i ƒ* I NATUURLYKE HISTORIE VAN HOLLAND. DERDE DEEL, DERDE STUK. \ Digitized by the Internet Archive in 2016 X ..JjL https://archive.org/details/natuurlykehistor33fran natuurlyke HISTORIE VAN HOLLAND. DOOR y. LE FRANCQ^^van berkhet. m. d. DERDE DEELS, DERDE STUK. MET NOODIGE AFBEELDINGEN. TE AMSTERDAM, By T N T E M A en T 1 E B O E L. MDCCLXXllI. •s i 'v "!'■ ^ v.r f - v ■'7 -r.t - '• t '-r; -i-»s 1 /-l-ri , r t:'"- >• y 'A 'V •■ ■ •>. »•■ 'r'i. A" .I.V.I # O »>■• \ ^ ' r O c 'X ,' ./ , .p . V' ’• ''^6: -i ’'V',S V , ^■••i S. i' ^ ,>»ü /o-vi u,.... i'.p 'f!..au riasaa -l /i • “^ .jü * I, ,• . , ./■ ^ ^4 A>-- .#■'^1* '• ''‘‘V " ■' .^’A ' •' ' *-A. V* ' ^ 'V4' V- o 0 '« ‘ : ^ ,'>%V • ' '1.'-. «i. 4. • ■<-*, i^i . it» . f * «■ ^}S, 'r.* .. ■ta ;r - 4 • .. ^ ' I VAN HOLLAND. 685 ZEVENDE HOOFDSTUK. Vervolg van het voorige Hoofdfliik; gaande wel byzonder over de Inwoonders der Over- maafche ^ Hooge Zuid-liollandfcJie en Tsfeloeverfche Landen 3 tot in en langs Delfland en Schielandy in deeze Agttiende Eeuwe. Met den aanvang der Agttiende Eeuwe , waarop ons eindelyk nog het oog flaat te vestigen 3 ontftond ’er , uit de ingevoerde Franfche Mode, onder onze Hollanders, die Geftalte en Kleeding , welke nog heden veelal Hand houd ; fchoon in een anderen fmaak , volgens den wispeltuurigen invloed der Mode. De Wambaizen , die, in en na den jaare 1672, in zeer weitfche , geftrik- te en gekwikte , Mantels , Ly ven en Broe- ken , verkeerd waren , kwamen allengskens in het vergeetboek. De lastige toeHel van Linten en Plooien verveelden den Hollan* der; en men ging wederom over tot eene .enger en geflootener manier van kleeden. Men liet de Mantels agterwegen , en droeg in derzelver plaats een Rok met Mouwen ; die over de Vest of het Kamizool , dat nog het eigentlyke Wambais, ’t welk over ’t Onder Lywaat floot, verbeeldde, aange- trokken wierd. Dit Bovenkleed, dat wy thans DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De Ge- flalte en Klee- ding der HOLLAN- DER EN ia dey^;^t- tiends Eeuw. 686 NATUURLYKE HISTORIE DE nor., thans gcmccnlylc ccn Rok hcctcn, noemde LAN o- men cliestyds veelal het Habyt ; in navol- ^ing van het Franfchc woord Habit; dat lic gemeene Man, naar den Hollandfchen tongval , verdraaide in Habyt. Het was in diervoegen gemaakt, dat de Voor-Panden, zoo als men nu fpreekt, recht vail boven tot onder op en over de kniën hingen ; en kon overlangs met een aantal van kleene knoopjes en knoopgaatjes toegeknoopt wor- den. Dit had mede plaats in de Agter-Pan- den , die van onder den Rug insgelyks open hingen ; en zoo ook op zyde van de Heu- pen af; dog hier waren ze door eenige hegt- fcls min of meer geflooten ; zynde dus in al- les na genoeg gelyk aan onze gewoone he- dendaagfehe Manskleeding. Het aanmer- kcl^'kPe onderfcheid beftond hier in , dat zy geweldige groote OpHagen op de Mou- wen droegen, en de Zakken of Beurzen, met dcrzelvcr Kleppen , tot laag onder aan de Voorpanden der Rokken plaatften. Daar benevens konden onze Voorvaders, in den aan vang deezer Eeuwe , nog zoo terftond niet geheel afflappen , van het draa- gen van Linten en Strikken , aan de Schou- ders, aan de Mouwen, en aan de Broeken. Men zag uit dien hoofde, in den jaare T720, nogal etlyke Jonkers, die allerleie gekoleurdc Linten ter wederzyde van de Schouders heten afhangen, en de Mouwen ' zonder opflagcn , kort boven den Elleboog zeer wyd^ met gekoleurde Franje bezet, droegen. Ook zwierden de Strikken aan Broek VAN HOLLAND. 657 Broek en Schoenen nog vry algemeen. Dan de Hoed wierd nu , in ftede van rond , met omgeboogen kleppen gedraagen ; van wel- ken al mede eenige Strikken of Pluimen afhingen. Men zie dit alles op Plaat V. Fig. 3, in de afbeelding van een Jonker van dien tyd , naar eene origineele Schilde- ry , vertoond. Het duurde egter niet lang, of de Strikken geraakten geheel weg; en de Mouwen verkreegen de gemelde groote op- flagen ; waarop allerleie foorten van knoo- pen Ponden. Deezen begon men toen zoo geweldig groot te draagen, dat ze als flui- ters aan den Rok hingen ; dog ze wierden eerlang al mede wederom verwisfeld voor Knoopen van een middelmaatiger vorm; die men op veelerleie manieren zeer kon- ftig wist te bewerken , en waarop zig vee- len, zints de nieuwe mode der Habyten, of Rokken, vlytig toeleiden. Ik heb ze- ker bejaard Heer gekend, die, om zig met eene byzonderheid op te houden , een Ka- binet van allerlei flag van ouder- en nieu- werwetfche Knoopen van de Kleederen onzer Natie verzameld had. Door deezen zoo zeldzaamen fmaak van Liefhebbery, die zekerlyk wat vreemd was , vertoonde hy ons eene menigte van knoopen, waar over men zig moest verwonderen , ter oor- zaake van de konst en kostbaarheid , die in een groot gedeelte van dezelven uitblonk. Men kon ’er wel byzonder genoegzaam uit nagaan, dat de Zilver- en Goud-gewerkte Knoopen , in ’t begin der Agttiende Eeu- III. DEEL. Xx we. DE HOL^ LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE KATi£. 688 NATUURLYKE HISTORIE we, by de vermogenden zoo gemeen wa- ren, als de tegenwoordige gegootcn Pins- bckken , Tinnen , Zilveren en Gouden over- gcblaazen , welken nu veelal by de Groe- ten gedraagen worden. De Burgerftand droeg ze egter gemeenlyk van eene effen llemmige koleur; en hun Habyt beftond over ’t geheel uit een zwaar kostbaar La- kensch Kleed , met groote Knoopen , en magtig breede ronde opflagen; draagende voorts een zwaaren ftyven driekant omge- krulden Kastoor-Hoed , mitsgaders Rolkous- fen , enz. , gelyk Plaat V. Fig, 4. in ’t ver- fchiet vertoont. Diestyds wierd het onder den Burger ook gemeen , om Japonnen of Nagtrokken aan te trekken, daar men te vooren niet van geweeten had ; en hier by droegen ze op hunne Hoofden , in hun Ja- ponsgewaad, veelal bonte gevoerde Mut- fen, die niet zelden van best Sabelbont, en dus zeer kostlyk waren. Zedert is het gebruik van Japonnen , die haar oorfprong en naam van de uit de Indiën overgevoerde Japanfche lange Rokken verfchuldigd zyn , zoo algemeen in de Steden geworden , dat men het hier en daar, als by voorbeeld by de Haarlemmer Stedelingen , wel als eene gewoone dragt moge aanmerken; dog by de Boerenlieden blyft eene Japon tot nog in eene algemeene veragting; egter begint dit Gewaad ook reeds onder hen min of meer in zwang te komen. Wyders floeg onze Adel, op Plaat V. Fig, 5 en 6 verbeeld, gemeenlyk om den mid- VAN HOLLAND. 689 middel een Sluier, welks einde verfierd was met Gouden en Zilveren Franje, die op de zyden afhing. Voorts gaven zy, met de verandering der gelleidheid van ’tFIabyt, aan de Degens ook eene andere plaats ; en men begon dezelven , even ais nu , in eene Porte Epée te draagen; zoo dat het Gevest, op de linker zyde, door de openingen der Panden van den Rok uitRake. Daar bene- vens ontRond ’er, omtrent dien eigenRen tyd , eene geheel nieuwe vertooning onder de wandelende menigte, door den toevoer van Indiaanfche Rottingen; welken als iets zeldzaams , en uit pragt , door oud en jong, tot WandelRokken gefchikt wierdcn. Dee- ze foort van WandelRokken was voorheen niet gebruikelyk; oude Lieden en gebrek- lyke Perfoonen bedienden zig alleen van Stokken, die veelal by wyze van Krukjes gemaakt wierden ; dat aanleiding gaf tot de uitdrukkingen van Stok-oude , en den ou- den Stok , als men iemands hoogen ouder- dom wilde aanduiden. Van daar zeide von* DEL, met betrekking tot den AmRerdam- fchen Schouwburg, De Byen Borten hier het eelBe dat zy leezen , Om d' ouden Stok te voên , en d’ouderlooze Weezcn. en zoo ook in een zyner Hekeldichten, flaande op het Rokje van den ouden bar- NEVELD , Na ’t rusten van dien Oudenjlok, Enz. Xx 2 . Zoo DE HOL- land- SCHE NATIE. DE TIOL- LAND- SCIIE NATIE. 690 NATUURLYKE HISTORIE Zoo was het draagen van Stokken of Krukken eert3^ds den ouden Lieden , ter onderfteuninge, byzonder. eigen ; maar in de Agttiende Eeuw wierd het, onder oud en jong, een algemeen gebruik, met een Stok of Rotting , als een gedeelte van den toenmaaligen opfchik, te wandelen. En elk verfierde deezc Wandclftokken naar zy- ne zinlykheid, met een grooten Yvooren, Ebbenhouten of Zilveren Knop , die fom- wylen zoo geweldig groot was, dat men ee- ne goede Vuist noodig had, om denzelven te omvatten : hoedanigen nog ten overvloe- de , by oude Familiën of Bestevaafs , te vin- den zyn; en nu ook wel eens voor Bed- ftokken gebruikt worden. Dan deeze zwaa- re Stokken zag men meest onder de Bur- gerlieden ; terwyl de Adel en de Jonkers meer werks maakten van lange , dunne , zoogenaamde Leedjes Rottingen ; waar me- de zy niet zoo zeer tenfteunfel, als wel tot eene foort van galante handeling, fpan- ccerden ; zoo als wy het op Plaat V. Fig. • 5, afgebeeld hebben. Men ziet uit deeze Afbeelding te gelyk, hoe de wyde Broe- ken mede in eene enger plooi geraakt wa- ren; en dat dus ook hier omtrent eene gantsch andere Mode Rand gegreepen had; die nog heden, by de nu ouderwetfche Hollanders van onze Eeuw, in gebruik is. Men had naamlyk , in vroeger dagen , zeer lange Kousfen; die, even boven de kniën, door een Kousfeband vastgemaakt zynde, voorts met de groote bovenllip om de Bee- nen VAN HOLLAND. 6^i nen nederlloegen ; en dus, met een rui- men zwier van Linten, over de kuiten hingen. Maar nu verzon men ’t an- ders. Men liet de Linten weg , en maakte de Broekpijpen zoo lang, dat ze, met de omgeflaagen einden der Kousfen, over de Kuiten heen hingen: men rolde ze dan te famen op , tot dat ze boven de kniën, in de rondte, als een Wrong, in- eengerold zaten ; dog zoo dat de Kous eg- ter boven bleeve. Deeze toeflel , (zynde den naam van Hoozen reeds verfleeten ,) verkreeg den naam van Rolkousfen; die in onze dagen nog by eenige oude eerwaardi- ge Burgers gedraagen worden. Dan dies- tyd^ behoorden zy mede tot den opfehik van den Adel; en deeze Helde, om ook hier in uit te munten , eene byzondere pragt in derzelvcr koleuren , en verdere fieraaden. Het rood en vleeschkoleurige was de doorgaande verw; en men had bo- venal veel op met de Klinken , die met al- lerleie Bloemwerk tot digt aan de kniën op- reezen; ook droegen ze deGrooten wel met Goud en Zilver geborduurd. Hier benevens waren toen by uitfeek gemeen de Schoenen met breede Neuzen, breede Kappen, en hooge roodleere Hielen. Onze Plaat V, Fig, 5, brengt ’er ons een voorbeeld van’ onder ’t oog; en men kan foortgelyke Af- beeldingen , ten bewijze der algemeenheid i^an die dragt onder onze Landzaaten, veel- vuldig aantreiTen , in de Spotprinten, die tot den berugten Aftiehandel van deeze Xx 3 Eeuw DE HOL- LAND- SCHE KATiE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE, Zie BI. 597‘ 692 NATUURLYKE HISTORIE Eeuw bctrckkelyk zyn ; mitsgaders in een ' aantal van Tafereelen en Afbeeldingen van toen en nog in wcczen zynde Hollan- ders. Gelyk nu dus genoegzaam de gcheele vroegere Kleeding 5 in Rok, Broek, Kous- fen en Schoenen , hervormd was ; even zoo gong het ook met het oude Hoofdflelfel , dat het Aangezigt eene deftige fierheid en eerwaardigheid byzette. De Paruiken kree- gen de overhand; de natuurlyke Hairlok wierd by de aanzienlyken als veragtelyk be- fchouwd; en de door konst nagebootfte Lokken zwierden , tot overlaadens toe , op de Schouders. V^oorheen was eene korte Paruik, met weinig zwiers, genoeg, om een deftigen Kaalkop , of een zwak Hers- fengelfel , tegens de kvoude , en den invloed der Lugt, of de nadeelige gevolgen eener al te fyne uitwaasfeminge van den Hoofd- fchedel te befchermen : maar nu bedompte men het Hoofd met dikke Paruiken dermaa- te, dat men ’t ’er op toe fcheene te leggen , om de natuurlyke uitdampingen te helpen verdikken , door een overzwaaren last van vreemde Lokken. Deeze Mode wierd wel dra zoo algemeen , dat niet alleen de Adel , maar ook de Burgerfland daar mede pronk- te: en dit is in ’t vervolg van tyd zoo ver gegaan , dat wy heden , indien wy ’er ons mede wilden ophouden, geen einde zouden vinden, aan de ontcllyke , zooEngelfche als Franfche, benaamingen van allerlcic foor- ten van Paruiken en Hoofdfieraadcn : waar on- VAN HOLLAND. 693 önder , (wie zou ’t voorheen verwagt heb- ben ?) ook Paruiken van Yzerdraad , en ge- breid Wollen Garen te vinden zyn. Dog laat ons hier van afzien; op dat wy, met het doorfniiffelen der Paruikwinkelen , niet beneveld worden , door den reuk der Po- made , en het üof van den dartelen Poeier- kwast. Alleenlj^k ftaat ons, met betrek- kinge tot dit onderwerp, nog kortlyk te melden, hoe zy, die het RaadsheerJyke en Burgemeesterlyke gezag onder de Hollan- ders bekleeden , hier en daar in den Raad verfchynen, metopzetlyke daartoe vervaar- digde groote gekrulde Paruiken ; welker Lok- ken zig gantsch defdg,ter v/ederzyde, over de Borst vlyen : het welk hun , nu de eigen ' Hairlok tog veelal min geagt is , geen klee- ne flaatlykheid en ontzag voor ’t oog der Gemeente byzet. Ook ziet men meermaalen ’s Lands getabbaarde Advocaaten, in den Haag , dus deftig in de Pleitzaalen verfchynen; en bj7zonder in Ainfterdam en e enige ande- re Steden, daar de Agtbaare Regeering, fchoon zulks in fommige Steden geen plaats . hebbc, die ftaatlykbeid, niet oneigen, in eere poogt te houden. Men zie, ten voor- beelde hier van , de Afbeeldingen der Bur- gemeesteren van Amfterdam, van byn- KERSHOÉK en anderen. Voor ’t overige kan men ook de Hollandfche Geestlykheid, dit ftaatlyke eenigermaate navolgende , veel- al onderkennen aan het fatfoen haarcr Pa- ruiken, gelyk de lieden van den Biirger- ftand aan hunne zoogenaamde gefneeden ÖE HOL- L^ND^ SCHE NATIE. 694 NATÜURLYKE HISTORIE DE HOL- Paruiken; dog wat de Heeren Doftoren LAND^ betreft 5 deezen volgen gemeenlyk den ge- w vriE woonen zwier en de veranderlyke Mode. Ondercusfehen heeft het draagen van Pa- ruiken, hoe algemeen het ook geworden zy , egter geen Rand gegreepen by het gros der Natie, ten platten Lande; ook vind men ’t in Noord-holland, daar ’t egter nog Reeds toeneemt , minder dan in Zuid-hol- land. Men draagt ’er nog al vry algemeen het eigen Plair, en bedient zig llegts by nood van eene Paruik ; in hoedanige geval- len de Paruiken in Noord-holland, by de Overvriezen, en op de Eilanden, al van oudsher gedraagen zullen weezen; door- dien zy zig, van Schaapen- en Lammeren- vagten , eene foort van Paruiken of Bonte Mutfen wisten te bereiden; die nu nog on- der de Visfehers in gebruik zyn. Meer algemeen , mag men zeggen , is de dragt van opgetoomde Hoeden, die ook eerst in deeze Agttiende Eeuw is doorge- drongen. Wy hebben in ’t voorgaande BI. 499, reeds gezien, hoe eerst de Capproenkens , en verv. ciaar na de vilte, witte of graauwe Hoe- den, onder onze Natie, ingevoerd zyn; en tevens , hoe ze , nu vlak nederhangen- de, dan eenigzins omgeflaagen, en met PhatlY. Pluimen of Roozen verfierd waren ; dog na Fig,i dit alles verkreegen zy, in deeze Eeuw, cn 4- eene gantsch andere gedaante. Men maak- te ze nu, in Rede van vlak rond , driekant rond, met Ryve randen; die, op zig zel- ven los Raande, Revig driekant omkrulden. Om VAN HOLLAND. 695 Om dit flevige flaan der randen te wegen te brengen , was de beste ftof , in eene aan- merkelyke hoeveelheid, by iiitftek noodig ; het weik deeze Hoeden , die men fyne lly- ve Castooren heette , tot . een hoogen piys bragt. Zulk eene foort van Hoeden word nog heden meerendeels door onze Holland- fche Predikanten , en fommige Kerkendie- naaren, gedraagen, als een Hoofdtooifel , dat hun by uitflek eigen is. Hier door zyn hunne Eerwaarden , buiten Mantel en Bef, gemeenlj^k viy wel te onderfcheiden ; en zulks zou nog verder gaan , zoo niet eeni- ge Schoolmeesters , Catechizeermeesters en anderen, die zig niet zelden het gezag der Eerwaardige Leeraaren fchynen aan te ma- tigen , ook in dit uiterlj^ke hen navolgden. Buitengemeen vernuftig befchreef de be- roemde GELLERT, iii ’t Hoogduitsch, dee- ze verandering der Hoeden ; dat door een kundig Dichter in onze Hollandfche Taaie zeer wel overgebragt is. Wy zullen ’er, ter uitfpanninge , (zynde het te lang om hier te plaatfen,) eenige der aartigfte en op onze Hof welvoegende regels uit over- neemen. De Hoeden van den ouden trant befchryvende , laat zig de Dichter , by voor* beeld , aldus hooren : Hy, zeg ik, die den Hoed bedacht, Tot eer van ’t Mannelyk gedacht ; Droeg hem onöpgetocmt, gezegt onopgeOaagen. De rand rondsom hing neêrwaard af, Xx 5’ En DE MOL. LAND- SCHE NATIE,. Zie onze FlaatiV. Pig. i. DE irOL- LANI>- SCHE liATlE. Zie on^e Inlaat V. Fig. 4. 696 NATUURLYKE HISTORIE En echter wist hy hem te draegen , Dat hem die ronde hoed een deftig aenzien gaf. Wanneer die man nu kwam te fterven Liet hy dien Hoed zyn’ Zoon béerven. Na dit berigt, dat volftrekt toepasfetyk is op het geen wy gezegd hebben van onze oude HoIIandfche Hoeden , ’ geeft hy ons de volgende geestige befchryving van den zoo even gemelden omgekrulden Hoed. Deeze Erfgenaam bevond dien vaderlyben hoed Recht ongemaklyk om hem aan te grypen : Wat nu gedaen? hy gaet zyn zinnen flypen; Zyn overleg is kort en goed. Te weeten : om het hoofd veel beeter op te hullen. Twee Breede Kleppen om te krullen.* Daer wandelt hy en pronkt voor iedereen ; En ’t volk hem ziende roept , die hoed Raet onge- meen. Die HOED nu opgefmukt met twee gekruide randen Kwam, na zyn dood, in andre handen. Het was een Wyshoofd dien hy viel te beurt.- Wat by den voorzaet v/as voor goed gekeurt. Stond dees niet aen ;hy moest hem anders dragen. De derde klep was necrgeflaegen. Krul om die Lap! riep dit doorluchtige verBand: Zoo als hy fprak, volbragthy zulks met eigen hand. jMaer was ’er een gejuich , het was in deeze dagen; ’t Geluid weergalmde aan allen kant: 6 Deez verhoogt het vaderland , En zy geprezen dalle tyden, Mits hy de kroon'ver boven andren fpant. Die VAN HOLLAND, 697 Die Hoed aldus gekruld met kleppen aan drie zyden. Beërfde een ander na dien Held zyn overlyden. Enz. Op deeze wyze wierden de Hoeden , aan drie zyden omgekruld 5 toen zeer algemeen ; dan de pragt der Grooten , die ileeds zoe- ken uit te munten , verzon weldra , om ze met Zilveren en Gouden Knoopen , Boord- zels, en Galonnen te bezetten; dit viel zeer' wel in- den fmaak van den Adel , dog nimmer zoo fterk , als in ’t midden deezer Eeuwe; toen men, om van veele andere byzonderheden niet te fpreeken , oordeel- de dat De Hoed moest driekant zyn , met fnoeren opgehoiu den , Aan d’eene zyde een knoop ; ó dat was ongemeen En hecrlyk uitgevonden. Zints dien tyd, tot nu toe, heeft men altoos de Hoeden, zoo als jnen tegenwoor- dig fpreekt , opgetoomd gedraagen ; en ’t voornaamfle onderfcheid, dat hier omtrent plaats gehad heeft , is , dat ze nu eens bree- der , dan eens fmaller van rand gemaakt wierden. Ondertusfchen was evenwel de tooi der breede randen , omboord met zeer breede Zilveren en Gouden Galonnen , en vooral met groote fchitterende witte Plui- men , de eigentlyke uitmuntende pragt van den Adel en der Hollandfche Grooten, tot omtrent het midden deezer Eeuwe : ook is ^ zulks nog heden, hoewel in een anderen fmaak, DE HOL- LAND- SCHE NATIE, Zie Plaat V, fig- 5- DE HOL‘ LAND- SCHE KATJE. 598 NATUURLYKE HISTORIE fmaak, viy algemeen onder onze Vader- landfche Jonkers. zullen ons, om niet noodloos uit te weiden , niet verder verle- digen tot het nagaan van de modifche ver- anderingen der Hoeden; maar alleenlyk nog aanmerken, dat men heden, volgens het gewoone lot der Mode,allengskens we- der overhelt, tot de oude dragt onzer vroe- ger Voorvaderen , door de Hoeden te ver- kleenen. Men begint thans fmaak te kry- gen in die aartige Engelfche Hoedjesjwel- ken' zekerh'k niet ongevallig ftaan op de kruin van een kleenen bollen krullebol ; dat eenigermaace den weg baant, om mogelyk binnen kort onze Hollanders weder in hun- ne ouder wetfche, witte, zwarte en blaau- we Capproenkens te zien wandelen. En inderdaad de Engelfche Natie, die veelal meer op het natuurlyke, dan het opge- fmukte der Mode valt, heeft de over ’t ge- heel ongedwongcner kleeding der Kinde- ren, myns bedunkens, niet onaartig uitge- dagt. Ik voor my althans kan de heden- daagfehe lugtige kleeding der Kinderen on- zer vermogende lieden , met eene foorc van genocgelykheid , befchouwen; dewyl de lieve lachjes onagtzaamer voortkomen , en de vryc Ledemaatjes weeliger dartelen , dan in eene Ryve kleeding, die de tedere Wich- ten als houten Poppen belemmert, en hun- ne Lichaamen niet zelden misvormt. Wy zouden hier nog meer byzonderhe- den van de Manskleeding en de geftalte der Holianderen 3 in den dosch van deezen tyd, te VAN HOLLAND. 6^99 te berde kunnen brengen ; dan wy oordee- len het gezegde genoeg te 'zyn , en het ove- ringe niet tot onze taak te behooren. Wy- ders willen wy hier ook in geenen deele treeden, in eene * berispende befchouwing van de verfchillende Modes; die zeer veel van ’s Menfchen zinlykheid en b3^komende toevallige omilandigheden afhangen. De Mode tog,en derzelver verandering, is \^an alle eeuwen af eigen aan de Menschlyke geneigdheden en derzelver verandering, die uit veelvuldige oorzaaken ontflaan ; vooral by dezulken , die aan de Hoven en in de Koop- fteden , door den ommegang met Uitheem- fchen, dagel^^ks gelegenheid kr^^gen om ee- nige nieuwe fnuf op te doen. Maar op het Land en by het minst vermengde gedeelte der Natie heerscht ’er ondertusfchen fteeds een zekere Volkseigen fmaak, waar van we ver- volgens nader hoopen te fpreeken. Wy zuilen derhalven den oorfprong der nog grootlyks in zwang z}mde Manskleeding van onzen Adel , op Plaat V verbeeld, en voorts befchree- ven, hier mede daar laaten; wenfchende verder, dat men de Hollanders, vooral onze aanzienlyke Lieden , niet in eene laf- fe verwyfde, maar in eene Manlyke pragt, overeenkomllig met hun gezag en vermo- gen, den Hollandfchen Mannen van ouds eigen, naar de lesfen van WESTERBAAN,ge- Itadig gedoscht moge zien. Hoor onzen Hooffchen Vaderlander zelven: DE HOL- LAND- SCFiS NATIE. Hebt DE HOL LAND- SCHE NATIE. 700 NATUURLYKE HISTORIE Hebt geen behaegen in u hayr te doen eoeffeeren, Gebruickt geen priemen om uw locken te frifeeren , Dat is te vrouwelyk: fraei wefen fonder toy, Dat voegt de mannen wel , en is haer beste moy. De dappre Thefeus dee nooit tang of yzcr hecten ; Een konings-kind noghtans had hem met min be- feeten. De fchoone Phedra heeft Hippolytus bemint, Al had hy in zyn hair noeh krul , noch krol , noch lint : Hebt zin in nettigheid : draegt Ibrge dat uw klee- ren Wel pasfen aan het lyf ; veegt pluizen af en veeren ; Doet pleck en vlecken uit; uw fchoezy niet te flop; Uw tong zy rein en glad, geen gal of hym daar op. Houd hand* en tanden fchoon ; laet u geen brodder icheeren , Een ongeleerde hand kan hair en baert onteeren. Houd uwe nagels kort en zuiver, dat het vuil Niet tusfehen haer aen ’t eynd van uwe ving’ren fchuil. Let op uw neus : men zie geen hairtjes in de gaeten ^ Uw aesfem zy als van vioolen en Muskaeten, Geen flank kom uit uw mond nog oxelen van daen. Tot meerder nettigheid wil ik geen mannen raen. Het is voor haer genoeg de middelmaet te houwen , Al wat daer boven gaet zy voor de jonge vrouwen. Die wulps en weelig zyn ; en laet de meisjes toe Dat ieder haer profyt met zich te deren doe. Deeze vryheid van opfiering der Vrou- wen boven de Mannen , door alle verftan- digen gegeeven 5 is eene vergunning , waar van de fchoone Sexe gemeenlyk alomme , naai' VAN HOLLAND. 701 mar’s Lands wyze , zeer wel gebruik maakt. En dit heeft ook, gelyk wy terftond zuilen zien , overvloedig plaats gehad , onder on- ze Hollandfche Vrouwen deezer Agttiende Eeuwe; welker Tooi ons nu, na het af- fchetfen der Mans Kleedinge, nog flaat te befchouwen. Laat ons derhalven eene Hol- landfche Dame ten Schouwburge van onze Vrouwlyke Tooi geleiden, en haaren op- fchik gadeflaan. Maar welk eene verfchei- denheid van fieraaden vertoont zig hier ter- ftond voor ons gezigt! ’Er is bykans een oneindig getal van verfchillende Hulfels, en Kleederen , die , zints het begin der Agt- tiende Eeuwe, onder de Hollandfche Vrou- wen in zwang gekomen zyn , ^ zoo dat ik met gemelden westerbaen moete zeggen , Eer telde ick al de blaen , die op de boomen groe- jen. Eer al de byen, als de bocckweit is aan ’t bloeijen, Als de verfcheidenheid van ’t Vrouwelyk getoy., Daer ’s niet een dag, of zy bedenken eenig moy. ’t Gong dus in zyne dagen , even als het nu nog gaat; en de natuurlyke geneigdheid der Vrouwen tot den opfchik , die haar be- valligheid byzet, als ’t met oordeel ge- fchied, was, zoo hier als elders, ook in deezen tyd beftendig werkzaam. Met de omwenteling der Manlyke Tooi , ging ook die van den Vrouwlyken opfchik gepaard: ’t zy dat dezelve daar naar gerigt wierd , of liever (want dit Ls deezer Eeuw al vry wat ei- DE HOL- LAND- SE HE NATIE. DE HOL. LAND- SCHE ^^ATIE. Zie jBJ. óoo. 702 NATUURLYKE HISTORIE eigen,) dat de Mannen de Tooi der Vrou- wen nabootften. Dog wac hier van ook weezen moge, dit althans is zeker, dat de Strikken , de gevlogten Hairlokken , de Tuiten, de gladde Kappen, en de Schee- len, onder de Hooffehe Dames en de Vrou- wen der Kooplieden , plaats maakten voor de ontzachlyke Fontanjes, Kuifmutfen, Papillons, en ik weet niet al hoedanige ver- anderingen van Hoofdfieraaden ; met wel- ke byzondere meldinge wy ons niet zullen ophouden. Ja, indien wy onze zinlykheid volgden., lieten wy dit onderwerp geheel onaangeroerd; dan ons beftek eischt, dat wy ,’er agt op geeven, uit hoofde van de aanmerkelyke veranderingen in deezeEeuw ontftaan ; te meer , daar de wyze van op- fchik der Vrouwen in de Steden misfehien wel wat verzwakking in den aart der Hol- landeren heeft te wegen gebragt. Tot een voorbeeld dan van dit Vrouwlj^- ke Tooifcl , om ’er eenig berigt van te gee- ven , zullen wy het oog flaan op de Hol- landfche Dame , die ons op Plaat V. Fig, 6 , voorkomt , met eene Fontanje op ’t Hoofd , zoo als men zig oppronkte , om- trent het jaar 1720. Deeze Mode was niet minder een uitwerkfel van het dartele Fran- fche Hof, en der Koninglyke Minnaresfe, Madame fontange, als de voorige van Madame de maintenon. Zoo veel ver- mogthet denkbeeld van zig bevallig te maa- ken , op het hart onzer Vrouwen , dat zy de Hollandfche natuurlyke fchoonheid meen- VAN HOLLAND, 703 meenden te verfraaien , door het navolgen van den opfchik eener geblankette Koning- lyke Maitresfe. En meermaals zag men in ons Vaderland dien invloed der uitheem- fche Tooi, fchoon derzelver navolgfters , als Martelaaresfen van de Franfche Mode , het flagtolfer van de fpotterny der deftige Vaderlandfche Vrouwen wierden ; gelyk dit plaats had omtrent de Fontanjes. Dit Hulfel nu, om nader ter zaake te treeden , beftond uit eene zeer hooge met yzerdraa- den opgezette Kuif; die, uit verfcheiden geplooide kostbaare rijen van kant, de ee- ne hooger dan de andere recht opwaards, zoo verre boven ’t Voorhoofd uitllak, dat zy de hoogte van eene halve tot drie vier- de Elle bereikte. Deeze Kuiven ftonden op ’t Hoofd der Dames van eene middel- baare geftalte, en met een kleen aange- zigt, niet minder ongevallig, dan denzul- ken in onze dagen de thans eislyk hooge opgekrulde Lokken en Hairen doen : zelfs was ’t nog ruim .zoo mismaakend ; dewyl de Hairlok , welken zwier men ook volgen wil, altoos eenig natuurlyk fchoon bezit. Aan de zyde van zulk een Fontanje-Kuif hingen , langs de Schouders , twee met . Kant bezette flippen , die naderhand , gelyk ook heden , dog veelal opgefpeld , gedraa- gen zyn geworden ; en dit Hoofdhulfel noemt men van daar eene Kuif met flippen. Voorts gongen de Hooffche Dames veel- tyds met een halfontblooten Boezem , zyn- de dezelve alleenlyk ten deele bedekt doof UI. DEEL. Y y eene DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL LAND- SCHE NATIE. 704 NATUURLYKE HISTORIE eenc fyne Kant, die, langs den Boord van den Tabbaard, uit den Kroplap, of het Neerftik, uitftak. Voorts was de Japon of Tabbaard, dien men ook wel, a la Reine , met een langen fleep maakte, al omtrent gelyk nu weder de Mode is. De Rokken en Tabeljés waren vooral dik met gepofte Lin- ten bezet, en om de Middel droeg men veelal een Gouden of Zilveren Ceintuur, met een Gouden of Zilveren Gesp ; dat ook nogbyouderwetfche Vrouwen in gebruik is. De Lubmouwen wierden een , twee a drie hoog gefchikt , en bedekten de Armen zeer lang en flodderig; en voor ’t overige was -alles, uitgenomen de hooge Fontanje, en eenige verandering in ’t Keurslyf, na ge- noeg gelyk aan onze tegenwoordige Vrouw- lykedragt, naar uitwyzen der genoemde Afbeeldinge. Op deeze wyze was het dat de Hooffche Dames zig in die dagen opfchikten ; dog deeze dragt ging by de Vrouwen van den Burgerflaat en der deftig^^oplieden niet door. Ook bezweek de uitvinding van Madame fontange , in de Agttiende Eeuw , al zo ras, als die van Madame de main- TENON , in de voorige. Dan dit bleef ’er egter van over, dat de Kuifmutfen, hoe- wel die hooge optuiting verminderde, al-' gemeen wierden; min of meer in zodani- gen fmaak als ze nu nog by Burgervrouwen gedraagen worden; fchoon ze zints dien tyd op veelerleie wyzen opgemaakt zyn, onder de naamcn van Papillons^ Toiletjes ^ Bok^ VAN HOLLAND. 705 Bokkebaardjes ^Ca7'olyntjes ^ Princesjes ^ Hem- huttertjesy enz., met een oneindig getal van verplooijingen. Dan onze Boeren- vrouwen, en de ftaatige Noord-hollanders, hielden en houden ’t nog meerendeeJs met de Vaderlandfche Kappen, Tuiten en Hoofdfcheelen. De overige Burgerkleeding bleef nog al deftig. Een kostbaare Zyde- of Stoffe-Tabbaard was de pragt van wel- gezeeten Burgerlieden. Een fraaie Rok van Chits , Zyde of Damast, met een zindelyk net lang Jak , fynen Neusdoek , een Waaier , en een Sabel-Bont of Zyden Pluis om den Hals, maakte de Tooi van den middelmaa- tigen BurgerRand; en dit was zeer alge- meen onder de zulken. Men droeg ook veelal een fyn Neteldoeks, of een kort zwart zyden Schortje, met Kant bezet; dat men een Evatje noemde : welke Schor- tjes thans weder, onder den naam van Ta- heljés y by de Dames gemeen worden. Wy- ders is ’er in deeze Eeuw geen grootcr ver- andering , in de weezenlyke klecding onzer Hollandfche Vrouwen, by die der voorige Eeuwe ontftaan , dan in de dragt der Hoe- pelrokken: die men nog onlangs tot zulk eene geweldige breedte heeft zien draagen , ‘ dat de Hoepels breeder waren dan de ge- heele Perfoon lang was. Dog deeze Mode was kort van duur. Men begon de Hoe- pels wel dra weder in te krimpen ; en maakt dezelven thans beter gefchikt naar de talie des lichaams; zoo dat ze zig nu niet onaar- tig aan een goed geftel vlyen. By deGroo- Y y 2 ten DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie Plaat Pig- 4. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie PlaatiV. t'ig. 5. 706 NATUURLYI^E HISTORIE ten worden ze in deezen tyd weinig gedraa- gen 5 dan by flaatlyke omftandigheden , en op plegtige Feesten.' Maar of de ouder- wetfche Wrongen niet wel weder in de Mode komen, is my bedenkelyk; nade- maal de geftalte onzer JiifFerfchap geheel en al begint te zweemen, naar die der vroegere dagen van de voorige Eeuw. Meerder verandering heerscht ’er in de Overkleeding der Mannen en Vrouwen. De korte Manteltjes, die de kleederen der Ouden 5 zedert twee Eeuwen, dekten, en bykans onaffcheidelyk door dezelve gedraa- gen wierden , zyn thans veranderd in lan- ge ruime Jasfen , Surtouten of Overallen , Waldekkers, Ruitersmantels , Sluitrokken, Engelfche Rokken , Schansloopers , en wat dies meer zy. By de Vrouwen zyn de Huiken en zogenaamde Halsneusdoeken meeren- deels verwisfeld voor Falies, Kapotten, Kapotmantels ,Cochlechons , Mantillés , enz. Bovenal zyn de Schoudermantels zoo zeer in zwang gekomen, dat ze door Ryken en Armen gemeen gedraagen worden : en men vind ze zelfs wat al te veel, by de Vrou- wen der Arbeiders, die ’er zoodanig aan gewennen , dat zy log , loom en traag wor- den , en zig zelven , door te veel broedens , aan ongezonde gevolgen bloot ftellen. Dit heeft by uitftck plaats onder die flordige Kallooien, welken geheele dagen met eene Stoof of een Lollepot onder de Mantel zit- ten te luieren; zoo dat ze naauwlyks zon- der Mantel en Stoof uitgaan , of op de ftraat VAN HOLLAND. 707 komen; waar voor eene deftige Burgeres en naarllige Huismoeder zig egter wagt; die ’er geen gebruik van maakt, dan by noodige omftandigheden. Ten aanzien van deeze Schoudermantels, welken onze Na- tie bykans byzonder eigen zyn , is ’t verder zeer aanmerkelyk, dat men den rang onzer Holland fche Vrouwen al vry na aan dezel« ven kan onderfcheiden. Het zal , by voor- beeld gemeenlyk doorgaan , dat eene Vrouw , die een Zyden of Satynen langen Mantel draagt, van den ryken Koopmans- land is; en dat zodanig eene, die eene fy- nen Lakenfen om heeft, tot den deftigen middelmaatigen, of ook zeer gegoeden Burgerftand behoort. Een Chitze Mantel is veelal eigen aan welgezeeten Boeren- vrouwen ; en een Katoenen of dergelyken draagen gewoonlyk de Vrouwen van den gemeenen Burgerltand , of reizende Bui- tenlieden : en als men eene Vrouw ont- moet, die een bruinen Sergien Mantel, lang en ruim gemaakt, over ’t lyf heeft hangen , mag men al vry gegrond gisfen , dat het een Zee- , Visch- of Bouw-Boerin is ; waarby men voorts aan de reinheid , netheid , of morsfigheid , den vogel , zoo men zegt, wel dra aan de veeren kent. By dit alles mag men , onder de opmerkelyke veranderingen der kleedinge in deeze Eeuw , nog wel tellen de Winterdragt van Hand- molfen, die mede in de'plaats van gevoer- de Handfchoenen gekomen zyn; welken men , nu zeer groot , dan weder zeer kleen , Yy 3 ge- DE HOL. LANO- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SC HE NATIE. 708 NATUURLYKE HISTORIE . gemeen heeft zien worden , en nog te over- bekend Z3ni, om ’er meer van te zeggen. De Handfehoenen zyn van ouder datum; dog , om dit in ’t voorbijgaan nog te mel- den, men heeft ze, in ’t begin deezer Eeu- we , zoo groot van Kappen gedraagen , dat ’er de geheele Onderarm als in konde, ge- lyk op Plaat V. Fig. 5 , te zien is. Op bet gewag maaken van alle deeze byzonderheden , kunnen wy niet wel voor- by aan te merken, dat de hedendaagfche pragt onzer Hollanderen zig zeer duidelyk onderfebeid, van die onzer Natie in de voorige Eeuw. Men was diestyds , vooral by dezulken, die ’t vergelden konden , niet minder pragtig dan tegenwoordig; maar hunne pragt was over ’t geheel van wee- zenli^ker waarde dan de onze ; nadien de hedendaagfche gemeenlyk meer in een uit- wendigen zwier, dan eenc inwendige kost- baarheid beftaat. Oudtyds, en zelfs nog in ’t begin deezer Eeuwe , droeg men zwaar Hollandsch Leidsch Laken , digte fynge- werkte Inlandfche Greinen en Haarlemfche Zyden Stoffen , die , om ’t fpreekwoord te behouden, zoo vast als eene plank gewerkt waren. Dit maakte hunne Kleeding wel kostlyk, maar ook tevens duurzaam. Ik ken nog Lieden , die Lakenfche Kleederen draagen , welken , viermaal naar de Mode veranderd z^mde, nog vast en fterk zyn. Een Kleed van een Betgroot vader, in ’t laatftc der voorige Eeuwe gemaakt, is dus nog heden te gebruiken. De Kanten, wel- ker VAN HOLLAND. 709 ker kiinftige bewerking aan Braband fchynt te behooren, droeg men ongemeen keurig en kostbaar; het Linnen was alleszins fyn ; en onze Voorv- aders hadden hier mede zoo veel op 5 dat eene Kas met ouder wetsch Linnen, thans nog, boven het hedendaag- fche gelhhat worde. De Saaien, Carfaaien, en de gewerkte Greinen, de Legatuure Stoffen, de Fltiweelen , Trypen, Franjes, Pasfementen en Knoopen , waren alle In- iandfche deugdlyke Stoffaadjen der Kleede- ren. Men vergelyke dit eens by onze te- genwoordige Kleeding. Nu ziet men , tot een waarlyk grievende fmert der welmee- nenden van ’t Vaderland, onze Natie veel- al gekleed in Uitheemfche dunné Lakens, Fluweelen ,Trypen , Saaien en Greinen ; met dunne vodden van Engel fche Zyden, van brooze Glasfees , van Armozynen en dergel}"- ken; ja dat meer is, met overgev^erwde Katoenen , die op de minfte Regenbui als Vaatdoeken hangen, en hunne koleur en zwier verliezen. Ook bedient men zig, fchoon wy uit onze eigenOost-lndifche Maat- fchappy een overvloed van welgewerkte Oost-Indifche Stoffen , gebloemde Chitzen , en Katoenen kunnen bekomen , van vreem- den grooven fchyp. Dit doet veele Bur- gers van onze voornaame Steden zugten om arbeid en brood; van zulke Steden, die den grondfiag der Vryheid, der Wel- vaart, en des Koophandels in het cement van ’t bloed haarer Burgeren gemetzeld hebben , in welks heilzaarne gevolgen wy Yy 4 nu DE HOL- LAND- SCHE NATIE. I 710 NATUURLYKE HISTORIE DK HOL- nu nog, na een v^erloop van reeds twee LAND- Eeuwen , mogen deelen. De Burgers zul- NATiE. Steden , als daar zyn Haarlem en Lei- den , beroemde Steden , vermaard door ge- heel Europa, zwoegen thans onder het juk van dartele uitheemfche prullen en vodden. Ach! dat men, by ’t herdenken en ’t vie- ren van ’t tweede Eeuwgetyde onzer Vry- heid, haarer trouwe ook in dit opzicht in- , dachtig wierd! Dat eenmaal de geliefde Vorst, de Achtbaare Vaders onzes Vader- lands, de vermogende Kooplieden, en de getrouwe Burgers onder onze Natie, hart en ziel vereenigden , om by deeze vreug- deryke nagedagtenis van ’s Lands Verlos- fmg uit de Spaanfche overheeiTching , de neergeflaagen en zugtende Arbeiders te verkwikken en te verheugen , door ’t be- vorderen van onze Inlandfche Fabrieken; en dus een weezenlyk gedenkteken van derzelver herflelling voor den Nazaat op te rigtenl Hoe zou Flaarlem dan welriekende Bloemkransfen vlegten! Leiden geleerde Dankliederen zingen ! Ja , hoe zou Holland zig dan verblyden in de welvaart dier recht Vaderlandfche Steden! Dit moest ’er uit, / Leczer ; aan my , een getrouwen Leidenaar, is dit ligt te vergeeven. — Slaan wy , buiten het bovengemelde, verder het oog nog cens op de kostlyke Gouden en Zilveren veiTierfels der Vrouwen v^an vroegere da- gen, in derzelver Paaiden, Diamanten, en kleinoodien; tot welk een weezenlyke waarde klommen niet derzelver zwaare en oog. VAN HOLLAND. 711 oogftreelende Paarlfnoeren, Tafelringen, Oorbaggen en Goude Ketenen? Tot welk eene laagte daalen dan onze tegenwoordige pragtige verfieringen , als men dezelven hier mede vergelykt ; daar ze veelal uit val- fche Paarlen, Glazen Nabootfels, Water- kristal , ja fmeltbaare Marcasfiten beflaan ? Dit alles verleent ons gewis een ontegen- zeggelj-k bewys der waarheid van ons ge- zegde, dat de hedendaag fche pragt meer een uitwendigen zwier, dan eene inwendi- ge kostbaarheid • heeft. Ondertusfchen willen wy ons , uit hoof- de deczer aanmerkinge , niet aangezien heb* ben , als iemand die de Natie daarom met ccn oog van verachting befchouwt, of met eene fcherpe penne van berisping fchryft. Wy betuigen ongeveinsd, in dit alles al- leen gedreeven te worden, door een op- recht oogmerk, om onze Hollanders onder ’t oog te brengen , het oude beftendige eg- te kenmerk der Natie; om naamlyk , in al haar doen, zulk eene weezenlyke waarde aan alle haare verrigtingen , zelfs tot in den opfehik, tegeeven, dat zy uitwendig niets vertoonen dan ’t geen inderdaad plaats heeft. Voor ’t overige is ’t verre van ons, dat wy , in ’t Iluk der Mode en der uitwen- dige Gedaante onzer Natie, uit eeneftren- ge naauwgezetheid , geen JufFerl^^ke Tooi, noch Manlyk fieraad, of eenige Modifche veranderingen, in den opfehik der Kleede- ren 5 zouden toeftaan. Dit was deWaereld, dit was de natuur der Menfchen aan eene Yy 5 be- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL. LAND- SCHE NATIE. 712 NATUURLYKE HISTORIE behendigheid te willen onderwerpen, die in de natuur der zaake onmogelyk is : het behendige tog is alleen eigen aan de onbe- hendigheid zelve, en de Mode, die zig zelve nooit lang gclykt, herfc altoos, ter plaatfe daar ze gebooren word. Het Menschdoin in deeze en foortgel^^ke zaa- ken naauw te willen beperken, is een vrugt- loozen arbeid te onderneemen : de gehreng- he Zedemeesters , van alle Eeuwen af, hebben dit te vergeefsch gezogt ; noch de wyze pen van socrates, noch de gehren- ge dingtaal van cato , noch de fchertzen- de geest van juvenaal konden dit bewer- ken. De vroegere Griekfche en Romein- fche Wysgeeren, onze laatere Zedefchry- vers, onze nu eens boertige dan ernhige Speclators, en dergelyken , fchoon hunne Schriften daadlj^k ter befchaavinge dienen, zyn niet bekwaam , om ’s Menfehen natuur in deezen te veranderen. Hier in haan wy Hollanders gelyk met alle andere Menfchen; alleenlyk mag men zeggen, dat onze Na- tie voor deezen behendiger was, dan de meest Europifche Volken; dit heeft ons groot gemaakt, en hier omtrent fchyncn wy veel, door eene uitheemfche navolging, verlooren te hebben. Is ’er verder iets on- der de Natie ingefloopen , ’t welk men met het hooghe recht berispen mag; ’tisdit, dat eenige onzer aanzienlyke Vrouwen zig, •in onze dagen, overgeeven, niet alleen aan onnatuurlyke misvormingen van haare fraaie Gehalte, maar ook aan openbaare on- VAX HOLLAND. 713 ormatuurlyke kleedingcn. Hoe tog zal men , op de uitwendige geftalte een Man van ee- ne Vrouw onderfcheiden ? als de Vrou- wen niet met een los gepluimd of met Roozen bezet Hoedeken, als in de dagen van VAN HEEMSKERK, voorkomcn; maar met Rok, Kamizool en Broek, gelaarsd en gefpoord, gelyk dit heden plaats heeft, fchrylings te Paarde ryden. Hoe onnatuur- h'k is ’t, zoo ’t nog al wat rekkelyker toe- gaat, als een Man van boven en als eene Vrouw van onderen, a V Amazo7^e te zyn ? ’t welk , zoo ’t eene Burgervrouw deed , naar ’s Lands Wetten Rraf baar zou weezen. Zulke Dames zeker, (men ver- fchoone rayne vrypostigheid ,} behooren in dit opzicht niet onder de rechtfchaapen Hollandfche Vrouwen; dewyl men in dit Land geen fchyn van eene tweeflagtige Sexe eerbiedigt; en algemeen van begrip is, dat het Managtige eener braave Vrouwe niet minder misftaat, dan den defdgen Man- nen het Verwj’fde. Ook heeft men ’t aan ’t gezonde erftand veeler onzer Natie te danken , dat zoodanig een en dergelyke on- natuurlyke opfchik, fchoon de weelde en dartele zwier eeniger Uitheemfchen het hart van fommige Hollanders, door aller- leie wonderlyke uitvindingen van kleeding, als ’t ware betovert, dat dezelve egter op verre na zoo algemeen niet is, of de agt- baarlte Familiën, de vermogendRe Koop- lieden en Burgers, ja zelfs Nederlands ge- liefde Voi-st en Vorstinne, behouden de zugt , DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DB HOL- LAND- SCHE ^ATIE. 714 NATUURLYKE HISTORIE zugt 5 om in een cieftigen dosch te verfchy- nen ; fchoon ze dien , naar het beloop van tyden en zeden , veranderen ; waar door ze dus eene geoorloofde middelmaat in agt neemen ; ten einde , door het onagtzaame navolgen van alle nieuwe Modes, niet weelderig, of, door eene ftyfhoofdig aan- kleeving aan het oude, niet befpottelyk voor te komen. En ’t is in deezen fmaak , dat wy, op Plaat V. Fig. 7 en 8 , eene Af- beelding van de thans meest doorgaande Kleeding geplaatst hebben; om dus den Nakomelingen een Haaltje te geeven van de algemeene dragt , die heden onder de deftigfte Burgers of Kooplieden in ge- bruik is. Hier mede een einde maakende van de 'befchry ving der uitwendige Kleedinge , voor- al onzer Stedelingen , in de tegenwoordige Eeuw , Hond ons nu verder ook nog iets te melden van den Boerenitand in deeze dagen; en dan uit dit alles, gelyk boven gefchied is, eenige gevolgtrekkingen af te leiden , met opzicht tot de Geftalte en Ge- moedsneigingen der Natie. Dog deeze fchikking , welke ten aanzien van ’t voori- ge genoegzaam was, toen wy alles groot- iyks uit de kleeding zelve moesten beflui- ten; voldoet ons niet met betrekking tot het tegenwoordige, daar wy de ondervin- ding kunnen raadpleegen. Dit Helt ons in Haat om het Huk met opzicht tot onzen tyd naauwkeuriger te behandelen; en ’t heeft ons daarom goedgedagt, ’er met meer on- der-' VAN HOLLAND. 715 derfcheidinge van te fpreeken. Ingevolge hier van zullen wy den dosch van den Boeren - ftaat nog een weinig laaten rusten ; en den Leezer eerst onder ’c oog brengen , ’t geen wy opgemerkt hebben, raakende de Gellal- te, Getemperdheid en Gemoedsneigingen onzer Natie , byzonder in de Overmaasfche , de Hooge Zuid-hollandfche , en Ysfeloever- fche Landen. En hier op ftelJen wy ons voor, verder afzonderlyk na te gaan, ’t geen daar omtrent overweeging verdient, met betrekking tot dezulken , die het har- tje van Zuid-holland, en de Zeekusten, mitsgaders Noorddiolland , bewoonen: ’t welk ons van zelve gelegenheid zal geeven , om de natuurlyke Gefteldheid der Hollan- deren in ’t algemeen , die men tog op het platte Land te zoeken heeft, nader te ont- vouwen ; wanneer ook de hedendaagfche uitwendige Kleeding van den Boerenftand natuLirlyk, op zig zelve, befchouwd en overwoogen ftaat te worden. Wat dan , om hier mede een aanvang te maaken , de natuurlyke Geftalte der heden- daagfche Hollanderen , byzonder in ’t op- perde gedeelte van Zuid-holland, betreft, het valt gantsch niet gemaklyk’er eenealge- meenlyk doorgaande omfchryving van te geeven , ten ware men ’er de Steden uit- floote,om zig tot de Inwooners ten platten Lande te bepaalen. Zelfs heeft het in dee- ze beperking nog al zyne zwaarigheden ; ter oorzaake van het aanmerkelyke onder- fcheicl, dat men in de verfchillende ftree- ken DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Byzon- dere be- fchou- wing van de natuur- iyke Ge- ftalteder HOLLAN- DEREN ; bepaald- lyk van die van’t opperfle gedeelte van Zuid- holland. DE HOL- LAND- .SCHE NATIE. 7 1 6 NATUURLYKE HISTORIE ken onzer Provincie befpeurt ; ieder ftreek bykans heeft iets b3^zonders, dat men in de anderen niet gewaar word, en waar van men natuiirl^^kerwyze geen gegronder re- den geeven kan , dan dat ’er hier eene min- dere , en daar eene meerdere vermenging van onderfcheiden Natiën plaats heeft. Dit verfchil is, in den omtrek van veiTcheiden Steden deezer Provincie, diiidelj^k te be- merken ; en wy hebben onze Leezers daar- omtrent in ’t algemeen de volgende waar., neemingen mede te deelen ; die wy , fchoon we dezelven niet opgeeven als volftrekt al- toos Itandhoudende , 'egter na genoeg over ’t geheel meenen te kunnen beftaan. In de Zuid-hollandfche ftreeken omtrent Dord- recht, Gorkum, Schoonhoven, Heusden, en langs den Boven-Maas, vind men de Mannen en Vrouwen , vry algemeen , van een gezonde fterke Geftalte , en veelal van eene middelmaatige kloekte; waar onder men ’er hier en daar ook eenigen befpeurt, die van eene goede lengte zyn. Het mee- rendeel der Mannen aldaar heeft vry bree- de Schouders, en is niet fpigtig van Bee- ncn. De Bewooners van dit Gewest draa- gen gemeenlyk een helder blond vel, en fchoon ’er, gcl^^k elders, blanken,, blon- den en bruinetten onder de Vrouwen zyn, zoo winnen het de laatften 'egter zeer ver- re; ook zyn de Oogappels meestal bruin en blaauw gemengd , en de Vrouwen zyn doorgaans eer lang dan kort te noemen. Gaan wc van hier, door het Land, van en om- VAN HOLLAND. 717 omtrent den Dordfehen Waard af, langs en over de Maaze,tot aan en omtrent Rot- terdam, dan ontmoeten we doorgaans Man- nen van eene maatige lengte , van vyf en een half tot zes voeten ; dog veel meer be- neden de zes als daar boven ; en de een- heid hunner Geftalte is byna gemeen. Zy hebben meest allen bruin hair, en donker- blaauwe Oogen , die, met een mannelyken opflag, al vry diep in ’t Voorhoofd ftaan. Voor ’t overige is nogtans hun uiterlyk aanzien eenvoudig en vriendlyk ; men ziet ’er geen den minften trek van Nyd, Af- gunst , of Bedrog in. Meestal zyn ze be- deeld met in één gedrongen Ledemaaten , een vast en lievig Spiergellel, benevens’ welgemaakte en gantsch geen dunne Bee- nen ; vooral dezulken die de Scheepsvaart hanteeren, en van eene middelbaare ge- llalte zyn. De Vrouwen vind men hier ver van tenger; en ze zyn, hoewel kleener dan de Mannen, breed van Heupen ; voorts middelmaatig van Boezem, en van eene gezonde blonde koleur : fomwylen ontmoet men ’er ook zeer blanke Vrouwen, die dan by uitneemendheid fchoon zyn , en zig met haare frisfche blosjes cp de Wangen zeer bevallig vertoonen. Verder mag men , ten aanzien der In- gezetenen van ’topperlle gedeelte van Zuid- holland, over ’t geheel wel aanmerken, dat zy allen zeer veel overeenkomst heb- ben , met de Overmaasfehen aan de eene , en de Stichtfehen en Gelderfchen aan de an- DE HOL- LAND- SCHS NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 718 NATUURLYKE HISTORIE andere zyde ; van welke Volkeren , of liever van welke foort van Hollanders, men, uit de vergelyking onzer verdere waarneemingen , eene nadere bepaaling zal kunnen opmaaken. Dan des wegens heb- ben wy vooraf te melden , dat wy niet zoo zeer liaan zullen blyven , op eenige byzon- dere Steden of Dorpen , als wel op eene geheele afdeeling van de meest overeenko- mende Landftreeken. Wy hebben ook daarom , ten opzichte van de hier aanvang- lyk opgenoemden, geen byzonder gewag gemaakt van der Inwoonderen Getemperd- heden en Gemoedsneigingen; aangezien zy, die wy hier eerstlyk in opmerking willen 'neemen , meerendeels overeenkomllig zyn , met die geenen , welken wy tot aan en om- trent Rotterdam zullen befchouwen. Dit gedeelte , (en zoo ook telkens in de vol- gende afdeelingen,) nagaande, is ’t ons oogmerk, de natuurlyke en meest heer- fchende Getemperdheden en Gemoedsnei- gingen der Bewoonderen dier Streeke in ’t algemeen te behandelen. Om dit te naauw- keuriger uit te voeren , hebben wy ’t ’er op toegeleid , om veele en verfcheiden be- rigten des aangaande te bekomen , van zul- ke Lieden , die wy dagten , dat ons hier in behulpzaam konden zyn. Ook is ’er ons inderdaad een maatig getal van onderrigtin^ gen, daar toe Ilrekkende, ter hand geko- men; dan, hoe veel moeite, ja kosten, wy hiertoe hebben aangewend, om ’t een en ’t ander recht van naby te weeten , zyn wy VAN HOLLAND. 719 wy ’er zo gelukkig niet in geflaagd als wy wel verwagt en gewenscht hadden: nademaal meest alle de berigten genoeg- zaam opervlakkig zyn , en gemeenlyk op de vermenging der geflalte en ge- daante uitloopen ; welke vermenging ook ons zelven zeer veel belemmering baart. Intiisfchen zyn ’er onder die berigten egter nog al eenigen 5 daar wy volkomen op aan durven , en die de opmerking onzer Leezeren verdienen; als komende uit de handen van kenners in dit ftuk: des wy van dezelven 5 (terwyl we de overige Heeren,, die ons hier in gunftig hebben willen zyn , voor hunne bereidwil- ligheid en goede meening hartlyk bedan- ken ,) met erkentenisfe gebruik maaken zullen. Hier toe behooren , behalven veeL vuldige mindere byzonderheden , die ons verfcheiden Liefhebbers van tyd tot tyd medegedeeld hebben , bovenal de opmerk- zaame en kundige berigten van den Heer L. BIKKER 5 M. D. te Rotterdam , mitsga- ders Secretaris van het Bataaffche Genoot- fchap in die Stad , en Lid der Hollandfche Maatfchappye ; van den Heer j. van den BOSCH, zeer geleerd en ervaaren Arts in ’s Hage; betreffende wel inzonderheid de Maas- en Overmaaslanders. Wyders we- gens de Noord-hollandfche Eilanders , de byéén verzamelde berigten van den Wel Eerwaarden zeer geleerden Heer j. f. mar- TTNET, A. L. M. Philof. Doftor, Predi- kant te Edam, en Lid der Hollandfche IIL DEEL. Zz Maat- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL* LAND- SCHE NATIE. De MAAS- itANDERS of OVER- MAAZEN. 720 NATUURLYKE HISTORIE Maatfchappye ; en eindelyk nog, raakende eenige byzonderheden in Noord-holland , de naauwkeiirige berigten van den Wel Ed. Groot Achtbaaren Heer Mr. r. paluda- Nus , Direóteur der Hollandfche Maat- fchappye. Raakende de Maaslanders of Overmaa- zen , die wy in de eerfte plaatfe zullen be- fchouwen, en wat ruim tot bov^’en Dord- regt rekenen, meld de Heer bikker , over- eenkomftig met onze waarneemingen , dat derzelver geftalte over ’t algemeen redelyk ryzig is ; dat die der Mannen gewoonlyk tusfchen de vyf en een half tot zes voeten lengte beloopt ; en dat de Vrouwen door- gaans wat korter zyn. Men vind de In- woonders van dit gedeelte niet zeer gedron- gen, vry fterk gefpierd, en maatig grof van ledemaaten. De oogappels zyn veelal gemengd , dog hellen meest naar het blaau- we. De Jeugd heeft hier meerendeels blond Hair; dat met ’er tyd gemeenlyk tot eene bruine verw* overflaat , en by fommi- gen zwart word; ook gr^^zen de meesten al vroeg. De Vrouwen hebben zeer zwaar en lang Hair , doch by de Mannen is ’t in tegendeel dunner, en veelen zyn vroeg kaalhoofdig. Men ontmoet hier op ’t Land weinig gebrekkige!! ; maar in Rotterdam ziet men veele krombeenigen , ter oorzaake der Engelfche Ziekte , en veele Scheeflyvi- gen,van wegens de engeKeurslyven. Hunne Temperamenten zyn gemengd; die der Mannen hellen flerkst naar dat der zoo- VAN HOLLAND. 721 zoogenaamde Cholerico-Melancholici , en de meeste Vrouwen behooren onder de Phleg- matico-Sanguinei. Wat hunne geneigdhe- den betreft, ze zyn ftandvastig en gedul- dig in ’t bevorderen van hunne belangen , winzugtig ^werende om naar hunne omftan- digheden fchatten te vergaaren. Uit dien hoofde zyn de Mannen by uitllek naarftig en werkzaam; als mede de Vrouwen zui- nige, zindelyke en arbeidzaame Huis- houdfters. Allen beminnen zy de Vryheid, en bezitten een Patriotsch hart. Ze zyn by'uitneemendheid Godsdienftig; dog de Winzugt doet hen bykans hunnen tyd ge- heel befteeden aan de kostwinninge. Zoo ’er hun egter eenige ledige tyd overfchiet, houden veelen hunner zig op met llille GodsdienstoefFeningen ; terwyl apderen , wier geneigdheid hier toe zoo volftrekt niet overflaat, den tyd verdryven met eenige onnoozele fpeelen ,ii^met ledig zittende Ta- bak te rooken , of elkander een eenvoudig praatje , > over dagelyks voorkomende on- derwerpen , te verleenen. Van ’t beoelFe- nen der Geleerdheid maaken zy geen werk ; ook hebben ze ’er niet veel mede op , en verwonderen zig meer over een Geleer- den, dan ze hem eeren. Ondanks dit alles, zyn zy fterk nieuwsgierig , en zeer gefield op nieuwigheden; het welk hen gantsch vatbaar maakt voor Dweepers , Kwakzal- vers en foortgelyken. De Mannen zyn der Sexe kragtig toegedaan , en zeer jaloers over hunne \Touwen. De Vrouwen, waar Z z 2 van DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 722 NATUURLYKE HISTORIE van ’er zeer veelen voor fchoon en welge- maakt mogen doorgaan 5 waarop zy zig niet zelden verhovaardigen , zyn ’er op ge- zet, dat men haar met verwonderinge be- fchouwe, met oplettenheid oppasfe, en aanbidde; egter zyn ze met dat alles min of meer onder de koelen en onverfchilli- gen, ten aanzien der Liefdedrifte, te tel- len; ze behooren althans niet onder de driftigen , ten minfte niet zoo zeer als men zig gemeenlyk verbeeld; en hier door zyn verre de meesten zeer kuisch ^n eer- baar. De Maaslanders flaan wyders , door hunne natuurlyke geaartheid , ligtlyk over tot oploopendheid; evenwel kan men ze zoo min ftuurs als zagtmoedig heeten ; ze zyn eerder ernftig. Men vind hen zeer fchiiw voor Vreemdelingen en Onbeken- den 5 op welken zy geen vertrouwen heb- ben ; anderzins zyn zy fpraakzaam , zelfs praatzugtig, gul, openhartig, en herberg- zaam , byzonder voor dezulken met wien zy handel dry ven. De afgunst heerscht hier, gelyk elders, onder lieden van eenei- lei beroep , al vry fterk. Betreffende hunne Kleeding, die is, bui- ten de Stad Rotterdam , eenvoudig Boersch ; dog in Rotterdam heerscht deKleederpragt, gelyk elders in de meesten onzer Steden. Dan hier omtrent heeft dit onderfcheid nog gemeenlyk plaats, dat de Rotterdammers en Maaslanders het meer toeleggen op het weezenl3dv kostbaare van eene innerlyke waarde, dan dat zydoor een uitwendigen zwier VAN HOLLAND. 723 zwier in Kleederen en Huisfieraad tragten te fchitteren ; waar door ze in veele opzig- ten van die van ’t Hodyke ’s Gravenhaage verfchillcn. De Inwoondei*s van dit Gewest zyn ver- der vruchtbaar; en men vind verfcheiden Huwelyken gezegend, met een getal van tien , twaalf 5 tot veertien en meerder kin- deren, door eene Moeder gebaard en ge- zoogd. Schoon de Vrouwen , geduurende de dragt, hier vry voorfpoedig zyn, val- len haar egter de ween niet buitengemeen gemakJyk; egter zyn ze onder de Stede- lingen door de bank moeilyker , dan by de Buitenlieden Het is niet onwaarfchyn- lyk, dat men zulks grootlyks heeft toe te eigenen aan de enge Keurslyven , die zints veele jaaren in zwang geraakt zyn, en van der jeugd af niet weinig toebrengen , om der Vrouwen Heupen, en gevolglyk den door- togt in het Bekken merkelyk te vern aanwen , en tevens de Spieren in haare kragtige , en als dan vooral noodzaaklyke werking te be- lemmeren. Ingevolge hier van vind men ook in de Steden de Vrouwen , fchraal en plat van Boezem ; waar tegen de Buiten- * lieden , die ruime Keurslyven draagen , ge- zonde ledemaaten en welzoogende Borften heb- (*) ’t Is in dit opzicht nog al aanmerkelyk, hoe ecnigen » van het fmcrtlyke baaren der Vrouwen , den naam van Harendrecht afieideii ; die anderen evenwel liever doet denken op het gefchrei , het baaren en Ichreeiiwen der Vrouwen van de verllaagen Saxen , in vroeger Eeuwen. Zie Tegemv. Staat van Hollands DE HOL- LAND- SCHE NATTE 724 NATUURLYKE HISTORIE de HOL- LAND- SCHE NATIE. MAAS- lANDERS na:ir den kant van Zeeland. hebben. Hier benevens kan men, ten aan- zien van den leevenstyd der Maaslanders, als vry doorgaande , melden , dat zy , zoo wel Mannen als Vrouwen , dikwyls een goeden Ouderdom bereiken ; nademaal men zeer veele hoogbejaarde Lieden onder hen befpeurt. Wyders heeft de oplettende Heer bikker ons eenige gewigtige aanmer- kingen, raakende hunne Ziekten, mede- gedeeld ; dan deezen fpaaren wy , tot dat wy dit onderwerp afzonderlyk zullen be- handelen ; en gaan nu over ter befchouwin- ge onzer Landsgenooten , die aan • de ge- melde Maaslanders grenzen , naar den kant der Zeeuwfche Kuste, waarin wy hoofd- zaaklyk het verflag van den Heer van den BOSCH zullen volgen. Alen ontmoet in die LandRreek, ’t is waar, gelyk elders, wel eenigen, die de gewoone lengte te boven gaan, dog der- zelver getal is niet groot ; en dus is ’er ook hier en daar wel een kleen perfoon te vin- den ; maar over ’t algemeen zyn ze , zoo Alannen als Vrouwen, van eene middel- haare, kloeke. Hevige geftalte; dermaate dat zy de gezondheid zelve zouden kunnen verbeelden; indien ze zig maar niet te veel verzwakten door het overtollige ge- bruik van Thee en Coffy , dat hunne na- tuLirlyke gezonde koleur doet verflenfen. Dan dit heeft bov^enal plaats by de Vis- fchers Vrouwen, -die buitengemeen op fnoeperyen gefteld zyn, en veelal den tyd doorbrengen met in huis te zitten ; terwyl de VAN HOLLAND. 725 de Boerenmeiden der Veldarbeiders dit ge- brek in tegendeel overwinnen, door een gezonden arbeid. Een Boterham met ge- droogden Visch is het gewoone Voedfel der Visfchers ; en Vleesch of Spek word hier , als men de Landlieden en Boiiwboe- ren uitzondert, fchaars gebruikt: daar be- nevens word de beste foort van Visch , meestal Tarbot, door dezulken, die aan de Zeeboezemen woonen , naar Engeland gevoerd; en zy gebruiken dikwerf voor zig alleen eene geringer foort van Haaie- beeten, met Aardappelen, Meel, Bry, Koeken, en dergelyken. Voorts maakt men ’er niet zelden een buitenfpoorig ge- bruik van Genever, dat mede al veel toe- brengt tot het veroorzaaken van een flap geftel. Zy hebben wyders , aangaande hunnen opflag en uitzigt, bruin hair en bruine oogen. De getemperdheid van deeze onze Inge- zetenen hangt veel af van hunne leevens- wyze ; maar over ’t geheel zyn zy driftig en uittartende , dog egter ligt ter neder te zetten. Men befpeurt by die van Middel- harnis gemeenlyk veel moeds ; en die van Sommelsdyk fchynen van een zagter aart te weezen; dan de meesten deezer Eilanders zyn . van natuure zeer ingewikkeld en ver- anderlyk. Ook ondergaan zy heden al vry wat vermenging; dat inzonderheid plaats heeft by de Roomschgezinden aan de oude Tonge woonagtig. Veele Brabanders naam- lyk komen hier arbeiden, zetten ’er zig Zz 4 door DE HOU LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE, 726 NATUURLYKE HISTORIE door den tyd ter woon , trouwen de eene of andere ryke weduwe of jonge dogter, cn vermengen zig dus ongevoelig met onze Landzaaten ; dat men insgelyks wegens de Vlamingen op Zuid-Beveland heeft aan te merken. Dan onaangezien deezen invloed der Brabanders en Vlamingen, houd ’er nog een beltendig overblyffel van het ei- genaartige Volk Rand; vermits die van Dirksland, Sommelsdyk, Stad, Bommel en de Plaat, veelal onder elkander trou- wen; en gevolgl}dv natuurlyke eigenaarti- ge Landskinderen voortbrengen. Hier in zyn ze ook zoo ongemeen vrugtbaar, dat de Heer van den bosch getuigt, nooit meer kinderen in ecnig Dorp, naar ’t getal der Inwoonderen , befpeurd te hebben ; zelfs heeft hy aangetekend, dat het getal der Meisjes , naar gisfing , in deeze Eeuw , te Middelharnis wel 200 vermeerderd is. De Vrouwen zyn in haare dragt doorgaans beftendig, tot aan den tyd der verlosfinge; maar in vogtige faifoenen hebben de Wor- ‘ men hier veel de overhand ; en doezen ver- oorzaaken, volgens het gevoelen van on- zen opmerkzaamen Artz , niet zelden , veelal op de tien weeken , Miskraamen. Ook hoort men ’er dikwils van moeilykc Verlosfingen ; het zy zulks voortfpruite uit onkunde in de behandeling, of uit het geitel der vezelen zelven. Met opzicht tot de geneigdheden deezer Eilanders, hebben we verder nog te mel- den, dat dczelven zig meest uitllrekken tot VAN HOLLAND. 727 tot famenkoutingen over hunnen arbeid, waarin zy een uitfleekend geheugen heb- ben : weetende zeer nauwkeurig te verhaa- ien, in welk jaar zy op deeze of geene plaats Mede gedolven hebben ; met eene bepaalde optelling van alle de omftandig- heden by die gelegenheid ; waarom ook de Baazcn ’t ’er dikwerf op af laaten loopen , en zig van deeze berigten hunner Werklie- den bedienen. Ook fcheppen zy , buiten den arbeid zynde , een byzonder vermaak in het verhaalen van hunne verrigtingen , met loftuiting voor zig , en berisping van anderen. En gelyk elk fpreekt van de hem meestbekende zaaken , zoo kouten de Landlieden van hunne Velden en Gewas- fen, de Visfchers en Schippersgasten van den Wind en Scheepsvaart ; en voorts fly- ten zy hunnen tyd genoeglyk met flegte Tabak te rooken. Tot Dobbel- of andere Spelen, ten ware dit hier en daar door de Brabanders wierd ingevoerd, zyn zy ongenegen. Raakende het ftuk der kleedinge, hier omtrent drukt zig de Heer van den bosch in deezervoegen uit: „De kleeding is on- der de Zee- en Landlieden naar den ouden Hollandfchen trant. In Goedereede heeft . de oudfte, welke veel overeenkomst met de Vriefche Kleeding vertoont, voornaam- lyk plaats. Zy bezitten weinig hoogmoeds op dezelve; zoo niet het Vrouwvolk zulks Helle , in haare HyfgeHreeken reepen , of de flapheid der Kanten van haare zoogc- Zz 5 noem- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND* SCHE NATIE. 728 NATUURLYKE HISTORIE noemde Trekmutfen of Keuvels; welke by die van Goedereede, na genoeg op den trant van eenige Vriefche Miitfen , . met drie plooien aan een te famengeftreeken zyn; hebbende naamlyk eene plooi in ’t midden, en twee op zyde. Aldaar ziet men bykans nog niets dan Krippen en Sergie- Stoffen ; maar in de Overflakkeefche ftree- ken, begint men reeds gebloemde Jakken en Rokken , en ook Kuifmutfen , te draa- gen; waarin men zedert twintig a dertig jaaren al merkelyk veranderd is. En zoo men ’t Manvolk eenigen hoogmoed op hun gewaad hebbe toe te fchryven , zal men ’t moeten vinden in zig te verhovaardigen op een langen Schippers Rok, mfèt klinken, Zilveren Knoopen in de Broek , twee , drie , of vier Hembdrokken over elkander met Zilveren Knoopen , een Zilveren Ho- rologie in den zak, benevens zwaare Zil- veren Schoen- en Broekgespen : die zig dus uitrust is in den grootften fmaak gekleed”. Dus verre de berigten der beide genoem- de Heeren; waar nevens wy nu verder onze eigen waarneemingen nog zullen voe- gen. Uit alles wat ons voorgekomen is , mee- nen wy niet ongegrond, ten opzichte der 'Overmaazen, te kunnen vastftellen, dat zy in ’t algemeen van eene gezonde en fter- ke gefteldheid , breed van heupen, eenig- zins gedrongen , en niet bovenmaatig lang zyn. Dat veelen hunner donkerblaauwe, en zeldzaam geheel zwaatbruine Oogen heb- VAN HOLLAND. 729 hebben : als mede dat hiui opflag wel vro- lyk dog ernftig is. Naar myne opmerking hangt hun Hair, dat veelal bruin is, met eene ligte krulling ; en fchoon ’er eenigen zyn die zeer Huik Hair hebben, is zulks hier egter op verre na zoo algemeen niet, als wy ’t in Rhyn- en Delfland befpeuren. Ook fchynt het my vry zeker toe , dat ik in dit Gewest meer zoogenaamde kroeshai- rigen gezien heb , dan elders ; en wel voor- naamlyk in ’t opperfle gedeelte van Zuid- holland , omftreeks het Land van Altena , den Bommeler-en Thielerwaard, daar de Overmaazen , die aan de Zee woonen , zig vermengen,' met dezulken, die, langs de Maaze, aan de Hooge Zuid-hollandfche ftreeken huisvesten ; welken ons zoo dade- lyk voorkomen zullen. Wyders hebben wy ’t, overeenkomflig met den Heer bik- ker, als eene byzondere Gemoedsneiging deezcr menfchen aangezien, dat ze zeer gezet zyn op het handhaaven van den Godsdienst. Hierin munten zy zekerlyk verre boven de Bewponders van veele an- dere Hollandfche Streeken uit: op Zondag zal ’er byna niemand, dan die door hoo- gen ouderdom , ziekte , of noodwendig huisbedryf verhinderd, en dus billyk te verfchoonen is, t’huis blyven, en den openbaaren Kerkgang verzuimen. Hunne ernftige , en niet zelden al te verregaande vooringenomenheid, in ’t Ruk van Gods- dienst, flaat ’er, ’t is waar, veelligt tot dweepery over; en hunne eenvoudigheid word DE HOL* LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE natie. Zie BI. 433- DezüiD- nOLLAN- DERS , van den Geldcr- ichen en Sticht- fchen kant, tot aan den Binnen- Ysfel. 730 NATUURLYKE HISTORIE word dan wel eens het flagtofFer van Hui- gelaars en Bedriegers ; die hen , onder den dekmantel van Godsdienst , deerl}^k mislei- den. Uit dien hoofde geeven ze zig ook , hoe afkeerig zy anders zyn van Vreemdelingen , zeer gereedlyk over aan fchynheiligen , aan Kwakzalvers, en foortgelyken , dat in het berugte geval van den Bedrieger cato ka- merling, in ’t nabuurige Brouwershaven gevonnisd, ten allerfterkfte gebleeken is. Dog voor ’t overige is hun hart zeer oprecht ; en voor den Medeburger , die by hen bekend Haat als een eerlyk Godvreezend Mensch, is hart en haard open. In Mededeelzaamheid zyn ze noch te gul noch te kaaHg. De ou- de egte Spaarzaamheid , de Nederigheid en Trouw onzer Voorzaaten' is by hen nog zoo beflendig, als elders by onze Hollan- ders; ook vertoonen ze zig alleszins als Menfchen van een zuiver onvermengd Hol- landsch Geflagt. Even dit zelfde befpeurt men ook by de Hooge Zuid-hollanders, aan den zuidoos- tcl3dien kant', benaaraens die van den Lan- de van Heusden, Altena, den Alblasfer- waard , Krimpenerwaard , en de vyf Hee- ren Landen; wegens welke Ingezetenen, die meestal in geftalte overeenkomen , wy niets dan onze eigen opmerkingen hebben voor te draagen. Men ontdekt by alle de Inwoonders deezer Landen eene genoeg- zaame eenftaltigheid; als men fommige bui- tengemeen grooten en klecnen uitzondert, zyn ze doorgaans vry gelyk van kloekte. r VAN HOLLAND. 731 De Mannen hellen eerder naar het fpigti- ge, dan het vette of dikke; en zyn wel- gevormd van Ledemaaten. En daar de Maaslanders gemeenlyk wat voorover met het Hoofd zwaaien , veeltyds rondagtig van rug zyn , en wat traag of fleepende gaan ; vind men de Zuid-hollanders in deeze Streek meer plat en fterk van Schouders , recht op, fier en vlug, voortllappende ; ’t welk aldaar , vooral en by uitftek , bo- ven eenige foort van Hollanders, ook by de Vrouwen plaats heeft. En men mag hier omtrent wel aanmerken, dat de gele- genheid des Lands ’er niet weinig aan toe- brengt; zy hebben naamlyk, buiten in de groote Rivieren , bykans geen gelegenheid om te vaaren , en de zwaare Klai- en gulle Zandwegen zyn moeilyk om te beiyden ; dus maaken zy van ’t eene en ’t andere weinig gebruik, ’t Valt dus, door de ge- woonte, eene Zuid-hollandfche Vrouw van dien kant niet moeilyk, om een reisje van een uur of zes of agt heen en weder , naar de eene of andere Stad, te voet te doen : ja ik heb Boerenmeiden uit die Streek ge- kend, en ken ze nog, die op éénen dag, zonder zig veel te vermoeien, van War- mond tot digt by Woerden heen en weder gongen ; en des avonds nog lugtig met de kermisrei danflen. De geftalte dier Vrou- wen vertoont zig ook by uitneemendheid fterk, en zy fchynen iets Manlyks te be- zitten; althans men vind onder haar zeer veele fierke en lievige Vrouwen, of zo- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 732 NATUURLYKE HISTORIE genaamde Mansfelders, (^Viragines',') Ze zyn allen, (eenige weinige zieklyken uit- gezonderd,) breed van Schouders, zwaai- en vleeschig van Armen , vol van Boezem , rond en fier van Heupen , niet zeer groot van Voeten , en gaan wel wat wyd beens en binnewaards; ook is haar Rug veelal natuLirlyk wat rondagtig. Dog dit, gelyk de geheele uitzetting van het Lichaam, is grootlyks een gevolg van derzelver klee- ding. Want zeer weinigen dier Vrouwen draagen Ryve Keurslyven, en by de Boe- renmeiden vind men ’er , om zoo te fpree- ken, geenen. Zy hebben meest alle eene foort van Zieltjes, Lyfjes, Corchetcen, die buigzaam om het lyf fpannen , even als veele Duitfchers draagen: en zoo ’er al ee- nigen zig van Keurslyven bedienen, dan gebruiken ze zodanigen , die noch de Heu- pen knellen, noch den Boezem, of de Borst benaauwen ; vermits ze zoo kort uit- gefneeden zyn, dat ze bykans niets dan de Lendenen onderfteunen. Wy hebben, om dat alle deeze Hollanders hieraan genoeg- zaam kenbaar zyn , goedgevonden op Plaat VI. Fig. 3 , de geftalte eener Zuid-holland- fche Vrouwe, uit die Streek, af te beel- den , ten einde den Leezer een klaarder denkbeeld van dit ondcrfcheid te geeven. Het • uiterlyke aanzien der Mannen is ernftig, niet zeer aanvallig, of, hoe zal ik het noemen, niet zeer vriendlyk: ’er zweemt een trek van Stuursheid , of liever Ernsthaftigheid , in hun Gelaat De Go- gen, VAN HOLLAND. 733 gen 5 die veelal helder en fterk,met blaaiiw en bruin vermengde Oogappelen voorzien zyn , hebben een floeren opflag , onder dikke Wynbraauwen; welken hier gemeen- lyk zwaarder vallen dan elders. Inde bejaar- de Mannen flaan de Oogen agtbaar en vry diep in ’t Hoofd. Zy hebben veelal gro- ve Lippen , benevens een grooten Mond , en zyn nog al opgezet van Wangen. Bui- ten eenige fpeelingen der Natuure, in ’t voortbrengen van lange en korte Neuzen , is de Neus meestal welgemaakt, recht, en rond aan de Neusgaten. Hun Voorhoofd is breed en hoog, en voorts heeft het ge- heele aangezigt eene welvoegelyke rond- heid. De Hoofdhairen vallen wyders in het ligtbruine , en hebben meerendeels eene flyve krulvloeg: men vind ’er ook nog al vry wat zwarthairigen onder ; voor- al naar denStichtfchen en Gelderfchen kant. De Vrouwen zyn doorgaans rond en wel- gemaakt van Weezen, draagen meest alle frisfche bolle Wangen, en vriendlyke don- kerblaauwe Oogen, dog by enkelden zyn ze lichtblaauw. Haare Lippen zyn door den bank wei wat dikjes ; dog de nette be- fneedenheid van het Gelaat geeft ’er een gevoegelyken welfland aan ; te meer , daar een Mondeken, met gloeiende Coraalen Lippen zeer aanminnig voegt , by frisfche roode Wangen. Ook zyn ze niet afkeerig van een eerlyk zoentje ; houdende zig aan de oude Hollandfche fpreekwyze ; Een zoen is maarjlofy die niet wil hebben veegt hem DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DK HOL- LAND- SCHE NATIE. 734 NATUURLYKE HISTORIE hem of, De inccste Vrouwen hier' om- Rreeks zyn tusfehen het blonde en bruine in , zeer frisch en bloedryk in ’t aanzien ; hebben veelal blond zagt glimmend Hair. Voorts winnen zy ’t in fterkte en wakker- heid van geflel , van alle onze Hollandfche Vrouwen ; waar toe zekerlyk veel doet , de foiTche , arbeid, dien zy dagelyks ver- rigten , en de vaste fpyze die zy gebruiken ; want Vleesch, Spek, Erweten , Boonen, Meel, en veel Boomoofc, de gezegende Vrugten van dat Gewest, gevoegd b^y het voedzaame Brood, dat zy daar meeren- deels zelven onvervalscht bakken , maaken natuurlyk buitengemeen gezonde en vaste Menfchen. Een ieder dien ’t geluste dee- ze Streeken te bezoeken , zal de doorflaand- Re bewyzen van ’t bovengezegde daar al- omme zien : ’t is ’er zelfs zoo mede gele- gen , dat de blanken , die ’er onder de fchoone Sexe gevonden worden , doorgaans zeer Rerk en kloek zyn, en op verre na die Happigheid niet hebben, welke anders der blanken Vrouwen veelal eigen is. En dee- ze blanke Vrouwen, ’t geen opmerking verdient, hebben geen blond, maar recht goudgeel zeer fyn Hair ; dat men noch rood , noch ros kan noemen ; en intus- fchen veel verfchilt van dat geene, ’t welk men elders gewoonlyk by de blanke Vrou- wen vind. Wat nu wyders haare Vrugtbaarheid aan- gaat; men kan wel niet zeggen, dat ze buitengemeen vrugtbaar zyn boven ande- ren; VAN HOLLAND. 735 ren ; dog ze leeven zeer gezond geduuren- de haare dragt; en, de gemeene fmerten, (die, zoo men veelal wil, in de fterkfte gellellen hevigst zyn ,) daar laatende , vind men ze doorgaans voorlpoedig in het Kraambedde. ’t Is onder de Landlieden van deezen Oord niet vreemd, dat eene Kraamvrouw, binnen de negen dagen , dat anderzins heilige getal der hoiidinge van het Kraambedde, haar eigen Kraamlinnen, als mede de Luiers en Windfelen van het jonggebooren Wicht, wascht, en aan de Waschtobbe ftaat. Als men ’er naar den welftand eener Kraamvroiiwe vraagt , krygt men dikwyls , met eene aldaar gebruikelyke - fpreekwyze , ten antwoord : zy ftaat reeds aan de Waschtobbe. Ieder Vrouw zoogt hier zelve haare Kinderen ; en ’t is ’er ee- ne fchande , zulks , ten ware uit nood en by een natuurlyk gebrek , niet te doen. By deeze gelegenheid heeft men hier nog wel byzonder aan te merken , dat eene be- jaarde Vrouw, zoo ik zeker weet, in dee- ze Streeken, omtrent Vianen, Ysfelftein, Montfoort, Oudewater, enz., al heeft ze ze verfcheiden kinderen gebaard en ge- zoogd, evenwel gezond en opgezet van Boezem blyft; ten minften op verre na zoo flap van Boezem niet word, als el- ders; dat buiten kyf een weezenlyk gevolg is van haar fterk Spier- en Kliergeftel. Ter dier oorzaake zyn de Meisjes van die Ge- west ook al vroeg huwbaar; en ik ben zeer wel onderrigt , hoe ’t aldaar niet zeld- IIL DEEL. Aaa zaam DE HOL- LAND- SCHE NATIE. m HOL- LAND- SCflE NATIE. 73^’ NATUURLYKE HISTORIE zaam zy, dat een Meisje van elf, twaalf a dertien jaaren alrede de Vrysterlyke. teke- nen gewaar word. Voorts zyn de Jongens mede ongemeen frisch : en zo ’t op eenige pletats zeer algemeen ftand houd, is het hier , dat ze weinig door een vroeg ver- fpilde teelkragt verzwakt zyn; nadien zy doorgaans de Manlyke jaaren al ruim be- reikt hebben , eer ze huwen ; dat gewisfe- lyk medewerkt , om vaste en gezonde Li^- chaamen te vormen. Vraagt men verder naar de Getemperd- heid, en de Gemoedsneigingen deezerln^ gezetenen, die ons nog ftaan te befchou- wen, ze zyn meest al van een Bloedryk Geftel; hier en daar loopt ’er wel eene Wa- teragdge, Phlegmatike, of Mclancholifche Getemperdheid onder; maar ik durf wel verzekeren dat dezelve altoos naar het Bloedryke overflaat. Hier uit ontftaan dan ook in hun die driften , welken aan deeze Getemperdheid eigen zyn, waar van men overvloedige doorflaande bewyzen in hun befpeurt. Men vind , wel byzonder de Mannen, zeer oploopend, ftout en on- vertzaagd; een Bloodaart is hier een voor- werp van fpotterny ; en men zou ze eeni- gcrmaate kregel of kitteloorig noemen kun- nen. Veel praatjes of laffe kyvery kunnen ze niet verdraagen ; een ernftig woord twee drie word ftraks van de daad gevolgd ; en komt tot flagen. Ook is het in deeze Stree- ken, dat het Mesje voor heenen bovenal vry wat van leer gong; byzonder aan den kant " van HOLLAND/ .737 Jc'ant van Woerden 5 ’t Land van Vianen, en 'daar omtrent; alwaar het tegenwoordig mede nog niet geheel uit de Mode is. Die gelleldheid brengt daar benevens ook te wege, dat ze b}^ uitftek vlug, vaardig en naarftig zyn. Luibakken zal men ’er naauw- lyks ontmoeten ; de Mannen arbeiden zelfs ’s Winters op den dorsch vloer; de Vrou- wen belteeden haar ledigen tyd aan ’t fpin- newiel; de Moeder, de Meisjes, 'en de Dienstmeiden fpinnen allen ; een Meisje van agt of tien jaaren verftaat alrede de behan- deling van het Spinrokken. Alles werkt hier, alles is ’er naarffig; des men zig wel verzekerd moge houden, dat men, aan eene Dienstmeid uit die Streeken , eene zoo zindelyke, arbeidzaame, en trouwe Dienstboode heeft, als aan de beste Gelder- fche of Duitfche Deerne. Dan dit is haar eigen , dat ze harde en flaaffche woorden haaten , en in ’t geheel niet by korfele Ma- troonen vlijen ; terwyl ze voor befcheiden Huiswaardinnen alles gewillig verrigten ; houdende zelfs dien zwaarften arbeid voor ligte beuzelingen. Zy beminnen allen den vroegen morgen , en verlaaten by tyds het Bedde. Of fchoon de zoete flaap op gezon- de Bloedryke Menfchen gewoonlyk zeer veel vermag, baart hier zulks egter geen zwaarigheid : de kinderen zyn allen dermaa- te aan de naarftigheid gewend , dat de Ge- woonte in deezen de Natuur overwint. En aan deeze hoedanigheid heeft men ’t , zoo ik agte, mede toe te fchryven, dat A a a 2 de DE HOL- LAND- SCHE NATIE, DE HOL. LAND- SCHE NATIE, ;t38 NATUURLYKE HISTORIE de Rykdommen alhier zeer verdeeld zyn* Men vind ’er , ’t is waar , veele gegoede Lieden , en ook Armen ; dan doorgaans heeft elk , op het Land onder de Boeren , cene kleene bezitting , en ieder zorgt voor zyn Huisgezin. Voorts heb ik hen alomme knap en helder in de kleeding be- vonden; als mede waargenomen, dat ze gantsch afkcerig zyn van Vreemden, en zelfs niet zeer fpraakzaam tegens de Stede- lingen ; ze fchynen ten dien opzichte fchuw , en met eene foort van argwaan bezet te zyn. Indien men een jongen Boerenknaap te fpraak wil doen ftaan, al vraagt men hem iets onverfchilligs , hy is ftraks belem- merd; en hoewel een bejaarder Huisman, door den ommegang in Stee, wat fpraakzaa- mer zy , krygt men nogtans van veelen hun- ner of geen, of ten minften geen voldoenend antwoord ; ’t is dikwyls niet veel meer dan ja of neen: en als men een Meisje iets on- verfchilligs, zelfs beleefd, afvraagt, ziet men haar terftond bloozen, en ftilzwygend heengaan. Ondertusfehen zyn ze des te gulhartiger en rondborftiger jegens hunne Bekenden; ook verdienen ze den lof van goed arms te zyn ; zelden gaat een Arme ongetroost voorby een Boerenhuis; een kop zoet Wei, een glas Bier, een homp Brood m.etKaas, of iets dergelyks, word ’er gulhartig ter verfterkinge eener honge- rige Maage gefchonken. De Inwooners daar omftreeks vallen niet leesgierig; en evenwel- is een ieder, die ten VAN HOLLAND. 739 ten minften eenigzins burgerlyk is , ’er on- gemeen op gefield 5 dat zyne kinderen kun- nen leezen en fchryven , des men hier om- trent dit fluk vry wat oplettender zy 5 dan in onze Veenflreeken, daar men ’er zeer veelen vind, die dit geheel verwaarloozen. Dan voor ’t overige befpeurt men zelfs in de meeste Steden , behalve by de Predikan- ten , Rechtsgeleerden , Doftoren , en eenige weinigen die tot de Regeering en deftigen Burgerfland betrekkelyk zyn, niet veel drifts voor de LetteroefFeningen. De Boekwin- kels en Drukkeryen in de Steden betekenen ’er doorgaans niet veel. Dit blykt zeer klaar uit het geringe aantal van Schriften , wel- ken hier voortkomen. Gorkum, Gouda, en vooral Dordrecht, egter, leveren fomwylen fchoone Werken. En men mag, gelyk ook andere omflandigheden getuigen, hier uit wel afleiden , dat ’er in dit gedeelte van ons Land, zoo wel als elders, geleerde en kun- dige Mannen, en Lieden van een gezond oordeel, woonen. Dan het vertier in den Boekhandel zal, zoo ik gisfe, meerder naar den Maaskant, en ’t hartje van Holland, dan wel naar den Stichtfchen en Gelder- fchen kant , zyn. Dog dit is een natuurlyk . gevolg van de verfchillende omflandighe- den der Inwoonderen , en men • kan van menfchen, die zig met den arbeid hunner handen geneeren, en aan ‘ hun beroep ver- bonden , niet verwagten dat ze veel werks van Geleerdheid zullen maaken. Maar de- zulken zyn te pryzen , als ze , befclieiden Aaa 3 zyn- DE HOL LAND- SCHE NATJE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 740 NATUURLYKE HISTORIE zynde, berusten in de Wetten van Kerk en Land ; zoo dat zc dezelven gehoorzaam en bereidwillig betragten. En hier omtrent zyn zc in dit Gewest over ’t geheel niet onkundig; ze weeten hun eigen Rechtsbe- ftier en Geloof na genoeg , om een behoor- ]yk gebruik te maaken van onze billyke Va- derlandfche Vryheid; waarin ze zeker , voor- al ten opzichte van hun Burgerlyk Recht, hier zoo waakzaam zyn als elders. De on- dervinding heeft veelen meermaals geleerd , dat het gantsch niet gemaklyk valt, deeze Boerenlieden door list of geweld te nobd- zaaken; en dat zy, om hun recht vaneen ftroobreed Lands te behouden , .zeer wel tegens de V ermogenften aandurven ; ’t welk den Schouten , Bailliuwen , Advocaaten en ProcLireuren daaromftreeks , overtuigc- lyk genoeg bekend is. Wyders vind men hen, het zy zulks uit hunne arbeidzaamheid, of uit eene afzon- derlyke neiging, om by hun Hof en Haaf te blyven , of uit iets anders ontftaa , ge- meenlyk, als men eenige weinige Streeken uitzondert , op verre na zoo y verig niet in ’t Huk van Godsdienst als de Overraaazen. Zy neemen hunnen Godsdienst nog al re- delyk wel waar.; ook hebben zy eerbied en ontzag voor de Leeraaren en den Gods- dienst; dog zy agten ’t veelal geen zonde een Kerkgang over te Baan , als hun arbeid en huisgezin zulks maar eenigzins fchynt te vorderen. Ook maaken zy geen zwaarig- heid, van zig, na ’t waarneemen van den Gods- VAN HOLLAND. 741 Godsdienst, eens te verlustigen in de Kaats- of KoJfbaanen ^ die ’er evenwel niet overtollig veel zyn. Daar benevens vieren zy hunne Kermisfeesten al vry dartel en weelderig; met hunne Vrouwen en Vrys- ters, naar ’s Lands wj^ze, voor ’t Veeltje ten lugtigen dans te geleiden, en onbe- zorgd lekker te teeren. Aangaande hunne Liefdedriften , ze zyn voor zoo verre ik heb kunnen befpeuren, hevig, ingeval ze beminnen , en dus heerscht de Jaloezy nog al onder hen; maar anderzins fchynen ze koel en onverfchillig te weezen. De Meis- jes, fchoon ik haar niet geheel vry durve fpreeken van fluikeryen , gedraagen zig veelal zeer omzigtig , eer ze zig verbinden j dat grootlyks fchynt voort te fpruiten uit de veranderlykheid der Mannen, die al dikwerf meer dan ééne Vryster aanhouden. De gehuwde Vrouwen zyn kuisch ; voeden haare Dogters geüreng genoeg op ; en nee- men dit ftuk zeer ter harte, tot dat ze huw- baar Z3’n ; wanneer ze dezelven , die tot den arbeid fchikkende, of tot den huis- dienst in huur belteedende, aan zig zei ven overlaatcn. Uit dien hoofde heeft men zeer veel moeite, om een jong Meisje, zoo ’t niet by Bloedverwanten , of door en door bekende Menfchen zy, in dienst te bekomen, voor dat ze in ftaat is de wae- reld, om zoo te fpreeken, te kennen. Dus heb ik een Weduwe uit den Crimpener* waerd ontmoet, die ’t, met een Huisge- pn van agt Kinderen , zeer fober had ; en Aaa 4 web DE HOL. LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 742 NATUURLYKE HISTORIE welke, ondanks haaren nood, weigerde één haarer Dogteren , van omtrent zestien jaaren, in een aanzienlyk Huis, defti- ge eerlyke Lieden te befteeden ; om ze tog niet uit het oog te verliezen ; geevende voor redenen dat zy liever, famen arbei- dende, haare eerlyke nooddruft wilde zoe- ken, dan in ongerustheid zyn over haare nog onbedreeven Dogter. Dan zoo teer- gevoelig als zy omtrent haare Dogters in die jonge jaaren zyn, zoo ongev^oelig by- kans gedraagen zy zig jegens haare Kinde- ren, wanneer ze tot ryper jaaren komen. Haare Kinderen dus ver gebragt hebbende , gebeurt het veeltyds, (en ik weet ’er voor- beelden van,) dat ze, volgens ’s Lands fpreekwyze, naar elkander niet taaien ; dat Dogter, Moeder en Vader elkander in ee- ne reeks van jaaren , zonder hier na te ver- langen, niet zien: zoo getrouw en ver- bonden agten zy zig aan den Raat waar in zy zich bevinden ; en zyn dus niet wispel* tuLirig , veel min wederbarftig ; dan wan- neer ze , als gezegd is , flaafagtig behandeld worden. Hier benevens mag men, ten opzichte van de fpraak , nog wel byzonder in agt neemen , dat de ftem van deeze onze Land- zaaten eenigermaate zagt en mompelend is, ~zoo dat ze niet zeer doorflaande van ge- luid zyn; niet te min is dezelve by de Vrouwen nog al ftreelende : dog de uit- fpraak is , door hunnen zwaaren tongval , gemeenlyk grof en op zyn Geldersch. Maar VAN HOLLAND. 743 dit vermindert merkelyk, naar maate men dieper in Zuid-holiand komt; dan evenwel zoo niet , of de klank van a blyft in de o door- flaan. By voorbeeld , die van Ysfelftein 5 tot Gouda, en daar omltrccks, zullen niet zeggen , U Gouda , maar te Gauda , of ter Gaii. Zoo hoort men hen ook dikwerf de woor- den af breeken ; voor niet waar? zeggen ze , m weer ? of ne wacr? De 3; beminnen ze ins- gel3"ks bovenmaate; kind is by hen kynd. Voorts volgen de Inwoonders aan den Stichtfchen kant , de Stichtfchen zeer fterk naar , vooral in de uitfpraak van ai en oy ; men zegt daar, in flede van Uitrechtfche Heilihnaaker y Oyterfche Hailikndoker, An- ders heb ik niet kunnen befpeuren , of hun- ne fpraak , die ze wat langzaam vóórtbren- gen, is nog al vry goed zuiver Hollandsch; zoo verre als zulks in de gemeenzaame ma- nier van fpreeken plaats heeft. Men begrypt ligtlyk dat ik in al het bo- vengemelde hoofdzaaktyk den middelmaa- tigen Boerenftand bedoel ; en hier van ee- nigermaate uitfluit de zulken, die nader aan de Maaze, den Ysfel, en de Lek woo- nen; welken zig veelal met de Scheeps- vaart, de Zalm- en andere Visfcheryen, of de Steenbakkeiyen ophouden ; hoedanige lieden meerendeels eenige eigenfchappen met de Overmaazen gemeen hebben. Wy oogen hier voornaamlyk op die geenen , welken zig meest met den Land- en Vee- bouw ophouden ; die alle de overigen in getale verre te boven gaan ; en inzonder- Aaa 5 heid DE HOL- LAND- SCH E NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 744 NATUURLYKE HISTORIE heid voor egtc cn onvemiengd.e Landzaa- tcn van decze Streek te houden zyn ; bui- ten eenige natuurlyke vermengingen met de • Stichtfehen en de Gelderfchen waar mede zy grootlyks overeenkomen; en dien ze ook in fterkte van Leevenskragt en ge- zondheid van Geile] evenaaren. Men be- fpeurt ’er althans veele gezonde hoogbe- jaarde Lieden : Mannen en Vrouwen van diep in de tagtig tot de negentig jaaren zyn hieromllreeks niet zeer zeldzaam ; en wor- den ’er meer gevonden dan in Rhyn- en Delfland. Een myner goede Vrienden van boven Gouda heeft een Grootmoedei* ge^ had, die, in haar negen- en negentigllen jaar, nog fluks op fchaatzen reed; en het in haar honderdlle gedaan zou hebben; indien een onverwagt Ilerfgeval, ’t welk geenzins uit eene door ouderdom kwynen- de ziekte ontllond, haar zulks niet belet had. Men merke by deeze gelegenheid aan , dat eene Rerke drift , en daar uit vloeiende vaardigheid, van op fchaatzen te ryden , in die Streek genoegzaam aan beide de Sexen eigen is ; des men daar de groot- Ile Baazinnen van Holland, in dit Ruk, onder de Vrouwen vinde. Van de ziek- ten, aan welken deeze onze Landzaaten' onderworpen zyn , zullen wy ter gefchik- ter plaatfe fpreeken ; dog hunne Kleeding vordert hier nog een woord. Dezelve is, ten aanzien der Mannen, buiten hun Zilveren beraad, eenvoudig. By de deftigRen draagt men een Sergie Rok, VAN HOLLAND. 745 Rok, veelal op zyn Steedsch gemaakt; be- nevens een Chitïen Hemdrok, of Borst- rok, die, gelyk ook de Broek Zilveren Knoopen heeft. Dan gemeen lyk draagcn zy een Boeren Wambuis,, van bruin grof Laken of Scrgie, met Beenen Knoopen ; hebbende alleen Zilveren Knoopen in ’t Hemdsboord fel : om den Hals flaan de mees- ten, in Bede van een Linnen Das, een Bonten Doek , welks tippen zy onder de Oxelen inlleeken. Wyders hebben zy veel- al kleene opgetocmde Hoeden , dog meest ronde Boeren Mutfen, met een Lint om dezelven. Die gezet zyn op het volgen van de Mode , dat zoo wel op ’t Land als in de Steden plaats heeft, draagen mede Zilveren Knoopen aan de Broek , en daar- enboven, een Camusledercn Riem met een Zilveren Gesp, op de Kuit: ook heb- ben zy allen zeer laage Schoentjes, die maar even de Toonen van den Voet be- flaan. Voor ’t overige draagt elk, naar zynen Raat, een Gebloemden Damasten of Chitzen Hemdrok , met Zilveren Knoo- pen : dan deeze zwierige Zilvcrdragt is wat minder, in de Streek van Vianen, Leer- dam , en omRreeks Gorkum : de zwier deezer Ingezetenen beilaat minder in Goud en Zilver , dan wel in eene eenvoudige net- heid. Aangaande de Vrouwen , by de deftigften en vermogendlten zyn de gladde Boerinnenkappen, met Gouden of Zilve- ren Hoofdyzers en Paereifpelden , wel in gebruik; dog op verre .na zoo algemeen DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 745 NATUURLYKE HISTORIE niet als in Rhynland. Bloedcoraalen Ket- tingen 5 Goude Dopringen , enz. , vind men ’er nog algemeen. De Keurslyven zyn , als gezegd is , ruim 5 en natiiurlyk naar de beweeging van het Lichaam; en die gee- nen die een Keurslyf draagen , hebben ook veelal een Chitfen of Katoenen Jak, en een Damasten of Gebloemden Rok : dan , verre het grootfte getal kleed zig in geree- 'gen Lyfjes, en heeft daar over een Ser- gien of pover Soldaaten Jak , benevens zulk een Rok; welken laatften zyin ’t al- gemeen zoo kort draagen , dat het iemand , dien ’t ongewoon is , in ’t oog loope , als ftrekkende veelal maar tot halverwegen , of even over , de Kuiten. Dan dit doen zy niet , uit eenige dartelheid of wellustigheid ; maar om des te onbedwongener door de zwaare Klaiwegen te kunnen gaan , zonder den rand van den Rok door klai of modder te befmet- ten. Men vind onder haar, des Sondagsj nog wel Muilen ; dog ze draagen meest al- len lugtige Schoenen als de Mannen , wel- ken haar op die wegen beter te ftade ko- men. Wanneer men de Meisjes en Vrou- \ven dus in die Streek ziet gaan , is het een lust, om haare gezonde en frisfche lede- maaten zig, door een vluggen en onbe- dwongen tred, te zien beweegen: vooral daar zy , ’t geen tog der Sexe een natuur- lykcn zwier geeft, mepst allen zeer wel- gemaakte Beenen hebben, en op haare on- derklcederen by uitftek zindelyk en rein zyn. Ook zyn ze zeer net op heure Hair- V VAN HOLLAND. 747 vIegtên;onreinigheid vind men ’er weinig, ten zy by enkele flordige Huisgezinnen. Het meerendeel bind de hairen op, draait ze op de kruin in één , en ftrykt ze op met een Stryklint ; waar boven dan eene Kalot geplaatst word , en daar over eene nette Langetten Trekmuts. Eenigen, die digt by de Steden woonen , draagen geplooide Muts- jes ; de zulken , die hooger op aan den Gel- derfchen kant gezeten zyn , vind men met Katoenen gebloemde Kallotten: en de be- jaarde Huismoeders draagen veelal eene foort van Kapjes, als de Nachtkappen on- zer Jufferen; waaraan men eene gehuwde Vrouw of Weduwe genoegzaam onderkent. Meerder byzonderheden weet ik niet, of ze zyn ten minffe van niet veel aanbelang ; als daar is het draagen van Mofjes, Hand- fchoentjes, Lintjes voor de Borst, met een Gouden of Zilveren Gespje, en derge- lyken ; of ’t moest nog al zyne opmerking verdienen , dat ze meest alle geele Kous- fen, en veelal blaauwe Schortelkleeden draagen; mitsgaders dat ze vry algemeen roode bonte dobbelfteene Doeken hebben , in welker fynheid zy zeer veel waardy ftel- len. Voorts ziet men haar, in den Oogst en Hooityd, den arbeid, in een kort en- kel rood baaien Onderrokje,, en een ge- ffreepten Borstrok , onbelemmerd verrigten. Men moet van deeze onze tot dus ver befchouwde Landzaaten , voor zoo verre ik hier onbelemmerd mag oordeelen, getui- gen, dat zy wakkere , arbeidzaame, naar- fti. DE HOL- LAND- SCHE' NATIE. DE HOL- LAIVD- SCHE KATIE. 748 NATUURLYKE HISTORIE ftige, eertyke, gezonde, en fiere onder-' neemende Menfchen zyn ; wicn , weinig of niet verbasterd, het oude moedige Zuid-, hollandfche bloed nog door de aderen vloeit. En men zou , zoo ik voor my vast- ftelle , indien men, eenmaal, (’t geen God verhoede !} weder voor eigen Haard en de Vryheid moeste ftryden , en onze Ingeze- tenen, onder hunne byzondere Banieren en Stede livreien, ter Heirvaart moesten' trekken, by deeze onze Landzaaten nog veclen vinden , die der Dvvingelandye , met een onoverwinnel3’ken moed, een hard- nckkigen tegenftand zouden bieden. Zy bezitten nog dezelfde gefteldheid als hunne Voorvaders; die, onder het geleide van hunne aloude Heeren , de Arkels , de Bre- deroden, de Montfoorten, de Woerden, de van Asperen , de Heeren van der Gou- de, en eene geheele reeks van vroege Ede- len, oudtyds zoo manmoedig, of der Graa- ven of der Bisfchoppen gezag , Reeds heb- ben weeten te beteugelen; en die, hoe zeer verdrukt , of door ’t noodlot des oor- logs voor eenigen tyd t’onder gebragt , eg- ter altoos wederom zyn komen opdaagen. Men fchynt ’er nog altoos gedagtig te zyn aan ’t oude gezegde, raakende ’s Lands Edelen : ARK EL de Stoutfte, BREDERODE de Edelfte , EGMOND de Rykfte, WASSENAAR de Oudfte, En VAN HOLLAND. 749 " En déeze wakkerheid heerscht hierom- ftreeks niet alleen ten platten Lande, maar zelfs ook in de Steden. Leerdam, Asperen , Heukelom , Woudrichem , Gor- cum, Vianen , Ysfelftein , Kuilenburg, Schoonhoven, Woerden, Montfoort en Oudewater, welke Steden meestal door eigen Inboorlingen van oudsher bewoond Worden , zouden ons veelvuldige bewy- zen daarvan kunnen uitleveren ; dog , om van alle deezen niet afzonderlyk te fpreeken, de Inwoonders van Gouda, wel- ken wy hier onder betrekken , kunnen in dit geval byzonder ten voorbedde dienen. In deeze Stad is het, onder de Arbeiders der Pypenmaakeryen , zeer gemeen , dat zy zig, ais de Fabriek des Zomers minder of meerder llilflaat , fluks ten Oorloge beltee- den, en onze Oorlogfchepen bemannen; waarop ze , na een kruistogtje te rug kee- rende , onder verlof hunner Kapiteins, we- der in de Stad gaan arbeiden ; des zy zig niet min werkzaam dan moedig betoonen. Ook weeten alle de geenen, die deeze Gasten van naby kennen , zeer wel, dat de Gouwenaars, even als onze oude Katten, geen Katten zyn om zonder Handfchoen ‘ aan te tasten. En even dit zelfde heeft ook veel meer plaats , als men wel denkt , ten aanzien onzer Landmilitie, en vooral on- der de Ruitery. Ik heb ervaren en oude Hollandfche Officieren meermaals hooren getuigen, dat zy de Inwoonders uit dec- ze Streeken van Zuid-holland, hier in ’t al- DE HOL- LAND- SCHË NATIE. 750 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL. algemeen befchreeven, onder hunne beste LAND-. Soldaaten telden; dat ze weinig deferceer- KAT^E onvermoeid en getrouw in hunnen dienst waren; als mede dat zy, wanneer de dienst hun ecnig lavei of verlof toelie- te, altoos gongen arbeiden; en voor ’t overige kregel en Rout onder hunne mede Soldaaten waren , als zy woorden kreegen , enz. Indien wy dit alles te famen nee- men, zien wy zeer klaar, dat onze heden- daagfche Hollanders zoo laf en bloode niet zyn 5 als een Uitheemfche zig dezelven wel ecns voorflelt. Men kent , ik heb het meer gezegd, onze Landzaaten maar al te wei- nig, daar men ze eigenlyk moet kennen; te weeten op het Land , en in de minst verbasterde Steden : hier zyn ze nog in dien ouden Raat van wakkerheid en fiere Rout- heid te vinden. Dit ontdekt men, wan- neer men zig naar den Stichtfchen kant wend, by uitRek onder de RoutRe Gooi- landers ; die , fchoon zy zeer veel van den aart en eigenfchap van de Stichtfchen en Gelderfchen hebben, egter onder de Hol- landers behooren; en desniettegenRaande, wat hunne GeRalte en Kleeding betreft, nog zeer overeenkomRig zyn , met de be- fchreeve hooge Zuid-hoil anders. De De Mannen zyn Rerke Roere Menfchen , GOOI- vlug in hunne beweeging, van een not- LANDERF. f^hen opflag, en groot van Oogen; die veelal eene bruine koleur hebben , en hun vry diep in ’t Hoofd Raan. Zy draagen gcmeenlyk zwaare gekrulde Hairlokken, die VAN HOLLAND. 751 die naar^ het donkerbruine hellen. Door de bank zyn ze van eene kloeke geftalte, en men vind ’er veelen van een gezet ge- ftel , of, zoo als men zegt , vierkante kae- rels. De Vrouwen zyn !er insgelyks bui- tengemeen Iterk, en van een vast Spierge- ftel ; meer aan den bruinen dan aan den blanken kant; zwaar en gezond van Boe- zem, vlug van gang-, en ongemeen forsch in haare uiterlyke gedaante, ’t Is niet zeer zeldzaam hier Vrouwen te ontmoeten, die eerder eene Mannelyke fierheid , dan eene Vrouwlyke gedweeheid, bezitten; ’t welk zy ook in veele gevallen door haare be- dryven toonen. Aan den kant van Hil- verfum zyn ’er my aangeweezen , die , zoo wel als de Mannen, voor ’t Mesje gon- gen: en ik heb een Gooilandsch Wyf ge- kend, dat zig in den Haag ophield, het welk op zekere verkooping , op eene Buitenplaats , het Mes , (’t welk zy tusfchen haar’ Kousfe- band droeg,) van leer trekkende, byna alles weg joeg; en niet zonder moeite door de Gerechtsdienaars getemd wierd. Veelen on- der haar volgen de gewoonte der Mannen in ’t rooken van Tabak na ; en ’t is niet vreemd, hier en daar in ’t Gooi, eene Vrouw aan ’t Spinnewiel te vinden , onder ’t fmooken van een Pypje; ja ik heb ’er gezien, die eene Tabaksdoos en Pypen- doos, aan een ketentje hangende , op zyde droegen : waar uit men genoegzaam kan af- neemen, dat de aart der Vrouwen hier al zeer veel tot Mannelyke neigingen overhelt; III. DEEL, Bbb on- DE HOU LAND- SCHB NATIE. DB HOL LAND- SCHË NATIE. 752 NATUURLYKE HISTORIE ondertusfchen heeft dit laatfte egter meest by het germgfle flag plaats ; en ’t "fchynt van de Tabakplantflers onder Amesfoort alhier overgewaaid te zyn. By de deftige Gooi- fche Inwooners, die in en omtrent Naar- den , Wezop en Muiden woonen , befpeurt men in geenen deele die ruwheid, welke zig onder het Gemeen, vooral ten platten Lande, vertoont. ’Er heerscht, byzonder in de Steden, wel verre van eene ruwe onbefchaafde Gemoedsneiging , eene voor- treffelyke burgerlyke Heuschheid in handel en wandel ; en by uitftek eene gulle open- hartige Gastvryheid voor bekendeVrienden. Ondertusfchen Rraalt ’er nogtans altoos ee- ne zekere ftoutheid en wakkerheid in aller daaden door; die, hoewel by defdgen door eene befchaafder leevenswyze beteugeld, onder den gemeenen Man ligtlyk opborrelt , als men iemand hunner beledigt. Deeze on- ze Landzaaten behouden dus nog die oude ftoutheid , welke de Gooilanders in vroe- gere Eeuwen beftendig gedugt gemaakt heeft; en hieruit ontftaat, in den Gooi- fchen Boerenftand, vooral by de zulken die in de Gooilche Engen , omtrent Hilver- fum , Laaren , Blaricum , Busfem , ’s Grave- land 5 en ook na den Stichtfehen kant , woo- nen , eene zekere kregelheid of kitteloorig- heid, waar door ze, op ’t minfte woord- je , ftraks in volle drift zyn , en ’er meest- • al op hunne Kermisfen of andere Feesten vegtpartyen voorvallen. Men ziet ook ter deczer oorzaake, op meest alle 'de Dorpen in VAN HOLLAND. 753 in die Streek, den een of den ander met een Lidteken van een Mesje; dat ze zig fomw^den nog al niet fchaamen , maar voor een Éerteken houden; dan zulks begint evenwel merkelyk af te neemen. Men vind ze voorts over ’t geheel ruw in de Huis- houding, en niet zeer op de zindelykheid geiteld; op ’t Land zyn ze niet uitneemend Godsdienftig; dan in de Steden vind men ze veelal zeer eerbiedig, en naarffig in ’t handhaaven van den openbaaren Gods- dienst. Wat hunne overige driften be- treft, hier van weet ik niet veel byzonder befcheids te geeven ; dewyl ik, uit hoof- de van het algemeene gevoelen , raakende hunne kregelheid , fchroomagtig geweest ben, my van naby met hun in te laaten. Zy komen my in ’t algemeen egter driftig voor, dog vry onverfchillig in hunne Lief- dedriften , en misfchien ook in hunne Hu- welyken. Dat ze zeer vrugtbaar zyn, en gezonde Kinderen vóórtbrengen, is duide- l3^k te befpeuren: ik weet niet dat ik el- ders anders zo algemeen zulke fterke houti- ge Jongens gezien heb , als in deeze Streek ; en de Dorpen zyn overal met dezelven ver- vuld. De Huishouding dier Ingezetenen .ten platten Lande is eenvoudig, en ver van pragdg ; zy bewoonen , buiten de Huizen in eenige voornaame Dorpen , ge- meenlyk geringe Hutten ; leeven in fo- berheid vergenoegd; en onderhouden zig meestal met Land- of liever Aard-vrug- ten , vooral Boekweiten-Meel , Boomooft , B b b 2 Vlccscb DE HOL LAHD- SCIJE NATJE. DE IIOL- LAND- SCIIE NATIE. 754 NATUURLYKE HISTORIE VJecsch en Spek ; Visch ziet men ’er weinige' dan die uit de Ziiider-zee komt , welke hun nu en dan tot eene verfrisfching verftrekt. Wyders Z3'ii ze, ondanks deftoerheid, die men hun toefchryft, zeer fpraakzaam , en men vind ze nog al gereed , om een vreem- den , die op de Heiden en Zandwegen ver- doold raakt, te recht te helpen; ten min- ften ik heb ze ’cr zeer heusch in gevon- den. Zoo Mannen als Vrouwen hebben een wakkeren gang ; gaan fluks en rad , recht over einde, met fiere fchreeden, door het gulle Zand, of de flibberige Klai- wegen heen. De Mannen zyn veelal een- voudig gekleed; fommigen hunner egter nog al wat op zyn fieedsch ; dewyl de Joo- den ’er veel vertier van oude kleederen heb- ben: dan zy , die zig zelven kleederen laa- ten maaken, draagen ze volflrekt Boersch, en op den Zuid-hollandfchen Boeren trant. De Vrouwen gaan ‘ insgelyks eenvoudig , met Scrgie Jakken en Rokken , welken hier mede vry kortjes zyn. Kappen ryk- ]yk met Goud bezet, zyn ’er fchaars; en even zo is ’t ’er gefield met alle verdere overdaad in Goud en Zilver. In dit fiuk zyn ze nog recht oud Hollandsch; en men heeft ze ook meerendeels voor eene echte eigene foort van Hollanderen te erken- nen. Op deeze, zo wy agten, voldoende be- fchoLiwing der Gooilanders , zullen wy nu verder het oog vestigen op onze Ingezete- nen in ’t hartje van Holland, of dezulken ^ die VAN HOLLAND. 755 die aan deeze zyde der Maaze woonen , zo in Schieland als Delfland, Rhyniand en Amllelland ; om ons vervolgens te wenden tot onze Strandlieden, mitsgaders tot de Ingezetenen van Kennemerland en Noord- hólland. Zaaklj^heidshalve , en tevens om de kortheid te bevlytigen , zullen wy hier omtrent de volgende verdeeling in agt nee- men. In de eerRe plaats fcellen wy ons voor , die geenen te befchouwen , welken aan onzen Binnen-Maaskant , van Rotter- dam af tot aan den Hoek van Holland , en in ’t Westland, huisvesten: dan zullen wy de Inwoonders van Schie-en Delf-, Rh3m- en Amflelland , dezelve famenvoegende, onderling befchry ven ; daarop fliaan wy ge- wag te maaken van onze Strandlieden , en met de melding onzer Landzaaten in Ken- nemerland en Noord-holland te befluiten. Dit alles zal ons nog menigvuldige bijzon- derheden aan de hand geeven; dog ver- fcheiden van dezelv^en zyn van die natuur, dat men ze niet kan aanmerken als uitflui- tende kentekenen; waarom ’t ons oogmerk is de zulken , zonder de bepaalde Landver- deeling, of verfchillendheid van Streeken, gade te flaan , op te geeven , als den Hol- landeren deezer Gewesten vry algemeen ‘eigen: houdende middelerwyl fieeds in ’t oog zoodanige byzonderheden , die tot fommigen, uit hoofde van den arbeid , waar mede zy zig geneeren , bovenal be- trekkelyk geagt mogen worden: gelijk dit plaats heeft, by de Bouw-, de Veen-, de Bbb 3 Zee- DE HOL» LAND- vSCHE NATIE. DE IIOL- LAND- SCHE NATIE. De HOL- LANDERS binnen deMaas- dyken , tot aan den Hoek van Hol- land. 756 NATUURLYKE HISTORIE Zeelieden en foortgelyken , in welke Streek zy zig ook onthouden. Duszyn, om onze meening door een voorbeeld op te helderen, de Katwykers, de Noordwy- kers , de Zantvoorders , de ’s Gravezan- ders, de Scheveningers, en die van Wyk op Zee , meestal céne foort van Menfchen ; hoewel deezen onder Delfland , geenen on- der Rhynland , en anderen onder Kenne- mcriand en Noord-holland, behooren. Dit zoo zynde, zal ik my, in ’t. befchryven van dcrzelvcr geflalte niet gehouden agten , om die van eene byzondere Streek bepaald- lyk te melden , oordeelende dat men den invloed der naast aangrenzende Inwoonders genoegzaam in ’t oog kan houden. Ik zal des, van onze Veenlieden fpreekende, zoo wel die van Delf- en Schieland , als die van Rhyn- en Amllelland bedoelen ; en zoo ook in andere dergelyke gevallen. — Laat ons nu, dit vooraf in aanmerking genomen zynde, volgens de gemaakte verdeeling, een aanvang maaken, met het befchouwen van de Inwoonders aan deeze zyde der Maaze, langs hunne Dyken , en voorts die van ’t Westland nagaan. Onder de Hollanders, die van Rotter- dam af, langs de Maasdyken, tot aan den Hoek van Holland, gevestigd zyn; vooral onder die van Delftshaven 5 Schiedam , Vlaardingen , Maaslandfluis , Schipluiden , en die in de Streeken van Schie-en Delf- land woonen, befpeurt men veelal dezelf- de eigenfehappen , welken wy hier boven VAN HOLLAND. 757 m de Overmaazen opgemerkt hebben. In- middels geeft nogtans de dagelykfche ge- meenfchap, met de aanzienl^die, Steden , Rotterdam, Delft, en ’t Hoflyk ’s Hage, mitsgaders de invloed van hunnen binnen- landfchen Handel, wat meer leeven aan hunne Gemoedsneigingen. Ook zyn ze, in gevolge hier van, wat minder eenvou- dig, fchoon ze egter, ten aanzien van ’t laatlle, nog merkelj^k verfchillen van de Inwoonders der opgemelde groote Plaatfen. W at hunne geftalte betreft , dezelve is ook al vry overeenkomllig met die der Overmaazen. Alleenlyk meen ik opge- merkt te hebben, dat ze juist niet van de kloeklle geilalte , maar veel eer aan den ge- drongen kant zyn , en zeer naby aan onze Zeelieden komen. Zy hebben breede Schou- ders en Heupen ; groote breede Handen , en al vry doorgaande gekruld bruin Hair; men ziet ’er weinigen met recht Rokkig Hair5maai\veelen met digt gekroesde Hair- lokken. Voorts hellen zy allen naar het bruin blonde, en hun opdag geeft eene ern- ftige Vriendlykheid te kennen. Het komt my voor niet ongegrond te mogen gisfen , dat ze, byzonder die van V?aardingen en MaaslandOuis, en vooral de Visfchers ^ uit * de bewoonders van onze Zcdiranden voort- gefprooten zyn : te meer daar ze nog he- den hunne Buizen met de zulken beman- nen; en vry veelen van dezelvcn nu en dan hier met ’er woon blyven. Overeen- komftig daar mede zyn ’er veelen , wier Bbb 4 Tro- DE HOL- LAIVD- SCHE NATIE. 758 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- Tronien frisch 5 gewoonljiv vol , en gezond LAND- van aanzien zyn ; het Voorhoofd is by vee- natTe hort, zoo dat de Kuif van ’t Hair meest al maar even onder de Muts of den Hoed Raat. Dit ziet men inzonderheid by die geenen , welken zig met de Haring- en Ca- beljaauw-Visfchery ophouden. Dezulken, meestal uit de Visfehers Buurten aan onze Stranden oorfprongtyk, bewaaren decze hunne foortgelykheid dermaate wel, dat men na genoeg in den eerden opflag be- merke, als men verfchillende Inwoonders déezer Streeke ontmoet, wie hunner uit Zeevolk , of uit eigentlyke Delflanders , ge- booren is ; zynde de laatRen veelal tenger- der, en gantsch niet van de kloekfte ge- ftalte; dog ze zyn niet te min zeer vlug, en alzoo vaardig als de eerften. Onder hunne Vrouwen is dit onderfcheid mede eenigzins te befpeuren; dan over ’t geheel zyn zy tenger, en de engheid haarer net- gereegen Ly ven , daar ze , vooral de def- tigften, zeer in uitmunten, veroorzaakt al vry wat bekrompenheid aan de Middel en de Heupen. Zy hebben, byzonder de ver- mogendflen, hier mede zoo veel op, dat iemand , die by uitflck fmaak heeft in een dun toegehaaid Middeltje, met eene wy- ders bekoorelyke Talie, zekerl3’k zal moe^ ten toeRaan, dat deezen den prys van alle Hollandfche Vrouwen Riyken. Hier by komt nog, dat ze meerendeels blank en 'poezel van vel, mitsgaders zeer net en fyn befiieeden van Tronie zyn. Daar bene- vens 0 VAN HOLLAND. 759 vens hebben ze ligt bloozende Wangen ; en fommigen zyn donker blaaiiwoogig ; maar veelal vind men ze met heldere blaauwe Oogen, en blonde Hairen. Ze zyn van een vriendlyken opHag ; haar Boezem is gemeenlyk wat tenger, en niettemin zoo- gen ze meestal zelven haare Kinderen ; dog eenigen zyn nog al vast en ffcerk van Boe- zem. Haar gang is niet zeer vlug, maar wat lleepende, met korte treedjes; even- wel, voor de geenen die daar op gefield zyn, effen en netjes. En Mannen en Vrouwen zyn ongemeen keurig op de fchoeijing der Voeten; draagende de Man- nen nette kleene Schoentjes , met laage Hieltjes; hoedanigen ook de Vrouwen heb- ben , met nette ligte Muiltjes; dat over ’t geheel nog al iets bekoorelyks heeft. De Mannen zyn wel wat zwaaiagtig in hunnen gang , zoo als dit veel plaats heeft by onze Zeelieden. De fpraak en ftem van de Be- woonderen deezer Streeke is zagt; en de Vrouwen hebben een welluidenden liefiy- ken tongval. De klinkletter é fpreeken ze niet flerk maar wat gebroken uit, en del klinkt hier zagtjes en niet flraf ; by eeni- gen, die wat dieper in Delfland woonen , word de e wat flraf geboogen op den klank van a; en dit befpeurt men volkomen by de Delvenaars, die, als ze by voorbeeld Delft zeggen, deezen naam bykans uit- fpreeken, als of ze Daelft zeiden. Aan den kant van ’t Westland, byten ze de y wederom zeer kort af, en zeggen, gelyk Bbb 5 de DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DK HOL- LAND- SCHE NATIE. 760 NATUURLYKE HISTORIE de Hagenaars , veelal kik of kiek voor kyk : al ’c welke fchynt af te hangen, van ecnc foort van gemeenzaamheid onder de In- woonders van deeze of geene Streek. Wat W3^ders hunne Liefdedriften betreft, daar van kan ik zoo bepaald niet oordeelen. Dog zy fchynen my naast toe wat koel te zyn; fchoon de Jeugd ’er anderzins zeer gelteld zy op vrolyke gezeifchappen en Bruiloftsvermaaklykheden ; ook hcerscht ’er de kuischheid zeer, en de huvvelyks- band is ’er Rei'k. Raakende de Vrugtbaar- heid, en verdere b3^zonderheden wegens de Kinderdragt, heb ik niets te melden dan ’t geene zy met de Overmaazen meestal gemeen hebben. Alleenlyk is ’t my voor- gekomen, datzy, die in ’t Westland woo- nen, als eenigzins fterker van geftel, wel wat vrugtbaarder z^m: men wandelt ten minden in die Streek niet, of’t krielt ’er alomme van gezonde Kinderen ; terwyl die langs den Dyk zig vry wat flapper voor- doen. Even dit zelfde befpeurt men ook in de Getemperdheid van deeze onze Landzaaten. De Vrouwen wel byzonder, en veelal ook de Mannen , zy ongemeen Phlegmatiek ; en eenigermaate loom en langzaam in al hun doen. Het zy men ’t nu aan dit Tempera- ment, of aan iets anders hebbe toe te fchry- ven , men vind ze althans zeer doordringend en bedendig van oordeel ; ook zyn ze in ’t geheel niet veranderlyk, noch haastig of opvliegende ; maar als hun geduld uitgerekt word-, VAN HOLLAND. 761 word , toonen ze zig ftandvastig in ’t wree- ken der belediginge hun aangedaan. Men zal een Maaslandfluizer of Viaardinger niet dra in pleitzaaken inwikkelen , maar als hy ’er inkomc, ftaat hy ’c rond, en houd zyne zaak vol. Die Volk is ongemeen openhar- tig en gastvry voor de Natie; dog niet zeer op Vreemden geileld. In hunne Hui- zen en aan hunne Haardfleden woont de reinheid zelve ; ook munten hunne gemee- ne wegen, de Dorps- en Stads-Straaten uit in zindelykheid ; zoo dat ze de Noord-hol- landers , in dit fluk , de loef fchynen af te willen fteeken. Voorts zynzy zeer liefderyk, mededoogend en weldaadig jegens hunnen medehehoeftigen Mensch : en neemen edel- moedig deel in alles dat het gemeene wel- zyn van hunnen Burgeritand betreft ; zyn- de onderling zeer verbonden door eene ge- willige dienstvaardigheid voor elkander. Tot een uitmuntend voorbeeld hier van flrekt het gedrag van den Heer covert VAN WYN, te Maaslandfluis ; die de Kerk en de Diaconie zeer verfierd en onderfteund heeft, draagende verder het 'grootlte aan- deel in eenige kosten , tot fieraad der Plaat- fe en gemak der Ingezetenen , aangewend ; dat zyne nagedagtenis ; als die van een edel- moedig Weldoener, nog beflendigin ’thart van ryk en arm doet leeven. Ze zyn daar benevens ongemeen yverig en naarltig in hunnen handel; en tevens winzugtig en fpaarzaam, maar niet gierig; als durvende , fchoon ze niet gewoon zyn overdaadig te lee. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- Ly^ND- SCHE MATIE. 762 NATUURLYKE HISTORIE leeven, ’er deftiglj^k van teeren. En ze- ker 5 zoo men eenigen onzer Landzaaten moge aanpryzen , als voorbeelden van een gefchikten Volksyver en Naarftigheid, dan zyn ’er gewis deeze Maaslanders onder te tellen , en vooral met naamede.Maaslandflui- zers ; wier woonplaats , in weinig jaaren , van een kleen Buurtje , tot een zeer aanzicnlyk Dorp 5 niet ongelyk aan menig cene genoeg- zaame volkryke Stad , is aangegroeid ; terwyl ook de noeste Vlaardingers 5 in hunne alou- de Stad, niet weinig in Inwoonders en Wel- vaart zyn toegenomen. Voorwaar, een onwederfpreekelyk getuigenis van een yve- rig en naarfhig Volk; dat hen onder onze Natie der algemeene hoogagtinge waardig maakt. In ’t ftuk van Godsdienst zyn zy zeer bedreeven , en y verige voorftanders. Ja , indien men eene aanmerkelyke onder- zoeklievendheid, buiten onze groote Ste- den , vry algemeen wil zoeken , zal men ’t naauwlyks ergens meerder vinden dan by de vermogenciften van MaaslandHuis en Vlaardingen, benev^ens die van Schiedam en Delflshaven. Men vind ze gewoonlyk leesgierig , zeer gefteld op wat nieuwe Schriften , en ’t nafpeuren van nuttige W^eetenfehappen; bovenal maaken ze veel werks van Godgeleerde en Historifche Boe- ken te leezen. Dit maakt veelen hunner, in verfcheiden opzichten , zoo wel gevat , dat een twistgraage Wysneus zeer gemak- lyk een Maaslander aan dcezen kant kon aantreffen , die hem met reden en onder- vii> \ I VAN HOLLAND. 763 vinding ton bondigfte ftaan zou. Zulks zou vooral plaats lainnen hebben , indien hy een bejaard deftig Man fprak; want men vind de opgemelde geoefFendheid hier meest by bejaarde Lieden ; alzoo dezelven hunne nog overige dagen der ruste toewj^- , en ; zy laaten dan ’t bewind des handels aan hunne Zoonen over, en flyten hunnen leeftyd doorgaans met een eerlyk tydver- dryf en in nuttige befpiegelingen. Onder anderen fchynt ook de Dichtkunst haare na- tiiurlyke bloempjes hier mildlyk teftrooien. Men vind ’er althans veele Liefhebbers der Poëzy : en wie weet niet hoe Vlaardingcn roem draagt op haaren Hoogvliegenden HOOGVLIET ? Wyders befpeurt men in dee- ze Streek doorflaande blyken van de in- fchiklykheid in de Huishoudingen, en de eensgezindheid onder de Kinderen : de Mannen laaten aan de Vrouwen het huis- lyke bewind volffcrekt over, en bemoeien zig alleen met hunne Hantteering; evenwel zyn zy zoo verwyfd niet, of zy handhaa- ven met befcheidenheid hun Manlyk gezag; het welk te ligter gefchied , om dat de Vrouwen aan de andere zyde den Mannen zeer veel toevieren. De Vrede woont hier des, als men eenige knorrige humeuren, en ongelukkig gefchikte Huwelyksvereeni- gingen, die tog overal zyn, buitenfluit, in de Huisgezinnen ; en zoo ook de Vriend- fchap in de Buurten, mitsgaders de Gods- dienst in ’t Hart ; terwyl de vrolyke verge- noeging zig alomme op de Straaten ver- toont; DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 764 NATUURLYKE HISTORIE toont; nadien de naarftigheid in de Pak- huizen , of op de Kaaien , en aan ’t Boord der Schepen , den arbeid der Inwoonde- ren beloont, met welvaart en voorfpoed, die men ook, met eene Recht Hollandfche deftigheid , in hunne kleeding ziet uitblin- ken. De Mannen van eenig aanzien, die vry wel gegoed zyn, hoedanigen ’er veelen ge- vonden worden , draagen eenen netten La- kenfchen Rok , die noch naar den nieuw- Ilen, noch naar den oudften fmaak, maar egter eenigermaate op de hedendaagfche wyze van de kleeding der Stedelingen ge- fneeden is. Zy houden nogtans niet van korte uitfteekende Panden , en groote Op- flagen , maar wel van best fyn Laken ; en ge- woonlyk Haan zy nog al op het Inlandfche. De meesten hebben zwarte zyden , damas- ten of greinen Kamizoolen, die mede niet kort gemaakt zyn. In de Boordmouwen pronken zy met Gouden Knoopen, aan de Broek met Gouden Gespen,,en op de Schoenen met zwaare Zilveren. Eenigen hunner, dog weinigen, verfieren zig met Paruiken , die ze veelal kort en gefchooren draagen: eene Zakparuik, of eenige ande- re dergelyke foort, is by hen belachelyk. Ook maaken zy geen werk van witte Kous- fcn , maar kiezen veel eer blaauwe of zwarte zyden Kousfen ; en eenigen , van wat laager Rand , draagen ze wit en zwart ge- bloemd of geflreept, als mede graauw en paerelkoleur 5 enz. De VAN HOLLAND. 765 De Vrouwen zyn alleszins weezenlyk kostbaar gekleed. Het fynfte Linnen en Neteldoek , met de ouwerwetfche fyne Chits, behaagt baar, en haare verkiezing valt verder op de beste Zyden Stoffen, vooral op de Gros du tours ^ in de blaauwe, zwarte en purpere koleuren. De Keursly- ven der Vrouwen deezer Streeke zyn , als boven gezegd is , zeer eng en net gemaakt ; en haar Boezem is met een fynen Neus- doek naauw en eerlyk gedekt. Lenigen draagen nieuwmodiiche Kuifmutfen; dan veelei! houden zig aan de kostbaare gladde Kappen , die met een breed Goud Hoofdy- zer vast op het Hoofd liaan, en agter aan de kluit ryklyk met Paerlen , en by fommi- gen met Diamantfpelden , bezet zyn. De Oorbaggen, die aan de Tooken van ’t Hoofdyzer afhangen, zyn doorgaans Dia- manten, of ten rainlle zwaare Gouden Bel- len. Haar Halsfieraaden zyn Gouden Kete- nen , met een Diamanten Dop ; en de zeer vermogende!! draagen een Paerelfnoer; ook is derzulker Borst verlierd met een Dia- manten Gesp, terwyl de minderen dus met een Gouden pronken. Een Gouden Beugeltas by de Vrouwen, en een Goud Horologie by de Mannen, benevens vee- ie andere kostbaarheden, naar gerade, verllrekken hier alomme ten blyke van een voorfpoedigen Handel ; van wel- ke wy op zyne plaats , als zynde een van de voortreffelykllé onderwerpen der Na- tuur-- DE HOL- LAND, SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCH£ NATIE. 765 NATUURLYKE HISTORIE tuurlyke Historie j breeder hoopen tc ïprec- kcn. W at verder de dragt der Lieden van een laager Raat betreft, dezelve is meer in den fmaak van den RoerenRand, of wei dien der Zeelieden gefchikt; en deeze heeft bo- venal invloed by de meeste Invvoonders. Derzelver kleeding beRaat gemeenlyk uit een bruin Lakens- of zwart Sergie- Wambuis , met een ruime Broek van dergelyke Rof, en een Chitzen of witten Hemdrok; hier by hebben ze veelal een wit Dasje , of een bonten Doek om den Hals, welke met twee Gouden of Zilveren Knoopen in ’t Hemds- boordfel verfierd is; en eindelyk dekken zy het Hoofd met een Schippers Mutsje, dat met een zwart zyden Lint pronkt: zoo dat ze in alles nog al vry na bl3wen aan de oude Hollandfche dragt. Men ontmoet hier ook nog veelen met lange Schippers Rok- ken; dat wel byzonder de kleeding van de- zulken is, die als Boots- of Stuurlieden vaa- ren: onder welke foort men hier. by uitnee- mendheid kundige en moedige Mannen heeft; die zeker des noodsnog zulke braave Zeehelden zouden kunnen uitleveren, als wy voormaals aan haar’ wakkeren piet hein , te Delfshaven gebooren, gehad hebben. De Vrouwen van den gemeenen Burger- flaat volgen in haare kleeding mede veelal den trant der Zeevrouwen ; draagende Ser- gie-of Saaie-Rokken en Jakken; dog het gebloemde Catoen,of een RemmigChitsje, komt allengskens meerder in zwang, ’t Pleeg VAN HOLLAND. 767 bykcins algemeen te z\jn , en ’t is nu nog al fterk onder de gemeene Lieden in de Mode, dat de Vrouwen allen met roo- de Rokken , van fyne of grove Baai , gon- gen ; ook draagen de meeste bejaarde Mannen zulke Onderbroeken. De Keurs- lyven deezer Vrouwen zyn insgefyks wat Boerfcher en ruimer , en op verre na zoo net niet gemaakt als die der meer gegoe- den. Voorts zyn de platte Kappen , met Gouden of Zilveren Tooken aan de Hoofd- yzers, by haar gemeen; dog de geringen draagen , gelyk de Overmaazen , Langetcen Mutfen, enz. De Vrouwen van deezen rang zyn wyders, even als die uit de Ov^er- maafche , al vry wat aan de Thee en ColF}^- Tafel verbonden; daar ze niet zelden, on- der elkander fnappende en praatende , den tyd onnut doorbrengen ; fchoon ze zig an- ders, ten opzichte van den handel, niet traag betoonen : dewyl de winzugt haar ook beheerscht, en ze voor ’t overige ge- meenlyk fpaarzaam zyn. Men heeft , ten befluite, dit Volk over ’t geheel aan te zien als egte , onvermengde , opregte , wel- meenende , Vryheid en Godsdienstlievende Hollanders ; gelyk ook de onmiddelyk met 4um vereenigde binnenlandfche Schie- en Delflanders , byzonder die geenen , welken onder den naam van Westlanders voorko- men. Betreffende de Ingezetenen van het tie- rige en vrugtbaare Westland heeft men, ten aanzien hunner geftalte , weinig op te III. DEEL. Ccc mer- D£ HOL- LAND- SCHE Natie. De WEST- LANDERS. JDE HOL- LAND- SCHE PIATIB. 768 NATUURLYKE HISTORIE merken 5 dan ’t geen ook op de Delf- en Rhynlanders in ’t algemeen betrekkelyk is ; waarom wy ’t niet noodig oordcelen.daar van afzonderlyk gewag te maaken. Zy heb- ben over ’t geheel gantsch geen zwakke ge- ftellen ; Mannen en Vrouwen zien ’er gezond en welgemaakt uit; en dezulken, die da- gelyks in de Boomgaarden en Moestuinen arbeiden, hebben, geljdc alle Menfchen die veel in de Aarde werken , zwaare bree- de Handen en kloeke Vuisten. Men vind ze ongemeen bedreeven in ’t delven, waar mede zy zeer veel bezig zyn, door het hier en daar afzanden en bebouwen der Zandheuvelen. Ook maaken veelen der In- woonderen deezer Streeke , zoo ik het wel hebbe, hun werk van het aanneemen van zwaare Heiwerken aan de Maasdyken en tot Fundamenten voor Sluizen ; waar toe zeker geen zwakke geftellen in Raat zyn; des men ligtlyk erkenne, dat ’er gezonde en fterke Gasten moeten huisvesten. Ze zyn voorts by uitftek arbeidzaam en naar- ftig, waar van de Westlandfche vrugten tot getuigen ftrekken. Onder alle de Hol- landfche Ingezetenen ten platte Lande weet ik niet, dat ik doorgaans gulhartiger Men- fchen gevonden heb, dan in deezen Oord. Op een beleefd verzoek, en een vriendlyk woord , Raat voor een ordentlyk Man hun Boomgaard open : hy mag op eene befchei- den wyze, zonder een gulzig misbruik van hunne vriendlykheid te maaken, onge- floord de vrugtryke Tuinen doorwandelen. Lacht VAN HOLLAND. 769 Lacht hem een rype Suikerpeer of beval- lige Appel toe, ’t word hem geguhd dien te plukken : bloozen de wangen eener be- luste Vrouwe, op het zien van eene fap- volie Kers, frisch bedaauwde Pruim, of een goudgeelen Abricoos , zy mag haar lust vrylyk voldoen ; om , het zy dan waan of waarheid , ’t geen ze draagt te paaien met den voorfmaak dier aangenaame vrugten. Treed ze met haare jonge Kinderen den Boomgaard in , men geeft aan die Wigtjes vrj'heid , om , op de hurken in ’t zand ge- zeeten , de voor ’t kinderlyke oog zoo be- koorel3d{:e, en voor den mond zoo ver- frisfchende, Aalbeziën te plukken, of zig te vermaaken met uitgezoogen Klapbeziëii op te blaazen ; om , terwyl ze die op de hand doen klappen, van verre te laaten hooren, waar omtrent zy zig onthouden. Zoodanig eene heuschheid is zeker recht Hollandsch , en heeft ook plaats by de reeds befchreeven hooge Zuid-hollanders, in derzelver Kersfen- en Oofc-Boomgaar- den; dan hier in deeze Streek is rny zulks het meest gebleeken. Van hunne overige Geneigdheden kan ik het volgende nog kortlyk melden. De Menfchen zyn hier in ’t algemeen zeer op- recht in hunnen handel en wandel; dog veelen, en vooral de Mannen, zyn vry ftoiit, ver van toefchietende als zy zig be- ledigd agten; in eenige opzichten al wat hoofdig, en niet gemaklyk van hun ftuk te brengen ; ook zyn eenigen hunner gantsch Ccc z niet DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL. LAND- SCIIE NATfE. 770 NATUURLYKE HISTORIE niet bloodc , of ligt vertzaagd in eene twist- party ; dan voor ’t overige gedraagen zy zig 5 in gewooile omftandigheden , anders onge- meen heiisch befcheiden en vriéndelijk. Men ontdekt dit zeer klaar, als men ze in de Ste- den met hunne Fruiten en Groenwaaren ter markteziet, ter plaatfe daar zy met aller- leie Appelvvy ven en Straatraveelen te doen hebben. Men hoort hen dat volkje vriende- lyk behandelen , en als de marktprys bepaald is , kreunen zy zig aan geen fpytig bod , of het overfchreeuwen van een vloekend wyf; maar tragten ieder door een befcheiden ant- woord te overtuigen. Ik wil niet bewee- ren, dat ’er geen één onder hen gevon- den word, die, gelyk ze elders ook zyn, wel eens haastig of wat kregel is ; maar ik kan verzekeren , dat ik ’er myn werk van gemaakt heb , om menigwerf op de zooge- naamde Westlandfche Markt te Leiden te zyn, ten einde op den aart van dit Volk te letten ; en dat ik het over ’t geheel wee- zenlyk zoo bevonden hebbe als ik het hier opgeef. In ’t ftuk van Godsdienst beton- nen zy zig, zoo Proteflanten als Room- fchen, zeer yverig, en ernftig: de laat- Iten , wier aantal vry groot is , zyn in dee- ze Streek nog al wat heviger Roomsch, dan elders. In ’t gemeen heerscht ’er onder hen allen zeer veel bygeloovigheid ; en ’er rolt in de meeste Dorpen gewoonlyk het cene of andere Spook- of Grolvertellingje rond. Dit was hun van ouds reeds eigen ; zy vertelden toen , en fommigen gelooven ‘ ' ’t nog VAN HOLLAND. 771 ^ nog heden , dat ’er geheel iets byzonders plaats heeft, onder de oude Grondvesten van het Graaflyke Slot Hennenberg; het welk, zoo men wil, op zekeren terp of eene hoogte , by Loosdiiinen , die men nog Hennenberg noemt, geffcaan heeft. Men wil dat ’er onder dezelven veele Gouden en Zilveren Schatten bedolven liggen, dog dat de fpaden en fchuppen van den geenen, die ’er naar delven \yil, aan fbukken bree- ken. Wyders dat iemand , die des mid- dernagts met zyn rechteroor op den grond van deezen berg nederliggende luistert, op het hooren van den klokkenflag één^ on- der den grond het gerammel van loopende Braadfpeten, Schotels, Borden, en het kooken van Potten , enz. duidelyk hooren kan. Dit fprookje was al oud in de dagen van westerbaen; die de VVestlandfche Streeken in zyn Ockenburgh befchry vende , ’er dus van gewaagt: Weet, dat die ’s middernachts, juist als de kloek in ’t flaen is , Legt met zyn Oor, dat ver van ’t flineker niet van dacn is , Op decs hegraesden bult, die duist noch veeren heeft , Ln dikwils is het bed van die hy voedfel geeft, Befcheidelycken hoort, hoe dat de fpeeten loopen. Wat port’ en keetelen , en lepels om te droopen, En braed-pan voor geraes daer in de keuckens maeckt : Weet, dat fo iemand komt die na de waerhêid haekt, Ccc 3 DE HOL- LAND- SCFIE NATIE. DE HOL* LAND- SCHE NATIE. 772 NATUURLYKE HISTORIE En ’t delven daer beftaet , en gaeren was aen ’t vatten Na Silvre Schotelen en de verfoncke fchatten, Hy haest gebroocken ziet fyn fchoppen en fyu Ipaên, En even wys en ryck wel mag nae huis toe gaen. De wyven fwoeren ’t my wel over veertig jaeren , Die doenmaels na my heugt wel tweemael veertig waeren, De mannen fwoeren ’t oock , en noch al fwcert men ’t my, En d’ouden geven het haer kindren in den bry. Dees had het van fyn Bes , die van fyn Bestevaer- tje , En die weer van fyn Noom, of van fyn Meutjc Maertje. Maer noit vond ick ’er een, die om de proeve docht , En elck had het gelooft , maer niemand onderzocht. Van dergelyke foorü is mede de zoo be- kende fabel, raakende de Gravinne van Rennenberg, die men wil dat zoo veele Kinderen ter waereld bragt, als ’er dagen in ’t jaer, dat is drie honderd vyf-en zes- tig, waren. Dit flag van vertellingjes fchynt aan den Maaskant, en byzonder in ’t Westland, zeer gemeen. Ze zyn ook, als men ’t wel vat, in een zeker opzicht waar; dog het Gemeen begrypt zulks in den eerften opflag niet; en zelfs fchynt de olyke Ridder westerbaen de kneep niet gevat te hebben. Het is zeer natiiurlyk dat iemand , die met zyn rechter oor op den grond ligt , en letten moet op den klok- VAN HOLLAND. 773 flag één-, dat hy, tevens vooringenomen zynde met het denkbeeld van een onder- aardsch gedruis te zullen hooren, zig dien klokflag één laat ontfnappen; ook kan hy denzelven met het rechter Oor niet hoo- ren, nademaal het digt tegen den grond liggen moet. Het is dus een fprookje van denzelfden aart , als ’t geen men den Kin- dei en vertelt , wegens het Metaalen Stand- beeld van Erasmus te Rotterdam , dat hy een blad omkeert, en van den Steenen Roeland te Amfterdam , dat hy fpreekt , als hy de Klok hoort flaan. En wat het bree- ken der Spaden in het delven aangaat; dit is niets meer dan een natuurlyk gevolg van de hardheid der oude Fundamenten. Op zoodanig eene wyze kan men ook de His^ torie der Graavinne van Hennenberg, zoo ’er in ’t geheel iets waar in zy, zeer wei verilaan; ’t is geen wonder dat eene Vrouw, die op den tweeden of derden , laat het den vierden January zyn , bevalt, twee, drie a vier kinderen, en dus juist zoo veelen ter waereld brengt, ais ’er da- gen in ’t jaar zyn. Of laat het, zoo als’ men wil, gefchied weezen, overeenkom- ftig met eene bedreiging of toewenfehing, op den 29 of 30 December; wat wonder dat eene Vrouw zoo veele Kinderen baart, als ’er diestyds nog dagen in ’t jaar waren? Van zulk eene natuur zyn genoegzaam alle die Westlander Sprookjes, wanneer ze ont» knoopt worden ; en ik ben niet vreemd van te gelooven, dat ze door den eenen of an- Ccc 4 de- DE HOL- LAND- ^SCHE NATIE. L DE HOL. LAND- SCHE WATIE. 774 NATUURLYKE HISTORIE deren gaaiiwaait onder de Monnikken , uit de Westlandfche .Kloosters , welken voor- heen vry luisterryk in die Streek waren , onder ’t Gemeen verfpreid, en zoo dub- belzinnig verhaald zyn in Delfland, als oud- tyds de Delphifche Orakels by de Grieken en Romeinen. Voorts vind men, deeze ligt- en bygeloovigheid buitengefteld zyn-, de, de Westlanders in hunne overige hoe- danigheden en gemoedsneigingen , gelyk aan de meeste Ingezetenen van het binnenfte gedeelte van Zuid-holland , die wy in ’t volgende Hoofdjiuk nader zullen befchou- wen. Wy bedoelen, (om dit met een kort woord te melden ,) hier mede geen bepaal- de affeheiding onzer Landzaaten; maar de verdeeling in Hoofdrukken ontlhat alleen uit de gefchiktheid van ons Werk ; die ee- nigermaate vordert, den Leezer eene foort van verpoozing, door zulk eene verdee- ling, te geeven. . Uit dien hoofde hebben wy de Ingezetenen langs de Maasdyken , tot in ’t Westland, afzonderlyk befchouwd;en zullen nu , na een wyl tyds gerust te heb- ben , met onze Leezeren de eigentlyke Delflanders, mitsgaders een gedeelte der Schielanders, en vooral de Rhyn-en Am- ftellanders, benevens onze Strandbewoo- ners, bezoeken. AGT- VAN HOLLAND. 775 AGTSTE HOOFDSTUK. Verdere hefchouwing van de Volkseigene Ge^ Jialte en Kleeding^ mitsgaders de Getem- perdheid en Gemoedsneigingen der hol- LANDEREN , in deeze Agttiende Eeuw ; hyzonder met betrekking tot de zuU ken y die het hartje van Zuid^ hólland en de Zeekusten be^ woonen, De Landzaaten, die in de eerfle plaats het onderwerp van dit Hoofdjiuk zyn , komen ons in ’t algemeen voor, aJs zulken die het Landeigen , hier en daar onder an- dere Ingezetenen van *HolJand veiTpreid, onderling in zig vereenigd hebben. In ’t binnenfte van ’t Land gevestigd, zyn ze ’er natuiirlyk minder van verwyderd , dan anderen , die in den invloed der nabuurige Provinciën deelen, en dus, door hunne ge- meenfchap met de Zeeuwfchen, Sticht- fchen , Gelderfchen en Overysfelfchen , * min of meer tot dezelve overhellen. Wy mogen ze derhalven , daar ze in ’t hartje van Holland woonen, met recht als de ei- gentlyke Hollanders, fchoon wat verbas- terd , door de veelvuldige Vreemdelingen , die zig met hun vereenigen, befchouwen. Ccc 5 Om. DE HOL- LAND- SCH£ NATIE. DE WOL* LAND- SCHE NATIE. Uiterly- lv0 Ge ftake der In woon de- ren in ’t kart je van HOL- LAND. 776 NATUURLYKE HISTORIE Om dezelven te beter in hunnen eigen aart te Jeeren kennen, zullen wy voornaamlyk het oog vestigen op de Lieden van den def- tigen Boeren-Burgerftand onder hen, op de Vee- , Akker- en Veenlieden , welken hunne Dorpen hewoonen^ en dit afgehan* deld zynde , hebben wy ons , naar de voor- geftelde verdeeling, te wenden tot onze Visfchers of Strandlieden. De eerstge- noemden , welken zig onthouden in de Dorpen , die inzonderheid gefchikt zyn tot den Landbouw en Veehoedery, of bepaald- lyk in de Veenftreeken van ons Vaderland huisvesten, veiTchillen meer in geneigd- heden, dan wel in de weezenlyke geflalte; en kunnen dus, als onderling tot elkander betrekkelyk, zeer' wel te gelyk voorge- draagen worden ; dan de laatften , die aan onze Zeekusten gevestigd zyn , heeft men zèkerlyk, als eene genoegzaam op zig zel- ve eigen foor t , afzonderlyk in aanmerking te neemen. Wat nu de eerften, zoo Delflanders en Schielanders, als Amftellanders , en vooral hoofdzaaklyk de Rhynianders , welke in dit opzicht byzonder gadegeflagen moeten worden, betreft; men vind hunne Mannen gemeenlyk kloeker van geflalte , en wel iets langer, dan die van ’t hooge gedeelte van Zuid-holland; evenwel zoo niet, of ze zyn, gelyk in alle Streeken, nu wel eens middelbaar, dan eens ongemeen lang of kort. Onder de Bouw- en Melkboeren is het al vry doorgaande , dat zy , hoewel VAN HOLLAND. 777 ze breede en vaste Schouders hebben , eg- ter in evenredigheid niet zeer breed of rond van Heupen, meestal fchraal van Kui- ten, en niet net van Voeten zyn. Zy be- weegen hunne Voeten gewoonlyk binnen- waards , en hebben een ftyven gang , met eene rechte houding; waar door ze van de hooge Zuid-hollanders niet weinig ver- fchillen. De Rug is meestal plat ; het Hoofd houden zy zeer recht op; de Armen en Handen laaten zy veelal recht by het Lyf neerhangen, of ze Reeken dezelven in de Voorbroek, Kamizool of Wambuis. In zulk eene geftalte ontmoet men ze dik- wils aan den kant van Delfland , en deRhyn- landfche Weipoort, in en omltreeks Lei- derdorp, Alphen, Koudekerk , Warmond , enz. Die wat kort van geflalte zyn , heb- ben meestal een breed en vast Lichaam , welgevormde Beenen, Heupen en Schou- ders, met een gezond bol gelaat, dat een bruinen opflag heeft; dan zy, die tot de lange geflalte overhellen, vertoonen zig meestal fchraal en vaas van Tronie. ’Er heerscht onder alle de Inwoonders deezer Dorpen eene zekere byzonderheid, die grootlyks fchynt af te hangen van het Beroep dat zy hanteeren. Flunne Mole- naars, Broodbakkers en Grutters, munten veelal uit in eene vlugge en nette geflalte; de meesten zyn rank van Ledemaaten ; rad en kittig op de Beenen ; gezond en flerk ; hebben breede en vaste Handen , en in al- les zeer net geregelde Voeten. Ook is DE HOL LAND- SCHE NATIE. DE HOL LAND- SCHE JVATIE. 778 NATUURLYKE HISTORIE . hun gang lugtig en vlug ; waartoe veelligt eene genoegzaam doorgaande Licfhebbery onder hen, voor lugtigc dansjes, op vro-* \yke Kcrmisfen of andere Feesten , niet weinig toebrengt; waarby ook, ten aan- zien van de Bakkers, wel bj^zonder komt, het treeden in den Brooddeegtrog. De Snyders, die ongemeen veel ten platten Lande woonen , daarze het werk van de Naaifters waarneemen, en van huis tot huis gaan arbeiden, zullen, gelyk ook in de Steden, deKniëu, in ’tgaan, meeren- deels buitenwaards buigen , en ze fchynen veeltyds gedrongen van Borst te zyn; een iiatuurlyk gevolg van hun kruiswyze zit- ten met de Beenen, en veelvuldig voor over bukken. En ik vermoed dat men, in- dien men ’er eens op wilde letten , veele Snyders Kinderen zou vinden, die uitzet- tende Beenen hebben. Onder de Arbeiders, die met de Spade werken, als daar zyn Spitters, Del vers, Warmoeziers, en voor- al dezulken , die zig in de Veenen , of el- ders anders , by menigte met het teelen van Moeskruiden geneeren; onder deeze en foortgelyke Lieden zal men de Mannen, ’t zy ze van eene kloeke, middelmaatige, ' of korte geftalte zyn^ allen rond, dog breed van Schouders, en met een meer of min geboogen Nek vinden. Ook zal men gewaar worden, dat ze in hunnen gang de Rechter Schouder merkel^di: naar vooren zwenken , en zelfs de Rechter Heup voor- zwaaien : welk een en ander uic hunnen ge- woo- VAN HOLLAND. 779 tvoonen arbeid, en de rigting des Lichaams ter dier oorzaake, voortvloeit. Daar en boven flaan de Voeten, zoo der Mannen als der Vouwen, zeer binnenwaards; ’t welk men toe te fchrjwen heeft aan het kruipen op de Kniën , als zy het onkruid wieden : en van daar befpeurt men dit ook by de zulken, welken hier en elders de Aardappelen, het Koren, de Garst, den Haver, en de Boonen-Landen van ontuig zuiveren. Men kan des, hier op lettende, na genoeg afleiden, welke eene voornaa- me reden is , waarom veelen onzer Boe- renlieden niet zeer net van Voeten zyn. Eene dergelyke oorzaak heeft mede een merkelyken invloed op de gehalte en hou- ding onzer Schippersgasten en Visfehers, die het Haarlcmmer-meer , het Y, de Zui- der-zee , en anderen onzer Wateren bevaa- ren. Deeze Knaapen,van jongs af aan ge- woon, de Voeten en de beweeging des Li- chaams te rigten , naar de beweeging van het zeilende Vaartuig, neemen ongevoelig eene uitwendige geflalte en houding aan, die hun een Iterk zwaaienden gang, dog tevens ftyven en vasten tred eigen maakt. Daar benevens doet de Nattigheid , en ’t behandelen der Takelagie hun Lichaam in ’t algemeen en de ' Spieren in ’t byzonder Iterk zwellen en uitzetten. Ter zaake van deeze hunne kostwinning fteeken ze ook boven veele anderen uit, in kragt, vlugheid en ftoutheid; en ’t is onder dit flag van Lieden, dat men de oude wakker-' heid DE HOL LAND- SCHE NATIE. 780 NATUURLYIyE HISTORIE DE HOL., heid nog recht ziet leeven. Ik ken althans, LAND- over ’t algemeen gefprooken, geen lloer- der volk dan onze Schippers-gasten. Men let er gewoonljd^ niet zeer op; maar men zou reden hebben om verbaasd te fbaan, als men eens nagong, welk een aanzienlyk getal van Mansperfooonen , in onze Veen- dorpen en elders veiTpreid , zig geneert met het bevaaren onzer Binnen-Wateren. En menzon, hun voorkomen gadèflaande, ongetwyfFeld met my erkennen , dat eene onverfchrokken hartsneiging, en een Rou- te Mannelyke opflag, hier nog by uitRek tot een zeer doorRraalend getuigen Rrek- ken , van dien ouden onvervalschten held- haftigen aart; welke, in voorleede dagen, zoo wakker uitblonk onder de Watergeu- zen aan de Maaze, de Plempvaarders op het Meer; en, op dat ik ’er dit by voege, de Noord-hollanders op de Zuider-zee. Wat onze Veenlieden verder aangaat; deezen, mitsgaders die geenen, welken, fchoon ze den Veenarbeid niet oefenen, met hun in de Veendorpen woonen, zyn meestal Mannen van eene ryzige flerke gcRalte ; en men vind ’er weinig korte Lie- den onder. Ook weet ik niet, (maar ’t is my veelligt onder deeze Landzaaten, door dien ze des Zomers veelal in ’t Hemd, of een dun Wambuisje, arbeiden, meer dan elders in ’t oog geloopen ,) dat ik, in eeni- ge andere Streek, doorgaans zoo veel Man- nen met zwaar Hair op de Borst gevonden heb, als my hier ontmoet zyn. De be- fchei- VAN HOLLAND. /8r fcheidenheid laat niet toe, dit ftuk ten de hol- naauwlle te onderzoeken , en de flerk dek- land- kende kleeding onzer dagen belet ons des- wegens een bepaalder berigt te geeven; dog ik vermoed, dat ’er onder onze Natie nog veele zulke Rufi en Ruighairigen ge- vonden worden , als die van welken men oudtyds by onze Voorvaders, de Batavie- ren en Katten , gewag gemaakt vind. En betreffende de Roshairigheid in ’t byzon- der, daar omtrent durf ik wel beweeren, dat men ’er in gantsch Holland geen meer voorbeelden van vinden zal, dan in de Veendorpen , in ’t hartje van Rh3m-,Delf- en Schieland. Maar ik durf niet bepaalen, of ’er de grond, de moerasfigheid , en de arbeid in den Veenmodder en Turf iets aan toebrenge of niet; ik weet alleen, dat zulks in deeze Streeken zeer veel plaats heeft. Wyders, zoo llerk als onze Veen- lieden door de bank zjm, zoo zwak inte- gendeel zyn doorgaans die Menfchen , wel- ken hier te Lande in de Potten- en Steen- bakkeryen-, in de Kalkovens , enz. , arbei- dden.. Meestal ziet men ze mager van gc- *Ralte, mitsgaders van een geluwagtige ko- ieur : en fchoon ’er hier of daar fomtyds een fterk Man onder voorkome, hy is tog gemeenlyk tenger op het aanzien: niette- min zyn ze taai en gefchikt tot hunnen ar- beid, dien ze zeer vlug en rad verrigten. Misfchien veroorzaakt de bette der Ovens by veelen hunner wel iets b3^zonders ; dan wy oordeelen, dat ’er veel toe doet hunne over- DE HOL- LAND^ SCH£ NATTE. 782 NATUURLYKE HISTORIE overdaad in Genever en oud Bier , terwyl ze, in fchamele omftandigheden , flegte Sp3^zen eeten, en eene inorfige leevenswy- ze van de allergemeenfte fooit houden. Onze Boeren en V eenheden zyn zeker mee- rendeels ook niet bang voor een frisfchen Bok Genever; dan deezen hebben ’er dit nadeel niet van; om dat ze gezonde vaste Spyzen gebruiken, en tevens hunne Li- chaamen door een zwaaren arbeid verhar- den; terwyl de nadeeligc gevolgen van dit misbruik by de loggen en flappen ten vol- len-blykbaar zyn. En men mag, terwyl we hier van den Genever fpreeken , in dit opzicht wel als vry doorgaande onder onze Hollanders ftellen, dat alle die geenen, welken zig aan deezen Drank verflaaven , en eene loome leevenswyze hebben, eene fchraalc geftalte verkrygen ; de Spieren krimpen , als ’t ware , in , en de Beenen vertoonen eerlang de zoogenaamde Gene- verkuiten ; dat zelfs tot de Kinderen over- flaat, die doorgaans kleene onderblyffels zyn. Ja, ’t zou my, ter deezer plaatfe, aan geen bewyzen van dit fluk ontbreeken , om zulks te kunnen bevestigen door voor- beelden uit het Gemeen , van een der aan- zienlykfte Steden onzes Vaderlands; daar ze zig dermaate aan dien Drank overgee- ven, dat de Mannen elkander denzelven, a1s. een gewoonen Drank, met Kelkjes, en de Wyven met Theekopjes, overbrengen, byzonder op hunne Kermisfen, Paarde- markten, SlagttycJ^fn, en verdere Speelda- gen: V E R K L A R I N G VAN PLAAT V I. In het hovende Vak is de hedendaagfche Hol- landfche deftige Boerenftand afgebeeld. Fig. I. Vertoont een Hollandfchen, of wel Rhyn- landfchen , Boerengast , in zyn beste Zon- dags pak. Zie Bladz. 797-801. — ■ 2. Schetst de gedaante eener Rhynlandfche vermogende Boerinne in haar Kerkgewaad. Zie Bladz. 801-809. — 3. Maalt ons, in ’t verfchiet, eene gemeene Zuid-hollandfche Boerenvrouw , met een Vlasrokken in de hand. Zie Bladz. 732. — 4. Verbeeld een Zuid-hoIIandfchen Boer , met een Wambais. Zie Bladz. 798. Het middelde Vak vertoont de gedaante onzer hedendaagfche Strandbewoonders en Zeelieden , met een Strandgezigt in ’t verfchiet. Fig. 5. Verbeeld een rechten Hollandfchen Zee- man , in zyne hem byzonder eigen Klee- ding. Zie Bladz. 880. — 6. Is de gedaante van een Visfchersgast in zyn Scheepsgewaad. Zie Bladz. 882. Fig. verklaarinc van plaat VI. Fig. 7. Vertoont cene Vischvrouw , zoo als zydaag- lyks te Markte gaan. ZicBIadz. 884. In het onderfte Vak vind men de meest gcwoone dragt der deftige Zaan- en Waterlanders, met een Landgezigt in ’t verfchiet. Fig, 8. Verbeeld een Zaandammer Koopman van den deftigften Stand , die zig eenigzins naar de Steedfche dragt fchikt. Zie Bladz. 949. — 9. Is de fchets van een ouderwetfchen Water- lander, of hedendaagfche gemeenen Werk- man' 'of Vaarensgezel. Zie Bladz. 95 1 , • 10. Stelt ons voor oogen eene deftige vermo- gende Zaandammer Vrouw, naar den he- dendaagfchen gewoonen zwier. Zie Bladz. 900 en 944-949» \ VAN HOLLAND, 783 gen : ook ligt misfchien in deeze over- daad de reden, dat men ’er over ’t geheel onder de geringfte foort zulke tengefe kicene Mannekens vind : dan die in ’t voor- bygaan. By dit alles is ons nog, wegens den invloed, dis eenige aan dit Land ei- gen Hanteeringen op onze Hollanders heb- ben , by zonder opmerkeJyk voorgekomen , dat de Touwfpinners, en die in de Lyn- baanen werken, ook dezulken , die anders gezonde, Iterke, ja zelfs ruwe Menfchen zyn, veelal dikke en knokkige Enkelen , breede Hielen, mitsgaders zeer lange en platte Voeten hebben. De Touwfpinners en Spinfters van Katwyk en Noordwyk althans verleenen my grond tot deeze opmerking en het geftadig agteruitgaan , onder dien arbeid , geeft ’er natuurlyk aanleiding toe. Uit alle deeze waarneemingen blykt intus- fchen genoegzaam , hoe moeilyk het zy , om iets algemeens, ten aanzien der geilalte, te bepaalen ; en derhalven zullen wy ons hier over niet verder uitlaaten ; vertrouwende dat een opmerkzaam oog daar omtrent meer kan befchouwen, dan wy, hoe oplettend ook , volftrekt kunnen bepaalen. Het dus ver gezegde, dat inzonderheid .de Mannen betreft, is zeker, ten grooten deele, ook op de Vrouwen toepasfelyk; dan we zyn egter, ten haaren opzichte, van gedagten, dat men by de Vrouwen eene meer doorgaande overeenkomst in de uitwendige geilalte ontmoet, dan wel by de Mannen. Buiten het kennelyke verfchil III. DEEL. Ddd in DE HOL LAND- SCHE NATIE. DE HOL> LAND- SCHE NATIE. 784 NATUURLYKE HISTORIE in Kleeding, Spraak en Zeden, zou het niet gemaklyk vallen, om de Vrouwen der Bewoonders van Rhyn-, Delf-en Schieland eenigermaate te onderfcheiden ; en ’t voor- al niet te .doen zyn , naar derzclver kloek- heid of kortheid. Want fchoon men onder de Mannen dikwerf zeer lange geitellen vinde, is .dit nogtans zeldzaamer by de Vrouwen; men ontmoet hier en daar wel eene enkelde, die ongemeen kloek is; dog als men ze over ’t algemeen befchouwt, bui- ten dat de Vrouwen, de geheele Waereld door, meestal kleener dan de Mannen zyn , zal men ze meerendeels van eene na ge- noeg gelyke lengte vinden. Een Holland- fche Boerin deezer Streeken helt dus ge- woonlyk meest naar het korte en dikke, dan naar het lange en fchraale; is zeer flerk en zwaar van Heupen , en gezond van Boezem. Veel doet hier toe dat ze de Keurslyven ongemeen breed en ruim draa- gen ; waar door zy noch de Heupen '.met eene al te groote engheid knellen, noch den Boezem met eene platte Borst pran- gen. En ’er zyn in dit ftuk mogelyk geene Vrouwen, die ’er meer agt op geeven, dan onze Bouwboerinnen : zy zorgen der- maate voor de kragt en fterkte des li- chaams, dat ze zich weinig of niet kreu- nen aan de netheid der Keurslyven , of aan het verwytende Spreekwoord van eene vierkante Boerin te zyn: ook kan men de- zelven aan decze Keursly ven , en de ove- rige ruime kleeding, op ’t uiterlyke vry VAN HOLLAND. 785 wel onderfcheiden. Over ’t algemeen zyn de Bouwboerinnen 5 die zig met Boter maa- ken en Kaaswringen ophouden, de fterk- ften van onze Landvrouwen; ik ken ’er verfcheiden, die voor een Herken kaerel niet hebben te zwigten.' Met eigen oogen heb ik eene Melkmeid een gröoten Melk- emmer, boordevol met water gevuld , met de eene hand over het Hoofd zien zwaaien, zonder eene drup te Horten ; en ’t is alge- meen genoeg bekend , hoe ze , in den Hooibouw , eene zwaar gelaaden Hooivork torfchen kunnen , dat anders een Herk Mans werk is. Dit geeft aan haare geHal- te een fier en wakker voorkomen; te meer, daar zy veelal zwaar van Beenen, dik van Kuiten, grof van Armen, en , naar ’t vol- komen bloedryke geHel overhellende , frisch van koleur zyn. De andere foort van Boerenvrouwen, die zig, in de Dorpen woonende, met win- kelen of een Hiller beroep'^geneeren ; als mede de zulken , die gehuwd zyn met Grut- ters, Bakkers, Molenaars, Timmerlieden, Metzelaars, Snyders , Herbergiers , en voor- al de Visfchers Vrouwen, die veel in huis zitten ; deeze foort is baarblykelyk veel zwakker, en heeft, als ik ’t zeggen mag, eene logger geHalte. Veelen van dezelven, byzonder van de eerstgenoemden, bemin- nen eene gedwongener kleeding,en volgen de Steedfche dragt eenigzins naar : hier by komt het veelal zittend leeven , en het ge- bruik van Coffy en Thee; die, totfchaa- Ddd 2 mens r»E HOL- land- SCHS NATIE. DE HOL- LANO- SCHE TVJATIE. 786 NATUURLYKE HISTORIE mens toe, en tot merkelyke fchade dey HuishoLidinge, den gantfehen dag onder haar rond gaat. Ook ziet men ten klaarite , dat de meesten, uit dien hoofde, eene vaafe koleur en fchraale geftalte verkrygen. Niettemin befpeurt men onder haar, voor die geenen, welke op eene blanke, tengere en nette Deerne gefteld zyn, niet weinig bekoorelyke Meisjes ; die geen grove of lompe Ledemaaten hebben, maar fyn van Gebeente, Voeten en Handen, kleen en netgevormd van Boezem , eng van Middel , mitsgaders gantsch poezel en bevallig van Tronie zyn. Ja ’t komt my voor, dat on- ze Delflandfche en Rhynlandfche Meisjes onder die foort het winnen, van veelen der overigen in Zuid-holland ; en, zonder het eene of andere Dorp te kort te doen , ’er zyn Streeken , die in zulk flag van Be- valligheden volflrekt uitmunten. Verkiest men eens een Speelreisje te doen, van Woerden af, door Bodegraven, Alpheii en Leiderdorps den geheeïen Rbynkant af te vaaren, m.en zal niet misfen van hier en daar zulke Rhynnajaden te ontmoeten. Ge- lust het ons langs den Delffchen Vliet en verder Delfland te bezoeken , men zal te Voorfchooten , aan den Leidfchendam , te Voorburg, te Schipluiden, te Ouwerfchie , en elders, de fchoone Vlietgodesfen zien fpelemeien. En verkiest men bevallige Bosch- en Bloemnimphen te zoeken , of de Herderinnen onzer Zandvaleien op te fpoo- ren, de Noord wyker fchoonheden zullen, met VAN HOLLAND. 787 met Iiaare welriekende bloem- en kruidbou- quetjes , ons gezigt niet ontfnappen ; en we zullen gewaar worden 5 hoede Lisfer, Hillegommer en Clipper Dorpelingen, met frisch bedaauwde Tuinvrugten belaa- den, die oogilreelendebekoorlykheden der Natiiure, met de vriendel3’ke blosjes haa- rer koontjes, minzaam in ’t fliwdperk doen treeden. ’Er zyn weder ook eenige Stree- ken , daar men over ’t algemeen zeer ller- ke r^'zige Vrouwen zal vinden, welken niet zoo zeer eene tengere en blanke, als wel eene fiere bruine Ichoonheid bezitten. Dit kan men , zonder ons al mede aan ee- ne b}"zondere plaats te bepaalen , befpeii- ren , als men de Zoeterwouwer , Zoeter- meerder, de Benthuizer, mitsgaders de Zilker, Noordw\’'kerhouter en Voorhou- ter Buurten eens opneemt, als men de meeste Dorpen aan den Duinkant, en wel bj’zonder de Wasfenaarder Vrouwen , ga- deflaat; onder welke laatstgenoemden ik al vry veele zeer fterke , ja buitengemeen kloeke, Vrouwen gekend heb. Dan’t een en ’t ander geen vaste doorgaande regel z}mde, willen wy ’er ook niet volftrekt aan gehouden worden; zo min als ’t geen wy nu nog ten aanzien der Veenvrouwen in ’t algemeen , fchoon met wat meerder ze- kerheid, hebben voor te draagen. Onder alle de Veenfche Vrouwen, gee- ne Streeken onzer Veenen uitgezonderd, en flegts met ter zyde fiellinge van eenige byzondere huishoudingen van Winkeliers , Ddd 3 enz.. DE HOL- LAND- SCHE NATIS. 788 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL> enz. 5 zal men aanmerkelykc blykcn vin- LAND-x^ den , van de fterkte der Gewrigtcn en sciiE Beenderen. Zy hebben, inzonderheid, NATIL. 2e de dertig a veertig jaaren be- reiken, het Voorhoofd zeer zwaar en hoog; het Jukbeen, (^os jiigale) fheekt on- der den Oogskiiil vry fterk uit; en ze zyn meest allen groot van Oogen en vry zwaar van Wenkbraauwen ; dat men, naar ’t my voorflaat, onder de Bouwboerinnen , of by anderen, zoo algemeen niet bemerkt. De gewrigten der Handen, benevens die der Énkelen , fchynen my ook zwaarder ; en ’er heerscht in haare geftalte wel eene gezonde, kloeke en kragtige gedaante; dog ze hebben tevens eene zekere uitwen- digheid, die haar, by het uitwendig vet en bol, taai van Spiergeflel doet fchy- nen. Of dit nu al mede door haa- ren arbeid, of ter oorzaake van den grond, dien zy bewoonen , ontftaat, dan niet, laat ik het verdere onderzoek den Liefhebberen aanbevolen. Voor ’t overige vind men ze hier, gelyk elders, van verfchillende groot- te en onderfcheiden hoedanigheden; dog zy komen meest overeen , met onze Dclf- en Rhynlandfche Bouwboerinnen. Meer- der byzonderheden te melden laat ons be- llek niet toe ; en wy zullen liever alle deeze gefteldheden, als tot denzelfden oorfprong behoorende, tot één Lichaam brengen, om ze dus als één geheel te befchouwen. Het is aan deeze Bewoonderen van het hartje van Zuid-holland zeer algemeen ei- gen, VAN HOLLAND. 789 .gen, dat de koleur hunner Hoofdhairen de hol van het Jigt geel tot het bruin overhelt; land- veelen hebben Jigtblonde Hairen , dog brui- ne wenkbraauwen ; en dezulken, die zeer zwart Hair hebben, zyn meerendeels van eene vermengde afkomst. Men vind ’er, ’t is waar, nog al etlyken; dog ik durf wel verzekeren , dat men , het getal door een geflaagen zynde, geen tien zwarthairigen •zal ontdekken, tegens honderd anderen, wier Hairen in het ligt bruin vallen. En even zoo is ’t bykans met dé gekrulde Hair- lok; onder de twintig Boeren zal men ’er geen drie tellen , die volftrekt gezegd kun- nen worden , flerk gekruld Flair te hebben ; en de zoogenoemde Iterkgekrulden - zyn veelal kroeskoppen, dat is zulken, die een kort in één krullend Hair op ’t Hoofd draa- gen. Het Hair hunner jonge Kinderen is, of wit blond, of geel, zelden hoog; en als deeze geele of wat bruine koleur door den ouderdom allengskens hooger word , gaat ze over tot die van Castaniebruin , dat men dikwils voor zwart neemt. Het grootfte getal onzer eigentlyke Landlieden draagt dus regt Hair ; by eenigen , en nog al by veelen , heeft het eene bolle krul- vloeg, dog het is meestal niet ingekruld. Den oorfprong hier van heeft men , zoo ’t ons toefchynt, zeer veel te zoeken, inde wyze, op welke zy het Hair laaten fchee- ren of knippen: zy houden het naamlyk Zie kort, vooral niet langer dan even op of aan den Nek; en op de kruin word het glad D d d 4 ge- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie BI. 599. cn vcrv. 790 NATUÜRLYKE HISTORIE geknipt: juist zoo als onze Voorzaaten hun- ne Hairlokken, in de Veertiende en Vyf- tiende Eeuw , droegen. De Vrouwen daar- entegen laaten het veelal voluit groeien , fchoon ’er hier en daar eenigen gevonden worden, die het afknippen; het algemeene gebruik, zoo der Rhyn-, als der Schie-en Delflandfche Vrouwen is, de agterfte Hair- lokken ,wei uitgegroeid , te famen te vlegten , ze dan op de kruin tot eene Tuit of Kluit in één te rollen, en dezelven voorts met banden en fpelden vast te maaken ; waar mede dan ook de Lokken van ’t Voor- hoofd, glad agterover geilreeken , wyders verbonden worden. Derzelver Hair helt meerendeels naar het blonde of het ligt- bruine, cn eene rechte Hollandfche Boe- renvrouw met pik zwart Hair , hoewel ’er nu en dan eene voorkome, is inderdaad zeldzaam. De Wenkbraauwen volgen ge- meenlyk de koleiir der Hairlokken, in de bruinen , blonden cn blanken ; dog ’er zyn zeer veelen die blond Hair, en egter bruin- hairige Wenkbraauwen hebben. Ook vind men in de Veenen en elders nog al eenige zoogenaamde l^iragines ^ of Mansfeldcrs , welken min of meer van Baard en Knevels voorzien zyn. Intusfchen ontmoet men ’er mede zeer veele fchoone Vrouwen aan den bruinen kant, met leevendige bruine Oogappelen: dan de bruine Oogen zyn op verre na zo algemeen niet op het Land a!s in de Steden; des de Boerenknaapen , want de Natuur bemint het zeldzaame,zeer veel op- VAN HOLLAND. 791 ophebben met eene welgemaakte Bruinet- te, van een zwarten opflag. Anders vind men hier by de meesten , zoo Mannen als Vrouwen, blaauwe Oogen; niet van een helder hemelsblaauw, gelyk die onzer ou- de Landzaaten, maar van een leevendig blaauw, en daarin, by zeer veelen, een geel of bruin Oogilraaltje of Starretje, ge- lyk men zegt. Men heeft, by deeze gelegenheid, ten opzichte der koleur onzer Zuid-hollanders , aan te merken , dat ze over ’t geheel noch volilrekt naar het bruine, noch volftrekt naar het blanke overhellen , maar gemeen- l3"k alle anderen overtreffen in een leeven- dig bloozend blond. Deeze koleur, welke eenigzins eene gedeelde eigenfchap dier twee bepaalingen heeft, doet de opletten- den zeer dikwyls in twyffel Baan , aan wel- ke der twee Europcfche Hoofdkoleuren zy zeggen zullen? dat onze Hollanders het naaste komen. Opmerkzaame Vreemden, met welken ik, in deeze Streek om wande- lende , hier over wel eens in gefprek ge- raakt ben, verwonderen zig zeer, over die frisfché , bolle , en gezonde bloozende Wangen, als mede over de vaste Ledemaa- ten der Vrouwen onzer Landlieden.. Som- migen meenen hier in iets te befpeuren, dat der Natie eigen is ; dan ik .bepaal ’er omtrent onze Provincie Holland op zich zelve niets van; maar ben zeer geneigd, en fchroom niet, om het ten aanzien van den invloed der aangrenzende Provinciën, D d d 5 als DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- Ly^ND- SCHE NATIE. 792 NATUURLYKE HISTORIE als een egt Volksgeftel op te geeven : al- thans het gemeene gevoelen, rankende de wateragtige en gevolglyk bleeke en tengere geitellen onzer Natie , gaat gantsch niet door ; gelyk we veelligt vervolgens wel eens breeder zullen toonen. Middelerwyl is dit vry zeker, dat ongemeen bleeke en zeer blanke Menfbhen , in de bedoelde Stree- ken, helder blaamvoogig, en tevens van een zwak geitel zyn. De overige trekken van het aangezigü deezer onzer Landzaaten vertoónen zig, gelyk die van de hooge Zuid-hollanders , en Gelderfchen , niet ongevallig. Hunne Hoof- den zyn iets verheven van Agterkruin , plat- rond van vooren, en niet hoog van Voor- hoofd , dog zeer vlak aan de Hoofdflagen ; ook liggen de Ooren en Oorlellen hun by- kans plat aan ’t Hoofd. Dan dit laatite word grootlyks veroorzaakt door de wyze van windelen en bakeren; nadien men vooral zorgt , om het Kind , zoo als ’t ge- booren is, met Piepjes en klepjes het Hoofd we\ te fluiten. Door dit Iterk winden heb- ben fommigen , (en zulks is hier vry ge- meen,) wel eens beide de Ooren zonder zoom, aan den bovenrand van den Oor- fchelp , of een van beiden ongezoomd ; naar de gewoonte, die fom.mige Moeders, heb- ben , om het Kind veelal op dezelfde zyde te leggen. Wat verder den Mond, de Lippen , benevens de Wangen en de Ge- laatstrekken aangaat; deezen zyn in ’t ge- meen juist zoo goelyk niet, als die van on- ze VAN HOLLAND. 793 ze hooge Zuicf-hollanders : dan het verbaa- zend verfchil der Menschlyke Hartstogten fpcelt hier ook cene merkelyke Roi. Even- wel meen ik deeze onze Landsgenooten meerendeels, in dit opzicht, dus wel te mogen omfchryven. Hun Gelaat heeft, ter wedcirzyde langs den Neus , een ernfti- gcn trek; de Mond is veelal geflooten, en een weinig lachende ; de Kin is meer fpits dan rond, inzonderheid by de Mannen. Verder vertoont zig de geheele opflag door- gaans ftemmig, en nog al Rrafenmanne- lyk; in ’t ernflige floer, gram en boos; in ’t vriendl^^ke gul en bedaard ; en in ’t lag- chen onmaatig. Onze Ryniandfche Boeren zyn wyders zoo kennelyk aan hunne wee- zenstrekken, dat ik m.y verbeelde niet te zullen misfen, in zoodanig eenen, byzon- der aan zynen gullen lach van anderen on- zer Ingezetenen te onderkennen. ’Er heerscht tog in dit flag van opmerkzaamhe- den een zeker iets , dat een onuitwischbaar onderfcheidend denkbeeld in onze Zielen, als ik zoo fpreeken mag, indrukt, waar door men, zonder hier van verder eenige reden te kunnen geeven, altoos genoeg- zaam zeker gaat, om den eenen Inwoon- der van den anderen te ondcrfcheiden,; en dit gaat al vry ver door, met opzicht tot geheele Streeken. Maar • om dit zeker iets met woorden te omfchryven , daar aan ha- pert het ons gemecnlyk;, en zoo fchiet ik ook in dit geval te kort, om alles des aan- gaande zoo net uit te drukken , als ik het DE HOL- LAND- SCHE NATIE. f 794 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- by myzelvcn wel bewust ben. Even dit scHE insgelyks plaats on^trent de bewee- KATil onzer Rliynlandfche Boe- ren. In ’t algemeen kan men nogtans zeg- gen, dat zy een ftyven tred hebben , en de Voken, zonder het BovenljT veel te be- weegcn , met een ruimen ftap voortzetten ; als mede dat zy dien tred gewoonlyk be- houden 5 zonder rasfer of fchielyker voort te gaan ; ten zy ze by geval aan ’t loopen geraaken , waarin zy niet zeer vaardig z^m. De Vrouwen vind men veelal radder en liigtcr van gang , dog mede met een wyden tred; veeltyds fteeken zy de Borst en ’t Hoofd niet weinig vooruit; ook zwaaien zy geweldig met de Heupen, daar de veel- vuldige Rokken, die zy aan ’t Lyf heb- ben, veel aan toebrengen. Voorts houden ze de handen intusfehen famen , of zwaaien dezelven met eene zekere gelykmaaèige be- weeging aan haare fchreeden , en gaan wy~ ders natuurlyk en ongemaakt van manie- ren; de eene wat vlugger of leevendiger, en de andere wat traager of loomer; dog de vlugRen en wakkerften in ’t gaan vind men onder de Melkboerinnen, enz. Betreffende de natuurlyke kragten der Vrouwen, in het Kinderbaaren ; hierom- trent zyn ze, in deeze Streek, vry geluk- kig. Niet zeer overhellende tot de wat fterk heerfchende neiging veelei* Vroedkun- digen , om eene Baaring moqilyk te noe- men, fchoon ’er niets buiten de gevolgefi van natuurlyke Ween plaats hebbe, durf ik, # V'AN HOLLAND. 795 ik, met uitfluitinge eeniger zwakke en be- dorven geflellen, wel zeggen, dat de Boe- renvrouwen in Rhynland , voor ver het meerder gedeelte, voorfpoedig en natuiir- lyk baaren. ’t Gebeurt nu en dan wel, dat ’er een enkel moeilyk geval , ten aan- zien van de ongefleldheid der Moeder, of van eene verkeerde ligging der Vrugt voorkomt; dog derzelver getal is minder dan fommigen denken. Althans ik weet, zedert een agtjaarig Landverblyf, onder Warmond, naauwlyks zes gevallen te noe- men, die ik als eene moeilyke Baaring te boek zou durven Rellen, en geen vier, waar aan een Vroedmeester te pasfe kwam. Het valt nog wel meermaals voor, dat eene Vrouw één of twee, ja drie dagen in Arbeid is ; dan dit heeft gem.eenlyk plaats by zwakke geftellen; of zulken, die zig, voor het eerst baarende, den Arbeid te vroeg op den hals haaien; die, het zy door inbeelding, of verkeerde zorg der Grootmoeders , eii een deel Vrouwenklap, al dikwerf Arbeid noemen, ’t geen eigentlyk maar voorboden der ween zyn. Men ziet ze ook meeren- deels zeer vrugtbaar ; ’er zyn flegts weinig gehuwde Vrouwen, die ’t genoegen mis- fen van een eigen Troetel wigtje op den fchoot te hebben. Het Huwelyk, dat ze veelal in ’t kragtigRe en ’t RerkRe der rype jaaren aangaan, word meest altyd, binnen het jaar , bekroond met een Zoon of Dog- ter; en by de opklimmende Huwelyksjaa* ren groeit de Huishouding dikwils jaarlyks aan. V DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De Klec- ding der Boeren , in ’r har- tje van HOL- LAND. 796 NATUURLYKE HISTORIE aan. Menigwerf worden ’er Tweelingen, zelden drie of vier, gelyktydig , gebooren ; en ’er fterven hier minder jonggeboorenen dan in de Steden. Menfchen van een hoo- ' gen ouderdom. Mannen, en byzonder Vrouwen, van, tagtig tot negentig jaaren, zyn in deeze Streeken niet zeer zeldzaam. Men flaat des den bal geheel mis, als men aan onze Hollanders doorgaans een kort- llondig leeven toefchryft: en ’t getal der- zulken , die tot over de zestig en zeventig jaaren leeven , is grooter dan men gemeen- lyk vermoed. Dog dewyl wy dit Ruk, ge- lyk ook eenige andere byzonderheden , zoo wegens het gebooren worden der Kinde- ren',' als aanmerkelyke gevallen van ge- flagtsvermeerderingen , en ongemeene voor- beelden van groote, kleene, en zwaarly- vige Menfchen, tot eene nadere gelegen- heid fpaaren, Rappen wy hier mede van dit onderwerp , raakende de LichaamsgeRal- te, af, om de Kleeding der Ingezetenen van dit Gewest afzonderlyk wat nader te be- fchouwen. Ter klaarder voorRellinge hier van heb- ben wy ’t goed geoordeeld, den Leezer onder het oog te brengen de nevensgaande Zesde Plaat; welke ons een deftigen Rhyn- of Delhandfchen Boer , met deszelfs Boe- rinne, vertoont, zoo als zy in hunnen besten dosch , of in het Zondagspak , voor- komen; eene afbeelding, die na genoeg mede ten vollen toepasfelyk is , op de Be- woonders van Schie-, AmRel- en Kenne- mer- VAN HOLLAND. 797 merland, en die der overige Binnenland- fche Streeken van Zuid-holland. De Man- nen draagen op het Hoofd een kleenen driekant opgetoornden Hoed; welke, .bui- ten de gewoone koordjes, geen verder op- tooifel heeft, dan alleen eene breede zwar- te zyden, met Franje en Gimp, gevlogten Lies , om den Knoop , op de linker zyd^\ De Hals pronkt met een bonten Zyden Doek, netjes geknoopt;' of eene zindelyke fmalle Neteldoekfche Das; waarop ze on- gemeen keurig zyn, met dezelve indier- voege om den Hals te knoopen, dat men het Hemdsboordfel ’er met twee Gouden Knoopen boven ziet, of dat de Knoopen tusfehen de vouwen van de Das doorboo- ren. De flippen van die Das fteeken ze voorts ter wederzyde onder de Oxelen in , of verbergen deze! ven, digt in een gerold, in de Borst of onder den Linker-arm. Veel werks maaken zy van een rein Onderhemd; nadien het Boordfel en HalsHuk zigtbaar is; want Overhemden draagen zy nooit. De Konst, of de oude Mode, om die Boordfels, door keurig Naaldewerk, met randjes, knopjes, Barretjes, roosjes, enz. te heilikken , is hier omllreeks nog alge- meen, en men heeft ’er zeer veel mede op. Over het Hemd trekken zy één, of meest twee Chitfen of Calaminken Hemd- of Borstrokken, die beiden met eene digtge- fchaarde ry van Zilveren Knoopen bezet zyn; de onderBe is geheel toegeknoopt , en de andere Baat half open. Verder fchieten zy DE HOL- LAND- scr^B NATIE. DE HOL- LAND- SCHE ^lATlE. 798 NATUURLYKE HISTORIE zy aan ’t Lyf een zwart Damasten Kami- zool, dog eenigen, die de Steedfehe Rok- ken niet draagen , bedienen zig flegts van een Wambais , gelyk de Zuid-hollandfche Boer, op Plaat VI. Fig, 4, in ’t veiTchiet word afgemaaid ; dat de gewoone kleeding der Boeren is, die van ee'n laager Raat zyn, of op het land verfpreid woonen. Dezulken, die ’er nog een Overrok over draagen , neemen hier toe gemeenlyk Ser- gie, bruin Laken, of Droget: de bejaar- ^ den en rykllen verkiezen gemeenlyk een der laatstgenoemden , maar ’t eerRe is veel- al de dragt der jonge Lieden , en der mees- te Dorpelingen ; welken byzonder veel in witte of gryze Sergie gekleed zyn. De benaaming van zoodanig een Mansrok is op fommige, zoo niet de meeste plaatfen, vooral in de Veenen, in Rhynland,te zon- derling, om ’er geen gewag van te rnaa- ken. Wat Stedeling zou, buiten nadere onderrigting, niet vreemd ophooren , als men een besten, veelal een zwarten Ser- . gien Mansrok, een Kap noemde? en dit evenwel is hier de eigen naam van zulk een Kleed. Als een gegoed Huisman ter Kerke of ter Begraavenisfe gaat, zal men de Kap fchynt hier zoo veel te zeggen als venkleed, uit kragt der algemeene betekenisfe van het woord Kap ; dat oudtyds in ’t algemeen het op- perfte het hovenjh aanduidde gelyk k i l i a A n ons leert , verklaarende Kappe door Culmen , fastigium : Juprmum, fivc fummiim cujusque rei. VAN HOLLAND. 799 cie omftaanders hooren zeggen 5 Kees of Jaep het zyn hesten Kap aen : een beste Kap , een zwarte Kap, is een deftig Huwelykskleed ; en een Man , die met zulk een Kap pronkt , munt uit boven de geenen , die een Wam- bais draagen. Wat hunne Broeken betreft , hier om- trent zyn onze Landlieden zeer voor de reinheid. In de Steden weet men gewoon- lyk van geen Onderbroeken; en de ge- meene Man draagt ’er eene beste nieuwe Broek , tot dat dezelve verfleeten is , zon- der ze ooit van zweeterige of andere na- tuurlyke onreinigheden te zuiveren. Maar de Boeren behouden hier in nog de oude Hollandfche zindelykheid. Ryken en Ar- men, van de grootften tot de kleenften toe, draagen allen Linnen geftreepte of witte Bombazynen Onderbroeken ; die ze , elk naar zyn vermogen , in een minder of meerder aantal bezitten ; hebbende ten min- lle zoo veele Onderbroeken , dat ze zig weeklyks kunnen verfchoonen. Men fielt hier in een weezenlyk belang, nademaal men ’er de knapheid van het Huisgezin uit beoordeelt; en ter dier oorzaake zal een nooddruftig Arbeider, hoe gelapt ook an- . ders zyne Kleederen mogen weezen , zorg draagen, dat hy egter een rein Hemd en eene zuivere Onderbroek aan ’t Lyf hebbe. Zy verfieren hunne Broeksbanden gemeen- lyk met groote Zilveren Knoopen; dik- werf met twee paar, één aan de Onder- en een aan de Bovenbroek; ook hebben ze III. DEEL. Eee meer- D£ HOL- LAND- SCHE KATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 800 NATUURLYKE HISTORIE meermaals zwaare Zilveren Knoopen op de famenknoopingen aan de Kniën ; dat inzon- derheid plaats heeft by de West- en Delf- landers , en dezulken , die Wambaizen draagen. Hier by komen nog wel groote Zilveren Gespen op de Knieriemen; en onder dezelven , (dog dit gaat by de nieuvv- modifchen wat af,) een Kamuslederen Riem, mede met een zwaaren Zilveren Gesp: en by ongemeen Ryken ziet men Gouden in ftede van Zilveren Gespen. Voorts draagen ze meest blaauwe , paerel- koleurde, effen of geftreepte Kousfen; thans zeer veel wit en zwart gebloemde, of geftreepte; dat by uitftek gemeen is on- der de Paardekoopers en Veehandelaars. De Schoenen der Boerenlieden fluiten on- gemeen laag op de Vreef van den Voet, en zyn meest in zulk een fatfoen gemaakt , dat ’er de Toonen naauwlyks in gevat, wor- den: ze hebben laage Hielen, en breede Riemen, waarin een aartig uitgeftoken Bloemwerk, gemeenlyk in de gedaante van een Hart, geftikt is. Men ftelt ’er veel zwiers in het keurige flikken der Schoenen ; dat zelfs aanleiding gegeeven heeft tot dit Versken: De Wasfenaarfche Knegtjes die draagen hoogen moet , Gp haar geflikte Schoentjes en haar kermis goet. Wy zouden verder in deeze en foortge^ lyke byzonderheden kunnen treeden; dan hec VAN HOLLAND. 8or het gezegde is reeds genoeg, en dit, be- nevens* de Afbeelding op Plaat VI. Fig. i , kan , onzes oordeels , zeer wel volftaan. .Wat nog de gemeene daagfche dragt onzer Boeren betreft , dezelve beftaat eenvoudig , uit bruine Boeren Pyen, Linnen Kielen, Broeken , met Beene Knoopen , grove zwaare Kousfen , Schoenen met Riemen, Hoosblokken, en dergelyken. Hunne klee- ding is wyders gefchikt naar hunnen ar- beid; ze zyn hier in voor ’t grootfte ge- deelte volmaakt oud Hollandsch, en be^ flendig ; des ’t niet noodig zy daar op ver- der Haan te blyven. Liever wenden wy ons derhalven tot de Rhynlandfche Boerin , op Plaat VI. Fig, 2 , naast haaren Gezel getekend , in die geftalte en kleeding , als de deftigften zig in haar Zondagspak voordoen. Alle onze Boeren- vrouwen, het zy Bouw-Boerinnen , het zy Vrouwen van Visfchers en Veenlieden, welker algemeene wyze van Hairvlegten en Tuitenmaaken reeds gemeld is, draagen een Ityve gladde Kap , met een breede platte Kant -van vooren, die vast en effen op het Voorhoofd fluit. DitKapfel, by den naam van Boerinnen-Mutfen bekend, op zig zelve van merkelyke waarde, is daar en boven zeer kostbaar door den toeftel, die ’er by behoort. Teweeten, een Gouden Hoofdflel, dat, met eene bogt over ’t Agterhoofd loopende , ter wederzyde aan de flaapen van ’t Hoofd fluit, en, verder tot aan de Ooren vervol- E e e 2 gen- DE HOL- LAND- SCHE NATIE, DE HOL- LAND- SCHE NATfE. 802 NATUURLYKE HISTORIE gendc, van weerskanten met een geboo- gen dubbelen Haak uitfteckt ; waar aan ze dan Bellen , of veelal een Paerltje tot Oor- fieraaden hebben hangen ; en hier by komt nog ' eene Gouden of Zilveren Hairnaald , die zy op het Voorhoofd fteeken. Wyders zyn deeze Mutfen agter in den Nek glad geflooten, en door Gouden Naalden met Paerlenknoppen aan de Tuit gefpeld. Over ’t Hair draagen zy een dun Linnen Mutsje,* verder een wit met zwart bloemwerk ge- flikt Calotje , en ten laatfle de befchreeven Hoofdplaat , met de gemelde Kap ; die van kostbaar Kantwerk en fyn doorfchynend Batist of Cameryksdoek gemaakt is ; zoo dat dezelve de Gouden Plaat en het bloem- werk zigtbaar laate. In deeze Kappen be- flaat haare weezenlyke pragt , en een merk- baar onderfcheid van Rykdom ; wel byzon- der van wegen het Goud-Tzer^ zoo als zy ’t noemen , dat meest al van tagtig tot honderd en twintig Guldens en meer waardig is. Min- vermogenden draagen hierom ook Zilve- ren Kapyzers; of veelal het Hoofdfcheel van Zilver, en de Tooken van Goud; die van nog laager ftaat zyn hebben het eerfte van Staal of Yzef, en ’t laatfte van Zilver; en zoo vervolgens naar ieders vermogen. Vry algemeen word ’er , om de fyne Kap te fpaaren, in Pluis nog een Muts over de- zelve gedraagen; die uit een Linnen Ca- lotje, met een breede gladde Haarlemfchc Langetten-Kant beftaat. Deeze Calotjes, die losjes gehegt van agteren aan de Tuit toe- VAN HOLLAND. 803 tocgereegen worden , heeten fomtyds Kap- inutfen, dog gemeenlyk Trekmntfen^ en in de Veenen zyn ’t Moppen of Mopmutfen. De arme Lieden , die geen Kap kunnen be- kostigen, dekken meerendeels het Hoofd met dit flag van Mutfen ; dat eene zeer ge- bruikelyke dragt is, die zelfs by de gemee- ne Vrouwen in de Steden doorgaans plaats heeft; en zoo zyn ’er ook hier en daar et- lyke Boerinnen in de Dorpen , die de Kuif- miitfen der Steedfche Vrouwen navolgen. Hier benevens behoort ’er tot het Hoofd- fieraad een groote weidfche Stroo-Hoed ; waarin mede, zoo in de fynheid van het Stroo, als in de kostbaarheid van cene Zy- den of Chitfen Voering, een groot onder- fcheid te befpeuren is : zelfs kan men , aan het fatfoen deezer Stroo-Hoeden , de In- woonders, van de eene of andere Streek , na genoeg onderkennen. Die in ’t hartje van Rhjmland , en aan den kant van Delfland woonen , draagen ze plat eirondig , en flegts een weinig geboogen, met eene geheele Voering. Die van den kant van Amfl;el- land komen , hebben ze agter en voor zeer hoog opgeboogen, met eene kleene Voe- ring, en een breeden Chitfen Rand, bene- vens een weidsch zwart gevlogten Strik- werk agter boven op den Hoed. Aan den kant van Woerden, en daar omilreeks , zyn deeze Hoeden zeer plat , en dikwerf van voo- ren in de Voering met Kant gepoft. By de Binnen-Maaslanders droeg men ze vooreeni- gen ty d , en dit was nog onlangs in de Steden Eee 3 gc- nR HO LAND SC HE NATIE 8o4 NATüURLYKE HISTORIE DE HOL- gemeen 5 ^driehoekig in een gereegen, met LAND- eene zyden Voering; dat nog gebrnikelyk itfATiL. cenige deftige Maaslandfluizer Vrou- wen : ja ’t fchynt my toe dat ze daar van afkomilig, of ’er ten minften zeer in den fmaak Z}^; alzoo ik ze vceltyds Sluifche Hoeden hoor noemen. Men merke hier , omtrent de dragt deezer Hoeden , nog aan , dat dezelven den Boerinnen , fchoon ze den nieuwen en besten voor den pronk draagen , in ’t algemeen van groot nut zyn ; dewyl ze niet alleen het aangezigt, dat, door het noodige buitenwerk , gefladig aan de Zon en de Lugt bloot gefield is, hier door befchermen ; maar zig ook in ’t V eld , of by Melktyd, eenigzins voor eene regen- vlaag befchutten. Van deeze Stroo-Hoe- den onzer Boerinnen fpreekende, kunnen wy niet wel nalaaten in ’t voorbygaan ook iets te melden , raakende die algemeene foort van Stroo-Hoeden, welke by den mid- delmaatigen Stede Burgerfland , en- de Dienstmaagden , gel3dv ook veelal by den rykflen Boerenftand op de Dorpen , genoeg* zaam als eene eigen Hollandfche dragt door- gaat. ’t Zyn naaml^dv Stroo-Hoeden , die, met een hollen Bol , over ’t Hoofd plat in den Nek fluiten , en vervolgens met eene bree- de ronde Toog voorwaards uitloopen: zy worden met Zyden , Chitfen , Katoenen , of andere Stoffen , gevoerd; en voortsmet bloemwerk van Stroo, met Linten en Strik- ken , naar ieders zinl>dvheid , verfierd. De Amflerdammers draagen ze weitfeher dan VAN HOLLAND. 805 sncleren, en fchynen hierin eene byzon- dere pragt te ftellen : voor ’t overige zyn ze alomme te weJ bekend, om ’er meerder van te zeggen. Eer wy egter geheel en al van ’t Hoofdfieraad afftappen , moeten wy nog met een kort woord gewag maaken, van het Hoofddekfel onzer deftigile en by- kans van alle onze Boerinnen , op haare Trouwdagen, Begravenisfen , en fomtyds ook op Hoogtyden. Zy maaken als dan gebruik van een hoogopgezette!! zwar- ten zyden Kap, die ze met breede flippen om den Hals toeknoopen ; en vervolgens , met Yzerdraaden vierkant opgezet zynde, ver en hoog over ’t Voorhoofd zwaaien. Dusdanig een Hoofddekfel was nog korts in deeze Eeuw by den Burgerfland zeer in de Mode; en met den aan vang deezerEeu- we drO'^g de Adel en Rykdom het zelve van allerleie gedaante ; niet ongelyk aan die hooge Zyden toeflaande Kappen , wel- ken nu onder ons Jufferfchap weder in zwang gaan ; dat men op onze voorige aan- merking des wegens kan overbrengen. Naast het Hoofddekfel zouden nu de Halsfieraaden onzer Rhynlandfche Boerin- nen in aanmerking komen; dan hier om- trent Raat ons niet veel byzonders te mel- den. De Gouden en Bloedkoraalen Kete- nen , die ze nog naar den ouden trant draa- gen , zyn boven reeds aangeroerd ; en dat eenigen thans zwarte gevlogten Lintjes, met kleene gerecgen Koraaltjes, om den Hals hangen , benevens meer dergslyke by- E e e 4 zon- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 8o6 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAND- SCHE NATIE. zonderheden vzyn kleinigheden, die wy, als der aantekeninge niet waardig, onaan- geroerd laaten. Dan de Halsdoeken ver- eifchen hier egter een woordje ; dewyl on- ze Binnenlandichen daar in veel verfchillen van de hooge Zuid-hoIIanders. Want de Bonte Doeken en Voorflabben, die deezen voor eigentlyke Halsdoeken draagen , flaan de Rhynlandfche Boerinnen niet dan los en by geval om den Hals; dan zy maaken, buiten dat ze in ’t geheel veel ophebben met haar dagelyksch Linnen en Netel- doek , veel werks van een zoogenaamden Ityven Doek. Dezelve is een driekante Doek, die, met eene Kant of een keurig Naaiwerk omzet , over de Borst en den Kroplap , die alle Boerinnen nog draagen , gefpeld word. Dezelve moet vooral hel- der en zoo ftyf gefteeven zyn , dat de ag- tertip , ftevig uitgerekt , van agteren uit- fleeke; het welk nog een overblyffel is van de ftyve ouwerwetfche Kraagen. Wat voorts haare Jakken belangt, deeze wor- den, met ruime breede plooien en opfla- gen , glad over ’t Keurslyf getoogen : in de Week zyn ’t veelal Sergien of Katoenen, maar op Zondag kostbaare Chitfen of beste Zyden Jakken. Oude bejaarde Vrouwen draagen ze ook- wel van Laken of Carfaai; dog dan zyn zy veelal zwart, en worden hier Mantels genoemd. Deeze Mantels zyn meestal haare Bruids-of Begraavenis Klee- dcrcn ; waarop zy , als boven gemeld is, by uitRek Ipaarzaam zyn : ook vind men on- der VAN HOLLAND. 807 der dc Boeren - Vrouwen , van allerleien Staat, geen grooter algemeene fpaarzaam- heid 5 dan met opzicht tot haare Kleederen , om, door derzelver bewaaring, zoo men zegt, wel onderleid te zyn. Alle deeze Jak- ken en Mantels, van wat flagze ook weezep mogen , zyn doorgaans lang van flippen , en waren oiidtyds vol zwaare plooijen op de mouwen ; edog , fchoon ze dit gemeen heb- ben , zyn ze voor ’t overige zeer onder- fcheiden , door deeze en geene byzonder- heden,die van de verkiezing der Vrouwen, in verfchillende Streeken , of ook wel in dezelfde Streek, afhangen. Raakende de overige Kleeding onzer Boerinnen , komt nog alleen het volgende in aanmerking. Zy draagen de Rokken lug- tig en niet zeer lang; dog langer dan de hooge Zuidhollandfche Vrouwen: en be- laaden zig gemeenlyk met zoo veel Rok- ken over elkander, dat ze zeer dik en zwaar van Heupen fch}m en. Breede Hoepel- rokken of Wrongen zyn hier in kleinagting; maar men is ’er ongemeen gefteld op zeer fyne ouwerwetfche Chitzen Rokken ; en buiten de Chits is het Wollen Damast de deftigfte dragt, Deeze Itoffsgie verkiezen zy tot een besten Bovenrok, dien fom- migen een Wacht noemen. In haare da- gelykfche bezigheid is een Sergie-Jak en Rok , of een foode Baaie Onderrok , bene- vens blaauw bonte Morsmouwen en Schor- ten, met wat des meer zy , haare voor- naame dragt. Wyders zyn de Bouw- of Melkboerinnen veeltyds van de Visfchers Ece 5 Vrou- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE ^lAïlE. 808 NATUURLYKE HISTORIE Vrouwen of andere Dorpelingen, aan haa- re Schorteldoeken wel te onderkennen; dewyl zy bovenal een Schortelkleed van fyn Haarlems Blaauw Linnen verkiezen. Onder , dog meest bovenaan zulk een Voorfchoot, hegten zy, door een fyn zy- den tusfehenwerkje , een ftrook van fyn Rood Bont: verder maaken zy die Schor- ten, van agteren, met eene foort van Zilveren Haaken, vast; en veelen fchui- ven ze daar benevens, door eene Zilveren of Gouden Punthaak, voor onder het punt van ’t Keurslyf. De overige Tooi deezer Dorpelingen beftaat in nette zwarte Mof- jes, gebreidde Handfehoenen , benevens een zwaaren Zilveren Beugel, met zyn toebehooren ; en by eenigen verkr3^gen de veelerleie foorten van gebloemde Stolfen al- lengskens meerder ingang. De uitwendige geftalte onzer Boerinnen verfchilt voorts vry veel van die der Steedfche Vrouwen , en zelfs van die haarer Mededorpelingen , door het onderfcheiden maakfel der Keurs- lyven. Eene rechte Boerin heeft wel in- zonderheid het Keursl}^f ongemeen breed van boven, en bezet de Armsgaten met Yzer; om den arbeid in ’t Kaas wringen en Boterkarnen des te vryer te verrigten : an- dere Boeren - V^rouwen hebben de Keurs- lyvcn minder breed , en de netfle Dorpe- lingen laaten ze nu al meest op zyn Steedsch maaken. De fchoeijing der Voeten einde- lyk is veelerlei: de meeste Dorpelingen draagen Kamuslederen Schoenen ; dog vec- \ VAN HOLLAND. 809 ien hebben Muilen; maar de gemeene Vrouwen bedienen zig van Klompen : en haare korte Kousfen , hoewel meest geel , worden evenwel ook van verfchillende koleuren genomen. Dan alle deeze en foortgelyke byzonderheden zyn aan zoo veele ontallyke veranderingen en verkie- zingen onderhevig , dat wy ’er niet verder in kunnen treeden. Wy zullen derhalven hier mede van die foort van Hollandfche Tooi afzien ; om verder op te fpooren de natuurlyke Getemperdheid en de Gemoeds- neigingen van deeze onze Landzaaten; waar in zig nog al eenige recht V aderland- fche eigenfchappen zullen opdoen. Vonden wy het, ten aanzien der Geflal- tc en der Kleedinge, zeer moeilyk, eene gcfchikte bepaaling van deeze Inwoonders te gecven , zulks heeft , daar wy nu der- zelver Getemperdheden in ’t gemeen zul- len bcfchouwen , ook in dit opzicht niet minder plaats; te meer, nademaal het mis- bruik van Thee en CofFy, zoo v/el hier als elders, heerscht; en ’er dus veele blee- ke wateragtige Geilelien zyn. Ondertus- fchen houde ik het, myne opmerking ves- tigende op de gezonde Geftellen van den Boerenitand , dien wy meest in ’t oog heb- ben , daar voor, dat ze eerder naar het ller- ke Bloedryke, dan wel naar het Phlegma- tike droefgeestige overhellen ; fchoon dee- ze beiden hier veeltyds vermengd zyn. Daar benevens is ’t my voorgekomen , dat men de Vrouwen, in deeze Streeken, voor DE HOL- LAND- SCHE NATIE. •Getem- perd heid en Ge- moeds- neiging van den HOL- LAND- SCHEN Boeren- ftand. De HOL- LAND^ SCHE IVATIE. De Stem en Spraak. 8io NATUURLYKE HISTORIE voor veel Bloedryker en leevendiger van Ge- itel 5 dan de Mannen 5 heeft te Ichatten : ik heb ten minite bevonden 5 dat de Boeren- vrouwen veelal vlugger en fnediger van be- grip, als mede driftiger in haare werkzaam- heden zyn 5 dan de Mannen : dat zekerlyk een blyk van meerder geestrykheid in 't Bloed is. In de Veenen zyn ze middelcrwyl doorgaans doffer , Itiller , en wateragtiger van Getemperdheid; het welk eene doorflaande traage eigenfchap aan hunne Gemoedsnei- gingen byzet. Over ’t geheel is deeze onze Boerenftand eer bezadigd dan driftig te noe- men ; en hier uit ontllaat die bellendige aan- kleeving aan hunne onderneemingen ; die onvermoeidheid in het najaagen van hunne voordeelen en belangen ; benevens die on- verbreekbaare drift, tot handhaavinge van hunne vrydommen en rechten , daar ze nooit van afzien. Ook heeft men ’er nietonwaar- fchynlyk uit af te leiden, de langzaamheid , waar mede zy , met eene zekere zagtheid van Stem, hunne woorden uitfpreeken. Hunne Stem is althans , zoo ik vastftel , buiten tegenfpraak, op verre na zoo mom- pelend, of, hoe zal ik ’t uitdrukken, zoo grof en zwaar niet, als die der hooge Zuid- hollanders, aan den Gelderfchen kant. By de Mannen is het geluid helder klinkende, en by de Vrouwen lieflyk en zoetluidende. Ja, als een kiesch oor de kunstgreepen en vallen der Muziek ter zyde Helt, als men alleen agt geeft op eene zuivere welluiden- de gladde Stem, zal men ’er onder onze Boe- VAN HOLLAND. 8rr Boeren - Meisjes zulken hooren , die eene de hol- gedresfeerde Operiste te barflen zouden ^^and- zingen , wanneer het op een langen uitge- rekten hoogen Toon aankwam. Onze Zuid-hollanders maaken hier van ook te meer werks, om dat ze ’er uitneemend op gefteld zyn , om de Stem zoo hoog te doen klinken , als ’t immers mogeJyk is. Die ’t daar in wint is een baas ; en ’t is niet wel te melden, hoe fterk zy zig hier op toe- leggen , met het zingen der Plalmen in de Kerken ; dat dikwils tot onmaatig fchreeu- wcn overflaat ; fchoon ’t anders by de in dit Ituk geregelde Gemeentes zeer gelyklui- dend toegaa. Over ’t geheel hebben intus- fchen de Boerenlieden, en inzonderheid haare Vrouwen , eén lieflyken tongval ; v/elke in de eene en andere Streek , ten opzichte van de uitfpraak der Taaie, nog al merkelyk verfchilt. Dus vallen , by voor- beeld, die van den Delf- en Schielandfchen kant, veel op den klank der Vocaalen é e; welke by hen niet klinkt, zoo als men ge- meenlyk het Boeren jaë en gaë wil uitdruk- ken , maar eerder als eene bekorting van den vollen klank van ée; gelyk elders de y niet klinkende , maar kort i ^ als kik voor kyky gebruikt word. By de Rhynlanders hoort men den klank der Klinkletter a al- toos op dien van ^^e,*en hier van jae^Jiae^ gae ; dat door het bekende rympje , daar op flaande , aangeduid word : Rae Maet rae, Hoe veul Kaezen in ien zak gaen. Om- DE HOL- LAND* SCHE NATIE. Ge- moeds- iieigin gen. 812 NATUURLYKE HISTORIE Omtrent KennemcrJand en in Amflelland ^ omfhreeks het Gooi , bedient men zig weder zoo fterk van de Vocaal e , dat ze aldaar Kees voor Kaes zeggen ; en tevens fchynen ze zoo veel op te hebben met den klank van G dat ze denzelven doen hooren, by- kans in alle hunne woorden , daar ee ver- eischt word; een is by hen ien^ twee klinkt twkj enz. Dan beide deeze tongvallen zyn nergens fterker, dan in de Veenen; daar ze voorts zeer veel gewoon zyn , een Klinker of Medeklinker agter de zelfRan- dige Naamwoorden te voegen; als onze Dirky onze Dirke y tot onze Maertje y tot onze Maertjes, Daar benevens is ’t hier- omftreeks zeer gebruikelijk, dat men el- kander onderfcheid , niet flegts door de en- kele benoeming, maar met een aantal van bynaamen , die men van ’t Beroep of de Maagfehap en dergelyken ontleent : by voorbeeld, Jan Schipperen Piet van Teu~ 7ie n Schippers Kooltuin n ^Pester Janjien Piet y en die van Tryntjes Zusjes Florejife. Dit fpruit grootlyks voort uit hunne natuurly- ke neiging, om de woorden te vermeerde- ren ; en dus , gelyk overal , de Spraak en Taal naar ’t gebruik te fchikken. Dan , laat ons hier van afftappen, om hunne Gemoedsneigingen wat nader te befchoii- wen. Ze zyn ten deezen opzichte zoo onge- voelig en onverfchillig niet, als men ze veelal wel befchouwt. De aandoeningen van Liefde, Haat en Gramfehap, mitsgaders die r VAN HOLLAND. 813 die van den Godsdienst, enz.,zyn ook hier van geen geringe uitwerkingen. Betreffen- de hunne Liefdedrift, om daar mede een aanvang te maaken, ik kan niet zeggen , dat dezelve fchielyk by hen ontflaat;ze vertoo- nen zig niet zoo eensklaps verliefd, als men dit wel by andere Natiën befpeurt: dog wanneer hunne Liefde eens vonk vat , dan is deplve wel zoo hevig en onuitblusch- baar, als ze, naar ik vertrouw, by eeni- gen anderen Volksaart te vinden is. Een paar jonge Lieden, die elkander beminnen, zullen jaaren lang vryen, en elkander ge- trouw blyven , tot dat ze een Beroep heb- ben, waar dopr ze beftaan kunnen, ’t Valt niet bezwaarlyk, om, op alle Dorpen van Rhynland en Delfland, voorbeelden te vinden, van jonge Lieden, die tien a twaalf jaaren gevryd hebben: ik ken’er, die met hun twintigile jaar door Liefde aan elkander verbonden waren , en egter niet gehuwd zyn voor den ouderdom van vyftig jaaren. Dit uitflellen van ’t Huwe- lyk ontflaat intusfchen niet uit eene al te groote koelheid , gelyk fommigen daar over oordeelen ; maar dikwils uit eene ongemeen fterke Ouderliefde. Deeze voortreffelyke Deugd overwint die Drift, en fomwylen wel wat al te flerk: ze is wel eens de oor- zaak, dat eene Boeren-Dogter, fchoon zy door de hevigfle Liefde blaake, eerder onder dien gloed verteeren wil, dan dat ze een berooiden Vader of eene nooddruftige Moeder , en , by de %ken , zwakke Ouders , ver- DE HOL- LAND^ SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHë NATIB, 814 NATUURLYKE HISTORIE verlaaten zal; als zy dezelven, door den arbeid of anderzins van dienst kan zyn. En dit is den Hollanderen over ’t geheel al vry eigen; zulks heerscht ook genoegzaam in alle onze Steden; hoewel men ’er, hier en daar, gelyk ook elders, veele ontaarte Kinderen ontmoete. Middelerwyl is dit nogtans ook waar, dat het, hoe fterk de Ouderliefde zig hier tegen de natuur der Liefdedriften aankante, in zulke langduu- rige Minnaaryen meermaals gebeurt , dat de Drift de Harten overwint ; waar door , (de Sexe vergeeve ’t my , zoo ik te rond ga;) de geheime Minnehandelingen tus- Ichen zoodanige Gelieven niet zeldzaam zyn. En ’t is ongeloovelyk , hoe door- fleepen onze Boeren-Meisjes veelal op het Ruk der Liefde zyn ; zoo dat ik wel durve zeggen , dat zy ’er de fnedigRe Courtizane in overtreffen : niet met zig ylings over te geevcn, aan de begeerte, en lugtige ga- lante verzekeringen van een wuften Min- naar ; maar in de konst , om het Hart haa- rer Vryers in den grond te leercn kennen; waar op ze zig dan , en niet eerder , met eene ongemeene Drift en ftandvastige Lief- de verbinden. Overeenkomftig met deeze haare gewoone voorzigtigheid , ziet men ze ook nooit op Bruiloften, Kermisfen, en by foortgelyke gelegenheden , zig inlaaten, met iemand die haar onbekend is. Een Steedfche Jonker is derhalven deerlyk mis- leid, als hy den afkeer, dien zevoorzyne galante kneepen betoonen, aan haare on- ge* VAN Holland* sr^ gevoeligheid toefchryft: zy verftaan ze zeer wel; dog houden zig onnozel, en fporen ’er mede, als de Stedelingen weggegaan zyn. Ik ben verzekerd, dat zy den Stede- ling nog fterker iiiclachen over zyne lief- koozeryen, dan hy haar veroordeelt we- gens gewaande ftuurschheid: en iemand, die de Boeren- Kermisfen , in dit opzicht, bezoekt, mag zig wel omzigtig gedraagen, wil hy niet het onderwerp van de geestig- lle kwinkdagen en fpotternyen worden , die een onvoorzigtigen Vryer ooit hebben kunnen doen bloozen, en bedremmeld ftaan. Geheel anders betoonen zy zig je- gens haare Vryers en Kermis -Knaapen; voor deezen hebben zy alles over; en de lluikeryen , die ’er omgaan , zyn , zou ik wel durven denken, hier nog veelvuldi- ge!* dan in de Steden : dog alleen onder de door Liefde reeds verbonden voorwerpen ; die elkander meest altyd getrouw aanklee- ven. Hier van is ’t ook, dat hunne Hu- welyken, als ze tot Hand komen, gemeen- lyk zeer beftendig en genoeglyk zyn. Dus winnen zy ’t veelal van de Stedelingen, onder welken de fluikeryen niet zelden ee- ne toomelooze rol fpeelen, en de Huwe- lyken losfer aangegaan worden. Wat voor ’t overige hunne Vryery belangt, konden hier de Hooibargen fpreeken, de Llnden- laanen getuigen , en de fluipvenfterties der Veeitallen klappen; men zou menig teder Minneklagtje hooren, dat nu door de ge- III. DEEL. Fff heim- r>R HOL- land- SCHE NATIE. 8i6 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- heimhoudende Liefde verborgen blyft. Wel LAND- niogt daarom h u i g e n s zeggen : SCHE NATIE. Lindeblaedjens , luistervincken , Van foo menigh aapenklucht, ^Van foo menig traen-verdrinken , Van foo menigh fotten fucht, Help my tuigen wat een karmen , Wat een ftommelend gelaet. Wat een Blindeling omarmen , Onder ii niet om en gaet. Dan de befcheidenheid verbied ons een verder onderzoek deezer Liefdegeheimen ; en wy hebben reeds gronds genoeg, om te beweeren, dat men veelal te voorbaarig oordeelt over den invloed der Climaaten , als men aan de bewoonderen der heetere Gewesten , zoo algemeen meerder en krag- tiger Liefdedriften toefchryfc , dan aan hun, die onder een kouder en vogtiger Climaat leeven ; en als men uit dien hoof- de onze Hollanders, in dit ftuk , veelal voor min of meer ongevoelig en onver- fchillig houd. ’t Is hier de plaats niet om dit onderwerp, dat men in een fterker licht zou kunnen zetten , breedvoerig te betoo- gen; en ’t gezegde, voor zoo ver dit hier te ftade komt, is genoeg. Men lette voorts alleenlyk , om dit nog in ’t voorbygaan op te merken, op die Vreemd-*lingen , wel- ken zig jaarlyks in menigte, uit Vrankryk, dat tog den voorrang in de Minnekonst be- geert. VAN HOLLAND. 817 geert, herwaards begeeven. Is ’er onder dat Boeren Volkje der Piemonteezcn , der Bretagners , der Picardiërs en der Savoijaar- den, zoo veel meer lieftalligheid en ge- fchiktheid voor de Min te zien , dan in on- ze Landlieden ? ’t Is my nimmer zoo voor- gekomen , en ik meen recht te hebben , om vast te mogen ftellen , dat ze in befchaafd- heid , oordeel , en iterke leevenskragten , by onze Boeren niet te vergeljd^en zyn. Raakende de overige Driften onzer Land- bewoonderen , ze Z3"n hier omtrent vooral niet minder , dan die van andere Gewes- ten. Gramlchap en Toorn beheerfchen hen zekerlyk , gelyk alle andere Menfchen , nu en dan: dog de infchiklykheid , en de broederlyke gemeenzaamheid , onder el- kander, houden die doldriftige gemoeds- neigingen in den band. Men zal onzeRhyn- landers , in hunne drinkgelagen , wel eens hevig toornig vinden; dan hunne vervoe- ring neemt doorgaans af, eer het tot flaan komt. Een enkel bedaard tusfchenfpree- ken , van eene goede kennis of een Vriend , is in Raat om hen Rraks te verzoenen ; bui- ten eenige kwaadaartige humeuren , is dee- ze hunne verzoening oprecht ; en hy , die na dezelve harrewart, krygt gewoonlyk een ieder tegen zig. Zoo zeer houden zy van ongeveinsde Vriendfchap ; en ’t is aan deeze io%ke Gemoedsneiging toe te fchry- ven, dat ’er eene zeer algemeene vreed- zaamheid , in deeze Eeuw , het veld gewon* nen heeft, tegen de Vegtpartyen, die in Fff 2 de DE-HCVL. LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 8 1 8 NATUURLYI^E HISTORIE de voorige Eeuw in zwang waren. Op buitengemeene vreugdedagen, vind men ons Boeren Volkje juist niet zeer gemaa- tigd; als zy ’er zig aan overgeeven, zyn ze geheel en al vrolyk , en geen zorg komt dan in ’t hart. Op een Kermis en Brui- lofts-Feest, is het, zeggen zy. Kermis en Bruiloft; men zingt, men danst en fpringt, zoo lang de vreugdedagen duuren, nagt en. dag, zonder ophouden, en tot afmat- tens toe. Dog buiten zulke tyden is hun- ne Blydfchap niet uitfpoorig; als de Ker- mis , enz. voorby is , vertoont zig alles we- der zeer bedaard ; en dan heb ik zeldzaam kunnen befpeuren , dat ze , over byzonde- re gevallen , die een ander fomwylen recht vrolyk zouden maaken, zeer aandoénlijk zyn. En ik durf insgelyks wel verzekeren , dat ze meerendeels zeer gemaatigd zyn in hunne Droefheid en Tegenfpoeden. Ik heb, by gelegenheid veelei* bittere en hart- roerende Sterfgevallen , opgemerkt, dat de Droefheid hen wel treft; dog dat eene Christelyke Lydzaamheid hen daar tegen weder vertroost. Even zoo gedraagen zy zig onder het verlies hunner tydlyke Goe- deren, en zyn dan nog wel zoofterk: ik ken verfcheiden oprechte eerlyke Boeren, die, in de rampfpoedige Veepest, Hof en Haaf kwyt geraakt zyn ; die zig met de grootlle gelaatenheid aan hun lot onder- werpen , en , vergenoegd , weder met een zoberen arbeid geireeren. Ik laat het oordeel fommiger Wysgeeren aan zyne plaats, en zoek VAN HOLLAND. 819^ zoek my niet in te wikkelen, in hun ge- dk hol. fchil, of de fterfte onzer Runderen, als land- het gevolg van een natuurlyken famen- loop, dan als eene roede des Allerhoog- Iten aan te merken zy; maar dit is zeker, dat, ingevolge van den invloed van het laatfle denkbeeld , de Christelyke Lydzaam- heid het hart onzer Landlieden vertroost, en haar Gods vooronderftelde roede eer- biedig doet kusfen; in zulke grievende ongevallen, welken den Veeman by ande- re Volkeren misfchien tot hoopelooze ein- ‘den zouden brengen. Wat de Vreeze , die angftige aandoening van ’s Menfchen hart, betreft, ik zou ’er onze hiér bedoelde Landzaaten niet geheel vry van durven fpreeken , ten opzichte van Spookeryen en foortgelyke Vertellingjes; en zelfs niet in ’t geval van twisten of gefchillen; waar voor ze in den eerRen opflag anders niet zeer aandoenlyk zyn. Deeze hartstogt werkt hier egter gemeenlyk fterkst op de eerRe aandoening; als dezelve voorbyis, zyn ze veelal onverfchrokken , en , als ’t ’er toe komt, onverzettelyk Randvastig. Hier en daar, en wel meest onder de Bouwboe- ren, heerscht eene meerdere Routheid; maar over ’t* geheel zyn de Veenlui ge- dweër. Men vind ze wyders, dat door- gaans in Rhynland en Delfland plaats heeft, zeer aan elkanderen verknogt; des de eene Dorpeling bykans altoos den anderen hel- pe. Hier uit worden nu en dan nog al eens opzetlyke Vegtpart^'en gebooren; dieniet Fff 3 ligt 820 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAND- SCHE NATIE. ligt afloopcn, zonder eene geheele over- winning van dc eene of andere party ; dat geen teken van blooheid of vreeze is. Ver- der zyn ze , even als alle andere Menfchen , voor dceze hartstogt minder of meerder vatbaar, dathnn eer tot lof dan ter verag- tinge ftrekt; dewyl eene beredeneerde Vree- ze veel hooger te fchatten is , dan eene dul- le onverfchrokken en roekelooze ftoutheid. Slaan wy voorts het oog op de Geneigd- heden , die uit de Getemperdheden en Hartstogten ontfbaan, dan konnen wy niet nalaaten , wei byzonder agt te geeven , op de voortrelFelyke verbeteringen onzer tot dus ver befchouwde Landzaaten deezer Eeuwe ; met betrekking tot die oude Broe- derlyke neiging, om een ieder in zyne Ge- voelens, zoo van Godsdienst als Huishou- ding, vry en onbelemmerd te laaten. ’Er heerscht toch tegenwoordig , by het mee- rendeel van deeze onze Landsgenoo- ten, ten aanzien van het eerfte, eene algemeene eerbied voor , en zugt tot den Godsdienst , zonder eenig inmengfel van dien bitteren haat , welke , nog in de Zeventiende Eeuw, tusfchen Roomfchen en Onroomfchen ftand hield. Een ieder leert en Haat zyne byzondere Leerftukken voor; dog wraakt allen perfoonlyken haat, om verfchil van Gcdsdienftige gevoelens. Roomsch en Onroomsch leeft, in wandel en handel, als een Vaderlandsch Broeder: nooit, (zeer weinige kreegele eigenzinnige Zielei'ikiievelaars uitgezonderd zynde ,) nooit VAN HOLLAND. 821 nooit hoort men een fchempwoord of vin- nigen fcheut over eenige Gezindheid. Die van de heerfchende Kerk deelen in de ge- woonten der Roomschgezinden 5 om zig, op de Heilige Dagen , met fpeeien of eeni- ge andere uiclpanningen te vermaaken. De Vastena vond-Feesten z}"'n eerder byéén- komtlcn van Broederfchap , dan Plechtig- heden van byzondere Gezindheden ; ja zy worden door de Gereformeerden zoo ilerk gevierd, als door de Roomschgezinden. En ik voor my betuig, openlyk, dat ik, met zeer veel Roomschgezinden ver- keerd hebbende, nimmer eene fcbaduw van ingewortelden haat by hen gevonden heb; maar veel eer een oprecht, gulhartig, wel- meenend, Vaderlandsch hart, dan eene geveinsde vriendfchap , die my integendeel , vry meerder, voorgekomen is, by Lieden van andere Gezindheden , die zig met den Mantel van fch^mheiligheid zogten te be- dekken. By de Leeken der heerfchende Kerke heeft geene andere Gemoedsneiging de bovenhand , dan die aan de Leere der Kerke, en den eisch der Wetten verknogt is; en zy misbruiken hunne voorrechten zeer zelden. De Roomschgezinden zyn, ondanks eenige misfchien al te Rerke ge- volgtrekkingen der Wetten, gehoorzaame Ingezetenen ; en hoewel zy , by gisfing , bykans de helft der Inwoonders deezer Streeken uitmaaken, leeven zy,in den Bur- gérlyken ommegang, met de overigen, als of zy allen van eenerleie Gezindheid wa- Fff 4 rem DE HOL LAND- SCHE NATIE. DE HOL. LAND- SCHE NATIE. 822 NATUURLYKE HISTORIE ren. By aldien eens ieders Hof, Haaf en Hart maar vry is, zoo flegts een ieder in zyn tydlyk belang niet belemmerd word, vraagt men weinig, wat hy gelooft: en zoo ’t al gebeurde , dat de eene of andere Heethoofd, over ’t Huk van Godsdienst, met drift of fchemp uitvaart, haalt hy zig in de Boerengezelfchappen den algemeenen haat op den hals , en zyne verkeering word gemyd; de gemeene uitdrukking, ik zou byna zeggen regel , is ; Laat ons van geen Religie fpreekm; een eerlyk Man is voor den ommegang y en ons Geloof voor ons Hart en voer God. — ’t Geen ik hier melde , Leezer, fteunt op eene veelvuldige ondervinding, en ik zou het met reden agter wegen hebben kunnen laaten , ware het niet, dat het ,tot een ontegenzeggelyk blyk van eene Broeder- lyke Vryheids Gemoedsneiging der Natie ftrekkende, met recht hier behoorde. Ik heb ’er daar en boven te minder van af kunnen zien , om dat het ons de natuurly- ke gevolgen der Vryheid zoo duidelyk voor oogen fielt. Hoe zeer onze Hollan- ders, veele Eeuwen door, ’t zy door ge- weldige Overheeringen , ’t zy door Oorlo- gen , ’t zy door Religiedwang gefolterd zyn, zy genieten naauwlyks de kalmte eener aan- genaame Vrede, en ’t genot van hunne ei- gen Voorfpoed en Bezittingen ; of alle haat en twist verdwynt , en ’t oude natuurlyke vrye , broederlyke , getrouwe en waarag- tige, komt terftond boven. Ook hebben de gekerdfle Twistfchrifcen het minfle ver- mo- VAN HOLLAND. 823 mogen niet, om die natuurlyke Verdraag- zaamheid der Natie te ondermynen. De Natie befchouwt, volgens haar eigenaartig karakter , dat ik meest by den Boerenftand ontdek, de uitgewerktfle Samenftellen en geleerdfte Twistfchriften , over de veelvul- dige Godsdienflige verfchillen, aan, eerder als onnut, dan nuttig voor de famenleeving. Dus is dan onze Eeuw in dit Huk, ten minften by onze Rhynlanders , over ’t ge- heel verbeterd : iets dat ik ten grooten deele toefchryve, aan de algemeene ge- maatigdheid, welke thans zoo luisterryk op den kanfel der heerfchende Kerke, tot roem onzer Leeraaren, doorftraalt. En dan ook, wel voornaamlyk ten aanzien der Roomsch- gezinden, aan de wyze fchikking van ’s Lands Staaten , om Roomschgezinde Priesters uit Ingezetenen of Nederlanders te laaten verkiezen ; waar door men dan , (want wie zal zyn Vaderland vervloeken ?3 niet te dugten heeft , dat een trotfche Spanjaard, of listige Italiaan, den Vati- caanfchen Blikfem, in de houtftapels en vreugdevLiuren der Vr3dieid, zal doen ont- branden; noch het Roomfche Weerlicht van Geweetensdwang zyne Donderflagen, op de teenen gorzingen van den Holland- Tchen Tuin, doen uitbarften. Dus leeven wy in ons Vaderland vergenoegd , en in dit opzicht gerust. Dus ziet men , by döeze onze Landzaaten , de egte en rechte oude Hollandfche Gemoedsneiging, voor de Vry- heid, op nieuw bevestigd , daar zy in de in- Fff 5 fchik- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie Bl.480. 824 NATUURLYKE HISTORIE fchikJykheid, aangaande dat teder ftuk van Godsdienst, zoo kJaarbiyki^k veld gewon- nen heeft. Wat de overige Gemoedsneigingen aan- gaat , het is als of, met de oude Volksei^ gen Deugden , ook de oude Ondeugden herlceven. De Dobbel- en Speelzugt al- thans is genoegzaam tot denzelfden trap van misbruik geklommen , dien ze, ten tyde van TACiTUs, onder de Batavieren had. Hoe ’t hier mede gelegen zy in veele an- dere Gewesten van Holland, daar van heb ik juist geen ondervinding ; maar ten aan- zien der Boeren, in Rhyn-en Delfland, is my zulks ten klaarfbe gebleeken. Buiten het fpeelen in de Kolf- en Kaatsbaanen > daar ze , inzonderheid door het zoogenoem- de overkolven, veel gelds verliezen, is het Kaartfpeelen by meest allen, ouden jong, arm en ryk, de grondflag van hun Dobbelfpeelen. En fchoon deeze Speel- drift by allen niet even flerk zy, is dezelve egter zeer algemeen ; bovenal gaat hetSpee’en veelvuldig onder hen in zwang, geduurende de Vastenavondtyden ; wan- neer zy niet flegts een enkelen avond of nagt, maar fomtyds wel twee, ja dagen en nagten, ageer den anderen, met het Lan- terluifpel doorbrengen: dewyl ze de ge- woonte hebben van dikwerf niet te fchei- den , voor dat de een of ander alles gewon- nen, of de party alles verfpeeld heeft. Een Boerenknegt of Meid , die de met zwaaren ar- beid verdiende Huurpenningen , een gantsch VAN HOLLAND. 825 jaar , of wel een halfjaar , (want de helft ver- fmelt gewoonlyk op de Boerenkermisfen ,) zuinig befpaard heeft, zal dezelven onbe- fchroomd op één avond verfpeelen. Somtyds zullen ze ’t waagen , om verder zoo veel van de Baazen te leenen , dat ze ’er weder een ge- heel jaar voor moeten arbeiden ; ’t welk ze ook doorgaans heilig en getrouw nakomen ; alzoo het een onuitwischbaare fchande is , daar in nalaatig te zyn. Men heeft hier zoo fterk eene zugt voor ’t Spel , dat men ’t bykans nooit weigert, om aan een beken- den, die zyn geld verliest, zoo veel als ie- mands beurs en flaat toelaat , op te fchie- ten. Ze zyn geen liefhebbers van grof fpeelen ; maar op den gewoonen inzet van hun Lanterluifpel , beltaande gemeenlyk in de fomme van vyf Duiten, kan het Spel wel eens zoo hoog Hygen , dat het tot Gul- dens, Ducaaten en Ryders oploope. Ik heb ’er, onder de ryke Veenboeren, verfchei- den gekend, die met een zak Duiten, en een volle zak Sesthalven uitgongen, om te fpeelen; die, dit geld verloren heb- bende, zig nog al veel hooger in ’t Spel in- lieten ; en hun geld met zulk een gelaaten- heid verboren , als of’t hun geenszins deer- . de. Veelligt zouden zy, indien de Wet- ten der Vryheid eene flaaffche verbintenis gedoogden , even als van ouds , in Oaaver- ny treeden , wanneer de Speeldrift in ’t ge- moed aan ’t gesten is. Raakende het Ruk van Dronkenfchap ; hier van zou ik zeer veelen hunner niet vry durven fpreeken. Het Ge- ne- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE KATIE. S26 NATUURLYKE HISTORIE never-en zwaar Bierdrinken gaat ’er al vry grof in zwang: edog, hoe fterk dit ook by veelen plaats hebbe , is het evenwel over ’t geheel niet, dan by enkele uitfpannin- gen, op Kermisfen en Feestdagen; wan- neer ze veelal onmaatig drinken, en om een fles Wyn, zoo als zy zeggen, niets geeven. Dan zulk een, die zig dagelyks dronken zuipt, en zync zaaken laat verloo- pen, is by hen een walgelyk voorwerp. Men kan ze derhalven niet als overgegee- ven Dronkaarts befchouwen; en daar ’t niet te wraaken is , dat de Mensch met goe- der harte drinke van zynen Wyn, en dus het hart vervrolyke, kan men, zoo men geen te geflrenge Zedemeester wil zyn, hunne nu en dan uitflaande verheuging nog al eenigzins verfchoonen , zonder egter een voorftander van buitenfpoorigheden te weezen. Zy hebben in dit, gelyk ook in andere gevallen, zeker hunne Menschlyke feilen; maar geenen , waarin zy, boven an- dere Volken, volftrekt uitfleeken; en ze bezitten, daartegen, veele treffelyke hoe- danigheden , die de vlekken hunner misfla- gen , zoo niet geheel uitwisfchen , ten min- flen verdooven of bedekken. Getrouw aan den Huwelyksband , zyn ze zeer kuisch, vooral de gehuwde Vrouwen. Veele Mannen , byzondcr Schippersgas- ten , die te Amfterdam , te Rotterdam , en in andere volkryke Steden , daar de gelo- genheid tot dartelheid al vry openbaar is , verkeeren , ftaan in dit ftuk dikwerf bloot voor VAN HOLLAND. 827 v^oor iiitfpattingen ; dog over ’t algemeen behoud de kiiichheid het veld, by hen ,die gewoonlyk in hunne Steden en Dorpen verblyven. Omtrent de Opvoeding der Kinderen, ziet men hen zeer zorgvuldig, zoo lang ze in de kinderlyke jaaren zyn; dan den arbeidzaamen ouderdom bereikt hebbende, laaten zy ze aan zig zei ven over ; als zy maar weeten dat ze zig in ’t Vaderland bevinden; want voor Oost-In- diën beeven ze. De Liefde tot de Kinde- ren is hier, gelyk by onze geheele Natie, uitmuntend groot, en zeer hartstogtig : de Moederlyke tederheid ftraalt ’er zoo fterk, als ergens , door. Eene zwakke Moeder , buiten üaat om ’t Wigt te zoogen, liaar Kind te ontneemen , is haare fmerten ver- meerderen : al wie maar eenigzins kan zoogt zelf; en ’er is geen grooter zegen in ’t Kraambedde, geen lieflyker balfem op de fmertlyke Baarensweën , dan het eigen Moe- derlyke zog op de Lipjes der Zuigelingen te mogen ftorten. De Gastvryheid voor een bekenden heerscht ’er algemeen: maar ze zyn zeer fchroomagtig voor Vreemden, die ze niet ligt zullen herbergen : ’t welk voort- fpruit uit de menigte van vreemde Landloo- . pers , die ’t hartje des Lands doorkruisfen ; an- ders zyn zy , gelyk ook vooral in de V'eenen , nogal herbergzaam en gul. Voor een beken- den, of een Vriend, die met hem komt, word ftraks een pot zwaar Bier, Brood en Kaas, opgezet; en eene vriendlj’ke , dikwils her- haalde, uitnoodiging , port de eetlust aan. Men DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL Land- SCHE NATIE. 828 NATUURLYKE HISTORIE Men kan der Hiiiswaardinne geen meerder vermaaks aandoen , dan als men vrylyk toe- tast ; zig afkeerig te houden is , dunkt hun , hen te verfmaaden : en by hoe armer dat men komt, hoe meerder vermaaks zy ge- nieten 5 als men eene beete Broods , en een teug Bier met hen nuttigt. Wil men dee- ze Lieden volkomen vernoegd, hun Huis en Hart open zien , (Dankbaarheid is hun Wellust,) men fchenkc een Stuiver, een Oortje, of een Koekje, aan de Kinderen, en ’t vrolyke genoegen fchittert op het ge- laat van Moeder en Kind ; terwyl de ge- dienftige Vader bereid ftaat, om de des be- geerden met Schuit of Wagen t’huis te bren- gen. Meerendeels zyn ze ook jegens de Armen zeer weldaadig; een nooddruftige word bykans nooit ongetroost heen ge- ftuurd; men fchenkt hem gemeenlyk een Duit, een ftuk Brood met Kaas, en een nap met Melk of zoet Wei, ter verfris- fchinge of verfterkinge. Kortom , Heusch- heid, Oprechtheid, Liefde tot den Mede- mensch, Eerbied voor den Godsdienst, en ’s Lands Wetten, benevens eene zugt voor eigen Haard en Disch , gaan hier hand aan hand gepaard ; en bekroonen de algemeene naarftigheid , met het genot van een wee- zenlyk gelukkig leeven. Op het befchou- wen deezer Landlieden word men natuur- lyk bewoogen , om , de gewoone lotgeval- len des Menfchelyken Leevens, die tog altoos met wederwaardigheden vergezeld gaan, buiten geftdd zynde, het voor zeker VAN HOLLAND. 829 te houden, ‘dat een Hollandfche Boer, die op zyn eigen Erf woont, en zyne Lande- ryen naarftig en tevens voorfpoedig be- bouwt, by Liitftek onder de gelukkigfle Men- fchen der Waereld te teilen is. Dit onder- vond een onzer beroemdfle Dichtercn te Abtswoude, de zielflreelende poot; en deed dien Landman van geboorte, door de Ntour ten mildile begaafd, den lof van ’t Akkerleven dus vrolyk zingen : Hoe genoeglyk rolt het leven Des genisten. Lantmans heen. Die zyn zalig lot, hoekleen. Om geen Koningskroon zou geven. Lage rust braveert den lof Van het hoogde Konings hof. Als een Boer zyn hygende Osfen , ’t Glimpend kouter door de klont Van zyn erffelyken gront, In de luwt der hooge Bosfchen , Voort ziet trekken ; of zyn graen ’t Vet der klai met goud belaen; Of zyn gladde mellekkoeijen, ' Even lustig, evenbly. Onder ’t grazen , van ter zy , In een bogrigh dal hoort loejen. . Toon my dan, ó Arme Stad, Zulk een wellust, zulk een fchat. We-" DE HOL- LAND- SC HE NATIE, DE HOL' LAND- SCHE NATIE. 830 NATUURLYKE HISTORIE Welige Akkers, groene Boomën, Malfche Weiden, dartel Vee, Nieuwe Boter, zoete Meê, Klaere Bronnen , koele Stroomen , Frisfche luchten, Overvloet, Maekt het buitenleven zoet. En wat verder : Appels enten , Peere plukken , Maejen, Hooien^ Schuur en tas Stapelen vol veldgewas, Schapen fcheeren, Uijers drukken. Zeven Kinders en een Wyf Zyn zyn daeglyks tydverdryf. enz. Het overige van dit Dichtflukje , waar van wy flegts een gedeelte overgenomen hebben , vloeit alleszins fraai en natuiirlyk. Het is te vinden in de Werken van den natuurlyken zoetvloeijenden poot ; die , bekend genoeg in onze Hollandfche Waereld, door zyn aanmoedigend voorbeeld getoond heeft , hoe de natuurlyke geneigdheid onzer Hol- landeren niet ongefchikt is, tot het vóórt- brengen vnn edele Vernuften, die in de Dichtkunst treffelyk uitmunten. ’tZou ons weinig moeite kosten, dit nog door ver- fcheiden andere voorbeelden te bevestigen; dan wy zien ’er voor tegenwoordig van af; en merken alleenlyk nog atm, dat het ge- noeglyke Landleeveh, wel inzonderheid onze Rhyn-en Delflanders, met eene al- gc- \ VAN HOLLAND. 831 gemeene drift voor de bekoorelyke Dicht- kiznst fchj’nt te bezielen. Ieder hunner al- thans fchept een groot vermaak , in ’t hoo- ien 5 en veelen in ’t opftellen , van Lie- deren, of ’t berymen van Spreukjes en Schertzerytjes. ’Er is naauwlyks een Boe- ren-Knaap of Meisje, die flegts leezen kan , zonder fmaak voor die foort van Pa- pieren; en men zal, boven andere Boe- ken , vastlyk een of meer Liedjes of Liede- boekjes, in derzelver Zakken of Koffers, vinden; en die wat beleezener wil zyn, leest het Boek van cats, dat Roomsch en Onroomsch, gelyk overbekend is, bykans als een Huisbybel waardeert. De zulken onder hen, die zig boven anderen beroe- men, op het maaken van een Rympje, volgen veelal dien trant, welke oudtyds zeer in den fmaak der Redenrykers was. ’£r zyn my ook nog eenigen in lee\'enden Jyve bekend, die in de openbaare Bacte- menten mede gefpeeld hebben; en men vind hier en daar, op de Boeren -Dorpen, nog Gezelfchappen , die onder elkander prononceeren ^ zoo als zy ’t noemen, dog eigentlyk een Comedie fpeelen. Verder Rrekken ons mede ten bewyze van dien Rymlust , welke , in vroeger dagen , onder hunner is zeer nayverig in zyn Beroep; gewoonlyk, omtrent zyns ge- lyken , niet zoo zeer uit wangunst , jegens de welvaart van anderen, als wel om de- zulken door vlyt te agterhaalen. Hier uit ontftaat het , dat fommigen voor ryker ge- houden willen worden, dan ze zyn; ter- wyl anderen zig veelal armer vertoonen, dan ze in waarheid gefchat mogen worden. Veeltyds befchouwen ze een by uitllek Ryken en Verm ogenden onder hen met verwondering , of liever nay ver ; wangunst durf ik het, befcheidenheidshalve, niet noemen ; egter. heeft het ’er dikwerf een zweem van. De vermogendften van het \ Dorp zyn tog doorgaans het onderwerp van de fnappery en het gekal der Buurwyven. Als eene vermogende Vrouw maar in een nieuw Jak, of met een besten Rok voor den dag komt , of wat netjes gekleed ver- fchynt, is ’t wel dra; „’t zynR3±eLui, „ die meugen alles doen”. Het woord ryke Lui word dus , by de Zeelieden , dik- wils in een fchertfenden zin genomen ; en Hhh 4 de DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 854 NATUURLYKE HISTORIE de benaaming van arm<^ neemenzc^intègcn^ deel 5 wel eens in een goeden zin. Zy zul- len zig minder gebelgd agten , wanneer men hen arme Vislchers noemt, dan zoomen hen als Ryk begroet: en, ondanks dit, zyn ze banger voor de armoede , dan voor den dood. Al wat naarffigheid en zuinig- heid op een eerlyk hart vermag , ziet men ze aanwenden , om het onderhoud van de gemeene Armen te ontgaan , ten einde daar toe niet te vervallen. Maar komt het zoo verre , dat de nood hen perst om Ar- men-Brood te eeten, dan ligt ’er ook de vlyt en yver toe ; dan zyn ze moedeloos , neêrflagtig, worden lui en loom. Zy ar- beiden, zy visfchen, zy neemen nog al iets by der hand, dog alles gefchied met ' eene foort van lustloosheid, die hen niet ligt ontglyd , maar gemeenlyk tot den ou- derdom aankleeft. Dit brengt zelfs der zul- ker Kinderen tot eene foort van fchaamte- Joosheid, zoo dat ze een Vreemden, tot verveelens toe, al fchooiende agteraan loopen, om een Duitje. Dit heeft ook nog al eenigzins plaats by eene foort van Kinderen van vermogender Ouders ; dog dan gefchied het , met een zekeren om- weg: zy veilen Schelpjes en Hoorntjes; willen voor u in Zee loopen ; onderregten 11, ongevraagd, van de gelegenheid van ’t Strand en de Zee; vertellen u, welke foort van Visch ’er aangefpoeld ligge, wien dit of dat Scheepje toekome, en wat meer van die natuur zy. Dit alles doen die Knaa- VAN HOLLAND. 855 Knaapen, op hoop eener kleene gifte; en zoo ’er één wat krygt, word dezelve flraks door eene menigte gevolgd. Dog die be- fchaafdcr bedelaary heerscht meest , by de Schevcningers en Katwykers ; waar toe de dagelykfche wandeling van Hovelingen en Vreemden, van ’s Hage naar ’t Strand, zeer veel doet. Voorts heerscht ’er , by onze Strandbeden , gemeenlijk eene onbedwongen vrymioedig- heid in ’t fpreeken. Niet alleen de Man- nen, maar ook de Jongelingen en Kinde- ren, zullen een ieder heusch te fpraak ftaan, en zelfs vrymoedig vraagen, zon- der veel ommezwaai van woorden. En niettegenllaande dit alles, weet ik geen Streeken in ons Land , daar men meer fta- m'erende menfchen, of zogenoemde Hak- kelaars , vind , dan aan onze Stranden , vooral wanneer zy jong zyn. Ik zou byna ftaande durven houden, dat men, onder de tien Kinderen, die in ’t aankomen der Jongeling- of Dogterfchap zyn, één hame- renden zal vinden; ten minften zulk ee- nen, die twee a driemaal agter een het zelfde woord zal noemen. Dog dit fchynt in ryper ouderdom te veranderen; alzoo het onder de Bejaarden mJnder algemeen is. Wy zyn daarom niet vreemd van zulks toe te fchryven aan eene leevendige drift, welke in hunne jonge Kinderen heerscht; waar door ze allen zeer driftig zyn in ’t fpreeken, dat hen de woorden doet be- korten ; en daar dan by komt eene foort H h h 5 van DR HOL- LAND- SCHE NATIE. Spraak en Tong- val onzer Strand- bewoon- deren. DE HOL‘ LAND- SCHE NATIE. Liefde- drift en Vryery onzer Strand- bewoon- deren. 856 NATUURLYKE HISTORIE van beteuterdheid 5 om datzezig, zoo zy waanen , niet fchielyk genoeg kunnen uit- drukken. Dit overhaastende fpreeken ver- keert, by de meerdere beflendigheid der jaaren, in eene tegengellelde langzaam- heid; die hen met overleg doet' fpreeken , en voor ’t ftameren bewaart. Zoo tog hoort men de bejaarder Zeelieden in ’t ge- meen de woorden zeer fterk uitdrukken , en ze zelfs lang laatcn naOeepen. Hunne ftem is doorgaans zeer zuiver , en de uit- fpraak zwaar : dog veelal verwarren zy de klanken der Klinkletters ; Willem is , by voorbeeld, Wullem: ook klinkt de w hier veelal, op zyn Engelsch,' zeer lang; als water y volmondig Wyders fpree- ken zy over ’t geheel volftrekt verAaan- baar Hollandsch; hoewel zy aan fommige woorden een vreemden klank geeven. Zee is Ziae ; Sneeuw ^ fnouw ; nu^ nou of nouw ; Scheveningen ^ Schiaev dingen ; Katwyk ^ KaU tik; Leiden^ Laijen; jongen jöéê , enz. Wat hunne Minnaryen betreft, zy zyn zekerlyk hierin niet van de drifcigften; maar men vind hen zeer beftendig en ge- trouw, omtrent het beminde Voorwerp. Dog fchoon ze min driftig dan anderen voorkomen , fchynen ze nogtans in ’t ftuk der Liefdehandelingen dikwerf te ongedul- dig te zyn , om , door onthouding , den Brui- loftsdag af te wagten. ’t Is aan onze Stranden zeer gemeen , eene Bruid bezwan- gerd te zien voor den Trouwdag; en men rekent haar zulks tot geen fchande ; om dat ^•y VAN HOLLAND. 857 xy zig verzekerd houden , dat de Gelieven elkander getrouw en ftandvastig beminnen: ook treffen gemeenlyk zeer goede Hu- welyken. Zou men , daar alles immers zy- ne reden heeft, hier wel ongegrond den- ken , als men giste dat de Zeevaart eene voornaame oorzaak deezer te vroege Min- nehandelingen is? De Jongmans, die ge- meenlyk een gantfchen Zomer ter Visfche- rye vaaren , zyn veelligt in een foort van vreeze, dat hunne Vrysters zig, geduu- rende hun afzyn, met den eenen of an- deren te huis blyvenden Gezel mogten ver- binden ; en verzekeren zig daarom van het voorwerp hunner Minne , door dien natuur- lyken Liefdeband van een Kind: en de Vrysters ftellen zig daar mede, op haare beurt, ook gerust, dat haar Lieveling , op reis en afweezig zynde , zig niet elders zal vergaapen. Maar nog fterker reden ligt ’er in de onthouding , en het lang afz3’n der Jongmannen op Zee. Als zulk een Jong- man te rug komt, en zig, na een lang uit- gerekt verlangen, in de armen zyner Be- minde werpt, overwint de Liefde ligtlyk, ter wederzyde , alles , wat in een dagelyk- fchen ommegang tegenfland mag bieden: . en hy , die niet van fleen is , kan ligtlyk begrypen, van welk een uitwerkfel dit op jonge, fterke, bloedryke Menfchen kan wcezen. Hier by komt nog de afkeer, welken zy doorgaans voor dartele Vrou- wen hebben ; die men ook, weinig of niet, onder onze Strandbewoondflers vinden zal. Als DE HOL- LAND- SCHE NATIE. . DE HOL- LAND- SCHE ^ATIE. Byzon- dere Deug- den on- zer Strand- bewoon- deren. 858 NATUURLYKE HISTORIE Als men deeze hunne Liefdehandelingen dus befchouwt, uit het oogpunt van de natuurlyke aandoenlykheid aller Menfchen , zal men onze Strand] eugd deswegens van geene geile dartelheid befchuldigen; en hunne misflagen van onvoorzigtigheid hier omtrent nog al met een verfchoo- nend oog befchouwen. Dan al genoeg over eene zaak , die by onze Zeelieden en Strandbewoonders algemeen is. Laat ons , van dit onderwerp afftappen- de 5 betoog nu verder vestigen op hunne Gemoedsgefteldheid; waarin ze niet bene- den anderen gefchat behooren te worden. Aandoenlyk zyn ze zeker voor droefheid.; dog op verre na niet in die overgegeeven drift, welke zig, ten minften in den uiter- lyken fchyn, veelvuldig by de Stedelin- gen vertoont ; en van daar zyn ze gemeen- lyk geduldiger in tegenfpoed. 'Een Vis- fchers-Knaap, die ledig t’huis komt, draagt zyn lot gelaaten ; hy troost zig met de hoop van daar na een beter. En ik weet , in ons geheele Land, geen Ingezetenen, die, over ’t algemeen, in hunne Voor- en Tegenfpoed, meer berusten in de Godlyke Voorzienigheid. Men vind hen zeer dank^ baar voor t3^dlyke Zegeningen , daar ze, in hunnen ommegang onder elkander, gefla- dig erkentlyk van fpreeken : en tevens on- gemeen geduldig in ’t ondergaan van ram- pen ; Hellende zig gerust in ’t bellier des Allcrhoogften , aan wiens wys en goed bc- VAN HOLLAND. 859 beHiiit zy alle hunne Lotgevallen toefchry- ven. Zy komen , over ’c geheel befchouwd, voor, als een by uitftek Godsdienftig Volk; dat voh'verig is, voor.de heerfchende Hervormde Leer; waar aan ze zig letterlyk en onverzettelyk houden. Men mag on- der hen eenige inwendige verdeeldheden van Coccejaans en Voetiaans vinden, als oorfpronglyk in den boezem der heerfchen- de Kerke zelve; maar buiten dit zyn ’er die van de andere Gezintheden der Christe- nen fchaars. Het getal der Roomschgezin- den, op onze Zeedorpen, is van geen groot aanbelang , en Lutherfchen , mitsga- ders Doopsgezinden , zyn ’er zeer zeld- zaam; dog hier en daar loopt ’er , by on- derzoekende Koppen, nog wel eens een- Remonftrant onder: vooral te Noordwyk aan Zee; daar zelfs eenige Ledemaaten der Remonftrantfche Gemeente van Noord- wyk Binnen huisvesten. Ze zyn groo- te Liefhebbers van ’t zingen van Pfalmen en Lofzangen ; de losfer Liedjes en Minne- deunen beginnen ’er wel wat invloeds te krygen; dog ze haaten de onkuifche Lied- jes, en de Pfalmen, die ze gewoonl^^k in Zee, en onder het visfchen, opheffen, behouden nog Reeds den voorrang. Ja ’t is niet vreemd, onze Strandbewoonders in hunne vrolyke partyen , om prys , Pfalmen te hooren zingen ; en dit gaat zoo verre , dat ze elkander meermaals tot eene zing- party uitdaagen, en ’er weddenfchappen op aangaan ; des zv in dit opzicht een vro- lyk DE HOL- LA.ND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 860 NATUURLYKE HISTORIE lyk en lustig Volk genoemd mogen worden. Schoon ze zig fchroomagtig, of liever be- lemmerd, toonen,in gevallen, aan welken zy niet gewoon zyn, ziet men ze egter gantsch niet vreesagtig voor de eisfelykfte gevaaren en noodlottigheden der Zeevaart. In de grootfte onverfchrokkenheid , ffcee- ken zy van Land, met hunne Pinkjes, die tegen de golven opfteigeren; en vaaren dikwerf moedig, in weerwil der guurfte buien en vlaagen; ja, in ’t aanzien van den Dood zelven. Zy betoonen fteeds in alles een getroost gemoed , en eene bedaardheid van geest , die ’t geen men gewoonlyk van Zeelieden verwagt, te boven gaat; en by- kans nooit zal men een oneffen woord on- der hen hooren. Het vreesfelyke vloeken der Scheepsmatroozen , op de Oorlog-, Oost-Indifche- en Koopvaardy-Schepen , is hun een gruwel: een Vloekert is hier een verfoeilyk mensch , daar ze geen agting voor hebben; en zoo ze hunne Kinderen ergens ftreng om kastyden , ’t is om ’t vloe- ken. Hun zwaarfte vloekwoord is veelal de Duivel , Saetan of Saekerloot; en ’t is onder ’t flegtfte foort nog al vry gemeen , Saetanfe of Duivel fche jongen te zeggen ; maar ’t ont- heiligen van Gods Naam word naauwlyks onder hen gehoord. De eerbied voor het Opperweezen wederhoud hen; en dceze gaat vergezeld van een ongeveinsd vertrou- wen op dé Voorzienigheid ; dat hen flout maakt in alle gevaaren. Men ziet ook op onze Stranden de Vrouwlyke Kunne , hoe teer- VAN HOLLAND. 85r teerhartig anders, met de grootfte gemoe- digheid, haare Vaders, Mannen en Kinde- ren, ter Scheepe geleiden; men ziet ze el- kander, met degrootfte bedaardheid, de af- fcheidskusfen geeven ; en fchoon het fchei- den nu en dan een traantje uitdeLiefde-oo- gen perfe , gefchied zulks nogtans niet met een uitgelaaten misbaar, maar meteene ze- kere ftilzwygendheid , die eene verwonder- Jyke frerkte van ’t gemoed te kennen geeft. Herhaalde keeren heb ik zulks , by het af- vaaren der Pinkjes, met eene innerlj^ke aandoening befchouwd; en ik geloof op- rechth’k, te kunnen betuigen, dat ik ’er fomwylen meer aandoening van had, dan zy zelven gevoelden: zekerl3"k, om dat ik minder gewoon was aan die werking der Hartstogten. En dit denkbeeld , dat onze Hartstogten minder fterk werken , naar maate dat wy meerder, aan zekere daar toe anders aanleidelyke omftandigheden , ge- woon Z3'n , behoorde men in agt te nee- men ; eer men onze Zeelieden , gelyk dik- wils gebeurt, ongegrond befchuldigt, van eene verregaande onbarmhaitigheid , ten aanzien der Strandelingen. Men is naamlj’k, uit hoofde van eenige gevallen, omtrent Schepen en Scheepsge- zellen, die op onze Stranden fchipbreuk ondergaan hebben, vry algemeen van ge- voelen, dat onze Hollandfche Zeelieden, op hoop van den buit der aanftrandende Goe- deren , niet zeer geneigd zyn , om aan zo- danige noodlydenden de behulpzaame hand te DE HOL'. LAND- SCHE NATIE, De Eer onzer Strand- bewoon- dereii verdee- digd. 86a NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- land- SCHE NATIE. te bieden. Dan ik meen in ftaat te zyn, van te kunnen tobnen, dat men hierin veelal te verre gaat; en zulks beweegt my, om , ter liefde onzer Strandbewoonderen , het ’er op toe te leggen, om hunne Eer, in dit opzicht, openlyk te verdeedigen. Vooraf egter wil ik aangemerkc hebben, hoe ’t myn oogmerk niet is te beweeren , dat ’er nooit iets , ten deezen opzichte , aan onze Stranden voorvalle , waarover men rechtmaatig zou mogen klaagen. Alle onze Strandbewoonderen , hoofd voor hoofd , in alles vry te fpreeken van verkeerde hande- lingen, zal geen verftandig Mensch van my wagten. Maar ’t oog hebbende op de algemeenheid der befchuldiginge , ftel ik my de verdeediging van ’t doorgaande ge- drag onzer Zeelieden in ’t algemeen , ten deezen opzichte, voor; en dit vertrouw ik is vry te fpreeken van dit hooggaande verwyt; teiTminften in zoo verre, dat on- ze Strandbewoonderen daar omtrent niet te befchuldigen zyn, boven onze Binnen- landfche Inwoonders, in foortgelyke ge- vallen. Ik fta toe, dat ’er zekerlyk geval- len kunnen, ja hebben beftaan, in welken zy wat traag , in het redden der Manfchap van het eene of andere Schip geagt mogten worden. Ik ftaa meer toe, naamlyk, dat de begeerte tot Goederen zig zoo ver on- der onze Zeelieden kan uitftrekken , dat zy zig toeëigenen ’t geen zy aan het Strand ontdekken. Dan ik befchouw het een en ’t ander als een natuiirlyk gevolg van hun Be- VAN HOLLAND. 8^)3 Beroep zelve, en der omltandigheden ^ waarin zy zig bevinden. Raakende het eerfte Ruk ; onze Zeelie- den zyn , dat wel gade geflaagen moet wor- den 5 de gevaaren der Zee kundig ; en wee- ten dus in veele gevallen , dat zy de red- ding dier ongelukkigcn, zonder hun eigen leevensgevaar, niet kunnen onderneemen. Deeze kundigheid van de gevaaren , bene- vens de gewoonte van ’er voor bloot te Raan , doet hen wyders het gevaar van een ander met minder aandoening befchouwen , dan dezulken het aanzien , dien de eisfely- ke branding der Zee gantsch verfchrikkelyk voorkomt. Dus zyn zy natuurlyk verhard tegen de gevaaren , in welken zig een an- der Zeeman bevind; waar aan zy, door de dagelykfche ondervinding , voor zig zelven gewoon zyn. Zy befchouwen des het lot van zulk een noodlydenden, als een ge- volg van dat Beroep , naar de voorfchik- king der Voorzienigheid, ’t Is ’er juist zoo mede gelegen , als met den Oorlog en het Rryden te Lande ; daar men voor ons , die ’er niet aan gewoon zyn , veel onmensch- lyker te werk gaat. Een OfHcier en Sol- daat, in den kryg zynde, gewent zig der- inaate aan het doodflaan , dat hy een Mensch als niets telle. Hoe onbarmhartig moeten wy niet befchouwen het wreede krygsge- bruik, van honderden van zyn eigen Volk, met voorkennis van het gevaar , naar plaat- fen te zenden , daar ze eensklaps in de lugt Raan te vliegen? Men weet, dat zulks . III. DEEL, lii voor- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND. SCHE NATIE. 864 NATUURLYI^E HISTORIE voorvalt, in het bezetten der Mynen ; wier aanfteeking door den Vyand men ieder 00- genblik verwagt; wanneer ’er, zonder dat een moedig Soldaat op den \"yand mag aan- vallen , honderden te gelyk aan Rukken ge- flaagen zullen worden. Of dit nu met ee- ne natuurlyke barmhartigheid overeenko- me , en of het in de krygskunde geoorloofd zy, onderzoek ik niet; maar ik breng het alleen te berde , om te toónen , dat de na- tuur der Menfchen zig, door de gewoon- te, met 'er dagelyks ondervinding van te hebben, zelfs aan de onbarmhartigfte be- dryven overgeeft. Indien dan onze Zee- lieden al eens wat koel , in ’t Ruk der red- dinge, aan eenigen mogten voorkoomen; zou men dit kunnen aanmerken als een ge- volg van hunne gewoonte aan ’t gevaar; en dus zouden ze, van de ergRe zyde be- fchouwd zynde, nog verfchoonlyk geagt mogen worden. Dan ’t is wel verre van daar, dat de gewoonte zoo veel op hen vermoge , dat ze geheel onbarmhartig zyn. ’Er heerscht, integendeel, by onze Strand- bewoonders, eenig flegt Volkje uitgezon- derd 5 eene algemeene bereidwilligheid , om, zoo zy maar half kans zien, hunne Medemenfchen te helpen : en ’t zou my niet zwaar vallen , meerder bewyzen van Menfchenliefde in dit Ruk by te brengen i dan anderen voorbeelden van onbarmhar- tigheid kunnen aanvoeren. Hier omtrent is onze Natie al van oudsher beroemd ge- weest, by de Nabuur-Volken ; die, gelyk VAN VAN HOLLAND. 865 VAN HEEMSKERK fprcckt, „ alsfc ilTl- 55 mers tot het erbermelyk ongeluk van 55 Schipbreuk moeten vervallen, hen in 55 haar ongeluk nog gelukkig houden, 55 dat zulks op onze Stranden heeft mogen 55 gefchieden. Met vollen monde beken- 55 nende , dat ze in haar eigen Land , en 55 by haar eigen Landsluiden, die trouwe 55 voorzorge , en medoogende behulpzaam- 55 heid, nog verhoopt , nog gevonden zou- 3, den hebben”. Men voege by dit getui- genis, dat alleszins ter eere onzer Zeelie- den llrekt, hoe ’t blykbaar zy, dat de Rechtsgeleerde gefchillen over dit ftuk, niet zoo zeer de inhaaligheid van den ge- meenen Man, als wel de onrechtmaatige toeëigening der Landsheeren betreffen. Men befchouwe ook eens alle die verwy- tingen, ten laste onzer Strandbewoonde- ren , een weinig van naby. Wie zyn het , die ’er zig het meest over beklaagen? Dwaal ik, als ik zegge, dat het veelal Volkeren zyn, die onzebraave Zeelieden, als ze zig in nood bevinden , het onbarm- hartigfte behandelen ? Komen verder zulke klagten niet veelal van Kooplieden, die hunne eigen listige praktyken eerlyk willen doen fchynen , door onze braave Zeelieden te befchuldigen ? Zyn niet de Engelfche Kustbewoonders de onbarmhartigfle mis- handelaars onzer vrye Visfcheryen en Scheepsvaart? En weet men niet, hoe ’t wel eens gebeurt, dat trouwlooze Kooplie- den de Asfuradeurs bedriegen , met voor- lii 2 be- DE HOL- LAND- SCHë NATIE. Zie VAN HEEMS- KERK, Bat. Ar- cadia , BI. 289. 866 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL bedagtlyk een Schip en Laading aan te gee- LAND- ven, waar omtrent zy in ’t geheim met de KATi^E. overeengekomen zyn , om het zelve te doen ftranden ; wanneer ’er getui- genis gegeeven word , dat de Schipper alles gedaan heeft , wat in zyn vermogen was , om het Schip te redden , dog dat men aan ’t Strand weigerde , de behoorlyke hulp toe te brengen ? Doorzigtigen in den Koophandel weeten dit zoo wel, dat het geen bewys be- hoeve; en ondertusfchen draagen deStrand- bewoonders , in zulke gevallen , de fchuld. Wat wyders nu nog aanbelangt , het toe- eigenen van geltrande Goederen ; daar te- gen word, door de Hooge Overigheid', en de Strandwetten, alle mogelyke zorg ge- draagen. Dog eens gefield zyndey gelyk het gebeurt, dat iemand, hier of daar, een enkel ftuk of brok, door de Zee aange- fpoeld, vindende, zulks medeneemt, en zig toeeigent; is zodanig een daarom ter- flcnd fchuldig te verklaaren? De fchran- Zie VAN derfle Rechtsgeleerden hebben dit nog niet HEEMs- beflist: het flaat nog niet vast, of de Vin- 4r ander fluk Goeds , door de cadia\^’ vrye Zee aangefpoeld, zig het recht van BI. 282- eigendom mag aanms^atigen , dan niet ; ten 297- minfle , zo de Eigenaar onbekend zy. Ik maak hier onderfcheid tusfchen een geheel Schip en Laading , een Pak , een Kist , of eene Koffer, en tusfchen een enkel los- zwervend fluk. In ’t eerfle geval , zyn on- ze Strandbeden 'cerlyk; en zoo zy ’t, in fommige gevallen, niet mogten weezen, . fpee- < VAN HOLLAND. S67 fpeelen ’er de Jooden en eenige Kooplie- den zelven onder; die hun de eerfle aan- leiding tot eene flinkfche verberging gee- ven ; in hoedanig een geval de Pleelers zoo flegt zyn als de Steelers. Maar wat Die- very ligt ’er in, als de arme Visfchers, by voorbeeld, wanneer een Vat met Colf}"- boonen aan gruis geflaagen is , de Boonen , overal op Strand verfpreid zynde , opzoe- ken? Wat is ’er onfchuldiger , dan dat zy weekcn lang, met Stokjes, Mesfen en Schuppen , in ’t Zand wellen , om eenig in ’t Zand verzonken Geld te vinden? Zou dit meerder Dievery zyn , dan ’er in zwang gaat, onder het bezien van de Monfters en Proeven der Goederen van de Oost-Indifche en West-Indifche Compagnie ; daar men, onder den fchyn van proefjes, de zakken volftopt , of de Arak- Vaten en Gember- potten tot fchaamens toe floopt? Dit ge- fchied egter, en men houd het voor een onderwerp van lachery. Zal men dit geoor- lofdagten, en ondertusfehen de Zeelieden voor Dieven uitmaaken, om dat ze zig ee- ne hun door de Natuur zelve aangebooden Zeevond toeëigenen? Indien dit doorgaat, zou men my ook al voor een Dief moeten houden; als ik, by ’t ftranden van een Koolfchip, een brok natuurlyke Schotfche Kool vond , en dien mede nam : eene on- noozele Dievery, zeker, ’t Geheugt my dat ik , met myne Katwyker Medefcbolie- ren langs het Strand wandelende, het ge- heele Strand tot aan het Duin met gemeene lii 3 Hooi- de HOL- LAND- SCHS^ NATIE. DR nOL- LAND- SCflE NATIE. 868 NATUURLYKE“ HISTORIE Hoornen -doozen en Kokertjes als bezaaid zag; en dat wy, t’huiskomende, elk van een Doosje of Kokertje voorzien waren. Ingevolge van de natuurl3’ke eigenfehap der Kinderlijke begeerte, konden wy deeze Doosjes niet wel ongemoeid laaten ; en fchoon wy ’er door onzen Meester over beftraft wierden, liep het met een lach af. En waar toch , zo men den aart der Mensch- lyke gemoederen, zonder vooringenomen- heid bcfchouwt, waar toch zou men, on- der welk een Volk het zy, de bcgeerlyk- ,heid zoo verdoofd vinden , dat zy iets van geringe of groote waarde zouden laaten lig- gen, als ’er zig geen Eigenaar opdoet? Op deezen grondflag is ’t, dat ik de algemeene befcbuldiging van Stranddievery , onzen Strandbewoonderen zoo dikwerf aange- wreeven , ten Itcrkfte wraak. Ik befchouw hen , in ’t geval van eenige gevonden Goe- deren, niet alleen even eens, maar zelfs beter, dan veelen in de Kooplieden , in verfcheiden gevallen. Onze Strandbewoon- ders worden hier toe verlokt, niet alleen door eene natuurlijke Mcnschlyke begeer- te , maar tevens door eene genoegzaam on- vermydelyke even natuurlyke gelegenheid , die de Zee hun aan de hand geeft. Maar in de Steden gefchieden foortgclyke hande- •lingen met meerder voorbedagtheid en list; ’t welk dezulken best weeten , die de Sliiik- goederen van de Schepen ovcrlaaden, als mede die gcenen, welken in de groote Pak- huizen de Schaal, den Tregter en de Zeef hantecren. Nic- VAN HOLLAND. S69 Niemand denke ondertusfchen , dat ik met dit alJes eene voorbedagte ontvreem- ding pryzen wil ; dat zy verre ! Het gevon- den weder te geeven is het kenmerk van een eerlyk Man. Dog men fchreeiiwt ten opzichte der Zeelieden , over de gcringfte zaaken, met te veel boha; men befchul- digt hen te algemeen; en maakt geen on- derfcheid tiisfchen onnoozele kleenigheden , en zaaken van weezenlyk belang. Zulk flag van verwytingen kan ik niet wél onge- voelig hooren. Geloof my, geagte Lee- zer, eene neiging tot eene fleelswyze ont- vreemding woont niet in ’t hart onzer Zee- lieden. Zoo hier omtrent nog al iets ten hunnen laste mogte komen, is ’t niet anders dan het uitwerkfel , dat de begeerte op de gemoederen aller Stervelingen heeft; cn waar over ze des niet boven anderen te befchiildigcn zyn. ’t Is geen opzetlykeDie- very; ’t is geen voorbedagte List, noch de uitwerking van een gefmeed Bedrog: aan zulk een foort van Ondeugd hebben zy geen kennis. Ik fpreek by ondervinding: van een Kind van vyf,tot aan de Jongeling- fchap van vyftienjaaren , heb ik onder hen verkeerd , en doe het nog veelvuldig ; maar nimmer heb ik, over ’t geheel, oprechter ‘ Menfchen ontmoet. En zoomen my niet ge- loove , men flaa de Registers der Schouts-Boe- ken open , die zullen het getuigen. Men zal , deeze gcheele Eeuw door, naauwlyks ee- nige openbaare Rechtspleeging op onze Zee- dorpen, ja zelfs elders van eén hunner inwoo- I i i 4 ners , DF, HOL- LAND- \ SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Eenige b}'Zonde» reZedeii onzer Strand- bcwoon- ders. 870 NATUURLYKE’ HISTORIE ncrs, vinden, daar men ’er in de Binnen- Dorpen nu en dan nog al voorbeelden van ontmoet. Slegte Menfchen zyn ’er overal , en dus ook onder onze Strandbewoonders , dan ze zyn hier het minst. Ik moet, ik kan, zo ik rondborflig naar waarheid fchry- ven mag, geen ander getuigenis van him geeven , dan dat zy eene recht Vaderland- fche Inborst hebben, zoo flandvastig, eer- lyk, Godsdienftig en menschlievenci zyn, als men ergens menfchen onder onze Hollan- ders zal vinden. Dit Rraalt ten allerdui- delykRe door in hunne byzondere Zeden, die onze nadere befchouwing nog vorderen. De Dobbel- en Speelzugt beminnen zy niet; allecnlyk vermaaken zy zig, by uit- fpanning, met Kolven, en ’s Winterdaags met het Klootfchieten langs Strand. De Dronkenfehap is by hen veragtelyk ; en' fchoon zy; in hunne uitgelaaten vreugde, al eens een braaven roes drinken, ’t ge- fchied flcgts fomtyds , en maar by enkele gevallen. Eéne Herberg of Taphuis is ge- noeg voor een geheel Zeedorp. SI nipkroe- gen vind men ’er byna niet: ten zy te Sclie- veningen^ voor de Hagenaars; en op der- gelyke Zeedorpen , daar veel Menfchen van buiten gewoon zyn te verkeeren. Men befpeurt hier bykans geen Pragt of Hovaar- dy in hunne Huizen ; maar des te meer ee- ne Hollandfche zindelykheid. Eene ge- boende of geverwde Kleerkas, een Scho- tclrak met Delfsch Aardewerk, een Thee- en Koffyblaadjc, een goed Bed met zyn toe- VAN HOLLAND. 871 toebehooren, een net gemaakt Tafeltje, benevens esfchen Stoelen , en eene wel voor- zienen Pottenbank , is genoegzaam al hun Huisraad. Voorts hangt ’er aan den Zol- der veelal een mooie glaazen Bal , uit En- geland mede gebragt; en de Wand pronkt gemeenlyk met een Printje , vertoonende eene Afbeelding van onze Prinfen en Prin- fcsfcn, onzen Tromp, de Ruiter, en foort- gclykm: zynde men hier meerendeels on- gemeen gefield op onze Zeehelden , en te- vens vooral op het Huis van Oranje. De Ouderliefde Haat by hen hoog te boek, en hy die Vader of Moeder fmaadlyk behan- delt, is hun tot een af keer. In ’t fluk van Eerbied voor den Ouderdom zyn ze ten hoogflen lofwaardig ; en hy die een ouden Gryzaard befpot, haalt zig aller vloek en ‘ veragting op den hals. Hier uit ontftaat het ook dat men, in verfcheiden Zeedor- pen , voor de oude Mannen en Vrouwen Godshuizen vind; dat fchaarfer in de Land- Dorpen plaats heeft. Erkentlyker Men- fchen ken ik niet , en de Gulhartigheid gaat ’er hand aan hand mede gepaard. Ik fpreek by ondervinding; en fchryvende in myne \ tegenwoordige omflandigheden , waar door ik bevoegd ben , om van de Zeelieden da- gelyks zekere Tolpenningen af te vorde- ren ; ben ik te veel overtuigd van hun er- kentlyk hart, dan dat ik het hier verzwy- gen zoude. Een vriendlyk woord, eene teug Bier, het aanlangen van een kooltje Vuurs, om hunne Pyp aan te lleeken,'ee' I i i 5 ne DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 8/2 NATUURLYKE HISTORIE t)E HOL- ne infchiklykheid voor de Armen, in het LAND- verligten der Tolpenningen, en andere ge- vArfp rings beleefdheden, maaken hen zoo er- kentlyk, als ik ergens Menfchen gevonden heb. In hunne Bukking- en Haring\'angst verëeren zy my iets van hun gelukkig lot; een zootje Bukking, Haring of Scharre, wordmy zoo gul gefchonken, dat ik het hooger waardeere, dan fommige gcfchen- ken, die, hoewel grooter^my meestal met inzigt van belang, of als een welverdiend loon, nu en dan, ter hand gefteld worden; waarop de Schenkers dikwils nog al trots zyn , daar het van decze Menfchen , uit een gul hart, gcfchied. Dat de Winziigt hen , even als anderen , beheerscht, is buiten kyf; dog dezelve blyft hier binnen haare geoorloofde paaien. Zy verkoopen zoo duur als ’t maar moge- lyk is; en kunnen het zeer hoog overvraa- gen niet nalaaten: dan de eigenfehap der ■ ' Visfeherye brengt dit mede. De waardy hangt af van de mindere of meerdere hoe- veelheid der Vangfte; het is geen bepaalde Handel, en een Handel die geweldig aan verlies onderworpen is; dat zy zeer gedul- dig draagen. Ik weet, hoe ’t menigmaal, b^^zonder in den Vischtyd der Kabeljaau- wen, gebeurt, dat ze één tot twee Gul- den op een Visch verliezen; het welk ze met de grootfte gelaatenheid kunnen doen. Hier uit volgt natiiurlyk dat zy , by andere gelegenheden, zullen ze ’t goed maaken, grof winnen, en dus overvraagen moeten. VAN HOLLAND. 873 Op bedrog leggen zy zig niet uit; maar elk heeft toe te zien in ’t koopen; en ver- trouwt men hen op hun woord, is men niet afperfend kaarig , is men een hunner vaste kalanten , ik fta rond , dat men b}"- kans nooit bcdroogen zal worden; zy zul- len u gemeenlyk niet dan goeden Visch le- veren , of u waarfchouwen , en ’t vervol- gens aan de keuze der Koopers overlaaten. In ’t geen zy zelven koopen moeten , zyn ze zeer knibbelig en kaarig , dog zy pasfen op goede betaaling. De Winkeliers in de Steden houden hen, uit dien hoofde, gaarne aan; ook kunnen ze , zoo ze hen beleefd behan- delen, vriendlyk een kop Koffy, Thee, of een glas Bier fchenken, en hun deun af- dingen met een goed woord beantwoor-'^ den , gerust Haat maaken op hunne zooge- naamde klandizie; die, zoomen hen wel- doet, niet ligt verloopt. De Vrouwen zyn buitengemeen vatbaar voor nieuwsgierig- heid Een gegaloneerde Jonker, of eene nieuwmodifche gecoëffeerde Dame , op een Zeedorp komende, is in ftaat om alle de Vrouwen en Meisjes van ’t Nettebreien en Vischkaaken af te trekken, ja ’t geheele Dorp in beweeging te brengen. Dit heb- ben zy met onze gantfche Natie gemeen ; ‘in de Steden, die weinig door ongewoone Vreemden bezogt worden , ziet men de- zulken naauwlyks verfchynen, of jong en oud komt ter Deure uit, zoo zy hen al niet naloopen. Benevens die edele zugt en eer- bied voor den Godsdienst, welke wy bo- ven DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- JLAND- SCHE NATIE. 874 NATUURLYKE HISTORIE ven reeds aangeroerd hebben, bezitten zy ook eene onderwerpelyke hoogagting voor ’s Lands Wacreldlyke Wetten en Regee- ring, waar aan ze met alJe bereidwilligheid gehoorzaamen. Geen de minfte Muitzugt woont hier in ’t gemoed, ’t Gedrag onzer Strandbewoonderen 5 in de onlusten deezer Eeuwe , ftrekt hier van tot een doorftraa- lend bewys. In die dagen, toen men alle onze Steden en de meeste Binncnlandfchc Dorpen in rep en roer zag , kon de Plun- derziekte, te wage gezeten, van Stad tot Stad, en Gehugt tot Gehiigt rondrydende, voor haare doldriftige en hollende Paarden , geen Ilalling op onze Zeedorpen vinden. Een enkele onbezonnen mag hier of daar den teugel aan zyne onbefcheidenheid gevierd hebben ; maar over ’t geheel was ’er by onze Zeelieden een Ril vooruitzigt: en hoe veelvuldig de Oranje Linten eensgezind op hunne Mutfen zwaaiden, waren zy meer- in eene Rille rust vrolyk, dan haatdraa- gend onvergenoegd tegens eenige Party. En zoo heerscht ’er nog heden eene alge- meene berusting op ’s Lands Wetten en de Overheid; waar door zy zig, in ’t genot van hunne Vryheid en Welvaart, zoo vreedzaam houden , dat ze zig weinig of niet bekreunen aan eenige redenkavelingen , over deeze of geene Staatshandeling. Men verdenke hen .egter daarom niet van eene volRrekre on verfchilligheid : zy zouden onge- twyfeld, indien men hen al te zeer mogte drukken , nog even zoo Randvastig zyn , in ’t hand- VAN HOLLAND. 875 ’t handhaaven van het belang der algemee- ne zaake, als zy zig in vroeger dagen, by uitftek, getoond hebben: toen zy, in ’t aanzien der Engelfche Vlooten , onze Kusten hielpen verdeedigen , en eene Scheveninger Pink, een welgewapend Kaperfchip over- mande ; waar van zy dit Lofdeuntje nog onder elkander opdeunen : Wy Schiaeveningertjes groot en klain, Wy hebben die Ziae gebauwen , En overwonnen gantsch allain, len Kaeper mit kartouwen. Wat wyders hunne begeerte tot Letter- kunde of hunne leesgierige Oelfeningen be- treft, hier van maaken zy geen werk, dan alleen in zoo verre zulks weezenlyk tot hunnen Godsdienst en hun tydlyk beftaan behoort. Zy beflellen hunne Kinderen ter Schoole, en dezelve worden genoegzaam allen in het Leezen , Schryven en Reke- nen vry wel bedreeven : zoo dat men zeld- zaam een Zeeman ontmoet, die niet kan leezen en fchryven; en die, tot meerder jaaren gekomen zynde , zyne Geloofsbely- denis niet gedaan heeft, ’t Is een fchande onder hen, een Kind te hebben, dat niet ter Schoole gaat; en men kan een Kind of Jongeling, hier in niet geoeffend, al vry gerust houden voor een van de flegtfte foort; en onder deezen zelfs zal men ’t maar weinig vinden. Voorts liggen zy zig DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Be- kwaam- heid on- zer Strand- bewoon- deren in de Zee- vaart- kunde. DE MOL- I.AND- SCHE NATIE. 876 NATUURLYKE HISTORIE het meest toe op het beoefFènen der Zee- vaartkunde; waar omtrent zy, ter zaake van hun Beroep , eergierig zyn 5 en waarin zy ook merkelyk boven anderen uitmunten. Men vind ’er naauwlyks een Stuurman of Schipper, ja een Bootsman of Vischgezel, die alle de regels der Stuurmanskonfte , zoo wel in Theorie als in Praktyk, niet ver- Raat: ook zyn ’er hunne Schoolmeesters gemeenlyk genoeg ervaaren in, om de Jeugd een geregeld onder wys deczer Wee- tenfchap te geeven. In gevolge hier van zyn , in de tegenwoordige Eeuw , eenigen der beste Stuurlieden en Schippers, zoo voor de Oost- als West-Indifche Compag- nie, uit deeze onze Strandbewoonders voortgekomen. En men mag, zonder ee- nige andere bedrecven Schippers en Stuur- lieden te kort te doen, wel zeggen, dat ’er, als men meer op de kunst en de on- dervinding wil letten , dan naar gunst en op een los vertrouwen fpreeken, geen braa- ver, ftouter, eerlyker, en ervarener Man- nen, ter Scheepsvaarte te vinden zyn, dan onder dit Volk. Als natuurlyke Hollan- ders , is hun de zugt voor ’t welvaaren van ’t Vaderland eigen; als gebooren Zeelie- den , fchrikken zy voor geen gevaar ; en als wel ondérweezen , en door de onder- vinding bekwaam gemaakt, bezitten zy een kundig en handig beleid. Voorts hebben zy , als manhafte Lieden , een onverfchrok- ken moed ; en , als deugdzaame Menfchen , een eerlyk hart, dat vóór geen vreemde draaie- VAN HOLLAND. 877 draaieryen , eenigen der Zeevaarenden ei- gen , vatbaar is. Ook heeft de verleidende Weelde, die zoo veele brooddronken Zee- lieden wegfleept , genoegzaam geen invloed op onze, veelal in ’t ftuk der Dartelheid, zoo gemaatigde Strandbewoonders. En eindelyk werkt hunne Godsdienftige nei- ging te famen , met hunne natuurlyke ver- mogens, ter volvoeringe van alle hunne pligten. Wenfchelyk ware het derhalve, dat on- ze vermogende Maatfchappyen , en Koop- lieden , aan deeze zoo natuurlyke Zeeman- nen, benevens aan andere braave lngeze- tenen,a]s daar zyn de Noord-hollanders en Vriezen, hier ook met recht te' noemen, de vereischte hoogagting betoonden. Dat ze aan deezen den voorrang gaven , boven zoo veele vreemde Noordfche Volkeren; die , ryk geworden zynde , even als de ou- de Gothen en Noormannen, alles norsch en ftuurs behandelen ; en ook nu nog onze beste Vaderlandfche Zeelieden met verag- ting aanzien. Dan ik zwyge, wie zal het belang der Koopmanfchap doorgronden, dat zig van Vreemd en Inlandsch bediend ? Dog wie ook, die liefde voor zyn Volk heeft, zal den voorrang weigeren aan In- geboorenen, indien ze ten minfte gelyk liaan met Vreemden V Niemand, vermoed ik, zal het my ten kwaade duiden, dat ik ter deezer gelegenheid , in de Natuurlyke befchryving onzer Natie, eenige welmee- nende Patriotfche aanmerkingen vlegte. Welk DE HOL- LAND- SCHE NATIB, Aanpry- zing on- zer Zee- lieden. DB HOL. Land- SCfIE ' NATIE. 878 NATUURLYKE HISTORIE Welk een vergenoegen zou ’t mygeeven, indien’ ik zoo veel invloeds mogte hebben op het hart van onze vermogende Kooplie- den, dat zy ’er hun werk van maakten, om onze eigen braave Zeelieden , zoo veel mo- gelyk, tot Schippers en Stuurlieden te ver- vorderen, en derzelver Kinderen hiertoe op te leiden. Hun getal is zekerlyk te kleen , om onze Schepen genoegzaam te bemannen; dan dit is ook de zaak niet: het flaafsch juk van flegt Matroos voegt maar kwaalyk op hunne vrygeboorene Schou- ders. Ook kunnen zyeene geweldaadige mis- handeling niet veelen; maar onder eene befcheiden en geregelde Scheepsorde vind men dit Volk gehoorzaam , moedig en vol- vaardig;en daar benevens zyn ze in geenen deele Vatbaar voor omkooping, ter bevor- deringe van de belangen der Uitheemfchen. Men mag van hun alles verwagten , wat de Vaderlandfche getrouwheid en wakkerheid bel 00 ven kan ; en men zou de Eer onzer Natie, wier de roem van het ontdekken en bevaaren der afgelegenfte Zeeën rcchtmaa- tig toekomt, als oudtyds zien herleeven. Toen tog waren bykans alle onze Schippers , Stuurlieden en Zee-Kapiteins , Hollanders , Noord-hollanders , en Vriezen van geboorte ; de Jutten en Nooren Ronden, in die dagen, flegts als Matroozen bekend: en nu, men vergeeve myne Routmoedigheid , maaken die zelfde Volkeren onze Ingezetenen veel- tyds tot Matroozen , en weeten zig zelven tot het Scheepsbewind. te verheffen. Lof. lyk, I VAN HOLLAND. S79 Jyk, ja driewerf loflyk, en onftervelyk blyve onder ons de naam der Hoog Edele Vrouwe van Renswoude ^ maria duyst VAN voorhout; die, zoo edelmoedig, in de Steden Utrecht^ Delft en ’y Gravenha^ ge, na haaren dood, voortreffelyke Schoo- ien heeft laaten opregten , ter onderwyzin- ge van Ouderlooze en bekwaame Jonge- lingen, in de Vrye Kunften, waar onder ook de Wiskunde en Scheepsvaart; van welke nutte fchikking men al doorflaande blyken ziet, byzonder in de Delffche Fun- datie, die reeds zeer bekwaame voorwer- pen heeft uitgeleverd. En wat, bid ik u , wat zou een vermogend Koopman verhin- deren, om, voor zyne rekening, uit de Kinderen onzer braave Zeelieden , bedree- ven Jongelingen op te zoeken, en die op hunne Schepen te plaatfen; ten einde dezulken , welken hier te Lande door de Natuur daar toe gefchikt zyn, tot uitmun- tende Stuurlieden en Schippers op te lei- den? En wat zou zulken Scheepsreders aangenaamer zyn , dan , daar de Dankbaar- heid toch in onzer eigen Zeelieden hart woont, hunne betoonde gunst, met het genoegen van erkentenis en Vaderlandfche trouw bekroond te zien. Slaat , flaat dan gy Vaderlandlievenden, gy Steunpilaaren van onze Zeevaart en onzen Koophandel , Haat uwe oogen op dit Volk , dat ik ulie- den, alswaare, oude, rechte en manhafte Hollandfche Zeelieden , voordraag. Zy zullen, des houd ik my verzekerd, door. III. DEEL. ^ Kkk hun- DE HOt LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE- ^JATIF. Klee- ding onzer Strand- bewoon- deren. 88Ó NATUURLYKE HISTORIE hunne bekwaamheid en trouw, uw voor- deel behartigen: zy zullen, zoo ze zagt- aartig en edelmoedig befchaafd, en door geen haatlyke knevelary gedrukt worden , gewislyk uwe Vlooten zoo gedugt maa- ken , als die van eenige Natie. En ik voor my, ik zou my, van al myn arbeid, ter Liefde van myn Vaderland, voldaan agten, en vergenoegd de oogen duiten; by aldien ik, door de ondervinding, gewaar mogte worden , dat myne aanmoediging* iets toe- gebragt had, ter bewerkinge van het nut dat ik my hierin , misfchien wat te vuurig , voor oogen ftel. Dus hebben wy den Leezer alles mede- gedeeld, wat ons, raakende de natuurlyke Geftalte, en de voortrefFelyke hoedanig- heden onzer Strandbewoonderen , merk- waardig is voorgekomen: thans blyft ’er, naar onze gemaakte fchikking , alleen nog overig , dat wy beknoptlyk gewag maaken van hunne Kleedingswyze; ter ophelderin- ge van welke de Afbeeldingen , die op Plaat VI, Fig. 5, 6 en 7, voorkomen, getekend zyn. De Vyfde Figuur brengt ons hier onder ’t oog een welgefchapen Zeeman, in zyne nog Oud-Hollandfche Kleeding. Dezelve beftaat, aan het Bo- venlyf, in een kort bruin Lakensch Wam- bais, met korte Mouwen; dat ze gemeen- lyk over een blaauwen Baaien Vriefchen Hemdrok draagen. Verder is het Onder^ lyf gedekt, met eene ruime Saaie , of veel- al Lakenfche Broek, die zy over eene witte of VAN HOLLAND. 88t of geftreepte Onderbroek, waar toe de bejaarde Mannen meestal Rood Baai ge- bruiken, aantrekken. De Broeksband word meestal van vooren vastgemaakt , .door twee groote Zilveren Knoopen; dog ze bedienen zig hier toe gewoonl}^^ niet van gewerkte Knoopen , maar van - twee aam eengefdiakelde Rukken Gelds, het zy Hol- landfche Ducatons of Ryksdaalers. Vee- len hunner , die om en aan de Engelfche en Schotfche Kusten visfchen, neemen ’er dubbele Engelfche Agtentwintigen toe. Men pleeg tot deezen opfchik ook veelvul- dig te bezigen , de békende Zilveren Spaam fche Matten, op welken de bewuste paa« len van Hercules , met de Spreuk van Kei- zer KAREL DEN V, m plus ultra ^ Qnkt verderf geftempeld waren: welke Rukken zy nog in waarde houden , ter gedagtenis- fe, dat hunne Voorzaaten eertyds die Kusf ten bezogt hebben. Hier benevens maa- ken zy veel werks van onze zogenaamde Scheepjes-Schellingen ; waar mede zy aan hunne Zondagfche Broeken , die dan wel wat op zyn Steedsch, met Knoopsgaten aan de Pypen, gemaakt zyn, met geheele Stelfels, als Knoopen, pronken. De Hals- boord van ’t Hemd heeft veelal Gouden Knoopen ; en om den Hals flaan zy eene zindelyke witte Das , die zy zoo fchikken , dat ’er de Gouden Hemdsknoopen door heen Reeken : dog deeze Das is bykans al- leen in gebruik, als zy op hun Zondags gekleed zyn ; want door de Week draagen Kkk 2 "zy DE HOU LAND- SCHK N ATI Ei DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 8S2 NATUURLYKE HISTORIE zy een Bonten Doek of Dasje. Een Chit- fen of Damasten Hemdrok, met Zilveren Knoopen, is mede een zeer algemeen lie- raad. Hunne kleeding van Wambais en Hemdrok is by allen zeer eng om de Heu: pen, en de Wambaizen zyn wederzyds op de Heupen met een Knoopje bezet. Men draagt hier veelal blaauwe Kousfen , en ligte dunne Schoenen, met laage Hielen en Voetflelfels. Een opgetoomde Hoed is onder onze Zeelieden gantsch niet gemeen; eenige Reeders of andere By- woonders draagenze; maar ver ’t meeren- deel houd zig nog aan de ouderwetfche Capproenkens , nu Schippersmutfen gehee- ten. De Schippers, de Stuurlieden , en de Bootsmannen , hebben doorgaans , over hunne gewoone Kleederen, de flaatlyke dragt van lange Lakenfche Rokken; die, als eene foort van Jasfen gefneeden , en zoo gemaakt zyn, dat de Zelfkant van ’t La- ken tot een Onderrand van den Rok en het Boordfel der Mouwen diene. Deeze Rokken noemen ze Poolfche Rokken ^ WagU rokken , Schansloopers , en ook wel Levant- fche Rokken; die, als behoorende tot de ge- bruikelyke dragt der Zeevaarenden , genoeg bekend zyn. Onder deeze Rokken draagen ze dan ook veelal lange lakenfche Slobbroe- ken; in hoedanig eene Kleeding ’er ons een op Plaat VI , Fig. 6 , in ’t verfchiet , word aangeweezen. Wy zouden hier, met opzicht tot hunne dagel3"kfche Kleeding , die ze in hun Beroep draagen, nog op ver- fchei- VAN HOLLAND. 883 fcheiden byzonderheden kunnen flllftaan; als daar zyn hunne Laarzen , Lederen Kol- ders 5 Rygrokken , enz. ; dan derzelver Af- beelding zal natuurlyk voorkomen, als wy vervolgens hunne Visfcheryen zullen maaien ; des wy ’er nu van afzien , en den Leezer voor tegenwoordig , ten voorbeel- de, wyzen naar het Strandgezigt, in ons Eerjte Deel^ op Plaat III, vertoont. Laat ons nu liever nog een Zee-Boerin- netje ter Vischmarkte geleiden , en haare Kleeding in opmerking neemen. ’Er valt van dezelve niet veel byzonders te zeggen , in onderfcheid van ’t geen wy wegens de Kleeding der Land- en Bouw-Boerinnen , gemeld hebben ; waar mede die onzer Strand- bewoondfters zeer veel overeenkomst heeft. Het voornaamfte verfchil be- ftaat hierin; ze maaken de Jakken langer; en de Keurslyven zyn rechter en langwer- piger , zeer ruim aan de Borst , dog hoog en plat van agteren. Veelal hebben zy een Bonten Doek om den Hals ; welks Tippen , door een faamgeknoopt Koordje , een zwart of Fluweelen Bandje , ook wel met een Goud Gespje , voor de Borst hangen. Het Kapfel deezer Vrouwen is mede het bekende Boe- rinnen-Kapfel , dat ook hier by de vermo- gènden pronkt met Gouden of Zilveren Too- ken; dog die van laager ftaat ziet men meerendeels met eene breedgekante Mop- muts op ’t Hoofd. Haare Schortelkleeden zyn meestal Blaauwbont ; dog bovenal is haar de Roode Onderrok gemeen. Dit word Kkk 3 men DE HOL- LAND- SCHE NATIE. -DE HOL- LAND- SC HE KATI£. 884 NATUURLYKE HISTORIE men inzonderheid by de Zantvoorders ge- waar; die genoegzaam allen, als ofzc tot eene gem.onteerdc bende behoorden, met bruine of gryze Sergie Jakken en Boven- rokken, en Roode Onderrokken , (daar men ze meest in ziet,) gekleed gaan. Ook is de Sergie de gemecne dagelykfche dragt der Zeevrouwen ; maar 'het beste Pak was ecr- tyds van zwarte Saai , en nu ook wel van Chits of gebloemd Katoen, waar mede een ieder zig , naar zyne zinlykheid en vermo- gen , opfchikt. V^oor ’t overige beantwoor- den zy genoegzaam aan de hier medegedeel- de Aftekening, op Plaat VI,E/g. 7. Eene byzonderheid is ’er egter, na dit alles, nog op te merken , raakende het Hoofddekfel , dat ze gebruiken, om ’er de Vischbunnen op te draagen. In oude tyden droegen ze algemeen , over haare Mutfen , een foort van zwarte Vilten Kappen, die zoo dik gemaakt waren , dat ze de drukking der zwaarte op het Hoofd konden beletten. Deeze Kap- pen zyn thans by de Katwykers, Scheve- ningers, en Noordwykers geheel uit de Mode. Zy bedienen zig nu van een faamge- wonden Krans , dien ze op de kruin van haare groote Stroohoeden, of vlak op de Muts, zetten; waar op dezelve zoo wel fluit, dat zy eene zwaar gelaaden Bun met Yisch gemaklyk draagen. By de Zantvoor- ders , Wyk op Zecërs , Egmonders , enz. zyn die oude Kappen evenwel nog alge- meen in gebruik; en ze zyn hier door ken- nelyk van cte eerstgenoemden te onderfchei- VAN HOLLAND. ^ 885* den. Op de Haarlemmer Vischmarkt ziet men de Zantvoorder Vrouwen dus dagelyks ; dog ze bedienen zig, in ’t vervoeren van zwaare lasten , bj^kans niet van dat Hoofd- dekfel, als zynde meer geoefFénd in het torfchen van 'Krielen op de Rug: waarte- gen die van Scheveningen en Katw}"k beter afgerigt zyn, op het draagen van zwaare Vragtcn op het Hoofd; zoo dat ze, gelyk CATs en HuiGHENS haar doeu fpreeken , wel mogen zeggen : Myn Hoofd wint my de kost. En ’t is der opmerkinge waardig, hoe zwaaren last zy, in een gefchikt evenwigt, zonder eenige onderll:euning,uurenlang op het Hoofd kunnen houden. Men ziet dee- ze Vrouwen dagel^'ks, meteene Mande vol Visch op het Hoofd, vlug en rad, naar den Haag, Delft en Leiden,, heenen treeden; en , met eene volle vragt van Aardappelen , Boomappelen, Peeren, en andere nood- druft , onvermoeid t’huiswaards keeren ; na dat ze een geheelen morgen de Straaten der Steden doorkruist hebben. Dog laat ons afbreeken, en een einde maaken aan de befchouwing der Ingezetenen , die onze Zeekust bewoonen. Men ziet, zoo ik vertrouw, uit alles wat ik des aangaande gemeld hebbe, dat zy een agtenswaardig Volk zyn ; en wel ver- dienen gevoegd te worden , by onze Maas-, Schie-, Delf-, Rhyn- en Amflellanders ; Kkk 4 als DE HOLi LAND- SCHE NATIE 886 NATUURLTOE HISTORIE DE HOL- LAND- SCHfi ItfATIE, als evenaarende in hunne foort de beste Volkeren , die in het hartje van ons Land huisvesten. En nademaal zy , ten aanzien van onze gemaakte Landsverdeeling , den kring van Zuid-holland , tegen de Noord- zee 5 befluiten ; zoo geleiden deeze natuur- lyk braave Hollanders ons als met de hand over hunne Duinen, by de niet minder voortrefFelyke en roemwaarde Bewooners van een gedeelte van Kennemerland en Noord-holland ; tot welker befchouwing het volgende Hoofdjluk nog gefchikt is. NE^ VAN HOLLAND. 887 NEGENDE HOOFDSTUK. Vervolg en Jlot der hefchouyving van de V olks- eigene Gejialte en Kleeding^ mitsgaders de Getemperdheid en de Gemoedsneigin- gen der noLLANBEREi^y indeeze Jlgttiende Eeuw. Byzonder met betrekking tot de Inwoonders van ' Kennemerland en Noordhol- land; benevens die der Ei- landen aan deeze Kust. Uit het dus lang doorkruiste Zuid-hol- land, in het van oudsher beroemde Noord-holland overftappende , ontmoeten wy dadelyk, in den omtrek van Haarlem , de Afftammelingen der fiere Kennemers, die in ’s Lands Gefchiedenisfen met lof ge- boekt liaan. Wy ontdekken in deeze Na- komelingen, wel .dra, een Volk, dat zyn ouden zuiveren Vaderlandfchen aart, ge- ftalte en geneigdheden , nog al grootlyks heeft blyven behouden : als bellaande mee- rendeels uit Lieden, welken, verre van door een aantal Vreemdelingen verbasterd te weezen, genoegzaam algemeen zuivere Hollanders zyn. Men heeft ze , zoo men bepaalder wil fpreeken, veelal te houden , voor Rhyn- en Amftellanders , benevens Kkk 5 West- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De Noord- holland- fcheVol- keren , byzon- der de KENNE- MERS. DE HOL- LAND- SCflE NATIE. Uirerly- ke Ge- ftalteder KENNE- MEKS. 8 8 8 NATUURL YKE I IISTORIE Westvriezen en Waterlanders; iiic welker vereeniging en natiiur]3dve vermenging de Kennemers voornaamlyk ontftaanzyn ; heb- bende de Natuur de Vaderlandlievende har- ten alhier zeer fterk vereenigd. Onder dit Volk, dat wy thans, naar onze voorgeflel- de Orde , hebben te befchry ven , betrekken wy , hoofdzaaklyk , de Inwoonders omRreeks Haarlem, in den Vogelenzang, te Over- veen, te Bloemendaal, te Velzen, en daar- omtrent , langs de hooge Zeeduinen , tot aan en boven Limmen en Castricum. Als mede onze Landzaaten, die voorts, langs het Spaarne , en het W yker Meer woonag- tig z}m, of aan den Waterlandfchen kant grenzen. Wat hunne uiterlyke Geftalte, die tog eerst in ’t oog loopt, betreft, hier om- trent meenen wy te mogen zeggen , dat zy daarin meerendeels met de Rhynlan- ders overeen komen : dog het is voor een oplettenden wel dra blykbaar, dat ’er vee- lei! onder de Mannen-, en nog meer onder dé Vrouwen gevonden worden , die tot het lange en fpigtige overhellen. Dan men be- fpeurt des aangaande ligtlyk een zigtbaar onderfcheid , by deeze onze Landsgenooten. Dezulken, die aan'den Duinkant en in het hooge deel van Kennemerland woonen, zyn veelal fterker, breeder, vaster, en wat gedrongener van Geftalte , dan die geenen , welken zig naar den kant van Waterland, of in ’t zelve, uitbreiden. Ik heb althans, volgens myne opmerkingen , meer gedron- ge VAN HOLLAND. 889 ge en middelniaatige Geflalten aan den Duinkant gevonden^ en integendeel, onder die geenen, welken aan den Waterland- fchen kant woonen, meer Menfchen van ecne lange en ryzige geftalte gezien. Ze zyn ten grootften deele tenger, en bleekag- tig van koleur. Men vind ze op verre na zoo algemeen niet met een bloozend, en naar het bloediTk hellende gelaat, als de hooge Zuid-hollanders. De meesten draa- -gen een ligt bruin Hair, dat veelal eene losfe krulling heeft. De Vrouwen behoo- ren meerendeels tot de blonden , en pron- ken met zeer zagte blonde lange Hairlokken , daar ze veel werks van maaken. De Oogen zyn hier, gelyk elders, wel eens ver- mengd; dog vry algemeen donker blaauw; men ziet ’er egter ook veelen licht blaauw ; dog de bruine Oogen zyn ’cr niet zeer ge- meen. Maar als men nu of dan eene bruinoogde Vrouw aantreft , is ze ook uit- muntend fclïoon; nademaal dezulken ’er doorgaans zeer blank by zyn. Eene rechte Bruinette, met zwarte Hairlokken, is on- der haar iets zeldzaams ; vooral by de zoo- danigen, die naar den kant van Waterland woonen. Over ’t geheel zyn de Mannen . en Vrouwen , in dit Gewest , welgevormd van Ledemaaten , en’niet buitengemeen grof. Zy hebben geen by uitftek zwaare Handen of lompe Voeten, en zyn ook niet zwaar van Kuiten. Hunne beweeging is vlug en vaardig, vooral- die der Mannen; want de Vrouwen zyn door den bank hierin wel wat loo- de hol- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCFIE natie. Ge- moeds- neiging en Ge- temperd- heid der KKN NE- MERS. 890 NATUURLYKE HISTORIE loomer en traager. Men ziet de Mannen gemeenlyk zeer vaardig en iugtig in al hun doen'; en dus vertoonen ze ook, in ’t voortzetten hunner fchreeden , geen loggen of ftyven ftap, maar geeven, door een vluggen en vasten Manlyken tred , een on- betwistbaar getuigenis van de wakkerheid hunner Lichaamen. Raakende hunnen op- llag, ’t valt moeilyk, om ’er iets algemeens van te bepaalen; nadien hunne geneigdhe- den zeer verfchillende zyn, naar de Stree- ken, aan welken zy het naaste grenzen. Die aan den kant van Rhynland , en om- Rreeks Haarlem, by voorbeeld, zyn ge- meenlyk wat ftoerder en fierder van opflag, dan zy die omllreeks Waterland huisvesten; welker laatften eene foort van ernfl:iger en bezadigder, of liever, ftyver houding hebben. Doorgaans zyn de Kennemers, in het eerfte voorkomen, meer ernilig, dan in- neemend ; zy fchynen meer agterhoudend te weezen, om zig, zoo als men ’t noemt, aanftonds te laaten zien ; en men vind ze , (dat ook in ’t weezen doorftraalt,) eerder gefchikt, om den geenen, dien zy niet ken- nen , te doorgronden , dan om gelegenheid te geeven, van zig te doen kennen. Ter dier oorzaake zyn ze zeer ftilzwygend , of ten minflen niet heel fpraakzaam , in hun- nen ommegang. Men ontmoet overal Praa- ters , die , vol en ryk van woorden , altoos het woord willen voeren ; dog nergerfcs minder dan hier. Ondertusfehen zyn ze even- VAN HOLLAND, ‘ 891 evenwel des te openhartiger, als zy den geenen , dien ze bejegenen , meenen te kennen. In zulk een geval zyn zy fpraak- zaam , en ze tragten dan , door een beza- digde vriendlykheid , de Vriendfchap te be- vestigen ; ook heerscht ’er onder hen on- derling eene vry iosfe en onbepaalde Vriendfchap. Alles nagaande,' dunkt my, dat men die geenen onder hen , welken men als rechte Kennemers moet aanmerken , ten voorbeelde, die omftreeks de Stede Beverwyk , en het Dorp Heemskerk , tot aan Castricum , of een weinig naar de Waterlandfche Streek, woonen, dat men die, zeg ik, te tellen heeft, onder de lis- tigften, en tevens ingewikkeldften , of, hoe zal ik het zagter noemen ? der olykften on- zer Hollanderen. Althans in ’t Huk van den Vee- en Landbouw zyn ze niet wel door anderen te verrasfen , en in Koop en Verkoop valt het niet ligt hen te bedotten. De voorzigtigheid'fcherpt hen tot het maa- ken van langzaame en weloverdagte beflui' ten; die hunnen oorfprong in de natuur- ]yke Getemperdheid van dit Volk heb- ben. Zy hellen toch natuurlyk alleszins over * tot het Phlegmatike of Wateragtige; hunne Getemperdheid is hier en daar wel eens wat bloedryker, of vermengd; dog over ’t geheel heeft ’er een wateragtig, benevens een Melancholiek, in het droefgeestig val- lende , of , laat ik liever zeggen , een lang- zaam geftel de overhand.. Hier door gaan zc DE HOL- LAND- SCHE I^ATIE, DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 892 NATÜURLYKE HISTORIE zc traaglyk vooit in luinno beflnitcn; dog zyn vcrfiandig en beredeneerd in het be- paaien , befbendig in het onderncemen , cn onverzettelyk in het uitvoeren. Men vind hen niet opvliegende noch haastig, maar fchriklyk in hunnen Toorn of Gramfehap. Eene hun aangedaane belediging zien ze, als dezelve hen recht treft, niet ligt over ’c hoofd. Onder den gemeenen Man, of de- zulken, die in Herbergen en Gelagen, in twist geraaken , brand het wraakvuur he- vig, wanneer het, na een lang geduld ont- vonkt, uitbarst; en zoo de verfchilheb- benden zelven niet tot eene verzoening ko- men, geld ’cr bykans geen beredeneerde tusfehenfpraak. Het Recht is in hunne woede zelfs buiten gezag; en men heeft, in- gevolge daar van, onder dit flag van Ken- nemers , al vry wat voorbeelden van deer- lyke ongelukken enjammerlyke vegtpartyen. Zoodanige gevallen hebben wel onder de deftigften geen plaats; dog ’er Rraalt des niet te min, in hunne gefchilzaaken , die zelfde vry onbeteugelbaare drift door: en ’t geen de gemeene Man met de daad wreekt , bewerken de anderen door overleg of geding. Kortom , de Kennemers zyn in dit ftuk onder de ftoutflen onzer Hollan- deren, die ik ontmoet heb, te houden. De Gooilanders vertoonen zig wel opvlie- gend, kregel en manhaftig; maar onze Kennemers zyn langzaam, moedig en on- verzettelyk. Zy zyn bekend voor niets minder dan vrees- VAN HOLLAND. 893 vreesagtig; en egter zeer gevoelig getrof- fen, door droevige nootlottigheden: bo- venal vind men ze ten fterkfte vatbaar voor droefheid, over ’t gemis hunner Naastbe- llaanden : en fchoon ze juist niet te boek ftaan voor zeer mededeelzaam, als zynde al vry vasthoudend aan hunne middelen, gedraagen zy zig nogtans mededogend om- trent fommigen hunner behoeftigen. Een Vreemde is hun onverfchillig , al is het zelfs een Zuid-hollander : zy behandelen den- zelven wel vriendlj^k, dog niet altyd open- hartig ; ten zy het belang of eene byzonde- re vriendfchap wat meerder op hen ver- moge ; en als dan zyn ze overbodig in plichtplegingen. Ik weet niet , of ik het nog aan een kleen overblyffel van den ou- den wrok tusfchen de Kennemers en Hol- landers , of aan eene hun byzonder eigene Volksliefde, moet toefchryven; dat zy zig nog heden, ten opzichte van een Zuid- hollander, met eene foort van agterhou- dendheid, gedraagen. Men komt b^ma in geen Herberg, byzonder op kleene Dor- pen, of men vraagt u, van waargyzyt; antwoord men , van deeze of geene plaats in Zuid-holland , dan ontftaat ’er eene zeke- re ftilte : komt men van hooger op , naar den Stichtfchen kant, zoo dat de Tongval wat zwaar klinke , flraks houd men u voor een Mof of Poep, zoo als ze zeggen; en dit neemt toe naar dat men dieper in Noord- holland voorttrekke. Maar is men uitRhyn- land, of van omflreeks Haarlem en Am- ilcr- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 894 NATUURLYKE HISTORIE fterdam afkomftig, dan zyn zy gemeenlyk gedienfliger, bovenal voor de Amfterdam- mers , welken zy zeer wel zetten mogen ; en die , door hun groot vertier en rui- me verteering, veel invloeds by hen heb- ben. Wegens hunne Liefdedriften kan ik niet befpeuren, dat zy, in hunne geneigdheden, zeer veel verfchillen van hun , die in Zuid- holland woonen. ’t Komt my, ondanks die algemeene koelheid, welken de Uit- heemfchen aan dit Volk, gelyk ook aan alle de Noord-hollanders , toefchryven , voor; dat de Vrouwen en Mannen zoo on- verfchillig in dit ftuk niet zyn , als men wel voorgeeft, ’t Valt niet gemaklyk , om hier over zoo maar eensklaps te oordeelen; dewyl de Liefdehandelingen , in ons Land , op eene eerbaarder en geheimer wyze gefchieden, dan in andere Landen; en gevolglyk kan men niet te omzigtig zyn, als men ’er beflisfend over fprecken wil. Zy, die ’t meest den mond vol hebben, over deezc koelheid en onverfchilligheid, zyn veelal Vreemdelingen , welken zig verbeelden , dat onze Vrouwen zoo vatbaar behoorden te zyn, voor hunne fratfen en galanteriën, als de ligtvaardige Coquettes hunner Landen bevonden worden: het welk juist lynrecht ftrydig is met de natuur onzer Landzaaten ; die , zoo ze beminnen , hevig en llandvastig beminnen. En dit meen ik , ten aanzien der Kennemers , en vooral der Waterlanders , welken ik dadelj’k ga bezoe- VAN HOLLAND. 895 ken 5 imet ruimte te mogen vastftellen. Ik heb althans, onder eenige my bekende jonge Dogters en gehuwde Vrouwen, naar ’t my voorkomt, niet onduidelyk befpeurd, dat ze vry hevig en llerk in haare gene- genheden , en zelfs in dit (luk veel opwek- kender, dan hunne Vryers, waren. De Meisjes zyn ’er door en door fchrander in 't punt v-an Vryery; en weeten de Jonge- hngen, naar onzen Holiandfchen trant, op de aartigUe en inneemendfle wyze te be- kooren ; waarin zy ook als Vrouwen , ten aanzien hunner Mannen , volharden. Veel doet hier toe haar by uitneemendheid nette opfchik en houding; haar aangenaame ftem in ’t kweelen van tedere Minnedeuntjes, en vooral haare bevallige befpraaktheid. De Vrouwen zyn hier gemeenlyk niet misge- deeld van eene leevendige fpraakzaamheid , boven de Mannen ; het welk in deeze Streek byzonder merkbaar is. Zelden komt men, in Kennemerland , by het eene of andere Huisgezin, of de Vrouw voert ’er het woord; zy vraagt, uit eene fterke nieuwsgierigheid, welke niets, dat onder haar bereik valt, onaangeroerd laat, met eene menigte van vraagen, naar allerleie onderwerpen. Dan hier door zyn ze ook, gelyk men de nieuwsgierige vraagers niet zelden ligtgeloovig vind, tamelyk vat- baar voor de vertelzeltjes van looze Men- fchen; die hun gemaklyk wat diets kunnen maaken , en de een of andere logen een ge- heel Dorp doen rondrollen. Dog zo ligt JIL DEEL. Lil als DE HOL- LAND- SCHË NATIE. bF. HOL- LAND- SCHE 'NATIE. Zie Te^enw. Staat van Holland^ VIIT. D. BI. 304. 896 NATUURLYKE HISTORIE als ze diergelyke nieuwtjes aanneemen , zoO ligt vergeeten ze dezelven weder ; vooral zoo dra ’er een ander nieuwtje 5 dat dik- werf fpoedig gebeurt, op de baan komt; te meer , daar ’t doorgaans zaaken van wei- nig belang betreft. Ten aanzien hunner geneigdheid tot den Godsdienst, betoonen ze zig noch voor- beeldig, noch fterk berispelyk; en ze zyn vooral niet haatdraagend tegens de eene of de andere Sefte. Hier van ziet men een meer dan gemeen bewys , in de Stede Be- verwyk; daar alle Weeskinderen, zonder verfchil van Gezintheid , zoo Roomsch als Onroomsch , beneden de twaalf jaaren , in één Weeshuis ontvangen worden. Ook behoud eene Christelyke Verdraagzaam- heid, over ’t geheel, in gantsch Noord- holland, op ’t luisterrykfte het veld: ieder is ’er vry in zynen Godsdienst, en kleeft zyne Godsdienftige denkbeelden eerbiedig aan : dan Ongodisten en veragters van God en Godsdienst zyn ’er vervloekt; ja hy, die maar eenigen fchyn van de zoo zeer in zwang zynde Spotterny of Blasphemie ver- toont, is hier by ryk en arm gehaat. Over- eenkomftig daar mede vind men de Be- ^ wooners deezer Streeken nog al op den ui- terlyken Godsdienst gefteld; en ze zullen meerendeels ten minften eens in de week ter Kerke gaan. De Roomschgezinden , die ’er in grooten getale huisvesten, zyn by uitftek Godsdienftig, zeer gezet op het vie- ren hunner Heilige Dagen, en ten naauw- VAN HOLLAND. 897 fle verknogt aan de leerflellingen der Ker- ke. Als zodanigen vind men ze hier en daar niet vry van verregaande Bygeloovig- heden ; dat voor weinig jaaren op het zoo- genaamde ontfpringen der Bronne te Hei- lo, nog duidelyk gebleeken is; en waar van ’er onder de Kennemers, ten opzichte van etlyke Roomfche overbiyfzelen , van Kloosters, Abtdyen, enz., zoo te Heilo als te Egmond en elders, nog veele bewy- zen voorhanden zyn; dan wy laaten dit liefst berusten. Wat den Omgang en de Huishouding van deeze onze Landzaaten betreft ; by de ver- mogenden is dezelve ryklyk deftig, en uit- neemend zindelyk; by de middelmaatigen mede rein en net, dog eenvoudig; en by het gemeenfte flag, ook nog al niet mors- fig, maar egter zeer onagtzaa'm, zelfs tot onverfchilligheid toe ; evenwel zyn ze in ’t algemeen op hunne Spysbereiding hoog zindelyk en overvloedig. De gemeene Man en Arme valt hier zeer klaagagtig; zy beminnen veelal beklaagd te worden, en een anderen te beklaagen. Voor de Kin- deren hebben ze alles over, en misfen de- zelven niet gaarne ; ook verzenden zy een Zoon of eene Dogter noode buiten den omtrek hunner Streeken. Ondertusfehen meen ik nogtans wel bemerkt te hebben, dat hunne Kinderen zig, als zy tot vol- wasfenheid gekomen zyn, haasten, om buiten het Ouderlyke gezag te weezen : en zoo dra een Zoon dit bereikt heeft, ver- Lll 2 beeld DE HOL* LAIVD- SCHE NATIF. Zie Eerjie Deel, Bi. 250. De nei- ging der KENNE- MERS. DE HOL- LAND- SCHE NATia. 898 NATUURLYKE HISTORIE beeld hy zig niet minder verftandig te zyn, dan de Vader. Zoo veel vermag de alge- meene neiging van dit Volk tot hooghar- tigheid; welke men voor geen gering doorflaand kenmerk van ’t zelve mag hou- den. Zy betoonen zig wyders by iiitftek naar- fUg, in ’t ftuk van den Vee- of Landbouw, en de Moezery ; in welk laatfte de Kenne- mers, myns oordeels, den palm ftryken van de meeste onzer Hollanderen, buiten de Westlanders en Veeners. In de Teel- konst op zandige gronden winnen zy ’t ze- kerlyk van allen ; en ’t is voor een Lief- hebber der moeite dubbel waardig, om hunne wyzc van bebouwen te zien. By de Landlieden aan den Duinkant heeft wel in- zonderheid eene algemeene behandeling plaats, welke zeer dienftig is, om hunne Weiden, hunne Koorn-, Garst-en Teel- landen, voor de Zee- en zoogenaamde Sny- winden te behoeden. Zy ftapelen,met dit oogmerk , overal, rondom de velden, fteiloploopendc heuveltjes , byna ter Mans hoogte, op een; vervolgens bezetten zy dezelven met Haagen en Heggen, en be- klinken ze voorts met Graszooden. Deeze omheiningen dus vastgroeijende en de Lan- den omringende , verfchafFen aan de tedere kruiden eene zagte luwte, en doen de doordringende winden op haare verheven haagen afftuiten. Wat het overige der Zeden van dit Volk betreft, men mag het zelve over ’t geheel zeer VAN HOLLAND. 899 zeer befcheiden noemen. Lenige ligte gas* t-en, brooddronken lieden, verkwisters, enz. , vind men overal ; dan ze zyn hier zeker zoo menigvuldig niet , dat men dusdanig een gedrag ten laste kunne leggen aan de braave Kcnnemers; die , door veelei* deugd- zaame en roemenswaardige zeden, voor geenen onzer Landsgenooten behoeven te zwigten. De kuischheid heerscht ’er on- der de Echtgenooten en jonge Lieden ; de naariligheid onder de Arbeiders ; en de def- tigheid onder de V'ermogenden. Men bc- fpeurt ’er daar benevens niet weinig Lees- gierigheid onder de Lieden van verfchillen- de Gezintheden , die zig , in een vry genot van Godsdienst, zonder eenige de minde afgunst jegens elkanderen , oefenen. Ze zyn niet zeer gefield op eene uitwendige pragt, maar de vermogenden hebben veel op met zaaken van eene.kostbaare en in- wendige waardy; en de minderen zjn zeer gefield op eene zindelyke netheid. In ’t fluk van Kleeding maaken onze Kennem.ers een bl3"kbaaren overgang, van de eigentl>'ke Zuid-hollanders , tot de be- paaldlyk genoemde N'oord-hollanders , of Westvriezen en Waterlanders. By de In- woonders van Kennemerland, in het ge- deelte, dat zig van den Vogelenzang tot digt aan de Beverwyk uitflrekt, is de ge- woone kleeding der Rh^mlanders, welken wy hier boven befchreeven hebben, de beerfchende Mode ; en zoo zal men ook de Kennemers , die aan de Amflellandfche en L 1 1 3 P.hyn- DE HOL- LAND- SCHE natie. fvlee- ding cn Spraak der KEN- NEMEKS. DE HOL LAND. SCHE NATIE Zie VlaatVl. Fig. 10. 900 NATUURLYKE HISTORIE Rhynlandfche Veenen, omftreeks Kalfla- gen en Aalsmeer gevestigd zyn , genoeg- zaam volfhrekt gelyk vinden- aan de Vee- ners en Ingelanden dier Streeken. Dan naaiiwlyks komt men in de Beverwyk of alles heeft een ander aanzien: en men kan voluit zeggen , dat ze zig hier half Zuid- en half Noord-hollandsch vertoonen. Dit word men by uitftek gewaar , als men agt geeft op de Vrouwen, die meest allen een Noord-hollandsch Kapfel hebben, en een Keurslyf draagen , dat half Zuid- en half Noord-hollandsch is : zynde noch op de pun- tige enggereegen Zuid-hollandfche , noch op de oude ruime Noord-hollandfche wyze gemaakt. Even zoo zyn ook haare Rok- ken, niet zoo dik en dicht geplooid, als die der Waterlanders , maar ook niet zoo fchaars gevouwen of ruim gefpannen, als die der Zuid-hollandfche Vrouwen. Dan in den geheelen opfchik helt haare klee- ding meest naar den Waterlandfchen trant: waarom wy, dezelve liefst daar mede ver- gelykende, den Leezer flegts wyzen naar de Afbeelding, die wy vervolgens van ee- ne egte Noord-hollandfche Vrouw zullen geeven: te meer daar ons toch , buiten dit, nog veele andere byzonderheden , welken deeze Kennemers betreffen, in ’t befchou- wen der Noord-hollanders , zullen ontmoe- ten. — ’t Geen wy hier gezegd hebben, raakende deeze vermenging van de klee- ding der Noord- en Zuid-hollanders onder de Kennemers, heeft ook min of meer plaats VAN HOLLAND. 901 plaats in de natuurlyke Spraak en den Tong- val van dit Volk. Wel byzonder hoort men ze, maar even boven Haarlem, al aanllonds de woorden anders buigen; en zelfs hebben ’er de Haarlemmer Stedelin- gen iets van. Hunne Stem is doorgaans fcherp en helderklinkende , valt gantsch niet zwaar op de a en o ; en de e fchynt veelal hunne geliefdlle klinkletter te weezen. Wan- neer we dit alles, wat wy van de Kenne- mers gezegd hebben , by elkander neemen , is ’t blykbaar , dat deeze onze Landsge- nooten de duideh^kfte kenmerken draagen , van eene natuurlyke en broederlyke ver- menging der oude Westvriezen en Zuid- hollanders, waar door zy, fchoon verfchil- lendheid van inzigten , in vroeger Eeuwen , de grootfte tweedragt onder hen veroor- zaakte, nu, God dank, met den onver- breekelykHen band van trouw, en onaf- fcheidelyke Broederliefde , voor eeuwig aan elkanderen verbonden zyn. Na deeze befchouwing der Ingezetenen \^an’t voorlle gedeelte van Kenncmerland, ftond ons nu, volgens eene Aardrykskun- dige fchikking , bepaaldlyk agt te geeven , op de bewoonders der verdere Baljuwfchap- pen , die onder Kennemerland behooren. Klaar in zoo verre wy als Natuurkundigen te werk gaan , en inzonderheid de natuur- lyke vermenging onzer Landzaaten in ’t oog houden , zullen wy hier wat meerder vryheids neemen , en liever het oog verder vestigen op die Noord-hollanders in ’t alge- Lll 4 meen, DE HOL- LAXD- SCHB NATIE. De WA- TERLAN- DERS. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 902 NATUURLYKE HISTORIE meen , welken , naar de laage en waterag- tige Landen , waarop zy gehuisvest zyn , veelal den naam draagen van Waterlanders. Deeze benaaming is, in de gewoone Lands- verdeeling, gelyk men weet, wel byzon- der eigen aan de Inwoonderen eener zeke- re bepaalde Streeke van Noord-holland ; dan het gewoone gebruik bezigt dezelve, als bekend is, ook in eene ruimer beteke- nis. In navolgingc hier van , verffcaan wy , naar ons bedoelde oogmerk , in een ruim- fchootfchen zin, hier, onder de benaa- ming van IVaterlanders ^ wel inzonderheid alle die Ingezetenen , welken zig aan en omtrent de Uitgeester- , Crommenier- en Asfendelver Bannen onthouden ; mitsga- ders alle de zoodanigen die langs de Naau- wernafche Vaart , en * de wederzydfche Boorden der Zaane , als mede tot aan , in , en omtrent Purmerende of Monnikendam, en daar omffcreeks woonagtig zyn. En na- demaal onder alle deezen, die van Zaan- dam, Wcstzaanen, Crommenie, en Broek in Waterland, met hunne nabuurige Dor- pelingen, ons de voornaamfle blyken van de algemeene geftalte, den gewoonen aart, en de heerfchende geneigdheden van dit Volk natuurlykst aan den dag leggen ; zul- len wy ’er ons voornaamlyk van bedienen , in ’t opmaaken van deeze onze befcliryving der Waterlanderen. Ik tree dan hier mede, waarde Leezers, ter befchouwinge van een der zuiverfte Vaderlandlievende Volkeren, waarop ons Holland roemen mag; en ’t welk VAN HOLLAND. 903 welk ‘ik altoos de uiterfle hoogagting heb toegedraagen. Een Volk , van welks groot- heid en natuurlyke vermogens, zoo wel veelen onzer Landsgenooten , als inzon- derheid de Vreemdelingen , gemeenlj’k wei- nig indruks hebben ; ter oorzaake van des- zelfs üilleaangebooren nederigheid; ’t welk IT13’ te ilerker aanzet, om deeze onze Land- zaaten wat uitvoeriger af te maaien; dat van te meerder dienst kan weezen , om dat zy genoegzaam ten voorbeelde der overige Noord-hollanders kunnen ftrekken. Laat ons, naar gewoonte, een aanvang maaken, met het befchouwen hunner ui- terlj^ke geftalte. De Mansperfoonen heb- ben doorgaans eene fpigtige Spieragtige Gefleldheid ; zynde verre de meesten fchraal van Spieren , en gantsch niet vet , noch dik, of gedrongen van Ledematen. In dit opzicht zyn ze meestal het tegenge- flelde van de hooge Zuid-hoIIanders ; waar onder men meer ongemeen zwaar en breed- gefchoLiderde Mannen ontmoet. jNIen ziet dezulken hier zeldzaam; buiten een enkel bejaard zwaar Perfoon ^ die door een zit- tend leeven, fterk eeten en drinken, of andere oorzaaken, verdikt is, komen ’er maar eenige weinigen voor; en men vind ’er veel meer lange ryzige Mannen onder. Zy zyn dus over ’t geheel fpigtig , en niet heel breed van Schouderen ; waar van men egter hunne Schippersgasten en Moolen- knegten moet uitzonderen ; als onder wel- ken nog al frisfche Kaerels , dog ook veele L 1 1 5 Vreem- DE HOL- LAND^ SCHE NATie. Ui ter] y- ke Ge- ftalte der WA- TERLAN- DERS. DE HOL LAND- SCHE NATIE. 904 NATUURLYKE HISTORIE Vreemdelingen , gevonden worden. Zy zyn voorts fchraal van Kuiten, en niet groot van Voeten; die ze eenigzins platag- tig hebben : ook vertoonden zy zig wel wat breed van Heupen ; dan de dikke On- der- en Bovenbroeken , die ze veelal boven de Heupen toeknoopen , doen dit niet zel- den zoo fchynen. De Mannen hebben gantsch geen loome beweeging in hunnen gang; fchoon dit by derzelver Vrouwen vry gemeen befpeurd worde. Egter gaan zy ook zeer bedaard en langzaam, als ze zig, buiten hunne zaaken, verlustigen. Maar in hunne bezigheden zyn ze altoos vlug en vaardig, gedraagende zig in hun Beroep ongemeen driftig: een aantal van Waterlandfche Kooplieden ziet men dus, ten minfte twee a driemaal ter weeke , in Amfterdam, met de grootfte vlugheid en vuurigften y ver, naar de Beurs en deKoop- kantooren treeden. Over ’t algemeen heb- ben ze, by hunnen driftigen gang, iets by- zonders in hunne houding. Wanneer men ’er op let, ziet men de meeste Mansper- foonen rechtop met het Hoofd in den wind gaan ;en de Voeten met korte zeer vaardige treedjcs voortzetten ; daar benevens laaten ze de Armen, houdende de Vuisten der Handen veelal toegekneepen , recht neder- hangen , of mede flingeren ; zoo dat deezen met de drift der Voeten als medewerken. Dit fchynt hen, vooral de Zaanlanders , zoo eigen, dat zy, zelfs wanneer ze iets draa* gen, ’t zy een Geld- of Monfterzakje^ meest VAN HOLLAND. 905 niee^t altoos de eene of andere Hand, met eene toegekneepen Vuist, naar des Li- chaams beweeging, laaten zwaaien. Daar benevens gewennen zig zeer veelen , ter- wyl zy kaarsrecht voortgaan , om het Hoofd te" gelyk met het Lichaam flyf te houden ; waar door dan hun Hoofdhair, in ’t voort- gaan, als ’t ware opwipt. Dit noemen veelen de ftyve houding der Noord-hollan- ders; en ’t moet zeker denzulken, die, door de alerte Dansmeesters, in de konftige beweeging des Lichaams onderweezen zyn , wel eens zoo voorkomen. Dan ik voor my befchouw deeze Lichaamsbeweegingen , die ik , om ’er het rechte woord toe te ge- bruiken, liever kittig en driftig, dan ityf , zou noemen, veel eer als een uitwerkfel van de voortvaarende gemoedsneigingen , en de leevendige geestgeflcldheid van dit Volk; dat zulks vry duidelyk in hunnen gantfchen ophag gewaar doet worden. Dit ftraalt byzonder door in hunne leevendige fcherpziende blaauwe Oogen ; welken niet groot van opflag , en by de meesten , eeni- nige weinigen uitgezonderd , met geen zwaare wenkbraauwen voorzien zyn. Men vind ze meest allen fchraal en niet heel .bloozend van Wangen; zeer veelen hebben magere Tronien; en hier door is ’t, dat men nog al eenige Lanageneusden onder hen ontmoet: ook zyn de Lachfpieren by verfcheiden lang en ernllig uitged’aikr; het welk de Wangen aan den Neus Iterk te ü- men trekt. Verder zyn ze doorgaans niet groot DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie PlaatYL Fig.Z. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. • 906 ' NATUURLYKE HISTORIE ' groot van Mond ; vry plat aan dc Hoofd- fcheelen, en, zoo ik ’t wel hcbbe, zelfs hoog en eirond van Agterhoofd; dat groot- lyks afhangt van het bewinden van het Hoofd der tedere Wichten, by derzelver geboorte. Wj^ders bezitten bykans alle de Waterlanders, een ernftig en bedaard ge- laat, in ’t welke een Rille trek van vriend- lykheid fpeelt , en fomwylen ook iets dat eene voorzigtige agterhoudendheid te ken- neh geeft. Overeenkomltig niet dit gelaat , zyn ze ook niet driftig nóch voorbaarig in hunne redenen; maar aandagtig in het aan- hooren, als mede oplettend en befcheiden in het antwoorden ; geevende alleszins pryswaardige blyken van een doorzigtig Volk. Tot b^d^ans in ’t midden deezer Eeuwe, droeg ver het meerendeel der Bewoonde- ren van dit Gewest hun eigen natuurlyk Hoofdhair; men vond ’er flegts eenigen, die eene Paruik op het Hoofd hadden ; ge- noegzaam alleen dezulken, die ’er zig door de noodzaakljddieid of den ouderdom toe gedrongen zagen. Dan dit is in de laatRe jaaren merkclyk toegenomen , zynde het draagen van gefneeden Paruiken onder hen voor al reets vry gemeen geworden. In- tusfehen is de heerfchende koleur der Hair- lokken by de Mannen, die hun natuurlyk Hair blyven draagen, licht bruin; heb- bende meestal eene lugtige krulvloeg; men vind hier ook nog vry veel kroeshairigen ; en onder de Bejaarden verfcheiden eer- waar- 1» VA^ HOLLAND. 907 waardige Gryzaards, met fchoone witte Hairen; in welken zy met recht eene groote eer ftellen. ’t Geheugt my nog dat ik , in Noord-holland , Gryzaards met Baarden gezien heb; en onder anderen ftaat my voor, eens een Noord-holland^ fchen Mennoniten Prediker te Amflerdam ontmoet te hebben , die alle myne oplet- tendheid tot zig trok, door zyne eerwaar- dige gryze Hairen , en gantsch reinen wit- ten Baard, welke hem tot over de Borst vlyde. Ik liep verfcheiden Straaten om, ten einde dat deftige weezen naauwkeurig op te neemen , tot dat hy in zeker huis in de Warmoesflraat intrad , cn de befcheidenheid my verbood, meer vrypostigheid te ge- bruiken. Het eerwaardige gelaat van dien Man bleef toen den gantfchen dag voor mynen Geest, en blyft nog heden leeven- dig in myn Geheugen. Wyders ontmoet men hier en daar in Waterland nog wel een zwarthairigen, dog fchaars. De licht brui- ne Hairlok, en fomtyds eene roshairige Kuif, bedekt gemeenlyk de Kruin van dit Volk ; waar onder zig w^einige zoogenaam- de ruighairige Mannen bevinden. De Wa- terlanders zyn gevolglyk , ten opzichte hunner natuurlyke Geftalte, niet van de gedrongenften .noch flerkften, maar van de tengerften en vlugilen ; en over ’t ge- heel, onder de Hollanders, na genoeg de langften; aangezien men onder de meeste lange Mansperfoonen ontmoet. 2slaar heeft ’er dus een zigtbaar verfchil plaats 5 DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND' SCHE NATIE. 908 NATUURLYKE HISTORIE plaats 5 tusfchen de Zuid- en Noord-hol- landfche Mannen; het doet zig nog ruim zoo kennelj^k op , in de Geftalte der Vrou- wen van deezen Oord. Toen wy de Zuid- hollandfche Streeken bezogt-en, wierden wy bykans overal begroet , door bevallige Blonden of Bruinetten , en zagen alomme vaste Geitellen , met frisfche bloozende Wangen. Dit heeft men in Waterland zoo algemeen niet te wagten ; dan , in vergoe- ding daar van, vertoonen ’er zig aan ons de blankile Schoonheden , niet alleen van Holland , maar , zoo men het getuigenis der Uitheemfchen gelooven moge, de fraai- lle en netgevormdile blanke Tronien van geheel Europa. En inderdaad , de Water- landfche Vrouwen hebben éen Aangezigt en Wangen van eene uitneemende blank- heid; en derzelver Tronien zyn ongemeen wel befneeden. Het Voorhoofd vertoont zig zeer glad, en meerendeels hooger, dan by onze Zuid-hollanders ; ’t welk inzonder- heid veroorzaakt word, door het Kapfel, dat zy draagen. Dit doet haar zig van jongs af aan gewennen , om het Hair van vooren met een Stryklint ityf op te ftryken, en hier door tevens het Vel van ’t Voorhoofd ilerk te fpannen: van kindsbeen af leggen de Moeders het daar op toe, en de jonge Dogters vervolgen het; om dus, gelyk zy fpreeken, een groote gladde Póót te heb- ben ; dat zy als eene byzondere fchoonheid aanmerken. Het opgeftreeken en gefpan- nen Voorhoofd blyft te meer in dien Haat; om VAN HOLLAND, 909 om dat het geheele Kapfel, met een ftevig Boordfel, en door behulp der Tooken, die ’t zelve vast doen fluiten, tot dat einde mede werkt. Dit heeft ook ten gevolge , dat zeer veele Vrouwen , wanneer de bolle Spieren van ’t Gelaat met de jaaren inkrim- pen , en de ouderdom de rimpels op het Voorhoofd begint te plooien , op het oog vry breed van Voorhoofd worden. In jon- ge Meisjes en Vrouwen, van middelbaare jaaren, befpeurt men deeze breedte zoo zigtbaar niet, maar derzelver gladheid en hoogheid van Voorhoofd loopt een ieder in ’t oog. Ter dier oorzaake ziet men ook , onder de Noord-hollandfche Vrouwen , veel meer, (om de gewoone Tekentermen te gebruiken ,) nette Eironde , dan wel bolle Appelronde Tronien. Aangaande derzelver befneedenheid van Neus , Mond en Oogen , alle deeze deelen zyn by uitflek evenredig. De Oogen zyn doorgaans niet kleen noch knipoogig, zoo ais men ’t noemt; maar van eene gemaa^ tigde grootte, rond, en vol vanOogenle- den ; het wit der Oogappelen is zeer wit , of meest altoos helder blaauw, en heeft ook wel eens een bruin randje om den Oog- .ftip. De Wenkbraauwen haarer Oogen zyn niet zwaar ; ^n derzelver opflag is zagt en vriendlyk. Men vind hier meer dan elders de oudtyds befchreeven heldere hemels- blaauwe Oogen der oude Hollanders: en veelen deezer Vrouwen zyn mede natuur- lyk verfierd met de fchoonfle blinkende goud- DE HOL- LAND- ^SCHE NATIE, DE HOL- land- SCME^ NATIE. 9TO NATUURLYKE HISTORIE goiidgeele Hairlokkcn ,den blanken Sclioon» heden zoo algemeen eigen ; zelfs Joopen ’er nog al etlyke Roodhairigen onder. De Wa- terlandfche Vrouwen weeten van hunne voorlte Hairlokken, byzonder aan die van de Hagen van ’t Hoofd , een aanminnig ge- bruik te maaken ; door een aartig net ge- kruld Lokje, ter wederzj^de aan ’t Hoofd, los en derteltjes te laaten hangen; ’t welk, tot op de blanke Koonen vlyende, eene zonderlinge natuurlyke bevalligheid aan haar netgevormde Tronie verleent. Een Hoofd 5 op die wyze gekapt , en verfierd , heeft, by een fchoon Gelaat, zoo veel bekoorlykheden i dat ’er geen ander Vrouw- lyk Hulfel , of eenige vreemde zwierige Tooi, by haaien kan; de vooringenomen Vreemdeling Raat ,’er zelfs over verwon- derd , en roemt het als een deftig , eer- baar , en tevens aanvallig Hoofdfieraad. Den Mond hebben zy gemeenlyk niet on- maatig groot, en zeer net gevormd; de Lippen ‘zyn ongemeen glad, en van een gloeiend rood ; zelfs meen ik wel te mogen zeggen , dat ze wat glooiender zyn , dan die van onze hooge Zuid-hoilanders ; dog het Ichynt my toe, dat zy, inzonderheid de bejaarde Vrouwen, de Onderlip wel wat laaten hangen. Men ontmoet ’er weini- gen, die eene zwaare Onderkin hebben; ze zyn meerendeels, om en aan de Kaaken, rondagtig, en zeer fyn befneeden. Het vel der Wangen heeft alleszins eene zagte poe- zelheid; en is, zoo ik een Schilders fpreek- wyze VAN HOLLAND. 911 wyze mag gebruiken, met eene waschagti- ge doorfchynendheid bekleed; waar door de tedere bloedadertjes eenige vermilioen- agtige blosjes zagtjes doen doorftraalen. Dit brengt te wege , dat het blanke ichoo-^ ne deezer Vrouwen gepaard gaat, met die bekoorelyke gloeiendheid en blaauwagtig- heid , welke men in eene volmaakte blanke \"ereisGht* Dan met dit alles deelen zy in het vry algemeene lot, dat den Vrt>uwen van een blank geftel niet zelden eigen is: te wee- ten, dat zy niet heel fterk, maar log en loom , of liever flap van natuur zyn ; en dat ’er daar en boven veele wateragtige bleeken onder dezelven gevonden worden* Deeze opmerking^ ten aanzien der blanke Vrouwen , word mede door die van Wa- terland bevestigd. En wyders, hoe vol- maakt zy ook van Tronie zyn, haar ge- llalte en houding evenaart nogtans , in wak- kerheid en vlugheid , geenzins aan die on- zer Zuid-hollanders; ten zy men zulks zoe- ke, by eenigen van haare Bouwboerinnen op het Land, welken men hier van moet uitzonderen. Dog dit gemis van geflalte en houding heeft men , naar ’t my voor- komt , niet zoo zeer te zoeken in de Na- tuur zelve ; maar men mag het , by vee- len dier Vrouwen , welken de Natuur ten deezen opzichte niets geweigerd heeft, grootlyks toefchryven aan derzelver manier van kleeding en gewoonten. De vreefely-» ke zwaare Rokken , en wonderlyke Keurs • III. DEEL, Mmm ly- DB Höt- LAND- SCHE NATIE* DE HOL* LAND- SCHE NATIE. 912 NATUURLYKE HISTORIE lyven, die veelen, welken de ouderwet- fche Kleeding nog eenigermaate aankleeft, draagen , werkt althans zeer veel mede , tot het houden van een loomen fleependen gang, en ’t voortbrengen van ronde Rug- gen. Veel doet ook hier toe haare gewoon- te van het Hoofd , in zwaare digtfluitende Kapers, voor over te buigen. Door deeze en diergelyke verkeerdheden kunnen zelfs dezulken , die zeer volmaakt en welge- fchapen van Ledemaaten zyn , aan dezelven zoo bevallig eene beweeging nietgeeven; dat haare houding even zoo flerk in ’t oog loope , als de uitblinkende fchoonheden van haar Gelaat. Het meerendeel deezer Vrouwen is wyders van eene middelmaati- ge kloekte ; dog ze zyn veelal tenger , dun en fyn van Gebeente, en zeer net van Handen, die fpigtige Vingers hebben: ook vind men de fterkften welgefpierd van Ar- men; dog dit heeft men voornaamlyk te zoeken by haare Land-of Vee-Boerinnen, die gemeenlyk fterker , en over ’t geheel wel wat korter en gedrongener voorkomen. Onder de Waterlandfche Schoonheden, zyn de Meisjes langs de Zaan geenen van de minften; ze munten byzonder uit in het tengere en blanke; dog behooren ook veelal onder de zwakften. De natuurlyke geftalte der Zaanfche Vrouwen is dus op zig zelve zo volmaakt, als die van eenig ander gedeelte onzes Lands; maar ’t is eenigermaate jammer, dat zy dezelve dikwerf zoo zeer benadee- len, VAN HOLLAND. 913 ]en, door uiterlyke houdingen, die haar door de gewoonte al*; natuurlyk geworden zyn. Het komt my, en denAneest onpar- tydigen , ten minften dus voor , dat ze beter voor den dag zouden komen , wanneer zulks geen plaats had , en zy meer agt gaven op eene bevalliger houding. Men kan althans met geen reden goedkeuren, dat eene na- tuurlyke zeer fchoone en welgefchapen Vrouw zig gewenne , om de vlugge Voe- ten eerst in Schoenen te beklemmen, en dan nog onder die Schoenen een paar Mui- len te draagen ; waar door zy , in ftede van een vryen natuurlyken tred , een flof*- fenden en fleependen gang aanneemen. Dit word nog ongevalJiger , wanneer zy, gelyk dit by fommigen plaatsheeft, fchy- nen niet te kunnen gelooven, dat zy voortgaan ; zoo ze het geklikklak der Mui«^ len op de Straat niet hooren. By deezen verveelenden gang hebben zy dan voorts ook nog eene houding, welke. niet weinig van die der Zuid-hollanderen verfchilt. Zy gaan naamlyk meest allen mèt het Hoofd een weinig voorover gebukt ; en, zonder eenige beweeging der Armen, met gevou- wen Handen voor het lyf ; de meesten zien , naar ’t fchynt, flegts voor zig neder, als ’t ware met nedergeflaagen Oogen ; dog zy weeten egter tevens zeer naauwkeurig kunftig op zyde te loeren. Die zig eendefti gen gang aanmaatigen , doen gewoonlyk zul- ke korte fleepende fchreeden , dat een Vreem- deling, die zoodanig eene korttreedende M m m 2 en DE HOL LAND'. SCHE NATIE^ DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 914 NATUURLYKE HISTORIE en fleepende Vrouw van verre zag aanko- men 5 ligtlyk zou twyffelen of ze gong dan of ze voortfchoof ; te meer , doordien haa- re lange Rokken , welken aan de dragt der deftigen vooral eigen zyn , de Voeten byna gantsch en al bedekken. Zy fchynen wy- ders veelal vry breed en eenigzins rond van Rug , en ingeboogen van Buik en Mid- del te zyn : dan dit is niet gelegen in haare natuurlyke Geftalte , maar ontftaat uit den vorm der Keurs- of Rygly ven 5 die zy, zoo ze niet van den allernieuwflen fmaak zyn , met voordagt zoo laaten maaken , dat ze zig van vooren hol ingeboogen , en van ag- ter breed, plat en rond vertonnen, naar welk bedwang zy dan ook het Lyf in ’t gaan voorover moeten houden. Dan hier omtrent hebben zy in de laatfte j aar en al eenige veranderingen beginnen te maaken ; met de Keurslyven meer naar de Steedfche wyze te fchikken; egter zoo niet, of het oude blyft ’er vry algemeen in doorftraa- len. De Waterlandfchen zyn dus hierdoor, en juist niet tot haar voordeel, ten fterk- fte van alle onze overige Hollandfche Vrouwen te onderfcheiden. Dog indien wy haar niet al te ftreng, maar met een infchikkelyk oog, gelyk ons betaamt, wil- len aanzien , zullen wy wel dra reden vin- den tot eene aanmerkelyke verfchooning deezer Vrouwen, van wegens haare zoo Iterk in ’t oog loopende traage beweeging. De Natuur heeft haar , ’t is zeker , alles- zins welgefchapen , en zelfs zeer fchoone VAN HOLLAND. 915 Lichaamen gefchonken; dan zy vinden zig intusfchen beroofd van de gelegenheid , om haare vrye Ledemaaten aan een vluggen tred te gewennen. Want wie, die de Water- landfche Dorpen bezogt heeft, kan looche- nen, dat ’er inderdaad zeer weinig gele- genheid gevonden word , tot uitgeftrekte wandelingen ? Daar en boven zyn haare ge- meene Gangpaden in de Dorpen , vooral den geheelen Zaankant langs , zoo net en vlak geplaveid, dat ze als op een effen Vloer binnens Huis gaan. Zy hebben des voor geen Wankelpaden, Kuilen, groote Keifteenen , of glipperige Klai te vreezen ; en ’er word gevolglyk , voor de beweeging der Voeten, niet meer dan een effen fchui- vende voortgang vereischt. Het beftendig gaan op zulke wegen maakt eindelyk zoo- danigen gang , tot eene algemeene gewoon- te. Ook befpeurt men onder de Bouw- , Teel- en Vee-Boerinnen , die in ’t Land, de Boomgaarden en Moestuinen , min effen wegen betreeden moeten , hier omftreeks een meerder vluggen gang; ’t welk ons toont , hoe ’t niet vreemd zy , eene voor- naame oorzaak dier loome beweeginge in de gemaklykheid der gangpaden te zoeken. Hier by komt nog , ten opzichte van ’t draa- gen der Muilen , dat medewerkt tot het vertraagen van haaren gang; dat zulks grootlyks toe te fchryven is aan haare uit- fteekende reinheid. Hier door is ’t onder haar eene algemeene gewoonce , om met Muilen onder de Schoenen op de gemeene Mmm 3 Straa- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL-. LAND- SCHE NATIE. Zie PlaatïV, Fig- 9- 9x6 NATUURLYKE HISTORIE Straaten te gaan ; welke Muilen , of ze ook min of meer bemorscht mogten zyn , (dat egter op de zindelyke Waterlandfche Straa- ten gemeenl3dc niet veel plaats heeft,) uit- getrokken worden, als zy in Huis treeden; wanneer ze dezelven, op een daar toe ge- fchikt Matje of Feiltje, agter de Deur zet- ten. Men voege eindelyk by dit alles nog eene voortrefFcIyke reden, die zeer veel doet tot de traagheid haarer beweeginge. De Waterlandfche Vrouwen zyn naamlj^k veelal voorbeeldige Huismoeders , die zeer beftendig in haare Huizen bly ven ; om het Huishouden gade te flaan , op de Kinderen te pasfen, en den Mannen te believen ; die ze dermaaten weeten in te neemen, dat deezen van hunnen kant ook zeer veel voor haar doen willen ; zoo dat zy zig zelfs niet zeiden gewillig toonen, om het Kind op Straat voor de Vrouw te torfchen ; ’t'Welk daar oudtyds algemeen, en nu nog, onder den gemeenen Man , niet geheel buiten zwang is. Deeze dus mcerendeels t’huis zynde Vrouwen hebben weinig aanleiding tot een vluggen gang op Straat: want bui- ten een enkel Speelreisje, een Kerkgang, of een zeldzaam afgelegen Bezoek, gaan ' veelen dikwils niet verder van Huis, dan hier of daar in den omtrek van haare Buurt. Indien men ’t een en ’t ander van ’t voor- geftelde te famen neemt, zal men gewislj^k genoegzaame redenen van verfchooning voor de Waterlandfche Vrouwen, ten aan- zien VAN HOLLAND. 917 zien van haaren loomen gang, als zy op Straat verfch3^nen, vinden. Wat nu nog aangaat de kragten van haar natULirlyk geitel , ftaande haare Dragt , en in ’t Kinderbaaren : men telt ze in ’t eerfte geval niet onder de fterklten ; dog houd ze ook in ’t laatlle niet voor de ongemaklyk- ften. Geduurende den tyd van haare Dragt zyn ze zeer aan flaauwten en geme- lykheid onderworpen: de witte Vloed en de Scheurbuik, welken hier fterker dan elders onder de Landkwaalen te tellen is , veroorzaakt ’er nog al vry dikwils Miskraa- men en zwakke Kinderen. Dan in het Baa- ren zelve zyn ze , zoo ik wel onderrigt ben , en dat ook natuurlyk uit haar Geitel volgt, buiten de gemeene fmerten , al vry voor- fpoedig. De Moeders , als ’t maar eenig- zins kan gelchieden, zoogen zelven haare Kinderen ; ze zyn hier doorgaans vry wel voorzien van voedend Zog; en haar Boe- zem is gemeenlj^k ruim en vol : waartoe na- tuurlyk veel helpt de gemeenlte vorm haa- rer Keurslyven , die eer de Heupen dan den Boezem drukken, en gevolglyk aan de Borlten haaren ruimen natuurlyken wasdom laaten. Volgens het my toegezonden be- lugt, hebben de Waterlandfchen door de ondervinding geleerd , welke nadeelige ge- volgen de hooge, platte en den Boezem drukkende Keurslyven hebben ; ’t welk haar in de laatlte jaaren , met een goed ge- volg, oplettender gemaakt heeft. De Boe- zem, min belemmerd, is daar door ook Mmm 4 min DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Getem- perd heid en Ge- ril oeds- jieigin- geiJ der WA- TERLAN- DERS. 918 NATUURLYKE HISTORIE min onderhevig geweest aan verfchciden jammerlyke ongevallen; en men wil, dat cle Waterlandfche Vrouwen, buiten dit, uit hoofde van haar natuurlyk geftel , min- der gevaar loopen van zweerende Borden te krygen , dan onze bloedryke hoogeZuid- hollanderen; ze ontdaan ’er althans niet veelvuldig. Ondertusfchen is egter haar Kraamleger gemccnlyk zoo vooiTpoedig niet als dat der laatstgemelden ; inzonder- heid zyn ze zeer dikwerf aan langduurige Vloeden onderworpen. Men kan zeggen, dat dit al vry algemeen plaats heeft; dog zoo met, of eenigen der derkde Vrouwen zyn hier van uit te zonderen ; en men ont- moet ’er voor ’t overige al mede, gelyk elders, een zeer groot verfchil tusfehen de eene en de andere Gedeldheid; ’t welk wy, in de Verhandeling der Landziekten, vervolgens nader in agt daan te neemen. • Tot dus ver befchouwden wy onze Wa- terlanders , voornaamlyk in hun uitwendig gedel , met de daar aan verknogte gevol- gen; dan dit is zekerlyk het minde; laat ons nu voorts beproeven , hoe ver wy ge- lukkig kunnen daagen , in ’t nafpooren van hunnen inwendigen aart; door ’t ontvou- wen van hunne Getemperdheid en ’c op- neemen hunner Gemoedsneigingen. Als men zig daartoe verledigt, ontdekt men terdond, dat ’er , zoo by Mannen als Vrou- wen, heerscht, een Phlegmatiek, Melan- choliek, Temperament, of, ’t geen men noemt , eene wateragtige droefgeestige Ge- dekh VAN HOLLAND. 919 fteldheid; dat ik egter, met opzicht tot de uitwerkingen op de driften van dit Volk , liever zou noemen, een langzaam, bellen- dig Temperament. Deeze onze Landzaa- ten zyn zekerlyk wel wateragtig, ten aan- zien van de famenmenging des bloeds en der lecvensvogten ; en ’t is niet te ontken- nen , dat eene traager beweeging in derzel- ver omloop vry gefchikt is, om droefgees- tigheid te veroorzaaken ; dan met dit alles zyn ze nogtans niets minder dan droefgees- tig; even zoo min als uitgelaaten driftig en opvliegend. En ’t gaat voorzeker in dit opzicht by hen niet door, dat het Phleg- matike Melancholike geftel altoos droef- geestig is. Veeleer oordeel ik, uit het geen men in dit Volk gewaar word, dat de dunne Vogten zoo wel eene vlugge geest^ rykheid aan de Phlegmatiken kunnen me- dedeelen, als de geestryken dit doen aan de Bloedryken. Onze Waterlanders heb- ben des, uit hoofde hier van, zeer gere- gelde middelmaatige driften ; zoo dat men ze niet geheel en al loom of droefgeestig , en ook niet uitneemend vlug of vrolyk kunne noemen. Ter oorzaake van deeze bezadigde gefteldheid des Gemoeds , bezit- *ten zy ook een zeer beredeneerd, en be- ftendig arbeidzaam Vernuft. Dit treffely. ke kenmerk der Waterlanders, of der Noord-hollanders in ’t algemeen, ilraalt zoo duidelyk door in alle hunne bedryven , dat zy daarin gewis voor geenen onzer Landzaaten behoeven te wyken. Waar M m m 5 toch DE hoe- la \D- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCFIE NATIE. 920 NATUURLYKE HISTORIE toch kan men, niet alleen in Holland, maar zelfs in Nederland, ja in geheel Europa, een Gewest aantoonen , welks gelegenheid natiiurlyk ongunftiger is voor uitgebreider zaaken , en wiens Inwoonders , zonder een uitwendig gelaat van opgeblaazen hoog- heid, of van leevendige voortvaarendheid te vertoonen , zoo wj^duitgeftrekten han- del dry ven? Waar is ’er een Volk, in zulk een Gewest woonagtig, onder ’t welke zoo bloeiend een handel, dusdanig een aanwas van welvaart, zoo beftendig een y ver, en ^:ulk een ernftig voorftaan van Koopman- fchappen en welvaartkoesterende Weeten-' fchappen , met de fchitterendfte blyken van een diepzinnig vernuft, gevonden word? Men toone my elders Werktuigkundigen, die hen overtreffen in allerleie Moolen- werk. Men noerae my andere Streeken , daar men , in den omtrek van maar vier of vyfuuren, zestig duizend Rollen Zeildoek in een jaar konde maken ; daar een Scheeps- Timmerbaas aannam , in twee- en twintig maanden, twintig groote Zeefcheepen te vervaardigen; en een ander, in den- tyd van vyf weeken, een Schip, van de Kiel af, voltooid voor de paaien van Amfler- dam bragt. Weinig moeite ware het hier over breeder uit te weiden; dan ’t is onnoodig ; nademaal hunne daaden nog dagelyks fpreeken , en getuigenis gee- ven van hunnen invloed op den Koop- handel en de Zeevaart. Daar ’t over be- kend is, hoe de Waterlanders, vooral zy die VAN HOLLAND. 921 die den Zaankant bewoonen , te Broek in Waterland, en elders in de voornaamfle Dorpen huisvesten, nog fteeds te tellen zyn , onder de voornaamfle Steiinpylaaren der Amflerdamfche Koopbeurzen : vooral daar men op hunnen Vaderlandlievendcn yver, als mede op hunne zuinig beflierdc eri ryk gevulde Beurzen geruster aan kan , dan op de weiffelende inzichten van een vreemden Handel. Men kan, uit dit maar zeer fiaauwe fchetsje, tenvyl men weet, dat ’er, tot het handhaaven van een gere- gelder! Koophandel en eene bloeiende Zee- vaart, een uitfleekcnd Vernuft behoort, genoeg opmaaken, dat wy overvloedige redenen hebben, om de Waterlanders, en vooral de Zaankanters, verre van als on- nozel en droefgeestig , in tegendeel als yverig, voorzigtig en vernuftig te befchou' wen; waar van ons de verdere overwee- ging hunner Gemoedsneigingenmog meer- der blyken zal geeven. De Heerfchende Gemoedsneiging deezer Ingezetenen , eenpaarig met die van alle de overige Noorddiollanders , flrekt zig by- zonder uit tot het aankweeken van ’s Lands gemeene Welvaart, het behouden van on- • ze Burgerlyke vrye Bezittingen , en het vermeerderen van hunnen wettig verkree- gen Eigendom. Hier toe benaarfligen zy zig tot het leevendig houden van de Liefde voor ’t Vaderland, en de zugt voor de Vryheid. Dit doet hen alles aanwenden om den Landden Veebouw, den Koophan- del DE HOL LAND- SCHE NATIE. de hoe- la nd- vSCHe NATIE. Zie B!. 654. 922 natuuRlyke historie del en de Zeevaart, met de daar aan ver- knogte Konften en Weetcnfchappen, ten yverigfte te bevorderen. En hier aan heeft men toe te fchryven hunne beftendige ou- de rechtaartige Hollandfche Zuinigheid; welke men ten onrechte Gierigheid noemt; waar omtrent wy onze Hollandfche Natie alvoorens reeds verdeedigd hebben. Ge- noeg zy ’t derhalven nu omtrent onze Wa- terlanders nog te zeggen , dat ze zoo min karig als kwistagtig zyn : dan de waarde en het nut der Schatten kennende , houden ze het hegt hunner welvaart in handen ; dit leid hen tot eene fpaarzaame beftiering hun- ner middelen, en' maakt hen omzigtig en wantrouwig voor misleidende Vreemde be- loerders hunner Schatten. Veelligt bragt men dit onder de Waterlanders oudtj^ds wat verre; dog een ieder, die hunne heden- daagfche leevenswyze recht kent, zal hen over ’t algemeen deswegens niet befchuldi- gen; fchoon ze al gewoonlyk fpaarzaamer Iceven , dan men veelal in Zuid-holland doet; waar omtrent ze zekerlyk niet te laa- ken zyn. Ook vind men hen, inderdaad ver van karig, wanneer zy weeten, dat cene welberedeneerde Milddaadigheid noo- dig is. Men ontmoet, uit dien hoofde, in de meeste hunner Dorpen , naar ev^enre- digheid der Inwoonderen, minder Armen , dan ons wel op andere plaatfen voorkomen ; cn ’t zyn meerendeels zulken , die zig zel- vcn door ledigheid tot Armoede gebragt hebben; hoedanige Luibakken hier bovenal in VAN HOLLAND. 923 in de hoogfle veragting zyn. Naarftige Ar- men lyden ’er geen gebrek : en is een hun- ner Ingezetenen, door rampen of onge- lukken, tot een laagen ftaat vervallen ,ner- ■ gens vind zoodanig een fpoediger liefdaadi- ge Menfchen , die hem gulhartig byllaan , onderfteunen , en zelfs fomtyds in een ver- nieuwden Haat Hellen. In geen Streek van ons Vaderland worden eerlyke gebrekkige Perfoonen , die geen arbeid oeffenen kun- nen, burgerlyker onderhouden. Een deftig, door.tegenfpoed, verarmd oud Mensch is, onder de menschlievende Waterlanders, geen voorwerp van fmaad of veragting , en word niet gelyk geHeld met een gemeen Hag van lui en flegt Volk. Hy ontmoet ’er integendeel eene zoo hartlyke broederlyke liefde en agting, als of hy zig nog in den bloei zyner welvaart bevonde. De aan- zienlykHe en vermogendHe Dorpelingen zelven zullen hem diWerf zoo vriendlyk bejegenen , zoo gemeenzaam met hem ver- keeren , zoo gul in hun Huis en aan hun- nen Haard ontvangen, dat een Vreemde- ling nooit zoude denken , dat zulk een Mensch uit de onderHeuning van anderen leefde: te_ minder, daar men een Water- • lander zeer zelden zal hooren roemen op zyne milddaadigheden. Te Broek in Wa- terland, vind men zeer weinig openbaare Armen; en ’er zyn my, door een der aan- zienlykHe Ingezetenen , die ik op dit Huk vroeg , deftige Huizen aangewcczen , wel- ken bewoond wierden van dezulken, die men DE HOL- LAND- SCHE NATIE. ir 924 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- men door^ Rille giften onderfteunt. Ook ^ LAND- heöfc men genoegzaame blyken van hunne NATIE, edelmoedigheid , in ’t onbekrompen fchen-- ken van ruime belooningen , voor gedaane dienften; ’t welk de AmRerdamfche Doe- tooren, op hunne Waterlandfche Viziten, wel eens ondervinden. Voor ’t overige getuigt , alomme in Waterland , een aan- tal, zoo van Geestlyke, als van gemeene Burgerlyke Geftigten, die, enkel uit de edelmoedige gaaven der Inwoonderen , of verbeterd , of vernieuwd zyn , ten over- vloede, hoe zy, daar het te pasfe komt , geen inhaalige karigheid bezitten: ’t welk ook de Landloopers , die zig van de mild- daadigheid der Waterlanders zeer wel wee- ten te bedienen, eenpaarig bevestigen. Raakende hunne Geneigdheid in ’t ftuk van den Godsdienst; ze zyn al zeer alge- meen yverig en beredeneerd Godsdienftig; kleevende die Godsdienftige Leer, welke zy omhelzen, getrouwlyk aan. Ook zyn veelen der vermogendften hier meer belee- zen en geoeffend in de Hoofdftukken van den Godsdienst, dan men dezulken, ’t geen te beklaagen is , wel eens in andere Stree- ken ontmoet: en men vind zoo hier en daar in Waterland, gelyk ook hooger op in Noord-holland, en wel onder de Dorpe - lingen , by veelen eene weluitgezogte ver- zameling van Godgeleerde Boeken. Dog de gemeene Arbeider , die ’er ook geen t3"d noch gelegenheid toe heeft, breekt Z}m Hoofd niet met Godgeleerde verfchib len. VAN HOLLAND. 925 len 5 en is te vreden , als hy zyn Catechis- mus kent; waarin ze veelal redelyk wel be- dreeven zyn. Men verftaa dit egter zoo niet 5 als pf wy alle de Waterlanders in ’t gemeen voor min of meer geoef- fend wilden opgeeven. Ver van daar! ’er loopt ook veel Kaf onder dit Koorn. Wy willen ’er alleen mede aanduiden , dat ze zig over ’t geheel vry wel bevlytigen om den Godsdienst , dien ze belyden , te verffcaan. Hier door zyn ze meerendeels niet zeer vatbaar voor dweeperyen; en, overeenkomllig met hunne natuurlyke zugt voor de Vryheid, byzonder afkeerig van eene geftrenge behandeling der Geestlyken ; als waren zy nog fteeds gedagtig aan der* zei ver overheerfching, ten dage hunner Voorvaderen , en daar tegen op hunne hoe- de. Zy draagen hunne Leeraaren de hoog- Ite agting toe , indien dezelven een vrien- delyken en gemaatigden omgang , met hun- ne Christelyke vermaaningen , paaren : dan hunne genegenheid verflaauwt zigtbaar, zoo dra iemand hunner het Geestlyke ge- zag wat fterk begint te trekken. Wy zou* den ons hier over zoo ruim niet durven uitlaaten , by aldien wy des aangaande , door zeer Eerwaardige Predikanten, niet genoegzaam onderrigt waren. Men ge- tuigt ons zoo eenpaarig , hoe de Waterlan- ders, en meest alle de Noord-hollanders, die in de Dorpen woonen , zeer gezet zyn op een gemeenzaamen dagelykfchen om- gang met hunne Leeraaren ; en dat zy voor zulk DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 92^ NATUURLYKE HISTORIE zulk cencn , die zig ongedwongen hief naar weet te fchikken , de hoogde eerbied hebben; waar door hy dan weerkeerig zeer veel invloeds op het hart en de zeden zyner Gemeente heeft. Mitsgaders hoe zy integendeel ongemeen kregel en onagtzaam zyn 5 omtrent een Predikant , die zig , door eene fterke zugt ter llrenger overheerfchin- ge, veel bemoeit met ontydige en fcherpe berispingen, over hunne Burgerlyke en Huishoudelyke zaaken. Dceze byzondere zugt om met hunne Lceraaren, als met hunne Vaders en Broeders, om te gaan, vertoont zig by uitRek , in de plegtige ge- woonte, die veele Noord-hollandfche Dor- pelingen nog heden behouden; om naam- lyk hunne beroepen Predikanten , niet flegts door eene byzondere bezending van den Kerkenraad, maar met een aanzienlyk gedeelte der Gemeente, zoo Mannen en Vrouwen, als Vrysters, Vryers en Kinde- ren , bij^moedig in te haaien ; en hem , na zyne inhuldiging, allen groot en klein, zoo gemeenzaam in zyn Huis met vreugde te begroeten , als of zy ter Bruiloft gongen. En een trotfche Geestelyke, hoe beroemd hy ook zy, van wegens zyne Geleerdheid of Gaaven, die zig aan deeze .gemeenzaam- heid onttrekt, of dezelve flegts met eenige foort van minagting behandelt, is onher- ftelbaar het hart zyner Leeken kwyt. Zoo vrolyk gaat hier de oprechte zugt voor den Godsdienst met de Burgerlyke beleefdheid , naar ’s Lands wyze, gepaard. De VAX HOLLAND. 927 De pr}^swaardis:e welgefchiktheic] van géhioed, in dit alles doorllraalende, heeft natuurlyk ook tamelj'k wel eene gewensch* te uitwerking op de Zeden van dit Volk; waar van hunne gewoone handelingen in het dagelykfche bedryf een, vry goed getuigenis verleenen; vooral ten opzichte veeler anderszins zeer gemeene en fchade- lyke driften; als die van Haat, Gramfchap, Toorn en Wraakzugt. Naar uitwyzen my- ner ondervindinge is ’er althans geen Volk onder onze Hollanders , dat zig hier in ge ■ maatigder betoont. Zeldzaam zullen ze.in onbedagte Gramfchap ontflooken worden , of met fchriklyke vloeken en bedreigingen in hevigen Toorn uitvaaren. Ze zyn ze- kerlyk met alle Menfchen aan den invloed dier driften onderworpen; maar hunne aan- doenlijkheid deswegens brengt hen tot ee- ne foort van zwygende gemelykheid ; waar door zy hunne gevoeligheid meer tragten te verbergen', dan ze te doen uitfpatten. Gaat men voort met hen te tergen , zy zul- len ’t nog al eenigen tyd doorftaan ; maar eindelyk flaan zy over tot een volvoeren- den y ver ; niet om zig te wreeken ; dat is hun juist niet eigen; maar om het voor- werp van hunnen Toorn, zoo veel ’t hun mogelyk is , te fchuwen , of van zig te ver- wyderen, en dus alle verdere aanleiding hier toe weg te neemen. Zoo zal eenKnegt of eene Meid , die zig de gramfchap of de veragting des Meesters o*p den hals gehaald heeft, denzelven niet ligt omzetten, als III. DEEL. Nnn hem DE HOL* LAND- SCHE NATIE. de hol* LAND- SCHE NATIE. 928 NATUÜRLYKE HISTORIE hem zyn affcheid gegeeven is ; en zeer zel- den komt zulk een ooit weder in denzelf- den dienst. Hun Toorn is dus , mag men zeggen, niet zoo zeer driftig, als welbe- redeneerd ; en vandaar zyn ze bykans on- verzettelyk, wanneer zy eenmaal tot een befluit komen, niet om zig te wreeken, maar om, gedwongen zynde, zorg te draa- gcn voor ’t handhaaven hunner goede zaa- ke, zoo als zy ’er over oordeelen. De Waterlanders zyn dus eigentlyk niet wraak- gierig in den aart; dog, als ik ’t wel zal uitdrukken, zeer forsch in ’t afweeren; om den geenen , die hen , hunnes oordeels , onrechtmaatig behandelt , te beteugelen. Als ’t ’er op aankomt, houden zy hun ftuk dermaate vast, dat zy, in navolging onzer oude egte Landzaaten , nog de voornaam- ften zyn, welken ik kenne, die zig niet ligt, door dreigen, door dwang, of door gezag , van hun denkbeeld , dat zy ’t recht hebben , laaten afleiden. Zy ftaan dan on- wrikbaar vast op hun ftuk; en men mag hen ten dien opzichte ftandvastig of hoofdig noemen; willende eerder alles verliezen, dan van hun Recht afftaan. Ook zullen ze, wanneer zy zig zwaar beledigd agten , hun recht eerder zoeken door een Pleitgeding, dan door zig in koelen moede te wreeken ; en egter zullen ze de pleitgedingen zeer voor- zigtig fchu wen , waarin zy van fommigeKen- nemers al vry wat verfchillen. Men zou hen uit dien hoofde veelligt haatdraagend agten ; dan dit is nogtans hun zwak niet ; want VAN HOLLAND. 929 want niets minder dan haat heeft invloed op hun gemoed. Indien de beledigende Party toefchiet, of als zy maar begrypen, dat de belediging niet opzetlyk gedaan is , heeft al het voorgevallen geen ander ge- volg dan eene ililzwygendheid , of eene uitdrukkelyke broederlyke verzoening. Men verdenke hen egter, uit hoofde van die flilzwygendheid en bedaarde in- fchikkelykheid , niet van vreesagtigheid. Even zoo bedaard en gemaatigd als zy an- ders voorkomen , zyn zy ook ten opzichte der Vreeze , befchoiiwd als de oorzaak van ligtvertzaagtheid of flapmoedigheid. ’Er is misfchien geen Volk onder onze Natie, dat meer bedugtis voor de gevolgen van gevaar- lyke zaaken ; dog dat tevens onvertzaagder is , om ’er zig uit te redden , wanneer zy ’er zig in bevinden. En hunne alles over- treffende drift, ter uitvoeringe van gewig- tige onderneemingen in de Zeevaart, dat zekerlyk de zaak niet is van bloode vrees- agtige gemoederen, fpreekt hen van alle verdenking hier omtrent vry. Voor ’t ove- rige leevén zy onder elkander tamelyk ge- rust, zonder vreeze. Op het Land, en vooral hooger op in Noord-holland , flaa- pen zy, ten minfte de gemeene Arbeidslie- den, niet zelden met ongeflooten of on- gegrendelde Deuren. Het onderlinge goed vertrouwen verbant hier alle Vrees voor ongevallen. De Droefheid fchynt meer vat op hun Gemoed te hebben: zy ver- toonen althans, gelyk my meermaals ge- Nnn z blee- DE HOL- LAND- SCHE NATIE* ■ DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 930 . NATUURLYKE HISTORIE bleeken is, voor ’t uitwendige, eene ai zeer fterke aandoening. Het verlies van eenige Vrienden, Nabeftaanden , of Me- deburgers, vervult eene geheele Buurt met rouwklagten. Onverwachte gevallen maa- ken hen ligt verflaagen ; en zy geeven zig zelven veel toe in allerleie misbaar en ui- terlyke betooningen van droefheid. Dog ze zyn niet te min zeer wel te troosten , als de oorzaak der droefheid wat flyt ; dat een eigenaartig gevolg hunner natuurlyke be- zadigdheid is. Nademaal zy egter zeer overhellen, om eene zaak, dikwils her- denkende, te overweegen, en in hunne dagelykfche vertellingen geduurig te her- haalen ; zoo zyn zy ook zeer vatbaar , voor de herinnering van alles wat hun droefheid of vreugde heeft konnen geeven; waar door ze dan deeze hunne Haitstogten op nieuw gereedlyk gaande maaken: des het niet moeilyk v'alle , om beide die Gemoeds- driften , zeer kort op elkander , onder hen in beweeging te brengen. Dit gefchied te ligter, om dat zy niet minder aandoenlyk zyn voor Vreugde dan voor Droefheid ; zelfs vind men veelen hunner buitenge- meen gefteld op vrolyke vreugdebedryven ; waarin zy zig, naar hunnen trant, vry onbe- dwongen gedraagen ; zelfs in zoo verre dat zy op hunne Bruiloften, Kermisfen en ‘diergelyken, al wat losjes van den band gaan. Evenwel zoo niet , of ’er heerscht nog altoos, by de meesten, eene zekere in- getogenheid; waar door zy eerder gul en ge- VAN HOLLAND. 931 gemeenzaam vrolyk , dan aanflootelyk dar- tel fchynen. Dit min of meer ingetogene verdwynt zelfs zeldzaam ; of de Wyn moet by de Mannen ten minften eenige verhit- ting maaken. En hier omtrent had in vroe- gere dagen eene zeer fchandelyke gewoon- te maar al te algemeen onder hen plaats. Veelen, en zelfs van de aanzienlykften , gaven zig over aan ’t fterk Wynzuipen; men tragtte daarin boven anderen uit te lleeken; lag het ’er op toe , om iemand als te noodzaaken tot het overtollig gebruiken van Wyn; en bragt het bykanszoo verre, dat de Dronkenfchap niet meer fchandelyk gerekend wierd. Dan deeze verkeerdheid , hoe algemeen ook diestyds , is in de laatere dagen lleeds afgenomen , en heeft tegens- woordig, zoo men my verzekert , volftrekt geen plaats meer, althans niet by deftige Lieden. Voorts vind men hen, in hunne vrolyke partyen , gelyk meerendeels in alle hunne handelingen , zeer gemeenzaam. Armen en Ryken zyn dikwerf in één ge- zelfchap met elkander; en een Man van vermogen, ja, dieper in Noord-holland , zelfs een Burgemeester of ander aanzienlyk Perfoon , viert de Kermisvreugde te gelyk, in ééne Herberg , met zyne minderen en bedienden. En , ’t geen nog al byzondere opmerking verdient, de Nagt is, vooral op de Kermisfen, de tyd hunner grootfte vreugde. De Kermis-Kraamen ^blyven daar- om tot diep in den Nagt open ; en de Water- landers geeven dan den ruimen toom aan Nnn 3 him- DE HOL- LAND- SCHE NATIE, DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 932 NATUURLYKE HISTORIE > hunnen trek, tot Koek, Banket en andere Snoeperyen. Dit fchynt den Waterlanders, en vooral hun gemeene Volk, zeer eigen te weezen : ze zyn , over ’t geheel , meer dan onze andere Landzaaten , op zoete Snoepe- ryen gefield; waar door men ’er ook veelen vind, die ’er zig te Herkaan vergaapen. Wat wyders nu nog hunne Liefdedriften betreft; men houd de Waterlanders ge- ineenlyk voor zeer koel of onverfchillig. En dit denkbeeld heeft ook nog al merke- lyken fchyn ; wanneer men daar over oor- deelt, naar derzelver uiterlyke leevendig- heid en gebaarden. Dan zy, die ’er ge- meenzaam mede verkeeren , befchryven ons dit Volk zoo .onverfchillig in dit Ituk niet, als zy zig voor ’t uiterlyke wel ver- toonen. De Vreemdeling vergist zig hier in ; ter porzaake dat zy veelal gewoon zyn hunne Gemoedsneiging tot de Liefde te verbergen. Veele Vryeryen gefchieden hier zeer omzigtig en geheim ; en niet zeld- zaam zullen Gelieven , die elkander hartlyk meenen , voor ’t oog van ’t Gemeen , en nog meer voor dat der Vreemdelingen , af- keerig van elkander fchynen. Men ver- telt overal in Zuid-holland , als een bevvys van de ongev^oeligheid der Noord-hollande- ren, al vry veel byzonderheden van der- zelver Vryeryen. Men heeft het inzon- derheid zeer gelaaden op het zoogenoemde Kweesten , ’t welk men wil , dat diep in Noord-holland, en byzonder op de Eilan- den, plaats zou hebben. De Vryster, zegt men, VAN HOLLAND. 933 men, gaat te bedde leggen; en de Vryer komt in den Voornagt , om haar het groot- fte gedeelte van den Nagt, zoo niet onder, ten minfte op het Dek of Laken te verge- zellen; en dus, als ongevoelig voor de drift der Natuure , zyn Liefdebezoek af te leggen, ’t Kan zyn , dat ’er voormaals iets van die natuur, onder onze Eilanders, ge- vonden vvierd, toen de goede trouw en de kuischheid bykans allen agterdogt in dit ftuk verbande ; maar ik ben op goeden grond verzekerd , dat het nooit een algemeen ge- bruik geweest is in Noord-holland , en dat het heden nergens plaats heeft. De Jeugd vryt hier gemeenlyk genoegzaam op de zelfde W3"ze, als in Zuid-holland ten platten Lande; alleenlyk met dit onderfcheid, dat onze Waterlanders zig meer bepaalen , om den avond en den nagt ter Minnekoutinge af te zonderen. Het geheim, dat ze veel- al van hunne Minnehandelingen maaken, heeft wel ligt aanleiding gegeeven tot dit gebruik; en de gewoonte doet het dan, zelfs wanneer ’t geen geheim meer is, ftand houden. By de bewoonders van den Zaan* kant heeft daar omtrent iets plaats,dat hun byzonder eigen is. De Jeugd heeft ’er ge- meenlyk al vroeg eene onderlinge verkee- ring, die men Vryery noemt; dog in wel- ke de Liefde als dan weinig of geen deel heeft. Een Jongman vervoegt zig in den laaten avond aan ’t huis van een jonge Dog- ter; komt aan eene geflooten Deur; op zyne beweeging aan dezelve nadert deDog- N n n 4 ter DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DK HOL- LAND- SCH£ NATIE. 934 NATUURLYKE HISTORIE ter van ’t Huis, en vraagt van binnen wat hy begeere. Hier op volgt cene min of meer geestige kouting tusfchen dit jeugdig Paar; en ’t flot van dezelve is, zoo ’t ge- fprek van den Jongman eenigzins behaage, of het Meisje op gezelfchap gelleld zy, dat hem de Deur geopend en hy ingelaaten worde. Ettelyke paaren , hun oogmerk dus bereikt hebbende, vervoegen zig dan by elkander, en brengen te famen den Nagt in een vrolyk gezelfchap door; het gezelfchap fcheid ten laatfte , ieder geleid zyn Meisje aan haare wooning, en gaat vervolgens t’huiswaards. Deeze aanvang- iyke Vryery is van geen bepaalende ver- bindtenis; menig Jongman past dus nu het eene, dan het andere Meisje op; en de Jeugd ziet dit ter wederzyde meer aan als eene vrolyke verkeering, dan als eene Vryery, die een Huwelyk bedoelt. Ge- woonlyk egter heeft die verkeering tot een gevolg, dat het eene en ’t andere Paar, een byzonder behaagen in elkander fchep- pende, een gezetter Minnehandel aan- vangt, en met ’er tyd om eene Egtverbin- tenis begint te denken. Van dien tyd af vermindert het gaan in gezelfchappen , en de Gelieven zoeken meer de eenzaamheid; brengende te famen den nagt in aangenaa- me Minnekoutingen door. Dan beginnen ook de Ouders het Ruk met meerder op- merkzaamheid te overweegen, en op der- zelver goedkeuring word eindel^dc het Hu- welyk geflooten. Men duid het der Jeugd gcens- VAN HOLLAND. 935 geenszins ten kwaade, dat zy, in dc eerst gemcide verkcering, dikwerf van weder- portLiur veranderen; maar wanneer de zaak ten Jaatlfe ernst begint te worden , wraakt men zeer fierk alle wispeituurigheid. Men vind Volkeren, by welken het eener jonge huwbaare Dogter ter eere flrekt, wanneer zy, in haar ’s Vaders huis, door veele Minnaars openbaar bezogt en aangebeden word ; zulks is ook in onze Steden , onder de Grooten, al merkelyk in zwang geko- men. Maar by den Burgerhaat, op het Land, en vooral by onze Waterlanders , is ’t eene oneer, verfcheiden Minnaars op den tuil te houden. Een Waterlandsch Meisje,. huwensgezind Z3mde , en een ge- wenscht Minnaar hebbende, bepaalt zig getrouwlyk aan dat voorwerp haarer Lief- de ; en doet haaren goeden naam te kort , wanneer ze zig daar omtrent zeer veran- •derlyk gedraagt; of toont vermaak te fcheppen in een Vryer , gelyk men fpots- W3^ze zegt , een blaauwen fcheen te laaten loopen. En even zoo verliest een Jong- man zyne agting, wanneer hy Z3me Vryster balddaadig opfehiet. De Vryery der Wa- terlanders is dus zo ongeregeld en koel niet,' als men zig dezelve fomty ds wel ver- beeld ; en fchoon hunne Nagtvryeryen den Zuid-hollander wat vreemd mogen voor- komen, de Opvoeding en de heerfchende Kuischheid maakt de Ouders desaangaande niet meer bekommerd, dan men in Zuid- holiand is, wegens de vryheden, welken N n n 5 aan DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 936 NATUURLYKE HISTORIE aan Gelieven verleend worden: en men ziet dat de verkeerde gevolgen , welken de hartstogt der Liefde overal kan hebben, onder de Waterlanders niet veelvuldiger zyn 5 dan by anderen , en elkander genoeg- zaam evenaaren. Wil men onze Water- landers nog al koel noemen, om dat ze zig maar aan één voorwerp bepaalen, en op- recht beminnen ; om dat de Sexe hier geen fmaak heeft in ligtvleiende Minnewoorden , en dartele Venustaal; om dat zy niet be- koorelyk wil weezen aan wufte Jonkers; ik laat derzulker denkwyze over, aan ’t oordeel van alle braave Lieden. Ik meen ondertusfchen recht te hebben, om het hartlyke voortbrengen van welmeenende Minnewoorden, het vrolyke zingen van lieftalige en inneemende Liederen het be- vallige vertellen van zoete Sprookjes, het vuiirige fchieten van onvervalschte Lonk- jes, en ’t minzaame geeven van getrouwe Liefdekusjes, te mogen aanmerken, als onloochenbaare blyken van eene weezen- lyke gevoeligheid voor de Liefde: en dit zoo zynde, is ’t zeker, dat de Waterlan- ders wel verre van koel en onverfchillig zyn; nadien dit alles in hunne Vryeryen ten fterldle doorftraalt. Tot een byzonder getuigen hier \'an ftrekt hunne ongemeene drift voor allerlei flag van eerbaare Liedjes en Minnedeuntjes; welken hier, en in ge- heel Noord-holland, onder de naam van Hoornfche Mopsje y en de Gulden Spiegel^ om van het Zingende Leeuwrikje of Nagte- , gaal- VAN HOLLAND. 937 gaaltje 5 en honderd diergelyke Tytels , geen breeder gewag te maaken, menigvuldiger dan elders rond zwerven. Voor ’t overige is ’t ook onbetwistbaar, dat onze Waterlanders in hunne Liefde- driften zeer befhendig zyn ; niet ligt bloot ftaan voor veranderlyke hartstogten ; maar gemeenlyk zeer getrouw blyven aan ’t voorwerp, dat zy uitverkooren hebben. Dit toonen ons ten klaarfte hunne Huwe- lyksverbintenisfen ; die meerendeels onge- fchonden bewaard worden ; en in welken de Egtgenooten , tot in den hoogen ouder- dom toe , zig alleszins bevlytigen , om el- kanderen te believen. De Mannen zyn ’er by uitftek infchikkelyk voor hunne Vrou- wen; en geeven zig, ten aanzien van het huishoudelyke bewind, geheel aan dezel- ven over. By aldien het gezegde van T E M p L E , raakende het gezag der Vrou- wen in Holland , ergens in onze Gewesten bewaarheid word, zoo is het bovenal by de Waterlanders ; nademaal de Mannen hier zeer naauwkeurig agt geeven , op het involgen van den zinnelyken fmaak der Vrouwen. Ook weeten de Waterlandfche Vrouwen de gemoedsdriften haarer Man- nen zeer wel te ondertasten; zig vervol- gens naar den aart van derzelver humeuren te fchikken , de Mannen zoodanig te koes- teren, en hun zoo veel gemaks aan te brengen; dat deezen zig, zonder dat zy ’t, merken , door de Vrouwen genoegzaam laaten leiden. Dan dit egter gaat zoo verre niet, DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie BI. 661. DE HOL- LAND' SCME NA TIK.» 938 NATUURLYKE HISTORIE niet, dat men ze daarom vcrwyfd zou mo- gen noemen ; in geenen deele ! Zy zyn vol' komen BaavS, daar ze ’t behooren te wee- zen; naamlyk in hun Beroep, in hunne Burgerlyke zaaken , en in den Koophan- del, waar mede zig de Vrouwen niet be- moeien. Ook zwygt de Vrouw gemeen- lyk, zoo de Man volftrekt wil, dk zyne begeerte in de eene of andere zaak voldoe- ning erlange. Dit gefchied, zelfs in geme- lyke humeuren , met zulk eene befcheiden- heid , dat ’er zelden , ten zy by eenigen van de llegtfle foort, een hamerflag gehoord worde, die ten Buurhuize klinkt. Hunne gemelykheden of huistwisten worden dik- werf zoo dra gefmoord, als zy gebooren zyn; de onderlinge Liefde is veelal de Icheidsman , en brengt de verzoening me- de , wanneer de twist zoekt door te drin- gen. De Ouders hebben daar benevens zoo fterk eene Liefde voor hunne Kinde- ren, dat zy daarin voor geen ander Volk behoeven te wyken. Uit dien hoofde hou- den zy dezelven ook, zoo lang ’t maarmo- gelyk zy, onder de befcherming hunner Vleugelen; en draagen de uiterfte zorg voor eene eerlyke Vaderlandfche Opvoe- ding der Jeugd, vooral in agc neemende, dat zy grondig onderweezen worden in den Godsdienst en den Koophandel. Veel werks maakende van den Koophan- del, leggen zy het ongemeen toe op het lee- ren Leezen , Schry ven en Rekenen ; en in ge- volge hier van vind men onder hen de bes- te VAN HOLLAND. 939 te School- en Reken-Meesters. Tot een uitmuntend Raai deswegens (trekken zeke- re Maandlykfche Stukjes, die bepaaldlyk over de Rekenkunst gaan; en in welke men de kondigde berekeningen , byzonder ook ten opzichte van den Koophandel , kan vin- den ; welk Werkje , te Purmerend gedrukt , meestal door Noord-hollandfche Meesters gaande gehouden word. Hier omtrent heerscht ’er onder hen eene foort van door- gaande Liefhebbery. Buiten het ontknoo- pen van geestige Raadfels , en ’t fcherpzin- nige redeneeren over den Godsdienst en den Koophandel , de twee hoofdonderwer- pen hunner gezellige gefprekken, houden zy zig in hunne Gezelfchappen , zoo onder de vermogenden , als by die van een mindèren rang , niet zelden bezig , met het oplosfen van het eene of andere ingewikkeld Rekenduk- je. Ook heb ik ’er meermaals zulken ont- moet, die geestige krul- en fchryfcrekken met een duk Kryts wisten temaaken; en onder anderen eenen te Zaandam , die met zeer veel vaardigheid, kondiglyk, lings, rechts, en ’t onderde boven , als mede bovenshands onder aan de zoldering, kon fchryven. Vermaak fcheppende in deeze 'en foortgelykende kundenaryen, munten ook veelen hunner voornaamde Kooplie- den uit, in een netten Schiyf-en juisten Rekentrant. Hunne Kinderen dus in den Handel, cn ’t geen daar toe betrekkelyk is, opkweekende, verzuimen zy niet om hunne uitmuntende en vernuftige Fabrie- ken DE HOL- LAND- SCHB NATIE. DE HOL- LAND- SCHE" NATIE. 940 NATUURLYKE HISTORIE ken öok onder hetNageflacht te doen Hand houden. En dit maakt dat elk hunner, om zoo te fpreeken, van den geringflen tot den grootften , in zyn ftaat en handel zeer bedreeven is ; maar zig voorts weinig kreunt aan alles, dat daar buiten om gaat. Ter dier oorzaake zyn de meeste Water- landers, buiten dit ftuk, in vergelyking met de overige Hollanders^ eenvoudige Lieden te noemen : en ze komen in hunne gemeene houding ook veelal dus voor , te meer, daar ze gewoonlyk, en althans bo- ven de Ziiid-hollanders, een afkeer hebben van dartele en hovaardige pragt. Men kan egter inmiddels , niet tegenft'aande die groote uitwendige nederigheid, eene inner- lyke gemoedsneiging van hovaardy meer- maals onder hen befpeuren ; en dit gebrek heerscht hier en daar al vry wat onder de vermogendften dier Inwoonderen. Veelen derzelven, die ’er hun werk van maaken, om zig lüterlyk gering en nederig te ge- draagen, zullen niettemin gaarne de gele- genheid waarneemen, om hun vermogen ten klaarfte te doen blyken. Een Man van middelen, by voorbeeld, zal, wanneer’hy ecne aanzienlyke fomme Gelds te betaalen heeft, zig vermaaken, door den ontvan- ger in een kleen Zomerhuisje te geleiden ; en hem, terwyl hy met een effen bruin Rokje gekleed is, en op afgeQeeten muil- tjes gaat, te vraagen, in welke Geldfpecie hy zyne fomme gelieft te hebben ; dus te kennen gcevende dat hy zeer vermogend is. VAN HOLLAND. 941 is. Men verhaalt ons gevallen van die na- tuur, en ze komen zeer wel overeen met het karakter van dit Volk. In zodanig een gedrag is zekerlyk de hoovaardige neiging van ’t hart al zeer zigtbaar ; dog met dit al- les is het veel verfchoonelyker , dan het gedrag der zulken, die in een vergulde Koets rondryden, en den Uitheemfchen Koopman in. eene Vorstlyke Zaal ontvan- gen; maar zig tevens genoodzaakt zien, om, door het bj^één fchraapen van veeler- leie Geldfpecien , duidelyk genoeg te too- nen , dat het fchraaltjes by hen om- komt , en het dus al geen Goud is wat ’er blinkt. Na dit alles mogen wy niet wel in gebre- ke bly ven , om van de uitfteekende zindelyk- heid der Waterlanderen nog iets te zeggen; nademaal dezelve den Vreemdeling te fterk in ’t oog loopt , om haar onopgemerkt voorby te gaan. ’Er heerscht naamlyk by alle de Noord-hollanders , en inzonderheid by de Waterlanders , eene zindelykheid , die hen van de overige Hollanders genoegzaam on- derfcheiden maakt. Dezelve vertoont zig bykans alomme, maar bovenal by dezul- ken, die zig'vry beftendig houden aan de Zeden hunner Voorouderen. Wy kunnen niet wel nalaaten, van ons hier omtrent zoo bepaaldlyk uit te drukken , dat ’er thans al veelen onder de Waterlanders gevonden worden, die zig hier omtrent wat meer naar de Zeden der Zuid-hoilanders beginnen te fchikken. Wat dan de in dit ftuk nog egce DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De Zin- delyk- heid der WA- TERLAN-. DERS. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 942 NATUURLYKE HISTORIE egte Waterlanders betrefc; dezclven be- woonen meestal Houten Huizen, of hebben tenininften, het geheele Huis door, Hou- ten Vloeren; die, niet minder dan het Huisraad, ten uiterlle rein en zindelyk ge- houden worden. Men gaat by dezulken bykans nooit door de X^oordeur van ’t Huis, die gemcenlyk te hoog van drempel is tot een dagelyks gebruik, naar binnen; en ’t Voorhuis is by de meesten hunner een der beste Vertrekken , daar zelden ie- mand in komt, dan by gelegenheid van Huwelyksplegtigheden en Lykftatien ; wor- dende de Bruiden ontvangen , en de Lyken uitgedraagen , door de opgemelde Voor- deur; welker ingang, in zoodanige omftan- digbeden , door eene verhooging op Straat, gemaklykei; gemaakt word. Buiten zulke gevallen gaan zy doorgaans , op z}^de van het Huis, langs eene beRraaten Steeg, of een met Schelpen beflrooid Pad, of ook wel op zindelyke Planken, naar het Agterhuis, daar ze meest Huishouden. By de Deur van dit Agterhuis, ftaan gemeenlyk Muilen of Schoenen , die gefchikt zyn om in Huis gebruikt te worden; laatende de Huisheer zyne Schoenen of Muilen , waar mede hy op Straat geweest is , veelal by deeze Deur blyven. Aan den Haard hebben zy mee- rendeels grove witte Linnen Dweiltjes, of ook wel Matjes; op welken de Mannen de Voeten zetten; om de gladgefchuurde en glimmende Plaat voor alle dingen rein te houden. De Vrouwen, die nog recht in den Van HOLLAND. 943 dén ouden fmaak zyn^ hebben buitenge- meen zeer veel op met zindelyke Bedfle- den, die gemeenlyk zeer hoog van den grond zyn; en waar van ’er altoos eene voor beraad gehouden word. Deeze Pronk- Bedftede is verfierd met Chitzen, Katoe- nen, en andere Spreien; op dezelven bg- gen groote Hoofdkusfens , die met breede Kanten bezet, en vooral by de Landlieden, met veelerJeie Linten, op eene zeldzaame keurige wyze, geilrikten gekwiktzjm. Dit geeft voor een Zuid-hollander , wanneer by zulks voor de eerfte maal ontmoet , ee- ne zeer vreemde vertooning. Hy ziet ee* ne booge Bedflede met kleene Deurtjes; en als dezelven geopend worden , ontdekt hy iets , dat ruim zoo wel naar een net op- getooid Altaar, als naar een Bed zweemt. Voorts zyn de Binnekamers meest overal met Houten Befchotten , Kasfen, Scha- praaien, Spinten, Kasjes en Bontjes,' zoo zy ’t noemen, betimmerd. By de Land- lieden vind men veeltyds alles met eene vlammende, bruine , nooteboomagtige ver- we befchilderd ; en hier en daar ‘pronken de Deuren der Kasfen met Bybelfche Ge- fchiedenisfen , Bloemen , Vogeltjes , Scheep- jes, Meulentjes en diergelyke fieraaden. Dezulken , die in Steenen Huizen woonen , laaten de Muiiren gemeenl37k met witte of gekoleurde verglaasde Steentjes ophaaien. Voorts is alles, in de geheele Huishouding , zoo uitlleekend zindelyk, dat deeze egte Waterlanders hierin boven alle onze Land- III. DEEL. O 00 zaa- DE HOL*- LAND^ SCHB N’ATIB^ 944 NATüURLYKE HISTORIE DE HOL. zaaten uitfteeken; houdende zy zelfs hiin- LAND- iie gemeene Straaten zoo rein, als men el- scHE Huizen vind. N ATI E Wat wyders nu nog de Kleeding der Wa- din^^dêr terlandfche Vrouwen betreft, vooral der WATER- zoodanigen , die de egte Waterlandfche LAND- Dragt eenigzins behouden , (want ook hier scHE heeft de Mode haaren invloed;) deeze is rouwen. onderfcheiden van die onzer Zuid-hol- landeren. Zy munten by dezelven ten fterkften uit , niet alleen door haare gladde Kapfels en ftyve Keurslyven, hier boven omfchreeven; maar ook door haare Jak- ken, Rokken en verderen Tooi. De Jak- ken die zy draagen , en welken zy Borstjes of Bortjes noemen , flaan glad en plat over ' ’t Keurslyf gefpannen, en hangen met wei- nig plooien , in de gedaante van eene lan- ge, gladde, ronde flip, tot byna op de helft van den Bovenrok. Het Gemeen heeft ze meestal van zwarte of bruine Saai, Grein , of Bombazyn ; maar de vermogen- den draagen ze van gekoleurde Zyde, of Gros du Tours ,Taf , of dergelyke Stoffen , en hebben ze doorgaans wat korter van flip- pen. Onder deeze Jakken hangt een last van Rokken, welker dragt den Noord-hoB landeren alleen eigen is. Zy draagen naam* ]yk, beha] ven een aantal van Wollen en Linnen Onderrokken, over dezelven een zeerzwaaren gemeenlyk Wollen geplooiden Bovenrok; dewelke overlangs, naar be« neden, met eene menigte van ruime over- eenliggcnde Plooien, nederhangt; en uit zoo VAN HOLLAND. 945 zoo veel ftofs beftaat, dat ’er eene Zuid- bollandfche Vrouw wel twee Rokken van kunne maaken. Deeze Rokkendragt geeft haar eene geweldige zwaarte en drukking op de Heupen; en dit, gevoegd by de lie- vigheid der Plooien , inzonderheid van den Bovenrek, werkt alleszins mede, om dee- ze Vrouwen in eene Ryve uiterlyke geflal- te te doen voorkomen : te meer , daar ze ’er niet weinig op gefield zyn , om deeze Plooien van dien Bovenrok, of van haar Wagt, geljd^ zy denzelven heeten, zeer flyf , elfen en net te houden. Men begint ’er egter tegenwoordig die menigte en zwaarte van Plooien al merkelyk te ver- minderen ; mitsgaders de Bovenrokken van eene ligter flolfe te maaken ; volgende veel- al half de Noord- en half de Zuid-holland- fche Mode. Voorts zyn ’er ook zeer vee- len , die deeze Rokken draagen over eene byzondere foort van Hoepelrokken, wel- ken, fchuins en rond afloopende , eene nog meerdere ftyfheid aan haare gellalte geeven. Zy pronken meest allen met zeer fyhe Linnen Schortjes ; byzonder metOost- Indisch of Haarlemmer keurig gellreept: en by de Landlieden of Bouwboerinnen , mitsgaders by de Schippers Vrouwen, is het bont en blaauw in eene algemeene ag- ting. Ook draagen dezulken , volgens haare zindelykheid , tot eene dagelykfche dragt , vooral wanneer zy arbeiden , niet zelden blaauwe en bonte Óvermouwen; die zy over de Armen en over de Jaksmouwen O o o 2 heen DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 946 NATUURLYKE HISTORIE heen ftroopen. Buiten dit behooren, on- der de algemeenfte 5 haar byzonder eigen en by haare oorfpronglyke Dragten, de Kapers of Kappen, die zy op ’t Hoofd zet- ten. Dezelven zyn veelal van Saai, Ser- gie of Zyde; met Grein of Zyde gevoerd; men fpant de hier toe gefchikte Stoffe over een breeden Boog van flyf Bordpapier, dat het Hoofddekfel iiitmaakt, en zy hangen verder met de flippen voor over de Schou- ders op de Borst, en van agteren met een breeden Klep, tot ruim halverwege den Rug. Men wil dat de Waterlanders deeze Kappen, overbekend by den naam van Noordhollandfche Kapers , wel inzonder- heid draagen, om haare blankheid te be- waaren ; nadien zy ’er zig van bedienen , niet alleen des Winters, in de Koude, maar ook in den Zomer, wanneer die dragt natuurlyk lastig moet zyn. Weinig of geen finaak hebbende . in de Zuid-hollandfche Stroo-hoeden , draagen zy deeze Kapers zelfs , terwyl ze haaren arbeid op het Land verrigten ; en het komt eener Zuid-holland- fche Boiiw-Bocrinne zeer vreemd voor , als zy in Waterland, en voorts in geheel Noord-holland , de Boerinnen met eene ruime Kaper op het Melkblok ziet zitten : en misfchien zou zy zig nog meer verwon- deren, als zy die zindelyke Noord-hol- landfchen, in de Schaapenflallen , met ee- ne groote ruime Broek, over haare Rok- ken heen, het Vee zag hanteeren : dan ’s Lands wyze , ’s Lands eer. En VAN HOLLAND. 947 En dus is ’t ook met de overige verkie- zingen onzer Waterlanders , in onderfchei- dinge van onze Zuid-hoIJandfche Landlie- den. De laatstgemelden , by voorbeeld, befteeken haare gladde Kappen met eene enkele Hairnaald, en eene fmalle Gouden of Zilveren Took: maar de Noord-hollan- ders zyn zeer gefield op een breed Gou- den of Zilveren zoo genoemd Hoofdyzer; en draagen, ten minfle de vermogenden, twee Hairnaalden ; ook hebben ze niet wei- nig op met een aartig Krullokje, dat ze aan de zyden van ’t Hoofd geestig uit haar Kapfei laaten zwieren. De Zuid-hollan- ders gebruiken verder haare gladde Kap- pen meestal by Hoogtyden , of andere pleg- tige gelegenheden , en dekken zig des wer- kendaags gemeeniyk met eene Mopmuts: daar en tegen ziet men de puntige Noord- -hollandfche Vrouwen, bykans altoos, en zelfs van Kindsbeen af, in haare gladde Kappen gehuld. Hier uit volgt natuurlyk, dat ’er zich by veel en deezer Vrouwen , op die plaats , daar de Hairnaald het meest op het Voorhoofd drukt, een zekere Moet vertoont ; welke door de langheid van tyd , ook in ’t Gebeente kennelyk word; dat, zoo ik meen wel opgemerkt te hebben, in eenige Vrouwen-Bekkeneelen, even bo- ven den flaap van ’t Hoofd , duidelyk te ontdekken is. Voor ’t overige zyn de Kap- fels deezer Vrouwen, naar de Streeken, in welken zy woonen , zoo zeer verfchiL lende, dat wy ’er ons, zonder lastig te O 0 0 3 wor- I DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCME natie. 948 NATUURLYKE HISTORIE worden, niet mede kunnen ophouden; waarom wy, hier van afziende, den Lee- zer op Plaat VI , Fig. i o , nog maar alleen , tot een voorbeeld , onder ’t oog brengen , de Afbeelding eener deftige Zaandammer Vrouwe; en voorts dit Ruk van de Vrou- wen-Kleeding befluiten zullen, met cene korte_ melding van den byzonderflen op. fchik , daar zy ’t meest mede op hebben. Hier onder behoort vooral hun Halsfieraad , dat gemeenlyk uit fchoone Koraalen be- flaat; dog de voornaamRen draagen veelal eene foort van zwaare Gouden Ketenen; en zyn daar omtrent, in deeze Eeuw, tot eenen haar bykans alleen eigen fmaak over- geRagen. Zy laaten naamlyk Halsketenen maaken van groote Gouden Doppen, of zoogenoemde Booten, welken aan elkan- deren gehegt zyn , en waar van ieder een Kornalyn of ander Glasagtig GeReente om- vat. De Sluitdop, welke de twee einden deezer Keten vereenigt , pronkt doorgaans met een konRig MiniatuurRukje., verbeel- dende zeilende of voor Rroom liggende Scheepjes, ook wel het eene of andere Landfciiapje, of iets ’t geen betrekking tot het beroep van ’t Huisgezin heeft. Deeze Keten hangt dan op haare digt toegefpelde fyne Halsdoeken ; zynde zy, in het toedek- ken van den Boezem , zeer algemeen by uit- Rek eerbaar en deftig. De Borst is wyders veelal verfierd met een afReekend Lint, aan ’t welke een Gouden of Diamanten Gesp ge- hegt is. Voorts ziet men aan de Armen geen zoo VAN HOLLAND. 949 zoo zeer lange dweilende Lobben, maar eene korter foort, die met een fyn kost- lyk Kantje van den Elleboog afhangt; en de Afmen zelven zyn gedekt met Fluwee- len of Zyden Handmofjes, die met Gouden of Diam.anten Knoopjes geflooten , en ver- der door Brazeletten , met dergelyke Gesp- jes, aan den Arm gehouden worden. Ook is het draagen van Zilveren Tuigjes, benevens een Zilveren Beugeltas, hier nog by vee- len in zwang ; dog men fchikt zig in ’t een en ’t ander van deezen , en allen verderen op- fchik,allengskens meerder naar de Zuid-hol- iandfche Alode; vooral langs den Zaankant. Belangende het gewaad der Mannen, om ook hier van met een kort woord gewag te maaken; men befpeurt in ’t zelve een kennelyk onderfcheid, tusfchen dezulken, die den Koophandel of de Fabrieken beoef- fenen , en tusfchen die van den gemeenen Burgerhaat. De eerstgenoemden , die men veelvuldig den geheelen. Zaankant langs, te Broek in Waterland , en meer binnen- waards gelegen Dorpen , vind , zyn thans veelal min of meer in den Burgerlyken Steedfchen trant gekleed, met langgepande Rokken. Over ’t geheel egter is deeze hunne Kleeding niet zeer gefchikt naar de nieuwhe Mode ; maar valt ten grooten dee- le nog in den fmaak , welke in het midden deezer Eeuwe , onder onze Stedelingen , heerschte. Dan gelyk de nieuwe Mode van Manskleeder^en heden aan zeer veiTchil- lende fmaaken, naar ieders verkiezing, O o o 4 OU- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Mans- Klee- ding in WATER- LAND. DE HOL' LAND- SCHE natje. 950 NATUURLYKE HISTORIE onderworpen is, zoo Huipen ’er ook by de Waterlanders ongevoelig verfcheiden veranderingen in: waar door hunne te- genwoordige dragt veelal beftaat, uit ee- ne vermenging van de oude Waterland- fche Kleeding, met den Kleedertrant der Stedelingen, zoo ver dezelve niet naai- den nieuwften fmaak is. De bejaarde Lie- den houden zig meerendeels nog al aan het oude ftemmige, draagende eene nette en deftige Kleeding. Maar veelen hunner jon- ge Gasten, dien eene leevendiger en zwie- riger Kleedingswyze beter behaagt, vol- gen de nieuwer Mode der Stedelingen’ ee- nigzins van verre na. Nogtans valt de zwier van allerleie gekoleurde en gebloem- de Kamizoolen niet zeer in hunnen fmaak: het meerendeel dj*aagt nog zwarte Onder- kleederen, en veelal Lakenfche, Greinen of Damasten Kamizoolen. Egter ziet men ’er ook al etiyken onder de Jeugd, die zig van veelerleie gekoleurde, gewaterde en dergelyke Onderkleederen bedienen. De zwierigften onder hen fchynen wel inzon- derheid vry algemeen veel op te hebben, met het draagen van zwarte zyden Strop- pen of Dasfen, en foortgelyken opfchik; die men onder den Burgerftaat als min def- tig aanziet; waar door ze dan te meer uit- Ifeeken by hunne deftige Landzaaten, die. gemeenlyk zeer fyne witte Dasfen om den Hals hebben ; waar onder ’er ook nog vee- len gevonden worden, welken, naar de ouderwetfche Mode, met Gouden Knoo- s pen VAN HOL’LAND. 951 pen in ’t Hemdsboordfel pronken. Daar benevens vertoont ’er zig ook nu en dan een over ’t geheel recht ouderwetfche Wa- terlander, gekleed in een bruinen of zwar- ten Laken fchen Boeren -Rok , rnet eene rui- me Broek en Kousfen van dezelfde koleur ; omtrent in dien fmaak als de Afbeelding op Plaat IV 5 en b}^zonder op Plaat VI, Fig, 9. ’t Gebeurt dikwerf , dat men zulk een eer- waardigen Gryzaard ziet gaan nevens Z3"n Zoon 5 opgefchikt met een nieuwmodifchen hedendaagfchen Rok , een gefneeden Paruik- je, en een net opgetoomd Hoedje ; dat ons het aanmerkelyke onderfcheid der oude en nieuwe maniere, van zig in Waterland te kleeden, ten klaarlle voor oogen Relt. Wyders is de dragt der Mannen van den gemeenen Burgerflaat*hier nog al doorgaan- de Boersch, dog egter zoo niet, of ze fchikc zig v.an tyd tot tyd meerder naar den Steedfchen zwier. Dan by de Landlieden , en vooral onder de zulken , die aan de Dyken woonen, alsmede by de Schippersgasten , heerscht ’er eene Kleederdragt, welke zeer na komt , aan die van onze Strandbewoon- ders; en voorts overeenkom (tig is, met die der overige Noord- hollanders , of liever .der eigentlyke West-Vriezen ; waar mede zy natuurlyk zeer verwant zyn. Dit blykt , buiten de bewyzen , die ons hunne Geftalte, mitsgaders hunne Eigen- fchappen verleenen , ten vollen uit den Tongval en de Spraak der Inwoonderen van het eene en andere Gewest, als die zeer O o o 5 veel DE HOL- LAND- SCIIE NATIE. De Taal en 7"ongval der WA- TERLAN- DERS. DE nOL- LAND- SCHE WATIE. 952 NATUURLYKE HISTORIE veel overeenkomst met elkanderen heeft. Zy hebben gezamcntlj^k eene heldere , niet zeer doordringende, maar buigende Rem- me ; zynde dezelve eerder fcherp en eens- klinkend , dan zwaar en mompelend. Zy byten fommige uitdrukkingen zeer kort af, en fpreeken de Klinkletter e gemeenlyk gantsch lleepende uit. Ook fchynt dezelve by hen eene geliefde Letter, waar tegen zy de a en de ii niet zeer beminnen. Over ’t geheel hebben zy in hunne manier van fpreeken al vry wat overeenkomst met de Vriezen ; van waar ze ook veiTcheiden Let- tergroepen en Woorden voHlrekt naar der- zelver Tongval buigen. Het Zuid-holland- fche ons^ by voorbeeld, is hier algemeen naar hec Vriefche uus ^ in uis verkeerd : dus zeggen zy voor onze Krelis^ uize Krelis; waarin ook de benaaming van Krelis voor Kornelis , of het verkorte Zuid-hollandfche Knelis , tot een blyk verftrekt van hunnen inkortenden fmaak. Ter dier oorzaake zeg- gen ze ook hy het , voor hy heeft ; Zelfchip of Zelfchop voor Gezelfchap , met meer der- gelyken; welken, naar alle vermoeden, ontflaan zyn, uit de algemeene vermen- ging der Waterlanders , met de West- Vriezen , en door deezen ook met de eigentlyke Vriezen. De aart hunner Taa- ie levert daar van overvloedige bewyzen uit; dan overmits wy, hier omtrent uit- weidende, geheel buiten onze taak zou- den gaan, zullen wy ons daarmede niet verder ophouden; en liever op de voor- ga- VAN HOLLAND. 953 gefielde befchomving der Waterlanders, nog die van de W est- vriezen , of gemeenlj’k genoemde Noord-hollanders, laaten volgen. Overeenkomflig met ons Ontwerp, ge- lyk wy reeds ten opzichte der Waterlanders gezegd hebben, meer agt geevende op de natuurlyke vermenging en ’t verfchiloii' zer Landzaaten , dan wel op de gebruike- lyke verdeeling onzer Gewesten, maaken wy geen zwaarigheid om de overige In- woonders van het Noorder-Kwartier , in onderfcheid van de voorgeflelde Waterlan- ders, onder den algemeenen naam van Noord-holla?iders te betrekken ; en dus , uit de opgenoemde Waterlandfche Streeken , over te flappen, in de Purmer, de Wor- mer , de Beemfler , en de daar aan ver- bonden Landen. In ’t algemeen heeft men omtrent deeze Inwoonders van Noord-hol- land aan te merken, dat ze meest allen van den zelfden aart zyn; in zoo verre dat men , zonder eene zeer naauwkeurige op- merkzaamheid , genoegzaam geen verfchil van belang befpeure. Men vind zig, als men de Waterlanders verlaat , geheel Ncord- holland door, tot in het uiterfle einde, (met uitzondering egter van de Bewoon- •ders der Eilanders,) ten platten Lande, al- omme onder een gelykflagtig Volk. Egter is ’t zoo niet, bf men befpeurt, wanneer men onderfcheidenlyk agt geeft op de Be- woonders van verfchillende Streeken , en hen onderling vergelykt, een byna onge- voeligen overgang , die ons eindelyk nog al eene DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De NOORD- HOLLAN- DERS. DE HOL LAND- SCHE NATIE. De 111- woon- ders van NüOkD- HOL- LANDS laagfte gedeel- te. 954 NATUURLYKE HISTORIE eene merkelyke veiTcheidenheid van aart ontdekt. Dit word men bovenal gewaar tiis- fchen die geenen, welken aan den Zuider- Zeekant, den gebeden Dyk langs, woonen ; en tusfehen die geenen, welken zig aan den' hoogen Zandigen Noord-Zeekant ,of in het midden des Lands onthouden. Het een en ’t ander zal ons eene verdere oplettende befchouwing genoegzaam doen bemerken. Natuiirlykst maaken wy in deczen een aanvang met de binnenlandfche Noord-hol-' landers, of dezulken, die ’t laaglle ge- deelte van dit Gewest bewoonen, en de meeste overeenkomst hebben met de zoo even gemelde Waterlanders. Hier onder hebben wy, overeenkomftig met het bo- vengezegde, alle dezulken, die tusfehen de Steden, Monnikendam, Purmerende, en Edam, of daaromftreeks , mitsgaders ver- der tot beneden Alkmaar en Hoorn woon^ agtig zyn. Dog van deeze onze Landsgenoo- ten hebben wy, aangaande hunne natuurly- ke geflalte,en verdere uiterlyke gedaante, niet veel byzonders te melden, buiten het geene reeds van de Waterlanders gezegd is. Óvmr ’t geheel zyn ze egter wat vaster van Spiergellel ; vooral de Landlieden in de Beemfler; en nog wel allerderkst die In- woonders, welken zig naar den kant van Alkmaar uitbreiden. Hier tog vind men het Landvolk meestal van eene foiTcherGe- ftalte; de Mannen zyn breed van Vuisten en Schouders; Perk van Gebeente; mid- delmaatig van Lengte, en vry floer van Aam VAN HOLLAND. 955 Aanzien. De Vrouwen zyn voorts veelal fpigtig; dog niettemin vleefchig van Spie- ren. Die in de omli^^gende Streeken van Purmerend en de Purmer woonen, zyn, meen ik ’t wel te hebben , voor ’t grootfle gedeelte wat aan de korte geftalte; fchoon ’er ook eenige anderen gevonden worden. Meerendeels hebben alle deezen, zoo in de koleur van ’t bruine Hoofdhair, als in die der blaauwe Oogen, onderling iets ge- meens; en de Vrouwen vallen veelal in het blonde en blanke. Die zig aan de Zee- dykkant onthouden, zjx\ doorgaans , fchoon ze al veel zorg draagen, om den invloed der lugt te beletten, wat fproetig van vel: men vind ze ook gemeenlyk geluwer, dog tevens fterker,dan de anderen. En de Man- nen zyn, zoo door de Zeelugt, als door het bevaaren en bevisfchen der Zuider-zee , al vry bruinagtig van vel. In ’t Huk van Geneigdheden doet ’er zig meer verfchils op tusfchen de Noord-hol- landers en de Waterlanders. Daar deezen, als gezegd is, niet zeer driftig, noch ei- gentlyk gefproken , uiterlyk woelig van na- tuur zjni, ontdekt men integendeel by die van de Beemfler, de Purmer, en de Scher- mer, veelal een zeer voortvaarenden en gantsch woeligen aart. Men vind in fiun- ne Gezel fchappen, en byzonder op hunne Kermisfen , eene losfer en wilder leevens- manier; in hunne handelingen eene meer driftige en verhaastende uitvoering; mits- gaders in alle hunne dagelykfche bedryv^en, eene DE HOL- LAND- SCHE NATIE. T)E HOL- LAND- SC HE NATIE. 956 NATUURLYKE HISTORIE eene vryer en veranderlyker werking van hunne Haitstogten , waarin zy zig fomwy- len al vry wat den losfen teugel vieren. Tot een byzonder bewys van deezen hun- nen woelender aart, ftrekt hunne zoo fterk doorftraalende geneigdheid, tot het behan- delen van Paarden , en het beoefFenen van de Harddraavery ; dat ze zig tot om en bo- ven Hoorn , dog vooral ook onder de Enk- huizers, uitftrekt; en waarin ze wel ge- zegd mogen worden boven alle onze Land- zaaten uit te munten. Deeze Liefhebbery , hoe zeer ze ook berispt moge worden , door zulken , die ’t oog gevestigd houden , op de wilde leevenswyze veder Paardenhou- ders , op de niet zelden noodelooze vertee- ring, en het onmaatige wynzuipen, dat ’er dikwils mede gepaard gaat; komt ons eg- ter , terwyl wy de opgenoemde misbruiken ten hoogften wraaken, op zig zelve zoo laakbaar niet voor. Het kunftige en wel- beftierde Paardryden is eene recht Manly- ke oefFening; en beantwoord volkomen aan de neiging van onzen ouden Landaart ; zynde onze vroege Voorvaders , van de al- leroudfle tyden af, altoos voor de beste Ruiters bekend geweest. Ook zyn de Paar- den. van natuure , boven alle andere Die- ren , zeer gefchikt , om den Routen en fle- ren Mannen ten dienfte te ftaan, en hun tot eene vermaaklyke uitfpanning te ver- ftrekken. En men ziet alomme dat de aart van alle wakkere Jongelingen zeer greetig overhelt tot het beryden van een moedig Ros; VAN HOLLAND. 957 , Ros ; wanneer men nagaat hoe zy eene alge- meene drift voor de Paarden hebben, en in hunne kindfche jaaren, met hetuiterfle ge- noegen , Paardetje fpeelen. Maar buiten dit alles hangt deeze Manlyke Geneigdheid ook grootlyks af, van de gelegenheid des Lands , en de gefchiktheid der Ryvvegen ; waar door de Inwoonders hier toe , op de eene plaats nogfterkerdan op de andere, geduurig aan- gefpoord worden, ’t Is dus zeer eigen , dat de Noord-hollanders deezer Streeken , meer dan anderen, hier toe overhellen; ter oor- zaake van de aangenaame , vlakke en bree- de Ry wegen, die zy, in en rondfom de Beemfler, de Purmer , en de Schermer, des Zomers met vermaak kunnen gebrui- ken ; als daartoe by uitftek wel gefchikt. Daarenboven bezitten zy hier omftreeks zeer grazige en vette Weiden, waar op zy de fchoonfle en vlugfte Paarden voe- den ; des alles , om zoo te fpreeken , me- dewerke, om die Liefhebbery alhior aan te kweeken. Dus verfchiJIen zy in deeze hunne Geneigdheid zeer veel van de Wa- terlanders; die, naar de waterryke gefteld- heid van hun Land opgevoed , meerder ge- neigd zyn, om de Stroomen en Meeren, onder ’t geblaas van eene frisfehe kouw, in eene welbezeilde Schuit, te doorklieven, De Landeryen deezer Streeken zyn voorts ook uitneemend goed tot denV^ee-en Land- bouw; waar mede veele Ingezetenen zig insgelyks geneeren. En uit kragt hier ‘van komen ze , zoo ten S^anzien der geilal- te, DE HOL. land- SCHE NATIE, DB HOL- LAND- SCHE NATIE. 958 NATUURLYKE HISTORIE te, als der Lichaamsbeweegingen mede na* tuurlyk eenigermaate vlugger voor, dan de Waterlanders. Hunne Kleeding valt ook na genoeg in den Imaak van deeze hun- ne nabuurige Landlieden; alleenlyk ziet men ’er wat meer BoeiTcher pragt in door- ftraalen , en verder eenige weinige veran- deringen , die der moeite niet waardig zyn om gemeld te worden. De vermogendften deezer Noord-hollanders egter , byzonder die der Steden , kleeden zig veelal min of meer naar den Zuid-hollandfchen trant ; dog de mid- deimaatige Burgerflaat komt, in ’t Ruk van kleeding, meerendeels met de Landlieden overeen; en dus ziet men den BurgerRaat , in de Steden Edam, Purmerend en Monnik- kendam , veelal gekleed , gclyk de deftigRe Inwoonders van de Purmer en de BeemRer. ’Er heerscht wyders by d?eze onze Lands- genooten in ’t algemeen eene openhartige rondheid van omgang; men ontdekt ’er by- Lans geen agterhoudende geveinsdheid, in hunnen handel noch wandel. Egter heb- ben zy met dit alles een zekeren afkeer van Vreemdelingen; en behandelen de hooge Zuid-hollanders met eene foort van omzigtigheid , zoo dra hunne Spraak maar eenigzins zwaar op den Hoogduitfehen klank Haat; niettegeiiRaande zy ’er genoeg aan gewoon zyn , dewyl zeer veele West- falinger Arbeiders geRadig onderhen ver- keeren. Dan deezen moeten, gelyk veel- al elders , den fmaadnaam van Poep draa- gen ; dien zy al vry gemeenzaam overbren- gen ^ VAN PIOLLAND. 959 ’^en , op al wat geen Noord-hollander is. Wy hebben verder geen byzondere herig- ten van de Inwoonderen deczer Streeke er- langd ; en keeren ons derhalven voorts tot onze Landzaaten , die het hoogere gedeelte van Noord-holland bewoonen; van wel- ken wy meer uit eigen ondervinding kun- nen fpreeken. In dit gedeelte van Noord-holland ont- moeten wy de eigentlyke West-Vriezen; die , fchoon ongevoelig met de laatst- gemelde Noord-hollanders en Waterlanders vermengd, hier nogtans ten kragdglte de doorflaande blyken van hunnen ouden Volksaart vertoonen. Zonder onsbepaald- lyk op te houden met eenige bj^zondere Streeken van dit Gewest , bedoelen wy on- der deeze benaaming, in ’t algemeen, die geenen onzer Landzaaten, welken hunne woonplaats hebben boven Alkmaar, en vooral aan de Hoornfche z}^de, tot om Enkhuizcn , en voorby Medenblik; als mede die voorts in den kring van den Wie- ringer Waard en in de Zyp gevonden wor- den : met uitfluiting van die der Zeedorpen , van welken wy reeds gewag gemaakt heb- ben , toen wy onze Strandbeden bezogten. Wat de Geftalte deezer West-Vriezen betreft; de Mannen zyn doorgaans van ee- ne middelmaatige kloekte; dog rustig van Lcdemaaten; meer gedrongen dan fpig- tig; boutig en vast van Spieren ; wel- gezet van Middel en Heupen ; niet lomp van Voeten; meer rondagtig net, dan lang IIP DEEL. Ppp én DE HOL- LAND- SCilE NATIË. De In- woon- ders vari NOORD- HOL- LANDS hooger gedeel- te. Zie BI. 839. Geflalte der WEST- VR1EZEN\ DE HOL- LAND- . SCHE NATIE. 960 NATUURLYKE HISTORIE en plat van gedaante; ook hebben ze meest- al eene vry gezonde koleiir; alleen zyn die, welken zig aan de Zuider-zee onthou- den, watgeluwer, of liever geelagtig van Huid. De algemeene Volksaart blykt hier zeer fterk in de Hairlokken , die by meest allen ligt bruin zyn; ook hebben hunne Oogappels gemeenlyk een helderen, of ook wel een donkerblaauwen glans. Men vind ’er veelen met fraaie gekrulde Lok- ken, en ook met gekroesd Hair; mitsga- ders nog al etlyke eerwaardige Gryzaards , met fchoonblinkend wit Hair. Hunnen Tro- nien fchynt het langwerpige rond eigen te zyn ; en veelen hebben den Neus van on- deren vry dikjes. De Oogen zyn meeren- deels groot, helder uitpuilende, en met zwaare Oogleden voorzien. Hier by ko- men dan nog zwaare Wenkbraauwen , en een breed en floer Voorhoofd ; dat hun over ’t geheel een Manlyk opflag verleent: ook vertoonen zy zig ongemeen ernflig; en men zal ’er, onder de bejaarde en bezadigde Mannen, zelden een aantreffen, dien niet een trek van ernsthaftigheid en van ceii zeker ontzag uit de Oogen ftraalt. Men befpeurt daar benevens in hunnen gang ee- ne zekere wakkerheid: zy treeden recht op met het Hoofd in de Lugt; dog, op de manier onzer Strandelingen , eenigzins zwaai- agtig; ook fleeken zy de Elleboogen wel wat uit, dewyl ze veelal met de Hand in de Zyzakken gaan. Ongemeen handig en nyver'zyn zy in den Landbouw, dog vooral VAN HOLLAND. g6t in de Zeevaart ; en men vind onder hen ^ die zig daarmede geneeren, veelflerke vierkan- te Kaerels , kort en gedrongen van geftalte. De Vrouwen, uitgenomen die van de Zyp, zyn hier gemeenlyk zoo fpigtig niet als in Waterland; ook befpeurt men klaar genoeg, dat ze niet zoo tenger, maar veel vaster en bloedryker zyn. Men vind haar meestal wclbefneeden van Tronie ; en fchoon ze naar den blanken kant overhel- len , fchynen zy nogtans veel eer blonder te weezen, ren minften onder het Land- volk. Gelyk onze Landlieden bykans over- al , door het oefenen van een geregelden arbeid , het gebruiken van vaste en gezon- de Spyzen, en het leiden van eene ge- fcbikte leevensmanier, als een natiiurl^^k gevolg , vaste en fterke Lichaamen , beko- men ; zoo verkrygen ook hier door deeze West-Vriezen , by haarc natuurlyke uit- muntende fchoonheid van een blank en blond vel, de wclgemaaktfle gefcalte van een recht gezond Lichaam. De meeste West-Vriefchc Vrouwen hebben des fluk- fche taliën; en haare jonge Dogters zyn de volmaaktfte Deerns ; ook getuigt men dat zy gemeenlyk al vroeg Vrysters wor- den. Alles nagaande , mag ik, naar ’t my voorkomt, zonder de overige Noord-hol- landfchen te kort te doen , wel zeggen , dat de West-Vriefche Vrouwen het, in wakkerheid en frischheid van Geftel , van alle de anderen winnen. Hierin word ik ten vollen bevestigd, door verfcheiden zoo Ppp 2 mond- de HOLhi LAND- SCHE NATIE, I DE IIOL- LAND- SCHS NATJE. 962 NATUURLYKE HISTORIE mondlyke als fchrifdykc berigten , die my eenpaarig melden, dat zy, in ’t Ruk der Voortteelinge en van ’t Kinderbaaren , op verre na de zwakflen niet zyn. Zy ftaan bekend voor zeer vrugtbaar ; en men hoort, ten zy by buitengevvoone gevallen ^ niet dikwils onder haar van V rouwen , die in de Kraam fterven. Ze zyn gèwoonlyk voorfpoedig in ’t Kraambedde ; zoogen by- kans allen zelfs; en bereiken veelal, na dat de vermogens ter voortteelinge eindi- gen , een gezonden en vasten ouderdom. Alle deeze byzonderheden zyn zekerJyk ge- wisfe tekens van een fterk, of, zoo ik ’t eens dus mag uitdrukken, van een lenig Geftel. En inderdaad , die eene gezonde West*Vricfche Boerin eens oplettend be- fchouwt , kan niet ontveinzen , dat hy , by eene bekoorelyke fchoonheid, een welge- vormd Lichaam ziet , vooral als men zulk eene Vrouw inde kragt haares leevens,tus- fchen de twintig en dertig jaaren, ontmoet. Het geen wy tot dus ver van de West* Vriefche Vrouwen, ten platten Lande, gezegd hebben, kan men egter zoo alge- meen niet overbrengen op de Vrouwen in de Steden. Deezen liggen vry fterk onder de befchuViiging van ilaaperig en vadzig te zyn ; uit welken hoofde zy dan ook zoo fluks niet bevonden worden. Men m.oet egter , ten aanzien van ’t ftuk der fchoon- lieid, zeggen, dat ’er ook veele fchoonc Vrouwen onder dezelven te vinden zyn. i^.laar jammer is ’t dat zy, eene fchoonc Ge. - VAN HOLLAND. 9^3 Geflalte , eene welbefneeden en blanke Tronic bezittende , zoo zeer deelen in het algemeene gebrek der blanke Schoonhe- den; naamlyk dat van Sproeten of geele flipjes op het Aangezicht te hebben. Dit gebrek is hier, en by de Blanken in geheel Noord-holland, zoo algemeen, dat men zelden eene blanke Vrouw ontmoet, wel- ker Gelaat ’er niet meer of min mede be- zet is; ja niet zelden vind men ’er Vrou- wen, wier gantfche Weezen zig geel en taanig vertoont , ter oorzaake van de Sproe- ten; terwyl de Hals en de Boezem met een leevendig en fchitterend blank Vel pronkt. De Noord-hollanders moeten des hierin zwigten voor onze Zuid-holland- fchen ; onder welken ook hier en daar nog wel een fproetige voorkomt, dog op verre na zoo algemeen niet. Vectigen wy, na deeze befchouwing van de uiterlyke gedaante der West- Vriezen, onze aandagt op hunne Gemoedsneigingen en Temperamenten, zoo zullen wy wel dra ontdekken, dat ze ten grooten deele, fchoon eenigzints Phlegmatiek , zeer tot het Bloedryke overhellen. De zoo algemeene regel der Geflelkundigen , naamlyk, dat alle wateragtige Landen, aan de Zeeboe- zemen, wateragtige Geftellen vóórtbren- gen , die meermaals elders ongegrond be- vonden is, gaat des hier, gelyk ook aan onze Zeeflranden, geenzins door. By al- dien ’er iemand aan tW3'fFele, hy bezoek deeze onze Landzaaten , en bezie eens van Ppp 3 naby DE HOL. LAND- SCHE NATJE. De Ge- moeds- neiging der WEST- VRiEZEN. DE HOL- JLAND- SCHE ^AlfE. 964 NATUURLYKE HfSTORIE naby de wakkerheid dier Mannen en Vron-* wen. Getroost men zig dier moeite, men zal, des hoiide ik my verzekerd, my ge>* reedlyk toeflaan , dat de Gezondheid zelve in dit Gewest woont; te weeten op het Land en aan de Zeedyken: in de Steden toch heeft de Genees-, Vroed- en Fleelkiin- de haareSchouwfpelen. Daar benevens ver- leenen de uitwerkfelcn hunner Gemoeds- neigingen een overvloedig getuigenis, van hunne bloedrykheid en de vlugge bewee- ging hunner Vogten. Onder alle de Vol- keren van ons Land, die ik meen te ken- nen, weet ik ’er inderdaad geenen, die ronder gaan in hunne meeningen voor te ftellen ; die ftouter en vaardiger zyn in het uitvoeren hunner oogmerken; en zig kre- geler toonen in het handhaaven hunner belangen en voorregten, dan onze West- Vriezen ; des men ze zelfs Choleriek zou mo- gen noemen. Wanneer men, om dit met een kort woord. te melden, het beloop on- zer Vaderlandfche lotgevallen nagaat, ziet nien door alle tyden, dat geen Westvriefche Noord-hollander een voetftap van zyne oude Regten en Vryheden is te rug getree- den 5 ten zy het algemeene nut zulks vor- derde. De Historie der Graav^el\d^e Oorlo- gen 5 en het voorgevallen , ftaande de Be- roerten van het ftoute Kaas- en Broodf|ael, bewyzen genoegzaam hunnen opvlicgen- /'den en Routen aart. De Mannel^ke Be- fchiyving van Hoorn, door velius, is genoeg, om, ten aanzien der Hoorn- fchen , VAN HOLLAND. 9^5 Ichen, hunne onverfchrokken llandvastig- heid te toonen. En ziet men niet nog in onze dagen , hoe zelfs de kleenften hunner Steden , haare zitting in ’s Lands Verga- deringen hebben blyven handhaaven? ter- wyl eenigen in Zuid-holJand reeds van overlange daar v^an afzien. Een West- vriesch, (dit is zyn byzonder karakter,) kent, naast het algemeene weJzyn, niets waardiger, dan ’t handhaaven zyner wet- tige belangen. Dit befpeurt men zelfs in hunnen gemeenzaamen omgang; want ze zyn de vriendlykfte Gebuuren, en de in- fchikkelykfle medgezellen , als men hunne Rechten niet të na komt : maar zoo dra men hen verkort, of hunne Vriendfchap beledigt , vind men in hun de kregelfte Rechtzoekers , en de opvliegendfte Wree- kers. In gevallen van die natuur zyn zy ten uiterfhe kregel ; als kunnende geen het minfie ongelyk, of zelfs den fchyn daar van, voor zig of hunne Kinderen, ver- draagen: zy vliegen, gelyk men zegt, terllond op als Buskruid, en zyn ’er op gefield om weinig te zeggen , maar veel te doen. Deeze hunne vuurige gefteldheid is wyders ook blykbaar in hunne zugt tot het aanvaarden van groote onderneemingen, vooral ter Zee ; waar door zy der Zeevaart dikwerf wakkere Kapiteins , bedreeven Stuurlieden, en flukfche Matroozen leve- ren: die, voor zoo verre ik ’er eenigen van gekend hebbe , meestal flil van aart , dog wakker van beleid zyn. Mag Amfler- P p p 4 dam DE HOL- LAND- SCHE NATIE. pE HOL Land- SCIIE NATIE, 966 NATUURLYKE HISTORIE dam en Rotterd ;m, met dc overige Zuid- hollandfche Steden , roem draagen op. wakkere Zeehelden; het Wcst^Vriefche Alkmaar, byzonder Hoorn en Enkhuizen, ja zelfs de Dorpelingen , boogen niet min- der op een beroemd aantal van braave Verdedigers der Hollandfche Vlag. En wy- mogen nog Reeds gerust van deeze onze West-Vriezen vertrouwen, datzy, indien ’er een andere bossu, al had hy, gelyk voorheen, Amfterdam in zyn bezit, op de Zuider-zee kwam opdaagen, nog met de- zelfde Routheid, ’s Vyands Schepen aan- klampen, en hunne Landen en Stranden, met de Enterbyl in de vuist, verdeedigen zouden. In den gewoonen omgang heeft hier eene gemeenzaame verkeering plaats, tusfehen de Edelen , de Regeerders , de vermogende Burgers , en die van den gemcenen Stand: zy leeven doorgaans, behoudende de min- deren eene geregelde agting voor de meer- deren, in eene vriendelyke famenleeving. Een Noord-hollandsch of West-Vriesch Edelman ziet den vermogenden Koopman ook niet aan , als een gemeen Burger ; maar gedraagt zig , in gewoone omRandig- heden, jegens denzelven, als ware hy hem gelyk in geboorte ; en de andere eert hem , zonder eene te verregaande vernedering, of flaaffche onderdaanigheid, als z^men Edelen Vaderlandfchen Vriend. De Bur- gemeester fpreekt met den Burger , als met zyn Broeder; en deeze met hem als met VAN HOLLAND. 967 zyn Vader. De Burger behandelt den gemeenen JMan , als zyn Medeburger , toont zig een behulpzaam Medemensch ; en deeze ontmoet hem , fchoon erkentelyk in zyne geringheid, als iemand van gelyken Haat. Dus is het gcheele Volk, hetilegtfte flag uitgezonderd zynde, als met Burger- lyke Liefdelchakelen aan één verbonden. De Hoogmoedige is hier verfmaad ; de Gierigaart befpottelyk ; de Menfchenhaa- ter vervloekt; de Verkwister belachelyk; de Spotter met God en Godsdienst ge- haat; en de Vreemde verfmaader , die anders door veinzery al vry ver in ’t hart der Hollanderen indringt, maakt zig hier, door zyne eigen aangewende listen , het grootfte voorwerp der algemeene verag- tinge. De West- Vriezen zyn voorts lee- vendig van begrip, zaaklyk en fneedig in hunne antwoorden ; ook vind men dezph^en onder elkander zeer fpraakzaam , maar tegens een Vreemden zyn ze gemeenlyk niet zeer woordenryk. De Landlieden vind men gemeenlyk in hunne vreugdebedryven wel onbedwongen vrol3"k; maar niet zoo los en wild, als veclen der Stedelingen, welken nog al meer vatbaar zyn voor overdaad in drank ; welk gebrek ten platten Lande meerendeels z\me paaien heeft ; zynde een Dronkaart onder hen zeer ver- fmaad. Op Bruiloften en Kermisfen nog- tans zetten zy den Kroes wel eens ftout onder den Neus; en zyn zelfs dan, hoe- ftil ze zig anders gedraagen,uitgelaaten van Ppp 5 vreug- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. de hol- LAND- SCHE ^ATIK. 968 NATUURLYKE HISTORIE , vreugde. In zulke omllandigheden is ’er aan zingen en fpringen geen gebrek ; men danst ’er van den Avond den Morgen te gemoet; men zingt ’er aartige Liedjes, vol zoete Minnekoozeryen, met recht Hol- landfche dubbelzinnige dog eerlyke kneep- jes ; de Lachjes zyn ’er zoetlyk ; de Lonkjes doortrapt; de Kusjes eerlyk, en de Lief- dehandelingen niet aanllootclyk. Hunne Vryeryen gaan gemeenlyk zeer geheim om, en veelal op dezelfde manier , als wy reeds van de Waterlanders gemeld hebben. Egter heeft ’er, in fommige ge- legenheden, een meer openbaare Minne- handel plaats; ten minften op Kermis in eenigen hunner Dorpen; als onder ande- ren te Schagen. Hier is ’t, gelyk ik ge- merkt heb, een gewoon gebruik, dat de jonge Meisjes zig, op de Kermistyd, netjes opgefchikt naar eene bekende wandel- plaats begeeven , veelal op en omtrent de ruime Kerkhoven. Hier vergaderd Z3mde, komen de Jongmans by haar; maaken een praatje met de eene en de andere; tot dat zy eene Vryster naar hunnen fmaak heb- ben uitgekoozen; maar mede zy genegen zyn ter Kermisfe te gaan. Deeze op eene heufche wyze gevraagd zynde, weigert ook zelden het verzoek in te willigen ; als zy zig niet alvoorens aan den eenen of anderen Jongman verbonden heeft ; of, ^ (zoo zy zeggen,) met hem opgeftemd is, om famen te kermisfen. Deeze vergadering loopt bykans nooit af, of ieder Liefftentje heeft v^N HOLLAND. 969 heeft haar geriefflcntje 5 ofVryer; die dan ook 5 zal hy der jonge Dogter geen gevoe- ligen hoon aandoen , en zig zelven de vcr- agting zyner medeknaapen niet op den hals haaien, gehouden is, zyn uitgekoozen Meisje dien geheelen dag en nagt , ja den gantfchen Kermistyd door, op te pasfen cn tc believen ; waar toe ook zy, ten op- zichte van den Vr^’cr, aan haare zyde, niet minder verpligt is. Dit alles gaat hier zoo gemeenzaam en heusch toe , dat men , fchoon een aantal van paaren beflendig onder elkander, den geheelen Kermistyd door, een gezelfchap uitmaake, bykans nooit eenige trekken van jaloezye onder hen ontmoete. Uit dit Kermis- houden met de jonge Dogters fpruiten voorts de meeste Vryeryen , en ernftige Liefdehan- delingen deezer Landlieden. En dit hebben zy met de Zuid-hollanders ten platten Lan- de , veelal gemeen ; uitgezonderd dat de paaring van Vrysters en Vryers aldaar zoo openl3^k niet gefchied; gaande de Zuid- hollandfche Jongemaats gemeenl^^k aan huis eene Kermisviyster , zoo zy ’t noemen , opzoeken. Veelligt heeft deeze gewoonte, van dus openlyk eene Kermis vryster te verkiezen, aanleiding gegeeven tot alles wat men van de Schermerhornfche Vrys- termarkt verhaald heeft ; des men de ver- tellingen daar omtrent hier uit eenigermaa- te kunne ophelderen ; waarom wy ’er ook te bepaalder gewag van gemaakt hebben. Men vind de West- Vriezen in hunne Hu- D£ HOL- LAND- SCHB NATIE. t)E HOL- LAND- SCH£ NATIE. 970 NATUURLYKE HISTORIE Hawelyken, zoo de eerfte Huwelj^kslicfde niet wat verflaauwd zy , door eene ontydige famenkomst 5 dat nog al fomtyds voorvalt , zeer naauw aan elkanderen verbonden. Ook hebben de Vrouwen , gehuwd zynde , een algemeenen roem , van wegens haar kuisch en eerbaar' gedrag; zelfs, fchoon ’er, aan den kant van eenige Mannen, die ter Zee vaaren , en veel in Zeelieden , te Amflerdam, of dergelyke plaatfen, ver- keeren , misfchien wel wat te zeggen zoude zyn. Dog hier van zyn hunne Visfchers- gasten, en de zulken, die aan de Zeedy- ken woonen, genoegzaam geheel vry te fpreeken. Onder deezen, die gemeenlyk uitmunten in eenheusch, oprechten een- voudig gedrag , heerscht vooral eene kui- fche en beftendige Huwelyksliefde; haaten- de zy niet alleen de dartelheid, maar zelfs denfchynvan alles wat naar onkuischheid zweemt. Dit flraaJt ook tenallerduidelyklle door by de Inwoonders der Binnenlanden en Coggen. De Moeders voeden hier haare Dogters, tot aan de jaaren van ondcr- fcheid, in de gellrengile kuischheid op; en de Vaders neemen hunne Zoonen ten naauwkeuriglle in agt: zoo dat men de dertele Venusreien , in deeze Streeken, en byzonder aan den kant van Wieringen , Schagen, Colhorn, en voorts tot in en om de Z}^p5 te vergeefsch zoude zoeken. Met dit alles heeft ’er egter de geoorloofde Liefdedrift wel degel yk haaren invloed; dog zy bepaalt ,zig alleenlyk tusfchen twee voor» VAN HOLLAND. 971 voorwerpen; die gemeenlyk hunne aan- doeningen een langen tyd zorgvuldig voor ’c Gemeen als een geheim verbergen. Ook ziet men ’er de Meisjes op den minften fchyn van Liefde, of gefprekken over dit onderwerp, ligtlyk bloozen ; doch om met c A T s te ipreeken : De fchaamte in de teere Jeugd , Dat is een teken van de Deugd. En waarlyk, de aanvallige Liefdeblosjes dier jonge Dogteren geeven een voordeelig getuigenis van haare ingetoogenheid ; en verftrekken , al wil men haar om die reden koel of onverfchillig noemen, gewisfelyk tot zeer kragcige tekenen, van het oude eenvoudige eerlyke hart der Noord-hollan- deren ; die zeker, ten aanzien van alles wat tot deeze drift te betrekken is , veele anderen te boven gaan. Geen ongebonden Vreemdelingen, waar door zig eenige on- gelukkige Inwoonders onzer Zuid-holland- fche Steden, helaas! tot zeer haatelyke gebreken hebben laaten verleiden, vinden invloed by dit Volk; en ’er is tot heden by deeze onze West- Vriezen , ja in geheel * Noord-holland, naauwlyks eenige fchaduw van te ontmoeten. De natuurlyke Liefde- drift wandelt hier op de Roozenbladeren der tedere jeugd; en haare altoos groenen- de Myrthen flingeren eenvoudig, door de klimopbladeren des Huwelyks, om de Ei- kenftammen der eerwaardige Huisvaders en Hüis^ DE HOL- LAND- SCHE N4TIE. 972 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- Huismoeders. Oprcgcc Kusjes fteeien het LAND- (jgj. Adaagden en der Jongelingen ; een verbind haar, al zyn de rechter- handen nog lange vry ; Veinzcry is ’er on- bekend, Bedrog en valfche Min vervloekt. Kortom , de Liefdedriften bly ven hier , fchoon ’er fomwylen cenige ontydige ver- bindtenisfen voorvallen, inzonderheid by onze Zeelieden, meest altoos heilig; cn worden gemeenlyk door een kuifchen en welmecnendcn Egt bevestigd. Wat verder hunne Hartstogten van Toorn, Gramfchap en Haat betreft; hier voor zyn zy zekerlyk ten fterkften aan- doenlyk; dew3d men onze West-Vriezen , als' gezegd, is, voor zeer opvliegend cn Roer te houden heeft. Ook kan men hen in ’t algemeen niet pryzen van wegens hun gedrag jegens de Vreemdelingen , ofzulken die buiten hunnen Landaart zyn; dewyl ze dezelven, fchoon ze onder elkander de gulhartige gastvryheid oeffenen, juist niet altyd infehikkelyk behandelen. Ze zyn derhalven in dit Ruk beneden de Zuid-ho!- landers; die, het zy uit een meerderen omgang met de Inwoonderen der nabuurige Gewesten , of uit een byzonderen aart , het hier in verre van hun winnen. Ondertus- fchen Raat ’er egter, voor een bekenden. Hart en Flaard open; en zy zullen met alle bereidvaardigheid meer dan gemeen doen, om denzulken te verpligten. Schoon ze wyders niet geheel vry te fpreeken zyn , van eenc al te naaiiwgezette Zuinigheid, gaat N VAN HOLLAND. 973 gaat dezelve nogtans meerendeels zoo ver- re niet, of men heeft die Spaarzaamheid, gelyk wy hier voorens, ten opzichte der Waterlanders, getoond hebben, bov^en de Spilzugt veeler Zuid-hollanders te waardee- ren; en hunne Zuinigheid is inderdaad eerder als eene wyze zorg, dan als eene gierige inhaaligheid te befchouwen : dat uit hunne mededeelzaamheid jegens noodly- denden, en ruimfchootigheid in ’t bevor- deren van algemeene voordeelige onder- neemingen , ten klaarfle blykt. De voor- naamften hunner Kooplieden zullen, het zy in den Land- of Veebouw , het zy in andere takken van den Koophandel of Zee- vaart, hunne Penningen zoo onbekommerd durven waagen , als zy dezelven met eene zeer zorgvuldige Zuinigheid verzameld heb- ben. Door naarfligheid overwinnen zy al- les; de tegenfpoed maakt hen niet neer- flagtig,en in voorfpoed worden zy niet roe- keloos : dit is hun oud en nog hedendaagsch egt karakter. Geduld , Naarfligheid , Stand- vastigheid en Manhaftigheid, zyn de grond- kanteelen, waarop zy begrypen, dat de Zuilen hunner Vryheid en Welvaart, gelyk die van ons geheel Holland, gevestigd zyn. . Men weet ’er ook genoegzaam van geen lüterlyke pragt of hovaardy. De ryken en vermogenden ten platten Lande zyn dikwerf moeilyk te onderfcheiden , van een min- vermogenden. Op zyn Geld en Middelen te pochen, is by hen befpottelyk; het is hun genoeg te weeten , dat zy vermogend zyn , DE HOL- LAND- SCHB NATIE. Zie BI. 654. enz. DE HOL- LA ND- SCHE I^ATIE. 974 NATUURLYKE HISTORIÉ zyn , zonder een ander in ’t oog té loo- pen; de Kluit te hebbenden die te bew^aa- ren, is by hen een zaaklyk iets; ’er op z}'n tyd een goed gebruik van te maaken , en dezelve wyders voor den Nazaat te befpaa- ren, is veeler eigentlyk doel. In hunne Wooningen dingt de Nederigheid en Zin- del^d^heid om ftryd naar den prys. De Wanden zyn, in flede van met keurige Tapyten, met verglaasde Steentjes opge- haald; men ziet ’er zuivere witte Kalk- muuren; of, getyk zy meest Houten Hui- zen bewoonen , nette Houten befchilderde Befchotten. Men pronkt ’er weinig met Schilderyen , veelal met Aardewerkfehe Schotelen en Schoteltjes, die zy alomme aan den Wand ophangen : dog by eenigen vind men nog al eene mooie Prent, en een oiiderwetsch Tafereeltje, of een Bordje (dus noemen zy de Sehilderytjes,) hangen. By de aanzienl3dcen egter in de Steden , en elders, is ’t nog niet geheel zeldzaam fchoone Schilderyen te zien , en in Kamers te komen, die naar den ouden Holland- fchen trant, met Kunstftukken behangen z}m; gelyk de algemeene gewoonte was, toen men van geen vodden van Papieren , rottige Doeken, en elendig gebroddelde Kamerbehangfelen wist. Deeze oude lof- lyke fmaak heerscht nog al veel by de voornaam e Noord-hollandfche Stedelingen ; en de Zykamers of beste Vertrekken , der vermogende Burgeren, blinken meermaals, van de gladde gewreeven Lysten, waarin VAN HOLLAND. 975 de trefFendfte Tafereelen der heerJyke Penceelkunlte 5 meestal van braave Haar- lemmer en Noord-hollandfche Meesters, (want hier op mogen deeze Ingezetenen ook roemen,) gevat zyn. Keurige Schil- deryen trekken hier dikvviJs het oog van kundigen en onkundigen; dat ook zeer wel bekend is by de Kunstkoopers, die als Ravens in dit West-Vriesland heen en we- der vliegen, om ’er de besten uit te pik; ken. De Westvriefche Zindelykheid , die hen alles, ook de Vloeringen der 'Huizen, on- gemeen rein doet houden , llraalt zelfs door in hunne Veeftallen, die met fchoonge- fchiiurde Koereepen pronken , en wier Wanden en Vloeren blinken: ook zyn ’er de drekgroeven, by veelen, met gladde Steenen geplaveid; en meermaals heb ik de Muuren, waar tegen het Vee Raat, ter plaatfe daar ze gevoerd worden , met witte Steentjes aangezet gezien. Zy zetten naamlyk het Vee op eene andere wyze op Stal, dan in Zuid-holland gebruikelyk is; daar men de greppen gemeenlyk aan den muur houd. Hun Linnen en Beddegoed is mede uitfteekend rein; en de Bedfteden, die ze meestal met Deuren fluiten , verton- nen zig eenigzins als Kasfen , of als Sca- praaien , met Gaazen Deuren : wel byzon- der zyn hunne Pronkbedden , in den Wa- terlandfchen fmaak, wonderlyk raar en net, met Chitfen, Katoenen, of andere gebloemde Stoffen, met Kanten, met ge- III. DEEL. Qqq fpel- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. HOL- LAND- SCHE NATIE. 976 NATUURLYKE HISTORIE fpelde of geftrikte naamen , en ik weet niet al welke keurige verkiezingen opgefchikt. Zy maaken daar benevens veel werks van hun Koper en Tin zoo fchoon en blin- kend gefchuurd te hebben, dat de Vrou- \ven ’er, volgens eene by hen gebruikely- ke fpreekwyze, als in een Spiegel, de Kap in kunnen zetten. De Disch onzer Noord-hollanders , waarop zy ook zeer rein zyn , is ten platten Lande gemeenlyk gantsch Boersch en eenvoudig : ze zyn , in- zonderheid voor een Zuid-hollander , niet vry van berisping, (byzonder in fommige Spy- zen. Over ’t geheel houden zy veel van zoet , ’t geen ze met de Waterlanders gemeen hebben. Ik heb byfommigen aangezeten, daar my geölyde en geazynde Salade , met Siroop befaust, wierd voorgezet; en by anderen heb ik Salade met Kaas gegeeten: ook verftrekt ’er, dat by de Zuid-holland- fche Boeren mede nog al plaats heeft, eene Schotel met groene of graauwe Erwten en Pondekoek onder een gekookt , wel eens tot een Midagmaaltyd. Voor ’t overige houden de West- Vriezen en Noord-hollanders meeren- deels eene voedzaame Tafel; wel voorzien van goed Vleesch en Spek , fchoon Brood , aangenaame Boter , Melk , Room en puik van Kaas ; waar onder hunne Schapenkaas insge- lyks uitmunt; en by dit alles vind men ’er een overvloed , zoo van Zee- als van Rivier- visch, ter fpyze. Men zet ’er den Disch met zulk eene zindelykheid en gulhartig- heid voor; dat men, zoo iemand anders - eene / VAN HOLLAND. 977 eene welgefchikte Maag heeft , niet kon- ne nalaaten te watertanden; en dat een kiefche Lekkerbek zelfs ’er met den groot- ften fmaak eete. Betreffende hunne geneigdheden in ’t ftiik van den Godsdienst; hier omtrent zyn ze, onder alle de Hollanders, voorde infclnkkelykften en bezadigdlfen te houden. Menfchen van v^erfchillende Gezintheden behandelen elkanderen hier niet v^eragtelyk ; zy bekreunen zig onderling weinig aan el- kanders byzondere gedagten , over de twisten der Godgeleerden. Die van de heerfchende Kerke houden zig veelal een- voudig en welmeenend aan de Belydenisfe der Kerke; ook heeft men ’er gemeenlyk niet zeer te klaagen over hunne nalaatigr heid in het Kerkgaan; eenige floffe Kerk- gangers, die toch overal zyn, uitgezon- derd; komende fommige zelfs van zeer verre tot het bywoonen van den openbaa- ren Godsdienst. Volgens de berigten ee- niger Leeraaren , zyn ze wel voor wat on- verfchillig te houden, omtrent het aan- kleeven van verfchilflukken , en de byzon- dere leiding hunner Predikanten ; waar uit dan hunne infchikkelykheid , in de famen- leèving met andere Gezintheden ook groot- lyks, zoo men agt,. ontftaat. Dit heeft vooral plaats met en omtrent de Doops- gezinden, die gemeenlyk op het Land on- der de deftigfte Inwoonders te tellen zyn ; en by welken men nog al vry eenige geoef- fende en doorleezen Mannen ontmoet; Qq q 2 zelfs DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOI- LAND- SCHE NATIE. 978 NATUURLYKE HISTORIE zelfs zulken , die zig op natuurkundige en befpiegelende oelFeningen toeleggen; hoe- danigen doorgaans ernftige Voorltanders zyn van eene bezadigde en voorbeeldige Christelyke verdraagzaamheid ; dat zeer veel invloeds op deeze onze West Vriezen heeft, ’t Is niet vreemd , om onder dezul- ken , en ook die van de openbaare Kerk , op het Land , Lieden te vinden , die eene fchoone en uitgezogte verzameling van Boeken bezitten : en ’t is nog minder zeld- zaam, om ’er fchrandere Vernuften te ontmoeten, die zeer bedreeven zyn in ’t ftuk der Werktuigkunde, en der Scheep- vaart, mitsgaders, en wel vooral, in den Landbouw. Zy betoonen zig omtrent deeze Rukken , en alles wat voorts tot heil en nut der Maatfchappye kan flrekken, voor zoo ver hunne omRandigheden aan- gaat, uitneemende vernuftig en weetgie- rig; als mede ten hoogRen onderneemend^ om het beste te beproeven. Die met hun omgaat, ontdekt wel dra, dat deeze West- Vriezen , hoe eenvoudig zy ook aan fom- iTiigen mogen voorkomen , inderdaad een zeer weldenkend V olk zyn , dat vatbaar is voor eene gezonde redeneering, daar ze zig Rreng aan houden : als iemand hen overtuigt, vallen zy hem gereedlyk toe, zonder dwarsdryvery ; en zyn verheugd, om dat ze de zaak wel begrypen : maar als men ’t ’er op toelegt, om hen te over- fchreeuwen, dan zw.ygen zy dikwils, en lachen in hunnen geest den dwarsdryver uit. VAN HOLLAND. 979 uit. De Dweepery is hun meeren deels niet zeer eigen; en eene Nieiiwkerkcr ftiiip- trekking of eene gemaakte bezetenheid , zou hen in deeze dagen doen lachen. Dog zy hebben veel op met eene gemoedlyke aandoening, en fchatten zeer hoog eene Christelyke Liefde in handel en wandel, een eerïyk voorbeeldig gedrag in alles , en een betoon van eerbied voor de Godsdien- ftige en Burgerlyke Wetten. Dit maakt veelen onder hen , hoewel ze niet voorko- men als de grootHe uiterlyke yveraars, nogtans zeer ernflige betragters van den Godsdienst , en goede Burgers voor den Staat. Uit hoofde dier Gemoedsgelteldheid zyn ze ook gemeenlyk afkeerig van Dob- belfpelen , Dronkenfchap , Godlooze Vloe- ken en ontydige Woorden. Men mag ee- nige Lootfen en norfche Bootsgezellen , de woestheid der Zeevaart gewoon, de onbezonnen Zeemans vloeken hooren uit- braaken ; maar onder de Visfchers en Land- lieden is zulks affchuwelyk. Zy mogen ook, voor hun vermaak en tydverdryf, hier en daar een Kaartje fpeelen ; dog het gefchied bykans altoos zonder inhaaligheid of dobbelzugt; en by de meeste Burger- lieden vind men geen fpeelzugt; ten zy een Ganzebordje of een Damfpel hen ver- maaken kan. Dit is, in een goeden zin, eenigermaate na te gaan , uit zeker geestig hedendaagsch Liedje, dat ten deezen op« zichte omtrent aldus luid : DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Qqq 3 Het / 98o NATUURLYKE HISTORIE Het Gansje is hier de mode, Het Dambord (laat gereed ; Meer is ’er niet van noodcn , Dus word de tyd befleed. Kolfbaanen zyn hier fchaars; men vind ze alleenlyk in eenfge voornaame Dorpen; en daar zyn ze dikwils nog flegü, en met Gras begroeid; in, om, en aan de Steden zyn ’er egter, die door de Liefheb^ bers daaglyks bezogt worden. Hetgrootfte vermaak der Ingezetenen , ten platten Lande, beflaat, in het verhaalen en aan- hooren van Vertelfeltjes, in het Tabak rooken , en zoetlyk kouten , over hun Vee- of hunne Teellanden, en verder over het voorgevallene in de Buurt. Wanneer zy op dit laatfte onderwerp komen , dac vry veel gefchied, hoort men ze al wat fterk redeneeren en oordeelen, of, regt uit ge- zegd, kallen en bedillen. Dit heeft ook niet weinig plaats in de Steden ; dog veel- ligt wat minder, om dat ’er de fpeelzugt , naar den hedendaagfchen trant, fterker in- dringt. ’Er gaat in de aanzienl3^ke Gezel- fchappen der Stedelingen, zoo wel hier als ^ elders, een Ombertje, een Quadrilje, en dergelj^ken , al vry gemeen rond; des zy hier omtrent in ’t voorige Liedeken zingen ; Nu is het al Quadrilje, Of Ombren , kent gy niet ? Of Basta en Spadilje, Zes in de Favoriet. DE HOL- ' LAND- SCHE NATIE. De In- VAN HOLLAND. pSr Intusfchen heerscht ’er nogtans, onder veelen der deftigften, beilendig een weet- gierige 3wer; en men ontmoet te Hoorn, Enkhuizen, Alkmaar en elders, nog al etlyke onderzoek- en leeslievende Vernuf- ten ; ook leveren de West-Vriefche Druk- persfen meerendeels goede Stukken , en althans weinig Prulfchriften uit. De edele Dichtkunst vind mede in dit Gewest haare hoogagters ; en men befpeurt , zelfs onder de Veldelingen, eenige bew.yzen van hunne neiging tot dezelve, in veele eenvoudige, dog zinryke , Liedjes en Rympjes; maar in een minder trap , dan in Zuid-holland. Dit onderfcheid had reeds oudtyds plaats ; want men vond onder de West-Vriezen maar weinig voorbeelden van de Battementen, Rondeelen, enz., der oude Rederykers, die in Zuid-holland zoo veelvuldig voor- kwamen. Ook hebben ze nog heden weinig fmaak voor Toneelfpelen; die ze fomtyds te Amfterdam met de grootfle verwondering befchouwen: waar tegen de Waterlanders ’er zeer veel mede op hebben; agtende , dat zy niet te AmRerdam geweest zyn, zoo ze, de gelegenheid zulks toelaaten- de , de Comedie niet bygewoond heb- ben. Voor ’t overige ontdekt men hier, in de menigte van onderfcheiden Dorpen en Streeken , al vry wat verfchillendheid van aart, in den uiterlyken ommegang: ’er fchynt aan de Inwoonders van ieder Streek bykans iets bvzonders eigen te weezen; Qqq 4 ten / DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Ver- fchillen- de ge- aartheid der. WEST- VRIEZEN. DE HOL- LAND- SCHB natie. 982 NATUURLYKE HISTORIE ' ten minflen is het iny indiervoege vóórge- komen. Dus meen ik, voorbeeld, niet ondüidelyk opgemerkt te hebben; dat zy, die aan den kant van Hoorn en Enkhuizen in de Ooster- , Zuider- en de Middel-Coggen woonen, de ftoutften en kregellten zyn; zoo dat men ze v^oor eenigermaate hoofdi- ger en opvliegender dan anderen hebbe te houden. De Ingezetenen van Medenblik af, langs den Wieringerwaard , tot aan Wieringen, en beneden waards, tot aan, om, en in den Heer Huigenwaard, zyn de ernfligften en bedaardften ; die van het Ei- land Wieringen, de Wieringerwaard, en daar omftreeks, de goedaartigften en op- rechtften ; terwyl die van de Zyp de lugt- hartigften en beleefdften geagt mogen wor- den. Dit laatfte mag men van de Zypers wel in volle ruimte zeggen ; zelden zal men langs hunne wegen iemand, tot de Kinde- ren ingeflooten , ontmoeten , die zelfs den Vreemden niet met eene heufche groet bejegent. Zoo is het niet met de eerstge- melde Bewoonders van dit Gewest ; die zullen u integendeel dikwerf floer en flyf voorbygaan, en alleszins toonen dat zy geen beleefdheid bezitten voor Vreemden, zelfs niet voor de Zuid-hollanders ; ja, wat meer is, voor de Kennemers en Waterlan- ders , hunne Gebuuren , zyn zy niet minder dan openhartig. Dit is al vry een door- gaand gebrek onder deeze West- Vriezen; ’t welk men in de tegenwoordige Eeuw niet gemaki^'k over ’t hoofd kan zien ; nu toch de VAN HOLLAND. 983 de oude wrok , tusfchen de Zuid-hollanders, de Kenuemers, en de West- Vriezen, door het lang verloop des tyds , in vergetelheid gebragt is; en een Zuid-hollander den West- Vries, met de hartlykfte genegen- heid, als zynen Broeder en Landsgenoot, omhelst. Dan , wat zal men zeggen ? ’t fchynt dat ieder Volksaart iets heeft en behoud, van ’t geen hun, door hunne oor- fpronglyke Vaderen, als in het bloed is medegedeeld; en overeenkomftig met die ftelling zou men hier mogen denken, dat’ deeze Gemoedsneiging der kregele West- Vriezen nog een egt bewys is, van hunne afkomst, uit de oude onverzettelyke , dap- pere en onvertzaagde , ja voor hunne Vry- heid ontembaare WestWriefche beftryders der Zuid-hollanderen. Hier mede hebben wy al het byzondere voorgedraagen , van ’t geen wy, raakende de Gemoedsneigingen en de geaartheid der loflj^ke West-Vriezen , hebben kunnen op- fpeuren ; thans ftaat ons , ter verdere vol- trekkinge van onze befchryving deezer Landzaaten, nog een woordje te melden van hunne Geftaltc, ten aanzien der Klee- ‘ dinge. Dezelve is meerendeels overeen- komftig met die der Waterlanderen ; dog hier en daar ontdekt men nog al een mer- kelyk onderfcheid, b^^zonder in het Hoofd- ftelfel van de Vrouwen. Derzelver Hulfel is, in deeze en geene Streeken, dermaate verfchillend , dat ze hier door zeer kenbaar zyn ; weshalven het voor een des kundi- Q.qq 5 gen DE HOL- LAND- SC HE NATIE. Klee, ding der WEST- VRTEZEN. . DE HOL- LAND- vSCHE WATIE. Zie BI. 623 , enz. 984 NATUURLYKE HISTORIE gen niet mocilyk valle, eene Alkmaarfche , A^an eene Hoornfehe en Enkhuizer Vrouwe of Dogter te onderkennen ; op eene derge- lyke wj^ze, als we zulks, wegens de oude Noord-hollanders , alrede befchreeven heb- ben. Men benoemt deeze Hulfels veelal met de benaamingen der verfchillende Plaatfen, en fpreekt dus van Durgerdam- mer, Zaandammer , Hoornfehe en Zypfche Kappen; waar by ook nog wel komen de Blokzylinger Kappen of Phlebfen. Het ’onderfcheid beilaat grootlyks in eene meer of mindere lengte in den Nek, ronder of platter gedaante op de Wangen, en hoo- ger of dieper Rand op het Voorhoofd, mits- gaders in eene fchikkinge der Kanten, In- zetzels , enz. ; waarin al ruim zoo veel verfchillendheid van Vrouwlyke verkiezing plaats heeft, als in de Kuiven en Mutfen der Zuid-hollandfche Vrouwen. Dog, hoe onderfcheiden ze ook zyn, hebben ze dit intusfehen gemeen , dat zy allen met Gou- den of Zilveren Tooken en Hoofdyzers, welken men hier, gelyk ook in Waterland, te recht Ooryzers noemt, op ’t Hoofd vast- gezet worden. De West-Vriefche Vrou- Aven maaken mede veel werks van het Voorhoofd glad te houden; en men vind ’er nog al etlyken, die een goudgeel of blond Hairkrulletje op zyde neder laaten hangen. Aan den kant van Wieringen,en op ’t Eiland zeh^e, is ’t vry algemeen, de Hairen op het V^oorhoofd glad en blinken- de op te trekken , ja zelfs gebleekt Hair over VAX HOLLAND. 985 over ’t natiiurlyke heen te flryken. Daar benevens heeft ’er, in fommigen deezer Streeken, een onderfcheid in het Hoofd- flelfel der Vr^’sters en der Vrouwen plaats; draagende de eerstgemelden het Hoofdhair minder of meerder bloot: anderen pron- ken, onder het fyne Kamerdoek of het Kantwerk haarer Kappen, boven op het Voorhoofd , met een rood Lint of zulk ee- ne Zyden ftrook; welk lleraad zy veelal met haaren trouwdag afleggen. Veelen der gehuwde Vrouwen draagen op fommige plaatfen eene eenvoudiger Kap , die zy dan haare ƒ/«/ noemen ; elders weder, ziet men de Vrysters met eene Hul, en de getrouw- de Vrouwen met eene Kap ; dog hier van zullen wy dadelyk , by het befchouwen van de Eilanders , nog wel wat naders te melden hebben. Over deeze Kappen of Hullen dekken zy zig gemeenlyk miet de boven befchreeven Waterlandfche Kapers ; zynde de Stroa-hoeden hier geheel buiten agting. Wyders is by de West-Vriezen, zoo wel als in Waterland, en elders in Zuid-holland, het draagen van Bloedkoraa- len en Garnaaten Ketenen om den Hals , zeer gemeen : vooral hebben zy veel op met de Bloedkoraalen; welken hier in groo- ter waarde gehouden worden , dan ze thans in Zuid-holland zyn; daar eene fchoone Bloedkoraalen Keten, die in vroeger tyd wel honderd Guldens waardig was, nu fchaars twintig gelden mag. Sommigen,en vooral de Eilanders, houden het Barnfteen mede DE HOL LAND- SCHE KATI£. / DE HOL* LAND- SCHE NATIE. Zie BI. 615. 986 NATUURLYKE HISTORIE mede nog in hoogagting ; en ’t Gemeen draagt geen Halslieraad, of pronkt met glazen Koraalen. Verder dekken zy den Hals , over den Boezem , met Kroplappen of oiiderwetfche Beffen ; en voorts met een fynen Neteldoekfchen Doek, of eene Da- masten Feitel; waartoe de Visfehers Vrou- wen zig gewoonlyk van Bonte Doeken be- dienen. Dit dekfcl fluit, eerbaarheidshal- ye, zeer naauw om den Hals, is vryflyf geplooid, hangt agter over den Rug met een gefpelden Klap, en deszelfs voorflip- pen worden voor op de Borst , netjes , of glad, of gepoft, omgcfpeld. Over deeze flippen hebben zy, boven op de Borst ^ wanneer ze zig opfehikken, ook nog wel een fpeurig Strikje, of Lintje, dat de ver- mo Schoklanders , en verder by onze meeste Landzaaten , aan den oever der Zuider-zee. Over deeze bloote Hulfels draagen de on- gehuwden dikwils eene foort van losfe Doekjes ; dan de getrouwden hebben meer fluitende Hoofddekfels , die ze veelal .Phlchfen^ of ook Kappen^ noemen. Wy- ders kleeden de getrouwden zig gemeenlyk in korte Keurslyven ; en veele jonge Dog- ters in buigzaame net toegereegen Lyfjes. Bci- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. de hol- L>^ND- SCHE NATIE. 1022 NATUURLYKE HISTORIE Beiden hebben zy hier over zeer nette korte Jakjes, met vry lange enge Mouwen, die zy Katjes of Buisjes noemen; en meeren- deels van bruin Linnen, Saai, of Sergie, gemaakt zyn; voor met een gebloemde Borstlap , en agtcr rood Laken. De Boezem en Hals is eng en digt gedekt; zelfs vind men aan die Katjes en Buis- jes, of Jakken, gekoleurde foaagjes, die zeer naauw om den Hals fluiten. Ook zyn de Mouwen veelal , op zyn Hindeloopers , zeer lang , flaande gefpannen over de Ar- men. Dermaaten dat deeze Kleedy, zoo door de wonderlyke verkiezing van koleu- ren, als ouderwetfche Hulfel, volftrekt het vertoon maakt van de eigentlyke ou- de Hollandfche dragt , welke niet onbe- vallig by deeze Lieden zyn zoude, in- dien zy door de Zeelugt niet merkelyk bruin, en door de Zon verfchroeid, voor- kwamen. Betreffende de Kleeding der Mannen; deeze is mede nog in alle deelen op den ou- den Visfcherstrant; byzonder in hun dage- lyksch Gewaad , wanneer ze ruime Zeildoek- fche Visfchersbroeken en laarzen draagen ; hebbende veeltyds ook maar grove Kousfen en Schoenen , met lederen fcemen. Hun Bovenkleed is gemeenlyk een dik pyen Wambais; welks mouwen vry eng tot op de hand fluiten: en hierover trekken zy, als zy visfchen zullen, een toegeregen pj^- en zeildoeksch, of meest lederen, Half- lyf, met flippen; dienende om het koude en HOLLAND. 1023 en natte Water van het Lichaam af te keeren, en de Netten te gereeder over boord te fchuiven. Verder hebben zy een Bont Dasje om den Hals; en op ’t Hoofd een gemeene Schippers Muts; of, gelyk dit by veeJen nog in gebruik is , eene ou- derwetfche Bonte Muts , van Schaapenvagt en Zeehonden Vel. In hun Zondagspak zyn ze genoegzaam eveneens als alle onze andere Zeelieden gekleed. Ook ontdekt men gezamentlyk, by alle onze Zee-en Vis- fcherslieden 5 van Zeeland af, langs onze Zeekusten, tot aan en in Vriesland, eene nabykomende gelykvormigheid ; behouden- de de hedendaagfche Visfcherskleeding nog fteeds zeer veel overeenkomst met de oude Hollandfche dragt; des wy onze Leezers ten dien opzichte , naar de Afbeeldingen, op Plaat III, Fig. 5 en 6, en Plaat IV, Fig. 7 , 8 , enz. , gegeeven , en de aldaar voorgeftelde befchryving, verder heenen wyzen : oordeelende voorts hier mede ge- noeg gezegd te hebben , van onze braave , eenvoudige , oprechte Markers , en de ove- rige Eilanders. Dfi HOL- LAND- SCHE NATIE. III. DEEI.. Ttt TIEN- 1024 NATUURLYKE HISTORIE r>E HOL- LAND- SCHE NATIE. TIENDE HOOFDSTUK. Behelzende nog eenige byzondere aanmer- kingen 5 over het karakter der Hollartd- fche Stedelingen , in onderfcheidinge van die van H platte Land ^ alvoo- rens befchreeven, Wy hebben ons, in de befchoiiwing van Nederlands Ingezetenen, tot nog meerendeels opgehouden , met de In- vvoonderen ten platten Lande , overeen* komftig met het hoofdoogmerk, dat wy ons voorgefteld hadden ; om naamlyk wel by- zonder onze natimrlyke Landzaaten te fchetfen; waar toe ons dezulken de beste gelegenheid gaven; nadien zy ten platten Lande min verbasterd dan in de Steden voorkomen. En hier mede zouden wy, naar dat bedoelde, dit gedeelte van ons Werk konnen fluiten ; zoo wy niet vrees- den , hoe fommigen het als een gebrek mog- ten aanzien, dat wy ons dermaate ophou- den met de Veldelingen, en zoo weinig gewag maaken van de Stedelingen, ’t Viel ons, zoowyagten, niet moeilyk, ons des- wegens te verdeedigen , met te toonen , dat de Stedelingen, volgens het bovengemelde doelwit, eigentlyk niet tot ons Ontwerp bc- VAN HOLLAND. 1025 behooren; vermits dezelve ten grooten deele beftaan , uit eene vermenging van al- lerleie Natiën; die eene onnadenkeJyke verfcheidenheid , en eene menigte van ge- diiurige veranderingen met zig fleept; voor- al in onze groote en Volkryke Steden. Te geruster zouden wy de melding hier van ag- ter wegen laaten , om dat de fchets , die wy ge- gecven hebben, raakende de vermenging der Vreemdelingen met onze Landzaaten, in de voornaamlle Steden, ten dien opzichte voor volledig genoeg gehouden mag wor- den. Edog voorziende, dat veelen, na dit alles, mogelyk nog al aangedrongen zouden hebben, op een bepaalder gewag van onze Stedelingen; uit hoofde dat ’er onder hen deeze en geene byzondere eigen- fchappen plaats hebben, waar door ze, bo- venal , in hunne gemoedsneigingen , mer- kelyk veiTchillen van de geenen die op het Land huisvesten ; zoo hebben wy ten laat- fte beflooten , den zoodanigen , in dit Hoofd- jfiik-, nog eenigzins ten wille te zyr\. Men zal egter, zoo ik vertrouw, van my niet vergen, dat ik de Inwoonders van ieder Stad afzonderlyk befchryve; maar zig in dit ftuk v^oldaan agten met eene befchouwing van die onzer beroemdfle Steden in Zuid- holland ; als welken best gefchikt zyn , om iemand een' denkbeeld te geeven van het heerfchende karakter onzer Hóllandfche Ste- delingen; zoo als het zelve zig vertoont, in ’t midden der menigvuldige verm.engin- gen met Vreemdelingen; niettegenitaande Ttt 2 wel- DE HOL- LAND- SCHE NATIE, DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1026 NATUURLYKE HISTORIE welken de Vaderlandfche aart zig by vee- len nog beftendig ten duidelykfle doet zien. Men merke evenwel hier omtrent vooraf nög aan, dat wy geen vryheid vinden, om in alles, van onze Stedelingen, zoo rond- borltig te fpreeken , als wy van onze In- woonders ten platten Lande , hoewel met . alle befcheidenheid, gedaan hebben. Over ’t geheel voed men ten platten Lande by- kans geen argwaan , over ’t befcheiden voorftellen der eenvoudige waarheid ; en men mag dus met deeze onze Landzaaten , onbefchroomd , vry rond gaan : dan zoo is ’t gewoonlyk niet in onze Steden, althans niet in deeze Eeuw. ’Er heerscht onder de Stedelingen al vry fterk een geest van be- dilzugt en berisping, waar door men by veelen hunner, hoe welmeenend en in- fchikkelyk men zig oök tragte uit te druk- ken , altoos gevaar doopt van zyne goede meening ten kwaadften te hooren duiden. Dit zal in deezen wat meerder omzigtigheids vorderen ; en daar benevens meen ik my geheel te onthouden van de In woon deren der verfchillende Steden met elkanderen tc vergelyken , en daar door de eene Stad bo- ven de andere te verheffen, ’c Is my altoos voorgekomen, dat wy in alle onze Steden nog veele welmeenende Hollanders ont- moeten; en dat de deugd en luister, van deezen de vlekken der anderen zeer wel konnen dekken; waar door ’er aan ieder Stad iets voortreffelijks eigen is, dat tegen ' dc ) VAN HOLLAND. 1027 de aldaar fland grypende gebreken over- maat. Na deeze behoedende aanme'king, zal ik my hu voorts verledigen , om de ge- wigtigfte byzonderheden, raakende het ka- rakter onzer Inwoonderen, in de aanzien- lykflc Steden, die natuurlyker wyze het oog van opmerkzaame Vaderlanders niet kunnen ontglippen, met zoo veele omzig- tigheid en tevens ongeveinsdheid , als de tederheid van dit fluk vereischt, mede te deelen. Onze hooggeagte Stedelingen gelieven myne opmerkingen , met zulk ce- ne welmeenendheid te ontvangen , als ik dezelve zal opgceven : en ik verwagt van derzelver heufche infchikkelykheid ver- fchooning, zoo ik ergens in misgetast, of, zonder genoegzaame reden, het eene iets breeder dan het andere voorgedraagen mog- te hebben. Tot een aanvang deezer befchouwinge, zal ’t niet oneigen zyn, in de eerlle plaats het oog te haan, op onze twee beroemd- fle Kooplieden , Amllerdam en Rotterdam ; welker Inwoonders, zeer nayverig op el- kander, uitmunten, in hunne naarflige handhaaving van den lohyken Koophandel. De Inwoonders dier beide Steden zyn , door den geiladigen arbeid, die hun de Koop- handel verleent, veelal gezonde en kloeke Menfchen. Men vind in hun, gelyk by het meerendeel onzer Landzaaten, eene voortreffelyke Gemoedsneiging tot eene vredelievende, infchikkelyke, burgerlyke famenleeving.; waar door het genot van Ttt 3 eene DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De Inwoon- ciers van AMSTER- DAM en ROTTER- DAM. DE HOL- LAND- SCH£ NATIE. 1028 NATUURLYKE HISTORIE eene wettige en eerlyke Vryheid, in haar weezenlyk zoet, gefmaakt word. Men kan niet befpeuren, ten minften voorzoo verre ik zulks, wel bj^zonder geduurende myn verblyf in Amfterdam , bevonden heb ; men kan , zeg ik , niet befpeuren , dat de min- dere hier door den meerderen veragt of verdrukt word. De lykfte Koopman kent het belang van den geringften Kruier; en deeze betoont hem blymoedig ontzag en dienstvaardigheid, zonder de minfte fcha- duvv van flaaverny. Een Burgemeester is hier zoo wel te fpreeken voor den gering- flen , als voor den magtigflen ; ook weder- vaart hun beiden recht en gerechtigheid. En veelligt zyr\ ’er inP^uropa weinig Steden bekend, daar men de Schaale der Gerech- tigheid naauwkeuriger wikt en weegt; en daar de goede Wetten meerder invloedS' hebben op het hart v’^an kleen en groot. Dit is geen vleieiy ; de bewyzen hier voor zyn fterk genoeg om proef te kunnen hou- den. In Londen, Par3\s , Madrid, Vene- tien, Romen, en de magtigc Duitfche Ste- den, is ’t wat zeldzaams, als men één of twee Maanden ziet voorbygaan , zonder dat ’er een deel Misdaadigers het leeven , door eene fchandelyke dood, eindigt: en in deeze onze volkryke Steden verloopt ’er fomwy- len meer dan een en meer jaaren , eer de Galg- Raavens zig met het Vleesch der gevonnis- den mogen verzadigen; zelfs Raat, in de mindere ftraifen , de barmhartigheid aan de rechterhand der Rechters. Intusfchen zal men. VAN HOLLAND. 1029 men , niettegenftaande deeze zagtaartige en Christelyke Gemoedsneiging dier Vader- landfche Overheden, nergens, geloof ik, meerder ontzags voor de Wetten ontmoe- ten; nademaal bj^kans elk Inwoonder, naar zynen rang, llaat, of vernuft, me- dewerkt , om het zyne toe te brengen , ter aankwcekinge van eene waare eerbied voor dezelven. Het bedillen en kleinag- ten van elkander, dat in mindere Steden dikwils gevonden word, heeft, onder de braave Burgers van deeze Steden, naauw- ]yks eenige plaats. Ieder hunner bykans bemoeit zig flegtsmet zyne byzondere zaak, en bekreunt zig zelden aan die Z3uier Ge- buuren; waar door het wel eens gebeurt, dat Nabuuren, die een jaar en meerder naast of digt by een gewoond hebben , el- kanders naam of perfoon niet kennen : zoo onverfchillig zyn zy in alles wat buiten hun- ne eigen zaak gaat. Uit dien hoofde vind men ook by eene zeer groote menigte hunner weinig kennis van zaaken of weetenfchappen , buiten hun Beroep of den Koophandel. Ondertusfchen moet men nogtans erkennen, dat ze agting hebben voor alle nutte Weetenfchappen , die op bondige bewyzen , en eene door- flaande ondervinding. Hennen; waar om- trent zelfs veelen dier Inwoonderen, in deeze onze Eeuwe, uitmunten. Oudtyds konden zy al roemen op voortreffelyke Vernuften , en fchrandere Geesten ; dog de kennis en beoeffening der Geleerdheid Ttt 4 huis- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1030 NATUURLYKE HISTORIE huisvestte meest by de aanzienlykften , ge- lyk de eenvoudige yver en fchranderheid in den handel , by die van den Burgerflaat. Dan heden begint de lust tot onderzoek , en de leesgierigheid, als ter uitfpanninge, zig ook by den Burger-Koopman fterker te open- baaren. De proefkundige Gezelfchappen , de Natuurkundige Waarneemingen , de Dicht- en Taalkundige oeffeningen, waarin die van Amflerdam en Rotterdam nooit de minflen onzer Vaderlanders geweest zjm , worden hier flerk voortgezet. En zoo de Drukpers ergens zweete, het is in deeze Steden; doch inzonderheid in Amlter- dam. Jammer is het maar, dat dezelve te veel misbruikt word, tot het veiTpreiden van vreemde, al te vrye gemoedspynigende Schriften; die Billetjes de goede oude ze- den bederven, en de vernieuwde oefFen- zugt deezer Eeuwe, met het vernis van Ongodsdienftigheid en fpotterny, dekken ; ’t welk te wege brengt, dat veelen der voor- naamfte Inwoonders, vooral de Jongelin- gen van aanzien, wat al te losbandig in hunne uitfpanningen zyn. Benevens die losbandigheid heerscht ’er by veelen deezer , fteunende op hun ver- mogen , eene al te groote hooggevoeligheid van zig zelven; waar uit het ontBaat, dat een Rhyn-of Delflandsch Huisman, en een vernuftige eenvoudige Noord-hollander , dikwerf min gunBig denkt over de verdien- Ben deezer Stedelingen. Dit gebrek van ?Jg 3 door trotschheid op zyn vermogen , de VAN HOLLAND. 1031 de kragt des Lands, als ’t ware, alleen toe te eigenen , is te onverfchoorielyker , om dat men natuiirlyk kan begrypen, dat onze overige Landzaaten , fchoon ze , zonder de Stedelingen, niet ryk , magtig, en iiitge- breid van handel zouden zyn , egter verllan- dig, ecrlyk en rocmnigdg konden leeven: en dat de Stedelingen zig zelven , zonder den gemeenen Hand onzer Landzaaten, niet kunnen handhaaven. Schrandere en opmerkzaame Stedelingen, welken hier aan niet onderhevig zyn, vind men zoo wel overtuigd van dit verkeerde, dat ik niet vreeze ondank te behaalen , met deeze aan- merking te maaken, onder het melden van de anders zoo voortrefFelyke gemoedsnei- gingen hunner Medeburgeren.. Ik wenschte dat ik , zonder de waarheid te krenken , hen ovcr’t geheel van dit gebrek kon vry fpree- ken ; gelyk ik geen zwaarigheid maak van hunne edelmoedigheid te pryzen; hoe zeer ook fommige Vreemden mogen fmaalen, op de Gierigheid en Onerkentlykheid van onze Ingezetenen in ’t algemeen , en van die onzer KoopHeden in ’t byzonder; van welks tegendeel ieder des kundige ten vol- len overtuigd is. . Een AmHerdammer of Rotterdammer toch, verre van eene onredclyke zuinig- heid aan te kweeken , durft v^an zyne over- winst wel ruim en ryklyk teeren ; fchroo- mende niet op zyn tjd een goed gebruik van dezelve te maaken. By den Vermo- genden houd men een pragtigen, by den Ttt 5 Bur- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL-. LAND- SCHE NATIE. 1032 NATUURLYKE HISTORIE Rurger een deftigen., en by den Armen een voedzaamen Disch. Ieder goede be* kende, ja een Vreemdeling, die zig be- hoorelyk voordoet, word ’er gulhartig ont- vangen ; zonder dat een gierig oog de bee- ten in den mond telt. ’t Is zelfs in deeze Eeuw eene voornaame hoedanigheid dier Stedelingen, dat ze, daar onze Landbe- woonders eene doorgaande fchroomagtig- heid voor Vreemden hebben , het ’er in te- gendeel op toe leggen, om een Uitheem- fchen alle mogelyke vermaaken aan te doen ; vooral zoo ’t Mannen van verdienften zyn. Dit heeft de beroemde Corficaanfche Gene- raal PAOLi rondborftig getuigd ; en ’t word , door alle weldenkende Vreemden, alge- meen bevestigd. Voorts zyn ze meeren- deels milddaadig en ruimfchootig genoeg, jegens de nooddruftigen, om dezelven in hunne behoeftigheid te onderfteunen , of uit hunne verlegenheid te helpen; fchoon ze hier in minder luidrugtig zyn dan ande- re Volkeren. Een Engelschrnan, by voor-, beeld,' zal eene Guiné geeven, dat het elk ziet, om edelmoedig te fchynen; en een aanzienlyk Amflerdaminer of Rotterdam- mer zal Ducaaten fchenken , zonder dat het iemand merkt , om edelmoedig te zyn , en niet roekloos te fchynen. Meermaals ben ik ’er ooggetuige van geweest , dat een Gezelfchap van Kooplieden , gcevende elk naar zyn vermogen , eene aanzienlyke fom- me byeén bragt, ter onderfteuninge van een ongelukkigen Vriend; zonder dat de een VAN HOLLAND. 1033 een wist wat de ander gaf, noch de be- hoeftige van wien het kwam ; terwyJ zelfs de nieesten van het gezelfchap fomtyds niet eens wisten voor wien het was. Ook wee- ten zy , die , met geoorlofde en openbaare Colleften, hier te Lande Penningen voor de behoeftigen inzamelen , zeer wel , hoe veel flaat zy kunnen maaken optde edel- moedige Mededeelzaamheid van deeze onze Stedenburgeren. En een goed gedeelte onzer Lutherfche Geloofsgenooten , in an- dere Landen en Streeken, ondervind , door deeze hunne Christenbroeders , wel ryklyk de edelmoedigheid onzer vermogende Koop- fieden. Daar het dus met de zaak gelegen is, kun- nen wy niet zonder verontwaardiging hoo- ren, dat Uitheemfehen deeze onze Vader- landers van eene al te groote vasthoudend- heid befchuldigen. Dan men merke hier omtrent aan, dat dit veelal gefchied van zLilken , die meerder begeeren dan ze waar- dig zyn , of beuzelingen voor eene zaak van verdiende willen doen doorgaan , en op eene groote belooning wagten. Een g^- lante Jonker , die , door een deel beaiix mots^ eene deftige Dame tragt te hervormen tot ‘eene welleevende Coquette ^ waant, dat hy recht heeft, om de Beurs van den Man als de zyne aan te fpreeken; een Eventail^ ee- ne Ai.gret , eene Snuifdoos, of eene Amu- fement aan eene Dame prefent te doen, fchatten zy op eene zeer hooge recompeme. Een Taalmeester, of Pedagoog die ruim en DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1034 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL. en ryklyk beloond word, eigent zig fchat- LAND- t:en, en niet zelden aanzienlyke Ampten , NATIE ingebeelde Planmaaker, of Finan- tiegeest, maakt zyne rekening op dc onder- neemzugt der Kooplieden ; en zoo hem de een en ander voorzigtig van de hand wyst, dan noemt hy onze Kooplieden gierig. Zie daar dan ftofs genoeg voor dezulken , tot het fchetfen van het karakter der geheele Natie; dat wy, fchoon wy ’t voor de Landzaaten der voorige Eeiiwe , in dit Ruk, reeds verdeedigden , hier andermaal niet Befchou- konnen nalaaten voor te fpreeken; aange- zien fommigen, nog heden in onze dagen, van den ^ig niet ontzien , op die w}^ze van de Hol- fpreeken; waarin ze dan van ee- rJemd’fie 'nige Schryvers nagevolgd worden. Dog Volkeren dezulken toonen, dat ze onze Kooplieden van Eu- j-jooit rccht gekend, noch derzelver lee- venswyze in eigen peiToon befchou wd heb- ben. En ’t is blykbaar, dat zy op de be- rigten van zulke misnoegden afgaan; of in hun Boekvertrek meer geraadpleegd heb- ben , met dc befchryving van temple , en de oude Historiën, dan met de hedendaag- fche ondervinding. Nooit zekcriyk fchreef iemant op deczcn trant, die de eer gehad heeft, van ommegang te hebben , met on- ze Kooplieden op de Heere-, Keizers- en Princegragten tè Amfterdam; met onze magtige Handeldryvers te Rotterdam , on- der de Boompjes , en aan de breede Havens dier Stad; of met onze Negotianten, zelfs in de mindere Kooplieden. — Dan laat ons VAN HOLLAND. 1035 ons weder ter zaake keeren. Niet tegcn- ftaande de bovengemelde by veelen fterk in ’t oog loopende losbandigheid, is egter de opvoeding en leevenswyze, in verfchei- den opzichten, flaande deeze Eeuw, mer- kelyk befchaafd geworden. Dit ziet men vooral in het flerk Wyn en Bier drinken ; ’t welk heden , by Lieden van eenig fat^ foen, fchoon ’er al eens een goed glas Wyn rond ga, naauwlyks ooit overflaat tot zul- ke fchandelyke drinkpartyen , als ’er eer- tyds gewoonlyk plaats hadden. Hier be- nevens word ’er ook de losfe ongebonden Bordeel- en Kroeg-taal , als in vroeger da- gen, voor geen fnaakery meer opgenomen. Een TENGNAGEL , FOCqUENBROCH , OVER- BEEK, en dergelyken, zouden thans in Amfterdam en Rotterdam eene flegte figuur maaken; de fmaak verbeterd zynde, zou men hunne klugten en zoogenoemde fnaa- keryen, gelyk meer Schriften van dien aart, niet eens willen aanzien. Met dit alles zou ’er egter, op het fluk van een zoogenaamden welleevenden ommegang , de Galantery en dertele Wellust, nog «ai vry wat te zeggen vallen. En wy zouden veelen dier Inwoonderen niet geheel vry •durven fpreeken, van eene al te flerke neiging tot het volgen van uitheem^ fche zwieren en 'zeden; mitsgaders van eene te hooggaande Dobbel- en Speelzugt, met meer foortgelyke berispelyke gebre- ken , welken hier in zwang gaan ; dan wy agten ’t genoeg, om ’er flegts ter loops van DE HOL- LAND- SCHË NATIE. DE HOL- LAND- SCHE WATIE. 1036 NATUURLYKE HISTORIE van te reppen; te meer, daar het ’er nog zoo. niet mede gefield is, of de menigte der braave en deftige Burgeren overtreft verre het getal der zulken, die zig hier aan fchuldig maaken. En men moet dit eeni- germaate befchouwen, als doorgaans eigen aan Steden, daar de Voorfpoed de Weelde voortbrengt. Uit dit oogpunt befchouwen wy ook de algemeene zugt veeler Kooplie- den, om zig, des namiddags en des avonds, in hunne Gezelfchappen te vermaaken ; of zig, ’t zy door een Zeiltogtje, ’t zy door eene Draaf- of Ryparty, van den last der Koopzorge te verpoozen; ’t welk ik, ver- re van berispelyk, als eene recht man tyke uitfpanning aanmerke, indien ’er maar , ge- lyk in alle zaaken, het misbruik buiten blyve. Wat verder hunne Gemoedsneigirig tot den Godsdienst betreft ; in zoo volkry- ke Steden vind men eene te groote ver- fcheidenheid van Menfchen, om daar om- trent iets beflisfencls te bepaalen : alleenlyk zou men kunnen zeggen, dat men, over ’t geheel , te Rotterdam wel zoo naauwge- zet is op het waarneemen van den open- baaren Godsdienst, en het verdere uitwen- dige, als te Amflerdam. Egter vind men ’cr, in de eene en andere Stad , nog maar al te veel, die de Zon- en Feestdagen tot hunne grootfle vreugde- en fpeeldagen hou- den ; en de algemeene klagte leert ons , dat ’er eene thans in de Mode zynde heer- fchende kleenagting voor den Godsdienst bv niet weinigen veld gewonnen heeft. Wat VAN HOLLAND. 1037 Wat hier van zy,.nien ontmoet evenwel, in beide de Steden, nog al veele welden- kende Christenen, wier gemoedsneiging , alleszins tot de gezonde Leere der waar- heid, die naar de Godzaligheid is, over- hellende , niet vatbaar geoordeeld mag worden , voor eene geheel verwaarloozen- de kleinagting, of volftrekte dweepery: en dus mag en moet men, wil men deeze on- ze Landzaaten recht doen , hun , in ’t alge- meen , eene oprechte zugt tot den Gods- dienst toefchryven. Eindelyk hebben wy, ten aanzien van Amfterdam, nog te melden, hoe ’t ons zeer aanmerkelyk voorgekomen zy , dat ’er een al vry kenbaar onderfcheid plaats grypt tusfchen de Ingezetenen van de eene of andere Streek dier Stad. Een onderfcheid, dat niet zoo zeer beftaat , in de Geftalte , als wel in de Kleeding , en vooral in den Tongval. In ’t eerlte opzicht word men gewaar ; dat die van den Haarlemmerdyk en daar omtrent zig deftig burgerlyk kleeden; terwyl die van Kattenburg, en de overige Eilanden, veelal iets van het gewaad en de houding der Zeevaarenden hebben; en de Inwoonders van de Middelfiad op het ‘pragtigfte gekleed gaan. Men vdnd hier alles met zulk een byzonderen zwier, dat men de bewoonders van ieder Streek genoegzaam op ’t oog kunne onderkennen ; ook worden ze, binnen Amfterdam, met naamen on- derfcheiden, in Haarlemmer dykei'S en Kat- tenburgers i welke laatften, uit hoofde der me- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1038 NATUURLYI^E HISTORIE • •menigte van Scheepstimmerlieden , die ’er woonen,ook wtlByltjes genoemd worden; eene benaaming, die anders den Scheeps- timmerlieden byzonder eigen is. Raaken- de het tweede, den Tongval; men heeft al van ouds opgemerkt, dat ze de woorden, ■een naaide met een hlaauwen draad , zeer ver- fchillend uitfpreeken. De Plaarlemmerdy- kers, en die daar omftreeks woonen , zeg- gen, icn'neelde met ien bleeuwen drced^ en zoo ook Street voor Straat : van waar men hen fchertzende wel cens toeduwt, jlee de heek in de peel en heel neeje : waar tegen die van den Amftelkant, en voorts op Katten- burg, zeer zwaar op de a vallen, zeggende ten volmondigfte , een naald met een blaaii^ wen draad; of, jlaa de haak inde paaien haal naa je ; in onderfcheidinge van welken die van de Binnenftad tot wat zagter Tong- val overhellen; dog gemeenlyk vallen de Amfterdammers zoo geweldig in den har- den klank van den dat ze ’er bykans van alle andere Stedelingen door te onderfchei- den zyn. Even als men een Rotterdammer onderkent , aan het kortbuigen van de e ; en vooral aan het naauwkeurig uitfpreeken der letter y, en van den tweeklank ei; die een Amfterdammer niet zelden verwart, of eveneens doet klinken ; als hy geen Haar- lemmerdyker is. Een Rotterdammer zegt met een verfchillenden klank. Men moet de Meiden myden ; dit klinkt by de ’Amfter- dammers veelal niet onderfcheiden ; maar een Haarlemmerdyker zegt. Men moet de MaU VAN HOLLAND. 1039 Maiden meiden. Deeze en meer dergelyke de hol- byzonderheden laaten zig beter hooren , land- dan op het papier brengen ; waarom wy , dit ftaaltje genoeg agtende , ’er niet langer op ftaan blyven; en liever overgaan, om nog iets te zeggen, van de Inwoonders on- zer, door haare Fabrieken, niet minder beroemde Steden , Leiden en Haarlem. Beide die Steden , welker Inwoonders on- derling al vry wat overeenkomst hebben, mogen, even als die van Amfterdam en Rotterdam , mede wel een weinig op elkan- der betrekkelyk behandeld worden ; fchoon elk hunner al iets byzonders eigen zy; ’t welk wy , als ons door eene veeljaarige on- dervinding bekend , wat breeder zullen voordraagen. De Leidenaars, vooral onder het ge- De meene Arbeidsvolk, zyn door de bank wel Inwoon- zoo kloek van geftalte als de Haarlemmers, en by de m eesten deezer flaat ’er een vry en^HAAR- doorgaande bruiner opflag door. Veelligt lem. ontmoet men ook nergens in onze Holland- fche Steden meer zwartgehairde Kruinen, mitsgaders bruin, ja zwartoogige Perfoo- nen , dan in deeze Stad ; dat ik , als boven ^ie gemeld is, grootlyks toefchryf, aan de BI. 422. menigvuldige vermenging met de Waaien en Franfche vlugtelingen. Daar benevens valt de koleur van hun Vel over ’t geheel niet weinig in ’t bruine ; en ze zyn gemeen- lyk van eene taaie en Ilerke gefteldheid. Ondertusfchen ziet men ook by veelen on- zer Leidenaars , op eene natuurlyke blanke of III. DEEL. V v V blon- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Veth. van de HolL Maatfch, XI.Deel. BJ. 202. 1040 NATUURLYKE HISTORIE blonde Tronie, eene vriendelyke zuivere Hollandfche geaartheid doorftraalen ; en men kan ruim genoeg zeggen, dat de beide Sexen, onder de deftige Burgers, zeer wel- gemaakte Menfchen zyn. Het bewondert my des, dat de Wel Eerwaarde Heer mar- TiNET, in zyn Voorftel van Waarneemin- gen , raakende het gebrek van kundigheden in de Natuurlyke Historie van Holland, aan de Hollandfche Maatfchappy, vraagt, wat de reden zy , dat een zeer groot getal onder de aanzienlj'kfte Vrouwen, te Lei- den, mank gaa? Want ik moet als In- boorling en Stadgenoot betuigen , dat ik , hoe zeer ik my de geftalte van alle moge- lyk bekende aanzienlyke Vrouwen, vm jaaren herwaards, heb getragt te herinne- ren ,' my niet kan voorftellen , zelfs in die dagen , ,toen gemelde zeer geleerde Heer zyne Studie op ’s Lands HoogeSchoole vol- bragt, ooit een zoo algemeen gebrek in Leiden te hebben befpeurd. Ik weet wel dat eenige weinigen derzelven een trippe- lenden gang hadden ; dog men vond ze ’er vooral niet meer dan elders. Ik vertrouw derhalven , dat men zyn Eerwaarden , dien ik altoos met agtinge noeme, om- trent dit ftuk , een verkeerd berigt verleend heeft. Hoe ’t ook zy, een ieder, dien ’t geluste, hier op aandagtig te letten, zal wel dra overtuigd weezen , dat de meeste Vrouwen, zoo der aanzienlykften , als van den Burgerftaat., zeer gezonde en wakkere VAN HOLLAND. 1041 Ledemaaten hebben ; als mede dat de aan- zienlykflen zeer veel werks maaken, om haare jonge Dogters eene goede Lichaams- leest te doen erlangen. Komt ’er hier en daar eene Vrouw voor, die, ’t zy door geboorte , of andere toevallige oorzaaken , een trippelenden of trekkenden gang heeft, defzelver getal is te Leiden niet grooter dan elders. En voor ’t overige behoeven onze Leidfche Dames, als het op ’t iluk van eene fikfche Talie en bevallige fchoon- 'heid aankomt, voor geene onzer Landzaa- ten onder te doen. Dit alles is, met be- trekking tot de Aanzienlyken en die van den Burgerftand volftrekt waar; dog men kan tegenwoordig zoo gunftig niet fpreeken van de gellalte der Arme Ingezetenen. Men ontmoet zekerlyk heden, uithoofde van de deerniswaardige Armoede , die eene onagtzaame leevenswyze vergezelt, onder dezulken een groot aantal van ellendig kwaalyk geftelde voorwerpen; en inzon- derheid veele magere, geliiwe, teeringag- tige Geftellen ; die , door een beevenden en knikkenden gang, duidelyk toonen, dat het gebrek hier de natuur misvormt. Het ee- ten van raauwe onguure Spyzen , Aardap- péls , zonder zout of fmout, Visgrom, daar ik, met het grievendfte hartenwee, fteelswyze op de Markten wel om heb zien bedelen, gebrek aan Turf, Hout, Dekfel en Kleederen , het flaapen op Stroo , zoo ze ’t nog .hebben; zyn allen ongetwyfFeld V V V 2 fa- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL.. LAND- SCHE NATIE. t 1042 NATUURLYKE HISTORIE famenloopende oorzaaken , van eene kwy- nende gefteldheid; welke een rechtgeaart Mensch niet zonder ontroering kan be- fcbouwen. Ten opzichte van die thans berooide me- nigte heeft men, ter deezer gelegenheid, wyders nog aan te merken , dat dezelve , door alle tyden heen, zeer veel van den aart der Waaien in ’t algemeen , en van derzelver brooddronkenheid in ’t byzon- der, heeft overgehoudén ; van waar ’er ook nog onder den gemeenén Man eene vry doorgaande morsfigheid en luiheid heerscht, die thans vooral fterk in ’t oog loopt. Dan , helaas! voorfpoed verheft, en armoede maakt droeve : de werkeloosheid , de nood , het verval der Broodwinningen, maakt hen moedeloos. Zy zien zig, om zoo te fpree- ken, gekastyd, over de roekelooze bal- daadigheden , waar mede zy de Voorfpoed bejegenden, toen zy door het werk hunner handen ryklyk konden beftaan, en dik- werf niet wilden arbeiden. In die dagen konden ze, ten gevalle van ’t vermaak, op een Boerenkermisdag , den Baazen wel een Maand voorfpoeds weigeren , of dezelven noodzaaken , om van de anders bedoelde winst, door gebrek van arbeidzaame han- den, te moeten afzien; dat deezen op hun beurt wel eens bewoog, om met derzulker zweet te gaan flaapen. Dit heeft in onze dagen eene doorflaande Liefdeloosheid, of een geest van gemelykheid,zoo als nergens in onze liollandfche Steden beftaat , onder de Ry- VAN HOLLAND.. 1043 Rylcen en Armen te Leiden verwekt. Dit is de bron, waaruit die verfmaading van den noodruftigen Arbeidsman, en by dee- zen wederom die kleinagting jegens den gegoeden Burger, voortkomt: ja hier uit ontftaat ook, vergeeft het my, geliefde Broeders en Stadgenooten , zoo ik rond ga , hier uit ontBaat ook veeler gemelyke ge- moedsneiging tot agterkiap, omtrent den Medeburger , en derzelver oneerbiedigheid jegens de Overigheid. Hoe verfchillende is dit gedrag van die oude uitmuntende BroederJ3^ke gezelligheid en gemeenzaam- heid, van dien minzaamen Burgerlyken om- megang , welke hier in vroeger tyd plaats had, en nergens zoo onderhouden is ge- weest 1 Hoe wenfchelj^k ware het, dat die oude gewoonte , welke nog eenigermaate , dogflaauw, fland houd, in haare vroegere gulhartigheid, herleefde! De Schryver van den Nederlandfchen Spectator^ heeft dit gebruik reeds als eene voortreffelyke Gemoedsneiging, tot gulle gemeenzaamheid, aangemerkt; en deszelfs bijzonderheid eischt , dat wy ’er nog , met een kort woord, gewag van maaken. Ieder Buurt naamtyk, heeft, buiten haare ge- woone Bonmeesters en Wykmeesters , haare Buurtheeren, of zoo zy zeggen, den Heer van de Buurt; en deeze weder heeft zyne Raaden en Secretaris, of Kashouder; die met elkander een Biiurt-raad uitmaaken. In deezen Raad worden allerleie kyvagien en huiskrakeelen 5 die niet te hoog loopen, V v V 3 voor DE HOU LAND- SCHE NATIE, ' 1044 NATUURLYKE HISTQRIE - voor eene kleene boete afgedaan ; ‘ by trouwen , fterven , verhuizen uit , of aan- komen in de Buurt, geeft ieder Huisgezin, naar deszelfs vermogen , een vrywilJig ge- fchenk ; en het dus byéén gebragte Geld word gefpaard, tot dat men eene genoeg- zaame fomme verzameld heeft , om ’er ee- ne vrol5^ke maaltyd van aan te leggen , en dus, gelyk men fpreekt. Buurt te houden. Als men hier toe dag en uur beraamd heeft, komt ryk en arm byeen, te wee- ten, de Man en Vrouw uit ieder Huisge- zin: men vaart met Speeljagtjes naar bui- ten, en houd de Maaltyd ter beftemder plaatfe ; men danst en banketteert ’er, met de grootfte en gulhartigfte gemeenzaamheid der Waereld. De aanzienlyke Regenten en Kooplieden zitten niet als Heeren, maar als Medeburgers , naast den nederigen Ar- beidsman; de Ouderdom alleen heeft ’er den voorrang ; en verder is het woord Ge^ huur de tytel, zoo wel van den meerderen j als van den minderen: kortom, ’er heer- fchen in deeze byéénkomften blyken van eene rechtmaatige vriendfehap en openhar- tigheid. Dit is de natuurlyke gefteldheid van ’t oude Biiurthouden ; dog thans is die gewoonte, gelyk we aangeduid hebben, zeer fterk verminderd, ja ten grootften deele buiten gebruik geraakt. Want fchoon de Buurtwetten nog dezelfden zyn, deelt men egter, uit hoofde der vervallen Ge- meente, heden de Penningen der Buurt- kasfe veelal rond. In eenige der aanzien- lyk- VAN HOLLAND. 1045 lykfte Buurten valt ’er nu of dan nog wel eens zulk eene vriendlyke byeenkomst voor; dog in de ‘geringere heeft zulks geen plaats meer. Alleenlyk heerscht ’er onder ’t Gemeen nog eene zeer oude gewoonte van gezelligheid, op de Zomerfche avon- den : wanneer verfcheiden Gebuuren , ’s avonds , na den eeten , buiten de deur , veelal op Straat, op de Bank, of in ’t Voorhuis, byéén komen, en elkander op een kop Koffy of Bier onthaalen , ’t welk zy Banken noemen, en meestal tot elf uu- ren of laater duurt. Dan de werkeloos- heid , en eenige andere redenen , doen dit gebruik mede al afneemen. Men kan on- dertusfchen uit al het gezegde afleiden , hoe ’er, ‘ondanks eenige toeneemende uitwen- dige liefdeloosheid, nogtans eene inwendi- ge natuurlyke gemoedsneiging in den aart der Leidenaaren ligt, die tot vriendfchap en gulhartige gemeenzaamheid overhelt. Zy bezitten wyders eene onuitbluschbaa- re drift voor hunne Vaderftad , waar aan ze met zoo fterk eene liefde kleeven, als eenige onzer Hollanders aan hunne Ge- jboorteplaatfen. Een Leidenaar mag, het zy door nood of ter zaake van voordeel, als anderzins, voor een tyd uit de Stad trekken, maar hy helt alt3^d weder naar z^me Geboorteplaats. De gemeene Man is nergens fchroomagtiger, om naar Oost-In- diën te vaaren , of buiten ’s Lands te gaan , dan hier : zy vreezen ’er voor als voor ee- ne zwaare ftraf ; en het fcheiden valt hun Vvv 4 bit- DE HOL- LAND- SCH NA Tl f: ro pf: hol. LAND- SCHE NATIE. 1046 NATUURLYKE HISTORIE bitter. Eene geheele Buurt zal met aan- doening een Jongen of Man , die ter Vaart moet, naar de Amftèrdamfche Nagtfchuit geleiden; daar ze in andere plaatfen flegts van de Naastbeftaanden vergezeld worden. Eenige jaaren geleeden, had men, voor groot geld, een goed getal Weevers, Spin- ders, Droogfcheerders , en ander Werk- volk, naar Spanjen gelokt, om de Laken- Fabriek aldaar te vestigen: dan zy keerden wel dra te rug. En als men de zulken vroeg, wat redenen hen bewoogen, om een Land te vcrlaaten, daar ze besten Spaanfchen Wyn konden drinken, ruim teeren, en grof Geld winnen, ja als Hee- ren leeven ? was het antwoord ; wy misfen onze Gebuuren, onze Leidfche Kaas en Boter, en ons oud Luiksch Bier; geevende dus te kennen, hoe zy liever, by hunne Vrienden en in hun Vaderland , van een geringer beilaan, en in gulle viyheid zig geneeren wilden , dan in Spanjen pragtig en in weelde leeven. Aan deeze geneigdheid tot hunne Geboorteplaats, is ’t ook grootl^ks toe te fchry ven , dat de meesten , onder de geringe Gemeente, de werkeloosheid, en de daar uit fpruitende armoede, zoo hard- nekkig draagen; dat ze liever lui en ledig daar heenen gaan, dan hun best doen, om zig buiten der Stads muuren door den arbeid te geneeren. Hier uit ontftaat ’er ook ee- ne gantfehe menigte van bedelaars en ge- ring Volkje; die des Winters naar Amfter- dam trekken, maar des Zomers weder in hun- VAN HOLLAND. 1047; hunne Stad komen. En ze zyn dus, hoe lofl^^k ook de zugt voor zyne Geboorte- plaats zy, hierin zeer te mispryzen; dat ze dezelve zoo verre trekken , dat het tot le- digheid en nooddruft overflaat. Dit heeft dan wyders , (want ledigheid is de moeder van nieuwsgierigheid en agterklap ,) ten ge- volge, eene ongemeene toevloeijing van Volk op het minfte voorval , of de verfchy- ning van eene vreemde kleederdragt. Ee- ne ledige Koets met zes Paarden is in Haat om alle de Weefgetouwen en Spinnewielen te doen ftil Haan ; en een langgebaarde ge- tabherde Hoogduitfche Jood lokt alle de Buurvrouwen op den uitkyk. Niet minder verwekt ook, by zulke lediggangers , het minfte geval, hoe onnoozel, ja fomtyds belachelyk het zy, een haatelyken agter- klap; dan dit is een zeer algemeen gebrek, vooral in onze Binnenfteden, Men ont- moet voorts by de Leidenaars in ’t gemeen , zoo by de Vermogenden, als de Onvermo- genden, het doorOaande zwak van fherk te medicineeren , en veel te praaten over hunne Ziekten. Zulks gaat zoo verre, dat men dikwerf in de gezel fchappen niet veel anders hoort , dan het verhaal van Ziekten , Kwaaien en Ongemakken , en de gezegden van den Doftor of den Chirurgyn over dezelven. Ook zal men ’er onder den gemeenen Man genoeg vinden , die gebrek aan Brood lyden zouden, om een Schelling aan den Doftor te geeven ; en dat meer- maals om eene inbeelding, of flegts wat V V V 5 pyn DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE, 1048 NATUURLYKE HISTORIE pyn in ’t Hoofd. Zou de beoeffening der Medicynen aan de Hooge Schoole hier toe iets doen ? Ik durf het niet wel bepaalen : maar dat het met de zaak zoo gelegen zy , is blykbaar in de verkeering; en de Medi- cynmeesters , fchoon weldenkenden hen- uit een beter oogpunt befchouwen , onder- vinden maar al te veel , dat zy zig naar deeze zwakheid dienen te fchikken, willen zy in de algemeenc agting deelen. Dan deeze en dergelyke verkeerdheden worden niet weinig vergoed , door de ove- rige treffelyke Gemoedsneigingen myner Stadgenooten. Want de aankleevendheid aan hunne Geboorteplaats, fchoon ze in ’t gemelde opzicht berispelyk zy , heeft ftand- vastig by hen de loflyke werkzaamheid van een Vaderlandlievend hart; waar door ze de Vryheid, met de grootfte kloekmoedig- heid en wakkerheid , verdeedigen. Dit zag men , niet alleen geduurende die benaauw- de belegering in den jaare 1574, toen zy de Pest, den Hongersnood, den Dood en den Vyand, op ’t manmoedigfte tegenftand booden; maar ook in het noodlottige jaar 1672, wanneer zelfs de Vrouwen en Jon- gens, met de grootfte kloekheid, de Stads Vesten in weinig dagen hielpen verfterken. Daar benevens is de Openhartigheid eene vry algemeene Deugd der Leidenaars; en hier door is het in deeze Stad niets zeld- zaams , dat de een des anders Huishouden , inkomen, leevenswyze, enz. weet; waar uit dan wel voortfpruit eene wat te verre- gaan- VAN HOLLAND. 1049 gaande zugt, om over eens anders zaaken te praaten , maar ook tevens ontflaat eene gezellige behulpzaamheid onder elkander, dat ze byjiaan noemen. En in dit geval zyn ze onderling buitengemeen gedienflig; een Gebuur in nood niet by te uaan , oor- deelt men den bitterften fchemp en de hoogfte veragting waardig : ook zyn ze van natULire zeer ontfermend en mededogend ; fchoonzy, door de bovengemelde omton- digheden, ’er vry wat in te kort fchie- ten. In ’t midden van den tegen fpoed ziet men ze meermaals zeer vrol^^k, waardoor zy wel eens wat ruim teeren, zoo dra zy maar iets hebben: den aart der Waaien vol- .gende, vergeeten zy ligtlyk hunnen nood, als ze eens helder vrolj-k mogen zyn.’ Wy- dcrs heerscht ’er onder hen , en vooral on- der de burgerlyke Arbeidslieden , eene zeer flerke hooglodyke onderzoeklievendheid , en beoeffening van den Godsdienst; mee- rendeels bezitten zy eene genoegzaam 011- verzettelyke aankleeving aan de openbaare Leere der Kerke; en ’t is gantscli niet on- gemeen , te Leiden een eerlyken Arbeids- man te ontmoeten, die in de Godgeleerd- heid dermaate geoeffend is, dat menig bekwaam Predikant kunne evenaaren. Dit ftrekt zig zoo verre uit, dat men ’er veele famenkomften en gezelfchappen vinde , waarin de eene of andere Godgeleerde Stel- ling, Oordeel- en Bybelkundig verhandeld word; en even zoo zyn ze ook zeer ge- neigd tot het Pfalmzingen. In beide deeze DE HOLw LAND- SCHE natie. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1050 NATUURLYKE HISTORIE Rukken mag men den Leidfchen Burgerftand , op goeden grond , wel boven de meeste Inwoonders van onze andere Steden fchat* ten. Verder heeft men deeze myne Stad- genooten mede voor zeer eergierig en eer- lyk te houden. Het eerfte, het zy men ’t van de hooghartigheid der Waaien afleide , of als een uitfteekend kenmerk van hunnen ouden HolJandfchen aart aanzie, brengen zy zelfs tot een iiiterfte. ’£r woonen in Leiden deftige Burgers , die , voor ’t uiter- lyke oog, welvaarende en gegoed fchynen, dog fliJzwygende in de bitterfle nooddruft leeven ; en ’er zyn gevallen van die natuur bekend , welken eene redelyke verwagting te boven gaan. ’t Is onder anderen gebeurd , dat bejaarde eerlyke lieden , Man en Vrouw , die uiterlyk wel voor den dag kwamen, door nood geperst, na al het hunne ver- teerd te hebben , beflooten , om liever van honger te fterven, dan hunnen nood te klaagen. Hun Huis bleef op zekeren' dag zoo lang geflooten, dat het den Buuren argwaan van eenig ongemak deed opvatten; deezen gaven zulks te kennen; men brak vervolgens de Deur open , en vond de bei- de Egtelingen in zwym op het Bedde lig- gen. Het noodige voedfel wierd hun wel dra gelangd; maar men bewoog hen niet, dan met groote moeite, onder ’t aandrin- gen van overtuigelyke redenen, om zulks uit handen van de Armenbezorgers aan te neemen ; en zints heeft men dit Paar , op eene Rille wyze , buiten den fchyn van zoo- VAN HOLLAND. 1051 genoemde Alimentatie , onderfteund. Zulk eene edelmoedige handelwyze word ook van de Walfche Gemeente te Leiden, zoo ik wel meene te weeten , meermaals in agt genomen; met eerlyke noodlijdende Lie- den, zonder dat men hetmerke, Christe- lyk te onderileunen, en tevens hun open- -baar fatfoen te handhaaven. En fchoon deeze waarlyk wat al te hooge trap van Eergierigheid meest gevonden worde by den Burgerftand , is ’tegterzoo, dat men dit eigenfte beginfel ook onder de geringer Gemeente befpeurt. Want onder deeze, het flegtfte flag uitgezonderd zynde,is ’er, hoe flerk de Nooddruft ook dringe , naauw- lyks eene grooter vreeze , dan die voor den naam van Armenbrood te eeten: de Eer heeft hier dikwils een flerken ftryd met de Nooddruft. Aangaande het verder opge- geeven karakter van Eerlykheid ; dit huis- vest, onder myne Leidenaars, tot een vry aanzienlyken trap. Hoort men hier, gelyk elders, van eenige Faillisfementen , die uit hoofde van ’t verval der Neeringe wel eens moeten voorvallen, dezelven gaan niet vergezeld van die fnoode en opzetlyke voorneemens van bedrog , waar over men hedendaags zoo dikwils in de Kooplieden hoort klaagen. Ik bedoel hier geenszins dezulken, fchoon ’er veelligt ook eenigen hunner hier ter Stede gevonden wierden , welker goudlust, door een geraffineerden Windhandel , Ryken en Armen zogt te jjedriegen ; maar heb het oog op den mid- del- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE FIOL- LAND- SCHE NATIE. 1052 NATUURLYKE HISTORIE delbaaren Biirgerftand, en in ’t algemeen op het hartje der Ingezetenen. By deezen heerscht eenpaarig de fterkfte zugt tot woordhoiiden , en om , zoo zy gevvoonlyk zeggen, elk het zyne te geeven: des men zig wel moge verzekeren , dat het onver- mogen, door de werkeloosheid aangebragt, hen egter niet tot oneerlykheid doet over- hellen ; hunne eerzugt wederhoud hen van oneerlykheid; en doet hen alles aanwen- den, om hun onvermogen te bedekken. Hier uit ontftaat zelfs by veelen nog al ee- ne drift, om eenigzins grootfpreekend te zyn; en men zal een gemeenen Lorren- of Pondegoedskooper , als mede een onnoozel Winkeliertje, dikwils , van zyne Koop- manfehap hooren fpreeken , als of hy een voornaam Fabrikeiir of Handeldryver was; dog zy brengen dit egter niet hooger, dan ’t ook wel by de Haarlemmers plaats heeft. Wyders durf ik myne Stedebroeders wel , met volle ruimte, onder de leevendigften van geest onzer Hollanderen Bellen. Men vind hen, in dit opzicht, vlug, en zeer geneigd tot zoogenoemde kwinkflagen ; ook fcheppen zy veel vermaaks in Spotter- nyen. Men word dit wel dra gewaar, als men flegts eens in hunne Wyn~en Bierhui- zen gaat; daar de geest van fchertfery der- maaten uit de Beekers waasfemt, dat men bykans geen reden hoore, daar niet een kwinkflag of lachverwekkend woordje on- der voorkomt. Hier door is de gemeene Man VAN HOLLAND. 1053 Man ook zoo mild, met het geeven van Bynaamen, of Bentnaamen, dat ’er geen Bier-, Turf- of Waagdraager en dergelyke zy, welke geen Bentnaam heeft. Stree- ken van die natuur toonen , dat onze Lei- denaars niet ftomp of ftroef van Vernuft zyn ; en ze hebben meermaals doorflaande blyken van hunne bekwaamheid gegeeven , in het uitvinden van nuttige , konflige en voordeelige , Fabrieken , Verweryen , enz. waar in zy ^al van ouds her , zelfs voor de komst der Franfche Vlugtelingen, zeer be- roemd waren. En even zoo behoeven zy , ten aanzien van allerleie vernuftige Wee- tenfehappen , in het voortbrengen van Kunflenaars, geleerde en beroemde Man- nen 5 tot heden voor geene Stad te zwigten. De gemeene Burgerman heeft voor ’t ove- rige zeer veel Liefliebbery , voor ’t Vinken en Visfehen, dat ze, met een ongeloove- lyk geduld, by manier van uitfpanning, oeffenen; byzonder het vinken naar Mee- zen en Pimpelmeesjes, daar ze uuren ver om loopen. Ook zyn de Jongens in geen Stad ’er beter op bedreeven; nog handi- ger, in de V^ogeltjes, door middel van een langen garen draad , op de Kruk te lee- ten af en aan vliegen. Wat nu nog de Gemoedsdriften der Lei- denaars betreft ; zy hellen gemeenlyk over tot het ftoute en opvliegende ; fchoon ’er ook vry veel onnoozele en bloode Lieden , vooral by de nooddruftigften , onder hen gevonden worden. De Toorn en Gram- fchap DE HOL- LAND- SCHE NATIE, DE HOL LAND- SCHE NATIE. 1054 NATUURLYKE HISTORIE fchap overhecrscht hier al dikwils het ge- moed, en Haat wel eens tot wreeken over; dog hun wraak is byna nooit vergezeld, van een aanhoudenden wrok. Op eene vegtparty , en bittere wraakneeming , uit haastigheid gebooren , volgt meerencieels wel dra eene alles vergeetcnde verzoening. ’Er mogen hier en daar eens oorzaaken ge- vonden worden van eene lang verwyderde vriendfehap ; dan over ’t geheel behoort de infchikkelyke verzoenbaarheid tot het egte karakter der Leidenaaren. Ze zyn , met één woord gezegd, in hunnen Toorn niet geveinsd, en in hunne Verzoening niet valsch; een Leidenaar gedraagt zig, in ’t eene en andere geval, als een rechte Hol- lander, voorde vuist. Aangaande de uit- werking die de Leere der Wysheid, in Hei- dens Hooge Schoole voorgedraagen , op het gemoed der Inwoonderen heeft; hier van kan men zeggen , dat dezelve nog al veele onderzoeklievende Burgers maakt. En ten opzichte der orde , omtrent de Schooljeugd, mag men, tot lof der Over- heid en der School beftuurderen, wel ge- tuigen, dat ’er, op geen Hooge School in ons Vaderland, beter wetten en voorzor- gen plaats hebben, dan in Leiden. Ook is de verkeering der Studeerenden en die der Stedelingen onder elkander, (fchoon niet gantsch vry van mispasfen , dat niet te wag- ten is ,) in deeze onze dagen over ’t geheel ' te pryzen : leevende zy onderling in eene minzaame verkeering. De Aanzienlyken ont- VAN HOLLAND. 105/ ontvangen hen met alle beleefdheid; en de Burger behandelt dezelven met eene ge- meenzaame vriendJj'kheid. Inéén woord, een Student, van wat rang of (laat ook, indien zyn gedrag en ommegang heusch zy, mag volkomen flaat maaken op het hart en den haart mjmer LeidenaaVen. Wanneer men nu alle deeze ongeveins- de aanmerkingen , wegens de natuurlyke gemoedsneigingen der Leidenaaren*, te Ta- rnen neemt , kan men niet ontkemien , dat hunne algemeene Jofwaardige inborst hun- ne byzondere gebreken verre overtreft. Men befpeurt hier eene eerlyke , eerzug- tige , vriendelyke, vaderlandlievende en Godsdienflige Geneigdheid , gepaard met eene rechtfchapen Hollandfche Openhartig- heid , en manmoedige Lydzaamheid in te- genfpoed. Geen geringe hoedanigheden zekerlyk, die aan deeze roemencwaardige en getrouwe Ingezetenen van ons geliefde Vaderland ter eere llrekken. In ’t midden hunner menfchelyke misflagen ftraalt 'er fteeds eene recht biirgeriyke gemeenzaam- heid, eene aankleevende llandvastigheid , en eene gulhartige, vrolyke, genoeglyke, Zielsneiging in hunnen handel en wandel door ; waar mede die* van Haarlem insge- Jyks vry doorgaande- bezield Z3m. ’Er is ook tusfchen de Inwoonders van Haariem en Leiden nog al eene merkelyke overeen- komst; dog zo niet, of ’ef zyn tevens et- lyke byzonderheden , die den Haarlemmers by uitflek eigen fchynen , dat in deezen IIL DEEL. Xxx nog DE KOL- LAND- SCHE NATJE, DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1056 NATUURLYKE HISTORIE nog een kort woord van ons vordert. — ■ De Haarlemmers zyn’meerendecls niet al- leen van een korter geflalte, dan de Lei- denaars, gelyk reeds aangemerkt is, maar ook veelal kleener, dan de Inwoonders der overige Hollandfche Steden : dit loopt zoo fterk in ’t oog, dat men, als men wil aan^ duiden, dat iemand niet kloek van geftalte is, gewoonlyk zegt, 'hy is van Haarlemmer maat. Ondertusfehen zyn ’er nog al eeni- ge kloeke Menfchen; dog over ’t geheel zyn ze, vooral die van den middelmaati- gen Burgerftand, en de Arbeidslieden, welken in de Fabrieken werken, aan den korten kant; hebbende veelal de lengte van om en aan de vyf voeten. Daar benevens vind men ze doorgaans tenger van gebeen- te, en bleek van gelaat; ook zien ’er de Vrouwen meestal bleekagtig, ja vcelen zelfs geluwagtig, uit: en zy hebben op verre na dien bruinen opOag, en zwarte Hairlok niet, welke veelen d^er Leidenaa- ren eigen is. Dan in de zugt tot uitgelaa- ten vreugde, en, als ik 't zeggen mag, brooddronkenheid, ftaat het Flaarlemfchc Gemeen gelyk met dat van Leiden. Hou- den die Leidenaars de Boeren-Kermisfen voor hunne weelde - dagen ; dit flag van Haarlemmers hééft ook zyne Vastenavonds vermaaken, zyne Hartjesdagen, zyne Paar- demarkten , en vooral zyne Varkénsmark- ten met den Slagttyd. Zy gaan zig op zul- ke dagen, en ’t is hun op andere tyden ook niet vreemd , niet zelden zeer te buiten in ’t drin- VAN HOLLAND. 105;:^ ’t drinken van Genever; dat, benevens het overtollige gebruiken van KofF}^ en Thee, naastdenkelyk zeer veel toebrengt tot hun- ne fchraale gedaante. De Leidfche geinee- ne Man houd het daar en tegen meer met oud Luiksch of Loender Bier, waar van ten getuige flrckt cene menigte van Bier- of Taphuizen, die de Leidenaars Vaantjes noemen; om dat ze, door het uithangen van een Vaantje of Houten Vlaggetje, veelal met Stads Wapen verfierd, kenbaar zyn. Niettemin vind men de Genever- kroegen in de laatfte jaaren te Leiden fter- ker toegenomen ; en mogelyk verliezen deeze tegenwoordige Leidenaars, hier door, mede al vry zigtbaar, niet weinig van hun- ne oude wakkere geftalte. Floe ’t zy , dit althans is zeker, dat men, onder de In- woonders van beide die Steden, een mer- kelyk onderfcheid van gezond- geftel be- fpeurt, tusfehen de geenen die vaste Spy- zen en fterke Bieren gebruiken ; en dezul- ken die zig aan den Thee- en KoffyTot of de Geneverfles gewennen. Dan zoo het Leidfche Gemeen hier in iets voor heeft by ’t Haarlemfche; het laatfle wint het aan eene andere zyde zeer verre van het eerfte: te weeten , in cenc gefchikter en zindelj^- ker leevenswyze. Men ziet te Haarlem zoo veele morsfige en flordige Menfchen niet; de allerarmlle is ’er gemeenlyk nog al knap, en naar zyn doen zindelyL De verfchillendheid der voornaamftc Fabrie- ken brengt hier aan ongetwyiteld merkeij’k DE iroi> LAND- SCHE NATIE* 1058 NATUURLYKE HISTORIE r>F. HOL- toe. , De Haarlemmers behandelen meest LAND- rein Linnen Garen , zagte zyde , en droo- NATiE. Wolle; waar tegen die van Leiden, vooral de Schrobbelaars , de Vetfpinders , de Plooters , en foortgelyken , altoos zwee- terige Wol en vette Oly moeten hantee- ren; waarom zy, befmet wordende met het geene daar ze mede omgaan, hierin natuurlyk eenigzins te verfchoonen zyn. Daar by komt ook, dat de nooddruft te Haarlem • nog niet tot zoo hoogen trap ge- klommen is , dat men ’er dit fJag van uit- werkfelen zoo klaar kunne befpeuren. Hunne geneigdheden z}m voorts in ver- fcheiden opzichten al zeer gelyk aan die der Leidenaaren. Eene broederlyke ge- meenzaamheid in de Buurten , en eene on- verzettelyke verknogtheid aan hunne Ge- boorteplaats, is hun niet minder eigen. Men vind de Haarlemmers , by aldien niet meer, ten minfte zoo nieuwsgierig , en fnapagtig over elkanders bedry ven , als de Leidenaars. D aar benevens zyn ze insgelyks al vry vat- baar voor fantazien en gefprekken , raaken- de ziekten en kwaaien : en veelligt heeft het hier wel wat meerder gronds ; dev/yl de tengerheid der Vrouwen genoegzaame blyken verleent van Lichaamsgeftellen , die aan veelerleie kwaaien onderhevig zyn. In ’t ftuk van Eergierigheid en Eerlykheid zyn de Haarlemmers mede hoog te agten. Ze zyn ’er, als oude getrouwe Batavieren, fterk gefteld op het houden van hun woord; bedrog en misleiding is hier vooral niet min- VAN HOLLAND. 1059 minder dan elders gedoemd ; en men mag in handel en wandel doorgaans gerust ver- trouwen, op iemand die onder hen ter goe- der naam en faam flaat; dan ik twyffel Herk, of ze niet wat verregaande karig en knibbelagtig v^an aart geoordeeld mogen worden. Men kan ze ook wel van geene afkeerigheid voor Vreemden in hunnen ommegang befchuldigen ; dog ze zyn my egter over het geheel zoo openhartig en rondborilig niet voorgekomen, als myne Leidenaars en de Amflerdammers'. ’Er heerscht, omtrent dezulken, al zeer ge- meen , by de Inwoonders deezer Stad , ee- ne zekere ililzwygende agterhoudendheid , vergezeld van eene vry fierk doorftraalende omzigtigheid , in hunnen handel : mitsga- ders eene regelmaatige zoogenaamde juist- heid en langzaamheid in het fpreeken; waar door ze hunne woorden fchynen le wikken en te weegen, terwyl ze den Vreemden met het grootfle geduld uithoo- ren. Men zou die veelligt als een wel bere- deneerd gedrag mogen aanmerken ; dan vee- Jen trekken het wat te verre, en maaken hunnen ommegang hier door lastig voor eene openhartige gezelligheid, welke zulk een bedwang wraakt. Een Leidenaar, die, gel}^k het meerendeel zyner Stadgenooten , tot eene losfe vrolyke fpotagtigheid over- helt, vereenigt zig niet gemaklyk met dat deftige der Haarlemmers ; en ftaat verwon- derd , als hy hoort , hoe ze zig , zelfs in zoogenoemde gemeenzaame gelprekken , Xxx 3 1 toe- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL. LAND- SCHE NATIE. loöo NATUURLYKE HISTORIE toeleggen, op het gebruiken van naauw- keurige, fyne en zaaklyke uitdrukkingen. Het heerfchende van dit hun karakter is, vermoedelyk , nog eenigermaatc een over- blyffel van den ouden natuurlyken aart der Kennemers, dien eene zekere naauw- gezetheid en agterhoudcndheid vry eigen was. En ’t is niet vreemd te denken , dat dit natuurlekke nog al wat verftcrkt is, door den invdoed der menigte van Doopsgezin- den alhier ter Stede; die in vroegere da- gen , meer dan wel heden , ten uiterfte ge- lleld waren, op eene zekere juistheid in alles , waar door ze zelfs tot het tettige , gelyk men zegt, in netheid overfloegen. Als men dit oudeigen dier Gezindheid na- gaat, en tevens opmerkt, dat deeze Doops- gezinden al vu’oeg, gelyk nog in onze da- gen, onder de vermogendfte Kooplieden en fterkfte Steunpilaaren van Haarlem ge- teld wierden; zal men dat denkbeeld niet geheel ongegrond agten. Natuurlykcr wy- ze heeft het gedrag dier vermogende Fabri- keurs, welker aantal vry groot was, en waar mede men geftaag verkeerde en han- delde, geen geringen invloed op veeler om- megang gehad; te meer, daar zulks niet vreemd viel by de oude geaaitheid van den Landzaat; en te ligter ingang vond by de Haarlemmers, die gemeenlyk eene door- zigtige en bedaarde gemoedsneiging bezit- ten. Uit hoofde deezer algemeene neiginge , die wel • beftierd zeer loflyk is , zyn de Haar- VAN HOLLAND. io5r Haarlemmers by uitneemendheid gefchikt , om alles met een flil en bedaard oordeel ten netfte te behandelen; mitsgaders zig toe te leggen op vveezenlyk nutte en ge- duld vorderende onderzoekingen. Van hier befpeurt men, zelfs tot in het kleenfte Winkeltje of Handwerk, alomme eene juiste regelmaatige fchikking, die den aart van een zindelj^k en net Volk te kennen geeft. Wel bj’zonder is de gefchiktheid der Haarlemmers tot eene aanhoudende oplet- tendheid by uitllek bl3^kbaar, in hunne heer- fchende Liefhebbery tot Bloemen , b}^zon- der tot Hj^acinthen , Tulpen en Auriculas. Een recht Liefhebber zal met een ongeloo- velj’k geduld tüuren, op de fpeelende ver- anderingen van koleuren , de gedaante der bladeren , de grootte of kleente, de enkel- heid of volheid van bloem , en wat dies meer zy; vooral wanneer eene nieuwe Bloem, of ejn Conquest, zoo als zy ’t noemen , zig in vollen luister vertoont. Hy zal ’er zoo veele b3^zonderheden in opmerken , dat zelfs een kruidkundige, hoe bedreeven hy an- ders zy, in vergelyking van zoodanig ie- mand, als een onkundige voorkome. Dit loopt by fommigen, die meer oplettend- heid dan oordeel bezitten , wel eens tot ee- ne verregaande teuteragtigheid; en men heeft deeze Liefhebbery, in de voorigc Eeuw, ten aanzien van de Tulpen, en in den aanvang der tegenwoordige , ten op- zichte van de Hyacinthen , tot zulk eene buitenfpoorigheid gebragt, dat ’er verfchei- Xxx 4 den DE HOL- LAND- SCHE NATIE. r>F, HOti' LAND- SCME KATIE. 1062 NATUURLYKE HISTORIE den Lieden, die ’cr hunne welvaard caan opofferden, door verarmd wierden. Dit befpottelyke heeft aanleiding gegeeven tot het in Print brengen van. den bekenden Zotskap van Flora; en men kan niet ont- kennen dat de handelwyze der zoodanigen zulks verdiende; dan men moet tevens zeg- gen , dat deeze Bioeniliefhebbery thans met gegronder kundigheden en gemaatigder be- handeld word : fchoon ’er nog al wat van het oude in doordraalc; ten bewyze van de bovengenoemde gefchiktheid tot een aanhoudend keurig onderzoek. Buiten dit Ruk van Liefhebbery, dat te Haarlem fler- ker dan elders anders plaats heeft , munten de Inwoonders deezer Stad ook uit, door hunnen goeden fmaak voor alle befchaaven- de Oeffeningen. Men befpeurt hier, on- der den deftigen BurgerRand, en by de Vermogende!!, ten minRen eene algemee- ne kundigheid van verfcheiden Weeten- fchappen, die het Vaderland of den Gods- dienst betreffen: en veelen hunner verkie- zen , ter iiitfpanninge , een bepaaldcr be- Rudeeren van die of deeze Wectenfehap in ’t byzonder; het zy dan de Proefonder- vindelyke Natuurkunde, of de Wis- en Sterrekunde, of de Historiekunde , en meer dergelyke nutte Oeffeningen. Men vind deezen pryzenswaardigen lust tot het ver- meerderen zyncr kundigheden , ook wel by fommigen onzer Landsgenooten te Lei- den en elders; dog ze heeft, naar myne ondervinding, nergens in onze Steden met zoo v\N HOLLAND. 1063 zoo veel bepaaldheid plaats, als te Haar- lem. Elders valt de fmaak van oeffening llerker op het algemeene; dan hier zyn ’er meer, die zig beflendig op een byzonde- ren tak toeleggen , met oogmerk om ’er in uit te munten , en zig verder te \'olmaaken. Tot een doorOaand blyk van deeze hunne zugt, dient bovenal, de oprigting van de bekende Hollandfche Maatfchappy der Wee- tenfchappen aldaar; die, uit een aanzien- lyk gezelfchap deezer Stedelingen oor- fpronglyk, zoo door de Scadgenooten als andere Buitenleden, binnen korten tyd, zeer'fterk is toegenomen: en zig heden tot dien ftand gebragt vind , dat zy met recht onder de beroemde Europifche Maatfchap- pyen geteld moge worden. Een gelukkige uitflag, welke ook andere Steden in ons Vaderland, als Rotterdam en Viisfingen , aangefpoord heeft, om het voorbeeld van Haarlem, met een loflyken yver, na te volgen. Men befpeurt dus alleszins by die van Haarlem een onderzoeklievenden geest, dien ze beftendig met juistheid te werk Rel- len , om hunne kundigheden te befchaaven en te vermeerderen. Wyders vertoont zig die gezetheid der Haarlemmers , van welke wy boven gewag gemaakt hebben, ook vry fterk in hunne kleeding en Houding. ’Er heerscht onder den gemeenen Man , by de eene en andere Sexc , meerendeels eene ftyfheid van hou- ding; en, hoe gering ze zyn, eene zeke- re zindelykheid en netheid van kleeding. Xxx 5 Men DE HOL- LAND- SCHE NATIE. D2 HOL- LAND- SCHB WATIB. « 1064 NATUURLYKE HISTORIE Men vind dit flag van Inwoonders zoo vlug niet in hunne beweegingen , als den gc- meenen Man te Leiden; niet te min zyn ze nogtans zeer wakker en ftout in hunne hedryven. De deftige Burgerfland ver- toont insgelyks veelal eene min of meer gedwongen houding, met een gemaakten ommegang; en eene flaatige pragt in ’t ftuk van kleeding. Men kan ronduit zeggen, dat de oude Hollandfche deftigheid hier nog grootlyks plaats heeft. Men komt by geen gegoed Burger , of men befpeurt ’er, in de Kleederen en Huisfieraaden , eene weezenlyke pragt, zynde alles zeer net en van eene inwendige waarde. De vreemde Modes, fchoon ze by eenigeaanzienlyken, die zig wat naar den Hooffchen fmaak fchik- ken , voorkomen , zyn hier egter gemeenlyk nogal dermaate befnoeid, dat ’er eene gere- gelde keurigheid in te befpeurefi zy. De Da- mes verkiezen, gemeenlyk, geen losfe op- gemaakte vodden , maar inwendige goede Stoffen, én kostbaare Kanten, tot haaren opfchik; ook is een verregaande dertele zwier, by de meesten deezer, vcragtelyk: en misfchien vind men geene Stad, in wel- ke de aanzienlyke Lieden hunne pragt nog beter • om en aan de paaien der deftigheid houden. Ook moet men, tot lof deezer Ingezetenen, getuigen, dat veelen hunner meerder werks maaken , van zig te kleeden met de Stoffagien van hunne Haarlcmfche en onze verdere Inlandfche Fabrieken , dan zulks wel plaats heeft in andere Steden; waar VAN HOLLAND. 10^5 waar in ’t te wenfchen ware dat alle onze Landsgenooten dezulken navolgden. Men ontmoet daar benevens te Haarlem, meer dan in eenige andere Stad, veele deftige Burgerlieden in de Japon op Straat. Deeze verkiezing, wejke allen Vreemden in ’t oog loopt, is een eigenaartig gevolg van de neiging en de omftandigheden dier Bur- geren. Over ’t geheel afkeerig zynde van ledig en onnut de Stad te doorkmisfen , of, gelyk men zegt, Straatflypers te zyn, zoo houden zy zig meest in huis , by hun Beroep , of aan nutte bezigheden , dat geen verdere Kleeding van hun eischt. Voorts niet veel op hebbende met eene uitwendige pragt , zoo verveelt hun de dagelykfche opfehik ; en zy willen des liever onbedwongen in hun lïiiisgewaad blyven; te meer, daar hunne zindel^d^e Fabrieken zulks zeer wel toelaaten; des zy, met eene kostbaare en net gemaakte japon, zeer gefchikt voor den dag komen. Wat verder de uitfpanningen' der Haar- lemmers betreft; gel^^k ze in alles zeer ge- regeld leeven , zoo zyn ook hunne uitfpan-, ningen niet buitenfpoorig. Ik fpreek hier van den deftigen Burgerftand , en de braa- ve Werklieden onder de minvermogenden; laatende het ruwe Gemeen , dat tog overal zyne ongeregeldheden heeft, aan zyn plaat- fe. ’t Is onder hen zeer gebruikelyk , van den vroegen morgen tot in den laaten na- middag , naarftig aan zyne zaaken te zyn ; de Winteravonden in gezelfchap door te bren- DE HOL- LAND- SCHE NATIE, loöö NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAND- SCHE NATIE. brengen ; en de Zomerfche namiddagen in hunne .om en aan de Stad gelegen Tuinen te flyten ; het welk zy met veelen der be^te Burgeren van Leiden gemeen hebben. Een Amflerdammer of Rotterdammer heeft ge.- woonljdv ’s morgens zyn Koffyhuis, en ’s avonds zyne Kreb , of Collegie , gelyk men ’t noemt, in deeze of geene Herberg; waarin braave Burgers zig onopfpraakelyk gedraagen. Te Haarlem en te Leiden heeft zulks ook nog al by fommigen plaats , dog niet zoo algeml'en als te Amfterdam en te Rotterdam. Men houd de Gezelfchappen hier meer aan den eigen Haart; en de meesten zoeken des Zomers hunne uitfpan- ningen in hunne Tuinen of Tuintjes, die by menigte in den omtrek der Stad gevon- den worden; hebbende ieder, welke maar eenigzins meê kan , eene grooter of kleiner plek gronds, die hem ten Tuinvermaak ftrekt. De Man, de Vrouw en de Kin- deren, vermaaken zig hier eenvoudig, ’t zy op zig zei ven , of met een goed Gezel- fchap. Een kleen omtrek Lands , beplant met Vrugtboomen en Bloemen, en een kleen welgefchikt Speelhuisje , voldoet aan ’t oogmerL; om naamlyk den arbeid eti de zorg voor ’t dagelykfche bropd, door de genoegelykheid van ’t buitenleev^en , in een ftil vermaak te verpoozen. De Poortklok luid , de Tuindeur word geflooten , en , on- der den aangenaamen geur der bedauwde bladeren , ’t zy van den Haarlemmer Hout of de Leidfche Buitencingels , gaat elk naar huis; VAN HOLLAND. 1067 huis; en begeeft zig, na ’t houden van den Avondmaaltyd 5 ter ruste, om den arbeid met verfrischte kragten, na ’t ontwaaken , vrolvk te hervatten. Wj^ders behooren de Haarlemmers , in ’t ftuk van Gods- dienst , doorgaans niet onder de onagtzaam- ften , maar veeleer onder de geregeldflen , en tevens ook onder de vryheidlievendften. Het denkbeeld van Vr^'heid in Staat en Godsdienst word , by de meesten van den befchaafden Burgerltand , zeer wel in des- zelfs weezenlyke kragt begreepen : men voed eene hartlyke eerbied voor, en eene zuivere zugt tot de handhaaving der goede Wetten; ter bewaaringe van de oude Rechten, zoo met betrekking tot de Bur- gerlyke Vryheid, als die van het Gewee- ten: ’t welk men ook in genoegzaame ruimte op de deftigfte Leidenaars kan over- brengen. En dus is het dat de weldenken- den, die nooit waanden, dat de Vryheid een onbeteugelden willekeurigen handel toeftond, veelal de vlek uitwisfchen, die men deezen Stedelingen fomtyds aanwryft; als bezaten zy een misnoegden geest, welke ligtlyk tot muitzugt ov^erflaat; om dat men ’er nu en dan de uitfpattcnde driften van ’t fpoorlooze Gemeen gewaar is geworden; iets, dat men ook in andere Steden , niet minder dan te Haarlem en te Leiden , on- dervonden heeft. Kortom, ik durf, zon- der verdenking van vleiery, onze Leide- naars en Haarlemmers onbefchroomd reke- nen, onder de weJdenkendfte, eerlykfte, ge. DE HOL- LAIVD- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIK. 1068 NATUÜRLYKE HISTORIE getrouwRe, en yverigfle Ingezetenen van Holland, die ons Gemeenebcsi eerc aan doen. Wat eindelyiv nu nog den Tongval der Inwoonderen deezer Steden betreft ; dezel- ve is, in verfcheiden opzichten, vry aan- merkelyk; dog zulks laat zig beter hooren dan befchryven. Met een kort woord eg- ter, konnen wy ’er nog van melden, dat de Leidenaars, in ’t uitfpreeken van de y en ei of ey,zoo hard in den klank van ^iof ay vallen, dat ze ’er den toenaam fche Waaien van gekreegen hebben. Aan dee- ze fterke uitfpraak, die zeer ongevallig in ’t oor van onze overige Hollanders klinkt, z}ni de Leidenaars veelal te kennen: dan zulks heerscht , fchoon ’er alle Ingezetenen iets van hebben , nogtans meest onder het Gemeen; dat, buiten deezen Layfchen Tongval, verfcheiden byzonderheden in de gewoone fpraak heeft, ’t Is, by vooiv beeld, den meesten der geringe Werklie- den zeer moeilyk , Haarlem te zeggen ; en ’t uitfpreeken der /?, voor eene klinkletter, fchynt hun geheel bezwaarlyk te vallen. In ftede van te zeggen, onze He?idrik^ (of Henk) heeft te Haarlem een Hoed gekogt ^ is hunne taal , onze Endrik , (of Enk) ayt te Aarmel^Qo^ te Haarlmel) een oet ekogt. By het Haarlemmer Gemeen is ’er ook iets van deeze natuur; dog het fteekt minder door. De klank van ei of ey buigen zy meer op dien van y, dan op het Leidfche ay ^ en de ui valt ’er, fchoon niet heelllerk, eenigt zins VAN HOLLAND. 1069 zins op de ou Voorts komen de Haarlem- mers meerendeels nader aan den Amfter- damfchen , dan aan den Leidfchen Tong- val. Ondertusfchen hebben ze veelal iets byzonders in ’t uitfpreeken van ’t hulp- woord heeft, in den voorJeeden tyd. Hy heeft gezien, drukken zy gemeenlyk uit, hy het, (of hy hebt) gezien; en zoo zeggen zy ook, wat het, (of hebt) hy gedaan? in plaatlb van , wat heeft hy gedaan ? Dit is den Inboorlingen zoo eigen , dat men ’er een rechten Haarlemmer genoegzaam aan on- derkenne. Men merke by deeze gelegen- heid nog aan , dat het oudtyds te Haarlem zeer gemeen was , eene Vrouw Buisken of Buisje te noemen ; van waar men , fchoon die benaaming aldaar bykans verfleeten zy , nog heden wel hoort fpreeken van een Haarlemmer Buisje; welk woord kiliaan verklaart, door Arnicus , Sodalis, dat is, Vriend of Tafelgezel ; dog van oudenho- ven neemt het voor een Vrouwen naam. — Laat ons nu hier mede affcheid neemen van onze Haarlemmers en Leidenaars ; om ver- volgens , door het Vorstlyk Haagfche Bosch trekkende , onzen Hagenaars een vriendlyk bezoek te geeven. Den Haag intreedende, brengt ons de groote menigte en verfcheidenheid van Vreemdelingen , die niet weinig invloeds op de Landzaaten hebben , met den eerften opflag eenigermaate in verwarring; dan ee- ne oplettende befchouvving van ’t kennely- ke, dat den Hagenaaren eigen is, helpt ons DE HOL- LAND- SCHB NATIE. J. V. OU- DENHO- VEN, Haar~ lems Wieg , BI. '129. De Inwoon- ders van ’S GRAA- VENHA- G£. DE HOL. LAND- SCHE NATIE. 1070 Nx\TUURLYKE HISTORIE wel dra te rechte. Dezelve doet ons inzon- derheid terftond opmerken, dat ’er een zigtbaar onderfcheid plaats heeft, tiisfchcn de Hooge Standsperfoonen , mitsgaders de aanzienlyke Hovelingen, en tusfehen den deftigen Burgerftand , en den gemeenen Man. Dit onderfcheid geeft ons, ten minften in de uiterlyke vertooning en den ommegang, zulk eene verfchillendheid van karakter aan de hand, dat het wel der moei- te waardig zy, op deeze Standen afzonder- lyk het oog te vestigen. Wat de eerften betreft, daar omtrent moeten wy betuigen , dat de eerbied , die men aan het Hooge Gezag, en voor de- ^ zulken, die in hunne aanzienlyke posten daar toe betrekking hebben, verfchuldigd is, ons geen vryheid geeft , om derzelver karakter ten naauwkeiirigfte na te gaan. Als gehoorzaam e Kinderen voegt het ons , niet dan met eerbied, te fpreeken van ’s Lands Vaderen; en geen Hovelingen zynde, is ’t onze zaak niet de geneigdhe- den van hun , die tot het Hofgezin behoo- ren, te polfen, of daar over, in alle doe- len , met eene Hollandfche rondborffigheid te oordeelen. Ondertusfehen is ’er egter geen zwaarigheid, om, als rechtfehapen Hollanders, het heerfchende karakter onzer Staats-Mannen en dat van ’t Haagfche Hof- gezin, zoo als ’t ’er in der daad medg gele- gen is, op te gceven. Want met ter zyde ftellinge van den invloed, dien de weelde en pragt van T Hofleeven op derzelver ge- moe- VAN HOLLAND. 1071 moederen mogte hebben, mag, en moet men, in zuivere waarheid, zeggen, dat men, heden in deeze Eeuw, onder de aan- zienlyke Perfoonen van dien eerften rang, eene doorgaande Manlyke deftigheid ont- moet; en dat onze Hollandfche Edelen, met de voornaamfte Hovelingen , gemeen- lyk in eene frisfche en gezonde gcftalte be- vallig voorkomen. Daar benevens munten onze Hooge Standsperfoonen gemeenlyk uit in eeneBurgerlievende bereidwilligheid; waar door zy den Burger openhartig te woord liaan ; en eenen ieder , die flegts de behoorlyke eerbied in agt neemt, den vryen toegang tot hunne tegenwoordigheid verleenen; iets dat aan andere Hoven dik- werf veel moeite in heeft, en fomtyds niet , dan na een aanhoudend fmeeken , ge- doogd word. Heeft ’er immer iets van die natuur in ’s Hage plaats; men heeft het ze- kerlyk meer te wyten aan de hoogmoedige behandeling van eenige Lakeien en Livrei- bedienden , dan aan onze Staatsmannen zel- ven; dien dit Bag van onheuschheden zel- den recht ter oore komt. Slaan we wyders^ agt op het algemeene onpartydige getuige- nis der Uitheemfehen, wy hooren dezul- ken altoos met lof fpreeken , van de beleef- de , voorzigtige en verllandige handelwyze onzer Staatsmannen; en zy, welken ver- der zien dan op de uitwendige pragt en de tooi der Kleederen , die toch den Hoven ei- gen is, ontdekken wel dra in hun eene inner- lyke neiging tot eene waare deftigheid. En IIL DEEL. Yyy heeft DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1072 NATUURLYKË HISTORIE heeft de agterhoudendheid , de agterdogt en vleiery^ die onaffcheidelyk verknogt is , aan de voorzigtige behandeling van Staats- zaaken , en den vereischten oplettenden om- megang met allerleie vreemde Gezanten en Heeren , ook hier een grooten invloed ; de Vreemden getuigen egter 5 eenpaarig , dat zulks nergens minder huisvest, dan aan ’t Haagfche Hof ; en ’er althans niet meer plaats heeft, dan eene geoorlofde, ja noodzaak- lyke , Staatkunde vordert. Deeze brengt te wege , dat de meeste onzer Aanzienlykften van den Lande zeer weinig van zeggen zyn. , Men* ontdekt in hun, welken ingang ook voor ’t overige de welleevenheid der Fran- fchen, de leevendige fpraakzaamheid der Engelfchen , en de hooghartigheid der Duit- fchers, onder de Hovelingen hebben, een by uitftek ftandvastig blyk der oude Hol- landfche geaartheid, in hunnen bedaardlyk oplettenden geest, die hen voorzigtig doet zyn 5 in het antwoorden van alle voorilel- lingen. Ook heeft eene lange nuttelooze aanfpraak minder invloeds op hen , dan een kort en zaaklyk woord. Daar benevens mag men hunne beleefdheid jegens de min- deren nog wel aanmerken,* als een egt be- wys van hun weezenlyk HoHandsch karak- ter. Een Burgerman, die den Hoed af- neemt, en een Edelman of S taats perfoon^ 'beleefdlyk groet, gaat den zulken zelden voorby, of hy word op zyne beurt met eene heufche groet beantwoord. Ja ’t komt my voor, zoo verre ik, nu en dan ’sGraa- ven- VAN HOLLAND. 1073 venhage bezoekende, op de uiterlyke han- dehvyze gelet hebbe , dat onze aanzienl^d^e Hovelingen, waar onder men genoegzaam den bloem van den Adel onzer verëenigde Provinciën te tellen heeft, thans veel werks manken , van eene vriendlyke behandeling omtrent den minderen Biirgerftand. En misfchien is ’er geen Gewest in de Waereld, daar de Landzaaten zoo vryen toegang tot hunne Hooge Staatsperfoonen genieten , als- hier te Lande: ook is ’er veelligt geen Volk bekend , dat ’er meerder op gefield is. Men befpeurt toch overal, en byzonder in den Haag , ten overtuigelykfle , eene onver- zaadelyke geneigdheid der Inboorelingen y en der overige Landzaaten , om vooral zy^ ne Doorlugtige Hoogheid, benevens des- zelfs Koninglyke Gemalinne en Vorstlyke Spruiten , te befchoiiwen , te begroeten en te believen ; aan welke minzaame neiging het Hof ook, met alle gulhartigheid, zoo veel ’t gefchieden kan, voldoet. Het is dus ten vollen blykbaar, dat de oude Hol-- landfche heuschheid hier nog heerscht ; in ’t midden van alle de Hohyke gewoonten , met de daar aan verknogte gevolgen , en ondanks den invloed van allerleie Vreem- den. Ook befpeurt men , hoe zeer het een en ’t andere medegewerkt moge hebben om de pragt in ’t algemeen te doen fleige- xen, by onze voornaame Staatslieden, v^'oor' hun perfoon, minder uitwendige pragt in de Kleeding, en den uiterlyken omflag , dan wel by die van minderen rang, en Y y y 2 niet DE HOL-J LAND- SCHE NATIE.- DE HOL- . Land* SC HE NATIE. Zie Dicbtlu- veilde Tydkor- tingen , 11. Deel. 1074 NATUURLYKE HISTORIE niet zelden by de van hun afhangelyke Be- dienden. Men mag zig gevolglyk , ten hun- nen opzichte , wel houden , aan ’t gezegde van mynen Stadgenoot , den keurigen Dich- ter sna kenbi/r g ; die zig, in 't midden deezer Eeuweleevcnde, over dit onderwerp aldus liet hooren : Nog vindt m’ ’cr, Kiorimeen^ Die zich in al hun daden ' Alleenig fchikken naar het richtfnoer van de reen. Men vindt nog (overal) oprechte Batavieren ; Die , in het hedendaags gewaad , Zich echter houden aan de deftige manieren Van dien alouden Staat. Men vindt nog Vaders, die, tot lesfen aan hun Zoonen , ’t Volmaakte voorbeeld van hun eigen wandel too- nen. . , Men vindt noch Zonen , die , op ’s Vaders tred , Het weldoen achten voor hun eerlfe en groothe wet. Wat nu verder den deftigen Haagfchen Burgerftand betreft; men befbhoiiwt denzel- ven , gelyk ook veelal dien van onze andere Steden , doorgaans v/at al te oppervlakkig; daarover oordeelende uit dezulken die ons in ’t voorbygaan meest voorkomen. Zul- ke befchouwers Baan in den Haag het oog gemeenlyk op de Hooffebe Bedienden, en vooral op die geenen, welken zy op Straat of in de Logementen ontmoeten; zonder eene gemcenzaame verkeering met de Bur- VAN HOLLAND. 1075 gcry zelve te hebben; waar uit dikwerf verkeerde befchry vingen van ’t karakter der Hagenaars ontflaan. Wanneer men ge- meenzaam onder hen verkeert , ontdekt men wel dra, dat het aanzieniyke Lichaam der Haagfche Burgerye, niet tegengaande den invloed der Vreemdelingen en der Mi- litairen, zoo onvervalscht in den ouden en echten Hand blyft, als men elders eene Biirgery vind ; houdende de aanzienlykfle, egte en rechte Hagenaars zig meestal eenig- zins afgefcheiden , zoo wel van de zeer hooge Perfoonaadjen , als van de mindere Gemeente, Raakende hunne uiterlyke Geftalte , moet men zeggen, dat de Hagenaars in geenen deele onder de geringften van ons Vader- land te tellen zyn. De jaarlykfche optogt of paradeering der Haagfche Burgerye ver- toont ons althans een aantal van frisfche, flukfche, welgemaakte Mannen. En de Vrouwlyke Sexe heeft hier meerendeels gantsch geen ongevallig voorkomen ; allcen- lyk zy ’t my geoorlofd te zeggen , dat ze veel- al wat bleek van verw en week van geflel zyn; ’t welk men inzonderheid by de mindere Gemeente veelvuldig befpeiirt. Ook ziet men in’t geheel , onder het Gemeen , op verre na zooveel gezonde Geftellen niet, als onder den middelbaaren en deftigen Burgerfland : ja ’tfchynt my toe, dat men hier, zoo men er- gens agt wil flaan op gebreklyke perfoonen , ten minften onder het gemeene Volk, vry veel verminkte Menfchen ontmoet. Eu DE HOT. LAND- .SCHE MATIE. 1076 NATÜURLYKE HISTORIE PE HOL- wy hebben ons hier over niet zeer te ver- land- wonderen, als we het groote aantal van JatiI* verminkte Soldaaten , en oude Krygers, welken liier huisvesten, nagaan; en daar benevens in opmerking neemen,.de fobere, ruwe en morsfige leevenswyze der Soldaa- ten , die veelal in ’s Hage gehuwd zyn ; en niet zelden , door de ongebondenheid hun- ner driften met de Sexc, wanvormige Schep- fels veroorzaaken. Dog vooral fpeelt hier het gebruik van fobere Spyzen, met een moiTig leeven, en eene onagtzaame huis- houding , in dit geval , eene groote rol ; ge- lyk wy dit onder den gemeenen Man der Stad Leiden ook reeds opgemerkt hebben. De Ontleed- en Artzenykunde moge , op het fuik van misvorming, eenige gewigtige redenen aanvoeren, wy Remmen ’er vol- komen in; dan geloovmn tevens voor vast, dat het gebruik van onguure Sp3’zen door de Moeder, gevoegd by de onagtzaamheid op haare lichaamen, zeer veel doet tot het voortbrengen van ongezonde Kinderen. Hier by komen dan nog de aankleevende Ziekten der Ouderen, die haaren invloed hebben op het Gebeente, de Zenuwen en Aderen der Zuigelingen ; welken de gevol- gen van de Weedommen der Ouderen , in ' hunne geboorte, mede brengen: een ge- brek, dat, naar alle waarfch3mlykheid, on- der het mindere Gemeen, maar al te dik- wils plaats heeft. Slaan we verder het oog op de natuurly- ke geneigdheden der Hagenaars, dan ver- toont / VAN HOLLAND. 1077 toont ’er zig voor ons een niet min merkc- lyk ondeiTcheid 5 tusfchen den defcigcn Bur- gerlland en het gemeene Voik. Naar ’t my voorkomt heeft men de eerstgenoemden volkomen vry te fpreeken, van dien op- vliegenden aart , welke by de laatflen veel- al heerscht. Het Haagfche Gemeen is een zeer Bout , en , als ik ’t zeggen mag , weif- felcnd Volk. Hunne veelvuldige Boute 5 driftige handelingen en vegtpartyen , in een voortvaarenden toorn , en daadlykc wraakneeming, getuigen dit ten overvloe- de. En ik meen zeer wel te weeten , dat een AmBerdamfche of Rotterdam fche on- dernecmende Kaerel nergens , met meer- der fchroom , zyne anders Boute voorveg- tingen durft onderneemen, dan hier; de- wyl een Haagfche Knaap, die de Waereld, zoo als men zegt, gezien heeft, niemand vreest, en onbefuisd in het grootBe ge- vaar loopt ; dat voor eene natuurlyke uit- werking van den invloed der Soldaaten ge- houden mag worden. Ook is ’t over be- kend , dat het Regiment Hollandfche Guar- des, ’t welk meest uit Hagenaars beBaat, de BoutBe en wakkerBe Soldaaten uitle- vert. Aan deezen invloed is ’t mede toe te fchryven , dat de Kinderen van ’t Ge- meene Volk, van der jeugd af, eene zeke- re Boutmoedigheid en oorlogszugt bezitten. Gemaatigder geestgeBeldheid vind men by den aanzienlyken , den middelbaaren en den deftigen BiirgerBand : ’er heerscht on- der dezulken wel eene neiging tot het hand- Yyy 4 haa- DE IIOL- LAND- SCHR NATIE. DE HOL* LAND- SCHE Natie. T078 NATUURLYKE HISTORIE haavcn van hun recht , en de voorrechten van hun Burgerfchap , (mogclyk alzoo rond- borftig als elders;) dan een gemeènzaame ommegang, en de- eerbied voor ’t geen bil- 13de is, ziet men ’er Reeds mede verknogt. Zy bezitten meerendcels eene zekere Jee- vendigheid van geest, gepaard met eene vlugge lichaamsbevveeging,die hunne voort- vaarende neiging ten kragtigRe te kennen geeft. Voor ’t overige gaan de gulhartig- heid en de gastvryheid , fchoon ze met wat veele pligtpleegingen vergezeld zyn, hier hand aan hand; en ik ken geen Hollanders, die iemand in Huis en aan Tafel beleefder onthaalen. Een Elaagsch Burger is boven al erkentelyk: zoo men hem vricndlyk ont- vangen , of hem eenigen dienst gedaan heeft, kan men volkomen Raat maaken op de gulhartigRe wedervergelding. Hy zal zoodanig eenen, die hem bezoekt overal geleiden, hem alles doen zien, van alles de vereischte opheldering geeven , ja b3"- kans den geheelen Haag onder ’t wandelen befchryveii; en, zoo veel ’t gefchieden kan , zyn eigen zaaken en zyn tyd opoffe- ren, om den zulken, en zelfs een üitheem- fchen , plaizier te doen. Ook Raan de Haagfche Burgers bekend voor openhartig, zynde de vleiery onder hen niet gemeen ; en daar boven voor eerlyk in hunnen han- del : waar mede gepaard gaat eene algemee- ne eergierigheid, welke een ieder bykans aanzet , om het in zynen Rand , buiten de hulp van anderen, rond tefchieten, zoo . . iang t VAN HOLLAND. 1079 lang ’t maar mogelyk is. De gemeene Man brengt dit hier, even als \vy van de Leide- naars gezegd hebben , wel eens tot het iii- terfle; en men zal eer de flordigheid dan de openbaare armoede onder de mindere Ge- meente ontmoeten. Wyders hebben de dagelykfche nieuwigheden van ’t Hof, en de woeligheid der plaatfe , een groot vermogen op den geest der Ingezetenen: hier door bezitten veelen eene verregaande nieuwsgierigheid ; welke al dikwils tot eene foort van vermeende of voorgewende kun- digheid in zaaken ov^erflaat ; willende ieder hunner byna de eerfte zyn , die eenig ge- wigtig nieuws, betreffende de zaaken van het Hof, verhaalt. Dan deeze geneigd- heid word men ’t meest gewaar onder hen , die eenigen toegang of betrekking tot de Huizen van Hooge Perfonaadjen hebben, üit dien hoofde fchynt ieder derzulken , in de openbaare Koffyhuizen of Gezelfchap- pen, een fchrander Staatsman, of ervaren Staatkundige te zyn. Elk hunner wikt en weegt de plans van allerleie onder- neemingen, het zy van oorlog of vre- de, in Europa; drukt ’er zig met ernst en vuur over uit, en brengt, naar zyne wy- ze van denken, ,nog al eene gegronde re- deneering ter ftaavinge van zyn gevoelen te berde. Met dit alles zyn ze nogtans zeer omzigtig in ’t fpreeken over zaaken van belang; hoewel vrymoedig en Vader- landlievend, over alles wat het welweezen van ’t \^aderland raakt. Men befpeurt ook V y y 5 ten DE HOL- LAND- SCHS NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE, 1080 NATUURLYKE HISTORIE ten doezen opziehtc in hun nog beftendig, ’t geen temple in zynen tyd reeds aan- merkte, eene zeer fterke aankleevendheid aan ’t Huis van Oranje. Die zugt, welke der geheele Natie, in de dankbaare erken- tenis voor de menigvuldige dienflen , door datVorstlyke Geflagt den Lande beweezen, eigen is, heeft hier by uitRek plaats. De welvaart van zyne Doorlugtige Hoogheid , deszelfs Koninglyke Gemalinne , en Vorst- lyke Kinderen , is een hoofdonderwerp hunner dagelykfche nieuwsgierigheid. Voorts maaken zy, een ieder naar zyne betrek- king , mede veel werks van de overige Hooge Staatsperfoonen , en vooral van der Stede Overheid, de Colonels, Kapiteins, en verdere Officieren der Burgerye: en mogelyk zyn ’er weinig Steden in ons Land, daar de wederzydfche betrekking, tusfehen de Burger Officieren en de Burge- ry, met zoo veel eensgezindheid en liefde in agt genomen word. Wyders heerscht hier, buiten de zugC voor het Staatkundige, daar de omftandig- heden der plaatfe alleszins aanleiding toe geeven , eene Rerke Leesgierigheid , en cene uitgebreide Onderzoeklievendheid , met betrekking tot alle befchaavende Wee- tenfehappen. Dit getuigen de Leesbiblio- theeken, welken eerst in ’s Graavenhage opgerigt zyn , ter onkostelyke voldoeninge van veder leeslust ; en bevestigen de aan- zienl_ ke Boekwinkels , welken ter deezer Stede gevonden worden. Men vind hier een VAN HOLLAND. io8i een aantal beminnaars van verfcheiden Wee- de hod- tcnfchappen ; en vooral van de Natuiirlyke land- Historie; waarin ’s Hage op zynen grooten LYoxET, met het hoogfle recht, mag roe- men. Ook doet men hier, op het fpoor der Leidenaaren, de oude zugt tot de ftreelende Dichtkunde, in meer dan één Genootfchap , herleevcn. Onder dit voor- ftaan en aankweeken der Weetenfchappen , word vérder de Godsdienst , ter deezer • Stede, in geenen deele veronagtzaamd. Ondanks de losbandigheid en dartelheid van den Soldaat en ’t Gemeen , ftraalt ’er onder de Aanzienlyken , en by de deftige Burge- \ ry, eene beflendige en bedaarde geneigd- heid tot den Godsdienst door. De Leeraars worden ’er bemind, met rechtmaatige hoogagting en eerbied behandeld, en de Leeken zyn over ’t geheel in ’t Godsdien- Bige vry wel bedreeven ; zelfs zyn ’er zeer veelen onder, die ten fterkHen tot de ern- fligfte betragtingen overhellen. ' En ’t ver- dient zekerlyk zyne opmerking, dat ’er, in eene Plaats van zoo veel afleiding, zulk eene regelmaatige geneigdheid tot den Godsdienst gevonden word. Overeenkom- ftig hier mede ontdekt men by hen, als een ‘kenmerk deezer deftige Burgerye, ook ee- ne doorgaande befchaafdheid van Zeden. Men ontmoet ’er, ’t is waar, gemeenlylc wel wat veel zwiers , die by veelen zelfs maar in ’t oppervlakkige beflaat ; want het is juist altyd geen Goud wat ’er blinkt. Dog die fchitterendfte pragt word meest gevon- den DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Ï082 NATUURLYKE HISTORIE den by de geburgerde Vreemden; een deel Fortuinzoekers, die de rol van kaal en knap fpeelen; en dezulken die aan de Hoflyke Huizen verkeeren ; daar zoodanig een zwier , als aan ’t Hofleeven eigen , eeniger- maate vereischt word. Wanneer men derzul- ker opfchik gadeflaat , en te gelyk de klce- ding der deftige Burgeren befchouvvt, zal men wel dra bevinden , dat ’er over ’t ge- heel een merkelyk onderfcheid, tusfehen deeze Pronkers en -de laatstgemelden , plaats heeft. En voorts zal eene gemeenzaame verkeering genoegzaam toonen , dat hy de- zulken onder hen , die nog al voor wat ui- terlyken zwier zyn , het hart egter gemeen- lyk niet hoogmoedig is ; fchoon dit anders aan de zugt voor uiterl3^ke pragt zeer eigen zy. Men kan wyders onze Hagenaars niet befchuldigen van buitenfpoorigheid in drank ; fchoon ’er hier en daar onder den gemeenen Man gevonden worden, die ’er niet van vry te fpreeken zyn : min gunflig zou men wel ligt van vcelen moeten denken, ten aanzien der MinneBuikeryen ; die in ’sHage al vry fterk in zwang gaan. Dog hier te- gen word by de deftige Burgers des te naamver agt gcOaagen , op de opvoeding hunner Dogteren en Zoonen. Gelyk het misbruik gelegenheid geeft tot goede Wet- ten, zoo heeft de verregaande Galanterie ook hier weldenkende Menfchen tot te meerdere omzigtigheid gebragt, waar dooi- de zorg v^an deftige Ouderen , mitsgaders de eerbied en deugd van braave Kinderen, te VAN HOLLAND. 1083 fterker opgewekt is. Uit dien hoofde is eene eerlyke Haagfche Burger - Dogter dik- werf minder vatbaar voor gemaakte galante pligtpleegingen , dan een welopgevoed Meisje, in verfcheiden andere Steden : men ontdekt hier eerder, dat ’er eene Slang , onder ’t gras verborgen, te vermyden is, dan in eenvoudiger plaatfen , daar men lig- ter verlokt word door de bloemen, waar onder zy fchuilt. Onze Hagenaars komen dus in dit, gelyk in andere opzichten, over ’t geheel voor als loflyke Landsgenoo- ten ; die , in ’t midden van alle de verlei- dingen eener Hofplaatfe , zig tegen grove buitenfpoorigheden weeten te bewaaren; en zig geagt te maaken by de Natie. Wat nu eindelyk nog hunnen Tongval be- treft; dezelve klinkt gantsch niet onaan- genaam ; en zy zouden , indien zy hun kik voor kyk^ en hun ae met eenige weinige lispingen wat agterwegen lieten, veelligt den zagtften en helderklinkendften Tongval der Hollanderen hebben. Veele Taalkun- digen althans, hier op lettende , willen nog al daar heenen , dat men in den Haag en te Rotterdam het beste Hollandsch fpreekt. Dan wy laaten dit, als tot onze zaak niet doende, voor de Taalminnaaren over; en keeren ons verder ter befchouwinge van de Delffche Ingezetenen. De Inwoonders deezer Stad, die, in hunnen aart en hunne geftalte, zeer veel overeenkomst hebben, met de voorheen befchreeven Binnen-Maaslanders , en de Wcst- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De Inwoon- ders van DELFT. D-E HOL- LAND- SCHE NATIE. 1084^ NATLIURLYICE HISTORIE West- of Dclflanders, zyn zekerlyk te tel- len 5 onder de bezadigften , burgerJykften , en in Zeden minstverbasterden onzer voor- naamfte Zuid-hollandfche Stedelingen: en ieder die hen heeft leeren kennen, word bykans bewoogen, om hun den voorrang boven allen te geeven; althans ik voor my ken , in onze dagen , geen bezadigder Ste- delingen. De zagte en Rille Burgerlyk- heid, benevens de onbefprokenheid van den aanzienlyken Burgerftand, in eene ge- regelde leevenswyze, is hier doorflaande te befpeuren. Men ontdekt ’er een nog. Reeds aanhoudenden yver, tot het hand- haaven hunner Fabrieken of Platteelbakke- ryen , met welker tegenfpoed zy , door den invoer, zoo van Engelfche en Franfche , als andere vreemde Porceleinen, even als de Leidenaars met hunne Manufaéluuren , te worRelen hebben. Hun befcheiden en geduldiggedrag, in deezen ,is een onwraak- baar bewyvS van hunne lydzaame Gemoeds- neiging. Dit heeft, ondanks dien tegen- fpoed, by den gemeenen Man, geene de minRe moedelooze uitwerking van uitfpat- ting; waarin de Delvenaars hunnen ouden roem , van Rille , eerlyke en getrouwe Va- derlanders te zyn , nog heden ongefchon- den bewaaren. Ook munten zy grootlyks uit in eene ongeveinsde hoogagting, niet alleen voor de vermogende Lieden, wel- ker getal aldaar vry aanzienl3"k is , maar te- vens wel b3^zonder voor de Overheid der Stede ; waar van ze altoos met de grootRe eer- VAN HOLLAND. 1085 eerbied, agting en liefde fpreeken; dat in veele andere Steden zoo algemeen niet is. En deeze neiging der Burgerye ziet zig volko- men beantwoord, door ’t verpligtende ge- drag der zoodanigen. Ik heb ten dien op- zichte, onder anderen, eenpaarig uit den mond der Delvenaaren, hooren getuigen, dat de Inwoonders der Stad meest altoos • den voorrang hebben, boven Vreemdelin- gen of Uitheemfche Livreibedienden, in het bekleeden der Ampten : hoedanig eene heufche Burgerlievende behandeling, na- tuurlyk, eene erkentelyke Overheidsliefde te wege brengt. In hunne uitfpanningen , zelfs die van den gemeenen Man, vind men eene zeer vriendlyke en gemeenzaame famenleeving; veelal gel3/k aan de oude gewoonte der Leidenaaren. En nademaal zig eertyds, hier, mede veele Franfche Vlugtelingen ter neder gezet hebben , zoo behouden de Delvenaars ’er ook nog iets van; dog veel minder dan die van Lei- den. W^'ders bezitten de Delvenaars in ’t gemeen, en vooral die van den defti- gen Burgerlland, eene zeer groote op- lettendheid van geest , met een beflendig geduld. Dit heeft by uitftek doorgefliraald iri alle hunne Beoeffenaars van geleerde Weetenfchappen ; welken, een ieder in zyne zaak naar de volmaaktheid ftree veil- de, met een bezadigd oordeel, en een aan- houdenden y ver, tot een zeer hoogen trap gevorderd zyn. En met dit alles weet ik ’er nogtans weinigen ^ die fchroomagdger , DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1086 NATUURLYKE HISTORIE of, om zoo te fprceken, minder hoogge- voelend zyn, om zig met volle kragt in hunne zaak te doen gelden : welks tegen- deel anders den Beoeffenaaren der Weeten- fchappen al vry gemeen is. Of deeze by- zonderheid voortfpruite uit de gefteldheid der Stad; of uit de geregelde leevenswyze , en voortreffelyke opvoeding der Kinderen ; dan of men dezelve hebbe te houden voor • een overbl^Tfel van de oude Hollandfche om- en voorzigtigheid , durf ik zoo zeker niet bepaalen , als ik het gezegde wel voor waarheid opgeeye. Veelligt zou ik dit, buiten het bewys, dat my de beroemde Delvenaars, de onvergelykelyke huig de GROOT en LEEUWENHOEK, aan de hand gee- ven , kunnen verfterken , door my te be- . roepen op verfcheiden thans nog leevende Stadgenooten ; dog zulke perfoonlykheden vermeldende, laaten wy ’t liever hier by berusten. Nadien deeze Stedelingen voor ’t overige grootlyks gelyk zyn aan de reeds befchreeven Delflanders en Binnen Maas- landers, zoo ftaat ons, buiten het geene wy van deezen gezegd hebben , van de Del- venaars niets meer byzonders te melden. Even zoo is ’t gelegen met de Inwoonders van Schiedam , Vlaardingen , Maaslandfluis cn Delftshaven. En dit heeft ook plaats ten opzichte van de kleene Zuid-holland- fche Steden , Leerdam , Asperen , Heuke- lom , Woudrichem , Gorcum , Vianen , Ys- felftein. Kuilenburg, Woerden, Mont- foort en Oudewater. Het aanmerkelykfte;> VAN HOLLAND. 1087 raakende de Geftalte en Gemoedsneigingen dier Ingezetenen, hebben wy, onder de voorige befchryving der hooge Zuid-hol- landers, al betrokken; te meer, om dat de meeste dier Stedelingen uit de Landlie- den zelven befhaan , of daar van oorfprong- lyk zyn. Op eene dergelyke wyze hebben wy, onder de Gooiianders , de Inwoonders van Naarden , Muiden en Weesp genoeg- zaam befchreeven, des 't niet noodig zy hier op afzonderleek ftaan te blyven. Om dezelfde reden eischt ook Gouda geen breedvoerig verflag; nadien wy des- zelfs Inwoonders , onder die van ’t omlig- gende Gewest, alrede befchouwd hebben; wanneer ze ons voorgekomen zyn , als een moedig en arbeidzaam Volk; waarvan wy egter nog eenige weinige byzonderheden hebben te melden. Ze zyn over ’t geheel, in de uitmuntende Burgerlykheid , gelyk te Hellen aan de Delvenaars ; dog komen wel wat hooghartiger voor : ook hebben zy in hunne neigingen , buiten eenige geringe eh genfchappen , al vry veel overeenkomst met de Rotterdammers. Men vind deeze Stedelingen zeer gastvry, en Menfchen voor de vuist; Geveinsdheid ofFemelaary is* ’er bykans niet te befpeuren; en eene geoorlofde vrypostigheid maakt hen onge- meen fpraakzaam, waarin zy verre boven hunne Landslieden uitmunten. Onze wak- kere Goudenaars fchynen zeer onverfchil- lig, omtrent alles, dat geen betrekking heeft tot hunne gewoone zaaken , en eene vaste aankleeving aan hunne Wetten en m. DEEL. Zzz Vry- DE HOU LAND- SCHË NATIE. Zie BI . 749. De Inwoon- ders van GOUDA. D£ HOL- LAND- SCHE NATIE. 1088 NATUURLYKE HISTORIE Vryheids Voorrechten; waarop ze dermaa- te gefield zyn, dat het by ’t gemeene Volk wel eens tot onbefuisdheid overflaa ; van welke al te groote driftigheid het Pypemaa- kers Volkje zekerlyk niet geheel vry te fpreeken is. Meerendeels zyn ze lugtig of vrolyk van geest , en niet ligt vatbaar voor kwynende droefheid : zelfs is ’er onder den aanzienlyken en deftigen Burgerfland ge- meenlyk een welgefleld en vrolyk gelaat kennelyk te zien. By den minderen Bur- ger heerscht ’er, als te Haarlem , Leiden en Delft 5 eene zeer gemeenzaame vriendfchap en oprechtheid: ook beminnen zy, even als deezen , zeer de eenvoudige en genoe- gelykfle uitfpanningen , die de gelegenheid der omliggende Streeken hun aanbied; in welke uitfpanningen het Gemeen nogtans dikwerf al vry brooddronken is. Buiten het fpeelen in de Kolfbaanen , welken hier juist zoo veel niet zyn als te Rotterdam en elders, is hunne grootfle liefhebbery, het Visfchen met de Hengelroede , dat ze mees- terlyk verflaan. Roemt men wyders Haar- lem en Delft als zeer zindelyk en net; Gou- da , zeker , behoeft ’er niet voor onder te doen ; waarvan de ongemeen reine Straa- ten een genoegzaam getuigenis verleenen. Ook befpeurt men in de Huizen alomme eene blinkende netheid; en de gemeene Man , zelfs de geringer Gemeente , is ’er over ’t geheel gantsch niet flordig, maar al vry knap en helder over ’t lyf. Voorts zyn de Goudenaars , als gezegd is , onder de wakkerfle, moedigfte, en tevens ge- trouw- VAN HOLLAND. 1089 trouwfte Inwoonders van de HolJandfche Steden te tellen 5 waarin wy ze, wat ons betreft, gerust den voorrang geeven. Eindeiyk ftaat ons, na dit alles, nog een kort woord te melden , raakende de Ingezete- nen van het oude , beroemde en voortrefFe- lyke Dordregt, die veelal oveereenkomen , met de reeds befchreeven hooge Zuid-hol- landers; van welker Gewest zy de egte en rechte Hoofdburgers zyn. Uitbet beloop van eenige omilandigheden , uit den invloed der Scheepsvaart, en dien der Inwoonderen langs de Boven Maaze en Merwe , mitsga- ders uit eenige weinige Dortenaars , die ik gekend heb , meen ik deeze Stedelingen te mogen rekenen, onder de ftoutfte en on- derneemendfle Bewoonders van Zuid-hol- land , die gantsch niet vertzaagd noch bloo- de zyn. Ih ’t eerfte voorkomen vind men de Dortenaars niet zeer inneemende; dog by een naderen ommegang befpeurt men wel dra hunne gulhartigheid , edelmoedig- heid en milddaadigheid. Althans eenigen der Aanzienlyken , en van den deftigen Burgerftand, die ik van naby gekend heb, zyn my ten minfte niet karig , noch inhaa- lig , maar veel eer wat al te ruimfchootig voorgekomen. Hunne Kooplieden fchy- nen zeer veel op te hebben met hunne Handelplaats; en zyn, zoo veelikweete, gantsch niet hovaardig of overboodig in pragt. Men befpeurt ’er alleszins eene groote deftigheid , en oud Hollandfchen weezenlyken zwier. De afkomst der egte oude Zuid-hollandfche Volkeren is ’er, hoe Zzz 2 oud DE HOL- LAND- SCHE NATIE. De Inwoon- ders va 11 DORD- REGT. DE HOL- LAND- SCHE natie. 1090 NATUURLYKE HISTORIE oud de Stad ook zy, tot heden toe niet verbasterd ; en misfchien zyn de Inwoon- ders van Dordregt mede al onder de minst vermengde Hollanders te tellen. De oude Hollanders, uit die Streek, en vooral de- zulken , die langs de Merwe en de Maaze woonen , hebben hier beftendig den mees- ten invloed; en fchoon eenige Franfche Vlugtelingen zig onder hen vermengd heb- ben , is zulks in Dordregt nogtans op ver- re na van zoo llerk eene uitwerking niet geweest, als in andere Steden. Verder mag men, uit de gelegenheid der Stad, die als op een Eilandje ligt, eenigermaate gis- fen, dat derzelver Burgers ook vry zui- ver, zoo in Geftalte als Zeden, blyven* De meesten , die ik als rechte Dortenaars gekend heb , waren aan den kloeken kant ; en naar ’t my , nu en dan aldaar geweest zynde, voorftaat, had dit zeer algemeen plaats : ook Ronden zy oudtyds al bekend voor by uitftek wakkere en kloeke Man- nen ; welken naam zy nog heden niet ver- loeren hebben. Wanneer men hunne Schippersgasten , die dagelyks te Rotterdam aan- en afvaaren, met aandagt befchouwt , ziet men, dat het frisfche, kloeke, gezon- de Menfchen, en, om zoo te fpreeken, recht oude Hollandfche Hagjes zyn; dien de moed en de wakkerheid uit de oogen llraalt. De meesten vertoonen het beeld der Gezondheid zelve; en de Dortenaars zyn , volgens de eenftemmige berigten der Geneeskundigen , een gezond bloedryk Volk. Dit getuigenis komt zeer wel over- een, VAN HOLLAND. lopr een , met de fiere gemoedsneiging die zy be- zitten ; uit kragt van welke men hen voor wat opvliegende en gramfteurig houd ; hun- ne Schippersgasten en andere Arbeidslieden zyn althans by de Nabuuren vry gevreesd. Voor ’t overige zyn ze befcheiden en vro- lyk, ten minften niet droefgeestig ; moge- lyk is de mindere Gemeente al wat dartel en onagtzaam ; dog vooral niet lui of traag, en eerder fterk voortvaarende , dan aarfe- lende. Dit zyn de voornaamfte byzonderhe- den, welke men ten aanzien der Dortenaars in opmerking heeft tencemen : en met het bybrengen van dezelven zullen wy onze be* fchouwing van de Zuid-hollandfche Stede- lingen befluiten: agtende hier mede genoeg- zaam voldaan te hebben , aan ’t geen ons Ont- werp deswegens nog fcheen te vereifchen. Wat verder de Noord-hollandfche Stede- lingen te Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnikendam, Medenblik en Pur- merende woonagtig , aangaat , hier omtrent hebben wy, ten deezen opzichte, geene bijzonderheden mede te deelen ; dewyl het ons, in de befchryving der Noord-hollan- ders, in hunne verfchillende Streeken,on- mogelyk geweest is, buiten de Muurkrin- 'gen dier Steden te blyven. Derzelver In- woonders toch zyn over ’t geheel niet zoo duidelyk van de Landlieden te onderfchei- den; hunne Geftalte , Kleeding, Zeden en Gemoedsneigingen, loopen na genoeg on- affcheidbaar iri één. Uit dien hoofde heb- ben wy de Veld- en Stedelingen van Noord- holland veelal byna gelyklyk befchouwd;en Zzz 5 wy DE HOL LAND” SCHE NATIE. DE HOL. land- SCHE NATIE. 1092 NATUURLYKE HISTORIE wy zouden hier althans van dc laatftcn niets kunnen zeggen, dat niet alrede min. of meer bygebragt is ; of wy moesten ftaan blyven op bj^zonderheden , welken be- paaldlyk betrekking hebben, op eenigen huniïer,’ die zig boven anderen naar den Zuid-hohandfchen trant fchikken ; dat meestal de Kleeding, of het Staatkundige zou raaken : dog het eerfte is van te wei- nig aanbelang , en ’t laatfle is zekerlyk bui- ten onze taak. Wanneer men ’t algemee- ne hoofdkarakter dier Stedelingen nog wil- de fchetfen , zou men veelligt niet geheel mis hebben, wanneer men ’t zelve in deezer- voege voorftelde. De Alkmaarders zyn de doorzigtigften en befcheidenflen ; die van Hoorn de onderneemendffcen en ftoutften ; die van Enkhuizen de leevendigften en rondborftigften; die van Edam en Monni- kendam de naarftigften en vergen oegdften , die van Medenblik de eenvoudigllen en oprechtten ; en eindclyk die van Purme- rende de wceldrigften , en boven de eerstge- melden gefchikt naar den Landfmaak. Dan , naar ’t ons voorkomt, en zoo als wy ’t liefst uitdrukken , munten zy allen meerder uit in pryfelyke, dan in laakbaare eigen- fchappen; en men heeft hen, in ’t alge- meen , aan te zien , als weinig verbasterde , met egte en oprechte oude Hollandfche hoedanigheden bezielde. Vaderlanders. Dus zien myne Leezers, die de goed- heid gehad hebben, van my, in het door- kruis- ! VAN HOLLAND. 1093 kruisfen onzer Vaderlandfche Streeken, te vergezellen, ons tochtje ten einde; en ie- der mag, t’huis gekeerd zynde, op zyn gemak alles overweegen, en zien wat hy nog verder kan opfpeuren , dat der moeite waardig is, om aan het Gemeen medege- deeld te worden. Dit Reisje, fchoon ’t wat langer geduurd hebbe , dan wy in den beginne Raat maakten, is egter, zoo wy vertrouwen, niet verveelend geweest: te minder, daar we nog al dikwerf gelegen- heid gehad hebben , om het dorre onder- houd , over ’t geen we fomtyds zagen , te vervrolyken, door bykomende bevalligei* voorwerpen. Myne Landkaart inziende , en onzen afgeleiden weg tekenende, komt het my voor , dat wy alle de verfchillende In- woonders dier Streeken, zoo in Zuid- als Noord-holland en West-Vriesland, genoeg- zaam befchouwd hebben. 'Verder nagaande het geen ik deswegens op het papier gebragt heb , vlei ik my met het denkbeeld , dat de Leezers, die myne aantekeningen gelieven te doorbladeren , onze Natie , in dcrzelver treifendfte verfcheidenheden , hier onpar- tydig afgefchetst zullen vinden ; en dat zy nog al een aangenaam uur zullen konnen Ryten , met deeze befchouwinge onzer Landsgenooten. Het onderwerp is , zoo ver ik weete , door niemand op deeze wy- ze verhandeld ; de uitvoering is des in die betrekking nieuw; weinigen hebben hier over bepaaldlyk gedagt; en ’t ontbrak ons dienvolgens wel eens aan alleszins voldoen- de berigten , of eene genoegzaame kundig- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOU LAND- SCHE WATIE. 1094 NATUURLYKE HISTORIE heid van fommige byzonderheden. Zyn ’er hier door eenige misflagen ingefloopen , wy verzoeken deswegens verfchooning , en hoopen , gelyk wy meermaals gezegd heb- ben, dat wy, zoo deeze onze Verhande- ling van eenig nut en belang geagt mogte worden , niet verftooken zullen blyven van de gunffige verbeteringen en nadere ophel- deringen, welken ervaaren Lieden daar omtrent te berde kunnen brengen. Ver- moedelyk hebben wy ons, naar den fmaak van fommigen, wat al te breed opgehou- den , met het Ruk der Kleedinge en eenige byzondere Eigenfchappen onzer Landzaa- ten ; dan in ’t Hot van dit Deel hoopen wy , van ’t een en ’t ander , voldoende reden voor te draagen. Genoeg zy het voor te- genwoordig alleen te zeggen, hoe wy grootlyks fteunen op het gezag , dat de be- kende loflyke Antwoorden van de Heeren NOZEMAN en MARTiNET, aan de Holland- fche Maatfchappye , aan deeze wyzQ van verhandelen geeven; en voorts gevolgd hebben de vroegere voorbeelden , die wy des aangaande by de Franfchen , en andere Genootfchappen vinden. Dit nu hier me- de laatende berusten , zullen wy ons ver- der verledigen, tot het in orde fchikken onzer aanmerkingen , over de leevenswyze en natuurlyke gefteldheid onzer Landsge- nooten; ten einde eene Verhandeling me- de te deelen , raakende de natuurlyke ge- zonde gefteldheid onzer Hollanders , en de Ziekten , waar aan men in ons Vaderland byzonder onderhevig is. N A T U ü R L Y K E HISTORIE VAN HOLLAND. DOOR J. LE FRANCQ^van BERKHET. M. D. DERDE DEELS, VIERDE STUK. MET NOODIGE AFBEELDINGEN. ■ TE AMSTERDAM, By T N T E M A en T I E B O E L. M D C C L X -X I V. : , i c > ^ >i tj V o T ï ü tÖO'4 'r*\\^ ';;' w v'^j.<^h4 lï^ ijb S^ïiV W \ iA •.- H- Sm V. ..:>"<< '«nob ’tXiXin? >4 : .- iv.w. . - ^ >v'; ,> yAs'^ö.'^oöt^v ^ TO^\55s&k n^V\ ' >f\'U U'-i^r^i '3b ni ‘miofiöJ ■r:,? v--jr>T| y.bnsJ f>^ nci' ahol^tU:*;;^ •ui'j .i%i^■/ r .r.^ V ' ."A ^ !:'/ ■ji ‘Aw.V ( VAN HOLLAND. 1109 san ’t voorwerp dat hem van Liefde doet branden, en aan ’t welke zyne oogen V meermaals eene ftomme liefdetaal aange- kondigd hebben. In zulk een geval ver- voegt hy zig, naar ’s Lands deftige ge- woonte, by de Ouders of Voogden zyner Beminde, na ook zyne eigen Ouders of Voogden hier omtrent geraadpleegd te hebben , om derzelver toeflemming tot een gemeenzaamen ommegang met haar te ver- zoeken. Men noemt dit in de Steden, Ac- ces ^ en by de Boeren, Vtrkeernig verzoe- ken; van waar ook Verkeereuj zelfs by de Stedelingen, meermaals Vryen betekent, volgens de bekende fpreekwyze: hy ver- keert met of hy dat Meisje. Het toeftaan dier verkeeringe is gemeenlyk de voorbode van Huwelyksfluiting; en fchoon dit by de Noord-hollanders , gelyk wy gemeld heb- ben, niet doorgaa, ’t is nogthans by de Zuid-hollanders meestal van dat gevolg ; en ’t Huwelyk word ’er doorgaans, weinig Weeken na dit verlof, door de Ouders of Voogden, onder eene vriendelj^ke maal- tyd , geflooten. Men bepaalt dan de Hu- welyksgiften , en de redelyke Voorbedin- gen, of de in fommige opzichten nuttige, maar dikwerf bedriegelyke , Huwelykfche Voorwaarden: welke laatfle oudtyds niet dan om wettige reden gemaakt, en als de zuivere Huwelyksliefde kwetzende, ver- agt wierden ; dog thans maar al te veel met flinkfche oogmerken gepaard gaan. De gewoone Voorbedingen der oude Hollan- ders DE HOI.- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- L\ND- SCHE NATIE, Zie AL- KEMADE, Hollands Tiende- recht , J. Deel. Cap.XII. IIIO NATUURLYKE HISTORIE ders hadden alleen betrekking op de weder- zydfche Huwelyksgiften , en waren van geen kragt zoo dra het Huwelyk voltrok- ken was ; dewyl dan alles den Getrouwden gemeen wierd. Vaste bepaalingen hier om- trent hadden flegts plaats in Huwelyken van Staat, of die de belangen van het Volk betroffen ; in welke gevallen zelfs mindere omflandigheden wetlyk geregeld waren. Dus mogten zelfs Prinfen, Graaven en Vryheeren, tot eene Huwelyks-Morgen- gifte niet meer geeven dan de waarde van loo Marck ; der Furften Dienstmannen niet boven de 5 Marck ; anderen niet meer dan een best Paard; een eigen Ridder niet meer dan een Os, en zoo vervolgens naar minder rang. En dit alles gefchiedde eer , om den Man in zyuQ bezittingen te hand- haaven , dan om zig , op voorwaarden van Geld , onder het Vrouwlyke gezag te bren- gen. Ter befcheiden bepaalinge nu van zulke Huwelyksgiften werd ’er eene gezette byéénkomst der Bloedverwanten aangeleid; die, na dat men omtrent de Voorbedin- gen overeengekomen was, met eene Vrien- denmaaltyd beflooten werd. Dit gebruik, dat ook nog heden Rand houd , hehben on- ze Voorouders veelligt overgenomen van de Romeinen, by welken de Ouders van de Bruid, na de getroffen voorbedingen, gemeenlyk een Huwelyksflüitmaal ga- ven En op deeze byéénkomst volgde dan G) Zie R o s I N I , Antiq. Rom. L. V. Cap. XXXVII. en VAN HOLLAND. ^ iiir dan weldra de plegtige Ondertrouw; die in vroegere dagen flegts onder de weder- zydfche Familie gefchiedde, dog in laater tyd door de openbaare Wet bekragtigd moest worden, gelyk ook nu de gewoon- te is. Wanneer men deezen tyd van plegtige Ondertrouw vastgeflejd heeft, maakt men zulks, naar ieders rang, met min of meer ftaattykbeid , by monde of by brieven , aan de Naastbeilaanden of Vrienden bekend. En de beilemde tyd daar zjmde, gaat het Paar ter Ondertrouw, vergezeld van toe- ftemmende Ouders , Voogden of Getuigen , naar den eisch der Wetten. De Bruid word gemeenl^^k door haare Moeder , en de Brui- degom door zyn’ Vader geleid; by mangel hier van verzoekt men de Voogden en Na- beftaanden , of verkiest een’ Vriend en eene Vriendin tot getuigen. Zy begeeven zig dus, (naar ieders goedvinden, met meer of minder ftatie ,) in de Steden , naar het Raadhuis, en ten platten Lande naar de Secretarye, of ook wel naar een der Pre- dikanten van de Publieke Kerk. Ter be- hoorlyker plaatfe gekomen zynde, worden zy en BRT SS ON, Seleüa ex Jur. Civ. Ant. p. 532. Ook fchynt dit gebruik al zeer oud te zyn ; men vind ’er reeds eenig voetfpoor van in ’t Huwelyks- fluitmaal, dat la ban gaf, toen hy zyne toeftem- ming tot het Huwelyk van r e b e c c a met i s a a c , aan abrahams Knegt, verleend had. Gen. XXfV: 32-54* III. DEEL. Bbbb DE KOL- LAND- SCHË NATIE. I X)E HOL- LAND- SCHE NATIE. 1112 NATUURLYKE HISTORIE zy, door de daartoe bevoegde Heeren, na de vereischte ondervraagingen , volgens ’s Lands Wetten 5 in Ondertrouw aangeno- men ; waarop men hen als Bruid en Brui- degom begroet. Deeze plegtigheid heet ten Ondertrouw of ten Aantekenen gaan ; dog het onderfcheid van plaatfen, daar zulks gefchied, heeft ook aanleiding gegeeven tot de fpreekwyzen van op het Stadhuis^ voor Commisfarisfen , voor den Baljuw en Se^ cretariSy of by den Dominé te gaan. Te Amfterdam noemt men het wel byzonder voor de Roode Deur gaan ; om dat de Hee- ren Commisfarisfen van Huwelykszaaken aldaar, oudtyds, vergaderden in een Ver- trek in de Oude Kerk, dat met eene rood gefchilderde deur geflooten was C*"). Op deeze Ondertrouw volgt de openbaa- re afkondiging in een der Kerken van den heerfchenden Godsdienst, voor hun , die tot denzelven behooren ; dog voor zulken , die van eene andere Gezintheid zyn, ge- fchied dit op het Raadhuis ; ten einde een ieder, die eenige verbintenis met één der Ondertrouwden , of een anderen grond van tegenfpraak, mogte hebben, zyn recht kunne doen gelden. Dit noemt men de Geboden fluiten^ gelyk men het afkondigen het gaan der Geboden heet ; en van zulk een Paar zegt, dat het onder Geboden ftaat. Die afkondiging gefchied gewoonlyk drie Zon- da- (*) Zie j. WA GE NA AR, Befchv, van Amjler- da n , II. Deel , BI. 96. in Fol. VAN HOLLAND. 1113 dagen agter elkander ; en ’t Paar heeft dus , de hol- gelyk men zegt, drie Proclamatien of Ge- land- boden; na welker afkondiging de Trouw vervolgens voltrokken word. Dan , by noodige gevallen, als ’er gewigtige reden voor zyn, vergunt de Overigheid, op een heusch verzoek, wel eens eene fpoediger voltrekking van ’t Huwelyk. — Alle dee- ze gebruiklykheden» zyn over bekend; dog de orde der zaaken eischte eene beknopte melding van dezelven ; en ik vlei my nu vervolgens nog wel iets te zullen mededee- len , dat veeler nieuwsgierigheid meer vol- doening zal geeven. Het gewaagen v^an de diiuring der drie Huwelyks Geboden naam- lyk, leid ons thans tot het befchouwen der Plegtigheden , die in dat tydsverloop plaats hebben. Dezelven zyn by onze Natie , en vooral by onze Landlieden , vry aanmerke- lyk. Men vind hier omtrent verfcheide oude gebruiken , of daarvan ontleende ge- woonten, die der aantekeninge wel waar- dig, en niet algemeen bekend zyn; het- welk my beweegt, om die plegtigheden, byzonder van onze Landlieden , ter deezer gelegenheid , voor te draagen. Wanneer een jong Paar Bruid en Bruide- gom word , is het eene algemeene gewoon- te elkander wederzyds een gefchenk te doen, of iets, als men zegt, op Trouw te geeven. De Trouwgifte der oude Bata* tacit. vieren beftond in een paar gekoppelde Os- de Mor, fen , en een opgetuigd Paard ; om te ken- nen te geeven , dat zy een jok van gemeen- xYilL Bbbb 2 zaam- DE HOL- LAND' SCHE NATIE. II 14 NATUURLYKE HISTORIE zaamheid aangongen^en onderling, lydzaam en kloekmoedig, in vrede en oorlog, in allerleien arbeid en gevaar, wilden deelen. Een zinnebeeld, inzonderheid dat der ge- koppelde Oslen, ’t welk men naderhand, by veele Volkeren , voor ene juiste fchilde- ry van het Huwelyk gehouden heeft. By eenigen onzer oude Landzaaten was ’t , en ’t is vermoedelyk ook hier en daar nog by lommigen onzer tegenwoordige Ingezete- nen, in gebruik, dat men een Penning dwars doorzaagde ; waarvan ieder der ver- loofden een Ruk behield. Dezelve wierd op zoodanig eene wyze doorgezaagd, dat elk Ruk nimmer met het Ruk van een ande- ren Penning volkomen konde fluiten; des de wederhelft volRrekt die der Gelieven moeste zyn. Men maakte ze meestal uit oude Pen- ningen met twee hoofden : en my valt nog in , zulke doorgezaagde Ducatonnen met twee hoofden gezien te hebben. Ook zyn my wel gefchroefde Bruilofts-Penningen voorgekomen; die, van binnen hol zyn- de, als ecne Doos op elkander flooten, en waarfchynlyk tot dit zelfde oogmerk dien- den. Dit gebruik fchynt my mede van Ro- meinfchen oorfprong; om dat men, nu en dan, zeer oude dusdanige tweehoofdige Penningen , overdwars doormidden gezaagd of gevyld, en aan ketentjes hangende, hier te Lande gevonden heeft. Daar bene- vens weet men dat onze Voorouders, en die gewoonte begint weder te herleeven | fomtyds Ringen lieten maaken, welken uit twee VAN HOLLAND. 1115 twee opeen fluitende hoepjes befl:onden , die met eene zekere kunstgreep los of vast gemaakt wierden. Ieder der Verloofden pronkte met de helft van zulken Ring, tot dat de trouw voltrokken was; en vervol- gens droeg de Vrouw die beide inéén flui- tende Ringen altoos, of aan haar middel- vinger, of, en wel meest, aan den rech- ter Duim, als een zegel der Rechterhand. En hier uit heeft men het gebruik der Hoep- en Duim-Ringen af te leiden. In laatere dagen, en nog heden, beftaat dit gefchenk, vooral by de Roomschgezinde Hollanders, in een Gouden Ring, die de Bruidegom aan de Bruid vereert , zelfs wel lang voor dat ze aangetekend worden. Deezen Ring draagt zy aan haare linker- hand, tot op den Trouwdag; wanneer de- zelve plegtig aan de rechterhand geflooken word. Hier mede word de Trouw, welke tot op dien tyd, door het wederfchenken van den Ring, nog afgebroken kon worden, voor onverbreekbaar gehouden. En van daar is het, dat alle de getrouwde Vrouwen den Ring aan de Rechter-, en de Vrysters dien aan de Linkerhand draagen. De Brui- degom ontvangt mede van de Bruid een diergel3^ken Ring, of eenig ander gefchenk ; dog hy bl^Tc den Ring, (wat dit onder- fcheid betekent kan ik niet raaden,) zelfs getrouwd zynde, nog aan de Linkerhand draagen. Dit gebruik , zo gemeen ten platten Lande, is in de Steden grooth’ks afgenomen ; de 'masfive Gouden Ringen Bbbb 3 heb- DE HOL- LAND- SC IE KATIE. DE HOL- LAND- scriE NATIE. iii5 NATUURLYKE HISTORIE hebben ’er veelal plaats geruimd voor min- waardige Galanterien van Pinsbek , of Fransch Goud en Engelsch Zilver. Dan, by deftige en vermogende Familiën, of on- der aanzienJyke Burgers, zyn de Gefchen- ken van fchoone Edelgefleenten , OorJiët- ten , Ringen en Borstfieraaden , nog zeer gewoon. Men maakt ook in onze dagen , als of de goede trouw haare kragt verJoo- ren hadde, fchriftlyke Verbintenisfen , daar onze Voorvaders niet om dagten. In na- volging hiervan fchryven veelen der Land- lieden mede het eene of andere Briefje; waartoe zy zig wel eenö, als ware ’t met Inkt niet kragtig genoeg, van hun bloed bedienen, fchryvende daar mede in de ee- ne of andere konftige Figuur, en veelal in die van een Hart. Dit zweemt eenigzins naar de gewoonte der Indiaanen, die hun Huwelyk, door het wonden van de Ar- men, of het drinken van hun Bloed, be- vestigen. Dan wat doet de Liefde niet? Verftandige overweegingen zyn dikwils niet belland tegen Minnedweeperyen. Zo dra de Ondertrouw van een jeugdig Paar in een Dorp bekend is, heeft het de gelukwenfehingen der jonge Lieden af te wagten. Op den eerften Zondag, na den Kerktyd, fpreeken Knegtjes en Meisjes el- kander af; zy gaan gezamentlyk naar het Huis van de Bruid; werwaards de jonge Dogters , door de naaste Buurmeisjes ge- leid, en niet lang daar na door de Knegtjes gevolgd worden. De Bruid fchenkt aan de eer- VAN HOLLAND. 1117 eerften-’een kopje Thee, en de Bruidegom onthaalt de laatften, naar zyn vermogen, met Bier of Wyn : gemeenlyk geeft hy aan dit Gezelfchap, dat niet Jang vertoeft, een Gefchenk in Geld; ’t welk een der naaste Gebiiuren , of der kundigften ontvangt. De blyde Jeugd beraamt vervolgens hoe en waar dit Geld te verteeren ; en laat de ver- dere beftelling aan eenige Knegtjes en Meis- jes over, die veelal in eene naastgelegen Herberg, de noodige fchikking tot het Veu g^^yk zy ’t noemen, maaken. Een halfvat Bier , benevens Kaas en Brood , is ’t gemeene onthaal ; dog by ruimer gifce fchaft men ook wel Visch, of Vleesch, en Ham , benevens Wyn ; maar men dekt geen Tafel, om kwanswyze niet aan te gaan tegen de oude Keuren; welken alle zoodanige gezette Maaltyden verbooden, of in verfcheiden b3"zonderheden zeer flipt bepaald hebben (*). Op den vastgeflelden Teer- Men heeft hier le Lande verfcheiden Keu- ren , die gefchikt zyn , om de kostlykheid en pragt in ’t houden van Gastmaalen te beteugelen ; ’t zy dat dezelven by gelegenheid van Huwen, Geboo- ren worden of Sterven, voorvallen. Die deeze * Keuren begeert na te gaan , kan ze ten overvloede vinden , in de bekende Verzameling van Nederlands Displegtigheden ; welken genoegzaam alle Liefheb- bers onzer Vaderlandfche Historie bezitten ; waar- om ik het niet noodig agt dezelven hier of vervol- gens altoos te berde te brengen. Alleen wil ik den oplettenden nog wel in bedenking geeven ; of men niet zou mogen gisfen, dat deeze Keuren, die meestal ook het getal der Gasten bepaalen, tevens Bbbb 4 liet DE HOL* LAND- SCHE NATIE. DF. HOT.- LAND- SCHE NATIE. 1 1 1 8 NATUURLYKE HISTORIE Teerdag komt dit Gezelfchap, ter bedoel- der plaatfe, byéén; elk vind ’er z}m Lief, volgens affpraak, of hy kiest ’er een uit den hoop. Men voegt zig , na 'eenige vro- ]yk9 koLiteryen , fpeelen of zingen , aan Tafel; en ’t komt veelal zeer wel, dat ’er eene ongedekte Tafel is; alzo die vrolyke Boertjes eene geregelde Tafel wel dra in wanorde zouden brengen. Met den aan- vang heeft hy, die het beRuur van ’t Vetje heeft , nog wel iets te zeggen ; maar het duurt, onder het leegen van de Fles, niet lang, of elk houd zig even geregtigd tot den Disch ; en ’t gaat ’er dan zelden recht befcheiden toe. Als de Schotels en Fles- fen geleegd zyn, dat al vry fpoedig ge- fchied , beginnen ze te zingen en te fpi'iti- gen; en als het gefchonken geld dus ver- teerd is, komt hy, die eene goede Beurs heeft, .het flaatkundige oogmerk hadden, om veele famen- rottingen tot muicery en oproer te meerder voor te komen? Van die natuur is, onder veele anderen, tot een voorbeeld, de Keure van Baljuw en Welge- boren Mannen van Rhynland,op den 12. July 1575. In dezelve wordt gekeurd en vastgefteld : ,, Dat ,, niemanc vermogt eenige vergadering of lamen- ,5 komst binnen zynen huize te maken, of houden, ,, ’c zy onder den naam van Kindermaaltyden , Brui- ,, loften, Doodmaaltyden , Kermisfen , of eenige „ dergelyke Feesten of Maaltyden , om eenige ,, vrienden of vreemden chier aan te doen, daarop ,, eenen tyd meer dan 12 Perfoonen by den anderen 5, zouden*^zyn, behalven her Huisgezin , ten zymet „ voorgaande confent van den Officier van de ,, plaats”. Zie Keuren va7i "t Baljuwfchap Rhynland* Bladz. 487, enz. VAN HOLLAND* 1119 •heeft, voor aan. Elk houd dan zyn eigen gelag, ’t zy in Wyn, Bier of Brandewyn met Suiker. De Geest word hier mede leevendiger, de Keel gladder, en de Bee- nen vlugger; men danst, en is den gehee- len nagc door vrolyk. > De Bruid en Brui- degom , zoo ze niet van een Jaagen Band zyn , woonen dit Feest niet by; zy komen wel eens ter loops in ’t Gezeifchap , om de juichende gelukwenfching te ontvangen, en drinken ’er eene teug, of zingen en fpringen een poosje mede; doch ze verwy^ deren zig wel dra ftilletjes, en laaten de Gasten in volle vreugd. Dit alles heeft by uitftek plaats by^ ’t huwen van jonge en nooit getrouwde Perfoonen; ook is ’t nog al gebruikelyk, als jonge Weduwen of We- duwnaars een tweede Huwelyk aangaan; dog dan komen ’er mede gehuwde Perfoo- nen op het Vetje; maar in geval van be- jaarde Huwelyken , heeft men doorgaans alleen een vriendlyk Buurbezoek. Voor ’t overige heeft men , geduurende het tydsverloop der Huwelyksgeboden, zoo ten platten Lande, als in de Steden, bui- ten de zoogenoemde Gebodcmaalen , wel- ken hier en daar nog gebruikelyk zyn , ook * herhaalde bezoeken by de Wederzydfche Familiën, om de onderlinge genegenheid te betuigen , tusfchen welken het onder- trouwde Paar ook wel eens een Gastmaal of Voorbruiloft geeft aan de Nabeflaanden , en goede Kennisfen, met welken zy ge- meenzaam verkeerd hebben. En by dit al- Bbbb 5 ge- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1120 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAND- SCHE NATIE. gemeene komen nog al eenige byzonderhe- den , die wy niet wel met ftilzwygen voor- by konnen gaan; als daar is het maaken van Eerepoorten 5 Bruiloftskroonen , en dergeJyken. Het opregten van Eerepoorten gefchied gewoonlyk voor de Ambagtsheeren , Balju- wen, Secretarisfen 5 Predikanten, en an- dere ftaatlyke Lieden. Onze Dorpelingen , en vooral de Roomschgezinden , die het verlieren hunner Autaaren en Kerken ge- woon zyn ; vind men daarin ongemeen han- dig; en de Noord-hollanders, zoo de on- dervinding my niet bedriegt, munten ’er boven allen in uit. Het komt my voor dat de Noord-hollanders, die zoo veel opheb- ben met hunne Speelhuizen zeer zindelyk te maaken , en door hunne Hout-Zaagmoo- lens allerlei Latwerk by de hand hebben, door de gewoonte ’er by uitftek in ervaren zyn; dat hunne Buitenplaatfen en Tuinen ten klaarfte toonen. Nooit ftond ik, om dit in ’t voorbygaan te melden^ meer ver- zet over hunlieder konst en fmaak in dit opzicht, dan by de laatfte komst van zyne Hoogheid, ter Stede Purmerende. De ge- heele Stad was een Lustprieel ; de konftige Eerenpoorten , beflaande uit Palm en Bloe- men , aan Latwerk gevlogten , en de groe- ne Slingers, die men kruiswyze, van huis tot huis , dwars over de Straaten , welken met Palm beftrooid waren, gevlogten had, maakten, dat men eer onder een doorgaan- den Berceau , of eene Gaandery van vrolyk groen , VAN HOLLAND. 1121 groen, dan in eene Stad, fcheene te wan- delen. Wat nu verder het vlegten der Bruilofcs- kroonen , die men fomtyds aan de Huizen , of ook wel in de Bruiloftskamer hangt, aangaat, dat ook by de Huwelyken van aanzienlyke Burgers plaats heeft, dit is veel- al het werk der Speelnooten ; dog in geval- len van plegtige inhaal ingen en flaatlyke Bruiloften word zulks door het geheele Kerspel verrigt. Deeze Kroonen beflaan gemeenlyk uit twee halve Hoepeltjes, die kruiswyze over een geheel Hoepeltje ge- fpannen, te famen verknogt, en met Palm, benevens Roozen of andere Bloemen , naar de tyd geeft, omvlogten worden. Men ftrikt ’er voorts Waaiertjes van gecoleurd Papier, en Vlaggen van Klatergoud aan. Midden in de Kroon hangen de door één geOingerde of enkele naamen der Gelieven; ook wel Cupidootjes, en twee veréénigde Harten of Rechterhanden; en fomwylen hegt men ’er een Wiegje of ander tuig, dat op de Luurmand zinfpeelt, in; wanneer ’er geen kwaadaartige fchertzery te dugten Raat. Deeze toch heeft onder de Landlie- den ook wel eens plaats. Als de Bruid of Bruidegom zig te vooren vergreepen heb- ben, of als ’er wat jongs voor den tyd ge- komen is, zyn de Spotters al gaauw op de been, om eene Kroon van gekapt Stroo, of Strooien Poppen , hier of daar aan ’t Huis te hangen; gelyk men ook fomtyds, in de Steden, op derzulker Stoepen ge- hakt DE HOL- LAND. SCHE NATIE. 1122 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL. LAND- SCHE NATIE. hakt Stroo werpt. Is de Bruid of Bruide- gom een der Dorpelingen ontvryd, dan ftrooit men Gras, Stroo, of Zand, langs den weg, van het eene tot het andere Huis. En fooitgelyke fchercferyen gaan onder onze Landlieden veelvuldig in zwang. Dan laat ons, hiervan afftappende , de zoete Bruid haar Suiker zien omdeelen. Het is naamlyk eene algemeene gewoonte onzer Dorpelingen, (en die ’t niet doet opent de kakelende monden der fnappende Buurwyven,) de Buurkinderen, in dien tyd, te gedenken. Sommigen verzoeken de Kinderen aan Huis , en onthaalen dezel- ven op Chocolaad, Saliemelk, Koek en Suiker; dog anderen deelen een Papier met Suiker rond. Zoo was men ook oudtyds in de Steden gewoon, houten vierkante Doozen, met groene ftrikjes verfierd, en met allerlei Suikergoed vervuld, om te deelen. Dit gebruik is thans genoegzaam afgeloopen ; egter ziet men ’er nog eenige overblyffels van in het uitdeelen van H3’- pocras, of gecaneelden Wyn , in met Lin- tjes verficrdc Matte Flesfen. Deeze zooge- naamde Bruidstraanen beftaan , by ons Land- volk, uit Brandewyn, of ook wel Rooden Wyn met Suiker; waarop de naaste Buur- vrouwen genoodigd worden ; 'die , by mangel hiervan , de Bruid eene goore Bruid noe- men , en aan dezelve een treurig Huwelyk voorfp ellen. Onder des nadert de Trouwdag; en men fchikt zigi een dag of twee voor denzelven , tot VAN HOLLAND. 1123 tot het Palmknoopen. De Speelnooten en de Naastbedaan den komen dan byéén, om de Bruiloftstafel met Palm, Lovertjes en Bloemen te verfieren. Men knoopt den Maagdepalm , door zyne flingeragtige lange takjes, best hier toe gefchikt, verzilverd en verguld , aan één , en flingert denzel- ven, fetoenswyze, op den Tafel, om de Kandelaars, Kannen en Glazen. Nog fom- tyds , dog minder dan voorheen , bedient men zig ook van deeze Palmflingers , ter oppronkinge van een groot ftuk Linnen, het Bruiloftskleed dat met Palm, benevens Gouden en Zilveren Lovers en Bloemen, verfierd, aan den Wandgehegt is , ter plaatfe daar de Bruid en Bruidegom aan Tafel zullen zitten; hebbende dan veel- al de opgemelde Bruiloftskroon boven het hoofd hangen. Voorts word de Tafel ook met Lovertjes beftrooid; men vouwt de Servetten netjes , beileekt ze met Bloe- men , en tekent dezelven met de vergulde Naamen der Gasten, of fteekt ’er Naam- briefjes, met daartoe vervaardigde Printjes, in , die meermaals in de gedaante van een Hart gefneeden zyn. Gewoonlyk worden ^ de Gebuuren , met derzelver Kinderen , * verzogt , om deeze opgefchikte Bruiloftsta- fel te zien. De Bruiloftstafel dus verfierd hebbende , denkt men om de Strooimande op te fchikken , met Palm en Lovers, en fomtyds ook met eenig Suikergoed te voor- zien. Oudtyds maakte men veel werks van eene konftig verfierde Strooimande, die by den DE HOL LAND- SCHE NATIE. PE HOL* LAND- SCHE WATIE. Vergel. BI. 560. en 568. IÏ24 NATUURLYKE HISTORIE den Burgerftand nog' in gebruik is ; dog in welker plaatfe de Aanzienlyken zig van ee- ne eenvoudige Zilveren Schotel bedienen. Na dit alles brengt men de Slaapkamer in orde; en de Speelmeisjes, die Bed en Dee- kens aartig weeten te verfieren , fcheppen niet zelden vermaak in de Gelieven, ten geheimfle, eene geestige poets te fpeelen; gelyk de Speelknegtjes den Sleutel zoeken te bekomen , om het jonge Paar kwanswy- ze te plaagen. Als eindelyk de Trouwdag daar is, word de Bruid, door haare Speelnooten, gepal- leerd of opgefchikt. Oudtyds kleedden zig de Bruid en Bruidegom in eene deftige zwarte kleeding , dat ook nog by veele Burgers en den Boerenftand plaats heeft; dog by Aanzienlyken verkiest men thans, naar den heerfchenden fmaak, veelal ge- coleurde Stoffen. Onder den opfchik, naar ’s Lands wyze , bevind zig veelal een Bouquet van leevende of gemaakte Bloe- men , in ’t welke de naamen van Bruid en Bruidegom door elkander gevlogten zyn. Men maakte in vroeger dagen , als iets der Natie byzonder eigen , ongemeen veel werks van de Hairen der Bruiden te vleg- ten , en derzelver Lokken , op eene beval- lige wyze, langs de Schouders te laaten zwieren ; dan de veelvuldige veranderingen van het Hoofdfieraad hebben deezen op- fchik - dikwerf doen verwisfelen. Wyders zat de Bruid, ouwlings, wanneer zy in or- de gekleed was, in de Bruiloftskamer, te pronk VAN HOLLAND. 1125 pronk of te pryken , om de Buurvrouwen aldaar af te wagten. En terwyl deezen, op een heufchen dronk ontvangen zynde, haar begroetten, en met haar een ronden dans deeden , kwam de Bruidegom , die haar een gebloemd Kroontje, dat by Ver- mogenden zelfs met Paarlen en Juweelen bezet was, aanbood, en ’t zelve op haar hoofd zette, om ’er mede naar trouwen te gaan; van waar het fpreek woord, het Kroontje daar de Bruid om danst. Van dit gebruik vind men hier en daar nog eenig overblyffel , byzonder in Amfterdam ; daar men, in ’t midden der nieuwfle Modes, nog zoo veel van de oude gewoonte, als elders, ontmoet, ’tlsnaamlyk, ten min- fte by eenigen van den Burgerftand, aldaar nog gebruikelyk, dat de twee naaste Buur- vrouwen verzogt worden , de Bruid te ko- men zien, zoo als zy in orde gekleed is; die als dan, vriendlyk onthaald zynde, de Gelieven geluk wenfchen. Op het vertrekken deezer Gebuuren ver- gadert de Familie; en de Speelnooten ver- voegen zig , in Bruiloftsgewaad , by de Bruid en den Bruidegom. Zy geleiden dit Paar ten Huize uit, tot over de Stoep; die reeds voor den dageraad met Palm, Lo- vers en Bloemen beftrooid is; waar mede men ook de Huisdeur wel verfiert De Strooi- (*) (*) Veelligt is dit wel van de Romeinen ont- leend; ’t was len minfte by hen gebruikelvk, als blykt DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL* LAND- SCHE NATIE, 1125 NATUURLYKE HISTORIE StrooijufFer en Strooijonker gaan vooraf, met de Strooimande; buiten de Deur ge- komen zynde, wenden zy zig fluks om, en treeden zagtjes agter uit, terwyl zy de Gelieven tot op eenigen afiland van het Huis beflrooien ; wanneer de Strooifter doorgaans de Mande met het overfchot bo- ven beider hoofd omkeert; en met haar Strooijonker agter het Paar volgt. Op het Land gaan ook de Speelnooten fomtyds met de Bruid en den Bruidegom naar de Kerk ; en het Paar word, in ’t wederkeeren, op dezelfde wyze ontvangen, als het uitgeleid is: dit noemt men in- en uitftrooien. Deeze of foortgelyke plegtigheden bly- ven , in eene mindere of meerdere maate , nog al in zwang, by onzen Burgerftand ; maar zyn onder de Grooten bykans geheel buiten gebruik geraakt. ’Er fchynt by veelen een geest van veragting voor de Huwelykspleg- tig- blykt uit juvENALis, die Sat, VI. v. 51, 52 en 79. hierop oogende, zegt: ne£te coronam Postibus , denfos per limma tende corymbos, Orneiitiir post es , grandi janua lauro. Dat is. Vlegt kranfen aan uwe Deurdylen, en bellrooi den dorpel braaf met klimopbladen. Laaten uwe Deurposten met fchoone Lauwertakken verfierd worden. VAN HOLLAND. 1127 tigheden te heerfchen, en ’t is als oF men ’er eer in flelJe, dat men zonder eenige llaatlykheid huwt. Men gaat, zonder van iemand vergezeld te zyn , ja zelfs Bruid en Bruidegom wel afzonderlyk, in eene dage- lykfche kleeding, om in ililte te trouwen. Én als wilde men zulks nog meerder nieu- wigheid byzetten, begeeft men zig, als ter Huik, naar eene Franfche of Engelfche Kerk, om aldaar in den Echt verbonden te worden ; fchoon men geen woord Fransch of Engelsch verEaa: zoo dat de Koster ge- noodzaakt zy hen in ’t oor te fluisteren , als zy Oui of Jes hebben te zeggen , of knie- len moeten, enz. Intusfchen zyn egter onze deftige Burgers, in de Steden, nog al meerendeels voor het houden van een pleg- tigen Bruiloftsdag. Dit getuigen veele Koetsfleeden te Amfterdam en te Haarlem , benevens een aantal van Koetfen , wier ge- bruik de Vermogenden den braaven Bur- ger, op deszelfs verzoek, gunltig toeftaan, mitsgaders de Huurkoetfen , by zon der in andere Hollandfche Steden, ten overvloe- de. De zwierige opfchik der Paarden , en de verdere tooi, doet ontegenzeggelyk zien, dat de Burgerftaat deeze Feestlyk- heid in hoogagting houd. In Leiden was ’t, maar weinig tyds geleeden, (en ’t is nog niet geheel buitengewoon,) zeer ge- bruikelyk, dat de deftige Burgers, met hunne Speelnooten, in een Tentjagtje, een toertje door de frisfche Gragten der Stad deeden, zig vervolgens vrolyk III. DEEL. Cc CC van DE HOL- LAND- SCHB NATIE. 112 8 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAND- SCHE NATIE. van Boord ter Kerke begaven, en, ge- trouwd zynde, in haare Échthulk weder t’huiswaards voeren. Men kan, om dit ter loops aan te tekenen , na genoeg gis« fen , hoe gemeenzaam het gebruik van zuh ke Tentjagtjes voorheenen was, in verge- lyking met den tegenwoordigen tyd , als men bezeft , dat ’er , voor dertig a veertig jaaren, wel loo zodanige Schuitjes ge- vonden wierden; en dat ’er nu, op zyn meest, 8 of lo zyn, welker Verhuurders den naam van gepriviligeerde Schuitevoerders hebben. Bovenal houden onze Landlieden het nog voor deftig, een behoorlyken en den Volks- aart eigen Bruiloftsdag te vieren. De Boe- renftand gaat ftaatlyk ter Kerke; en vaart of ryd derwaards, naar de gelegenheid der plaatfe. Het Vaartuig pronkt met eene Kroon aan de Mast, en is wel voorzien van Vlag en Wimpels. Die met zyne Bruid in eene Chaife ter Trouwplaatfe rydt, fchikt het Paard met Brikken en kwikken keurig op. De Zweep , met Linten om- vlogten, klapt in de hand des Bruidegoms; de Bruid heeft eene mande met Suikergoed op den fchoot, en ftrooit hetzelve gulhar- tig voor de Buurkinderen uit. Als de Boe- renftaatfie zyn volle beflag heeft, word deeze Chaife gevolgd van andere Rytuigen , . waarop de Speelnooten zig bevinden , die , mede ryklyk van Suikergoed voorzien , het zelve in de Buurt rondsommc te grabbel ^ werpen. Als het Paar getrouwd is, ftygt men VAN HOLLAND. 1129 men op het Rycuig, legt de Zweep over het Paard, en ryd lustig rond, onder het gejuich van Hollandfche Minnedeuntjes. Aan heulen en zoenen is ’er dan , volgens ecne recht oude Hollandfche gewoonte, geen gebrek; ieder Bruggetje, of Bonte Koe, is voor de zoete Jeugd, en een Gees- tigen Vryer, de leus voor ’t geeven van minzaame poesjes. Intusfchen flaat de Buurt al van verre te luisteren, naar het geklater der Zweep , dat de wederkomst van het jonggehuwde Paar aankondigt; en ’t duurt niet lange , of zy hooren de Brui- Joftsdeuntjes, het gelach en ’t gejuich van Heuly Heuly ja zelfs de klappende kusjes, door de dreeven galmen. Zoo dra het Ry- tuig ter bedoelder plaatfe nadert , rolt het veuls geluk Bruidje^ van de welmeenende lippen der Gebuuren; en ieder treed toe, om den Bruidegom de rechterhand toe te reiken; tot dat, het Paar in Pluis ge- ftrooid zynde, de Deur geflooten word; en zy zig in ’t midden der Bloedverwanten en Feestgenooten bevinden. Hier worden de zegeningen der Ouderen, vervangen door de gelukwenfchingen der Feestelingen; en men fchikt zig aan den Disch. Zoo ’t des namiddags zy, (dat thans genoegfaam algemeen is,) drinkt men Thee of Kolfy. Gezeten zynde, bie- den de Speelnooten den Bruidegom eene met linten en bloemen beftrikte Tabaks- pyp, en eene fraaije Tabaksdoos aan; ook fchenkt een vermogende Bruid dan fom- Cccc 2 tyd.^ DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie VAN H EEMS- KERK , Batav. Arcadia , BI. 128- 143. DB IIOL- LAND- striE NATIE. 1130 . NATUURLYICE HISTORIE tyds eene Zilveren Tabaksdoos aan den Bruidegom. Etlyke Landlieden hebben veel op met deeze zoogenaamde Bruigoms- pypen; dat gemeenlyk zwierige Monller- pypen zyn ; hoedanigen men in de mandjes der f3me Pypen als eene toegifte vind; of wel zoodanige zeer lange Pypen , die on- der den naam van Pruijifche Pypen bekend Haan. De Bruidegom bewaart deeze zy'iie verfierde Pyp veelal met groote zorgvul- digheid ; en dezelve word naderhand in de beste Kamer opgehangen , of in de Porce- leinkas, of elders, by des Bruids Bouquet, weggeleid. Een Veender toonde my eens , uit dien hoofde , als iets zeldzaams , de Pyp 5 daar hy , dertig jaaren geleeden , op zyne Bruiloft, en ook op zyn Vyf- en twin- twigjaarig Feest, uit gerookt had; en ik ken ’er, die deeze hunne Pyp telkens op de Verjaaring van hunnen Trouwdag gebrui- ken , om dezelve , door den tyd , git zwart te rooken; waarin de Boeren meermaals eene aartigheid Rellen. Wanneer het Gezelfchap , onder het Thee of KofFydrinken , en het Tabakroo- ken, een uur of twee in huis gezeten heeft, flaat men op, en de geheele ftoet fchikt zig tot eene kuiering door het Dorp. De nieuw gehuwden gaan meestal voor op ; doch fomtyds ook de Strooiers en Strooi - fiers, als ze jonge Kinderen zyn; de ove- rigen volgen paar aan paar. De Knegtjes hebben doorgaans lange Pypen in den mond, en ieder Meisje pronkt met een Bloemtakje op VAN HOLLAND. 1131 op de borst. Dus wandelt men het Dorp rond, tot dat men aan ’t Huis, daar de Bruiloft zal gehouden worden , wederkeert. Vermoedelyk is dit nog een overblyffel van een oud Hollands gebruik, dat, ten min- lle onder do Schermers ^ in Noord-holland , plaats gehad heeft, na het houden van de Bruiloftsmaaltyd. De Bruidegom , naam- ]yk, liep dan, met eenen grooten fleep, naar eene Herberg , en zond van daar eenigc jonge Lieden, om de Bruid uit het Huis haa- rer Ouderen te haaien. Deezen kwamen met de Bruid te rug : voor haar droeg men een overvloed van eeten en drinken, tot een bewys , dat ze haare Ouders niet uit gebrek verliet ; en agter haar volgde eene menig- te van de Gasten; die, als zegenpraalen- de, onder Vaandelgezwaai , met Zang en Spel, de Herberg naderde. Aldaar geko- men zjmde, werd ’er op nieuw gebruiloft; en na dit alles geleidde de Bruidegom zyne Bruid , als ware hy nu volkomen in den Echt bevestigd, t’huiswaards. Men neeme hier in opmerking, hoe ’t niet vreemd voorkome , dat men in dit ge- bruik der Schermers, benevens in hun- ne gewoonte van eene Kermis vryster te boeken , waarvan wy voorheenen ge- wag gemaakt hebben, den grondflag der bekende veitellinge vind , raakende de Schermerhornfche Vrystermarkt , of het koopen der Vrysters en Bruiden te Scher- merhorn : daar de Ouden niets van melden , en waar omtrent de dertele p. de nein, Cc cc 3 in DE MOL- LAND- SCHE NATIE. ZOETE- BOOM, Zaanl. Arkadia , BI. 419. Zie boven , BI. 969. DE HOL- LAND- SCHE KATIE. 1132 NATUURLYKE HISTORIE in zyn fchancHykcn Lusthof des Hiiwelyks , geen geloof verdient. Wy houden decze Schermerhornfche Historie, die door de pen van eenen weelderigcn Schryver zoo veel befpottend gerugts gemaakt heeft, voor niets anders, dan voor een eerbaar en vermaaklyk fpcl van jonge Lieden , by wel- ken meermaals foortgelyke grappen voor- vallen. Dus heb ik, onder andere fnaake- ryen van die natuur, op zeker Dorp, daar een aanzienlyk Bruiloftsvetje gegeeven wierd, eenige Meisjes wat kregel waren om te komen, en het getal der Knegtjes vry groot was , een Jongen hooren omroe- pen, dat zoo eenige Vrysters genegen mog- ten zyn om een Vryer te hebben, zy zig in de Herberg hadden te vervoegen. Meermaals zingt men in zulke Gezelfchap- pen ook wel het verkoopen van eene Viys- ter of Bruid, naar het bekende deuntje : Hawaar Boer is ’er een Kermisvrouw , enz. Alle deeze en dergelyke grappen , waar onder het nog gebruikelyke verkoopen der Bruid, waar van zoo terftond nader, be- hooren tot de geoorlofde vermaaken en ftoeieryen der Jeugd; en zoo iemand, op het bywoonen van zulke gebruiken , ’er ter- flond eene daadlyke Huwel3dcsbevestiging van wilde maaken , zou hy toonen weinig oordeels te bezitten. Het befchryven van de gewoonten eener Natie, naar derzelver aart, vereischt te veel oplettendheid, om ’er v vN HOLLAND. ^ 1133 ’er dus los overheen te fpringen ; en hy ftelt zig zelvcn ten toon, die aan de eenvoudige zeden van een Volk een belachelyken draai geeft. Dog laat ons wederkeeren tot onze Bruiloftsgasten. Zoo draa het Gezelfchap , na ’t voltrek- ken deezer wandelinge, aan ’t Bruilofts- huis gekomen is, geeft de vrolyke Jeugd zig over aan ’t zingen en fpringen ; ter- wyl de bezadigden en bejaarden te famen kouten; men drinkt tusfchen beiden eene frisfche teug; en houdt hier mede aan tot dat men ter Tafel gaat. In ’t fchikken der Gasten aan den Disch houden onze Land- lieden de trappen van Bloedverwantfchap vry wel in ’t oog. Veelal zitten de Speel- nooten ter wederzyde van de Bruid en den Bruidegom , en dan worden de Ouders of Voogden tegen over de Gelieven ge- plaatst; of anders, als men dus niet met Speelnooten aanzit, hebben de Ouders of Voogden hunne plaats ter wederzyde van het Paar , en de overige Gasten volgen in den rang van hun Verwantfchap. Men vind aan Tafel, naar de verfchillende ma- nieren van onthaalen, van alles vol op; en fchoon de Boerendisch min pragtig zy ‘dan die der Stedelingen, dezelve is egter wel zo voedzaam. De Tafel onzer Land- lieden pronkt niet met kunstryk Beeldwerk en Zuikergebak; het welk al van ouds by de Natie zoo overdaadig gemeen was , dat het der Overheid noodzaakte , om die pragt met fcherpe Keuren tegen te gaan. Zoo Cc cc 4 vind DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE N’ATIIi. 1134. NATUURLYKE HISTORIE vind men nog eene Keiire van Amfterdam, van 29. January 1655, tegen de kostlyke Bruiloften ; waarin ook wel byzonder ver- booden ^vord , „ eenige Gentiljesfen , ge- „ goten of fyne Suiker, op het tweede 5, geregt op te zetten , ter boete van hon- „ derd gulden”. Laatere tj^den egter heb- ben dat gebruik doen herleeven : en men heeft zulks, ik beken het, ten iiiterfte be- koorelyk gemaakt. Men weet, door be- hulp van Saxifche Beeldjes, en allerhande gegooten en gebakken Suikergoed, Gaan- defyen , Hoven , Paleizen , Zeen met Schepen, Waranden met Dieren, enz. wonderlyk fraai in ’t kleen te vertoonen ; en vormt, op eene aartige wyze, zinne- beeldige Figuuren , die tocpasfelyk zyn op den Handel of de Eerampten der Gehuw- den , en de bj^zondere omftandigheden van het Feest. Zulks maakt de Bruiloftstafel onzer Aanzienlyken ongemeen pragtig; en ’t Raat ten uiterRe bevallig voor het oog. Maar met dat alles voldoet dezelve niet meer aan ’t oogmerk van eenen gullen Disch, dan eene Bruiloftsmaaltyd onzer Landlieden; op welke het, fchoon ’er -geen vreemde en zonderling toegemaakte Spy- zen gevonden worden, aan Visch , noch Vleesch, of dergelyken , mangelt, en daar Hollands Zegen, Boter en Kaas, niet in geringagting is. Wyders hoort men, zoo wel by de Landlieden als onder de Stede- lingen, gemeenlyk, terwyl men nog aan Tafel zit , een Pluwelyks-Zang ophelfen. Onze VAN HOLLAND. 1135 Onze Hollanders, die eene natuiirlyke ge- neigdheid voor de Dichtkunst hebben, too- nen zulks boven al op de Bruiloften; en ’er word naauwljd^s een Bruiloftsfeest, hoe gering ook, gevierd, of ’er moet een Ge- dichtje, al ware het nog zo kreupel, op- gcncuried worden. Eertyds liep men in clczclven zeer hoog met zinfpeelingen op de iiaamen der Gelieven; dat heden bykans \olllrekt gewraakt word. Dan, ’t zou weinig moeite zyn te toonen , dat men hier, gelyk in veele gevallen , van het eene ui- terife tot het andere overflaat; maar zulks zou ons te ver buiten ons bellek vervoeren. Bepaaldcr ter zaake, hebben wy hier nog te melden, dat men, op het leezen deezer Bruiloftsverzen, of met het afloopen van de Maaltyd, onder de Aanzienlyken , oud- tyds gewoon was , fraaie Zilvere Penningen aan de Gasten uit te deden. Men liet naamlyk zinlyk gellempelde Penningen, m.et betrekkinge tot het Huwelyk, Baan, en befchonk hier mede de Gasten ; vanwaar ’er nog veele zulke Penningen onder de Liefhebbers berusten. Dit was eeniger- maate eene navolging van de Strooipennin- gen onzer oude Vorsten en Graaven; wel- ken by hunne Huwelyken dergelyke Pen- ningen, onder ’t Gemeen, lieten uitllrooien. Toen in vervolg van tyd de Graveerkunst hier te Lande begon te bloeien , nam het gebruik deezèr Penningen af; en men fneed, op een plat Huk Zilvers, de naamen van Bruid en Bruidegom, met een versje, of Cc cc 5 iets DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATJE. 1136 NATUURLYKE HISTORIE iets anders, dat op de omftandigheden toe- pasfelyk was, in een kransje. In laatere dagen, dat ook nog heden min of meer Rand houd , viel men, in een foort van na- volging van dit oude gebruik, vooral te Amllerdam , in den fmaak van Bruilofts- printen.te laaten graveeren ; en die, of als eene enkele Gedagtenisprint, op zig zei ven te fchenken, of als eene Tytelplaat voor de Bruiloftsdichten te voegen. Op dceze Printen bedient men zig gemeenlyk van de Wapens , de gevlogten Naamen en Zinne- beeldige tekenen van den Handel, de Ge- leerdheid, of byzondere Liefhebberyen , naar maate van de verfchillende omRandig- heden der Echtgenooten. Meermaals ver- tonnen zy een Trouwtempel , met Hymen , Venus, Cupido, en een Huwelyks Altaar, of dergelyken; met verfcheiden verande- ringen, naar de kunst en vindingrykheid des Graveerders. De beroemde Graveerder, B. PiCART, was een der eerRen, die zig daar op toelei ; en naderhand hebben de Konstgraveerders onzer dagen hierin uitge- munt; dog niemand was, myns oordeels , in dit Ruk aangenaamer, mitsgaders ryker van vinding, en bevalliger in het fchikken der Beelden, en ’t uitdenken der Huwelyks priëelen, dan de kunstrykejAN punt; die eene menigte deezer Printen gegraveerd heeft: welken, in ’t rood, blaauw, of zwart gedrukt, in ieders handen zyn. Ik agt my te meer verpligt om dit te melden, nadien ik wel meen te weeten , dat geene an- VAN HOLLAND. 1137 andere Natie ons daarin is voorgegaan ; ’er zyn my althans , onder deprintkonst , geene zodanige Printen vóór dien tyd bekend. Als de Maaltyd geëindigd is , begint men op nieuw te zingen en te danfen, veelal onder het fpeelen op eene Hobo of Vedel. In de oude Landskeuren, ter ftremminge van overtollige kosten, vind men ook, met opzicht tot Bruiloften , gewag gemaakt van Pj^pers , en die met Seyden fpeelden. Eene der oude Keuren van Groningen bepaalt deswegens , „ dat men niet meer Speellu- ,, den en fel hebben dan twee of vier Pypers , ,, of twee of drie die met Se^^den fpeelen , 5, by tien marek toe broke; en dat men 5, elcke p3^per niet meer en fel geeven dan 15 „ oldeVlaemfche , by tien marek toe broke”. De eerstgenoemden , of de Pypers , hadden vermoedelyk een Muziek-Inftrument , als den Doedelzak; en de laatflen, of Sey- denfpeelers, zyn, naar alle waarfchjmlyk- heid, Lierfpeelders geweest; hoedanige Speellieden men overvloedig in de Schilde- ryen der oude Schilderbaazen vind afge- beeld. Dan de Hobo, en vooral het Veel- tje, heeft deeze oude Speeltuigen van de Bruiloften verdree ven. Onder dit danfen, “dat by dè Boeren meest in een rondendans, in welken het jonge Paar zig ook bevind, beflaat, danst men, zoo men zegt, de Bruid ■ ' ter (O Se^de^ zegt kiliaan, is Snaere, Chorda, Germ. feytm. Seydc?i-fpd , Fides , Lyra. Gmn. feyten JpiL DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie de Stads Oude Keuren. IX. B. Art. 5. DE HOL. LAIVJD- SCHE NATIE. 1138 NATUURLYICE HISTORIE ter bedde; doch ze word midlerwyl , door de Spcelnooten en Gasten, als ’t ware, met geweld gefchaakt; en de Bruidegom kiygt zyne Bruid niet weder, dan op voorwaarde van een Onthaal of tweeden Bruiloftsdag, of andere toezeggingen van die natuur; waar door hy de Bruid van de Speelnooten koopt. Dit noemt men de Bruid verkoopen ; hoedanig iets ook in de Steden in zwang gaat; alwaar de Koopprys, onder de Aan- zienlyken , veeltyds een kostlyk Vischmaal is; des men, door een Bruidegoms Visch- maal, meerendeels het Koopmaal der Bruid te verftaan hebbe. Men oordeelt den Brui- degom hiertoe te meer verpligt, om dat het al vry een beftendig gebruik is, dat de Bruid, of haare Ouders, de Bruiloft bekos- tigen. De Bruidegom beantwoord dan hier aan op zyne beurt ; en dit flaat vervol- gens , by de meeste Huwelyken , tot op de v/ederzydfche Bloedverwanten en voor- naamfte Gasten over; die beurtlings de Ge- lieven, met meer of minder Gezelfchap, deftig onthaalen. Dit heet in de Steden de W e der om~ Bruiloft ^ en by de Boeren, het IVeeronuVetje ^ den Trouwboek, enz. Wanneer de Bruid verkogt is , word ze door haare Speelmeisjes naar de Slaapkamer gebragt : en intusfehen doet elk der Speel-, jonkers zyn best, om een ftrik of kwik van de. Bruid te bemagtigen , zelfs tot den Kou- feband toe. Die deezen heeft is de Keu- ning; draagt denzelven, geduurende de overige Feestpartyen, om de Kuit, en is VAN HOLLAND. 1139 gehouden dien wel te bewaaren. Heeft zulk een kwant een Speelnootje , waar me- de hy eenigzins verbonden is , zoo vereert hy haar dien Koufeband na het Feest , als eene zekere voorfpelling van beider Onder- trouw. De verdere Gasten pronken insge- lyks met de veroverde Linten en Bloemen, op den Hoed of den Hemdrok; en hy die niets heeft, tragt iets van den Tafel-op- fchik te verkrygen. Dit is mede al van ou- den oorfprong. De Bruid gong, in vroe- gere dagen, als boven gemeld is, met een Bloemkransje , of Kroontje , naar trouwen : en dit Kroontje, dat zy op de Bruiloft bleef draagen, ftond, als men de Bruid naar bed danste, ten doel der handigfte Knaapen. Dit noemde men , om het Kroon- tje van de Bruid danfen. Nademaal nu dee- ze Kroontjes, gelyk alvoorens aangeduid is, dikwerf eene merkelyke waarde had- den , zoo floeg het wel eens tot krakeelen over ; en het Mesje gong by de Boeren van leer; dat mede aanleiding gegeeven kan hebben tot het Plakaat, van het jaar 1589, en 1628; by ’t welke een ieder verbooden word , op Bruiloften met Geweer of Wa- penen te komen. Ik twyffel zeer, of ’er *by deezen dans niet nog eenige byzonder- heden plaats gehad hebben, die zulk een ■prys naar kunst deeden winnen. Hadden onze oude Schryvers, (zoo als ik nu on- befchroomd, en ondanks eenige berispers, die zulke aantekeningen te laag agten, doe,) de gewoonten hunner tyden ge- boekt , DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE, 1140 NATUURLYKE HISTORIE boekt, onze Eeuw zou grootlyks aan hun verpligt zyn; nademaal ’er dan zoo veele duisterheden in de handelingen onzer Voor- vaderen niet zouden zyn. Zoo heeft het gebrek van kundigheden, en veelligt eene misduiding der gewoonte van de Bruid te verkoopen , mag men denken , den grond geleid tot het averechtfche denkbeeld van het zoo veel gerugtsmaakénde "Jus primce NoCtis^ of het Regt der Dorpheeren op den eerften Nagt ; naamlj^k ter vleefchelyke byflaapinge by de Bruid , tot hun Regtsge- bied behoorende, op den eerften Bruilofts- nagt ; dat naderhand , zoo men wil , met Geld afgekogt wierd. Nooit heb ik my, over dit Iluk denkende, kunnen verbeel- den, dat dit Regt immer indiervoegen by onze oude Landzaaten Hand gehad zou heb- ben; of dat een Volk, het welk overal als zeer kuisch en vryheidJievend voorkomt, zig zou hebben kunnen overgeeven, tot zulk eene verregaande flaaverny. En wie zal. kunnen vermoeden, dat onze Hoog' Adelyke Dames een zoo haatelyk Regt im- mer zouden gedoogd hebben? Te meer daar het, ichoon ze anders al niet vreemd waren van Minnefluikeryen, zoo ftrydig was met derzelver bekende hooghartigheid. Ik voor my althans kan onze Adel van zulk eene laagheid niet verdenken , en ik geloof niet dat dit Regt op die wyze, als men het overbrieft, ooit in onze Gewesten plaats gehad heeft; een Regt, welks uitoeffening in onze groote Dorpen ook al vry wat in ge- VAN HOLLAND. 1141 gehad zou hebben. Aanneemelyker komt de hol- het ons voor te denken, dat de Dorphee- land- ren, die over veelerleie omftandigheden iets te zeggen , en daar uit een baatig Regt hadden, dus ook voor hunne toeftemming, tot het Huwelyk der Ingezetenen, eene erkentenis in Gelde konden eifchen. Zulk een Regt van erkentenis is beftaanbaar ; maar een Lyflyk Regt kan ’er niet wel plaats ge- had hebben ; daar ’t den Hollander altoos tegen de borst was , een Lyfeigen te zyn. Uit dien hoofde heeft dan veelligt een Brui- degom, voor en aleer hy zyne Bruid in den eerften nagt befliep , eene zekere fom- me gelds aan den Heer moeten geeven, on- der den naam van Bruidgeld; met welken dit gemeende Regt van byflaapen ook uit- drukkelyk benoemd word. Het ftond dus, daar de eerfte nagt byflaapens voor de wee- zenlyke voltrekking van het Huwelyk ge- houden word, eenigermaate gelyk met de betaaling van ’s Lands Regten op het Trou- wen , die voor de voltrekking van het Hu- welyk betaald moeten worden. Zoo bezit- ten nog fommige Heerlykheden het Regt van Steekpenning of Bruidsgifte voor de Vrou- wen der Heeren: en in den Dorpe en de ‘Vrye Heerlykheid Warmond , heeft, indien. ik ’t wel hebbs , nog een Regt van jaarlyk- fche Nieuwjaarsgifte plaats; moetende ie- der Huis, op dien dag, één, twee, of meer duiten , op breuke van eene dagelyk- fche verdubbeling der fomme, betaalen. Dat nu wyders de Staaten dit Regt , in laa- / ter ■ / DE HOL- LAND- SCHE KATie. 1142 NATUURLYKE HISTORIE ter tyci, met geld zouden hebben laatcn af- koopen , is mede tegen alle waarfchynlyk- heid. Dog men weet dat de Staaten, ze- dert de Graaflykheid in hunne handen viel , en zy het hun ontwrongen Gezag weder magtig wierden, de zoogenaamde Regten der Heeren , en derzelver verregaande af- perfingen , grootlyks belhoeid hebben. Het kan dus zeer wel zyn , dat zulks ook plaats gehad heeft met opzicht tot dit Bruidsgeld ; en dat zy hetzelve, ter weeringe van mis- bruiken , die daar omtrent ingefloopen wa- ren 5 op een gemaatigder prys fielden. Ook heeft men niet te twyfelen , of de Staaten zullen dit Regt, zoo zy’tal, in onkunde van deszelfs oorfprong, lyflyk verftonden, en zig naar ’t algemeene begrip uitdrukten , volgens het regt van een vry Volk begree- pen hebben. Dan wy flappen hier mede van dit onder- werp af, om onze Hollandfche Bruid, wel- ke wy tyd gaven om in de armen haares Bruidegoms te rusten, by het openen haa- rer Slaapkamer te ontmoeten. Wanneer het jeugdige Paar, na den liefflen flaap hun- nes leevens, ontwaakt, en van ’t Mingenot verzadigd, ter bedde uitryst, vervoegt zig, in de Steden, eene Dienstmaagd, met de Moeder, of ook wel eene der Speelmeisjes, aan de Slaapkamer. Als de Bruid dezelve op het aankloppen geopend heeft, word zy heuschlyk begroet van de blyde Moeder en ’t vrolyke Speelmeisje ; terwyl de Dienst- maagd een Waschvat met zuiver water en een VAK HOLLAND. ^43 een rein Servet den jonggetrouwden aan- bied; welke moeite de Bruidegom beloont met de milde gifte van een deftig Kleed, of iets dergelyks. Dit noemt men het Mor- genwater brengen , en het Bruidsjiuk ontvan- gen, Op het Land, daar men minder aan plegtigheden gewoon is, gefchied het ope- nen der Slaapkamer met minder omflags; nogthans is ’er de Morgengroet der Moe- der, en het Bruidsiluk voor de Meid, mede in zwang. Vervolgens wagt men de Morgengroet en de Gaven der Bruiloftsgasten ; al van oudsher hier te Lande gebruiklyk geweest is; mogelyk wel in navolging der Romei- nen, wier Bruiden, nu Vrouw geworden^ den Bruidsfluier afleidden , en van een ieder ^lanfchouwd en begroet wierden. Onder onze Dorpelingen, komen alle de Bruilofts- gasten des anderen daags , of ook wel wat laater, naar elks omilandigheden , om de jonggetrouwden te begroeten. Ieder ver- eert hun het een of ander iluk Huisraads; als Tafels, Stoelen, Porcelein, enz.; het welk zy dankbaar ontvangen. Niet zelden voegen de Bouwboeren, ten. aandenken van hun Beroep, by hunne giften, een ‘kop frisfchen Room, met een gefchénk van verschgekarnde Boter. En daar benevens gaan, meest overal in Rh^mland, ook de Buurvrouwen de jonge Vrouw begroeten. De twee naaste Gebuuren gaan voor, met een groot glas vol Wyn of Brandewyn met Suiker, waarin een gellrikte Kaneelftok III. DEEL. Dddd Raat. DE HOL^ LAND- SCHE NATIE, DE HOL- LAND SCHE NATIE. 1144 NATUURLYKE HISTORIE ftaat. Het glas word haar met eene teug toegebragt ; men wenscht haar geluk in de Buurt , en dat zy haar Gezin met gezonde Spruiten moge zien vermeerderen ; ver- zoekende tevens dat zy den Kaneelflok tot het eerstkomende Kindermaal zal bewaaren. De jonge Vrouw neemt dit aan ; en als het Glas, rondgaande, ledig word, vult zy het weder; onthaalende haare Buurvrouwen zo wel, dat dezelven met vrolykheid te rug keeren. Hier en daar noemt men dit wel, de Bruids Lakens opneemen; doch befchei- den Leezers zullen my zekerlyk niet ver- gen , dat ik deeze fpreekwyze opheldere. Hier mede zyn de voornaamfte Huwe- lyksplegtigheden volbragt ; op dezelven volgt gemeenlyk het Vischmaal , waar voor de Bruid verkogt is; en naderhand houd men de plegtige wederreizen , met de ver- dere vrolyke partyen, die deezen verge- zellen. Geduurende deezen tyd, zeggen onze Landzaaten niet onaartig, de SpeeL man zit nog op Dak, Met deeze fpreek- wyze geeven zy te kennen, hoe alles tot nog in vreugde is ; en dat de jonggetrouw- den eerst in ’t vervolg zullen ondervinden , wat het Huwelyk in heeft; ’t welk ons de verdere befchouwing der Landsgebruiken, by de Geboorte der Kinderen , naar den wensch der Gehuwden , eenigzins zal voor- draagen. TWAALF. VAN HOLLAND. 1145 TWAALFDE HOOFDSTUK. Betreffende de Vrugthaarheid ^ Geboorte en Opvoeding h o L L a n D e R E n , be- fievens hunne Plegtigheden , daar toe betrekkelyk. Het Huwelj^k heeft , naar de wettige oogmerken van welmeenende Echt+ genooten, ten gevolge, het voortplanten van hun Geflagt. Dit is eene voJftrekt natuurlyke eigenfchap van alle dierlyke Weezens; welke men ook,by uitneemend- heid , aan het voortreflyk heerfch^mde Weezen, den Mensch, eigen vind: en ’t is zelfs eene eigenfchap , waaruit de Natuur- kundigen de kragtige gefteldheid der Natiën afleiden ; weshalven wy dezelven , ten aan- zien van onze Hollanders , niet onaange- merkt kunnen laaten. In ’t algemeen mag men deswegens wel zeggen , dat het by on- ,ze Natie, inzonderheid by de Landlie- den , en vooral by de Zeelieden , vry vast gaat, dat de Vrouw, zig kort na het Hu- welj'k, zwanger bevind; dus binnen het iaar Moeder is, en den Man Vader maakt van een Zoon of eene Dogter. En fchoon ’t niet wel mogelyk zy, verder eene be- paalde gemiddelde rekening op de Vrugt- D d d d 2 baar* DE HOL- LAND- SCHE NATIE* DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1146 NATUURLYKE HISTORIE baarheid der Hollanderen te maaken , heeft cgter de weetgierigheid van verfcheiden Lief- hebbers dit ftuk al tot een merkelyken trap nagefpoord. Wy zullen , gelyk wy met de Huwelyken, om reeds gemelde reden, ge- handeld hebben, ook omtrent de Vrugt- baarheid ten kortfte te werk gaan ; en ons dus wederom van de Lysten der Heeren KERSSEBOOM , STRUYCK cn anderen , be- dienen ;*met byvoeginge onzer opmerkingen desaangaande. Gaarne wenschten wy dit fluk in zyne volkomenheid te kunnen voor- draagen; doch wy zeggen met kersse- BOOM , „om tot de volkomen zeker- 5, heid* te geraaken van het cfFeftif getal der „ Kinderen, jaarlyks in deeze Provintie „ gebooren , zoude het nodig zyn , dat in „ alle de Steden en Dorpen opgenomen „ wierd, uit de refpeftive Registers der „ Gedoopten , en aantekeningen der Ge- „ boorenen , het veritabel getal federd ee- „ nige jaaren : het welk voor een particu- „ lier ondoenlyk is”. Dit zo zynde, moe- ten wy zulks agterwegen laaten ; en vinden het deswegen best om ons te bepaalen tot de opgave der naastbykomende Tafelen van dien Heer: te weeten, die geenen, wel- ken op de algemeene verdeeling van Zuid^ en Noord-holland rusten ; die , hoewel ze uit eene calcule opgemaakt, en aan gebre- ken Proeven van Politike Reke?imgen ^ door kers- s E B o o M , Eerjie Verzameling , bladz. 38. VAN HOLLAND. 1147 ken onderhevig zyn, egter door daar op volgende proeven bevestigd z}^n gewor- den. De eerfte algemeene Hoofdverdeeling . deezer Tafelen, met letter A getekend, flrekt zig uit over al het Land, gelegen ten Zuid-Oosten van den Hollandfchen Ysfel , die over Ysfelmonde in de Maaze valt; en vervolgens ten Zuiden van de Maaze , die langs Rotterdam, by den Briel, in Zee loopt ; grenzende aan de Provinciën Utrecht , Gelderland, Brabant en Zeeland. Die generaale Hoofdverdeeling behelst de Steden Dordrecht , Gornichem en Schoonhoven , met den Briel (*) ; en ver- volgens deeze Onderdeelen. I. Het platte Land , gelegen tusfchen de Rivieren den Ysfel en de Lek ; zynde dat van Ysfelflein met den Krimpenerwaard, en de daar in en omflreeks liggende Gehug- ten ; die allen opgeteld zyn in onze Geo- graphifche Befchryving, welke na genoeg hier mede overéénkomt. II. Het Volgens een getrouw berigt, ons door den Heer kluit, nopens den Briel, heuschlyk toege- zonden, zyn ’er, van jaar 1747 tot I7ó'6,in den Briel gedoopt 2163 Kinderen; weJkgetal na genoeg ftrookt met dat van den Heer ke rsse boom, die in 40 jaaren 5316 gedoopten telt. Wy hebben dit hier wel in ’t voorbygaan willen aantekenen, maar ’t naauwkeurige berigt zelve wagt eene betere plaats, wanneer wy over de gezondheid onzer Strce- ken, als der vrugtbaarheid voordeelig, zullen han- delen. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Dddd 3 DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1148 NATUURLYKE HISTORIE II. Het platte Land, gelegen tusfchen de Lek, de Maaze, dc Waal, cn het Gcl- derfche; waarin voornaamlyk het Land van Vianeh , het Graaffchap Leerdam , het Land van Gornichem, de Alblasferwaard , en ’t Land van Liesveld. III. Het platte Land, gelegen tusfchen de Waal , de Maaze , het Brabandfche , den Bics- bosch , en het Haringvliet, tot in Zee; behelzende dus Loevcllein, het Land van Altena, dat van Heusden, de Langeftraat , en ’t geen voorts langs den Brabantfchen Zoom gelegen is; alsmede de Eilanden Over- flakkee en Goedereede. IV. Eindelyk, het platte Land, gelegen tusfchen den Biesbosch , de Maaze , die voorby Dordregt en Rotterdam loopt , het Hollands-Diep en Haringvliet, tot in de groote Zee ; zynde hiertoe betrekkelyk het Eiland van Dordregt,het Land van Stryen, het Land van Putten en Voorn, dat van Ysfelmonde en Rhoon, met Rozenburg en Blankenburg. De tweede algemeene Hoofdverdeeling, letter B, bev^at de Steden Haarlem , Delft, Leiden, Amflerdam , Gouda en Rotter- dam, met Schiedam, en vervolgens deeze Oiiderdeelen. I. Het platte Land, i^an omtrent het Huis Marqiiette af, tot Hillegom ingefloo- ten ; en wyders het geene tusfchen het Y , het Huis Zwanenburg, en ’t Haarlemmer- Meer ligt; benevens de Landen aan den Puinkant, en de Zee, in die Streek gelegen. II. Het VAN HOLLAND. 1149 II. Het platte Land, van Lisfe af, tus- fchen het Haarlenimer-Meer en de Zee, en voorts geheel Rhynland. III. Het platte Land, tiisfchen het Y, het Huis Zwanenburg, en ’t Haarlemmer- Meer, tot den Overtoom, in den Slooter- ban ; met geheel Amftelland , het Kwartier van Weesp, Muiden en ’t Gooiland. IV. Het Warerfchap van Woerden, het Kwartier van Oudewater , en ’t geene ver- der tusfchcn den Binnen-Ysfel , den Rhyn, en de Gouwe , buiten Rhynland , gele- gen is. V. Geheel Schieland en Delfland, (bui- ten Haagambacht;) wyders het platte Land , gelegen tusfchen de Gouwe, den Ysfel, de Maaze of de Merwede , de groote Zee en den Rhyn; wordende Rhynland hier uitge- zonderd. VI. Eindelyk , ’s Graavenhage , met Haag- ambagt en Scheveningen. De derde algemeene Hoofdverdeeling , letter C, bevat geheel West Vriesland en het Noorder-Kwartier; waarin gelegen zyn, de Remmende Steden, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen , Edaxm , Monnikkendam , en Medenblik,met Purmerend, en vervolgens deeze ondei*deelen. I. Het platte Land, van omtrent het Huis Marquette af, tusfchen de Noord-Zee en de Zuider-Zee , de Langereis , den Berk- meerder Dyk, de Noordwester Beemfter Ringfloot, en het Marker-Meer, teneinde van den St. Aagtendyk. Dddd 4 II. Het DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE natie. Zie de nevens- gaande Tafelen. BI. II. 1150 NATUURLYKE HISTORIE II. Het platte Land , gelegen tusfchen de vooiTchreeven Langereis, den Berkineer- der-Dyk, de Schermer- en Beemfter Ring- flooten, met den Oudend}^^ ter eene, en de Zuider-Zee ter andere zyde. • III. Het platte Land, gelegen van de Zuider-Zee af, tusfchen den voorfchreeven Oudend}^k,de Noordwester Beemfter Ring- floot, den Dyk benoorden het Wormer- veld , het Marker-Meer en den St. Aagten- dyk, aandeneenen, het Wyker-Meer, het Y, het Pampus, de Goud-Zee en de Zui- der-Zee aan den anderen kant. IV. Eindlyk de Eilanden Texel, Wie- lingen, Vlieland, ter Schelling, Ens,Urk en Marken. In deeze Verdeelingen nu worden de be- noemde getallen van geboorenen, op by- zondere ondervindingen, en eene goede menigte van Geboorte L^^sten, die wy hier kortheidshalven overflaan , berustende, tot bepaalende getallen gebragt; welken wy, om ze beknopt in eens te kunnen zien , in een éénbladig Tafeltje hier nevens voor- draagen. Op den grondflag deezer tellingen fielt de Heer kersseboom, dat, zo memgmaal als ’er in deeze Provincie een Kind geboo- ren word, de masfa van ’t geheele Volk is 35. Zulks \’astflaande, is het baarblykl37k, dat ’er, zynde het begroote getal der lee- vendgeboorenen 28000, in deeze Provin- cie daadl^^k 980,000 Zielen leeven; als het produól van 28000 met 35 vermenigdvul- é i j ■ *< ) '■•■ ■■.’• -t\ . ' U: ,:i ,- ■ / VAN HOLLAND. 1151 digd. Deeze berekening heeft na genoeg het gewigt van eene aanneemelyke beraa- ming: dog nadien men zig , gelyk de Heer PALUDANus zeer wel aanmerkt, altoos meer of min verlegen vind, met de Vreemden, de Jooden, en zekerlyk een groot getal van zulken, die vóór het toedienen van den Doop geltorven zyn , zoo kan zulk eene beraaming voor niet volledig gehou- den worden, en ’t is niet waarfchynlyk, dat men dezelve immer volledig zal kun- nen maak en. Even weinig kan men , uit het voorheen opgegeeven getal derHuwelyken,het naast- denkelyk getal der Geboorenen met ge- noegzaame naauwkeurigheid bepaalen; ah zoo ’er geen regelmaatige gisting, over dé vrugtbaare of onvrugtbaare Huwelyken , te maaken is. Edog, indien ’t my geoorlofd zy hier omtrent eens te gisfen , zal ik , myns oordeels , het getal niet verklcenen , wan- neer ik vooronderftelle , dat een vierde van de door ons opgegeeven 124902 getrouwde Paaren jaarlyks vrugtbaar zyn; en dus voortbrengen, 31225, leevende Kinderen, met de Tweelingen door één geflaagen. Naar deeze ruwe rekening zou myn gegiste ‘getal al vry na komen aan de bovengemel- de beraaming van 28000 Kinderen. Men moet wyders, dit onderwerp na- gaande, hier vooral niet uit het oog ver- liezen de volkrykheid van ons Land. Dee- ze zou ons zekerlyk, indien men alle de behooriyke Lj^sten by elkander had, zoo D d d d 5 ik DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie het voor- gaande Hoofd- Jliikf in het Ta- feltje. DE HOL. LAND- SCHE Nx\TIE, 1152 NATUURLYKE HISTORIE ik vast vertrouwe, een grondflag ter bere- kcninge van eene nog vry grooter menigte van Kinderen , welken hier te Lande jaar- ]yks gebooren worden, opleveren. Ook twjTel ik ’er niet aan , of men mag onze Landzaaten wel onder de Vrugtbaarfte Vol- ken van Europa Rellen. De blyken hier- van zyn, met opzicht tot de groote Ste- den, niet fchaars: men vind ze ten over- vloede in het reeds aangehaalde Werk van den Heer süszmilch; werwaards wy den Leezcr wyzen, om dat het van te veel omflags zou zyn, wanneer wy ons met het nagaan deezer vergelykingen ophielden. Uit dien hoofde vinden wy ons ook ee- nigermaate genoodzaakt, om af te zien van eene nadere opgave van ’t getal der geboo- renen, in veele byzondere plaatfen van ons Vaderland, ter aanduidinge van de verfchil- lende Vrugtbaarheid, zo verre men dezel- ve daar uit zou mogen afleiden. En wy laaten zulks te gereeder vaaren, om dat de weetgierige Leezer het zelve, met weinig moeite kan nagaan, in de bekende aante- keningen van den Heer struyck. Men zal uit dezelven , om dit egter nog kortlyk te melden, gereedlyk kunnen opmaaken, dat ik niet geheel mistaste, wanneer ik, (de hooge Zuid-hollandfche Streeken, met die geenen , welken beneden , dat is , by Noord- holland liggen , vergelykende ,) beweere , dat ’er Streeken in ons Land zyn , die an- deren in deeze vrugtbaarheid overtreffen. Ook zal eene oplettende befchouwing dier aaDy- VAN HOLLAND. 1153 aantekeningen , met eene naauwkeurige vergel^yking der L3^sten van den Heer kers- SEBOOM , den Leezer , overeenkomftig met het geen ik in de voorige Hoofdflukken^ hier en daar, wegens de Vriigtbaarheid van deeze en geene Streeken b3^gebragt heb, niet alleen dat verfchil van vriigtbaarheid tooncn; maar hem tevens doen zien, dat het vooroordeel, als oLonze wateragtige Noord-hollandfche Streeken onvrugtbaarer zouden Z3ui, dan ’t hooger Zuid-hollandsch Gewest, niet bellandis, tegen een naauw- keurig onderzoek. Men zie deswegens nog de in alle deelen leezenswaardige Verhan- deling van den Heer paludanus, over het getal der Inwoonderen in en om Alkmaar; welke ons toont, dat Alkmaar geen minder aantal van Kinderen oplevert , dan andere plaatfen. Want terw3d de Heer kersse- BOOM Helt, dat 35 Perfoonen ’s jaarlyks cén Kind voortbrengen ; zo heeft de Heer paludanus, uit echte L3"sten opgemaakt, dat 29 Perfoonen binnen Alkmaar ’s jaar- lyks één Kind voortgebragt hebben. Daar benevens wyst ons de Heer paludanus, onder veele andere welberedeneerde aan- merkingen, in die Verhandeling aan, hoe het bykome, dat men, in de Noord-hol- landfche Streeken, onder een b3ma gelyk, of zomw3den een minder, getal van In- wi’onderen , een meerder getal van .Geboo- renen vind. Te West-Zaandam , by voor- beeld, kwamen , volgens de berekening van den Heer struyck, uit63i5 Menfchen jaar- lyks DE HOL- LAND- SCHE NATIE. HolL _ Maatfch. XIV. D. BI. 574- rr. HOL- LAND- SC HE NATIE. Zie Uitgez. J^erhand. VII. D. BI. 141. 1154 NATUURL YKE HISTORIE lyks ter wacreld 254 Kinderen ; en te Oost-' Zaandam gaf een minder getal van 6241 Men- fchen 282 Kinderen. Zulks fchynt in dee- ze plaatzen , die zo na by elkander liggen , en flegts door de Rivier de Zaan gefchei- den zyn , een minderen en meerderen trap van vrugtbaarheid aan te duiden. Dan men heeft dit verfchil , gelyk de Heeren struyck en PALUDANus wel aanmerken, niet toe te fchryven aan eene mindere of meerdere Vrugtbaarheid der Vrouwen; of zulks te verklaaren uit meer foortgelyke wonderly- ke vooronderftellingcn : nadien ’t alleen daaruit ontftaat , dat ’er op de eene plaats , onder een zeker getal v^an Menfchen , meer getrouwde paaren gevonden worden, dan op de andere. Wy twyfelen mede in geenen deele, of men het verfchil in ’t getal der Geboore- nen , dat nu en dan in onze Steden plaats heeft , niet grootlyks hier uit hebbe af te leiden. Wy erkennen dit gereedlyk; maar vorderen tevens, en, naar ons inzien, met het hooglle recht, dat men ons ook toe- ftaa, dat de Zeden, de Gewoonten, de Handel , de Aart , de Spyze en Leevensma- nier, te gelyk zeer veel nadeels aan de ge- meene Vrugtbaarheid van de eene of de an- dere plaats kunnen toebrengen. Dit is een natuurl3^k gevolg dier omftandigheden ; fchoon de evenredigheid, ten aanzien van het geheele Volk, of liever, van het Men- fchclyk Geflagt, beftendig beklyve. ’c Kan toch niet misfen , als eene byzondere plaats voor VAN HOLLAND. H55 voor een tyd, en dikwerf jaaren agtcr el- kander, aan byzondere Ziekten en Sterften onderhevig is, of zulks moet een nadeeli- gen invloed op de Vrugtbaarheid hebben. Ingevolge deeze ftellinge, houde ik het daar voor, ten minde als Geneesheer fpree- - kende, dat de Vrugtbaarheid, onder onze , gezondfte Landzaaten , Streeken en Steden , flerker is , dan in de ongezonde of kwy- nende plaatfen; ’t welk niemand my zal ontkennen , en dat ik in ’t vervolg nader hoop te betoogen. Wy geeven derhalven deeze onze aanmerking niet op, tot eene voldrekte gevolgtrekking over het gantfche Menschdom; waar omtrent wy ten volle overtuigd zyn, dat ’er eene genoegzaame evenredigheid over ’t geheel plaats heeft: maar hebben hier mede het oog op de ver- fchillendheid der Inwoonderen , en der Streeken van ons Gewest: dat in een zoo kleen gedeelte Lands , zoo Volkryk , en zoo digt bewoond, zekerlyk verfcheiden- op- merkingen aan de hand geeft, welken de aandagt van Vaderlanders en Vreemden ten uiterfte verdienen. Wat wyders de Vrugtbaarheid onzer Hol- ^landfche Vrouwen, wel byzonder in het voortbrengen van Twee- en Drielingen, aangaat, het komt my voor, dat zulks hier te Lande zo ongemeen niet is , als men ge- woonlyk denkt. Herhaalde opmerkingen fchynen my grond te geeven , om te den- ken, dat eene Vrouw, vooral onder ’t Landvolk, die eenmaal twee Kinderen te 2?' DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1 DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie ƒ. Deel. JBL 248. 1156 NATUURLYKE HISTORIE gelyk ter waerefd gebragt heeft, in ’t ver- volg meermaals Tweelingen baart, ja veel- ligt tot Drielingen overgaat. Ik Rhryf dit niet toe aan eene byzonderheid der Natie ; want het heeft ook elders plaats ; maar geef het op als eene aanmerking der natuurkun- dige overweeginge waardig : voor zoo verre hier uit blykt, dat de geitellen der Vrou- wen , en derzelver bezwangering in deeze gevallen , gewis byzonder moeten zyn ; het zy men deeze bezwangering gejykitondig , of by overbevrugting , Qfuperf(£tatie wil- le Hellen. De geleerde zuszmilch verhaalt, als iets ongemeens, de byzondere Vrugtbaarheid van een Huwelyk in Berlyii; alwaar eene Vrouw haaren Man , in den tyd van 4 of 5 jaaren, met negen Kinderen verrykte; brengende , in dien korten tyd , driemaal Tweelingen, en eens Drielingen, voort. Het geval is byzonder; dog het is op verre na zoo zeldzaam niet, als het geen ik, met volle zekerheid, hier myne Leezers kan mededeelen. — Ik heb de volgende egte gefchiedenis ontvangen , uit den mond van een nog leevend perfoon , die ’er betrekking toe heeft , en dezelve is wyders door lec- vende en zekere Attestatiën bevestigd; ze luid, volgens opgegeeven Attestatie, aldus: „ ^acoh Kreket , getrouwd zynde met 5, Johamia van Rheenen^ toen dezelve den 5, ouderdom had van vier- en dertig Jaaren , ,, zoo heeft bovengenoemde Johanna^ in „ het VAN HOLLAND. 1157 5, het eerfte jaar van haar Huvvelyk, ver- 55 wekt, t’eener dragt, vier Kinderen, drie „ Zoonen en eene Dogter; de welken, by 5, den Heiligen Doop , zyn genoemd ,, Abram^ Ifadc en Jacob. De Dogter 5, dood gebooren zynde, hebben deeze drie 5, Zoonen drie weeken te famen geleefd; „ waar na ’er twee geftorven zyn ; te wee- 5, ten Abram en Ifadc, Jacobs de onder- „ tekenaar deezer Attestatie, leeft nog, in „ den ouderdom van zes- en veertig jaaren, 3, en is thans Gaarder, Schoolmeester en 3, Voorzanger in den Dorpe van Voorhout’’. Na deeze geboorte van vier Kinderen , heeft de gemelde Vrouw, agtervolgende , gebaard, driemaal drie, vyfmaal twee, en tweemaal één, allen Zoonen. Zy heeft haar laatlle Kraambedde gehouden te Voor- hout , bereikende den ouderdom van vyf- tig jaaren. Dus heeft bovengenoemde ƒ0- hanna van Rheenen , binnen vyftien jaaren voortgebragt , vyf-en twintig Kinderen, die meerendeels byéén geweest zyn ; en als men de vier eerfte Kraamlegers by elkander neemt, binnen den tyd van vyf jaaren, dertien Kinderen. Ook heeft de gemelde !^oon facob Kreket ^ byzyne Vrouw, me- de Tweelingen verwekt gehad. VVyders, (en dit is zeer aanmerkelyk) zyn de Zus- ters van de voorfchreeven Johanna,, met naame Petronella^ en, zoo facob Kreket meende (*} , Geertruid , alle drie van eenen Va- C***) Deeze Jacoh Kreket , uitlandig geweest zyn- d.c , DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1158 NATLTURLYKE HISTORIE Vader en eene Moeder , niet minder vrugtbaar geweest. Petronella gaf haaren Man, t’eener dragt, drie Kinderen, en teelde, by vyf Mannen, drie- en twintig Kinderen: dog de laatstgenoemde Zuster baarde flegts eenmaal , en bragt te gelyk ter waereld zes Kinderen (*) ; waarvan ’er vier in 's Graavenhage , in de Protestantfche Gemeente, gedoopt zyn. Deeze drie Ge- zusters, te gelyk zwanger zjmde, hebben met haar drieën , in den tyd van één jaar , dertien Kinderen voortgebragt. Dit alles heeft Jacob Krekel , als Zoon van opge- noemde Johanna , in tegenwoordigheid van Getuigen 5 bevestigd ; en is, nogleevende, gewillig, om zulks ten allen tyde te be- waarheden. Het geval is daar benevens by veele geloofwaardige Lieden bekend ; voor- al onder de Haarlemfche en Leidfche Schip* pery, en anderen, die dagelyks van Ley- den en Haarlem met de Trekfchuiten heen en weder vaaren. Ook heb ik zelf de ge- melde Vrouw meer dan eens gefprooken , en haar het geval hooren verhaalen; dog het dagt my wel der moeite waardig , my hier nog van het leevende getuigenis haares Zoons te bedienen. Ter- de, kan met geene zekerheid op den naam zyn- ncr Moeje aan, en heden is deszelfs Familie ver verfpreid. Dit overtreft nog. het geval van Serapia, te Alexandrie, die vyf Kinderen te gelyk onder het hart droeg. Ca n, Digest, LeÜion. Antiq, L. IV, C. 23. VAN HOLLAND. 115$ Terwyl dit blad nog onder de Pers was, vond ik, in een zeer nuttig, onlangs uit- gekomen, Werkje, getyteld: Verzameling yan maiiwkeurige Lysten , enz. betreffende Graavenhage s een Verhaal van dergelyke gefchiedenis , in ’s Graavenhage of Haag- Ambagt, eigentlyk te Scheveningen ; welk geval wy, om deszelfs merkwaardigheid, nog by het voorige zullen voegen. 55 Mkhkl fVillemze Kuiper^ en 5, Geertruy Roozendaal , na- 3, gelacene Kinderen van Kniertje Cerbrands^ zeg- 55 gen : „ Dat haare voornoemde Moeder eerst ,, is gehuwt geweest met Willem Jacobs „ Kuiper ^ en daar by heeft geprocreëert „ drie Kinderen , waar van de twee laatfte „ Tweelingen zyn geweest, en dat eenige ,, weeken voor die Verlosfing haar voor- ,, noemde Man met een Pinkje was veron- 3, gelukt. Dat haar voorn. Moeder ander- 3, maal was gehuwt met Simon Arentze Roo-- 33 zendaal , en daar by hadde geprocreëert , ‘ 33^ eerst Tweelingen , vervolgens op den 5. 33 January 1719 was verlost van vyf yoU 33 drage Kinderen^ zynde Meisjes, en een 33 onvoldragen ’t welk men konde onder- 33 fcheiden van wat Sexe ’t zelve was, en 3, van welke gemelde vyf kinderen, een 33 dood , en vier leevendig waren geboo- , III. DEEL. E e e e „ ren , DE HOL» LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHB NATIE. 1160 NATUURLYKE HISTORIE ^5 ren 5 welke laatfte des anderen daags, ,, den 6 dito , ongedoopt , zyn overleden ; ,5 en dat naderhand dezelfde Kniertje Ger^ ^5 brands nog vier Kinderen gehad heeft, ,, waar van de twee laatfte Tweelingen ,, zyn geweest; zynde haar laatstgemelde Man, mede, gelyk de eerstgemelde, ee- nige weeken voor haar verlosfing van „ gemelde twee Kinderen , met een Pinkje ,, verongelukt, waar na gem. Vrouw in ,, het Gasthuis gealimenteert, en aldaar in „ het jaar 1762 , in de maand April , over- leden is. ^ De voorfz. vyf Kinderen zyn in de Kerk 5 op Scheveninge begraven , en ’t geval is ^ op de Sark te leezen’. Nadien nu deeze gefchiedenis zeer veel overéénkomst fcheen te hebben met het verhaal van Jacob Kreket , zoo geraakte ik in twyfel, of het niet wel het zelfde geval mogte zyn. Dit bewoog my , andermaal gemelden Kreket te gaan zien , om hem myn proefblad, benevens het verhaal uit het opgenoemde Werkje, voor te leezen, en hem deswegens te ondervraagen , in tegen- woordigheid van verfcheiden Lieden. By die gelegenheid betuigde gemelde Kreket, dat hem dit geval van Scheveningen zeer wel bewust was ; dan dat het geen betrek- king tot zyne Familie had; dat zyne Moe- der en Moei, uit het hooge gedeelte van Zuid-holland , by ’s Hertogenbosch geboor- tig, met geen Visfchers getrouwd geweest waren. Wyders verhaalde hy ons nog , . hoe VAN HOLLAND. IIÓL hoe ’t hem geheugde, dat hy, een Kind zynde, met zyr\e Moeder van Delft op Rotterdam gevaaren was , en dat deeze Scheveningfche Vrouw zig toen insgelyks in de Schuit bevond. Beide de Vrouwen, zeide hy , verhaalden elkander, naar de manier der Wy ven , hoe ’t hun gegaan was , en myne Moeder herinnerde zig toen ook het geval van haare Zuster. De Schip- per, dit gefprek dier Vrouwen aanhooren- de, onthaalde haar vervolgens met Wyn; als hebbende twee Vrouwen te gelj^k fcheep, die by uitftek vrugtbaar waren. Voorts zou men , op het berigt vm Kre- ket aangaande, uit zyn leefcyd, en zyne opgave, dat zjns A^oeders Zuster,' in ’t zelfde jaar, toen hy gebooren was, ook haare zes kinderen gebaard had, moeten befluiten , dat de gevallen verfchillen : want de Berigter nu 44 jaaren oud Z3"nde , en de Scheveninger geboorte in den jaare 1719 voorgevallen z^mde, zou ’er een tydsver- fchil van ongeveer elf jaaren plaats heb- ben. Wy deelen deeze gevallen mede, vol- gens de aanneemelykfte berigten , en op ’t verhaal van de naaste Bloedverwanten; zonder ’er iets by of af te doen; en-oor- deelen het zeer aanmerkel^'k , dat het eene eh ’t andere geval omtrent denzelfden tyd gefchied is. Gevallen van die natuur, fchoon geheel buiten den gemeenen regel , zyn egter van eenig gewigt, en vorderen onze opmerking Eeee 2 . in DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. II 62 NATUURLYKE HISTORIE in ’t befchouwen der Natie; onder welke zy, gelyk de Heer suszmilch, uit het door hem bygebragte geval 5 befluit, „ eene on- 55 gemeene vriigtbaarheid te wege zouden 55 brengen, indien zy, onder een Volk, ,, zoo gemeen waren , als zy nu zeldzaam 3, zyn”. Intusfchen is ’t egter met de zaak zoo geleegen, dat, hoewel dusdanige ge- fchiedenisfen onder de zeldzaamen gebragt moeten worden, de geboorte van Twee- of Drielingen nogthans hier te Lande niet gantsch buitengewoon te noemen zy. Nu ' en dan valt het , zoo in Zuid- als Noord-hoL land, nog al eens voor, dat ’er drie, t’ee- ner dragt, gebooren worden; en de Twee- lingen zyn, althans in de laatstgemelde Streek, al vry gemeen. Volgens de nade- re ontdekkingen van den Heer struyck, mag men redelyk gegrond Rellen, dat ’er, onder de 72 gedoopte Kinderen , een paar Tweelingen gevonden word. En dat dee* ze evenredigheid ook na genoeg plaats heeft in andere Gewesten; des men onze Landzaaten, ook ten dien opzichte, niet zwakker of min vrugtbaar, dan veele an- dere Natiën, vinde (*). Het ontbreekt ons tot nog aan volkomen Lj^sten, om zulks recht naauwkeurig na te gaan; dog het is te vermoeden, dat men het getal der Twee- lin- (*) Zie N. STRUYCK, in zyne Nadere Ontdek- king noopens den ftaat van het Menjehelyk Gejlagt , Bladz. 166 — 168. Men vind aJdaar, buiten ande- re tellingen, byzonder tot ons onderwerp betrek- ke VAN HOLLAND. 11(53 lingen, indien men eens behoorelyke Lys- de hol- ten uit alle onze Dorpen by elkander had, land- nog aanmerkelyker zou vinden ; en dat men , op 65 a 70 gedoopte Kinderen, wel een paar Tweelingen rekenen mag. Voorts merkt de Heer suszimilch nog aan, dat deeze Kinderen , voor het grootiïe gedeel- te, in korten tyd, weder fterven. En dit is, ten aanzien van dé drie- vier- en vj^flin- gen, wel waar; doch ten opzichte der Twee- lingen geloof ik niet, dat zulks in Holland doorgaat; ik meen althans, raakende die geenen , welken ik gekend heb en nog ken , te hebben opgemerkt, dat hun fterflot ge- lyk kelyk, de volgende opgave van vier Noord-hollandfche Dor- pen. Gedoopt. Tweel.Driel. Vieii. Te Oostzaandam , in 1 1 1 Jaaren 17566 230 2 I TeKwadyk, in 107 Jaaren 1708 39 I Te Broek in Waterland , in 85 Jaaren 1807 25 Tq Piirmerland y in 42 Jaaren 515 7 31596 301 3 I Hier by voegt de Heer struyck / de opgetelde Kinderen van eenige Hoogduitfche Steden, maakende te famen een getal van 13092 i8ï i ^ 34688 482 : 5 I Waar uit blykt dat de evenredigheid van het getal der Twee- lingen, in die Hoogduitfche Steden, zeer na dezelfde is, als in die Hollandfche Dorpen: want i8t met 72 vennenigvui- digd, geeft 13032, en 301 met 72 vermenigvuldigd, geeft 21672 , en de getallen famengenomen , zynde, geeven 482, ver- menigvuldigd met 72, een getal van 34704 Kinderen. Eeee 3 DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie BI. 772. 1KS4 NATUURLYKE HISTORIE lyk Raat met dat der eeniggeboorenen. Men kan dus de Twee- en Drielingen niet onder de volftrekt zeldzaamen rekenen ; maar als het getal , volgens de verhaalen ^ t’eener dragt hooger loopt , dient men wel wat omzigtigheid te gebruiken , eer men ’t als geloofwaardig aanneemt. Wanneer LEEGWATER, m zyvïQ KleyM Chronycke^ onder eenige notabele ftuxkens, gewag maakt van eene Overzeefche Vrouw, wel- ke driemaal agter elkander zeven Kinderen t'eener dragt, en dus, in drie Jaaren, een- en twintig Kinderen, ter Waereld gebragt had; ziet men ’t aan voor eene vertelling, welker geloofwaardigheid twyfFeling onder- hevig is. Op het verhaal, raakende de 365 Kinderen der Gravinne van Hennenher g ^ te Loosduinen gedoopt , Relt men de geloof- waardigheid ter zyde; en vind het waar- fchynlyk, dat hier eene woordfpeeling plaats heeft, gelyk wy alvoorens gezegd hebben. Dan als albertus magnus ons verhaalt, dat eene Vrouw in Duitsch- land, door eene Miskraam, 22 Kinderen, wier Lichaameii reeds gevormd waren ; ee- ne andere 70, en nog eene andere wel 125 Vrugten, omtrent een vinger lang, kwyt geraakte, bezeft men terRond dat hier ee- ne ontzaglyke vergrooting, en de loogen- ziigtige grolziekte, die by albertus MAGNUS meermaals gevonden word , plaats heeft. Maar met dit alles blyft in beden- king, of niet miswasfen en misgeboorten eenige aanleiding gegeeven mogen hebben, tot VAN HOLLAND. 1155 tot zulk foort van berigten : ’t is zeker niet onmoge]3^k, dat men daar door eenigzins in de maaling kan geraaken. Tot een bewys bier van ftrekke de mis- dragt , of de wangeboorte eener Amfter- damfche Vrouwe, welke ons de beroemde Ontleedkundige fredrik ruisch (*) afge- beeld heeft , in zyne derde en vierde Plaat van het Derde Deel , het tweede AnatomU fche Kabinet. In de derde Plaat vertoont ons die groote Ontleedkundige een Kind van zes of zeven Maanden , met een Wa- terhoofd gebooren; en in de vierde geeft hy ons vyf verfchillende Figuiiren , wel- ke allen tot één Moederkoek behoord heb- ben , en te gelyk met het voorfchree- ven Kind gebaard zyn. De origineelen be- ftonden uit „een byzonder vreemde fub- „ flantie, vervult met veele Kinderkens, 5, omtrent van drie maanden”. Deeze Kin- derkens , of liever derzelver overal ver- fpreide deelen , fchynen een bewys aan de hand te geeven , voor de mogelykheid van zeer veele Kinderen t’eener dragt. Wy ftaan hier voor ftil, en beoordeelen ’t niet; doch het fchynt ons, onder verbetering, toe , dat men zulks hier uit niet te fpoedig behoort af te leiden. Elk afzonderlyk beentje of armpje is tog geen bewys voor een afzonderlyk Kind ; en dus zyn dan alle de CD ZicFRED. RUISCH Werken, II, Deel. Plaat III en iV, benevens de Befchryving. Eeee 4 DE HOL- LAND. SCHE NATIE. ii66 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAND- SCHE NATIE. de byzondere deelen nog voor zoodanig een aanmerkelyk natiiurlyk getal van Kin- deren niet te houden, ’t Is den Natuur- kundigen te over bekend, hoe de^verplaat- fing der deelen, door ongelukkige omftan- digheden, in de bevrugting, of in den aan- was der Vriigten, eene verbaazende me- nigte van Wanfchepfels te wegen kan bren- gen; waar door niet alleen de voeten, maar ook de vingeren , op verfchillende afflanden, uit hunne Gewrigten verzet zynde, de aller vreemdfte Weezens vor- men (*). Wy kunnen, uit dien hoofde, zulke af- leidingen niet onder de geregelde geboorten betrekken ; en zullen ’er ons derhalven niet verder mede ophouden ; zoo miii' als met andere misdragten, wanfchepfels, en ver- minkte Kinderen , die nu en dan in deeze Landen gebooren worden. Wy laaten dit over voor de zodanigen onzer Geneesheeren en Ontleedkundigen, die het fpoor van den beroemden ruysch volgen; en hunne Afbeeldingen van veele wonderlyke Figuu- ren , met naauwkeurige befchryvingen , als pronkdukken in de Schriften der loflyke Maatfchappyen plaatfen. Door deczen hunnen arbeid agten wy ons hier van te meer' ontOaagen; en oordeelen het in dit ons Werk te onnoodiger, daar w^y ons de Les (*) Zie FRED. RU IS CHy Brief aan M» van re- vERHORSTj I. Deel. Plaat XVII. VAN HOLLAND. 1167 Les van den grooten albinus herinneren; te weeten; dat, zoo men eens beweezen heeft, dat ’er in de Baarmoeder eenig wanfballig deel kan voorkomen , zulks ook in alle andere Deelen plaats kan hebben. Liever willen wy, ons by de gezonde en welgelchapen Vrugten onzes Lands houden- de, den Leezer, ten bewyze van de uit- gcllrekte vrugtbaarheid en kragt van voort- teeling onzer Landzaaten , nog kortlyk mei- den, hoe ’c voor deezen in Holland, dat ook nu nog wel plaats heeft, niet zeldzaam was , Echtgenooten te vinden , die uit hun echte Zaad, tot honderd, en meer. Tel- gen beleefden. Het Huisgezin van Klaas Jansz. Eriks y en deszelfs Vrouw, Aagt IrulemSf te Barfingerhorn , verdient des- wegens eene byzondere melding. Dit ech- te paar , naamlyk , zag het getal der Kinde- ren en verdere Nazaaten , uit hun voortge- komen, tot honderd agc-en twintig toenee- men. Gemelde Eriks overleed, in 't jaar 1683, in den ouderdom van 86 jaaren en 5 dagen, en zyne Vrouw ftierf, in ’c jaar 1687, oud zynde 89 jaaren en 6 maanden. Een Lykgedicht, op het overlyden deezer oude Lieden diestyds gemaakt, geeft ons 'het volgende berigt van dit talrj'ke Ge« flagt. Wat had by met zyn Vrouw vau God ook wel een zegen : Thien Kind’ren hebben zy met vreugde hier verkiee- E c e e 5 • Zjr DE HOI/- LAND- SCHE NATIB. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. ir68 NATUURLYKE HISTORIE Zy leefden in den Egt ruim drie- en festig Jaar, In welken tyd in ’t huys geen ee?ie Doode waar. Hun Kind’ren te zaam die zagen zy met eeren , By beyd’ hun keven noch zo wonderlyk vermeeren : Dat Begt van deeze thien een tagtig kwamen voort , Waar heeft men byna ooit van deez’-gelyk gehoord ? Van deezen wederom zeer veele dat ’er Trouwden, Die bragten metter tyd , hy T keven van de Ouden , Nog agt-en dertig meer, zo dat dit gamsch Ge- flagt ' Tot honderd dertig toe alreede was gebragt : Niet dat dit groot getal toen leefde al te zamen: O neen! maar ziet, zo veel van hen ter Weereld kwamen. Dit hebben zy beleefd y dit hebben zy gezien ^ Dat zulk een groote Vrugt kwam fpruiten uit hen Liên. Nog aanmerkelyker voorbeeld hier te Lande , is het geval van Dirck Jonge Jansz, van Zoetermeer ^ gehuwd met Commertje Jans Cocken ; welke Vrouw , na dat zy , in den jaare 1574^ Weduwe was geworden, haaren Man, tot in den jaare 1602, over- leefde, en, naar luid van zeker daar op gemaakt Versje, byéén gezien heeft, een getal van 181 Kinderen, Kinds-Kinderen , en Kinds-Kinds>Kinderen. Dit talryke na- geflagt , zonder ^dat hier by de aangehuwde Mans of Vrouwen gerekend zyn , was zoo opmerkelyk, dat het Pieter Lourisz. van Hoorn y getïOimAmQt Annei je Klaasz. Kny- ?ienburg , bewooge , om de kosten te doen , van alle die afflammelingen , naar het Ice- ven, VAN HOLLAND. 1169 ven, te laaten fchilderen. Die is ter uit- voeringe gebragt , door den beroemden Schilder berkheyde; denkelyk door JOB (*) 5 die zig meest op het Pouitret- fchilderen toegeleid heeft: de Tronietjes zyn veelal door mishandeling wat gefleeten; dog men ziet ’er den Meester duidel37k in doorflraalen. Het geheele Huk na te vol- gen , en in ons AVerk over te neeraen , zou niet wel doenlyk zyn; dan uit ovenvee- ging van de zeldzaamheid der zaake, en van ’t nut dat men ’er uit trekken kan , heb ik ’t raadzaam- geoordeeld, de naamen der Familiebeelden, in eene hier I^vgaande Ta- fel op te geemi. Ik heb dezelven in die orde geplaatst, zoo als zy in de Sclrildery Haan, en de Versjes, of Byfchriften , let- terlyk gevolgd. Men ziet dus de eigen Kinderen, in twee recht opgaande ryen van naamen, aan den oorfpronglj^ken Stam verbonden; vervolgens, uit ieder b3'Zon- deren Zoon of Dogter , de Kinds-Kinderen, ter zyde van hunnen Vader of Moeder, ge- plaatst ; en voorts boven ieder derzelven de Kinds-Kinds-Kinderen , met de letteren K. en M. getekend. De afbeeldfels der laat- .Hen waren in ’t Huk niet met naamen voor- gefteld; dog men kon de Sexe klaar genoeg uit de Hulfels afneemen ; en dezelve is hier door de bovengenoemde letters K. Knegt- je. Ik heb deeze Schildery te Zoetermeer gezien, dog den Voornaam niet kunnen vinden ; ’er Hond silleeiilyk , Berkheyde fecip. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND" SCHE ^’AT^E. 1170 NATUURLYKE HISTORIE je, en M. Meisje, aangeweezen : in alles overéénkomftig met de fchikking in het ftuk zelve. De reden die ons, na ryp overleg, tot het drukken deezer Tafel bewoogen heeft , is wel byzonder deeze; om dat wy, met betrekking tot de evenredigheid der ge- boorten van Meisjes en Knegtjes, in dit enkele Geflagt, by opklimming, de ver- baazendfle evenredigheid dier geboorten bevestigd vinden. Indien de geleerde susz- MiLCH, of andere opmerkzaame Schryvers over dit onderwerp, deeze Schildery ge- zien hadden, of op dit denkbeeld, ten aan- zien van een enkel Geflagt, gevallen waren, zy zouden zulks zekerlyk niet ongemerkt voorbygeftapt hebben. Men ziet ’er al- thans, in den eerflen opflage, vry blyk- baar uit, dat, onder de Kinderen, uit de Manlyke Sexe voortgeteeld, dikwerf het getal der Knegtjes dat der Meisjes te boven gaat; waar tegen, onder de Kinderen, uit de Vrouwlyke Sexe van deezen Stam, de Meisjes veelal, in vry merkelyken ge- tale, de Knegtjes overtreffen; zoo, nog- tans, dat het nu en dan wel eens eenige uitzondering dulde ; gelyk eene nadere be- fchouwing zal toonen. Het getal der Vrouwlyke Sexe, van de eigen kinderen , is , in dit byzonder 'Ge- flagt, juist gelyk aan dat der Manlyke; als bettaande uit zes gehuwde Zoonen en zes gehuwde Dogteren, dus twaalf in ’t geheel; zynde de dertiende , nog Vryer geftorven , hier I Genacht Reeckcning van DIK-CK JONGE JAN ende COMMERTJE JAN COCKEN DOGTER. A“. 1 602. 1^ |4«:|=|sS|i'-»r Ms ï*Cïi«e»ï fSiSS+sSsA ÏK«++»i»a © Na fchymtc plaan. ^Nui, gcdacn dat zc fchcen, Dan 't Godlyck graen alleen. t gy al waafende vergaen. ■ Dit Gejkgt van DIRCK JONGE JJNSZ. was groot. In 't Jaer 1574 is Overleden ende ter aerde gebracht. Voor COMMERTJ E J ANSZ. C 0 C K E N zyn Huisvrouyvcns doo.] , DIRCK JONGE JANSZ., die eerfte Vader was van dit gejlacht. i8i Menjchen, m waeren dien tyd all in levende lyven. En op den 9. Jiiny, als men 1602 heeft gefchreeven. Iditgefondtrd drie, die mochten hier foo lang niet hlyven. Soo benam de dood COMMERTJE JAN COCKEN ’ï leven. En CQMMERTJE JANSZ. is van all die men hier ziet of leest Als zy out geworden wasfeven en "t negentig Jaren: Moeder, Bestemoeder, ende over Bestemoeder geweest. Op welkers begraeffenisfe ; dat men noch fag vergacren SuUx dat op den dach, als COMMERTJ E van haer pyn genas. Elf van haer eyge Kinderen, die van haer Bloeder moste fcheyden. t Getal van dees haer Kindren hondert en taghtig Blenfchen was. Als fy met meest al dit hoir gejlagt haer ter aerde geleyden. Berclchcydc. fccit. A®. 1602. i Dit Geflacht Reeckcning hebbc doen maken PIETER LAURISZ. van HOORN en zyn Huisvrouw ANNETJE KLAASZ. KNYNENBURG, I VAN HOLLAND. 1171 hier buiten gefield. Ter ophelderinge van ’t merkwaardige in derzelver voortplanting , zullen wy gebruik maaken van de volgen- de vier tellingen , die wy met A. B. C. D. onderfcheiden. Van den oudften Zoon be- ginnende 5 heeft men in Tafel A. Gysbert Dirck Jansz, en uithem 3 Knegtjes 2 Meisjes. Aelbrecht Dirck Jansz, - 2 i Omve fan Dirckze Cock. - 5 - ■■ ■ 3 fonge fan Dirckze Cock. - 2 — * 2 Adriaen Dirck fansz. ~ 2 — 5 Leejiaert Dirck funxz. - 7 2 Dus te famen 21 Knegtjes. 15 Meisjes. Hier onder ftaat eens by Jonge Jan Dirkze Cock^ het getal van Knegtjes en Meisjes gelyk 5 onder 4 Kinderen, en eens ftaat by Adriaen^ onder 7 Kinderen, een vyftai van Meisjes tegen twee Knegtjes. Dus overtreft, onder de overige vier van de zes Broeders, het getal der Knegtjes dat der Meisjes ruim de helft, dat is, uitvier Broeders tegen twee, komen 17 Knegtjes tegen 8 Meisjes; en by den vyfden Broe- der ftvaat het getal gelyk. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. On- DE HOL. LAND- SCHE NATIE. 1172 NATUURLYKE HISTORIE Onder dé Vrouwelj^ke Sexe heeft nacn in Tafel B. Ouwe Maertje Dirck Jaiisz, en uit haar 2 Knegtjes 3 Meisjes. jiriaentje Dirck fame. - i 2 yonge Maertje Dirck Jannen. - i - — ■■ i Kryntje Dirck Jansz. - 2 * 4 Lysje Dirck Jansz. - 2 5 Maertje Dirck Janne, - 3 ■■ 7 Te famen 1 1 Kegtjes. 22 Meisjes. Hier onder ftaat eens by ^onge Maertje Dirck Jannen het getal gelyk , en onder de overige vyf Zusters is het getal van Meis- jes juist nog eens zo veel als dat der Knegt- jes; terwyl het getal der Knegtjes ruim zoo veel grooter is by de vier Broeders. ' Men kan hier uit niet ongegrond gisfen , dat, onder een gelyk getal Zusters en Broe- ders, de Manlyke Sexe meerder Knegtjes, en deVrouwlyke meer Meisjes voortbrengt. Men zou dit zekerlyk nader kunnen bepaalen , indien men, ten aanzien van dit Geflagt, wist, hoe het met de aangehuwde Mans en Vrouwen gelegen was; dat is, hoe veel, al of niet, dezelven ook Broeders en Zus- ters gehad hadden, en hoe ’t met derzelver Vrugtbaarheid ftond. Dit niet weetende, fchynt zig hier eene gewigtige zwaarigheid op te doen ; dewyl de voortteeling der Kinds* VAN HOLLAND. 1173 Kinds- en Kinds-Kinderen van dit Geflagt niet van deszelfs Telgen alleen afhong; maar de aangehuwde Mans en Vrouwen mede de Vaders en Moeders geweest wa- ren, die tot deeze Voortplanting behoo- ren. Dit heeft zeker zyne zwaarigheid. Dan , dew}d in dit Geflagt een eenflagti- ge oorfprong ligt , beide in de eigen Zoo- nen en Kleinzoonen , mitsgaders in de Dog- teren en Kleindogteren , zoo kan en mag men, natuurkundig redeneerende,de door- gaande Vrugtbaarheid deezer Geboorten, als eigen en opklimmende, in zyn eigen wortelftam aanmerken. Men mag deriial- ven de bykomende aangehuwden, zonder derzelver eigen kragt ter voortteelinge te ontkennen, hier houden, voor zulken, die den eigen Stam opwekken en koeste- ren. Men heeft vryheid om dit fluk an- ders te begrypen; maar deeze bedenking, ten dien opzichte , kan , op de voorfchree- ven wyze, aan ons niet ontzegd worden. ’Er flraalt dus, gelyk ’er eene evenredig- heid onder de eigen Kinderen van Dirck Jonge Jan plaats heeft, eene zeer naby- komende evenredigheid onder derzelver Kinds-Kinderen door; waar onder egter het getal der Meisjes dat der Knegtjes te boven gaat; zynde als 37 tegen 32, en dus vyf meer. Dog dit verfchil fchynt egter maar van één Huwelyk af te hangen, naamlyk van dat van Jonge Maertje Dirck Jannen ; die , tegen Ouwe Jan Dircksz. Cock over- ftaande , maar twee tegen agt Kinderen ge- teeld DE LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND. SC HE NATIE. Vergel. Bi. 1171, en 1172. 1174 NATUURLYKE HISTORIE teeld heeft: of ook van Jonge Jan Dircksz. Cock^ tegen Kryntje Dirck Jansz, over- ftaancie , die zes tegen vier heeft. Dan al- lerwaarfchynlykst zullen de laaten en vroe- ger aangegaane Huwelyken ’er ‘mede eenig verfchil in veroorzaakt hebben : ook ftaan hier de leevende Kinderen flegts bekend; en waarfchynlyk zullen ’er, buiten deeze, wel jong geftorven zyn : dat men met rede mag vastftellen. Maar ’t zy hier mede zoo ’t wil, de evenredigheid der Huwelyken neemt, in dit geval, deeze zwaarigheid weder weg; en wy vinden, tot onze ver- baazing, hoe de Natuur, het zy dan dat ’er nu en dan eene meerderheid van Dog- teren of Zoonen plaats hebbe , gewoonlyk weder keert tot haare wonderlyke evenre- digheid, en dezelve meest altoos behoud. Ten bewyze hier van ftaan de Huwely- ken weder na genoeg gelyk; dewyl ’er, onder de 69 Klein-Kinderen in deezen Geflagtboom , 12 gehuwde Vrugtbaare Kleinzoonen, tegens ii gehuwde Vrugt- baare Kleindogters voorkomen : dus is ’t , op één na , weder gelyk in Commertjes derden graad. En onder deezen doet zig in de geboorten der Kinderen , uit beide de Sexen, weder eene opmerkenswaardige gelykheid op, tusfchen de Mannen en Vrou- wen. De oudfte gehuwde eigen Zoon, Gys^ hert ^ QTafel A.) en de oudfte gehuwde Dogter, Ouwe Maertje ^ (^TafeL B.} heb- ben net elk vyf Kinderen; en juist Gyshert 3 Knegt- VAN HOLLAND. J}7S 3 Knegtjes met 2 Meisjes, en Maertje jiüst 3 Meisjes met 2 Knegtjes. • Tusfchen Aelhrecht en Ariaentje daar aan volgende, ftaat het even zoo; de eerfle heeft 2 Zoonen met ééne ï>ogter, QTafel A.) en de laatfle heeft 2 Dogters met één Zoon, QTafelB'), Tusfchen Ouwe Jan en Jonge Maertje k ’t verfchil grooter ; nademaal de eerfle ver- wekt heeft 5 Zoonen en 3 Dogters, (^Tafel A.) en de laatfle één Zoon en ééne Dogter> Cf af el B). Tusfchen Jonge Jan en Kryntjek mede verfchil ; hebbende de eerfle 2 Zoonen met 2 Dogters , ( Tafel A.) en de laatfle 2 Zoo- nen met 4 Dogters, QTafel B). Dog by Adriaen en Lysje flaan de getal- len weder gelyk , hebbende ieder 7 Kindet ren geteeld, QT^f^^ ^ ieder 2 Zoonen met 5 Dogters ; zoo dat ze , ook ten aanzien der Sexe, overéénkomen. By Leenaert en Maertje^ ten laatfle, is ^t op één na weder gelyk : Leenaert heeft 7 Zoonen met 2 Dogters, QTafel A.) en Maertje 7 Dogters met 3 Zoonen, (Ta- Wanneer men deeze voortteeling der Kleinkinderen verder oplettend befchouwt, ziet men, dat ’er onder de zes vrugtbaare Huwelyken , denklyk agteréénvolgende vol- trokken , vier zyn , in welken het getal der Zoonen tegen de Dogteren gelyk flaat. Als mede dat de meeste Zoonen , in deezen Stam , uit de Manlyke, en de meeste Dog- . . III. DEEL. Ff ff te- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie de nevens- gaande Tafel C. 1176 NATUURLYKE HISTORIE teren uit de Vrouwlyke Sexe voortgekq- men zyn; wel te verftaan uit de meest vrugtbaarfte onder dezelven. Daarenbo- ven ontdekt men 5 dat, uit de vier Broe- ders en Zusters , Aelhrecht , Ariaentje , Ou^ we Jan en Jonge Maertje, by welken het verfchil het grootfte is , egter het getal der Zoonen dat der Dogteren overtreft, wan- neer men derzelver Kinderen dooréén re- kent. Om deeze evenredigheid nog nader aan te toonen , zullen wy wat hooger klim- men, en ons bepaalen tot de Kleinkinde- ren , uit de vier Zoonen en Dogteren , die Kincis-Kinds-Kinderen geteeld hebben ; waar onder, juist weder uit vier Zoonen en een gelyk getal Dogters , de vrugtbaare gehuw- de Kleinkinderen gevonden worden. Dit nagaande, vind men, onder 69 Kinds-Kin- deren, 12 gehuwde Kleinzoonen, en ii gehuwde Kleindogters , die vrugtbaar ge- weest zyn, zoo als ze hier bekend ftaan. Dus is het getal op één na weder gelyk; één meer in de Manlyke Sexe; en deeze heeft aan Commertje een gelyk getal van Kinds-Kinds-Kinderen , van de wederzyd- fche Sexe, verleend; naar uitwyzen van de volgende Tafel der geboorten. Dit gadeflaande, ziet men, dat ’er, uit de vier eigen Zoonen, Gyshert ^ Aelbert^ Ouwe Jan en Jonge Jan , gefprooten zyn 8 gehuwde vrugtbaare Zoonen, en 4 ge- huwde vrugtbaare Dogters.^ Verder uit deeze 8 Manlyke Kinds Kindéren, te fameii 16 Kinds-Kinds-Kinderen van de Manlyke, . met U7.6 Taf<‘ C. Eigen Zoonen, die vrugtbaar geweest zyn , en Kinds-Kinds-Kinderen aan de Stam-Ouderen gegeeven hebben. Eigen Zooncii. Klein Zoonen. 3 Klein- Kleln. Zoonen. SSn' Dogters. 5 Klein Dogters. 6 Klein- Klcin- Zoonen. 7 Klein* Dogters. Gysbert Dirck Janiz. Floris Cyibertz. Comelif Cysbtrtz. Adriaen Gysbtrtz. 3 3 3 3 3 Lyrbet Gysbtrtsz. Neeltje Cysbcrtsz. 5 — Aelbert Dirck Comtiis AelbertS. 3 2 Barber Atlbtruz. Ouwe Jan Dirckz. Cock. Jan Jaruz. Cornelii Jams. Annetje Jansz. = ■ Jonge Jan Dirckz. Cock. Cirnelii. 17 1 26 SamcQ 4 8 , -17 4 Tafel D. Eigen Dogters, die vmgtbaar geweest zyn, en I Stara-Ouderen gegeeven he Cinds-Kinds-Kinderen a bben. an de Eigen Dogters. Kletn Zoonen. 3 Klein. Klein- Zoonen. Klein- Klein- Dogters- K.e.^o.e., Klein- Zoonen. 7 Dogrers. Ouwe Maértje Dirck Jansz. CortK/if Leentsz. Pieter Lientsz. 3 3 Claesje Lttntsz. Moertje Lantsz. jiriaentje Leentsz. 5 ' 3 Jriaemje Dirck ■ JannetjeComeUrz. Jonge Moertje Dirck Jannen. Corntiis Jaeobsz- PleunCje Jücobs. 17 9 — Lysje Dirck Jansz. Samen 4 .0 jiriaentje Leentz. Moertje Leentz. 7 VAN HOLLAND. ' 1177 met 17 van de Vrouwlyke Sexe. En voorts 5 uit de 4 Vrouwlyke Kinds-Kinderen , 10 Kinds-Kinds-Kinderen van deManlyke, en 9 van de Vrouwlyke Sexe. ’Er is dus in ’t geheel, uit de 12 vrugtbaare Kinds- Kinde- ren 5 die uit de 4 Manlyke eigen Kinderen gefprooten zyn, juist een getal van 26 Zoo- nen en 26 Dogters, maakende te famen 52 Kinds-Kinds-Kinderen , gebooren. Laat ons nu, ter meerdere ophelderinge van de verbaazende fchikking der verborgen Na- tuure , nog eens nagaan , de nakomelingen der vier Zusters, die Kinds-Kinderen ge^ zien hebben ; welken ons deeze vierde op- gaaf onder ’t oog zal brengen. Hier uit blykt volkomen , dat ’er zig , onder de eigen Dogters van Commertje^ 4 bevonden , te weeten , Ouwe Maertje ^ Ariaentje , Jonge Maertje , en Lysje , waar uit Kinds-Kinds-kinderen gefprooten zyn. Als mede dat uit deeze vier Zusters geboo- ren 4 Zoonen en 7 Dogters, die, vrugtbaar geweest zynde, Kinds-Kinds-Kinderen ge- teeld hebben. Dit getal ftaat dus weder op één na gelyk met het getal uit de even ge- noemde Zoonen. De vier Broeders had- den voortgebragt 8 Zoonen, met 4 Dog- ters ; en de vier Zusters gaven 7 Dogters met 4 Zoonen. Deeze voortgaande even-, redigheid over en weder geeft, inderdaad, den Natuurkundigen , ftofre tot eene diepe verwondering en befpiegeling. Dan nog al verder. Uit de 4 Kleinzoonen der Vrouwlyke Ffff 2 Sexe, DE HOL» LAND- SCHE NATIE. Zie de nevens- gaande Tafel D, DK HOL- LAND- JJCHE NATIE. 117 1 NATUURLYKE HISTORIE Sexe, (^Tafel D. Colom 2.) zyn gefprootett- 9 Kincis-Kinds-Kinderen van de Manlyke, en 10 van de Vrouwlyke Sexe, (^Tafel D. Colom 3 en 4). Dit getal Haat weder, ter verbaazinge , gelyk aan het getal van de 4 Kleindogters van de eigen Zoonen , ( Tafel C. Colom 5.), daar juist 10 Knegtjes en 9 Meisjes, QTafel C. Colom 6 en 7.) gelyk hier 10 Meisjes en 9 Knegtjes, geteld wor- den. Vervolgens zyn uit de gemelde 7 Kleindogters, (^Tafel D. Colom 5.} gefproo- ten 17 Kinds-Kinds-Kinderen der Manlyke, en ir der Vrouwlyke Sexe , QTafelD. Co- lom 6 cn 7). Men zou derhalven, zoomen voor de agt Kleinzoonen der vier eigen Zoonen één Huwelyk meer telle, al zeer na aan eene evenredigheid met de 7 Klein- dogters komen. Dan nader komt de -gehee- le fomme; want uit de 8 Kleinzoonen en 4 Kleindogters, der vier eigen Zoonen, die Kinds-Kinds-Kinderen geteeld hebben , zyn in ’t geheel voortgefprooten , 26 Zoonen en 26 Dogters, QTafel C. Colom 3 , 4, 6 en 7 faamgeti^okken). En uit de 4 Kleinzoo- ncn, benevens de 7 Kleindogters der vier eigen Dogters , die Kinds-Kinds-Kinderen geteeld hebben, zyn in ’t geheel voortge- Iprooten, 26 Zoonen en 21 Dogters, (Ta- fel D. Colom 3,4,6 en 7 faamgetrokken). De meerderheid van het voortbrengen der Zoonen fchynt hier, in de Vrouwlyke Sexe, van den tweeden graad, te verwis- fclen; dat mogelyk dient ter verllerkinge der gedagten v^an de zulken, die om het an- dc- VAN HOLLAND. 1179 dere Geflagt eene verandering ftellen; ’t geen in de Vogelen , en de overige reden- looze Dieren, na genoeg doorgaat. Dan dit doet niets tot ons tegenwoordige oogv merk ; waarom ik ’er ook niet op ftaan zal\ ' bIjwen 5 maar liever tot het befluit tree-T ’ den , dat wy uit dit alles op te maaken heb-' ben. Wanneer wy alle de dus ver gemelde geboorten van deezen Stam opneemen, zien wy,dat dezelve volftrekt beantwoord, aan alle de algemeen aangenomen bereke- L ningen, en de daaruit getrokken ge^lgen f* te weeten, dat, onder de evenredigheid der Geflagten, de Manlyke Sexe meerder is dan de Vrouwlyke; zoo nogthans, dat ’er eene verborgene gelykheid blyve; waar door het Manlyke getal zoo verre niet bo- ven het Vrouwl3dve gaat, of het bl}"ft fteeds- aan en omtrent dat der Vrouwlyke Sexe. Commertje had 7 eigen Zoonen , en 6 ei- gen Dogters ; dus was ’er één van de Man- lyke Sexe meer. Onder de Kleinkinderen waren ’er 32 Kleinzoonen en 37 Kleindog- ters, dus overtrof het hier de Vrouwl^^ke Sexe : dog de reden daar van is boven ee- nigzins vermeld. En die gaaping word door de Kinds-Kinds-Kinderen juist weder ‘gevuld : want onder de gezamentl3^ke Kinds- Kinds-Kinderen zyn 52 Zoonen tegen 47 Dogters, dat met de laatstgemelde 32 Klein- zoonen en 37 Kleindogteren , een gel3^k getal van 84 Knegtjes en Meisjes geeft. Zoo, 'Verwonderlyk eene evenredigheid der Manlyke en Vrouwlyke Sexe , hier en el- F f f f 3 ders , DE HOt/-! LAND- SCHE NATIE4 ii8o , NATUURLYKE HISTORIE PE HOL> LAND- SCHE WATIE. ders, toont ons Menfchen ten klaarfte, de wyze fchikking van den grooten Schepper en Albeftierder,tot onderhoud des Mensch- ]yken Geflagts. En deeze zeldzaame Ge- flagtlyst flrekt, ten aanzien van onze Land- zaaten, tot een overttiigelyk bewys, zoo van de evenredigheid der Geflagten 5 ook hier te Lande , als van de vrugtbaarheid zelve der Natie, daar ’er uit de Lendenen van een vrugtbaaren Huisvader, en kinderryke Huismoeder, gefprooten zyn, zeven eigen Zoonen met zes eigen Dogteren, twee- en dertig Kleinzoonen met zeven- en dertig Kleindogteren ; en twee- en vyftig Klein- Kleinzoonen met zeven- en veertig Klein- Kleindogteren ; te famen uitmaakende,een- en negentig van de Manlyke, en negentig van de Vrouvvlyke Sexe; dat is in ’t geheel honderd één- en tagtig Menfchen. Wy hebben ons in deeze telling gehou- den aan de bovengemelde Schildery, waar- op men 181 Nakomelingen afgemaaid vind, en welks Onderfchrift ook uitdruklyk dat getal heeft. Doch naar luid van een ander R^^mdicht, op den Geflagtboom yan dit Huisgezin , die op verfcheide plaatzen onder de Nazaaten te zien is , liep het getal der Nakomelingen tot op 183. Men vind het dus aangehaald, door s. v. leeuwen, in zyn Rooms-Hollands-Regt ; alwaar men ’t, BI. 297, in deezervoege leest: Dit geflagt van Dirk Jonge Jan Kok was groot. Voor Commertje Jans, fyn Huisvrouwen dood, By VAN HOLLAND. ii8i ®y haar levend Lyf honderd drie- en tagtig perfo- nen , Waar onder waren even juist fo veel Dogters als Sonen , Uitbefonderd een van al, die men daar in leest. Daar van Moeder, Groot- Moeder enOver- Grootnioeder is geweest. Dees waren op Commertjes fterfdagnog al in levende lyven , Behalven drie, die hier fo lang niet en mogten blyven , So dat op den dag, dat Commertje van haar pyn genas, ^ Het getal van haren bloede nog hondert en tagtig was , Die alle haar Moeders, Groot-Moeders , en Over- Groot-Moeders dood verbeyden. Tot dat fy haar in haar agt-en-’tnegentigftejaarten grave geleyden. Nademaal het bovengemelde Onderfchrift en dit Versje daarin overeenkomen, dat het getal der afilammelingen , op Commer- tjes overlyden, i8o was, en dat ’er al vroeger drie overleeden waren, zo fchynt het getal van 183 wel het echte te Z3m. Dan dit verfchil van telling maakt hier gee- ne zwaarigheid; alzo die twee, welken de laatlle telling meerheeft, (indien zeniet beide de overleedene Ouders zyn, dat hier dan wat gebreklyk aangeduid zou worden ,) eeri Knegtje en een Meisje geweest moeten zyn: dewyl ’er waren even juist zo veel Dogters als Sonen , Uitbefonderd een van al. Ff ff 4 Dat DE HOL- LAND- SCHK NATIEi / lï 82 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAND. SCHE NATTE. ' Dat 'ten vollen overeenkomt, met het het geen wy uit deeze Geflagtlyst opge- maakt hebben ; des het geen verandering baare, welke telling men volge, en hoe men die ook verftaa. Jammer is het, dat men hier niet wee- tenkan, of’ergeen Tweelingen onder dit Geflagt geweest zyn, dat niet onwaarfchyn- lyk is; men zou ’er dan mogelyk ook iets uit op kunnen maaken. Gelyk ons zoo , in^-t'voOrbygaan , niet ontflipt, hoe men, h^^e^ i^volging der Gebooiten, ziet, dat dè^'^b|)X^(Ilging meestal in twee van ééne Sexe'ï voorvalt, dat is, in twee volgende geboorten , telkens een Zoon of een Dog- ter. '- Dit vindt men hier onder de Knegt- jes, zoo uit de Eigen- als uit de Klein-Kin- deren weertien maal , en onder de Meisjes tien maal. Zou men hier uit insgelyks niet kuhnen ^ afleiden , waarom men , gelyk ik naar-- myne waarneeming vastftel , meer Tweelingen van de Manlyke, dan van de VröuWlyke Sexe ontmoet? Zou vervol* gèns hier uit niet kunnen blyken, waarom men, by Drie* en 'Vierlingen, veelal een Meisje heeft? Om dat ’ernaamlyk, gel}^k hier blykt, op de geboorte van twee of drie Knegtjes , meestal het gebooren wor- den van eene Dogter voorvalt. Wyders vindt men hier zeven maal 3 Meisjes na el- kander gebooren , tegen vier maal 3 Knegt- jes; en. onder de 35 Huwelyken zyn ’er jliist weder twee, één uit de Manlyke, daar 4 Zoonen 5 en één uit de Vrouwlyke, daar 5 Dog. VAN HOLLAND/' 1183 5 Dogters elkander in geboorte volgen; te weeten , de Huwelyken van Maertje Dirck Jmne y en Leenaert Dirck Jansz, Voorts zou men , in ’t nagaan deezer Geflagt- lyste, het oog nog kunnen vestigen op de beurtlingfche verandering der enkele Ge* boorten; men ziet dikwerf een Meisje op een Knegcje volgen; en fomtyds worden ’er. twee of drie Dogters , na één , twee of drie Zoonen gebooren , en dus gaat het over en weder; dog meest, en al veel, komt ’er, om den anderen, een Knegtje of Meisje ter Waereld. Met weinig moeite zouden wy deeze en verfcheiden andere aanmerkingen van die natuur kunnen uit- breiden ; dan wy laaten zulks over voor de geenen die ’er belang in flellen , om de Ge- liagtlyst met dat oogmerk te befpiegelen. ’£r heerscht, ten deezen opzichte, onder onze Hollanders nog al vry wat Liefhebbe- ry, en men vind veele Vrouwen, die uit zodanig eene telling, en meer andere ne- vensgaande opmerkingen, meenen te kun- nen raamen, of zy een Zoon of Dogter ter Waereld zullen brengen. Dan wyftellen dit by de Maansrekening en meer dergely- kcn ; wnar mede wy ons tegenwoordig niet ‘wel m^)gen ophouden, om den Leezer niet tc vervcelen, door onze aanmerkingen, bui- ten noodzaak, te vermenigvuldigen. In- tusfchcn tvvyffelen wy geenzins, of onze voortelling van dit by uittek vrugtbaare Geflagt; en onze daarop gemaakte natuur- Jyke aanmerkingen , zullen den. kundigen Ffff 5 Lee^ DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL' LAND- SCHE ^.ATIE. 1184 NATUURLYKE HISTORIE Leezer welgevallen. Dezelven ftrekken^ inzonderheid, ter bevestiginge van de al- gemeen aangenomen uitrekeningen der evenredigheid in de geboorten van ’t Menschlyke Geflagt; of liever van de God- lyke orde , zoo als de Heer suszmilch dit onderwerp met recht noemt, in derzelver geftadige veranderingen. Daar benevens toonen ze, met betrekking tot onze Na- tuurlyke Historie ^ dat de vrugtbaarheid, in deeze onze Hollandfche Gewesten , vooral niet minder is dan elders; nademaal men zeldzaam, by andere Volken, één eenig voorbeeld zal vinden van een paar Men- fchen, die uit hun eigen bloed zoo veele Nakomelingen byéén gezien hebben. Het TTiededeelen van deezen Geflagtboom is dus niet ondienftig ; en veelligt kan deszelfs befchouwing eenig vermaak aan vrugtbaare Huisgezinnen toebrengen ; dat ons te meer overgehaald heeft, om ’er dus gebruik van te maaken. Voor ’t overige ftaat ons nu nog maar alleen te melden, dat wy ’er de op zyde ftaande Versjes, om derzelver aar- tigheid , by gelaaten hebben : zy verleenen ons een voorbeeld van de toenmaalige ma- nier , van zig door Zinfpeelingen , en zoo- genaamde Zinnefpreuken , met Figiiuren) uit te drukken ; waarin de Zoetermeerfche Redenrykers van dien tyd geen geringe baazen waren. Zy hebben hier, door het ivasfcn en afneemen der Maane , de toe- neeming en afneeming van Commertjes Ge- flagc willen aanduiden; en het verganglyk Mensch- VAN HOLLAND. 1185 Menschlj^ke tegen over ’t bellendig Godly- ke onvergangl5’ke flellen; waar toe ook dient de aftekeningen van de Weversfpoel en ’t Horologie, als verbeeldende de ver* zwinding van den tj^d. Het dus ver befchouwde geval van Com- mertje Jans^ is zeker een buitengewoon v^oorbeeld; dan ’er zyn in Holland egter nog verfcheiden voorbeelden van zeer ilerk vrugtbaare Geflagten, fchoon ze op verre na zoo hoog niet klimmen; en men vind ’er meermaals Echtgenooten , die een eigen Gezin van zestig , zeventig, of tagtig Kin- deren en Kinds-Kinderen beleeveii. In Rhynland ken ik Huisgezinnen , die nog hooger flygen; eii zoo verfcheiden Vrou- wen het geluk hadden van de Kinderen, die zy ter Waereld bragten, in ’t leeven te bewaaren , zou men ’er veele voorbeelden van zien ; dewyl ik wel in ftaat ben , om eene geheele Lyst op te geeven van my be- kende Vrouwen, die 16, 17, tot 22, ja tot 25 Kinderen toe gebaard hebben. Een Huwelyk, met tien, twaalf, veertien tot zestien Kinderen, gezegend, is ten plat- ten Lande vry gemeen, onder onze frisfche en fterke Ingezetenen. ’Er zyn on vrugt- baare Huwelyken; dog derzelver getal is op verre na zo groot niet, als men ge- meenlyk fchynt te vermoeden: en zoo ik in myne waarneemingen niet misfe , hebben dezelven hier te Lande wel het meeste plaats , onder de llerkstgefpierde bloedryke V^rouwen, of zoogenaamde Mansfelders^ DE HOL- LAND- SCH£ NATIE. DE HOL- LAND- SCHE KATIfi. Nader Ontdek- kingen , BL 84. 1186 NATUURLYKE HISTORIE dat zyn de zulken , wier gebeente zeer grof en de boezem vJeefig is; die in haar gant- fche geflel iets manlyks hebben. By gebrek van opmerking hier omtrent verwonderen zig veelen, vooral onder ’t Boerenvolk, wanneer ze befpeiiren , dat een paar frisfche Menfchen, die ’er, naar ’t fprcekwoord, als melk en bloed uitzien , niet fterk vrugt- baar zyn. ’£r is intusfchen gemcenlyk meer verwagting van de lenige en zagter gefpierde Vrouwen ; waar onder , zoo ver- re het my voorkomt, de blonde, of wel de blanklle en tengerfte Vrouwen, in ons Gewest, veelal de vrugtbaarflen zyn. Ook heeft men opgemerkt, dat de zulken, uit hoofde van de lenigheid der Spieren , het gemaklykfte baaren. Dan ’er is op ’t een en ’t ander geen doorgaande regel , en wy fchatten het deswegens gezegde niet hoo- ger dan eene algemeene opmerking, wel- ker gegrondheid of ongegrondheid de nade- re ondervinding zal mogen toetfen. Wanneer men, om nog iets bepaaldcrs te ftellen van de mindere of meerdere vrugt- baarheid der Hollanders, de Huwelyken, ten opzichte van het getal der Kinderen, door elkander flaat, zal men, op het voet- fpoor van den Heer struyck, vry ge- grond, na genoeg kunnen en mogen reke- nen, dat ’er, uit 22 ftaande Huwelyken, zoo van jongen als bejaarden, die buiten tel, of, op ’t recht Boersch gezegd , van den tand zyn , jaarlyks 5 Kinderen geboo- 'ren worden; en dat men uit s6 ftaande Hu' VAN HOLLAND. 1187 Huwelyken, met Vrouwen die tusfchen de 20 en 45 jaaren oud zyny in die orde , zoo als de Menfchen gewoonlyk op de Dor- pen leeven , 5 Kinderen heeft te verwag- ten. Deeze’ rekening rust op eene telling van 35 5 meest Noordhollandfche , Dor- pen, alwaar het jaarlykfche getal der ge- boorenen,' uit 7236 flaande Huwelyken , volgens een middental van 10 jaaren, 1644 beliep. Dus had men uit 22 ftaande Hu- welyken jaarlyks 5 Kinderen. En uit de telling, in ’t Dorp Warder^ bleek, dat, onder de 66 getrouwde Paaren , 48 Vrou- wen gevonden werden, die tusfchen de 20 en 45 jaaren oud, of ter voortbrenginge van Kinderen gefchikt waren. Nadien men nu aan deeze laatften de Kinderen heeft toe te fchryven; zoo brengt dit de boven- ftaande rekening van vyf Kinderen, uit twee- en twintig ftaande Huwelyken , tot die van vyf Kinderen , uit zestien zoodani- ge Huwelyken. Dit getal, hoewel ’t in den eerften opflag gering fchynt, verdient egter nog al opmerking ; te meer , wanneer men nagaat dat deeze telling voornaamlyk gegrond is op de Dooplysten ; en dat ’er ge- volglyk de doodgeboorenen , als mede de zülken , die vóór den Doop geftorven zyn , niet onder gerekend worden. Dit is een gebrek in alle de opgemaakte Lysten , dat men niet geheel kan verhelpen ; en dus heeft men hier omtrent in agt te neemen, dat men het bovengenoemde getal wel ruim mag ftellen.. Ook twyfel ik niet, of men zou 5 DE HOL-. LAND-- SCHE NATIK. DE HOL- LAND* SCHE NATIE. ii88 NATUURLYICE HISTORIE zou, indieri men naauwkeurige Lyst’en vart geheel Holland had, de agt Hollandfche Hiiwelyken gerust op drie Kinderen mogen rekenen. Dus rekenende, maak ik nog geene de minfte telling van de veelvuldige Miskraamen; naar welken men geen reke- ning kan inrigten , alzoo het onmogelyk is , zulks ooit recht te weeten. ’t Behoort eg- ter, in dit geval, niet geheel overgeflaa- gen te worden, en ’t komt by ons vooral in overweeging, om dat wy het aanmerken als een gebrek, dat nog al vry veel onder onze Natie plaats heeft , en de uitwerking der Vrugtbaarheid onze Landzaaten ver- kleent. Wanneer ik onze Landziekten be- fchouw , zal ik ’er breeder van fpreeken ; en derhalven een kort woord deswegens voor tegenwoordig genoeg agten. Naar myne tot nog gemaakte opmerkin- gen, en ik meen niet mis te hebben, mag men wel tellen , dat de meeste vrugtbaare Vrouwen, welke hier te Lande tot veer- tien of vyftien Kinderen vóórtbrengen , twee of drie Miskraamen hebben; dat de- zulken, die agt, negen, of tien leevende Kinderen baaren , niet zelden drie of vier maal aan Miskraamen onderheevig zyn ; en dat de Vrouwen, die min kinderryk zyn, byna altoos eenige meerdere of mindere Miskraamen hebben. Ook durf ik over ’t geheel wel, als zeer aanneemelyk, bewee* ren , dat de minfte Miskraamen voorvallen , onder zulke Vrouwen , die de meeste lee- vende Kinderen voortbrengen. De bloede ryk- v\N HOLLAND. 1189 rykfle geitellen zyn ’er, hier te Lande, meest aan onderworpen ; en men hoort ’er het minlte over klaagen onder onze Strand* bewoondlters; over welken ik my dikwerf grootlyks verwonderd heb, nademaal zy zig het minfte myden. Men ziet althans deeze Vrouwen, zelfs op ’t laatfte der dragt,de Iterklte ongemakken en vermoeid- heden doorllaan : zy ryden , in een vollen galop,op hotfende Wagens; en de heviglte fchuddingen deeren de Vrugt niet. Voorts hebben de byzondere geitellen , hier te Lan- de 5 gelyk elders , ten opzichte der baaringe , byzondere uitwerkfels. ’Er zyn my, ten voorbedde, verfcheiden Vrouwen voorge- komen, die alle jaaren wel bevrugt worden, dog nimmer de volle dragt uithouden. On- der deezen heb ik eene deugdzaame en defdge Dame gekend, welke, na drie lee- vende Kinderen, waar van ’er nog twee leeven, en reeds gehuwd zyn, gebaard te hebben , negenmaal agter een , in den tyd van negen jaaren , is zwanger geweest. Tot zevenmaal toe behield zy de dragt tot niet meerder dan, en dat juist altyd, tot zeven maanden ; in de twee laatfte dragten had ik het geluk van dezelven, onder myn be- ftuur, door kleene aderlaatingen en ver- fterkende middelen, tot agt maanden te brengen; dog met de tiende dragt onder- ging deeze Dame den marteldood haarer on- gelukkige vrugtbaarheid. ’c Ware te wenfchen, dat men, om de kragt onzer Natie in de voortteeling te wee- DE HOL- LAND- SCHE NATIE, Iipo NATUURLYKE HISTORIE DF, HOL- weeten, naastftellig konde bepaalen, hoe LAND- gelegen zy met de Vrouwen, welken, NATjt Lande , in het Kraambedde fterven : dan dit onderwerp is mede nog in een on- volmaakten Raat, fchoon men het al begin- ne te onderzoeken. Ik voor my hel zeer over om te denken, (en ik heb ’er, althans op het platte Land, gewigtige reden voor,) dat het getal der ftervende Kraamvrouwen minder is dan men gemeenlyk wil. Geduii- rende eene reeks van agt jaaren zyn ’er my te IFarmond^ en daar omftreeks , hoewel ’er veele Miskraamen voorgevallen zyn, geen twaalf bekend geweest. Het bewuste fterfjaar onder de Kraamvrouwen , te Haar- lem, is een byzonder ongeval, het .welk diestyds alleen in deeze Stad heerschte. Wyders Raat hier nog te melden , dat het, in dit Land, fchoon zeldzaam, wel eens gebeurt , dat eene Vrouw , tot een goeden ouderdom gekomen, en dan eerst huwende, zeer vrugtbaar is ; het aangete- kende geval van Johanna Krekét , verleent hiervan eene Rerke proeve. Ook is het gansch niet ongem^een, dat eene Vrouw, tusfchen de veertig en vyftig jaaren , fchoo- ne en wel zeer Rerke Kinderen voortbrengt : als mede dat eene Vrouw, na één of twee- maal gebaard te hebben , ophoud , en , na verloop van eenige jaaren , weder zwanger word. Ik ken meer dan ééne braave Juf- frouw, die, eene Dogter en Zoon van 14 en 15 jaaren hebbende, zints derzel ver ge- boorte niet getwyffeld had, en , na 16 jaa: ren VAN HOLLAND. iipr ïen tusfchentyds, een frisfchen Zoon ter Waereld bragt. Ook zyn my verfch iden Landlieden bekend , welkers Vrouwen , ‘ na twintig en meerder jaaren tusfchentyds , weder zwanger wierden: en dit fcbryven- de 5 herinner ik tny het geval van eene deftige Burgervrouw in Leiden , welker Dogter , twee- en twintig jaaren oud en gehuwd zynde, de Moeder tot het Peter- fchap kwam verzoeken ; waarop de Moeder haare Dogter het eigenfte verzoek deed, voor derzelver aanflaande Zusje of Broer- tje. Deeze en foortgelyke « omllandig,he- den hebben, onder onze Landzaaten, nu en dan plaats ; en ze zyn , hoewel ze ook elders voorkomen , onzer opmerkinge wel waardig. . ’t Zou weinig moeite zyn , nog een groot aantal van zulke byzonderheden b3^één te verzamelen; dog deezen, maar even aan- geftipt, doen genoeg ter zaake; en wy flappen anderen van dergelj^ken aart, om de W3rdloopigheid te vermyden , liever voorby. Om die zelfde reden zullen wy niet flaan blyven , op den invloed , welken de menigte vanUitheemfchen, hier te Lan- de , op de voortteeling onzer Ingezetenen ‘heeft; te minder, daar wy. zulks reeds aan- geduid hebben , toen w}" over de Volks- ,verandering onzer Natie, door de ver- menging met andere Volken, handelden. En wat ten laatPen nog betreft, de even- redigheid, die ’er plaats heeft, tusfchen het gebooren worden der Jongens en der III. DEEL. Gggg Meis- DE HOL LAND- SCHE NATIE. ©E IIOL- LAND- SCHE NATIE. 1192 NATUURLYKE HISTORIE Meisjes, daar omtrent kunnen wy alleerf zeggen , dat men dezelve , in onze Gewes- ten, al vry gelyk vind aan de evenredig- heid in andere Landen. ’Er worden , naam- lyk, doorgaans meer Zoonen dan Dogters gebooren ; ftaande dezelver getal , volgens KARSSEBOOM, als i/totiS, dat is, 18 Jongens tegen 1 7 Meisjes : s t r u y c k ftelt de evenredigheid als 49 tot 52, en sus z- MiLCH als 20 tot 21. ’t Is onze zaak niet ons hier over in ’t breede uit te laaten; alleenlyk merken wy ter loops deswegens nog aan , hoe men , terwyl deeze evenre- digheid in Holland gewoonlyk plaats heeft, het volgende niet uit het oog behoore te verliezen. Te weeten; men zal dik wils in cenige plaatfen, en vooral op onze Zee- en Visfchers-Dorpen , by telling, bevin- den, dat ’er meer Meisjes, of liever huw- baare Vrysters of Vrouwen, dan Perfoo- nen van de Manlyke Sexe , gevonden wor- den: in zoodanige gevallen nu moet men niet denken , dat zulks eenige betrekking heeft, op het getal der meerder of minder geboorenen, of het overgetal der Vrou- wen: want de Zeevaart , als meermaals ge- meld is, verwydert hier veele Mannen en Jongens van de eigentlyke plaats hunner geboorte. Gelust het iemand verder, no- pens dit alles , een nader onderzoek te doen, hy doorbladere dan die Werken, waarvan wy ons, voor zoo, verre het ons aan naauwkeuriger berigten ontbrak, be- diend hebben ; en beJyde tevens , dat de God- VAN hólland: ÏÏ93 Godlyke Orde en Voorzienigheid , ten dee- zeii opzichte , niet minder biykbaar is in Holland, dan elders; nadien God, door zyne wj/sheid en goedheid, eene beflendige zorg draagt voor ons Vaderland, en de bloeiende vrugtbaarheid van deszelfs Bc- woonderen. En laat ons hierop, dit ge- wigtig fluk , dus verre , naar ons vermo- gen behandeld, en aan kundiger Onderzoe- kers aanbevolen hebbende, onze Holland- fche Moeders , in haaren gezegenden flaat van vrugtbaarheid, befchouwen; om onze lieve Hollandertjes aan Wieg en Bakerniat te bezoeken. Wanneer eene gehuwde Vrouw haare zwangerheid befpeurt, is niemand nader om zulks eerst te weeten , dan de Man , benevens de Moeders van het getrouwde Paar 5 of, by derzelver afweezen, eene nabeBaande Moei , Nigt , of vertrouwde Vriendin , tot dat eindelyk , de zwanger, heid bevestigd zynde, het geval genoeg- zaam algemeen bekend worde. In zooda^ nige omilandigheden zyn onze Hollanders gewoon, der bevrugte Vrouwe , in deezen haaren ftaat, op hunne Maal ty den , Ge- zelfchappen , of vrolyke Byéénkomften , gedagdg te zyn, door haar te begroeten, en met eene teug te befchenken. De oude drinkconditie in ons Land, by die gelegen- heid , was , Maiken in het Schapraiken , en dezelve is nog in gebruik by onze Landlie- den, dog flierker by de Vlamingen. Men zinfpeelt hier mede op den toeftand der Gggg 2 Vrugc, DE HOL LAND- SCIIF. NATIEi- T)F. HOL- I.AND- SCME NATIE. 1196 NATUURLYKE HISTORIE Vrugtjwelke zig in ’sMoeders Lichaam , ab in een voedend Schapraiken , dat eene Ee- tenskas beduid, bevind: waarom het, in onze Hollandfche taal , veelal veranderd word 5 in het Kinnetje in het Spinnetje ; de- wyl de Spinde, by onze Boerenlieden, de Eetenskas is. Dus drinkt men, wanneer eene zwangere Vrouw een zoet gezelfchap by woont, op het welvaaren van het Kin^ netje in het Spinnetje^ Elders in onze Dor- pen word ook wel het Bolletje in het HoU let je gedronken; waar by men, en dit is algemeen, ter aanporringe, om de blyde Moeder te verheugen, aan dezelve eene teug Wyns toevoegt; zeggende, „ kom, „ Maertje of Kryntje^ (zoo als ze dan ge- 3, noemd word,) fpoel het Bolletje eens 3, af”. Van dien zelfden aart is de drink- conditie van Hansje in den Kelder:, waarop wy, dewyl wy gelegenheid hebben, om de aftekening van een daar toe gefchikten ftaatlyken Beker mede te deelen, nog wat bepaalder ftaan zullen blyven. ’ ■ Het drinken van Hansje in den Kelder is mede overoud; ik heb ’er geen gefchikte verklaaring van gevonden, of ze fiemt overéén met die van Maiken in V Scha- praiken. Men bedoelt naamlyk de Vriigt, onder de benaaming van Hansje , die nog , als in den Kelder, in de Baarmoeder ver- borgen ligt. De benaaming van Hansje is , myns gevoelens , vast oorfpronglyk van den oudtyds zoo gemeenzaamen naam 'Hansy waar van ’t verkleende , voor klee- ‘ ne VAN HOLLAND. 1x97 nc Hans ^ Hansken^ of Hansje ^ afftamt. Deeze naam was , in vroegere dagen , aan de Manl^^ke Sexe zoo gemeen , als die van Mai en Maike aan de Vrouwljdce Kunne; des het niet vreemd zy, dat men in zulke gevallen van die naamen gebruik maakte. Daar benevens noemden de Landlieden hunne Maats of Medgezellen veelal Hans; cn misfchien zinfpeelde men , in dit geval ^ ook op deeze betekenis van ’t woord Hans ; ter aanduidinge van den verborgen Medgc* zei der zwangere Vrouwe. Hoe ’t zy, het jyd althans geen tegen fpraak, dat het drin- ken van Hansje in den Kelder^ door alle tyden heen, hier te Lande, zyne'betrek- king had , en nog heeft , op het toewen- Ichen van de welvaart eener zwangere Vrouwe en derzelver Vrugt. Onze Voor- vaders lieten daartoe zelfs een zeer byzon- der flag van drinkbekers raaaken; welken van zoo geestig een toeftel waren , dat wy goedgevonden hebben, eene Af bedding van zoodanig een Hansje in den Kelder ^ de reg- te benaaming dier Bekers, ten genoegen van den Leezer, in Plaat te brengen. Dee- ze Bekers, of liever, Drinkfchaalen , wa- ^ ren van Zilver, en hadden eene breede, platte, ronde, fchotelswyze gedaante ,zyn- de als eene Schaale of hol Tafelbord. In het midden der Sdiaale was een halve hol- ronde Bol, die onder de Schaal, op het voetlUik, rustte. In deeze holligheid was geplaatst een lugdedige Bol , die los tegen of op den bodem van de gemelde holligheid Gggg 3 Hond. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie BI. 524- 527. D2 HOL- LAND- SC HE natie. ^198 NATUURLYKE HISTORIE Hond. Uit deczen lugtlcdigen Bol rees op- waards een Iliftje, op welks top een naakt Kinderbeeldeken gevoegd was. Dceze lugt- ledige Bol 5 met het Beeldeken, werd ver- volgens toegedekt, door een halven bol- ronden Bol, die, in het midden der Schaa- le , over den eerstgenoemden halven hol- ronden Bol een weinig heen floot. Voorts waren ’er in den rand, die deeze twee hal- ve Bollen vereenigden, etl}^ke doorloopen- de openingen, ten einde den Wyn, om zoo te fpreeken , een onzigtbaaren door- togt te geeven. Hier Benevens had de bo- venfle halve bol, op deszelfs top, in ’t midden eene ronde opening, die door een klepje geflooten wierd; en dit klepje, met een fcharnier aan den bol gehegt, rustte voorts los op den bol , een weinig boven het hoofd van 't Kinderbeeldeken , dat hier onder verborgen zat. Wanneer men nu, den Beker op zoodanig eene wyze ingerigt zynde, den Wyn in de Schaal fchonk, liep de Wyn in den onderflcn halven Bol; en als dezelve vol wierd, rees de lugtledige Bol met het ffiftje tegen het klepje aan ; waarop dan het Beeldje , dat Hansje heette, het klepje opende; en dus kwam Hansje uit den Kelder. Men begrypt dus ligtlyk , dat iemand , die het wel meende, en ge vol gh^k Hansje voor den dag wilde laaten komen, genoodzaakt was , de Schaal bykans vol te fchenken ; eri derhalven, aangezien den breeden omtrek van de Schaal, welke al vry wat Wyns in- ’ • - liet, .7>/. ni HA^’SJE KKLDER. BOVENSTAANDE AFBEELDING. D. Hansje was in b o o h s Gellagt Tweehonderd Jaaren hoog geagt. De Stamtelg, nu ruim tienmaal zeven, Mogt nog den blyden dag belceven, Dat hy, uit ’sEgas vruchtbren fchoot, Een lieve teedre Spruit genoot. Men dronk vooraf hem, frisch en helder. Geluk met Hanskm in dm Keldir. VAN HOLLAND. -1199 iiet, geen geringe teug had te doen; wan- neer de Schaal, gel^^k dit oudcyds veelal plaats had, ledig moest drinken. Wyders hingen onder aan ’t voetftuk, of het hand- vatfel der Schaale, gemeenlyk drie Ringe- tjes of Stiftjes, en fomtyds ook wel Beeld- jes ; dfe dan het getal van Drielingen , of ^ drie Kinderen, wilden aanduiden. Ik heb dit flag van Bekers , zo in oude Schildery- en , als in origineelen , beftendig omtrent van die gedaante gevonden, als dezelve in onze nevensgaande Afbeelding vertoond word. Deeze is getekend naar zulk eene •Zilveren Drinkfchaal, die, over de twee- honderd jaaren, geweest is, in het Geflagt van den Heer cornelis boon. Secre- taris te Warmond. Ik heb de eer gehad van dien Heer , nu b3ma tagtig jaaren oud , nog gezond en Rerk, omtrent vier jaaren geleeden , op de geboorte zyner Dogter te begroeten. By die gelegenheid vereerde ik zyn Ed. dit Vaersje op zyn Hansje , in dank voor z}me gunRig toegeftaane Afteke- ning : Dit Hansje was in boons Qeflagt Tweehonderd jaaren hoog geagt. De Stamtelg, nu ruim tienmaal zeven, Mogt nog den blyden dag beleeven , Dat hy, uit \s Egas vrugtbren fchoot. Een lieve teedre Spruit genoot. Men dronk vooraf hem , frisch en helder , Geluk met Hansken in den Kelder. Gggg 4 De®. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL LAND- SCHE NATIE. T200 NATUURLYKE HISTORIE Deeze foort van Bekers zyn genoegzaaifi in vcrgeetelheid geraakt , en ’er zyn maar weinige zulke Drinkfchaalen bekend ; al- leenlyk vdnd men ’er hier en daar nog één , onder oude FamiJiën. Meermaals ontmoet men, by vermogende buitenlieden, Be- kers , met een v'ast onbeweegbaar Hansje ; of ook wel met een Zwaantje; wanneer zy dezelven hun Zwaantje noemen. In dit laatfte geval luid de wensch, ten opzichte van de zwangere Vrouw; dat je Zwaantje ^ waar mede de Vrugt bedoeld word, wel zwemmen mag! Voorts hebben deeze Zil- veren Schaalen , in Jaater tyd , plaats ge- maakt voor de Glazen Bokaalen ; dan men heeft egter Hansje daar mede niet geheel vergeeten. Zeer veele deftige Hollandfche Familiën hebben nog heden de Hansjes in Glas. Somtyds ziet men ook op de Bokaa- len, dog minder welgepast, een Cupidoo- tje in een W^mkelder gefneeden ; maar ee- nigen, dat beter voegt, hebben, op het dekfel der Bokaal , in plaats van den Knop , een Kinderbeeldje. Met betrekking tot dit Hansje, heb ik eindelyk nog te melden, dat men hier te Leiden, onder aanzienlyke Familiën, ook gewag gemaakt vind, van Hansje in de Kool , of Hansje op de Schotel. Men maakte een welbereiden Frikkedil, of een ander Ruk Gebraad , in den vorm van een Hart, of een Cupidootje ; dat men in een Saladekrop , of geftoofde Kool , ver- borgen 3 opdischte; en aan de zwangere Vrouw VAN HOLLAND/ 1201 Vmiiw voorzettede; welke ook vervolgens mee de Schaal befchonken wierd. Maar buiten dceze en dergelyke Hansjes , is ’cr, ten opzichte van zulke omftandighe- den, in onze Eeuw, wat nieuws, of een ander Zinnebeeld , op de baan gekomen ; naamlyk, het wel ofloopen van Scheepje. Men heeft eene Bokaal, die, zoo ze naai- den eisch gefneeden is, een van de helling adoopend Bootje of Scheepje, met een Cu- pidootje aan ’t Roer, verbeeld: men leest de bovengemelde Spreuk om den rand van ’c Glas, of op het Dekzel der Bokaal. Dee- ze zinfpeeling is ontleend van den Hol- Jandfehen Scheepsbouw; van een nieuw gebouwd Schip, welks bodem gereed Haat, om voor ’t eerst te Water gelaaten te wor- den. Men viert het afloopen van zulk een Schip doorgaans met een Feestlyke Maal- tyd; en is gewoon het Schip als dan een Naam te geeven; waar door ’t,als ’t ware, zyn Doopnaam ontvangt. Dezelve is veel- al die van den Eigenaar of Medereeders, of één van derzelver Kinderen ; en ook wel van een aanltaanden Zoon of Dogter van den Eigenaar of zyne Familie. Hierom vind men zoo veeie Scheepen met de Naa- men van de ^ongejan^ Pietcr^ Cornelis ^ of Johanna , Cornelia , Maria , enz. ; ook wel met dien van Tweelingen. Somtyds houden de ' Kooplieden- daarenboven een Schip wel eens zoo lang op de Helling , tot dat hunne Huisvrouwen verlost zyn. Uit hoofde van deeze en foortgelyke omftanr Gggg 5 ëig. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE IIOL- LA^’D- SCHE NATIE. ^202 NATUURLYKE HISTORIE dikheden , verkr3^gt het wel afloopen van Scheepje eene eigenaartige beCrekkelyke zin- fpeeling, op het vooiTpoedig baaren van de vervvagt wordende Zoon of Dogter; mitsgaders op het wel afloopen der gevaar- lyke omflandigheden van het Kraambedde. Sommige Liefhebbers hebben hier in nog 'eene b^’zondere naauvvkeurigheid , die bo- venal plaats heeft onder de Zeehandelaars ; volgens welke zy, naar de driemaandige verdeeling der zwangerheid , gediiiirende deeze dagen, drie onderfcheiden drinkcon- ditierThebben. De eerfte, welke juist niet algemeen is, maar meest by de Zeehande- laars gehoord word, is, ftaande de drie eerfte Maanden, de vrugthaare Bodem! of, de gezegende Laadingl De tweede, onder het verloopen der tweede drie maanden, is , Hansje in den Kelder ! en de derde , in de laatfte drie maanden, is, het wel afloopen van Scheepje! — Onder de meeste Fami- liën, welken op deeze byzonderheden geen agt flaan, is Hansje algemeen, cn het Scheepje y inzonderheid by de Zeehandelaars, geduurende de geheele Zwangerheid, in gebruik ; op eene dergel^^ke wyze , als Hansje , Maike en het Zwaantje , hunne kinderlyke bevalligheden by den Landman behouden , en aldaar nimmer vergeeten worden. De gulhartige wenfehen , by zodanige drinkconditien uitgeftort, gaan dikwyls ver- zeld van veelerleie kwinkflagen , welke niet zelden onder de grootfte vermaaken onzer Na- ' V’'AN HOLLAND. 1203 Natie zyn. En ze ftrekken , zoo ik wel weet, vooral by onze Landlieden , uit den aart tot fchertfery genegen, inzonderheid tot onderwerpen hunner vreugdebedryven , by allerleie Feesten; des ik ’er veeliigt, in- dien ik alle hunne geestige kneepen wilde aanroeren ; een kleen Boekdeeltje mede zou kunnen opvullen. Maar, hier van af- ziende , zal ik alleenlyk , met opzicht tot dit wenfehen, nog aanmerken, dat deeze manier van gelukwenfchingen , al zeer oud zynde , veel overeenkomst heeft met het gebruik der Ouden, en inzonderheid met de gewoonte der Romeinen , welker Vrou- wen veel werks maakten van zulke Pleg- tigheden. Zelfs hadden ze, niet zwanger zynde, veel op met plegtigheden , die daar toe betrekkelyk waren. Hier omtrent was het bekende Feest van de Lupercalia bov^en- al zeer beroemd. Op het zelve liepen ec- nige Romeinfche Jongelingen , behalvcn dat zy eene Broek aan hadden , naakt door de Stad, met een Wolfsvel in de hand, waar mede zy de Vrouwen , die hun op den weg voorkwamen , Boegen : en men wil , dat de jonge Romeinfche Dames deeze flagen gQenzins ontwecken; als waanende, dat dezelven haare vrugtbaarheid voorfpelden of bevorderden. * Daar benevens is ieder gemeenlj^k even oplettend, om, onder een aartige grap,' de bevrugte Vrouw het eêlfle en beste toe te voegen. Het begrip, dat de Moeder, door graagte tot het een of ander fmaaklyk DE HOL,, LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1204 NATUURLYKE HISTORIE Gercgt, by mangel van ’t zelve te verkry- gen 5 eenig nadeel mogte lyden , doet een ieder naaiiwkeurig letten op de bloozingder beluste Vrouwe; en haar oog valt naauw- lyks op eene fchoone Kers , of frisfehe Aardbezie, of de. gulhartige Vrienden en Gebiiuren reiken het toe ; zy zouden het , volgens de gewoone fpreekwyze , uit hun- nen eigen mond fpaaren , om het de zwan- gere Vrouw te laaten nuttigen. De gc- dienfligheid is, in dit geval, ongemeen groot; en een Man, die, daar omtrent, wegens zjme Vrouw, niet overbodig toe- fchietende is, ondergaat wel dra eene alge- meene veragting. Ook moet de Vermogen- de, zoo by eene onvermogende Vrouw hierin niet behulpzaam zy, eén vry bitte- ren fchimp verduuren, en niet zelden ee- ne vt^rwenfehing aanhooren. De oorzaak van deeze zoo algemeene zorg en infehik- lykheid voor de bevrugte Vrouwen, ligt zekerlyk in de uitfteekende liefde, die onze Hollanders voor hun Kroost hebben; dog dezelve fteunt v^ooral op het denkbeeld, dat de Vrugt, wanneer eene zwangere Vrouw belust is op de eene of andere Spyze , en zy dezelve niet erlangt, hier door niet alleen nadeel lyd, maar zelfs aan het Lichaam, door de kragt der inbeeldinge, een uitwen- dig mismaakend teken ontvangt. Dit ge- voelen is, ondanks alle redeneeringen der fchranderfle Artfen, die zulk eene kragt van inbeelding niet tocllaan, zoo Rerk on- der onze Landzaaten ingeworteld , dat net geene VAN HOLLAND. 1205 geene tegenfpraak gedooge. Ieder zwange- de hol- re Vrouw, zoo onder aanzienlyken als ge- land- meenen , vind men gewoonlyk, in dit ftuk, oplettend. De Mannen vieren daar om- trent den teugel, en liggen hier door al dikwerf den grondflag van de heerfchappy fommiger Vrouwen; die, de zwakheid der Mannen, ten deezen aanzien, kennende, ’er een misbruik van maaken , en veel meer inbeeldingen invoeren , dan ’er zyn. Dus word dé Man, terwyl hy haar viert, on- gevoelig een Haaf der Vrouwe; en deeze gevestigde gewoonte kan misfchien wel éé- ne der oorzaaken zyn , dat de Uitheemfchen den Hollanderen fomtyds toeduwen, dat hunne Vrouwen de broek aan hebben, ’t Is ondertusfchen egter zeker, dat eene wel- gefchikte viering en zorg voor de zwangere Vrouwen, tot geen gering bewys ftrekt van die oude oprechte Geflagt- en Familie- liefde der Hollanders. En wy zyn, fchoon we erkennen dat ’er veel malligheden onder loopen, zoo als ’t gemeenlyk behandeld word , die men verftandig en voorzigtig be* hoort tegen te gaan, egter van igedagten, dat een hevige fchvik , en eene ongeregelde inbeelding van de Moeder, wat ook ander- zins fchrandere Vernuften daar omtrent mo- gen denken , zeer veel invloeds op de Vrugt kan hebben. Deeze geheimen der Natuure laaten zig zoo gemaklyk niet verklaaren; de Sexe gevoelt daar omtrent iets , dat zy wel gewaar word , dog niet bepaalen kan , wat het zy , of hoe het toekome ; en die HOL- LAND- SCIIF. NATIE. 1206 NATUURLYKE HISTORIE gcenen, welken als 'Geleerden daar over willen redeneeren, doen zulks op evenge* lyke vooronderftellingen. ’c Is hier de plaats niet, anders zou ik my fterk maaken, van verfcheiden gewigtige gevallen te kunnen bybrengen , die zoodanige uitwerkingen van de aandoeningen der Moeders op haare Vrugten voldoende bevestigen. Dan, om nader by onze taak te blyven , zullen wy liever nog een kort woord melden van ee- nige onbetwistbaare bygeloovige denkbeel- den, die, llaande de zwangerheid, by fom- raigen plaats hebben. Gelyk de Romeinfche zwangere Vrou- wen, met veel oplettendheid , de maanden haarer dragt telden, en in ieder maand de Feesten van byzondere Goden of Godinnen vierden ; terwyl zy ook onderfcheiden Ge- niën , of Befchermgeesten , voor haare Kin- deren Relden; zo waren onze oude Bata- vieren insgelyks niet vreemd van iets van deezen aart ; en zulks heeft , door alle ty- den, min of meer Rand gehouden. Wel inzonderheid fchreef onze Natie , in de Veer- tiende Eeuw, en laater, zeer veele uitwer- kingen 5 ten aanzien der vrugtbaarheid , toe , aan de Jaarlykfche ZonneRanden, als me- de aan den maandlykfchen , ja dagelykfchen Rand der Zonne, Maane en Sterren. Hier benevens namen ze , den Roomfehen Gods- dienst toegedaan zynde, de Heilige Dagen, en de gebeden aan de Moedermaagd , voor- al naauwkeurig in agt. Men deed ook wel Bedevaarten naar Haarlem, of het Gast- huis VAN HOLLAND. 1207 huis van Sint aldaar (*); om van dien Heiligen, welke de baarende Vrou- wen, zoo men geloofde, wonderdaadig by- ftond, hulp te erlangen. Het gevoelen van byzondcre Geleigeesten , Befchermengels , en wat meer van die natuur zy , was in dee- ze dagen algemeen ; en ’t heeft nog heden by veelen plaats. Daar benevens heb ik te over reden, om vast te Hellen, dat ’er, in ’t geheim , onder de Vrouwen , byzonder ten platten Lande, nog al meer dergelyke beuzelaarytjes plaats hebben. Althans de Almanachen , met de voorzeggingen van de cigenfchappen der Geboorenen , het zy in ieder Maand, of op ieder Dag der Weeke, vind men ’er zeer veel in gebruik; en de zoogenaamde Boeren Almanachen , die mee- rendeels naar den Bredafchen Schapers Ca-‘ lengier (^f) gevolgd zyn, gaan ’er Herk in zwang. Alle decze en foortgelyke byge- loovigheden hebben nog Heeds een aanmer- kelyken invloed op veele zwangere Vrou- wen ; dan wy zullen de overige byzonder- heden van dit flag verder daar laaten, om nu voorts de gewoone gebruik^d^heden , met het afloopen der zwangerheid, be- knoptlyk voor te draagen. Dezelven zyn inzonderheid betrekkelyk tot het toeftellen der Luiermand , het be- fpree^ Zie ?. A M p s I N G , Befchryving van Haarkni , pag. 442. (t) Zie Schapers C alen gier ^ eeprent tot Breda, in ’t jaer ons Liefs Heeren M. CCCCC ende XV[, - DE HOU LAND- SCHE NATIE, r>E HOL* LAND- SCHE *\ATIE. j 1208 NATUURLYKE HISTORIE fpreeken van de Baker en Vroedvrouw, mitsgaders het verzoeken toe het Peter* fchap. Wat het eerfte betreft, wy zullen de Luiermand zelve niet omver haaien, nog doorfnuffelen, zy ligt te zindelyk in orde; maar merken deswegens flegts aan , dat der- zeK^er toeflel , by ’t eerst verwagt worden- de Kind , gemeenJyk het ■ werk is van de Mansmoeder, of, by derzelver overlyden, van de Vrouwsmoeder ; vooral, wanneer één der wederzydfche Ouderen het Peter- fchap zal bekleeden; waar toe nooit, of zeer zelden, by het eerfte en tweede Kind, iemand anders verzogt word. Men draagt meestentyds zorg, dat de Luiermand, met deszelfs toebehooren , tegen , en vooral niet veel na, het begin der zevende Maand opgetooid zy ; wanneer ook Baker en Vroed- vrouw gewoonlyk aangenomen worden. Men befchenkt dezelven met een Steekpen- ning , oudtyds Godspenning genaamd ; op dat ze te zekerder aan 'den dienst der Vrouwe verbonden blyven. In deeze omftandighe- den gaat het, onder die Vrouwen, al vry wat drukjes toe, met opneeminge van de- zulken, die, zoo als men zegt, reeds tel- len; om de eene Vrouw na de andere te kunnen bedienen ; en ten deezen einde na te gaan , welken , naar de gewoone fpreek- wyze hier te Lande, gelyk loopen^ langer loopen , eerder of laater toeleggen , enz. , vol- gens overeenkomst, of het verfchil der tel- lingen van eenige Vrouwen, die gelyk, of na of voor elkander, den tyd der vervul- lin- VAN HOLLAND. 1209 ■jinge haarer dragt berekenen. Dit is iets, dat, onder alle Natiën, en zoo ook by dc onze , tot de Vrouwlyke geheimen be- hoort, en waarop zy allen . zeer naauwkeu- rig letten ; te meer, daar eene Vrouw , die fomtyds wat voorbaarig, of te laat, rekent, gezegd word , haar boekje v^erlooren te heb- ben ; dat , ’t geen zy voor een belachely- ken misdag houden , indien de misrekening wat groot zy, echter, by ongeluk, wel eens plaats kan hebben. - Als deeze eerfte drukte voorby is, volgt gewoonlyk de zorg, om het Peterfchap, dat men ook Compeerfchap en Commeter- fchap plagt te noemen, flaatlyk te verzoe- ken; ’t welk Man en Vrouw, by de Groo- ten, door belet vraagen, en by de minde- ren, door een heusch bezoek, verrigten. Wanneer men ’t eerlfe Kind verwacht, flaat men Vader of Moeder bykans nooit over, ten zy uit hoofde van twist, erfenis, of andere belangen; en altoos, of men houd het voor hoonende, word ’er dan nog de tegenwoordigheid der Ouderen by ver- eischt. Zoo ’er geen byzondere Peters ^ die men ook wel Gevader s of Gevaderlingen ^ als mede Peet~Oom en Peet-Moei^ heet, te benoemen zyn , komt den Vader den rang toe, om zyn Vader, als ’t een Zoon, en zyne Moeder, als ’t eene Dogter is, te benoemen. Doch fomtyds , en nog al niet zeldzaam , verkiezen deezen , dat men een lid hooger klimme , en dus den Groot- of Over- grooc-Vader- of Moeder van den eigen Va- III. DEEL. Hhhh der DE HOL- LAND- SCHE NATIG, t)E HOL- La vo 55CHE NATIE. I2TO NATUURLYKE HISTORIE der benoeme. ’Erheerscht, naamIyk,nog al, by veelen, een oud, overgeloovig denkbeeld, dat iemand wel dra fterft, wan- neer hy, gelyk men zegt, vernoemd is. By het tweede Kind heeft de yrouw het regt, of liever, ’t is een vry algemeen gebruik, om één haarer Ouderen, of haar Groot- Vader, of Groot-Moeder, enz. te benoemen. Wanneer ’er voorts meer Kin- deren volgen, flaan de Peterfchappen tot Oomen, Moeien, Zusters, Broeders, Nee- ven of Nigten, en dikwils tot goede be- kenden, over, met welker naamen de Kin- deren dan ook benoemd worden. Men valt daar benevens thans nog al dikwils in den fmaak, om den jonggeboorenen de naa- men der wederzydfche Groot -Vaders- of Moeders te gelyk te geeven. Ook neemt men , zoo ’er , van den eenen of anderen kant, eenige byzonderc betrekking, op de verdienften of middelen van iemand der na- beftaanden, of zelfs Vrienden, gemaakt word, der zu’ker naam en Geflagtnaam wel over; behoudende nogthans altoos tevens des eigen Vaders Van en Bynaam. Nu en dan heeft hier mede een oud gebruik der Romeinen plaats; teweeten, dat zoodanig een Zoon of Dogter, door den Peter, tot zyn Kind word aangenomen , met toeftem- ming van den Vader en de Moeder ; be- houdens het natuurlyk recht der eigen Ou- deren. Onze Natie, en vooral het gedeelte, dat op ’t platte t.and woont, is ongemeen ver- - . - . - -^ -r F- . ,vb- . y ■ ‘ ' fbU' * , . . ;r'K’ i . . •" t> A->f , f) ib i ' '.'■ r 'i >1.. J ‘ • i'^nr' , ' ..' Ts ■ ’iv tg , -iO\ '■afl- '>/üOl Cj ' - }I .1-^^ ^ t -/fj n^’t ,n9iobiJt f 'V. t> . 1 .• 0 ‘ f / *4 w"»T T y . ■ . 'i i33fn nt3'na<>n9i 'ih' ntfQ . 70^‘ov r ^>ab r / 33>£»S ,a0fn*O ^b3oT3 o? v/rltl »i » In a^v ni^ 00 n‘im' - r *^b ' ,i3VC ,*notlCi ^ '/ - w ^ a'K>o«} _d iioo f^pb f^oiob iï? • /r:in “ * =»rGrtj ?.ncv,>aod lesh 45{i jb a.iv ‘ioo<1t;^^n<>| osb mo noh j - 'v.?- r^/ ’cn ^fi Jih'^siebi^ *ïjb UKl ?*óO T uJ /ji 53 Jnt>l5<»l/ '* 1 i^ü" *'*0 f ?' ngb nt’? rios . f .' * ^ Hf nj/aU ,fT?/' • .4 •! .'’.- /iBBras^ ^n^nr i V -/^W' 1*' . • i, - bw mefifi ' lp mten i*: ' :*. ‘ v 1! f •' \ n^V ;1 ^OC3■‘ , -r/j ^\0 C : .fTf C ^ 'l** ’♦ •“ 4.i^V ri*)5ïfi ob i " c - - ft -t, * Hiv ^ s ;Jr? ,n^3V i >/ y* : ' n 4. * * Tv üf , •’^r^ r * -n o- ^ \ i ^ A ff bnt/J ^- ad ,‘ioht !/ . '15,* 'Vb nr ^ v •iV^ jrs ■ 4 v' * A 11 ''1*^- ^C'*- ■ ^ j ■ j/ ï"' . ( » VAN HOLLAND. 1211 verbonden aan de liefde tot hunne Voorva- deren; ze leggen ’t ’er, uit dien hoofde, zeer op toe, om de naMmen hunner Stam- vaderen leevend te houden , zoo in de op- gaande als zylingfche Stamverdeelingen , de naamen der Familie in agt te neemen. Men rekent hier gemeenlyk tot aan den zesden graad , in ’t op en nedertellen der Geflag- ten; waarin dan de Vaders, Grootvaders , O ver-Grootvaders , Oud-Over- Grootvaders , Bet-Oud-Over-Grootvaders , Meer-Bet-Oud- Over-Grootvaders, mitsgaders die van de Vrouwlyke Sexe, en zoo ook in de zyli^ nien, de Nabeftaanden geteld worden. Wy hebben , ter ophelderinge hier van , een Tafeltje deezer reken w}^ze opgemaakt; waarin men , zonder dat wy ’er veel omOags van befchryving hebben by te voe- gen, met een opflag kan zien, de op- en nedergaande, benevens de zylingfche Stam- takken , zoo van de Vrouwlyke als Manl}- ke Sexe, die elkander in bloed verwantfchap beftaan. Men houde voor IK zig zelven, en telle van i tot 6 recht opwaards , tot de Meer-Bet-Oud-Over Grootvader en Moe- der, dat de recht opklimmende Bloedver- wanten zyn. Vervolgens telkens van i af- tèllende, een graad laager overfpringende% tot de Zylinien , ontdekt men insgelyks de zylingfche Bloedverwanten. En even zoo telt men , in de recht nederdaalende linie , uit zyn eigen Kroost , van i tot (5 , van zyne eigen Kinderen tot de Meer-Bet-Na- Agter Kinds^Kinds-Kinderen. Zoodanig een H h h h 2 Ta^ DE HOL- LAND- SCHE NAÏiE. Zie het nevens- gaande Tafeltje. DE HOL- LAND- SCHE NATJE. 1212 NATUURLYKE HISTORIE Tafeltje kan dienftig zyn voor alle de gee- nen, die gaarne hunne Familie^Naamen en hunne Bloedverwantfchap gade willen flaan; dewyl ze, op deeze manier, als zy ’er de eigen Doop-Naamen byvoegen , hunne Fa- milie-^Naamen gereedlyk kunnen bewaaren ; dat onze oude Lieden zeer naauwkeurig deeden. VeeJty ds fchreeven zy zulks op de voorbladen van hunne Huis-Bybels , en dit heeft niet zelden groote dienften aan min of meer vergeeten GeOagten gedaan. Dit blyft nog heden , by alle ouderwetfche Burgers, en de Landlieden, vry algemeen in gebruik: men fchryft den dag der ge- boorte van ’t Kind , met deszelfs Naam ; den tyd wanneer het gedoopt is; benevens den naam der Peters en Meters ; mitsgaders dien van den Leeraar, welke het Kind ge- doopt heeft , veelal naauwkeurig op. Onze Hollanders dus hun Geflagt en hun- ne Stamvaderen, als gezegd is, niet ver- geetende, benoemen dan den eenen of an- deren , en voegen ’er ook wel den Peetnaam by. Gemeenlyk let men ’er op, om, zoo ’t mogelyk zy, een Peet te kiezen, wiens voornaam met een van dien der Voorv^ade- ren, of andere Bloedverwanten overéén komt. Met het aanneemen van dit Peter- fchap worden de PilJegiften nog niet uitge- deeld; men wagt hier mede tot dat het Kind in de kleêren gaat; waarvan derhal- ven op zyne plaats nader. Alleenlyk valt in deezen nog met één woord te melden , dat het Peterfchap , hier te Lande , na ge- noeg VAN HOLLAND. 1213 noeg van dezelfde kragt is , als dat van een zorgenden Vader en Moeder; fchoon het r heden veelal flegts op eene enkele üaatlyk- heid uitkome. Onze Landlieden, en die van den Burgerftand , houden het egter voor een zaak van gewigt; en men zal in Holland, vooral onder de Roomfchen,zeer algemeen bevinden, datzy, als de Ouders van een Kind, waar over zy het Peterfchap hebben aangenomen, overleeden zyn ,zulk een Kind , zoo ’t hunne vermogens toelaa- ten , ja al is ’t ’er al wat fchraal , met zoo veel zorg tot zig neemen , als of ’t hun ei- gen was. Hierin befchaamen zy zeker veelen der trotfche Stedelingen ; die, na het overlyden der Ouderen, of zelfs by ee- nige bekrompen omftandigheden , weinig agt op hunne Doopkinderen flaan, en met de Pillegift hunnen verderen pligt vergee- ten : dan van ’t een en ander nader by de Doopplegtigheden. Onder de opgemelde fchikkingen , tot het Kraamhouden en het bezorgen van ’t Peterfchap, nadert al vast de flond der fmerte en der vreugde. De hoopende Moe- der, de verlangende Vader, en de moed- geevende Ouderen, reikhalzen na de uit- komst. Jntusfehen worden de bezoeken der Moeders en Vriendinnen verdubbeld; een ieder poogt de zwangere Vrouw met opbeurende troostredenen moed te geeven. Eerlang genaaken de voorbooden der wee- dommen; de Man, Knegt of Meiden loo- pen ten adem uit, om de Vroedvrouw te Hhhh 3 haa- DE HOL- LAND- SCHÉ NATIE. DE HOL- LAND. SCHE NATIE. Zie HUT- GENS, op ’t woord Vroed- vrouw. 1214 NATUURLYKE HISTORIE haaien; en te maaken dat de Baker by de hand is. De barenifmerten vermeerderen ; ’t Huishouden geraakt in rep en roer; de Moeders , Meiden en Gebuuren draagen zorg, dat Vuurmand, Bed, Wieg, Luiers, €n alles klaar is. De Vrouw begint, het fpant ’er, de verdubbelde wêen drukken ’t benaauwde zweet op het aanfchyn, en men verwagt, naast den byftand van God en dien der natuurlekke kragten , uitkomst en hulp van de Vroedvrouw, ib Deeze, hier te Lande algemeen by dien naam bekend, ontleent denzelven niet, gelyk fommigen willen , van yroet of vroe- ten; maar van het oude woord, vroede zoo veel zegt, als verftandig, kundig. De Vroedvrouw is dus eene vroede Vrouw; ’t geen huigens te kennen geeft, als hy zulk een Vrouw dus fpreekende invoert: ’t Is waer, in kindernoot heet ik goe Vrouw ge- buur , Maer een geheimenis , als ik zou blyven eeten ,• En mogen Vrouwtjens nu noch emmermeer niet weeten , De vroedfte Vroe vrouw waer de vroede Vrouw Na- tuur. Men noemt ze , gelyk huigens hier zegt, 'mede Goevrouw; by de Boeren heet ze het Wyf^ en al lachende ook wel het kwaadeJVyf^ te AmRerdam , Stuurman van de Folewyk, !enz. Ter ondeiTcheidinge worden ze meest- al met haar voornaam , Marytje^^ Kaatje of Geer^ VAN HOLLAND. 1215 Geerte Moer^ enz. genoemd. Deeze n^am Haat, met de byfpreuk, God ismynhulp, op een Bordetje, met een Kruis, in welks midden een Kindje gefchilderd is, overal in onze Steden en Dorpen aan de woonin- gen der V roedvrouwen ; op dat ze , zoo by Nagt als by Dag , te gemaklyker gevonden kunnen worden. Verder is het overbe- kend, dat men, met de toeneemende kun- digheden in dit Huk, benevens de Stads Vroedvrouwen, ook Stads Vroedmeesters, in alle onze Hollandfche Steden , verzorgd heeft; om de Armen te helpen, of gevaar- iyke geboorten te redden. Als deeze Vroedevrouw gehaald is, on- derzoekt dezelve den toeHand der zwange- re Vrouwe, en geeft hier van, naar om* Handigheid van zaaken , berigt aan de Moe- ders, of NaastbeHaanden. De gevoelens der Vrouwen zyn dan dikwils, naar ieders ondervinding , zeer verfchillend; en ’er gaan niet zelden veele belachelijke Wyve* praatjes om; vooral is ’er by de Boeren- vrouwen aan fnappen en klappen geen ge- brek; onder ’t welke de Vroedvrouw, als een Profesfor , het hooge woord voert, intusfehen word de Vrouw ter gemaklyker baaringe gefchikt; het zy door haar op een Stoel , veeltyds een grooten Leuningfloel ,■ te doen zitten ; of haar op een Bedde of Matras, een Lang-Bed genoemd, ter neder te leggen. Hier toe is by de Landlieden, en ook hier en daar in de Steden, rog wel in gebruik , een zoogenoemd KorUBed» Hhhh 4 Het DE hOL*i LAND- SCHE NATIB* 12ï6 natuurlyke historie de hol- L/^ND- SCHE NAT1£. Het zelve beRaat uit één of twee Stoelen , die op de BedRedc, of des noods ook wei op den grond, in dien Rand geleid worden , dat de Leuningen niet het einde op den grond liggen , en de agtereinden om hoog ïchooren: hier tegen Ruwt men dan Kus- fens of een Bed , waarop , of tegen , de Kraamvrouw zig in een gemakJyken Rand bevind. Dog al genoeg hier van ; laat ons verder den gelukkigen uitflag befchou- wen. Zoo dra de Vrouw verlost zy, is het eer- fte.-werk, bekend te maaken wat ’er jongs is ; ’t welk het handige Wyf , de geboorte affcheidènde, dadelyk meld, door een ge- luk met een Zoon of Dogter ^ als eene tyding, naar welke het gantfche Huisgezin verlangt. Nu is ’t gevaar in zoo ver voorby; men juicht; ’er is een Mensch gebooren ! en ieder werkt mede., om het jonggebooren Hollandertje, en der Kraamvrouwe, het noodige te bezorgen. Op het ontvangen van de Vrugt langt men terRond warme Luiers; en brengt dezelve, Ingtig ingewon- den zynde, in den fchoot der Grootmoe- der , of der nvaaste in den bloede , of der Peetemoei, die zulks met een Reekpenning beloont. Intusfchen brengt men ook de afgematte Moeder, na de vcreischte zuive« ring, en de behoorlyke fluiting der Len- denen , in een warm Bed Ter- (*) Oudtyds had men , om het Bed te warmen * een foort van Manden, met Bük behagen, die men Mm-^ VAN HOLLAND. 1217 : Terwyl dit gefchied, worden de afge- fcheiden deelen der Geboorte , door de Grootmoeder, de Nabeftaanden , en eene of andere Buurvrouw, naauwkeurig nage- zien ; om op te merken , of ’erook eenig ge- brek in de behandeling zy; en nog wel by- zonder, om dezelven ten vuure te bezor- gen , ten einde alles door ’t vuur verteerd worde. Men houd, naamlyk, elkander, hoe- ongerj^md het ook zy , in den waan , dat het der Kraamvrouwe nadeelig zal zyn ; wanneer dat alles, (het welk geen de min- ile gemeenfehap met de Kraamvrouw heeft ,) niet geheel tot asch verbrande of verteere. Dan dit is ’t niet alleen; ’er volgt nog eene tweede zwaarigheid; als men zegt, dat het Kind met een Helm gebooren is. Hier omtrent zyn onze Hollanders veelal over- bygeloovig; te weeten; men wil dat zulke Kinderen, indien dit niet verbrand worde, betoverd blyven ; dat ze, geduurende hun leeven, zullen kunnen voorzeggen, in welk Huis eerlang een Lyk zal weezen. Zy zien , zegt men , de geheele Lykftatie van daar komen ; kennen de perlbonen , in den rang , in welken zy het Lyk volgen ; en ’t is hun onmogelyk , dat Huis of de Lykfla- ‘tie voorby te gaan; zy moeten, om zig van een doodlyken angst te bevryden, te rug keeren. Dit gevoelen, hoe zeer de re- Munnik noemde; dog nu buiten gebruik raakende, neemt men de bekende Bedpannen, Hhhh 5 DE HOL- LAND- SCH£ NATIE, I 1218 NATUURLYKE HISTORIE DF HOL- LAND SC HE NATIE. Zie bo- ven, BI. 560. reden daar tegen pleite, is hun, althans ten platten Lande, en onder ’t Gemeen, niet uit het hoofd te praaten; zelfs niet, fchoon men ten du^delykfte toone, dat die gewaande Toverhelm niets anders is , dan de verkeerde 5 of liever eene byzondere, plaatfing van het Vlies, op of om het hoofd van ’t Kind. OuJtyds fprak men ook van betoverde Strengen, en een Nestelknoop by de Gebooite; waarop cats doelt, als hy zegt : Zy draegt, of twyfelt niet , maer bleef gelykfe was. Tot dat men aan den man den Nestelknoop genas. Dog deeze laatfte grollen , gelyk ook het geloof aan het betoveren van ’t Wiegbed- de, zyn in deeze verlichte Eeuw alrede ter diiisternisfe gedoemd; en ’t is te hoo- pen, dat het eerlang ook zoo moge gaan, met het tot nog toe onverwinnelyke Byge- loof, om de Nageboorte, ter afweeringe van Toverkragten , te verbranden. Mid- lerwyl is ’t egter welvoeglyk voor eerbaa- re en reine Vrouwen , dat zy dit alles weg- doen, zoo ’t maar gefchiede zonder byge- loovigheid , en zy zig zelven niet kwellen met inbeeldige hersfenfehimmen, die den Christenen vooral niet betaamen. Dan laat ons wederkeeren tot het teder Wicht; dat, de Moeder in alles bezorgd zynde, weder op nieuw in handen van de Vroedvrouw geraakt, die het vervolgens VAN HOLLAND. 1219 reinigt (*), verzorgt, en, naar ’s Lands wyze, opbakert. Overmits ’er nu in dit balveren, en den verderen toeftel van ’t Kind, nog al eenig onderfcheid tusfchen ■ons gebruik, en dat van andere Landen, plaats heeft; en zulks mogel3’k iets toe- brengt tot de natuurlj'ke geflalte onzer Na- tie, zoo fclnmt dit onderwerp hier nog al eenig gewigt te hebben , en onze bj^zondere opmerking te verdienen. ’£r heerscht, onder de Europifche Vol- ken, geen gering verfchil, in het zwagte- len of opbakeren der Jonggeboorenen ; en de Natuurkundigen beweeren , dat hier uit een zeker onderfcheid in de geflalte van het Lichaam ontftaat. De EngeJfchen zwagte- len in ’t geheel niet, en liggen hunne Kin- deren , lugtig in eene Luier gewonden , te rusten. De Franfchen zwagtelen, dog niet heel vast; en de Duitfehers zwagtelen ller- ker ; dan op verre na zoo flerk niet als on- ze Hollanders oudt\^ds deeden , dat ook hier en daar nog wel plaats heeft. Men is hier te Lande, van oudsher, veelal gewoon, het Kind, na dat het wel digt in eene Lin- nen, en daar over in eene Wollen Luijer geflooten is, met een langen zwagtel , zoo ‘%f , tot onder 'de Oxelen , te omwinden , dat het de Beenen niet kunne beweegen, en als eene %ve Pop genoegzaam onbe- wee- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. C*) Over het reinigen en wasfehen der Kinderen in den Rhyn, by de oude Batavieren gebruikelyk, - zie men bóven, Bladz* 471. de hol- LAND- SCHE IVATIE. 1220 NATUURLYKE HISTORIE weegelj’k ligge. Dit gefchied, zoo men wil , om het Kind voor fcheeve Beenen te behoeden; om het zelve eene rechte fpig- tige geftalte en breede fchouderen te doen verkrj^gen; dog meest, om het voor eene Lies- of Navelbreuk te bewaaren. Men valtnogthans heden, nu men zoo oplettend word op alles wat de Kraamkamer betreft, allengskens meer in den fmaak der Engel- fchen ; en laat de Kinderen aan hunnen na- tuLirlyken Wasdom over. In Amfterdam althans zwagtelt men byna in ’t geheel niet meer ; en men ziet ’er egter zulke frisfche Menfchen als elders. Ook neemt het op andere plaatfen, en zelfs ten platten Lande, al fterk af. IntLisfchen blyft het ftyf kappen van het hoofd nog vry algemeen in zwang, vooral in Noordholland ; daar men de hoofdjes der jonggebooren Kinderen, zelfs tot een goeden ouderdom toe, aan de flaapen van ’t hoofd, Ryf geflooten houd. Men fchjmt, zoo hier, als elders in Holland, door klep- jes en flepjes, zodanig te willen vormen, dat de flaapen van ’t hoofd zeer plat wor- den, als mede dat de Ooren en Oorlellen geheel plat tegen ’t Hoofd aan liggen. Kun- dige Natuuronderzoekers leiden hier uit de langwerpigheid van de Agterhoofden eeniger Inwoonderen , van onze Gewesten, boven die van andere Natiën , af, en meenen wel byzonder onze Hollanders daar door te kunnen onderfcheiden. En ’t is zeker , dat de- meestvoorkomende gedaante onzer Va- VAN HOLLAND. 1221 derlandfche Hoofdfchedels , vooral in de Kinderen die zoo flerk gekapt geweest zyn, kennel}' k genoeg is, tegen die van andere Natiën: dan het gaat zoo algemeen niet door, of ’t lyd zyne uitzondering. Dan dit flaat vast, en ’t is voor de opmerkzaa- men volflandig blykbaar, dat wy Hollan- ders, en byzonder veelen der Noord- hol- landers, de bovenfte Oorfchyf of Oorfchelp veel platter tegens de Hoof^dflaapen aange- drukt hebben, dan eenige andere Volken, ’£r zyn my zelfs veelen bekend, die in ’t geheel geen, of (legt aan één Oor, den rand van den Oorfchelp gezoomd hebben ; dat alleenlyk veroorzaakt is , door ’t ftyf kappen en hullen der Jonggeboorenen. Als men ’er op let, zal men zien, dat de Oo- ien der Noordfche Volkeren , der Schotten , en der Rusfen , veel meer uitgeboogen zyn , dan de onzen. De Armeniërs en Grie- ken, die ’er veel werks van maaken, hou- den ze van jongs op bloot, en tragcen de- zelven zoo fterk buiten waards te gewen- nen, als wy die tegen het Hoofd aandruk- ken. Wyders meenen wy,in het ftyf hullen en plathoLiden der Ooren , mede de oorzaak te vinden , waarom veele jonge Kinderen zëe- re en fmecht-ooren, zoo men ’t noemt, krygen. Want hef: zweet en de uitwaasfe- ming van de Hoofdflaapen zet zig dan agter de Üoren; dat zekerlyk eene verftikking, en gcvolglyk ettering, te wege brengt. Dus veroorzaakt ook het fterk broeijen , en het DE HOL- LAND- SCHE NATIE. HOL* LAND- SCHE NATIE. 1222 NATUURLYKE HISTORIE het hullen met Muts op Muts, wel zeere Hoofden; dat mede niet zelden, door het drukken der Fontanel, of kloppende Fon- tein, zeer fchadelyke gevolgen heeft; die de jonge Schepfels voor hun gehcele leeven ongelukkig maaken. Dan dit geld alleenlyk agtelooze Menfchen ; en wy Rellen ’t geen- zins voor als een algemeen gebrek. Onze Hollandfche Moeders zyn gewoonlyk al te bezorgd voor hunne Lievelingen, om haar in ’t algemeen van onvoorzigtigheid hierin te befchuldigen. Zy houden het my, veiv zoek ik, evenwel ten goede, dat ik haar de misbruiken der oude gewoonten befchei- den onder ’t oog brenge , en haar aanraade, een wéinig af te zien, van het al te fterk en dommelig hullen der jonge Kinderen. Hierby egter wil ik haar tevens gewaar- fchuwd hebben, dat ze ’t weder aan de an- dere zyde niet toeleggen, op eene al te verregaande lugtigheid ; -maar behoorlyk zorg draagen, dat de veranderlykheid van ons klimaat, de guure Noordewinden,geen vat op de tedere Hersfentjes hebben. Men tragte 'des de gezonde hersfentjes onzer Telgen te behoeden , op dat zy , in manly- ken ^^OLiderdom , die Hollandfche fchrander^ heid mogen betoonen , op welke wy in on- ze Voorvaderen roemen.^ MiddelerwjR wil ik ook gaarne hier wel wat toegeeven , aan de bevalligheid , welke onze Holland- fche, en byzonder de Noord-hollandfche , Hullbls, mogelyk aan de fchoone Sexe toe- brengen. Voorts VAN HOLLAND, 1223 Voorts is ’c by ons zeer gebruikelyk , dat men de Kinderen 'voor eene VLiurmande bakert; waarin wy mede verfchillen van an- dere Natiën, die zulks veelal voor een open Haard, of eene warme Kichel doen. De Vuurmande is ook inderdaad van geen oud gebruik, en eene byzonderheid onzer da- gen, den Hollanderen eigen. Nog geen Eeuw geleeden was de Bakermat gemeen : dezelve beftond uit Teenen , Ryfen, of Mandewerk, in die grootte en gedaante ge- vlogten , dat ’er de Baker ten voeten uit in konde zitten. Hy liep, ter plaatfe daar zy zat, van agteren, en aan de linker zyde, met een Ruggefcherm, zoo hoog op, dat zy en het Wicht voor togt bevryd wierden. De Moeder , of Baker , zettede zig in deezen Bakermat, die recht dwars voor een frisch glooiend vuur Rond , ter neder. Hier door genoot en de Baker, en het Kind , eene gely- ke warmte; zy hadden beiden meer gemak, en liepen minder gevaar dan voor de Vuur- mande ; des het oude gebruik , in dit geval, oneindig beter ware, dan onze tegenwoor- dige manier; waar van al vry veel onge- lukkige gevolgen bekend zyn. ^ De damp der doove Kooien in de Vuurmande i^ ze- kerlyk ten uiterfte nadeelig voor Baker en Kind; en de benaauwdheid van den Kool- fmook, in het beflooten Kraam vertrek, jaagt der Kraam vrouwe wel eens eene Koorts op ’t lyf , zoo ze al niet gevaarlyke fiaaiiw- ten te wegen brengt. Daar en boven zo worden, voor de Mande, meerendeeis al- leen DE HOL LANO- SCHE NATIE, DE HOL- LAND- SCHE KATIE. Zie mi. Maatfcli. VIL D. 2de St. BI. 377. 1224 NATUURLYKE HISTORIE leen de voeten van het Kind gewarmd, cn deszelfs bovenlyf Raat voor* allen togt bloot. Men droogt wyders öp zulk eene Mande, de natte en bewaterde Luijers , welker waasfem ook niet" Wéinig nadeelig is voor Baker en Kind. Voeg hier nog by , dat de Baker zelve ? '^verlekkerd op eene heete Roof, onder de broeijing der Vuurmande, geheele iiuren in den dut zit; en ligtlyk, ""t geen meer dan eens gebeurd is, in Raap geraakt: by zulk eene gelegenheid vliegt de Vliiirimnde , met Luijers en al , wel eens ihbrdnd; de voëtjes van het tedere Wicht worden gefchroeid ; en ’t geheele Huis ftaaü in gevaar. Alle deeze en meer dergelyke gevolgen in agt neemenden, durven wy de herftelling van ’t gebruik onzer ouderwet- fche Bakermatten zeör wel aanbeveelen. Te meer, daar zy, behalvén het bovenge- melde nut in ’t bakeren r^ene zwakke Moe- der zeer veel gemaks in ’t verbedden kun- nen toebrengen : nadien Moeder en Kind , zónder moeite , met den geheelen Baker- mat ,'^vé#fild kunnen worden. Ze verdie- nïh oók-daarom de ^anpryzing van alfe«ön- zé^'^kündi'ge Artfen?' die^ een open Vuiir^ VÓóf'Móeder én KindpBoven de Vuurman- dë fdhatten: het welk'deh beroemden Hoog- leëta^r 'camper Zülks'insgelyks dér Na- tie ^dbet aanbevéelen zeggende : „ Des Whiters is het djenftig de Kinderen voor èen ópen vpuf Re bèkeren , en te bezor- Ea^^^sHiÖü^^ zeer nadeelig: „ oni^^daèSzy dart altot)s% eene onzuivere Van HOLLAND. 1225' 5^ en vogtigelugt woonen , welke niet gemak- „ ]yk ververscht kan worden’% enz. Wie lust heeft, om verder na te fpoorcn, wat men te denken hebbe, over de beste wyze van het Kraambedde te houden, tot nut der Jonggeboornen ; en die belang ftelt in de Jichaamlyke opvoeding zyner Kinde* ren; die vergeete niet, over dit onder- werp, te leezen, de Antwoorden, 'welken daar omtrent aan de Hollandfche Maatfchap* pye gezonden zyn. Hy gaa v^ooral met op- lettenheid , na de Verhandeling van den zoo evengenoemden Heer camper; wiens Antwoord geheel en al betrekking heeft op onze Vaderlandfche gebruikelykheden ; en dus , onzes agtens , zonder dat wy die van den Heer ballaxert, welke als een Fransman fchryft, te kort willen doen, voor onze Natie bevatbaarder is, en van- meerder nut kan zyn. Zoo dra het jonggebooren Wicht dus (om weder nader ter zaake te komen) op de Vaderlandfche wyze gebakerd is, neemt de Vroedvrouw, die gewoonlyk de eerlle Ba- kering verrigt, het Kind in den arm, om het den Vader aan te bieden ; die hetzelve, met de tederfte kusfen ontvangt, en aan de Vroedvrouw een fteekpenning , welke op deezen tyd niet gering is, vrolyk toereikt. Deeze gewoonte, om het Kind den Vader te overhandigen, is zeer oud, en te aan- merkelyk, om ’er dus flegts ter loops van te gewaagen. Men vind, dat het genoeg- zaam by alle oude Volkeren in gebruik ge- m. DEEL, I i i i weest DE LAND- SCIIE NATIE. . DE HOL- LAND- .SCHE NATIE. 1226 NATUURLYKE HISTORIE weestis, de Kinderen, met eenige plegtig- heid, in het Huisgezin aan te neemen. Zulks gefchiedde by de jooden door de Be- fnydenis, en by deChineezen, gel^^k ook by veele andere Naden , door verfchciden Huis- en Tempel-offeranden. Onze Voor- zaaten, de Batavieren en oude Duitfchers, hadden reeds eene algemeene gewoonte, van den Jonggebooren in handen van den Vader te geeven ; die het dan in zyn Schild lei, en in den Rhyn afwiesch. Men wil dat zulks gefchiedde , om de cgtheid der Kinderen te beproeven (*^ ; dan wy den- ken veeleer, dat het eene gebruikelyke plegtigheid was, door welke de Vader het Kind voor ’t zyne erkende; met het zelve in zyn Schild te leggen, en, na dat het in den Rhyn , of eene andere Rivier , of in ’t water in ’t algemeen, gezuiverd was, uit het water of van den oever op te heffen. De reden, welke my hier toe beweegt, fteunt vooral op eene tweeledige bedenking. Men heeft, aan de eene zyde, geen bew3^s van eenig gezag, ’t welk ons noopt om te Hellen, dat ze den Rhyn, of eenig Water, ais eene Godheid geëerbiedigd hebben, ’t Flad , ten minfte ten tyde van t a c i t us , geen plaats : want toen eerden zy de God- heid in geheiligde Bosfchen ; ook maakt t a- ci- Onze Batavieren verdagten hunne Vrouwen niet, en gevolglyk kwam zoodanig eene gewoone proefneeming niet te Üade. Zie cc e F fel ii tiquit* Germanorum. p. Qy—102, VAN HOLLAND. 122.7 ciTUS van dit Bygeloovige gebruik geen gewag. Aan de andere zyde zoo heeft zulks, uit reden van het Klimaat, des Win- ters niet wel kunnen gefchieden: te meer,, daar de Duitfehen, en dit zegt tacitus uitdrukkelyk, „ zig meest wiefchen met 35 warm water, ter oorzaake, dat het by ,, hen een langen tyd Winter was”. Is dit waar, ontzagen de bejaarden de koude wateren; zoo is ’t niet denkelyk, dat zy ' ’er hunne jonggebooren Kinderen, in deni. Winter, aan bloot gefield zullen hebben. Dog zie hier wat wy ’er van denken. ^ De OLidfle Volkeren der Waereld hielden de Aarde voor het begin en de Moeder des Menschlykcn Gehagts; overéénkomflig met het geen wy uit de heilige Bladeren leeren dat God den Mensch uit het flof der Aar- de geformeerd heeft. Van hier is het by de Ouden in gebruik geweest, dat men, als ’er eene Vrouw gebaard had, het jong- gebooren Kind, na dat het gereinigd was , op den grond, als de Moederaarde, ter neder lei; en wel voor des Vaders voeten;, die dan het Kind,^met een OfFergefchenk of aanroeping der Befchermgoden , van de Aarde opnam en voor het zyne erkende; dat eene foort van wettiging van ’t Kind was. Hierop doelt p l i n i u s , als hy zegt : Hominem tantum nudum ^ in nicda Iiumo natali die abjicit [^N'atura'] ad vagitus Jiatim ef ploratum* Dat is. ,, De Mensch, als hy ,, gebooren is , word alleenlyk naakt op de ,, bioote Aarde geleid, daadelyk w^eenende ^ Jiii 2 „en dp: hól- land- SCHE NATIE. tacitus, Zeden van Oud Duitsch- land. PLINIUS i Hist. Nat. Lib.VIL 5? DC HOL- I.^ND- SCfIE NATIE. MACROB. Saturii, Cap.Xir. oviD. in Jbini, V. 223,224- S ÜETON. in OÜav. Cap. V. TERTULL. de Ani- ma. Cap. XXXIX. terent. in An- dria. ha. III. been. L 1228 NATUURLYKE HISTORIE 5, cn fchreiende”. Zoo zegt ook macro- Bius, quod infantes ^ partu editi, non prins vocem edant ^ quam attigerint terram. Dat is. 5, Dat de Kinderen , gebaard zynde , hun- „ ne ftem niet doen hooren , voor dat zy 55 op de Aarde nedergeleid zyn”. En o viDius: Qiii Jimul impurce matris prolapfus ah alvo ^ g Ci^niphiam fado corpore presjit Inimum. -'d , Dat is. ' ■ 5^ Zoo dra hy nog onrein uit het zwangere Li- „ chaam des iVloeders te voorfchyn komt , drukt „ hy met het nog onreine Lichaam de Aarde”. Hierom werd ook de Aarde, op welke Air GUST us gebooren was, en gelegen had>^, geheiligd. Onder dit leggen werd het JCind der Godinne Statina opgedraagen ; dat ^"TjeJiTULLiANUS doet Zeggen: Prima .^cmflitutio infantis füper terram Statince DecB '. facriim est. Dat is. ,, Met de eerfte neder- Ipgging van ’t Kind op de Aarde, is ’t der Godinne Stètina toegewyd”. Ver- ^^.yolgens werd het döqr den Vader, als zyn ;^.eigen Kind, opgenomen; waarom Myfus ^ fïxi de Andria van terentius, ten bewy- "Ve dat Pamphilus het Vaderfchap erkende, Quod peperisfet jus fit tolli. Dat is. 5? gelast op te neeihen, ’t geen 5, zy gebaard' heeft”. In dien zin fchryft ook seneca; Confulti de nohis parentes 7205- VAN HOLLAND. 1229 mstri y qiiiy cum condüionem yitcejwsfj^nt jin hanc nos fustulerunt. Dat is. „ Onze Óli- 5, ders , over ons faadflaagen'de , en de ge- 5, lleldheid des leevens kennende , hebl)en 55 ’er ons toe opgenomen” ; dat is , zy heb- ben ons van de Aarde opgeh eb ven, en hunnen ouderlyken pligt erkend. Hierin kwam hun de dienst der Godinne Levana te flade , ais welke de Ouders de Kinderen van de Aarde hielp opneemen. Van deezc Godheid gewaagt augüstinus als hy dezelve in verfchillende betrekkingen be» fchouwd. Ipfe opent ferat nascentïbm , exci- piens eos Jinu terrce^ ^ vocetur Opis: ipfe in vagitu os aperiat & vocetur Deus Va^ git anus; ipfe 9 yi^cetur Dea Levana. Dat is. ,, Dezelfde God hielp de 5, in geboorte zynde, ontving ze in. den 5, fchoot der Aarde, en wierd ^tielper ge- ,, noemd; die zelve opende den mond tot 3, fchreien , en droeg den naam van Schreiver- 5, wekker. Ook hief deeze het Kind van de 3, Aarde op, en heette de Godinne Ophef-- ,3 fter'\ Men voege by dit alles nog, dat het aan den wil van den Vader flond, om de opneeming al of niet te doen , en dus het Kind al of niet te erkennen; in welk laatfte geval het Kind aan de opvoeding van anderen overgelaaten , of ook wel ter . dood (*) Augustjnus, de Civit. Dei. Lib. IV. Cap. XI. Zie wyders hoogstraten, over de Goden en Godinnen j inzonderheid over Levana de Hefgodin, liii 3 DS HOL- LAND- SCHE NATIE. SENECA , in Confol, ad Mar- ciam. Cap. XV ir. 1230 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- LAN’D- SCHE NATIE. OVIDTUS, Metam. Lib. IX. v: 679, 680. dood gebragt wierd; dat meermaals het lot der IVleisjes was; van waar ovidius die taal in den mond van Lygdus legt: r Edita fcrte tuo fuerit Jl foemina partii ; Qlnvitus mando , pietas ignosce ^') necetur. Dat is. ,, Indien gy een Meisken ter waereld brengt, ,, laat het, (ik gebied zulks myns ondanks, de „ Vaderliefde vergeeve het my,) iaat het omgebragt „ worden”. In navolginge nu van , of overéénkom- ftig met deeze gewoonte der Romeinen > dat de Vaders hunne jonggebooren Telgen van de Aarde opnamen, hebben de oude Duitfehen , en wy na hen , fchoon op cene andere wyze , de gewoonte nog gehou- den , dat het Kind den Vader aangebooden wordt , en hy ’t zelve aanneemt. Dus zal het gebruik der oude Batavieren , van hun- ne Kinderen, aan den oever van den Rhyn, op het Schild des Vaders te leggen , en het zelve vervolgens weder op te neemen , vermoedelyk gediend hebben , om de egt- heid hunner Kinderen te llaaven, en de- zelven dus te wettigen ; zonder dat ze daar door eene byzondere kragt aan den Rhyn zelven toefchreeven. En hier van is ver- volgens nog onder ons het tegenwoordige gebruik, dat de Vroedvrouw het Kind, zoo dra het zelve gereinigd is , den Vader aan- bied ; VAN HOLLAND. ' 1231 bied; en deeze zyn Vaderfchap bevestigt, door het zelve als zyn Kind aan te neemen ; dat, by afvveezigheid of overlyden van den Vader, door een der naaste Bloedverwan- ten in deszeJfs naam gefchied ; waar tegen de aanneeming van het Kind, in gevalle van verdagtheid , of bekende onegtheid > geweigerd word. ’t Is ook, uit dien hoofde, naar onze Wetten en Gewoonten gebruike- lyk, dat een Kind, ’t welk, buiten Egt, is voortgebragt , daadelyk, na de Bakering, den Vader , dien de Moeder benoemd heeft, word aangeboden; waarop men, na zyne weigering van aanneeming, ter procesfe treed. Hier uit ontflaat mede, dat een ie- der, hoe mededoogend hy ook anders zy, vreest een Kind, dat als een Vondeling voor zyn Huis gevonden word, op te nee- men; dugtende, dat hy verpligt zou zyn, het zelve te onderhouden, als een Kind, in zyn Huisgezin aangenomen. En van dit gebruik heeft men voorts nog af te leiden, de fpreekmanier, van het Kind op te heL fen als Vader, het zelve ten Doop, oud- tyds ter vonte, te heffen, of hetzelve te verheffen, als gefchiedende hier door, in gevalle van egtheid, eene herhaalde er- kentenis; dan nopens dit ffuk nader met de befchouwing der Plegtigheden by den Doop. Terwyl Vader, (op dat wy na deezen uitftap weder tot ons hoofdonderwerp kee- ren,) het Kind dus wettigt, ftaan Groot- moeder, Moeien, Nigten , Vrienden en liii 4 Buu- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. PR HOL- I.AND- SCHE KATIE. 1231^ NATUITRLYKE HISTORIE BuiireiYrondsom den Vader. Elk heeft het oog op het lieve Bekje ';' deeze,' als zag heC alrede-, zegt: Wat Jzykt het my lief 'aan? Eene andere, als konde het al hooren praat ’er mede; en ecm d^;de ]Q:hynt zich te vers- beelden , dat het reéds lacht. De geeftig- ften der Vrouwtjes tuuren op de gelykenis naar Vader of Moeder. 0 1 zeggen ze , 'wat lykt dat lachebekje naar ^l{ader I Zie ^ h. heeft oogjes als gütjes ; wat t^iet het fnugger ! Het mondje if jyioeders proper;, niondje yHi et neusje is Vaders is ’ci* Grootjes Voorhoofd in te kylfén.,^. De vreugd is dan zoo doordringend, eiVcfè fprbokj'es zyn zoo aartig , . dat de Moeder agter ’t Gordyn , on- danks haare fmeité, zelfs lache; en Vader, hoe vêrftandig "anders ook, op dien tyd al -zeer ligt gelooft, wat men hem zegt. Ein- ,delyk treed de blydc? Vader, zoo ’t naar ’t egte gebruik en de zuivere Hollandfclre gewoonte toegaat, met zyn lieve Telgje , naar het Kraambedde, en geeft het Moe- , der , met een hartlyken kus , over. Zy ze- ' genen beiden hunne Vrugt met een fiillen ' Oüderlyken Zegen , en looven God voor de verzagting der fmerten, en de gelukki- ge uitkomst. Zoo vertoont zig de Dank- baarheid, gel.yk wy onlangs tot haaren lof zongen, by ’t Kraambedde. ’t Zy my geoorlofd, dit ons dichtlievend Schildeiy-. tje hier nog te plaatfen. j - ij jj . Men treede m ’t pynfyk Kraam vertrek ; Men hoof’ deVroinv van weedom kermen; Men VAN HOLLAND. 1233 • Men zie hoe zy. haer kromme en rekk’ , ty r - En beeve en trill’ met-open armen. Verzagt Gods Almagt deeze fmart, De Dankbaarheid woont in heur hart. ' i.. 4 1 , i f » -'i 'IS Het zien van ’t pas gebooren kind', n;zfl De rust der lend’nen en gewrigten,/ iTi:rt Haar Kroost, dat ze in heur armen vindt Kan al het barenswee verligten. ^ ’t Helaas en ach \v7kt op dien ftondJ De Vader komt*^èig by haarVoegén^^'^ En drukt den nog beHurven mond ’, OoV Met dankb’re kusjes vernoegetf.'"^ Men dankt , God gaf, Goa fchiep een Menspj’ , Zyn Evenbeeld, der Eng’ïen wensch ! ' - r -i' . r DE HOI.- ^AND- SCHE NATIE» Alles dus gelukkig geflaagd zynde, zoo eischc de Kraamvrouw voorts ililte en rust; de Man verlaat des het Bedde , en beveelt Kind en Egtgcnoot aan de zorg der byzyh- de V rouwen. — ^jleder deezer Yrl3u weh is even gewillig en vJytig, om hef Jiaa^ te brengen, tot behulp der Kraam vroQ^^e en van het 'teder- Wicht; welk laatfte'ge- meenlyk eene daar toe gefchikte Wieg^/tot 'desze' fs ligplaats verkrygt. ZoodanTg eene Wieg^ mislchien dus naar het IVicJit^gAièo.- ten, of van 'wiggekn^ wiegen^ met deezen naam benoemd, is al van overlang bekend, ,en veelligt wel van oude Bataaffche af- komst. ’r.Is,,naamlyk niet vreemd te den- ken, dat de, Batavieren^, hunne . Kinderen I i i i 5* ne^ DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1234 NATUURLYKE HISTORIE nedcrJciden in hunne gevlogten Schilden; die, lang en hol zynde, eene hobbelende beweeging hadden , als zy op den grond la^ gen : dog wy geeven dit niet hooger op dan als eene gisling. Zekerder is het , dat de Houten Wiegen al zeer oud zyn ; ik heb , met veele anderen , de Houten Vv^ieg, in welken Keizer kar el de vyfde ge- legen heeft, en die te Brusfel bewaard word, gezien. Heden maakt men ze van Mandevverk, in de gedaante van eene lang- werpige Bun ; welke aan het hoofdeinde een holrond verhemelte heeft. Deeze Bun of Wieg ftaat op twee afgeronde Schenkels, die, als de Wieg bewoogen word, eene wipperende beweeging verkrygen; welke men , door het heen en weder trekken van eene koord of een touw gaande houd. Van daar noemt men iemand, die dit werk ver- rigt, een Wieger of Wie g ft er ^ en wenscht men het jonge Paar , by ’t Huwen , gemeen- lyk toe , dat ze fpoedig aan het Wiegtouw mogen zitten; terwyl men een bejaard Man, die uit eene jonge Vrouw een troe- tel wicht verkrygt, al fpottende wel eens toeduwt, dat hy met den Bril op den Neus moet wiegen. Thans maakt men, op het Voorfchrift van den beroemden ’s grave- SANDE, ook Wiegen , welken op een veer of met een gewigt loopen, en dus, eens in beweeging gebragt zynde, op zigzelven lang genoeg wiegen; dan men houd de ge- meenen egter meerendeels in gebruik. Men vind ’er in ons Land , die dit wiegen , om VAN HOLLAND. 1235 deszelfs lastigheid , zeer afkeuren; te meer, daar de Kinderen , door geftadig gewiegd te worden, ’er dermaate aan gewennen, dat zy niet ongewiegd kunnen flaapen. Ik voor iny heb ’er niets tegen ; zoo rnen bui- ten ’t wiegen om kan, ’t is beter. Maar men moet ons geenzins diets manken, dat het wiegen voor ’t verfland der Kinderen nadeelig is. Huig de groot en boer- H A A v E , gelyk de Heer camper zeer wel zegt, zyn beiden denkeljdr gewiegd, en nogthans Lichten van Europa geweest : het fchaad derhalven niet. En wat de las- tige gewoonte betreft; de Moeder doet het gemeenlyk nog al met vermaak ; indien haar het werk niet over de hand loopt. Ook zyn ’er, in een gezegend Huishouden, wel dra Wiegftertjes by de hand; een aan- komend Zusje is van natuure genegen Broer- tje te wiegen ; en Moeder vermaakt zig in ^t fpeelen met de Kinderen. Een op de fchoot^ een in ’t Ly/, en een aan de JVieg, is ’s Moeders tydverdryf ^ zegt het Holland- fche fpreekwoord. Zoodanig eene bezig- heid is der Moeder natuurlyk eigen ; dog ’t ftaat voor een Vader, hoe gaarne hy met zyne Kinderen fpeele , niet manlyk , en ’t moet hem een bittere last zyn , als hy zig aan den Wiegband gebonden vind. Men houd ook een Vader, die zig te veel met de Wieg en Luijermand bemoeit, voor een Jan de Wasfer of Bemoeial; des de Vrou- wen ’er de Mannen meerendeels gereedlyk van ontdaan. Dan al genoeg van ’t wie- gen; DE HOL, LAND- SCHE NATIE. DE HOL' LAND- SCHE 3NATIL. 1236 NATUURLYKE HISTORIE gen; laat ons het Kraamgezelfchap verder befchouwen. Tegen dat Moeder geholpen, het Kind in de Wieg geleid is ,, en de Vroedvrouw haaren pligt volbragt heefi;, is de fneege Meid met Kandeel , voor de Vrouw , en de bly- de Vader met den KaneeJftok, in welge- fuikerden Wyn , voor de verheugde Vrien- dinnen en Buuren, gereed. Hy brengt den Kroes rond, de Vrouwtjes neemen eene liiaitlyke teug, en de Vreugde begint haar rejseh i^e^^rygen. By aanzienlyke en bedaar- de Lieden houd men hier in maat en paa- ien. 'Men geleid het Kraamgezelfchap veel- al in eene andere Kamer, om ftilte voor de Vrouw te hebben; ^n de, Gasten gaan .wel dra irt.cene v’’rolyke luim naar huis; al- waar zy baare Mannen.in de blydfchap der Buurt doen deelen. ^Qnder den Burger- rftand gebeurt het ook wel, dat de Mannen der Bloedverwanten den hoopenden Vader ^vergezellen, om hem te troosten in het deel, dat hy biilyk in de fmerten zyner ! Vrouwe neemt; en fomtyds komen ze, na den gewenschten uitilag, om hem, op het afr^alem^der Vrouwen, te begroeten. By den Boereniland zyn die nevensgaande vreugdebedryven, onder en na het bake- ren vaa ’t Kind , veelal zoo gemaatigd niet, maar dikwils uitgelaaten. Naauwlyks ligt de Vrouw te bedde, of alles is in rep en roer; de KofFypot moet aan een kant; de Vader fchenkt Brandewyn met Suiker vol op; en de Boerinnetjes lepelen dien uit eene VAN HOLLAND. 1237 éene Tinnen of Zilwren Kom. Dit heeft 2elfs plaats by minvermogenden, die ook wel een Kraam-aïi^je fchenken. -Als de Boeren Vrouwen ^^llengs vrolykër worden , fpatten zy fomtyds' Wtv en gaan op- de rui- me Buitenwerf een rtindehdans doen^ Va- der, Knegts en Meiden Itaan dan^ain ; zy moeten meedoen; en komt ’er toevallig,, zoo ’t by dag gefchiede, een jonge Knaap of een Mansperfoon voorby, hy moet wil- lens of onwillens in den fleep, èn^^word niet losgelaaten , voor dat by ëene fooi geeft, om ’t lag te vérmeereii. '^Is een bloóde, of een ^Gèst, die van der Wy ven kneepen- onkundig Is ; zoo ftrekt ' hy , voor dien tyd,^tot eenö fpêelpop der Vrouwen; die hem,' als hy zig Wat onguur of flug aanftelt, ter ftraffe in eëne Deeken foilen, en als een Kind öpbakeren : dog dan loopt het al wöt hoog WildC De meeste Boeren Gasten weeten **tf derhalven vermyden zy de Buurt; en hy die betrapt word geeft de fooi, waar medeH hy Vfy ^raakt^ 'Men laat zelfs de jonge Vrysters, die by ^geval daar omtrent komen , ‘^niet ongemöèfd : iriet één woord , al wie by zulk eéne gelegen- heid in Huis, of op de Werf komt, moet den Vader begroeten , het Kindje kyken en méê doen. MehT>ëgr\Ttdher uit zeer ligt , dat liet in die oiplIafTdighéden ’ ah^Vrydó^^^^ toegaat; waar tegën ègter by de liaatlyk- fteh oPder de HuisMèdén-ibehoOrelyke'ZOrg gedMgên 'word'; 'des '^liien ;’er dd befGlièi- deiIlféW beter' in ' hgt' iieeiPe. Dogdioe ’t ook DE HOL- LAND- SCHB NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1238 NATUURLYKE HISTORIE . ook gaa , de tyd verloopt ten laatfle ; het gezelfcliap fcheid, ieder keert vrolyk naar Huis , en de Vrouw krygt rust. Hierop volgt, in huishoudingen daar Kin- deren zyn 5 (of anders onder de Kinderen derNabeftaanden,) een kinderlyk vermaak, dat, hoe eenvoudig, evenwel niet nalaat zyne aartigheid te hebben, en onze op- merking te verdienen. De Kinderen , wel- ken voor dien tyd van de hand gezonden zyn , of des morgens ontwaaken , komen aan ’s Moeders Bedde; zy zien een kleen Wicht,' en weeten niet wat te denken. Moeder heeft een Broertje of een Zusje ; ’t heeft Beenen, noch Armen, zegt de onnozellle; een ander noemt het eene Pop; dog ^en ouder Zusje, (want de Meisjes zyn oplettend,) vraagt, waar komt dit Broertje van daan ? ’t Antwoord is gemeen- iyk , de Boer heeft het gebragt ; ’t is uit de Kool gegroeid ; Moeder is uit roeijen ge- weest naar ’t Koolland: elders noemt men iets anders, dat met de denkbeelden der Kinderen, naar de omftandigheden der plaatfen , meest overéénftemt. In Amfter- dam fpreekt men , van naar de Volewyk te gaan, en in Waterland is ’t, naar ’t Riet- land te vaaren; elders, zegt men, dat de Meisjes uit de Rosmaryn, de Jongens uit de Palm ,groeijen, enz. Dan Kool is hier de Kool. De Kinderen flaan ’er ligt geloof aan ; nadien ze , het waar ben ik van daan , niet weeten, en ’er op zulk een antwoord na- tiiurlyk over denken; waar door deeze ge.. dag- VAN HOLLAND. 1239 dagten dermaaten hegten , dat ’er een min de hol. of meer ondervindelyke ouderdom toe be- land- hoore, om ’er anders over te denken; van waar de onkundigen, vóór dien tyd, zel- den een Kooltuin zien , zonder zig te ver- beelden, dat ’er Kinderen groeien. Deeze Kool vertelling, benevens het fprookje van het uit roeien gaan , is intusfchen van een ouden oorfprong; ten minfte men ontdekt by de Grieken en Romeinen gebruiken en. afbeeldingen, welken hier mede zeer een- ftemmig zyn. s Deeze Volkeren hadden, onder andere Kruiden, veel op met het bereiden van Kool voor zwangere Vrouwen: men wist dezelve op verfcheiden wyzen te bereiden en op te disfchen , zoo om ze der beluste Vrouwe fmaaklyk voor te Rellen , als om ’er de bedoelde Vriigt mede aan te duiden. jipiid Athenienfes puerperis hrasjica paraha- athe- tur ^ zegt ATHENiEus. Dat is. „ By de naïus, 3, Atheners bereidde men den Kraamvrou- 5, wen Kool”; en hy haalt, by die gele- ' Lib? IX, genheid , ephippus aan , die gewag maakt Cap. li. van de Kool, als eene fpyze op het Kinder- feest Amphidromia ; dat men met eene vro- lyl^e maaltyd vierde , als het Kind vwf da^ gen oud was; zeggende; Cim Amphidromia celehrentur , quibus mos est Asfare fnista cafei Cherfonitce , Oleoque brasficam in fasciculos cQUeUiarn inccqtiere. Dat DE HOL- LAND- SCHE KATIE. 1240 NATUURLYKE HISTORIE ' Dat is. ,, Men was op dat Feest gewoon ftukken va» Cherfonefer Kaas te braaden , en byééngcbonden ,, Koolsbladen in Oly te kooken” : En veelligt lag die Kaas wel in de in éénge- wonden Kool; op eene foortgelyke manier, als wy van het Hansje in de Kool of in de KropHa, melding gemaakt hebben. Zoo zend men ook nog heden , by vermogende Lieden, aan de Kraamvrouwen eene Taart, Pastei, of eenig ander Gebak, in diervoe- ge bereid. Men geeft dit wel eens den naam van Kindermanjlik ^ waar mede 'men oudtyds zeker Kraamgebak benoemde; dat, ter oorzaake van deszelfs ronde gedaante als eene Maan, gelyk eenigen willen, dermanflik , of liever Kindermaanjlik heette. Dan ik houde dit Kindermanftik liever voor het Suikerftik, dat men den Kinderen of Gebuiiren uitdeelde; om dat het Kinder- manftik door den Vader, en niet door de Buuren of Vrienden , uitgedeeld wierd. Dog wat hier van ook zy , gelyk de boven- gemelde Koolverteliing eene merkelyke overéénkomst heeft, met het bygebragte gebruik der Ouden; even zoo is ’t gelegen, met het fprookje van uit roeien te gaan. De Ouden naamlyk hielden de twee Argo- nautifche Zeehelden , Castor en Pollux , me- de voor begunftigers der jonggeboorenen , en inzonderheid der Tweelingen; mitsga- ders Lt/dwa voor de befchermfterderKraam- vrou- VAN HOLLAND. 1^41 vrouwen; en deezen vertoonen zy meer- maals als zittende in eene Schuit, die ge- roeid word. Ook vind men in andere Af- beeldingen een Cupido^ alleen in eene Schuit, als roeiendejinaar alen Tempel van Lucina , de Verloster. Die begeerig is zoodanige afbeeldingen, en daar toe. be- trekkelyke Opfchriften'iop oude. Steenen te zien , kan ten overvloede te : recht raaken in de Schriften der Oudheidkundi- gen; waar van wy ons, zondej^ hier over breeder uit te weiden, in deezen. flegts b^ dienen ter ophelderiüge onzer Vaderland- Iche gebruiken. En -t moet ons, als wy deeze eenflemmigheid nagaan, vry waar- fchynlyk voorkomen, dat die Kool en dat roeien al van ouder dagtekening isf dan men gemeenlyk wel tienkt. Dog wy kee- ren weder tot de Kinderen. Terwyl men de Kinderen door deeze en dergelyke vertellingen verblind , gebeurt het wel eens dat een aankomend Meisje , wat flimmer geworden , Aegeerti.. mede. te mogen roeien; 'w^iniïeeriide eene of andere der Vrouwen, haare ^nieuwsgierigheid ♦wdt- lende bedwingen, :jiaar zulks f&ftaat^rcm^ der voorwaarde van eenLantaaim^aan haar Neus te mogen hangen; dat he!t! nieuws- gierige Aagje niet 'gaarne toelaaten zou. En hieruit ontflaat het. vermoedelyk , .dat een nieuwsgierig Mensch gezegd word.^ ee- ne Lantaarn aan den neus^fè draagen. Voor ’t overige weet men de Kinderen y in dit geval , gelyk in verfcheiden anderen , vee- < III. DEEL. Kkkk Ie DE HDL- LAND- SCHJG NATIE. DB HOL- LAND- SCHE NATIE. 1242 NATUURLYKE HISTORIE Ie denkbeelden uit het hoofd te praaten, door ze tevens met Suikergoed te paaien, welke kunstgreep vooral plaats heeft in ’t Kraamvertrek. Moeder doet zig een Blaadje met lekkers geeven, inzonderheid met ron- de Suikertjes, Amysfuikertjes of Muizekeu-- leitjes genaamd, die de Suikerbakkers tot dit einde bakken ; en zegt : Broertje heeft Suiker in de Luijeren geleid; — Broertje is zoet ; — hy heeft Beentjes en Armpjes; — geef Broertje een zoentje, hy zal u Suiker geeven. — De lieve Kinder- tjes zoenen Broertje; het oudfte Zusje krygt het eens op den arm; Natuur neemt haare trekjes waar, en de lieve Huisgenootjes erkennen van dien ftond af het jonge Broer- tje of Zusje voor het hunne; dat zy , even als Vader en Moeder, beminnen. Ter- llond is ’t een ftoutert, die Broertje of Zusje mede wil neemen; ze zyn zoo ffil als muizen voor het zelve, om het niet in den flaap te ftooren. Kortom , Na- tuur fpreekt haare taal , buiten in on- geregelde Huisgezinnen , daar men ftoute Kinderen heeft; en dit is ’t grootfte ge- noegen en vermaak van welgefchikte Ou- deren. Middelerwyl heeft men , na dat de Huis- lyke omftandigheden verzorgd waren, een Knegt of Meid , by alle de Naastbeftaanden en Gebuuren rond gezonden ; om de ver- losfing der Kraamvrouwe, en haaren toe- ftand, mitsgaders dien van den Jonggeboo- ren bekend te maaken. Aanzienlyke Lie- den, VAN HOLLAND, 1243 den, in de groote Steden, neemen hier toe een Aanfpreeker; welke dan, zonder rouwgewaad , Mantel of Bef, alleen deftig in ’t zwart, en met witte Handfchoenen verfierd, de weet doet. Men zend voorts gedrukte Brieven, meest in profa; doch ook nu of dan in dichtmaat, aan de Vrien- den en Bekenden , die elders woonen. Hier en daar word ’er, by de Grooten, Stroo of Zand, voor ’t Huis, op de Straat ge- ftrooid ; ten einde het geraas der Rytuigen niet hinderlyk zy. Men bewoelt de Schel van de Huisdeur , en ’er zit eene Meid of Vrouw in ’t voorhuis , om de boodfchap- pen aan te neemen ; want ieder die de weet heeft, zend, zoo hy zig naar de wellee- venheid fchikt, dagelyks iemand, om naar den welftand van Kraamvrouw en Kind te verneemen. Om de lastigheid hier van, en ’t gewoel aan de deur, dat ’er aan vast is, voor te komen , fchryft men ook wel dage- lyks op een briefje, hoe ’t met de Kraam- vrouw en ’t Kind gaat. Dit briefje, voor- een der glazen van de Zykamer geftoken ^ geeft den desbegeerigen de noodige onder- rigting, zonder dat de Huisdeur , of Huis- genooten, ’er mede gemoeid zyn. En zulks ftrekt ook tot gemak voor hun , die de bekendmaaking ontvangen hebben : want het komt ’er dan zo naauw niet op aan , of men ’er dagelyks na venieemt; daar anders aan de Huisdeur wel agt op gegeeven word. Op fommige plaatfen, ten platten Lande, bind men fomtyds een bos Palm aan ’t Hek K k k k 2 of DE HOL^ LAND* SCHE NATIE, DE HOÏ- LAND, SCHE ^'ATIË. 1244 NATUURLYKE HISTORIE of de Deur , om te kennen te geeven , dat zig aldaar eene Kraamvrouw bevind ; dat oudtyds zeer gemeen was , dog nu zeJdzaa- mer in gebruik is. Beftendiger heeft iets van die natuur plaats te Haarlem , in Zuid- holland, als mede te Enkhuizen, in Noord- holland; en overmits zulks aan die twee Steden by uitftek eigen is , kunnen wy niet wel nalaaten , ’er eenig breeder gewag van te maaken. Het is naamlyk in deeze Steden van ouds- her gebruikelyk, dat men, zo dra eene Vrouw bevallen is, een Houten plankje met eene ftift, een Kloppertje genaamd, aan de Huisdeur hegt. Dit plankje , van gedaante als een Tafeltje, is van vooren overtrokken met roozenroode Zyde , waar over eene net geplooide Kant gefpannen ftaat. Men plooit deeze Kant aan de vier hoeken, waaierswyze , en de Naaister fchikt dezelve voorts in diervoege, dat ’er zig in ’t midden een langwerpig vierkant van fraai gebloemd of geftoken Kantwerk vertoone, daar zy de bevalligfte inrigting aan poogt te geeven. Onder dit Kantwerk fteekt zy een wit papiertje , van zulk een grootte , dat het ongeveer de helft van dit langwer- pige vierkant beflaa. Dit papiertje , dat ’er onverhinderd uitgetrokken kan worden, blyft in ’t zelve, wanneer de Jonggeboo- ren een Meisje is; maar ziet een Knegtje het daglicht, dan haalt men het papier van onder de Kant , op dat het Kloppertje zig in vollen luister vertoone, en de roode Zy- de, / VAN HOLLAND. 1245 de, over ’t geheele langwerpige vierkant, gelyk voorts over ’t geheele Kloppertje, door het Kantwerk heen fchittere. Dit on- derfcheid van een geheel of half ontdekt Kloppertje ftrekt dus tot een kenteken der geboorte van een Zoon of eene Dogter. Vermogende Lieden gebruiken tot deeze Kloppertjes zeer kostelyke Kant, en ver- der doet een ieder daarin naar zyn flaat, of wel boven denzelven. Men heeft ’er gemeenlyk zo veel mede op, dat menfchen, van minder vermogen , ’er hunne fpaarpen- ningen, om zoo te fpreeken, aan beftee- den; en ’t is onder dezulken al vry ge- woon , ’er zelfs zorg voor te draagen , wan- neer zy ’t Huwelyk zullen aangaan. Het jonge Paar, dat een gegrond vooruitzigt, of ten minfte hoop heeft, op eene aan- ftaande Vrugtbaarheid , voorziet zig daar toe van de noodige Kant, of ook, wan- neer het Kloppertje vereischt wierd, de Penningen te kort mogten komen, om de- zelve te koopen. De Bruidegom vereert de Bruid meermaals, (of de Bruid voorziet zig zelve,) een Kanten Strik met een Roo- zenrood Lint , om voor de borst van de Bruids-Bouket te ftrikken, van zulk eene lengte en breedte, dat dezelve toereiken kan , om in ’t vervolg voor een Kloppertje te dienen. Anderen fchikken tot dit Kraam- fieraad de min of meer kostlyke Kanten haa- rer Mutzen of Halsdoeken, enz. In ge- valle dat ’er Twee- of Drielingen gebooren worden, hegt men twee of drie zulke KIop- Kkkk 3 per- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL. LAND* SCHE NATIE. 1246 NATUURLYKE HISTORIE pertjes aan de Huisdeur. Een dood ge- booren of overleeden Kind maakt hierin geen verandering, om dat men over zulke jonge Wichten niet rouwt; maar als de Ou- ders inden rouw zyn,draagen de Klopper- tjes ook daar van getuigenis ; naar evenre- digheid der zwaarte van den rouw. En als de Ouders in den zwaaren rouw zyn , neemt men niet alleen, gelyk ook wel in ligter rouw gefchied , in plaats van roode , zwarte Zyde , tot een grond , waarop de Kant affleekt; maar bedient zig daar be- nevens van Kamerdoek , of Linnen , in Re- de van Kant. By de onvermogende Lie- den, die zulk een fierlyk toegerigt Klop- pertje niet kunnen bekostigen, word den Ring van den klink der Huisdeure flegts met wit Linnen bewonden ; ter aandiiidin- ge dat ’er eene Kraamvrouw huisvest; ’t welk oudtyds vermoedelyk reeds gefchied^ de , om elkeen te waarfchouwen , ten ein- de hy de Deur met het minfte gerugt ope- ne; waar toe ook de Klink, veelal van Yzer, gemeenlyk met eenig Linnen over- trokken word. En ’t is te denken , dat men, in deeze manier Yan waarfchouwing, den eerften oorfprong dier Kloppertjes, en de rede van derzelver benaaming , heeft te zoeken. ' Men bevvond , in vroegere dagen , al- omme , en dit is zelfs nog heden , door ge- heel Holland, op zulke plaatzen, daar men Ringklinken aan de Huisdeuren heeft, vry algemeen , den Ring met Linnen , om de Kraam- VAN HOLLAND. 1247 Kraamvrouw door geen onbefuisd geweld aan de Deur te ontrusten. In laateren ty- de 5 toen de Ringklinken , aan de Deuren van deftige Burgerhuizen, buiten gebruik geraakten , en de Kloppers aan de Deuren in zwang kwamen , kon een foortgelyk te- ken aan de Kloppers van denzelfden dienst weezen. De pragt heeft vervolgens dit een- voudig teken waarfchynlyk in een fieraad ver- anderd, en de zoogenoemde Kraamklopper- tjes ingevoerd ; welken deezen naam niet on- eigen verkreegen hebben ; te meer, daar ze gemeenlyk in ’t midden der Huisdeure ge- hegt worden , ter plaatfe daar men oudtyds veelal gewoon was de Deurkloppers te heb- ben. Ze kunnen ook nu , dus op de Huis- deur gehegt , even als te vooren de om- wonden Ringen , ter waarfchouwinge ftrek- ken; als dienende tot een teken dat ’er een Vrouw in de Kraam ligt; ’t welk een ieder oplettend moet maaken , om , daar de Schellen in de plaats van de Kloppers gekomen zyn, niet geweldig te fchellen, of ander geraas aan de Deur te laaten hoo- ren , ten einde de Kraamvrouw niet te ont- roeren (*}. Is C*) De Haarlemmer Brieffchryver is, in zynen Brief aan den Hollandjchen Spe^ator , (X. Deel. No. 273.) ook van die gedagte, ,, dat de Haarlemmers „ deeze loflyke prevelegie, van een Kloppertje uit 5, te fteeken, hebben , om de rust en ftilte voor de ,, Kraamvrouw te faverizeeren”. En dit zo zynde, komt het hem wat belachlyk voor, alom bekend te maaken , dat de Vrouw bevallen is , en de Bur- Kkkk 4 gers DE HOL* LAND- SCHE NATIE. PF. HOL- LAND- SCHE natie. 1248 NATUURLYKE HISTORIE Is deeze gisfing naar den oorfprong der Kloppertjes , en de rede van derzelver be* naaming, niet volftrekt naar waarheid , zy heeft althans het voordeel van zeer natiiur- lyk te zyn ; en wy hebben , niettegenftaan- de alle onze navoiTchingen , ’er niets ge- gronder voor kunnen vinden. Sommigen .willen wel, dat men dit gebruikte Haar-- lem zou moeten afleiden , van ’t voorgeval- lene by ’t inneemen dier Stad, in den jaare 15735 toen de Spaanfche Bevelhebber, ge- lyk men verhaalt, zyne Krygslieden beval, de Huizen der Kraamvrouwen ongemoeid te laaten. ’t Is eene zeer algemeene over- levering, dat. men dit fieraad , ter gedagte- nisfe hiervan , ingevoerd zou hebben ; doch het heeft geen den minften grond in eenig oud gefchiedverhaal van dien tyd; en geen der vroege Schry veren , ten minfte zoo ver wy hebben kunnen ontdekken, maakt ee- nig gewag van deeze infchiklykheid des Spaanfehen Bevelhebbers voor de Kraam- vrouwen. En nademaa) een dergelyk ge- bruik gevonden word te Enkhuizen , in Noordholland , daar zulk een voorval geen plaats gehad heeft , is deeze overlevering te min- gers hier door eenigzins te noodzaaken , om dage- }yks naar de Kraamvrouw en ’t Kind te verneemen ; dat veel geloops aan de Deur veroorzaakt, en der vereischte ftilte nadeelig is. — Dan deeze zwaa- 'righeid is , door de bovengemelde vinding van een berigtbriefje voor de glazen, niet weinig wegge>- nomen. VAN HOLLAND. 1249 minder aanneemelyk. Ook word het te Enkhidzen veel eer gehouden voor een mid- del, dat de Overigheid in zwang gebragt heeft, of in gebruik laat blyvcn, om de Hoerery, of eenige gevolgen daar van, was ’t doenlyk, te meerder voor te komen : dcwyl ieder aldaar gehouden is, zoodanig een teken, ’t zy dan eenvoudig, of min of meer zwierig , aan de Huisdeur te heg- ten, wanneer zig eene Kraamvrouw, ze zy dan gehuwd of ongehuwd, in ’t Huis be- vind. Zoodanig een Kloppertje nu , (’t zy dan van waar ook oorfpronglyk ,) word, als het dag is , terllond uitgefloken , zoo dra het Kind ter waereld gekomen is ; en blyft voorts, wordende alleen des avonds inge- haald, aan de Huisdeur, tot dat de Kraam- vrouw haar Kerkgang doet ; wanneer men het, zoo als de Vrouw ter Kerke gaat, af- neemt. Gewoonlyk moet dit Kloppertje dien geheelen tyd uithouden ; maar keurige en vermogende Lieden maaken wel gebruik van verfcheiden Kloppertjes , nadien ze niet zelden door regen en wind al vry wat ver- flenfen. Ook hebben fommigen wel een gemeen Kloppertje voor flegt weer, een beter by mooi weer, en een bestop Zon- dag , of by plegtige Kraam vifiten en derge- lyken. Staande den tyd , dat het Klopper- tje uitfteekt, mag, gelyk men gemeenlyk zegt, een Schuldeifcher den Kraamheer, als zyn Schuldenaar , niet met geweld maa- nen; een Stadsboode hem geen gerechtlyke Kkkk 5 in- DE HQL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE IVATIE. 1250 NATUURLYKE HISTORIE infinuatie doen ; een Drankpeiler , een Brood- weeger, of dergelyke, hem niet moeien, noch een Gerechtsdienaar in zyn Huis ee- nig exploiél doen. Dan deeze en meer foortgelyke zoogenoemde Privilegiën van ’t Kloppertje, heeft men, naar ons van goeder hand berigt is, niet aan te merken, als gevolgen van eene vastgeftelde Wet of Stedekeiir; maar ze ontfraan uiteenealge- meene Costiime,’die, om de Kraamvrouw niet te ontftellen, gewoonlyk in agt ge- nomen word ; volgens welke zoodanig iets niet gefchied , dan om zeer dringende re- den.- En dit is eene Costume, welke, niet alleen te Haarlem en te Enkhuizen , maar ook elders in Holland al vry algemeen plaats heeft, om dus het Huis, in ’t welk zig eene Kraamvrouw bevind , niet, buiten noodzaak, te ontrusten: waarom ook de Kraamheer, in fommige plaatfen van ons Gewest, vry is van ’s nagts ter Wagt te gaan, zoo lang de Vrouw in de Kraam ligt; op dat hy t’huis moge blyven, en zy zig niet verontruste over de afweezigheid van haaren Man. — Zeker Grosfier, om dit ter deezer gelegenheid ten flot nog te melden, ondervond , gelyk men ons verhaald heeft , dat zyn Kloppertje hem niet beveiligen zou, ingevalle van misbruik; toen hy zy- ne Vrouw zoo lang in de Kraam hield , of haar niet ter Kerke liet gaan , dat het den Peiler in ’t oog liep, en deeze hem deswe- gens waarfchouwde ; aanduidende dat hy al lang genoeg het Kloppertje had laaten uit- AFBKELDING va r P. A A3XKX. OPPES.TJS. -Vl'BKKLlMXC KRAAMKLOPPEjaTJE. VAN HOLLAND. 1251 fteeken. Ook hebben wy ons veelligt al lang genoeg met dit Kloppertje bezig ge- houden ; en ’t word tyd ’er een einde van te maaken ; met den Leezer verder te wj^- zen naar de nevensgaande Afbeelding van dit Kraamfieraad , ’t welk wy in Plaat ge- bragt hebben , zo ten gevalle onzer hooge Zuid-hollanders en anderen, wien dit ge- bruik minder bekend is , als om deeze hy- zonderheid, (of die Mode, gelyk veele an- deren , eens in onbruik mogte komen ,} te beter voor de Nakomelingfchap te bewaa- ren. Men maakt ze of grooter of kleiner; de hier getekende is van de gewoone groot- te ; en uit het voorgezegde kan men afnee- men, dat dit een KnegtjesJ^loppertje is; welks langwerpig vierkant, aan ’t boven- fte gedeelte , met een wit papiertje onder de Kant gedekt zou zyn , zoo ’t Kloppertje voor een Meisje gefchikt ware. Dit byzonder gebruik dus gadegeflaagen hebbende , treeden wy weder in de Kraam- kamer, terwyl de Kraamdagen al vast haar gang gaan. De tyd der zooginge komt, en men zorgt voor dit zoo gezegende Voedzel. Als de Natuur het zelve gewillig geeft, agt men de Vrouw zeer voorfpoedig ; zoo niet, dan heeft men Vrouwen, die men Zuig- fiers noemt, om de Borften, indien ’t mo- gelyk zy, aan den gang te helpen: waar toe des kundigen van weezenlyken dienst konnen zyn ; dog dikwils brengen die Vrou- wen, door haare eigenwysheid, met de Borften te draaien en te wryven , een groot na- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE KAT115. 1252 NATUURLYKE HISTORIE nadeel te wege. By de Boeren, daar de Mannen niet vies vallen, doen het veele Mannen zelven aan hunne Vrouwen; of eene fneege Buurvrouw biedhaare hulp aan. Voorts Rellen bj^kans alle onze Vrouwen, ten platten Lande, alles wat zy kunnen in ’c werk, om zelf te zoogen. En men moet daar benevens, tot. lof der fchoone Kunne van ons Gewest, in ’t algemeen zeggen , dat deeze pryslyke gewoonte zelfs Rand grypt in de Huizen onzer aanzienlyke Hol- landeren. De gezonde reden heeft, onder de verRandige Vertoogen van braave Man- nen, nopens dit onderwerp, gezegenpraald over eene voorige fchandelyke geringagting van die gift der Natuure ; onze Holland- fche Dames Rellen ’er, met eene vermaak- lyke aandoening, eere in, dat zy zelven hun eigen Kroost de Moederlyke Melk laa- ten zuigen ; en hunne Kinderen niet , bui- ten noodzaak , aan vreemde BorRen toe- vertrouwen. Ook zyn onze Hollandfche Vrouwen, in dit Ruk, teerhartiger dan de Franfche Dames, die haare Kinderen , zoo dra ze gedoopt zyn , veelal naar ’t Land ter zooginge en opvoedinge zenden. Men ziet dus in Parj'S dagelyks Boerinnen, met man- den op den rug, de Kinderen afhaaien ; of geheele Wagens vol Dorpelingen, met de Kinderen van deftige Lieden, onder het opzigt van eenige Kloosterzusters , ter Ste- de iiitryden. En zoo de Kinderen der Groo- ten in ’t Moederlyke Huis gehouden wor- den , dan vind men ’cr altoos eene Minne- moe- VAN HOLLAND. 1253 moeder, die ’t Kind zoogt en oppast. Dit is op verre na zoo algemeen niet onder on- ze Landzaaten. Zeldzaam zend men de Kinderen buitens huis, en ’t gefchied by- kans nooit, dan in dringende omflandighe- den ; het Moederlyke hart eener recht Hol- landfche Vrouwe is te teder, om de Kinde- ren, buiten noodzaak, van zig te verwy- deren. En wat de Minnemoeders binnens huis betreft, men gaat ’er niet ligt toe over, dan na vergeefsch beproefde kragten, en als derzelver gemis de Minnemoeder noodzaaklyk maakt. In zodanige gevallen neemt men, als men geen betere gelegen- heid heeft, zyne toevlugt, in de Steden, totzekereVrouwen, die men Bejieedjlers van Minnemoeders noemt; doch thans zoekt men ze meer by Vroedmeesters en Vroedvrou- wen. Men raadpleegt dan met den Dokter over de gezondheid der Minnemoeder, en de welgefteldheid van haar zog: alles wel bevonden zynde , neemt men haar aan , en draagt voor haar welzyn geen minder zorg , dan voor dat van de eigen Moeder. Som- mige vermogenden hier te Lande, verzot op Uitheemlche gewoonten, neemen zulk eene Minnemoeder nog wel buiten nood- zaaklykheid; maar recht oude HoUandfche Familiën, en ’t meerendeel onzer gegoede Landzaaten , handhaaven , gelyk wy ge- zegd hebben, de echte HoUandfche zugt, om de Kinderen zelven te zoogen. Men neemt wel, tot meerder gemak, droo- ge Minnen en Kindermeiden te huipe; doch DE HOL- LAND- SCHE NATIE. J)E HOL- LAND- SCHE NATIE. 1254 NATUURLYKE HISTORIE doch de Moeders zoogen haare eigen Kin- deren. Dit is den Hollandfchen Vrouwen, mitsgaders dien onzer Nabiiurige Provintiën , zoo zeer eigen , dat ’er vermoedelyk geen Land gevonden worde, daar zulks meerder plaats heeft. Hier benevens is de gulhar- tigheid, byzonder ten platten Lande, in dit opzicht, zo groot, dat eene gezonde zoogende Vrouw, die ryklyk van zog voor- zien is, haare zwakke Buurvrouw of Vrien- din, als zy haar dienst kan doen, beftendig byftaat; vergunnende dagelyks een gedeel- te van haarzogaanderzelver zuigend Wicht. Wie zal zig na dit alles verwonderen , dat het zuivere Hollandfche bloed zoo aan el- kander verbonden blyft; daar de natuurly- ke Moedermelk de Kinderen veréénigt, en zy de onderlinge liefde aan Hollandfche Borften, in de vroegfte Jeugd, reeds in- zuigen ? Gaat voorts alles naar wensch , zoo zit de Vrouw nu en dan eens op; eet en drinkt dat haar best geagt word ; komt eer- lang over huis; voorts eens inde open lugt; doet vervolgens haar Kerkgang, en fchikt zig op nieuw ter volbrenginge haarer Hu- welykspligten. Intusfchen zyn nog de Doopplegtigheden voorgevallen , die wy niet wel onaaftgemerkt kunnen laaten; waarom wy ’er thans het hoofdzaaklyke van zullen melden. Men bepaalt, in de eerfte plaatfe, met de Peters en Meters, Gevaders, Gemoe- ders of Cometers, bevoorens befcheiden, naar de omftandigheden , en de gelegenheid van VAN HOLLAND. 1255 van den Kerkdag , ten tyd van ’t doopen des Kinds. De Roomschgezinden verzor- gen, naar hunne Kerkwetten, den Doop dadelyk na de geboorte; de Vader, met de Peetemoeie, of eenen anderen nabe- llaanden , gaat , ryd , of vaart tot den Pas- toor. Ook word, in geval van ftuipjes of flaauwten van ’t Kind , en foortgelyke om- ftandigheden , die ’t uitflel naar de Leer der Kerke gevaarlyk maaken , deeze plegtigheid wel door de Vroedvrouw, den Vader of een ander befcheiden Lidmaat verrigt. En wat de Doopsgezinden betreft , deezen doo- pen, gelyk men weet, hunne Kinderen niet, voor dat zy tot jaaren van onder- fcheid gekomen zyn , weeten wat zy ge- looven, en waarom zy gedoopt worden. Het zyn dan de gemeene Gewoonten der overige Gezintheden , zoo der publieke Kerke, als der andere Gemeenten, die naast met dezelve overéénftemmen , wel- ken, in dit geval, onze opmerking vor- deren. Den Doopdag verfcheenen zynde , word het Kind netjes gebakerd ; en ’t beste Spel- dekusfen , dat tot nu toe met Naamen en Kroonen beftooken was , word van Baker- Ipelden ontbloot. Men fchikt het Kind, met geflikte of Chitfe Dekentjes, naar ie- ders vermogen , zwierig op. Kostbaare Kanten, genaaide Mutsjes, nette Strikjes ontbreeken ’er niet; en ’er is, in ’t ftuk van opfchik , naauwlyks ergens grooter op- lettendheid en pragt, dan in een zindelyk Doop' DE HOL- LAND- SCHfi NATIE. DE HOL- LAND- SC HE NATIE, 1256 NATUURLYKE HISTORIE Doopftel. Onze Voorvaders hadden ’er reeds zeer veel mede op. Men maakte een geheelen Kraag, Bef en bovenftel van Kantwerk , dat by wyze van een wade , het gebakerde Kind, van ’t hoofd tot de voe- ten , befloeg. Ik heb zoodanig een toeftel van zeker Adelyk Huis gezien , dat omtrent 25 ellen Kant uitleverde. Heden Relt men de pragt meer in het Doopkleed; dat by de Vermogenden van Wit Marfeilje Bordiiur- fel, en fomtyds ongemeen kostbaar is. De overige tooifels zyn de bekende Luiers, waar toe men op dien tyd de fynften en de besten uitzoekt. Voorts neemt men het onderfcheid der Sexe wel in agt, byzonder met opzicht tot de Mutsjes; beftaande die der Jongens uit zes, en die der Meisjes uit drie Rukken of inlegfels. Als het Kind dus netjes opgebakerd is, verzoekt men fomtyds eenige Buuren of goede bekenden, om het Kind te zien; wel- ken dan op eenige ververfching onthaald worden , en terRond weder vertrekken. Vervolgens gaat de Baker of Peetemoei , vergezeld van den Vader alleen, of bene- vens andere Doopgetuigen, met het Kind ten Doop. De gemeene Burger gaat te voet; de Vermogende!* ryden met eene Koets of of KoetsOede ; en de Buitenlieden met een Chaize, Karre of Wagen , ter Kerke. De « Raatlie is altoos in ’t zwart; in AmRerdam en Haarlem zyn de Mannen dan Raatlyk ge- manteld en gebeft; dog dit ook raakt thans. Van HOLLAND. 125*7 thans, in Amflerdam ten minden, geheel buiten gebruik. In de Kerk komende , zetten zig deDoop^ getuigen gezamentlyk in het Doophek, of de daar toe vervaardigde affcheiding; welke affcheidingtevens dient tot zitplaatzen voor de Predikanten , Ouderlingen en Diakenen. Het middenvak deezer aflcheidinge is be- paaldlyk voor de Doopelingen en Doopge- tuigen gefchikt : maar men vind het dik* wils door vermogende of andere Vrouwen, die gaarne onder den Preekftoel zitten, zoo bezet , dat een arme Doopgemoeder en Vader meermaals agter af moeten Haan , of ’er niet in mogen. Voorts fbaat ’er bin* nen in dit Doophek een meer of min lier- lyk Koperen voetftuk , in ’t welke het Doopbekken geplaatst word (*). Het zel- ve is met laauw water gevuld, en de Leer- aar doopt 'er, na ’t leezen van het Formu- lier , bet Kind mede. Geduurende de pleg- tigheid, ftnat de Vader, of de Gevaders of Peters , met ontblooten hoofde over einde , en de Petemoeder houd het Kind , zoo men zegt , onder den Doop ; dat heden ook wel door den Vader zelven verrigt word; dog voorheen nooit anders gefchiedde , dan door (D Oudtyds had men hier toe geheiligde Von- ten, groote Marmeren of Steenen Waterbakken , en ook wel kleiner IMarmeren of Sreenen Kommen en Vaazen, welke op een foortgelyk voeiftuk rusten, die men mede Vonten noemde ; hier uit omflond de fpreekwyze, van te Vont te gaaiit daar men nu voor zegt , ten Doop te gaan. III. DEETL. LI 11 DE HOL- LAND- SCHE natie* DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1258 NATUURLYKE HISTORIE door eene Vrouw, in ’t b}^weezen van den Vader of Gevader. En dit is de eigently-» ke plegtige betuiging van ’t Vaderfchap , of de opheffing, waar van wy hier boven ge- wag gemaakt hebben; ter oorzaake van welke men, zoo oudtyds, als ook nu nog fpreekt van het Kind ten Doop te heffen. Hier by bezweeren Vader en Getuigen , (in ftede van op de wyze der Afgodifche Ro- meinen, voor de Godinne Levana y) hun- nen Vaderlyken pligt of trouw voor het alziende Oog van den Waar en God, en in de tegenwoordigheid zyner Gemeente. Met het ontvangen van den Doop ver- krygt het Kind ook zynen Doopnaam ; dog ’er word geen toenaam bygevoegd ; en het Kind neemt vervolgens gemeenlyk dien des Vaders aan. Onze oude Landzaaten, welken niet van Adel waren , hadden voor- heen in ’t geheel geene toenaamen; ’t was alleen de Adel, die bynaamen ontleende, van hunne Goederen of Heerl3d^heden ; van welken zy vervolgens , by verlei , verkoop , en anderzins, ook tot anderen overgegaan zyn ; terwyl die Edelen nogthans te gelyk hunne voorige toenaamen behielden. Hier uit zyn veele verwarringen in de FamiJiën ontdaan ; iemand van vermogen , fchoon van geen Adel, nam, zo als billyk was, den naam zyner gekogte Heerlykheid aan ; en hy, die ze verkogt had, wilde voldrekt zyn tytel behouden; ’t welk zelfs tot de bastaarden overfloeg. Uit dien hoofde vind men onder onze Hollanders, en wel meest on- VAN HOLLAND. 1259 onder den Boerenhand, zeer veele Ade- Jyke toenaamen. Sommigen behouden de- zelven , fchoon hun Adelyk Huis in de om- wentelingen der Graaflyke Regeeringe, en de Staatsveranderinge 5 ten tyde van Wil- lem DEN EERSTEN, Veelal Verarmd, en van deszei fs Goederen verftoken zy, met recht nog als overblyffels van hunnen ouden Adeldom ; en ten opzichte van an- deren , kunnen deeze toenaamen , fchoon ze geen blyken van hunnen Adel zyn , ten minften nog dienen, om hunne herkomst uit die Dorpen en Heerlykheden aan te dui- den. Wyders houd men zich, by ’t mee- rendeel onzer Hollandfche Landlieden , nog aan de oude gewoonte, om naamljdc geen toenaamen , buiten den eigen naam der Va- ders , aan te neemen. De voorheen opge- geeven Geflagtlyst van cock levert ons verfcheiden voorbeelden van het oude ge- bruik. Indien des Vaders Vader genoemd was ^an , en de Vader Dirck heette , dan wierd hetKnegtje gedoopt Jan^ en de toe- naam was Jan Direkze. Een Meisje, dat Maertje gedoopt wierd , heete Maertje Direks. Had de Vader een dubbelen naam, by voorbeeld dien van Dirck Jan^ dan was ’t Ja7i of Maertje Dirck Jansz, Gebeurde het, by aanwas der Kinderen, dat ’er meer met dien zelfden voornaam benoemd wier- den,dan deed men ’er by, oud of jong, by voorbeeld , Ouwe Jan en Jonge Jan Dirck Jansz.^ Ouyve Maertje en Jonge Maertje 'Dirck Jansz. Op deeze wyze kon men Llll 2 door- r>E HOU LAIVD- SCMB NAllE. de HOT- LAND- SCHE NATIE. 1260 NATUURLYKE HISTORIE doorgaans de Geflagten ondeiTcheiden ; dat egter wel eens verwarring leed: dog ver- mits de eigen naam des Vaders altoos voor Van verftrekte, zoo verfprongen die be- naaniingen nog al vry veel, en zy bleeven dus bekend genoeg , ten minfte onder hun- ne Dorpelingen; die ’er dan ook wel Bent- naamen byvoegden; als by voorbeeld, Cor- nelis Lenaerts ^ oud Hongetje ^ en Pieter Le^ 7iaerts van Hoorn, Intusfchen zyn evenwel de bynaamen allengskens fterker toegeno- men , en ze begonden in dien tyd , toen de Geflagtboom van cock gefchilderd is, al zeer in zwang te geraaken : dan des niette- genftaande houd deeze manier van benoe- ming, in de Veenen en ’t hartje desLands, onder de Boeren nog al ftand. Dog laaten wy, na deeze tuslchenloopende aanmer- king , over de naamgeeving en den toenaam van ’t Kind, den Doopeling, nu met een Vaderlandfchen naam benoemd , t’huis bren- gen. Als de Doopftaatlie t’huis komt , zegent de Godsdienftige Vader zyn Kind, en be- groet zyne Egade met het gedoopte Wicht. Men wenscht, dat het gezegend tot vreug- de van de Familie moge opwasfen, en de deugden van den benoemden Perfoon na- volgen. De Moeder kust haar gedoopte Kroost, en de Baker ontbakert het. In- tusfchen gaat de Bokaal met Rhynfchen Wyn, waarin een KaneelBok, met ge- ftrikte Linten Raat, lustig rond; men is vrolyk,en zet zig aan het toebereide Doop- maal; VAN HOLLAND. 1261 maal; men eet, drinkt; en hier mede loopt deeze plegcigheid ten einde. Veelen maakten die Doopmaalen oudtydszoo pragtigenkost- baar, dat men ’er, even als ten opzichte der Bruiloftsmaalen , bepaalingen tegens maakte. Men mogt dus, vólgens eene Keure der Stad Leyden, Ao. 1445. „ geene 5, Kraamvrouwen , die in hoer kinderbedde 5, zitten , opdrincken , noch veiTameninge 5, van werfchap maken, tot genen tydeii 5, van den dage anders, dan die vader, 5, die moeder , die zuster en de twee naas- 5, te bueren: op de verbeurte van drie 5, pont, en gooom. Itiens te verwerken 3, aan der Stede vesten” .C^). — Deeze Doopmaalen noemde men oudtyds Kers-- temnaalen^ gelyk men het Doopen Kerste^ Tien heette, naar het gebruik van ’t woord Kersten voor Christen; om dat het Kind, door den Doop , gekerflend , gechristend , den Christelyken Godsdienst toegewj^d wierd. Zulk een Doopmaal komt mede wel voor, onder den naam van Kinderbier ; ter oorzaake, dat men gewoon was, den Gas- ten ryklyk te befchenken ; waar toe men iii vroegere dagen veelal zwaar Bier gebruik- te. Hier mede gong verder gewoonlyk ge- paard het geeven van ’t Vaddergeld, dat nog eenigzins plaats heeft, in ’t voorfchree- ven fchenken van de fooi aan de Vroed* vrouw. Zie van foortgelyke Keuren , op verfchiilende Gastmaalen , in ’t bieede , Nederlands Displegtighe'^ den, door V. alkemade en v. d. schelling. Llll 3 DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DF. HOL- LAND- SCHE NATIE. 1262 NATUURLYKE HISTORIE vrouw. W3^ders hield men nog, buiten ' het reeds gemelde Geboortemaal , terftond op de verlosfing der Vrouwe , tot eene dankbaare erkentenis aan de Gebuuren, voor haaren beweezen dienst, het Kinder- man ftikmaal ; dat nu insgelyks nog Rand houd, onder den naam van het Kindermaal^ Kraammaal y of de Kraamvijite, By de Boe- ren heet dit het Kraamvetje , of op Suiker-^ denbol gaan. Tot deezen Maaltyd noodigt men de naaste Bloedverwanten , goede Be- kenden , de Buuren, en de Vrouwen, die by de verlosfing haare hulp gebooden heb- ben. De aanzienlyken geeven fomw^den op dien tyd een ruimen Disch , alleen on- der de Vrouwen; en een hoofdvereischte van denzelven is, dat ’er geen Suiker moet ontbreeken. In eenige Steden, byzonder te Amfterdam , heeft men zelfs hier toe gefchikte Suiker, die men Jongetjes- en Meisjes-Suiker noemt: de eerRe is gekar- teld, de andere glad rond. Ten platten Lande heeft men meestal flegts Poederfui- ker, die, op een dik gefmeerden Boter- ham , zoo hoog opgeRapeJd word, dat neus en oogen, by iemand, die geen braaven hap overgaapen kan, ’er mede beRooven worden. In de Steden heeft men eene foort van lugtige Gebakjes, die van binnen hol zyn , en welke holte met Suiker gevuld word : men noemt ze Krensjes of Kransjes. En deeze Kransjes, by de Boerenlieden de Suiker dehol ^ zyn eigentlyk het Kinderman- Rik , waarop men gewoon is de Buurkinde* ren VAN HOLLAND. 1263 rcn te noodigen. Deeze gaan het Kindje, hun nieuwgebooren Buurgezel , zien; na een kort verbl3'f, en een weinig kinderlyk vermaak, worden ze elk met een Stuk met Suiker ,• of een gefuikerden Krens , be- fchonken , en gaan weder naar huis. Men fch^mt zelfs, tot meerder jaaren gekomen zynde, met vermaak aan deeze gewoonte te gedenken. Van hier hoort men meer- maals in Holland , als iemand een oude kennis ontmoet , tot een der grootfte bly- ken van oude kennis, zeggen: Ouwe ken- nis , ik heb hy je nog een flik met Suiker ge- had. Middelerwyl neemt de Vrouw , zoo ’t anders wel gaa, fteeds toe in kragten ; des zy beginne te denken , en toebereidfels maake , om zig in ’t openbaar te vertoo- nen , en haare openlyke dankzegging in de Kerk te laaten verrigten, of, gel^^k men zegt, haar Kerkgang te doen. Men be- paalt zig hierin, (dan alleen by de Jooden, die onder ons huisvesten ,) aan geen vast- geflelden tyd, maar fchikt zig doorgaans naar maate de kragten, het Huishouden, en de verdere omflandigheden zulks toelaa- ten. De Man, al is hy zelfs anders niet zeer gewoon ter Kerke te gaan , vergezelt egter , in dit geval , gewoonlyk zyne Huis- vrouw, geleid haar ter Kerke, en brengt haar ook uit de Kerk weder t’huis. In- tusfchen heeft de Leeraar, volgens voor- gefield verzoek , eene openlyke dankzeg» ging voor de gelukkige verlosfing en her» Llll 4 fteh DE HOL' LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. J2Ó4 NATUURLYKE HISTORIE Helling der Kraamvroiiwe gedaan; met ee- ne nevensgaande affmeeking van ’s Hemels zegen, over den nieuwgebooren , en ’t verdere Huisgezin; dat, naar ’t aanzien der Perfoonen, door de Leeraaren wel eens wat byzonderer, dan voor den gemecnen Man, verrigt word. De Roomsgezinde Vrouwen, althans in Rhynland en Delf- land , houden deezen Kerkgang ten hoogfte eerwaardig. Geen Boeren Vrouw deezer Gezintheid, ten minften geen die haar Godsdienst behartigt, zou, al ware zy nog zoo voorfpoedig en gezond, een voet uit haar Huis, zelfs niet op haar Werf, zet- ten, voor dat zy haare Kerkgelofte met Dankzegging volbragt heeft. Onze Voor- zaaten beflooten deeze plegtigheid mede gewoonlyk met een Gastmaal , dat ihen Be gangeni smaal noemde. Zulks is ook he- den by fommige aanzienlyken , onder den naam van het Kerkgangmaal ^ in gebruik; dog het word meest alleenlyk onder het ei- gen Gezin, of de naaste Bloedverwanten gehouden; en by minvermogenden heeft het genoegzaam geen plaats. Alle deeze tot dus ver gemelde gebrui- ken • vinden wy mcerendeels overéénkom- ftig met die der oude Hollanderen; maar het Mannengezelfchap , dat famenkomt om den Kaneelftok te roeren, is een gebruik van laater tyd , den Ouden cnbekend. Men had in die omftandigheden wei Vrouwenge- zelfchappen ; dog de Gastmaalen , daar Man- nen toe genoodigd wierden , waren ook v^oor VAN HOLLAND. 1265' de Vrouwen , en men verzogt ze by elkan- der. Dan heden is ’t, dog maar alleen by de Grooten en ryke Burgers , gebruikelyk , dat de Mannen of Vaders , eenige dagen na den Kerkgang der Vrouwe, hunne Vrienden en Kennisfen, met welken zy gc- zclfchap houden , op een Middag- of Avond- maal verzoeken. Als dan gaat ’er, over deiiMaaltyd, eene Bokaal met Rhynfchen VVyn en Suiker rond; in denzel ven Raat , in Rede van een Lepel, een lange Kaneel- Rok, met Linten geRrikt; waar mede men Suiker in den Wyn omroert. En gelyk, in ’t gewoone omgaan der Bokaalen , het Dekfel afgenomen word, door den geenen, dien men de teug aanbied ; zo neemt dee- ze , in dit geval , den Kaneelftok aan ; en als hy den Beker ontvangt, roert hy ’er op nieuw den Wyn mede. Geduurende deezen tyd gaat de Baker met den Jongge- booren, netjes in zyn Doopgewaad opge- fchikt, by allen rond; en der Moeder, die haar dikwils vergezelt , word dan hartelyk geluk gewenscht. Men vergeet in die ge- legenheid ook niet den Mannen , van wel- ker Vrouwen de zwangerheid bekend is, of vermoed word, hun Hansje aan te bieden; èn als deezedien dronk aanneemt, fluit zulks eene belofte in, om het gezelfchap ,op zyne beurt, insgelyks den Kaneelftok te laaten roe- ren. ’Er word in deezen mede agt geflaagen op de Sexe ; de Jongens Kaneelftok is door- gaans langer en van eene vaste pyp ; maar die der Meisjes korter en van fyne gerolde LUI 5 Ka. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCFIE natie. 1266 NATUURLYKE HISTORIE Kaneel: ook ligt ’er wel eens eene greep in de Strikjes , welke hier op zinfpeelt. Ten platten Lande en by den gemeenen Man, blyft de Kom met Brandewyn , en een Ka- neelflok met Suiker daar in , van ’t zelfde gebruik ; dog men weet ’er van geen feest* lyke Mans-Maaltyden. Met het afloopen van alle deeze Kraam- feesten, nadert de t3^d, om het Kind in de kleeren te Iteeken ; dat vroeger of laater gefchied, naar dat het Kind voorfpoedig , en het Saifoen gunftig zy: doorgaans om- trent de agtfte , of uiterlyk de twaalfde week. Dit vcrfchaft der Moeder een nieuw vermaak. AI wat netjes , bevallig is , en wélllaat, word dan opgemerkt. De by- zonderhedcn van den opfchik zyn naar ’t vermogen der Ouderen: de Grooten en Vermogenden zien op geen ftrikofkwik, noch een el Linnen minder of meer. Wit fyn Linnen of Neteldoek is de gemeene trant. De Buitenlieden neemen veeltyds Chits , Katoen , of Haarlemmer Streep. Die Linnen gebruiken neemen ’t fyn en doorfchynend ; en laaten de flippen zeer lang nederhangen, over een roozerood of blaauw Zyden Onderrokje, welks verwe door ’t Linnen heen fchynt. De lengte der boven Tabbaerdjes is, in de Steden, ge* meenlyk gefchikt naar de lengte der Kii> dermeid, of der Moeder; zoo dat de fleep, als het Kind op den arm gedraagen word , byna tot aan den zoom van der Vrouwen Schortekleed nederhange. Doch hierin begint men VAN HOLLAND. 1267 men thans den Boerenftand te volgen , wel- ke dien langen fleep niet bemint : en de lengte t’^n eene elle , of vyf vierendeel , voor lang genoeg houd. In oude tyden maakten onze Grooten deeze Kinderkleedy veelal van kostbaare zyde; met eene nu roode dan wiite bandeering. Ik geloof zelfs dat de Adel de hoofdkoleuren hunner Blazoe- nen in dezelve in agt nam ; gelyk ik meen opgemerkt te hebben, in veele Adelj^ke Huizen , daar men nog Afbeeldingen van zulke jonge Kinderen ontmoet. De verde- re opfehik Hemt overéén met de kleedy en den fmaak der Vrouwen: en men maakt geen verfchil in de Sexe, dan in de Muts, als boven gemeld is, en eenige byzondere ftrikken; ook fteekt men thans den Jon- gens wel een Pluimpje aan de Muts. Als men het Kind dus in de kleeren fteekt, fchenken de Peters en Meters ook gewoon- lyk hunne Pupillengiften, of, by verkor- ting, Pillegiften. Vermogende Lieden gee- v^en dikwils wel , by den Doop , aanzienlyke Pillegiften , ’t zy in Geld of Goederen ; gelyk zulks by den Doop der Vorften plaats heeft : dan over ’t algemeen geeft men , in den Bur- gerftand, en ten platten Lande ^ meeren- deels een gefchenk by het in de kleeren fteeken. Veelen bekostigen tien geheelen opfehik ; dog de gewoone gifte is eene Zil- veren Bel ; welker gebruik zoo oud is , als die van eenig ander tooifel. Men vind dee- ze Bellen althans in de alleroudfte Afbeel- dingen; maar ze verfchillen merkelyk van de hedendaagfehen. Ik heb Bellen gezien , DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1268 NATUURLYKE HISTORIE die een Kinderhoofdje, of een gebakerd Popje verbeeldden ; anderen weder waren zotjes of zottebeeldjes; dog altoos wicr- den zy als een Fluitje gemaakt, waaraan dan gewoonlyk Zilveren Bellen hongen:eg- ter heb ik ’er eene gezien, met ronde rin- kelende Plaatjes, of Penningen, in ftcde van Bellen. Onze hedendaagfchen zyn meerendeels langwerpige Zilveren Stiftjes, met ingefneeden Bloemwerk; en fomtyds hebben zy van onderen een Glazen of Kris- tallen Steel. Plet boveneinde is een Fluit- je; en uit het midden van ’t Stiftje, ryzen eenige uitfteekende Armpjes, ten getale van zes, agt tot twaalf, naar de grootte der Bel. Aan ieder deezes Armpjes is eene klinkende Bel, met een Ringetje of Ke- tentje gehegt, zoo dat de Bellen gezaa- mentlyk in een ronden kring hangen. Voorts is ’er een Ring aan het fliftje , om een Lint, of ook wel eene Zilveren Ket- ting, door te haaien, om dit fpeeltuig het Kind dus aan ’t lyf te hangen. Vermo- genden gebruiken ook wel Gouden Bellen ; en de gemeene Man, die geen Zilveren Bellen bekostigt, bedient zig van Beenen Fluitjes, met Koperen Bellen. Het eerfte oogmerk hier van is , het Kindje, dat gaar- ne iets blinkends ziet, daar mede te paaien, en ’t zelve, door ’t Fluitje, en ’t rinkelen der Bellen, te vermaaken, waartoe men ’t zeer natuurlyk uitgedagt heeft, ’t Is een geliefd fpeeltuig der nog onkundige Wicht- jes, die reeds eene proeve geeven van de wer« VAN HOLLAND. 1269 werking van het menfchelyke hart; daar de de hol- Mensch toch, boven alle andere .bekende land- Weezens, het oog- en oorftreelende be- mint. Hoe grectig zyn niet alle jonge Kin- deren naar een rinkelenden Sleutelring, een tikkend Horologie , of dergelyken ; en hoe gaarne rammelen zy met Duiten, Thee- kopjes en Bakjes ? Hoe vreesagtig zyn daar en tegen andere Schepfelen, voor alles wat blinkt en klinkt? De Natuur toont hierin de kragt der menschlyke Zintuigen; en een jong vernuftig Kind doet ons, in deeze zyne onnoozele vermaaken , al vroeg zyn begeerte tot onderzoek befpeuren. Men geeve hun een Horologie, zy hooren het tikken , en zyn verrukt in gedagten. Zy zien het, kennen het voor geen leevend Weezen. Men doe de Horologiekas eens open , dat zy het nader zien : zy zullen niet rusten , of willen het een en anderwerf be- zigtigen. Daar de Kinderen dus geaart zyn, is ook de Kinderbel haar natuurlyk vermaak ; dan hier mede paart zig nog eene tweede te gelyk bedoelde nuttigheid. De keveltjes of kaakjes van binnen nog vlee- fchig , en aan ’c zuigen gewoon, beginnen zig op te zetten; de tandjes fluwen zig voort uit de tedere kasjes ; zy ftaan op ’t uitkomen; het fchaapje lurkt geftadig aan de Bel ; het wauwelt ’er mede in den mond, die verhit is , en door de kouder Bel eeni- ge verkoeling erlangt ; het knaauwt en byt op de harde Bel; en alles ftrekt om den voortgang der Tandjes te bevorderen. , Oud- DE HOL- LAND. SCHE NATIE. pLAUTUSj Milit. -Aa. V. Sc. I. 1270 NATUURLYKE HISTORIE Oudtyds, en ’t heeft nog heden ook wel plaats 5 Jiet men de Kinderen zekere Ket' tingjes of gefneeden Kruisjes om den hals draagen, en men gaf hun Brazcletjes of Armringen , om den wasdom van de Tan- den en het gebeente te bevorderen. Sints dat men de zoogenaamde Engelfche Ziekte leerde kennen, is dit gebruik niets minder dan afgenomen. Eenige Kwakzalvers maa- ken ’er geheimen van , en ’t Bygeloof ver- meerdert hun voordeel. Men gebruikt tot deeze Ketting] es veelal het Zaad der Poeo- nie-Plant, welker Bloemen men hier te Lande Stinkroozen noemt. Deeze Plant heeft een vunzen reuk ; maar geeft eene uitmun- tend fchoone Bloem; die by rechtfchapen BJoemfchilders nooit vergeeten word; na* demaal hy, die een Poeonie wel fchildert, een baas is. Van het Zaad deezer Bloeme, dat als uit Roode en Zwarte Koraalen be- llaat, verkiest men de zwarten, die men aan draadjes rygt, en den Kinderen om den hals doet. Deeze bygeloovige gewoonte heerschte reeds by de Ouden. De Romei- nen hadden de Orchis of den Satyrion; en maakten van de wortels deezer Plante Hart- jes, en halve Maantjes, in Goud gevat, die de Kinderen, ter bewaaringe van dc gezondheid op de borst droegen ; ook om- wonden zy de armpjes wel met Ringen ; of fneeden worteltjes tegen ziekten en beto- veringen; die, gelyk plautus, hier op oogende, te kennen geeft, Quafi ptiero in colla pendeant crepundia , aan VAN HOLLAND. 1271 aan den hals van het Kind , gelyk Speel- tuigjes, hongen. Men noemde deeze Wor- tels , Ringen , en dergelyken ook wel Fasciniy zoo veel alsTegentoveimiddelen; daar benevens gebruikte men dit alles, om de Kinderen , in geval van verwydering , te kunnen onderkennen, waar toe zy ook zomtyds aan een Arm of Been gebrand wierden. Van ’t eene en ’t andere vind men hier en daar in onze Gewesten nog al eenige overblyffels. Het draagen van Kruis- jes op de Borst tegen eenig ongeval , onder de Roomfchen, is ’er al vry een zigtbaar bewys van. En men is nog in onze d?:gen , onder eenige Buitenlieden, niet weinig in- genomen met de Orchis^ in ’t Duitsch Kul-- lekemkruid geheeten , ter oorzaake van het zweemfel naar de Teeldeelen der Dieren. Men houd dit Kruid , hoewel nu tog min- der dan in de voorige Eeuw, voor vermo- gend om den Nestelknoop te ontbinden , of de Kinderen bekwaamer ter Voortteelinge te maaken. Dan men word allengskens wy- zer ; verftandige Christenen en weldenken- de Hollanders kreunen zig niet meer aan zulke grollen. Alleenlyk behoud eene Ket- ting van groote Barnfteenen Koraalen aan den Hals , of van eene kleiner foort aan de armpjes van het Kind , nog eene vry alge- meene agting , als een dienltig middel in ’t krygen van tandjes. Wyders zyn veele Moeders nog heden, gelyk eertyds, zeer oplettend , om eenig verborgen gebrek, een Moedervlekje, of iets van die natuur aan het DE HÖt.- LAND- SCHS NATIE. DE HOL- LAND- SCHE WATJE. 1272 NATUURLYKE HISTORIE het Kind te zoeken , waar door het.duide- ]yk van andere Kinderen onderfcheiden kan worden. Men hoore deswegens den Rid- der OATS, in zyn verhaal van ’t Spaan- fche Heidinnetje. Mevrouw gaet zich in ernst met Pretiofe ftrekken, Gaet aen de jonge maegd haer boezem open trek- ken, En ziet haer witten borst. Men vond een kleinen vrat , Die zy ter flinkerhand omtrend haer boezem had. En als men haer den voet ter aerde dede fetten, En met een vlytig oog daer op behond te letten , Zoo bieek het met ’er daet, dat twee van haere teên Zyn als een zwanepoot gewasfen tegen een. Mevrouw is buiten haer. De teykens hier gevon- den , De vrat op haere borst , de teenen dus gebonden , En ’t gunt men uit het fchrift met klare woorden ‘las. Verzekert haer genoeg wie Pretiofe was. Ter duidelyker onderkenninge van de Kinderen ) was het verder in vroegere da- gen zeer gebruikelyk, dat men hun, als zy in de kleeren gongen , of begonden te loo- pen, en nu en dan onder Vreemden ge- raakten , buiten de gemelde Ketentjes van gezondheid, een Ringetje of Halsfieraad op de Borst hing, of om den Arm deed; ten einde dezelven , in geval van Kinderdieve- ry, welke hier, en in Duitschland, toen zeer VAN HOLLAND. zeer gemeen was, te beter te kennen. Men liet hen meermaals een Zilveren Hartje, met ge vlogten Letters , of iets anders , draa- gen : hoedanig een onderfcheiden teken ik in myne Familie gekend heb ; het welk myn Oom gedraagen had , en waar door hy , ge- ilolen zynde, weder te recht kwam, by oplettendheid van den Zilverfmid : want deezen, in die dagen hiervan bewust, floe- gen altoos op dergelyke dingen agt , als ze hun te koop voorgefteld wierden. Wyders is het een beftendig gebruik ge- weest, om de Kinderen, het zy dan uit het eene of andere inzigt, met eene Gou- den of Zilveren Medaille, aan een Zyden Lint of Koord, te verfieren. By den Adel miste het nooit, of ’er hing iets dergelyks aan Gouden of Zilveren Ketens ; die , naar maate van ’t vermogen, fomtyds wel tot vyf of zes dik gedraagen wierden. Deeze Ketenen en Medaillen waren mede niet zeldzaam Pillegiften; van waar ik nog zoo- danig een toeftel bezit, het welk, van ge- flagt tot geflagt, op my is overgegaan ; en dat ik, een Kind zynde, aan een Oranje Ihoer gedraagen heb; ter gedagtenisfe van myn Oucl-Over-Bet-Grootvader. Deeze had dit gedenkftuk , in ’t Beleg der Stad Ley- den, Ao. 1574, verworven; en ’t is, be- nevens eene Zilveren Bel , aan my ter Pil- legifte gefchonken. By dit fchenken der Pillegiften, en het in de kleeren fteeken der Kinderen , hield men voorheen mede byzondere Maalty- IIL DEEL. Mmmra den, \ > DE HOL- LAND- SCHE NATIE. UE HOI- LAND-' SCHE NATIE, 1274 NATUURLYKE HISTORIE den, welken, even als de andere gemelde Maaltyden, aan verfcheiden Keuren onder- hevig waren , die de kostlyke uitvoering ee- nigzins beperkten ; en zelfs de waarde der Pillegiften bepaalden. By die van Haarlem wierd Ao. 1390 geboden, „ den Kinde ,5 niet meer te geven tot pillegave , dan 5, twee fchellingen”. In Zwol mogt men alleen fchenken, „ eyn toke wynsgeldes 5, ende niet meer”. Te Groningen „ niet 5, meer dan vier olde Vlaemfche, of vyf 5, Stad-Kromfterten”. De meeste der Ou- den fchynen Penningen, van eene zekere waarde , gefchonken te hebben ; dewyl men de bepaaling van een Zilveren Penning, ten deezen opzichte, meermaals gemeld vind. In laatere dagen gaf men meerder vryheid ; en vooral wierd eene ruimer gift aan eerlyke nooddruftige Burgers wel eens toegeftaan. Onze Voorouders, naamlyk, telden het onder de goede werken , dikwerf Peters en Meters van behoeftigen te zyn ; en men begreep , gelyk men ’t ook nu ge- meenlyk verftaat, dat die giften, fchoon den Pupillen gegeeven, den Ouderen toe- kwamen ; ten zy ’er een uitdruklyk beding tusfchen de Ouders en Peters plaats hebbe , dat zelden voorkomt (^*), Men vreest meerendeels niet meer voor de vervreem- ding der Pillegiften ; dewyl de rechte Hol- lan- O) Zie over dit alles breeder alkemade en V. D. SCHELLING, als boven. VAN HOLLAND. 1275 janders, buiten den hoogden nood, liever alles opofFeren , dan de Pillegiftcn of Bel- len en dergelyke Potftukken hunner Kinde- ren aan te tasten ; waar door zy den Peter of Meter de grootfte fchande zouden aan- doen. Voorts maakt men , zoo veel ik weet, thans geen byzonder werk van ee- nige Kleeder- of Pillegiftmaalen. Somtyds word ’er nog, by den aanzienlyken fland, wel eens een partytje op aangeleid; wan- neer het jonggekleedde Kindje in het Salet rond gebragt word. Dan dit is geen heer- fchend gebruik; algemeener is ’t, dat def- tige Burgerlieden ’er in de Buurt mede om- wandelen , of ’er al trippelende op de Stoep mede pronken, om dus het Lievelingetje aan de goede Kennisfen te vertoonen: en die dan in Moeders gunst wil liaan, heeft wel in agt te neemen, dat hy tog alles pry- ze , en zig over ’t mooije Bekje verwon- dere. Als het Kind verder voorfpoedig in was- dom toeneemt, begint men eerlang te den- ken om de kleederen op te korten , en ’t Kind, gelyk men zegt, in de korte kleeren te fleeken, ten einde het vervolgens te leeren loopen. Dan moet Peetoom en Pee- tèmoei op nieuw gekend worden, ter be- zorg! nge van een Valhoed met een Lei- band , benevens Gouden of Zilveren Haa- ken en Ringen aan dezelve. Voorts hebben hier omtrent geene Feestl^dvC Maaltyden plaats, buiten het geen de gemeenzaame kennis en ommegang vordert. De Valhoe- .. ' Mm mm 2 den DE HOL- LAND- SCHE NATIE.- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie BI. 496- 5CO. 1276 NATUURLYKE HISTORIE den der oude Hollanders verfchilden niet wei- nig van de onzen , en waren , gelyk ook he- den , onderfcheiden naar den Rand derPerfoo- nen. Degemeene Man en braave Burgers zet- ten den Kinderen een geweldig dikken Tryp- ten of zwart Fluweelen Valhoed op, die, in de gedaante van een opgevulden Beuling of Krans , om ’t Hoofd floot : fointyds was deeze zoogenaamde Beuling ook overdwars met ribben ingeRikt. DeKinderen van Adel droe- gen insgelyks zulke Valhoeden ; dog dezelve was dan keurig bedekt met Fluweel of Zy- de, in den vorm van een ouderwetfchen Kaproen; daarenboven met Pluimen en Linten verfierd, en verder zoo gemaakt, dat het fcheene als of het Kind een lugtig Mutsje op had. Heden zyn de Valhoeden nog wel in den eerstgenoemden fmaak, fchoon nu fierlyker, en dan eenvoudiger, met overflagen uitgehoekt; dog zy zyn veel platter en minder opgevuld dan die der Ouden. Men heeft de Valhoeden zoo plat en netjes gemaakt , dat ze naauwlyks van eenigen dienst zyn ; en het neusje of voorhoofd van het Kind, indien het valt, voor geen uitReekenden Steen , kunnen be- vryden. De ondervinding heeft de dwaas- heid van dien netten opfchik reeds gade ge- flaagen; men begint thans weder te keeren tot het oude gebruik; men maakt groote flevige Valhoeden, welken naar ieders Raat minder of meerder zwierig zyn ; en die der aanzienlyken beginnen al eenigzins te zwee- men, naar de oude Adelyke Mode. Men liegt VAN HOLLAND. 1277 ïiegt den Valhoed, op ’t hoofd gezet zyn- de , vast met een Lint , dat , om de kin loopende, met eene Gouden of Zilveren Haak of Gesp, een weinig beneden den llaap van ’t Hoofd gefiooten word : dit Lint heet een KeelehanL Benevens dc Valhoeden , ter befchermin- ge van ’t vallende Kind, als ’t eerst begint te loopen , heeft men ook Leibanden en Loopwagens uitgedagt, om het Kind des te vroeger te leeren loopen. De Leiban^ den, aan welken het Kind als hangt, zyn ftevige Linten of platte geweeven Koof* den; die, by den gemeenen Man, door Ringen , welken agter aan het Keiirsl3^f vast zyn, loopen. Behalven deeze foort, zyn nu ook genoegzaam gemeen de Leibanden , die gehegt zyn aan een Gordel van platte Koorden, welke om het L^^f, over het Keurslyf fluit. En voorts gebruikt men thans niet zelden lederen Keiirslyfjes of Lyfjes, die met een Veter of Riemen met Gespen , over het Keurslyf heen geflooten worden. Het laatfle flag van Leibanden is zekerlyk boven eenige andere foort aan te pryzen ; nademaal dezelve het' geheele Li* chaam te gelyk fluiten , en niet zoo zeer naar boven fchiiiven, als de andere Lei- bandgordels ; dan ondertusfchen doen egter de Leibanden, die aan het Keurslj^f zelve gehegt zyn , het eigenfte uitwerkfel. De Hoogleeraar camper merkt aan, dat de Sleutelbeenen alleen, in dien ftand, het geheele gewigt des lichaams draagen; dog Mm mm 3 wy DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1278 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- wy meenen, onder verbetering, dat het LAND- Borstbeen en de Oxelen ’er mede al vry WATJE hebben; byzonder als de Lei- banden , zoo als by agtelooze Minnen en Moeders gebeurt, wat te los en te veel gerekt zyn ; ’t welk , onzes oordeels , in de Keurslyven en EngeJfche Lyfjes zoo fterk geen plaats heeft. Met dit alles ligt ’er evenwel een groot gevaar in derzelver gebruik, als men ’er onagtzaam mede om- gaat; dog tevens fteekt ’er, aan de andere zyde, geen kwaad in, zoo ze met omzig- tigheid gebruikt worden, ’t Zou, ik er- ken het, vermoedelyk beter zyn , dat men , ^ zoo veel men kon, de natuur volgende, de ‘ Kinderen wat ouder liet worden , eer men ze leerde loopen. ’t Is natuurlyk te den- ken, dat de Mensch van zelven zou leeren loopen, zonder eenig Werktuig; dan zulks kan men, naar ’t Ichynt, onzen Landslie- den tot nog niet beduiden : en ’t is zeker dat de Jeevenswyze, nu de kunsthulpmiddelen ingevoerd zyn , den Leiband zoo noodzaak- lyk maakt, als de Luuren, de Wieg, de Bakermat , en de tegenwoordig zoo verhe- ven kunst van Vroedemeesteren; welke al- len, indien men de Natuur liet begaan, zoo hoognoodig niet zouden zyn; dewyl Adam en Eva, mitsgaders hun eerfte Na- geflagt, denkelyk van dit alles niets gewee- ten hebben. Voorts mag men met den Hoogleeraar wel zeggen, dat de Leibanden onbetwistbaar zeer nuttig zyn, om de Kin- deren op hunne Roeien te verzekeren ; en ’er VAN HOLLAND. 1279 ’er byvoegen, dat wy ’er niet fterk voor hebben te fchrikken ; nademaal onze groot- fte Mannen waarfchynlyk aan een Leiband , of in een Loopwagen, geloopen zullen hebben. Deeze zoo evengenoemde Loopwagens, waar van wy by den fchranderen camper .geene melding vinden , mogen wy hier nogthans niet geheel vergeeten ; dew^i ze van oudsher by de Hollanders algemeen be- kend waren , en nog heden in gebruik zyn. Men vind ze van tweeërleie foort ; de eene is plaatsveranderende , en de andere is plaatshoudende. De eerfte beftaat uit ge- draaide Sporten , v/elken indiervoegen ver- bonden zyn , dat de opftaande Schenkels , van onderen en boven, in dwarsliggende Sporten fluitende, boven waards fchuins toeloopen , en , om zoo te fpreeken , de •gedaante van een geknot kegelagtig of fchuinstoeloopendVierkant uitmaaken ; waar door de zwaarte van het Kind , of deszelfs beweeging, den Looplloel niet kan om- werpen. Het kleene bovenfte Vierkantje beftaat uit vier dwarsfportjes , welks eene geopend en geflooten kan worden, om het Kind in en uit te laaten of vast te zetten. Dit vierkantje is maar weinig ruimer, dan de omtrek van des Kinds bovenlyf; of, zoo ’t merkelyk ruimer zy , dan maakt men ’er twee uitgehooide plankjes in , die om ’t bo- venlyf fluiten ; zoo dat het Lichaam zig kunne omdraaien, en geen gevaar hebbe van door te zygen. Van dit vierkantje loo- Mmmm 4 pen DE HOL- LAND- SCHE NATIE. X>E HOL- LAND- SCHE NATIE. 1280 NATUURLYKE HISTORIE pen vier fchuinsftaande fchenkels , die on- -der aan verknogt zyn , met vier dwarsftaan- de fpoiten , die een vry groot vierkant uit- maaken. En aan deszelfs vier hoeken zyn rollen met bevveegbaare fchenkeltjes ge- hegt, waar door de Loopwagen zig op al- lerleie wyze kan keeren en wenden, naar de begeerte en loopflreek van het Kind. 'Met zoodanig een Kunstwerktuig loopt het .Kind het gantfche Vertrek over naar alle zyden ; en ’t weet ’er zig zeer wel van te bedienen, als ’t wat Ilerkte bezit, en den flag weg heeft, om ’er het vereischte ge- bruik van te maaken. Buiten deeze is ’er nog een tweede foort van Loopwagens, welke uit een langwerpig famenftel van dunne Ribbetjes of ftevig Latwerk beftaat, en de gedaante van een doorlugtigen voet eener langwerpige Tafel heeft. De twee bovenlatten hebben eene doorloopende groeve, en ftrekken tot geleiders van twee uitgehooide plankjes, die om het bovenlyf van het Kind fluiten , als ’t in deezen Loop- wagen geplaatst word ; en welken , langs deeze groeve , van het eene naar het ande- re einde van den Loopwagen verfchooven kunnen worden. Het geheele ftelzel , dat niet, gelyk het voorige beweeglyke, van plaats verandert; maar ftil Raat, rust op vier pootjes , en is van die hoogte , dat het Kind op zyne voetjes kunne flaan ; en te- vens met het 'bovenlyf op de plankjes rus- ten; om, als het kragts genoeg hebbe, al trappelende met die plankjes langs de ge- lei- VAN HOLLAND. 1281 leiders voort te fchuiven. Aan ieder ein- de van zulk een Loopwagen, of, gelyk men ook wel zegt, Loopbank, is een bak- je, gefchikt om ’er fpeelgoed in te leggen, waar door het Kind van ’t eene naar ’t an- dere einde gelokt word ; en ’t weet zig , door dat middel , heen en wederkeerende , daar ’t zig tiisfchen de uitgehooide plankjes, even als in den voorgemelden Loopwagen , kan wenden, zeer wel te vermaaken. Bei- de deeze Loopwagens befchermen het Kind voor vallen en foortgelyke rampen: ook hebben ze, boven de Leibandèn, nog dit voordeel , dat de Borst minder gedrukt word. In ’t eerfte begin, ’t is waar, hangt ’ het Kind al wat fterk op de plankjes; dog het voelt wel dra het ongemak van dat leu- nen ; hier door leert het flaan , en ’t ver- 'maak van zig naar zyne begeerte te kun- nen beweegen, leert het, zoo ’t anders welgefteld zy , fpoedig loopen. Wyders heeft men nog in deeze Eeuw, byzonder voor zulke Kinderen, die, zoo men ver- moed, de Engelfche Ziekte hebben, een Loopftok of Slingertouw uitgedagt. Men liegt een lat, of ook wel eene Yzeren roe- de, met eene loopfchyf, aan ’t zolder; met zoo veel tusfchenruimte, dat de fchyf een vryën loop op de lat of roede hebbe. Aan ’t blokje dier fchyve knoopt men een touw , dat ten Leiband verftrekt ; waar aan Kind vervolgens op eene foortgelyke wy- ze als aan den Leiband hangt ; zoo dat de tedere voetjes naauwlyks den grond raa- M m m m 5 ken , DE HOL- DAND- SCHË NATIE. DE HOL- LAND- SCHE jyATIE. 1282 NATUURLYKE HISTORIE ken, en ’t Kind meer flingere dan loope; zoo lang de voetjes te zwak zyn. Deeze manier is uit Engeland overgewaaid; dog dezelve neemt reeds af; als zynde om meer dan ééne reden fchadelyk; voor al is het geftadig hangen , flingeren , draaien en zwaaien niet zonder gevaar. Dan ’t is hier onze zaak niet, om geneeskundig te han- delen; egter mag ’er eene kleene aanmer- king in ’t voorbygaan wel eens doorflui- pen: waar toe ook de zoogenaamde Kak- floel, dien wy, om onze befchryving van ’s Lands gewoonten te agtervolgen, niet wel kunnen overflaan, veelligt aanleiding zal geeven. Deeze Kinderftoel , meermaals ook Ton- neftoel geheeten, is v^eelal een zeshoekig ftelzel van houten planken , waar van het agterftuk, by wyze van eene Leuning, wat hooger uitfteekende , van vooren door zyne vleugels vervangen word; om het Kind voor togt te bewaaren , en het tevens ter aanleuninge te dienen. Het onderfte ge- deelte van den Stoel verftrekt tot eene Stoof, ter verwarminge van het Kind, dat dus veeltyds met eene wel, of te fterk ge- warmde Stoof zit. In ’t midden van den Stoel is eene plank met een rond gat, en dezelve is met een naar die opening ge- maakt Kusfentje bedekt; op dat het Kind zagt zitte, en, als ’t noodigis, onverhin- derd zyn gevoeg doe. Wyders is ’er voor aan eene plank, met een opftaanden rand, die het Kind voor eene Speeltafel gebruikt, en VAN HOLLAND. 1283 en gemeenlyk met een flevig Koperdraad, .waar aan een Schelletje en veele Ringen hangen, tot tydverdryf van ’t Kind, voor- zien is. De voorzyde heeft daar benevens een deurtje ter ingang; dat men fluit, als het Kind ’er in zit: men legt ’er dan ook de Speelplank, die wat uitgehooid is, naar ’t Lichaam van ’t Kind , op , en ileekt de» zelve met een pennetje vast. Voorts flaat men den Leiband , die aan des Kinds lyf is , om de agterleuning; op dat het Kind, het deurtje en de plank los maakende, niet uit den Stoel valle; dat anders al dikwils ge- fchieden zou; nademaal het kleene goedje al vry handig de pen weet los te krygen,en het deurtje te openen. Men bedient zig van deeze Stoelen , om de Kinderen aan reinig- heid te gewennen , en hen op ’t lekreet te leeren gaan. Ze zyn ook ten dien einde ten platten Lande in gebruik; dog de mees- te onzer Landlieden, die zulk een Stoel niet bekostigen kunnen, of ’t gebruik niet willen volgen , hebben flegts kleene Afatte Leuninglloeltjes, welker zetel in ’t mid- den open is; of flegts een houten zeteltje, van vyf plankjes , met eene dergelyke ope- ning, waarop zy de Kinderen hieraan ge- wennen. Dit is vermoedelyk nog de oude ge- woonte onzer Landzaaten; en men mag de- zelve inderdaad wel boven het algemeen op- gemelde gebruik ilellen. Zy toch beneemt den Moeders en Minnen de gelegenheid , om hun- ne Voedfterlingen te lang in een geflooten Stoel te laaten zitten, waar uit groote on- ge- DE HOU LAND- SCHE NATIE. DB HOL- LAND- SCHE NATIE. 1284 NATUURLYKE HISTORIE gemakken ontftaan kunnen. Ik meen zelfs op goeden grond te mcj'=‘n beweeren, dat het misbruik deezer Stoelen eene hoofdre- den is, waarom men te Amfterdam, en el- ders in de groote Steden , onder veele Kin- deren eene verlamming, aan de eene of andere zyde, befpeurt. Wy durven het des aan ’t Genootfchap, dat eene premie op de beste beantwoording der hier omtrent gedaane vraage gefield heeft, wel in be- denking geeven, of te Amfterdam, waar toe de^ vraag betreklyk is, de oorzaak niet ten minfte grootlyks ligge , in de enge be- wooning van ’t gemeene Volk, en ’t daar mede gepaard gaande misbruik dier Stoelen ? Zy bevinden zigineen zeerkleen beflek,op eene Kamer, of in een Kelder; en hebben dus weinig gelegenheid, om hunne Kinde- ren te laaten loopen, dan op ftraat, daar ’t niet zelden gevaarlyk is , door ’t gewoel van Volk , Paarden , en Sleeden. Dit doet hen , inzonderheid als de broodwinning der Moeders daar toe medewerkt, de Kinde- ren dikwils, jaarin, jaaruit, meerendeels in die Stoelen laaten zitten. De tedere Schepfeltjes gewennen hier door meer aan ’t zitten, dan aan ’t loopen; ze hangen veeltyds over de eene of andere zyde, voor- al wanneer men ze, gelyk meermaals ge- beurt , dat ten uiterfle nadeelig is, dus han- gende laat flaapen. Wanneer men dit na- gaat, zal men geen reden vinden, om ’er zig over te verwonderen , dat de Heupfpie- ren van zulke Kinderen, aan de eene of an- VAN HOLLAND. 1285 \ andere zyde verilyfd of verlamd worden, ’t Zou my geen moeite kosten , om ver- fcheiden gevallen des aangaande aan te roe- ren; dan het ftuk zelve is den Amflerdam- fchen ervaaren Genees- en Heelkundigen bekend genoeg: maar ’er zullen overtuige- jyker gevallen, dan ons tot nog bekend zyn , noodig weezen , om de oorzaak dier ver- lammingen in de Kinderziekte te vinden: mogelyk zullen fchranderer hersfenen aan ’t zeer loflyke Genootfchap hier omtrent meer voldoening geeven. Eindelj^k hebben wy, ten deezen opzichte, nog te‘* melden, dat aanzienlyke Lieden eene foort van Kinder- ftoelen hebben , die Leuningftoelen zyn , aan welker Leuningen eene fpeelplank ge- hegt wordt: men hangt wyders aan ’t on- derfte gedeelte een Stoofje , voor ’s Kinds voeten ; en fomtyds word dat onderfte ge- deelte in ’t geheel als een beflooten Kasje gemaakt ; wanneer deeze Kinderftoelen , hoewel wat zwieriger, na genoeg overéén- komen met de zoogenaamde Tonnefloelen. Dog wy zullen hier mede alle die foorten van Loopwagens en Zitftoelen laaten liaan; om nu voorts met ons Hollandertje wat te gaan drentelen, en ’t zelve te fpeenen. ‘Het Kindje loopt van de hand; het drib- belt af en aan ; Moeder en Vader vermaa- ken ’er zig mee, en Zusje fpeelt, Kind-> je kan me niet krygen. Midlerwyl bevind zig de vrugtbaare Moeder eerlang weder in een gezegenden Haat, en is bedagt om het Kind, dat men trapswyze gewent al- ler- DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE, 1286 NATUURLYI^E HISTORIE lerleien kost te eeten, te fpeenen. Voor< tycis rigtte men ook Speenmaaltyden aan; als blykt uit de oude Keuren tegens derzel- ver misbruik; dan heden zyn zy gantsch onbekend ; ten zy men eene byzondere huislyke uitfpanning hier voor wille hou- den. Onze Hollandfche Moeders zoogen vry lang, indien ’t onverhinderd kan ge- fchieden. De Franfchen, Duitfchen en Engelfchen bepaalen zig hier omtrent nog al aan eenigen tyd ; maar onze Hollandfcheii zoogen gemeenlyk zo lang ze maar kunnen. De Stedelingen fpeenen dikwils op het jaar, of als het Kind alleen begint te loo- pen ; dog de Vrouwen der Landlieden zien op geen vierendeel jaars langer. Ik heb ’er gekend, en ken ’er nog, die de Joi> gens , tot fchaamens toe , laaten zuigen ; ja ik heb eene Moeder gezien , welke een Jon- gen had loopen van elf jaaren oud, die nog dagelyks , na wel gegeeten en gedronken te hebben, om een tet kwam; maar zulke biiitenfpoorigheden befpotten alle verftan- dige Vrouwen. Op het fpeenen van ’t Kind volgt eerlang de verdere bepaalde of verftandiger opvoe- ding, naar ’s Lands wyze. Zoo dra het Kind in ftaat is om wel te kunnen loopen , en fomtyds eerder , zend men het zelve , op zekere uuren,naar een der Kinderfchoo- len ; die veeltyds beftierd worden door be- jaarde Vrystersof Weduwen; als zynde de Vrouwlyke Sexe natuurlyk gefchikt tot be- hulp der jonge Kinderen. Deezen , on* der VAN HOLLAND. 1287 derden n^^mv^in Maitresf en of Alatresfenho- kend 5 verrigten thans hier te Lande , ’t geen oudtyds de Bagynen, Nonnen, of andere Geestlyke Dogtcrs, als een werk van wel- daadigheid deeden, en nog heden doen in de Roomfche Landen , daar men de opvoe- ding der Kinderen meest aan de Geestlyken toevertrouwd. In deeze Schooien leeren de Kinderen het A , B , C. Men geeft hun hier toe zekere houten plankjes, op wel- ken een gedrukt papier, behelzende de letters van ’t Alphabeth in de gewoone or- de, gehegt, en met hoornglas bedekt is. Op deeze A , B bordjes , gelyk ze genoemd worden, ftaat het Alphabeth, met Duit* fche en Latynfche Letters, in verfchillen- de grootte; voortyds hadden ze ook het nu bykans vergeeten oud Hollandsch loo- pend, en rondloopend Alphabeth. De Kinderen draagen zulk een Bordje aan een bandje op zyde , om ’t zelve niet te verlie- zen. Men geeft hun zoodanig een bordje in den aan vang, om ’t veelvuldig fcheuren der A , B , C Boeken voor te komen ; dog zoo dra ze eenige vordering maaken , krygen zy een A , B , C Boek ; wanneer het prentje met Haanepik , en dat met den Schoolmeester , ge- wóonlyk nog al vry wat van dat kleene goed- je te lyden hebben. Op verfcheiden dier Kinderfchoolen raaken deA, B bordjes in onze dagen geheel buiten zwang; men geeft den Kinderen terllond een A , B , C Boek , dat op grof zwaar papier gedrukt is, en wel wat mishandeling kan doorftaan. Wan- neer DE HOL- LAND-* SCHE NATIE, DE IIOL- LAND- SCHE NATIE. 1288 NATUURLYKE HISTORIE neer nu het Kind, met behulp van dit bord- je of boek, de Letters heeft leeren ken- nen, vervolgt de Leermeesteres haar on- derwj^s, met het zelve te leeren fpellen , en fomtyds ook leezen ; welk laatfle egter dikwils voor een grooter School uitge&ld word. Intusfchen leert zy de Kinderen daar beneven het Onzen Vader, de For- mulieren van Morgen- , Middag- en Avond- gebeden, het Geloof, de Tien Geboden, de kleene Vraagjes, behelzende een kort begrip der Bybelfche Historie, mitsgaders den eenen of anderen Pfalm , en dit of dat gedeelte der Heilige Schriften ; zy herhaalt dit alles zoo menigmaal met deeze Kinde- ren , dat dezelven het ten laatfte van bui- ten kunnen opzeggen , of bidden , gelyk zy fpreeken, om dat de Matresfen hen meermaals alles in een biddende geftalte doen opzeggen ; eer zy nog in ftaat zyn , om een woord te leezen. Voorts leert men de Meisjes hier mede breien; dat an- ders ook wel in afzonderlyke Breifchoolen gefchied. Onder dit Schoolgaan worden de Kinde- ren reeds opgeleid , tot de eigenaartige uit- fpanning der Natie, in ’t houden van gul- hartige Vrienden-maaltydjes; dat den naam draagt van Oorlof bidden, De Ouders, naamlyk, geeven, als zy een nieuwlingetje ter Schoole beflellen , een Steekpenningje , om de medefcholiertjes te onthaalen: dit heeft insgelyks plaats, wanneer het Kind affcheid van 't School neemt; en fomtyds ook VAN HOLLAND. 1289 ook wel by het betaalen van ’t Schoolgeld, op ieder vierendeel jaars. Men bid dan oorlof, dat is , men verzoekt aan de Leer- meesteresfe vryheid te hebben om te fpee- ]en; dat nu eens wat ruimer, dan eens wat bepaalder toegeflaan wordt. Somtyds lig- gen alle de Kinderen jets toe, en de School- houdfter voegt ’er iets by, om het kleine gezelfchap, op deszelfs oorlof bidden, te vermaaken. Ook verkrygt de Maitres, bui- ten het gewoone Schoolgeld , en de betaa- ling der dagelykfche fnoeperyen, nu en dan eenige vereeringen. Wel byzonder heerscht ’er, ten dien opzichte, in deeze Schooien , in verfcheiden Steden , een aan- merkelyk overblyffel van de oude Room- fche gewoonte , om op Paafchen , of na Palmzondag, Paaschgefchenken te geeven. Het Paaschfeest toch heeft by alle Volke- ren , die de Mozaïfche en Christen Wetten eerbiedigen, den fterkften invloed, ler- wyl de Jooden het vieren als het gedenk- feest van hunnen optogt uit Egypten , zon- deren de Christenen 'het zelve af, ter plegtiger gedagtenisfe aan de vervulling van Gods aloude beloften, door het Lyden en de Opftanding van den Mesfias : en het is onder veelen der laatften zeer gebruikelyk, elkander op Paafchen Eieren te veree- rcn (*) ; en Paascheieren , gelyk men zegt , te (*) De Griekfchc Christenen vereeren elkan- der op Paafchen een Ei , inet een Kus, zeggende : III. DEEL. Nnnn „Chris- DE HOL* LAND- SCHE NATIE. 1290 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- te eeten. , Mogelyk is dit gebruik , zoo LAND- naar deszelfs oorfprong raaden mag, natiL ontllaan uit den verloopen vastentyd, ge- duurende welken het eeten van Eieren ver* booden is; dat juist op Paafchen weder toegelaaten word (*). Hoe ’t zy , ’t is ze- ker, dat deeze Paaschgefchenken by onze Hollanders plaats hebben; en dat de Ou- ders, op dien tyd, een gefchenk van Eie- ren, Koek, en dergelyken, aan de Kin- dermeesteresfen zenden. De Kinderen gaan hierop ter Feest, en worden, ter aanden- kinge van Palmzondag , met Palm en Bloe- men opgefchikt. Zy fpeelen dan wel in- zonderheid Bruid en Bruidegom; en men geeft hun hier veelligt de eerfte denkbeel- den van het Huwelyk. Elk Vryertje heeft zyn „ Christus heeft voor ons geleeden” ; en op Hemel- vaartsdag weder een Ei , met de woorden : „ Chris- \ ,, tus is voor ons opgedaan”. Het gebruiken van dit woord toelaaten herin- nert ons eene dubbelzinnigheid , waar van men zig in de Vasten, in Holiand, wel voor eene aartig- heid bedient. De Paus, zegt men, heeft de Eie- ren in de Vasten toegelaaten; dat een eenvoudige dan neemt in den zin van verlofgeeving; dog de Spotter wil ’er mede zeggen, hy heeft ze toe , dat is, digt, of ongeopend gelaateii. Even zo vertelt men den Kinderen , dat de Pastoor of Dominé , op Palmzondag predikt, met een Palm in de hand, bedoelende den Handpalm , terwyl het Kind denkt op een Palm of Palmtak. Die dit verder oplieren, geeven den Dominé te gelyk een roozenkoleurigen Bef, en kriekenkoleurigen Mantel. In zulk een foort van grappen met de Kinderen fchept de Natie gemeenlyk vermaak. VAN HOLLAND. I29t zjxï Vi'3^tertje; en’Matres fchikt de Paar- de hou tjes naar de vermogens, en de overéén* land- komst der Ouderen , die ’er fomtj^ds wel naauw op letten , welk een Viyer of Vr\"s- tertje hunne Kinderen krygen. Verder heeft men voor de Kinderen Paaschpal- men, of lange ftokjes, met Palm verfierd, waar aan Krentebrooden, Appels, Haane- pikken, Goude Vlaggetjes, Goudpapieren Bloemen, enz. geftoken zyn. Men weet ook de Eieren, blaauw, rood, groen, of geel geverwd , en hard gekookt , aan zulke Stokjes te fleeken. Zelfs zyn de markten voor bejaarden vervuld met dergelyke Eie- ren , en de Bakkers bakken Paaschbrooden , waarop de Burgers elkander onthaalen. Het is ook, om dit ter deezer gelegenheid nog te melden, een vry algemeen gebruik, vooral ten platten Lande, dat men zjme nieuwe beste Kleederen tegen Paafchen laat maaken en zich op Paafchen opfchikt; dat aanleiding gegeeven heeft tot het woord Paaschpronk, Men neemt dit wel b^'Zonder in agt, omtrent de Kinderen; en de Jon- gens werden veelal , omtrent dien tyd , in de Broek geftoken ; om dat de zoete tyd, zoo als .men zegt, aankomt. Dog laat ons we- derkeeren tot het Schoolonderwijs. ^ Tegen dat de Kinderen xde dus ver be- fchouwde Kinderfchooltjes ontwasfen zyn, denkt men aan Schooien van verdere oefe- ning , die door Meesters beftierd worden. Op deeze Schooien leert men de Jeugd lee- zen, fchryven en rekenen; dog de Meis- Nnnn 2 jes \ DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 129^ NATUURLYKE HISTORIE jes blyven ’er zelden lang ; het uitvoerig onderwys in de Rekenkunde , dat tyd ver- -eischt, bepaalt zig gemeenlyk tot de Jon- gens. De MeisjeS) tot huislyk werk ge- fchikt, worden, zoo ze maar behoorelyk leezen, fchryven en wat rekenen kunnen, op het Naaiwerk befteld; het zy op ’t Lin- nen-of Wollen-Naaien, naar de onderfchei- den keuze der Moeders. Op deeze Naai- fchoolen gaan de Wellekomst- en Aflcheids- maaien mede in zwang; en de Naaivrou- wen houden, buiten- andere inrigtingen, haare Meisjes grootlyks in orde, door ’t Hellen van Geldboeten , op deeze en gee- ne verkeerdheden. De langs dien weg in- komende Penningen worden, benevens het Verval, (want iemand, die iets nieuws laat maaken, geeft, op het thuis brengen, den Naaimeiden een Steekpenning, dien men Verval noemt,) byéén vergaderd, om ’er een Pot van te maaken ; dien men ’s jaar- lyks op een vrolyken Dag verteert. Deeze Potverteering fchikt zig naar de Penningen , of ieder ligt ’er wat by ; men ryd , men vaart, of houd den pret op de plaats zelve. Hierin munten de Amfterdamfche Naai- fchoolen byzonder uit, en ’er is geen an- dere plaats in Holland , daar deeze Potver- teeringen zoo openlyk gefchieden, als in Amfterdam; alwaar het aan geen de minfte opfpraak onderhevig is, dat eene party jonge Meisjes , reeds tot jaaren van onder- fcheid gekomen, paar aan paar, met één of twee Speellieden voor op, ende Naai- vrouw VAN HOLLAND. 1293 XTouw agter aan , al danfende en zingende langs llraat laveien. Evenwel heefc dit meest plaats onder den middelbaaren Bur- gerftand; anderen vinden hier in, en niet zonder reden , zwaarigheid voor de Meis- jes; die dus, in het gevaarlykfte hunner jeugd, openlyk aan dartelheid overgegee- ven worden. Het llryd ook zeker wat flerk tegen de oude Hollandfche eerbaare deftigheid ; fchoon men ’t anders mogelyk , met een infchiklyk oog befchouwd, eene gcoorlofde vrolykheid zoude mogen noe- men ; dog dan wilde ik de Speellieden , wel- ken gewoonlyk weelderige Gasten zyn, thuis laaten. De Meisjes toch weeten on- der zig aartige Liedjes en kneepjes genoeg; en dan blyft het , volgens het Hollandfche Spreekwoord, onder haar Meisjes. Dit begrypen ook de meesten van onze andere Stedelingen en Landlieden zeer wel ; die ’t voor genoeg houden, dat hunne Kinderen zig in die tedere jaaren met een ouden Hol- landfchen Rondendans, van een Govertje, of "t was in de Mey zeer hly ^ en dergelyken vermaaken. Wat verder de Jongens, of Schoolkinde- ren onder den Meester , betreft, de School- meesters hebben zeldzaam eenige byzonde- re feesteryen voor hun. De verbeurde boetens zyn gemeenlyk vwr de Armen der plaatfe ; en de aart der Jongens eischt veel- al gevoeliger ftraifen. De Plak en Roede moet ’er by ; zy moeten in ’t School bly- ven, eene taak fchryven, een Pfalm of Nnnn 3 Ka- DE HOL- LAND- SCIIE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. ’l 1294 NATUURLYKE HISTORIE Kapittel leeren, en wat dies meer is. Eg- ter hebben zy , op Kermis , Paafchcn , Pink- fleren en Kerstyd hunne vacantie , ofla- yeidagen; mitsgaders eens of tweemaal ter week een hal ven vryen dag. Men bedient zig, in ’t Leesonderwys , nog meestal van Boeken met de oude Spelling; die veele Schoolmeesters, ’t geen jammer is, niet dan gebreklyk verPaan en onderwyzen. De Jeugd leert genoegzaam niets van de gron- ^ den der Spelkunst; en ’t is ten platten Lan- de al vry wel, zoo ze een Catechismus ^ de Spreuken Salomons ^ en de Historie Da^ yids kunnen leezen. Met de Schryf-en Rekenkunde is het dikwils niet beter ge- fteld. Ondertiisfchen ligt de fchuld van dit gebrek, dat zeer algmeen is , op verre na niet geheel aan de zyde der Leermeestc- ren; om dat de meeste Ouders v^an den Boerenfland, gelyk ook de geringe Bur- gers, hunne Jongens al vroeg tot eenig be- roep, handwerk, of den Landbouw fchik- ken ; wa^r door zy ontydig aan de zorg der Meesters ontnomen worden. En nademaal dit in een Land, vol van ondeiTcheiden takken van Konflen en Handwerken , na- tuurlyk fland grypt; zoo moet men zulks, naar onze gedagten, niet al te flerk met een berispend oog befchouwen. Indien men van alle onze Landzaaten eene keurige Taal-, Schryf-en Rekenkunst eischte,zoii men wel dra de kunde in , en den iever voor den LaiKibouw, in een heerfchenden Letterkundigen fmaak veranderen willen. VAN HOLLAND. 1295 De Hollandfche VVaereld zou geleerder worden in Hukken van befpiegeJing; maar dommer in zoodanige werkzaamheden , die ter inftandhoiidinge van de Maatfehappy volftrekt noódig zyn. Uit dien hoofde kan men het Gemeen en den Landlieden niet wel kwaalyk neemen, dat ze zig voldaan agten , als kunne Kinderen het leezen , het fchryven, en een weinigje rekenen, maar tameljdv verftaan. De overigen, die ’t zoo ver niet kunnen brengen', tekenen een kruisje, als zy hun naam zouden moeten fchryven ; en leeren voorts van de Ouders, zich met een Boeren Almanach, en een Boeren krytje behelpen. Veelen hunner zyn ook, ten aanzien van ditlaatfle, zoo byzonder gaauw, dat ze, door het vaardig verdubbelen en halveeren, waarin hunne meeste rekening beftaat , groote Rekenaars wel eens befchaamen. Wyders maakt men op onze voornaame Dorpen , en in de Ste- den, meer werks van ’t onderwyzen der Kinderen van deftige Burgerlieden ; en ik durf wel zeggen, dat der zulker Kinderen in geen Land , op de openbaare Schooien , een beter onderwys in ’t leezen , fchryven en rekenen, erlangen. Ook mogen onze Hollanders, zonder grootfpraak, op de grootfle baazen in ’t rekenen en fchryven roe- men. Als daar zyn geweest een van den BROEK, BARTJES, eil VAN LINTSZ, in ’t rekenen; als mede van vianen, scHOREL, met HEEMSKERK, en ande- ren , in ’t fchryven. Ook zal ik niemand Nnnn 4 te DE HOL- LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCHE natie. 1296 NATUURLYKE HISTORIE te kort doen, wanneer ik in deezen nog gedenke, aan mynen ouden Leermeester, den Katwykfclien Feniksfchryver , jan dekker; wiens pen by allen, die zyne kunst gekend hebben, beroemd is, en dien men onder de eerfte Schryfmeesters deezer Eeuwe rekent. Voegt hier by dat ’er, zelfs onder onze Jufferfchap, geweest zyn, die met lof de Schryfpen gevoerd hebben. Bekend flaan des wegens , boven anderen, des Drosfaards Vriendinne tesselschae- D E , de Leydfche Mejuffrouw c r a m a , en de ylndingryke anna koerten, van welker papieren Snykunst een gantsch Boek- deel van Lofdichten voorhanden is. Men had dus al van ouds veel op met deeze kunst; en onze tegenwoordige School- meesters leggen ’er zig nog heden op toe ; waar door ook onze Jongelingen by uit- ftek hierin geoeffend worden ; dat zyne nut- tigheid in onzen uitgebreiden Handel heeft, en aan onze Koopmansboeken geen gering fieraad byzet. Ter aanmoediginge hier van, is ’t op de meesten onzer Schooien gebrui- kelyk, dat de Kinderen op Nieuwejaar, Paafchen, Pinkfteren, of Kerstyd, Ker- misfen , en ook wel by verjaaring der Ou- ders, Oomen, Moeien, Peetoomen, enz. deezen en geenen van de Familie, met fraaie, of ten minfle op hun best gefchreeven, Prysgedichten , begroeten , en hun zooda- nige Schriften , met trekken van den Mees- ter verfierd, overgeeven; wanneer ’er ge- woonlyk, naar maate van de vordering, cene VAN HOLLAND. 1297 cene aanfpoorende vereering op volgt. Men heeft hiertoe zelfs gedrukte en afge- zecte Krans- of Lyst- Printen, in welker mid- den , of opengelaaten gedeelte , de Kinderen diePrysfchriften fchr3wen. Dceze foort van Printen is my nog nooit onder de Franfche ofEngelfche, maar wel onder de Duitfche en Brabantfche Printkunst voorgekomen: waarom ik denk dat dit aan onze Natie , bo- ven andere Vreemden, eigen is. Eenige onzer Schoolmeesters moedigen hunne Leer- lingen daar en boven ook nog wel aan, door hun Prysprinten of Boekjes te fchen- ken ; in navolging van ’t geen op onze La- t^'nfche Schooien loflyk plaats heeft. Voorts liaat hier, ten opzichte der Schr3^fkunlle , nog aan te merken , dat de gewoone fchryf- trant onzer Hollanders, daar ieder Natie zekere trekken heeft, waar aan derzelver hand als te kennen is , zig grootlyks onder- fcheid, door deszelfs leevendige' losheid, en vallende Letters, met vlugge Treklet- teren. De Engelfchen fchryven net, dog veel rechter op dan wy, hebben eene vet- te Letter, met weinig trekken. De Fran- fchen fchryven insgelyks zeer net, maar ruimer, en vry gelykfneedig. Dan hunne Geleerden, en dit is overal bykans zoo, fchryven ongemeen broddig. De Duit- fchers fchryven zeer fyn ; dog hunne Sc'i’*yfletcers zyn hun b^^zonder eigen; en het Italiaanfche Schrift, dat byons, en de .meeste Europifche Volken, in zwang is, word onder hen niet gebruikt. Zy bedie- Nnnn 5 nen DE HOL- LAND- SCHE NATIE. I>r HOL- LAND- SCME NATIE. 1298 NATUURLYKE HISTORIE nen zig van Schryfletters , die veel over* eénkomst hebben met ons oud Joopend Schrift; dat, gelyk het meerendeel der Na- tie, vermoedelyk van Duitfehe afkomst is; ons Hollands loopend volgt ’er althans het naaste op. ’t Was te wenfehen, dat men dit Schrift niet geheel uit onze Schooien verbande; daar ’t van zoo veel dienst is, ter rechter kennisfe van ’s Lands oude Ar- chiven, en Brieven, die allen in loopend Schrift gefchreeven zyn: en ’t is te düg- ten, dat men dezelven, de beoeffening deezer Letteren verwaarloozende , eene hal- ve Eeuw laater niet meer zal kunnen lee- zen. Dit Schoolonderwys houd gemeenljdv met de Jongens , (want met de Meisjes loopt het , als gezegd is , reeds vroeger af,) aan , tot den ouderdom van tien^ twaalf, of veertien jaaren ; wanneer ze van ’t School afgenomen , en tot het eene of andere be- roep gefchikt worden; waar toe ze dan ook het verdere noodige onderwys ontvangen. Dog eer ik hier van bepaalder fpreeke, heb ik nog te melden, dat welgefchikte Ou- ders , flaande dien t}^d , welke met het on- derwys in de gemeene Schooien verJoopen is, niet nalaatig zyn, om het hart hunner Kinderen te vormen; dat ze ook vervol- gens daar mede aanhouden. Men boezemt hun doorgaans , een ieder naar zym denk- wyze over den Godsdienst , Godsdienftige denkbeelden in; en maakt veelal gebruik van Vraagboekjes, die de Godgeleerden ge- VAN HOLLAND.- 1299 gepoogd hebben naar de vatbaarheid der Kinderen te fchhkken. Men legt liet ’er op toe, om hun een indruk te geeven van hunne pligten , mitsgaders om hunne zeden te belchaaven , en verzuimt niets, om hen gcfchikt te maaken, tot eene heufche en vriendl\'ke famenleeving; die hun, welk een beroep zy ook mogen aanvaarden , al- toos ten uiterfle nuttig kan weezen. Daar- enboven zyn onze Hollandfche Moeders, wanneer de Meisjes tot den Haat der Vrys- terfchap naderen , zeer zorgvuldig , om haa- re Dogters in de Vrouwlyke geheimen te onderw\'zen, en de noodige onderrigtin- gen, ter befcherminge haarer eerbaarheid, mede te deelen. DeX^aders letten ook over ’t algemeen naauwkeurig op alle uitfpattin- gen der Jongelingen in dartelheid en onge- bondenheid, die ze ten fcherpHe beHraf- fen. Maar het fchynt voorts der Natie ei- gen te zyn , de Zoonen onkundig te hou- den, of ten miinHe hun weinig of niets te melden, nopens het Huk der natuurlyke driften, en de gevaarlyke gevolgen van derzelver misbruik. Men houd het zelfs voor zeer verHandig, hen niet te waarfchu- wen, tegen de natuurlyke Wellust; ’t geen ik egter oordeele, dat onze Hollandfche Vaders wel in agt mogten neemen. Yeele Jongelingen, hier omtrent onkundig en on- noozel , worden dus onvoorzigtig bloot ge- Held, aan de Godlooze fchoffeering van eervergeeten Vreemdelingen; welken der- gelyke misdaaden > by onze Voorzaaten on- DE HOL- LAND- SCHB NATIE. DE HOL- LAND- SCHE natie. 13C0 NATUURLYKE HISTORIE bekend, met de beklaaglykfte gevolgen, ten koste van de bloem onzer Jongelingen , invoeren: zonder dat de begrippen der Jeugd voor het haatlyke hier van vatbaar zyn , of zy eens vveeten , welk eene bitter- heid zulks na zig flecpt. Dan dit in ’t voor- bygaan. Men verleent dan voorts derjeugd , nu van ’t School afgenomen zynde,als boven gezegd is , het noodige onder wys in ’t Ambagt, Hand- werk 5 of eenig ander Beroep , waar toe men dezelve gefchikt heeft; waarin ver- ftandige Ouders , zoo veel ’t gevoeglyk ge- fchieden kan, de neigingen hunner Kinde- ren 5 en hunne omftandigheden , gadeflaan. ’Er worden dan , in gevallen daar zulks noodig is, byzondere Leermeesters voor hun opgezogt; die de Wis- Bouw- en Te- kenkunde, het geen tot de Zeevaart en den Koophandel behoort, of tot andere verhevener Kunften betrekking heeft, on- derwyzen. En onze Natie behoeft, in be- kwaamheid van onderwys, in dit flag van Weetenfehappen, wat ook anders de vit- tende Taalkundigen, of de Franfchen met hunne beaux mots, en de Engelfchen, met hunne radiculs, onze. Landzaaten fomtyds mogen toeduwen, voor geene anderen te wyken. Wel byzonder mag men onze Hol- landfche Clasficaale en Hooge Schooien wel houden voor de Zaaien der Wysheid van Europa ; en beweeren , dat de oude Griek- fche, Latynfche en ÓosteiTche Spraaken, benevens andere Taaien, en allerleie Wee- ten- VAN HOLLAND. 1301 tenfchappen , hier zoo zuiver geleerd wor- den 5 als elders. Ook vreezen we niet ge- leugenftrafc te zullen worden , wanneer we zeggen , dat onze Hollanders , die van ee- nig vermogen zyn , en hunne Kinderen bo- ven de gemeene beroepen verheffen kun- nen, niet verzuimen, alles aan te wenden, wat dienen kan , ter bevorderinge van alle zoodanige Weetenfchappen, welken een volftrekten invloed op ’s Lands algemeene welvaart hebben. Dit .houd ieder recht- fcliapen Hollander, naar zyne omftandighe- den, beflendig in ’t oog. Een Koopman iaat zyn Zoon alles leeren , wat den bedoel- den Handel, dezelve zy dan min of meer uitgebreid, betreffen mag; en de Kinde- ren onzer aanzienlyke Kooplieden , fchoon zy niet veel werks maaken van befpiegelen- de Weetenfchappen, zyn egter door en door kundig in de zetten (’k zal ’t zoo eens noemen) van den Handel. Zy weeten zeer wel, hoe andere Natiën deswegens den- ken ; en houden , hoe flim ook de nay ver zy , tot nog toe , God dank ! de Beurs van Europa vol. Schikken de Kinderen zig be- ter tot het beoeffenen der Weetenfchap- .pen, het beftier der Ouderen, ten hun® nen opzichte, is niet minder ingerigt, tot nut der Maatfchappye. ’t Ontbreekt ons in Holland aan geen goeffende Chris- ten Leeraars, fchrandere Rechtsgeleerden , welonderleide Geneesheeren , en doorzigtige Wis- en Werktuigkundigen ; allen Weeten- ' fchap- DE HOL- LAND- SCHE NATIE'. OE HOL LAND- SCHE natie. 1302 NATUURLYKE HISTORIE fchappen , welke eene geregelcki Maat- fchappy niet ontbeeren kan. Hy, die zig naar de zulken wilde fchik- ken , welken voor ’t vermogen der Uit- heemfchen boven onze Landzaaten voorin- genomen zyn 5 zou zig zelven zekerlyk ge- weld aandocn; indien hy toeftaan wilde, dat de Hollanders nalaatig zyn , om aan hunne Kinderen de behulpzaame hand te bieden , als ze genegen zyn , om zig op de Weetenfchappen toe te leggen. Men weet toch dat verilandige Ouders, wier vermo- gen en Raat zulks gehengt, meerendeels bereid zyn , om den Kinderen hier omtrent te gemoet te komen , zoo dra zy zulks in hun befpeurcn : en mogelyk is ’er geen Na- tie die daar in fterker uitmunt. By andere Volken dwingt men de opvoeding , naar de hooge denkbeelden van Adel, Geboorte, of Rykdom : maar in Holland moeten dee- ze denkbeelden buigen voor ’t nut der Maat- fchappye , door de uitvoering van weezen- lyke zaaken. De Schilders van der WERF, en de Leydfche de moor waren Edellieden. De Rechtsgeleerde hugo de groot; de Geneeskundige boerh aave en VAN zwieten; de Hemelmeeter HuiGENs; de Natuuronderzoeker mus- scHEN broek; de Wiskundige . ’s gra- VESANDE, en veelc anderen, waren uit aanzienlyke Ouderen voortgefprooten. Men verwyt onze Hollanders, dat ze hunne Kunftenaars 5 of liever aankweekers van Kunften, niet ryklyk genoeg beloo- nen. VAN HOLLAND. 1303 nen. Dan dit is eene algemeene klagte over de geheele Waereld; die veelligt, zoo alles wel gadegeflaagen wierd 5 niet gegron- der in Holland, dan elders, bevonden zou worden. VVaare verdienften geld in Hol- land zoo veel, als by eenige andere Natie; indien de Maatfchappy ’er een weezenlyk belang in heeft (*). En zoo men al eens bon- dige reden mogte hebben , om hier over te klaagen , zou het misfchien grootlyks daar aan toe te fchry ven zyn ; dat de Hollan- ders het misbruiken hunner belooningen, doorWindmaakersop Ledige- en Lekkeblaa- zen, ten koste hunner beurze, maar al te veel ondervonden hebben. Zy zien wel, inzonderheid in onze dagen, hoe alle die fraaie, uitvoerige, zintuigregeerende, wel- denkende en welleevende opvoedingen , met alle die Wiskundige nieuwe iiitheem- fche regelen, flegts erbarmelyke middels zyn, om een goeden Hollander te maaken. Dit worden zy ten duidelykfte gewaar in den Hier van heeft men thans een versch Voor- beeld, omtrent eene Niemv-Uitgevonden Sluis ^ met In- en Uitfchiiivende Deuren ^di\e,vm eene wezenlyke nuttigheid bevonden zynde, de attentie van ’s Lands Vaderen niet ontfnapt is, alzo den Liventeur , de Heer c. redelykheid, in ’s Hage, (myiieii geagten Medeleerling by den voorfchreeven dek- ker,) voor de Uitvinding , en de Executie van een Modél deezer Sluis , ingerigt tot het neemen van Proe- ven^ en daar aan voldaan zynde ^ door haar Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvries- ]and, befchonken is met eene Premie va n^ 1000 Gouden Ducaaten. DE tfÖL- LAND- SCHE NATIE. DR HOL- LAND- SCHE NATIE. 1304 NATUURLYKE HISTORIE den aanwas der menigvuldige Franfcbe Kostfchoolen 5 die men thans op alle plaat- fen ontmoet. Een ryk Koopman, een welbemiddeld Burger, zend zyn Zoon ter Schoole, om de Franfche Taa), het Schry- ven , het Rekenen , en goede manieren te leeren : het oogmerk is waarlyk nuttig , en ik weet dat de uitflag ’er by veelen aan be- antwoord. Maar ik weet ook tevens, dat verfcheiden zulke Kostfchoolen doolhoven voor de Jeugd worden. Een Fransch Kost- fchoolhouder leert het Fransch, Engelsch, Hoogduitsch, Latyn, en de Hollandfche Taal, (let wel!) in den grond; verder het Danfen, het Schermen, de Muziek, het Schry ven , Rekenen , Boekhouden , de Wis- kunst, de Aardrykskunde,de Geflagtreken- en de Gefchiedkunde , enz. enz. Kortom , zoodanig een Fransch Kostfchool is eene Academie, daar men de tout qiielque chofe, rien en effet^ van elks wat en niets zaak- ]yks onderwyst. Men leert ’er vyf Am- bagten, en heeft dertien ongelukken. Als de Kinderen thuis komen , weeten zy naaiiwlyks wat geradbraakt Fransch, ge- meen Latyn , flegt Hollandsch , en op zyn best goed fchry ven , met een bon compliment d^eiitrée. De Ouders zien zig dan genood- zaakt, om hunne Zoonen nog door byzon- dere Meesters aan Huis te laaten leeren; cn dit is, wat men ’er ook van zegge, waarlyk fchande. Dog zulks raakt alleen- lyk eenige Windmaakers, die ik .bedoel, en welken ook al gedaan krygen; om dat de Van HOLLAND. 1305 uitkomst het armhartige geleerd heeft. In tegenoverftelling van dezulken mogen wy tevens gewag maaken van veele aanzienly- ke Schooien, in onze Steden, alwaar de Kinderen onder het oog der Ouderen opge- voed worden; des oplettende Ouders, van dag tot dag , de waarde van het gegeeven onderwys kunnen nagaan. ’Er zyn ook, bo- ven dien, op eenigen onzer Hollandfche Dorpen, byzonder die van Noortwyk, Warmond, Voorburg, Nieuwendam, en elders , ongemeen wel ingerigte Schoo- ien , daar de Kinderen eene geregelde op- voeding genieten , en zeer wel onderwee- zen worden. Men zou het bovengezegde gantsch misduiden, indien men ’t op de zodanigen toepaste. Het dient veel meer , om derzelver waarde te doen gelden; en onze Vaderlandfche Ouders, die genegen zyn om goede Hollanders te maaken, tot te meerder omzigtigheid op te wekken : ge- dagtig, dat wy Hollanders niet gefchikt izyn, om van alles wat te weeten; maar om eene gegronde onderrigting te verkry- gen , van ’t geen weezenlyk tot ieders zaak behoort. Dit is ook, eenige ontaarte weel- derige Familiën uitgezonderd zynde, het hoofddoelwit onzer voornaamfte en gegoe- de Ingezetenen: die hunne Kinderen al vroeg den Handel leeren oefFenen; of de- zelven, na het doorloopen der laagere Schooien, in hunne jonge jaaren, ter hoo- gere Schoole fchikken , om tot verhevener Weetenfchappen opgeleid te worden ; waar ' III. DEEL, o o 00 toe DE HOL- LAND- SCHE, NATIE. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1306 NATUURLYKE HISTORIÉ toe ze hier te Lande de gunftigfte gelegen- heid hebben. Men mag van onze Clasficale Schooien, daar de Jeugd in de Latynfche en Griekfche Taa- ien , en eenige voorbereidende Weeten- fchappen onderweezen word , met nadruk betuigen, dat zy boven veele anderen te roemen zyn; ’t is ook even zoo gefield met alle onze Provinciaale Hooge Schooien ; en Hollands Hooge School te Leyden , (’t zy zonder wangunst gezegd!} heeft een aan- merkelyk deel in deezen roem. Dezelve heeft toch, zoo ten aanzien der gelegen- heid^ als ten opzichte der aldaar gehouden Leerwyze, nimmer voor eenige andere Hooge Schoole onder gedaan; en behoeft ’er althans in deeze Eeuw nog niet voor te zwigten. Wat verder de manier aangaat, volgens welke onze Hollandfche Jeugd, en zelfs de Uitheemfche, met alle mogelyke zorg en iever, op deeze Hooge Schoole onderweezen word; ’t zal niet noodig zyn my daar mede op te houden; de manieren, wetten en voorrechten der Hooge Schoole ftaan geboekt, en zyn gereedlyk te vin- den; des ik my billyk van eene breede voordragt ontflaagen houde. ’t Zy genoeg deswegens in ’t voorbygaan te zeggen , dat fchoon onze Academie, door het fligten van byzondere Provinciaale Hooge Schoo- ien, en andere Seminariums, tegenwoor- dig zoo talryk niet zy , als voor deezen , dat egter de goede zorg voor de zeden der Jon- gelingfchap, de vrye en tevens regelmaa- tige VAN HOLLAND. 1307 tige wyzQ van Jeeren , het ontvouwen Van nuttige Weetenfchappen, en ’t voordraa- gen van dezelven, met een manlyk, wel- denkend, en voortreffelyk Verlland, in deeze Hooge Schoole heden zoo luisterryk plaats heeft als ooit; en dat dit alles, vol- gens een gegrond vooruitzigt, nog beften - dig ftaat toe te neemen. Zelfs kunnen ver- mogende Lieden , die hunne Kinderen voor Leydens Hooge Schoole fchikken, dezeb ven nu, in hunne eerfte jeugd, al der- waards zenden ; om , onder het opzigt van eerlyke en braave Reftoren, Meesters, of Beflierders , in allerleie voorbereidende Wee- tenfchappen , en Europifche Taaien , zoo wel onderweezen te worden , als denkelyk in eenige byzondere Kostfchoolen kan. ge* fchieden. En hieraan heeft men ’t, zoo ik vermoe. de , toe te eigenen , dat veele verltandige Ouders hunne Zoonen, al vroeg, aan Ley- dens Hooge Schoole brengen : ’t welk , in- dien men ze 'van trap tot trap, by eene wel ingerigte opklimming, ter aanhoudende oeffening, opleid, niet ontkend kan wor- den zeer gefchikt te zyn , om verftandige en geleerde Mannen aan te kweeken. Men Verwagt natuurlyk van zulke Jongelingen grootere voortgangen , dan van de zooda- nigen , die eerst iii lyper, of manlyke, jaa- ren derwaards gezonden worden. «Wan- neer ze ouder tot de Academie komen , ver- laaten zy dezelve ook bejaarder; en dan werken de inzigten van beroepen of Huwe- O o o o 2 ly- de hol- land- SCHE NATIE. 2>£ HOU LAND- SCHfi NATIE. 1308 NATUURLYKE HISTORIE lyken meermaals zoo flerk , dat hun de ge- legenheid benomen worde , om naar ande- re Academiën te reizen , of meerder voor- raad van Geleerdheid op te doen. Een Jongeling 5 die met den ouderdom van twin- tig of twee- en twintig jaaren op de Acade- mie komt, en ten minfte zes jaaren noodig heeft tot een welgeleerde Promotie , (ik zwyg nu nog van de verhaasting , die men ’er dan fomtyds mede maakt,) heeft geen lust, om , na derzelver voltrekking, nog een jaar twee of drie te reizen, of zig, tot zyn agt-en twintigfte a dertigfte jaar, op eene üitgebreider oefFening toe te leggen. In jonger jaaren heeft men meerder tyds ove- rig, om zig dus te volmaaken. Üok ben ik vangedagten , dat Jongelingen van agttien jaaren , of daar omtrent , veel gedweeër zyn , om zig, ten aanzien hunner zeden en oeffe- ningen, naar den wyzen raad der Ouderen en Hoogleeraaren te fchikken : Heeren , die verder in jaaren gevorderd zyn, toonen zig, volgens den natuurlyken aart der Man- nen, veelal hooggevoeliger. Ik zeg dit te vrymoediger , nademaal ik het dienftig oor- deel; om de vooringenomenheid, die men fomwylen den Ouderen inboezemt, ware ’t raogelyk, weg te neemen; en te gelyk tegen te gaan , de geringagting , die ouder Studenten fomtyds voor jongere Leerlingen betoonen, met te zeggen, dat men Kinde- ren fchool ftuurt. Dit immers is meer fchempen op hunne mindere ftoutheid, in zekere Studentenpartyen , dan wel op hun- ne VAN HOLLAND. 1309 ne ongefchiktheid tot de Studie. Egter be- fchoiiwen de bejaardere Heeren Studenten , in onze dagen, deezc jongere Nieuwelin- gen met meerder befcheidenheid , dan mis- fchien wel voorheen. De naam van Groentje^ daar men zo veel Ouders en Nieuwelingen eertyds voor deed vreezen , is nu in eene gulhartige welkomst, befchei- dcn onderrigting, en broederlyke heus- heid veranderd, die veel eer ftrekt om Nieuwelingen te helpen , dan te veragten; ten zy de ingebeeldheid der Jeugd wel eens een weinigje onderwj^s vereischt, dat on- der Jongelingen, die zelfs met de plak niet zitten , natuurlyk , door een geoorloofd fchertzerytje wel eens door den beugel mag. De Heeren Studenten verfchoonen myne vrjdieid , die ik hier niet gebruik om te fchertzen; maar om de eere van myn Leydfche Hooge Schoole voor te liaan. In- tusfchen , hoe men hier over ook moge den- ken ,’t is althans zeker, dat het den Hollande- ren van ouds eigen geweest is , hunne Zoo- nen zeer vroeg naar de Hooge School te zenden ; en dezelven , naar maate van hun- ne vorderingen of inzigten, langer aldaar te laaten blyven. ’t Zou my aan geen In- landfche voorbeelden ontbreeken , indien ik een aantal van Jongelingen wilde optel- len , die met hun agttiende a twintigfle jaar blyken gaven van Manlyke Vernuften te zyn : het noemen van een huig de groot alleen flrekt voor duizenden ; hy was naauwlyks elf jaaren , toen hy op Leydens Oooo 3 Hoo. DE HOL- LAND- SCHE NATIfi. / 1310 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- Hooge School kwam , had op zyn vyftien- LAND- 7yj^0 Studiën aldaar voltrokken, en wierd te Orleans tot Doftor in de Rechten gepromoveerd. Voor ’t overige , om van deeze Eeuw te gewaagen , en in zoo verre ik rondborftig , zonder vooringenomenheid voor myn Leyden, fpreeken mag, beke- ven wy tans een tyd , waar in , (ik neem alle Hoogleeraaren tot getuigen ,) de leergie- righeid der. Jongelingen , en de nayver , om uit te munten, zoo flerk bloeit, als ze im- mermeer, in myne dagen, gedaan heeft. Die '^Vroegere wilde ongebondenheid der Jeugd, daar zoo veele Ouders voor beef- den, is, door de verbetering der zeden, onder goede Wetten, thans niet meer te vinden. ’Er heerscht tegenwoordig ecne vriendlyke gemeenzaamheid, in onderzoek- lievende Genootfchappen ; daar men ’er op toelegt, om elkander, door bondiger redekavelingen te fcherpen; ’t welk de Leydfche Hooge School alleszins roemwaar- dig maakt. En ’t is uit dien hoofde, dat wy dezelve aan alle oplettende Ouderen aanbéveelen, als eene by uitftek wel inge- rigte Academie, die ’t Vaderlandlievendile cn getrouwfte Leyden ter eere ftrekt. Wyders kan ik niet afzyn van nog een kort woord te melden , wegens den fmaak onzer Aanzienlykc Lieden, om hunne Zoo- nen, als zy dezelven jong ter Hooge Schoo- le zenden, onder ’t opzicht van een be- jaarden Pedagoog, Gouverneur, of Be- ftierdcr te ftellen, Deeze hoog]ofl37ke han- VAN HOLLAND. 1311 delvvyze is, inderdaad, van een onwaar- deerlyk nut: dog jammer is het, dat by- kans aller keuze van zoodanige Leidslieden der Jeugd op Uitheemfchen vak. Sproot zulks voort uit een gebrek van braave en onbefproken Mannen, of bedaarde Jonge- lingen, hier te Lande, zoo viel ’er niets op te zeggen; dan ’t tegendeel is waar. Daar zyn ’er nog genoeg in ons Land te vinden , die deezen post met lof zouden kunnen waarneemen ; en zekerJyk, met eene Hollandfche leerwyze, een Hollandsch Hart zouden vormen : waar tegen onze te- dere Jeugd nu maar al te dikwils door Uit- heemfchen, eene veragting voor al watVa- derlandsch is , word ingeboezemd. Men neemt dit waarlyk te weinig ter harte ; en veele Ouders bezeffen niet, hoe zulke vreemde Gouverneurs niet zelden op hunne , beurs ftudeeren , en de Jongelingen verzui- men. Ik zou ’t zoo ronduit niet zeggen, wanneer ik niet wist, dat het maar al te waar zy. Egter zonder ik hier van uit ver- fcheiden braave Heeren, die ik gekend heb, en nog ken ; welken , den edelmoedigen aart der Natie doorgrondende, zig bevlytigen, om onze Jeugd, door hunne ondervinding en kennis van ’t Menschlyke hart, ook het voortrefFelyke van andere Volkeren in te boezemen, en onze Jongelingen tot uit- muntende weldenkende Hollanders te maa- ken. Ik zou my fchaamen , indien ik zoo dom goed Hollandsch ware, dat ik het nut en de waardye van zulke Vreemdelingen O o 00 4 over DE KOI- LAND- SCHE NATIE. 1312 NATUURLYKE HISTORIE DE HOL- over ’t hoofd zage, en hen allen met eene LAND- zwarte kool van vooroordeel affchetfte. Een wyze en geleerde Vreemde vordert, buiten tegen fpr aak , de liefde van ons ‘ Vreemdelingkoesterend Land. Maar dee- ze kunnen wy , als wc wel beraaden zyn , niet over hebben voor de galanterie en den ondraagelyken hoogmoed , van eene party blaaskaaken, die meer de parfums der Sa- letten, dan den wierook van Pallas ken- nen ; die de Jongelingen meer in de Come- dien van volt ai re, dan in de Rechtsge- leerde Schriften van de groot; in de Histoires Galantes ^ dan in de Historie der Volkeren, benevens die van ’t Vaderland, onderwyzen ; en die eindelyk de verftandi- ge Lesfen van alle onze fchrandere Hoog- ieeraaren , als un peu de chofe , leeren ge- ringagten. Wanneer ik dezulken hoven onze braave, hoewel min galante, Hollan- ders moest Rellen , zou ik my zelven ge- weld moeten aandoen; en als ik ’ervan zwee- ge , zou ik te kort doen 'aan de oprechtheid en trouwe mywev Natuurlyke Historie. Hoe wenfchelyk ware ’t, dat myne aanmerking maar eenigen invloed op onze vermogende Hollanders mogte hebben ! Wilden zy de- zelven ernstig ter harte neemen , ’t zou hun maar weinig moeite kosten, mynen raad op te volgen. ’Er zyn in ons Vaderland ge- noeg gepromoveerde Perfoonen , in vee- lerleie takken van Weetenfehappen, die hun vangrooten dienst zouden kunnen zyn. Men heeft zig , ter zekerder onderrigtinge , i VAN HOLLAND. 1313 llegts te vervoegen , by de Beftierders on- zer Schooien, in de Steden, of by de Hoog- leeraars onzer Academiën , en men zal de gun- fligfte getuigenisfen ontvangen , raakende keufche, braave, cerlyke, doorgeoeffendc, en in ’t Vaderland bekende Perfoonen ; die ruim zoo wel in Baat zyn , om onze Jonge- lingen op de Academie van nut te wcezen , als Vreemden, die van verre komen, en hun hart met hun klatergoud bedekken. En dit zy genoeg , betreffende de Jongelin- gen , die men ter Hooger Schoole fchikt. Anders is ’t gelteld met onze Hollandfche Jongelingen , die tot den Koophandel opge- leid worden. Deezen , tot de vereischte jaaren gekomen zynde, en de Schooltaak afgedaan hebbende , bly ven onder het oog van hunne Ouders of Voogden , of onder dat van deftige Kooplieden , op welke Kan- tooren zy befteld worden. Zoo ’er ergens aanhoudende fpooren tot nyvere werkzaam- heid, en gegronde kundigheden in gebruik zyn, ’t is by onze Kooplieden. Van den vroegen morgen tot den laaten avond, is ’er, naar den verfchillenden tak van Nego- tie, fteeds te arbeiden, ’t zy met het hoofd, het zy met de handen, in ’t Kan- toor , op de Beurs , aan de Haven , in ’t Pakhuis, by de Werklieden, en wat dies meerzy. Een Jongeling, ten zy men ’er wat mal mede is, dat zekerlyk nogal hier en daar plaats heeft, krygt zelden ander lavei, dan in zulke iiuren , die gefchikt zyn, om hem kundig te maaken in eenige Qooo 5 Wee- DE HOL- LAND- SCHE NATIE, CE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1314 NATUURLYKE HISTORIE Wectenfchappen, welken betrekking tot den Handel hebben. Men vergunt hun> nu en dan, als de omftandigheden het ge- hengen, nog wel eene uitfpanning ; en ftaat hun toe, dat zy zig op eene geoorlof- de wyze vermaaken, of hunne Liefhebben ry voor byzondere Kunften en Weeten- fchappen opvolgen ; . dog men draagt wel zorg, dat het hoofdoogmerk niet verloo- ren gaat. Langs dien weg worden onze Jongelingen het geen zy moeten weezen ; arbeidzaame en verftandige Kooplieden ; en dit maakt in ons Land die Kooplieden , by welken de Handeldryvers van andere Na^ tien ter Schoole komen. De Uitlanders zeggen , dat onze Kooplieden hunne Zoo- nen te weinig buiten ’s Lands doen reizen. ’£r is mogelyk iets aan; dog ’t is ook te- vens egter zeker , dat onze groote Kantoe- ren hier zeer wel voor zorgen ; en dat de Aanzienlykllen hunne Zoonen , daar ’t noodig is, wel degelyk de Koopbeurzen van Europa laaten bezoeken. Voorts zou men hier veelligt niet ongegrond mogen aanmerken, dat dit buiten ’s Lands reizen , voor andere Natiën, in ’t algemeen van meer gewigt is, dan voor onze Landzaa- ten. Het weezenlyk belang onzer Koop- kantooren toch, moet niet by Vreemden gezogt worden ; en ’t is by byzondere Na- tiën niet te vinden ; dan alleen voor zoo verre het vertier \^an Goederen uit en naar die Landen daarop betrekking heeft: en dé kennis van de welgefteldheid der Uitheem- fche VAN HOLLAND. 1315 fche Kantooren ons noodig is. Want wat den Handel zelven betreft, deeze word meerendeels hier te Lande gedreeven; de kundigheden, daar toe betrekkelyk , zyn meer byons, dan by de Uitheemfchen , te zoeken ; daar zy zelven ons Land tot eene ilapelplaats van hunnen Handel maaken. Gevolglyk kunnen de Kinderen onzer Koop- lieden den Handel , in ’t algemeen, in hun eigen Land zeer wel leeren; en ’er zelfs fomtyds onderrigtingen in ontvangen van zoodanige byzonderheden , daar de .. Uit- heemfchen, in hunne eigen Gewesten, naauwlyks iets van weeten. Uit dien hoof- de is des het fterk reizen hunner Kinderen niet zeer noodig; en ’t zou, wanneer de jonge Lieden niet voorzigtig genoeg zyn , wel eens nadeelig kunnen weezen , en meer flrekken, om andere Natiën kundiger te maaken , dan onze weezenlyke kundigheden te vermeerderen. Ook trekken de Uitheem- fchen niet altoos het voordeel , dat zy van hun reizen verwagten., De Kinderen van andere Natiën, welken herwaards reizen, met Hapels van recommandatiebrieven tot ons komen, en zig fomwylen één, twee a meer jaaren by ons ophouden , om onzen Handel te doorfnuffelen , neemen dikwils niet meer mede, dan de overtuiging van het beleefde en gulhartige onthaal onzer Kooïplieden. Zy bedriegen zig, zoo zy meenen, dat ze volleerd thuis komen; on- ze Kooplieden houden , en zy hebben ge- ]yk , wel omzigtig , zoo veel zulks doenlyk DE HOL- LAND- vSCHE NATIE. DE HOL. LAND- SCHB KATIE. 1316 NATUURLYKE HISTORIE is 5 de Kaait voor zig en voor hunne Kin- deren ; zonder die aan reizende of vreem- de Kantooren over te geeven , dan als men hen noodig heeft, en zy genoegzaam zoo flim geworden zyn als hunne Leermeesters. Voorts gaat het in den Handel , gelyk in alle andere zaaken; het ontbreekt hem, die flim en oplettend is, aan geene gele- genheid, om, zoo als de Hollanders zeg- gen, te fleelen, en ieder het zyne te laa- ten; dat is, den Baazen af te zien , ’t geen ze, gevraagd zynde, niet zeggen zoudèn. Terwyl onze Hollanders hunne Zoonen dus tot den Handel opleiden , weeten zy tevens zulk een nuttig gebruik van hunne uitfpan-: ningen te maaken , en hunne Kinderen zo- danig eene opvoeding te geeven, dat zy zeer wel in flaat zyn , om in de Waereld te verkeeren. Van daar komen de Kinde- ren onzer aanzienlykfte Kooplieden zoo- welgevormd in ’t Salet, op een Bal en Dansparty, of in de Manege, als de best gefatfoeneerde Edelman; en ze behoeven' voor den vermogenden Burgerftand, in Biirgerlyke welleevendheid , niet onder te doen. Maar ’t geen hun nog meer ter eere ftrekt , is , dat zy den ledigen tyd , die hun van hunne noeste bezigheden over- fchiet, niet zeldzaam vlytig befleeden, ter aankweekinge van nutte Letteroefeningen. Dit heeft vooral plaats, in deeze Eeuw; Taal- en Dichtlievende uitfpanningen gaan fterk in zwang ; men fchept veel vermaak in het Tooneelkundige , en in de Teken^ ^ en VAN HOLLAND. 1317 en Schilderkunst ; leest met gretigheid Speftatoriaale bedenkingen ; en verledigt zig meermaals tot het onderzoeken der Natuurkunde 5 en ’t navorfchen der Natuur^ lyke Historie. Alle deeze en foortgelyke oefFeningen bloeien, onder de Zoonen der Kooplieden , thans zoo fterk , als zy mis- Ichien ooit gedaan hebben: men weet dus wyslyk nuttige uitfpanningen met de zorg voor den Handel te paaren ; fleeds gedagtig aan het Versje van zeker beroemd Amfter- damsch Dichter : Alles heeft zyn tyd en uur. Dan de Dichtkunst, dan Mercuur. Na ons dus lang opgehouden te hebben met de Jongelingen, en derzelver opvoe- ding, ’t zy ze ter Studie , of tot den Han- del gefchikt zyn ; zal het tyd worden , om der Hollandfche Juiferfchap te gedenken. Daar ik onze jonge Heeren vergezelde , tot hun- nen Manlyken ouderdom, en openbaare verkeering in de Waereld ; zouden onze jonge Dogters gewis reden hebben , om op my verftoord te zyn , zoo ik haar in het Naaifchool liet zitten , en haar, met myne \ Hollandfche welmeenendheid , niet in den kring onzer loflyke Jufferfchap geleidde. Dog om hier van, zoo veel myn beftek vordert , het noodige te melden , moet ik een wel degelyk onderfcheid maaken, tusfchen die geenen, welken tot de allerhoflykfte manieren, der Franfche Waereld,. en die gee- J5E HOTr* LAND- SCHE NA TI. 5. DE HOL- LAND- SCHE NATIE. 1318 NATUURLYKE HISTORIE geenen 5* welken tot onze deftige Holland- fche Waereld, om zoo te fpreeken , behoo- ren. Wat de eerften betreft , deezen , geheel en al afgezonderd van den eigenlyken Hol- landfchen deftigen trant, houden zig in gee- nen deele aan eene beftendige , maar aan eene a la modifche opvoeding , die met de Mode aan veelvuldige veranderingen onderhevig is. De Hollandfche Schooien voor derzul- ker opvoeding niet goedgekeurd zynde, worden zy aan eene Uitheemfche Gouver- nante aanbevolen ; welker behandeling zoo veranderlyk is, en welker grillige denk- beelden dermaate onderééngehaspeld zyn, dat geen geregelde penne het weezenlyke dier wyze van opvoeding kunne befchry- ven. Men mag ’er met een kort woord in ’t algemeen van zeggen ; dat dezelve maar al te dik wils veel eerder ftrekt, om der Jufferfchap de denkbeelden van. galante liefdehandelingen, veragting voor haare, fchoon dikwerf aanzienlyker, mede jonge Juffers; benevens hoogmoedigheid op adel, geboorte en rang, met meer dergelyken, in te boezemen, dan om haar weezenlyke verdienden te leeren kennen, of haar op te leiden tot eene vriendelyke gemeenzaam- heid. Vaderlandliefde, agting voor eene braave Hollandfche Vrouwe , en alle onze heufche zeden, ’t Is ’er even zoo mede ge- legen, als met dat bov^engenoemde flag van Gouverneurs der jonge Heeren : ’t moeten ook Fran^aifes zyn ; fchoon men hier te Lande genoeg eerlyk^ Weduwen , welden- ken- VAN HOLLAND. 1319 leende, onopfpreeklyke bejaarde Vrysters, zoo onder de oorfpronglyke Hollanders , als onze genaturalizeerde Hollandfche Fran- -fchen, vinde; aan welken men de opvoe- ding onzer Dogters zeer wel zou mogen vertrouwen. Men ziet ook dat onze defti- ge Burgers en vermogende Kooplieden, hunne Dogters , met een gewenschten uit- dag, onder ’t opzigt van zulke braave Juf- fers, die veelal Hollandfche Franfchen zyn, geeven. ’Er zyn hier toe in meest alle on- ze Steden , en op veeien onzer Dorpen , zeer goede Koscfchoolen; in welken de jonge Juffrouwen ruim zoo wel onderwec- zen worden, als de Jongelingen in de hui> nen. ’t Schynt als of de Vrouwlyke Sexe, door de natuur ter opvoedinge gefchikt, zig fleeds genoopt gevoele, om ook hier- in uit te munten. Men geeft den jongen Jufferen, in deeze Schooien, gemeenlyk eene goede onderrigting in alle Vrouwlyke bezigheden en kundigheden; terwyl men haar tevens de Franfche welleevendheid in een goeden fmaak zoo leert beoeffenen, dat ze te gelyk de eerlyke denkbeelden van een zuiver Hollandsch hart, en ongeveins- de Godsvrugt, beftendig koesteren. En ik fchroom niet, na alles wat ik deswegens opgemerkt heb , te zeggen , dat ’er zelden , (flegte Schooien en weerbarffcige Leerlin- gen reken ik niet,) eene jonge Juffer on- kundig en ongemanierd uit onze Juffer- Kostfchoolen komt. Men begrypt uit dit alles zeer wel, dat ik geene partydig- DE Htt*- LAND- SCHE NATIE. Dl? HOL LAND- SCHE NATIE. Ï320 NATUURLYKE HISTORIE heid hehbe, tegen eene weJIeevende op- voeding; en aan onze deftige Juffrouwen het Toilet geenzins ontzegge: dit ware der bevalligheid haare bloempjes, en der aan- minnigheid haare bekoorlykheden ontnee- men. Maar ik kan niet goedkeuren , dat onze geestige Jufferfchap voornaamlyk op- geleid zou worden, om voor den Spiegel te zitten. Jonkers aan ’t Toilet op te wag- ten , en zig van een welgemaakten Poeder- Baron te laaten krullen. Indien ik zodanig eene handelwyze toeflemde, zouden de he- dendaagfche verftandige Hollanders , en der- zelver Nakomelingen , deeze myne Schrif- ten rechtmaatig tot papillotes of krulpapier- tjes veroordeelen. Zulks mag nu, daar ik my dus rondborftig verklaare, hier of daar eens door eene kwaadaartige hand gefchie- den; maar over ’t geheel vlei ik my met een beter lot deezer bladeren , en hoop nog te mogen zien, dat ze aan deezen en geenen van onze Hollandfche Moeders, en haare beminnelyke Dogters, ten fpoore mogen ftrekken, van eene rechtgeaarte Holland- fche, vrye, verftandige, deftige en God- vrugtige opvoeding. Verder is de opvoeding van den Burger- ftaat ingerigt naar de omftandigheden van ’t Huisgezin. De Moeders houden haare Dogters, na dat zy in ’t Brei- en Naaifchool volleerd zyn, gemeenlyk by zig; om haar ten dienfte te ftaan , of behulpzaam te wee- zen, naar dat het Huishouden zwaar zy. De Meisjes van gemeene Lieden zien naar een VAN HOLLAND. 1321 een Dienst om ; dog dit heeft meest betrek- king tot zulke huishoudingen, welker ge- win het niet anders toelaat: want buiten dit vermyd eene Burgervrouw de dienstbaar- heid haarer Dogteren , meerendeels , zoo lang het mogelyk is. intusfehen haaten on- ze Hollandfche Vrouwen egter eene laffe en fchaadelyke ledigheid. Het is ter dier oorzaake geen fchande; maar men rekent het alleszins lofwaardig, dat eene jonge Dogter, zelfs van tamelyke gegoede Ou- ders , zig toelegt op het maaken van Mut- fen , Tabbaarden , Japonnen , en dergely- ken ; op het Borduuren , en andere Vrouvv- lyke Handwerken , of het verkoopen van eenige Winkelwaaren , en wat meer van die natuur zy. Men tragt haar , terwyl zy , door dit middel , een goeden Spaarpot maa- ken , dus in ffaat te flellen tot het aanhou- den van eene eerlyke kostwinning ; ten einde zy, in gevallen van tegen fpoed , on- gehuwden ffaat, of weduwfehap, in haare eigen kundigheid en bekwaamheden een beffaan mogen vinden; ’t geen de dartele hoogmoed, en weelderige opvoeding, aan den vervallen Adel , en den verloopen Ryk- dom , ontzegt, ’t Zal , is de taal der w^’ze Burgermoeder, myne Dogter nooit fchaa- den , en ’t kan haar fomtyds te pas komen , een Ambagt of Hanteering geleerd te heb- ben : een Hollander fchaamt zig geen eer- lyke winst ; hy noemt het loflyk , ieverig te zyn om te winnen , en het gewonnen door eene welbeffierde fpaarzaamheid te III. DEEL. Pp pp bc- DE HOL-r LAND- SCHE NATIE. DE HOL- LAND- SCÜE KATIE. 1322 NATUURLYKE HISTORIE bewaaren. Anderen beflelJen haare Dog- ters> in den eenen of anderen Koopwinkel, of eenig VroLiwlyk Beroep, als Winkel- of Kantoor-Dogter; ten einde haar , langs dee- zen weg , bekwaam te maaken , om vervol- gens, op dien voet,insgelyks voor haar en haar Huisgezin te kunnen zorgen. Hier door vind men in Holland zoo veele defti- ge Burger - Huizen , daar Man en Vrouw byzondere takken van Koopmanfchap han* teeren ; ja ook wel , daar de Vrouw voor- naamlyk de winst aan brengt. Dit hebben onze' Hollanders met de Inwooners der na- buurige Gewesten gemeen; en zulks heeft bovenal plaats by de Brabanders en Vlaa- mingen; alwaar de Vrouw meermaals den Handel di7ft, en de Man Boekhouder is. Kortom, de opvoeding by onzen Burger- lland is gemeenlyk van dien aart, dat de jonge Dogters bekwaam gemaakt worden, om , ongehuwd zynde , of, na ’t aangaan van een Huwelyk, Weduwe wordende, zig zelven te kunnen geneeren. Ze kunnen langs dien weg, zoo wel als de Mannen, dikwils Kooplieden zjm, en de plaats der Vaderen , omtrent de Kinderen , vervul- len: uit welken hoofde alles, ook in dee- zen zin , gclyk t a c i r u s van de oude Ba- tavieren zeide , by Man en Vrouw ge- meen is. Eindelyk Raat ons nog, ten befluite van dit onderwerp, met een kort woord ge- wag te maaken, van de opvoeding in ’t ftuk van Godsdienst. Het is hier omtrent alge- meen VAN HOLLAND. ^^323 meen gebruikelyk, dat men de Jongelingen cn jonge Dogters, beiden al vroeg in den Godsdienst onderwyst , of laat onder \vy zen. Ieder fchikt dit ondenvys naar de gronden dier Gezintheid, tot welke hy behoort, of de leiding, die hy voorde beste houd. In T)nze Hervormde Kerk bedient men zig meestal van daar toe gefchikte Catechizeer- meesters; dog onder de zogenaamde Ern- Itigen worden de Meisjes veeJtyds ondcr- weezen door Vrouwen, welken zig hiertoe verledigen. Oudtyds maakten de Leeraars zelven , in de Steden , zeer veel werks van dit Catechizeeren der aankomelingen , en heeft ook nog nu en dan plaats : dan men Iaat zulks meerendeels voor de Catechizeer- meesters over; en de Leeraars neemen de onderweezene vervolgens, na een vooraf- gaand onderzoek, aan. Ten platten Lan- de ontmoet men dit gebruik van Catechi- zeermeesters minder; en op veele Dorpen zou een Predikant ergernis geeven , indien hy dit Catechetifche Onderwys niet zelf be- ‘hartigde. De jonge Dogters geeven zig al vry beilendig eerder aan, en worden jon- ger tot het Lidmaatfehap aangenomen , dan *de Jongelingen. Dit fpruit , naastdenkelyk , hier uit voort, dat de Meisjes zulks aan- ‘zien als iets, dat betrekking heeft tot den •ftaat van huwbaarheid; en haar eeniger- maate nader in den Vrouwljd^en rang brengt. Zy worden dan door de Ouders in deftiger 'gewaad geftoken; men begiftigt haar met ‘zwarte Zyden Kleederen, of eene voor den Pppp 2 open- r>r iTOT. la^d- SCIJE NATiK. DE HOL- LAND- SC HE NATIE. 1324 NATUURLYKE HISTORIE opcnbaaren Godsdienst gefchikte nette Ja- pon ; daar by komt een zet van Pronkju- weelen, waar mede min of meer vermo- gende Hollandfche Vrouwen, zelfs dezul- ken, die anders geen Juweelen draagen, zig verfieren, wanneer zy aan ’s Heeren Tafel zullen gaan. Dus fchikt zig de jon- ge Juffrouw, om, het Kinderlyke en jeug- dig Optooifel afgeleid hebbende, met eene Vrouwlyke ftaatigheid, in ’t openbaar te verfchynen. De Jongelingen, minder be,- lang fteiieiide in zoodanig eene onderfchei- ding, en veelligt meerder tot eene uitge- ftrekter oefi'ening genegen, wagten veel- tyds langer met Leden der Kerke te wor- den. intusfehen houden zy ook egter dce- ze plegtigheid , als eene Manlyke intrede in de befchaafde Christlyke famenleeving, on- der hunne Medeburgers. Wat nu nog het gemeene Volk betreft, dit maakt, (als men ’er de Roomfehen, die in ’t Ruk van Gods- dienftige Plegtigheden nooit zuinig zyn, van uitzondert,) in deeze Eeuw, zoo weinig werks van ’t openbaare Lidmaatfehap der Kerke , dat men weezenlyk rede hebbe , om ’er over te klaagen. DeTchikkingen onzer Godshuizen, om de Kinderen niet te laa- ten vertrekken , of geen uitzet te geeven , voor dat ze Ledemaaten geworden zyn , en de onderfcheiden manieren van de armen te onderhouden, wanneer ze al of niet Le- demaaten der Kerke zyn; hebben nog al eenigen invloed op het geringe Gemeen; maar met dit alles Raat een groot getal der Van HOLLAND. 1325 zulken ’er geen agt op. Zy houden zig veel- al wel vergenoegd, met wat te kunnen Jee- zen en fchryven, met te arbeiden, om voor hun tydelyk beflaan te zorgen , en van hunne overwinst te teeren. Dog dit betreft meest de groote Zuid-hollandfche Steden en Vlekken. In Noord-holland maakt men ’er, tot nog toe, meer werk van, gelyk ook in ’t Overmaasfehe. Voor ’t ove- rige zjm zy egter, in de gewoone omftan- digheden, niet balfluurig; maar hebben gemeenlyk eene ingewikkelde eerbied voor den Godsdienst , de Wetten en het Vader- land. Dus hebben wy fchetswyze, (want uit- voerigheid zou hier verveelend zyn,) de Hollanders in hun Huwelyk en tyd van paa- ring, befchouwd; mitsgaders hun Kroost, van de Wieg en Bakermat af, tot dien zelf- den trap van ouderdom nagegaan. Hier aan zouden wy nu nog kunnen hegten , ee- ne overweeging hunner byzondere Zeden , met betrekking tot de Wetten, den Handel en den Godsdienst: dan wy oordeelen zulks onnoodig , om dat wy de voornaamfte by- zonderheden , welken daar omtrent aanmer- king verdienen, reeds voorgedraagen heb- ben ; toen wy gewag maakten van den toe- ftand en de leevenswyze onzer Ingezete- nen , in verfchillende Streeken van ons Vaderland, en, by den aanvang van dit Stuk , de redenen hier van hebben opge- geeven. Dit derhalven tegenwoordig daar laatenden fchiet ’er, volgens ons voorge- Pp pp 3 fteU DE HOU SCHE NATIE. 1326 NATUÜRLYI^ HISTORIE jDE HOL- ftelde Plan , in deezen niet meer overig $ LAND- in ’t volgende Hoofdjhiky ’t NATIE. vestigen op eenige natuiireigen ge- woonten der HoIIanderen, met opzicht tot hunne Spellen , en den gemeenzaamen om- megang der Natie, onder elkander; als mede op hunne ftaatlyke gewoonten van Begraaven ; ten einde dus onze Hollanders , na hen van de Wieg af vergezeld te heb- ben 5 deftig ten grave te geleiden. -i.ji ■ f'-. NA. VAN HOLLAND. 1327 N A B E R r G T. Na dat dit Hoofdflük gcnoegfaam afge- drukt was, is ons toevallig, by het doorbladeren van idsinga’s Staatsrecht der Vereenigde Nederlanden eene aanteke- ning van dien Heer voorgekonien , met be- tre&ing tot het beveiligen der Kraamvrou- wen, in onze Gewesten; welke eeniger- maate dienen kan, ter nadere ophelderinge van ’t geen we des aangaande gezegd heb- ben, by gelegenheid dat we gewag maak- ten van de Kraamkloppertjes en derzelver zogenoemde Voorrechten. Wy zullen het voornaamfte dier aantekeninge , zoo ver ze tot ons onderwerp betrekkelyk is, daarom hier nog kortlyk mededeelen. Volgens het aldaar bygebragte , heeft men al van oudsher byzondere zorg gedraagen , voor de beveiliging der Kraamhuizen en Kraamvrouwen. In den Zoenbrief der Frie- zen, met Hertog jan van beieren, van den eerflen September 1421, word wel • iiitdruktyk bepaald, dat men ter wederzy- de alle dyeven craemfchenderen ^ enz. fal vervolgen; en in den Verbondsbrief der Schieringers en Vetkoopers , van den eerflen Fe- Zie f. H. V. IDSINGA5 Staatsrecht. If. D. Bi. 325-328. Pp pp 4 DE HOL- LAND- SCHE NATIE. Zie bo- ven, BI. 1244— 1251. DE HOL- LAND- SCHE IVATIE. 1328 NATUURLYKE HISTORIE February 1422, verbinden zy zig insgelysk onderling, om de craemfchenders over te /en- den en te vervolgen. Men vind wyders meer- maals gewag gemaakt van Duitfche Wetten , daar toe betrekkelyk ; en ’t blykt dat de Wet^ ter beveiliginge der Kraamvrouwen en der Kraamhuizen, ook zelfs in tyden van open- baare tweefpalt en kryg , over geheel Duitsch- land, in ’t jaar 1442, algemeen gemaakt is. Uit dien hoofde waren de Kraamhuizen , ge- lyk de Kerken en Godshuizen, hier en daar, onfchendbaare Azyla^ of toevlugtplaatfen. Dit nagaande, bezeft men terftond,ndat de gezegdens van verfcheiden oude Schry vers , wanneer ze verhaalen dat in den kryg, fomtyds noch Kerk^ noch Kraam ^ gefpaard wierd , niet flegts te kennen geeven , eene verregaande wreedheid , maar tevens aan- duiden, dat zulk een bedryf tegen de alge- meene Wetten, of ten minfte gewoonten, aanliep. De Heer i d s i n g a tekent verder aan, hoe deeze voorzorg voor de Kraam- vrouwen,'ook in de laatere Landrechten, Rand gehouden heeft ; wel byzonder meld hy , dat 5 volgens de Landrechten , in de Provinci- ën en Landen over de Lauwers , geene Mans , welker Vrouwen in de Kraam liggen , op gerichtlyke daagingen , in de Gerichten be- hoeven te verfchynen ; en dat zulke Hui- zen, zo lang van recht en recht sexeciitieuy en na dat van Wedde en Westwoldinger- land , op halsftraife , bevredigd en vry zyn. „ Zoodanige Wetten en Gewoontens, ,, zegt hy eindelyk, zyn, zoo in andere na- 55 VAN HOLLAND. 1329 5, nabiiurige Landen, als in Holland, im- „ mers hier en daar, fchoon ’er de oor- „ fprong altyd zoo klaar niet van te ont- 3, dekken is, in gebruik. Waar van zeer 3, vermoedelyk afkomflig is , de gewoonte , 3, om de Kloppers van de deuren der hui- 5, zen, waarin een Kraamvrouw is, met s, een linnen doeck , ofte met eenig ander „ teecken, te bewinden en te onderfche^ ,, den; als ’t welcke niet fiechts gefchiedt , „ om de zulcke, die na den toetendt van „ Moeder en Kindt zouwden willen ver- „ neemen, ofte om andere reedenen, aan „ zulck een huis mogten koomen , bedacht- ,, zaam te ^oen zyn, om zachtjes aan te „ kloppen of te bellen, gelyk zommigen ’t „ fchynen te neemen , maar ook voor Ge- „ richtsdienaars, pm ’er in dien tyd geen „ exploi^len te VQnichten ^ gelyk oock , zoo ,, ons bericht is,- hier en daar in Holland, ,, geen onderzoek op het broodt , of ’t „ gewigt van ’t zelve, in zulke hackers „ huizen , daar de Vrouwen in de kraam liggen, gedaan wordt”. Overéénkomftig hier mede heeft men ons intusfehen het volgende berigt ook nog uit Enkhuizen ter hand gefield. " i-* „ Den oorfprong van ’t teken aan de Klop- ,, pers der Huizen , daar Kraamvrouwen „ zyn, weet men niet: ’t is een gebruik van „ onheuchelyke tyden herkomflig. — In de „ voorige Eeuw werd het agtergelaaten by „ fommige Vrouwen, die van onegte Kin- 55 ders bevielen , waarom de Regeering , daar- DE HOL* LAND- SCH£ NATIS. 55 DE HOL- LAND. SC HE NATIE. 1330 NATUURLYKE HISTORIE 55 daarin willende voorzien, goedvond te ,, ftatueren, dat de Vroedvrouwen zorg ,, moesten draagen , dat het teken aan de 5, Kloppers der zodanigen gefield wierdt op 5, cehe geldboete. — Ten tyde derPagteren 3, mogt in een huis, -daar men zulk een te- 3, ken aan zag, geen onderzoek gefchieden. 5, — Thans worden aan die Huizen geen 3, Exploiólen , Dagvaardingen of Geldmaa- „ ningen gedaan; doch men vindt geen 3, Keuren, die zulks verbieden. — En ein- 3, delyk zyn, volgens de Brandordonnan- 3, tien , en die van den Burger-Krygsraad , 3, de Mannen der Kraamvrouwen , geduu- „ rende den tyd van dat teken, vry van „ togt en wagt”. < J 4 ' . / % t t ■ r: I 1. . ■ * ^ -- 'A': ^ c ^ 1 t. . T eVBClAi^ V. 3 i p^-3 ‘ - ' I- ö£TD' C£M£R UbKAKV [tó :- . ..—