UfLC^~i (' Oh™

-pvi &h c/-/cn^t / Va-n dt,

"> oU-J rfu r t/f r C&S! p*J*

d (rirt

^ 2 f tSS7

OF THE

UNIVER.5 ITY or I LLI N O I 5

598.2991

R72o

Biology

I

r

S'? I 39?/

OVEEZIGTSTABELLEN

VOOE D E

ORNITIIOLOGIE

VAN DEN

INDISCHEN ARC HIP EL,

DO OK

H. YON ROSENBERG.

In de volgende bijdrage stel ik mij voor overzigtstabellen te geven , van sommige vogelfamilicin uit dezen archipel. Zij omvat de geslacbten Eurylaimus , Pitta , Melliphaga , Nectarinia, Merops , Buceros , Alcedo en Bucco. Hier zijn alleen die eilanden vermeld , welke tot de Nederlandsche bezittingen in deze gewesten behooren en ik heb dien ten gevolge elke tabel gesplitst in de rubrieken: Java , Sumatra , Borneo , Celebes , Kleine Soenda- eilanden (Timor, Soembawa enz.) , Molukken en Nieuw- Guinea. Ik beb getracht alle tot beden bekende en bescbrevene soorten op te noemen , niettegenstaande ik van gevoelen ben, dat sommigen er van niets anders zijn dan lokale varieteiten van eene en dezelfde type.

j Beginnen wij met bescbouwing der Eurylaimi.

1

9

EURYLAIMUS HORSF.

SOORTEN.

Java.

CZ

CO

6

o

Sr'

Celebes.

Kl. Soenda-eilanden.

5

6

o

k

Aanmeekingen.

Euryl. Horsfieldi Temm. (1).

1

i

1

3?

77

77

corydon Temm

l

1

73

77

7?

,, nasutus Temm

l

1

77

7?

77

cucullatus Temm

l

1

psittacinus Mull

l

J)

7?

77

77

77

Ook in Zuid-Azit; te hnis.

lunatus Gould

77

l

•n

77

77

7?

17

Ook in Malakka.

Blainvillei Garn

1}

7)

77

73

1

1

(1 ) De kleur van den bek van E. Horsjieldi , E. nasutus en E. psitt acinus is bij den levenden vogel niet zwart, gelijk in al de mij beken- de dias;nosen staat aangeteekend , maar wel grasoroen met sterken

O o 7 o o

wasHans. Na den dood des voxels verandert die schitterende kleur spoedig, in licht-, later in donker-blaauw en na verloop van twee of drie dagen in zwart. E. nasutus , de op Sumatra bet menigvuldigst voorkomende soort , heeft eene donkergroene iris en licht aschblaauwe pooten.

Van dit geslaclit, zijn tot heden aclit soorten bekend zeven uit dezen archipel en Ear. rubropygia Hodg. van Nepal. Op Java leeft een soort, die tevens ook op Sumatra en Borneo voorkomt. Sumatra voedt zes en Borneo vier soorten, terwijl van Nieuw- Guinea insgelijks maar een soort bekend is, alleen daar voorkomende. Aan Sumatra zijn twee soorten eigen (wel te verstaan altijd ten opzigte van dezen archipel), terwijl eindelijk vier van de aldaar levende Eury- laimi tevens ook op Borneo te huis behooren.

3

PITT A.

SOOETEN.

4

Sumatra.

Borneo.

Celebes.

Kl. Socnda-eilanden

O

3

o

w-H

(V

o

0)

k

Aanmerkingen.

Pitta Vieill.

P. cyanura Vieill

l

11

11

11

11

eiffas Temm

n

1

11

11

if

11

,, cyanoptera Temm

17

1

1

,7

11

11

11

,, venusta Mull

11

1

1)

11

11

11

11

elegans Temm

11

1

11

11

11

11

granatina Temm. (1).

11

11

1

11

11

11

Baudi Mull

11

*7

1

ll

11

11

11

,, Sclnvaneri Temm

11

11

1

11

i:

ii

11

,, Forsteni Temm

11

11

11

1

ii

' 1

11

,, Mulleri Baupt

11

ll

11

1

11

11

11

celebensis Westm

11

17

11

1

ii

11

11

,, melanocephala Forst.

11

11

11

1

n

n

1 1

irena Temm

11

11

11

l

ii

Vigorsi Gould

11

11

11

1

ii

11

van Soembawa, ook in Australie

maxima Forst

11

11

11

11

17

1

van Gilolo.

Mackloti Temm

11

11

11

11

1 f

ii

1

Novae Guineae Sclileg.

If

11

11

11

11

ii

1

Cacapitta Bp.

C. lorieata Mull

1

11

17

11

ii

11

,, lepidopleura Temm.

11

i

1~

11

ii

,, perspicillata Temm

11

1

11

11

11

ii

11

atrigularis Bp

11

1

11

11

71

11

,, leucoerammica Temm. .

11

11

1

11

11

11

11

Braclnjpteryx Ilorsf.

B. leucophrvs Gr

1

11

11

11

11

11

11

., leptura Kulil

1

11

11

11

11

)1

(1) Van tlezen praclitig gekleurden vogel is tot heden slechts een enkel exemplaar bekend , hetwelk zicli bet schoone natunrhistorische Museum te Leiden bevindt.

4

PITTA.

Uit deze, over het tropische gedeelte der onde wereld en de ekwinoktiale streken van het australische vastland verbreide groep behooren dertis: bekende soorten hier te lande te Imis. Java voedt

o

daarvan tien soorten, Sumatra en Borneo ieder zes, Celebes vier, Timor en Nieuiv- Guinea ieder twee, terwijl van de Molukken tot lieden maar een species bekend is. Gelijktijdig op Sumatra en Borneo verschijnt Pitta cyanoptera ; alle de overige zijn, wat elk eiland aangaat, bij uitsluiting aldaar te huis.

MELLIPHAGA.

MELLIPHAGA.

-

c5

C3

a

o>

SOOETEN.

c i

cs

o

w

<D

<1)

*3

ci

(V

>>

>A

*5

CD

A A N M E n K I N G E N.

5

CO

O

»

<D

CJ

<D

O

"o

>

3

CA

T. subcornutus Temm ....

11

»

99

99

5)

1

i*

,, timoriensis Mull

11

99

99

]

11

ii

buruensis Less

11

99

99

J)

1

11

,, cinerascens Mull

11

99

99

1

11

if

moluccensis Gr

11

9)

99

99

>>

1

ii

]\[ellip/iaga Gr.

M. maculata Miill

11

99

99

99

1

11

ii

reticulata Miill

11

9)

99

91

1

11

ii

,, limbata Miill

11

99

99

99

1

if

n

fumata Miill

11

99

99

91

19

11

l

GlycipJiila Sw.

G. ocularis Gould

11

99

99

99

1

If

l

3 Iyzomela Yig.

M. vulnerata Miill

11

99

99

1

ii

Boiei Miill

11

99

99

19

J*

1

ii

Op Banda.

chermesina Gr

If

99

99

99

19

11

l

Phyllornis Bole.

P. aurifrons Jard. .....

11

1

99

11

11

11

ii

Ook in Zuid-Azie.

u cochinchinensis Boie Sonnerati Blth

1

11

1

I

1

1

19

11

19

11

11

11

ii

ii

Leeft ook op Malakka.

media Miill

11

1

99

11

19

11

ii

icterocephala Temm.

99

1

99

19

11

11

if

Ook op Malakka.

cyanopogon lemm

99

1

9 9

19

11

11

ii

venusta Temm

99

1

99

19

11

11

ii

Jura Ilorsf.

J. scapularis Horsf. ....

viridis Temm

1

1

1

If

11

11

ii

99

99

1

11

11

11

ii

n viridissima Temm

”,

1

9)

19

11

n !

if 1

MELLIPHAGA.

Uit de in deze gewesten rijk vertegenwoordigde Melliphagien waarin de ondergeslachten Myzomela en Phyllornis in scherp afste- kende kleuryerdeeling uitmunten, bewonen Java vier soorten, Sumatra tien, Borneo vier, Timor acht, de Molukken zes en Nieuw-Guinea vier. Drie vindt men op Java , Sumatra en Borneo gelijktijdig , een op Sumatra en Borneo , en insgelijks een op Timor en Nieuw-Guinea. Uitsluitend eigen aan Java zijn verder twee soorten, aan Sumatra en Timor zeven, aan Nieuw-Guinea drie en aan Borneo een. De Melliphagen , welke in de tabel als op de Molukken levende figureren, wonen al- le uitsluitend in die gewesten. Op Celebes heeft men tot heden geen hiertoe behoorenden voirel ontdekt. Het aantal bekende soorten, van dezen archipel bedraagt in het geheel dertig.

NECTARINIA.

SOORTEN.

J ava.

C2

c3

do

Borneo.

Celebes.

Kl. Soenda-eilanden.

Molukken.

Nieuw-G uinea.

Aanmerkinges.

Dicaeum Cuv.

D. cruentatum Blth (1) ...

73

1

1

33

33

37

73

Ook in Zaid-Azie.

cantillans Lath

77

1

1

33

33

3?

77

Id

chrysorrhaeum Temm. .

1

3?

33

33

37

33

Id.

,, rubrocanum Temm. :

1

33

33

73

,, celebicum Mull

77

1

33

33

,, Mackloti Mull

1

73

,, sanguinolentum Temm.

1

??

33

33

37

73

77

papuense Gr

73

??

33

33

35

77

1

pectorale Mull

77

33

33

73

37

1

Van Boero en Amboina.

erythrothorax Less

37

?>

33

33

33

1

1

rubescens Yieill

37

33

33

1

1

77

nigrum Gr. (2)

;j

33

33

33

73

1

A

Nectarinia JLl.

N. mystacalis Temm

l

1

1

33

33

77

37

Ook op Malakka.

Temmincki Mull

1

33

33

33

77

37

Ivuhli Temm

1

33

33

73

73

73

simplex Miill

1

1

33

77

77

37

phaenicotis Temm

1

1

1

33

33

77

77

Ook in Zuid-Azie.

frenata Miill

1)

1

1

1

Solaris Temm

33

33

1

77

33

eximia Temm

1

1

33

33

33

77

37

Ook op de Nikobar-eilanden.

Mackloti Bp

1

1

I 3

33

73

77

37

Hasselti Temm

1

1

1

*3

77

77

77

Ook in Zuid-Azie

aspasia Gr

JJ

3)

33

1

77

1

1

Amboina.

zenobia Gr

93

33

33

33

1

1

Gilolo.

lepida Lath

1

1

1

33

37

77

33

hypogrammica Miill, . . .

5>

1

1

33

33

33

37

(1) iVIenigvuldig op Sumatra in lage streken.

(2) Zie Muller Verh. Nat. Gesch. Ned. Overz. Bezitt.

8

NECTARINIA.

(1) Zie S. Muller Verb. Nat. Gesch. Ned. Overz. Bezitt. bij Bonaparte benevens J\r. eupogon en N. eques niet aangevoerd.

De Nectarinien vertegenwoordigen hier te lande de amerikaansche Trochiliden en zijn over alle eilanden verspreid. Men kent er in ’t gelieel niet minder dan 35 soorten van. Vooral zijn het de Nectcirinicie sensu strictiori, welke door den schitterenden metaalglans , waarmede zij prijken , het genoemde geslacht herinneren. Van deze 35 soorten nu vindt men op Java dertien, op Sumatra zestien , op Borneo dertien , op Celebes vier, op Timor drie , in de Molukken vijf en op Nieuw- Guinea negen. Gelijktijdig op de vier groote Soenda- eilanden leeft Arachnotliera longirostra ; te gel ij k op Java , Sumatra en Borneo komen vier soorten voor, gelijktijdig op Java en Sumatra even zoo veel , op Sumatra gw Borneo zes, op Timor e n de Molukken een, op Celebes de Molukken en Niemv-Guinea twee en eindeiijk in de Molukken en op Nieuw-Gidnea vier. Eigen aan Java zijn vier soorten; een soort leeft bij uitsluiting op Sumatra , en een op Celebes. Aan Borneo zijn twee soorten eigen, aars Timor drie en aan Nieuw- Guinea vier.

9

MEROPS L.

SOORTEN.

Java.

Sumatra.

Borneo.

Celebes.

jlvl. Soenda eilanden.

<L>

s

cz

a>

.5

o

<D

55

A A N M E R K I N G E N.

M. cvanorrhos Temm. (1).

1

1

U

11

11

ii

,, urica Horsf.

1

11

11

11

ii

Ook in Zuid-Azie.

,, badius Gm

1

1

1

11

11

,J

ii

amictus Temm

11

1

11

1'

11

ii

Ook op Malakka.

Forsteni Temm

11

If

If

1

If

If

ii

ornatus Mull

If

If

If

1

If

if

Ook in Australia.

(1) Menigvuldig in de kustlanden van Sumatra's westkust , zelfs in de onmiddellijke nabijheid van bewoonde plaatsen. Mijne van daar mede gebragte exemplaren verschillen in niets van de javaansche.

Uit dit geslacht, waarvan men tot heden geene representanten in de Molukken en op Nieuw- Guinea gevonden heeft, kent men zes soorten in deze gewesten levende. Java en Sumatra voeden ieder drie , terwiji Borneo , Celebes en Timor ieder maar een soort bezitten, welke tevens ook nergens anders voorkomt, wat de beide laatsto-enoemde eilanden aangaat. De borneosche vogel daarentegen wordt ook op Java en Sumatra gevonden, welek beide eilanden ieder eene eigene soort en twee soorten gemeenschappelijk bezitten.

BUCEROS L.

SOORTEN.

Java.

Sumatra.

6

<D

o

Celebes.

Ivl. Soenda-eilanden.

&>

'o

Nieuw Guinea.

Aanmerkingen.

B. rhinoceros L

rhinoceroides Temm.

11

11

1

If

ii

i

11

If

ff

If

))

11

If

9

10

BUCEROS L,

SOORTEN.

Java.

Sumatra.

6

<v

p

S

Celebes.

Ivl Soenda-eilanden.

O

>>

"o

Nieuw- Guinea.

Aanmericixgen.

B. lunatus Temm

1

11

ii

11

11

11

11

,, monoceros Shw

11

1

a

11

11

11

11

Ook op Malakka.

bicornis L

,, malabaricus Gm

1

1

1

i

11

11

11

11

Ook in Zuid-Azie.

,, exaratus Reinw

11

11

ii

1

11

Id.

galeatus Gm

11

1

i

11

11

11

11

Ook op Malakka

corrugatus Temm

11

1

i

Trl

,, cassidix Temm

1)

11

ii

1

11

11

11

JLC1.

malayanus Raffl. (1)

11

1

ii

11

If

11

11

,, plicatus Lath. (2)

1

1

ii

11

11

11

11

ruficollis Mull. (3)

n

11

ii

11

11

1

11

Aroe-eilanden.

comatus Raff!

ii

l

11

11

11

11

galeritus Temm

iy

1

i

11

11

11

11

(1) In Temm. Planches col. No. 520 is de vogel te liclit gekleurd en de blaauwaclitig witte wanghuid foutief als donker violet voorge- steld.

(2) Leeft ook op Sumatra (zie mijne Verb, over de Sumatrasche Neushoornvogels).

(3) Zou ook op Nieuw- Guinea leven.

Dit in menig opzigt hoogst interessante geslacht, telt in den Indischen archipel een vijftiental soorten, welke nagenoeg over alle eilanden zijn verspreid en op Sumatra in overwegend getal optreden. Tien soorten leven aldaar, terwijl Java maar drie , Borneo vijf en Celebes twee voeden. De Molukken bezitten alleen B. rujicollis. Op Sumatra en Borneo gelijktijdig leven vier soorten, en op Sumatra en Java gelijk- tijdig twee. Uitsluitend eigen aan Sumatra zijn vier, terwijl aan Java en Borneo ieder maar een soort eigen is.

11

ALCEDO L

SOORTE N.

d

Sumatra.

Borneo.

1 Celebes.

53

'53

d

53

o

m

5

53

"3

d

o

o

5

£

Aanmekkingen

A. torotoro Less

it

tt

tt

tt

tt

tt

i

cervina Gould

tt

tt

tt

tt

i

Ook op Nieuw-Holland.

Gaudichaudi Less

it

tt

tt

tt

tt

tt

i

cyanotis Temm

it

1

tt

tt

tt

tt

tt

concreta Temm

1

1

tt

tt

tt

tt

tt

pulchella Horsf.

1

1

tt

tt

tt

tt

tt

melanops Temm

tt

tt

1

tt

tt

tt

tt

gularis Ivulil

tt

tt

i

tt

Ook in Zuid-Aziei'

omnicolor Eeinw

l

tt

tt

tt

chlorocephala Gm

l

1

tt

tt

tt

tt

Ook in Zuid-Azie.

coromanda Less

1

1

varia Eyt

tt

1

tt

tt

tt

tt

t *

Ook op Malakka.

collaris Sw

tt

tt

tt

tt

l

tt

tt

Ook op Malakka.

cinnamomina Sw

tt

tt

tt

tt

tt

tt

1

Ook op de Pkilippijnen.

coronata Mull

tt

tt

tt

tt

l

tt

tt

diops Temm

tt

tt

tt

1

tt

tt

tt

Leeft niet op Ternate.

lazuli Temm.

t ;

1

tt

tt

tt

tt

tt

Leeft niet op Amboina.

,, funebris Forsten

tt

tt

tt

1

tt

tt

tt

Forsteni Temm

tt

tt

1

tt

tt

tt

cyanoleuca Temm

it

tt

tt

tt

tt

tt

1

Ook in Oceanic.

dea L

i

1

tridactyla L?

tt

tt

1

tt

tt

tt

tt

Ook op de Philippijnen

rufidorsa Strk

l

1

tt

tt

tt

lepida Temm

tt

tt

tt

tt

tt

i

1

,, solitaria Temm

tt

tt

tt

tt

tt

tt

1

bengalensis Gm

l

1

1

tt

tt

tt

meninting Horsf. ....

l

1

1

tt

tt

tt

biru Horsf

l

1

tt

tt

tt

tt

tt

euryzona Temm

l

1

tt

tt

tt

tt

t)

Ook in Zuid-Azie.

javanica Shw

l

1

1

tt

tt

tt

tt

pileata Gr

tt

1

1

tt

tt

tt

tt

Ook op Malakka.

Verreauxi Gould ....

tt

tt

1

tt

tt

tt

tt

moluccensis Bltli

tt

tt

tt

1

i

1

melanorbyncha Temm. . .

tt

tt

tt

1

tt

tt

it

princeps Forst

tt

tt

tt

1

tt

tt

pusilla Temm

tt

tt

tt

tt

tt

tt

1

albicilla Less

tt

tt

tt

tt

tt

tt

1

12

Aanm. Ale. cyanotis en lazuli geeft Bonaparte foutief op als op Celebes en in de Molukken te huis te behooren.

Van A. cervina kwam onlangs eene goed gekonserveerde huid in mijn bezit, afkomstig van de zuidwestkust van Nieuw- Guinea en ik heb derhalve niet geaarzeld den vogel hierbij te voegen, die tot heden alleen bekend was, als op de noordkust van Nieuw Holland ( Port Essington ) voor te komen.

Een uitgebreid kustland , doorsneden van eene menigte tusschen houtgewas verscholen riviertjes en k reken en overvloed hebbende aan eenzaam liggende waterplassen , gaf aanleiding tot bijzondere ontwik- kelinv indeze o-ewestenvan de Alcedoncs. Niet minder dan veertio; soorten behooren in dezen Archipel te huis. Tien er van leven op Java (waar- onder een species uitsluitend) , veertien op Sumatra (waaronder drie , aan Sumatra eigen) , acht op Borneo (met drie eigene) , zes op Celebes (met uitzondering van twee nergens anders te vinden) , op Timor vier (waarvan twee eigen aan Timor) , in de Molukken vier (waaronder een uitsluitend daar levend) , en eindelijk elf soorten op Nieuw -Guinea van welke acht aan dat eiland eigen). Te gel i j k aanwezig op Java, Sumatra , Bor- neo en de kleine Soenda-eilanden , is A. ben galensis. Gelijktijdig voorkomen- de op Sumatra , Java en Borneo zijn twee soorten , terwijl zeven zoowel op Sumatra als op Java voorkomen. Borneo en Sumatra, hebben buitendien twee soorten met elkander gemeen , Celebes , de Molukken en Nieuw- Guinea een soort, Celebes , Timor en de Molukken insgelijks een, en eindelijk de Molukken en Nieuw-Guinea twee soorten. Ook bij dit geslacht zijn, op een uitzondering na, de soorten der drie groote Soenda-eilanden scherp afgescheiden van die der oostelijke eilanden.

13

BUCCO L.

S 0 0 11 T E N.

cS

Sumatra.

Borneo.

Celebes.

Ivl. Soenda-eilanden.

<D

3

Nieuw-Guinea.

A A N M E K K I N G E N.

Psilopogon Muller.

P. pvrolophus Mull

1

5?

11

11

11

11

Bucco. L.

B. Latham i Rafd

11

1

1

11

11

11

' 1

,, chrysopogon Temra.

11

1

1

11

17

11

Ook op Malakka,

versicolor Raff]

11

1

1

11

ii

11

11

Id.

mystacophanes Temm.

11

1

11

11

11

Oorti Mull

11

1

11

11

11

11

11

Henrici Temm

11

1

11

)i

11

11

11

gularis Rvrdt

1

11

11

11

71

,, kotorea Temm

1

11

n

11

11

11

71

armillaris Temm

1

11

'1

11

11

11

frontalis Temm

1

l

11

11

71

71

Ook in Zuid-Azie.

barbiculus Cuv

1

11

ii

11

11

11

,, Rafflesi Boie

11

1

11

11

11

•1

corvinus Temm

1

11

,,

11

11

11

11

viridis L

1

1

ii

11

11

11

11

Van de Buccones zijn mij vijftien soorten bekend als in deze gewesten levende. Daarvan ziet men op Java zes , op Sumatra tien (het grootste getal) en op Borneo vier.

Op de meer oostelijk liggende eilanden schijnt dit geslacht niet meer voor te komen. Met uitzondering van Bucco viridis , die ook Sumatra bewoont, vindt men de Javasche soorten nergens anders dan daar. Uitsluitend op Sumatra leven vier soorten , en tevens komen daar alle die soorten voor, welke ook op Borneo leven.

Hiermede de taak voleindigd hebbende, die ik mij bij deze eerste serie van overzigtstabellen bad voorgesteld , zal ik in de volgende

laatste label eene rekapitulatie geven, van de in bet vorenstaande verhandelde vogel-geslachten. Men zal daaruit kunnen zien, dat, op twee uitzonderingen na , verder ook geen enkele der op Java , Sumatra en Borneo levende soorten, op de oostelijker liggende eilanden , Celebes de Molukken , Timor en Nieuw- Guinea voorkomt. Eindelijk zal er nit blijken, hoe naauw de onderlinge verwantschap is, tusschen de fauna van Sumatra en Borneo , van welker overeenkomst men talrijke voorbeelden uit alle dierklassen zoude kunnen bijbrengen.

REKAPITULATIE.

GESLAC H T E N.

Java.

Sumatra.

-

Borneo.

Celebes.

Kl. Soenda-eilanden.

Molukken.

Nieuw-Guinea.

Totaal.

EURYLAIMUS

1

6

4

•n

1

7

PITTA

10

6

6

4

O

1

2

30

MELLIPHAGA

4

10

4

8

6

4

30

NECTARINIA

13

16

13

4

3

5

9

35

MEROPS

3

3

1

1

1

•,1

??

5

BUCEROS. .

3

10

5

0

1

??

15

ALCEDO

10

14

8

G

4

G

12

40

BUCCO

G

10

4

?7

J?

15

Geschreven te Batavia, den 20u November 1857.

VERBETERINGEN EN BIJVOEGSELS

TOT DE

OVERZIGTSTABELLEN

VO OR DE

ORNITHOLOGIE VAN DEN IN DISC HEN ARCHIPEL,

DOOR

B3. VOS itos \ !l K i*

Onze onlangs afgeloopen reistogt door de Moluksche eilanden en naar Nieuw-Guinea, heeft mij tot ontdekkingen geleid, vraardoor ik in staat gesteld ben, navolgende verbeteringen en toevoegsels te kun- nen geven , tot mijne overzigtstabellen :

Pag. 3 lees: Cacopitta in stede van Cacapitta.

Pctg. 4 bij Merops ornatus Mull, een merk zetten in de rubrieken Mo- lukken en Nieuiv- Guinea. Ik verkreeg den vogel te Doreh en Amboina. Derhalve vervalt de gebeele volzin (vierde en vijfde regel der tot die familie belioorende nota) beginnende met icaarvan men , en eindi- gende met gevonclen heeft. De gebeele volzin Java en Sumatra voeden enz. (zesde regel) , dient nu te luiden als volgt : Java en Sumatra

voeden ieder drie , tenvrjl Borneo , Celebes , Timor , de MoluJcken en Nieuio- Guinea ieder maar een soort bezitten , waarvan de species van Celebes nergens anders voorkomt , en Timor , de Mohddcen en Nieuiv-Gidnea eene gemeen- schappelijk bezitten.

Pag. 10 Buceros ruficollis Mull. Het cijfer achter den naam en de daarbij behoorende aanmerking vervalt; een merk te plaatsen in de rubriek Hieuiv- Guinea. De vogel behoort aldaar tot de meest gewone

O O

9,

woudbewoners. De vierde regel der nota, van onderen moet der- halve gelezen worden: De Molukken en Nieuw-Guinea bezitten alleen enz. Eindelijk lees op denzelfden regel voeclt in stede van voeclen.

Pag. 1 1 voor Ale. torotoro Less, plaatsen : Alcedo macrorhyncha Less. met een merk in de rubriek Nieuw-Guinea.

Achter A. chlorocephala en A. collar is een merk plaatsen in de rubriek Molukken.

Achter A. moluccensis een merk plaatsen in de rubriek Kleine Soenda-

eilanden.

Na A. albicilla bijvoegen A. sancta Vig. met een merk in de rubriek Molukken en Nieuw-Guinea. A. azurea Lat. en A. collaris Reichb. ieder met een merk in de rubriek Nieuw-Guinea aanteekenen. In de tot deze familie behoorende nota , lees nu (elfde regel van boven) : Niet minder dan vierenveertig soorten. Verder moet gelezen worden (elfde regel van onderen) {waarvan een soort daaraan eigen ) , in de Molukken zeven , in de plaats van ( waarvan twee eigen aan Timor), in de Molukken vier. Wijders lees: vijftien soorten op Nieuiv-Guinea {van welke elf aan dat eiland eigen), in stede van elf soorten op Nieuw-Guinea van welke acht aan dat eiland eigen) te vinden in den tienden en negenden regel van onderen. Eindelijk zet in de plaats der op den vijfden en vierden regel van onderen voorkomenden volzin , den volzin Celebes , Timor , de Molukken en Nieuw-Guinea een soort in de Molukken en op Nieuw-Guinea , drie soorten.

Pag. 14, verander bet in den derden regel van boven voorkomende woord twee in dat van drie.

Plaats in de rekapitulatie bij Merops een merk in de rubrieken Mo- lukken en Nieuw-Guinea en verander het totaal in zes ; zet insgelijks een merk in de rubriek Nieuw-Guinea bij Luceros ; bij Alcedo einde- lijk verander de getallen zes en twcialf der rubrieken Molukken en Nieuw-Guinea in zeven en vijftien en het totaal veertig en vier-en-veertig.

Buitenzorg , 20 January 1859.

V E E S L A G

V A N D E

UITKOMSTEN VAN HET SCHEIKUNDIG ONDERZOEK

VAN EEN AANTAL

S U I R E 1( M 0 N s T E 11 S,

D O O R

P. F. H. F R O M B E R G.

De versehillende tinten en nuancen , waardoor zicli sinker van het- zelfde No., uit verscliillende fabrieken van Java afkomstig , onderschei- den , en die op de marktprijzen invloed hebben, schenen mij toe af te liangen van bijbestanddeelen of inmengselen, en dus gevolgen te zijn van de wijze van bewerking.

Dat de hoeveelheden kalk, die men bezigt tot zuivering van bet rietsap, als oorzaken van die verschillen zouden te beschonwen zijn, dit lag liet eerst voor de hand. Naarmate er toch meer van wordt toegevoegd , wordt de kleur der stroop op liet laatst donkerder , en van die stroop blijft ligt een , ofschoon dan ook uiterst gering, gedeelte, aan de kristallen, ook der Nos. 18, aanhangen. Dewijl nu tevens een zeker gedeelte van dien kalk zicli chemisch met de suiker verbindt, moest die suiker een zoo veel grooter gehalte aan kalk aanwijzen, naarmate er van den laatsten oorspronkelijk meer was toegevoegd.

Nu is wel hiertegen aan te voeren, dat door beenzwart-filters een meer of min groot gedeelte kalk uit de tj eng wordt venvijderd , maar daardoor zou dan ook weder de kleur der kristallen moeten veranderen zoo die ten laatste met het gehalte aan kalk in verband zou staan.

9

Het was nu de natuurlijkste weg, de monsters van hetzelfde No. naar derzelver tinten te rangschikken , en daarna de daarin te vinden lioeveelbeden kalk met die ran^schikine: te vergeliiken.

O CD CD .1

Dit onderzoek is voor verre het grootste gedeelte door den lieer Rost van Tonningen verrigt, en de uitkomsten , in onderstaande tabel vereenigd, doen zien , dat er inderdaad , tusschen de kleur en het kalkgehalte verband aamvezig is.

Kalk, bevat in 1000 deelen suiker.

Namen der Fabrieken.

Residence.

Kleur.

Hoedanigheid der kristallen.

No. 18. Kalk per mille.

Padjarakan.

Probolingo.

Licht geelachtige tint

Matig

0,26

Dankbaarheid,

Pasoeroean.

licht graauwe tint

matig groot

0,20

Boedoeran.

Soerabaja.

yy yy

groot

0,28

Kemanglen.

Tagal.

graauwe tint

klein, korrelig

0,90)

Doekoewringin.

yy

gele tint

yy yy

1,06 j

Seroeni.

Soerabaja.

graauwe tint

klein

0,25

Tjiandi.

>>

gele tint

groot

0,22

Djoembang.

graauwe tint

klein

0,06

Tangolangin.

yy

gele tint

groot

0,12

Wonopringo.

Pekalongan.

yy yy

yy

1,51

Goedo.

Soerabaja.

graauwe tint

matig, deels fijn

0,45

Ketegan.

yy

gele tint

klein

0,25

Bajoman.

Probolingo.

yy yy

klein

0,70

Porrong.

Soerabaja.

yy yy

klein

0,44

De Hoop.

Pasoeroean.

yy yy

matig

0,20

Ardjosari.

yy

yy yy

groot

0,06

Kremboong.

Soerabaja.

graauwe tint

yy

0,22

Bolangbendo.

yy

gele tint

klein, deels fijn

0,45

Wangoonredjo.

Pasoeroean.

graauwe tint

matig

0,17

Sari-redjo.

>>

gele tint

yy

0,13

Willem II.

Soerabaja.

yy yy

klein

0,39

Onderneming.

Pasoeroean.

iy yy

matig

0,39

Sentanenlor.

Soerabaja.

geelachtig.

klein

0,84

Gempolkrep.

yy

>>

klein, deels fijn

0,95

Kloeralian.

Pasoeroean.

(niet ontstroopt.)

groot

0,17

Watoetoelis.

Soerabaja.

yy

matig

0,39

Ardiredjo.

Pasoeroean.

yy

matig

0,84

Poerwodadi.

Madioen.

graauw geel

klein

0,78

Ketanen.

Soerabaja.

geel

yy

1,40

Gorenggareng.

Madioen.

yy

yy

1,85

Kawisredjo.

Pasoeroean.

yy

matig

1,46

3

Zoo men in aanmerking neemt, hoe weinig kalk in cle, boven aan de kolom staande, suikermonsters voorkomt, dan zal men toestemmen , dat de verschillen daartusschen , onderling onmogelijk in het uiterlijk voorkomen der suiker scherp kunnen zijn afgedrukt.

De 20 bovenste monsters zijn met drie uitzonderingen , weinig kalkhoudend. Voor de twee eerste nit Tegal, meen ik de oorzaak der witte kleur te vinden , deels in het korrelachtige , ondoorschijnende der kristallen; deels ook in de herhaalde hltratie door beenzwart, bij - dragende ter afscheiding der kleurstoffen , maar niet voldoende tot onttrekking van den kalk. Welligt dat voor de fabriek Wonopringo iets dergelijks geldt. De monsters van de fabrieken Goedo en Bo- langbendo waren blijkbaar gestampt, en zouden, zonder dit, minder wit geweest zijn, en dus lager eene plaats gevonden liebben.

Ofschoon derzelver kalkgehalte op verre na niet zoo hoog is , als dat van de drie zoo even bedoelde, moeten wij ze toch niet onder de eerste klasse, of witste der Nos. 18 rekenen. Het monster van de fabriek Kloerahan had het voorkomen van gebrekkig ontstroopt te zijn, en zijne kleur kon dus hier niet als eigenlijk rangschik- kino-s-middel dienen.

O

Het zal dus voldoende wezen , het geheel in eenige groepen te verdeelen, te gelijk naar kleur en kalk-gehalte vereenigd, en daaruit zal duidelijk genoeg blijken, dat er tusschen beide eene zekere gelijk- matigheid in gang bestaat , indien wij de zoo evengenoemde zes uit- zonderingen geheel buiten rekening laten. Het gemiddelde kalkgehalte wordt dan :

Voor de 14 witste, tot en met de suiker van Sariredjo. . 0,16,

Voor de 5 rneer gekleurde, tot en met die van Ardiredjo. 0,68.

Voor de 4 sterkst gekleurde of laatste 1,32.

Van een goed aantal suikermonsters zijn ook lagere nummers onder- zocht, en de uitkomst heeft bijna algemeen aangetoond , dat in deze het kalkgehalte hooker was, dan van de nos. 18 van dezelfde fabrieken. Wei zijn die lagere nummers over het geheel, niet altoos, gelijk lager zal blijken, minder ontstroopt dan het no. 18, en is dus de kleur daaraan toe te schrijven; maar het komt er hier voornamelijk op aan te

4

weten, of van die fabrieken, welker no. 13 het meest kalkhoudend en het meest <rekleurd was, ook de latere nummers tot de meest kalk- houdende behoorden. Dit zal uit de ondervolsende tabel kunnen

O

blijken.

Hoeveelheid kalk, in 1000 deelen suiker.

Fabrieken.

Eesidentie.

N°. 9.

N°. 10.

N°. 12.

N°. 13.

N°. 14.

N°. 16.

N°. 18.

Dankbaarheid.

Pasoeroean.

i

0,67

0,20

ICemanglen.

Tegal.

1,07

0,90

Doekoewringin.

1,68

1,06

Djoembang.

Soerabaja.

0,78

0,06

Wonopringo.

Pekalongan.

1,51

1,51

Goedo.

Soerabaja.

0,62

0,45

De Hoop.

Pasoeroean.

0,90

0,78

0,20

Iviemboong.

Soerabaja.

0,90

0,34

AVangoonredjo.

Pasoeroean.

0,73

0,17

Sariredjo.

n

0,90

0,11

Sentanenlor.

Soerabaja.

0,83

0,84

Ivloerahan.

Pasoeroean.

0,67

0,17

Poerwodadi.

Madioen.

9,90

0,78

Gorenggareng

1,29

0,90

0,78

1,85

Kawisredjo.

Pasoeroean.

0,56

0,62

1,23

Porrong.

Soerabaja.

0,39

AA^aroe.

1)

0,45

Ivrian.

1)

0,67

Bekassi-oost.

Pasoeroean.

|

0,78

Yossowilangon.

?>

0,78

Onderneming.

0,84

De uitkomsten van no. 10 van Kemaneden , Doekoewrinoin en Wo- nopringo, versterken liet gevoelen , dat de betrekkelijke witheid dier monsters , althans der nos. 18, in weenvil van het hoog kalkgehalte , aan de filtratie door beenzwart is toe te schrijven. Overigens zien wij niet veel overeenkomst in den gang van dat gehalte bij de nos. 16, ver- geleken bij de nos. 18 van dezelfde fabrieken. Zeergroot, bijv. is de afstand bij nos. 4 en 10; kleiner bij nos. 1 , 7, 8, 9 en 12, klein bij no. 6.

5

In de nos. 14 en 15 zien wij , zeer in het oogvallend , hooger kalk^ehalte in no. 18 dan in no. 16, iets wat eene on£ereo;elde

CJ 1 O cT

werkwijze schijnt aan te toonen.

De ondervolgende vergelijking tusschen de kleur en het kalkgehalte der nos. 16 van 20 fabrieken, toont geen onderling verband, dewijl hier natuurlijk meer aan het verschillend stroopgehalte moet gedacht worden.

Fabrieken.

|

Kleur.

Kalk per mille.

Krian.

| Deze gaat van geelachtige

0.67

Wonopringo.

tot gele tinten over , zon-

1,51

Djombang.

sder eigenlijk geel te zijn.

0,7S

Kemanglen.

1,07

Krembong.

0,90

Kloerahan.

0,67

Kawisredjo.

0,62

Yossowilangon.

0,78

Sarieredjo.

0,90

De Onderneming.

De monsters hebben eene

0,8i

Sentanenlor.

meer eigenlijke gele kleur ,

0,83

Porrong.

die van de tien of elf eer-

0.39

Bekassi-oost.

ste met zeer geringe ver-

0,73

W aroe.

schillen : de overige en laat-

0,45

Doekoewringin. 1

ste kunnen bijna roodach-

1,68

De Hoop.

tig of bruinachtig-geel bee-

0,78

Dankbaarheid.

[ten.

0,67

Wan goon redjo.

0,73

Goedo.

0,62

Gorenggareng.

0,78

Met de karakteristische uitzondering van de monsters der fabrieken Wonopringo, Kemanglen en Doekoewringin , en de zeer lage cijfers tegenover Porron^ en Waroe nitlatende, geeft het gemiddelde der vijftien overige : 0,76 per mille kalk.

Dit wijkt van de uitersten 0,62 en 0,90, waartusschen het juist in- staat, veel minder af, dan boven bij de nos. 18 is bevonden, en het maximum bij de nos. 16 is lager, dan dat bij de nos. 18. Het zij hier tevens in het voorbijgaan gezegd, dat de nos. 16 van Krian, Wonopringo

6

en een paarvolgende meer naar nos. 18 gelijken, dan de nos. 18 van de 4 laatste in de tabel.

In de nos. 16 zijn dus kleur en kalkgehalte niet meer met elkander in overeenstemming , dewijl de hoeveelheid der aanhangende gekleurde stroop, een' overwegenden invloed heeft.

Deze uitkomst beschouw ik als een bewijs, dat in de nos. 18 de kalk in den regel regtstreeks, en niet als aangevoerd door de aanhan- gende stroop , met de tint der suiker in verband staat.

Indien het al waar mogt wezen , hetgeen trouwens alleen bij zware kalking is aan te nemen, dat de uitlekkende stroop een aanmerkelijk grooter gehalte aan kalk bevat, dan de terugblijvende suiker , dan zijn de onderzochte nos. 16 daar om aan te toonen , en dit zal lager door de uitkomsten der glukose-bepalingen nog verder blijken, dat kalk en glukose-gehalte, niet in onderling verband staan. De kleur der nos. 16 verschilt, naar mate er of meer stroop van gelijke, of stroop van donkerder kleur aanhangt. Bevatte nu de stroop meer kalk dan de suiker, dat vooral het geval zal wezen, zoo de eerste zeer donker gekleurd is, dan zal ook een meer gekleurd no. 16 meer kalk bevatten , dan een ander. Zoo kan in dit no. het kalkgehalte als secundaire zaak, niet als oorzaak der kleur beschouwd worden, terwijl het in de nos. 18 regtstreeks op de tint of nuance en ook op andere hoedanig- heden van het kristal invloed heeft. Er kunnen zeker nos. 18 zijn, waarvan de kleur voor een gedeelte wordt te weeg gebragt door een betrekkelijk hoog stroopgehalte. Heeft men, bijv. zwaar gekalkt, en dus zeer donkere stroop bekomen , dan kan de hoofdsuiker eene meer dan gewone kleijing noodig hebben. Zet men die niet lang genoeg voort , dan draagt de nog aanhangende stroop iets tot verhooging van het kalkgehalte bij , en is de hoofdoorzaak der kleur.

Heeft men langer gekleid , dan zal de suiker wel witter zijn , maar toch meer dan gewoonlijk glukose bevatten, omdat het water der klei allengs een deel der suiker zelve in de ldeistroop overbrengt, entevens naar de waarnemingen van Maumene en Bechamp , een , naar tijd en hoeveelheid water verschillend , gedeelte der suiker, in ongekleurde stroop (glukose) kan veranderen. In het laatste geval zal ook dat laagje

7

stroop , in de poren der kristallen , lioewel kleurloos , derzelver opper- vlakte een ander licht-terugkaatsend-vermogen geven , en tevens ook den glans en andere goede eigenschappen van het kristal verminderen.

Dock ik herhaal het, deze beide omstandigheden , waarin ook bij een no. 18 de kleur-nuance , min of meer door aanhangende stroop of omgezette suiker veroorzaakt wordt, scheid ik geheel af van die, waarin de kalk zich met de vaste suiker zelve chemisch verbindt en naarmate van de verhouding van den kalk of van het quantum dier verbinding kristalmolekulen vormt, van die der zuivere suiker in nuance verschillende en dus deze veranderende.

Behalve het nu , zoo ik geloof , vrij wel bewezene feit , dat in de nos. 18 althans; de tint of nuance meer geel- of graauwaehtig is , naar- mate de suiker meer kalk bevat, en derhalve, naarmate men bij de bereiding eene grootere verhouding van kalk gebruikt heeft, is uit dit onderzoek , ten tweede , eenig besluit te trekken , omtrent den aard van het rietsap, dat men aan de verschillende fabrieken heeft moeten bewerken.

Is het toch aan te nemen , dat , in elke dezer inrigtingen , zulk eene kalking zal zijn aangewend , als men door ondervinding het best heeft bevonden, tot het bekomen van zoo hoog mogelijk suikerbedrag , dan mag men verder besluiten, dat daar, waar men het zwaarst gekalkt heeft, men ook het slechtste sap van zijne velden heeft verkregen. Waarin nu die slechtheid heeft bestaan , is onmogelijk voor ieder geval aan te wijzen; maar dewijl volgens de uitkomsten mijner chemisch-technische proeven, aangeboden in mijn verslag aan den direkteur derkultures, in sappen met een hoog stroopgehalte door eene ruime dosis kalk dat gehalte het meest verminderd werd , ligt in het algemeen de gevolgtrekking voor de hand, dat in de fabrieken , welker nos. 18 het meeste kalk bevatten, ook suikerrietsap met een hoog stroopgehalte is verwerkt geworden.

Op deze wijze, zoude ik mij weder, doch meer versterkt, op een vroeger standpunt bevinden, toen ik de onderscheidingen , aan de nederlandsche markt tusschen de suiker van verschillende residential gemaakt, tot den grond, als uitgangspunt , terugbragt. Ik bedoel daar-

t

8

mede niet, dat al de gronden, in dezelfde residentie, even si edit' of even goed zouden wezen, maar alleen, dat die in verschillende residential als een geheel , in verschillende rubrieken vallen, zoo naar derzelver pliysischen aard, als naar de lengte van tijd, gedurende welken er suikerriet geplant werd.

Aldus zou dan te meer gebleken zijn, hoe de staat dier gronden, tot in het eindprodukt der fabrieken , zijnen invloed doet doordringen , en wel degelijk ook op de hoedanigheid van dat produkt invloed heeft.

Behalve het gehalte , ik heb ook van belang geoordeeld , in een zeker aantal der in i i toeo-ezondene suikermonsters , de verhoudins: van stroopsuiker (of glukose?) (1) te bepalen.

Reeds voor eenige jaren is, door een onderzoek in het laboratorium der Utrechtse Hoogeschool, gebleken, dat het zoogenaamde no. 18 niet altijd het meest vrij is daarvan, zoomede dat, voor hetzelfde no. aanmerkelijke verschillen in dit opzigt aanwezig waren.

Ofschoon dat onderzoek in Nederland werd verrmt , en dus de suiker niet in denzelfden toestand was , waarin de , herwaarts in flesschen overgezondene , monsters verkeerden , kunnen toch de uitkomsten niet geheel onvergelijkbaar met die vroegere genoemd worden. Wij zullen er eenig denkbeeld door krijgen, of de suikerwaarde van de twee beste nos. al dan niet is vooruitgegaan , zoo mede in hoe verre het uiterlijk aanzien een geschikt criterium daarvoor is.

Wat het laatste punt betreft, hierop zullen de cijfers , in de volgende tabel opgeteekend , een voldoend antwoord kunnen geven. DewijHkal weder, zoo als vroeger, eene, van minder tot meer gekleurd , opklim- mende rangorde wenscli in acht te nemen , zullen de nos. 18 en 1G afzonderlijk moeten voorgesteld worden.

(1) Dit woord glukose wordt hier niet strikt , in den eigenlijken zin , gebezigd, maar alleen ter voorkoming van mogelijke verwarring voor de niet ingewijden , wanneer zij de meer eigenlijke uitdrukking: druiven- suiker of stroopsuiker , lezen.

o

X°.

Xamen der Fabrieken.

18.

N°.

Xamen der Fabrieken.

X°. 18.

1

Dankbaarheid.

1.94%

16

'Wangoonredjo.

1,53%

2

Koederan.

1,12

17

Sariredjo.

1,94 ,

3

Kemanlen.

0,63

18

Willem II.

1.00 .,

4

Doekoewringin.

0,95

19

Sentanenlor.

1,22

5

Seroeni.

2,26

20

Gempolkrep.

4,28 .,

6

Tjandi.

1,28

21

Kloerahan.

1,08

7

Tjombang.

2,53

22

Watoetoelis.

3.69 .,

,s

Tangolangin.

1,26

23

Ardiredjo.

1,94

a

Wonopringo.

1,13

24

Djakatra-oost.

1.97

10

Goedo.

1,32

25

Waroe.

0.98 .,

1 1

Ketegan.

J J 5 1 9 >

26

Krian.

0.82 .,

li

De Hoop.

1,30

27

Poewodadi.

4.76

is

Ardjosari.

1,65

28

Ivetenan.

1.19 .,

14

Ivremboong.

0,67 1

29

Gorengareng.

3,61

1 5

Balongbendo.

2,55

30

Kawisredjo.

2,65

l)rie der meest gekleurde en ook, in andere opzigten, min goede monsters , staan nu wel in stroopgehalte bovenaan , maar een vierde (Ketanen) van deze behoort tot de veel zuiverder soorten. Verder zien wij onder de witste soorten (nos. 1, 5 en 7) grooter stroopgehalte en onder de minst witte (25 en 26) bet omgekeerde.

Van de soorten dus, die als no. 18 op Java sreliikwaardio- o-elden en waarschijnlijk doorgaans ook als zoodanig betaald worden , kan de waarde voor den raffinadeur in Nederland, volgens deze uitkomsten, en zonder op andere bestanddeelen zonder waarde te letten, versc-hillen in verhouding van 99,4 tot 95,2 en zulks zonder dat dit door de uitwendige hoedanigheid met zekerheid kan blijken. Zoo de hoopers aldaar een polarisatie-werktuig met geschiktheid gebruiken , zouden zij zeker in dit opzigt veel meer zekerheid hebben.

Eene enkele vergelijking tusschen den gang van bet kalkgehalte cn dat der stroop , in de twee overeenkomstig gerangschikte tabellen . is voldoende, om een bijna volslagen gernis aan overeenstemming te bespeuren. Er zijn echter, in twee opzigten, punten van zamen- tr effing ; vooreerst zijn de nos. 24, 26 en 27 ook onder de nicest kalk- houdende, en ten tweede maakten de nos. 3 en 4, die tot de minst

10

stroophoudende en tevens tot de minst gekleurde behooren , eene opmerkelijke uitzondering door hun lioog kalkgehalte. Het is blijk- baar, dat in de twee laatst bedoelde fabrieken, zwaar gekalkt en minder goed sap verwerkt wordt, tenvijl de nadeelige uitwerking da a r van op de kleur der suiker door beenzwart-filtratie wordt weg- genomen. Van eenige fabrieken , in de tabel genoemd , zou men mogen vermoeden, dat, zoo men er bet sap zwaarder gekalkt had, het no. 18 minder stroophoudend zou geweest zijn. Zij zijn de volgende.

Fabrieken.

Per 1000

deelen suiker.

kalk

stroop

Pankbaarlieid.

0,20

19,4

Seroeni.

0,25

22,6

Djombang.

0,06

25,3

'Wangoonredjo.

0,17

15,3

Sariredjo.

0,11

19,4

Wei is waar zou dan de kleur minder wit geweest zijn , maar door goede beenzwart-filters ware dit te verhelpen , en de suiker zou meer innerlijke waarde gehad hebben.

De gemiddelde verhouding van stroopsuiker, percentsgewijze, in de 27 bovengenoemde monsters, was 1.71. In het Utrechtsche laboratorium werd in 1851 gevonden (1).

Gemiddeld in no. 19 0,26.

a a n 17. 0,68.

Mogen wij hieruit besluiten tot hetgeen vermoedelijk no. 18 zou bevat hebben, namelijk 0,47 pCt. , dan zien wij in de thans onderzochte monsters eene bijna viervoudige toename.

Van hoeveel of van welke residential of fabrieken die monsters wa- ren , wordt niet gezegd. Doch zooveel mag men uit bovenstaande vergelijking wel besluiten, dat de monsters, in 1851 onderzocht , meer

(1) Zie Sckeikundige onderzoekiugen , 5de deel , Sate atuk , pag. 485.

meer suiker per cent bevat hebben , dan de thans behandelde , en zulks in weerwil van den meer verschen staat der laatst bedoelde. Of bier aan eene betere keuring, dan wel aan eene soort van uitkiezing, in 1851, te denken zij , kan ik natuurlijk niet beslissen.

Zeer ongelijk, bij de vorige vergeleken, en ook in zich zelve,zijn de uitkomsten geweestvan de bepalingen der stroopsuiker in de nos. 1(3. Met inachtneming der vroeger gevolgde kleursorde, zal ik die laten volgen, en tevens die der overeenkomstige nos. 18 er weder naast plaatsen.

N°.

Fabrieken.

Stroopsuiker percent.

| K°. 16.

N°. 18.

1

Ivrian.

0,74

0,82

2

Wonopringo.

3.05

1,13

3

Djombang.

1,79

2,53

4

Kemanglen.

4,49

0,63

5

Ivremboong.

0,89

0,67

G

Kloerahan.

2,24

1,08

7

Kawisredjo.

3.2 L

2,65

8

Yossowilangon.

2,92

9

Sariredjo.

4,48

1,94

]0

De Onderneming.

2,33

]1

Sentanenlor.

1.33

1,22

12

Porrong.

5.58

13

Bekassi-oost.

3,63

14

Waroe.

1,21

0,98

15

Doekoewringin.

0,63

0,95

16

De Hoop.

3,05

1,30

17

Dankbaarheid.

4,31

1,94

18

Wangoonredjo.

3,58

1,53

19

Goedo.

6,95

1,32

20

Gorenggareng.

Gemiddeld.

do. van 16 fabrieken, waar-

7,27

3,18

3,61

van ook n°. 18 is onderzocht.

2,45

1,53

Ofschoon nos. 19 en 29, de meest donker gekleurde, ook bet meestc stroop bevatten, is hier toch over het geheel geene overeen- kornst in gang met de orde der kleuring. Wel is bet gemiddelde der

12

tien eerste sleclits 2,61 en dat der tien laatste 3,75 pCt. docli de nos. 2, 4, 7, 9 staan in stroopgehalte zoo hoog boven de nos. 1 1, 14 en 15, dat er aan geene vaste overeenkomst te denken is.

Het kalkgehalte lieeft hiermede geenerlei verband , want in de vier eerst bedoelde lichter gekleurde , met een hoog bedrag aan stroopsuiker , was het gemiddeld 1,03 per mille , en in de drie laatste, donker gekleurde, met betrekkelijk weinig dier stroop , 0,99 per mille.

Behalve in de fabriek no. 9, scbijnt in de zes overige fabrieken vrij zwaar gekalkt te worden , in 2 en 7 zelfs zeer zwaar , althans liaar de nos. 18 te oordeelen. Ik besef zeer wel , dat bij de beoordeeling van kleur en stroopgehalte, ook nog moet gelet worden op de wijze van gaar koken en den duur van het kleijen. Hoe langer men kleit, hoe witter de suiker, zonder dat daarom de hoeveelheid der stroopsuiker in gelijke mate behoeft af te nemen. Immers , zuivere stroop- suiker is bijna kleurloos, en dewijl men zich, bij het kleijen vergenoegt met eene zoo na mogelijk witte kleur over het grootste gedeelte der diepte , zal, naarmate die poren grooter zijn, de brume stroop zoo veel te eer worden uitgedreven, terwijl, gedurende het vaak lang- durige beloop dezer bewerking, door den invloed van het water der klei, ten koste van de gekristalliseerde suiker, weder eenige nieuwe kleurlooze stroop kan gevormd worden, die in de kristallen ten deele besloten blijft.

Deze door kleijen te verwijderen, zou niet wel mogelijk zijn, en de poging zou op groot verlies van suiker uitloopen. Zoo iets zou waarschijnlijk alleen te voorkomen zijn, zoo men het kleijen geheel vervino* door de centrifurraal-toestellen.

Het gemiddelde bedrag aan stroopsuiker in de 20 bovengenoemde monsters no. 16 was 3,18 pCt. In 1821 werd te Utrecht gevonden,

als gemiddelde.

Yoor no. 15 0,86

it n 13. 1 , 1 1

n // 11 * 2,32

Gewis groote verschillen, waaromtrent ik alleen kan herhalen, wat zoo straks bij de vergelijking der nos. 18 gezegd is-

IS

Is een zeker kalkgehalte in de suiker bepaald nuttig en noodig, dat van stroopsuiker scliadelijk, maar niet altijd naar wensch te voorkomen, schadelijk en grootendeels te voorkomen is een hoog bedrao- aan ivater en minerale deelen in het alo;emeen. Dit is almede een voonverp geweest van onderzoek, en de uitkomsten volgen hier gezamenlijk voor de beide nos. 16 en 18.

N°.

Fabrieken.

Minerale deelen percent.

Waarvan Zand.

Water percent.

Residence.

N°. 16.

N°. 18.

N°. 16.

O 1

b— 4

GO

N°. 16.

N°. 18.

1

Hoop.

0,28

0,09

0,13

0,03

1,60

0,47

2

Kloerahan.

0,25

0,10

0,10

0,08

0,81

4,43

3

Dankbaarheid.

0,22

0,10

0,11

0,06

0,90

0,45

4

W angoonredjo.

0,29

0,11

0,12

0,06

1,49

0,47

5

Ardjosari.

0,12

0,05

0,71

6

Sariredjo.

0,30

0,13

0,11

0,07

1,33

2,12

7

Djakatra-oost.

0,17

0,06

0,56

1 Pasoeroean.

8

Ardiredjo.

0,31

0,08

0,53

9

Kawisredjo.

0,25

0,67

0,11

0,08

1,20

1,29

10

Yossowilangon.

0,29

0,34

0,10

0,94

0,78

11

Onderneming.

0,30

0,19

0,11

1,10

0,81

12

Bekassi-oost.

0,31

0,09

1,07

0,73

13

Tangolangin.

0,08

0,02

0,48 \

14

Boedoeran.

0,09

0,03

0,71

15

Willem II.

0,11

0,04

0,26

16

Kremboong.

0,31

0,11

0,08

0,04

0,35

0,30

17

Tjiandi.

0,12

0,09

0,64

18

Ketegan.

0,12

0,04

0,62

19

Watoetoelis.

0,20

0,10

1,43

20

Djombang.

0,46

0,20

0,29

0,18

0,53

0,75

21

Balongbendo.

0,22

0,11

0,75

22

Sentanenlor.

0,25

0,27

0,11

0,10

0,50

0,54

1 Soerabaja.

23

Goedo.

0,40

0,33

0,04

0,22

2,62

0,43

24

Gempolkrep.

0,33

0,18

1,94

25

Ketanen.

0,33

0,09

0,38

26

Ketabang.

0,36

0,60

27

Krian.

0,20

0,16

0,41

0,29

28

Seroeni.

0,27

0,07

0,53

29

Waroe.

0,37

0,75

0,31

30

Parrong.

0,46

0,17

0,27

0,12

2,21

1,63

31

Gorenggareng.

0,36

0,57

0,15

0,12

3,30

1,90 (

32

Poerwodadi.

0,80

0,57

3,18

Madioen.

33

Wonopringo.

0,62

0,69

0,08

0,07

0,89

0,45 7

Pekalongan.

34

Kemanglen.

0,44

0,51

0,07

0,05

1,76

0,18 )

35

Doekoewringin.

0,30

0,47

0,02

0,03

0,61

0,75

Tegal.

Gemiddeld.

0,33

0,28

1,22

0,82 >

4

14

De boven opgegevene verhoudingen van minerale stoffen bevatten ook den kalk , die daarin als koolzure kalk is berekend. Zij zijn dus niet geheel nutteloos naar die verhoudingen , maar moeten met die van den koolzuren kalk verminderd worden. Hoogst verscheiden is de betrekking van het geheel dier stoffen tot het kalkzout , dat er een deel van nitmaakt.

Bij 6 derzelve bedraagt het meer dan de helft van die stoffen (58 tot 73 pCt.) , namelijk nos. 14,15, 22, 24, 25 en 31. In deze kan men de overige minerale stoffen voor een groot gedeelte toeschrij veil aan de onzuiverheden van den gebruikten kalk zelven.

In 16 monsters van no. 18, maakt de koolzure kalk meer dan een vierde (25 pCt. tot 49 pCt.) van de minerale stoffen uit. Het zijn de nos. 1, 2, 3, 8, 9, 13, 16, 17, 19, 21, 30, 31, 33, 34 en 35.

Bij tien daarvan bestonden die minerale stoffen bijna geheel uit zand en koolzuren kalk; bij de zes overige (nos. 3, 9, 13, 18, 33 en 34) was 40 tot 50 pCt. daarvan hoofdzakelijk een mengsel van aluinaarde en ijzeroxyde, dat aan de klei kan ontleend zijn. Daar echter de nos. 3, 13 en 18 zeer weinig minerale stoffen bevatten, komen deze twee stoffen daar naauwelijks in aanmerking. Anders is het bij nos. 9, 33 en 34, die van 0,51 pCt. tot 0,69 pCt. van die stoffen inhouden.

In 7 monsters eindelijk, de nos. 5, 6, 11, 20, 23, 28 en32, be- staan de minerale deelen voor minder dan i/4 (5 pCt. tot 24 pCt.) uit koolzuren kalk. Alleen in drie daarvan , nos. 5 , 6 en 28 , zijn 40 pCt. tot 50 pCt. der minerale deelen hoofdzakelijk uit aluinaarde en ijzeroxyde zamengesteld , maar onder deze heeft alleen no. 28 en tamelijk lioog asch-gehalte , dat bij 5 en 6 veel geringer is.

Het voornaamste verschil in de zamenstelling dezer minerale bestand- deelen der suiker no. 18, bovengenoemd , bestaat derhalve daarin , dat de verhouding tusschen zand en koolzuren kalk zeer afwisselt.

In sommige, zooals in nos. 7, 14, 20, 25 en 32, was <0 toe 90 pCt. dier deelen enkel zand en kiezelaarde, en bevatte alleen de laatste (Poerwodadi) een hoog (en wel het hoogst bedrag van alien , 0,80 pCt.) aan minerale deelen. Aan deze fabriek was dus zeker veel minerale onzuiverheid gansch ncodeloos toegevoegd.

15

Ik zal mij onthouden deze vergelijking ook op de nos. 16 door te voeren, te meer omdat, bij al de afvvijkingen in mineraal gehalte tus- schen deze en de nos 18, het gemiddelde , namelijk 0,33 pCt., zoo wei- nig van dat der laatste , 0,28 pCt. versehilt. Dat het in de nos. 16 nu eens boven , dan eens beneden de nos. 18 is, aeht ik zeer begrijpelijk doordat niet alle kooksels aan dezelfde fabriek even zuiver uitvallen. In den regel zou men een merkelijk hooger bedrag in de nos. 16 mogen venvachten, en daarom schijnt het, dat bij v. in de fabrieken 0, 10, 26, 31, 34 en 35 zoodanig verschil in kooksel niet tot de zeldzaamhedenbehoort. Groot is almede de speling tusschen het waterge- halte der nos. 18, daar wij als minimum 0,1 8 pCt., als maximum 3,18 pCt. bekomen. Daar het is aan te nemen , dat de gezondene monsters , ras na het droogen , in de stopflesschen gedaan werden , moet voor deze verschillen of op het klimaat of op het stroopgehalte worden gelet. Immers de meest stroophoudende suiker is het moeijelijkste te droogen en droog te houden. Ik zal tot bepaling der gedachten , de monsters van dezelfde fabrieken met derzelver gehalte aan stroop en water, onder elkander stellen, ten einde daarin welligt verband te vinden.

16

Fabrieken.

Water °/c

Stroopsuiker.

Fabrieken.

Water %

Stroopsuiker.

Kemanglen.

N°. 18.

0,63

Watoetoelies.

1,43

3,69

Willem II.

0,18

1,00

Gorenggareng.

1,90

3,61

Krian .

0,26

0,82

Gempolkrep. (1)

1,94

4,28

Kremboong.

0,29

0,67

Sariredjo.

2,12

1,94

Waroe.

0,30

0,98

Poerwodadi.

3,18

4,76

Ketanen.

Kloeralian.

Goedo.

Dankbaarheid.

0,31

0,38

0,43

0,43

1,19

1,08

1,32

1,94

Kremboong.

N°. 16 0,35

0,89

Wonopringo.

0,45

1,13

Krian.

0,41

0,74

Hoop.

0,45

1,30

Sentanenlor.

0,50

1,33

Wangoonredjo.

0,47

1,53

Djombang.

0,53

1,79

Tangolangin.

0,47

1,26

Doekoewringin.

0,61

0,63

Ardiredjo.

0,48

1,94

Waroe.

0,75

1,21

Seroeni.

0,53

2,26

Kloeralian.

0,81

2,24

Sentanenlor.

0,53

1,22

Dankbaarheid.

0,90

4,31

Djakatra-oost.

0,54

1,97

Wonopringo.

0,89

3,05

Ketegan.

0,56

1,51

Yossowilangon.

0,94

2,92

Tjandi.

0,62

1,28

Bekassioost.

1,07

3,63

Eoedoeran.

0,64

1,12

Onderneming.

1,10

2,33

Ardjosari.

0,71

1,65

Kawisredjo.

1,20

3,21

Bekassi-oost.

0,71

?

Sariredjo.

1,33

4,48

Djombang.

0,73

2,53

Wangoonredjo.

1,49

3,58

Balongbendo.

0,75

2,53

Hoop.

1,60

3,05

Doekoewringin.

0,75

0,95

Kemanglen.

1,76

4,49

Yossowilangon.

0,75

?

Porrong.

2,21

5,58

Onderneming.

0,78

?

Goedo.

2,62

6,95

Kawisredjo.

0,81

2,65

Gorenggareng.

3,30

7,27

1,29

In beide tabellen zijn de suikermonsters gerangscliikt naar de toe- name der vochtigheid , en ofscboon zekerlijk in de kolom er naast, liet glnkose-gehalte voorstellende , niet dezelfde geregelde opklimming bestaat, is toch vooral bij de nos. 16 het hoogste bedrag aan glukose , ook in de vochtigste suikermonsters aanwezig.

Gaan wij bij de nos. 18 uit van 2 pCt. of daaromstreeks , aan glukose als minimum, en bij de nos. 16 van 3 pCt. dan vinden wij voor die monsters gemiddeld aan water en stroopgehalte :

(1) De flesch, waarin dit monster ontvangen werd, was gebroken.

17

Suikersoorten.

Water.

Glukose.

12 van n°. 18.

1,29 %

2,84 %

12 van n°. 16.

1,61 ,,

4,40

Wij kunnen het geheel zelfs onderdeelen in eenige kategorien, en vinden nog verband tnsscken beide bestanddeelen , bijv.

N°. 18.

N°. 16.

Verhouding van Glukose.

Water.

Glukose.

Verhouding vanGlukose.

Water. '

Glukose.

5

Beneden l°/0

0,47

0,80

6

Beneden 1 1°/0

0,53

1,10

12

1% tot 11%

0,49

1,25

5

H % tot 3%

1,07

2,72

9

11% tot 2>-%

0,54

2,03

6

3% tot 4 / 0

1,29

3,95

5

boven 2|0/o

1,95

3,80

3

boven 4^%

2,71

6,60

Dewijl en de glukose en de aanhangende stroop zeer gretig vocht aantrekken, was het te voorzien, dat met de toename der laatste, de suiker minder droog zoude zijn. Een gedeelte vocht, te grooter naarmate de suiker meer stroophoudende is, kan er bij de zonnehitte niet worden uitgedreven , en dit, gevoegd bij den niet gelijken tijd, tusschen het droogen en het in de flesschen doen der verschillende mons- ters verloopen, moet de oorzaak zijn, van de ongelijke verhouding, die in de afzonderlijke kategorien tusschen water- en stroopgehalte bestaan.

Vergelijken wij het gemiddelde der medegedeelde water- en asch- gehalten met die, in 1851 te Utrecht gevonden, dan zijn de tegen- woordige uitkomsten ongunstiger, in het watergehalte.

De toenmalige waren :

18

Gemiddeld

van nos.

19

water

0,25 o/0

ascii

0,10 o/0

If

If

If

17

If

0,44 «

If

0,53 n

if

//

If

15

If

0,56 n

If

0,33 a

Tenvijl

alhier werd

gevonden :

Gemiddeld

van nos.

18

water

0,82 o/0

ascii

0,28 o/0

If

//

If

16

it

1,22 -/

If

0,33 a

Bepalen wij , door aftrekking, hoeveel eigenlijke, zuivere suiker van 100 deelen van elk der onderzochte monsters overblijft, waarnaar men alleen de waarde kan schatten, dan bekomen wij als volgt:

N°.

Fabrieken.

N°. 18.

N°.

Fabrieken.

N°. 18.

1

s.

1

Ivreniboong.

98,92

2

Krian.

98,73

3

Kemanglen.

98,68

4

Willem II.

98,63

5

Waroe.

98,51

6

Ivloerahan.

98,39

7

Tangolangin.

98,18

8

Ketanen.

98,10

9

Boedoeran.

98,08

10

Sentanenlor.

97,97

11

Goede.

97,92

12

Wangoonredjo.

97,89

13

Doekoewringin.

97,83

14

Ketegan.

97,74

15

Wonopringo.

97,73

16

Ardjosari.

97,52

17

Dankbaarheid.

97,51

13

Tjiandi.

97,36

19

Djakatra-oost.

97,30

20

Ardiredjo.

97,23

21

Seroeni.

97,00

22

Djoembang.

96,52

23

Balongbendo.

96,48

24

IIoop.

96,34

25

Sariredjo.

95,81

26

Kawisredjo.

95,39

27

Watoetoelis.

94,67

28

Gorenggareng.

S4,00

29

Gernpcikrep.

93,45

30

Poerwodadi.

91,28

Gemiddeld.

97,04

1

2

3

4

1

2

3

4

5

6

7

8

9

]0

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20 21

No. 17.

Seroeni.

96,82

Goede.

93,36

Kemanglen.

93,25

Idem ander monster.

92,50

Gemiddeld.

93,98

No. 16.

Krian.

98,65

Doekoewringin.

98,46

Sentanenlor.

97,92

Waroe.

97,67

Kremboong.

97,59

Djoembang.

97,21

Kloerahan.

97,10

Onderneming.

96.27

Yossowilangon.

95,58

Kawisredjo.

95,34

Hoop.

95,07

Bekassi-oost.

95,00

Wagoonredjo.

94,84

Wonopringo.

94,77

Dankbaarheid.

94,57

Sariredjo.

94,45

Kemanglen.

95,30

Parrong.

91,75

Goedo.

90,03

Gorenggareng.

89,07

Doekce-wringin.

86,72

Gemiddeld.

94,83

19

Deze cijfers toonen aan, dat in de genoemde monsters, de suiker- waarde der nos. 16 bijna zoo hoog ldimt, als van de nos. 18; maar dat zij lager dalen in dit opzigt, zoodat liet gemiddelde ruim 2 pCt. minder bedroeg.

Ten tweede kan men er uit afleiden , dat de twee nos. van dezelfde fabriek, soms zeer verschilden in suikenvaarde , bijvd.

Kemanglen, nadeelig verschil van nos. 16 5,38.

Goedo, do. do 7,92.

Doekoewringin 11,11.

Gorenggareng. , * 4,93.

Van andere fabrieken waren zij genoegzaam volkomen gelijk , bijvd :

Krian verschil 0,08.

Sentanenlor 0,05.

Kawisredjo 0,05.

Terwijl bij eene fabriek, Djoembang, bet no. 16 0,69 hooger waarde bad, dan het no. 18.

Nog meer uiteenloopende uitkomsten verkrijgen wij , door de nos. 16 van eenige fabrieken met de nos. 18 van andere te vergelijken , bijvd. het voordeelig verschil van het no. 16 boven no. 18 was:

O

No. 16.

N°. 18.

Krian.

Djoembang.

2,13.

33

Balongbendo.

2,17.

33

Hoop.

2,31.

33

Sariredjo.

2,84.

33

Kawisredjo.

3,26.

33

"VVatoetoelis.

3,98.

31

Gorenggareng.

4,65.

33

Gempolkrep.

4,20.

33

Poewodadi.

7,39.

Er heerscht in dit opzigt dus niterst weinig regelmatigheid ; en ofschoon het waar zij, dat niet elk no. 16 aan de markt even hoog wordt betaald , twijfel ik zeer, of men op het oog, de wezenlijke waarde kan schatten. Een droogproef en een onderzoek met den

20

polarisatie-toestel zouden daartoe ontbeerlijk , maar ook voldoende zijn, omdat hoofdoorzaken van die verschillen in waarde gelegen zijn in het voclit- en stroop-gehalte. Dewijl de koperproef juister uitkomsten geeft , dan die der polarisatie , en spoedig kan afloopen , zoude dit middel nog beter zijn. Door aanwending van deze beide proeven zou men veel juister, dan op de thans gevolgde wijze, de suiker der fabrieken kunnen keuren, en het zou, geloof ik , de moeite en kosten wel beloonen , indien daartoe op Java , althans voor een gedeelte van het jaar, een deskundige wierd aaugesteld.

Een derde punt, in hoe verre de bereidingswijze , door stoom of wel op opene vuren , met of zonder beenzwartfilters , op de bovenge- noemde waarde der suiker invloed lieeft gehad , kan ik niet beoor- deelen, omdat ik niet genoeg ben ingelicht, hoe men thans in al die fabrieken werkt.

Voor het tegenwoordige wensch ik mij van verdere beschouwingen te orthouden, en mij te bepalen tot het resume:

1°. Dat door zware kalking , de suiker no. 18, regtstreeks eene nadee- lige verandering ondergaat in tint, wegens de chemische verbinding tusschen kalk en suiker, terwijl in zekere mate daartoe ook het stroopgehalte kan bijdragen, namelijk wanneer dit hoog is. Voor de nos. 1G is dit niet het geval, omdat de aanhangende gekleurde stroop hier doorgaans den meesten invloed lieeft. Zoo die zware kalking inderdaad noodig is, voor een voldoend produkt van suiker, dan getuigt zulks tegen de hoedanigheid van het sap , en in vele gevallen tegen den grond , waarop het riet gekweekt is.

2°. Dat in den regel , als gemiddelde over een zeker aantal monsters , de suiker des te vochtiger is; en zeer zeker nog verder wordt, naarmate het stroopgehalte hooger klimt.

3°. Dat er zeer weinig verband bestaat tusschen de kleur der suiker en de keuring op Java, met de wezenlijke suikerwaarde , die zij voor den raffinadeur moet hebben. De wijze van keuring is ongeschikt, en ook de keurwijze aan de europesche markt onzeker.

Buitenzorg , 8 November 1857.

<i tiU .J

UNIVERSITY OF ILLINOIS-URBANA

598 2991 R720 C001

3 0112 010232434