. … En ed, iLfd en de) ghb Le VEEN DL 1 ide hd en NA DE AE 0 fial Re ENAME AN fi ve y f Á VERHANDELINGEN Girégbbnven noon Het | Pe ZEE uk GENOOTSCHAP Ze TO | WETENSCHAPPEN, 458 VEISSIN GEN. UITLEGGING DER PATELPL AAT Te wrsteiD, fiér Bezérnd op. aar Throons 5 Befchouwt men in MINERvE’s Wapenrusting 3 Doch, warsch van fabeldicht ca valfche Guòn, Schept ze in cops BOEK haar groorfte zielsverlusting. Twee Zuilen, die’ ’vgewelffel. van-haar/Kerke Aan d'eenen kant bouwkunftig ofiderfchraagen » Vertoonen “ZEEUWSCH en vLIssiNGS. wapenmerk, En WaLLEMS beeld, wien.’t werk word: opgedragen Deorluchtie. Hoofd, van nge Maatfchanpy N Die; fcheon nach in heur zwakke en kindfche jaaren ; Hem d'Eerfteling heur’s arbeids, vlùg en bly, Voor de oogen brengt, met lust om voort êe vaaren, Dr Zufrl meu d Hoorgrond’, ryk sbedeke —Met Zeke enfcliets val a em Wetenfthappen, En ‘t Pergezicht, dat ginder d'aandacht wekt Ter zyde van Gordyn en tempeltrappen, Getuigen , dat de weetzucht, viyt en lust, Door de Eer gefboord, aan Zeelands, verfte paaler „ In onze Pest noch nief zyn ùiegebluscht: el Men tracht door zut ‘er mede een? Prys te-haalen. Handhaving van den Godsdienst en het Recht, Geneesbehulp s torfteun van't menschlyk leeven, tv Natuurboek , door. Gods nand ons voorgelegd „ *t Natuurboek „ door zyne Almagt zelf befchrev en, De Meetkanst , in haar takken ruim verfpreid , De Schilderkunst, Zoo fix in kleur en trekken, De Puikmuzyk , die harte opwaarts leidt, Haar Zuster, die de dofheid zelf kan wekken, t Vermogen om door ”x helder Spfzgelglas Het Starrenbeir aan ’ menschlyk oog te klemmen Of door behulp van Graadhoog en LK nmpas ; Op verren tocht een dalle zee te temmen; Hiftoriekunst , die °t oude ia nieuw herfchepr Die munt en ffeen van vroeger eeuw doet tuigen; Die honing zelfs uic bitrren alzem lept, En uit vergift weet arczeny te zuigen, Bte En wat zich meer liet fchetzen op. 'de print, Zyn beeld{praak van her doel, waar heen wv trachten, Is ’% werk gering 2 Wie deugd en wysheid mint, Heeft eindelyk op, zyn’ arbeid vrucht ra wachten. _ Dus huwt min.’ ryk van onzen Waterleeuw De Scheepvaardy mer de oefening der verftanden, « Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw Den yvérgloed noch fterker doed oncbranden. JJ BRAËÉ HE HE Ki Jk VERHANDELINGEN ze Dn a DOOR Et RB ZE U WSC . GENOOTSCHAP WETENSCHAPPEN, vi ESL Kidea fr AN x 3 d TWAALFDE DEELS EERSTE STUK. | TE MIDDELBURG; B br PIETER SGIELES SEN, 7 Drukker wan het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen, MDCCLXEXYVL Het Genooifchap erkent geene Exemplad- pen voor echt, dan die doòr Eénen der Secretarisfen eigenhändig onderteekend k e EI STORT ë VAN HET LEE Mn MiS LO AR GENOOTSCHAP DD E R | WETENSCHAPPEN, | ede | VLISSINGEN He: zal misfchien , deezen of gee- nen bevreemden , dat, regen de ge- woonte , tot nog toe, door het Ge- 1ootfchap, beftendig gevolgd „het Lwaalfde Deel, van deszelfs ‘Ver- handelingen, niet op eenmaal ge- heel, maar by Stukken in her licht koomt, en zulks te meer, om dat men, byna te gelyker tyd, met hee il ri, Eer: HE MT Orale Ferfle Suk van dar Deel, het Der- tiende deel volledig zal ontfanget Dan de reden hier van is cenvouwig deeze + dee, -dewyl beide-die Dee: lehá té geller tyd, opondertehei- de Drukkeryén vorden gedrukr, die geene, op welke men het Twaalfde Deél vervaard: sde buiten ftaac was zoo veel fj zöeds te maaken, als ver- eischt verd om het, nog dir Jaar, gekeclaan Bet Publiek mederedeelen. Men zal deeze onregelmatigheid tragten te verhelpen, door 4 zoo dra | mogeljk, hee Tweede Stuk des Twaalfden- Deels uittegeeven. Dit, ter verfchooning , voor af gemeld” hebbende, zullen wy den draad, der Gefchiedeniste,, van dit Genoosfchap ‚ daar, alwaar wy dien; inhev Eiftorisch Voorbericht , voor het "Elfde Deel, gelaaren hebben, wederom: Opvarten. ‘De Beroerten; welke „ federt ee- nen geruime uyd ‚ons dierbaar Va- derhnd onwmrên ‚ hebben, tornog : toe), Their © toe, geen de minfte nadeclige ge- volgen, ‘voor deezeMaatfchappye gehad ; de beminnelyke Eendragt, uit zoo veele Vergaderingen wegge- vlooden, heeft haar verblyf betten: dig: onder ons gehouden; en-hoe zeeralleraandacht thans, tor de Staats- zaaken wordt getrokken, verlooren egter, noch de Beftierders, noch de Leden, van het Genootfchap;, deszelfs belangen uit het oog: de Zorg der Eeriten is niet vermin: derd, de Yver der Anderen is miet bekoeld. Hier ván-kan ten bewyze ftrekken, de fpocdige uitgaaf, van meer dan één Deel, en de voorraad nog overgebleeven; als mede; de toeneeming, onzer verlaameling, van „Boeken, Natuurlyke zeldzaam- heden en Penningen. l) Door de Kdelmoedigheid der _ Heeren Royaards, Gesquiere, Ge rard, van Breda , Bonn, Brender a Brandis, Deiman , Hofftede, Nuys wan Klinkenberg, Catteau, 5e A _ Caels, [MaM IJ Cacls, de Launay, Aenea, Kaste: leyn ‚en anderen;-gelykmede-door den. Aankoop ‚ten Kosten des, Ges nootfchaps, is deszelfs Boekery zeer vermeerderd; de Heeren de la Ro chette, Pruyst-envan Solingen, vers rykten, door-hünne ‘Gefchenken; het Naturalièn-Kabinet; en vooral; is „dat, der Medailles ‘en Mumen; aanmerkelyk toegenomen „ alzoo voorhet zelve, onder opzigt;=van den. Hooggeleerden Heer Le-lZa- ter, een aanzienlyk aantal, van Gou- dene; Zilvere en-Kopere, oudeier nieuwere Penningen, voor-Recke- ning „des Genootlchaps, zyn aange” koor. g Met Dankbaarheid (pellen wy bet nevens de voorgemelde naamen , ook dien van den Heer-A/tú,-Gouver: neur Generaal, van Neerlandsch Zn- diën,. die, „door eene milde Gift, getoond heeft, hoc aangenaamvher zyn Hoog Edelheid was, onder he geval der, Heeren Bettierderen te Zyn. gangenomen. Mer Mer leedweezen, moeten wy ook melding maakeag- van onze B nc verliezen: uit den Rang Ter Di- reêteuren ,- onmuktd. ons de dobd, den Heer van Hoorn wan, Burat, en uit dien der Leden , de Heere , C. A, Hannes, Med. Dot. te e- B el, en 5. Harger, Med Dol. te Rotterdtm tv 2u EN MAH OL | Daar en tegen, Zyn. tot kersen treuren van dit Genoorfchaps feder es dende ld de Algemeene V ergadering sn | feärs 1785, aanscteld, de Heeren: 4 OHANNES LOUIJSSEN, Penfionaris Ho= \ ne „norair, der Stad Wiisft ngen, 8 Î JOHAN FREDERIKIDORVIELE, Sche- en en Raad te Arifteldam 5 Bewiadheb- bot der. Oost. Inafche Compagnie, ter Ka- mer aldaar. Mr. PAULUS GEVAERTS, Seprotaris der Stad Dordrecht. NE PIETER VAN BUREN, Secrétaris der.Bd. … + Mog. Heeren Staaten: van „Holland en Westvtiestarld, în ’s Huge, ” LEONARD FERLEMAN, Subftitnut Bril. Ver 5 Land is van den Mrijes ste Sluis in Vicanderen, ME wiLr'eM ANNE LESTEVENON , Vrij heer van Hazaartswoude, - Schepen en Kaad, der Stad Haarlem. Nt Mr. Loef Mr. BASTIAEN NEBBENS, Heer van Kle- verskerke, Bewindhebber der West-In- difche Compagnie, ter Kamer Zeeländ, te Middelburg. „Eh in de Algemeene Verdide, ring, deezes Faars, zyn tot Leden verkooren, de Heeren: JAN BERNARD JACOBS, Artis Obfietric. Profesfor, te Gendt. JOHAN THEODORUS VAN DER zentp, Med. Dr, te Middelburg. JAN PETERSEN MICHELL, Med. Dr, ter Amfteldam. E DE LAUNIJ, Secretaris van. Zijne Keizer- ‚lijke Koninglijke Majefteic, te Brusjeh, T. P. CAELS, Med. Dr, té Brusfel. G. BRENDER A BRANDIS, Leermee- fter in de Wis- Natuur- en Starrckunde, te. Amfleidam. JACOBUS WATERVLIET, te Middelburg. Het geen wy hier verder, raa- kende de Vraagen door hetGenoot- fchap voorgefteld, en de Antwoor- en, door het zelve bekroond , zou- den kunnen byvoegen, is te vinden in het toen voorgeiteld, en daar na uitgegeeven Programma ‚ zynde van deezen inhoud: KW Wer ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER Hi WETENSCHAPPEN, TE VLISSINGEN, iecté, in zyne jaarlyk{che Algemeene vergaderin: ge „den zeveriden van: Wynmaand, des jaars 1786, ‚ “eenen gouden eerpffstoegewezen aan den Heere LAURENS „VERWYKj te Rotierdamnvs- na dat, by her openen vanhet verzegelde billet „ gebleken was, der hy, onder de zinfpreuke: Fot: nut van veelen, Schryver ware van het meest voldoende Antwoord, op: de la: Neardien ni Krankber oekers ‚În dienst deg: tj nlifche” Compagnie deezer “Landen, van eel nut kunnen zyn, en zuike op de meeste Oost- en lifdhe Comprar en ûutbreken: welke zouden de beste ver minst kostbanre middelen zym, vomshet gebrek van goede. te werminderen @n:geheel weg je “HEEMEN De de: Cons agnie van den last der waade Kr ankbezoehers te berryden? Een tweede Mipoord. on. dezelve Vraag inge- koomen, onder de Zinfpteuks- Deo et Piri ide, vil het Genootfchap gaarn,. meteenen zilveren, ‘Perpenning, bekrounen: ten welken einde „ de Pchryver verzogt wordt, zyn naam, binnen zes- weeken, door eenen. Brief te willen opciibaaren, indien hy verkiest, dit bewysder hoogachtinge van de Ma dankte voor zynen nuttigen arbeid te “ontfangen, . > de À 6 S Op de Vraas:, bererende de faam werking der welerde Maatiehappjën, ten » meer aisemeds MC nutte, is geen volêoend Antwoord ingekoomen. Het Genoot fchap heeft egter, met ve cls genoegen, geleezen, eend Verhandeling daar ever, onder de ‚ Zinipreuk: Cou- L xm dj | Concordia res parva cresctuat ; Discordia maxime dilabuntur. Maar het wenschte, dat de bekwaame Schry- ver zich, naar het docl der Vreag, meer had on- ledig gehouden, met her opgeeven, der verhin- deringen „ welke de geleerde Maarfchappyën mal kanderen. ‘toebrengen, dan met die geene, welke zy zich zelve veroorzaaken; en dar: hy zulk een plan van faamwerking hadt opgegeeven „ het welk gecne as eering, in den oorfprongl; yken aanleg, dier M aatfchappyén maakte „ «en de Algemtêne, niet in Byzondere deed overgaan. Het Genoot- fchap noodigt daarom den zelven, en anderen, andermaal uit, om deeze ftof, in nadoreoverwee- ging te neemen, en ftelt „ onder toezegginge; van den gouden Eerpenning, dezelve Vraag ter beënt- woording, tegen den veerften van Louwmaand, des jaars 1788, wederom, doch met eenige nader re pepe al ngen, op deeze WNA) voor: Welke fchikkingen kunnen 'er , tad de gefade mentlyke: geleerde Maatfchappytn in ons Vader- land, vemadk tsworden, om zonder alba Cát eenigen hinde p-toe #2 brengen, zonder dz eenevai de andere, of van eenig opperbew ind, cj hanghk e niaaken ‚en: over eenkoom ftig elks oorfpr onshske ânrigting ‚fa vam te werken. tot bereiking vanhadr gemeen ‘doel: de b vevordering van den bh er en mikr reiding der Konflen cn WD Crenf chappen? De Vraagen „over den Bloei van Zeeland, en over de Bn wyze, op welke men de MZuham- “ eb rd 4 e 7 ° 7 medadnen, van de Waarheid des Christendom, overiuigen kanp; beide breeder, in ’t voorgaande Pra: | Í De es SIN Prögrdmma vermeld; zyn onbeäntwóord geblëe-" ven, en worden niet meer voorgefteld. _ Op de voorffellen, betrefferide cen beknopt fa- menftel van het Sraats-recht der Zeven Verdénigde Nederlandfche Gewesten; cen tvdreekenkundig be- richt der Schryveren, over de Nederlandfche Ge= fchiedenisfen enOudheidzen de 7% erbetering derldgo- ge Schoolén , geene Antwoorden ingekoomen zyn- de, is goed gevonden ; uit aanmerkinge van ’t groot gewigt en de üïtgebreide nuttigheid van die drie voorftellen, dezelve hier wederom op te geeven ; doch zonder bepaalinge van tyd, en met belofte van den gouden Eerpenning aan den geenen, die op het eene of andere eene voldoende beäntwoor- ding, wanneer het ook wezen zal, aan dit Ger nootfchap zullen toegezonden hebben. Deinhoud daar van; is breeder te vinden, in het Program- „ma, van 1785, gepläatst, in het Hifforisch Voor- bericht, voor het XI Deel der Verhandelingen deezes Genootfchaps. Het Genootfchap herhaalt by deezen , om, on- der toezegginge van den gewoonen gouden Eer- penning, beäntwoord te worden voor den cerften van Louwmaand des jaars 1787; de twee volgen- _de Vraagen: de eerfte, voor reekening van het Zeeuwfche; en de tweede, op kosten, van hee Bataviaafche Genootfchap. A. Hoedanig is de flaat der Zeden onzer Na- tie geweest, zedert de oprechting van ons gemee- nebest, tot op deezen tijd? Welke waren de oor- zaaken hunner verbetering of verergering? En welke zyn de beste middelen ter meer algemeene Verbetering onzer Nationaale Zeden? 8 B. De \ \ } »  be Aare A B. De Wis- Natuur-en Teekenkunde, var eenen bykans algemeenen invloed op alle Konften en Handwerken eynde, wordt gevraagd optegee- en: welkeshet-best middel is > om die kundighe- den algemeene in trein te brengen en derzelyer aanleeriug „ voor minvermoogenden , geinaklyker te maaken? Om beimtwoerd te worden voor den eerften van Louwmaand des jaars 1788 , worden nu, voor de eerftemaal;, de twee volgende Vraagen voorge- fteld; de cerfte: voor reekening van het Zecuwf{che; en de tweede op kosten van het Bataviaafche Ge-= nootfchap A. Dewi Jet gered. met ik: van Blend geny de ziel i5, van àlle Handeling sen cn Bedryvers. op welke wyze, konnen s eerlyke en naar flige, Kooplieden „ Conrmisfionarisfen „of Onderneemers s van Fabrieken en Trafieken , (die geene Obliga- tien, of foortgelyke Efftêten bezisten „ om tot pand ter“ minne te konnen overgeeven , maar voorzien zyn, van vaste Panden , of Pakhuizen , Zolders , Kelders of Winkels; met gemegfaame. voorraad. van goederen) jin deeze Provintie van Zeeeland gelegt: nheidbekoonen om Gelden, à& depofito, op Wisje, voor zekeren tyd, magtig te worden ter. voortzetting ‘hunner, zadken ;-zoo dat teffens. de Geldfchieters zekerheid hebben, voor „de pei=, lige herkryging , van hoofdfonmme en interesfen} 2 B. Welke zyn de Ziekten en Kspaalen-; der Fa ers in de Nederlandfche Volk plantingen, in de, Î est-Indiën?— Welke zyn de-uit- en inwendige. teekenen). van zulke derzelves-“die zondes han ‘hulp, van eenen crvaaren. Genees-“ of Heelmees 8 PER Eb Ave fler ; door Planters, óf Direfteuren, kunnen ge- neezen worden,en Welke vaiddelen moeten, zy daar toe gebruiken?— En welke zy die Ziekten of Kwaalen , wier geneezing „ boven hun versno- gen is? — Men vordert hier op een Antwoord; gefchikt, naar de bevatsing, van zulken, die in de Genees- en Heelkunde , geheel onbedreeven zyn. lee 8 y De Antwoorden op alle de gemelde Vraagen en Voorftellen moeten leesbaar gefchrevenj— in de À 5 Fi Nederduiefches Latynfche, of Franfche vaal op- _gefteld; - NB. mev een dubbel,, of’ affchrift, voorziët ;— voor den bepaalden tyd‚— en vracht Vry toegezonden worden aan den Heere. G. KUIPERS; Predikant en Secretaris van het Zeeuw- fehe. Genootfchap der iWVetenfchappen ;te Vlisftngen. De Schryvers ntoeten hune naamen giet by de Verhandelingen voegen; doch dezelve met eene zinfpreuke voorzien; cn laaten verzeld gaan met een verzegeld briefje, dezelfde zinfpreuke:tot op- fchrift hebbende, en waar in de naam en woon- plaats der Schryveren gemeld ftaan. _ Het zel aan een ieder, zonder eenige uitzonde- rige, vryftaan, om naar den prys op alle de voor- geftelde vraagen te dingen, ook aan de Direéteuren en.Leden van dit Genootfchip; doch ; ten aanzien der bêtde laatstgemelden , onder-deeze voorwaar-, den: dat zy wiets op hunne verhandelingen en bil- lettem zultene plaatfen „waar uit blyken kan. ‘dac Zy, in de cene of andere betrekkinge „ tot dit Ge- nootfchap. behooren; én dat zy, om des te onbe- kender te)konnen-blyven, hunne verhandelingen door eene andere hand, moeten laaten, affchryven.: ! …… Nies í Lal [vr Niemand, wiens Ve: rhandeling bekroond wordt, zal vryheid hebben, om dezelve, -” t zy-geheel , ’ zy. ten deele „ in het Nederduitsch, afzonderly k te doen drukken, of in eenig ander werk uittegee- ven, zonder voorafgaande kennisferen medebewil- liginge deezer Maatfclappye: [et Genootfichap behoude aan zich het recht, om; naar goedvinden, tot nut van het algemeen „ gebruik van alle de toegezondene antw oorden te maaken, «en dezelven, fchoon ’er de prys niet aan toegeweezên wordt „ geheel of ten deele onder zy- ne V erhandelirigen te doen drukken: ’t zy met by- voeginge der zinfpreuken, door de Schryvers ge= bruikt; is zy met uitdrukkinge van hunnene amen,’ indien zy „daar toe verzocht wordende „ dezelven gelieven te openbaaren. Niet lang na de Uirgaaf, van die Programma ‚is aan het Genoorfchap; pa ontfangen verlof en“het openen van het verzegelde Briilet, geblee- ken, dat de Schryver, der Verhan- deling, over de Krankbezdekans in dienst; der O: FE: Compagnie, welke ten Zinfpreuk, hadt: Deo et Patrie, was-de Heer Pp: HAACK; Theol. et Hist. Sacra Profesfor en Predikant, te Breda; aan wien der- halv er volgens gedaane belofte, de Zi de «fr xvin-J zilveren eerpenning is gefchonken. Wat wyders de Inhoud, van dit Twaalfde Deels eerffe Stuk bereft: men vindt daar in, de Twee bekroon- _de Antwoorden, van de Heeren vaN LEEUWEN(*) en TERNE, over de Schadelykheid, ‘der Begravenisfen, binnen de Steden en Kerken. Het Genoorfchap wenscht niets vicriger, dan dareene onbevooroordeelde Lice- zing en Overweging derzelve, ge- volgd mag worden, niet flegts door dif eene NE ben nnn PS ij pe (&*) Men kan niet nalaaten , lier aantcteekenen, dat de Hecr VAN LEEUWEN, by deLes, het Voorbeeld heeft gevoegd: hebbende twee zyner ‚ ‚Kinderen, laaten begraaven, op het Kerkhof, te Awvezathen, aan de zyde, van den, daar langs loo penden, Utrechtfcken Zandweg; op eenen Steen ; in den Kerkmuur, van buiten, boven het Graf s dat behoorlyk afgeperkt is, leest men dit Opfchrift : Hier rust myn Oudfle en Fongfte Kind. „Ai! Lezer, fla dit woorbeeid gade. Zot, levend , een waar Menfchen-vrind, En doe ook, na uw dood geen fchade. «… Ook is men, aan zyn Wel-Ed. Geb. voornaam lyk verfchuldigd, het Plan, ter oprigting, van eene Begraafplaats, buiten de Stad Thiel. Een Plan, in welks úitvoering , men reeds verre gevorderdis „ en het welk , door den loflyken Magiftraat dier Stad» ; als mede door Hun Ed. Mog. wordt begunttigd, Et iter ene vördere Overtuiging, van de nadeeligheid en vefportely kheid, dier gewoonte, maar ook; van eene daa: delyke aart panning , van Regenten en Bur gers, om zoo veel in hun is redetewerke n, tot eene geheele af- Gehalte van dezelve. Her daar by ge voegde Aandangzel van Aantee- beningen, gemrokken uic de met be- kroonde Antwoorden, is men fchul- dig, aan de arbeidzaamheid en naauw- keurigheid, van den Welk Lerwaar- den Heere A. ’s Grawezande, Pre- dikant te M iddelbus rg, die daar voor den dank der Leezeren en des Ge- noorichaps verdient. Op deeze Stukken, volgt: de Be- fchryving van eenen nieuwen Scarre- kundigen Maanwyzer El door den Weert Schortinghuis; ‚Kenige Aan- merkingen over de Kaneel op Cey- lon, van den Hoogleeraar Zhun- berg, die, door Je kundige hand : van den Heere Houttuyn Zyn ver-, taald, en met aanteekeningen ver= meer- a Ar Lm meerderd ; en eindelyk de Verhan- deling van den Heere van den Hes- pel, over Gods Goedheid, kenne- lyk doorftraalende in de bepaaling Ô omtrent den dood,der meeste Dieren. Indien de Inhoud, van deezen Bundel, aan onze Landsgenooten ‘behaagt en hun nuttigis, zalhet doel des Genoorfchaps bereikt zyn, en deszelfs Yver, nieuwe fpooren kry- gen. VLISSINGEN; den 8 van Slagtmaand des jaars 1786. GERRARDUS KUIPERS, SLEAGHREST DAR IS. Ge AUS LYST VERHANDELINGEN Van het Eerfte Stuk des Twaalfden Deels. AK aevobrd op de Vraag, betreffende de nae deelige gewoonte der Begravenisfen , bin- nen de Steden en Kefken: hoe die best te. doen ophouden? door Mr. JoH. DID. VAN LEEUWEN, Ontfanger Generaal der Mid- delen van bet Kwartier van Nymegen, over bet Tbielfche KvRtoin: te Thiel. wr Antwoord op. het zel Ifde ihre door CORN. TERNE, Med Dof; Leétor in de Vroedkonst, en Stads Vroedmeester , te Leiden. . Aanhangfel van _ Aanteekenineen, tot nadcre ftaving en opheldering der Gekroonde Vej- handelingen, uit de niet gekroonde Verza- meld, door ADR. ’SGRAVEZANDE „Pre dikant te Middelburg. = - Befehryving van ecn nieuw Lunarium , O0 Stat- rekunaieen Maanwyzer ; door HENR. SCHOR- TINGHUIS; Predikant te Koudekerke. Aanmerkinge over de Kancel , op Ceylon ge= maakt, door CAS. PETR.- THUNBERG; Med. et Boran. Profesfor, te Upfal; vertaald en met eenige Aanteekeningen vermeer- derd, door MART” HOUTTUYN, Med. Do. te Amfteldam. JÁ Ie Verhandeling over Gods Goedheid, in de be= paäling omtrent den dood der meeste Dic- ren; door HENDR. VAN DEN HESPEL; r6rsdikant te West-Zouburg, = ANT- BL 2 212 RL ‚\ id ANTWOORDEN OP DE VRA Ar ds von HET JAAR — MD. GN Xx 1 Vv. OPGEGEEVEN: Dewyl de fchadelykheid der Begravenisfen, binnen de Steden en Kerken, ten wollen beweezen en vry al- gemeen erkend is: welke zyn de werfchillende re- denen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Republyk blyft fland grypens en welke zyn de beste midde= Jen, om dezelve te doen ophouden ? „Door het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchap- pen , met den Gouden en Zilveren Eerprys be= kroond, in deszelfs Algemeene Vergadering , den een-en-dertigften van Oogstmaand des jaars 1785. vo en bev beg ke ke WAT En ANTWOOR D OP DE Mer BR Atak. Gs Dewyl de fihadelykheid der begravenisfen, binnen de Steden en Kerken, ten wollen berweezen en vry algemeen erkend is: welke zyn de werfchillende re= denen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Ropu- blyk blyft fland grypen; en welke zyn de beste ‚ middelen , om dezelve te doen ophouden? DOOR im. HOH. DID: VAN LEEUWEN. 1 zedert eenigen tyd is de fchadelyk: heid en het. ongepaste van het be: graven der Lyken, binnen de Steden ein Kerken ‚ meer dan voorheen , opge= merkt , en die nadeelige gewoonte in verfcheide Plaatfen en Ryken ; buiten onze Republyk , te keer gegaan en afge- fehafts Geleerde Lieden in ons Vader- land hebben ook niet nagelaaten die ge- woonte; als fchadelyk, fchandelyk , en Eri DEEL A2 haa- A j. D.'V. LEEUWEN, OVER DE haaren oorfprong alleen aanBygeloof ver- fchuldigd , aan te toonen en op eene ver- betering daar in kragtdaadig aangedron-— gen. Dan, hoe zeer zy dien taak tref- feivk hebben afgewerkt; hoe zeer ook anderen daar van overtuigd geworden zvn; en fommigen, door hunne voor- beelden, van zich en de hunnen buiten de Steden en Kerken te doen begraven , getoond hebben , dat zy daar in navolg- baar waren, blyft echter het begraven, binnen de Steden en Kerken , al noch in Zwang: en zyn de vooroordeelen van de meeften der Ingezetenen, tegen het be- graven buiten de Steden, nog zoo fterk als ingeworteld , dat men eer eene alge- meene hervorming daar in te wenfchen, dan te verwagten hebbe; immers niet, zoo ‚lange men niet met meer yver en zugt daar toe de handen aan het werk flaat, en zulk eene bervorming gunftiger tragt te bevorderen , dan tot hier toe ge- fchied is. | Gepast is derhalven de Vraag van HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN,TE VLISSINGEN, in October 1783, ter beantwoording voorgefteld. Zy luidt aldus: Dewyi de fchadelykheid der EN en BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 5 fen ‚binnen de Steden en Kerken , ten vol- len beweezen , en vry algemeen erkend is: welke zyn de verfchillende redenen, dat die nadeelige-gewoonte in deeze Republyk blyft fland grypen; en welke zyn de beste middelen, om dezelve te doen ophouden ? … Daar ik al lang van deeze fchadelyke gewoonte overtuigd geweest ben, en naar middelen omgezien heb, omze oek in mynen kring te helpen verbeteren, gaf het leezen dier voorgeftelde vraag my aanleiding, de zaak wat nader te over- denken „ en het lusttemy ; het een en an- der van het overdachte, op het papier te ftellen : of het my, die alleen door het nut van mynen evenmenfch hier toe ge- dreven. wierd, ook gelukken mogte, iets, ter beäntwoording der vraag, aan dit treffelyk Genoot{chap voor te draa- gen , dat, met der anderen pogingen ver- geleeken , tot hetaffchaffen dier gewoon- te noch eenigzins nuttig-mogte zyn. De zaak zelve zal ik in deezen, zoo kort als mogelyk , tragren te behandelen. In het voorftel van het Vraägftuk,koomt eerst voor eene redengeeving, waarom het verwondering baart, dat de nadeelige gewoonte van het begraven der dooden , binnen de Steden en Kerken , al noch in onze Republyk blyft ftand grypen: des AUB wyl Ö J.D. V. LEEUWEN, OVER DE wyl naamlyk, gelyk de Vraagers zeggen; de fchadelykheid daar van ten vollen bewe: zen en vry algemeen erkend 155 “ent ten tweeden, de vraag zelve , welke zich als van zelfs in twee deelen {pliest: voor eerst, welke de verfchillende redenenzyn, waarom die nadeelige gewoonte al noch blyft fand houden; en ten anderen, welke de beste middelen zyn, om dezelve te doen ophouden. Naar deeze verdeeling zal ik dan ook dit myn antwoord, zoo veel mogelyk, tragten te fchikken ‚ en by hetopgeeven van eene en andere voorgewendde ree- den,dezelve medetragten tewederlegsen, In de redengeevinge van het vraagftuk wordt dan voor-onderfteld , dat de fcha- delykheid der begravenisfen , binnen de Steden en Kerken , ten vollen niet alleen beweezen, maar ook vry algemeen er- vend is. Wat het eerfte van deeze voor-onder-= ftellinge betreft: ben ik het met de Vraa- gers volkomen eens, dat die fchadelyk- heid, zoo door de fchriften van ervaren en geloofwaardise Mannen , als doorde ondervinding zelve, ten vollen Zewee- gen is. Dus zal het dan niet noodig zyn, dit ftuk , dat in de vraag, te regt voor- onderfteld wordt, alhier nader te betoo- gen, BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 2 gen; of te herhaalen, wat al federt eenigen tyd door groote Mannen, als EHRLICH(4), JOHN(L) , HOFMAN(C), D'AZYR (d) , byzonder onder de onzen, PERRENOT(E), TE WATER (f), VAN CLEEFF (£) ‚ KLUIT (2) , en anderen (7), A 4 ter (4) JOH. CHRIST. EHRLICH, în disfertat. de noxis ex fepultura in templis fafta oriundis;, Hale Magd. 1728. onder preefidie van Profesf.-G. D. Cofch- witz gehouden; en naderhand op zyn naam uitge= geeven, onder den Titul: Mors ex fepulchris. (b) CHRIST. GODFR, JOHN , in disfertat. de Se- Pukhrorum falubri tranflatione extra unbem; aldaar onder prefidie van Prof. Mieh. Alberti, 1743. ge= houden. (C) CHRIST. GODFR, HOFMAN, in commentat. de coemeteriis , ex urbibus tollendis, 1729: onder zyn prefidie gehouden, door Christ. Fred. Graeven, en op Hofmans naam uitgegeeven, Franck. 1777. (d) Esfai fur les lieux ev les dangers des fepultures , par M. VICQ D'AZYR; a Paris, 1778. (e) ABRAH. PERRENOT, in disfertat. de probi= benda, in urbeet templis , fepulturá, Ultraj. 1743. en naderhand in fascicul. t. Exercitationum „Gron. 1775. uitgegeeven ; waar agter hy gevoegd heeft Eleéta com- mentationis Hofmanni, fupra cù. (Ff) 1 w. TE WATER inde Verband. over bet be- graven der lyken in de Steden en Kerken; in de Ver- band. van dit Zeeuwfch Genootfchap ‚ 1. D. bladz. 629. (3) NIC. CORN. VAN CLEEFF, in disfertat. deco, guod exfeguiarum ratione in jure obtinet , Ultraf. 1776. (HP) ADR. KLUIT in zyne Inwyings rede: over den bygeloowigen oorfprong en fchadelyke gevolgen wan het begraven in Kerken en Steden, gehouden te Mid= de:burg „en vertaald aldaar uitgegeeven 1777. (5) Ziede aangehaalde Schryverby TE WATER, VAN CLEEFF, KLUIT ENZ. 8 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE ter ftaaving , van het zelve zoo treffend verhandeld is, aan het welke ik my dan ge- draage,en dit ftuk voor voldongen houde. Doch wat het verdere van het voor- onderftelde in de vraag belangt: ‘dat naamlyk die fchadelykheid vry algemeen erkend zoude zyn, zulks geloove ik niet, dat-zoo ruim zal kunnen toege- {taan en voor-onderfteld worden: im- mers zoo verre niet, dat die erkentenis genoegfaam zoude geweest zyn , tot het affchaffen deezer nadeelige gewoonte; of wel het daarom juist te verwonderen zoude zyn , datze noch niet afgefchaft is. En dus word ik als van zelfs geleid tot het opgeeven der redenen „waarom die ge- woonte van in Steden en Kerken te begra- wen noch al blyft fland grypen: zoo der zulke, welke ’er voor gehouden wor- den, als welke het waarlyk zyn: waar van ik meen, dat wel eene der voor- naamfte is, dat de fchadelykheid van deeze gewoonte in ons Land noch siet genoeg bekend is, en erkend wordt. Wel is waar, dat veele Vorften en Volken in Europa de fchadelykheid daar van begonnen hebben te erkennen: dit blykt uit de affchafting van dezelve op zoo veele rt Doch veele anderen blyven het oud gebruik noch behouden; 8e / \ BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 9 gelyk dit ook in onze Republyk noch plaats heeft.. Hier zyn ook weleenige weldenkende en kundige lieden, die, of door het leezen der fchriften van an- deren; of door eigen overdenking; of door voorbeelden „ die hun voorgekoo- men zyn, ten vollen zyn overtuigd, en dezelve erkennen: doch als men het wel inziet, zal het. getal. der zulken, tegen over dat vananders denkenden ge- fteld „ zeer klein zyn. Ik wil wel niet gelooven , dat er onder onze Landslie- den veele DUMOLINS zullen gevon- den worden, die denken, dat delucht der lyken de heerlykfte leevens balzem zoude zyn , welke men inademen kan(%)). Maar ’er zullen veelen zyn, die op het voetfpoor en gezag van den Godvrugti- gen HERVEY(/), in deeze gewoonte niets oneigen; niets onbetaamlyk vin- den: zonder op de fchadelykheid daar van zoo veel ‚immers niet genoegfaam , acht te geeven (m1). En wordt hun dit al A 5 eens (&) Fen gevoelen, dat zeker Geneesheer Dn u= MOLIN te Parys_ openbaar zoude geuit hebben. Zie Genees-kund. Faarb. 7. D. 2. St. U) Zie Overdenkingen over de Graffleden , bladz. 65. in not. (am). Aanmerkelyk is het, dat Hervey zelfs van ge {chadelykheid moet overtuigd geweest Zyn „daat hy IO J.D. Vs LEEUWEN, OVER DE eens voorgehouden, zy draagen duide- Iyke blyken, dät zy ‘er; of nooit regt acht op gaven; of ‘er geen regt denkbeeld van hebben; veel min dat zy de fcha- delykheid daar van erkennen: en dus blyven zy de oude gewoonte aankleeven, De ondervinding heeft my dit meerma- len , in gefprekken met lieden van aller- lei rang geleerd. Zy zeggen onder an- deren, dat,’ wat men daar van ; ter be- ftryding van het begraven in Steden en Kerken , ook moste voorgeeven „’er ZOO veele althans voldoende, voorbeelden, waar uit die fchadelykheid zoo openbaar zyn zoude, immers in ons Vaderland, niet voor handen zyn; en zoo die zoo groot was, als men ‘er ophef van maakt , men ’er meer van hooren zoude : daar in ons land zoo veele lyken in eene Kerk , byzonder in volkryke Steden, begraven worden; ja dat, zoo men-al een enkel geval mogt vin- hy zyne gedachte: dat-geene onvoeglykheid in dit gebruik Konde vinden, alleen woorwaardelyk voor- felt, als, fchryft hy, zorge gedragen wordt , dat het geen hinder kan doen aan de grondflagen van Het gebouw ; en dar de fchadelyke uitwaasfemingen van het wervottende Vlieefch wverhoed worden. Doch hier op heeft hy geen acht genoeg geflagen : dewyl dit, wanneer men het begraven in de Kerken zal aan= houden, ten aanzien van het laat{te , eene onmo- gelyke zaak is, gelyk de Geleerde TE WATER J. c. aangetoond heeft. De BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. LI vinden, dit aan andere &n byzondere oorzaaken zoude toe te fchryven zyn. Zelfs gaat men zoo ver, dat men uit de nalaatigheid en flordigheid fommiger O- verheden, een befluft maakt, dat wen die, zoo de fchadelykheid van het be- graven in Steden en Kerken zoo groot was, in tyden van pest en befimertelyke ziekten, daar tegen wel beter zorgen, en het begraven der lyken uit de Steden weeren zouden: daar Zy nochtans meer- endeels dat begraven in zulken tyd ge- doogen , en maar voor het fchielyk toe- maaken, en niet laaten open liggen der graven ten tyde van den Godsdienst, enz. voórzieningen doen: gevolglyk het be- graven in Steden en Kerken zoo nadeelig niet zoude zyn ; dat begraven ook in zul- ke tyden ziet men dagelyks „ en van na- deelige gevolgen hoort men in ons Va- derland fchier niets. — Deeze en dergelyke redeneeringen heeft de Heer TE WATER! (u) wel reeds ge- tragt op te ruimen , door te erkennen, dat de voorbeelden daar van in Neder- land wel minder bekend zyn, dan: el- ders; maar dat het meer aan gebrek van waarneeminge ‚dan ondervindinge , toe tefehryven is; en te regt heeft zyn H. Gel. (u) ch. bl. 659. \ Ï 12 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE Gel. daar by ops smerkts dat , na het ein- digen der pest, in twee of drie eerstvol- gende jaaren, en meest in volkryke Ste- den van Nederland, gevaarlyke en kwaad- aartige koortfen regeerden, en daar van de manier. van begraven de voornaamfte oorzaak zoude zyn; ja dat, al fchoon de fchadelykheid van het begraven inde Steden en Kerken in ons land zoo zeer al niet in het oog loope , echter die niet kan geloochend worden, daarze met _onwraakbaare voorbeelden door beroem- ‚de en geloofwaardige Mannen uitandere landen beweezen is. Dit is zeker voor dezulken, die gele- genheid gehad hebben dat te overwegen, overredende genoeg: Ik voor my twyf- fel er geen Bacon aan. … Voorbeelden van onzuivere en ftinkende uitwaasfe- mingen, by het openen der Graffteden, zyn my in ons Vaderland ook bekend. Wat was het geval te Bruinisfe , in Zee- land, in Oétober 1783. niet gedugt! al- waar , door het openen van een Graf kel- der ‚ter begraving van Mevrouw pe wiT- TE, Vrouwe dier plaatfe, de Kerk zoo befinct was geworden, dat men den vol- genden Zondag den openbaaren Gods- dienst BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 13 dienst- daar in niet durfde waarnee- men? (o) Menigmaal heb ik mede begravenisfen bygewoond, en ben verveelende uit- waasfemingen by het roeren der aarde ontwaar geworden ; ook heb ík dezelve in de Kerken , na de begravenisfen , wel op- gemerkt: en het ftaat by my vast, dat die niet dan nadeelig kunnen zyn, zeer wel kunnende gelooven, wat anderen, door onwrikbare voorbeelden , daar van gefchreven , en ‘er opkoomende Ziekten uit afgeleid hebben. Zoo zullen ook wel anderen met my denken, die gele- genheid tot onderzoek , en het leezen dier fchriften , gehad hebben, en op- _merkfaam geweest zyn. Doch wat daar van gefchreven is, koomt nietin ieders handen; dus blyven de meesten , zelfs die anders nog al overtuigd zouden zyn, onkundig, en vooral heeft dit plaats in lieden van minder ftaat, die toch het grootfte gedeelte der menfchen uitmaa- ken. … Deeze hebben ‘er geen genoegfaa- me kennis van; de meesten hebben ’er noch niet van hooren fpreeken , veel min ‘er over geleezen; ook daar toe geen ge- le- (o) Zie BOoEKzZ, DER GEL. War Novemb. 1753. bladz. 628, IA J.D. V. LEEUWEN; OVER DE legenheid gehad , geen geld om die fchrif- ten te koopen, ja fommigen geen tyd om te leezen 5 van fehadelyke gevolgen en voorbeelden meest onkundig, heb= benze ‘er ook niet van overtuigd kun- nen worden , neeh dezelve erkennen. Zy blyven derhalven ‘er onkundig van; en houden vast aan de gewoonte hun- ner Voorouders, die zich in Kerken en Steden lieten begraven; dat men ook noch doet. Dus is en blyft het ‚, mynes erächtens, eene uitgemaakte zaak ; dat de noch niet senocgfàame kennis en erkentenis der {chadelykheid van deeze gewoonteinons Land een der eerfte redenen is , waar- om dezelve al noch blyft ftand grypen; en ‘er onder byzondere lieden niet meer gevonden worden , die in navolginge van anderen ( b) deeze nadeelige gewoonte, door (p) Voorbeelden daar van zie by TE WATE Rs 1, c. bladz. 650. en Volg; VAN CLEEFF Í, 6. pag, 166. ibigue all. Waar by men voege, dat de kun- dige en brave Profesfor TyDEMAN, te Utrecht in 1776. voor zich en de zynen, te Maarfen , eene byzondere Begraafplaats heeft doen vervaardieen, en daar zyn Vrouw en Kinderen begraven. Dat in 1779. eenige aanzienlyke Lieden in ’s Hage, mede onder het beftier van den, Hr. PERRENOT, tus- fchen die Plaats en Scheveningen , eene bemuurde Begraafplaats voor zich zelven en hunne Familiën heb= BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 15 door begraafplaatfen buiten de Steden en Kerken te verkiezen, reeds getragt hebben te helpen hervormen. Eene andere en foortgelyke reden is , dat , zoo minde fehadelykheid deezer ge- woonte by veelen bekenden erkend is, zoo min ook deszelfs fchandely kheid en ongepastheid , ja haare bygeloovige oors {prong NN hebben laate toebereiden; en dat nu onlangs, te Zuilen by Utrecht, door den allezins pryzenswaar- digen yver en zorg van den Heer dier plaats , eene by- zondere Begraafplaats voor hem en de gantfche ge- ‚ meente van Zuilen is opgericht; om nu noch nict te melden van de zoo ongemeen fchoone, doch fchie= lyk geruïneerde Begraafplaats,met eenen hoogen muur omringd , buiten Arnhem, door de Magiltraac dier Stad vervaardied’, waar van gelegenheid. zal zyn be= ‚ meden nader te handelen. Te Abcoude, by Amftel- dam ,is in 1781.de Eerw. JAC. DE vos, Predikant aldaar, niet in de Kerk, maar op het Kerkhof , bc- graven : boven Wiens graf een fteen met eene in- fcriptie, doch alleen op zyn perfoon betrekkelyk , buiten in de Kerkmuur is geplaatst; en het graf met een yzeren hek afgeperkt. Ook is in 1783. te Zoelen ,by Ticl,de Eerw. BOG. DAV. CASSIUS, Predikant aldaar , op zyne begeerte, om na zynen dood niet fchadelyk te zyn, op het Kerkhof be- graven: Voorbeelden, die waardig zyn meer be- kent gemaakt te worden. —- In 1779. is door een groot getal burgers en inwooners te Zwoll, waar onder mede was-de onftervelyke CAPELLEN TOT DEN POLL, een request aan de Magiftraat ge- prefenteerd, om eene begraafplaats buiten de Stad te mogen hebben: doch ik weet niet, dat ’er tot zoch toe op gedisponeerd is. 16 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE fprong, by veelen geweeten wordt.— Wat daar van zy, is door de vooraan- gehaalde Schryvers mede wel treffelyk behandeld: doch hier omtrent dient ook aangemerkt, het geen op het vorige ftuk , wegens de niet genoegfaame kennis der fchadelykheid, opgemerkt is: de meesten blyven ’er onkundig van; hier- om kunnenze het onbetamelyke, het fchandelyke enz. niet erkennen „ en dit zal meer gedaan moeten worden , zal’er hoope zyn, dat ‘er op eene, meer dan nu, in te ftellen hervorming , met goed gevolg, zal gewerkt en geyverd wor- den. By deeze redenen koomt ook noch, dat de zaaden van bygeloof, omtrent het begraven derlyken in Kerken en Steden , uit de Natie van onze Republyk noch niet genoeg uitgeroeid zyn, maar ’er by de meesten , hoewel zy al hervormden in den Godsdienst mogen hieten , noch eene aangekleefdheid aan hetbygeloovige in deeze gewoonte overblyft; terwyl men al noch, immers by de meesten, het daar voor houdt, als of het heiliger zou- de zyn, in de Kerken en Steden, dan op andere plaatfen buiten dezelve, be- graven te worden. Behalven dat vindt men ’er veelen, die ee BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 17 die denken, dat de lyken in eee en Steden veiliger, en niet Zoo ligt aan Raa-roof en Graffchennis bloot gefteld zouden zyn, zonder in achtte neemen , / datze daar van minder in de Kerken en Steden, dan buiten dezelve, bevryd ‚ Zyn(g)s en de Overheid daar minder gelegenheid heeft, Om te waaken, dan zy zoude kunnen doen, wanneer de ly- ken, buiten de Kerken en Steden be: graven, al mogteh beroofd worden; al- waar „ wanneer. 'er gezette begraaf plaar- {eri waren, die misdaad ook zoo ligt niet zoüde gepleegd worderi; en meer- er rûiimte, dan in de Kerkeii. Zynde; het opruimen der Iyken, gelyk in de Kerken, voor al in volkryke Steden , Zoo onbetamelyk gefchiedt, mede niet behoeven, neen maar de lyken meerder. rust genieten zouden. Dan dát alles, denke ik, dat al mede dit onkunde of gebrek van kennis en Onderzoek voortkoomt. Gelyk aan die zelfde bron ook ver« fchuldigd is, dat fommigen het begra- ven, in.de Kerken en Stelen, voor Christenen gepaster hoûden, ter onder- {cheiding der Jooden, welke men weet, dat van oude tyden af, en al noch hee- XII DEEL. B „den. KD Zie kruit Á « bladz, 99 en volg. I8 J: D: V: LEEUWEN, OVER DE dendaagfch, ook in ons land, op by- zondere begraafplaatfen buiten de Ste- den, begraven worden, en van die ge- woonte nimmer hebben willen afzien; ja het voor een byzonder ftuk van hun- nen Godsdienst houden , om zich daar in van anderen te onderfcheiden: door wel- ke gewoonte der Jooden, het begraven. buiten de Steden , in eene foort van vers achting gekoomen ís, even, gelyk dit volk, onder ons by veelen, voor een veracht volk gehouden wordt , dat noch- tans, in het overige van hunnen Gods- dienst, eer medelyden waardig, en in die hunne volftandige gewoonte van be- BAVEL LE PTYZEN. IS, 2 Vooroordeelen zyn derhalven de be- letfels— Men houdt het begraven, buiten de Steden en Kerken, al noch meestäl voor eenige fchande, zoo voor den Overledenen , als ook voor de Over- blyvenden. En waär koomt dit verder van daan, anders dan uit een verkeerd en ingebeeld begrip, dat men tot hier toe de Kerken en Kerkhoven, in Ste- den en’ plaatfen, alleen voor eerlyke. begraafplaatfen. gehouden heeft, en de. zulken , die geene eerlyke begraving ver- “diend hadden , daar van heeft afgeweerd; en dit niet alleen, maar dac men ook zelfs i/ BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ: 19 ‚gelfs het begraven, in de Kerken en op kerkhoven, zoo zeer onderfcheidt, en het als een poinct van meerder tang en fatzoen houdt in de eerfte, en niet op de laatfte begraven te worden; ja noch eene verdere onderfcheiding wordt op veele plaatfen gevonden , dat het naam Iyk hoch wat meerder zegt, op het Choor, dan in de Kerk, begraven te worden: éene gewoonte, die, hoewel uit bygeloovige beginfelen, byzonder vann de Roomfche Kerk, voortgefpro- ten, echter al noch ftand houdt, en op de meeste menfchen zoo veel invloed heeft, dat de ‘deftige, ja zelfs middel- _maatige, burgers, het voor een affront zouden houden, op kerkhoven, en niet im de Kerken begraven te worden. En als zulke lieden, in verval geraakt zyn- de „ eens op het kerkhof begraven worden, om dat de belastingen daar op 700 groot niet Zyn, dan in de Kerk, ‘er niets gemeener is, dan, met een ze- ker foort van fchande, daar van te hoo- ren fpreeken. Is dat Zoo, hoe ligt maikt men daar uit een befluit, dat het noch flechter. zoude zyn, niet in de Stad, miet op het gewoon Kerkhof, maar buiten dezelvé, begraven te wor: den: immers zoo hoort men veel rede- B 2 ka- ‘ n \ 20 J- D.V: LEEUWEN) OVER DE kavelen , hoe wel ongelukkig; doch wie, zegt men, wil dan de eerfte zyn, om zulke ingebeelde fchande te onder- gaan? Beesten ismen gewoon buiten de Stad te begraven, maar niet menfchen 5, offchoon ook wel Jeoden , maar noch- tans geene Christenen, Redeneeringen voorwaar, die alle uit onkunde en mis- verftand voortkoomen , waar in derhal- ven onze Nate noch beter verlicht zal moeten worden (77). / Dan laat ik ook niet vergeeten de zugt van veelen, om by hunne Voorouders begraven te worden. Deeze zugt is na- tuurlyk , zegt men : men ziet het reeds in de voorbeelden van de Aartsvadersen - anderen, welke ons in de H. Schrift zyn nagelaaten, fchoon die van een ander voor-uitzigt waren. Dan , zoo redeneert men (+) Dat men voor zoo. jaaren zoo redeneerde; is noch te begrypen : te Nymegen wierden toen de geenen, die niet Cathoiyk gcftorven waren, vànde gewoone begraafplaatzen in de Kerken uitgefloten 4 en by een beftuir van den 2g. Juiy 1587. vastge fteld, dezulken op het Jooden Kerkhof, of by. de put aan het Melatenhuis, te doen begraven. Zie J sMETit Chron. wan Nymeg.verwolgd , en nu ons langs uitgegeeven „door. den Hr. IN DE BETOUW; bladz. 146. Men zie hier uit „uit welken bron zul- ke redeneeringen noch zyn overgebleven, en be= wondere de onkunde van veelen onzer Natie des- wegen. EE \ k Ld BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 21 men al verder: onze Ouders , beste pan- den en vrienden liggen in de Kerken en’ Steden’ begraven, zouden wy ook niet eene plaats by hen mogen hebben Hie toe verordineerden, hiertoeköchte Zy aldaar hunne begraafplaatfen : nietalleen’ voor zich zelven, maar ook voor hun- ne familie en nakoomelingen ; en wat ziet: men dagelyks geene voorbeelden van: lieden, vooräl van rang, die, op andere plaatfen ftervende , naar de begraafplaats hunner Voorouders heen gevoerd. WOr- den’, enz.—= Deeze redeneering ‘heeft wel eenigen fchyn: doch als men het fchadelyke van het begraven, ‘in de Kerken en'Steden, regt wikt en weegt, zal zulk eene rede- neering moeten wyken., voor de te wen- fchene hervorminge , even daarom; on- der ons te maaken: Ja hoe veele voors beelden zyn ‘erniet van lieden,’ zelfs - van den eerften rang „ die, door veran. dering van ‘hunne woonplaats, vals an- ders, op eene andere plaats, dan hunue Voorouders, moeten begraven worden, en zich voor hunne familie een andere begraafplaats, als die van hunne Voor- ouders ,aanftellen. Een derhalven moest daar van de eerfte zyn, eh wordt daar omtrent, om zulkeeenereden,, zoo veel B 3 Zwaa- 22 J.D: Ve LEEUWEN, OVER DE zwaarigheid niet gemaakt: wat moest men dan niet eerder aan zynezugt, om by zyn Voorouders te liggen, verloo- chend zyn, door zyne begraafijlaat{en } die ook voor de nakoomelingen kunneú dienen, buiten de Kerken en Steden re be- ftemmen; als men het fchadelyke , het fchandelyke en bygeloovige van het be: graven, in Kerken en Steden, mitsga- ders het algemeen nut; om-zulks te her- vormen , maar voor oogen hieldt. Maar hier aan mangelt het veeltvds: om dat men ‘er onkundig van is, en maar blin- delings de gewoonte, welke men vindt, in deezen tragt te volgen. Deeze gewoonte dan wordt ook voor geene mindere, dan eene der bovenge: melde redenen, gehouden, en baart ver baazende tegenkantingen. Is ’er iets; waar op onze Natie van ouds her is ge- ‚zet geweest, en ook nach is „het is een aankieeven van. oude „gewoonten: „en geen wonder, daar ons Land lange, meer door gewoonten en gebruiken „ ge- regeerd is geworden , dan door wetten ; en aan die gewoonten zoo veel kragt toe gefchreven wordt, als de ftrengfte wet- ten hebben kunnen. Ditblyven hangen aan gewoonten isin onze Natie zoo diep ingeworteld„ dat men, zonder te ft er _BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 23 derzoeken, ofze goed , of nadeelig zyn, die ‚als onveranderlyk houdt. Het be- graven, in Kerken en Steden, is‘er een genoegzaam bewys van... Dat zeker- ‘had men al lange, als nadeelig en fcha- delyk , moeten hervormen; en zoo wie, daar van overtuigd, dezelve noch blyft aankleeven, enkel, om dat het de ge- woonte is, zulks mag men in den zul- ken, met den Hr. kr Uir(s), die dat te regt wederlegd heeft, wel noemen: eene onberadenheid van het menichelyk verftand; ; eene ten eenemaal verwon- derlyke fryfhoofdigheid; ja een groote fchandvlek voor den hervormden Gods- dienst: daar andere Volken, wien het, om hunne Godsdienftige begrippen (als noch aan veele bygeloovigheden ver- flaafd)) minder gemaklyk moet geweest Zyn, die te verbeteren, dan het den onzen zoude zyn, ons reeds zyn voor- gegaan , en den weg hebben aangewezarr, welken wy „ uit hoofde van onzen Gods- dienst, van alle bygeloovigheid gezui- verd, van zelfs behoorden in te flaan. ‚Doch ik denke, dat men de gewoonte in het algemeen meer volgt, zonder on- derzoek, of overdenking van het na- delige, „ dan dat men overtuigd. daar B 4 van, (5). rijf 6. blie go. en wolg. | òf JD. V. LEEUWEN, OVER DE van, “uit ftyfhoofdigheid, aan dezelve zoude blyven hangen. Vân onze Natie kan ik my zulke leste denkbeelden niet vormen; hettegendeel is, uit menigvul- dige andere voorbeelden , dikwyls geble- ken: om maar één, uit allen ‚te noemen, herdenke men aan het geene,weinig jaaren geleden, omtrent het behoud der Dren- kelingen , welke men door vooroordée- len, ‘zonder hun de noodige hulp toête brengen, menigmaal liet “omkoomen, hervormd heeft, en van gewenfchiten uicflag geweest is, en noch dagelyks is. Aan de overtuiging derhalven hapert het in dit ftuk ook; en dient hier omtrent mede, het geen hier voor, omtrent het nadeelige enz. gemeld *s: zullendeé onze Nate daar in meer algemeen moeten ‘on- derregt worden, ‘hect welk gefchiedende, twy rè ik niet „of Zy zal zich laaten over- gaigen , en de’ gewoonte zal als van zelve vervallen. à De bovengenoemde redenen nu zyn, tot hier toe, de oorzaak geweest,’ niet alleen. dat by zondere perfoonen het hun- ne niet meer toegebragt hebben, ‘«óm deze nadeetige gewoonte te verande ren; “maar Ook dat de wetgeevende magt, welke dezelve, mins bedunkens , op één- paie konde aitchaffen , daarinnoch zoo Wz EE sd EN BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 95 traag is. De Leden, welke dezelve' in handen hebben, zyn in langê ha nóch niet allen over tuigd, van de noodza akes | Iykheid van dien; “zy blyven het meest noch hangen dan dé oude vooróórdée: len, hier voor aangevoerd: en zy dienen al mede nader onderregt ‚ En meer Over reed te worden, : Hier by koomt , dat wy in een Geliee: nebest leeven, welkers gefteldheid zoo ligt geen zoo algemeene verandering in wetten, of gewognten, duldt. “Ineene Eenhoofdige regeeringe gaat dat gemak- lyker: waar én te gebieden ard | maar behoeft overtuigd té zyn; maar in onze Regeering baart het vry meer Zwaa- righeid en oponthoud: 'er moeten zoo veelen in toeftemmen; en dè meesten Zyn, en blyven ’er noch tegen“ ja’ het is byna ongelooflyk, hoe men zelfs van fommigen , anders kundige en còr- dee, “Regenten hoort redekavelen. , REA erd eene en andere, der hier voor geöpperde : redenen, geeft “tren ook voor: dat het beftaan der Kerken; het welke deeze ‚uit de belastingen „op het begraven der Iyken, voornaamlsk hebben; en waar uit zy meest al móe- tén onderhouden werden, door het be- graven buiten’ dezelve, te veel Iyden B 5 Zou- 26 J.D. V. LEEUWEN , OVER DE zoude, het geen al mede als eene re+ den , waarom men deeze gewoonte niet verandert, voorkoomt: en, men zegt, de Overheid kan en mag die ker- ken-inkoomften niet weg neemen. Doch of fchoon ik toeftemme, dat voor het onderhoud der Kerken gezorgd, en der zelver inkoomften bewaard moeten worden „ zal nochtans die reden ligtlyk op te losfen zyn: want op eene andere wyze kan er in voorzien worden; zelfs zoo, gelyk wy hier na zien zullen, dat al beg roef men zyne dooden, buiten de Kerken en Steden, de Kerken daarom niet te min van dezelve evenveel voor- deel trekken konden, als nu van het be- graven der dooden in de Kerken, wen dat maar door eene wet vast gefteld was. Niemand kan my toch ontkennen, dat de wyze van begraven geen onver- anderlyke zaak is, maar verandering on- derworpen ; en overgelaaten aan de be- {telling der Overheid, welke aan deeze en alle andere plegtigheden, wat recht en betaamlyk is, voorfchryft. Maar, zegt men verder (eigen onder- vinding in gefprekken met Leden der Overheid heeft het my meermaalen gee leerd), het veranderen der begraafplaat- fen in de Kerken, buiten de Steden, dat BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 27 ‚dat met een verbod, van.in Kerken-te begraven, zoude moeten gepaard gaans zoude een ontzetting van iemands r recht en eigendom zyn, het geen, voor al in ons land, niet past; tegen de vry- heid ftrydt; en geene Overheid zo ettaak te doen. De Graffteden, welke wy in- de Kerken hebben , zyn onze eigendom; het zy datze ons by verfterf zyn aange- koomen ; of door ons zelven aangekocht hier op hebben wy dus het wettig recht verkregen, „om ‚te begraven; „en dit recht kan ons niet afgenoomen worden, Doch dit laatfte ontken ik wel degelyks Want, wat.de Vryheid belangt, waar tegen “dat ftryden zoude, ik ben zoo zeer, als iemand, voor de vryheid, maar, wanneer dezelve geene banden kent, wordt. zy ontaart,-en nadeelig voor het algemeen welzyn; en het zy al eens zoo , ik heb toch geen ander recht verkregen „ dan. myne.dooden.op eene. plaats, de Kerk toeftendig, te begra- ven 5 „wanneer nu my zulks ook ver- gund. wordt, koome ik -’er niets by te Iyden. Immers ik mag, met myn eigen- dom niet,doen, wat ik wil; ik ma “het zelve niet gebruiken, tot fchadevan een anders, ik :ben.met het:zelve., en hee zelve met my, onderhevig aan de be- fchik- 28 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE fchikking van’ myne Overheid niet al- leen, maar ook en vooräl aan het al- gemeen nut: wanneer derhalven dit openbaar is, en de Overheid, wiens pligt het voornaamlyk ‘is, het alge- meen belang haareringezeetenen, verre boven dat van byzondere perfoonen, te tellen, dit daarom gebiedt, ben ik ver- pligt, te gehoorzaamen. Zyn ’er niet menigte van voorbeelden in de Rechts- geleerdheid, die veel fterker zyn, en nochtans aan de Overheid het recht gee- ven, iets te doen, dat ook in fchyn, tegen een, my aangeboren of verkre- gen , recht ftrydt : by voorbeeld, zyn alle goederen, die iemand bezit, niet zyn eigendom, waar over hy de volko- mene beftelling heeft? Immers ja: dit leeren de Rechten. Doch is dit in zulk eene volkomenheid altyd waar , dan mag hy, dieook verteeren, verkwisten enz. Zy Zyn toch de zynen; maar neen: zoo dra dat gefchiedt, «en hy een verkwister wordt, dan wordt hem de beftelling daar over, door de Over- heid, ontnoomen, en anderen tot be- {tierders over dezelve aangefteld; dit vereischt het algemeen welzyn: daar het Gemeenebest ” er aangeleegen ligt, dat niemand zyne goederen misbruike3 en BEGRAVINGE IN REDEN ENZ. 29 en. het „byzonder belang, op-dat eene kwaade beftiering en verkwisting geene droevige uitkoomst voor hem, en de zynen hebbe. Derhalven is dit zoo; in die en diergelyke gevallen, welke ik noch meer zoude kunnen aanhaalen , hoe veel te meer mag en moet dan de beftel- ling der Overheid, in het voorhanden zynde geval, plaats hebben; daar. zy, door zulke eene hervorming, voor den dienst van God , voor de Kerken, voor de Steden,voor zich zelven, voor Vrouwen, voor Kinderen , voor Ouders , voor Naastbeftaanden, ja voor het gantfche Volk zorgen , en de nadeelen tegen hun leeven. en gezondheid afweeren kan(7). Dus zyn ook die, en dergelyke rede- nen, ongegrond, hoe wel zy echter, met anderen , intusfchen.de beletfels blyven ‚waarom men niet fpoediger, tot eene algemeene hervorming, over- gaat. „Waar van ik denke „ dat mede oor- zaak is , dat, hoe zeer ook het noodzake-= lyke der hervorminge moge aangetoond , en by fommigen begrepen zyn, 'er tot hier toe noch geene middelen, toerei- kende genoeg , om eene ‘hervorminge meer lesen te bevorderen, in het werk Q) KLUIT, &. /, bladz. 107, ek SO J.D. V. LEEUWEN, OVER DE werk gefteld zyn. Dit blykt,' ten aan- zien van byzondere perfoonen, die daar toe, dóot hun eigen voorbeeld, getragt hebben, mede te werken; uit het ge: ring getal van dezelve, dat, hoe navolg: baar zy OOk in deezen zouden zyn; men nochtans weinige navolgers tot hier toe gevondch heeft. En ten aanzien der Wetgeevende magt, zyn 'er noch gee- ne middelen, immers die daar toe aan- leidende genoeg, of wel beraaden en volleedig genoeg waren , ingefteld. Ten minften ik weet niet, dat het in Ons Land, noch een ftuk van overweginge , in eene of andere Staatsvergadering ge- weest zy; Of deswegen eenige adresfen, of propofitien , genoegzaam ter uitwer- king gedaan zyn, maar het fchynt; dat veelen die daar toe iets zouden kunnen toebrengen, daar in noch fchoorvoe- tende en nalaatig blyven: denkelyk hier aan mede toe te fchryven, dat de zul- ken ’er noch niet genoeg van overtuigd, ja niet genoeg toe opgefpoord en aange- „moedigd zyn, gelyk beneden, ondef het opgeeven der middelen, nader bly- ken zal, dat gefchieden kan. Voorts, gelyk de boverigemelde re- denen, by deezen en geenen , de belet- fels van eene hervorming rezyn: ZOO ziet men 1 BEÉRAVINGE IN STEDEN ENZ. êt men in Anderen, weer eene al te groote onverfchilligheid heerfchen , waarom het hun niet verfchilt, waar zy begraven zullen worden. Eene regt tegenover- geftelde treden, welke, wanneer de zul- ken de zaak regt bezeften , eerder in ftaat zoude Zyn, om die vooroordeelen, welke anderen weerhouden, te boven te doen koomen, en te eerder tot het doen begraven , buiten Kerken en Steden, over te gaan: doch deeze trekken zich, door zulke onverfchilligheid, de zaak niet aan, en het ontbreekt hun mede _aan noodige kennis en overtuiging; voor al dat zy, als leden van de Maatfchap- pye, waar onder zy leeven, ook in dit luk verpligt zyn, het algemeen nut te helpen bevorderen»). Van Cw). Van -dergelyke onverfchilligheid fchynt ook de braave, w: v:;EENHOORN niet geheel vry geweest te zyn: zie Zyne Euthanafia „ of Wel fler= ven, IV D. bladz. 63. in not. alwaar hy, na den uiterften Will van C. Craferus: waar by deeze be= volen hadt, om niet in eene Kerk begraven te wor= den; en, de gedagte van Stre/o aangehaaldte heb- ben ; een mitroep doet : Wie zal de oude paalen nu: verzetten kunnen! En ’er alleen byvoegt: dat hy dagt, dat een. Christen van zyne begravenis, en van andere dingen, na zynen Dood, niet veel moet bepaalen„ als maar de- ziel, het beste deel wel bezorgd is; dat de begravenis, en al wat tot de wereld behoord, wel gefchikt zoude worden — Wel 32 J.D V. LEEUWEN, OVER DE Van deeze en dergelyke redenen zou: de ik noch meer kunnen melden : doch, welke mer ook Ro voorgeeven, de- zelve, denk ik, zullen üit het behan- delde alhier haare ÉBroshig wel kunnen vinden, waar om ik daar in niet vefder trede; te minder, om dat ik bemerke , in hetopgeeven van reden ensal wy dloopiger geweest te zin, dan ik zelf verwacht en gewild had. Dar: dit.mogt zoo zyn , daar toch naa verfchillende cdenen gevraagd wordt. „Doch de opgegeevene, ter beänt- wooiding ‘van het eerfte lid der Vraage , gend ee san achtende, gaa ik over tot et tweede Ïd van dezelve. “pe beste Middelen naamlyk , om de na- de oelige gewoónte van begraven , in Steden en Ker bn > in onsé Républyk te doen op houden. Wel gezegd „als men niets mêer , darì hét nut voor de Ziel, in-het oog houdt. Dit zeker moet toch het eerfte voor een Christen zyn, maar neemt niet weg de vryheid, welke een Christen hecft, om ook «over het overige beftellingen te maaken; ja dit gebiedt dikwils de noodzaaklykheid en het nut- tige, tot bevordering van het welke een Christen mede verpligt is. Was de Hr. EENHOORN, toen -Hyvdir-fchreef , ook van het fchadelyke van het begraven, in de Kerken , genoegzaam overtuigd geweest, sik geloof niet, dat die waardige Man , dus zoude. ge'chreven , maar mede wel onder het oog-gebragt hebben „ dat ieder een verpligtis , het algemeen weizyn te bevorderen, Naar Ee kb (&) Zie hier voor blagz 14. Hot, p. \ 'BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 88 ‚Naar de leere-der Rechtsgeleerden ä wordt. eene SEWoonte, hoedanig eene het begraven in Steden en Kerken alleen is, door deeze twee wyzen afgefchaft: - Of door eene tegen overgeftelde gewoonte ; Of! door eene witdrukkelyke wet. Eene van. deeze , of. ook wel die beide, “wan-' neef de eene op de ándere moge volgen, enrzy malkander behulpfaam ZYN, zul- len dan ook de beste middelen, om de Dadeelige gewoonte’ van begraven, in Steden eu Kerken „te doen ophouden, ‘naar myn begrip, moeten zyn. Welke zich dus gevoeglyk laaten onderfecheiden in-zulke, welke buiten de wetgeeven- de magts en die ‚welke door de wet- geevende magt by de hand genoomen; en-uitgevoerd kunnen worden. „Fot dezulke, ‘welke buiten de: wete geevende magt uitgevoerd kunnen WOr- _den ,; breng ik die, welke byzondere perfoonen :-het ZY byzonder , of in ver- eeniging „ met fommigen te faamen ‚in het -werk;kunnen ftellen » door begraaf. plaatfen voor zich of ook wel voor het _algemeen:en de hunnen, buiten deKer- kenen Steden, te doen vervaardigen; waar van reeds voorbeelden, ‘hoewel noeh weinige; zyn(u). BN SEENABNROO!S EEE te Cops … Dit 34 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE Dit denke ik, ieder een, vooräl in onze Republyk , geöorlofd te zyn: hoe- wel ik wel lieden aangetroffen heb, die meenden, dat, de beftelling der begraaf- plaatfen tot de Overheid behoorende, en die, in de Kerken en Steden, be- paald zynde, de ingezetenen ook daar aan gehouden zouden zyn, en dezelve, zonder het gezag der Overheid , niet mo- gen verplaatfen; doch my is, tot hier toe, geene byzondere wet, in ons land bekend, waar by het begraven , in Ker- ken en Steden, uitdrukkelyk bevolen , en het zelve daar buiten (Zellig verboden wordt. Het is alleen door de gewoon- te ingevoerd; het is dus alleen toege- ftaan en veroorlofd. De wetten die ’er op gemaakt zyn , gaan maar over het betaalen van eenige belastingen , op dee- ze en geene wyze van begraven, ge- fteld: en dus fchynt, door het ftellen van boete, op het begraven buiten de Steden, ja in fommige plaatfen , buiten de Kerk of Parochie, waar onder men behoort, zulk begraven buiten dezelve, in zekeren zin , wel verboden ; maar het is nochtans geen ffellig , en alle begrave- nisfen buiten dezelve witflwitend ver- bod: hebbende geen ander oogmerk, dan op dat de Kerken daar door van-haa- re BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 35 te Bkobiider niet zouden beroofd wor- den; wie derhalven , die in zyne plaats al zulk eene belasting vindt, voldoet daar aan , door het betaalen van dezelve, en mag zyne dooden buiten de Stad be- graven, zonder dat eenig verder verbod daar tegen ftrvdt. Tot de andere; welke door de wete geevende magt ter uitvoer kunnen ge- bragt worden, behoort, dat de Over- heid, aan welke, gelyk hier voor reeds gezien is, dit zekeriyk ftaat, “het be- graven, in de Steden en Ketrken, by eene wet verbiede ; en daar toe zorge , dat buiten de Steden; begraafplaatfen. op algemeene kosten, befteld en gemaakt worden. Het geen‘ met beleid en voor- zigtigheid;, op zulk eene wyze , behoort ingericht te worden, dat niemand daar by eenig nadeel koome te Iyden , maar zulks algemeen goedgekeurd worde, waar van beneden nader. Het is klaar, dat het beftellen derhe: graafplaatfen , door byzondere perfoo« hen , voornaamlyk en alleen te verwag- ten is van ryke en vermoogende lieden, dewylde minvermoogende’ernietinftaac toe zyn: zoo om de kosten, die daar toe zouden moeten sedraagen worden 5 als om de belasting , op het buiten de-Ste- C7a GE 36 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE“ den: begraven in veelen van dezelve; gefteld: welke :fchoon men buiten hun bezwaar, de kosten tot het bereiden van een-begraafplaats„ buiten de „Stad „al mogtgevonden hebben, den minvermoo- genden altyd bezwaaren zoude; ten wa- re, door zulke byzondere perfvonen; een fonds uitgevonden wierde , waar uit die belasting voor «minvermoogenden betaald; of een. preemie, op-elk Iyk, buiten te begraven gefteld wierdt 5 of dat „die byzondere perfoonen by de Overheid -te weeg bragten , dat voor het begraven buiten niet meerder, dan van in de Steden ven ‘Kerken; betaald werde: doch tot-hetreen. en ander zyn noch veele zwaarigheden; ja ’er fchynt noch, ‘immers zoo het voor het alge- meen „zoude dienen, „weinig mogelyk- heid ;. en behalven dat, zoude in. het laatftegeval, de wetgeevende magt dan hierin, ook gebruikt:moeten worden. Het welk, wanneer dit toch gefchied- de „zoude het. welvoegelyker zyn, “dat het begraven in Kerken en Steden door dezelve verboden; «en buiten de Steden geregeld wierde: welk middel niemand zal kunnen loochenen „de kortfte en bes- te weg. te zyn, om deeze hervorming te bezorgen; temeer, dewyl buiten dat; zoms . Mn En lk Ee od ze ee, e BEGRAVINGE IN’ STEDEN ENZ, 37 zoms. ’er noch veele jaaren , ja ‘eene eeuw, en. meer; noodig zoude-zyn,, eer anders deeze gewoonte geheel ver-. anderd zal zyn.” Intusfehen echter-zal het nuttig zyn, ‘dat, offchoon, en zoo lange, zy dat, door haare wetgeevende magt, niet doet, niet te min byzondere perfootnen,die van het nadeelige en fchan- delyke overreed zyn, ‘meer en meerbe-. _graafplaatfen buiten de Steden oprich- ten: als ‘zynde „dít een!der eerfte -mid- delen, waar door onze: Landgenooten door zulks dagelyks te-zien, 'er: aan-ge=, ‚ woon zullen wordeti ; »sja ‘dac: veelen, tot-een {tuk van nayvéren navolging ;- zoukunnen dienen, >: KO TD Dan hoe tot het eenvof ander; het zy meer door byzondere pérfoonen shet zy - door de, wetgeevende magt ;gekoomeén,?: „Hierstoe zullen-voorbereidende amide: delen-noodig.zyns oo ARN r-Bevoorens hebben: wy onder desre-, denen ,:» waar om ‘onze ‘Natie-aan de. nadeelige gewoonte van begraven! in. Kerken ‘en Steden, noch blyft hangen, aangetoond „ dat Zy: in het algemeen, noch. niet genoeg overtuigd:is;vän: het fchadelyke , {chandelyke, bygeloovige, en onvoeglyke van dien. „Dat dit, zoo wel op de Overheid, 58 Je D. V. LEEUWEN; OVER DE. als op den gemeeren man, toegepast kan worden, is, dunkt my , ontegenzeg- gelyk. „Ware dit zoo niet, zoude de Overheid, welke wy vooronderttellen, dat voor het ulgemeen welzyn anders waa- kende is , lange ‘er tegen moeten gezorgd hebben; doch daar aan mangelt het: waarom men hier op uit zalmoeten zyn, dat men den eenen en anderen meer tragt te overreden en te overtuigen. Dat men derhalven de voorbeelden der fchadelykheid, vooräl in ons Land, meer en meer bekend doe worden. Waar toe het geval te Bruiniste, hier voor „aangehaald, mede tot een voorbeeld kan - zyn, en andere meer Van:Parys werdt, niet lang geleden , ook een krag- tig bewys der fchadelykheid , van de Kerkhoven in de Steden gemeld ; waar, in de nabuurfchap van de Graat de la Lingerie, op een Godsäkker , in het jaar- 1779, eene menigte lyken, zelfs zeer diep, begraven zynde, de kelders, der ma by gelegen huizen, daar door zoo- danig befinet en ver giftigde geworden zyn, . dater geen licht in wilde branden ; en die ‘er in kwamen , met de hevigfte toeval- len werden aang sedan; jade vockitigkeid, welke op de muuren zat, zoo vergif- úg wds; dat eene merfelaar dezelve met ZY- BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 39 “zyne hand, aangeraakt hebbende, dee- ze eene geheele verdooving en gevoel- loosheid onderging, vervolgens, met veel pyn en fmerte , benevens den voor- arm, opzwol, en blazen op de huid kwamen; waar uit eene fcherp-bytende vochtigheid te voorfchyn kwam , welke eene geheele vervelling van de opper- huid veroorzaakte (w). Deeze en der- gelyke voorbeelden maake men meer bekend; men gebruike daar toe zulke __fchriften en boeken, die ook de min- vermoogende lieden , en zelfs de gemee= ne man, in handen krygen: al ware het zelfs de Almanakken, waar in gewoon- lyk ook een of ander Hiftorie, of ver- haal gevonden wordt, en welke by de meesten des volks geleezen worden. Op een en andere plaacfen in Gelderland heeft men, tot dergelyke einden, al voor eenige jaaren van de Almanakken dusdanig gebruik gemaakt, en daar in Ordonnantien, Reglementen enz, die het volk meerendeels onbekend waren, en waar naar het echter leevenen hande- len moest, laaten drukken; ook nu en dan in Utrecht, alles met zeer goeden uitflag; ja men herinnere zich, wat nut het gehad hebbe, dat men, federt ze- Di: ker (w) Zie Geneesk. Faarb. v. D. u. St. bladz. zo. A9 Je D: V: LEEUWEN , OVER DE ker geleerd man daar toe aanleiding ges geeven heeft (x), fommige- wetten ür Zeeland in de Almanakken heeft laaten drukken.,- Dus zelfs dit middel nieton- gehoord , niet: nieuws zoude zyn , maar: vooren gepast-middel „te-houdensis 5 « waar “door: men. totrkennis vanden -ge- meerren „mans brengen kan, „dat anders voor hem mitestäl verborgen blyft 5 ex door: deezen weg zoude.-hy ook vanhet noodzaakelyke vanhet begraven der.doo-= den; buitemde Steden en kerken, noch eens overreed kunnen worden. Ik beken „dat het wel moeielyker zal zyn „oude =lieden „die: het meest. aan vooroordeelen gekleefd blyven „te over- tuigen „ “zoodanig, dat deeze zelve die nadeelige gewoonte helpen „affechaffen 5 en dat, zoo ‘de wetgeevende magt die niet „geheel „opruime, of zoo fchielyk niet; alswel. zaudeskunnen „daar toe de handen aan het werk floeg „ het.wel fchynen- zoude, of-de bekendmaaking van het fchadelyke- enz, niet veel uit- wêrkingsdeed „ maar intusfchen zal/het tach op» Jongere lieden. Wel eenigen in- vloed maaken. Se „Waarom, men: zich. al meer en meer | „ber (x) Zie Gedagien ower”bêt famenflel onzer he- dend. burgerdsrecoisgeleerdh, gedrukt. te Goes, 1727. _ / N er BEGRAVINGE “INSSTEDEN ENZ. 41 Je behoore: te bevlytiger ,-om:het derjeugd _-akvroeg in te-fcherpen. Hiertoe „denk ik ‚-div-mede tot een middel zal kunnen dienen, dat men hetsplaatfe in- een «of ander. Schobiboek of ook darmen een-byzonder-Beekje, het-zy onderiden titul. van oude en hedendaagfche-wyze van begraven. der Danden:enzwofseen anderens daar-over. fchry ve,at-eenleerboek m de Schoolen „ evenals shet;onlangs uit- _ gekoomene Kader landschA. ‚B. Baek; Ca- dechissmus. vaar de Jeugd enz. … In. zulk hendalvke.: 55 verkeer de en ahead van het begraven, ‚in, Kerken en; Ster den ,-en;het. pry zenswaardige- vans het teg genovergeftelde , „met „eenige, verhaa: len.van het gebeurde-in ons Vaderlend en. „elders, kortlyk voorftellen , „enter — pavolging. van het laatítes, elk opwek- ken, „zelfs met. byvoeging, van eenige prentjes: by voorbeeld „ de wyze van begraven. der Ouden „-voaräl der „eer- fte. Christenen ; „de begraafplaatfen by Scheveningen. en_te; Zuilen; Lykftatien van by zondere Perfoonen, vooräl der Aanzienlyken, -die--hierom- buiten: ber “graven worden; het gebeurde. te ‚Brui- nisle; enz. ehs eBasIg, V: aasjes ‘er on- SS EREA OH iS ij Cs 15 se ot 42 J.D V. LEEUWEN, OVÊR DE Om nu zulke Boekjes fchielyk alge= meen te maaken, zoude een of ander Genootfchap die voor zyne reekening kunnen laaten drukken, en aan zyne Correfpondenten rond zenden , om aan veelen, vooräl aan de Kinderen i in de Schoolen , om niet uit te deelen: even als de Oeconomifche Tak onlangs een Boekje: behelzende Raadgeevingen van Dr. L. BIKKER, om zich tegen de voor- en najaarsziekten, rot- en galkoortf/en, en roodenloop te behoeden, en ‘er zich van de geneezen , algemeen gemaakt heeft.—_ Op zulk eene wyze zoude dergelyk Boekje veel nut kunnen doen. En daar het, in de Schoolen, in gebruik brengen van nieuwe Boekjes , by de Meesters, die aan hunne oude gewoon Zyn, veeltyds zwaarigheid baart: zoude men aan hun ook eenige dier boekjes om niet kunnen zenden, met vryheid, om ze vervolgens aan hunne leerlingen , voor zekeren prys,te verkoopen, waar door zy te meer aangemoedigd zou- den worden, om die in gebruik te bren- gen. — Boven dien zoude men zul- ke Meesters ook noch door beloonin- gen daar toe kunnen uitlokken. Welk een invloed het leeren in, en leezen van zulke Schoolboekjes on ar- BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 43 hatten der jeugd maakt; behoeveik hier niet te betoogen; dit is kennelyk ges noeg; en de zoogenaamde Franfche T'y= _ ranny, een Schoolboekje voorheen ges bruikt, is er een fpreekend bewys van: daar het zelve zulk een af keer en haat; tegen die natie, veelen onzer Landge: nooten heeft ingeboezemd , dat; of= fchoon zy nu onze Bondgenooten; ja onze Weldoeners zyn, dezelve by fom: migen noch voortduurt. De Leermeesters , vooräl der Latyn= _fche Schoolen ; moesten ter overtuiging van de jeugd, aan hun toebetrouwd ; het hunne ook zoeken toe te brengen; en daar toe opgefpoord worden. Deeéze „zouden dat kunnen bevorderen, door hunne leerlingen op te geeven Zhemata, over de fchadelykheid van het begras ven, in Kerken en Steden; overde ges woonte der ouden, der eerfte Christe: nen; over de tegenwoordige „ uit byge: loof ingefloopene, gewoonte; en het „begin der hervorming, door de reeds voor handen zynde voorbeelden, aan- getoond; jadoor deeze ftoffe tot een on- derwerp van Oratien, die door de leer- lingen gehouden worden , tegebruiken, liever als daar toe , veeltyds oude afge- werkte, ftoffen , welke weinig of geen nut doen, te neemen. De AA JD. Vs LEEUWEN. OVER DE De Profesforen „op de hooge enande- re Schoelen , moesten: ook Zhe/ts,: over de fchadelykheid en ongerymdheid dees zer gewoonte, ‘en -het noodzaakelyke der ‘hervorming , meer laaten defèndee-' ren „en voorts allerwegen, by alle'gele= genheden in hunne lesfen het voor- Ban Gem) + Wanneer. dit veen en” an lers it eren Land ; ‘hier en daar: gefchiedde, zoude de zaak zelve niet alleen der jeugd in= geprent z-maar ook daar door meer ‘en meer openbaar ‚en ter overweeging aän de aandagt der hoorders gebragt. kun- nen worden. “En ‘om zulks nekt meer in het álge- meen tedoen ,moestende Predikanten; by deeze en geene gelegenheden , in hun- ne Predikatien., ‘er van gewaagen „en het fchadelyke ,- ongepaste en bygeloovige enz. der gemeente voorftellen „en op eene. hervorming aandringen. Die gele- genheden behoeven niet opgezocht te worden; zy zyn/erdagelyks : hoe meenie ge Iyk-predikarie wordt niet gedaan? Jaar- lyks- wordt ‘er gepredikt over de:begra- venis van Christus, zoo in de dydens- ftoffen , als over den Heidelbergfechen. _ Catechismus : welke eene gepasteraan-: leiding daar toe is-hier te vinden! Die Heer BEGRAVINGE IN-STEDEN ENZ. 45 Heer van leeven’ en-dood werdbuiten de Stad’ begraven: wie,-en waar zyn nu. in ons-Land zyne navolgers: daar riri? „Weinigen voorwaar!{ehoon allen naarzy-= nen naam genoemd en hervormde van het oude bygeloof hieten, het geen ech- ter: de meesten nochin het begraven hun- ner dooden. blyven-aankleven: “Moes- tenze niet liever; het voorbeeld van on- zen’ Heer en Meester, en der reerfté Christenen, die in sgeene Kerken be- sfdven „werden , daarin navolgen? enz. ‚Deeze en dergelyke aanmerkingen zou- den ‘op zulke ftoffen, ‘ter betragting te „regt-mede. pasfen.… En waarom zouden de Predikanten „ vooräldie’er van over- „tuisd zyn , in dewelke eene nalaatigheid onverfchoonelykis,geene gelegenheden kunnen/en mogenopzoeken, om ernu en dan «eens opzettelyk over te-hande- len? ‘Het ftuk zelve is „denk ìk, niet buiten hunnen kring. »-Het behoort ook tot het zedenkundige, “het welk hunne posten pligt voöräl is , der gemeente voor te ftellen „en -haar-daar in te ver- beteren ;- voornaamlyk moeten: zy tegen al wat;bygeloovig-hieten mag, of daar - uit is voortgefprooten; -waaken. — Dat gefchiedende, zouden: de vooroordee. len, die noch by veelen plaats houden; weg. E 46 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE weggenomen kunnen worden : daar tocht de Predikanten, onder, het volk, veel al voor orakels gehouden worden; en het geen zy zeggen, dikwils veel meer. ingang vindt, dan dat het door anderen met kragt van redenen betoogd wordt, het welk zy echter in deezen ook niet moeten verzuimen. | My heugt, eens een geächt Leeraar, in een voornaame plaats , te hebben hoo- ren prediken , over Jofephs laatfte woor- den Genef. L. vers 24 en volg. Die maakte, in zyne toepasfing , eenige aan- merkingen, ter leering: onder anderen ook van de noodzaakelykheid en geöor- lofdheid van Testament maaken , «en het gevaarlyke van zulks uit te ftellen. Maar dagt my ‚ zoude het hier ook nietalzoo wel, ja meerte pas gekoomen zyn , aan= merkingen over het begraven der lyken in Kerken en Steden te maaken! enz. Dit wil ik alhier maar aangehaald heb- ben, om aan tetoonen , dat’er gelegen- heid genoeg is, dat die Heeren ’er zich op zouden kunnen toeleggen; ja wilde ik dit noch breeder doen , ik zoude een geheele Iyst van texten, ook veelen, die dagelyks gepredikt worden, kunnen opgeeven: doch zal die liever aan de keuze en het doorzigt van die Heeren overlaaten. Er / BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ; 47 'Er zyn ook nech verfcheidene ver= handelingen , over deeze ftoffe in het Latyn, en Fransch, gefchreven , waar van ík hier voor eenige aangehaald heb: deeze zoude men ook in onze Lands taal kunnen overzetten, uitgeeven en alzoo onder den minkundigen meer be. kend doen worden; of eene verzame- ling daar van maaken en uitgeeven 5 voor- äl zoude ik aanraden, de fchoone en treffelyke verhandeling van den Heer TE WATER byzonder uit te geeven, en die zoo te laaten drukken, dat ze voor teder een, om een geringen prys, te verkrygen was; of dat ze, voor kos- ten van een of ander Genootfchap , al- zoo gedrukt, en even als de Raadgee- vingen van Dr. BIKKER, om niet, al- gemeen gemaakt wierde.. Het zelfde zoude men ook met de fchoonvloeien- de en aandoenlyke redenvoering van den Heer kr urr kunnen doen; en by het een of ander iets van de vertoogen uit den Zriz van UNZER kunnen byvoe- gen. Voorts, wordt ’er hier of daar, in ons Land, iemand, vooräl van aanzien, buiten eene Stad, het zy opeen daar toe bereid Kerkhof, of byzondere plaats, begraven, men laate zulke gevallen, daar AS. JD: Vo “LEEUWEN, OVER DE daar ze noch zeldfgam zyn „ niet onbe- kend, maar melde diemeer ,„ en gebruis - ke: daar toe de dagelykfche Couranten _en nieuwspapieren , met byvoeging der reden ; en aanmoediging tér navolging; gelyke ik in eene Nederlandfche: Cau- rent (4) zoo! eens van Touloufe-ge- meld gevonden heb, dat aldaar, ophet Kerkhof , de Burg-Graaf en Ridder pe TH ISUN begraven was, zonder. dathet voor! dien aanzienlyken: man eehigzins vernederend gevonden werdt „ naast den Armen begraven te:worden. „En zulks: doemen ook vooriil ; wan= neer deeze of geene byzondere perfoon k of gemeente: ef uit overtuiging van het fch adelyke wan het begraven; in'Kerken en: Steden; of door nayver., veeneby=: zondere begraafplaats daar buiten heeft laaten vervaardigen. nd Ook behoorden derzulken! Joffelyke poogingen, nietalleen gepreezens maar ook beloond te worden, om anderen daar ;toe- mede aan-te moedigen. Pry- zenswaardig is daar in, het zoo nuttige: - Genootfchap van “den Oeconomifchen Tak, hetwelk. de Hoog Welgcb. Heere VAN :‘ZUILEN, Over -zynen: yvers in bef beftellen. van, een@ begraafplaats, te: | Zuis ® Van den ao, Ottober 1783. BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 49 Zuilen, met eenen Eer-penning vereerd heeft; en dus met een goed voorbeeld andere Genootfchappenis voorgegaan. „En het zoude zeer nuttig zyn, dat het zelfde Genootfchap , of een ander, pryzen uitloofde aan de zulken, die byzondere begraafplaatfen, buiten de Steden, wilden inftellen. _Ja dat, gelyk het Zeeuwfch Genoot- fchap nu heeft willen goedvinden, eene Pprysvraag daar van te maaken, elk Ge. ‚ nootfchap-het zyne, ter verdere bevor- dering, mede in het werk ftelde. „Waar toe zoude kunnen dienen ‚ dat men ieder lid van het zelve opfpoorde, om alles, wat tot bevordering eener her- __vorminge kan ftrekken, elk in zynen kring, in het werkteftellen, om by alle gelegenheden zynen evenmenfch , wie hy ook zy, van het fchadelyke en onbeta- melyke van het begraven, in Kerken en Steden, te poogen te overreeden. Deeze leden immers zyn verpligt, met dezelve mede te werken tot alles ‚ Wat tot het algemeen nut bevorderlyk kan zyn, en hebben zich daar toe, by het verkrygen van hun lidmaatfchap in het Genootfchap , verbonden. Door andes te Genootfchappen, ook van den Oeco- nomifchen Tak, zoude dit mede kun- XII DEEL D ker fee CAGE a « - 50 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE _ nen gefchieden, en de leden daar toe opgetpoord en gehouden worden. Deeze en dergelyke middelen, ter meerdere bekendmaaking , onderregting , overtuiging en opwekking gebezigd wor dende, vleije ik my, dat onze Natie daar door zich met ter tyd zoude laaten overtuigen; en‚ of fchoon de Overheid. al noch mogte draalen, haare magt, ter geheele hervorming, te gebruiken, ‘er veelen in ons tand zouden gevonden worden, de een voor, deander na, die zich en de hunnen, in geene Kerken en Steden, meer zouden laaten begraven, maar daar toe begraafplaatfen buiten de- zelve kiezen en aanleggen. Het is waar , in hetaanleggen van zul- ke begraafptaatfen , ook meer voor het algemeen gefchikt, blyft wel eene zwaa- righeid: waar van daan de kosten daat toe te vinden? Om dat veelen, anders noch al welgezind, daar tegen opzien, en minvermoogenden die niet kunnen draagen. Hierom heb ík wel eens ge= dacht, een byzonder Genootfchap , even als de Maatíchappye, ter behoud van Drenkelingen te Amfteldam, daar toe op te richten: ieder lid daar van konde jaarlyks , zeker te bepaalen@ Som , contrí- buéeren, en hier uit zouden eenige kos- | ten , BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. Sf ten, of een gedeelte van dién, ter ver- ligting van minvermoogenden kunnen gevonden worden: „doch dit ontwerp is my, in de. uitvoering, tot hier toe moeijelyk gebleeven: uitvreeze, dat by eene algemeenef overgang tot het maa- ken, van zoo veele begraafplaatfen bui- ten zoo veele Steden, als wy in ons Va- derland hebben, de uitteloovene kos- ten te groot zouden worden; en daar toe de -contributien niet toereikende zyn. Dus zulk een Genootfchap ; hoe wel ’er in de beginfels al veel hoope ware; niet lange ftand zoude houden: echter heb ik den moed noch niet geheel opgegeeven, terwyl’er noch hoope over- blyft, dac, als men maar hier en daar, ieder in zynen kring , meer werkte tot hervorming, het zoms zoo geheel lang niet aanloopen zoude, of de wetgeeven- demagt; door deeze en geene voorbe= reidende middeten overtuigd wordende , zoude de handen ook wel aan het werk {laan , en dan zou zulk een Genootfchap miet meer, imm@rs overäl niet, noodig zyn. Men zoude het derhalven mede; als een voorbereidend middel, kunnen beproeven, al ware. het dan maar voor eenen: zekeren tyd van jaaren , in dewel- ke men.belooningen voor dezulken „die for Dae be- 52 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE begraafplaacfen buiten de Steden fticht- ten, uidoofde.—= Zoo de Oeconomi- fche Tak dat op zich geliefde te nee- men , zoude die ?er niet minder eer.me- de inleggen, als, met zyne andere pry- zenswaardige poogingen. Dit Genoot- fchap is fterk , en konde het de onkos- ten, uit zyne tegenswoordige kas , niet vinden, het zoude den Leden kunnen aanfchryven en beweegen , om.eene by- zondere contributie daar toe vrywillig op te brengen. Door de meenigte van dien, terwyl ik my vleije, dat ’er-onder dezelven noch al zyn, die overtuigd zyn ,-en de meesten in gegoede lieden beftaan „ zoude dat noch al wat kunnen bybfengen. Byzondere perfoonen, die van het gepaste en noodzaakelyke , ter hervor- mine, overreed zyn; vooräl-deryken, moesten zich ook meer bevlytigen, om niet alleen meer begraafplaatfen voor zich: en de hunnen te beftellen ; maar ook daar toe anderen ep te fpooren ; in- fchryvingen te laaten doen , en verbind- tenisfen te faamen te maaken , met aan- fpooring van, en vryheidgeeving aan minvermoogenden „om ook aldaar te willen begraven «worden, en -deezen hier door ’er toe op te wekken „zelfs met BECRAVINGE IN STEDEN ENZ: 53 met. belooningen.. Zulke poogingen zouden ook veel vermoogen; en het begraven , buiten” de Kerken en Ste- den , al meer en meer doen gewoon wor- den. - Zoo weet ík vaneen Vriend , die ; voorneemens zynde ‚om zich by een landgoed, eene begraafplaats te befchik- ken, en daar over-met eenen arbeider zich in gefprek begeevende, deezen over. haalde, om ‘er zich ook te laaten be- graven, onder voorwaarde, dat hy ’er iets, by voorbeeld, de kist of derge- lyk, toe betaalen zoude, het welk hy hem toeftondt: in die verwagting:, dat het alzoo allengskens al meer en meer in de gewoonte koomen zoude. / Waren ‘er veelen, die zulke aanmoe- digingen durfden waagen, ik geloof ze- ker; dat de hervorming fpoediger zou- de bevorderd worden. . | | Dan, daar alle de voorgeftelde mid: delen, noch maar het werk van byzon- dere perfoonen zyn , zal men my hier wel tegenwerpen: datze niet alleen zoo veel tyd zullen vereisfchen , eerze eene ge- heele hervorming maaken ; maar ook mogelyk die nooit geheel te boven koo- men, uit vreeze, dat zoo lange het be- graven, in Steden en Kerken, geöor- lofd blyft, ’er noch zullen gevonden Eik D 9 wor- 54 J- D. V. LEEUWEN, OVER DE worden, die het zelve blyven aans kleeven. Ik beken, dat het oneindig nuttiger zoude zyn, datde Overheid haare magt , ter geheele hervorming , gebruikte, daar deeze, daar door in eens meer zoude kunnen afdoen, dan duizend anderen , door hunne voorbeelden en poogin- gen — Om zulk eene hervorming, door de Overheid, te helpen bevorderen; zyn 'er ook toch middelen, waar van wy ftraks zullen hande tusfchen blyft het my zeker, dat wier- den de reeds gemelde middelen , ter over- tuiging en opwekking van onze Natie, en ter bevordering van byzondere be- graafplaatfen, door byzondere perfoo- nen, aan te richten , meer aangewend , het dan ook meer ter ooren van de Over- heid, welke in ons Land úit zoo veele ieden beftaat, zoude koomen; en de- zelve mede ovèrtuigen, en tot nayver opwekken, om eens met kragt, door haare wetgeevende magt, eene hervorr ming te weeg te brengen. j Hier toe heb ik bevoorens reeds,onder de opgégeevene redenen , aangemerkt: dat het, naar de gefteldheid van onze Republyk , moeijelyker, als elders, zynde, oudee gewoonten en wetten te ver- an- BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 55 anderen , ‘ernoch geene middelen , noch aanleidende , noch toereikende, of noch welberaadene, genoeg zyn -ingefteld, die zulks hebben kunnen te weeg bren-. gen. Want het geen op eene en andere plaats reeds ingefteld is; is waaïlyk van, dien aart geweest. Wat te. Zwoll reeds in 1779. gefchied is, is hier vóór blade: 15 .aangeftipt; en is dit noch van geen _gewenícht gevolg geweest, ik twyffel geenzins , of het heeft alleen hicr aan gemangeld , dat de Magiftraat dier plaats , van,de fchadelykheid deezer gewoonte , en de noodzaakelykheid der hervorming, noch. niet genoegfaam overtuigd ge- weest is: anders hadt zy, immers zoo men: zich een regt denkbeeld van haar voorftelle, om in dit opzigt mede, ten algemeen welzyn, te willen medewer- ken, ook hier in, op het verzoek van die braave en weldenkende. Ingezeete- nen, acht gegeeven , en was naar haar pligt lange daar toe behulpfàam ge- weest, waar van ik echter noch niets vernoomen heb. Het geen te Arnhem in.1783. gebeurd is, verdient niet min- der onze oplettendheid— — Aldaar hadt de Magiftraat, buiten de Stad, een keurige begraafplaats, omringd met eenen hoogen muur; en deszelfs ingang, met D 4 een 56 JF. D. V. LEEUWEN, OVER DE een fraay yzeren hek, verfierd, laaten maaken: doch ’er was pas noch maar één lyk, ik meen, van eene Sergeants vrouw, van het Regiment van Baden- Durlach , begraven , of het gemeene volk kwam, korten tyd daar na, op debeen, haalde dat lyk weder daar van daan , be- groef het in de Stad, en vernielde het hek en de muuren, van die fraaije be- graafplaats—- Zulk een geval dus, is; zegt men , gefchikt , om anderen van zul- ke poogingen aftefchrikken. Doch dit zal alleen hegten op de zulken , die van de waare omftandigheden der zaak niet genoeg onderregt, en in waan zyn, als of zulks alleen daar van daan gekoomen ware, dat het volk niet buiten, ïnaar binnen de Stad, zoude willen begra- ven worden, en de begraafplaatfen bui- ten de Stad afkeurde; en die daarom vreezen, dat ’er in gevallen van veran- dering, van de plaats der begravenisfen , geduurig oproer zoude te duchten zyn: Want, als men de omítandigheden , van zaak en tyd, regt in acht neemt „ zal men bevinden, dat het daar aan niet toe te fchryven is—- Ik heb, kort-na het voorgevallen was, by zekere gelegen- heid, eene.reis derwaards gemaakt, en alles naauwkeurig opgenoomen. De vers | niel- pd BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 57 nielde begraafplaats heb ik „niet zonder. aandoening, aanfchouwd. >Met myn gantfche hart moest ik zulk een oproe= rige daad van het gemeen afkeuren: maar het meest beklaagde ik, dat, daar het ftichten van dezelve, aan die plaats reeds zoo ver gekoomen was; zulkeen pryzenswaardige daad, zoo ongelukkig uitgevallen was; ja dat, gelyk ik verder hoorde , ‘het niet beter ingefteld was ge- worden: want hier aan voorndamlyk moet al dat gewoel, over deeze begraaf- plaats, toegefchreeven worden. Immers van veelen, die-by, my geloof verdie- nen, ben ik onderregt} dat, de» Ge- meente aldaar’, niet tegen. het begraven buiten de Stad, was; noch hierom het vernielen van die begraafplaats gefchiëd _ was 5 en zelfs hadt men toen noch hoope; dat het” er noch eens beter toe in-ge- fteld zoude worden: doch dat het op- roer voorgevallen ‘was , in eenen tyd; dat de Magiftraat en Gemeente in ande: re ftukken; waar over hedendaagfch meer verfchillen gevonden worden, zeer ondéns waren; dat de Magiftraat een gedeelte van het. oude Kerkhof, in de Stad, aan eenen Jood verkocht hadt, buiten coeftemming der Gemeente; dat deeze Jood daar van een plaats of tuin D 5 ge- 58 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE gemaakt hadt; en by het omdelven van dezelve, de daar geleegen hebbende beenderen der burgeren voor-ouders, van daar hadt laaten voeren, en, zoo men zeide, in of aan den Rhyn bren- gen: dat dit vooräl aan het volk, dat in deeze tyds omftandigheden reeds aan het woelen was, gelegenheid daar toe gegeeven , en zy het op die nieuwe be- graafplaats verhaald hadt: dat ook de Magiftraat het begraven op deeze nieu- we plaats wel voor allen , die zulks zou- den begeeren, opengefteld hadt, maar dat zy belast hadt, dat, daar het toen een tyd was, dat de befmettelyke roode loop daar regeerde, de Armen en min- vermoogenden daar moesten begraven worden: het begraven in de Kerk voor anderen noch toelaatende; dat ook in deezen zelven tyd de Aanzienlyken, zelfs die aan dezelve befmettelyke ziek= te geftorven waren, noch in de Kerk waren begraven; en dat dit het volk al mede zeer in het oog geloopen hadt: dat al verder de plaats, die ter begra- ving aldaar gekoozen was , daar toe ook niet al te wel gefchikt was: als zynde geleegen nevens die, waar veele paar- den en beesten voorheen begraven wa- ren5 en waar noch de vuilnis uit de Stad \ BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 59 Stad gelegd wordt ;-ja een gedeelte daar van tot die begraafplaats gebruikt: waar op het volk, in die waan zynde, dat dezelve alleen voor het gemeen, was, zeer gevallen was. Het blyke,dus , dat zulk een mislukken, meer aan eeneniet beraadene,. en niet omzigtig genoeg ingeftelde befchikking , dan aan-de zaak zelve, te wyten 1s5 en dat zulke gevol- gen niet te duchten zyn, wanneer het met meer beleid en vooruitzigtgefchiedr. Immers de Aanzienlykenrmoesten inhet begraven aldaar voorgegaan zyn;-endic gefchied zynde, ‘zoude het volk inden waan niet gekoomen zvn, dat die zich te veel wilden onderfcheiden; en datde minaanzienlyken, alleen buiten de Stad, by of naast doode: krengen en vuilnis moesten begraven. worden. Ook moest men geheel andere zorg, voor het oude Kerkhof, in de Stad, gedraagen heb- ben. ‘Er waren toch wel andere mid- delen toe; ja, gelyk men aldaar gewild hadt, hadt de Magiftraat wel wat meer communicatief met de gemeente „of die dezelve, naar de conftitutie haarer re- geering, aldaar repreefenteeren, mogen handelen. Gantích anders heeft de Heer VAN ZUILEN gehandeld: Deeze heeft de Gemeente van die plaats ‘er over ge- | ) kend, 60 Je D: V: LEEUWEN, OVER DE kend, en het is Zyn Hoog Welgeb. ge- lukt. : Doch die van Arnhem deeden dit niet, en de Ingezeetenen waren alle- zins op hunne Regeering geftoord: zoo dat, al ware het gefticht van eenen an: deren aart geweest , het zoude het zelfde geweest zyn, en hingjuistnietaf van eene begraafplaats buiten de Stad ; waar voor men aldaar; zelfs in het al- gemeen, fcheen te zyn. — Het veran- deren dus van het oude Kerkhof in de Stad; het verkoopen van een gedeelte daar van, zonder toeftemming der Ge- meente, en noch wel aan eenen Jood: waar tegen toch , gelyk wy bevoorens ge- zien hebben, de Natie zoo veel heeft; het vervoeren der doodsbeenderen; de plaatsgefteldheid; en de tydsomftandig- heden, zyn 'er veel meer oorzaak van , en aanleiding toe geweest:zynde dit in het volgende jaar noch meer gebleeken „toen men, om het oude Kerkhof weer in voorigen ftaat te brengen , noch al meer gewoeld heeft, en ‘er zelfs weer een nieuw oproer geweest is. Om dat het voorgemelde Arnhemfch geval, wyd en zyd, zoo veel gerucht gemaakt heeft, heb ik het zelve hier wat in het breede, in zyn faamenhang , moeten opgeeven: ten einde de Be \ ie \ BEGRAVINGESIN STEDEN: ENZ. 6t die anders welgezind. zyn ‚door niet genoegfaame onderregting van het zel- ve, daar door van hunne goede oog- merken. niet verder afgefchrikt mogen worden: gelyk my al reeds meermaalen gebleeken is, dat-het al by veelen „door gebrek aan onderregting , gehad heeft ; en op: dat het, by het inftellen van eene of andere, begraaf plaats, buiten de Stad, altvd-zyn-moge tot een: baaken ,„ om met meer omzigtigheid daar in te werk tegaan (3). ja mn EV 1 : Zal ‚ (@) Het geen ik over dat Arnhemfch geval hier gemeld heb, had ik uit mondelinge berichten al- daar bekoomen ; na dat dit Antwoord reeds gereed was, vond ik het befchreeven, in de Vader/, Hiftor. befshr. van deezen tyd, welke by 12. Dr JoNeH en WYN. WYNANDS, te Amit. met ftukjes uit- gegeeven. wordt, en hier ‘over verdient/nageleezen te worden, No. 35. D,. x. -bladz.‚a63.en volge. Al- daar wordt onder. anderen ook verhaald, dat de Magiftraat’ een bevel hadt doen afkóndigen: dat de Armen der Diaconie, of zulken , die geenvgraf konden koopen, voortaan op die nieuwe begraaf- plaats zouden worden begraven: dat dit, en het ongenoegen der gezwooren Gemeente van de Stad, over de verdonkerde voorrechten van ‘den burger, enz. „zeer veel oproer: maakte „en daar over een gemor kwam, niet te ftillen, dan “ten ware de Magiftraat zich verpligtte, om, indien zy, of ie- mand van hunne familie, overleed „ die alsdan’, zonder aanzien van perfoonen, ook: aldaar zouden ‚moeten „begraven. worden :; doch dat: dit zeer on= voorzigtig werdt afgeflaagen; en dat-toen het é ( bt Us 2150 He 63 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE Zal toch eene Overheid haar gezag tot het beftellen „en in trein brengen; van begraafplaatten buiten de Steden, gebruiken, uit overtuiginge , dat dezel- ve in Kerken en Steden nadeelig zyn: dan zoude dat moeten dienen, of tot ‘affchaffing van deeze nadeelige gewoon= te, immers, zonder dit, kanze aan het bedoelde oogmerk niet daadelyk vol- doen; of ware zy al van begrip, dat _ het begraven in de Kerken en Steden niet eensklaps moeste verboden, maar, door het bezorgen van begraafplaatfen , buiten Steden en Kerken , (waar toe ik vermeen, dat zy ten hoogften verpligt is, en dit haar op het ernftigfte aange- raaden mag worden: op dat niemand, die overtuigd is, verder, als gedwon- gen. blyve, zyne dooden in Kerk en Stad te begraven , maar gelegenheid hebbe, dat even. gemaklyk buiten te rot gd allengskes afgefchaft worden; dan gemeen begon te faamen te rotten, fterke maat- regelen daar tegen werden gelteld, en ongelukkig , dien avond, de voorn. Sergeants vrouw , nict te+ genftaande ’er reeds voor haar, in de St. Jans Kerk eer graf gekocht, en gereed was, op eene zon= derlinge wyze, op de nieuwe begraafplaats begrae- vens en aldaar eenigen tyd bewaakt werdt, enz. Alles ten blyke derhaiven. dat het oproer niet flegts ter vorzaake van de nieuwe begraafplaats ; maar uit veele andere redenen meer, voortgekoomen is, BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 63 dan hebbe zy ook noch wel-toe te zien, dat dezelve niet eerst voor den geringeren en minvermoogenden flegts beftemd werden, maar dar de Aanzien- Iyken des Lands den minderen met bun voorbeeld voorgaan , wanneer ’er meer hoope zoude zyn, dat zy door den ge- ringeren gevolgd zullen worden, en al- zoo allengskes het begraven, in Kers ken en Steden, uit het gebruik raaken. Ik wil wel toegeeven , ‘en ben’er niet tegen, dat, gelyk ’ertusfchen Aanzien= lyken en Geringen, Ryken en Armen, in het leeven, onderfcheid is, en zyn moet, (dít vereifcht de welgeregeldheid eener Maatfchappy), dat ook alzoo in het begraven der dooden eenig onder- fcheid mag ftand grypen, hoe welnoch aanzien, noch eer, iemand nadaalt in het graf. Doch ik kan niet zien, dat zulks zoo zeer aan de byzonderheid der plaats verbonden behoeft te zyn. Het onderfcheid, dat men in begraaf: plaatfen in de Kerken in acht neemt; is oOk zoo groot niet. Eenen minder burger begraaft men daar naast eenen Aanzienlykeren; doch de meer behoef: tigen en-Armen op de Kerkhoven. En zulk of dergelyk onderfcheid alleen zou- de men ook kunnen behouden, op de in 64 J- D. V.-LEEUWEN, OVER DE in; te. ftellen begraafplaatfen , buiten de Steden, „houdende op dezelve een by- zonder,vak voor de laatstgemelden. Dit zoude, naar myne gedachten , geneeg, zyn, zonder dat het behoeve, dat men voor den Armen en Ryken eene byzonder afgeleegen begraafplaats maake, kunnende ik daar in met den Heer TE WATER (4) niet inftemmen , maar het veel beter achtende maar ééne gehee- le algemeene begraafplaats te. maaken , waar, en ‚„Ryken, en Armen, begra- ven worden; «doch dat zich alleen, doorgraven en graf kelders , naar ieders verkiezing ‚-en door byzondere vakken, onderfcheidt, even als nù de Kerken en, Kerkhoven. Daar door, geloof ik, kan de. zwakheid der Aanzienlyken ge- noeg te gemoet gekoomen,. en zal de gemeene man zoo niet afgefchrikt , maar eerder te vrede gefteld, worden. Voorts wil ik de Overheid wel over- laaten. te. bepaalen , wat het bestzy „ op haar gezag eerst „begraaf plaatfen, buiten de Steden te maaken , en, door goede voorbeelden „ van daar te begraven , de ingezeetenen eerst daar aan te gewen- nen; en het begraven in de Kerken en Ste- (a) d. 1. bladz: bel: en wolgg. doch Zie Job irr byzonder vs. 19. ee en ge BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 65 Steden „ by-provifie aan de vrye keu- ze,van elk over te laaten , dan het zelve direct te verbieden „ en het begraven van allen buiten te ordonneeren. In het eerfte geval zoude zy op het begraven, in Ker- ken en Steden; eene hooger belasting kunnen leggen „ en het zelve daar buiten door-mindere, belastingen , faciliteeren: doch ik twyftel echter niet, of wie on- bevooroordeeld denkt, zal met my in- {temmen „ dat het. veel nuttiger zoude Zyn, en meer. aan het oogmerk en al- gemeen welzyn voldoen , dat by het in- {tellen van begraafpla atfen buiten de Stes den, „het begraven, in Kerken en ‚Ste- den ;; geheel afgefchaft en verboden wierde. »„Om nu;dit-te bevorderen „ zullen ook voorbereidende. middelen in het werk moeten gefteld worden. Op Staatsver- gaderingen zoude het moeten voorgefteld, worden: dit kon door. een lid van de- zelve gefchieden; ook zouden de inge» zetenen daar toe „ met aantooninge van het noodzaakelyke; beleefde add nest kunnen maaken: het zy aande Straaten direct; of aan de Magiftraaten van hun- ne Stad, om zelfs, (want veele Steden in- zulke en andere zaaken van Politic, waar voor men ook dithoudt, zelve der KIL DEED. En be- hd 66 J.D. V. LEEUWEN; OVER DE beftiering hebben) het begraven buiten haare Stad in te voeren; of anders om het in Staatsvergaderingen te proponee: ren. Dus doende, zal het een poinct van onderzoek en deliberatie worden ; en daar iedere Provincie Souverain op zich zelve is, moest ‘er maar één voor- gaan. Meogelyk, gelyk het in veele an: dere gevallen gegaan is, zouden de an- dere wel volgen, en het algemeen wor- den.— Zoo het mogelyk ware, dat men het in de vergadering der Staaten Generaal behandelde, zoude zulks noch beter, en meer algemeen kunnen ge- fchieden. En waarom zoude dit toch niet mogen zyn? Ieder der Provincien zoude het niet te min in de haare kun- nen behandelen, en dus het beftel van een hervorming, over de algemeene Provincien, niet tegen ieders Souverai- niteit ftryden. De zaak zelve is’er ook niet ongefchikt toe: men weet, hoe het, weinige jaaren geleden, met de nieuwe Pfalm-beryming gegaan is; welke noch- tans van oneindig meer omflag was , als in deezen zal behoeven. Andere voor- beelden zal ik, om my te bekorten, niet aanhaalen. Ter opfpooring en aanmoediging , moest een of ander Genootfchap pre- : ile BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 62 miën uitlooven aan dien der Leden van de hooge Vergaderingen , die zulksmet een goed gevolg, hier of daar, propo- neerde 3 of die requesten daar toe , voor de Ingezetenen, vervaardigde en deedt ingeeven. De Predikanten zouden in Clasfes en Synoden ook het hunne ’er kunnen toe- brengen. Hier moestenze een lemma ‘er over invoeren. Eene Clasfis kan het op het Synode doen : en daar zulks van het eene Synode aan het andere bekend ‘gemaakt wordt, zoude het ook mecr al- gemeen bekend , en overwogen worden; en, van gevolg kunnen Zyn, dat, door. deeze, ‘en dergelyke wegen, de Over. heid vriendelyk konde overtuigd „en overgehaald worden. Zulk een nu, die het eerst zulk een lemma bevorderde, moest ook , door een preemie aangemoedigd worden. Of zoo een of ander Genootfchap : ftel eens de Oeconomifche Tak, die. de zaak, gelyk wy boven zagen; reeds goedgekeurd heeft, dien taak op zich wilde neemen: zoude deeze addresfen by de byzondere Staaten kunnen maa- ken, even als door de Maarfchappy , ter behoud der Drenkelingen, gefchied is. Het Zeeuwfche Genootfchap, het E 2 welk, 63 J.°D.V. LEEUWEN, OVER DE » welk,-door hetopgeeven -deezer vraag ; getoond heeft, dat in deezen wel denkt ; zoude’ het ook-te regt kunnen doen; ja dit zoude ’er ,myns sedimkersshetihans- testoe:zyn: daar, het onder. hen, twee waardige Leden heeft, die het-eerfte; mede hier te Lande; zoo treffelyk over deeze {toffe gehandeld. hebben. „Het zoude zulke addresfen aan zvne Leden; waarvan ‘er ook veelen Leden der-Re- geering.- zyn, kunnen, toezenden; om ze veräer te bevorderen. De Maatfchap- py ‚tot behoud der Drenkelingen „deedt zoo ; en is 'er-wel in -geflaagd. Dit Zeeuwfch Genootfchap heeft ook ‚tot deszelfs Protector aan het hoofd Zyne Doorl. Hoogh. den Heere Erfftadhou= der. Deeze zoude door zynen invloed veel ‘ter hervorming. kunnen te weeg brengen. De „middelen ‚daar toe zym veelerlei „in dezelve wil ik geene bepaa- lingen ‘maaken. » Genoeg zoude het zyn, dat het door Zyne Hoogh. voorgefteld wierde, en door;deezen weg ter delibe- ratie -der'-Staatsvergaderingen. kwame. Deeze weg zoude noch de kortfte zyn: de Leden der-Regeering, die van de fchadelykheid van het begraven „ in Ste- den en Kerken „ of reeds overtuigd zyn ; of: noch overtuigd worden, ‘zouden, 4 wel- BEGRAVINGE ÍN STEDEN ENZ. 69 welke een wonder-tyd wy ook beleven: echter, want partyfchap‘mag ín deezen niet te päs koomen, het beste van hún- nen @venmenfch. en het algemeen nut wel helpen bevorderen. — Zyne Hoogh. „_derhalven meest, door den eenen of an- deren weg, daar toe geperfuadeerd wor- den: Ik twyffel niet, of die menfchlie- vende Vorst zoude daar toe over te haa- len zyn; en zal noch wel omringd zyn van veelen, omtrent deeze ftoffe wel- denkende en overtuigde lieden , die zyne Hoogheid in deezen raaden en opfpooren’ zouden. Ja ik geeve in bedenking, of ‚ het niet best-ware, dat dit Genootfchap daar toe aan Zyne ‘Hoogh. addres maak- te: het zy om het ter Staatsvergadering te willen doen proponeeren; of, zoo het Genootfchap zelve daar adaresfen maakte, met hoogst deszelfs invloed, die te onderfteunen: en zoo al het Ge- nootfchap niet goedvondt, zulk een ad- dres direct te maaken, het kent de edel- moedige principes van den Heere Baron VAN LYNDEN #0f Blitterswyk ,reprae- fentant van Zyne Hoogh., als eerfte Ede. le van Zeeland: van de braave den- Kens wyze van dien Heer overtuigd, denk ik, dat in deezen ook noch iets goeds te verwachten zoude zyn , en Zyn Es Hoog HN Jer D: V! LEEUWEN, OVER DE Hoog Ed: Geb. zich niet onttrekken zoude, het zyne ‘er te helpen toebren- gen. Maar, zal men zeggen, zoo veele middelen! Ik beken het: doch daar ik van gedagten ben, dat de grootfte rede- nen, waarom het begraven, in Kerken en Steden , tot hier toe noch ftand grypt, zyn, dat het, en Overheden , en Inge- zetenen, veelen noch aan overtuigd te zyn van de fchadelykheid, het onge- paste en bygeloovige van dien , mangelt ; alsmede dat, om dezelve door de wet- geevende magt af te fchaffen , nochniet genoeg in het werk gefteld is, geloove ik, dat men niets onbeproefd moet laa- ten, om dat heilzaam oogmerk eens te bereiken: zonder dat ik echter noodig zoude oordeelen, dat alle de opgegee- ven middelen te gelyk zouden moeten gebruikt worden. Ik hebze uit zoo vee- le andere, die my noch voor oogen ge- koomen zyn, als de beste, naar myne gedagten uytgekipt; en zoo doe een ie- der in zynen kring met de opgegeevene 5 eene van dezelve, byzonder, omde zaak aan. de Overheid, ter deliberatie en hervorming, te brengen, zal fom:- tyds genoeg zvn; indien nochtans vee- Jen op verfchillende wyzen medewer- ken, / BEGRAVINGE:-IN STEDEN ENZ. 71 ken, zal het des te meer kunnen door- gedrongen worden. Vraagt men nu, wanneer deeze na- deelige gewoonte al afsefchaft, en be- graafplaatfen buiten de Steden ingefteld zouden worden: op welke eene wvze dit het best ingerigt behoorde te worden, zoo dat 'er, noch Kerk, noch ie- mand, nadeel by lyde; en het eene al- gemeene goedkeuring wegdraage? Zie hier myne gedagten deswer en. Men fchikke tot eene begraaf plaars buiten eene Stad, of plaats , waar in men maar ééne Kerk en Kerkhof heeft, waar men tot hier toe de dooden begroef, een ftuk lands, ruim zoo groot, alsde Kerk en het Kerkhof waren; of is het een grooter. Stad , waarin men veele Ker- ken en Kerkhoven heeft, men regele dat naar die allen; of maake’er, dat ik noch beter keure, wertkheiderie: buiten een of twee poorten, by voorbeeld één Men zorge „ dat die plaats nict te digt by de Stad zy, op dat het aan het oogmerk voldoe; en ‘er niet mede-gaa, als met de Puticult by de Romeinen, tot eene begraafplaats der Armen,/even buiten _de Stad, gefchikt, welke, door de na- byheid, aan de gezondheid der Burgers in de Stad nadeelig bevonden werden; E 4 en it 72 J- D. V. LEEUWEN: OVER DE eù door Keizer Augustus hebben moc= ten veranderd worden. Dan echter moet- het ook ‘niet te ver van de Stad af zyn, om het draagen der lyken , (want toch de meesten te voet, Zoo men zegt, be- graven -worden), niet te bezwaarlvk te maaken (2); en niet te min op eene luch- tige plaats ‚ waar de wind door waaijen- }: kan; 3 (6) Dat de begravenisfen naar zulk eene plaats direct gefchieden , denk ik, dat beter zoude zyn, dan dat” men eerst de lyken , met de gewoone pleg- tigheden, naar de Kerken brenge; die daar eenige” uüren liet blyven, en vervolgens van daar over= brenge naar de begraafplaats buiten, gelyk de Hr. TE WATER d. } bladz. 667, in navolging van den Hertog van Modena, die in zyn Piakaat aldaar aan= gehaald, ook zulke en dergelyke maatregelen voor chreef, heeft geöpperd. Doch met welneemen van zyn H: G: zoude dat eerst brengen der lyken naar de Kerk noch wat blyven fmaakên na het bygeloo= vige; vooräl, als men in acht- neemt, om “welke reden het blyven- ftaan der lyken, in de Roomfch- gezinde Landen, al noch gebezigd wordt. 2. Zoude de Kerk door fommige \yken kunnen befimet wors den. 23 Zoude her weder ov erbrengen naar buiten: meerder kosten baaren, waar tegen fommigen zul= len opzien: de begravenisfen zyn in ons Land noch kostbaar genoeg. 4. Zoude de natie door het direct begraven naar buiten, in tegenwoordigheid van als len, die het bywoonen ,-daarsaan meergewennen 5, ja „die aanzieniyk maaken ; „Jen daar en boven het zwak van veelen, willeride weeten , “waar de, iyken van de hunnen blyvèn meer te gemoet 5e koomen. worden : redenen, ‘welke ik van zy a HC G: edelmoedigheid verwagte, dac Hy overweeging waardig achten zal, BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 73 kan; ook niet in een ofander afweleesen hoek; of by eene plaats ván vuilnis of krengen , waar door het Volk een af keer zoude ‘krygen: neen,‘ maar op eene plaats, daar’ het aanzien. verwekt, omt alle vooroordeelen weg te neemen: het liefst aan den gemeenen weg , om te min- der voor graffchennis bloot te zyn; en te meer ter befchouwing @n navolging te kunnen dienen: vercierende die, met zulk eenen ingang, poort en infcriptie ten teeken welk gefticht het zy, zoo als men verkiest. | Men ‘omringe zulk eene plaats met eenen muúurs of waar dit te kostbaar zoude zy; men omgrave die-met cene ruime gragt,-en poote ‘er, tot cieraad en‘eene omheining , eene haage van bin- nen rondsom.—- Het beplanten van de- zelve, met opgaande boomen, zoude mede cierlyk zyn, doch zoo deezê den wind te veel af keerde, om de Euchtte kunnen zuiveren , kan ik -ditniet overät aanraaden. Waar de plaats luchtig, ruim , en groot is, zullen die niet fchaden; doch by kleine en niet luchtige begraaf: platen zoudenze zoms nadeelig kun- nen zyn; ten ware men dacht, -dat de Lucht doorde boomen meer gezuiverd, dan befmer, werde: over welke {toffe E 5 het 74 J-D V- LEEUWEN, OVER DE het Provinciaal Utrechtfch Genootfchap der Kunften en Wetenfchappen eene prysvraag opgegeeven, en onlangs den Eer-penning aan de Heeren w. v. BAR- NEVELD eN J. F. MULLER twegewe- zen heeft, wier verhandeling ik met ver- langen te gemoed zie, daar my berigt is, dat die vraag ttellig beantwoord is: dat het planten van baomen, binnen en rondsom plaatfen , der gezondheid voor- deelig, en daar van niet dan goede uit- koomften te verwagten zouden zyn. Men verdeele zulk eene plaats in vakken „ waar van ‘er twee, de voornaamite moeten zyn: het eene voor dezulken, die an- ders in de Kerk; en het andere voor die anders, op het Kerkhof, zouden be- graven worden. Het eerfte verdeele men weder in zoo veele deelen, als ’er graf. fteden in de Kerk zyn, en men geeve elken Eigenaar van een grat, in de Kerk , ‘er hier eene in de plaats. Denzelven _ zoude men daar voor iets kunnen laaten betaalen ter bekooming en overteeke- ning van den-eigendom, het welk niet vreemd kan voorkoomen, noch daar door iemand met recht zich benadeeld achten. Dergelyk is reeds omtrent de graven in de Kerken lang in. gebruik ge- weest en noch. Wat is de Eigenaars van mn gaen BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 75 van dezelve al niet opgelegd? Daneens moetenze hunnen eigendom en bewys van dien aangeeven: zelfs op poene van verftek; en’ worden dikwils, Ô ‘hoe vreemd klinkt dit niet! daar op alleen, buiten forme van proces, van hunnen eigendom by de minfte nalaatigheid ont- zet; dan weer moetenze het verhoogen van dezelve betaalen; ja zelfs de vloer van de Kerk, welke zy niet verflyten , onderhouden en repareeren. Leest men niet geduurig advertentien deswegen in de Couranten; zelfs met bepaaling der kosten van verhooging, gelyk noch on-. langs van die in de Westerkerk te Am- fteldam, tot vyf gulden van een enkel, en tien gulden van een dubbel graf: met byvoeging , dat de in ftukken gebroken, of anders min bekwaame Zarken ten kos- ten der Eigenaars moesten herfteld wor- den(c). En is dit zoo in gebruik , ge- lyk hetis, zoo, dat het veeltyds gewillig opgebragt wordt, wie, die wel denkt, zou- de ‘er dan meer tegen hebben „om by het Oovernheemen van een graf buiten, ook « iets dergelyk, dat meer ten algemeene „nutte is, te betaalen, waar uit zoms de onkosten „ wanneer die van het Land, of Stad, nf Kerk of door edelmoedige ‚Ry- () Amf en Leid. cour. 3 @ 4 ‘Febr. 1784. 76 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE Ryken en Aanzienlyken, dieze te fa= men opbrengen, al niet konden gevon- den worden, zouden kunnen goed ge- maakt worden. — Voorts geeve men de overige gedeelren of graven, die geene byzondere eigenaars hebben, aan de Kerk; of die; gelvk gemeenlyk , ook verfcheide ‚graven in de Kerk hebbende, geeve men ’er zoo veele naar het getal der zulke, die zy in eigendom heeft. Men zoude ook naar de grootte van deeze nieuwe begraafplaats ‘er noch eenigen, over het getal, in het eerfte vak , dat dan wat grooter zoude moeten vallen, kunnen maaken , om aan anderen; noch geene graven in de-Kerk hebbende , die ze hier begeerden, te verkoopen, en des noods daar ‘uit mede de kosten te vinden, of die aan de Kerk overlaaten. Het andere vak nu houde men tot het begraven van dezulken, diemen anders gewoon was op het Kerkhof te begra- ven, em der mindere belastings wil, welke dan in dit vak ook minder zoude moeten zyn; ook konde men in ditvak eenige byzondere graven afteekenen , en den eigendom aan des begeerenden over- geeven , mits daar voor ook iets rg tende. De toeëigening der graven aan de cigee naars 0 BECRAVINGE VIN: STEDEN ENZ #7 naars konde nen -naar derzelvergeboor= te of rang fchikken ; of’ dat naar het lot doen ;:-of liever naar.denummers; waar op hunne graven inrde Kerk ftaan: Dit. zoude noch -hetminfte ongenoegenkun- nen verwekken.—= De belastingen op het begtaven, of-zoo-men het noemt „ Kerkerigerechtigheid:, konden -dezelve blyven, en dieaande Kerkreven als an- dets: betaäld worden ,-zoo dat. deeze’er niets ‘by behoefde te lyden. » Alleenlyk diende de zwaare'! belasting , op die bui- tén: de: Stad begraven , : waar, die-plaats heeft, vafsefchaft teworden; „of alleen te pas gebragt, op die:geenen ‚« die bui- ten deeze nieuwe begraafplaats elders be- graven worden. „De beftiering en: het onderhoud van de-nieuwe begraafplaats konderaan de Kerk,-of deszelfs Beftier- ders en Kerkmeesters ;- overgeldaten, worden, op die zelfde wyze, als:thans van de Kerk plaats heeft; met alle baa- ten en voordeelen, daar van koomende, zoo dat ook deeze; noch Kosters;noch Doodgravers, ’er iets by zouden behoe- ven te lyden , maar ook die hier dezelve « blyven.— Wilde iemand een Grafkel- der op deeze nieuwe begraaf plaäts maa- ken, of die met Zarkfteenen of Pyrami- des vercieren, dit moest de eigenaars « de Î ë 4 é In 78 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE _in het eerst vryftaan zonder eenige bee lasting: maar naderhand by het begra= ven van iemand, Eer-teekens oprigten- de, zoude zulk een daar van ook eene ‚ belasting aan de Kerk kunnen betaalen , even als dit nu gefchiedt voor het op- hangen van Wapenborden in de Kerk 5 het welk in de Kerk te doen ook noch konde vry blyven, hoe wel ik hetliefst zag , dat daar in geen een van de zulken , waar van veele Kerken haast vol, en die ook zeer gevaarlyk zyn, meer ge- vonden werden ;. of dezelve beteraande zyden «en niet door de geheele Kerk door, zoo als nu, gerangfchikt wers den. En eindelyk de oude begraafplaats fen in de Kerken , en op de Kerkho- ven , moesten blyvenliggen , en niet ver- anderd noch geroerd worden , maar ge- confidereerd als res nullius, zaaken die niemand toekoomen, gelyk de Rechtsges leerden zeggen: en op dit laatfte ver- eifchte moest zorgvuldig acht geflagen worden (4) , zoo om befimetting voor te _ koo- (d) By eene Ordonnantie, nopens de begraaf- plaatfen en lykftatien in het Koningryk Hungaryen, door de Keizerin Koningin. in 1778 geëmaneerd ; is, daár tegen ook uitdrukkelyk gezorgd ; en bevo- len, dat de oude Kerkhoven, welke van geen gee bruik meer zyn, niet mogen geroerd noch gebruikt , maar BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 79 koomen ; als om geen voedfel tot oproer onder hetgemeen t'eeniger tyd te geeven. Dan waar van daan de eerfte onkos: ten: tot het bereiden van zulk eene nieu- we begraafplaats? Straks hebben wyge- meld „dat ieder der eigenaars konde op- gelegd. worden , by het aanvaarden of overteekenen van zyn graf, iets te be- taalen.: Dit, en het verkobperi der meer-= dere graven voorgemeld , zoude noch al wat opbrengen, en mogelyk op fom- “ mige plaatfen, waar men een begraaf- ‚plaats van‘minder pragt maakte, genoeg kunnen zyn, op andere niet; alwaar derhalven het Land of Stad ’er iets toe zoude. kunnen dre Het gefchiedt | toch maar gelest moeten worden. „De Kerkhoven bui= ten de Steden en Dorpen aan te-leggen hadt Zy al- daar beftemd voor go jaaren, en als die. vol wa- ren, wede! nientwe in te rigten— Het begraven in de Kerken hadt Zy niet finaal’ verboden , maar gewild, dat de ingangen in de grafkelders buiten _de muuren van de Kerk gemaakt, en de graf kel- ders in byzondere hokken, waar van elk maar voor een kist ware, verdeeid moesten worden : dat geen dier hokken voor het verloop van go jaaren; ende grafkelders, welke geene byzondere hokken heb= ben, nooit. weder geöpend moesten worden. Zoo men nu ín ons Land het begraven in de Kerken niet finaal willende verbieden, op die of dergelyke wyze de hervorming inftelde Zouden veele Kere ken al met ’er haast vol zyn, en men wel genood= zaakt worden, zyne dooden ‘buiten te begraven, at So J.D: V.-LEEUWEN; COVER DE toch tot het algemeen nut: en waar dit zoo geheel vallen kan „ zoude ik het des te. meer goedkeuren, «om “datde eige- naars der graven dan in-het geheel niet zouden behoeven:belast te worden —= Iser hier of daar eene Kerk ;-die door baare inkoomften' en-het ontvangen der belastingen. op de lyken, ‘er beftand ge- noeg: toe is, die: zelve konde en moeste het voor-haare rekening „doen,en; de Beftierders van dezelve het uitvoeren ; aan welkers toezigt men het‘maaken en beftellen der begraafplaatfen óok,konde overgeeveris: : ; ee 0 Doch; zoo uit geene van-alle ‘die voorffellen. de kosten kunnen gevonden worden, of dat het daar toe gebruiken van Lands-, Stads-, of Kerk-penningen niet gelukken mogte , dewyl over die door- gaans niet, dan eenpaarig „mag gedis- poneerd worden, het geen, in deezen by - gebrek -van overtuiging noch zoo fchielyk niet te verwachten is „ en mee= nige goede zaak tegenhoudt, men doe het by infchryving. Gegoede lieden, die overtuigd zyn of worden, zouden ’er. noch wel wat toe contribuëeren ; als zy ’er maar toe opgefpoord worden. Verdere bepaalingen kan ik hier niet maaken. Naar dat de omftandigheden eener. ‘BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. Sí eener plaats en lieden zyn, zoude:het, als het maar Zoo ver was, dat men ’er toe gerefolveerd was, zich wel fchik- ken. Men heeft wel meer gezien, dat eene zaak zullende uitgevoerd worden, ‘er zwaarigheden by fcheenen te zyn; die echter zich door een goed overleg wel lieten oplosfen ; en‘zoo zoude het hier ook kunnen zyn: als by voorbeeld , dat ‘er, door de Stad of Kerk „een Ca: pitaal toe opgenomen wierdt, en de be- lastingen of Kerkengerechtigheid fetwes _ verhoogd, om daar uit de jaarlykfche renten en de aflosfing van het‘Capitaal, na zeker getal van jaaren, te vinden: gelyk op dien voet wel meermaalen een of ander inftitut in onze Republyk in= gevoerd, keurig ter uitvoer gebrägt, en eindelyk de nieuwe belasting geheel opgeheven is, zonder dat-iemand-reden van klaagen daar tegen gehadt , maar ie- der het zyne gewillig opgebragt heeft; of dergelyken , het welk in ieder plaats ‚aan goede Oeconomisten en Financiers , die in deezen hunnen arbeid ook wel zullen willen befteeden , veilig overgelaa- ten mag worden. „Naar het voorgeftelde plan „dat ik hier. als eene wyze van handelen opgegeeven "KIT DEEL F heb, e. 82 JD. V. LEEUWEN, OVER DE heb, naar welke men by hetaffchaffen van het begraven der.dooden „in Steden en; Kerken. zich in het befchikken van cene algemeene begraafplaats buiten de Stad „ zonder bezwaar van-de Kerken, en by- ganderg Perfoonen ,„ zoude kunnen re= eten, heb ik langen,tyd gedast, dit in ms ne plaats, offchoon, door de wet- geevende magt deaffchaffing vanrde - oude gewoonte 'er niet-zy-, aneh koos me ‚in te voeren op deeze.wyze dat men, zich. met een genoegfaam aantal var byzondere Perfoonen , min en meer vers moogende, vereenige; dat dieinde op: richting van zulk eene begraafplaats ; ie= der naar zyn vermoogen, vrywillig laste te 3 dat men de befchikking daar van te faamen regele, of-een of meer vandien daar toe uitkieze „en „ hetzelve in orde gebragt. zynde, men aan, de. Kerk, en, deszelfs, Beftierders om niet , of op eeni+ ge te bepaalen voorwaarden, ter fchade- loos {telling „zoo als naarden ftaat des Kerk gevonden zoude. kunnen worden; overgeeve, om verder, te handelen, als inhet voorfchreeven plan voorgefteld is, behoudens ieder dier-vereenigde les gen: eenot- meer graven ,, naar rato Zy gecontibu: eerd hebben; dat. men. daf zich BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 63 zichverder aan de Overheid der plaats addresfeere , om haare goedkeuring daar over, en toeftkemming: om ’er alzoo eene gemeene begraafplaats van te maa- ‘ken, en, door dien weg, de gewoonte ‚van het begraven in Kerk en Stad alhier af te fchaffen en te verbieden. „ Doch in de uitvoering ben ik, door het gering aantal van lieden, daar toe tet hier ge- zind , ’er noch in te rug gehouden. Evenwel, daar het getal der geenen, ie overtuigd worden, «en zich met ons wil- len vereenigen, van tyd tot tyd, ver- meerdert, vleije ik my, dat het noch eens met een goed gevolg zal kunnen _ ingefteld worden , terwyl wy , als wy uit onze eigen beurs, voor ons zulk eerie begraafplaats zullen hebben , en het be- graven in de Stad, door de Overheid, al niet-afgefchaft wierde, onze dooden niet te min daar zouden begraven, en onze Overheid tragten te perfuadee- ren, om alle dezulken, die daar begra- _ ven; van de belasting der lyken naar bui- ten te bevryden; of anders zoudenwe die, daar toe taande, betaalen— En dus doende zoude het begraven, bui- ten onze plaats, in de gewoonte ge- bragt; en onze Overheid. en mede inge- | Ea Zeer * 84 J.D. V: LEEUWEN) OVER DE' zeetenen intusfchen meer en meer kune: nen overtuigd worden. Waren de Be. ftierders der Kerken met ons eens gez weest, wy hadden ons Plan lange uitge- voerd; doch aan dezelven hebben wy tot hier toe de grootfte beftryders ge- had: dus wachten wy op betere gelegen= heid, tot dat wy hetalles, om niet, aan de Kerk zullen kunnen overgeeven , wan-: neer het een en ander noch wel beter volgen zoude. 1 Eindely k tot zulke en dergelyke poo- gingen is het, datikieder een , die over- tuigd is, en in zyne woonplaats , tot: algemeen ‘nut, miedewerken’ wil, ten hoogften aanraaden mag, om, zooal de wetgeevende magt in het algemeen de hervorming zoo fchielyk niet te weeg bragt, dezelve echter allenskens al te doen plaats grypen, ‘al ‘ware hev dan, dat het noch jaarén duuren zoude, eer ze, of door eene in te voeren gewoonte van begraven ‘buiten, of eindelyk ook: wel door een’ directe wet, volkomen wierde. | Deeze immers zyn, gelykik hier voor opmerkte, de twee wegen, door welke naar de leere der Kechtsgeleerden „eene gewoonte, hoedanig die van het begra- ven in Ar nr RN zi “BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 88 ven in Steden en Kerken is; afgefchaft wordt.” En zekerlyk; die, of een van dien; zuilen ook de beste middelen be- vonden. worden; om deeze nadeelige gewoonte te doen ophouden; terwyl k het een aan het ander in deezen zal kunnen behulpfaam zyn; en hier toe moeten ook de voorbereidende midde- len medewerken, gelyk ik vertrouw; dat uit dit vertoog klaar genoeg zal zyn gebleeken. Meer derhalven zal ik nu hier niet by ‚voegen, achtende de vraag beäintwoord, en ter ftoffe genoeg voorgefteld te heb- ben: waar mede men een begin maaken kan, het zy om de hervormirig, of door byzöóndere Perfoonen , of door de wetgeevende. magt ;- te bevorderen. Hier aar toch. zal- met allen ernst en yver begonnen en gewerkt moeten wor-= den. Doet men dat, ‘er zullen wel noch al meer middelen, welke ik nu voor by gaa, van zelve in handen vallen, die door dezulken, in welken nayver en be: geerte tot mede hervorming koomt; gebeezigd kunnen worden: het geen ik van gantfcher harte hoope; zullendemy verblyden; dat de poogingen van dit Genootfchap , reeds door hetopgeeven F:3 dees “ 86 J.D. V.LEEUWEN,BEGRAV.INSTED.ENZ. deezer vraag begonnen , daar toe geze= gend mogen wor-den. „Terwylik befluite met deezen wenfch , dat ieder in zynen kring véél mooge gedenken aan , en be-= tragten de Zinfpreuk, welke ik thans de myne maake: Salus publica fuprema lex esto! B tao) NT WOORD vaN AORPE Ee jc nt ok 4 Deewyl de fchadelykheid der begravenisfen , binnen de _ * Steden en Kerken, ten wollen beweezen en wry “algemeen erkend is: welke zyn de werfchiilende re- odenen, dat die madeesize gewoonte in deeze. Repu- …hlyle blyft ftand. grypen, en welke ayn de beste middelen, om dezelve te doen ophouden? _ DooOkR BHO RON B AUS) ot ERIN Ei Med, Doltor; Lettor in de Vroedkonst ‚en Stads Vroedmeester te Leiden. Ee waare ên welberedeneerde zugt van verftandige Mannen , om ons dierbaar Vaderland nuttig te zvn , brasten geleerde Genootfchappen , in navolging van andere landen, by ons ook te voor- fchyn; en het ontbreekt ons lieve Va« derland oak niet aan verftandige Schry- vers, welke tot genoegen der foflyke Beftierderen der” Maatfchappven, de F 4 op- 88 CORNELIS TERNE, OVER DE opgegeevene vraagen bondig, gegrond en nuttig beäntwoorden , ja voor hunnen arbeid „met „fchitterende Lauwers be- kroond worden. Zoo dat het dikwils te bejammeren, en met heete traanen te betreuren is, dat, de yverige en onver- moeide pooginger der Genootfchappen, en derzelver fchrandere fchryveren te leur gefteld worden , in hunne pryzens- waardige onderneemingen; en dulden moeten, dat hunne betoogde waarhe- den, ter verbetering der nuttige Konften en Weetenfchappen , ter uitbreiding van den Christelyken Godsdienst „ en ter vol= maaking der zeeden, fchandelyk in de wind geflagen worden; en voor ons Ge- meenebest , en deszelfs talryke Inge-- zeetenen; die uitwerking niet, hebben, welke zy zouden kunnen hebben,als men de betoogde waarheden der fchryve- ren, door verftand, gezag en magt ver- fterkte, zoo dat zy in, de uitoefening of praétyk gebragt wierden. Maarach helaas ! Wat baat het , dat 'er nuttige Ge- nootfchappen zyn: om vraagen vanhet uiterfte belang voor te ftcllen ; en ook. wel befneedene pennen, om dezelve nuttig te beäntwoorden ? Als de fchoon- fte, eenvoudigfte en wel beredeneerfte Plans, ter verbetering en uitbreiding der BEGRAVINGE. IN “STEDEN ENZ, 85 der-Konften en Weetenfehappen; »weis nig of geen ingang vinden by Regenten en. Overheden ; welke in ftaat waren; ten „minften dienden te-zyn:, om door hunne „wysheid, magt-en gezag dezel- ve ter uitvoer te brengen, ten minften te begunftigen. Ja:hoe meenigmaalen worden de beste inrichtingen , door on- kundige Aterlingen, gedwarsboomd en geheellyk belet? Daar en boven valt hy „ dieten beste der Konften , Weetenfchap- pen, Republyk en Ingezeetenen , zelfs met verlies van zyne gezondheid en pen- ningen,’ zich onvermoeid afflooft, en fchadelyke gedrochten -beftryde „de eenvoudige en naakte waarheid bloot legt, dikwils in ongenade van traage;, onkundige, grilzieke, eigenbelangzoes= kende en laage Zielen, die dan ook trachten , als een afvaagfel der men- fchen, hem te haaten; te vervolgen, of ten minften. de- gelegenheid , of lie= ver -de-lust, te beneemen, om langer nuttig. te zyn: want die zich tegen de gebreken van zyn Vaderland en mede- burgers verzet, wordt altyd gelasterd.—= De Maatfchappy of „Schryvers- zyn nimmer onverfchillig„ als zy de oorzaa- ken der dingen kenbaar maaken; en de middelen , ter herftel gemaklyk , doen- F 5 lyk, 69 CORNELIS TERNE, OVER DÈ Iyk en onkostbaar, om ter uitvoer te brengen , betoogen te zyn; dezelve noch- tans achter de bank zien finyten en der vergeetenheid toewyden. Moet ik voor- beelden aan den dag brengen , die zoo klaar fchynen, als de Zon op eénen hel- deren dag? Neen: zulks zoude, hoe wel niet beledigen, nochtans mishaa- gen; doch vraagt het aan de Genoot- fchappen en derzelver geleerde Schry- vers, veelen zullen bekennen en ook ant- woorden: wy zyn niet onnut geweest, maar zouden nochtans nuttiger geweest zyn, en noch zyn, als onze fchriften meerder ingang by de Hooge Overhe- den verkregen hadden en betracht wier- _ den, en dat het geene wy onfeilbaar en wiskundig zeker , ter verbetering der nut- tige, Konften en Weetenfchappen , Fa- brieken en Trafieken , voorgefteld heb- ben, ter uitvoer gebragt was geworden , om hetalgemeene welzyn te bevorderen. Maar helaas! hoe meenigmaalen roept men: Salus populi fuprema Lex! en on- dertusfchen befchouwt men ’sLands wel- vaaren alleen naar zyn eigen belangen ; en de intresten van zyne gunftelingen. Betchouwen wy ons Vaderland: moe- ten wy ons dan niet verwonderen, dat daar het eene beweezene waarheid is,en voor BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, Oh voor eene: van de-grootfte Staatkunde gehouden wordt, „betreffende de land Oeconomie; om uit het land of grond te haalen ; wat 'er-uitte haalen is; ’er noch- tans zulke onoverzienbaate en. uitge- breide woeste velden, in het hart en op de zoomen van ons Vaderland, onbe- bouwd, braak en ledig liggen; en zul- ke Hemelge-fchenken , waar van wy de _ waarde kennen, nochtans verfmaaden , en niet wel en dankbaar behandelen , om tot het meeste nut aan te wenden. Heb- ben geen uitmuntende Mannen zich af- gefloofd , om de fchadelykheid van onze dorre heije en fchraalgeevende gronden aan te toonen, en tevens de middelen aan de hand gegeeven , om tegen de Na= tuur te vegten en dezelve vruchtbaar te maaken. Heeft eene Eerwaardige en zeer Geleerde VAN IPEREN niet voor- lang al gezegd, dat in Vlaanderen fes- tig duizend, en in Braband over de hon= derd duizend gemeeten lands , door onze wegwerpfelen , zyn vruchtbaar gemaakt geworden ; en heeftons Vaderland , zoo _ wel van zynen nuttigen Perfoon, als van zyne geleerde Schriften, wel dat gebruik gemaakt,’t welk men hadde moeten doen? Hoe gering is de uitwerking en pooging der geleerde Schryvers tot noch toe ge= weest ? 3 CORNELIS TERNE, OVER DE weest? Ja voeren wy niet noch onze beer, asfche; vulnis , mest en wegwerp- felen naar de Brabanders: om hunne landen te verryken , ons te verarmen en uit te mergelen? Ja zien wy ons byna niet in de noodzaakelykheid, om als weerlooze fchepfelen ons de wet te laaten voorfchryven? Ik weet zeer wel , dat wy onze weewerpfelen tot een zeer duure prys aan hun kunnen verkoopen 5 maar zouden wy ‘er het zelfde gebruik niet van kunnen maaken ; en die woeste Velden, welke tot verwyt van ons Va- derland ledig liggen kunnen. verbete- ren met ploeg, fpaä en vulnis? O ja! dan zouden de Wildernisfen zich verheu- gen en als roozen bloeijen , volgens de taal vanden Propheet; Niet, om de- zelve in diergaarden en bloote lústtuinen te veranderen , maâr om teffens het nut; met het vermaak te vereenigen. Heb- ben de voorbeelden: van andere Landen ons wel zoodaanig getroffen , dat wy aan= merkelyke vorderingen máaken , in het uitbreiden - van vtfuchtbaár länd? Ach neen! grillen; modens,; en een belach= lyke opfchik volgen wy; maar zaaken van belang worden zeldfaam nagevolgd. De Koning van Pruifen heeft, als een waar Vader van zijn’ volk, rie e enn se BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 93 ke kosten. gemaakt; in het ftichten- van: Vlekken en Dorpen; het droogmaaken van Moerasfen , em het delven van Vaart ten. Hert geld, het welke andere Vors {ten voor. hunne tydkortingen en vlugtige vermaaken ver fpillen’, befteedt diewyze ze Monarch, om de armfte inwooners van ’t platte Land osfen, koejen, pure den, en andere noodzaakelyke dingen, tot het bebouwen van de Landery en ste verfchaffen : en door zulke inrichtingen. heeft de groote FREDERIK Cene mees nigte dorre plaatfen weeten: vruchtbaar te maaken, en zyne innerlyke waarde en rykdommen verftandig vermeerderd. Dat hiet eerst een Vader van zyn Volk te-zyn5 van het zyne te neemenven aar de behoeftige Landbouwers uiete zet- ten , tot welzyn van her algemeen. Wat Keizer JOSEPHUS ‘gedaan heeft, en doet, in zyne dorre Landen, hebben wy tot onze fchade en {chande onder- vonden. Landeryenwelké cin-on- bruiksof in verval geraakt zyn; te herz ftellens” of. woeste “ens dorre “Landen vruchtbaar te maaken, is de nuttigfte richting voor. Staats en “Volk 3sjafeen. ‘Souverain, Overheid ‘of Ingezeeten, die “door zyne: magt, gezag vof“ ryk- dommen te weeg brengt , dat ; waar voor- heen 94 CORNELIS TERNE, OVER DE heen -flegs tien menfchen leeven kon- den, thans twintig menfchen een goed en gelukkig. beftaan vinden, iseen foort van Schepper „ en een navolger der God- heid Hoe meenige geleerden -heb- ben in ens Vaderland, en ik zelve, de pennen ftomp gefchreeven, en te vere geefs de keel heefch gefchreeuwd, om ons vruchtbaar Land te vermeerderen, PLATO was Zoo gierig op het Land, dat hy geen plaats voorde doodenover had, zoo ‘er maar eenige vruchtbaarheid in was: op dat de dooden, de plaats niet zouden inneemen,welke tot graanen kon- den verftrekken „omde leevendigen te voeden. In ons Vaderland denkten han- delt men anders: «door de zwaare das- ten, „huur en ongelden zien wy den Boer uit zyre goederen raaken,enrin de droogmaakeryen heb ik een -meenig- te Boeren gekend, welke, met zwaar werken te gronde,gingen „ en-derzelver boedels by executie zien verkoopen. De groote. gevaarten” van. Lusthooven „en Diergaarden toonen ook, dat wy zoo gierig op het land niet zyn, als PLATO, De geduchte Veepest „ die yslyke gee- fel voor onze runderen , welkers nadee- len-zoo zeer bekend zyn ;-en waar te- gen noch: niets zekerder gevonden wordt, dan BEGRAVINGE IN/\STEDEN ENZ. 05. _dan-de inënting , ja-welkers nuttigheid overgenoeg bekendis:: en nochtans moes ten wy bekennen, hoeheerlyk-de-uits koomst. voor den landbouwer en-de-in- gezeetenen- ook is5: en ook, door by: zondere Genootfchappen aangemoedigd wordt, nochtans-naauwlyks ingang” ges vonden heeft ;-en. hoe gering is de bee gunftiging, welke. door de Hooge Rens heden aan,dit nuttig -geneesini idde fchonken wordt ® 2 De Italiaanen , Engelfchen, Fran ben: Duifchers, Brabanders en andere Vol- keren, hebben reeds; door het dooden der dieren, in de-eerfte 24 uurenvvan den aanval der ziekte, getracht, die pest met wortel ven tak: uit te rocijená en met hoe veel fucces en goedgevolg Zy daar in, geflaagd-zyn „ is over bekend: en nochtans, zoo verre my bekend:is,, hoewel. die yslyke ziekte-een onbegry- pelyk nadeel aan onze Republyk veroof- zaakt, is het naauwlyks in overweeging genoomen, om langs dien zelfden weg; perk. en paal te zetten aan dien vernicl, der, van onze runderen. | Wat baat het „dat onze Landgenoo- ten, of geleerde Genootfchappenren vdr derlandslievende Maattchappyen ’er op uit Zyn; en krachtdadig, door welmeer / nen- 86 CORNELIS TEKNE, ÓVER DE nende en vryheidliewende Ingezectenén, met penningen onderfteund worden , om prysvraagen op te'geeven, om de zoo zeer vervallene-Fabrieken en’ Trafieken te onderfteunen „en te trachten derzelver bloei te herftellen en te bevorderen? Wan- neer fommige Regenten en’ onberêde- neerde Ingezeetenen geen eigen gemaak- te goederen verkiezen te draagen , en gee= ne Vaderlandfche deugd genoeg bezit» ten, om eigene bewerkte ftoffen zelfs te gebruiken. „De wetten zyn de ftem eens besten en lefdervken Vaders , dieaan zyne kin- deren- hunne pligten, dat isde waare middelen tot hun geluk verklaart, — Wat baaten” nochtans wetten, als:-zy niet naauwkeurig. gaade‘geflaagen; en” de- zelve oogluikende overtreeden worden ? Wat nut doetrhert, “braave Burgers! als de wetten: gebieden aan hooge en laage Amptenaaren en Officianten;--om eigen gemaakte goederen, en hier te lande Ze. fabriceerde ftoffen , te draagen; ja zulks plechtig by ‘het vernieuwen of herinne- ren der gedaane eed voor te leezen (ge- Iyk in fommige Steden. plaats heeft) , als _degetabberde eed-afneemer gebaakerd zit in uidandfcheftoffe „en de zweerder van onderen tot boven byna in Manchester ge- BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 07 gekleed is?— Doet zulks geen aan- merkelyk nadeel aan. onze Vaderlandíche Fabrieken; en inzonderheid den nutti- gen handwerksman verarmen en uitdroo- gen; Ja’s Lands inkoomften aanmerkelyk verkleinen? Wien is het onbekend,dat een grooter verval der Fabrieken ons zin- kend Vaderland , geheel en al in den draai- kolk van die onbegrypelyke onaandoen- lykheid en onvergeeflyke onverfchillig- heid, zal doen nederploffen. Vorst en Overheden moeten de wetten onge- fchonden betrachten, en ook zorgen, dat hunne gegeevene wetten nagekoo- men worden, door de Ingezeetenen, mits hunne wetten op deugd , rechtvaar- digheid en algemeene welvaard gegrond zyn; en ik ben volkomen zeker, als de Regenten die geenen te rug zon- den, welke met een manchester fluwee- len broek kwamen, om hunne eed afte. leggen of te vernieuwen, als Officiant:, zy in het toekoomende zoo niet zouden verfchynen. Weeten wy niet, dat een naauwkeurige wet en ftreng verbod, door de Staaten Generaal der Verdénigde Nederlanden , by Placaat van den 8 Mey 1732, van het invoeren van vreemde dekens, en het heilig nakoomen van die billyke, en voor Land en Ingezeetenen XII DEE G heil. Bin 93 CORNELIS TERNE, OVER DE heilzaame wet, de eenige en waare oor- zaak is, waar door onze deken-fabrieken noch bloeijende zyn , en onderhoud ver- fchaffen aan een meenigte nuttige Inge- zeetenen. In Leiden zvn byna alle de Fabrieken (uitgezonderd de dekens en rokjes Fabriek) , door nalaatigheid , verkeerd beftier, het fteigeren der las- ten, en het niet nakoomen van genoo- men Refolutien, vervallen; zelfs zoo- daanig dat de Hallen zich zelfs niet meer kunnen maintineeren , maar tot hun on- derhoud Stads onderfteuning noodig hebben: daar te vooren de Stad noch voordeelen van de Hallen trok. Trekt nu hier uit waare Vaderlandlie- vende gevolgen;leidt nu hier uit af, geëer= biedigde Regenten en waardige Republy- kaanfche Burgeren! wat uwe pligt is; en betracht dezelve : dan zai Nederland kunnen het geduchte Nederland biyven; en de Genootfchappen en geleerde. Man- nen nuttiger kunnen zyn. Wat baat het, dat 'er verftandige Ingenieurs en Direc- teurs binnén onze Republyk gevonden worden , en door den Staat op groote jaar- wedden gefteld zyn? Als de beste plan- nen, ter verbetering van onze Frontie- ren , om onzen $4aat geducht te maaken, achter de bank gefchooven worden ;en 2 Er BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 09 er middelen zyn, om alles, wat ter de- fenfie, zoo ter Zee, als te Land dien- fig is, te leur te ftellen, en de beste poogingen van Souverain, Vorsten Re- genten in den wind geflagen worden, Zoo dat, in tyden van gevaar en oor- log, naauwlyks een weg gevonden wordt, „om ons te verdeedigen, veel min om roemruchtig en met voordeel te ftryden. Wat baat het Landgenooten , datkun- dige en rechtgeöarte Zoonen van Z- Jeulaap de verdervende Landplaag der Kwakzalvers, met vernielende wapenen beftryden; en aantoonen, dat die on- kundige bedriegers meerdere verwoes- ting onder de menfchen aanrichten ‚dan __byna alle kwaalen? Als zy nochtans Vry, ongehinderd en openbaar hunne moor- dende middelen, waar door duizende menfchen jaarlyks omkoomen, mogen uitveilen en verkoopen, en teffens groo- te fommen gelds uit het land fleepen van onkundige Ingezeetenen. Behoorde een Staat, een Overheid niet voor eenvou- dige Burgeren en onnoozele Boeren te Zorgen, en door hunne billyke magt en gezag alles te verhinderen, waar door de gezondheid der Ingezeetenen konde benadeeld worden, of de ziekten ver- flimmeren: en zulke verderflyke men- i G 2 {chen ! foo CORNELIS TERNE, OVER DE fchen uit het Land te weeren; of ge- bruiken om het Brafiliënhout te raspe- len of zaagen, of veroordeelen om aan de vestingen te arbeiden ? Men weert wel nuttiger menfchen uit ons Land in fom- mige Steden en Dorpen, (even als of een Land, het welk Colonien heeft ; waar deLandbouw bloeit , dat Fabrieken heeft, en daar Zeevaard aanweezig is, te veel Volk hebben kan), door acten van In- demniteit , welke aan de ontginning der dorre heije greetig zouden arbeiden; aan de Trafieken en Fabrieken nuttige handen zouden kunnen zyn: en dus de duurzaamfte rykdommen van een Repu- blyk, op onwankelbaare gronden, fte- vig vestigen. Maar helaas! menis ver- blind en wreed genoeg , om nuttige han- den en arbeidfaame menfchen te wee- ren5 en eerlooze , onkundige en nadee- lige landloopers en Eider Edele gedoogt men, even als of: de bevolking en de ezondheid der Ingezeetenen niet in de Staatkunde behoorde in acht genoomen te worden. Het kwaalyk beftier der Ge- nees- en Heelkundige gilden is veeltyds fchuld vande openbaare kwakzalvers; en veele: hoofden der “Gilden vleijen meer hunne Overheden, als dat zy-de wäare ‘belangen zouden vry en rond: bor- … BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. iOi borftig voordraagen; en de voordee- len, welke hoofden der gilden hebben , om hunne fmulpartyên goed te maaken „ ten kosten vah de gezondheid, en het leeven hunner Medeburgeren , zyn oor- Zaak, dat de yverigfte poogingen der waare Geneeskundigen fchandelyk te leur gefteld worden ; en de inkoomften , wel- ke fommige Schouten, Gerechtsdie- haars en andere hebben van de open- baare kwalzalvers, balfemi, fulpher én olyverkoopers en andere bedriegers , Zyn _de voornaamfte oorzaakemr., dat die na- deelige rondloopers, tot verderf der In- gezeetenen mogen. rondloopen ; ‘en „hunne vergiften verkoopen, waar door _ meenig onkundig menfch te vroeg en _ ongelukkig van de aarde gezweept wordt; dus de beste oogmerken der voorndam- Îte Artzen verydeld worden, tot eerie onbegrypelyke fchade en nadeel van tT nds inkoomften. Hoe is het mo- gelyk, dat men in dit gewigtig ftuk, in onze Republyk, zoo geheel gevoel- loos en onverfchillig is? Een verftandi- ge Staatkunde behoorde niet eens te ge- doogen , dat 'er gezonde Bedelaars rond loopen, veel min dat Schurken en Va- gebonden, welke doodende vergiften verkoopen, omzwerven , en daar voor noch duur betaald worden. es En Om. IO2 CORNELIS TERNE, OVER DE Om nu met geen langer voorafreden my op te houden, maar tot ons bedoeld oogmerk, het begraven, in Steden en Kerken, over te gaan; en de oorzaa- ken, waarom zulk eene fchadelyke ge- woonte noch blyft ftand houden , aan te roeren 3 en tevens de middelen aan te too- nen, waar door men de begravenisfen, in de Steden en Kerken , zoude kunnen verminderen, ja geheel en al doen op- houden: zoo vraag ik noch eens, wat zal het baaten, dat het loflyk Zeeuwfích Genootfchap die gewigtige vraag op- geeft; en antwoorden bekoomt, diede waare oorzaaken, waar door die {chan- delyke, gevaarlyke en vuile gewoonte {tand houdt, aantoonen; en teffens de middelen aan de hand geeven, om dit gedrocht (uit onkunde en bygeloof ge- booren, en door. woekerzugt en ge= bruik onderhouden en voortduurende) , met wortel en tak om te wroeten en uit te roeijen? Als verhinderd wordt, de ge- kende waarheden te gelooven; en ge-- weigerd wordt, om de hinderpaalen uit den weg te neemen? Ja dat zelfs moei- jelyk gemaakt wordt, het begraven bui- ten de Steden, zoo dat het in de uit- oeffening bezwaarlyk kan gebragt wor- den; en wel voornaamlyk door die gee- nen BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 103 tien moeijelyk gemaakt wordt, welkede voornaamfte Begunftigers dienden te Zyn; en, zonder welkers toeftemming, men nimmer zal kunnen verkrygen ‚dat de lyken vry, ongehinderd en zonder zwaare Kosten, buiten de Steden ‚op de open Kerkhoven , zullen kunnen be- graven worden? Hebben de voorbeel- den, van de verftandige Oudheid , hier in geen invloed gehade op onze. Repu- blyk; de vernietiging van het begra- ven, in de Kerken , van andere by geloo- vige Landen, by ons bykans niets uit- gewerkt; hebben de droevige gebeur- tenisfen van andere Landen, door het begraven in de Kerken, veroorzaakt; hoch Overheden, noch Ingezeerenen uit hunnen fwymflaap opgewekt of kunnen opwekken; hebben de uitmun- tende Schriften van LUTHERUS, RI- _ VET, HUMAN; HEIDEGGER, DE _ MOOR,BONNET,TE WATER; BRU- NEMAN, LEYSER; THOMASIUS, VAN DER GIESSEN, DE GROOT, HOFFMANSPERRENOT ;VAN CLEEFF; KLUIT, DUURKOOP, PARE, ME AD, TRALLES, VAN SWIETEN;UNZER;, LOUIS, BERKHEY; NAVIER; BIL- GUER, en een meenigte andere verftan- dige Mannen, (die alle voor Koningen, G 4 Vor 104 CORNELIS TERNE, OVER DE Vorften ent Overheden deeze fchadely- ke, bygeloovige, ongezonde „en voor de bevolking van het menfchdom zoo naadeelige gewoonte, met de wapenen hunner konst en verftand „ ruiterlyk be- treden hebben), tot noch toe, dat by- geloovig monfter by, ons niet kunnen vergruizen :. hoe gering is dan de hoop niet, dat de poogingen van het Genoot- {chap van die uitwerking zyn zullen , wel- ke de Wel Edele Heeren Beftierderen wenfchten en verlangden; en ook tef= fens beöogd worden van de fchryvers, welke zich onderwinden, om naar de opgehangen Lauwers te dingen? Hoe gering ook myne kragten zyn; en hoe luttel -de hoop is, om deeze fchadelyke gewoonte van het begraven, in de Ste- den en Kerken, te doen verminderen of ophouden: nochtans kan een nuttige en goede zaak niet te dikwyls-herhaald worden , of ‘ernoch misfchien eens eene: goede uitwerkinge uit gebooren mogte worden! Gutta cavat lapidem, non vi, fed faepe cadendo;. en. of wy eindelyk noch eens verftandiger wierden , om ons waar welzyn beter te leeren betrach- ten: en men verhinderde, dat de doo- den den leevenden niet meer fchade toe konden brengen, en de Kerken alleen- lyk eenen dt rien eden SP ze ae vraagen OER Welke zyn de verfchil. | G 5 BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 203 lyk. gebruikt wierden, tot die heilige oogmerken, waar. toe de Goddelyke Voorzienigheid dezelve beftemd heeft. Het Genootfchap heeft de lauwers op- gehangen; en ik zal tragten 'er ná te worftelen , met die vrymoedigheid „ wel- ke een burger betaamt: doch zonder de Overheden en Burgers aan te maanen tot hunnen pligt, is. het my niet mo- gelyk, naar den prys te dingen; en de- wyl fommigen , in dit gewigtig ftuk , ver- eelde en onaandoenly ke harten hebben, zal ik ook verpligt zyn, om hen op den bodem van het hart te bonfen, of ‘er ook noch gevoeligheid in te AAR „Ware. Dewyl de fchadelykheid der GENE. nisfen, binnen de Steden en Kerken, ten vollen beweezen, en vry algemeen erkend is, zoo zal het onnoodig zyn, om my daar over veel te uiten; en die „ernoch, onder de verftandigen aan twyf- felt, die kan de opgenoemde Schryvers ‘er over nazien: inzonderheid zullen de fchriften van de twee beroemde Leid- fche Hoogleeraats TE WATER en KLUIT ; in ftaat zyn, om dezulken te overtui- gen. Ik zal derhalven aanftonds tot het beäntwoorden der twee voorgeftelde len- 106 “CORNELIS TERNE, OVER DE lende redenen’; dat die nadeclige gewoons te, in deeze Republyk blyft fland srypen; en welke eynde beste middelen , om dezelve te doen ophouden? Wy zullen, zoo drá wy eene rede of oorzaak aangetoond hebben, aanftonds ook het middel trach= ten aan te wyzen , om de oorzaak te ver= minderen of weg te neemen. Onder de verfchillenrde redenen of oor- zaaken waarom de begravenisfen, in de Steden em Kerken, noch blyven fland hoù- den, mag men in de eerfte plaats flellen , dat veele Ingezeetenen van onze Republyk noch niets weeten van de fchadelykhetds welke wit het besraven, in de Steden en Kerken ‚ voortvloeijen , en van de droevige gebeurtenisfen, welke andere landen zoo wel, als ons getroffen hebben. | Het is eene uitgemaakte waarheid , dat verftandige en weldenkende Menfchen de fchadelykheid der begravenisfen, in de Steden en Kerken, erkennen, en voor. volkomen bewezen houden. Een enkelde pennetrek van eenen Godvruch- tigen Mervey mag niets beduidende re- denen, om het begraven, in de Steden en Kerken, te billyken , voor den dag brengen; of een grilziek Duitfcher mag zulks twyffelachtig ftellen: nochtans dur- ven wy verzekeren , dat alle verftandige God- hd _BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 107 Godgeleerden , Staatkundigen , Rechts- geleerden en Geneeskundigen , uit eenen mond, de fchadelykheid daar van zul- len en moeten erkennen, als zynde op verftandige en gezonde redenen gegrond, en door de eenvoudige ondervinding bevestigd: dus deeze geene bewyzen meer zullen voortbrengen, om die by- geloovige en nadeelige gewoonte te bil- Iyken; ja veele Overheden, welke zelfs het begraven buiten de Steden moeije= lyk maaken, zyn genoeg overtuigd, dat hunne onbillyke handelwys niet op deugd, rechtvaardigheid en algemeen belang gegrond is. Maar wy hebben geen Republyk die enkel uit geleerden beftaat; en kan ook nooit te verwach- ten zyn. Duizende Menfchen vindt men, die, buiten hunne broodwinning „en eene geringe kundigheid in den Gods- dienst en Zedenkunde, op byna niets denken, wat in de Weereld verder te betrachten is: veel minder dat zy zou- den denken en zorgen, om na hun- nen dood geene fchade aan de overbly- _venden te doen; of dat zy Zoo verre zou- den denken, dat hun onbezield over- fchot de leevendigen zoude kunnen fcha- delyke Ziekten veroorzaaken, als men ‚dezelve onder de zerken, in beflooten se | 108 CORNELIS TERNE, OVER DE gehouwen, in de Steden, inkerkerté, Willen wy hier van overtuigd zyn, zoo moeten wy ons niet vervoegen by het klein getal van denkende en verftandige Mentfchen, maar by den Arbeidsman , » by-het Gemeen, by den Landman, of by den geringen Burger: de ondervin- ding heeft my geleerd, dat veelen ‘er niets van weeten; en het geen men ’er van verhaalt, of voor een fabel , of voor on= mogelyk houden. Zulks heeft niet al- leen plaats by het gemeene plebs ‚ maat zelfs by veele welgeftelde en vermoo- gende Menfchen „ welke altoos zeer be= zorgd zyn, om hunne onbezieldelichaa- men, in de, Steden en Kerken, te laa= ten begraven; ja offchoon zy by hun leeven vyändig vande Kerken zyn, ver« kiezen zy nochtans na hunnen dood ‘er in te woonen , en wel in het koor ôf on- der de predikftoel , of daar het Nacht- maal uitgedeeld wordt. Ongelukkige erí belachlyke verkiezing! Honderdmaalen. heb ik by verfchillende foorten van Menfchen, zoo Ryken, als Armen ent Burgerlieden, over dit ftuk geredenkas= veld: doch van de meesten bevonden, dat zy niets wisten van die gebeurtenis- fen, welke Geneeskundige Schryvers ons nagelaaten hebben; ja over het al- Be Oorzaak van zyn gebrek , daar nochtans ' " BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 109 gemeen weet men zeer, weinig van de fchadelykheid van eene beflootene lucht, offchoon de ondervinding onsleert , dat die onkunde jaarlyks hier en elders eeni= ge Menfchen het leeven kost, en de meeste Menfchen hebben met de leeven- digen zoo veel te doen, datzy om doo= den niet kunnen, of willen denken. ' Over het algemeen moeten wy be- kennen, dat de meeste Menfchen on= kundig zyn, in het kennen van het geen hun nadeelig is aan de gezondheid; en noch elendiger is het gefteld , in het ver- myden. van die oorzaaken, waar uit fchadelyke Ziekten kunnen gebooren worden of verflimmeren: ook “Willen de meeste Menfchen de oorzaaken hunner ‘kwaalen niet kennen, en ’er ís geen on- gelukkiger Doctor, dan die zyne Zieken aanraadt, om de oorzaaken der Ziekten te vermyden. Zyne Zieken woonen ge- meenlyk in gemeene hutten, en zyn kaale rok toont genoeg ‚ dat hy een eerlyk Ge- neeskundige i iS, well se by het aanzienlyk ezelfchap der groote Weereld, het volk- je van de Bon 7 ‚a, niet djent, om hun- ne vertroetelde en nadeelige gewoonten kenbaar te maaken. — Hoe meenigmaa- len befchuldigt men wind en weder als een 1IO CORNELIS TERNE, OVER DR een verwyfde leevenswys alleen de oor- zaak van is, en ons buiten ftaat ftelt, om de heilzaame en verkwiklyke lucht te verdraagen. Duizendmaalen leidt men de bron van zyn kwaalen af, uit verborgene en boven natuurlyke oorzaaken , daar de verftandi- ge Artz de oorzaaken dier kwaalen vindt in de ongefchikte, pragtige.en nadeelige leefregels; en met recht houden wy de verflindende keel en vertroetelde verhee- melten als de grootfte vyänd der ge= zondheid. Wisten veele Menfchen de. gevaarlykheid van hun beroep of han- teering, honderden zouden zulke doo- delyke beroepen niet by de hand vatten, Wisten veele Menfchen de fchadelyke vyänden van hunne gezondheid te ver- myden, de Geneeskundigen zouden met zulke pragtige paarden en rytuigen niet ronddraaven. Maar helaas ! veelen ken- nen hunne vyänden niet; en noch min- der willen of kunnen zy ‘er zich voor behoeden. Zoo is het ook gelegen met het begraven der lyken, in de Steden en Kerken: duizenden vindt men, die ‘er nimmer om gedacht hebben, dat zulks fchadelyk is aan de gezondheid der Menfchen, en veel minder dat zy zouden medewerken, om dien lan 1y- 4 É BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. III Iyken vyänd te keer te gaan, door die geenen, over welke zy gefteld zyn , om ze ter aarde te beftellen, zoodaanig te laaten begraven, dat zy noch hen, noch hunne Medeburgeren , kunnen fchaden. Is het wel te verwonderen, dat veele Menfchen van de fchadelykheid der Iy- ken, in’ de. Steden en Kerken, niets weeten : dewyl hier te Lande zulke klaa- re en in het oog loopende toevallen niet Zyn gebeurd, dat ‘er de gemeene man door “kan getroffen worden. Andere lan- den zyn, door droevige gebeurtenisfen, van het fchielyk dood. blyven der dood-- gravers op de kuilen, en door algemee- ne, befmettingen „ uit ‘Hunne onverfchil- ligheid opgewekt, en het gemeen is ’er door verlicht geworden, dat by ons zoo duidelyk nochniet kenbaar is: of fchoon SILVIUS , al in zynen tyd , de aanhoudend- heid, en het te rug keeren van die be- {mettelyke Ziekte, van het begraven der dooden, in de Kerken te Leiden, afleidde. Ook weeten wy zeer wel, dat in zekere Kerk onlangs een verfchrik- Iyke {tank plaats hadt, inzonderheid by de Burgemeesters geftoelten; en dat Mr heidene werklieden Ziekten er zich van op den hals gehaald hebben: doch men heeft de voorgigdsheid£ ge- ad , 112 CORNELIS TERNE, OVER DE had, om de zaak zeer ftil te houden, en aan de baazen zoo welals knegts ver- boden, ‘er van te fbreeken: op dat het begraven in de Kerken doch niet zou in verval of vermindering koomen. Want wie is gaarne in zyn inkoomften gefnuikt? Het Westerkerkhof te Amfteldam werdt om geene andere rede verplaatst, en ook teffens om dat het in de buurt was van aanzienlyke Inwooners, waar onder Heeren van Regeeringe, wier neuzen te delicaat waren , om dien ftank te hebben. Daar en boven zoo zyn de droevige gebeurtenisfen, welke‘andere Landen, zoo wel als ons Vaderland, door de verrotte Iyken, getroffen heb- ben, niet genoeg geboekt; ten minften niet in die fchriften, welke de gemeene man leest en gebruikt: deeze derhalven kunnen onmogelyk dat geene toebren- gen , het welk zy misfchien zouden doen, als zy van de fchadelykheid van die ge- woonte waren onderricht en overtuigd geworden, door onderwyzers en fchrif- ten, welke zy daaglyks gebruiken, en de kinderen van jongs op in de handen hebben. Welke nu de beste middelen zyn: om deeze oorzaak te doen ophouden, ftaat ons nu te onderzoeken, Het A v | | | il Ì | Ì ' J é zi « Ed BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 113 Het is een aangenome leerftelling, dat zoo wy de oorzaaken der dingen wegneemen , derzelver uitwerkingen ook ophouden of verminderen: Swb/ata caus- fa, tollitur effedus. — Om derhalven dee- ze oorzaak te doen ophouden of ver- minderen-is het de fchuldige en onver- mydelyke pligt van elk rechtgeïïart men- fchen vriend , om zynen evenmensch on- der het oog te brengen, die nadeelige gevolgen, welke uit het begraven, it de Steden en Kerken, veroorzaakt zvn, fomtyds „ontftaan , en noch gebeuren kunnen. — De Boer, de Arbeidsman en Burger arbeiden niet alleen voor zich zelven; maar ook zoo wel om den Staat wezentlyk te onderhouden, als om den ‚Staatsman en Geleerden , niet alleen van arbeidfaame en vermoeijende lichaams verrichtingen te bevryden ; maar ook om dezelve te-voeden en te onderhou- den. Natuurlyk is het derhalven de pligt van den Staat, Staatsman en Geleerden, om voor de werkende Ingezeetenen „den braven Burger en nuttigen Veldeling te denken, en te zorgen, dat-zy die ver- eischte kundigheden verkry gen „welke hun geluk ens gezondheid konnen bevor- deren en beftendig maaken ; ter minften hen in ftaat te fkellen, die oorzaaken,- XII DEEL H wel- IIA CORNELIS TERNE, OVER DE“ welke hunne gezondheid nadeelig zyn, kenbaar te maaken en onder het oog te brengen. Dewyl nu ten vollen bewezen is, dat het begraven in de Steden en Kerken zeer nadeelig is voor de gezondheid der Ingezeetenen , zoo moeten de Staat- kundigen en andere Geleerden die fcha- delykheid hun kenbaar maaken ; en zor- gen , dat zulke droevige gebeurtenisfen niet verbloemd worden en verfchoolen blyven, maar aanftonds door de Cou- ranten aan dé In- of Opgezeetenen wor- den bekend gemaakt: op dat dezelve deezen vyänd van hunne gezondheid lee- ren kennen, en dus langfaamer hand, als van zelven medebegunftigers worden, om de dooden buiten de Steden te be- graven: op dat dus die fchandelyke gee woonte in ons Vaderland eens eindelyk moge ophouden —- De bejammerens- waardige gebeurtenisfen, en nadeelige gevolgen, door rottende lyken veroor- zaakt, welke in beflooten gebouwen be- graven zyn geweest, en ons door P A- RÉ, MARET, UNZER, BRUNEMAN en anderen zyn aangeteekend , moeten, (ja zelfs op bevel der Hooge Overhe- den) in zoodanige Boeken voorgefteld worden, welke daaglyks in elks handen Zyn » BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. IIS zyn. „Ik prys daarom zeer , dat de Schry- vers van den Staats-fecrertaris en Post-ry- der ons, en inzonderheid voor den Bur- ger, de droevige gebeurtenis uit het Four- wal des Scavans hebben medegedeeld; en wel inzonderheid dat geval, het welk wy vinden aangehaald in ’t Londonfche Magazyn van het jaar 1752. TISSOT ‚ ROSEN VAN ROSENSTEIN Cn andere Schryvers pryzen aan, om eeni- ge regelen ter bewaaring van de gezond- heid in den Almanach voor den gemee- nen Man en Boer te plaatfen. ROSEN- STEIN (wiens werken by alle Genees- kundigen in achting zyn), heeft zelfs de moeite genomen, om eenvoudige Ver- handelingen over deVolksziekten faamen te ftellen; en dezelve, in Plaats van een hoop zotheden ‚ gevoegd in den Calen- der „als een nuttig gefchenk voor den ge- meenen Man „Boer en duizenden Men- fehen, die anders geene Boeken gebrui- ken; dan den Almanach. -Met het zelfde recht oordeel ik ook, dat het nuttig zal Zyn,de fehadelykheid der begravenisfen, in de Steden en Kerken, in de nieuwspa- pieren te plaatfen , en inzonderheid in die, welke daaglyks.gebruikt worden door al- derhande foorten van Menfchen , ryk en arm ‚jong- en oud. De droevige ge- Hs beur- 116 CORNELIS TERNE, OVER DE beurtenisfen dienen ook zeernaauwkeu- rig ‘er in aangeteekend te worden: op dat de Menfchen gaande gemaakt wor- den , om mede te werken ; ten minften niet tegen te kanten, als de Overheden deeze nuüttige verbetering, voor Larid en Ingezeetenen, eens geliefden in ge- bruik te brengen, ja daar door hunnen pligt te betrachten — MÊisfchien denkt en zegt men, het gemeen en de gerin- ge Burgers worden veeltyds op de Kerk- hoven begraven, en by dezelve is de minfte tegenftand te wachten! Het is zoo, en ik ben zeker, dat by fommige Overheden en Kerkmeesters, meer te- genftand zal gevonden worden; maar men zal nochtans met my moeten be- kennen, dat men duizenden menfchen van geld en vermoogen vindt, welke ,_ om hun geld, niet gaarne onder de ge- meene clasfes gebragt zyn 5 en noch- tans wegens hunne kundigheden en ma- nier van denken , niet boven de armfte Ingezeetenen verheever zyn; terwyl zy ook geene andere gebeurtenisfen weeten, als hun gewoon zak-, tafél- en handboek, - naamlyk de Almanach,hen geleerd en ken- baar gemaakt heeft J eù ook geene ande- re boeken gebruiken, In het vervolg zal ook blyken, dat de’ geringe Burgers niet BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, II 4 niet kunnen en mogen , ja niet moeten uit _ het oog verloren. worden. —- De Geesten lyken dienen deeze fchadelykheid der be- gravenisfen, in,‚de-Steden en Kerken ; aan te toonen, en met de wapenen hun- ner Konst te beftryden, zoo in de open baare predikatiën, als in hunne byzon- dere gefprekken ; en inzonderheid, by voorkoomende gelegenheden „de jonge kinderen daar van onderrichten: want Quo femel eftimbutarecens, fervabit odo- vem Testa din ;— — e@n-ZOO aan ouden als jongen aanpryzen, om de voortreflyke {chriften van TE WATER, KL UIT; UNZER CN LE/FRANC VAN BERK: HEY vlytig te leezen. of „Indien Overheden eens. voorneemens waren ‚ om, hunne Stad van dit onkruid te zuiveren ; zoo,zal dienftig Zyn „ dat Zy vooraf „door de Predikanten en Pries- ters „ de Ingezeetenen verlichten en daar toe gewillig maaken... Om kort te zyn, hoe ‚meer de „fchadelykheid , onge- rymdheid en dwaasheid, van het begra- ven in de Kerken aan Groot en Klein kenbaar wordt, hoe gemaklyker Overhe- den „die pryzenswaardige inrichting „om de dooden buiten de Steden te begra- Ven, zullen kunnen ter uitvoer bren- gen; en verzorgen, dat hy, die in zyn Hi lee- Î13 CORNELIS TERNE, OVER DE teeven niemand beledigde,na zynen dood ook geen oorzaak is van ziekten en den dood van andere Menfchen. Dewyl goede voorbeelden van aan- zienlyke Burgers de geringe Ingezecte- nen uitlokken, ter navolging, zoo die- nen de verftandigen ook , door hunne deugdlyke voorbeelden, te ftichten , ge- Iyk Prins-MAURITS, Gouverneur van Brafiel „ Prof. VERHEIJEN, de Meeren SCHAGEN } VONK, PERRENOT ‚ Dr. BRAND, en eene meenigte andere weldenkende gedaan ‘hebben; die, op dat zy de lee: vendigen niet mogten fchaden,voor zich, onder den blooten Hemel, een graf vers koozen hebben In de maandlyk- {che Mercurius vindt men dikmaals aan- geteekend van begravenisfen , met Koet- fen „ op het Leidfche Kerkhof te Am- fteldam; en federt-dien tyd, dat men zulks gedaan heeft, wordt bevonden; dat het begraven’, op het Leidfche Kerk- hof, is vermeerderd , en veele menfchen zoo haatelyk niet meer denken van het begraven op de Kerkhoven. Dewylnu verftandige Mannen niet alleen overtuigd zyn van de fchadelykheid , maar teffens óók van de ongerymdheid, om in de Kerken té begraven, zoo is het hunné Plig st, eh-wy eifchen van hún, dat Zy; niet , BEGRAVINGE IN\STEDEN ENZ. 119 niet-alleen met woorden , maar ook met voorbeelden , ftichten; en hoe meerde aanzienlyke, ryke en verftandige men- fchen voorgaan , hoe grooter ook het getal der navolgeren zal worden. — Dus zal men van langfaamerhand deeze {cha- delyke en bygeloovige gewoonte doen verouderen en ophouden; ja men zal het gewenfchte oogmerk bereiken, om paamlyk in de Kerken een veilige en ge- zonde plaats te hebben, ter uitoeffening van den nuttigen en _noodzaaklyken Godsdienst, zonder zich zelven in lee- vens gevaarte brengen , door de fchade- lyke nitwaafemingen van verrottende krengen. „Onder de verftchillende redenen , waar- our de begravenisfen,-inde Steden en Ker- ken frand-houden ‚mogen wy met recht in de tweede plaats flellen „gebrek aan goede en. wel ingerichte, Kerkhoven of Begraaf- plaaifen., buiten de Steden ‚ waar door het aam goede gelegenheid ontbreekt, ou de Eyken „buitende Steden „te kunnen bezra= ven. Deeze oorzaak is niet zoo zeer aan den Burger, als wel aan hun toe te fchry- ven, welke over ons gefteld zyn, om ons wyslyk te regeeren ; ten minften ik vinde hier meer fchuld by de Overhe- den, dan byde Ingezeetenen. Wy mo- H 4 gen 120 CORNELIS TERNE, OVER DE gen onze dooden niet begraven, waar het ons goeddunkt; en zulk op de Dorpen „ zonder toeftermming van > Burgemeesteren ‚dewelke ptn zorge 53 draagen „ dat een REDELYKE ER- > KENTENIS, fen behoeve van de Ker- > ken, betaald worde. Wat BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 148 Wat,zoude SOLON, welke het bee graven binnen Athenen verboodt, zeg- gen, als hy zulk eene wet of Reglement binnen het Leidfeh Átheen vondt? De „Romeinen ontleenden dat heilig recht van sOLONs en bevalen in hunne ou- de {praak: HEMONEM MORTUOM ENDO-URBED NEI SEPELITOD;3 ‘tgeen CICERO in de befchaafder {preek= trant; van. zynen tyd uitdrukte: Ho Mm 1- NEM-MORTUUM IN URBE NE SE: Did MOij Wat, zoude Keizer HADRIANUS over zoodanig eene Staatkunde gebelgd Zyn, wiens Staatkunde zoo. zeer. van de onze verfchilde:: want hy ftelde eene boete. van veertig dukaaten vcor hem, dieseenlyk binnen de. Stad begroef, «en een-gelyke boete voor. de Magiftraaten ; welke zulks gedoogden; en hier fchynt men op die fchadelyke gewoonte. zoo verliefd te zyn, dat men; zonder, eene redelyke erkentenis de iyken niet buiten, de Steden mag begraven; welk eengroot onderfcheid! Hoe ryk zoude de buit niet „zyn. van Keizer, THEODOSIUS; als hy by ons een,derdeygedeclte kreeg de „goederen van de dooden. welke bin= nen de Steden en.Kerken begraven wor- den! Koning TueEOoDoRUS had nader- à KI DEL ° K hand I46 CORNELIS TERNE, OVER DE hand eene heilzaame wet gemaakt: datal wie binnen Rome een lyk begroef, hy het vierde deel zynerbezittingen zoude ver- liezen 5 en zoo hy niets bezat, met ftok- ken ter Stad zoude uitgeflagen worden. Wat zou Koning THEODERICUS, die wyze Vorst een groote fomme gelds hebben kunnen innen, of een meenigte {tokflagen hebben uitgedeeld , als onder zyn gebied, zoo veele menfchen in de Steden waren begraven geworden, als daaglyks by ons gefchiedt. Ik laat aan de Overheden, het Genootfchap en oordeelkundige Leezers over, om te beflisfen , welke wet de beste zy; en welke het best met den welvaard, de gezondheid en behoudenis der Ingezee- tenen overeenkoomt, en op de verftan=- disfte redenen, gezonde Staatkunde en zuiveren Godsdienst het meest gegrond is: de boete, het dreigement van ftok- flagen , als men in de Stad Rome begroef; of die redelykeerkentenis , welke men te Leiden afgevordert , en op het uitvoeren der Lyken gefteld heeft. Ik voor my geloof , dat ’s Konings ftrenge wet een voortreflyk middel was, om de ftank der dooden uit de Steden en Kerken te weeren, en tevens diende ter afweerin- ge vaneen oceäan van ziekten ; en de an- de- BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. i4? dere wet in tegendeel een middelis, om het begraven buiten de Steden te ver- hinderen; -moeijlyk te maaken en bui- ten gebruik te houden. Deeze zoo re- delyke erkentenis , op het uitvoeren der dooden -gefteld; is nochtans als eene Wet van Perfen en Meden , byna in de meeste Steden onzer Provincien ,aange- nomen; en heeft waarfchynlyk “meer invloed op de gezondheid en fterflyk- heid der Ingezeetenen, dan men denkt. Doch niettegenftaande deeze Wet heeft men even wel, en dit zy. tot roem van veele braave Burgers gezegd, de zucht en liefde tot het begraven ‚op de Dorps- kerkhoven, niet scheel en al kunnen uitblusfchen. Om maar by de Stad Lei- den te blyven: het is algemeen bekend; dat veele Ingezeetenen , en voornaam- yk die, welke tot de geringe burger- ‚ ftand behooren, en noch tot Ryken noch tot Armen te brengen zyn, zoo door het oprichten van beurfen , alsan- derfins zorgen voor een eerlyke begrae venis; en om dat de Bolwerken ‘der Stad by veelen in geen goeden naam zyns dat zeldfaam is in een Academie Stads inzonderheid als ‘er vooreen lief heb- ber der. Anatomie geene gelegenheid is, om lyken te bekoomen, dan door K 2 graf. ‘148 CORNELIS TERNE, OVER DE graffchennis: ‘hier om ishet, dat zeer veele menfchen hunne dooden, met één of meer tent-fchuiten gewoon waren te begraven op het Kerkhof te Leider- dorp, of op het sewyde Kerkhof te Oestgeest, te Warmord, of te Voor- hout; en zich gulhartig en bereidvaar- dig getroostten , die redelyke erkentenis van: vier Gulden en negentien Stuivers te betaalen. … De meenigvuldigheid der Ivken, welke te. Leipzig begraven wer- en, moet zekerlyk invloed gehad heb- ben op hetinkoomen der Kerken , of den “_ontfang > der Kerkmeesters: want Zer ewamen bittere klachten aan den Hertog van: Saxen te- Leipzig „in het jaar. 1536, “dat, door het begraven buiten de Stad; de Vigilten:, Miisfen en andere voordee- ten ‘der Geestelyken merklyk vermin- derden, ja byna ophielden; ‘er moet zekerlyk ter Leiden aan hunne EDELE GROOT ACHTBAARE ,; ook zoo iets voórgekoomen zyn: althans men heeft goedgevonden. (misfchien protempore), in het jaar1731 , dieredelykeverkentenis acht Gulden te verhoogen: zoo dat voor den uitvoer van een 1ykethans twaalf gulden, en negen ftuivers moet betaald rde en daar mede heeft men mis- Ì fchien | BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 149 fchien getracht, het begraven op de Dorps-kerkhoven te verminderen? Het zoude althans niet te verwonde- ren zyn, dat’erherbegraven , op de bui- ten Dorpen, geheel den-bodem door ware ingeflagen: dewyl, nu «de geringe penningen van de beurfen niet toerei- kend zyn, omde kosten: ‘van een ‘eer- Iyke begravenis goed te maaken, entef= fens eene armoedige weduwe met haare, vaderlooze kinderen een gering treurge=. waad te verfchaffen: want ,die,zoa ge- naamde redelyke erkentenisis niet älleen eene bezwaaring; maar hier kooimt noch ‚by; ‘dat. menfchen ;> die'-een ; ambt; of ‚een eigen huisje hebben; of-anderen, welke onder eenige. Clasfis‚behooren, niet «alleen. de fom vanrde Clastis „ on- der, welke zy forteeren „in de Stad moe-: ten betaalen „ maar ook opdie: plaats al- waar. het yk begraven, wordt. „Een ar-: me Geleerde, by voorbeeld „die een Gra-: dus heeft, offchoon-de totten ‘van hon=: ger in zyn huis fterven „moet zoo! wel eenendertig Gulden en negen: Stuivers! Clasfisgeld betaalen , als een “Ryk man die millioenen bezit: uitgezonderd, dat het zegel van deezen , tot de Ceel, tien. Gulden hooger moet zyn. Ik weet wel, dat als onvermoogende K 3 ge. 150 CORNELIS TERNE, OVER DE gepromoveerden zich by hunne Overhe- den aangeeven , abolitie kunnen bekoo- men: maar hoe hard zulks valt voor menfchen van eer en verdienften, om zoodanig eene -abolitie te verzoeken , geef ik ‘alle gevoelige harten in beden- king. Wy kennen verftandige mannen , wel- ke om die abolitie gevraagd hebben, en ook verkregen , om hunne kinders pro Deo te begraven; maar wy kennen ’er ook, die, om hunnen nood te verber- gen, hunnen eenigften rykdom van boe- ken verkochten. Hier uic blykt genoegfaaam , dat die bezwaaren , welke met het begraven bui- ten de Steden vergezeld gaan, de oor- zaaken zyn, dat het begraven i in de Ker- ken en Steden ftand houdt. Hetis zelfs te verwonderen, dat in het gepasfeerde” jaar 1785, van de 391 bejaarde dooden , noch achtenfestig buiten de Stad Leiden sebragt zyn: hebbende de verhoogde redelyke erkentenis 544 Gulden opge- bragt. Ja men kan thans byna voor denzelfden prys een lyk in de Kerk te Leiden begraven, als buiten op een Dorps-kerkhof ;- zelfs al wat op deeze begravenisfen loopt, wel berekend zyn- €, Zoo zullen die kosten eer meer dan | | We ‘sLands recht met Zegel naar BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 151 dan. minder zyn. Ik zal hier een Iyst byvoegen van de onkosten der begraves nisfen, op twee Kerkhoven buiten de Stad, waar het meest begraven wordt: zoo als dezelve my ter hand gefteld zyn geworden. Te Leiderdorp op het Kerkhof loo- ___pen de volgende kosten: Het Grafmaaken - O5 Het Graf, Klokluidenen Kleed 5:11:o0 De Dorps-draagers - - 4“10:0 De Klokluider en Weeskin- deren … - = - =O 45 De Grafmaakers - A ok Op het Stadhuis te Leiden 1250, De Schryver aan de Poort Os O OQ eo de Clasfis DeSecretaris naar rato,— pro Deoo: 9:8 Twee Jachten - - EDE Ale Saamen = fg: 4:8 NB. By beflooten water 15 Stuivers ‚meer voor het eraf. Te Oestgeest op het Kerkhof: Voor het Graf, Klokluiden en het Kleed - = f 6: o:o 1 {52 CORNELIS TERNE, OVER DE ie, for orò De Draagers -— rel 460 De Klokluider ts sous goat 8 De Grafimaaker rottige 1.58 Op- het Stadhuis-voor de ruit” vie von voer te Leiden - - 123 ic je) ’s Lands recht met het Zegel naar de Clasfis.. De Secretaris naar ralOs—pr0. Deo: 3: Twee Jachten - EE CH 0 De Schry ver aan de Poort Ostend Saamen — f 20:15: NB. By beflooten water is het graf f1:16:o meer. ) > Uit deeze lysten bvk, dat d biikos: ten aan het Landen de Städ'de voor- paamfte Zyn, eh dat dieredelyke erken- tenis een bezwaar ís , waar aan voornaam- Iyk de vermindering van het begraven der lyken buiten de Steden moet wor- den toegefchreven. … Dit zy hier vange- noeg: wy kunnen het gezegde op, alle Steden toepasfen, daar vok foortgely- ke belastingen , voor het uitvoeréh der Jyken naar-de Dorps: kerkhoven, moer ten betaald worden Sil „Welke nu de bes ze middelen don or deeze oorzaak wit den weg te neemen; en zE daar \ BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 155 daar.door het begraven „ in desStedensen Kerken ‚te verminderen, of 1e Waem ops houden, zullen wy nu metbetamendlvke vrymoedigheid. onderzoeken, ‘en: met behoorlyk „ontzagven- eerbied voor de hooge: Overheid voorftelien ; zoodat wy-nimmer: het algemeen belang uit het a verliezen. „Deeze derde oorzaak is ZOO gewichtig; en “houdt het begraven in de ° Steden en Kerken zoodanigvin ftand ‚-dat-als-der zelve wierdt weggenomen, “het begra- ven in’de Steden en Kerken op fommi- ge plaatfen aanmerklvk- zoude vermin- deren. Ik-twyffel zelfs-niet; te verklaa- ren, dat als ‘er wel ingerichte Begraaf- plaatten, buiten-alle, Steden, ‘wierden opgericht , waarop men zonder‘aanmerk- Iyke kosten konde begraven 5 en als menin fommige Steden geheel em al de begravenisfen ontfloeg van die redelyke erkentenis, voor het uitvoeren van een lyk dat op een Dorps-kerkhof begraven wordt, of ‘er zoude veel meer; op. de Dorps-kerkhoven begraven worden,en het begraven inde Steden ven Kerken zoude-aanmerklyk afneemen. ov ike beken Landgenooten!-dat de in- koomften der Kerken gevoelig zouden verminderen: doch zou hieruit volgen, | K 5 dat I54 CORNELIS TERNE, OVER DE dat daar door de ondergang van den open- baaren Godsdienst en der Kerken zoude veroorzaakt worden, of gevaar loopen, om in ftand te blyven? Dit koomt my in het geheel niet waarfchynlyk voor: waarom zou men niet gevoeglyk een middel kunnen uitvinden, dat de Capie taalisten en rykfte Burgers voornaam- Iyk betrof, om daar uit het onderhoud der Kerken te verkrygen. In veele Ste- den hebben de Lutheraanen , „en in alle Steden, zeo ver my bekendvis, de Remonftranten , Meanoniten, KRoom- fchen enz. in het geheel geen voordeel van de begravenisfen ; en evenwel geraa- ken hunne Kerken niet in verval: maar de leden hunner Gemeenten brengen bly moedig de kasten op, tot hunnen opene baaren Godsdienst en het onderhoud der gebouwen. Waarom zoude zulks door de belyders der Hervormde Kerk-ge- meenfchap ook niet kunnen gefchies den? Ik ziegeene genoegtaame redenen, om dit te ontkennen; te meer daar fom- mige publieke gebouwen en Kerken noch boven andere gezindheden groote Capitaalen bezitten, zoo van de Graaf- Iykheid, als anderfins; daar en boven hebben eenige derzelve noch inkoom- ften van erfpachten , vanlanderyen, en hui- k, Î . beers tie tar dank. BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 153 huizen ; van den verkoop van huizen , en andere voordeelen en inkoomften meer. Voeg hier-by, dat de Tractementender Predikanten van de publieke Kerken, in fommige Steden en Dorpen gedeelte- Iyk van het gemeene land, en gedeelte- lyk van de Steden betaald worden, ter- wyl alle Ingezeetenen, de Jooden zoo wel als de Christenen , het hunne daar toe opbrengen. Daar en tegen hebben al- le andere gezindheden en Kerken geene inkoomften als eenig en alleen. van hun- ne Geloofsbelyders; en deeze nochtans, (dit moeten wy bekennen), onderhou- den behoorlyk hunne Kerken; geeven hunne Predikanten aanzienlyke traéte- menten , en bedeelen de Armen mildelyk. Het zoude derhalven waarlyk te betreuren zyn voor den Hervormden Godsdienst, als deszelfs Belyders zoo weinig achting voor den openbaaren dienst en de Ker- ken hadden, dat zy tot onderhoud hier van, het begraven in de Steden en Ker- ken, volftrekt noodig zouden hebben. Hetis waar , andere Gezindheden hebben zulke aanzienlyke Kerkmeesters niet; en betaalen zulke hooge loonen niet aan Doodgravers, Kosters enz. doch zy ftel- len het 'er evenwel mede: al wat men ‘er van zeggen kan, is,”dat zy noch Vele ! 156 CORNELIS TERNE, OVER DE *_ verkwistend noch gierig zyn: Wat hier van ook zyn mag, het is genoeg , dat wy getoond hebben , dat andere Geloofs- belyders, zonder het begraven in hun- ne Kerken, middelen gevonden heb- ben, om ‘hunne Kerken te-onderhou- den. . Die zelfde middelen en fpaarzaam- heid zou men, myns bedunkens , ook kunnen gebruiken “om de Gerefor= meerde Kerken te: onderhouden; en wie durft eraan twyffelen , vof men: zal ‘er ook zoo wel, als by andere Gezind= heden; milde-Voedfterheeren ; ondere derhouders en. voorftandersvaantreffen. Dit dochis-e@n- zaak , ‘die -van zelfs» fpreekt, dat elk die zich tot een Kerk- gemeehfchap: begeeft, „tot ‘welkers in= ftandhoudins. zekere kosten vereifcht worden, „zich. ftilzwygende’ verbindt, tot het draagen. voor zyn aandeel in-die. kosten, voor zoo verre-zyn vermoo- gen zulks toelaat; mits alle onnoodi- ‚ge uitgaven en verkwistingen, zorgvul- dig. vermyd worden, uit welke:bronnen die ook mogten voortvloeijen… Of zyn wy thans zoo verbasterd en ontaard van onze braave Voorouders „die niet alleen. hun tydiyk beftaan voor den waaren Godsdienst veil hadden, maar ook 1lyf en leeven opofferden ,om de zuiverheid van ’ BEGRAVINGE IN/STEDENENZ. Î57 van hunner Godsdienst te behouden? Neen: Landgenooten! “er mag hier en elders ‘een afgedwaalde-en:laauwe voor= ftander van: zynen Godsdienst gevon: den worden; maar over-het algemeen zal men bevinden, dat de yver voor den openbaaren Godsdienst veel te die- pe wortelen gefchooten heeft; dat de milde’ hand;-om de Kerken en verdere kosten te onderhouden, niettoereiken- de zoude. zyn, zonder zoodanig een __ftinkende goudmyn benoodigd te hebben. Dat niet meer door de Gemeente aan de Kerken opgebrast wordt, ontftaat fomtyds uit eene kwaade beftiering, en dat fommige Kerkdienaars als Vorften leeven: zie maar eens {ommige Dood- gravers: te Amfteldam; maar vooral wordt dit verocrzaakt , om dat de Leken _ denken en zeggen, de Kerk is ryk ge- noeg: de Predikanten worden van ’tge- meene Land betaald; de Kerk heeft veel inkoomften; en inzonderheid zegt men, de begravenisfen brengen „veel op aan de-Kerken, en dus hebben die het niet noodig. | De Lutheraanen , Remonftranten, Mennoniten en andere Belyders weeten, dat hunne Kerken en openbaare Geds- dienst niet kunnen in ftand gehouden wor- 153 CORNELIS TERNE, OVER DE worden , dan door hunne eigene Ledes maaten 3; en daarom zyn zy ook gewoon ; mildelyk te geeven , zoo in de Collec- ten, als by andere gelegenheden. Ook weeten hunne Predikanten by de aan- zienlyke en vermoogende de harten te treffen ; om by Donatien en Testameun- ten aan de Kerken gelden en inkoom- ften te verzorgen ; waar van de Leeraars der publieke Kerk zoo veel geen werk fchynen te maaken, dat misfchien zou- de gefchieden, als het onderhoud voor hun en den openbaaren Godsdienst door de Leken moest opgebragt worden; of de voordeelen der begravenisfen niet — meer aanweezig waren, immers niet zoo hoog liepen. Maar misfchien zou- den de inkoomften der Kerken minder Iyden , dan men denkt: kon men fom- mige der Kerkhoven, buiten de Stad aangelegd, niet beftempelen met naa- men der Kerken, waar in men gewoon is te begraven? Als, by voorbeeld , het groote-Kerks-kerkhof, het nieuwe of oude Kerks-kerkhof , of het Pieters- Kerks-kerkhof enz, en dan dezelfde voordeelen ’er van neemen, als men gewoon ís te krygen, wanneer in dee- ze of geene van die Kerken begraven wierde; wierden al eens door eenige gril nn en nn EV — NE BECRAVINGE IN STEDEN ENZ, 139 grilzieken deeze Kerkhoven voor byge- gaan, en de lyken naar andere Steden of Dorpen vervoerd, dan kon en dien- de men een ruime en groote fomme te vorderen, voor het begraven op andere plaatfen , ten voordeele van de Kerken, welke men hadde verfmaad en voor by gegaan. Niets doch is ongerymder , dan het vervoeren der dooden van de eene plaats naar de andere; inzonderheid is zulks fchadelyk, wanneer epidemifche ziekten woeden. Wy hebben gezien, dat van de eene Stad in de andere , door eene befmetting , de kinderziekte werdt voortgeplant, en ontftondt in het huis, daar het lyk gebragt was, waar door an- dere befinet werden en ook omkwamen. Het is derhalven ook billyk , dat verftan- dige en voorzichtige Overheden zulks beletten, en te keer gaan, ja fomtyds geheel en al verbieden. De kosten één, twee, ja driemaal te verdubbelen, voor den uitvoer van een lyk, zal daar toe een bekwaam middel zyn. Misfchien werpt men my tegen, dat, offchoon de Overheden wel ingerichte Kerkho- ven buiten de Steden, ten voerdeele van de Kerken, aanleggen: veele inge- zeetenen nochtans liever in de Kerken zullen begraven „dan op die Kerkhoven ! Dit 160 CORNELIS TERNE; OVER DE Dit wil ik: toeftemmen ; evenwel zullen ’ersook: duizenden gevonden worden ; die de heilzaame voorzorg van de Over: heden zullen roemen, en ’er gebruik va maaken; en dus zoude allengskens ; het begraven in de Kerken, geheel ver: bannen, „en „als «eene zeldfaame zaak aangezien. worden; inzonderheid als men deeze, voor den Godsdienst oneerbie- dige» gewoonte „ -_tegenging ‚met, het verhoogen van dekosten, als in de Kerk begraven wierde: de Overheden doch hebben die zelfde magt , om het begraaf geld in de Kerken. te verhoogen ; als om eene redelyke erkentenis te verhoogens wanneer een lyk op een buiten. Dorps- kerkhof begraven wordt „en daar door zoude ‘het begraven in de Kerken aan= merklyk. tegengegaan worden. Jk heb opgemerkt, “dat in Amfteldam;-;naar evenredigheid der ingezeetenen , in de Kerken minder begraven wordt, danin andere Steden: waar van ik geene rede- nen kan vinden, als dat het begraven, in de Kerken ‘aldaar, hooger in prys iss dan in andere Stedenz en dit ook:is de oorzaak ; waarom veele Lutheraanen te Amfteldam hunne Kerk voor by gaan met. het begraven; -offchoon. zy hier toe; by het ftichten humúner Kerk, op hun BEGRAVINCE IN STEDEN ENZ. IÓL hún verzoek, vryheid hebben verkree gen, mits zy aan de publieke Kerk te- vens dezelve kosten betaalen „ als of het Iyk in dezelve begraven wierde. Ja maar zal men zeggen, veele men- fchen hebben hunne eigene graf kelders en graven: hoe zal men met die eigen- dommen handelen? Eene kleine zwaa- righeid, men zou dit gevoeglyk kun- nen vergoeden, door de Eigenaars van dezelve een Graf kelder of Graf op het Kerkhof, van dien zelfden naam aan te bieden: veelen zouden zulks met genoe-= gen aanneemen ; eenige weinigen zouden er zich misfchien tegen kanten: doch als eens vyfentwintig en meer guldens het begraafgeld in de Kerken verhoogd wierde , dan zouden ’er maar een zeer ge= ring'getal overblyven , dieden koop niet zouden toeflaan ; en genomen ‚de Ovcr- heden kregen het in eens niet naar hun genoegen, door den tyd zou men zulks te: boven koomen: maar zoo als thans de beftiering plaats heeft, zal men nimmer die nadeelige gewoonte kunnen uitroet- jen. Daarenboven hebben wy geene magt, om ons tegen zulk een pryzens- waardige inrichting aan te kanten; maar wy behooren , met de wyze fchikking van. ONZE braave en zorgvuldige Beftier- XIE DEEL L ders 162 CORNELIS TERNE, OVER DE ders, ten besten van het algemeen, te vreede te zyn. Hier koomt by, dat zoo men erkent, de Staaten van den Lande en de Overheden hebben magt, om de eigendommen van huizen, als dezelve tot een algemeen nut vereischt worden, tegen behoorlyke fchatting of kooppenningen, over te neemen: hoe veel te meer zyn wy dan verplicht ons te onderwerpen, als wy van onze graf- kelders in de Kerken afftand moesten doen, om dat deeze door de Overhe- den , als nadeelig voor hetalgemeen , aan- gezien worden. Men werpt ook tegen, dat het oprichten van zoodanige Kerk- hoven, ten koste van de Steden of Kerken, zoude moeten gefchieden. Dit is zoo: maar zullen die kosten wel Zoo groot zyn, dat zy niet te vinden zouden zyn? Misfchien konde men de banken en de zitplaatfen in de Kerken verhoogen; of dat meer zoude op- brengen , men konde de Capitalisten hun Clasfis-geld verhoogen. is het inder- daad niethard , dat een arme geleerde „of iemand van twaalf duizend gulden Ca- Pitaal, gelyk {taat met rykaards van ton- nen gouds? Zoodanig eene verhooging zou voorzeeker, immer op fommige plaatfen, aan het Land, de Stad of Kerk een k E x BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 168 een. aanzienlyke fomme gelds kunnen opbrengen, ‘en een toereikend intrest opleveren voor het uitgefchooten Ca- pitaal: terwyl-zoodanig een billyke be- Jasting voor zeer ryke menfchen weinis zou beduiden, en voor het onderhoud van-de. Kerk zeer veel zou toebren- gen. En gefteld, het verlies der doo- den in de Kerk veroorzaakt al eenige fehade aan de Kerkkas: dan zullen onze wyze Regenten, die doorkneed ZYN, om minstdrukkende belastingen uit te denken, wel middel vinden, om zulks te herftellen; te meer daar ‘verftandige Regenten de {chadelykheid van het be- graven der Iyken zeer wel inzien, en —teffens overtuigd zyn, dat de volkryk- heid en gezondheid der werkzaame in- gezeetenen de duurzaamfte rykdommen voortbrengen , om den ftaat geducht te « maaken: zoo zullen zy niet langer on- verfchillig zyn in eene zaak, van zoo veel belang ‚ en des noods,; de Kerken “Onderfteunen -_ met penningen, welke misfchien zouden overfchieten, door het vermeerderen der ingezeetenen, welke nu door befinettende en andere ziekten, veroorzaakt door den ftark in de Kerken, omkoomen: want het js een-uitgemaakte waarheid , dat de fterf- 19 lyk- 164 CORNELIS TERNE, OVER DE 9 Í Iykheid ; Geneeskundig befchouwd , ’er door zoude verminderen; en veele kwy- nende ziekten en aanfteekende- kwaalen zouûden belet worden , om uitte bartten 5 waar door de volkry kheid zou ver- meerderen, en dus ook ’s Lands en Stads inkoomften vergrooten; waar door dan ook aan de Kerk gemaklyk , een geledene fchade, konde vergoed worden Laaten wy nu tot een andere oorzaak overgaan. Onder de verfchillende redenen , jat het begraven in de Kerken en Steden ganhoudt 5 mag men met grond ten vierde frellens dat langduurise gewoonten en gebruiken, hoe fchadelyk' zy “ook door verftandige en braave mannen aangezien worden, zeer moeijelyk in Republyken zynte verbeteren » en niet semaklyk zyn te onder te bren- gen, vooral niet met eenen fprong.-Mee- nigvuldige zaaken vindt men, welke op geen andere gronden fteunen , dan op ge- woorten en het gebruik , de moeder van veele dwaalingen. En een Staat is fomtyds verplicht, eene verouderde dwaaling of gebruik te dulden, om in geen grooter wanorde te geraaken. Die in ftaat is, om den Landman van zyne wanbegrippen en nadeelige behandelingen, zoo om- trent het vee, âls omtrent den akker- bouw, te ontheffen, zal den landman E00 __BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 165 zoo wel, als het: algemeenebest een gewigtigen dienst doen; welke wanbe- grippen meestal op een oud gebruik en gewoonte gevestigd Zyn: maar de ondervinding heeft my zoo wel, als an- deren geleerd, ‚dat. men eer een moo- riäan zou blank wasfchen , dan een land- man beweegen, om een oud en nadee- lig gebruik te laaten vaaren. In den Godsdienst van fommige Re- ligien vindt men veele zaaken, welke op niets anders rusten , dan op cen lang- __duurig gebruik, het welk ‘misfchien al lang zou veranderd zyn, vreesde men niet voor grootere verwarring en fchcu- ring; by voorbeeld, ’er is thans geen een kundig. voorftander en belyder der Lu- theraanen , welke niet toeftemt, dat gemeen brood, om in het Avondmaal te gebruiken, meer en beter met de ei- genfchappen van dat Sacrament over- eenkoomt, dan de ouwels, en noch- tans zoo durft men, inzonderheid in groote gemeenten, niet van het gebruik der ouwels afwyken: om dat veele on- kundige Leeken denken zouden, dat men hunne Religie veranderde, waar uit misfchien een grooter wanorde en cen weezenlyk kwaad zoude voortvloei- jen „en zulks is de eenige reden , waarom: \ Ds de 166 CORNELIS TERNE, OVER DE de Lutheraanen by het oud gebruik der ouwels in het Nachtmaal blyven. _— Hebben wy niet in onze dagen gezien en gehoord ‘het gemor van veele inge- zeetenen, toen men de nieuwe en nut- tige beryming der Pfälmen in de Prote- {tantfche Kerken invoerde; ja is men op _fommige plaatfen zelfs tot geene daad- Iykheid gekoomen, om ‘er zich tegen te verzetten? Wat was hier van de oor- zaak ? Niets anders, dan dat die onberede- neerde menfchen, die verouderde ge- woonte en het gebruik der oude bery- ming, tit onkunde, niet gaarne wilden verlaaten, om dat zy “er aan gewoon waren. Om nu geen andere zaaken. aan te haalen, welke geen ander bewys hebben dan hetoud gebruik: zoo laaten wy by het begraven ‘der dooden blyven. Wart is ‘er gebeurd binnen Amfteldam, in het jaar 1696, toen de Magiftraat de zeer kwaade gewoonte wilde vernieti- gen, welke bvia in alle onze Provincien plaats hadt,om kostbaare begraafnis-maal- tyden optedisfchen , waar door de vrien- den van den Overledenen fomtyds ge- heel gefuineerd “werden ; ten minfte Zwaare en onnoodige kosten moesten maaken. Deeze zeer nadeelige en on- christely ke dan welke in onze ver- rsr BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 167 verlichte dagen noch.plaats heeft, in- zonderheid op fommige dorpen, daar ge warm krentebrood met bier geeft in de herbergen), was bet voornaamfte oogmerk vande Regeering van Amftel- dam, om tegen te gaan; enteffens,om, zonder aanmerklyk bezwaar voor de | ur- gers, een nieuwe belasting, (welké de Staat noodig hadt, om den Oorlog te voeren en een goede vrede te verkry- gen), te bekoomen, door het aanftellen van aanfprekers, Iyk- en lantaarndraa- gers, commisfarisfen en andere bedien- den, om de begravenisten te regulee- rens en om die. geenen, welke onver- moogende waren, om den Tax te be- taalen „ welke ’er de Overheid opgelegd had, behoorlyk en ordentlyk ter aarde te beftellen. Die ons Vaderland nu kent, weet zeker, dat de lasten, welke de ingezeetenen moeten opbrengen, zeer aanmerklyk zyn; en moeten dee- ze verhoogd worden, het verftand der {chranderften en diepdenkende Staackun- digen moet dikwils een groote proef uit= ftaan, om dezelve zoodanig te vinden, dat de natie en vooral het gemeen, ‘er niet te zeer door wordt bezwaard, De groote kosten, welke by de begravenisfen plaats hadden, en de heidenfche onge La Ic= 163 CORNELIS TERNE, OVER DE * regeldheden daar mede verknocht , deede de braave Overheid een befluit neemen, em zoodanig eene belasting te leggen , dat het gemeen ‘er niets door zoude kunnen lyden, en teffens voordeelig voor de Stads kas zou zyn: kortom alles kwam op de ryke en meest gegoe- de Burgers aan, en het gemeen verloor ‘er byna niets door dan de fmulpartyén, en misfchien nu en dan eene draag plaats. Welke een beroerte en plundering heeft nochtans het onbezonnen graauw, om deeze verandering, aangerecht? Een beroerte waarlyk , welke byna doodelyk voor Amfteldam zoude geweest zyn, ware het niet dat dezelve, door de wy- ze maatregelen der braave Regenten, fpoedig was te keer gegaan, door het {traffen der meestfchuldigften , zoo zelfs dat by het toortslicht de executie ter uitvoer gebragt werdt. … Hoe fpoedig en cordaat dit oproer ook geftuit werdt, nochtans zag zich de Overheid ver- plicht, het nieuwe Reglement, omtrent de begravenisfen, te vernietigen, en tot’ heden toe is nimmer ondernomen , en misfchien zal nimmer ondernomen wor- den, om het zelve ter uitvoer te bren- gen. Hier uit zal genoeg gebleken zyn, dat zaaken, welke anders-geen bewys $ op=- Kamen a dk Eede EE BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 169 opleveren, dan een oud gebruik, fom- tyds niet zonder beweeging buiten ge bruik te brengen zyn. let voorgeval- lene binnen Ar nhem ‚„ metde begravenis- fe, in onze dagen, geeft bewys genoeg, dat. het gemeen, als het decor anderen aangezet wordt, de beste inrichtingen fomtyds dwarsboomt, en onder dit of-_ dat voorwendfel, het welk als een ge- zochte oorzaak moet aangemerkt wor- den, ter bereiking van een groot oog- merk , verwoestingen veroorzaakt. Wy ftellen met rede hierom, dat de Over- heden „dit ftuk niet ernftiger behandeld hebben , en dat die fchadelyke gewoon- te, om de lyken in de Kerken en Ste- den te begraven , noch al blyft ftand hou- den, uit hoofde dat men fomtyds aan- blaazers vindt, om het beste oogmerk van verftandige Regenten te verachten, en zich tegen het zelve, tot algemeen nadeel , aankanten.’ De trek van één penceel, de geestig- heid van éénen dichter, hebben het dol- driftig Engeland eertyds in beweeging kunnen brengen, en oorzaak geeven om ‚het Oorlogsvuur aan te ftooken met on- ze Republyk; ja-de begraving van één dooden is, in onze dagen, een fteen des aanftoots en een voorwendfel ge- L 5 weest Dad £70 CORNELIS TERNE, OVER DE weest van eenen veel onderneemenden Vorst, om onder dien fchyn, offchoon ter bereiking van een gantfch ander oog- merk, ons gemeencbest op het punt te brengen, Om in eenen ongelukkigen en kostbaaren Oorlog ingewikkeld te wor- den. Zyn Vorften, by. welke de Gods- vrucht, deugd en rechtvaardigheid ten hoogften top moest geftegen zyn, om eene laage oorzaak, fomwylen zoo irri- tabel, dat zy duizende zielen doen fhee- ven, als zy hun eigen belang bedevelen; - en wordt meermaalen. alles, wat recht-_ vaardigheid vordert, van hun voorby- gezien, om hunne heerzucht te toonen en te doen gelden: geen wonder dan, dat een misleid en onkume dig semeen, ook door geringe oorzaaken , hoedanig_ by voorbeeld, eene verandering in het begraven, fomtvds is vervoerd zewor- den, om de paalen van redelykheid en orde te buiten te gaan, vooral wanneer fommige oproerige Mazanjelloos andere oogmerken zoeken te bereiken, en het graauw alleen maar gebruiken , om ver- woestingen aan te rechten ‚ ten einde in dezelve zoo ‘veel te beter te flaagen. Dan hoe gewigtig deeze rede van op- roerige beweegingen ook van veele Over- heden wordt geöordeeld, in geval men de BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 171 de begravenisfen buiten de Steden wil- de invoeren, (want naauwlyks fpreekt men ’er van, of het oproer van Am- fterdam koomt op de baan), nechtans fchynt het my toe, dat dezelve niet ge- wigtig genoeg is, om daar om die on- ‘derneeïminge te ftaaken. En waarlyk a Vee wy zouden een zeer ongelukkig gemee- nebest hebben, als de Souverain van den lande, de Vorst en hooge Overhe- nen der Steden niet in ftaat waren , om dit oud gebruik te vernietigen en te doen ophouden, zonder een gevreesd oproer voor te koomen, of het zelve te beteu- gelen en krachtdaadig te keer te gaan , in- dien de zaak waarlyk ernst was. Endat de oudheid deezer gewoonte, om de Iyken in de Steden en Kerken te begra- ven, op zich zelve befchouwd, in het geheel geene genoegfaame rede zy,om ’er zich tegen te verzetten, en dezelve uit te rocijen ‚ zal elk gereed erkennen; wanneer ‘er maar overtuigende bewyzen zyn, dat dit gebruik , voor den algemee- nen welvaard , en de gezondheid der inge- zeetenen nadeelig is. Hoe bedroefd zoude’ bet met de Konften en Weeten- fchappen gefteld zyn, als de nieuwe verbeteringen in onbruik moesten bly- ven, om dat men aan de oude dwaalin- gen 172 CORNELIS TERNE, OVER DE. gen zoo zeer gewoon was. Het bewys derhalven van een oude gewoonte is geen bewys, dat wy ’er aan moeten ver- flaafd blyven; en verdient het bewys van oudheid eenig gezag , dan moet de begraving buiten de Steden de voorkeur hebben, welke by de oudheid altoos plaats gehad heeft. Ik moet hier noch- tans aanmerken, dat, zoo het my voor- koomt, de gefteldheid van onze Repu- blyk thans niet zeer gunftig en. gefchikt is, om die gewigrige verandering, in het begraven der dooden, te ondernee- men; en ik geloof, dat de Wel Edele Heeren Beftierders van ’t Zeeuwfch Ge- nootfchap zulks met my zeer gaarne zul- len toeftemmen: daar de eendracht tus- fchen den Vorst en veele Regenten is geweeken, en de partyzucht van veele Burgers ten top is gefteegen , zoo dat de eene broeder den anderen naauwlyks dul- den kan; ja de twistzieke en oproerige gefteldheid van veele ingezestenen zou- de misfchien hinderlyk zyn aan zulk eene pryzenswaardige verbetering. Hoe nut- tig en noodzaaklyk het fomtyds is, om eene zaak te verbeteren , zoo zyn noch- tans alle tyden daar toe niet even ge- fchikt: de Hoogleeraar PESTEL zegt met-recht: /epe interestcivitatis, errores in- fp / BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, -175 ‚ dnveteratos potius tolerari , quam fubito per vim convelli. Geldt ooit de Vaderland- fche Spreuk: Concordid res parva Cre- Jeunt, zy geldt ookindit geval. „Wan- neer eendracht by den Souverain, een- dracht met den Vorst, eendracht by de Overheden en een algemeene eendracht onder de burgers en ingezeetenen plaats heeft, zyn gewistige veranderingen ge- maklyk te weeg te brengen: en verftan- dige Regenten moeten van de kalmteen rust der Republyk een goed gebruik maaken, om die fchandeiyke en fchade- Iyke gewoonte af te fchaffen. Om even- „wel die gewoonte op eenmaal en door geweld te vernietigen , vind ik ongeraa- den: wy moeten, volgens de taal van „PLATO, in de Republyken niets onder- neemen, of men-moet weeten, het de de burgers {maaklyk en aanneemlyk te maaken ; zoo moeten wy ‘er Onze inge- beetenen ook toe bereiden en allenss- kens toegefchikt maaken, en niet, met eenen fprong, tot zulk eene nuttige ver- andering noodzaaken. Schielyke he anderingen zyn veeltyds fchadelyk worden meenigmaal met naberouw Ki eenen kwaaden. uitflag achtervolgd. | Hiet zal nuttiger en beter zyn, door goede zeden. te verbeteren, en door mee= 1 Í74 CORNELIS TERNE, OVER DE meenigvuldige voorbeelden te overtui- gen, dan door ftrenge wetten de Lur- gers daar toe te noodzaaken, De waare Godsdienst en de zeden zyn hier toe de krachtdaadigfte en achtbaarfte midde- len; en de onweetendheid van beiden veroorzaakt; dat de meeste menfchen hunnen plicht, en tevens den bron van hun geluk ; niet kennen. Naar maate de waare Godsdienst en zeden onder de menfchen verbeterd en het ongodsdien- tige en zedebedervende der begravenis- fen in de Kerken meer en meer on- der de ingezeetenen bekend wordt, zal men ook gemaklyker deezen vlek voor den Christlykemn Godsdienst kunnen uit- wisfen. Een fchadelyke gewoonte met eenen fprong te willen uitroeijen, is dikwils de-baarmoeder van veele onhei- len geweest; en daar aan moet ook het: oproer te Amfteldam worden toege- fchreven. ‘Daarenboven was toen het tydftip ook niet zeer gunftig voor zulk eene verandering; hier kwam noch by, dat het getal der Officianten daar door vermeerderd , en meenig Burger „ welke vry Aanfpreeker konde worden, zulks belet wierde, en dan noch het misten der fmulpartyên. Nimmer zal het in- voeren van het begraven, buiten de Ste- den, EEE 7e. h E BEGRAVINGE IN STDEEN ENZ. 175 den, zoodanig eene geweldige uitwer- king kunnen hebben, als het oproer in Amfteldam, by aldien zulks, met be- leid , oordeel en verftand , allengskens ingevoerd wordt. Zestina lente is een oude fpreuk, hier zeer toepaslyk ; en het is wgl een zeer voornaame pligt van Overheden, om dit fchadelyk en onge- zond gebruik te vernietigen; maar tef- fens ook noodzaaklyk, eenige toegeef- lykheid en -infchiklykheid te gebruiken met hunne ingezeetenen. Aan den kant der Overheden moet alles in het werk ge- fteld worden, en geen hinderblokken _ meer overblyven, welke het begraven buiten-de Steden moeijelyk kan maaken: alle belastingen, die ‘er op gefteld zyn, moeten opgeheven, en aan de Burgers een ruime gelegenheid gegeeven wor- - den, om hunne dooden , buiten de Ste- den, op Kerkhoven te kunnen begra- ven. Zoo lang ‘er geene wel ingerichte Kerkhoven buiten de Steden zyn, kan die ongefchikte gewoonte niet in on- bruik gebragt worden. Alle verftandige Regenten moeten dit gebrek verbeteren; en by het oprichten van nieuwe Ker- ken geen begraafplaacfen ’er in ftichten : dan zullen zy het verftandigfte deel der Natie door hun voorbeeld voorlichten, om 176 CORNELIS TERNE, OVER DE om hunne dooden op de Kerkhoven te begraven; en de geringe Burgers, die altoos het oog op hunne meerderen heb- ben, zullen van zelve volgen, zoo dat binnen weinige jaaren onze Godshuizen van dit bygeloovig misbruik zullen ge- zuiverd worden, zonder dat er eenige beweeging of oproer door te vreezen is; even als thans de kostbaare maaltyden by de begravenisfen vernietigd zyn. Om dat de groote en aanzienly ‘ke Burgers zulks afgefchaft hebben, wordt het» van de geringere Burgers gevolgd, en de gemeene man fehenkt ook zoo ruim niet meer, deels uit gebrek, en deels door den voorgang van zyns meerderen; en wy hebben hoop, dat de boer ook met er tyd zal afzien van zyn trateeren ; en ‘het eeten van traanenbrood in de herbergen zal affchaffen.. . Indien het meerderdeel der natie nu reeds gewend is, hunne dooden buiten, op de Kerk- hoven, te begraven, dan ‘zal al het ove- rige gemaklyk te verkrygen zyn; ja dan zullen de Wetten, ter rechter tyd ge- geeven, het zegel op deeze nuttigein- - richting kunnen drukken, en de Wet- ten der Roomfche Keizers „ en die van Solon , zullen weder gangbaare munt wor- den, Et BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 177 Het-begraven buiten de Steden is ge- grond, op het Godlvk bevel, geves- tigd op den zuiveren: Godsdienst, en Bebe uwd op de rede en den algemeenen ivaard der Ingezeetenen: derhalven zul mn ce wetten, welke de Burgers daar toe verplichten, weini g tesenftand vin- den; vooral wanneer de Ingezeetenen ailenskens daar toe verftandig worden opgeleid en daar voor vatbaar worden gemaakt. leder Ingezeeten, die voor Zyn byzonder belang, het ‘belang der Maatfchappy doet wyken, is een flegt Ingezeeten; maar ook elke Overheid, die zyn byzonder belang niet ftelt, bez neden het belang des Volks „en die iik ander vogmerk heeft, dan het volk g ‚lukkig te maaken „is een flegte Drente: Het al gemeen belang eifcht dus van Over- heden in deezen zoodanige wetten, tot welkers betrachting 5 ZY de Burgers in ftaat _gefteld hebben; en deeze zyn verplicht, Zoodanige wetten, welke, om het be- graven bui ten de Steden in te voeren, gegeeven worden (dewyl zy op de hoog: {te rechtvaardigheid, gegrond zyn), te gehoorzaamen, goed te keuren en nate koomen. Indien nochtans, tegen alle deeze voorzorgen der hooge Masten, eenige geweldige tegenftand gevonden XII DEEL ML ‚werdt, ed 178 CORNELIS TERNE; OVER DE werdt, (dat, myns bedunkens , onmoog.« Ivk is) ‚ Zoo draagt de Rechter het fwaard niet te vergeefs, en laat zich door het graauw geenfins de handen bin- den: $x al wierd: hemel en aarde zelfs verwoest, om de taal van Horatius te ge- bruiken, nochtan zou hy betrachten, wat hy moeste, en het geluk des volks eifch- te, om ter uitvoer te brengen, ten ein= de den algemeenen welvaard en het heil _overalle de Ingezeetenen uit te ftorten— adt Tot een wjfde oorzaak van het in fland Ulyven der begravenisfen, in de Steden en Kerken, kunnen wy gevoeglyk brengen het heerfthende bygeloof „ de valftche Gods- dienst en onkundige wanbegrippen der menfchen— Dat het bygeloof een zeer voornaame oorzaak geweest zy, om de begravenisfen in de Steden en Kerken. in te voeren, zal niemand, die één aas gezond verftand heeft, ontkenmen; en die hier noch âan twy (Felt t, die leezede voortreflyke Inwijings Rede van den Hoogleeraar KLUIT, inzonderheid bl. 32» 33, 34» 35 ENZ; en voeg hier by de meergemelde Verhandeling van Pro- fesfor TE WATER. Met vol recht zoude ik hier een groot gedeelte der gezegden van deeze twee beroemde Man- hen kunnen bybrengen; maar daar elk 5e BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 179 gelegenheid heeft, om die Verhandelin- gen in de Nederduitfche taal te leezen , zoo is het genoeg dezelve alleen aan te haalen. jammer is het ondertusfchen, dat dezelve niet genoeg geleezen wor- den; en noch beklaagiyker is het, dat de arbeid van zulke Mannen geer groo- „tere uitwerking gehad heeft by Regen- ten en Ingezeetenen : wy mogen met „PETRONIUS wel zeggen, Jmvenies quod qwisque velit: non omnibus unum est; Ouod placer. Hic fpinas collizit, ille rofas. Of met een ander beroemd Schryver uitroepen : Sis vir probus , fis dotus , fis nobilis, Nil, nil juvabunt ista-in hocte feculo:s Primas Jed adulator , {Dcophantd proxi- mas Ae tertias tenere cacoëthes folet. Alle Schryvers , welke over deeze ‚ fchadelyke gewoonte “gefchreven heb- ben ,erkennen de kragt van het Bygeloof, B IM het voortbrengen en in ftandhouden _van dezelve, als ze door geene verftan- dige en weereldly ke magt en gezag wordt tegengegaan. « Misfchien zal men my te- genwerpen, veele Roomfche en Byge- loovige Landen echter hebben zich te- MORS M 2 ‚gen 180 CORNELIS TERNE, OVER DE gen -deeze dwaaze gewoonte verzet en dezelve uitgeroeid: zyn wy in dit tuk dan onkundiger en bygelooviger dan in andere Landen? D't is-zoo: tot onze fchande moeten wy bekennen , dat zulks ons Vaderland tot verwyt verftrekt; en ‚het is zelfs te verwonderen „ dat die goe- de voorbeelden geen betere uitwerking by ons gehad hebben, Dan helaas! wy zyn wel gewoon van de Vreemdelingen grillen , moden en belachenswaardige zaaken over te neemen , maar geenfins zaaken, welke tot welzyn en het behoud der Ingezeetenen verttrekken. Nuttige inrichtingen , van welke men natuurkun- dig zeker overtuigd is, dat tot het alge- meen welzvn dienftig zyn, om in ge- bruik te brengen , worden wel nu en dan eene ftof van overweeginge ‚ maar na lan- ge deliberatien laat men veelal de zaak in fratugquo. De Monarchaale Magt , van eene zaak als nuttig zynde overtuigd, zegt fic volo, fic juubeo ; en met die woor: den en een leger van honderdduizend man , kunnen veele bygeloovigheden, welke geen voordeel aan de kroonop- brengen , verbannen worden. Voor zulk eene Regeeringsvorm heeft ons de he- mel tot hier toe bewaard; en Hy hoede ter ons verder voor! Wy zyn, wel is waar , $ BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 191 waar , niet bygelooviger dan in andere lan- den: nochtans moet men bekennen, dat veele Menfchen, uit geene andere rede- nen, hun geldje fpaaren, om inde Kerk “begraven te worden, als uit wanbegrip- ha 2 . pen, bygeloof en vooroordeelen, die in der daad weinig verfchillen van afgo- dery en beeldendienst, welke men noch: tans verfoeit. „Het kan niemand onbekénd zyn, dat, by de grondlegsing van onze Republy ks, deeze bygeloovige gewodnte , om de ‘dooden in de Kerken te begraven, ge- vonden is: want in de zesde Eeuw, na CHRISTUS geboorte, was het zelve over- al doorgedrongen, door dien de Fran- Ciscaanen en Dominicaanen , bemerken- de ‘hoe hunne Broederfchappen toena- men; en dat zy zoo veele kosten niet konden goedmaaken , deeze kunst, om geld te beuren , hebben. uitgevonden; Zy drongen de onkundige Menfchen op, dat zy in Monniken-kappen, of by de _Altaaren moesten begraven worden; en men is van gevoelen , dat CONSTANTYN DE GROOTE, door zynefchikking , het eerst daar toe aanleiding gegeeven heeft. De Geestlyken lieten al vroeg voor geld ieder een in de Kerken begraven. Het grootfte gedeelte der Ingezeetenen M 3 was 182 ‘CORNELIS TERNE, OVER DE was alhier den Roomfchen Godsdienst toegedaam, dien door de!Bisfchoppen, Priesters en Monniken „ (weri cau/a;, veele by geloovigheden waren ingeboe- zemd, ook met betrekkinge op het be- graven , het geen noch gefchiedt: zeld- C am doch wordt een Roomschgezinde begraven op eene ongewyde plaats , daar de een of andere zoogenaamde Heilige niet begraven ligt, welke men hen wys maakt , “dat niet weinig dienst doen aan de Zielen. _ De Hervormden van dien tyd werden meester van de Kerken als mede vande Geestlyke goederen , en dus ook vande voordeelen der Begravenisfen. Den zui- veren Godsdienst uit te breiden, en de kundigheden der Ingezeetenen te ver- ‚ meerderen , in die ftukken , welke vooral noodzaaklyk waren, om den Hervorm- den Godsdienst niet alleen voort te plan- ten , maar ook om politieke oogmerken te bereiken , maakte den Staatkundigen en. Geestlyken toen zoo veel werk; en ‘er waren tevens zoo veel bygeloovig- heden te beftryden, dat men, om het bygeloovig en voordeelig begraven der dooden in de Kerken niet eens dacht. Geheele eeuwen gingen voorby, dat die ftof niet eens aangeroerd werdt; en de Lee- ad mt Da BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 183 Leeken der Kerken werden hier omtrent niet verlicht, gelyk in andere bygeloo- vige ftukken plaats-had, Misfchien was het. voordeel, dat het begraven aande Kerk opbragt, hier wel de voornaamtte oorzaak -van. MOLLIERE zegt niet onaar- tig, out. Je Monde marche par Cabale et par pur-interest; althans noch Staat- kundigen, noch Geestiyvken raakten die bygeloovige gewoonte aan 5 misfchien zoude men ook een -filentium op een waarheid fpreeker gelegd hebben: want veritas odium parit. Niet dat het begra- ven der dooden, in de Kerken, wel- “meenende Vaderlanders niet al lang, te= gen de borst geftooten heeft: dit kan men opmaaken uit het zeggen van den Dichter A. STEIN, die, volgens de taal van den Beroemden- BERKHEY, een goed Gereformeerde was, als hy zich, dus laat hooren: Wat zoekt gy hier. Cat zeg) de levende by de dooden! Zoo fprak in Christus Graf een Engel wit Gods troon: Ziel nu is deeze Vraag in Christus Kerk vervan nooden: Wat zoekt gy °t Leven aak by ’t flin- kend aas der doûn? „De Heer J. VAN DER k GMRBEN beef M 4 in 184 CORNELIS TERNE, OVER DE in het jaar 1706 , een fraaije verhandeling daar over gefchreven; en, om anderen ftijzwygende voor by te gaan , zoo heeft de Wel Edele Heer A. PERRENOT dit gewigtig ftuk opzetlyk behandeld, en Zoo wel in zvn leeven, als na zynen dood, verft: andig getoond, dat het be- grav en ; buiten de Steden, hem ter har- ten ging, en noodzaaklyk is. Niet zon- der moeite, tegenftand en zwaare kos- ten „ liet hy, dat duurzaam gedenktce- ken zer Navolging op den Schevening fchen weg oprichten: maar die bygeloo- vige begrippen werden in voorige eeu- wen niet ernftig genoeg beftreden; en dit gefchiedt noch niet naar waarde; dus bleven dezelve heerfchende en heer- fchen noch. Ditgaatzoo ver, dat fom- mige menfchen zich verb celden, Gode eenen dienst te doen, door in de Ker- ken tebegraven ; en dat zy hier mede zou- den toonen , Christenen en geenfins Joo=. den te zyn: even als men eertyds ge- loofde , Gode eenen dienst te doen „door menfchen te dooden, welke in Gods- dienftige begrippen verfchilden , die om deeze reden als Martelaars naar de brand- ftapels en galgen gefleept werden. Vee- len meenen, men moet voor de Gods- huizen zorgen: en om dat deeze voor- dee- \ / ' BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 195 deelen. uit de begravenisfen trekken , zoo moet men in de Kerken begraven; dus onde erfteunt mén, zelfs na zynen dood, de"Kerken: doch, eenvoudige Zielen Maakt by. Testament vvfentwiatis ee den aan de Kerken, dan hebt gy in deeze betrekkinge dubbel voldaan, en laat de Kerken zonder ftank, Andere willen begraven worden in die Kerken, waar in zy gedoopt zyn, hunnen Gods- dienst verrichtten; en /ommisen , ZeSt LE FRANC VAN BERKHEY, worden * er-Ee- vonden, wier Hersftnen zoo verre ver fen meld zyn, dat zy niet alleen een ingebeel- de Heiligheid flellen, in geduurende hun Leeven dis st onder de Predikfoel te zitten, maar zelfs „het koste wat het wil, daar- omtrent, of in het Choor, of omtrent de Plaatfe, daar men het Heilig Nachtmaal viert, wenfchen begraven te worden. Wie zal ontkennen, dat ‘er anders geene be- wyzen voor zoodanige verkiezingen zyn, dan inbeelding , valfche Godsdtenst-be- _grippen en, verouderd by geloof ; waar toe weinigen zich verledigen , om erde Ingezeetenen van te zuiveren, Eenige hebben noch’ wi idee wanbeserip- pen, waarom zy in de Kerken begraven: voorgeevende , dat zy daar door de ver- _ fpreiding van hun en hunne Familie niet M 5 als {86 CORNELIS TERNE, OVER DE alleen verhoeden , maar ook dat zy, wel. - ke dwaasheden! in de opftanding- der dooden niet van elkanderen zouden ge- fcheiden. zyn, maar by elkander veree- nigd, voor den Rechter van hemel en aarde „zouden, kunnen. verfchynen. Hoe is het mooglvk „ dat zulke bedroef- de onkundige Menfechen in den Her- vormden Godsdienst gevonden worden? En evenwel treft men de zulken waarlyk aan. Wy megen met JOHANNIS HUS; toen hy naar den gevloekten brandftapel geleid wierdt ‚en een onkundigen yve- raar een ftrootje zag aandraagen omde Vlam el vermeerderen , ook: al uitroe- pen : 0 Sancta Simplicitas! o Heilige On- Koala Behoorde elk niet overtuigd te zyn; dat de verfpreiding der lichaam= Iyke deelen, door de vernielende ty= dens en het rollen der eeuwen, toch gebeuren el; en door het zondig be= graven. in de Kerken niet geweerd kan worden: alle die denkbeelden zyn der- halven vaìsch, bygeloovig en verfoeis jenswaardig. k Sommigen zyn noch met andere by= geloovige denkbeelden bezield, engee= ven voor; dat de Kerken niet alleen ; uit hoofde van hun geloof, hunne ci gendommen zyn, om hunnen Godsdienst her BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 187 ‘er in te verrichten; maâr datze met “hunne begravenisfen betoonen, leden der Kerken te zyn, en liefde voor de Godshuizen te hebben; en dat de gee loovigen, daarze dierbaar in Gods oo= gen zyn, en fempeien des Heiligen Geests, dus ook behooren in de Ker ken en Tempelen te worden begraven, Hoe fraai dit ook mag klinken, noch- tans zZäl niemand, wiens Geloof op een redelyke kennis , toeftemming en onwrik- baar vertrouwen gegrondis, ‘ermedete voorfchyn koomen; en ’er {chuiltmeer bygeloof onkunde en hoogmoed onder, dan bewyzen van een oprecht geloof.—= Anderen willen de dooden, in de Stc. den en Kerken, bewaaren, tot een ges denkteeken, om ’er door opgeleid te worden, om fterven te leeren: even of hier toe geene andere en treffender gee “legenheden daaglyks voorkwamen. Om nu geene meer dwaaze denkbeelden en bygeloovigheden aan te haalen, waar- om fommige menfehen voor het begra- ven in de Kerken pleiten: het bygebrag- te is genoeg, om ons te overtuigen , dat de Godsdienst , zoo wel als kennis, waarheid en rede, noch in lang niet in dien glans en in die verhevenheid zich vertoont, als zy moeste: maar helaas! met 188 CORNELIS TERNE, OVER DE met veel bygeloof noch befinetis , voor- al omtrent het begraven der dooden. Deeze oorzaak, uit bygeloof en ver= keerde wanbegrippen gebooren, is ja > mede ook al eene rede , waarom fom- mige onnoozele merfchen hunne doo- den in de Kerken plaatfen „ en tot het begraven , Op de Kerkhoven buiten de Steden, niet wel kunnen overgaan : doch dezelve is geenfins van zoo veel aanbelans, dat als het de Overheden waarlyk ernst is, om het begraven in de Steden te doen ophouden, dezelve: niet gemaklyk uit den weg zoude te ruimen zvn. k scloof, dat zoo ‘er geëné andere oorzaaken plaats hadden, deeze redenen geen of weinig invloed zouden hebben in ons Gemeenebest, om het zelve te verhinderen; en verftandige Overheden en Magiftraaten zouden jure merito zich aan dergelyke grollen en dwaasheden niet ftooren. Wy et ik beken het, vry gevogten Nederlanders; en eeuwig zy het OPPER*= WEEZEN gedankt; als mede PRINS WwiL- LEM DE EERSTE, die waare Vader des Vaderlands; en de Burgers van dien tyd, welke ons zulks verzorgd hebben ! ja elk Burger en Ingezeeten heeft by de Ero „ige an hd BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 189 grondlegging van ons dierbaar Vader: dand, de vryheid van denken en tot de uitveffening van den Openbaaren Gods- dienst verkreg en5 en wy zyn verdraag- faam, en laaten veele gezindheden toe; ja dulden zelfs veele bygeloovigheden en plechtigheden, welke de alsemeene ruste niet ftooren. Geen Vorst of Over- heid heeft magt, om over het geweeten te heerfchen; en in betrekking tot de Burgerlyke rechten zyn alle Geloofs- _genooten elkander gelyk: alieen de zoo- danige uitgezonder d , wier gevoelen en grondftellingen ftrydig zyn met de menfchlyke en burgerlyke pligten , vol- gens de taal van 1sEeLIN. Wy zyn vrye Republykaanen, maar nochtans mogen wy niet doen, wat ons goeddunkt : maar zyn bepaald aan deugd, wetten en het algemeen belang. Zoo dra nu onze daaden en handelingen ftry- den tegen de deugd, wetten en het al- gemeen belang, zoo verliezen wy ; ge- vk billyk ís, alie recht en vryheid 5 en wy zyn verplicht, hoe ftrydig zulks gok. tegen onze byzondere denkwyze is, den algemeenen welvaard boven de- zelve te ftellen; en dus verliezen wy ook onze vryheid , om onze dooden in de Kerken te begraven: dewyl zulks ftry- dig \ ’ Wes \ {90 CORNELIS TERNE, OVER DE dig is tegen den algemeenen- welvaard en de gezondheid van onzen even= mensch, hoe zeer wy ook aan onze bygeloovige denkbeelden verkleefd zyn. Indien de Overheden eene volkomene vryheid en gelegenheid geeven, om de dooden buiten de Steden te kunven be- graven, dan zullen denevelen van voors oordeel en bygeloof opklaaren, en de Christelyke Godsdienst zal van deezen fchandvlek fpoedig gezuiverd worden: inzonderheid als de Geleerden en Geest- Iyken het fchandelyk bygeloof, by alle gepastegelegenheden,onderfcheidenaan- wyzen. En het is voorzeker de onver- mydlyke pligt der Staatkundigen, Ge- leerden en Geestlyken, dat zy hunne medeburgers op alle wyze zoeken te verlichten ‚en, het geen kun waar en het algemeen welzyn vordert, te leeren ken- nen, te betrachten en ter uitvoer bren- gen. Het gemeen zal zelden bygeloo- vige wanbeerippen en vooroordeelen, uit eigene beweeginge, vaaren laaten; hier toe dus niet aangefpoord , door den Sou- verain, Vorst, Overheden, Geestly- ken en andere Geleerden, blyft het vel= harden in hunne bygeloovige en nadee= lige gewoonte; maar heeft het verftan= digfte deel der Natie. medelyden met de de wanbegrippen en dwaasheden hunner medeingezeetenen, dan fpant de eene door zyne magt en gezag alles in het werk, om dezelve in ftaat te ftellen 5 datze ter bevordering van het waar en algemeen welzyn kunnen medewerken., en de andere wektze hier toe op , door hen te onderwyzen, verlichten , en de nevelen van vooroordeelen en onkunde te verdryven, en in derzelver plaats in hunne gemoederen waarheid, deugd en kennis, aan te kweeken. N Doet men. zulks ook ten aanzien van ' de bygeloovige gewoonte , om in de Ste- den en Kerken te begraven , dan zullen die dwaaze wanbegrippen wel haast vere dwynen en geheel en al uithet harte der Ingezeetenen verdelgd worden, … ‚Het is voornaamentlyk de pligt der Geestlyken , om dit bygeloof krachtdaa- dig te beftryden , en herin deszelfs fcha- delykheid en fchandelykheid Opentlyk "voor Overheden en Gemeenten voor te ftellen, op-dat het aan een ieder ken- ee pelyk worde, De Geestlyke mogen dit niet langer voor hunne Leeken verzwy- gen: want alles, wat naar bygeloovig- heid fweemt, em niet met de gezonde pj rede en de openbaaringe ftrookt, ver- „ íchaft voed{el aan den vrygeest, die Mn daar _ EEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 191 ‚192 CORNELIS TERNE, OVER DE daar uit gelegenheid ontleent , om te fpot- ten met zulke belyders van onzen Go.is- dienst, welke befimet zvn met zulke klaarblyklyke bygeloovigheden , die uit veel bygelooviger Landen al lang ver- bannen zyn. Alle die wanbegrippen en vooroordeelen zyn by verftandigen wets: noch balfeming, noch verzeekering in de Kerken , zal de flooping der Lichaam- lyke deelen kunnen verhinderen; door den tyd- en jaaren vergaat immers. al- les, en maakt alle bewaaring vruchte- loos. Eene aardbeeving keert alles ton- derfte boven; eene woeste Krygsbende vernielt Kerken en. graven: hoe wer- den de beenderen der oude Koningen en Keizers door een woest volk te Worm- Speier aan de vlammen opgeofferd! De froffe en overblyffels van onze voorou- ders verftrekken nu misfchien tot mes- ting en voedfel voor beemden en vels den, waar wy ons leevens-Onderhoud door krygen, ter verfterking van ons broos lichaam. Waar zyn de deelen onzer Voorouders van over honderd jaaren 5 eri waar zullen de onze zyn over cene eeuw ? Onze deugden of ondeug- den mogen noch in de roïle des nage- flachts aangeteekend zyn ; en onze fchrif= ten mogen, of goed, of kwaad veroor: Zzad- md BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 103 zaaken : maar van ons lichaam zal niets meer te vinden zyn; en zoo ‘er noch iets van onze beenderen is overgebleven , niemand zal dezelve kunnen onderfcheie den. Ik zoek de beenderen van uwen Vader PuILIPPUS, zeide DIOGENES tegen ALEXANDER, (welke Hem op een Kerkhof ontmoette), by die van mynen- knegt , maar ik vind dezelve niet: om. dat zy alle gelsk zyn. ' Welke ver- fchiillendheden. kundige Befcdhouwers ook aantreffen in de beender en,‚(want een kies of tand van een kaakbeen past in géen duizend andere kaakbeenderen naauw- keurig) , wy moeten met DIÖGENES uit- roepen: zy zyn alle gelyk, op ’t uiterlyk gee zicht Waar toe dan dat bygeloovig en fchadelyk begraven in de Kerken langer aangehouden, en zich dwaaslyk bekom- merd voor de verftrooijing der deelen 2 De wyze en aanbiddelyke Voorzie- nigheid zal het iets, waar uit wy weder zullen voortkoomen „ zonder onze zor- gen, wel in zyne almagtige hoede nee. men; en ten geene dagen, door zyn al- vermoogende hand, zoodanig een vere klaard lichaam ’er weder uitformeeren, _het welk voor eene Eeuwigheid vatbaar zyn zal — En wat aangaat : om de her- _innering des doods in de Kerken, door XIL DEB N | de 194 CORNELIS TERNE, OVER DE de lyken, op te wekken, en daar door ons de fterflykheid, _ onder het Kerk gaan, te binnen te brengen; zulks ís ook van weinig aanbelang: daar wy hier aan gewoon zyn, geeft “het geene aan- doening; te recht zegt de Hoogleeraar TE WATER: dat het bedroefd is, als de waggelende graven Ons zulks moeten indachtig maaken.‘ Alles , wat in de na- tuur is, leeft en fterft, en leidt ons dus tot deeze-gewigtige bedenkinge op ; men heeft derhalven daar toe het bij- geloovig begraven in de Kerken niet noodig. Is men echter op zulke ge- denkteekenen gefteld , men kan dezelve buiten op de Begraafplaatfen oprichten , en deeze zullen misfchien voor die On- aandoenlyke menfchen beter uitwerking hebben : dewyl het iets nieuws en bui- tengewoon zoude zyn, dat natuurlyk de aandacht meer zal trekken “Zot een zesde reden of oorzaak , waar- om het begraven in de Steden en Kerken blyft fland houden, kunnen wy gevoegljk brengen, verkterde hoogmoed, eerzucht, pracht en flatie: om door het henra. Den Lyn, danzien, Fang, deftigheid en #ykdommen te vertoonen , en daar mede by de weereld zich voor te doen, als aren # hen van Jurfen en middelen, die de kos- Eels \ EE EEKE tn rd er a hid ME, 5 SECRAVINGE IN STEDEN ENZ. I95 zen, om in de Kerken te begraven, kun= nen betaalen. Niemand kan onbekend zyn, dat men van alle eeuwen een onbegryplyke pracht en ftatie gehouden heeft, ‘met het begraven der dooden. De gewyde zoo wel als de ongewyde Schryvers gee- ven zulks genoeg te kennen; en alle ceremonien van Heidenen , Romeinen, Grieken, Jooden en Christenen, van voorige eeuwen zoo wel, als van te- __genwoordige tyden, zyn hier van zeke- re getuigen, dat met het begraven der dooden altoos een ydele pracht en hoog- moed heeft vergezeld gegaan; ja het verbranden der dooden, was volgens. TACITUS, alleen eeneeer, welke men aaa heerlyke Mannen deedt, wier as- fche men onder prachtige Gedenkftee- nen bewaarde. “KAREL DE GROOTE “verboodt zulk eene pracht op doodftraf, met deeze woorden: wanneer iemand het lichaam van een overleden men/th, waar de wyze der Heidenen , door de vlam- me zal hebben doen verteeren, en de been- deren tot asfthe verbranden, zal met den dood geftraft worden. —Misfchien zullen onze nazaaten ook noch zulk eene ftren- ge wet krygen, om het Kerkbegraven te fluiten. | N 2 Het \ 196 CORNELIS TERNE, OVER DE Het begraven der leevendigen met de dooden, dat by fommige- barbaarfche Volkeren noch plaats heeft, is niet an- ders als eene doemenswaardige hoog- moed en domme eerzucht; zoo wel als het begraven by ons in de Kerken, niet anders is dan een dwaaze hersfenfchim, en eene verfoeilyke hoogmoed, allen Christenen onbetaamlyk en ongeöor- loofd; ja een hoogmoed, welke fom- tyds ten verderf van Landen en Steden kan ftrekken : zoo wel als alle onmaati- ge pracht en eerzugt altoos geweest is , en altyd zal zyn, ten nadeele van alle Landen —., Dan of fchoon ik de mee- fte begravenisfen als een zekere waxe be- fchouw, zoo moet men nochtans er- kennen, dat dezelve in andere landen veel prachtiger , en vooral ceremoniëel- der altoos geweest zyn, dan by ons. Wy zyn zindelyker , eenvoudiger-en deftiger altyd met de begravenisfen ge- weest, en noch ftéeken wy, inzonder- heid de Amfteldammers, andere landen den loef af. Het begravenin de Ker- ken en Steden is nochtans een point. de honneur, en wordt van ieder een , byna tot ergernis, hooggeächt,. voor deftig ‘en zeer aanzienlyk gehouden; ja onze Overheden, voor welken ik de grootíte F3 Le ach- Te ren \ BEGRAVINCE IN STEDEN ENZ. 197 achting heb en altoos eerbied zal behou- den, zoo lang zy hunne gewigtige pos- ten getrouw. waarneemen, Zyn meest allen, om zonder vleijery te fpreeken, ‚op het begraven in de Kerken zeer ge- dteld; ten minfte zy toonen dit door daaden: daar zy zich zelven en ande. ren, in de Steden en Kerken, laaten begraven, en daar door een doodlyk miasma voor de leevendigen bereiden. Indien de aanzienlyken en Grooten, die geene kosten te ontzien hebben, hunne dooden in Holland meer lie- ‚ ten vervoeren naar het fraaije Kerkhof, op den Scheveningfchen weg, of op de Dorps-kerkhoven ; zoo zoude zulks in- vloed hebben op de Burgers; maar dee- ze zyn meestendeel te zeer ingenomen met, en gehegt aan hunne Grafkelders, en familie graven, waar in zy hunne dooden laaten plaatfen: zy lichten der- halven den gemeenen man, dat hunne zaak nochtans zoude zyn, niet met hun voorbeeld voor, en gaan dien ingebeel- „den hoogmoed niet verftandig te keer. …_ Groot en Klein, Ryk en Arm ach- ten hetgemeenlyk , voor een groote eer , zyne dooden in de Kerken telaaten ver- rotten; ja trekken den neus op, ais men van het begraven op ‘het Kerkhof zi N'3 fpreekt: 198 CORNELIS TERNE, OVER DE {preekt: zoo. wy ons maar voegen by de middelmaacige Burgers, zoo zal men ras opmerken, dat als zy van het be- graven van hunne familie {preeken, zy altoos die den voorrang geeven, welke in de Kerken begraven zyn; en als zy met onbekenden fprecken, zullen. zy altoos, die geenen trachten te verbergen, welk van hunne familiën op de Kerkho- ven zyn begraven: om dat men daar uit a befluiten, dat deeze onvermoo-_ gender, waren geweest, dan. zy zyn: De meeste menfehen oordeelen over het begraven op de Kerkhoven ongun- ftig, en rekenen het voor fchande: een man van Fatfoen zoude men het zeer kwâalyk neemen, als hy zyne dooden, op een. Kerkhof, met gewoone ftatie ; liet begraven; men houdt hem voor een zeer Bizard menfch, of voor een Mi- fanthrope: ik zelfs heb voor eenige jaa- ren daar de proef van uitgeftaan. Van hier dat veele geringe Burgers liever eenige goederen verkoopen of verpan- den, dan dat zy de overledenen niet de fchandelyke eer zouden aandoen, om hen in de Kerk te begraven. ’Er zyn zelfs maar weinige menfchen uit een buurt of familie, welke flegts van eenigen rang of aanzien zyn, die zich verwaardigen een BEGRAVINGE iN STEDEN ENZ 109 een. lyk naar het Kerkhof te vergezels len; Zy Zyn al te zeer op hetf: itfoen Tes, íteld, om met een lyk- naar een Kerkhof mede te. gaan :. onlangs zag ik hier een aanmerklyvk voorbeeld van. Maar als een lyk in de Kerk begraven wordt „dan kan, mên medegangers, genoeg Krys gen: een drom Van aanzienlyke Burgers vers. gezelt het-lyk , en een ftoet van Geeste. Iyken doet ook. den Overledenen de Jaac= fte eer aan, om zyn rottend en ftinkend overblyffel in den Tempei te plaatfen ; even als of het een groote eer is, om ge- tuigen te zyn van een {chenddaad, en mede te gaans om ftinkende aasfen in- Gods Huis te brengen, welke; door de eene. of. andere bykoomende oorzaak; hunne evennaasten kunnen. vergiftigen Ja den-doed veroorzaaken. Men reekent ‚het dikmaals geen fchande, ten minfte men trekt het zich niet fterk aan ; vals de fchulden, van eenen overledenen. niet Kunnen betaald worden; echter wil men noch wel het fatfoen ophouden van Zy- ne familie, om de kosten te betaalen van eene Kerkbegravenisfe. Maar zoude het niet veel fatfoenlyker Zyn, dat geld te befpaaren, en het aan de fchuid lenaaren te geeven 2 Dit prachtig en kostbaar begraven in de Kerken is tê meer vers N 4 derfe JOO CORNELIS TERNE, OVER DE derflyk voor het algemeen , dewyl zelfs ook menfchen zulks doen, welke hun- ne penningen veel beter en nuttiger zou- den kunnen befteden; ja hoe meenige weduwe, die met het verlies van haa- ren man al haar inkoomen mist , en naauw- Iyks eenig vooruitzicht heeft, om zich zelve en haare kinderen te onderhouden , wordt door het begraven in de Kerken noch verder geruineerd: want het is niet alleen , dat de onkosten van de Kerk dan hoogerloopen , maar alles moet naar - evenredigheid dan veel duurder en kost= baarder worden uitgevoerd: als de Aan- fpreekers of Bidders, Draagers, de Rouw enz: kortom alles loopt te faa- - men, om haár geheel en al in den grond te booren. Wy kennen ’er, die om de onkosten van zoodanig eene Kerk-be- gravenis goed te maaken jaar en dag zich in fchulden ftaken. Ik weet wel, dat de menfchen zelve wyzer moesten zyn, maar zoo eene Kerk-begravenis houdt men voor deftig en fatfoenlyk , en ís by de familie in achtinge, derhalven durven __zoodanige weduwen zulks nietnalaaten: want anders fpreekt men ’er fchande van , en zy vervallen in ongenade by haa- re naastbeftaanden. Ongelukkige hoog- moed! verfoecijelyke Kerk-begravenisfen ! Van BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. òof Vän. wat kant men u ook befchouwt, gy Zy ten blyft eert onrechtvaardige beul van ons Vaderland. Het is de post van alle Magiftraaten aan deezen ongerymden hoogmoed perk én paal te zetten: ‘gefchiedt dit, dan zal déeze ootzaak niet lang ftand houden, en hindernis veroórzaaken, om de doo- den buiten de Steden te begraven. Dier- baare Vorst! Waardige Overheden! Ge- eerbiedigde Regenten! het is Uw post daar in te voorzien; de braave en wel- denkendfte in den lamde zullen mitedewer- ken, om het begraven in de Steden en Kerken te doen ophouden en daar door ons Vaderland van dien fchandvlek te zuiveren. Worden 'erkosten vereifcht, om de begraafplaatfen op terichten, en de ‘Kerken te gemoet te koomen’: men kent het braaf ‘charaêter der Batavieren, en ‘de bereidvaardige handen der edel- moëdige Burgers {taan altoos open, om pryswaardige “onderneemingen te helpen bevorderen; ja de Genootfchappen zul- len nimmer ledig zitten, om mede te werken ten beste van Ker k en Staat. Overheden en Burgers! ?er legt geen waare eer in het begraven in de Kerken, maar het is in tegendeel, gelyk wy ge- zien hebben , een God onteerendefchan- N 5 de- 202 CORNELIS TERNE, OVER DE delyke daad, De waare eer beftaat niet hier in, dat men de bedriegeryen , door de Priesters en Monniken eerst verzon- nen; blyft begunftigen ; maar hy , die de- zelve: tegengaat, verdient lof en eer. De waare eer-beftaat niet, in onze gril- len en hersfenfchimmen op te volgen, maar daar in, dat wy onze geliefde en getroetelde neigingen bepaalen, als zy ten nadeele van ons of van hetalgemeen aanloopen. De waare eer en roem wordt door niets anders verkregen, dan door deugd en verdienften; en zy, die zonder dezel- ve, tot hoogheidfteigeren, ftellen zich zelven verachtlyk ten toon. En wie zou zoo verdwaald zyn, dat hy het waare deugd zou noemen, zyne doo- den zoo te plaatfen , dat zyn evenmenfch ‘er fchade door kanlyden? Strookt het eenigfins met het denkbeeld van eer, zyn dood lyk daar te plaatfen, alwaar onze medeburgers geduurig moeten ver= keeten.s, „en hen in gevaar te brengen „ dat ze door den fchadely ken ftank kun- nen befmet, en met ziekten en kwaa- len bezocht worden, welke hen in-het graf fleepen ; om weder anderen nadee- lig te zyn? Laat ik noch eens eene ge- wigtige vraag doen! Is het een Chris= ten 4 , Nn nar tene adt ze 8 Er 4 BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 203 ten wel geöorloofd, om inde Kerken te begraven: daar wy zekere bewyzen, hebben,dat de leevendigen ‘er fchade, aan hunne gezondheid , door kunnen lyden; ja door den flank uxo 8u kunnen gedood. worden? Ik antwoord volmondig: neen, het is den Christen ongeöorloofd, zy- ne, dooden in de Kerken te begraven : want shet ftrydt tegen hét Godlyk be- vel, aan het Ísraëlitifche volk gegeeven; en inzonderheid tegen het zesde gebod: gy. zult niet doodfhaan. Het is immers een en het zelfde, of iemand door een vergiftenden damp wordt gedood, of door eenig ander geweldig middel; en daar wy zulks nu uit de treurigfte gebeurtenisfen, ontegenzeglyk zeker, ondervonden hebben; zoo heeft noch Overheid, noch Ingezeeten meer aan- fpraak, op zulk eene verderflyke. ge- woonte en eerzucht: ten zy men, wil lens. en weetens, een overtreeder zyn wil, der Heilige en Godlyke geboden. Hier koomt noch by „ datonze Godlyke Meester en Zaligmaker, de Heere Je/us Christus „die in de weereld kwam , om onze fchuld: op zich te neemen, en voor onze zonden te voldoen; maar ook tevens om door zyn volmaakt lee- ven ep wandel ons tot een voorbeeld ; van \ 204 CORNELIS TERNE, OVER DÈ van navolging te zyn, ons anders is voorgegaan. Volg derhalven , Christe-= nen! Christus, gelyk i in zyn Téeven en wandel , zoo ook in uwe begravenisfen De dig | laat u buiten de Steden brengen „ even als jesus buiten Jerufatem is be- graven geworden: zulks zal waare eer en roem zyh, des Zaligmakers voor-: beeld na te volgen; dit zal tot een nieuw bewys verftrekken, dat het Christen- dom verlicht wordt; en dat ’er noch waare navolgers van Je/us ook in dit op- zicht aanweezig zyn. Kan 'er nu geen grooter voorbeeld zyn, dan dat van den Heere Je/us : laat dit voortreflykst voorbeeld dan Overheden en Ingezee- tenen genoeg zyn en aanmoedigen, om daar onze eer en roem in te'ftellen , dat wy uitoeffenen, het welk onze Godly- ke Meester zich niet gefchaamd heeft.— Men behoeft daarom geene fchandelyke begravenis te ‘hebben, als Keizer po- MITIANUS , die gehaaten Vorst: Wiens dood lichaam met een gemeene baar door. ‚de Doodgravers werdt weggedraagen. Neen het is billyk, dat wy die edele zucht, om onze dooden ordentlyk te begraven, wel ter uitvoer brengen; ja alle pracht en eer konde volkomen de- zelfde zyn : offchoon dit alles ydelheid is. Dic jn 1 ) bd) zi | ll y BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 205 Dit begreep de groote SALADYN, die, de dwaasheid der menfcheninzien- den na dat.hy Overwinnaar van gehe sel Afien, was „liet uit trompetten: dat hy niets meer. in hetgraf zoude medenee- men „dan een hemd.,-het welk hy.door het leger liet ronddraagen. k weiger: geen,menfch, „welke. het zich: zelven niet onwa ardig heeft, ge- maakt, eene eerlyke begravenis te heb- ben; ook aan menfchen van rang, eer, verdienften en fatfoen, geene eerbewy- zingen by hunne begravenisfe: maar om hun waare eer aan te doen, is niet noo- dig, dat men hen in de Kerken begraaft. Men konde hun immers dezelfde, ja meer eer aan. doen , als men zulks goedvondt: door hen met koetfen , lan- varnen „dubbele draagers , Wapenenen en een ruim gevolg, zoo wel naar een Kerks-kerkhof te brengen, als naar de Kerken ; men konde delyken zelfs „door de „Kerken draagen; of. voor de ‘Kerk „Jaaten {til {taan , ewen gelyk men gewoon is, met een Profesfor te doen, om hem voor de Acadeinie neder te zetten: op die zelfde wyze , konde men de baar of koets, met het Iyk, ook eenige minu- ten voor de Kerk laaten {til {taan , tot een bewys, dat het lyk naar een Kerks- kerk- 206 CORNELIS TERNE, ÓVER DE kerkhof gebragt wierdt. Men konde ook met klokken gebrom , daar dit ge- bruiklyk is, ftatie maaken, en daar voor eenig geld, ten voordeele voor de Kerken, neemen. Men zoude ook een onderfcheid kunnen maaken in het uur van begraven, midts ‘er voor betaald wierde. Kortom ,’er was ftatie en pracht genoeg te verzinnen; en ook middelen om de fchade aan de Kerken te herftel- len, als de Overheden zulks maar werk- ftellig maakten. Ja maar zal men zeggen, de dooden liggen zekerder in de Kerk, dan in het open veld: dit is noch niet beweezen; misfchien zoude ik voor het tegendeel zulke overredende bewyzen voor den dag kunnen brengen, dat men aan die zekerheid geen geloof meer zoude flaan. Hoe weinig menfchen zyn’er, welke noch na hunne dooden koomen zien, als zy dezelve in handen van de dood- gravers hebben overgeleverd ? Men be- hoeft geen groot Philofoof te zyn, om te begrypen, dat fommige Kerken alle die dooden niet kunnen bergen, welke men ’er inftopt, zonder eene te vroege {chuddinge: ’s nachts vervoert men met fchuiten het verrotte hout der kisten; mis{chien wordt ‘er ook wel iets anders me- BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 207 mede verhuist naar de Kerkhoven; en de Kapels-kerk en Wester-kerk leveren, zeer veel en zeer dikwils vragt vooreen buiten kerkhof: trouwens waar zullen ook de beenderen heen. Laaten wy niet roemen op de zekerheid der Ker- ken en Kerkhoven voor de dooden, binnen de Steden: want de liefhebbers der Anatomie, zegt men, plunderen fomtyds de graven. Men heeft zelfs Maakelaars en Kooplieden hier en el- ders in verfche waar. Voor eenige jaa- ren is ‘er noch te Leiden een Doodgra- ver. gegeesfeld , om de mishandeling der dooden; en te Warmond is, terwyl ik dit fchryve, het lyk van JAN COU- WENHOVEN, geweezen boomkwee- ker, natuurlyk verdweenen. Indien in ons Vaderland, en inzon- derheid in Academie fteden, een rui- mere gelegenheid was, om lyken te be- koomen, zou zulks niet gebeuren; vooral als men tevens vryheid hadt, om Iyken te openen, welke aan onbes „kende ziekten of zwanger geftorven waren: zulk eene wet was , myns bedun- kens, een gefchikt middel, om graf- {chendery voor te koomen en tevens nut- tig te zyn. Ja maar zal men zeggen en denken. in de 208 CORNELIS TERNE, OVER DE de vaste en gekochte graven en in kel. ders daar liggen de dooden gerust: dat fchynt zoo, maar evenwel moet alles vergaan, de yzere hengfels en fchroe- ven van de kisten niet uitgezonderd, welke fomtyds verteerd zyn, offehoon de lyken ’er niet lang in geftaan heb- ben. Dan al was ‘het begraven inde Kerken ten vollen veilig voor delyken: eene omwenteling in de Natuur: „eene overrompeling van -krygsvolk maakt een verwoesting van alles; en behalven dit, kan de bouwvalligheid der Kerken, vernieuwing eifchen : waar dan heen met de dooden uit de Kerken? Zal dan elk zyne dooden kennen en te huis haalen ? Ik geloof neen: althans men heeft de- zelve noch onlangs te Zoetermeer maar onder elkanderen ink uilen seftopt. Een voorzichtig Souverain en verftandige » ftads Regeerders kunnen, door hetaan- leggen van goede en wel ingerichte Be-, graafplaatfen , buiten de Steden, die zelfde AAE en veiligheid aan de dooden verzorgen, als binnen de Kerken: in- rd als billyke wetten daar om: trent nagekoomen worden in de uicoceffe- 8 ning. Maar hoe dan gehandeld met de Grafnaalden, monwmenta, en duurzaa- rme graftomben voor verdienstlyke man- nen BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 209 nen en waare weldoeners van Kerk en Vaderland? Zoude men zoo wel niet op eene buiten begraafplaats een ombe kunnen oprichten als in de Ker- ken? De Heer VAN DER GHIESSE N antwoordde hier reeds dus op in zynen tyd, dat zoodanig eene begraafplaats zou Kunnen bevoordeeld worden > met allezulke Byzonderheden en voorrechten , als de Ker- ken hebben: indien een ieder ‚ naar zyn sermoogen , zyn byzonder aanzi enbykeraf, met zyne Wapens en Opfthrift had; ‘of dat “er eenige grafnaalden op zulke gra- Ven Wierden gemaakt, PRINS MAURITS , die Gouverneur geweest is van Brafiliën, had voor zich te Berg en Daal, digt by Kleef, op her kerkhof ‚alwaar hy , geftor- Ven zZynde, den eo December 1679, Oud 75 jaaren, is begraven geworden ‚ een heerlyke Graftombe doen oprichten, Zulks zoude meer kunnen gedaan wor- den: maar boven dien wie Zou een ver- dienstlyk man (hoewel men in Neder- land niet ruimfchootig daar mede is, als het niet uit de beurs der familien koomt), EEN EGTE tombe weigeren in de Kerken; of verhinderen, Zyne wapens in dezel- ve Op te hangen ? Ik denk niet, dat eenig verftandig Rc. gent zich hier tegen zou verzetten, XII DEED. 8) als DIO CORNELIS TERNE, OVER DE als het voor Mannen van verdienfted was, en de /eges betaald wierden. Men …_ zoude dezelve zelfs beter kunnen plaat“ fen, dan nu boven de graven; zoo is, by voorbeeld, de tombe voor den Groo- ten BOERHAAVE, door zyne luiste- ryke Familie, Hem opgericht, boven den grafkelder geplaatst. Men heeft geen doode lichaamen noodig in de Kers ken, om waare verdiensten der over- ledenen met gedenkzuilen te vercieren, Voor de Marfchal van Saxen „ dien groo- ten verwoester en Held, is te Straatsburg een overheerlyk monument opgericht ; offchoon zyn ftofivk deel al verteerd was; en de Heer BLEIZIG heeft, by die gelegenheid, een fraaije redenvoe- ring gedaan, en door den druk gemeen gemaakt; voor den Groofen HUIGO DE cROOT heeft men wel een fchitterende tombe kunnen oprichten; ook voorden grootften der Dichteren JoosT VAN VONDEL; en voor meer andere be- roemde Mannen, offchoon: men niet eens weet, waar hunne Iyken begraven zyn; zoo zou men ook kunnen doen, offchoon de doode lichaamen buiten de Steden waren begraven: zoo zou het veelen ook aangenaam zyn, dat voor den Heere PERRENOT, in de cene BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. zi eenevof andere Kerk: in bikiapes als eed der Eerfte en voornaamfte Voorftanders van de begravenisfen buiten de fteden ; eene sombe wierde. opgericht tot een duurzaam aandenken. van zynen yver. Ik vertrouwe hier mede genoeg, ter beäïntwoording deropgegeevene vr zage a gezegd te hebben. Zie daar! Wel Edele Hoog- ent zeer Geleers de Heeren beftierders van't Zeeuwsch Ge- noonfthap ‚ eenige oorzaaken aangewe- zen ‚waar door “het begraven inde Ker: ken en Steden blyft ftandhouden, en _ geffens eenige middelen aan de hand ge- __ geeven, om die. vuile „ Onredelyke en verwerpelyke gewoonte te doen ophou- den: hoe verre ik aan het oogmerk van deeze gewigtige vraage, en de meening van Uw Wel Edelens beäntwoord hebbe ; zy aan Uw Edelens aanbevolen. Oprecht- « heid, deugd, en waare zucht; ommyn geliefd „Vaderland nutuúg te zyn „ heeft … my hier toe-ap het onverwagtst aange- Zet, om, waar het my mogelyk, eenig nut toe te brengen, ten einde die on- patuurlyke gewoonte, die waarlyk tot oneer is. voor den Christlyken Gods dienst, uit ons Vâderland te doen ver- minderen, ja geheel en al te doen op: houden: dat zeer wel doenlykis, als de O 2 Overs 212 CORNELIS TERNE, OVER DE ENZ, Overheden de hand uitftrekken‚om zulks fpoedig werkftellig te maaken. Vindt men in deeze verhandeling zaaken, die niet allen zullen behaagen , en fommige uitdrukkingen die wat fterkzyn, dit fchry- ve men toe aan den aart van het onder- werp , befchouwd in het Licht, waar inde zaak my voorkoomt, en niet aan eenig oogmerk , om iemand te beleedigen. On- dertusfchen hoop en wensch ik, dat alle Magiftraaten en Overheden zullen medewerken, om dit ongevoeglyk be- graven in de Kerken te doen ophouden, en geenfins zich ftooren zullen aan den tesenfpraak van onkundige menfchen; want het betaamt een wys Regent, al- toos indachtig te zyn aan de Zinípreuk van HORATIUS: Een wyz’ heeft zich * gefnap van *t graauw niet aan te trekken, Wyl onfchuld en verdienst’ hem tot een muur verftrekken. zE AAN- o13 AANHANGSEL Van dAanteekeningen , verzameld uit de NIET GEKROONDE Verhan- delingen, tot nader flaving en op- heldering der GEKROONDE, en gefthikt naar de Bladzyden der Verhandelinge van den Heer VAN LEEUWEN. S 8 ®& 8 ehalven de GEKROONDE VERHAND Ee Ee LINGEN Zyn 'er zog anderen toegee zonden, en daar onder drie, op welke de aan- dacht insgelyks byzonder is gevestigd ; Twee dere zelve, die eenen geruimen tyd, za elkanderen zyn aangekoomen, zouden zeer fterk iz aaz- merking Zyn geweest } om naar den eerften prys te dingen. De eerfle met de woorden? ” Zoolang het rottend Iyks alom befmetting wekt; Gewelf der Kerk, de Grafzerk dekt ; 1s’*zeker, dat de Lucht der Stadt: Het zaad der Pest in zich bevat.” De andere, waar onder ftaat, uit B-de Boch: "Hoe teer gy werdt gelieft , hoe dier gefchat voor heen s Hoe hoog vw Eer uit ww Geboorte is opgerezen; Niets blyft u overig , dan een boopje ftof aileens Dit's alles wat zy zy! Cn TROTSEN zulke len wezen?” 0 3 Bei \ \ ZI AANHANGSEL OVER Beide deeze Verhandelingen waren, op Zich elven geleezen zynde, zeer pryzenswaardig. Maar had men de eerfie doorleezen, en las men, Nasr na de tweede, „dan. v rlevendigden zich eelzins dezelfde denkbeelden. Vergeleëk men die met velkanderen , Zy fcheenen: op dezelfde leest «a zyn pgefchoeid. Waat de hoofdzaak, eerst bivwitsde edelen dat-de gewoonte van Begraven in de Kerken onder ons bZyfk plaats grypen, wordt #2 beide behandeld volgens de- zelfde orde, in vyf ftukken, 1. Oude gewoonte. 2e Eerzucht, 3, Hoogmoed, 4.'t Eigenbelang, 5. Bygeloovigheid. En op dezelfde wijze zyn zy aan elkanderen gelyk in de middelen, die vor weeringe worden opgegeeven. De zaaken, die in de uitbreidinge gemeld worden ; Zyiú wezende yk dezelfde. Verfcheide byzonderbedens zoo in de aagtrekking van Schryveren; Opgaaven van byzondere. aorbeelden, en gevallen; eigene, en zoo ’t fchynt by den Schryver geliefde Mpreek- wyzen, zyù in beide dezelfde, Ondertusfchen is’er ten aanzien van den vorm en fchikkinge eene zonderlinge en opgetlyke. ver; cheidenheid in te vinden, . da aar in,gelegen, dat het ‚geene: in de eerfle „Verhandeling, hier, en daar in den text is geplaatst, ia de tweede is te vinden inde Aanteekeningen; en ook wederom omgekeerd, Ook, wel eens, eene zaak wat vroeger of wat Za- ter geplaatst, in de ééne Verhandelinge dan ia deandersi- Om van andere verwi. deling ea niet te melden, vooral die ia den 7y/ gemaakt Zy, om id dit tweede fluk eene verandering rde van {chryfzwieren in te brengen. ‘Hier uit is het aan ’ Genoatfchap voorgekco=. MEN == en xy | ef DE BEGRAVINGE ENZ. 215 of dat de twee Verhandelingen waren kin- ders wan denzelfden Vader, doch opeene vere fchillende ‘wyze uitgedofcht en op onderfchei- de tyden afgezonden , welligt om zoo wee kanse. Jen te hebben; in vermoeden „ dat de Beöordeee ders de Oorfpronglyke wezens trekkeug niet zou- den konnen onderkennen. Ten waares -z00 de opfteller van Beide de ftukken dezelfde wan res hy het laatfte als eene verbetering van het eerftes met intrekkinge van het eerfte, had wil- len toezenden: doch daar van is geen blyk geweeste Of dat iemand , welke des Schryvers opgeftelde ge- {chreeven Verhandeling als vriend, had gelee- Zen, die, buiten deszelvs weeten, ter kwaader trouwe, eenigzins had verhanfeld, en zoo als eigen werk aan % Gerootfchap gezonden, Om ook met een’s anders vederen gedekt, naar den prys te dingens _Altans het Genootfchap heeft niet konnen befluten, uit hoofde dier onzekerheid, de eene, of de andere van deeze twee ftukken, in aan- merkinge te neemen, tot het toewyzen vaa den prys, als buiten ftaat zynde, over de wagre re- den van deeze gelykhetd, naar, waarheid te oore deelen. Echter heeft het zelve ten nutte van het gemeen, wel willen gebruik maaken van eezige byzonderheden ,‚ welke. deeze beide gefchriften zy afzonderlyk of beide te faamen hebben , en in,de gekroonde Verhandelingen of zret „ of im- mers wiet op die wyze worden aangetroffen, De derde Verhandeling s heeft het Genootfchap “zeer behaagd, en fchoon ’t geen daar in bevat was, voor 't meest in de gekroonde Verhande= lingen wordt gevonden, is de Schryver, (die O4 ge: 216 AANHANGSEL OVER . gebruikt had, de Staats Spreuk: Concordia res parva Crefcunt) ter aanmoediging verzocht, zynen naam te willen bekend maaken en te ge- lyk goed gevonden het een en ander, uit zyne Verhandelinge, in dit Aanhangfel Over te nee- men; zynde uit het antwoord op dat verzoek gebleeken, dat de Schryver was De Wel Berw: Heer JOHANNRS KUYPERS MARTINET, toen Proponent te Zutphen, doch tans Predi- ‘ kantte Bergen by Alkmaar, @ 8 5 AANTEEKENINGEN. By Bl 6 BEWEEZEN. Behalven de $chry- wers hier te vooren op ble 7 aangehaald, wor- den nog opgegeeven, in de Verh. Zoo aug het Rottend enz. de volgende F: van der Ghiefen , Distert. Jurid. de jure Se- pulturz. Lugd. Bat. 1706, F: Habermann. Disfert. de Sepulturis innoxiise Vienne 1713e Nice Corn, van Cleeff, de eo quod Exequiarum ratione in jure obtinet &c. a Mai 1776, Traje ad- Rhenum. f Bernh.de Moor, in Comment, perpetuo ad Marck. P. vre C, 34. Pe 7049 705 Gisb. Bonnet , in Specim. Hiltor. de Causfis fù- perft. inter Christianos. 3 OCt, 1753 Ultr. $ 17e 3 | 4 8. Pe 47» 4 di DE BEGRAVINGE ENZ. 217 Les Lettres fur la certirude desfignes dela Mort du Grand Louis; Paris 1752. | Memoire fur Fufage, ou Pon est d'enterrer les morts, dans les Eglifes & dans Yenceinte de villes, par Marret. Dijon 1773. Disfertation relative au droit canon , fur la neces- fite de placer les cimetieres hors,des villes, par MM. offman. Franf, fur POder 1776. Reflexions fur les abus des inhumations, de Moní Naviers &c. | Recueil des Pieces, concernant les cimetieresde la ville de Verfailless Paris 1774. C. van Alkemade, Ceremonieel der Begravenis- fen enz. Hoofdd. 19. Je ie Frank van Berkhey, Nat. Hilt. van Hol- „land 1u D. St. 19. Algemeene Vaderl. Letteroeff. 11 De Ne re Meng, ‚Werk. bl, 34—374 EN Postryder , en Europe Staats Seeret. van 1776. F. van Spaans Proeven der Potufche Mengels ftoffen- 7. De bl. LOog—r32. van ’t Genoot- fchap: Kuastliefde fpaart geen Vlyte Alle dezelfde Schryvers worden ook genoemd , in de Verh. Hoeteer gy werdt bemind enz.,doch waar by nog gevoegd wordt, Befchryving van „Leyden door F.van Mieris-1 Ds bl. 52. .en Hie D. bl. g5a. meldende de orde van * Ge- recht dier Stad, tot weertng van kwaade lucht en de snfeltie, die de doode Lichaamen zou den mogen caufveren, in de Kerken, Bl 8, Dat de fchadelykheid vry algemeener- kend zoude zyn gelooft de Schryver niet. Op dit luk wordt in Cozcordia res Parve &c. aan- gemerkt: dat de bewyzen en proeven door Ge- | Os ARR Jeer RIJ AANHANCSEL OVER leerder opgegêeven, weinig of geen overreeding op ’t gemeen gemaakt hebben, en derhalven, dat op de meeste’ plaatfen', niemand daar toe overhelt;- maar in tegendeet, dat hèt gemeen, ‚zoo ’t aan „hunne: kéuze ‘wierde gelaatea, zich daar tegen verzetten zoude, altans niet geree- delyk verkiezen, de dooden buiten de Kerken in de openeluchtte begraven. Dit doet den Schry- ver oördeelen, dät de eerfte groote hinderpaals tegen eene betere wyze van begraven, moet ge. zocht worden ‘iz het miet genoeg werlichtte en overtuigde Gemeen; *t welk geen de minfte poo- ging aanwendt tor verandering, of eenige genes gecheid daar toe laat. blyken. Bl. g. geavery. Nopens de twee Voorwaar. den, welke de Heer Hervey vorderde, en in de Aant. (m) op bl. ge ea ro. gemeld zyn, wordt opgemerkt, ten aanzien der eerffe Voorwaarde : Als ‘er zorge gedragen wordt, dat zy [te we- ten, de begravenisfen der Lyken in de Kerken] geen hindêr kunnen doen aan de grondflagen van bet Gebouw. Dat zulk eene zorg noodzaaklyk zy; Dit toont het voorbeeld van Hitlegondsberg „een uur van Rotterdam, daar men in jaar 1764. ontdekte, het /Chewren der omuuren en zakken der pylaaren van het fraaje Kerkgebouw, —Wan- neer *t by onderzoek bleek, dat de Doodkisten onder de pylaaren en muuren door, waren bee graven, zoo zelfs , dat fommige kisten, buiten en binnen de Kerk bevonden werden. Dies men, met gelukkig gevolg, alle vermogens te faamen Ípande, om eene geheele inftotting van dit Kerkgebouw voor te koomen. pe “En wât de tweede Voorwaarde belargt: Di DE BEGRAVINGE ENZ. 219 de fchadelyke witswaasftmingtnvan hèt verrotten de pleefch werhoed worde in de Kerken. Wordt. gezegd: dat dit genoegfaam om veele redenen” onmogelyk zy 3 en dat dit de bron is van bet kwaads dat juist wordt gevreesd. «Zoo daf, in= dien ’er deeze zwaarigheid niet ware , mên alles te boven zoude zyn, ‘en’ niets te duchteù heb- ben; zynde dit (tuk door den Heer TE WATER(a) in helder daglicht gefteld, en ook door zya Hoog Eerw: het oordeel van Ri veTus(b) op bl. 661 em 662 aangehaald, en uitgetrokken. Men vraagt verder of het te beilyken iss dât men eene Gode geheiligde plaats , door rottende en tot ziekten, zoo fpoedig gelegenheid gevende Lichaamen aldaar te begraven, ontreinigt? of 'c wel beäntwoordt aan Tt voogmerk van Gods=" dienttige t'laamenkomften, ‘dat men aandoenly-- ke menfchens door ’ begraven in de Kerken’ uit dezelve verbant? Dewyl dikwerf de gedachte ten van menfchen, door *t gedenken aan Echte genootens Ouders, Kinders, Vriendenenande=" re dierbaare panden, aldaar begraven liggende; worden afgetrokken en de aandacht wordt ver- ftrooìd en gehinderd; ja zelfte dikwils lang moeite. gebaard „om zoo veel op. zich zelven te ver winnen „ dat menin zulk eene plaats-den Godsdienst kan by woonen. Ook zyn'er niet zelden hevige gemoeds en Lichaams aandoeninge door verwekt. Le Frank van Berkhey verhaalt ooggetuige geweest te zyn, dat eene zwangere Vrouw,op aanraden van * haare vrienden te Kerk ging, daar onlangs haar waarde manswas begraven , met dat gevolg, dat zy - ZOO= (a) Verhand. van % Zeeuwfth Genootf. mv. D, bl 653. | (5) in Gen. C. zrvm. Exereit. 172, 220 AANHANGSEL OVER zoodanig werd aangedaan, dat haar de arbeid ontydig overviel, en zy inde Kerk dood bieef.(c} zeer uitvoerig heeft zich over deeze fchadelyke . beid uitgelaaten 5. van Loes in de 6 zyzer Leerredezen bl, zog—z21te Ten opzichte van deeze fchadelykheid, moet voor al in aans merkinge koomen, dat men ìn tyden van be= fimettende Ziektens, door het begraven der Ly- ken van menfchen aan die befmetting geftorven 9 in Steden en Kerken, de levende en gezonde in gevaar brengt, om door dezelve ook te worden aangetast. Hoe was ’t met de Ziekten en Sterfgevallen, die ‘er ’er in jaar 1779 in ons Vaderland heb- ben gewoed? Te Harlingen en Arnm heerfchte de Roode loop. zoo, dat ’er in twee maanden 453 meníchen begraven werden, daar “tanders maar 5o was. Oos naar Leeswaarden en Fra- neker kwam de Ziekteover. Te Groningen waa- ren weeklyks de Doodea 6o, in de plaatfe van 12 à 15 menfchea. In Drenthe heerfchte de Gal- koortfe, en-te Kampen fùerven veele-menichene In Gelderland woedde eene befinettelyke Ziekte en in de Meijery wan ’s Bofch een befmeitende Roode loop. In de nabuurfchap van Deift en Rof= terdam, was een buitengewoon aantal van epl- demifche galachtige Herfstkoortíen. Tot weering der uitbreidinge van zulke on- heilen, past het alle maatregels van voorbehoeding by- de hand te neemen; . Voorbeelden van ge- noomen voorbehoedfels zyn 'er veele in Vrank- ryks Engeland, Rusland, Zweeden, Denemar- ken en elders. Ook in onsgemeenebest, zyn die dikwils aangewend; in t jaar 1664. en Toon ce- (5) Nat St. ven.Holland, zi. D. rg. St. bl, 1989° DE BEGRAVINGE ENZ. 22} deeden ° Eands mwaderen by de wvoornaamfte Steden Pest- of Zrekenbuizen bouwen , die na- derhand in den Oorlog van 1747 en 1748. en nog onlangs na den Zeeflag op Doggersbank , den 5 Augustus 1782, zoo wel te pas kwamen, om de gekwerften te ontfangen en van het nodige te verzorgene Wat heeft de Raad van Staaten, zoo ras ’er eenige ziekte onder *t gemeen voorkwam, in de Metjery van *s Bo/ch, geen gepaste maatregels geaoomen ? Zoo als ook, door de Staaten des kwartiers van Nymegen, voorbeeldig is gezorgd, in de Bpidemifche Ziekten te Maurik. Daar nu gee bieeken is de fchadelykheid der uitwaasfemingen van Lyken, om de pernicieufte en gevaarlykfte Ziektens uit te breiden, hoe zeer moest dan tot voorbehoeding de*begraving der Lyken in Ste- denen Kerken worden geweerd. Dewyl'er niers vermogender is om den menfch te verzwekken, bloed en vochten te ontaarten, te ontbinden, en aile de vermogens ook van den fterkften te ontzenuwen, dan het verkeer in eenen damp- kring door mephitifche en rottige uitvloeifels beladen. Waaromdegroote H BOERHAVEN zegt: indien ’ allergezondfie menfch, by geval op dat oogeablik tegenwoordig was, als de ge- zwolle rotuge buik, van een groot verdronken dier openbar{ítte , by zoudeteritond met zoo een finkende lucht omvangen worden, dat hy in bezwyming vallen, en den geheelen dag met eene kwaadaaruge walgingfukkelen zoude. Zoo /anz bet Rottend enz. Alsmede: Hoe teer gy enz, Bl 12, BRUINISSE. Andere gevallen van 222 AANHANGSEL OVE el dien Aart, worden door j» A. UNZERs inde Arts 1 De 47. Vertoog ; vooral bl. go=g4. ge: meld. Ook heeft de Heer Ta. SCHWENKE; fchryvende over de voortplantinge der kinder- ziekte zich dus uitgedrukt: * Wat zal men zeg= gen van onze Kerken, daar men de menfchen, begraaft; zoo dat fomtyds die geenen, welke yzen, als zy. maar, aan de pokjes denken, nochtans turen doorbrengens boven de on- zichtbaare uitwaasfemingen van Lyken , die kort te vooren aan _de Keuderziekte geftors ven, en ‚aldaar, begraven zyn”, Hy brengt een voorbeeld by van eenen man, die 30 jaa“ ren geleden aan de Kinderziekte geftorven was, wiens graf geöpends en de daar in nog gave eiken kist, door den Doodgraver met zyn {pa doorftooken wordende, ’er wel ras zulk een, vreesiyke ftank uit voortkwam, dat zy de geheele Kerk te Chelwood befmette, zoo dat 'er eerst 14 en binnen 3 dagen tot 3o menfchen, die de begravenis van een aanzienlyk Lyk, *t welk in dit graf moest bijgezet worden, hadden verge- zeld, door de kinderpokjes werden weggeno- men. Zie Inenting der kinderpokjes by A. 4r= renberg te Rotterdam 1717. Zoo lang het Rote tend lyk enzs en Hoe teer Zy enZ. Bl 13. Verveelende uitwaasfemingen in de Kerken , va de begravenisfen. "ir isgeen Kerk vooral in de groote Steden gelyk Loxdes, of men wordt ’er eene befmette vunfige reuk ges waar in bedompte dagen» wanneer de Lucht de noodige doortogt mist. … Wie maar een weinig ervaaren ìs, in de natuurkunde, weet, dat de Lichaameas die verrottens eene verbaazende mee. ahd vee DE BEGRAVENIS ENZi 223 , 1 M «el =i 7 ie Vn Tal s fz meenigte veerkrachtige vloeistoffen uitwaasfe- men „ beftaande uit rottende deeltjes „welke, zich met. de Lucht verméengende , ‘dezeive bederven, „Uit de Recherches libres Sc, Zoo Larzg het Rots tend Lyx enz. d _ In eene voorname Stad der Republyk is eene Kerk, voorzien met 4 groote Kelders , bekwaam Om ieder roo à 150 Lyken te konnen bergen.— Dan weinige jaaren geleeden onderwond men zich; om dezelve te doen ruimen ; maar ziet $ ééne Kelder geöpend zynde, ontdekte men mil hoenen van zwarte vliegen; en kakkerlakken(d) 3 deeze werden zoo geweldig door de Kerk ver- fpreid, dat 'er een iegelyk geduurende den Gods- dienst over klaagde, Ja het ging zoo verre, dat by de bediening van het H. Nachtmaal het brood als bezaaid en de beekers als overtoogen waten met dit ongedierte, _ De rondsom lig- gende wooningen leden hier door geen gerin- gen ooverlast. Men vondt goed geen verdere poogingen tot ontruiming aan te wenden; en deeze Kelder wel en dicht te fluitene Men opende eene andere Kelder, dan de uit. komst was ruim zoo erg als de eerfte, ’er wers den verfcheide middelen ter verdelging dezer in- felten, doch te vergeefs aangewend. … Dus is deeze Kelder toen, als de voorige geflooten, en men heeft tot heden geene durven ontfluiten, Hoe teer gy werdt enz. Predikanten ruiken dikwils ’s Zomers, onder het verrichten van hun werk, den ftank ‘der Lyken in de Kerken. Niet lang geleden ver. > \ haal- _() Eenige jaaren geleden, had men in de Oost= kerk te Middelburg ook hinder van, foortgelyke ins febben. 204 AANHANGSEL OVER haalde my een Leeraar in eene voornaame Va- derlandfche Stad, dat men des Zaturdags mor- gens ten 4 à 5 uuren een mênfch begraven had, die aan de Waterzucht geftorven was; dat uit ‚de kist eenige droppels, onder het draagen naar “het graf» gevallen waren; dat men de Kerk om den frank te doen verdwynen den geheelen dag had gelucht; dat dezelve echter des Zon- dags morgens, noch zoodanig ftonk, dar ge- melde Leeraar, by het vroeg inkoomen, zuiks aanftonds riekte, en den koster op {taande voet by zich deed koomen, hem vraagende van wat Lyk die ftank was, en waarom hy de kerk niet had gelucht?» De man betuigde zyne onfchuld, zeggende, terwyl by de nog zichtbaare blyken der droppelen uit de kist gelekt aan den Leeraar aanwees: dat hy niet alleen den geheelen Za- wrdag de Kerk had open gezet, maar ook dien morgen reeds ten vyf uuren dit gedaan had, maar dat de ftank daar door niet te overwinnen wase Concordia res &c. BL ra. Gewoonte hunner Voorouders, Gee woonte is eene aangenoomene wyze, om ietste doen of te lyden; en is dus goed of kwaad , naar maate de zaak, die men gewoon is te doen, goed of kwaad is. Doch als de gewoonte, zy goed, * zy kwaad, eens is ingeworteld, wordt ze als de tweede natuur; zy houdt vast, en de menfch is ’er niet ligt van af te brengen. Ovt dins fchreef: Nil confuetudine majus - Niets gaat de gewoonte te boven. En Augustinus: Vincere confuetudinem dura est pugna, De ge- woonte te overwinnen is een harde ftryd, Het begraven binnen de Steden en Kerken on- zer DE BEGRAVINGE ENZ. 225 zer Republiek is eene overoude gewoonte; one ze Voorouders, eenvoudig zynde, en in die padeelige gewoonte minder doorzicht en geen denkbeeld van het fchadelyke. hebbende, hebben dezelve gevolgd: En fchoon men nu roemt meer verlicht te zyns men houdt zich echter aan de oude gewoonte. Poogt iemand de tyd= genooten met klem van redenen te overtuigen, van de fchadelykheid deezer gewoonte; ras is “t antwoord: men moet de oude paalen niet te rug zetten ; wy moeten oude gewoonten niet vere anderen ; onze vaders hebben *t zoo veele jaaren alzoo gedaan, waarom zouden wy het anders doen? En dus blyft men onaangezien alle reden, de gewoonte aankleeven; alleen, om dat het gewoon is. Zoo lang het rottend Lyk. En Hoe teer gp wordt gelieft enz. Bl. r4. Navolging van anderen. Behalven de voorbeelden by TE wATER, en hier in de Aanteekeninge (p) opgegeeven, wordt ook de Bredafche ReCtor scHONK geroemd. Coe cordia res &c. : Bl 14. Aante (p). PERRENOT=— by Sches veningene Begeert men luisterryker Toonbeel- den , men vestige de aandacht op de Be. graafplaats, die Prins Maurits, Gouverneur van Brazil, zich te Berg en Daal, had doen vervaardigen, en in welke hy den 22. Decem- ber 1679. buiten eenige Kerk of Kerkhof is bee graven (e). Maar dat alles overtreft , is,’ dat Hua Ed: E Mog: (€) Nat. Hift van Holl. door Berkhey ri. D bl 1990. en de afbeelding in CJ, Brui Cleef fche en Zuidholl. Arcadiabl. 34, 35. 226 AANHANGSEL OVER Mog: de Heeren Gecommitteerde. Raaden van Hoiland, aan den Heer PERRENOT, Domein raad van. Zyne Doorl, Hoogheid , benevens eeni- ge andere Heeren voor circa zes jaaren, heb- ben toegeftaan eene plaats in de Graaflykheids Duinen, om aldaar eene begraafplaats voor zich “en anderen te mogen flichten, welke hun ook in Chyns uitgegeeven is, om te beheinen of te bemuuren. _Deeze plaats is groot negen vier. kantte Rhynlandíche Roeden, aan de westzyde der Schevening{che weg, dig by *t Dorp ge« legens omringd met eenen {teenen muurs ter hoogte van ruim g voeten, Binnen dit muurwerk Zyn aan weerskanten 15 gemetfelde Grafkelders, bekwaam om in ieder drie groote lyken te bergen Aan de Oostzvde, tegen den weg, isde Poort ; boven dezelve is eene Antique lyk-bufch, en in de corniche: TER NAVOLGING Alledeeze Grafiteden zyn gedekt met blaauwe zerken, op welke men naamen, wapens enZe kan ftellen ; terwyl die van den Heere A: PERRENOT reeds het volgende byfchrift draagte Exuvie jactaut putres procul Urbe: Nocebams Quinemint pru- dens, Noceam ne Alortuus opto. “Saat is: Myne rottende overblpffels moeten verve van de Stad liggen; daar ik (levende) vermydde iemand te benadeelen, wenfch ik ook zulks na myn dood niet te doen, Volgt nu eene Lyst van begravene op de Be. graafpiaats ter navolging by Scheveningee 1780, Den 11 Mey Johanna Mabella Adelaïde Singendonk. Den 24 Juny Baron P, A» de Huibert, Heer van Kruiningen, 1780, DE BEGRAVINGE ENZ. 227 1780. Den 5 Augustus Alida Verfteeg, gebo; ren van Westreenen. e= Den 17 Oftober Frederik Salomon Tavel, 1781. Den 15 October, Abigaëlt Antonia Mare celis, 1782. Den 14 February, Cornelia Colombyn. —— Den 23 Maart, Jofina Loef —_ Dea 15 Juny, Johan Willem van Haar; 1783e Den 5 july, Abrabam Kruyte 1784. Den 12 July, Mr, ABRAHAM PERRENOT, e= Den 28 October, Stephanus Jacobus Scheltuse(f) Zoo lang het rottend Lykenz. Alsmede: Hoe teer Zy wort bemint. Bl. 15. Aant. (p) Te Zuilen by Utrecht. Te ZUILEN een der. vermaakelykite oorden in de Provinue van Utrecht, heeft men onlangs, on- „der de goedkeuringe van de Ed: Mog: Heeren Staaten dier Provintie, zoo door de Regeering als de overige Dorpelingen eenpaarig beflooten, om de dooden zonder onderfchcid buiten hee Dorp te doen begraaven. De Wel Ed: Geb: Heer en Vrouw van Zuilen, zynde Thuil van Serooskerken, als loflyke voorgangers, hebben hier toe een fluk lands gefchonken, ten bewy- ze hunner goedkeuringe, en om ook zelve ale daar te worden begraven. Terwyl het begras ven in de Kerken aldaar is werboden. Deeze plaats. is omringd met eenen fteenen muur, en ben en 2 vers Cf) 1786. Den 3 Juny is des morgens weder een Lyk aldaar by gezet van Vrouwe DEBORA ALET- TA BOOT; » Huisvrouwe. van den. Heere Profes- for, en Emeritus Predikant in ’s Hage NicoLAas BARKEY, 923 AANHANGSEL OVER verfierd met eene Poort, waar op te leezen Hat: WY LEEVEN OM TE STERVEN, Zoolang het rottend Lyk enze Zoo ook: Hoe teer gy wort bemint enz, De Inwoonders van het Vaderlandfch Alem, gelegen by de Schans St. Andries, niet verre van Bommel, hebben, nu al zedert veele jaaren hunne dooden in hunne Hoven ter aarde be- fteld, om dat de &ivier de Maas hun Kerkhof heeft weggefpoeld , en er zedert niet gedacht is (zoo veel wy weeten) om een ander Kerkhof toe te (tellen. Corcordia res &c. Bl. 15. Aant. (p) CAPELLEN TOT DEN POLL Schoon deeze Heer is overleden, en ’ verzoek te Zwolle 1779. geen gevolg toen ge= had heeft, (bl, 55.) Echter is de Familie van de CAPELLENS lang voorneemens geweests om een buiten Kerkhof voor zich te ttichtens nu meen ik; is bepaald, het zelve op de Heide, tusfchen Zutphes en Gorfel te maaken, waar in men eerst zal overbrengen het Lyk van den ver= dieuftelyken Vaderlander j De VAN DE CAe PELLEN TOT DEN POLL, (die nu in een looden kist, tot dat einde is bygezet , in de Graf= kelder dier Familie, in de Kerke van Gorfel ;) En dan zal ’er tevens, een pragtig gedenkiee- ken, voor hem opgericht worden. Gaan myne berichten zeker, dan zal men de poort enz. van dit byzonder Kerkhof grootfch maaken , ten voor- beeld van anderen. Len werk, dier Familie in der daad waardig. Concordia res &c. Bl 16. Het onbetaamelyke en fchadelyke enze wort miet erkend, om dat men van het ie ea dyke EER DN ANN AES ij ez DE BEGRAVINGE ENZ 229 Zyke niet overreed is. De Schryver van Hoe teer Zy EenZe laat zich dus uit: Aan wien is ’t onbe- kend, dat het luisterrykfte Pronkftuk van de Waereld, zoo verachtelyk en afzienelyk wordt, na zynen dood, dat de overblyvende huisgenoo- ten, wel dra bezig zyn om bederf wederftand biedende middelen by de hand te neemen. Ja zoms gevoodzaakt worden, vroegtydig den doo- deu te den kistens om alle onheilea voor te koomen? intusíchen de dag der begravinge is daar, (welke by veelen meer dan te lang wordt uitgefteld) wanneer niet zelden door de Lykdra= gers en Doodgravers, op dientyd , de naaste by het Lyk zynde, al fchoon de kist we/ is bezorgd, echter noch eenige voorziening moet worden gedaan, om de onaangenaame reuk te voorkoo- men of liever af te weeren. Men nadert allengs-. kens tot aan het Graf; het Lyk daalt in de groee ve der verteeringe; het bederf klimt ten top‚de vlugge uitwaasfemingen der verrottinge kunnen naauw!yks beteugeld worden, maar dringen door ‚de kist als % waare heen, uitwyzens derzelver gewaarwording; het mulle zand of losfe aarde is niet vermogend dezelve tegen te houden; de reeten, fpleeten en fcheuren der aaneengevoeg- de zerken of tegels zyn als zoo veele ontlastbuie zen, om deeze rouige uitvloeifels, in en metde Dampkringlucht der Kerken te vereenigen, te befinetten, en de fchromelyktte gevolgen voor de menfchen te doen ondervinden. Die onaan- genaame vunzige reuk, dewelke men voor al in geflootene Kerken aantreft, overtuigt ons ge- noegfaam, dat 'er chadelyke en romige deeltjes, uit de Graven opgelteegen, aanweezig zyn. Wie weet hoe meenig meních ’er daaglyks het P 3 be- 030 AANHANGSEL OVER eginfel eener rottige of kinderziekte, ten kose ten van zyn dierbaar Leevens of die zyner gêe Jieflte panden en Huisgenooten in de Kerk ger haald heeft ? En hoe gaat het, Helaas! met het begraven der dooden op de Kerkhoven en Bolwerken bin- nen de Steden? Als men de waarheid zal huilde doen, kan het dan in de daad wel begraven ge- noemd worden» worden de kisten, niet maar als pakken op elkanderen geftapeld? wordt er wel genoegzaame aarde of zand over de Dood- kisten geltrooid en dezelve 'er mede gedekt? Was het niet beter, dat mee fomtyds zeide : men heeft eenen dooden op het Kerkhof te droogen gezet, dan begraven? doordien men wel’ de doodkisten genoegfaam ontbloot, en maar met eenige losfe planken,“ en daar na met geen ge= noegfaarhe aarde gedekt, aan de brandende zon- rieltraalen op de Kerkhoven, bloot ftelt; waar in hoogaadigt voorziening gevorderd wordte My is bekend eene Stad in de Republiek; voors zien met drie Kerkhoven; Het eene min het’ andere meer, met wooningen omringd, die ’er met raamen en’ venfters op uitkoomen; dan, voor al by Zomerhitte, fchroomen de bewoo:- ners dezelve te openen, van wegen de Onaan- gendatme lucht, die ’er van buiten indringt. Is nietvom dezelfde reden, en tot voorkooming van’ befmettelyke Ziekten té Am/lerdam, in de voorige eeuw het Kerkhof van de Westerkerk’ verplaatst} Voege hier noch by iets uit eene Am pliatte op het begraven in de Bölwerken der Stad Leyden: ” Die van den Gerechie der Stad Leyden in ervatinge gekomen zynde, dat onder andereri wel is Komen te gebeuren, dat d aen is | _ftor- DE BEGRAVINGE ENZ. 231 ftórvene Lichaamen niet genoegzaam met aarde overdekt zyn geworden, waar door dan eene aflchuwelyke en infecteerende flank daar omtrent werd veroorzaakt, hebben tot verbetering ge= ordonneerd, onder anderen, dat de bovenfte doodkisten, ten minften drie voeten hoog, met zand of. aarde moeten bedekt worden, en dat wel den zelfden dag, zonder uitftel op eene boe= te van so Guldens énze” Zie 7. van Mieris, Befchre van Leyden, bl. 953, 954e. Noch kan men leezen, een fchrikwekkend bewys van de fchadelykheid der Kerkhoven binnen de Steden in de Nieuwe Gen. Nat. en Húishoudkuidize Jadrboeken 5 De 2 Ste of Noe 26e Hoe teer zy wert XC. _BL 16. Bygeloif. De Hoog Eetw: Heer as BONNET, heeft nog op de Hoogefchool zyns. de, eene Gefchtedkundige proeve ver deedigd over; de, oorzaaken van ’t bygeloof onder de Christe- den, en meldt: ” dat het begraven in de Ker- ken afgeleid wordt uit, of door de bygeloovige heid der Christenen, door welke zy wilden, dat - hunne‘ doode Lichaamen, digt by de Lichaa- men, der Mactelaaren gelegd wierden, op dat zy ‚by God door de gebeden van zoodanige voors treflyke voorfpraaken, des te krachtiger zouden geholpen worde,” Behalven welke bygeloóvig- heid, noch veele anderen, omtrent het fterven, en begraven, zelvs wel onder Hervormde Chris= tenen gevonden worden, als by voorbeeld. om flegts weinigen uit velen te noemen: het neder- zetten. van een Lyk voor iemands deur; het huilen van een’ Hond, of het uitkrabben der aarde met de pooten, voor iemands Huis; hec 4 kraais hi 252 AANHANGSEL OVER kraaijen of vliegen van vogelen ; de zoogenaamt- de kleppertjes, (door houtluizen veroorzaakt) ; het kraaken of klappen van deuren; eenig on- gewoon geluid; zelvs ook min gewoone bewees ging van muizen en rotten op zolders of daken ; ’ vallen van een fchildery, ’ berften of vallen van een fpiegel ; ja zeker bepaald getal van men= fchen aan eene tafel enz. enz. Zoo lana het Rottend enz. Hoe teer gy wordt enzo In overoude tyden pleeg men meer eerbied dan nu aan de dooden te bewyzen, toen men de aarde, waar in zy gelegd werden, wydde en heiligde, het zy om hen te eeren, of voor de geenen, die men daar in gelegd had, of leggen zoude nuttig en heilig te maaken, Daar dat By- geloof grond won, en men prys (telde om niet ver van zyne geliefde vrienden te weezen en gelegenheid te hebben, om aan hun beter te ge- denken, of by hunne graven te bidden voor hunne Zielen, (dat beter in een Kerk, dan bui- ten in de open lucht, ver af kon gefchieden), wonnen zoodanige begravenisfen in de Kerken meer velds, en die gewoonte werd zoodanig diep in de gemoederen der menfchen ingeprent , dat hun geen plaats gefchikter fcheen, dan de dooden te begraven in Kerken en aller{taatelykite gebouwen aan God en den Godsdienst toege= wyd; dus werden zy, ook na hunnen dood als “t waare meer geëerd, en zy lagen op de veilig- fte plaats waar men alles heilig keurde. En denkt het gemeen, al is het Protestantíchs nog in deezen tyd, zoo ten deele niet? Wy hebe ben arme Lieden gekend, die in hun leven Zoo veel opfpaarden, als ’er noodig was om gen graf in de Kerk te hebben, en na hun- nen rl EN nee _DE BEGRAVINGE ENZ. 235 nen dood daar gelegd te konnen worden. Coz- eordia res &c. Bl. 17e Voor Christenen gepaster. „ Doch ten onrecht, want de eerite Ghristenen begroeven hunne dooden in de open Velden, Hoven en aan de wegen; dan, on.ler de latere „bristeneng is het begraven in de Kerken allengskens inges floopen, en wel op voorgang van Keizer Coz- flantyn. den Grooten, welke gewild heeft: dat by in de Kerk der Apostelen zoude begraven worden, die hy met dat oogmerk gebouwd had, op dat de Keizers en Bisfchoppen digt by de overblyffels der Apostelen zya zouden. So erates Libe Te Cap. Ult. P. 7ó. Dit voorbeeld (zoo als ’t niet zelden gaat); wierd ras doorde _ Aanzienlykften, en daar na door den minderen rang der Christenen, hoe zeer ‘er ook tegen gee yverd wierd, gevolgd. Hoe zeer gy enze Zoa tang bet Rottend enz.(g) Bl, 18. Begraven buiten Steden en Kerken houdt mem voor [chande, De oorzaak ligt in de eerzugt en hoogmoed der meníchen, die zich zelfs tot den dood ea begraving uittrekt. Stond het veelen in hunne magt, zy Zouden de doo- den in de eerfte en kostbaarfte Kerken, met eene praal boven hunnen {tands trots den bes- ten doen begravene Boven dien een aantal men- fchen rekenen het als een byzonder voorrecht, dat hunne Ouders en Bloedverwanten , juist in ééne en dezelfde Kerk begraven zyn, en zouden het hoogst misdaadig reekenen, zoo iemand Ps han- (2) Men vergelykt Cave eerfte Christendom , Utr, 1692, bl. 551. dj \ 834 AANMHANCSEL OVER hunner nabeftaande in eene axdere kerk gelegd wierde. Loutere onkunde , dwaasheid, ‘en dwaaling, “uit eerzugte Wordt iemand al eens daar van overreed, ras Ípringt men te 2 Tug; men heeft zich nader bedacht, men wil niet byzon- der zyn, Vader, Moeder, Broeder enz, jat ge- heel geflagt isin die ééne Kerk begraven. „Deeze moeten nu niet minder eer hebben. De Schry- ver brengt tot voorbeeld een geval aan, hem in 1784. bejegend, dáár kinders, die zelve be- nodigd waaren, meerder onkosten voor hunne reekening daamen, op dat Moeder even als Va- er fehobá het graf vol was, zoude begraven worden, in dezelfde kerk; wel in een: ander graf, maar met dezelfde Statie. De Hovaardy in het begraven der dooden, is zoo doorgedrongen, dat de meeste Ingezete- nén van eenig vermogen , het verre beneden hun- nen ftaat en fatfoen zouden oordeelen, als men wilde onderwinden, iemand hunner nabeftaande buiten de kerk te doen begravene Men rekent het begraven op een kerkhof, als eene verachte- Iyke zaak; eene Ezels begravenis, ten minften, een doorflaande blyk van Arm en ‚bs boefig te zyn. Wy ftemmen toe „dat aan eener deftigen Bur- ger ook eene deftige begraving toekoomt, maat veele waanen, dat eene eerlyke begravenis al. Ysen-beftaat in de pragt en pompe, die ‘ef mede vergezeld gaat. Maar wat baat die pragt en kostbaarheid den dooden? Wat voordeel heeft ‘er de Ziel van? en welk nut het Lichaam» of wordt ‘de ftaat van één wan beide ’er wel iets door gebeterd? Evenwel wil men liever fomtyds kleinodien- verkoopen, gebrek lyden, dan An 16 EN DE) BEGRAVINGESCENZS 9255 die »praalzagt niet te voldoen ; “om op dit pöïzt d'honneur te ftaan, voor niemand onder te doen „ of minder dan een ander te weezen, Men zegt, was ’t gebruik algemeen, mien zou 't volgen: Maar nu ‘wat zou de Wereld zeggen? Myn Va- der, Moeder enz. buiten de kerk te begraven, » waare een eeuwige fchande ‚men wiërde wel: uitgejouwd, of met vingers nageweezen,- En waarom zoude ik myne dooden buiten de Kerk of -“Stad-doen bögraven? ’tiwäs-geen dief, fchekt. of flegt Menfch ; “de overledene-ftief met eere’; wy hoopen: dit verlies in den Hemel weer aatr te treffens en zouden wy onzen dooden dan niet in „de-Kerk vof Stad doen begraven? ’t was ‚ onvergeeflyk ; nu konnen wy ook eenige fatfoens’ lyke heden verzoeken tot‘ het aandoen der laat" ite Eer dai den Overledenen, die anders niet Zou- de willen: mede gaan. «Ook heeft het de Over” lédene“zoo. gewild, en heeft my zelvs bevoor- deeld, zoude ik hem die eer niet aandoen? Zoo. lang het Rottend enz. en doe teer zy wordt enz, Bl 25. Im eene Eenhoofdige Regeeringe gant dat gemiaklyker. Neemt eens de tegenwoordige Keizer josermus de tweede gaf een Edict (volgens bericht tit Brusfel-dea'1g: July 1784.) waat in gezeed wordt, dat zyne Majeiteit oor- deelt,” dar devzorg , die by voor den welftand zyser Onderdaanen nam, vorderde,'om het fchadelyk gebruik van het begraven in de kêra ‘ken, en-op de kerkhoven der-Steden én Dor pen „zoo „wel, als in-de kerken ten platten Lane, deaf te-{chaffens, weshalven, hy-beval , dat-nies: mand van wat ftaat y- ftand, rangyvof waardig heid’ by zoude mogen weezen; het zy Leek of 256 AANHANGSEL OVER Geestelyk, het zy Kerkelyk of Weereldlyk van beiderlei kunne voortaan zoude mogen begraven worden, in eenige Kerk, Kapel, Bedehuis , of ander overdekt Gebouw, ’t zy in de Steden, of ten platten Lande, En dat, na den 1 No- vember van % toen loopende jaar 1784, ’er niet meer zoude mogen begraven worden op de kerkhoven of andere plaatfen, fchoon ziet over= dekt zynde, in de Steden of Dorpen gelegene Men zie het Edict in 22 Artikelen beftaande, in de Amfterdamfche Franfche Courant, Nos 59. van 23 Juiy 1784. Hoe teer Zy wordt ge- Lueft. enz. ’Er zyn behalven dit bevel veele andere voor= beelden, onder aïlerlei Volken, die op dit (tuk anders denken , dan onder ons noch plaats heeft. De Begraafplaatfen der Zwrkex zyn alie buiten de Steden aan de groote wegen, ep dat. de Lucht, door de kwaadaartige dampen uit de graven opfiygende niet zoude befmet worden. h) De Chtneezen te Batavia, begraven. hunne dooden buiten de Stad, in eene vlakte het Chi neesfche Kerkhof genaamd, gelegen aan den aan- genaamen weg van Jacatra (1): ook is aan die weg buiten Batavia aan de Fasfenbrugs 't Portugee- fche Kerkhof, in den Jaare 1697 , met eenen iteee nen (#) C. de Bruin reizen door Afien, 1 _D. bl. 129. (£) Oostind. Voy. 1 D. 4 St. bl. 26 C. de Bruin L ce. 1. D. bl 398. In het Tafereel van Nat. en Kunst. 11. D. bl. 345 — Leest men onder de zor- gen der Chineezen tegen hun overlyden , dat zy voor eenen doodkist zorgen in hun leven, om Zich het fterven te herinneren, en de vermogende een ftuk gronds afzonderen, om aidaar na hunnen dood be- graven te worden; ook wordt niemand hunner ooit binnen de muuren van eene Stad begraven. DE 'BEGRAVINGE ENZ 237 nen muur omringd, alwaar de begraafplaats is der meeste Zeevaarenden en M4zlitairen. Hier van is een fpreekwoord ontleend, dat als men op Batavia naar den eenen of anderen Zeevaa- renden of Militair vraagt, dieg buiten ons weee ten geftorven is, dan krygt men niet zelden tot bericht: Die fs OVER JASSENBRUG #huis gevaarene Dat is: Die menfch ts doods en over die brug, op dat Kerkhof, ter aarde befteld, Op dat Kerkhof is, volgens eigen bevel, de Hoog Ed: Heer Gouverneur Generaal van Nes derlands Indiën, Hezdrik van Zwaardekroon , den 1ó Augustus 1723. gelegde Binnen Batavia, by de groote agthoekige Kerk der Nederduitfche Gemeente is een Kerk- hof, alwaar veele traaje Zerken liggen, dat ruim en luchtig is, en ‚met een fraaje muur, borst- weeringswyze omringd, en fchoon de meeste Gouverneurs van Neerlands Indiën in de Hoofd- kerk worden begraven, verkoos echter de Hoog Ed; Heer Mr. Abraham van Riebeek, op dit Kerkhof ter aarde te worden befteld, zoo als gefchiedde den 16 November 1718. De voorbeelden van veelerlei zelfs der oxbes fchaafdfle natien, die hunne dooden buiten de Tempels, in de opeze velden en Bosfchen be= graven, zyn in ’ werk van William Hurd, Getchiedenis van alle Godsdieniten aan te treffen. t Zelfde heeft plaats onder befchaafder Vole ken. In Boheemen werd reeds in 1623, op Kei- zerlyk bevel by Placaat verbooden, dat niemand van wat ftaat hy weezen mogt in de Kerken, of op de Kerkhoven zoude mogen begraven worden, ten waare hy Roomfchgezind geftor- ven 258 AANHANGSEL OVER ven. waare{k). Algemeener was het bevel der Keizerinne van Rusland(l), welke onderricht van de fchroomelyke gevolgen, die niet zelden het gevaarlyk en fchandelyk begraven der doo- den, binnen de Steden, maar boven al in de Kerken, en dus als onder de levendigen , na zich {leepen, een bevel heeft gegeeven, dat van nu voortaan der dooden begraafplaatfen , verre van - alie t'zaamenlevinge moesten verwyderd wordene Men zie voorts de voorbeelden door js w. TE WATER, in € Iv, De der Verhand, van ’ Zeeuwfch Genootfchap ble 645—ó4ge aange= haald, Ook het voorbeeld van den Gereesheer Philippus Verbeijern (ma) die zich te Leuven eene begraafplaats onder. den blooten Hemel had vers koozen, op dat by de Kerk niet zouden onteeren na Zynen dood, noch door fchadelyke dampen befmerten.. Zoo lang het enz, En Hoe teer Zy EA. í Bl, 25. Maar äz onze Regeering baart het vry meer zowaarisheid en oponthoud enz. Een beletiel van de flegte, nog ftandhoudende gee ‘woonte, meen ik moet men (t zy met eerbied gezegd) zoeken by de Regeeriuge wan Steden en. Dorpen; voor zoo verre dezelve in de afe fchaffinge dier kwaade gewoonte nier voorgaan 5 dat zy die gewigúge zaak niet ernftig ter hand neemen; dat zy hunne Bloedverwanten in de | $ open CD Dus raakte dit alleen de onroomfche, Staatk. Hift. van Holl. Maart 1776, « St bl. 57. } €) Journal Politigue-de Geneve, du zo Aat 1774 „-d en Memoires {ur les fepultures hors des villes 8zc. P. 40. ten behoorden op te koomen om de affchatfing DE BEGRAVINGE ENZ, 239 _ open lacht niet laaten begraven, of bevel gee- vens om zulks te doen, wanneer zy zelve uit dit leven zullen weggenomen zyne Zou men zich: niet mogen vleijen met grond, wanneër eenige door eigen. voorbeeld voorgingen, dat mindere en eindelyk het gemeen fpoedig volgen zou? Ik zeg meer, zoude men zich daar van niet mogen verzekerd houden? De /choon/ie ge- Jegendheden hebben zich ter aflchafing dier kwaade gewoonte onlangs opgedaan; ik meen in de persloop van 1779 te Harlingen en elders. % Gemeen ftond ten vollen in het denkbeeld van de zekerheid der befmettinges en dus was de kans allergunftigst, om dat denkbeeld, (waar of valfch, dat doet niets ter zaake), zich ten nutte te maaken, en de begravenisfen buiten de Stad, te, beginnen. Maar wat is doch daar toe aangewend? Te Nymegen heeft men (zoo ik wel onderrecht ben) deeze zaak, voor de persloop van 1783, reeds in overweeginge genoomen: ‘maar my is onbekend, waarom de Magiftraat zulks heeft laaten fteeken. Dezelve had medeg in dat Jaar 1783, toen de ziekte in de Stad gea weldig woedde, alle aanleiding, om zich die gelegenheid ten nutte te maaken; en *t gemeen zoude ongetwyffeld weinig tegen gefparreld heb- bene Dan wat is in dien allergunttügf{ten tyd, daar toe aangewend? gaan de berichten zeker , dan is die zaak niet eens in. bedenkinge gekoo= men, De Waarheid dringt my verder te gaans De eerfte pooging der Regeeringen moest wezen by alle gelegenheden hunne afkeuring te too- nen van de Begravenisfen in de kerken, en de Burgers {ul laaten beduiden, dat zy met reques- Ie 240 AANHANGSEL OVER te verzoeken. Dit behoorde elk lid der Magi- ftraat te doen. Dan zou men best hoorens waar het gemeen heen wilde; men zou de te- genwerpingen verneemen, en die vervolgens kunnen wederleggen. En hoedanig zouden de befluiten van het gemeen zyn, wanneer het hoor- de, dar een Regeering, by alle gevallen te ken- nen gaf, hoe nuwig het voor eene Stad, en hoe aangenaam het voor de Regenten in *t byzonder zou weezen , wanneer Burgers daar toe wilden koomen? Maar neigen nu onze beftierders wel tot eene zoodanige verandering ? Is het hun ernst > zyn zy allen; is de helft, is het derde of vierde deel van hun, in elke plaats, in der daad vol« koomen overtuigd of geneigd, tot eene hervor- ming in deezen? verneemt men dat, in de dage- lykfche tzaamenfpraaken? wordt ‘er wel iets van te kennen gegeeven? of moet het volk eerst be- ginnen, zonder te weeten, hoe de Magistraaten . gefteld zyn, hoe zy daar omtrent denken? Coz= cordia res Èce Bl. 25e Dat het beflaan der Kerken te veel ydeu zoudee Uit hoofde van de inkomften op het begraven , zooook de Kosters; Aanfpreekers en Doodgravers, die daar van leeven ; maar dit alles kon op den ouden voet blyven, zoo ist in 's Hage. Al wie in het Schevenszgfehe kerkhof ter aarde wordt befteld, moet even zoo veel aan de Haagfche Kerken enz. beraalen, als of hy daar begraven wierd, Dus zoude deeze beden. king ras vervallen, als men eensgezind was in de groote zaak. Concordia res &ce De zwaarigheid nopens het beftaan der Ker- ken, en de bedienden derzelve, fpruit uit de bron 42 ir per ETE € 0 DE BEGRAVINGE:,ENZ: 24E bron der zelfsliefde of 't wigan belang. …t Is zeker, zullen de Kerken binnen de Steden on= derhouden worden, het begraven tort voordeel van dezelve ftrekken; en hect houden der Dood= registers, met alles wat daartoe behoort, wel worden uitgeöeffend, ‘er moeten onderfcheiden menfchen behulpfaam toe zyne Dit Opperbewind wordt in de ‘voorpaamfte Steden beituurds door de leden der Regeeringe, met den naam van Kerkmeesteren of anderen. tie tel bekleed,: Ook zyn. verfcheide amptenaars aan de Kerken verknocht, onder den naam vaa Ontfangers „ Rentmeesters, ‚Klerken „ Kosters; Zarkenligterss Gravenmaakers, Doodgravers!, Klokluiderssenze ’t Is niet te verwonderen, Ban deeze uit «eigen belang, het groot en algemeen. belang, voor by Ziens en % begraven in Kerken en Steden, ais met banden en tanden vasthou= den. Het welk fpruit uit gebrek van recht: bes, fef, dat 'er tot alle verrichtingen beftuur en hulp, noodig zynde, dat gezag konde blyven in de- zelfde handen 3-en ‚dat men dezelfde Amrrenaa= ren konderte werk {tellen, ‚en _bun het zelfde loon. doensgenietene Zoo lang. het. rottend ae als mede: Hoe teer Zy enzo BL 33e iwroinderd dela nn, of i in werà geniging—= waar. van reeds voorbeelden , hoes wel weinige zyn. _ Geene, aanzienlyke Genoorr fchappen , geene. Gegelfchapren van, men{chen of byzondere geflagten hebben, zich,nog, te faa- men. vereenigd 4 om voor zich, byzondere Kerks hoven, buiten, Steden of Dorpen ‚ste Lichten, en hunne Lyken daar te laaten begraven. Of zyn 'er meer, dan het Hadslshe, „dat mude Sche XII DEEL Vga 243 AANHANGSEL OVER vening fche duinen een zoodanig heeft laaten maa- ken? En hoe veele navolgers heeft dit gehad, in ons Vaderland, of in ’s Hage, waar men ans ders, om de meerdere befchaafdheid , en beter wyze van denken, verwachten mogt, dat het algemeener in trein zoude koomen? Concordia res parva &c. . BL 35. Dat de overheden zorgen, dat but- ten de Steden begraafplaatfen op algemeene kos ten befleld en gemaakt worden. Onder de res denen van gewigts dat het begraven in de Ste« den en Kerken blyft aanhouden is, om dat men buiten veele Vaderlandfche Steden geez gefehhike te plaatfen tot Kerkhoven vindt; of zulke, die te verre van dezelve af liggen, of die ’s Winters overftroomd worden, In de eerfte gevalien ziet men tegen de kosten op. ’t Land zaby eene Stad „kost doorgaans meer geld, dan Landens die verder afgeleegen zyn. Alles in te richten, tot eene algemeene bes graafplaats zoude, (zegt of denkt men) eene gtoote fomme gelds wegneemene En ’er is zeer veel reden om te denken, dat fommige Magie ftraats leden, die niet ongenegen zyn, tot zulk eene verbetering; om deeze oorzaak te rug ges hôuden worden, van de zaak zelve voorste flaan.- Piaatfen te kiezen, verre van de Stads heeft: ook zyn ongemakken; en zoo het omlig: gende Land eener Stad ’s Winters door kwe/ water of andere overflroomingen fomtyds onder- loopt, zal niemand durven reppen, van daar een Kerkhof te flichtene Concordia res Scce Bl. 39 Almanakkene Alle de Verhandelin= gent DE BEGRAVINGE ENZ. 343 gen aan % Genootfchap- gezonden, pryzen dit middel der A/manakken aan, byzonder ten.nut- te der Land-/ieden en kinderen, „Waar toe ook worden aangetrokken de woorden van Zinumer- man; Verhandeling, over de rogdeloop; bl. 225, en geweezen op Hooft, IX, over de konst om vooröordeelen by ’t gemeen ten platten Landete verminderen , bl. 201—2ó1. Hoe teer gy wert enz. …_ Hebben wy geen reden om te hoopen, dat als men eens een kort en eenvoudig bericht. ‚ van ‘t fchadelyke en onvoegfaame, dat’erin t begra= ven der Dooden; in de Kerken en Steden der Republiek, ligt opgeflooten, en van het voors deelige om’ de dooden ij buiten de Steden en Kerk- hoven’ tersaarde te be tellen „ ten nutte.van het algemeen, in den Almanak deede plaatfen, zulks gretig aangenoomen, en van de Lezers zal … or= _ den goedgekeurd; ten mintten oneindigmaaten _ meerder voordeel doen, dan deZelve met zoo veele zoutelooze en zedebedervende vertellingen te vollen, Het nut der A/manakken heeft de Heer ROSENSTEIN in Zweden ervaren; tere wyl de Desfauw/the Kalender door Dr. kRETsCH- MAR vervaardigd, daar van een nieuw bewys aan de aand geeft. Zoo lang het rottend enze „Bl 55. Het geen te Arnhem in 1983. debeurd dssenz In % jaar 1783. werd Arnhem ook zwaar door de Persloop aengevallen;, maar wel- ken opltand heeft men ’er niet vernoomen , toen de Kegeering bevel gaf, eene Vrouw buiten. de Stad, ter aarde te beitellen ; en zoude men dien wel vernoomen hebben, Zoo een lid der Regces ringe, door eenen Burger of gemeen man ge- vraagde zyade, ot hy „ttervende, zich ook op 2 hee 244 AANHANGSEL OVER het reeds gemaakt Kerkhof zoude laaten begra« ven, Ja geäntwoord had? Maar nu hy MNeez zeide, of zweeg ; voerde het gemeen hem toe: Wy dan ook. niet daar buiten Dit voorbeeld: moet niet doen vreezen, dat het Begraven van Dooden buiten de Steden of Kerken onrust: zoude verwekken, indten:maar de zaak wel- en vwoorzigtig wordt aangelegd. Waar heeft men ééne proef in ons Vaderland, dat het gemeen zich openlyk verzet heeft tegen de neiging van een, in alles overeenkoomende Magistraat, om dit {tuk ter.baane te brengen? Zyn dan onze Burgers, ons Gemeens te voo- ren wel onderricht van de waare nuttighetd der zaak, zoo ftyfhoofdig „ zoo onverzettelyk „ zoo muitziek, dat zy zich mer geweld tegen zulk een onderneeming zouden aankanten?. Hebben Regenten daar van eene volkoomene en beflis- fende ondervinding? Zou het in der daad ope fchudding in een Stad verwekken, deeze zaak te beproeven? De eerbied voor myn Vaderlane ders doet my gunfliger van hun vara Con- cordia res &c. Bl. 71e Men fchikke tot een Begraafplaats buiten de Stad enz. Voor eerét benoorden de Magiftraaren hand aan dit werk te flaan, en buiten Dorpen (zoo men niet verkiest het oude Kerkhof daar toe te blyven gebruiken) maar voor. al buiten de ‘Steden eene best gefchikte plaats, naar genoegen der Burgery uit te kiezen ter Begravenis, „ken vierkant plein, naar maate van de Volkrykheid der Steden ; behoorde daar toe gekooren te wordene Noodzakelyk is het, dat het. zelve omringd wors DE BEGRAVINGE ENZ. 245 worde met hooge muuren, met yzere pinnen, die het overklauteren belctten, Een paar of meer reken boomen, daar om heen te zetten; zou met den tyd, zu! k een Kerkhof deftiger maa- ken, en een fomber aanzien geeven, het geen met den aart der zaake, zeer wel zoude over- eenkoomen. Geen gemeene maar eene zeer grootíche poort van eene Re bouworde, moest aan den in- gang flaan, met een welvoegend Nederduitfch Op/chrift daar boven, Binnen moest eene allernaauwkeurigfte zinde- Iykheid, welvoeglykbeid en orde bepaald wor- den: Hier in kan niet te veel gedaan worden. HEenige plaaten moesten als *t ware voor de beste gekeurd, ens alleen voor Lyken varirang , beftemd worden, mits dat men iets meer daar voor betaalde, Het onderfcheid na den dood, begeert mea ook in acht genoomen te hebben. Andere graven behoorden voor de tweede, en! eenige derden voor lieden van de geringfte klas= fe gehouden te worden De uiterfte naauw= keurigheid behoorde daar by ín acht genoomen te worden, en elk vryheid gegeeven; om of by het bouwen tegenwoordig te mogen zyn, of Zyne aanmerkingen daar omtrent alvorens te geeen opgeeven. Zal men zulke Begraafplaatfen aanmoedigen, en bet volk daar toe averhaalen, dan moeten de Magistreaaten niet in gedachten neemen, de: kosten op rekening der Burgeren aan te fchry- ven, ten zys die “zôuden begeeren dezelve te betaalen. De Steden zelve moeten „uit aanmer: kinge van het voordeel, het welk zy daar van genieten, en op dat alles met-het minfte onge Q3 noee 246 AANHANGSEL OVEN noegen, door ga, alles voor. haare Reekening laaten maaken. 4 5 Di is van veel gewigt, Willen vermoogenden hunne eigen graven daar laaten maaken op eie gen kosten, dat is Grafkelders laaten mettelen met zarken of ornamenten tot het ophangen hun- ner Wapens, men zal dat gereedelyk inwilligen. „De Regeerings leeden behooren zich alle in ééne Stad te vereenigen, dat is, eenftemmig te denken, om dat men gevaar loopt» dat onder het gemeen, zoo dra het hoort, dat fommige Regenten verfchillen, ook eenige. die niet genee- gen mogten zyn tot de groote zaak, doch zich tül houden, zich niet openbaaren, als tegen- ftreevers, en door hunnen invloed en ftooken, geene verdeeldheid maaken, of de zaak zelve ia het riet doen loopene Regenten zelve eer het zoo ver komt, datde zaak bellooten wordt, moeten waar zy koomen, te kennen geeven, dat ‘er zoodanige zaak in ul iss en doen ziens niet alleen daar van voorftan- ders te Zyn, maar ook derzelver nutugheid ‚me klem van redenen aanbinden. Zy zullen ook tevens moeten verklaaren, dat de eerst{tervende Burgemeesters zoo wel in het nieuwe buiten Kerkhof, als de laagte van het gemeen aldaar behoort, en zal begraven worden, Zy moeten, in de bepaalinge, of men Lykftatien zal toelaa- tens tot aan de poort, of tot het graf zelve, zoo. het niet te ver van de Stad is gelegen ? zulks in elks keuze laaten, of den zin-van den Zrootflen hoops daar in, ten minften voor eersf volgens dewyl fommigen zoo zeer op groote def= tige Lykftauen gefteld zyn, en deze klein:gheid, de groote zaak niet behoort te ru ve zetten, of beg Bn : | DE BEGRAVINGE ENZ 247 te belemmeren. Voor ongenoegen daar om- trent behoeft men op fommige plaatfen in het geheel niet te vreezen, zoo men heimelyk (gelyk thans te Zutphen gefchiedt) de meeste Lyken voor al der aanzienlykflen, ’s morgens vroeg zonder eenige plegtigheden, goed vindt by te ZeECDe Ook konden de Predikanten door de de Ma- gistraaten worden verzocht, om by gelegenheid, in het-Prediken en verkeer het {chadelyke te too- nen der oude gewoonte, de vooroordeelen van “t bygeloof en andere zwaarigheden tegen te gaan, en op te losfen; de voorbeelden der Jooden, van den Heere Jefus in zyne Begravenisfe, en anderen aan te pryzen. Lieden die graven in Kerken gekocht hebben, “behoort men om allen tegenftand voor te koo- „men gerust te ftellen, dat men hun byzondere graven te rug zal geeven, zonder dat zy. daar voor eenig geld zullen behoeven te geeven, arie ders zouden zy verpligt zyn dubbele onkosten te draagen. ’t Spreekt van zelve, dat het Zt- meen volkoomen vry moet zyn, van alle giegwe lasten, De oude Kerkgerechtigheden , ook hee geen Aanfpreekers, ten minften Kosters en Dood- gravers getrokken hebben , ‘moeten in ftand „bly vens JI SED Cm alles een deftig aanzien.te geeven „ moes- en de gewoone Kerkmeesters, als opzichters der Graven niet alleen in hunne bedieninge gea laaten worden, maar by hen (Leden van Regee. neg zynde,) noch. twee uit. de-aanzienlykfte Burgers en twee uit de meer gemeene Ingeze- tenen, doch lieden van braaf heid, verftand en deugd getteld worden, op dat het gemeen meer abt | vers 248 KANHANGSEL OVER vertrouwen mogt tellen, dat alles in orde zour de toegaan. : Welke nieuwe Kerkmeesters alleen moesten opzicht hebben op het nieuwe buiten Kerkhof. tn op dat han gezag en luister, by gemeen wkebd wierde, en gewenfchten in- vloed hadde, zoude men ‘dezelve eenige nieuwe eer behooren te geeven , by voorbeeld’: een zee keren rang in verfchéide. gevallen, onderfcheis den zitplaats in de Kerken, zoo veel de Her- vormde n berrefte Want van deeze vier dienden Zer ten mioften-twez Roomfchgezinden onder te zyas doch mannen van eer en deugd, op dat niemand” van die gezindheid eenige aanleiding ‚vans ongenoegen. gegeeven wierde, maar dat veel eer van hunne zyde het nieuwe Kerkhof, des te. vuuriger begeerd wierde: … Zoo nagelaatene vrienden verkiezen; of de overledene belast heeft, hem: eene Openbaare Lykítatie te geeven , ’t zy tot aan de Poort sof tot aan het Graf; behoorde de Regeering te be- flaiten, dat alle „de Magiftraatsperfoonen, de twaalf eerfle Lyken, van wat rang, die ook zouden mogen zyn, die naamelyk ‘daar buiten begraven zouden worden, achter op zouden „volgen; om dus alle mogelyke eer aan het eerst ‘begraven-der ‘Lyken buiten de Stad by te zets ten; ten zy iemand dat niet mogt verkiezene „Concordia res OSE. ia é Ey «Bis 78. De oude. Bezraafplaatfen in de Ker= ken sen opde Kerkhoven moesten uiet ge- voerd worden Loo 1emand,gezer was de beez- derens en‚wat dets meer, hunger Overledenen ris, in de Kerken te. doen opdelven , naauwkeu- rig te vergaderen», en, dezelve wel gefchike in 10 1 een \ DE BEGRAVINGE ENZ. 249 een der nieuwé graven buiten de Stad te doen overbrengen, konde dit ‘hun worden vry gela: “ten, ea dus zouden die Lieden konnen voldaan Zyn, en na; hun overlyden by bet overfchot hunner bloedverwanten konnen begraven wore den. Doch wat het opdelwen der Lyken zelve, betreft, dre last was wegeos de Kerk van Ste Eloy te Duinkerken aan den Heer Haguet opgedra- gea; volgens de nieuwe Genees Nat. en Huish. kundige Jaarboeken V, D 1 St No 25. En waten ‘er im verfcheide Kerken 1602 groote Lyken opgedolven. Nochtans onder beter oor- deel, zoude ak ter liever voor zyn, om de Bee gravene in de Kerken te laaten rusten, de gra- ven aldaar wel te verzorger „(z) om de befmetten- de deeltjes, in den grond fimeulende; niet te roeren, “en. decor de lucht te verfpreiden; als mede om geene vreemde noch akelige idenkbeel- den te verwekken, by die meníchen, welke (lil, bedaard en genôeglyk thans over dit onderwerp denken Zoo Jang het rottend enz. En Hoe teer Zy enZ. Dek | | ON | Bl. (n) Verzorgen. De Edel Heer Adriaan Moens, thans Directeur Generaal van Nederlands Indiën , fchreef voor zyn vertrek uit zyn Gouvernement op de Malabaarfche Kust aan den Predikant Adr. 's-Gravezande te Middelburg, dat zyn Wel Ed bui- ten Cochim twee nieuwe Begraafplaatfen had laa- tem gereed maaken, en in gebruik brengen, door % maaken van eenen aanvang, met het begraven van bet Lyk van cenea der aanzienlyken; en dat men de Lvken die in de Kerk waren begraven onaangeroerd had gelaaten, maar den Vloer der Kerk, zeer zorgvuidig zoo voorzien , toegeilree- ken eh bedekte, dat daar uit geene nadeelige op=. …waasfemingen konden voorkomen. 850 AANHANGSEL ENZ Bl, 20: Gegoede, REN die“ overtuigd zyn of worden, zouden ‘er noch wel tets toe contribs eere, "Tot zulk eene contributie is een vry- willig aanbod in de verhandelinge: Zoo lang bet rottend enz, Als ook: Hoe teer zj enz. Ook door een voorftel van belasting, zoo dat jemand, die van vaste panden 20 Gl. „verpone ding betaalde, voor eenige jaaren, ééne Gute den of tien ftuivers droeg i in oee onkosten. 7 ût, la de evo SEON ae Zn dj rt 5 zé kh 251 BESCHRYVING VAN EEN NIEUW LUNARIUM OF STARREKUNDIGE N MAANWYZER, Ter onderrichting in, en gemakljke baud wan de Byzonderbeden van den omloop der Maane om de Aarde, uitgedacht en aan heb Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen te V lis Singen , ter beüordeeling toegezanden, DD Oo oo R HENRICUS SCHORTING HUIS, Predikant te Koudekerk. do &' Ender de ontzachlyk groote He- 5 mellichten, die tot ons verba- Og zend Zonneftelfel behooren, HoJk en de fterkfte bewyzen der onêindige Grootheid, Wysheid , Al- N magt 252 Hi: SCHORTINGHUIS magt en Goedheid van het eeuwig en alrescer end Opperwezen uitleveren , Sns buiten twvffel ook de Maan, die door eene te rugkaatfing der Zónneftralen den bewooneren der Aarde, in de anders dikmaal zeer duistere nachten , een an- genaam licht veroorzaakt, en veelerlei nuttisheden aanbrengt. De Maan die rider de Planeeten ‘het naast by onzé Aarde geplaatst, haar beftendig op ha- ren. jaarlykfchen omloop om de Zon verzelt, en ín een el} ptifchen kring, wel 13 maal i in het jaar, van het westen ‘naar het oosten, dan boven, dan beneeden den Aard- of Zonnecirkel haren omloop om de Aarde volbrengt, en geftadig nu in deze, dan in geene Schyngeftalte zich aan ons vertoont; deeze Maan heeft de Alwyze Boetzeerder van “t gansch Heel- al zoo wel als alle de andere Hoofd- en Byplaneeten ín haaren ommekring aan eene wonderbaare orde en vaste wet ge- bonden, die echter de Beoefenaars der Starrekunde niet dan met veel moeite, en.na meenigvuldige waarhneemingen, wegens verfcheiden onregelmatigheden in haren omloop hebben konnen navor- fchen en bepalen, ‘t Lust my niet eene Sclenographie of Miaanbefchryving aan het ‘beroemd Ger al STARREKUNDIGE MAANWYZERI 253 Geénootfchap der Weetenfchappen voor LAPP _teoftellen, “dit zou trouwens een over- bodig werk zyn , daar zoo veele geleer- de Mannen inde Astronomie -doorkun- dig alle-de Byzonderheden nauwkeurig hebben befchreeven „die wy van de Maan en haare beweeging om de Aarde konnen werfchen te verftaan. (4) Laat ik de wryheid mogeri neemen al- leen: eene befchryving aan het Gencot- fchap voor te:dragen van een eenvoudig werktuig, dat ik onlangs heb uitgedacht tot myn eigen gebruik, en meen gefchikt DV HON Bunte (a) Wat voortrefljke werken ’er al 'ovet de Stare rekunde zy gefchreeven, is aan veele leden van ’e Genootfchap „bekend, en wat kan, men over de Astronoimie in ’ gemeen, en over de Maan in ' byzonder meer wenfchen, dan ’er-is in de-Starre- kundige Boeken en Tafelen van den grooten Astro- nomist,de La Lande? En wat zvn ?er niet voor minkupdigen en Leerlingen duidelyke berichtert van deze wetenfchap int licht! als N: Schmid befchou- wing wan ’t Waereldgeftel. 7: E- Bode Handlei- ding tot de kennis van den Starrenhemels, Jr: Ray, Gods wysheid in de werken der Scheppinge. «+ De Artronomifcbe Oeffeningen voor Leerlingen.‘ B-Mar- tin Filofeph: onderwyzer. WW: Derbam Godgeleer- de Starrekunde.. B: Nieuwentyd regt gebruik der Waereldbefchouwing , enz. Terwyl men in het ge- noemd werkje van den beroemden H: Bode, over de Maan en haaren:omloop omde Aarde , zulk een beknopt en „alierduidelykst onderricht vindt, dat ik het niet korter en bevatbaarder voor Leerlingen zow weeten voor te ftellen , men zie Zyn Hoog E; _ Handleiding bl. 4045. en weder bl, 592-598, D54 Hi SCHORTINGHUIS te zyn om de voornaamfte Byzonderhe- den van de Beweeging der Maan om onze Aarde met een opflag van het oog te vertoonen en minkundigen of Leer- lingen daaromtrent te onderwyzen; > im- mers zal men aan dit werktuigje de vol- _ gende zaken dagelyks konnen befchou- wen: 1, Wat lengte en breedte de Maan heeft, of waar Zy in den Dieren- riem aan den Sterrenhemel zich moet vertoonen. | a. Hoe veel teekens en graden de Maan van de Zon verw wyderd ZY; of hoe naby de Zon zich bevinde. 3. In welk Starrenbeeld de Maan zich vertoone, en welke vaste Starren zy in haren tegenwoordigen omloop zal bedekken of voorbygaan. A. Of de Maan in haar verfte of naas- te Punt zy, ofin een middeläfftand van de Aarde, of tusfehen die ftan- den. 5. Wanneer en waar de loop der Maan verfnelt of vertraagt, en hoe veel graden zy boven of beneden het ge- middelde vordert. 6. Wat breedte de Maan heeft ten noorden of ten zuiden van de Eclip- tica, en hoe ver zy van de Knoopen of hoe naby dezelve is. 7. Wan- BTARREKUNDIGE MAÄANWYZER. 255 7. Wanneer de Maan alleen tot 5 gra- « den ‚ en wanneer verder van de Ecliptica afwykt. 8. De Periodifche-en Synodifche om- loop der. Maan, en. hoe die ver- fehulien. 9. Hoe een Knoopsömloop en Puntse ‚omloop in tyd verfchillen van den Keerkringsömloop der Maan. (4) . zo; Waar, in den Dierenriem, of in welke Hemelsteekens en Startebeel- den alle Nieuwe en Volle Manen des jaars zullen invallen. 31. Of “er in een lopend jaär, of een ander Eclipfen zullen zyn; zooja, hoe veel , wanneer en waar, Bd 18. Of de invallende Eclipfen aan de “s… Zon, of aan de Maan zyn zullen; of die groot, of weinig moeten zyn, en of ze ten noorden of ten zuiden van den Aquator zichtbaar zullen zyn. 13. Den ouderdom der Maan, of hoe ‚ao 1veel dagen fints de nieuwe Maan mi verloopen zyn. „14. De Phafes of Schyngeftalten der _ Maan. | 15. De _(b) De woorden Period, Synod, Puntsomboop, Knoopen , werfle- en naaste-punt zal een Leerling uit myne befchryving nederwaards gemaklyk verfiaan, „886 Hi°SCHORTINGHUTS 15. De gemiddelde verandering va het Watergety te Vlisfingen. 16, De pasfàge der Maan en Starren door den Meridiaan. Í7. Waar by een fteeds voortduuren- de Almanak „ welke aanwyst de Maanden des “ears de Zodiakstee- kens, waar in de Zon van Maand tot Maand fchynt over tegaan; de lengte der dagen en Nachten: van elken Maand; de op- enondergang der Zonne in ‘dezelve, en eene ge- middelde tydsverëffening van IO tof „to dagen... Alle deze zaken zal myn eenvoudige Maanwyzer, wanneer behooriyk gefteld - wordt, zeer eenvoudig; doch vry-dui- delyk aanwyzen, ’t geen blyken zal, als ik de byzondere deelen van het werktuig _en derzelver gebruik wat nader verklaares SL Het werktuig beftaat uit één: vast pa- pieren blad op houtgeplakt , en zes ron-= de beweegbaare fchyven of blaadjes van ftyf papier, in het middelpunt op mal- kander vast gefchroefd, waar by twee wyzertjes, het een om de Zon, en het ander om de Maan te verbeelden. 4 Lies À ‘ 8 AN ‚_ STARREKUNDIGE MAANWYZER. 257 ‚Het vaste blad geeft eene vertooning van dat gedeelte van den wyduiteeftrek- ten Starrenhemel; dat men den Dieren- riem noemt, en 16 graden breedte heeft, waar in de Zon, Maan-en alle-de Pla- meeten beftendig van het Westen naar het Oosten rondwandelen, « In dezen Dierenriem zyn geteekend L De ra Starrebeelden zoo-kleinere: als _ grootere, die in den Dierenriem flik- keren, volgens denieuwe en verklein- gode Hemelkaarten van den Heere F lam- …fteed, en de ‘rade Tafel van den’ Hee- re Bode, in zyne Handl: tot de kennis van den Starrenhemel , bl: 573 en _ volgende.” atb II. Eene Ecliptica ( Zonsweg of Taan- kring) midden in den Dierenriem: in _teekens en graaden behoorlyk afges deeld, om daar door de juiste lengte van Zon -en-Maan aan te-wyzen, HIL Een kleine Cirkel aan, de-binnen „zyde van den Dierenriem ín _25® dee: „sten van ongelyke grootte, ten noor- “_ den en terr zuiden van de Evenmäch tS- _ Punten verdeeld; om hier Aân:de grá; “den der Noorder- en Zuiderdeclinatie _ van de Zon. daaglyks te konnen be: ik, 10 MAJ MERS 5 _fehouwen.(c) NA li Veith Cc) Onder dit Cirkeltje kanvmen; dico trekken; om 258 HirSCHORTINGHUIS IV.-Een dito- Cirkel aan de buitenfte of bovenfte zyde van den Dierenriem in 365: deelen afgeperkt, en geteekend ‚met de maanden des jaars en ’t getal ‘hunner-dagen, om voor een gemee- pen Almanak te dienen en minkundí-. gen te wyzen waar op zekeren dag de „Zon-inden Dierenriem, of op welken graad der Ecliptica zich moet vertoo- nen om daar op de graden van de Hoogte der Zon en Maan: boven den Horizon, op den middag te teekenen: De hoogte der © in den Mefidiaan ver= fchilt naar mate wy ‘op den Aardkloot een Polus= hoogte bewoonen, ;’t geen de rede is, waarom ik ’er die cirkel niet by heb gevoegd; by ons is gemelde. Hoogte der © des Winters flests Is gra den boven den Horizon, maar des Zomers klimt de= zelve. tot- 62 gr. als wy den langften dag hebben : Als men dan 15:teekent onder vp of het punt.der _— grootfie Zuiderdeelinatie 235» en Zoo aan wederzy- den voortgaat -de ‘opgaande getallen te fteilen tot 62, en wel ieder getal onder de halve graden der bovenftaande declinatie, dan-zal men, by de wer= zetting der © - en Cwyzers, daaglyks zien, hoc hoog “de © en C in den Meridiaan verfchynen: alleen móet men in opzigt tot de-C, de graden harer Noorderdeclinatie by, het aangeweezen getal bytellen , en die van hare Zuiderdeclinatie aftrek ken. Om ter teekening van dezen Hoogte-Cirkel voor de Liefhebbers plaats te laten, ís op de gegravecr- / de Platen een befchaduwde rand geformd » tusfchen de Declinatie-Cirkel en die voor ’t Apog- en Per figeüm gefchikt, welke rand afgefneden wordende, de juiste ruimte geeft, é pn STARREKUNDIGE MAÁNWYZER: 259 „nen, en waar het Zonnewyzertje ge: fteld moetworden; zynde dit wyzert- je met een fteeltje in een der beweeg- bare fchyven ‘vast „waar van de reden nederwaards zal blyken; terwyl het Zonnetje langs de Ecliptica kan en „moet rondgaan, om te leeren ; dat de … fchynbaate loop der Zonne beftendig in dezelveis; enom Hervaldeng daag- …lyks aan te.wyzen er De. lengte. der. Zonne, of hoe „veel teekens en graaden zy. van her: Lente-Evennachtspunt verwy- derd zy. ‚8, Denoorder- of zuiderdeclinatie der „Zonne, of haare afwyking van den _‚Zquator Cevennachtslyn). ‚die op _ het werktuig aangeweezen wordt in de eerfte punten van ven, al- waar de Zon op den Evennachits- yn zich bevindt, en dus o declina- “tie heeft; terwyl zy van deze pun- „ten fchynbaar voortgaande des Zo- mers-tot 23: graden boven ;-en. des Winters tot dito graden beneden den, Aquator afwykt: he In welk Starrebeeld de Zon zich | bevindt’, en dat zelve voor ons Oi- 5 zichtbaar maakt. RS Rab Me fe abo Ht: SCHORTINGHUIS * 4. De Heliafche op- en Ondergang: der Starren en?. (4) 5, Welke Starren, ter raaermadtie “recht tegen over de Zon zynde, in den zuidelyken Meridiaan moeten „verfchynen. Op dezen Dierenriem “is mmedenmêt Maantje geplaatst, en moet binnên den- zelven rondgaan, doch dan boven, en dan beneeden de Ecliptica, naar: mate de beweegbaare fchyf voor de Knoopen, waar van S ILL. zal melden, eene’noor- det - of ‘zuider-breedte der Maan aan- wyst: om welke reden het Maantje op zyn’ wyzer hooger en lagef gefchooven kan worden tot ruim 5 graden boven en beneden de Ecliptica, en de maate dezer gra- (4) Liefhebbers. kunnen het Maanwyzertje ook zoo laten soeliëllen, dat het Maantje , by het rond draaïjen , van zelve op en neêr ga, en dus zonder werfchuiving de noorder- en zuiderbreedte aanwy= Zen, wanneer men , en, mna in ltede is, juist in cen rechte Iyn komen met de punten, van de klimmende en’dalende khoopen,”en zoo verbonden met deze fchyf derknoopen, dat by vef= zetting derzelve, dit plaatje te gelyk verzet ofge- draaid worde, STARREKUNDIGE-. MAANWYZER. 261 graden, door ftiplynen of geftipte cirkels aangeweezen is (£). SIL Binnen de gemelde cirkels zyn op het vaste. blad zes beweegbare ronde blaad- jes, die trapswys in omtrek kleiner zyn, zoodat de, Randen van alle duidlyk gezien worden „en elke rand het zyne van den loop der C aanwyze; (f) de 4 grootíte behooren tot de beweeging der C, en dee kleinfte of bovenfte zyn voor den Almanak gefchikc. Het onderfte en grootfte blad is ge- {chikt om de uitmiddelpuntigheid van den omloop der «, en hare ongelyke vordering te toonen ; en moet men zich dus wat ovaal of langwerpig verbeelden, zoo dat het eene punt verder, en ’tan- _… dere nader by het middelpunt van het werktuig zy; Het verfte punt is getee- R-3- kend (€) Wat die zy, vinden Leene en duidlyk in de. Astr. Oefeningen, 1 D. 1i ooft b bl. 143. a by den Hr. La Lande, fe 8 Boek $ - Als ook by den Hr. Rost Beginf. der Sarde Hoofdft 41. $ 7. Cf) Wyl dikmaal de woorden Zon, Maan en Aarde zullen voorkomen, neem ik de vryheid daar voor de bekende Charaters ©; Cen $ of Q vere volgens te gebruiken. 262 Hi SCHORTINGHUIS kend Apogeiim „ en het naaste punt Pee rigeum, en de tusfchen punten aan weer- zyden Middeläfftand. De Maan toch loopt niet om de & in een juisten cirkel, maar in een ellyptifchen kring, dies moet haare loopbaan een verfte punt hebben, dat men Apogeiüm, en een daar tegen- overftaand naaste punt, dat men Peri geüm noemt; terwyl de € in dezen loop onregelmatig. voortgaat, op den eenen tyd merklyk fneller dan op den ande- ren: Hare middelbare vordering van het Westen naar het Oosten is daaglyks 13 gr. ro min. 35 fecund. en zoo veel ten naasten vordert zy in haare middeläf- ftanden van de &, maâr nadert zy haar Perigeüm, ze begint in haren loop te verfnellen, en vordert van tyd tot tyd meer, en wel 13:, 14, 14; en inhet Pe- rigeum zelfs 15 en 15; graden; dan van hier voortgaande neemt deze fnelheid af, eu komt in haar’ middelafftand weder op 23 gr, van hier nu naar het „Zpogeim voortgaande, vertraagt de loop der C, en bedraagt maar 121, i2, enin’t Apog. flegts 11; graden. Deze onêgale vordering der C wordt op den rand van dit blad geleerd door de cyfergetallen XII, XII, XIV enz:, welke aanwyzen;, waar en wanneer de „Maan EE STARREKUNDIGE MAANWYZER. 263 Maan in haar omloop verfnelt of ver traagt, en wanneer men deshalven in ’ gebruik van dit werktuig het Maanwy- zertje flegts 13 gr. en wanneer meer of minder moet voortzetten. Intusfchen veränderen de Apfiden (verfte en naaste punt) geduurig van plaats, en de punten Zpog. en Perig. gaan volgens de orde der Teekenen van den Dierenriem langzaam voort, en ko-= men geheel rond in 8 jaren, 311 dagen, 8 uuren, 34 en 57’, vorderende in el- ken omloop der « ongeveer 3 gr, om welke rede deze fchyf beweegbaar zyn. moeste , op dat men alle maanden of na elken Maansömloop het punt -4pogeüm 3 gr, naar die van de Eclipt. zoude konnen voortzetten.(g ) SHI De wandelkring der Maan helt tot den Zonnecirkel met een hoek van 5 gr. of 5 18°, en moet derhalven twee {ny- punten hebben, die men knoopen noemt: ate R 4 | als Cg) Somtyds kan dit punt wel 2 maanden en iets langer Ítaan' blyven, wegens eene flinger of oOngelykmatige beweeging van het -Apogeiüm der C, + Zie den Heer de la Lande, Astron. V1L Boek „ $ 1437 enz. 264 Ht SCHORTINGHUIS als-de C indeze puntenis, heeft ze geen breedte, gemerkt zy dan in de Ecliptica zich bevindt, maar wanneer ze van die plaatfen zich verwydert, dan verfchynt- ze nu boven , en dan beneeden de Eelipt: en krygt daar door of een Noorder- of Zuiderbreedte. Deze Knoopen en breedten der < wor- den op het tweede blad aangeweezen 5, daar, is aan ’t zelve een uitfteekend punt- je, ’t welk den Noordknoop aantoont, en geteekend is Klimmende Knoop, om dat de C daarboven de Ecliptica zich be- gint teverheffen en dus opklimt. Recht. hier tegen over wordt de Zuiderknoop vertoond, en daar ftaat geteekend Da- lende Knoop ‚, om dat daar de « benedende Ecliptica begint neder te dalen: Tus-_ fchen beide deze punten wordt aan weer- zyden de grootfte Noorder- en Zuider- breedte aangeweezen , terwyl op den rand de graden en minuten der breedten ftaan geteekend, van o by de Knoopen: tot 5 gr..»8 min. by de grootfte breedte, zynde dit het uiterfíte of de verfte Noor: der- en Zuideräfwyking van de Eclipt. die de C ooit krygt, en wel dan, als zy in haare quadratuuren, en op denzelf- den tyd juist midden tusfchen de,Knoo- » pen iss Dan wyl de C op ee verfte vau de STARREKUNDIGE MAANWYZER.. 265 de Knoopen niet altyd zoo ver van de Ecliptica afwykt, maar fomtyds „ ‚door de rechtftreekfche werking der Zon.met onze Aarde alleen tot, 5 ‘graden breed- te komt, gelyk gefchiedt by de Koppe- lingen, of de Nieuwe en Volle Maanen: moest "ik ’er een tweede afdeeling der graden. en minuten op een bycirkel by-_ voegen , die maar van o tot 5 graden komt.(/%) „Dit verfchil is niet merkbaar by de Knoopen en zeer weinig by 1àg graden breedte, doch wordt zeer merk- baar yvan by de 2 graden en voorder ; uit dien hoofde beginnen daar de Bycirkels die op eene grootfte Breedte van 5 gr: geteekend zyn, welke Breedte de Maan flegts krygt , wanneer ze midden tus- fchen de Knoopen , en tegelyktydig in de Koppelingen zich bevindt. [ Om nu aan deze Cirkels op myn Werk- tuig de juiste Breedte der « te zien, moet het punt Alimmende ka op zyn nbr: ‚plaats (5) De Heer Bode spreekt in“zyne Handleid bl. 4t-alleen van de 5 gr. en de Astronomife Oefening 2 D. bl. r4s, van 5° 18 ’tgeen Leerlingen hier merken geene firydigheid te zyn: de eene meldt al- leen volle graden, of de kleinfie, en “de andere de grootte helling van den omloop der @ : men zie cen breed bericht over deze zaak en bevestiging mynes gezegde. by „den „Hr Keilf, Inleìd. tot. de Stare rekunde, bl. 292» en vooral by den Heer de Ja Lan= de, in\zyne Astron, Vil Boek, bled rygoven volg. 266 Mm SCHORTINGHUIS plaats gefteld, en maandelyks of in el- ken Maansomloop r: gr. (volgens de gra- den der Eclipt.) te rug gezet worden, want de knoopen houden geen ftand, maar gaan langfaam te rug, en tegen de orde der Heemelteekens rond, in 18 jaren, 228 dagen 4 u, 52 & 52’, vOr- derende in hunne te rug gang ontrent een geheel tecken of 30 gr, in ander- half jaar tyds (#), en in een omloop der C juist 1°, 26, 48“, dus omtrent 1; graad: wanneer men het Maanwyzertje dage- Iyks verzettende, zoo veel graden als op den rand van de eerfte beweegbare fchyve ftaat aangeweezen, vry naauw- keurig zal zien, daar de wyzer den rand van deze tweede fchyf {nydt, hoe veel graden en minuten breedte de Maan hebbe, ten Noorden of ten Zuiden van den Taankring ? Waar by echter is op temerken , dat de Maan naar haare grootfte Noorder of Zuider breedte voortgaande, en te gelyk naby Vol of Nieuw zynde, men zien (5) Den 8 Febr. des jaars 1783 was de sq (de noord knoop) in het Lentc-nachtsêveningspunt , 18 Maan= den na dezen zal die Knoop niet zyn in xy, maar in 't begin van X , en zoo verder achterwaards gaan , tot hy na gemelde 18 Jaren ce: z. weder in het nachte &veningspunt der Lente verfehyne. STARREKUNDIGE MAANWYZER!! 267 zien “moet op den ingebogenenrof By- cirkel „ die alleen: tot 5 graden’ gêtee- kend is; doch wanneer de C haar groöt- fte breedte ftaat te hetldh en dan ges lyktydig ongeveer 3 teekens ‘van de © af, en in een der quadratuuren is, men waarnéemen moet de buitenfte meer’‘uit- wykende cirkel, die tot 5 gr. 18 min. afgedeeld is: En is % geval in den loop der @ tusfchen bêiden. die onftandighe- den, gelyk by de’ O@tanten gebeurdt, dan zal men de juiste breedte der C in en_ omtrent haare grootfte afwyking liehelyk konnen gisfen of bereekenen; _terwyl in de andere gevallen (de wy- zer der €, behoorlyk- verzet worden- de) de aanwyzing van de graden en miíi- nuten der breedten op myn werktuigje vry wel met de Ephemerides zal over- enafternen: (4) S IV. Op deze gemelde HEREN is een der- de HCE). Ik ‚zou wel. de gemiddelde, helling van den Joop der (C hebben konnen verkiezen om maar een cirkel te Eebben, geteekend van o tot V® 95 doch vand dan ‘minder overeenftemming metde Ephemer : by „de, grootite, breedtens, der 6e en kon-zoo duid= lyk niet doen zien aan Leerlingen, van waar de verfchillende grootte in de breedten ‘der C ontfta? 268 Hi SCHORTINGHUIS - de geplaatst, dat ik gefchikt heb , om den keerkrings-omloop der «,„ en de plaat- fen , daar jaarlyks de nieuwe Maanen en Eclipfen zullen invallen, aan-’t oog te vertoonen: ’Er zyn op den rand 2 on- derfcheidene cirkels geteekend A. De binnenfte is afgedeeld i in 27 dee- len, «en dient ter leering van het vol- gende: a. om te toonen, in hoe veel dagen de C haar eigen omloop om de é volbrenge, en den ganfchen Die- renriem rond wandele; ’t geen ge- fchied in 27 dagen 7 uuren 43 min. & 5 fec., welke rondwandeling der C, van ’t Westen naar ’t Oosten NN de Periocifche of Keerkrings om- loop der Maan genoemd wordt. b. Om het onderfcheid te leeren tus- fchen den Periodifchen en. Synodie fchen omloop der &. Men zette het Zon- en Maanwyzertje beide by het punt 275, en draaje dan het Maanwyzertje over dit blad geheel rond; dan ziet men dat de C in 97; dagen den ganfchen Dierenriem is rond gelopen : Maar geduurende dezen tijd rust onze Aarde niet, ncen, ze is in haren jaarlykfchen - WEE om de © ontrent 27 grd- STARREKUNDIGE MAANWYZER. 269 “- gräden gevorderd; „derhalven-moet Aad Zon in haar’ fchynbarên’ loop. “zoo' veel graden op de Eelipt. zyn LEL n HOGrtbegaan,” ‘en {chuon de € wel … /rônd geloopen zy; is ze evenwel nog niet weder by de ©, maar, de „Zon ongeveer 27 gr. voor tit zyn- des moóetze nog plus minus 2 dagen _“befteeden, om de-Ote acktérhalen, , en met’ haat’ in ‘famenftand te ko- vo “men, of weder Nieuwe « te ma- vegen 't welk gefchied în 2ordagen, ver deze omloop der € van den eenen “fämenftand tot den anderen wordt Seen’ Synodifchen omloop „ Maan- Maand of Maanfchyn genoemd. Cc, om te doen opmerken hét onder- fcheid tusfchen den Period. omloop der Maan,en haare Punts-eú Knoops- ommekringen(l): Dat namelyk een | Puntsömloop langer en een Knoöps- | | Ömloop korter zy,dan deKeerkrings- “ömloop der C ‚ want vermits de Ap- fiden geftadig voorwaarts gaan, en sur jn een’ Omloop der € ongeveer 3 ge aided Ne nd , ZOO’ „moet het Lat j „dpo- 2 io hae der ra is, als zy ‘van’ ie punt Ae rond gaat totdat zelfde punt,r, __ _…_Koopsömloop , als de & van den Klimm Knoop ‚gh voortgaat tot weder in dengelven verfchyne, 870 H:--SCHORTINGHULS, Apozeüm Cverfte punt) iets, voot uit-zyn, alsde Maan, na eene rondwandeling door: den. Dieren- riem in dat punt weder koomt: Im- „mers een puntsömloop der. ge- __„fchiedt in 27 dagen 13 u. 18’ 34; „en is dus.5 U. 55-en 30 langer als een keerkringsömloop der. Maan: „Maar de Knoopen geftadig te rug gaande „ en wel ontrent 1; gr. in el- „ken omloop der, zoo moeten „„dezelve de, Maan in haren omloop te-.gemoet komen; „en. de Knoops= ömwandeling der C, dewelke ge- fchiedt in-27 dagen, 5 u.5! min; is twee uuren 37; min. korter dan een Period. omloop. der Maan- _ B. De buïitenfte cirkel van dit blad is verdeeld in 125, afdeelingen met Ro- meinfche cyfferletters geteekend , wel- ‚ke dienen , om de plaatfen der:Nieu- „we Maanen en,derzelver getal in elk loopend jaar aante Wyzen , als mede of er by.de nieuwe, & C niet of al Ectipfen. „Zullen. gebeuren. „Men ftelle het punt recht over dien, graad vande Eclip- tica; daar de eerfte Nieuwe Maan in ’t Jaar voorvalt; en wel met waarnee- „ming-van het juiste uur der Conjunc= — tie van © en Cs; enlaat dan dit blad b hd PK) ‚alzoo-het-geheele jaar. door ftil_ftaan, dan zullen de Cy fergetallen a UI ‚II, IV. enz. aanftonds toonen a. De, juiste plaatfen, „waar alle de Nieuwe Maanen, des jaars moeten invallen, terwyl de tusfchen ftip- pen aantoonen dat daar tegen over ‚„allede Volle C £ zullen verfchynen , … ‚te weten op die plaats van den Die- renriem „of dien graad der Eclipt. MEt meerder. of „minder breedte; ‚daar „de gemelde getallen eú ftip- ‚pen heen wyzen. b. -Of er in’ Jaar waar in men Zich „bevindt, of in. eenander , Eclipfen zullen zyn ? hoe veel ? waar? aan de „Zon of aan de Maan ? ’Er is vry wat _ aan vast, om door. bereekening te „verneemen, by welke koppelingen ‚van Zon en Maan „ „Eclipfen, moe- _ten- gebeuren „of geheel, niet kon- nen. gebeuren (2) „en men, heeft veel gewonnenin de. bereekening, „als men zeker weet, welke koppe- | lingen men veilig mag uitfluiten, … als ver genoeg van de Knoopen der Es om een Achip te konnen ver- | ‚ oor- he ven vindt dit breedvoerig aangeweezen by dt eer!de da Lande ; in- hét 10 Boek: oder Stars Eng: $ 1759 en volg. ä 172 "Ht SCHORTINGHUIS oorzaken ; en dit zietmen aan myn ‚ werktuig met een opflag van het oog; want alle de gemelde getallen , die'nietnaby de Knoovpen ftaan , wy- zen koppelingen aan, by de welke zeeker geen Eclips kan voorvallen ; Maar ziet men een of meer dezer Cyfergetallen naby den Noord- of Zuidknoop , zoo dat de Maan daar zynde, geen anderhalf graad, of “geen 94 minuten breedte konne hebben, en geen 17° of 15’ op de Eclipt. van den Knoop af konne zyn; dan ishet zeker, ‘dät ‘et er- gens by de Conjunctie van Zon en Maan, een Zon-Eclips zal moeten gebeuren; en ziet men aan de tus- fchenftippen, dat de € wyzer 14 of 15 dagen daar na, (by de oppo- fitie der € met de Zon), ‘den rand der tweede beweegbare fchyven zal fhyden op een punt, ’% welk geen 64. minuten breedte wyst, en min- “der dan 12° afftands van den Knoop op de Eclipt. heeft, het wyst aan, dat daar éen Maan-Eclips zal ver- fchynen: Én die Eclipfen“zullen grooter of kleiner zvn, naar mate de € dan een meerder. of-minder breedte hecft, en naby:haare knoo- pen is. RS QAT ENTS need STARREKUNDIGE MAANWYZER. 275 © Als men nu die gemelde eindpalen der Eclipfen g gade flaat, en op het werktuig ziet, welke, en hoe veel der gecallen IL. IL IL enz. zao na- by de Knoopen der Maan getee- kend ftaan, merkt men terftond, hoe veel Eclipfen in ’t jaar,en waar ‘__ dezelve invallen zullen. Terwyl een Liefhebber der Starrekunde ten minften dit voordeel of gemak-door myn werktuig ontfangt, dat hy zon- der eenige berekening verneemt, welke Koppelingen ver zyn van de ‘Knoopen, en welke in derzelver nabyheid gebeurende, eene bere- kening verdienen, ten einde den juisten tyd en grootte eener Eclips naauwkeurig te weeten, d. Men kan, echter zonder bereke- ning op dit werktuig zien, of de Z onéclipfen, die op zekeren tyd invallen, ten Noorden of ten Zui- den van den Equator zichtbaar zyn zullen: want indien de C ten tyde van een Zontöclips even den klim- __menden Knoop voorby is, zal de Eclips ten Noorden van de Even- _ nachtslyn zichtbaar zyn; doch zoo ‚de Maan dien knoop nogniet voor-, by is, en dus nog eenige Zuider- S breed. 874 Hi: SCHORTINGHUIS, breedte heeft, zal de Eclips tad Zuiden van den Aquator kunnen gezien worden: maar wanneer een ‚Zonëclips gebeurt, als de C by den Zuiderknoop zich bevindt, zal die zichtbaar zyn ten Noorden van den A£q., zoo de Maan dezen knoop nog niet gepasfeerd is ; en ten Zui- den van den ZEq.als de € dien Zuid- knoop reeds doorgegaan zal zyn. S V. r Ld De vierde beweegbare fchyf zalmede verfcheidene zaaken aanwyzen „en wel i. den Synodifchen Omloop en ouder dom der Maan. 2. Eene gemiddelde verandering van het Watergety te Vlis- fingen. 3. De Phafes of Schyngeftalten der Maan; en 4. de morgen en avond - uuren, em de pasfagie der C en Starren. door den Meridiëan te verneemen. A. De buitenfte cirkel van dit blaadje is in 90: afgedeeld, om den tyd vaneen Maanfchyn, of den Synod. omloop der < te toonen , welke gefchiedt in 29 dagen, 12 uuren, 44 en 5’; zynde de juiste tyd, die ’er verloopt van de eene nieuwe Maan totdeandere: wes- halve de getallen van dezen cirkel | ten STARREKUNDIGE MAANWYZER. 275 ten naasten aanwyzen, hoe veel de & daaglyks voortgaat „ en wat ouderdom de Niaan heeft, ot hoe veel dagen ’er ‘fints de laattte Nieuwe « verloopen Wezyn. B. De ade citkcl wyst de uuren et mi- nuten aan van het Watergety, zoo als het in de Stad Vlisfingen, op de daar bovenftaande dagen van den ou- derdom der C Hoogwater zyn moet, ‚volgens eene gemiddelde daaglykfche verandering van 48 à 49 minuten; waar uit het hoogwater op andere plaat- fen, daar het zelve by Nieuwe of Vol- le C eerder of laater gebeurt, gemak- Iyk berekend kan wofden ; gelyk ook de pastagie der € door den Me- ridiëïan, of haar verfchyning in het Zuiden, die by de N. en V. Maan ten 12, en by de quartieren teh 6 uuren, en daaglyks omtrent 49 minuten laater moet gebeuren. C. De derde cirkel toont eenvoudig de onderfcheidene Phafês vande @;, of: in wat gedaante en fchyngeftalte zy zich aan den Hemel op den tyd der waar- neeminge vertoont, ’t geen hier de Teekeningen van cene Nieuwe Maan , Volle Maan, og en Oéëtanten te kennen geeven S 2 Md De 276 H: SCHORTINGHUIS De Nieuwe Cis geteekend by het punt 29, daar men dezelve moet begrypen te beginnen, 7 of 8 dagen daar na ftaat de & 9o graden van ak Zon af, en is dan in naar eerfte Quar- tier, 14 Of 15 dagen na de Nieuwe Ca ftzat ze 180 gr, van de Zon, en is in oppofitie mer- of regt tegen over de- zelve, wanneer de Maan. zich geheel verlicht vertoont, en wy Volle Maan hebben. Dan ‘wel haast vermindert de volle glans der &, en zy nadert weder tor de ©, en gekomen zynde op go gr. afftands, krygen wy het laatfte Quartfer, terwyl na 29: dagen de « weder in conjunctie met de © zynde, een maanfchyn volbragt is, en wy op nieuw een Nieuwe C erlan- gen. Om deze Phafes der C en de ande- re zaaken even gemeld , moet het Zon- a aan dit blad by het punt daar de N. € geteekend is , gehecht blyven; immers gebeurt de Nieuwe € niet anders altoos dan by de Con- junctie van © en «5 de Volle („vals ze in ôppofitie zichbevinden, omde Sg 1 en vier Oétanten tus- Chen beiden, des moet het Zonne. wyzertje by gemeld punt beftendig bly- en STARREKUNDIGE MAANWYZER. 277 blyven;, en dit blad met het zelve te gelyk verzet worden, zoo dat het zelve juist met het Zonnetje voort- en eens in ’t jaar rondga, waar door men tevens duidlyk ziet; hoe tel- kens elke nieuwe « in een ander He- melteeken moet invallen: D. Binnen deze 3 cirkels is nog een - vierde; bevattende eene uurwyzing van 2 maal 12 uuren met delettertjes (aen (m). De getallen , van de Nieu- « door het eerfte Oëtant en Quartier „naar de Volle Maan voortgaande , wy- zen de Namiddag- of Avonduuren aan, en hebben een bygevoegde (a) nevens zich; en die; dewelke, van de Volle « door ’ laatfte Quartier tot de Nieuwe voortgaan , toonen de „voormiddag- of morgenuuren en zvn met eene Cm) by geteekend. Deze uurcirkel moet dienen; om daaglyks aan te wyzen; & Op wat uur ’s avonds of ’s morgens de vaste Starren van den Dieren- riem culmineeren; of door den Zuidlyken Meridiäan gaan , als men flegts een draad fpant van ’ middelpunt des werktuigs, of het wyzer tje der C brengt tot die Star, wiens culminatie men poogt te ver- , » 3 nce- 258 H: SCHORTINGHUIS neemen , en dan ziet, over welk uur de draad geftrekt is, of over welk punt der uurwyzinge de fteel van het Maantje gaat, op dat uur zal die {tar door den Meridiëan gaan. By voorb. den 7 Decemb.is de Zon (volgens een gemiddelde bereke- ning) 16 gr. in den Schutter, of haare lengte is 8 teek. 16°, „daar zette men dit blad (waar van ik nog fpreeke) met het Zonnetje, zoo dat de © op gemelden graad der Eclipt. zy, ‘en dan een draad ge= fpannen naar de Star Regulus in deni Leeuw, zal die den uurcirkel {ny- den by 5 m., 't geen aantoont, dat Regulus culmineert of door ’t Zui- den gaat ten 5 uuren des morgens; {pant men den draad over de Star Spica in de Maagd, de uurcirkel word geraakt een ftipje (.) verder als 8 m. ‘tgeen zegt, dat Spica door den. meridiëan gaat ten 8 en tuur. - Gast men voort en fpant aan de andere zyde der Zonne den draad tot het Lenteëvennachtspunt, de {nyding gefchiedt op de uurwyzing juist by VII a,, en dit zal zeggen „ dat het eerfte punt van Y- culmi- neert ten 7 uuren desavonds. Vraagt men STARREKUNDIGE MAANWYZER. 2/0 men naa de culminatie van Mezar- thim, de eerfte Star aan ’t oor van den Ram, alwaar de Nachtévening voor 2200 geweest is, de draad, naa hier gericht, wyst IX. a; dat is 9 uuren ’savonds. b. Op dezelfde wys ziet men daaglyks “aan dezen uurcirkel, by het ver- zetten van ’t Maanwyzertje, op wat uur de Maan in het. Zuiden moet verfchynen; waar uit mede het uur van den op- en ondergang der C ten naasten vernomen kan worden. Ik zeg ten naasten, want om dit op minuten te weeten, zyn ‘er veele. zaaken waar te neemen, als de juiste hoogte der Eclipt. in den Meridian, de ftand van den Dierenriem in het Oosten en Wes- ten, de Noorder en Zuider breedte “der C, de ongelyke vordering en uurbeweeging van dezelve, van al- le welke zaken het eerder en laater op- en ondergaan der C af hangt. Echter kan men uitde uurwyzinge van de pasfagie der C door den Me- ridiïan hier daaglyks ten naasten aangeweezen , hetùur weeten , wan- neer de maan moet op- en onder- gaan, ‘door den halven dagboog S 4 der. ir Art 280 IK fanderen. ____ De meeste en voornaamfte brengt het … Eiland Ceylon voort. Men heeft ge- meend, dat dit de eenigfte Landftreek ware ; wélke deeze Boomfchors Voort- brengen kon , doch in laater tyden heeft : men die ‘ook elders gevonden. « Dus nan Profesfor JACQUIN dezelve op. _ Martenique, ik op het Eiland Java, en de Franfchen nog op andere plaatfen, waar. Men moet echter opmerken; dat de Kaneelfchors nergens zoo fyn en aan- genaam valle als op Ceylon, maar gro- ver, fcherper en heeter(4). Toen ik my in ’t jaär 1777, en in! ___*tbegin van 1778, op Ceylon bevond, | heb ik „ by gelegenheid myner Reistoch- 4 ten door dat Eiland, de meeste wilde en geplante Kaneelbosfchen bezigtigd uit welke de Kaneel, die men jaarlyks, _ ‘van daar naar Europa zendt, gehaald wordt. Hier door werden verfcheide zaa- d en van my waargenomen, welke de T 5 | Voor à (5) Over de twyfelingen hier omtrent, of naam 44 ik de echte Kancelboom ook elders dan op Ceylon, ait _groeije, dan_ of de anderen. Laurus Casfia zyn, k {prak ik omftandig in ’t II. Deels, IL Stuk der Na tuur Jyke Hiftorie, blade. 334, enZ er 208 C: B,THUN BERG, voorige Reisbefchryvers uiet hebben op- gemerkt, en daar van zal ik nu verflag doen. De echte Kaneel komt van den Boom, genaamd Laurus Cinnamomum, dezelve is middelmaatig hoog en uitgebreid , on- derfcheidende zich,door breedere en niet zoo fpite Bladen (4), van den Laurus Casfia, welke de grovere Kaneel geeft, Ì en my toefchynt flegts eene verfchei- denheid te zyn van den eerften. Het is te geloof baarer , dat de Laurus Casfia en Cinnamomum, of wel de grovere en fynere Kaneel, louter verfcheidenheden zyn, die van de Landftreek en Gronds- gefteldheid af hangen: terwyl Ceylon de- allerbeste Kaneel in de geheele Wereld , en zulks niet over het geheele Eiland, maar alleenlyk op eenige weinige plaat- fen, waar het Aardryk hier toe dienftig is, voortbrengt; gelyk men voor lang reeds uit de in ‘t wilde gegroeide en chans ook uit de geplante, bevonden heeft. De Zuid-Westlyke hoek van Ceylon ver- (b) Dit is zeer zeker en algemeen bekend, des men te meer zich moet verwonderen , dat door den. Heer MURRAY, Hoogleeraar te Gottingen, in de thans nieuwe Veertiende Uitgaave van het Samen- ftel der Planten van Linneus, de Laurus Casfia voorgefteld worde Polis angustioribus et obtufio= r:bus, v OVER DE KANEELE 299 verfchaft dit aangenaam Gewas, dat meest gehaald wordt van omftreeks Ne- _gumbo, Colombo, Calture , Barber y, Ga- le en Mature, alle langsheen of digt aan de Zeekust. De Kaneel, welke zelfs dit Zuid-westlyk deel dieper in ’t Land voortbrengt ‚wordt, ‘hoe verder in- waards, hoe grover, fcherper en meer bytende op de tong. Deeze geheele ftreek der Zeekust is digter of dunner begroeid met Kokosnooten- Boomen, ee terwyl het Aardryk uit Heijen en Dui- nen beftaat. Op ’t Ceylonífch noemt men die Zandheuvels Marendan. Het is daar algemeen bekend, dat de op Ma- rendan gegroeide Kaneel de fyníte en beste zy. Zie hier de Eigenlehappen derzelve. 1, Zy is wat buigzaam en dun, dikwils maar weinig dikker dan fchr yfpapier. 2, Wat ligt en geelachtig van kleur, veeltyds naar ’t bruine trekkende. 3. Zoetachtig, zoodanig dat men ze “niet fcherp voelt op de tong en zon- der nafmaak. Hoe meer de Kaneel van deeze merk- e teekens afwykt, zoo veel te grover en _flegter wordt zy geïcht: gelyk ki Wanneer zy hard en dik is, als een ) ‚ Sweedfch Stuiverftuk, | / 2. Zeer zi 800 €: PS THUNEBE RG 2. Zeer bruin en donker van kleur. 3. Sterk bytende en brandende op de Tong, met een fimaak naby komende aan dien der Kruidnagelen , zoo dat men hem zonder branden niet verdra- gen kan, en zelfs, door het dikwils proeven, de Tong als velleloos wordt. 4. Een wrangen, bitteren of flymigen — nafmaak hebbende. Zoodanig zyn de foorten van Kaneel, wanneer die uit de Pakhuizen gehaald en tot vervoering geforteerd worde: by welke Commisfie ik, geduurende myn verblyf op Ceylon, meermaal en op verfcheide plaatfen „, nevens andere daar toe gefchikte Perfoonen, tegenwoordig ‚ben geweest. Maar de geenen, die in de Bosfchen de Kaneelboomen. ter af- fchilling opzoeken , worden nog andere foorten van Kaneelboomen gewaar , wier Loof wel veel overeenkomst met den echten- heeft, doch die zy zorgvuldig uitmonfteren. Dit is het werk van de Kaneelfchillers , in *t CingaleefchSchyja- lias, en de Kaneel in ’t algemeen Cu- rundu genaamd. Dit Volk tele de vol- gende fooften. 1. Rasfe-Curundu of Penni- Carundu: dat is Zoete of Honig- Kaneel. Zy is GVER DE KANEEE 30% | isde beste en aangenaamfte. De Boom heeft groote, breede en dikke Bladen. 2. Nai-Curundu: dat is Slangen-Kaneel. Zy komt de voorige naast by , doch is een weinig minder fyn: heeft ook groote Bladen. 3 ‘Capuru- Curundu , Kamfer -Kaneel- boom, Deezen vindt men alleenlyk in ’s Konings Landen. Uit den Wortel wordt Kamfer gedestilleerd. ‚4. Cahatte- Curundu , famentrekkende „wrange. Kaneel. … Deeze heeft wat klei= „ner Bladen. ‚De vier hier opgetelde Soorten zyn louter. verfcheidenheeden van Laurus Cinnamomum ‚ wordende van de Schillers enkel door den fimaak onderfcheiden. Het zyn de eenigfte, die goede Kaneel uitleveren. De volgende Soorten wor- den niet gefchild. 5. Saevel-Curundu, flymige Kaneel, die een lymerigen nafmaak heeft, bykans „als een Mucilago:, De bast is,week, ‚draadig met verdraaide Vezelen, niet _ zoo digten vast als die der anderen; …taay , Jaatende zich lig gtelyk buigen, „zonder op’ ftaande voet te barften. “ Het is ook een verfcheidenheid van L. Cinnamomum. 6 Dawul-Curandt, iede of Plank- ik. neel; 862 C: B THUNBERG neel; dus genaamd, om dat de bast by het draaijen zich niet krult of op- rolt, maar plat blyftù. Dit is Laurus Casfia (c). 7. Nica-Curundu, Kaneel met Bladen, die naar het Loof van Nicacol of /i- tex Neöundo Zweemen; zynde, haa- melyk , Lancetvormig of lang en final. Dit fchynt eene verfcheidenheid te zyn van Laurus Camphora. Buiten deeze zeven Soorten , telt men ’er nog drie, welke zich merkelyk van de echte. Kaneel onderfcheiden. Men kan ook in den eerften opflag zien, dat dezelve niet billyk te rekenen zyn tot de Kaneelboomen. Ik heb daar van maar de eerfte gezien: de overige zyn zeer zeldzaam en groeijen flegts in des Ko- nings gebied. 8. Caturu-Curundut , Doorn - Kaneel. Deeze is van een geheel ander geflagt als de Kaneelboom, en de Schors fmaakt niet het minfte naar Kaneel. De (©) Dit fchynt de Boom van de Casfia Lignea niet te zyn, als welke;-gelyk bekend is, ook op- geroid voorkomt, en, Zo wylen de Wel Ed: Heer RADERMACHER my{chrecf, niet op Ceylon ‚ maar op Malabar groeit, hebbende de Vrugten wat lang- werpiger; gelyk zyn Wel Ed: my dien Bast gezon- den heeft, als ook een Wilde Kaneel van Malabar, den Reuk en Smaak van de gewoone Kaneel naauw= Jyks hebbende. Kr edn dd Ean OVER DE KANEEL 803 De Bladen gelyken geenszins naar Lau- rierbladen, en de Takken zyn ge- doornd, of met fteekels voorzien. 9. Mal- Curundu ‚ Bloemen-Kaneel , (om dat de Boom altyd bloeit, doch geen Vrugt geeft). 10. Tompot: -Cúrundu , Drieblad-Kaneel; | _wââr van de Bladen zich aan de ip in drieën verdeelen zouden. | De Käneelboomen, die gefchild wor- den, zyn tot dus verre grootendeels in „Bosfehen wild gegroeid, zonder eenige behandeling „ en groeijen nog alzo: jade Europeërs hebben geloofd, op de ver- zekering der Cingalcezen, dat goede x Kaneel diie altoos van zelf moest voorts komen en dat geplante niet echt zou zyn. Natuurlyk wordt de Boom ge- zaaid door de Ceylonfe Aakfters, die, de pitten der rype Besfenloozende, de- zelve dus hier en daar in de Boslehen voortplanten. Derhalve vernielde men die Vogels niet, maar liet ze broeden; en dit achtte men tot de deugd der Ka- neel het meeste toe te brengen: Zulk ___vooroordeel heeft geduurd tot omtrent | den jaare 1770, wanneer de Wiene FALCK, in ’ klein de proef nam van dei Kancelboom door korst aan te kwed: : ; ken. J BÓ4 “CrliBE TH VAN IBAEGRIG ken. De Besfen werden gezaaid; zy fchooten wel en fchielyk op , maar had- den het noodlot, van na eenigen tyd uit te gaan. De oorzaak nafpoorende, bevondt men, dat de Cingaleezen, die hun voordeel van het fehillen der Ka- neel in de Bosfchen trekken, en-het planten niet gaarn zagen: dewyl de in- zameling daar door gemaklyker zou worden; de jonge Boomen by nagt, heimelyk , met heet water hadden begoo- ten. Dit bedrog ontdekt zynde, liet de Gouverneur op nieuws, in de aan- vang des Jaars 1770, mêer Besfen en op meer plaatfen, in ’t klein en in % groot, planten, die voortgekomen zyn en reeds Kaneel-Oogften hebben uitge- leverd. Men fchilt de Kaneel , in de Bosfchen, op twee verfchillende tyden des jaars. De groote Oogst duurt van April tot Augustus 0E kleine van November tot January toe. De Kusten van ’t Eiland Ceylon , tof eene breedte van zes of meer mylen Landwaards in, behooren volftrekt aan de Hollandfche Oost-Indifche Kompag- nie, en worden van haa ren Gouverneur geregeerd, offchoon het Land door Cingalcezen bewoond worde; want dee- Ze OVER DE KANEEL 305 ze zyn door de Kompagnieë tot onder= werping gebragt. Het binnenfte, mid- delfte en bergachtige des Eilands, be- hoort den Koning van Ceylon, die in Kandia zyn verblyf houdt, en tegen- woordig van alle kanten zoodanig inge- {loten is, daf hy zyne Kaneel ;ook door fluikhandel , aan vreemde Natiën niet kan verkoopen. De Schjalias zoeken ent fchillen de Kaneel in de Bosfchen op de eigene Lans den der Kotmpagnie, doch fteelen die ook fomtyds in °s Konings Landen, en gaan dikwils tot op-een halve myl van ’s Konings Hofplaats ; maar , ontdekten gevangen wordende , raaken zy Neus en Ooren kwvt. Ieder Diftrikt , in de Landen der Kom- pagnie, moet jaarlyks zekere veelhéid van Kaneel gefchild leveren. Over ze- ker getal van Schillers zyn Ceylonfche Overlieden gefteld, die het opzigt heb- _ ben over dezelven en over de Kaneel,hun wegens geringe misdryven ook ftraffen- de.” Over alle te famen is wederom een Buropeefci- Hoofdman, «genaamd het Hoofd der Mahabaddi , of dikwils; inde _ gemeene fpraak ;« Kaneel Kapitein; die alle Kaneel an en BAE Kompag- Vv Ki xii peur RE. dl PL Si nie 306 CirP:-T HUNBE RG nie daar voor in ftaat, ftraf oefenende over zwaare-misdaaden. Het (chillen. der. Kameelboomen wordt op de volgende manier verrigt. r. Men zoekt, naar aanwy zins der Bla- den of andere hester men goede- Kaneelboomen uit, waar van de Take ken, welke drie Jaar-oud zyn, met: een gewoon krom Snoeimes worden, afgefneeden. oe. Vandeafgefneeden Takken wordt het buitenfte huidje afgefchaafd met een ander Mes , dat-aan deeene zyde ver- heven, en aan de andere hol rondis, hebbende eene wederzyds fcherpe punt. … 3. Na het affchaaven worden de Tak- ken, -miet-de punt van't Mes, over- langs opgefplieeten , en de Schors daar- van allengs-met-de verhevene fcherp-, te van het Mes los gemaakt, tot dat men die-geheel en al daar af kan haalen, 4. Men verzamelt de afgefchilde Schors; fteekt: verfcheide kleine pypjes daar. van inde, grootere; fpreidt ze uit om te droogen; als-wanneer zy zich van zelf oprollen „en bindt ze eindelyk aan Bondels.,-om ze te vervoeren. Deeze ‘bereidingen zyn. onder ver- fcheide Luiden verdeeld. De Schillers le- ek. ES Lr rl ee OVER DE KANEEL 307 „leveren als dan de Kaneel in de Pakhui- zen der Kompagnie, welke ’er op ver- fcheide plaatten zyn; wordende dezel- ve derwaards gedragen, of, zoo ‘er Ris vieren zyn, te Water gevoerd. leder bondel is met drie dunne Rotting-Riet- Jes omwonden, en weegt ongevaar der- tig pond. In de Pakhuizen legt men ze „op-hoopen „ van ieder Diftrict afzonder- Wk, en bedektze met Bastmatten. Tegen den tyd, wanneer-de Scheper naar. Europa vertrekken zullen , dat ge- meenlyk in November en January ge- fchiedt , doet de Hollandfche Hoofdman „eene Beize naar alle die Pakhuizen , om de Kaneel, tot verzending, af te wee- genen in te pakken. Hier by zyn de Door. of Chirurgyn der Plaats alleen, of met hem tevens de Scheeps-Chirur- gynstegenwoordig, om ieder Bondel te proeven; voor wiens deugd zy vervol- Bens moeten inftaan (7). „Jeder -Bondel wordt omtrent twee El rd lang gemaakt.en op 85 Pond afge: «Woogens hoewel men ‚het maar. voor 80 „Pond aantekent; dewyl 5 Ponden door het uitdroogen verlooren gaan. Met ban- Va den @ De, beste of fynfie , Kaneel komt van Pune _ Gale, daar aan volgt die van’ Barbery, dän "dié van Mature, cn “cindelyk die van Colombo, BOB ce PT RUN BDE RG den wel omwonden, wordt dan de Kae neelbondel in twee Zakken om elkan- der vastgenaaid en getekend met het gewigt en den naam der Plaats , waar men ze afgewoogen en ingepakt heeft. Die zakken zyn niet van Zeildoek of Lin- nen , maar van het zoogenaamde Gonje „ waar door de Kaneel, geduurende de overvaart, voor befchadiging beveiligd „wordt (e). Uit die Pakhuizen worden deeze Ka- neelzakken op de Schepen gebragt, en na dat zy, gelyk andere Waaren , ingela- den zyn, ftrooit men losjes zwarte Pe- per daar over, om de tusfchenruimten op te vullen. Door de droogte en hitte van de Peper wordt de vogtigheid der Kaneel , geduurende de Reize , zoodanig opgeflurpt, dat dezelve niet alleen goed blyft, maar nog aanmerkelyk verbeterd wordt. Kaneel - Plantagien zyn 'er, na de ge- dachte Proefneemingen , door het beleid van den Gouverneur FALCK, op ver- fcheide Plaatfen aangelégd, daar men duizenden van Boomen in Zandgrond, wel- (€) Deeze Bondels, Furdeelen genaamd, meer „dan een voet dik, komen dikwils nog boven- dien, met een dunne Lederachtige huid omkleed , Over. OVER DE KANEEL. 30q welke de dienftigfte-is voor de Kaneel, heeft aangeplant. By S/uwpaka, dat aan de Grenzen tusfchen ’s Konings en der Compagnie Landen is.gelegen, bevindt zich een zeer groote Kaneeltuin,waar uit, in't jaar 1778, reeds driemaal Kaneel ge- fchild was en naar Europagezonden. By Pasf', een Lustplaats van den Gouver- neur, niet ver van Colombo, als ook voor die Vesting en Stad , voorts by Cali- toer en Mature, heb ik zelf aanzienly- ke Kaneel-Plantagiën bezigtigd , die voor twee, drie of vier Jaaren , waren aange- legd, Het is oneindig dienftiger voor de Hollandfche Kompagnie, haare Kaneel dus uit een geplante Tuin te doen haa- len, dan die door de Cingaleezen wyd en Zyd in de Bosfchen te laaten opzoe- ken. Bovendien is deeze Droogery in de Bosfchen niet meer zoo overvloedig als voorheen: ten deele, alzoo de Lan- deryên, welke de beste Kaneel gaven, tot andere gebruiken zyn befteed; ten deele, om dat de Kaneelboomen in de Wildernisfen niet gehavend werden. Van de geplante Kaneel werden, in …tjaar 1775, eenige Bondels ter proeve naar, Europa gezonden ; doch deeze had- den den vereisfchten fmaak niet, hoe- Bs MIL adinedn wel- 310 Ge PS TE UNNEER G wel zy by de proeving op Ceylon fyn en goed bevonden waren. Derhalven wer- den vyf bondels weder terug gezonden , welke, in ’t Jaar 1777 op Ceylon aan- komende, van my en anderen , Ampts- wege, onderzogt en geproeft werden. Wy bevonden, dat zy een genoegzaam fynen en aangenaamen reuk hadden, doch zeer weinig en bykans geenen Ka- neelfmaak. Buiten twyffel hadden zy den Smaak op de reis verlooten, doch de oorzaak daar van kan ik met zeker- heid niet opgeeven. Vermoedelvk be= ftondt dezelve daar in, dat de Olie in dezelven te vlug, en in de jonge Tak- ken niet genoegzaam geconcentreerd zy geweest; alzoo de Stammen maar drie Jaaren oud waren. Men fchilt wel al- toos driejaarige Takken, doch de Wor- tel en Stam moeten ouder zyn. By het inpakken en overzenden waren ook fouten begaan, die tot het verlies van den Smaak veel, zoo niet alles, kun- nen toegebracht hebben : want men hadt " deeze bondels in enkelde Zakken ge- pakt, en dezelven ín de Kajuit gelegd, niet in twee Zakken, tusfchen Peper, Van die zelfde Kaneel waren in % jaar 1776 zeven en veertig Bondels naar het Vaderland gezonden, en even zoo veel ì in DOVER DE KANEEL. Sit in ’t volgende Jaar, waar uit nu blyken moet, in hoe verre het Kaneelplanten, op Ceylon, het planten der Muskaat- nooten en Kruidnagelen op Amboina en Banda kan evenaaren(f). Kaneel-Olie , die de kostbaarfte en uit- muntendfte is van alle Olieteiten , wordt op Ceylon gedestilleerd van de by het inpakken af breekende en afvallende ftuk- ken. Deezen afval doet men in groote vaten, en giet 'er zoo veel water op, dat alles wel bedekt is. - Dus laat men het, in verfcheide vaten, wel zes of agt dagen ‘weeken. In ieder vat zyn gemeenlyk ‘honderd Ponden afval van Kaneel. Vervolgens wordt het in een koperen Destilleerketel overgehaald, met zagt vuur; waar door men een menigte Kaneelwater bekomt; dat byna zoo wit is als melk, met de daarop dryvende Olie. Twee Kommisfarisfen of Leden van den Juftitie-Raad behooren ‘er ge- duurende “den geheelen tyd der Destil- latie, die wel een etmaäl duurt, beur- telings by tegenwoordig te zyn , doch zy koomen doorgaans eerst, wanneer de Olie van het Water zal afgefcheiden wor- NE 4 den, (Ff) Gedagte Kaneel der Plantagiën op Ceylon, hoewel goed van fimaak, is tot heden alhier nog miet 200 fyn en geurig als de andere bevonden, $12 C: P: THUNBERG OVER DE KANEEL, den, die men dan in een flefch doet; welke de Kommisfarisfen verzegelen, zoo wel als de kist, daar men die fles- {chen influit. Ik gaf my veel moeite, om te ont- dekken, hoe veel Olie van honderd Pond afval kwame , doch te vergeefs : ‘tis des Apotheekers belang niet, zulks be- kend te maaken; maar ’t is zeker dat de Kaneel, in vergelyking met andere Spe- ceryén, zeer weinig Olie uitlevere, Hierom worden zelden goede Kaneel- ítokken tot de Destillatie gebruikt, en in Holland koopt men liever van de Ceylonfche , die op dat Eiland zelf om- trent tien Ryksdaalders, en in Holland dertig of veertig Guldens de Once geldt, De Kaneel-bladen ruiken fterk naar Kruidnagelen , de wortels volkomen als Sasfafras, BI VIIID Bef & tol sd VER- | 315 VERHANDELING OVER | GODS GOEDHEID, IN DE BEPAALING OMTRENT DEN an: Ore) “DER MEESTE EA Lorena RoorddeolNg HENDRIK VAN DEN HESPEL, Predikant te West - Zouburg. IE DIE ls wy eenigen tyd onze aandacht op | het ryk der Dieren, welken wy op en in onze aarde, in de lucht en wa- __ teren, ontmoeten, vestigen, dan wor- den wy aanftonds overtuigd, dat elk zoort, tot een zeker tydperk van lee- ven, kleine uitzonderingen „ welke ’er in de gantfche natuur altoos plaats heb- ben, voorby gezien , bepaald zy._— | V 5 | De \ 3i4 Hi: VAN DEN HESPEL OVER De loopkringen hunner leevens verfchil- len wel zeer naar de eindens, waar toe zy verordend zyn: zoo dat fommige verfcheidene jaaren , andere alleen eeni- ge maanden , of weeken leeven; terwyl wederom andere zoorten in weinige da- gen, ja zommige in korte uuren zeif hunne loopbaanen hebben ten einde ge- bragt. Doch hoe dit ook weezen mag, ieder zoort, iederSchepfel, gelyk eene naauwkeurige befchouwing leert, be- äntwoordt echter hier door, en hier door alleen, volkomen aan die eindens, waar toe het, op het toneel van dit lee- ven, verfchynt. Dezelve opmerking brengt tevens voor onzen geest eene vertooning , wel- ke by de éerfte befchouwing zeer ake= lig is: hoe gaaamlyk milliöenen dier Schep- felen hun leeven, op eene wreede wy- ze, fchynen te eindigen, ais die door hunne medefchepfelen, in hunne rust en genoegens verftoord, aangerand , on- verwagts gedood en verteerd worden; terwyl deezen ook , doer anderen, het zelve lot treft; en de laatfte ook op hunne beurt wederom door anderen verflonden worden: eene noodlottige gebeurtenis, welke byna het gantfche Dierenryk, zoo-dra ze min of meer aan hun- _ ‘DEN DOOD DER DIEREN. S15 hunne eindens beiintwoord hebben , ver- nielt; eene gebeurtenis, die wy telkens door voorbeelden van allerlei aart , wel- ken in een dag, in een uur, in een oo« genblik, dit lot ondergaan, kunnen be- vestigd zien. Niemand kan twyffelen , of deeze flag: ting is door God zelven verordend: „deeze alle immers zyn door Hem tot een onderling voedfel bereid; want veele moeten daar door alleen leeven; ‘groei- jen, vermeenigvuldigen; duizende Vo- gelen, kruipende Dieren, Visfen zyn daar toe ook als opzettelyk ingericht: hunne bekken, hunne maagen; hunne vlugheid, driften, behendigheden, zyn hun als zoo veele middelen gefchonken, om hunne medefchepfelen ‘tot voedfel te erlangen. Is dit zoo gelyk dit is, da prent aat hier uit by zommigen eene gewigtige be- denking: daar dani (zegt men) deeze nuttige Schepfels , hierdoor gefnarteld , gepynigd worden, en zoo {imertelyk _omkoomen; eene zaak waar van zy zelfs den grootften af keer betoonen, en waar tegen Zy, als tegen iets onnatüurlyk, met al hunne kt? agten fchynen te ftry- den: is dit dan niet hard? Niet wreed? Is ae niet kiten „Waren zy aan | Ze-: 316| Ht VAN DEN HESPEL OVER zedelyke wetten verbonden; en konden zy befchouwd worden als fchuldigen , die deezen pynlyken dood regtmaatig ondergingen , ‘er was eenige fchyn voor die wreede handelwys: maar kan het in gezonde harsfenen opkoomen, dat die Dieren hunnen Maaker vertoornd heb- ben? Kan God (vraagt men) dan goed zyn, en alles.zoo bepaalen, doen wer- ken en beftieren, dat deeze onfchuldige flagtoffers zoo ellendig het leeven ein- digen ? Dit begrip heeft den geest van veele wysgeeren van ouds zeer vermoeid: zom- mige meenden, dat dit met Gods deugs den volftreke niet over een ve brengen Zy 5 andere hebben allerleie ftelzels uits gedacht ‚, om dit met dezelwe te plooijen , waar door zommige zelfs tot de groot fte ongerymtheden vervallen zyn: die de gefchiedenis der wysbegeerte believe op te flaan, zal zig moeten verwonde= ren, over de verfchillende bedenkin- gen, omtrent dit verfchynfel. Wy mers ken dit alleen aan, om te doen zien, hoe noodzaakelyk en nuttig het is, dat dit gewigtig ftuk eens opzettelyk be- fchouwd worde. Dit is ons doel in dee- ze Verhandeling: wy zullen ’er, tegen die verkeerde bedenkingen, ten duide: lyke “DEN DOOD DER DIEREN: â17 Iykften in zoeken te betoogen , dat Gods bepaaling , omtrent den dood der Dieren, een onwraakbaar bewys voor- Zy negoed® heid oplevere; en dat het ’er zoo ver van af zy, dat dit beste Weezen hier door als onregtvaardig , wreed of onbarm. hartig zou voorkoomen, dat het in te- gendeel door die bepaaling, door die werking en beftiering , de-zichtbaarfte blyken van die beminnelyke deugd aller- wegen duidelyk ten toon fpreidt. Ordershalve zullen wy eerst doen zien , “dat ’er in die bepaaling blyken van Gods goedheid voor het algemeen welzyn plaats hebbe; dan dat de Dieren zelve, in en door deezen hunnen dood, die goedheid te beurt valle. Zullen wy het eerfte in het noodige licht plaatfen, het zal vooraf dienttie Zyn, in een kort beftek, de orde, in welke alle dingen deezer aarde, byzon- der de Dieren op haar geplaatst, moe- ten vöorkoomen en waarlyk voorkoo- men, af te teekenen. Wy moeten ten dien. einde de zaak wat hooger ophaa- ‘len, en de aandacht vestigen op de: na- “tuur van het Opperweezen. . Dit Wees “zen aller Weezens , de eenige oorfprong van ’% gantfch Heeläl, heeft de Wereld Elen voortgebragt, op dat die aanzyne vers 818 Hi -VAN DEN-HESPEL OVER verhevene oogmerken volkomen zou beäntwoerden: Zyne oneindige Wys- heid avertuist ons hier van ten vollen. Het eerfte‘ deezer oogmerken is , buiten infpraa'k ‚dte opluistering zyner deugden; het andere, op dat die, door redelyke weezetis „in zyn werk zouden erkend, bewoit.derd; en geëerbiedigd worden; en daâ rzulks, volgens zyn beftek , moet plaats’ hebben , niet alleen als deeze Wee- zens zzich zelven en anderen van hunne zoort befchouwen; maar ook dan, als Zy Of » redenlooze en leevenlooze Schep- zele naauwkeurig acht geeven , ZOO vor- derd: en die oogmerken, dat zy daartoe voot zien waren van zulke hoedanighe- den , gefteldheden of cigenfchappen, waa r-door’ zy kier aan konden beänt- wor orden5 hier by ‘bragt Gods hoogfte Go edheid mede, dat Hy alle die Schep- zel en, ook van zoo veele en zoo groo-. te blykvenvan zyne liefde deelgenooten de ed zrvn ; als zyne hoogfte oogmerken , hunne-natuurên , en de beste zamen- hing; waêr in zy geplaatst werden „kon- den ‘dulden;— en dit laatfte is zoo waarag tig, dat Hy anderfins de hoogfte goedheid nooit, wezen konde: nooit kan Eäy “behaagen fcheppen in iets ‚dat geheel «of voor: een; gedeelte van. die na- DEN DOOD DER DIEREN. 818 “_patyur verfchilt; nooit kan Hy zelf ans ders, op eene volmaakte wyze, er omtrent werkzaam begrepen worden: Wanneer wy-eindelyk Gods oneindige- Wysheid, zonder welke Hy ook nimmer iecs doet, of ergens omtrent verkeert of verkeeren kan, in de benaaling, fchep- Ping en beftiering deezer Schepfelen in aanmerking, neemen, in zoo ver Hy doorde beste ‚nuttigfte en kortfte we- gen hen het een en ander doetgenieten: dan volgen uit al het getelde, deeze vier gewigtige Waarheden: „dar alle de _Schepzelens in eene gelukkige gefteld. heid moeten verkeeren;— dat hunne ge- darcheden moeten. verfcheiden zyn, om te beter aan. Gods oogmerken te kun- … nen beäntwoorden;— dat die verfchei- ‚denheid zelfs, volgens Gods, oneindige Wysheid, op alle mogelyke wyzen, er onder moet plaats. hebben s— en ciù- delyk, dat ’er in die verfcheidenheid, orde en overeenfteimming tot die verhe=, “vene eindens moet gevonden worden, _ Als wy-nu, het geen wy»-uit het van Vooren. (a priori) beredeneerde, tot ons oogmerk hebben afgeleid, «opeen zeer gering gedeelte, der Wereld.‚-onze aar- de „toepasfelyk. maaken, „dan. moeten buiten twyffel. de vier. voorgeftelde zaa- …N = ken mâ 80Ó H: VAN DEN HESPEL OVER kens; in het Dierenryk gevonden wots den: want daar zy voortvloeijen uit Gods deugden, moeten zy niet alleen in een groot gedeelte; maar zelfs in het allerminfte van dit heelal plaats hebben. Dat zulks zoo is, bevestigt ook de on- dervinding. 1. Alle Dieren verkeeren by ons in cené en het is-door deeze geäartheid , dat’ gelukkige gefteldheid :—— onze aarde befchóuwd in haare betrekking tot an= dere Werelddeelen, is doôr haaren afftand van de Zon, Maan en Star- ren 5 door haar licht, warmte, be- weging; door de vloeiftof, welke | haar omringt; door haate vruchtbaar- heid enz. eene gefchikte verblyfplaats voor alle dieren: alle vinden zy, op en omtrent haar, alles, wat tot hun onderhoud noodig is, zoo-dat zy in een vollen overvloed leeven en al- les genieten; daar hunne geneigthe- den naar uitgaan. In alle Dieren ontdekt men ook de’ grootfte verfcheidenheid: fehoon alle in het byzonder verfchillen en ver- fchillen moeten, zoo oog ik hier al- leen op de verfcheidenheid der zoor- ten, welke onze natuurkundige Zad- menftelzels en Kabinetten onsleeren 3’ “DEN DOOD DER DIEREN. 82i bile niet gefchikt zyn voor dezelv- ‚deluchtsgefteldheid , uitwaafemingen, _ dezelvde graad van warmte , het zelv- „de voedfel: want buiten dat geerie, waar naar hunne geneigtheden uitgaan , kunnen zy nooit regt gezond Zyn, tieren en behoorlyk voort teelen , maar kwynen en fterven; trouwens hun innerlyk geftel, hun maag, hun trek, hun fimaak vorderen ook iets byzon- „ders — Het is ook aan die geäiart- heid, waar aan hun goede Schepper zeer wys heeft believen te beäntwoor- den, door hen te plaatfen , in of op zulke gedeeltens der aarde, die door hunne le gging omtrent de poolen , ‘tzy nader ‘tzy verder , aan of van dezelvens die door hunne luchtsgefteldheid enz, hun nuttige wooningen konden zyn, en waar door de noodzaakelykheden , om, ste leeven , hun verzorgd wierden. doer die gefteldheid der Dieren en we aarde , als voor malkanderen gefcha- „pen , is alles vervuld, en bewoond, zoo dat ‘er geene plaats op deezen gurt- fehen aardbol te vinden is : welke niet ‚met veelerleye zoorten van Dieren milt, en dit veroorzaakt, dat de verfcheidenheid onder hen ‘oneindig ‚ groot ZY ik - | sc \EKIIDEEL Mi 3. Ook en \ 429 H: VAN DEN HESPEL OVER 3. Ook vindt men; dat die zelvde verz fcheidenheid onder hen, op alle mo- gelyke wyzen , plaats hebbel—- Eene naauwkeurige befchouwing-overtuist ons hier van ten vollen: nooit heeft iemand aangetoond , dat ze door eene zoort of dier kan vergroot worden; dit zal ook nooit kunnen gefchieden: het geen wy ‘er van kennen, doet ons in verwondering opgetoogen ftaan ; hoe ’er zulk eene verbaazende ver- fcheidenheid in zekere omtrekken ; of bepaalde groottens kan plaats heb- ben: de befchouwing der geringfte dieren, zoo ver het ons mogelyk is, doet zelfs de verbaazing ten top fty- gen. Niemand kan hier van in deeze eeuw onkundig zyn, ik behoef dital-- © leen aan te ftippen. : Ei ! eden A. De orde en overeenftemming tot Gods verhevene eindens , welke Bet in al- lensgevonden worden, bevestigen on- ze voorigeftelling volkonren: wy zien immers op en in deeze aarde, in de wateren, alles door zyfie hand zòo gefchikt, dat wy gedwongen worden , om op te merken, eenen fchakel van dieren, welke hier voortloopt tot den “ menfch; daar eindigt in het ryk der „planten of leevenlooze Schepfelen : res een k ki S DEN DOOD DER DIEREN. 333 «een fchakel , waar wy de minfte on- l evenredigheid, of gaaping, of fprong in ontdekken kunnen, maar eene düi- delyken overgang van. het volmaak- te tot het. meer volmaakte; of aan „de andere zyde, tot: het: nrindere „volmaakte: een overgang zoo juist, Zoo zagt, zoo ongevoelig; een over- ang, die onze verbaazing werkzaam houdt, en ons zoo best eenige fcha- „duw leert opmerken van die oneindi- ‘ge verfcheidenheid, waar van wy te „vooren (praken— En wie (vergun my, dat ik ‘er dit vanter zyde byvoe- ge); wie durft {taande houden, dat : „wy dien fchakel volmaakt kennen? Daar 'er nog geduurige ontdekkingen „gefchieden, welke de door onste voo- ten onopgemerkte gapingen vervul- „len —- En wat zullen onze nageflach- ten noch niet opmerken ?2—- Doch op dat de bekoorlykheid deezer zaak heS 3 ons niet afleide, neemen wy liever de hand van het papier. - Denkt een opmerkzaam tecant waar e al het bygebragte: daar het: O0g- T rk'is, een betoog van Gods goedheid vet Omtrent zyne bepaaling in den dood der Dieren 2 Doch dit alles was onvermyde- oe om daar door tegen te gaan , diege | X 2 wig. 324 Hi VAN DEN HESPEL OVER wigtige bedenking door welke veelen Gods onveranderlyke deugden en zyn al- lerheerlykst werk poogen te ontluisteren, en welk ons zelfs by de befchouwing deezer zaak geduurig voor den geest koomt3 zeis: zou God dan geene ande- re bepaaling en fchikking omtrent het Dierenryk hebben kunnen verordenen ? Al het bygebragte , vertrouwen wy , leert onweerfpreekbaar , uit aanmerking van Gods deugden; en van de altervoortref- felykfte en onverbeterlyke fchikking der Dieren, op deeze aarde, dat dit vol- ftrekt onmogelyk zy3 doch dit ís het noch al niet, wy moesten al het, tot dus ver bygebragte , ook noodzaakelyk voor- ftellen: om dat dit, naar ons inzien, al- leen gegronde bewyzen aan de hand geevt, ter bevestiging „ dat Gods bepaa- ling, omtrent den dood der Dieren , zyne goedheid omtrent het algemeen welzyn betooge. Bevestigen wy zulks in be- trekking van eenige Dieren, en van ’£ Menfchelyk geflacht. In betrekking van het Dierenryk, moeten wy , klaarheidshalven , met eer woord herkaalen, dat Gods goedheid haar in het zelve, in die omftandighe- den , waar in de Dieren geplaatst zyn , zoo’ ver. uitftrekke, als het immer mogelyk, is 5 « — DEN DOOD DER DIEREN. 325 iss en wel tot iedere zoort van hun , tot ieder dier zelfs; en zulks alles, nietals op eene verftandige wyze , overeenkom- ftig zyne verhevene eindens—- En het zyn deeze gewigtige en beweezene rege- len, welke wy ons hier geftadig voor de aandacht moeten houden. Deeze leeren ons, 1. dat, na dat de Heer alle leevende Dieren , volgens zyne oogmer- ken en hunne vatbaarheid, eenige goed- heid betoond hebbe, zy dan ook allenks- kens noodwendig moeten fterven, zal Hy ook goedheid aan hunne nageflach- ten, ook naar deezer ‘hunner vatbaar- heid, en tot die zelvde eindens , kunnen fchenken: want deed Hy de eerfte in leeven blyven, verder vermeenigvuldi- gen, of niet vermeenigvuldigen; de’aar- de, de zeën, de lucht, hoe uitgebreid ook, zouden ze niet kunnen bevatten ; behalven dat zy, om hunne innerlyke geftellen, zoo hier al gelegenheid toe was, aan alle plaatfen niet zouden kun- nen verkeeren, ook was 'er dan voor deeze alle geen genoegzaam voedfel: en zoo kon het Opperweezen, naar het beftek deezer aarde, geen genoegzaa- me goedheid aan de jongere geflachten betoonen; de ouden zouden het deezen ook zeer lastig maaken; en ‘er kon niet X 3 _an- 926 HH: VAN DEN HESPEL OVER anders dan verwarring, Ondergang, ver- derf uit ontftaan : is dan de ondergang van de eerfte voor de laatften, geen blyk van de grootfíte goedheid ? 2. Dat ‘er veele Dieren in de driery- ken zyn, die alleen door het bloed, vleefch of andere deelen hunner mede- fchepfelen, of door allen deezen ge- voed worden, is allen bekend: een voedfel, dat wy te vooren aanmerkten , dat Zy, om hunne natuurlyke gefteld= heden, volftrekt niet kunnen misfen, zullen zy niet van honger fterven , nim- mer voortteelen. Is het nu geen goed- heid, dat hun Heer den ondergang van veelen , welke ’er toch volgens zyne be- paaling moest plaats hebben, daar toe gefchikt heeft? Is het nietoneindig wys , dat Hy, door dit eenvoudig middel; deezen de kennelykfte blyken zyner al: genoegzaamheid en zorg fchenkt.— Het is waar, men kan hier denken, indfen de Schepper der Natuur hunne lighaa- men zoo gefchapen hadt, dat ze tot . hun” onderhoud atleen kruiden, plan- ten, wortels , vruchten noodig hadden, dan. behoefden de eerften niet te fter- ven? Doch dan zou volgen. ofdat onze garde, even als in ’t voorige geval , geen genoegzaamen. voorraat vant fpyzen khing Pen \ un EC Si DEN DOOD DER DIEREN. 927 hun konde uitleeveren, en zy dus van honger zoude moetenfterven. Dieicts van de ontallyke meenigte der Dieren kent, en hoe veele milliöenen van de- zelve alleen door bloed, vleefch enz. van hunne mededieren gevoed worden É ziet hier niet een ontebovenkoomelyke Zwaarigheid ; of ‘er zou volgen ; dat’er zommige zoorten dan geheel wierden uit- geroeid: doch wie merkt niet, dat in ’t eerfte geval, de Heer niet alleen zou ophouden van voor deezen goed re Zyù; maar veel eer als wreed voorkoomen; en in 't laatfte geval, dat dan ook zyne goedheid „ zorg, werkzaamheid haar tot een minder aantal zou bepaalen; en Hy kon zoo de grootfte trap van liefde nooit betoonen: Hy was zich zelven ongelyk à en zoude zich dus verloochenen. __3. Indien eindelyk in een derde geval eenige zoorten, die op andere aafen, niet weder de flagtoffers wierden van eene derde zoort, voor welken Zy ook ‚tot voedfel zyn, wat zou het gevolg _ weezen? Dat zy zelven; en; door de _ voortteeling, cok hun geflagt eindelyk alle die zoorten, welken hun aas Zyn, geheel zouden verdelgen, waar door deeze laatfte zouden ophouden voor- Werpen van Gods goedheid te-zyn.— afd X 5 e En ze * 328 H: VAN DEN HESPEL OVER En maaken:wy dit toepasfelyk op de onderlinge verdelging, waar toe het wordt aangevoerd: wie bewondert niet de Goddelyke fchikking , die hier door zyne liefde zoo aan milliöenen betoont, de wéreld volmaakt doet blyven, alles in eene verrukkelyke órde houdt, die duizende kwaädén door de eenvoudig- fte wegen voorkoomt. Doch hier van zal noch iets nader gezegd worden, by de befchouwing van Geds goedheid, in het dooden der dieren: in betrekking dan van het menfchdom , hier toe zal het volgende genoeg zyn. Als wy ons, volgens onze voorige af= teekeningen, erinneren, hoe de Heer het Dierenryk heeft voortgebragt, be- {tiert en voedt, ter opluistering zyner volmaaktheden , door redenmagtige wee: zehss— en wy voegen ‘er by, hoe zulks volgens zyn doel niet alleen moet plaats hebben , omtrent het gantfche ryk , maar ook omtrent ieder zoort, ieder fchepfel in het byzonder, en wel zoo, dat derzelver overeenftemming, ver- {chil, orde, ons den heerlykften fcha- kel, waar van wy te vooren fpraken, voor de aandacht brengt: om zoo in alle deezen zyne Almagt, Wiysheid, Grootheid, Goedheid te doen aanbid- den, À d DEN DOOD DER DIEREN. 32Q den, verheffen. Indien nu zommige zoorten al te zeer vermenigvuldigd wa- ren; zoo deeze daar door aan allerlei gebrek waren bloot gefteld, anderen kwelden, verdreeven , onzichtbaar maak- ten, of geheel verdelgden: hoe zou dit Gogmerk niet verydeld zyn ? Hoe flaauw zouden Gods deugden uitblinken? Ja zyne Heerlykheid zou dan door de ver- warring,ongemakken,fmerten, gebreken, „welke daar noodwendige alle uit moes+- ten voortvloeijen, geheel verdonkerd worden. - Daar nu de erkentenis van Gods deugden , de aanbidding , de verhef- fing derzelve het grootfte genoegen is,het welk het menfchdom fmaaken kan: wat is zyne goedheid dan niet onbezef baar groot, dat hy den ondergang der Die- ren ‘zoo aanhoudend wys beftiere, dat wy geduurig die verrukkelyke aandoe- ningen, in de befchouwinge zyner wer- ‚ken, kunnen fmaaken…—— Doch dit is het noch al niet, het is dezelvde goe- dertierene bepaaling, welke ook zeer veel invloed heeft op een gelukkig lee- ven in deeze wereld. mrDe te groote hoeveelheid der Die- ven, welke ter zonder eenen geduurigen Ondergang, zoo als te vooren bleck, ontftaan moet, kan niet anders, als ten NB ui- 330 * Hi VAN DEN HESPEL OVER uiterften fchadelyk zyn voor het menfch- dom: een enkele zoort al te zeer ver- meenigvuldigd, is een geduchte plaag, tot verderf en tot ondergang van het geen de goede Voorzienigheid. anderzints het menfchdom zoo gunftig toefchikt: de bekende aanvallen der muizen; wor- men , zwarte vliegen, die ons zoo dike werf plaagen, bevestigen dit; dit blykt ook uit zommige gedeeltens van Ameri- ca, waar in, na een aanhoudende re- gen, zulk een verbaazend aaïtalvan In- feéten- Ontftaat , dat door hunne verflin- ding en kwelling de bewooners verarmd , en hun leeven ondraaglyk gemaakt wordt; en had-de goede Voorzienigheid daar geen aantal Vogels gereed, die deezen verflinden: hoe fchroomelyk zouden de verdere gevolgen zyn? Valt ons die zelvde goedheid niet te beurt, door on- ze Oyevaars, Zwaluwen en Rygers , als zommige Sprinkhaanea, Kikvorsfen en andere. diertjes ons te veel kwellen? Ja behoeft men wel iets meer vande groote fchadelykheid der- dieren, als ze al te veel vermenigvuldigen , by te brengen , en zoo de oneindige goedheid Gods te betoogen, als die zulks door hunnen dood tegengaat :.wanneer men maar even het oog vestigt, op de verfchrikkelyke plaa- | | | DEN DOOR DER DIEREN. 331 ‚plaagen , welken den ZEgyptenaaren trof- - fen, toen zy de kinderen Ifraëls weiger- “den te laaten trekken. Wie, die zich een regt denkbeeld vormt van-de elen- de, jammer, benaauwtheid ‚ welke hier door dat volk trof, moet niet-met oût- roering aan eene al te groote vermenig- vuldiging van zommige Dieren denken; en den oneindigen Beftierer van alles erpítig verheffen „in zyne onbegrypely- ke goedheid, die ter voorkooming van die alles vernielende plaagen,. den dood der Dieren zoo wys bepaald heeft ? Moet de te groote vermeenigvuldi- ging van zommige Dieren, zoo als wy te vooren zeiden, den ondergang van dere zoorten „ noodwendig tot zyn gevolg hebben; ten minften in die plaat- ‘fen daar de eerften ‘te veel vermeenig- vuldigd zyn: dit fchynt veelen , by het eerfte inzien, van weinig belang; doch — dit vooronderftelt in hun ook een die- pe enkunde, in de wigtige eindoogmer- ken van alle zoorten , en waar toe die aan verfchiltende plaatfen opzettelyk gefteld zyn: waarlyk het is te bedroeven, dat men in de kennisfe van het nuttige der ‘Dieren „ noch zoo weinig ervaaren is. Waarom is dit aan alle Academien geen byzondere tak: van onderwys ? „Was men CNN > MNN 332 H: VAN DEN HESPEL OVER hier in bedreeven, men zou duidelyk zien, van welk eene aller gewigtigfte aan- gelegenheid het zou zyn , een eenig zoort te misfen , om dat het, om Gods wysheid, die in alles het nuttige ook bedoelt, een vaste regel is , dat’er geen enkele zoort, zonder de ongelukkigfte gevolgen, om hier andere eindens te verzwygen , kan ontbeerd worden — Blykt zulks ook niet ten duidelykften uit de ondervin- ding? In zekere Colonie van America, meende men zich meesterlyk te heb- ben gekweeten, als men een zoort van Kraafjen daar geheel vernielde: om dat men dacht, dat zy hunne erweten op- aaten : daar zy niet aasden, als op wor- men of rupsen, die hun dit nadeel al- leen toebragten; en’men had, door deezen dwaazen ftap, in dat jaar een zeer geringen Oogst. Dachten die zelv- de Volkeren, of eenige daaromftreeks niet even ongelukkig, die een andere huttige Vogel in hun land ombragten, en verjaagden: om datzy waanden, dat zy hun gras opaaten, daar zy het alleen van zekere rupfen, die het verdierven, zuiverden? En groeiden door dit mis- verftand, die rupfen'daar toe niet zoo fterk , datmen’er, in het jaar 1749 , geen gras, geen hooy had? Moest men het daar- DEN DOOD DER DIEREN: 934 daarom niet, tot een tegtmaatigen tol van, die onkunde, uit Engeland doen overkoomen? Moest men ’er zelfs dien nuttigen Vogel niet weder inbrengen; en wilde men aanhoudend gras hebben, hem ’er gerust doenleeven ? Is niet om- trent het zelvde in Zweeden gebeurd ? Heeft men niet door zoortgelyke dwaas- heden het nut onzer gemeene Spinnen , tot eene gezonde ademhaaling , ontdekt 2 Zyn onze Muizen; onze Mieren enz. niet onontbeerlyk in onze. hoven? En is het dan niet oneindig liefderyk van den Alleen wyzen Albeftierer, dat Hy den ondergang der Dieren zoo heeft be- lieven te bepaalen ; dat door de altegroote hoeveelheid van anderen, die deezen zouden vernielen, ons dit ongeluk niet treffe 2 gt Ik fluite dit {tuk ; door noch alleen te doen zien; hoe oneindig nuttig het is voor het Menfchdom, dat veele dieren leevend verflonden ;of ook geftorven tot bekwaam voedfel voor anderen verftrek- ken: het blykt ten duidelykften sumië hun maakzel , uit hunne beweeging, uit de wryving, de {lyting hunner leden, dat wierden zy niet verflonden, zy ech- ter na zeker tydsbeftek zouden moeten fterven ; waren zy nu.geen voedfel OET voor 834 H: VAN DEN HESPEL OVER voor anderen 2 Hoe vervuld zou onzer dampkring niet zyn van alle de uitwaas-. femingen van tienduizenden van milli- oenen Iyken ; in alle plaatfen ? Hoe on- bruikbaar onze wateren? De wind, de loop der wateren, kon ’er ons wel wat van bevryden 5; maar zouden intusfchen ook middelen zyn; waar door die uit- waasfemingen,die verdorvene deelen, van elders aangevoerd, ons benaauwden : zou dit dan ;- em alleen van de lucht verder te fpreeken, dezelve niet geheel onzui- ver maäken „en verpesten? Wat zou het zyn op plaatfen daar men uittraagheid, de grootfte dieren niet onder de aarde delft 2 Zou het een en ander onsleeven piet in het uiterfte gevaar brengen ? Zou- den erniet duizeriden menfchen fterven ; zeker fterven, wierden deeze, wierden: ook onze Iyken,; niet door die allernút- tigfte dieren verflonden? Een weinig nadenkens , en eene vergelyking van my- ne ftelling met de proeven, welke men thans omtrent de gephlogisteerde luch- ten, zoo nuttig in het werk ftelt, bes vestigen deeze meening volkomen. Eu om het te brengen daar het behoort: hoe onbegrypelyk goed zyn Gods be- ftieringen dan niet voor het menfche- lyk geflachts die door alle leevenden en doo- Te EN Kd reti - FR LONEN Vie Ie DO ad > DEN DOOD DER DIEREN. - 335 dooden, tot een aangenaam voedfel; voor dieren te verorderen, ons van dit gewistig kwaad, en van veele andere nadeelen , die ’er uit kunnen-worden af: geleid, zoo gunftig heeft believen te be- vry den. Indien ik my durf vleyén, dat devoor- geftelde redenen , myne geëerde Lieeze- ren, Zullen overtuigd hebben,dat de dood dermeeste Dieren, zoo als die door God bepaald is, waarlyk zyne goedheid be- tooge: zoo twyffel ik echter niet, of men zal denken; en. heeft reeds voor lang gedacht; dat of fchoon het betoog- de ‘eene zekere waarheid. zy „ omtrent zommige Dieren: en Menfchen 3 ‘dat zy echter; die op zulk eene wyzefterven, en zoo de flagtoffers worden-van hunne verflindende medefchepfelen ; niet kun- nen gezegd worden, daar ín blyken van Gods goedheid te genieten? Dat zy die in en’ door hunnén dood zeker genie- _ tens zullen wy nu in ons tweede ee _aantoonen , wy moeten daar toe de zaa geheel aan hunne zyde befchouwen. _Mogelyk kan-hier by zommigen in be- denking koomen : dat daar de lighaamen der Dieren bezield zyn, zoo als hunne zintuigen, welke aan de onzen evenaa- ren, “en ‘hunne daaden, welke zonder eene é ty PE 336 _H: VAN DÉN HESPEL OVER: eene ziel niet begreepen kunnen wof: den, leeren; en, dat daar deeze zielen - hoogwaarfchynlyk na hunnen dood aan-. weezig blyven: ’t zy men dat verblyf gelukkiger, ’t zy min gelukkig, als het geen zv in de vereeniging met hunne lighaamen genootem, befchouwd: of dit overblyven hunner zielen hier niet in aanmerking koomt ? Wy meenen neen: dewyl het voorige reeds geleerd heeft, en het vervolg nader bevestigen zal , dat Zy, op eenen bepaalden tyd, zeker moeten fterven: welke gevolgen nu die dood heeft, doet niets tot ons oog- merk, dewyl wy alleen betoogen, dat in hunnen dood, als dood; en in de wyze, op welke zy fterven, geen bly- ken van onbarmhartigheid of wreed- heid, maar van Goddelyke goedheid omtrent hen zichtbaar doorftraalen. Dit zullen wy beide bevestigen. Wat hun dood betreft, wy moeten hier nooit uit het oog verliezen, datde Heere, volgens zyn oneindig wys beftek p aan ieder Schepfel van het Heelal, en dus ook op onze aarde, aan ieder ge- voelig weezen , zekere maat van gunst: bewyzen heeft toegefchikt, welke Hy door zyn beftier hun ook daadelyk fchenkt; zoo dra Hy nu aan dat wys be- DEN DOOD DER DIEREN. 837 | beftek beäïhtwoord heeft, en Hy ftelt. paal aan die gunstbewyzen , ©f Hy ont- houdt ze dezelve, dan kan Hy nooit gezegd worden, wreed of onbarmhar- tig te zyn: dewyl Hy dan niet anders doet, als dat Hy zyne. oneindig-wysbe- paalde goedheid inhoudt, en dit doet Hy alleen, als Hy de Dieren láat om- koomen. Had Hy ze niet gefchaa- pen, en dus die bepaalde maat van gunst- “bewyzen niet gefchonken: zou Hy hun dan niet minder goedheid betoond heb- ben? Zeker ja, daar Hy dan nù zulk eene bepaalde maat hier van fchenke, en die. op zekeren tyd inhoudt, is Hy immers daarom’ niet van onbarmhartig- heid te befchuldigen ? Maar aan de andere zyde, de Heer beliefde ‚ naar het aantal zyner, gunstbe- wyzen , welken Hy aan ieder dier Schep- zelen zou fchenken, (en wie kan hier aan twyffelen, die zyne wysheid eerbie- dit) hunne. vatbaarheden te bepaalen. Hy fchonk daarom een ieder een lichaam eene ziel, alleen gefchikt voor zulk een aantal goedheden, als Hy voor hun in, die leeven verordend had; daar dan deeze nu genooten Zyn, ZOO ZOU een langer verblyf , in dit leeven , hun _ niet tot genoegen kunnen ftr ekken; al- BELL DER | a thans 530 Hi VAN DEN HESPEL, OVER thans 'er zoude dan in zulk een verblij onaangenaame aandoeningen ontftaan; welke deeze verlenging, over het geheel befchouwd, OHGERO EET zoude doen Zy. Doch dit leidt my tot eene andere reden, wanneer wy Onze aandacht ves- tigen op hunne maakzels: deeze zyn allerkonftigfte werktuigen, min of meet fterk , naar hunne geäartheden , en dety=, den, welke zy op deeze aarde mot- ten verkeeren; hoe wel ingericht deeze nu ook zyn,:en hoe ze door voedzel ook mogen verfterkt worden, zy fly- ten af, zy verdroogen, verharden „ en worden eindelyk onbekwaam, zoo dat ieder dier , al kon het’ noodige voedzel bekoomen, eindelyk zóu moeten fter- ven. — Hier koomt by , dat zy aan de wet der voortteeling onderworpen , huns ne taak hier in , naar ‘hun afgeloopen tyds-= beftek, hebben afgedaan, zy hebben dan hun zoort voortgebragt. Dewylnú het voedzel in deeze voortreffelyke wes- reld geëvenredigdis , naar het gebruik van zeker aantal Schepfelen, moesten of zy of hun geflacht dan vangebrek vergaan; of op ‘eene andere wyze omkoomen; doch zy afgefleeten en des magteloozer dan hun Kroost, kondennietanders, of moe 4 8 3 î DEN DOOD DER DIEREN. 339 moesten in die omftandigheden de on- gelukkige flagtoffers zyn — In beide die gevallen, of door beide deeze rede- nen, zouden zy een lankwylig, een al- leronaangenaamst, ja zeer (mertelyk uit- „einde hebben: is het. dan geen groote. goedheid van hunnen Maaker , dat zy, voor het ondervinden dier kwaaden, teevend verflonden worden ? …_ Inde overweeging der wyze, op wel- ke zy fterven, vooronderftellen wy, dat zy waarlyk gevoel hebben ; en des ook {merten kunnen ondervinden. Schoon deeze onze meening reeds in verfchei- dene uitdrukkingen gebleeken is, wil- den wy die hier echter opzettelyk voor- ftellen , als iets „ dat ons allerduidelykst en zeker voorkoomt „ uit hun uiterlyk en innerlyk geftel; en uit de ondervin- ‚ding, Om dat dit hier byzonder in aan- merking koomt—- Doch dit te erken- nen, zal, vertrouwen wy, ons betoog niet om ver werpen. ‚Hier moet men voor alles opmerken, dat volgens de byna algemeene: bepaa: ling van hunnen dood, deeze hun al- toos zeer onverwagt te beurt valt; eene verordening, waar door hun ook, een byzonder blyk van ’s Heeren goedheid, gefchonken-wordt—— Op het oogenblik, nek D dat 540 Hi VAN DEN “HESPEL, OVER dat duizende gerust vliegen, kruipen, zwemmen, worden ze in het midden hun- ner genoegens verdelgd.——. Het is waar , zommige fchynen eenigen tyd met den dood te worftelen: “by ‘voorbeeld; ‚een worm, «een mug „een vlieg „ een visch, zoo “zelfs, dat wy dikwerf hunne wor- ftelingen , in de odsgevaar „ kunnen zien 5 en ons mededoogen voor hun voelen ontvonken. Doch in zulke gevallen is hetvseen verkeerd vooroordeel te waa- neu, dat zy dan van hun doodsgevaar zouden bewust zyn, en daarom met al urine. kragten “tegen -hunne: vyanden worftelen. Neen ,zoo ver ftrekken hun- ne begrippen zich nooit uit: zulk een denkbeeld vordert veele. anderen en ver- fcheidene befluiten , welke in hun niet vallen kunnen. De gantíche zaak, is deeze: “zy vinden zich belemmerd in hunne vryheid en genoegens, en alle pogingen , welke zyvin het werk ftellens dienen alleen, om .deeze weder te bez koomen en zoo worden zy „ onder dit poogen:,-om hunne vryheid, verflon- den. Ísonu de dood voor een fter- vende ‘Onaangehaam „akelig, «om het begrip. der verandering „om de verlaas ting van veelesgenoegens , om gevrees= ge fmert „enz.s dit alles. kan hun nooit tref. Ë DEN DOOD DER DIEREN. dát treffen; dewyl zy volftrekt onverwagt fterven,. | | _ Het tydftip eindelyk, in het welk Zy fterven, kan noch eenige bedenking gee= ven: dit koomt althans onaangenaam voor. — Doch wie heeft niet opgemerkt; dat door de liefdenryke bepaalins des Heeren, omfrentden dood der Dieren bi dit tydftip volftrekt oogenblikkelyk zy: zoo dra duizenden worden aangerand, cer Zy zelfs die aanranding restontwaar worden, zyn ze reeds verflonden; hun-= nen vyanden febynt opzettelykeene ge- neigdheid te zyn ingedrukt, om: hun oögenblikkelyk van het leevente berog- ven: het-zv zehen dandelyk inzwelgen ; het Zy ze 'er een agtervolgend gebruik van maaken — Eene kleine uitzonde- ring mag hier omtrent, in zeer weinige gevallen; worden opgemerkt: “Dan te vooren hebben wy reeds gezegd; dat wy dit ftuk in het algemeen befchou- Wen: in zeer weinige uitzonderingen, welke, buiten infpraak, altoos wyze bedoelingen hebben, willen wy ons des niet inlaaten: met een woord alieen dient,” dat als fommige dieren; door hunne vyanden, langzaam fchynen ge- deod te worden , ‘dat zulks:niet is OM deezerdieren te pynigen „maar om nute e L19W 3 tis /, 342 H: VAN DEN HESPEL; OVER tige ontdekkingen: onze katten zouden denkelyk eenige muizen en rotten nooit zoo lang kwellen; indien wy ze zoo fterk niet voededen; als wy zeniet meer gaven, dan ze in pldatzen , daar ze oor- fpronkelyk, daar ze wild zyn, genie- ten; en kan het ook niet zyn, dat zy door de wyze; op welke zy dezelve dooden, gelegenheid zoeken, om an- deren, welke zy ook moeten verflin- den, te ontdekken. —- Hoe dit ook wee: zen mag; zulk een enkeld geval, zeg ik, “doet niets af: millioenen van aller- leyen «aart worden oogenblikkelyk ge- dood, en ís zulk een wyze van fterven ; dan geene uitnemende goedheid: dewyl ze zoo in den dood; die ze toch moe- ten ondergaan, van fimerten bevryd zyn. Noch moet ik hier in bedenking gee: ven, of hunne oogenblikkelyke dood; wel in ’t minst fmertelyk kan begrepen worden? Het is immers niets anders; dan een daadelyk gemis van alle lichaa- melyk gevoel; hetis niets meer , dan een ophouden van een genoeglyk verkeer in het ryk der dieren. En dit kan zonder het begrip van eenige {merten , zeer wel plaats hebben : menfchen die oogenblik- kelyk beroerd worden , zoo dat ze ge- heel zonder kennis zyn, weeten dik- werf; ee « DEN DOOD DER DIEREN. 349 werf, als zv wederom herftellen, niets van eenige fmerten, toen zy beroerd. wierden; als deeze nu in zulk eenen {taat {terven, dan fterven zy volftrekt gevoelloos: kan 'er nu zulk een dood ook niet in de dieren plaacs hebben 2—- Alles dat ons in het affterven van zul- ke menfchen onaangenaam voorkoomt, is eigentlyk alleen dat, het welk het tyd- flip des doods voorgaat, en dit treft Ons , als onaangenaame voorboden , van hun. aannaderend gemis en verhuizinge, naar de gewesten der ceuwigheid— Doch daar deeze omftandigheden ’er niet zyn, is denkelyk eene ‘oogenblik- kige fcheiding geheel niet (mertelyk. „Daar nu de dieren zoo momentelyk, zoo onverwast fterven, genieten zy ze- ker in hunnen dood, kragtige blyken van Gods gocdheid. „De bedenking: zou Gods goedheid hiet grooter zyn; zoo hy bepaald had, dat de dieren langer of aanhoudend op deeze aarde verkeerden 2 Kan in nic- mand, die, deeze verhandeling, byzon- der het eerfte gedeelte, aandachtig gc- leezen heeft; opryzen. Maar de befchouwing van zommi- se. menfchen , byzonder van de losfe en „onbedachte jeugd, die veele dies ren 844 HI VAN DEN HESPEL; OVER ten ellendig martelen, en op eene zeef wreede wyze, allenskens het leeven be? neemen, kan doen vraagen: is Gods bepaaling omtrent zulker dood dan goed: heid2—- Doch dit gedrag in het mars telen en dooden van deeze onfchuldige dieren,’ is ten uiterften wreed en -on- barmhartig; en eenallerkragtigst bewvs; van de groote boosheid van het mensch: dom: die dieren tot deszelfs nut ge- fchaapen, in plaats van deeze eerbiedig te befchouwen, te bewondereitt, én ’er Gods -eer in op te luisteren; dezel? ve zoo moordaadig te mishandelen — Nooit heeft de Heer zulks gewild; of voorgefchreven; maar heeft volftrekt het tegendeel , en in ons hart, en m de natuur, en in zyn woord ten ‘duiaelyk: en. uitgedrukt. Zulks is des niets anders, dan een boosaartig en Godont teerend misbruik; het is een ftraffchul- dig doen iets dat niets afdoet tegen ot ze ftelling: dewyl die zelfde dieren 8 dan hun lot overgelaaten , dezelfde goeder- tierenheden , door ’s Heeren hand”, zou: den genieten, die anderen te beurt val- len, daar zy nu op zuik eene fiioode wyze van beroofd worden. Ik behoef tot befluic naauwlyks te er- inneren „dat wy- ten -fterkften verplige Zyn, dr ON 7 | 2 rn. Ee Tic + ef ee APEN rie amide DEN DOOD DER DIEREN. 345 zyn, om zulke {hoode martelaryen , op > alle mogelyke wyzen, tegen te gaan, en zyn wy dikwerf in de onvermydely- ke noodzaaklykheid, om zommige die- ren te dooden; dat het ons dán ook be- taame, de algemeene natuurwet , ons in het ryk der dieren zoo duidelyk voor- gefchreven, te volgen; dat is, dat wy dit, volgens Gods oogmerk , langs den korften weg uitvoeren. MOLLIE ES met EL MMES Ero \ 8 | EN N st! bd ER zon zo e FNS gaen mag de & É Ar D \ 4 EN helse DE 4 Sv, eha , fr me 1% En art dl 3 Tae ade os Iet Br end En Oe antie» Be kei 4 p ve) 2 Brot et alt gade)” wr: En Ess 2 ive ps Ee wen ee REGISTER de a ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP. ke ij | E BEREDENEERD REGISTER VAN ALLE VERHMANDELINGEN s k EN | se Dll. KE N, EERSTE TWAALF DEELEN es DER REN , die eenige verhandeling’; waarneming „ of bericht , hebben ingeleverd, ’t welke men in een der eerfte twaalf deelen vindt; — gelyk ook van alle PRYSVRAGEN , die federt de oprichting des GE- NOOTSCHAPS tot heden toe zyn opgegeven: het zy dezelven al of niet beantwoordt en be- kroond zyn geworden. Moge myn arbeid in deze eenigszins dienen tot bereiking van het voorname doelwit des GENOOTSCHAPS: dez dlleen= wyzen GOD te verbeerlyken; bet gantfche menschdom, en voorna= melyk den landsgenooten, voordeelig te zyn; en allerlei nuttige kunften Re LG en emd enn wetenfchappen voort te planten: dan zal ik myne moeite rykelyk: vergoedt achten ! VLISSINGE: den 7. van Wyumaand 1789. ADR EH OT Te SEKRETARIS. ka Ll) sTUK- SST U K K:EANS 17 IN DIT, R E G IS T E R VOORKOMENDE qd Aisha pe fs AN TA IR an Ks \ 4 | { í vr Ls % # Ki \ , ‚ 4 Kd y ae | IAN mien der tegenwoordige Hee- TEN DIRECTEUREN - _- bl. XIV. Namen der tegenwoordige Heeren * LEDEN ag cap” bl zarv, Namen “der sCHRYVEREN ‚ die ééne of meer Verhandeling enz hebben ingeleverd _ - = bl. oan Lyst der" PRYSVRAGENs door het % | Genootfthap psegeuih SCHE Sevan dodencel REGISTER der. Ver- _ handelingen _ « ohh ke IE Ae Regifter der scurieruuRPIjKAT- EBEN icon «. =voor „bl 196 ax NAAM- NAAMLY ST DIRECTEUREN EN LEDEN ‚VAN HE T: ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN. PROTECTOR. ran DOORLUCHTIGE HOOGHEID WIls …_ LEM De VYFDE: PRINS VAN ORANJE EN NASSAU: Erffadhouder, Kapitein gene- raal en Admiraal der Vereenigde Nederlanden : enz. enz. ENZe DE HEEREN DIRECTEUREN. Mr. ISAAC WINCKELMAN & Commisgeneraal van Zeeland; Oudburgemeester te Plisfinge: — Praefident van het-Genootfchap: den 25. Jas nuari 1769. Mr. LYST: DER DIRECT. XV _ Mr. JOHAN ADRIAAN VAN DE PERRE: Heef 1 van Nieuwerve, Welfinge, Everdswaard, en „5 Westhovez-.extraordinair Gedeputeerde ter Ver- gadering van de Heeren Staten Geweraal: den 25. Januari 1769. Mr. KORNELIS VAN DEN HELM BODDAERT: ‚… „Raad en Burgemeester te Middelburg; Bewind- „hebber van de WestIndifche Compâguie ter ka- mer Zeeland: Bers Ws Lebret bne Mr. ANTHONI PIETER LAMBRECHTSEN: w… Heer van Ritthemy Raad sen Burgemeester te ue Niisfinge; Bewindhebber der WestIndifche Com- pagnie ter kamer Zeeland: den or. WAgart 1769. Mr‚-MARTINUS JOHAN VETH VAN DE PERRÉS \earVryheer van Westkapelle, Heer van fet Nieuw- land; Raad en Burgemeester te Middelburg: den a1. Maart 1769. ize dean akk Mr. CORNELIS CHRISTIAAN BERTLING: Raad eu-regerend Burgemeester der ftad #7is- fing HEE — Vicepraefì dent van het verwende den or. Maart rie ietor Mr. DANIELE CRUEDE KEN: Heer van Melis- en or dMariëkerke; Raad en Burgemeester te Adiddel- burg: den or. Maart 1769, TM Ms, XVI NAAMLYST: DER. Mr. DANIEL! PIETER DE MAUREGNAULT! Raad en Penfionaris te Veres Advokaat fiskaal militair wegens de Generaliteit in Zeeland :. den er. Maart 1769. WILLEM KAREL HENDRIK, Baron VAN LYNe “ADEN “tof Blitterswyk: “repraefenterende « den „Heere » Prinse ‘Erfftadhouder, als Eerstedelen ‘ van Zeeland: enz.enz. den a1. Maart 1769. Mr. WILLEM VAN CITTERS: Oudraadpenfiona- ris van Zeeland; extraordinair. Gedeputeerde „ter Vergadering van de- Heeren Staten Genee raal ; Sekretaris-van -Zyne Doorl. Hoogheid, in ’s Hage: den-28, Maart:1769. Mr. JOHAN MARINUS CHALMERS: Oudraad. sapien van Zeeland, te Vere: den 25. in 1769. Mr. BONIFACIUS MATHIA s Pous: Bewinde hebber van de OostIndifche Compagnie ter kas mer Zeeland, te Middelburg: den 25. April 1769. Mr. MEINARD VAN VISVLIET: Oudpenfionaris der ftad Middelburg ; Opperboekhouder der ……OostIndifche Compagnie ter kamer Zeeland : den 25. April 1769. aid Mr, HEEREN DIRECTEUREN. XVII Mr EVERT CLYVER: Räad en Oudburgemees- ter te VHsfinge ; “gecommitteerde Raad’, en Raad ter Admiraliteit van Zeeland , te Middel. sdh den zo Mei 1769, - "Tur AN Mr. JOHANNES MAURITZ: Raad en Burgemees- ter te eVlif nge: den 30. Mei 1769. CORNELIS PLOOS VAN AMSTEL” Yacoh Cor- nelisz. te Amfteldams den 29. Auguftus 1769. Mr. PAUL HURGRONJE: wegens Zeeland ge- committeerd in den Raad ter Admiraliteit e Amfteldam ; Penfionaris honorair der (tad Mid- delburg: den 1o. October 1769. aa Mr. AARNOUD VAN ZUYLEN VAN NYEVELT: Sekretaris der Heeren Weesmeesteren te Rotter dam: den vo. Puli 1770. 1 HENDRIK VINK: d. L. MZ. Med. et phil. Doct, „Anatomiae et chirurgiae Profesfor honorarius; Oudfchepen te kre zj den ao. September 1771. PIETER VAN DAMME: te Amfieldam: hief 20. September 1771. Xll, DEELS II. STUK. zld Mr. VEH > NAAMEWET DER Ir. CORNELIS CAEN: Raad en Burgemeester te Hlisfinge; Bewindhebber van de OostIndifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 26. No- veinber 1771. Air, PIETER PAUL VAN GELRE: Raad der ftad Zierikzee; en wegens dezelve gecommitteerde Raad, en Raad ter Admiraliteit van Zeeland, te Middelburg: den zo. Funi 1772 bir. HENRICUS CALKOEN: Advokaat voor de Hoven van juftitie in Holland, en de Vierfchaar te Amfteldam: den 29. October 1772. Al, JOHAN PIETER VAN DEN BRANDE: Rid- der baronet; Heer van Gapinge , Krabbendyke, Kouwerve enz.; gecominitteerde Raad, en Raad ter Admiraliteit in Zeeland; Bewindhebber der WestIndifche Compagnie ter kamer Zeeland , te Aliddelburg: den 6. April 1773. \lr, RENEKE BUSCH GOCKINGA: Sckretaris der Heeren gedeputeerde Staten van Groninge en » Oinlanden: den 29. November 1774. Alt. DAVID THOMASSEN à THUESSINCK: Bur- gemeester der ftad Zwol: den 29. November 1774 f ABR A= gd HEEREN DIRECTEUREN. XIX ABRAHAM JACOB SCRAEUWEN: Stads Medic, Doctor: ; Penfionaris honorair te Zierikzee: den go. Juli 1776. Mr. CORNELIS VAN LENNEP: te Amfreldam: den 30. Juli 1776. Mr. WILLEM VAN DER BREKE: Penfionaris honorair ’s Lands van den Vrye te Sluis; Raad extraordinair van Nederlandsch Zndië te Data: via: den 30, Puli 1776. Mr. JAN VAN DER WOLFF: Raad en Burgemeester te Zierikzee: den 1. October 1776. J. €. MAUGIN: Lieutenantkolonel en Kapitein teu dienfte dezer Landen: den 1: October 1776. ADRIAAN MOENS: eerfte Raad en Directeur ge- neraal van Nederlandsch Zndië ve Batavia: der 29. October 1776. JOHAN COENRAAD BRANDT: Koopman te rs: fleldam: den 24. Fanuari 1777. Mr. FRANCOIS ADRIAAN VAN ROSEVELD CATTEAU: Oudfchepen en Raad te //i5/#1- ges — Thefaurier van dit Genootfchap: dr 24. Januari 1777. sk a DA / XX. NAAMLYST DER! DANIEL STEVEN SCHORER:- Raad en Burgee meester te Middelburg; Bewindhebber der Oost- Indifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 27. Juli 1779. Mr. PETRUS GULIELMUS SCHORER: Raad en Sekretaris te lisfinge: den 9. Auguftus 1780. í Mr. WILLEM ARNOLD ALTING: Gouverneur generaal van Nederlandsch Zudië te Batavia: den 27. Auguftus 1782. PIETER JACOB CLYVER: Raad en Burgemee- fter te Vlisfinge: den 28. Fanuari 1783. Mr. ANTONI EWOUD VAN DISHOECK: Heer van Domburg; Raad te Wlisfinge ; Bewind- ” hebber der OostIndifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 28. Fanuari 1783. Mr. JACOB VAN DISHOECK: Schepen en Raad te- Viisfinges: den 28, Januari 1783. Mr. JACOB WOUTER BOUWENS: Raad te Vlis “finge: den 28. Januari 1783. Jit JOHANNES DE FREMERY: Predikant in de Ne- derduitfche gemeente te Middelburg: den 28. October 1783. Mr, HEEREN DIRECTEUREN. XXI Mr.cA. SANDRA: ‘Schepen en Raad te Zlisfinges den 31. Waart 1784. Pa. REYNST: Viceadmiraal by het Bd: Mog: - Collegie ter Admiraliteic te Asfleldan: „dehh 28. September 1784. 4 Mr. JoHaN Baron MEERMAN: Vryheer van Dae lem; Schepenen ‘Raad te Zeide ;- Bewindhebe ber der Oostindifche Compagnie ter kamer m- fleldam: den 26. October 1784. | Mr. WILLEN AARNOUD DE BEVEREN: Oud: penfionaris te Middelburg; Sektetaris der Ed: Mog: Heeren Staten van Zeeland; den 26, October 1784. Mr. JAN jJÁcoBijs MACQUET: Schepen er Raad te Middelburg : den 26. October 1784. JOHANNES PRUYST: Kapitein by Het Ed: Mog: Collegie ter Admiraliteit in Zeelands. en Equi- pagemeester derzelfde Admiralitêit, te P/isfin- ge: den 30. November 1784. JAN SCHREUDER HARINGMAN?: Kapitein by … het Ed: Mog: Collegie ter“ Admiraliteit op de dlaas , in ’s Hage: den 30. November 1784. riche Mr. XXII NAAMLYST DER Mr. JACOB HENDRIK SCHORER: Penfionaris der ftad Middelburg: den 12. April 1785. JAN GREEVE: Raad extraordinair van Neder- landsch Zundië; Gouverneur van Pava’s noord- oost-kust, te Samarang: den 31. Auguflus 1785. JOHANNES TEELLINCK LE GRAND: Penfiona- ris honorair te WJisfinge : den 31. Auguftus 1785. _ JOHAN FREDERIK D'ORVILLE: Schepen en Raad te Amfteldam; Bewindhebber der OostIn- difche Compagnie ter kamer aldaar: dez 18. Ja- nuari 1786. JOHANNES LOUYSSEN: Penfionaris honorair der ftad Wlisfinge: den 18. Januari 1786. Mr. PIETER VAN BUREN: Sekretaris der Ed: Gr: Mog: Heeren Staten van Holland en Westvries- land in*s Hage: den 29. Auguflus 1786. LEONARD FERLEMAN: Heer van Croifillez; Rentmeester des Epargnes van Hun Hoog Mog: in het Quartier van Sluis in Vlaanderen; Lt. Bailliu, en ontfanger der generale middelen ’s lands van den Vrye: den 29. Auguftus 1786. Mr. HEEREN DIRECTEUREN. XXIII Mr. WILLEM ANNE LESTEVENON: Vryheer van Hazardswoude, Oudfchepen en Raad der ftad Haarlem: den 26. September 1786. Mr. BASTIAAN NEBBENS: Heer van Kleverskers ke; Bewindhebber der WestIndifche Compagnie ter kamer Zeeland, te BE den 6 October 1786. PETRUS ALEXANDER BOREEL DE MAURE- ENAULT: Schepen en Raad te Goes: den 30. Januari 1787. Mr. NICOLAAS JOHAN VAN HOORN VAN BURGH: Raad der flad Piisfinge: den 24. _ April 1787. Mr. APOLLONIUS JAN CORNELIS LAMPSINS: Bailliu, ‘wegens Zyne Door. Hoogheid den Hee- re PRINSE van Oranje, te Wlisfinge: den az. November 1787. JAN STAVORINUS: Schepen en Raad der ftad Middelkurg : den 29, Januari 1788. hd Mr. GYSBERT KAREL VAN HOGENDORP: Pen. fionaris der flad Rorterdars: den 9. Mei 1788, Me. XXIV NWAAMLYSIE DER! Mr, JOHAN: ADRIAAN MOENS & Raad ‘der ftad: … Wlisfâ ap Ren 12, rj, len ek k X dhr We kk E Mr. ADRIAAN FRANCOIS LAMMENS: Schepen en Ee it ftad brl ee z den» pl va là hf ea 3 SHIADMIZ rt zacogbs VAN DER STEEGE: Med. Doch te URS den 25. dn 1789. 1e Tar / Mr. JOHAN: Assurmus Becrus:r Schepen en Raad te Middelburg: den 7. October 1789, DE HEEREN ZEDEN.: ABRAHAM MULLER: Stads Med. Doct. Sche- pen en Raad-te WJisfinge. JONA WILLEM TE WATER: Hiftoriefchryver van Zeeland; S. S. Th. Doct. ejusdemgue êt Hift. eccl. Profesfor te Leide, SAMUEL ESCHAUZIER: Predikant in de Wal- fche gemeente in ’s Gravenhage. GY S= EF (”) Deze drie eerfle Heeren waren LEDEN van bet GENOOT: SCHAP fidert deszelfs eerffe oprichting. HEEREN LEDE 5 XXV EYSBERT DE WITT: Med. Doct. Chirurgyn ma- jor onder het regiment Mariniers ten dienfte dezer Landen: den 30, Maart 1768. MARTINUS SLABBER: Raad der ftad Goes: den, 31. Mei 1768. PETRUS NIEUWLAND: Predikant in de Neder- duitfche gemeente in Gravenhage: den 28. Juni 1768. Ll Mr. LAURENS PIETER VAN DE SPIEGEL: - Raadpenfionaris en grooizegelbewaarder van Holland en Westvriesland sdn % Hage: den 28, Juni 1768. Mr. PIETER BODDAERT: Med. Doct,. Oudraad der ftad Vlisfinge, te Utrecht: den 28. Juni 1768. \ JOHANNES PETSCH, te Velflein: den 26 Fu 1768, JOHANNES RATELBAND: SS Thed). Doet. et Profesfor ; alsmede Akademieprediker te Franen ker: den 30. Auguftus 1968, JACOB JOHAN ANDRIESSEN: Med. Doet. Raad en Burgemeester te Were: den 27. September 1768. Xl, DEELS U. STUK, JA XXVI NAAMLYST DER ai JACOBUS ERMERINS: / OudSekretaris der ftad … Pere: den 27. September 1768. PETRUS HOFSTEDE: S. S. Theol. Doct. ejus- …_ demgue, hifforiae, et antiguitatum facrarum, Profesfor honorarius; Oudpredikant te Rotter- dam:-den 29. November 1768. JOHANNES JACOBUS VAN DRUNEN: Profes- pe for ling. Orient. en Predikant in de Nederduit- fche gemeente in ’s Hertogenbosch: den 29. No- vember 1768. JOHAN -JACOB DE FREYTAG: Majorlngenieur ten dienfte dezer Landen; Intendant van ’s Lands dok en fas, te Wlisfinge: den 29. November 1768. f ANDREAS BONN: AZed. Doct. Anatomiae et chi- rurgiae Profesfor, te Amfteldam: den 28, De- cembet 1768. J- DU PONT? Med, Doct. en Vroedmeester te Rot- sterdam: den 28, December 1768. CORNELIS CLEYNS Emerituspredikant in de Ne- derduitfche gemeente in den Briel: den 28. Dee cember 1768. Jo- HEEREN LEDEN. XXVII JOHANNES OOSTERDYK scHACHT: Al L. Mo Med. Doct. en Profesfor te. Utrecht: den», Fe- bruari 1769. NICOLAUS GEORGIUS OOSTERDYK, Joansz. Med. Doct.-en ian te Leide: den ie dd bruari 1769. a NICOLAUS LAURENTIUS BURMAN: Med. Doct. ve en Profesfor te redden: denver. Maart 1769. | E AARNOUD VOSMAER: Directeur van het natuut- kabinet Z: D: H: des Prinfèn: van Oranje ; it ’s Gravenhage: den 28. Maart 1769. LOUIS DE BEAUFORT: te Maastricht: miij 258 April. 1769. boet, EDUARD SANDIFORT: Med. Doct, en Profesfor: te Leide: den 95. April 1769. Mr. BAVIUS vOoRDA: OudProfesfor juris te Leis. … de: den 25. Apr il 1769. al SEBALDUS RAVIUS: SS. Theol. Doct. ejus- “… demgue ; linguarum Orientaliam „ et ‘dntiguita= tum Hebraicarum Profesfor „te Utrecht : den 30. ‚Mei 1769. hk vind GER- XXVIII NAAMLYST DER GERARDUS NICOLAUS HEERKENS) te Gros ninge: den 29. Auguftus 1769. . \ . Marguis De ST. SIMON: Ridder der orde van Maltha , te Utrecht : den 29. Auguftus 769. E \ nb DAVID VAN GESSCHER: Heelmeester te Amffel- dam: den 29. Auguftus 1769. FRANCISCUS HENRICUS GRAM: Heel- en Vroedmeester te Rotterdam: den 29. Auguftus 1769. ADRIAAN VAN GEERT: Lands Medic. Doct. der Baronie van Breda: den ro. October 1769. PHILIPPE FERMIN: Medic. Doctor , gezworen Raad te Maastricht: den 31. October 1769. PIETER JONAS BERGIUS: Medic, Doctor en Profesfor , te Stokholms den 26. December 1769. ALEXANDER MONRO: Medic. anatom. et chi= rurgiae Profesfor te Edinburg: den 26. Dee cember 1769. Mr. HERMANNUS CANNEGIETER: Profesfor juris te Franeker : den 26. December 1769. FRE. HEEREN LEDEN: XXIX FREDRIK CHRISTIAAN MEUSCHEN: Corn: Pal. Caef.-Legationsraad van verfcheidene Ho- ven, in ’s Hage: den 26. Januari. 1770, JEAN SAMUEL ROBERT: Predikant in de. Wal- {che gemeente’te Am/teldam:; den: 87e Februari 1770. Al SAMUÊL' HENDRIK MANGER?:S. Si „Theol „Doets te Franeker: den 27. Maart-1770s & Ì N à e, be k GE 0 Ì Á 3 EVERHARD PIETER SWAGERMAN: Heelmees- ter te Amfteldam: den 27, Maart 1yzos- «rr FREDERICUS HENRICUS CHRISTIANUS HOFF: Med. Doctor te Arnhem: den 25. ief 1770. ê ê iE IGNATIUS VAN ZELDER: Med. Doct. te Gouda: „den 25: September 1770. k / a ” Rd 4 ok HENDRIK VAN WYN: zier Eg te “Goudar:den 27. November:1zza. «7 on nanor 67 j : … A3 ° Ì DIONYsIUS VAN-DE WYNPERSSE: ri, Li M. Philof. Doct. en Profesfor te Weena den 20. regan sia Miley S DAA 7 nnn , dn | zo XK NAW MIL!Y ST DER JOANNES FREDERICUS HENNERT: 4. L. M, „Philof. Doct. en Profésfor te Utrecht: den 20. September 1771. … \ JAN BERNARD SANDIFORT: Stads Medicinae vee Doctor in ’s Gravenhage : den 20. September 1771. JEREMIAS-.NICOLAUS EYRING: Phil. Doctorse Rector van: het Koninglyke en “Keurvorftelyke Seminarium te Göttinge: den 29. October 1772. HERMANNUS GERARDUS OOSTERDYK: Med, Doctor by het Ed: Mog: Collegie ter Admirali- teit te Amfteldam: den 29. October 1772. BENJAMIN BOSMA: 4. L. MZ. Philof. Doctor, te Aimfteldam: den 29. October 1772. HENRICUS AENEAE: 4. L. M.- Phiiofs Doctor, te Amfteldam: den 29. October 1772. JOHANNES LE FRANCQ VAN BERKHEY: Med, Doctor; en Lector in de natuurlyke hiftorie te … Leide: den 29. October 1772. Î ARCHIBALD MACLAINE: SiS, Theol. Doctor, Predikant in de Engelfche gemeente in ’s Gra- wenhage: den 29. October 1772. ” Mr. HEEREN LEDEN. ‘XXx1 Mr. MEINARDUS TYDEMAN: Profesfor. juris te Utrecht: den og. October. 1772. JACOBUS DE RHOER: Profesfor hiftoriarum te Groninge: den 29. October 17732, LAMBERTUS BICKER: Med. Doctor te Rotter- dam: den 29. October 1772. Mr. PETRUS BONDAM: Profesfor juris te Utrecht ; Hiftoriefchryver van Gelderland: den 7. Septem- ber 1773: G. Je GERARD: duditeur ter Rekenkamer te Bruse fel: den 7. September .1773, GERARD DE WIND: Med, Doctor en Profesfor- te Middelburg: den 7. bots 1773e GERARD GREEVE: Heel- en Vroedimeester j „Utrecht: den 26. Puli 1774. JAMES BEATTIE: Profesfor philof. moralis te Aberdeen: den 26. Fuli 1774. SÉROME DE LA LANDE: Math. et aftron, Pro fes/ör ve Parys: den 28. Puli 1773 ces MEt XXXII NAAMLYST DER ese MECHAIN: Affronome hydrographe du de- pot de la marine, te Parys: den 28. Juli 1775. ANDREAS BOHN: Phil, et math. Profesfor pri- marius te.Giefen; Vorftelyke HesfenDarmftad- fche bergraad: den 28. Puli 1775. MARTINUS HOUTTUYN: Med, Doctor ; te Am- fteldam: den 28. Juli 1775. JOHAN ALBERT EULER: Philof. Prof. te Pe- tersburg: den 28. Juli 1775. ADRIAAN KLUIT: dntiguitatum et hifloriarum, in primis diplomaticae Belgiì foederati , Proftse for te Leide: den 3o. Puli 1776. JOHANNES VEIRAC: Med. Doctor te Rotter. dam: den 30. En 1776 Mr. SERVAAS VAN DE COPPELLO: Medic, Doctor te Middelburg: den 3o. Juli 1776. CHRISTOPHORUS SAXE: dd. L. M. Philof. _ Doctor; Hifforiarum, antigg. elog. et hift. Ba- “tavae Profesfor, te Uirecht:, den 1x. December 1778. & ke 23 NG, ®z e HER. È HEEREN: LEDEN. KXxul HERMANNUS JOHANNES KROM: Theols veneg. &tbiff, eeclefs Profesfóry ven Predikantsin de Nêderduitfche. gemeemie „te Jliddelburgn den E ek ad 1778. : * ri hAOT alt SALOMON DE MONCHYt: Med: give ro for, te Rotterda : „den, Ee vo 1778. \ DAN Je 4 AE FRANCOIS WILLEM DE MONCHY: Med. Doe ctor te Rotterdams: deny, December ies ot ARNOLDUS VAN DE LAAR: Med. Bld in ’s Gravenhage: den: 1 daneen 1778 EK BERNARDUS HUSSEM: eden dan de Ad- miraliteit te Amfleldam: den 1. December Ab HENDRIK ALBERT SCHULTENS: Kids Griens, et antigùitatum Hebr. Profesfor te Leiden den 10. vei 1779: ANE‘DRYFHOUT: 4. LM. Theol. vet / web: Doetor; Predikant in de Nederduitfche gemeente te Middelburg: den ro. Auguftus 1719 —r Sé kretaris van dìt roger of “ N Mr. PIETER PAULUS: Oni en Advokaat fiskaal ter Admiraliteit op de Maas, te Rotter “dam:.den ro. en 1779. HEEE NEA e jn Sam AED DEELS IL. STUK, EEE, s An iNXXIV .-.NAAMLYST DER! “SAMUEL-DE WIND: Med. Doctors ’s Landsope- “> … rateur en fteenfnyder 5 Stadsoperateur en Vrocd- wab meester , te Middelburg: den zo. Auguftus 1779. Mr. JOHAN DIEDERIK VAN LEEUWEN: Ont- “-… fanger generaal der middelen van het: Kwartier: van: Nymege-over- het. Thielfche. komtoir, te Thiel: den 9. Auguftus 1780. JORAN. JACOB LRE SAGE TEN BROEK: 4. L. M, Theol. et philof. Doctor: den 9. Auguftus 1780. mi voro JOHANNES FLORENTIUS- MARTINET: d. L. M, Philof. Doctor; Predikant in de Nederduitfche | gemeente te Zutphen: den 9. Auguftus 1780. M. S. DU Pur: Stads Med. Doctor; dAnat. chi- rurgiae et artis obfletr. Profesfor honorarius: ven te Alkmaar: den 9 Auguftus 1780. Mr. WILLEM AARNOUD KIEN VAN CITTERS: … Raad en Burgemeester-te Middelburg: den 28. &___Auguflus 1781. JEAN HENDRIK STOLTE: Stads: Med. Doctor ; Lid van de gezworen gemeente te Zwol: en : 28. ne 1781. jn Je B. DE BEUNIE: Med. nde te Antwerpen: den 28. Augufius 1781. 2e ; mee GER- GERRARDUS. KUIPERS: Predikant in de Neders _duitfche gemeente. te Dordrecht :. den ‚27. Aus Zuflus 1782, etek: bar. nik MARCUS ELIËSER BLOCH: Med. Doctor te … „Berlin: den 97, Auguftus 1782. JOHANNES PIETER FOKKER: Á. L. MM. Philof. „Doctor; Lector in de wis--natuur-„enfterren kunde te Middelburg : den 97. Auguflus 1782. MARTINUS VAN MARUM: 4. L. M. Med. et philof. Doctor 5 “Lector „in, de natuurkunde te, Haarlem:.den o7. Auguflus 1782. JosePH GHESQUIERE: Hiftoriefchryver te Bras- Jel: den 27. amica TIS2e- ps oan arora ADRIAAN VAN SOLINGEN: Med. Doctor te „Middelburg: den 27. Aaguftus A78. 10 5D FLORIS JACOBUS VOLTELEN: Med. sl Med. et chem. „Profesfor,-te Leide: - dens 27e Auguftus.1782. Ky ee Kee \ A Q 3 ANU En ‘ Mr. NICOLAAS CORNELIS LAMBRECHTSEN: „… Oudraad en. Penfionaris, te # lisfinge : „den -28e td 1783 eh Mr, ed WOI NAAMLYST DER! Mt. Fi: De BERG! Cofifeiller du “Confeil Royal orda Gouvernement gintral des PaysBas Autri- Chiens, te Brusfel: den 7. October 1783, Mere. murTMAN: Griffier van het Provincie ale Hof van Gesderländ; ve Arnhems den 7. Octozer 1783. EYSBERT BONNET! SS. Theol. Doctor en Pro- fesfor 3 alsmede Akadérnieprediker; te Utrécht : den 7. Auguftus 1783. ERFRÚS LUCHTMANS: Med, Doctor; Anat. et chirurg. Profesfor te Utrecht: den 7. October 1783. ADOLF MURRAY:-WMed. Doctor en Profesfòr te Upfal: den 7. October 1783. C. G. GRUNER Med. Dottor ef -Profesfor te Pena: den 7. October 1793. JACOBUS VAN NÚYs KLINKENBERG: Á. L. MM, Philof. Doctor; Theol. et hifts ecel. Profesfor ; Predikant te dmffeldam: den 7. October 1783. CHRISTOPHORUS HENRICUS DIDERICUS BALLOT: Philof. in primis Phyf. éxpèr. Pro- fesfors Predikant in de Nederduitfche gemeente te Middelburg: den 7. October 1783. ne dk HER» HEEREN LEDEN XXXVIE HERMANNUS ROYVAARDS: 9. S; Theol. Docts ebr Profesfor; en Akademieprediker; te Utrechts. den 7. October 178 3e JACOB CASPER METZLAR: ithedianes te eu: fichem: den 7. October 1783. - , FJAD ZM í mm AABI Mr. RHyYNVISCH FEITH: Advokâât ste: Zwol : den it senda iel edo nd ke DRE eden BROES: SS. Theol. mo PEN Rr te La den 7. Sthhanken, ae LOUIS PORTE: Predikant inde. Walfche pe te Middelburg: den 7. iens vld EMAT Mr. KAREL KOENRAAD REITZ: Gäffer i in den Ed. Hove van Vlaanderen, te re an den 33, ge Let , AT HENRICUS SCHORTINGHUIS: Dredd te Koudekerke : den 7. September 1784. GODEFRIDUS WILHELMUS CALLENFELS: Med. Doctor; Burgemeester van de Courps, te Sluis in Vlaanderen: den 7. pi tige 1784 7 0 Je A. MURRAY: Med. Doctor en | Profisfir te Göt- „tinges den 7. September 1784, «Ds dk: fe XXXVII NAAMLYST. DER FX. BURTIN: Med. Doctor te zr den 7e veSeptember 1784. JAN RUDOLPH DEIMAN: Med, Doctor te Am freldam: den 31. Auguftus 1785. ISAAC HENRY GALLANDAT: Stads Med. Do- « vetorste Hulst: den 31. duguffus 1785. aM CAROLUS PETRUS THUNBERG: Medic. et bo- “tan. Profil te Upfal: den 31. ai 1785. ee GEORGERT: nenten des havik et chaus= 8 alie te Kr ai den 31. Auguflus 1785: ven BERNARD JACOBS: Artis obhtenie: dede 2e te Gend:-den 7. October ik JAN PETERSEN MICHELL:. Med, Doctor te Amfteldaim: den 7. October 1786. se... DE LAUNAY: Sekretaris. van Zyne Kei- zerlyke en Koninglyke Majefteit , te Cecil den 7. Caaden 1786. F. P. CAELS? Med. Doctor te rale den 7. October 1786, % a jh HEEREN LEDEN. :XXXEX G: BRENDER A BRANDIS:/ Leermeester inode ‚‚ wis- natuur- en fterrekunde te zAimfteldam: den 7. October 1786. J. WATERVLIET: te Middelburg :.den.7. Octos ber 1786. HENRIK VAN ROIJEN: Rector ‚der Latynfche fcholen te Wlisfinge: den 24. Juni ier — See ‘kretaris van het: etend Mr. . Red VAN HUPSCH; Lid van ver- feheidene Akademien en geleerde Maat{chap- pyen, te Keulen: den 29. October 1788. SEB. JUST. BRUGMANS: Prof. prins te Leide: den 29. October 1788. RUD. FORSTEN: Anat. et chirurg. Prof. te Hars va derwyks: den 29. October 1788. «— rq FREDR. WILLEM VAN DER LEEUW: Med. _ Doctor; Lector anat. et chirurg. te Dordrecht: den 29. October 1788. E. J. THOMASSEN A“ THUESSINK: 4e L. JM, Phil. et med, Doctor , in ’s Hage: den 29n October 1788, Ter. Jom; KL NAAMLS DER LEDEN! JOH. HENDR. VAN DER PALM: Predikant; thans “_… wonende te Middelburg: den 29. October 1788. JAC. DE PuyT: Stadsoperateur en Vroedmeester ee te Middelburg: den 29: October 1788. J- DE KANTER, Phil. z, Notaris te Zierikzee: eden og. October 1788. > KVC ATEN AN WILLEM KIST; Ant. z. Hiffor. Prof. en Re- ctor der Latynfche fcholen te Middelburg : den wir ope October 1789. JAN AARNOUD BENNET: 4. L. M. Phil. et med. hrg te gest den 7. October LANE Je VAN BREDA: Stads md. Dactor te dai Ms 7 October zl P. J. KASTELEIJN: Apotheker en-Chemist , te Am- Jleldam: den 7. October 1789. 8 LYST DE R SC B Rl A ER & A0 die ééne of meer verhandelingen, waarneming , of bericht, hebben ingeleverd: welken in de eerfte twaalf Deelen des Genootfchaps geplaatst Zyn: — met aanwyzing, waar dezelven in dit Regifter gevonden. worden. B. Mserer ) bl. 119. 133. Bergius (re. 7.) bl. 23. | Berkhey (y. Le Francq van) bl, 23. Beunie (y. B. de) bl.-126, r Bicker (1) bl. si. Boddaert (p.) bl 127. > zo} Bomme (1) bl. 174 137. 143. 143. ald, RA Bonn (A) bl. 73. 74. ald. Brahé (7. 5.) bl, oo. Brande (Gj. c.) bl, 118. C ea Callenfels (a. w.) bl, Gast ‘or — ha Charante-(wa z.-wan) bl; PORR: drone} Cruysfelbergen (D. van) bl 76, st El DEELS Ie STUK Har D, Dam: Damme Ce. van) bl So. ald. LS Dinckler (. s. 6) bl. 32. Ellerbeek (j. zr.) bi. 53. Ermerins (j.) bl. or. 113, Efchauzier (s.) bl. 86. « Euler (r.) bh zer. F. Fagaras (3. Pap de) bk-67. Fermin (rr.) bl, zo. Fokker (j. P.) bl. 19. 58. Francq van Berihey. Zie B G. «9 ld GL) dln Gallandat (p. 1.) bl 33- 50. IIS. 130. 138. Garnier de St. Fuliens bl. 106. Gesfchert (p. van) bleentaid Comr om) elstnalteD Ghert (mn. Mirandolle van) Di. Gh, 154 gen (F. HK) he kad | 53 ee 7 hiet 3 % Gra- ee ed € Nak SCHRYVEREN. KLM %s Gravezande (a) Dl, 14. 25 35. 44 Ald. 45: Greeve (a.) bl. 41. 42% 97. 138. oe: Haaren (o. z. ván) bl, gr. Harger (3) bl 6. 63. 103. Hennert (J. rf.) bl. 29. 20. Hespel (nm. van den) bl. 36. Hofftede (r.) bl. 115. Houttuyn Cm.) bl, 49. 82. 98. 120, 12t Husfem GE) bl. 22. En 136. IL. Iperen (j. van) bl, 16. 35. 66. 87. 107. Kens Kanter (c. de) bl, rá1. | Krom (u. j.) bl. rog. Kuipers (e.) bl, 39. 482 L. Lambrechifen (Ne c.)-bl, 83.0 > «CO ” FANS 5 Leeus Pl _XLIV ELST LHR RR Leeuwen (Je D. van) bl. zo. Lieftinck (A) bl. 128. ald. Lombard (e.) bl. zoo. M. Macquet (j.) bl. 64. Mareeuw (j.) bl. 6r. __Martinet (7. r.) bl. 37. Mechain (m.) bl, 5. ig. zoo, Meefe (p.) bl. 39. Michel (y. P.) bl 25. Mirandolle van Ghert: zie G. Mulier Ca.) bl. 133. 7 N. Nahuys (A. P.) bl. 54:76. Nahuys (6. j.) bl 114. 149. Nebbens (B) bl. 140. Nieuwland (r.) bl. 46. Nooten (s. van) bl 53e O0. Oosterdyk {n. o,) bh 20e 23e. SCH RY VIEREN. Oosterdyk Schacht (j.) bl. 126. Pe Palm (x. van der) bl, 110, Paris (7. w.) bl. 89. Pont Gj. du) bl. 135. Puyt (G. de) bl. 131. R. Radermacher (p.) bl, 50. 102. Reitz (r. 1.) bl 15. Reitz (xk. k…) bl. 55. Reitz (w. o.) bl. 18. Renou (2) bl. r4r. Rhoer (j. de) bl ar. Roy (j. le) bl. 134. _ Saxe (car) bl. 75. Schlosfer (y. A) bl. 58. Schorer (w.) bl. 124. Schortinghuis (x.) bl, 56. Slabber (m.) bl. 148. ERREE 3 XLV Smith NLP Uwer Diek o Smith Cw.) bl. 118. Solingen (A. van) bl. 129. 131. Spiegel (1. P. van de) bh, 144. Swagerman (E. P,) bl, 5. ald, 43. I1ó, TL Terne (c.) bl, 12. Tieboel (».) bl. 119. ‘Thunberg (c. P.) bl. 49.“ Tjeenk (y.) bl. 1. 3. 4 bei, Udemans (w.) bl, ror. V. Veirac {y.) bl. 52. 56. 94- Voltelen (r. y.) bl. 73. Voorst (p. c. van) bl. 112. Vries (c. de) bl. 24. SA é W. Water (7. wa 7e) bl, 9. 81, ib, 155. + Wa / SCHR Y v EREN. XLVII Watervliet (7) bl. 24-5390, W'inckelmen (1.)bl, 29. 35. 40. wies ie ald, 15. es al Wind (ede) bl. 15. BCN Wind (re. de) bl. 33. Wind (s. de) bl. 84. 85.134. / Wit (e, de) bl."57. 116: 127. Wy (Gr J-rvan) ble 38e inning _ Weyn (rz. van) bl. 54e 0 NT, Ze Zillefen (c.) bl. 6o. lin Mg F si / ij N HS terr LYST DN Tar ne Beweb T os ER PRYSVRAGEN: UITG ES € HR EPB N D o o RH E Et ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN re VLISSINGE ; van het jaar 1769, tot 1789. Gr rar a an Sa tan Sz? EERSTE vRrAAG: IN HET JAAR 1769, OM BEANTWOORDT TE WORDEN vóór r. Mei 1770. 9 Wetten zyn de bewoners van ZEELAND » geweest tot aan de vyftiende eeuw? Hoeda- 2» nig waren hunne zeden en Godsdienstplich= 9» ten? en welken voortgang hebben de fraaije s letteren, kunsten, en wetenfchappen, onder » dezelven gehad”? Het antwoord van DIDERICUS VAN CRUTS- SELBERGEN ós met den gouden eerpen- ning bekroond, « die het Regifter , bl, 76. hi Î S UH. mn EE LYST DER PRYSVR. XLIX / IL vraag: iz bet jaar 1769, tegen Mei 1771. » Welken zyn de redenen der meenigvuldige en VALLEN, of GRONDBRAKEN in de zeedyken , » voornamelyk die der Provincie ZEELAND? dege Op welke wyze kunnen dezelven best »» voorkomen; — of, daar zynde, fpoedigst en s> minst kostbaar, herfteld worden” ? Het antwoord van BASTIAAN NEBBENS is met de gouden; — en dat van CORNELIS DE KANTER; gelyk ook dat van BARe THOLDUS RENOU, met de zilveren me- daille bekroond. _ = - _ Zie bl. 140, UI, vraag: in bet jaar 1770. tegen Mei 1772. ‚> Mag een natuuronderzoeker, uit de reeds s gemaakte waarnemingen en proefondervin= ‚« dingen, verdere gevolgen trekken ter uit« » vorfching van de nog onbekende oorzaken » der verfchynfelen ? — zoo Ja! hoeverre mag 2» by daarin voortgaan? en welke regelen moet » hy daaromtrent in acht nemen”? Deze vraag werd geoordeeld best beant= woordt te zyn door eene Verhandeling, Nf: nk ok 5 ges El LVENSAT PRE KR „gefchreven door josuA. VAN IPEREN 5 gelyk by de opening van het billet “bleek s — dan, deze Heer Lid des ce- “ moorschars zjnde , werd de gouden eerprys aan het antwoord van josk- PHUS PAP DE FAGARAS tOEZEWEZEN: — de zilveren zoude aan dat van pui EIPPE FÊRMIN zyn toegekend, indien niet, ook die Heer, Lid des eenoor- SCHAPS Ware geweest. == Zie bl. 66. IV. vraag: iu bet jaar 1771. tegen Mei x773. “_„ Hoe kunnen de vallen of grondbraken in de 9» zeedyken , voornamelyk die der Provincie 3 ZEELAND, best en minst kostbaar voorgeko- men worden”? (zynde dit gedeelte der twee« de: vraag niet voliedig beantwoordt.) Hierop is geen voldoend antwoord inge- _ komen: — en „ wannzer dit word in- geleverd , is het Genoot/chap ten al- len tyde genegen , hetzelve met de gou= den eermunt te bekroonen. Ve PRYSVRAGEN. LI v. VRAAG: in hetjaar 177 1 tegen Mei 1773 sp War isde iden: van het fterk oep ‚der ZeEUWSCHE, voornamielyk der Waicher- »» fche, duinen en ftranden ? „Hoe is. zulks voor ‚ te komen? “en welke middelen, buiten de. 4 reeds bekenden, zyn (op de nutigfte en. ‚> minst kostbare wyze) tot derzelver behou= »s ding aan te wenden” ? Op deze vraag word ook nóg, onder „dezelfde belofte, een voldoend ant- „woord verwacht, VI vraag: in bet jaar 1772. tegen Mei 1774. s In welke evenredigheid zyn de landen in „, de Provincie ZEELAND, en in ieder eiland in _‚ het byzonder, aangelegd tot bosfchen, boom- ‚ gaarden, weilanden, en bouwlanden? Is die ‚‚ evenredigheid, welke thans tusfchen dit „s vierfoortig gebruik der landen-in. deze Pro- ‚s vincie plaats heeft, de voordeeligfte, vol- „5 gens welke de landen binnen dezelve kunnen, ‚worden aangelegd? Zoo neen! hoedanige vers, 2 Aadoriosi is daarin voor het algemeen belang, ss WER LI EN SAADENR 93 wenfchelyk? en welken zyn de beste en vruchtbaarfte middelen, om dezelven daar te ftellen? Welke foorten van houtgewasfen -en ; landvruchten zyn 'er, buiten die, welken in Zeeland doorgaans het meest worden aange. kweekt, die in onze Zeeuwfche gronden; met een evengelyk. of grooter voordeel voor het gemeenebest, en voor den land- man, dan de thans gecultiveerden, zouden kunnen worden geteeld? Welken van dezel- ven verdienen ín het byzonder aangemoedigd te worden? en hoedanig zyn de gefchiktfte middelen, om derzelver culture gemeen te maken” ? Op deze vraag is GEEN antwoord inge- id Ld komen. VII. vraag: in het jaar 1773. tegen 1. Januari 1775 „, Welke gedeelten van de NEDERLANDSCHE Hiftorie, byzonder van ZEELAND, zyn tot nu toe niet naauwkeurig genoeg behandeld ? en uit welke bronnen zouden dezelven in een beter licht kunnen gefteld worden, ter / 2 aan- | | PRYSVRAGEN. TIN „aanvulling van de Vaderlandfche gefchiedenis- 93 fen”? Op deze vraag» offchoon dezelve in 1775. tegen Januari 1777. weder is “opgegeven ‚ met belofte van een’ dub- belen gouden eerpennings is geen vol- doend antwoord nm N VI. VRAAG: în het jaar 1774. 7 vas Januari 1776. | os, Welken zyn de duidelyke en onderfchei- (5 dene kenmerken van die befmettelyke ror- 35 KOORTS, (Gftbris maligna putrida,) welke ‚ thans zoo algemeen befpeurd word op de uit- ys gaande OostIndifshe Schepen dezer Landen? „Door welke oorzaken word deze koorss voortgebracht? en welken zyn-de middelen, „5 om dezelve-te behandelen; voor te-komen 3 5 en den voortgang -daar van te fteuiten”? „Het antwoord van JOHANNES VEIRAC if oormeét den gouden; — en dat van B. « mussem met den zilveren. eerpenning eebekroond, eee Zie bl. 93. LIV KV HE VIE RK IX.rwraae: du bet jaar 1776. tegen. Januari 1778. > Daar de STATEN Van °ZeELARD: — hiet tôt s> voordeel. van ‚de financien der Provincie ; » maar tot weorkoaming van gebrek. aan von- » tante penningen :— al voor meer dan honderd » jaren, den zegotiepenning „bekend onder den > naam Van ZijVEREN DUKAAT Of RYKsDAALle „DER, mEt deszelfs. gedeelten „geoordeeld s hebben van so. tot 51. ftuivers te moeten ver- 2, hoogen ; mitsgaders , federt dien tyd, om ss dezelfde reden nog tweemalen-gelyke ver- ss hooging met één’ ftuiver te moeren doen: en 2 dus dien uegotiepenning binnen Hunne Pro- s vincie tot 53. ftuivers gangbaar te ftellen: — Welken zyn de middelen , om de aanmerke- «55 lyke fchade, die de ingezetenen der Provin- ss Cie ZEELAND , door den nadeeligen . wisfel- “ss COUFS ‚inzonderheid federt-de-laatfte verhoo- s» Sing, geacht worden te lyden, voor te ko- s> men: — zonder deze Provincie aan gebrek van contanten bloot te ftellen ; maar dezelve «> integendeel in {taat te houden, om de benoo- » digde nieuwe /pecien te kunnen aanmuntenà as En wat middel zoude ’er zyn, om de munt- vs » JPe= ee EENES, da PRYSVRAGEN. EY » fpecien, door de geheele Republik ‚op eeen ‚> egalen voet van gehalte en evaluatie te bren- »> gen: met dat-effect, dat op alie de munten, > by aanhoudendheid „ zoo. gouden als. zilveren » „Jpecien tot de geftatueerde, of nog te flatue- 2, ren, gehalten en evaluatien wer kúnnen gn wor eed worden”? et De DORE OA dist en Bs SYMAREEUW „offchaon niet woldoende ,/ … 5 eyn deder met eenen zilveren eerpen= > … rk en ae ‚Zie bl, Pa de  il ‚Xe VRAAG; in. het jaar 17 7. vagen nefinils …_Janwari ERD. mä Ke ‚ Hoedanig. is de wys À om Fe armen : ‘zóo „ binnen de fteden, als op hét platte land véa … her Wereenigde NEDERLAND; en in hes by- »» zonder. van, ZEELAND: te enderftegnen „ en „ beftendigaan den, kostte. helpen? welke, »» voor de-Diakenien en Armenmiddelen- mia ws bezwarende; vaor de armen zelven nuttiger ; »> En voor de burgerlyke maatfchappy ‚ waar- ss Van zy Jeden zyn; voordeeligerszys dan. die s wyze van bedeeling, weike nu byoa alom fu’? 3, plaats ‚heeft | schor ed! 090 Her LVI VST ER Het antwoord van JOHANNES HARGER is met de gouden eermunt; — en dat VAN NICOL, HENDR. VAN. CHARANTE met de zilveren bekroond. «Zie bh, 6. nd dende on ae Bean Seche it en XL, VRAAG: ôn bet jaar 1777. tegen Januari 1779. op het edelmoedige verzoek van den Heer DANIEL RADERMACHER. s> Welke fchepen, behoorende aan de Ne- » derlandfche ‘OostIndifche. Compagnie , van 3,140. 150, En 155. voeten lang: zoo met een’ 2» openen; als gedekten kuil: (anders genoemd > DRIEDEKKERS:) zyn in allen deele de be- ‚> kwaamften , nuttigften, en voordeeligften » voor Haren dienst: zoo tusfchen Europa en » Indië varende; als in de Indifthe zeeën zel- s ven gebruikt wordende”? eN Kn nt neee RE pe Het antwoord van EZECHIEL LOMBARD heeft de gouden medaille; — en dat VAN WILLEM UDEMANS de zilveren be= — haald. a da é Zie bl. roo. XII. vraag: in bet jaar 1778. tegen _Jennari 1780. Welke verbetering hebben de gemeene of » Opens 9 Led 92 bd 9 : 9 ER YS VRAGEN. ;EVI ojenbare, vooral de Nederduitfthe scrorEn ; ter meerdere befchaving onzer. natie, nog wel noodig? — Hoe zoude dezelve op de voordeeligfte wyze kunnen ingevoerd, en op eenen beftendigen voet onderhouden wor- den”? Het antwoord van HERMANUS JOHANNES , KROM» indien hy geen Lid des Gre NOOTSCHAPS ware geweest , zoude den gouden eerprys hebben weggedrageng — nu is dezelve aan KORNELIS vAN DER PALM toegewezen; en een zilveren aan DID. CORN. VAN VOORST. « Zie bh, 107, XIII. vraag: iz het jaar 1779. tegen Januari 1781. 8 Vorderende “een tydrekenkundig en naauws Keurig bericht van alle inlandfche en uits heemíche fchryveren en fchriften, die tot opheldering der wepemranpscue gefchieden nisfèn en oudheden ftrekken, federt het bes gin der Graaflyke regering ®%t op dezen tyd” Op deze vraag ir, tot heden toe, geen „voldoend antwoord ingekomens doch KERK HE word Xl. DEELS IL, STUK. LVIII EW SP WISE AR word nog met verlangen, onder de gewone toezegging, te gemaet gezien. XIV. vraag: in het jaar 1779. tegen Ja- nuari 1782 voor rekening van het BATAVIASCHE Genootfchap. Behelzende ”het kortfte, zaaklykfte, en ze= kerfte bericht, belangende de bouwing der fchepen, en ’t gene daartoe behoort; voor zoo veel zulks invloed heeft op de gezond- heid en het goed der zeevarenden: — de onderhouding der manfchap ; zoo aan land, en op de reede, als in zee; ten aanzien eener goede huisvesting, kleeding, fpys en drank: — de beste wys-om den mondkost in te leggen, te bewaren, en te bereiden , aan land en op zee: — de heilzaamfte dranken voor. dagelyksch gebruik , tot voorkoming van den /corbut, en andere op de fchepen heerfchende ziekten; met de voorfchriften daarvan, en derzelver maten: — de noodige verbetering. van het by ons in gebruik zynde fcheepsbrood: — de beste manier , om de fchepen en het kooigoed zuiver te houden: — het afzonderen der gezonden van de zieken ; zoo op kuil- als driedeksfchepen: — en hetge- „ ne PR YSNVRAGEN. KEIX » ne hiertoe verder kan en moet tement ae ss gemaakt worden”. Aan het antwoord van JOHANNES HARGER is de gouden medaille toegewezen. Zie bl, 103: XV. vraag: in het jaar 1780. tegen Januari 1782. Begerende ”het volledigfte en beknoptfte fas s menftel van het Staatsrecht der zeven wveree- ‚s nigde Nederlanden ; met aanwyzing der ‘sp bronnen, waaruit men nadere en meer uit= s> voerige kundigheden , belangende de byzon« » dere punten van dit recht, kan halen” Op dit wvoorftel ziet heg GENOOTSCHAP nog met verlangen een volledig ant- woord te gemoet XVI. vraag: in het jaar 1780. tegen Fa- nuari 1783. voor rekening van het BATAVIASCHE Genootfchap, »» Hoegroot moet de cirkelboog zyn van het 2» VOORSCHIP , of de zoogenaamde sorG, indien s dezelve zal gefchikt zyn, om het water ss Zacht te klieven, tot bevordering van eenen s> Vaardigen voortgang; en teffens beftand te Ed} » Wee LX EVEN VEER … wezen , om het diep inzinken der zwaarte s van het fchip en lading, door de drukkende », kracht der byftaande zeilen, voor te komen? s> — Hoegroot moet de boog van het geheele s fcheepslichaam zyn, op de lyn van het ncêr- », geladen fchip, tot bevordering van het fpoe- „> dig wenden , zoo wel vóór den wind als ») door den wind”? Eet antwoord van GARNIER DE ST. JU= LIEN js de gouden medaille waardig gekeurd. _« - - Zie bl, 1o6. XVII vraag: in het jaar 1780. tegen Janu- ari 1782. op het edelmoedige verzoek van den Heer w. Baron vaN Doprr. 2, Welken zyn de ware oorzaken en ken= 2 teekenen van de NAJAARSKOORTSEN in de » guarnifoensplaatfen van StaatsVlaanderen ? „> en welken zyn de beste behoed- en genees- »‚ middelen, die daartegen, vooral by de nziláe » tairen, kunnen aangewendt worden”? Aan het antwoord van G. W. CALLEN= FELS is de gouden eerpenning; — en aan dat van JOH. HARGER de zilve- ren, toegekend, e … … die ble 62. XVIII. _ PEYS VRAGEN. „EXE XVIIL vraac: in het jaar 1782. tegen Fanuari 1784. „ Wat is ’er tot nog toe, in de Nederlands. ‚, fche taal, over de febres catarrbhales, wel- ’ ‚ ken zich, federt eenige jaren meer dan voor- „ heen, in deze Landen vertoond hebben , ge fchreven ; en wat ontbreekt ’er aan? — Wel Li ken zvú hare gewone kenteekenen, loops > hf p „‚ fymptomata, en complicatien? — Zyn'er ee „ nige redenen te ontdekken, waaruit b'yken an, waarom deze ziekte meer dan voorhee „ kan, waä de kt d heen » „pian heeft? — Welke is hare veilige en ze= ‚ kere genezing, in alie hare onderfcheidene „ foorten”’ê Het antwoord van JAN PETERSEN MI+ cHELL ós met de gouden eermunt be- kroond., - a = Zie bl. 25. XIX. vraag: in bet jaar 1782. zegen Ja- nuarì 1784. voor rekening van bet BATAVIASCHE Genootfchap. Vorderende ”het best gefchikte en minst ‚ kostbare ontwerp, tot het ftichten van een „ bekwaam-gebouw , onder den naam van Hose EK. “UE S MIER 9 PITAALs of manhuis, voor onvermogende en »» oude zeelieden”. Het antwoord van C. KärsER is met de gouden medaille vereerd. Zie in het XIII. Deel. XX. vraag: nz bet jaar 1783. tegen Januari 1785. ‚> Zyn ’er geene algemeene en byzondere , gebreken in de inrichting en leerwys onzer », Waderlandfthe nooeescnoren? — Welken » Zyn de voornaamften? — en wat kan, tot ver- „, betering daarvan, in ’t werk gefteld worden: 9 tot fpoediger voortzetting van aïlerlei weten- 9 fchappen; en ter meerdere befchaving onzer ss natie”? | De beantwoording van deze vraag flaat , onder de gewone toezegging; nog Open. XXI. vraag: voor rekening van bet “BATAVIASCHE Genootfchap. 5 Dewyl de fchadelykheid der begrafenisfen, 3, binnen de fteden en kerken, ten vollen bewe- ‚> ZEDs PRYSVRAGEN, LXIM „, zen, en vry algemeen erkend is: welken zyn „de verfchillende redenen, dat die nadeelige s» gewoonte in deze REPUBLIK blyft ftand grye „„ pen? — en welken zyn de beste middelen; „ om dezelve te doen ophouden”? Het antwoord van JOH. DID. VAN LEEU= wen is de gouden; — en dat van CORN. TERNE de zilveren eerprys waardig gekeurd, = Zie bl. 10. XXII. vraag: op het edelmoedige verzoek wan zyne Excellentie, den Heere w. C.H. Baron vAN LYNDEN #0/ Blitterswyk. Elk uitnoodigende om ”op te geven het diff? rent van den fchadelyken wisfelcours, wel- ke (in ieder der zes vereenigde Provincien, met relatie tot de Provincie van Holland „) in ordinaire tyden gemeenlyk plaats heeft; — voorts aan te wyzen de fundamentele oor- zaken, door welken deze wisfelfchade in de 3 Provincie van ZEELAND grooter zoude zyn, » dan in de vyf andere Provincien ; gefteld zynde , dat de zilveren dukaat ín Zeeland s tot geen’ hoogeren prys gangbaar ware, dan » in de overige Provincien; — yerder te ber Hktenen 4 2 to= LXIV et nn s togen: of, en welke, redenen de „Provincie 2 Van ZEELAND heeft, om beducht te zyn, dat » aldaar eerder en meerder gebrek aan ftand- » peùningen „ en andere gangbare fpeciën, zou- »» de exfteren, dan in de vyf andere Provin- » cien ? — en hoe zulk defect best zoude kun- - > nen voorkomen worden”? Het antwoord van j. F. Muuren âs, als het allermeest uitmuntende, de gou den eerprys waardig geoordeeld. Zie in bet XIII. Deel, XXIII. vraAG: in het gaar 1784. tegen. Fanuari 1786. ‚… Wanneer is de Provincie van ZEELAND, » federt de affchudding van het Graafiyke juk, ‚‚ op den hoogften top van eer en voorfpoed: „, zoo in den koophandel; zeevaart; en land- s‚ bouw ; als in de wetenfchappen: geweest? — s‚ Hoe en door welke middelen is zy daartoe ss gekomen? — Is dezelve tot heden toe op dat » toppunt gebleven? — Of hoe, en in hoe verre, se is dezelve daarin aan het dalen geraakt? — ») Waardoor is zulks voorgevallen? — En », welken zyn de beste middelen , om dezelve „> wederom tot dat toppunt te brengen” ? Des BR YSIV ROGEN. CEM Deze vraag is niet beantwoordt; ook niet wederom voorgefteld. XXIV. vraag: in het jaar 1784. tegen Januari 1786. ‚„ Welke fchikkingen kunnen ’er, door de »» gezamenlyke geleerde Maatfthappyen in ons 2» VADERLAND, gemaakt worden: om, zonder ‚, elkander eenig hinder toe te brengen, faam 2 te werken tot bereiking van haar gemeen ‚‚ doel: de bevordering van den bloei en de „ uitbreiding der kunsten en wetenfchappen? Op deze vraag geen antwoord ingeko= men zynde, is dezelve, met eenige „werandering , in 1786. by vernieu- wing voorgeftelds (zie XXIX, vRAAG») XXV. vraag: voor rekening van het BATAVIASCHE Genootfchap. ‚, Naardien goede krankbezoekers, in dienst s der OostIndifche Compagnie dezer Landen, » van veel nut kunnen zyn; en zulken op de » meeste OostIndifche comptoiren ontbreken: — » welken zouden de beste en minst kostbare » middelen zyn, om het gebrek van goeden te leak » Vers EVE SWW S TUNDE RK s verminderen, en geheel weg te nemen: en » de Compagnie van den last der kwade krank- » bezoekeren te bevryden”? Het antwoord van LAURENS VERWYK ós smet de gouden; — en dat van PETRUS HAAK met de zilveren eermunt be= kroond, Zie in het XIV, Deel, XXVI. vraag: voor rekening van bet BATAVIASCHE Genootfchap. „ Welke is de beste en eenvoudigfte wys, » op welke de zendelingen, in Asta en AFRIKA 9 » de Mubhammedanen omtrent de valschheid van hunnen Godsdienst, en de waarheid van ») den Christelyken , overtuigen kunnen”? Deze vraag, niet beantwoordt zynde, îs ingetrokken. XXVII. vraag: iz het jaar 1785. tegen Januari 1787. Hoedanig is de ftaat der zeden onzer Na »» tie geweest, federt de oprichting van ons @» Gemeenebest, tot op dezen tyd? — Welken », Waren de oorzaken hunner verbetering of » verergering? — En welken zynde beste mid- ‚ de= PRYSVRAGEN. LXVII ‚‚ delen ter meer algemeene verbetering onzer » nationale zeden’? Deze praag flaat, zonder tyds bepa- ling, open. XXVIII. vRrAAG: voor rekening van het BATAVIASCHE Genootfchap. ‚> De Wis- Natuurs en Teekenkunde, van ‚„ eenen bykans algemeenen invloed op alle „> kunften en handwerken zynde: — word gee », Vraagd op te geven : — welk het beste middel 3» Zy» om die kundigheden algemeener in trein » te brengen; en derzelver aanleering, voor »„ min vermogenden , gemaklyker te maken? Het antwoord van- ADR. VAN SOLINGEN is met den gouden eerpenning bee kroond » en zal in het XV. Deel ge plaatst worden. XXIX. vraag: in het jaar 1786. tegen Januari 1788, » Welke fchikkingen kunnen ’er, door de e gezamenlyke geleerde Maatfchappyen in 2» ONS VADERLAND, gemaakt worden: om, zons e der elkander ecnig hinder toe te brengen; 2 200 KERVIN ALV OS/TI IDE R s» zonder de eene van de andere, of van eenig » opperbewind, afhanglyk te maken; en over- » eenkomftig elks oorfpronkelyke inrichting: s» faam te werken tot bereiking van haar ge- „ meen doel: de bevordering van den bloei en _s‚ de uitbreiding der kunften en wetenfchap- » pen”? (Wergelyk hiervoren XXIV. vraag.) dan het antwoord van ANDREAS BONN is de gouden medaille toegewezen: zie in het KIV. Deel. XXX. vraag: in bet jaar 1786. tegen 1738. » Dewyl het gereede gebruik van PENNIN= s» GEN de ziel ís van alle handelingen en. be- „ dryven: op welke wys kunnen eerlyke en s naarftige kooplieden, commisfionarisfen, of ‚ ondernemers van fabriken en trafiken, (die s geene obligatien, of foortgelyke effecten be= 2» Zitten , om tot pand ter minne te kunnen 9» Overgeven : maar voorzien zyn van vaste s, panden; of pakhuizen, zolders, kelders, of » winkels, met genoegfamen voorraad van goe= » deren;) in deze Provincie van ZEELAND gele- ss genheid bekomen, om gelden à depofito, of 3» Op wisfel, voor zekeren tyd, machtig te wors » den, ter- voortzetting hunner zaken: zoodat tefs PRYSVRAGE:N. LXIEX „ teffens de geldfchieters zekerheid hebben „ voor de veilige herkryging van boafiumee en 48 interesfen’’ ? Het antwoord van J. FR. MULLER ô5 ; 9 in de jongstgehoudene algemeene Ver- gadering , den 7. van JWWynmaand _ des jaars 1789. als het best woldoen= —_ de, met den gouden eerpenning be- kroond. | XXXI. vRrAAG: woor rekening van bet. „BATAVIASCHE Genootfchap. » Welken zyn de ziekten en kwalen der NEGERS in de Nederlandf/the volkplantingen in de WestIndiën? — Welken zyn de uit- en inwendige hef van zulken derzél- ven, die (zonder behulp van eenen ervaren’ genees- of heelmeester) door planters, of dí« recteuren, kunnen genezen worden? en wel- ke middelen moeten zy daartoe gebruiken? — En welken zyn die ziekten of kwaleë’, wier genezing boven hun vermogen is”? Op deze vraag ziet het Genootfchap , zone „der tydsbepaling , ‘met verlangen een voldoend antwoord, onder de bekende be= LXX EED s PPE RM belofte, te gemoets zynde, ter aan- moediging , in de laatfle algemeene Vergadering, aan de fchryvers van: 3wee verhandelingen: de eene in hee jaar 1787. de andere in 1788. ingele- werd, eene zilveren medaille toege- zegd, zoo zy hunne namen tydig be- kend maken. Zie het Programma on- langs uitgegeven; en in het woorben bericht van het XIV. Deel te winden. XXXII vraag: in het jaar 1788. tegen SYanuari 1790. 2, Hoe is de aardrykskundige gefteldheid van »» ZEELAND (voornamelyk ook met betrekking „ tot de rivieren en ffroomen) geweest, van 2 de oudfte tyden dat hetzelve bekend is ge= s raakt, tot aan het begin der Graaflyke regen » Ting? — Welke veranderingen zyn in dezelven je. voorgevallen , federt dat laatfte tydperk, tot » aan het einde der veertiende eeuw ? — Is na- derhand hare gefteldheid dezelfde gebleven ; 2 of heeft zy ook merkelyke veranderingen ondergaan? zoo ja! welken waren dezen ? — 2» en van welken invloed zyn alle die verande= 2 tingen geweest: zoo op het huishoudelyke | » be: PRFVIS VRA GENN - 'LXEXT 5 beftaan; als op het ftaatswezen van dat Land. ‚> fchap”? XXXIII. vraAG: voor rekening van bet BATAVIASCHE Genootfíchap. ‚ Wat is de reden, dat de kinderpokjes »‚. (wariolae) , op byzondere tyden en plaatfen, s> fomtyds onverwacht zich openbaren, en zeer 1» -geweldig woeden; terwyl anderen, zelfs in »-de nabuurfchap, daarvan op denzelfden tyd » geheel bevrydt zyn ? — Hangt zulks af van 2 eene byzondere gefteldheid in den damp= skring; van de hoedanigheid der. fteden en 2, plaatfen ; van het voedfel; of andere oorza= ss-ken? — Zyn ’er ook voorbehoedende mide s delen ten dien opzichte te bedenken? XXXIV. vraag: Nog ós in bet;jaar 1788. tegen Fauuari 1791. (onder toezegging van. den. gewonen gouden eerpenning, En VEERTIG gouden dukaten boven- dien) dit voorflel gedaan; ”De Keuren van 2 ZEELAND, in eene goede Nederduitfche. «aal sr overgebracht, en met korte aanmerkingen , » ter opheldering, voorzien”, oe He drie vragen; gelyk ook op de twee / LXXII LYST DER PRYSVR. twee volgenden, verwacht men de antwoorden iegen den bepaalden tyd. _XXXV. vraag: in het jaar 1739. tegen Januari 1791: Het Genootfchap vordert: “Een volledig 2» compendium van de STRAFBEPALENDE WET= s> TEN; die thans in de Nederlanden plaats > hebben; en eene opgave van de wyze, op » welke die behooren ingericht te worden: — ss zoodat tusfchen dezelven , en de misdaden; 9 Eene gepaste evenredigheid gevonden worde; „die niet te ftreng is „ en echter voldoen kan toe s het oogmerk , om aan de misdadigers gevoel » te doen hebben van hunne euveldaden, en ss tot affchrik te firekken aan anderen”, XXXVI. vraa: voor rekening van bet BATAVIASCHE Genootfchap. Welken zyn de gefchiktfte middelen, om » nuttige ontwerpen, door deskundigen in de » verhandelingen van geleerde Genootfchappen „> en andere werken opgegeven, tot nut der s» burgerlyke maatfchappy in:trein te bren= 2k « gen”? B E« Ee Pe” bo Aert aar Ptn mend ne ademende: e BEREDENEERD | Re b-Gl S TE R Le VAN ALLE VERHANDELINGEN OREERT PG LWAALE EERSTE DEELEN DER VERHANDELINGEN VAN HET ZEEU W- SCHE GENOOTSCHAP DER WE- TENSCHAPPEN, TE VLISSINGEN, GEPLAATST Z Y Ne Eà ER (HEILIGE). Bydragen tot wedezelve: door gusTus TJEENK. 4/. Deel, bl. 465— 6oo.- Na een kort voorftel, over het aangename en nuttige der Heilige aardrykskunde; bl. 465»: en over’tgene men, in deze Bydragen over dezelve , XII, DEELS U, STUK, Ä on- 2 AARDRYKSKUNDE. onder de aandacht moet houden; 5/, 467. begint de Schryver met het woord van ‚aarde; en on- derzoekt, in hoever het eenig licht over de H, Landbefchryving kan werfpreiden: by welke gele- genheid hy aanwyst, dat het veelmalen eene aarde beteekent, „die woest en ledig iss bl. 472. van hier, dat het eene wilde en woeste zandvlakte, en wel.het woeste Arabië, te kennen geeft; 1, KON. IX: 18. 4/.-487. gelyk.ook zes. XVI: 1. A/. 491. wane neer tevens over de levenswys., en rykheid in vee, vooral in fchapen , van de Nabatheën en Kedarenen gehandeld word: 5/. 497. het gene aanleiding geeft stot-opheldering van jer. XLIX: 30. Al. 522. waare na de vorige draad (de verklaring van jes. XVI: 1.) word vervolgd: en-ondertdsfchen onderzocht, of het Selahe der Nabatheën hetzelfde zy met dat der Ldomiten ? waartegen gewichtige bedenkingen worden ingebracht: A/. 533. Hierop gaat de Schry= ver: over tot Ps.CVI: 27. en CVII: 3. 4/. 539. — het gene hem aanleiding geeft tot opheldering van ps. LXVIIl: rr. AJ. 541. en van ExoD. XIV: 3. bl. 552.-gelyk ook van zon 1: 7. en IL:ap 2/. 560. Inmiddels word zor XII: 8. toegelicht; en tevens aangewezen, hoe luisterryk de fchepfelen in deze barre zandwoestynen “getuigenis geven van hun- nen Schepper: U/. 569. waarna jzoB XXXVII: 13. word opgehelderd: 47. 575. En, daar het land der belofte ook in vele- plaatfen zandig was, word hier- uit MATT. VII: 26. en Luc. VI: 49. bl. 584. JOB IV: 19. Dl. 585. Ps. LXXII: 16. 4/. 587600. opgehelderd, em Fife AARDRYKSKUND & 8 -_ nn Vervolg der ban door J- TJEENK: ZV. Deel, bl 465602. Op grond van het gene „ in de vorige Verhandeling, omtrent het woord IN, aarde, in de H. Aardrykskunde gebezigd, is bygebracht; zoekt de Schryver eenige duistere plaat{en op te helderen: en wel ps, XLI. bl. 463. (by welke gelegenheid eene befchryving van het Land der Sordane word gegevens en vooral van den berg Hermon} het gene aanleiding geeft, om verfcheidene plaaten meteen woord toe te lichten: vooral ps. CXXXIII. 5/,-478) — wadde neef de opheldering van ps, XLI. weder word vervolgd; hl. 496. en tevens. onderzocht, waar= op iù Ps. CUI: 153, 16. gon Vl: ga ps. XCt 3, 6.-jos Vls 1517. en XÌV: ir. zoën di 9e jer. XIV: 16. jon XXXIX: 4-6. word gee zinfpeeldt df. sor. en dat {tuk voortgezet tot „bh 543. -Hierop-words; in de aanteekeningen op. het Land der:Fardane , gehandeld over jos. XIX: 34be bl. zat. (en met een woord Il, kon, XIV t 49. ops gehelderd 5.b/. 552.) terwyl dit gedeelte det bydra« gen word befloten, thet ‘eene behandeling van #9. CV: 30, bl. 566. Grmiddels aart jes. XXII: 3. eenig licht bygezets hl. 369. gelyk ook jrs, XVII: all, 5i7. jer. KLVI: 8. bl578. Amos VIll: 8. IX: 5e bl582.) Lindelyk word eene bedenking „tegenda vete voren opgegevene beteekenis van het woord sedrets, uit befchouwing ván de cigenlyke gefteldheid van Egypteland, weggenomen: Lí. 50, waarop dit (kuk:, na eene korte verdediging van een gezegde Van MANILLUS , orùttent het silaud Cyprus „ word Ó A 3 _ ge 4 ABJ. ADON. ax. ALDEB. geëindigd, met uit het ‘bygebrachte op te maken, dat de voorgeftelde beteekenis van’ het woord eend in volle kracht pasfe op ps. DV 30, h/. 6or. ABJATHAR rechtvaardig geflraft: zie’ SALOMO’s kroonrecht. ADONIA, wegens hoog verraad gepraf” zie SA- LOMO’s den odnr ica SIN en MIN Pahimsring over vite woorden : door jusTus TJEENK. /. Deel , bl. 546584. waarin de geleerde Aucteur jes. XXIX : 4. opheldert, door overweging van de donkere. en akelige holen , „uit welken der Heidenen godfpraken gefchiedden ; waar- uit ‘geestberoerende dampen opftegen , die de pries- terinnen van LOXIAs tot woede en razerny ver- ‘voerden; zoo dat zy een naar en;piepend geluid voortbrachten: van welke holen die woorden ge- bezigd worden. «Om dit nader aan te wyzen , word derzelver eigenlyke en ontleende beteekenis verder ontwikkeld; uit de oude gefchiedenis met vele voorbeelden opgehelderd; en daardoor aan _ verfcheidene plaatfen der H. S. eenig licht bygezet : en eindelyk word ‘het bygebrachte op Jerufalem ten tyde van deszelfs laatfte en allerbenaauwendfte belegering door de Romeinen , overgebracht: van welke tydsomftandigheden bovengemelde plaats uit Jes. XXIX: 4. verklaard word, ALDEBARANS bedekking door de Maan , waarge- 10e ' ALPHAB. APOCYNUM 5 nomen te VERSAILLES „ den 14. April 1774.— vers geleken met dezelfde waarnemingen, te PARYS», te PETEPSBURG ‚ GENEVE, €# BRUSSEL, gedaan: door _M‚. MECHAIN. J/, Deel, Dl. 307— 323. ALPHABET-PSALMEN. Zie Beurtgezangen (ge- wyde). APOCYNUM. Waarneming omtrent eene byzondere eigenfchap van de APOCYNUM, ig het dooden van fommige foorten van vliegen: door @. P. SWAGER- MAN. //. Deel, bl. 281—306. Naeene naauwkeuri- ge en ontleedkundige befchryving der bloemen van deze plant: 4/. 281. toont de Schryver, uit de in- wendige fEructuur van de bloem „ hoe die vlie- gen, door derzelver honigachtige reuk verleidt „ ‘haren zuiger, om het zoete vocht naar zichte trek- ken , zoodanig tusfchen derzelver ftofknopjes (an- therae) beklemmen en verwarren, dat deszelfs te- rugtrekken haar onmogelyk is 3. en dat dit de ware oorzaak van-haren dood in deze bloem zy: 4/. 292. terwyl men eene uitlegging van de, ter ophelde- ring bygevoegde , Afbeeldingen vindt, 4/. 304— 306. FOLIO ANDROSAEMI. Mervolg op de Verhandeling van deze plant: (zie V, Deel , bl. 281) dienendê tot apheldering , zoo van het maakfel en de famenftelling der deelen van de bloem, als „van den zuiger der vliegen: door E‚ P. SWAGERMAN. „AX, Deel : achter de Prysveruandelingen : Zl. 1—3% Na eene inleiding, waarin de naauwkeurige Na- A 3 tuur 6 APOCYNUM ARMEN, tuurkenner redenen geeft, waarom hy dit vervolg heeft vervaardigd: Bf. 1. geeft hy eene befchryving omtrent den bloemkelk ; 4/.4- hetbloemblad; 47. 5, de helmpjes; 2/, 6. de helmftyltjes; 4/. 9, de ho- nigkasjes; Z/. zo. het vruchtbeginfel; 2/. 12. het ftampertjes Dl. 13. het merk; AJ, r4. den zuiger van de vlieg; 5/. 16. en dan eenige nadere ophel= deringen, omtrent fommige ftukken in zyne voor gaande Verhandeling: 47, 22. waarby eene uidlegging der afbeeldingen op ééne Plaat ten befluite gevoegd word , 4/; 28—32. ARMEN. Over de beste wys om dezelven te onder- houden. me Ïe ANTWOORD op de vraag : „ hoedanig sis de wys, om de armen, zoo binnen de fte- » den, als op het platte land van het Vereenigde 2, NEDERLAND, en in het byzonder van ZEELAND 8 v> te onderfteunens en beftendig aan den kost te „‚ helpen? welke, voor de Diakonyen en Armen. 2 middelen min bezwarende; voor de armen zel- 3, ven nuttiger; en voor de burgerlyke maatfchappy , ‚, waarvan zy leden zyn, voordeeliger zy: dan „> die wyze van bedeeling, welke nu byna alom „, Plaats heeft?” door jor, HARGER, WIJ. Deel, bl. 3138. met aanteekeningen, zoo wegens het Genootfchap , als uit onbekroonde Verhandelingen, Na dat de Schryver het voorname doeleinde van des ze vraag , en de billyke voorwaarden in dezelve , heeft opgegeven; wyer hy eenige zaken aan, waarop in de nn rr er Nen nd a dende Shet Mr ve . de beantwoording moer gelevwordem 5/. 3: Om het gewichtige doeleinderte bereiken „ moet men bedacht zyn op middelen „ om het getal der bedeelingen, en dus ook der armen, te verminderen; en: hiertoe komt vooreerst in’ aanmerking, de opvoeding van derzelver kinderen: waartoe de oprichting-en ver- betering der fcholen vooral vereischt word; als by. voorbeeld die te ROTTERDAM: Zl. 6. een naauwkeurig onderzoek, omtrent de: uitgiften der armen-penningen. 2/. gt. Wat, gevorderd: worde ten aanzien. der Godshuizen?- bf; 38. van lien die van elders inkomen? 4; 42. van. de: zieken- of gasthuizen3 en verfcheidene andere middelen „ waardoor men de- inkomften- der. armenpenningen zoude kunnen vermeerderen: Al. 57. Maar voor= al moet men in dezen op handwerken bedaclit zyn , om hierdoor de: armen befltendig: aan den. kost te helpen; waarvan: ’er eenigen aan de hand’ worden gegeven: en wat daartoe zoude vereischt wordeir 2 bl. Gr. terwyl eenige bedenkingen tegen: het byge= brachte worden opgelost: 4/:9g. Het nuttige, dat uit het voorgeftelde te wachten:zy, indien:het werd ingevoerd’, vooral met betrekking:tot de wyze van bedeeling ‚ welke thans meestalin gebruik:iss 4/. 107. Eindelyk word aangewezen, hoe de fcheepvaart , - voor de jeugd daar toe lust hebbende, ten meesten nutte kan geoefend worden: Zf, 114—139. Île “ANTWOORD op dezelfde. vraag: door NICOL. HENDR. VAN CHARANTE: FI. Deel „bl. 139200, Ons NEDERLAND is, boven andere ge- A4 wes. 8 ARMEN mr westen, beroemd wegens liefdezorg omtrent de armen: dan deze word van velen fchendig mis- bruikt. Van hier het verval in der armen fondfen 3 en wat al tot herftel aangewendtzy ? Uit overwe- ging van deze ftukken word. de aanleiding tot de voorgeftelde vraag afgeleide, en derzelver aanbelang aangewezen. D/. 139. In derzelver beantwoording word eerst onderzocht: hoedanig het middel, ter onderfteuning en tot het beftendig aan den kost helpen der armen, behoore te zyn? Niet door licf- degaven 5 (waarover eene zeer uitvoerige aan- merking in eene noot ;) maar door eigen vlyt en ar- beid: en ‘wat hiertoe vereischt worde? en dat wel op eene voordeeliger wyze voor de Diakonyen, dan de tegenwoordige; zoo dat tevens het nut der Maatfchappy daardoor. bevorderd word: b/. 145. Maar, welk handwerk voldoet aan alle die vereisch= ten? ditisde tweede naarvorfching:. het linnenwe- ven, met den aankleve van dien. 4/..166. Dederde “vraag is: welk plan men, in de oprichting en voort- zetting dezer onderneming, te volgen hebbe? Dít word aangewezen: zoo ten aanzien van het be- ftuur der reedery; als van de wyze, om dezelve aan te vangen ; en de vereischte geldmiddelen te vin- den: b/. 178. Eindelyk worden eenige tegenbedene kingen geopperd en beantwoordt: AJ. 192200. “IN? Over den oorfprong , de beteekenis „ en het gen bruik van dit woord, in de H, Landbefchryving: zie Aardrykskunde (Heilige). B, PS en es anal BIE GRA VEN. & ve rege sbr al er BEGRAVEN DER LYKEN #7 de fleden en kerken. Vere “handeling over ditonderwerp : door j. w. TE WATER. IV. Deel, bl. 639—667. Dat het begraven der Iy- ken, vande vroegfte tyden „ gebruiklyk zy geweest, merkt de geleerde Schryver vooraf aan: h/. 629. en dan leidt hy uit derzelver oorfprongaf , dat de wyze van begraven niet fchadelyk moge zyn; en dus niet in de fteden en kerken gefchieden. A/. 631. Deze gewoonte ftrydt met de oudheid : 47, 633. derzelver oorfprong: b/. 637. zy is fchadelyk. 4/. 639. Hoe roemruchtig derhalven is het verbod van deze ge- woonte in verfcheidene Ryken en Steden? 5/. 645. als ook eene meenigte voorbeelden van groote man- nen. A/. 65o. Niet tegenftaande al het bygebrachte heeft die dwaze gewoonte echter hare voorfpraken , vooral in den beroemden ervey: die wederlegd word; gelyk ook andere fchynredenen. 4/. 652. Be- fluit, teraffchafing van die gewoonte: en hoe zulks, zonder vrees voor nadeelige gevolgen, het beste zoude kunnen gefchieden? 47, 661—667. binnen de fledan en Rerkene “Je ANtTwoorp op de vraag: dewyl de fchadelyk- „heid der begrafenisfen binnen de fteden en ker- 9» ken, ten vollen bewezen, en vry algemeen be- 9 kend is: welken zyn de verfchillende redenen , pp dat die nadeelige gewoonte in deze REPUBLIK „ Blyft fand houden? en welken zyn de beste mid- A5 » de ® BVE SG (RAAPV ZE INS » delen, om dezelve te doen ophouden”? door Mr. Jon. DID. VAN LEEUWEN. X//. Deels,1. fluk: bl. r=86, Vooraf laat: de geleerde Schryver eene inleis ding gaan, ter aanwyzing van de gepastheid dezer vraag: Dl. 3. dan verdeelt hy dezelve , overeen- komftig het voorftel, in twee hoofdzaken: voor- eerst, in eene redengeving, waarom die nadeelige gewoonte in onze REPUBLIK nog al blyft ftand hou- den 3 terwyl derzelver fchadelykheid ten vollen be- wezen „ en vry algemeenerkend is, : — en dan in de VRAAG zelve: welke zich mede in twee deelen fplitst: — vooreerst „ welke de verfchillende redenen zyn, waarom die nadeelige gewoonte nog al blyft ftand houden? ter anderen, welken de beste mid- delen zyn, om dezelve te doen ophouden? 4/. 5. In ’t eerffe deel vindt men eene tweeledige vooron- derftelling: dat namelyk de fchadelykheid dier ge- woonte niet alleen ten vollen bewezen; maar ook vry algemeen erkend zy. Heteerfte ftaat de Schry- ver volkomen toe ; 4/. 6. maar aan ’t andere kan hy zoo volledig zyne toeftemming niet geven, uit aan- merking van het eerste deel der vraag zelve : de rede- nen, waarom die gewoonte nog al blyft ftand gry- pen: van welke wel eene der voornaamfte is, dat derzelver fchadelykheid onder ons nog niet genoeg bekend is, en erkend word: 57, 8. blykens de rede- kavelingen , welken van velen daartegen worden. aan- gevoerd: 5/. to, en dat ’er nog zoo weinige voor- beelden in ons Land zyn, die zulks ter naarvol- ging ftaven. 2/. 14. Echter is ’er nog eene mee- nigte andere redenen, die voortvloeijen uit onkun- de; EE a î { Ö ' « BYESG\R Al VE No re „des bygeloofs; verkeerde vooroordeelen; dat het „buiten begraven fchandelyk zy; uit eene zucht, —óm by zyne vooroüders begraven te worden; uit verkleefdheïd-aan oude gewoonten; enz, doch gebrek ‘aar genoegfame overtuiging. van het fchadelyke, fchandelyke-„ en bygeloovige dier gewoonte, is de voornaamfte. reden: 4/15. Dan, behalve deze rede- nen „ zyn ’er nog anderen; het benadeelen van de ikomften der kerken £/. e5- dat men niemand van zyù recht en eigendom kan óntzetten 5 b/, 27. terwyl by anderen eene al te groote onverfchillig- heid omtrent dit ftuk plaats heeft: 4/, 30, Hierop word het tweede deel der vraag beantwoordt: wel- ken de beste middelen zyn, om die nadeelige gewoonte te doen ophouden ? Dit kam gefchie- den: of door eene tegenovergeftelde gewoonte; of door eene uitdrukkelyke wet ; of wel door deze bei- de wyzen te faam gevoegd: 4/. 32. Het eerfte kan door byzondere perfoonen gefchiedens het tweede alleen door de wetgevende macht: 4/. 33. om hei- den hiertoe te bewegen, worden eerst vaorbereie dende middelen opgegeven: — de meerdere over- tuiging en bekendmaking van ’t fchadelyke , fchán- delyke, bygeloovige, en onvoeglyke dier gewoon te: ZA. 37. opwekkingen en aanmoedigingen: tot het begraven buiten de fteden en kerken: 4/, 47. __Maar hoe de kosten, tot het aanleggen van zulke begraafplaatfen, te vinden? AJ. zo, Zullen al- zulke pogingen van byzondere perfoonen wel: toe- gelkende zyn? AJ, 53. _Zoude het invoeren van _ buien te begraven geene oproerige gevolgen ge- BEE Iyk Is B1EEG? RO AR MIE NS Iyk onlangs te ARNHEM, veroorzaken? Zl. 55. Hoe de Overheid in zulk een geval zich te gedra- gen hebbe: 4/. 62. en welke middelen, ter be- vordering hiervan, om namelyk dezelve daartoe te bewegen, zouden dienen aangewendt te worden ? Dl. 65. en zoo men hierin flaagde:. hoe dan de zaak best ín te richten: zoo dat noch kerk , noch iemand , nadeel daarby lyde; en dezelve eene alge- meene goedkeuring wegdrage? J/. 71. maar hoe hiertoe de eerfte onkosten te bekomen? Z/. 79. Eindelyk geeft de Zucteur een plan op, om ter zyner plaatfe „ gefteld dat de Overheid niet medewerk- te, het begraven der lyken buiten ín te voeren: bl.82. Opwekkingter naarvolging in deze !* 54. 84. het flot: Zl. 85—86. — Ile Anrwoorp: door CORNELIS TERNE. XJ. Deels, 1. ffuk: bl. 87—212. Naeene inleiding , over eene meenigte wél beredeneerde en gemeen gemaakte plans, omtrent verfcheidene ge- wichtige onderwerpen ; maar welker uitvoering door onze Overheden niet begunftigd word; ge- Iyk door voorbeelden word aangewezen: b/. 87. past de geleerde Schryver dit op het tegenwoordige veftuk toe: bf. 1o2. en dan gaat hy ter beant- woording van de twee voorgeftelde vragen over: (de fchadelykheid der begrafenisfen, binnen de fteden en kerken, volgens het voorftel, als be- wezen en erkend vooronderftellende :) Z/. 105e en wel, vooreerst „ door de verfchillende redenen, welken veroorzaken, datdie nadeelige gewoonte, in BEG RA WELIN 13 rin deze Republik nos blyft ftand grypen „ in dier- ‘ voegen ‘aan te-wyzen 3 dat hy tevens „ by de opga- ve van een ieder derzelven, het middel voorftêlt , om die redenen te verminderen: of weg te nemen. … Onder die redenen ‘telt hy eerst :- dat velen van’ de fchadelykheid dier gewoonte in onze Republik nog niets weten: /. 1o6. elk dus is verplicht, de- zelve by alle mogelyke gelegenheden bekend te maken; Zl. 113, en dit niet alleen met monden pen, maar vooral met hun voorbeeld, ZJ 118. Ten tweeden, ‘er is gebrek aan goede en wel in- gerichte kerkhoven buiten de fteden : 4/19. deze oorzaak moet dus door ‘de’ Overheden wor- den weggenomen: 4/. 126; en hoe die in de uit- voering van dit ftuk: behooren te verkeeren ? bl. 130. maar zal het: begraven buiten niet met vele moeilykheid verzeld gaan? AZ 133. opwekking aan de Overheden! 4/, 139. «Lene derde reden is te vinden in de-voordeelen , welken «de kerken daaruit trekken ;- waarom het’ begraven í buiten , in-vele fteden , zelfs is bezwaard: 2/, 143. deze bezwaren moeten ’er afgenomen « worden 5 sterwyl ’erop verfchillende wyzen voor de inkom-= „ftew der kerken. kan gezorgd worden. ZA 153. „> Bene vierde reden is, dat oude: gewoonten, hoe € “fchadelyk ook, in, Republiken moeilyk te verbete- ren zyn; voordl. niet met éénen fprong. b/. 164» „Eene vyfde ishet heerfchende bygetoof, de valfche „Godsdienst , en onkundige: wanbegrippen:- dezen moesten meer beftreden en: tegengegaan worden. «_&l. 178. Als eene zesde reden kan man befchou- wei a4 BrE: Gr R Ab VOE: N, wen verkeerde hoogmoed, eerzucht, pracht , en ftaatfis Z/. 194- hoe ‘hieraan perk en paal te tellen? B, oor. Bindelyk worden eenige be- denkingen en zwarigheden opgelost: 5/. 206 waarmede deze Verhandeling word befloteu: ZJ. alte en == AANHANGSEL Va AANTEE“ KENINGEN » verzameld uit de niet bekroonde Zer« handelingen, tot nadere flaving enopheldering der gekroondens en gefchikt naar de bladzyden van den Heer VAN LEEUWEN: door A. ’S GRAVEZAN= pe. XII. Deels ‚1. luk: bl. 213250. In dit Aane hangfel vindt ‚men vooraf eenig bericht, omtrent de ingekomene en niet bekroonde Verhandelingen ; en waarom tweerderzelven zyn geoordeeld niet ge= voeglyk tot den prys in aanmerking te kunnen;ko= men? Zl. 213. Hierop volgen de AANTEEKENIN= GEN zelven, en wel van eenige fchryvers omtrent „dit onderwerp. 4/. 216. Dat het gemeen niet ge= noeg omtrent. de fchadelykheid der-beftredene gee woonte overtuigd zy: Al. e17. nopens de voors waarden , welken de Heer nervey vorderde: -5/, 218. nopens de onvoeglykheid en fchadelykheid dier gewoonte; en ftrydig met maatregelen , mee- nigmalen , tot wering van den voortgang van bee fmettelyke ziekten genomen: Af. o1g. foortgelyke gevallen als te Bruinisfe: bl. 921. vervelende uits walemingen in de kerken, na de begrafenisfen, bl. 222. Betrekkelyk de gewoonte der voorouderen &l..224. Over de begraafplaats in de duinen by ef Schee BEGRAV. BEL. BEURSGEZW. as Scheveninge „door den-Heer PERRENOT opgericht 5 bl. 225, die te Zwilen , door den Heer Tnuir van se- ROOSKERKE5 &/. 227, en door den. Heer van Dr CAPELLEN TOT DEN POLL, bl, 228. Over het niet behoorlyk bedekken der,doodkisten-by hetsbe- graven; zoo wel op deskerkhowen, als in deiker- ken: b/. 229. over het-bygeloof: h/. 231 het „begraven buiten word voor fchande gehouden. +b/. 233, In eene éénhoofdige regering ‚gaat zulk Eene zaak gemakkelyker; terwyl-men vele voorbeelden daarvan heeft ‚by onderfcheidene Volken : &/, 235 men vindt veelal een beletfel by de Regering vandften den en dorpen. Af. 238. Ten aanzien van bet be- ftaan der kerken „en derzelver bedienden: 2/, 240. omtrent het gebruik der almanakken in dezen : ‚5/7. 242. over het gebeurde te Arnhem. bl. 243. Hoe de Magiftraten in het fchikken der begraaf- ‚plaatfen buiten de fteden zich dienen te gedragen ? bl. 244. de oude begraafplaatfen- behooren onge- ‚roerd gelaten te worden: ‚4/. 248. hoe de ‚noo- dige onkosten te vinden? 47.250, BELETTE poorzwereime. Ontleedkundig bericht ‚van dit geval: door Fre T. RaxTz. V, Deel „ bl. 460464. 8 l BEURSGEZWEL. _ Ontleedkundige waarneming „van een verwonderingswaardig BEURSGEZWEL- „în de holligheid van de horst.van.een dood lichaam ge- Vonden: befchreven in het Latyn. doer. c.p. WIND; € 16 BEURTGEZ. BEVEREN. ‘ ‚ en vertaald door ABR. MULLER. ZIJ, Deel, bl. 491 —-504. met eene juiste afbeelding-in plaat. BEURTGEZANGEN (cEwYDE). «Verhandeling over dezelven: door JOSUA VAN IPEREN. //Z. Deel, bl; 358—434. Derzelver verfcheidenheid: h/. 358. “Eenige regelen , ter ontdekking van dezelven, waar zy mochten voorkomen; en ter onderfchei- & ding der zangen en tegenzangen in, dezelven : opge- helderd door eene ‘meenigte voorbeelden, uit on- -gewyde fchry veren 5 bl. 364. en uit gewyden :b/. 387. in dezen onderfcheidt men twee-zangen en veelzangen: A/. 399. en betrekkelyk tot de eerstge- noemden word eene proeve genomen , om de opge- ‚gevene regelen daarop toe te pasfen: en wel mer be- strekking: tot het-Liéd van Moses5' Deur. XXXIL. bl. 394. het Lied van DEBORA3 RICHT. V. Dl. 416. het Hooglied van sALoMO. b/, gar. Verder zymals beurtzangen. aan te merken, ps. Lj en CXIX. alle Alphabet Pfalmen;: sPR.' XXXI: ro—gr: de Klaagliederen. van yer. T-IV. “ble 423. mis- fchien ook nog verfcheidene andere P/almen; als “ode XXIX. CL. CXXXVL CVIL 47 427. Of de SELA’s niet- dienen „ om eenen afwisfelenden per- foon aante duidenalsb. v. ps. XXIV? ZZ. 432. ook komen die in ’t Gebed van HABAKUK voor: dl. 433. BEVEREN. Over de oudheid en lotgevallen van shet Land en de Baronie, van BEVEREN: zie . Deel, Dl. ehs AN, ’ re BE; |___C BEV. BEZ. BIS. BL. BREUKEN. 17. BEVRUCHTE oranjeaPPeL. Natuurkundige waarneming omtrent denzelyen: door L. BOMME. VII. Deel, achter de Prysverhandeling geplaatst, bl,208—e12. Dezelve word naauwkeurig befchreven, zoo als een kleine oranjeappel, in het midden van een’ grooten, zich bevond; en in Plaat afgebeeldt. BEZOAR Orientale; het nagemaakte van KOROMAN= DEL; en het Westerfche, Zie Steenen (dierlyke). BISCUIT of TwerBAK. Hoe best op de fchepen voor de wormen te beveiligen? Dit word, uit eene Ver- handeling van j. B. X. JOYEUSE, kortelyk opgege- ven in het Miftorifche bericht vóór het VIII. Deel, Dl. 19. BLAAS. Ziekten van dezelve, en van den PAMA: zie Kaarsje (werwydend). BREUKSNEDE. Waarneming van eene liesbreuk , door middel van de breukfnede gelukkig genezen: door F. H. GRAM. By de opening bleek , dat het omentum niet alleen verftorven was; maar ook het voorfte gedeelte van den darm , ter grootte van eenen deuit: dat zich aan den ring vasthechte, en geluk- kig genas. Dit geval, en de wyze van behande ling , word befchreven: Z. Deel, bl. 595—6a3. _BREUKTALLEN. Grondig onderwys in de behande ling der BREUKTALLEN, zoo gemeenen , als deci- malen of tientalligen , benevens de daaraf hangende _ Xl. DEELS Il. STUK, B re. ) 18. BREUKTALL. BYS. CAL. CAT. rekeningen : door Mr. Witt. orto Rerrz. J. Deel, bl. 293—386. Im. de voorrede merkt de wiskun- dige Schryver aan: dát de Nederlanders in hunne taal nog misfen eene volkomene (praakkunst; een’ volledig woordenboek ; en een grondig onderwys der decimale of tientallige rekeningen. bl. 293. De Verhandeling over dit laatfte onderwerp word in twee afdeclingen onderfcheiden. De eerffe gaat over de GEMEENE breuktallen: en wel over derzel« ver natuur en eigenfchap; 4/. 297. derzelver ver- kortings Zh 303. óplosfings bl. ‘sir. herbren- Sings bl,-313. vergadering 5 Al. 314. aftrek- king; 2/7. gar. verméngings Ll. gaa. en deeling: bl. 827. terwyl de tweede afdeeling zich bepaalt tot de TIENDREKENING en tiendebreuken: en*wel tot derzelver natuur en eigenfchap; 4/. 333. hoe N gemeene breuken tot tiendebreùken te brengen? bl. 335. oplosfing derzelven: Zl. 339. Tiendetafels en derzelver gebruik: 4/. 343. de vermeuging of vermeeniging der tiendebreuken 3 47, 356, en deeling derzelven 5; Dl. 367—386. BYSSUS. Zie Linnen. „Ge CALLOO. De oudheid en lotgevallen dezer heere lykheid: zie /. Deel, bl. 42—45. \___ CATARACT. Zie Staar. We a | CHRI CHRIST. COMEET. COMP. DARM. DIAR. 19 CHRISTENEN (St. Thomas). Zie “Poder te Ch chim: en wel in het dltte der gefthiedkundige naarrichten. wtb infelen bii van les jaar 1779. Zia de de 6afle, wier loopkring berekend ist door j. ®. FoKKER. VIII. Deel, bh, 513530: Dedweteurftelt alhier zyrie waarnemingen voor , omtrent den fchyù= baren 5’ én de berekenitig , van dei waren loop diër comeet voegende daarby eene tafel van eenigd geo= centrifche plaatfen; en- twee Platen wegens dert loopkring derzelve, — Waarnemingen der Comeet van 1286, doot den Heêr mrerain. ZIJT: Dêel ; bl. 531539: Zyiì- de dêze comeet de Gsffe, van welke men den loop: kring heeft berekend: terwyl zy óp geenen vaù diè gelykt , welken men tof hiët ‘toe ‘heeft waargenometis | _COMPAS. Miswyzing van 4 zelve , door dendonder — veroorzaakt, III, Deel, bl. 615616 D. DARMNET. Varftrapping van zehve: zie Perflrip= Ping. RA DIAKONEN: Zie Zrmên Ba bi: ao DIER... DOEL. DOND. DOORZ W. DIEREN. cops goedheid in de bepaling van der zelver dood: zie cops goedhefd. DIERPLANTEN. Zie Zee-infect. DOEL (pe). Derzelver oudheid, flichting , en lots gevallen: zie V. Deel, bl. 35—41e DONDERSTEENEN. De zoogenaamde donderftee- nen zyn maar vetfteende zeeappelen. Zie Hiflor. Voorber. VI. Deel , bl. 63. DOORZWELGING. Bedenkingen over eene moeily- ke doorzwelging. en inhouding van fpys en drank: door NIC. GEORG: OOSTERDYK; Je Z. WII. Deel , ge- plaatst achter de Prysverhandelingen , /. 185—207. Dit geval: dat in vele opzichten van de gewone be- lette doorzwelging verfchillende was; doch in ande- ren eenige overeenkomften met dezelve had: word opgegeven, &J. 185. nader opgehelderd : 47. 189. En dan merkt de Schryveraan: (x.) dat ’er waarlyk _dysphagia door wormen kan veroorzaakt worden 3 bl. 190. (2) dat eene grootere gevoeligheid, of fterkere prikkeling der zenuwen, alveeltyds hare vitwerking heeft op-de deelen by of omtrent de keel; hl. 193. (3-) dat weekmakende middelen fom- tyds de beste antifpafimodica zyn; bl. 195. (4) dat uit de ongefteldheid der eerfte wegen die der extre= miteiten meermalen volgt. 4/. 198. — Een tweede geval word befchreven van een’ perfoon, geftorven aan eene braking, veroorzaakt door eenen beletten door DOORZWELGING. DORESTADUM. or doortocht van fpys en drank uit ‘de maag in de dar- men; die zyn’ oorfprong aan misbruik van fterken drank verfchuldigd was. 4/. 199—207. _—_ (belette). Zie Belette doorzwel- Zing. / DORESTADUM der’ BATAVIEREN, door de NOR- MANNEN onrust en geplunderd; en het gevoelen van den Heer B. HUYDECOPER - getoetst: door J- DERHOER. Z. Deel, bl. 324—4g22. Deze Verhan- deling is in drie hoofdftukken verdeeld. In het “eerffe word de gewone gedachte voorgefteld , dat “het Vicus. BATAVODURUM by rACITUS, Wijk te Duurflede zoudezyn; veelmalenelders DorofZatus , Doreftadinm, of poRsTADUYM genoemd: ’tgene van B. HUYDECOPER is tegengefproken, die daardoor eene ftad verftaat, welke aan den mond der Elve gelegen, en door de Normannen verwoest zoude zyû: ’t gene ook door anderen word beweerd, bl. 324. Dan het gefchil is: of de aanvallen ‚ inde IX. ecuw gefchiedt op Doreftadium, van het Utrechtfche WYK TE DUURSTEDE al of niet moeten verftaan worden? Het eerfte word beweerd; en uit getuigenisfen geftaafd: by welke gelegenheid de ge fchiedenis van die zeeroovers tevens word opgchel- „derd; en de oorfprong van den naam DAVENTRIA (Deventer) in het voorbygaan aangewezen. bl. 335. In het zweede hoofdftuk word „ eerst, uit de gedenk ftukken der oudheid, de vermaardheid van die ftad in de middeneeuw aangetoond; als, onder auderea, B 3 dat 24 _DORESTADUM. DRACUNCULUS, dat er 52, hoofdkerken zouden geweest zyn: en dan worden verfcheidene andere getuigenisfen by- gebracht , die het gevoelen van den Schryver meer. of min begunftigen. B/. 373, In het derde hoofd. ftuk worden de bewyzen van den Heer Huvpecó- PER getoetst, en wederlegd: Af, 400—422. DBRACUNCULUS. Aanmerkingen over denzelven ; door B. BUSSEM. JJ. Deel, bl. 443—464« Na eene opgave van vroegere en latere fchryvers , die hun- ne gedachten omtrent dit gebrek hebben opgege- ‚vens Dl. 443. ftelt de Aucteur zyne waarnémin- gen in de Westindiën ‚ en voornamenlyk op Curacao „gemaakt, voor : waaruit blyke, dat het een levende worm zy, die zeer verfchillende namen draagt; en dat men met dien worm eenen geruimen tyd kan befinet zyn , eer het ongemak zich openbaart. bl, 445. Deze worm word nader befchreven bl. 448. Over de wyze der befinetting, zyn de gedachten zeer verfchillende. 4/. 450. Onze Schryver wil, dat _ dezelve alleen uitwendig gefchiede, door het ba- den in zee, en wasfchen met putwater. 4/. 452. Deze wormzickte heerscht niet altoos even fterk : bl. 455. derzelver werfchynfelen zyn ook niet al- tyd dezelfden: 2/. 456. derzelver behandeling is insgelyks verfchillende. AA 457. Eenige waarne= ingen „ over de verfcheidene wyzen , op welken de dracunculì te voorfchyn komen. ZZ. 459. Geen behoedmiddel tegen deze ziekte; dan zich niet te wasfchen noch baden in put» of zeewater: Dl 463 464 DYE \DYE,/DYK., ECHITES. EL, 3 DYEBEEN,. Verhandeling over een zeldfaam gebrek van, het dyeheen door NIC, GEORG. OOSTERDYK. JI. Deel, bl. 343-360. In deze Verhandeling word eerst de gefteldheid der lyderes de aanleidende oorzaak tot, en de verergering van, haar ongemak befchreven: dan de vergeefs aangewende pogingen des Schryvers, met de gevolgen, tot haren dood toe, verhaald; benevens de ontleding: terwyl het gebrek van het dyebeen in eene Plaat word afge- beeldt: en eindelyk eenige aanmerkingen gemaakt, om -uit mislukte gevallen nut en licht te trekken „ tot gelukkiger beoefening van de Geneeskunde. DYKEN. Zie Zeedyken.. Ei, ECHITES Semidigyna. Eene nieuwe foort van eene Amerikaanfche plant, naauwkeurig befchreven , en in plaat afgebeeldt: door p. j. BeRGIUS. ZJ/. Deel, bl. 583591. EL Een hard gefchaald. eì van een’ zeehoorn ; een bellhoorns ook wel de Kaapfche ezel genaamd: „ naauwkeurig befchreven, en in plaat gebracht, „doory. LE FRANCQ VAN BERKHEY: #2 eenen brief „Gan JOB BASTER. ZIJ. Deel, bl. 576532. B4 slan Ce Î og EL ELECTRIC. EUANGELIE. | — — Bericht vaneen vreemd lichaam, gevonden in een HOENDEREI: medegedeeld door JACOBUS WATER- vier. ZX. Deel, bl. 507—51ge Im dit bericht vindt men een verhaal , nopens een’ geronnen klomp bloed, ter grootte van eene hazelnoot, in een hoenderei: en tevens met eene proef geftaafd, hoe men hoendereijeren langer dan een jaar kan bewaren, om dezelven, met een gewenscht ge- volg , te laten uitbroeden. ELECTRICITEIT. Derzelver medicinaal gebruik: zie Lammigheid. EUANGELIE. Onderzoek: of de befchuldiging, dat het BuANGeLIE den plicht van byzondere vriendfchap over ’t hoofd gezien hebbe, gegrondt zy? door CORNELIS DE VRIES. JZ, Deel, bl. A13— 442. Het ftilzwygen liervan word tegen het Zu- angelie ingebracht, niet alleen door den Graaf van SCHAFTESBURY En A. COLLINS; maar ook, vit onkunde, door anderen. &/. 413. — Na eene meer algemeene aanmerking, b/. 415. word, om dit verfchil bondig te bellisfen, vooraf bepaald , waarin deze deugd befta; en waarvan men dezelve wel hebbe te onderfcheiden: A/. 416. waaruit word afgeleidt: dat, daar in de Chriffelyke zede- kunde op de algemeene goedwilligheid zoo fterk word aangedrongen; het dus niet vreemd zoude zyn, al werd?er in dezelve geene rechtftreekfche wet ten aanzien vande byzondere goedwilligheid gevon, | den. \ EUANGELIE. FEBR.CATARRH. 25 „den: ja dat diteer na- dan voordeelig zoude zyn. 5/. 423. Doch het voorbeeld van den ZALIGMAKER niet alleen 5 4/. 426. maar ook het herhaalde bevel tot broe- _ derlyke liefde: verplicht elken Chrijfen ten duurften tot de uitoefening’ van rechtgeaarde vriendfchap; die alles in zich bevat, volgens het voorfchrift van het Zwangelium, wat tot het denkbeeld van dezelve redelykerwys kan gebracht worden. 4/. 428. De opgeworpene befchuldiging is derhalven ten eenenmale ongegrondt; en ten beste eene loutere woordenvittery: DJ. 440—442. F. FEBRES CATARRHALES. ANTwoorp op de vraag: “Wat is ’er tot nog toe in de Nederland- 2» Jche taal over de febres catarrhales, welken 5 zich, federt eenige jaren , meer dan voorheen in 2» deze Landen vertoond hebben, gefthreven; en „> wat ontbreekt 'er aan? Welken zyn hare gewone 2» Renteekenen, loop „fymptomata , er complicatien? 2 Zyn 'er eenige redenen te ontdekken, waaruit 5» blyken kan, waarom deze ziekte meer dan voor- z> heen plaatsheeft? Welke is hare veilige en zeke- _ 2 re genezing, in alle hare onderfcheidene foorten”? doór JAN PETERSEN MICHELL. XJ. Deel, bl. 89—256. Tot eene inleiding van deze Ver- handeling wyst de ervaren Aucteur de aanmerke- Iyke vordering aan, welke de Geneeskunde in ons B 5 Va 26 FEBRES CATARRHALES. \ Vaderland , binnen. weinigen tyd, gemaakt heeft: waartoe het fchryven in de Nederduitfche taal, over onderwerpen tot die kunst betrekkelyk, van veel nut geweest is; gelyk ook het gemeenmaken van zulke ftukken, door geleerde Maatfchappyen en Genootfchappen. 2/. 91. Hy verdeelt zvne Verhandeling in vier hoofdftukken. In het eerfle: handelende over de fchryvers, welken, in de Ne- derlandfche taal, over de febres catarrhales, ge- fchreven hebben: laat hy eenige aanmerkingen voorafgaan , om te bepalen, welke ziekte hier. ei- genlyk bedoeld worde? 4/. 98. hieruit maakt hy op: welke fchry vers in de vraag alleen beoogd worden; Z/. to4. en dan geeft hy eene lyst van die fchryvers op, met aanwyzing van ’t gene in hunne uitgegevene ftukken, ten dezen opzichte, al of niet pryzenswaardig zy: b/. toó. waar uit hy befluit, dat ’er weinig van aanbelang tot nog toe is uitgekomen ; en dat dus de voorgeftelde vraag, van groot gewicht zy. &/. 123. Hierop geeft hy, in het tweede hoofdftuk , de kenteekenen; bl, 125. den loops 4/. 139. de fymptomata; bl. 144» en de verfcheidene comp/icatien dezer ziekte, waarop men vooral te letten heeft, op. À/. 153. Dan vooraf is noodig, tot opheldering van dit ftuk, iets aan te merken omtrentsden aard en de oorzaken van de febres catarrhales in ons Land. bl. 155. Dit gefchiedt zynde, worden de comp/i- catien derzelven, die men voornamelyk waar- neemt, opgegeven: b/. 163. vanwaardeze ziekte verfchillende namen verkrygt. Zl. 166, Op deze gron= FEBR-CAT. FRANSCHE STYL. 27 „gronden word de aard van onze voor- en najaars- koortfen , en van derzelver onderfcheidene comp/i- catien inhet byzonder , naderoverwogen: bl, 174. en dit geeft aanleiding, om in het derde hoofdftuk „te handelen: over de oorzaken der vermeerdering van de febres catarrhales in ons Laúd:_zoo als die voornamelyk te vinden zyn in eene ongeregelde levenswyze, zeer verfchillende van die onzer voor- „ouderen; en in het misbruik derlaauwe dranken: Z/ 188, « waarop e@indelyk, inhet vierde hoofdítuk, word overgegaan: om de genezingswys dezer ziek- te voor te fchryven: AZ, 199, waartoe eerst alge= meene regelen worden opgegeven, die men als de gronden meet befchouwen, welken eenen Arts in het genezen der byzondere koortfen moeten voor- lichten , en welken hy nooit uit het oog moet ver- liezen: b/, vor. dan worden eenige aanmerkin- gen voorafgezonden, waarop de Arts in het ver- fchil der genezingswyze in de febres catarrhales wél te letten hebbe: 4/, 220. waarna, het ‘verfchil der geneeswyze zelve, naarde verfcheïdenheid der complicatien in deze ziekte, in *t gemeen wordaan- gewezen; bf. 224. en dan meer in ’t byzonder ten aanzien van de voorjaarsziekten; A/. 233. en van de najaarsziekten: 4/. 243. waarmede deze belang- ryke Verhandeling word befloten, ee Zie Najaarskoortfen, FRANSCHE scuryrstyr. Verhandeling over den Franfchen fchryftyl, doorgaans genoemd ftülus j Cu« e8 FRANSCHE ST. FREDR. FUNGUS. Curiae, of fly/ van den Hove: door ADRIANUS ?S GRAVEZANDE. JW. Deel, Dl. 577—612. Dit'on- derwerp, als dienende ter opheldering van de Ge- fchiedenis, nopens de jaartelling in vorige tyden „ is overeenkomftig met het oogmerk des Genootfchaps. bl. 577. Wat men daardoor te verftaan hebbe? NiET de gemeene Chriffelyke jaartelling; b/. 578. noch de zoogenaamde oude en nieuwe ftyl: Dl. 580. MAAR die fchryfftyl , welke de jaren met Paaschdag - begint. A/. 582. Eenige ophelderende aanmerkin= gen omtrent denzelven: en wel, met betrekking tot het begin dier jaren; en derzelver onderfcheidene lengte. Dl. 583. De reden van derzelver bena- ming; derzelver oudheid; en oorfprong: b/. 587. Wie zich al van dezen fchryfftyl hebben bediend ? bl. 591. De moeilykheid it het niet altyd vol- gen van denzelven; en hoe te onderkennen van den gemeenen ftyl? 47. 593. Deszelfs onvoegfaam- heid heeft, al vroeg, eerst den kerkelyken op voor- ziening doen bedacht zyn; hetgene naderhand in den burgerftaat is gevolgd. 4/. 596. De veelvul- dige nuttigheden van die aanmerkingen eerst aan- gewezen; D/. 6o2. en dan met verfcheidene voor- beelden geftaafd: 57. 605—612. FREDRIK HENDRIK EN BLAAUWGAREN: twee fchanfen beneden Zillo. Derzelver oudheid en lotgevallen: zie /, Deel, bl. o2, 23. FUNGUS: of uitwas. Zie Polypus : of flymprop. G. GAL« GALLANDAT. GEDAANTE. 29 G. GALLANDAT (DAvID HENRY). Zevensbefùhryving en lofrede van denzelven : door Mr. j. WINCKELMAN. Hiflor. voorbericht , IX. Deel , bl, 13—45e waarby gevoegd is eene lyst der Verhandelingen van den overledenen: ’tzy afzonderlyks “zy in de Werken van _dit en andere geleerde Genootfchappen, uitgegeven. GEDAANTE DER AARDE. Onderzoeking omtrent de ware gedaante der aarde: door zor. FRED. HEN- NERT. II. Deel, bl. 529—575. Eerst bepaalt de Schryver de vraag: of de aarde namelyk cene wiskun ftige regelmatige g san hebbe; wier natuur men 5 door. eene. vergelyking hees de wiskunde kan bepalen? 4/. 530. Zoo dacht NEwron! 4/. 531. Echter kan dit, uit de verfchillende dichtheid der ftoffe, waaruit de aarde is faamgefteid,. niet be- flist worden: BJ, 532. maar dit moet ‚ uitde metin- „gen der graden van breedte , worden afgeleidt; wel- keu ten dien einde worden opgegeven: J/. 537. hieruit blykt, dat de aarde niet bol- maar knolrond Zy: — daar echter de aanwas der graden niet gere- geld is,-zoo kan de gedaante ook niet elliptisch wezen. hl, 538. Dit word, uit de onevenredigheden « der asfen, nader geftaafd:- Al, 539. dan onder- „zocht, of de afdwaling van fommige graden evenwel niet uit de omftandigheden der plaatfen , en de aan- trekkende kracht der bergen, kunne worden afgeleidt? bl. 546. het tegendeel word aangewezen: Bl. 549. Dan go GEDAANTE DER AARDE, Dan valt de vraag: of men niet door correctten „ des zelve kunne doen overeenkomen? 2/. 552. Om ditte bepalen, word onderzocht: hoe grooten misflag men, in zulk een geval , voor iederen graad moete onderftellen ? b/. 554. en daaruit kan de irregue lariteit ten naasten by verklaard worden: Al. 5órs dit word nog nader bevestigd op eene andere wyze. bl. 564— 566. Deelliptifche gedaante komt naauw- keuriger met de metingen overeen, dan die van êene Aypothefe, door BOUGUER opgegeven: Di, 567. Om dit nader te ftaven wórd eene ftelkun- dige formule, tot het berekenen der graden van den meridiaan, voorgefteld:. b/. 569. deze fors mule volgende, komt men het naast aan de waar- heid; echter moet men befluiten, dat de gedaante der aarde merkelyk afwyke van een volmaakt e//ip- tisch knolrond: Al. 573—575e Enten mnd eenst Onderzoek + of de onzes Rerheid omtrent de ware gedaante der aarde eenen merkelyken invloed hebbe op de STERREKUNDE en NAVIGATIE? door jon. FRED, HENNERT. // Deel , bl. 499—544. Dat, uit de overblyvende onzeker- heid, geene dwaling van gewicht voor de theorie der maan kan voortfpruiten: word uitvoerig , door een wiskundig onderzoek, omtrent de parallaxe der maan Aangewezen: bl. 499. het gene ten aans zien der navigatie ook word aangetoond ; en tevens bewezen; dat men in dezelve van de gewone pass kaarten, tot de breedte van zo® „ ja van 6o®, zich bes dienen kunnes maar van de 6o® -af moet men letten op à den GEDAANTE. GEDICHTEN. … qì den overgang van de /phaerifbhe'tot de knolronde ge- daante der aarde; en zich bedienen van de gemaäkte correctien-omtrent wasfende breedten: Al. 530544. GEDICHTEN (Waderlandfch®j. Verhandelingbver de Nationale of VADERLANDSCHE, gedichten: door FPonker 0. Z. VAN HAAREN. PI. Deel, bl;225—329. Na eene befchryving van deze gedichten: h/. axs. onderzoekt de Schryver ‘eerst, wier vaderlandfche gedichten aan de nakomelingfchap zyn overgeble- ven? en hieronder telt hy die van HOMERUS 3 VIRGILIUS5 LUCANUS5 PETRONIUS; CAMOËNS, een’ Portugees ; en VOLTAIRE. b/. 226. Hierop ishet tweede onderzoek: waarom ; in zekere tyden, een meerder geral groote geesten verfchenen zy; _dan in anderen ? Deze vraag : na in een gefchiedkun- dig tafereel te hebben voorgefteld ; waar , en by wel. ke gelegenheden, de wetenfchappen al hebben ge- bloeid: D/. 258— 296. word beantwoordt : door aan te wyzen , dat deze reden niet moete gezocht worden in. de verfchillende tyden:. (want het heeft nimmer aan groote geesten ontbroken; en dezer getal is mísfchien altyd genoegfaam het zelfde:) maar in zekere gelukkige tydsgewrichten, of omftandigheden, om dezelven te verzamelen, En wat hiertoe ver- eischt worde, ziet men b/. 297. voorgefteld. . Het laatffe onderzoek betreft de redenen , waarom her getal van die genen, die goedgekeurde nationale of vaderlandfche gedichten hebben opgefteld „ zoo gering zy? Miervan is de oorzaak te vinden er inde vereischten van dezelven; ez inde gefteldheid ì vau , ge GED. GEEST. GEKK. GEMS. GENEESK. van het Land, waarin men, woont: by welke alge- | meene zwarigheden nog anderen komen; ten aan- zien van den Godsdienst, de zeden , den {maak de taal, en den ftaat der kennisfen van hêt Vader- land: 4/. 298—329. GEESTKUNDE. Zie P/ychologie: GEKKO'S. Zie Salamanderen (onderfcheid der) enz. ‚ GEMSBAL: of ermskocer. Zie Steenen (dierlyke). GENEES- ez HEELKUNDE. Zie Kaarsje (verwy- dend). ___— Genees- en heelkundige waarnemingen: door J- S.G. DINCKLER. PZ. Deel, bl, 255—280. beftaan- de in zes waarnemingen: de eerffe: over de heil zame kracht van den vluggen geest van Ammontak- zout , met zout van wynfteen bereidt, en met ge- diftilleerde oliën vermengd; in eene foort van zwar- te flaar, of in het begin derzelve. bl. 255. De tweede : over een phofphorisch licht, door de uit- vloeifelen wan menfchen veroorzaakt; en van de belediging, door deszelfs aanporring te weeg ge- bracht. Af. 2ór. De derde: over eene foort van doofheid, waarin het geluid wel duidelyk gehoord werd; doch de toon van hetzelve, die tot de fa- menfpraak noodig is, niet konde onderfcheiden worden. AZ. 266. De vierde: over een wanftaltig velum Palatinum. bl. 272. De vyfde: over een kind, GENEESKUNDE” 35 kind, mêt eene darmbreuk geboren. ZJ. 236. De zesde: over een genezen rope he 280, Een wibtera zere in de rechterborst van EENC VFOUW : door PAULUS DE WIND genezen: waarfchynelyk beftaande in eene uitzetting van een watervat5 veroorzaakt door eene fchielyke en bo- venmatige uitrekking et Kileuzing : hoedanige ge zwellen onder den okfel en ‘aan de liezen meerma- len worden waargenomen. 4. Deel, Dl. 587—59 1e WAARNEMINGEN, getrokken uit het journaal van den opperchirurgyn J.T. ELLERBEEK. VL Deel, achter de Prysverhandelingen geplaatst, 5/. 259 — 276. Naeenebefchryving, hoe de Heer ELLER- “BEEK een verbazend getal van /corbutici behan- deld, en voornamenlyk door middel van mosterd= zaad in het leven behouden had: Z/. 259. « word de heilzame uitwerking, tegen deze gevaarlyke ziekte, van het gramen marinum (een kruid, dat buiten aan de fchepen wast,) voorgefteld en be- ' nie geftaafd: bl. rain he Zeldfame waarneming van eene zwangere ‘vrouw, by welker verlosfing de Ifmoeder en nage _boorte met fcherpe verfreende punten begroeid be- wonden werden : door D. H. GALLANDAT. y. Deel, dl 452459: „Waarneming eener ontlasting van een aan XI, DEELS IL. STUK, C merke 4 GENEESKUNDEGENOOTS. Ô merklyk aantal van waterblazen, door den _af= Zang: door AP. NAHUYS. ZZZ. Deel, bl. 455—46ó2. Na dat de Aucteur zyne waarneming omtrent dit geval heeft opgegeven, beantwoordt hy deze vra- gen: wat zyn die balletjes of waterblazen geweest ? waar hebben dezelven gehuisvest ? hoe konden de- zelven door den afgang geloosd worden ? en wat is de reden „ dat de lyderes hierdoor van haar vo- rig ongemak i is bevrydt geworden ? nn Zie verder Breukfnede: Hoofdpyn (fpyker) : Hoofdwonden : Hoornachtig uitwas: Longtering: Medelydendheid der deelen van't menfchelykelichaam * in ziekten: NatuurCwerkende): „Navelbreuken : Opflopping van water: Polypus of flymprop + Spiri- tus falis marini: Vallende ziekte: Verftropping van het net: WerktuigCwerbeterd): Witte willigen bast. GENOOTSCHAPPEN (GELEERDE). Dezelven, hoezeer van veel aanbelang, hebben echter eenen geruimen tyd in ons Vaderland ontbroken. Zie het Hiftor. voorbericht van’t 1. Deel, bl. 2. ame (ZEEUWSCH). Mifforie van het zrrRuwscHer GENOOTSCHAP der Wetenfchap- pen te VLISSINGEN. Koorbericht I. Deel, bl. 1-38. Waarin gemeldt word deszelfs eerfte oorfprong , in Hooimaand 1765. bl. 5. Deszelfs eerfte leden, &l. 6. In 1768. werd het meer uitgebreidt, en A Gere GENOOTSCHAP. GEZICHT. 38 Neerlands ERFSTADIIOUDER tot deszelfs Protector verzocht. bf. 7. In Louwmaand 1769. werden de eerfte Directeuren verkoren; en Moderatores aangefteld. 4/. ro. Deszelfs wetten bepaald: 4/. rr. Deszelfs eerfte Programma: bl. 16. In Sproke kelmaand van 1769. werd aan de Regering det Stad, en vervolgens aan de Heeren STATEN van ZEELAND, Kennis van deszelfs oprichting gêge- ven; en Hoogderzelver befcherming verkregen. bla 19. Van fladswege werd eene vergaderplaats vers leend3 en de eerfte zitting op dezelve met eene aan- fpraak door den praefiderenden Heer Mr. j. Wince _ KELMAN geopend. bl. 25. Het Genootfchap word door de Heeren STATEN, by Refolutie, nader goed= gekeurd en bekrachtigd. 4/, 3238. De wet, om- trent de beantwoording der Prysvragen, word tot de Leden des Genootfchaps uitgebreidt ; zonder eche ter naar den ptys mede te dingen: op aanleiding | van eenige bedenkingen door den Heer A. ’S GRA* VEZANDE medegedeeld. iff, Bericht II. Deel, bl: 17-26. Ook die bepaling word ingetrokken ; en aan elk vryheid verleend om naar den prys te din- gen. iff. Bericht LX, Deel, bl. 57e GEZICHTS ZINTUIG, parhandeling over eene God- delyke verbetering. van het zintuig des gezichts: door JOsvA VAN IPEREN. J. Deel, bl. 461509: Onder de wyzen, op welken cop eertyds zyne Openbaringen heeft bekend gemaakt , telt de Schry= Ner men de wonderdadige verbetering vat het Zine : Cs tuig , 36 GEZICHT. GEZWEL. GIFT. GOD. tuig des gezichts; ’t gene niet weinig moest die- nen tot ftaving van derzelver Goddelykheid. Dit word bevestigd door het voorbeeld van AnRaHAM : toen de Heere hem beloofde, dat zyn zaad zoude zyn als de fterren, die hy niet tellen konde; GEN. XV: 5. van BILEAM: toen hy Zsraë/, in ftede van Op BALAKS begeerte te vloeken, by herhaling zegende; Num. XXI—XXIV. en van Moses: toen hy van Nebo het beloofde land zag; peur. VI: 28. ZJ. 46r. Waarop, na deze en gene voorafgaande ophelderende aammerkingen , word aangewezen: dat die verbetering van het zintuig - des gezichts ook behoore tot die zaken , welken in het geloof, na.de voleindiging der eeuwen; ver- wacht worden. Zl, 499—509. GEZWEL (wareracurTiG). Zie Genees- en Heel. kunde. GIFTEN ez LEGATEN aan het Genootfchap, vry= gefteld van de betaling des col/ateraals. WV, Deel, ‚Hijf. voorber. bl. 43e GODS coerpneip in de bepaling omtrent den dood der meeste dieren: betoogd door HENDRIK VAN DEN \_HESPEL. X//. Deels, 1. luk , Dl. 313—345. Voor af meldt de Schryver in deze Verhandeling , wat al _ bedenkingen der dieren dood (zoo als het eene meestal door het andere verflonden word) aan ve- len heeft opgeleverd: Af, 313. en dan wyst-hy ij é eerst GOD. GOML. GRAM. GRONDYS. 37 gerst aan dat die bepaling niet ftrydig zy ; maar vele blyken van cops goedheid voor het algemeen welzyn.in zich bevatte: b/. 317. zoo met betrek- king tot het dierenryk zelves AJ, 324. als van het menfchelyke geflacht.4/. 328. En dan bewyst hy , dat de dieren zelve, in en door hunnen dood, de uitlating der Goddelyke goedheid genieten: 7. 335. terwyl hy ten befluite aanmerkt: hoe ont- aard en ftrydig met cops goedheid het zy, beesten zonder noodzaak te martelen: waartegen hy waär- fchuwt. Zl. 343—345. te mj T3 GOM[AK. Zie Infecten, welken in den GOMLAK gevonden worden. _ Zie ook Tincturen. GRAMEN marinum: of Zeegras, dat aan de fche= pen wast, een der beste middelen tegen den /cor= but. Zie onder Genees- en Heelkunde. GRONDYS.. Zerhandeling over het Grondys: door J- F. MARTINET. AZ. Deel, bl. 4or—42o. Na dat de geleerde Schryver de redenen tegen de for= mering van dit foort van ys, op den bodem der zeeën en rivieren, van w.-A WINSCHOTEN € NOL- LET , heeft opgegeven; meldt hy , wat al van an- deren, vóór dat gevoelen, word bygebracht: en dan bewyst hy, met proeven, door hem zelve ge- „nomen, ter beflisfing van dit gefchil: dat de wa- teren, op den grond der zee, nimmer zoo koud Zyn, als op derzelver oppervlakte; zelfs niet den C 3 vers 88 GRONDYS. HAAGD, HAB. HEELK. vereischten trap van koude ter bevriezing heb- ben: en dat dus aldaar geene ysformering kan ge- fchieden, Hierop verklaart hy de wyze, op wel ke het zoogenoemde grondys geboren word; en leidt daaruit tevens af, hoe men de tegenwerpin- gen gemakkelyk kunne oplosfen, HAAGDISSEN. Zie Salámanderen: onder fcheid van dezelven. hd HABAKUKS eenen. Zie Beurtgezangen (gewyde). HEELKUNDE, Zie Geneeskunde. HEELKUNDIGE sewerkine. Merinnering eener zeldfame, en mogelyk niet algemeen genoeg bekens de, heelkundige bewerking: door G.J. VAN WY. IX. Deet, bl. 254-269, Na een voorbericht , waarin de geleerde Schryver reden geeft van het opfchrift dezer Verhandeling: ftelt hy de affnyding van den wervus infraorbitalis voor, als het eenige middel tegen eene plaatfelyke pyn in het aange zicht, op de hoogte dezer zenuw 3 anders de fbykerhoofdpyn , by fommigen Aaemicrania ges noemd: en flaaft de nuttigheia dezer heelkundige bewerking: welke hy, ia naarvalging van den gras HEELKUND. HEILIGE SCHR, HEIT. 39 grooten ArBiNus, met eênen gewenschiten uitlag gedaan heeft, door eene proef. HEILIGE SCHRIFT. Over hetgenê men heeft te betrachten, en te vermyden, in de opheldering der Heilige Schrift uit reisbefchryvingen: door GERRARDUS KUIPERS. XZ. Deel ,-bl. 354—382. Na eene korte inleiding, over het gebruik en mis- bruik der reisbefchryvingen, in de uitlegkunde des Bybels: deelt de geleerde Schryver eenige re- gels mede, welken men, om in dit ftuk recht te verkeeren , dient op het oog te houden; terwyl hy, by deze gelegenheid, aan verfcheidene plaatfen der ‘Heilige Schrift een aanmerkelyk licht byzet: als by voorbeeld II. KON. V: 9. AJ. 360. EZECH. XXX: go. bl. 361. IT. sam. XXVI: 12, en 16. I. KON. XVII: ro. jon. IV: 7. Dl. 362. MARK. VI: 30. vergeleken vs. 43. b/. 363. Jom. VII: o2. Al. 370. MARK. II: 4. LUK. V: 19. bl. 373. in de noot en tevens eene meenigte van voorbeelden bybrengt, ten blyke, dat fommigen in dezen meermalen , zelfs be- lachelyke, misflagen hebben begaan: A/. 373—382. HEITUIG. Lene verbetering wan hetzelve: door DAV. MEESE. . Deel, bl. 423—451. Na eene befchryving van twee onderfcheidene afbeeldingen van dit werktuig (op Plaat 1. en II) bl. 423— 443. word de reden waarom? en hoe de uitvinder op deze veranderingen gekomen zy? voorgefteld: gelyk ook het nut, dat daaruit zoude voortvloei« ú, C 4 jene 4e. HEITUIG: % HERTOGENBOSCH, jen. Dl. 444451. „Dan tegen dit laatfte (luk wor- den in eene noot, op 4/.423—433- door den Heer FREYTAG, allergewichtig{te bedenkingen gemaakt, ’s HERTOGENBOSCH. « Gefchiedkundig bericht eener weinig bekende anecdote, rakende het over- gaan dier flad, in het jaar 1629: door den. prae- fiderenden Meer Directeur Mr. j. WINCKELMANe XL. Deel, Hift. Voorbericht, Dl. 23—29. Na een kort verhaal van de merkwaardige belegering en verovering van ’s Hertogenbosch, door FREDERIK HENRIK Prins van Oranje , word de bedoelde byzonderheid opgegeven. Zy beftaat in een ver- flag van eenen zilveren toren, nog te Plisfinge be- _ waard, welke elders door den Heer 7. w. TE wA- TER nader is befchreven. Deze toren, die zeven zyden heeft, draagt op deszelfs voorften kant de wapenen dier ftad en van FREDERIK HENRIK: wel- ke Prins denzelven, nevens eene beurs van 5oo. dukaten, gefchonken heeft aan eenen PIETER JAN-* SEN5 ter gedachtenis zyner kloekmoedigheid en list: daar hy, (als Vaandrig onder eenige vrywil- Jigers van Vlisfinge dienende) by het beleg van …?s Hertogenbosch , na dat bres gefchoten was, door dezelve, met het van den ftok afgefcheurde vaandel, in de {tad indrong; en, den toren be- klommen hebbende , dat vaandel aan het kruis vast maakte: door welk middel de overgang der {tad niet weinig bevorderd werd, El HIST. HOF HOOFDP. HOOFDWOND: 4x HISTORIE (NATUURLYKE). Zie Natuurlyke hiftorie. HOF van HOLLAND en ZEELAND. Deszelfs oor- __fprong is waarfchynlyk te zoeken in den ouden Graaflyken raad: en hieruit de reden te vinden, dat het neg de rechter in appél zy van ZEEUW- „SCHE. zaken. Zie Zeelands hooge of Graaflyke .vierfchaar. HOOFDPYN (spyxer). By fommigen haemicrania genoemd: hoe te genezen? Zie Heelkundige he= werking. HOOFDWONDEN. Waarnemingen over genezene HOOFDWONDEN „ verzeld met fracturen in het cra= nium: door GERARD GREEVE. V. Deel, bl. 147 —199. In deze Verhandeling worden. twee waar- nemingen met de uiterfte naauwkeurigheid befchree ven. De eerffe is van een’ jongeling, oud 15. ja- ren: wiens cranium, door eenen zwaren val op het hoofd, zoodanig was vermorfeld , dat in hetzelve , na datde fragmenten waren uitgeno- men, eene opening was van eenen langachtigen „driehoek, ruim drie en een’ halven duim lang , en twee duimen van boven breed ;. behalven eene fcheur door ’ gantfche voorhoofdsbeen. De twee- de van een’ koetfier, oud 28. jaren: wiens hoofd „ „terwyl hy voorover bukte , door een paard zoo.ge- ‚lagen was, dat, na het uitnemen der ftukken, in „het cranium een vry regelmatig ovaalsgewys gat C 5 ge ad #2 _HOOFDW. HOORN. HUNG. JAARM. gevonden werd, ter lengte byna van drie, en tet , breedte van één’ en drie vierde duim. Beide deze gevallen zyn zeer gelukkig en volkomen genezen 5 niettegenftaande de laatfte Iyder ondertusfchen met eene gevaarlyke borstziekte werd overvallen. HOORNACHTIG uitwas. Waarneming van het= zelve, gegroeid aan de binnenzyde van de dye: door GERARD GREEVE. ZX. Deel, bl. 240—246. Na eene korte opgave van dít lastige ongemak ; ’t gene echter, daar het alleen in de huid gehecht was, gemakkelyk zich liet wegnemen, en geene nadeelige gevolgen had: word het hoornachtige uitwas nader befchreven , en in plaat afgebeeldt. HUNGERUS, Bisfthop van urrecurt. De rege- ringstyd en het fterfjaar van denzelven onderzocht. Zie Lodewyk, Koning van Germanië, benk JAARMARKTEN : of zoogenaamde KERMISSEN in ons Vaderland. Verhandeling over dit onderwerp : door Mr. j. WINCKELMAN. Hifforisch bericht vóór het W. Deel, bl. 7—28. waarin gehandeld word over derzelver oorfprong en benamingen; bf. 7. en aangemerkt, dat het verleenen derzelven weleer flond aan de GRAVEN: en vervolgens aan de JAARM: INSCRIPT. INSECT. JOAB. 48 „de STATEN. hl: 11. — Dat derzelver rechten en vryheden in die oude tyden zeer groot waren; Zl. “t4- terwyl zy als groote voorrechten befchouwd; en dus als nuttig en voordeelig gerekend - were “den. — Maar moet menze nog als zoodanig aan- merken? Het tegendeel word aangetoond: Al. ar 28, INSCRIPTIEN, Zie Op/chriften. INSECTEN , welken in den GOMLAK gevonden wor- den: waargenomen door E. P. SWAGERMAN. VI Deel, ‘achter de Prysverhandelingen geplaatst, b/. “227258. Na eene korte opgave, van ’t gene LEDERMULLER nopens den gomlak en deszelfs in- fecten getuigt; Zl. 227. ftelt de Schryver zulks voor van den Heer GEOFFROY. bl. 231. En dan deelt hy zyne waarnemingen mede, omtrent den … gomlak , en deszelfs in/ecten.: welken hy tot eene foort der fchildluizen brengt: en die de oorzaak der fchoone kleur zyn, zoo in den Bengaalfchen , Koromandelfchen , als Siamf/chen gomlak, die de beste is. De in/ecten worden naauwkeurig befchre- ven, en in Plaat afgebeeldt: A/. 235253, en Vere „volgens eene gisfing omtrent de gom opgegeven: ‚of dezelve misfchien ook , by-wyze van doorzwee- scting, of door ontlasting van de infeoten, zoude «geboren worden? Al. 254-258, JOAB vechtvaardig gefraft, Zie sauamo’s kroon- echt. Jo 44 JODEN TE COCHIM. JODEN re cocnim. Gefchiedkundige naarrich- ten, betreffende de blanke en zwarte JODEN te Cochim: door ADPIANUS ’s GRAVEZANDE. JZ, Deel, bl. 517—586. In de Inleiding word de aanleidende gelegenheid tot het fchryven van deze naarrichten 3 en de bronnen, waaruit zy voortgee vloeid zyn, aangewezen: Z/. 517. Dan volgen de naarrichten van deri toenmaligen Gouverneur en Directeur ADRIAAN MOENS: met bygevoegde befcheiden, ter opheldering en nadere verklaring: omtrent hunnen oorfprong en oudheid op die kust; hun Kranganoorsch koningryk; hunne voorrech- “sten, vooral van den Keizer ERAWI WANMARA in de V.eeuw: dat, (in het oorfpronkelyke, met by- gevoegde Nederlandfche letteren, in eene Plaat) benevens de vertaling, word opgegeven: gelyk ook hunne lotgevallen tot op dezen tyd: enz. terwyl tevens van andere oden, die in het Ogsten huis- vesten , met een woord word gewag gemaakt. ZZ, 528—58re Eindelyk het befluit, zoo ten aan- zien van het verhandelde, als van de oden meer in het gemeen. bl. 582—586. _— Vervolg der gefchiedkundige naarrichten , betreffende de blanke en zwarte JODEN te Cochim: door ADRIANUS °S GRAVEZANDE. ZX. Deel , bl. 515 — 544. In dit vervolg meldt de gel. Schryver, hoe zyne gefchiedkundige naarrichten ter kennis zyn gekomen van den beroemden aardrykskundigen “A. FR. BUSCHING: en welk gebruik die Heer daar- JODEN TE COCHIM. 45 ‚daarvan gemaakt hebbe? hoe dit aanleiding heeft “gegeven, dat P.J. BRUNS, in een periodik wark, „dat te Leipzig uitkomt, zyne bevreemding voorftelt : dat noch de uitgever, noch de overzetter, dier ge- fchiedkundige naarrichten eenig gewag maken van ANQUETIL DU PERRON; welke de Soden te Cockimn ook bezocht „ en het privilegium, van. CHERAN PE- ‚_ROEMAL aan hen gegeven, in zyn Zend Avefta had me- -degedeeld :-dat tusfchen de afdrukken van dat privise- ‚Zie, by ANQUETIL en BUSCHING, in de karakters groote verfcheidenheid plaats heeft : en dat het niet te vermoeden zy, dat beiden naar hetzelfde origineel zyn gemaakt. Dan datdit vermoeden ongegrondt , „en de verfcheidenheid niet zoo groot zy , word ver- “volgens aangewezen; en tevens aangetoond, dat het affchrift van den Heer Moens, met de hoogfte waarfchynlykheid , boven dat van den Heer An= „QUETIL, in naauwkeurigheid te fchatten zy. Ter- „wyl de geleerde Schryver „ na eene korte uitweiding „Over de ST. THOMAS CHRISTENEN , dit zyn vervolg „befluit, met eenige verbeteringen en aanvullingen zyner vorige naarrichten nopens het ryk Kranganoor ; ‘omtrent eene verzameling van Ooster fche handfchrif- ten, welken wylen Prof. JAC. WILLEMSEN bezat fi „ten met een. bericht, aangaande de aandoeningen by v-die Natie, op de voorlezing zyner naarrichten „ „door den Heer morws aan dezelven. iN ren = Nafchrift betreffende de blanke en zwarte JODEN te Cochim „ uit latere ingekomene berichten van den Heer 46 JODEN TE COCHIM. JODEN. ‚ Heer MOENS : door ADRIANUS ’$ GRAVEZANDE, IX. Deel, bl. 545—574- Dit nafchrift behelst nog eenige nadere ophelderende , verbeterende, en ver- meerderende aanmerkingen op de gefchiedkundige naarrichten , vooral met betrekking tot het pa= tent van CHERAN PEROEMAL, bevattende het pri- vilegie aan de PFoden gegeven: van * welke nog „twee vertalingen, onder anderen, die de Heer MOENs heeft laten vervaardigen, hier worden ge= vonden; die, gelyk van de bevorens opgegevenen , “zoo ook van elkanderen , vry wat verfchillen. Waar- by nog eene vertaling word gevoegd „ die De CASTRO heeft medegebracht naar London. De overige aan- -—merkingen ‘hebben voornamelyk hare betrekking op het koningryk van Kranganoor: of de Foden dat «immer in eigendom hebben gehad? op de onder= _fcheiding der Poder in blanken-en zwarten; op der- zelver verfchillen; op de geweldenaryen der Portu- gezen tegen dezelven; op het devensbeftaan en “karakter der Soden op die kust; op derzelver © rechtsplegingen; op hunne /yragogen; en op hun- „ne kerkboeken en handfchriften. JODEN. (Derzelver inwinning ©) Beknopt onderzoek, of alle mogelyke en middelykewegen , tot inwinning der zonen, reeds zjn aangewendt van den kant der CHRISTENEN; dan of 'er nog niet één mogelyk middel overblyve? door PETRUS NIEULAND. XZ, Deel, bl. 323—353. Na eene korte melding van de middelen, -zoo die gefchikt als ongefchikt zyn S wel ner 0: DET IN. 7 À 47 „welken ter bekeering der Foden reeds zyn aange- wendt: bl. 323. vraagt de geleerde Schryver: „„of 9 dan alle mogelyke middelen, op dit pas, zoo zyn 9» uitgeput, dat ’er nog niet het eene of andere zoude “ss Overig blyven”? hl. 327. Na hieromtrent eene aanmerking te hebben gemaakt, dat de Poden, ondanks de verharding hunner harten, kunnen overtuigd worden 3 4/, 328. beantwoordt hy de vraag: door het voorftellen eener algemeene kerkelyke verga- „dering, uit Christen en Soodfche Leeraars faamge- fteld, op hoog gezag belegd , met de noodige vereisch- ten. ZJ. 329. Dat hetgene NIcEPHORUS van eene foortgelyke vergadering, ten tyde van Keizer CoN- ;STANTINUS , verhaalt; fabelachtig zy: 4/. 330. en ‚dat: zoo men de gefchiedkundige waarheid van een foortgelyk Joodsch concilie, te St. Agatha, in Hungarië , in het jaar 169o, gehouden, aannemes, ‚het zelve niet’ gefchikt geweest zy ter bereiking van „dat gewichtige einde 3 word onlochenbaar bewezen : bl. 333. en dan word aangetoond : hoedanig zulk eene vergadering zoude behooren gefteld te zyn ? zal men zich van dezelve iets goeds kunnen belo- ven. Al. 340. Dit zoude het laatfte. middel zyn, dat nog te beproeven is: 2/. 344. dan der Poder verharding, als een oordeel van cop over hen, maakt het bedenkelyk: of niet iets wonderdadigs ter omzetting van hun. gemoed zal vereischt wor- den? Z/. 345. en of dit IL. rm. 1: 16. nict geleerd worde? #7, 346. Dit echter belet niet, dat het wipogeftelde middel konde werkftellig gemaakt wor- den; 48 JODEN./IZAAK. ‘KAARSJE. „den: waaromtrent verder nog eenige aanmerkingen worden opgegeven : bl. 349—353. IZAAK op MORIA: door GERRARDUS KUIPERS. X. Deel, bl. 614—636. Daar, en de Dichters en de Schriftverklarers „, IZAAK (by zyne opoffering door ABRAHAM op Moria) zich vertegenwoordigen als eenen kloekmoedigen geloofsheld van den allereer- ften rang: wyst de geleerde Schryver aan, dat deze -_voorftelling nit alleen ongegrondt; maar ook haren -_oorfprong verichuldigd zy aan eene onbewezene „wooronderftelling ; dat 1zAAks opoffering een voor- beeld zoude geweest zyn der opoffering van den mes- sas: welke (telling integendeel ftrydig is met het gene „men, omtrent dit aandoenlyke geval, uit de Hei- ‚lige Schrift „en de natuur der zaak, kan opmaken :— dat wy dus izaAKs gemoedsbeftaan en gedrag ons moeten voorftellen, zoo als men dat van elk kind of jongeling, tusfchen de acht en twaalf jaren, in zyne omftandigheden befchouwd , te wachten heeft: — en dat deze opvatting aan alles, wat wy van deze belangryke gefchiedenis weten , ten wei len beantwoordt. | KAARSJE (veRwyDEND). Met maakfel en gebruik _ van een verwydend KAARSJE , ter behandeling van did vere KAARSJE” KANEEL: 49 verfcheidene ziekten der blaas en van den dee: door DAVID VAN GESSCHER. JI. Deel , bl. 303— 328. De wys; op welke deze kaarsjes worden, toe- bereidt, vindt men Z/, 303. en de ziekten ‚zoo in de blaas, als in den pisweg , waarin mem,dezelven met vrucht kan gebruiken, ziet men bl, 315. aàrì- gewezen: en dan worden drie gevallen voorgefteld , waarin men zich met eenen gewenschten ùitflag van dezelven bediend heeft. bl. 317—328. Een zabe- richt wegeús deze kaarsjes vindt men Z/..644. en 645. waarin te kennên word gegeven, dat deze uitvinding niet geheel nieuw zy. [ dn 4 KANEEL. Aanmerkingen over het KANEEL op CEI LON3 gemaakt door Cc. P. THUNBERG: vertaald, en met eenige Aanmerkingen vermeerderd, doot M. HOUTTUYN. X/Z. Deels, ute flùk , bl. 296— gia. Na eene korte inleiding over de kaneelfchorss van welke, offchoon dezelve ook elders gevonden word; hiet eilarid,Cei/on de beste'foort voortbrengt, ftelt de uPsarscre Hoogleeraar zyne waarnemin= gen voor omtrent den kaneelboom ; en wyst de ei- genfchappen van het beste kaneel aan. Op Ceilon zyn ’er tienderlei foorten; van welken flechts vier goede kaneel opleveren : en offchoon de kanecl- boomen meestal in bosfchen wild opgroeijeti , zoo kan men dezelven ook door kunst aankweeke De kusten, wadrop zy wasfen, beliooren aan le Kompagnie; door welken, en onder wier. opzicht, zy gefchild. worden; — op welke manier dit ver- Xl DEELS il. STUK D richt zo KÄNEEL. KEERING. _ KEIZER. richt. wordez —- de WyZe valt 'inzämeling, verzen ding sraar ‘het Vaderland, en'bewaring în de fche- pén. Aangelesde plantagiën van kaneelboomen federt ‘éeriige jarch: % gene veel dienftiger is voor de Hohipehie, dan dezelven in-de bosfchen te la- iten ópzoeken. De eeffte Bondels echter van deze kweekery, ter proêve naar Europa gezonden, haddên ‘den vêréischten fmaak niet; maar dien op reis verloren. Gisfingen over de oorzaak hiervan; wyze op welke de kaneelolie word toebereidt. KEERING ds ván Hèt WATER in een’ VYVER , als de waarfchynlyke oorzaak, waatom meermalen de wisch-in Zeeland erft, befchreven: welke de ware ‘Oorzaâk ddarvan ‘zy? ‘en door wat middelen zulks voorkomen ‘kan worden? gevraagd door D. Ra- DERMACHËR Van NIEUWERKERKE. ZZZ. Deel, bl. 592596. KEIZERLYKE SNEDE. Verhandeling over dezel- ve: doör D. mn. GALLANDAT. ZIL. Deel, bl. 319— 337. ‘Deéze ‘kunstbeoefening word befchreven: cen wel, ‘ingevalle de moeder geftorveu is, om ‘het mind” in het leven te behouden. Van hoc- veel belang en nuttigheid dezelve zy: wat al gee wenschte “uitwefkfelen daarvan voor hânden zyn: uit ‘welke dwaze bronnen het verwaarlozen van de- zelve în lätere «tyden is voortgevloeid: en hoezeer het te beklagen zy, dat der Romeinen wet hierom ‘trent-by ons in onbruik is; wanneer dezelve te flas us, 8 de 17 KEZERL, KERMIS, KINDERP.. 5 de kont: én wat then by hét: óvaigake van zwan- gere vrouwen hi ra in hi te’ riemen? KERMISSEN: nie Jearmarken. KINDERPOKJES : Zoo NATUURLYKE als INGEËNTE. Proeven en waarnemingen wopens dezelven: door L. BICKER, Med. Doct. VII Deel, geplaatst ach- ter de Prysantwoordert , bl. 1167. Des Schry- vers doelwit. D/. 1. Zyne proeven en waarnemin- gen omtrent de ingeënten : waaruit hy opmaakt , dat het jaarfaifoen geen aanmerkelyk onderfcheid. geve ; bl. 3. noch ook de ouderdom der kinderen; 5% 6. even weinig de gefteldheid dér perfoonen: Af. 9. alle voorbereiding is onnoodig. b/.- 13. _Hièrna word de wyze van inenting befchreven: bf, 17. en dan de levenswyze, eetregel, en eenige‘ ge- “neesmiddèlen na--de operatie, aangewezen : bl. 19. vervolgens de gewone en buitengewone verfcliyn= felen , middelerwyl ‘waargenomen „ opgegeven. bl. 38. De ingeënten, gépokt hebbende , zyn Him- mer wederom vatbaar voor de befmetting gevon- den. bl. 59. De befinetting van ingeënten word niet gemakkelyk aah anderén medegedeeld. -4/, ‘67. De kinderziekte en_ mazelen kunnen gelyktydig be- ftäan. ‘47. 76. Uit de beoefening der inenting eenige gevolgen afgeleidt ter opheldering van den aard , de werking , toevallen, en geneeswyze der natuurlyke befimetting. 4/,8r. En Waarom ingeëmte kindet- bi ak veelal minder in getal, goedaardiger, en ea Da min se KINDERP. KOLYK, KRUISS. KUNSTT. minder gevaarlyk zyn} dan de natuurlyken ? om dif aan te wyzen ‚word vooraf onderzocht naar de oorzaken, welken de natuurlyke pokjes doorgaans zoo gevaarlyk maken: 4/, 97. en daaruit zulks af- geleidt. Al. 130. De kennis van deze redenen heeft „aande behandeling der natuurlyke kinderziekte licht bygezet; terwyl gebrek van oplettendheid op die oorzaken, welken dezelven gevaarlyk maken , meermalen ten gevolge heeft, dat een fchadelyk gebruik daarvan gemaakt word. 4/. r4r. Eindelyk de inenting heeft, in het gebruik van geneesmidde- len, in de natuurlyke pokjes ook eenig riut-toege- bracht. hf. 158. Ten befluite worden eenige alge= meene waarnemingen , omtrent de behandeling de- zer ziekte, opgegeven. bl. 163167. KOLYKDARM. Zene KOLYKDARMSVERNAAUWING : waargenomen door Jor. VEIRAC. VII. Deel, ge- plaatst achter de Prysverhandelingen, 4/. 168 184. In deze lyderes werden, behalven het op= genoemde; verfcheidene andere ongemakken by de ontleding ontdekt: onder anderen, dat zy maar ééne nier had, in welke drie fteenen gevonden wer- den, die in Plaat zyn afgebeeldt. KRUISSCHANS. Derzelver flichting „ oudheid ; en lotgevallen: zie V. Deel, bl. ao. en 21. KUNSTTALLEN. Zie Logarithmus. LAMMIGH. LAPIS. LEGATEN. 53 LAMMIGHEID. Bericht van het gebruik der cle- triciteit in de genezing van lammigheìd: door Se VAN NOOTEN, Jansz. III. Deel, bl. 463—490. Na cen kort bericht nopens den toeftand van den deerniswaardigen lyder, geeft de Schryver verflag van de wys, or welke hy denzelven behandeld - heeft; met byvoeging van den allergewenschten uitflag» terwyl dit bericht befloten word iet eene verklaring van den lyder, onderteckend- Amfter- dam, den 4e Jan. 1771: WELREEM LEENDERT __KRIEGER, | aan beide handen: bindae gene. zen „ door middel van de electriciteit: volgens een bericht, medegedeeld door j. wartervuieT. IX. Deel, bl. 3o0—3og. Dit bericht bevat cene ap gave, hoe eene volkomene tammigheid in ‘heide _ handen, veroorzaakt door ‘het /kolyk van” Poitou „ met het gebruik der e/ectriciteit , binnen den tyd van twee maanden , volkomen is herfteld :° zoo dat de lyder weder, even als bevorens, alles, zelfs zwaren arbeid , met gemak konde doen. LAPIS de eoa. Zie Steenen (dierlyke). LEGATEN. Zie Giften. D 3 LIER s4 LIEFK- LILLO. LINNEN. LODEWYK. LIEFKENSHOEK. Deszelfs oudheid, flichting , en lotgevallen: zie V. Deel, bl. 46—51. LILLO. Deszelfs oudheid, ffichting , en biga Jen: zie V. Deel bn eg, oai LINNEN. Het pa lianen der Ouden „ Ays/us ge- heeten, is niet geel, maar blinkend: wit van kleur. mijn Sorekwyn, asbl. : LODEWYK, elk van GERMANIE. volken Hopeus het jaar „in het welke hy aan den Utrecht- fchen Bisfchap nuNGeRUS de vryheid. zyner kerk bevestigd. hebbe? door Mr. H. vAN wyN. JZ, Deel, bl. 177—270. Na eene korte inleiding, „waarin het gewicht van dit onderwerp, om ver- fcheidene aanmerkelyke zaken in de Mifforie te be- „palen , word „aangewezen: Ll 177. geeft de „Schryver den. giftbrief zelve op; bl: 180, toont … deszelfs echtheid aans hl. 185. en gaat dan over, om het ware tydpunt , op ’t welke dit charter ge- geven zy, te bepalen. FURMERIUS ftelt dit i in het jaar 869: Dl, 189.dan, na aangemerkt te hebben, dat de Prankifche koningen , en ook LOpEWYK, hun- ne annen berekenen naar verfcheidene. tyd- flippen 5 in welken zy merkelyke voordeelen hebben behaald à bl. 191. word dit gevoelen wederlegd: en by deze gelegenheid uitvoerig over het fterfjaar van Mp in 866, gehandeid, en over. zyn’ regine 4 bl, 194, Dan word de gedachte van gon Î | LODEWYK. OGABITHMUS. ss „ORRINGrUs, die de gig op $ap- plaakst ny bles a1S. getoetst; en, als, in t ge 1 niet aannemelyk â verworpen: kls 19. bet. welke aanleiding geeft, om te bewyzen, dat LODEWYK reeds federt 843. genoegfaam gezag in het Utrechtfche flicht gehad hebbe, kl, EE Eindelyk_ „word het. gevoelen van _BUCHELIUS voorgefteld ; en aangewezen, dat de „bygebrachte reden. tegen. shet ‚jaar 85de op; Spel valfchen grond fleune, bl. 237, Tot dit jaar Ì leidt ons. de. beste, lezing van, het chart ter ‚en iik zn geene. om(fandigheden ’ ‚welken hiermede AS ' ble 244, waaruit twee corq llaria worden afg geleide: en dan vindt men de vereischte. vlagen. . 259 270. ESRRKR UI hk WEEET KA LOGARITHMUS. er handleiding. gern Logatithmus. voor. ig gegeven. geral, uaaukeurig ie vinden, zat veertien letteren haven den dend 5 „benevens eENC tafel der kunsttallen voor zóoo ie __ 1001000, berekend door M Mr, K‚ Ks REL TZ. XT, … Deel, bl. 423-480, Na eene. algemeene 2 aanmêr- king over. de reeds. uitg gegeyene , Jogaritfmustafe- len, bl 423, Stelt de wiskundige Schryver de ge „wone „manier, der behandeling en berekening van de logarithmì Voor; waarvan, de zyne eigenlyk cene ‚verbetering is: bl. 427: dan wyst hy de zyne ‚aan, waardoor het gebrek der gewone handelwys word verbokpen : bl, 431 en heldere dezelve door „ verfcheidene voorbeelden op. bl. 433: òn hierop val eene korte, aanwyzing en, befgryving. van het D 4 ge ’ { 56 _LOGAR. LONG. LUCHT. LUNAR: € gebruik en de nuttigheden, die men kan maken van de bygevoegde tafel der kunsttallen „ voor 1oooooo—ioorooo. bl. 450, en daa de tafel zelve: bl. 45 5480. rte Zie Opflopping van id LONGTERING, door freenftoffe veroorzaakt: waar- genomen en befèhreven door j. VEIRAC. Eene ziekte, die niet zeldfaam is, gelyk de Schryver. door vele voorbeelden van anderen aanwyst : en wat ter genezing word. aangeprezen ? HL nek bl So5e5ig. LUCHTSGESTELDHEID, Zie Waarnemingen. LUNARIUM. Befchryving van een nieuw lunari- um , of flervekunddigen maanwyzer , ter onder- richting in, en gemakkelyke waarneming van, de byzonderhèden van den omloop der maan: door. ___HENRICUS SCHORTINGHUIS. XJ. Deels, 1. fruk „bl, 251295. Na eene korte inleiding over de maan , en haren omloop om de aarde, telt de fterrekundi- ge Schryver 17. zaken op.» die men dagelyks op dezen zynen maanwyzer kan befchouwen. Om it bev atbaar te maken voor. een” ieder, verklaart hv eerst de byzondere deelen van dit werktuig; en gan wyst hy derzelver gebruik uitvoeriger aan : 3 terwyl hy eindelyk aanmerkt, dat men ook een foongelyk werktuig t tot cen planetarium zoude EUN, "MAAN, MAG, MED MERG, sr -* kunnen vêrvaardigen : ‘befluitende deze verhande- “fing ‘met een -dichtftukje, door Zyn Eerw. by ‘de redenen van hf ECN hos tp \ p * gers ij v MAANWYZER. Zie Eimarlum, Fres asf MAGICA zuadr red Zie hedde Js MEDELYDENDHEID der deelen van het’ wifi “bk lichaam In kièkten. Verhandeling ' over. dis “onderwerp ; door cisB. DE witr. V. Deel, bl. 200254. Waarin’ deze medelydéridheid befta ? 4/. 200. ZY word véroorzaakt door de zenuwen : niet door de vliezen ; noch door: de vaten. bl. 201, é ‚Dit zoude ‘echter, zonder de ‘onderlinge vereeni- “ging van ziet en lichaam, geene plaats hebben. b/. f 205. Om nu de verfchynfelen in verfchillende ziek- “ten ten dezen opzichte te verklaren à preekt de “Schryver vooráf van’ de vereeniging der zenuwen “ín het algemeen: Bl, 209. dan handelt hy van alle ‘de vereenigingen derzelven in het byzonder : ‘4, “212. waaruit hy vervolgens de voorkomende vreem: “de en verwonderingswaardige verfchynfelen van __ medelydendheid in ziekten afleidt, 5/. 223254. MERCURIUS. Zoorbygang van denzelven over de. D 5 ZON 3 s8 MERCURIUS, METAALBOOMTJES, ‘zon, dente, November 1782. berekend door jor, „„FOKKER. ZX. Deel, bl, 473-480. „Na eenige be- richten van waarnemingen en berekeningen, door vroegere en latere fterrekundigen gedaan, omtrent de voorbygangen van MERCURIUS over de Zon, ftelt de geleerde Schryver het re/ultat zyner bere- kening voor; en eene verklaring van de bygevoeg- de Plaat, waarop die voorbygang is afgebeeldt , zoo als dezelve uit het centrum der aarde te zien zoude METAALBOOMTJES. Verhandeling wer dezelvens „door, JOHANNES, ALBERTUS SGHLOSSER. L Deel, wab, H38-t52s… Vooraf merkt de Schryver aan, ‚dat men-de theorie der mertgalboaomtjes voorna- ‚‚menlyk verfchuldigd zy aan. den beroemden HoMm- BERG. hl, 138. Dees onderfcheidt dezelven in drie. _„hoofdfoorten: in zulken, die uit zuiver metaal be- ftaan3 in zulken, die uit eenig zuur of zout en me- taal zyn famengefteld ; en in zulken , die alleen uit „zout- aard- en olieachtige ftoffen. worden tocbe- reidt, bl. 139, „Dan verklaart hy de werfchillende WyS» OP. welke de eerfte foort-word gefurmeerd; ‚bl. 140, en hoe de plantswyze groeijing der tweede foort vervaardigd word: bl. 146. terwyl de lezer , ‚ter aanwyzing van andere door kunst gemaakte takfchietingen, verzonden word naar de verhan- delingen van de Koninglyke Maatfchappy der wen genfchappen te PARYS, vant 1692. En 1710. bl 152e MO. __MOABITEN. MUMIEN. MUNTWEZEN. 59 5 MOARJTEN,. „Derzelver. onde, Heden: 1 „zie erin be hifborige vn 6 1 MUMEN,, rid. deden. windt zie gerak, MUNTWEZEN. ‚5 Daar ha STATEN. van. ZEE epo LAND „riet Hot voordeel; van „de financien der s Provincies. maar. tat. voorkoming, van gebrek aan “p> contante penningen: al, voor meer dan honderd cap daren den megotiepenning, bekend. onder den 22 MAAM, VAM, TULVEREN, DUKAAT „ Gf RYKSDAAL- pe rt kik „met deszelfs. gedeelten, van 50; tot 51, fui- ao Vers: geoordeeld hebben:te, maeten. verhogen; von, mitsgaders, Jeders dien tyd „am dezelfde zeden, 22 #08 tweemalen gelyke. verhooging met. één” fluiver ao, i6 moeten, doen: en dus dien negotiepenning bir- _ vas ven hunne Provincie. tot.53, MAuivers gangbaar van He Rellen: — welken zyn de middelen, om, de 22 aanmerkelyke fhade, die de ingezetenen, der za Provincie. ZEELAND bri: „den, adeeligen, wise de feleours, inzonderheid. fedest ‚de Vaarfte verhoo- ar EINE 3 geacht, worden te‚Jyden,, voor ke komen? 2» zonder. deze Provincie aan „gebrek van. contan- so ten bloot te flellen; maar.dezelwe integendeel vogpin ffaat te houden, om de benodigde nieuwe se wan Ípecien te. kunnen aanmunten? en wat widdel 22. zoude ter zyn om de muntfpecien „ door, de ep geheele. Republik „op eenen ,egalen, voet van EN gehalte en evaluatie te brengen, met dat effect, nd w ale de „manden, 4y aauhoudendheid, » zoe 6 MUNT WEZEN, » zoo gouden als zilveren fpecien tot de geftatu- „> eerde, of nog te ftatueren “gehalten en eva- 2» luatien zouden kunnen aangemunt worden”? Ie ANTWOORD op deze vraag: door CORNELIS ZILLESEN. JX. Deel, bl. 122, De kundige “Schryver merkt aan, dat (volgens deze vraag) \_ ZEELANDS Staten, ter voorkoming van gebrek aan contante penningen, genoodzaakt zyn geweest den ‘zilweren dukaat of ryksdaalder van 5o. tot 53. _ftuivers te verhoogen: waaruit de nadeelige wisfel. “leours, tot fchadederingezetenen , voortvloeit. De ‘vraag dus is: hoe die fchade voor te komen,, zon- der dat men voor gebrek aan contanten behoeft te « wreezen? en hoe men de munt/pecien, op eenen —egalen voet, door de geheele Republik, zoude “kunnen brengen? 4/. 4. Ter beantwoording van de- ze ftukken worden vooraf onderzocht de nadecten , “die uit de verhooging der munt/pecien boven de. innerlyke waarde fn den wisfelcours fpruiten. Dit word, (ma dat de oorfprong om geld te flaan is voorgefteld, 5/. 6.) aangewezen /. 9. Dan wor- den de voorname oorzaken, die aanleiding geven “tot vervoering der munt/pecien „, om het gebrek aan contanten voor te komen, naargefpoord: 5/. 14. en welken die in ZEELAND voornamelyk geweest zyn: Bl. 15. waarop het middel word voorgedra- gen, waardoor het nadeel voor zeeLANDS ingeze- tenen in den wisfelcours kan herfteld; 4/. 18. hun gebrek aan contanten voorgekomen; DA 19. en de munt/pecier , door de geheele Republik, op eenen, 2gan MUNTWEZEN, NAGEBOORTE. ót galen voet van gehalte g gelraglië worden : Zl. 20— 22e Î in Ic ANTWOORD op dezelfde vraag door jacogus MARBEUW junior. IX, Deel, bl. 23-48. Na eene inleiding, om te doen « opmer- ken, dat niet het voordeel van de financien der „Provincie , maar de dringendfte noodzaak, om het gebrek aan contante penningen voor te komen, ZEELANDS Staten heeft doen overgaan tot de /uc- „cesfive verhogingen van de evaluatie der zilveren dukaten: Z/, 23. worden eenige middelen opges géve, om de fchade af te wenden, die uit den nadeeligen wisfelcours voor de ingezetenen ont{taan en wel vooreerst de zulken, die binnen deze Pro- vincie zelve voorhanden zyn; bi. 26. en dan de zoodanigen, die door alle „de Provincien gemeen- fchappelyk , zonder iemands nadeel, in het werk gefteld konden worden: 4/. 47. en 48. NAGEBOORTE. Lene Nacrsoorte, welke na de verlosfing) afzonderlyk in de baarmoeder was ach- tergebleven : waargenomen door H. MIRANDOLLE VAN GHERT. ZZ, Deel, bl. 613—619. De Au- cteur befchryft dit geval; de wyze van behandeling ; en de volkomene herftelling der Iyderes. | NA» 62 NAJAARSKOORTSEN. NAJAARSKOORTSEN, IE AnTwoor op de vr&ag + „, Welken zyn de ware oorzaken en kenteekenen „> Vande NAJAARSKOORTSEN in de guarnifbensplaat- so Jen van StaatsVlaanderen? en welken zyn de 25 beste behoed- en geneesmiddelen , die daartegen , 3» vooral by de militairen, kunnen aangewendt 2 Worden”’? door ce. w. CALLENFELS. X, Deel, b). 3130. Na eene inleiding, over het belang der vraag, 5/. 3. word de beantwootding bepaald tot een onderzoek (1) welken de ware oorzaken zyn dier koortfen? (a) welken derzelver kenteeke- nen zyn? (3) welken de beste behoedmiddelen daar- tegen zyn? en eindelyk: (4) welken de beste ge- neesmiddelen zyn? en dan gaat de Schryver, na reden te hebben gegeven, waarom hy zyn onder- zoek voornamelyk tot het eerffe en derde ftuk zal bepalen, b/. 5. over'tot het eerfle : en wel op deze wyze: dat hy vooraf met een woord {preekt van de najaarskoortfen „ en derzelver afloop; Af. 7. en dan wyst hy derzelver ware oorzaken aan, zoo als die te vinden zyn: in de luchts- en landsgefteld- heid van „StaatsVlaanderen ; bl. 11. in de guarni= foensplaatfen3 b/. ao. en vooral by de militairen zelven: die tot een tiental gebracht worden. AJ, 28 Hierop, om de kenteekenen dier koortfen te be- fchryven „ vertoont hy derzelver veelvuldige en on» derfcheidene verfchynfelen , van het begin tot het einde toe: 4/. 66. terwyl de Aucteur in de behan- deling van het derde ftuk, of de behoedmiddelen tegen deze ziekte , dezelve tot twee foorten brengt : aks de NAJAARSKOORTSEN.: 64 de eerste beftaat in ‘het wegnemen of verminderen der opgetelde” oorzâken; bl. 77 de tweede , in zich te bedienen vän Voorbehoedehde geneesmidde- len: ZA rro. Hierop gaât hy over, na eenige aÀn- merkingen te hebben gemaakt, Bl. 114, töt dé ge- nezirg en de ‘geneesmiddelen zelve: b/, 120130. waarmede deze verhandeling wotd befloten. ee Ie ANfwoorD » op dezelfde vraag: ‚ door JOHANNES HARGER. X. Deel, bl. 131—gi2. De Schryver fplitst de vraag in twee deelen: — in een onderzoek naar de ware ootzaken en kenteeke. nen van de najaarskoorcten in de voorgeftelde _guarnifdensplaatfen; — en in eene opgave der bes= te behoed- en geneesmiddelen tegen dezelven , voor- al by de militairen. bl. 132. ‘Na ‘eenige voorbe- reidfelen, word vooraf te kennen gegevên , wat men eigenlyk door de bedoelde najaarskoortfen moet verflaan? Z/. 134. en om dezen. recht te ken- nen, word in de behandeling van het eerfte onder- Werp naargefpoord: wat welde naaste ; en welke de Voorafgaande oorzaken zyn? b/. 1 35. de laatstgenoem. den worden in voorfchikkenden en in aanleiding- gevenden verdeeld: 27. 136. hierop word ecne tegenbedenking opgelost: bl. 150. én dan het on- _ derwerp weder voortgezet: Zl. 157. waarna detee- kenen, volgens het gewone beloop der najaarsk oort- fen, worden opgegeven ; 4}. 174. En dan uit de gevolgen, zoo als dezelven by onderfcheidene per- fonen verfchillende zyn, nâdèr ópgehelderd. 47. 177. ó4 NAJAARSK: NATUUR: _ 127. ‘In de behandeling van het tweede deel det vraag word eerst aangewezen ‚ wat middelen diens ftig zyn; om voor deze geduchte koortfen behoedt te worden: b/. 187; hoe die best ir te voeren ? //. 258. en dan, welken de krachtdadigfte middelen te£ genezing derzelven zyn ; wanneer zy reeds woeden. Hiertoe word vereischt: de beledigende ftoffen te verbeteren, of uit te dryvens dl. 363. derzelver voortgang tegen te gaan 5 bl, 286: en de krachten der Iyderen te onderfteunení bl. 306—3 12 Zie mede Pebres catarrhales. NATUUR. (pe WERKENDE) Wat men hierdoor in de Geneeskunde te verftaan hebbe? onderzocht door J- MACQUET: ZJ. Deel, bl. 1ó1—23ó. De ver- fchillende gedachten over dit onderwerp van vroe- gere en latere mannen. Z/. 161, De Schryver ver- ftaat daardoor dat gene, ’t welke by de Genees- heeren het LEVEN genoemd word. Wat dit zy; durft hy niet bepalen: zyn oogmerk is alleen, om de overkomst tusfchen de werkingen der natuur en van het leven aan te toonen ; en dat dezelve maar ééne kracht uitmaken , welker denkbeeld hy naauw- keuriger zal bepalen. hl 167. Dit veroorzaakt ftof tot twee hoofdftukken & in het eerffe hoofdftuk word de werkende NATUUR in den gezonden; bl, 169—195. in het tweede in den zieken ftaat bes fchouwd: en aangetoond , dat alie die werkingen iù het deven, door de Godheid in de ftof gegoten, : be= TOS AN AT TDBAU.RIITAN 63 „berústens bl. 196—a30. “Dit word aangetöond te aanzien van de voeding; ZJ. 169. van dé. opeuins gen tot. ontlasting der-overtollighedens A. 172. van de verfchillende ‘úatwreilen of temperamenten ? bl» 177. hiervan is nog onderfcheiden dat gene 4 t welke de geneesheeren idiofyncrafia noemen 3 anders aard (indoles)-geheeten 3 van hier word het kwalyk bekomen van mosfelen enz. op fömmis ge tyden afgeleidt. 4/, 183: De menfchen verdù= deren op zekere tyden , zonder dat men die juist tot het zevental kán bepalen. b/. 487, Waarom de gewoonte eene tweede natuur genadmd worde? bli 189: _Dit-alles word ‚uit de leveriskracht afgeleidt $ en dus getoond; dat de-NaTuuR en het Jever dezelf- de kracht zyn. Dit heeft int byzonder ook plaats in de ziekten: wanneer de natuur of levenskracht al les aanwendt, om dezelven te bevechten; AA 196s Zy- heeft. een herftellend vermogen: dit ziet men aller duidelykst in vele dieren3 maar ook , oftchoon in eeen minderen träp „in ons lichaam: …b/,- 107: zy heeft een kokingsvermogen; ter bereiding cefier raauwe en genezende ftof; 4/. 200. insgelyks om krampen te maken: eene der heilzaamfte pogingén 5 gelyk door: verfcheidene byzonderheden , vooral de Vallende ziekte, word: aatigewezen. bl, oda=-ad5s By deze gelegenheid word van de venynen „ en-.bys „zonder van de ticuta , en derzelver uitwerking en » verdooving gehandeld. b/ 206: De hâtuur heeft het heilzame vermogen om eene koorts te-ttalen 4 bl, 3i2.-zy heeft seen medewerkirigsverniogen 3 EIL. DEELS ils STUK E Waas 56 NATUUR. NATUURKUNDE, wâardoor het eene deel aan het andere zoekt be- hulpfaam te zyn. bl, o18. Hieruit kan men mis- fchien de vreemde lusten in zieken tot zekere by- zondere- zaken verklaren. 4/. zo. Uit het byge- ‚ brachte' aangewezen , wart het zegge: de NATUUR te leiden? bl, 223. aan de matuur, of het leven , fchryft een geneesheer dus met recht ín het dierly- ke lichaam, zonder de Godheid in * minfte te be- ledigen, veel toe! gelyk tot flot word voorgefteld : bl. "226230. NATUURKUNDIGE cevorcGen. Ie ANTWOORD opde vraag: "Mag een natuuronderzoeker, uit 3» de reeds gemaakte waarnemingen en proefonder- ss Viûdingen, verdere gevolgen trekken ter uitvor- »s fching van de nog onbekende oorzaken der ver- sx fchyufelen? zoo ja! hoeverre mag hy daarin 5» voortgaan? en welke regelen moet hy daarom- ss trent in vacht nemen”? door j. VAN IPEREN. 1V.. Deel , bl. 31r7. De Schryver richt zZyne Verhandeling zoo in, dat hy eerst aanwyst , waarom het eerfte gedeelte der vraag met- JA ! moete. worden beantwoordt: uit hoofde namelyk van de algemeene erkentenis der natuuronderzoc- keren; b/. 4. en uit de natuur der zaak zelve: bl, 8. men vindt daartoe eene aangeborene drift en. geneigdheid „ zoo wel by beesten als men- fchen: A/. 15. zy word door de verwondering aangevuurd: bl. 19. zonder gevolgtrekkingen ís ’er geene vordering in de natuurkennis mogelyk; df Î i „ÎZe les” NATUURKUNDE 5 as, zelfs hèbben de mmisfiagén „die if dezer oma wyleù “bië voorbarigheid begaan wórden ; hünne Huttigheîd,- 27, 34. “DE” gevolgtrekkingen j uit “ wâatriemingen afgeleidt ; banen «dén weg tot Vor- dering ‘in de ratiitirlyke wetenfchapfen: hetgene door voorbeelden word geftaafd. b/. 26, En van hoeveel belafg- is in dezen de réderieërkunde ? b/, 37. ja het is; uit hoofde wan ’smenfcheì geftêld= heid, orimogelyk , om de gevolgttekkingen te Ver lochenen , vooral in een” ervaten” wysgeers jä dees is ten duurften dáartoë verplicht: B. 46. doekt die gevolgtrekkingen moeteri uit teeds gemaakte Waars “memingen en proefondetvindingen alleen afgeläidt worden. 4/. 53. Dan: en dit is het tweede deel der vraag: hoeverre mag men daarin voortgâën ? Niet verders ‘dan de gevolgtrekkingen oriniddelyk uit de feeds gemaakte waâr- en proefhemitigen voortvloeifen! #/. 62. Vooral word hier oimzich- tigheid gevofderd in de gevolgtrekkingen, döor anderen’ gemaakt: Al #3. gelyk ook ten &arfzien van natuurlyke oorzaken, die daardoor zouden ontdekt zyn. b/. 5, Nimmer mag men’ verder gaan, dan eerie gezonde tedeneerkunde toëlaat! 47. 85. En dit geeft aanleiding, om 13 algemeene 're- gelen voor te ftellen , op welken men, by het ge- volgttekken uit waar- ‘en hroetkndenf s moet % acht Edin bl. 89. Beffuit. b/, Ok de DE ANTWOORD op Fezelfle vraag: dóot > PAP DE FACARAS. IV. Deel; wbt de fot E 3 ine 68 NATUURKUNDE, „inleiding van deze Verhandeling ftelt de Schryver „dee wisfelvalligheden voor, welken de kennis der ‚„natuursheeft ondergaan, D/. 118, En hieruit leidt „„chy-de aanleiding #of, en het gewicht van, de voor- „geftelde vraag af, b/..131. In de oplosfing van-de- „zelve is het van veel belang, dat men alle kundigheid „ nt men in acht te nemen hébbe, 3 6m veilig var de ge- “wrochten tot de oorzaken ‘op te klimmen? word eerst naar de redenen onderzocht , waarom alles‘in de natuurkunde, wat niet op de wiskunde en“de ondervinding gegrondt is, óp losfe fchroeven.fta ? bl. 235.""En- hieruit worden “regelen afgeleidt , “waarvan men zich met vrucht kan bedienen’, in het “ontdekken van de oorzaken der verfchvnfelen: /. 257. Daar uu hieraan dienftiszyn ‘de ‘waar- én proefnemingen 3’ gelyk ook de gisfingen en vooron- « derftellingen : -wòrd van: de eerften 47.” 275. en van Ld de laatften 4/.' 293. gehandeld: met byvoeging, “wat mens’ omtrent dezelven „ ter * naarvorfching ‚van onbekende oorzaken ; têt-tmeesten nutte onder “de aandacht hebbe te houden? Waarfchouwend pe ri | — [le hf bl.-317: en Sis 12 NA FU ORK ONIDAE,: meene (Ie ANTWwoorD. op.dezelfde vraag : : door PIT EERMIN. Jl”. Deel „bl, 319416, De Waar-en proefnemingen zouden, van eene. mindere nuttigheid „Zyn, indien, men geene gevolgen daaruit afleidde , dan die, rechtstreeks, uit-dezelven,voortvloeijen. 5/, „819e De brommen onzer. kundigheden zyn »onder- _ vinding en redenkavelings die, van elkander, af- „,gefcheiden,, van, geen nut zyn, «bl, ger, In de „kunst: van waarnemingen: is, men allengskens. zeer „gevorderd: bl, 323. maar heeft dit ook, plaats in de kennis der. oorzaken 2 Deze, vraag, in den « Strikitten. zin, genomen „ word „ontkennend, beant. „woordt, bl. 325e: Wat zym wysgeerige vooronder- flellingen 2. h/, 338, om hiervan, „ter, verklaring van verfchynfelen ‚gebruik. te maken , komt-het vooral,op. een goed. oordeel en, juist vernuft aan : bl, 330. terwyl de. yoornaamfte bronnen der dwa- « lmgen. worden, opgeteld, AJ. 333. Wat word dan ter. uitbreiding van onze kundigheden vereischt? 4/, 342. en wat ter. vermeerdering van derzelver juist- heiden zekerheid? 2/, 346, waarop in ’t byzonder te letten? bl, 349. niets is zoo gering in de na- tuur, dat onzer aandacht niet overwaardig is: 5/, 350, men moet de natuur zelve raadplegen 3 meer dan de fchriften der Ouden , die in verfcheidene be- „trekkingen, ruim zoo veel nadeel „ als voordeel toe» brengen: Af, 353. wat in de hedendaagfche fchriften ‚der natuurlyke kiforie te laken en te pryzen zy? &:.361, Doch de reden , wél beftierd „gevoegd by de waarnemingen, is de veiligfte gids, ter ontdekking van NATUURK: NATUURL/NAVELBREUK. 717 van de- gewichtigfte waarheden. Dl. 364. Het is; boven al,van belang, zich op het oefenèn dèr aan- “dacht wél voete leggen :-wat ten dien einde vermydt; wat betracht moete-wordèn? ‚h/, 370. -daar nu het vernuft in dezen van geen minder aanbelang iss. “word onderzocht: a tous ceulx, qui ces presentes Lettres verront, Scauoir. faisons ; ss Comme ainsij soit, qu'il a pleu au ROIJ de /a GRANDE BRITAIGNE, „ à nostre tres serieuse instance, faire traicter et accorder par le Sr. NOËL DE CARON, Cheualier, nostre Ambassadeur, fur le payement de ses debtes, et restitution des Villes et places cau- tionaires3 et ce evfuivant par sA MAJTé. est Commis le Sr, ROB- BERT SIDNEIJ, Viconte de Lisle, Cheualier de lordre de la Tarre= tiere, Chambeiain de la ROYNE de Ja GRANDE BRITAIGNE, Goue verneyr de la Ville de vuISsiNGES et Chasteau de RAMMEKENS, Ct „‚ pour icelle Ville et Chasteau, auec T'Ardllerie, munitions de ‚ Guerre, et aultres appertenances , nous restituer, ou à noz Come 2» Missaires: SI EST il, que nous auons commis, et commectons pa PE RATKOORTESEN 93 ROTKOORTSEN op de O. L.C. fchepen. 1e ANT- “woorp op de vraag: ”Welken.zyn de, duidelyke » en onderfcheidene kenmerken van die befmette- 2, lyke ROTKOORTS , (febris: maligna putrida „) „, welke thans zoo algemeen befpeurd word op de 2) uitgaande OostZndifche fchepen. dezer Landen? 2 Door » Par cestes, les Srse JAQUES DE MALDEREE, Cheualier , Sr, de Ileijes, »s premier et reprèsentant. la Noblesse ès EsTATS de ZEELANDE; »» ESTIENNE TONIJS; HUBERT STEENGRACHT 5 @t JOHAN HUIJSSEN, Con- 9» seilliers des dits Seigrs. EsTATS de ZEELANDE, pour tous en- > sembles, trois, ou pour le moins deux d’iceulx, sì tous quatre , » ou trois d'iceulx ne peuuent vacquer, se trouuer en la Zilje de 3» VLISSINGES „ et illecq de nostre part, et des Seignrs. ESTATZ de ») ZEELANDE recepuoir des mains, et par la direction du dit Sr. 2» ROBBERT SIDNEIJ, la restitution de la de. Ville et Chasteau de 2» RAMMEKENS, auec les Clefs, Artillerie, Munitions de Guêrre, „‚ Et aultres appertenances, competentes au Paijs, et la de, Zille, ») respectivement, et pour demander le deschargement du Serment, »; Par lequel des Baillij, Bourgemaistres, Regents, Bourgeois, et », Habitans , ensemble les Officiers et Soldats dela de. Wille, et > Chasteau , sont obligez a sA MAJTÉ., et vlterieurement de faire s tout ce que la de. affiire requiert, en conformité de leur Ine „> Struction: Promectans de tenir pour bon, ferme, et estable ce s que les ds, Srs. Commisfaires, en ce que dict est, et en depend, » sera faict, foulz toutes obligations de droict à ce requifes, » FAICT EN LA HAIJE, en nostre AssemaLE’g, Je Septiesme de 2» juny Seize Cens et Seize, ayants la presente pour plus grande „‚ Seureté faict seeler de nostre sEAU, Parapher, et signer- par 2, nostre Greflier”. (:geparapbeerd:) FUSTUS vaN RYSEN- BURGH Vet, Gop de plique flond:) “Par Pordonnance desdicts Sete $ SNCUIS ESTATS GENERAULX®” (sgeteekend:) %. AERSSEN 1616. Hebbende onderaan uithangen het contrazegel van HUNNE HOOG- MOGENDEN wet de zevensien pylen , in rooden wasfthe uitgedrukt. u OKOTKOORTSEN. ss Door welke oorzaken word deze koorts voortges „, bracht? en welken zyn de middelen, om dezel- „5 ve te behandelen; voor te komen; en den voort- „> gang daarvan te fteuiten” ? door j, vesmac. VL. Deel, bl. g3—=r1o. In deze Verhandeling word de vraag, na eene korte inleiding ‚ volgens derzelver inhoud, in vyf afdeelingen of hoofdftukken ver- deeld. 4/. 3. In de eerffe worden de duidelyke en onderfcheidene kenmerken dezer ziekte opgegeven : en dat wel op zoo eene wys, dat eerst de ziekte kort en klaar word befchreven: b/. 5. en daaruít “worden, als kenmerken derzelve, voorgefteld (1) een fchielyk verval van krachten: (2) eene byzondere foort van hoofdpyn: (3) flaaploosheid: (4) de ge- fteldheid van het bloed: (5) van de tong: (6) van de pols: (7) de natuur der koorts. b/. zo. In het tweede hoofdftuk worden de oorzaken van de vermeenigvuldiging der befinettelyke rotkoorts op de uitgaande O. IL. fchepen dezer Landen aangewe- zen; Nadat dit gedeelte der vraag, op deze wyze, overcenkomftig met derzelver oogmerk, bepaald is: ”welken zyn de oorzaken op de uitvarende 53 fchepen, die maken, dat dezelve thans gemee- ner zy dan te voren” ? Zl. 14. word aange- toond, dat de voornaamfte oorzaak te zoeken zy , F in de meerderheid der manfchappen, die door de volkhouders „ of zielverkoopers , aan de Compagnie bezorgd worden: waaruit de voorfchikkende oor zaken van die koorts worden afgeleidt: dan de aanleidinggevende oorzaken tot dezelve naarge- £peurd KOTKOÓOORTFTSEN % _fpeurd, en daaruit het befluit opgemaakt. 4/. 16. In ‘het derde hoóofdftuk : over de miädelen, om deze ziekte te behandelen: word voorgetteld, hoe het de plicht van den heelmeester zy: (1) om de ‘rotftof uit het lichaam te dryven, door braking- en afgangverwekkende middelen: — dan moet hy den voortgang der rotting fteuiten, door ver- dunnende en affpoelende middelen der rotftof; en door zuren eene tegengeftelde eigenfchap aan de- zelve verfchaffen; alsmede door eene zuivere koe- le lucht: en eindelyk zynen Iyder verfterken , na dat de kwaadaardigheid der ziekte is overwonnen: Dl. A1. — waarop deze afdeeling word geeindigd met eene aanwyzing der behandeling in fommige toevallen. Al. 77. Het wierde hoofdftuk: nopens de middelen, om deze ziekte, in zoo verre die thans gemeener is dan te voren, voor te komen: dezen zyn: of geene manfchappen van volkhouders te nemen; of te zorgen, dat derzelver"behande- ling aldaar beter zy. En, daar het eerfte nict wel mogelyk fchynt te zyn: worden, ten aanzien van het tweede, allergewichtigfte middelen, van verfchillenden aard, ter bereiking van zulk een heilzaam einde , opgegeven. «A/. 81. Eindelyk word onderzocht en aangetoond , hoe best den voortgang dezer ziekte, op een {chip outftoken zynde, te fteuiten. AJ. 07. Hierop volgt een na- bericht, voornamelyk dienende, om aan te wy- zen, waarom in het voorgaande Antwoord fommie ge zaken niet opzettelyk , en anderen niet. uitvoe= tiger , Zyn behandeld. 4/, 1o6—110. — It, 96 NOTETEOORTSEN. Ile ANTwoorD op dezelfde vraag * door B. HUSSEM, ZJ. Deel, 1. bl. 11r—aar. De Schryver, offchoon hy de vraag drieledig be- fchouwt te zyn, verdeelt zyn antwoord in vier afdeelingen. 4/. ttr. In de eerffe: om. de onder- fcheidene en duidelyke kenmerken van de bedoelde rotkoorts op te geven, verdeelt hy deze zickte in drie tydperken: en geeft in elk tydperk derzelver kenmerken op; fchoon deze tydperken , ingeval de ziekte kwaadaardig is, zich meenigmalen zoo niet laten onderfcheiden: ZJ. 113. waarop de flachting , door deze ziekte, vooral in de laatfte jaren, ver- oorzaakt, word-opgegeven. Z/. 134. De oorza- ken , waardoor deze ziekte word voortgebracht: die in de tweede afdeeling worden overwogen : zoekt de Schryver in den ftaat van het volk zel- ve, waarmede de fehepen worden bemand: waar- by derzelver behandeling, en levenswys by de volkheuders , zeer in aanmerking komt: 44. 139— en ten tweeden in de verblyfplaats voor die man- fchappen. op de fchepen, en de befmerting in dezelven door de bedorvene lucht: 2/. 147. waar- by nog verfcheidene andere oorzaken worden op- getelds ZZ, 152. vooral ook eene onmiddelyk me- degedeelde betimetting: % zy door het volk zelve of hunne aanhebbende plunjes, waarmede zy op het fchip komen. &/. 158. In de derde afdeeling worden eerst de middelen overwogen, die dienftig zyn in de behandeling dezer ziekte: zoo door de beledigende rottige ftof te ontlasten en uit te dry- ven 5 als door dezelve tegen te gaan, en te verbe- , te „ROTKOORTSEN. RUGGRAAT, > > 97 teren;s en eindelyk doorde lichaamskrachten te oaderfteunen: tot het eêrfte komen de buikopenen= de en braakmiddelens tot het tweede, behalven „eenige anderen, voornamelyk de cortex Peravianuss in aanmerking; en tot het derde, de wyn. /. 162. Hierop word voorgefteld, wat in acht te nemen Zy, om den voortgang dezer ziekte te fteuiten ? 5}, 180, In de vierde afdeeling word, onder de bes hoedmiddelen, om deze ziekte te voorkomen s eerst opgegeven de aanneming van gezond volk ; en ‚de bezorging van hetzelve op de fchepen : bi. 184. dan, wat er vereischt worde, om in der fchepelin- gen verblyfplaats zuivere lucht te houden? onder deze middelen word eene windmouw ‘opgegeven 3 en in Plaat afgebeeldt. 47. 198. Onder de behoed- middelen is ook van veel aanbelang het ftraffen van dievery; 4/. 206. en verfcheidene anderen: vooral ook het dagelyks uitdeelen van fterken dranks en het mengen van het water met eenig zuur: dat in eene genoegzame hoeveelheid voor elk verkrygbaar moet zyn. 4/. 208. Het befluit. AZ. aao. en ear. RUGGRAATSserLyTinG, vergezeld met een groot waterhoofd: waargenomen door Gc. cREEVE. VL Deel, bl. 6oo—612, Men vindt hier eene naauwe „keurige befchryving der gefteldheid van dit one gelukkige kind, ‘by deszelfs geboortes gedurende deszelfs leeftyd , van bykans één jaar; en hoe des zelve, na den dood, ontleedkundig werd bevone den, ni Xl. DEELS Il, STUK. G S. SAF 68° SAFTINGEN. SALAMANDER. S. SAFTINGEN. De ondheid, en lotgevallen van het Lánd en de Heerlykheid SAFTINGEN : zie WV. Deel, B Bob64s SALAMANDER. Onderfcheid der SALAMANDEREN «van de BAAGDISSEN în hèt algemeen; enn van de GEK- Ko’s #% het byzonder: aangetoond door M. HouT- fyn. ZX. Deel; B. 305—336. Dat de zijt “Fie der frlasmanderen aan groote duisterheid ondere hevig zy, maakt de geleerde Schryver, uit dé ver- fehillénde berichten van de beroemdfte natuúturkenne- ren op : et, zonder over de natuur en eigenfchappen van dit dier uit te weiden, toont hy adn: dat de Onderfcheiding derzelven van de haagdisfen, en dergelvke dieren, die van fommigen als zeer blyk- baar worden opgegeven, echter niet ir allé deele „voldoen. Dan telt hy zes foorten van HAAGDISSEN Óp: zynde de laätfte foort de gewone Duitfche, Franfche , ltaliaanfche LANDSALAMANDER. De EEKKo, offchoon van fommigen tot de fliman: ders gebracht, moet daarvan afgezonderd blyven: deze word van hem gekenfchetst ‚ en dan vier foor- ten van denzelven befchteven. En eindelyk leert hy den lezer den fulamander in het gemeen; en “gf foorten van denzelven in het byzonder; nader kennen: — terwyl achter dit vertoog de Westindifche GEKKO met den Azolftaart; de gefnoerde GEKKO; de SALAMANDER. SALOMO; SATURNUS. _99 „de. Fapanfche SALAMANRER à en. de ied in plaat zyn afsehaclde. ie: 19511 r Ster oh SALOMO’S KEOONRBERS tee en ADONÍA; ABJATHAR „ €# JOAB „wegens hoog verraad, gefiraft : door- JAN JAcoB BRAUE, Je Deel, bi. 209292. Na eene korte inleiding , bl.‚209. merkt de, gelger- de Sehryver aan: dat het, in de verdediging der gewyde gefchiedenislen , «piet alleen aankome; op derzelver geloofwaardieheid ; maar vooral op derzel- ver waarde, 4/, 21o. Het hier bedoelde geval. word uit Is KON. IL. en II. gefchetst: b/. 213. en het geeft aanleiding tot. nadeelige gedachten van sa- LoMo. bl. 214. ‚Wat al. door fommigen daartegen ingebracht zy? #/. aag. Hierop word, ter verdedi- ging van SALOMO’s eer, eerst de wettigheid van zyn kroonrecht betoogd, uit de Godsregering on« … der Zsraë/; kl. 227. eu dan de wettigheid van het doodvonnis over. aponras met de gevolgen daar- Van, uit het geval zelve: befchouwd in deszelfs waren aard; verband, en bykomende. omftandig- heden. Dl, 245, Waaruit , na eenige voorafgaande „aanmerkingen, word aangewezen: dat een gegrondt -… vermoeden van verraad in het verzoek van ADONIA opgefloten. ligge. 4/,257. Hierop worden eenige, tes ‚„genbedenkingen overwogen; Ll. 283. en dan bee „toogd, dat Joas ook den dood verdiend had5 42 „28g, gelyk mede ABsarmARs hl. 29o. en-agte — ° SATURNUS, Ogppofitie van SATURNUS: waargend 38 G a - MEH LN do SATURNUS. SCHEPEN. 5 men den 1. Meir 778. te PARYS; en vergeleken met de tafels: door den Heer mecnarn. WIL. Deel , bl. 503512, waarin hy de feilen der tafelen , gegrondt op vyf volkomene waarnemingen op Saturnus, in den meridiaan gedaan, zoo in de lengte als breed- te, naauwkeurig opgeeft : en dan aanwyst, hoe den tyd en de plaats der oppofitie te vinden ? SCHEPEN voor de O. 1, compacnie. — Ie ‘AnT- WOORD op de vraag : ” Welke fchepen , behoorende 2, aam de Nederlandfche Oostindifthe Compagnie, 5 VAN 140. 150. EN 155, voeten lang, zoo met »» Een’ openen , als gedekten kuil; anders genoemd 2 DRIEDEKKERS; Zyn in allen deele de bekwaamtten, > Ruttigften , en voordeeligften voor Haren dienst , 25 Zoo tusfchen Zwropa en Indië varende; als in 2» de Indifche zeeën zelven gebruikt wordende”? door ezeciuiër LOMBARD. WIL. Deel, bl. 203— 299. In deze Verhandeling word vooraf aangewee zen, dat de driedekkers van 15o. en 158. voeten de besten zyn: zoo ten aanzien van de vaart; 2/. 203. als in gevalle van actie; hb. 206. en in het gebruik en de berging der ankertouwen. 5/, 208. Dan word, ter beantwoording van de nadere bee palingen der vraag, aangewezen: vooreerst: dat een {chip van 155. vocten één’ duim minder diep, by het afloopen, in het water tast, dan van 150. voeten : gefteld dat zy op dezelfde malle gebouwd zyn: bl, ero. dan dat de driedekkers gemakkely- ker te beftieren zyn, dan de kuilfchepen: 4/, 213. dat Sá Cu Bi RiEs N ot dat zv minder afdryven „en beter oploeven;5/. 220. bekwamer by zwaar ftormweder en hoogloo- pende ftortzeeën zyn: b/. 223. voordeeliger „ niet alleen, om de manfchappen gezond over.te bren- gens Dl, 245. maar ook,, om een grooter getal te voeren; J/. 260, vooral wanneer ’er vele zieken aan boord zyn: bl. 267. allermeest , om dat men, ter voorkoming van de befinetting, de zieken bee, ter van de gezonden kan. afzonderen. b/. 287. Hierop word proefondervindelyk opgegeven „ „dat een fchip, 155. voeten lang, op dezelfde wyze be= laden, 26% lasten meer voert, dan een fchip. van 150. voeten ;-en 71. lasten meer , dan een {chip van 140, voeten. Al, 295. Eindelyk worden twee be- denkingen voorgefteld en weggenomen. //. 297— 299. nn Ile ANTwoorp- op dezelfde vraag : door WILLEM UDEMANS, 11. Deel, bl. 3oo—360. Na eene korte inleiding: Z/. 3oo. wyst de Schryver mede aan de fchepen van 155. voeten den voorrang toe boven die van r5o. voeten: om dat zy minder diep vatten in het waters, h/.-303. en meerder naar „evenredigheid inladen. 4/. 308. En dan-word aan- getoond , dat de driedeksfchepen veel (boven de kuilfchepen) voorhebben, in dezelven. te beftie- ren: zoo, wanneer zy onder zeil zullen gaan; als vooral ; wanneer ‘zy onder zeil zyn, en met ftorm- weder overvallen worden: 4/, 309. zy loeven ook beter op, en dryven minder af: Z/, 314. dan G3 wars toa SCHEREN worden: ha twee tegenbedenkingen, wegens het dieper gaan , en de rankheid der driedekkers , opge- Tost te hebben; derzelver voordeelen, en minder | gevaâr in zwate ftoftaen voorgetteld: 4/, 319. als- | mede dat zy een grooter getal manfchappen , én wel | veiliger ; kunnèn vérvoëren. D. 339. … Alle welke ftukken tiet alleen #eoretisch overwogen; ‘maar ook proefondervindelyk geftaafd worden. Eindee 1yk worden nog twée zwarigheden wegBenonken, bl; 356—360. / er BYLAGEN ‘over hetzelfde onderwerp: medegedeeld ‘door Mt. DANIEL RADERMACHER van Nieuwerkerk: allen dienende tot nadere (raving van het betoogde in de beide antwoorden. //, Deel, bl. 361—401. BOUWING der fohépen, met betreke Ring tot de- gezondheid’ der zeevarenden, _ANT- \WooRD ‘op de vraag: behelzende het kortste , „ zaäklykfte, eh -zekerfte bericht, belangende de z bouwing der fchepen, en ’t gene daartoe ‘bee > hoort; voor zoo veel zulks invloed heeft op s „ de gezondheid en het goed der zeevarenden: — , de onderhouding der manfchap: zoo aan land zeen op de reede, als in zee; ten aanzien eener 5 goede huisvesting, kleeding , fpys en drank: — „‚ de Beste wyze om den mondkost in te leggen, ‚te bewaren, en te bereiden , aan landen Ap eeh dh hd he de 32 ruik, 2 SCHENEN 1o3 “3 bruik „tot voorkoming van den fcorbut; en -an- „> dere op de fchepen heerfchende ziekten 3 met de „5. voorfchriften daarvan, en derzelwer maten : — », de noodige verbetering van het by ons in gebruik 2» zynde fcheepsbrood: — de beste manier, om „> de fchepen en het kooigoed zuiver te hou- 2» den: — het afzonderen der gezonden van-de zie- > ken, zoo op kuil- als driedeksfchepen: —_ en z hêtgene hiertoe verder kan en moet betrekkelyk » gemaakt worden”; door JOHANNES HARGER. X. Deel, bh 313—496. « Na eene korte inlei- ding: DJ. 315. verdeelt de geleerde Schryver ‘het voorgeftelde onderwerp in acht deelen In de behandeling van het eerffe deel, betreffende de bou- wing der fehepen; woor zoo veel zulks invloed heeft op de gezondheid, en het goed der zeeva- renden 3 word onderzocht: aan welk charter van fchepen, driedeks- of kuilfchepen , de voorkeur gegeven moete worden ? En dan word aande eerst- genoemden de voorrang toegekend, als meest’ ge= fchikt tot het voorgefchrevene doel. 2/. 317. In het tweede deel word eerst aangewezen: hoe men voor de onderhouding der manfchap, (ten aan- zien eener goede huisvesting, kleeding , fpys* en drank) aan land best zoude kunnen zorgen; b/. 938. dan op de reede; bl. 356: en eindelyk op zee. bl. 361. By deze gelegenheid word , onder anderen, woorgefteld: dat den fchepelingen te veel vleesch en fpek, en te weinig {tokvisch, word opgedischt : bl. 372. hoe de {chafing best te regelen ? 4. 376. É G 4 hoe 104 SCHEPEN. hóe het water best te bewaren en te zuiveren? bl. 382. over de andere dranken. 4/. 386. Het derde deel behelst een woorfchrift over de beste | wys, om den mondkost in te leggen; bl. 388, te bewaren; 4/. 398. en te bereiden: aan land-en op zeez bf. 400. en tevens een hulpmiddel tegen ge- brek aan eetwaren op zee aan de hand gegeven, Di. goa. Het vierde dee! behelse eene opgave der ‘heilzaamfte dranken , “ter voorkoming van den fcorbut en andere op de zee heerfchende ziekten 5 met derzelver woorfchriften en maten. Al. 403e Het vyfde deel bevat de noodige verbetering van het ingebruik zynde fchreepsbrood. 4/. 426. Wat men diene in acht te nemen, om de fchepen en het kooigoed zuiver tehouden? word in het zesde deel voorgedragen. b/.. 433. Doch dat niets van meerder aanbelang zy, zoo op kuil- als driedeks- fchepen, dan dat de zieken van de gezonden wor- den afgefcheiden, word in het zevende deel dezer Verhandeling aangetoond; en, uit vergelyking van de gefchiktfte plaatfen , op deze tweederlei fchepen , tegen elkander , aangewezen: dat op driedeksfche- pen de beste gelegenheid hiertoe zys &/. 439. en tevens, wat menin alle gevallen hebbe: in acht te nemen, zal deze afzondering het gewenschte-doel bereiken. 5A 452, «Het achtffe deel bevat nog eenige byzonderheden, welken op den welftand der fchepelingen verder betrekking hebben ; als eene _ matige bewegings b/. 456. flaap3 5/. 459. het be- tongelen der driften, DA, 460. De vereischte buiks- e on SCHEPEN: SSCHEEPS BOUW. °ros sbontlasting „vende-ongevoelige uitwafeming , moet ‚(zoo veel. mogelyk) bewaard „en het overbodige azweeten vermydt worden: b/. 465. ook «verdient shet opmerking, waarom de kombuis-op de meeste „onzer O. L C.fchepen tusfchendeks 3 en niet „ge- evlyk by die van andêre watien,: en op de-oorlógs- fchepen, in het ruim, of onder de bak , geplaatst v-zy? bl. 468. verder word onder de te nemene voor- “zorgen ook opgeteld de plaatfing vof ligging der fchepen- op rde vreeden: h/.-474« by welke gelegen- heid (eenige kenteekenen vaneen ongezond land worden medegedeeld : 4/. 480. en hoe best daarte- „gen te zorgen? /. 482. Het'is- ook van belang , “rdat de wachten wél worden verdeeld3 A/. 486. „dat in de fchepen,;-die aangelegd-worden „ eenigen tyd voor dat menze uitrust, vuur geftookt worde ; “bl, 492e dät men ‚goed toeverzicht ‘houde ; op-die genen, die als genees- en heelmeesters op de fche- „pen worden aangefteld ; en op de medicyukisten :-D/, 493. waarop deze Verhandeling word beflotens „SCHEEPSBOUW, ANTwoorp op: de-vraag + ”Hoe- 2-92 groot, moet de cirkelboog zyn van: het voor- 2» SCHIP „ of «de zoogenaamde BorG , indiendde- “ss zelve zal-gefchikt zyn, -om het water zacht te 9, klieven, tot bevordering van eenen vaardigen s… voortgang 5 en teffens beftand- te wezen , onbhet ‚g> diep inzinken der zwaarte van het fchip en: la- se ding, door de drukkende kracht der byftaande, » hgellen: voor te komen? en hoegroot moet de Gi ‚ boog z06 SCHEEPSBOUW. 75 boog van ’t geheele fcheepslichaam zyn, opde „, yn van het neêrgeladen fchip, ter bevordering 5» van het fpoedig wenden , zoo wel vóór den wind » Als door deu: wind’? door GARNIER PEST JULIEN; gefchreven in het Fransch. XI. Deel, bl, 1—88, Na dat de geleerde Schryver eenige aanmerkingen omtrent deze vraag heeft voorgefteld : bl. 3. maakt hy daaruit op, dat men, ter beant- zv woording wan dezelve, flechts grondbeginfelen “moet ontvouwen, waaruit men in het algemeen befluiten kan, welke gedaante de fchepen behoo- _Pen te hebben3 op dat zy dezelven , zooals zy tot ‚ vooral de Nederduitfche SCHOLEN, ter meerdere 3» befchaving onzer matie, nog wel moodig? Hoe ys zoude dezelve «op de voordeeligfte wyze kun- ‚men ingevoerd, en op eenen beftendigen woet — gs Onderhouden worden”? door. j..kROM. VAIL __ Deel, bl. 1—-228. Inleiding tot, en belang van, - geze vraag. 4/. 1. Dezelve is tweeledig : ‘het eerfle did beteft de vereischte verbetering: hêt tweede de — Wy- ge ANTOINE ATOM, EIANI wyze, op welke die best in te voeren en te“on- veederhouden: Beide deze ftukken worden in twee hoofddeelen behandeld: in het eerffe, met “be- trekking op de Nederduitfche fcholen; in het twee- de , ‘ten aanzien. van de Pranfche en Latyn/che fcholen. b/. 5. Waartoe de eerfte foort moet inge- richt zyn? A/. 7, echter moet ’er onderfcheid zyn “ tusfchen de fcholen ten platten lande en in kleine fteden 3 en die inde voornamere {teden.. Van beiden word afzonderlyk gehandeld; en wel op dien voet: dat eerst ten aanzien van de fcholen ten platten lande word aangewezen , waarin die al verbetering noodig hebben: ín t gemeen ten aanzien van de gelegen- «heid, om fchool te houden; en de vertrekken; in welken zulks gefchiedt : 2/. ro. in ’t byzonder in de fchoolmeesters , dien het niet zelden ontbreekt ez aan de noodige kundigheden, ex aan de vereischte hoedanigheden. 4/, 12. Wat hiervan meermalen de reden zy? A/. 15. verder het gebrek in de manier van het leeren3 4/. 17. in eene al te geftrenge en niet ‘recht beftierde tuchtoefening ; h/. er. dat het oor- deel der kinderen niet word opgefcherpt, enz. b/. o4. Hierop gaat de Schryver over, om aan te wyzen, hoe deze fcholen behoorden ingericht te zyn, tot meerdere befchaving onzer natie? bl, 26, men moest geene perfoonen , dan die bekwaam zyn, tot het fchoolhouden aanftellen; 4/, 27. voor hun- ne achting en bezolding moet gezorgd worden; Z/. og. hoedanig de plaats, waar fchool gehouden word „ behoore gefteld te zyn? hl. 34. de tyd, / wans SC HO LIEN 1og Wanneer; en hoelang? 5/. 36. de meesters gee- ne andere posten en bedieningen waar te nemen. bl; 40. Hierop word voorgefteld , waarin onder- “wys moet gegeven worden: en de-wys, op welke ? ‚zoo voor kleine kinderen 5 4/. 42. als voor de “meer gevorderde jeugd. 2.47. Daarna word de “wys van fchoolhouden voorgedragen; -A/. 72. en „daaruit aanleiding gemaakt, om in het byzonder “jets te melden. van de zorg voor armenkinderen- en diakeniefcholen. bl. zoo. Het is echter noo- dig, dat ’er in fFeden en groote dorpen 9. of 3. rangen van fcholen zyn, waarin. onderfcheiden on= ‘derwys word gegeven; waartoe de kunst- en kost- -fcholen ook gebracht worden : — en wat in dezen in het byzonder moet geleerd worden? /. 118. waar- op twee vragen worden beantwoordt: vooreerst : hoe krygt men in alzulke fcholen bekwame mees- ters 2 bl. 148. Hen tweeden : hoe zal men de verbe- „teringen , gefteld dat zy ingevoerd werden „ overal , s.voornamelyk ten platten lande , ‘beftendig doen onderhouden? 4/. 153. Hierop gaat de Schryver “over, om zyue. aanmerkingen op te geven ter ver= betering , vooreerst van de Franfche fcholen: en wel voor jonge heeren; bf. 161. voor jonge juf frouwen: wat al gebreken in dezen. veelal plaats „hebben ; «en hoe dezelven dienden ingerichtste zyn? bl. 165. Eindelyk befluit de Aucteur zyne ‚ Verhandeling, met eene-opgave van ’t gene ter-ver= betering van fommige Latynfche fcholen altans zoude kunnen plaats hebben. 4/, 188, Hoedanige per tto Si Ca Hr OD lu Bo MW „perfoonen tot Rectoren en Praeceptoren moeten aangefteld worden ? 4/. 189, wat op deze fcholen | „diene geleerd te worden? bl. 193. en dan worden eenige aanmerkingen gemaakt: om eene betämely- ‘ke ambitie op dezelven aan te kweeken; &/. 1974 “betrekkelyk het van buiten leeren3 hf. ooo. het maken van themata; bl. zor. het explicéren; bl. ‘-go6. het maken van fommige exercitatien ; bl. ger. het leeren van Grieksch; bl. 222, en eindes Iyk het befluit. 4/. 227-—e28. ma Île anTwoorp op dezelfde vraag: door -_ KORNELIS VAN DER PALM. VZ//. Deel, bl. 229—316s ‚Na eene korte inleiding over de beantwoording der vraag: bl. oog. verdeelt de Schryver het voorftel jn eene behandeling over de openbare fcholen in het gemeen; en de Nederduitfëhen in het byzon- der. b/. 230. Hierop wyst hy aaf, welke fcholen hy door de eerfte foort, die eene min uitvoerige behandeling vereifchen, verftaat: dezulken , “in welken de jeugd in vreemde talen word onderwe= zen: bl. 23r. terwyl hy zich voornamelyk bepaalt tot de Latynfche en Pranfche: en wel vooreerst overde _Latynfche ; omtrent welke hy, na een kort voorftel , “ten aanzien van het gewone onderwys, hl. 232. ‘Onderzoekt , wanneer men beginnen moete dezelve ‘erder jeugd te onderwyzen? bl 233. Hierop gaat “hy over tot de Fraufchefcholen , waarin ook het Engelsch, Hoogduitsch, enz. geleerd word : D/. 238. hieromtrent word eerst de vraag beantwoordt £ hd wele SC HOLEN ne welke de belkwaamfte perfoonen zyn; ofn de jetiëd in vreemde talen te onderwyzen? Geene vreemde« lingen , maar bekwame Nederlanderen! bl. 239. (En hoe moet het onderwys, ten meesten voors deele, ingericht zyn? Dit word aangewezen: 4/ 244. vervolgens aangetoond, hoe nadeelig het zy , dat kost- en gemeene fcholen fomtyds. worden faamgevoegd. 4, 252. « Hoe dit kwaad best te weten; en tevens voor het beftaan der meesters ‘te zorgen? bl. 254. Vervolgens gaat de Zuctewr over tot de befchouwing der Nederlandfche {choten , als zynde de hoofdbedoeling der vraag: BJ. 258. vêr- „deelt deze in twee foorten: 47. 259. fpreekt dan eerst over de fcholen in ’t gemeen: wat ter verbe- “tering van dezelven zoude kunnen dienen? ten adn- zien van de meesters; wier flechte gefteldheid , ven “de oorzaken daarvan , worden opgegeven: 4/. ot2, dan onderzoekt hy, welke kundigheid zy-moeten hebben? b/. 265. hoe de zoodanigen te verkry- ‘gen? 27. 275. ‘Hierna word gefproken van ‘de “jeugd, die in de fchoten word onderwezen; D/. 279. van de boeken, waarins AJ, 288. en van de manier van het onderwys zelve: ‘waarin alles ge- bracht word tot „de verdeeling der leerlingen in clasfen ; en-dät-de boeken naar dezelven ingeriëht zyn: bl-2g4. en dan word gelrandeld over het „onderwys in den Godsdienst. 5/. 301. Waarop de Aucteur overgaat tot de armfcholen , in zoo verre die van de openbaren onderfcheiden zyn: waarotn= trent onderzocht word , wät „en tot hoe ver, hier het La, SyC HO Lt IN.o - het onderwys moete gaan? 4/.-306. Befluit. bl. - 315e —— IIe ANTwoorp op dezelfde vraag: door DID. CORN. VAN VOORST. 111. Deel , Dl. 317—394« Ter inleiding dezer Verhandeling doet de Schryver ‚vooraf zien het groote aanbelang van de opvoeding „ derkinderen. 4/. 317. Overgang totde vraag: b/. 321. derzelver verdeeling in drie deelen: hoe moeten de openbare , vooral de Nederduitfche fcholen, verbeterd worden? Hoe gefchiedt dit,op de beste en minst kostbare wyze?. Hoe word die beftendig onder- houden? 2/. 322. Daar de befchaving onzer uatie het hoofdoogmerk der vraag is: word, vóór de be- handeling van het eerfle ftuk , een recht denkbeeld voorgefteld van de befchaafdheid eener maat{chap- py; 4l. 323. en dan wat tot befchaving van een? mensch gevorderd worde? 5/. 331. Hierop onder- zoekt de Aucteur ,-of onze fcholen: (de Neder- duitfchen namelyk; % zy de Fran/tche taal tevens al of niet daarin geleerd word :) gefchikt zyn , om dat einde te bereiken? Z/. 336. en het antwoord is: neen! Dit word eu van de kinderfcholen , ez ‚van die, waarin verder onderwys word gegeven, - aangetoond , door eene fchets voor te ftellen van het „„onderwys in beiden. 4/. 337. Hieruit worden-de gebreken in dit onderwys afgeleidt; 2/. 346. en voorts aangewezen, hoe die te verbeteren? door „eene opgaaf van de hoedanigheden, die in een? - meester gevorderd worden; 2/. 349. en hoe die in het PIROTTE BN” Li het onderwys aan te leggen? b/. 356. en eindelykg hoe zich in de behandeling omtrent de kinderen, ter hunner verbetering, te gedragen? Z/. 372 Hierop gaat de Schryver tot het tweede deel zynet verhandeling overs en bepaalt dit tot het onders zoek: hoe en waar men , metde minfte kosten, zul- ke maitresfen en meesters zal vinden en onderhou- den? bh 375. en hoe gehandeld met de thans in dienst zynde onbekwamen? Zj. 388. terwyl uit "het voorgeftelde de beantwoording van het derde deel der vraag van zelve volgt. Al. 391: Dus de Aucteiur ‚ met eenige aanmerkingen, over de bezol« dingen; en het getal van zulke onderwyzers, Zy= ne Verhandeling befluit. DZ, 3913944 ie Verzameling van AANMERKINGEN tit de overige toegezondene ANTWOORDEN. VIII. Deel, bl. 393464» En wel nopens een zeggen van AGESILAUS over ’t gene de kinderen moeten leeren: bl. 395e over de fchoolmeesteresfen: hoe die gewoorilyk zyn; en behoorden te wezen? bl. 396: insgelyks over de fchoolmeesters; 57. 4or. den fchooltyd ; bl. 405: de vatbaarheid der jeugd3 4/ì 406. fcholen voor ‘arme kinderen van allerlei gezindheden; 2/. 408. het leeren van A: B. 4/. 413. het fpellen; DJ. 414. het lezen; hl.415. hèt fchryven3 &l. 417: over het fyferen; bl. 422. het pfalmzingen; bl. 431. onderwys cin den Godsdienst; b/. 435: de zedekunde ; b/. 437. over de kastyding; bl. 447: over de fchoolboeken 3 bl. 450. over de fchooiplaatfen ; DJ. 452. over de /cho= “Kil, DEELS IL STUK HH lars « 114 SCHOLEN, SCHRYFST. SECTIO, larchen ; bl. 454. Eindelyk worden deze bylagen befloten met eene aanmerking over. eenen opper- fchoolmeester in elke voorname ftad. bl. 461—464. == AANHANGSEL: Dehelzende eenige wittrekfelen uit de beoordeeling der verhandelingen. over deze prysvraag: door G.-J. NaHUys. VIJL. Deel, bf. 465 — 502. waarin de Schryver, na eene korte inleiding „ bl. 465. én eene verklaring omtrent zyne overeen- ftemming van gedachten met de bestgekeurde Verhans deling 3 Z/. 467. zich voornamelyk bepaalt tot eenige byzonderheden omtrent de armfcholen: — en wel, dat ’er geene vrees zy, dat de behoeftige ouders hunne kinderen te lang op dezelven zouden laten; 5/. 470. of dat men , door derzelver befchaving , aan de bur- „gerlyke maatfchappy , in meer dan ééne betrek- king, nadeel zoude toebrengen! ZZ. 471. Dan volgt eene aanmerking: hoe zulke meesters te ver- krygen, die-de vereischte hoedanigheden en be- kwaamheden bezitten? 5/, 482. De derde aanteeke- ning betreft de Franfche fcholen: welken de geleer» de NAHUYs in de verbeterde fcholen wilde ínfimel- ten: bl. 493. en dan eindigt hy , met een’ voorflag : of ’er geene mogelykheid zoude zyn, om het op- gegevene ontwerp van verbetering dadelyk ter uit- voering te brengen? 4/, 5or. SCHRYFSTYL (rRaNscrHe). Zie Franfche fchryf}}yl. SECTIO CAESAREA. Zie Keizerlyke fnede. SLAAF. v SLAAFHANDEL. SOREKWYN. 15 SLAAFHANDEL. MNoodige onderrichtingen voor de flaafhandelaren: door D. H. GALLANDAT. L, Deel, bl. 429—a460. In deze Verhandeling wor- den eerst eenige gronden gelegd ter wettiging van dezen handel, DJ. 422. De Vlisfingers leggen zich daarop het meest toe. 4/. 427. Dan word aan« gewezen: wat omtrent het onderzoek der {laven , die men op de kusten van Afrika inkoopt, wél moet in acht genomen worden? 4/. 428. Einde- lyk, wat voorzorgen en middelen men moet aans wenden, om de flaven veilig, en in een’ gezonden ftaat , over te voeren? bl, 439—460. SOREKWYN, De ware kleur van den edelen, of Bybelfthen, soREKWYN aangetoond; en by die gelen genheid verfcheidene aanmerkelyke Bybelplaatfen opgehelderd: door verrus norstreve. XZ. Deel, bl. 257—322. Na dat de Hoogleeraar de redenen , tot het fchryven dezer Verhandeling „ heeft opge- geven; om zyne byzondere gedachten over GEN. XLIX: 12, te ftaven: die geheel zouden vervallen „ indien de kleur van den soReKWYs lichtgeel ware gelvk de geleerde TjJEENK wils en niet, zoo als by denkt, purrerraod.: bl. 257. wyst hy aan, dat de twee voorname redenen: de eene ontleend uit het ga- bruik vanhet woord sorEK: zacH.1:8. jes. XVI: 8. en XIX:9. hl. 262, (by welke gelegenheid van het fyne linnen der Ouden , Zysfits gehieeten; als niet geel, maar blinkend wit; uitvoerig word gehan- deld: gelyk ook over de windfels der degyptijche mU- He " MIENS 16 SOREKW. SPIRITUS. STAAR: MIEN : b/, 268—386.) en de andere van het bericht der reizigers, die beste druiven en wynen van eene Zichtgele kleur in Palaeftina, en ook in het erfdeel van Suda, gevonden hebben: Z/. 298, even weinig dienen, om het gevoelen van den Heer TJEENK, omtrent de ware kleur van den edelen of Bybelfchen soREKWyA, te begunftigen. De Schryver ; by-de verhandeling van bet laatfte (tuk ; de voor- treffelykheid des rooden wyns, in oude tyden, boven den witten wyn; bewezen hebbende; heldert daar- uit op peur. XXXII: 13. en 14. A. 3d4« EQ JES. XXVII: 2. /. 320. wadrop het befluit volgt. AJ. ger. el SALIS MARINL Verhandeling over des- zelfs gebruik in fommige uitwendige gebreken: door E. P, SWAGERMAN. /. Deel, bl. 65—146. Na eene korte inleiding, ftelt de Schryver de aanleiding voor, die hem gelegenheid heeft gegeven tot het gebruik van den /piritus falis marini: en daarna befchryft hy eene meenigte gevallen van celtachtige uitbottingen. aan de vingeren en teenen; fommige wratten; eenige /arcomata, zoo aangeborene als verkregene 3 enkele zweren aan onderfcheidene dee- len;3 en van fommige polypi , zoo die der ooren , als van den neus, die daardoor zeer gelukkig vol- komen genezen zyn. Terwyl tevens word bericht, dat eenige farcomata enkel door drukking geheel zyn verdreven. STAAR, Onderlinge vergelykingen” tusfchen de vers f l STAAR. STANKWER, STEENEN. . 17 verfchillende manieren, om de STAAR uit te ne- men: door GYSBERT DE WIT. 4, Deel, bl. 1— 136. De ducteur geeft, na een korte inleiding; bl. 1. eene. ontleedkundige befchryving van het 0083 bl. 2—54. meldt dan, waarin de sTaar, of cataract befta: bl, 55. derzelver uitneming is veiliger dan de nederdrukking: b/. 55. dan ftelt hy de verfcheidene methoden voor, waarop dezelve van tyd tot tyd is verricht; met byvoeging van de daartoe uitgedachte werktuigen : tevens aanwyzende de byzondere voor- en nadeelen, die een ieder derzelven heeft. Al. 55—116. Hieruit maakt hy tot befluit op, welke inffrumenten de besten. zyn, om deze operatie te verrichten, en hoe dezelve het veiligst gefchiede? ZJ, 116—133. en eindigt deze Verhandeling met eene opgave, hoe men de lyders , na de operatie , diene te behan» len? bl, 133—136, e_—— Nut van den (pirit. À lis ammoniacì ter genc» zing eener foort van zwarte STAAR: V/. Deel, bl. 255-260. Zie Genees- en heelkundige waarnen mingen. é \ STANKWEREND MIDDEL én vuile verzweringen,. Zie Witte willigenbast. VLAN STEENEN (pierLyKE) hefthreven : vooral ten aan= zien van derzelver nat: aurlyke kenteekenen. Hift, voorbericht van het VI. Deel, bl. 31—Ó, En, H 3 wek 18 STEEN. STEENW. STERREK. STICHT. wel de Pedro del porco van Malakka: Dl. 33. — Pedro del porco van Ceilon: bl. go. — de Gemsbal, of Geinskogel: bl. 42. — het Bezoar orientale; ende Apenfteen: JJ. 44.— Lapis de Goa: bl. 53. — Nages maakte Bezoar van Koromandel: bl. 54. — Westèr- Sche Bezoar: bl, 57. — Paardenfteenen. 4/. 58—6o, Dit bericht is van den Heer j. c. BRANDT: die de= ze kostbare fteenen aan het Genootfchap, voor deszelfs kabinet, gefchonken heeft. STEENWORM, sTEENMOSsEL, of Pholade. Zie Zeeinfecten: in het verdere bericht aangaande de= zelven, STERREKUNDE. Zie dAldeharans bedekking: Comeet: Lunarium: Mercurius (voorbygang van) over de zon; Saturnüs (oppofitie van): Venus | 2 overgang van) over de zon. nn mr STERREKUNDIGE waarnemingen: 20 daan ter bepaling van de breedte en lengte van COCHIN , op de kust van MALABAAR: door we. sMITH. ZL. Deel, bl. 625. STICHTING (BERSTE) 6% LOTGEVALLEN van fome mige plaatfen, ten oosten en westen der scHeL= pe gelegen: door JAC. ERMERINS. /. Deel, bl, z—ó4. Na eene inleiding over de eerfte bedyking dezer Landen: ZJ, 1—3. geeft de geleerde Schry- ver op» de oudheid, (tichting, en lotgevallen van Lik STICHT. STIL. TARW. TINCTUR. rr Lillo; bl. 4. van de Kruisfchans; bl. oo. van Fre- drik Hendrik en Blaauwgaren, twee fchanfen be- neden Lillo; bl. oo. van de heerlykheid Zandvliet ; bl. 94. van Osfendrecht ; bl. og. van Woonsdrecht , Hildernisfe , en Borchvliet; bl. 31. van het land en de baronie van Beveren; bl. 32. van de Doel; bl. 35. van de heerlykheid Kalloos bl. 42. van Lief-- kenshoek ; bl. 46. en van het land en de heerlijk heid Saftingen. bl. 52—64. STILUS currae: of Styl van den Hove, Zie Fran- Sche fehryf}yl. d T id € TARWTEELT: volgens het voorfchrift van den Heer MILLER, mislukt: door y. sasTER. ZZ, Deel, bl. 597—607. By.welke gelegenheid de verfchillende gedachten over de vermeenigvuldigen- de voortteeling van georganifterde lichamen tevens worden voorgefteld. 57, 608—614. TINCTUREN. Zerkandeling over de bereiding der TINCTUREN, welken in de geneeskunde gebruikt worden: benevens eenige proeven, om dezelven, volgens eene nieuwe manier, voordeeliger , in Ror- ter’ tyd, en krachtiger , te bereiden : door Boune- WYN TIEBOEL. JZ. Deel, bl. 231—276. Na cen H 4 kort | sao TINCTUREN. TINERTSEN. kort voorftel nopens de tincturen: bl, 231. handelt de Schryver over de gewone wys van toeberei- ding; met aanwyzing,, waarvoor men zich byzon- der te wachten hebbe? Z/. 235. wat in fommige gevallen van dienst kunne zyn? A/..239.« Doch eene betere wys van bereiding is door den pot van PAPIN 5 die naauwkeurig befchreven, en ir eene plaat afgebeeldt word: 4, ago. eenige aan- merkingen over deszelfs werkingen en voordeelen: bl. 245. dan worden proeven , met denzelven genomen, opgegeven. En wel van de tinctura caftorei bl. 247. van de tinctura fuccini; bl. s5r. van de tinctura myrrhae;s bl. 255. van de tinctura gummi laccae: bl. 258. eene aaumer- king over de drie foorten van, gomlak: bl, 263. van de tinctura cort peruviani ; Dl. 265. van de tinctuyra rhabarbari: bl, 269. waarby eindelyk ‘eenige aanmerkingen, en eene verklaring der Figu= ren, ten beflgite geyoegd worden. 2/, 272276. TINERTSEN. Zenige Oostindifthe TINERTSEN befchpeven: door M. HOUTTUYN. ZX, Deel, bl, 337-350. Na eenige aanmerkingen over den -wa- ren aard, in welken de natuur de metalen ople- vert: — zuiver, volkomen , gedegen ; of. onvol maakt, met andere ftoffen vermomd: — word in deze betrekking uitvoeriger over het TiN gefproken ; en zeven foorten van % zelve uit Indië, van Sumae ig, Cn plaatfen gan de o9stayde van Sumatra geles gen: befchreven, bezeerde er Bl TINERTSEN, TOOVERVIERKANTEN, raz NLS —_——— Befchryving van den, Malakfchen vane ERTS; en, deszelfs mynen:. door um, HOUT TUYN, XI. Deel , bl.…383—389, Na eene korte inleiding „over den WMalakfthen TINERTS, die de zeldfaamfte is ; deelt. de „geleerde Schryver eenen brief mede van wylen Mr. jc. M. RADERMACHER „ behelzende befchryving dier mynen 3 ‚van de manier van gra= ving ; en uitfmelting; en van den erts, TOOVERVIERKANTEN.. Recherches Jur une nous velle efpècede. QUARRE’S MAGIQUES: door.L, EULER, LA Deels, bl: 85-239. De aanleiding, welke den „wiskundigen, Schryver bracht tot het opftellen van dit onderzoek eener-nieuwe foort van TOOVERVIER= KANTEN „ beftond (voigens-zyne opgave) in een „gedaan voorftel; ”om 36, Officieren, uit zes on= ‚22 derfcheidene: regimenten getrokken » en even zoo- 2 vele trappen van rang bekleedende, in het vier » kant te flellen: zoo, dat elke Iyn Ct zy rechts 2 of links;.*t zy Morizontaal of verticaal geno- » men zynde;) juist zes Officieren van verfchillen- »e13s den rang, en wel uit de onderfcheidene regimen- 2» fen „ zoude vertoonen”! Dit werd , niettegenftaan- de by velen herhaalde proeven , ondoenlyk bevon- den: doch men verlangde naar een wiskundig be= toog van die onmogelykheid. A7. 85. en @6. Hier- ‚toe brengt eurerR deze vraag in de gedaante van een mathematisch voorftel:- noemende de regimen= gen met Latynfche letteren a, h, C ‚enz. en -de rangen met Griekfchen «> B> Y> ENZ. waaruit, om H 5 aan tee TOOVERVIERKANTEN. | aan het oogmerk te voldoen , drie bepalingen voorte vloeijen :“welk een en ander vervolgens, zoo in ’t byzonder op het gegevene getal 36. als in’t gemeen op een generaal getal, toegepast en behandeld word: 5/7. 86—96. by welke gelegenheid , onder an- “deren, in $ 5—8. de letteren a, bh, ce, befchouwd worden als de natuurlyke getallen 1, 2, 3. en de Griek- fchen u, Boy, alshunne machten: zoodat 1* betee- kene den Jaagflen vang van het EERSTE regiment: g° den paast/aagffen vanhet TWEEDE : enz. — voor welke machten de Schryver eene behoorlyke fchik- king tracht te maken , door het daarftellen van al- gemeene voorfchriften „ of formules directrices: ge- “ vende de reden dier benaming op: Z/. ge. Vere volgens tot grondflag leggende de vierkanten voor de Zatynfche letteren , of gewone getallen; brengt de Aucteur dezelven in zekere orden: zulks zy be- fchouwd moeten worden „of als eenvoudig voortgaan- den (guarrés à fimple marche); of twee en twee faamgenomen (à double marche); ook drie en drie (à triple marche) ; alsmede vier en vier (& guadruple marche). bl. 96—10o. Hierop volgt dan, in de eerffe afdeeling, het onderzoek der EERSTE clasfe, van den eenvoudigen voortgang: bl. Too. en volg. waaruit tot regel word genomen: dat het voorgeftelde geval, en alle andere! diergelyken „ volftrekt onmogelyk zy, zoodra de zyden van het gegevene vierkant uit dubbel onevene vakken zyn. faamgeftelds en bewys daarvan. 4/. 103. Alge- meene regelen tot het vinden der bovengemelde fore . ' TOOVERVIERKANTEN. rag fopmiùlae directrices. voor alle mogelyke gevallen 5 wanneer natmelyke het TT uit oneffene vakken be- ‘taat. b/. tro, Nadere regels, om nieuwe formulen te erlangen „ en de reeds- gevondenen in andere ge= _daântén te brengen: B/. 125. alsmede, om vier. kanten faam te ftellen, in welken ook de diagona- Jen aan het voorftel voldoen: 4/.r3i.- Inde tweede afdeeling behandelt de Schryver de TWEEDE clasfe , of den dubbelen voórtgang: omtrent welken , als een doorgaande regel , word opgegeven: dat elke zyde van hét vierkant uit een dubbel effen getal moete beftaan: bf. 47. De DERDE rang (à #riple mar= che) is het onderwerp der derde afdeeling: in dezen moet het getal der vakken van elke zyde in 3. deelbaar zyn: A/, 180, terwyl de vreRDE rang (@ guadruple marche), waarin iedere zyde door 4. moet kunnen gedeeld worden, in de vierde afe deeling word behandeld: b/, 205. Eindelyk ftrekt de. vyfde afdeeling , om voor de onderfcheidene ver- wisfelingen , overbrengingen „ of veranderingen der gevondene 3 de noodige regelen te geven: waar« omtrent nader word aangedrongen de bevorens ge- maakte aanmerking , dat (om aan het voarftel te vol- _ doen) het getal der vakken in ééne zyde nimmer het dubbel van een onpaar getal moge zyn: Z/ 422, voorts worden eenige aanmerkingen gemaakt nopens de leer der combinatien: tot naarfporing van welken dit voorftel ; fchoon anders (gelyk de ge- leerde Schryver tot flot zegt) op zichzelve van weie uig of geen nut; aanleiding heeft gegeven: ZJ. 239.- TWEE. - 124 TWEEGEVECHTEN. TWEEGEVECHTEN. Verhandeling over de dwaasheid en fchadelykheid der TWEEGEVECH- TEN: door Mr. WILLEM SCHORER. JZ. Deel, bl, 545-576. De behandeling dezer ftof, offchoon „door groote mannen meermalen opgegeven; en of- …fchoon die razerny onder ons niet zoo fterk in zwang gaat, als in Vrankryk; is echter niet on- nuttig, bl. 545. In vroegere eeuwen „waren de tweegevechten niet alleen gewoon , maar werden „geoorloofd gerekend. 4/. 550. Wanneer eerst; en „door wien verboden? 5/. 552. Maar hoe is zulk „een verbod met het punt van eer voor een’ edel- „man en krygsman beftaanbaar? Deze tegenwer- ping word beantwoordt: uit overweging van de zaak zelve, in haar gunftigst licht befchouwd: — van hare onbetamelykheid en redenloosheid; — ja ‚deze gewoonte kan niet aangemerkt worden als „een blyk van heldenmoed: te min, daar zoo fterk by plakaten daartegen voorziening is gedaan, b/, „554 „En welk een gruwelis het tweegevecht, _ van de zedelyke zyde aangemerkt, Dl. 561. Doch _ welke, is de reden, dat dit kwaad zoo diep inge- worteld zy? Een gebrek in de opvoeding, en het niet uitvoeren der plakaten; alsmede uit aanmer- king van eene tegenftrydigheid, die ín dezelven plaats heeft. b/. 564. Eindelyk word onderzocht, „hoe die fchandelyke gewoonte best tegen te gaan ? bl, 571576. U. UNIE, UNIE. VADERLANDSCHE og B NE (be) van UTRECHT: als een voorname broù befchouwd , waaruit (onder cops gunffige Voor- zienigheid) NEERLANDS wvoorfpoed en luister is - voortgevloeid: en op welke gronden de hoop op des- zelfs voortdurenden welftand is gevestigd: in eene Vergadering van Heeren Directeuren , gehouden den 23, van Louwmaand 1779. (zynde juist die dag, op welken de gedachtenis dier Vereeniging voor de tweedemaal vereeuwigde „) voorgelezen : door den praefù derenden Heer Mr. J. WINCKEL= MAN. WII. Deel, Hift. voorbericht , bl. 87—92. —_—_— De UNIE van UTRECHT nader overwoe gen; ‘by diezelfde gelegenheid: door jz. w. Te WATER, toen tweeden Sekretaris van het Genoot- fchap. VIII. Deel, Hift. voorbericht. bl. 93—13t. In deze Redevoering word een zaakryk verflag ge- geven van de aanleidende gelegenheid tot, en de om- ftandigheden în welken, deze belangryke UNIE is gefloten: den inhoud van dezelve: en van de on- derteekenaars, zoo van het ii 5 als van de Unie wikke M. VADERLANDSCHE cepicHTEN, Zie Gedichten. VAL» 126 VALLENDE ZIEKTE. VALLENDE ZIEKTE, Meu geneesmiddel tegen dezelve, ter beproeving voorgefteld: door j. oos- TERDYK SCHACHT. J/L. Deel , bl. 971—283. Dit middel word, na eene inleiding, opgegeven: als beftaande uit zooveel faccharum faturni, als dries malen op de punt van een mes lissen kans en twee lood /piritus nitri: welk mengfel eenigen tyd moet flilftaan. By ’t gebruik moet het flesje wél worden omgefchudt: de lyder neemt drie dagen achter elkanderen daarvan alle morgen zes droppels, met wat wyn, vleeschnat, of ander vocht; doch niet op den vierden dag: maar dan een purgeer- middel van de pillen de /uccino cRATONIS. Men begint dit middel des daags na den aanval, en gaat daarmede vier weken voort. \ Eene VALLENDE ZIEKTE , door koud water genezen. De Schryver van dit bericht, j. Be DE BEUNIE; wyst (na een korte befchryving van deze ziekte) aan, van hoeveel aanbelang het „ ter genezing derzelve, zy, de oorzaken naar te fpeu- ren „ waaruit dezelve ont{taan is: — en dan geeft hy het geval op van een’ jongeling van 1e. jaren, in wien de atonia de waarfchynelyke oorzaak van dit allertreurigfte toeval was; en hoe hy, in eenen korten tyd , alleen door het gebruik van het koude bad herfteld zy: — terwyl hy, in het voorbygaan „ ook de genezing van dit ongemak, met anthelmin= tica, in verfcheidene kinderen, aanteekent, ZZ. Deel, Dl. 587600, VE VENUS. VERBAND. VERSTROPPING. 127 VENUS overgang over de ZON: den 3. van Zomer- maand 1769. te PHILADRLPHIA waargenomen: ge- trokken wit eene verhandeling van den Heer EWING: door Pp. BODDAERT. JIJ. Deel, bl. 617— 647. De geleerde Schryver meldt, na eene korte inleiding „ de aanleidende gelegenheid, die hem aangefpoord heeft, om dit uittrekfel te maken „en het der Maatfchappy aan te bieden; met byvoe- ging: dat hy alle de waarnemingen, omtrent „de verfchilzichten , iz haar geheel heeft opgegeven, als zynde de zaak, waarop het meest aankomt, „om den afftand der zon te bepalen 3 terwyl hy , zoo van de evenredigheden, als van de waarnemin- gen, alleen de witkomffen der rekeningen hecft aangeteekend, VERBAND van vERSTAND en wir. Zie Pfychôlo- gifche en moralifche aanmerkingen over dit onder werp. VERSTROPPING van Zet DARMNET. Waarne- ming van eene verflropping van het NET rondom den darm, ontdekt na den dood van een’ lyder, op welken men de breukfiede had verricht: door GYSBERT DE WITT. Z. Deel, bl. 6oz—620. Na dat de geleerde Schryver den {taat des Iyders; ven de middelen, ter zyner redding, ‘hoewel wruchte- loos , aangewendt, heeft opgegeven: befchryft shy de ‚gewone operatie , met de gevolgen derzelve. tot aan den dood des Iyders. , Hierop “bericht hy ; ‘hoe men  de opening van het lyk eene verftrop« ping, ___138 VERSTROPPING. VESTINGBOUW: “ping, rondom derì darm, van het met ontdekte 4 xt welke aan het buikvlies was vastgegroeid; eri dus de uithaling van den darm, door den verwy-= derden ring, by het leven van deû lyder ; onmoge- lyk had geraakt. In zulke gevallen is het cenìge middel ter redding ‚ om de gemaakte wonde, door infnyding tot in den buik; te verlengen; ten einde de vasthechtirig te ontdekken , en los te maken: ’% “gene zonder merkelyk gevaar kan gefchieden : wanneer de verftropping gemakkelyk kan ontdekt en weggenomen worden: VESTINGBOUW, Verhandeling over eene nieuwe manier om kleinê ZESHOEKEN te verfterken; en in dezelven eene behoorlyke verdediging te verkrygen: door ALBERT LIEFTINCK. //. Deel, bl. 127—160s De Schryver wyst de ongerymdheid aan , om eené algemeene verfterkingsmethode in te voeren, die op alle gevallen toepasfelyk zoude zyn: D/, 127. — dan befchryft hy zyne nieuwe manier, om kleine ‘ ZESHOEKEN te verfterken: 2/, 138, — eindelyk verdedigt hy dezelve , door het oplosfen van eenige _ zwarigheden. LJ, 147— 160; __ Verhandeling over de GORDYNEN def vestingen: door A. LIEFTINCK. //. Deel, bl. 6or —612. waarin de Schryver, na de opgave van de aanleidende gelegenheid, eene definitie geeft var eene GORDYN; waaruit hy afleidt , dat eene vesting des-te meer eene vesting is, naar mate zy nieer gord VRSTINGB. VIERSCHAAR. VOEDING. 129 gordynen heeft aan haren omktings en dat; der= halven, de volkomenheid van eene vesting hierin gelegen is, dat zy uit enkele gordynen en bedekté Panguen beftaat: — zulk eene uitgedachte vesting word befchreven , en in plaat afgebeeldt. VIERSCHAAR Crooee); Zie Zeelands vierfthaas. VOEDING der-vrucur in de baarmoeder. Dit (luk Word overwogen in de Verhandeling over eene bee _uchte proefneming van den Geheesheer w. NOORTs WYKi — hieruit ontdekkingen , die der ontleedküne de onlangs veel lichts hebben bygezet , op eene nieu we wys opgelost: door ADRIAAN VAN SOLINGEN. IX. Deel, bl. 392429. Na ectie korte inleiding over de verfchillende gedachten omtrent de VOE= DING der vrucht in de baarmoeder: Bf, 392. word de proefnéming van Doezor NOORTWYK op. eene bevruchte baarmoeder, die de gemeenfchap van der- zelver vaten. met die der nageboorte volkomen fchynt te bewyzen, voorgefteld. 4/, 595. Dan word , door proefnemingen van den Heet Arex. MOURO ; en Re FORSTEN , dè misflag, die by- gemelde ‘proefne= ming plaats zoude gehad hebben’, aangewezen. 4/. 400. En daarop word, uit de-madere ontdekkin= gen van den Heer c. zuNrTerR » dit fluk verder be. vestigd; en daaruit afgeleidt „ “dat de proefneming van den Heer NoorTwYk niets afdoe „ter beto- Sing, in het verfchilftuk over den gemeenfchappe- lyken omloop des bloeds van de moeder met de vrucht, /, 407—422, Xl. DEELS II, STUK. ì VOOR. 130: VOORJ. VOORT: VRIEND. VROED: VOORJAARSZIEKTEN, Zie Febres catarrhaless VOORTGANG der WETENSCHAPPEN in NEDER- DEAND , /èdert het begin der achttiende eeuw. Zie de Redevoering van den praefiderenden Heer Diz recteur , Mr. j. WINCKELMAN: gedaan ter opening van de tweede algemeene Vergadering des Ge- nootfchaps. Hiftor. ber icht vóór het II, Deel: bl. etn VOORTTEELING wan geotganifverde lichamen, “Zie Tar zelst \ VRIENDSCHAPSPLICHT 4 hét EUANGELIE aans - bevolen. Zie Euangelie, VROEDKUNDE. Zie Ontleed. en ine waarneming. \VROEDKUNDIGR verhandeling over de “wyze, om een kind in de Iyfmoeder te keeren, en by de voeten af te halen: door D. 11. GALLANDAT. F. Deel „bl. 403421. waarinde geleerde Aucteur , na eene gepaste inleiding , 4/. 403: de gemakkelyk- fte en veiligfte wyze: om kinderen, welken zich in eene kwade geftalte voor den mond der lyfmoeder aanbieder, te keeren3 en by de voeten af te halen : voorftelt.. Hierop word het gewicht van dit on- - derwerp aangewezen: bl. 405. — dan de gewone handelwys der vroedvrouwen in zulke gevallen aan- getoond. hl 406. — en daarop onderfcheid gemaakt & q tus= VeRO ED KUN D E‚ 131 „tusfclien de keeririg , als eene voorbereiding; en de afhaling zelve. 4/. 410. Van de wyze, op welke de verfchikking of voorbereiding moet gefchieden, word gehandeld , b/. 411. — van de afhaling zelve, bl, 415. waaruit andere gevallen gemakkelyk wor- … den verftaan. Zl. 418421. VROEDKUNDIGE waarneming van ween lingen, die het water en de vliezen gemeen had- den: door jacogus pe puwr, JX. Deel, bl. 423 —430. Door deze waarneming ziet men eene uit- zondering op den regel, die algemeen. van de vroedkundigen is aangenomen : — dat twee- of dric- lingen, gedurende de zwangerheid , ieder hun by- zonder water en vliezen hebben; tenware zy te- gennatuurlyk aan elkanderen. gewasfen zyn. En hieruit leidt de kundige Schryver twee aanmerkin= gen af: vooreerst: dat deze waarneming diene ter - opheldering van de verlosfingen , GEN. XXV : 24. 25e en XXXVII: 37-40. gemeldt;. — fer tweeden: om in foortgelyke gevallen. omzichitig- heid te gebruiken by de verlosfing.. De-nageboor« te der tweelingen word in Plaat afgebeeldt. EE Sne VROEDKUNDIGE « waarneming * door ADRIAAN VAN ‘SOLINGEN. X. Deel ; bl. 575-—603e „Deze waarneming behelst een - bericht van eene wonderlyke wys „ op welke de natuur zich „ in cene mocilyke verlosfing, door „eene …plaatfelyke „ader- gee geredt heeft: — wanneer mamelyk de kwade Ia plaats 133 VROEDKUNDÉ. / pldatfing van het hoofd des kinds eene geweldige drukking-, en eene daaruit ontftane inflammatot- re opzetting der uitwendige deelen veroorzaakt ‘had: zoodaûig, dat dezen eene byzonder groote „ “hoogroode, en fterk gefpanne zwelling vertoon- den: — redde zich de natuur , die te lang aan zich: zelve was overgelaten , doof eene gunftige poging, die zoo verbazend als gelukkig was: — op cene wys, waarvan men by vroegere noch latere wroedkun- dige fchryvers geen voorbeeld vindt: — eene open- barfting der uitwendige declen verwekte eere plaats felyke aderlating: die eerst met een’ vloed , en vervolgens druppelsgewys; eerie aanmerkelyke hoc- veelheid bloeds deed ontlasten ; waardoor, met toereiking der wereischte hulp, de ref/olutie der ge- fpanne deelen, en de geboorte van een levend welgefchaper kind werd te weeg gebracht. Deze Verhandeling geeft tevens de middelen op, waar- door de kwade plaatfing van het hoofd , met der- zelver fchroomelyke gevolgen , behoord had voor- gekomen of verbeterd te zyn : — en is met aantee- keningen voorzien: waaronder twee de gewichtig- ften zyn. De eerfte handelt over.de fchadetykheid en nutteloosheid der zoogenaamde voorbereidingen, die de beroemde revreT op zyne fcholen zoo fterk heeft aangeprezen + — de tweede behelst eene aankondiging der verbetering van den forceps à axe ambulant, door den Heer courourLy; waardoor de tang, zonder parallelismus der bladen, in kwa- Iykgeftelde bekkens kan worden ingebracht. VROEDK. WAARNEM. WANSCHAP. 133 Zie verder Nagehoorte, — Weeön en gamen, W, hd _ WAARNEMINGEN omtrent de 1ucursCESTEID- HEID, WEDER, €# WIND; mitsgaders aanteeken ningen der ZIEKTEN , én iedere maand voorgeval-. Jen te VLISSINGE , in het jaar 1768: door A. Mur» LER, J, Deel, bl. 620651, rr gelyke waarnemingen: (doch zonder byvoeging der ZIEKTEN :) door DENZELFDEN: over het jaar 1769. II. Deel, bl. 631—643. 1770. ZI. Deel, bl. 65t-662. over de jaren 17711773 VI, dae s bl, grep pici K tnnmenenmsnssend - omtrent den gevallen’ BEGEN te zin- RIKZEE: in de jaren 1770. en 1771. door JOB BAs- TER; Zlf, Deel, bl, 649—630. omtrent de LUCHTS- en WEERSCE= STELTENIS; en gevallen’ REGEN: in de faren 1772 17744 fe ZIERIKZEES dOOr- DENZELFDEN, IV. Deel, bl. 6zo—675e Vm d Ee KCANSCHAPENHEID, Waarneming gensrent een 13 CSE 4 WANSCHAPENHEID. eerstgeboren kind, waarvan de ingewanden (de nieren, pisleiders , en waterblaas witgezonderd) zich buiten den buik bevonden: door SAMUEL DE WIND. L. Deel, bl. 592—594. Na eene naauwkeurige befchryving van het geval , meldt de geleerde Schry- ver, dat men, na de geboorte van het kind, geen’ anderen blyk van leven daarin ontdekte, dan dat het hart, zonder de minfte vertraging, ruim een helf uur by aanhoudendheid zich bésweegde's de in- geblazene lucht ging niet in de longen 3 “maar in de ingewanden: de beweging, allengskens verminde- rende , hield eindelyk g geheel op. Daar alle pogin- gen, om de ouders over te halen, dat men ‘het kind mocht openen , vruchteloos waren, konde geen nader onderzoek daaromtrent ure mieltelien wor- den gemaakt. Bene allerzonderlingfte wanftallige f MENSCHENVRUCHT » waauwkeurig befchreven; en in eene plaat afgeteekend: door j. 1e Roy. IL Deel, bl. 520—528. Aire 4 Waarneming van twee wanfchapene | KINDEREN: door H. MIRANDOLLE VAN GHERT, IX. Deel, bl. 270—274. Deze wangedrochten (die, behalven het hoofd, welgefchapene kinderen waren) werden befchreven; en van een diergelyk door den gel. arts zelve in *t jaar 1767. gezien, ’ welke eenigszins naar een’ aap geleek, gewag Kon Deszelfs EE was „ gedurende hare Nt EN zwan- , hr iS WATER. WATERBLAZEN. WEE'EN, 135 zwangerheid , door den fprong yan eenen aap op haar lichaam zeer verfchrikt:, terwyl. de- moeder van de twee eerstgemelde kinderen; in ’t-eerfle — geval, door het zien van een? zeehond „ was onte fteld geweest; maar iets foortgelyks ‘had in het az- dere geval geene glas gehad, ï WATER, “Zeering van verche Zie Koering.” WATERBLAZEN door: den AFGANG gelost. » Zie Geneeskunde: h WEEEN ENNAWEPEN. De WEEËN en NAWEEËN der barende en ‘kraamvrouwen ; in hunnen aard, oorzaken , en uitwerkingen befchouwd :door-z.smu PONT. WI. Deel, bl. 4o1—516. Na eene korte inleiding, 2 gor. ftelt-de Schryver voor, wat vereischt worde, om een recht denkbeeld van -dit onderwerp zich te maken: bl. 405. en geeft dan de orde zyner behandeling op. 4/. 407. Het eerffe hoofdftuk handelt over de ware weeën, Dezen worden befchreven: en wel de bareunsweeën : “zoo de voorfpellenden; als de waren: 4/. 4og. == dan de naweeën, zoo vóór als na het afkomen der na- geboorte: bl. 420. — hierop worden derzelver. ci-_ genlyke oorzaken aangetoond; bf. 427. waarna de vitwerking ; nuttigheid, en noodzakelykheid „zoo der weeën als der naweeën word voorgefteld. 7. 448, Deze en gene bedenking tegen het bygebrachte op- gelost zynde , bl. 460. word onderzocht, hoe de- Ï4 zel. 136 WEE’EN. WERKTUIG. zelven best te beftieren en te bepalen: op dat de fimerten verkort en verminderd , en de verlosfing bevorderd worde: b/. 462. waarna word aangewe- zen, hoe dezelven kunnen aangewakkerd ; en hin- derpalen , die fomwylen wederftand bieden, wegge- ruimd worden: 41-479. — terwyl de valfche weeën het onderwerp des tweeden hoofdftuks uitmaken: na welker bepaling dezelven worden verdeeld , met opzicht tot den tyd, waarin zy voorvallen ; en in hunnen loop «en aard. befchreven: :4/. 490. dan derzelver oorzaken aangewezen; 4/, soo. 'ge- Iyk ook hunne uitwerkingen en nadeelen : Af. 504. en eindelyk hoe men dezelven op het fpoedigst , „veiligst, en gemakkelykst, kan tegengaan, en doen | cin aan bl. glknste, WERKTUIG. Zen verbeterd WERKTUIG tof, de, herftelling van den ontwrichten fchouder : befchre- ven door B, nUSsEM. ZX, Deel, achter de Peys- verhandelingen: bh. 3384. De ervaren Schry- ver geeft eerst bericht van de werktuigen , en der- zelver verbeteringen , van welken de vroegere en latere heelmeesters zich bediend hebben, om, den ontwrichten fchouder te berftellen. 4/, 32. Doch de ondervinding leerde, dat dezelven in vele ge- vallen niet voldeden; en ter belediging van andere ledematen dienden: &/. 4o. aanleiding, hieruit ont- Jecud ; om een VERBETERD werktuig uit te den. ken: ò/. 42. de grootfte zwarigheid die zich hier, opdoet: ble 43e Cn dan, om een Klaarder denke ect, WERKT. WESP. WETT, WILLIG; 337 beeld van de herftelling te geven, eene aanwyzing, waar; in de meeste oùtwrichtingen, het hoofd des opperarmbeens zich bevinde; af de herftelling doenlyk zy; en wat hiertoe vereischt worde ? ‚bl, 48. Hierop. volgt de befchryving van het werk: Tuig zelve, „bl. 64. Deszelfs goedkeuring door deskundigen. „ en-door het collegium chirurgicum te AMSTERDAM. ‚pl .67. Een twaalftal proeven, met dit werktuig genomen, die eene gewensch- te uitwerking hebben gehad: A4 68, — waarna de manier, „om „daarmede. te werketi , word voof- geïteld; en wat vervolgens diene in-acht. genomen te worden? bl. 75. Het werkTuieG zelve, met hetgene daartoe-behoort , is in eene. plaat afgebeeldt. WESPENNESTJE, Natuurkundige waarneming van een zonderling WESPENNESTJE : door L. BOMME, FIL Deel, achter de Ppysverhandeling geplaatst: hl. 213— 226. ‘Dit nestje, door eene wesp ver= vaardigd, volgens de waarneming van den vinder, was vastgehecht aan een’ balk op. de bovenfte ver- dieping. van ‘het huis : wordende -alhier naauwkeu- 6 rig befchyeven , en afgebeeldt i in plaat vertoond. WETTEN vaN HET. ZEBUWSCHE, GENOOTSCHAP, Zie Genoafchun gehareared JILLIGEN. BAST (WITTE). De ware deugd van deszelfs flankwerend. vermogen „ uitwendig bes reti in, vuile, Linkende, eu kankerverzweringen:., Ee daor, 139 WILLIG. WOONSDR. WYK. YVOOR. door GERARD GREEVE. £X. Deel, bl. 247—253. _ Van hoeveel belang het zy , om aan lyderen „ wel- ker gebreken ongeneeslyk zyn , dezelven zoo draag- yk te maken, als mogelyk is ? merkt de geleerde Schryyer vooraf aan: dan ftaaft hy, door eene proef, het ftankwerende vermogen van den witten WILLIGEN bast in kankervérzweringen; en geeft. Eindelyk de wyze van toebereiding en het gebruik op. p É WOONSDRECHT, HILDERNISSE , 2 BORCHVLIET. Derzelver oudheid enlotgevallen: V, Deel, bl. 31. WYK fe DUURSTEDE. Het vicus BATAVODURUM van TACITUS. Zie Dorefladum der Batavieren. Y “YVOOR.- Befchryving van een zonderling fluk YvooRs en aanmerkingen, betrekkelyk tot de na- tuurlyke. hîftorie van den Olifant: door D. u. GALLANDAT. ZX. Deel, bl. 351—39t. De kun- dige Schryver geeft, na eene ‘korte inleiding over den olifant; B/.-351. eene befchryving van een ftuk yvoor, in ’t welke een yzeren kogel befloten was: bl. 353. dit geeft aanleiding tot het maken „vân eenige aanmerkingen over «de verfchillende deugd, werdeeling, gebreken, prys, en zwaarte Res de der HIA NSO LG TKA 5 439 der olifantstanden. bl. 356, De besten komen van de kust van Guiné. bl, 365: Hierop ftelt de fchryver zyne gedachten voor, over het gegraven > yvoor, ende groote tanden eu beenderen, in de ‚ noordelyke deelen van Europa @n Amerika opge: dolven; beweert, met HUNTER, tegen DE-BUF- FON, D'AUBENTON, GMELIN, SLOANE, dat des ‚ zelven niet vän wisk zyns bl, 366. en wyst den | waarfchynlyken- „oorfprong: dezer „misvatting aan; bl. 371. hy verfchikt echter ook wan den gerstge- noemden Eéhryvérs als swelke-die tanden toefchuryft aan een onbekend dier, wâarvanshet geflacht zou- de uitgeftorven zyn: terwyl ‚hy dezelven: houdt „voor tanden. van «een „groot: zeedier., misfchien de ‘MAMMOUTH van Siberië, dat hetzelfde is met het zeepaard ; en % gene men sden WATBROLIFANT mag poetsen. bl.374 Dari, verhaalt hy, hoe het inflinct van den olifant gelëgenheid gegeven hebbe tot het gebr uik‘van zekere goin, (geer veel gely- kenis hebbende näar de.drabifche gom ,) tegen he- vige buikpynen en buikloopeu:.-4/. 381. gelyk ook tot zeker zout, naar aluin eenigszins :fmakende 5 vvals-een middel tegen ‘het wergift: bl. 383. Dat ’er meer foortgelyke geneesmiddelen, enstegengiften, door beesten Zyn ‘ontdekt wordVverder. geftaafd z bl. 385. ‘En, naseen kort bericht van het baifa- mum animáe, bl. 387: “word deze verhandeling “befloten, meteen verhaal vanhet gebruik , dat de Negers van den drek der mei wanehd bl. gon Z. ZAND: 49 ZANDVL. ZEEDYK, Le ZANDVLIET. De oudheid, flichting, en lotge- vallen dezer Heerlykheid. Zie WV. Deel, bh. 24 Ts8, 75 ZEEDYKEN. Ie Anrwoorp op de vraag: “Wel. s‚ ken zyn de redenen der meenigvuldige VALLEN 9» Of GRONDBRAKEN in de zeedyken; voornamelyk „ die der Provincie ZEELAND ? — Op welke wyze s> kannen dezelven best voorkomen ; — of, daat zynde, fpoedigst en minst kostbaar, herfteld „> worden”? door BASTIAAN NEBBENS. ZZA Deel, bl. 3-60. Vooraf: merkt de Schryver, na eene korte inleiding, aan: dat hy, de vraag drieledig zynde, dezelve ook alzoo zal behandelen. 4/, 3. In het eerffe lid verklaart hy, eerst, wat men door. vallen of grondbraken te verftaan hebbe? 24 7. dan geeft hy de omftandigheden op, welken met, in, by, en omtrent dezelven, gewoonlyk plaats hebben: zoo ten opzichte van de vaALLEN zelven; als ten aanzien der plaatfen en fituatiën , waar de- zelven gebeuren: £/. 8, waaruit hy dan de meest waarfchynlyke redenen van dezelven afleidt: in ’t gemeen; &/. ro. En van die in de Provincie ZEE= LAND in %t byzonder. Al 30. Dit geeft tevens aanleiding ter behandeling van het tweede lid der. vraag: hoe die vallen best kunnen voorgekomen, worden? 4/, 40, waarop hy overgaat tot het Jaatffe ; Ha 25 LIE EDD IKN E IN …iat Îid der vraag: de herftelling van dezelven op dé fpoedigfte en minst kostbare wyze: wanneer na- melyk een dyk gedeeltelyk is weggevallen: *t gene hier eigenlyk alleen fchynt bedoeld te worden: bf. 46—60. IE AnrTwoorD op dezelfde vraag : door BARTHOLDUS RENOU. JZ. Deel, bl. 61—98. De Schryver behandelt ook de drie leden der vraag ieder afzonderlyk : en, zonder op de onderfcheidene berderen van het aardryk te letten , Icidt hy de re- denen. van de meenigvuldige grondbraken alleen af, uit Bie befpiegelende befchouwing van de waterloopkunde: Af. 61, — terwyl hy, op diezelf= de grondbeginfelen , door het regelmatig leiden der ftroomen , aánwyst: hoe men die vallen best kan voorkomen: b/. 75. — cindelyk ftelt hy „voor, hoe dezelven op de minstkostbare wys kunnen herfteld worden: ZA go—g8. terwyl hy eene plaat ter nas dere opheldering daarby heeft gevoegd. Ille Anrwoorp op dezelfde vraag: doof CORNELIS DE KANTER. /Z/. Deel, bl. 99—129. In dit antwoord worden eerst vier oorzaken, als de redenen van de meenigvuldige vallen, opgege- ven: J/. 99. — dan word, uit overweging van ieder derzelven, aangewezen: hoe moeilyk het zy, de grondbraken voor te komen; en wat men, met eenigen grond van waarfchynlykheid ; het best hebbe aan te wenden 2 A, 104. — eindelyk worden eenie jaa ZEEDYK. ZEEDUIZENDB: ZEEINS. eenige redenen voorgelteld; waatomi geen vaste regel kan worden voorgefchreven + hoe men de vallen, daar zynde; fpoedigst en rminst kostbaar kan herftellen? h/, 117. Zoo echter de nood vorí dert, dat cêne gemaakte Ares fpoedig worde her- fteld, word de beste mariier, volgens de gedach= ten van den fchryverz vwoorgeftelds Ah; 130— 129. ZEEDUIZENDBEEN: of Nereis prtacicá. Zie Zeeinfecten: onder het Verdere bericht , aangaande verfcheidene derzelven: ZEEINSECT: Beticht wegens ten zonderling ZEEINSECT ; gevonden aan eenige zeewieren, @e= pischt op het frrand van het- Eiland WALCHEREN! door LEENDERD BOMME befchreven, en in eene _ plaat naauwkeurig geteekend,. 4. Deel, bl. 34 4o2. Dit infect word, wegens deszelfs fraaije ge- daante, het gekuifde of gekroonde ZRRSLAKJE ge- noemd: het is tot kruipen en zwemmen gefchikt. bl. 394. _Deszelfs veijerftok is niet minder be- fchouwenswaardig,.dan het diertje zelf. 5/. 397. By deze gelegenheid word tevens een kort bericht gegeven van de dierplanten of polypen: die ook op Walcheren , en aan-deszelfs ftranden, gevon- den worden: benevens eenige nieuwe. waarnemin- gen omtrent dezelven; vooral aangaande de wyze, op welke zy de fpyzen naar zich lokken. £/, 398 402. — ZEE rr AURRRE IAN ISSELOEF: 143 B ÊRRINSECTEN 3 gevonden Gan het zeewier op het flrand van WALCHEREN: befthre- ven door Lr. BOMME. JIJ. Deel, bl. 583—358. en in gene plaat afgeteekend. Na dat de Schiyver èez nige danmerkingen ovef cops werken, zoo in het groote, als in het kleine, heeft laten voorafgaan ; bl. 383. felt hy eerst voor zyne naderé waarnemin- gen omtrent de ZEESLAKJES3 (zie / Deel, bl. 394— 402.) ván welken hy vyf onderfcheidene foorten, door hem ontdekt, befchryft: 5/. 289. dan dië der ZEERADERDIERTJES; van welken hy twee foorten waargenomen heeft: b/. 305. en ein- delyk eene EIJERTROS3 en eerst uitgekomen ZEE- KATJE: Dl. 311—318, Verder bericht aangaande verftheide- ne derzelven, zoo in de wateren ván ZEELAND, als aan de flranden van het Eiland WALCHEREN: waargenomen door L. BOMME. VZ. Deel, bl. 357 —400. En wel de STEENWORM , STEENMOSSEL of pholade: die (na eene korte opgave, wat van anderen omtrent denzelven reeds is geboekt ,) zoo in zyne gefteldheid, als wyze van werken, be- fchreven word. 2/. 358. Hierop-ftelt de Schryver zyne ontdekkingen voor omtrent den ZEEDUIZEND- BEEN, of gereïs pelagica; en den zeerups , of ZEEPISSEBED. Zl. 376. Van deze infecten moet men de roodglinfterende wereïde , of den zee- DUIZENDBEEN , by onzen fchryver genoemd, wél onderfcheiden: als die, vooral wegens het byzon- de= enteren kig ZEEINSECT: ZEEKATJEZBELAND: dere maakfel van deszelfs kop, verfchilt van alie andere bekende duizeridbeerien: ZZ. 379: De dut: „zendbeenen; ten onrechte door fommigen gehou- den voor vernielers van het hout: als hebbende nocht eene fchulpachtigë boor 4 gelyk de paat- wormen; noch eene fchulps gelyk de pholaden als een werktuig gefchikt tot boren: moeten mis- fchien eerder als vernielers van deze verderfelyke diertjes befchouwd worden. ZZ, 388, In cen na+ fchrift vindt men een kort bericht van een? worm, behoorende tot het geflacht der pholaden, die nict in (teen , maar flechts in (lyk en derry zich inboort. bl. 394—396. Dit infect, gelyk ook de vorigen , zyn in eene Plaat afgebeeldt, met eene bygevoegde verklaring. Dl. 397-400. ZEEKATJE ;, en eijerTROS. Zie Zeeïnfecten,. ZEELAND (ouDuepeN van). Zie Oudheden: k ZEELANDS Hooge of Grafelyke vier- SCHAAR. Verhandeling over de opkomst, het ge- zag, en den ondergang, der aloude nooer of GRAFELYKE vierfchaar in ZEELAND: door Mr. L. P. VAN DE SPIPGEL. JL. Deel; bl. 69—126. Na eene korte inleiding, 5/. 69. merkt de Schry- ver aan, dat de Mraukifche Vorften onder anderen ZEELAND hebben beheerscht: en gelyk hunne wet- ten en gewoonten ; zoo ook hunne rechtsple- ging, hier hebben ingevoerd: wordende de koag- fe Biet Be il pe rechtspleging in eene pleëhtige jaarlykfche j vergadering gehouden. bi. 7o. Deze zyn hief: in doot de Gravên gevolgd, bl. 7e Het bleëf echter eer gefchil in ZEELAND , wien dé hoogs fte teélitsplegende facht toekwam ; tot op het jaar 1856. wäntieer dezelve aän Grave rFùO- RENS tê leen is gegeven. BL. 7% Dé oprich. ting van een zittend gerechtshof i is waatfchyna iyk gefchiedt in het jäät 1290, bl. 77 Bas offchoof dé hooge vierfchaar onderfcheiden word in hewesten- en, heoostenfchelde : was Zy éch- ter ééne eri dezelfde 4 eri werd ín Zaken wvärì “bee lang tot één gerechtshof fiamgevoegd. bf. Bos De voorzitter daarin was de Graaf zelf; of Zyn Stedehouder. bl, 89. Het getal der Leder: 44 bewesten=, en 24 beoostènfchelde; ìs nàderhând op 13 verminderd t 7 bewesten=j èn 5 beoos- tenfcheìde: anderë Edele; eh de Schepèrien der fteden koriden echter in” de vierfchaat ook Zite ting nemen. b/. 85. De Graaf wis gehoùderi ; by het vonnisfen in de hoge vierfchaar ;- aar de meerderheid-der Itemrtien zich té onderwers pen. 5, 87. De tyd ván derzelver zitting be= paald: 2/3 89. de plaats waar: b. jo. de zâ ken waatover. in dezelve sgevontisd werd; “B/; Gs … Derzelver gezag flrékte zich uit tot het uitleg: gen der ‘wetten ; zelfs tot het aken väii miëis wen: Dl. 95: ook tot dé klaëhteri over déri Graaf bl. g7. Tot dezelve imoêsten- de zakten irt afé pel gebracht worden, bl. od. Väri hét gewysdd Hi, Demis ii, sruRs — KR dek 46 ZEBLAN D, „„dezer hooge wvierfchaar was geen:…appdl, Zoo - de Graaf by dezelve: tegenwoordig was; maar wel sin andere, gevallen „ Aan der Gfaaf: en zynen Rade, bl, too: — Van dezen Raad word gehandeld 4/.1ore van deszelfs gezag en fechts- gebied, ZJ. tog. Hoe het toenemende gezag der- Graven „ ende daaruit voortvloeijende ge= negenheid „ om Dezelven te believen , gediend hebbe tot den- ondergang van die aangzienelyke vierfchaar; waardoor de. Graaf en zyn Raad, en dees (in geval. van-des Graafs-uitlandigheid) alleen „ de gewone rechters in appél geworden _ zyn. &/. 106. Hierin. vindt men den grond, „„waarop-het Hof van, HOLLAND Een ZEELAND (gc- fteld ,- gelyk zeer waarfchynlyk. is „ dat dit oor- fpronkelyk de oude Grafelyke. raad. ay ;) thaus nog de gewone rechter in appêl is van Zeeuw- fchérzaken. bf. «107. De Graven hebben, ver- volgens; alles aangewendt tot vernietiging van het rechtsgebied. ders hooge vierfchaarz en om dat aan het. Hof toe te voegen. bl. 109. De byzondere dagvaarten der EDELEN en STEDEN 4 hebben. medegewerkt tot vermindering van het gezag der Kooge vierfchaar. bl. 111. Het: Zelde faam houden van dezelve; en het uîitftellen var »_vonnmisfen over zware misdaden; heeft veroor- „…_zaakt, dat de fteden ook dit gedeelte van derzele ver gezag,” voor zoo ver het hare ingézetenen. be- «trof „ hebben aam-zich getrokken. 4/. 113. Hier- s_pit-ontftond-groote-moeilykheid ig, het houden der ab pi Joos ZEELAND: ZEEPOLYPENr: záj hooge vierfchaar : en dit gaf aanleiding, dat eerst Aan alle fteden, en naderhand aln MIDDELBURG alleen, „privilegie gegeven werd, tot het ftraffen vari zware inisdaden bewestenfchelde : bl. 116. en aan ZIERIKZEE _beoostenfchelde, bl. 119. Latere veranderingen en gefchillen buiten des Schryvers beftek zynde: wyst hy verder äan: waarom het gewysde ; in lyfftraffelvke zaken, by de fteden van ZEELAND aan geen hooger beroep onderworpen Zy? bl. 120. De Graven echtet hebben, met hun« ne edele mannen, zoo lang zy hier verkeerd ‘heb= ben, te recht gezeten. bf. jo2, Nu-was de faris dictie van de hooge vier fthaar, uitgezonderd ovef de leenen, geheel vernietigd: — bl. 123 dan ook dit recht, (by.de verandering der regering , en hee vertrek van de meeste Edelen uit zees LAND „) „Eerst aan de Gecommitteerde Raden; en naderhand aan het Hof van HOLLAND el ZEELAND , toevertrouwd zynde:. —, werd het overdragen eri - belasten der leenen dari byzondere collegiën, aanbes volen, bl, 125—126. ZEEPOLYPEN. Waarnejning dmirent derzelyer gefleldheid en. groeijing: door 1e Bommer: JL Deel, bl. 277300 — Na eenige aanmerkingen Over. „de infecten in t gemeen; en de Polypen, ia % byzonder: bl. 277. ; bepaalt de Schryver zich tot. twee foorten; de Carolina tubularia Jaryngi ofimilis 5 en, de franije inkarnaatpoljpent die hy 3 volgens „zyne gedane waarnemingei, gerst in ders Ten Ke zele 48 ZEEP. ZEER. ZEES. ZEEV. ZEEW. ‘zelver gefteldheid befchryft’ en in eene plaat af. teekent: b/. 281, dan felt hy derzeiver trapswyze groêijing , als zynde nog niet waargenomen , wat uitvoeriger voor. bl. 391308. ZEERADERDIERTJES. Zie Zeeinfecten. ZEERUPS: of zrepisseerD. Zie Zeeïnfecten: en wel in het Verdere bericht aangaande verfcheidene derzelvens ZEESLAKJE. Zie Zeeinfect: NO 1, en 2. _ ZEEUWSCH cerroorscHaP der WETENSCHAPPEN te VLISSINGEN. Zie Genootfchappen: ZEEVARENDEN. Moe best te zorgen voor ders zelver gezondheid ten aanzien van hunne huiss vesting, kleeding , fpys, en drank? Zie Schepen: derzelver bouwing ; besrekkelyk de gezondheid enz. ZEEWORM. Waarneming van eenen Oostindi- fchen” ZEEWORM : doof MARTINUS ' SLAÄBBER: J. Deel; bl: 387—393.- Dit dier, dat tevens in plaat naauwkeurig is afgeteekend, hecft (volgens _deszelfs befchryving) veel gelykheid met onze paalwormen: en fchynt; door eene dubbele rei van vierendertig harde gouden tanden, hetzelfde ‚te verrichten ;- als de paalwormen door de twee _fchulpen; uit welken derzelver kop beftaat, « 4 — Zie „ha © ZEEW. ZIEL. ZINK. ZWAARTE, 149 Zie Zeeinfecten :; in het Verdere bee richt aangaande verfoheidane derzelven. ZIELKUNDE, Zie Pfycholagie A7 ZIELS oNsTorLYKHEID’en ONSTERFLYKHEID. Kort vertoog over dit onderwerp: door G. J. NAHUIS, gE Dêel, bl. zlo—g43. Dit vertoog is ingericht tegen den Baron DE BIELFELD : die verklaart, dat de onfterflykheid der zeer, onmogelyk betoogd kun- ne worden: dewyl men het over derzelver natuur “nog nièt eens is 3 en men den'aart van een wezen door en door moet kennen, om te beflisfen, of het onfterflyk zy, dan niet? De Schryver ftelt eerst eenige gewichtige aanmerkingen voor: Al 510, dan wyst hy aan; dat men, uit de reden en ondervinding , zooveel van onze zier kent, om „derzelver oNsTOFLYKHEID met genoegfame overre- ding daaruit te betogen: bl. 528. wanneer, het niet broefijk is, om ook hare ONSTERFLYKHEID te be- wyzen: bl. 541545: ZINKINGSKOORTSEN. Zie Febres catarrhales. ZWAARTEKRACHT (aLcemerNe). Hoe dezeh ve te befchouwen zy? Zie Natuurkundige ge- volgen: ne ANTWOORD : JV. Deel, bl. 158—214e ® K 3 RE OR E 6 ek 8 T E Ro _p en SCHRIFTUURPLAATSEN; VE EERSTE DIPAALF DEELEN | 45 z | Zerhandel ngen van het ZEEUWSCHE Genonafhag der wetenfchappen. te VLISSINGEN worden. opgehelderd. GEN. T: I, iS 9, 10, MN. Deet, bh, 473. == Ki ‚e Vv. — 590. Vs L —_— — 466. dn terr As 25 Dn 428. Vi: 3740. IX. —— — 428, XLIX: Ä me, wi XL — — 237. ExOD, XIV: dad: as jg pie XNEIV: 29» 30, 35; | enne oi 495 EVIL NX: En 1. ——- — 566. SUM, XVI: 13. V. == — 590. oe XXI: 28, en ze e nld he ni fl Tee 16, 30 al, Le — 473 DEUT. IL 4e ed « V. 559 zen VE Bad LL —— — 483 za XXXIL! « ä en se 39 3e ede EU ee \ DEUT, REGISTER per SCHRIFTUURPL. 151 DEUT. XXXII: 13, 14, Se \KXNIV: ig. Josua XIII: 23. KIK 34e RICHT: V. “FeSAM. II: 1—ro, __ XXVI: 12, 16, _ XXVII: 7. 2. SAM. XXIII: 1-=7, 1. KON: TL. en II, _ IX: 18. —_ XVII: zo. 2, KON. III: 4. mk Vr: g. —— XIV: 7. —— XIV: 28. Jos JI: 7. en — HE: 2, —_—— V: 22, 2% —_—— XII: 8, ——= XXXVII: 13. PSALM XLII, — LXVIIE: r7. een LXXII: 16. —_ LXXXIX: 13 == CV: 30, K4 XL” HEEE EEE ALLEL EE Deel, — (C465 =j 496» bl. 314, == 4846 — 395: — 544 — 416, == 373e — 3626 5/24 == 374: == 21e — 487: Ds 362 er 360 en 53e Fee 552e — 560. — 569. 55e _ 508. 39e 54e — 587 — 494 - 566. me | 8e Óol. PSALM 152 REGISTER DER PpsaLMCVI: 27. en CE: MAG ran CU 3e …I Ha, bl. 539 —— CXIX. 7 | II 423 ra ERIN Vaar 40 it CXXI: 6,: | XL tn eri 2e XXX: Var 4910 PREDIKER van SALOMD od 153 HOOGLIED EE UL — — 420. IV.s.8. ij en 4860 Vv tr ALE Beek l —— Xl en XI, IL XV, en XVL IJ — XVI: 1. geen! 497% ep XVII: 2e Vl 8 —— XIX: 5 Vi — 5954 XIXe ge XI. ei wr KKIs-3. Vv. KV d XI == KXIKe 4e ‘TL: ‚ XLIE: rib IL gee XIV: 5. ) V. XLVI: 8. Y. zr ie KEV EEE …!! ud en md Re ie KLIK 165 Û. en KELGs- zdf u. EZUC H. XXVr S= 10, MN. Sr SEKUI: 30. Ea XL Anns, Vakts8, 7 Ver Ben, 5 al 6 Ln | QEADJA, SCHRIFTUURPLAATSEN. 14 OBADJA ; VS. 3e II, Deel, bh 533. ea ® KL end 263, MATTH. Vil: 26, IL. —— — 584. MARK, II: 4. XL. —_——— — 373 VI: 30. verg. met vS. 43, Xl. —— — 363: IX: 17—29. LL — 570 Lukas Vv: 19. XI. 373 VI: 49. IL —— — 584 XIX: 43» 440 treerd JOANN, IV: 7. XI. —— — 362, IV: rp. IL —_— — 585 - VII: 22, XL. —_— — 370 2 KORINTH. u: 7 1 _—_— 4950 Ee dan Big, ger WRATA: NAEAORETAND? AA ea EO Et, pin er JK Kd 2E hij As ENT en tn JL En de ike eeen ene D î en heren had EO mr ere EK ED OV JA BTAV ie si ee Org mn AE Og 7 KT BVS ESE mm IK zi UTD Vobis BBP ee, ee EE en ER ed RET KD SOR me „IK é ts Wi snor weêr ed annd Ii fa, is VES Op re Kk aad Ean SOR Te emme d Ô We Wirra. 3 EN ZEN ZD , vd ad } va b. ICH Zer Nl 4D ns Ë « nd ard … ’ ee « - ed . Ge 5 4 / % Á e, lk 4 ’e 7 | hl FA \_\ p TE 75 - Er raf te {