driemaandelijks tijdschrift van de veseNTHTFie vbhh ^nbsmslbbt^ van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen Redaktieadres : W. De Prins, Diksmuidelaan 176, 2600 Berchem. Tel. : 031-22.02.35 Jaargang 2 Januari 1974 Nummer 1 BIOGEOQRAFIE VAN HETEROPTERUS MORPHEUS PALLAS ( Lepidoptera, Hesperiidae) Dit fraaie insekt werd in 1771 door Pallas in zijn "Reisen durch verschiedene Provinzen des russischen Reiches" I, p. 471 beschreven. De beschreven exemplaren zijn afkom- stig van Samara in het zuiden van Rusland. In België is de soort zeldzaam en bovendien zeer sterk ge- lokaliseerd. Heteropterus morpheus werd voor het eerst in de Belgische entomologische literatuur vermeld in 1869 in de "Annales de la Société entomologique de Belgique", T. XIII, p. XXVII. De heer Frein zou 1 <ƒ en 1 9 gevonden hebben te Neufchateau (provincie Luxemburg) . In 1873 ver- meldt Quaedvlieg deze vondst in zijn aantrekkelijk boekje in zakformaat "Papillons Diurnes de Belgique". In 1876 verschijnt het eerste deel van het driedelig iconografisch kunstwerk, dat in 1884 voltooid werd door Ch. & A. Dubois, "Les Papillons diurnes de Belgique'*. Dat is wel het aller- mooiste werk dat ooit over de Belgische vlinderfauna ge- schreven werd. De kleurplaten zijn nog steeds onovertrof- fen. Che & A. Dubois vermelden eveneens de vondst van M. Frein te Neufchateau. In 1882 doet Donckier de Donceel hetzelfde in zijn "Catalogue des Lépidoptères de Belgique? In 1900 wordt de soort gewoon opgesomd in de gelijknamige catalogus van L.J. Lambillion. Dezelfde auteur publiceert in 1903 opnieuw een "Catalogue des Lépidoptères de Belgi- que”, vermeldt Neufchateau en citeert als bron Donckier de Donceel. Lambillion voegt er echter nog twee nieuwe vind- plaatsen aan toe? met name Arlon en Couvin (?). De auteur citeert echter hiervoor geen bron en plaatst dan nog een vraagteken na Couvin. In 1926 vermeldt F. Derenne in zijn "Addenda au Catalogue des Lépidoptères de Belgique" nog enkele nieuwe vindplaatsen s "Eprave (Rév. Freeman teste de Crombrugghe) , Hertogenwald (Franck) , Bois de Reeroete- ren prés de Maeseyck (Seydel, Candèze)". Ook M. De Laver citeert deze laatste vindplaats in het tijdschrift Lambil- lionea van 1933 (p. 231). Tenslotte wordt H. morpheus in 1944 door L. Berger in zijn "Liste des Rhopalocères beiges" in hetzelfde tijdschrift op blz. 13 gewoon vermeld. In het bos van Reeroeteren bij Maaseik (provincie Limburg) werd de soort tussen 22 juni en 16 juli in de jaren 1921, 1923, 1926, 1928, 1937, 1937, 1951 enz. door verschillende verzamelaars verscheidene ma- len gevangen. Op 30 juni 1945 ving Dr. A. Wéry enkele specimen ten noorden van Maaseik. Deze laatste populatie sluit aan bij deze uit de Rederlandse provincie Roord-Bra- bant waar de vlinder in 1930 nog te Maarheeze en Budel werd waargenomen. Wat de oudere gegevens van voor 1926 betreft, die betrekking hebben op vindplaatsen in het zui- den van ons land, zijn wij van mening dat H. morpheus daar hoogstwaarschijnlijk niet meer voorkomt, met uitzondering misschien van het Hertogenwald, waar de soort nog in 1938 werd gevangen. . In 1969 en 1971 hadden wij zelf het grote genoegen de vlinder in zijn biotoop aan de Belgisch-Reder- landse grens vrij talrijk te kunnen observeren. In Denemarken vindt men H. morpheus zeer lokaal op Lolland en Falster. De vlinder komt bovendien sporadisch voor in het zuiden van Zweden en Finland. In Roord- Duits land, van Sleeswijk tot Hamburg en Brunswijk en in Polen en Litouwen komt hij eveneens zeer lokaal voor. In West-Frankrijk is H. morpheus, hoewel steeds lokaal, tamelijk goed verspreid. Hij komt er o.a. in de volgende departementen voor s Oise, Eure, Seine-Inf érieure , Calva- dos, Manche, Mayenne, Sarthe^ Ille-et-Vilaine? Cötes du Nord, Finistère, Morbihan, Loire-Inf érieure , Maine-et-Loi- re, Vendée, Deux-Sèvres, Charente-Inf érieure , Charente, Dordogne, Gironde. Ten noorden van de Somme komt hij ech- ter niet voor. Meer in Centraal-Fr ankrijk vindt men de soort in de departementen Creux, Indre, Cher, Loir-et- Cher, Essonne, Rièvre, Aube en Cantal. In Zuid-Frankrijk heeft men de vlinder tot nog toe enkel in de Pyreneeën (Basses-Pyrénées , Haute s-Pyrénées , Haute-Garonne , Aude en Ariège) en ook zeer lokaal in het departement Alpes-Mari- times gevonden. Zijn aanwezigheid in dit laatste gebied vergt echter bevestiging. Picard noemde de populaties uit de streek van Biarritz ssp. vasconiae. Tot ditzelfde ras zouden ook de Spaanse populaties uit de streek van Bilbao behoren. H. morpheus komt er verder nog voor tussen San 2 Sebastian en Oviedo, Pederuales (Vizcaya), Parayas (Camar- go-S ant ander ) , Monte Ulia (Vizcaya), Pefia Corbes, La Flo- rida (Siërra Cabuerniga-Santander) . In Zwitserland komt de soort enkel voor in Graubunden en Ticino, waar ze lokaal soms zeer talrijk is. Het zou hier om een ander ras gaan, nl. ssp. aniensis Dannehl. Inder- daad, de exemplaren die wij gezien hebben uit dit subalpi- ne gebied zijn veel dieper en glanzend zwart gekleurd en gemiddeld veel groter dan de exemplaren uit onze Belgische populatie. De vlekken op de onderkant der achtervleugels zijn sterk zwart gezoomd, zodanig dat de gele basiskleur nog nauwelijks zichtbaar is. In Italië komt de vlinder eveneens voor in de subalpine zone van Piemont oostwaarts tot de Alto-Adige en Gorizia, in de omgeving van het Garda- en Comomeer en op enkele plaatsen in de streek van Udine en Lazio, ook in het plat- teland rond Rome op vochtige plaatsen. Het gaat hier even- eens over ssp. aniensis Dannehl. Verder komt H. morpheus voor in Neder-Oostenri jk, Stiermarken, Hongarije, Tsjecho- slowakije en in Roemenië, maar steeds lokaal en lang niet overal . In Joegoslavië kan men hem soms aantreffen in Istrië, Bos- nië, Servië en sporadisch eveneens in Macedonië. In de U.S.S.R. vliegt H. morpheus in een enorm groot versprei- dingsareaal. De soort komt verder voor in het grootste deel van Midden-Azië tot het Amoergebied en Korea. De soort schijnt niet voor te komen op de Britse eilanden; op de kanaaleilanden (Jersey) echter wel. Het biotoop van H. morpheus bestaat gewoonlijk uit een nogal open loofwoudassociatie waarin Calamagrostis lanceo- lata en Molinia caerulea meestal de voedselplanten van de rups zijn en in moerassige gebieden dikwijls groeien naast Cladium mariscus en als ondergroei van populieren. Op an- dere vochtige en zure terreinen, zoals in West-Prankri jk, vindt men in het biotoop naast de voedselplant Molinia caerulea meestal nog Calluna vulgaris, Erica cinerea, Eri- ca tetralix, Erica ciliaris, Ulex nanus en soms Gentiane pneumonanthe , een vrij nat en zuur heidegebied. H. mor- pheus komt meestal voor tot op een hoogte van 700 m. Het is dus een uitgesproken laagland- en heuvelland-minnende soort. Volgens G. de Lattin (Grundriss der Zoogeographie) is He- teropterus morpheus een Siberisch faunaelement. De relikt- populaties van Zuid-Holland, in aansluiting met deze van 3 Limburg, die van West-Frankrijk en tenslotte die van Cen- traal-Italië zouden volgens hem de overblijfsels zijn van een enorm groot areaal dat in de postglaciale periode tot aan de Atlantische Oceaan zou gelegen hebben. Later volg- de een regressie van de westelijke areaalgrenzen, waarbij voorgenoemde reliktpopulaties achterbleven, tot in het oosten van Centraal-Eurppa. Over de oorzaken van dit te- rugtrekken is echter weinig bekend. In recente tijden is de soort zich van oostelijk Centraal- Europa uit opnieuw meer westwaarts gaan verspreiden - zij het dan op relatief kleine oppervlakte - en heeft heden opnieuw eenlijn ter hoogte van Hamburg bereikt. Sinds de jaren 1934 is de vlinder zijn areaal gaan verruimen in Sleeswijk-Holstein en in de oostelijke delen van het Ne- der-Elbegebied (1936). Het gaat hier waarschijnlijk over een herbezetting van een deel van het oorspronkelijk are- aal dat verloren ging gedurende een felle klimaatsverande- ring na de Litorina-periode. Zijn huidige eigenaardige verspreiding (zie kaartje) vol leemten, van Oost-Azië tot West-Europa, met een groot gebied in Centraal-Europa, waar H. morpheus schijnbaar niet voorkomt, geeft tot deze be- denking aanleiding. De noordgrens van de verspreiding in Europa verloopt langs de zuidelijke kust van de Oostzee (58° NB; en eindigde tot omstreeks 1933 als westgrens van een min of meer gesloten areaal in Mecklenburg (gebied rond Parchim, Schwenn) . Van daaruit verliep de westgrens over Lüneburg, in de omgeving van Hannover en zo verder tot Brunswijk. Gezien Heteropterus morpheus tot een der zeldzaamste en tot de uiterst gelokaliseerde inheemse vlindersoorten be- hoort en de geringste wijziging in zijn biotoop ongetwij- feld en misschien wel onherroepelijk zijn biologisch even- wicht zou kunnen verbreken, zou iedere entomoloog of ver- zamelaar de soort moeten beschermen. Hoe kan hij dit? -Door zeker niet meer dan één paartje per jaar en per vindplaats in onze gewesten te vangen. -Door geen overdreven propaganda over de juiste vindplaat- sen van de soort te maken. -Door eventueel nieuw ontdekte vindplaatsen alleen aan zeer betrouwbare personen mede te delen. 4 ( -En last not least door in alles wat de natuur aangaat zich te laten leiden door een gezonde wetenschappelijke geest en natuurbeschermingsgedachte en niet door een zie- ke verzamelwoede. Deze kan men botvieren op postzegels, sigarenbandjes, lucifersdoosjes enz. Ronny Leestmans Literatuur s Naast de geciteerde bronnen kan de lezer de biogeografie van H. morpheus verder uitdiepen door een keuze te maken uit volgende werken 2 1926 s Warren, B.C.S., Monograph of the tribe Hesperiidi, in Trans. Ent. Soc. London, 74-. 1940-53 s Verity, R. , Le Farfalle Diurna d'Italia. 194-7 s Picard, J. , Rev. Fran^ Lép., XI, p. 226. 194*7 * Verity, R. , Les variations géographiques et sai- sonnières des Papillons diurnes en France, p.40.^ 1949 s Picard, J. , Note sur les Hesperiidae francais, in Rev. Franq. Lép., T. XII, p. 23. 1949-50 : Picard, J. , Répartition de Heteropterus morpheus en Europe, in Rev. Franq. Lép., T. XIII. 1951 : Kauffmann, G. , Die Hesperiidae der Schweiz, in Mitth. Schweiz. Ent. Gesell., Band XXIV, Heft 4. 1955-56 2 Olivier, R. , Observations sur H. morpheus Pall. et Pamphila palaemon Pall., in Rev. Franq. Lép., T. XV, p. 34-36. 1955-56 2 Warnecke, G. , Die Grossschmetterlinge des Nie- derelbegebietes und Schleswig-Holsteins. I Tag- f alter, in Verh. Ver. Naturwiss. Heimatforschung zu Hamburg, Band 32. 1959 2 Bourgogne, J. , Heteropterus morpheus dans le Fini- stère, in Alexanor, T. I, fase. 4, p. 228. 1961 2 Olivier, R. , Heteropterus morpheus Pallas dans le Calvados, in Alexanor, T. Il , fase. 2, p. 56. 1961 2 Warnecke, G. , Rezente Are alvergröss ervingen bei Ma- krolepidopteren in Mittel- und Nordeuropa, in Bon- ner Zoologische Beitrage, p. 120. 1969 s Hackray & Sarlet, Catalogue des Macrolépidoptères de Belgique, fase. 3» P* 40-41. 1971 : Van Schepdael, J. , Sur les tracés d* Heteropterus morpheus Pall. en Campine, in Linneana Belgica, Pars V, nr. 3, p. 67-69. 5 6 LUST VAN LEPIDOPTERA UIT DE ANTWERPSE OMGEVING ADDENDUM 6 Familie s Lymantriidae Orgyia gonostigma F. Wijnegem s 15. IX. 45 (1 cO Westmalle s 15.IX.45 (1 c/) - 22.IX.46 (1 6) 13.VI.49 (1 o) Herentals s 28.V.52 (1 o) Vorselaar : 20. IX. 63 (1 o) Al deze gegevens werden medegedeeld door E. Hostie. W. De Prins vond in de verzameling van het Koninklijk In- stituut voor Natuurwetenschappen te Brussel 2 ckf, gevangen te Mechelen in 1887. Verder nog 2 do" afkomstig van de onr- middellijke omgeving van Antwerpen j Burcht en Edegem. Beide exemplaren dateren uit 1918. Cat. Lambillion ver- meldt als enige vindplaats in het noorden van het land : Kalmthout. De addenda van Derenne voegt nog een tweetal vindplaatsen in de omgeving van Gent toe. Hoewel cat. Lhomme die drie voornoemde vangsten vermeldt, staat er hij de lijst der Belgische vindplaatsen de nota : "N'existe pas dans le nord de la Belgique" ( ! ) . De meeste vangsten stammen uit de Kalkstreek van de Gaume. Cat. Lempke schrijft "vrij lokale soort". In de provincie Noord- Bra- bant werd de vlinder herhaaldelijk gevangen. Familie : Lasiocampidae Eriogaster lanestris L. Arendonk : 9.X.43 (1 6) (E. Hostie) Ik ken geen enkel ander gegeven over het voorkomen in het noorden van België. Buiten enkele vangsten in Brabant werd de vlinder alleen aangetroffen in het Maasbekken. In Nederland zeer zeldzaam. A. Janssen 7 DE ACHTERUITGANG VAN DE EENDAGSVLIEGEN IN ONZE STREKEN (Ephemeroptera) Op 30 november sprak dr. H. Gysels in de Keurvelszaal over de achteruitgang van de Eendagsvliegen in de Beneluxlanden. Hij begon zijn voordracht met een korte schets van de le- venswijze van deze merkwaardige insektengroep. De haften vormen namelijk als enige orde een sub- imago na de larvale periode. Het wetenschappelijk onderzoek van dhr. Gysels bestond hierin dat de haftelarven in water werden gebracht waarin verschillende soorten insekticiden waren opgelost. Door agar-elektroforese van de hemolymfe kon duidelijk aangetoond worden dat deze insekticiden een noodlottige verandering teweeg brengen in de samenstelling van de ei- witten. Door coupes van de dode larven te maken, kon men zien dat de giftige stoffen zich ophoopten in de ganglia van het zenuwstelsel, vooral in de klieren die nieuwe ze- nuwcellen moeten produceren. Van beide methoden werden prachtige dia’s getoond. Aangezien de waterlopen o.a. dezelfde giftige stoffen be- vatten als in de proeven van dr. Gysels, zijn de meeste haftesoorten verdwenen uit onze streken. Enkel in een ge- deelte van Limburg en in de Ardennen kan men ze nog tal- rijk aantreffen. De larven van de Eendagsvliegen vormen een belangrijke schakel in de voedselketen yan het zoete water. Zij voeden zich met kleine schaaldiert jes en wor- den gegeten door vissen. Maar buiten dit nuttigheidsas- pekt vindt dr. Gysels dat wij toch ook moeten bekommerd zijn om de geestelijke verarming die wij ondergaan bij het verdwijnen van gelijk welke diersoort. De verarming van het natuurlijk milieu betekent tevens een verarming van onze kuituur. W. De Prins INTERESSANTE ARTIKELS Atalanta (Gent), nr. 11, november 1973 : P. Durinck behandelt de dagvlinders van de Durmevallei. Het artikel bevat een beschrijving van het biotoop en de opsomming met kort kommentaar van de 28 waargenomen dag- vlinders oort en in dat gebied. 8 Tijdschrift van de Belgische Lepidopterologische Kring s nr. 11, november 1973 : G. Demoulin beschrijft de kleurverschillen bij de soorten en ondersoorten van het genus Gonepteryx. De auteur geeft tevens enige gegevens over de kleuren bij de Pieridae en de mogelijkheid deze te wijzigen door chemische behande- ling. M. Devarenne begint een studie over Iphiclides podalirius L. en I. feisthamelii Duponchel die volgens hem inderdaad twee goede soorten zijn, hetgeen ontkend wordt in Higgins & Riley s A field guide to the Butterflies of Britain and Europe. E. Van Cappellen bespreekt zijn vangst op Sardinië van Hipparchia neomiris Godart. (Afbeelding in zwart-wit van ö' en 9) . Linneana Belgica, Pars V, nr. 7« Dr. C. Wagner-Rollinger : Aperqu historique de 1’activité lépidoptérologique du Grand- Duché de Luxembourg. R. Sausus : Mythimna unipuncta Haw. (Lep., Noctuidae), nieuwe soort voor de Belgische fauna. Entomologische Zeitschrift (Frankfurt) nr. 20, 15 oktober 1973 : L. Kobes beschrijft een nieuwe soort van het genus Gripo- sia, (Lep.. Noctuidae). De soort komt voor in Anatolië (Klein-Azië) en wordt genoemd naar de ontdekker, Rudolf Pinker : Griposia pinkeri. Het artikel bevat naast foto's van Griposia aprilina en G. pinkeri ook de afbeeldingen van de genitaalapparaten van beide soorten. nr. 21, 1 november 1973 '• H. Paulus bespreekt de boktorrenfauna (Coleoptera, Ceram- bycidae) van de omgeving van Mainz (Duitsland). nr. 22, 15 november 1973 : K. Schurian behandelt de biologie van Ly sandra hispana Herrich-Schaffer (Lep., Lycaenidae). Hierbij toont hij aan dat de voedselplant wel degelijk Hippocrepis comosa L. is zoals reeds Beuret beweerde. Verder volgt ook een kor- te beschrijving van het ei, de rups en de pop. (2 afbeel- dingen in zwart-wit van ei, rups en pop). The Entomologist's Record, nr. 9» september 1973 : L. McLeod bespreekt zijn entomologische onderzoekingen in het gebied van de Mont Ventoux tijdens 1972. Hij nam in het totaal 122 Macrolepidoptera waar, waaronder 13 soorten Zygaenidae . 9 Entomologische Berichten : september 1973 : Herman Stammeshuis i Het bepalen van de sekse van de rup- sen en de poppen van enkele Pieris-soorten. W.L. Blom : Een nieuwe Zygaena ontdekt in Iran (Zygaena esseni). november 1973 : W.M. De Brouwer en B.J. Lempke bespreken drie jaar van lichtvangsten in het Zuidhollandse tuinbouwgebied rond Naaldwijk. In het totaal werden daar 258 soorten gevangen. W. De Prins THE ENTOMOLOGIST In het onlangs verschenen julinummer van "The Entomologist" stak een eenvoudig gestencild blaadje met een geweldige mededeling t "We regret to announce that THE ENTOMOLOGIST will cease publication at the end of this year." Dit we- reldberoemd© tijdschrift zal dus niet meer verschijnen in 1974! Het eerste nummer werd in 1939 uitgegeven door New- man, maar het duurde tot 1842 alvorens het eerste deel volledig was. Dan volgde een lange onderbreking tot 1862. Van toen af verscheen het tijdschrift regelmatiger tot he- den. Volume 106 (1973) sluit dus een belangrijk stuk en- tomologische literatuur af. Het tijdschrift werd uitgege- ven door The British Trust for Entomology Ltd. W. De Prins AANWINST VOOR DE BIBLIOTHEEK Ir. H.G. Dirickx, ondervoorzitter, schonk een exemplaar van "Hewitson on Butterflies, 1867-1877”* Pr. L.G. Hig- gins schreef het voorwoord van dit werk. Dan volgen de herdrukken van vier zeldzame werken van W. C. Hewitson : Descriptions of one hundred new species of Hesperiidae, Descriptions of some new species of Lycaenidae, Equatorial Lepidoptera collected by Mr. Buckley, Bolivian Butterflies collected by Mr. Buckley. 10 Van ir. Ch. Verstraeten ontvingen we de voorlopige atlas met de verspre idingskaart en 701-800. Deze kaarten geven de verspreiding weer van een lange reeks keversoorten uit verschillende families en ook van vlinders uit de families der Cossidae, Hepialidae, Lasiocampidae, Thyatiridae, Thy- rididae, Lymantnidae , Cochlidiidae. \ W. De Prins HOWARTH, T.G. - SOUTH 'S BRITISH BUTTERFLIES p. XIII, 210 - 51 fig* in tekst - 48 gekleurde, platen - 57 verspreidingskaarten. Afm. 276 x 192 mm. Uitgever s Prederick Warne & Co. , Ltd., 40 Bedford Square, London WC 1B 5HE. 1973» Prijs gebonden £ 10.50. Om te beginnen een kleine opmerking s voor de entomologen die de vorige uitgaven van de "South" bezitten, is de ti- tel misschien iets misleidend. Het onderhavige prachtige boek over de Engelse dagvlinders, bedoeld om de oudere drukken van South* s Butterflies te vervangen en te vervol- ledigen, is iets helemaal nieuws. Het formaat is nu veel groter. De systematiek is gemoderniseerd. Er zijn vele originele platen, enz. Laten wij even het boek van naderbij bekijken. Na een kor- te biografische nota (plus foto) over R. South, een voor- woord van de schrijver en een inleiding over dagvlinders, volgt het eerste deel : de levenscyclus van de vlinder, het vangen en verzamelen (18 blz.), verlucht met een twin- tigtal zeer duidelijke tekeningen. Terloops wordt er spe- ciaal op attent gemaakt in de paragraaf "conservation" dat een verzameling nooit mag worden aangelegd alleen om "do- zen te vullen". Een schat aan fotografisch materiaal, zelf opgenomen in de natuur, kan voor een liefhebber een verza- meling van opgeprikte msekten vervangen! Wil iemand om wetenschappelijke redenen toch een verzameling aanleggen, dan dient hij zich te houden aan een erecode. Het aller- grootste deel van het boek is natuurlijk voorbehouden aan de beschrijving van de dagvlinders van de Britse fauna s Hesperiidae, Papilionidae , Pieridae, Lycaenidae, Nemeobii- dae, Nymphalidae, Satyridae, Danaidae. Na enkele kenmer- ken van elke familie volgt van elke soort : beschrijving, variabiliteit, vliegtijd, gedrag, geschiedenis, ei, rups, pop, verspreiding. 11 De 48 gekleurde platen munten uit door degelijkheid. Op 24 originele platen staan boven- en onderkant van alle Britse dagvlinders af gebeeld. (op 1 ,5 x natuurlijke groot- te). Van de meeste soorten vindt men ook afbeeldingen van ondersoorten (bv. s Plebe jus ^ argus , Hipparchia semele) en seizoendimorfisme (by. : Pieris brassicae, P. rapae). Ook vele individuele afwijkingen werden niet vergeten. Ik denk bijvoorbeeld in dit verband aan de prachtige plaat van Coenonympha tullia : 15 afbeeldingen! De 24 platen met de eieren, rupsen en poppen zijn gemaakt naar het werk van Prohawk . Verder vinden wij nog in de tekst 31 afbeeldingen in zwart-wit (meest fotografisch) van vlinders. Het betreft hier meestal soorten die af en toe worden waargenomen in Groot-Brittannië als zeer zeldzame zwervers van het vaste- land (bv. : Pandoriana pandora, Clossiana dia), maar andere die slechts één enkele maal heel toevallig zijn aangetrof- fen als adventief (enkele Nymphalidae uit de tropen) krij- gen ook hun beurt! Dan volgen de 57 verspre idingskaart en. Het werk bevat ook een lijst van alle Britse dagvlinders met synoniemen. Bij elke soort wordt aangegeven met een speciaal teken of het een echt inlandse soort betreft of een trekker, zwerver of adventief. Om te sluiten een detenninatietabel van de ge- woonlijk als echte inlands beschouwde Britse dagvlinders en een korte literatuuropgave. Beste lezer, trek zelf het besluit s wel één van de volle- digste werken over de Britse dagvlinders! Alleen een ge- geven over Heteropterus morpheus op de kanaaleilanden heb ik niet gevonden. De prijs ligt natuurlijk niet aan de lage kant. Voor een jong entomoloog zelfs een flink be- drag. Toch is het een boek dat een ereplaats verdient in de boekenkast van elke vlinderlief hebber. Intussen heeft de uitgever een verkorte uitgave van dit werk op de markt gebracht onder de titel s Identification Guide to British Butterflies by T.G. Howarth. Het boek bevat dezelfde 48 kleurplaten. De tekst is echter zeer beknopt. De prijs zal het budget van een beginnend insek- tenlief hebber niet overschrijden : £ 3*00. Geen overdreven prijs om in het bezit van zo*n mooie verzameling kleurpla- ten te komen. A. Janssen 3 9088 01034 6963 12 Verantwoordelijke uitgever : W. De Print, Diksmuidelaan 176, 2600 Berchem. Telefoon : 03 -22.02.35