VERHANDELINGEN E N BERICHTEN, TOEGEZONDEN AAN HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP D E R WETENSCHAPPEN T XE VLISSINGEN, t eN ar LAAr wikotadsar VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEE U WSC H GENOOTSCHAP WETENSCHAPPEN T E VLISSINGEN: … UITLEGGING DER ALTE LPE AE. D € WYSHEID, fier gezeten op haar Throon, Befchouwt men in;M1NE Kv r’s Wa; enkustingy, os Dóch ; wáärseh-van 'fabêldicht &n-vâlfche ‘Goôtv,. Schept ze in Gops BoEK haar grootfte zielsverlusting, Twee Zuilen, die *tgewelffel van haar Kerk Aan d'eenen kant bouwkunftig onderfchraagen , Vertoonen t zeEUWSCH en vLIssSINGS wapenmerk , En wiLLEms'beeld, wien ’t werk wordt-opgedragen, Doorluchtig Hoofd van onze Maatfèhappy, } Die, fchoon noch in heur zwakke en kindftbe jaaren , Hem d’Eerfteling ‘heur's arbeids 5 vlugsen bly, Voor de obgen brengt, met lust oin voort te vaaren. Me Tafel met den Voorgrond, ryk bedekt et Tekenfthets van Kunst en Weten chappen, ET Ek EMA ie: wench weke ” „Ter. zyde van Gordyn‘en tenipeltrappen AEN ET Getuigen , dat de weetzucht, vlyt en lust, Door de Eer gefpoord, aan Zeelands verfte paalen In onze Pest noch niet zyn uitgebluscht: Men tracht door nut ’er mêde een’ Prys te haalen, Handhaving van den Godsdienst en het Recht , Geneesbehulp , tot fteun van ’ menschlyk leven , ‘tNatunrigek ;doôr Gors ‘trand ons: voorgelegd p b4, % Nâtuuiboek:, door ZyreAlimacht zelf befchteve, * * De Meetkunst, in haar takken ruim verfpreid , De Schilderkunst, zoo fix in kleur en trekken, De Puikmuzyk , die harten opwaarts leidt, Haar Zuster, die de dofhcid zelf kan wekken, ’t Vermogen om door ’ helder Spiegelglas Het jo plan aan ’t menschlyk oog te klemmen, Of doorbertip van Graadbooe En Kompas, 7 7: Op verse hoede df zee ke Bmlensd NR: Hiftoriekunst , die *t oude in ’ nieuw herfchept , Die munt en fleen van vroeger eeuw doet tuigen, Die honing zelfs uit bittren alzem lept , En uit vergift weet artzeny te zuigen , En wat zich meer liet (chetzen op de print, Zyn beeldfpraak van het doel, waar heen wy trachten, Is % werk gering? wie deugd en wysheid mint „ Heeft eindelyk op zyn’ arbeid vrucht te wachten. Dus huwt min % ryk van onzen Waterleeuw De Scheepvaardy met de oefening der verftanden. Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw Den yvergleed noch fterker doen ontbranden, 1 JJ BRAHE a 8 D. Befchot Dóéch Schept Twee Aan de Vertc En wir Door, Die, fc Hem Voor de De 7 „Met Tel CT ER „Ter. zyd Getui Door de In on: Men tra Hand Geneesbi % Va, % Nâtuu De JI De Schí De P Haar Z: % Ver Het Sta Of do Op vers Hiffor Die mur Die h En uit v En w Zyn bee Is tv Heeft ei Dus h _ De Sche Der b Den yve VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEE UW SC BH GENOOTSCHAE D ER noun wen WETENSCHAPPEN, ve a WA TT E A haa VLISSINGEN. nein, K NEGENDE DEE Ie EN TE MIDDELBURG; sr PIETER GILLISSEN, Drukker van het Zeeuwsch Genootfchap — hl der Wetenfchappen , MDCCLXXXIIKS id Ben Li Pi ZAL nd t Zet Genootfchap erként geene exeme _plaaren voor echt, dan die door eenen der Secretarisfen éigenhandig. ondertee- kend zyn. HISTORIE VAN HET | | ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER vit inc deed FB VLISSINGEN. EE EN WI PE | | C v Jolgens de belofte, door het MOE Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen gedaan, in - het achtfte deel van deszelfs Vers handelingen, over weinige weken in 't licht gekomen; ontfangt het letterlievende en kunstminnende Vaderland het negende deel, waar in lezers van verfchillenden fmaak het eene en andere zullen aantref- fen, ’t gene hunne weetgterigheid ERI DEEE 0d 009 kan Evil kan voldoen, of tot verdere na- fpooringen opwekken: gelyk uit ‚de lyst der. Verhandelingen; in dit deel te vinden, genoeg ‘blyken zal. | Het is om meer dan ééne reden noodzaaklyk geoordeeld hier te melden, — dat de befchryving van een verbeterd werktuig ter herftellinge van den ontwrichten fchouder, door den Heere B, Hus- Jem medegedeeld, reeds aan het Genootíchap gezonden zy in oogste maand des jaars MDCCLxXxx; zynde de laatere uitgave allermeest ver- oorzaakt door het wachten naar de vervaardiginge der plaaten, die tot deze verhandelinge behoor- den; — en dat men, om gewigti ge oorzaken, goedgevonden heb- be, twee ftukken onvertaald in dit deel uittegeven, te weten, het onderzoek van den Heere L. Euler over een nieuw foort van | too- [va ] toover-vierkanten,. en de aanmer» kingen van den Heere C, Saxe over zeker Latynsch opfchrift, te lezen op een gedenkftuk der oud- heid, over eenigen tyd ontdekt. Het laatfte ftuk is van dien aart, dat het minder verftaanbaar zou worden, wanneer het in ’t Neder- duitsch vertaald werdt, en voor niemand nuttig konne, zyn, díe der Latynfche taale onkundig is. Betreffende het eerfte: men heeft wel getracht temand te verwilli- - gen tot de overzettinge daar van; doch elk zag op tegen de uitvoe- righeid des werks, of vreesde, aan het oogmerk van den grooten Schryver niet. genoeg te zullen voldoen. ‘Het ítuk was te uitge- breid, om het oorfpronglyke en de vertalinge beide in de Werken van ’t Genootífchap te plaatfen. Men befloot te liever tot de uitga- ve dezer Verhandelinge in de taar BRE le, [var ] le, waar in zy toegezonden is, om dat alien, die‘daar by eenig be- lang hebben, met reden onder- {teld worden de Franíche taale te verftaan, ten minften in zoo ver= re, dat zy zich dit onderzoek, zonder moeite, ten nutte zullen konnen maken. Sedert het fchryven der Hifto- rie, voor het achtte deel ge: plaatst, verloor het Genootfchap, uit het getal zyner Directeuren , den Heere JAN BAERT, Med. Doc- dor , Schepen en Raad der Stad Whsfingen, in zomermaand van dit jaar overleden; en van zyne Le- den, den Heere DAVID HENRY _GALLANDAT, Med. Doctor , ’s Lands Operateur en Steenfnyder, Lector in de Ontleed-Heel- en Vroedkun: de binnen dezelfde Stad, en 7he- Jaurter van dit Genootfchap, waar van hy het oudíte Lid was, en geen gering fieraad, federt de ps e [ax 0 fte grondlegginge en opbouwinge van deze Maatfchappye, tot zy- nen dood toe, in oogstmaand van dit jaar voorgevallen. Daarentegen is, den zevenën- twintigften van oogstmaand laatst- leden, tot Directeur aangefteld de Heer Mr. WiLLEM ARNOLD ALTING, Gouverneur Generaal van Neêr- lands Indiën, enz. enz. te Batavia; en zyn, ten zelfden tyde, tot Le- den aangenomen de Heeren: GER- RARDUS KUIPERS, Predikant der Hervormde Gemeente te FUisfin- en, Lid van het Provinciale Utrechtfche Genootfchap; MARCUS ELIESER BLOCH, Med. Doctor, Lid van de Berlyníche, Dantzigfche, Hallefche, Leipzigfche, Gotting- fche, Frankfortíche ‘en andere So- cieteiten van Wetenfchappen, te Berlyn; JOHANNES PIETER FOKKER, A. L. M. Philof: Doctor, Lector în de Wis- Natuur- en Sterrenkunde | EL en te Ean J te Middelburg ; MARTINUS VAN MA- RUM, 4, L. M. Med, €5 Philof. Doctor , Lector in de Natuurkun- de en Lid van de Hollandfche Maatfchappye der Wetenfíchappen te Haarlem; JOSEPH GHESQUIERE, Hiftoriefchryver, en Lid van de Keizerlyke Koninglyke Academie der Wetenfchappen te Brusfel; ADRIAAN VAN SOLINGEN, Med. Doc- tor. ve Middelburg , en FLORIS JA- COBUS VOLTELEN, Stads Med. Doc- tor, Lid van ’t Provinciale Ge- nootfchap te Utrecht, „Het Genootfchap ontfing met genoegen de boek-gefchenken der Heeren A. Bonn, FJ Petsch, M.E. Bloch, E. Sandrfort,van Nispen Muller, en anderen, wier vriendlyke oplet- tendheid de openlyke dankbetuigia: ge vordert, en by dezen ontfangt, Nu blyft alleenlyk overig, dat men verflag seve van de Alge- meene Vergaderinge, den zeven; én: [ xr j _ntwintigften van oogstmaand MDCCLXXxIT gehouden. De Heer WINCKELMAN, Prefiderende Direc- teur, opende dezelve met dit vol. gende vertoog: MYNE HEEREN! De binnen weinige dagen zal uitgegec- ven worden, het Achtfte deel der Ver- handelingen van dit Genootfchap , en op ver- zoek der Leden van het perpetueel Commit- té, in het zelve door den Heer Secretaris Te Water , wederom geplaatft is een Hifto- rifch Voorbericht van het voorgevallene en verrichte, federt de uitgave van het zeven- de deel; en U Ed., van die zelve kundige en arbeidzaame hand, het vervolg daar van te wachten hebben , by de uitgave van het reeds genoegzaam afgedrukte negende deel , die in de Maand Oober eerstkomende den- kelyk zal gefchieden ; behoeve ik thans my niet in te lasten in het doen van een omftan- dig verflag van het verrichte federt de laatst- gehouden Algemeene Vergadering. De uit- gave.der twee genoemde deelen levert een fpreekend bewys op, dat men noch voort- gaat, om, zoo veel mogelyk, toe te bren- gen tot de bevordering van nuttige kunften en Wetenfchappen, het groot oogmerk de- zer inftelling; en de goedkeuring, die de uic- ENE d uitgegevene Verhandelingen vinden ,ftrektten betooge, dat wy in dezen. niet vruchteloos werkzaam zyn. ’% Geen reeds her licht ziet, is waarlyk veel, naar den korten tyd, die _federt de oprichting van dit Genootfchap ver-. loopen is; doch het zoude meerder hebben konnen zyn, indien niet een aantal onzer Le- den , Mannen van naam en verdienften , van welken men by derzelver aanneeming te recht wat groots verwachtte en zich wat goeds beloofde , tot nu toe het Genootfchap tlechts met die hope gevoed hadde. Mochten zy zich eenmaal opgewekt en aangefpoord vin- den, om ons de vervulling dier hope te doen deelachtig worden! Hoe groot is in- wsfchen onze verplichting aan zulke Leden, die, met eenen dubbelen yver, het te kort koomen van hunne medeleden vervullen, en ons daar door gelegenheid geeven om, by de uitgave van elk deel, hunne naamen met dankbaaren lof te vermelden. Mochten zy het genoegen hebben, anderen door hun prys- waardig voorbeeld te trekken, en hun klein getal te zien aangroeijen } Dan zoo groot on- ze verplichting aan de zoodaanigen is, zoo veel te gevoeliger treft het ons, wanneer wy vit hun midden, op het onverwachtst, en voor altoos, ons beroofd vinden van zulken, van wien wy, naar hurnen lust, en den ge- woonen loop des menfehelyken levens , noch zoo veel te wachten, en met grond te ho- pen hadden. In zuik eene treurige omftan- digheid vinden wy ons thans, Myne Hee- ren! Het is met eene gevoelige aandoening, 4 dat zr EEN FP: WIM 7 dat ik uit naam, en- op bvzonder verzoek der bedrukte en diep getroffen Weduwe, U Ed, kennis geeve van het overlyden van haaren Echtgenoot, den Heer pa VID HENRIJ GAL- LANDAT» Wiens naam de eerite gêleezen wordt in de ly{t der Leden van dit Genoot- fchap ; waar van hy, in zeker opzicht, de grondlegger, en, zonder bedenking , de eer- fte onder de mede-oprechters geweest is; waar voor hy een tedere zucht gekoesterd heeft; en waar aan hy fteeds dienstbaar en vordelyk geweest is, zoo in de betrekking als Thezaurier van het zelve, welke post hem door de Heeren Directeuren was opge- draagen , als in dien van Lid van het perpe- tueel Cofnmitté, en wel met zoo veel ge- trouwheid , als onafgebrooken vlyt, meer dan zyn bekrompen tyd, welken hy geheel ten nutte van zyn medemensch, in de beoeffe- ning der Genees- Heel- en Vroedkunde, be- fteedde , hem fcheen over te laaten. _ Deze plechtige aankondiging vernieuwt zeker by U Ed., Myne Heeren , de aandoe- ningen, die het eerfte bericht dezer treurige Mare by een ieder onzer heeft doen geboo- ren worden, en ik houde my verzekerd, dat U Ed, gaarne met my zullen inftemmen om haar, uit wier naam ík dezelve deed, te verzekeren, dat wy, op eene byzondére wy- ze over haar en ons verlies getroffen, eén oprecht deel in haare droefheid neemen, Dan daar ik het genoegen had hem tot eenen vertrouwden vriend te hebben, en als zulk eenen ook van hem gehouden en behandeld ed ea kre te EPU te worden, zullen U Ed. wel willen toelaas ten, dat ik my eenige oogenblikken bezig houde om van mynen vriend te fpreeken, en zyne nagedachtenis dit Genootfchap aan te beveelen, daar hy toch op het zelve eene meer dan gemeene bêtrekking had, en op eene zonderlinge wyze voor deszelfs bloeis ftand yverde. Ik zal dit miet in die uitge= breidheid konnen doen, als anders de ruimte der ftof daar wel gelegenheid toe zou geë- ven, dewyl, de kortheid des tyds, federt welken wy hem misfen, niet toegelaaten heeft, uit zyne aanteekeningen en fchriften, welke my. vriendelyk zyn medegedeeld , vee- le nuttige en wetenswaardige zaaken , welké hy zelf mogelyk, had de Hemel hem eenen langeren en gerusteren leeftyd gegund, noch wel zoude hebben bygedraagen, thans by één te gaderen; ik zal my moeten vergenoe- gen met eenige hoofdzaaken U Ed. voor te houden , en die züllen genoegzaamt zyn „om ons meer. en meer ‚te doen bevroeden, wat wy in hem verlooren hebben. Ik vleije my, dat U Ed. dit myn voorneemen niet, zullen afkeuren, noch hetzelve als hier niet te pas koomende aanmerken’, daar het in andere Genootfchappen de gewoonte, en by de FParyfche Academie eene wet ís, om one der den titel van Zloge des Academigiens, in hunne gedenkfchriften de nagedachtenis van elk der afgeftorven leden te bewaaren, terwyl zy telkens iemand hunner ín % byzon= der benoemên, om zyne lofrede, in eene eerstkoomende zitting, voor te leezen, 5 ke Baal 0 [ww J “Onze bverledene betoonde, in deszelfs zéz delyk beftäan, fteeds eetien diepen eerbied voor het Oppèrwezen, eene erkentenis Zy- niet afhankelykheid’ van het zelve, en van den alleen alzins daar van afdaalenden zegen op alle zyte pogingen; en hy richtte zyn gedrag beftendig zoo in, dat mén hem met recht mocht noemen éen menfchenvriends hy verkeerde omtrent zynen meerderen met befcheidenheid „ omtrent zyn gelyken met vriendelykhéid, ‘omtrênt zynen zininderert _ met zachitimoedigheid. Hy werd geboren te ‚ Yvónand, een Dorp in ’t Canton van Bern in „Zwitzerland, onder de Bailluäge van Grands fon , waâr zyn Vader, Martin Gallandat, hét ampt van Jufticier of ‘Schepen, bekleedde. Zyne Moëder ‘was Maria, de Bias; hy was het’ jonsfte van negen Kinderen, ‘en zyne Motder had teëds het 5rfte jaar van haar le- ven beteikt, Wanneer zy hem’, in de maand Jani des jaärs-1732, ter weereld bracht. Den 8ften dier’ maand werd hy door den. H. Doop dér Chtistelyke kerk ingelyfd. Naauwlyks had hy den ouderdom van zes jaaren bereikt, wanneer zyn Vader kwam te Îterven, alatende eêné bedroefde weduwe mêt acht kinderen. , Hy verliet zyn Vaderland in den jaäre 17445 €n'kwam langs den Rhyn, over Rot- terdam, maar-deeze Stad, by zynen Oom òf Moeders broeder den Heer Jean Hebry de Bruâs, dië de estyds, en noch lang daarna; met, zeer veel roem, het Stads Genees. Heel: en’ Vroednteesters ampt bekleedde; met oog- merk , E vr | merk; om. onder „deszelfs onderwys , zich vooral in de Heelkunde bekwaam te maaken: waar toe zich ook in het vervolg, na dat hy de gronden der Latynfche taal, by-den Rece tor Wagenaar, geleerd had, verfcheidene gee legenheden opdeegen, inzonderheid by de be- legering van Bergen op Zoom, wanneer, de gekwetften herwaards overgebracht werden. . „Zyn Oom, de heerfchende lust, van zynen Neeve befpeurende om vordering, te maken „ fpaarde geene moeite, om hem daar in be- hulpzaam te zyn, en hy ‚was ookzynen Oom weder in alles ten dienfte, Onder de Iyders „ die de hulp. zyn’s Ooms noodig, hadden; was een der: Om den Godsdienst uit. Vranks ryk, na de herroeping van ;het Edict van. Nantes, gevluchten , des tyds reeds hoog be- jaard , en federt „hier in een’ meer dan hon= derdjaarigen „ouderdom overleden, … Zyne kwaal. vorderde, dat. hem weeklyks het wa- ter wierde afgetapt; in deeze kunftbehande- ling hadde Oom-den. Neef zoo ervaren ge= maakt, dat hy.-den-lyder geheel aan hem over- liet, die ook ‘daar,in, zoo. handig: te werk ging,-dat, wanneer „hy naderhand.te Parys die onder. het-opzicht van den-Hoogleeraar zoude in het werk ftellen, deeze niet dan mer ‘verwondering:.zyne handigheid, waar van, hem, de reden, totdat de overledene dezelve openbaarde, onbekend. was, kon pryzen. f Den ouderdom van ruim 18 Jaaren- bereikt hebbende, werd hy-op den 15 April des Jaars 1751 door den Stads Chirurgyn Sultze mag [ xvar ] man bekwaam geoordeeld, om de plaats van Opper-Chirurgyn op een Koopvaardy- fchip te bekleeden. | De bewustheid, die-hy had van het nut, “geen een Heelmeester kon trekken uit de gevallen, welke hem op zoodanigen - tocht konnen voorkomen , gepaard met een lust om afgelegen Landen te zien, zynen, land aart meer. dan anderen eigen, deeden hem in den Jaare 1751 zyne eerfte reize naar St. Euftathius in America onderneemen. Zy begon den 5 Mei van dat Jaar, en liep in veertien Maanden af: twee aanmerkelyke byzonderheden heeft’ hy onder anderen-daar van aangeteekend, ten bewyze, hoe, de Voorzienigheid gunftig over hem gewaakt had. De plechtigheid van ‚den zoogenaam- den Zeedoop onder de Linië, welken hy afkocht met betaaling van ’t geen daar toe ftond, werd den,17 Juni verricht aan ver= fcheiden Matroozen, die vervolgens dien dag in dolle vrolikheid en dronken{chap door= brachten, waar van de gevolgen aan hunnen Opperheelmeester. gelegenheid gaven, -zyne bekwaamheid in het verbinden, aan twee zwaar gekwetften te betoonen,- en’ welk te gelyk een: middel was, waar door men, ontdekte, dat eenige onvergenoegde Matroo- zen voorgenomen.hadden, zich meester van, %x Schip te maaken, om te Zeeroof te vaa- ren; doch ’t welk nu verydeld werd. Het tweede was ‚de beveiliging tegen eenen ge= weldigen. Orkaan , waar van hy, in zyn.dag- verhaal, deeze befchryving geeft» IX, DEEL. *® „ Het (ww. | “ Het was op den 22 September des na-= # middags ten vyf uuren dat de Orkaan be- » gon, met eene benevelde lucht, die met » dikke en pikzwarte Wolken en Onweêrs- „ hoofden was bezet; vervolgens met een » zeer fterken wind en alleryslykften ftorm , » die ruim vier uuren lang op zyn allerfelst » duurde. De fchuimbekkende Zee, beroerd „ En âangeftooken door de tegen den ande- » ren aandruisfchende winden, was in eene __» zoo fchroomlyke beweging, dat zy zich met de benevelde lucht fcheen te willen y vereenigen, terwyl de, den anderen ver- ss vangende, Blixemftraalen den Hemel in „ vuur en vlam zetteden. … Door deezen droe- » vigen Orkaan zyn ’er aan de Caribifche Ei- „landen 72 zoo groote als kleine Schepen » verongelukt. Op het land waren de daken » van verfcheiden huizen weggewaaid, zeer » zwaâre boomen neêrgeveld, het Zuiker- ‚ riet en de Coffyboomen uit den grond weg- s gerukt, en alle de bladeren van de boomen waren , door dien vliegenden ftorm, weg- > gewaaid: de aarde was van alle haare na= » tuurlyke vercierfelen beroofd, en fcheen » in“den rouw te zyn over de droevige onge- » lukken, dieter Zee gefchied waren; Ge- sTùkkig,” zegt hy, en wy mede, » dat wy ss téù dien tyde in de Coraal-baay aan het „ Deenfch Eiland St. Jan lagen, alwaar wy » geen fchade geleden hebben.” Ob “Dit fchrikte hem echter niet af, om in het volgende Jaar 1753, zich nochmaal op Zee te begeeven en eene reis naar de kust CIRB a es van [r_sax dd van Guinee aan te vangen. De ongezonde heid dier luchtftreeke veroorzaakte ‘veele zieken; verfcheiden Matroozen werden door kwaadaartige Rotkoortfen aangetast en weg- gerukt. Hy zelf werd ’er door tot aan den oever des doods. gebracht; was verfcheidene dagen buiten kennis; men maakte reeds toebereidfelen tot. zyne doodkist; zyn lis chaam was niet meer dan, een geraamtes Dan de bocht van Guinee verlaten hebben- de, ankerden zy voor het Eiland Annebon, daar zy overvloed van ververfing, Limoe- nen, Oranje-appelen, Ananasfen, Water-lie moenen ‚ Hoenders en andere kreegen, ’ geen niet: weinig toebracht tot zyne herftel- ling en die van het zieke Scheepsvolk. Hy leerde hier-dus by bevinding, hoe deeze zoo kwaadaartige ziekte te behandelen, en deeze kundigheid is hem federt wel te ftade ge- koomen. ’t Was op deeze reis, dat zy den grootften .Olyphantstand inhandelden, wel- ken men daar immer gezien had; hy, woog ruim 200 }, was 8 voeten 4 duimen lang, en-Io duimen over ’ kruis, Terwyl hy op deeze reis te Axim op de Goudkust ín Africa was, ging hy den beroemden Heer. Antho- nius, Guilielmus Amo Guinea Afer,„ Philofo- phiae Dr. et Artium Liberalium Magilter. be= zoeken. Hy was een Neger, die ruim 30 Jaaren in Europa verkeerd had. Hy was in den Jaare.1707 in Amfterdam, en werd ver- eerd aan den Hertog van Brunswyk, Antho- ni Ulrich, die hem aan zyn zoon Augustus Wilhelmus gaf. Deeze liet hem ftudeeren te peak ib Hall ii xx | Hall, en in Wittenberg, waar hy in den Jaâre 1727 tot Doctor in de Philofophie en Meester in de Vrye konften Gepromoveerd werd. Eenigen tyd daarna overleed zyn Meester: dit maakte hem zeer droefgeestig , en deed hem befluiten naar zyn Vaderland te rug te keeren; hy leefde daar toen als een Heremiet, en had den naam wan een Ge- lukzegger te zyn; hy fprak verfcheiden taae len, Hebreeuws, Grieks, Latyn, Fransch, Hoòög-“en Nederduitsch; was zeer kundig in de Astrologie en Astronomie, en een groot Wysgeer ; zynde toen omtrent 5o Jaaren oud. Zyn Vader en eene Zuster leefden nóch, en woonden vier dagreizen landwaard in; hy had een Broeder, die Slaaf was in de Colonie van Suriname; naderhand ís hy van Axim verhuist en gaan woonen in de Fortres der West-Ind, Comp. St. Sebastiaan, te Cha= ma. 45 , Wanneer zy den 24 Febr. 1754 ’s avonds by mooy weêr de nieuwe Maáan zagen, deed een Neger van d'Elmina, Quambina, die miet hun medevoer, dit volgende Gebed aan dit Hemellicht: 4 “Es Myn Groote Fetisch, geef, dat ik in » deeze nieuwe Maan, gelyk ik in de oude » Maan’ geweest ben, gezond en vlug mag »-Wezen: wees niet meer boos, gelyk gy » gisteren en van de nacht geweest zyt, » maar maak ons Captein, Officieren en Mat » troozen gezond; Dee het o Groote Fe- » tisch, om mynen ’t wil, en breng ons in de » bogt, Is waar, gy hebt reden om boos te dak N » Zyn, [KE |J » Zyn, terwyl de blanken u niet eeren en „ aanbidden, doch wees daarom op my niet » vergramd , maar geef my Goud, Paantjes „ en een Goed leeven”, , Dit Gebed deed hy, met de belachlykfte gebaarden , in de Neger-taal, en vertaalde het hun naderhand, daar by voegende: "Ik heb aan myn Groote Fetisch myn maande- Iykfche plicht volbracht, en heb voor U zoo ernftig als voor My Gebeden, zoo dat gylie= den van deeze Maan gezond zult zyn”. Onze Overledene, beter onderwezen,‚be: fluit het dagverhaal deezer lange en moeily- ke Reize, waarin hem veel was overgekoo- men, met deeze Dankerkentenis aan het hooge Opperwezen: ”De alleen Wyze en »„ Goeddoende God, die ons zoo Vaderlyk » bewaard heeft, zy gedankt voor eene be „ houden Reis. Amen. Gode alleen de Eer!” Want op de thuis reize leden zy veel ar- moede en ongemak, en na 26 maanden {uk- kelens kwamen zy eindelyk den 2 Juli 1755 behouden voor deeze Stad. 33 Hy verbleef hier echter. maar tot„den.1o October van dat zelfde. Jaar, wanneer hy.zy= ne derde Reis aanvong en voor de tweede= maal naar de Kust van Guinee ten, handel voer. Deeze was in allen opzichte gelukkig en voorfpoedig, en liep af den 17 Januari 1757: Noch was zyn Reislust niet voldaan: hy ondernam, den 24 Juni 1757, eene vierde Reize, en voer ten derden maale naar Gui- nee, doch nu ten Slaavenhandel,. - Hier in aha de flaag- (Est J flaagden zy gelukkig, en brachten een vry fterk armazoen Slaaven in Suriname, ’t geen daar voordeelig verkocht werd, en waar zy eene laading van Suikeren, Coffy en Catoen innamen. Ik noem deeze laading, en de wyze en plaats waar zy die ingenoo- men hedden, om dat het onbegrypelyk en van eene fchreeuwende onrechtvaardigheid is, dat een Engelfche Rechtbank te St. Jans- haven in Newfoundland in Noord-A merica heeft konnen goedvinden deeze laading, als Franfchen eigendom, prys te verklaaren, „ Groot Bretanje was des tyds ook met Vranke tyk in Oorlog; en wy Navigeerden onder Neerlandíche Vlag op de trouw der Tractaa- ten. Twee hunner Kapers, het eene ge- voerd door Capt. Smith, het andere door Capt. Francis, van Leverpool uitgevaaren, hadden de onbefchaamdheid dit Schip en Laading, nevens noch twee evengelyke, en cok van deze Stad uitgevaren, te neemen en daar op te brengen, en vonden ’er Rech- ters, die ze hun als een Wettigen prys toe- weezen, Met blydfchap, teekent onze overledene Vriend aan ,- verlieten wy dit Roofnest, daar ik de droevigfte vuren myns leevens heb, doorgebracht. Dan die vreugde was van korten duur, en zyn leeven nimmef in meer gevaar, dan elf dagen daarna; wan-= neer zy beloopen werden door eenen -ysfe- Iyken ftorm, die hen in den jammerlykften ftaat bracht. „Een- verfchrikkelyke Stortzee floeg het gantfche Boord van den Bak af tot Re a- an , B sro t} Cajuit toe weg; de Opperftuurman werd met al zyn Wachtvolk ín Zee geworpen, doch op «eene wonderbaare wyze, al het Volk, de Stuurman alleen uitgezonderd, we- der in het Schip geflagen ; het Nachthuis met beide de Compasfen geraakten over Boord; de meeste Balken weeken van één; het Stuur- rad lag in ftukken en brokken. In dit uiter= fte was men geneodzaakt alle de ftukken Ka- non over Boord te werpen, en de groote Mast te kappen, die met al zyn toebehoo- ren, benevens de Kruisfteng, eensklaps over Boord viel; hier door brak ‘de Galdery , en dic veroorzaakte een groot gat in ’* Wulf, waar door zeer veel water in ’t Schip kwam; de Boot en Chaloup werden ook in Zee ge- worpen. Ondertusfchen was de Storm zoo afgryslyk en de Wind en Zee zoo woedende, dat men, raad- en hopeloos zynde , voor eeuwig van elkander affcheid nam, Dan roe- pende tot den Heere in de benaauwdheid „ die zy hadden, heeft Hy hen gered. Na drie dagen deed Hy den ftorm ftille zyn, en met zulk een gedelabreerd Schip, bracht Hy hen in den barren Winter over Zee en den 23 December behouden ìn deeze Stad. Nim- mer bezag ik de afteekening van het Schip; in dien ontredderden ftaat, ten huize van my- nen Vriend, vof ik gevoelde eene dankbaare verwondering over zyne uitredding, en de behoudenis van het fchip , waar toe zyne op- lettendheid. niet weinig dienstbaar geweest was. Indien hun behoud noch mogelyk kon gerekend “worden , oordeelde. de ‘Capitins BA die ki warw. | die braave Zeeman en goede borger Bovel, zulks af te hangen van het losmaaken van een der zeilen van de fokkemast; dan het Volk was niet naar boven te krygen; de Capitein gaf zyne verlegenheid aan zynen Opperheel- meester te kennen; Gallandat brengt hun kort onder het oog, dat hun laatfte plichtver= zuim, het eerfte zoude zyn, waar voor zy by hunne, zoo voor handen zynde, ver- íchyning voor den Opperrechter zouden moeten verantwoorden. Dit trof echter min- der, dan zyn voorbeeld; hy klom zelf in ’t wand, en wilde de eerfte zyn; dan dit wil- den zy niet, maar hieiden hem te rug, en vlogen in ’ wand; hun reden was, dat, wanneer hy was koomen te vallen, zy dan niemand hadden om hen te verbinden, zoo dit hun overkwame. Na dus vier reizen ter Zee, als Opper- Heelmeester , gedaan te hebben, zoude hy zich geruftelyk hebben kunnen fchikken tot het beoeffenen der Heelkunde , en zich daar in niet minder loffelyk gekweeten hebben, dan zoo veele anderen, die niet meer ge- oeffend waren. « Dan hy hield zich wel ver= zekerd, gelyk hy zelfs zich dus uitdrukt, dat hem noch zeer veel ‘ontbrak, cm te recht den naam van Heelmeester te draagen. Hier om begaf hy zich, eenige dagen nazy-= ne thuiskomst, naar Parys, om meer be= kwaamheid in die kunst te verkrygen. Hy bracht 'er zynen tyd niet vruchteloos door; hy bezocht ’er niet alleen de Hospitaalen , els het Ldótel Dieu en la Char:té, maar maak» te B Farw, | te ook een nuttig gebruik van de openbaare en byzondere onderwyzingen der beroemd- fte Hoogleeraaren in die Sted. Hier had hy tot zyne leermeesters, in de Genees- en Ont- leedkunde, Astruc, Ferrein en A. Petit; in de Natuurkunde den Abt Nollet; in de Na- tourlyke Hiftorie, Valmont de Bomare; in de Vroedkunde, Levret en Gervais; in de Heel- kunde, Louis, de Garangeot, de la Faye en Mertrud. Twee Winters befteedde hy met het ontleden van lyken, en het verrichten van zwaare Heelkundige Operatien, in het Hôtel Royat des Invalides, onder het opzicht van den kundigen Sabatier, Hoe hy zich, geduurende zyn verblyf te Parys, gedragen hebbe, welke vorderingen hy aldaar gemaakt, en hoe hy de achtinge der beroemdfte mannen naar zich getrokken hebbe, blykt genoegzaam uit de getuigfchrif- ten, hem door de Paryfche Hoogleeraaren medegegeeven; onder welken de Heer Le- vret in ’* byzonder fchriftelyk verzekerde, dat onze Overledene boven anderen had uit- gemunt, en allerleie blyken gegeven, zoo van yver, oplettendheid en verftand „ als van behendigheid, welke hy onder het opzicht van dien Hoogleeraar verkregen had in de be= oeffeninge der Verloskunde, zelfs in de moei- lykfte gevallen. Dit getuigenis, door eenen Levret gegeven, is waarlyk groot, en werdt door de ondervindinge op het fterkfte be- vestigd. Thans, zoo ‘veel in hem was, toegebracht hebbende, om zich in die Kunsten en We- en 5 ten- [ xxvi |] tenfchappen bekwaam te maaken , meende hy zich ook gerustelyk aan de beoeffening van dezelve te mogen overgeeven , en keer- de in de Maand April des Jaars 1760 weder naar deeze Stad, met oogmerk, om zich daar neêr te zetten, of zoo hem dit niet ge- lukken mocht, wyl hy hier geene vrienden had, zynde zyn Oom de Bruas , reeds eenige Jaaren bevorens, naar ’s Hage met de woon vertrokken, als dan zich te bepaalen te Suri- gene ‚ welke plaats hem byzonder bevallen ad. Ter bereiking van zyn oogmerk floeg hy den betaamelyken weg in, en wilde niet dan volkoomen gewettigd zich in eenige Heel- kundige oeffening of practyk inlaaten; hy vervoegde zich ten eeríten by de hoofden en beftierderen van het gilde der Heelmeeste- ren „en op den 19 dierzelve Maand by re- queste aan de Regeering deezer Stad, ver- zoekende om binnen dezelve te mogen exer- ceeren de Chirurgie, en ook als Operateur en Vroedmeester te ageeren; hy voegde by dat verzoekfchrift acht getuigfchriften, en op grond dat hun Ed. Achtb, voorhenen zynen Oom de Bruas, en federt den tegenwoordi- gen Stads Chirurgyn Correvont hadden ver= fchoond van het doen der gewoone proeve als Chirurgyn en ’t geen daar meer aan ge= hecht was, verzocht hy ook op gelyken voet te mogen worden toegeiâaten.… Op dit request ingenoomen zynde het bericht van het Gilde , waar by de des tyds Heer Over- deken Mr, Nicolaas van Hoorn van Burgh, nee PEN 1 [ xxvii | nevens de Dekens Correvont en de Vey, fchriftelyk verklaarden, alle de overgelegde getuigfchriften buitengewoon goed en va- label bevonden te hebben, werd hem door de Regeering den 26 April zyn verzoek vol- komen en in allen deele toegeftaan. ‚ Hier zien wy hem dan eene nieuwe loop- baan intreeden, dien wy verder uitgebreid, hem met vollen lof , dan helaas! te fchielyk hebben zien ten einde loopen: al fpoedig kreeg hy eene aanmerkelyke praktyk; het getuigenis der Scheeps Capiteinen Dekker , Matthysfen, Colander en Bovel, met welken hy zyne reizen naar de West-Indien gedaan hadde, dat der verdere Scheeps Officieren en Schepelingen , aangaande zyne bekwaam- heden en gedrag, waar door hy zich die al- len tot vrienden had gemaakt, de getuig- fchriften , waar mede hy uit Vrankryk was te rug gekeerd, het gunftig befluit der Re- geering, zyne denk- en handelwyze brach- ten hier elk het hunne toe; en dit was hem een wenk der Voorzienigheid, dat die de plaats zyner wooning binnen deeze muuren bepaald had. Om die op te volgen, en het zich hier des te aangenaamer te maaken, trad hy noch dat zelve Jaar in wettig Huwelyk mer María Joly, thans zyne treurende Weduw , eene vrouw alzins naar zyn hert en hem nut- tig, welke in eenen hoogeren rang geplaatst, door haar verftand en voorkoomen denzel- ven eer zoude aandoen. | Van de uit dic Huwelyk verwekte Kinde- ren [ xxviu J ren zyn hem overgebleeven één Zoon , thans Candidaat in de Geneeskunde, waar in hy zich naar het getuigenis zyner Hoogleeraaren op Utrechts Hooge School met allen vlyt, en een goed gevolg, heeft toegelegd, en ééne Dochter, die in haare aankoomende Jaaren door onderfcheiden oordeel en fnedige ant- woorden een bewys oplevert, dat Arenden geen Duiven teelen. Voor deeze leefde hy geheel; omtrent hen vervulde hy alle de plichten van een Vader en Vriend; op hen waren zyne uit- zichten; en naar mate de vorderingen van zynen Zoon hem meerder hope gaven, dat hy , na de Paryfche Hooge School bezocht te hebben , hem onder zyn opzicht ook-die loopbaan zou zien intreeden, vermeerderde zyne blydfchap. Dan ik keere van zyn huislyk tat zyn openbaar leeven weder. Hy bemerkte al ras , dat omtrent de beoef= fening der Heel- en Vroedkunde binnen deeze Stad geene genoegzaame en noodzaaklyke bepalingen en wetten in wezen waren, dat die ook ontbraaken ten opzicht der Zeevaa- rerde Chirurgyns; hy zag met leedweezen , dat eene zeer fraaye verzaameling van Chie rúrgicale inftrumenten, welke hy te Parys zynde, op verzoek van den Heer Overde= ken en voor rekening van het Gilde, had laaten maaken, zonder gebruik gelaaten wer- den. Hy fprak daar over met kundigen, gaf hun zyne bedenkingen, hoorde hunne aan- merkingen, en vend ze geneegen om hem e [ xxix } de behulpzaame hand te bieden, en na alles rypelyk overwogen te hebben, begreep hy het een en ander in een omftandig verzoek- fchrift, ’t geen hy den 15 Augustus 176. dezer Stads Regeering aanbood. | Hun Ed. Achtbaarheden, den wichtigen en nuttigen inhoud van dat gefchrift ziende, verzochten den Heere van Hoorn en my, destyds regeerende Burgemeesters zynde , het nader onderzoek daar van op ons te wil- len neemen; gelyk wy deeden „ hoorende daar op de Stads Doctoren, enden vertoon- der zelven, die ons, in deze byeenkomst, zy-= ne nadere aanmerkingen ook noeh mededeel- de, als mede het ontwerp ter oprichting van een Collegium Medicum binnen deeze Stad; en eener Ordonnantie voor de Vroedvrouwen: welk een en’ ander ook by de Regeering federt werden goedgekeurd; het Collegium Medicum op den ro October wordende op= gericht; wanneet ook op ons bericht qe overledene werd aangefteld tot Lector Anato- mie, Chirurgie et Artis Obftetricandi , op een zeker Jaarlykfch Tractement, en tot Examinateur van alle Chirurgyns op Schepen van deeze Stad ter Zee vaarende, en van alle Vroedvrouwen, die voorts tot het be: oeffenen van die kunst binnen deeze Stad zouden worden toegelaaten. «Noch werd hem __opgedraagen destitel van Extraordinair Stads Chirurgyn, met opvolging als Ordinair on= der het genot van: het gewoone Tractement, wanneer die post zoude komen open te val- len. itn Hy IE Kx | ‚Hy aanvaarde zyn Lectoraat.den 26 No- vember 1761 met eene Aanfpraak en Inwy- ings Redevoering, beginnende te gelyk een Curfus over de Chirurgicale Operatien; en dit waren de eerfte openbaare lesfen, die, in deeze Stad niet alleen , maar ook in deeze gantfche Provintie, over dit onderwerp ge- geeven zyn. Ook hadden zy eenen merkely- ken toeloop ‚ -vooral wanneer hy-de Opera- tien op een Cadaver, ’t geen hy met zeer veel moeite bekoomen en zelf gekocht had, „verrichtte. Ik herinner my-die met eenige aanhoudenheid te hebben gevolgd, en door de. wyze,„ waar op hy de Lithotomie, de Bronchotomie ‚-en andere. zwaare operatien verrichtte ‚het akelige denkbeeld. van dezel- ve te hebben-zien wegneemen, „Van den -17 November 1762 tot den 9 Maart 1763 hield hy een Curfus over de Ont- leedkunde „doch beklaagde. zich over de moeilykheid om. Cadavers te krygen, en over de vooroordeelen die in den weg fton- den om zulks gemáklyker te maaken, waar door anders. het menschdom veel voordeel; en die kunst veel vordering. zouden erlangen; in den volgenden. winter. ontleedde hy ’er een „en gaf, byzondere lesfen aan de Vroed- vrouwen. In het Jaar 1763 ftelde de Waalfche Ker- kenraad -hem aan tot Chirurgyn hunner Àr= men. | En wanneer in het Jaar 1764 twee Vroed. vrouwen uit deeze Stad vertrokken waren, werd hy door de Regeering ER wr tads Pasar] Stads Vroedmeester, ‚op een zeker Tractes ment, ’t welk zou vermeerderd worden, wanneer, by overlyden of’ dimisfie van den Stads ordinairen Chirurgyn Correvont, het extraordinair “Tractement, hem ten Jaare 1752 toegelegd ter fomma van f40o, van zelf zoude koomen op te houden. In dat zelve Jaar gaf hy in het licht zyne Grondbeginfelen der Vroedkunde, en hield daar over openbaare lesfen. Om hier in wel te flaagen „ had hy eene door kunst gemaakte Vrouw en Kind vervaardigd, om alle de noodige handgreepen daar op te vertoonen en te verrichten, ’t geen-bevorens ook in deeze Landen niet in ’t openbaar gefchied was. Kenners, die beide gezien hadden, gaven verre de voorkeur aan: deeze boven die, wel- ke te Parys door den Heer Levret was uit- gedacht. De toevloed van Toehoòrders by deeze Lesfen was ongemeen groot. ; Ik heb die, zoo veel mogelyk, âltyd gevolgd , en ben blyde, eene voor ’t Menschdom zoo-nood- zaaklyke Kunst , waar in het zelfs op eene in fchyn kleinigheid, als het-leggen van een ftrik by het afbinden der navelftreng, aan- komt, met zoo veel handigheid te hebben zien. uitoeffenen, ook by de moeilykfte en kwaalyk geftelde plaatzing der Vrucht, of gebrek in de vorming van het Bekken en an- dere deelen by de Moeder, of by de beklem- ming”van het Hoofd, door het geheim van Rhoonhuizen, ’ geen hy door een klein by- voegzel met zyn voet wist te doen werken, en [sx 1 en noch gemaklyker door de Kunsthanden van Levret. Hy gaf ook byzondere Lesfen over die Wetenfchap aan verfcheiden lieden van beide kunne „ waar van fommigen het Vroedmees- ters en Vroedvrouws ampt met lof beklee- den: het getal zyner onderwezene is aan- merkelyk, en niet veel min dan-vyftig; hy heeft het genoegen gehad, dat eenigen van zyne Leerlingen in de. Hollandfche Steden, op zeer voordeelige voorwaarden „ beroepen wierden, en hem tot eer verftrekten. Ten Jaare 1766 las hy weder openlyk over deeze zyne geliefde Wetenfchap; ‘en wanneer hy ten Jaare 1769 die voor de der- de maal aanvong, opende hy die met eene Redevoering, die daarna gedrukt en door hem aan de Regeering deezer Stad ís opge- draagen. Deeze vereerde hem, wanneer zy- ne Lesfen ten Jaare 1770 waren afgeloopen, met een bewys:van goedkeuring „niet alleen by. eene. fchriftelyke Refolutie, > maar ook met een Zilveren Schenkbord, waar op on= der het Stads Wapen de volgende Infcriptie gegraveerd was: Burgemeesters en Regeerders der Stad Vlis» fingen, hebben aan D. H. Gallandat, Lector in de Vroedkunde aldaar , tot een blyk van bun Ed. Achtb.. genoegen wegens deszelfs ervaren= heid, yver en‘asfiduiteit in het‚publyk doceeren wan die Wetenfchap, dit Schenkbord vereerd, wolgens Refolutie van den 1o Maart 1770. «Hy betoonde zyne dankbaarheid aan hun Ed, Achtb, deswegen openlyk ‚ wanneer hy voor / [ xxx ] voor de vierdemaal zyne Lesfen aanving, en die opende met eene Redevoering over de vereischten en plichten van een Vroedmees- ter: dien hy niet wilde inboezemen die te- dere gevoeligheid, waar door hy onbekwaam kan worden om zynen plicht waar te neemen , die zyn verftand verduistert, zyn geest be= fchroomd maakt, en hem te rug houdt van met die ftandvastigheid te werk te gaan, van welke niet zelden het leeven zyner lyde= resfen afhangt; maar hy wilde hem aanmoe- digen tot die natuurlyke en krachtige aan- prikkelingen , om zich op de verlichting zy- ner lyderesfen toe te leggen, en die by te ftaan als een mensch, die deel neemt in de ongelukken van zyne Medefchepfelen, die, niet tegenftaande den dagelykfchen omgang met de menfchelyke elenden, echter door het betoonen van geduld en edelmoedigheid, doet blyken, dat hy een hart vol goedheid en menschlievende aandoenlykheid bezit. Zoodanig hart bezat hy zelf, zoodaanig werkte het in de gelegenheden, en zyn voorbeeld zou den Vroedmeesteren de edel- moedige ftandvastigheid geleerd hebben, in- dien zy hem hadden kunnen vergezellen, In een zeer zwaar geval, en waar van hy de vriendelykheid had, my de pofitie, op zyne door kunst gemaakte vrouw, uit te leggen, weet ik, hoe zeer hy alle die vereischten aan den dag bracht, Men las hem het mede- Iyden uit het oog, terwyl hy het zorgvul- dig voor de lyderes verborg ; zonder zichte ontzetten, ging hy met eene onbelemmerde JX, DEEL. Rae en { \ XXIV ] en bedaarde ftandvastigheid voort met haar alle mogelyke verlichting toe te brengen, tot dat zy haare fmerten vergat door de blyd- fchap, dat een menfch ter weereld gebooren was. Over deeze kunst hield hy eene uitge- ftrektfte briefwisfeling met de beroemdfte mannen van zynen tyd, vooral in Vrankryk en de Nederlanden; door de dagelykfche ondervinding maakte hy nieuwe vorderin= gen; de Hemel zegende hem, door door- gaans zeer gelukkig te flaagen ; hy zag veele blyde moeders; de vooroordeelen tegen het gebruik van Vroedmeesters weeken; ent voorbeeld ‚, door hem in deeze Stad gegee- ven, tot het openlyk leeren van deeze kunst, heeft hy, nagevolgd mogen weeten, in de Steden Zierikzee, Goes, Dordrecht, Delft en Deventer. De beproefde kundigheden van myn vriend, en de hoogachting, welke hy ‚daar door verworven had , bewogen de Ed, Mog. Heeren Staaten van Zeeland ‚in ’t Jaar 1772; om Eem an te ftellen tot ’s Lands Operateur en Steenfnyder, in. plaats van den overleden Heer Paulus de Wind. o.In den winter van het volgende Jaar gaf hy openbaare iesfen over de Heelkundige ziekten, die deor kunstbewerkingen genee- zen worden; en had het genoegen , dat vee- len. van Middelburg die ook kwamen bywoo-= nen; doch -door gebrek aan Cadavers kon de hy de operatien daar op niet verrichten, moetende zich tevreden houden mert-die zoo na.mogelyk te befchryven, en uit de plaaten, waar / ij veen | waar “vats hy ’er, gelyk ook in de Vroed- kunde; uitmuntende bezat, te vertoonen. - Zoude het wel onmogelyk- geweest zyn, dat “verborgen -dryfveeren hadden-medege- werkt tot het befluit, ’ geen de gegradu- eerde Med, Doctores, binnen deeze- Stad practifeerende, ten Jaare 1775, namen en ter uitvoer brachten , om zich by Request te vervoegen by de Regeering, en daar byte verzoeken, dat Hun Ed. Achtb. middelen ge=, liefden in ’t werk te ftellen, om aan de Heel- meesters en Artzenymengeren de inwendige practyk fcherpelyk te beletten? terwyl hun Ed. Achtb. dit verzoek nader lieten onder- zoeken , dacht Gallandat best, het onweêr; dat hem hier door dreigde, teontwyken: be= wust, dat hy by een Academifch onderzoek níet befchaamd zoude uickoomen, vreesde hy:geenzints voor het zelve; dan zyneampts en beroeps bezigheden, gevoegd by eene bloeijende-en dagelyks vermeerderende prac« — tyk; lieten hem niet toe, zich daar van te verwyderen; hy veroorloofde zich dit zelfs miet voor eenen enkelen dag tot uitfpanning ; dit déed hem onderzoeken, of ’er geen mogee Iykheid zyn zoude den gradus te bekoomen, zonder zich in perfoon voor den Academi- fchen Senaat te fifteeren. … De Gelderfche Profesforen, by welken hy, zoo wel als by die der andere Academien, fints lang als een man van meer dan gemeene bekwaamheden bekend was, oordeelden dat zy in een buis tengewoon ‘geval wel van den gewoonen weg vermochten af te wyken; en na dat hy de attend Hun Leer Hun zyne getuigfchriften, van Patys mede- gebracht, en eene Latynífche disfertatie , de Sectione Cefarea , welke hy ook in het Neer- duitfch in dit Genootfchap heeft voorgelee- zen, had aangeboden, werd hy, fchoon af- wezig, den ro Maart 1775 tot Doctor in de Geneeskunde gepromoveerd, door den zeer beroemden Hoogleeraar in die faculteit Oos- terdyk, die ook op zyne volmacht het jusju- randum voor den Academifchen Senaat voor hem afleide. Het diploma daar van ontfan- gen, en ’% zelve vertoond hebbende, daar het behoorde , zond hy naar gewoonte zyne disfertatie rond ; en het een en ander baarde geen geringe verwondering. Trouwens de- ze zaak was met alle geheimhouding behan- deld, en teffens op eene wyze, die, gelyk zy aan zyn verftand eer deed, ook een be- wys opleverde van de onbekrompen denk- en handelwyze der Gelderfche Hoogleeraa- ren, die, om de verdienften te bekroonen, zich boven de gemeene vooroordeelen en gewoone vastftellingen- verheften. „Dus bleef hy nu met alle gerustheid voort- gaan in het beoeffenen der inwendige prac- tyk; en het is my niet gebleeken, dat by hun Ed. Achtb. federt nader aangedrongen is op een befluit ten opzichte van het ingeleverde verzoekfchrift. Gelyk de Gelderfche Academie aan zyne verdienften recht deed, zoo deden het ook verfcheiden geleerde Genootfchappen. Reeds ten Jaare 1772 werd hy tot lid van de Kei- zerlyke Academie der Natuur-onderzoekeren ver- Der wos U} verkooren; hy nam dien post aan, in eenen Latyníchen brief, aan den Heer Bayerus ge= fchreeven. Ten Jaare 1776 werd hy door Heeren DireSteuren van het Provinciaal Utrechtfch Genootfchap, onder de zinfpreuk: Befteed den tyd, met konst en vlyt; tot gewoon Me- delid verkooren. De Hoilandfche Maatífchappy der Weten- fchappen te Haarlem ftelde hem in het vol- gende Jaar onder haare Leden; en wanneer die haar ontwerp gevormd had tot het op= richten van den ®conomifchen Tak, wierp ze bet oog op hem, om ook in deze Stad aan de uitvoering mede te werken. Dic deed hy ftraks met allen yver, en met dien gelukkigen uitflag, dat men binnen korte da- gen een genoegzaam getal leden telde, om hier een departement te konnen formeeren, waar van hy, gelyk billyk-was, tot Dirigee= rend lid-werd aangefteld; en federt heeft hy veel toegebracht, om dat getal noch uit te breiden, en het al vroeg zoo ver. gezien, dat men een tweede Dirigeerend Lid ,- vol- gens de wetten , heeft konnen verkiezen. In alle die onderfcheidene betrekkingen heeft hy zich altoos op eene lofwaardige Wyze gedraagen. In neetelige omftandighe- den handelde hy fteeds met voorzichtigheid; een menfchenkenner, zoo wel Áls een men- fchenvriend, zynde, viel hem dit gemaklyk, en door zich binnen zynen kring te houden, betrad hy altoos den veiligen weg. „Omtrent zulken, van welken hy meende gegronde he ze wf 3 re. Af Ewsewirr IJ reden te hebben te gelooven, dat zy van hem min gunftig dachten en {praken, hield hy zelf een diep ftilzwygen, en: deed dit ook deor de zynen in acht neemen; verre was hy van kwaad. met kwaad aan iemand te vergelden. Verzekerd , dat tot bevordering van ken- nis niets vorderlyker is dan eensgezinde en vereenigde pogingen, is hy al vroeg daar op uit geweest, om die binnen deeze Stad ook werkzaam te doen zyn. Reeds ten Jaare 1764 was hy een medehelper, en een vande eerfle oprechters eener Nederduitfche Lees= Societeit, die noch in ftand is. Naderhand was hy bedacht, om ook eene Franfche op te richten, die op den 31 Juli des Jaars 1765 ten zZynen huúize haar beflag kreeg, wanncer hy tot Secretaris daar van werd verkooren. Aan deeze oprichting, Myne Heeren , en dus in deszelfs eerfte gondbeginfel aan onzen Overledenen , is dit Genootfchap zyn aan- wezen verfchuldigd; hoe het daar uit geboe ren:is, weeten U Ed. uit het Hiftorifch Voor- bericht geplaatst voor het rfte deel, en hy zelf heeft het ook vaangeteekend, niet alleen in-de ‘Notulen dier Leesfocieteit by hem ge- houden, madr ook by den tweeden druk zy» „ner Grondbeginfelen der Vroedkunde’, in de Opdracht van het zelve werk aan de Heeren Beftierders en Leden van dit Genoortfchap. * „Hier opent zich wederom een nieuw veld ; om U Ed, onzen Vriend, in een ander, en geen. minder, - Kcht voor te ftellen, ' Hier kan ik, U den verftandigen, den Kik en Je Piaski 1 A den bedaarden, den belangeloozen man voor- ftellen , die- met een ongemeene zucht voor dit Genoortfchap aangedaan, nimmer, -dan door Amptsbezigheden belet, ééne zitting verzuimde by te woonen; die zich toeleide op alles, wat daar in de eensgezindheid kon bewaaren of bevorderen; die altyd met eene zonderlinge befcheidenheid zyn gevoelen uit- te ‚… doch het gewillig liet vaâren, wanneer hem dat van anderen beter of nuttiger voor= kwam. Dan, Myne Heeren „ gy zelven hebt hem dus in-ons midden fteeds zien verkee- ren, en ieder Uwer zoude hem op gelyke wyze; doch met min flaauwe trekken „ fchil- deren, «slk zie, dat ik geheel vervuld met myn onderwerp, door langer van mynen dooden »vriend-te fpreeken, ’t geen my ge- makkelyk vallen. zoude, aan. myne levende vrienden den-tyd zoude beneemen , die noch, noodig is „tot „het: verrichten der zaaken, waar toe Gylieden thans zyt byeengekoo- men; ik fpoede my daarom ten flotte, >na dat ik. U Ed. zal te binnen gebracht hebben „zoo veele proeven zyner naarftigheid en ar- beidzaamhefd, die hy in zyne fnipper uuren opgefteld.heeft, “en waar mede hy het aïge- meen , of dit Genootfchap, of andere ge- _ deerde: Maatfchappyen, waar toe hy behoor- de, aan-zich. verplicht heeft: (*) Me) vin rAp\ & Bk Ren 5 Ten 4 5) 1. Lettre a PAuteur du Journal de Me- decine fur le Dragoneauvou Wiine de Medine, et fur Pufage du futlimé-Corrofif dans cette Mas [an 3 Ten blyke zyner toegenegenheid voor dit Genootfchap , verrykte hy onze verzaame- ling van Natuurlyke Zeldfaamheden : ‘zoo mee Maladie; inferde dans le Journal de Medecine, Janvier 1760. 2. Korte Verhandeling over de ziekte ge= naamd Vena. Medinenfis of Vleefch-worm, en wan het inwendig gebruik van den Mercurius Jublimatus Corroftvus in deeze Ziekze. In 3vo gedrukt by F. de Paaynaar te Viisfingen 1760, À 3. Aanmerkingen over de geneezing van eeni- ge langduurige kwaalen, door eene onbekende Heelkundige Operatie, by zommige Guineefche Negers in gebruik, als mede een uittrekzel van een brief over het voorgaande onderwerp ge- Jthreeven aan d'Heer van der Aa; geplaatst in de Verhandelingen van de Hollandfche Maat- fchappy der Wetenfchappen , 6 deel 2 fluk bh, 676-688, 1761. 4. Bericht omtrent het goed gevolg der Ope- ratie van het Empbyfema artificiale, of op- blaazing van de membrana Cellulofa; geplaatst in de Verhandelingen dier zelve Maatfchappy , Sfle deel 2 fluk bl,235, 1765- s. Grondbeginfelen der Vroedkunde volgen de befpiegeling en oeffening der, hedendaag fche Wroedkundigen, in 8vo gedrukt by van de San- ‚de te Middelburg 1764, en voor de tweeden maalt by denzelven in 1772. 6. Waarneeming van een Etterborst. door de Operatie gencezen ; geplaatst in de Verhane des [ XLI ] menigmaal wy dat uitmuntend Coraalgewas zien, zullen. wy ons hem, als den geever daar van, herinneren ; wanneer wy dien ko- Kd 5 gel delingen der Hollandfche Maatfchappy te Haar- dem, ro deel 2 fluk bl. 443, 1768. 7. Noodige onderrichtingen woor de Slaaf- handelaaren; geplaatst in de Verhandelingen wan het. Zeeuwfch Genootfchap der Weten= __Jthappen, 1fte deel bl, 422, 1769. Deeze Verhandeling is ook afzonderlyk ge- drukt te Middelburg by Gillisfen , 1769. 8. Redevoering over de Vroedkunde, uitgen „Jprooken te Wlisfingen den 14 November 1769 , in 8vo gedrukt te Middelburg by van de Zande, 1771. 9. Vroedkundige Verhandeling over de wyze om een kind in de Lyfmoeder te keeren, en by de voeten af te haalen; geplaatst in de Ver- handelingen van het Zeeuwfth Genootfchap, rfte deel bl. 403. Io. Copie van een brief gefchreeven op de Rheede van Nazareth; geplaatst in de Nieuwe ‚Waderlandfthe Letteroeffeningen, 3de deel 2 fluk bl. 458, 1770. at. Werhandeling over de Keizerlyke Snede; geplaatst in de Verhandelingen van't Zeeuwfch Genootfchap, gde deel bl.319: 9 Eene tweede Verhandeling over dit zelve onderwerp, in dit Genootfthap voorgeleezen , doch in ’t. Nederduitfch, tot hier toe, niet uit- gegeven ‚ heeft federt in het Latyn het licht ge- zien, by gelegenheid zyner. promotie tot Doctor ia [ x Li ] gel in een Olyphantstand gevonden befchou- wen , zal zyne gedachtenis ons te binnen koo- men: om van andere gefchenken te-zwygen. >Dan wy zullen aan hem, ook wel zonder die behulpmiddelen, blyven gedenken; hy zal in onzer aller harten, en voornamentlyk van die hem meer van naby gekend hebben, blyvén leevens fteeds zal hy in het myne een- plaats behouden. „Weinig dagt ik, toen hy, heden een maand geleden , zich noch in onze gewoone Verga- dering bevond, „dat ik hem daar heden niet weder zoude zien, en hy het onderwerp ee- rier voor my zoo treurige Plechtigheid zoude A lr gea en ZyDe in de Geneeskunde, onder den titel van Speci men Medicum Anaugurale, de Sectione Caefa= rèa.… Harderovici 1775. 12. Disfertatio de Dracunculo five vena. Mea dinenfi; geplaatst in de Nova Acta Acad, Na Cur., tom. IV Appendic. pag.-to3. org Waarneeming over het Bloedzweeten ; geplaatst in de Verhandelingen der Holland ftbe Maatfchappy, T4de deel onder de «berichten bl- 46 rá rg: Zeldzaame waarneeming van eene zwan- gere- Vrouw „ by welker werlosfing de -Lyfmoer der en Nageboorte met fcherpe verfteende pun= ten begroeid bevonden werden; wvoorgeleezen în de Vergadering van ’t Zeeuwfch Genootfchap den 31 Mey 1774, geplaatst in het sde deel wan deszelfs Verkandelingen; daarna aan de Keizerlyke. Academie der. Natuuronderzoekeren . in [ XLiri …] \ zyn. — Dan zoo was het hoog beftel der aanbiddelyke Voorzienigheid. Dien zelven avond, werd hy door eene. allerzwaarfte koorts overvallen , dach die afgeloopen zyn- de, wilde hy echter noch zyne zwaarfte y= ders bezoeken; dan hier door te veel ver= moeid, geraakte hy bedleegerig; het fcheen echter, of het kwaad geweeken was; im- mers met die hope vleide by my, wanneer ik-den rr deezer noch eenigen tyd by hem mocht doorbrengen; dan een toeval, ’t geen geen verband met zyne' ziekte had, overviel ‘hem den volgenden dag, en eene geweldige beroerte fneed hem fchielyk af, daar hy noch int. Latyn gezonden, en te vinden in de Nova Acta Acad. Nat. Cur. , tom.’ VI pag. 273. 15. Memoire fur la methode finguliere de guerir plufieurs maladies par VEmphyfeme Artificiel; geplaatst in de memoires de PAca= demie Royale de Berlin de 1778 dansl’Hiftoire; naderhand ook in ’t licht gekoomen in het Four= nal de Phyfigue, en Vespritsdes-Fourneaux in 1781, idd , 16. Aanmerkingen en Waarnemingen over het gebruik van den Spons in de -uitzakking der Liyfmoeder en Scheede ; geplaatstin de Verhan- delingen dersHollandfche Maátfchappy. …-’ 17 Befchryving. wan een: =zönderling flúk „Jwvoor , en aammerkingen, betreklyk tot de Na- tuurlyke Hiftorie van den Olyphant; geplaatst én het ode deel der Werhandelingen van dit Ge- gootfchap, bl. 35te La noch maar den ouderdom-van vyftig jaaren en twee maanden bereikt hadde, Dus heeft hy niet lang, maar hy heeft wel geleefd; in dien korten tyd heeft hy veel gedaan; ’t geen men in hem kon berispen , was, dat hy door veel voor anderen, te weinig voor zich zelven zorgde: Altis inferviendo comfumtus est, mag ìk van hem zeggen. Zyn plicht, zyn beroep, zyn ampt was zyn leeven; hy was Totus in eo; en gelyk hy altoos by zyn Jeeven heeft willen nuttig zyn, zoo was hy ook gezind om het na zyn dood te zyn. Overtuigd van de fchadelykheid der ge- woonte van het begraaven der Lyken in de Kerken, was hy bedagt geweest om het zy- ne een min fchaadend verblyf te doen erlan- gen; het ontwerp was reeds tot eenige , maar noch niet tot volkomen rypheid, waarom cok aan zyn oogmerk niet heeft konnen-vol- daan worden. Men heeft zyn lyk, den 17 deezer, in de Franfche kerk, der aarde aan- bevoolen „ met eene deftige en waarlyk Rouwftaatige plechtigheid, want men zag ’er traanên van vriendfchap en eene eerbie- dige ftilte, Treurige gebeurtenis \_ wilde ik als een Heiden ípreeken, ’k zou zeggen: de dood heeft wraak genoomen, om dat hy ’er zoo veelen in: ’tleeven hield ; als een Christen befchouwe ik zyn dood, als een Vrymach- tig beftel van Hem, die, naar zynen wil, met zyne Schepfelen handelt, en ik gevoele dien flag in eene tydsomftandigheid, waar we y [’xLv |J “hy in meer dan ééh opzicht noch zoo nut- tig kon geweest zyn. Ik betreure hem; betreur hem met my Menschdom ‚ hy was uw vriend; betreurt em Beminnelyke fexe, Vruchtbaare moe- ders, konde hy de fmarten uwer dracht niet verlichten, hy leenigde die van uwe beval- ling; betreurt hem Jonge dochters, by welke de natuur traaglyk werkt, hy had een zelden feilend middel, ’ geen in korten tyd uwen ftaat befliste; betreurt hem aanhoorigen, vooral bedrukte Weduwvrouw , maar doet het met onderwerping aan het hoogwys al- beftier van God, die hem U gaf en U ont- nam, endie een Man der Weduwen wil zyn; betreurt hem zyne Kinderen, en drukt zyne voetftappen; betreurt hem Genootfchappen, die hem hadden aangenoomen, en in wien gy een allerwaardigst medelid verliest; betreuren wy hem, die in dit opzicht de naaste be- trekking op hem hadden , en zyn gemis meest ontwaaren zullen, volgen wy zynen yver, vergoeden wy zyn afzyn, en laaten Wy uit zyn verfcheiden leeren, die fpreuk altoos op ons hart en voor onze aandacht te hebben: Leert flerven. Wat wyders in deze Algemeene Vergaderinge voorgevallen zy, zoo ten aanzien der bekroonde Antwoorden en der opgave van | Prys- [ XxLvi J Prys-vraagen, als in opzichte der thans verleende vryheid aan alle de Leden, om, nevens anderen, naar de eerpryzen, aan de beste en meest voldoende Antwoorden op de voorgeftelde Vraagen vast- gemaakt, te mogen dingen; blykt uit het Programma, toen vastge- fteld, en naderhand in ’ licht ge- geven, 't welke van dezen inhoud is; | | Et ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WE* TENSCHAPPEN befloot ín de jaarlykfche Algemeene Vergaderinge , den zevenëntwin- tigften van oogstmaand 1782 t@e VLISSINGEN gehouden, dit volgende openlyk bekend te maken. Het Genootfchap, den gewooónen gouden eerprys toegezegd hebbende aan den íchry- ver van het ”kortfle, zaakbykfte en zekerfle bes » richt, belangende de bouwinge der Schepen; » en ’t gene daar toe behoort, voor zoo veel, » zulks zyn’ invloed heeft op de gezondheid en” »» goed der zeevaarenden; — de onderhouding „> der manfchap, zoo aan land en op de reede, w als in zee, ten aanzien eener goede huisvós= ve ting, kleedinge, fpys en drank; — de beste wyze, om den mondkost in te leggen, te be- „ Wade L XLVIT ] » waaren, en te bereiden, aan land en op » zees — de heilzaamfte dranken voor dage= » lyksch gebruik, tot voorkominge van het fcore » but, en andere op de fchepen beerfchende zieke » ten, met de voorfchrifsen daar van, en der= » zelver maaten; de noodige werbeteringe van het by ons in gebruik zynde Scheeps-Brood; — » de beste manier, om de Schepen en het kooy= » goed zuiver te houden; — het afzonderen der » gezonden van de zieken; zoo op kuil als drie- » deks-fchepen; — en ’t gene verder hier toe » kan en moet betrekkelyk gemaakt worden”; heeft, op. voorlichtinge- van des kundigen, goedgevonden , denzelven toetewyzen aan den zender van de verhandelinge, geteekend met deze zinfpreuke : Tor heil vant Vaderland , het Zuid, West „ Noord en Oosten, Poog’ ik de Zeevaart en Colonien te trovsten; en gefchreven, gelyk by het openen van ’t verzegelde billet bleek, door den Heer jo- IIANNES HARGER, Med, Doctor te Rotterdam? aan wien, derhalven, de eerpenning, voor rekeninge van het Bataviafche Genootfchap der Kunften en Wetenfchappen, zal ter hand gefteld worden, Zeker edelmoedig en menschlievend Heer, door ondervindinge duidelyk geleerd heb- bende, hoe fchadelyk en dikwyls voor vee- len doodlyk de gevolgen der najaars-koortfen Zyn, die, vooral na heete en drooge. zo- mers, en byzonderlyk onder de Militairen, in de garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen heerfchen , verzocht het Genootfchap, aan het [ xLVrii J het Algemeen deze vraage, onder belofte van den gouden eerpenning voor het beste en meest voldoende antwoord, voorteftellen + Welke zyn de waare oorzaaken en kenteekenen wan de najaars-koortfen in de garnizoenplaat= en van Staats-Vlaanderen ; en welke zyn de bes- te behoed- en geneesmiddelen , die daar tegen, wooral by de Militairen , konnen aangewend worden? Onder de toegezondene Verhande- lingen is, by naauwkeurig onderzoek, eene bevonden allermeest uittemunten, welke tot zinfpreuke voert: Non est in Medico femper relevetur ut aeger, Interdum docta plus valet arte matum ; en waar van dé fchryver is de Heer 5. w. CALLENFELS, Med. Doct. en Schepen der Stad Sluis in Vlaanderen, aan wien ook de gou- den eerprys toegewezen is, en zulks ten kos- te van den geroemden, doch tot heden by ons onbekenden , menfchenvriend, die by dezen de dankbetuiginge van het Genoote fchap ontfangt, en den welverdienden roem by alle gevoelige harten zal wegdragen. Een tweede antwoord op dezelfde vraage, inge- komen onder de zinfpreuke: Praemium labore meo dignum accipere opto, en geoordeeld in waarde naast aan het eerfte te komen, wil het Genootfchap gaarne met een’ zilveren eerpenning bekroonen: ten „welken einde de fchryver verzocht. wordt zynen naam, zoo fpoedig mogelyk, door een’ brief te willen openbaren; indien Hy verkiest dit bewvs der hoogachtinge van de- Ze [ XLIX IR ge Maatfchappye voor zyneù nuttigen arbeid te ontfangen. Het Genootfchap in de twee naastvoors gaande jaaren in aanmerkinge nemende; dat, hoewel het Staats-Recht van dit Gemeenee best [Zus Publicum Belgicum) door veele voor« naame Mannen behandeld en in fommige ftuk= ken naauwkeuriglyk verklaard “was, men echter tot dien tyd toe gebrek hadde aan ee« ne volledige en welgefchikte handleidinge tot recht verftand van die voorteffelyke en zoo nuttige Wetenfchap in ’ gemeen, en waar door de Nederlandfche jeugd tot een gere= geld en onderfcheiden denkbeeld van ’ zelve zou konnen opgeleid worden; noodigde de geletterden uit tot het fchryven van een volle= dig en beknopt famenftel van het Staats-Retht der zeven Vereenigde Nederlanden, met aan- wyzinge der bronnen, waar uit men nadere en uitvoerigere kundigheden belangende de byzondee re punten van dit Recht halen kan. Zooda- nig famenftel aan het Genootfchap op den bepaalden tyd niet toegezonden zynde, is heden befloten, dit voorftel andermaal te doen, met toezegginge van den gouden Eerprys aan hem, die het volledigfte en beknoptfte famenftel van dien aart, voor den eerften van louwmaand ’s jaars 1784 , aan het Genootfchap zal hebben doen toe= komen. De fchryvers moeten zich, in hun opftel ; niet alleenlyk bepalen by het Staats-Recht, tgene de zeven Vereenigde Gewesten on- JX. DEEL Rek der= x LL] derling gemeen hebben, en uit de mededee+ linge van fommige rechten der Opperheer:s fchappye voortvloeit ;- doch men vordert ook van hun eene beknopte en naauwkeurige be- Schryvinge van het Staats-Recht wan iedere Nederlandfche Provincie afzonderlyk, als mede, dat zy, zoo veel mogelyk;, by elk ar= tikel de voornaamfte fchryvers aanwyzen ; die hetzelve met opzet behandeld en opge- helderd hebben. De uitgave van fommige werken, federt de eerfte bekendmakinge van dit voorftel in ’ licht gekomen, doet het Ge= nootfchap te meer hopen, dat aan zyn oog: merk, eindelyk, zal voldaan worden. Het is eene bekende waarheid , dat het be- lang van den Koophandel, welke door mid- del van de Zeevaart wordt gedreven, vor= dert, dat de Schepen, zao veel mogelyk 4 konnen worden beladen met veele koopwaa- ren, en te gelyk mer vereischten fpoed een’ vaardigen voortgang konnen maken , zoo wel voor den wind, en in fille zee, als by tegenwind, daar ’t wenden noodig is, en in holle zee; wanneer de zwaarte van ’t Schip, vermeerderd met de ladinge, ook noch aan= merkelyk vergroot wordt, door de neder- drukkende kracht der byftaande zeilen, waar. door het zelve dieper in het water zinkt „ dan uit de zwaarte van Schip en ladinge, op zich zelven en alleen befchouwd, zoude volgen. Scheepsbouwmeesters weten, dat de fa- menvoeging van deze twee Scheepshoeda- nig- far T nigheden, groote lading en teffens vaardig- heid of trâagheid in den voortgang, met al« lerlei wind en zeeën, zonderling afhange van de gefteldheid van: dat gedeelte der Schepen, dat in het water wordt neêrge- drukt, zoo door ’s Schips eigen zwaarte, als door de zwaarte der ladinge; welk gedeelte doorgaans het Levendeel wordt genoemd. _… Ook ís ’t bekend, dat de ondervinding op de Proef heeft geleerd , dat-een Schip, toege fteld uit Paauwe waterliniën , wel is gefchike tot eenen vaardigen voortgang door het wa- ter, by gematigd weêr, en daar uit vloeijen- de flille zee: doch dar dit geen plaats he>be met „zwaaren wind, en hoogaanfchietende zeeën ; om dat de kleine cirkelboog, die het voorfchip uitmaakt , niet beftaanbaar is , om wegens de zwaarte, zoo van ’t Schip , als de inladinge ‚benevens de nederdrukkende kracht der byftaande zeilen, het diep inzinken van het Schip in zee te beletten. Boven dien heeft de ondervinding geleerd, dat zulk een Schip, ’t gene uit flaauwe boo- gen of waterliniën is gefteld, eene ongelyk grootere cirkelboog moet maken, eer het door den wind is gewend, of zelfs voor den wind moet wenden, dan de cirkelboog is van een Schip, dat uit neêrgebogen Liniën is ge- fteld, het geen eene kleinere boog maakt, en dus korter kan wenden, dan het eerstge- helde, met flaauwer boogen. Nochthans zyn ’er verfchillende begrippen, onder de Sheepsbouwmeesters, ten aanzien van. de juiste gefteldheid van hes deel dez : Eg Sche- Nm schepen, dat door de genoemde oorzaaken in het water wordt ingedrukt, en het Leven- deel wordt genaamd , in welkers welgefteld- heid zoo wel de lading als de vaardigheid zoo veel belang heeft. Derhaiven heeft het Zeeuwfche Genoot- fchap befloten, met belofte van eene gouden Medaille aan den.besten fchryver voor reke- ninge van het Bataviafche Genootfchap, op- tegeven ter beantwoordinge, voor den r van louwmaand 1783 , deze tweeledige Vraa- ge: Vooreerst > Hoe groot moet de Cirkelboog zyn van het voorfchip, of de zoogenaamde Boeg, indien dezelve zal gefchikt zyn, om het water zacht te klieven, tot bevorderinge van eenen vaardigen voortgang, en teffens beftand te wezen, om het te diep inzinken der zwaarte van Schip en lading, door de drukkende kracht der byftaande zeilen, voor- tekomen ? ___ Ten tweeden ; Hoe groot moet de boog van het geheele Scheeps-lichaam zyn; op de Lyn van het neêrgeladen Schip, ter bevorderinge van het fpaedig wenden, zoo wel voor den wind, als door den wind? „Ook belooft het Genootfchap , by herha- linge, den gewoonen gouden eerpenning aan den fchryver, die voor den gemelden eerften van louwmaand 1783 zal hebben toegezonden. Een voldoend Tydrekenkundig en naauwkeurig bericht van alle inlandfche en uitheemfthe Schry- weren en Schriften, die ter ophelderinge der ik Ta [ vin J derbandfthe Gefchiedenisfen en Oudheden fPrek- ken , federt,het begin der Graaflyke Regeringe tot op dezen tyd. 1. Men bepale zich by de zeven Vereenigde Gewesten wan Nederland, en de Landen daar onder behoorende. 2 Het vydrekenkundige moet betrekkelyk gemaakt worden , niet alleen tot den leeftyd der Schry- weren, maar ook tot het tydvak, welks ge- beurtenisfen zy behandelen. 3. Men make ook, zoo veel mogelyk is ‚ meldin- ge van de Handfthriften ‘en onuitgegevene …_flukken, die onder de Liefhebbers der Neder- … dandfche Hiftorien bewaard worden; — van de byzondere befchryvingen der Steden en Dorpen; — en van de frhriften der genen, die, met verzwyginge van hunne naamen, ’s Lands Hiftorien en Staatsbeftier eenig dicht bygezet hebben. : 4. Noch vordert men eene aanwyzinge, waar „men wader bericht , betreffende de opgegeven Schryvers, kan vinden. Het Genootfchap heeft, wyders, beflo- ten, nu voor de eerfte maal , ter beantwoor- dinge voor den eerften van louwmaand 1784, ender de gewoone toezegginge van den gou- den eerprys, deze vraage voorteftellen : » Wat is ’er tot noch toe in de Nederland- » fche taal over de Febres Catarrhates, welke » federt eenige jaaren zich meer dan voor- » heen in deze Landen vertoond hebben, » gefchreven en wat ontbreekt’er aan? Wel- » ke zyn haare gewoone kenteekens, loop ; EE À KEEN S » Íym- EF daw | »fymptomata en complicatien? Zyn ’er-eeni- » ge redenen te ontdekken, waar uit blyken » kan, waarom deze ziekte meer dan voor- » heen plaatst heeft? Welke is haare veilige » en zekere genezing in alle haare onder- » fcheidene foorten”’? Ny” ed De ondervinding leert, dat luiden, die als Matroozen ter Zee varen, ’tzy op de Oost- en West-índiën, of in den dienst van andere Maatfchappyen, als mede ten Oorlog , niet alleen in den ftryd, maar ook door verfchei- „den ongelukken, als mede door ziekten en zwakheden , vooral door den ouderdom, bui- ten {laat geraken, hunnen dienst te konnen vervullen , en dus voor zich zelven het noodige onderhoud te verzorgen , “waar door zy openliggen, voor diepe armoede.en gebrek, en om zelfs tot den bedelzak te ver- vallen. - s „ Derhalven zoude het voor braave Zeelie- den tot eene zonderlinge vertroostinge, ‘en voor allen, die tot den Zeedienst in de Pro- vincie van Zeeland genegenheid hadden, tot eene gepaste aanmoediginge konnen ftrekken „ indien ’er.eenig. middel was, om zoodanige onvermaogende of be;aarde. Zeelieden een be= ftendig en welgeregeld onderhoud en verzor= ginge te konnen verfchaffen, in eenig gefticht binnen deze Provincie. Ter. bereikinge, van. dat oogwit , „wordt gevraagd het best gefchikte en minst koste baare ontwerp, tot het ftichten van. een be= kwaam gebouw, onder den naam van HOSr- / Pl= - Lava} PITAAL Of MANHUIS VOOR ONVERMOGENDE EN OUPE ZEELIEDEN, „Hier toe-diende men in de Antwoorden op te geven eene befchryving en teekening van: zulk een gebouw, voorzien van de roodige zaalen en vertrekken, voor zieken, en voor reeds gezonden, met aanwyzinge van’ de plaats, waar hetzelve best kon gefticht wor- den; als mede eene bepaaling van Opzien= deren en Beftuurderen, zoo wel als van noo= dige Bedienden; insgelyks de toerusting van’ % vereischte: huisraad , kleeding en bedde- goed; boven dien * Levens onderhoud, be=’ nevens de verzorging van Genees- en Heel- middelen; als ook het geven van Godsdien- ftig onderwys en ftichting. ] - Anzonderbeid diende men bedacht te zyn, op de noodige onkosten ter begrootinge van de fommen, welke zouden vereischt wor= den, zoo ter eerfte oprichtinge van zulk een gefticht, als ter gaandehoudinge van deze in- ftellinge in’t vervolg van tyd, tenaanzien der Onderhoudinge van ’*t Gebouw, Loonen der Bedienden, en verzorging der Zeelieden in alle hunne behoeften, ‚Tor eene Proêve kon men ’ plan vormen vooreen. getal van honderd menfchen. Doch men diende ook onder ’t oog te hóu= den, welke evenredigheid ’er zoude plaats hebben in de vermeerdering: van Gebouw en onderhoud in alles, indien ’ getal tot twee, drie, vier of meer honderd menfchen mogte opklimmen. Daar by zoude men moeten denken, op- St B & 4 de \ \ [ Lvr | de bekwaame Fondfen, tot de oprichting en het onderhoud. En men konde overleggen: „Of daar toe een zekere toeleg uit de hand- of-maandgelden en winften der Zeelieden: zoude konnen worden ingehouden, door de Boekhouders der Reeders „of de Betaalers in de-andere Departementen? „Dan of daar toe alleenlyk, of benevens het voorige, de milddadige Menschlievend« heid van Vaderlandfche Harten zoude moe- ten „worden uitgenoodigd 2 | „Of welke andere betere middelen men ‘kone de opgeven, ter bereikinge van deze Heil- zaame bedoeling 2 Wie hier over. eene voldoende verhandee linge , voor den eerften van louwmaand 1784; inlevert, zal, voor rekeninge van het Bataviafche Genootfchap, met den gouden eerpenning bekroond worden „De antwoorden op alle de gemelde Vraa- genen Voorftellen. moeten leesbaar gefchre- ven, — in de Nederduitfche, Latynfche, of: FEranfche taal opgefteld, — met een dubbel, of affchrift, voorzien, — en,‚ voor den be- paalden tyd, vrachtvry aan den Heere jzusrus TJEENK , Secretaris van het Zeeuwfche Genoot= Jchap der Wetenfchappen, te WlÚisfingen, toe- gezonden worden. De Schryvers moeten hunne naamen niet by de Verhandelingen voegen; doch dezel- ve met eene zinfpreuke voorzien, en laten verzeld gaan met een verzegeld briefje, de- zelfde zìnípreuke tot opfchrift hebbende, en waar L Úvre waar in de naam en woonplaats der; Schryves ren gemeld ftaan. kn ASW 3 Het Genootfchap hieldt zich, om gewigti= ge redenen, tot nu toe, ftiptelyk aan het be- fluit, waar by allen, die in eenigen opzichte Leden van hetzelve zyn, uitgefloten werden van het dingen naar den prys, op de beste beantwoordingen der onderfcheiden vraagen gefteld ; doch bemerkte, federt eenige jaa- ren, dat uit dien hoofde, hier, gelyk elders, verfcheiden vraagen in ’t geheel onbeant- woord bleven, of dat ten minften de beste antwoorden, waar op men hope hadt, ach- tergehouden wierden, Om welke redenen het. Genootfchap, na rype overweginge, en op het voorbeeld van andere geleerde Maat- fchappyen, ook binnen ons Vaderland, he- den, goedgevonden heeft vastteftellen , dat , van nu af, en voortaan, alle Directeuren en Leden van dit Genootfchap, nevens ande- ren, de vryheid hebben zullen, om naar den prys op alle voorgeftelde vraagen te dingen, doch alleenlyk op deze volgende voorwaar- den: dat zulke fchryvers niets op hunne ver- handelingen en _ billetten zullen plaatfen „ waar uit blyken kan, dat zy Lieden van het Genootfchap zyn; en dat zy hunne verhan- delingen door eene andere hand moeten 1a- ten affchryven , om des te onbekender te konnen biyven. De Leden, die op de ge- melde wyze hunne antwoorden toezenden, en door onzydige beoordeelaars geacht wor- den daar mede best aan den inhoud der vraa- gen en het oogmerk van ’t Genoocfchap He ï Lvila |J daan te hebben, zullen den uitgeloofden eer= prys, zoo wel als andere fchryvers, konnen behälen. „ Niemand, wiens Verhandeling bekroond „wordt, zal vryheid hebben dezeive, ’t zy geheel, ’t zy ten deele, in het Nederduitsch; afzonderlyk te doen drukken, of in eenig an- der werk uittegeven , zonder voorafgaande! kennisfe en medebewilliginge dezer Maat: fchappye. Het Genootfchap behoudt aan. zich het recht, om, naar goedvinden, tot nut van het Algemeen, gebruik van alle de toegezondene antwoorden te maken, en dezelven, fchoon ‘er de prys niet aan toegewezen wordt, ge- heel ot ten deele onder zyne Verhandelingen te „doen drukken, ’t zy met byvoeginge der zinfpreuken,; door de fchryvers gebruikt , ’ zy met uitdrukkinge van hunne naamen, in= dien zy, daar tot verzocht wordende, dezele ven gelieven te openbaren, ‚ Weinige dagen na de uitgave van dit Programma, is aan het Genootfchap, door het ontfangen van een’ brief en het openen van het verzegeld billet, gebleken, dat de Schryver der tweede Verhan- delinge over de najaars-koortfen. in de garnizoenplaatfen van Staats- Vlaan- [Bix J Vlaanderen, boven op bladz, kr.vnt gemeld, geweest zy de Heer jo. HANNES HARGER, Med. Doltor te Rotterdam; aan wien, derhals ven, volgens de gedaane belofte, de zilveren eerpenning zal gefchon* ken worden. Mag dit antwoor en de. verhandeling van den Hees re Cullenfèls over dat onderwerp eenige nuttige uitwerkinge heb- ben, dan zal de edelmoedige op- gever der vraage zyn oogmerk bereiken ‚en het Genootfchap zyn’ wenfch voldaan zien: terwyl men allen mogelyken fípoed maken zal, om deze beide antwoorden het licht te doen zien. Onder het drukken dezer Hifto- rie, verloor het Genootíchap, uit het getal zyner Leden, den Hee. Te DANIEL THOMAS, Predikant by de Walfche Gemeente dezer Stad, den zeventienden der loo- pende maand in den ouderdom | van [ rx |} van ruim negenèntwintig jaaren, na eene korte ziekte, overleden. : „“Eindelyk is hier bygevoegd de Naamlyst der tegenwoordige Hees ren Directeuren en Leden: welker lezing aan /ommigen. zal konnen herinneren, wat zy, elk in zyne onderfcheiden betrekkinge, aan het. Genootfchap noch fchuldig zyn, de eerflen in het opbrengen van hunne jaarlykfche toelage, en - de faatflen in het fchryven en toe- zenden van de eene of andere Verhandelinge, ten dienfte van het Genootfchap, welks waare be- langen hun allen op het fterkfte aanbevolen blyven. Vlisfingen den 24 van berfstmaand MDCCLXXX II. JONA WILLEM TE WATER. Secretaris. NAAM: NAAMLYST DER TEGENWOORDIGE HEEREN DIRECTEUREN zn LEDEN VAN HET ZEEUWS CH GENOOTSCHAP 5 Ws Ee WETENSCHAPPEN: PROTECTOR. 7 Doorluchtigfte Hoogheid WILLEM de wjfde, PRINS VAN ORANJE EN NASSAU; Erf= Stadhouder , Kapitein Generaal en Admiraal der, Vereenigde Nederlanden, enz. enz. enz. DE HEEREN DIRECTEUREN, Mr, ISAAC WINCKELMAN, «Commis Generaal van Zeeland, Oud-Burgemeester-der Stad plis- Singen, Prefidene van het Genootfchap, Den 25 Jan, 1769, hl Mr, she Lim Mr. PAUL CHANGUION , Secretaris der Stad Mid- delburg, Vice-Prefident van het Genootfchap. Den 25 Jan. 1769. Mr. STEVEN MATTHYS SNOUCK HURGRONJE, Schepen en Raad der Stad AZiddelburg , Bewind= hebber der Oost-Indifche Compagnie ter Ka- mer Zeeland, Den 25 Jan. 1769. Mr. JOHAN ADRIAAN VAN DE PERRE, Heer van Nieuwerve, Welfingen , Evertswaard en West= hoven , Extraordinair Gedeputeerde ter Vergaderin= ge van de Heeren Staaten Generaal, Den 25 Jan. 17óg. Mr. JOHAN STEENGRACHT, Raad en Advocaat Fiscaal ter Admiraliteit in Zeeland, Kiesheer der Stad Middelburg. Den 25 Jan. 1769. Mr. KORNELIS VAN DEN HELM BODDAERT, Burgemeester en Raad te Middelburg , Bewinde hebber van de West-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, Den 7 Febr. 1769. ‚Mr, DANIEL RADERMACHER, Heer van Nieve werkerke, Oud-raad te Middelburg, Bewindhebe ber der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, Den 28 Febr. 1769. Mr. ANTHONI[ PIETER LAMBRECHTSEN, Heer van Ritthem, Burgemeester en Raad te Wlisfin= gen, Bewindhebber der West-Indifche Com- ‘pagnie ter Kamer Zeeland, Den er Maart 1769. Mr. LEONARD CONSTANTYN VAN SONSBEECK, Raad te Vlisfingen, Provinciaal Rekenmeestcr van Zeeland, Bewindhebber der West-Indifche ú Com- [ mr |} Compagnie ter Kamer Zeeland, Den or Maart. 1769. Mr. MARTINUS JOHAN VETH VAN DE PERRE, Vryheer van Westkapelle, Heer van ’t Nieuw= land, Schepen en Raad te Middelburg. Den ar Maart 1769. Mr. CORNELIS CHRISTIAAN BERTLING, Sche= pen en Raad der Stad Wlisfingen, Den 21-Maart 1769. Mr. DANIEE TULLEKEN, Heer van Melis- en Marie-kerke, Burgemeester en Raad te Middel= burg. Den ar Maart 1769. 4 Mr. DANIEL PIETER DE MAUREGNAULT, Raad en Penfionaris te Vere, Advocaat Fiscaal Mili- tair wegens de Generaliteit ìn Zeeland. Den 21 Maart 1769. MAARTEN HARINGMAN, Schout by Nacht by de Admiraliteit in Zeeland, Den er Maart 1769. Mr. WILLEM VAN CITTERS, OudèRaad-Penfie onaris van Zeeland , Extraordinair Gedeputeerde ver Vergaderinge van de Heeren Staaten Generaal. Den 28 Maart 1769. d Mr. JOHAN MARINUS CHALMERS, Raad-Penfi= onaris van Zeeland, Den 25 April 1769. Mr, BONIFACIUS MATTHIAS POUS, Schepen en Raad te Middelburg, Bewindhebber van de Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, . Den 25 April 1769. Mr, MEINARD VAN VISVLIET, Oud-Penfionaris der Stad Middelburg. Den 25 April 1769, *g Mr; Eve] Mr. EVERT CLYVER, Oud-Burgemeester en Raad te Vlisfingen, Gecommitteerde Raad en Raad ter Admiraliteit van Zeeland, Den 3o Mey 1769. Mr. JOHANNES MAURITZ , Burgemeester en Raad te Vlisfingen, Den 30 Mey 1769. CORNELIS PLOOS VAN AMSTEL, Jacob Corzelszeg te -Amfterdam, Den 29 Aug. 1769. Mr, PAUL HURGRONJE, Gecommitteerde Raad ter Admiraliteit te Amfterdam wegens de Pro= vincie Zeeland, Penfionaris Honorair der Stad Middelburg, Den 1o OË. 1769. Mr. AARNOUT VAN ZUYLEN VAN NYEVELT, Secretaris der Heeren Weesmeesters te Rotters dam, Den ro July 1770. Mr. WILLEM VAN HOGENDORP, Raad in de Vroedfchap te Rotterdam, enz. Den 29 Jan. 1771. HENDRIK VINK, A. L, M. Med. et Philof: Do. , Anatomie et Chirurgie Profesfor Honorarius, Oud- Schepen te Rotterdam, Den 20 Sept. 1771. PIETER VAN DAMME, t@ Amfterdam, Den 20 Sept. 177I. Mr. ADRIAAN HAGOORT, Schepen en Raad te Gorinchem, Den 20 Sept. 1771. Mr. CORNELIS CAEN, Burgemeester en Raad te Vlisfingen, Bewindhebber der West-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, Den 26 Nove177 1. Mr, DANIEL VAN ALPHEN, Heer van Acbtien- hoven Een den Bosch, Oud-Griffier der Stad Leie den. Den 31 Des, 177. Mr. Kee: U Mr, PIETER PAUL VAN GELRE, Raad der Stad Zierikzee, en wegens dezelve Gecommitteerde Raad en Raad ter Admiraliteit van Zeeland. Den 30 Juny 1772. Mr. HENRICUS CALKOEN, Advocaat voor de Hoven van Juftitie in Holland en de Vierfchaar te Amfterdam, Den 29 OË&. 1772. * Mr. JOHAN PIETER VAN DEN BRANDE, Ridder Baronet , Heer van Gapinge, Crabbendyke, Cou- werve, EnZ, , Burgemeester en Raad te Middel burg, Bewindhebber der West-Indifche Com- pagnie ter Kamer Zeeland, Den 6 April 1773. Mr. WILLEM THIBAUT , Heer van Aagtekerke, Secretaris ter Admiraliteit in Zeeland, Kiezer der Stad Middelburg. Den 6 April 1773. FLORENS EILBRACHTs Stadheuder en Griffier der Leenen van Loenderfloot, Secretaris van Abkoude. Den 28 Juny 1774. GEORGE FREDRIK Baron THOE SCHWARTZEN- BERG Een HOHENLANSBERG, Grietman over Menaldumadeel, enz. Den 28 Juny 1774. Mr, RUTGERUS PALUDANUS, Burgemeester en Raad te Alkmaar, Den 28 Juny 1774. Mr, COENRAAD WOLTHER ELLENTS, Raad en . Secretaris van ’t Landfchap Drexthe, en Me= delid van den loffelyken Etftoel aldaar. Den 29 Nov. 1774. Mr, RENEKE BUSCH GOCKINGA, Secretaris der Heeren Gedeputeerde Staaten van Grozingen en Ommelanden, Den 29 Nov, 1774. * 3 Mr. E Lv] Mr, DAVID THOMASSEN à THUESSINK, Bure gemeester der Stad Zwolle, Den 29 Nov. 1774, ABRAHAM JACOB ’S GRAEUWEN, Stads Med, Doët., Penfionaris Honorair te Zierikzee, Den 30 July 1776, Mr. CORNELIS VAN LENNEP, t@ Amfterdam. 1 Den 30 July 1776. Mr. WILLEM VAN DER BEEKE, Penfiongeris Hoe norair °s Lands van den Vrye van Sluis, Opper-Koopman en Refident op €heribon, Den 30 July 1776. Mr. JAN VAN DER WOEFF, Burgemeester en Raad te Zierikzee. Den r Oft. 1776. TJ. C« MAUGIN, Lieutenant Kolonel en Kapitein ten dienfte dezer Landen, Den 1 Oét, 1776. ADRIAAN MOENS, Raad Ordinair van Neêrlands Indiën. Den eg O&, 1776. JOAN COENRAAD BRANDT, Koopman te Amflera dam. Den 24 Jan. 1777 Mr. FRANCOIS ADRIAAN VAN ROSEVELD C A= TEAU, Schepen en Raad te WVlisfingen. Den 24 Jan. 1777. Mr, JACOB CORNELIS MATTHEUS RADERMAs CHER, Raad Ordinair van Nederlands Índiën, Den 1 Dec. 1778. DANIEL STEVEN SCHORER, Schepen en Raad te Middelburg , Bewindhebber der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, Den 27 July 1779 Mrs bew Mr, PETRUS GUILIELMUS SCHORER, Raad eu Secretaris te Vlisfingen, Den 9 Aug. 1780. GEORGE HENDRIK DE WILDE, Kapitein der Bur= gerye te Amfterdam, Den 9 Aug. 1780. Mr. WILLEM ARNOLD ALTING, Gouverneur Gee neraal van Neêrlands Indiën, Den 27 Aug. 1782. DE HEEREN LEDEN. JEAN MAZEL, Predikant in de Waalfche Ge: meente te Vlisfingen, JUSTUS TJEENK, Predikant in de Engelfche Ge- meente te Vlisfingen. Eerfte Secretaris van dit Genootfchap,. ABRAHAM MULLER, Stads Med. Doë., Schepen en Raad te Vlisfingen. PIETER CHRISTOFFEL HAGEMAN, Predikant in de Lutherfche Gemeente te Leiden, JONA WILLEM TE WATER, Hiftoriefchryver van Zeeland, Philofophie et Hiftorie Patrie Profesfor te Middelburg, Tweede Secretaris van dit Genoot= fchap. SAMUEL ESCHAUZIER, Predikant in de Waal= fche Gemeente in ’s Gravenhage. (*) , GYSBERT DE WITT, Med, Doëtor, Chirurgyn-Ma- jor onder ’t Regiment Mariniers ten dienfte dezer Landen, Den 3o Maart 1768. MAR= (5) Deze zes eerfte Heeren waren Leden van het Genootfchap federt deszelfs eerfte oprichtinge, [ Virrj] „MARTINUS: SLABBER, Bailliu en Secretaris te Baarland, Den 31 Mey 1768. PETRUS NIEUWLAND, Predikant in de-Neder- duitfche Gemeente in % Gravenhage. Den 28 Juny 1768, ‚Mr, LAURENS PIETER VAN DE SPIEGEL, Heit taris der Heeren Staaten van Zeeland, Den 28 Juny 1768. MY PIÈTER BODDAERT, zie. Dië., Oud-Raad der Stad-Flisfingen, te Utrecht, Den 28 Juny 1768, LEENDERT BOMME, Directeur van de Commer= cie Compagnie te Middelburg. Den 26 July 1768. JOHANNES PETSCH, te Tiffen. Den 26 July 1768. JOHANNES RATELBAND, S. S, Theol, Dekt, __Profesfor, als mede Academie-Prediker te Fra= zeker, Den 30 Aug. 1768. Mr. ABRAHAM PERRENOT, Raad en Reken- ‚ meester der Domainen van den Heere Prinfe __Erf-Stadhouder „ in ’s Gravenhage, Den 27 Sept. 1768. JACOB JOHAN ANDRIESSEN, Med. Dol. Burge= meester. en Raad te Vere, Den 27 Sept. 1768. JACOBUS ERMERINS, Secretaris der Stad Vere, Den 27 Sept. 1768. NICOLAAS BARKEY, S, S, Theol, Dot, À Profes- for, Emeritus) ‘Predikant in de Hoogduitfche ‚ Gemeente in ’s Gravenhage. Den 29 Nov. 1768. PETRUS HOFSTEDE, SS. Theol, Dot, Ejusdemgue sg Hiftorie et Antiqnitatum Sacrarum Profesfor Honorá= The [rx | rius, Oud-Predikant te Rotterdam, Den 29 Nov: 1768. JOHANNES JACOBUS VAN DRUNEN, Profesfar Ling. O, O., en Predikant in de Nederduitfche Gemeente te ’ Hertogenbosch. Den 29 Nov. 1768. f JOHAN JACOB DE FREYTAG, Kapitein Lieute= nant Ingenieur ten dienfte dezer Landen. Den 29 Nov. 1768. ANDREAS BONN, Med. Dol® Anatomie & Chirur= gia Profesfor te Amfterdam. Den 28 Dec. 1768. J. DU PONT, Med. Dot; en Vroedmeester te Rote terdam. Den 28 Dec, 1768. Mr, JoHAN GULIELMUS SCHORER, Gecommite teerde Raad en Raad ter Admiraliteic van Zees land, Den 28 Dec. 1768. CORNELIS CLEYN, Predikant in de Nederduits fche Gemeente in den Brief. Den 28 Dee, 1768 JOHANNES OOSTERDYK SCHACHT, A, L. Ma Philof. ac Med. Du, & Profesfor te Utrecht, Den 7 Febr. 1769. NICOLAAS GEORGIUS OOSTERDYK PFoansz., Med, Dol. &* Profesfor te Leiden, Den 7 Febr 179. NICOLAUS LAURENTIUS BURMAN , Med. Do, & Profesfor te Amfterdam, Den ar Maart 1769. AARNOUD VOSMAER, Directeur van het Nas tuur-Kabinet van Z. D. H, den Prinfe van Oranje, in ?% Gravenhage, Den 28 Maart 1769. * L LOY= Td LOUIS DE BEAUFORT,’ te Maafricht. Den 25 April 1769, 4 EDUART SANDIFORT, Med, Dot, & Profesfor te Leiden, Den 25 April 1769. Mr. BAVIUS VOORDA, Profesfr Juris te Leiden, Den 25 April 1769, _SEBALDUS RAVIUS, S, S, Theol, Doll. , Ejusdemgue;, Linguarum Orientalinm &* Antiquitatum Hebraïca= rum Profesfor te Utrecht, Den go Mey 1769. GERARDUS Nicor &s HEERKENS, t@ Groningen, Den 29 Aug. 1769. Marquis DE ST, SIMON, Ridder der orde van Male tha, Den 29 Aug. 1769. ROCHUS VAN SUCHTELEN, Lieutenant Kolonel Ingenieur ten dienfte dezer Landen, Groote Major te Sluis. Den 29 Aug. 1769. DAVID VAN GESSCHER, Heelmeester te Amfler= dam, Den 29 Aug. 1769. FRANCISCUS HENRICUS GRAM, Heel- en Vroed- meester te Rotterdam, Den 29 Aug. 1769. ADRIAAN VAN GHERTs ’S Lands Medic, Doltor der Baronnye van Breda, Den to O&. 1769. PHILIPPE FERMIN, Medic, Deétor ,- gezworen Raad te Maaftricht, Den 3r O&. 1769. PIETER JONAS BERGIUS, Medic, Doctor $ Frofese Jor te Srokholm. Den 26 Dec. 1709. ALEXANDER MONRO, Mfeaïc, Anatom. & Chirurgiae Profesfor te Edinburg. Den 2 Dec. 1769. Mr. HERMANNUS CANNEGIETER, Profesför Juris te Franeker. Den 26 Dec, 1769, FR E- Rate FREDRIK CHRISTIAAN MEUSCHEN, Com. Pal, ‚ Caef. Legations Raad van verfcheiden rid in ’s Hage.” Den 26 Jan. 1770. Ü JEAN SAMUEL ROBERT, Predikant in de Waal- fche Gemeente te Leiden. Den 27 Febr. 2770, DAVID:DE GORTER; A. L. Md. Pkilof. & Medic, Dot, .Oud- Profesfor te Harderwyk, Lyf-Arts van Haare Rus-Keizerlyke Majefteit G. G.« De’ 2-27 Maart 1770. SAMUEL HENDRIK MANGER,:8.°S, Theel. Dil, & “Profesfor , als mede Academie-Prediker te Fra- ‘zeker. Den 27 Maart 1770. JACOB PLOOS VAN AMSTEL, Medic, Door te „Amfterdam, «Den 27 Maart 1770. EVERHARD PIETER SWAGERMAN » Heelmièester te Amfterdam. Den 27 Maart 1770. EREDERICUS HENRICUS CHRISTIANUS HOFF, Med, Dotfor te Arnhem, Den 25 Sept. 1770. ADRIANUS /SGRAVEZANDE, Predikant im de Nederduitfche Gemeente te Middelburg. Den 25 Sept. 1770. f IGNATIUS VAN ZELDER, Med, Dolf. te Gouda, „Den 25 Sept. 1770. Mr. HERMAN SCHOMARKER, Secretaris der Stad en Advocaat Fiscaal van de Financien des Graaffchaps Zutphen. Den 27 Nov. 1770. Mr, HENDRIK) VAN -WYN; Raad- Ponfionaris te Gouda. „Den 27 Nov. 1770. DIONYSIUS VAN DE WYNPERSSE, A, L, dM, Pii- Kk g lof. JE XII | _dofs Doll. & Profesfor te Leiden. Den 20 Sept. 1771. JOHANNES FREDERICUS HENNERT, 4, L. M, Philof: Dok. &* Profesfor te Utrecht, Den 29 Sept. 177L JAN BERNARD SANDIFORT, Stads Medicine Dot, in % Gravenhage, Den 20 Sept. 1771. DIDERICUS VAN CRUISSELBERGENs Lector Hift. & Lingue Grece, Rettor der Latynfche Schoolen te Vlisfingen. Den 29 Oëtob. 1771. JER MAS NICOLAUS EYRING, Philof: Deltor „ Rector van ’ Koningl. en Keurvorftelyke Se- minarium te Goztingen. Den 29-Oct. 1772, HERMANNUS GERARDUS OOSTERDYK, Med, Doctor by het Ed. Mog. Collegie-ter Admiralie teit te Amfterdam. Den 29 O&. 1772, BENJAMIN BOSMA; A. L. M. Philof. Doltor te Amfterdam, Den 29 OË. 1772. HENR!CUS AENEAE, «4, L. M. Philof: Door te Armnfterdam. Den 29 O. 1772. JOHANNES LE FRANCQ VAN BERKHEY , Med, Door, Letor in de Nat-Hiftorie te Leiden, Den 29 Ot. 1772. ARCHIPALD MACLAINE,S, S. Theol, Dof. , Pres dikanc in de Engelfche Gemeente in ’ Gravene hage, Den 29 Oâ. 1772, PETRUS CAMPER 4. Le MM, Philof.-: Med; Do&., Profesfor Hanorarius te Gróningen, enz. in ’s Hage. Den 29 Of, 1772, Mr, DS à NL Mr. MEINARDUS "TYDEMAN, Profesfor : Juris te Utrecht, Den 29 O&. 1772. JACOBUS DE RHOER , Hiftoriarum Profesfor te Gro- „wingen, Den 29 O&. 1772, PETRUS CURTENIUS, S. S. Theol. Profesfor, en Predikant in de Nederduitfche Gemeente te Amfterdam, „Den 99 O&. 1772. d LAMBERTUS BICKER, Med. Door te Rotterdam, Den 2 O&. 1772. GUALTHERUS VAN DOEVEREN, Med, Door & Profesfor te Leiden, Lyf- Arts van Z. D. H. den Heere Prinfe Erf-Stadhouder. Den 7 Sept. 1773 Mr. PETRUS BONDAM, Profesfor Juris te Utrecht, Hifloriefchryver van Gelderland, Den 7 Sept. 1773. G, J. GERARD, Auditeur ter Rekenkamer te Bruse fel. Den 7 Sept. 1773. GERARD DE WIND, Med. Door & Profesfor te Middelburg. Den 7 Sept. 1773. JAN SPLINTER STAVORINUS, Kapitein by de s « Admiraliteit in Zeeland, Den 26 July 1774. CHRISTIAAN RUDOLPH HANNES, Med, Dollor, Stads Phyficus te Wezel, Den 26 July 1774. GERARD GREEVE, Heel- en Vroedmeester te Utrecht, Den-26 July 1774. JAMES BEATTIE , Philof, Moralis Profesfor te Aber- deen, Den 26 ut y 1774 JERÔME DE LA LANDE, Math. & Astron. Profesfor te Parys. Den 28 July 1775. dd 1 sav 1 Bors à MECHAIN, Astronome bydrographe du depós de la Marine, te. Parys, Den 28 July 1775. ANDREAS BOHN, Phil, & Math, Profesfor primarius, “te Giesfen, Vorftelyke Hesfen-Darmftadfche BergeRaad. Den 28 July 1775. Mr, ADRIAAN JAN DE RUEVER, Secretaris der _ Provinciaale. Rekenkamer van Zeeland. Den 28 July 1775. MARTINUS HOUTTUYN, Med, Door te rif dam, Den 28 July 1775. LEONARD EULER» Philof. Profesfor te Petersar Den 28 July 1775. £ JOHAN ALBERT EULER, Philof. Profesfor. te Peters- barg. Den 28 July 1775. vee «e ROZIER, Chevalier de PEglife &* Ancien Din velteur de PEcole Royale de Medéine vötérinaire de Lyon, Den 28 July 1775- Mr. NICOLAAS CORNELIS LAMBRECHTSEN , Raad en Penfionaris te Vlisfingen. Den 30 July 1776. ADRIAAN KLUIT, Antiguitatum cet edn in primis Diplomaticae , België Foedsrati Profesfor te Leiden. Den 30 July 1776. JOHANNES VEIRAC, fed, Dottor te Rotterdam, Den 30 July 1776. Mr. SERVAAS VAN DE COPPELLO, Med, Dodor te Middelburg, Den 30 July 1776. 5 CHRISTOPHORUS SAXE, 4, L, M. Philofs Doëtor, Hifloriarum , Antiqg., Elog. et Hift, Batavae Pro= fesfòr te Usrecht, Den 1 Dec. 1778. \ } HER= Ws. LIN HERMANNUS JOHANNES KROM, Hiff. Ecclef, Pro _fesfor en Predikant in de Nederduitfche Ge- meente te Middelburg, Den 1 Dec. 1778. SALOMON DE MONCHY, Med, Door & Profesfar te Rotterdam, Den r Dec, 1778. FRANCOIS WILLEM DE MONCHY, Med. Door, Schepen der Stad Rotterdgm, Den 1 Dec, 1778, ARNOLDUS VAN DE ‘LAARs Med, Door in ’s Gravenhage. Den 1 Dec. 1778. BERNARDUS HUSSEM, Heelmeester by de Ade miraliteit te Amfterdant,- Den 1 Dec. 1778, Mr. JOHANNES VAN LIER, Ontfanger Generaal en Medelid van den loffelyken Etftoel des Landfchaps Drenthe, Den ro Aug. 1779. HENDRIK ALBERT SCHULTENS, Lizg,. OO, & Antiquitatum Hebr. Profesfor te Leiden, Den ro Aug. 1779. ANE DRYFHOUT, 4. E, MM. Theol, & Philof. De&,, Predikant in de Nederduitfche Gemeente te Middelburg. Den ro Aug. 1779. Mr. PIETER PAULUS, Advocaat voor de Ed, Ho= ven van Jultitie in ’ Gravenhage, Den 1o Aug, 1779. SAMUEL DE WIND, Med. Do&., ’s Lands Opera= teur en Steenfnyder , Stads Operateur en A Vroedmeester te Atiddelburg, Den ro Aug. 1779. HENDRIK VERHEYK„, Rector der Latynfche Schoolen te Armflerdam. Den ro Aug. 1779. Mr, JOHAN DIDERIK VAN LEEUWEN , Ontfane ger Generaal der Middelen van ’t Kwartier van [vr ” van Nymegen over het Thielfche Komptoir, „te Thiel, Den 9 Aug. 1780. Mr, JACOBUS JASPERSEN BRASSER, Advocaat te Vlisfingen, Den o Aug. 1780. JOHAN JACOB LE SAGE TEN BROEK, 4, L. M, Theol, & Philof. Dok. „ Philof. Profesfor en Predie kant in de Nederduitfche Gemeente te Rotzer« dam. Den 9 Aug. 1780, JOHANNES FLORENTIUS MARTINET, Predie ‚ kant in de Nederduicfche Gemeente te Zut= phen. Den 9 Aug. 1780. M. S, DU PUI, Stads Med, Doll or, Anat., Chirurgiae & artis Obftetr. Lettor , te Kampen. Den g Aug. 1780. DANIEL THOMAS, Predikant in de Waalfche Ge= meente te Vlisfingen. Den 28 Aug. 17öt. Mr. WILLEM AARNOUT KIEN VAN CITTERS, Schepen en Raad te Msddelburg. Den 28 Aug. 178L. JAN HENDRIK STOLTE, Stads Med. Doktor, Lid van de -Gezworen Gemeente te Zwolle, Dea 28 Aug. 178I. /GERHARDUS DE HAAS, S. S Theol. Dol. , Predí= kant in de Nederduictehe Gemeente te mfters dam, Den 28 Aug. 178. H. MIRANDOLLE VANGHERT, Med, Doëf., Stads _ Vroedmeester te Breda. Den 28 Aug. 1781. JAN DES ROCHES, Secretaris van de Keizerlyke Koninglyke Academie der Wetenfchappen te Brusfel, Den 28 Aug. 1781. J. Ba Teater ] J.B. DE BEUNIE, Med, Dolor te Antwerpen, Den 28 Aug. I7ôr. GERRARDUS KUIPERS, Predikant in de Nederduit= fche Gemeente te Vlisfingen. Den 27 Aug. 1782. MARCUS ELIESER BLOCH, Med. Doll. te Berlyza Den 27 Aug. 1782. JOHANNES PIETER FOKKER, A. Z. M. Philof, Doëtor , Lebtor in de Wis- Natuur- en Sterren= _ _ktnde te Middelburg. Den 27 Aug. 1782. MARTINUS VAN MARUM, A4 L, M. Med, & Phi= dof. Door, Lettor in de Natuurkunde te Haars lem, Den 27 Aug. 1782. JOSEPH GHESQUIERE, Hiftoriefchryver te Brusfel. Den 27 Aug. 1782. ADRIAAN VAN SOLINGEN, Med, Doffor te Mid= delburg. Den 27 Aug. 1782. FLORIS JACOBUS VOLTELEN, Stads Medicinae Dodtor te Utrecht. Den 27 Aug. 1792. 4 h JE DEEL N Ek L YsT NEN LYST DER VERHANDELINGEN VAN HET NEGENDE DEEL ntwoord op de Vraage, betreffende het Munt-wezen; door CORNELIS ZILLESEN , Hoofdzaarder der befchre= ven Middelen te Schiedam, - = Bl. 3. Antwoord op dezelfde Vraage; door 7Aco= BUS MAREEUW, Fwuzior, Commisfaris van het Landrecht en Koopman te Middelburg. 23e Vervolg op de Verhandeling van de Apocy- num folio androfaemìi; doof E. Pp. SW A- GERMAN, Heebmeester te Amfterdams, Bl, r. Befchryving van een verbeterd werktuig tot » de herftelling ‘van den ontwrigten fchouder; door B, HUSSEM» Heelmeester by de Admiraliteit te Amfterdam, en, 33e Recherches fur nne nouwells espèce de Ouarrés Ma= giques, par L. EULER, Profesfeur en Philo= fopbie à Petersbours, = - ei Waarneming van een hoornagtig uitwas, gegroeid aan de binnenzyde van de Dye; door G. GREEVE, Heel en Vroed= meester TE Utrecht, = = = 240 De waare deugd van het ftankweerend ver- mogen der witte Willigen bast uitwen=- dig beproefd, in vuile, flinkende en kan- ker-verzweeringen; door Derzelfden, 247. Her. Ee Herinnering eener zeldfaame en mogelyk niet algemeen genoeg bekende Heel- kundige bewerking; door G. J. VAN wy, Heelmeesier te Amfterdam, - ‘ Waarneming van twee wanfchapen Kinde= ren; door H. MIRANDOLLE VAN GHERT, Med, Doctor en Stads Vroedmees= ter te Breda, = = = = C. SAXI, 4. L. M. Phil, Doct., Hiftoriarum et Antiguitatum Profesforis Traiectini, Animads werfiones in weteris cuinsdam Medici Ovbthal= micù germmam Spbragidem , wumero vicefimam, necdum editam = - _ Uittrekfel uit een bericht, aan het Genoot= fchap toegezonden, nopens de volko- mene genezinge eener lamheid aan bei- de de handen, door middel van de Elec- triciteit, „door j. WATERVLIET, t@ Middelburg. = - = = Het onderfcheid der Salamanderen van de Haagdisfen in algemeen, en van de Gekkoos in ’t byzonder, aangetoond door M. HOUTTUYN, Med, Doctor te Amfterdam, = - = - Befchryving van eenige Oostindifche Tin= ertfen ; door Denzelfden, = ge Befchryving van een zonderling ftuk Y= voor; en aanmerkingen, betrekkelyk tot de natuurlyke hiftorie van den Oly= poant; door D.H. GALLANDAT, Med, Doctor, ’s Lands Operateur en Steenfnyder , enz. t@ Vlisfingen, > = _ kkk g 254 275. 300. Kit amat: J i Verhandeling over ecne beruchte proefnes ming van den Geneesheer W. Noortwyk; hier uit ontdekkingen, die de ontieed= kunde onlangs veel lichts hebben byge= zer, op eene nieuwe wys, opgelost door A. VAN SOLINGEN, Med, Doctor te Middelburg. - - = 392 Vroedkundige waarneming van Tweelin=- gen, die het water en vliezen gemeen hadden; door j. DE PuYT, Heel- en Vroedmeester te Middelburg, = - 423 Verhandeling ter onderzoek, of Philips, de erde van dien naam onder de Hoiland- fche en Zeeuwfche Graaven, zig ooit door den Roomfchen Paus hebbe doen ontllaan van den Eed, dien hy, by het aanvaarden der regeering, gedaan had; door Mr. N. C. LAMBRECHTSEN, Raad en Penfionaris der Stad WVlisfingen, « «= 43 Te Voorbygang van Mercurius over de Zon, den r2 Nóv, 1782; berekend door y. P. FOKKER, 4. L. M. Phil. Doctor, Lector in de Wis- Natuur en Sterrenkunde te Middel= burg. = - - zo 473e Aanmerkingen over eenige Smvrnafche Penningen; door j. w. TE WATER, Hiftoriefchryver van Zeeland, Profesfor in de Wysgeerte en Vaderlandfche Hiftorie te Mid= delburg, - - - = Bericht van een vreemd lichaam, gevonden — in een hoender-ey; medegedeeld door J. WATERVLIET, te Middelburg. _= _ 507 [ zer ] Vervolg der Gefchiedkundige narichten } betreffende de blanke en zwarte Jooden te Cochim, op de Kust van Malabar; ® door A, °SORAVEZANDE, Predikant der Hervormde Gemeente te Middelburg. = Sis Nafchrift betreffende de blanke en zwarte Jooden te Cochim; door Denzelfden, 54e Hie Sne nde: DRUK- FP xx | DRUKEFEILEN. IX, Deel. Bl. 129 reg. 1Ó flaat: au paravant, Zees: auparavant, — 496 not, (a) flaat: De Antigg. et Marmor Ec, lees: De witis Sophistarum lib, II cap‚ 26, pag. Ó13, — 536 Cg. rr flaat: zetting; lees: overzetting. == 5ZÓ 12 over die; — die, ANT- L BNDf en rbe Se ENC de ANTWOORDEN MEAGR es vka ka 03 MUNT-WEZEN: AAN WELKEN, DOOR HET ZEEUWSCH ‚ GENOOTSCHAP DER WETENSCH A Pa PEN, DEN 28 AUG. 1781, EEN ZILVEREN EERPENNING TOEGEWEZEN IS % Ì Pes ke ES 7 Ef ln, 4 nd a ra md me, ds _ Lin en, Ze j w ‘ br! an \ es A Kn e Dn hel … > < DE Se id ie, erf hed ed “nf er « a) Te ie | - Li hd td 5 ë k , K he en a NE => 5 en ie hen rd = B ms p _ _Blada3 ANTWOORD oP DE" hANEe deet «Saint etl « F Daar de Staaten van Zeeland » niet tot voors N deel van de Finantien der Provincie, maar tot voorkominge van gebrek aan Contante Penningen, al voor meer dan honderd Jaa- ren, den negotiepennîng, bekend onder den naam van Zilveren Ducaat, of Ryksdaal- der, met de gedeelten van dien, van so tot St fluivers geoordeeld hebben te moeten ver= hoogen, mitsgaders zedert dien tyd, om de= zelfde reden, noch tweemaalen gelyke verhoò- Zinge met één fluyver te moeten doen, en dus dien negotiepenning binnen hunne Provincie tot 53 fluivers gangbaar te flellen: welke zyn de middelen , om de aanmerkelyke fohade „ die de Ingezetenen der Provincie Zeeland, door den. nadeeligen IV, isfelcours, inzonderheid zedert de laatfle verhooginge, geacht worden te lyden , Voorkekomen; zonder deze Provincie aan ge vaar van gebrek aan Contanten bloot te feel- len, maar dezelve integendeel in ffaat te hou- den, om de benoodigde nieuwe Jpecien te kon= nen aanmunten? en Wat middel zou ’er ZY» om de Mantfpecien, door de geheele Repu= A2 blyk, 4-0 G. ZILLESEN OVER blyk, op eenen egaalen woet van gehalte en evaluatie te brengen, met dien effécte, dat op able de munten, by aanhoudendheid, zoo gou= den als zilveren fpecien tot de geflatueerde of noch te flatuearen gehalten en evaluatien zou- den konnen aangemunt worden ? DookR CORNELIS ZILLESEN. ek 9. 1. Wrolgent deze Vraag, zyn de Staa- ten van Zeeland, ter voorkoming van „gebrek aan Contante Penningen, ge- ‚noodzaakt geweest den Zilveren Du- caat of Ryksdaalder met de gedeelten van dien, van so tot 51, en eindelyk tot 53 ftuivers binnen hunne Provincie te verhoogen en gangbaar te {tellen , tot aanmerkelyke fchade voor de In- gezetenen der Provincie Zeeland door den nadeeligen Wisfelcours uit deze. verhooging voortkomende, en waar ‘omtrent door het Zeeuwsch Genoot- ‘ fchap der Wetenfchappen gevraagd word? HET MUNT-WEZEN. $ word: — Hoe die fchade voorteko- men; zonder de Provincie Zeeland aan evaar van gebrek aan Contanten tod te ftellen, maar dezelve integen- deel in ftaat te houden om de benoo- digde nieuwe fpecien te konnen aan- munten. — En eindelyk hoe men de Muntfpecien door de geheele Repu- lyk op eenen egaalen voet van ge: halte en evaluatie zou kunnnen bren: gen &c. - 9. 2. Ik zal in het beantwoorden dezer vraag, ingevolge het Programma van het Zeeuwsch Genootfchap van den Jare 1778 alles affnyden, wat niet di- rect tot het antwoord dezer vraag be- hoord, en daarom my-alleen bepaa- len, tot dat gene, het welk men on- vermydelyk diend te melden, wil men de fchade in dezen grondig kennen, en. zulke hulpmiddelen vinden, die aan haar einde zullen beantwoorden, - 6 3 Wat Wisfel is? hoe een bloeiende A 3 Ac- 6 Gs ZILLESEN OVER Active handel gepaart met publyk cre« diet, een voordeelige cours;ven een fchadelyke pasfive handel en flegt cre- diet, een nadeelige cours‘ maakt, en wat Pari, en de wezendlyke en inge- beelde munt der handeldryvende lan- denis, weeten alle die-den koophandel beoeffenen , en komt ook ter dezer za= ke niet te pas. Het voornaame dat wy alleen hierte onderzoeken hebben ‚zyn de nadeelen, die fpruiten uit het ver= hoogen der muntfpecien boven de in- nerlyke waarde. $. 4. „Het is bekend, dat byzonder de handeldryvende Landen, om de moei- Iykheden: die ?er ontftonden. van waa- ren tegen waaren te verruilen, al vroeg in plaatfe der verruiting, de drie metaalen van-Goud, Zilver en Koper hebben gebruikt om geld van te flaan „ tenì einde tot een merkteken te dienen in den koophandel, om de waaren. voor te koopen, waarom ook ter meerdere geloofwaardigheid het gang- baar geld met het ftempel van den Wetgever bekragtigd wierd, ‘ten ein- P 4 de < … P4 HET MUNT-WEZEN 5 de alle bedrog in den handel voorte- komen, 6.5. | Dit gangbaar geld in ieder Land; word even als de deugdzaamheid der koopwaaren, by de Uitlanders gefchat naar. zyn innerlyke waarde „ en wel naar het gewigt, en grootfte graad van zuiverheid , waar voor die metaâlen vatbaar zyn; zo dat of fchoon de Wet- gever zyn munten verligt in gewigt, vervalst of verhoogd boven haar inher= lyke waarde, en de magt heett zyn Onderdaanen te noodzaaken om dezel- ve tot die bepaalde prys te ontfangen, zo kan hy daarom den Uitlander niet dwingen, om ze in cas van Wisfel; hooger aan te neemen ;-dan ze inner- Jyk waard zyn. Neen! vreemden, (aan die wetten niet onderworpen) ge- ven aan die ligtere, vervalste of -ver- hoogde, muntfpecien , een … waarde; naar het.gewigt, ‘gehalte of fynheid van het geld, zonder zelfs eens te ree- kenen de metaalen. (waar mede: dit geld vervalst is), en die: evenwel me- de een: innerlyke waarde “hebben , doch die in.dezen niet geteld worden. ë A4 5.6 8 CG. ZILDLESEN OVER nel 9067! De voornaamfte handeldryvende Landen, en wel byzonder die van Eu- ropa, hebben eene zekere evenredige heid, tusfchen de waarde dezer drie mmetaalen vastgefteld, ten einde zy hunne muntfpetien zouden kunnen be- houden, wyl anders de evenredigheid. verbrooken wordende, en by voor- beeld het Zilver by hun in evenredig- heid. waardiger dan het Goud zynde;, de Uitlanders hun het Zilver toe, en het Goud uitvoeren zullen; en omge keerd, ‘het Goud in evenredigheid waardiger dan ‘het Zilver {tellende , zal:hun het Goud toe, en het Zilver uitgevoerd worden, tot verlies der In- gezetenen , en voordeel der vreem- den; welke laatften dan juist winnen, het geen de eerfte verliezen. «— Doch deze evenredigheid is niet altoos dezel- ve geweest; in de 14 Eeuw was de even- redigheid wan het ‘Goud en Zilver als I-tot 10, de twee volgende Eeuwen als r-tot rr, vervolgens in de 17 Eeuw omtrent als r tot’ 14:, en eindelyk in de 18 Eeuw omtrent als 1 tot 15, maar in China en verdere Oosterfche rea en; HET MUNT-WEZEN. GQ den, alwaar het Goud overvloediger dan het Zilver is, ftaat de evenredig- heid tusfchen het zelve als 1 tot ro, waarom men ook geen Goud, maar wel Zilver daar naa toevoerd. 617701 _Om dat nu door de Kunstwerkers, Goud-- of Zilverfmits, s’Lands mun- ten niet zouden in de fmeltkroes ver- fmolten worden, zo hebben de meeste verftandige Vorften, of Gemeenebes- ten, voor de kosten der munt enz., de muntfpetien iets hooger gefteld, dan haar innerlyke waarde, ten einde gemelde Kunstwerkers, Goud- of Zil- verfmits niet dan tot hun nadeel, de munten konden verfmelten. 9. 8. Dit aangehaalde, by 6. 5, 6, en 7; het voornaamfte zynde, dat nopens het geld, (betrekkelyk tot de vraag „) in deze te pas komt, zo zal de orde vereisfchen, kortelyk aan te toonen, wat nadeeelen in de Wisfelcours ont- A5 ftaan, IO GC ZILLESEN:OVER {taan , indien men het geld boven zyn innerlyke waarde verhoogd. | 69. Het is bekent, dat de Wisfel, een overwyzing of overdragt is, van wee derzydfche fchulden, die de handel- dryvende „Landen, onderling , door koophandel of anderzints verkrygen; welke fchulden zy door middel van Wisfelbrieven met den anderen ver= reekenen; waar door ze dan de kosten _{fpaaren ‚van het overmaaken der muntfpetien ‚> met de gevaaren daar aan. verknogt; en de moeilykheden ontgaan, om over en weder, met by hun ongangbaare munten: elkanderen te betaalen ; door welk middel „ dan ‘jeder Land zyn muntfpetien kan be- houden, (ten minften zo verre de Ba- lans des Koophandels zulks toelaat), want deze terr voordeele Zynde, geeft vermeerdering, en ten nadeele, ver- mindering van Geld, om reden, dat de Wisfel niet anders doet, dan fchul- den tegen fchulden: vereffenen, en de meerdere fchulden, die het eene we Qs HET MUNT-WEZEN. II boven het andere heeft; altoos in Geld of ongemunt Goud; of Zilver moeten betaald worden. $. 10. Alle Landen, welke hun Geld bo= ven de innerlyke waarde verhoogen;, moeten noodzaakelyk in cas van Wis- fel, met vreemden, grootelyks ver« liezen; om reden, dat men Wisfeld waarde tegen waarde, of een wezend- lyke tegen een ingebeelde munt, en „welk laatfte, de fom is van een zeker bepaald getal van muntfpetien „van wier innerlyke waarde, de prys af- hangd die men daar tegen verwisfeld; dierhalven, zo dra het geld boven zyn innerlyke waarde verhoogd word, moeten de onderdaanen van zodaanig Land, daar deze verhooging plaats heeft, by elke werwisfeling met vreeme de, alleen de fchade. van dit ver- hoogde geld dragen ,- waar door zy noodwendig in hun. handel minder kunnen winnen, dan’ zulke Landen, wier geld: naar zyn innerlyke waarde gangbaar is, te meer wyl gemeenlyk: de koopwaaren, dagloonen, cn wat : ver. ) 12 ©. 7" ZILLESEN OVER verder daar toe behoord , mede in evenredigheid-van het verhoogde geld in prys toeneemt, het gene de ge- fchiedenisfe van andere volken in dier- Brigke gevallen heeft bewezen, en de ondervinding in dezen zulks beves- tigd. — ‘Ja! ‘wil men al eens om die merkelyke fchade in de Wisfel te onte gaan de nabuurige Landen of Provin- tien ‚- byzonder wier muntfpetien by elkander gangbaar zyn, dit verhoogde. geld tot betaaling van {chulden op- dringen , dit is maar voor eens, by. vervolg moeten de Ingezetenen, daar die-verhoogde muntfpetien gaan , dit weer ‚betaalen ,„ door dien in ’t ver- volg ‚ hun de koopwaaren „zo veel duurder worden aangereekend, als dit verlies op het te ontfangene geld be- draagt. — « Vreemde fchuldenaaren;, bedienen zich ook, van dat tydflip op welke men de munte verhoogd, tot betaa- ling hunner fchulden, met genot der winst, van het verhoogde, tot fchade: der Inwoonders, alwaar de munt ver- hoogd is. — Ik zoude hier noch wel. meerdere / nadeelen kunnen opnoe= men, die hier haar oorfprong uit neee men, maar alzo deze niet direct tot de | vr-ag t HET MUNT-WEZEN. 133 „vraag behooren, zo wyze ik liever den „weetgierigen lezer, tot het 8 en 9 hoofdftuk van het 2 deel, des werks-: Het begin opkomst en voortgang des koophandels, gedrukt te Utrecht by H Biircit ‚ en P. Haanenbrink 1771, alwaar men deze ftoffe, zeer keurig en oordeelkundig zal behandeld vinden. — Want het behoeft geen verder be- toog, dat de Zeeuwen in de Wisfel. cours telkens verliezen; Neen! de cours op Rotterdam en meer andere plaatfen bewyst dit overvloedig; ’ is waar! daar kunnen wel eens tyden van het Jaar komen , byzonder als de Zee- landfche O. Ind. Comp. haare openbaa- re Verkoopinge doet, dat men dan ee- nige verandering in de cours ziet; doch dit komt dan uit oorzaaken , dat de Rot. terdammers „ of andere plaatzen, op die tyden een nadeelige balans met de Zeeuwen hebben, waar door dan de ‚_Wisfelcours, minder nadeelig voor de Zeeuwen word. 9. rr. Dat nu deze fchadens welke de In: gezetenen der Provintie Zeeland ly- den 14 C. ZILLESEN OVER “den in hunne Wisfelcours, grooten- deels komt uit de verhooging van haa- re Zilvere Ducaat of Ryksdaalder ,„ die innerlyk maar 5o ftuivers waard is, en welke doorde Staaten van Zeeland tot 53 ftuivers is verhoogd, zal niemand des kundig ontkennen , waarom het ook niet noodig oordeel dit verder te betoogen. — Maar de vraag van het Zeeuwsch Genootfchap „ met aandagt inziende, blykt het dat de Staaten van Zeeland, tot voorkoming van gebrek aan Contante Penningen, geoordeeld hebben die verhooging te moeten doen, — Dierhalven zal men midde- len van redres opgeven, die de opge- geve nadeelen in ftaat zyn weg te nee- men, zo is noodzaakelyk te onderzoe- ken wat wel de voornaame oorzaaken zyn, die aanleiding geven tot vervoe- ring der muntfpetien. 9. 12. Onder deze ftel ik, — Eerftelyk, indien den handel over het geheel ge- nomen meer Pasfief of lydende , dan Actief of werkende word , waar door men dan aan de vreemde handelaars, naar HET MUNT =WEZEN. 15 staar $. g, de-nadeelige balans in geld ne been. — Ten 2. Wan- neer de Ingezetenen aan de Uitlanders hun geld op Interest zetten; — Ten 3. Wanneer het geld, (zonder eenige remedie), volgens zyn zuivere gehal- te, word uitgegeven; dan word het geld, volgens 6. 7;-door de kunst- werkers in de fmeltkroes geconfu- meert, of tragten Uitlanders in den Koophandel het tot zich: te trekken; — En eindelyk ten 4. Als men de vastge. ftelde evenredigheid, tusfchen het ‘Goud en Zilver. verbreekt, met ge. volg zo als by $. 6. heb aangewezen. 6. 13. Dit opgegevene in het voorige 6, de voornaame oorzaken zynde, tot uit- voer van Geld, en gebrek aan Con- tanten, zo valt het onderzoek, welke van deze 4 oorzaken , wel voornaa- mentlyk aanleiding hebben gegeven, dat de Staaten van Zeeland om gebrek aan Contanten voor te komen, hun Ryksdaalders hebben moeten verhoo- gen. — Myns bedunkens zyn het de 2 eerfte opgegevene oorzaaken van Ó. 12, ' 16 C. ZILLESEN OVER 6. 12. wantdaar de Koophandel van de Provintie van Zeeland , het grootfte gedeelte van deze Eeuw, meer Pas- ftief dan Actief is geweest, zo dat men in veele gevallen, in plaats van eige of vreemde producten naasbuiten s’Lands te vertieren, veeltyds contant geld tot den inkoop van de noodige behoef- tens heeft moeten gebruiken , als bly- kende dit verval van handel, byzonder uit het Advis van de Admiraliteid van Zeeland, aan haar Hoog Mog. in den Jare 1752 ingeleverd, over de midde- len van redres in den Koophandel (a); dus moest ’er noodwendig om het na- deelige flot in de balans van den Koop- handel te voldoen, Jaarlyks veel Geld ter betaaling uitgevoert worden. Ja! hier komt by, dat de O. Ind. Comp., mede Jaarlyks veel Zilver geld confu- meert, om dat het meeste van dien handel met contant Zilver geld gedaan word, naardien het Zilver in O. Ind. in (a) Zie dit ook nader betoogd, by d'Heer P. PAULUS, verklaaring der Unie (laatfte druk) 2 deel Pp. 219 alwaar gezegd word, dat Zeeland aan Hol- land ruim tweemaal zo veel betaald, als van ont= vangt, enz. Ergo, dit in geld betaald moetende worden, zo vermeerderd hier door de uitvoer van geld. HET MUNT-WEZEN 17 in evenredigheid waardiger dan het Goud is 6. 6. — En wat het 2 be- langd, zo is genoeg bekend , dat de Ingezetenen van de Provincie van Zees land, daar veel gegoede Inwoonders zyn, zo wel als alle andere Ingezete- nen der Nederlandfche Provintien , mede fterk geinteresfeerd zyn, in de buitenlandfche Geldnegotiatien, en welke Geldnegotiatien nu binnen 30 Jaaren in ons Land zodanig zyn toege- nomen , dat men thans het beloop daar van fchat op vyftien honderd. mil- lioenen guldens: dierhalven dit opge- gevene overwegende, ontdekt zich ras de oorzaak van den uitvoer der Con- tantenh uit de Provintie van Zeeland; want de 3°° opgegevene oorzaak tot uitvoer van Contanten, heeft altoos in dezen geen plaats, en de 4% oorzaak zou eer naar 6. 6, (zo ’er uit hoofde van de 1*° oorzaak geen te fterke uit- voer was), het Zilvergeld in Zeeland doen vermeerderen, om dat het bo- ven zyn innerlyke waarde verhoogd is. 6. 14. _ Dus kome ik gevolglyk tot het laatíte 15 DEEL. B ger 18 C° ZILLESEN OVER gedeelte der vraag, om naamentlyk een middel aan te wyzen, waar door de Ingezetenen van Zeeland, hun na- deel in de Wisfelcours herfteld, — hun gebrek aan Contanten voorgeko- men, — en de Muntfpetien door de geheele Republyk, op een egaalen _ voet van gehalte gebragt wierde, 0. 15. Het middel van herftel aangaande de nadeelen in de Wisfelcours , (zo verre het verhoogde geld aangaat), is niet anders te verbeteren, dan, dat de Staaten van Zeeland, de Zeeuwfche Ryksdaalders met de gedeeltens van dien, zo veel verlaagen, dat dezelve met het Hollandfche Bankgeld niet mer- kelyk verfchilt, en wel zo, dat men de Remedie, evenals de Mollandfche munt, indiervoegen ftelt, dat de Kunst- werkers, Goud- of Zilverfmits, niet dan tot hun nadeel de munten kunnen verfmelten, door het welke dan de na- deelen voor de Ingezetenen van de Provintie van Zeeland, (in dit cas) in de Wisfelcours zullen worden wegge« nomen, ja, hier door zullen ze niet “8 meer HET MUNT“ WEZEN. 19 meer die fchaden lyden in den Koop- handel, dat hen de goederen in dezel- ve met nabuurige Provintien , (aan wien zy hun verhoogde geld in betaa- ling geven), ftilzwygend zo veel hoo- ger worden aangerekend , als juist dat verhoogde geld bedraagd. Dat 6. 16. Om nu het gebrek aan Contânten voor te komen, is geen ander hulp- middel, dan dat zich de Ingezetenen. van de Provintie van Zeeland, in alle deelen, meer en meer beyveren, om den Activen handel te doen aanwasfen „ en den Pasfiven te doen verminderen’, ten einde een voordeelige balans in den Koophandel te krygen,’ waar door het contante Geld in plaats van anders tot betaaling der nadeelige ba- lans uitgevoerd te worden, dan van tyd tot tyd zal vermeerderen, tot groot voordeel van s'Lands Finantien, en welvaart der Ingezetenen; en voor- al, dat Zeelands, zo wel als Neêrlands andere Ingezetenen , zich niet meer in- teresfeeren , in Uitlandfche Geldnego- tiatien, die aan ba A ENEN Ik 3 e- 20 C. ZILLESEN OVER dezelve, en aan Neêrlands Koop- handel , zo veel fchade hebben toege- bragt, en waar van de gevolgen noch meerder te dugten zyn. — Want om het Geld in prys te verhoogen, dat bewezen heb tot betaaling van een na- deelige balans in den Koophandel, met deze of gene Uitlanders, volftrekt noodig is uitgevoerd te worden, (daar van moet ik met eerbied zeggen) dat zodaanige hulpmiddelen noch erger zyn dan de kwaal (b). 6. 17. Eindelyk kome ik tot het laatíte ge- deelte der vraag, naamentlyk om de Muntfpetien door de geheele Repu- blyk op een egalen voet van gehalte te brengen. — Dit laatfte volgd dan van zelfs uit myn opgegeven middel van herftel by 6. 15, en is ook noodzaakes lyk (b) Even zo abfurd is ook het hulpmiddel, dat „Keizer Karel de 5, en meer andere Vorften hier tegen gebruikt hebben, — Naamentlyk om aan hunne onderdaanen te verbieden den uicvoer van Geld of Muntmetaalen. — Het gene even zo veel is, als of een Souverain aan zyn Onder= daanen verbied, om het nadeelig Saldo van de Ba= lans des Koophandels niet tc voldoen aan vreem- delingen, HET MUNT-WEZEN., 2I lyk, dat de Munten van de Vereenigde Provintien, zo naa mogelyk, gelyk zyn, naardien ze fchoon ieder Pro- vintie wel fouverain op zich zelve is, nogthans met den anderen maar éen lichaam van Staat uitmaken. — Nu leert de bevinding in de Wisfelcours, dat men in dat cas de Provintie- van Holland , wel tot een voorbeeld van naavolging mag neemen; dierhalven, alle Provintien hun munten in gehal- ten, gelyk met die van de Provintie van Holland ftellende, zo zoude ieder Provintie zyn eige munten behouden, (zo verre zulks de balans van Koop- handel toeliet,) en in ftaat zyn, zo veel aan te munten, als tot den nood- zaakelyken omloop van Geld in ieder Provintie volftrekt noodig wierd bee vonden, dewyl de cours van de Wis- fel niet merkelyk tot nadeel zynde, de Ingezetenen van ieder Provintie, liever hunne wederzydfche fchulden , over en weder, met Wisfels zullen vereffenen, dan dat ze hun contante Gelden aan grootere gevaaren, en meerdere kosten tot overmaaking bloot ftellen. B 3 $. 18. 28 Ge ZILLESEN OVER ENZ. 0, 6. 18. Waar mede, (zo kort my mogelyk was), deze vraag beantwoord hebben- de, zo wenfche dat andere noch bete- re middelen van redres zullen opge- ven, teekenende onder de Zinfpreuk en Wensch: | ZEELANDS WELVAAREN., DEE At U Ee AIN sl ME (>) SS âs / 8 N EE, NS N $ N EIC) ESL —_ > ek: ANT: Bladz, 23 A MEA (O1 ORD oP DEZELFDE : Wibee-Ra. Amor iter. DookR JACOBUS MAREEUIW, yumoz, AS AS 5e MI eermaal de pen gevoerd hebben- de, om aaf dit zoo gewigtig, als, va- derlyk oogmerk, van het Mensch- en Vaderlandslievend Genootfchap te Vlisfingen , eenigermaate te beant- „woorden; thans in vertrouwen, dat de oorzaaken van ’t nadeel, dat Zeelands Ingezetenen door ’t verfchil in de Eva- luatie der. Geldípetie ondergaan, by vorige Antwoorden overvloedig zyn aangetoond; — dat zoo wel het on- uitvoerlyke als ongenoegzaame van eenige, in zig zelfs anders toereikende, middelen ter, herftellinge, by het ver- ligt Genootfchap zal zyn befloten; — rd zoo 24 JT MAREEUW OVER zoo fchiet my, by nader overdenking, thands overig, om, ingevolge de waa- re bedoeling van het Genootfchap in het opgegeven Programma, eenige aanmerkingen omtrent hetzelve, en eenige middelen ter verhoeding van Zeelands nadeelen, ter beartwoor- ding van de beide Programmata, aan deszelfs fcherpziend en onpartydig oog bloot te leogen. | Betreffende het eerstgenoemde, de Motiven of beweegredenen der Ed, Mog. Heeren Staaten van Zeeland, tot de fuccesfive verhoogingen van de Evaluatie des Zilveren Ducaats; deze zyn, nog kunnen gevoegzaam zyn, bet woordeel van de Financien dier Pro- wincie, -— Deze ftelling is reeds voor- Jang, zoo mannelyk als naauwkeurig afgepleit;-door een aanzienlyk en gee accrediteerd Staatsman, een altoos ge- trouw Vaderlander, dat het overbodig Zy, iets meer aan te voeren ten betoo= ge eener vlak daar tegen over ftaandeé ftelling, dat het niet anders dan het ge- vaar voor, en reëel gebrek aan Con- tante Penningen geweest zy, die hun Ed, Mog. tot drie iterative keeren ge- noodzaakt hebben, om dezen Nego- tie- HET MUNT-WEZEN. 25 tiepenning binnen hunne Provincie, telkens één ftuiver in Evaluatie te ver- hoogen. | Die geen vreemdeling is in ’s Lands Gefchiedhoeken en eene omtrent ten Jaare 1762 uitgekomene en alles beflis- fende Memorie, door een Man, der zaaken door en door ervaaren; — Die daar en boven toegang heeft tot de Notulboeken der Staaten van Holland, „Zeeland en der Algemeene Staaten;, zal, op 5 Augustus 1672, nopens de eerfte verhooging, op ro September 1672 gefchied, vervolgens ten Jaare 1686, 1689, 1690, 1691, 1692, 1694 en verder, by de Inftantien der Zeeuwfche Provincie, aan die van Holland. en d’overige «Provincien ; voorts ten Jaare 1747, omtrent de tweede verhooging , op *2- October 1747, met voOrkennis van zyn Door]. Hoogh. Glor. Ged. gefchied, zal uit alle deze egte bronnen, ten dugtig- {ten overtuigd worden , dat niets dan de dringend{te. noodzaak ,‚ maar geen- fints het voordeel der Financien , de dryfveer van Zeelands Staaten, tot eene, anders zoo onaangenaame ver- andering, geweest zy! — Het voore DB 5 deel 2ó J.- MAREEUW OVER deel immers dat iedere byzondere Proe vincie uit eenigen algemeenen Nego- tiepenning trekt, bedraagt, volgens vastgeftelde. Muntorder „, flegts het dubbeld van het geene der. Generali- teit uit denzelven toekoomt, zynde aan Sleifchat, ten behoeve van de Provin- cie alwaar de Penning werarbeid wordt; woor ieder Mark fyn Zilver één fluiver en aan Sleifchat , -…zynde een beerlyk Recht, ten behoeve van de Generaliteit, een halve dito of vierentwintig Myten, — Volgens Aitzema, 39 Boek, bladz. 598 en 599. —er Betreffende de Middelen, om de aanmerkelyke Schade die de In- gezetenen- van Zeelands Provincie, door-den voor hun nadeeligen Wisfel- kouts lyden, voor te komen, zyn on der anderen, voornaamlyk by my in aanmerking gekomen,deze navolgende, Vooreerst zulke, die- binnen deze Provincie zelve voor handen zyn. Ten tweede zoodanige, die door al- le de Provincien gemeenfchappelyk;, zonder iemands nadeel „zyn in ’t werk te ftellen. Betreffende ’t eerfte foort, zyn. Ten r. ”De eenige-en voornaame » Middelen, om den Uitvoer van het » Er HET MUNT-WEZEN. 27 5 Gereede geld te beletten, gelegen in „ het maatigen vande weelde en van de „ dolle drift na buitenlands gemaakte „ Stoffen, enz”. Deze, offchoon door den beroemden Hertog de Noailles ten Jaare 17:8, in een ander opzigt, tot zyn Vaderland, aangevoerd, kunnen veel in ons geval dienen ; want het is een algemeen betoogde waarheid, hoe meer ruwe onbewerkte Stoffen, van welken aart ook, in eenig Land inge= voerd worden, (zoo dit Land dezelve niet opleevert) om in hetzelve verr werkt en ten gebruike toebereid te worden, hoe meer men gevolglyk den Uitvoer van. gereed Geld voorkomt; of, dat hetzelfde in de zaak is, hoe meer voordeelig, voor dit zelve Land; de cours van de Wisfel loopen moet: en hoe veel kan Zeeland hier in niet; tot voordeel zyner Ingezetenen toe- brengen? Hoe veele Fabrieken zouden 'er nog kunnen worden aangelegd? Hoe veele reeds verftorvene niet op nieuw aan den gang gebragt, vooral wanneer men de kunst van Spaarzaamheid en Yver, zynen Nabuur, die in dezen tot onze fchade gelukkig blyft flaagen, Wist aftezien en wilde naarvolgen? 28 JY. MAREEUW OVER Onder deze Fabrieken, vooral de zulke, die by de Vreemde Natien in byzonderen trek zyn, als de Rafina- dery van Suikeren enz. aantekweeken, zoude een dubbel voordeel aan den Zeeuwfchen Ingezeten opleeveren, het zoude hem befpaaren , behalven het Tranfport der Goederen, ook het verlies van 2 per Cento op het Loon der Fabryke; terwyl het hem de voor: deelen derzelve, door de Commisfien van Vreemde Natien, zoude in den fchoot ftorten. Ten 2. Men bebouwe zoo veel mogelyk, den nog hier en daar, ook in Zeeland, onbebouwd liggenden grond! ware *t niet moogelyk de ge- woone voortbrengfels van Zeeland; naar alle aangewende vlyt, uit denzel- ven te trekken; als dan te beproeven welke ‚en inzonderheid Uitlandfche; dezelve door de reeds beproefde Kunstbewerkingen geholpen, zoude konnen opleeveren? De bekroonde Verhandelingen der Hollandfche Maat- fchappy der Wetenfchappen te Haar- lem, ftrekken ten bewyze der moge- lykheid , en geeven te gelyk de, on= waardeerbaarfte handleidingen, ct iË HET MUNT-WEZEN. 29 dit gewigtig onderzoek , gelukkig te flaagen! Men zie in het 19 deel, 1fte ftuk bladzyde 1ór tot 278. — Hoe onze fchraale Hei en Vroongronden nuttig kunnen worden door bereiding, ook met Asch, die men niet behoorde buitenlands te verzenden, waar dezel- ve 10 ftuivers per kleine ton waardig is, maar op Onzen eigen grond zoo wel als de Mest, kon gebezigd wor- den, om denzelven vrugtbaar te maas ken, is te zien in die Verhandelingen 8fte deel, 2de ftuk, en in de nieuwe wyze van Landbouwen, door den Hee- re Camper, 3de ftuk, bladz. 295 enz. Ten 3. Men behoore in Zeeland, meerder Koopwaaren, daar reeds van Oost en Westen aangebragt op te fta- pelen, ten gerieve zoo wel van Bui- tenlandfche Kooplieden, als van In- landfche Handwerkman en Winkelier, en deze laatstgenoemde behooren dan ook Vaderlandsgezind genoeg te wor- den, om hun gerief by deze grooter Kooplieden, binnen hun eigen Pro- vincie, by alle mogelyke gelegenhe- den in te koopen; om door dit middel, den Wisfelkours van 2 á 2: per Cento, dieop den Inkoop in de andere Provin- cien 30 'J.. MAREEUW OVER cien natuurlyk valt, te befpaaren, of tot voordeel van hem en zynen mede- ingezetenen te doen verftrekken. _ Hier door aangemoedigd , zouden Zeelands vermogende Kooplieden ook gaarne hunne Penningen, ten grooteren voorraade van allerhande Koopwaaren aanleggen; ja ook meer gelegenheid zoeken en vinden, om aan vreemde Natien, van dezen voor- raad te verkoopen. Terwyl dus de Active Koophandel zoude bloeijen tot voordeel der Provincie, zoude ook door denzelven, het gereede Geld binnen die Provincie wederkeeren, of, dat hetzelfde is, de balans des Wisfelkours; ten voordeele van die Provincie doen daalen. — Ja, werd _ men van vreemde Natien Geremit- teerd, in Traittes binnen Holland be- taalbaar, als dan zoude men binnen deze Provincie genieten het voordeel van 2 á 2: per Cento op den Wisfel- kours. Ten 4. Men behoorde den tyd der Voorbetaling wegens de Oost- Ind. Comp. Verkoopingen ter Kamer Zee- land , zoo veel. mooglyk te bekorten; althans niet langer uit te trekken, dan | aan HET MUNT-WEZEN. 3t aan een der andere Kamers gefchiedt. = Hier door zoude het gereede Geld van Holland hier fpoediger moeten wor- den overgemaakt: dit niet zo gemak- Iyk kunnende gefchieden ; zouden na de Expiratie van dien tyd der Voorbe- taling , nog grooter fommen dan ges woonlyk moeten worden gerembour- feerd, gevolglyk , om dat dit, of in gereed Geld, of in Wisfelbrieven;, naar Zeeland moet worden overge: maakt; Of dat men van Zeeland daar voor op Holland Wisfel trekt, om al- daar te betaalen; hoe dit gefchiede, de Wisfelkours zal des te langduuriger laag, en dus minder nadeelig voor de Ingezetenen van Zeeland moeten worden. Ten 5. Men behoorde binnen Zee- land alle poogingen aan te wenden, om zoo wel den Activen als den Pasfi. wen Koophandel, met alle mooglyke vlyt, uit te breiden! de Aetive be- ftaande in eigen Lands Producten, of in de, van andere Landen ruw inge- ‚ bragte, maar in zyn eigen Land nader bewerkte Stoffen of Koopwaaren, aan __ vreemde Natien te verkoopen! Deze Active Koophandel een avons Kee 4 10, 32 JJ MAREEUW OVER ligfte zenuw voor den Staat, en voor elk byzonder Ingezeten, verdient ze- ker! de onafgebroken oplettenheid de- zer Provincie ; want al het voordeelige van den Pasfiwen Handel koomt in geen vergelyking by dat geene, dat uit den Aectiwen Handel voortvloeit; het zy deze op zig zelven befta, of met den Pasfiven Handel vereenigd Zy; zoe dat men Goederen of Koop- waaren binnen Zeelands Provincie, tn de eerfte hand berustende, met eigen fcheepen vervoere, naar Engeland, Vrankryk, Spanje, Portugal , naar Sweeden, Deenemarken en Rusland; en van de genoemde Landen in Retour aanvoere, de meest benoodigde Koop- waaren , om die vervolgens in deze Provincie te verkoopen en op te ftape« len door vermogende Kooplieden, welke dan, uit dezen Pasfiven Handel, wederom eenen voordeeligen Activen Koophandel, naar het voorbeeld der Aanzienlykfte Hollandfche Koopfte- den zouden kunnen ftichten; en door wederzydfche correspondentien aan- kweeken , tot een drie ja viervoudig voordeel dezer Provincie, en van by* na elk byzonder Ingezeten van dezel- ve, HET MUNT WEZEN. ‘33 ve; Want aldus zouden deze, eerst in Retour- aangebragte Koopmanfchap- pen, weder met voordeel worden ver- tierd aan zodanige andere Naätien, die of van dezelve niet voorzien zyn; of dezelve, uit gebrek van Scheepvaart, of Landsgelegenheid , niet direct en uit de eerfte hand konden haalen: Maar allervoornaamlykst zoude deze Active Koophandel het voorhame but bereiken, dat men, door alle andere middelen, vergeefs zoeken zal. Nat melyk, hier door zou men ontwyken; die anderzins gantsch orivermydbare noodzaak , om voor de van elders Bui- tenlands hier aangebragte Koopwaa- ren betaaling te moeten doen binnen Amfterdam , genoegzaam de eenige en algemeene Wisfelplaats , waar alle buitenlandfche ‘Traittes , en dus met oplegging van 2 á 2: per Cento Wisfelfchade voor Zeelands Kooplies den, betaald worden: Ook de fpecie;, of ’t gereede Geld, zoude dus be- waard „ en Koopwaaren zouden in bes taaling gebezigd worden. Deze ingewortelde nooddwang , tot betaaling met gereed Geld, en dat bin- nen Amflerdam, zal niet eerder ophou- IX. DEEL, C _ den, 34 TJ MAREEUW OVER den, dan wanneer onze aanzienlyk be. goedde Ingezetenen eens alle. gevaa- ren zullen getart, en doorgeftaan heb- ben, welke de afgunst of naaryver hun‘berokkenen mogen, om hun, in hunne hoogstloffelyke poogingen te benaauwen of te dwarsboomen! — Maar, hoe zal men hier in flaagen? — Hoe bereikt men dit toppunt van een voorgefteld geluk en voordeel? —, Zeker ’er doen zig eenige zwarighe-= den op! Moeilykheden, die alleen door tyd en geduld, zyn-te overwin= nen! Maar dat deze toch een waar beminnaar zynes Vaderlands nooit onts moedigen, zoo lang ze niet onover- koomlyk zyn! Dat wel ingerigte. poo= gingen, wiskundig zeker, door ’% ge« wenscht gevolg zullen bekroond wor= den, kan men niet vergen dat verzes kerd worde door iemand, die het wis= felvallige van al het aardíche, en eene hoogere vrymagtige beftelling over hetzelve erkent: Maar dat het niet al= leen moreel. mooglyk ,. maar zelfs meer, dan waarfchynlyk zy „ zoude in veel byzonderheden, die in eene ver- handeling van dezen aart, niet vereis= fchen ontwikkeld te worden, zn 4 CEC HET MUNT-WEZEN. 39 betoogd worden. Hy, wien ’t waare vuur voor ’t belang van Zeelands Koophandel nog ontvonken “kán, zal uit flaauwe fchetfen over‘deze Stof fe genoeg bevroeden, om zig een plan ten opbouw vanhet vervallene voor den geest te brengen. — Althans-hoe veel voordeeliger het zy, de gereede Penningen in zyn eigen Land. ten Koophandel «aan te leggen, of zoo men het onder het bewind van een and der zou willen uitzetten , ditdan te-doen op zoodanige vastigheden, die eene dubbele en wederkeerige winst op- leeveren moeten, en hoe veel nuttiger dit zy, dan deze Gelden aan te leggen en uit te zetten, aan de allerwispel: tuurigfte en zelfs gevaarlyke Uitland- fche Fondfen; dit weeten by bevins ding de Kooplieden dier aanzienlyke Nabuurfteden, die, door vlyt en {nee dig beleid, eenen byna uitfluitenden Handel van veele onontbeerlyke Koop- waaren hebben weeten te ontginnen; en zig eigen te maaken. — Men zou getrouwe, geheel vertrouwde, in den Koophandel voorzigtige ern diepêrva- Tene Mannen, kloekmoedige Zoonen des Vaderlands en deszelfs belang ge- N C 2 heel 36 J MAREEUW OVER heel toegewyd, tot Correspondenten moeten heenen zenden, naar die Ha- vens. en Stapelplaatfen, van welke men zig, den voordeeligften Pasfiven, en naar welke men zig, den winstrykften Activen Koophandel, op folide gron- den, belooven kan. Ten 6. Zoodanige Koophandel be- hoort 'er gezogt en aangevangen te worden , omtrent. die hoogstnodige Specien , de byna algemeene Koop- waaren der bekende Waereld, het Goud en Zilver ,. dat uit de ryke Mynen van Mexico en Peru naar Span- je wordt overgezonden. Ditkoomt in de handen der Franfchen , Engel « fchen, en Hollanders, die den gehee- len Koophandel van Cadix , onder Spaanfche naamen , «in bezit hebben, en hun eigen Producten, Manufactuu- Ten en Koopwaaren, daar voor, in rui- ling , naar America zenden; vervol gens worden deze Metaalen naar hún- ne refpective Landen overgemaakt. _ In dezen Pasfiwen Koophandel, be- ftaande in het magtig worden van Zil- ver en Goud uit de eeríte hand; en om deze Metaalen ook binnen de Zeeuw- fche Provincie, en haare voornaamfte Koop- HET MUNT-WEZEN. 37 „Koopftad, in te voeren, behoort Zee- ‘land, het koste wat het wilde, deel te krygen ; zoo wel als in den daar aan verknogten Activen Koophandel, be- ftaande in het expedieeren uit Zee- land, van ‘allerhande Koopwaaren, die hetzelve ruim zoo wel, en zoo goedkoop, als eene der andere Pro- vincien, uit de eerfte hand bezit, als be- {taande onder anderen in, 1. Oostindie fche, alsPeper, Speceryen , fyne Ooste sind. Cattoenen, zoo Witte als Inlands geverwde, Zyden ftoffen, enz. — 2. Veel Viaamfíche Producten en Ma- nufactuuren, welke om de nabygele= genheid aan Zeeland, hier zoo goed- koop als elders te bekomen zyn. — 3. Veel Duitfche, Noordfche en andere Uitheemfche Koopwaaren, welke door een meer aangekweekte Navigatie en Handel, van hier, even goedkoop, dan van elders, konnen geëxpedieerd worden. — 4. Allerhande Inlandfche Producten en Manufactuuren; zoo die der andere Provincien, als uit de Lan- den der Generaliteit, welker prys , of- _ fchoon, geduurende het verfchil in den ‚„Wisfelkours, iets hooger in Zeeland, dan elders zynde, egter van weinig be- C3 lang 48 ze MAREEUW OVER „lang in dit opzigt is, en met den tyd, „door ’” gelukken dezer onderneeming, volkomen egaal alhier, als elders, ko- men moet, — 5, Zeelands eigen Pro- ducten, de Graanen, maar vooral de Witte boonen enz; de Manufactuuren, uit deszelfs aangemoedigde Fabrieken, vooral de fyne Liywaaten ‚uit eigen Vlas, Inlands gefponnen, geweven en BEDIEEKE, Zeildoeken , Pak- Zeil- en etten-garen „Kabels. en Touwerk; in één woord, alle Noodwendighe- den, die Jaarlyks uit deze Republyk naar Spanje en haare voorname Han delplaats Cadix worden heengevoerd, en aldaar of, vernegotieerd.,. of van daar, op eene den Geintresfeerden, in den voornaamften Koophandel te-dier Stede, wel bekende wyze, verzonden worden, door hunne vertrouwde Cor- respondenten te Cadix, Port St. Ma- ria, of Sevillien, onder beheering van de Spaanfche MNaviganten , tegen be- hoorlyke Recepisfen , als hun eigen toebetrouwd ;- en alzoo Jaarlyks ín Vreedenstyd, of om de 2 of 3 Jaaren, in tyd van Oorlog, met de Gallioe- nen, vertrekken naar Zerra Firma, Caribagena en Porto Bello, om aldaar op Î HET MUNT:WEZEN. 39 op de refpective Jaarmarkten, met de Indiaanen,-voor het van Peru, Lima en Panama , medegebragt Zilver enz. getrocqueerd, en teren hetzelve aan hun vernegotieerd te worden. Alle deze noodwendigheden (waar van, des noods, eene nette lyst ware op te geeven), zoo die in Spanje zel- ve, als die ter verzending met de Gal. lioenen als boven, en met de Vlooten op Buenos Ayros, Vera Crux en Me xico dienen moeten ; deze alle, kun- nen zoo wel uit Zeeland dierect; dan uit: eene der andere Provincien ,’ der- waards verzonden, en aldaar op gely- ke. wyze tot voordeel , zoo der aan- zienlyke Kooplieden, die moeds ge- noeg bezitten tot deze Onderneeming, als der Provincie in ’t algemeen , ver- negotieerd worden: zoo dat hoogst te Een is, dat zulks tot heden niet ondernomen zy, of niet met allen ernst, hoe eerder, hoe beter, zoude worden! — Want welke zwarighe- den men zig, op eene nieuwe onder- neeming van dezen aart, voorftellen moge, dezelve kunnen toch niet ge- wigtig genoeg zyn, om op te weegen de voordeelen „die natuurlyk uit de- Cg zel- Lel 40 Jr MAREEUW OVER zelve, der Zeeuwfche Provineie-moe- te in den fchoot vallen! — Hier door zal men gewislyk uitwerken , al. lever- den alle de andere opgenoemde en on- genoemde Koopwaaren geen ander voordeel op, boven het gewoone, dat men het Zilver direct zal trekken, ruit de eerfte hand; — Dat men „gevolge Jyk, daar voor geen Wisfelkours. op Amfterdam, zal behoeven te: betalen ; vermits uit het Product der Koopwaa: ren, van Zeeland naar Spanje geëx- pedieerd, aldaar zelve „ het Montant van deze Metalen en der andere op hier in Retour aangebragte Koopwaaren, zoude betaald worden ; kunnende het Saldo zoo wel in-voor- als nadeel der Zeeuwfche Kooplieden uitvallen, — Behalven dat Zeeland , op. dezelfde wys, als het veortyds Zilver van Span: je trok, nu nog misfchien zoo wel, en gelyk Holland dit weet te doen, zoude konnen trekken! — Het Zilver alzoo , direct, ‘in Zees land-ingevoerd, zoude aan de Zeeuws fche Kooplieden na genoeg gelyk in prys, als aan de Hollandfche Kooplies den-te {taan koomen; en zoude ge- volglyk tot denzelven Prys ponranns als | HET MUNT- WEZEN. 4r als-die van Amfterdam; aaf den Mùünt:_ meester konnen en>moeten geleverd “worden ; zonder oplesging van den -Wisfelkours, die op den-Inkoop van Zilver te Amfterdam natuurlyk vallen xoude, en die de Zeeuwfche Koop- dieden ook, op hun hier eerst aange- bragt Zilver, buiten deze vaste bet paaling, zouden konnen profiteeren} zelfs wanneer zylieden dat in Amfter- dam. verkogten ; terwyl zy als dan Hollands Courant, of 2 á 23 per Cento Avans op hun Wisfel, voor deszel- ven Montant, zouden konnen ontfan- gen. j „Dog deze Zeeuwfche Kooplieden zouden niet boven den Prys-courant van Amfterdam, voor het Mark fyn Zilver, alhier van den Muntmeester moeten ontfangen! Met dezen prys zouden. zy zig moeten vergenoegen ; waartoe eene folide en vermogende Asfociatie, met een uitfluitend Privile- gie, ‘tot den opgemelden Handel, door den Souverein , of de Staaten van Zeeland , voorzien, zeer faciel aan te moedigen ware! te meer, daar dit Chimericq verlies, of gemis van 2 á 2: per Cento, al terftond na de tweede on. US, der- | 42 Jan MAREEUW OVER derneeming-vanrdezen aart ‚of in zeer weinig, tyds,-geheel, zoude moeten op- houden. …Want:werdschet Zilver en ‚Goud „naar bovengeinelde Voorwaaf- den. erop: zoodanig -Privilegie nù aande Munt van:Zeeland geleverd;tot 24,2: per Centò minder, dan het aan dezelve voortyds te {taan kwam, als dan,-zal derzelver Muntmeester nur, even zoo wel, den gewoonen Zeeuw- fchen Ryksdaalder tots2-{tuivers kon- nen aanmuaten ;vals dat, hy voortyds denzelven tot 53’ fluivers: konde mure ten, toen-hy,2 á-25 per Cento -Wisfel- kours en de Vragt enz. op het Zilver. van Amfterdam5-„daatenboven- betaa- denmoestad cab rievotont nobuos „Ja; ook andere Grofzilveren “en Gouden Penningen, door de gantfche Republyk:egaal in: gehalte en Evalua- tie, kondenals dan op Zeelands mun- te, by-aanhoudendheid worden aange- munt, tot-algemeen voordeel en zon- der gevaar voor gebrek aan Contan- ten. — Want konde op die wys, de Zeeuwfche Munt altoos van het bez noodigd Zilver enzo in-Zeeland. wor- den voorzien; zoo verftrekte zy eenê Fabrick, die der. Provincie geen fcha- de; # HET MUNT- WEZEN. 43 de; en allen haaren Bedienden en Ar. _ beiderenseen zeker voordeel zoude be- zorgen, ‘Ja, wat zwaarigheid , al- fchoon-dezelve- door dir middel, drie of viermaal, meer dan-gewoonlyk, te werken kreeg? „Doch veelligt zoude haar werk, hier door „eerder vermin- deren’ dan vermeerderen ; > vermits door de verlaaging van ‚den Zeeuw- fchen Ryksdaalder, op-de aangewezen Wyzes tots2 fluivers „de reden zoude ophouden, die de „Kooplieden der andere Provincien tot nu toe bewogen had, «omde Zeeuwfche; Ryksdaalders op te wisfelen , en met één ftuiver op ’t ftuk- Avans, naar Zeeland» over te maaken, £FS Daarenboven zoude dit het allerna- tuurlykst middel zyn, om-de andere Provincien te animeeren tot het vere hoogen van hun Ryksdaalder ook tot 52 fluivers; — en tegelyk, om als dan ook in derzelver Refpective Munten; nieuwe Ryksdaalders tot gelyke Eva- latie van 52 ftuivers aan te munten; waar toe elke Provincie in den haaren als dan zeker zoude in ftaat zyn. — Om dit ontwerp, dat van zoo veel belang voor Zeeland is, om de Cor- reô- 44 TJ MAREEUW OVER respondentie tot den Inkoop van Zil- verven Goud uit ‘de eerfte hand, en „dus deze tot den laagften prys te be- komen-en binnen Zeeland in te bren- gen en af te leeveren , ‘wel te doen {laagen,, zouden zig zeker Moed en Beleid dienen te vereenigen! — Moed, om de cerfte onderneemingen van de- wen Handel door te zetten; offchoon dezelve veelligt, tegenftand zonden ontmoeten, en misfchien , in den-begin- ne, al.het voordeel niet zouden aan- brengen, dat men verwagten konde, en by tydsvervolg wel opleeveren zou- den: Maar ditvis, nos zy immermeer ! een genoegzaame feden, om daar van afte zien, voor eene Provincie; welker Ingezetetien misfchien Jaarlyks nog meer dan Honderd duizend Guldens aan Opgeld. voor Wisfelbrieven uitgee- ven; van het geen zy, boven het Montant van haare Producten, in Hol- land betaalen moeten. — Zoodanig inonerlyk verlies is immers ruim der moeite waardig, dat men om hetzelve altoos te verhoeden, in den beginne aan deze onderneemingen een vry ge- ringer, en al ware het zefs een aan- zienlyk ‘gedeelte: van- haan HET MUNT-WEZEN. 45 Faarlyks verlies opoffere?.. — … Dan; ier moet eerst het Ys gebroken wor- den, zal de Rivier voor ’t vervolg be- vaarbaar zyn. — SA Maar ook voorzigtig Beleid is er. hoodig, zoo, om deze onderneeming te doen gelukken, als om daaruit het bedoeld voordeel, aan Zeelands In- gezetenen te verzorgen! — Een naar- ítig, getrouw, welbegoed , in den: Koophandel grondig ervaren, en al-. om Geaccrediteerd Ingezeten van Zeeland, en aan deszelfs welvaart op: ’t naauwst verknogt , konde, op het voorbeeld van andere voorname: Koopfteden , zyn Vaderland verlaa- ten, om zig te Etablisferen aan geene kant der Zee; te Cadix (by voorbeeld), met genoegzaame Magt en Crediet uit zyn Vaderland voorzien ,_konde hy, voor zyne Commercieerende en Wel. geasfocieerde Compagnie van Hande- laaren, door den Souverein, met uit- fluitend Privilegie voorzien, zyne Commisfien uitvoeren: «Waar tegen hem eene toereikende.Provifie , naar gelang van, of een zeker aandeel in, het Geëffectueerd algemeen voordeel _zyner Vaderlandfche Provincie r, be- oor- 46 J. MAREEUW OVER hoorde toegelegd te worden; terwyl , zoo âls reeds is aangemerkt, deze Han- deldryvendeCompagnie verbonden zyn moest, om deze Metaalen, tegen Amfter« damfchen prys,ook zoo veel benoodigd, aan de Munt in Zeeland te verkoopen, Vooronderftelt men nu eens, gelyk tamelyk waarfchynlyk is, dat ten be- hoeve van de Munt aldaar, federt de. laatste verhooging des Zilveren Ducaats tot 53 fluivers, nu iet meer, dan min- der, egter Jaarlyks benodigd zy, voor één Millioen Guldens aan Wisfelbrie- ven; het geen door dezen directen Koophandel op Spanje enz., onnodig zoude zyn in Holland te betaalen; hoe veel laager’ zoude dit verfchil, in ’ Montant der Remifen, op Amfterdam van Zeeland te doen, den Wisfel- kours niet doen loopen, ten voordeele der andere Zeeuwfche Remittanten op Amtfterdam? — En werd de Zeeuw- fche Ryksdaalder, als gezegd is, tot 52 ftuivers verlaagd, zal de Wisfelkours dân niet veeltyds zyn beneden, al- thans doorgaans niet boven Pari, 'gee lyk zulks voor den tyd der jongfte ver= hooging tot 53 ftuivers gebleken is? Zoo dan, ’er is mooglykheid, Dee us- prei dte na en bn. HETOMUNT“WEZEN. jg dusdanige ptyswaardige onderneemin- gen; om de danmerklyke Schade „ die de- Ingezetenen der ‘Provincie. Zees land, door den nadeeligen. Wisfel- kours lyden, voor te komen! — Ja, er is kans genoeg, om-dit tevens te doen; zonder Heze Provincie bloot te ftellen aan. gevaar voor gebrek aan Contanten: maar dezelve in tegendeel in ftaat te houden , om de benodigde nieuwe Specien te kunnen aanmunten! Terwyl uit het betoogde ook blykt; dat ’er mooglykheid zy ‚ om de Munt: fpecien door de geheele Republyk, op een egaalen voet van Gehalte en: Evaluatie te brengen, en dat met dien effecte, dat op al de Munten dezer Re- publyk „by aanhoudendheid , zoo Gouden als Zilveren Specien, tot de geftatueerde-of nog te ftatueeren Ge- halten en Evaluatien zouden konnen aangemunt worden. … = cs Eindelyk „dit alles kon” (naar het tweede hoofddeel dezer - beantwoor- ding) ook volkomen worden geëffectu= eerd door alle de Provincien, gemeene fchaplyki-—r Het zy, door den Zil- ‚ veren Ducaat, ook in den haaren, tot op 52 ftuivers te verhoogen; ie | | en 48 J.-MAREEUW OVER dezelve even zoo zeer in ftaat zyn, om denzelven tot-die Evaluatie van 52 ftuís vers, als Zeeland om dien thans tot die van 53 ftuivers, aantemunten; — Het zy,: dat alle de Provincien vin ’ algemeen ‚hoe: hoog ook de :prys _ dier onontbeerlyke: Metaalen ryzen mogte, naar dien prys, gemeenfchap- pelyk befloten en te werk ftelden, om alle Penningen, hoe genaamd, en van welke Specie, gehalte en gewigte, te {tellen en altoos te houden op eene Evaluatie, aan elkanderen volkomen gelyk. — Zoo beknelle eens die ou- de Eendragtsband de Lendenen der zeven, aan elkanderens belangens op * naauwst verknogte, volken! Naar deze grondregelen werkende, zal ook alle gevaar, voor gebrek: aan: Contanten, zoo in Zeeland, als door geheel de Republyk, ophouden: Maar ook geene der Bondgenooten zal des. anderens voordeelen , door Moed, Beleid en Naarftigheid verkregen, im= mermeer met een fcheel oog behoeven. te benyden. Kweek Koopzorg aan, haal Munt-Metaalen; „Uw Vrugt en Vlyt, moog die betaalen ! VER: VER VOE G DP DE VERHANDELING à VAN DE | ARP OC VON U -M __FOLIO ANDROSZEMI Gs DIENENDE TOT OPHELDERING;s 200 VAN HET MAAKSEL EN DE SAAMENS STELLING DER DEELEN VAN DE BLOEM, ALS VAN DEN ZUIGER DER VLIEGEN, WELKEN DOOR MY HET MEEST DAAR IN GEVONDEN ZYX Ne Door FE. P. SWAGERMAN. OONK ON oen ik in * Jaar 1773 myne Ver: handeling van de Apocynum vere vaardigde, was myn oogmerk Ren C fins, om eene naauwkeurige befchry=- 1X, DEEL Po ving „(*) Hondsdood met de bladen van Grootmaus bloed, 3 EP. SWAGERMAN OVER DE ving te geven, van alle de deelert waar uit de Bloem is faamgefteld. Ik heb dezelve, daar in, maar alleen fchetswyze behandeld: dät is, ik heb hunne gedaante, plaatfing , en de ein- dens waar toe zy in ’t algemeen ge. fchikt zyn, maar flegs gedeeltelyk aan« geweezen , voor zoo verre zulks die- nen konde, ter verklaaring, van het door my toen ontdekte werfchynfel in de Natuur: naamlyk, omtrent het vere moogen dat de Bloem heeft, in ’t om het leeven brengen van onderfcheiden foorten van Vliegen; zonder nogthans my te bepaalen, tot alle de verfchei-- den foorten; maar alleen tot dat foort, welk daar in het meest gevonden word. Van gelyke heb ik ook maar eefie op- pervlakkige, en geenfins veel vergroot- te of naauwkeurige afbeelding gegee- ven, van den Zuiger derzelven; de« wyl het my toefcheen, daar mede, aan myn voorgeftelde oogmerk genoeg- zaam voldaan te zullen hebben. Her- haalde befchouwingen nogthans, gaa- ven gelegenheid, dat ik alle die by= zondere deelen, tot de Bloem behoo= rende, met meer naauwkeurigheid ga- - de floeg: en ook daar door tevens ge- | waar PLANT AbBOCHNUM; 3 waar werd, dat eene meerdere ver= grootte afbeelding , van ieder derzel. ven, van nut konde zyn, zoo ter kenniskryging van hun voortreffelyk maakfel ; als omtrent derzelver waare gedaante, en gebruik! al het welk ini de daad niet te verklaaren was, als door dezelve in een fterke vergrooting voor te ftellen: Dit zelfde vond ik van gelyke hoogftnoodzaaklyk, in den Zuiger van die Vliegen welke men daarin het meest aantreft: te meer; daar deszelfs maakfel; zoo àls uit het gevolg zal blyken , zoo opmerkelyk is, Te bewonderen is het daar en boven; dat vyf zulke tedere deeltjes, als de Helmftyltjes ‚vide, zyn, in ftaat zyn, om vier Vliegen, Zoo als ik heb waargenomen, derwyze te beknellen, dat ze allen daar in omkomen. Onges looflyk fchynt het, doch ik heb het niet alleen gezien, maar anderen nevens my; van twee en drie gefchied het meenigvuldig maalen, De Mieren aa- zen zelfs op deeze Vliegen, het welk de reden is, dat men in deeze Bloemp= jes, dikmaalen, alleen de Zuigers der« zelven, ook wel half-gegeetene, aan= treft. By deeze haar beltiouwines nd daite Ve Jeah __ heb 4 _E.P, SWAGERMAN OVER DE heb ik tevens duidelyk gezien, dat ik by mangel van genoegzame naauwkeu- righeid, fommige dingen, in de Ver- handeling, niet zoo bepaald omfchree- ven heb, als ik wel had behooren te doen. Om die reden dan, oordeelde ik het noodig, by het flot van dit ver- volg, eene nadere opheldering hier by te voegen, waarin men zien zal, watik voor eenen wezenlyken , en wat ik voor eenen toevalligen misflag houde; ten einde ieder, by het naafpooren van dit onderwerp, daar voor te waarfchou- wen; Zie daar ook wyders, behalven het reeds gemelde, nog eene voornaa- me drangreden, tot de mededeeling van dit vervolg. BLOEMKELK (Calyx) De Bloemkelk (reeds te vooren ; door my, in zyne natuurlyke grootte afgebeeld, om hier niet wederom, en vergroot te worden bygevoegd) heeft, van het Bloemfteeltje voortkomende, eene-{pitsronde gedaante: het Bloem- blad genaderd zynde is dezelve rond, en in gedaante met hetzelve Shi an om. PLANT APOCYNUM.!* 5 komftig, en daar ter pldatfe voorzien van vyf diepe infnydigen, welken in een gelyk getal fcherpe punten uit- loopen, en al te famen het Bloemblad zeer naauwkeurig omvatten. Des- zelfs voornaame Bent beftaat, in het Bloemblad en de daar binnen befloo- ten vrugtmaakende deelen te onder- fteunen , te helpen beveiligen en te koefteren, tot den tyd hunner volko- men rypheid, : , HET BLOEMBLAD (Petalurn). Het Bloemblad is in deeze Bloem eenbladig en int ser gei gedaän- te, voorzien van vyf infnydingen, die in vyf rondachtige punten uitloopen, welken aan ’teinde zyn omgeboogen. Deszelfs kleur is ten grootften deele wit, voornaamlyk van buiten, maar van binnen ‘met fchooftm roode vlék- jes en ftreepjes zeer aartig geteekend. Wanneer men het‘ Bloemblad , met een Vergrootglas van 4 brandpunt; van binnenin te zien; befchouwt, dan ontdekt men, dat het zelve, aan den onderkant, ter- plaatfe ‚zyner faamen- A3 ‚5 Voer - 6 EP, SWAGERMAN OVER DP woeging tegen den Bloemkelk, alwaar het op zyn dikst en als geruyt is, op _vyf onderfcheiden plaatfen, witte dric- hoekige verlengfelen vormt, waar van de puntige d elen zig tusfchen de Ondereinden van ieder paar in elkander gevoegde Helmpjes (Anthiere) vastheg- ten, en met derzelver beide deelen, een gelyk getal van openingen afflui- ten, welken door den afftand van elk paar Helmftyltjes (Stamina) gemaakt zyn. Plaat Fig. 1. B, B. B. B. Des- zelfs dienst is, het Bloemblad naam- Iyk „ tot cieraad.te verftrekken: de vrugtmaakende deelen tot hunnen {taat van rypheid te, koefteren , en voor de ongefteldheid. der lugt te be- veiligen, paper n ODE HELMPJES (Antbera), De Helmpies zyn vyf in getal, geel van kleur, en in het midden der. Bloem geplaatst, even als eene kleine Priem, maar die, vergroot zynde, eene ke- gelvarmige gedaante hebben (a). Zy (a) Verh. van het Zeeuwsch Genootfchap 5-deel pag 304 Fig, 2 ' _ gd nnn PLANT APOCYNUM. 7 zyn gevoegd rondom het Stampertje (Pistillum), welk zy met deszelfs Merk (Stigma) geheel omvatten, waar door men van het zelve niets kan zien; Zy verlaaten het ook niet, maar fterven met elkanderen en droogen uit. De gedaante van ieder derzelven is pyl- vormig , zoo nogthans, dat het agter- fte gekliefde deel, in twee platte rond- achtige ftaarten uitloopt (b). Van bui- ten zynze na genoeg plat en glad, en eindigen aan hun top in een langwer- pig vierhoekig vliezig deel, welk door- fchynend is, in eene fcherpe punt uit- loopt (c), en dat, wanneer de Bloem eenigen tyd is open geweeft, aan zy- ne punt plat nedervalt, waar door dan deeze vyf vliezige deelen, een plat vyfhoekig en rondachtig vlak uitmaa- ken, Fig. 1. leder Helmpje rust met zyn binnenfte en midden deel op zyn elmftyltje, dat met zyn voet{tuk be- neden in den Bloemkelk is vastge- hegt(d). De Helmpjes van den bine nenkant befchouwd, zyn, inzonder- heid van de plaats hunner vereeniging ) 4 met _(b) Fig. 2. Á. rte CG: (do Fig. 4. B, Fig. Je C. 8 E.P. SWAGERMAN OVER DE met de Helmftyltjes, tot aan het oe: noemde vliezig deel, eenigfins hol ftaande. In eene nog ongeopende Bloem hebben zy, daar ter plaatfe‘we- derzyds, eene langwerpige rondachtis ge kooker (in het midden niet met el- ander vereenigd) waar inhet Stuif meel (Pollen) ligt opgeflooten, welke kookers, door het binnenfte bekleed- fel der Helmpjes gevormd zyn. Maar, wanneer de Bloem open is, dan maakt het binnenfte bekleedfel, zig ter we- derzyds van den rand der Helmpjes los, en krult om naar het midden bin- nen deel, in diervoegen, dat ’er, tus- fchen de beide omgekrulde dekfels , een kleine afftand overblyft: aan den onderkant nogthans, zynze. verbon- ‘den aan eenen vliezigen en met havir- achtige vezelen bezetten zoom ,- die rondom het begin van het Helmftyltje gehegt zit (e). Door het plat neder« vallen nu, der meergemelde vliezige uiteinden, aan den top der Helmpies geplaatst, word het Stuifmeel verhin= derd weg te vallen; en :de- invallen: de Regen kan het insgelyks niet ver- nietigen, Het gebruik der Helmpjes va is (@) EE. PLANT APOCYNUM: ° 9 is van veel aanbelang: naamlyk, zy- zyn de Werktuigen, in en doof welken het manlyk ftof word vöortgebragt , gekoefterd en opgekweekt, ‘tot zyn {taat van volkomen rypheid: dienende. tevens, om, als het ter bevrugting be- kwaam ís, door hunne beweeging , net zelve âan het Vrouwlyk deel te doen naderen en over te geeven. DE HELMSTYLTJES (Stamina). ‚ De Helmftyltjes zyn platachtig van gedaante, meer breed dan rond, en wit van kleur: zy neemen hun begin onder uit den Bloemkelk (f), en zyn geplaatst, tusfchen het Bloemblad ‘en de Honigkasjes (Nectaria), gaan wer- volgens naar boven, en buigen zig binnenwaards, vormende dan als % ware eene bultige verhevenheid‘ (g), welke den afftand, door den onder- ften ‘rand van het ftampertje en’ het topeinde van het vrugtbeginfel (Ger- men) gemaakt, geheel vervult (h), | ee dende (£) Fie. 4. B. Fig. 5. C. (g) Fig. 3.) (hj Fig, 4. G, IO EP. SWÁGERMAN OVER DE zynde langs hunne geheele uitgeftrekte heid, zo van binnen als gan de randen, met witte haairachtige vezelen bezet, waar door het ftampertje, daar ter plaatfe, als in een wit dons bedolven zit. In deezen hunnen weg, zynze, tusfchen de opening der beide ron- de ftaarteinden, ten grootften deele, aan derzelver randen naauwkeurig be- flooten (1), van welken zy egter, aan de lugt bloot gefteld zynde, verlaaten worden, Vervolgens, de gemelde tus- fchenruimte verlaatende, loopenze op- waards „en planten zig genoegzaam in het midden en binnen gedeelte der Helmpjes in (k). Hunne voornaame dienst beftaat, in de Helmpjes te on- derfchraagen, en tegen het ftampertje geflooten te houden, | ‚DE HONIGKASJES (Meetaria). De Honigkasjes zyn vyf in getal, en als een wrong van ongelyke gedaante rondom, het vrugtbeginfel geplaatst; tusichen het zelve en de Helmfiyle-- | jes (i) Fig. 2. A. Ck) Fig. 3. (1) ul delyk lokaas zyn voor veele Vliegen. PLANT APOCYNUM- ai jes (1). Hunne gedaante is bultachtig ; naamlyk, in het midden verheven en rond, maar ter wederzyde afglooijen- de, en in eene zeer kleine fmalle ver- hevenheid eindigende, waar door het wrongachtige gebooren word (m), Twee dus glooijende verhevenheden, van twee onderfcheidene Honigkasjes., worden voor ons gezicht bedekt, door ’t onderfte en platte gedeelte van één Helmftyltje, waar door.dan, tusfchen ieder paar derzelven, na de wegfny- ding van het Bloemblad en den rand, des Bloemkelks, de middenfte verhe« venheid van elk Honigkasje te voor- fchyn komt (n)… Hunne kleur is don- ker groen, en men vindze, meest al, door eene geringe tusfchenruimte van elkanderen gefcheiden. Hunne dienst beftaat, in een overvloed van Honig- fap (inzonderheid in deeze Bloemen af te fcheiden, zoo, dat deeze Bloempjes eene fterke honigreuk van zig geeven; door welke reuk zy ook het verlei- HET (1) Fig. 4. C.C.C. Fig. s. B.B. B. B.B. EAA vec Genaotehah AE, ris n) Zeeuwsch Genootfcha sel pag. 304, Fig. WB PE AG GC. als Ar ad ' 12 E. P. SWAGERMAN OVER DE HET VRUGTBEGINSEL (Germen) [ ]. Het vrüûgtbeginfel is geplaatst in hèt midden van den Bloemkelk, en is in tweën verdeeld (o). Deszelfs gedaan- te is eenigfins kegelachtig , voornaam- Jyk in de nog geflootene en versch ontloóken Bloemen (p): want, wan- neer het Bloempje reeds eenigen tyd is open geweest, dan is hetzelve, door de Bevrugting (Germinatio) in gedaan- te, meer overeenkomftig met die van een half doorgefneden Bol, het welk “door de uitzetting der Eyertjes ver- oorzaakt word (q).… Deszelfs kleur is ‘groen, maar ligter ‘als die der Honig- kasjes. Wat aanbelangt haare nuttig= heid, zy is de voornaame voortbreng- {ter en kweektfter der te wagtene Vrug- “ten: als Moeder draagt, bewaart en ‘koeftertze dezelven na de ontfanging zoo lang, tot dat zy ; door hunne ryp- heid, ‘in ftaat zyn, de moederlyke koeftering en voeding te konnén ont- 5 Lev 4 dre bee: [De Letter C. in Fig. 3. myner Verhandeling te laag geplaatst, is oorzaak „ dat derelve het Vrugt- beginfe! niet aanwyst, gelyk Zy doen moest. ko) Fig. 4. . Fig, 5. Ge ARR — @p) Zeeuwsch Genootfchap 5d. p. 304 Fig 3. Ge (q) Fig. 4 D.D. Fig. 5. D: D, PLANT APOCYNUM:. 13 beeren; vallende als dan van hunne {trengen af, en zyn ook wederom op hun beurt bekwaam om hun Geflacht voort te planten, HET STAMPERTJE (Piflillum). Het Stampertje is geplaatst onmid- delyk op het Vrugtbeginfel, door mid« del van een zeer dunnen en korten hals (r): maar, wyl men het als een vervolg van het Vrugtbeginfel kan be- fchouwen , zou men het ook wel een verlengfel van het zelve konnen hees ten (s). Deszelfs kleur is licht groen, Zyne gedaante is ten grootften deele Rolrond, tot de plaats van het Merk (Stigma) (t), welk zyn bovenfte en {pits toeloopende gedeelte uitmaakt (u). In het midden deszelven loopt een groef, die het in tweën verdeelt; doch niet door de geheele zelfftandigheid van deszelfs lighaam: dezelve beantwoord volkomen in haaren loop, met de Groef (1) Fig. 5. D, D, (s) Fig. 4. G. Ct) Fig. 4. E‚ (u) Ib. F, 4 EP. SVAGERMÁN OVER Di Groef die ook het Vrugtbeginfel in twee deelen onderfcheid,. Zy word, fchoon niet altoos even duidelyk, in alle Stampertjes gevonden, en fteekt zig tot in den top des merks uit (v): haare meer- of mindere duidelykheid, fchynt my toe , afhangelyk te zyn van de meer- of mindere hoeveelheid van een dik lymig vogt, waarmede het ge- heel bedekt is; welk vogt ik, fchoon ik het door den Ímaak niet kan bewy- zen , uit hoofde van de geringe hoe- veelheid altoos; voor een verdikt ho- riigfap gehouden heb, De dienst van het Stampertje beftaat; in de fyne Olieachtige deelen; in het manlyk ftof bevat, en dat door bevogtiging daar uit ontlast word; in de openingen van het Merk te ontfangen; en het zelve eenen doorgang te bezorgen tot in het Vrugtbeginfel, om de aldaar geplaat- fte Eitjes te bevrusten, en de eerfte ontwerpen te fchenken, tot de daar uit volgende Planten. ‚ HET MERK (Stigma) Het Merk, fchoon in een onmidde- — lyk (Ib. EF. Er a a PLANT APOCYNUM,” i5 lyk verband ftaande met den flamper als cen eigen deel deszelven, word niet te min, in de Plantkunde’, als een byzonder deel Onderfcheiden, en wel inzonderheid ten aanzien van des zelfs byzonder gebruik: als zynde, oor een uitgegeeven vogt; de oor: zaak, welk het rugtbaarmaakend gen deelte, in het manlyk ftof bevat, in be- weeging brengt, doet ontlasten en Ontfangt , deelende hetzelve vervol- ens aan den ftamper mede, Zyne Ber is gelyk aan die van het Stam. ertje, en deszelfs plaats is boven o Bache, maakende die tregterwyze gedaante uit, welke boven op het Stam: pertje gezien word. (w) Ik heb op het zelve insgelyks dat lymig vogt gevon- den , maar geen Vezeltjes, Tepeltjes of foortgelyke werktuigen, gelyk men aan. becle andere Merken vind, kon- Zen gewaar worden: mooglyk is het, dat het lymig vogt zulks heeft belet, Het gemelde tregterwyze nu van het erk, word van rondsomme en in ee- ne zelve fchuinfche rigting ingellooten, in die gedeelten der vyf, Helmpjes á: „Wels (w) Ib. F, 16 EP. SWAGERMAN OVER DE welken. het ftuifmeel- of manlyk {tof geplaatst is: (x) en van boven op zyn top word het bedekt, door de vyf plat nederliggende vliezige gedeelten, welken boven aan, de Helmpjes gezien worden ;, om reden by de Befchryving derzelven gemeld. (y) | ZUIGER VAN DE VLIEG Wanneer men het ganfche famen- ftel van dit Werktuig naauwkeurig befchouwt, en de fchikking van alle deszelfs deelen daar by in overweeging neemt, dan dunkt my , dat ‘er meer reden is, om het zelve een Zuiger dan wel een Snuit te noemen. Ik heb dit foort van Vliegjes, welk altoos op Ho- nig, Syroop, Suiker en foortgelyke zoetigheden fchynen te aazen , in vry- heid zynde, zig van dit Werktuig zien bedienen. By die gelegenheid ftee- ken zy het Zuigertje uit, breiden den vooraanzittenden Tromp uit, plaat- fen denzelven op de gefmolten zoe- tig- (x) Zeeuwsch EEE 5. deel pag. 305. Fig: 8 E.E Fig. 3D. D. (y) Fig. 1. 2. C. Fig. 3 C. | | | Ì { | 1x DEEL, | SSPLANT APOCYNUM.. 17, tigheid, en zuigen dezelve naar zig: genoeg daar van genoten hebbende, trekken zy den Zuiger in den Bek te- rug en vliegen weg; en dit is, behal- ven de nog te meldene omftandighe- den, de voornaame drangreden, waars om ik dien naam de voorkeur geeve. Men ziet, in Fig. 6, dat dit Werk- tuig zyn begin neemt, aan ’t einde van eenen eenigfins kegelwyze ronden Zak „ welke zig vertoont aan den voorkant van den Kop, tusfchen de twee Oo“ gen met A. aangeweezen; en faamge- {teld is van een groot getal rondloo- pende vezelen, Binnen denzelven ziet men eene Buis, van gedaante rol« rond, en insgelyks met rondloopende vezelen voorzien; eindigende beiden, _dus in elkander zittende, aan den ag- terkant van dat deel, welk ik voor- mnaamlyk den Zuiger noeme. Deeze zak, die tuffchen twee kleine randen, welke met haairtjes bezet zyn, voort- komt, fchynt my toe ’t inwendige van den Bek te zyn, en welke alleen, door „de geweldige worstelingen en het trek- ken van het Diertje, naar buiten ge- haald is. Dat voor my dit denkbeeld hoogst waarfchynlyk maakt, is voor- B eerst, 19 E.D. SWAGERMAN OVER DE eerst, dat de gehaairde Baardjes, met C. C. aangeweezen, altoos buiten den Bek uitfteeken, en de: Zak nog verre agter dezelven geplaatst is. ‘Ten an- deren, dat de daar binnen gelegen Buis, zeer wel overeenftemt, met het _ geene wy in de Gekorvene Diertjes den Slokdarm konnen noemen, waar door het voedfel tot inde maag gaat: en wanneer men zig nu die Zak verbeeld binnenwaards gekeerd te zyn, zoo als in de natuurlyke ftaat plaats heeft, dan is de binnenfte Buis, het flegs naar bui- ten verlengde gedeelte des flokdarms; en eindelyk, zoo men daar by nog in overweeging neemt, dat dit Werk- tuig, met alle deszelfs deelen, door een enkel Glas (gelyk ook alle de an- dere afgebeeldde deelen van de Bloem) geteekend zyn, maar deeze laatstge- noemde deelen byzonderlyk , door een Glas, dat hunne middenlynen by- na honderd maalen vergrootte, dan valt het niet moeilyk te begrypen; dat zulk een deeltje, alsde gemelde Buis, door het teeder halsje van het. Diertje doorgaan kan. De bovenge- melde randen, waar van alleen die der regter zyde te zien is, zig vertoo- nen- PLANT APOCYNUM. 19 ‚hênide als een witte zoom, maaken ook als ’t ware de oogranden uit, en vormen door hunnen afftand van on- deren , de holte welke wy den Bek noemen; al het welk by de omkeering van den Kop zig zeer duidelyk ver- toont. Aan ’t uiterfte einde nu van den Zak, genoegzaam tegen het begin van den Zuiger, zitten die twee , (omtyds ook wel meer , gehaairde Baardjes, reeds met CG. U, aangeweezen , om= trent welkers waar gebruik, ik gaarne myne onkunde wil belyden, Wanneer de Zak verdroogd is, dan fchynt het in fommigen, als of hy uit twee byzon- dere Buizen is faamgefteld, naardien de Wanden tegen de binnen gelegen. Buis als dan zyn aangedroogd: maar wan- neer het Vliegje niet lang is dood ge- weest, vertoont het zig zoodanig, ges lyk in de Teekening te zien is, alles zeer onderfcheiden. Ter plaatfe nu, daar de zoo ge- naamde Zak eindigt, daar begint de door my genoemde Zuiger. De zelf- ftandigheid van denzelven is vaster als die des Zaks, minder doorfchynend, met korte haairtjes overal bezet, en uiterlyk van een glanzig hoornächtig B 3 aan- 30 E. P. SWAGERMAN OVER DE aanzien, eindigende van vooren met een Tromp, die insgelyks „ aan den omtrek met haairtjes bezet, en op zyn Bafis met kleine Tepeltjes voorzien is, zyhde van gedaante platrond. Alle de Zuigers, welke ik onderzogt heb , waren in dervoegen plat gedrukt, als in de afbeelding vertoond word. Wy- ders word men op de plaats, daar de Zuiger begint, twee kleine tonde hoofdjes gewaar, van welken twee langwerpige lighaampjes als een ver- volg voortkoomen; zynde aan hun be- gin fmallef en ronder alsin het midden, zo als aan het begin der geftipte Iynen F. en G. Fig. 6. te zien is: want in de midden verbreiden zy zig, voornaam- yk het boven gelegene; doch naar ’t einde verfmallenze wederom, eindi- gende het boventfte in een fpitfen punt, (gelyk de voorfte lyn van E. aantoont) welke men aan het ondergelegene lighaam niet gewaar word, wyl hetzel- ve eene kromme gedaante verkreegen hebbende naby den Tromp eindigt, terwyl het bovenfte daar overheen en voorby fchiet; op welke, plaats, de Zuiger doorfchynende gezien zynde, de punt zig altoos duidelyker de ee n= - GPLANT APOCYNUM., 2r Onder die. beide gemelde lighaamen nu, ziet men door het vliezige, van den Zuiger: een bewys derhalven, dat deeze lighaamen, ‚natuurlyk, meer in midden dan wel ter zyde gelegen zyn, fchoon dezelve, door de plat- „drukking, zig hier aan eene zyde ver- toonen: ook bewyst hunne afltand „van elkanderen, by hunnen oorfprong, ‚zoo het-my voorkomt; zulks niet on- _duidelyk., Wat aanbelangt de werking ‚van deeze Lighaampjes, het fchynt my. toe,; dat het ondergelegene, ten grootften:.deele met den, Zuiger ver- bonden is, en wel voornaamlyk,dient, „om aan, denzelven,eene fteevigheid by te zetten, waar door. hy. in {taat is, om met eene zekere kragt, yan het Vlieg- je, tusfchen twee Helmpjes te konnen worden doorgedrongen, terwyl het andere lighaam, door de terughaaling van den. ‘Tromp , reeds vooraf, met zyn punt, welke door den Tromp „naar buiten is gekoomen; den weg ge- „baand heeft, tot doorlaating van den „geheelen Zuiger: dusdanig word het „Diertje dan, na de wederuitzetting vân den Tromp, in ftaat gefteld, om het ‚Vogt, fchoon tot zyn ondergang, naar B 3 | zig … # _ 22 E‚P. SWAGERMAN OVER DE zig te zuigen, Derhalven is het bo- venliggend Lighaam, naar myne gedag. ten, een wezenlyke Priem, die alleen door het platdrukken ’t onderliggend Liehaam genaderd is, dat maar flegs tot fteevigheid dient, Dusdanig een Priem kan ik in een Vlieg, die ik be- waare, aantoonen , wyl dezelve ter zyde van den Zuiger uitfteekt. Zoo lang deeze Vliegjes geen gebruik van het gemelde Werktuig maaken, zit al- les in den Bek verborgen, daar zy, wel- ke een Snuit hebben, dat Werktuig, ’tzy geheel, *tzy ten deele, buiten den Bek hebben uitfteeken: en dit'is wel de voornaamfte rede, waarom ík het Werktuig van myne befchreeven Vliegjes deni naam van Zuiger gegee- ven hebbe, snie NADERE OPHELDERINGEN, In myne Verhandeling van de po: _eynum (z) heb ik pag, 287. gezegd, ”dát _p ieder Stofknopje op een naauwlyks » merkbagr Styitje rustte”. Dit is een wezenlyke misflag, maar veroorzaakt, ten (z) Zeeuwsch Genootfchap 5. deel pag. 287. PLANT APOCYNUM. +23 ten deele, door de vaste. fluiting der Staarteinden van de. Helmpjes tegen de zyden der Helmftyltjes, die my toen voorkwamen, met de Helmpjes, tot daar ter plaatfe, één faamgegroeid Lig- haam uit te maaken: en ten deele ook, door de Bloemkelk niet ver genoeg te hebben weggefneden, zo alsin Fig 2. van dat Werk duidelyk te zien-is, Ik heb dit naderhand ontdekt, maar te laat om het te konnen veranderen. ‚Op Pag. 289. heb ik gezegd ”dat ’er » naauwlyks kan gezegd worden een » Styltje- plaats te hebben, en dat het » Vrugtbeginfel eene mindere grootte is heeft, „dan het Merk,” Tor beide deeze gezegden heeft my de. Ridder gelegenheid gegeeven, door zyn Ed. gezegden in de. Genera Plantarum, Ject.-305. waarom,ik.by het zien van het Voorwerp zelfs, niet aarzelde, aan dat gedeelte, ’t‚welk in Fig. 3; met E. word aangeweezen, den naam van Styltje te geeven. Even duidelyk kwam my zyn Ed. gezegde voor, naamlyk, dat het Merk rondachtig was. En zie hier de gegronde reden voor beiden: wanneer men in een versch -ontlooken Bloempje, na de wegneeming van het B 4 Bloem: 24 E. P, SWAGERMAN OVER DE Bloemblad, twee Helmpjes met derzel- ver ftyltjes wegneemt, dan vertoont zig het ftampertje in de daad zodanig, als tin Fig. 3. van myn eerfte Afbeel- dingen voorkomt. De rede daar van is, dat de Helmftyltjes met eene zeke- re kragt tegens het ftampertje drukken, hetwelk men ontdekt, -by de wegneê- ming van een-of twee derzelven, waar door dan de te vooren genoemde ftyl, de gedaante heeft, als in Fig. 3: met F. is aangeweezen, en het waare ftamper- tje, door my, te vooren voor het Merk gehouden, zo als hetzelve by G. voor- komt. Maar wanneer men nu in zulk een versch Bloempje, onmidlyk een derde en-vierde Helmpje wegbreekt, als dan verliest hetzelve terftond de aangeweezene gedaante, zakt zo het Íchynt in één, en vertoont zig zooda- nig als in Fig. 4. met E. word aangeduid: _ hebbendedan, van ‘teinde van den hals, tot aan het Merk na genoeg eene rol- ronde, en het Merk zelfs eene trester- wyze gedaante. In den zomertyd-van’t Jaar 1778. hebik, tot nadere bevestiging, herhaalde reizen daar van wederom de Proeven genomen, en altoos met den- zelfden uicflag. Indien men nu het te Fi % voor CPEANT- APOCYNUM: 25 vooren:van-my geftelde „omtrent de grootte des Merks als overtreffende die van het Vrugtbeginfel, in overwee= ging neemt; zonder de hier by gevoeg= de Fig. 4. daar omtrent in vergelyk te ftellen, dewyl ik, door de toegenomen zwelling van ‘het daarin: afgebeeldde Vrugtbegirifel „ van deszelfs Bevrug- ting overtuigd was; dan’ zal-ook daar omtrent, zeer ras alle bevreemding op- houden,’ en geen misflag konnen ge- noemd worden: te minder nog, nadien ik het {tuki, om redenen te vooren ge« meld, niet had uitgewerkt. “Pag. 299. heb ik gezegd, tot klaar- der bevatting, dat ”de Zuiger uit drie » ‘Îtukken is faamgefteld; als twee hal- » ve Kookers, en een priemvormig » Lishaam „ tusfchen de beide Koo- » kers inliggende: ”en wyders pag. 300, » dat ik-de gedaante van den Zuiger » en zyn famenftelling ; heb overeens op komftig bevonden; met de afbeel- » dingen „ welken ons door den Heer » REAUMUR daar van zyn medege- » deeld”. ‘Ik kan niet ontkennen , dat de overeenftemming van myne thans gegeevene Afbeelding, met die van den Heer REAUMUR, geenfins gelyk | B 5 | ítaat 26 EF. P‚/SWAGERMAN OVER: DE ftaat, inzonderheid niet-met-Eig, 17. maar wyl my geen nadere-Afbeeldin- en, flegs tot vergelyking, zyn voorge: omen als Fig. 16., welke dat Werk- tuig met zyne bevatte deelen onge- fcheiden aanduid, zelfs: niet by ande- ren, heb ik my alleen. by: vergelyking daar op beroepen, Zyn-:Ed. fpreekt daar ook van eene fchede van den fnuit; dit dan -ftemt eenigermate overeen met het fcheedachtige. van, den. door my afgebeelden Zuiger, en ik.kan niet denken, dat de- by ‚hem befchreven Vlieg, tot haar. gebruik, alle de door zyn Ed. aangeweezen deelen. van el- kanderen afzondert, maar datze faam- gevoegd blyven', als Fig. 16. aanwyst, en ook dus onderling hunne ‚byzonde- re werkingen verrigten; en fchoon de Priem in de Vlieg, welke ik gezegd heb te bewaaren, ter zyde van den Zuiger uitfteekt, egter befchouw ik zulks flegs toevallig ;.geenfins natuurlyk, wyl-men het dan altoos behoorde waartenemen: maar neen; zy: zyn my altoos ineen« en faamgevoegd veorgekgmen „Ik be- fluit: derhalven, dat het Diertje, met … de Priem, door F, aangeweezen, door gene waarfchynlyke terugtrekking an en PLANT APOCYNUM, ‘27 den Tromp; het deel doorboort ; uit welk het zyn voedfel zuigen wil, en vervolgens het fap, na deszelfs te. rugtrekking, als. dan maar zig neemt, _ Dus alles, zoo ik meene, dat tot ee- ne, nadere opheldering, kon dienen, hebbende-bygebragt, ‘hoop ik, dat men ook dit {tuk met een, zelfde ge- ‚„noegen zal ontfangen, als het voorige, sen-als dan- zal ik mynen arbeid dubbel beloond rekenen, | € 7 \ “ EN RE nd | Fi , fe Ne KRB SMUUYIOEN AME UE feE LL. E. ‚G G de NG Bint | ark En iz AFBEELDINGEN, e | Figur Ïe Veit de- Bloém verroöt „° ’ ‚van boven inte zien. «> > A. AA. AA. De rondachtige ‘punten van het | Bloemblad, waarby deszelfs fchöo= ne roode Kleursmengeling aan het begin der ombuiging; metde \don- kere Streepjes en vierkante Vlak» jes word aangeweezen, B.B. B. B.B. De vyf witte driehoekige Ver= lengfelen. C.C.C. GG. De vyf Helmpjes waar by het …_ vyfkantig witte Lighaampje, ge- maakt door de plat nederliggende Vliezige deelen van ieder Helmp- je, Fig. 2. en 3--C. C., van bo= ven word aangeweezen. Figuur 2. Een Helmpje van buiten te zien. Ae ____Het Helmftyltje , zoo als hetzelve tusfchen het gekliefde gedeelte van het Helmpje bekneld zit, voornaamlyk met zyn breedíte deel (He B. B. De twee platte rondachtige Staart- einden. Ì C. Het €. Figuur 3 A Kon „Het langwerpig vierhoekig Vlies “zig deel. ' «+ Vertoont het Helmpje van den binnenkant te zien. Het Helmftyltje aan deszelfs bins nenzyde , toonende de bovenfte geftippelde Lyn de plaats aan , van vereeniging met het Helmp« je. Het witte lighaam, met (}) aangeweezen is die bultige vera hevenheid, welke den afftand „ “die ’er is tusfchen den onderrand van het Stampertje en het topein= de des Vrugtsbeginfels , geheel vervult: zynde van daar af, tot aan ’t einde van zyn dunner deel, ter zyde met witte haairachtige … ‚Vezelen bezet. De rondachtige Staarteinden van binnen te zien. . Het vierhoekig doorfchynend Vlies zig deel. De beiden langwerpige rondach- tige Kookers geopend, en met Stuifmeel (Pollen) vervuld. De witte fcheiding tusfchen haar bei- den te zien, toont den afftand, welk tusfchen de twee omgekrul- de Dekfels der geopende Kookers overblyft. GA EE, B.B. B. B. B. De Vlíiezige en met haaitachtige. Vezelen bezette. Zoom, waar door de beide Kookers faamver- bonden zyn, ij Wyst aan den Bloemkelk, met alle deelen (behalven het Bloemn- blad) welken tot de Bevrugtiging behooren. De Bloemkelk , zooals hy, rusten= de op zyn Steeltjes' zig vertoont. De doorgefneden Helmftyltjes , om aantetoonen ‚ hoedanig het middenen verhevenfte deel, van ieder Honigkasje,. zig in hunne „ natuurlyke plaats, tusfchen elk paar Helmftyltjes ‚- duidelyk ver- toonen... Drie vande vyf voorige Kasjes in-hunne-natuurlyke plaacs. Het Vrugtbeginfel, door een groef in twee deelen onderfcheiden. Het Stampertje , in het midden langs zyne geheele uitgeftrektheid voorzien van eene Groef , welke , fchoon niet altoos even duidelyk, egter altyd tot in de Groef van het Vrugtbeginfel doorloopt. Men ziet tevens, deszelfs Rolronde ge= daante, waarvan ik te voeren ge= fprooken heb. F. De 31 F. De eenigfins:fpits toelopende gee daante van ‘het ‘Merk, Gs „ue afftand, welke door de bulti- ge verhevenheid van de Helm= {tyltjes, in Fig, 3.-met (j) aange. weezen , gevuld word, Figuur 5. Vertoont den Bloemkelk van bos , ven in te zien, na dat het Bloem- vocblad, de Helmpjes met derzelver. Styltjes ‚en hes. Stampertje zyn weggenomen. _ A.A.A.A. De Kelk zoo lang doenlyk was … fondom afgefheeden, om alles dui delyker aantewyzen. _ __B.B. B.B. B. De Honigkásjes in hunne natuur „lyke gedaante en plaats, C.C. C.C.C.- De plaatfen alwaar de Helmftyltjeg wgezeeten hebben, waar door men … duidelyk ziet, welke gedeelten der Honigkasjes zy voor ons oog be= dekken, naamlyk de afglooijende. DD. Het in twee deelen verdeelde : Vrugtbeginfel, met het overblyf- fel van den Hals van het Stam- pertje in het midden te zien, De witte rand, rondom de plaat- fen der Helmftyltjes en Horig- kasjes geleegen, is een overgeblee- ven Vliesachtig deel, van welk “het Bloemblad zyn begin neemt. kl € | | Fly Figuur 6: Vertóont den,Kop der Vlieg tert ‚grootften deele;--zynde het Oog, ‚ met de daaraan behoorende deelen „ ‘maär middelbaar , doch de overi “ge deelen, en de Zuiger , zyn fterk, vergroote De gantfche uitgeftrektheid van dir den kegelswyze ronden Zak. "De Rolronde Buis van binnen in den Zak geplaatst. De Gehaairde Baardjes. De Zuiger in zyne geheele uit- „geftrektheid. De Tromp. De geheéle lengte van den Priem. Het onder ‘den Priem geleegen’ Lighaam ‚ tot” fteevigheid (naar myne gedagten) dienende, B E- Aorhand. van + Zeeuwsch gem. | Bladz, 33 _eB-ESCHRYVING.- VAN EEN VERBETERD WBR Katt. 0 TOT DE HERSTELLING VAN DEN _ONTWRIGTEN SCHOUDER; DooRr SNR HUSS'E M. B er arte Orr: Wy anneer de Schouder, dat is, die geleeding, welke famengefteld wordt, door het hoofd van het opper- armbeen met het fchouderblad, ont- wrigt is; zoo hebben zoo wel de oude, als de heedendaagfche Heelmeesters, hetzelve door rekking, en teegenrek= king, met de handen getracht te her- ftellen: dan wanneer zulks voor hun, op deeze wyze ondoenlyk was, zyn Zy verplicht geworden bekwaame 1E DEEL: G Werk: 34 B. HUSSEM OVER DEN Werktuigen uittedenken om zich daar van te bedienen. Hippocrates (a), Celfus Galenus, Orie bafius,enverfcheiden anderen, hebben, als zy in de herftellinge niet flaagden , ebruik gemaakt, van de Ambe of Hef- oom, en dezelve op verfchillende wyzen veranderd: zy hebben ’er vier katrollen of geinen bygevoegd, en windäsfen, over welken men WVidus Vidius, Paré en Schultetus kan nazien. LatereHeelmeesters hebben getracht in die Werktuigen (b) eenige ver- beeteringen te maken, en dezelve met den naam van Glosfoeomium genoemd, en deezen naam heeft men tot heeden toe daar aan blyven geeven: Maar de waare Glosfocomia, of Glosfocormiums der oude Griekfche Heelmeesters, waren een foort van Beenlade, of wel Machines tot herftelling van de Been- breuken in de Dey, of in die van het Scheen-en Kuitbeen. Men ziet nage- noeg eene afbeeelding van dat ober | (1 (a) De Artin Sect. 4. tom, 11. Edit, Lind, pag. 760e (b) Ziet de Afbeelding hier van by A4. Pare Libr, 16. cap. 26. pag. 457. Nederd.' druk 1655. Schalterus pl. XXV. fig. 1. Petit Ziekt. der Beenderen, p. 118 Duverney 2de deel pag. 134. En nd ereen ER se ONTWRIGTEN SCHOUDER 35 Glosfoeomium der ouden, by 4, Paré (c). Wat nu de reden zy, waarom de latere Heelmeesters, aan de Werktui- gen, ingericht tot herftelling van den Ontwrigten Schouder , den naam van Glosfocomium gegeeven hebben, is niet zeer klaar: waarfchynlyk is het, dat Perit de eerfte geweest zy, die deezen naam daar aan gegeeven zal hebben, om dat de Erpe der ouden, door uitrekking werkten, en „deeze Werktuigen tot den Ontwrigten JEN Schouder dienende , mede in uitrek- king beftonden, het welk op zyn gezag door de latere Heelmeesters is nage- volgd. Genoeg zal het zyn, kortelyk aangetoond te hebben, wat men hee- dendaags, door Glosfocomium verftaat, Verfcheiden Heelmeesters hebben zich in vervolg van tyd, veele moeiten egeeven om aande Werktuigen „totde Baele van den Ontwrigten Schou- der gefchikt, verbeetering te maken. De Heeren Michau, Gersdorf, Brons« ‚wieg, en meer anderen der koi n eeuw „ hebben daar in uitgemunt. de Leipziger Acta (d) vindt men twee C 2 foort. (ce), Lib. 15. cap. 40. pag. 430. Cd) Acta Erudisorum Anno 1683. pag. 37. 36 B. HUSSEM OVER DEN foortgelyke afbeeldingen; als ook eet andere in de Heelkonst van D. Jung- ken (e). | 6. 2. Purman die in ’t Jaar 1691 gefchree- ven heeft (f), getuigt, dat hem de be- roemde Heelmeester Bernhart Nor- berth, uit Weenen een verbeeterd Werktuig, totherftelling van den Ont-. leeden Schouder had toegezonden, welke hy in zyne Chirurgia Curiofa heeft afgebeeld (g). Pet fchyût my/echtertoe, “datde Inftrument, door anderen, of wel door Purman zelf, naderhand, van tyd tot tyd veranderd, en in fommi- ge opzichten zeer veel verbeeterd is geworden: want Platner zegt (h)”: bo- »„ ven alle Werktuigen, munt ten » hoogften uit, dat geene, ’t welk » men Glosfocomium noemt ; en dat » de vermaarde Purman reeds in ge- „ bruik (e) Over de Ontwrigtingen, pag. 168. (É* Chirurgia Curiofa, Hoogduitiche druk , pag. ó?2o. (4: Ibid, pag. 680. (h) Handleiding tot de Chirurgie, vertaald door Mi. Houttuyn, tweede deel $ 1220, Tn gn An ze „ ONTWRIGTEN SCHOUDER: 37 s bruik heeft gehad”, geevende ons daar van een afbeelding op (í). | Wanneer men nu het Werktuig, door Purman afgebeeld, met die af- beelding van Platner vergelykt, zoo zal men met een opflag van het oog, in deeze Werktuigen, een zeer groot verfchil ontdekken. _ Het blykt dan klaar, zoo uit die af- beeldinge, alsuit de eigen woorden van Plarner, dat deeze wel de afbeelder, maar geenfins de uitvinder van dit Werktuig geweest is, Petit, in den Jaare 1702, eene ver- betering aan de „Ambe van Hippocrar tes trachtende te maaken, ondervondt in dezelve zoo veele gebreken, dat hy een geheel nieuw konsttuig vervaardig- de, het geen hy in 1706, in zyne openbaare lesfen, van het Heelkundig School «aan Sint Cosmus toegewyd,- vertoonde. Doch daarna meer en meer verbeteringen aan hetzelve ges maakt hebbende, vleide hy zich in den Jaare 1710, zyn Werktuig in den hoogften trap van volmaaktheid te CAE, heb- (1) Plaat IL. fig. 18. Purmar ibid. Hoogduitfche druk ade deel tab, vr. 38 ‚B. HUSSEM OVER DEN hebben gebracht; echter op dien tyd een Ontwrigte Schouder hem voorko- mende, konde hy dien daar niet mede herftellen: hy voegde ’er nog een ftuk aan, en toen verrichtte hy des anderen daags de herftelling met dit Werktuig. Dan in ’t vervolg zich weder nieuwe moeilykheden daar in opdoende, ver- beterde hy het zelve, zoo als het in zyn werk over de ziekten der beende- ren, afgebeeld, en befchreeven te zien is (k), als ook by Garengeot (1). Na- _derhand heeft Ulhoorn dit Inftrement van Petit getracht te verbeteren „waar van de befchryving, beneffens de af. beelding, in de Chirurgie van L, Heise ser kan worden nagezien (m). AE _Hetis geenfins myn oogmerk, om al- le de verfchillende manieren der ouden, en die van latere Heelmeefters , opte- geeven, welke zy wel eer gebruikten, en Ck) rfte dee! adedruk pag, 128. (1) Nieuwe Verhandeling over de Inftrumenten der Chirurgie 1728. pag. orn. Á Cm) Heifters Heelkundige Onderwyzinge 174t ei cerfte druk, in de plaat van Uiboora LiL 5e USe bd nn ONTWRIGTEN SCHOUDER. 39 en die noch heden dikwerf tot de her- ftellinge van het ontwrigte hoofd des armbeens gebezigd worden, als daar is de Bank van Hippocrates, de Herftelling met den hiel, over den arm of fchouder van een ander perfoon, met de rolftok, met de bal, over de Ladder, over een deur, de jeins, de katrollen (n), en foortgelyke meer: men kan die ma- nieren alle befchreven vinden by Petit (0), Duverney (p), en by meer anderen. 6. 4. Onder alle Ontwrigtingen in ’t alge- meen, zyn die van den Schouder de gemeenzaamfte, De famenftelling van deeze geleeding zelf, de zwaare be- weed die dit gewrigt dikwerf onder- gaat, het vallen met een opgeligten „Elleboog, en meer andere omftandig- heden, geeven geleegenheid tot des- zelfs veelvuldige Ontwrigting. C 4 6. 5. (n) Volgens Hildanus is de beroemde Paré de uite= vinder van de Katrol geweest. sde deel 86fte aan= merking. (o) Ziekten der beenderen zfte deel 2de druk pag. IIO. p) Gebreken der beenderen, ade deel pag. 123. 40 B, HUSSEM OVER DEN 6. 5. _Dikwerf zag ik, dat de herftelling van het Ontwrigte Armbeenshoofd, enkel doòr de hand, en met aangeleg- de ftroppen, zoo ondoenlyk was, dat men zich verpligt vond zyn toevlugt tot Werktuigen te neernen, 4) Alle de voorgeftelde Werktuigen „ zoo van de oude, als laatere dagen, mislukten mede dikwerf; zoo dat het hoofd des Armbeens voor: altoos Ont- wrigt bleef. Het geval van de Heer Lò- „Jeke, daar wy in ‘t vervoig nader van zullen fpreeken: Het fraaije voorbeeld in het uitmuntend Kabinet van den grooten Camper: Een ander in het Bh binkt door den beroemden Hovius verzameld: en dat van den Heere Jhomfon; zyn zoo veele onweder- ip elrerd bewyzen, dat men niet egts in Holland, maar ook in Duitsch- land, en in Engeland, in weerwil van - alle de loffelyke pogingen der beroemd- {te Mannen, het onvermogen der konst dikwerf heeft moeten ondervin- en en on Sadet en, De beroemde Hoogleeraar Cam- per, aan wiens yver tot volmaking der Heel: ONTWRIGTEN SCHOUDER. Af Heelkonst , niemand twyffelt, heeft my, in een gefprek over dit ondere werp, verhaald, dat hy even zoo min, als andere Heelmeesters, had konnen flaagen, by een Man van Workum ; een van Harlingen; een van Franeker; als mede by een voornaam Koopman uit Denemarken; welke laatfte, na op zeer veele plaatfen, by de voor- naamfte Heelmeesters, de onmogelyk- heid der herftelling van zyn Ontwrig- ten Schouder ondervonden te hebben, ook door hem niet konde herfteld worden, Ik ondervond, dat fommige van dee- ze bovengemelde Werktuigen, het vel, door het aanleggen der ftroppen, zoo geweldig {panden ‚ dat hetzelve opberstte: terwyl andere het gewrigt van de Hand, en Elleboog verrekten. Door andere werdt eene hevige kneu- zing in den Okfel veroorzaakt; of de Ribben werden gebroken: van welk dn gevaar zelfs het Werktuig van Petrie niet geheel vry is. De manier van Thomfon, heb ik me- de niet onbeproefd gelaten: myne Ly- ders leeden met deeze manier zeer veel pynin’tgewrigt van de Hand, waar aan C 5 in 42 B. HUSSEM OVER DEN in dit geval, het touw van de katrollen moet worden vastgemaakt, en de Ly- der opgehyst worden: dan, in weer- wil van dit alles, bleeven die Ontwrig- tingen onherfteld, | Ik befloot dan, om alle-deeze rede- nen, een verbeterd Werktuig hier toe uittedenken, waar mede de herftellin- ge, op eene veiliger en gemaklyker wyze zoude konnen verricht worden. 5. 6. Het Werktuig dat de Heer 7. A. (q) afbeeldt, beviel my zeer, in verfchei- den opzichten ; echter het tegenhouden van het fchouderblad, tegen myn ge- voelen zynde, en waar over ik nader fpreeken zal in de de 6, deed my hier van afzien: ook vond ik dit Werktuig, omtrent den armriem of plaat, wat te veel famengefteld: en het is in alle ge- vallen waar, dat hoe Bmengeftelde | een Werktuig is, hoe verder hetafzy van het volkomene. | Het Werktuig dat Planer afbeeldt (r) (maar (qì Uitgezogte Verhandelingen vierde deel, ple XXXII pag. 577. (r) Hoogduitfche druk , plaat VL fig. XVIIL dArmbeens, en dus is een {trop hier toe ONTWRIGTEN SCHOUDER. 43 (maar echter niet van dien Schryver zyn vinding is, zoo als ik in myn tweee de 6. beweezen heb) voldeed my in de herftelling van denSchouder ongemeen, en fcheen my waardig, om tot grooter volkomenheid gebragt te worden. Ik „maakte ’er derhalven gebruik van, en ftelde een nieuw Werktuig te zamen, met oogmerk, om ’er by de eerfte ge« legenheid proeven mede te neemen. 6. 7. De verdere nadeelen der alom bes kende, en befchrevene Werktuigen, ga ik opzettelyk voorby; en zal alleene yk hier op aandringen, dat men, om het Schouderblad teegen te houden , nimmer geene ftroppen daar toe moet en: zoo als Petit, en anderen ebben aangeraden. _ Indien het mogelyk was, het fchou- __derblad vast, en onbeweeglyk te hous den, dan zoude men, nagenoeg in herftelbaare gevallen, altoos flaagen: maar alle teegenrekkingen komen te werken, op het Schouderblad en fleu- telbeen zoo wel, als op het hoofd des gee 44 B. HUSSEM OVER DEN geheel onbekwaam. Men zie de af- Ren, welke Petit (s), Uilhoorn (t), en meer anderen ons hier van opgeeven. Door dien {trop zal beklemd, enteegen gehouden worden, de Musculus Deltoi- des, de fupra en infrafpinatus , de te- res major , en minor, fubfcapulares , coravo-brachiales , en inzonderheid de tendines van de pectoralis major (v), en latisfimus dorfi (w) (ww). Om dit buiten alle twyffeling te ftel- len, behoeft men flegts de plaaten van Euftachius, en Albinus, op de hier on- der aangehaalde plaatfen (v) (w) (ww) natezien, en men zal hier vaû ten vol- len overtuigd zyn, Dewyl nu de tendines van de mees- te der zoo even genoemde fpieren, aan het bovenfte gedeelte van het opper- arme (s) Ziekten der beenderen zfte deel pag. 128. ‚ Lett, M, (t) In de Chirurgie van Heister, plaat van U/hoorn UL fig. 15 Lett. A, (v) B. Enftachins Tab. XXVIII. Lett. F. Cw) Ibid. Tab, XXXIV. Lett. G. 6. (ww) B. S, Albini Tabulae fceletì es musculorum corpoa ris humani, Tab. prima 3 Tab, IX. Lett. OQ Tab. XVIII Fig. EL. Lett. k, 1. Tab, XV ILL, Fig. IV, Lett, i. k‚ L | | es ONTWRIGTEN SCHOUDER: 43 armbeen worden ingeplant, zoo moet. noodwendig volgen , dat by de uitrek- king van den Arm, deeze tendines mede verlengd moeten worden, het geen, wanneer dezelve met een tee- genhoudende ftrop beklemd zyn, niet zoo gemakkelyk zal konnen gefchies den, en dus eene teegenftrydige wer king te weeg brengen. De zeer ervaren Heer %, A. zegt, in zyne befchryving van een verbeeterd Werktuig van Petit (*), dit ook reeds on- dervonden te hebben (x). Hy fchryft: » Mogelyk is de ongelyke drukking » van de Lits tegen het Schouderblad, » ook eenigermaate eene oorzaak van. „ beletfel in de herftelling : want het bovenftuk van de Lits, tegen de » uitfteekfels van het Schouderblad » geplaatst, ftelt zich met eene ge- » noegzaame kragt teegen het geweld » van de musculi pectorales , deltoïdes, » Juprafpinatus , en coraco-brachiales, » die het bovengedeelte van het » Schouderblad anders voorwaards, » ten aanzien van het Werktuig, zou- » den _(* Uirgezogte Verhandelingen 4de deet. __ €x) Lbid. pag, sgren 593 en 5ög. si 46 B. HUSSEM OVER DEN JN 2) 2 23 23 2 dentrekken”. (en vervolgens)” Wans neer nu de rekking gefchied, wor- den de musculi, teres mayor en mi- nor ‚ pectorales , en latisfimus dor fi gefpannen, en houden de Lits af, om tegen den kant van het Schouder- blad te kunnen drukken; dus geen 2 2 Kh teegenftand genoeg vindende, moet het zich ten deele aan de kragt der musculi infrafpinatus , teres mafor en minor, en fubftapulares overgees ven, die hetzelve voorwaards trek- ken; waar uit volgt, dat de onder- rand van het Pannetje des Schou- „derblads, deeze zelfde verandering …_ moet ondergaan, en meer voor- waards gebragt worden: fchoon nu de bovenrand wel terug gehouden wordt, door het bovenftuk van de Lits, moet het evenwel eenig belet- fel in de herftelling geeven, als de ontleeding neederwaards is, om dat het hoofd over den onderrand van het Pannetje moet gaan, zal het op zyn plaats koomen. Hier behoorde nu een middel aan de hand gegee- — ven te worden, ’t welk gepast was. om die oorzaak, als een beletfel in de herftelling, voortekoomen, en » dus ONTWRIGTEN SCHOUDER. 47 5, dus dezelve ars te maken: s maar dewyl ik ’er tot nog toe geen genoegzaam doorzigtin heb, zal ik » liever zwygen, dan onzekere mid- „ delen voorteftellen, en wagten tot ik nader ontdekt, en zekerer in » myn werk zal zyn”. En volgens de ontleeding van een door konst Ontwrigten Schouder, na den dood, door den Hoogleeraar Bonn in 1779 op het Zbheatrum Anatomicum (en waar van ik in myne 11 $ nader fpreken zal) gedaan, bleek, dat het Ohachiripte hoofd des opperarmbeens, het tendineufe zoo wel als ook het vlee- zige gedeelte van de musculi fuprafpings tus en infrafpinatus , over de cavitas gle- noïdea hadden mede gefleept , zynde die fpieren dus zeer uitgerekt, waar door e gemelde holligheid overdekt was. Wanneer nude Arm wordt uitgerekt, moeten deze tendines mede naar vooren wyken, het geen niet gemaklyk zal ‚ konnen gebeuren, wanneer dezelve | met een trop, of lits beklemd gehou ‚ den worden, den » 48 B; HUSSEM OVER DEN 9. 8. Hoe zeer ik my by deezen ook voor- genomen hadde, om niet te treden in eene ontleedkundige befchouwing van den Ontwrigten Schouder zelfs, of over de waare kenteekenen van die ontwrig- ting, of de plaatfing van het hoofd des opperarmbeens, als het ontleed is, opte eeven; maar my alleenlyk te bepaalen tot de befchryving, en het aanwyzen der werking van myn konsttuig ; zoo moetik echter een kleenen uitftap doen, om een klaarder denkbeeld, omtrent de herftelling te geeven, en aantetoo- nen, waar het hoofd des opperarm- beens zich inde meeste Ontwrigtingen bevindt, en of de herftelling in der daad doenlyk zy. 9. 9. Het hoofd van het opperarmbeen ontleedt byna altoos, naar beneden, en verder naar vooren, Ik fpreek hier van eene eenvoudige Ontwrigting, die niet verzeld is van een breuk van de procesfus acromium, of andere omftan- digheden. De agterwaardíche ontwrig- — ‚ting, ONTWRIGTEN SCHOUDER; 49 ting, daar de meeste fchfyvers gewag van maken, heb ik; niet tegenftaande ik zeer veele Ontleede Schouders heb gezien en behandeld, nimmer waarge= nomen: en onder verfcheiden zeer erva rene, en kundige Heelmeefters, met welken ik hier over gefproken heb, heb= be ik tot heden toe noch geen een ee- nigen gevonden, welke heeft konnen zeggen die ín perzoon te hebben gezien, A. Tifingb Zegt evenwel in zyn Heel- konst ‚zoodanig eene Ontwrigting, door middel van het katrol herfteld te heb- ben (y): echter hoemt die fchryver het een zeldzaam geval. De opwaardfche Ontwrigting, dat is naar boven, kan niet gemaklyk gebeu= ren: want de procesfts sacromitim ; het ligamentum triangulare by dit gewrigt, de tendo van het lange hoofd der mus= culus biceps brachii, welke langs de Julcus van het os bumeri loopt (z) , kan- ten zich allen aan, tegen deeze Ont- “wrigting: dus kan die niet gemaklyk IX, DEEL, D ges Cy) Titfingh verdoikerde Heelkönst &c. pag. 755. (z) B. Euftachius tab. XXXV. Lette, T.a B. Zie mede hier over de verwonderlyke et uitmuntende plaaten van den grooten Camper , Dem, Andsom, Pashias fog. Libro primo tab, 1, fig. IL, Lett, Ks Ls 50 B, HUSSEM OVER DEN gebeuren, als met afbreking, en ver- fcheuring van deeze deelen. 6. 10. Ik hebbe zeer veele redenen om te gelooven, dat het hoofd van ’t Opper- armbeen, by de Ontwrigting, nage: noeg in de meeste gevallen, altoos zyn ftand neemt, zoo als wy hetzelve afge- beeld vinden by 7. L. Löfeke (a), en ook in het geneeskundig tydíchrift (b). Het hoofd des Opperarmbeens , zoo als by de ontleeding bleek , was naar vooren ontwrigt, en had zich geplaatst onder de procesfus coracoïdëus , aan den binnenkant van de cavitas glenoïdea: aldaar was een nieuwe vlakke hollig- heid gevormd, terwyl de voorige cavi- tas, hier door als toegedrukt, en voor een gedeelte vernietigd was (c). De Heer Zhomfon verhaalt (d), dat hy beezig zynde, om de operatien op een (a) Nege und Seltene Anatomisch Chirurgisch Medicinefche warhnemungen erster warhn, pag. E. _ (b) Eerfte deel, pag. 283—2098. (€) Swagerman Ontleeds en Heelkundige. verhan- deling van het waterhoofd &c. $. 276 L (d) Medical obfervations and inquiries Vol, He Pas. 354 De mn ONTWRIGTEN SCHOUDER St Een dood lighaam te doeh; ontdektte; dat de rechter Schouder ontwrigt was; zynde het hoofd van het opperarm- - been geplaatst in den Okfel. Hy on- derzochtterftond dat gewrigt, én vond; dat het hoofd van ‘topperarmbeen zat aan den binnenkant van den hals van ’t Schouderblad , hebbendé aldaar de musculus Jubfcapuldris een weinig ter zyde gefchöooven, en op deeze plaats een nieuwe vlakte gevormd, waar doot de cavitas glenoidea;, welke te vooren tot de geleiding gediend had, voor een ed vernietigd was (e). En die Schryver voegt ‘er by, dat de nieuwe gemdakte pan, van eene ronde gedaan: te; en grooter dán de anderfins na« tuurlyke cavitas was, Het hoofd van t opperarmbeen was platter, dan ge- woonlyk, en Zoo wel het hoofd van dit been, als de holligheid, hadden beidert „een kleene zeer gladde oppervlakte ; ter plaatfe, alwaar de vryving het groot- e had geweest. De beweeging var den Arm, had echter maar voorwaârds; en achterwaards konnen gefchieden. Da. De fe) NiEuwe Vaderlandfche Letteroeffefitngen 3 fte deel 2de ftuk No, X, Mengel werk pag. 359, 52 B. HUSSEM OVER DEN De beroemde Hoogleeraar Camper heeft de goedheid gehad; my de aftee- kening te zenden, van het Ontwrigte Armbeen uit zyne verzameling; waar uit blykt, dat de middenlyn , door het hoofd en lighaam van het Armbeen loodregt getrokken, raakt aan den voorkant van het ravenbekswyze uit- fteekfel , daar het midden op de holte van de pan des Schouderblads pasfen moest, waar door de lange trekker van de biceps geheel uit zyn koker ge- trokken is. Het hoofd des Armbeens ftaat hier door meer dan de helft in- waards, dat is, onder het Sleutelbeen, en pectoralis minor, terwyl ’er eend holte blyft, tusfchen het acromium en het gemelde hoofd. Hier mede komen overéén, ver- fcheiden verouderde ontwrigt geweest — zynde opperarmbeenderen en Schou- derbladen, welke men in de kabinet- ten van zieke beenderen vindt. Ó. 11. In het Jaar 1979, zag ik den Hoog- leeraar Bonn ontleeden, een door - konst na den dood Ontwrigten Sehpe- „der. ONTWRIGTEN SCHOUDER. 53 der. De musculus deltoïdes was voor een gedeelte met het hoofd van ’top- perarmbeen naar vooren gewecken, gelyk ook het lange hoofd van de bi ceps brachii , en coraco-brachialis. Zyn Edele merkte hier by aan, dat in deeze Ontwrigtingen, by magere men- fchen, zich by den Schouder, aan den Bovenarm, als een kleen kuiltje ver- toont, het geen gemaakt wordt door het invallen des deltoïdes, welke dan op deeze plaats door het hoofd van het opperarmbeen niet meer wordt opge- ligt. Het hoofd des opperarmbeens be- vond zich onder de tendo van de mus- Eulus pectoralis minor, tegen en on- derde procesfus coracoïdëus. De hol- te van de cavitas glenoïdea was over- dekt, door de tendines en vleezige ge- deelten van de fuprafpinatus en infra- Jpinatus: en dit zal altoos in dit eeval gebeuren moeten : want indien men nagaat, de beginfels en inplantingen van deeze fpieren, zoo kan het niet anders zyn, als het hoofd van ’top- perarmbeen naar vooren wykt, of dee- ze {pieren moeten over de cavitas gie- noïdeg «heen getrokken worden, en dus deeze vlakke holte bedekken. De el D 3 bloed- $4 B. HUSSEM OVER DEN bloedvaaten en zeenuwen van den Arm, hadden hunnen loop, aan den voor- en bovenkant van het hoofd des Armbeens,. Het hoofd van het op- ‚ perarmbeen, was in die Ontwrigting doorgegaan, tusfchen de teres minor en /ub/capularis; hetzelve had zyn {tand genomen, onder de tendo van de pectoralis minor, onder de proees- Jus coracoidëus, beneden de cavitas glenoïdea, teegen den binnenrand van de costa inferior fcapulae, De, Schouder ontwrigt meeren- deels, wanneer de Elleboog, van het Lighaam verwyderd, opgelicht wordt, Ik {preek hier weder van een enkele Ontwrigting, zonder eenige andere byzyndeomftandigheeden: maar ik heb foorten van Ontwrigte Schouders ge- zien, ten minften die men voor ont- wrigt hield, in welke de Elieboog niet was opgelicht geweest , en het ge- weld van den val, alleen op het hoofd van ’t opperarmbeen was aangekomen. In dit foortvermoede ik, dat altoos een gedeelte van den zoogenaamden hals van ’tSchouderblad, of cavitas glenoï- dea afbreekt, Het hoofd van ’% op- perarmbeen zyn {teunpunt dus, verloo- 8 ren 5 en ONTWRIGTEN SCHOUDER. 5) ren hebbende, wykt dan, met het af- gebrooken gedeelte, naar vooren en nederwaards: doch dit foort kan men in eenen ftrikten zin genoomen, voor geene waare Ontwrigting houden. Dit zyn gevallen, die fomtyds den Heelmeester konnen misleiden, en na- derhand veel moeilykheeden te weeg brengen, . Van dit foort heb ik ‘er gezien, welke alle de teekenen van Ontwrig= ting hadden, maar wanneer men den Elleboog voorwaards, en teegen het Lighaam bracht, en daar mede het opperarmbeen opwaards drukte, had de Schouder weder eene natuurlyke gedaante ; maar zoo dra men den El- leboog los liet, zag men eene aanmer- kelyke verandering in den Schouder gebeuren, en het hoofd van ’t opper- armbeen week weder naar vooren. Duverney, fpreekende van de breu- ‚ken des Schouderblads , bevestigt dt gevoelen, door de mededeeling van dit geval. ”Eene Vryfter werd, door » een val in een fteengroeve, dood » gevonden, Behalven verfcheidene » Beenbreuken, welke zy bekoomen » had, onderzocht Duverney haar flin- BV a ker 56 B. HUSSEM OVER DEN » ker Arm, en dewyl deeze zich zoo » gemaklyk liet beweegen, dagt hy, » dat die Arm ontwrigt was, maar » na dat de bekleedfelen en fpieren » weggenoomen waren, bevond men, » dat het hoofd van ’t opperarmbeen » in zyn vlakke holte zat, maar tef- » fens een breuk van den hals des » Schouderblads, en van het raven- » bekswyze uitfteekfel, welke ten ee- > nemaal van het overige Schouder- » blad waren afgefcheiden (£)”. In de maand September van ’t jaar | 1779, ontleedde de Heelmeester Arie- ger , in ’tbyzyn van de Heeren van Lebyn, Martens, Lengacker en My, ee« ne verouderde (zoo men meende) Ontwrigting aan den Schouder. Wy vanden, dat het hoofd van ’t opper- armbeen naar vooren was geweeken, en zyn ftand genoomen hàd, onder de tendo van de pectoralis minor , onder de procesfus coracoïdëus, op en bin- nenwaards de costa inferior fcapulae. Op deeze plaats was gevormd, eene zeer groote vlakte, en als het ware eene geheele nieuwe cavitas glenoïdea, | x | Het (É) Deverzey Gebreeken der Beenderen 2de dect pee ig mat Bla cr ONTWRIGTEN SCHOUDER. 57 Het hoofd van het Opperarmbeen, zoo wel als deeze vlakte, was omringd door een zeer dik en fterk ligamentum capfulare, dat geheel, en niet ge- fcheurd was. Buiten de opwaardfche beweeging, konde de Arm zeer vry naar alle kanten bewoogen worden. Dan by een naauwkeurig onderzoek bleek, dat van de eawitas glenoïdea een gedeelte was afgebroken geweest, en dus het hoofd van ’t opperarmbeen, met dit afgebroken ftukje naar vooren en nederwaards geweeken, en alhier deeze veranderde gedaante te weeg gebracht was. „De Heer Zhomfon zegt: ”Ik vond »„ dat de rand van de pan van het » Schouderblad, aan de binnen zyde, » of wel dat gedeelte van. dezelve, ’t ‚ welk zich van den wortel van het » Ravenbekswyze uitfteekfel, tot aan » de onderfte Rib van het Schouder- » bladuitftrekt, afgebroken was &c.(g). G. 12. Eer men dan tot de herftelling van D een (8) Medical obfervations and Inquiries, Vol, IL 58 B. HUSSEM OVER DEN een Ontwrigten Schouder treedt, be- hoort men overtuigd te zyn, dat’er waar- Iyk eene eenvoudige Ontwrigting plaats hebbe: ook dat zy versch, en niet ver. ouderd zy, het welk fomwylen door de Lyders verzweegen wordt: en dat ‘er geen fractuur of ander ongemak, ’t welk mede eene kwaade geftalte aan den Schouder te weeg brengen kan, tegenwoordig zy, Hippocrates teekent aan, ”dat hy » verfcheiden en zelfs niet onvermaar- » de Geneesheeren gekend heeft, die » meenden, dat de geleeding van den » Schouder ontwrigt was, terwyl de ss Schoudertop (acromion) afgebroken 5 was, zoo dat de bovenfte famenvoe-= » Sing zichlaag en hol vertoonde (h)”. Het geval van Galenus, door van Swieten aangehaald, verdient mede Onze opmerking (í). En die zelfde Schryver maakt gewag van een man, wiens Arm ontwrigt was, en zegt, dat de Geneesmeester , den lydenden Arm by den gezonden Schouder vergelyken- de, geen verfchil in de gedaante vond, | 200 Ch) Zie van Swieten S. 364. Ci) Ibid, $ 364. pag. 132 Nederduicfche druk, " ONTWRIGTEN SCHOUDER. 59 goo dat hy oordeelde het gewrigt niet | | | | | ontleed te zyn; de pyn echter aanhou- dende , werd Galenus geraadpleegd. Schoon Galenus nu mede geene tegennae tuurlyke holligheid, in de vergelyking met den anderen veronderftelden ge- zonden Schouder vond, bracht evenwel zyne vingers, onder den ok- fel van den lydenden Arm, en vond toen, dat het uitgefchooten hoofd des Armbeens daar zat.. De eerfte Ge- neesmeester was misleid, door de vers gelyking der Schouders, daar by eene naauwkeurige ondervraging bleek, dat de lyder voorheen, door een val uit gen wagen, zyn Schoudertop, aan den nu veronderftelden gezonden Arm, had afgebroken, en dus had de vergelyking der beide Schouders met elkanderen, den Geneesheer misleid (k). Ó:1r3; Ook is hier omtrent aanmerklyk het geval, dat 4. 7itfingb ons opgeeft (1). Aan een Matroos, wiens Arm ont- wrigt (k) Ibid. $. 365. pag. 147. a) Verdonkerde Beelkonst, pag. f52, 6Oo B. HUSSEM OVER DEN wrigt was, werden zeer veele, en ver: fcheiden Werktuigen tot herftelling be- Broefd, ja zelfs hier op aan ftukken ge- draayd en gewonden, doch alles vrug- teloos; dus men befloot, om noch een uiterfte proef met het yzere Glosfoco- mium te neemen , hetgeen mede on- bruikbaar werd uitgefchroefd. ”Al wat y-rekken kon, dat rekte, en wat niet > rekken konde, brak aan ftukken, ‚de huid berstte open”, — In deezen ftaat beet de lyder van verwoedheid naar de Heelmeesters, en de herftel- ling bleef ondoenlyk. Vyf weeken hierna, waren de toevallen, door dit geweld veroorzaakt, weder bedaard: en het bleek toen , uit het eigen verhaal van den lyder, dat die Arm reeds zes jaaren te vooren ontwrigt geweest was. 6. 14. Een diergelyk geval heb ik gezien, ineen Man, aan wiens Ontwristen Schouder, verfcheiden Heelmeestersde herftelling, met verfchillende W erktui- gen, te vergeefs beproefd, en ook de manier van ZWomfon vrugteloos bevon- den hadden. n ®, é } ONTWRIGTEN SCHOUDER. ÓÌ De lyder niet lang daarna, aan ee- he andere krankheid overlydende, zoo kreeg de Heelmeester , welke hem het laatfte behandeld had, gelegenheid, ont den Schouder te ontleeden: en wy von- den toen, dat het hoofd van ’t opper-. armbeen geplaatst was onder de proces Jus coracoïdèus, beneden de éavitas gle=’ noïdea, tegen de costa inferior fcapulae „ die aldaar eene nieuwe vlakte had ge= maakt. Het hoofd van het dn been was op die plaats, welke tegen deeze hieuw gemaakte vlakte zich be- woogen had, voor een groot gedeelte als atgefleeten, en dus bleek het nu; dat dit mede eene Ontwrigting ware, die reeds veele jaaren te vooren’ ge- beurd was: en hier uit; dat de herftel- ling ondoenlykhad geweest: daar even- wel de lyder altoos, en by herhaalde ondervraginge, gezegd had, deeze ont- wrigting eerst korten tyd geleeden ge- kreegente hebben, zoo dathy hier door, alle dieHeelmeesters had misleid, en had. zelf zich zeer veele onnoodige pynen laaten aandoen. Men ziet dan uit dee-" | ze gevallen, hoe oplettend een Heel- meester dient te zyn, eer hy de here ftelling beproeft, | | | 9. 15. | k £ 62 B. HUSSEM OVER DEN „6. 15. De Engelfche Heelmeestef Phomfon verhaalt (m), by Ontwrigtitigen vari den Schouder gevonden te hebben, dat het Ligamentum capfulare gefcheutd, en het hoofd van ’t opperarmbeen; doot die fcheur was uitgefchooten. Indien dit gebeurde, zoude dit fomtyds de herftelling ondoenlyk konnen maken; Die zelfde Heelmeester fchynt van gevoelen te zyn, dat de moeilykheid van de herftelling ook kan ontftaan; door de beknelling der peezen van de musculus fubfcapularis en teres minor (n). Hierom wil hy ook, dat de uitrekking van den Arm niet fterk zal gefchieden; omdatin zoodanig een geval, de fcheur in het Ligament, en de knielling der ge- melde tendines, nog meerder om het - hoofd van ’t opperarmbeen knellen zouden, en dus de wederkeering bin- nen dit Ligament ondoenlyk maaken: Tot ftaving van zyn gezegde, geeft hy het wonderbaarlyk, en voor my zeef twyffelachtig geval op. E erk (m) Medical obfervatdons ahd inquiries. (ú) Ibid, ONTWRIGTEN SCHOUDER, 63 Een Man, in ’t Hos taal te Lon- en, wiens Schouder ntwrigt was, waar aan verfcheiden vrugtelooze poo- gingen tot herftelling gefchied waren, werd met dien Ontwrigten en on. herftelden Schouder ‚ weder te bedde gebracht: dan men bevond den vol. | de morgen, dat de Arm, terwyl e Lyder in het Bedde geleegen had- de, weder van zelve in zyn plaats was gekeerd. Die Heelmeester gist ,- dat deeze Arm, in het bed ‚ een gelukkive {tand ontmoet heeft ‚ en dus het hoofd des opperarmbeens weder door de _peezen, die hetzelve beknelden, in zyn plaats gekeerd is. | € Onmoogelykheid van fommige Ontwrigte Schouders te. konnen her- tellen, hangt, volgens het gevoelen van een onzer beroemdfte, en ervaa- tente Heelkundigen, ook dikwerf af, om dat de musculi fubfcapulares, en tee fes minor, zeer fterk zyn ingekort, ter. wWyl de tendines van de Jupra-, en infra- Jpinatus, (zoo als ik in myne 11. 6. heb dangetoond) zeer fterk uitgerekt Zyn- E» EN Over de cavitas glenoïdea heen getrokken, hier door als verlamd zyn: en 64 B. HUSSEM OVER DEN en van dit vevoelen is mede de Heef le) Thomfon (o). | Ö. 16. _ Om alle de bovengemelde moeilyk heeden te overwinnen , en , was hetmo- gelyk , gelukkiger dan voorheen te flaa- gen, liet ik in den jaare 1774, cen Werk-. tuig vervaardigen , om met zeekerheid den Ontwrigten Schouder te herftellen; Myn Werktuig dan gereed zynde ; moest ik wachten, tot eene my voor- koomende geleegenheid: en het was niet eerder als in de maand July 1775 ; dat my een Ontwrigting hier toe voor- kwam. Dan, eer ik de proeven. met dit Werktuig genoomeu, opgeef, zal ik eerst eene befchryving. van het Werktuig zelfs mededeelen, 6: 17. Myn Werktuig is faamengefteld, vari een Plankje A, lang drie voet, en vyf en een half duim breed. Aan het ee-_ ne einde zyn geplaatst, twee opftaan- de Kardoesjes B: B:, waar tusfchen bes vat Co) Medical obfervations and inquiries, ONTWRIGTEN SCHOUDER. 65 vat is de houten Spil, of Klos C, en het yzeren Spilletje D: D:. Het ko- peren RadE ,is gehecht aan den houten Spil C, en bevat vierentwintig tanden. Aan dezelfde Spil of Klos, is vast ge- maakt, een zeerfterke Zeel F:-Fz Het Rondzelrad G, dat van yzer is, en zich aan de Spil D: D: bevindt, heeft zes tanden. Het Palrad H, me- de aan dezelve Spil gehecht, heeft agt tanden, en wordt teegengehouden door de Pall, De Spil, met het Rondzel- rad, en Palrad, worden in beweeging es en rondgedraaid, door de ruk K., voorzien met een houten Handvat L. Aan het eind van de Zeel EF: F: is geklonken een koperen Plaatje, waarin een zeer fterke yzeren Haak M is gevoegd. Aan het andere eind van het Plankje A, is door mid- del van een beweeglyk Scharnier S vast, een breede koperen Plaat N, welke aan zyne binnenzyde TFT, datis, naar het Lyf van den Lyder toe, opge: vuld is, met gebrand Paardenhair , Vervolgens overtrokken met zagt Le- der. De hoeken van deeze Plaat, zyn voorzien van vier ledere Riemen , waar van de bovenfte O: O: over den IX. DEEL E ge- 66 B. HUSSEM OVER DEN gezonden Schouder van den. Lyder gaan, terwyl de onderfte P: P: om de borst vast gemaakt worden. De bin- nenzyde van deeze Plaat, wordt ver- toond door T, terwyl de buitenzyde door V afgebeeld wordt. En eindelyk is hier by gevoegd , een van onrekbaar leder famengeftelde ArmriemQ, voor- _ zien van een Lits R. | Wanneer men nudeeze befchryving, met de hier by zynde Plaat vergelykt, zoo zullen alle de overige deelen van dit Werktuig, zeer klaar konnen, be- vat worden. En men zal in deeze af- beelding ligt ontdekken , dat ik voor een groot gedeelte, dit Werktuig heb famengelteld, en van het Werktuig van Purman, dat Platner afbeeldt; en van het Werktuig van den Heer 7, A, het geen ons in de uitgezogte verhan- delingen wordt medegedeeld. __Misfchien zoude in de foort van be- weeging, welke de Plaat N, aan het Plankje A heeft, noch eenige verbe- teringen konnen worden gemaakt, maar dewyl tot heeden toe, in alle ge- vallen die ons zyn voorgekoomen, dit Werktuig zeer wel heeft voldaan, zoo hebbe ik tot. dus verre daar in, geene | ver- ONTWRIGTEN SCHOUDER. 67 veranderinge gemaakt. Op dusdaani- ge manier zyn ’er thans in deeze Stad. neegen Werktuigen vervaardigd. Ik kan niet voorby te melden, dat fchoon ik in ’t famenftellen van dit Werktuig zeer veele moeiten en kos- ten heb gehad, ik echter daarenteegen. ook weder alle voldoening heb, al- zoo hetzelve niet alleen de goedkeu- ring van eenige zeer ervaarene en kun- dige Heelmeesters heeft verkreegen, maar ook daarenboven de goedkeu- ring van het Collegium Chirurgicum te Amfterdam heeft weggedraagen , de« wyl gemelde Collegie my heeft laaten verzoeken, om voor hetzelve een der- gelyk Werktuig te laaten vervaardi- gen ‚ het geen ten dienfte der ‘Chií- ruroyns, welke dit Werktuig benoo- digd hebben, op gemelde Collegie be- waard wordt, alwaar zy dit zoo wel, als alle de overige Werktuigen, ter leen bekoomen konnen. / 7 De Werkman van dit Werktuig ís Harmanus Elwe, woonende thans in de Barnefteeg te Amfterdam. Ik ver- koos deezen, om dat hy te vooren een Konst-Arm, en een Konst-Beer, naar myne Rn had gemaakt, voor 2 Ly- 68 B. HUSSEM OVER DEN Lyders, aan welker éénen ik den Arm, en den anderen het Been in de Dey afge- zet had: dus dacht my; dat deeze Werk- man daar toe zeer gefchikt zyn zoude. 5. 18. De eerfte Proef welke ik met dit Werktuig nam, was in de maand Ju- ly 1775. | Een Man had den regter Schou- der Ontwrigt: er waren reeds verfchei- den.vrugtelooze poogingen tot herftel- ling op gedaan, zelfs had men ver- fcheidene Machines beproefd , doch vergeefs: in weerwil vän dit ailes, ver- richtte tk de herftelling met myn Werk- tuig zeer gemaklyk ; en moet beken- nen, geene geringe voldoening en ge- noegen over deezen goeden uit{lag gee fmaakt te hebben. De tweede Proeve nam ik in Augus- tus 1776. De Heelmeesters L., en van 4,,had- den aan een zeer fterk befpierd Man, een-anderen Mereutes gelykende, wiens Arm Ontwrigt was , reeds verfcheiden: vrugtelooze poogingen ‚tot herftelling in ’twerk gefteld; zelfs 'er eenige Mie ï Cûl- ONTWRIGTEN SCHOUDER. 69 chines, waar onder die van Petit, door Ulboorn verbeeterd, zonder nut op aan ftukken gewonden. Na dat ik dan myn Werktuig , in teegenwoor- digheid van die Heelmeesters had aan- gelegd, en hun zelf daar mede had laaten werken, zoo werd die Schou- der zonder eenige moeiten herfteld. De Lyder zeide toen, ín hunne teegen- woordigheid, ”dit is een onbetaalbaar > Werktuig, ik heb-hier van zeer wei- » nig pyn gevoeld; daar ik van die an- »„ dere Werktuigen, eene verfchrik- » kelyke, en vrugtelooze pyn gelee- » den heb”, | De derde Proef met myn Werktuie, . werd genoomen in May 1777, door den ervaaren Heelmeester Swagerman, aan Mevrouw C .. . .: en fchoon die Ontwrigting niet gemaklyk te herftel- len was, werd echter die ontleeden Schouder door hetzelve volkoomen in het Lid gebracht. | De vierde Proef werd genoomen op eene Vrouwe in Augustus 1777., door den Heer 4‚.N. Richart, in tegenwoor- digheid van den ervaaren Heelmeester Lotbs, my, en eenige anderen. Niet _ teegenftaande deeze Schouder reeds E 3 zes JO B. HUSSEM OVER DEN zes weeken lang Ontwrigt was geweest, zoo werd dezelve echter door myn Werktuig volkoomen herfteld, De vyfde Proef viel voor in Septem- ber 1777, in tegenwoordigheid van den Hoogleeraar Bonn; en alhoewel deeze Ontwrigting reeds. drie weeken oud was, zoo verrichtten wy echter de her- ftelling volkoomen, De zesde Proef werd genoomen in 1977; door den ervaaren Heelmeester Loths, in myn byzyn, op eene Vrouw, De Ontwrigting, fchoon moeilyk te herftellen , werd echter door myn Werktuig volkoomen verricht, en het hoofd des armbeens op zyn plaats gee bracht. bi 06 De zevende Proef werd genoomen door. den ervaaren Heelmeester van der Duin, mede in 1777 , met even den-- zelfden goeden uitflag, In de Maand January 1778, namen de ervaarene Heelmeesters D, wv. Ges-' Jcher, en J. de Bree, van gelyke eene proef met het gemelde Werktuig, in den. Ontwrigten Schouder van: den Heer €) sp k ei en de Heritelling ge- fchiedde volkoomen, | In de negende Proef, ontmoette ik | Zeer ONTWRIGTEN SCHOUDER. 7E zeer groote moeilykheeden, welke ilk hier diene te melden, om anderen daar voor te waarfchouwen.: By den Heer de W .... wiens Schouder Ontwrigt was, werd door my , en den Heer B ...-.de herftelling met dit Werk- tuig beproefd. Het was in de Maand January 1778, en juist een dag, op:wel- ken wy eene zeer fterke vorst hadden. Na datikmyn Werktuig aangelegd had: de, en bezig was daar mede te werken, {prong ‘er een tand uit het yzeren rond- zelrad, en dus werd myn Werktuig onbruikbaar. Ik liet op het oogenblik den Heer wan Gesfcher (voor wien ik hetzelve foort van Werktuig had laaten vervaardigen) verzoeken , om het zy- ne ter leen te moogen hebben: en na dat ik dit weder had aangelegd, draai- de by de werking, de kruk om de yze= ren Ípil rond, zoo dat het niet meer in beweeging kon gebracht worden, en dus werd ook deeze Machine onbruik- baar. Ik zond terftond by den Heer Swagerman , die ook een foortgelyk Werktuig bezat, met verzoek, het zelve my te willen leenen. Als ik dee- ze Machine weder had geplaatst, en, __den Arm byna op het hoestie punt van E 4 uit- ) 72 B. HUSSEM CVER DEN uitrekking gebracht hadde, zoo dat ik van meening was, om nog een vierde flag met de kruk te laaten omdraaien, brak de haak aan de zeel af. . Dit oaf een geweldigen fchok in den Schoüder des Lyders; maar teffens voelde ik op dat oogenblik, terwyl ik den Schouder met myne handen omvat had, dat het hoofd van het- opperarmbeen zich plaatste, in de cavitas glenoïdea, en dat de herftelling volkoomen was, In het eerst konde ik niet bevatten, wat de redenen waren, waarom aan. deeze Werktuigen telkens iets aan ftukken brak, daar het geweld, of kracht, welk ik daar mede verrichtte, niet zeer groot was: en die eigen Werktuigen, reeds in voorige herftellingen , zelfs met meerder kracht, het zeer wel hadden uitgehouden: maar naderhand begreep ik, datde felle vorst, die zeer veel uit- werking op ‘t ftaat en yzer heeft, alleen de oorzaak van al dit aanftukken bree« ken was geweest; en hier uit leerde ik de noodzakelykheid, om, wanneer ik in ’t vervolg weder met dit Werk- tuig by een felle vorst moest werken, als dan » al wat van ftaal of yzer daar Ban is, eerst warm te moeten ea ì CG ONTWRIGTEN SCHOUDER; 73 „De tiende Proef werd genoomen in Maart 1778 ‚ door den ervaaren Heel- meester Labee, in ’t Sint Pieters Gast- huis te Amfterdam, aan eene Vrouw, wier Schouder acht dagen te vooren Ontwrigt was: en de herftelling ge- fchiedde met dit Werktuig. Bet „De elfde Proef werd door my ges noomen: aan eene Vrouw, in teegen- woordigheid van den Geneesheer Bar- _banfon met den Heelmeester Bakker. “Tot herftelling van deezen Ontwrigten Schouder waren reeds vrugtelooze po- gingen int werk gefteld. Deeze Vrouw was zeer vet, en buiten gewoon zwaar van Boezem. Ik konde derhalven de: plaat van myn Werktuig niet op de ge: woone wys, tegen de Borst: plaatfen, maar moest dezelve geheel op zyde, en naar agteren, onder den Okfel leg- gen: hier uit volgde dan , dat de rich- ting van het Werktuig, den Arm-ge- heel dwars van * Lighaam afbracht, en als naar achteren toe werd uitge rekt, hetwelke my beducht deed zyn … voor den goeden uitflag van deeze Proef: echter gefchiedde de herftelline des Ontleeden Schouders, op deeze’ manier, mede vry gemaklyk. / E 5 … De J4 B. HUSSEM OVER DEN De twaalfde Proef viel voor in April 1778, by een Man van vyftig jaaren: de Ontwrigte Schouder werd zeer wel herfteld met het bovengemelde Werktuig, door twee discipelen van den Heer van Gesfcher. In het vervolg van tyd zyn door dit Werktuig, noch verfcheidene Oht- wrigte Schouders, zoo door my, als ook door anderen herfteld :- dan dit twaalftal van- proeven, zal naar myne gedachten genoegzaam zyn, om te doen zien, de gemaklyke wyze van _herftelling, hier-mede, en de nuttig- heid- die hetzelve, boven veele an- dere Werktuigen van dit foort heeft; het is immers inzonderheid uit myne eerfte en tweede proefneeming geblee- ken; dat ik ’er herftellingen mede ge= daan heb, dië.door andere Werktui= gen niet hadden konnen bereikt wor- den. IES Ik kan daarenboven verzeekeren , dat tot heeden toe , ons noch geene ontwrigtingen van den Schouder zyn voorgekoomen ,. waar aan wy het ge- melde Werktuig gebruike hebben, of dezelve. zyn alle volkoomen herfteld. Echter is het zeer mogelyk ‚dat iemand net „ONTWRIGTEN SCHOUDER. 75 met dit Werktuig niet goed; en in or- der werkende „ fomtyds in de herftel- ling niet zoude flaagen: of dat de Ontwrigting van eenige omftandighee- den verzeld was, die de herftelling on- doenlyk maakten, zoo als uit myne 14 en 15de $. gebleeken is. 6. 19. Na dat by een Ontwrigten Schou- der dan alles rypelyk overwoogen is, en myne aanmerkingen in de 12, 13, - I4 en 15 6. in acht genoomen zyn, plaatst men , wanneer de herftelling moogelyk geoordeeld wordt, den Ly- der of Lyderes, op een ftoel van mid- delbaare hoogte, of gefchikt naar de geftalte van den.Heelmeester, die-de herftelling verrichten zal. Te _-odk plaatfe een te famen gevouwen beddelaaken, of een zeer dik compres van linnen, onder den lydenden Ok- fel, teegen de Borst, en hier teegen aan de metleder bekleede plaatN:, die ver- volgens met de ledere riemen O: O: over den gezonden Schouder, en met P: P: om het Lyf wordt vastgemaakt. Ik legge myn Werktuig altoos zo aa [” 76 B HUSSEM OVER DEN daanig aan, dat de Arm zydelings, en infommige gevallen, iets achterwaards van het Lighaam af, kan uitgerekt worden. Duverney van een Ontwrig- ting , daar het hoofd des opperarm- beens naar vooren geweeken was, han- delende, fchynt van begrip te zyn; dat by de voorwaardfche Oner: gen, de Arm in dusdaanigen ftand ge- bracht moet worden, om daarin de uitrekking te doen, ”In zulk een ge- as val (zegt hy) moet de Arm in een … ‘horifontaalen lyn, en achterwaards 2 gebracht worden, in welke plaatfing » men de uitrekking verricht ; bren- ‚gende ‚: naar maate het hoofd den » rand van zyn holte nadert , den z-Arm, die ondertusfchen fteeds uit- » gerekt wordt gehouden, van binnen buitenwaards (p)”. Boven den Elleboog, dat is, bo- ven hetgewrigt, het geen door de ra- dius en ‘ulna, met het onderfte oedeel- te” vanhet opperarmbeen wordt {a- mengefteld, leg ik alleenlyk een winde fel aan, zonder compres, waar mede ik- boven de eondyfi, dit deel zeer ge= | kie lyk _(p> Duvermey Gebreken der beenderen 2de deel. pag. 174. ONTWRIGTEN SCHOUDER. _ 77 lyk omzwagtele; de flagen van het windfel zoodanig laatende, dat dezel- ve naar beneeden digt aan de condy(i; het dikfte op elkanderen leggen, het welk in dit geval een zeer groote nut- tigheid heeft: hier door immers komt’ men voor, dat het Armriem geene kwetfing aan de huid maakt, en de meerdere dikte boven de condyli, belet. de affchuiving van den lederen Arm- riem. Hier over heen gesp ik myn Armriem (Q) zeer ftyf om den Arm, en breng den haak (M), die aan de zeel vast is, in de lits (R). Dit ver- richt zynde , ftaat myn Werktuig ge- reed om te werken. De Arm rust dus op het plankje, en ik laat den onderarm in een geboogen geftalte, daar mede op rusten. Het Armriem tot de uitrekking dienende, moet nimmer anders , als boven den Elleboog worden gelegd, dewyl an- derfins de gewrigten van de Hand en Elleboog , niet alleen onnoodige py- nen lyden , maar daarenboven is het- noodzaakelyk, dat de onderarm in ee- ne geboogen geftalte wordt geplaatst, waar door de mufculus bieeps brachii ver- flapt wordt. Ie | E, Een 78 B. HUSSEM OVER DEN Een helper vat met zyn flinkerhand het plankje (A), by (Z), terwyl hy met zyn rechterhand, de kruk (L) van zich af, en langzaam rond draait: waar’ door de zeel (FF), op de fpil of klos (C) wordt opgewonden. In deeze uit- rekking omvat de Heelmeester met beide zyne handen den Schouder, en is teffens oplettend, welke verande- „ring ’er in het gewrigt gebeurt. Men gaat voort met den Arm op deeze wys zeer langzaam te laaten uitrekken, en dan heb ik verfcheiden keeren onder- vonden, dat ’er als een fchok in den Schouder komt, welke fomtyds met een hoorbaar geluid verzeld.is: men voelt dan het hoofd van’ het opper- armbeen keeren op zyn uitgeweeken plaats. Een tweede helper drukt dan de pal ([) needer, en men draait de kruk terug, waar door de zeel ver- flapt, en de Arm niet langer uitgerekt wordt, Het hoorbaar geluid, wanneer de Schouder weder herfteld wordt, ver- neemt men nogthans niet altoos. Ik heb er eenige in hetlid gezet, by welke ik dit niet gewaar werd; maar wanneer my dacht, dat de Arm eene genoeg- zaa- L\ ONTWRIGTEN SCHOUDER. 79 zaame uitrekking had, liet ik het bez needenfte einde van de gen ‚ dat is, dat geen waar aan de {pil is in (C), neederwaards naar den grond drukken jk terwyl ik met de kruk liet terug draai- jen: en op deeze wys heb ik ’er her- fteld, zonder dit geluid te hooren : maar meestentyds ben ik, min, of meer, by de herftelling, met my handen, die den Schouder omvatten , een fchok gewaar geworden, 9. 20. De Schouder herfteld, en daar wel volkoomen van verzeekerd zynde;, leg ik eem compres met warmen brandewyn bevogtigd, om den Schouder, ende Jpi- ca fimplex ’er om heen: vervolgens plaats ik den Arm in een Armlioter , of Echarpe, ook Escarpe genoemd (q); altoos wel in agt neemende dat de EL leboog gefteund wordt. L Ik moet hier by aanmerken ‚ dat ik nimmer den zoogenaamden bal ‚ of iets dergelyks’, in den Okfel plaatfe, dewyl ik (q) Zie de Bas, pag. 225. over de Verbanden, Pesie, 1fte deel. pag, 144. Ulboorn in de Nota op Heister, pag. 206, 8o B. HUSSEM OVER’ DEN ik overtuigd ben , dat dit niet alleen geen voordeel , maar wel zeer veel nadeel kan te weeg brengen. Zoo ik vrees heb voor knelling van de fla- gen van het windfel ‚ dan plaats ik. hier een eenvoudig compres. | De Heelmeester Zhomfon wil, dat er na de herftelling, geen verband om den Schouder zal worden gelegd, het welk naar zyne gedachten, onnoodig, en zelfs nadeelig is. Hy zegt, ”de Elle- „ boog in eene beflooten fluier, aan de zyde van het Lighaam opgefchort „ te houden, zal alles zyn, dat ge- daan dient te worden (t)’. En ik geloove met dien Heelmeester , dat dit ook in de meeste van deeze geval- len genoegzaam voldoende is. In de Ontwrigtingen van de Schou- ders, zoo wel die geene, die reeds ee- nige dagen of weeken ontwrigt ge- weest zyn, als ook in verfche geval- len, zal het altoos , het beste en vei- ligfte zyn, om.aanftonds van myn be- fchreeven Werktuig gebruik te maa-' ken; en niet eerst de herftelling met de handen en ftroppen te beproeven: want zoo men de ME op dj aa- (q) Medical Obfervations and inquiries vol. 11. ONTWRIGTEN SCHOUDER; 8E’ daanige wyze tracht te doen, en des zelve mislukt, zoo moet men evenwel - tot Werktuigen den toevlugt neemen: dus ondergaat de Lyder eene dub- bele pyni, daar anders de herftelling met dit Werktuig zeker, en in eene reize gefchieden kan. Daarenboven kan, de uitrekking, en teegenhouding, door helpers, en ftroppen, nimmer zoo egaal, gelyk, en gemaklyk verricht worden, als met dit Werktuig: het geen derhalven eene meerdere pyn aan’ den lyder te weeg brengt. 6. 21. Na de herftelling van den Ontwrig= ten Schouder, gebeurt het zomtyds , dat ’er nog eenigen tyd een onver- moogen om den arm opteligten over- blyft, het geen ont{taan kan, door de hd die de fpieren geleeden heb- ben. Ook kan’er nog langen tyd; als een geringe verlamming overblyven;, zoo als ik meer dan eens gezien hebbe: zy kan een gevolg zyn van de druk- king, van een of meerder Nervi Bra- chiales. Een geval heb ik gezien, al- waar na de Bek ‚ eene geheele AE. DEEL ver: Ne, 82) B, HUSSEM OVER;DEN, verlamming inde ‚hand -nableef ; fchoon echter die hand, by; de:herftel- ling niets geleeden had: de opperarm „ zoo wel als «onderarm ‚ konden zeer wel bewoogen worden, maar in de hand alleen, en inzonderheid den duim, was geen vermoogen, « „Verfcheidene, en dikmaals herhaalde fchokken met de Electrifiteit werden aan-die hand, en nervi brachiales gegeeven: ’er wier- den linimenten en ftoovingen gebruikt: doch alles vruchteloos, ‚zoo dat men dit eindelyk geheel nalatende, het ge- val aan de Natuur overgaf. Meer dan een Jaar bleef de hand nog in dien ei- gen ftaat, maar toen begon de be- weeging «en kracht allengskens weder te keeren, en de-Lyder.bewoog in ’t vervolg van tyd zyn Hand, Arm, en Schouder, zoo goedalsimmertevooren. …Deeze Schouder was by de vier wee- ken lang Ontwrigt geweest, en dus is het waarfchynlyk, dat de nervi radias les, ulnares, en medianus gedrukt ge- weest Zyn (r). }: 4 À 6. 22. (r) Zie P, Camper demonftrationum anatomico. patholo=. gicarum Lib, prim. tabul, IL, fig, IL:N. 717288 ror en fig. III, No, 122228, als ook tab, ILL, fg. Ien IIL , : ‘ONTWRIGTEN: SCHOUDER: « 83 5. 2E 15 de Arm al eenigen tyd Ontwrigtrpe- weest is, men echter niet moet war hoopen: van te zullen flaagen; datis te zeggen, indien, ’er; geene. andere-om; ftandigheden. dan, de enkele Ontwrig- ting tegenwoordig,zyn;;- « — niin lk heb in de 18,9.,gewag gemaakt van „de herftelling „eenes Ontleeden Schouders van zes weeken. Petit ver- haalt (s) na eene Ontwrigting van) het opperarmbeen, welke 6 maanden: oud was; en die door hem herfteld werd: dit geval is daarom te meer te verwonr . deren, omdat de ondervinding leert, dat eene holligheid, waar uit een-been geweeken is, vry fpoedig door vernau- wing eene veranderde gedaante aan- neemt, waardoor alleen de herftelling moeilyk zoude konnen zyn, en dikwils geheel en al ondoenlyk, Thomfon verhaalt echter , dat hy „Ontwrigte Schouders herfteld heeft, Ra wel- _ (s) Petit ziekten der Beenderen, tweede druk _ A751. eerfte deel pag. 126, 500 84 B.-HUSSEM OVER DEN ENZ. welke twee, en drie maanden ontleed geweest waren. Dus heb ik dan myn Werktuig be- fchreeven, en de manier om daar me- de te werken aangetoond. Op fom- mige plaatfen heb kebriai kleenen uit- ftap moeten doen; op dat mende voor- eftelde zaaken beter’ zoude konnen evatten. By eene andere gelegen- heid hoope ik over de Ontleedingen van den Schouder iets naders mede te deelen. Deezen wensch voeg ik hier ten flot by, dat elk die met myn hier bo- ven befchreeven Werktuig de proef neemt, daar medezoo wel mag flaagen, als verfcheiden myner Konstgenooten alhier, er met my mede geflaagd zyn. WREE & Sers She Te R E: | Bladz85 RECHERCHES SUR UNE NOUVELLE Et drs ' ° hak di | | QUARRES MAGIQUES, PAR ops Soos Ss 24 reen vaa jr A ROO OROM OM OMON 6.1. UT ne question fort curieufe , qui a exercé pendant quelque temps la fagacité de bien ‚du monde, m’a en- gagé à faire les recherches fuivantes, _qui femblent ouvrir: une nouvelle car- rière dans l'Analyf(e, et en particulier dans la doctrine des combinaifons. Cette question rouloit fur une’ asfem- blée de 36 Officiers de. fix différens grades et tirès de fix Régimens diffé. rens, qu'il f’'agisfoit de ranger dans uri quarré , de manière que fur chaque lie, gne tant horizontale que verticale il fe trouva fix Officiers tant de diférens, | | E 3 ca- BOT, EULER RECHERCHES caraCtètes qué de Régimens différens. Or apres toutes les peines qu’on fest donné pour refoudte ce Probléme, on a été able: de reconnoitre, qu’un tel arrangement est abfolument imposfi- ble, qguaigwen ne puisfe pas en don- mier ‘de’ démóriftfation ‘rigoureufe. — ! Ó. 2. Pour mieux expliquer l'étât de la qucstion mentionnée , je marquerai les fix’Réstmens différens-par les lettres latings-a, by.c-dsnes fj et les die dif férens grâdes par-les- grecques «, 8, v, 8, es ls et il est clair que le Caractère de chaque Officier est déterminé par deux lettres, lune latine , et Pautre grecque , dont la: premiere marque fon Régiment, et l'autre fon grade et qu'il y aura en! effet) trente fix combinaifons de deux-de ces lettres, que voici; idg app tad ae ac cba be by bâ be Gar: CATO Iri Cfacaie „dea dB dy dò de dE, en “CB ‘eyes derek fmsrofBarity s fb fees fL dont chacune exprimele caractère d'un Officier. Il agit donc d'infcrire ces 36 termcs dans les 36 cafes d'un quarré, en forte quefur chaque bande tant hori- _ Zon - HES 3 différens, Ju On fest bléme, On qu’ un tel E imposf. sen don. eufe. er V'étât de marquerzi es lettres les (ix dif ICS «0, y, Caractère rminé par et Pautre arque fon de et au’il nbinaifons voici; ctêre d'un re ces 36 1 quarré, tant hori- zon: SUR LES QUARRES MAGIQUES. 87 _zontale que verticale on rencontre tant les fix lettres latines que les grecques. 6.3; "'On'aura done'trois conditio®s à remplir, dont la “premiere exige;, que'fur- chaque ligne ‘horizontale on trouve Jes. fix lettres tant latines que grecques; en-fecondlieu; que les 'dou= ze mêmes'-earactères fe rencontrent dans toutes les bändes verticales , et en- fin, que tous les trente fix termes rap- portés fe trouvent rééllement infcrits dans le'quarré; ou, ce qui revient au même, quaucun terme ne f’y rencon- tre deux fois: Car f’il ne f’agisfoit que de fatisfaire aux deux premieres condi- tions, il ne feroit pas difficile de trouver RRD Coder er FP bp ce fees tag dy ) ey «de ab. DE fd eg MK. Be WOR GRENEN AE ee ie afl f Ok fg ep da ay ce bôö 0 mais cet arrangement à le defaut, que - les termes bzet de fy rencontrent deux fois, et que les termes be etd; y. manquent entièrement. … 9. 4. Puis done que'tous les foins F 4 em- 88 _L./EULER RECHERCHES 7 employés pour la conftruetion. d'un tel quarré de trente-fix cafes ont été inuti- les, pour donner plus d'étendüe à mes recherches „au lieu de fix Régimensset de fix différens grades je mettrai un nombre quelconque n‚ de forte qu'il y ait n lettres latines a,b, c‚-d, &c et autant de. grecques a, By» 3, QC. à combiner de nn manieres différentes et à ranger tellement dans un quarré de nn cafes, que chaque bande tant hori- zontale que verticale contienne toutes les lettres latines et grecques et-qu’au- cun_ terme ne. fe rencontre deux fois dans le quarré. 6. 5, Parce-donc que chaque ligne du quarré contient toutes ces différen- tes lettres, et que partant la fomme en est partout la même: il est clair, qu'un tel arrangement fatisfera à la condition des quarrés magiques ordinaires; Car pour produire tous les nombres dans ordre naturel, on n’a qu’à donner aux lettres latines a, b,c, d, e, &c. les valeurs o,n, en, 3n, yn... (ni) n et aux lettres grecques a, 84 7» ds «, @C, Jen malears. 1, 2, 4,4, 5, MC Mais puisque dans ces quarrés il £ Ein Eu- SUR ‘LES QUARRES MAGIQUES. 89 feùlement „de la fomme: de; tous les nombres; qui fe trouvent dans chaque bande tant horizontale que- verticale, il n'est point necesfaire,. que tous les nombres{f’y-trouvent;fur chaque bande; pourvù.que la fomme-en foit partout la même; ce qui est ausfì la raifon, par la quelle on peut conftruire des quar= rés magiques. ordinaires de 36 cafes; « 6.6. - Pour rendre plus commodes les opérations, que j'aurai à faire dans la fuite, je mettrai au lieu des lettres latines et grecques les nombres nátu« rels 1, 2,3, 4, 5, &c. dont je nom- merai, pour les diftinguer entre eux; les uns les nombres Jatins et les autres les nombres grees ; et afin de ne jamais ‚les-confondre, je joindrai les nombres grecs aux latins en forme d'expofans } de la manière. qu'on ‚va, voir dans le quafré ci-joint de 49 cafes: … ov 5 rr of 3% 4 5 65 7 N 2 3% 1 5’ 4 vid 6? 3? 6: 5° ed 1 47 2% dr tn a ip etos 55 1 a 07 6% 3 Er CR adh abe EAR F 5 dans EA. QÔ LL EULER RECHERCHES dans le quel jat rangé les nombres la- tins fuivant: leur’: ordre naturel tant dans la première: bande horizontale que verticale, de forte que ces hombres re= préfentent ‘en même- temps:les indices devces: deux::bandes et ceux de leurs: compagnes. J'ai ègalé ausfi les nom: bres: grecs ou expofans aux latins dans la première sbande- verticale; commèé je ferai partout dans la fuite, puisque laofignification-de ces nombres est abfo- lument arbitraire. | «v> „900 €! 06.7. »“Puisqu'il est aiféde fe convain- ere: que tousles termes infcrits dans le-quarré préeèdent fatisfont ‘parfaite- ment aux ‘trois ‘conditions’ requifés et rapportées ci-desfus : pour rapprocher le Lecteur-dit point de vüe du quel il faut envifager la plupart des methodes uienous ont conduites aux rechefches uivantes, nous allons en faire le com- mencement.par l'Analyfe, de la con- ftruction, du-quarré rapporté. „Pour cet effet nous reprenons le quarré latin fondamentel; qui, en omettant les ex- pofans, aurala forme fuivânte: SUR’ LES QUARRES' MAGIQUES. OI _ Dus om NU A ì Î FE ONU HO Ml E Tm u 65 to EN Hi U De POT mA zei GUI NOK UO où chacune des fept bandes , tant hori- zontales-que-verticales «cofitient tous les fept riombres 15-25 3543753 63:77 drij derfinor se HevialegOnHiDi lun ir6. 8 Ayant. donc établince. quarré latin, tout revient à trouver,une me- thode fure pour joindre Jes-nombres grecs ou expofans à:châque.nombre latin -de ce/quarré; et d'abord, pour commencer par l'expofant,1 ‚ puisqu'il faut qu’il fe- rencontre dans chaque ban- de tant horizontale que verticale, il f’a- git de tirer des bandes verticales fept nombres différens entre eux et tels , “qu'ils fe rapportent en même temps à des bandes différentes horizontales ; ou ‚ bién: ces nombres, qu’on-tire-de cha- ‚que bande verticale, doivent tous être pris à différentes hauteurs, ce qu’il faut fäire pateillement par rapport aux au- tres expofans-2, 3, 4, 5, &c. Ou il faut encore remarquer, que puisque nous Ó2 :L. EULER RECHERCHES nous fuppofons les expofans de la pre- mière verticale: connus et que nous les egalons toujours aux nombres latins de cette bande, les premiers termes de ces formules, que nous venons de décrire, fuivront toujours l'ordre des nombres naturels 1, 2, 3, 4, 5» 6, 7- eG. 9. Puis done que-dans les recher- ches fuivantes tout depend de ces for- mules, qui nous fervent à regler lin- feription des ergen ‚ou à détermi- ner les:grades des Officiers rangés, je Tes nommerai dans la fuite les foon directrices dont il faut en avoir une pour chaque expofant. Ainfi dans le quarré de 49 cafes rapporté ci desfus au a ien bre les formules directrices Ont EN | ‚Pour Vexpofant rcelle-ci 1 6 7 3 42 5 | zel 2546137 maatre rd eeen pd 31247 56 me dg 4785 ÓI 2 ee 5 SET 2 603 nb Ó25 1374 rn 7362541 Voila done ce qu'il faut entendre par le terme : „formules directricés, dont nous nous fervirons partout dans la fuite; En | i % SUR LES QUARRES MAGIQUES. 93 lest d'abord évident, que, pour con- ftruire un quarré complet, il faut avoir une telle formule directrice pour cha- que nombre grec ou expofant. En- fuite il faut necesfairement que toutes ces formules directrices f’accordent tellement entre elles , qu'en les ecri- vant lune fous Pautre on rencontre dans chaque rangée verticale tous les différens nombres ; puisque autrement le même nombre du quarré latin ou principal dévroit recevoir deux expo- fans différens. S. ro. Ayant donc établi pour un cas quelconque un quarré de nombres latins, la première operation confiste à chercher les formules directrices pour chaque expofant; et f’il arrive, que pour un feul de ces nombres on ne puisfe pas trouver une telle formule, on peut hardiment prononcer, que le quarré latin est incapable de fournir un quarré complet. Et quand même on aura trouve des formules directrices our tous les expofans, f’il est impos- Eple de les choifir enforte , qu'elles faccordent entre elles, de-la manière que je viens d'asfigner et comme cela 1 a TEUS- 94 L. BULER RECHERCHES areusfi dans exemple rapporté, c'est encore une marque fure, que le quar- ré latin n'est pas propre a fournir une folution du Problème. Mais il faut bien prendre garde; de ne faire-cette. con- clufion , qu’après « f'être - pleinement convaincu- qt’on a trouvé-et examiné toutes les formules directrices que le quarré propofé peut admettre. G. rr. La formation -des formules directrices est donc le premier et le principal objet dans ces recherches ; mais je dois avoüer, que jusqu’ici je n’avois aucune methode furé qui puisfe conduire à cette investigation. 1Ì fem- ble même qu’on doit fe contenter d’u- ne espece de fimple tatonnement que je vais expliquer pour le quarré latin de 49 cafes rapporté ci-desfus. — Pour trouver par exemple la formule direc- trice del'expofant4 de ce quarré „ chois fisfons à volonté les quatre premiers ter- mes ‚que je prendrai, comme ils ont été marqués 4 7 3 5, et qui font tirés des uatre premières bandes verticales et des quatre horizontales, qui repondent aux indices 4, 6, 1, 2, etil est-clait que les trois derniers termes de beep | kk Le) en: , { SUR LES QUARRES -MAGIQUES. 95 formule 1 2-6 .doivent être tirés des trois dernières bandes verticales et des trois horizontales , qui repondent aux indices 3,-5, 7. Or les morceaux des bandes horizontales 3°, 5° & 7° nous fournisfent les termes fuivans: | 4 edandun ries 6 3 4 3 Ï 5 des-quelles refultent Évidemment les trois derniers termes de nôtre directri- ce ‘dans l'ordre 6, 1, 2 ‚comme nous les avons asfignes ci-desfus.. Siles quas tre premiers termes ne nous avoient point ete connus, on voit par ce que ’ nous venons de dire. qu'il auroit falu examiner de la même manière toutes les-combinaifons posfibles. 6. 12. „Après avoir expofé en géné- ral les opérations qu'on doit: entre- prendre pour-conftruire de tels quarrés complets, je pasfe à des-recherches plus particulières, cui varieront naturelle- ment par rapport à la nature des quar- rés latins, qui peuvent être.formés en d'autant plus de manières différentes, „que le nombre ‘de cafes , dont thar dS, Ee gein TE (rfd) (rtad) (t43d) &a 2 248 228 pg tr De en 2 atd) Capad) (akad), &e- 3, orqisk HRB ol orrio3dgd , 2 3 (ahd) (aad) (34-3d) 9, Bec. SELL „e4tÖ cotsci428S5D 4 4435 000 4 (ad) (Pad) (43d) 07580 &e. gis! o'up 6. 54. “ Maintenant puisque les nöm- bres latins de chaque bande horizotie tale doivent renfermer tous les nom bres-posfibles:, il f?en fuit que la’ diffé-’ _rence d doit être prife , comme nous: avons montré-cisdesfus „ c'est à dire en” forte, que ni d ni de=t n'ait aucun die vifeur commun avec le nombre n;- et Ï 4 CEL 136 .L. EULER RECHERCHES cétte même condition f’étend ausfi à la différence dela progresfion: desvexpo- fans 5, et requiert:que tant\ò-que dt foit premier-au nombre n. Enfuiteil est evident, que les deux différenees d-8 3-doivent être inégales ‘entre elles; carfi elles étoiënt égales\, toús les ter- mies fe trouveroient deja ‘dans la pre- miête: verticâle set cette féconde con- dition fufhit quêndle nombren’est pre« mier : mais f’il_n'est pas premier , il faut ‘outre cela que le nombre denò, foit premier à n, PR vaal a eee vig 0D C&8 trois ‘conditions: remplis es, Onraura fatisfhit à la premiere des Edfiditionsprincipalés préferites pour là conftruction des quarrés à diagonales et “paralleles- différentés,* c'est ädire } qu'on obtiendra un quarré dont les bandes horizontales et verticales con- tiennent tous les nombres différens , tel que nous en avons conftruit das la 1°° ‚partie de cette. fection,; Jl-ne reste donc, qu’à voir ‘de quelle manière-on. pourra remplir l'autre, condition. des diagonales et de leurs paralleles,: >: mit) TN Ì | DH SUP TO 6.56, Confidérons pour cetveffet la Î pie SÛR LES QUARRES MÁGIQUES. 139 première diagönale, qût descend de là gâuelie -à 1’ 1droite “Ef püisquê ‘les hombres latitis , quila cOtipofent, for- ment cette! progresfir st ,'a Pd; 32d,4t3d, sera 6 sd, &c. dont la différence est d + 1, on voit ‚quel cette’ diaconale fenfermièra tous les nombres différenis;“toutes TI fois que dae 1 ‘est un Hombre premier ans et puisque:toutes les paralleles- de cetteldiagonate'croisfent. pât’ la même différence: datt „la propriëte requife f'etenidra ausfl aùx-parállelés…’” Il en ést de même des nombres grecs! ou expo- fans ‚ qui regevront ausfi toütes: les va- leurs posfibles,- pourv que la WUiffés rence de leurs progresfions 3 + 1 foit El première au notnbre n, 26. 57. - Conifiëérous' 'ausfi!la feconde diagonale, qui monte de gavche àdroië fes et Hous verföns d'abörd' qúe les nombresatinsret les gfeéstant de cette’ diagonale-querde' fes paralleles- forment des progresfions’ arithmetiqtes „ dont la’ différence ‘des uns est d—ret des autres 31. ‘Pourvù ‘donc’ que tant dr que ò—r foyent'des nombres pre= miers à n, tousles'termes; qui fe trou- 1Z 15 ver 138 Li /EULER RECHERCHEG - veront, dans: cette diagonale. et dans toutes, ces. paralleles ,„ feront ausfi diffé- rens entre eux, „ D’ailleurs- cette der- niere condition. est‚dejà-comprife dans la, nature des directrices, « » 6. 58. Voila-done toutes les conditie ons, qwexige la conftruction des!quar* fés, qui font objet de cette 11° par? tie. Elles {fe reduifent-aux trois fuivan- tes: 1°): que les‚nombres: dd J- Tet d_=1 foyent premiers au nombre,n. 2°) que les nombres 3, à té 2-1 foy- ent ausfi, premiers au nombre-n,et 3°) que de nombre d_—=2 n'ait-de même au= cundivifeur commun avec le +05! 9. 59. Suppofons donc que p foit un divifeur ou facteur quelconque du nom- bre-n, et il-faudra exclûre des valeùrs ded celles-ci: dap, :dezrp + is dr per et des valeurs de la lettre-3 les fuivans: =p, d=A pIE; dp FH Is Soits p=g et'il faudra exclure des vas leurs de d-et de > tous les nombres posfibles ; d'où Fon voit, que dans! tous les cas, ou le nombre n est divis fible par 3, il fera imposfible- de con= ftruire.un quarré, dont les diagonales: et SUR LES QUARRES,MAGIQUES. 139 et les paralleles fatisfasfent aux condi- tions requifes, *; de, 6. 6o. Or quand Ie*nombre n est remier, fe nombre de toutes les va- Kk tree re LSK apen DEED 4 8, î gl Berk exprimé. par cette formule: p « d 4 6. Ór…. Aprês ces remarques géné- rales developpons quelques cas parti- culiers, @t puisque nous venôns d’ex- clure des valeurs de n les multiples de 3, prenons n=5, d'où les valeurs con- venables. pour d ets -feront- 2 et 3, dont Pune pourra être: prife pour d et ‚ Fautre-pour 3. ‘Soit donc da et 5=3, et le quarré, qui en refulte, aura cette’ forme: | 1: ciasnniel Bios? =(% fel en eb. Arclentin et, il, est. évident qw’en, changeant les valeurs de det, de, 2; c'est-à-dire en mettant. d=3 et‚ò=2. ‚on, pourroit for: mer un. autre. quarré ;, mais il,ne, vaut Bas Ja Daine, ds, le distínguer de celle-ci. Ld Ar gt B Non D=? ct les valeurs con- wenables-de: deet a feront 2,03,:45 55 qui, ‘renfermants deux inégales entre elles’ donnent fix tombinaifons diffé- rentes „ {GAVO (ome dz ct Eer oem IM mie en de et d=4 3 d3 Et d=5 "IMI Kd BEDS SA Ets: el les quarrés qui en Hefikeent font les | fuivahs:. der ol et a j Ide f / e=) LT? elk 5 Ei | IS 3 Th ges A 61 3’ nijn ge 2’ 476 a? 4 6' rig jen: A 6 ed B JGD g% ee „eo 2’ 4 6 r|3* ú vak ane. Óf PIEL GEKEND PP SE Be 400 AB 84 me Sn LS 507 TESS EN ZOO 1 3 TI iOS SUR LES QUARRES -MAGIQUES,. 141 ad mw e Les hed Lid La) 1 WO Dem Ad CD St LO Nm A en Ls had ° Ka) bd … hd DN oe _ en hd ar cos INO Nm Ns a ons n'\o A en, | is ade net {4 Ho Dm sen st, Hijs ino Na cl om df ON, eeen t° en ON ed UN Devier NEE DVO Dm el € sh UI e Iam, dato Ne ri Ekel Rom > [a oh st ino 5 a ons ON bb Iles s ® met Bien Eeke a gt [WO Nm A on no Nm ol 00 st CVE EE ABE IN “Natan bm mi 4 CO Sh 1 \O Iv Ci CO Sh U\O Ps O IN ms ol on sr In Wo Ne a tst Da) wo A Nn en v DN W EN 5 N en hd FO Nm dl 00 ja msn Dm Ïis lt Gels TE ID En VALL u 1 Wen Meent WO Dem! [| [Fo a enst in 49) rg #e : dg B TE ERE SA Dem ON ASW Dolen ANO Dm z) hd a h] _ a Kal : pen Te Kal en 5 no Ns ater SIN a mtwo Peel ; ORN gn A OPM ® A hed kad … + hal nst WoO ms 3 WR de a OE = NN WO Is 6. 63. La nature de ces quarrés nous é OL OE | as OU 58 nd 600% 5 RTE: SO es SE 08 KETI eV es Oo” 23 DES pom Kn Sa O w H SE OE v O p Bg OvgS Ons ms AO v= Auw T' DN.) EE RS 5 & hak PRE =| ee E Bd GRE: ET En Z.0 DER nog Os, La EED OT din OS gag Toos moter, U ZZ 2558 ARES fui- vante: 143 L. EULER RECHEROHES CIS Ile VELD $ 64. Sil'on veut appliquer tout ce- la aux quarrés magiques ordinaires, on n'a qu'à mettre au lieu des nombres la- tins ces valeurs: Oo, 7, 14, 21, 28, 35, 42, et au lieu des nombres grecs les fuivantes: 1,2,3, 4» 5, 6,7, dans un ordre quelconque et à mettre enfuis te à la place de chaque terme du quarré précédent la fomme des deux nombres latins et grecs transformés de cette ma- nière. Ainfi dans le quarré complet , que nous venons de trouver, mettons „au lieu desnombreslatins « 1-23 4 56 7 les valcurs fuivantes = = 1442035 21 7 28 et au lieu des nombres grecs — 1234567 Subtticuons celles-ci «5 — == 5417236 SUR LES QUARRES'MAGIQUES. f43 et nous obtiendroris le quarré magique ordinaire -fuivant: | j ar 8 | 27} 4 | 23 | 33] 49 26 | 35 | 48 [36 |, rr | 16 | 5 | 28 med Ponten Beneneentend Keenmnennd 29145) 39 | 9 ee ae) ee ae ae me | | ee a eee 3 1251 30! 47 \ 42 | 13 | 15 Dans ce quarré non feulement toutes les bandes. horizontales et verticales mais ausfi toutes les diagonales et leurs paralleles correspondentes et complet- tees, comme par exemple 8 26 38 7 46 20 30 produiront la même fomme fca=" voir: 175. Ne S. 65. Pour donner encore une idée des cas, où le nombre n n'est pas pres mier mais indivilible par 3, confidé- rons celui de n=35=5. 7, dans lequel _ Te nombre de toutes les valeurs, qu’on _ peut donner aux lettres d et 3 fera 8, _ Car puisque ici, en mettant ikt 144 L: ,EULER. RECHERCHES yap=j et d=7, la formule; qui ex= prime le nombre des valeurs’ est (p==3) (q—-3)=2. 4=8, C'est qui est tres bien d'accord; caf les valeurs que peuvent recevoir les lettres d et ò font réélle-, ment les 8 fuiváns: ‘2, 3, 12, 17, 18, 23, 32, 33. Enfuite en excluant les nombres de d et 5,-dont la-différence ds est divifible par 5 où‘par 7 les combinaifons admisfibles feront. dr og dir KE Ardg RE Oee" Ut) Edi Om hi SH mr EM ed ERD OEERT & dere \ Hf Li PEdd dj & dze. deg Er SE=32 dazi2 & ò=18 d=z2 dEZ3 Pak On te ES EUA ek d'où Pon pourroit former, douze quar-, rés différens de 1225 cafes dans les-, quels toutes les conditions préfcrites feroient remplies ; mais on nous dis- penfera volontiers de la conftruction actuelle même d’un feul d'entre eux. Li Á «70 Fin de la Section’ première, SÚR LES QUARRES MAGIQUES. 14% SECTION SECONDE. Des Quarrés latins à double marche _de la forme générale, ded 350 een CD ld ied deaf: te Ak ME Pionnen a Ala Cant > PEEL SHOT CASE ONK ODE KD 4 3-6 5 = n.(n-r) 2 I nd ON mij 4 &e Ce 5. 66. Nous avons déjr remarqué ci-desfus dans la fection- précédente ; en établisfant les clasfes des quarrés ré- guliers, que cette espèce exclud entiès rement les nombres n impairs ; et nous verrons dans la fuite, que les: valeurs de n doivent non feulement être pairs maismême pairement pairs, ou, quele nombre des cafes du quarré à double marche doit être divifible par le quârré de 4. Mais avant que de venir à la dé. monftration de cette verité, il faudra déterminer en général la relation qui fe trouve entre les différens hombres du quarré et leur pofition. Pour cet effet ‚ Pobferve d'abord, que parce que les termes de la première bande horizon- AX. DEEL K ta- T4Ó L, EULER RECHERCHES tale font en même temps’ les indices des colonnes verticales qui leur repon- dent, ausfi bien que ceux de la pre- mière bande verticale le font des hori- zontales : chaque cafe du quarré fera déterminée par deux indices, l'un vers _tical et l'autre horizontal. Soit donc en général l'indice vertical d'un terme quelconque, x et u fon indice horizon- tal, et il (agira de trouver la relation entre Îles trois lettres t‚ vet x. Pour cet effet il faut diftinguer foigneufe- ment de “cas „> où-l'un ou-lautre des deux nombres tet u est pair, de celui où tous les deux font pairs, et on ver= ra d’abord,-que le premier cas fournit Xt + uret l'autre x=t + u=—=3; ce qui fait voir-en même temps que les deux indices-t et u peuvent être échan= gésrentre eux; fans que le- terme x change de valeur ‚„ puisqu’il ne dépend que:de la fomme de ces deux lettres, — Aprés cette obfervation nous pourrons propofer nôtre Théoreème mentionné; enoncé de là manière fuivante: hs IE 25 Zous SUR LES QUARRES MAGIQUES. 147 Tous les quarrés. à double marche ne fcauroient fournir aucune for- „mule directrice, a moins que le … nombre des termes , herizontaux ou verticaux „ne foit divifible tar 4. 6. 67. Pour démontrer. ce Théorès me , foit la férie a,b,c, d,e, &c. une formule , directrice „ quelconque pour Pexpofant indeterminé a; foit «,‚ 8, 7, 8, e, &c. la férie des indices horizon- taux indiqués par la lettre t‚ celle. des indices ‚verticaux marquês par u, qui marchent toujours fuivant la férie des nombres naturels, étant 1, 2, 3, 4, &c. et il faudra, en vertu de la nature des directrices, expofée dans la fecti- on précédente , que l'une et l'autre de ces deux féries renferme tous les nom- bres differens depuis tjusqu’àn. Ay- ant donc les deux indices, l'un vertical et l'autre horizontal, nous pourrons en déduire facilement par les regles récédentes la valeur de chaque terme & nôtre directrice, _ 6. 68. D'abord il est clair que pour le premier terme on aura toujours az: | K 2 ___ Pour 148 TL. EULER RECHERCHES Pour le fecond terme b il y a t=2 et u=8; d'où, en diftinguant les deux cas de la valeur de 8, qui peut être pairc ou impaire, on aura pour le dernier =3 + 1, pour l'autre b=s—=r. Pour le troifieme terme c,‚ à caufe de t==3 impair et u=7 il y aura toujours c= +2. Pour le quatrième terme d où t=4 est pair et u=} il faut distinguer encore les deux cas de la valeur de 5: fi elle est impaire il y aura d=ì + 3, et fi elle est paire, d=ì + r et ainfi des autres. On aura donc pour la formule directrice abedefg &c., dun quarré dont les indices horizontaux font e-syöetu &C. et les verticaux 1 23 45 6 7 &c. les termes fuivans az Ck -kee ee +4 8 , en +6 & impair), TE 0 l==A + IO ST. il ASA er DP PININ 99 97 DP VW dn ha oh RL kan fu WI mt OI a el n CNTEN ZENON EN DP WP 4e] A > [end bp le Lj) Kd ln Ne 6. 69. Nous voyons donc que la dé termination des lettres a, b, c‚‚d, &c. par les indices z, B, 7. ò, &c. feroit tout à fait régulière, fi des lettres alternes EN sd fa SUR LES QUARRES MAGIQUES. 149 B, 3, 8, &c. aucune êtoit paire, et quc nous aurions alors az2, b=z=3 + 1, c=y +2, ded +3, eze +4, mi 5, &c. le nombre de ces termes étant tou- jours=n. _Suppofons pour un inftant, que toutes ces lettres alternantes foy- ent impaires, Soit la {omme de la íé- rie des indices horizontaux « +8 + 7 + Bet &e.=E et celle.des termes de la directrice a + bct d tet @&c=S, et en ajoutant tous ces termes nous au- rons cette équation: SEH +243 45de ve NEE En nr) Or puisque lune et l'autre de nos deux fries doit comprendre tous les nom: bres différens depuis r jusqu’à n, il (en fuit que les deux fommes S et = « doi- vent être égales entre elles ; ou bien, leur différence doit être-un multiple du nombre n, qui foit.A n, d'où l'on tire SE n,et partant il faudra être dans ce cas-ci fn (n=—=i)=) n. … Mais nous avons deja dit plus haut, que les quar= rés a double marche excluent entière- ment les, valeurs impaires den; d'où; en fuppofant n pair=2 k, k étant un, „nombre entier quelconque, hous au- rons k(2 kia a k ou bien azk==t ou krt ce qui est imposfible. | < K 3 Se 7% 150 L. EULER RECHERCHES 6. 7o, Mais cette conclufion tire fon origine de la fuppofition, que toutes les lettres alternantes 8, 5, 4, 6, &c, font impaires , et ce n'est que pour ce cas-ci que les directrices devienhent en- tierement imposfibles, quelque valeur qu'on donne à n, Pour que le quarré à double marche ait des directrices, il est donc abfolument necesfaire, que parmi les lettres &, 5, 4, 8, &c. il fe trouve des paires, et pour voir, ce qui en refultera, nous fuppoferons d’a- bord, qu’il n'y ait qu’une feule, ce qui diminuera la fomme de la férie des in- dices horizontaux de 2 et nous aurons n (2 nt) n; ou bien en mettant n==2k, il faudraêtre k (2 ker) 22 k, d'où il est évident que n doit être un nombre pair. Soit donc k=2 met par- tant n==4 m, et nôtre Équätion devien- dram (4 m==1)—1==2 \ m Ou bien 1=m (4 mr) 2 A Mem (4 m2 Al.) Or puisque cette Équation ne fgauroit avoir lieu à moins que} mat et a=zt il est clair que ce cas ne peut fublifter que lorsque n==4, | 6.71.‘ Suppofons en général, que parmi les nombres alternes #,3, 3, 6, = v € SUR LES QUARRES MAGIQUES. SI fe trouve « paires, et puisque le nom- bre de toutes ces lettres est: n, il est clair que z ne fGauroit furpasfer : _n. Enfuite puisque chaque valeur paire de ces lettres produit dans la fomme: n (n—=1) tune diminution de deux unités, nôtre équation fera: n (n—=r)—2 z=\n, pu bien en prennant n=2 k, nous aùú-: _rons celle-ci: k (2 k=ij==2 ren k, qui ne fGauroit avoir lieu, que lorsque k est un nombre pair=2 m et partant’ n=4 M.’ Alors nôtre équation fera m(4m=i)-r=2Am, de laquelle on tire les nombres des lettres alternan- tes, qui font paires, favoir r=m (4m=2 Amr) C'est ädire égal à un pro- duit de deux facteurs , l'un m et l'autre 4 m2 At. ‘Or puisque 7 ne fGauroit furpasfer £ n==3 m et que le coefficient de m, (4 m2 Amr) est un, nombre impair , il faut abfolument qu'il foit' AMB Nt, doùl'ontire =2 mr et zin. IH faut donc, que la moitië dés lettres 4, 5, x, 4, foic paire et que le nombre n foit divifible par 4; par con- féquent les nombres impairement pairs 2,6, 10,14, &c. feront entierement Exclus de cette fection, attendu qu'ils. „ne (Gauroiënt jamais fournir des direc-’ peor (U K 4 trie 152 Le EULER RECHERCHES trices , ce qui est ce qu'il faloit dé- montrer, ab) „6. 72. Par cette raifon, nous établis rons par toute cette fection , que Je nombre n foit divifible par 4, en ‚met- tant n=4 m, et dans tous ces cas la dé« monftration précédente nous fait voir, la posfibilité des directrices, …„Confidé- rons donc principalement-les-directri- ces, qui repondent au premier „expo- fant 1 et qui-a caufe de a=t auront en général cette forme: 1bcdefg &c, a laquelle repond cette férie des indi- ‚ces horizontaux Tey3et &c. la férie des indices verticaux étant celle des nombres naturels 1-2 3 4 5.6 &c,, Ce« la pofé nous avons vu,rque fi f marque Yindice vertical etule horizontal, on aura le terme de la directrice. x=t Jur, excepté le feul cas, où les; nombres t et u font pairs , pour le quel on aura xt + u=—35- de forte que-dans Pune et Yautre cas x est un nombre impair, tap wete 6. 73. Nous avons: demontré que pour le nombre n=4 m le-cas. où t et u font pairs doittoujours fe rencontrer m fois; SUR LES QUARRES MAGIQUES. 153 m-fois; d'où il fen fuit, qu'il y a ausfi m cas, où aux nombres-pairs de t re- pondent des valeurs pour u impaires; et par la-même raifon, pour le cas det impair on aura pour u m nombres pairs et autant d'impairs, BEclaircisfons cela par exemple fuivant ou m=2 et n=8: Indices verticaux Ek Br 4 25 Oi 8 Indices horizontaux ut Ó 2 5 7 4 8 3 Ici aux indices pairs t=2 et 6 repon- dent les indices pairs u=ó et 4. Aux indices pairs u=2 et 8 repondent les in- dices impairs t=3 et 7. Enfuite les in- dices impairs u=r et 7 repondent aux indices impairs t=r et 5 et les indices impairs u=3 et 5 aux paires t=8 et 4. Or de-ces deux féries on pourra for- mer’ par’ les formules x=t J- ut et xt + u—=3 la directrice: fuivante : 15 48 3-76 2 où tous les termes font différens, 9. 74. Il est ausfi facile d'examiner chaque formule propofée „fi elle est directrice ou non; Car-ayant les nom- bres x et les indices horizontaux t‚ on n'a-qu’à chercher les indices u, moyen- pant l’une-ou l'autre des formules don- nées pour x, dont la derniere x=zt + en K 5 u—3 154 Ù. EULER RECHERCHES ' u=—=3 Ou u=k==t + 3 n'a lieu que lors- que t est pair et x impair, et quand tous les nombres trouvés de cette fa- con pour u font inégaux entre‘eux, la formule propofée fera toujours une vraye directrice, Voici quelques ex- emples: | | Iindices t=r234 formule 3= I 3 4 2 Indices u= 1 4 2 3 H Indices tz= 12345678 formule X=:1 3 574286 Indices u== 1 4 3685 2 II. Indices t=1e234 5 67 89 Io ir 12 formuie x= 1468 10122 557 9 ‚Indices u= 1345 6 7 820912 Ia où l'on voit, que les féries u compren- nent toutes les valeurs différentes, de forte que les formules própofées pour x font veritablement directrices. 6. 75. ‘En confidérant avec attenti- on les deux derniers exemiples om ver” ra, qu'il'est facile d'examiner en géné- ral les diréctricees pour tous les nom- bres: divifibles par 4. “Ori ®'ä'qu'ä les partager pour cet effet en deux parties- ega- SUR LES QUARRES MAGIQUES. 155 égales, dont chacune contienne am termes, et on verra par les regles pré- fcrites, fi les féries qu'on trouve pour u renferment toutes les valeurs différen- tes. Voici Pexemple de deux directris ces générales pour tous les nombres n=4 M; Première Directrice, : AStZI2 34 5 Ó === e 2m Premièremottië { S=, HAR Eert oa ee ee U=t345 6 7 === 2m ee Ennn tendens ne tz=emtI eam+2 2m+3 2mt4- 4m rida moitië LK 2 3 et 5 = 4m-1 ER nmemetntsn uz=amt2,2n 4,2 m5, 2m = 2 où Yon f’asfurera aifément, que dans les deux moitiés trouvéés pour u tous les nombres différens paroisfent réélle- ment. Seconde Directrice. Premièremoitie{ „=| el 4 Ai jn pto das an en an ee uesi 430 gr B U tete ZA D ied) t=emd 2m 22m 3,244 4 Scconde moitië 5 VE dkn Raats am jd EE En nn uzemd4pemtrsegpt 6e 434 t ‚Dans 156 IL, EULER RECHERCHES, Dans la dernière moitië le terme pé- nultieme de u est 4m + 2 ou bien 2, d'où l'on voit que dans les valeurs de u il fe trouve tous les différens nombres depuis 1 jusqu'à 4 m. 6. 76. Or ayant trouvé une feule formule directrice, on en pourra tirer lufieures autres, par des regles fem- blades à celles, dont nous nous fom- mes fervi dans la fection précédente. Pour mettre cela dans tout fon jour, nous allons confiderer une directrice quelconque rabcdef &c. dont le terme qui repond à Pindice t foit=x, et nous avons vu, que, prennant u pour Findice horizontal , it faut diftinguer deux cas, lun où t est pair et x im- pair, qui donne u=3 + xt, et l'aur tre u=I + Xt, qui comprend toutes les autres valeurs. Pour plus de com- modité on peut repréfenter Pun et l'au- tre de ces deux cas par cette formule ambigue u=X==t {2 +1, Où le figne fupérieur a lieu quand x est impair et t air; dans tous les autres cas il faudra e fervir du figne inferieur. 6. 77. Maintenant, comme là natu- re SUR LES QUARRES MAGIQUES. 15 fe de toutes les formules directrices renferme les deux propriétés fuivantes: 1°) que, pendant que la lettre # varie par toutes les valeurs depuis # jusqu’à n=4 m, la lettre x doit ausfi regevoir toutes ces valeurs différentes. 2°) que, pendant -que-l'on fait varier les deux lettres tet x par toutes les. valeurs , ausfi la formule u=x==t. 2+ 1 regé- vra toutes les valeurs posfibles: il en découle maturellement cette troifième propriété: que, pendant que les let- tres x et t varient depuis 1 jusqu'à n; la formule t—=x'+ 2 + 1 fournira.de même toutes lès différentes valeurs, jourvù qu'on prenne bien garde à l'am- Bipuitt des fignes dont le fupérieur n'a lieu, que lorsque le nombre t est impair et. x pair; furtout puisque ces deux let- tres font-fi étroitement liées entre cl- les, que pendant que lune varie par toutes les valeurs, ausfi autre prend les mêmes variations, et qu'on peut les changer entre elles, au moins à cet égard. ek | 6. 79. Voyonsà prefent, de quelle manière on peut déduire la nouvelle di- tectrice de celle, que nous avons fup* Mid d po: ‘ 158 L. EULER RECHERCHES pofé connüe.… Soit pour cet effet: tABCD &c. une telle directrice , dont le terme, qui repond a lindice “T foit X, et-il faudra que, pendant que ’[ varie par toutes les valeurs, ausfi X fubisfe les mêmes variations, de même que XT. 2 + ret DeX 2 tas ourvù ij bd 55: mmm en — ao ac ee En Dn De Clan geo SO YjafP wo Af WM B on Wjen ala +afnjtoo tsrjala too N= alst teooofale Aofafteo toa AND wms [DN mnl ale ao |A en UA U Infin f O0 © ON Plien en vo va Dj PN eN eN an as an an an Bn On en Oa a! . hand VIT. us u on ene Wor Er en Ln US en Oo eel A AG Beo tf er eel RO wal WO oo | As) A roo 5 st SP Sr00 le | ON De IS aso 0 os ln on nn an nn a cl ns ann isd ee! mnd =R |= ij Pp & ' je la le à (lk \ \ ANA Tora ea er | 00:00 U \O [ie | De IOP rf DS Den pn |. En confidérant une clasfe de arvW eta SEO OO 4 oke os WB 0 «© Dv a 5 5 P Dn 250 SSH DE VU 5 29 B RE: Oek 3 AB od Etre Psv ES BA _ SUR LES QUARRES MAGIQUES. 179 des directrices d'un autre ofdre de » di- rectrices, on en tirera a folutions diffé- rentes, Or donc puisque nous avons en tout huit clasfes chacúne de quatre directrices ,‚ dont chacune peut être combinée avec lune ou l'autre des au- tres clasfes , on pourra déduire feize folutions “de chaque clasfe et partant 128 folutions des huit clasfes, et en y ajoutant les deux clasfes de huit, qui en fournisfent 64 chacune le nombre de toutes les folutions posfibles fera 256, qui fatisferont toutes également au Pro- blême.- Mais il faut bien remarquer que les quarrés latins à quadruple marche en donneront encore un bien plus grand nombre, fans compter cel- les, -qu’on peut tirer de plufieures transformations expliquées ci-desfus et a expliquer encore. plus clairement dans la fuite. Ce qui joint-aux différen- tes folutions pour les cas-de n==3, de n=4, de n=5 et de n==7 doit augmen- ter nôtre furprife à l'égard du cas de n=ó, dont l'impos{ibilité fe parôit con- firmer de plus en plus. Ein de la Section feconde. M 2 SEC ik 180 L. EULER RECHERCHES SECTION TROISIEME: Des Quarrés latins à triple marche de la formule générale. I: 2, 30-4:950 6 07, 89-80. Dn De OA OB OAN ZH Dt OA Ss O 17 5 Eke 4 SOA va 0, We &c. S. 96. Ici il est évident, que le nombre n doit être necesfairement -di- vifible par 3; nous mettrons donc par- tout n=3 m , où m marquera le nombre des membres , dont chaque colonne tant horizontale que verticale est com- pofée. Ainfi le cas le plus fimple fera celui, où m=r ou bien n=3 et le quar= ré latin, contenant un feul membre du quarfé général à triple marche: I 2 3 dont la conftruction a été fufhfamment expliquée au 6. 18. de la fectipn pre- mière. 3 I mi 09 1 2 5. 97. SUR LES QUARRES MAGIQUES. 18L S. 97. La première question qui fe préfente ici, c'est de fgavoir, fi tousles cas de ce quarré à triple marche ad- mettent toujours des formules directri- ces ou non? Or je dois d'abord re« marquer, que lorsque le quarré est compofé de deux membres, il ne fgau- roit jamais admettre de directrices, de forte que le cas de n=6 doit encore. être exclu dans cette espèce de quarrés fimples. Verité de laquelle on fe pour- roit convaincre par la methode ordie naire de chercher les directrices, mais qui ‘acquerra un dégré d’autant plus haut de certitude, qu’on en peut don- ner une démonftration très rigoureufe tirée de principes tout à fait différens de ceux, par lesquels nous avons prou- vé Yimposfibilité descasprécédens, où le nombre n étoit impairement pair, et qui ne fgauroient être appliqués dans cette fection à caufe de la multiplicité des cas différens qu'on y feroit obligé de confiderer. 9. 98. Pour rendre cette démon- ftration plus claire et plus facile ,. je marquerai le premier membre du quar- 3 ré 182 L. EULER RECHERCHES 1 an: . e 3 ré propofé à triple marche, fgavoir zer par la lettre A, qui comprendra donc trois bandes horizontales et autant de. verticales et la lettre a me marquera chaque nombre contenu dans ce petit quarré, c'est à dire ou r ou 2 ou 3, De la même manière j'exprimerai le fe- el jn ; 456 cond membre du quarré, (Gavoir: 564 par la lettre B, et chacun des nombres, qu'il contient par b, Cela posé le quar- ‚ré latin de deux membres, c'est à dire pour le cas de n=ó pourra être repré- fenté de cette facon: #5 où chacune des bandes tant horizontales que vertie cales renferme trois termes, 2 3 I 6. 99. Maintenant jYobferve, que fi ce quarré admettoit une directrice, el- Je devroit contenir trois a et trois b, dont les uns feroient tirés de la premiè- re verticale A B et les autres de la fe- conde verticale BA. Or puisque tous les termes d'une directrice doivent être tirés de différentes bandes horizontales et de différentes verticales, chaque ter- me, qu'on met dans la directrice, ex- clud une bande horizontale et une zu- - tre SUR LES QUARRES MAGIQUES 183 tre verticale. Ainfi, quand on veut prendre tous les trois a de la première verticale, puisqu’ils feroient pris de la lettre A, la première horizontale fe- roit d'abord exclüe, de même que la première verticale, et partant les trois b dévroient être tirés de la feconde partie de la feconde verticale, c'est à dire du membre A, le feul restant et ui ne contient du tout de b. Suppo- ons donc qu’on tire de la premiere bande verticale deux a et un ó c'est à dire trois termes, et il faudra que lau- tre en donne autant fgavoir un a et deux 5. Or les deux a étant pris du membre A de la première horizontale etle b du membre B de la feconde ho- rizontale, il est clair, que le terme restant de la premiere horizontale ne peut être que b et ceux de la feconde aa, la premiere verticale étant exclüe. Au lieu des termes manquans a bb nous obtiendrions a a b. D'ou l'on voit déjà asfés clairement, qu'en tirant de la première verticale un a et deux b, il feroit pareillement imposfible de dédui= re de la feconde les termes restant a a b, __ Par confequent il est démontré que le Cas ns n'admet point de directrices. 7 4 GTZ 184 L. EULER RECHERCHES 9. roo. Mais fi, pour le cas n=g ou M=3, nous marquons le troifième Ld rd Ld . 7 8 9 membre du quarré général fGavoir: 897 par la lettre C, et les trois nombres 7» 8, 9, qu'il contient par la lettre c, t 3 zABE nous aurons à examiner le quarré BCA et la formule directrice, fil y en a une, comprendra trois a, trois b et trois c, En prennant donc les trois a de la pre- mière verticale, la première verticale en fera exclüe et par confequent on ne pourra prendre de la feconde verticale que les trois c‚ ce qui exclura la fecon- de horizontale, et parce qu'il reste en= core dans la troifiême verticale les trois b, on voit aifément, que ce cas fournit des directrices: on en pourra même déduire par d'autres routes. 6. zor, En examinant de la même manière le cas de n=:2 Ou mez4 et de- fignant le quatrième membre du quarré en 1O II 12 général u 110 par la lettre D et les ter- 12 1O II mes qu’il contient 10, rr, 12 par d, de forte que le quarré à examiner foit B var > TO Fee dele on) on SUR LES QUARRES MAGIQUES. 185 on verra, que de quelque manière qwon tire les lettres minuscules des bandes de ce quarré, il ne fournira ja- mais de directrices ; et il femble qu'on. puisfe hardiment tirer la même conclu- fion pour tous les cas, où n est un nombre pair, de forte que cette fecti- on ne f’êtend qu’aux multiples impairs de 3, comme3, 9, 15, 21, &C, 6. ro2. Labelle démonftration pour le cas de n=ó rapportée aux 6. 98. et 99. m’engage à faire une digresfion aux quarrés latins à quintuple marche, ou à feptuple ou à une autre marche quel- conque en nombre impair, par rapport auxquels on pourra démontrer avec la même facilité, qu’aucun d'entre eux, qui ne renferme que deux membres, ne fauroit jamais admettre de direetri- ces. Car marquant pour le cas de =io=2. 5. les deux membres dont il est compofé par A et B, et les cinq termes qu'ils contiennent par act b, il f’agira de déduire du quarré ${ ou de REED ne ‘formiüle “difectrice, qui contienne, dans un ordre quelcon- que cinq a et cinq £. M 5 G. 103. 186 L. EULER RECHERCHES 6. 103. Donec fi nous voulions pren- dre tous les cinq a de la première ver- ticale, la premiere horizontale en fe- roit exclüe etil ne resteroit dans ja fe- conde verticale que le terme A, qui ne renferme pas de 6, En prennant de la première verticale quatre a et un b, la feconde verticale ne {gauroit fournir qu’un b et quatre a, pendant qu'il nous faudroit un a et quatre b pour complet- ter la directrice. Le même inconvenie ent fe rencontre en tirant trois a et deux b de la première verticale, et au lieu des deux a et trois b qu’il nous fau- droit encore, la feconde verticale ne fourniroit que deux bet troisa. D'où Pon voit, qu'il n’y a pas de directrices aen attendre, et la raifon confiste ou- vertement en ce que le nombre des pe- tites lettres est impair et il femble qu’on peut foutenir, que la même imposfibili- té fublifte dans tous les cas, où le nom- bre des membres A, B, &c. est pair. 6. ro4. „Mais dans tous les cas, où le nombre des petites lettres est pair, cette imposfibilité cesfe entterement ; Car luppofons, qu'il f'agis{e d'un quarré à quadruple marche, qui renferme deux E N Pld SUR LES QUARRES MAGIQUES. 187 deux membres A et B, dont chacun contienne fa petite lettre a et b, qua- trefois, ce qui feroit le cas de n==8, il faudra tirer du quarré 3x une directri- ce, qui renferme , dans'un ordre quel- conque quatre a et quatre b, ce qui n’a pas jn moindre difficulté,. On n’a qu'à tirer de la première verticale deux a et deux b et puisque dans la feconde ver- ticale le premier membre B fournit en- core deux bet l'autre A deux a, la dí- rectrice fera complette; Où l'on voit en même temps, que dans tous ces cas il faut toujours tirer de chaque colonne deux a et deux b; et ce raifonnement a lieu pour tous les nombres pairs, G. 105. Revenons à nôtre quarré à triple marche, et pour en chercher les directrices confidérons un terme quel- conque a, qui reponde à indice verti- cal t et à Phorizontal u, et en compa- rant ce terme à la fomme de fes indie ces tJ- u, on obfervera bientot, qu’il y a un double rapport entre eux; l'un: Xt J utr et autre: -xzt + u—-4; dont la différence dépend de la divifibi- lité des nombres t et u par 3. Or ces - nombres fe reduifent à trois cspèces, que 138 U EULER RECHERCHES que nous pourrons. reprèfenter par ga 1,32, 3 Ad 3, ou bien fimplement par 1, 2, 3 qui pourront également marquer les trois espêces, Enfuite à caufe de l'ambiguité des Nom- bres 1 et 4 dans les deux expresfions de x nous mettrons x=t + u—w. Ce- la pofé la table fuivante fervira à déter- miner le rapport entre x et fes indices et les valeurs de w pour toutes les es- peces de la valeur de t et u. g4 1 AE 212 al 3 | 312323 Ul {2 j Wz Et on aurag xiilel3 d'où l'on voit qu'il y a w=4, quand _ Pun ‘ou l'autre des indices t et u est 3 et ni lun ni Pautrez=t. 6. 106. Ayantdonctrouvéx=tu—w; on en tire reciproquement u=X==tdWw;, d'où l'on pourra trouver lindice ho- rizontal u de chaque terme x et de Pindice vertical, qui lui repond, et . de là on pourra asfigner la vraye va- leur de u pour toutes les valeurs de tet Xx, comme on peut voir par cette table: | fi Î + "/ 4 &\ #. = eenen atd RSE SUR LES QUARRES MACIQUES. 189 H 3 | Il y a conféquemment trois cas, où w==4, que nous repréfenterons fépare- ment enforte vasta 515 | I 3 4 Ï 2 __ 4 3 2 atetefl 3 iE AE rir}4jl a I te! onaura Wel I “6. 107. Cette dernière tablette fera d'un grand fecours en examinant fi une formule propofée est directrice ou non. Car on n’a qu'à écrire cette formule, ou bien la férie de x et celle de t lune fous l'autre et à en déduire felon cette petite table les valeurs de u, et quand on les trouve toutes différentes entre elles, c'est une marque fure, que la formule propofée est effectivement di- rectrice. Pour eclaircir cela par un ex- emple prennons pour le cas n==geette progresfion pourx:135792463 et en lui foufcrivant la férie desz: 123456789 moyennant la regle rapportée - on aurau=r26459783 qui, renfermant toutes les valeurs dift ferentes, fait voir, que la gegra . arith- 190 .L/ EULER RECHERCHES ‘arithmétique 1 35 79 2 468 est en ef. fet directrice. | G. 108. Or ayant trouvé une feule directrice, on pourra, par des me- thodes femblables à cellés', dont ‘nous avons fait ufage dans les fections précé- dentes, en déduire un.grand nombres d'autres formules également directri- ces. Car pofant, que pour une nou- velle directrice le terme X reponde à Yindice vertical T' et â indice hori- zontal U, puisque nous avions tantôt Xt + U—w, on voit que les deux in- dices t et û ope pee de forte que prennant T=u et U=t on aura =x. Ainfi dans ’exemple précédent, ayant devant les yeux les valeurs de u, on n’a qu'à les ranger dans leur ordre naturel et. de fouscrire à chacun fon nombre x de cette manière: T=ie32456780 Xz=r3879 5462 et cette formule fera furement une nou- velle directrice , puisque tous des U, étant les mêmes que les t‚ ont des va- leurs différentes. 9. Tog, SUR LES QUARRES MAGIQUES. 191 4. rog. On pourra ausfi, comme ‚dans les fections précédentes, echan- ger entre elles les deux lettres t et x, en prennant T=x et X=t, d'où l'on tirera, comme ci-desfus', une nouvelle directrice renverfée, Ainfi la formule ropofée ci-desfus 13579246 8 ournira par le renverfement.cette nou. velle directrice 162738495, et cel le que nous avions tirée de la propofée par l'autre regle: 138795 46 2 ame- ne la fuivante renverfée: 1927684 35; 6. tro. Ayant en vertu de cette re- gle où Tx et X=t, pour U la formu- le XT + wat + ws; puisque ces expresfions varient pâr toutes les var leurs, pendant que tet x fubisfent les variations necesfaires, il- f’en fuit, que prennant T=t on pourra mettre Xt dw, et C'est en quoi confiste la feconde regle, qui ne différe de cel- les des fections précédentes que par rapport à la fignification a, qui fera ici toujours=1 , excepté les trois: cas rapportés au 6. 106. fgavoir ;|:|:|2 pour lesquels il faut prendre w-=z4. Moyennant ces deux regles, dès qu'on aura trouvé quelques directrices par les me 192 L. EULER RECHERCHES- methodes ordinaires, on en pourra dé- duire plufieures autres. 6. rrr. Maisici on découvrira bien= tôt une grande variété dans les formu- les.‚-qu’on veut transformer par ces re- gles: Il y en a qui demeurent inalte- rables par l'uné et autre; Telle est: 13279846 5, qui est la diagonale du quarré propofé ; elle.{e-reproduit tant par la première que par la feconde de nos regles. Enfuite il y a ausfi des formules, qui par Pune ou l'autre de ces regles ne,produifent qu’une feule nouvelle directrice. Telleest par ex- emple la progresfion arithmétique dé- croisfante de l'unité 19 8765432, _qui par la première regle fe reproduit elle même , pendant que la feconde fournit celle-ci 1 65 732498, qui fe reproduit par le renverfement, S. 112. Devéloppons la progresfion arithmétique propofée 13579 2468, qui à l'aide de nos deux regles fournit, comme on va voir, quatre nouvelles directrices _Pro= Te Ee, ed | SUR LES QUARRES MAGIQUES. 193 46 49 / E - ga srdef 3879546. ate regle; 52 faë 43 ‚ Propofée: ‚1-3 5 79:2 Renverlëe: 162738 Ed DR 8 5 hd 2 5 Voila:done avec les précédentes fept directrices pour le cas de n=g, qui ont toutes cette belle propriété , que leurs termes fuivent le même ordre par rap- port à leur divifibilité: par- 3. Or iLest facile. d'en trouver encore d'autres qui à cet égard fuivent latmêmeloix, que nous allons mettre conijointement des vant les yeux enrsiolib edtiup 3 Nn anr Dn nn, VOE NÀ uw ob oon WW oo a 1e eu 5 ETSEN AENEN AN af a a au va u OG poor os ss oo Peten 6 Qu OO OO EN oon PU WM « RN dont nous avions trouvé toutes, excepà té les deux fuivantes; Ir 6 8 3 19 5 e) AX. DEEL, N quìi Pd Ë | Î 4 qui fe reproduifent une autre tant par … la premiere que par la feconde regle, — Ilest important d'avoir rapporté ces g formules, qui tiennent le même ordre ar rapport aux termes divifibles par 3. Car nous vetrons-'dans lafüivante,, que‘ pour-former un _quarré magique complet on peut employer.2 et même 3de femblables directrices pour les dif férens expofans, à l'egard de nos trois espèces de nombres; d'où l'on ‘voit _que ces neuf formules font capables de ptoduire uiv;nombre: prodigieux. de quarrés différens. | 194 Ti EULER RECHERCHES 6. 113. « Mais’il y a ausfi quantité de directrices qui de cette manière four- nisfent jusqu'à une douzaine de nouvel- les, comme On peut voir par la fuivane te choifie au hazard: … > » SUR:LES QUARRES MAGIQUES. 105 ect ri Brapiofden, E08 “Renverfëe: 1-7 en 8679 29 | Ta en 528 re regle | à 2 5 enmet WIRD eN gle{ 822 IN de o re is g reglen 3 8. | ak, ó we regelde dd et partant douze, dont aucune ne nous a été connüe auparavant, 6. 114. Après ces regles, pour lins vention naren pour Pexpofant 1, il reste encore à voir, comment il faut en déduire des directrices pour les autres expofäns, ou bien, de quelle manière il faut conftruire les fystèmes complets. Pour cetseffet jobferve en général , qu’ayant trouvé pour un exe pofant_ quelconque a la directrice abc de &c. on entitera , en vertu de la forme du quarré latin, la directrie ce pour lexpofant a +3, en augmen- Dkt 5 N 2 tant 166 L. EULER RECHERCHES tant chaque terme de la première de 3; Et en confidérant avec attention la for- me du quarré propal on peut même foupconner, que fi un terme quelcon- - que de la directrice propofée est de la forme 3a + 1, celui pour l'expofant 2 ferade la forme 3 a + 2, et celui de Pexpofant 3 dela forme 34 +3. En- fuite, que fi un terme de la propofée pour lexpofant 1 ala forme 3a + 2, le correspondant de la directrice pour Pexpofant 2 aura la forme 3 a + 3 et celui-de l'expofant 3 la forme 32 + 1. Enfin que fi le terme de la propofée ‘est de la forme 3 « +3, celui de lex- pofant 2 fera 3 a + 1 et celui pour l'ex- pofant 3 de la forme 3 « +2. Cette conjecture, qu'il fera bon de repréfen- ter pour plus de clarté dans Ja table fuivante forme Pour les expofäns du terme B | zoa ot oz oeich 29 k #13 3 ot Ws Io Bate r, B 3e Fret MEE LN peut même être rigoureufement dé- montrée de la manière fuivante. N Ó. 115. SUR LES QUARRES MAGIQUES. 197 6, 115. Soit dans la directrice pro- pofée pour l'expofant 1 un terme quel- conque x, qui repond à lindice ver- ticalt et àlindice horizontal u, en for= te que u=X=—=t + w. Soit enfuite, dans la directrice pour l'expofant 2, x° un terme qui repond au même indice ver- tical t mais a indice vertical u', en for- te que u'=X=t + w. Enfin foit dans la directrice pour expofant 3 un ter- me xXx repondant au même indice „vertical t‚ et à lindice horizontal UX tdw. Où il faut remarquer que les indices horizontaux u, u, u” oivent être tirés de la même formule expliquée ci-desfus. «Cela polé il fau- dra démontrer, que pendant que l'in- dice u varie par toutes les valeurs (et c'est en quoi confiste la nature des di- rectrices) ausfi les deux autres indices u etu” varient par toutes les valeurs. Or cela paroîtra clairement par la table cijointe, qui repréfente tous les cas posfibles par rapport aux deux valeurs données tetx, où nous avons mis pour abreger a—p=y N Ed | Ús 198 IL, EULER RECHERCHES sten B Hie lshrie 323 Xi 3a tl EN HIHI Lel 3} Bi inb ete Dader ea hen A vtmgrefelel sies jijrjr EET AAE wenn Hala (ole baloe alpes men im | tn | | me | mg De cette table il est evident, que tou- tes les fois que u=3 7 + 1, on aura u=3yt2getu"=3 73. De la mê- me manière, lorsque u=3 y + 2, on aura u'=3yg3etu"=3 71. Enfin lorsque u=3 y +2, on aurau=37 + I et u'=3 7-2. D'où l'on voit, que, puisque u varie par toutcs les valeurs, ausfi tant les u’ que les u“ doivent va- rier par toutes les valeurs et partant la regle donnée ci-desfus nous fournit de chaque directrice pour lexpofant r deux autres directrices pour les expo- fans fuivans 2 et 3, des quelles on peut former les directrices pour les expofans 4, 5, 6, en ajoutant 3 à chaque terme des trois premières, et celles pour les expofans 7, 8, 9, en faifant la même chofe vis à vis des trois ne k ‚ EIO, C SUR LES QUARRES MAGIQUES. 199 6. 116. De cette manière la formae tion d'un fystème complet de directri= ces, d'une feule propofée pour l'expo- fant 1 du quarré latin fondamental n'au- ra plus la moindre difficulté. Repren- dons, pour en donner un exemple, pour le cas n=g, la directrice qui va en progresfion arithmétique 135 792468. et le fystème complet fera: 3 Se 24 0 8 ete: er ad: ig Ie ge 4 Ot 840 OF Pi 40608 TIR OSD CA Da MR Aleide dB PEDT B rn OEREN vR BEM ERI ACE HO: Me 0 Tj: OIS fp RE ADV NDE OB Olen Ar 74 et le quarré complet qui refulte de ce fysteme aura la forme fuivante: t 4 I' o* q gr s° 5 KN 8 fe) a 3: 4 s' 6’ li | 3’ g° rl 3' 1 07 6’ 4 5 Î g° pr 8' at sE 6: x 8 9 jie Sjo 2 3 5’ 6+ 4 3: g' 7 2 U 1 6: 4 k' 9 P 3: 3 y o* | Md ‚8? 9’ 5 2 3 4 ee 6: ‘ g° 9’ 7 | JM cf ie s* 6’ 4 9’ 2 g* B 1’ o' 6' 4 Ss _N4 6: 117. BOO ‘TU EULER RECHERCHES 6. 117. Dans ce quarré nous avons tiré les trois premières directrices pour Tes expofans 1, 2, 3, de la même for- mule, Mais on auroit pu employer des directrices différentes, pourvù que leurs termes fuivisfent le même ordre par rapport à la divifibilité par 3. Ay- ant donc rapporté ci-desfus neuf for- mules directrices différentes, qui fuis vent toutes la même loix , on en pour- roit former 729 quarrés complets tous différens entre eux. Pour eclaircir ce- la par un exemple reprennons pour Vexpofant 1 la directrice 1 3 5 7 9 9 2468 —— 2 celleci - = 13879546 2 | ITs TOER et le fystêème complet de direetrices fera Elbe 0 OE Di Mir Be rt zet 3 5 7 9 2 4 6 8 E 4 608 r 5 ST & Te sE Or GEEN F7 A4 TR PB NES 8 7 6 5 4 3 2 1 9 92468 1r3 5 7 d'où l'on conftruit le quarré complet que voici; ° | 1 SUR LES QUARRES MAGIQUES. 201 \o eN N EN had Ci Wb 2” raken st. Or Ars 9 Rr 3 ako 20 deelde vi 3 ke 27 6’ 4 5 ed hd 8 BS Co BRIE rrd onkiorin Bg 0 OND be Mors Tore dn Bs OM SO CP TRR 4, 19,10 BEKO A BeinBen bat OL 4 9 rf 8* Bn i g' 6’ z 5 6. 118, Ici nous avons profité de la belle liaifon qui fe trouve parmi les neuf formules rapportées ci-desfus ; mais en employant une autre formule directrice quelconque, il n’est pas dif- ficile de découvrir toutes les autres fore mules, qui ont la même propriété par rapport à la divifibilite par 3. Prennons ar exemple la directrice fuivante choi- he au hazard 1 3867 92 s 4 et fous- crivons à chaque terme en forme d’ex- pofans tant la valeur de u=k—t + w, que les autres de la même espèce decettemanière t= 1 2-3 4 5 Ó 7 8 9 zm “15 lt 2 mmm BG O4 BT 326: 40057 8 1: qâ 82 6? pis ot 2 57 4* 1 65 93 3% 4’ sî g° 5 g5 37 8: gt N 5 et 202 HEULER RÉCHERCHES et à préfent tout revient à tirer de la des formules fimples , où non feule- ment tous les termes mêmes mais ausfi leurs expofans font différens, tels font hd 65 23 3? 7 9 8: 57 4 ER ME ORE a db d'où l'on peut déduire de formules nouvelles de la même espèce, qui, étant jointes à la propoíée, peuvent fervir à conftruire 37 nouveaux quarrés complets. | 6. 119. Avantque de finir cette fec- tion j'ajouterai encore une demonftra- tion de la première regle du renwerfe- ment, fuppofée jusqu'ici gratuitement comme vraye. Cette démonftration est d'autant plus necesfaire, qu'il y a quan- tité de quarrés latins, où ce renverfe- ment est rééllement incapable de four- nir de directrices, Il f'agit donc de faire voir , que lorsque le nombre u, qui est=X=—=t +- w‚ varie par toutes les valeurs , pendant que t et x fubisfent Jes variations qui leur conviennent , ausfi cette formule tx + w‚ que je nommerai v , regoive ausfi toutes les valeurs différentes. — Pour cet Pe i EN ee SUR LES QUARRES MAGIQUES, 203 il faut avoir égard à toutes les aifféren. tes espèces, que les deux nombres t et x peuvent renfermer, comme nous avons fait voir dans la démonftration du Theorème précédent (6. 6. 114. et 115.) relativement. aux directrices qui repondent aux expofans 2 et 3 et com- me cette table explique | ne 30 ENEN ENENEN KN ERE x=3atHlriflfel3hel3ttij3|r|2 4 VS reilt neielen3i3 3 v=3yHlrlaltrig3lg3|g3lietele d'où il est clair, que, lorsque u est de la forme 3 y + 1, v fera de la forme —3 y + 1 et partant la fomme fera=2; c'està dire, que dans ce cas u=3 7 + £ le nombre v fera le complément de nàg2ou bienàn+ 2, # etant la racine du quarré dont il f’agit. Or dans les deux autres cas u=3 7 +2 OU u=3 y +3 on aura v=—3 7 + 3 OU v=—3 y J- 3 et partant dans l'un ou l'autre u + v=zzs ou bien n +5; c'est à dire que dans ces deux cas v est le complément de uasoubiendeuäânt-s. Illest donc décidé, qu’en faifant varier u le nom= bre v pasfera ausfi par toutes les va- leurs; 204 Is EULER RECHERCHES leurs. Pour le cas, où n==g, écrivoris les u dans Lauf ordre naturel | fcavoir nezi23 456700 ct les Yv feront en vertudesregles v=zt 3 3279 8465 où Pon voit plus éviderdrhent ‘com: ment toutes les valeurs de v devien- nent différentes par les variations de la lettre u, Fin de la Section troifième. SEC- SÚR LES QUÄRRES MAGIQUES. 263 SECTION QUATRIEME. Des Quarrés latins à quadruple marche | de la forme générale. br 4 9-0! 7% Ba &C. eee Ó _ mn 7 mb en ee Gerd bi df SB DIO AL Te EU niôeup „Lao su aL og eTor er. EE om ismars 8 Lr 12 Te A 73 &ef ret Ee, . mt atarne e6. 120. “Puisque, comme il est évi- dent par-laforme générale, cette fec- tion ne peut regarder que les quarrés , dont la racine n' est divifible par 4; nous mettrons-n=4 m et m marquera le nombre des membres, dont le quar« ré est compofé ,-qui contiendront de chaque bande horizontale et verticale quatre ou bien en tout 16 ’termes, Donec fi nous repréfentons de la maniè- re introduiteau commencement de la fection précédente, ces membres par des lettres A3-B, C, &c. de forte que Â= 206 L. EULER RECHERCHES 18 34 5,678 * Q-IO NI 12 Amb lits Bk Ef CS10 1 EE. Jee Je in amanat: Bo ne een les différens que nous aurons à confidé. rer feront compris dans les formes fui- vantes ; ABC so die BC AS SI CAR 9. rer. Si nous voulions traiter ces quarrés fur le même pied, que dans les fections précédentes, nous tomberions dans des calculs très embarrasfans. Il fera donc necesfaire, d'employer une autre methode „qui pourfa ausfi être mife-en ufage lorsque les quarrés pro- pofés-feront -de tout autre marche au de là-de la quadruple. Gest. pourquoi je propoferai ici-une methade ‚qui fa- cilitera très. confiderablement ces re- cherches et par laquelle tous les objets feront repréfentés d'une maniêre aus{i claire que facile. | „6.122, D'abord en confidérant un terme quelconque du quarré propofé;, que nous indiquerons par la lettre x, il f'agit de découvrir le rapport que ce terme tient aux indices , le ie » | e SUR LES QUARRES MAGIQUEs. 207 Je. horizontal=u; Où il -est clair „ 8 faut avoir égard à quatre tetmes „dont les formules. fetont 4 ar; 4e 25 Ain 3 4 NF 40 Conformément à cés quatre espèces nous mettrons tou+ jours t=4p +f; u=4q +35 xm4f dh où les nombres p‚ q, f feront toujours lus petits que met les autres- lettres 3 sE, h-marqueront toujours un-des quatre nombres 1,2, 3 5 4. Outre ce: la en. confidérant:le quarré propofé on f'apergoivra aifémient, qu'on aúra tou» jours =p. 4--q 5; en-obfervant, que lorss que le nombre x. devientplus- grand que -n==4 mon doit en retrancher le nombre n; -et l'excès marquera la juste - valeur‘de la lettre £, | | $. 123. Nous avons dejà remarquê ci-desfus, que dans ce cas des quarrés à quadruple marche le premier mem- bre A peut recevoir quatre formes dif. férentes (voyes 6. 16.) qu'il fera bon de mettre ici devant les yeux:, Hoen He) Wf A2s4roZaursszhtez4 2341214321432 418 341 34E A F4 2 IDB 4 ZR A4 ZI ge 1 868 Li EULER RECHERCHES de ces formes pour le premiet membre. il fera facile de tirer celles pour des: membres fuivâns B, C, D,‚&c, en augmentant tous: les termes„ pour:le fecond B de 4, pour le troifiëme:C de 8de iras et aïnfi de:fuiden- & »-—t et 6. 124. Commengons-par la premiës re forme ‚ dont la première horizontar. le repréfentera les valeurs de f pour la forme 4 p + f, pendant que la premiè- re verticale’ donne les valeurs des g- pour la forme u=4 q + g et les termes mêmes-de cette forme marqueront les valeurs de la lettre h pour la-forme za f + h, en obfervant que fz4 p + g. Cette fignification pourra donc être tes préfentee de cette manière f 4 B zaal où les termes du quarré marquent les nombres h pour toutes les valeurs de fet g. 6. 125. Delà on conftruira aifément un 74 Di EF de a EE a BUR LES QUARRES-MÁGIQUES, dog un autre quarré, qui repréfentera, les valeurs de la lettre &,,qui repondent aux valeurs de la lettre, f et het un troifième pour les valeurs de f qui re= pondent aux valeurs de get Been N Êrr:i ‚…h f enen ratie. NK 12 3 4 LADE ee OD (EE 403 2 pie de AA, iet 4) 3 2-r 4 3 ed et je 414, 3 2 1 144 3 2 XE Ces figures peuvent f'appliquer três commodement, pour juger des formu les directrices, tek la nature exiges qu'à toutes les valeurs de t=4 p + repondent autant de différentes va- leurs de la lettre x=4 f + h, et en fecond lieu que les valeurs de Findice u=4 q + g foyent ausfi différentes en- tre elles. 6. 126. Ayant ekprimé les valeurs des nombres t‚ u, x par deux mem« bres, il fera bon de remarquer pour la commodité des explications fuivantes , que la première est pour ainfi dire la Caractéristique , qui marque le plus roche multiple de 4 au desfous, et 'autre la Mantisfe qui indique la forme JX. DEEL, O d'un BIÓ Ei EULER RECHERCHES d'un nombre propofé par ete a la divifibilité par 4. Ainfi pour-les noi: bres du premier membre A,’ -quï font Ï, 2, 3, 4, la'carâctéristique fera O5 our ceux du feeond membre B, qui Ont 5,6, 7, 8; la caractéristique fe« ra 4; pour-ceux du troifième C, fga- voir: 9,10, EI, 12, elle fera 8, et ainfi de fuite. Au reste il est évident, que la caractéristique de x est toujours éga- le a la fomme des caractéristiques de t et u, ‘de forte que „ n’ayant égard qu’aux caractéristiques, on aura tou- jours x=t + u et pattant u=Xt. 6. 127. Donc,' puisque dans tous Tes câs les caractéristiaues ne fönt fu- jettes à aucune difficulté, hous pour- rons nous en pasfer entièrement , et partant nous n’aurons qu'à regarder les mantisfes f‚ g, h, qui forment les for- mes de t‚ ù, Xx, ou Ce qui reste après lá diviffon par w, et par cêtte -raifor fous pourrons bien nous pasfer -aus{t des Téttres f‚ o, h, au lieu des quelles bous nous fervirons uniguement'des t, tet x, comme nous avons fait dans les fections précédentes, ce qui facilitera eönftdérablement nos recherches. Cee ATL dd pe pen: zchens x SUR LES QUARRES MAGIQUES. STE pendant hous ajouterons encore à ces trois lettres t‚ u, x une quatrième v, qui fe rapporte de la- même manière aux lettres x'et t‚ que u fe rapporte aux lettres tet x, de forte qu'en ne re- gardant que les caractéristiques on au- ra vstx au lieu que hous avions u=k=t , d'oùl’'on voit,quelacaractériss tique de v fera toujours le negatif de cel« le de u, ou bien fon complement au nombre n=4 m; et la fomme des;ca ractéristiques de ces deux lettres fera toujours ou 0 ou n. vidi _ 6. 128. Maintenant il fera facile dà repréfenter par des figures convenables comment chacune de ces quatre lettres est déterminée par deux autres; Car d'abord, en regardant les lettres t et u comme connües, la forme du nombre x fera déterminée par la figure premie- re, de laquelle on formera facilement la feconde pour les valeurs de u lors- que tet x font connües, DI2 L. EULER RECHERCHES 1re figure, 2de figure, ‘Pour les valeurs de x Pour les valeurs de u t t EE en As : I 2 12 3 4 CHK 3 md UIA A8 ud 3 4E Jp t 4 3 3/3 4 LE 2 1313 2 1 4 414 1 2.3 L4l4 3 2 2 De cette figure on tire enfuite aifément la troifiëme pour les valeurs de v par t €tx, puisque n’aura qu’à en changer les indices tet x; ou bien, en ist Ceux-ci on n’aura qw’à changer les co- lonnes horizontales et verticales, com- ‚me on peut voir par cette figure gme figure. Pour des valeurs de v 6. 129. Dela première de ces trois figures il est d'abord clair, qu'en trans- pofant les lettres t et u la figure de- _meure la même. Donc, quand on au- ra trouvé une formule directrice, quel- conque, dans laquelle à l'indice fi | ca v SUR LES QUARRES MAGIQUES. 213 calt il repond le terme x, on en pour- ra d'abord déduire une autre, dans la- quelle, en marquant par X le terme qui repond à Y'indice vertical T ‚, onn’a qu’à prendre T=u et X=x, et alors , en nommant U lindice horizontal de cette nouvelle formule, on aura U=t. Car il est clair, que pendant que les deux lettres T Mee varient par toutes les valeurs, ausfi la lettre U pasfera par les mêmes variations. Il ne f’agit donc, que de ranger les différentes valeurs de u=T felon leur ordre naturel, 6. 130. En fecond lieu il ne fera pas difficile de démontrer: gwayant trouvé une formule directrice entre des lettres tet x, on en puisfe toujours déduire une autreentre T et X en prennant T=x êt_ Xt Car on voit par la troifiëme fi- gure que Yindice horizontal u fera dans ce cas=v, et partant il ne f’agit que de démontrer que, pendant que les va- leurs de u varient par tous les nombres depuis 1 jusqu'à 4, ausfi celles de v fu- biront les mêmes changemens. Pres- fons pour cet effet une nouvelle figure, qui nous marque la fomme des deux lettres u et v par les données t et Xx — O 3 t 214 Le, EULER RECHERCHES t 1 2 3 4 Jie Ke) Ó Ó Aal di rd AO n 315, éd 0 2 6 „Läi6- -6- 6 -2 d'où sil est clair ‚que puisque les carac- téristiques de u. et de v fe détruifent, on aura toujours u + v=2 , ou bien u vb, dont le premier aura lieu toutes les. fois que u=1 ou bien Uz=d Ad 1; dans tpus les autres cas il y aurau-kvaó, ou bien ut van +6; spe EA Desriaepans ces cas, diffé- rens. — D'abord en prennant u=z4r + t on aura Varg. A j-1 Ou bien, en y ajoutant n on aura v=4 (M=) + Ij d'où Fon voit.que „ pendant que la let- tre u regoit toutes les valeurs de la for- mest „ lalettre v regévra.ausfi toutes les valeurs. En fecond lieu, en pren- nant Uzz4 à 2 On aura va=4 (mA) +45 ou bien v {era le complément de ua ó ouàn 6; donc pendant que u;varie er toutes les valeurs dela forme 2, la Fire v pasfera par celles de la forme 4, Et {ft u pasfe par celles de la forme 3, v regévra les valeurs de la même for- me. SUR LES QUARRES-MAGIQUES. ;215 me, Enfin pendant que u prend tou- tes les valeurs de la forme 4, v pren- dra celles-de la, forme:z,- D'où:il est clair qu'en, général, fi u. pasfe par tou- tes les. variations , ausfi v==U. les fubit de même: par-conféquent le, renverfe- ment-des formules, directrices a lieu dans-tous-ces. cas fans, la moindre. tér ftriction,, bah iem rt AE \ ' ait Le URAROR ETON: Darts AD. 6.132, „Descette double transforma- tion de chaque formule. directrice, on REE OS ADE ot tänt pdtrveru aux valeurs T=x, X-EE, Le Uv, en changeant fuivánt ld préhmië: re ‘transformauon les lettres Tet U, om aura cetté' nouvelle “transfotmée * Tv, Xt, Ux, ver de la len chan- geant fuivant l'autre transformation les lettres T et X on aura cette nouvelle: T=t, X=z=v, Uzu;-quirepond à celle que nous avons trouvé dans les fecti- ons précédentes par nôtre feconde re- gle, 6. 133. Qudique nous Ayons trouvé encore d'autres transformations, il fuf- fira de mettre en ufage les deux, qui repondent-ascelles des autres fections; A O4 vù 216 L. EULER RECHERCHES vù que par la eombinaifon de ées deux regles on peut déduire de chadüe di- rectriee propofée jusqu’à douze nouvel. les. C'est pourquoi nous les mettrons ici devant les yeux: Ayant une direc- trice quelconquê, dans laquelle il repond à Pindice vertical # le terme Xen met- tant- pour la-nouvelle difécrrice Vindice vertical T et le terme qui lui repond=Ä;, on aura toufours his par la première regle T=x et Xt par la feconde' règle Tt et XV on le nombre v doit être determine par la troifième figure donnéeeci-desfus , et que nous allons repêter ici, püisque c'est de cette feule forme que dépen- dent toutes les transformations qu'on voudra faire, tk an miet aans figure « Pour les valeurs de u | t RER 2 34 [: { 2 3 4 ö Share afne SKS Sk borrtndbuC 412 EBK, rest INE $. 134. Après ávoir trouvé toutes les directriëes pour Yexpofant r ‚ ou du } moins SUR 'LES QUARRES MAGIQUES. 21 moins une grande pak il est:clair, qu'en ajoutant à chaqüe terme d'une telle directrice ou 4, ou 8, our2, &c, on aura les directrices pour les expo- fans 5, 9, 13, et ainfi de fuite; et par- tant il ne reste qu'à faire voir, côm- ment on” peut trouver des -directrices pour les expofans 2,3, 4,°6, 7; &c‚, à fn qu'on en puisfe-tirer un fystème entier de directrices, après quoi, com- me on a vu jusqu'à préfent, il n'est plus diffieile de conftruire le quarré com- plet. | | 6. 135. Soit pour le terme x dans la directrice pour Pexpofänt 1, Findice horizontal=u. Dans la directrice pour Fexpofant 2 foit indice horizontal du terme x's=u'; Dans celle pour Pex- pofant 3 foyent le terme=x"" et lindi- ce u“, «etvainfi des «autres x'* et u“, xY et uY, &e, Cela polé le premier membre A nous montre les relations in entre ces différentes valeurs CX LI pr «We pad | { JI faudra idonc-démontrer „que-pen- dant, que la; lettre. uvarie: ‚par. toutes les valeurs „ ainfì les lettres u° ‚u, u'“rfg- bgont les: wegies variations.! eur ad 218 EI EULER-RECHERCHES: ib 1360 abten, pour reet aid Jes. figures titées, de la feconde donnée Cirdesfus,oqui exprime les valeurs-de u Di pig 6. 139, Nous ne nous arreterons pas a developper les quarrés magiques que ce cas peut fournir, puisque tous les principes ont été fuffifamment ex pliquées et démontrées ; et les trois au- tres cas de la forme du premier mem- bre A n’ayant plus la moindre difficul- té, en les traitant de la même maniere ue la premiere forme, il feroit fuper- flu de pousfer plus loin ces recherches, ‚Nous finirons donc cette -fection par Ja remarque: que le cas que nous venons _d'y examiner ne fGauroit avoir lieu lorsque le nombre des membres A, B; C, &c. est 3, ou 5 ou peut être tour autre nombre impair quelconque. Fin de la Section Quatrième. SEC 223 L; EULER RECHERCHES SECTION: CINQUIÈME. De la Transformation: des ‘Quarrés tant fimplés que complets. « ° $. 140. Ayant vu que toutes métho- des, que nous avons expofé jusqu’icí, ne fgauroient fournir aucun quarré ma gique pour le cas de n=zó ; ‘et. que la même conclufion femble f'étendre à tous les nombres impairement. pairs de n: on pourroit croire, que;fi de tels quarrés font posfibles, les quarrés la- tins, qui leur fervent de bafe, ne fuiz vant aucun. des ordres „que nous ve- __ nons de confidérer , feroient tout à fait trreguliers. Jl faudroit donc examinert tous les cas posfibles de tels quarrés la- tins pour le cas de n=ó dontle nombre est fans doute extrèmement grand. Et comme outre cela la formation des quarrés irreguliers n'est pas fi aifée , je vais rapporter une méthode , par le moyen de laquelle on peut transfor- mer facilement en plufieures formes différentes tous les quarrés reguliers et examiner enfuite f’ils admettent des die rectrices ou non. S. 141, | $ SUR"LES"GUARRES MAGIQUES. âdj 6. rát. Getfe méthode tient à ce principe: qu fi dans ún quarré latin pro- pofé deux nombres a et b: fe trouvent dans les angles dun -parallelogramme rec- tangle de la maniere que cette figure les repréfente s € 5 a» =n == b jj wel is Thar d li € EA Aert …b vt Gal Shad : TOOTOT BIE DOITC DL on pourra'échanger emreelles ces deus? lettres, en écrivant a au lieu de b, etb at lieu de a; dont la raifon est évidenite; car an voit bien que non obftant cette transpofition toutes kes colonnes hori- zontales et verticales renferment enco- re les mêmês notnbres. Il est donc évident que.par ce principe on fera en état de transformer chaque quarré pro- pofé en plufieures autres formes diffé- rentes, qui auront par-rapport aux for- rules directrices des propriétés. tout à fait particulières. | 5 46. 142. „Confidérons par exemple le _quarré latin à fimple marche de 36 cas fes fuivant: - tn jn 4 vi U) Kk 224 Li EULER- RECHERCHES 17074 50 2 3 4 5 61 vp 5 6 1 8 4.5 6 I 2 3 5,6 1 2 3 4 6 r 2345 qui, comme nous avons. démontré dans la fection 1. 6. 20. n'admet aucu- ne directrice. Transpofons de la ma- nière rapportée lés deux hombres mar- qués 3et6 dispofés en parallelogram- meet nous ok fuit: 12 3 4 5 6 2-0 405 Pieke, - ie des Or ER 4.5 6 1 2 3 gig O4 6 Ir 2 3 4 5 ui malgré la conformité apparente dif- ere fi esfentiellement du quarré propo- fé,‚ qu'on en peut déduire un grand nombre de directrices pour tous les fix expofans, quoique l'autre n'en a four- fi aucune. Les voici: | 6 6 tiendrons le quarré qui SUR LES QUARRES MAGIQUES. 225 106 5 8 4 34 3 2 5 t 6 1 6 5 3 2 44 302 6 5 XE TA Ósck Bas El JS Grot 24 âr SO 3 BoB 15 4 A hr OT Bat nd EER 13 4 a 54 EC Emad is Aomno ta Lands B dh perk: Jaap Argo DONK Br Bel4 ONF OD lg) E03 236 4t 5563 IA? 2d tend bne? Ir: dà 3 3 4 B 4e 36 142s0i4rse bri Set: 6 MOD SK ZO 6. 143. Après avoir trouvé touted ces directrices, il ne reste qu’à examti= ner, fi Pon en peut former un fystéme complet moyennant lequel on puisfe completter le quârré fimple propofé. Or en confidérant attentivement les di rectrices pour les expofans 2, 3,5, 6, on verra, que de quelque manière u'on les veuille combiner; elles ne raden dans la quatrième bande verticale que les deux nombre rt et 4, _ de forte que ces deux nombres fe trou- _ veroient necesfairement deux fois dans la même bande du fystème complet , AZ. DEEL, dont =d 226 L. EULER RECHERCHES . dont Pimposfibilité abfolüe faute aux yeux. _ Nous pouvons donc hardiment asfuter, que le quarré fimple propofé ne fcauroit fournir une folution du Pro: blèrne. | 6. 144. Jai examiné par cette mé- thode un très grand nombre de quar- rés transformés femblables fans ‘en rene ‚_contrer un feul, qui n'ait eu le même inconvenient, de ne fournir aucun fys- tême de directrices , dont lune ou l’au= tre bande verticale. ne renfermat un nombre deux fois et je n’aipas héfité d'en conclúte, qu'on ne fGauroit pro- duire aucun quarré complet de. 36. ca- fes, et que la même imposfibilité. f’é- tende aux cas de n=z=1o, n=zt4 et en général à tous les, nombres impaire= ment pairs, Car ayant trouvé une mé- thode de transformer un quarré magi- que quelconque en plufieures- (même jusqu'à 24) formes. différentes: ‘f’il fe trouvoit un feul quarré:complet pour le cas de n=ó il y en auroit certaine- ment plufieures autres , dont les quar- rés- latins fondamentaux íeroient:tous différens entre eux. Or ayant exami- ne un nombre-tres confiderable de tels. N ' ï guafr- - SUR LES QUARRES MAGIQUES. 22% quarréss il mé*paroîtimposfible, que tous les cds mentionnés me füsfent échappés. tarsit 6. 145. Ce raifonnement pourra être porté à un beaueoüp plus haut dégté de certitude par la transformation gé- nérale que nous allons expofer , moy- ennant laquelle’ chaque quarré- latin propofé peut être transformé en plu- fieurs autres, qui ont tous la même pros priété par rapport aux directtices; ‘de forte que fi le quarré propofé n’admet point de directrices, ausfi tous les quarrés transformés feront de la même nature, et en cas que le quarré propo= fé en admet un fystême complet, ausfi tous ceux, qui en ont été déduits four- niront des quarrés magiques complets. $. 146. Pour cette transformation gé- nérale on n'a qu'à changer la fignificati- on des nombres, dont le quarré latin est compofé , en fubftituant aleur place d'autres nombres dans un ordre quel- conque, et en reduifant enfuite le nou- veau quarré fuivant Yordre que nous avons obfervé jusqu’ici, c'est à dire que les nombres de la première bande hak ig tang 228 EL. EULER RECHERCHES tant horizontale que verticale fe fuivent dans leur ordre naturel. De cette ma- nière on obtiendra toujours vun nou- veau quarré doué des mêmes propriëtés par rapport aux directrices , parce qu'on n'a quà apporter les mêmes changemens dans les directrices du quarré propofé, Par la on voit que cet- te méthode doit être d’autant plus fer- tile dans la production de nouveaux quarrés, que le nombre n est grand; Car pour les cas de n==2, 3, 41l n°y a aucun changement à attendre. Pour le cas n=5 la variation pourroit monter jusqu'à trois et pour le cas de n=6 le nombre doit être d'autant plus confide- rable, que ordre de fix nombres peut regevoir jusqu’à 720 variations, dont il y a pourtant plufieures qui reviendront a la même forme. 6. 147. Pour mieux éclaircir la mas niere et l'ufage de ces transformations, nous allons prendre pour exemple le _ dernier quarré de 6 qui a été fi fertile en directrices : d'où en changeant les nombres à volonté d'une manière quel- conque p.e.en écrivant 4,6, 1,3,2, 5» al lieu de 1,2,3» 4» 5,6, nous SUR LES QUARRES MAGIQUES. 229 nous. obtiendrons le quarré fuivant. ee df ruf, en reduifant en log 489 I 5 3 21 4 ordre les bandes tant 2 4 L 2 3 8 5 E: , horizontales que ver- 3 je ips 4 8 7 ) j 53 ticales recevra cette ee 26 $ 8 546132 forme ordinaire: d4 dae Si nous traitions de la même manière tous les quarrés latins de 36 cafes, à fimple ou à double ou à triple marche, qui, comme nous avons démontré, n'admettent aucune directrice , nous obtiendrons un grand nombre d'autres quarrés femblables, qui n'en feroient pas plus fusceptibles; de forte, qu'il fuffra d'en avoir examiné un feul, pour porter un jugément fur la nature de tous les autres, 9. 148. De la il est clair, que fil ex- istoit un feul quarré magique complet de 36 cafes on en pourroit déduire plu- fieures autres moyennant ces transfor- mations, qui fatisferoient également aux conditions du probléme. Or ay- ant examiné un grand nombre de tels quarrés , fans avoir rencontré un feul, il est plus que probable, qu'il n'y en ait aucun; Car le nombre des latins P 3 ne 235 .L, EULER RECHERCHES ne fgauroit être fi énorme, que la quan: tité de ceux que j'ai examiné n'en de- vroit avoir fourni-un quiadmet des di- rectrices, fil y en avoit; vù que le cas n=2 et N=z3 ne fournit qu'un feul, le Cas de n=4 quatre, le cas de n==$ cins . quante fix, d'après un dénombrement exact ‚d'où Fon voit que le nombre des variations pour le cas de n=ó ne {Gauroit être fi prodigieux, que le nom: bre:de:so ou 6o, que je pourrois avoir examiné-n’en fut, qu'une petite partie, Fobferve encore àcette occafion que le arfait dénombrement de tous les cas posfibles:de variations femblables feroi- ent un\ objet. digne de. attention. des Géomeètres, d'autant plus que:stous-les principes connus dans la doetrine des combinaifons n'y fGauroient prêter le mmoifidre fecaurs, 125 li ol of 4 é vG, 149. ‘Enexaminant plufieurs de tels quarrés- formés-au hazard; j'ai res gnarqué une différence étonnante par rappórt aux: ditectrices «jie rencon- trois tantôt, qui n'en fourniëfoient aus — cunè; tantôt, qui ne donnôient aucur ne pôur deux expofans mais deux pour ehacun des gutres,. Entre: autres je {uis SUR LES QUARRES MAGIQUES. 23 fis-tombé ausft fur un quarré qui me paròît mériter úne attention particulie- re, puisquúïil m'a fourni quatre directri- ces pour ‘chaque expofant, et même telles, qui fembloient, promettre: un fystême complet: c'est pourquoi je vais rappotter ici le quarré -qui,me les a fourni: rn Quarré. HG el A ze rem suf ir 80105 Hos MO DT 1273 as$ OnhroBn kiel 3 55 3 Bes Ata ï iJ se j Directrices.. S Ì 1465323 2651 45 L2 463 1523643 14526521643 1ó5243365421542 136 13462 sers dsa4zóe TI e4Ó35rn4r3562Or4253 25134643 1652651I432 263145425306 M624135 2364154352166 53214 Toutes ces directrices ont la belle pro- . que chacune.d'elles à fa renver= ée parmi les autres. … Mais pour. en former un, fystême complet, on n'en fcauroit combiner que quatre ct cela es deux maniëres fuivantes: P 4 15 232 UL. EULER. RECHERCHES KNB IO LA Îo3: 4 62 5 An 3 Eder B 5 WG Behr A2 2e On Ork one S MUR 4.3 2 Ó 5 2 dit ub rd et il est clair. que des directrices pour les expofans fuivans 5 et 6 il ne f’ac- corde aucune pour completer le fys- teme, É Ean 5. 150. On pourroit appliquef de femblables transformations aux vrays quarrés magiques ou complets ; mais il feroit fuperfu d'en conftruire d’au- tres par le changement des nombres, Ïl y a au contraire une autre espèce de transformation, qui leur est particulië- re, puisque dans tout quarré magique les nombres latins et grees peuvent être échangés entre eux, d'où l'on obtient toujours un nouveau quarré en- tierement différent, Ainfi en prennant pour exemple le quarré cqmplet de 25 cafes fuivant | | | 273 4757 : z 43 n4-05 5: 0 5, 4, 3; on en tirera par le LA 3 432 [5 g+ Changement des, ep hs 43, 4t5t re 35 nambres mentionné. >, , De de pe Sa 34 le quarré fuivanc: 4, 3 5 4! 3% 23 if qui, étant mis en ordre, reprendra fa for- SUR LES QUARRES MAGIQUES. 233 forme primitive, mais ausfi ce change- ment n'est il qu'un cas trés particulier de la transformation générale que nous allons propofer, ai HUD } 9. 151. Remarquons, que, comme chaque terme d'un quâarré complet contient deux nombres, dont l'un a'été nommé le nombre Jatin et l'autre le grec: ausfi la cafe que ce terme occupe est déterminée par deux nombres, dont Yun est indice horizontal et l'autre le vertical, Chaque terme avec la cafe qu'il occupe est donc déterminée par quatre nombres a, be, d, dont le premier a foit indice -horizontal , b Pindice vertical, c le nombre latin et d le: nombre grec, et tous’ ces quatre nombres a, b,c, d, feront permutae bles, De cette manière les termes du, dernier quarré de 25cafes pourront être reprefentés de la maniere fuivante; III 1225-133443 I5 52 2122 223i 2345 2454 2513 STAM IST 3Ine4 41444253 431% 4421 458 5 ass 5214. 5323 543 VAD AE Pour peu qu'on reflechisfe fur ces quas ernaires on { en ailé€ment que et f 5 tous - 5 234 Le EULER _RECHERCHES tous les-quatre nombres-peuvent être échangés, entre-eux, de toutes les ma- nieres posfibles „et je n'ai pas sbefoin Bonte que le nombre;des-variations est de 24, qui à la verité ne produiront pas-toutes. de nouveaux quarrés; mais pourtant une. bonne quantité et d’au- tant plus que le-nombre nest grand, „$. 152. J'avois obfervé ci-desfus:; qu'un ‚parfait dénombrement de toutes les variations-posfibles des-quarrés-lä- tins feroit une, question très importan- te, „mais qui‚me paroisfoit;extrèmer ment difficile et presque-imposfible-des que le, nombre -…n furpas{oit-5. ‚Pour approcher dé ‚cette Énumertation il fau- droit commencer par cette question: …… „En combien-de manières-différentes, snosda „première bande horizontale „étant donnée, peut on warier la fê- conde bande horizontale pour cha= sc? … quê nombre propofé n? ol ‚ La folution est contenue“dans-la ta- ble fuivante: en ' eRp eso 11 | n (AAE) SUR LES QUARRES MAGIQUES. 235 tl p|nombre.des variacions _ = mmm end o I I 3 II “ OEÓÓ687==7. 2119 + ó, 309 10{148329==8. 16687 + 7. 2119 &el 6: 4 zc. 1) De la il est clair que ces nombres con= ftituent une -progresfion ou espèce de ferie recurrente, dont chaque terme est, determiné par les deux -précédens mais dont lechelle de rélation est varis able. Ainfi fi Pon met les lettres P, QR, S pourles nombres des variatie ons, qui repondent aux nombres n, nd I,nA2, Nn 3, on aura toujours R=nÔ (ni) Pet Sn IR +nQ. On.peut trouver de la une formule inr. dépendente den; par laquelle chaqúe terme S peut être exprimé par les trois précédens PQ, R;- Car la pénultiê- \ me équation, donnant R=Qa(n=i) (Q + P), il y-aura nl 5 d'où Pon voit que RQ est toujours divifi- ble par PQ, De la même manière | on 1 236 L. EULER RECHERCHES on aura S=R=n (Q + R) et partant SR IRT En retranchant donc l'équa- tion preccdani de celle-ci on aura ont d'où lon tire PS-PR el ÖS-QRER R=POHPR OR et partant S= Elam e P+Q RRP Q ou bien S=2 R J- O+ RAe 2 R - Q nd CR zn ca rd Ainlah P+Q prennant Psss, O-400.“R=sarigs on aura 2 R + Q=4547; R=Q=1810; erm, P+ Q=z362; de la Ees Bee S=4547 + 5. 2428=16687. ien, en prennant P=309, Q=2 119, ROEL il yaura2 R + Q=35493; R—-Q=14568; R + Q= 18806; P + Q=2428; de la en et partänt S=35403 + 6. 188065148329. La férie des nombres de variation a encore une très belle propriété, dont la verité n'est rien moins qu’évidente: c'est qu'on peut même déterminer cha- que terne par le fcul précédent. Ainfi quand SUR LES QUARRES MAGIQUES, 337 quand le nombre des vatiations pour le nombre des termes de la feconde horizontale n est P et pour le nombre n + 1=Q il y aura toujours Qan P ged où le figne fupérieur a lieu fin n ' est un nombre impair et l'inferieur f’il est pair. Outre cela prennant R pour le nombre des variations du cas n +2, ‘puisque nous avons trouvé R=n Q + (n—1) P, fi nous mettons au lieu de Q. Pr la valeur trouvée Q==n P—- _—_ ; nous ú Ì aurons une formule qui determinele ter- me R par le feul avant précédent P, fGa- voir R=n nPPE 1 + (n=) P(n=i) (n42) Pr. Ainfi en prennant n=6 et P=53 on aura R=s. 8. 53—1=2119 et prennant n=7 ou P=309 il y aura R=z6. g. 309 + 1=16687. Mais je dois avoüer que je n'ai trouvé la propriëté de déterminer chaque nombre par le feul précédent, que par pure inducti- on, et je ne vois pas trop bien, com- ment on pourroit la déduire de la natu- re de la férie. … Cependant il y a un moyen de la Ke Ute 233 LL} EULER RECHERCHES duire immediatetnent de la férie ; “du moins les réflexions fuivantes nous ap- procheront d'avantage de la verité de ad q 4 ut RA me I Mk Vasfertion-que Q=n P— _-_ . Carfi Q est le nombre des variations pour un cas quelconque de n, foit impair ou pair, et R le nombre des variations pour le cas fuivant où le nombre des termes est n + 1, il y auroit en vertu de lexpresfion rapportée n Q=(n ni) PHret (ati) R=(nnen) Og r où le figne fupérieur a lieu, fin est un nombre impair, inferieur, f’il est pair. Or la fomme de ces deux ex- presfions fournit cette Équation : AHIR+nQ==(n.nHen)QA(n n—1DP qui fe reduitA (n + DD Rand n)Q+(nn—1)P, d'où l'on tire en divifant par (n + 1) la vaieur de R=n Q + (n—)P, qui convient parfaitement avec celle que nous avons déduit cíi-desfus de la nature de la férie. Voila ce que jai cru devoir ajouter par rapport au. dénombrement des va- rlations , qui peuvent avoir lieu dans les quarrés fimples fondamentaux, en laisfant aux Géomêtres, à voir f’il y a des moyens pour achéver l'énumerati- on SUR LES QUARRES MAGIQUÊs) 839 on de tous les cas posfibles, ce qui pa: roit fournir un vaste champ pour des recherches nouvelles et interesfantes. Je- mets fin, ici aux mtennes fur une uestion, qui quoique en elle même e peu d'utilité nous a, conduit à des obfervations asfés importantes tant pour la doctrine des combinaifons que pour la Théorie générale des quarrés magiques, ï WAAR- Blade, 240 „:WAARNEEMING eo! . VAN EEN | HOORNAGTIG UIT WAS, “GEGROEID AAN DE BINNENZYDE VAN DE DYE; DooR GERARDGREENE Me St Wy anneer ik het onderwys in de Heelkonst genoot, by myn aanden- kenswaardigen Patroon, den Heere GERARD BOSCH, zag ik in ’t Jaar 1751 een oude geboggelde Vryster van 70 Jaaren, behoorende onder de Stads Armen ten zynen huize, om hulp te vragen, over een ongemak dat haar Zeer quelde. Zy ligte haar rokken op, en vertoonde aan de binnen zyde harer rechter dye, een Hoornachtig uitwas, ter gedaante en lengte, zoo als ik dezelve nu byna dertig Jaaren on GT, GREEVE WAARNEEMING: 24£ Onder m y bewaärd hebbe, en uit de by- gevoegde ebs duidelyk té Zien is ; zy verhaalde dat dit uitwas van een klein beginfel, zedert zeer veele jaa= ren, langzaam was grooter geworden , en haar nu-zoo hinderlyk was, dat zy den last van ’ zelve niet meer verdra- gen konde: en geen wonder! deszelfs ‘punt {fchaafde in het gaan detegenover- geftelde dye zoodanig, dat die ont huid en geulcereerd was; daarenboven haakte het hoornagtig uitgroeifel in haar doorgaat hembd; door welkers trekking zy dan verbaazende pyn had. My dunkt ik zie noch myn ouden Pa- troon (die reeds toen zelfs de Practyk als Heelmeester by de veertig Jaaren eoeffend had) verwonderd ftaan, op et gezicht van deze onhebbelykheid, en hoor hem nog de verwytinge doen, dat zy hem daar over niet al eerder Beerooken hadde; dr haar tegenre- e was, blooheid en fchaamte, een middel waarlyk, dat aan de oeffenende Heelkonst gelegenheid geeft tot wone derbaarlyke ontmoetingen! By een naauwkeurig onderzoek IX. DEEL Q bleek Zy C. GREEVE WAARNEEMING bleek het, dat de wortel van ’t hoorn- agtig uitwas; alleen gehegt was in de … huid, % zelve optrekkende trok men ‚de huid mede op, en deszelfs omtrek aan den voet was gezond, noch ont- ftooken , noch hard: zyn Ed. liet haar naar huis gaan met belofte. het den volgenden dag te zullen wegneemen, het welk zyn Ed. ook met myn asfi- ftentie op deze wys volbracht. Hy liet my het uitwas vry fterk op- trekken en fneed het vervolgens onder den wortel, voor zoo verre die zich in de huid uitftrekte, met een biflorie af. Ik genas vervolgens de gemaakte wond, en fchoon ik naderhand jaaren aan den anderen deze vryfter noch be- diend hebbe, heeft zy my nooit ge- fprooken van eenige wederopkoming van. ’t gemelde uitwas, maar roemde altyd, dat de ontneeming van dit, voor haar zeer lastig geweest zynde, uitwas, haar genoegelyk deedt leeven en haar vlugheid herfteld had, Myn Patroon gaf my het uitwas met te zeggen, gy zyt nog jong, bewaart | dat, VAN EEN HOORNAGTIG UITWAS. 243 dat, want hetis 'teerfte en ’t eenigfte van die-natuur dat'ik in’ myn-leeven gezien heb. In den tyd van nóg zes volgende Jaaren dat ik zjn Ed. onder- wys genoot; en vervolgens tot heden, tot eigen oeffening gekoomen zynde, is my iets diergelyks nooit meer voor- gekoomen. | | Myn geheugen en’ aniteekening van dit bovenftaande moest dus noodzake- _lyk opgewekt worden, ‘wanneer ik de HEDENDAAGSCHE OEFFENENDE_ Fer KUNDE DOOR DAVID VAN GESSCHE zag, en in 6 172 vond over het hoor- nagtig uitwas, Altoos begint het met een wratagtig puisje dat de Hardheid heeft wan- Kelt, en allenskens grooter word, uit zyn.eigen aart is het onpynlyk en ver- Oorzaakt. weinig ongemak , IK HEBBE HET NIMMER GEZIEN DAN, AAN DE LIPPEN. Getrouwe waarneemingen. echter _ bewy- zen dat het ook op andere plaatfen van ‚ Det lichaam kan voorkoomen ; waar van, onder anderen, myne -waarneeming een zeker bewys is. De zeldzaamheid echter heeft my doen befluiten, dezelve Ed. Ge- Q 2 nood- 244 _G. GREEVE WAARNEEMING noodfchap aan te bieden, om daar over te oordeelen of dezelve ter ont- rukking voor de vergeetenheid een plaats verdienen mochte , onder de uit tegeevene verhandelingen. is “ ag NADERE BESCHRYVING / VAN HET HOORNAGTIG UIT WAS, Zoo als hetzelve in de Plaat te zien is. leezerve is in de lengte over de bocht gemeeten, 4 en drie quart duim lang. Breed van onderen aan zyn wor- tel 3 quart duim , en van boven van zyn punt ruim een half duim. Fig. 1. Verbeeldt het Uitwas, met ___deszelfs bolle zyde na vooren af geteekend, A. De wortel, waar meede het aan de dye heeft vastgezeeten. @ nd VAN EEN HOORNAGTIG UITWAS. 245 Fig. B. Deszelfs voorfte en booven- fte punt. C. Beszelfs ribbige ftreepen. D. Deszelfs verheevenheeden. ZE. Deszelfs induikingen. 2. Beeldt de binnenzyde van dit Uitwas af, A. Hierin is te zien dat deszelfs wortel zeer ongelyk is; de na- tuur fcheen voorgenoomen te hebben het Uitwas in twee takken te doen groeijen, doch de een voor den anderen zwichtende, is het alleen tot één overgegaan, de andere heeft door deszelís haakerigheid een gedeelte van _zyn lengte verlooren. Het andere cedeelte voorts roeijende heeft eenen rand C. ie geheel glad is; de andere D is takagtig, waar aan men zeer veel blykbaare uitgroeifels ont- dekt, doch welke meest alle af- gebraoken zyn. _Q3 Om: 246. -G./GREEVE WAARNEEMING, En 0 SA dins Y „Omtrent anderhalf ‘duim van deszelfs punt, zyn-in, ’t midden twee kleine uitgroeifels Z; boo- “wenwaards verdikt zich ’tHoorn- „…agtig Uitgroeifel „ en fchynt , “> £ woortgroey. - door de teegenftooting van de andere dye, een einde.te heb- ben willen maaken van deszelfs Hier ziet men een tak uitfchie- escten F;-doch’de boovenzyde ver- “volgens voortgroeijende , heeft “de ftreepige hoedaanigheid ook “ee s(aangenoomen en eindigt als een aes vongelyke-afgefneeden nagel ú. C DE want zr Doel bl 246. rises Tt het. @ ZF MRE Pe /í a, / RES: é / D B Bladz, 247 DE WAARE DEUGD VAN HET | | STANKWEEREND VERMOOGEN DER ef WITTE WILLIGEN BÁST UITWENDIG BEPROEFD, | en VUILE, STINKENDE , EN KANKER=VERZWEERINGEN3 Doo R - „GERARD GREEF, | B B Ml en ran evenwel iets nuttigs aan zyn evenmensch toebrengen, fchoon men zyne uitwendige ongemakken nict geneest, Eene wel ingerichte onder- houding, van de gebreeken die onge= neeslyk zyn, is een behoefte, waar op yder recht geaart Genees- en Heel- meester met allen ernst dient te denken, A _ d “De alles verfmaadende kanker Wet te moogen en te’ konnen onderhou- REnwichen Ope den; 2498 G. GREEVE OVER DE DEUGD den; wat een waar nut zou dit niet aan ongelukkigen , daar meede behebt zynde, bezorgen? Jets toe te voegen; dat uit zyn aart deeze ziekte niet pynly- ker maakt, niet verergert ; dat niet kost- baar en niet moeilyk is/om het zelfs Eerd te maaken; dat op een wonder- aare wyze den ondraagtyken ftank , waar door zoo een lyder van een ieder als gefchuwd wordt, byna geheel beteugelt, en de Iyders in hun onge« luk deeze fimertelyke omftandigheid niet doet ondervinden, dat zy van hunne vrienden en maagen verlaaten worden, en alle openbaare bywoo- ning moeten afltaan, en dat die gee- nen, die verplicht zyn dagelvks met hen om te gaan en hen te behande- len, nimmer door den onaangenaamen ftank voor hen afkeerig maakt; Is waarlyk, naar het my voorkomt, in dit geval al een groot voordeel! . | Het is immers een meer als gewenscht bekende zaak; «hoe een verfchrikkely- ken flank de verrotte kankervochten uitleeveren, De vermoogendften, hoe zeer deeze hunne verfchooning kun- nen erlangen, hebben het wel minder, maar DER WITTE WILLIGEN BAST. 249 maar zyn echter niet vry van deeze op: genoemde onaangenaamheeden; en by, Onvermoogenden wordt het dikwyls ondraagelyk voor de om{tanders. Alle reukmiddelen van buiten aan= gebracht, zuure dampingen, en wat dies meer is, verminderen wel, maar neemen de onaangenaamheeden niet „weg, maar waarfchouwen dikwyls, als de voordeur opengaat, water van bin- nen in het huis te doen is, Het middel, dat ik ten dien eindes ter afweering van deeze onaangenaam. heeden zal opnoemen en opgeevens heb ik in verfcheiden mindere geval- Ten, als in dit volgende, met zeer veel nut beproefd, Een Bejaarde Juffrouw wordt de borst zeedert vyf of zes‘jaaren bezet met een knoestgezwel, (zy was fterk geboezemd), het knoestgezwel aan- groeijende bezette de geheele borst- en oxelklieren, tot een fchrikkelyke groot- te, brak eindelyk coor, en verander- de in een open kanker; de uitlekken- de vochten waren dun en bloedig, en Qs ___ &ams 250 G, GREEVE OVER DE DEUGD * aanftonds verzeld met een zeer onaan- genaämen reuk. Zy vorderde myn be- Biden: ik, gebruikte aanftonds het Stankweerend middel, waar meede ik een witten linnen natgemaakten doek over ’t kankergezwel heenfloeg , en de {tank verminderde; de geaartheid van het tot meerder verderf overflaand on- remak , wierd moogelyk door dit mid« del wel eenigzints vertraagd, maar be- lette echter niet, dat de zweer dieper invrat, en aan de binnenzyde een groot gedeelte van ’t kankergezwel verteert. de; de uitlekking van een-dun bloedig vocht wierd zoo groot, dat het ten minften tweemaal daags verfchooning eischte. Naauwlyks zag men eenige aaneenvolgende. daagen de voortvrees ting ftaän blyven, of ’er, ontftond wee der een nieuw bewys van ’ kwaaädaar- tig vermoogen;-dan verftierf de grond der zweer, en dan de omgekrulde ‚tand van dezelve, dewelke, afgefchei-. den de vöchtsontlasting vermeerder- ‚den, en my dikwils voor ect geduchte bloedftorting deed vreezen ;. deeze voortloop van ‚een geduurige ver- meerdering in het vernielen van deezen Áchrikkelykén kanker, eh waar onder 5, a zelve daar toe heb gereed gemaakt, , DER WITTE WILLIGEN-BAST, 25 de lyderes „uitermaten verzwakte, ges beurde voornaamenyk in. de aanhou- dende warmte van de maanden Juny, jaars 1779. July ,. Augustus en September, des ‚Die de geaartheid van deeze onge- makken kent; en derzelver geduurige affcheiding en weeder nieuw opkoo» mende „verfterving en ontlasting van vochten, in. zulke gevallen „meer heeft ondervoriden, weet; hoe zulks altyd gepaârd gaat. met een onverdraagely- ken ftank, tot welks vermeerdering de zoomerhitte niet. weinig toebrengt, Maar heeft men, dit onaangenaame in dit gevalook ondervonden? Neen;.ik betuige, dat deeze lyderes in al deezen genoemden tusfchentyd en vervolgens, noch zoo min haare vrienden en vrien- dinnén „ als my die haar behandeld heb, noch haar zelf eenig het minfte hinder daar: daor veroorzaakt hebbe , en ik erkenne alleen dit voordeel aan % Stankweerend vermoogen der Witte Willigen Bast te moeten: toefchryven: en ziet hier nu,;hoe ik;dit ongemak daar meede behandeld hebbe, en hoe ik der In 252 G. GREEVE OVER DE DEUGD _— In den beginne, toen ‘t kankergezwel zcih begonte openen , was een enkelde linnen doek in het midden vochtig gee maakt, en over de borst gelegd, vol- doende; maar toen door een geduuri- ge verfterving de kanker zich tot een diepe zweer, daar men een vuist kon infteeken, uitholde, vulde ik die met plukfel in het even gemelde vocht natgemaakt, vervolgens daar een nat- ten’ doek overheen flaande, en op deeze drooge en fchoone doeken, om de uitlekkende vochten te doenintrek- ken, welke meestentyds zoo overvloe- dig waren, dat ze, hoe veel voorzorg men daar toe aanwendde, alles klets nat maakten en daar door heen drongen ; ik heb het nooit meer als tweemaal daags verichoond, Schoon ik, in gevalle van een iterke vochsslekking, de vers fchooning hoe meer hoe beter keure , inzonderheid als de Iyders handigheid hebben om zich zelfs te behandelen; of bekwaame hulp kunnen erlangen. Het middel bereidde ik aldus: ik nam 2 loot bast van Witte Willigen, die ik met een genoegzaame quantiteit regen- water omtrent een uur liet ei 5 an DER WITTE WILLIGEN BAST: 333 dan voegde ik daar by een loot Camils lebloemen en een loot Melilooten, te zaamen liet ik dit ngch een quartier afkooken, zoodanig, dat ik na het doorzygd te hebben, een quantiteit van een pint of 14 Oncen vocht had; welk vocht ik tot het gebruik bezigde. Ik verkoos geen grooter quantiteit oe- lyk gereed te maaken, om dat in den zomer ’t vocht ligt kaant, en zyn aan« genaamen frisíchen reuk verliest. ‚_Heden terwyl ik deeze waarneeming afzende , heb'iä onder myne lyderen, een man van 45 Jaaren, met een aller- verfchrikkelykften fungeufen kanker in de achter oorklier, en welks zwelling zich byna over ’t geheele zydelyke ge- deelte van ’t hoofd en ’t aangezicht, _als een monftreufe gedaante, uitbreidt, waar by geduurige bloedvloeijingen, en een ongemeene uitlekking van kwaa- de vochten verzeld zyn. Ik behandele hem met het voornoemde middel, en ‘het bevrydt het ongemak van ftank , die ’er reeds aan was, eer dit middel gebruikt wierd, | xe | HER- Bladz, 254 HERINNER ING ï Ek ve AE vd SEENER ZELDZAAME EN MOGELYK NIET: ALGEMEEN GENOEG BEKENDE HEELKUNDIGE BEWERKING a, D o o R Ke Fe 7 4 N- 4 D „VvOORBERIGT. WW otgens weeler. getuigenisfen pleeg de groo- ze AuBinus ’s Jaarlyks in zyne lesfen, een omflandig verhaal te doen, wegens eene kleine dog welgelukte Heelkundige Bewerking, de- welke my herinnerende, in een foortgelyk geval, als het eenig geneesmiddel toefcheen , en bewoog ter uitvoer te brengen; en zie daar de redenen, welke my gewigtig genoeg toegefcheenen bebben, om dit woorberigt te doen flrekken tot een ken= deeken , waarom ik het opfchrifs dezes met den naam van Herinnering eener zeldzaame, en mogelyk niet algemeen genoeg bekende, Heelkun- dige Bewerking doope. Poor G.I: VAN WY OVER EEN ENz. 255 Voor zoo weel ik bewust ben, heeft niemand , woor, of na den Hoogleeraar Arzinu's, dez- zer operatie (welke. wy flaan,te verhandelend melding gemaakt, veel minder dezelve immer eigenhandig uitgevoerd, met dat gelakkig gevolg wan volkomene berftelling. ikkes Bro gorog Ml en zegt, datde groote B. s. Ar- BINUS, in zynen tyd, tegen eene PRalEghe pyn in ’t aangezigt, op de hoogte van de Nervus infraorbitalis, de-affnyding dezer zenuw” werktftellig gemaakt heeft; en ik meen mytekun- nen herinneren, uit de lesfen van den overledenen Hoogleeraar r. SNIP, en den nog in wezen zynde zeer kundi- gen Lleelmeester j. MARTENS, dat zyn Ed., namelyk snip, van Prof: ALBt- NUs, had hooren verhaalen, deze operatie niet gefuccedeerd te zyn, voor en aleer dezelve ten tweedemaal hervat wierd, dog dat na dezen eene volkomene herftelling volgde (a). r. | SNIP, (a) De zeer geleerde heer vaN Jucuem, M. D. getuigt ook, % zeive van ALBINUS ge= hoord te hebben, 256 J.G. VAN WY OVER GEN SNIP verzekerde , dat de Operatie; om namelyk gemelde zenuw te treffen , minder onfeilbaar is, dan men denkt; het blykt ook, dewyl de groote nas somicus ALBINUS dezelve andermaal moest hervatten , om dat hy meende uit de terugkeerende pyn overtuigd te zyn, dat de zenuw niet, of ten min- {ten niet volkomen , afgefneeden ware: de uitflag van de tweede opfporing met het mes bevestigde deze gedagten, __ Allerwaarfchynelykst komt het my voor, dat de onzekerheid om deze zenuw wel te treffen en volkomen af te f{nyden, de reden is, waarom anderen, die ALBINUS gevolgd hebben, niet geflaagd zyn, ten minsten in die ge- vallen, daar het mes met eenigen {chroom aangewend is; althans het geval in SANDIFORT’s Natuur- en Ge- neeskundige Bibliotheek V.d. bl. zár. komt my voor van dien aart geweest te zyn: alleen wierd door de operatie (die op aanraaden van den grooten Geneeshbter TRONCHIN gefchiedde) “maar voor eenén tyd verligting aange. bragt. Vermoedelyk was deze pyn uitgeftrekter, in meerder zenuwtak- en; HEELKUNDIGE BEWERKING, 257 ken, dan men met zekerheid konde affnyden, want ik twyffele of men in gevallen, alwaar de pynen zeer uitge: {trekt zyn, ooit met grond, door de affnyding der zehuwen zig de radicas le geneezing kan belooven, dewyl de moeijlykheid en onzekerheid, om ver= fcheidene zenuwen wel te treffer en volkomen af te fnyden , moet toege ftemd worden, althans veel meer, Ma van eene enkele; en langs dezen weg fchynt my ook het geval van TRON* CHIN oplosbaar, ten minften hy achte het noodig, om ook die zenuwtak van het harde gedeelte van het zevende paar door te {nyden, welke zig met de nera vus infraorbitalis vereenigt; en my dunkt het is mogelyk, dewyl de pyn veronderfteld wierd in , of omtrent deze zenuwrakken plaats te hebben, dat een van beiden of mogelyk geen van beiden volkomen is afgefneden, en dat de verligting van pyn voor eeni= gen tyd, door de verettering der won- de is te wege gebragt; dan zoo dit. niet waar is, is het geval allerdenke« Iykst van eenen anderen aart geweest, als dat van ALBINUS, en van my, ’% welk zal volgen, AK. DEEL, R Op 258 J.G. VAN WY OVER EEN „Op dezelve manier en met meerder grond denk ik omtrent het geval, ons door den Heer SCHLIGTING, in Zy- ne Wondbeelkunde bl. ge medegedeeld, waar van my myn vriend, de kun- dige en geoeffende Heer j. VAN DER HAAR, in een brief van den 23 September meldt, dat de Lyderes ge- duurende de verettering der wonde van pyn bevryd was , maar volgens tgeen zyn Ed. gehoord had , was dezelve weêrgekomen : hoe groot „en diep ook deze wonde geweest is, kan het egter zyn, dat alle zenuwen in ’t geval deel hebbende, niet volko- men zyn afgefneden geweest, ten min- {ten daar is grond genoeg om aldus te denken, want heeft het ALBINUS, met de affnyding van een enkele ze- nuw, kunnen mislukken, hoe veel te meer kan ’ zelve plaats hebben, wans neer zulk een menigte zenuwen moe ten van één gefcheiden worden, (en dan immers kan de operatie van geen dienft zyn!) en derhalven dunkt my , dat. men door zulke mislukte gevallen niet behoeft afgefchrikt te worden, offchoon P. M. VEILLARD , (zie ge- melde Bibliotheek VIL. d. bl. 321.) in rie HEELKUNDIGE BEWERKING. 250 drie waarneemingen befluit, dat deze Operatie geen voordeel aanbrengt, integendeel fchadelyk is, om dat de waarneemingen gedaan zyn, zoo hy Zet, aan menfchen die aan het zelve ngemak , waar voor dezelve aangepre= zen is, kwynden; en verfcheide maa= len dezelve ondergaan hebben, ja zel= ve de branding niet uitgezonderd: wat hier van zy, of ‘er mogelyk, niettegen- {taande de vereischte naauwkeurig- heid, niet nog wel onaangeroerde ly- dende nabuurige zenuwtakjes de oor= zaak van geweest zyn, dan of ’t geval van eenen anderen aart, niet gefchikt tot de operatie moet geoordeeld wor- den, durf ik‘ niet op my nemen teftel- len, maar kan egter niet voorby, dit in overweeging te geeven; ondertus- fchen begryp ik uit het een en ander, dat tog deze kunsthewerking niet ge- heel en al moet verworpen, integens deel aangeprezen worden, dewylze, na *tmy voorkomt, althans geen nadeel kan doen, maar zeker met meer fuc- ces kan en behoort uitgevoerd te worden, in dat foort van plaatfelyke pynen, die, (fchoon zig verfpreiden- de) beginnen op een bepaald punt, R 2 nas 260 J.G. VAN WY OVER EEN namelyk ter plaatfe van de nervus infra= orbitalis, en zig dan van daar verder laaten gevoelen: Althans in foortge- lyk geval, heb ik het genoegen gehad te flaagen. … Den 28 Augustus 1780 wierd ik om raad gevraagd by een flotemaaker, over eene plaatfelyke pyn, in het reg- ter gedeelte van het aangezigt; alwaar de nervus infraorbitalis door het onder= oogkuilfche gat naar buiten komt, zig verder door een aanmerkelyk gedeelte van hetzelve uitftrekkende, maar al- tyd by wyze van fteekende , fchieten- een brandende pyn op eerstgemel- de plaats beginnende, waarna dezelve zig verder uitbreidde. Deeze ondraag- lyke pynen duurden niet zeer lang, maar kwamen ongeveer alle uuren, ook fomtyds alle kwartieruuren wee- derom, zoodanig, dat de lyder bui- ten ftaat was zyn beroep te kunnen waarneemen. Hy had in deeze elen. dige omftandigheid reeds vier jaaren doorgebragt, en zeer veele hulpmid- delen, zoo in- als uitwendige, vrugtee loos beproefd, De HEELKUNDIGE BEWERKING. 261 De zeer geleerde Heer vAN Ju- CHEM, dewelke federt eenigen tyd zyn gewoon Geneesheer was, oordeel. de derhalven ook, dat hy ongenees- yk zoude zyn, zoo niet, voegde zyn £d. daar by, eene heelkundige operatie, namelyk de doorfnyding van de ner- wus infraorbitalis, zulks voorkwam, waarop hy eenigzints vertrouwde. Zyn, Ed. raadde den lyder daar toe aan, om met my insgelyks te raadpleegen, zonder egter iets te melden van eenige operatie, waar van gefprooken was tus- {chen hun beiden, om dat men te ze- kerder zoude zyn, in de bepaaling van de oorzaak der pynen, en in de daar op toepasfelyke geneezingswyze. Denlyder bezoekende, (prak hy ook niets van ’t geen zyn Geneesbeer hem voorgefteld had, maar, na my een (door vreeslyke pyn afgebrooken) vers haal gedaan te hebben, vraagde hy, wat ter herftelling diende gedaan te worden, bereidwillig om alle, daar toe moogelyke, hulpmiddelen te or- dergaan. Ik prees hem zeer íterk- de operatie van ALBINUS aan, en toen zeide hy mv reeds beflooten te RK 3 hek= 562 J.G. VAN WY OVER EEN hebben, om zulks te beproeven, de- wyl gemelde Geneesheer hem zulks, voor my, als het eenige en het laatfte middel dat ter onderzoeking tot eene volkoomene geneezing overig was, had aangeraaden, Te vooren had men reeds twee vere ‚dagte kiezen zonder vrugt uitgetrok- _ ken; dus raadde ik hem, eer de opera» zie ondernomen wierd, eenen anderen (dewelke pyn veroorzaakte , wanneer men ’er met eenen yzeren fonde tee- „gen ftootte, en zyn gewoone pynen op ’tzelve oogenblik vervroegde) door zyn gewoon kiestrekker te laaten uithaalen, dog dit was meede vrugter loos, en de tand was zeer gezond, Ik had reeds vooraf weinig verwag- ting van eenen goeden uitflag hier door te zullen zien, dewyl de pynen beften- dig plaatfelyk opkwamen, op de hoog- te van gemelde zenuw, enkele aan- ‚vallen uitgezonderd, wanneer:de ly- der verwarde in de bepaaling der plaats, en dan meende dat dezelve van de opperkaak booven den oogtand, zyn aanvang nam, Dan, HEELKUNDIGE BEWERKING, 263 Dan , ik rekende het mynen pligt, deeze beproeving vooraf te laaten gaan , dewyl de ondervinding dik- wyls geleerd heeft, dat fomtyds be- derf aan de wortelen der tanden of kiezen plaats hebbende, de pynen hier door ontftaande, langs de ver- fpreiding van verfcheiden zenuwen zig uitftrekkende, ter{tond ophouden, zoo- dra de uittrekking gefchied zy. Toen ik voor de tweedemaal onzen lyder bezogt, wagtte ik weder eenen aanval van pyn af, welke zoo heevig was, dat hy als zinneloos rondliep en ylings zyn toevlugt nam tot een doek in koud water natgemaakt, dewelke hy my zeide altoos in gereedheid te hebben leggen: deezen drukte hy zeer vast aan, ter plaatfe der pyn in ’t aan: gezigt, en hier door kon hy dezelve - fpoediger doen verdwynen. » De druke king, en ’t.koude water, tegen gemel- de zenuw, en gedeeltelyk op de pes anferinus (welke met de nervus infraor- bitalis gemeenfchap oefent) aange- bragt, waren moogelyk in ftaat de ze- nuwen voor eenen korten poos te ver- dooven en de pyn te doen ophouden: % KR 4 Zoo 264 J.G, VAN WY OVER EEN ZOO ziet men fomtyds, dat de druk- king van een vinger op de nervus fupra- orbitalis, die lastige {pyker hoofdpyn, by fommigen Haemicrania genoemd, voor eenige oogenblikken kan. doen ophouden. Deeze kortpoozige genees- wyze egter, heb ik aan my zelven nim mer voordeelig bevonden; de pyn verhefte zig daarna altoos met zoa veel meerder heevigheid, als ik de drukking langer aangehouden had, of naar den graad der doofheid, op de belette doorvloed van het onbekende dets in de zenuwen gevolgd, Den 3o Augustus advifeerde ik over het gemelde geval den Hoogleeraar A. BONN, dewelke ook met my in ’ zelve gevoelen was, om namelyk de verdagte. zenuw aftefnyden, en met de gewoone vriendelykheid (en onderwy-= zing, waar meede ik dikmaalen in an= dere gevallen begunftigd ben geweest) beloofde zyn Zd, by het uitvoeren der operatie teegenwoordig te zullen zyn, gelyk nog dien zelven dag gebeurde, te gclyk met de Heeren VAN JUCHEM en sTOLTE, Med, Doctoren, Eet a ed ak \ HEELKUNDIGE BEWERKING. 265 Het zoude overtollig zyn de manier , op welke ik de geren uitvoerde ‚ om- ftandig meedetedeelen, dewyl niemand, in de Anatomie kundig, zulks ter. na- volging noodig heeft: anderen, kier in onbedreeven, zullen geen voorfchrift, of handleiding, noodig hebben, dewyl het hun niet geraaden is deeze, fchoon geringe , operatie, (die in de handen van dezulken gevaarlyk zoude kunnen Zyn) te onderneemen, Niet voor den eerften September, in den namiddag, gevoelde de lyder zyne pyn wederom koomen , en by- na een half uur aanhouden , egter niet zoo heevig als voor de kunflóewer- king ; ondertusfchen deni tweeden en derden van dezelve maand, hervatte de pyn op de minfte aanraaking van ’t. verband, ’t welk ik nu voor de eerfte- maal afnam, en in teegenwoordigheid van zyn Geneesheer het handwerk her- vatte, de fneede verder naar ’t jukbeen uitftrekkende , laatende. het Giflorie langs het been, en de reeds gemaakte wond, verfcheiden maalen pasfeeren, voornamelyk langs het opperkaakbee- nige gedeelte, het welk zylings naar, AR de 266 7 G.WAN WY OVER EEN de neus, den grond der oogkuilen helpt maaken, met eene meerdere in- drukkende hand, ten einde volkomen zeker te zyn, om nu niets in deezen weg onaangeroerd te laaten ; het welk voor een klein gedeelte moet plaats gehad hebben, niet teegenftaande ik, en de, by de eerfte kunsthewerking teegenwoordige, Heeren, hieromtrent, wel volkomen meenden verzeekerd té zyn; dewyl ik toen reeds in de ge- maakte wond, het foramen infraorbitae le met myn vinger voelde, en langs dezelve het biflorie gevoerd, en de verdagte zenuw volkomen ‘afgefnee- den, meende ontdekt te hebben. __Zoodra in de tweede operatie, het biftorie langs een gedeelte van het juke been ging, gevoelde de lyder eene zeer aandoenlyke pyn, gelyk ook ter plaatfe van het onderoogkuilfche gat , de- welke hy by het doen der eerfte be: werking niet gevóeld had, en welke ophield, by de {tyvere indrukking met het mesje, tot op, en langs het been. Ik- verbond plat , met een wiek in op. Thereb: bevogtigd, gelyk by eeni= | | ge HEELKUNDIGE BEWERKING. 269 ge volgende verbanden, om de exfoli- atie, welke fomtyds op zulke ontbloo- ting van been volgt, zoo veel moge- lyk voortekomen, | Den vierden September nam ik % verband af, en hier door ontftond ee- nigzints pyn, die na weder verbonden te hebben verdween, en niet anders kon vergeleeken worden, dan by die, welke by alle verfche wonden fomtyds plaats heeft, wanneer men dezelve aans roert, Den zesden daaraan volgende, vond ik met de Heeren :BONN, en VAN JUCHEM, de wond zeer wel, geevende eene goede etter; ‘hy had fomtyds fcheuten (gelyk hy het’ uit drukte) in dezelve, gelyk aan andere etterende wonden, dog bleef geheel bevryd van zyne gewoone onlydely- ke aandoeningen. k Wy befloten, op dezelve manier , verder de wonde te ‘behandelen: de lyder was voor het overige wel te vreden, en kon (voor hem tets onge“ woons) met fmaak eeten, —_ za k { ‚268 J.G. VAN WY OVER EEN — De wond genas, in de volgende ver- banden, reedelyk fpoedig, niets hin- derde onzen byna hefthalddn zieken, dan dat hy by een’ onverwagten ftoot teegen de wonde, of by het neusínui- ten, eenige geringe ícheuten ontdekte. …_ Den 18 dito was de wond reeds zon- der exfoliatie geneezen, en den 20 be- zogtenhem de twee laatstgemelde Heer ren, met my, en vonden hem herfteld. Na korten tyd ging onze lyder aan zyn gewoon werk, en was gezond, zag ’er veel beeter uit dan te vooren, kon het kloppen op ’taanbeeld zonder hinder, gelyk ook het vylen , (zulks zelve doende) verdraagen , het welk hy te vooren zoo zeer fchuwde , en ontwyken moest. b … Ik heb.hem van tyd tot tyd bezost; en beftendig wel bevonden, gelyk hy ‘nog heeden aldus blyft. | ‚Het was, gelyk blykt, eerst na de geneezing der wonde, dat de lyder volkomen van pyn ontheeven was; ik zoude minder. hoop op de herftelling : ge k E HEELKUNDIGE BEWERKING: 269 gehad hebben, indien de pynen, eerst ten tyde der verettering, verdwee- nen waren, dan het teegendeel had plaats: zoo lang de wonde niet genee« zen was, had hy fchreinende en fchie- tende pynen in dezelve, dewelke nà de volkomene fluiting derzelve geheel en al verdweenen zyn en blyven. Om genoegzaam zeeker te zyn van het effect der operatie, heb ik de mee- _dedeeling derzelve tot aan den 1o De- cember deszelven Jaars 1780 uitgerekt. WAAR- Blalz.-a70 — Ris: WAARNEEMING. | VAN TWEE WANSCHAPEN KINDEREN, | je DooR H. MIRANDOLLE VAN GHERT. De Huisvrouwe van Arnold Stasfen binnen deeze Stad, Moeder van twee welgefchapen kinderen, in welkers laatíte verlosfinge, daar het kind met één voet voorkwam, ik zelf haar de behulpzaame hand had gebooden den 12 Augustus 1776 , vefzogt andermaal mynen byftand op den 14 December 1777, en baarde eenen dooden zoon, wiens byzondere gedaante zoo zeer myne verwondering opwekte, dat ik den Heer de Witt, voorheen Lector in de Vroedkunde te Zierikzee, thans Med. Doct. en Chir. Maj., ‘liet verzoe- ken ooggetuige van dit geval te aib 5 c8 H. M. VAN GHERT OVER. 271 _ Het lichaam en de leden waren wel gefteld; de neus was plat en breed; de oogen groot, wyd, en zeer uitpuilen- de; het aangezigt had een lood-verwi- ge coleur. De hersfens waren door geen bekkeneel bedekt, even;of het- zelve boven de oogholten. ware af- gezaagd, en vertoonden niet dan eene! weeke , breede en ongelyke opper= vlakte, alleenlyk overdekt met de zag- te bekleedfelen, die flap waren, en in het midden eene dobberende verhe- venheid , by wyze van een tepel, uit- maakten. Een diergelyk wangedrogt (anar) heb ik, onder anderen, gezien binnen deeze Stad in het Jaar 1767, waar by kwam eene zeer aanmerkelyke fply- ting in den ruggegraat, welk fchepfel. men verhaald heeft, dat volkomen een Aap geleek, hebbende de oogen bo- ven in het voorhoofd, de neus inge- drukt, den mond op de kin; de vin- gers {cherp, en, het geen byzonder affchuwelyk was , aan het einde des ruggegraats eenen ftaart, zynde één duim dik en ten minften vier duimen lang: geen wonder, daar de Moeder | van 172 H.M. VAN GHERT OVER van dat kind zwanger zynde, ten tyde van de kermis, een aap op een beer zita tende ontmoet had, die haar op het lichaam was gefprongen en had aan- egreepen, waar door zy zoo zeer onte Îeldes dat zy byna in flauwte neder- viel , en geduurende haare zwanger- fchap altyd voor haar lot bedugt was. (Zie F. A. HONDORFF BLOCK Disfer- tatio Pathologica Inauguralis de regimine gravidarum, Trafecti ad Rhenum 1779 Pag. 57.) Zoo meende men ook, dat gemelde huisvrouw van Arnold Stasfen in haare zwangerfchap ware onfteld geweest door het zien van een zeehond, die door de ftraaten wierd omgevoerd, en dat deeze fchrik oorzaak ware van dit haar ongeval. De Kraamvrouw vermoedde niets; ook droeg men zorge haar van dit al- les onbewust te laaten, en het kind voor haar oog te verbergen, om alle aandoeningen te vermyden, die of de herftelling zouden konnen hinderlyk zyn, of in het vervolg van tyd nieuwe onheilen te weeg brengen. Í Weis TWEE WANSCHAPEN KINDEREN 273 Weinige maanden daarna wierd de- zelve vrouw wederom zwanger, en op den 25 December 1778, wanneer zy in arbeid was, wierd ik verzocht by haar te komen. | De vroedvrouw zeide my de waare ligging van het kind onmooglyk te konnen onderfcheppen. By myn on- derzoek fcheen zig een vleezig, zagt en hobbelig gezwel aan te bieden, by- na als een gedeelte van de Moeder- _ koek, wanneer die op den mond des Baarmoeders is vastgehegt. Intusfchen was de arbeid natuurlyk; en de weeën gingen gereegeld voort; zonder dat zig eenige fchyn van bloed-ftorting opdeedt; ter zyde: van. eenen harden beenigen omtrek vond, ik de ooren van het kind, en befpeur- de wel haast, dat het hoofd voorkwam. De pynen wierden meer en meer hee- vig, en de vrouw verloste van eenen zoon, die een weinig daarna ftierf, Dit kind was wel gefchapen, behal- ven het hoofd, welkers omtrek klei- ner was, dan dat van het voorige; de _ IX. DEEL, | | 274 H.M. VAN GHERT: neus minder plat; en de oogen niet zoo groot: voor het overige ontbra- ken insgelyks het voorhoofds-opper- hoofds- en byna het geheel agter: hoofds-been, het brein was flegts over- dekt met de hersfenvliezen , zonder hairig bekleedzel, en had eene onge- lyke , weeke en gemarmerde opper- vlakte van omtrent drie duimen in den middenlyn. Wat mag men hier uit befluiten? zal men de oorzaak aan eene verbeel- dingskragt toefchryven? die had al- toos ditmaal geen plaats Gerecen of aan eene byzondere gefteltenisfe van de Moeder? deeze had te vooren reeds twee wel gefchapen kinderen ter wee- reld gebracht. Causfa modusque laten? , dubiisgne aenigma tenebris Difficile Auctorem monftrat babetque Deum, A. VAN ROYEN Carm, Elegiats de morbis aetaturnse Ei CHRI- Bladz. 275 CHRISTOPHORI SAXI Animadverfiones in veteris cuiusdam Den dici Opbtbalmici gemmam Spbragidem, numero vicefimam, necdum editam. | NV ue et item alter paene effluxit an- nus,'eëx quo vir nobilisfimus CACHELE- vIvs, unus de corporis regi. cuftodí- bus, fuafore PVTEANO, (vulgo: Dv puY,) V. GC, qui Academiae bonarum literarum Parifienfi ab Actis et manu est, ad me Bellovaco (:Bauvais ,) literas mifit, in quibus perhumaniter me cer- tiorem fecit, penes fe esfe lapillum, in horto quodam, duabus circiter leucis Francicis a Ponte Episcopali, (:Pont à’ Ee wêgque,) oppidulo quippe maritimi cu- iusdam Normandiae municipii Honflorit (Honfleur) finibus proximo , repertum: praeterea eumdem planum quidem le- vigatumgue, fubviridis coloris, fed lon- giorem tamen, quam latiorem, nec unius digiti crasfitie denfiorem esfe fi gnificavit: tandem quae in quatuor eius laterum marginibus verba a dextra ad laevam, inverfis ee formis, in- 2 Ci. ‘ 276 C.SAXIVS AANMERKINGEN OVER cifa legebantur, ea doctisfimus ille Re- gis Franciae fatelles manu fua accurate pingendo fic imitatus crat: ed T-WWLIVICTORIS TEUILIVII VICTORIS — LENE SOMNUSY LENE HERBIDUM…, T-IVLI VICTORIS TIULIVLIVICTORISE. LENE RAPEIDM ___= NEMLACT Quam tituli formulam fimulatque co- gnoveram, ne levisfimus quidem dubis tandi ferupulus remanecbat, quin a Me- dico quodam oculario olim profectam, unguentariaeque arculae, collyria ex- hibentis, indicem esfe, adeoque ad un- deviginti illas gemmas fphragides, quar rum nuper in Zpistola, ad Amplisf. Wynium feripta, cenfum egi, necesia- rio referri debere mihi pet'uaderem. Quali ergo de genere monumentorum ille lapillus esfet, cultisfimo eius’ do- mino, u: par erat, laetus et lubens in- dicavi, qvae vero finguiorum esfèt ver- borum fententia, propter multas alia- rum rerum, quibus tum-distringebar ; cu- EEN OUD LATYNSCH OTSCHRIFT.. 297 curas , figillatim approbare non pot eram. Id vero nunc.aliquid otii nactus breviter perfequi conabor , postguam prius de Oculariorum Medicorum apud vee teres multitudine , in primis eorumdem. nominibus e marmorum et lapillorum memoria accurate repetundis pauca dise feruero. — Nihil carius et antiquius esfe integritate oculorum , aut morbo- rum; eos fubinde infestantium, depul- fione, fi naturae fenfus non doceret , cuiuscunque certe populi fermonis lo- cutiones demonftrarent , quibus vel amoris , vel falutis, vel pretii magni tudo, gradus, et praerogativa velut eminentia declarari, aeftimarique {o- let, Inde hominum nullis fumzibus par centium ftudia: hinc Medicorum, vel potius Chirurgorum; collyria paranti- um et nunc, et olim affluens copia; An vero fubinde oculis- aegrotantes huiuss modi varietate remediorum bene fanaríi posfint, aut fanentur, nonnullive Oph- thalmicorum Hoplomachi Martialis VII. Epigr. LXXIV. multum disfimie les fint, neque iudicare, neque prae- ftare meum est. Illius faltem fcientiae Medicos omnes, quotquot pasfim in lis bris Graecorum et Latinorum, velut | 5 3 Cors 278 C.SAXIVS AANMERKINGEN OVER Cornelii Celfi, Scribonii Largi, Pliniò, Galeni, Caelii Aureliani, Marcelli Em- Pirici, Attii, Alexandri Tralliani, et aliorum, commemorantur, fi hoc loco coacervare vellem, quid aliud agerem, nifi ut fciens illiterato plagio describe- rem, quod feriptum et relatum est pri us? Korum tamen nomina qui cognos- cere volet, adeat varios Scriptorum In- dices a Fabricio in Bibliothecis Graeca et Latina, multo ejus labore et conten-= tione animi digeftos, tamquam Jndicem Scriptorum et Medicorum a Celfo Jauda- torum , (Bibl. Lat. L. II, c, 4. p. 444— 448. Zom. 111.) Zx Fo, Rhodii Indice in Scribonium Largum Excerpta, (Bibl, Lat, L. IV. c, 12, p. 850-862, Zom, III.) Andicem Scriptoruim, qui in Plinii Histo- ria Naturali citantur , (Bibl, Lat, L. II, C. 13. p. 566607. Zom. II.) Indicem Scriptorum € aliorum guorundam a Ga- Jeno memoratorum ‚ (Bibl. Graec, L. IV. C. 17. Pp. 560590. Vol, IL.) Jndicem Scriptorum a Caelio Aureliano laudato- rum, (Bibl, Lat, L. IV. c. 12, p. 868— 875. Zom, III.) item paucos fcriptores a Marcello Empirico in confilium vo- catos, (Bibl, Latin, L. IV.c. 12. p. 864-866, Zom. III) Zadicem Scripso- ruim EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 279 vum ab Aëtio Medico laudatorum, (Bi- bl, Graec. L. V.c. 23. p. 322—32g. Vol. VIII) Zndiculum Medicorum et Scripto- rum ab Alexandro Tealliano memorato- rum, (Bibl. Graec, L. VI. c. 7. p. 599=— 6o2. Vol, XII.) in primis vero praecla- rum illum Zlenchum Medicorum wete rum, (Bibl. Graec. L. VL. c. g. p. 17— 456. Vol. XIII.) unde, quos reperit oculorum faluti mox ingenio et libris, mox collyriis profuisfe, in {uos centu- riare ordines poterit. Ín huius faltem Elenchi Medicis quibusdam Oculariis , aut Celf, fubinde auctoritatem , aut unum alterumve praetermisfum esfe nollem. Sic enim „Andreae compofliti- onem laudat Celfus VI. ó. 5. 16. Hierae cis collyrium non praeteriit, VL. 6, 6. 28. Nilei collyrium non disfimulavit opti- mum esfe VI. c.6. 6.8. g. 11. uti ettam „Pbhiletis collyrium pustulis oculorum tollendis aptum esfe cenfuit, VI. c. 6. 6.12. 23. Ita quoque, ut hoc duntaxat exemplo utar, oculorum aciem & dili- gentiam Fubricii effugit Hyginus vel Hi- ginus, qui apud Marrialem, X Epigr. LVI. 4. infestos oculis pilos urere dicitur. Sigillatim vero et praecipue, cum dl- berto Hallero, viro meritis et doctrina k 4 quom- 280 _C. SAXIVS AANMERKINGEN: OVER gquomdam illustri, nunc defideratisfimo „Medico, vifum fuerit , in Bibliotheca Chirurgica , Tom. 1. L. TI, 6. XXIV. p. 49—53; Medicos ocularios raptim et turbulente congerere, operae pretium esfe iudicavi, confultis, ut par erat, li- bris archetypis, et monumentis, ple- niorem eorum accuratioremgue. cen- fum eo modo agere, ut, quoniam ple- rique libertinae conditionis fuisfe vir dentur, non tam nominum, quam co-= gnominum , quae ferva fub Cacfaribus Romanorum civitate longe ufitatiora erant, indicio et caufis ordinarentur. Huiusmodi autem est Medicorum Ophe thalmicorum fecundum elementa ditera- rum, qualem marmoribus potisfimum et lapillis debemus, feries: (1) C. Luccius ALEXANDER, in gemma Sphragide, quam primus edidi, et illuftravi in Epistola figillatim edi- _tà p. 9. 10. 65, feqg. (2) C. Venuleius,.C. L, ARISTOCLES; Ocularius de vico Gornelii. Gud. CCXXIV. ro. en (3.) P. Numitorius, P. L. ‘ASCLEPIA- DES, II UI vir, et Medicus Ocu- larius, Veronae. vid. Onupbr. Pan- winij Infcriptiones Veronen/es. p. 242. dn Grut, ” EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 281 „Gruf, COCOXLIT. 4. Zo. Rhodius ‘in Amendationibus et Nowis ad Scri= bonium-Largum p: 78. Scip. Maffei ver Verona illustrata, Part. 1. P. 355. n. XXI et Mufeum - Veronenfe CXXXV. 1. it. Walchii Antiqui. _„Med‚p. 28. et 99. Mirabile confe- cit nomen Hailerus,1. lp. sr. Sexe tus Asclepiadis P. Numisorii liber- tus, ‘ortum fortasfis ex eo, five quod apud Fabricium in Elencha „Medicorum p. go. Wol. XIII. Bibl Gr; legerat Sextus, fcilicet nume- ro, Asclepiades, putaveratque Sexs ti praenomen inde effingi posfe, fid ve quod Sevirum Veronenfem Sexté praenominis genitorem esfe posfe fibi perfuaferat. (4) P. Mitius ATIMETVS, Aug. Medi E 0) cus ab oculis. v. Smetius CIL. 9; Ful, Vrfinus in Imaginibus , p. 99. Gruter. DLXXXI. 2. Zo. Rhodius ad Scribon. Largum. p. 189, Car. Patinus , in Commentario ad Monu- mentum Artori p. 451. Walchië Antiquit, Med, p. 95. C. Cintusminus BLANDVS. vid. Zpis- vola mea, p. 55.56. Hallero, 1. \. p. 5te est C, Cintius Minius Blandus. 55 (6, 582 C. SAXIVS AANMERKINGEN OVER (6 ) Tlustrius (Spon. Malvas. Fabrett.) al. Tiberius (Grut. Gud,) al. Ulyrius í. Mllarius (Don, Murat) al. Ti Lyrius (Patin. et Fabric.) al. rurfus T. Lyrius (ex Clerico Hallerus) Ti berii Caefaris Augufti Servus cE- LADIANVS, Medicus Ocularius. vid. _ Gruter. MCXI. 6. Spon. IV. Misc. p. 143. Malvafiae Marm, Felfin, p. Ee Car, Patinus ad Monumentum Artorii p. 450, Fabrettus, IV. 274. Fabricius in Klencho Medicorum p. 3ir, Wol XIII. Gudius, CCI. 12. Don. VIII. 59. Murator. CMLVII. 5. Walchii Antiquit. Med. p. ror. Ex uno Celadiano Hallerus duo re« pente fecit: T. Lyrium, et Illuftrí- um, Ì. Ll. p. 5o. (GG) M. Zulius CHARITON, e Maffeit An- tiguit. Gall. p. 3. 81. Muratorius , DVI. 3. et alii a me laudati in Epistola p. 37. (8) Zi. cLAVDrvs ... Medicus Ocularií- us..vid. Murat. CMXLV. 2. Wal- chii Antiquit. Med. p. 27. et 95. (9.) Alii cLAVvDI in gemma Sphragide. v. EZpistola mea, p.62. 63. (io) Ti, Zulius Augufti et daniel L. “_„CVTISONVS, (al. Cytifonus, dz in. â= EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 283 Fabric. al. Cytioforus, Bartol. al. Cytiforus Mur.) Medicus Oculari. us. vid, Ful. Vrfinus in Imagin, p. roo. Boisfardus , in Antiquit. Part. IV. Tab. 84. Gruterus , DLXXX. 8. Patinus in antiguum Cenotapbium M, Artorii p. 451. Bartoli gli Anti- chi Sepolcri Tab. 41. n. 5. Habricius in Zlencho, p. 134. Wol. XIII. Bi- bl, Gr, qui tamen Cutifonus mutat in zò Zyfiponus p. 31. 312. ibid. auctore Reinefio ad-Cl. XI. 2. Mua rat. CMXXVIL. 5. Walehii Antiquit. Med. p. 98. (rr) Cn. Domitius DEMETRIvS, Medí- cus Ocularius. vid. Malwaftae Mar- mora Felfinea p. 219. Fabrett. IV. 276. Walchii Antiquit. Med. p. 27. et 97. _(12.)C. Julius DIONYSODORVS, vel D:o- NYSIODORVS, in lapillo Veronenfi, vid. Epistola mea, p. 49. (13.) C. DVRONVS, vel DVRONIVS, in las pillo Avenionenfi. vid. Zpistola mea, p. 6o. Ór. (14) P. Deecimius P.L. eros, vel He- ros, -vel Heras, Merula, Medicus Clinicus, Chirurgus- Ocularius. vid. Smetius, LXXIV. 4. Fulw: Vrfinur in 284 C. SAXIVS AANMERKINGEN OVER in Zmagg. p. 99. Hier. Mercurialis II. Var, Leet, 22. p. Mm. 74. 75. … _ Boisfardi. Antigquit. Part. UI. Tab. 148. Gruter: CCCG. 7. P. Scriveri- us.ad VI. Martial, Ep. 78. p. 152. Jo. Rhodius ad Scribon. Largum. p. ”8.f. Jo. Richardus in Antiguit, Di- wionenfibus p, 6, Marmora Taurinen- fia Part. 1. p. 231, Walchii Antiquit. Med, p. 97. (15) C Kutilius ewrueTvs , Medicus … Ocularius. Fabrett. IV. xxv.p. 209. …_ Walchit Antiguit. Med. p.27. et 100. (16.) Decimus FLAVIANVS, in lapillo Pa- rifienfi. v. Zpistola mea, p.52. (17.) M. Vipius HERACLES, ‘in lapil- lis Noviomagenfibus. vid. Zpisto- da mea, p. 23. 34. 29. Is vero apud Hallerum p. 5o. celeriter duas ho- minum perfonas induit, alteruter- que M. Julius Heracles nominatur. HERAS, vel HEROS, vid, fupra EROS, ‚5 +"): | (18.) M. Latinius M. L. Medicus Ocus larius HERMES, $pon. IV. Miscell. Pp. 143. Malvafiae Marmor. Felfin, p. 218. Fabret. IV. 272. Walkhië ……, Antiquit. Med. p. 99. (19.) C. Sulpicius HYPNvs, in eee C- BEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 283 Set vid. Epistola mea, p. 45. (20.) kan Helwius Cn. L. rorrA, Medicus Ocularius. vid. Grufi DCXXXIV. 2. Zo. Rhodius ad Scri- bonium en P 76. Walchit An- ti slag Med. p. 9 (ar) C. Alfius;, L. L. Isocrysvs, Me- dicus fortasfis Ocularius-, ap. Rei- nes. XI. 1. -unde ‘cógpurov arito- nis in lapillo Diwionenfi, n. V. v- Epistol. meam, p. 39. Hallero, qui faepe alios defcribere folet non fa- lutatis fontibus , nominatur CAs- SIVS L. L. ISOCHRYsOS Medicus, ín Bibl. Medic. Practicae Tom. 1. L. IL 6. ór. p. 188. (22.) £. Saccius MENANDER, in Vefonti- no lapillo. vid. Epistola mea,p.5r. MERVLA, vid. EROS. (23.) Q. Lulius MVRRANvS, in lapillo hooo vid. Zpistola mea, (24.) 5. AE ‘al. Golius (Smet. Boisfard.) forte Coelius (uti infra n. 27.) Q. L. NICOMEDEsS, Medicus ed rius. vid. Smerius , LXXVI. Fulvius Vrfinus, in Imagg. p. ded Boise 286 C. SAXIVS AANMERKINGEN OVER _ Boisfardus Antiquit. Part. IV. Tab. 87. Gruter. CCCCXVI. 8. Walchii Antiquit. Med. p. 28. et 96. (25.) Q. Clodius, Q. L. Niaer, Medí. cus Ocularius, Reines. XI. 8. Mar- mora Felfinea p. 219. Jo. Rhodius ad Seribon. Largum p. 77. Fabret- tus. IV. 275. Walchii Antiquit. Med, p. 96. Hallero p. 51. nullo auctore dicitur Q. Caelius Niger. (26) M. prvrvcaA, Medicus Oclarius. vid. Seip. Maffeii Mufeum Veronen- fe. CCLXXXIV. 1. Walchii Anti- quit. Med. p. roo. (27.) P. Colius, al. Coelius (Gud.) P. L. PHILOGENES, Medicus Ocularius. vid. Donius VIII. 6o. Gud. CCXIX. 9. Murat. CMLXIV. 4. Walch Antiquit. Med. p. 95. (28.) PHRONIMVS, in lapillo Teneníi. vid. Epistola mea, p. 57. 58. (29.) Q. Caerellius QVINCTILIANVS, in lapillo Normannico. vid. Zpistola mea, p. 42. 43. Hallero est Q. Caerillius p. St. | (30.) C. Capius SABINIANVS, in lapil- lo Genueníi. vid. Zpistola mea, p. 32. ubi non opus esíe fignificave- ram EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 287 ram Capitonem in Capii locum fuf- fici. Attamen Mallerus Capitonem maluit p. 50. | (31.) G. Statius SABINIANVS ‚ in lapillo Vefontino. vid. Zpistol, p. 47. (32.) M. Julius sECvNDpvs, Medicus Ocularius, vid. Ghezzi Camere Se- polcrali, Tab. XX. n. 25. Murator, CMVIIL 1. Maffei Mufeum Veronen. fe CXXXV. 2. Walchii Antiquit. Med. p. 27. et 99. (33.) siricivs, Medicus ab oculis apud Fulw. Vrfinum in Jmagg. p. 99. Grut. DCXXXV. 3. Zo. Rhodius ad Seribon. Largum p. 76. Bartoli gli Sepolcri Antichi Tab. XLI. n. 9. ro, Murator. CMXXVII. 14. Walcbii Antiquit, Med. p. 32 ct zor. (34) P. Aelius THEOPEHIVS, in lapillo Senenfi. v. Epistola mea, p. go. et ‘ar. Tandem. | (35) 7. Julius vicror lapilli Belfova- cenfis, cutus Epigraphe nunc pri- - mum in lucem exit. Nihil nunc dicere attinet de Medici ipfius nomine, haud aliunde nobis, nifi ex hac ‘gemma noto, nec alicubi, quantum fciam, commemorato. Sal- tem in plus quam centenis, quos Rel- ne- 238 c. SAXIVS AANMERKINGEN OVER nefit FEponymologicon MSC. congesfit ; Victoribus, ne unicus quidem Ziri prac- nominis, nedum artis falutiferae dedi- tus homo reperitur Zulius Victor, neque in perfona et ftatu eius definiendo vel aliquantulum morari necesfe est, quana doquidem ista muneris et operis fun- ctio libertináe conditionis fortunam ect gradum raro excedere folebat, Verum quadruplex illetitulus , cum et perpetua remediorum Zenitate a ceteris discre- pet, et foloeco quodam latinitatis uft plane fingularis fit, haud fane qualicun- que mea interpretationis opera et luce indignus videbitur. Etfi enim illud LENE femel , iterumque , in duplici Parifienfi n. XM. et XIII. nec non ter- _tium in Mofa-Traiectino meo iactaba- tur, tamen non nifi unius velut pyxi- dis cellulae remedium prae fe ferebat, quod mitigandis vel auferendis morbo- rum generibus, ibidem nominatim in= dicatis, par esfe credebatur. In nostri vero Myropolae vasculo maxima dos et anima collyriorum est Lenitas, quafi parum interfit, quoquo demum quis oculorum vitio, five Epiphoris, five Caligine , five Prurigine , Aspritudine;, Lippitudineve laboret. Omnibus enim on cir- kt dine EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT; 289 circumquaquê lateribus praefcribi iusfit LENE. Neque fumma id quidem “in- juria. Nam acria medicamenta nocent, uod lacrimas movent, fecundum Ce/- j VL vr. r4. Eodem pacto dlexan- der Trallianus ex interpretatione latina Joannis Guinterii, Andernaci, L. II. ps m. 149. collyriis, inquit, uti necesfe est, atque ex eorum numero, quae non ro- dant , fed acrimoniam queant obtundere: Nulla vero faepius a Medicis veteribus inculcantur et commendantur , quam medicamenta Jenia, qualia Nilei olim et Cleonis fuerunt, teste eodem Ceifo VI; vi. 8, 11., ut a me in Zpistola p.66, iam adnotatum esfe memini. Sic collyriunz dene acriori compofitioni opponitur apud Plinium nescio quem Valerianum, qui olim falfo fub nomine C. Plinit Secundì de Re Medica editus est, L. L. c. XVIII. p. 21. ed. Zorini. Obiter animadverte- reliceat, non rariorem disfimilioremve in aliis Medicorum libris, quam in Cek Jo manuum fubinde „ Lene et Leve per« vertentium, errorem deprehendi, ca« vendum tamen esfe, ne ubicunque /eve fe obtulerit, ftatim in Jene commutan- dum esfe opinemur., Veluti apud eum- dem Píeudo- Plinium L, I. c. XVIII. re- AX, DEEL. T tin 200 C, SAXIVS AANMERKINGEN OVER tinendum est Jeve in his verbis: in dino teres, ut leve fit quafi-collyrium, et inun- "_gess tum non paucis interiectis: Piper és crocum teres diligentisfime ut (ita leg; pro et) bene leve fit. Ibi enim leve non gravitati, fed aspero et fcabro opponi- tur, uti mOx: tofum medicamentum trie tum et levigatum fuerit, ut collyrium, In eo autem feplafiarius noster Medicus vel balbutiebat, vel nimis abrupte lo- quebatur, vel orationis iuncturae vitio peccabat, quod mox fubftantivum mas- culi generis cum adiuncto neutro fo- Ciabat: LENE SOMNVS. mox duo ad- tuncta fine fubftantivi cuiusdam , aut copulae vinculo nectebat: LENE HER- BIDVM. LENE RAPIDVM. Vnde fecit probe, cum incertiores nos relinque- tet quam dudum , quodnam potisfie mum, aut cuius generis, et nominis collyrium intelligi vellet. Interim refi dua quaedam librorum medicorum ve: {tigia fequar, periculumque faciam, an horum fententiam verborum asfequi posfim. 1, LENE SOMNVS idem mihi esfe vi detur, atque rENE Medicamen: tum, quo fumto facile fomnum capi- | mus , " __BEN-OUD LATYNSCH OPSCHRIFT: 29t mus, five Lene ‘Hypnoticum , quale vocabulum de graeco fonte ductum, abiecta vulgari et abfurda lectione „Hlymnoticum, Plinio Valertano restitui debet, L. Ul. de Re Medica c. VIII. pe 64. Medicamenta certe, uti nunc, ic olim ad fornum ufurpare folebant, unde medicamenta fomnifica cum Plis nio XXXVII H. Nn. Sect. LVIL, dixe- ris, qude foporem inducunt. _Mo- deratior enim -inflammatio minus acrem curationem requirit. /n eius modi cafu „ inquit Celfus VI. vi. 6. 1. prima omnium Junt QWIES et abfrinen- tia. Ergo primo die loco obfcuro cuba- re debet, fic, ut a fermone quoque ab= flineat. et mox: Jatis est, uti QVIETE et abflinentia. Sic alio loco Celfus ibidem 6. 8. obtegendum caput, et quis escendum{uadet, faepe enim, inquiens, postbaee gravis fomnus, Jaepe fudor, faepe ali. deiectio pituitae curfum finit. Quid vero remediorum contineat illa fomni procreatrix compofitio, et quomodo fieri debeat; figillatim do- cuit Pfeudo- Plinius í, Plinius Valee rianus L. III. c. 8. p. m. 64. opiftogr. Inerant praecipue Papaveris laerymae;, quae non modo vim foporiferam has T 2 bent, 292 C. SAXIVS AANMERKINGEN OVER bent, verum fi eopiofor hauriatur fuccus, etiam pe fe Jomnos : _ Opion vocant. ut loquitur Plinius XX. …_ Hist. Nat. Sect. LXXVI. Recte pro- pterea Apuleius de herbarum virtu. tibus c. LIII. herbae, inquit, papa- weris filvatici fucco fi quem perungas, Jomnum ei cum fopore obiiciet. Quam- quam vero Diagoras et Erafiftratus „eodem teste Plinio maiori, 1. 1. én to- tum damnaverunt ... quoniam wifui noceret, ipfeque Plinius damnavit coke lyriis addi; tamen aliis eius ufum vul- go haud improbatum fuisfe aliunde conftat. Vrt igitur catus et cautus noster Victor mediam inter nimtum et parum teneret, Lene hoc Medica- mentum, fomno conciliando aptum, creasfe videtur, quod fortasfis Meco- …niwm fuit, hoc est, fuccus e capitibus papaveris & foliis decoctus, qualem … miultum opio ignaviorem esfe testatur ibidem Plinius. .LENE HERBIDVM, fubintellecto rur- fus Medicamento , huiusmodi pu- _to fuisfe collyrium, quod totum ex „herbis lenioribus conflatum erat , “_quafi-herbis plenum, & RN isd IC EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 203 Sic Jocus dicitur herbidus apud Liv. 1. 7. qui graminibus viret & luxuriat , item campus herbidus et aquofus in eo- dem Ziwio:IX. 2. qui herbescenti vi- riditate laetus et dives illabentibus etiam rivulis irrigatur. Quales autem herbas , aut quali portione , pari.an impari, inter {e_ misceri iusferit Me- dicus noster , quis interpretum ho- die divinare aufit? Id fcimus, non paucarum in priscis fuperesfe libris memoriam herbarum, quas oculo- rum valetudini profuisfe iactavit an- tiquitas; veluti Betonicam, five, ut in Plinii set aliorum codicibus fcribitur Vettonicam, cuius virtutum prageco fubincredibili Antonië, Mufae nomine etiamnunc circumfertur. Eam certe … gignere vinum ex aqua et accto, flo- _nacho et-claritati ocuiorum „ auctor est Plinius maior , XXV. Hist. Nart, Sect. XLVI. de qua in-confilium quogpe vocetur Cl. H. Cannegieterusin Obfer- wationibus in Muntingium de wera her- „ba Britannica c, VI. p. 156-158. eius « el ) „commemoravit herbas ,‚ quibus vel Brittenburgi, Praeterea quot quaefo Apuleius „vel quisquis- hibellf de vir- tutibus „herbarumn, auctor. est‚‚ non ocu- … 204 C, SAXIVS AANMERKINGEN OVER \_@culorum imbecillitati utiliter fubve- nîri, vel morbis auxilium ferri posfe | ille fibi perfuadebat? Sic hetbam Proferpinacam, c. XVIII. Chamaemi. Jon, c. XXIII. Laetucam filvestrem , c. XXX. Agrimoniam, ec. XXXÌ. Cen- taurìam minoren, c‚ XXXV. Papa- wer filvatieum , Cc LI. Mercurialem, ce. EXXXII. Cynocephalion, c, …_EXXXVil. Rutam montanam, Cc, CXIV. Oeymum, €, CXVIII. Apium, c: CXIX. alias herbas cum ad leni- …endos oculorum dolores , ‘tum ad morbos eorum penitus töllendos val. „de idoneas commendavit, ”E quibus forfitan , vel’ alijs hon’ disfimilibus > herbis eas duntaxat feligendas et de- v €Ooquendasesfe cenfuit Zwlius noster «Vietor, quae omnium ipfi mitisfimae ‘„videbantur. Inde, ut reor, caufa ti- tenebrarum appörtat, quoniam rapi- Pa ' Î tuli: LENE HERBIDVM. quae quidem ratio haud valde difficiles habet ex- plicatus, At illud tertium“ LENE RAPIDVM- plus ambiguitatis (et di adiunctum apud verae latinitatis àuctores nusquam alia, nift fammae veloeitatis, potestate ufurpatur, nec / . CIc- EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 295 credibile est, Lene remedium vulga- ri et communi fenfu, velut amnem , urgitem, wentum, turbonem, fimul esfe posfe rapidum, etiamfi quis tra- late accipere velit de praefente et ce- leri auxilio. Zenium enim talis natu- ra esfe videtur, ut non tam cito , cum impetu, et per faltum, quam fenfim et pedetentim malis occur- rant, “Qua igitur de re cogitavit Vic- tor , cum hunc propemodum fine “mente verbi fonum ederet? Equi dem fuspicari aufim, ípfum cenfuis- fe, idem fibi, tamquam collyrio- rum fapientisfimo conditori et în- ftructori , atque Philofophaftris ‚ no- vorum faäepe vocabulorum archite- ctis, ius datum esfe,‚ ut Latium novis adjunct mercibus ditaret, adeogue invito latine loquentium feribentium- que ufu ex rapa;, vel rapo, fabricasfe rapidum, cum rapicium ‚ vel rapacie um posfet. Bonus igitur homo per RAPIDvM ‚ meo quidem tudicio , intel- lexisfe videtur fuccum e rapis vel ra: pbanís'expresfum et decoctum. Se ortasfis etiam lenius cum nostro agi, et “ovoridorotz vitium ab eo depelli pos- fit fi RAPIDVM istud divellamus, le- ai Ï4 ga 206 C, SAXIVS AANMERKINGEN OVER gamusgque duabus vocibus RAPI DvM- of, f. pvMalis, (adiuncto. quippe ‚ Martiani Capeliae, IV. p. 95. ed. „Grot. dumalibus hirta fertis.) DvMofum autem RAPVM pro Silvestri accepe- „rim, de quo Plinius memorabili quodam „ et ad hanc valetudinis cu- ‚rationem mire apto fic fcribit loco , XVIII, H. N.-Sect. XXXIV. Zer- tiam, inquiens, fpeciem filvestrem ap- …pellavere in longitudinem radice procur- rente, rapbani fimilitudine „ es folio an- _gulofo, Jcabroque, fucco acri, qui circa _mesfem exceprus oculos purget, mede- t aturque caligini, admixto lacte muliebri. Haec fola ad coniiciendum proclivis ratio non est, cur rapum filvestre in Japillo nostro aut cum Leni Medica- mento colligari, aut Lene Medicamen- dum efficere posíe putetur, cum Pli …_nius fucco illud acri esfe auctor fit. Quomodocunque vero haec existi- mentur, non multum mea refert, Id Medicorum literis testatum, habeo , __rapi aut raphani fuccum ad cohiben- das oculorum Epiphoras fructuofum _‚ápfúis et falubrem vifum esfe.. Ale- xander certe Jrailianus L. Il. p. m. 163, CX interpretatione Guinteriana, _am- EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT, 297 _ammoniaci fufiminis- drachmam femise „ferm rapbani fucco levigatam refrigerart „iubet. Plura vero mihi de raporum _ utilitate cognoscere- cupienti ex g- pina, feu Raporum Encomio, authore „Claudio Bigetherio Lugduni 1548. 8, edito „ raritas Jibelli facultatem ade- mit. Tandem quartus lapilli titulus fic plene legendus est; 4. LENE Muliebris LACTis, vel LENE … Medicamentum LACTeum. Prior tamen interpretatio magis „placet. Quam- … quam,enim in talibus oculorum mor- bis Lac in univerfum a veteribus Me- „dicis, ut -efficacisfimum, laudatur , …velutia Celfor utendum isdemn collyriis ex lacte L. VI. c. vi. 9. 9. tum: Zac …potui-dandum, ut acria, quae laefèrant leniantur ibid. 6. ro. ufus. collyrii wel „@x ovo vel ex lacte est, ibid. 6. 12, item: „ dacte pingui winoque utendum, ibidem „6 15. a Plinio, XXVIII Hist. Nat. „Sect. XXXI, Bubuli Lactis {ero … inunguntur etiam oculi, rel. et ab alüs: „tamen figillatim et praecipue Lacti …mutiebrì istiusmodi malorum vis ex- … pultrix inesfe credebatur. Hinc Cek ‚Jus, quo gravior „ inquit, inflammatio | Ts est, 298 C, SAXIVS AANMERKINGEN OVER “&SE, eo magis leniri medicamento debet …adiecto wel albo ovi, vel muliebri lacte EL. VL c. vi. 6. 8. idemque Jenibus „medicamentis ex muliebri läcte uten- dum esfe praecipit ibid. 9.15. Eodem pacto' Plinius Secundus, maior, mu- tierum ait Lác oculo ab ictu cruore fuf= fufo, et in dolore, aut Epiphoris, fi immulgeatur; plurimum prodest: ma- gisque cum melle, et narcisft fucco, aut =thuris polline, femperque ins omni ufu efa ficacitus eius, “Quae „maren enixa ft, anultoque -efficacisfimum ‘eius , quae ge- -…mninos mares. = = Mixto praeterea ovo- rum candido liguore, madidaque lana - frontibus impofitum, fluxiones oculorum fuspendit. XXVII. Hist. Nat, Sect. XXI. Neque aliter Pfeudo- P/inius - „Valerianus, de Re Medica, L. Ic. XVIII quod plenum est remediis oculorum caligini occurrentibus , p. 20. post digestionem, inquiens, Jac —mulieris, quae puerum nuirit fuperin- cfundes propter acerbitatem mediea- “anenti, ut refrigeres. Hoc etiam 1ma- €ulas tollit, et impetum rheumatis re- voflringit (malim legere reftinguit) et “omnia vitia abflergis. ita mox: corians ° rum wiride tritum cum lacte mulieris REN | ei EEN OUD LATYNSCH OPSCHRIFT. 299 or nmictum et fuper oculum impofitum’ prodest p. 21. Et rurfus: guitas amo niacis cum lacte mulieris inunges. Atque fic omnes pyxidis illius unguen- tariae angulos perténtare, fingulorum- que collyriorum latebräs aperire CO- natus faum. Vnum adhuc fcriptura lie terac P in voce RAPIDVM, ultra fundum vicinarum fibi literarum cau- dam velut fuam emittentis , hodier- namque minutae literaturae formam imitantis, argumentum disferendi fup- peteret de nobilisfima quaestione, an veteres Latini minutum literarum &e- pus, quali nos hodie utimur, in Kbris et mónumentis adhibuerint, et quo cir citer tempore pingere coeperint , ‚nift istud ipfum latius, quam vùlgo existi- - rhatur, pateret, longeque operofiorem, Iibros cum ‘libris, monumenta cum monuments, et vicisfim ambo cum utrisque cöntendendi folertiam flagita- … ret: quam tamen in rem, fubtiliter de- finiendam, alio mihi tempore fortasfis jncumbendum erit. vanen ie! _ Scripfi in Academia Rheno- Traiectie na d. Jl, Februari UEIFICOERAXK ii jee 5 zt | UIT: Bladz, goo -- rat Gb „UITTREKSEL UIT EEN BERICHT, AAN HET GENOOTSCHAP. TOEGEZONDEN s Nopens pr VOLKOMENE GENEZINGE zener. …_LAMMIGHEID AAN geipe, pe HANDEN, DOOR MIDDEL) VAN DE” ELEGTERICIT EIT) 5 ii tomen ‚DOOR ak Srl. TE Rili Le IE Tast Dae het gebruik der Electriciteit voor eene menigte perzoonen, ter vol- komene genezinge hunner verlamde leden , meermaalen eene allerheil- zaamfte en verbazende uitwerkinge hebbe gehadt, is, door veelvuldige uitgegevene proeven, voorlang be- weezen. Dan, daar het evenwel niet aan fommigen ontbreekt, die derzel- ver -egtheid meer of. min in twyftel trekken, zoo is men, uit liefde tot zy- „ ne - de „Ti WATERVLIET BERICHT: 361 ne’ naasten „ verpligt, in geval men nieuwe en overtuigende bewyzen heeft; die, ter aller overredinge, bekend te „maaken: op datze te gereeder , omtrent foortgelyke Lyders, mogen beproefd worden. ‘En het is dit pryswaardig rondbeginfel , dat de opmerkzaame Watervliet heeft aangefpoord, dit vol- gend berigt aan de Maatíchappije, ter gemeenmaakinge , mede te deelen. Eene Hendrik Taufcher, banket- bakker te Zierikzee , thans omtrent gr Jaaren oud, wierdt in Mei 1775. al- lerhevigst door ’t Colyk van Poitou aangetast, waar uit hy eene Lammig- heid aan beide zyne handen behield , zoo dat hy, ter waarneeminge van zyn beroep , ten eenemaal buiten {taat ge- raakte : zyne handen hingen aan den beneden arm even als eene geknotte bies; derzelver gedaante en koleur was zeer dor en doodig ; zy waren altyd even koud; de peezen hadden in de boven hand eenen zeer verhevenen rug gemaakt, waar door van onderen ee- ne evenredige holte plaats hadde: dit was misfchien veroorzaakt, door de wyze, op welke de Lyder nog in den beginne zyn werk hadt zoeken te ver- BRAS rig= 302 JT. WATERVLIET BERICHT EENER tigten, Alle middelen ter herftel, ten eenemaal vrugteloos , gebruikt heb- bende, verzogt de Lyder den gemel- den Watervliet, die hem bevorens het- gebruik der Electriciteit hadde aange- prezen , dat Hy dit middel ook eens aan hem wilde beproeven. Dit ver- zoek op den 14 Augustus 1775. ge- fchied zynde, maakte Watervliet den volgenden pe > reeds een aanvang met de proeven; bepaalende de werkinge der Electriciteit, volgens de bekende manier, alleen tot de hand; en bragt op deze wyze des morgens en avon aan ieder hand van den Lyder drie fchokken toe: dan de 6 eerfte dagen zonder eenige de minfte vrugt. Dog derzelver dagelykfche herhaalinge van den 21 tot den 2sften dito , wanneer de fchokken dan eens tot de toppen van de vingers, dan eens tot de agter- kneukels, als de gevoeligfte deelen van de hand, bepaald wierden , ver- wekte hoop tot eene gewenschte uit- werkinge: nadien de doodfche koleur der handen allengskens levendiger wierdt en de porien van'de huid zig be- gonnen te ontfluiten; ook ondervondt men in dezen tyd, dat het trekken van ete MEP ak nn nl Ei 0 „GENEZINGE VAN LAMHEID.- 803 van Electtike vonken ,- nâ dat ‘de fchokken over de oppervlakte der han- den waren toegebragt, zeer heilzaam waren, vooral ten aanzien van de te faamen getrokkene peezen op de bo= ven hand. Met eenige veranderingen de proeven dagelyks’ tweemaal--her- haalende, vermeerderde de natuurly» ke warmte en uitwaasfeminge ; zelfs bex gon de Lyder op den 1 September ee« nige kragt reeds in zyne handen te kry» gen. Met het aanhouden der proeven, en het trekken der prikkelende von* Ken op gemelde peezen, nam de bee- teríchap zoo toe, dat de Lyder op den 6 dico reeds eene fchryfpen , fleu- tel, enz. van de tafel;konde opneemen. En offchoon men in de drie daarop vol- gende dagen geene veranderinge be- merkte in des Lyders handen, zoo nae menze van den g tot den 12 zoo in krag- ten toe, dat hy zelfs de knoopen van zyn rok, kamizool, enz. konde toedoen. … Dit geval nu aan veelen bekend ge- worden zynde, zyn vervolgens de proe: ven, op de bovengemelde wyze, in de tegenwoordigheid van eene menigte ooggetuigen verrigt, wanneer de Ly- der, tot een ieders verwondering, zoo | in, 304 J."WATERVLIET BERICHT, in beterfchap toenam, dat Hy, op den 23 dito, reeds zig in ftaat oordeelde te zyn, om zyn beroep weder waartenees men, gelyk de uitkomst ook bevestig- de; wanneer de proeven, offchoon juist zoo gezet niet meer tweemaal daags, nog herhaald zyn tot op der 4 October, toen zyne lammigheid, en dus binnen den tyd van twee Maanden, _ volkomen, en alleen door middel van de Electriciteit, geneezen was, heb- bende Hy middelerwyl geene andere geneesmiddelen gebruikt. By dit berigt is, ter nadere bevesti- inge, gevoegd eene verklaringe, be- halen oor anderen, door den Lyder zelfs eigenhandig onderteekend, waar- in Hy betuigt, door het gebruik der Electriciteit, van eene formeele Lam- migheid, in beide zyne handen, vol- komen geneezen te zyn, zoo dat, daar hy voor derzelver gebruik niet in {taat was, om iets, hoe genaamd, met zyne handen te verrigten, Hy, na der- zelver gebruik, weder, even als bevo- rens, alles, zelfs zwaaren arbeid, met gemak konde doen. | En HET / AE vurru _ Blad 305 ‚…HET:ONDERSCHEID | 3 DER ij SALAMANDEREN it vib an toinr th HA AGD ISS E,N IN ’T ALGEMEEN4 EN VAN DE ” eed: on IN °T BYZONDER; je AANGETOOND, kre 9 DOOR | M. HOUTTUI Ns lGernenkhaisendde A rn vermaarde Heer ELLis aan den Grooten LINNAEUS, op ’t verzoek van Doktor GARDEN, een Berigt van het zonderlinge Dier uit Carolina, al- daar een Slyk-Leguaan genaamd, dat een Lighaam als een Aal en twee Voorpooten heeft, vervolgens door IX. DEEL, V, den 306 M. HOUTTUYN OVER den Ridder Siren getyteld, gezonden hadt; voegende een Exemplaar daar van 'er nevens; en zyn Ed. Gevoelen „dien aangaande” verzoekende; kreeg die Heer van den Heer LINNAEUS een Antwoord, waar in het volgende, on? der anderen, was vervat (a). “”Men kan het niet gemakkelyk tot 5 een Masker (Larva) maaken van % » Gellagt der Haagdisfen, dewyl de » Vingers met Klaauwen zyn voor- » zien: want alle de Maskers der » Haagdisfen, die ik ken, zyn zonder Klaauwen of Nagelen (Digitis muti- 5 Cis). Ook vindt men geen Kieuwen » (Branchiae) in de Water- Salaman- » ders, die waarfchynlyk de Maskers »» van Haagdisfen zyn”. Dit fchreef de Ridder in ’t laatfte des Jaars 1765, geevende in ’t volgende Jaar den twaalfden Druk van zyn Sa- menftel der Natuur, welke ten opzigt van de Dieren nog de laatfte is, uit, ven zegt daar in (b). ”Veele Water-Haagdisfen, die Viers 5 vingerig zyn, (uitgenomen de Kro- ip kodil,) ondergaan eene Verande- AWI | » Ting (a) Pil, Tvanfact. for 1766. Vol. LVI. p. 192. “…-(b) Syst, Nat. Ed. XI Tom. L Pl. P. 37Ie EEN rj odt 4 mr ME MEE DE DE SALAMANDERS ENZ: 507 5 ring (Metamorphofis.) De Vischach= » tige Maskers zonder Pooten worden » ontwikkeld tot kerdi Sie met » Pooten, maar welke en hoedanig zy » zullen worden; blykt-nog niet vol- komen. De Salamander is misfchien » een-Masker ‚en geen Beeld”, « von … Zyn'Ed. heeft nietteminvaldaar; zó wel als‘in de voorige Uitgaave , den Land- Salamander en de. Water- Sala- manders, beiden, in húnne Rang on= der de Haagdisfen geplaatst, en àan die allen Ongenagelde"Voeten (Pedes mutici) toegefchreeven (Cc). LC Men moet hier uit befluiten, dat zyn Ed. geene andere Salamanders, van dien aart, “dan met ftompe Vingers hadt gezien: ‘want, denkende dat zy flegts Maskers waren, zou.hy anders zekerlyk de kenmerken der volmaakte Dieren hebben voorgefteld. De Heer pu ray, Lid van de Aka= _demie der Weetenfchappen van Pa- rys , de Salamanders, welken men omtrent die Stad windt, befchryven= Va de; (c) Zie aldaar Lacerta Aquatica % Lacerta Paluftris. N. 43 & 44: als ook Lacerta ‘Salamandra N. 47. En in myne Naruarlyke Hiftorie, I, D, VL, Stuk, ‚ bladz, zor, @nz. bladz, 143, enz. , 308 _ M. HOUTTUYN OvER de ; beeldt niettemin dezelven af met genagelde- Pooten. Hy doet zulks niet alleen het volwasfen Dier, maar zelfs zodanig één „dat men voor een Mas- ker erkennen. moet „ dewyl het met zekere -gepluimde Kieuwen was voor- zien, die hetzelve om in ’t Water te blyven fcheen noodig te hebben: want deeze Kieuwen kwyt geraakt zynde fcheenen zy het Land meer te bemin- nen dan het Water (d). Juist even ’t zelfde heeft gedagte Heer er uss in de Engelfche. Water- Salamanders waar- genomen , noêmende die Werktuigen gepluimnde Dekzels der Kieuwen, welken zyn Ed. meent dat deeze Diertjes tot zwemmen dierien , en zegt dat zy de- zelven „ zo, wel als de Vin der Staar- ten verliezen, wanneer. zy uit hunnen Átaat-van Masker overgaan tot dien van Land- Dieren ; gelyk zyn Ed., dezel- ven eenigen tyd levendig houdende, zulks. duidelyk ‘hadt gezien. Ook beeldt hy dezelvenblykbaar af met ongenagelde Vingeren (€). „…'Wat zal men nu.daar van den | Zul- : (d) Zie Mem,-de Acad, R, des Sciences, de 1729. ENIS. £ ra (Es Phil. Tranfact. uth p. 19t. Tab. IX, Fig. D, E. DE SALAMANDERS ENZ. 329 Zullen de Nagels ’er, in de Afbeeldin- gen van DU FAY, ook tot volmaaking bygevoegd zyn, door den Tekenaar? Want hy maakt ’er in de befchryving: geen het minfte gewag van. Hy zegt alleen. ”De Pooten zyn van boven bruin, van onderen geel, en met » zwarte Vlakken, gelyk het overige » des Lighaams, doorzaaid; hebben- „ de de voorften niet meer dan vier, > maar de agterften vyf Vingeren”. De Heer MAUPERTUIS zegt, dat de Pooten der Land- Salamanderen, welken hy in Bretagne waarnam, meer geleeken naar die der Padden, dan naar die der Haagdisfen (£f). Nu weet men dat de. Padden de Voorpooten viervingerig hebben en ongenageld {tomp. -Het komt ook met de mynen van beider foort, die ik in Liqueur heb, overeen. De Hiftorie der Salamanderen, om. kort te gaan, is een groote duifterheid. onderhevig. Ik wil nu niet ftaan bly- ven op de natuur en eigenfchappen van dit Dier, door de Ouden gemeld; dat het, in de eerfte plaats, Vergiftig zoude zyn; in de tweede plaats Onver. | V3 brand- Cf) Mem, de !’ Acad, R‚ des Sciences de 1727. Octavo. . . | 310 M‚, HOUTTUYN OVER brandbaar , doovende het Vuur uit door het Vogt, dat uit zyn Huid zy- pelde. Deeze beide zaaken , immers, zyn, wat den Europifchen Land- Salas mander aangaat, door gedagten MAU- PERTUIS proefondervindelyk weder- legd, en in onze Water- Salamanders, die kleiner en teerder zyn, baaren zy. geen bedenking. Evenwel is ’t nog niet beweezen , dat ’er, gelyk in de Scorpioenen , ook geen verfchil kan zyn in de Vergiftigheid van deeze Die- ren naar den Landaart (g): terwyl zelfs het uitzypelende Vogt eenige uitwer= king op de gloeijende Kolen hadt. "Als > men den Salamander by ’ Vuur » brengt of flegts wat onzagt aanraakt, » trekthy fchielyk de Huid famen, en » daar komt een wit Lymerig Vogt » uit, alleenlyk in ftaat om eenige niet » fterk glimmende Kolen zwart te » maaken, en dus den weg te baanen » voor het Dier, dat, zo fchielyk als % » hem doenlyk is, als dan-de vlugt » neemt (h). Dat die van Bretagne geheel niet Vergiftig waren, heeft ge= en | dag. (g) Zie myne gedagten dienaangaande. Naf Hij. Ll. D. VL sruk, bladz. 149 (B) Aifa. de 1729. WL p. 187, 188. DE SALAMANDERS ENZ. 311 dagte Heer door veele Proeven bewee« zen (1). 9 Ik heb hier byzonder het Oog, op de regte onderfcheiding der Salaman- deren van de Haagdisfen, en dergely- ke Dieren, die volgens fommigen zeer blykbaar is. De vermaarde KLEIN zegt (k); ”dat de Salamanders van de „ Haagdisfen verfchillen door de kort- » heid van den Kop, de dikte of „ breedte van het Lyf en de Staart, „korte ronde Vingeren, een korte » dikke Tong, een vetten Huid. Ook > hebben zy een leelyke gedaante en » Zyn in lang zo vlug niet als de Haag- » disfen”. Deeze Kentekenen kunnen met malkander iets beftemmen, doch zy voldoen geenszins op zig zelve: want men vindt Salamanders die. den Kop niet dikker dan het Lyf hebben; men vindt Haagdisfen die den Kop im- mer zo. kort en ftomp hebben als de gern ‚ die men algemeen erkent voor alamanders. Ik heb verfcheide Haag disfen van dien aart; doch deeze zul- len de Haagdis- Salamanders zyn, daar ) V KLEIN (1) Mem. de 1727. utí. Ck) Qwadrups Dispof. Pp. 1FO. BI2 M. HOUTTUYN OVER KLEIN van fpreekt (1). In de gewoone Duitfche of Franfche Land- Salaman- der is de Kop vierkantig ; in de ge- woone Water- Salamander rondachtig. Maar, in ’t algemeen, hebben zy den Kop zo Jpiss niet als de Haagdisfen; de Pooten korter: zy zyn byna of geheel ongefchubd , en hebben den Huid, in plaats van blykbaare Schubben, bezet met Kliertjes, die fomtyds open zyn, geevende een Lymerig, Vettig, Vogt uit. Dit laatfte en de breede Vleezige Tong, dient tot de voornaamfte onder- Ícheiding: want de meefte Haagdisfen hebben een fmalle, dunne, aan ’tend gefpleetene Tong. Men zou-hier kun- nen byvoegen, dat zy de Voorpooten wier- de Agterpooten vyf-vingerig heb= ben ; doch dan zou de Gekko niet tot de Salamanders betrokken kunnen worden; gelyk fommigen doen: ter« wyl dezelve doch den Kop gantsch niet kort en redelyk fpits heeft. Ten opzigt van de Staart komt de kortheid en dikte meest in aanmerking; zynde dezelve ook, gelyk het Lyf, onge- fchubd, en dus niet geringd, gehe ) (1) Lacerta Salamandrina, Utf p. 199 DE SALAMANDERS ENZ. 313 of gerondzeld, gelyk in fommige Haagdisfen; doorgaans aan ’ end ftomp, en dikwils, boven en onder, overlangs , met een Vlies voorzien, dat dezelve als tweefnydend maakt. Zel- den is zy langer dan het Lyf. Voorts zyn de gaten van het Gehoor en het ‘Frommelvlies, zo zigtbaar in de Haag- disfen, in de Salamanders, die ook geen Gehoorbeentjes hebben, naauw- Iyks te vinden of ontbreeken t'eene- maal, ten minfte in de Water- Haag disfen (m). | GedagteNatuur-onderzoeker, KLEIN, merkt de Voortteeling als de weezent- lykfíte onderfcheiding aan, erkennen- e geenen voor Salamanders, dan die leevende Jongen werpen; terwyl de Haagdisfen , gelyk men weet, allen Eijeren leggen. De zodanigen, die in dit fluk met dezelven overeenkwa- men, hebbende den Kop en Tong van gezegde Geftalte, zou hy brengen tot de Salamander-Haagdisfen. Doch, hoewel MAUPERTIUS , behalve de Eije- ren, veele leevende Jongen in het Lig- V 5 …__ haam (m) Volgens de Waarneeming van den Heer CEorFroY;: zie myne Natnarljke Hiftorie L, Dreu VL STUK, bladz, 112, 314 M‚ HOUTTUYN-OVER haam van. een Wyfjes- Salamander vondt (n), werdt door DU FAY een _waare Eijerlegging in de Water- Sala- manders waargenomen, en hy gist daar uit, dat zy wel in het Water Ei jerleggende en op het Land Jongwer- pende mogten zyn (o). Dewyl, nu, veelen van Water- in Land- Dieren veranderen, zo zou gedagte Voorttee- ling geen Kenmerk zyn kunnen, tot onderfcheiding, De Groote LINNAEUS betrekt, in zyn Samenftel der Natuur, alle de Tweellagtige Dieren, die Wierwoetig en Geftaart zyn, zonder Schild of W ie- ken, tot het Geflagt der HAAGDISSEN. Zyn Wel Edele heeft zulks zekerlyk gedaan, om de Geflagten der Hoofd- deelen, in deeze Klasfe van Dieren, ee- nigszins gelyk te maaken: want anders zou men mogen vraagen, of niet de Slangen zo wel in één of twee Geflag- ten konden begreepen zyn, als de Haagdisfen , in welk Geflagt grooter verfchillendheden voorkomen, dan’er tusfchen de Ratelflangen, Slangen en Adders zyn. De Haagdisfen voos oor (n) Mem, de P Acad, R. de Sciences, de 1727. P. 44e Co) Mem, de l’ Acad, de 1729. Pp. 199. DE SALAMANDERS ENZ. 315 door zyn Ed. ; in Onderdeelingen.ge« bragt, naar dat de Staarten plat, ge- ringd of gerondzeld, rond en korter dan het Lighaam, of rond en langer dan het Lighaam zyn. De Salaman- ders waren bevorens ook in deeze vier Onderdeelingen betrokken , gelyk men in het I, Deels VI, Stuk van myne Na- tuurlyke Hiftorie kan zien: doch in de laat{te Uitgaave van het Samenftel der _ Natuur zyn dezelven in een Vyfde On- derdeeling gebragt, wordende van al le de anderen onderfcheiden door vier. wingerige Voorpooten en een ongefchubd Lighaam dat ongedekt is (p). Van dee- ze telt zyn Ed, thans zes foorten, als 1, Lacerta vulgaris, Gemeene Haagdis. Deeze zou, volgens de Fauna Sueci- ea, de Vingers ongenageld hebben, aan de Voorpooten vier; het Lighaam van boven blaauwachtig , met twee bruine ftreepen langs de Rug; doch de aangehaalde Zacertus vulgaris van RAY hadt aan alle de Pooten vyf Vin- ge (p) Palmis tetradactylis, Corpore alepidoto nu= do. Sys, Nar, Xil, P. 370, 316 M. HOUTTUYN OVER geren met kleine Nageltjes: zy trok naar ’t Roestkleurige en hy noemtze the common Eft or Swift, dat de naam is, dien men in Engeland aan de Water- Salamanders geeft: des ik geloof, dat de gedagte van den Heer nu FAY, om- ftreeks Parys menigvuldig, tot deeze Soort behooren, en dat dezelve, over- zulks, de Gemeene Water- Salaman- der zy, te meer, dewyl de Ridder zegt; het Masker onthoudt zig onder Water (q). 2. Lacerta Aquatica. Water-Haagdis. ___Deeze wordt door de rondheid der Staart inzonderheid van de volgende onderfcheiden , hebbende de Pooten zo wel ongenageld als die, en de Voor- poorten Viervingerig (r). 3. Lacerta Paluftris. Moeras-Haagdis. Deeze was te vooren de Actfte Soort, en is dus, door my, omftan- dig, onder den naam van Water- Sala- mans (q) Zie mvne Nat. Hifforie „als boven, bl, 160, enz. (r) Dezelfde, bladz. 165 , enz. DE-SALAMANDERS ENZ; 317 mander, befchreeven.- Men vindtze. in de Moerasfen of ftaande Wateren van Europa, alwaar zy de Visfchen kwaad doet, moetende met Pekel uit de Vy- vers verdreeven worden, gelyk de voorgaande , zegt de Heer LINNAEUS : doch hoe dit in *t werk zou gaan, vers haalt hy niet. | 4. Lacerta Punctata. Geftippelde. „Onder deeze benaaming komt thans een Karolinifche,voor , die de Rug én Staart „… overlangs , met witte. ftippen heeft , „maakende dus de vyfenveertig- fte Soort-uit:, maar de agtendertigfte, een Oostindifche, die geel geftreept is met zwarte Stippen, voert den zelfden bynaam (5). | 5. Quadrilineata; Vierftrecpige: Hier wordt een Noord- Amerikaan= fche zo men meent, uit het Kabinet vanden Koning van Sweeden, thuis gebragt. Dezelve heeft de Staart rond en wat langer dan de anderen; de Vin» 8e (Ss), Natuurl, Hifforie, als boven, bl, 182, YI M. HOUTTUYN OVER geren iets of wat genageld, het Lyf met vier geele Streepen. ze ge Salamandra. Salamander. “Deeze is de gewoone Duitfche, Fran: fché „' Ttalifche Luand- Salamander; zwart met geele vlakken , omftandig door my onder dien naam befchree- ven en ook afgebeeld (t)‚ « De geleerde KLEIN hadt bevoorens de Salamanders van de Haagdisfen on- derftheiden, geevende drie Soorten van “echte Land- en drie van Water- Sala- manders op. Wylen de Heer GRONO- wius, zo door zyn Wel Ed. kundig- heid in de Natuurlyke Hiftorie, als door het befchryven der Gedierten van zyn Kabinet beroemd, telde in het- zelve, nu laatst, vyf Soorten (u). De Gekko, naamelyk, is thans by zyn Wel Ed. de Eerfte: daar op volgen twee Soorten van Inland{che Water- Salamanders , beiden de Voorpooten vier- Ct) Naftuurl. Hiftorie, bladz. 143. Pl. LI fig. 5. “ Cu) Te weeten in Zoopbyl. Gronoviani Fafcic. L Pp. 12; Zynde te vooren door zyn Wel Ed. ín zyne Hift. Ampbib, agter zyn Mufaeum Tchthyologicum , maar yierSoorten van Salamanders aangetekend geweest. DE SALAMANDERS ENZ. 319 viér-de Agterpooten vyf.Vingerig heb- bende, en-weinig verfchillende, dan doordien dé een de Staart tweefnydig, de ander die Byna rond heeft, Zyne Vierde komt byna met de laatstgemel- de overeen , @n zou de Water- Salas mander van RÓNDELETIUS zyn „of mis: fchien de eerfte foort van LINNAEUS, en de gewoone Franfche en Engelfche, voorheen gemeld. De Vyfde en laat- fte, ’er thans bygevoegd, welke zyn Wel Ed. naderhand zal bekomen heb- ben, is de Duitfche Salamander, dien men voor een Land- Salamander er- kent, zynde, als gemeld is, zwart met geele Vlakken. | …_De vier laatfte Soorten komen in ’t getal der Vingeren van de Voorpbo- ten, (t welk een voornaam Kenmerk is,) overeén; doch de Gekko verfchilt niet alleen door de Vyfvingerigheid derzelven , maar ook in veele andere opzigten, van de Salamanders. De vermaarde KLEIN heeft niet gedagt om dat Dier, hoewel by BoNTIUS voor den Indifchen, en by sEBA voor den waaren “Salamander geboekt, onder dezelven te plaatfen. Ik vind ook niet, dat het- zelve aan de Kenmerken, door gedag- ten 20 M‚. HOUTTUYN OVER ten Heer opgegeven, voldoet. . De Sa- lamander „ zegt zyn Ed., heeft „een VWiervoetig geflaart Lighaam.. Dit is al- len Haagdisfen gemeen en onderfcheidt niets. De Staart is Kegelvormig of twee- Jnydende en niet Ringswyze gekranst.On- der de Ceylonfe Gekkoos vindt men, selyk ik ’er een heb , by seBA-afger Geld die de Staart wel degelyk Ringswyze gekranst heeft. Sommige Soorten hebben geene, doch anderen kleine Schubben, zegt zyn Ed, Dit zou den Gekko van de Salamanders afzonderen. De Tong is breed en onverdeeld, dit zou byna de eenigfte overeenkomst zyn: maar het zelfde heeft ook plaats inde Salamander- Haagdisfen. van KLEIN ; welken zyn Ed. hier toe betrekt, daar niettemin dezelven , volgens dien Au- theur, ”alleen ten opzigte van den Kop »„ en de Tong naar de Salamanders ge- „ lyken, verfchillende van dezelven door ’*_Lyf, „de: Pooten „enden » Staart, welke even als in de Haag- » disfen zyn; leggende ook weezent- ») Iyke Eijeren” (v). | Ik oordeel, in de eerfte plaats, Ln | e —_ (©) KLEIN Quadrap. Dispofitie Ze, Lip. 1751. P. TOJe DE SALAMANDERS'ENZ, 32E de: Gekko van de Salamanders behoort afgezonderd te blyven: te meer, alzo ’er-weezentlyke Soorten zyn, die in ’t __hoofdzaakelyke met elkander overeen« _ komen, en. dus’ één-zelfden -Geflagt- naam verdienen. Ik heb ’er ten min- fte vier, waar van ik na ’t. opgeeven der Kenmerken zal fpreeken. … De GEKKO heeft Het Zyf platachtig of merkelyk brees der dan hoog, met kleine Schubbetjes “ ‘bekleed. ghulokbroiligd 10 gin ‚Den Kop breed en driehoekig, met een dunnen Hals, ‘loopende in, een ftompe-punt uit, met zeer groote Oor gen. vsa | kr De” Trommelwliezen of, Gehoorgaten zyn-ruim-zo veel; als in de Haagdis- feb ,‚szigtbaarl cl _ „tevid úiblas >De Zeg of het Aarsgat is een over: dwarfe Spleet. TIERIE Ì vedis De Pooten zyn; kort, hebbende aan de Vingers rondachtige Kwabben,: die naar Voetzoolen gelyken. ’t Getal der Vingeren is vyf aan alle dePootEnt otemeups Sogo, RES) Sr maan Kn Hi 822 .M//HOUTTUYN OVER voHier volgen de gedagte Soorten, k ri Gekko Rerlatus.. Gepaarlde (w). > Deeze is. de gewoone Ceylonfche Gek- ko,:tot welke alle-de Afbeeldingen van ‘Fab--108, in *t Eerfte Deel der Kabi- netten van sEBA; behooren. Hy is Ge- fchubd en Wrattig als gepaarld, zoda- nig dat die W ratten, met kleinere om- ringd , fomtyds eene Bloemgelyken- de Tekening: op» de Huid - maaken. Voorts heeft. En ‘de Staart. Kegelvor- mig of Spilrondachtig, nagenoeg van tangte-als het Eyf of. wat kóeter. |Ik gaf de. Afbeelding van zodanig:éenen; uit’dat Kabinet ontleend ‚met eene ongeringde Staart (x). Hier omtrent heeft-het ‘meeste werfchil tusfchen de- zelven plaats, als uit de gemelde Af beeldingen blykt. In het-eene.der Voorwerpen ;rdte ik thans daarvan be- zit, is de Staart, van ’t-Lighaam afs, een weinig ,„-in het andere bynâ ten en- de toe geringd en met Paarltjes als’ hét | aav! sloosjsoV skf wils IEB IVV el KI 19 Ie kr 3 re ep E OE seren, Dieids Uaeutensan, (x) Zie myne Nat, Hifforie 1, DEELS VL STUK, ELI, Fig. 6, en de befehryving, bladas1s2, cùze DE SALAMANDERS ENZ, 323 Lyf bezet. De Vingers, vyf aan alle de Pooten, zyn genageld. 2. Gekko Rapicauda. Knolftaart (y). Deeze Westindifche Gekko verfchilt zeer van de voorgaande, en komt nas der aan de Egyptifche, zo als dezelve door den Sweedfchen Heet HASSEL« QuisT befchreeven wordt (z). Hy is ‚zo wit niet als de anderen, en heeft de Huid, die uit kleine Paarltjes als egaal is famengeweven, met bruine Vlakken gefprenkeld; zo dat dezelve zig effen __ vertoont, met kleine glimmende Puk: keltjes,. De Gehoorgaten zyn zeet groot. De Voetzoolen hebben, van onderen, een Groefje, dat de Kams- wyze Plaatjes van elkander fcheidt, en zyn naauwlyks genageld, « Maar de Staart, daar gedagte Heer geen gewag van, mäâakt, is het/allerbyzonderfte in dit Schepzel. Zou dezelve ook aldaar, gelyk in deeze Westindifche , ’er ligt afgaan, als wänneer flegts een Kegel- achtig Stompie 5 de Stuit ak tk À En Eike Q: Y 6 ein B WS _(y\ GEKKO Corpore Squamato laevi, Candâ tur= -binatâ, Wieitis mueicis, « j (z) Zie myne Nat, Hiftorie, als boven, bladz,; 1554 324 M. HOUTTUYN OVER Ik heb, wegens de zeldzaamheid van dit Voorwerp, waar van ik nog geene Afbeelding had gezien, hetzelve naar het myne, volkomen in de Natuurlyke grootte en geftalte getekend, hier in Fig. 1, op de nevensgaande Plaat, me- degedeeld: waar door men die zonder- linge gedaante van de Staart befchou- wen kan. Dezelveis Tolachtig, of liever gelykende naar een Knolletje of Raap en zit zeer knobbelig aan het agterend van ’t Lighaam , zynde' met een veel fyner gepukkelde Huid bedekt en ee- nigermaate rimpelig als overdwars ge- ringd. Ik hebze van dien aart gezien, met veel langer en dunner Staart. 3. Gekko Aculeatus. Doornftaart (a). Deeze Soort, van weinig minder rootte dan de voorgaanden, heeft het yf effen, en de Huid met zeer kleine paarltjes, als flippen, digt aan elkan- der , gepointilleerd, De kleur is uit den geelen groenachtig. De Kop en Pooten zyn als in de anderen, maar de Vingers, van onderen zeer bruine Voet- (a) Gekko Corporelaevi punctato , Caudà annu- lato-aculeatâ. DE SALAMANDERS ENZ. 325 Voetzoolen hebbende, blykbaar gena- geld, met kromme Klaauwtjes. De Staart maakt hier, wederom, de voor- naamfte byzonderheid uit. Dezelve is Aschgraauw van kleur, met veel groo= ter Paarlachtige Schubben , en plat van onderen. Voorts is dezelve, van de Stuit af, tot byna de helft der langte, in Ringen verdeeld , die ieder op de kant, wederzyds, een fpits Puntje, en tusfchen dezelven vier grootere Paarl- tjes hebben. Dus fchynt dit Voorwerp veel naar Fig. 6, van sEBA, op de meergemelde Plaat, te gelyken, en zal derhalven waarfchynlyk van Oost- indifche afkomst zyn. Ík heb een klein- tje, dat byna geheel en vry digt, in plaats van Paarltjes, bezet is met punt- jes als Diamanten. 4. Gekko Vittatus. Gefnoerde (b). Deeze, waar van de Afbeelding, ins- gelyks uit myne Verzameling, in #ig. 2. hier nevens gaat, is, behalve de lang- te en dunte van de Staart, inzonder- heid aanmerkelyk, wegens een witte X 3 ftreep , (b) GEKKO Corpore laevi, Vittà albâ dichotomà notato, me 326 M‚- HOUTTUYN OVER=, Streep, welke, over de geheele Rug loopende, zig in de Nek Gaffelswyze verdeelt, en tot aan de Oogen uit- trekt. Ook is de Staart wit geban- deerd en bruiner dan het Lighaam , ’t welk uit den geelen ziet. Van derge- lyke geftalte heb ik ’er zonder witte ftreep. De afkomst is zekerlyk uit de Indiën, De! sALAMANDER heeft Het ZLyf rondachtig en fomtyds hoo- ger dan breed, met een taaije Onge- Íchubde Huid. Den Kop fmal, ftomp en van vooren rond, byna zonder Hals ; de Oogen klein, De Zronmelvliegen of Gehoorgaten zyn naauwlyks of geheel niet zigtbaar. De Leg of het Aarsgat is een Spleet overlangs. De Pooten zyn kort en dik, met een- voudige Vingers, dikwils ongenageld, ’t Getal der Vingeren aan de Voor- pooten is vier, aan de Agterpooten: vyf. ‚ Van deeze bezit ik de vyf volgende Soorten, 1. 4: DE SALAMANDERS ENZ. 827 TI. Salamandra Terrestris. Lâand- Salamander (c). Dit is de gewoone Duifche Sala- mander ‚van my omftandig befchree- ven en in Afbeelding gebragt (d). Men vindtze altoos zwart en geel bont; doch fomtyds heeft het Geel zodanig de overhand, dat men ze geel kan noemen „met zwarte Vlakken. Dit maaktze tot fierlyke Voorwerpen. Het zyn deeze, waar van de Heer KLEIN 3 Sekretaris der Stad Dantzig, de Ou- den met veertien Jongen kreeg, die aan zyn Ed, van Quedlinburg gezon: den waren: zynde door het Úyfje: na dat het gevangen was, onder weg geworpen. Hy noemtze den eéhten Sa: lamander van Quedlinburg (e). De Oost: indifche , met hoog Oranje-Vlakken ; daar zyn Ed. gewag van maakt, fchynt van deeze weinig te verfchillen. » ° X 4 2. Sa (C°) SALAMANDRA, L. Caudâ tereti brevi, Dieitis muticis, Corpore porofo nudo. LINN. … 5 1d) Natuurlyke Hiftorie, [. DEELS VI, sTUK , bladz, 143, enz. Pl. LL. Fig. 5. Ce) Azaarup. Disqniftio, Pp. 1NIe 328 M. HOUTTUYN OVER 2, Salamandra Aquatica, Water- Salamander (£). De duisterheden, omtrent de Wa- _der-Salamanders, zyn door den Heer LINNAEUS, in zyne Twaalfde uitgaave_ vanhet Samenftel derNatuur, weinig op= gehelderd. De mynenkomenzeer naa overeen met dat Voorwerp, *twelk by SEBA is afgebeeld onder den naam van Klein Ceylonfch Water-Salamandertye(g), en ’t gene de Ridder tot de Soort van Water-Haagdiflen betrokken hadt, die een rondachtige Staart hebben; daar nogthans de breede, wederzyds petinde Staart, in dat Ceylonfche zo lykbaar is. De mynen zyn roodach- tig geel met ronde zwarte Vlakken, over 't geheel, eenigszins regelmaatig getekend,-en hebben langs de Rug een zeer fmal opftaand. Kammetje, dat eenigermaate gehakkeld is, De langte is geen drie Duim, en dus kleie ner dan der gewoone Europifche Wa» ter-Salamanderen, die doorgaans ge- heel zwartachtig zyn. Onder de Fran- fchen (Í) SALAMANDRA, L. Caudâ ancipiti mediocri, Pedibus muticis fisfis, Palmis tetradactylis, LINN. (g) Kabiner IL. prEL, PL, XIL, Fig, 7a DÊE:SÁLAMANDERS'ENZ! 329 fchen evenwel komen ook kleine, die’ geelachtig zyn* of bruin, met ronde: zwarte Vlakken, voor (h). sle „loon 3 Salamanidra SFaponica, ‘Japanfe De: p Deezen, in Fig. 3 naar ’t Voorwerp afgebeeld , heb ik, benevens verfchet- de Visfchen en Infekten, ‘door den Heer Doctor THUNBERG in Japan ver« zameld, uit byzondere gunste van den Wel Edelen Geftrengen Heer RADER- MACHER , Extraordinair Raad van. Ne. derlandfch Indië, van Batavia ontvan- gen. Het Dier verfchilt van beide de voorgaanden in verfcheide opzigten. Over *t geheel zweemt de geftalte meer naar de Water- dan naar de Land-Sa- lamanders, inzonderheid wegens de langte van de Staart, die ook aan % end van rond eenigszins platachtig- wordt; doch het heeft daar aan, of aan ’t Lyf,‚, in ’t geheel geen Vin of eenig Zwemtuig. De Kop heeft klei- ne Oogjes, die in groote, ruuwe, X __don- Ch) Mem, de P Acad, R. des Sciences, de 1729, p. 192. (Ì) SALAMANDRA Caudà tercti longâ, Digits Unguiculatis, Dorfo vitcato. 330- Me HOUTTUYN, OVER donkere Oogleden ftaan. … De kleur is loodverwig. blaauw , aan. den Buik geel, en daar loopt eene vuil geelach- tige breede ftreep van den Kop, over de-geheele:Rug, de Staart ten einde uit. Maar de voornaarmfte byzonder- heid is,dat de. Vingers der. Pooten, het gewoone getal, aan de enden met: kleine,zwarte Nageltjes zyn gewapend, welk ik nog in geen andere Salaman- der waargenomen heb. nn 4e Salamandra Americana. … „Westindifche (k). ‚Van deeze heb ik, welke byna vol- maakt overeenkomen met de Ameri- kaan/che Haagdis van srBA, in zyn Eer- fte Deel, op. Plaat LXXXIX. Fig. 4, 5, afgebeeld „ welke door den Heer Lin- NAEUS betrokken wordt tot zyne Der- de Soort, van de genen , wier Voorpoo- ten Viervingerig zyn, onder den naam van Moeras-Haagdis. Ik heb, op die Soort, de befchryving der Water-Sa- — lamanderen, als ook de gedagte Af beel- (K) SALAMANDRA Caudâ Tanceolatâ mediocri, Pedibus muticis, Abdomine maculato, DE SALAMANDERSCENZ. 331 beelding ‚medegedeeld (1)o ’t Is wel waar , dat zyn Ed. , zo-welalsde Heer ___ GRONOVIUS, aan deeze Soort een Lan- eetvormige of“ tweefnydende Staart toefchryven; zeggende de laatfte, dat de Staart van Lork eene fcherpte heeft; doch hier van is in-de gedagteé Afbeelding veel minder blyk, dan in het Ceylonfe Water-Haagdisje voorge= meld. De aangehaalde van PETIVER hadt een zaagtandig Vliesje op de Rug uitfteekende: in die van GRONOvVWS was zelfs de Rug met een Groefje overlangs, van den Kop tot aan ’*t be- gin van de Staart. RAY zegt, dat de Staart famengedrukt is en fpits uit- loopt (m). Ik zal hier de mynen van deeze Soort befchry ven. De langte van den eenen is ruim vier Duimen, met Kop en Staart. De Hals is weinig dunner dan de Kop, die van vooren rond loopt, met een wy= den Smoel. De Huid is overal digt gepukkeld , van boven donker blaauw. achtig; aan den Buik geel met zwarte Vlak- CD) Natuurlyke Hiftorie , als boven , bladz. zor, enz. Pl, Ll. Fie. 3. (m) Cauda compfesfa est et in acumen definit, Auadrup. P. 273. \ 332 M. HOUTTUYN OVER Nlakken, en overdwars geftriemd; op de Zyden de Pukkeltjes geelachtig wit. De Pooten zyn ook van buiten blaauwachtig , aan de binnenzyde geel. De Staart heeft van onderen eene geel- achtige naad. Van den Kop af loopt, langs het midden van de Rug, eenge« karteld Zoompje tot aan ‘tend van de Staart, die, zo wel als ’t Lyf, meer hoogte dan breedte heeft, en langs hoe platter wordt naar de punt; maar de Kop is breeder dan hoog. Aan’ end“is de Staart eenigszins tweefnydig. De Leg of ’t Aarsgat is een overlangfe fpleet. „Voorts voldoet hy aan de ge- agte Kenmerken. De andere is‘wel vyf Duimen lang en komt in alle opzigten byna met de eerfte overeen, dan de kleur is blee- ker, zo wel op de Rug als aan den Buik, waar de Vlakken veel grooter zyn. Langs de Rug heeft hy, in plaats van het opftaande Zoompje, een fleufje of geutje’, tot aan het begin der Staart , alwaar een ‘naad aanvang neemt, die een weinig verheven is, bleek geel- achtig, tot aan het end uitloopende. De Staart is hier ook zo lang als ’t Lighaam. Hetgeel aan den Buik loopt van DE SALAMANDERS ENZ. 333 van onderen tot aan het Staart-end, _gelyk in de andere, en is niet afgebro- ken by de gedagte Aarsfpleet of Leg „ welke zig in deeze niet als een enkele, fpleet, maar met dubbelde Franje aan ieder zyde, en dus als een Vulwa ver« toont: zo dat men deeze voor het Wyfje zou kunnen houden. td 5. Salamandra Cristata, Bekina dq de Salamander (n) Dit Schepzel heb ik onlangs beko- men, en weet niet dat hetzelve , zo min als de anderen van deeze Plaat, ergens: afgebeeld zy. Men vindt by sEBA, in zyn Eerfte Deel, Plaat XIV, Fig. 2,3, wel een Gekamde Salamander , van de Kaap, vertoond, maar dezelve ver- fchilt van den mynen aanmerkelyk „ gelyk uit deszelfs Afbeelding, in Fig: 4, blykt. Hy heefthetLighaam, met Kop en Staart, by de vyf duimen lang ;: het is, in ’t midden, ruim een half: duim breed en drie kwartier -duims: hoog. De grondkleur van de Huid is bruin roodachtig, met loodkleurige ’ rdldirooh Vlake (Cn) SALAMANDRA Caudâ Lanceolatâ breyi Pie! patà , Pedibus muticis, Dorfo Cristato, $34 Me HOUTTUYN OVER Vlakken ; doch aan den Buik is hy eelachtig met blaauw gefchakeerd , en Bier vertoont hy zig veel donkerer dan de voorgemelden. De Kop van dit Dier is zeer {lomp en dik , zo plat niet als in dezelven, maar heeft ook een breeden Smoel: de Pooten zyn kort en dik, met ongenagelde Vingeren, vier aan de voor-, vyf aan de agter- Pooten, gelyk in alle de Salamanders. De Staart heeft, zo boven als onder, een breed Vlies, als een Vin, dat’er ‚volkomen een Zwemftdart van maakt, aan ’t end” puntig. Voorts komt des- zelfs aanzienlyke Kam in aanmerking , die in ’t midden meer dan een half duim hoogte heeft. Op den Kop vindt ‚ men daar van reeds een gedeelte, ’t welk „„zekerlyk tot de buiging , vanhet overige: geheel is afgefcheiden. Ver- der loopt die Kam, van begin der Rugge, al voort tot by de Staart, zynde aan de bovenkant zeer hakkelig ingefneeden „ tot aan het begin van de Staart, wier Vlies byna gelyk van rand is, doch even zo dun en Vliezig als “deeze Kam, en tegen ’% licht byna’ doorfchynende, vaal zwart van Voor dh ian DE SALAMANDERSCENZ’, 935 ‚Voor ’t overige voldoet dit Dier „zò door de-kléinte zyner Oogen , alsdoor het getal der Vingeren ‚die ftompren ongenageld zyn, volftrekt vaan de o gegevene kenmerken der: Salamândes ren. Wil men ’t-zelve voor een’ Mas: ker der -voorgaanden houden en deni ken, dat het door verandering \daab toe overgaa: ik heb ’er niets tegen, Ten miníten blykt, dat dit Schepzel volkomen tot zwemmen bekwaam:is;, en daarom is 't niet onwaarfchynlyk, dat het zyne woonplaats: in ’t water hebbe; zo wel als de Water-Salaman- ders, voorgemeld, die, volgens fom- È migen’, Lariddieren wórden. „Dus heb'ik-völdaafi ham Eéné seh deelte van-den tytel van dit Vertoo Wat . hetoverfehil der” Salämánderë van de Haagdisfen aangaat, acte wy niet-zoo:-zeer te tetteniop detaan merking.‚van ‚den beroemden kram} dat dit verfchil niet-alleën in: de lee. lykheid van geftalte entraagheid , maar ook in de kortheid-van den Kop, de dikte en breedte van Buik en Staart; de kortheid der Vingeren en aid en mek et 336 M: HOUTTUYN' OVER ENz. derzelver dikte beftaa (0), als ‘wel-op hetgetal der Vingeren, Want „ on: danks alle. die ‘andere kentekenen; is het hebben van vier. of vyf Vingers aan-de Voorpooten, te groot een of: derfcheid , om ‘te denken; dat zy. dé Maskers der gewoone Heigelfenzn zou- den kunnen Zyn. oo) Naf Lacertac’ non funt „a autos gt, Seed, pe LIE ' VERKLAARING VAN DE,PLAAT. Fig. 1. Vertoont den Westindifthen Gekko met de, Knolftaart , bladz, 323. Fi. 2, Beeldt af den ‘Gefnoerden, Gek blad bord ER Fig. Ee: Den Japanfen Salamanders made, gpu Fig. 4e Den Gekamden roel > „blada 7 333» befehreeven. | BE: à ‚bl 330 TEN Derhand.van d euwsch Genootschap G Nae zr Deet. Ml 530 novaa aavo mioTTUCcBladë; 33% 1005 BESC HR HVAING lus 70 Jerto „ ï boert 1GEW ertoltore v19bas pet pe : „ t. iu eub AB ROER BANG Ve HE I20 -insH vartobrow zoem Bleedeg and 25 =O OS TIEN DT S-C*HIES? soikrsannaw «(errata ) \navih, etat et : . kar rn mamie cy pep za} Te TENS ZE RTS Ns TEN VS E RT, 5, E ‚Ns sterod ob ezobia did, #1 rribotrodst nsotinssnod „20E :aib asv ein | an ARNO Kp 2 EE Me HOU TE RANI nrg BREE EED TERCA CIA FR ER OAIE 4 is EAD zrÎ A aa askrl opa h E | MATIG HTO MJ nb 23 x ® TRI À 3 4 vas rror a nl re À Fo . DT MAR é \ AN Ak c heek ehoerd ar vers p benee mmrd. cuts x% 4 5 k >hak A bt A le 4 & rant AL hA Dt ' De ed “ wao 35 ï kN EDRAULRILEAL ED, VAM Omtmigev Metaalen ‘worden in ‘het: Aardryk zodanig gevonden, dat zy’ kenbaar: en-gebruikbaàâr „ datis:volko- men gegroeid. zyn: :’t-welk meti in Hoogduitsch vuitdrùkt> met Shet woord? gediegen;Dús 'fpreekt ‘men’ van ge deegen: ‘Goud; Zilvèr:,' Koper; «bes tekenende:Metaalenoin die -ftaat.; rdat: eenerikele‘fmelting:;dezelven bekwaam! maakt:-tot, ‘het: geliruik::;<-In ’t Latyn: wordt Zulks:äangeduid:door het woord: nativum ; als of men zeide natuurlyk ge- groeid volflagen Goud of Zilver; dat is JAE.DEELs: Joren Mia sad sdh COP 298- M‚ HOUTTUYN OVER BENIGE 3 zulk:een ‘wyze „dat hét niet door onst van andere Stoffen, waar mede het ver-Ertst.is ‚gefcheiden en dus uit de Erts gehaald moet worden. Eeni- gen-fprecken ook: nog van een Were momd Metaal (Larvatum), wanneer het flegts voorkomt onderseen andere gee daante, en dit nóemen zy eene tus- fchenfoort. Ik heb elders de beteke- nis van die verfchillende benaamingen dangeweezen ie 7 Y Allé Hoofd- Metaalen komen niet, in aanmerkelyke veelheid, dus gedee- gen voor. Drie kan men flegts daar _ toe betrekken, naamelyk Goud, Zil- wer en Kwikzilwer. Van het Koper sis men ookwel verzekerd, doch dat be- hoort nog onder de zeldzaamheden , en fommigen willen, dat het dus maar toevallig gebooren zy. Dat ’er gedee- gem Lood; Tzer: en’ Tin, voorkome, ís niet zo, ontegenzeggelyk beweezen, Hoe zeer de Ertfen, inzonderheid die- men Loodglans noemt; naar Lood ge= lyken; moeten zy hogthans door'Roos- ‚tingreërst gezuiverd worden, eer men ze kan fmelten ten gebruike. ik: (8) Natuurlyke Hiftorie II, DEELS I, STUK; Dl. 24e | ©. KL TINFERTSEN. * 339 Iyk Yzer, dat fmeedbaaris, of vanden eilfteen aangetrokken wordt, is, doch zeer zeldzaam, gevonden. De groote Mineralogist, WALLERIUS, bé= trekt daar toe de Yzer-Dobbelfteentjes uit Afrika, aan de Rivier van Senegal, alwaar de Negers Vaten van hetzelve bereiden zouden, tot hun gebruik; als ook zekere geelachtige Yzer- Korrels tjes, by Eibenftock in Saxen en elders voorkomende (b). Myne Teerlingjes ; genaamd Yzer- Kwadraatfteenen, zo van Osnabrugge, als van de Kaap en uit China, voldoen niet aan de proef; zo min als de Yzerboontjes van Schalk haufen of van de Kaap. Ik heb wel zogenaamd gedeegen. Î:zer, uit Noor- wegen, als ook in. Kwarts uit hef Swartsburgfe „ doch ben niet verzen kerd, dat het weezentlyk zodanig zy dan door ’t uiterlyk aanzien Evenwe bezit ik kleine Yzer-Kryftalletjes in een Talkachtig Gefteente , die, daaruit genomen „ van den Zeilfteen aange= trokken worden: maar dan zouden al=’ le deeltjes „ warp mien daar mede ed 6) Syst. Min. Vienn. 1778, Tom, Äl, p. 233 849 M.-HOUTTUYN,OVER EENIGE uitde: Metaalzanden fchift;, gedeegen. Ver moeten zynidornesafs asso S sf Aangaande-het miN- meende „men „ Onlangs, tot ‚meer. zekerheid; te zyn, Sepnrae In ?t-Jaar 1765 was in ‘de, Engelfche Provincie van Cornwall, in, t midden van een: Veld van Tin-Erts „ aaby het. Vlek:St.…Austle, vyf voeten; onder de Oppervlakte van een Moeras-. fige! Hey, eene-Klomp of Koek gevon- den; omtrent zes Ponden zwaar. Dee-: ze, Klomp-breekende , bevondt men, _ dezelve te.beftaan: uit, twee Rokken: of Omkorflingen ‚ven: in: ’t‚midden een, Kerns of, middelzelfftandigheid., van: Kwarts, doormengd met het zuiverfte! Ímeedbaare Tin.t Naderhand werdtin. een Stroomwerk ‚by Granpont „ een, andere Klomp gevonden, tusfchen elf’ n, twaalf Ponden zwaar ‚daar het gez eegen. Tin, tusfchen:de buitenfte.Kor-, {ten „‚niet-by;Korreltjes of Blaadjes , gelyk. in de voorgaande. „maar. geheel masfief; en-op-fommige:plaatfen, meer dan een. Duim: diks-zig vertoonde.‘ De. Korst, daar omrheen zittende, fcheen. een Kwartsachtig: Gefteente te zyn. De Erts, op de gewoone manier fyn geklopt of vergruisd, en met Water ren a U è . ik nn BES 0. 1. TIN“ÉRTSEN.' 34L gewasfchen zynde, verminderde. in veelheid niet. Men bevondt het Me- taal, gefmolten zynde, volkomen fimeedbaar , en verder de eigenfchap- pen te hebben van zuiver Tin(c). Dit-was de reden, dat de Sweedíche Heer QuisT, uit Londen, den 4 Fe- bruary des Jaars 1766, aan de Koning- lyk Sweedfche Akademie der Wee- tenfchappen {chreef: “dat men ons » langs in Cornwall gedeegen Tin ge= » vonden hadt, in eene Klomp, uit „> een Korst van Zwitter beftaande „ » met een Kern van Droezige Kwarts „ en een weinig heldere Spaath, waär van hy een klein brokje hadt beko® ss men! “(d). “De Heer WALLERIUS gebruikt dit Berigt, onder anderen, tot een bewys der beftaanlykheid van het gedeegen Tin; doch de Heer BRUN- NicH, die het Werk van den kundi- en CRONSTEDT met Aantekeningen eeft verrykt, het overige van deeze ftoffe te “T'ruro in Cornwall onderzoe- kende, bevondt met een gloeijend en aanftonds, dat die zogenaamde warts of „Spaathkryftallen een zui- onde RE ver °C) Phil. Tranf. Vol. LV L.for the Year 1766, p. 35. (d) Stockh. Abbandlangen von 1766. Pp. 237. 342 M. HOUTTUYN OVER EENIGE ver Krystallyn Rottekruid waren. De edagte Zwitter-Korst hieldt in het „entner vyfentagtig Pond Tin, en gaf aan de Kroes of Tegel een Sneeuw- witte kleur. Deeze Waarneeming deelde hy aan den Heer DA COSTA mede, die daar op zynen misflag her- riep (e); doch niettemin zig verbeeld- de, dat de weezentlykheid van het edeegen Tin, in dieStoffe, daar door Beveliied werde. Anderen evenwel twyfelen daar grootelyks aan en den- ken, dat ’er gefmolten Tin, by toe- val, in den grond zy geraakt (f), en de overige bewyzen van den Heer WALLERIUS fchynen niet van grooter kragt te zyn (g). De Tin-Erden komen niet zo me- nigvuldig op den Aardkloot voor, als die der andere Metaalen. Men vindtze onder de gedaante van Krystallen, die dan taamelyk groot zyn en ge- meenlyk zwart van kleur, of zeer klein (€) Phil. Tranf, utf. pag. 306. (f) Vid, BRUNN. Annot. in CRONST. Mineral, Megpens, and Leipz. 1770, Pag. 199. Ícem HILL, Fosfils. pag. 389. / (g) Immers aan het gedeegen Tin van Malakka in geel Gefteente , door hem ex Muf. Rickteriaze bangehaald, twyfelde gicuteR zelf; zie pe 75e VOL DINSERTSEN. “343 klein eri Klompswyze famengevoegd onder den naam van Zwitter, terwyl de ‘eerften … Graupen heeten. _ Dus breekt: het Laagswyze in de Geberg- ten, doch het komt ook voor in Ge- fteente; dat men dan Zinfteen noemt, of: in. Spaath. In alle deezen is het niet ver-Ettst of gemineralizeerd, ge- lykerwys Koper, Yzer, Lood: tnaar als een Metallyne , Kalkachtige Aarde, doorgaans met Steenachtige, Zwave- lige en Arsenikaale Stoffen vermengd, zegt Doctor scoport. Om hetdaar van te zuiveren, wordt. eerft de: Erts met Mokers aan ftukken geflagen, en het vreemde zo veel mogelyk daar uit gezogt: dan roost menze met Vuur, en, na dat zy, door ftampen of maa- len, geheel fyn gemaakt is, wordt zy uitgewasfchen: vervolgens, na dat het Yzer met een Zeilfteen daar uit ge= fchift is, met Houtskolen daar orider gemengd, gefmolten en tot Blokken gegooten. ed Zodanig gefchiedt de bereiding der Tin-Ert en in Saxen en Boheme; als ook in ’t Engelfch Graaffchap Cornwall; welke byna de eenigfte Lan- den zyn, die in Europa een aanmerke- ‚£ u 4 ly=. “344 M‚HOUTTUYN. OVERIEENIGE Iyke veelheid: van dit Metâal: uitleve- “ren.” Naar de. hoedanigheid:‘der. Tin- „Ertfen is nogthans-een’ groot-verfchil in deezen. „Men heeft 'ers: zelfs in _ „Boheme , die-zo zuiver ‘zyn; dat zy ‚hiet. behoeven «uitgebrand, of door „Roosting- gezuiverd teworden: van Rottekruid. of Zwavel +--Een enkele “-fynftamping en-uitwasfching is;tot der- „zelver -fcheidinge genoeg, even «als zulks “met de Tinzanden. gefchiedt in ‚de Seifenwerken van Saxen ende Stroom- „werken van ‚(Cornwall ; alwaar men, „doorenkele wasfchinge, de Tinfteen- tjes, of Kryftalletjes. bekomt, die met het zand door Beeken en Rivieren van de Bergen afgefpoeld; zyn. In Euro- pa, echter, zyn dit de voornaamfte dinwerken- niet,maar wel in: Oost- indie , „ten, minfte. op de Eilanden omftreeks Java: van waar my, door den-WelEd,. Geftrengen Heer , Mr. J.C. M‚-RADERMACHER , Extraordinair Raad van Nederlands Indie, de vol- gende ‚zeer gunftig , toegezonden zyn; die ik.de Eer heb thans ons Geëerde Genootíchap aan te bieden: als » ad Á. ZON IA TIN-ERTSEN.! 845 A.:Tin-Ertsvan-Sumatsa. … Deeze „:afkomftig van den Berg.Son- “gipato, gelegen een Dagreizens Noord- waards boven Sane” is drie ‚Co- _bito’s diep, gegraven. Het, zyn meest Tinfteentjes, van meer; of „minder “grootte , doormengd: met, Korreltjes „van Kwarts-Zand en andere Steentjes, die ’er zekerlyk door Wasfching uitge- fchift zullen moeten worden, eer men ‚Ze fmelt. Maar het aanmerkelykfte in deeze ftoffe, die my voor ruuwe Tin- Erts gezonden is, zyn verfcheide Kor- reltjes of Brokjes gedeegen Tin; ’t welk blyke uit de Kleur, en dat zy het Ha- meren kunnen verdraagen., De ove« rige Tinfteentjes fpringen aan gruis, als men ’er met den Hamer op flaat. Ik heb’er maar weinig van; en geef het zo als ik het bekomen Heb. Ook le- vert deeze Berg, de eenigfte in die ‘Landftreek, volgens het fchryven van gezegden Wel-Ed. Geftrengen Heer, rnaar weinig op. ‘Het zou my niet vreemd voorkomen ,-äl ware dezelve „aan de Westkust van dat Eiland , en nooglyk by“het Hollandfích Kantoor _te:Padang,- gelegen, * cn ' Gis Ys B. 346 M.-HOUTTUYN OVER BENIGE B. Gezuiwerd Tin van Sumatra. “Onder ‘dien naam heb ik van zyn ‘Ed. daar by, benevens een monfter van den Grond boven op dien Berg, ‘een Klomp bekomen, waar vande Eer heb een Stukje te zenden. Dit fchynt zeer goed en zuiver Tin te zyn, als uit de kleur en kraaking onder ’t buigen blykt. Het zal zekerlyk uit de gezijk werde Erts van dien Bers zo evén gemeld, zyn gefmolten , en ‘dit zal men door die benaaming willen aan- duiden. ©. Zinzand van Palambang. _ Uit de nabuurfchap van deeze Stad, die op de Oostzyde van Sumatra, ee- nige Átylen inwaards, aan een Rivier legt, is dit Tin-Zand afkomftig. Het _ zelve is zeer fyn-en zwart, met veele glinfterende deeltjes. De Zeilfteen trekt daar uit weinig of nietsaan, De … deeltjes zyn meeft hoekig-en Granaat- achtig. Zeer weinige Kwarts-Zandi- ge korreltjes komen’er invoor. Jkheb van „O1. TINGERTSEN.. 347 omftandig gefproken (h), …… D. Tinfleentjes van Palombang, … Dit zyn hoekige Steentjes, van grootte ongevaar als Erwten en kleie ner. Zyzien grysachtig, en zyn, hier en daar, een weinig begroeid met - Yzer-Oker. Met een Hamer vergruie zen zo veelen, als ik het aan gepro- beerd heb , en daar onder fchynt geen volkomen gegroeid Tin voor te koe men. van dit en andere Tin-Zanden, elders, E. Tinfleentjes van Banka, Dit Eiland, klein by dat van Suma- tra te vergelyken, legt aân deszelfs Ooftzyde, tegen over de Rivier van Palambang, Noordwaards van Bata: via. Hier werdt in ’t Jaar 1710, zo ik aangetekend vind, by gelegenheid dat ‘er een Dorp verbrandde, eerft Tin ontdekt. De Tinfteentjes, van daar, komen zeer naby met die van Palam- ang CC) Naterl, Hiforie, UL D. IL stuR, bladz; 47. it | 348 M.- MOOTTUYN' OVER EENIGE bang overeen. “Ook vallen zy eenigs- zins Okerig, gelyk dit door den Heer LINNAEUS van de Tin-Erts van dat Ei- land; welke Kapitein EKEBERG mede gebragt hadt, met een kort woord ge- meld wordt» En zoude die Ets; vol- genb zyn'Ed.;, zeer ryk zyn (i). ki Ro VS HI , DENN Ke he | som bioFisTinzand van Banka. 13 KFTOTIV TAS | hó D| -oDit verfehile. van dat van Palambang veel inKleür:, doordien er meer Zand- korreltjes-onder gemengd: zyn. Het is graauwer en minder glinfterende. Evenwel komen ’er geen Yzerdeeltjes van eenig belang in voor. und G: Gezuiwerd Tinzand. Van het zelfde. Eiland is dit afkom: ftig:, hebbende veel grooter ‘Korreltjes en“zig zwartachtig vertoonende. Op % Oog vind ik ’er geen Smeedbaar Tin onder „ doch’ twytel niet, ‘of het komt zeer naby aan den aart vân gedeegen Zin; alzo-het’er, door eêne eenvou DIA di- (i) Ex In(ula Banca, cum Ochbra, Ferri ditisfie mum attulit Cèpic, Ekeberg. Syst, Nat. XII, Tom, HE p. 13Le ©. To:TINSERTSEN:: SG dig e.fmelting niet Houtskolen ;van geo maakt wordtiorf sor dt eis os .noxoob „Ik heb; naamelyky door dien, zelf) ‘den: Wel-Edelen Heers +ookigúnfligs bekomen veen; (klein „Model, !van ziden! Tin-Oveny dien mên op; dat. Biland» gesl bruikt. Dezelve -gelykt naarseen | Zá bank met eenshoogeiRug:>rdn-de Bdnko is,een diep ronid Gât „als een-Pot;) bin- der. aan? welke; -vbor sin-de Banks een. klein; Gaatje: is, wâarfchynlyk ait” het gefmolten Lin: te/laaten uitloopens en ‚van vagteren, eens dergélyk-Gaatie 3: veel hooger, „dat-dienen::;zal totraans? blaazing van-het,Vuurunr: Oôk:is daar! bygevoegd-…een.‚Rolronde Stok:oof! Stamper ; met, welken‚‚mooglyk ;: de» Kolen en-het Zand. renee worden; omde finelting te, bevorder: ren. | avs oa broosilerogt Hoewel, nu, uit het eerfte van dee- ze Monfters gereedelyk op te maaken zou zyn, dat op Sümatra’weezentlyk gedeegen Tin voorkwam, zo acht ik dit echter geen zekerer “bewys dan de voorgemelden. Die-brokjes fmeedbaar Tin zouden by toeval daar onder kun- nen gekomen zyn. In de nafpoorin« gen van Natuurlyke Zaaken is veel ej & om- 350 __M. HOUTTUIN OVER ENZ, omzigtigheid nòodig. Ik geef het, by deezen, zo als ik het heb. ontvangen, Gezegde Wel Ed. Heer heeft my helt hek: niet willen misleiden; . Maar het is bedenkelyk , indien de Natuur het dus aldaar voortbragt, om wat re- den-het dan ook niet zou voorkomen onder die dndere Tinfteentjes. d Het laatstgemelde Tinzand, van Banka, komt zekerlyk aan gedeegen Tin zo naa, als men het kan begry- erv: maar, dewyl het niet Smeedbaar is en deeze hoedanigheid door Smel- ting met bymenging van eene brand- baare Stoffe moet bekomen, zo be- hoort het tot de Vermomde Metaalen, dat is zodanigen, die in een andere ge- daante, dan zy natuurlyk hebben, zig vertoonen, zonder ver-Ertst of gemi- neralizeerd te zyn. | | on gn 8 lori BE: RAVO TAUKAJJAD. Bladp 33E 1_BES CH R YoVoloNG oor F bern er dn MAA B Ì Î RENE bad p ARDEN 1 ) HIEV VAN EEN ZONDERLING STUK, „cy 4 be bags0o be kt TIOGT AC Krt Net ane A d Rei e De 191 nsd nownorotod at „EN AANMERKINGEN, BETREKKELYK, TOT DE ‚NATUURLYKE, HISTORIE VAN DEN © {7 hewab .ntaobarobog Hoen agnnss en Oo. fi LinX 084 s, HÁ 5 N, eas 18 bor. DY PNO KIEV, SQL Juud SANA A19 1 D00 Rl 31 100} biatf e=: ' ' rf À BALS J OT "B ‘a AO1 DH GALLANDAT,. basavanyd ns sitt e3oirt 10 ginisw 19° / KE JOO HI TED ANG ef AO HV nan omio Onder alle de dieren. des-aardryks is de Olyphant ontwyfelbaar- eh aianerdf fte; by mag ook, te recht, onder de: zonderlingfte viervoetige, dieren teld worden „zoo wel ten-aanzien van: en zoa als ten opsiehge vänr eSZe nigheden -en-byzondere: eigenfchappen :;-want:, behalven dé ons meene groottes. deszelfs, verbazende racht, en langduurigheid, des lévens,! wordt aan dit wonderbaar Dier hiet nr 354 -De'À. GALLANDAT OVER nuft van'dén Bever, de behendigheid van den Aap en de aandoenelykheid van den Hond, toegeftaan. “** Schoon „ik, dikwyls gelegenheid had heb, dit wonderbaar Dief van zalk te befchouwen, ben ik echter geenzins van voornemên eene befchryving dáar van te'geven;, of eenige ontleedkundi- ge: panperkiggen ppedegedeglen ‚dewy, zulks reeds doorde voorndamfté Na’ tuurkundigen van onzen tyd, inzonder- heid door de Beroemde'Heeren DE BUrF- FON., D'AUBENTON,; LINNAEUS En HOUT- | | LEN hie dte PEES, 3 mere “DE OLYPHANTSTANDEN. 553 merkelyken tak van Handel verfchaft by onze Guineefche Handelaaren, in- zonderheid hier ter Stede: want het is bekend , dat het grootfte getal der Olyphantstanden- door de Guinees- vaarders te 'Vlisfingen wordt aange- bragt, hier-verkogt, en naar elders verzonden ;- {legs een klein gedeelte daar van wordt hier ín-de Kamme- makery gebfuikt. — Wanneer ik my onlangs met den Heere-J. Louysfen in. deze Fabrycq bevond, liet zyn Ed. my’ een ftuk Yvoor zien , in ’t welke een yzeren Kogel befloten. was. Dit ftuk fcheen my toe eene plaats in! het Kabinet der natuurlyke zeldfaam- heden van het Zeeuwsch Genoot- fchap der Wetenfchappen te verdie nen: te meer,wylik my herinnerde een foortgelyk {tuk Yvoor te Parys, in den jaare 1759, gezien te hebben, het: . welke ,door den Koning van Vrankryk zelfs, waardig geoordeeld was om in deszelfs Kabinet van Natuurlyke Hi- ftorie geplaatst te worden; welk {tuk door den Heere DE BUFFON befchre- ven is in zyne Hifloire Naturelle, gene- rale et particuliere, avec la Defcription AX. DEEL. Z du 354 D.H. GALLANDAT OVER du Cabinet dù Roi. Tome XI. ‘No, MXVII. pag. 1ó1 et 162. iT … Gemelde Heer Louysfen de goedheid gehad hebbende van my dit ftuk ter hand te ftellen, om hetzelve aan de Leden van dit Genootfchap aan te bie- den; heb ik thans de eer, dit {tuk ter Tafel van deze Vergaderinge over te leggen, vertrouwende, dat dit gefchenk aan de Heeren Leden niet onaangenaam zal zyn, en eene plaats in ’t Kabinet verdienen. Dit ftuk beftaat uit de helft van een fchyf Yvoor, uit een Guineefchen Oly- phantstand gezaagd. „De cirkelswyze omtrek , zynde de buis tenfchors van den Tand, heeft delengte van 6 duim; de bafis of de binnenzyde de lengte van 3% duim; de breedte van de fchyf is 2 duim; de hoogte, naam- _ lyk van het midden van de bafis tot aan den buitenften omtrek, is van 2 duim, Dit ftuk is in drie deelen doorge= zaagd: het bovenfte heeft in zyn mid- den de dikte van 1 duim; het tweede de dikte van 3 duim; en het derde de dikte van 3 duim. Dit laacfte ftuk is-op twee plaatfen half doorgezaagd, te a We- DE OLYPHANTSTANDEN. 355 weten tot aan de plaats, daar de yzes ren kogel in befloten is „ en even op deze plaats is dit {tuk in het midden dwars doorgebroken ; en men kan hetzelve in dietvoegen van elkander fcheiden, dat men aan den eenen kant de holte ziet, daar de helft van de ko- gel in past, en aan den anderen kant envkogel zelfs , welke in het Yvoor, verroest én vast gegroeid is. Aan de buitenfchors ziet men ver- fcheiden bruine zwartagtige ftreepen en zeer fyne fcheurtjes, op en rondom de plaats, daar de kogel ingegaan is. De uitwerking, door het indringen van den kogel in het Yvoor voortgebragt, bes wyst, datde zelfftandigheid van den Oly- phantstand minder breekbaar is „dan die der beenderen. Men kan duidelyk ontdekken, dat, federt de kogel inge- drongen was, de tand nieuwe fappen. of een foort van bryagtige ftoffe ont- fangen heeft, ’t welk vervolgens een foort van Callus heeft voortgebragt, niet alleen in de opening door den ko- gel veroorzaakt, maar ook in een vry aanmierkelyken omtrek rond den kogel. Deze nieuwe aangegroeide zelfftandig- heid is eenigzins geel en bruinagtig , | sd Z3 wel. 356 D.H. GALLANDAT OVER welke couleur -waaárfchynlyk door de yzeren deeltjes is voortgebragt. ‚Dit alles bewyst, dat de Olyphant , na de bekomene {naphaanfchoot, nog eenen geruimen tyd heeft geleefd, Door de befchouwing van dit ftuk „Yvoor, leert men, dat de zwartagtige ftreepen en fcheurtjes aan de buitens fchors van een Olyphantstand, duide- lyk te kennen geven, dat ’er van bin- nen ‘in den tand een yzeren kogel be- {loten ligt: want ik. hebbe met»de grootte naauwkeurigheid eene mee- _nigte zoo gaave als hefdhadiede Oly- phantstanden bezigtigd , maar. nimmer dit kenmerk ontdekt, dan in een ande- ren Tand „ alwaar insgelyks een yze- ren kogel in bevonden werdt. Deze opmerking:kan voor de Y voorkoopers en Bewerkers van nut zyn. bro Het overleggen van dit {tuk Yvoor verfchaft my eene bekwaame gelegen= heid om eenige korte aanmerkingen wegens. de. Olyphantstanden mede te deelen ;… doch ik zal my bepaalen tot dezulke „ welke tot opheldering „kun- nen ftrekken. van het gene men-ber-; fchreven vindt by, de fchryvers van de Natuurlyke Hiftorie, die dit ondenmp | reed- DE OLYPHANTSTANDEN. 357 breedvoerig verhandeld hebben, en welken ik voor het grootfte gedeelte heb geleezen. By-de kenners van Olyphantstanden wordt het Yvoor doorgaans verdeeld in twee foorten, Wit en Waterig: het eerfte wordt het minst geacht, het is grof en moeilyk om te bewerken; het laatfte is van een fyner aart, harder van ftoffe, gemaklyker om te bewer- ken, is gladder, minder breekbaar, en men kan aan hetzelve door het be- werken en polysten een fraaijer glans geven. / Dit foort van Yvoor komt van de Olyphanten, welke door de Negers Abla aneii zyn, en ’t welke kort daarop aan de Guineefche Handelaaren wordt verkogt; ten minften is het zeker, dat de Tanden, aan welken ik, in Gui- nee zynde, noch tandvleesch ontdek- te, door de kenners hier in’t Vaderland voor de besten gehouden wierden; en het is niet minder zeker, dat de Tan- den, welken in de bosfchen gevonden waren, of die, welken langen tyd in den grond gebleven of aan de lucht blootgefteld waren geweest, veel min- Zg orden 358 D.H. GALLANDAT OVER der geacht en onder het eerfte foort gefteid wierden, | | Daar is noch een ander foort van „Yvoor;, ’t welke thans door de fyn ‚Yvoordraaijers voor het allerbeste wordt gehouden, te weten de Tanden van de Zeekoe of van het Zeepaard, welke beide dieren by vertdieien Schryvers met het Rivierpaard verward worden; fchoon het twee onderfcheie dene dieren zyn. Dit foort van Yvoor is minder be- kend en wordt dikwyls vermengd met het Yvoor van den Olyphant. Het Yvoor van het Zeepaard (by eenigen _ te recht Zee-Olyphant genoemd) wordt zelden gekogt, dan op de plaatfen waar groote Rivieren zyn, en inzonderheid omftreeks de Sierra Leona, Sanaga en Gambia. Volgens het getuigenis van ATKINS (a), is het Yvoor hier (in Siere ra Leona) van den Olyphant of van het Zeepaard groot en klein. Het eerstges melde kost omtrent 4o Meeys het quïn- ‚taal, in vermangelinge; en het ander de helft van dezen prys. By (a) Hiftor, befehryvinge det Reizen, 4 deel ‚ blada. 269, DE OLYPHANTSTANDEN. 359 By de Yvoor-Handelaaren worden de Olyphantstanden ook in Tand en Crevel verdeeld. De Tanden, welken ro fg en meer wegen, blyven den naam van Tand behouden , maar die minder wegen, worden Crevel ge- noemd. Sommige Guineesvaarders plegen echter den naam van Crevel te geven aan alle de Tanden, welken minder dan 20 fg wegen. Het woord Crevel is alleen onder Onze Guineefche Handelaaren en Ne- derlandfche Kooplieden en Makelaars bekend: het beteekent niet anders dan klein goed of uitfchot, waar onder ook niet zelden de Tanden der Zeepaar- den of Zeekoejen begrepen worden; fomtyds worden deze, op de gedruk« te notitien, ook afzonderlyk uitge- drukt achter het Crevel (b). De gebreken, welke fomtyds in de Olyphantstanden plaats hebben, zyn hoofdzaaklyk deze: | 1. Dik- of liever dubbel-huidigheid. De Tanden met dit fchadelyk gebrek be- Z4 hebt, Cb) Het onderfcheid tusfchen Tand en Crevel ‘wordt by de oude Noritien van den faare 1692 en 1694 niet gevonden; en hier uit zoude men kunr nen opmaken, dat het woord Crevel in dien tyd niet in gebruik was, 360 D. H. GALLANDAT OVER hebt, zyn bekleed met eene min of meer dikke Schors, welke niet ongelyk is aan een famengevoegde buis van wit bordpapier, Deze Schors, gantsch onbruikbaar zynde, vermindert de waarde der dikhuidige Tanden; ook is het Yvoor zoo goed niet. 2. Wrakbeid; een kwaad, dat zich in een Tand opdoet, ’t zy uit een natuur- Iyk bederf, toevallige befchadiging of kwetfing , of door een kogel getrof- fen, daarin blyvende, veroorzaakt: in welk geval het Yvoor als een vloeibaa- re ftoffe voorkomt, welke de buitenfte korst of huid met het binnenfte onder elkander heeft doen famenloopen, en zulks op eene wyze , dat de wond. of opening wederom geheel toegroeit, zoo dat van buiten daar weinig aan te ‚Zien is, niet tegenftaande men in het zaagen den kogel ontdekt, gelyk men in het hier voren befchreven ftuk Yvoor, uit eenen Wrakken Tand ge- zaagd, kan zien. | De mindere zichtbaare gebreken der Olyphantstanden zyn» 1. de witte ‚ vlakken; deze doen zich voornaamlyk opin het Waterig Tvoor; zy beftaan uit eene zeer zachte ftoffe , die Ber e DE OLYPHANTSTANDEN. 361 de werking der lucht geheel tot één wordt getrokken en waar door. het Y voor onbruikbaar wordt. 2. De -don- kere bruine vlakken; deze hebben doorgaans de grootte van een ftuiver;, en vallen uit‘door het bewerken van het Yvoor , waar door hetzelve zich vertoont als of het met kleine fnap- haanskogeltjes doorfchoten was. | 3. Eindelyk zyn de Olyphantstan- den ook nog onderhevig aan /cheuren; deze worden genoegzaam in alle de ‘Fanden gevonden, welke langen tyd op de kust aan de vrye lucht blootge- fteld zyn geweest. „Wanneer de /cheus ren diep of groot zyn, worden de Tanden onder de wrakke of befchae digde gerekend. | De kennis der gebreken van de Oly- phantstanden is zeer noodzaaklyk, niet alleen voor de Kooplieden en Bewer- kers van Yvoor, maar ‚ook inzonder- heid voor de Makelaars, welke zich op het forteeren en verkoopen der Tan- den toeleggen, en dit is een werk , daar de Kooplieden veel aan gelegen is, en dat maar door weinige Makelaars ver- {taan wordt, Waarfchynlyk is dit dé Z 5 re 362 D. MH GALLANDAT' OVER reden, waarom in de oude gedrukte Noritien van den Jaare 1692 en 1604, welke ik gezien hebbe, gemeld ftaat, door welken Maakklaar de Tanden ge- forteerd waren. De kennis der opge- melde gebreken der Tanden ben ik grootendeels verfchuldigd aan den Heere JF. Louysfen, zeer ervaren in de- zen tak van handel. oren ‚Het is bekend, dat het Yvoor, van alle tyden en genoegzaam by alle vol- keren, voor eene vermaarde kostbaare ftoffe werdt gehouden , om dat ’'er van hetzelve op de draaibank het allerfyn- fte en vint werk kan gemaakt worden, wit hoofde dat het by zyne hardheid eene genoegzaame taaiheid heeft om door het polysten een onge- meenen glans te verkrygen. Ik heb by de fchryvers, welken over dit onderwerp gefehreven heb- ben, naar den prys van het Yvoor ge= zoet, om daar uit te kunnen opma- ken, in welken tyd ofin welke landen de- ze ftoffe het meest geacht of het duurst verkogt werdt; maar te vergeefs: hierom heb ik niet ondienstig ge- oordeeld , den prys daarvan EN. id e DE OLYPHANTSTANDEN. 363 „De beste! en zwaarfte: Olyphantstan= den zyn hier verkogt, kc In den Jaare 1692 voor 324 ftuivers ’%t ®, 1603 —— ÓOf _—_ 1694 —= 26î- nds 172 48 nt ee AT 3 War Testi ore RR ekel £/ ME narkt 5 Meersen ee 1758 —= 32f ee 1760 3E ee 1762 1766 — 404 —_—__—— vereren ere ts A er Warre TE ELK Dai IDE Aran parvenu” en nd idd itn menner No en Sb in Pte —_ 1780 — 53Ì De zwaarfte Tanden wegen door- gaans van 80 tot roo £8 Amfterdams gewigt, fomtyds tot 125 PB. Zeer zeldfaam is het, een Tand van 160 f£& te zien. De zwaarfte Tand, welke by men- fchen geheugen hier is gezien, werdt aangebragt in den Jaare 1755, met het Schip de Nehalennia, gevoerd by Capt. Claas Matthia Collander, waar- Op ik de plaats van Opperheelmeester bekleedde. | Dezen merkwaardigen Tand heb ik gelf zien koopen aan boord van Bea KEK e 364 DP: H. GALLANDAT: OVER de Schip , liggende ter. Rheede van klein Popo op de Slaafkust in Guinea, den 7 December 1754. Zy woeg 200 fB Amfterdams gewigt; zy was lang 8 voet en vier duim Rhynlandíche maat, en 1o duim over ’t kruis. Deze Tand werdt aan boord ge- bragt en verkogt door den Caboshir Aheinaggua , Staatsminifter des Ko- nings van Champo , wiens gebied tot - aan Rio da Wola ftrekt ; hy was, eenige jaaren te voren, in den oorlog tegen den machtigen Koning van Dabome veroverd , alwaar dezelve voor eene allerbyzonderfte zeldfaamheid gehou- den-werdt. Voor dezen Tand: werdt „betaald ro oncen Koopmaníchappen , vitmakende de fomma van f 166 Va- derlandfche prys; en dezelve werdt hier publicq verkoet aan den Heere Casparus Ribaut , Koopman te Mid- delburg, tegen 35; ftuivers ’tfR, uit- makende de fomma van f351:5:-. Het Y voor was in dien tyd op eenen zeer Jaagen pryss- tegenwoordig zoude dee „ze Tand ten minften f2oo meer waar- dig zyn. | »… De. meeste hedendaagfche Schry- vers overde natuurlyke gefchiedenis, | en « el 1 he DE OLYPHANTSTÄNDEN! 363 en vooral de makers van Woordenboë® ken, dwalen zeer,-wanteer” zy zeg» gen: ”Het beste Y voor komt'ten ‚huis digen dage van Angola; Geylon'; ei „meer «andere Oost-Indifche plaat? 5 fen (c)”. D p ' E tarde [ od De waarheid-is, dat ’ef ‘zeer vete Yvoor!uit ‘Angola en uit“ Oost-Indiën wordt aangebragt, en “dat hetzelve niet. voor het beste wordt’ gehouden 3 dit is by Kooplieden en’ Yvoörkenners zeer bekend; ook getuigen’ de Reizi gers; genoegzaam eenipaarig inet my; datde beste „zwaarfte en fraayfte Tan? den van de-Kust van Guinca-komen ; en het is alle onze Guineesvaârders bekend , dat: de beste’ Yvoorhandel, Op de Yvoor-of“Tandkunst ‘gefchiedt; dat deze „Kust te recht dien naam: draagt; en dat de/‘Tanden, welken men opde boven- of benédenkust; als’ me de in Rio das Camaronas of in de bocht van Guinea koopt, doorgaans minder’ eacht worden; en kleiner vallen. «° “7 Alle deze plaatfen' heb ik meer’ dart? eens bezogt, en ik ben verzekerd , dat, de waare; kenners van Yvoor my IOO niet „(c) Zie het Woordenboek van cromer , op het woord Olyphant , 4 deel bl, 2356. niet zullen tegenfpreken; of inyne-ge= tuigenis.eenigzins in-twyfelstrekken „De wyzesshoe,de Olvphantstanden op de Yvoor- of Tandkust „en voors al aan Cabo la Hoe, zynde de voors _naamfte Handelplaats ‚ gekogt wor ‚den, nergens, 200 veelmy-bekend!is befchrevenyzynde; zoude\ik , hetoge- ne ik daarvan in myn-dagverhaal van den -Jaare„1753 aangeteekend vinde 5 hier konneh mededeelen, indien zulks niet aan veelen kon fchynen buiten myn tegenwoordig. beftek: te zyn: waarom ik dit thans liever voorbygaa;, en tot eene andere „gelegenheid wil _fparen… ja sto? calls ri _Hier meende ik-myne aanmerkingen te eindigen , maar vermits ’er onder dé hedendaagfche Natuurkundigen een verfchil is ontftaan over het gegraven Yvoor en-de groote Tanden-en Beens deren in de noordelyke-deelen van Eus ropa en America by meenigte opgedol= ven, zal ik myne gedagten deswegens ook hier, byvoegen. „De Heeren DE BUFFON , D'AUBEN® TON, GMELIN; SLOANE (d), zyn van oor= Cd) Zie Hiffoire Naturelle, generale et particuliere, ì ave6 DE OLYPHANTSTANDEN. $6P oordeel, „dat de opgedolven Tanden en groote Beenderen, welken, zoo uit Siberieng;als uit Noord- America, zyn overgebragt „ wezenlyke Tanden ent Beenderen van Olyphanten zyn en: het is op.deze veronderftelling alleen; dat het gevoelen van-.den,Heere più BUFFON gegrond is, naamlyk, dater. in voorgaande tyden op-dezen Aardbol eene „verbaazende- verandering „moet voorgevallen wezen, welke verande ring. hy-Zpogue de la Nature noemt waar door deze Aarde ten-aanzien, var de Luchtsgefteldheid -dermaate veran derd is, dat Landen , nu ten hoogten koud , voorheen bewoond zyn ges weest door Dieren , nu alleen aan’ war: me Luchtítreeken bepaald (e). ao „Daarentegen beweert dé Heer wir= LIAM HUNTER, met-zeer veel waar’ fchynlykheid, dat noch de Americaan- fche noch de Siberifche gegravene Beenderen Olyphantsbeenderen „zyns maar van een onbekend Dier (f£); zym | ge avec la defiription du Cabinet dû Roi „-tome XI et XIL- En Memoires de P Academiekoyale desSciences, An, 1727 et 1762. (e) Zie Hiffoire Naturelle , generale et parti:uliere E contenant les Erogwes,de la Nature ; Supplement. 1770. (f) Zie Nieuwe. Vaderlandfehe Letteroeffenine: gen, LV deels II ftuk, bladz, 195 en volg. - 638 D. H. GALLANDAT OVER gevoelen is voornaamlyk óp-de volgen: de:bewysftukken gegrond. „a Alle-de: berigten , "en" inzönder- heid die van de-Heeren GMELIN, DE BUFFON/ En’ D'AUBENTON , ‘vermelden; dât’-de beenderen in Siberiegevon- den „ grooter zyn, dan die der gewoo= ne Olyphanten (g).. Dit zou ons doen vermoeden, dat het ‘geen Olyphants- beenderen zyn’, “maar Beenderen wan het onbekende Dier. u eg; Het Siberifche Dyebeen „zoo als’ zelve door den Heer D'AUBENTON wordt’ afgebeeld, is zeer gelyk aan het Ameri-” caanfche Dyebeen in grootte, gedaante en evenredigheid. — Deze omftandig- heid levert bykans een volkomen bewys op; nademaal wy (fchryft HUNTER) hier boven getoond hebben , dat het Ame- ricaanfche Dyebeen niet van-een Oly- phantis, En hier aan zetten degedagten van den Heer D'AUBENTON gewigt by. Want, (op bladz. 211) het voor toe- geftaan aanneemende, dat het-Siberi- fche Dyebeen ongetwyfeld van een Olyphant was, befluit hy uit de gelyk- 8 | heid Cg) Verg. de Schryvers, aangehaald door M. E. TOZEN „ Inl. tot de Staatkunde van Europa, IL deel , bl, g en 10, N DE OLYPHANTSTANDEN. 369 heid van grootte, gedaante en evenres ‚digheid, dat het Americaanfche desge- Iyks van een ne is. Dewyl-wy nu getoond hebben „ dat het Ameri- caanfche Dyebeen: van geen Olyphant koint ; moet zyn bewys, uit de gedaan- te, grootte en evenredigheden der Beenderen ontleend, dienen , om ons te overtuigen „dat het Siberifche: Dye- been niet van een Olyphant is, maar van het onbekende Dier. | „De Heer D'AUBENTON vindt ee- nig verfchil tusfchen de Beenderen van den flaap des hoofds uit Siberien ge- bragt, en die van een Olyphant. Dit is desgelyks een bewys ten voordeele van ded gevoelen. ik 4. De veronderftelde Olyphants- tand, door den Heer BELL uit Siberien gebragt, en aan den Heer HANS SLO ANE gefchonken , waar van men de bes fchryving en de afbeelding kan vinden in de Memoires de V’.Acad. des Sciences à Paris An. 1727 pag. 309, is duidelyk ge- kromd, gelyk de Tand van het onbe: kende Dier , engelykt geheel niet naar eenigen Olyphantstand , immer door my gezien. Dit bewys zal zeer klemmen by allen, die de moeite wil- IX. DEEL. Aa len - 370 D. H. GALLANDAT OVER Jen. nemen , om dien Tandrin het Britsch Mufeum te. gaan zien. …— „5, Eindelyk mogen wy aanmerken, dat, daar wy bewezen hebben; dat het onbekende Dier van America van den Olyphant verfchilt,. en waarfchynlyk tzelfde is met den Mammouth van Si- berien, en daar men Kiezen gelyk aan de Arm riete ‚ in verfcheiden an- dere gewesten, heeft opgedolven , hier uit zou fchynen te volgen, dat het on- bekende Dier, in vroegere tyden, vry algemeen. op de aarde geweest is. En nademaal dit Dier, in de daad, vleeschvreetend was; ’t geen, myns be- dunkens , niemand kan ontkennen, mogen wy, als Menfchen, den Hemel danken, dat dit geflacht waarfchynlyk eheel is uitgeftorven, fchoon wy, als hilofoophen, zulks beklaagen; Tot dus verre de Heer HUNTER. Ik ben met ‘dien Heer volkomen van gevoelen, dat de Tanden, welke in Siberien en in America opgedolven Zyn, niet aan Olyphanten toebehoord hebben ; dochik-vinde. geen reden om met hem te befluiten , dat zy toebe- hoord hebben aan een onbekend Dier ; waar van het geflacht iedee +0 gok ES „ana Miet me DE/OLYPHANTSTANDEN. 371 „Het fchynt my-toe, dat de oor- fprong van de veronderftelling , dat de opgedolven Tanden … waarlyk » Oly- hianninntn zyn, te vinden isin het oud envalgemeen gevoelen „ of liever vooroordeel, dat ’er geen andere dier- lyke zelfftandigheid bekend was, wel- kete recht den naam van Y voor-of El penbeen draagt, dan: alleen de Oly- phantstanden. Het was zeer natuurt- lyk;, wanneer de gegravene Tanden, zoo uit Siberien als uit America- aan- gebragt „voor het eerst door Natuut- kenners werden onderzocht,“ en . men zag „dat derzelver zelfltandigheid voorhet uiterlyke veel overeenkomst en gelykvormigheid hadde met het Yvoor, ensdat menfehen, in t'bewer- ken daar van bedreven, verzekerden, dat het oprecht Yvoor was, dat de Na- tuurflyke Hiftoriefchryvers ook’ daaruit met zeer veel waarfchynlykheid: be- floten, ‘dat het wezenlyke Olyphants- tanden waren: te meer, wyl het in de daad zeer moeilykis, zelfs voor ervaar ren Y voordraaijers, het wezenlyk on- derfcheid- daar” van “te ontdekken, uit hoofde van het groot verfchil , zoowel ten aanzien van het couleur, als van de Aa 2 Zwaar- 872 Di H. GALLANDAT OVER zwaarte, dikte, lengte en kromte, wel- ke in de oprechte Olyphantstanden ge- vonden wordt; ook is het niet dan na veelvuldige en naauwkeurige vergely- kingen, onderzoekingen en waarnee- mingen, dat de Heer HUNTER met vry groote _waarfchynlykheid bewezen heeft, dat, of fchoon de opgedolven ‘Tanden oprecht Yvoor zyn, dezelven echter voor geen wezenlyke Oly- phantstanden kunnen gehouden wors den, gelyk de Heeren DE BUFFON en D'AUBENTON gedacht hebben. Hier door vervalt dan ook , myns oordeels, de gantfche veronderftelling van den Heere DE BUFFON, opzichte- yk tot die verbaazende verandering, in voorgaande tyden voorgevallen, en waar door onze Aardbol, ten aan- zien van de Luchtsgefteldheid, der= maate veranderd zoude zyn, dat Lan- den nu ten hoogften koud, voorheen bewoond zyn geweest door Olyphan- ten, welke zich alleen aan warme Luchtítreeken bepaalen, In de daad, ik heb nergens by de fchryvers iets _ kunnen vinden ter ftaaving van dit ge- voelen, ten ware. men eenig geloof wilde (laan aan eene zeldfaamheid der | na- DE OLYPHANTSTANDEN. 373 nâtuur, welke in het Kabinet des Ko- nings van Denemarken gevonden wordt. | ”Men ziet daar twee Olyphantstan- den, uit eene fteengroeve in Saxen ge- haald, waar zy in een blokfteen wa- ren ingelyfd ; zy wegen ieder twee: honderd en vyftig ponden. Zy wor- den B ERetderheld federt den tyd der zondvloed verfteend te zyn”. | Maar, al was deze veronderftelling gegrond, dit zoude zeer weinig bewy« zen ten voordeele van het gevoelen des Heeren DE BUFFON. Doch ik ver- trouwe, dat kundige Natuurkenners zoo wel aan de waarheid van deze veron- derftelling zullen twyfelen, als aan de echtheid van een andere zeldfaamheid, welke mede in het zelfde Kabinet be- waard wordt, te weten: ”Daar wordt vertoond een Ey, door eene Vrouw gelegd : dit verfchynfel fchynt onge- looflyk voor hun, die de dierlyke huis- houding niet verftaan, Ondertusfchen komen veele Ontleedkundigen daar in overeen , dat de Vrouwen een foort van Eijeren hebben, die echter in ge- daante de andere Eijeren zoo volko- men niet gelyken, Dit Ey heeft de Aa 3 groot= 374 D. H. GALLANDAT OVER —__ grootte van een Hoenderey. Een Sax Jehe-Nrouw „vaneen welgefchapen “Kind in de kraam bevallende, lag ook twee Eijeren', waar vam dit Zer een is(h)”. 301 5459 03 CHR Het gevoelen van den Heere HUN: TER; naamlyk,-dat de gegravene: Tan- den toebehoord hebben aan een-onbe- kend Dier, waar van het geflacht uitges ftorven zoude zyn, komt my-niet aan- neemlyker voor ;-zoo, om dat.de-wyze Schepper en-Onderhouder van alle Dieren, tot noch toe zorge heeft ge- dragen, dat allede geflachten in wezen blyven, als, omdat het Dier, aant wel- ke de-opgedolven‘Fanden toebehoord. hebben, in de daad niet teneenemaal onbekend is, gelyk uit de;volgeride aanmerkingen zal blyken. 413 1. De Heer HUNTER ‘zegt. bericht van, Moskovien gekregen te hebben, dat de inwooners van Siberien de op- gedolven Tandenen Beenderen houden voor “Tanden en Beenderen van den Mammouth, een Dier, van ’t welke zy allervreemdfte-dingen gelooven en vere tellen: maar, ‘zegt hy, dechedendaag- | ’ ‘snfche (h) Zie Nieuwe Nederlandfche Letteroefenin= gen, Mengelwerk, U deels Il ftuk , bladz. 74. N\ DE OLYPHANTSTANDEN. 375 fche Natuuronderzoekers- hebben den Mammoutb, even als-den Centaurus, on- „der de Dieren der inbeelding geteld. Doch het fchynt my toe, -dat-het ge- voelen. dier Natuuronderzoekeren niet aannemmelyk “is , eensdeels , om dat hetzelve: door geen. gegronde reder nen; onderfteund. wordt, “en” ander- deels, om dat.de inwooners van Sibe- rien.beter in ftaat-zyn' om ’er over te oordeelen, dan de hedendaagfche Na- tuuronderzoekers ‘in, hun Kabinet. Men zoude de woorden van den Heec- re JA. UNZER. hier. op kunnen toepas- fen: Laat ons doch -met. onze Natuurkun= de nedrig- blyven! Laat ons ten minften niet, geloven , dat een Visfcher in Noorwe- gen een Mensch is, die-een geleerde Nae tuurvorfcher niets meer leeren kan, 2.:e Wanneer ik-my--in:den jaare 1758 in-Noord- America bevond, werd my bericht, dat ’er in dit weerelddeel Olyphantstanden. “wierden verkocht; welke: gevonden waren in een Gui neeschvaarder. door „een Americaan= fchen Kaaper genomen, en by die gele- genheid werd my ook verhaald, dat ‘er fomtyds aan de oevers der Rivieren gen, Ì Ad 4 Aat Tan- (i) Verzam, van Mengelfchr, 3 deel, bl. 239. 376 D. H. GALLANDAT-OVER AN ‘Tanden opgedolven wierden, “welke in fraaiheid en deugd de Olyphants- tanden evenaarden, en dat deze ge- gravene Tanden overblyffelen’ waren van groote Zeedieren, “welke gertyds by hooge watervloeden aldaar in den modder omgekomen waren. Het komt my niet. onwaarfchynlyk voor, dat dit groote Zeedier de Mammouth van Si- berien zoude kunnen zyn, vooral in- dien men acht geeft op de groote overeenkomst, welke de Heer HUNTER gevonden heeft tusfchen de opgedolven Siberifche en Americaanfche Tanden; en het verfchil „, welk de Heer p'Au- BENTON gevonden. heeft tusfchen de Beenderen van den flaap des. hoofds uit Siberie gebragt, en die van den Olyphant. « | | 73. Wanneer ik my in Guinea be- vond, en wel inzonderheid inde Ri vieren de Gabon en das Cammaronas , is my, meer dan eens „ door’ de inwooe hers verhaald, dat ’er van tyd tot-tyd groote Zeedieren gezien worden, wel= ke Tanden hebben zeer gelyk aan de Olyphantstanden. Sommige Negers waren zelfs van oordeel, wanneer zy den grooten Tand van zoo fB Ee e aar DE OLYPHANTSTANDEN. 377 daar ik van gefproken heb , dat dezel- ve van geen Olyphant, maar van een Zeedier was. Dit bewyst ten klaar- ften , dat de inwooners van Guinea van oordeel zyn, dat ’er Zeedieren gevonden worden, welker Tanden veel overeenkomst hebben met die van: den Olyphant; en dat de Reizigers ’er niet aan twyfelen, blykt uit de reeds hier vooren aangehaalde plaats (bl. 358) van ATKINS, alwaar hy zegt, dat het Tvoor van den Olyphant of van het Zee- paard, in SIERRA LEONA, groot en klein is. Ook getuigt LE MAIRE (bladz. 78) die, gelyk veele andere Reizigers, het Rivierpaard met het Zeepaard ver- mengt, dat zy twee zwaare Tanden heb- ben, wan ® eigen gebruik als Tvoor (k). Hier uit kan men met vry veel waar- fchynlykheid befluiten , dat het Zee- paard, daar ATKINs van fpreekt, en het Zeedier, daar de Negers en de Noord- Americaanen van gewaagen, en de Mammouth van Siberien, het zelfde of foortgelyke Dier is, en dat dit Dier zoo wel in Africa als is America en in de noordelyke Landen van Europa; a 5 om. (k) Zie Hist, Befchryv. der Reizen deel, bladz. 364. : AM 378 D.H. GALLANDAT /OVER omftreeks de groote, Rivieren „het meest gevonden, wordt. …… … « „5. {Dat dit Dier niet onbekenden het geflacht daarvan niet uitgeftorven _Á bis uithet geen menidaar van.by - de, fchryvers.…„vindt „aangeteekend, íchoon het zeker is, dat ’er niets naauw- de of voldoende over-dit onders werp gefchreven is: de reden hier van is, om dat de- Zeelieden , welken-dit Dier gezien „en. befchreven „hebben ; geen Natuurkenners waren, In de daad, teder Reisbefchryver„ welke.dit Dier gezien heeft, peelt er flechts ee= ne zeer Oppervlakkige befchryvinge van, gelyk men zien. kan in ’t werk vans. DE VRIES, tot opfchrift hebben- de: Wonderen:ZOO aan, ALS, en wone dergevailen ZOO Op, ALs omtrent de Zen, enz. waar in men wel-eenige dingen vindt, die zeer onzeker-en-twyfelach- tig zyn , maar ook veele wetenswaar- dige aanmerkingen , uit andere fchry- vers-ontleend, zoo ten aanzien van an- dere gedeelten der Natuurlyke Hifto- rie, als nopens dit. onderwerp , „en waar uit no blykt, dat de fchry+ vers het niet eens zyn over de onder- {Scheidene Waterdieren, die oprecht voor DE’, OLYPHANTSTANDEN. 379 Yvoor voortbrengen ;het. Zeepaard, Rivierpaard, .Zeeos,. Zeekoe … Zee- bufiel, Walrus en Zeeolyphant wors den “onder > den « anderen ‘verward, Sprekende vanden Mippopotamus bl, 504, zegt hy, ”Deze Dieren-zyn echter »s-niet. foovalleen in de Rivier: de Nyl te winden» datfe oock niet in. zee fouden » vernomennwerden; alhoewel deefe laats 5 fie weellight van een ander geflagbt Jyn. 5 Buiten 1wyffel. is haere geftalte. niet al »tyd eenerley ; of andere Waterdieren, pp van eenvandere foort werden voor % »s.Water-paerd “genomen”, bladz. 507 zegt hy: '” Deze Water-paerden, gelyke 35, Je op meer als eene plaets werden ges 5»-vonden, foo fynfe ook in alles niet. ee ssnerley.s.felfs fyn de geene, welke men sin de NYL fiet, niet eenvormigb” En bladz. 508; ”in grootte wergelykenfe figh » met de Elephant. Doe-ik te ALCAIR » was, braght men my het hoofd eens » Zee-paerds, niet verr’ van daer om % » leven gebragbt; feer-groot, en van een 5 affchouwelyke aenfchouwingh. „De Beek »» was anderhalf el wyd, als men defelve » opfpalkte. De Tanden. waarén feer » 41005, FURSTENS NICOLAI CHRISTO- PHOs 380 D.H. GALLANDAT OVER s}”PHORI RAZEVILS SENDSCHREIBEN SEI- 57 NER REISEN „ EPIST.-3’’. - Na onderfcheidene en zeer verfchil- lende befchryvingen van de Walrusfen gegeven te hebben, zegt hy bl. 5og. _»HKenige meenen dat men fe behoorde 5 Zee-Elephanten te ‘noemen, ver- » mitfe in lighaamsgrootte, en in Tans » den d'Elephanten byna gelyk fyn” „Uit dit-alles meen ik met vry veel waarfchynlykheid bewezen te hebben: 1. Dat'er Zeedieren zyn, welken, zoo wel ten opzichte van de grootte als van de. Slagtanden, zeer veel overeen- komst hebben met den Olyphant. 2Dat deze Zeedieren hierom terecht Water-Olyphanten mogen genoemd worden. 3. Dat het meer dan waar: {chynlyk is, dat de opgedolven Tan- den, zoo uit Siberien als uit NMoord-. Ame. rica aangebragt, aan foortgelyke Wa- terolyphanten toebehoord hebben, en geenzins aan een Onbekend Dier, waar van het geflacht uitgeftorven is, 4. En eindelyk, dat noch het gevoes len van den Heere HUNTER, noch het gevoelen van den Heere DE BUFFONs waarfchynlyk en aannemelyk zyn. E Oo ne an ardennen DE OLYPHANTSTANDEN. 331 In hope, dat deze myne geringe aanmerkingen aanleidinge zullen geven tot een naauwkeuriger onderzoek aan zulken , die kundiger , dan ik, in de Natuurlyke gefchiedenis zyn; waar door de waarheid of ongegrondheid, van myne eenvoudige gevolgtrekkin- gen, met den tyd, zal konnen blyken: zal ik hier noch eenige byzondere aans merkingen, aangaande de Africaan- fche Olyphanten, mededeelen, welke uit de aanteekeningen, op myne Gui- neefche Reizen gehouden, getrokken Zyn. 4 MN ineen ik my in den jaare 1756 in Rio das Cammaronas bevond, werdt my door een Neger Heelmeester ver- haald , dat de Olyphanten dikwyls aan hevige buikpynen’ onderhevig zyn, waar van hy de oorzaak toefchreef aan het veelvuldig gebruik van modderig water, wanneer zy zich in de Rivier gaan baaden om zich te verkoelen; en dat, wanneer zy geweldig door deze ziekte aangetast worden, zy dan hun toevlugt nemen tot het gebruik van zes kere Gom, zeer wel naar de Arabifche gom gelykende, en welke in die Land- {Îreeken in meenigte uit de boomen vloeit. 392 D.H. GALLANDAT OVER vloeit; Hy voegde daar-by, dat deze Gom , zoo wel voor de Negers, vals woor de Olyphanten , een onfeilbaar middel tegen de hevige buikpynenis. „Dit middel is ook „ tegen dezelfde ziekte, in verfcheidene andere plaât- fen van Africa, in gebruik: een aan: merkelyk geval deswegens, vindt men (Ì) uit BRUE aangeteekend. Es BRUE bekwam een geweldig kolyk;, weroorzaakt door eene koude, ontfan- gen door * flaapen in de lucht, na be: zigheid. Zyn wondheeler ftelde al zyne kunde, om het te ftillen, te vergeefs in’twerk. De Mooren, hem komen- de bezoeken, raadden hem tot hun ge= neesmiddel, Dit beftond, met gom in melk te doen fmelten, en intedrin- ken, zoo heet als doenlyk was. BRUE deedt zoo, en was met de daad genes zen. L Het is zeker (volgens LABAT) dat een groot getal Negers, die de Gom ver- zamelen , zoo wel als de Mooren , die dezelve ter markt brengen, geen an= der voedfel gebruiken (m). (203 Het mag vreemd fclhiynen, zegt Ee , À zelf- _(D) In de Hiftor. Beftbr. der Reizen, $ deel. bl. 471. CM) LABAT) Afrig. Oscidenr, vol, 1 pag. 238 et furv. DE/OLYPHANTSTANDEN. 388 zelfde fchryver , dat die, welken deze Gom bynargoo mylen van binnen lands uitbrengen, geen devensmidde- len overhebben, als zy de markt berei “ken: maar noch vreemder is’; dat ene: met zich uitgevoerd’, en alleen Gellaan hebben van «de Gom zelfs3 voor zoodanige lange reize, Evenwel is dit een zaak ; die niet betwist kan worden , «en bekend is by allen, die ooit op de Sanagal geweest zyn (n). «: „De vuitftekende. nutdügheid van deze gom „ ‚niet: alleen in de darmwee, maar ookin verfcheidene andere kwaa- len, «en-voóral in de buikloopen, is aan „de »Europeefche … Geneesheeren niet onbekend: wenfchelyk ware het; dat 'er meer gebruik van gemaakt wierd op de Oost- en West-Indifche ‘Sche- pen, en inzonderheid op de Slaafhan- delaaren „ alwaar de buikloopen dik- wyls zoo fterk worden, dat daar door. eene meenigte fchepelingen en flaaven weggefleept worden. « ° Á% „De Jnftinct van den Olyphant heeft gelegenheid verfchaft tot ontdekking van een ander geneesmiddel, ’t welk, fchoon in Europa onbekend, echter , er myns ‘_(m) Ibid. vol, 3 pag. 114. 394 D. H. GALLANDAT OVER myhs oordeels , de aandacht der Na: tuuronderzoekeren niet onwaardig is. Het Land by Rio Nunez, brengt een zout voort, 't geen de Portugeezen hooglyk {chatten, als een uitmuntend tegengif. Deszelfs krachten zyn ont- dekt (zoo zy zeggen) door eenen Ele- fant. De Negers, die deze Dieren hier jaagen, fchieten hen met vergifte py- len. Als het Dier geveld is, fnyden zy de plaats uit, daar de pylen fte- ken; en eeten het vleesch, na dat zy ‘erde ingewanden uitgedaan hebben. Een Elefant dus gewond zynde , fton- den de Negers verbaasd, hem te zien gaan en weiden, zonder eenig teeken van fmert zyner wonden te geven, Een van hun merkte aan, dat de Ele- fant zich naar de zyde der Rivier wend- de, en iets met zynen fnuit opvatte , ’t welk hy at. Dit nafpeurende, vonden Zy een wit zout te zyn, wat naar aluin Ímaakende. Daar op wondden zy ee= nen anderen Elefant; en bevonden, dat hy zig op gelyke wyze genas. De Portugeezen , die altyd zeer op hunne hoede zyn , tegen vergift, namen vere fcheiden proeven van dat zout, en be- vonden dit, het krachtigfte tegengift, ’t geen DE,OLYPHANTSTANDEN 383 geen nog bekend was: ’t.zy het gift ins wendig of uitwendig is ontfatngens-een dragma van‘ dit zout, in ,watm, water ontbonden , is een onfeilbaar geneesr middel (o); aur oStaiergtad Sommige Schryvetfs zyn van óor- deel „dat alle vergiften, van welken aart die zyn, algemeenlyk hunne tegengifr ten by. zich hebben ; en eene ‘aanmer kelyke waarneming van BLUET fchynt dit. gevoelen niet weinig te begunftigen. De melk, of het vocht, gedrukt uit den wortel van Kasfavi of Kasfador, is zulk doodelyk fenyn, dat een pint van hetzelve, aanftonds, elk fchepfel. zal dooden, ’t gene het drinkt. Van de- zen wortel wordt te gelyk het brood gemaakt, dragende den eigen naam , in gebruik op „Jamaïka, in de Barbados, en alle de Karibifche Eilanden. Even- wel is den Schryver bekend, dat een Koe, die eenen hartigen dronk van dat vocht nam, aanftonds, als of zy ’t gevaar gevoelde, op een kruid ging weiden, ’t geen daar zeer gemeen is, en de gevoelige plant genoemd wordt, wegens ’t opkrimpen van deszelfs blade. ren op’tminfte aanraken ;allen, dje daar 2x. DEEL, Bb te- Co) Hiftor. Befchryv.der Reizen, 3 deel, bl, 447, 386 ° D.H. GALLANDAT OvER tegenwoordig wafen, verwagtten elk oogenblik, dat de Koe dood ter ne- der zoude vällen: *t zelve verdreef echter zoodanig het gift, dat zy niet het minfte nadeel bekwam (p). | „Dat fomtmige Dieren ook op eene byzondere wyze vergiftige kruiden otitdekken, blykt uit het verhaal, % welk onlangs uit Weenen in de nieuws- papieren bekend gemaakt is. Ee ”Het Keizerlyk Koninglyk Kunst-- kabinet heeft nu eene zeldfaamheid meer bekomen. Het is een Hoorn, hoedanigen men zegt datde Keizer van Japan gewoon is te gebruiken, wanneer zyne Majefteit drinken wil. -Dezelve zoude van een Japansch viervoetig Dier zyn, ’twelk dien voor op’t hoofd draagt, en van groene kruiden leeft. En dewyl die hoorn op ’t oogenblik zwart wordt, wanneer het Dier te na Ban een vergiftig kruid komt, en het- zelve zulks weet, zo0 verlaat het aan- {ofids die gevaarlyke plaats, en zoekt eenen gezonden grond; en de inwoo- _mêrs doen hun voordeel met deszelfs natuurkennis; zyúde daar door voor- zietiger in verzamelen der kruiden. (Pp) H. Befchr. der Reizen, G deel, bladz, 139. DE OLYPHANTSTANDEN. 387 Op deze wyze zoude ook het beftaan van zekere ‘Eenhoornen, waar over de geleerden zoo lang getwist hebben, bewezen zyn” Wanneer ik my in ‘t zelfde jaar 1756 aan Nazareth bevond, had ik gelegen: heid-om te vernemen naar zekeren in Europa onbekenden Balfem, door de Portugeezen Balfamum … Animae ge- noemd; waar-van ik op. myne Guinees Íche Reizen veel had hooren fpreken, dnzonderheid. van Capt, Claas Matthia Collander , die ’er eenige jaren te voo- ren, uit de Bogt van {suinea een klein vaatje van thuis gebragt had; en waar van zyne huisvrouw, thans noch in le- ven en te Wlisfingen woonagtig , ge bruik had gemaakt. …__ My werdt door de Negers bericht, dat deze Balfamum Animae voornaam- Tyk beftond uithet gefmolten merg der . Dyebeenderen van zeer jonge Oly- phanten; dat ’er fomtyds eenige gom- men of natuurlyke balfems bygevoegd “worden, naar goedvinden van de Ne- gerheelmeesters, die ’er een geheim. van maken, en denzelven, volgens hun zeggen, uit hoofde van deszelfs uit- _muntende krachten in allerleie foorten Dis vau 388 D. H. GALLANDAT OVER van verlammingen , opkrimpingen van ledematen , jichtpynen en borstkwa- len, zeer duur verkoopen, vooral aan de Portugeezen, by wien deze Bal- {em zeer hoog wordt gefchat. Ik hebbe denzelven niet kunnen bekomen; ook heb ik nergens by de Schryvers iets aangaande dezen Balfem kunnen vin- den. Dezelve fchynt echter veel over- eenkomst te hebben met het Genees- middel, daar MEROLLA (pag. 637) van fpreekt. Hy verhaalt, dat de Negers, door de zonne een drank destilleeren, uit bet gebeente van de beenen des Oly- phants; ° geen goed geacht wordt tegens de Engborfligbeid, Heupficht en koude Zinkingen (q). Het is zelfs niet on- waarfchynlyk , dat MEROLLA (wiens origineel werk ik niet gelezen hebbe) in deze befchryvinge den Balfamum -Ânimae bedoelt, maar dat hy zich niet wel heeft uitgedrukt, fchryvende drank voor Baifem, en destilleeren voor Jimelten of kooken » verkeerde uitdruk- kingen, welke by Schryvers, in de ‚Schei- of Artzenykunde onervaren, gemaklyk plaats kunnen hebben; ook kan het een feil des vertaalers zyn. 3 ) n (qì Hiltor. Befghr, der Reizen, 7 deel, bl, 161, . Blin € DE OLYPHANTSTANDEN. 399 _In den jaare 1754 eenige dagen en nagten in Rio de. Gabon aan Land door- brengende, werd ik, vooral f'avonds en f'nagts, zeer gekweld door de Muggen, by de Zeelieden Muskyten genoemd, welke in die heete Landen zeer gemeen en een groote plaag voor de Europeaanen zyn: ik vroeg de ine wooners, welk het beste behoedmid- del daar tegen was, en ik kreeg ten antwoord , dat het zekerfte middel, om van deze plaag bevryd te zyn, be- _ ftond in het Braneten van Olyphants- drek; ik nam ’'er welhaast de proef van, en ik had het genoegen te zien , dat de rook daar van deze Diertjes deed ‘vluchten en verdwynen ; door dit middel werd ik in ’t vervolg altoos van deze zeer lastige plaag bevryd. __ By die gelegenheid werdt my ook verhaald, dat ’er fommige Landen in de Bogt van Guinea zyn, daar de in- wooners den drek der Olyphanten in plaats van Tabak rooken, niet alleen om de Muggen of Muskyten te verdry- ven en de lucht te zuiveren, maar ook om zich van de kwaien, welke uit ee- ne buitengewoone vochtigheid en kou- de in den regentyd voortgebragt wor- | Bb 3 den, 300- D. H. GALLANDAT OVER den, te beveiligen. Omftreeks de-Kaap de Goede Hoop, wordt de Olyphants- drek, in de zonne gedroogd, niet.al- leen van de Hottentotten., maar ook van de Zuropeaanen „ by gebrek van ‘Tabak, opgezogt en gerookt, „KOLBE, ‚verzekert, dat het ook niet kwaalyk daar naar fmaakt.(r). | De drek der Olyphanten heeft noch een ander gebruik. by de Negers, ’t welk door MEROLLA (s) verhaald wordt, fprekende van de-wyze, op pens de zwarten de Olyphanten vel- en : ) __ Als die Dieren te faamen zyn, gaat de Jager, zich overal met. hunnen “drek befmeerd hebbende, onder: hen met zyne lans, Hy kruipt onder hun- nen buik door „van den eenen naar den anderen, tot dat hy gelegenheid vindt, om eenen onder ‘toor te treffen; ’t geen hen gemaklyk doet vallen, De fteek gegeven zynde, draagt de zwart „zors ge, om zich aanftonds weg te pakken, eer het Dier zich kan omdraaijen om ich te wreken, De overige der kude de, bedrogen door den reuk van den drek, (1) Hiftor. Befthr. der Réizen, 7 deel; bl 297. skb beans. 63á & fqq. ? DE OLYPHANTSTANDEN. "39E drek ‚floret zich niet aan ’t gerugt en de beweginge des zwarts. Zy denken dat ‘het een huntrer jongen'is, fpansferen” voort, “en laten’ hunnen neerftortenden makker ten prooy aan 4 den gelukkigen Jager (t). (&) Hiltor, Befcltr, der Reizen, 7 deel sbr 160. Blade. 203 | orNVERHANDELIENG \ X ts , NN ed OVER EENE BERUCHTE PROEFNEEMING VAN: DEN GENEESHEER) > HIER UIT ONTDEKKINGEN) DIE DE ONT? _ LEEDKUNDE ONLANGS VEEL LICHTS HEBBEN BYGEZET, OP EENE NIEUWE WYS, OPGELOST DOOR ADRIAAN VAN SOLINGEN, Aal er! t Ls een oud. gevoelen dat het bloed, in de vateh van de vrucht om- loopende, geen ander, dan dat van de moeder zelve is, ’t welk uit haar hart voordgeftuwd, weer derwaards te rug keert, na dat het zyn. weg in het lig+ haam van de vrucht heeft afgedaan, Men dacht verfchillend over de wys waar op dit gefchiedde, fommigen meenden dat de baarmoeder en de na- geboorte maar één vatengeftel uitmaak- ten, en verklaarden den algemeenen erik f his ge! om- ‘Aj VAN SOLINGEN OVER EENE 393 omloop, of door te ftellen dat de vaten weederzydsch aan elkander vast en-de- zelfde waren, of dat zy zig door in- monding vereenigden; terwyl anderen van gevoelen ‘waren dat de vaten der nageboorte van die der baarmoeder onderfcheiden zynde, de onderlinge gemeenfchap van-het bloed, of door zùiging der opflorpende vaten, of, door onderlinge aanraking gefchiedde: welk laast‘byzonder gevoelen door FA- BRICIUS ‘is’ opgeworpen en voorge Maart (apo! 219220 dCY De waarheid van deeze gevoelens heeft men al vroeg in twyffel getrok- ken , vooràl na de gewigtige ontdek- king van den omloop des bloeds,;, wiens uitvinder zelve van meening is dat de vrucht geen bloed van de moe- der ontfanst (b), en te voren heeft HIPPOCRATES zelve niet onduidelyk te kennen gegeeven, dat volgens zyn oordeel; de vrucht door. geen bloed gevoed wordt (c). Bb 5 tbs (a) De Form, Foetuum Part. L Cap. V. et Part. II, Cap. [IL -_(b) c. rARvEUS, de Generatione Animalium, pag. 391 & 392. -{e) ziee, De: Natura Pueri, «Sect, HIL pas. 226 822373 394 A VAN:SOLINGEN OVER/EENE Is buiten, myn beftek hier een ge- fchiedkundig, verhaal „van de, verfchil- lende gevoelens der Natuuronderzoe- keren over. den algemeenen of byzonr deren „bloedsomloop. in -te- lasfchens veel minsde bewyzen- voor of teegen deeze of geene {telling voor te ftellen en te onderzoeken , fchoon ik voor iy zelven,overtuigd ben dat de vrucht niet door. ’s moeders bloed gevoed wordt, en_hier van een, aan-hem bye zonder/eigen leevensleefty dat niet one middelyk van ’s moeders leeven aft hasigt.son 9xo05! r biodisew od De beruchte proefneeming van der kundigen «en beroemden Geneesheer WiNOORTWYK, waar doot zyn. Ed. dé vereening-van de vaten der baarmoer der „en. de, nageboorte -zo -duidelyk fchynt aan te-toonen (d) „is. het eenig voorwerp deezer verhandeling ; inge- richt-om ‘gebruik temaken van eenig nieuw licht, dat de ontleedkunde on? LE } & 237. Edit. Foës, Vergelyk ’t geen hy bladz. 236 zegt; ‘Sangwine a matre in uterum delapfò, inoremen= tum accipere genituram , met bladz, 237; Sed eumdem ab umiverfo muliebri corpore circum mermbramam dif= undi, , \ [ (daw. ooRTWYK, Utcri Hom, Gravidi Anat. et Hist. „BERUCHTE PROEFNEEMING.: « 39% langs-beftraald, heeft „ en‚dat ‚nog on» bekend was-toen de ‘Hoogleeraars: A, - MONRO (€) eit R‚ FORSTEN (f)-die proef. neeming;beantwoord hebben, > 't Zal-een gefchikte- orde zyn;veerst zo kort mogelyk de proefneeming zel- ve met de daar uit. gevormde befluiten voorste ftellen: vervolgens de wys; waar op zy-door opgemelde. Hooglees raars is opgelost, kort aan te raken ‚en eindelyk „door „behulp. van ondervin- _dingen „die; na deeze-beantwoordin: gen „ de ;ontleedkunde geen. gering licht-hebben bygezet, aan te toonen dat de. proefneeming van den: Heer NOORTWYK- geheel onvermogend is om de vereeniging van de vaten van de baarmoeder. en de nageboorte te bewyzen. „Onder: het ontleeden- van een bes vruchte: baarmoeder ‚die door een tak van de Arteriae lliacae was opgefpo+ ten, zegt de Heer NOORTWYK verfcheie de vaten gezien-te hebben, die in den >), 5 (se JL „gant- (e) Medical Esfays and Obfervations published by a Society in-Edinburg, Ts [I. p. 102. the 4 Edie. die uitgebreider is dan de voorgaande, (É) A. FORSTEN, Disf, Quaest, Select. Pyf, ex hibenf, p. 71—73e ' 896 A, VAN SOLINGEN OVER BENE gantfchen omtrek van het Chorium uit het zelve in den Uterus gaan (2). « ‚Dat zyn Ed. wydets, ter plaats van de vereening der nageboorte nog een grooter meenigte gezien heeft, welke uit de Placenta in de Pori van den Uterus gaande, duidelyk de ‘ver- eening van de vaten der baarmoeder en nageboorte aan het oog vertoon- den (hi)! ct 23 aas tion Go CABLE Dat ook aan den wortel der P/acenta takken zigtbaar waren, daar de opvul- Tende: {tof was ingedrongen, welke hunnen oorfprong namen uit vaten, die uit de Sinus van den Uterus in den grond der Placenta indrongen (). Dat hy derhalven de ftof, die h door een tak van de Arteria lliâca hadt ingefpoten, in de vaten van de Placen- ta en van het Chorium diep hadt zien doordringen (k): -befluitende zyn Ed. uit dit alles dat men van een verkeerd gevoelen was, wanneer menftelde dat de vogten niet uit. de moeder na de vrucht, en'uit deeze na de moeder, | door L “_(g) w. NooRTwYK L.C. p. 9, $ 6, 29 Ch) Ibid. p. 10. $ 7. \ (1) Ibid. p. rr. $ 7. 2. (k) Ibid. p. 1x. $ 8. = BERUCHTE PROEFNEEMING: 307 door buizen, die aan elkander vast zyn, overgingen (1). dach goes Deeze gezegdens. van. dên Heer NOORTWYK ontleenen niet weinig krachts hier uit. | | Dat de wys, waarop de proefnee- ming is voorgefteld ,duidelyk toont dat deeze door een geleerd, voorzich: tig en oprecht man genomen is. Dat zyn Ed. alles wat hy gezien heeft in fraaije platen; agter zyn ont- leedkundige befchryving van de baar- moeder heeft uitgedrukt. Dat deeze platen volkomen met zyn bereidingen van den Uterus en de nae geboorte overeenkomen: welke berei- dingen de Hooggeleerde Heer G. vAN DOEVEREN , Hoogleeraar in de Ge- neeskonst te Leyden, in zyn Kabinct bewaart, die dezelve, met die gewooe ne vriendelykheid, welke zyn Hoog Geleerdens Leerlingen zo hoog roe- men, ook aan my vertgond heeft. Dat eindelyk deeze bereidingen zel- ve aantoonen dat de vaten van de na- velftreng niet opgevuld zyn, en dus tot een onwrikbaar bewys verftrekken, dat ’er geen bedrog in de bereiding ni: plaats. (1) Ibid, Parte, II, p. zor. $ 83. 908 A. VAN SOLINGEN OVER EENE aats heeft gehad, gelyk gemaklyk ee hebben kunnen gefchieden , in= dien de ftof door de vaten van de ftreng was ingefpoten, Deeze proefneeming derhalven fchyntde gemeenfchap van de vaten van de baarmoeder en de nageboorte volkomen. te bewyzen: ’tis «de pligt van ieder weldenkend Geneesheer het werk van den-Heer NOORTWYK zelve inte zien, dewyl heteen volleedig bewys fchynt op te leeveren vooreen gefchilftuk in de geneeskonst, dat niet alleen ieders aandacht verdient, o dat men alsonderzoeker der-waarhei ook in dit ftuk van de natuurkundige huishouding van ’s menfchen lighaam onderricht worde , maar dat daar en boven van ’tuiterst gewigt is op dat men in ftaat gefteld worde om zig vol. gens de infpraak van het geweeten van zyn pligt te kwyten, zo wel in het fchouwen der. vrugten, als in de be- paling wanneer omftandigheeden en voorzichtigheid vorderen’ tot het uit- {nyden van de vrucht uit ’s moeders dighaam te befluiten: immers wanneer het waar is dat de Heer NOORTWYK heeft mis gehad, en dat men were | at, BERUCHTE PROEFNEEMING.* 308 dat, overtuigd is dat het leeven van de vrucht niet Oonmiddelyk van dat van de moeder afhangt, zal-zo men ftaane de derzelver leeven, door :deeze over. tuiging, nietreeds minder van deeze uitfnyding’ wordt afgefchtikt., dan ins dien men begreep dat de vrucht met haar zieltoogende en reddelooze moe= der gemeenfchaplyk leevende, ook reeds zieltoogende of. waarfchynlyk reeds geftorven. was, deeze uitfny= ding, ten minften na ’smmoeders doods, nooit verzuimd worden: ’er zyn ook met de ‘daad mreenigvuldige bewyzen voor handen, dat ’er dan nog leeven- dige vruchten zyn afgehaald (m): zo dat het waarlyk te bewonderen is dat deeze bewerking dikwyls zo fchande- lyk vergeeten wordt; verfcheide fchep- fels., nu begraven, zagen dan ‘het licht, en de Heer BORDENAVE heeft de menfchelyke maatfchappy byzon- der aan zig verpligt door haar een verzameling van waarneemingen tnee= ‚de (m) Zie behalven de waarneemingen, die Hers= PER. Int, Chirurg. T. IL, p. 708, En HALLER, ‘Elem, Phví. T. VIIL p. r8o. & Not. ad Prael, Boerkavii ; T. V. Part. zr. p. 255, verzameld hebben p. vaN DER STERRE, Over de Keizerlyke fneé, en FABR, WILDANUS, Epist, ad Dorsugium; oper. p. 523 & 524 goo A: VAN SOLINGEN OVER EENE de te deelen’, zo van kinders welke verfcheide uuren na ’s moeders ‚dood leevendig zyn afgehaald , als van de- zulken, waarin; fchoon zy zig dood vertoonden , door onvermoeide be. werkingen, het uitgebluschte leevens- vermogen weêr is opgewekt (n).. ’t Zou overboodig zyn, hier naar den Heer NoorTwYK om befchryving van zyn bereiding en van de deelen zelve uit te fchryven, opgemelde ree« denen zyn genoegfaam om ieder na het werk zelve te verzenden; ’t is ons hier genoeg gezegd te hebben dat ’er in deeze proefneeming vaten fchynen te worden aangetoond welke uit de baar: moeder in het Chorium, en in de PJ4- centa zelve, -tot in derzelver wortel loopen, maar in het onderzoek zelve of dit waarlyk zo is zullen wy van de befchryving der bereiding en der dee- len, voor zo ver zy onmiddelyk op hun plaats, ontbeerlyk te pas komen, gebruik maken. _ De Heer ALEX. MONRO, Hoogleer- aar in de Ontleedkunde te Edenburg, is overtuigd dat de opgefpoten Ce Elen _— wel- (n) Memoires de l'Academie Royale des Scien- RES, Ao, 1777. BERUCHTE PROEFNEEMING! 4of welke de Heer NOORT WYK uit de baar: moeder heeft zien gaan en volgens zyn gedagte het Chorium ende Placenta doorloopen, geen vaten van de nage- boorte zyn: zyn: Hooggel. ftelt hief zyn eige ondervinding teegen „en: be= fluit dat de uiteinden van de vaten der fageboorte niet gefchikt zyn om rood bloed:te voeren (o) ,„ dewyl. dé ftof door de ftreng: ingefpoten niet: in dezelve- doordringt; zo men onbevoor:= oordeeld redenkavelt, moet men be= houdens allen eerbied voor de-proef- neeming , altyd meer gezag aan een ftellende “dan: aan «een. ontkennende waarneeming geeven, Om dat het ge= maklyker is dat de {tof niet doordringt, dan dat zy doordringe; en in gevolge hier van is de ondervinding van den Hoogleeraar. MONRO, op haar zelve befchouwd in lang na niet genoegfaam om die van den Heer NOORTWYK om ver te werpen; dan van meer gewigt is des Hoogleeraars volgende ftellige waarneeming. Zyn Hooggel. fpoot de vaten van de nageboorte op , door de ftreng met _terpentyn Oly, gekleurd door vermi- IX. DEEL. Cc li- Co) Medical Esfays, T, IL, p‚ 113, 402 A. VAN SOLINGEN OVER EENE loen, en zag den oly gekleurd door de navelader te rug keeren, maar onge- kleurd door kleine. mondjes aan de oppervlakte der nageboorte uitfype- Jen (p): deeze waarneeming is zeeker ftellig en bewyst volleedig dat de wyd- te van de uiterfte vaten der nageboor- teterklein is om de roode tof door te läten ‚vooral indien men hier by in aanmerking neemt, dat deeze nog- thans zulke vaten doordringt,” waar van ‘men verzeekerd is dat zy geen rood bloed voeren, gelyk de onder- vinding den Hoogleeraar RuiscH in de uiteinden van de vaten der darmen ‘geleerd heeft (q). ij „Hoe gewigtig deeze waarneeming en hoe voldoenendhet groot getal der ftel- lige bewyzenis, teegens den gemeen- fchaplyken bloedsomloop tusíchen de moeder en de vrucht, zo is het nog- thans zeeker, dat men om de onwaar heid eener proefneeming aan te too- nen, minder vordert, door ’er andere ftellige bewyzen , hoe voldoende an- dersfinds, teegen aan te brengen, dan | door (p) Medical Esfàys , p…108. “(q) F. RUISsCHIJ, Opera omnia, T. IL, Thef, IL. p. 31. Arc. 1. Nos :® Arc. 2. B. Dn ND En BERUCHTE PROEFNEEMING.-. 493 door zulk een proefneeming zelve te onderzoeken, ‘en uit haar eigen aard derzelver ongegrondheid of onvolko- menheid'te bewyzen: ’t is waarfchyn- lyk hiep om dat de Heer MONRO vol- leedig tracht aantetoonen, dat de op- gefpoten vaten van den Heer NOORT Wyk geen vaten:zyn, welke een ver- volging “var de navelvaten maken ;, maar alleen zulke , die uit de baarmoe* der; zig verfpreiden door het celluleus weeffel „ dat tusfchen den inwendigen rok’ en: de vleeschagtige zelfftandig= heid van: de baarmoeder gevonden. wordt (r). | ‚De Heer MoNrO verhaalt dat, toen hy/voor ’t eerst een: bevruchte baars moeder ontleedde, ‘hy tusfchen'der= zelver vleeschagtige zelfltandigheid en. haren inwendigen rok een celluleufe fungeufe zelfftandigkeid vondt, waar door verfcheide vaten liepen, welker rokken zigtbaar waren en in welke zelfftandigheid ‘er boezems gevonden werden: toen hy zulk een baarmoeder voor ’t eerst ontleedde, was hy van dit-maakfel onkundig en zag derhalven de fungeufe zelfftandigheid, die de | C3 ef 4 (r).L,C. Pag. 124. 404 A.VAN SOLINGEN OVER EENE het infnyden van het vleezig gedeelte van den Uterus vertoonde voor de Pla- centa aan: naderhand ontdekte hy dee- zen misflag, en droeg derhalven zorg dat het vleezig gedeelte, van de baar- moeder niet van het celluleus weeffel, maar dit, te gelyk met den inwendi: gen rok, werdt opgeligt, komende hem toen het Chorium niet fungeus en ongelyk, maar glad van oppervlakte voor de oogen (s). Wyders «is «de Hoogleeraar verzeekerd. dat de Heer NOORTWYK in zyn proefneeming den- zelfden misflag gehad, en derhalven alleen vaten gezien heeft, die uit de baarmoeder door. dit cellu/eus, weeffel loopen :, indien men het verhaal van den, Heer MONRO met de proefneeming van den Heer NOORTWYK vergelykt; zo ziet men duidelyk dat ’s Hoogleer- aars verzeekering op de volgende gronden rust. | > Om dat de Heer NOORTWYK de vleeschagtige zelfftandigheid van den Uterus doorgefneeden hebbende ver- wonderd was dezelve niette kunnen opligten, waar van hy-de reeden op- {porende bevond dat het Chorium en EL (s) Ibid, p. 122 & 123. BERUCHTE PROEFNEEMING. 405 het geheel Ovum door Cellulofa aan den Uterus vast was (t): dat deeze ver- eening aan de kant van de Placenta nog fterker was (u): dat de vaten, die uit de Placenta liepen uit boezems voord- kwamen (v): dat het Ovum een Onge- lyke oppervlakte hadt (w), en het Chun rium ondoorfchynend was (x): alle welke omftandigheeden zo van de ver- eening. door Cellulofa, van de boe- zems, die met de daad in deeze Cel lulofa zyn, van de ongelyke oppervlak- te van het Ovum, en van de ondoor-= fchynendheid van het Chorium vol- maakt overeenkomen met den mis{lag van den Heer MONRO, toen hy die funa geufe zelflftandigheid voor de Placenta zelve aanzag. ied De Heer R‚ FORSTEN, thans Hoog- leeraar in de Geneeskonst te Harder- wyk, verdeedigde, toen zyn Ed. nog op de hoogefchool te Leyden was, onder voorzitting van den Hoogleer- aar G. VAN DOEVEREN, een uitmunten- de verhandeling, waarin, behalven Ge 3 ane (L.C. S6 19 p.g. (u Ibid. $ 7. 1° p. 10. (vj lbid. $ 7. 29 p. 10, Cw) loid, $ 11. 9 P. 1E. (x) bid, y. 42e Po 13o 406 A; VAN SOLINGEN OVER EENE / andere gefchilftukken, ook die over de inmonding der vaten van de baar- moeder en de nageboorte verhandeld wordt: behalven de aanmerkingen door den Heer MONRO op de proefnee- ming gemaakt, is zyn Hooggel. van gevoelen dat de befchryving, «welke de Heer NoorTwvK van het maakfel der vaten geeft, nog derzelver vervol- ging nog de inmonding beguntti- ‚gen (y)5 zodanig zyn de geringe ver- eening van de opgefpoote vaten met de baarmoeder (z); de aderlyke boe- zems in de Placenta welker rokken zagt en zeer dun waren (a): zyn Ed. is ook van meening dat, indien de ftof , waarlyk in zulke groote vaten van de Placenta als NOORTWYK bee fchreeven en afgebeeld heeft, was doorgedrongen, -deeze zeeker de ver- dere takken zou zyn ingegaan, waar van het teegendeel blykt „naardien ’er in de ftreng- niets was opgevuld (b): befluitende zyn Ed. uit dit alles-dat de ftof van den Heer NOORT WYK in ie Eik Ct CY) R. FORSTEN , Disf, Ac. quâcst, fel, Phyf, cex- hibens. p. 73. (2) L.C. $6 2e p.g. (a) Ibid. $ 7. 29 & 39 p. 10. Cb) Ibid, $ 22, p. 17. & Pars, II, $ 83. p. 99. end BERUCHTE PROEFNEEMING. 407. celluleus weeffel van de Placenta ge- drongen, daar ter plaats valfche vaten vertoond hadt, gelyk hem zelven ge- beurd was, toen hy, de vaten van de baarmoeder van een fchaap opgevuld hebbende, men gezworen zou hebben dat de vaatjes opgevuld waren, fchoon het by een dap onderzoek geblee- ken hebbe, dat de ftof uitgevaat was, en het uitwendig aanzien van opgevul- de vaten vertoonde (c). _ Toen de Heeren MONRO en FORSTEN de proefneeming onderzogt en beant- woord hebben was men nog onkundig van die wys, waarop, men door de onvermoeide vlyt en de ontdekkingen van den Hooggeleerden G. HUNTER thans het maakfel van de baarmoeder en de nageboorte befchouwen kan (d): Cc 4 wel- (e) LC. p. 77. Expers IV. \ (d) Schoon de Verhandeling van den Heer ror= STEN, in ’t jaar 1774 is uitgekomen, en die van den Heer cooper in 1767, welke een befchryving van de Tyniaa Decidua HUNTERI en de Tunica. Reflexa of Decidsa Externa geeft, doch deeze zal. waar fchynlyk niet bekend zyn geweest, dewyl de Heer FORSTEN p. Ó7 duidelyk zeer: Memoravit illg HALLERUS, idemgue SUNTERI zotavit obfervationes.. guas avide cum editione Tabularum Viri Dexterrimi exfpec* Famus , exinde perfpecturi qwid de celebrata hodie membra« ua decidua fit lassendum, 498 A.VAN SOLINGEN OVER EENE welke ontdekkingen waarlyk, fchoon de Heer HUNTER zelve de vereening van de vaten van den Uterus en de Placenta fchynt te ftellen (e), ons zo groot een licht in het ‘onderzoeken, van die deelen, met welke de Heer _NOORTWYK eigenlyk beezig is geweest, byzetten , dat men duidelyk aan kan toonen, dat, ’t geen hy voor de na-. geboorte en voor derzelver vaten heeft aangezien, nog nageboorte, nog der- zelver vaten, maar geheel andere dee= len zyn, zo dat men volmondig ver- zeekerd kan zyn, dat de proefnee- ming van den Heer NOORTWYK niets ter betooging, in het verfchilftuk over den gemeenfchaplyken omloop, af- doet. __ Om hier in gelukkig te flagen , moe- ten wy voor eerst letten op de volgen- de byzonderheeden welke de Heer NOORT WYK ons opgeeft. a, Als een der voornaamfte byzon- derheeden koomt de ondoorfchynen- heid van het Chorium voor, zo dat het hem niet mogelyk was de ligging der vrucht te zien (f): men weet hes at (e) Medical. Comment. p. 52, (OD L.C. S 12. p. 13 „BERUCHTE PROEFNEEMING. . 409. dat het Chorium volmaakt doorfchy- nend is (g). heen 6. Wyders wordt hetzelve zagt en Jungeus befchreeven (h). y. Het was aan de Kaes, van de holte der baarmoeder door een waar celluleus weeffel vast, ’t geen de reeden was, dat toen hy de vleeschag- tige zelfftandigheid van de baarmoe- der hadt doorgefneeden, de doorges fneeden deelen niet konden worden opgeligt (1). £. Deeze vereening van het ey aan de baarmoeder door celluleus weeffel , was daar ter plaats, daar de Placenta vast is, vaster en de vasthegting fter- ker (k). _. In dit celluleus weeffel, zag men aderlyke holtens, welke zeer zagt en dun waren (Ì). 5. Door dit cel/uleus weeffel liepen ’er meenigvuldige vaten uit het Chori- umin den Öterus (m). Ce 5 n. Dee- (g) Zie w. HUNTER, Anat, Uter. Hum, Gravidi, 1774. Tab XIX. K. Ch)'E. Co 912810 Der (i) Ibid. 96 1° p.g. (k) Ibid, $ 7. 19 p. ro, (1) Ibid. $ 7. 2° p. ro. (m) Ibid. $ 6, 29 p. 9, Ld 410 A.VAN SOLINGEN OVER EENE 4. Deeze vereening evenwel der va- ten met de baarmoeder kon: men zeer gemaklyk losmaken (n). …, d. De oppervlakte van het ey was overal ongelyk van weegens de over- blyffels der cellwieufe zelfftandigheid, waar meê het met de baarmoeder was vereenigd geweest (o). Deeze befchryving van den Heer NOORT WYK ‚ vergeleeken met het maakfel dier deelen, zo als de Heer BUNTER aangetoond heeft dat dezelve gevormd zyn, als omkleed met een vlies, ’t welk, niet een rok van de na- geboorte maar van de baarmoeder zel: ve is, welke met den:naam van Zunica Decidua HUNTER: is beftempeld gewor- den, toonen ons duidelyk aan dat het deeze Zunica en derzelver cel/uleus uite {panfel geweest is, ’t geen de Heer NOORT WYK voor de nageboorte aange- zien, en waarin hy de opgevulde va- ten aangetoond heeft. ui Wy moeten derhalven, ten einde men in ftaat worde om deeze vergely- king in ’t werk te ftellen, eerst het maakfel van deeze Zunica Decidua à ‚ | e (n) Ibidem. (oa, Ibid, $. zr. p. 12, “BERUCHTE ‘PROEFNEEMING. 411 de vereening van de nageboorte met den Uterus ‚ door derzelver tusfchen- komst, zo als ons die, door:den Heer G. COOPER „leerling van HUNTER, in zyne uitmuntende verhandeling de Abortionibus is opgegeeven (p) en in de platen van den Heer HUNTER wordt af- gebeeld (q), voorftellen. 76 Het derde bekleedfel, (zynde ‘het Amnium en het Chorium de twee cer- fte) dat overalaan den Üterus vast is, en dat te voren Chorium Spongiofum, Zomentofum genoemd werdt, wordt nu volgens de verdeeling die de beroem- de HUNTER ingevoerd: en wangetoond heeft Zunica. Decidua genoemd: äan den rand van-de Placenta, daar al de rokken vaster aan elkander gehegt zyn, kan men, in de vroegtydige mis- kramen, een onderfcheiden rok aftrek- ken, welke nogthans duidelyk tot de Decidua behoort, en-die van den rand van de Placenta af, het geheele Chori- um als van den rand van de Placenta omgeflagen , bekleedt, wordende hier | om; (p) G. coorrr, Disf. Med, Inaug. De Abortio= nibus, Lugd. Bat. 1767. ROR __(Q) W. HUNTER, Anat. Uteri Hum. Gravidi. Teb, - IV, X, ct XXXI, A12 A. VAN SOLINGEN OVER EENE om; fchoon hy in de laaste maanden der zwangerheid. niet kan worden af- gefcheiden; vonderfcheidshalve Deci dua Reflexa-of Decidua Externa ges noemd ; indien mer een gedeelte van de Deeidua affnydt, en-men.ze dan op het water laat dryven , dan: ziet men derzelver beide oppervlakten als met een zagte, dunne wol bezet: de in- wendige. oppervlakte is. met. gaatjes doorboord „zo dat derzelver maakfel naauwkeurig- na. Brusfelfche kant gee lykt: dit, vergeleeken met derzelver vereening met den Uterus, van welke zy haar vaten ontfangt, doet den Heer HUNTER gevoelen, dat zy niet, vol- gens de algemeene gedaante, een bes leedfel van het ey, maar in de daad een inwendigen rok van den Uterus maakt: ook koomt deeze befchry ving volmaakt oveereen, met die, welke de Heer winsLow reeds van den in- wendigen rok der baarmoeder gegee- ven-heeft „ welke hy als met gaten doorboord en-met een dons bezet, be« fchryft (r): ‘tis hierom dat de Heer HUNTER befluit, dat zo dikmaal een vrouw ontfangen heeft, en het ey op | en CI) Je Be WINSLOW , Anat. P, IV. $ 596. p. 57-4e BERUCHTE PROEFNEEMING.' 4i3 den gefchikten tyd uitwerpt, ’er eer gedeelte van. deeze Membtrana ‘afvalt, ’t geen misfchien de reede is, waarvan dit maákfel door de ontleeders, hoe onvermoeid «en kundig” anderfinds;, niet begreepen.is (s).-n « Jtd Het byzonder maakfel en vereening van deeze Tunica Decidua zal eigenlyk tot onzer opheldering gefchikt wee- zen: de byzondere omftandigheeden ; waarop wy letten moeten, zullen wy: ieder met die zelfde Griekfche letter, als waar meede elke byzonderheid van den Heer NOORTWYK, zo als’zy on- derling vergeleeken moeten worden, is aangeduid, onderfcheiden, ten ein: de. deeze vergelyking daarha voor ons zelven gemaklyker, en voor den lee- zer voor het oog zigtbaar worde. A. Deeze Tunica is wleeschagtig ; en na geronnen bloed gelykende en derhal- ven niet doorfchynbaar (t). „B. Schoon zy dik is, is zy evenwel gemaklyk fcheurbaar, fpongieus en teer, derhalven ook zagt (u). r. Meenigvuldige, zagte, dunne, vil- (s) G. Cooper, L.C. p. 16—18. Ct) Ibid. p. 16, (u) Ibidem, 414 A. VAN SOLINGEN OVER EENE willeufe draden loopen ‘er van af, en breiden zig: ineen celluleus weeflel uit (v). sl df sket Rò A, Deeze- Tunica wordt dikker en haar vereening. vaster na mate dat zy nader by de Placenta koomt (w). | …E. Het bloed: dat uit den Urterus door deeze Cellulofa van de Placenta loopt, en ook volgens den Heer coo PER, weer na den Üterus te rug gaat, zonder de navelvaten aan te doen, (zo dat de nageboorte uit twee ftelfels van vaten zou beftaan (x) ) tort zig altyd in celletjes uit (y). Ze Wanneer men de Vafa Uterina opvult, zo ziet men ver{cheide vaten in deeze Decidua, welke het celluleus weeffel van de Placenta uitmaakt, zo. dat zy zeer wasculeus is; al welke vaten verlengfels zyn, die uit de baarmoeder voortkoomen (z). b H. Deeze Zunica ‘Decidua , fchoon aan de baarmoeder vastgehegt, laat ’er zig (Cv) Ibidem, Cw) lbid p. 16. (2) Ibid. p 10. (y) Ibid. p. 20. Cz) Ibid. p. 16 & 17. et-HUNTERy L. C, Tab. IV, 74, ut ct Tab, X, Fig. 2, E \ “BERUCHTE PROEFNEEMING.' 415 bak) (adsl on { AN a, De proefneemingen van «den Heer HUNTER hebben hem doen: be- fluiten dat deuitbreiding van deeze Cellulofa , het celluleus weeffel van de Placenta uitmaakt (b). | | Laten wy nude befchryving der deelen, waar mee de Heer NOORT* WYK is beezig geweest, met deeze van de Tunica- Decidua HUNTER vergely: ken, en ik meen dat wy duidelyk overtuigd zullen worden dat hy deeze Tunica, Decidua en derzelver celluleus uitfpanfel , ven niet de nageboorte ge= zien heeft. | Het Chorium van den Heer NOORT: Wyk was ondoorfchynend en belette hem de ligging van de vrucht te zien (@): en evenwel is het Chorium doorfchynend ; dit doet ons reeds’ ver: moeden dat hy geen Chorium gezien heeft, maar wel onze Zunica Deciduas die daar ook ligt, die de Heer NOORT» Wyk nog niet kon kennen, en welke zig vleeschagtig en als geronnen bloed vertoonende , ondoorfchynend 18 zig altyd, van aftrekken … (deglubi: (a) Ibid. p. 16. (b) Ibid. p. 15. \ 416 A. VAN SOLINGEN OVER EENE is (A): en befchryft zyn Ed. hetzelve als zagt en fungeus (3), de Tunica Dee cidua is niet minder zagt en fpongi- eus (B). TCI 19 =-Is het Chorium volgens den Heer NOORT WYK , door een celluleufe zelfftan: digheid aan de baarmoeder vereé- nigd (y): men weet thans dat ’er over hetzelve nog een andere rok ligt, dat deeze zig in een celluleus weeffel vuit- fpant (r&o), en aan de baarmoeder vastgehegt is (H), maar niet het Chorie um, eigenlyk genomen. „Was. dit celluleus weeffel vaster, daar de Placenta zig vereenigt (9), de Tunica Decidua, die in een celluleus weeffel wordt uitgefpannen (r & ©), wordt ook vaster vereenigd-na mate dat zy nader by de Placenta koomt (A). _Vondt de Heer NoorTwykK holtens in die Cellulofa, die het Chorium met den Uterus vereenigt (se): de Heer MONRO vondt die boezems in de Cel/u- dofa, welke tusfchen het vleesch van den Urerus en deszelfs inwendigen rok ligt (c): de Zwnica Decidua maakt dee: zen inwendigen rok , en dit blykt nog wyders hier uit, dat het bloed dat uit den (c) Medical. Esfays , T. IL, p. 122. d BERUCHTE PROEFNEEMING. 419 den Uterus in de Cellulofa gaat, altyd in cellen wordt uitgeftort, eer het weer na de baarmoeder toegaat (E). De vaten derhalven welke de Heer _NOORTWYK uit den Uterus in het Cho- rium heeft zien gaan (), zyn vaten, welke uit den Uterus in de Tunica De- cidua loopen, die, de Uterus opgefpo- ten zynde, zig zeer vaatryk, en wel uit zulke vaten vertoont te beftaan, die uit de baarmoeder afkomen (2): welke vaten ons in de bovenaangehaal- de afbeeldingen van den Heer HUNTER duidelyk vertoond worden. / Kan de Heer NooRTWYK zyn vaten gemaklyk van den Uterus -losma- ken (9): men heeft juist de vaten van de Decidua maar aftetrekken om ze los te krygen (H), wordende de Decidua zelve zeer gemaklyk van den Uterus gefcheiden, zelfs waarfchiynlyk by ie- der kraam. | Geen wonder derhalven dat het Ovum, dat altyd glad is, by den Heer NOORTWYK van een.ongelyke opper- vlakte gevonden werdt (4): dewyl de Cellulofa, die het oneffen maakte, de uitbreiding van de Decidua was, welke het celluleus weeffel van de Placenta uit- IX. DEEL. Dd maakt 418 A. VAN SOLINGEN OVER EENE tmaakt (r & e): deeze oneffenheid van de Decidua, wordt ons behalven dat door den Heer HUNTER, die ze Scabra noemt, duidelyk afgebeeld (d)). Daar dan de befchryving van die deelen, welke de Heer NOORT WYK gee zien heeft, zo volmaakt overeenkoomt met de eigenfchappen van de Zunica Deeidua HUNTER: en derzelver celluleus uitfpanfel , zo ziet men duidelyk met welke deelen deeze geleerde Heer ei- genlyk is beezig geweest en dat de op- gefpotene vaten, welke hy zegt uit den Uterus na derzelver inwendigen rok, die teevens den uitwendigften rok maakt van de nageboorte, gaan, en zig in derzelver celluleus uitfpanfel, dat de Cellulofa van de Placenta maakt, verfpreiden : zonder eenige gemeen- fchap met die vaten te hebben, welke _ eigenlyk verkengfels van de navelvaten- Zyn; eindelyk worden wy in dit alles bevestigd, door het berigt dat de Heer NOORTWYK van zeeker verlengfel van het Chorium geeft, ’t geen van een fun- geus maakfel is (e), en een vlies uit- maakt, (d\ L.C. Tab. XXXI. Fig, IL, Ke (e) L.C. S 14. ps 14e BERUCHTE PROEFNEEMING. 4I9 maakt, zynde dit fungeus vlies zeeker een deel- van de Decidua geweest. Uit de kennis-derhalven, welke ons de vlyt van den beroemden en onver- moeiden HUNTER van het weezenlyk maakfel der deelen bezorgd heeft, volgt deeze natuurkundige huishouding: Dat de nageboorte uit tweederley , van elkander onderfcheiden, vatenge- ftel beftaat, ’t een dat een verlengfel is van de navelvaten , waar na het bloed uit de vrucht afkoomt, en waar uit het weer na dezelve toegaat: 't an- der beftaat uit vaten, welke door de _ Cellulofa van de Placenta loopen, wel- ‚ ke Cellulofa een uitbreiding is van cen inwendigen rok van de baarmoeder ;, of, ’t geen hetzelfde is, van den uitwen- digen rok van de nageboorte, waar na het bloed. uit den Uterus afkoomt, en waar uit het weer na denzelven gaat: wyders, is de Heer NOORTWYK zelve genoodzaakt te erkennen, hoe zeer voor den gemeenfchaplyken omloop yverende (f), dat de vaten, welke hy opgevuld hadt, van een byzonder fa- menftel waren (2). Dd Dat ‘(f) L. C. Pars II. $ 83. p. 99-103. (zg) Ibid, $ 16. p. 14 paer 420 A. VAN SOLINGEN OVER EENE Dat de Heer NoorTwykK ‘de food- heid vande opvullende ftof aan dentee- genovergeftelden kant van de Placenta hebbe zien doorfchynen (h) behoeft ons niet te verwonderen, dewyl dit verlengfel van de Decidua in de groe- ven van de Placenta indringt, en der- zelver gantfche zelfftandigheid door- loopt (1): waar meede ook volmaakt overeenkomt, ’t geen de Heer NooRT- WYK in een nageboorte van zyn huis- vrouw heeft waargenomen, welker bolle oppervlakte niet alleen , maar welker groeven zelve, tusfchen de Tubera inloopende, door een vlies be- kleed werden (k), zo dat het niet te bewonderen is, daar deeze Cellulofa zig tusfchen de zelfltandigheid van de Placenta verfpreidt, dat de opvullende ftof, die de vaten, welke door deeze Cellulofa gaan, hadt opgefpoten, aan den teegenovergeftelden. kant van de Placenta doorfcheen. Men zou om verder te bewyzen dat de vaten, door den Heer NoORTWYK opgevuld, geen verlengfels van de ser VEE Ch) Ibid. Pars II. $ 83. p. TOL (i) G. CooPER, L. C. p. 17, (k) L.C, $ 28, Pe 19. BERUCHTE PROEFNEEMING. 42L velvaten zyn, gebruik kunnen maken van een zeer gewigtig bewys, hier uit ontleend, dat in ’t geheel geen ftof tot in de navelftreng was gegaan (1): 't geen waarfchynlyk na zulk een geluk- kige opvulling zou gebeurd zyn: zyn Ed. fcheen zelve verleegen dat men hem dit zou teegenwerpen en tracht het by voorraad op te losfen, zeggen- de dat de gefteldheid van fommige var ten belet, dat de ftof niet door de ver- dere verlengfels doordringt, zig hier- om op de Structuur van de Testes en de Vafa Seminalia beroepende, doch be- halven dat dit reeds uitmuntend door den Heer MONRO beantwoord is (m), zo voldoet het ons overtuigd te zyn dat de Heer NooRTWYK met andere deelen dan hy bedoelde, is beezig ge- weest, zo dat hier eigenlyk geen ver- dere teegenwerpingen of oplosfingen vereischt worden, | Dus hebben wy gezien dat de be- ruchte proefneeming van den Heer NOORTWYK niets afdoet ter betooging van de vereening der vaten van de baarmoeder en de nageboorte: teegen d 3 dees (9) Ibid, Pars IL. $ 83. p. 99. (m) Medical Esfays, T, IL p. 125. 422 A, VAN SOLINGEN OVER ENZ. deeze vereening zelve is in de boven- aangehaalde verhandeling uitmuntend door den Hoogleeraar FORSTEN ge- fchreeven ; dan ik. ben overtuigd dat niet alleen deeze vereening, zo als de Heer FoRSTEN heeft aangetoond, on- waar is, maar dat zelfs de vrucht op geenerley andere ‘wys door het bloed van de moeder gevoed wordt, en een leeven leeft, dat niet onmidlyk van het hare afhangt; welk gefchilftuk, dat om reedenen , die in het begin van deeze verhandeling zyn bygebracht , van zoo een groot gewigt is, ik binnen kort naauwkeurig hoop te onderzoe- ken, of, zo het wat aanloopt eer dit ftuk geplaatst wordt, misfchien reeds zal onderzogt hebben, wanneer dit het licht ziet. | VROED- Bladz, 423 VROEDKUNDIGE WAARNEMING VAN T WEELIN GE N, DIE HET WATER EN VLIEZEN GEMEEN HADDEN, DOOR JACOBUS DE PUTT. ’ # * Dat tweelingen of drielingen, ge- duurende de zwangerheid, yder hum byzonder. water en vliezen hebben, ten ware zy tegennatuurlyk aan mal- kander gewasfchen zyn, is iets, dat van de voornaamfte vroedkundigen ftellig geleerd wordt. | De Heer A. LEVRET, beroemd vroedkundige, zegt in. zyn boek: L'art des accouchements, Chap. 5. Les Fumeaux , ifolés a tous egards, ont cha- cun leur placenta, leur cordon, leur metmbranes, et ee eaux particulieres: d 4 dat 424 'J, DE PUYT OVER EEN datis: De tweelingen, die niet aan el- kander zyn vastgehegt, hebben altyd yder hun byzondere nageboorte, na- velftreng ,. vliezen en water. Van hetzelve gevoelen zyn ook de Heeren W. SMELLIE, verhandeling over de Vroedkunde, pag. 73; H. VAN DEVEN- TER, Novum Lumen tab. 5. F. MEAU- RICEAU, Apborismes touchant la grosfes- Je, etc. Section 30. R. MUNNINGHAM , Com- perdium artis obfletricariae; pag. 10. J. G. ROEDERER, Llements de Part des ac- couchements; Pag. 35. D. H. GALLAN- DAT, grondbeginfelen der Vroedkun- de; hoofdft, 26. A. VAN DE LAAR, ver- loskunde; 6. 190. J. DE REUS, verlos- kunde; hooftft. 12. De Heer LA MOT- TE en anderen, offchoon zy zulks niet ftellig zeggen, vooronderftellen zulks egter als een bekende waarheid, en brengen waarnemingen by van tweelin- gen, waar by zulks plaats had; en hier uit worden zelfs redenen afgeleid, waarom in geval van tweelingen, het eene kind dood, ja verrot, en het an= dere levend en welvarend zyn kan. Myne waarnemingen van tweelin- gen, en zelfs van drielingen, komen hier ook meest alle mede oven als gin nds cies VROEDKUNDIGE WAARNEMING. 425 als waarin ik dezelve meest altyd in byzondere vliezen en ‘water befloten gevonden heb. oen idol Dat egter deze gemeene regel aan eenige - vitzonderinge onderhevig is; zal, zoo ik denk, uit “de volgende waarneming, die ik verkort bybrengen zal, ten vollen blyken. Lan Den 22 October 1780, wierd ik: ge- roepen by de vrouw van Anthony de Koster , wonende in de Koningítraat binnen deze Stad [Middelburg], om haar in haare verlosfinge te asfifteeren ; reeds 8 of 1o dagen te voren was ik by haar gehaald, gemerkt zy zeer kloek en ongemeen pynelyk was, dog ik konde by het onderzoek geen kind be. {laan, waarom ik tweelingen en een te- gennatuurlyke. verlosfinge wagtende was. Nu by haar komende, vond ik de vliezen gebroken, en een voet des kinds in de Vagina3 haar behoorlyk ge« plaatst hebbende, was dit kind door een fterke weede reeds zoo laag ge- zakt, dat deszelfs billen in het bekken gezakt waren, en ik dus genoodzaakt was het kind by dien eenen voet te doen geboren worden, het geen ook Dd 5 fpoe- 426 J. DE PUYT OVER EEN fpoedig volbrast wierd. Dog het was my niet mogelyk het kind zoo verre te brengen, dat ik hetzelve op myne knyen konde plaatfen, offchoon niet alleen het gantfche lichaam, maar zelfs het hoofd geboren was; waarom ik dagt, dat deszelfs navelftreng om den hals gewonden, zoo als niet zel- den plaats heeft, my hier in belette- de, en poogde dus dezelve te ontwik- kelen; dog hier in niet flagende ont- dekte ik by nader onderzoek, datde navelftreng van het geboren kind ge- heel vry en los hing, maar dat de {treng van een tweede kind, een ge- heele flag om de rondte van dit kinds hals deed, waardoor hetzelve terug ehouden wierd, Dan het geboren ind, inmiddels door die navelftreng als geworgd zynde, konde geen adem halen, de omloop des bloeds wierd door de halsvaten belet, en was dus jn een eminent gevaar. Nicts bleef ’er overig, dan de om den hals gewonden ftreng aftefnyden, het geen ik terftond deed, met gevolg dat het kind aan- ftonds fchreeuwde en fpoecdig te regt kwam. Na de ftreng van dit gron cin VROEDKUNDIGE WAARNEMING. «42 kind mede toegebonden en afgefneden te hebben, gaf ik hetzelve over aan een vrouw ; die alleen tegenwoordig was; voorts bragtik aanftonds de hand in de Vagina , en voelde het twee- de kind in een vooroverliggende geftal- te voor het Os Uteri bloot liggen, dat ik terftond by-de voeten afhaalde , als mede na een weinig toevens de nage- boorten, die door de famentrekkinge der baarmoeder wierden uitgedreven, waarna de moeder te bed verzorgd wierd. De Nageboorten dezer twee kinde- ren nader onderzoekende, vond ik dat dezelve zoodanig aan elkander gewas- . fchen waren, dat ’er niet de minfte blyk van fcheidinge plaats had, en men met regt mag zeggen, dat deze kinders zoo wel als gemeene vliezen en water, ook maar eene gemeene na- geboorte hadden, waaruit de beide na- velftrengen omtrent twee vingeren breed van elkanderen hun ooríprong hadden, zonder de minfte fchaduwe van vliezig middelfchot, waardoor de kinderen van elkander zouden zyn ge- fcheiden geweest, gelyk in de meeste gevallen plaats heeft, en volgens de 8e 428 J. DE PUYT OVER EEN geciteerde fchryvers altoos zoude plaats hebben (a). “Ik heb deze Placenta in Liguor ge- conferveerd en aan verfcheiden konst- genooten vertoond, gelyk dezelve in afgeteekend bygevoegd wordt. Uit deze waarneming blykt: Ten r. Dat deze kinderen door geen vliezig middelfchot van malkander zyn ge- fcheiden geweest; en in zoo een geval konnen de verlosfingen van tweelingen, waarvan Genefis 25 vers:24, 25 en 26 en Genefis 38 vers 27 tot 30 gewag ge- maakt wordt, veel gemakkelyker in hunne omftandigheden begrepen wor- RV bt den, Ca) Dit middelfchot , dat gemeenlyk de tweelina gen van elkander {cheidt, wordt gemaakt, indien de nageboorten aan elkander vereenigd zyn, door het Amnion of Lamsvlies van beide kinders tegen mal- kander aangeplakt, hebbende zy het Chorion af Adervlies met elkander gemeen; Maar indien de nageboorten byzonder, en geheel van elkander zyn afgefcheiden, zoo heeft vder kind zyn by- zonder Chorion en Amnion, en beftaat het mid= delfchot als dan uit het Chorion en Amnion van de twee kinders, waardoor hetzelve zeer (terk en moeijelyk om te breken wordt, ingeval het twee- de kind kwalyk geplaatst is; In dit geval heb ik besr geflaagd met door middel van den duim en ride deiften vinger de vliezen te fpannen, en dezelve met den voorften vinger tusfchen de leden van het Kind te doorboren, het geen my op deze wys nooit mislukt is, VROEDKUNDIGE WAARNEMING. 429 den, dan wanneer men vooronderftelt dat zulks al plaats hadde. Ten 2. Dat in een geval als dit, al- waar geen middelfchot gevonden wordt, tweelingen elkanderen op ver- fcheiden wyzen den uitgang zouden konnen beletten; niet alleen door mid« del van de ftreng van deneenen, om den. hals of ledematen van den anderen ge- wonden, gelyk in dit geval plaats had- de; maar ook met de ledematen zelfs, waarop men in verlosfingen van twee- lingen moet verdagt zyn, om geen twee beenen van twee onderfcheiden kinders faam te voegen, en daar by de verlosfinge te volbrengen, ‘het geen, zoo men begrypt, van zeer kwaade ges volgen in de uitkomst zoude zyn. 5 5 5 De) ril VER: 430 VERKLARING pen PLAAT. AAAA. Nageboorte gemeen aan de twee kin- ders. BBBB. Vliezen daar nog aan vast, waarin de kinders zyn opgefloten geweest. CC. Gedeelten der twee ftrengen, waar- aan de twee kinders zyn vast geweest. D. Ader die van de eene ftreng naar de andere fchynt te loopen , zonder eenig middelfchot , waardoor deze tweelingen van elkanderen zouden zyn gefcheiden geweest. HEEE Bladz, 481 VERHANDELING WE IE ONDERZOEK, OF PHILIPS, DE DERDE VAN DIEN NAAM ONDER DE HOLLANDSCHE EN ZEEUWSCHE GRAAVEN, ZIG OOIT DOOR DEN ROOM- SCHEN PAUS HEBBE DOEN ONTSLAAN VAN DEN EED, DIEN HY, BY HET AANVAARDEN DER REGE E- RING, GEDAAN HAD; Dookr Mt N.C LAMBRECHTSEN. KE a ok a a Bk Onder alle beloften en verzekerin- gen heeft men altoos, onder alle Vol- keren, den Eed het allermeest geëer- biedigd, en daar aan het fterkst ver- mogen toegeëigend. En waarlyk geen wonder, daar men onmogelyk de goe- de trouw ernstiger kan bevestigen , dan onder aanroeping van het Opper- wee 432 N.C: LAMBRECHTSEN OVER DEN wezen, dat getuige is van alle de ge- waarwordingen en voornemens van het meníchelyk hart, en dat zoo wel den wil als het vermogen heeft om de ontrouw , door het vermetel aanroe- pen der Goddelyke Almagt en Alwe- tenheid verzwaard, ‘te ftraffen. De „Eed is, dus, de plegtiefte band in de Maatfchappy , het kragtiefte middel, waar door het menfchelyk vernuft zig tegen de ontrouw gemeend heeft te kunnen verzetten, de waarborg ter na- koming van verbintenisfen en belof- ten, en de zekerfte gerustftelling no- ens de waarheid der gebeurtenisfen. De fchending , derhalven , van deze heilige verbintenis behelst niet alleen eene allerfnoodfte verfmading van het Opperwezen , maar ook bovendien eene ftrafwaardige inbreuk op de vei- ligheid en het geluk der Maatfchappy;, en byzonder op het regt van den ge- nen, ten wiens behoeve de Eed ge- daan is: dus kan ook niemand der fter- velingen van deze plegtige verbintenis ont{lag verleenen, ten zy alleen hy, die regt uit den gedaanen Eed verkre- gen heeft, of aan wien hy dit zyn regt heeft overgedragen. De -Maatíchappy Ze re RE EED VAN KONING PHILIPS. 433 zekerlyk of de Vorst, die voor- des* zelfs regten waakt, kan de hakoming van eenen Eed, fchoon op zig zelf verbindend , beletten , ‘wanneer het heil der Maatfchappy zulks uitdrukke- lyk vordert: maar nimmer ftaat zulks in de magt van eenig Kerkelyk Op= ziender of van eenig gewaand Hoofd. eener zoogenaamde Algemeene Kerk. En het is uit de oude Gefchied-verha- len overbekend, welke rampzalige ge- volgen de Abfolutien of Eeds-ontflagen der Roomfche Kerkvoogden hebben na zig gefleept. Gelukkig die Gewes- ten, die ’er nimmer het heilloós ge- voel van gefmaakt hebben! Gelukkig, mogelyk, zouden deze Landen’ ge= weest zyn, en onder de beftiering van hunnen wettigen Heer gebleven, in- dien de laatíte hunner Graaven, aan zynen plestigen Eed indagtig, zig daar naar had gedragen, zonder zig fchandelyk te doen ontflaan van de verpligtingen, die hydaar by-had op zig genomen, en die met ’s Lands welzyn, ‘zoo wel als met zyne-éigen belangen, overeenkwainen. «1% Er is veel gefchreven over het regt der afzweering van.Philips, ten Jaate IX. DEEL. Ee 1581. / “ 434 Na C: LAMBRECHTSEN OVER 1581. Niet lang geleden wierd-dit ftok zelfs in het breede verhandeld, Het regt der afzweering zogt men in het regt der wapenen, in het regt, van overwinning , waar door, datis, door de kans des oorlogs, ten voordeele van, Nederland nog eindlyk gelukkig uitgevallen, de zaak in verfchil is be- fist geworden. Op velerleije wyzen heeft men tragten te toonen, dat Phi- lips een Dwingeland geweest zy. Maar de vraag blyft altoos, wanneer is hy zulks geworden? Wanneer heeft men hem als zoodanig befchouwd? Hoe lang heeft men hem als Dwingeland en Opperheer te gelyk beftreden en ge- hoorzaamd? „Er zyn, die oordeelen, dat men het duidelykst en ontwyfelbaarst bewys van ’s Vorften dwinglandy te zoeken hebbe in zyne bevestiging van het vloek-vonnis, door de Regtbank der Inquifitie in Spanjen, op de 16 Februas _ ry 1568, tegenalle de Nederlanders (be- halven eenige weinigen) uitgefproken,. „En, waarlvk, een geheel Volk, on- verhoord, door onbevoegde en party- dige Regters van eene andere Natie, . ineen ander Land, fchuldig te verkla- ren e 1 te ni dn r DEN EED VAN KONING PHILIPS. 435 ren aan de-hoogfte misdaad, en buiten de befcherming der Wetten en dage- lykfche Regteren te ftellen, is, naat e aanmerking van een zeer: kundig Schryver (a), iets, van ’t welk fen in de Hiftorien te vergeefs een voorbeeld zoeken zou. ju | Indien dit niet bewyzen kan, dat Philips, fchoon de natuurlyke. Vorst, de Erf- en Grond- Heer dezer Lan- den , ‘zyne voorvaderlyke bezittin- gen ‚volgens de regelen van het on- veranderlyke Natuurregt (aan ’t welk; myns oordeels, de rang in ‘de beoor- deeling der redelykheid van eenige ge« beurtenis behoort vergund te worden, boven de grillige’ ftellingen van’ het Leenregt, uit de barbaarfche zeden en gewoonten der middeleeuw oorfpron- kelyk), immers toen reeds als ‘een openlyke Dwingeland kon en moest worden aangemerkt, die van zelfs op- hield Vorst te zyn, en alle regt tot de Regeering verbeurd had, fchoon zyne af te getrouwe en lydzame Onderda- nen hem nog lang daarna als hùnnen wettigen Vorsten Heer behandelden en wilden hebben aangemerkt; indien ) Ees: ke HS (a) Hiftorie van de Sacisfactis van Goes, bl. 33, 436 N._C. LAMBRECHTSEN OVER dit;-zeg ik, door de bevestiging van dit, verfchrikkelyk-vloekvonnis , niet bewezen wordt, zullen geene redenen danger iets meer vermogen. „ Dan, hoe gewigtig ook my dit be- wys voorkome, geloof ik ester; dat men de dwinglandy van Philips met eene vroegere gebeurtenis zou kunnen ftaven „ hiet-alleen , maar zelfs daar vit,vals uit een vrugtbare;bron van tal- looze ellenden en rampfpoeden „ zoo wel de bovengemelde’ onregtvaardig- heid van den Vorst, als zyne: overige euveldaden, afleiden. „Frouwens , ‘indien Philips , gelyk van, hem getuigd wordt, en het geen ik in deze Verhandeling nader zal on- derzoeken;-zig.door den Roomfchen Paus heeft doen ont{laan van den Eed, dien ‚hy, by zyne- komst tot de Re- geering , aan deze Landen gedaan had, met betrekking tot derzelver privile- gien, zal het op dezelfde gronden, als ik reeds hier voren heb aangepre- zen „weinig betoog behoeven, dat hy toen reeds daar door ophield een wets tig Vorst te zyn, in weerwil der lyd- zame onderwerping zyner Onderda- nen, die zig anderzins nu oo un- mn ne DEN EED'VAN KONING PHILIPS. 437 hunnen kant ontflagen konden reke- nen van den-Eed, waar mede zy voor- heen zig aan hunmen Vorst verbonden hadden. Immers nu-hy zig niet lan- ger aan zynen Eed verpligt oordeel- de, nu hy zyn gewisfe kon te vrede ftellen met de vrybrieven van den ‘Paus, zonder de wraak van het Op- perwezen te fchroomen, was ook de eenigfte hinderpaal, welke hem in zyne heillooze oogmerken tegenftond, maar welke ook de fterkfte waarborg van ’s Volks Regten en Vryheden was, uit _ den weg geruimd, en een ruime baan geopend om fpoorflags ter vertreding van alle Goddelyke en Menfchelyke Wetten voortteflaan. 7 Men verwondere zig dan niet, da Philips, door eenen blinden yver voor den Roomfchen Godsdienst bewogen, met veragting van het uitdrukkelyk Voorregt zyner Onderdanen:, door- gaans genaamd de non evocando, en. door hem zelfs bezworen, die ver- fchrikkelyke Regtbank van Geloofs- onderzoek in zyne Landen dorst in- voeren en met geweld doordringen: veel min, dat hy het vloekvonnis in Spanjen, tegen het ganfche Volk van Ee 3 Ne- 438 °N. C. LAMBRECHTSEN OVER. Nederland, welks befcherming hy met de plegtigite Eeden op zig genomen had, gewezen, met zyn gezag ber ftond te bevestigen. Het verdient, ondertusfchen „ myns oordeels, byzondere opmerking, dat men geen algemeener en naauwkeuri- ger aanteekening by de Hiftoriefchry- vers vindt te boek gefteld nopens het ontflag van den Eed, door Philips van den Paus verkregen , daar nogthans aan de waarheid dezer gebeurtenis niet weinig gelegen ligt. De Schryver van het Zeven wan Willem den 1 (b) {preekt 'er van in ’t voorbygaan. Dog meer opzettelyk wordt het verhaald by atfon in: het Leven van Philips den II (c), zonder dat hy egter eenig gezag voor zyn vere haal bybrenst, Wagenaar (d) verhaalt van den Kardinaal van Granvelle, dat men hem nagaf, dat hy den Koning aangezet had, om zig door den Paus te doen ontflaan van den Eed, op ’t handhaven van ’s Volks voorregten , by ’ aanvaarden der Regeering ge- | daan, Cb) IT. Deel bl. 481, Ce) I. Deel bl. 206, (4) Vie Peel bl, gr, DEN EED VAN KONING PHILIPS. 439 daan, De befchuldiging ten laste van Granvelle fchynt Wagenaar niet voor bewezen te houden, fchoon hy, wat het ontflag van den Eed zelf betreft, de zaak in het midden laat. Dan de geloofwaardigheid daar van is genoegzaam bewezen door het ge- tuigenis van den Prins van Orange, ‚ Willem den I, in zyne bekende Apo- logie (e). Daar hetzelve zeer ftellig en nadrukkelyk is, verdient het ze- kerlyk hier woordelyk te worden in- gelast. Na dat hy den Algemeenen Staten (aan wien hy in zyne bovengemelde Apologie zyn rede inrigt) had voorge- houden, dat, om te kunnen oordee- len over de genegenheid, die de Ko- ning hun üm ‚ zy flegts hadden te overwegen, “dat zy nooit een vrye Staatsvergadering hadden kunnen ver« krygen, laat hy als een reden daar van volgen: Dewyl dat de Vyand wel vere flond, dat zulks het eenige middel was, om den boom van uwe „eggs by den woet aftebouwen, ende de Fontein ader wan uwe Vrybeid te doen uitdroogen , na- melyk te beletten, dat de voorfz. Staten Ee 4 niet (e) Bl, 73 en 74. 440 ‚N. C. LAMBRECHTSEN OVER niet en zóuden befchreven worden. Want wat ‘is den Wolke daar mede geholpen, dat ze fchoone Privilegien hebben, in rein perkement befchreven , in een koffer lig- gende, zoo ze door ’t middel en toedoen wan de Staten niet onderhouden en ter ex- ecutie. gefteld en worden op dat men de kragt en werkinge derzelve moge bevin- den? Ja, dat meer is, de Koning had al langen tyd van te voren hem by den Paus laten dispenfeeren van den Eed, dien hy ulieden gedaan hadde aangaande de onder- houdinge van uwe Privilegien, =— [Want en koude by niet bevroeden, door dien dat by hemzelven ontflagen hield van den Led, dien hy ulieden gedaan hadde, dat gy insgelyken ook quyte ende ontflagen waart van den Eed, dien gy bern daar te- gen bebt gedaan, indiervaegen, dat gy hem geen onderdanigheid nog geboorzaam- beid meer fchuldig waart? enz. Dit getuigenis van den Prins wordt van ter zyde bevestigd, door het geen hy in zyne eerfte verantwoordinge (£) verhaalt, dat namelyk de Kardinaal van Granvelle gezegd had, dat de Ko- ning dezelwe Landen niet en konde wel gehouden, zonder aldaar macht van Span- 4 (f) Bladz. 13. DEN EED-VAN KONING PHILIPS. 44T giaerden te hebben, en door. den Paus hem te doen. oniflaan wan den Eed, dien by in ° aanwaerden derzelver Landen hadde gedaan enz, s\n Le Petit (g), een zeer naauwkeurig Hiftoriefchryver, verzekert-het ook, zonder eenige twyfeling. Le Roy ]Es- pagne , zegt hy, craignant, que la Re- ligion des Protestants du Pays Bas ne J'accreut pas trop, — y voulant proce- der à feu €” à fang, pourfuivant le con« cept, qui en avoit été pourgetté à Pentre- wue de Bajonne (h), rayant egard aux Ee 5 prie … (8) Grande Chronigue Ancienne & Moderne L. XK. pag. 163. th) Zie hier van denzelven le Petit L. IX. p. 6g. Men verbeelde zig niet dat het ontwerp, om den voortgang der Hervorming in den Godsdienst door gansch Europa met geweld te ftuiten , te Bae jonne ten Jaare 1566, allereerst en alleen gefmeed zy. Het was een gevolg van verfcheiden Staat= ‘kundige oogmerken , en het geliefkoosd Plan van Keizer Karel , het Spaanfche Hof, en byzonder van den Hertog van Alba. In de Byeenkomst te Pe- ronne ten Jaare 1558 was daar over reeds affpraak gemaakt tusfchen den Kardinaal van Lotharingen en den Bisíchop van Atrecht. Z. Wagenaar VI. Deel bl. 30, En hier over had Alba den Franfchen Ko- ning, Hendrik den II, geduurende de Vredes-on- derhandelingen, niet lang daarna, onderhouden, L. Apologie van Willem den |. bì, 48. Van Reid Nederl, Oorlogen bl, 4, Dit zelfde Plan tragtte men in Schotland, op aanmoediging van Pius den IV. en d van 442 -N. C. LAMBRECHTSEN OVER ‘cd du Pays, par luy tant folennele ement jurées à la joyeufe entrée, qui madmettent aucun Gouverneur etranger, deguel ferment il f'evoit fait dispenfer Par le Pape, enwoia au Gouvernement desdits Pays Dom Ferdinandes Alvares de Toledo, Duc dAlve €Fc, Eindelyk verdient het getuigenis van N. burgundius (i) te worden opge- merkt, Hy verhaalt, dat de Kardi- naal van Granvelle zig den haat van het Volk zodanig op den hals gehaald had, dat men opentlyk riep, dat hy verdiende gehangen of gefteenigd te worden. Ùtique, zegt hy, postguam per multitudinem fparst coepit, fuafisfe ällum Regi, ut a fummo Pontifice peteret abfolutiortem facramenti, in auf piciis Prin- eipatus emisfi, quo fua civibus jura ac privilegia eriperet. Was dit gerugt on- waar geweest, zou Burgundius, die ’er zig fteeds op toelegt, om de verdien- ften van den Kardinaal van Lotharingen, den Oom van de Schotfche- Koningin Maria, doortezetten. Z. Robersfon Gefshied, wan Schotland II. Deel bl. 9, 56: Ook is het bekend, welke pogingen ten dien ein= de de Hertog van Alba, geduurende zyn verblyf in de Nederlanden, in Engeland heeft in het werk gefteld. Z. Robertfon l, l, bl. 220, 240, 21, 2683 272, 284. Ci) Hiftoria Belgica, L. 1, page 5% dn, DEN EED’ VAN KONING PHÌLIPS. 443 ften van den Kardinaal te verheffen en zyne misflagen te- verfchoonen, zulks buiten twyfel hebben aangeteekend. Dog dit is’er zoo ver van daan, ‘dat hy zelfs dezen raad van den Kardinaal onder deszelfs geftrenge deugden {chynt te rekenen, WVirtuútes amaras, vervolgt hy, witia non noeebant ; quae Jub uinbragnagnitudinis excufata latebant, _ Het lydt dus, myns oordeels, geen bedenking ter weereld, of Philips zig waarlyk door den Paus van zynen Eed hebbe doen ontflaan, dien hy by zyne komst tot de Regeering gedaan had. Men zou echter kunnen vragen, of men dit Eeds ont{lag moet betrekkelyk mat ken op alle de Privilegien en Resten der Kleden ahidepert; ie Philips eerst ten Jaare 1549, toen hy als toekomend Vorst en Heer der Landen wierd inge. huldigd, en daarna ten Jaare 1555, in de onderfcheiden Gewesten bezworen had: dan of men hetzelve alleen te verftaan hebbe, ten aanzien van eeni- ge byzondere voorregten, welker na- koming den Vorst in het een of an: der oogmerk zouden hebben in den weg geftaan: en in beide gevallen, of dit ontflag by een daar toe opzettelyk Ni I= 444 _N.C; LAMBRECHTSEN OVER ingerigten Brief gegeven zy, of wel by gelegenheid. van eenig ander gunstbe- wys. Het eerfte fchynt, volgens het getuigenis van Orange en Burgundius aannemelyker te zyn. Dog voor het andere fchynt het gezag van le Petit te leiten. Deze trouwens fchynt het ont- ag van den Eed, door Philips by zy= ne Blyde Inkomfte gedaans, te bepa- len tot die voorregten, uit kragt van welke een Vreemdeling tot de Land- voogdy niet-kon worden toegelaten. Er komt by, dat men niet moeije- lyk eenige Pausfelyke vrybrieven zou kunnen aanwyzen, in welke Philips ont(lagen wordt van zynen Eed, zoo verre zy ftryden most tegen het geen hem by dezelve vergund was. Men denke, by voorbeeld, aan de Bulle van Paulus den IV. ter invoering van de Nieuwe Bisdommen. . Terwyl men zig (zoo veel ik heb kunnen nagaan) zal buiten {taat bevinden, om ééne Pausfelyke Bulle aan te toonen, daar toe opzettelyk ingerigt, om Philips van de onderhouding van alle de Voorreg: ten der Nederlanderen, zonder eeni- ge bepaling, te ontheffen. Dog als men in aanmerking Bato at DEN EED'VAN KONING PHILIPS. 44$ dat het gezegde van Je Petit een alde- meener uitlegging lyden kan, (het geen te aannemelyker wordt, indien men volgens Wagenaar (k) aanmerkt; dat de Stadhouders wel vreemdelingen zyn mogten), dat bovendien het getui- genis van Orange zeer-ftellig: is en uit drukkelyk „fchynt men te moeten be: fluiten dat-Philips waarlyk door dén: Paus ontflagen zy vanden Fed, ”by den aanvang zyner Regeering gedaan; ter nakoming van ’s Lands regten en privilegien , immers zoo verre dezelve tegen zyn oogmerken mogten aanlòo emiertorb bo . wenen derd snaaien” j En welke waren Philips oogmerken anders; dan het verkrygen eener’ vol- ftrekte Oppermagt over de nu Vereenig- de. Gewesten; en de geheele uitroeijing der Hervorming in den Godsdienst 2 Het Hof van Rome, ’t is'waar, zag de fteeds toenemende magt van het Huis van Oostenryk, byzonder van Philips, met nydige oogen aan, en fchyût, om: die reden, weinig belang gehad te heb- ben het eerstgemelde “oogmerk ’ vân hem te begunftigen. * Dan, als menin aanmerking neemt, dat hèt; met zulks tl debbnsba: COTE Ck) Ve Deel bl, 429, 383. en VI, Deel bh, 5254, 446 _N.C. LAMBRECHTSEN: OVER te doen, gelegenheid gaf, dat Philips-de handen vol werks kreeg, dathy en zyne raadslieden van andere ondernemingen afgetrokken wierden, zyne fchatkisten geledigd „„zyne krygsbenden en bevel: hebberen ‚van de. Kerkelyke bezittin= gen verwyderd. en naar,de Noordelyke deelen. van. Europa afgewend, is het zeer wel met de denkenswys van dei Roomfchen {toel overeentebrengen; dat het de Overheerfching , waarop Philips in de. Nederlanden: vlamde; kon begunftigen, te meer alzoo ook daar door de weg gebaand,wierd; om aldaar den Roomfchen Godsdienst als leen te vestigen „en alle leerftellingén, die daar van. afweken „ uitteroeijen: Maar dit ftrookte. zoo wel met de vers langens van den-Roomfchen;{toel , als met de oogmerken van Philips. De Hervorming maakte , totbeider fpyt en droefheid, over gansch Europa een! ongelooflyken voortgang. - Philips had reeds befloten dezelve in zyne Staten uit te roeijen. Het Hof van Rome bet doelde hetzelfde over geheel Europa, En daar middelen van overreding by Philips ten dezen opzigte. onbekend waren, meende hy zig te mo ice _ DEN EED VAN KONING PHILIPS. 447 dienen van nadrukkelyker,… Hier toe: verkoos hy de befluiten der TFrentfche: Kerkvergadering. in te voeren; en de ‚ Inquifitie met allen ernst-door-te: zet ten. Om nu hier toe des te ligter te. geraken, verzogt en verkreeg hy vant den Roomfchen Paus de vryheid om: in-Nederland wverfcheiden nieuwe. Bis=' dommen in te voeren. Dit:ftreed wel tegen ’s Lands bezworenregten. en: vryheden ; het oogmerk-was ook wel, geheel onregtveerdig :, doch ftrookte. volmaakt met de inzigten van ’t Roome: fche Hof. Geen wonder dan; dat dé« ze daad wel ras door hetzelve gewêt- tigd wierd, en alle voorresten kragtes loos gemaakt, die daar aan hinderlyk, zya mogten. Philips, dus, zal-aller-: waarfchynlykst zig vanden Eed, wel „ken hy by het aanvaarden der Regee-! ring had afgelegd, hebben, doen ont= flaan, immers voor zoo verre dezelve: tegen zyne oogmerken, die zoo juist met die van het Roomfche Hof over- eenkwamen, treden. Maar van wien tog heeft Philips de- ze gunst bekomen, en wanneer? Volgens het verhaal van Orange zou Zulks moeten gebeurd zyn, langen tyd voor 448 NC. LAMBRECHTSEN' OVER « voor! de weigering der Landvoogdes om Ëe Algemeene Staten’ té befchty- ven. Maar dit gebeurde al kort na ’s- Konings vertrek naar Spanjen, en dus omtrent den Jaare 1560 (1). Voólgens het getuigenis van le Petit-zou deze omftandigheid moeten zyn voorgeval- Ten voor de komst van den Hertog: van Alba in de Nederlanden. Deze nu ingevallen zynde in Oogstmaand van den’ Jaare 1567 , fchynt. men ver- geeffche moeite te doen, indien men het tydftip dezer gebeurtenis na den afloop van dat Jaar tragt op te {poren. ‘In het onzekere „ van:“wien der- Rooimfche “Paufen: byzonder Philips’ ont{lag van zynen Eed verkregen keb- be; blykt. het, ondertusfchen, ge- noeg „ dat voornamelyk in aanmerking kunnen komen Paulus de IV „ mits- gaders zyn opvolger Pius de IV, en mogelyk ook Pius de V (m). | Wat (1) Wagenaar VI. Deel bl. 57, 83, 87. -Cm) Paulus de IV, Verkoren den 23 Mey 1555 ftierf den ro Augustus 1559. In zyn plaats wierd. Verkoren Pius de IV. den 28 November 1559, die den 9 van Wintermaand 1565 overleed. Zyn op= volger Pius de V. wierd Verkoren den 8 January 1566 en ftierf den 1- Mey 1572. Zie Bower Hiftorie der Paufen, VIl, Deel bl, 636644. De DEN EED VAN KONING PHILIPS. 449 ‚_ Wat den-eérstgendemden. betreft: Paulus de-IV, eender trotfte ven heerschzugtigfte van: Rome's Opper- priesteren ; (naar het getuigenis der Gefchiedfchryveren), was gansch niet Ípaarzaam in de uitdeeling dezer gunste bewyzen;! Daar hy een geflägen vy= ard was van Karel den V, van zynen broeder Ferdinand en van Philips; be- woog hy den Koning vân Frankryk;, Hendrik den II, omde Italiaanfche Staten van den Spaanfchen Koning op het onverwagst; aan te tasten, Hv ontfloeg hem van zynen Eed; by het beftand van Vaucelles gedaan, ‘waar tegen het hervatten der wapenen aan: liep, als mede van de Wet der Vol- keren „die. eene voorafgaande Oor: - logsverklaring wil gedaan hebben (n)- Zelfs ondernam hy in zyn Confiftorie eene Regtspleging tegen Philips, en Íprak zelf het vonnis uit, waar be den Koning de Oppermagt over het Ko- ningryk van Napels ontnómen werd(o). Ere wierd dan, hoewel fchoor- voetende, genoodzaakt op zyne ver- dediging bedagt te zyn. In het eerst IX. DEEL. EF £ was (n) Watfon Leven van Philips den IL. 5, D. bl. 5a4 Ko) dbidem Bl, 53, 57. 450 _N. C.-LAMBRECHTSEN OVER was hy geheel befluiteloos „en gansch afkeerig om tegen den Paus geweldige middelen by de hand te nemen. Ein- delyk, naveenige voorname Godge- leerden te hebben geraadpleegd, zond hy-den Hertog van Alba met een aan- zienlyk Leger naar de Kerkelyke Sta- ten. Zyne wapenen waren gelukkig, en het lot van den Paus ítond ge- heel in Alba's handen. Maar Philips, in plaats van, zig van deze gelegen- heid:te bedienen, om dien heerschzug- tigen Kerkvoogd te vernederen, ver- koos liever eene fchandelyke Vrede met denzelven te fluiten. Zelfs ver- nederde hy zig zoo ver, dat hy den Hertog van Alba naar Rome zond, om, voor zig zelven en zynen mees- ter , vergiffenis te vragen wegens het befpringen der Kerkelyke bezittin- „gen (p). Met zoo veel eerbieds voor den Heiligen Stoel, hy ware dan opregt of geveinsd (q), wist Philips zyne flink- _ fche oogmerken te bevorderen. Door ee Cp) Warfon 1, c. I. Deel bl. 78. Leti Leven van Philips den IL £, Deel bl. 227—240. (Qq) Watfon |. c. E. Deel bl. 57. en volg. en Leti he 3 Boek bl, 234. en voig. DEN EED VAN KONING PHILIPS. 4St eene verregaande ftaatzust en yver voor den Roomfchen Godsdienst inge- nomen, -verftond hy wonderbaarlyk die beide neigingen te paren, en on- der voorwendfel van den Godsdienst zyne heerschzugt te bevorderen. Het kon hem danook hiet misfen, den Paus, die anderzins zyn vyand was, aan zig te verpligten, en zig daar uit gelegenheid te verzorgen, om door deszelfs byftand, in de uitvoering zy- ner oogmerken, te eerder en beter, te flagen. Het is dus niet onwaarfchynlyk, dat Philips, na het fluiten der Vrede met den Paus, het geen in Her6st- maand van den Jaare 1557 voorviel, wel ras bedagt geweest zy , om zig daar van tot zyne oogmerken te bedie- nen; waar toe de tegenwoordigheid van den Kardinaal Caraffa, ’s Pauzen Neef en Afgezant, die in Winter- maand deszelven Jaars te’ Bfusfel met alle teekerien van byzonderen eerbied ontfangen wierd, Ee zeer veel aan- leiding kan gegeven (hebben (r). De Oorlog met Hendrik den IF, Koning van Frankryk, gaf hem nog, geduu- | Ff 2 ren= (r) Le Petit B, IX. pog. IT, 452 N.C. LAMBRECHTSEN OVER rende het volgende Jaar 1558, de hane den vol werks. Dog naauwlyks ‘was dezelve, in ’t begin van 1559, door de Vrede van Chateau-Cambrefis geein- digd, of Philips verzuimde niet zyne onderhandelingen met Paulus den IV. te hervatten. De Vrede, met Frankryk gefloten, gaf hier toe gunstige aanlei- ding. Men had ter wederzyden be- loofd den Roomfchen Godsdienst te zullen befchermen (s), en het houden eener Algemeene Kerkvergadering te bevorderen. Philips zond dan, op raad van Granvelle, Franciscus Son- nius, die ten Jaare 1551 de Trentifche Kerkvergadering had bygewoond (t), in het begin van 1559 naar Rome, om by Paulus den IV. (zoo het fchynt) op het hervatten derzelve aantehouden, en voornamelyk om van hem Vrybriee ven te verkrygen, ten einde eenige nieuwe Bisdommen in de Nederlanden in te voeren. Sonnius flaagde nopens het laatstgemelde niet ongelukkig , al- zoo hy, op den 12 Mey 1559, de ver- zog- (s) Hier mede bedoelde men buiten twyfel niets anders, dan de uitroeijing der Hervorming. Vere gelyk het geen hier voren gezegd is bl, 441, in de aanreekening. (6) Wagenaar V. Deel Dl, 364. ode DEN EED VAN KONING PHILIPS. 453 zogte Bulle of Vrybrief daar van ont- fing, waarin zyn Meester bovendien ontílag kreeg van zynen Eed ter hand- having van zodanige Privilegien, die hem in de uitvoering van dezen Gunst- brief zouden in den weg geftaan heb- ben (u). Wanneer men alle deze gunstbewyzen van Paulus den IV. en zyne verpligting aan Philips in aanmer- king neemt, wordt het geenzins on- waarfchynelyk, dat men, in het onder- zoek van het verhaal der voren aange haalde Schryvers, omtrent het Eeds- ontflag , door Philips van den Room- fchen Paus verkregen, tot de Regee- ring van Paulus den IV. moet te rug treden. Men behoeft anderzins deszelfs Op- volger ook niet uit het oog te verlie- zen. Deze, bekend onder den naam van Pius den IV, was niet alleen vry roildadig in de uitdeeling van foortgee id ly- (u) Philips kreeg hier van door Sonnius de ty- ding, even voor hy, in Herfstmaand van den Jaare 1559, van Vlisfingen naar Spanjen affcheepre , Zie ‘Hopperus Receuil & Memorial des Troubles chap. 2. pag. 21. in Hoynck van Papendrecht Anal. Belg. T. 2 P, 2, Wanneer hem mede het Overlyden van Paulus den IV. geboodfchapt wierd, Zie Leti Leven van Phie lips den 1, IS, Deel bi, 324, 454 _N. C. LAMBRECHTSEN OVER lyke gunften, maar bovendien de oog- merken van Philips ongemeen toege- daan. Geboren van Milaan, uit den Huize de Medicis, was hy een onder- daan van Philips, en een groot ver- wonderaar van hem, wegens zynen yver in de uitroeijing der Kettery. In het begin zyner Regeering, in Lente- maand ’sJaars 1560, bevestigde hy de Bulle van zyn voorzaat aangaande de nieuwe Bisdommen in Nederland (v). Ook vergunde hy aan Philips, om- trent dien tyd, de vryheid om uit de Kerkelyke goederen in Spanjen de ‘Tienden te ligten, ten einde door de- ze Penningen in ftaat gefteld. te, wor- den, om ze oorlog tegen de Turken door te zetten (w). Hy vereerde bo- vendien aan Philips den eernaam. van Befchermer des Geloofs (x) , en. op zy- nen aandrang deed hy de byeenkom- ften der Vergadering van Trente une e (wv) Miraeus Donat, Belg. L. IL c. 139. T.I. Ope= rum Diplom, pag. Ó10: é CW) Leti 5 Boek bl. 376. en volg. CX) Ibidem bl. 409.’ Om dezen ellendigen titel, eer hy zelfs dien nog verkregen had, waande Phi- lips, dac hy aan den Turkíchen Keizer Soliman geen voorflagen van Vrede doen kon, Wat/on h, é & Deel bl. 143. DEN EED VAN KONING PHILIPS. 455 ke federt eenigen tyd opgefchort was, weder aanvangen (y). ’tls waar, Phi- lips beklaagde zig meermalen over ’s Paufen handelingen in-en omtrent dezelve: ook was hy zeer misnoegd over den voorrang, die door den Paus aan den Franfchen Afgezant boven den Spaanfchen gegeven was (z): ech- ter liet hy niet toe, dat zulks eenige verandering in zyne aankleving aan den Heiligen Stoel te weeg bragt, waar van hy geen onduidelyk bewys gaf, door het aannemen der befluiten van de Frentifche Kerkvergadering. De Paus bevlytigde zig, van zynen kant, niet minder, om de Vriendfchap met Philips aan te kweeken. Want, fchoon hy niet genegen was hem, op zyn ver- zoek, toe te ftaan, om de Ínquifitie , zoo als dezelve in Spanjen wierd uitge- oeffend (a), in Nederland en in Milaan door te zetten, liet hy zig echter over- halen, en {tond zulks eindelyk toe (b). Ff 4 Men (y) Zy werd weder geopend den 18 van Louw- maand 1562, en hield, op den 23 van Winter- maand 1563, haare 25íte of laatite zitting, Bower /, e. ViL Deel bl, 460. i (Z) Watfon l.c. L. Deel, bl. 183. … (a) Zie deswegens le Petis L. IX. p, 54. en Wat- foe 1. Deel bl, 114, 115, 134141, (b) Leti d, c. 7 Boek bl, 460, 456 _N. C. LAMBRECHTSEN OVER Men zou zig dus ook niet behoeven te verwonderen; indien Philips, bo» ven zoo veele gunstbewyzen, ook van Pius den IV. ontflag van zynen Eed verkregen had, dien hy by het aan- vaarden der Regeering , ter nakoming van ’s Lands voorregten, had gedaan. Tot dit verzoek had hy altoos gunftige voorwendfels, Hy kan immers hier toe aanleiding ontleenen, of uit de be- vestiging der Nieuwe Bisdommen, of uit de aanneming der befluiten van de Trentifche Kerkvergadering, of uit de invoering der Spaanfche Inquifitie in Nederland, Om te zwygen van het uitgeftrekt vermogen, het geen Phi- lips op ’s Paufen gemoed verzekerd was te bezitten (c), Nog minder verwondering zou het verdienen, indien men aan Pius en den (ec Daar Pius de IV. geen zwarigheid maakte , om Johanna dAlbret, Koningin van Navarre, be= fchuldigd wegens Calvinistery , voor de Vierfchaar der Ivquificie naar Rome te dagvaarden, op ftraffe van verbeurte van haar Kroon, Koningryk en alle andere Staten, (le Petit L. IX. p. 69, Bower Á c. 7e Deel bl. 640. „ is het niet te vermoeden, dat hy ‚ huiverig zou geweest zyn, om het Volk van Ne= derland, zoo berugt wegens Kettery, ten dienfte van het Geloof, van deszelfs Regten en Vryheden te ODLZCHEN, | DEN EED VAN KONING PHILIPS. 457 “den opvolger des laatstgemelden, het bewust gunstbewys had toe te{chryven. Trouwens, indien men de verhalen der Gefchiedfchryveren omtrent het beftaan en de denkwys van dezen Paus nagaat, zal men zig moeten overtuigd houden, dat zoodanig. Keds-ont{lag volmaakt met de gevoelens en inzigten van denzelven zou hebben overeenge- ftemd. Een alleryverigst woonde. der gewaande voorregten van den Roomfchen Zetel, en ftreng vervolger der zoogenaamde Ketters zynde, had Pius de V.grooten invloed op het {tuur der zaken in “Nederland en aan het Hof van Philips. Hy zond een Nun cius naar Spanjen, om den Koning de ftrenge uitoefening der Placaten op ’t ftuk van den Godsdienst op het ern- {tigst aan te bevelen, en de pogingen der Nederlandfche Gezanten, die op dien tyd in Spanjen waren, tot matiging derzelve aangewend, te verydelen. En ten einde de Landvoogdes daar omtrent geene oogluiking zoude ge- bruiken, vaardigde hy den Aartsbis- fchop van Surento af naar Nederland. Zyn last was, om Margareta te pry- zen wegens haaren yver in de be{cher- Ef 5 ming 4583 N. C, LAMBRECHTSEN-OVER ming van het Geloof en uitroeijing der Kettery ; haar aan te moedigen, ten einde daar in overmoeid voort te gaan ; en haar, tot dat oogmerk, geld en by- ftand te beloven; doende de Land- voogdes te gelyk begrypen, dat de zaak, waar over hy handelde, van dat gewigt was, dat zyne Heiligheid niet aarfelen zou zyn eigen Kroon ’er voor in de waagfchaal te ftellen (d). De overwinning by Jemmingen, onder het beleid van den Hertog van Alba, die door ’s Paufen brieven en onder- ftandgelden was aangemoedigd, wierd aan de gebeden van Pius den V. toe- gefchreven, Zoo veel belang zeker- lyk ftelde de Roomfche Kerkvoogd in den uitflag dezer gebeurtenis, dat hy, geduurende drie dagen, openlyke vreugdebedryven daar over te Rome deed aanregten (ce), en den Hertog van Alba eenen kostbaren hoed en zwaard ten gefchenke toezond (£).- Dl Frankryk en Engeland gevoelden zoo wel als de Nederlanden den nlnag er (d) Strada L. V. p. m, 195, 280. (@) Strada L. V p. m. 335. (f) Le Petit L. X. p. 207. Bestivoglio Nederl, Hilt, 1, Deel V, Bock bl. ca2, $ Ed DEN EED VAN KONING PHILIPS. 459 der heerfch- en vervolgzugt van Pius, Karel den IX. Koning van Frankryk fpoorde hy aan tot het beoorlogen zy- ner Proteftantfche onderdanen (g), en deed de Engelfche Koningin Eliza. beth, by eene openlyke Bulle, in.den ban , ontflaande haare Onderdanen van alle onderwerping aan haar (h). Indien men zig over deze onderne- ming verwondert, wat zal men dan zeggen van de berugte Bulle in Coena Domini ten jaare 1567 uitgegeven, waar by Pius de V. het gewaand regt der Paufen, om Vorften van hun Ryk en Bezittingen te ontzetten, en Onderda- nen te ontflaan van hunnen Eed, be- kragtigd heeft? Pius de V. behoeft dus zoo weinig als zyne voorgangers, Paulus en Pius, beiden de vierden van dien naam, uit het oog verloren te worden, wanneer men den oorfprong van het bewust Eeds-ontflag van Philips verkiest op te fporen. Hoe het ook zy, het is my, tot nos toe ‚niet gebleken , of men hetzelve aan Paulus den IV. of aan zyne Opvolgers | dte. Pi » Ed Cg) Bower VII Deel bl, 642, (Ch) Le Petit À, cit, 460 N. C. LAMBRECHTSEN OvER Pius den IV.of V., hebbe toe te fchry- ven. Ondertusfchen zyn ’er blyken ge- noeg voor handen, dat Philips meer- malen van de Opperhoofden der Roomfche. Kerk diergelyke gunften verkregen hebbe (i). Onder deze heeft byzonder myne aandagt getrokken de Bulle van Paus Paulus den IV. van den 4 van Bloei- maand ’s faars 1559 tot invoering der nieuwe Bisdommen in Nederland. Deze nieuwigheid liep buiten twyfel aan tegen ’s Lands welzyn en het ver- langen der Ingezetenen, zoo wel als tegen de Voorregten van den Lande en der Abdyen (k). Niet alleen werd ’er- aan- (1) Men zie Miraeus Diplom. Belg, L. 1, c. 1IÓ, 117, 118. Donat, Belg. L.l. ec. 156, 158 et LIL. « 140. ef Notitia Ecclef. Belg. c. 228, 229. Operum Die plom. T. 1. p. 238—2405 476, 4829 618, 7903 797. Addarur Supplem. Diplom. Miraei P. Ic. 1204 121. P, U.e. 1564 157) 1539 IÓL3 1623 164. P. HI. c. 166. Operum Diplom. T. Il, pe 903 913, 1066, 10773 1085, 1098, 1102, 1104, 1298. (k) Zeker Geleerd Man kent den Landsheeren het regt toe, om Bisfchoppen te verordenen, mits met goedkeuring van den Roomfchen Paus. Dog hy brengt niet alleen geenerlei bewys voor zyné ftelling by „, maar verzendt zelfs den Lezer naar het geen in het Smeekfchrift op naam van Willem den Len de Staten van Holland, ten Jaare 1573 uite “ Ï DEN -EED VAN KONING PHILIPS. 4Ó1 aanleiding door gegeven, dat de Ne- derlanders van,de Burgerlyke Kant | odseid | an uitgegeven , deswegens te vinden is, en by onze Gefchiedfchryvers over de aanftelling der nieuwe: Bisfchoppen verhaald wordt. Daar nu det voorgee: wende regt der Landsheeren , immers zoo als het door Philips is uitgeoefend, in het Smeekfchrift en by-de Gefchiedfchryvers wordt uitgekreten als vlak ftrydende tegen ’s Lands voorregten-en inftellin=, gen, weet ik hiet, met welk oogmerk men den Lezer naat die frukken gewezen hebbe, Hoe hei’ oók hier mede zyn mag, ben iksvan oordeel , dat: onze Landsheeren nimmer alleen het regt gehad, hebben, om nieuwe Bisfchoppen te verordenen, fchoon met bewilliging van den Roomfchen Paus: maar dat Zulks, als grooten invloed hebbende op het openbaar beftuur, met voorkennis en toeftem-= ming van ’s Lands Staten moest gefchieden. Het eerfte articul der zes voornaame Privilegien van Braband, waar op de andere Gewesten ook aan- fpraak maakten , (Zie Bor I, Boek fol. 14, Le Petit L IX. p. 92e \ Grotius Annal, LIL, p m. Zie. Agylav- us de inaugurat. Phil, II, p. 148154.) behelsde, Dar de Vorst den Geesteljken Staat miet zow smogen vermeerdes ven, ten zy met toeftermming vais de Edelen en de Steden, Zie Boren le Petis Ll. l, — Zouden ook anders de Edelen, uitmakende een deel der Staten van den Lande, zou de Raad van State, zouden de Stede- lyke Overheden zig daar tegen , zoo by de Land. voogdes, als mer brieven en gezantfchappen aan den Koning, met zoo veel ernst, verzet hebben? Zouden de Aarts-Bisdommen van Keulen en Rheims zig te vergeefs beklaagd hebben over de verkorting van hun Regtsgebied? Zouden de Ab- dyen zig zonder grond hebben beroepen op hun- ne Privilegien? Zouden de Staten van Braband, be- nevens de Abdyen, anderzins het hebben durven. wae 462 N:-C. LAMBRECHTSEN ÔVER banken wierden afgetrokken, en in za. ken, in’ geheel niet Kerkelyk, aan ° Regtsgebied der Bisfchoppen onder- worpen, mitsgaders, dat. Vreemdelin- gen tot de Regeering moesten wor- den toegelaten , maar bovendien wier- den de oude Bifchoppen en Kloosters in hun voorig regtsgebied. en. inkom= ften aanmerkelyk benadeeld (t). Daar- enboven bedoelde Philips-er voorna- melyk mede de invoering der Inquifi- tie, gansch ftrydig tegen alle Godde- DE ly- wagen, om het gefchil aan de uitfprâak van een on- zydig Regter te verblyven? Zouden anders fom=, mige Steden zig tegen de inneming der Bisfchop- pen dadelyk hebben durven aankanten? Zou men ten dien tyde, die van Leeuwarden, Groningen; Deventer en Roermonde, met zoo veel fchoone woorden en beloften hebben tragten te bewegen, om hunne Bisfchoppen in te nemen, doende hen door hunre Stadhouderen aanzeggen, dat ’s Ko- pings meeninge niet was, om daar door de Staten of Landen in eenige hunner Verbonden, Privile=; gien, Oude gebruiken en Vryheden te verkorten enz. (pasfim by Bor [, Boek fol. 17—21.) Zouden eindelyk Willem de Ll, en de Staten van Holland zoo onbefckaamd geweest zyn, om in hun meer= gemeld Smeekfchrift aan den Koning, de invoe- ring der nieuwe Bisdommen in deze Landen zonder eenigen grond, uit te kryten als een opezt= byke krenking wan alle Landregten en bezworen Privile= gien? Zie vooral Strada de bello Belg, L. Il, p. me 50 56, die.dit (tuk opzettelyk behandelt. (t, Verantwoording van Willem den LI. van 1568, bl, 17—19. Watfon be. I. Deci bl, z16, I17e DEN EED VAN KONING PHILIPS. 463 Iyke en Menfchelyke Resten, zoo, die ieder mensch zyn aangeboren, als, die de Nederlanders van hunnen Vorst plegtig verkregen hadden. Philips kon daarom, ligtelyk , voorzien , dat zyn ontwerp omtrent de vermeerdering der Bisdommen veel tegenfpraak lyden zou, en dat men zig daar tegen, op grond van ’s Lands voorregten, die hy zelf bezworen had , zou aankanten. Hy was dan ook, buiten twyfel, be- dagt, om die: hinderpaal weg te ne= men, door zig van zynen Eed, im mers voo verre dezelve tegen dit oog- merk ftryden mogt, plegtig te doen ontheffen. . Sonnius, door Philips ten dien einde naar Rome gezonden, zal zulks ook: waarfchynelyk in last hebben gehad: y was een afhangeling van den Ko: ning, en zyne oogmerken geheel en af toegedaan. Hy ftond nog daarenbo- ven tot zyn aandeel een der nieuwe op: teregten Bisdommen te bekomen (m). Zyne lastbrieven aan den Paus waren dringend en naauwkeurig (n), en kon- ; den (m) Eerst kreeg hy het Bisdom van ’s Herto- genbosch, daarna van Antwerpen, WWageraar VL Beel bi. 64, 65. ‚ (a) Burguudins L‚, Tp. 22, Add, Bor I, Boek f. 16,* 464 N: C‚- LAMBRECHTSEN OVER den dus niet nalaten deni verwagten ín: vloed te maken op het -hárt van Pau- lus den IV»: gelyk deze-dan ‘ook in zy. ne Bulle de meeste ftellingen,, in de gemelde lastbrieven begrepen, „aans voert en overneemt, Gao wite Dus, onderandere tedenen,: die den Paus:tot ‘die aanzienelyke ver- meêerdering der. Bisdommen bewogen hadden, beroept hy-zig: opde groote moeijelykheid. voor. de, weinige , Bis- fchoppen ;- in deze, Landen. zynde, om , met behoorlyke neerftigheid 4 zulk een groote menigte van Zielen te regeeren, te meer om dat de genen, die onder hun Regtsgebied woonden; onderfcheiden fpraak en inftellingen hadden , en ook fommigen van hun zulke Privilegien (let wel), dat men hen voor den Bisfchop niet beroepen mogt: makende mitsdien ter bevestiging zy- ner inftelling nietig en wan geener waars den, indien daar tegen door iemand iets ondernomen wierd, niettegenftaande eeni- gerbande Statuten, Gewoonten, Privile- gien; al was het „dat zy bevestigd waren met Eede (0). | Wie (o) Miraeus Donat, Belgie. L. I, e. 156. Operum Piplom. Ip. 472. En Bor Il, Boek fol, 1619. DEN EED VAN KONING PHILIPS. 465 „Wie fchrikt niet op het hooren van zulke fpoorloosheden? Ondertusfchen; hoe meer ik de zaak inzie, hoe meer ik overtuigd worde, dat, zoo lang men geen uitdrukkelyke Vrybrief van een der Roomfche Kerkvoogden kan bybrengen, waarby Philips ontheven word van zynen Eed, by den aanvang van zyn beftuur gedaan; zonder dit Eeds-ontflag betrekkelyk te maken tot deze of geene vergunning in het by= zonder, men de getuigenisfen der Ge= fchiedfchryveren , hier voren deswes gens opgegeven, waarfchynelykst te verftaan hebbe van den zo even aans gehaalden Brief van Paulus den IV. nopens de vermeerdering der Bisdom: men in Nederland, door zynen Op= volger Pius den IV. bevestigd: niet zoo zeer als of dit de eenigfte Brief _ was, waarby Philips van zynen Eed, tot onderhouding van ’s Lands voor- regten gedaan, ontheven word, maar voornamelyk om dat de vermeerde- ring der Bisdommen eene volkome vernietiging van byna alle de Vryhe- den en Voorregten der Nederlanderen medebragt en bedoelde. Hoe het ook zy, al was geen alge- IX. DEEL. Ge mee 466 N. C. LAMBRECHTSEN OVER meener ontflag van Eede immer of ooit aan Philips gegeven, al was hy flegts ontheven van het nakomen van zodanige inftellingen en voorregten, welke hem in Zyn oogmerk nopens de. invoering der nieuwe Bisdommen zoue den in den weg geweest zyn, wie ziet niet, dat dan nog, en in allen gevalle, juist daar door, de geheele Eed van den Vorst, by zyne blyde Inkomften en het aanvaarden der Regeering ge- daan, wierd. op losfe fchroeven ge- fteld, en alle de Regten en Privilegien der Nederlanderen wankelbaar en kragteloos gemaakt, daar het voor- naamfte doelwit dezer inftelling was, om de uitvoering der ftrenge.Placaten tegen de zogenaamde Kettety te be- vorderen, en de Inquifitie, dien Geese fel van het Menfchelyk geflagt, dat vernielend werktuig der Geestdryve- ry, met alle magt, in Nederland door te zetten? ; Zodanig intusfen was het gefteld met de Resten en Privilegen der Ne- derlanderen! Een Mensch in een ane der en afgelegen Land, tot wie zy gee- ne de mintte betrekking hadden, im- mers niet in het burgerlyke, maakt à al- DEN EED VAN KONING PHILIPS. 4Ó7 allen kragteloos , door den ban weg te nemen, die ze allen verzekerde en {a- menbond. Men kan niet zonder afgryzen lezen de Vrybrieven of zogenaamde Bullen der Roomfche Kerkvoogden. Daar zy zigzelven boven alle Weereldlyke en Kerkelyke Oppermagt verheven oordeelden, befchikten zy en beflisten onherroepelyk omtrend alle zaken, hoe afgefcheiden van hun gezag en af- gelegen van hun Regtsgebied. Hunne Vrybrieven waren altoos gefterkt met de allernadruklykfte vermaningen, dat by dezelve wierd gederogeerd aan alle voorgaande daar tegen ftrydende Wet- ten, Privilegien, Gewoonten enz. hoe Kraglië, en van wien ook gemaakt , hoe plegtig bezworen. Daar de Vorften hun belang vonden in zulke gereede hulpmiddelen om hunne flinkfche oogmerken te bevor- deren, en de voornaamfte hinderpalen weg te nemen, welke hen plegen inden weg te ftaan, vonden zy doorgaans de Paufen ’er gewillig toe. Deze deden hier door hun gewaand gezag wyds en zyds gelden, en verpligtten de Vor- ften op hunne beurt, tot een gelyke Gg 2 ge- 468 N. C. LAMBRECHTSEN OVER gedienstigheid, terwyl het Mensch- dom zugte onder de uitwerkfelen de- zer heillooze oogmerken. Philips zekerlyk wist ’er zig mees- terlyk van te bedienen. In alle onge- legendheden nam hy hier toe een ge- reeden toevlugt. Tot belagchens toe bygeloovig , en ingenomen met een waren of geveinsden eerbied voor den Roomfchen Stoel, en met de hoog- vliegendfte denkbeelden van deszelfs onfeilbaarheid, ontleende hy hier uit geen ongefchikt hulpmiddel, om zyn ontrust gemoed te vreden te ftellen. Na de dood van zyne tweede Egtge- noote Maria, ftelde hy zig eene Egt- verbintenis voor met Elizabeth, haare en zyn aangehuwde Zuster. En daar zulks aanliep tegen Goddelyke en Menfchelyke Wetten , nam hy voor van den Paus het noodig ont{lag daar van te verzoeken. Hy liet zelfs hier van aan de Koningin kennis geven, ten einde deze haare Zusterlyke be- trekking op Philips niet zoude kunnen aanvoeren als een grond van weige- ring. „Dan Elizabeth kende te wel haa- re belangens en ’s Paufen onvermo- gen, om wetten, welke zy eerbiedig- | zj ‚DEN EED VAN KONING PHILIPS. 459 ‚de, inderdaad kragteloos te maken, dan dat zy de aanbieding van den Spaanfchen Vorst wilde aannemen (p). De tusfchenkomst van Rome’s Opper- priester was dus onnoodig voor Phi- lips om hem eene Egtgenoote te ver- zorgen, dog kwam hem welhaast te ftade, doe hy zig van eene andere ont- flagen had. Na het vrugteloos afloo= pen der onderhandelingen met de En- gelfche Koningin, huwde Philips aan Elizabeth (q) eene dogter van Hendrik den HH, Koning van Frankryk, fchoon dezelve reeds aan zynen Zoon Prins Karel (zoo wreed, daarna door zynen ontaarten Vader ter dood overgegeven niet zonder vermoeden van door ver- gilt te zyn omgebragt (r)) verlooft was. an eenen verboden minnenhandel, met Donna Eufrafia langen tyd heb- bende aangehouden, en te onvreden over de gemeenzaamheid, die men de Koningin met haaren aangehuwden Zoon Karel te last lei, ontfloeg hy zig van Elizabeth en deed haar, zoo Gg 3 men ë (Pp) Watfon Leven van Philips den II, L Deel bl. or , 92, (q) Doorgaans genaamd M/abelle van Valois. Cr) Bor IV. Bok fol, 160, Hooft IV. Boek bl, 192, 470 N.C, LAMBRECHTSEN OVER men wilt, van kant helpen, terwyl hy zig door Pausfelyke Vryfípraak gerust ftelde tegen de verwytingen, welke het natuurlyk gevolg zyn moeste zyner wreede en ontaarte handelingen (s). Daar Philips dus, niet alleen in het beftyur zyner Landen, maar ook in zyne byzondere huishoudelyke betrek- kingen, zig wist te bedienen van de Vrybrieven der Roomfche Kerkvoog- den, en zig daar door waande te ver- heffen boven Goddelyke en Menfche- lyke Wetten en Inftellingen , welke anderzins voor heilig en onfchendbaar wierden gehouden, zou men zig te vergeefsch verwonderen over zoo vees ze onverfchoonelyke en isa on- egrypelyke misflagen en buitenfporig- den vin den eerd die dn, ErÉ landen verdeeld hebben, zyne Regee- ring hatelyk gemaakt, en den naam van Philips den III, voor altoos een onuitwisbaren vlak zullen aanvryven, Mogen wy ons zelven geluk wen- Schen , dat men thans in deze Landen voor geene Abfolutien of Eeds-ontíla- kingen der Roomfíche Opper-prieste- ren _ (Ss) Apologie van Willem den I, bl 35, 36. Hooft Nederl, Hift. IV, bl, 192 DEN EED VAN KONING PHILIPS: 471 Kk ren meer te vreezen hebbe, en dat on« ze Geestelykheid nog gezind nog magtig is, om de wederkeerige be- trekkingen tusfchen de Regeering en het Volk kragteloos te maken, wy mogen echter hartlyk verlangen, dat de heiligheid der Keds-verbintenisfen meer algemeen onder ons wierd geëer- biedigd. En het was te wenfchen, dat, daar de kwade trouw dezelve, van tyd tot tyd, meer en meer nood- zakelyk gemaakt heeft, en dus de in- druk, die de Eed in vroegere tyden doorgaans pleeg na te laten, door de gewoonte aanmerkelyk is verminderd, men op middelen bedagt was, om de pienteenen, by het afleggen van een ed gebruikelyk, te hervormen en ernftiger te maken, ten einde was het mogelyk door dit middel, de aandagt meerder te bepalen, en aan het hart die gevoelens mede te deelen, door welke het als dan zoo noodzakelyk be- hoort bezield te zyn. Ja het was te wenfchen, dat de oude Eeds-voorfchriften, die doorgaans in vroeger tyd opgefteld, de zeden, denkbeelden en gebruiken, die toen plaats hadden, onderftellen, en nu by Ge 4 ver: 472 N.C. LAMBRECHTSEN OVER ENZ; verandering van tyden en zaken on- mogelyk kunnen of behooren na den letter te worden nagekomen, naauw- keurig wierden overzien, en na de ome ftandigheden, waar in wy thans leven; veranderd en gevormd, ten einde aan de eene zyde het gemoed van hem, die zweert, gerust te ftellen , en te verzekeren van het wezentlyk oog- merk des genen, die den Eed heeft af= gevorderd, en aan de andere zyde alle eigendunkelyke uitleggingen voor te komen, die het bederf van ongelukki= gen en wanorde in de Maatíchappy zouden kunnen veroorzaken, N. C. LAMBRECHTSEN. VOOR: Blad. 473 VvooORBYGANG | Vv AN M E RCU R EU S OVER DE rd Oo N;, DEN 12 NOVEMBER 1782, BEREKEND DOOR JePe PO Go RTE "Rt xs aad ES De voorbygangen- van Mercurius over de Zon zyn voor de Sterrekunde zeer gewigtig. Hier van daan, dat men, om die verfchynfels wel waar te nemen, verre, gevaarlyke en kostbaa: re reizen oridernomen hebbe. Getuige zy de yverige Shakarloeus , een Engels- man, die, uit oorzaak van den voorby- gang van Mercurius over de Zon den 3 Ga Nou. 474. J- P. FOKKER, VOORBYGANG Nov 1651 „ dé reis na Surâtte in Oost- Indiën ondernomen had; de beroemde Halley, die in ’t Jaar 1677 , om dezelfde reden naar het Eiland St, Helena was wertrokken ;- de beroemde Heer de Plfle, die voorbedagtelyk uit Peterse burg na Berefow in Siberiën was ver- trokken, om den voorbygang van Mercurias Anno 1753 waar te nemen; waar in die Heer egter door de neve- len, die een uur te laat opklaarden, te leur gefteld werd. (Zie de la Lande Astron. $ zooo en vervolgens.) De beminnaars der Sterrekunde in ons Vaderland zullen diergelyke ge- vaarlyke reizen niet behoeven te on- derneemen; het zal genoeg -zyn, om den voorbygang van Mercurius geheel waar te nemen (het weder gunftig zyn- de) zig in het Westelyk gedeelte van _ ZEELAND te bevinden; zullende de overige Provintien in ons Vaderland den uitgang van Mercurius niet kunnen Zien. De Heeren Halley en Wbhiston had- den reeds voor het Jaar 1723 Tafels van de voorbygangen van Mercurius | | in _ VAN MERCURIUS OVER DE ZON. 495 in ’t ligt gegeven; dan de Sterree kundige ‘Tatels zyn fints dien tyd aanmerkelyk _verbeeterd: waarom dan ook de Heer Zrébuchet een nieu- we Tafel van de voorbygangen van Mercurius gegeven heeft; zig bee dienende van de nieuwe Tafelen van den Heer de Ja Lande, dog met de kleine vereffeningen te verwaar= loozen, De voorbygang van Mercue rius moet, volgens dien Heer, voors _ vallen Ao. 1782. 12 Nov. 3° 48’ 41” — midd, tyd te Parys. Waare Geocent. Lengte 7' 20° 26’ 30", Geoc. N. Breedte 15’ 5o'’ in Conjunctie (de la Lande Astron, $ 2029). De ingang van het Centrum van Mercurius op den Schyf der Zon ten 3" 2’ waare tyd te Parys: de uitgang ten 4* 22’ (Supplem, pour |’ Astron. par M. de la Lande pag. 647.) Ik heb my insgelyks van de Nieuwe ‘Tafels bediendt, en op de kleine ver- effeningen gelet. Zie hier het Re/u/tat der berekening, Ao. 476 J.P. FOKKER, VOORBYGANG Ao. 1782. 12 Nov‚ou Zons Lengte==7t 2c° 17’ 3/8. 42 == 0278 ou Leng.v.Mere.==It 19° 28 12/72, qe — ZI 20 29 22,3. man onsen a Zo dat de opzigtelyke uurbeweging van Mercurius uit de Zon gezien is= 12.46’, 3; en de tyd der Conjunc- zie 12 Nov. 3* 49’ 35’ midd. tyd te Pa» rys, wanneer de Lengte der Zonne isz=7t 20° 26 42, 3. De Geor. Lengte van Mercurins=7 20 26 425 4. De Helioe. Breedte van Mercurius is den 12 November ou == 27 16 6, EE JU/40' 35E F4 AO Tae Zo dat de uurbeweging in Breedte uit de Zon gezien is= 1’ 52 24/". De helling van den betrekkelyken loopkring van Mercurius op de Zcli- prica vindt men = 8° 20’ 44". De uurbeweging van Mercurius op den betrekkelyken loopkring uit de Zon gezien = 12’ 54’; 5. De kortfte afftand van de middel- pun- VAN MERCURIUS OVER DE-ZON. 47% Kunten van Mercurius en de Zon uit e ZonseiEn — sh 4. De Geoc. Noorder Breedte ten ye der Conjunctie = 15! 52", 9. De kortíte afftand der Middelpunten van Mercurius en dp Zon uit de Aarde gezien = 15’ 42’, De uurbeweging van uren uit de Aarde gepien 5535 Waaruit men weivolgens| afleidt ei In: 478 J.P. FOKKER, VOORBYGANG \ “68 195 nb u O1 af "ST ,5E n? ‚p ‚08 av mn eeen ‚Eb PL | af mn eee “58 CI a? 466 13 nv el "486 Ov nf 71 ‚35 n6 „8 JOS n£ °436 np n6 mn EE ne | nn ee en jn ee een pÁ1 AIEE MA esntinraap] pÂd SALE MA UBA SUBS ego lu0) p£3 OIEB AA _ ‘Suedhq -1004 Up UEA UoppPIjN 39H jennen vn EN vegen ET OE pm. Jaen vn ann EN puojasz Up Sangpappinl OL “WEeplj wy aL mam LEO ul nen en "EI Pc ( us “404v042f40 19U 145 OI n6 uee Supo ol, nË “10470 12[40 19U ‚46 11 uee € sluvg aL ‘AON 91 “sRLI pÂ1 alee MA'UOZ ap do sranssapy UBA LLU) Joy ueA SuedU) EER CEN md nn ne De VAN MERCURIUS OVER DE ZON. 479 _ De Zon gaat op dien dag onder te Parys ten 4" 37’ 15” — Amflerdam — &° 25’ 13” — Leiden — 4° 26’ 8 — Middelburg — 4°, 28’ 157. Weshalven de Zon te Parys en te Middelburg ten tyde van den uitgang van het Centrum van. Mercurius nog op is. | 455 VEKLAARING VAN DE P Br A AT. Virit & vart Metcurius over de Zon, gezien uit het Centrum der Aarde, gerekend, uit de Tafels van den Heer de la Lande, voor de Middaglyn van het Obfervatorium te Leyden 1782. 12 November, Mercurius in A ten gu 1’ 2”. rn en B Eed 3u 5o' 3% — I) gu 30’ 4’. VV is de Verticacl ten tyde van het Midden van den Voorbygang , wanneer Mercurius in B is en de afftand der Middelpunten van Mercurius en de Zon == BC == 15’ 42’, 2 alle 5 N eg En oe Caz AL Ur ed D* Dl Bladz: 48t AANMERKINGEN SMYRNASCHE PENNINGEN; DoOooR JONA WILLEM TE WATER: ELS Ke IR de meeste en voornaamfte Munt- kabinetten is geen gebrek van koperen Penningen, die tot de {tad Smyrna be- hooren; doch die in ’t goud en zilver ziet men ongemeen zeldfaam, zelfs in de volmaaktfte verzamelingen, voor= komen. Hier over verwonderde zich, met reden, de Heer PELLERINs; uit aanmerkinge van den roem en luister dezer Stad, welke veele andere in hoogen ouderdom overtrof (a), zich ZX. DEEL. Hh bee (a) neroporus hb, 1, cap. 149, 492 J.W. TE WATER OVER EENIGE beroemde op haaren inboorling Ho- merus (b), en voorgaf nergens in min- der te zyn, dan de aanzienlykfte fte- den van Afia, zelfs niet dan Efezen (c): waarom deze ftad de hoogtte eertitels droeg (d), en den voorrang aan de overige betwistte, zoo dat zy, veel- tyds, in de eerfte plaats Op zulke pen- “ningen gemeld worde, die van haare verbindtenisfe met Efezen en Perga- menen gewag maken (e). De beroemde Geneesheer RICHARD’ MEAD gaf, in het jaar 1723, bericht van fomimige koperen Smyrnafche Penningen, op welken de naamen van Zeu- “(b}-HERODOTUS in Vita Hometi, cap. 5. PAUSAS NIAS in Achaic, cap. 5. Conf. SPANHEMIUS de P.-ét' V. Numismatums pag. 4875 488, edit. 1671. CC) 'VAN-DALE iz disfertat, Antiquitatibus et Marmo= ribus illustrandis-infervientibus „pag. 297 5'327 fjge 5 (d) SPANHEMIUS Á c. pag. 412, 509-693» 8845, e? in diatriba de-Numo Smtyraaeorum S, de Vesta et Pry- zanibus-Graecorum , pag. 337, 338, VAN DALE Lec. paze 2408 323 f7s + Es CORSINUS in wAppendice ad: Notas; Graecorum, pag, CXXVIL T. SMITH Not; fepter Afin, ae Ecclef pag. 563 ÓIs MURATORIUS” Zhefs Infir. pag. * BEL arenrns O199V PUIW «HEIT TOS CE) sPANHEMIUS Je, 6 pags 5704 792-5794e OCT FALCONERIUS de Nwumo dApamenfi, pag. 2432 244,3 273: Men vindt, echter; by die en andere-fchry*= vers voorbeelden, dat Smyrna, fomtyds, niet vooraan geplaatst worde. VA eurTodo 'SMYRNASCHE ' PENNINGEN. 483 Zeuxis, of: Keuxis „ Hicefius ‚Apollo phanes;Jatradorus, Tafon, Atbenago- ras, Sarapion, Pafiérntes,-Metrodorus en Hermogenes gevonden worden. Hy hadt Hermacles by dezen konnen voc- gen. (Ff); om:nu vananderen.niet te {preken dievons ‚ naderhand ; “zullen voorkomen. Die geleerde Man, wiens verhandeling (eg) over de genoemde Penningen zeer vernuftig gefchreven en lezenswaardig is, wil ons doen ge- looven ; „dat alle.die gemelde mannen’ Geneesheeren zouden geweest zyn, tot, wierveer: die Penningen door «de Smyrneërs geflagen zyn. Dit onge- woon gevoelen ‚ fchoon met: groote geleerdheid ‘en belezenheid -aange< drongen; ‘heeft echter weinig ingangs- gevonden, of. by den geleerden wi sE (h), die zich de moeite gaf om het te wederleggen „ of by den by uitftek Penningkundigen PELLERIN, die eeni« ge Smyrnafche Penningen; ten groot” {ten deele'te voren onbekend, aan ’£ "il vHhrgos „owuenliche (Í) SPANHEMIUS de Numo Smyraaeorum, pag. 371. (g) Disfertatio de Nummis quibusdam a Smyrnaeis in Medicorum honorem percusfis , adiecta Orationi anniverfa= riae Harveianae, a, 1723 habitat, pag. 31—78. Ch) Zu Catalogo Nurmmorum antiguorum friniis Bodleis “nis veconditorum , (Oxonii 1750) pag. 20I. 434 J.W. TE WATER OVER EENIGE licht gebragt, en, naar zyne gewoon= te, op eene voortreffelyke wyze, op- gehelderd heeft (t). De negen zilveren Penningen van Smyrna, die in het uitmuntende Kabi- net van den Heere P.van Damme be- waard, en op de hevensgaande Plaat naauwkeurig afgebeeld worden, wa- ren tot nu toe onbekend , en, zoo veel ik heb konnen ontdekken, nooit te voren uitgegeven. Zy verdienden, echter, tot kennisfe der liefhebberen van de Penningkunde te komen, zoo wegens hunne fchoonheid, welke zy, na den afloop van zoo veele eeuwen, behouden hebben , als om derzelver zeldfaamheid, welke zoo grootis, dat de Heer PELLERIN (k), die drie foort- gelyke aan ’t licht gebragt heeft, ge- tuigde, geen kabinet te kennen, waar men dergelyke bewaarde, en ook geen oudheidkundigen, die ze ooit ge- zien hadden. Men zal derhalven, zoo. ik vertrouwe, de openlyke bekendma- kinge van deze negen Penningen goe eu- (Ì) Recueil de Medailles du Peuples et de Villes (à Paris 1763) tom. II, pag. 78—93 , PL LVIIL Ck) Recweil Gee zom. IÌ , pag. 79e SMYRNASCHE PENNINGEN. 485 keuren, en myn kort bericht omtrent dezelven niet geheellyk afkeuren: ter- “wyl zy, die den naam van Penning+ kundigen dragen en verdienen, de verdere verklaringe dezer Penningen, beter dan ik, zullen konnen opgeven. Men vergenoege zich, midlerwyl;, met deze weinige aanmerkingen, De Voorzyde is, op alle deze Pen- ningen, dezelfde: een vrouwelyk ge torend hoofd; het gewoone kenmerk der fteden (Il), en ook in ’t byzonder van Smyrna (m). De oudheidkundi- _gen,vooral sPANHEIM,SEGUINUS, MEAD; en anderen, hebben nader onder- zocht, of het getorend hoofd, op de Penningen van Smyrna te vinden, te houden zy voor het hoofd. van Apol- lo, wien men dan eenigzins zou moe- ten herfcheppen in eene vrouwe, of van Cybele, Vesta, Hygias, welke voor de dochter van Aefculapius ge- houden en te Smyrna (n) zeer geëer= Hh 3 bie- (1) SPANHEMIUS de P. et V. N. pag. 492, #4 de Numo Smyrnaeorum , pag. 336, 337 (m) P. SEGUINI Selecta Numismata antigua , PaZa 31, 32. (Nn) ARISTIDES Serm, facr, TIL et IV, Nd 486 J.W. TE WATER OVER!EENIGE biedigd werdt, of van eenige andere godinne. Wieder geleerden gelyk hebbe, zou my kwalykftaan te willen beflisfen. Elk, die lust heeft, kan zelf de redenen, door die Mannen voor hunne gevoelens bygebragt, lezen en overwegen, st ie pi Op de Achterzyde dezer Penningen ftaat of seen leeuw. dat zeer gemeene zaam is „ of een luipaard, °t gene zeld- faamer is, naar de aanmerkinge van PELLERIN (0), by wien ook. twee Smyrnafche Penningen , op welken een leuipaard- voorkomt, te vinden zyn. „De redenen, waarom fommige fteden het eene geflacht of foort van dieren boven het andere verkozen hebben op hunne Penningen te doen plaatfen, zyn door SPANHEIM, in zyn onvergelykelyk werk over de nuttig- heid der Penningen, ‘in % breede op- Segenen ‚en met bondige bewyzen geftaafd (p). mgee Men vindt op alle deze Penningen den naam „EMYPNAION , en ziet, dat | de (o) Recveil de. tom. Ir Pag. 78: (p) Disfert, IL, 4 al SMYRNASCHE PENNINGEN. 497 de letter Z gefchreven worde T , even als op andere oude Penningen, en in de vroegfte Griekfche Opfchriften (q): zynde de oude gedaante der letter T allengskens in die van Z veranderd (r). In een Opfchrift, eerst door KUSTERUS uitgegeven en met geleerde aanmer- kingen verrykt (s), leest men ook Zuverme en Zuvovawmy. Dus vindt men dien naam mede op veele andere pen- ningen by BEGERUS (t), SPANHEMIUS (U) s LIEBE (v) ; en PELLERIN (w). _ By GRU* werus (Xx) iseen Latynsch Opfchrift: DIVO IVLIO CIVIT ZMYRNAE- ORVM. Meer voorbeelden zyn on noodig. Het is, echter, gewooner, | Hh 4 dat (q) SPANHEMIUS de P, ef V.N. pag, 53, 54. Ge Te CASTELLUS ir mova collectione Veterum Infcriptionum Sim ciliae et obiacentium infularum , CPanormì 1769) „ Proles gom. pag. XL, XLI. E. CORSINUS de Notis Graecorum Laze 25e „ad (r) B. CHISHULL ad Infeript, Sigeam, pag. MMCX tom. IV Thefaurt Muratoriani, (s) Memoires de |’ Acadómie Royale des Infiriptions et et Lettres tom. XVII, pag. 665—67L„ vooral pag. (t) Thefaurus Brandenburgicus, tom. T, page 490. (u) De P, et V.N. pag. 75 (Cv) Gotha Numaria, pag. 333, 334e Cw) Recueil de Médailles du Peuples et de Villes, Plays che LVIIL (Z) Iufeript, pag. CCXXV. Te he 488 7. W. TE WATER OVER EENIGE dat de naam dezer Stad en van haare burgeren, zoo op de Penningen en in de Opfchriften, als by de Griekfche en Latynfche Schryvers, gefchreven worde Cuuwa, Zpuova, Cpuoaua , 2pvevaior, Smyrna, Smyrnaei. Dit is te bekend, dan dat het behoeve bewes zen te worden. Men moet, derhal- ven, zich verwonderen, hoe LIPsI- Us (y) hier in kon dwalen, en fchry- ven, dat in de Opfchriften en op de Penningen deze Stad Zmyrna, en niet Smyrna, genoemd worde. Beide vindt plaats; doch allermeest het laatfte, De eigen naamen, op deze negen Penningen voorkomende, Apollodo- tus, Heraclides, Mlofchus , Dionyfius, Polynicus, Apollopbanes, Leocrates, en Pbanes, vorderen geene byzondere ophelderinge, Sommigen zyn minder bekend; anderen komen telkens voor, zy by oude Schryvers, ’t zy op ver- fcheiden Penningen, of in veele Griek- _fche en Romeinfche Opfchriften, Het zou weinig moeite kosten, doch min- der nuttig zyn, het laatfte met ouk _ beel- (7) Ad TACiTuM ib, IV, Annal, cap. 56, SMYRNASCHE PENNINGEN. 489 beelden te bevestigen. — Op den vyfden Penning ftaat, onder den naam Dionyfius, BATZ, even als op een’ an- deren Smyrnafchen Penning van Me- trobius, door PELLERIN (z) uitgege- ven; doch die geen verklaringe van dit woord opgegeven heeft. Ìk ver- moede, uit vergelykinge van andere Smyrnafche Penningen (a), dat die letters BATS moeten aangezien wor. den voor het begin des naams, wel- ken de vader van Dionyfius gedragen heeft, en die hier gemeld wordt, om dezen Dionyfius te onderfcheiden van zulken, die denzelfden naam in dien tyd te Smyrna voerden, of, liever, die voorheen dezelfde waardigheid, als hy, bekleed hadden, en ook Dio- nyfius waren genoemd geweest. — Op den zesden Penning, van onderen, {taat zeker merkteeken (Monogramma), ’ gene den naam der ftad Smyrna aan« duidt, en op meer andere Smyrnafche Penningen voorkomt. Het is van grooter belang te onder- wah zoe- CZ) Loe, cit. Pl. LVIIL 46. d (2) By PELLERIN /, c‚ pag, QO, Een MEAD /, c. Tub. A ef . 490 J.W. TE WATER OVER EENIGE zoeken, hoedanigen rang en waardig- heid alle deze gemelde perfoonen te Smyrna bekleedden. ‚Men kan den-beroemden Genees- heer MEAD naauwlyks kwalyk nemen, dat hy, ten blykevan achtinge voor zyne oude kunstgenooten, enter ver- grootinge van hunne eer, aan Genees- heeren gedacht hebbe. Ik zoùde niet durven lochenen, dat eenige Genees- heeren te Smyrna dezelfde naamen;, die op fommigen dezer: Penningen ge- vonden. worden , gedragen: hebben; doch hier uit volgt geenzins, dat die Penningen geflagen zyn ter eere en ges dachtenisfe van zoodanige Geneeshees ren. En gefteld, dat de een of ander vande hier voorkomende mannen de Geneeskunde te Smyrna geoefend hebbe, ja zelfs, gelyk MEAD zich: er- gens uitdrukt, Hoogleeraars in die we- tenfchap geweest zy, zoo volgt noch geenzins, dat deze Penningen tot hun- ne eer, in de hoedanigheid van Ges neesheeren, vervaardigd wierden. Op de Penningen, welken ik hier onder het-oog brenge, is niets te ontdeke ken, ’t gene ons aan Geneeskundigen kan doen denken; doch op nd ken, dn dd SMYRNASCHE PENNINGEN. 491 ken, door PELLERIN uitgegeven, is in tegendeel meer dan één bewys, «dat „wy metgeen fchyn van waarheid aan hun konnen denken. Eene vluchtige befchouwing derzelver zal elk-hier van ten eerften overtuigen. ’T was, der- halven, niet zonder reden, dat Prr- LERIN, en reeds te voren wise, het gevoelen van MEAD geheel afkeurden; gelyk hier boven gezegd is. _ Wy zullen veiliger het voetfpoor Van SPANHEIM, SEGUINUS €en PELLERIN volgen, en aan zulken denken, die het voornaamfte bewind in burgerlyke en andere zaaken te Smyrna in handen hadden, en dus boven anderen in aan- zien verheven waren. Dezen komen ons onder verfcheiden benamingen voor, die onze opmerkinge wel waar- dig zyn. De voornaamfte eertitelen, federt oude tyden, te Smyrna bekend, waren de. volgende; Iegeus, Agiegeug, ZTeaTnyos, Aex, Aotaarns , SreDanDee 005, Tapis, Tevraus, De laatfte vor- dert, hier, onze byzondere aandacht; doch ’t zal genoes zyn, met een enkel waord van alle de voorgaande te fpre- ken. | Be- 492 J.W. TE WATER OVER EENIGE Beginnen wy van Isgeve, Ten tyde van Seleucus Callinicus, Koning van Afia, maakten die van Smyrna en Ma- gnefiaeen onderling verbond, waar van het begin was: Ez Ieeews Hynouv, geDavnDogou de Tbodwoov (b). De ge- leerden hebben voorlang opgemerkt, dat deze naam, en elders, en te Smyr- 4, aan zulken gegeven wierde, die in groot aanzien waren en het voor- naame bewind voerden, niet alleenlyk in het godsdienftige, maar ook in het burgerlyke (c). Trouwens, men heeft naauwlyks ander bewys noodig, dan het bygebragte begin des verbonds tusfchen de Smyrneërs en Magnefiërs. De naam van Aaysseceug is my voor- gekomen op een’ Smyrnafchen Pen- ning (b) Marmora Oxonienfia pag. 1 fg. Ik zoude my noch beroepen op een ander Opfchrift, te vinden onder dezelfde Marmora Oxonienfia, en by SPONIUS Miscell, fect, X, pag 35I, indien j. GRONOVIUS iz Memoria Cosfoxiana pag. 159 En R. MEAD {, c, pag. 52 niet opgemerkt hadden, dat men IATPOT, en niet IEPOT, moete lezen, °_(C) FALCONERIUS de Numo Apamenfi, pag. 2825 VAN DALE de Autigg. et Marmoribus, pag. 2315 Le DU FOUR DE LONGUERUE de wvariis Epockhis et anni forma veterum Orientaiium , pag: 33) 34. | « ! r Ei SMYRNASCHE PENNINGEN. 403 ning (d): SMTP EPMIMIOS EPMO. TENOTS APXIEPE, Ik wete niet, dat men op andere Penningen, tot de- ze {tad behoorende, dien naam gevone den hebbe; doch men kan denzelven. aantreffen in een oud Opfchrift, eerst. door MONTFAUCON (ce), federt door MURATORIUS (f)) uitgegeven, en vooral opgehelderd door BOUHIER en HAGEN- BUCHIUS (g). Ook worden in andere Opfchriften en elders (h) Agee Ao1as vermeld. Of, en in hoe verre, de waardigheid van Agygseeus verfchil- de van dig van Isgeus, behoeve ik, hier, niet te onderzoeken (i). Het fchynt, gelyk fommigen denken, onbee twistbaar, dat het ampt van Acyueesug en Aoiaexns in Afia een en hetzelfde ge Cd) By PELLERIN J. c. pag. 89, ef Planche LVIII, 56. (@e) Iz Diario Italico, pag. 2OI , 202, (Í) Thefs Tuftript. pag. CLIV. 7. $ (8) J.G. HAGENBUCHII Epistol, Epigrapb. pag. 443 5—OL. (h) By MURATORIUS pag. DCLXXIV. 1. Men vindt dit zelfde Opfchrift by smirH zozit. 7 Afias Ecclef. pag. 22, 233 Em sPONIUS Miscell, fect, III, pag. Il2. Zie ook HAGENBUCHIUS Á, c. pag. 88, & WES- SELINGIUS ad Hieroclis Synecdemum, pag. 666 Óó7. (Ì) VAN DALE /, c. pag. 230 f4g. 494, J.W. TE WATER OVER EENIGE geweest zy. (k); terwyl anderen deze ampten, die echter. dikwyls door de= zelfde perfoonien ‘waargenomen. wer- den, van elkanderen onderfcheiden (I). Voor beide die gevoelens worden zul- ke bewyzen aangevoerd, ‘welke. een nâauwkeuriger onderzoek der geleer- den verdienen. « KS ide EE, _De ‘eefnaam, Srgaruyag is gemeen zaamer in de oude gedenkftukken, die. tot Smyrna behooren. Men vindt dien, op verfcheiden Smyrnafche Pennin- gen, door SPANHEMIUS. (IM), DE BO- ZE (n), en PELLERIN (o), uitgegeven; gelyk ook’ in een aantal Opfchriften, eerst aan ’ licht gebragt óf federt aan- gehaald door vAN DALE {p), GRONO- | SV: VI- Ck) SPANHEMIUS de P. et V. N, pag. 692, OLEARI= US ix nof, ad PHILOSTRATUM de vit. Sopbist, pag. SIS. (1) VAN DALE À c. pag. 274 f1q. VAILLANT Nu, max, mad. pâg- 27 THOMS Lettre à Mr, de Boze pág. 45e Men vergelyke de Schryvers , door woLFIus aan- gehaald iz Curis Phil. Crit. ad. Act. Apost. cap. XIX, 315 in welke: plaats de Nederlandfche overzetters het woord Acizeyu: vertalen Overften van Afien, (m) Diatriba de Nwmo Smyrnaeorum pag, 3395 3493 25-343. , 7 A nondies de Académie Royale des Inftriptious tom XVII, pag. I. (o). Loe cit. Planch, LVIIL 51, 57e (Pp) Loe. eit. Page 413 Jade : _SMYRNASCHE, PENNINGEN. « 495. VIUS (q), OLBARIUS, (1); 'CORSINUS: (5) 4 en anderen,, Het is; voorlang aange merkt; dat deze benaaming „ in:die meeste Penningen en. Opfchriften „ zeer verkeerdelyk opgevat worde van een? Veldheer of Krysoverften , daar. zy, zonder twyfel , tot het burgerlyke. beftier van Smyrna behoort (t); ten zy. 'er eenige woorden, gelyk fomtyds gefchiedt ,’ bygevoegd worden , “die den zin van het woord Srgariyos nader bepalen, en tot het krygskundige be- trekkelyk maken, ad ‚Het ampt van Aoiaoys was te Smyrs na zeer, bekend en beroemd; gelyk blykt uit eenige; Opfchriften (u) en Penningen (v),. Of, en in hoe verre, eenige. Steden haare. byzondere Afiars Chen, hadden, en wat hun post mede bragt, is door veele geleerden naauw- vs iste? RCN CANDE keu- (q) Memoria Cosfoniana pag. 145. XX, pag. 146. XXI, pag. 148. XXXVL f î kig CE) Ja mot, ad, PHILOSTRATUM pag. 5263 530 s 608 , 609, GL4» ‚ (CS) Ia. Disfertat, adiunctis Notarum Graecarum: collem: clionis pag. CXXVII, CXXVIIL (E):VAN, DALE, pag. 4O8-—418. CORSINGS /, c, PELLERIN pag. 823 83. WISE c. pag.-201. (u) VAN DALE pag. 2705 “305. - GRONOVIUS ix Mem, Cosfoziana pag. 1408 XXXVII, CV) PELLERIN pag, 85. Ke ‘ 496 J.W. TE WATER OVER EENIGE keuriglyk onderzocht, en, zoo veel gefchieden kon, bepaald (w). | De eertitel Aoywy was te Smyrna minder, dan elders, in gebruik, doch evenwel niet onbekend. Getuigen hier van zyn de Opfchriften by REINgst- us (x) en CORSINUS (y). Ik durve niet verzekeren, dat de Aeywv in die ftad eenig ampt, van de reeds gemelde on- derfcheiden, bekleed hebbe. _ SreBambogog was te Magnelia de naam van hem, die het hoogfte be- wind van zaaken, zoo burgerlyke, als godsdienftige, in handen hadt (z). Sedert de Smyrneërs in eene naauwe verbindtenisfe met die ftad getreden waren, fchynt dezelfde eertitel ook te Smyrna in gebruik geraakt te zyn. Men leest van Heraclides by PriLO= STRATUS (a): xv sedavnDooov aopnv Tad duToIg Cw) Men zie-de Schryvers, boven aangehaald bladz. 494, en vergelyke de geleerde Verhande- linge van R. REYNEN de Afiarchis , eorumgque munere et diguitate , verdedigd te Utrecht „ onder voorzictin= ge van den grooten WESSELING, in % jaar I753« (x) Infcript. Cl, 1. 206, (Cy) Loc. cit. pag. CXXVII, CXXVIII. (zj Pofis apud ATHENAEUM lib, XII, cap. 8. (a) De Antigg. ef, Marmoribus pag, 30035 SMYRNASCHE PENNINGEN. 407 duroug Hokev, AD 15 Tög Evidvroig Tibevrat Spuvovator Ta dvonata. Van welken aart deze waardigheid, zoo te Smyrna, als elders, geweest zy, is in t breede door VAN DALE (b) aarigewezen, Eenigen bekleedden, te Smyrna; de waardigheid ván Tamas, dat is, van Ontfanger of Rentmeester der Stad. Als zulk een komt ons voor Klaudius Paulinus in een Opfchrift (c)s waar hy genoemd wordt Twraug, dyogovorios , Tapias , Bobhasyos , upe VATIALKIG , TOATNYOG ERI TOY ÔTAY , vewe Hogos , YLAMMATODUME „ Òeramewrog „ yeaunareug òdvpriwv, In een ander Opfchrift ftaat Onefimus Paternianus bekend als TIovravs mowros en Tamag Ts modes, t. w. van Smyrna (d). Op een’ Smyrnafchen Penning (e) leest men BIQNOC TAMIOT; waar over PELLERIN aanmerkt, dat deze eers IX. DEEL hi naam Cb) De Antiggs et Marmoribus pag. 360389. (c) GRONOVvIL Meémeria Cosfoniana pag. 146. XXIL. ' (d) wise /, c. pag. 133. Ke) PELLERIN À, é, pag, 89) 99, &* Plancbe LVIIL 498 7. W. TE WATER OVER EENIGE naam zeer zeldfaam op oude Pennin- gen te vinden,zy. …_ k „Het kan zyn, dat. fommigen van hun, die op deze negen Penningen gemeld ftaan, dezen of genen der op- genoemde posten te Smyrna bekleed hebben. Liefst zoude ik echter den- ken, dat zy, hier, moeten aange- metkt worden als Meurwvsis, van wel- ken ik noch eenig verfllag zal geven. “De waardigheid van Ievravie was zeer groot (f), niet alleenlyk te Athe- nen, gelyk eenigen gewild hebben, maar. ook te Cuma, Rhodus, Mile- ten; Tenedos , Mytilenen, Efezen, enselders (2), gelyk ook in ’tbyzon- | der te Smyrna, Op een’ gouden Pen- ning „ eerst. door sEGUINUS- uitgege= ven (h), en door sPANHEIM (i) opge” g0 0 | ak CfY-Zy wordt by AepraNus lib, TV, bell. civil. par. 1906, genoemd »Aegu mug duroneaTme: ” LIVIUS fchryft, ib, XLIL cap. 45:,-Quum in fummo magiftratu elfer, Ph ytanin ipfi (Rhodit) vocant, af C3) CASAUBONUS iz animady, ad ATHENAEUM libs XV cap, 195 SPANHEMIUS de Nummo Smyrnaeorum , Pag. 374 -38L. (h) Selecta Numismata antiqua (Paris, 1684) pag. 32» ij De P, ef P. N, pag. 4925 493; et in Diatriba de Nuwmmo:Smyrnacoran, — Deze Diatribg is te eneen acil= SMYRNASCHE PENNINGEN. 400 helderd, leest men op de achterzyde: EMTYPNAION IIPYTANEIS. By spo- Nius (k) vindt men een Smyrnaasch Opfchrift, en daar in deze woorden: OINOMAOE NEIKEPQTOE TOT OEOAOTOT HPTTANIS KAI TMNO= AOS. In een ander Opfchrift, door GRONOVIUS (Ì) uitgegeven, wordt ge- . meld [avauvos Hevrauc; en elders (m) leest men: OIAE HPYTANEYSAN zx. T. À, By de vernieuwinge van ’t vers bond tusfchen die van Smyrna en Mag- nefia, werden de gezanten der laatfte {tad ter maaltyd genoodigd & zo Tev= Tavir te Smyrna (n): op welk bewysy echter, eenige uitzonderingen zouden konnen gemaaktworden(o). ARISTIDES li 2 fpreekt achter het zoo aanftonds gemelde werk van Segwie aus, en in het vyfde deel van den Thefaurus Antia guitatum Romanarum , door Graevigs uitgegeven. Ck) Miscell. fect, X pag. 354. Conf, GRONOVvIT Mes moria Cosfon, pag. 149. XXXIX, CD) Mem, Cosfaniana pag, 148. XXII, (1) CORSINUS Á é. pag. CXXVII, {n) Marmera Oxonienfia pag. 7, 3. (O) SPAN HEMIUS de Nummo Sizyrn, pag. 371=374e — Men vergelyke , ’t gene de grootfte mannen over met woord Meuraveuw en foortgelyke hp dege _ 1e Pe: 560 J.W. TE WATER OVER EENIGE fpreekt (p) van deyageoiu Tlevravèra, waar in hy zelf door den Raad van Smyrna tot de waardigheid van rievraug verkoren was. Het zal onnoodig zyn, meer foortgelyke bewyzen aantevoee ren: doch in tegendeel nuttig te on- derzoeken , door wie deze Prytanes aangefteld wierden; hoe veelen te ge- lyk, en hoe lang zy regeerden; waar om hunne naamen op zoo veele Pen- ningen gevonden worden; en wie van de vroegtte tyden, en vervolgens, de- ze waardigheid te Smyrna bekleedden. Gebrek aan genoegzaame befcheiden is oorzaak; dat ik geen volkomen be« richt van alle deze ítukken zal konnen geven. Men vergenoege zich met dit weinige, of men geve een vollediger bericht, waar toe anderen, naar alle vermoeden, in ftaat zyn, en ’t gene He hebben, als vArrEsIus ad Harporrationem, pag. 165, 325 326, PERIZONINS ad Aelianum lib, IX Var, Hift. cap. 39, pag. 634, 635, HEMSTERHUIS aliigue ad Pole dusem, paz. 876, KUSTERUS ad Suidam , tom. III pag. 220, 221, VALCKENAER ad Ammonium, pag. IIs 120, RUHNKENIUS ad Timaei Lex. Plat, pag. 160; OUDENDORP ad Thomam Mag. pag. 7Ó2 , ALBERTI ad Hefychium , 1 II pag. 1CÓÓ. £ (p) Sers. facr, V pag. 34I3 342e Conf. CORSINUS Ê4ge CXXV III, SMYRNASCHE PENNINGEN. 50E my tot genoegen ftrekken zal. Men ‘merke vooraf aan, dat ’er geen gronds genoeg zy, om, met den geleerden PRIDEAUX (q), alles op de Smyrna- fche Prytanes toetepasfen, wat men van de Prytanes in andere fteden, by voorbeeld, Athenen, by verfcheiden fchryvers aangeteekend vindt; gelyk anderen (r) reeds opgemerkt hebben. De Prytanes- werden te Smyrna ;, naar alle waarfchynlykheid , in plech- tige en hier toe beleide vergaderingen door den Raad verkoren; gelyk uit ARISTIDES, in de aangehaalde plaats, kan opgemaakt worden (s), die ook zelf op zulk eene wyze tot deze waar- digheid aangefteld is, na dat hy te vo- ren het ampt van @@waf Ts gtenuns, die elders (t) Jrenarcha genoemd wordt, bekleed hadt. À Hoe veelen te gelyk met den eer- li 3 post (q) Ad Marmora Oxonienfia pag. 106. EN CORSINUS À c. pag, CXXIX, (5) S. JEBB apud CORSINUM {, c. pag. CXXVIII. (E) VALESIUS iz nof, ad EUSEBIUM lib, IV Hifs. Bech, cap. 153 pag. Ó3s ef GOTHOFREDUS ad l. 6 Cod, Theod, de patraciniis vicorwms pag. 188, praefertim ad le= gem unicam Cod. Theod, de Hirenarchis, paz. 646-448 tam, IV eait, Ritzerianae, \ 502 J.W. TE WATER OVER EENIGE post van Prytanis, bepaaldelyk te Smyrna, begunftigd wierden, kan ik niet in ’t zekere zeggen, Alleenlyk blykt, dat meer dan één op denzelf- den tyd deze eer genoten; want, ges lyk wy (u) zagen, op dien zeldfaamen gouden Penning leest men: Suveyay Hevraveig, In een oud Opfchrift dra- gen Smaragdus en Klaudianus beiden dien naam (v); en in een ander wofdt Onefimus genoemd Hevraug mewrog, waar voor men elders leest Aoyurov- TAS (w). 4 Het is zeer twyfelachtig, of deze waardigheid te Smyrna, gelyk el- ders (Xx), door iemand geduurende zyn gant{che leven bekleed zy; wy- ders, of dezelve ooit erfelyk in eenig geflacht geweest zy ; en eindelyk, of niemand dit ampt langer dan één jaar waargenomen hebbe, Voor het eer- fte is, zoo veel ik wete, in ’t geheel geen bewys. Het andere is ook niet te betoogen; want, fchoon men ges ree- (u) Boven bladz. 498 , 499. (V) VAN DALE de Cc, pag. 395 Ì Cw) CORSINUS /, «. pag, CAXVIII, CXXIXe {x%) Jaem pag. CXSIX, SMYRNASCHE ‘PENNINGEN. 503 reedelyk op de gedachten komen kan, dat de vaders meermalen door de zoons in dezen post opgevolgd zyn, waar van de Smyrnafche Penningen by MEAD en PELLERIN eenige blyken opleveren, volgt daar. uit echter geen- zins, dat men denzelven voor erfelyk te houden hebbe, of verbonden’ aan deze en gene Smyrnafche geflachten. _Het komt my, uit vergelykinge van al wat my, betreffende de Smyrnafche Prytanes, onder * oog. viel, niet. on- waarfchynlyk voor „ dat ’er ten min- Îten twee in die Stad waren, welken. famen de waardigheid van Prytanis be- kleedden, van wien nochtans één de voornaamfte was en boven anderen in aanzien en gezag uitblonk. COoRsi- ‚NUS (y) gaat , echter , verder in zyne bepalinge, en denkt, dat de Prytanes te Smyrna, niet voor een jaar, doch al- leenlyk voor den tyd van ééne maand, verkoren wierden, Of het bewys, hier toe bygebragt, en ontleend uit een Opfchrift, waar in men leest: é: de nguTaveuTar mnva Kaddimamva K Kad li 4 ara Cy) Iers pag, CXXIX, go J.W. TE WATER OVER EENIGE eav Tov Tlavnpovy, genoegzaam zy, late ik liefst anderen beoordeelen. Indien de naamen, op deze negen en zoo veele andere Penningen voor- komende, tot de Prytanes of foortge- Iyke Overheden van Smyrna behoo- ren, zal men met reden vragen, waar- om zy daar op geplaatst zyn? Dit zal, vermoedelyk, gefchied zyn, deels, om hun hier door eenig eerbewys te doen; deels, en vooral, om dat hun- _ne naamen het onderfcheid der jaaren aanwezen, even als die van de Archon- des te Athenen, en der Confules te Ro- men (z). Van hier is ’t, dat wy, in fommigen van de reeds aangehaalde Opfchriften en Penningen, by den haam der Prytanes, het woordtje mt evoegd vinden, welks gewoon ger Eruik ‚ om zekeren tyd aanteduiden, genoeg bekend is. PHILOSTRATUS (a) bericht ons, dat de Smyrneërs de jaa- ren benoemden naar hen, die de waardigheid van SreDarndoeog in hunne Stad waarnamen, NED Jam: (2) Conf. VAN DALE in disf. faepius laudata, _ (aj De witis Sophistarum lib, Ik cap. 26, pag. ÓI3 s et ibi OLEARIUS in notise emd SMYRNASCHE PENNINGEN. 505 Jammer is ’t, dat de twee boeken Over Smyrna, door Hermogenes, zoon van Charidemus, een’ Genees heer, opgefteld, en zyn gefchryf over de tydrekenkundige opvolginge van den Magiftraat te Smyrna, van welk een en ander in een oud Grieksch Opfchrift gewag gemaakt wordt (b), niet meer voor handen zyn. Daar uit zouden wy , met volle zekerheid, konnen we-. ten, niet alleenlyk den juisten ouder- dom dezer Penningen, maar ook, wie federt de vroegfte tyden de waardig- heid van ‘Prytanis, of eenige andere, te Smyrna bekleed hebben, en dat de- ze Penningen met meer gronds zyn betrekkelyk gemaakt tot de Prytanes, of dergelyke regeerders van die Stad, dan tot de Geneesheeren ; zoo als de gedachten waren van MEAD ; wiens ge- voelen, gelyk.ik na het fchryven van * grootfte deel dezer aanmerkingen eerst geleerd heb, de goedkcuringe van den oudheidkundigen CONyeRs MIDDLETON (c) en meer anderen li 5 ook Bl rek de P Acad, Royale des Inftriptions tom, tag. 065 et fuiv, KC) Zw dsferdatione de Medicorum apud veteres Romanos den ook goensine heeft, konnen wegdra= gen (d) dst le (A È Jt î d degentium conditione , einsdernque- disfertationis defenfione, te vinden in het IV deel van: MIDDLETON’s Were ken, uitgegeven in % jaar. 1752. __(d) Biograpbia Britannica wol, V pag. 3082, 3096. Men vindt daar de volgende aanteekeninge: ”The Doctor (flene) in his disfertation „concerning fome medals itruck at Smyrna, in honour of the Facul- ty, had espoufed the opinion of Mr. Chishull , that a college of Phyfieians wasfertled in this city from the most ancient times „ &c.. This is allo- wed to bea very ingenious conjecturc, but faid to be built upon no fufficient grounds, fince the- fe medals may be accounted for-with -greater pro= bability , by referring them to Homer , whole birth-place is thereby determined in favour of Smyrna” ik | Ì | | AIDE vant Loeuwfche Gemootferapp. Á VIII Deel, Baz zoe ed | Í | -é. Fl zac z fect Bladz. 507 BAER AI rrtheE VAN BEN VREEMD LICHAAM, GEYONDEN IN EEN H OE NDE R-E Y; MEDEGEDEELD DOOR FACOBUS WATERVLIET. eed z Ees De Natuur is zonderling in haare werkingen; en levert, fomtyds, zeld- faamheden in zulke plaatfen op, waar men dezelve niet zou vermoeden aan- tetreffen, Een oplettend nafpeurder der werken van den grooten Schepper ftaat, fomtyds, als in verwonderinge opgetogen, wanneer hy zich, op ’t onverwachtfte, in de ontdekkinge van de eene of andere zaak niet onaanges naam verrast Ziet. De 508 Jy. WATERVLIET BERICHT De ontdekking van het vreemde lichaam , waar van ik het volgende bericht gaa opgeven, zal, denke ik, hier van tot geen gering bewys ver- ftrekken. Op maandag den 26 maart van ’t jaar 1781, opende zekere Vrouw van myne Familie eenige Eyeren, en was niet weinig verwonderd, in een der- zelver een vreemd lichaam, waar van Zy, geduurende haar gantfche leven, nooit in eenig Ey iets dergelyks gezien had, te ontdekken. Hetzelve had de gedaante van een driehoek, welks uiterften echter niet fcherp uitliepen , maar als in ovale hoeken eindigden. De waare grootte was als een gemeene haazenoot; en de koleur als geftolt menfchen bloed, dat na de aderlating eenige uuren in rust geweest is. De vrouw, verwonderd over dit vers . fchynfel, bragt my hetzelve als eene zeldfaamheid. Ik befchouwde dit vreemd lichaam naauwkeurig, met een vergrootend glas van een duim brandpunt. Op de buitenfte zyde was niets zonderlings te ontdekken , dan alleen, dat hetzelve met een zeer on vlies VAN EEN HOENDER-EY, 509 vlies omkleed was „ zynde voor het overige zeer glad en effen. „Om de in= wendige gefteldheid daar van te ont- dekken, was ik genoodzaakt hetzelve door te fnyden; doch konde met myn vergrootend loepje niets anders ont- dekken, dan datde inwendige koleur met die der buitenfte oppervlakte zeer na overeenkwam. Ik bragt vervol- gens een klein ftukje onder myn groot Mikroskoop, en met de glazen No. 3 en 5 hetzelve in allerley gefteldheid van licht onderzoekende, ontdekte ik wel ras, dat dit vreemd lichaam een formeele bloedklomp was, waar in ik volkomen. wierd bevestigd, dewyl ik op de plaats der doorfnyding , alwaar hetzelve tranfpirant was, de kleine te- en malkander gedrongene bloed-bob- Berio duidelyk konde onderfcheiden. ‚Nu is de groote vraag, hoe komt zoo een bloedklomp binnen dit Ey? Men zou, wel is waar, fpoedig op die gedachten konnen komen, dat het een, tot die grootte reeds opgewas- fen, foetus van een kuiken was. Doch indien dit zoo ware, had men gewis alle de kenmerken van bebroeding aan dit Ey volkomen konnen, ja moeten ont- SIÓ J. WATERVLIET BERICHT Ontdekken; het welke echter in ’t ge heel geen plaats had, Want vooreerst, wanneer men een bebroed Ey opent; vindt men het vruchtje, vooral indien het reeds de grootte van dit vreemd. lichaam heeft, ‘altoos vast aan den doijer van het ey, als zynde het deel, waar door de vogel gevoed wordt. Dit vond hier geen plaats ; want het vreemde lichaam was in dit Ey volko- men vry en afgezonderd. Ten ande ren, in een bebroed ey vindt men het vlies des doijers met kleine roode ftreepjes als doorweven, die în eene voortduutende broeding merkelyk vermeerderen. Doch hier van was ock niets in dit geval te zien, Men ge- lieve onder het oog te houden, dat ik hier alleenlyk fpreke met opzicht tot de hen- of hoender-eyers. «Zen der- den, wanneer het kuiken tot die groot- te, als het gemelde vreemd lichaam, aangewasfen is, heeft de doijer reeds eene merkbaare hoeveelheid van zyne natuurlyke grootte verloren, en het haanen-kipfel is ook reeds iets gemin- derd. Maar in dit geval was de doijer Zoo volkomen, en het geheele Ey zoo zuiver, als of het flegts een half uur te | | voe VAN-EEN/HOENDER-EY, Sif voren gelegd was. Zindelyk , naardiett het gemelde. Ey reeds eenige weke oud was, zou het buiten twyffel, by het openen „een onaangendamen reuk uitgewaasfémd hebben, zoo het bes _ broed geweest was. Ik zoude, onder verbeteringe , liefst denken, dat, by de affchietingvan het Ey vân den ey- erftok „cinrhet lichaâm van de ‘hen Eet of ander-bloedvaatje gebarften zy, ent zich van eenige hoeveelheid bloeds ontlast. hebbe; welk bloed den loop vän het kleine:Ey volgende, aldaar met hetzelve inde vliezen en buiten- fehaal zal zyn byééngedrongen en be- floten geraakt „en: aan het fpitfche ein= de van de fchaal zich zal-hebben vaste gezet. 19 FCO Mee Mad oInsden zomer van het genoemde jaar 178r kreeg ik bekwaame gelegene heid, om twee bebroede eyeren te one derzoeken. Ik opende dezelve met alle mogelyke voorzichtigheid, en liet ze zachtkens op een fchoteltje uitloo- pen. In heteene, en wel in deszelfs wit, ontdekte ik alleen het eerfte for- meerfel van een kuiken, doch ’t welke noch geen gedaante had; op het vlies des doijers, waar aan dit formeerfel vast 512 J. WATERVLIET. BERICHT vast was „ ‘vertoonde zich noch: geen van die gewoone roode ftreepen, van welke. boven. gefproken is. - In het tweede Ey--had ik ‚het- genoegen een klein kuiken te vinden.‚‚‚Nu, dacht ik; is, de zaak volkomen-beflist. … Het onderfcheid-tusfchen dit kuiken-en het befchreven vreemd: lichaam:swás. zeer grooten zichtbaar De grootte van het kuiken was omtrent gelyk aan die van het vreemde lichaam ‚doch ver-. toonde- zich „een weinig längwerpig. De koleur verfchilde meer, als zynde meer vloeijende en meer vleesachtig: gelykende,. Ik konde gemakkelijk het hoofd onderkennen; de bek was vol- komen zichtbaar; de beide oogen wa= ren wat grooter dan de kop van een groote luur-fpelde,-en zwart; van de vleugels.en pooten kon men noch niets onderkennen, Uit welke waarneming genoegzaam blykt, dat men het meer- gemelde vreemd lichaam, niet te hou« den hebbe voor een foetus, maar voor een zonderling verfchynfel in de na= tuur. „Ik neme de vryheid om, by deze gelegenheid, noch eene waarneming te melden. In maart 1779 nam ik twee hoen- A VAN EEN HOENDER-EY. S18 hoender-eyers, welke men in ’t zekere wist, dat den derden dier maand ges legd waren. Het eene was aan beide einden botrond; het andere, gelyk gemeenlyk, aan het eene einde rond, en aan het andere einde fpitsachtig. Myn oogmerk was tweeledig: voor- eerst, te beproeven, of overjaarige eyers noch, bekwaam ter broedinge waren ; ten tweeden, of deze evers, „gelyk de zeer oudeven algemeene overlevering is; verfchillende kuikens zouden opleveren, te weten, het aan: beide einden botronde een haan, -ert het andere eene hen; Ik bedekte de buitenfchaal- der beide: eyeren met warm kaars-Ímeer , ten einde te ‘ver= hoeden, dat de weinige lucht, die se= woonlyk in de eyeren is, door de pos riën van de buitenfchaal zou’ontfnaps pen. Ik bewaarde dezeveyers , dus Delenio tot den 25 mey van ’ vols gende jaar 1780, wanneer ik dezelvé wel zuiverde, en van eene hen liet bes broeden, Ziet hier de uitkomst. Het ey, ’t welke aan de beide zyden bot- rond was, gekipt zynde, kwam daar uit een Zwart kuiken, en wel een haan, te voorfchyn. Het andere ey IX. DEEL. Kk wierd “S5I4 J. WATERVLIET BERICHT ENZ. wierd vuil bevonden; waar vande oorzaak, zoo ik denke, veilig hier aan mag toegefchreven worden, dat eeni« gen tyd te voren het fmeerfel op fom- mige plaatfen door toeval was afgeraakt, - en het ey op die plaatfen met kleine zwarte plekken uitgeflagen, waar door het-by de bebroeding geheel zal bee dorven zyn. Uit. deze proefnemin kan men met genoegzaame zekerhei opmaken, dat men hoender-eyers; na dat derzelver poriën met een of ander fmeerfel, ’t welke men echter gemak- lyk daar van kan afnemen; toege maakt zyn, na verloop van-13 of 14 maanden , en mogelyk wel langer , noch kan laten-uitbroeden ;--en dus ook - gemaklyk- in dit Land hoenders uit. vreemde Gewesten kan. aankwee- kens-QOok ziet-men hier de overleve- ringe, . betreffende de aankweekinge van, haanen. en hennen „ gedeeltelyk bevestigd ; waar omtrent meer-proe« ven zouden konnen genomen worden. VER- Bladz. 513 IR U Or LG | DER GESCHIRDKUNDIOE bne 2 | BETREFFENDE Da | BLANKE EN: ZWARTE JOODEN arl dense OC k Maa msi ‚er DE, Kust VAN MALAENE Te vilrdek in : VL Deet deezer ‘Veihandetngen € bl A S. I44s D oOR ADRIANUS ‘SGRAVEZANDE: B oort @ „$45 D eHeer ANTON FRIEDRICH BUSCHING (fchrijver_ van ’t Beroemde Geögras phisch Werk) had in het negende ftule van zijne W/ Ren Narichten (31) mel (31) De Titel is 5 ANTON FRIEDRICH BUSCHINGS vi AN 516 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE melding gemaakt van de Zwarte foo. den te Laöngo, uit Oldendorps;gefchie- denisfe van de zendinge der Euängeli- fche Broeders (Hernhutters)-op de Ca- raïbifche Eilanden St, Zhomas, St, Cruis en St. Jan, en voegde daar-bij: ”de ‘> Zwarte Jooden verdienen alle aan- » dacht, dewijl zij tot een bewijs ver- » ftrekken, dat uit zoogenaamde Blanke > Menfehen , gelijk de Fooden in Palaess » tina waaren , volkoomen’ Negers konnen » worden. Dit bewijs kan flegts dan „-ontzenuwd worden , wanneer, ie- > mand betoonen kan, dat eene Natie » van Negers de Joodfche Religie om- > helsd hebbe” B “6.46. e Hoog Eerwaarde Heer, Nico- LAAS' BARKEY Hoogleeraar der H. Godgeleerdheid en nu Rustend Kerk- leeraar der Hoogduitfche Gemeente in ’s Hage, vond mijne Gefchiedkundige Narichten , nopens de Blanke en Zwar- ze Jooden te Cochim, van dat belang, ze Cx, { [ oi PA Wochentliche Nachrichten von neuen Landcharten, Geü« grapkifchen „ Statistifcben und Hiftorifchen Buchern und Jachten; Berlin bey Haude und Spener in 89 me JOODEN TE COCHIM. 517 bewys, dat Negers het Foodendom hadden ombelsd, dat hij ’er eene Vertaaling van maakte in *t Hoogduitsch, en dezelve naa Berlin zond aan den Heer Bufehing. Welke daar van in ’t 13de {tuk van’tzde jaar zijner Weekelijkfche Narichten, den 29 Maart 1779 op bl. ror deeze aan- kondiging deed: „’s Hage. Van daar » en wel van den beroemden Leer- » aar Heer Barkey , Doctor en Profes- » for der Theölogie, heb ik een aan- » genaam gefchenk ; naamendlijk eene „ Hoogduitfche overzetting van des » Predikants te Middelburg, des Hee- » ren Adrianus ’s Gravezandes, Bericht » van de Witte en Zwarte Jooden te _» Cochim op de Malabaarfche Kust; ’t » geen hij uit de Briefwisfelingen met » den Gouverneur en Directeur der » Malabaarfche Kust, den Heer 4dri- » aan Moens, Ordinaris Raad van Ne- » derlands Indiën verzameld, en met » andere berichten van verfcheide » fchrijvers had vergeleeken. Het is » in ’t voorige jaar [1778] in ’t zesde » deel der Verhandelingen, uitgegeeven. » door het Zeeuwfche Genootfchap der » Wetenfchappen te Vlisfingen; te Mid= _» delburg gedrukt, en van merkwaardt- k 3 ” AE SIS A. 'SGRAVEZANDE OVER DE gen inboud,. De Heer Barkey is door 9» mijn Artikel van Jooden, welke Ne- » gers geworden zijn, en ’tgeen in % s» negende {tuk van mijn Weekblad van » dat jaar is gefteld , opgewekt, mij » deeze Verhandeling te zenden; wel- »ke mij niet flegts om dit Artikel , »> maar ook om die reden aangenaam » is, dat ik tegenwoordig bezig ben » mijne Gefchiedenisfen van den Jood- »» Jchen Godsdienst op de aanftaande 2 Mis [of Jaarmarkt) tot ftand te bren« - »» gen. Ook zal ik het gefchrift van 5) ’s Gravezande in het dertiende deel » van mijn Magazijn voegen”, 5. 47. _ De Heer Bufching heeft dat voor- neemen, nief in het dertiende maar in het veertiende deel van zijn Magazijn, in 4°. te Berlin gedrukt, ter uitvoer ge- bragt; daar het voorkomt bl, 125152 met invoeginge van het nagedrukte Pa- tent van den Keizer Cheran Peroemal, in ?t koper gebragt; met de aanwijzinge welke woorden Malabaarsch , Tamoulsch of Tulingensch zijn daar onder gegra- veerd; doch welke in mijne NCA | che JOODEN TE COCHIM. ' 519 fche Verhandeling afzonderlijk was ges drukt. | | Ook heeft de Heer overzetter eenis ge vrijheid gebruikt, van hier en daar iets uit te laaten; ook fommige aanteeke- ningen voor bij te gaan, en voorts de aanteekeningen, die onder de Bladzijden ftonden, bij elkanderen achter aan te plaatfen en het Befluit ’er af te laaten, Terwijl de Hoogduitfche Uitgeever ece- nige eigen naamen, in de overzettinge mogelijk wat duister gefchreeven, kwas lijk heeft uitgedrukt. En in het Ma- gazijn geene melding gemaakt, dat dec- ze Narichten uit de Werbandelingen van % Zeeuwsch Genootfchap waaren over- genoomen; welligt om dat dit uit het genoemde Weekblad konde worden gezien. 6. 48. In ’tjaar 1781 kwam daar op te Leipzig bij de Erven van Weidman en Reich te voorfchijn het gde deel van % Repertorium fur Biblifche und Morgen- landifche Litteratur in 8° waar in op bl. 2óg—= No. VI. gevonden wordt een fluk, genaamd: „Beitrag zu den Kk 4 Na: 520 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE Nachrichten won den Juden zu Codfchin, im 14 th. des Bufchingifchen Magazins, Von P.J. BRUNS. $. 49. De Schrijver verwondert zich: ”’dat 5, noch de Witgeever, noch de Over- > zetter zich herinnerd hebben, dat ») Anquetil du Perron, die Jooden ook ») had bezocht, en het Privilegium van » Scharan Perumal, Keizer der Mala- > baarfche Kust aan hun gegeeven”, “in ’teerfte deel pag. 170 van zijn Zend Avesta had medegedeeld. 6. 50. Of devOverzetter , de Hoog Eerw. Heer N. Barkey te dier tijd andere ken- nis had van ’t werk van den Heer An- guetil du Perron dan uit het XI. {tuk der Bibliotheca Orientalis €” Exeget. van F.D, Michaëlis is mij onbekend. Doch wat mij betreft, fchoon ik ook uit de Reizen van Bfornftabl door Vrankrijk eenige kennis, na ’t afgeeven mijner Verhandelinge, nopens het Werk van den Heer dnguetil had Bekretanin € JOODEN TE COCHIM. 521 heb ik het Werk zelve niet eer gezien; voor dat de Wel Eerw. en zeer Ge- leerde Heer GERARDUS KUIPERS Predi- kant te Vlisfingen, in dit jaar 1782 vriendelijk mij het gebruik daar van benevens het gde deel van ’t genoem. de Repertorium geliefde aan te bieden, waar voor ik zijn Wel Eerw. gedien- ftig dankzegge (32). 9. Sr. Ik zag daar uit, dat het eerfle deel in Kn ’t (32) De Titel is: Zend Avesta, Ouvrage de Zo roïftre; contenant les Idees Theölogiques, Phyíi- ques et Morales de ce Legislateur, les Ceremonies du Culte Religieux, qu’il à etabli, & plufieurs traits importants relatifs à l’Ancienne Hiftoire des Perfes, Traduit en Francois fur lOriginal Zend, avec des Remarques et accompagné de plufieurs Trai- tés, propres à eclaircir les matieres, qui en font PObjet. Par Mm. ANQUETIL DU PERRON , de l’Aca= demie Royale des Inferiptions et Belies Lettres, et Interprete du Roi, pour les Langues Orientales. Tom, 1. Prem, Partie. Qui comprend Zintroduction au Zend Avefta, formeée principalement de la Rela- tion du Voyage du Traducteur aux Indes Oriënta- les, fuivi du plan de l’Ouvrage; et un appendix fur les Monnoyes & Poids de \’Inde;. fur quelques objects d'Hiftoire Naturelle & de Commerce, & fur les Manufcrits Orientaux du Traducteur. Or= nées de planches, Gravees en Taille douce. à Pa= ris chez N, M, Taillard, 1771 in Quarto. 523 A, 'SGRAVEZANDE OVER DE % jaar 177 P te Parys was gedrukt, met eene goedkeuringe van den 19 April 1771 zijnde in dien zelfden tijd, toen ik mijne Onderzoekingen had begonnen. op ’tleezen van ’t bericht van Hamilton (Ct geen ook den Heer Anguetil aanlei- ding tot nafpeuring had verfchaft) en den brief van den Heer Moens van No- vember 1771; waar uit genoegzaam blijkt, dat de Heer Anquetil du Perron en ik, bezig zijnde over ’t zelfde onder- werp, van elkanderen niets hebben ge weten. | 9. 52. De Heer P. %. Bruns zegt verder, in zijne Bydrage op bl. 269 van ’t Ae pertorium: ”Dat zoo men den afdruk > van dit Privilegie [bij Anguetil] ver- » gelijkt met dat in Bufchings Magazyn, » men in de karacters eene GROOTE VERSCHEIDENHEID vindt; En hij » voegt ’er bij, dat men zich naauw- » lijks kan voorftellen, dat een en het » zelfde origineel bij beide zoude zijn » ten grond gelegd”, 6. 53 JOODEN TE COCHIM, 528 6. 53. Wat mij betreft, om van het laatfte vermoeden eerst te fpreeken, het heeft bij mij geen bedenking , of in beide de affchriften , is het zelfde origineel ten grond gelegd, 6. 54. Want wat aangaat het Affchrift van den Heer Anquetil; hij fchrijft bl. 169. _”Dat hij, te Cochin bij den Jood Zlikh » (Elie) zijnde, hoorde fpreeken van »„ de Privilegien, door Scharan Perou. » mal toegeftaan aan de Joodfche na. » tie; en begeerig zijnde, dit gedenk= „„ftuk te zien, op deszelvs voorÉ- » fpraak, de Moudeljaar (33); Ct hoofd » der natie) die in den Bazar der Blan. » ke Fooden woonde, hem ’*t oor- » Ífpronglijke leende. —__» Hij voegt ’er bij, dat die Privilege >> gien zijn gefchreeven in ’t oud T4- » Mouls en gegraveerd op twee koperen » Plaaten, die wel bewaard zijn, en » die van de ZLinkerhand naar de 2) Rech= (23) Van den Moudeljaar of Modiliar, zie mijne Gefchiedkuudige Narichten $. 18. bl. 556. in ’t VI. Beel der Verhandelingen van % Genootfchap, 524 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE 5 Rechte moeten worden geleezen, » gelijk de Malabaarfche Ollen. Dat de eerfte plaat aan twee zijden is ge- » graveerd, doch de tweede maar aan » eene zijde, en flegts een drie vierde » gedeelte. Voorts dat deeze twee >> Plaaten door een derde zijn bedekt, » waar op niets is gefchreeven, en dat 5) zij fluiten als in een kooker van ko- » per, die plat is, één vinger dik”. Eindelijk befluit hij: ”Ik bragt deeze » plaaten; in mijn huis en fchreef het > Opfchrift naauwkeurig af, Plaat voor ) Plaat en Regel voor Regel, zoo als » ‘t was in * oorfpronglijke. Dit ge- »» daan zijnde, bad ik den Moudeliar » de naauwkeurigheid daar van te ge- » tuigen; ’t geen men in ’t Rabynsch 5 Hebreeusch op de derde plaat [van „ den Heer Anquetil) ziet”. Indien men nu-flegts ’t minfle geloof’ geeft aan deezen arbeidzaamen en kundigen Reiziger, dan is 'er geen twyffel aan, of zijn affchrift heeft het origineel ten grond gelegd. Ó. 55. En wat het af/chrift betreft, door mij ‚ JOODEN TE COCHIM. … 525 mij uitgegeeven men zie.bl. 539, 540; mijner Gefchiedkundige Berichten, 6. 6, 7, daar ftaat: "De Heer Moens fchrijft; „ dat Hij de plaäten zelf heeft gezien, „ en aan zijn huis in banden gehad, — En dat door zijne zorg, die plaaten naauwkeurig zijn afgefchreeven met DEZELFDE Letters of Characters, als » die in de koperen plaaten zijn gegra= „ veerd’. Hier uit volgt, dat men. wolkoormen zich kan voorftellen „ dat éérf en bets zelfde. Origineel bij beide is ten gerond belegdzoo)/, zoow. brooV/ zog UE: % Si ee de k ad G2:56.20 ido: „Maar dan blijft noch de>aanmerking! van den Heer ®. 7. Bruns over, -dat zoo men.dent.afdruk bij »Antequil, met die van Bufching (welke een na- druk is van mijne uitgaave) vergelijkt, men in de Characters eene GROOTE VERS SCHEIDENHEID Winds, «Jel Siu oe $. 57. Ik heb de wergelijking gedaan van Woord tot Woord niet: alleen , “maar ‚Gok van Letterotot Letter ven vinde eN waar- rr 526 A. ’SGRAVEZANDE:OVER DE waarlijk ENIGE werfcheidenheid, fchoon dezelve geenzins GROOT kan genachg gen ix af | 658 Is han: in den sne opflag fchijnt seg groot, om dat het affchrift van den Heer Anguetil met ruwer en groo- wer. trekken:-dan het mijne. van den Heer. Moens» is gefchreeven en vin plaat. gebragt! std „Maar die: fchijn verdwijnt; wac iekk men Woord voor Woord en Letter, voor Letter vergelijkt: men vindt dan „wel verfchil, doch datis alleen hier en daar eene varians lectio; daar in be- ftaaride,-datvin % eene affchrift„ fom- tijds een Letter meer of-minder in ee- rrorr 5. 59. ig Hier ait dijse eene andere: vraag, welk van deeze twee affchriften dan het beste „zij? 6 60. nig JAoura | dao dan i in hat andere, ei dk Tika nietin feral: om das op aol freks te konnen antwoorden: Om dat te | pn ‚ JOODEN TE COCHIM:! … 827 te doen, zoude menin de gelegenheid moeten zijns omde: beide affchriften tegen de ootfpronglijke plaaten zelve te konnen vergelijken; ’t geen nu door de afgelegenheid van plaatg mijog- doenlijk is, sds 2007 Go 6a2? Nochtans. maak ik, geene zwaarigs heid, om “(met Ónderwerpinge “aan naauwkeuriger. oordeel): de uiëfpraak te doem ten voordeelevan het affchrift van den;Heer Moens; “t-welk. ‘het Zeeuwsch: Genootfchap: int koper heeft doen-graveeren;onnod ! EN „6-62 «> Wart woor eerst, fchoonde Heer Zn- uetil de plaâten in-zijnbuis bragten a opfchrift-naauwkeurig-affchreef; de Heer Moens had ook ‚de plaaten in zijn buis „ en zorgde voor ’t naauwkeurig afs Íchrijven., En men mag vermoeden, dat de Heer Moens, die als Gouwerneur en Directeur , te Cochim, het gebied voerde, alle nodige gelegenheid zal kon- nen gehad hebben, om op zijn gemak CEN $28 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE één ja meer affchriften te laaten maa- ken; waar van hij mij twee zeer keu- rig overeenftemmende Exemplaaren met onderfcheiden? fchepen heeft toe- gezondeny.en zeker ook'noch affchrif- ten voor zich zelven zal hebben ge« houden. Daar het te denken is, dat de Heer Anquetil, welke als een vreemdeling te-Cochim was, “en alleen “door de gunst van den Moudiljaar , deeze kope- renplaaten in handen en huis kreeg, minder: tijd en ruimte zal. gehad heb- ben, om-zijn af/chrifs te maaken, dan de Heer Moens, daar toe naar welge- wallen had konnen gebruiken. 6. 63. Eene tweede reden is, dat de Heer Anquetil dusPerron, dit affchrift maak- te, zonderdat-hij-de saal verftond, of het Character kende. Dit blijkt uit zij ne belijdenisfe, Hij fchrijft p. 169: ”Ik „poogde met de kundigfte (34) Caga- » naaren ’er iets van te ontlijfferen ; | > maar: (34) CACANAAREN; zoude dit een foort van Geestelyken zyn? | 1 JOODEN TE COCHIM, —_ _ 52Q > maar mijne poogingen waaren te » vergeefsch. De Caganaar Mattaye beleed, dat hij er geen één woord van 5 kon verftaan; dat hij ’er flegts eenige » letters van kende, die geleeken naa s de Hedendaagfche Zamoulfche Cha- s racters. Te vergeefsch zocht ik » door den Opperbrabme bij de Pagode »» van Zuliparom, 8 groote mijlen van > Mabé te recht te koomen: Doch die » Opperbrabme zeide , dat hij dezelve » aan werfcheide perfoonen had vers » toond, zonder dat iemand ‘er iets wara s konde begrijpen”. Hier uit volgt, dat iemand als de Heer Anquetil, die met werbaastinge een opfchrift, in eene hem onbekende taal en onbekende Cha racters affchrijft, list kan feilen. 6. 64. Maar als men let op het affchrift van den Heer Moens; zijn Wel Ed. Geftr. heeft zich bediend van zulk eenen af= Schrijver , die het Character kende, en, ’t Schrift leezen konde; want de oor- fpronglijke woorden zijn (zoo veel mogelijk) volgens derzelver natuurlijke uijfpraak met Hollandfche letters tus- IE. DEEL, BN 707 EEN … #30 A. ’5S GRAVEZANDE OVER DE fchen de Regels overgefchreeven, one der elk woord; om teffens een denk- beeld van de uitfpraake, en ’t tongval dier taale te geeven. Als ook eene onderfcheide aanwijzing , welke Zualen en Letters in de bijzondere woorden zijn gebruikt (35). En dat meer is, de Heer Moens, die niets onverzocht laat, om de gelegenheid, die zijn {tand hem verfchaft , te gebruiken, zoo ten genoegen zijner Letterlievende Vrienden in ’t Vaderland , als ter be- wordering der Wetenfchappen, met alle poogingen ter onderzoek aan te wen- den, zond mijden 15 September 1773 eene vertaaling, te gelijk met de af- Schriften, op welke (volgens zijn Ed. fchrijven ) gerust was flaat te maaken , al- zoo dezelve met de uiterfte Naauwkey- righeid, en door den BESTEN TAAL- KUNDIGEN te Coehim was vertaald. 9. 65. Dewijl nu de Heer Anquetil, toen hij’t affchrift maakte noch Zaat Doek Cha- (35) Zie de Gefthiedkundige Narichten. Tom. VI l. 540 $. 7» JOODEN TE COCHIM. 531 Character kende, is ’t niet vreemd, dat hij fommige woorden niet wel heeft konnen onderfcheiden, maar werfcheis den van dezelve in ’t midden heeft afge« brooken ; zoo als uit de vergelijkinge is te zien. En derhalve pleit de tweede reden fterk ten voordeele van ’t afs Jchrift van den Heer Moens. 6. 66. Hier tegen komt echter eene bedens kingin, dat de Heer Anguetil verhaalt, (zoo als te vooren 6. 54 reeds is ge= zegd,) dat hij het op/cbrift der plaaten. naauwkeurig niet alleen affchreef, maar » dit gedaan zijnde den Moudiljaar bad » de naauwkeurigheid daar van te getuie » gen, tgeen men [in zijn Ed. werk » bij bl. 179} in ’t Rabbijnsch He- „ breeuwschs op de derde plaat ziet”; Doch het blijkt genoegzaam uit hetwvers band van zaaken, dat deeze Moudilfaar, zoo weinig als de Heer Anguetil, de Caganaaren, of de Opperbrabme van Taliparom, de Taal of’t Character kens de, of ten minften genoegzaam kende, om meer dan over hoops, en in ’t ruwe te konnen gemigen: nopens de naauw= l 2 keus 532 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE keurigbeid van overeenkomst tusfchen het aflchrift en het oorfpronglijke. Zoo dat in dif getuignis van den Moudiljaar geen toereikend gewigt is, om het affchrift van den Heer Anquetil den VOORRANG toe te wijzen. In tegen- deel ontfangt de waardij van het af. Schrift dat de Heer Moens heeft over- gezonden, en in mijne Narichten is geplaatst, eenen aanmerkelijken trap van witmuntendbeid, door een gedeelte __ van eenen brief, welken zijn Wel Ed. Geftr. den 15 December 1779 uit Coe chim aan mij heeft gefchreeven , tot antwoord op de overzending van het afdrukfel van ’t Privilegie des Malabaar- Jchen Keizers, onder mijn opzigt in ’% koper gebragt. Dus fchrijft hij: ”De 5 copie van het gedrukte Patent der Joo- > den hebbe ik ook uit naam van het > Genootlchap, hier [te Cochim] aan » de Joodfche Synagoge gegeeven; > waar mede de Jooden zeer in hun 5) Schik waaren; zig, zoo wel als alle 5 TAALKUNDIGE MALABAAREN alhier » betuigen, dat het ZEER NATUURLIJK »» ENJUIST, na-gegraveerd is”. 9. 67. JOODEN TE COCHIM. 533 6. 67. | Ik laat het oordeel, over het gewigt van dit getuienis, in de weegfchaal ge« legd tegen dat, van den, waarfchijn- lijk niee Taalkundigen, Moudiljaar aan anderen over; zonder dat het mijns erachtens noodig is met den Heer BRUNS bl. 270 van ’t Repertorium, "de » verfcheidenbeid en de corzaaken daar » van, ter onderzoek over te laaten » aan de geenen, die met het Ma/a- » baarfche en Tumulfche bekend zijn”; _fchoon ik gaarne toeftaa , dat deeze best in {taat zijn, om wolftrekt hier over te konnen oordeel vellen; zoo als de zoodanige ook daadelijk te Cochim over *t Affchrift van den Heer Moens hebben geöordeeld, LOON ó. 68. _ Het bleek voorts uit het voorige ;, dat de Heer Anquetil niemand had kon- nen vinden, om hem de ontknooping van het Keizerlijke Priwilegie te bezor= en, ’Er bleef echter één middel voor hem over , waar mede hij zijn voordeel | Ei dees; 534 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE deede. Hij fchrijft dus: ”De Rabbin » Lzechiel (36) die Wader was van den » jood, bij wien ik #huis was, en Cour- » tier (Makelaar) van de Hollanders te ‚_ Cochim was, had dit opfchrift in ’ » Rabbijnsch Hebreeuwsch overgezet, „ onder ’ voorzeggen van eenen »s Brahme, zoo als mij naderhand de > Moudiljaar van Panani zeide. Ik » Sing derhalven dien Rabbin een bee » zoek geeven, welke op de aanbevees »» ling van zijnen Zoon, en den Secre- » taris van Vechten, mij zijne Rabbijn- » Jche verzameling (37) leende. » Deeze verzameling bevatte de Lee- » Zing van den Zamoulfchen text in Hee » breeuwfche Letteren, en de vertaaling » in ’t Rabbijnsch Hebreeuwsch woord »» voor woord. — Een jonge Jood »» genaamd David Cohen vertaalde mij »> dezelve in fraaije Hebreeuwfche » Letters. — Ík denk” (zoo vervolgt Zijn Ed.) ”als mijne bezigheden ’t zelve s»» zullen toelaaten, ook in ’t Fransch 33 uit (36) Ezechiel was geen Rabbyn, maar zijn ge= Îlachtnaam was Rabhy; men zie van hem breeder $e 24— 29. bl. 562—567. der Gefihiedkundige Narichten in % VL Deel. , (37) Men vergelyke S. 28, der Gefchitakundige Naribten, IAS JOODEN TE COCHIM. … 535 s uit te geeven de Hebreeuwfche Vers »» taaling van de Jood/che Privilegien, „ vergeleeken met den Zumoulfchen » Text, en de bijvoegfels uit de Vere » zamelinge van Ezechiel”, En hij befluit dus: ”Ik trede niet in » breeder ontvouwinge van deeze overs 5» Zettinge: voor deezen tijd vergenoe-. 5 Ze ik mij ’t oorfpronglijke te geeven; 5 een Gedenkfluk, dat DIERBAAR MOET 5 ZIJN, aan hun, die Prijs ftellen op » de Oosterfche Letterkunde”. 6. 70. De meergenoemde Heer P, 7. Bruns zag bl. 270 van ’t Repertorium ook hier op, als hij zegt: ”dat de Heer Anquetil » hoope geeft, dit Priwilegie in 't 5) Franseh uit te geeven, ’t geen zoo » veel hij [in 1781] wist, noch niet was » gefchied”. | Gfk | En hij bericht bij die gelegenheid, dat Daniel. de. Castro, een Joodsch Koopman te Londen, ook de Hebreeuw- _Jehe overzeiting en affchrift uit Codfchin Ll 4 had I / 536 A. ’'SGRAVEZANDE OVER DE had medegebragt , en aan den Heer Kennicott medegedeeld; en dat hij Bruns, dat affchrift voor. zich had afge- fchreeven. - di | 9. 72. Hij {preekt ook noch van eene andere Hebreeuwfche opgave van denzelven de Castro, fchoon verfchillende van de ge- noemde; En zegt dat die beide verfchil lende zijn. van de Hoogduitfche over zet- dinge in t Magazin. Waar op hij eene zeiting , met aanteekeningen laat volgen, over die ten aanzien van het weezen der zaake, op het ze/fde uitkoomt, fchoon zij in verfcheide bijzonderheden onder= Scheiden is; ’t welk uit te pluizen en te beoordeelen, weinig nut kan aanbren- gen 3 dus ik mij daar mede niet op- houde. | jn \ 6. 73. Volgens den Heer Anquetil du Perron [bl 171}, zoude ook dezelfde Keizer scharan (of Cheram) Peroumal een Pri- wilegie op vier plaaten, aan de St. 7ha- mas Christenen hebben toegeftaan; % geen JOODEN TE COCHIM. 537 geen ook oorfpronglijk in ’t- 74 moulsch, even als ’t Joodsch Privilegie zoude zijn gegeeven, en wel in de gde Leuw (‘tgeen veel werfchilt (38) van de jaartelling door mij 6. 9. aant. 21. op- gegeeven); van welk Privilegie zijn Ed. eene Samskretaanfche overzetting had, die hij bl. 175—278 in ’t Fransch heeft uitgegeeven; bij welke gelegenheid hij zich bl. 178—183 breedvoerig uitlaat over de St. Thomas Christenen , met bijvoeginge bl. 183—1go van eene ‚Ll s groas (39) Het Patent zegt volgens de overzetting door den Heer Moers gezonden dat het zou zyn gegeeven in jaar 3481 van Kalijogam; dewijl nu % begin der Christelijke PFaartelling gelijk loopt met het jaar 3ror of 3102 van Kalijogam, ‘ vol- gens de Berichten uit de Malabaar) zoo volgt, dat dit Patent of Privilegie zoude zijn gegeeven, in 2% jaar der Christenen 379 of 380. Maar volgens de Hebreeuwfche overzetting, die Daniel de Castro aan den Heer Kennicott heeft gebragt, en door P.J, Bruns, bl, 272 is opgegeeven; zoude de Christen Jaartelling beginnen met 31909 van Kalijogam , en het patent zijn gegeeven A.C. 240. Zoo Cherau Peroumal toen Leefde, hoe kon dan de Heer 4z= guetil ftellen , dat hij in de 9. Eeuw een Privilegie hebbe gegeeven aan de St. Thomas Christenen; of ’er moesten meer Keizers van dien naam bij de Malabag= ren Zijn geweest. Kapitein Hamilton verfchile vrij wat meer, willende dat Cheran Peroumal in de isde Eeuw de Malabaarfche Kust Regeerde, Welk eene onbegrijpelijke verfcheidenheid , en onze= kerheid! / 538 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE groote Lijst hunner Kerken, die afhan- gen van ’t Bisdom van Veraple in’t Rijk van Cochim. Gelijk hij ook op bl. 172 wan zijn Discours Preliminaire het Samskretaanfche Alphabet op de Mala- baarfche Kust gebruikelijk, opgeeft. $. 74. ss-Doch het geen mij de Heer Moens bij zijne jongtte brieven uit Cochim van 1:October 2780 veel uitvoeriger heeft toegezonden met den titel: Samuskre- donfche of Hoogsmalabaarfche Letterkonst met dies Pronunciatie; zoo als het hem door Zualkundigen aldaar was ter hand gefteld (39). „Met bericht dat zijn Wel } (30) Deeze Letterkonst behelst. r. De Samus» kredonfche of Hoogmalabaarfche Vocalen of Klinkers dan de Confonanten , Zoo als die met Vocalen tot Syl- laben zijn gevormd. 2. De Noordfche Tamuls of Ge- mieene Malabaarfthe Letters. 3. Zuider Dalabaarfthe Letterkonst, gezegd Pandi Tamul. 4. Tulgenfihe Let- terkonst. De Heer P. f. Bruns, maakt ook p. 270 gewag van een reeds gedrukt Alphabetum Grando= wico= Malabarieum , five Samfirudonicum. Romae 1772 in ee % geen (onderfcheiden van de drie, die ik ge= noemd hebbe No. 20. bij $. 5. op bl. 538 der Ge= fehiedkundige Narichten) zal zijn gedrukt zusfchen het Alpbabetum Brammbanicum in 1771 en ’t Alpbabetum Tangutanum five Tibetanum 1773. en welk Afpbabetum Malabaricum, ìn 1771 reeds was beloold. / JOODEN TE COCHIM. ” 539 Ed. Geftrenge noch bezig was met de Hiftorie der St. Thomas Christenen, uit de-oude Malabaarfche overleveringen, en andere onderzoekingen; waar door ook de Hiftorie van het Christendom in Indien wan la. Crofe zoude verbeterd worden. ig 5 En dat ook de Heer Gouverneur Falck op Ceilon, van dat zelfde onder- “ werp werk maakte. 9. 75. Uit de laatfle brieven van den Heer Moens-van 1779 en 1780, zal ik ten flot ter verbetering en aanvulling, noch aanteekenen; Zerst nopens het Rijk Cranganoor gemeld 6. 3. bl. 534, 535 en 6. ro. 548, 549 ook bl. 585 in mijne Gefchiedkundige Narichten, “Dat de » Jooden het Rijk van Cranganoor » nimmer in eigendom hebben bezee- » ten; zelfs aldaar nergens een Koning. » Tijk of Gemeenebest hebben gehad; » maar wel eenige flukken Lands door » inkoop gehad hebben; zoo als zij > noch hier en daar veele Landerijen » hebben. Doch dat zij zelve, ner- » gens een zweem van Regeerings: » VOrm 540 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE z vorm ovet. zulke landen gehad, maar dezelve bezeten hebben, ge- » lijk temand, die Landen in een Rijk „bezit, en na aftrek van de Gerech- » tigheid, die den Heer van de Lan- den toekomt, de vruchten of ’t ge- » was te gelde maakt”, | 9: 76. Ik maakte ook 6. 6. bl. 539 gewag _ van eene verzameling wan Oosterfche Handfchriften, welke wijlen mijn Hoog Eerw. Amptgenoot JACOBUS WILLEM- SEN bezat, zonder toen noch te heb- ben konnen ontdekken, tot-welke: Land= zaale der Oosterlingen dezelve behoor- den. Zijn Hoog Eerw. had dezelve aan werfcheide Hoogleeraaren der Oos- terfche ‘Taalkunde op de Nederlandfche Hoogefchoolen laaten vertoonen, doch zij waaren aan geene van hun allen des kend. Ik bood mij derhalven aan, om een paar boekdeelen aan den Heer Moens te doen toekoomen, die daar op antwoordde den 15 December 1779 dat zijn Wel Ed. Geftr. die Hand- » fchriften zoude zien vertaald te krijs » gen, als zijnde een Taal, Moord | > waards 5 2) 2 5) 0 3) JOODEN TE COCHIM. * 54E waards van Cochim bekend, doch ook oud en onderfcheiden van de Taal, die daar tans gefprooken wordt, dat het fcheenen Heidenfche Lofgedichten te zijn op Heidenfche Goden gemaakt”. En naderhand fchrijft zijn Wel Ed. Geftr. den r Oce tober 1780 ”dat het grootfle der twee b 2 a Dit luk bevat het Zeven en de Daas overgezondene Boekdeelen, was gefchreeven in eene zeer werouder= de en niet meer gebruikelijke Taale , met Magaarfche Letters; doch dat het echter daar bekend was voor een oud fluk, dat wegens deszelfs oud. heid, en, toen de taal, waar in het is gefchreeven, reeds begon in % verval te geraaken, in de Hooge Ma- labaarfche Taal is overgezet; van welke vertaaling Hij een Exemplaar op bladeren van Boomen gefchreeven was magtig geworden, ’t geen tans door kundige lieden wierd vertolkt, en waar van zijn Wel Ed. Geftr. mij bij voorraad de inleiding en ’ e= gin van het boek toezond”. 9. 77- den 542 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE den ‘van ‚den: Afgod Cbristna. ’t Was ingericht bij wijze van Gezang (doch de wertaaling is maateloos) op eenen zeer verheven en grootfpraakigen Oos- zerfchen trant; vertoonende de Aubelge- Jchiedenis- hunner Goden; zoo echter dat hier en daar trekken zijn der Heilige Openbaaringe , ten minften van overlever ringen, die daar na zweemen; fpree- kende bij voorbeeld van eenen Boom, die in het Paradijs ftond. Van een al gemeen Verderf van ’t Menschdom in de Wereld. Van de belofte der Godbeid W istno, dat hij in de Wereld zoude koo- men in de gedaante wan een Mensch, wanneer alle zaaken ten goede zouden worden gefchikt; enz. 9. 78. Het Rleinfle dier twee Boekdeelen was in de Taal van Guzaratte gefchree« ven, en kon te Cochim niet worden vertaald , dies zoude zijn Wel Ed. Geftr. het zelve naa Suratte zenden, om te beproeven, of het daar vertaald konde worden. $. 79. Eindelijk had ik bl, 586 gewag ge- | maakt, „JOODEN TE COCHIM: … 548 maakt, van de aandoeningen welke het voorleezen van den Brief van Doctor „Jobn Collet door de Heer Moens onder de Jooden te Cochim verwekte; ik zal ’er tot befluit bij voegen, ’t geen zijn Wel Ed. Geftr. fchrijft. wegens de voorleezing mijner gedrukte Gefchied- kundige Narichten , den 15 October 1779, aan die zelfde natie. 9. 80. Gemeld hebbende, dat hij aan de Joodfche Synagoge het afdrukfel der ko peren plaaten had gegeeven, laat hij daar op volgen: ”Mijn oogmerk was » teffens om hun ook:Copie van U - » Wel Eerw. Bericht te geeven: » Doch ik wilde eerst beproeven, of zij » er ook uit zich zelwen niet begeerig » naa zouden zijn. Hier toe las ik U » Wel Eerw, Bericht voor, aan de » voornaamften onder hen, aan mijn » buis, en gaf hun het zelve duidelijk » te verflaan, — en ik had het genoc- » gen te zien, dat zij mij de woorden, »> als uit den mond gaapten; dat fom- » migen mij omringden, en mij bijna ‚_» verdrongen, om te zien in het Boek« î » deel; 544 A. ’SGRAVEZANDE OVER ENZ. / » deel; en dat fommigen onder een >» zagt gemompel, dan eens met een 2 3) 2) 2) 2) 2 foort van wrijvinge, en dan met een foort van opheffinge hunner han- den, het zeer druk met elkanderen hadden; en ik moet bekennen, dat ik over hunne acties aangedaan was. Na dat zij dan alles aangehoord en ik op mijne wijze Hun noch een har- telijk woord toegefprooken, ook en pas/ant herinnerd had de woorden van Hofea 3: W 4 en 5, begonnen zij gedeeltelijk te huilen, en gedeel- telijk te fnikken, in welke geftalte zij heen gingen. „ Doch zonden na eenige dagen één van hun bij mij, met verzoek om een affchrift van het geen ik hun had aen tre het geen ik hun dan ga ie Middelburg den 5 Augustus 1782. | Bladz, 545 Nak CER lr TR EE BLANKE en ZWARTE JOODEN TE COC HIM, Uit de laatst ingekoomen Berichten van den Wel Edelen Geftrengen Heer MOENS. DookR ADRIANUS ’sGRAVEZANDE. D 8 @ Ne dat ik den 5 Aug. 1982 het vers wolg der GESCHIEDKUNDIGE NARICHTEN had overgegeeven, ontfing ik weder- om, den 27 dier maand, eenen brief van den Wel Ed. Geftrengen Heer Aprr- AAN MOENS, van Batavia gefchreeven den 1 November 1781, mij onder an- deren berichtende: Dat Hij, wegens verfcheide fterfgevallen onder de Hoo= ge Regeeringe op Batavia, uit het bes IX. DEEL. Mm _ {tuur A _geeven. 546 A, °SGRAVEZANDE OVER DE ftuur op de MALLABAAR ontflagen, en den zo Junij toen jongstleden, ter Hoofdplaats, in welftand geärriveerd zijnde, bij zijn wertrek van de Kust ee- he MEMORIE had moeten nalaaten, ten nutte van zijnen Opvolger, gedagtee- kend 18 April 1781, waar in ook van de Ss. Thomas Christenen , en JOODEN verflag was gedaan. Dat daar van een affchrift aan de Heeren Bewindhebberen zijnde toegezonden, zijn Wel Ed. niet twijfelde, of de Leezing van dit Gefchiedkundige gedeelte zoude mij wel vergund worden.’ En door de goedheid en zorge van den Wel. Ed. Geftrengen Heer Bewindhebber Mr. CORNELIS KIEN VAN CITTERS, heb ik reeds gelegenheid gehad, om een af- fchrift van het eene gedeelte , betreffende de JOODEN, te moogen zien en gebrui- ken; weshalven ik daar uit noch eeni- ge nader ophbelderende, verbeterende en wermeerderende aanmerkingen zal op- 9. Sr. Vooraf merkt de Heer MoENs (zoo als 6. 1. bl. 582 VI. D. is gemeld) dat fchoon de Jooden zijn de Oudffen KE JOODEN TE COCHIM. 54) alle de VREEMDE inwoonders op de Mallabaarfche Kust, echter tot noch zoe, (bij gebrek van eenige aanteekes ningen van waarde, of Gedenkftuk- ken van genoegzaam gezag, onder hen altans tevinden „) in eene diepe duis- ternisfe ligt, wat ’er zij van den tijd van hunne komfte en hunne oude Gefchiede- nisfen op die Kust, zoo dat deswegen ALLE twijffelingen konden worden weg: genoomen. A 6. 82. Ik heb 6. 3—=g. breedvoerig gefproo- ken van’t Patent van CHERAN PEROE- MAL , bevattende een Priwilegie aan de Jooden gegeeven op 2 koperen plaaten. Dit Patent pleeg doorgaans te berusten onder eenen der oudften des Volks, en wel onder den Modliaar ; en werd bewaard in eene kist, waar in de Goude en Zilvere fieraaden der Syna- goge plegen te worden geborgen; En deeze kist bewaarde men wederom in een Pandeäüal, zijnde een foort van ze« kere bewaarplaats (40), bij wijze van een. lm 2 Pak- (49) BEWAARPLAATS, Van zulk eene bewaa ring 548 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE Pakhuis , waar in de kostbaarfte Goedee ren der Kooplieden ’t veiligfte waaren. Doch in ’t jaar 1741. kwam dit Patent in handen van Zgzechiel Aabbij; die toen de eerfle en aanzienlijkfle onder de Jooden was , en toen zijn werk (41) ge- maakt heeft om dit Patent door Zaal kundige Inlanders in de gemeene (42) Mallabaarfche Taal te laaten overzet ten, waar uit het in ’t Nederduitsch is overgebragt. | Deeze plaaten zijn, gelijk de OJas Jen (43) der Mallabaaren , zonder het Schrift te befchadigen doorboord, om met eene koorde te konnen worden wasigebonden. De Characters zijn daar in ring in een Pakhuis fpreekt ook de Heer Za Croze; met opzigt tot een gelijk Patent aan de St. Thomas Christenen gegeeven; waar van ik reeds in ’t vervolg, der Narichten uit Arguetil du Perron . 73. hebbe melding gemaakt, WER dee: (41) WERK GEMAAKT. Reeds voor dien tijd had _ men eeze en andere vertaaling , gelijk bij $. 9. op bl. 546 in ’ VL. Deel is aangetcekend uit de Portue geefeche Notifias van 1685. (42) DE GEMEENE MALLABAARSCHE TAAL; Dee- ze wordt onderfcheiden van de Hoogmallabaarf:he anders genoemd Samuscredanf:he ; welke laatfte ook gedeeltelijk in ’t Patent is gebruike, nevens de Eid en Tulingenfche Taal. Zie $. 74 in ’t VLiL êelh (43) OLASSEN. Anquetil noemde dezelve Olles, Zie Je 55. bl. 524 JOODEN TE COCHIM. «” 549 in gegraveerd, De Taalkundigen twijf- felen niet aan de Oudheid en Echtheid van dit gedenkftuk ; fchoon de ver- fchillende Vertaalingen, die daar van worden te voorfchijn gebracht, duide- lijk toonen dat in deezen tegenwoordi- gen tijd de verklaaring daar van moer jelijk is. | $. 83. _De nieuwe Vertaaling, die ik 6. 9. bl. 542 in’t VL. Deel hebbe opgegeeven , is die, welke Ezechiel Rabby heeft ver- zorgd. Doch de Heer Moens heeft de moeite genoomen, om noch tweemaa- len het zelfde Patent door onderfcheiden Perfoonen te laaten overzetten; welke beide Overzettingen terftond zullen vol- gen. De gene is zijn Wel Ed. Geftr. bezored door den ‘tweeden Tolk der O. _Indifche Maatfchappij op de Kust van Mallabaar, BARENT DEVENTER, doot behulp van eenen ouden Taalkundigen Mallabaar ; de andere heeft de eerfle Tolk Simon van Tongeren aan den Heer MOENS bezorgd, door behulp van ee- nen Heidenfchen Schriftgeleerden van Calicut geboortig , genaamd CALICOE- Mm 3 TILs 550 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE i TIL-ATJA ‚die met den Oorlog van. daar was gevlugt, en zich toen (1781) in. de Bovenlanden ophield; om dus de dri in hunne eigen zaak niet tot Richters te maaken; en ‘daar door den Lezer eenigzins in ftaat te ftellen, in deeze Awijffelachtige zaak te oor- deelen. 6. 84. De vertaaling door Barend Deventer bezorgd, werfchilt in de bewoordingen veel van de vertaalinge van Zzechiel Rabbij 9.9. De Heer MOENS meent, dat dezelve meer oplettendheid zoude verdienen, indien men onzijdige Mallae baaren konde vinden, die derzelver geloofwaardigheid konden bekrachti- gen; hoedanige perfoonen zijn Wel Ed. te wergeeffch met moeite heeft ge- zocht. Ziet hier den inhoud deezer vertaalinge: „In de rustige en geluk- » kige tijd onzer Regeering wij Erawò > W'anmara, navolger van de Scep- „ters, die voor veele honderd dui- » zend jaaren in recht en gerechtig- heid geregeerd hebben; wier ko- » ninglyke voetftappen wij navolgen, : » tans nan 5 2 2) 2) 2 2) 2 2 2 2) 2 22 32 2) 2 3) 3) 2) 2) 3) 2) 2 2) 2) 2 2) 3 2) 2) , JOODEN TE COCHIM. 51 tans in het tweede jaar onzer Regee- ringe, zijnde het 3ófte jaar onzer Refidentie in de Stad Meydiricotta , vergunnen bij deezen op de erlang:- de goede getuigenis der groote er- vaarenheid van JOSEPH RABAAN, dat dezelve zal mogen draagen lange. kleederen van vijf Couleuren, Rijs tuigen met derzelver toebehooren en alle foorten van Adelijke Waaij- ers gebruiken ; Hij zalden rang voor de 5 geflagten hebben, daglampen branden, op gefpreid linnen wande- len, zich van Palenkins, Paijengs, Zonnefcheinen , groote geboogde Trompetten, Trommels, Staf en overdekte Zieplaatfen bedienen; wij geeven hem het gezag over de 72 Familiën met derzelver Tempels, zoo hier als elders tevinden , onder afftand van alle gerechtigheden op belastings op de beide huizen; hi zal overal huisvesting en haard mo- gen gebruiken; alle welke vrijheden en prerogativen bij dit Patent ver« klaard hebbende, verleenen wij aan Jofepb Rabaan; hoofd van de vijf geflagten en aan deszelfs Erfgenaa« men, zoons, dochters, kindskinde« Mm 4 » TED) 9 5) 2) 2) 552 A. ”’SGRAVEZANDE OVER DE ren, door de dochters verkregene. fchoonzoons,met hunne opvolgers; zoo lang Zonen Maanfchijnen ; gee- vende ook alle magt over de 5 ge- flagten, zoo lang de naamen hunner nakomelingen duuren. Getuigen hier van zijnhet Hoofd van het Land Wenaddo, genaamd Comaraten Wat- taand-den 5 (44) het hoofd van het Land Wenaa-oder, genaamd Codei Cheri Canden ; het hoofd van het Land Zraala, genaamd Maane Be- palamaan; het hoofd van het Land Walonaddo genaamd Zrowaren Chas sen; het hoofd van het Land MNed- doe Waloer, genaam Codei Jrawi; mitsgaders de eerfte der mindere Land Regenten van ’t gedeelte van Coefapaddie Pawagen, zijnde de Erf- genaam van Mfoeukom Chaten gee naamd Kelokanden; gefchreeven bij den Secretaris genaamd Geénawend- de Wanaafen Nayer Kijapa Kelapa,;, geteekend bij den Keizer. | 6. 35. De andere vertaaling van Calicoetil dts (44) In de plaat ftaat Mataandden, ed ed Ld JOODEN TE COCHIM. «553 Atja, bezorgd door Simon van Ton- 2) 2 eren, is vandeezen inhoud: „In naam des Allerhoogften God, die de ge: heele wereld naar zijn welbehaagen. gefchapen heeft, en het recht en de Gerechtigheid handhaaft, heffe ik Erwij Barmen (45) mijne handen op; en danke zijne Majefteit voor de Ge-= nade en zegen, verleend over mijne regeeringe en ‘Steden in het 36 jaar van mijn beftier op Cranganoor in het Fort Moericotta wezende, heb ik om goede redenen aan mijn Minie fler JOSEPH RABAAN, de volgende voorrechten vergund, dat hij zal mogen draagen vijf gecouleurdeftof= fen, lange rokken, op de fchouders zekere doeken hangen, met elkan- deren een geluid uitroepen, Trom- mels en Tabelijntjes gebruiken, des daags lichten opfteeken , op de weg dôeken fpreiden, Paltekijns; Sommerells, Trompet, Trom, Toortfen, Brandende Fakkels ge- bruiken „en onder een throon zitten, en als hoofd over alle andere Jooden, Mm 5 » ten (45) BARMEN 5 In het Patent op de koperen plaat ftaat Wanmara, Doch in de vertaalinge van de Castro, die volgen zal, $. gr. flaat ook BARMENs 854 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE » ten getalle wan 72 huizen ageeren, »„ die hem de Tollen en ’s Lands ge. » techtigheid zullen moeten opbren- » gen, waar zij ook in het rijk mogen » gezeten zijn; deeze voorrechten gee- » veik aan fofepb Rabaan en zijne Na- » komelingen, ’ zij Mans of Vrou- >» wen, zoo lang ’er iemand van in de » wereld is, en de Zon en Maan het > Aardrijk befchijnen; waarom ik tot » eene Eeuwige gedagtenis dezelve op eene koperen plaat hebbe laaten » fchrijven: Als geruigen de Koningen » van Zrevancoer, Berkenkoer, Sam- s morijn, Avangolla, Palcatcherij , Col- » laflrij en Carambenaddo, Geichree- '» ven bij den Secretaris Kellopen.” 6. 86. Id ' De Heer Moens heeft inde genoem- de Memorie voor zijnen opvolger eeni- ge aanmerkingen gemaakt over deeze drie vertaalingen; te weten de eerfle, die in deeze Marichten (6. 9. VI. D. bl. 442) is ingelast door Ezechiel Rabbij bezorgd, en de twee anderen door De- wenter en van Tongeren bekoomen. Waar van dit de Hoofdfom is. 5. 83 ‚87. / JOODEN- TE COCHIM. 555 6. 87. Uit de vergelijkinge deezer drie vertaa- lingen blijkt, dat dezelfde Naam: JosePH RABAAN, wordt gegeeven aan den Per- foon, waar aan de voorrechten wor-, den verleend ; Doch in de eerffe wordt? hij Jood genoemd, en bij hem gevoegd de 72 Joodfche huisgezinnen; In de tween ‚ deis geen {poor van het woord Jood; en in de derde wordt hij’s Konings Minifter genoemd , fchoon hij echter naderhand voorkomt als hoofd over ALLE ANDE- RE JOODEN ten getalle van 72 huizen; tgeen zegt, dat hij ook zelf een Jood was; of wel de naam RABAAN, hiet uitfluitender wijze den Jooden eigen is. De eerfle vertaaling geeft de woorrech. ten aan Jofepb Rabaan, EN de 72 huis- gezinnen; doch de tweede en derde al- leen aan hem en zijne nakomelingen, 6. 88. Deeze twee laatfle fpreeken ook niet van de woortplantinge van zijn Geloof’ onder de 5 kasten. Derhalven blijkt, dat deeze drie vertaalingen onderling werfchillen. Doch dat echter de eerfse- en 556 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE en derde meer met elkanderen overeen= flemmen dan met de tweede (46). En dus op dezelve ’ meeste flaat fchijnt te konnen gemaakt worden. Deeze ver- fcheidenheid had den Heer MOENS. doen omzien naa eene wierde wertaa- fing, doch had, tot dien tijd toe, on- der de Maällabaaren en Cannorijns, zoo mede onder de Zualkundige Priesters en Fnlanders niemand konnen vinden, die Kundig ‘genoeg was om dit oude fchrift van nieuws en beter te vertaa- fen; fchoon hij een affchrift dier Cha-= racters noord en zuidwaards van Coehim had gezonden, om dezelve te laaten ontfijffeten. Ten opzigte der gesuigen is ook verfchil; de eerfte en derar heb- ben te faamen de meeste overeen- kömst, doch de tweede zoude (zoo als de Heer MOENS denkt) daar in verfchil= len, -dát daar bij niet de Perfoneele nace’ men der Getuigen, maar alleen hunne Bedieningen of Waardigheden, waar in zij te dier tijd waaren bekend (47), k Ong zijn (46) ne rwerpe. Deeze is op zulk eene wijze, igericht, dat dezelve in verfcheide deelen, m.êr naa eene omfehrijving (Parapbrafis) dan verraaling zweemt. 8 NS (47) BEKEND. Als men deeze tweede vertaaling miet de gedrukte plaat van ’t Patent vergelijkt, ! JOODEN TE COCHIM. 557 zijn gefteld, Terwijl in de eerfte en derde, die misflag plaats heeft, dat de Getuigen Koningen genoemd worden, en dat wel van die plaatfen, zoo als de- zelve eenigen tijd daar na, en wel bij verandering van omftandigheden ze- dert genoemd zijn, en tot noch toe ge- noemd worden. Maar de tweede noemt hen flegts Hoofden van de Landen, met de naamen, zoo als die ten tijde vanden Keizer bekend waaren. In wel- ken tijd die Hoofden noch geen Konin- gen waaren, alzoo dezelve maar eerst na de bekende verdeeling van het Mal- labaarsch Keizerrijk in vier Hoofdko- ningrijken en verfcheide mindere Rij- ken en Vorftendommen, den titul van Koningen en Vorften gevoerd hebben. Alhoewel het Hoofd van het Land van Cochim in de eerfte en derde vertaalin- ge, niet met dien naam uitgedrukt wordt, fchoon het Rijk van Cochim an- ders in der daad één van de wier Hoofdrijken van de Mallabaar is; 6. 89. ziet men dat dezelve woordelijk in ’t noemen der getuigen, het oorfpronglijke witarukt; terwijl men daar door ook gelegenheid oncfangt, om de betekee zis van verfcheide woorden, als tPARr, Hoofd; ARt- WEN Land, @1 NAADDOE ODDEA genaamd, te leeren, kennen, é 558 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE 9. 89. Het geen ’t gezag betreft over de wyf kasten zoude uit de oudheden, ze- den en gebruiken der Mallabaaren moe- ten worden opgehelderd; waar van iets 6. 9. bl. 543. VI. Deel is te vinden. Dan ’t zij dit Patent waarlijk aan de „Jooden verleend zij of niet, ’t is echter zeker, dat nooit een Jood over zijne Geloofsgenooten, veel minder over de zoogenaamde wijf kasten eene uiige- flrekte magt gehad hebbe. Ook zijn de goederen der Jooden nooit Tolvrij (48) geweest, hoewel de Koningen, waar onder zij ftonden, doorgaans Moofden over de fooden gefteld hebben van hun eigen Landaart, onder den naam van Modeliaar (S. 18. bl. 556) die geen an- der gezag hadden, dan om Kleine Bur- gerlijke gefchillen af te doen, en geringe geldboeten op te leggen. 6. go. ribalhinds Echter is ‘er ééne bijzonderheid, die aan- (48) rorvry. Mogelijk moest Jofêph Rabaan de Lands gerechtigheid van de overige Joode ontfan- gen, en dezelve met de Hooge Lands overigbeid vere seekenen , en als onsfanger verantwoorden, en JOODEN TE COCHIM. 559 aanmerkelijk is, dat of fchoon in dit Patent wel eenige voorrechten vergund zijn, die aan andere geflagten ook zijn toegeftaan, echter aan niemand het doen wan drie eerfchooten, bij het aan- breeken van den dag, of ook wel on- der de trouwdagen van iemand, die in ’* Huwelijk treedt toegelaaten wor- den, zonder voorafgaande verzoek, en uitdrukkelijke vergunninge ; als zijnde iets, dat de Koningen van Co- chim, tot noch toe, aan zich alleen hebben behouden; doch ’t geen aan de Jooden beftendig tot noch toe, en zonder wooraf gegaan verzoek wordt toc- geftaan. En het is bekend, dat de Anlandfche Vorften niet ligtelijk een an- der laaten deelen in uiterlijkheden, die zij aan zich alleen behouden. Zoe dat, indien de Jooden zich dit voor- recht zonder Hoog gezag mogten heb- ben aangematigd, de Koningen van Co- chim zulks deeze natie, welker buurt of woonplaats zelfs naast aan het Co- chimfche Paleis ligt, zouden beletten , maar nu niet durven beletten; welke bijzonderheid de Heer MOENS oor« deelt, niet weinig voor %# gezag van dat Patent te pleiten, ten woordeele we de 0g- 560 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE Jeoden; dewijl ’t bekend is, dat alle de Wetten en gemaakte Schikkingen van de oude Mallabaarfche Keizers, bij de laatere Mallabaarfche Vorflen in de ui- terfte waarde gehouden worden. _$. 9. Bij deeze aanmerkingen van den Heer MOENs zal ik noch deeze eene voegen, dat in deeze twee laat{te ver- taalingen geen gewag is van het jaar- tal, naar Kalijogam, dat nochtans Ezechiel Rabby heeft; gelijk ook het jaargetal wordt gevonden in de vertaa- linge die de Castro heeft mede gebragt, naa Londen, waar van 6. 71. is gefproo- ken bl. 535, en welke dus luidt: ”Ik „ beken hier mede in vrede, voor „ God, die de Koningen der aarde naar zijn goeddunken aanftelt, en ik „ heb te vooren mijne handen tot dien „> Heiligen God opgeheven. Nu be- > fluit ERWAI BARMEN, uit kracht van dit privilegie , nadien God zijn Rijk, „ reeds wel roo,ooo jaaren behouden » heeftin’t 36fte jaar zijner Regeeringe, » in zijne Refidentie Magodor Patnam, » en hij belooft heden uit alle magt aan | » JO C° JOODEN TE CocHIM. © 5óf 5% JOSEPH RABAAN , Zich in 5 foorten van verwen tekleeden; ook zich van Paar« den, Elephanten en Kameelen te bee dienen; ook om den weg te baanen, » voor zich te laaten uitroepen; ook » Profelijten uit de Mallabaarfche Vol- » ken naar welgevallen te maaken; zich » ook van Fakkelente bedienen, en Ta« » Pijten op den grond, en in een Palan- » kin en Bazuinen. Hij mag zich ook „‚ groote Tentenlaaten maaken, en alle » foorten van Mufiektuigen gebruiken. »„ De Keizer geeft ook den grond van » 72 Huizen, voor eeuwig vrij van alle » Grondfchatting. Over de Jooden, die s buiten de ftad woonen , en hunne Sy- » hagogen te. gelijk , zal Fofepb Rabban » ’t bevel hebben. Geen verandering » of verbreeking zal in dit befluit plaats » vinden, dat ik op een koperen plaat » heb laaten vervaardigen, en aan den » Heer Jofepb Rabban gegeeven, voor » hem en zijne nakomelingen, zoons 4 » dochters, verwanten en laatíte nage » flagt, voor Eeuwig zoo lang de Maan » over de Aarde heerscht. Ik hebbe » het gegeeven aan deezen man der » 5 verwen. Hij heet Jofepb Rabban. » Amen! Hier van zijn getuigen de Ko- IX. DEEL, Nn » ning 2 562 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE » ning-van Zervangot, de Koning van 5 Takahor „ de Koning van Calicolijom , » de Koning van Argot, de Koning van » Samorij, en de Koning van Colaftrij; „De fchrijver „die dit heeft gefchreeven » en verzegeld heet Kelapen, Dit is ge- » fchied:in ’t jaar 3439 van Kalijogam”. 6. 92. Ik had 6. 3. uit de Notifias, gemeld vander Jeoden KONINGLIJKE Woorrech- den, en $. 10. uit Sike, dat zij van KONINGEN fpraaken; waar over reeds hier «te vooren bl. 539 9. 75. eenige nadere opening -is-gegeeven. eswe- gen merkt de: Wel Ed. Geftr. Heer MOENS in zijne Memorie noch aan, dat men wel eer heeft gemeend, dat de Joo- den in vroeger tijden het Koningrijk van Cranganoor in eigendom, en zelvs eenen KONING over zich zouden ge- had hebben: doch hij verzekert, dat daar van geen de minfte fpooren zijn te vinden. En dat zedert het Joodfíche Gemeenebest is verwoest, en de Wet- geevende magt van hun geweeken, het niet bekend is, dat dezelve immer “wederom aan hun zij gekoomen, hoe me JOODEN TE COCHIM. 563 ïnenigmaal de PFooden ’er ook na ge- {taan hebben. Gelijk zij daarom , wan= neer zij wel eer in’tCranganoorfche Rijk zoo, veel aanzien hadden, mogelijk toen ook wel konnen getracht hebben dat Rijk Magtig te worden: Doch zijn Wel Ed. fchrijft, veel eer te geloos ven ‚-dat die meening , wegens der Joos den Cranganoorfche Rijk, kan oor- fpronglijk zijn, van iets dergelijks, dat men onder de oudheden der Sint Zos mas Christenen vindt; te weten, dat deeze ook op zekerentijd, eenen Koning begeerd en erlangd zouden hebben. $. 93. Ten aanzien van de onderfcheiding der Jooden in BLANKEN en ZWARTEN (waar van 9. 12, 13. bl. 549) merkt de Heer MOENS wederom aan, dat onder de Blanken ook eenige Vreemdelingen zijn, die uit Europas: de Zurkjche Afi ätifche Gewesten , Arabiën , en Perfiën, op de kust zijn gekoomen; welke zich met de oude oorfprongliyke Joodfche in- woonderen, door Muwelijk hebben vermaagdfchapt; zoo als onder ande= ren blijkt in ’t Geflagt van Zgechiel re Nn Rab: 864 A. 'SGRAVEZANDE OVER DE Rabby, die (als gezegd is 6. 26. VI. D. bl. 563) in ’t jaar 1646 derwaards van Aleppo in Syriën overkwam. Terwijl de zwarte Jooden , wier kleur genoeg- zaam met die der Mallabaarfche laage kasten overeenkoomt, niet welanders dan van de Joodengenooten, zoo uit vrije Mallabaaren, als uit hunne vrij gegeevene flaven aangenoomen, kon- hen worden afgeleid; (6. 12} fchoon men ziet wil ontkennen dat ’er veele, door wermerging met de Jndiaanen, konnen voortgekoomen zijn. Doch dat de kleur van een kind, uit eenen blanken Vader en zwarte Mullabaarfche Moeder gefprooten, merkelijk door een reeks van Teelingen van de ei- gentlijke zwarte Indiaanen verfchilt: dat eindelijk ook het getal der zwarte Joo- rd veel grooter is, dan dat der Blan« en. 5 5. 4. __Nopens de verfchillen tusfchen de blanke en zwarte Jooden (6.13. VI. D. bl. 550) fchrijft de Heer MOENS tot onder= richt voor zijnen opvolger: Dat deeze verfchillen, zoo veel hij had konnen , E { na ke a ed ne. JOODEN TE COCHIM. «565 nagaan, waaref veroorzaakt „ door dien dat de zwarte Fooden altoos naa eene gelijkflandigbeid met de blanken {tonden;, het geen de laatffen niet wilden gedoo® gen; om dat zij de zwarten voor geene Oorfpronglijke …Fooden hielden , maar aanmerkten als voor het grootte gedeel; te gefprooten, uit hunne vrijgegeeven flaven ‚of uit natuurlijke Mallabaaren, die tot Joodengenoaten waaren gemaakt, En dat men zegt, dat de zwarte Joo- den zich telkens door Huwelijk met de blanken hebben willen vermengen; en dat zij in de plaatfe van zich -nedes rig tegen de blanken te gedraagen, in tegendeel onbeleefd omtrent hen té werk gingen „in de Groetingen of Bers bewijzingen op de ftraat.. Of ook-dat zij zich niet ontzagen, in de Synagoge … de voorgeftoelten,„ of in andere Bijeen- komften:de Zerffe plaats in: teneemen; zoo dat zij altijd, zoo-niet naar den hoog flen vang, ten minften naar de ge= lijkflandigheid. trachteden… Welke eir ‘genfchap (zoo als zijn Wel Ed. Geftr. verder aanmerkt;) mew doorgaans in Andiën. befpeurt, alwaar de Lieden in onderfcheidene geflagten of kasten zijn werdeeld, dat zij, wegens hunne ges mo n 3 boor” Ó \ 8 366 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE boorte in geene hooger kasta of klasfe kunnende koomen, echter altoos daar na hunkeren; of die van hooger geflag- te, als zij maarkonnen , heimelijk kwel: len. En dat ‘dewijl de zwarte Jooden zulks altoos omtrent de b/anke. Jooden geöeffend hebbe, men dit-ook wel als een bewijs zoude konnen aanmer= ken, dat zijin der daad geene oorfprong- lijke- Fooden zijn, maar uit natuurlijke Mallabaaren-of Slaven (gelijk gezegd is) „Joodengenooten zijngeworden,; Zijnde doch bekend hoe onverdraaglijk-door- gaans Meeren -zijn „ die bevoorens knegts, of vrijgelaatene, die te vooren laven ‘waaren Voorts, dat deeze zugt tot het: gelijkftandige, ten laatíten Zoo: ver is gegaan, dat de zwarte Joo- den, noch niet zeer lang geleden, den Koning van Cochimtrachtten te bewees gen; dat ‘hij „wilde “bevelen: dat de blanke Joodinnens-die aldaar „meteene Sluijer of hulfel: over: hetshoofd, „ge woon zijn naa de Synavoge “tegaan; @ven als zij, dat is. ongedekt en zons der Sluijer ,’ derwaards: zich: begeven moesten, In welk verzoek zij, door den ‘Vorst, zoo minr als in hunne an dere onderneemingen begunftigd zijns JOODEN ‘TE COCHIM: » 567 om dat zij bij den Koning! altoos? zijn befchouwd, als eenigzins ondergefchikt aan de blanke Jooden. Gelijk men.ook tot noch toe ziet , dat zij zich op eene zeer geringe wijze geneeren,en dat veelen van hun, inde Huizen en Tuis nen der blanke Jooden ‚voor beloonin= gen, dienen , huisfelijke beftellingen en. boodfchappen-doen, en, meteen woord. in deezen-tijd, ten: eenemaal van de blanke Jooden zoo zeer onders fcheiden zijn, dat zij zelfs (als 6. 13 reeds is gemeld) in hunne afzonderlijke Synagogen hunnen Godsdienst oeffe. nen;-en zelfs niet,-'dan op eene bes Jchroomde wijze in de Synagoge der blanken koomen; wordende ook door de blanken. met onverfchilligheiden verachtinge behandeld, tegen. welke de zwarten, als.grooter in aantal zijnde; zich-meér dan eens vergreepen hebben zelfs met oeffeninge van geweld , waar tegen de Worflen des Lands deb/anken, door hun gezag, hebben gehandhaafd, 9. 95. | „Onder.de geweldenarijen der Portu- geezen tegen de Jooden ($. 14. genoemd Ji Nn 4 zov 56B A. ’sSGRAVEZANDE OVER DE bl. 552) telt de Heer MOENs verachte: lijke behandeling , «en willekeurige belastingen: doch voornaamelijk dere zelver onverdraagzaamheid in ’t {tuk van den Godsdienst, ’t geen de foo den noodzaakte, om met verlaatinge van Cranganoor, zich tot den Koning wan Cochim te wenden, die hun op Co: chim de Suifa, naast of bij zijn Paleis een (luk Lands aanwees, daar zij-huns ne Synagogen en huizen bouwden, en noch woonen; Daar zij ook eene af- zonderlijke Begraafplaats (49), een weinig buiten hunnne Buurt, afzon- derden. ’t,;Was dan geen wonder, dat toen-de Heer wan Goens in 1662 Co- ebim belegerde, de Jooden zeer gereed waaten om aan de Krijgsmagt der Ne- derlandfehbe Maatfchappij mond-behoef- ten, en allen anderen bijftand ,-die in hun vermogen was; te verfchaffen, in | | hoo- (49) BEGRAAFPLAATS, Ik heb onlangs uit eenen Brief van den Heer Moens gezien, dat zijn Wel Ed. Geftr. in ’ laatfte van zijn verblijf op Cochim „ aangemoedigd door de Verhandeling van den Heer Te Water en de Redenvoering van den Heer Kluit, de Begraaving der Christen Lijken in de Kerk te Co= schim, met medebewilliginge der voornaamfte in- sjen: voltrekt hebbe afzefchaft, en eenc bee waame Begraafplaats buiten de Stad verzorgd, die nu wordt gebruikt, “ JOODEN TE COCHIM. … 569 hoope: dat zij onder deeze Maatfchap» pij de-meeste Burgerlijke en. Gods dienftige vrijheid zoudengenieten, Welke hulpvaardigheid hun, toen de Hollanders, voor ’teinde der goede Mousfon ‚(volgens 6,17. bl. 554) ects aftrekken; duur kwam te aan, 9 | 29, 56 ro: Bij 6, 21. fpreekende van het Levens: beftaan der Blanke en Zwarte Jooden op die Kust, voegt de Heer MOENS noch: Dat de meesten der Fooden Koope bandel drijven, de een meer en de ane deren min, en zich. daar mede genee- ren; fchoon, tot de nbr pe van Ezechiel Rabby . de gegoedfte en voorz naamfle Kooplieden behooren, Hier bij. meldt zijn Wel Ed. Geftr: nopens hunne geäartheid en Levenswijze, dat men in deeze Jooden niet ontwaar wordt die Scherpzinnigheid en Werke zaambeid, en noch minder dat Bedrog, * geen men anders den bedendaagfche Jooden doorgaans toefchrijft: maâr dat in tegendeel zijn Wel Ed. hen door- gaans had bevonden eerlijke Lieden tê | Nn 5 zijn, 570 A. ’SGRAVEZANDE OVER DE zijn, die het zich zouden fchaamen een Christen, Heiden of Moor, met op- zet te bedriegen. Dat men ook van hun kan zeggen, dat:zij op verre na zoo morsfig en vuil niet zijn, als men de hé- dendaag fche » Jooden ook nageeft, die wer af zijn van rein en zinlijk te wezen aan Lichaam en Klederen , zoo als ee- ne onaangenaame reuk wel eens leert. En dat fchoon wel fommigen van de Rijkfle, die tot aanzienlijke lieden toe- gang-hebben ‚vin zinlijkheid:boven!de gemeene fooden. uitmunten, men echtet altoosin heteen of andere den. Jood ’er bij-ziet-uitfteeken. Maar dat de: Jog den -òp „der-Kust- zonder, onderfcheid;, zelvs tot dergering ffe ensminst. gegoedfte toe, zo0 zinlijk zijn in-hunne Huizen, aan hunne Lichaamen „ Tafels'en Bed- den, als-wij; zoo dat men bijna nief zoude konnen ‘weeten” of het Jooden en, Zoodinnen, waaren';…indien zij niet door eensfoort wan. kledinge, en door een foort-van.onderfcheid-teeken, in hun elaat van, andere, Natien > nderken- nente „Dat oùdertusfchen het grootfte gedeelte der, Zwarte Jooden zich met den Landbouw en Veefokkerij ges neert;.als.ook met inkoopen en Ne Pf 00 Aden an Tot JOODEN ‘TE. COCHIM. 57E koopen van Levensmiddelen, inzonder- heid van Boter en Pluimwee. 597 ‚Betreffende de Rechtsplegingen onder hen, (aangeroerd 6; 23. VI. Deel bl 561) bericht de Heer MOENs nader, dat de gezaarmentlijke Jooden, zonder tegenfpraak onderdaanen zijn van den Vorst, op wiens grondgebied dezelve woonen, en dus ook opde Kust dag- delijke. onderdaanen van den Cochimfchen Koning zijn: Echter hebben zij zich doorgaans aan de Rechtbanken van de Nederlandfche Maaifchappij te Cochim vervoegd, en zich aan derzelver Vonn nisfen onderworpen. ’t Geen voornaa- melijk nochtans bij de Blanke Jooden heeft plaats-gegreepeny «doch allerbij- zonderst bij sde. Zuropeefche. Fooden 3 die, de‘onmiddelbaare befcherming van de Maatfchappij ‘zonder eenigen tegen: Spraak van den Koning van Cochim „al- toos verzocht en genooten hebben; gelijk dezelve altijd het hooge gezag van den Moofdgebieder, van wegen de Ne- derlandfche Maatíchappij aldaar erken: nen; en zich aan het bijzondere Rechtse 46 572 A, ’SGRAVEZANDE OVER DE gebied van dezelve, zoo wel als van den Fiscaal onderwerpen. Evenwel hebben de Blanke Jooden van Cochim zich tot noch toe niet flellig voor vole firekte onderdaanen van de Maatfchap- pij willen verklaaren ; vermoedelijk , òm zich in geval van eenige omwendin- ge van zaaken, niet geheel aan de wraakzucht des Coehimfchen Konings bloot te ftellen: Zijnde echter in ’% jaar-1772 een) zekeren Jood, die door den Koning wan -Cochim als een Bedrie= ger in de Gevangenis was gezet, maar door den Heer MOENS ten eerften op- geëischt, ook vrijwillig aan hem over: gegeeven, « L | $. 98. | Belangende de Synagogen (Ó. 31, 32.) teekent de. Heer MOENS aan, dat in de ‘Foodenbuurt:, naast het Paleis-des Kor nings van Cochiu-.de Suifa vier Synago= gen. zijn; haamelijk één voor de Alan» ken, ende drie-andere voorde Zwar- teus welke laatfte Moorleezers hebben van hun eigen geflagt, om den dienst te verrichten ; doch wanneer een Slan- ke Rabbij in-hunne Synagoge komt, 98, moct nnn ennn JOODEN TE COCHIM, 573 moet Hem de eer gegeeven worden; van den dienst waar te neemen; en kan onder de Verblijfplaatfen der Zwarre Jooden ook Mala geteld worden, daar omtrent 5o Huizen zijn, en ééne Sy- nagoge. 6. 99. _ Eindelijk nopens hunne Kerkboeken; en Mand/chriften, waar van 6. 33—36. teekent de Heer MOENS noch nader aan, dat hun Sepher Thorah, of de Boeken van Mofes, die hier in werfcheide Synagogen gevonden worden, alle zijn laatere Handfchriften op Pergament en gemeen Ôruin Leder; dat het niet blijkt, dat 'er eenig affchrift van aanmerkelijke oudheid van eenig gedeelte, of van het geheele Oude Testament aldaar voor handen is geweest. Dat zij aldaar ook nooit Drukkerijen hebben gehad; Dat de oorfpronglijke Mallabaarfche Jooden, over het algemeen, in het ftuk van den Godsdienst, onwetende en zorge- loos zijn; Dat zij den Zhalmud, noch Kabbala, noch de boeken der Mafvre- then kennen, en (zoo als de Heer MOENS denkt) wel onder de Karaïten mog 574 A. 'SGRAVEZANDE OVER ENZ. mogten gereekend worden, zoo als de meeste Afiätifche Jooden.- Nochtans willen zij beweeren dat de Mal/abaar- Jche Israëliten, een oud affchrift vande Sepher Thorah zouden gehad hebben; maar dat dit Eerwaardig gedenkf(tuk “ter gelegenheid der Portugeefche ver- - woestinge zoude zijn verlooren: doch de Heer MOENs oordeelt, dat dit weji- nig fchijn heeft van waarheid; om dat zij, naar hun eigen zeggen, tijd gehad hebben, hunne beste goederen naa het gebergte mede -te neemen, en dus waarfchijnlijk te zijn „dat zij niet zou- den hebben nagelaaten, die voor hun onwaardeerbaare Gedenkflukken mede te bergen ; zoo wel als men. verhaalt, dat zij voor het nieuwe affchrift van Mofes vijf boeken, dat toen in hunne Synagoge was, zoo veel eerbied en zor ge hadden, dat zij zelfs dat affchrift geborgen en mede genoomen hebben, en met blijdfchap, even als van ouds de Arke des. Verbonds, en met ge- juich te rug hebben gebragt, Miadelburg den 28 September 1782,