Nana ee Te ee 6 € : ein Boy PE nk: hr ES 4 | ies 5 it be k ‚| erat 7 d PR rd EEN RT Ed met EEn hj, E; rf % DSN en wentie Red er pe KE End zp en en - kinine $ Sv an Def WE nr ded Ea Pel plv er Elia WENT Ar Ake re Ter er. Ws te edn 8 rset, 2 Ph ad VERHANDELINGEN,; UITGEGEEVEN DOOR DE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPYE DE R WEETENSCHAPPEN, - DOD LS sn ml ge TWINTIGS TE ed drs A Bt mek GE ie ed riding 5 ln: Peije, (7 Je en bee N * il A Ee a n hf & - f 4 nief a eg : hl rd VERHANDELINGEN,; HOLLANDSCHE _MAATSCHAPPYE DD E R WEETENSCHAPPEN, TR HK AA RL B M. Pret DRE L te UH A AREE MN, | By J. van WEN ELTR Be Drukker van de Hollandfche Maatfchappye der | Weetenfchappen., 1786. f Met Privilegie der Edele Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en West= Vriesland. N h ir Ä ke pá > : Bladz. wv VOORBERICHT VAN DE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPTE | D ER WEETENSCHAPPEN, OPGERICHT TE HAARLEM. NDE or AT Tt gì ba e Maatfchappy heeft Boope Pi kp vonden, om „ tot een Ver- basgset volg van haar Bericht nopens ‚ haaren toeftand , aan het Algemeen me- detedeelen „ dat Zy federt den aa. Oc- tober 1784. het ongeluk gehad heeft, van eenigen haarer waardige Direêteu- venen Leden, tot haare innige fmerte , door den dood te verliezen. | ng Dus ns VOORBERICHT „Dus -ontvielen…haar. de Haegen. ne be DireECTEUREN: Mr. IMAN WILLEM FALCK , Gowverpeur van Ceylon , in-den ouderdom'vah” ruin 48 Jaaren op den 6. February 1785, te Columbo overleeden ; —* ‘als meede Mr. H.H. VAN DEN HEUVEL 4. ‘Secretaris ‚van Staat van de Provintie Utrecht , oud ruim 54 Jaaren „ op den 25. Oétober laatst-” _deeden. geftorven, ee dh. wk KA km de Kk wike à En van de, Heeren. LEDEN, „is kaar door den dood ontrukt : , PAULUS -FRISI , Profes/ör te Milaan , den 22. November k40d, JE. MARTFELDT ‘Collonel van-de Artil- …dery ten dienfte van deezen Staar, LUDOVICUS: CASPARUS VALCKENAAR Profesfor. te Leyden , gend 14,-Maart Jk ii „aud byna 70. Jaaren À YPEY, Profesfor. te bans ‚op Dn 34e July 178 Ss. oud ruim ZE Jaaren. ’ CHARLES CHAIS., Emeritus Predikant der Walfche Gemeente: in ’s Hage ; oud 5) Jaa- ren , den 8. November laatstleden. MAXI RN VOORBERICHT, vo Pied MAXIMILIAAN JACOB pr MAN, Medic. Doêtor „… Archiater der Stad en des Ouar- tiers…van.INymeegen ‚oud…54. Jaaren en zes maanden , den 12. Novemb. van dit Jaar. Op den 23. Mey van dit zelfde jaar 1785. zyn daar tegen „door. de. Groote Vergaderinge deezer Maatfchappye be- noemd. tot DrRECTEUREN , de Heeren _ Mr. W. VAN HOOGENDORP , Raad en Schepen der Stad Rotterdam, enz.enz. JOHAN GERARD van ANGELBEEK , Raad extraordinair van ni gid ager Indiën enz. ens, ze Ceylon, ì ï En tot LEDEN, de. ‘Heeren, M, DUFAY, Membre.de la Socitt Royale’ des Sciences de Montpellier te Orleans. ie) SEPH MANDRILLON, Membre des Academies. de „Bourg.en Bresfe S.de Prila- …delphie „en jrs be Kender Ook. is. op ‘den BE 3. Mey. van, dit jaar 1785. beflooten om uittegeeven, het volgende Prosrämmá » | ie Op vt VOORBERICHT, Ed OP den 28. Mey ván dië Jäar 1785: is dôor dé Hollandfche Maatfchappye der Weerenfchap- e pen, opgericht binnen deeze Stad Haárlem , in derzel- 3 bd 2 Wv Se Vv we. es Ú 3 ver “Yaarlykfche Groote Vergaderinge , beflooten het en Ve aan het Algemeen mederedeelen : Met opzicht tot de ANTWOORDEN op haare ‚yv df AAGÈN , —— En byzonder met betrekkinge op haare. Vraage , ‚ 4.) In den Jaare 1779. opgegeeven ‚ om te be- antwoorden vóór den 1. January 1785. luidende aldus: — Naademaal een zuivere Dampkring van 300 groot belang is voor de gezondheid der Ingezetenen , en dee zelve by bet flaande_ofte te langzaam afloopende Wa: ter în de Rivier , (ùie dagelyks in den omtrek van Batavia met weêle duizende ponden Vuiligbeeden aangee vuld wordt ) onmogelijk kan verkreegen worden ; — Welk ás het beste Middêl „ oin eêné flerkere Jchuuring en afvoering deêzer vuil? fiaffen te verkrygen en tè on- derbouden.s én aân Batavia een Zutwerer en geëohder lucht te bezorgen? Ls geoordeeld, dat dezelve zoo onvoldoende is beantwoord, dat men den Schryver daar van de Preemië hiet heeft kunnen toekerinen , maar word „ dezelve Vraag op nieuw voorgetteld, om te beantwoor- ‚ den vóór primo November I {, ‚ B.) De * ? Ll ’ $ Nw er es wr SE 0 DE in VOORBERICHT. rid ‚ B.) De Vraag: . Hoe verre kan min thans de Natuuriyke Historie des Datmpkrings wan ons Vaders land , tit de Meteorológifthe Wâarneemingen „op Zwaanenburg genomen , vergeleëkén met die van ûns dere plaatfen , opmaaken ? —— Men bedoelt byzons zonderlyk , dat men hier uit aäntoone : 1. Welken de doorgaande , of meest gewoone gevolgen vän het Wez der zyn , die men naa het vermeerderen of verminderen van de zwaarte of dichtheid van den Dampktidg , dat is, naa het ryzen of daalén van den Bäromêter, als mede na de veranderingen van Warmte en Koude , en van de kracht en ftreek der Winden , op verfchillende tyden van het Jaar en Plaatfen , waaineemt? s. Of de verandering van Wind en Weder hier te Lande ook fome tyds eenen zekeren loop houde? 3, Welken invloed de verfchillende ftand dêr Maane op dezelven hebbe ?% 4. Of ’er aan de verfchillende ftanden der Planeeten ook eenige invloed op den Dampkring Zy toe te fchryven ? 5. Welke overeenftemming ’er is tusfchen de verfchil lende afwykingen van de Compasnaalden en de Weerse veranderingen ? 6. Welke Regelen ’er uit deeze Waars “neemingen kunnen worden afgelëid , volgens welken men, in fommige gevallen , ene aanftaande verandes ring van Wind en Weder met waarfchynlykheid kan vooruit zien ? == ‘Men zag hief ook gaarne byge- voegd: of ‘er , behalven deezen , ook eenige andere Voorrekenen voor aanftaande Weersveranderingen in Ons „Vaderland waargenomen worden? zo ja: welken ? —= Ip hert Jaar 1778. voorgefteld , om te beantwoorden vóór primo January 1781. == Is beflooten in de Vergaderinge van 1781. de gemelde Vraag nog eens op te geeven, om ze te beantwoorden vóór prin: January 1785. onder aanbod van &ene dubbelde Goude Medaille aan deni Schryvêr , die Ze volledig beantwoordt. m8 Hier « ti In VOOR: BIESR: PCH Ti 2 VU UE Ee VE see Ss Ps ee B ee Ve SB WW Ow 5 bd ‚Hier opis wel geantwoord , doch“onvaldoeride, zoo dat men ,‚niet- heeft kunnen den Eerprys uitdeelen. — Dan , overmits-deeze-Vraag ‘in het Jaar-1778. voor de, eerfte reize ‚en in het Jaar-:781.-voor de tweedemaal is voorgefteld „en tothiertoe gééne voldoende Antwoor-. den/daarop,; zyn «ingeleverd, — en ‚de Maarfchappy. toch gaarne zou zien ‚ dat dezelve-eens wél beantwoord, wierd ; — ‚zoo'is. beflooten ‚om de beantwoording, van „deeze Vraag open te ftellen zonder bepaalinge van. tyd ‚ zoo en in diervoege ‚dat het den geenen „ die. goedvindt om-dezelve te beantwoorden , ten allen tyde. zal vryftaan „ omaan den. Secretaris van) deeze, Maare. fchappye te-zenden. zyn Antwoord-, en dat dan daar, over opde eerst daaraan volgende Groote Vergaderinge, zal worden beflist , ‘indien-hetzelve-Antwoord vóór den. 1. November „ en dus-tydig genoeg ‚ om’ behoorelyk. geëxamineerd teworden ‚zal zyn-ingekoomen , en.in- geval. het. voor „voldoende „gekeurd „word „ als dan „aan. hem,de uitgeloofde aubbelde-Goude. Medaille: zal wor-, den uitgeleverd. ‚+ maar „ „onverhoopt ; niet vol-, doende, zal. het wederom zinsgelyks vryftaan aan wie zulks. verkiest ‚_om:na-voornoemden. Prys te dingen „ - tot.zoo lang „dat dezelve behaald zy. À ‚ C.) „De Vraag: — Welken zyn de Onderwer-, pen, betreffende. de--Natuurcyxe, Historie onzes, VADERLANDS ‚- waar van mon met gegronde reden te verwachten, hebbe, «dat. ceneverdere- naafpooring ten nutte van het Vaderland verftrekken zal? — — In het Jaar 1780- voor de eerfte „ en in-het Jaar. 1782. voor, de tweede reize opgegeeven, om-te beantwoorden vóór het begin vanhet Jaar-1785. met -byvoeginge :_ dat de Maatfchappy niet enkel-verlangt een byst. van Onder; werpen „… dewelken-met vrucht zouden.,kunnen naage- „ fpoord worden ; maar tevens eene aanwyzing van de ‚ Re- vd 9 d ba 4 SE AAE ed f VOORBERICHT. sr aldi: waarom. men van derzelver Onderzoek zich »_waurdeel voor het Vaderland hebbe. te. belooven? — Is beancwoord , „maar niet zoo ,dat,de Maatfchappy „-vryheid heeft gevonden , om ‚daarop den Eerprys uite- geeven ; —-=_ maar uit byzondere overweeging van het , belang „dat de Maatfchappy ftelt in deeze Vraag wél beantwoord te zien, is-beflooten „ dezelve op nieuws ter ,beantwoordinge vóór primo November 1787. voor- SisUsn End Op de Vraag , opgegeeven den or, ‚ Mey VE, luidende : —- Schoon men thans in de Lucht= kennis zeer verre gevorderd is „heeft men echter tot nu toe omtrent de. verdikie Lucht flechts weinige Proe- ven genomen. Waarfehynlyk is dit aan de onvolmaakt- heid. van den daar toe noodigen toeftel. toetefchryven's waarom de Maaifchappy thans vraagt : 1. Op te geeven den besten toeftel, om op, de gemaklykfte en zekerfte wyze proefneemingen omtrent de verdikte lucht te kunnen in ’ werk ftellen. oe. Mer den besten toeftel de werking der verdikte Lucht „ in verfchillende geval- Jen , naa te gaan ; en inzonderheid het Dierlyke leven, den groei der Planten , en het branden in lucht van verfchillende digtheid te beproeven. „En g- aantewy= zen „welke gevolgen of nieuwe leeringen hieruit kun- nen afgeleid worden? — Is géén Antwoord inge- ‚ koomen , en word daarom deeze Vraag wederom voor- D geteld ‚ om te beanrwoorden vóór. primo November sed 1787. | | | ‚ he 0 En, offchoon met het begin van ’t Jaar 1783 „den tyd was verftrecken , dewelke gefteld was tot het ; beaiewoorden der voormaals door de Maatfchappye op. E gegeevene Vraage , nopens het verklaaren der Ongen 2 Iykbeeden ger Satelliten van Jupiter ’ enz. ; en die | de an VOORBERICHT. bd ed ? ’ 3 Ld 3 b | bi > Ld bl 3 4 3 bd 3 3 9 3 ’ > U uv Ow OW 3 bl bl p | bd bd Kd Vraag niet verder was opgegeeven , om dat men aan de behoorlyke beantwoordinge daarvan om redenen be= gon te wanhoopên , heeft zy gaarne willen aanneemen zeker Autwuord , op dezelve Vraag haar toegezonden » onder de Zinfpreuke: Estremos quevis circumrotat orbes. Harrey. —- Dan zy oordeelt , dat de Schrye ver dier Verhandeling weinig of niets gevoegd heeft by het geene reeds te vooren. door de beroemde Heeren BaiLLY, DE LA GRANGE en Frist omtrent dit Onderwerp gedaan was , —- en dat hy aan het voor= haame oogmerk der Vraag, om namentlyk de Theorie aan de MWaarneemingen te toetfen, en daardoor de ge. grondheid zyner Thevriepboven die der gemelde Hee- ren aaù te toonen , in het geheel niet voldaan heeft: Zy heeft derhalven die Verhandeling de dubbelde Mée daille niet waardig kunnen oordeelen , maar beflootên , uit aanmerkinge der andere wezenlyke verdienften van dat Suk , den Schryver van het zelve met de enkele Medaille te vereeren , onder herhaalde en op nieuws gedaane aanbieding van den dubbelen Eerprys , zoo hy door het veranderen zyner Verhandeling aan het verlan. gen, der Maatfchappye zal hebben voldaan. > De Maatfchappy verlangt niet zoo zeer, dat de Schryver zich bezig houde met de enkele 7heorie , uit de Wet der aantrekkings -kracht afgeleid , maar veel meer en wel voornamentlyk , dat hy de Zheorie op de Waarneemingen toepaste en met dezelven vergelyke , op dat men , door de meerdere of mindere overeen- komst met de Waarneemingen over den graad van juisc- heid , zoo wel van zyne als van andere Theorien , zou- de kunnen oordeelen, — Het voornaame oogmerk der Maatfchappye is, om, langs dien weg, van de Beweegingen der Satelliten van Jupiter zulke Tafels te vefkrygen , welken naauwkeuriger zyn, dan de te 3 hier VOORBERICHT, Kus „ hier toe bekende , ‘t zy dan dar die Tafels volgens de „ enkele Theorie wierden zamengefteld , of wel, zoo „ deeze alleen onvoldoende bevonden wierd , mert behulp „ van, Empirifche Equatien uit de Waarneemingen afge- ‚ leid. En dewyl de Waarneemingen van den derden en _, wierden Trawant: onnaauwkeuriger. en zeldzaamer zyn , ‚ dan die der twee overigen , zal de Maatfchappy zich ‚ vergenoegen „ wanneer het geene zy verlangt , voorna- » mentlyk maar-omtrent den gerften en tweeden Trawant , » wier -waarneeming wel den grootften invloed heeft op ‚ de- Zeevaart en Aardrykskunde „ door den Schryver ‚ word volbragt. — Zy noodigt den kundigen Schry- „ ver hiertoe uit, en het zal haar aangenaam zyn, Hem, „ Onder gemelde voorwaarden, met de dubbelde Medaille ‚ te kunnen bekroonen. | “_,E) Eindelyk het zelfde gebeurd zynde. met een a Antwoord op de Vraag van de Droogmaakeryen in ons ‚ Vaderland , waar van de Termyn van antwoord reeds „met primo Jan. 1780. was geëxpireerd, ‘heeft de Maat- , fchappy aangenomen en beoordeeld een Antwoord, on- _, der de Zinfpreuke: Tor nei vaN ’T VADERLAND; — „ maar Zy heeft den inhoud daar van-zoodanig gevon- ‚ den. dat Zy niet heeft kunnen befluiten om her zelve „ goedtekeuren , en dus her zelve met den Eerprys niet __» bekroond. „Il, De Vraagen , door deeze Vergaderinge vastge- » fteld , zyn deeze. Twee: 1 » 4.) ‘Om te:beanctwoorden vóór primo November » 1787. de Vraag : — ‚ Kan men uit de Gefchie- » denisfen aanroonen , dat de Gemeenebesten , wanneer » Zy den hoogften trap van welftand naar de gefteldheid » der menfchiyke Maacfchappyen van die tyden , in wel- hi > ken Kl ee voor BERICHT, „„’kén zy bloeiden , bereikt hadden „ “irnmers fcheëneh - » bereikt te lieben, ‚ telkens wederom gedaald zyn? — , > En zo jd ;° moet‘ déeze daaling aangemerkt worden als « een gevolg ‘van dic’ zelfde’ oorzadken-,- welken’ hen heb- » „ ben’ doen bloëijën ?-“ Of zyn ’er atol” toevallige re- »;_dênen bygekoomen , die dic Verväl te weeg gebragt « „ hebben ? — En onderftellende het'eetfte ‘waar te « 3 Zyn, is zulks mede toepasfelyk op de tegenwoordige ' »s meer verlichte tyden?® . Zo' ja, welken'zyn in hetal- « „gemeen de mïddèlen, die'de naîdéelige werking vän c » anderszints heilzaame òorzaaken beletten”, ‘en“dus doerte « „de den bloei en welftänd van een ggn duur- e »» zaam kunnen maaken pn | kend ‚ De Maatfchappy earn gééne byzondere , „maar eene algemeene wysgeerige befchouwing , toepasfelyls „op valle. Gemeenebesten van den: tegenwoordigen tyd : „Zy-verwacht derhalven , dat , by-aldien-derzelver vere val. geoordeeld wierd toegefchreeven te moeten worden ° aan dezelfde oorzaaken,- die hen hebben doen bloeijen ,° de moogelykheid daarvan „ zoo wel uit den aart der * zaaken , als uit de daadlyke gebeurtenisfén zal aange-" toond worden „om vervolgens te, doen blyken , door welken in zich zelven.uitvoerlyke middelen deeze naa-" deelige Uitwerkingen. belet, of voorgekoomen kunnen ° worden. Ve OP Oe Ow ‚ b.) Uit het byzondere Fonds van wylen one Heer „ Direlteur Nricoraas Wirem Koes , om te beantwoor” ‚ den vóór primo November 1786. ‚ hief „ Daar het eene onbetwistbaare waarheid is, _, 1. Dat door Fabricquen in een Land meerder Ínge- ‚ zetenen, vooral in_plaatfen tot buitenlandfche Commer- Gie ongelegen „ gebezigd worden , dan door de Com- ‚ mercie zelve. „ 2. Dat nl 5 EK VOORBERICHT. sv fi oo, “Dát men door dedelve Fabricquen tot kleeding 3 > als anders benoodigd , in het Land te hebben , niet 4 genoodzaakt is deeze ‘hooddruf vic andere Landen te ‚ haalen , waar door mien „moet, verarmen „ zoo men > EN Andere ie Lands. Produâen_ in ‘de plaats kâf HSN r beten tar nad ft nie, ;, zo‘mên’ook zodanige Pavicfoei in een 48 Ae häd , ‘die ‘niet alléen dieriden tot’ofize nóoddruft, maar öök dâarenboven’ oft’ eenige doot ‘ons gefabriceer- ‚de Goederen aan andere Natien té kuonen verkoopen; Es ‚ door deeze verzending buiten ‘s Lands , ’% geld van Bui- s-tênlanders door. onze-Ingezetenen zoude worden ver- \ssdiend-z-en dus’ itons-kand koomen ;-zoo leert voch- ‚5 täns- de „ondervindifgy datde: zee oa verg vend 5 lende BNW, GO s Immers -formigen-oordeelen , dateene belasting op ’ „de Inlandfche, Conuutie „van buitenlandfche Fabricq - ……Waaren van zeersveel.nut zoude-zyn 5: anderen daaren- „tegen dat zulk eene” Géne geeven zonde-aan de Com- » mercie‚-en, aan „net „oogmerk ‘niet voldoen;;. ook zegt ‚men , dar” er-buitenlandfche, Fabricq- waaren-zyn „ die ysmep in ons Luandeniet kan ontberen „ en. dus-noodzaak- silykgienden. te bsten hagevoerd, loorts.zya zy, die de Fabriequen i in ons Land voor- ah Bas: ‚van begrip „dat ‚her nuttig jaa noodig zou zyn , >: fommige Fabricquen te,favorifeeren en-te grauficeeren , „waar, door. zy, in (taat zouden, zyn „, om-bunne „Waa- „ren even, Zoo ‚goed en‚goedkoop , dan’ de, Buitenland- »:fchen„ ’t‚zy in, tzy- bu;ten jahandeis s: tzy „beiden , ste Happen, leveren.rf st mil 3 Zöo is de Vraag: En \ | > Heeft ay VOORBERICHT, ‚ Heeft de bloei en het verval onzer Fabriequen eert : noodzaaklyken invloed op den. bloei en het verval van 2 de Commercie én Neviges deezer Landen? Zo ja, „in hoe verre? —- En hoedanige Fabricq- waaren 2 eifche het. belang van het Algemeen DN dat van buiren » worden ingevoerd , en hoedanigen dat binnen ’s Lands s, gewerkt worden , *t zy om binnen ’sLands gebruikt , » 't £y-om buiten ’s Lands verzodden te worden? En » welken zyn de beste en uitvoerelyke Middelen , om » door zoodanige Fabricquen de Welvaart onzer Repu- s-blicg te bevorderen?” _ | — IIA. De Vraagen , voormaals door deeze Maat- s Schappye opgegeeven , waarop het haar insgelyks ‚zal » dangenaam zyn Antwoorden te bekoomen , zyn de in » 1784. voorgeftelden : Laak: , „A) Welken zyn de waarlyk onderfcheidene foor- > ten der LUCHTGELYKENDE VLOEISTOFFEN , aan wel- „ken men de Naamen.van waste Lucht , gedephlogis= ‚ teerde Lucht , ontvlambaare Lucht , Salpeter-lucht , > vuure Lucht, Loog-lucht, en anderen gegeeven heefts | „en waarin zyn dezelven van elkander en van de Lucht „ des Dampkrings. onderfcheiden ? 2. Heeft elk deezer / ‚ foorten van veerkrachtige Vloeiftoffen zoo veel met de „ Lucht van den Dampkring gemeen , dat zy voor eene | , foort. van Lucht verdient gehouden te worden? 3. Hoe ‚ verre kan uit de Proeven en Waarneemingen omtrent de | „ genoemde Luchten, de aart der Lucht van den Damp- | > kring worden opgemaakt? — In het Jaar 1780. | ‚ opgegeeven voor de, eerfte , en in het Jaar 1782. voor „ de tweede reize , om te beantwoorden vóór het begin” „ van het Jaar 1784. —- De Maartfchappy heeft toen | ‚ onder anderen Twee fraaije Verhandelingen ter beant- „ woordinge van dezelve ontfangen , waarvan de eene tot | Zine | * VOORBERSC HT, stvtt so ZLinfpreuk. had,: Quamn Pulcrum ef? , in principiis €} s origine rerum defivijJe. oculos-€S nobile meniis acumen ; »pêrvolat buc faptens. ANT1 Lucketius. En de andere: s Principibus placuif]e viris non ultima laus ef. >, Beide deeze Verhandelingen is de Maatfchappy ge- ‚ negen te bekroonen , dan niettegenftaande Zy de ver. ‚ dienften van deeze Verhandelingen dus erkennen wil , s is het’haar echter voorgekoomen „ dat derzelver Schry- ‚ vers deeze hunne Stukken noch zeer aanmerklyk zou= ; dem kunnen-voltooijen „ 1.) door meer te letten op het s geen door de Heeren SENEBIER , Lavolster, en ande- „rem, berreklyk dit Onderwerp, is in het licht gegee- 5 vens 9,) door zich meer op het vinden van beflisfende y Proeven en rechtftreekfche- bewyzen „ ter flaavinge van ‚ hunne gevoelens, tneteleggen : 3.) door het beweeze- ‚ ne van het onzekere beter te onderfcheiden, __… Waarom dan de Maatfchappy heeft goedgevonden ; » deeze Vräag wederom voorteftellen , om beantwoord ‚ te worden voor primo November 1785. Zy verzoekt „ den Schryverén in de verbetering van deeze hunne Ver: , handelingen, zoo veel doenlyk, de kortheid te betrach- tens! envbelooft. eenen: dubbelden Gouden Eerprys aan y den geenen: van ‘hen „ die-het best aan de gemelde ver- „ eifchtem zal: volddan. hebben. « vee Dor ed B.) Om te beantwoorden mede vóór primo Nos s Naadien de Ondervinding geleerd heeft , dat de …i Borst: WATERZUGT in eenen gevorderden [laat , door 1 alle bekende Middelén. ongeneeslyk is ; welken zyù de »», Oorzaken van-die Ziekte , en welken zyn de zekere a Tekenen: ‚waardoor. dezelve in haar. allereerfte begin KX, Deel. „r ‚kan V kvin VOORBERICHT. ‚s kan onderkend, en van alle andere Borst- ziekten ten ‚ duidelykfte kan onderfcheiden worden ? —- Wele ‚‚ ken zyn de MippereEN , die deeze Ziekte kunnen „ voorkoomen ? dezelve in haar eerfte begin geneezen ? „en, in.eenen verre gevorderden ftaat kunnen, verzag- » ten ? 4 vs Ce) De Vraag, in het Jaar 1780, voorgefteld , „ om te beantwoorden vóór- primo January 1736 == » Vermits men „ uit gebrek van. eene-goede inrichting ter » opvoedinge van:de Jeugd -te- Batavia , genoodzaakt is » zyne Kinderen na-het Vaderland ter opvoedinge te,zen- » den ; of ‚zoo men hen;aldaar, houd, ‚zy alsdan doors s gaans eene ‚goede Opvoeding: misfen ; „zoo vraagt de … Maatfchappy : genant [504 ed ‚ Welke is de beste inrichting , omm aan de Jeugd tê ‚ Batavia eene, Opvoeding. te,geeven „ die meest gefchikt » is om hun Verftand te befchaaven, hen in nuttige Kun* ‚ flen en _Weetenfchappen, bedreeven te maaken , en bun » goede Zedelyke. gevoelens in-te boezemen ? ds Î \ ve 4D.) Om: te beantwoorden: vóór primo» January ,-1786.de Vraag, opgegeeven den 21. Mey 1783. —= ‚‚ In hoe verre kan de Zheorie van Dr. CRAWFORD, » omtrent het uur en Warmte , door Proefneemingen » bevestigd of wederlegd worden (*) ? En zo,deeze ‚> Theorie door de ondervindinge geheel of gedeeltelyk (#) Zie Experiments. and-obfervations on animal boat and the in- | flammation of combuflible bodies by A. CrAwroRrD, Lond. 1779. mn BlJai fur la nouvelle Theorie du Feu Elementaire, par J. H. De MAGELLAN , London 1780. — An Examination of Dr. CRAus ForDs Theory by. WiLLtaM MORGAN, London 1781. VIOTOOR BEIRCPCOHRTY. xe zi” geftaafd: wordt 5 hwelk” ech: igans ee, dezelvêrim de. ‚ Vaathumde 2295 ademt a0/s op e OAN / Ev, De ner. ‘elfche eene zeer r du delyke cer >, ving der. Fioetjenmingen, waardoor men deere Thoorie „ flaaft ofte wederlegt; e n zo men tot dezelven Werkruie A ‘gen vän eene” buikengewoone naaúwkéúrigheid” gebruikt IE) “verlangt de Mäatfchappy eene opgave, hoe’ foortge- ye Wi tuigen te verkry; u „ten Bite “Zy”, °zülkse », _goedvindende), tE, vrocfiieemingen wad Kun ‚hen hethaalèn bep de ini ws Ä ik pe ; N à anska 4 ki Er Er rn KEN DA ke he eK ch eik on * h b\ ain a <5 beke Haimar drs Wi Re ' z0 nt c ie 0 it At, kad ‚ e de : 5 « id An vo Ny be, Hú \ aan Eadn Aieehee Pand shin alen en: Heere: We pekaas Winveu Kors ‚de Vraag, in,: 1283e voorgefteld „ som“ te beantwoorden ‘vóór: „pramos „January BEG nT „:Terwyb de, Condénfateur, ‚ doorsden Heer, Vola A,’ on= _scdangs uitgedage()s gelegenheid. geeft, om,eere zeer } eringe, Eleérike rache van den, Dampkring,te te, ontdeke ken , en men dus nu mer behulp van dic Werktuig de „Eleériciteie van den Dampkring „ veel beter dan voor- | „heen à zal. kunnen, wanrneemen ; ; Zoo ToP aal „Maac- BEREDPN 10de” PBH MA BEEN dh Lat KA Bo: Hoe: helt dt. HD lie ven en, gen overige à 7 oeftel zé eed ngericht „om op de zêkerfte on gein biyhfle wize de. brico van den. Dampkring, te kunen ‘bez » proeven en welke isde beste Elcëtrometêr , ì dif by is dezen toefdel, „den, raad van kracht. Ran, aanw$zer 5 neinde men dk at gefteld DN a Toin by. de ken EN fche. aineatriggen der Luchtsgeftelseit” ' odk „de. dagelykjche veränderingen dér Elecärikë Ao des ___ Daimp- 1 AS D, Ba Phifidieat Thandie, En, „For. she Tear ne, Part. Pe Pag. Vil et al lká AT a en ° Md XK VOORBERICHT, ‚ Dampkrings ‚ byzonderlyk in Nederland. te kunnen » waarneemen, en dus de Natuurlyke Historie des Damp- » krings van ons Vaderland verder te volmaaken, ‚x, F+) Ook was in 1781. voorgefteld de Vraag, om’ „te beantwoorden vóór 1783: —— Kan men de Snel” , heid der flroomende Wateren op allerleije Diepten., en’ „dus. ook, de middelbaare Snelheid in iedere Doorfnede „ ‚ door eenigen. Theoretifchen regel, die door de. onder- ‚ tmogelyk door middel van daadiyke Proeven? — En „ welk is in dat geval het Werktuig „ het geen aan de » vinding bevestigd is, bepaalen? —- of is zulks alleen” ‚ minfte gebreeken onderhevig „en door voldoende-Proef- „ neemingen gewettigd, în alle gevallen tot her vinden, „ der verfchtllende Snelbeeden. gebruikt kan worden? == „ Welke Vraag als toen niet voldoende beantwoord: zyn+ „ de ,’is beflooten dezelve op nieuws voorteftellen „om. » te beantwoorden vóór het begin van het Jaar-1786. > «_ UF € 24/64) „Ia bet Jaar Ee opgegeven om té beant: „ woorden vóór primo November 1786. uit het Fonds ‚ van wylen den Heere N.W. Kors: «3, Hoe verre kan men uit de onlangs in % licht gegee- »‚ vene Proefneemingen, van den Heere Senesieg ( *) , en anderen , door, nieuwë beflisfende Proeven bewys „zen „ in welke omftandigheeden de Planten: in ‘haarer » natuurlyken ftaat lucht uit den Dampkring inneemen ; »», van welken aart’ dat gedeelte der Dampkringslucht zy 5 „het geen de Planten inneemen ; hoe deeze inneeming CARA 2? …C*). Memoires Plyfico Chymiques €} recherche fur Tofiuange de | . Î Û ba Lumiere fölatre, par-JEAN SENEBIERS Geneve 178 1783. 4 toms. RR 0 4 F dn VOORBERICHT. int „of opflotpiag der lucht gefchiede ; welke verandering, „ deeze lucht in de Planten ondergaa ; in welke omftan- „ ftandigheden en op welke wyze de Planten dezelve we- “ _sder vitgeeven.; en ten welken. nutte deeze in - en uït- s ademing, voorde Planten diene ? ” ‚H.) De Vraag ‚ opgegeeven in 1781. om te be: „ Antwoorden vóór her begin van 1787: ‚„Welken.zyn de. beste en waardigfte Middelen „ om „het gebruik der Nederduitfche Spraak onder de Mlala- „jers, Javaanen , Cingaleezen. en Malabaaren- intevoe- s-ren „en meer én meer algemeen gebruikelyk.te maaken s Nademaai het ontegenzeggelyk is, dat bet gebruik der „ fprâak eener Natie ; de andere , die ze aanleert, moer zaan haar verbind , baar meer genegenbeid en yuer voor sodie Natie inboezems ;.ze gefchikter maakt , zo het cen » nog onbefchaafde Natie is , tot betere begrippen van » Godsdienst , Zedekunde , Natuurkundige Naafpeurin= » gen „, om befchaafdbeid van bet verftand te ontvangen , “sen dus bruikbaarder tot de Zeevaart , Wapenneffening , » en veele andere nuttige en noodzaakelyke Kunften en ‚ Handwerken te worden? nde eet | "_s L) “De Vraag, voorgefteld den &1. Mey 1782. „ „om te-beantwoorden vóór primo January 1788 : ‚> Door welke Theoretifche , en door de ondervinding » bevestigde Voorfchriften , kan men de gezondheid zul- » ker Menfchen behouden, die uit dit gantfch verfchil- „lend Climaat „ en by een zoo weinig overeenkomftige » noodzaaklyke levenswyze met hunnen eertyds gewoonen » in Oost- Indiën aankoomen ? Welke zekere Algemeen a ne Regels kan men daaromtrent geeven „ en welke by- lee > BON- zxn VOORBERICHT s “ouderen; naar den verfeheelenden ilena faa zuk ; dr ee od se | it vak N ‘De Vi + ige moet men denken vande ad up wyze Opkiimminge ‚welke veele’; zoo Oude als à » dedendaarsche Wysgeeren hebben gefleld plaats te beb- schenstusfchen de Natuurlyke Weezens ; en tor welk eene » zekerheid kunner wy geraaken omtrent het, daadlyke bee El flaan van die Upklimminge , en van de orde ‚ dewelke „ de Natuur daarin volgt 2 = In hetJaar 1781. „“voór de eerfte reize opgegeeven „ om’ te beantwoorden s vóór den 1 January” Jop én tóen niet voldoen= „ de beantwoord zynde , ts op den or. Mey 1783. voor. „de tweeidt reire voorgefteld?,- omte beantwoorden vóór. — 5 Bé 1. anuory 1789. miet byvoeginge’, dat de Maat — 5 “ehdppy op deeze Vruagde gééne Over natuurkundige. „ Verhandelingen verlangt, maar Antwoorden, uit de < …Natuúrlyke Historie ontleend ’ rat in menten » zal neemen. : el ek … hed a teh KBA 2 bh zeis Da Sohn hd an 9 “De rs ‚ “. RE REA om te d À beantwoorden vóór primo ‘November 1789 : ‚ Welke is de tegenwoordige Genees - en tdi der „ Oosn INDISCHE VOLKEN,0uk der (C-HINBEZEN, „ en welken. zyn. de. Natuuriyke Voortbrengzels:, die zy, daartoe bezigen 8 Ô vpn + Voorts nnn VOORBERVOHT wu Vv oorts zyn À V waken ‚ even als naar gewoonte „ en by voorige Pro- grammaata.;dikmaals..genoeg vermeld ; “weshalven kortheids-halven daar toe, dies het, mogt vaangaan.3 word gewee- zen ; met,‚.byvoeging van het geen in het Poorbericht voor het Een en-twin- ügfte Deel deezer Verhandelingen: bl. XX en Xxr. gevonden word; ten-aanzien van Heeren Leden deezer Maatfchap- _pye ; dewelken mogten goedvinden om op eerie van haare ee aman ndi tc antwoorden. dend God en bet Vadeland te dienen, … blyft de onveranderlyke Grondwet dee- B zer Magatichappye » En, 200 lang dit el En haar Î “Iv VOORBERICHT: haar doel is en zyn zal , vertrouwt Zy, dat de Godlyke Goedheid , en de braaf heid van haare welmeenende Landge- nooten haar niet zullen begeeven. Uit naam der Maatfchappye , C.C, H. VANDER AA; Secretaris. den 6. December 1785. > a to os & dt hl NAAM. A 8 € R € WM DIRECTEUREN. VAN DE Hd OLLANDSCHE MAATSCHAPPTE D E R WEETENSCHAPPEN, GESCHIKT NAAR DE ORDE DES TYDS. en | ME ANTONIS SLICHER , Raad in de Vroed-. fchap en Burgemeester der ftad Haarlem ‚ ENZ, enz. den 21. Mey 1752. Mr. JAN THEODORUS KOEK , Raad în de Vroeif:hap en. Burgemeester derzelver flad Haarlem , den ax. Mey 1752, „re ZYNE « CC zure Jy _ZYNE DOORLUCHTIGE HoocHD | ze heheh aarmadeld aasde. sh WILLEN PRINS vaN ORANGE rn NASSAU „/%s LÄNDS ERFSTADHOUDER ‚ ENZ: ENZ. ENZ, Aan wien door b5 Heeren “Diredieuren rn Tyrel van PROTECT O Redeezers „Maatfehappye> us rn, den 31. July 175 Es ke an Mri’JAN FREDRIK PARV HÉ, Ìraad in del Vroed. fchap en Burgemeester der flad Haarlem , Rentmees- ter van Rhynland , en. enz.*den 15. July 1755. ÁNTONIKULTS Raad. Vin dé. Uroedfchap’, Cen. burgemeester der flad. Haarlem ‚ Enz. enz. den I. iens I 757: | CziNE: DOORLUCHTIGE: HOOGHEID * CAREL , Prins van Nasfau- Weilburg, enz. en3, enz, den oa. Mey 1758. | OTTO FREDERIK, Graage van Lynden, Hee- re van Nederhemert en "7 Voorst , Amptman van de Overbetuwe, enz. enz. den 5. February 1765. ADOLPH- JAN HESHUNSEN ‘Raad: in. Wroedfchap:, en “Burgemeester der Jade aac den 5. February 1705. BER1 Vols dok ì JEAN-GYSBERTO DECKER ;: edelen dens flad Haarlem „den.o1. Méy asen \ dE ie C zen ) Hr ABRAHAM CALKOEN , Heer van ier tenheek s „enz.enz. den 21. Mey 1772. Mr. JAN van LOON, Oud - Secretaris der ftad Anfterdam , enz. enz. den al. Mey 1772. Mr. RUTGERUS PALUDANUS , Burgemeester en Raad in de Vroedfchap. der flad Alkmaar , enz, enz. _ den 21. Mey 1772. Mr. CORNELIS van LENNEP , Shena en Raad, enz. enz. be Amfterdam , den o1, Mey 1772 Mr. PIETER van -BLEISWYK., Raadpenfimaris en Grout - Zegelbewaarder. van Holland en. West- vries- _dand, Curator van °s Lands Hsoze Schoo'e te Leyden, enz.enz. in 'sHage , den 24. Mey 1773. Mr. ZACHARIAS-HENRIC ALEWYN , Heer van Mynden en de beide Luosdrechten , Schepen en ages …_der-ftad Amfterdam, enz.enz. den 24. Mey ir geh « CORNELIS JACOB van per, LYN, enz. enz. te Amfterdam „ den-24. Mey 1773. Mr. ALEXANDER H TERONYMUS ROYER, Secretaris van Hun Edele Groot pas > ENZ. ENZ „den aa. Mey 1775. Mr NICOLAAS.FAAS, Schêper en Raad der ad Amfterdam , enz. enz. den ai, Mey 1776. Mr. JOACHIM FERDINAND pe BEAUFORT , VAN DurvENDYKE, Raad der Domeinen van Zyne Dorrluchtige Horgheid , Drost van Tsfelftein , enz. enz. den 25. Mey 1776. j _ Prins hd C zet | Prins DEMETRIUS van GALLITZIN, Geweezen Esxtrasrden. Envoyé van haare Ruskeizerl. Majefhis ‚ by bun Hong Mogenden, den 2r. Mey 1777. Mr. JOACHIM RENDORP, Heer van A Burgemeester der flad Amfterdam „ enz. enz. den omg „Mey. +777. Mr. GYSBERT ADRIAAN PATYN | Burgemeester ‚en Raad der flad Haarlem , den 21. Mey 1 pep) Uf with YSBRANDUS JOHANNES FABER VAN RIEMSDYK, Raad in de Vroedfchap en Hoofds Gfficier der laassigemelde Stad , enz. enz. aad Die ‚Mey 1777. JOANNES MATTHIAS ROSS , Oud Dire&leur van “Benguen., enz. enz. den ar. Mey 1777: Mr. HERMAN: GERLINGS-, Schepen en Raad der Kn Haarlem „enz. enz. den gt, Mey 1778. _ id CORNE LIS PIETER Baron van LEYDEN , Vrybeer van. Warmond „ Schepen en Raad der fiad ] Haarlem , den 21. Mey 1778. WILLEM ANNE LESTEVENON , Zrybeer van Hazaartswoude , Schepen en Raad der flad Haarlem 5 den er. Mey 1778. JOAN FREDRIK p'ORVILLE, Len en Raad der flad Amfterdam „ den ox. Mey 1778: Mr. ERNESTUS EBELING, ldots enz. enz. te Ainfterdam , den er. Mey 1778. Mr. Coxx. D Mr WILLEM. EMMERY pe PERPONCHER, ‘pe SEDLNITZKY, Heer van Wolphaarsäyk „ geëöligeerde Raad 17 het Eerfte Lid van bun Fiel- Magenden „de Heeren. Staaten 's.-Lands van Uvrecht „ «den «an. Mey. 1778 GERLACH THEODORUS VAN DER CAPELLEN, „ehteer vân Schonauwê befohreeven. in het: Lid van de, „Heeren Edelen-en.Ridderfchappen's Lands ve van Uraahe den 21. Mey 1778. GERARD AARNOUD, TAATS van, AMERONGEN, “Heer van Schalkwyk,, befchreenen in het. Lid van de" Heeren Edelen en Ridder fchappen 5 Lands vau Utrecht p den 21, Mey 1778. | FREDRIK CHRISTIAAN REYNHÁRD, RD vánk Reedr en Agrim , Graave van Athlone , Vrybeer van raten ide Enz enz. den v1.,Mey 1779: / Mr, € VANDER: HOOP, Gysnertsa. ‘Schepens enz. enz. der flad Amfterdam , den 21. Mey 1779. | WILLEM ARNOLD” ALTING ,. Gouverneur Genee raal van Nederland/ch Indiën, enz: enz. te, Batavia, „den 21, Mey 1779. | JOHANNES JACOBUS CRAAN Raad Erirag- odinair. van. Nederland/ch. Indiën, enz. enz. te Bata- via , den 21. Mey 1779. NBERT VERRYST,, Medic. Doê, hhh en Road er flad Gouda 2: enz, enz, den 22. _Mey.1780. EN Mr. FE. H. van BEREK , Advocaat. voor den Edelen, Hove van Gelderland „ enz. Enzo de Arnhem „ den be Hau 1780. Mr. Ce) Mr. JAN CARÈL GODIN, ens. enz. te vi “den Bt. Mey: 178, | Mr. FREDRIK- WILLEM BOERS, redde van de E. E. Oostindifche Compagnie dedker Landen, enz.enz. ie dlmfle srdam, den 21. Mey, JaPPsn Mr. JAN TEDING> van BERKHOUT, Sche epen en Raad der flad Haarlem, enzivenz. den: le mel 1783 NÀ Ue 18 UD Mr- PIÈTER LEONARD van pe K Abt EELEEP | Penfiunaris der. gemelde, rad ss end én. den” 3. Mey 17852" — JACOB, HOOFMAN , Koopman bimen ie Stad, Haarlem ' den er: Mey 1783 ak : Mr. JOHAN BARON MEERMAN:, Prsbeer van Dalem „ Bewindbebher der Oost- Indifche Compagnie ter Kamer Ainfterdam, enz. enz. ich ’s kh den or,’ Mey 178385 %E (OM. e WEDI tab Mr. JOHAN PIETER WAR DercH AAR, Secretaris” esder fiede 's Hage den-an. Mey: 1783 cet Mr. CORNELIS ASCANIUS VAN SYPESTEYN, “Heer van ‘Moermont en Renesfe, en in Noordebelle “Schepenen Raäd-der [tad vane enz. enzo “den DN Mey 1784 ws vaav AS DID , BP ADRIAAN MOENS , Dittear Generaal van Neder” \ lanáfch "Indiën , den 21. Mey 1784: ' Me: JAN GERARD WICHERSS Gasverneur gf “Surinamen „den 21, Mey'1784.” 8 an On Mr. Td KKT 3 Mr. H. MAN ALPHEN ,! Procufeur Genepaal van de Provintie Utrecht ‚ den er. he 1284. Mr. W. van HOOGENDORP , ‚ Raad en Schepen der fog Berlen ane er „dengag Mey) 1785 JOHA, GER RD v ANGELBEEK , „Raad Eri traordiw; van Nederlandfch Indien „ènz. enz. op Ce: lon , den 23. Mey Sans, Ei Îl den EP on NEE A ; é Î di @ Al ze gee Keere ORE ACT RAE ET 4 hd se Parti AA Ke k Bedek 4 vh et | _ BETREEDT Vk dede © He Ld « K k á ke mn, B, EN $ N ESA Hi pe net N “IR RWE Reh CAE VEN ad e BEL ARUWAF HR N re Pa WEA. … Hete APS bn dt / TARA 3 EE ik X IJe BORE EU Ee Pt \ De : t ved wi) Ld : ik! Kk î ki & «a AN ' ag 0E 8 keken Dik mt eet ; W, 4 kk 1 Rn d CENDAM VREIED VIUDEETI eN EL eik heel ì E € | | Ee we ed € nd, PS laid pn brt A en een end hea etn 4 ú je) BOR en te EE Ck mk 4 1% re en En #7 ee, rs KAT A mr Tat A nr | * ' ki p ERZ Ö F ' # E Ei] pe ’ # E ENEN LELGS Kir 4 B Ces à4 î Ne, 3 as 4 io el Es b e K, F5 el, oh | ol € Rt £ t ue. Ep f vi Á € Sr vd Ei ë À Nee hoek hie a ê L ea nf ke N KG ï or EET en b { - É EL * Sal ' È EA \ k eed - hd ks U 5 | % ú 1e € Wekt J wt …& eu “ NX 4 r Gi k ä ' 1 ki Le n NAAM- € KEK) NAAMLEYST » Nan be. _BEGENWooRDIer 6 ERE L EDE N, NAAR ORDE VAN HET INKOMEN. ® Re. si Fry Ne CERN’ AA & AB nl LD en, Z ML 4 “ ds do ‚C. H. vanper Aa, Leeraar der Gemeente, toé- gedaan de Onveranderde Augsburgfche Confesfi ie , binnen deeze flad Haarlem „ Secretaris deezer Maat- fchappye ‚ den 21. Mey 95e. Mr. A. WEIS, Profésfor te Leyden, den 22, Au- gustus 7752 | | _ JOANNES NICOL. SEBASTIANUS ALLAMAND, Profesfor te Leyden , den ro. January 1753. JAN SNELLEN , te Rotterdam , den ro. January 1753 | JOAN GEORGE HOLTZHEY , Oud Munt - Mees- ter van de Provinciale Munt te Utrecht „ enz. enz. te Amfterdam , den 1o, January 1753. he DAA AM . CC zemr ) Mr. P.- LYONNET , Advocaat in 's-Hage; den zo, January 1/53. Mr. JAN- FRANCOIS DRYFHOUT, diowaat in 's Hage , den 15. July 1755. + LAURENS PRAALDER. „ Mathematicus te Uirecht 5 den 15. July 1755. _HERMANNUS VENEMA , ‘Profesfor te toaneker den 22. Mey 1758. NICOLAUS YPEY, Profesfor te Franéker , den 22. Mey 1758. | _ DAVID RUHNKENIUS, Prfafs be aen den „22. Mey 1758. | Mr. NICOLAAS BONDT , Advocaat te noe & den 22. Mey 1758. DIRK KLINKENBERG, Ordinaris Klerk ter Secre- „tarye van Holland „ den 92. Mey 1758. JOHANNES CASTILLON, Profesfor in de wask, enz.enz. te Berlin’, den at: Mey 1760. PETRUS CAMPER, 4. L. M. Pbilofopb. €? Medt- cine Dofor € Profesfor ‚R.S. Lond. Soc. Ö. zh den er. Mey 1760, C. A. KLOEKHOF, Med. Dolor en Burgemeester er flad Kuilenburg , enz. enz. den or. Mey 1760. SALOMON pe MONCHY , Med.'Do&or en Profesfor te Rotterdam , den ar. Mey 1760. , _ G. TEN HAAFF, Heelmeester te Rosterdam , en ii Oikene Snyder se Delft „ den ar. Mey 1760, AXIL Deel. heden | MAR- . C zu J MARTINUS VEPRENGA , Predikant te ti den er. Mey 1761. JACOBUS HOVIUS , Medióine Doftor be fia, den er. Mey 1761. GENE NV JOHANNES FREDERICUS HENNERT; ede te Utrecht , den or. Mey s76rs. * « GERARDUS FRIDERICUS- MULLER” Hiftorio- grapbus Rusficus , Academ. mint. Seienss ein _€$c. ETC. den 21. Mey- 1762. ' EWALDUS HOLLEBEEK, Prfean té vien, : ‚den 24, Mey 1763 „et Wh HERMAN pe GORTER, Medcind: Door’ te “slk ‚ flerdam , den 24. Mey 1763. | | A ä LAMBERTUS BIKKER „ Medicine Doltor= te albe eherdam, den. 24. Mey 1763, JOHANNES PEBRGH te-Ysfelfteyn , den ej. Mey 1763. | JAC OB vander HAAR , Heel: en Hand- Arts ek, de Stad en bet Hospitaal der hoofdftad °s Hertogen= bofch, den 24. Mey 1763, GEORG van STENGEL , Geheime Staats - Raad en Kabinet - Secretaris van Zyne Keurvorstl, Doorl, van, de Paltz , enz. enz. den 21. Mey 1764. k JOHAN- DAVID MICHAELIS, Philof. Profesfir Ordinarius op de Hooge. Schoole te Göttingen , enz. enz. den 21. Mey 1764. JOHANNES OOSTERDYK SCHACHT , Medicinë Dollar en Profesfor op de Academie te Uiricht, 5 di. „Mey 1764. | & CG zeevs )) M. MESSIER ; Aflronome „ attaché: au depdf ad Plans dela Marine-de France ‚den 21. Mey 17643 J. J. BLASSIERE , Pbilofops. Door , ‘Mathematicus in 's Aass „ den er. Mey r7ó4. À CHARLES BONNET , Lid'van den Raad van Geneve , en van verfcheide geleerde greg ; „den 5. February. 1765. GEORGIUS" COOPMANS, Medicina Door te Fra- neker, den 5. February 1765. M pe La LANDE, Lid van ver fcheide pine Genoet- fehappen , enz. enz. ie Parys ‚ den 3. Dec. 1765. Mr. PETRUS BONDAM ; %. Ù. D. & dn fe Utrecht , den 3. December 1765. WENCESLAUS JOHAN GUST AV KARSTEN, …Profesfn in de Philofupbie en. Mathefis , te Hille, “den 21. Mey 1767. JACQUES. pe, STEHLIN, Perpetuel Secreraris-e van de Keizerlyke Academie der Weeren febappen „te Pe- “ dersburg , dên 21. Mey1767. MARTINUS SLABBER, Bailli en Seita van Baarland én -Bakèndrp , „Secretaris van’ Odelande , Lid van de Zeeuwfché en Keurvorftel. Saxofche Phyfie caalfche Maatfihbappyen-, den-er Mey 1767. - CORNELIS. PLOOS: van AMSTEL , Jscon Corne- uisz. „ Direâeur van de Academie der Tekenkonst der flad Amfterdam , enz. enz. den 24. Mey 1768, DIONYSIUS var ve WYNPERSSE, 4. L. M. Pron fesfor inde Philof. Aftron. en Matbefis , op de Hooge _Seboole te tad den ge. Mey 1769. deelt JEAN on Czar ) JEAN ‘HENRY: van SWINDEN „ Pbilofopb. “Door en Profesfor ‚ enz.enz. op. bet Dtufdre Atheneum te _Amfterdam , den 22, Mey 1769. JOHANNES FLORENT. MARTINET, 4 LM. mhilofopb. Do@tor ‚en Bedienaar des B. Euangeliums, Je Zuipten : den 22, Mey 1769. CHRISTIAAN BRUNINGS , Znfpeêteur Generaal der „Rivieren van Holland en West- Vriesland „en Op-, ziener van ’s Gemeenen- Lands Werken van Rhyn- land , enze enz. op bet huis Zwaanenburg „ den 22, Mey 1769. MAG JOHANNES FRANCISCUS CLEMENS MORAND, Ridder , Door en Profel]. in de Medicynen, enz. ENZ” de Parys, den er, Mikg 1770. A. BRUGMANS , Philofopb. € Matbef:. Profeor Ordinar., op de Academie te Groningen „ den Mey 1770. | ALLARDUS HULSHOFF , 4, L Mm. @ Philafiph, Do@or , Leeraar der Doopsgezinden te Amfterdam , den ar. Mey 1770. AARNOUD VOSMAER , Direäeur van het Kabinet van Zyne Doorluchtige Hoogb. den Heere Prince van Orange ; nv. ENZ. den 21. Mey 1770. MATTHIAS van GEUNS , Med. Dottor en Profesfor të Harderwoyk , den 21. Mey 1770. BOUDEWYN TIEBOEL, Apothecar te Groningen, den 21, Mey 1770. DAVID C zew ) DAVID van GESSCHER ,‘Heelmeester ; enz. enz. te _ Amfterdam „ den 21. Mey'1770. M. re, Marquis pe Sr. SIMON , den 21. Mey 1771. Mr. FREDERIK ADOLPH van per MARCK, >. U. D.. Profesfor te Deventer , enz.enz. den on. _ Mey 1771. EDUART SANDIFORT „ Med. Do8. Anat. Chir. __Profesfor te Leyden , den àr. Mey 1771. 5 ENGELBERTUS MATTHEUS ENGELBERTS , Bedientar det Heiligen vpe vie te Hoorn, den “ar. Mey 1771. ALEXANDER PETRUS NAHUYS , Medic. Daar en Profesfor te Utrecht , den 21. Mey 1771. | JOH. FRED. CLOSSIUS, Medic. Dodtor in s Hage, , „den ar, Mey 1771. PTR | PYBO STEENSTRA, | ha, Dour, Leâor in de Wi s- Zeevaart - en Sterrekunde ‚ te Amfterdam b “den or. pe 177E GEORG BRUGMANS , Med. Doëtor , Burgemeester, Enz enz. te Dockum , den er. Mey 1772. P, BODDAERT, Medic. Doftor; Oud- Raad der flad Vlisfingen , Lid van verfcheide Academien, CN. ENG. te Uirechh , ; den et. Mey dan | daad 8 | ki] | Mir. ' Coman Mr.- HENRICUS JOHANNES ARNTZENIUS: FJ U D. Profesfor-te-Groningen „ enz.enz. den gr. Mey 1772. Mr. GERARDUS NICOLAUS HEERKENS, ‚J,U, De Lid van de Arcaden ve Ramen, vande. Acar “_demie van Cortone, vâán Visfingen „ en Correspondent ‘wan de Acuiemie des Belles Lettres te Parys, enz. enz, te Groningen, den 21. Mey 1772. | BENJAMIN CARRARD ,' Miniffre du St’ Fo, à Orbe , Cantons de Berne '€$ Fribourg , en Súisfe ; t TT JOHAN GOTTLOB WILHELM, Péédik 1e Dicbfe Kad in den Opper- Laùsnits, Eid van verfcheide Mate EP. ER. se Stokholm , den 24. Mey 177 je TO HAN.N ESAIAS SILBERSCHLAG Kuning __Pruisfifche Opper- Confiftoriaalraad en Opper- bouw- ‚ raad, Direteur, der. Reaal - Schoole-, eerfle-„Predis, kant „ en Lid van de Koninglyke, Pruisfifche Maat- fchappye der Weetenfchappen te, Berlin „ enz. enz. ‘den 24. Mey 1773. | N. J. CC sk )) N. J ve NECKER „Botanicus ; en’ ‘Hiftoriograpbuê wan Zyne Keurvorstl. Doorluchtigbeid van de Pakz , Ordin. Lid van Hoogst- derzelver Academie ve Man- „heim , enz.enz. den, 24. Mey 1773: HUGO WILLIAMSÒN, Medic. Door, en Prifdfr te Philadelphia „ enz. enz. den 24. Mey 1773. GEORGE "WILLEM STEIN ; ‘Hfmedicus van Zyne Doorluchtigheid , den Heere Landgrarf van Hesfen- „kasfel enz, enz. le Kasfel, „den 24, Mey 1773. WOLTER FORSTEN VÈRSCHUUR, Med. Dobior en sh bet be pre of den 25. Mey 1774 4 F. W. JERUSALEM; Hibeprefi dent van ’°t.Confift. en Abt van Riddagsbauzen, enz. Enz. de Brunswk , den 22, wind 1775 j jou. THEOD. ROSSYN sud. LL M. Philof. Door B Pbilofopb. € Mathe]. Profesfor te rard, enz. enz, iden: 92enMeyazAgih , AATS AT ANTONY PORTAL , Leeraar der Geneeskunde van «ede Hoöge:Schodle te Mofispelliér', » van hed Kònihglykò Genootfchap der Weetenfchappen „en WVoorleezer: der „Ontleedkunde acne. enz. den 22, Mey 1 125r, Ì Rh ne OBN sectie de P Acâdémie de Chi- „…rurgie.s €So-€Se. à Paris \ den dâ, Mey 1775e IMAN ACOB VAN. DEN BOSCH, Medic, Daêtor in ’s Hage „den 29, et 1775 Ò (RAE POTS VADOLe Caere) ADOLPHUS. YPEY , 4. L. M. Philofs en Medicine DoBor , en Botanicus Leto, enz. enz. te red den o9,-Mey 1775. JACOBUS ROCQUETTE , ‘Medic. Do&or , en Leor in de-Anatomie , Chirurgie en Vroedkunde „enz. enzr be Haarlem ‚ den 22, Mey 1775. JOH. FRED. MIEG , Prafesfor op de Academie, enz, se Herdelberg , den 22. Mey 1775. C. HOEFMAN, Jansz. Medicine Doëor; en Lec- …__ $or.in de Vroedkunde, enz. ENZ, be, Alkmaar , den 22. Mey (775 / JOHANNES LUBLINK , Direëteur der Mazifchappye _tot. redding van. „Drenkelingen » ENZ. EnZ. te Amftere dam, den 22. Mey 1775. JOHANNES MUNNIKHOF, ag enz, enz. te ‚_Amfterdam, den 22, „Mey a ia jh FLORENTIUS VERSTER , Med. Doêor in sr Df, den er. Mey 1776. GADSO COOPMANS “Prafesf te Banker, ende enz, den 21. Mey 1776. « J. oe VRIES, Anat. & Chirurg. Lais 7 Pe. den, den 21, Mey 1776. ee ECE MECH AEN, hotste condi là Marine de Franse , den 21. Mey 1776. H. J. COLLIN, Con/eiller Imp 8 Royala la Retesd de la Basfe Autriche ‚ € Phyficien de l’ Hopital Paz- mannien à Vienne , den 21. Mey 1776, ; MA Rs U ot J | MARTINUS vAN!MARUM , 4. L M.*Philofopb. €$ Medicine DeBlor , Phyfises Es MathefeossLebtor , Directeur van het Kabinet der Natuurlyke Zeld- - maâmbeden deezer Maatfchappye > Ene ENZ; be Haars lem, den o1. Mey 1776. - JERONIMO pe BOSCH, Teronmvsz. Ferfle Clercq ber Secretarye te Amflerdam, den 21. Mey 1776. EVERARD PIETER SWAGERMAN , Chirurgyn te de plates ‚ den or. Mey 1776. M. MOREAU, Confeiller.à la Cour. des. Aides de Provence, Hiftoriographe de. Prance „dà, Paris , den 2. Mey 1777. Mr. M,. TYDEMAN, Fel D. @ Profesfor op de Hooge Schoole te Usrecht » den 21, Mey: 1777. NIC. “WILH. SCHROEDER „Profesfor in dé Ovosterfche Taalen, en Antiquiteiten ‚>te Groningon , den at. Mey 1777. ' G. ‚J.BEUTH, Med. Door, prfr a artis Opfer te Cleve , den & Mey 1277e: ‘ Mr WILLEM HENDRIK van HASSELT te Zutphen , den 21. Mey 1777. - | FERDINAND pe JEAN , Medic, Deêor de Leyén ej ‘den at. Mey 1777. _ AGGE,ROSKAM KOOL, Koopman in de: EN enz.enz. den 21, Mey 1777 kaka s MEI C xn } MELCHIOR HURTER „zoen te: dmfterdani”, tant „wonende te Schafhaufen , den et, Mey- 1778. © jp ACH ARD „ Lid vande Kninglyhe dea derd: f Berlin ‚ den 21, Mey 1778. lsb ]. BALLEXSERD „ Burger: van. Serane 0 mise Parys, den 2. ‚Mey 1778. JEAN SE NEBIER , Miniftre dù Saint. Evangile, "€ Bibliothecaire, de la Vuile, de Geneve ; DN den, hi Mey 1778: ke DIRK: VANDEN BOSCH „ Schepen dr faâ manen, vens. enz. den. UT. Mey 1779. vald re CHRISTOPHORUS SAXE , 4. L. M. €$ Philofopb, > Poëtor , Anrig- EF Human. Din! Profes. À de’ Hoogd Schoote. te Utrecht 3 den oi; Mey: 1779, — > vooor mrd pE\RHOER ,Jacóëi Pt. Elogi\& Dingi Gre Prof. Ordans te Groningens pag at. Mel sp 79. ‘Mr. CORNELIS W. pe RHOER, 3. U. D. Hiftor. svêloge @-Lamg. Gr ar Ordimdr. be Haider dyk} den a1. Mey 1779. | Mr, HERMANNUS TOLLIUS; FUD. Hifh Elg Ee. Ec. Prof. ophet, Lllufdre, dthenavm te Amfier- — dam, den er. Mey 1779. „a Petert ADAM SMITH, Profssfar ie Ölaskow , den. Sh, Mey 1779. JONA WILLEM te WATERS Profesfor enk end, te Leyden , den 21 wel 1779" | _ PETRUS C zun PETRUS NICOLAUS: LOTICHIUS-; Medic, Door te Nymegen ‚den axr.-„Mey 1779. | PIETER MATTHYS>NIELEN:, ss wen te Uirecht , den. 21. Mey 17794 GERH. GYSB, ren. HAAFF „ Med, Door enz, nz, te, Rotterdam , den 21. Mey. 1779. ANTOINE GEORG ECKHART 5 Lid. van de/Ko- …sninglyke Londenfche Societeit , den zie Mie 1779. JOHANNES HOOYMAN, Lurs Predikant t le Batavia, den or „Mey Erde JOANNES RUNNELS , AL M. & Poi Dofr op St. Euftachius , den a1. Mey 1779 uk ANDREAS BONN, Med. Door DT € Chirurg. * “Proferjor aan het “Iluftre Arberieúm ‚ Enz. enz: 12 Amfterdam , den 22. Mey 1780. Zak nb | FRE DERIK CHRISTIAAN MEUSCHEN Legations- Raad van verfcheiden. „Duitfche Vorflèn , en Lidn van grnagd EA on bend ham 23. Mes „eAZBoern oo RACE CHRISTIAAN ROSE: 4.L M Pritofb en Med, „Door, Oud- Commandeur van efaagretsenn Enz. “enz. den 22. Mey 1780, Mr. PIETER PAULUS , Fiscaal van de Admiraliteit óp de Maze, den. 02, Mey 1j8o. 8 rije MARTINUS HOUTTUYN , Medic. Door enz. ENZ. te Amflerdam , dèn 21. Mey 1780, | LAU- Car J- _LAURENTIUS MEYER, Predikant te Twyzel en Kooten in Friesland , den 22. Mey- 1780. « FRANCOIS WILLEM pe MONCHY ;, Med. Dogtop enz. enz. te Roiterdam, den 22, Mey 1780. JAN WILLEM van ARP , to geirn den 22. Mey 1780, JW. C‚-A: BARON. van HUPSCH ; «Lid van ver. Jcheide geleerde Gensoifchappen „ enz.enz. te Keulen, den o1. Mey 1781. EasIMik CHRISTOPH SCHMIEDEL , M. D. Ge beime Hof Raad en Eerfte Archrater van Zyne Door- wo duévrige Hoogheid van dage gj te enz. erik. den 21. Mey-1781.. CAROLUS PETRUS. THUN BERG ‚Medic. Doêtor ‚en. Pr.Fesfor opde. Hooge Schosle enz. enz.…te Kee den 21. Mey 1781. bier dged GUMMER es Medic. Doâor > en. in chiater van het Landfchap Drentbe , „ie NEE À „den 21e Mey. 1781. bie jo SEPHUS BENK ó, Predikant te Koe: tie „ân Zevenbergen „ den 21. Mey 1781. BERNARD KEUN,, Predikant in de Cretes Gemeente te Smyrna’, den at. Mey eis verde H. ENEZ, 4. L. M. Pbilofopb. Dofior > ENZ. vez. te Amflerdam » den-er: Mey 1781. * HERMANUS van DYL, w Amfterdam), den or. ved) 1781. MAR- CEV) MARCUS ELEASAR- BLOCK , Medic. Dr,» en se Berlyn, den 21. Mey 1782. De Ast “TOALDO , Profesfor in de: Aftronomie , ens enz. te Padoua , den er. Mey 1782. - ALEXANDER: pe ‘VOLTA , Profesfor Phyfices Expee rimentalis &c. Sc. te Pavia, den er. Mey 1782. „ABRAHAM ARENT VANDER MEERSCH , Profes- _for inde Heilige Godgeleerdheid en Kerkelyke Gefchie- denisfen onder de Remonftranten enz. enz. te end dam, den or. Mey 1782. / NICOLAAS PARADYS , Profesfor enz. enz. te Ley- den, den 21. Mey 1782. | MEINARD SIMON pu PU, Medic. Doëtor, Anat. ‚Chirurg. €$ Artis Obftetr. Lelor ‚ Sc. ESC, te Kam pen, den 21. Mey 1782. | ADRIAAN PAATS van TROOSTWYK , Koopman, ; | En&. ENZe TE Amfterdam , den o1. Mey 1788. | RUDyFORSTEN , Medic. Do@tor en Profesfor ie Harderwyk , den 21. Mey 1783. JAN-RUD, DEIMAN ‚Med. Doftor te Amferdam den or. Mey 1783. HENDR NIC. ra CLE ‚. Koopman en Secretaris van de Weeskamer te Batavia > den 21. Mey 1783. JACOB CASPER’ METZLAR „oud Pred. te Batavia, Pred. te Beufecom, den ar. Mey 1783. | M. BIJ. \ Czar Mm BUCHOZ, Medecin de Monfr. we du pr à Paris, den 21. Mey 1788. M. BAILLY s Garde des Tableaus du Roy à Paris Á! den or. Mey 1783- - PHILIPPE ROSE RO DME DE ST. LAURENT „ dem 21. Mey 1783. | JOHANNES SAMUEL CREUTZ, 4. L M. Pbilof, Doddor „ en Direlteur der Werken van de flad Amfler=- dam, den 21. Mey 1783. JAN LUCAS VAN DER TOOREN , Netaris: en Procu- reur te Alkmaar ‚ den 21, Mey 178 3e CORNELIS ZILLESEN , Hoofdgaarder der befchree- vene Middelen over de Stad en Resforte van Schie- dam „den ar. Mey 1783. PETRUS THEODORUS COUPERUS , Predik. der Hervormde Gemeente te Gouds, den ar. Mey 1784e Mr. ADRIAAN. WITTERT van BLOEMENDAAL; enz. enz. in de Beverwyk, den 21. Mey 1784. JOHANNES WILLEMSE, Gz: Srads Dottor 1e Haar: lem, den 21. Mey 1784. JOANNES: GEORGIUS BUSCH, Profesfor in de’ Matbhefis te Hamburg , den 21. Mey 1784. Ki. De MAGELLAN, te Londen, den &1: Mey’ 1784 | FLORIS JACOB VOLTELEN ,: Medic; Dottor „ ejuss demque Facult. €$ Chem, Profesfor op de Hooge Schoole' te Leyden, den oer. Mey 1784. JCG RVE EPE / C run D j. C. KLOCKNER, Medic. Do&or , Dire&eur van het Naturalien-Cabinet, van het Genoorfchap te Batas via , Ven a1. Mey 1784. ' | GERRIT JACOB GEORGE BACOT, 4. LM. Pbilos. Doêtor , en Predikant in Grmingerland, den ais Mey 1784: Î U CHRISTIAAN HENDRIK DAMEN, 4. LM. && | Lork Doä. en Prof. te Leyden, den 21. Mey 1784. JAN BERNARD JACOBS, Art. Obftetr. Profesfor publ. € Coll, Med. and. Asfesfor , Gezwooren astlanatserns Gepenfioneerde der Stad Gend, den 21. Mey 1784 | \, ‚M. DUFAY, Membré de la Socidté Royal des Sciences de Monipelliër „ te Orleans „ den 93. Mey 1785. JOSEPH MANDRILLON , Membre des Academies de Bôürg en Bresfe € de Philadelphie , en Koopman te rn » den 23. Mey 1785. | \ es f Kon B € ed B …____ENHOUD \ CC uv ) PENH: ad 100 VAN DIT en EIL D BRD den en Kenmerken van de Analogie ? - En boe betaamt bet eenen Wysgeer zich daar van te be- „dienen by bet onderzoek-der Phyfifche- en -Moreele Waarbeden ? door Frederic de Castillon, Profesfeur en Mathematiqués à Academie Royale des Gen- tils Hommes à Berlin, - - dt Á NrwoorD op de. Vraacr: Welken zyn de Crone II. Anrwoorp op dezelfde VraagE ‚ door Pofepbus Pap de Fagaras , Do@&or en-Profesfor in de Philo- fophie, en Profesfor in de Mathefis, op het Athe- neum te Vafarhely in Zevenbergen. _- - 87 na dit leven; door Lambertius Meyer. . ra Bladz. Ë Onderzoek nopens het ZepeLvk Lor der Kinderen 49 Bericht nopens het VocrrL-Gras, van den Heer D. de Gorter , Fze M.D. en Profesfor , enz. 478 Befchryving van een NAvEL- EN Buik - BREUKBAND 3 door Adrianus de Bosfan , Heel- en Vroedmeester te Amfterdam. - - - - 474 Waarneemingen op Zwaanenburg ‚ voor de Jaaren 1782 , 1783 En 1704. ú. á tn, me zm 6 , % id Ì / & AN T- de td 3 mn = AAN TW OOR D oP DE V R ne OD VOORGESTELD DOOR DE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPYE per WEETENSCHAPPEN re HAARLEM , Welken zyn de Gronden en Kenmerken van de Ana- logie ? En hoe betaamt bet eenen Wysgeer zich daarvan te bedienen by het onderzoek der Phyfifche en Moreele Waarheden ? DookR FREDERIC pe CASTILLON, brgjeeur en Mathematiques à U’ Academie Royale des Gentils Hommes à Berlins ONDER DE ZINSPREUKES Brevis ef)e laboro. Horar. an ee RP OAN: SR | Ad: A | ee U Ber T.LDN, PROPOSÉE PAR LA SOCIÉTÉ DE HARLEM : Quels font les Principes €” les Cara&ères de l'Ana- logie, €” comment le Philofophe doit il s'en fervir dans la Recherche des Vérités Phyfiques é9’ Morales ? XXI Deel. Hs A BOR Dd U Oad Bladz. 3 ANT Wo Wp OE, deb e | | Welken-zyn de Gronden en Kenmerken van de Ana- logie-? En hoe betaamt het eenen Wysgeer zich daarvan te bedienen. by bet onderzoek. der Phyfifche en Moreele Waarheden? ik, 3 Gronden en Kentekenen der Analogie. & Gevolgen. NH \r zyn alleen twee Middelen , om naauw- | keurig het denkbeeld te bepaalen , het geen men hegten moet aan een-woord, het welk men reeds zeer lang gebruikt heeft „ . zonder deszelvs waaren zin te doorgronden. de > il ke, De RÉPONSE a 1a QUESTION: _ Quels font les Principes €} les Caraâbres de V'Ana- ‚logie , € comment le Philofopbe doit. it s'en Jervr-dans la. Recherche-des Véritds 1 Phyfiques €$ Morales ? L Principes € Caraêtères de } Analogie. Conftquences. T n'eft que deux Moyens de fixer avec précifion l'idée , _… qu'on doit ettacher à un mot „ dont on s’eft longtemps dervi, fans jamais en approfondir le vrai fens, A À 2 Ï 4 ANTWOORD op pe VRAAGE Of men moet Schryvers „ die eenige agting hebben , en dit woord gebruiken , met elkan- der vergelyken , en uit deeze vergelyking des- zelvs waaren zin afleiden”, of de taalkundige oorfprong C Etymologie”) en de daar uit voort- vloeïende beredeneering te hulp neemen: Het eerfte deezer Middelen zoude onmoge- Iyk zyn in het onderzoek dat wy ons voorftel- len, wegens deszelvs langwyligheid ; en zoude ook behalven dat onzeker zyn , wyl zelv de naauwkeurigfte Schryvers dikwerf zeer verfchil- lende denkbeelden hegten , aan een Woord , welkers gebruik noch door algemeene overeen- komst, noch door gezag vastgefteld is. Laaten wy ons dan tot de taalkundige aflei- ding en daaruitvloeïende redeneering wenden. Het 1 faut, ou comparer entr’ eux tous les Auteurs un peu refpetables qui ont employé ce‚mot,-& déduire fa véri- table Signification de cette comparaifon ; ou recourir à Vérymologie & à la discuflion. ‚ss onl Le premier de ces Moyens féroit inpraticable par fa longueur , dans la recherche. que nous nous propofons ; il feroit encore peu fûr , parceque les éerivains même les lus exats, attachent fouvent des idées très- differentes 5 un mot, dont la convention „ni l'autorité-; n'ont fixé }’ ufage. | | $ E 4 Recoutons donc à l'étymologie & à la discuflion. » | dk Le je over pe ANALOGIE , enz __Het woord Znalogie is uit twee Griekfche woorden zamengefteld , waar van het eene dui- delyk iets aanduid „ dat tot het verftand of de reden behoord „ en het ander een zoort van over ’shandfch verband tusfchen twee Onder- werpen. 0 | Dit geeft gelegenheid om te denken, dat ’er eene Jnalogie is, alom waar men een verband of gelykheid ziet , die tot de Reden behoord , of van het verftand kan begreepen worden. De zin, welke de Meetkunde de naauwkeu- rigfte der Wetenfchappen aan het woord „/u4- logie hegt, fchynt deze gisfing te ftaven. Twee redenen maaken eene dnalogie , wanneer zy ge- lyk zyn; deze gelykheid nu kan niet begreepen worden , dan door de reden „ of het verftand. Verder is het blykbaar, dat Zralogie in dit ge- val juist gelykheid van twee redenen aantoond. Om Le mot Analogie eft compofé de deux mots Grecs „ dont Pun fignifie manifeftement quelque chofe qui tient à ‚la raifon „ à lintelle& ; l'autre une efpece de liaifon , de … \ ch 1 „réciprocité entre deux objets. ‚Cela fait foupgonner que V’ Analogie fe trouve par- tout Où fe trouve une liaiton , une reflemblance du reffort de Ja raifon , ou perceptible à l'intellet. Le fens attaché en Géométrie. la. plus exacte des fcien- ces au mot Analogie, paroft confirmer ce foupgon. Deux raifons font une Analogie lorsqu’elles font égales ; or cet- “te Égalité ne peur s’'appercevoir que par la raifon , ou par 5 Ventendement. D'ailleurs il eft clair qu’ Analogie figuifie Ai ij exaltement iej £ Égalité de raifous. A 3 Pour ‘ ed 6 _ ANTWOORD or pr VRAAGE Om het obfturus fio van HorAttus te ver- myden „ moet ik wat wydloopig zyn „ omtrent het geen ik , gelykenis of overeenkomst in het algemeen noem ; en de gelykenis of overeen- komst die tot de reden behoord , of door het ver- nuft kan begreepen worden, in het byzonder. De Menfch is vatbaar voor gewaarwordinger en aandoeningen. Ik noem aandoeningen (Senfutien) alle wy- zingen (modifscatien) der ziele , die middelyk of onmiddelyk door de zinnen veroorzaakt worden. Gewaarwordingen noem ik alle modificatien der ziel , die noch middelyk noch onmiddelyk door de zinnen voortgebragt worden , fchoon dezelve hen dikwyls tot geleiders ftrekken. Ik zie dus het azuur des Hemels , myn ziel heeft dan eene aandoening van Blaauw , door mide Pour éviter V obfvurus fio d’ H ORACE, il faut m'éren- | dre un peu fur ce que j'eppelle refflemblance en générl , & _ reflemblance du reffort de la raifon , ou percepcible à lin-_ tellet en particulier. Y Homme eft fufceptible de fenfations & de perceptions: _ J'appelle Senfation toute modification de ame produite ‘directement ou indire8ement par les fens. Et Perception toute modification de lame qui n’eft pro- duite direêtement ni indiretement par les fens , quoique fouvent ceux-ci lui fervent de véhicule, Ainfi je regarde l'azur des Cieux, & mon ame à la {en- fation du bleu produite immédiatement par les faris. ie iS 3 ela DE ANALOGIE:, ENZ. J middel myner zinnen. Ik lees, of hoor eene onregtvaardige daad verhaalen , dan heeft myn ziel een begrip van onregt ; in dit laatfte geval is het oog of het oor als een geleider tot myn begrip ‚, maar het heeft het zelve noch midde- _lyk, noch onmiddelyk voortgebragt , want ze- ker hebben noch myn Gezigt , noch myn Ge- hoor „ my een denkbeeld van onregt konnen geeven , even min, als alle mogelyke redenee- ringen, my een aandoening van blaauw konnen - verfehaffen , zonder myn gezichts zin. De aandoeningen konnen elkander gelyken „ even als de gewaarwordingen. De eerfte de- zer gelykenisfen of overeenkomften , noem ik „Natuurkundige gelykenis , wyl zy op het Na- tuurkundige , of vermoogen der gewaarwording van den Menfch werkt. De tweede noem ik Zedekundige gelykenis of overeenkomst, wyl lis, ou j'entends raconter une-a&ion injufte , & mon ame a la perception de l'injufte ; dans ce dernier cas le fens de la vue , ou celui de l'oute a fervi de véhicule à ma perception , mais ne Îa produite diretement ni indi- rectement ; à coup fûr ce n'eft ni ma vue ‘ni mon ouïe , qui m'ont donnée l'idée de linjuftice , tout comme tous les raifonnements du monde ne m’auroient jamais caufé la fenfätion du bleu , fans le:fens de la vue. | Les Senfations peuvent fe reffëmbler entr’ elles, ainfi- que Tes Perceptions. La premiere deces reflemblances eft ce que j'appelle refJemblance Pbyfique , parcequ’elle agit fur le Phyfique ou fur la faculté fenfitive de homme. La deconde je Pappelle reffemblance Morale , parcequ'elle af- A 4 j felte - Ss ANTWOORD: oP pe: VRAAGE zysop de Zedelyke of de redelyke vermogens van: den Menfch betrekkelyk is 5 en deze laat- fte ishet , welke ik hier voor-meldde., wan- neer ik, van/eene, overeenkomst fprak „ die tot — de, Reden behoord „en door shet verftand-kan begmeepen, wordensoov sivlehhinno … Alle gelykenis of overeenkomst loopt uit op eene ge'ykheid van aandoeningen „ of gêwaar- wordingen. … Het afbeeldfel van een Menfch gelykt hem, wanneer de trekken, het coloriet, en de geheele houding van het tafereel dezelve uitwerking op het Gezigt doen „als het origi- neel of de Menfch zelw „ die afgebeeld is 5; dat is te- zeggen : dat-zy-aan de ziel dezelve ge- zigtsaandoening mededeelen. … De wyzen ‘van denken van twee Menfchen gelyken elkander, wanneer die twee perzoonen „ in dezelve gele- gendheden gevoelens toonen , die aan de ziel dezelve gewaarwording mededeelen. | | Maar fette le Moral ou la facuïté raifonnable de ’ Homme, & eeft cette derniere que j'ai indiquée plus haut, en par- Jant d'une reffemblance du reflort de la raifon , ou pers _ ceptible à lintelleét, | Toute reffemblanee fe réduit à une égalité de fenfations ou de perceptions : le Portrait d'un Homme lui reflems ble , lorsque les traits , le coloris , l'enfemble du tableau , font fur la vue le même effet que l’Original ; c'eft à dire z caufent à ame la même fenfâtion viìfuelle. Les fagons de penier des deux perfonnes fe reflemblent , lorsque , dans les mêmes occafions , ces deux perfonnes manifcftene des fentiments qui caufent la mêmg perception à lame, AE / | j ais OVER DE ANALOGIE, ENZ. 9 … „Maar- eene gelykheid van aandoeningen en gewaarwordingen onderfteld noodzakelyk eeni- ge gelykheid van oorzaaken. Want indien Zer geene. ge/ykheid in de oorzaaken was , zouden de uitwerkingen „die ‘er uit voortkomen , en de aandoeningen en gewaarwordingen , van wel- ke ik {preek „niet gelyk konnen zyn. Ik zeg eenige gelykheid , wyl de gefteldheid der zintui- gen „ of der ziel noodwendig voor een gedeelte op de aandoeningen of de gewaarwording werkt. Maar deze gefteldheid kan maar alleen invloed hebben, op den meerderen of minderen indruk der aandoeningen of gewaarwording „ doch niet op hunne Natuur zelv.. Een Afbeeldzel in Miniatuur van een Per- zoon, gelykt denzelven , wanneer de trekken der Miniatuur denzelven omtrek toonen , en dezelve evenredigheid hebben met-het Origi- | neel ; … Mais une Égalité de fenfations & de perceptions, fup- pofe néceflairement quelqu’égatité dans leurs caufes 5 car fi les caufes n’avoient pas quelqu’égalité entr’elies . les ef- fets qui en réfultent , & qui font les fenfations & les per- ceptions dont je parle, ne pourroient pas être égaux non plus. Je dis: guelgu’égalité, parceque la dispofition des organes ou de l'amt entre néceflairement pour-fa part , dans les fenfations ou les perceptions : mais cette dispo- fiton ne peut influer que fur le plus ou moins de force de la fenfation ou de +a perceprion, non fur fa Nature même. Le portrait en Miniature d'une perfonne lui reffemble parceque les traits de Miniature offrent les mêmes con- tours , ont entr’ eux Ja Heen Lid que ceux de Oris fò _ ANTWOORD or pe VRAAGE neel ; dat is te zeggen : dat mei tusfchen het Sch:!dery en het Origineel , een gelykheid van omtrekken , en evenredigheden ( Proportien”) vind , om niet te fpreeken“ van het Coloriet ,_ dat zonder twyffel ook gelyk is. Maar de ee- ne Menfch zal dat afbeeldzel meer gelykend vinden dan de andere , of geheel niet gelykend na de gefteldheid van zyn gezigt. Men zal my echter toeftaan , hoop ik , dat , indien ’er in het Miniatuur geen trek , geen omtrek , geen evenredigheid was, die eene gelykheid had met een trek , een omtrek , eene evenredigheid in het Origineel, en dat daarenboven de beide Co- lorieten geen gelykheid altoos hadden, niemand ’er-eenige gelykenis in zoude konnen vinden. Op dezelve wyze gelyken de CharaCters van ) twee perfoonen elkander alleen daarom , wyl zy | rede- POriginal ; c'eft-à-dire: qu’il fe trouve entre la peinture — & Original, égalité de contours, & de proportions, fans — compter le coloris qui eft inconteftablement égal encore. Mais une perfonne trouvera ce Portrait plus reffemblant „ & Pautre moins, ou même point du tout, fuivant la dis- pofition respeftive de leurs yeux, Cepe@endant on m’ac- cordera , j'efpere, que s’il ne fe trouvoit dans la Minia- ture aucun trait , aucun Contour , aucune proportion , qui eur de Pégalité avec un trait , un contour, une pro- portion de 1’Original, & que les coloris fuflent aufli tota- lement depourvus d'égalité , perfonne ne pourroit y trou- ver de la refiemblance, De même les Carafteres de deux perfonnes ne fe bie em- over De ANALOGIE, enz. It redenen voeren en daaden doen , die in de ziel gelyke gewaarwordingen doen gebooren wor- den ; dat is te zeggen : dezelve gewaarwordin- gen. Indien de eene Perfoon. levendigheid , . haastigheid, zagtheid of koelbloedigheid toont, zal het de andere ook toonen „en beide zullen zy in de ziel van den Waarneemer eenerlei ge- „waarwording „ dat is , dezelfde gewaarwording doen. gebooren worden „ van levendigheid, haastigheid , zagtheid en koelbloedigheid ver- wekken, en deze eenzelvige gewaarwordingen, die meer of min fterk zullen zyn „na de ge- {chiktheid der ziel van den Waarneemer „ heb- ben ook eenzelvige „ of dezelve oofzaaken , namentlyk de levendigheid , de haastigheid, de __zagtheid , of koelbloedigheid. , die yder der Perzoonen van zyne zyde vertoond. Alle femblent que parceque celles-ci tiennent des discours „ _& font des aftions, qui réveillent dans lame des percep- ‚tions égales; c'elt-à-dire : la même perception. Si l'u- ne de ces perfonnes témoigne de la vivacité, de F'empor= tement „de ladouceur , du fang froid , l'autre en témoi- gnera aufli , & toutes les deux réveillent dans Pame de }’ Obfervateur des perceptions identiques , ou la même erception de vivacité, d'emportement, de douceur, de . fang froid ; & ces perceptions identiques, qui feront Plas ou moinsfortes fuivant la dispofition d’'ame del’ Obferva- teur, ont aufli des caufes identiques ou la même caufe , la vivacité , l'emportement, la douceur , le fang froid, que chacúne de ces perfonnes témoigne de fon coté, Donc Ser 12 ANTWOORD or pe VRAAGE Alle Natuurkundige gelykenis komt derhal- ven op eene of meer gelykheden uit, en alle Zedelyke gelykenis op een of meer eenzelvig- heden ( daentités ). En dit is zoo waar , dat wanneer zommigen van die eenzelvigheden of gelykheden , die zo „noodzakelyk zyn „ om de gelykenis te volmaa- ken, het zy Natuurkundige, het zy Zedekun- dige ontbreeken , men de gelykenis uitzonderd. Men zegt : het afbeeldzel van -Mevrouwe , die of die, zoude volmaakt gelyken, indien de Mond niet te groot was, het Coloriet te fterk, de Oogen te klein ; dat is dus het zelve als : indien de Mond en de Oogen van het Afbeeld- . zel dezelve evenredigheid hadden , of eene ge- Iyke evenredigheid met die van het Origineel, en indien beide Colorieten even fterk waren. Dus zegt men ook : het carater van den Zoon gelykt Donc toute reffemblance Pbyfique fe réduit enfin à une ou plufieurs Égalité, & ‘toute reflemblance Morale , à une ou plufieurs identités quelconques. Cela eft fi. vrai „ que lorsque quelques-unes des égali- tés ou des identités néceflaires, pour rendre complete la reflemblance tant Pbyfigue que Morale ‚ manque , on l'ex- cepte de la refJemblance. On dic: le Portrait de Madame une telle lui reffembleroit parfaitement fi la bouche n'é« toit pas trop grande, le coloris trop animé , les yeux trop petits; c'eft-à-dire: fi la bouche & les yeux du Portrait avoient avec les autres traits , la même proportion , ou une proportion égale à celle qu’ils-ont dans Original, é fi les coloris étoient égaux, On dit encore; le Cahn oe ils over pe ANALOGIES eaz. 13 gelykt aan dat van den Vader, behalven dat ‚de jaaren en de ondervinding, den laatften om- zigtiger gemaakt hebben; dat iste zeggen: dat de eenzelvigheid van omzigtigheid ontbreekt , om de Zedekundige gelykheid te volmaaken. De Analogie alom, gelyk wy zagen, plaats hebbende, alwaar men eene gelykenis vind die tot de Reden behoord , heeft derhalven overat — plaats , waar men eene Zedekundige gelykenis „heeft , en loopt derhalven uit op eene. eenzel- vigheid ( Adentiteit ). | En de Analogie onderfteld altoos eene ver- gelyking „ want de eenzelvigheid CAdentiteit heeft geen plaats, dan wanneer twee onderwer- pen , die in fchyn verfchillen , in een en het zelve denkbeeld begreepen zyn. | | Men er 4 Fils reflemble à celui du Pere, excepté que âge & l'ex- périence ont rendu ce dernier circonfpect ; c'eft- à- dire z _ que lidentité de circonfpeétion manque pour rendre cette re(Jemblance Morale complette. | P Analogie fe trouvant , ainfi que nous l'avons vu, par tout où fe trouve une refJemblance du reflort de la raifon elle fe trouve donc où fe trouve la-refJemblance Morale , & fe réduit par conféqüent à une identité. Et toujours 1 Analogie fuppofe une comparaifor , l'iden- tité n'avant lieu que lorsque deux objets différents en ap- ‚parence, font compris fous la même idée, On 14 ANTWOORD or.pe VRAAGE „Men gebruikt het woord /ualogie en *t geen men ‘er van afleid , op tweederlei wyze, Men vind eene -Analogie tusfchen twee voor= werpen, die men dan zegt analogifch (gelyk) te zyn. Men befluit analogifth of door Analogie. Eene Analogie tusfchen twee voorwerpen te inden, te ontdekken dat zy analogifch zyn, zal dan zyn eenige eenzelvigheid ( Jdentiteit >) in hen te ontdekken door vergelyking. En door Znalogie, of analogifth te beflui- ten , zal dan zyn , door kracht van eene een- zelvigheid een befluit op te maaken. In de voorgeftelde Vraag , denk ik door Grondbeginzelen te moeten verftaan dat geene, dat eigentlyk de .dnasogie uitmaakt , of dezel- ve On employe le mot Analogie , & fes dérivés de deuw manieres. | On trouve de 1’ Analogie entre deux objets , on les dit analogues. Ona conclut par Analogie ou analogiguement, Trouver de P Analogie entre deux objets , découvrir qu’ils font analogues , ce fera donc découvrir en eux pat leur comparaifon , quelque identité. | Ec conclure par Analogie , ou analogiquement , ce fera conclure en vertu de queique identité. | Dans la Queftion propofée je crois devoir entendre par Principes ce qui conftitue proprement l'Analogse , mju ert OVER DE ANALOGIE, enz. Oe ve ten grondfteun verftrekt ; en door Kentee- kenen de Teekenen , uit welke men dezelven kennen kan ; dat is te zeggen : dat men niet alleen moet onderfcheiden , of het geen men ons voor eene Znalogie opgeeft , er waarlyk eene zy ; maar dat men ook moet ontdekken , of dezelve plaats kan hebben tusfchen twee ge- geeven onderwerpen. Ik zal dan zeggen, dat de Gronden der | dAnalogie beftaan : Gd xt. Uit de vergelyking der twee Onder- werpen. | a. Uit eene of meer eenzelvigheden , die _uit deze vergelyking voortvloeïen. En deszelvs Kenteekenen : I. Ia fert de fondements, & par Caraëteres les marques , aux- quelles on peut la reconnoftte ; c'eft à-dire : non feule- ment diftinguer fi ce qu’on nous offre comme une Analo- gie en eft une effeétivement , mais encore découvrir fi elle peut avoir hieu entre deux objets donnés. | Je dirai donc que les Principes de I'Analogie font : __1. Ta comparaifon de deux objets. 2. Une ou plufieurs identités ; qui refultent de cet« te comparaifon. | Et fes Caraëteres : 1. De. 16 ANTWOORD or ve VRAÁGE 1. In de noodzaakelyke onderftelling ee ner vergelyking der twee voorwerpen 4 zo wel als | 2. Eene of meer eenzelvigheden tusfchen — ‚die twee voorwerpen. 3. Dat zy derhalven eenig en alleen on- der het gebied der Reden ftaat. _ Laaten wy nu onderzoeken, of deeze grond- beginzelen en kenteekenen pasfen op het geen wy onloochenbaar Analogie noemen. De Wiskunftenaar zegt: Twee gelykheden zyn analogigch, of maaken een Analogie. De gronden van deze Analogie zyn wel: r. de vergelyking der tweeheden. 2. De eenzel- vigheid hunner Exponenten ,„ welke uit die ver- gelyking voortvloeid. ; | De 1. De fuppofer néceflairement la comparaifon des deux objets , ainfi que a, Une ou plufieurs identités entre ces deux objets, 3. D'être par conféquent du reflort de la feule rai. fon , ou du feul intellet. _ | Examinons maintenant fi ces Principes & ces CaraCte- res conviennent à ce qu'on appelle inconteftablement des „Analogies. | | | Le Mathématicien dit : deux raifons égales forment une Analogie , ou font analogues. Les Principes de cette Analogie font bien : v. la com- paraifon des deux raifons ; 2, L'identité d'expofâns qui réfulte de cette comparaifon. ais es rovri pr ANALOGIË, ENS, ff De hoedanigheden van deze Ahalagie Zyn : 1. de noodzakelyke onderttelling van de vergd- lyking der tweeheden, zo wel als de 2. cenzel- wigheid (adentiteit ) der Exponenten. 3, Dat zy alleen onder hee verftand vallen ; inderdaad de denkbeelden van reden en gelykheid wórden noch middelyk „ noch onmiddelyk uit de Zin: tuigen gebooren. Men vraäge aân een Wysgeer, wát de Hr. Îanders ‚ de “Duitfchers „de Enselfchen , de Jtalìaanen „ enz. heeft konnen beweegen , om het onderfte gedeelte van eert Berg zyn voet te noemen ? De Wysgeer zal antwoorden : de Analogit „die ’er ‘is tusfchen den voet van eef Berg ‚ én die van een Menfch. Deze Analogie grond zich +. op de: verge- Âyking van den Berg en den Menfch. 2. Op de Les CaraCteres de cette Analogie font: t. de fuppofer néceffairement la comparaifon des deux raifons ‚ ainfi que 2. l'identité des expofants ; 3. d'être uniquement du res- fort de lintclle& ; certainement /les idées de raifon , & __ On demande au Philofophe , ce qui a pu engager les | Bh 5 les Hollandois , les Allemands ‚ les Anglois, les dtaliens &c, à nommer la partie inférieure d'une montagnë ‚ fon pied, le Philofophe répond : \'-Analogie qui fe trouve Entre le pied d'une montägne & celui de Yhomme. Be ‚Cette! ste fe fonde : 2, ur: la compraifon dé la KIT. Deel, B ze ermods t | s 18 ANTWOORD or pe VRAAGE de eenzelvigheid van het gebruik des voets van den Berg, en dien van den Menfch , wyl de eene en andere eveneens diend om zwaare lig- chaamen „ fchoon zeer verfchillende;, van wel- ke zy gedeelten zyn , te onderfteunen. „Deze Analogie heeft tot kenteeken: 1, de noodzakelyke onderftelling der vergelyking van den voet van den Berg, met dien van een Menfch ; en dus ook 2. de eenzelvigheid van het gebruik van die twee onderfte deelen. 3. „Dat zy zich alleen aan de reden of het verftand openbaard. Hier is het zintuig van het gezigt de geleider tot deze eenzelvigheid , want men ziet, dat de Berg en de Menfch beiden op hun- nen voet fteunen. | De Natuurkenner vind eene Analogie tus- fchen het Yzer en den Zeilfteen. sg Deze montagne é& de l'homme ; a. fur Yidentité d'ufage du pied de la montagne & de celui de Phomme, Pun & autre fere vant également à foutenir les mafles fi différentes, dont ils font partie. ° ha Cette Analogie a pour Carattere: r. de fuppofer néces- fairement la comparaifon du pied de la montagne & de ce- lui de Phomme, ainfi que a, I'dentité d'ufage de ces deux parties inférieures. 3, De ne frapper gee la raifon ou l'in- telleét. Icr le fens de la vue fert de véhicule à cette iden- tite , car on voit que la montagne & l'homme pafent l'u- ne & l'aucre fur leur pied. Le Phyficien trouve de 1’ Analogie entre le Fer & v Aimant. Cette Over pr ANALOGIE, enz” 19 Deze Analogie geeft 1.de vergelyking-der twee onderwerpen 5 2. verfcheide eenzelvig- heden , die ’er uit ontftaan , te- weeten :-een- zelvigheid van aantrekking , -wyl zy beiden el- kander onderling aantrekken ; eenzelvigheid van rigting (direêiie) , wyl de Zeilfteen ‘zich'na het Noorden rigt , en het yzer, aan den Zeil- fteen geftreeken, of door een yzer gewreeven, dezelve eigenfchap verkrygt: ‘eenzelvigheid van mededeeling , dewyl het yzer en de Zeilfteen beide de eigenfchap hebben van een ander ftuk yzer zeilfteenkrachtig te maaken , enz. De Kenteekenen van deeze, Analogie zyn : 1. de noodzakelyke onderftelling der vergely- king van den Zeilfteen en het Yzer , als ook 2. verfcheide eenzelvigheden ( MWentiteiten) , uit deze vergelyking ontftaande 5; 3. dat zy al- leen tot het verftand behoord , want het Zin- | tuig Cette Analozie préfente 1. la.comparaifon des deux ob- jets; 2. plufieurs identités qui en réfultent , à fgavoir: identité d'attraêtion,, tous les deux s’attirant réciproque- __ ment : identité de direftion , Paimant tournant naturelle- ment vers le Nord, & le fer, frotté avec de Vaimant ou avec du fer, acquérant cette même propriété: identité-de communication , puisque l'aimant & le fer ont également. la propriété d'aimanter un autre, morceau de fer, &c. Les Carafteres,de cette _Analogie font: 1. de fuppofer _ néceflairement la comparaifon de Taimant & du,fer , ainfi que 2. plufieurs identés réfultanet de cette compäraifon : 3-,d'être uniquement du ine” de Tintelleét , câr le if 4 2 EC 20 ANTWOORD or te VRAAGE tuig van het gezigt dient tot geleider der denk- beelden. van aantrekking , richting ‚ mededee- ling ; maar het is zeer zeker, dat Zy niet-voort- gebragt-zyn door het gezigt.. „De beroemde SAUNDERSON kende de kragten „ die aan het Yzer en aan den Zeilfteen gemeen zyn, fchoon hy blindgebooren was. kek | …_Eindelyk ‚„ om niet langwylig te zyn , de Letterkundige zegt, dat de byvoegende woor- den ‚driftig en genegen , door Znalogie afge- leid zyn van de zelfftandige „drift en gene- gendheid. | gi „Deze Analogie heeft tot grondbeginzelen : 1. de vergelyking, der twee byvoegende (ad- —{geëtiva) woorden; 2. de eenzelvigheid der uits gangen. van die. twee byvoegende woorden ; en tot-hoedanigheden : 1. de noodzakelyke onder- Rene ik ftelling de la vue fert lieu de véhicule aux idées d’attraftion , de direétion , de communication „ mais elles ne font très-cer«= tainement pas produites par la vue. L'illuftre SAUNDERSON n’ignoroit pas les vertus communes à l'aimant & au fer „ & il étoit aveugle né. ge. Enfin, car il faut fe borner, le Grammairien dit que les adjetifs pasfionné & affeêtionné dérivent analogiquement de leurs fubftantifs pasfion & affeCtion. 4 Cette Analogie a pour principes: xr. la comparaifon des deux adjetifs , 2. l'identité de terminaifon de ces deux adjetifs ; & pour Caraêteres ; 1. de fuppofer nécefliire- ment. \ over De ANALOGIES Enz ar ftelling der vergelyking van de twee byvoegen- de woorden met de twee zelvítandige : als ook 2. de eenzelvigheid der uitgang (#erminatie), of liever der vorming (Jormâtie) ; 3. dat zy zeker tot het verftand behoord. | De voornaamfte gebruiken , welke men van de Analogie maakt , komén dus overeen met de grondbeginzelen en kenteekenen „die aan dezelve toegevoegd, en uit de woordafleiding C&tymologie”) afgeleid zyn. Laaten wy nu tot eenige gevolgen overgaan.’ Wk MUR Telkens wanneer men , om te ontdekken , of twee natuurkundige voorwerpen eene gely- kenis of dnalogie hebben „ verpligt is om de- zelve niet alleen met behulp der zintuigen te onderzoeken. , maar, men ook het algemeene denkbeeld , dat. men zich van die voorwerpen | maakt , ment la comparaifon des deux adjellifs’entr'eux , & avec leur fubftantifs ainfi que 2. lidentité de terminaifon , ou ret formation: 3. d'être à coup fûr du reffort de Rentes. 7; auo-e : pek | | Les principaux ufages que lon fait-de l’Analogie „ s’acs cordent donc avec les Principes & les CaraCteres asfignés & déduits de 1’ Erymologie & de la discusfion. - Paffons à quelques conféquences. Toutes les fois que pour découvrir fi deux objets Phy- fiques ont-de la reffemblance ou de P’Analogie on eft-obli- 86, non feulement-de les examiner à l'aide des fensy mais encore d'avoir-recours à Vidée générale qu'on fe-fait de ces ' B 3 objets , oe ANTWOORD. or pr VRAAGE maakt „ moet-te halp-roepen „iser tusfchen hen geen -gelykenis. ‚ maar eene Anatogie , de- wyl men tot. eene, eenzelvigheid (Jdentiteit > koomts Een „Menfch en een Paard gelyken zich onderling niet, maar men heeft eene Ana- logie, dewyl men zich tot algemeene denkbeel- den” moet wenden „vaneen redelyk en een on- redelyk- Dier , om te zien wat -aan-beiden ge meen-is. Zegt men ook niet , dat twee Men- fehen, fchoon geheel verfchillende „zich on- derling, gelyken, ‘in zo ver zy beide menfchen zyn , om dat zy „ dus befchouwd , beide het algemeene denkbeeld van Menfch aan de ziel mededeelen 2 | Ask 4 … De Natuarkündige gelykenis insgelyks de. vergelyking van, ten-minften. twee voorwerpen vereisfchende , om,eene gelykheid te ontdek- ken ;-dat is te zeggen : twee zaaken „ die be- aleer kwaam objets; il-regne-entr’eux-‚ non de la refJemblance maisde Y’ Analogie, puisqu’on en revient à une identité. Un Hom- _ me & un Cheval pe fe reffemblent pas ‚ mais ont de P’A« nalogie , parcequ’il faut avoir recours aux idées générales d’Animal raifonnable , & d’Animal non raifonnable , pour — trouver ce qu’ils ont de commun. Aufli ne dit-on pas que deux hommes entièrement diffemblables, fe reflem= blept en tant qu'ils font tous deux hommes , parceque , confidérés de cette maniere , ils portent tous deux à les _ prit l'idée générale d’ homme. La resfemblance Pbyfique exigeant auffi la comparaifon — de deux objets au moins , pour y découvrir une égalité queleonque ; c'eft«à-dire:; deux chofes capables de cau- ‚fer over pe ANALOGIE, nz. 05 kwaam zyn, om dezelve aandoening te verwek- ken , is voor de Zintuigen juist het geen de Analogie woor het verftand is : Of anders + de Analogie is niets anders dan de Zedelyke verge Iyking. Verder , indien men agt flaat op de beteekenis , die men meestal aan de woorden van overeenkomst, gelijkheid en betrekking hegt, zal men zien , dat zy byna altoos meer eene Zedekundige gelykheid aantoonen, daneene Na- twurkundige „ en dus in de Analogie uitloopen. „Een naauwkeurig Wysgeer , moest derhalven nooit het woord gelykenis gebruiken, dan in het Natuurkundige „ en de woorden Aualogie, overeenkomst „ gelykheid , betrekking , in het „ Zedekundige. Door dit middel zoude het woord zelv „ dat hy gebruikt , tenveerften aanduiden , of hy van de zinnelyke gewaarwordingen „ dan van de begrippen fpreekt. De fer la même fenfation , la resfemblance Pbyfique eft aux fens ‚ précifement ce que l’Analogie eft à lintelle€t: ou encore : 1’ Analogie n'eft autre chofe que-la resfemblance . Morale. De plus, fi on fait attention à la fignification „ que l'on donne le plus fouvent aux mots conformité ‚ rap- „Port, rélation; on verra que prêsque toujours ils marquent une-resfemblance Morale plutôt que Poyfique , & revien- nent par conféquent à ’ Analogie. Le Ph:fofophe exact ne devroit donc jamais employer le mot resfemblance qu’au Phyfique, & les mots Analogie, conformité, rapport, réla- tion , au Moral. -Par ce moyen le mot. même qu'il em- ploieroit , indiqueroit d'abord s’il parle de fenfations ou de perceptions, ; Bi: | Lâ kJ 24 _ ANTWOORD oo oe VRAAGT De gelvkenis i in het Natuurkundige het zelve zynde. wat-de Ama/ogie in het Zedekundige is, zal men.zo wel door gelykenis als door Analo- gie konnen befluiten. „Men heeft tot nu toe deze twee wyzen van befluiten met elkanderen verward. … Wy zullen. ‘er in het vervolg voor- beelden van zien; intusfchen zal het noch on- nuttig „noch overvloedig zyn „ aantemerken dat, men met eenige veranderingen de Gronden en Kenteekenen der Aualogie op de io ldan kan toepasfen , en ze ggen : | De Gronden der. gekykenis zyn: “1. De vergelyking van twee Natuurkune dige onderwerpen. | 2, Eene of meer gelykheden, die vatbaar zyn voor de zinnen, en uit die verge- lyking ontftaan, sis blie dkar 3 au Phyique ce que 1'Analogie eft au Moral, on pourra conclure par res/emblance . comme pâr Analogie : jusqu'à préfent on a confondu ces deux for- tes de conclufion. Nous en rencontrerons des exemples dans la fuite 5 en attendant il ne fera ni inutile ni fuperflu de r marquer ‚ qu'on peut appliquer avec quelques alté- ‚ gations à la resfembiance les Principes & les Caradteres de PAnalogie & cire: Les Principes de la resfemblance font : 1. Le comparaifon de deux objets Phyfiques, 2, Une ou plufieurs égalités ast ii aux fens & qui réfulwent de cete comparaiong, Es over De ANALOGIE, esn ag En deszelvs Kenieekenen: r, De vergelyking van twee Natuurkuns » dige’ onderwerpen noodzakelyk te on-* derftellen „ om in dezelve ie Eene. of meer gelykheden te ontdek- ‚ken, die vatbaar zyn voor de zinnen. 3. Dat zy niet alleen tot de reden behoo- ren „ of enkel tot het verftand , maar dat zy noodzakelyk ook de hulp der Zintuigen vereisfchen, | Deze Gronden en Kentekenen vergelykende met die der Analogie , zal men draa zien „ dat dezelve van de gelykenis verfchild , daarin dat de Analogie tot het verftand of de reden {preekt ,- en de gelykents tot de zinnen, kart: Eene ) Et fes Carafteres ; a. De, fuppofer néceffairement la comparaifon des … deux objets Phyúiques , afin d'y découvrir “a: Une ou plufieurs égalités perceptibles aux fens. 3. De nêtre pas du reflort de la feule raifon , ou du feul intelleêt , mais d'exiger néceflairement le concours des fens. En comparant ces Principes & ces CaraCteres avec ceux de \ Analogie , on verra d'abord que celle ci differe de la reffemblance en ce que [Analogie ne frappe que l'intellet ou la raifon, & la res/emblance les fens. Bs En 26 _ ANTWOORD or pe, VRAAGE- Eene volmaakte Natuurkundige. gelykenis , _ wordt gelykheid, en de Analogie word. eenzel- vigheid.… Want de ge/ykenis-loopt uitrin eene of meer „gelykheden. , en de. Analogie in eene of meer eenzelvigheden. „Maar de gelykenis , en de Analogie zyn niet volmaakt , dan wan- neer zy tot alle mogelyke gelykheden en een- zelvigheden konnen gebragt worden ; dat is te zeggen : wanneer de eene niet anders dan eene zamentftelling van gelykheden is „ en de andere eene zamenftelling van eenzelvigheden., en de eene gelykheid geworden is „ „en de-andere ec- ne geheele eenzelvigheid. | | Ik koome in een vertrek „ en-zie iets boven de deur , dat myn gezigt zo-fterk aandoet „als. het uitwerkzel van-half- verheven Cbasrelief ) wit Marmer , dat „ niettegenftaande de verze- keringen van den Huisheer , ik niet kan geloo- | ven, \ En devenant parfaite la resfemblance Phyfique devient - Egalité, & l'Analogie identité. Carla resfemblance feré- duit à une ou plufieurs égalités, Mais la res/emblance , & l'Analogie ne font parfaites que quand elles fe rédu'- fent à toutes les égalités ou identités posfibles ; c'eft-à- dire: quand lune n’eft qu'un eompofé d’égalités ; & l'au- tre d'identités.; ou quand l’une eft devenue égalité , & . Faurre identité totales. er J'entre dans un appartement & voit up deflus de porte, qui fait tellement fur. mes yeux l'effet d'un bas- relif de Marbre blanc, que malgré les affurances du Maître de la maifon , je uë peu croire que c'eft.un clair - obfcur fupé-. » rice | „over DE ANALOGIE , enz. 27 vens dat het een meesterlyk uitgevoerd graauw Schilderftuk: is … De gelykheid der gewaarwor- dingen volmaakt zynde , geloof ik , dat de ge- Iykheid ook volmaakt is; en ik befluit, dat het Schilderftuk half verheven werk is. . Dit befluit is baarblykelyk gegrond op eene gelykenis, niet op eene Analogie , gelyk men ligtelyk zoude konnen denken, en gelyk het fchynt, dat mén tot heden, gedagt heeft. Ik klim op eene lad- der „en overtuig my zelv , door myn gevoel „ dat het gefchilderd is ; de volmaakte gelykheid word onvolmaakt , die van ’t gevoel ontbreekt ; en ik ben verzekerd dat ik my bedtoogen heb; daar integendeel , indien de gewaarwording van — het gevoel juist dezelve geweest waare met die van half verheven werk, ik van het tegendeel zoude verzekerd geweest zyn , om dat de ge- Iykheid van alle de gewaarwordingen , die hier mogelyk zyn, volmaakt zoude geweest zyn. De „ tieurement executé. L'égalité de fenfations Etant parfaie te ‚ je crois la reffemblance auflì parfaite , & j'en conclus que la peinture eft un bas-relief. Cette conclufion eft manifeftement fondée fur une resfemblance , non fur une Analogie , comme on feroit tenté de le croire, & comme on paroît avoir ru jusqu'à préfent. Je monte fur une échelle , & je me convaine par lattbuchement que c'eft une peinture 5 l'égalité parfaite devient imparfaite ; celle da toucher manque , & je fui fûr.de m’être trompé ; au lieu que fi la fenfation du toucher avoit été précifement la même que celle d'un bas- relief „ j'auroîs été fûr du con-= traire , parceque l'égalité de toutes Jes fenfations ici pos= fibles auroit été parfaite, it n Les s8- ANTWOORD or ve / VRAAGE „De twee Voorftellen :- men kan de helft van alle gelyke getallen neemen „ en yder ongelyk getal „by het welk £ gedaan , of afgetrokken word „ kan doof 2 gedeeld worden: deze twee Voorftellen, zeg ik, hebben eene groote Ana- logie , en de eenzelvigheid (Adentiteit”) „ tot welke zy gebragt word , is eene eenzelvigheid van ftelling (Adentitas theféos”) «de twee ge- tallen konden door 2 gedeeld worden. Deze: Voorftellen hebben „geen eenzelvige onderftel- lingen ( Hypothefes Identice >), fchoon een on- gelyk getal gelyk word, na de byvoeging of af= trekking der eenheid 3 maar de eerfte onder’ {telling is eenvoudig , en onderfteld ten eerften een gelyk getal; daar de tweede onderftelling deze nieuwe voorftelling inflait-of onderfteld : yder ongelyk getal meer of min r , word een selyk getal, Laaten wy deze verfcheidenheid doen verdwynen, en laaten wy de onderftellin- | gen Les deux Propofitions: on peut prendre la moitié de tout nombre pair, & tout nombre impair plus ou moins 2, eft divifible par 2. ont une grande Analogie, & Viden- ticé à laquelle elle fe-réduit, c'eft l'identicé de thefe: les deux nombres font divifibles par 2. Ces propofitions n'ont pas des hypothefes identiques , quoiqu’un nombre impair devienne pair après l'addition ou la fouftraétion de l'unité: mais la premiere hypochèfe eft fimple ‚ & fuüppofe d’abord le nombre pair ; au lieu que la feconde hypothèfe renfer- me ou fuppofe cette nouvelle propofition : tout nombre impair plus ou moins un devienc pair. Faifons disparof- tre cette divifieé , & rendons les hypothêfes identiques en | ovER DE ANALOGIE , enz. 29 gen eenzelvig maaken „ door te zeggen : men kan de helft neemen van ieder gelyk getal : en yder gelyk getal is deelbaar door 2; dan zyn de twee voorftellen eenzelvig (Jdentica), om dat de Analogie volmaakt is , zich alleen be- _paalende tot de, twee eenzelvigheden , die hier mogelyk zyn; wyl yder voorftel maar eene on- derftelling bevat , en maar eene {telling die on- „derling eenzelvig zyn. De | ! EN _ Wanneer de Natuurkundige gelykenis vol-_ maakt is , en gelykheid word , verward men het eene onderwerp met het ander, zo vaak men ‘er maar een van beiden voor zich heeft 3 en wanneer men beiden in zyne magt heeft „ kan men zonder twyffeling het eene voor het andere neemen. Dus, wanneer een Wiskunis- tenaar eens de gelykheid van twee figuuren, of twee redenen beweezen heeft , neemt hy de | eene ên difant: on peut prendre la moitië de tout nombre pairs & tout nombre pair eft divifible par. 2, & les deux pro- ofitions feront identiques , Borsele PAnalogie eft ‚pare Brite ; fe réduifant- aux deux feules identités posfibles ici „ chaque propofition ne renferment qu'une hypothèfe & qu’ une chefe , identiques chacune à chacune. ot Lorsque la reflemblance Phyfique eft parfaite & devient Egalité , on confond l'un des objêts, avec’ Fautre toutes les fois qu’on n°‚n a qu'un fous les yeuúx ; & quand on les’ a tous les deux en fon pouvoir , on fubftitue l'un À autre fäns héfiter. Ainfi dans la vie communeron confond cous’ les bons ducats enfemble , l'on prend un bon duêat poàf’ | En un” 3 go ANTWOORD or pe VRAAGE ‘eene voor de andere , zonder té twyffelen : hy zal hen zelv zonder onderfcheid gebruiken, zo dra hy ’er geen onderfcheiden kenmerk in vind. By voorbeeld : ‘hy maakt op een vel papier twee gelyke Cirkels , yder ftaat op het midden van van het papier even hoog „en even verre van den zyderand. Hy gaät uit de kamer : ik keer het blad het onderfte boven , zo dat-de Cirkel van de regter hand nu aan de linker is. De Wiskunftenaar terug koomende „ zal zeker niet merken „ dat ik het papier omgekeerd heb. Wat aanbelangd de twee gelyke redenen , deze zal hy niet de eene voor de andere neemen , wyl zy hunne onderfcheids kenmerken hebben ; door deze is het eerfte en het tweede lid van de eene „, het eerfte en tweede lid van de vol- gende niet. Ondertusfchen na gezegd te heb- ben : 12 is tot 4 als 9 tot 3 , houd de Wis- | wr kun- un autre fans héfiter. Ainfi le Géometre , quand il a une fois prouvé l’égalité de, deux. en ‚ de deux raifons , fubftitue lune à l'autre fans balancer : il les confondra même dès qu'il n?y rerrouvera plus‘aucune marque diftin- Etive. ‘Par exemple : il trace fur une feuille de papier deux Cercles égaux , chacun au milieu de la hauteur du papier , & également diftant de fon bord latéral ; puis il fort de la chambre: je “tourne” la “feuille fans deffus des= fous , desfagon que le Cercle de la droite.foit à gauche, Le Géometre revenu ne s’'appercevra certainement pas de ce renverfement. Quant aux deux raifons égales il ne les confondra pas , parcequ’elles portent. leurs marques dis- tinétives avec elles, lantécedent-& le conféquent de Pune n’étant pas lantécedent & le-conféquent de l'autre: Ce- pendant ‚ fi après avoir dit: za eft à 4 comme 9 à 3 9 e | NN over De ANALOGIE , enz. sr kunftenaar zich met niets anders bezig , zo dat hy om die fchikking niet meer denkt. Hy keert tot deze evenredigheid weder , zonder te zoe- ken hoe hy dezelve gefchikt had , zal hy ook te regt zeggen , 9 istot 3 als 12 tot 4 , en zal dus redenen zamenmengen: men vind hier van alom voorbeelden. | ij Maar de gelykheid van twee Natuurkundige onderwerpen is geene eenzelvigheid ; want die __ twee voorwerpen blyven altoos twee , en zullen aan de ziel altoos twee gewaarwordingen mede- “deelen , en nooit eene alleen. } Hier uit vólgt klaarblykelyk „-dat nooit de _Analogie volmaakt zal konnen zyn , tusfchen twee ligchaamen , fchoon dezelve gelyk zyn, ‘want deze twee ligchaamen konnen nooit in een Beeld zamenloopen „ veel minder noch in een | „denk- Je Géometre s'occupe d'autre -chofe „ au point d'oublier cet arrangement ‚ & qu'en fuite il revienne à cette’ pro- _ portion, fans chercher comment il Pavoit dispofée-la pre- miere fois , il dira fort bien : geeft à 3 comme 12 à-4 , é confondra ces deux raifons : on. en trouve des exem- _ples partout. k é Mais Végalité de deux objets. Phyfiques n'eft pas une üdentité, car-ces deux objets en feront toujoursideux por- teront toujours à lame deux fenfations„ non-une feule. dl fait manifeftement de là , „que jamais l'Analogie ne pourra être parfaite entre deux corps, quoiqu’ils foient ‚ égaux; car jamais ces deux corps ne fe confondent Rn | eule 32 ANTWOORD or ne VRAAGE denkbeeld. …Laaten wy twee Compasnaaldert Onderftellen „, die volkomen gelyk zyn ; dewyl 'er eene zeer groote Analogie tusfchen het Yzer en den Zeilfteen fs , zal men nog eene grooter vinden tusfchen de twee Naälden ; maâr intus- fchen zyn zy ältoós twee : myne ziel kan zich dezelve niet verbeelden onder eene en dezelve beeldtenis, fchoon zy alle beiden het denkbeeld ‚van een gezeilfteende Naald in het algemeen in hem doen ontftaan ; want of hy verbeeld zich eene van deze Naalden in het byzonder , of wel , (dewyl de ftoffe onindringbaar is ,) zal hy zich dezelve noodzakelyk beiden verbeelden, als yder eene byzondere plaats beflaande , en zal dezelve , by voorbeeld , niet onder een en het zelve beeld vereenigen , en noch veel min- der onder een en het zelve denkbeeld , want yder denkbeeld deeld deszelvs byzondere ge- | boe | waar- feule image , ‘bien moins encore en une feule idée. Sup- pofons deux aiguifles aimantées parfaitement égales; puis- qu’il fe trouve une très- grande Analogie- être l’Aimant & le Fer, à plus forte raifon s'en trouve-t’il entre ces deux _aiguilles ; cependant elles font toujours deux ; mon efprit ne fgauroit fe les repréfenter toutes deux fous la même image , quoique toutes deux réveillent en lui l'idée d'une aiguille aimantée en général; car, ou il fe repréfente une de ces aiguilles en particulier , ou bien , la matiere étant impénetrable , il fe repréfentera néceflairement ces deux aiguilles comme occupant les places differentes, & ne les réunira par exemple pas fous une feule & même image s pi à plus forte raifon fous une feule & même idée ‚ chaque image over pe ANALOGIE , enz. | 83 waarwording aan de ziel mede , en kan niet _nalaaten zulks te doen „ten zy dat denkbeeld verdwyne. vier oli NG “De volmaakte Znalogie kan derhalven geen plaats hebben , dan tusfchen twee zaaken, die zich aan het verftand voordoen ; dat is te zeg- gen: tusfchen twee wyzen van redeneeren, of tusfchen de wyze en toepasfing der twee rede- neeringen , maar niet tusfchen twee onderwer- pen, op welken men die twee redeneeringen toepast , ten waare die twee onderwerpen ook alleen voor het verftand vatbaar waren. « En indien ‘er eene volmaakte -„drnalogie plaats heeft tusfchen de wyze en de toepasfing der twee re- deneeringen , is die Aralogie eenzelvigheid, en by gevolg , zoude eene van die wyzen van redeneeren „ niet goed , noch voldoende kon- nen zyn, indien het de andere ook niet is. Het image portant fa perception particuliere à lame, & ne pouvant ceffer de ly porter, -à moins de s’évanouir. ___L’ Analogie parfaite ne peut! donc avoir lieu qu’entre- deux chofes incelletuelles ; c'eft àdire £ entre deux mae, nieres de raifonner , ou entre la forme & application de deux raifonnements, mais non ertre les deux fujets,-aux- quels on applique ces-deux raifonnements , à moins que” ces fujers ne foient auffi intelletuels. Et sil regne une Analogie parfaite entre la forme & lapplication-de deux raifonnements , cette Analogie eft-identicé , & par corf- quent une de ces -manieres de. raifonner ne fgauroit être. bonne & concluante fans que l'autre ne le foit aaff Ceft. KXIL. Deel, De C | par 34 ANTWOORD op ve VRAAGE is door middel van een verward begrip van dit grondbeginzel „ dat noch niet verklaard is, dat een Leerling in de Redeneerkunde verzekerd is - van. wel geredeneerd te hebben , wanneer hy de-wyze van de fluitreden wel toegepast heeft , of wanneer hy, dezelve wyze van redeneeren op eenig-ander onderwerp overbrengt; dan dat het geen zyn Meester hem ten voorbeelde gegee- ven heeft. Het is ook op dezen fchoon be- dekten grond , en op-dien, op welke men alte de onderwerpen, die elkander volkomen gelyk zyn , kan verwisfelen , dat de Meetkunftenaar fteund , wanneer hy , om een voorftel zo veel te duidelyker te betoogen , hy. zyne betooging ftaaft en toepast op eene figuur ; want het is. klaarblykelyk „ dat, indien hy niet voor toege- ftaan nam , en indien men hem konde betwis- ten ‚ dat het zelve betoog waar bleef , fchoon op eene andere figuur toegepast , die in betrek- king par un fentiment confus de ce principe nom développé eu< - core, qu'un apprentif logicien eft für d'avoir bien raifon- «né lorsqu'il a éxactement appliqué la forme de Syllogisme, ou lorsqu'il a employé la même maniere de raifonner fur quelqu’autre fujet que celui que fon Maftre lui a propofé pour exemple. -Ceft encore fur ce principe caché, & fur celui que l'on peut fubftituer Vun à l'autre tous les ob= jets parfaitement femblables , que fe fonde la Géomertre , quand, pour démontrer plus clairement une propofitión , it applique fa démonftration à une figure quelconquê; car it eft clair que s’il ne prevoit pas pour accordé , & que ff Ton pouvoit lui nier, que la méme démontftration refte vraie , quoiqu’ appliquee à une autre figure wg Cm ovèR pr ANALÓGIE, enz. _ 93 king van alle de deelen van zyne onderftelling volkomen aan dezelve gelyk is , hy vérpligt zoude zyn, om zyne bêfchouwing te betoogen voor yder nieuwe figuur. Ku _De Aralogie uitloopende op eene eenzelvig- heid, is duidelyk te zien, dat „zo dra men de- ‚zelve ontdekt heeft , dan alles wat klaarblyke- lyk uit die eenzelvigheid vloeid, ook waar is in de beide onderwerpen. Dus overtuigd zynde , dat het Vuur eene ftoffe is , fchoon eene zeer fyne ftoffe , en derhalven die eenzelvigheid heeft met eenen loden bal, zyn wy verzekerd, door de Andlogie , dat het Vuur Zwaar is, _fchoon mien het nooit gewoogen heeft : indien deze vloeiftof by alle gelegendheid tragt te ry- zen , dat is te zeggen , zich van het middel- punt der Aarde te verwyderen , ín plaats van na de | het femblable rélativement à tous les articles de fon hypothe- fe, il feroit obligé de démontrer fon théoreme pour cha- que nouvelle figure. * | Eea | __L’Analogie fe réduifant à une identité, il eft manifefte qe'aufliôt qu'on l'a découverte , tout ce qui refulte évi-- demment de cette identité feule, eft vrai dans les deux objets. — Ainfi , convaincus que le feu eft une matiere , quoique très-fubtile, & qu'il a par conféquent cela d'ie ‚ dentique avec une balie de plómb, nous fommes fürs par _ PAnalogie que le feu eft pefant , quoiqu’on ne lait jamais pelé: fi dans toutes les occafions ce fluide tend à monter, Ceft-à-dire : à s'loigner & En à fe rapprocher du cen- p) ue Na, 86 ANTWOORD oep pe VRAAGE „het zelve te naderen , gefchied zulks , om dat zy ligter dan de lucht is , op welke zy om zoo te fpreeken zwemt. vee hei De gelykenis en de-Analogie ftrekken beide ten gronde aan de waarfchynelykheid én aan de zekerheid. Wanneer wy niet verzekerd Zyn, dat de gelykenis en de Analogie geheel zyn, _blyven wy by de waarfchynelykheid , die in ze- kerheid veranderd , wanneer wy verzekerd zyn, of meenen te zyn, datde ge/ykheid en de Ang- logie in allen opzigte volkomen zyn. | Een Wilde ziet voor de eerftemaal een gloe- jend Yzer , hy wil het vatten en brand zich. Des anderen daags , toont men hem van verre een ftuk houts , met een levendig Vermillioen rood befchilderd ; hy-geloofd „dat het gloejend yzer is van daags te vooren , en wil het niet | aan- tre de la Terre, c'eft qu”il eft plus léger que l'air , fur lequel il furnage pour ainfi dire. | La refJemblance & V.Analogie fervent toutes deux de fon= dement à la probabilité , & à la certitude. Lorsque nous ‘ne fommes pas fûrs que la refJemblance & VP Analogie foient totales, nous en reftons à la probabilité , qui fe tourne en certitude quand nous fommes ou croyons être aflurés que la reffemblance & \ Analogie font totaless Un Sauvage voit pour la premiere fois un Fer rouge il veut le faifir & fe brûle, Le lendemain on lui montre d'un peu loin un, morgeau de bois peint d'un Vermillon- très= vif ; il le croit le fer rouge de la veille, &.ne veut pas over pe ANALOGIE, ENZ. 87 aanraaken , om dat, volgens zyn gevoelen, de gelykonis volkomen is,en, hy verzekerd is zich te zullen branden. . lemand. gaat dat gewaande gloejend Yzer haalen, en brengt het hem. -De Wilde ftaat ‘in twvffel , fteekt de hand uit, trekt dezelve- weder te rug ;-fteekt: haar, weder uit, eindelyk geen warmte. voelende „raakt hy het hout-aan „-en word.dus' verzekerd „dat hy “zich bedroogen had. … Dan plaatst men een ftuk _gefchilderd hout naast een gloejend yzer „en men toont hem „dat -het- eene geheel digt is , terwyl het ander iets doorzigtigs heeft. Eeni- ge dagen daarna ziet:hy weder het gefchilderd hout ; hy is nu niet meer verzekerd „ dat het een, gloejend. yzer is „ dit komt hem ‘op zyn best waarfchynelyk voor. _Intusfchen zich niet geheel op zyn gezigt durvende vertrouwen, en vreezende „ dat het zelve iets dat/maar.zeer weinig pas le toucher , parcequ’ à fon avis la reffemblance eft pars faite, & qu'il a la certitude de fe brûler. … Quelqu'un va prendre ce prétendu fer rouge , & le lui apporte ; le Saus vage héfite , approche la main , la retire , & approche Encore ;- enfin ne: fentant'aucune chaleur:, il touche „ & Saflure qu'il s'eft. trompé. Alors on place cermorceau de “bois peinc à côté d'un fer rouge , & on lui mönrre que le premier eft abfolument opaque, au lieu que l'aurre, a qaelque chofe de transparene. _Qaelques jours après il voitsde nouveau fon morétau de bois: enluminé , il neft plus-fûr-que c'eft un fer: rouge , cela ne lu: paroft que probable tout au plus. Cependant n’ofent tout à fait de fier à farvue s;É „ craignant qu'elle ne lúi fafle prendre pour opaque ce qui n'eft que très- peu transparent, il ap- | | Gr pro= 38 ANTWOORD op pe VRAAGE ‘weinig doorzigtig is , voor - geheel ondoorzigtig zoude doen neemen, fteekt hy voorzigtig de hand uit , en geen warmte gewaar wordende , word de waarfchynelykheid by hem zekerheid, en hy vat het ftuk hours vrymoedig aan, | Deze zekerheid rust op een befluit uit geZy- kenis , en niet op” een befluit- door Analogië; Volgens myne gedachten is deze foort van ze- kerheid , die opseene volmaakte gelykenis be- rust, Cof die men geloofd volmaakt te zyn ,) het Zmhtinêt. Want men noemt Jaflinbì eene natuürlyke beweeging „die geene rédeneerin veronderftellende , aan Menfeh en Dier gemeen. is , en niet kan veroorzaakt worden , dan door eene der Zintuigen, dat zelv door een nàtuur- lyk voorwerp: bewoogen wortd. ‘Wanneer dit wezentlyk is , het geen het fehynt, dan is het bd opregt; maar-het bedriegt, wanneer de : Belg proche la main avee précaution &'ne'fentant avcure cha-_ leur, la probabikité redevient eertitude, il faific hardiment le morceau de bois, « . Cette certitude eft fondée fur une conclufion par res- femblance, non par Analogie, A mon avis cette e et de certitude , fondée fur une reflemblance parfaite , ou erue. telle , eft T'inttin&. Car on appelle infrinét un za zen ment naturel, qui ne fuppofänt aucun raifonnement’, commun à Homme &-à la Bête , & ne peut être deon | fionné que par hi! un des fens ‚ Éému dui. même par un objet Phyfique. Lorsque celui-ci eft reëllement ce qu'il-paroft , Pinftint eft fincère 3 il eft trompeur vei /. OVER DE ANALOGIE , enz, | _39 gelykenis in ftede van volmaakt te zyn „ alleen is ftvnbaar is. Intusfchen kan het v orzigtigfte _menfch het niet ontwyken , van zich byna ge- duurig aan het Jflind overtegeeven in de ge. meenfte zaaken van ‘het leven : hy zoude nooit vorderen, indien hy zyne reden ’er in de plaats wilde ftellen. Iemand, die aan de maaltyd zit- tende , zoude willen onderzoeken „ en naauw- keurig naagaan , of zyne foupe , zyn, brood , zyn wyn wezentlyk zyn het geen zy zyn. moe- ten , en het geen zy fchynen , zoude den hal- ven dag aan dat onderzoek verfpillen. … Geluk- kig is het, dathet. Zuffind zo dikwyls niet be-, driegt , dan. men in den eerften opflag zoude vreezen: het is zelv famtyds zekerder, dan de redeneering; dit bewyst het voorbeeld der Die- ren : het is waar „ dat. deze Zintuigen hebben, die door geen buitenfpoorigheid noch misbruik HEA HI „ bedor- la refJembhlance au lieu d'être parfaite , n'eft qu’apparente. Cependant ' Homme le plus prudent ne fauroit éviteryde fe livrer presque continuellement à TinftinGt dans les cho- fes les plus ordinaires de la vie : s’il vouloit lui fubftituer ta raïfon, il n'avanceroit jamait. L'Homme’; qui en fe mettant à table , commenceroìt par examîner ferùpuleu- … fement fi fa foupe , fon pain , fon. vin , &c. font.reölle= ‚ment ce qu’ils paroffent & doivent être , perdroit la moie tié du jour à cet examen. Heureufement l'inftinét re trompe pas aufli fouvent , qu'on. pourroit le craindre au premier-coup d'ceil :-quelquefois même il eft plus fûr que e raifonnement ; exemple des Bêtes le prouve sil e vraì que eelles- ci ont, des fens, qu’aucun abus, avcun excès nonr .alterés, & qui font par exemple plus délicats Fot CEA. AL STA Sti que 40 ANTWOORD oP DE VRAAGE babsen Zyn, en ide LA gevoeliger zyn dan die, van den Menfch. Verder zyn de ge- dykenisfen , die groot genoeg zyn om volkomen te fchynen, zeldzaam , en de minfte twyffelag- tigheid wekt de reden, en roept dezelve tot hulp, der. Zinnen, Laaten wy Overda tot een voorbeeld van waarfchynlykheid en dt ‚ Op eene Ana- hogie kaai) Ik vind een soa in de Meetkunde „ en deszelvs oplosfing , na het gefchreeven te heb- ben , leg ik weg, en denk ’er niet verder aan. Een myner Vrienden ontneemt my myn Ge- fchrift, fchryft het uit, en legt het weder daar hy het vond „ en koomt eenige maanden daar na myn oordeel over dat voorftel vraagen. Zo dra hy het gemeld heeft , fchiet my te binnen, dat que ceux-_de PHomme. „D'ailleurs les resfemblances aflez grandes pour paroftre parfaites , font rares, & la moin- dre „équivoque wiveitie la raifon ‚ & l'appelle. au fecours des fens.” _ Paffons à un exemple de probabilité & de certitude fon- dées fur une Analogie. | Je trouve-un théoremerde Géómötrie & fa démonftra- tion’, & aprés Pavoir couché par écrit , je le mers de cô- ‚en y_penfe plus. Un de mes Amis dérobe mon Ma- nufcript, le copie, le remet en place, & plufieurs mois après vient foumettre ce théoreme à mor jagement, £ Dès Véhoncé je reconnois que j'ai travaillé fur le même mijens à ° dl over DE ANALOGIE , enz. 41 dat ik over het zelvde onderwerp gewerkt heb; de betooging begind met dezelve denkbeelden als de myne. - Ik begin het als waarfchynelyk te vinden , dat myn Vriend kennis van myn werk heeft gehad : de betooging gaat voort met dezelvde redeneeringen te ontwikkelen tot aan het einde toe , en tmyne gisfing , dat is te zeg- gen , de waarfchynelykheid , dat het zo is, vermeerderd. Deze waarfchynelykheid komt uitde Awalogie voor, die ik vind tusfchen het betoog van myn Vriend en het myne , en die uitloopt op de eenzelvigheid (adentiteit) van denkbeelden, en op die van hunne aaneenfcha- keling , maar dewyl het in de Wiskunde niet onmogelykvis, dat twee lieden , volgens dezel- ve grondbeginzelen , en dezelve wyze van re- deneeren, dezelve zekerheid op dezelve wyze betoogen , is myne gisfing geene zekerheid. Ik fta op , en kryg myn handfchrift , en verzoek vele Ja démontftration débute par les mêmes idées que la miene ne 5. je commence à trouver probable que-mon Amiaeu connoiffance de mon travail ; la cémonftration continue: à développer les mêmes raifonnements jufqu’à ia fin , & mon foupgon , c'eft-à-dire , la probabilité qu'il ett jufte „ auúgmente. Cette probabilité réfulte de 1’ Analogie- quê.je trouve entre la démonftration de mon Ami & la mienne , & qui fe réduit à Videnrité des idées & à celle de leur en= _ chafnement ; mais, vu qu'en Mathématiques , il n'eft pas jmposfible que deux Perfonnes ayant les mêmes princi- pes, & la même maniere de raifonner , démontrent de même la même vérité, mon foupgon n'eft pas certitude. Je me leve & vais prendre mon Manufeript „ puis je prie C 5 mon 42 ANTWOORD oP pe VRAAGE vervolgens myn Vriend weder te beginnen, en wanneer ik overtuigd ben van de eenzelvigheid der woorden, ben ik verzekerd, dat myn Vriend myn betoog afgefchreeven heeft : de Analogie is volkomen geworden, wyl alle mogelyke een- zelvigheden 'er in gevonden worden ; eenzel- vigheid van onderwerp , eenzelvigheid van re- deneering „ eenzelvigheid van ftyl , eenzelvig- heid van woorden ; en inderdaad myn Vriend bekend lagchende den trek, dien hy my ge- fpeeld heeft. | der Maar ’er is eene andere foort van waarfchyne- Iykheid , door welke men uiteenie zaak , die meer- __maalen gebeurd ís , befluit , dat zy in dezelve omftandigheden weder gebeuren zal: deze waar- Schynelykheid grond zich op díen ftelregel , dat. dezelve oorzaaken dezelve uitwerkingen voort- brengen , wanneer de omftandigheden dezelve mon Ami de recommencer , & quand je fuis convaincu de Fidentité des mots „je fuis fûr que mon Ami a copié ma ‘piece : 1’ Analogie ett devenue parfaite , parceque toutes _ Jes identités posfibles s’y trouvent identité de fujet , iden- tieé de raifonnements , identité de ffyle, identité de mots. Effe&tivement mon Ami fe mer à rire , & avoue le tour qu'il m'a joué, | | | Mais il eft une zutre forte de probabilité, par laquelle: de ce qu'une chofe eft arrivée plu(ieurs fois, on conclut … que dans les mêmes circonftances elle arrivera encore wette. probabilité fe fonde fur le principe que les mêmes canfes , dans les mêimes circonftances , produifent le nd | over DE ANALOGIE , enz, 43 zyn, en dit grondbeginzel zelve fteunt alleen op de eenzelvigheid der oorzaaken en omftan- ‚ digheden , uit welke men op de eenzelvigheid der uitwerkzelen een befluit opmaakt, Dit foort van waarfchynelykheid. dan loopt , even als de Analogie, uit op eenige eenzelvigheden. Zy fluit noodzakelyk een gevolg eener vergely- king in tusfchen de oorzaaken en de omftandig- heden , om verzekerd te zyn , dat zy eenzel- vig zyn; Zy is dan eigentlyk eene Znalogie , en wel eene volmaakte Analogie , wyl zy: alle de eenzelvigheden bevat , die in dit geval mo- gelyk zyn. Deeze waarfchynelykheid is eene waare zekerheid , wanneer men verzekerd is van de eenzelvigheid der oorzaaken en omftan- digheden ; maar is flegts waarfchynelyk , wan- neer men van de eenzelvigheid der oorzaaken en omftandigheden niet verzekerd is. Ik ben verzekerd , dat twee verfchillende ligchaamen, eene me effet, & ce principe n’eft lui-même fondé que fur lí- dentité de caufts & de circonftances , d'où l'on conclud Pidenuté deffers. Cette efpece de probabilité fe réduit «done ainfi que 1’ Analogie , à quelques identités. Elle en- trafne néceflairemen: une comparaifon entre les caufes & Tes circonftances „ pour s’affurer qu'elles. font identiques : elle. eft donc au fond une Analogie , & une Analogie par- faite „ puisqu’elle renferme toutes les identités posfibles - lei. Cette probabilité eft une véritable certitude , lorsqu” on eft afluré de l'identité des caufes & de celles des cir- conftances ; mais elle eft probabilité lorsqu'on n'eft. pas für de Pidentité de caufes & de circonftances. Je fuis für, après en avoir fait expérience vne fois, que deux corps dif. 4 _ ANTWOORD or pe VRAAGE eene veer en een looden bal , denzelven tyd doorbrengen in het vallen van dezelve hoogte in het lugtledige , wanneer ik die Proef eens genoomen heb; om dat ik hier verzekerd ben, dat de oorzaak van dat verfchynzel de aantrek- king van het middelpunt der Aarde, en de om- ftandigheid , het lugtledige, of dat ’er geen te- genftandbiedende middelftof ís , altoos dezelve zyn. Maar wanneer ik niet eens , maar twin- tig maalen agter elkander dezelve bombe , uit denzelven: Mortier , en met dezelve lading op denzelven afftand gefchooten hebbe , is het al- leen maar waarfchynelyk , dat het my de 21fte maal zal gelukken , om dat ik maar verzekerd ben vân de eenzelvigheid van eenige oorzaa- ken ‚-de Bombe , den Mortier , en de lading, Maar wat de vierde aangaat : de kracht aan de Bombe gegeeven , welke van de innerlyke deugd van het kruid afhangt , hier van ben ik zo min ver- différents, une plume & une balle de plomb , emploient le même temps à tomber de la même hauteur dans le vui- de, parcequ’ici je fuis fûr que la caufe de ce Phénomene , qui eft Vattraêtion du centre de la Terre, & la circonftan- ce, le vuide ou labfênce du milieu réfiftant , font toujours les mêmês. Mais après avoir jetté , non pas une „, mais vingt fois confécutivement, la même bombe avec le mê- « me Mortier , & la même charge à la même diftance , je n'ai que la probabilité de réuffir à la 21. fois , parceque je ne fuis fûr que de lidentité de quelques caufe‚ quifont la bombe , le Mortier , & le poids de là charge ; mais quant à la quatrieme caufé : P'impulfion donnée à la bom- ber, qui dépend de la bon:é intrinfeque de la poudre, je n'en OVER DE ANALOGIE, ENZ, 45 verzekerd als van de omftandigheden , die van dea ftaat der Lucht, en van de kracht en ftreek des Winds afhangen. | De waarfchynelykheid, van welke wy fpree- ken „ vermeerderd „ en-word eindelyk zeker- heid , wanneer men „ door het herhaalen der Proefneering met denzelven uitflag , zich kan verzekeren, dat de oorzaaken en omftandighe- den altoos wezentlyk dezelve blyven. De Na- tuurkundige doet eene Proefneeming , zy gelukt hem : hy herhaald dezelve, zy gelukt hem we- der , zo als hy gehoopt had , dat is te zeggen waarfchynelyk gevonden had; thans is hy dan byna verzekerd van den uitflags noch eenige __Proefneemingen, die gelukken , zullen zyn ze- kerheid voltooijen. Het is klaarblykelyk „ dat de foort van waar: fchynelykheid , van welke wy fpreeken , zoo veel Eeten’ (ii pas plus tûr que des circonftances „ qui _dépen-. ee dent de V'étât de l'Air , de la force & de la diretion du Vent. | | La probabilité dont nous parlons À augmente & devient. ‚enn certitude , lorsqü’à force de ;répéter |’ expérience avec le même fuccès , on eft parvenu à s’aflurer que les caufes & les circonftances reftent effeCtivement toujoursles mêmes. Le Phyficien fait une expérience ; elle Ini réus- fit: illa répéte ; elle réusfit encore , ainfi qu'il Pavoit ex- _ péré; c'eft-à-dire : trouvé probable. Maintenant il eft ‚presque fùr du fuccès; & encore quelques expériences heu- - reufes rendront fa certitude complete. „ll eft manifefte } que lefpece de probabilité en quese | tion, 16 _ ANTWOORD of vr VRAAGE veel fteund op de volkomen gelykenisfe , als op de nalogie , wanneer het Natuurlyke Onder- werpen raakt. Dewyl alsdan de oorzaaken van Natuurkundige onderwerpen afhangen, die men als. gelyk aanmerkt, en dus de eene voor de an- dere kan neemen , uit hoofde dezer gelykheid. Wanneer men fpreekt van dezelve Bombe met dezelve lading op te fchieten, is het klaar, dat de Bombe dezelve kan zyn , maar niet de lae ding 5 het gewigt alleen van deze kan eenzel- vig zyn in de twee fchoten. Maar dewyl men de tweede lading volkomen gelykende aan „ of gelyk met de eerfte ftelt , Ziet men die als dezelve aan ‚én men neemt de eene voor de andere. … Eindelyk is ’er een derde. foort van waar- fchynelykheid , die men ontkennende waarfchy- nelykheid noemen kan ; op deze rusten alle de _Ha- tion , s’appuie autant für la resfemblance Aarjaihe que fur V'Analogie, dès qu’il eft queftion d'objets Phyfiques., Alors les caufes. dépendant d'objets Phyfiques , qu'on regarde comme égaux , on fubftitue Pun à l'autre en vertu de cet- te égalité. . Quand on parle de lancer là même bombe avec la même charge, il eft clair que la bombe peut être Ja même, mais non la charge; le poids de celle-ci peut être identique dans les deux tirs. Cependant comme on fuppofe la feconde charge parfaitement reflemblante ou égale à la premiere , on la regarde comme la même ; on fubftitue l'un à lautre. Enfin il eft une troifieme forte de brobabilité ‚ qu'on pourroit appeller probabilité négatives c'eft celle, f pii | quelle over pe ANALOGIE, enz. ° 47 _Hazard-fpellen. Hier onderfteld men , dat ’er geen meer waarfchynelykheid is , dat de eene zaak eer gebeuren zal dan de andere. In een Lotto-fpel , of van go getallen , trekt men ’er s op hazärd ; men zegt, dat men ín gelyk fpel 18 tegen 1 kan zetten , dat zulk of zulk getal niet uit de bus of doos zal komen. De rede- neering „ op welke deeze. waarfchynelykheid fteunt, is duidelyk: want 5 getallen te trek- ken van go, is het zelve als r van 18 te trek- ken ; maar het is niet waarfchynelyk „ dat van „18 Loten ’er het eene eer uitkomt. dan het an- dere ; men kan dus 18 tegen 1 wedden. De- ze laatfte- onderftelling: (het is niet meer waar- fchynelyk „ dat het eene meer dan het andere “uitkomt ), onderfteld noodwendig, dat de oor- zaaken en omftandigheden , die zamenloopen, om één getal te doen uitkomen vóór alle getal- len , gelyk zyn; want ware ‘er maar eene oor- zaak , uelle fe fondent tous les jeux de hazard. Ici l'on fuppo- & qu”il n'eft pas plus probable que de deux chofes lune arrive plutôt que l'autre. Dans ce qu’on appelle Lotto, ou de go numéros on en tire $ au hazard, on dit , qu’à jeu égal, il faut gager 15 contre 1, que tel numero ne fortira pas de la roue. Le raifonnement fur lequel cette probabilité fe-fonde eft manifeftement : tirer < numéros fur go, eft la même chofe qu'en tirer 1 fur 18 5 mais il ‚ neft pas posfible , que fur 18 lun forte de la roue plutôt que lautre; donc il ya 18 à parier contre 1. Cette dere niere hypothèfe: il n'eft pas plus probable que lun forte ‘de la roue que l'autre, fuppofe néceflairement ‚ que les caufes & les circonftances qui concourent à faire fortir un nu- 48 … ANTWOORD Op DE VRAAGE zaak , of maar eene omftandigheid , meer ten voordeele van het eene getal, dan voor het an- dere , zoude het fpel niet gelyk zyn : de oor- zaaken nu en de omftandigheden gelyk zyride voor alle de getallen , is de uitwerking ook ge- Iyk 5 en dit foort van waarfchynlykheid zal we- der tot de Analogie komen , want de eenzel- vigheid der oorzaaken en omftandigheden on- derftellende „ befluit zy op de eenzelvigheid der uitwerking. | | De waarfchynelykheid , van welk eene foort zy ook zyn moge , fteunt altoos op de gelyke- nis, op de Znalogie, of op beide te gelyk: en wanneer de gelykenis en de Analogie volkomen zyn , word de waarfchynelykheid zekerheid. IL Voor- } & “numéro font égales pour tous 3 car s’il y avoit une feule caufé, ou une feule circonftance en faveur d'un numéro plutôt que des autres , le jeu ne feroit plus égal ; or les caufes & les circonftances étant égales pour tous , l'effet Peft auf $ & cette efpece de probabilité rentre dans [4 nalogie ‚ puisque fappofant identicé de caufes & de circon- ftances , elle en conclud identité d'effet. La probabilité, de quelque efpece qu'elle fuit, fe fonde donc toujours fur la reffemblance ou fur \’-Analogie , ou fur toutes deux à la fois : & quand la resfemblance & 1 Analo- gie font Parfaites , la probabilité fe tourne en certitude. TI. Pré. > OvER DE ANALOGIE enz áô ÏÍ _VoorzORGEN „ dië pien meeinen moet 1 hiet gebruik der Analògie. + Ne Sla N ' ‚ 4 € p G ele / ORR ARRA AIRRRARELRRRRRLRASRAERRAAK a) d _ ni ° : d kra ee *Ì 5 % k ed P, à v (ORT EERSTE VOORZORG: …__ Mei moet de gelykenss niet vermengen met de Analogië, ien aen ___ De Aralogie het zelve in het Zedelyke zyn- de, dat ge/ykenis in het Natuurkundige is,en het Zedekundige van. den-Menfch ten naauw- {ten met zyne Natuurkundigen ftaat- verbonden. Zynde ;-verward men s gelyk ik reeds zeide ; de Analogie met de gelykenis. -Deeze laâtfte echter Kak NEGEN PIED LID / en lk edn _ PRECAUTIONS d prendre en employant |’ Analogise PREMIERE PRÉCAUTION. Ne pas confondre la res/emblance avec 1'Anatogiës L°Analogie étant au Moral ce qûe la tesfemblanéd eft af Phyfique , & le Moral de 1’ Homme ayant une haiför ifti- mé avec font Phyfidue , on tonfond ; ainfi que hous |d- ovoùs úéjä. dit; PAnalogie & Ta retfemblgrtes Cependatts " AXIL Deels LN Estié ed só ANTWOORD oP pe VRAAGE echter op onze zintuigen fteunende , die ons vaak bedriegen , of konnen bedriegen , is het een zaak van belang de eene van de andere te onderfcheiden : de Analogie alleen op het ver- nuft gegrond, of op de reden, zoude ons niet konnen misleiden , wanneer zy te regt aange- wend word. De kenteekenen der Analogie, hier boven befchreeven „zyn gefchikt. tot dit onderfcheid. | Laaten wy twee Compasnaalden onderftel- len , die volkomen gelyk zyn , maar de eene heeft eene zeilfteenkrachtige Naald , en de an- dere niet. Indien ik , op deze volmaakte gely- kenis fteunende , ’er uit opmaak , dat de niet- zeilfteenkrachtige Naald het Noorden zal aan- wyzen „om dat de andere het doet , zoude ik my leelyk bedriegen. | E MILE cette derniere fe fondant fur nos fens , qui fouvent nous « trompent ou peuvent nous tromper „il importe de la d:s- tinguer de la premiere : celle-ci, fondée uniquement fur Yincelle&t ou fur la raifon , ne fgauroit nous trompêr quand elle eft bien emplovée. Les Curaêteres de U’ Analoge tra- cés plus haut, font propres à cette-diftinétion. Suppofons deux Bouffoles parfattement égales, mais Pune ayant fon aiguilleaimantée , & l'autre non , fi ‚me fiant à cette resfemblance parfaite, j'en conclus que la Bouse fore fans vertu magnétique montrera le Nord, parceque Vautre Bouflole le montre, je me tromperai lourdement. Ene, \ over De ANALOGIE „enz 51 Emir (*) door zynen Mentorsbeftuurd, - maakt een Eend van. wafch „ door welke,gene zeilfteenkrachtige Naald gaat van den ftaart toc den kop ;-hy neemt wel draa waar , dat Zyn Eend , in eene kom met water gezet , en gan zich zelven. overgelaaten , altoos in de. ftreek van het Zuiden naar het Noorden gaat, … Eeni- ge dagen daarnaa ziet EMILE een Compas, en bemerkt -dezelve eigenfchap. … Schoon zyn Eendvogel en ’t Compas in het geheel niet naar elkander zweemen , befluit hy , dat de Naald van het Compas zeilfteenkrachtig is, en hy be- driegt zich niet , om dat hy.niet uit de ge/yke- fis , maar uit Andlogie befluit. — | el BIE Men OC Burrr ou de PEducetion, Tom.1l, pag. 18. vanden Amfterdamfchen Druk , by: Neaulme 1764. <= | Emire (*), dirigé par fon Mentor, fait un Canard de cire traverfé de la queue au bec par une giguille-aimantée, & obferve bientôt que pofé dans un ‘basfin plein-d'eaus fon Canard abandonné à lui-même „prend toujours da-di- _ reétion du midi-au-Nord. Quelques jours après È mire voit une Bouflole & y remarque la même propriété, Quoie que fon Canard & la bouflole nefe reflemblent en rien il conclud que Vaiguille de cette Bouflole eft aimantée , & il ne fe trompe point, parcequ’il conclud, non par resfem- blance ‚ mais par Analogie. en On ‚CY Bmrug ou de Education, Tome IL pag. 18de’. Edie ston d'Amfterdam chez. F. Nearflmesmg 64. + D 5 / ed 5e ANTWOORD oP pe VRAAGE Men kent deeze Analogie daar uit, dat zy r. alleen tot de reden behoord; 2. dat zy eene noodzakelyke vergelyking onderfteld tusfchen het Eend en het Compas ; 3. uit de eenzelvig- heid der zeilfteenkracht , die uit dat vergelyk voortvloeit : daar in tegendeel de volmaakte ge- ykenis der twee eerfte Compasfen de zinnen on- middelyk aandeed, en geen eene eenzelvigheid, maar verfcheide gelykheden onderftelde. | N TWEEDE VOORZORG. Niet te befluiten uit hoofde van eene of meer eenzelvigheden , (die de gronden zyn der. Analogie ‚) op eene zaak , die in het ge- heel niet, of flegts ten deele, tot deze eenzel- vigheid behoord. | KN Indien On reconnoit cette Analogie à ce que 1, elle eft uni= quement du reflort de la raifon ; a. elle fuppofe néceflai- rement la comparaifon du Canard & de la Bouffole , & de plus 3. lidentité de vertu Magnétique qui refulte de cete te comparaifon : au lieu que la res/emblance parfaite des deux Bouffoles ‚ frappoit direêtement les fens, & ne fup- pofoit aucune identité „ mais plufieurs égalités. SECONDE PRÉCAUTION. Ne pas conclure en vertu de lidentité ou des identités, fondements de |’ Analogie , une chofe qui ne tient point du tout, ou qu'en partie & ces identites. iets … fi Sj u over DE ANALOGIE, Enz. 53 ‘ Indien Emire, uit het zien „ dat zyn Eendvolgel en het Compas beide vry na de Po- Jen draaide , wilde befluiten , dat de Naald en het Compas zylfteenkragtig waren, niet alleen, ook „dat zy die kracht. door een Zeilfteen ver- kreegen hadden , om dat hy de Naald van zyn Eend aan eenen natuurlyken Zeilfteen geitree- ken had , liep hy groot gevaar van zich te be- driegen. De eenzelvigheid op welke de 474- logie in dit geval fteund , is die vande rigting „naar het Noorden. Deze eenzelvigheid fleepc zeer noodzakelyk eene eenzelvigheid van zeil. fteenkracht na zich in de Naald van het Eend , ‚en die van het Compas ; maar niet dat de, oor- zaak , welke deze kracht mededeelde „aan de eene en andere dezelve zy ; hebbende de na- tuurlyke en door konst gemaakte Zeilfteen beide deze eigenfchap van mededeeling. | Het Si de ce que fon Canard & une bousfote tournent Yun _& l'autre librement vers les poles , E mrs. vou'oit con- clure , non feulement que l'aiguille & 1: bousfole a é:é ai. \ manté , mais encore qu'elle Pa été avec une pierre d' Ai- mant , parcequ’il a aimanté laiguiile de fon Canard avee. un Aimanr naturel, il courroit grand risque de fé tromper. Bidented fur laquelle {e fonde- ici |’ Analog:e éft- celle de direction vers le Nord3 cette identité entrafne bien né. ceflairement une identité de vertu magnétique dens lai- guille du Canard, & celle -de la. boustole , mais dan que Ja cauf@ qui a communiqué cette vertu à lune & à l'autre {oit la même, P Aimant naturel & | Artificiel ayant cous les deux cette propriéué Communicative. Y jk A ei zake 54 ANTWOORD op or VRAAGE Het bestê én misfchien eenige zekerd rid, del , omt deze feil te vermyden , is de gralogi- fche redeneering tot eene (uitreden te brengen, waar van de eenzelvigheid (de grond def And. logie) het tweede lid'is , en het eerfte lid een algemeen onbetwistbaar Voorftel, dat hêt twee- de lid bevat. | Dus kan her vinger: a Yder. Naald, die de eigenfchap heeft van - ‚vry naar het. AIgorden te Banjo is aol feeenkrachtig; « | | Pe Naald van een ite draait vry naar ‚het Noorden ; Zy is derhalven zeilfteenkrachtig. \ En pe derwyl 4 ‚ Le meilleur & peut-être l'unique moyen affuré d'éviter cette faute, eeft de reduire le raifonnement Analogtque en un fvllogisme „ dont Pidentité fondement de [Analogie ‘ foit la mineure, & la majeure une propofition generale ine conteftable tenferment: la mineure, À “Ainf l'on peut dire ; Cêtte aïguille ‚ quia la propriété de fe tourner libre- «ment vers le Nord , a été aimanté. De Nods de la Bousfole fe tourne agt: vers le — or 5 Donc elle a été aimabel,  Au ' FOvVER DE ANALOGIE , Enz, cs „Terwyl men niet kan zeggen : Yder Naald ,; die vry naar het Noorden draait , is zeilfteenkrachtig gemaakt door ERE EPSON Zynde dit Voorftel niët minder dan on- twyffelbaar. Deze tweede voorzorg op het befluit , door geljkenisfë toepasfende, en zorg draagende van. niet uit de gelykheid, die de grond der ge/yke- nisfe is , een befluit te trekken , dat maar ten deele of geheel niet tot die gelykheid behoord, zal men door gelykenis konnen befluiten , met zoo veel zekerheid , als door „Ana/ogie. Hier moet men vooral zich verzekeren, dat het voorftel , dat het eerfte lid maakt van de Sluitreden , waar van de gelykheid , de grond | van Au lieu qu'on ne peut pas dire: _ Toute aiguille que fe tourne librement vers le Nord, a été aimantée avec un pierre d’Aimant. \ Cette propoficion n’étant rien moins qu’inconteftable. En appliquant à la conclafion par resfemblance cette fe- conde Précaution , & ptenant garde de ne pas déduire de Végalité , fondement de la resfemblance une conclufion , qui ne tienne qu’imparfaitement ou point à cette égalicé , on pourra conclure par res/emblance avec autant de certi- tude que pár Analoge, | ei fur -tout il faut s’affurer que la Propofition qui fait la majeure du fyllogisme , dont Végalité bafe de Ja res/em- D 4 blance 6 ANTWOORD vof or VRAACE van de gelykenisfe , het tweede lid maakt, on- betwistbaar. is ; om dat dikwyls twee zeer ver- fchillende oorzaaken op eenê der zinnen ,de- zelve uitwerking doet , en derhalven aan de ziel het zelve gevoel geeft. Dus het gloeijende yzer , en ‘het in Vermillioen gefchilderde ftuk houts, op het oog van den Wilden dezelve uit- werking doende, yeroorzaaken aan zyn ziel de gewaarwording van een levendig rood , en de- zelve gewaarwording doet hem ten onregte be- Íliten , dat die twee voorwerpen eene volmaak- te gelykenis hebben, Laaten wy oncderftel- len , dat. onze Wilde een goed Redenkunfte- naar ZY ‚dan zoude hy zynen misflag konnen bemerken , zonder de aanraaking te hulp te roe- gen , die alleen; kon beginnen. door het volgen- de Voorftel; — cate odin blance fait la mineure , eft inconteftable ; parceque fou- vent deux caufes crès- différentes font fur un des fens le même effer , & portent. par conféquent-une même fenfa- tion à ame. Aint le fer rouge & le morceau de bóls „ peat ‘en Wermillon, faifant fur Voeil dû Sauvage le même eller, caafent à fon éme la fenfatian. d'un rouge vif , & dêrte même fenfation Jui fait conclure à tort, que ces deux objets ont une reflemblance parfaite. _Suppofons riôcre Sauvage bon logicien, il auroit pu s'appercevoir de í& méprife, fans recourir à lattouchement : en efiat vant de réduire le raifonnement fubit du fon inflinét à un. EE qui n'aurpit pu commeneer qae par la Propor us e zer ÁUIVANLE 3 4v hi AL vins e | Taut OVER DE ANALOGIE, ENZ. 59 Al wat levendig rood is „ veroorzaakt nood-= zakelyk dezelve finart, die my een Bloc, jend yzer veroorzaakt heeft. Dit Voorftel niet tiider dan onbetwistbaar “zynde , moest hem ten eerften toonen , dat hy zich konde bedriegen , en zich wezentlyk bedroog, Ed ’Er legt dëttdlven des te meer aan gelegen „ om de redeneering door gelykenisfe te konnen onderfcheiden, van die door Azalogie, wyl het eerfte meer bekwaam is om dwaaling te veroors zaaken, of dat twee voorwerpen, die zeer ver- fchillende zyn „, op eene van onze zinnen de- zelve uitwerking konnen voortbrengen. Om zich niet te bedriegen in dit geval „ zoude men. moeten beginnen met het onderzoeken , welke uitwerkingen. de gemelde voorwerpen ‘moeten en Tout ce qui eft d'un rouge vif, caufs nécefMuirement la même douleur que m’a caufé le fer rouge, Cette Propofi tion n'étant rien moins qu’incontefta- ble, iui auroit d'abord montré qu'il pouvoit fe trom- * per, ou fc trompoit effectivement, u importe donc d’autant plus de fgavoir d'ftinguer le raifonnement par resfemblance de celui par Analogie , que le premier eft plus fujet à induire en erreur , ou que deux objets très die rent peuvent produire fur un de nos fens de même effet, Pour ne pas fe tromper dans ce cas, il faudroit commencer par examiner. quels effets les objets en D 5 quese 58 ANTWOORD or ne VRAAGE en konnen veroorzaaken op onze andere. zin- nen „en zich vervolgens verzekeren dat zy die wezentlyk voortbrengen, het geen dikwerf niet fchielyk gaat, noch fmtyds mogelyk is. Daar in tegendeel de Analogie , alleen van het ver- ftand afhangende, veel meer onder ons bereik is , en ook fchielyker werkt, By voorbeeld , indien het half verheven Schilderwerk boven de deur „ van het welk ik hier boven gefprooken heb, zo hoog geplaatst geweest was, dat ik ’er niet aan konde raaken „ dan door middel van eenen hoogen ladder, en ik zulk een niet had, zoude ik my nooit door myn, Gevoel hebben konnen verzekeren, _ Maar door Analogie re- deneerende „ zoude ik er wel haast van verze- kerd zyn. Ik zoude waargenoomen hebben , dat , wanneer ik. dat ftuk van boven de deur afnam, en het elders plaatste , het noodzakelyk ook van fchyn (of dag) veranderen moest „ en queftion peuvent & doïvent produire fur nos autres fens „ & enfuite s’affurer qu’ils les praduifent effetivement , ce qui fouvent neft pi expédicif ni posfible. -Au lieu que PAnalogie , ne dépendant querde l'intelle@t , eft beaucoup plus en notre pouvoir & beaucoup plus prompte.”. Par. exen.ple „fi le deflus: de porte en clair-obfcur , dont j'ai arlé plus haut, avoit été élevé au point que je n'eufle pl. e toucher fans une grande échelle , & que celle- ci m'eut manqué , je n’aurois jamais pu m’aflurer de mon erreur par le fens de toucher. Mais en raifonnant Ee Analogie je m'en ferois bientot affuré. _|’aurois obfervé , fi en Changeant de place , le deffus de porte er dn - ap vr ovirR de ANALOGIE, enz. 59 ti ziende, dat het dit niet. deed , zoude ik ver- vekerd zyn „ dat het een Schildery was ; want in het ftúk boven de deur , én in een graauw Schilderftuk een eenzelvigheid , vân onveran- derlykheid vindende in den dag (*) , konde ik deze Sluitreden geinaakt hebben: ” Yder voorwerp , van het welke de dag de- “zelve blyft „ fchoon het gezigtpunt ver- anderd , is, gefchilderd. De dag van het ftuk boven de deur „ blyft | „altoos: dezelve , enz. __Derhalvenis het eerfte voorftel onlochenbaar. hie Sn deed | en …_(*) Het Franfch zegt apparence , Chet geen fchynbaarheid of fchyn beteekend) ; doch ík ben genoodzaakt geweest hèt woord dag in den zin der Schilders te gebruiken , om my sdúidelyker uit te drukken , wyl in deeze Verhandeling het zeer naauw op de eigentlyke beteekenis der woorden aan- koomt ; hierom heb ik ook hier het clair obfcur door graauw Schilderfluk' vertaald „ onder welken naam het by de Kanfte- naars en“Kunstminnaars meest bekend is. Verr. : st We “d'apparence , & voyant que non, j'aurois été fûr que c’é- “toit une peinture , parceque trouvant entre le deflus de porte & un clair - obfcur identité d'immutabilité dans Pap- „patence „j'aurois pu faire ce Syllogisme : Tout objet dont Papparence demeure la même, quoi- que le point de vue change, eft peint ; L’apparence du deflus de porte demeure toujours la _ même , &c. | Dont la premiere Propofition eft inconteftable, Au 60 ANTWOORD or pe VRAAGE Verder befluit ik hier door Analogie, en niet door gelykenis, dat het deurftuk gefchilderd is, fchoon ik in den eerften- opflag ín verzoeking kwam, om het tegendeel te gelooven. Het is waar „ dat myn gezigts- zin ten geldider dient , tot de modificatie van myn ziel , welke ver- oorzaakt word door de onveranderlykheid van het daglicht ín het ftuk; maar-het is-even waar, dat deze modificatie der ziel „geen gezigts- gewaarwording is. En in der daad , indien ik aan den blinden SAUNDERSON, die lesfen in de Gezigtkunde gaf , gezegd hadde : zie daar een ftuk boven de deur „ dat my half verheven werk fchynt , maar als ik het-van plaats veran- der „ blyft de daging altoos dezelve „ zoude SAUNDERSON zonder twyffelen geantwoord hebben : het is een uitmuntend wel gefchilderd Graauwftuk, — ERR Au refte je conclus ici par Analogie „ & non par-resfem- blance , que le deflus de porte eft peint , quoiqu’au pre- mier coup _d'ceil on feroit tanté de croire tout le contraire, Heft vrat que le fens de la vue fert de véhicule à la modi- ficavion de lame caufée par Pimmutabilité de l'apparence du deflus de porte; mais il-eft également vrai, que cette modification de lame n’eft pas une fenfation vifuetie. Cer- tainement fi javois dit à Paveugle SATNDERSON , qui doonoit des legons d'Optique : Voilà un deflus de porte qui me femble un bas- relief 5 mais en changeant de place Yapparence de ce deffus de porte demeure toujours le mê- me. SAUNDERSON m’auroit repliqué fans hêficers c'eft un clair-obfcur parfaitement executé. | HL 4 over DE ANALOGIEË , ENZ. | 61 Et HET GEBRUIK DER Ec OD nd De Analogie niet kunnende bedriegen, wan- neer zy met de nodige en bovengemelde voor- zorgen gebruikt word , ís voor den Wysgeer een groot behulp in het onderzoek der Natuur- en Zedekundige waarheden : tot meer order eri klaarheidshalven , breng ik dezelve tot de vier volgende Gebruiken : hen iens | | EERSTE iN USAGE Seve VANALOGIE, L'Analogie , employée avec les Précautions convenables & prescrites, ne trompant point , elle eft d'un grand fe» “cours au Philofophe dans la recherche des vérités Phyfi- | ak & Morale: pour, plus d'ordre & de clarté , je réduis es Ufages aux quatre fuivants, | PRE- 62 ANTWOORD or pr VRAAGE EERSTE GEBRUIK. Door middel der Zintuigen „ eerst zyn eigen oor deel , en daarna dat der anderen in de zaaken, die het verfland aangaan , te volmaaken. _ Laaten wy hier herhaalen , het geen wy reeds beweezen hebben, te weeten: dat de volmaak- te Analogie- plaats kan hebben tusfehen twee redeneeringen , en dat alsdan de eene niet waar en befluitend kan zyn, zonder dat de andere het ook zy. Telkens derhalven , dat men.op zaaken „ die alleen tot het verftand behooren, een redeneering. toepast „die volkomen Analo- gifch is met eene waare redeneering „ en-die toegepast is op ftoffelyke zaaken „ is men ver- zekerd van een verftands- redeneering „ en ders halven zoude men zich niet konnen gewennen, om PREM ERR:IU.S AGE ‚ Perfetionner à Vaide des Sens , d'’abord. fon propre jugement, € enfuite celui des autres, dans les chofes intelleétuelles. ba Po je Rappellons- nous ici ce que nous avons déja trouvé , fgavoir : que ’.Analogie parfaite peut fe trouver entre deux raifonnements, &.qu'alors Pun ne fauroit être vrai é& con- „claant fans que lautre ne le foit aufli Dons toutes les fois qu'on applique aux chofes intelleftuelles un raifonne= ment parfaitement anatogue , à vn raifonnement vrai & ap- pliquë à des objets matériels , on eft fûr du raifonnement intelleêtuel , & par conféquent on ne fgauroit s’accoutu- mer OvER DE ANALOGIE s enz, 63 om juist en naauwkeurig te redeneeren over na- tuurkundige zaaken , zonder dezelve gewoonte aan te neemen by zaaken , die het verftand al- leen raaken , en deze gewoonte fteund op de Analogie. tú ‚VOORBEELD, De Wiskundige Wetenfchappen , volgens de: wyze der Ouden „ beoeffend , vereenigen het dubbeld- voordeel „ van het verftand meet- en redekundig te maaken, door zich te gewennen „om juist over Wiskundige figuuren te redenee- ren „ het geen zigtbaare voorwerpen zyn „ die door-de zinnen konnen vergeleeken worden _ brengt het verftand deze wyze van redeneeren over op onderwerpen ; die geheel verftandelyk Cómzelletueel) zyn, en het vereifcht in dezel- ve even als in de Wiskunde , korte , klaare en Juiste mer à raìfonner avec exa@titude fur des objets Phyfiques, fans prendre la même habitude par rapport à linselleCtuel, & cette habitude eftofondde fur P'Analugie, ae B Koei Pide B Les Mathématiques, étudiées à la maniere des anciens. réunisfent le double avantage de rendre l'efprit Géomerre & Logicien. A force de s’accourùmer à raifonner ex. Cte- ment fur des figures, objets vifibles & comparsbles à “ai- sde des fens . lefpric transporte anabogrguement cette ma- niere de raifonner aux objets puremenc intetlettuels , & là, comme dans les Machématiques , il exige des défini- | | ons 64 ANTWOORD or pe VRAAGE juiste omfchryvingen ; en neemt voor ftelregels Cexiomds) geene anderen aan , dan grondbe= ginzelen , welker duidelykheid de ziel in den eerften opflag aandoet en overtuigd ; en ftaat niets toe , dan zulke zaaken, die men niet kan ontkennen , zonder aan zich zelven oordeel en begrip te weigerén : al het anderé zièt de ziel als twytfelachtig aan ‚ tot dat het ten ftrengften betoogd is, volgens eens vastgeftelde grondbe- ginzelen. Maar dit geftrenge betoog ook eens gedaan zynde, zal geerie zwaarigheid, geene te= genwerping het doen waggelen. Hy weet door de wiskundige kundigheden , zonder te twyfelen; dat men zeer fchynbaare tegenwerpingen maa- ken kan tegen bewezene voorftellen , die daarom niet te min waar zyn. Welke tegenwerpingen zoude een Wysgeer , die geen Wiskonftenaar is , niet maaken tegen de voorftellen , dat ’er niets bes tions breves, claires & précifes; il n'adopte pour axiomes que les principes dont [’évidence le frappe & le convainc d’abord ; il n'accorde que les, chofes qu'on ne fgauroit re- fufer fans fe refufer à foi- même le jagement & la concep- tion : tout le refte 1 le regarde comme douteux , jusqu’à ce qu'on le lui démontre rigoureufement d'après les prin- cipes une fois polés. Mais auffi cette démontftration ri- goureufe une fois faite, aucune difficul:é, aucune objet. tion ne Pébranle : íl fgait indubitablement par les Mathé- matiques , qu'on peut faire des objetions três-fpécieu- fes contre des Propofitions demontrées , fans qù’clles en. foyent moins vraies. Que d'objektions un Philofophe nón Géometre, ne feroit-il pas contre les EEEN | du’i bod over DE, ANALOGIE , enz. … 65 beftaat, dat geen Geest is, wyl het noch werk- zaamheid noch verftand heeft, (een Wiskun- dig punt) en dat geene ftotfe is, wyl het geen uitgebreidheid ‘heeft : dat twee Voorwerpen , de kromme Jynen en hunne. a/ymptoten ) geduurig elkander konnen naderen, zonder ooit, zamen te loopen ; of dat men eene grootheid vinden kan (by voofbeeld de oppervlakte van - gen vierkant), zoo na als men wil, by eerie andere. grootheid, (de oppervlakte van eenen Cirkel) komende , zonder dezelve ooit gelyk te konnen worden , fchoon: men een vierkant: kan begrypen , dat volkomen gelyk is aan de oppervlakte van eenen Citkel, enz. … " ‚ " d - hd 1 df TWEEDE qu'il exifte quelque chafe (ie point Mathématiqte ) qui n'eft par efprit, puisqu’elle n'a ni aCtivité ni intelligence, & qui n'eft pas matiere , puisqu’elle n’a point d'étendue: gue deux objets, (les courbes & leurs afymptotes } peu- vent fe rappröcher continùellemenfans jamais fe rencon- trer ; qu'on peut-trouver une grandeur (par etemple la fürface d'un carré), auf approchante qu'on Heap Pir autre grandeur (da'furface d'un Cercle ), fans jam&is pou» voir Peégaler , Quoique l'on puiffé concevoir un Quarré pat- faitement égal eií furface un Cercle, &c, EURO bo 4 en 10, ZAR € hi ke i i XI Deels. | EUS WIUITSBCOND / 66 ANTWOORD or pr VRAAGE TWEEDE GEBRUIK. Eene byzondere waarheid algemeen te maaken. _ De waarheid van een Voorftel ontdekt en beweezen hebbende , onderzoeke men, of die waarheid „ afgeleid word uit eene-eigenfchap , die aan dat onderwerp alleen eigen is , of aan meer andere onderwerpen gemeen. In dit twee- de geval zullen alle die onderwerpen onder een algemeen denkbeeld konnen begreepen worden „ dat gegrond is op de gemeene eigenfchap ; men {telle dan dit algemeene denkbeeld in plaats van het byzonder voorwerp , dat het onderwerp der voorftelling uitmaakt; en het byzonder voorftel zal algemeen worden „ en echter waar blyven : want wy hebben gezien , dat alles , wat klaar- blykelyk „ en alleen uit de eenzelvigheid , die | de AGECE Nod S USAGE, „Rendre. générale une vériud particuliere, | Ayant decouvert & prouvé la véricé d'une Propofition pour un objet particulier , examinez,fi cette vérité dé- coule d'une qualité propre à ce fcul objet, ou commune à plufieurs objets. _ Dans le.fecond cas, ‚tous ces objets pourront donc être compris fous une idée génerale ‚fons dée fur cette qualicé commune 3 ainfi fub{bituez cette idée génerale à l'objet particulier , qui fait le fujet de la Pro- pofition, & la Propofition particuliere d'abord, deviendra génerale fans ceffer d'être vraie : car nous avons vu que tout ce qui réfulte Evideinment & uoiquendent.de liden- | k 008 zrortespe ANALOGIBs case, — 67 de grond eener Aralogie is’, voortkoomt;, ook waar is in alle de onderwerpen, tusfchen welke die „Analogië plaats heeft. sa VOORBEELD EN | Voor het Natuurkundige. | NewroN merkt op; dat yder: Wagter van eene Dwaalfter naar deszelfs Dwaalfter getrok- ken word , en die naar de Zon „het algemeen middelpunt Van zwaarte -kracht „, even als alle aardfche Ligchaamen naar het middelpunt der Aarde trekken; Ziende „ dat alle die zwaarte- krachten regtftreeks als. de affa’s zyn , (de omgekeerde reden der Afftänden komt hier niet in aanmerking) „ en dat-alle de Dwaalfterren , en alle de aardfche Ligchaamen maf)a's zyn, be- ’ {luit tité fondement d'une Analogie, eft vrai dans tous-les ob- jets ayant entr'eux cette Analogie. | èf RER Un | Au Pbyfique. _Nrewror s'appergoit , que toute Planete fecondaire gravite vers fa Planete principale , & celle-ci vers le Soleil, centre commun de gravitation, comme tout corps terreftre gravite vers le centre de la terre. Voyant que _ toutes ces gravitations étoient toujours en raifon direête des masfes, (l'inverfe des -quarrés des diftances n’entre point en confidération ici), & que toutes les Planetes & tous les corps terreftres font des maffes , il en conctud E 2 que \ 68 ANTWOORD oP pz VRAAGE fluit hy, dat die eigenfchap alleen van de mas. Ja afhangt , of aan dezelve eigen is , ftellende dan in zyn byzonder voorftel in plaats van : - Yder Dwaalfter en yder aardfch Ligchaam „trekt naar een Middelpunt. | Het algemeen denkbeeld van mas/4 of hoe- veelheid van {toffe , onder welke men alle die ligchaamen kan begrypen ,„ befluit hy eindelyk op de algemeene. zwaartekracht der ftoffe „en bedroog zich niet. Na den tyd van dien groo- _ ten Man heeft men Proeven genomen , die be- wyzen „ dat de Bergen vry kleine ligchaamen , die ’er dicht genoeg by zyn na zich trekken. Verder, men giete een vocht in een glas „zo dat het fchuimt , dan--zal. men zien , dat de Lugtbellen eerst langzaam na den rand van hew lL | glas que cette propriété né dépend que de la masfe, ou du moins lui eft inbérete. „ Alors , fubltituant dans {fa pros poficion- particuliere : Toute Planete & tout Corps terreftre gravite vers un Centre. L'Idée génerale de masfe , ou quantité de matiere „ fous laqueile on peut comprendre tous ces corps, il con- clud enfin la gravitation univerfelle de la matiere, & ne fe trompe point. Depuis ce grand homme on a fait des expériences , qui prouvent , que les Montagnes attirent wers elles des corps aflez petites & aflez voifins pour cela. D'ailleurs, verfez quelque liaueur dans un verre en forte quelle moufle , & vous verrez les bulles tendre ee rn ente- over De ANALOGIEs enzo 69 glas gaan „daarna hunne beweeging verfnellen, naar maate zy meer tot den rand‚naderen-(*), uit hoofde. van den wederftand der omringende _Middelftoffe. bb endr n De Kentekenen van deze Znalogie zyn dus: 1. de veronderftelling eener vergelyking van de Dwaalfterren met elkander en met alle de aard- fche ligchaamen ; zo wel als 2. de eenzelvig- heid, die 'er uit voortvloeid , en die daarin be- {taat „ dat alle die Voorwerpen onder‚het alge- meen denkbeeld van. zas/a's begreepen zyn, en derhalven 3. tot het verftand behooren, - | | De (*) Dat zy lnaderen , kan de uitwerking der beweeging die aan de Lügtbellen door de beweeging van de vloeiftoffe medegedeeld word , niet zyn ; wyl in dit geval hunne be- we zing moest verminderen en niet vermeerderen ‚ na maate Zy aan den rand van het Glas naderen, / | lentement vers les bords, & accélerer leur mouvement à méfure qu'elles approchent (*) du bord , à caufe de la réfiftance du milieu ambiant, Les Carateres de cette Analogie font: r. de fuppofer ‚ Ìa comparaifon des Planetes entr'elles , & avec tous les ‚ Corps terreftres ; ainfi que 2, lidentité qui en réfülte , „& qui confifte en ce‚ que tous ces objets font compris fous l'idée génerale de masfes ; d’ être par conféquent 3e du reflort de l'intellect. 5 7 | | | 1) es C*) En approchent, ce qui ne fgauroit être Veffet du mouvement , imprimé à ces Bulles par l’agitation de Ia lie gucur , ou que dans ce cas leur mouvement dévroit dimi- nuer non augmenter à méfure , qu'elles approchent au bord An Verre. | ' | B 3 zo ANTWOORD. or pe VRAAGE De Grondbêginzelén van alle Apnalogie noöd- zakelyk in haare Kentekenen begreepen zynde, zullen Wy ons vergenoegen , met aleen geeze gan te merken, De Grêede Voorzorg, ‚ die wy” aanbevolen hebben , is in dit geval. niet noodig , wyl de aantrekking der Dwaalfterren afgeleid word van de eenige ‘hoedanigheid dië de Dwaalfterren hebben , dat Zy wa. Jas Zyn , of ten minften ís zy aan die eene- ‘hoedanigheid vastgehecht 4 en dat het juist die is, van Welke in deze gnd odd gwiandeld word, — | EN Bt Les Principes de toute Anahogie étant néceffairement campris dans fes Caraêteres » nous nous contentons de re= marquer ceux * ci, La feconde” Précaution. recommaridée- eft inutile ici , pegenane Ja gravitation des Planetes, découle de la quas Jicé-feule qu'ont ces Plapetes. d'être ‘des. masfes , ou du moins tient à cecte feule qualité „ & que c'eft précifement celle-ci qui caufe Videntitk , dont il eft queftion dans ette Analogie, Zu „ovv ANALOGIE sen, zi dn het „Zedekundige. Ik waarfchouw mynen Vriend, dat de Juffer, op welken hy verliefd is ; en die hy trouwen wilde „een gebrek heeft , dat zy ligtelyk kan verbeteren. Myn Vriend lochend zulks, fchoon het yder een duidelyk ziet. HAR & | Ik begryp, dat die verblindheid een. onover- winnelyk gevolg der liefde is „ en de liefde aan alle Minnaars gemeen zynde , befluit ik, aa/o gifch, dat in het algemeen de liefde blind is. De Kenteekenen dezer-Analogie zyn te blyk- baar, om ‘er by {til te flaan, pr Ees sot LADERDE Au Moral. Javertis un de mes Amis „que la Dame dont il eft amoue Feux, & qu'il veut époufer „-a un défaut dont elle-pour- roit aifément fe corriger. Mon Ami n'en convient pas , quoique cela faute aux yeux. | Te congoîs que cet dveuglement eft une fuite inévita- ble de ’ Amour, & l'Amour étant commun à tous les Amants, je conclus analogiguement qu'en gêneral: ’Amour eft aveugle. | Sk Les Caracteres de cette Analogie font trop évidents, pour que je m'y arrête. | | Bhp Herold ROL ” za ANTWOORD or nr VRAAGE DERDE GEBRUIK. De waarheid of valfchheid van eén Voorftel tast- SW baär te betoogen, het geen men op geen andere OE PLEN | Er sd F _vapyze' fhrengelyk- zoude konnen bewyzen. Dit gebruik heeft-geen plaats, „dan. voor zo verre het voorftel meer algemeen kan gemaakt vorden „of dat-men deszelvs waarheid of valfch- heid wil bewyzens door toepasfing op een an- der -onderwerp:’ Maak: dan „het Voorftel alge- meen door-het tweede gebruik. Kies vervol- gens eem byzonder onderwerp „ dat begreepen is onder het algemeen denkbeeld „ dat in plaats van het eerfte- onderwerp is , in het voorftel, en wel zo, dat de waarheid of valfchheid van. het Voorftel tastbaar zy. Dan blykt het , dat het Voorftel toegepast op het ene : ere „TROISIEME USAGE, Prouver palpablement la vérité ou la fauffeté d'une _* Prûpofition; qu'on ne frauroit prouver rigoureufement d'’aïlleurs. … Cet Ufage n'a lieu qu’autant que la Propofition peut être rendue plus-génerale , vu qu'on veut démontrer fa vérité ou fa fauffeté en l'appliquant à un autre objet. Ren- dez done la Propofition génerale par le fecond „Ufagc. Choififlez enfvite-nn objet particulier compris fous l'idée génerale , fubftituée au premier fujet dans la Propofition, & tel que la vérité ou la fauffeté de la Propofition géne- rale-{ojt palpable. Il eft clair que la Propoficion appli= | | quée over ne ANALOGIE, Enz" ©” 73 derwerp „ voor hetzelve noch waar hoch valfch kan zyn, zonder zulks te gelyk voor het onder- werp te zyn , dat het voorwerp van het Voor= {tel maakt , om dat die twee onderwerpen bei- de in het algemeene denkbeeld begreepen zyn, dat het onderwerp van het algemeene Voorftel maakt , van welke het Voorftel dat men onder- zoeken moet , maar een byzonder geval is. VOORBEELDEN. | | In het Natuurkundige. Ik zeg aan een Kind , dat het de Aarde wel konde zyn „ die zich dagelyks van het Westen naar het Oosten beweegd, en niet de Zon, die zich van het Oosten naar het Westen beweegd. Het Kind antwoord : dat is onmogelyk „ want Beo | ik ‘quée 4 Pobjet choifi , pe peut-être vraie ou faufle pour celui-ci, fans être également pour l'objet qui eft le fujet de la propofition , puisque ces deux objets fonr compris tous deux fous l'idée génerale qui fait le fujet de la Pro- pofition géverale ‚ dont la Propofition à examiner n'eft qu'un cas particulier. | BKR EM PB ER Se | Au Pbyfique, _ Je dis à un Enfant, que ce pourroit bien-être la Terre, qui fe meut journellement d'Occident en Orient , &-non le Soleil, qui fe meurt d'Orient en Occident. l'kn- fant répond: gela eft kene » car je vois très- bien , 5 que 74 ANTWOORD or pe VRAAGE ik zie zeer wel , dat het de Zonne is , die in het Oosten opgaat „en ‘er tegen over in. het Westen ondergaat. In plaats van met het Kind hier over in redeneering te, koomen , breng ik het zelve in eene {chuit , die langs den Oever voortgaat „ en-ik. zeg hem. zyn oog te. vestigen op eenen Boom die voor ons is, Ik vraag hem; fchynt het u-niet toe , dat die Boom naar ons toekomt? Het Kind antwoord ja. Ik ga voort: is het wezentlyk- de Boom „die naar ons toe- komt’, of de Schuit , die ons naar den Boom brengt? Het Kind-antwoord:-het is de Schuit, die ons naar den Boom brengt. Ik zeg ’er op: Wel nu de Aarde is de Schuit; die ons na de Zon voerd van het Westen-naar het Oosten ;, fchoon gy meend-, dat gy-niet van plaats ver- anderd, de Zon is de Boom, die van het Oos- ten na ons fchynt: toe:te komen „ fchoon zy on- , beweeg- que c'eft le Soleil-qul fe-leve en Orient „& va fe coucher vis-à-vis en Occident. Au lieu d'entrer avec |’ Enfant dans des raifounements au deffus de fa portée , je le mene dans un bateau, qui côtoye le rivage, & je lui dis de fixer un arbre fitué devant nous, Enfuite je demande z ne vous paroft-il pas que cet arbre s'avance vers nous? L'Eafant répond : oui. Je continue: eft- ce reëllement Parbre qui vient au devaút de rious ; ou le bateau qui nous ‚ mêne vers larbre? L'Enfant replique : c’eft le bateau , qui nous mêne vers Párbre. Je réfume: Eh bien ! la Terre eft le bateau qui nous entraine vers le Soleil d'Oc- cident en Orient, quoigue vous croyez ne pas bouger , & le Soleil eft l'arbre qui vous femble venir à nous d'Orient en Occident , quolqu'il demeure immobile. Et iden | on- “over DE ANALOGIE Jens 75 beweeglyk is. En het Kind overtuigd „ dat het zich bedroogen heeft, wanneer het geloofde , dat de Zon zich wezentlyk beweegd , om dik: zy fchynt voorttegaan ; denkt dat de Aarde ons zeer gemakkelyk met aich van het Westen naar het Oosten konde voeren, Ce: Voorftel , waar van ik de valfcheid be- ble wil , is: De Zon bewéegd zich noodzakelyk » om „dat Zy Zich fchynt te beweegen. En het Voorftel ; „waar van ik pa waarheid wilde betoogen , is : ‚De Zon. beweegd zich niet hdi. ‘ som dat zy zich fchynt te beweegen. — Deze voorftellen algemeen gemaakt, worden : | Yder “cortvaingu qu vit s'eft trompé en affirmant la marche effec- tive du Soleil, parcequ'il lui paroîc marcher, penfe que Ja Terre pourroit très - bien nous entrafner avec elle d'Òc« cident en Orient, “La Propofition dont je veux prouver la Faulleté, ett Le Soleil fe meut néceflairement , parcequ’il paroît fe mouvoit, TE OE “Cele done. Ik: veux prouver la vérick : _Le Soleil ne ie meut pas néceflairement , parcequ’il paroît fe mouvoir. Rendues génerales ces Propofitions s degiendent ‚ | Yot 76 ANTWOORD oppe VRAAGE Yder:Voorwerp „ dat zich fchynt te bewe: ‚gen , beweegt zich altyd in der daad. _Yder Voorwerp , dat zich fchyit te Göwee | gen, beweegt zich niet altyd. Deze Voorftellen toegepast op den Bote 4 is het eene klaarblykelyk ki „ en het an- dere waar. | _ En zo dra het tastbaar walen iss ks een Boom voortgaat , om dat -hy. fchynt voort te gaan , is het vok tasthaar valfch , dat de Zon voortgaat „ alleen om dat zy. Shyne \ voor te gaan , EnZ, ei Hoor De Kenteekenen der Analogië ó die hier gee bruikt zyn zyn: 1. de vergelyking van de Aar- de , en de Schuie, van de Zonne en den Boom ; | | 2. de “Tout Obiet qui paroît fe mouvoir, fe meut Reen fairements’ Tout Objet , qui paroît fe mouvoir , ne fe meut pas nécefldirement. Qui appliquées à l'Arbre, font, manifeftement la pre« miere faufle, la feconde vraie. Et dès qu’il eft palpablement faux qu’un arbre marche uniquement parce qu’il paroft marcher., il eft auffi palpa- blement faux que le Soleil marche uniquement EA: ’iÌ _„paroît marcher &c. Les Caraêteres de Y’ Analopie employée i ici font: 1. de fup- pofer la comparaifon de la Terre & du Bateau ‚ du Role over DE ANALOGIE „Enz. F7 2 de eenzelvigheden „ die 'er uit voortkomen’, en die zyn „dat de: Aarde en de Schuit beide beweègende onderwerpen zyn ; en de Zonne en de Boom ftilftaande voorwerpen 5-3. dat zyal- leen tot het verftand behooren. | Jn de Zedekunde, Alle de Fäbels bieden ons in hunne toepas- fingen voorbeelden aan van dit gebruik der wa- logië „toegepast op de Zedekunde. Wy zullen er -duidelykheidshalve één uitkiezen. - Om aan een Kind de waarheid van dien regel: Men moet in zyne jeugd arbeiden ‚om iets te hebben, om in zynen ouderdom van te leeven 5 duidelyk te betoogen, laat men hem den Fabel leezen van den Krekel en de Mier, en wanneer. s SE hy & dé l'Arbre; ainfi que 2. les identités qui en réfultent , & qui font, que la Terre & le Bateau font tous deux un object en mouvement, & le Soleil & l’ Arbre un objet en repos; 3. d'être du reffort du feul intelleêt. Met. Au Moral. Toutes les Fables pous offrent dans leurs applications , des exemples de cet ufage de l’Analogie emvloyée au Mo- ral, Choififons -en cependant une pour plus de clarté. _ Dans la vue de prouver fenfiblement à un Enfant la vé- _rité de Cette maxime: Il faut trävailler pendant fa jeu- nefle. afin a?avoir de quoi vivre dans fa vielleffe ; on lui fait lire la Fable de la Cigale & de la Fourmi , & quand il … &-vu he / 28 ANTWOORD (op dé VRAAGE hy ziet, datrde Krêkel niets in: deni Zomer vers gaderd hebbende „ om in den Winter van te lee- ven „gevaar loopt om van honger te fterven ; zegt men hem: dit zal w ook gebeuren „indien gy in uwe jeugd verwaarloosd iets te verzame: len, om in uwen ouden dag van te leeven. Het Voorftel , welkers waarheid ik betoogen wil, algemeen gemaakt, luid dus : Yder Wezen „ dat fpyze noodig heeft „ en geen voorraad verzameld , wanneer het kan „en ’r tyd toe is, loopt gevaar van *____ naderhand van honger te fterven. Dit Voorftel, op den Krekel toegepast, is tastbaar waar. / | De Kenteekenen der „Aualogie ‚ die hier ge- bruikt zyn , zyn 1. de onderftelling der verge- | Iy- REE B La Propofition , dont je veux prouver la vérité, ren- dûë génerale , eeft» | Tout être s-qui a befoin d'aliments , & qui n'en: fait pas provifion, quand il le peut & qu'il en eft tempss court risque enfuite de mourir de faim. en Cette Propofition, appliquée à la Cigale , eft palpable- ment vraie. | | Les CaraCteres de 1’Analogie employée ici, font: 7 de | up= tover DE ANALOGIE, enz. vid Iyking van den Krekel met den Menfch; van den Zomer met de Jeugd ; 2. de eenzelvighe- den „ die ’er uit voortvloejen, en die zyn, dat de eene en andere fpyze nodig hebben, en dat de Zomer voor de eene „ en de Jeugd voor de andere de bekwaame tyd is om die te verzame- len; 3. dat zy alléen tot de treden behooren. _Laaten wy verdêr aanmerken , dat de verge- Iykingen der Dichters en Redenaars , tent groo- ten deele niet anders zyn „ dan op deze wyze aangewende ZAnalogien. Want de Dichters en Redenaars vergelyken zelden. Voorwerpen za- men „ die onderling eene Natuurkundige ge/ye kenis hebben; en indien dé Voorwerpen ee- ne Zedekundige gelykenis hebben, zyn zy 4na= logifch , en het eene ftrekt , oïm het geen men van het andere zeggen wil, Zo veel te-meer te doen gelooven. wenead eteorde vakde ie | VIERDE fuppofer la „comparaifon de la Cigale avec |’ Homme, -de V'ité avec la Jeunetle 5 ainfi que 2. les Îdenticés qui en réfultent , & qui fontùque Pune & autre , ont befoin d'a- liments, & que PEté eft pour Pune, & la Jeuneffe pour l'autre, le temps propre à en ramafler ; 3. d'être unique- ment du: reffort de la raifon. gr …Renarquons encore que les comparaifons des Poëtes & des Orateurs ; ne font la plupart que-des Analogies em- ployées de-cetre maniete: + Car les Poëres & les Orateurs ne comparent. guere, des objets quisOnt-entr'eux une res- Jemblanee-Poyfiques & fi les-objets ont entr’eux une res- Jemmblance Morate-s‚ils font done Analogues, & Pun fert à rendre plus fenfible ce-que-l'ou veut dire. de l'autre. QUA- 80 ANTWOORD or oa VRAAGE * VIERDE GEBRUIK. | | Ontdekking van nieuwe Waarheden. | ‚Men kieze de eene of andere Waarheid, en onderzoeke voor eêrst , of dezelve op de alge- meenfte wyze voorgefteld zy, dan niet ; in dit tweede geval maake men de waarheid zoo alge- meen als het mogelyk is „ door middel van het tweede Gebruik. Men pasfe eindelyk deeze waarheid toe op alle de onderwerpen , welker Analogie fteund op de eenzelvigheid van de al. gemeene hoedanigheid, die de grond is van dee-, ze waarheid. En men kan van deeze toepasfing verzekerd zyn; wyl (2. gebruik ) deeze alge. meene waarheid enkel afteleiden is van de hoe- danigheid , die gemeen ís aan alle de voorwetr- pen, van welke de dralogie zich grondvest op. de eenzelvigheid van die hoedanigheid, | VOOR- 0: DV ATEREPIE MEN GIG A LGAE Découvris de nouvelles Vérités. Prenez une Vérité quelconque , &-examinez d'abord fi elie eft énoncée de la maniere la plus génerale , ou non ;- dans le fecond cas , rendez cette Véritd aufli génerale qu’ ileft posfible , par le fecond ufàge. Enfin appliquez cet= te Vérité à. tous les objets „ dont l’.Analogie fe fonde fur Pidencité génerale , qui fait le fondement de cette Vérité, Vous pouvez être für de cette application , puisque (2. ufage ) cette Vérité génerale découle ‘uniquement de la qealieé commune à tous les objets, dont l’ Analogue fa fonde fur lidentité de cette qualité. | EXEM- MR, „OvER DE ANALOGIE , enz. „ Si VOORBEELD EN. Inde Natuurkunde. er … Wylen de Heer LAMBERT „€64 waardig Lid van de Koninglyke Acaaemie, der. Weeten- fèhappen en. fraaije Letteren te, Berlin. ‚nam vooreerst waar , dat de befchouwing der Spreek- Trompetten uitliep op de algemeene, Wet van wederkaatzing. Hier uit -befluit hy.,dat de befchouwing- (heorie ) „der. Spreek - trompetten insgelyks op het Ligt kan toegepast worden , en men dus ook een Ligt - trompet zoùdeckon- nen „uitvinden. En hy.heeft,ook inder daad de Figuur’ en afmeetingen gegeeven ván:zulk een Werktuig „ dat het ligt van eene, kaars-tot op 46 voeten afftands draagt , zo dat: mer op dien afftand noch leezen, kan. ik 19 En | 7 Ek EuMeinL Es Au Phyfique, re Mal Feu Mrt. LAMBERT» Membre, Dluftre de. U’ Academie Royale des. Sciences (> Belles - Lettres de Berlin „ obferva d'abord que la théorie des Porte - voix fe réduifoit enfin _à la Loi génerale de la réflexion.. Delà il conclut ; qué, la théorie des Porte- voix eft également applicable À Lt- miere & que l'on pourroit par conféquent trouveran Parte- lumiere, wffeEtivement il a donné la Figure & les dihen- tions de cet Inftrùment , qui porte la lumiere d'une chan- delle jufqu’à 45 pieds de diftance , enforte qu'on peut ch- core lire à cet éloignement, 2 vi | AAL, Deel, F Ax 82 _ ANTWOORD-lop Dé VRAAGCE In de Zedekunde.) De menfch bemerkt wel drâ , dat ‘er niets uit zich zelve voorkomt, dat is te zeggen, dat een gefchapen Wezen ér eén ander onderfteld ; deze waarheid van waarneemingen zo âlgemeen maakende , als hem mogelyk is, zegt hy « ’er is geen uitwerking zonder oorzaak ; eindelyk:, deere algemeene wdarheid op het heelal in het byzonder toepasfende’, trekt hy ’er-die groote Waarheid uit : 'er iseen Schepper «| « „De Kenteekenen der Aralogie vân het eer- fte voorbeeld zyn: 1. vdat er eene vergelyking is tusfchen de befehouwing:van het Geluid, en die van het Ligt; 2. de,eenzelvigheid-der twee befchouwingen , die daar in beftaat dat de ee- ne en andere uittoopen op de algemeene Wet Reni van Au Moral, L'Homme remarque bientôt que rien ne fe fait de foi- même; c'eft-à-dire, qu’un Etre créé en He ie un au- tre; rendant cette Vérité d’ Obfervation aufli generale , qu'il lui eft posfible , il dit: il n'eft point d'effet fans caufe: enfin appliquant cette Vérité à univers en particu- lier , il en tire cette grande Véricé: il e{t un Créateur. „ Les CaraCteres de 1’ Analogie du premier Exemple font: 1. de fuppofer Ja compararfon de la théorie du Son avec gelle de la Lumiere; ainfi que 2. Pidentit de ces deux théories qui confifte en ce que l'une & l'autre fe roots | t Hà over pe ANALOGIE, enz 83 van wederkaatzing ; 3. dat zy alleen tot de ie den behoord, | | | De Kenteekenen der Zualogie van het twee- de voorbeeld zyn : 1. dat ‘er eene vergelyking is van een gefchapen Wezen met het Heelal ; en 2. de eenzelvigheid, die’er uit voortvloeid, en die daar in beftaat, dat de eene en de ande- re uitwerkzelen zyn 5. 3. dat zy alleen tot het verftand behooren, _ Men kan ook op de volgende wyze de na- logie met goed gevolg gebruiken tot het ontdek- ken van nieuwe waarheden. … Men pasfe een Voorftel , dat voor waarheid erkend is „ op andere onderwerpen „dan op deszelvs eerfte onderwerp toe, mits zy met het | zelve à la loi génerale de la réflexion 3 3. d'être uniquement du reffort de la raifon. Les Caraéteres de 1’ Analogie du fecond Exemple font : 1. de fuppofer la comparaifon d'un Etre créé quelconque avec P Univers; ainfi que 2. l'identité qui en réfulte , & qui confifte en ce que l'un & laurtre font des effets; 3. enfin-d’êcre du refiort de Lincelleét feulement. On peut encore employer avec fuccès 1’ Analogie à la dé- couverte de nouvelles Vérités , de la maniere fuivante. Appliquez une Propofition reconnue vraie, à d'autres objets qu'à fon objet primitif Asir ayant avec célui- ci | 2 4 Pen ú U Oe, 84 _ ANTWOORD or ne VRAAGE zelve eenige Analogie ‘hebben , | en fchikke het Voorftel , na de verfchillendheden’ wafehien ei twee onderwerpen. … VOORBEELDEN, hj de, Natuurkunde: rt De Heer meae rin webred? en eené fpitfe punt bekwaam is, om de Eleâtrifche ftof- fe van ‚verre en zonder uitbarfting aan te trek= ken, past deze wâarheid op de Donderftofte toe, die mét de Ele@rifche- eene gelykwormigheid heeft, en befluit, dateen Geleider, die ín gedaan- te en. grootte evenredig is aan de ftoffe van den Blixem „ dezelve geheel zoude aantrekken en zonder. gêluid. De ondervinding heeft de toepas- fing. dezer Analoge genoegzaam goedgekeurd. 17 quelqu’ Analogie, & modifiez la Propofition d'après los differences, qui-regnent entre ces deux nd BER IM IE le elan Au Pbhyfique. Mr. FRANKLIN fachant qu'une pointe à la faculté dé ‚{outirer de loin & fans explofion la matiere Eletrique , applique cette Vérité à la matiere du Tonnerre, analogue à la premiere , & conclut je ‘un Conduêteur proportionné eg à fa grandeur & àfa figure ‚ à la matiere de la Fou- \ Yattireroit toute entiere & fans bruits L'expérien- ph a fuffifamment juftie l'application analogigug de cete te Verité, pa ú hd * over De. ANALOGIE , axa. A valde Zeddekundt. „Zo dra-eemredelyk menfch opgemerkt heeft, dat alle werktuigen eeh Werkman onderftellen, die zo veel: verftandiger is ‚dan het werktuig volmaakter “is, zal hy ook ten eerften ontdek- kén „dat ‘het ‘heelal „een “Werkmeester onder- fteld. ‚-wiens: vernuft zoveel boven alle: het menfchelyke is, als het heelal is boven alle Werktuigen , die door Menfchen handen ge- maakt zyn. | | Indien ik my zelve niet bedroogen heb , in de ontwikkeling van de Gronden en Kenteeke- nen der Analogie , deszelvs gevolgen die ’er uit voortvloejen, de voorzorgen , die men neemen moet , wafneer men ’er-zich van bediend , en de gebruiken , op welke men dezelve kan toe- | pasfen, ie Moral, _ Dès que 1’ homme raifonnable a fait attention que toute Machine fuppofe un ouvrier d'autant plus intelligent. qu’ ellie eft plus parfaite , il découvrira d'abord auf que 1 U- nivers fuppofe un Ouvrier d'une intelìigence auffifupérieu- re à toute intelligence humaine , que univers left a tou- te machine faite de main humaine. [Si je ne me trompé en développant les Principes & ‚les Carafleres de P’ Analogie „les confëguences qui en dé- coulent, les précautions qu'il faut prendre en s'en fervant , & les ufages auxquels on peut lappliquer , je crois.avoir Nels ni E 3 démons _ 86 _ ANTWOORD op ve VRAAGE , enz, _pasfen , geloof ik , dat ik beweezen heb , dat zy nooit misleid , wanneer zy wel gebruikt’ word. Ik durve my dan vleijen het voorgeftel- de oogmerk bereikt te hebben ; en ik hoop ; dat myne pogingen ‚ om getrouw te blyven aan myne Zinfpreuk , ter myner gunfte zullen me- dewerken, by eene loffelyke Maatfchappy , die zich meer aan zaaken , dan aan woorden „ laat gelegen leggen. | | démontré que bien employée elle n’égare jamais. _J'ofe donc me flatter d'avoir rempli le but propoié ‚ & j'efpere que mes efforts pour refter fidele à ma Devife „ feront un vicre de plus en ma faveur , auprès d'une Société illuftre , qui s'occupe plus de chofes que de mots. SABA ee u. ANT- IL ANTWOORD or Je lr Î Mo -Boonals SA G ik. ___VOORGESTELD DOOR DE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPYE per WEETENSCHAPPEN re HAARLEM : Welken ayn de Gronden en Kentnerken van de Ana- logie? En hoe betaamt het eenen Wysgeer zich daarvan te bedienen by bet onderzoek der Phyfifche en Moreele Waarheden? DookR JOSEPHUS PAP pe FPAGAR AS, Doktor en Prof. in de Philofopbie , en Prof. in de Matbefis , op het Aibeneum te Vofarbely in Zevenbergen. ONDER DE ZINSPREUKE: Nec temerdé , nec: timidé, dc eg Ps 7 : n e En pe 3 5 7 DASS TATIG D E AN AL OG TA; Ejusque ad weritates Pbyficas & Morales applicatiene, ILLUSTRIS SCIENTIARUM SOCIETATIS HAR- LEMENSIS JUDICIO SUBMISSA. F4 Bladz. 89 VERHANDELING: OVER DE AREA Oe rd EN DESZELVS TOEPASSING OP DE NATUURKUNDIGE EN ZEDE- KUNDIGE WAARHEDEN, le Menfchelyke Kundigheden eindigen EN of in vergelyking van. denkbeelden , of in het onderzoek , en de waarneeming van de eigenfchappen en vermogens der dingen en in het brengen van dezelven tot.hunne oir- zaaken. | Hoe PILER TATLO IE AN A LO En” A; EjusQ ue AD VERITATES PHYSICAS ET MORALES APPLICATIONE. On humana cognitio terminatur vel in comparatione. idearum ; vel-in proprietatibus rerum viribusque Ob= fervandis ’ examinandis ‚ Kad Ee caufas®revocandis. 5 In 96 IL ANTWOORD op pe VRAAGË Hoe men moet te werk gaan in de vergely- king der kundigheden : zulks leeren ons de Re- denkunftenaars , en de Wiskunde geeft ’er zeer gefchikte voorbeelden toe aan de hand. De Denkbeelden namentlyk „ moeten naauwkeurig omfchreeven worden, en bepaald, om alle ver- warring te vermyden ; zy moeten uit verfchei- den oogpunten gezien worden, hunne overeen- komst moet waargenomen worden , en in derzel- ver juiste paalen omfchreeveh; het onderfcheid derzelve moet duidelyk aangeweezen worden „ en de kundigheden moeten op verfcheiden. wy- zen zamengevoegd of- van elkander gefcheiden worden , naät de verfchillende omftandigheden. Zulke, welker overeenkomst in den eerften op- flag zigtbaar is, moetert eerst vergeleeken wor- den, en dus moet men , volgens eene juiste order voortgaan „ tot het onderzoek van den zamenhang der verder van elkander afftaande denkbeelden. bs Het In notionibus inter fe conferendis quomodo fit verfan= dum docent Logici , exemplaque accommodatisfima pra- bent Mathematici, Idee nimirum funt accurate definien= de , ac determinande , ne confufioni locus relinquatur , ex diverfis lateribus contemplande , convenieritia earum obfervanda , juftisque terminis circumfcribenda , discrimi- na acute detegenda „ vario modo notiones pro cîrcum- ftantiarum diverfitate componende., ac fejungende , ee primum inter fe conferende , quarum convenientia incur- rit in oculos , & ita. demum jufto fervato ordine.ad con-, nexionem remotiorum idearym, Indagandam -progrediene dum. vee mh} Or vil TCV Le dte Neque ad | over pe ANALOGIË, enz. óf Het is egter zeer zeker , dat zulk een verge: Iyking der denkbeelden niet genoegzaam ís, om ‘er zelfs alle afgetrokkene waarheden door te vinden en te bewyzen. Want wie weet niet, dat ’er zelv in de zuivere Wiskunde aan gis- fingen, en dus te meer aan waarneemingen en gevolgtrekkingen , en eene zekere Znalogie , welke van die onderfcheiden is , die de Meet- kundenaars gebruiken , en die nader aan die „ waar van de Natuurlyke Historie - Beoefenaars zich bedienen , komt’, eene plaats voor gisfin- gen is overgelaaten ? En in der daad , zyn door waarneemingen alleen eenige meer verbor= gene eigenfchappen der getallen ontdekt , en door verfcheiden voorbeelden bevestigd. … De Analogie alleen heeft den Wiskonftenaar op veele waarheden van het uiterite gewigt doen denken. Zy heeft eerst geleerd , om alle de leden der oneindige reïen tot een algemeen Lid te „_Neque tamen talem idearum comparationem fufficere vel abítraftis omnibus veritatibus inveniendis , ac demon- {trandis , eft certisfimum. Quis enim nefcit in ipfa pura Mathefi conjeêluris „ tantoque magis obfervarionibus & induCtioni , ac Anatogie-cuidam , ab illa, que Geome- tris propria eft ‚, diftinte , magisque ad eam , qua fcien- tie Naturalis cultores utuotur, accedenti, locum aliquem relilum effe? Obfervationibus fane folis nonnulle pro- prietates.numerorum magis recondite funt detecte, & in- duêtione confirmate. Analogia fola multarum Geometras Veritatum Maximi fane momenti admonuit. Ea primum docuit ferierum infinitarum Omnes terminos ad generalem reducere, Eadem fuggesût Newrono cogitationem me-. | tho: ga ANTWOORD op pe VRAAGE te brengen. „Zy bragt aan. Newton in gedach- ten, om de wyze, door welke men eene twee- ledige grootheid tot eene willekeurige hoogheid of magt kan. verheffen „ op. het uittrekken van wortelen „ of derzelver. overbrenging tot eene oneindige rei, toetepasfen. Zy heeft Lr1s- NITZ , doot de wyze van BARROW, tot Zy- ne naderkunst gebragt „ of gemakkelyk kunnen brengen. Zy heeft eindelyk,dikwyls aan. aller- hande Wiskunftenaars vernuftige-gisfingen „ ge- lukkige vindingen „ nieuwe en onverwagte wy- zen van zwaare voorftellen op te losfen ; aan de hand gegeeven. RIMPELS Dan het is dan een yder bekend , datzoo veel te minder de enkele vergelyking der denkbeel- den genoegzaam is , om de zaaken van een 8€- wrocht (fallum”) te doorgronden , maar dat daar toe andere bewyzen en gronden van zekerheid en blykbaarheid vereifcht worden. Want de af- A ge- thodum binomii ad quamcunque dignitatem evehendi, ex- rtrabendis, vel in feriem infinitam conjiciendis radicibus applicandi. Eadem Lersnirium a methodo BARRO- VIANA ad calculum fuum differentialem vel duxit , vel facile ducere potuit. Eadem precipuis quibuslibet Geo- metris fagaces conje@uras , inventa felicia, novos & inex- pettatos ardua problemata folvendi modos fiepisfime fup- peditavit. | 100 ih Tanto autein minus fufficere ad res faCti perveftigandas folam idearum comparationem , fed alia requiri certitudie nis ac evidentie. argumenta , & fundamenta nemo eft qui ignoret, Abftraëte enim notiones verfantur intra Bor ji | ifd- ovER pe “ANALOGIES enz | 93 getrokkene kundigheden ; gaan niet verder dan tot de mogelykhieid; die geene, welke deze on- derling vergelyken , laaten ‘er zich niet veel aan gelegen leggen, of de voorwerpen hunner denk- beelden. op dezelve wyze wezentlyk zo beê- ftaan buiten hun verhuft als zy die begrypen, op het welke echter die voornaamlyk moeten let- ten , die de Natuur der dingen onderzoeken , en de oirzaaken en uitwerkingen willen kennen. Niemand zal twyffelen „ dat-wy door onze zinnen van het beftaan der dingen verzekerd worden. Wy kennen door een innerlyken zin, ons verftand en deszelvs vermogens en werkin- gen ; en door de uiterlyke zinnen alle andere zaaken. Maar daar wy zelv niet alles konnen waarneemen „ voegen wy by onze kennis , al dat geene „dat door getuigenis van anderen geftaafd word. - 1 ‘Onze Jitatis terminos, nec quï eas inter fe conferunt multum de eo func follicici : ‘Verum objeta fuarum idearum eodem modo exiftant extra mentem, quo concipiuntur , ad quod precipue fpeêtare debent ii ; qui Naturam rerum fecutari, - effeGtaque & cauflas cognofcere annituntur. | _ Senfuum ope certos nos reddi de exiftentia rerum nemo dubitat Incerno fenfu mentem noftram , ejusque faculta- tes & operationes , externis autem res quascunque alias cognofcimus- Quia vero non omnia poflumus ipfi obfer- vare , cognitioni noftre adjungimus ea etiam, que tefkie - moniis aliorum cenfirmanser, Haud 84 IL ANTWOORD or be VRAAGE en Onze Waarneemingen niette min noch ons „Historifch Geloof zouden ons van veel gebruik zyn, indien deeze gronden van redenkundige blykbaarheid , niet vergezeld waren , met eene zekere overreeding eener ftandvastige en altoos duurende Analogie , diemen de natuur der zaaken altoos ziet waarneemen. … «Want on- ze zinnen „leeren ons, welkereigenfchappen de zaaken tegenwoordig hebben ; het Geheu- gen verzekerd ons , dat dezelve by andere ge- degendheden ook. waargenomen.-zyn ;-en on- ze verbeelding kan de denkbeelden op veeler- hande wyzen zamenftellen „ van elkander af- zonderen, en de veranderingen „ die zy in het vervolg ondergaan zullen , naar willekeur fchik- ken. Maar de zielsgefteldheid. alleen „ om volgens eene Zzalogie te-handelen „te leeven en te oordeelen; leert ons de waarneemingen ophet gebruik ín het leven toepasfen „ en de toekomende uitwerkingen vooruit zien , uit het geen Flaud magno tamen forent ufui feu obfervationes nose tre , feu fides Hiftorica , nifi hec evidentie moralis fun- damenta conjunêta effent cum firma aliqua perfuafione, conftantis & perpetue cujusdam Analogie , a Natura re- rum punguam non obfervande. Docent enim fenfus quas res in prefens proprietates habeant , memoria certos nos reddic easdem aliis etiam occafionibus fuiffe obfervatas imaginatio ideas vario modo componere, dividere, futurt temporis mütationes pro lubitu ordinare poceft „ fola au- tem animi dispofitio Analogie convenienter agendi, vi- vendi , & judicandí , Confilium fuggerit , obfervationes vite ulibus applicandi , fucuri temporis eventus ex iis, | qur over De ANALOGIE , enz. 95 geen de ondervinding geleerd heeft, sen gely- ke gevallen by wederkomst van dergelyke om- ftandigheden zonder twyffelen afwagten. — Niets is ‘er zekerder „ dan dat de levenswy- ze van alle menfchen altoos gerigt word „ vol- gens hunne oordeelvellingen , gefchikt naar de Analogie van de Natuur. « Kinderen zo wel als volwasfenen , wagten dezelve uitwerkingen van het gebruik derzelve zaaken af , en twyffelen geenzints „of het geen zy waarneemen , dat voor heen voor -of nadeelig geweest is , zal altoos dezelve uitwerkingen voortbrengen. Wy konnen zelve van den aart en-de daaden van den Menfch „ niet anders dan volgens de Â74- logie oordeelen. …- Een Kind houd zich verze- kerd , dat:het--door zulke -daaden „ waar door het voorheen ftraffe of lof van zyne Ouders behaalde , ook altyd dien lof of die ftraffe ver- RR teh ijk die- que experientia doeuit, colligendi, fimilesque cafus fimi- hibus recurrertibus circumítantiis. haud dubicanter expec- fandi. Nihil autem certius eft ‚ quam omnium omnino homi- pum vivendi rationem ad judicia Analogre Nature attem- perata conftanter dirigi. Infantes eque ac adulti eosdem effeétus ab earundem rerum ufu expeétant , nec dubitant ea, que alias profuifle vel obfufle obfervarunt , eosdem femper effectus produêtura. De ipfa etiam hominum in= __dole, &a&ionibus non poffumus non Analogie Convenien- ter judicare.. „Perfuafum habet infans fe ationibus „ quie bus alias laudes Parentum vel penam promeruit ; temper ng 9% HL. ANTWOORD or pe-VRAAGE dienen zal.” Wy fchryven dezelve neigingen en genegendheden , die wy in ons zelve. waarnee- men „ ook aan anderen toe „ en wy zoeken uit hunnen aart te gisfen, wat Zy in zulke of zulke omftandigheden doen zullen ; en wy worden in verwondering gebragt door daaden , die tegen den zedelyken loop van de waereld of tegen de Menfchelyke: Natuur aanloopen „by voorbeeld, door eene Vadermoord , die SoLoN meende dat in geen Menfch vallen-konde'; en wy: ver- wonderen ’er-ons niet minder over, dan over Zeldzaame Natuurkundige verfchynzelen. «, he rs \ ‚Dan wen bêgrypt ligtelyk „dat alle oordeelen, die volgens de Aualogie gefchikt zyn „ deze waar- heden bevatten: dat alle-zaaken „ altoos met zekere eigenfchappen begaafd zyn : by .voor- beeld , dat het vuur brand , ‘het brood voed, het water deh dorst lefcht. Dat de uitwerkin- $ | gen „ promeriturum. Easdem aliis , quas in nobis obfervamus, propenfiones & inclinationes adfcribimus , quid que in his vel illis circumftantiis faéturi fint ex eorum indole conji- cere annitimur. Aétionibus confueto moralis mundi cur- fui, vel Humane Nature contrariis, v. gr. parricidio , quod SoroN in Hominem cadere non pofle arbitratus eft , în haud minorem , ac rarioribus Phenomenis Phyfi- Cis, admirationem conjicimur. Facile autem intelligitur in omnibus Judiciis Analogie acCommodatis has veritates involvi® Res quaslibet pro- rietatibus quibusdam preditas conftanter elle, _ V. gr guem urere , panem nutrire , aquam fitim bor ke ùffec= robrR ‘DE ANATOCTEN Biz H] 07 gea, die gebeuren ; niet by geval , maár-door de werkingen van bepaälde oorzaaken gebooren worden ; dat de* honger niet verzadigd word 4 “dan door-fpyze. Dat van dezelve oorzaaken op dezelve wyzen werkende ‚ men altoos de- zelve uitwerkingen moet verwagten 5 flagen zul- len altoos dezelve fmert voortbrengen als voor- heen. Datdezelve of gelykfoortige uitwerkingen van dezelfde, of gelyke oirzaakên moetenvafge= leid worden , dat de duisterheid der Nagt ‚niet dan door-den ópgang, der Zonne kan verdreeven worden 3 dat de warmte door gemeen Vuur; of door de werking der Zonne veroorzaakt word; en dat de agtereenvolging , door welke de na= tuurlyke verfchynzelen elkander opvolgen , niet toevallig of by geval veranderen ;. altoos volgt. de Lente op den Winter , en de Nagt op den Dag. Dat alle zaaken , die men ziet dat altoos zamengaan , of op elkander volgen „ of van el- kander of. zeker van oorzaaken af hangen, ‘die | | Zy Effeâtus , qui contingunt non temere., aut cafu , fed dee terminatarum cauflarum operatione exoriri , famém non fedari nifi cibo. Ab tisdem cauflis eodem modo operanrtibus eosdem femper effectus expeétandos efle, verbera eundem. quem alias dolorem productura. Eosdem vel fimiles effec= tus ab iisdem vel fimilibus caufis derivandos effe , noctis’ __ tenebras non n'fi Solis ortu dispelli , calorem igne vulgari , _ folisque atione excitari. Ordinem quo Phoenomena fe mu- tùo excipiunt non temere variari, hyemi Ver, diei noem fucceffura, Ea que conftanter conjunâta effe, aut fibi mus tuo „fuccedere obfervantur , vel a fe mutuo , vel certe 4 communibus caufis dependere , inter pluvias moderatas AAL Deel, | G & 98 IL ANTWOORD of pe: VRAAGE zy onderling gemeen hebben. Tusfchen eenen matigen Regen en de Vrugtbàarheid , is eene waare „ en niet flegts fchynbaare zamenhang. Dat het Heelal , of ten minften dat gedeelte „ dat ons naast by is , door ftandvastige en on- veranderlyke Wetten geregeerd word , en dat ‘er zelv in den aart en in de daaden der Men- fchen , zelv ín hunne verfcheidenheid , eene groote overeenkomst „ en ín hun verfchil eene groote eenvormigheid en overeenftemming waar= genomen word. Het is te bekend, «dan dat het. betoog zoude nodig hebben „ dat: de gemeene daaden en oordeelen der Menfchen , zich naar deze. waarheden fchikken. Maar te regt kan men vraagen, wat de waare reden is van dit zo: algemeen verfchynzel? Wat de Kinderen zoos wel als volwasfenen , “onweetende zo wel als Wysgeeren , aanzette en-dryve „om volgens. eene Analogie te leeven en te handelen 5; of: men zulk eene evertuiging vande onverander-- | lyk- & fertilitatem , veram non apparentem folum- modo cone nexionem effe. Univerfum , vel eam faltem ejus partem , que nobis propior eft, legibus conftantibus, & immuratis regi , in ipfaque hominum indole , & aétionibus magnam femper in diverfitate convenientiam , in varietate uniformie tatem „ vel confenfum obfervari, His fane veritatibus ac= commodari ordinárias mortalium aCtiones, & judicia, no tius eft , quam ut probatione indigeat. At jure profeto. uri poteft de vera univerfalis hujus Phoenomeni caufä. uid nimirum infantes eque ac adultos , Ídiotas ac Philo- fophos determinet compellatque ad vivendam & agendum . Analogia convenienter ? Nym tanta de Nature, ordinis- | que, vre ne ANALOGIES êxg. 09 lykheid der Natuur en Order, uit welke devuit- werkingen voortvloeijen , en. die in alle‘ men- fchelyke daaden doorblinkt, alleen aan redenee- ringen moet toekennen, dan-aan de gewoonte ? of het niet veel waarfchynelyker is „ dat dezel ve tot de algemeene kennis, -die de Natuur aan yder heeft ingeftort, moet gebragt worden, die algemeene kennis „ die de -daaden en zelv het leven’ beftuurtsBern! 70 oe ke | Het isten uiterften klaarblykelyk „ dat-mert zulk eene groote overeenkomst ( con/èn/is >) in het erkennen van de Zralogie der Natuur niet. aan redeneeringen verfchuldigd-is , ten minften niet aan zulke „ van welke -wy- by ons zelve bewust zyn” Want wy hebben zulk eene naauwkeurige kennis niet van het inwendig za-, menftel van ligchaamen „ die van het onze. ver- fchillen ; ja zelv niet van ons-eigen ligchaam ; dat | que, quo. effeâta oriuntur,, conftantia. perfuafio „que cx __ omnibus morralium erumpit. Ationibus „ debeatur ratioci- nis 2 Numrconftetudim 2 vel povus fit verofimile eam acceptam efle referendam fenfui communi, omnibus a Na- tura ipfa indico , aétionesque &- vitam 1pfam dirigenti ? „Non deberi tantam in Nature Analogia agnofcenda con- fenfionem’ ratiociniis faltem talibus „quorum confcii hobis fimus, eftevidentisfimum. Neque enim vel internam cor- porum a noftro: diverforum-, vel.etiam noftri corporis « ftructuram ita cegnicam habemus, ut efte tus ex fuis cau=…* {isa priori, deducere valeremus,; … Vo-gr. panem.nutrire , xl ‘ Ga vene rn \ roo IL ANT WOORD op DE VRAAGE dat wy de uitwerkingen (@ priori) uit haare: oorzaaken kunnen afleiden : by voorbeeld, dat- het brood voed , dat het. vergift doodt. De - Analogie der Natuur kan ook niet betoogelyk uit waarneemingen afgeleid worden: want deze leeren ons wat ’er gefchied , of gefchied iss5; maar niet wat ‘er in het vervolg gefchieden zal, en dat deze uitwerkingen niet los of by geval „ maar door de werking van bepâalde oorzaaken: voortkomen „ kan door de ondervinding alleen niet volkomen beweezen worden „ wyl wy de oorzaaken van alle de uitwerkingen niet wee- ten ‚ maar dikwyls genoodzaakt zyn , om on- _ ze toevlugt te neemen tot-gisfingen , die op de Analogie fteunen , om die oorzaaken te bes paalen. Ik zwyg „dat wy geen volkomen aan” voering van voorbeelden konnen máaken, en wy dus niet ten ftrengften konnen bewyzen;, dat, zulk of zulk eene eigenfchap altoos eù ar Sr er- venehuim: interimere. Neqüe-ex obfervationibus demons ftrative colligi fane poteft Analogia Nature, Ex enim docent, quid fiat, quidque fit faftum, non autem quid, in pofterum fit-eventuram. Hoc ipfüm effeCtus non te« mere , cafuguc „ fed caufârum determinatarum operatione exoriri, ope folius experientie perfefte demonftrari ne- dE, cum haùd omnium eventuum caufe nobis fint con- picue 3 fed ad eas detertminandas ad copjeCturas- Analogia nixas recurrere fiepe debeamus. Taceo nullam a nobis indufttonem completam formari pofle „ adeoque nee rigi- de demonftrari proprietatem aliquam certe rerum fpeciei Conftanter competere > ve gr. lapidi gravitatem, Et heet , a Ad in- JOVER Der ANAL OGIE „ENZ or derlyk tot zulk -Of-zulk eene. foort behoord.» by voorbeeld de-Zwaarte aan:een fteen. En al wa- ren onze optellingen. volmaakt, zoude men daar omtrent altoos. konnen vraagen : Wat is het , dat ons, leerd, „uit. de waarneemingen van het voöorledene-en: het tegenwoordige de toekomen- - ‚de uitkomften-te gisfen ; en-met zo veele ze- kerheid aftewagten ? „Redenen , afgeleid nit de Goddelyke Wysheid „ fchynen wel de ftandvas- — tigheid der-Natuurwetten erde grootfte eenvou- digheid te ftaaven, , Maar-het blykt , dat onze Analogifche, beoordeelingen , alleen in rang van „tyd voor de redeneeringen gaan , die men uit de Goddelyke- Volmaaktheden afleid., en dat niet alle Menfchen „ fehoon volgens „Ana/ogie levende, wan,die befchouwing der wysheid van den grooten Schepper overtuigd zyn, | SARS wort velok sd vee APET, … Ne indusiones noftre complete effent , de eo tamen femper queri poffer: Ouid nos doceat & prafentium & prete- Hitorum obfervatjone futuros evencus conjicere. „ imo'tan- ta certitudine expeftare ?. Rationes-equidem ex fäpienta Dei due eonftantiam nature legum , fummamque fim- plicitatem videntur ‘confirmare „ at judicia. noftra. Analos gica argumentis ex perfeltionibus Divinis depromptis or- dine faltem temporis’ priora effe „ necvornnes qui conve- nienter Analogie vivunt , de ea fápientie- ummi rerum ä le confideratione perfaafos: effe , excra dubium pofie KR Km ‘elft EENES Ee OOMEN rf: G 3 " : Neque foe IL ANTWOORD opoe VRAAGE — Ook kan men nooit met rechtzeggen , dat de ‘onveranderlykheid der Natuurlyke-zaaken „ al leen aan de gewoonte moet toegekend worden. Want deze algemeene overtuiging vereifcht ee- ne oorzaak, die aan allen gemeen is, die geen gewoonte’ kan zyri , als welke altoos verfghil- lend en veranderlyk is. En wie ziet-niet „ dat hier de vraag is over de oorzaak: van «die alge= meene gewoonte zelfs: in’t geheel daar over wat onze Ouders en Voorouders hebbe-aangezet , om volgens Znalógiete leeven , te handelen en te oordeelen ? Te vergeefs gewislyk zoude ies mand deeze -gewoonte door eene tégenftrydige willen veranderén of verzwakken , want de _ vaste overreding dereerfte zoude meer dan zee ker den voôrrang behouden 3 de denkbeeldigen CAdealisten”) en twyffelaars ( Sceptici) konnen hier omtrent ten voorbeelde ftrekken , die „ fchoon hun eigen geweeten verkragtende , de waarheden „ die door het algemeen gevoelen be- Neque ullo jure. dici poteft tem firmam'de Nature ree rum conftantia certitudinem foli deberi confuetudini. Unie verfalis enim hec perfuafio communem requirit caufam , og effe nequit confuetudo , varia femper &| mutabilir. t quis non videt queri de univerfalis hujus confuetudinis caufa 5 de eo plane quid Parentes, avos impulerit ad con- venienter Analogie vivendum , agendum & Judicandum ? Fruftra fane homo hanc confuetudinem contraria immuta- re, vel debilitare vellet , cui firma hec perfuafia certo eertius prevaleret. Exemplo effe poffent !Idealifte , & fceptici , qui licet vim fu confcientie inferendo verita- teg < ‘OVER DE ANALOGIE, Enz. 103 bevestigd: zyn „ zóeken om ver te werpen, echter door de gemeene lotgevallen van het menfchelyk-leven „ wederlegd zyn , en zo ver gebragt dat-zy bekend hebben , dat de kunst van twyffelen niet moet toegepast worden op het gebruik in het leven. « En waarlyk indien men de overreeding omtrent de Analogie der Natuur alléef aande“ gewoonte verfchuldigd was, zoude men ook aan haar dank moeten. weeten „ dat de menfch zich zelve konde bewaaren 5 maar met dat zelve regt zoude iemand kon- nen zeggen „ dat men het aan de gewoonte moest dank weeten, dat de Menfch zich zelve bemint , zyn welzyn voorftaat ; echter kan ’er niets’ onwaarfchynelykers bedagt worden. En de gewoonte zelv verkrygt dus ook krachten „ indien zy op natuurlyke genegenheden- en nei- gingen fteunt, tegen welke wanneer zy aanloopt, Zy niet diep in de gemoederen zal ingeplant, en gemakkelyk weder uitgeroeid worden. Hier- | tegen tes fenfu communticonfirmatas convellere annifi funt „ Ore dinariis tamen vite humane eventibus. fuerunt confutati eoque adduti, ut agnoverint artem dubitandi vite ufui haud applicandam effe. „ Sane fi hec de Nature. .Analygia perfuafio fola confüetudine niceretur ‚ ei etiam acceptum. referendum effet quod homo fe confervare valeat.. At eo- dem jure dicet atiquis confuetudini deberi „ quod homo fe ipfum amet ; incolumitatem tueatur, quo pihil abfurdsus ngi poflet._ Ipfa etiam confuetudo ita vires acquirit , f nitatur inclinationibus, & propenfionibus naturalibus , qui- bus f repnguet ‚-haud wi infigetur ; kacileagp 0 NR 4 evel- sor II ANTWOORD vor be VRAAGE tegen ftryden nietde voorbeelden van fommis gen „die een leven leiden , dat tegen de reden ende Natuur ftrydt „ wyl zy zeldzaamer zyn „ eas hunue -daaden „ fchoôn ‚van den- gemeenen levensregel- afwykende-, cuit den aart der mene fchen kunnen verklaard worden. . „Indien derhalven.de ftandvastige overtuiging vande Analogie der Natuur ‚ noch door redenee- ringen , noch door:kracht van gewoonte. of hebe beiykheden veroorzaakt is, zal zy. noodwendig tot het natuurlyk Zu/tint? moeten gebracht worden. Niemand kan twyffelen , dat de Menfch niet eeni= ge ingefchaapene aanfpooringen heeft, waarvan ‘er zich geen door klaarder bewyzen openbaart „ dan-die. „ door. wiens kracht wy aangefpoord — worden „om volgens de „nalogie te leven en te-handelen. _Deszelvs vermoogen vertoont, zich in-de eerfte gewaarwordingen en begrippen. dr jn bois ale zele evelletur. Exempla nonntllorum vite rationem nature repugnartem fequentium nihil obftant ‚ cum rariora etsam fint „ & facile ex humana indole posfint aëtioncs eorum , licet a communi vit@ ratione abludentes, explicari. Si neque ratociniis ‚ nec vi confuetudinis „-habituum- ue debearur conftans-hominum de Analogta Nature per- uafio „ erit fane ea inter inftinétus naturales referenda. Indrtos profe&o effe homin: ftimulos aliquos dubitari ne= quit ;“quorum nullus fe ctarioribus manifeftat indiciis 4 quam hie , cujus vi compellimur ad convenienter Analoe - gie agendum , vivendumgue. In ipfis-fenfationibus , per- ceptiombusque piimivvis ejus. vis cerniturs … Quomodo. ej def Enm jover-pr-ANALOGIE, ens 108 zelven. Want op welke wyze verkrygen wy de kennis der zaaken buiten ons, dan door des: zelvs hulp ?- «De beweegingen , in de werks tuigen der zinnen voortgebracht „worden wel aan datvgedeelte.der hèrsfenen medegedeeld , dat onmiddelyk met „de ziel vereenigd wis ; ‘maar ik vraag.» hoe „en door welk eene redeneering ; befluit de Menfch door derzelver. middel , dat er zulke «en zulke ligchaamen buiten hem bes ftaan., by voorbeeld ‚de Zon , de Sterren en Gefterntens.;-dan door eene natuurlyke: Znalo gifche? „En zekerlyk is de Ziel niet onmiddee lyk vereenigd. met de Zoù of Maan ‚maar mce haar Ligchaam. , “welks veranderingen zy. ons middelyk gewaar word „en door het zelve het beftaan van zaaken buiten zich , door middel van Analogifche Waarheden „ buiten allen twy= fel fteld, Waarom. verkrygt de Ziel gelyke … gewaarwordingen ‚ wanneer zy met gelyke bee weegingen in de zintuigen voortgebracht wor- den, enim cognitionem rerum extra nos pofitarum nancifâmur „ nifi ejus ope ? Motus quidem in Organis fenforiis. proe duêti cornmunicantur cum ea parte Cercbrti, cu& anime immediate unita e{t, at quo quelo rattocinio ex ms colligic mens buinana exiftere heee illaque corpora extra fe , puta folem, fidera, ftellâs nifi Anal gico Daturali 2 Sane enim anima non eft immediate unica Soli , Lune , fed fuo cor- pori, Cujus proïnde mucatiónes immediate percipit, ex disque rerum extra fe pofitarum exiftentiam Analogicis ve- vritatibus copvenienter , citra Omnem dubitationem confie eit. Cur Gmilibus motibys in pel fenforiis produCtis | ad zo imi 106 IL ANTWOORD or:pe, VRAAGE den, en op ‘ongelyke beweegingen Ongelyke gewaarwordingen-?-dan om dat zy niet anders als „volgens. de „Analogie „ altoos kan werken 3 daar toe door de Natuur gefchikt. Want wie bemerkt niet , dat het niet genoeg is, om den oorfprong der gewaarwordingen uitteleggen , dat men alleed- weete , dat ‚de beweegingen , die in het zintuig voortgebragt worden , tot aan de hersfenen gebragt-worden „alwaar. de Ziel onmiddelyk. tegenswoordig is 2 Maar dat men noodwendig in aanmerking moet nee- men „ wat of het is, dat de Ziel altoos-aan- dryft , om te oordeelen op de beweegingen , die. in het ligchaam gefchieden „ dat de Voor- werpen. van haare. gewaarwordingen beftaan 2 Wat haar zo vastelyk overtuigd van het beftaan van zo veele en zo verfcheidene zaaken „ die onderfcheiden zyn van haare afbeeldingen 2 En wat de oorzaak zy , dat by gelegendheid - | | van fimiles , disfimilibus’ disfimiles acquirit perceptiones? Nifi quod non posfit non Analogie convenienter femper ope- rari, ita facta a Natura. Quis enim non fentit haud fuf- ficere ad Originem fenfationum explicandam , fcire folum- modo motus in Organo produêtos deferri ad cerebrum us- que , cui tens immediate eft prefens ? Sed hoc maxi-' me in confiderationem trahi opportere, quid fit illud quod animam compellat conftanter ad judicandum occafione mo- tuum ín corpore produ@torum exiftere objeêta fuaram per= ceprionum? Quid cam tam firmiter perfuafam reddat de exiftentia cot tamque diverfarum rerum , a fuis reprefen- tationibus diftinkarum ? Quid faciat ut Gmilium motu- ij” um over pe ANALOGIE, sar, … ‘107 van gelyke beweegingen ; men gelyke gewaar. wordingen verkrygt, en by gelegendheid van verfchillende beweegingen „” ook verfchillende gewaarwordingen ? En dat zy zo verfcheiden zaaken zonder de minfte verwarring van elkande- ren kan onderfcheiden , welken zekerlyk zonder haare natuurlyke werkkragt „ niet konnen begree- pen worden „ waarom ‚zy altoos beantwoorden aan die waarheden , dewelken de Znalogie in- fluit; ook kan’er geen reden gegeeven worden, waarom niet de ziel , by gelegenheid van alier- hande beweegingen in de zintuigen veroorzaakt , ja zonder dezelven allerhande gewaarwordingen zou kunnen hebben „ het welke, hoe groot ee- ne verwarring het in de menfchlyke zaaken. zou verwekken , niet ligt valt te bepaalen. Het is wel waar , datde wyze , op welke de Ziel met het Lichaam vereenigd is, en waar door de gewaarwordingen geboren worden , noch onder de geheimen der Natuur zyn ; dit belet | ech- ‚um occafione fimiles , diverforum diverfas femper percep- Ones nancifcatur „ tamque varias res fine ulla confufione a fe invicem.difcernere valeat? Que certe fine naturali €jus Operandi racione „ veritatibus illis , quas involvie nalsgia „ femper-accommodata non poffunt intelligi, nec ulla racio reddi , cur non mens quorum -liber motuum in Organis fenforiis pruduétorum occafione , imo-absque iis , quaslibet perceptiones habere poflet , quod quantam re- Dus humanis perturbationem induceret haud facile diu eft, Verum quidem: eft modum -quo- anima unitur corpori , adeoque & eum quo fenfationes oriuntur inter fecreta Na-. ture 208 IL. ANTWOORD op pe VRAAGE echter niet „dat wy. eene vaste overtuiging van het beftaan der zaaken buiten ons , en zulk ee- ne ftandvastigheid in de grootfte verfcheiden- heid van gewaarwordingen en begrippen toeken- men aan het Natuurlyk Ja/tinë} , om overeen- ftemmig met de waarheden , welke de dralogig influit te handelen en te oordeelen. En zeker, de Ziel bind zich aan zekere Wetten in het uit- voeren’ van alle haare werkingen 5 fchoon zy die Wetten niet-kent.- ’Er zyn 'er weinig die zelv eene middelmatige kennis hebben van de ‘regels , volgens welken het gezigt gefchied en geregeld word ; en niemand is 'er,, die-de= _ zelven volkomen kend , echter handelen ’er alle menfchen na. Zelfs de gezigtkundige fchyn- _ vertooningen „ fteunen op zekere vaste regels, die aan zeer weinigen bekend zyn; echter word een yder ze gewaar. Dit zelfs dat alle men- fchen- door een zeker ftilzwygend gevoel beoor- ture effe referendum , nihil tamen id obftat, quo minus firmam de exiftentia rerum extra hos pofitarum perfùüafio- nem, täntamque im fumma {enfationun & percéptionum varietate conftantiam , inftinétui naturali, veritatibus quas Analogia involwit convententer agendi, & judicandi „ at- tribuamus. Sane ín omnibus fuis operationibus exerendis mens certis quibusdam fe accommodat legibus , licet non fit earum fibi confcia. …Pauci funt qui medioerem habeant regularum , quibus vifzs attemperatur ; cognitionem „ ne= mo qui perfeêtam , iis tamen convê@nienter agunt omnes Homines. Fallacie ipfg Optica nituntur certis conftan- tibusque legibus, quas norunt paucisfimíi , obfervant {in- guli. Id ipfumjquod homines taeito quodam fenfa quid in s OvER pe ANALOGITE ; Enz, Log deelen , wat goed.of kwaad is in de Konften „- om niet te fpreeken-van-de verfchynfels zelfs der gevoelens van het fchoone en zedelyke „ veele andere: bewyzen van natuurlyk Zaftinêen. toonen: baarblykelyk „- dat de Ziel haare vermo-, gens altoos. oeffend volgens zekere en bepaal: de Wetten „-fchoon zy zich van dezelven. niet bewust is. gat thou Et De Ziel kán derhalven niet anders handelen uit kracht van -haare Natuur ‚dan volgens die waarheden „die. de Analogie influit „ en ‘haa: ren zatnenhang-maakt dat uit; het geen wy het: gemeene Gevoel (Senfis communis noemen; en buiten het welke wy in‘de:kennis der waar-: hêid niet verder. gaan konnen. Dit-gevoel al- leen is genoeg , om de dwaasheden , en tegen. de Natuur aanlooperide denkwyzen ;-der Zdeg- …_bisten , Fatalisten en Twyffelaaren den bodem, in in, Artibus fit pravum aut, reêlum dijudicent „ ipfa fenfuum. pulchri, é moralis Phenomena, ut plurima alia inftin=, Etuum naturalium indicia taceamus ; evidenter probant animam facultates fuas exercere convenienter certis & determinatis femper legibus , licet earum: haud fit fibi’ confcia, beicie e EE eri : _ Non poteft proinde anima vi Nature fue non conves nienter agere veritatibus illis , qúas Analogia involvit. Earum complexus conftituit id quod fenfum communem: appellamus, quo ulterius progredi in cognitione veritatis „_haud darur. Hic folus fenfus fufficit refellendis-Idealifta= rum , Scepticorum „ Fataliftarum „ aliorumque deliriis , rie. IL ANTWOORD or be VRAAGE in te flaan. Daardoor word de Ziel overtaigd, dat ‘er niets beftaanh kan zonder eenen genoeg- zaämen grond, en dat gelyke uitwerkingen van gelyke oorzaaken gelyk zyn, en zy word ook: verzekerd van andere daar aan grenzende waar- heden „ naa welke zy zich ín haare- begrip- pen ‘en gevoelens fchikt : ook worden de uit- „werkingen van dit gevoel ligtelyk van andere. onderfcheiden ; want alle Menfchen handelen volgens het zelve , en vooral die , in welke de kracht der Natuur duidelyker gezien word ; ge= Iyk Kinderên en domme Menfchen. … Iemand” kan zich wel tegen het getuigenis van dit-ge- voel ftellen „, fchoon zyn geweeten zulks af- keurt, maar hy zal het nooit konnen wederleg= gen. Alle de werkingen der Ziel worden vol- gens deszelvs wetten uitgevoerd. Dit licht van het verftand ‚ kan wel verduisterd , “maar nooit uitgeblufcht worden. Re Wy judiciis Nature repugnantibus. Vi hujus anima perfuade- tur nihil pofle exiftere fine fufficiente ratione , fimilium caufarum effeCta fimilia efle , aliaramque veritatum affi- pinm certa redditur, quibus in ipfis perceptionibus , & fenfationibus fe accommodat. Facile etiam effeêta hujus fenfus ab aliis dignoscuntur., Ei enim convenienter agunt omnes -homines; iique maxime, in quibus vis Nature cla- rius cernicur ‚ut Iofantes „ idiote. … Éjus teftimonio fe aliquis opponere reclamante quidem confcientia poteft, at jilud-confutare nunquam. Omnes anime operationes ejus di&tatis conpvenienter exercentur.. Lumen hoc mentis ob« fcurari quidem ‚ non autem extingui poteft. Often. ovER DE ANALOGIE , Enz, een Wy hebben dus aangetoond , dat de Ziel , door eene natuurlyke aanfpóoringe , en döor de leiding van het gemeen Gevoel (© Sen/ys communis) opgeleid word , om eene Analogië van de Natuur te ftellen. ’Er blyft derhalven overig „ te onderzoeken ‚wat de zaaklyke grond der Analogie zy (a parte rei) , of aan welke eene oorzaak men die groote: eenvoudig- heid der Natuur-wetten , en de overeenkomst der uitwerkingen van allerhande ‘foort met de- zelven moet toefchryven ? Het geen ik hier van denk , zal ik kortelyk- zeggen, an _ Het is ten vuiterften klaarblykelyk „ datde Wetten der Natuur , en de uitwerkingen „des welken daarmede overeenftemmig zich vertoo- nen . niet wiskunftig noodzaakelyk zyn : wie immers , die by zyn gezond verftand is „ zal dlaande houden, by voorbeeld, datde fchuins- heid van den Taankring , uit welke de onges e lyk- Oftendimus mentem ftimulo naturali , fenfusque com- munis duÔuferri ad Nature Analogiam. admittendam. Reftat itaque discutiendum , quod. fic Analogia a parte, rei fundamentum , feu cuinam caufg debeatur magna illa aturee legum. fimplicitas , & effeCtuum omnis generis cum illis confenfio ?, De quo quid nobis videatur paucis exponemus. | ‚Non effe Geometrice neceflitati fubjetas vel Nature leges „vel effelta , que iis convenienter producuntur lu- ce ipfa clarius eft, Quis enim v‚-gr. fenfu communi pre- ditus dicat obliquitatem ecliptice , a qua dierum noétium- | | que zie IT ANTWOORD op ore VRAAGE lvkheid: der, Dagen en _Nachten.-woortvloeid , door dezelve. noodzakelykheid bepaald.is, door welke de drie hoeken van een Driehoek ge!yk zyn aan twee regte? Wie is 'er onkundig, dat de ftoffe uit haaren aart: onverfchillig is, voor rust. of beweeging , en allerleije. foort van rig- ting, fnelheid en. gedaante. van. beweeging kan aanneemen „en. dat dus, derzelver-verfchynzelen niet uit eene volftrekte noodzakelykheid voorts vloeijen 2 Wie heeft ooit-de algemeene. Wet- ten der zwaarte en aantrekking „ de. veerkragt , de veranderingen der werktuiglyke ligchaamen 4 en derzelver uitwerkingen , (om van veele an- deren. niet’ te melden ,) úit het weezen (es- Jentia der lighaamen betoogd, of wie zeifs , die by zyne-zinnen was , heeft-ze willen bes toogen ? -Om-kort te zyn „alom, waar een Meerkundige noodzakelykheid plaats heeft ;-kan men aan het tegengeftelde zelv. niet deriken ze maar hoe ligtelyk-worden ‘er wetten van Zwaats | te que dependet inequalitas eadem neceffitate determinatam efle, qua tres triangul: angulí duobus reCtis func equales 2 uis nefcit materiam ad quietem & motum fa Nstura in= differentem effe, quamlkibet motus direétionem , celeri- tatem, & figuram recipere poffe , adeoque Phoenomena haud abfoluta vecefficate exoriri? Quis generales gravis tatis , attraCtionisque Leges , elafticitatem , organicorum corporuin mutationes ac effecta , ut mille alia taceamus, ex eflentia corporum demonftravit , imo quis fanus inde demontftrare voluit? Quid mu!tis opus eft ? _Ubieun- que Geometrice necesfitati locus eft , ibi cootrarmum ne cogitari quidem poreft , at quam facile finguntur Lege ga bed wt: OVER DE ANALOGIE , enz £ Aars te uitgedacht ‚-die vlak aanloopen en ftryden te- gen die, door welke het Heelal geregeerd word; ja men bepaald zelv , welke beweegingen ’er zouden voortkomen „ indien 'er andere Wetten vastgefteld waren. Hoe ligt kan men zich ver- beelden , eene andere order onder de ligchaa- men van het Heelal, en verfchynzelen , die verre verfchillen van die , welke men waar- neemt. Eene volftrekte noodzakelykheid al- thans zoude géêne geduurige agtereenvolgingen der uitkomften , noch eenige veranderingen in het gantíche zamenftel der zaaken toelaaten. En gewislyk ! zulke eene groote ftandvas- tigheid van de natuur der zaaken , kan noch am het geval , noch aan de toevallige werking van oorzaaken „die geen verftand hebben, toe- gefchreeven worden ; want wat is 'er meerder van alle waarfchynlykheid ontbloot , dan dat het geval , aan geen wetten gebonden , eene ll: Oe ftand- gravitatiis iis , quibus univerfum regitur , cortrarie, imo quales orirentur motus, fi alie conftitûte eflent leges , definitur quam facile alius inter corpora univerfi ordo, diverfaque ab ijs que obfervantur Phoenomena concipia untur. Abfoluta fäne necesfitas nec fuccesfiones even- tuum continuas , nec ullas in univerfitate rerum mutatio« nes admitteret. à Nee fäne cafut , fortuitisque caufarum intelligentia cá-_ renuum Oop&rationibus accepta referri poteft tanta nature rerum conftantia. uid enim magis ab omni remotum _verifimilicudine, quam cafum nulli legì fubjettum conftan- - AAI, Deels pe Mti te rid IL ANTWOORD op pr VRAAGE ftandvastige orde zoude voortgebragt hebben ? Wat is ’er ongeloovelyker ; dan dat by toeval werkende oorzaaken , altoos die uitwerking voortbrengen „ die onder alle de eenvoudigfts is , die by voorbeeld de minfte werking ver- eifcht ? Daarby heeft zekerlyk eene verkie- zing, geen geval, plaats , alwaar verfcheiden zaa- ken , die niet door haare natuur zoo bepaald , in zulke eene orde onderling zamen gefchikt worden , dat zy het best bekwaam zyn, om verfcheide uitwerkingen te verkrygen , gelyk, men in de Werktuigelyke ligchaamen ziet. De Analogie der Natuur en het blinde geval, ftaan Iynregt tegen elkander over. Niemand , die by zyn verftand is , kan der= halven twyffelen , of zoo wel zulke eene groote eenvoudigheid van de algemeene Wetten , als ftandvastigheid der uitwerkingen , moet aan de. wyze. willekeur van God toegefchreeven wor- den, tem ordinem generaffe ? Quid incredibilius’ quam caufas temere operantes eum femper effetum producere , qui omnium eft fimpliciffimus . v. gr. qui minimam aCtionem requirit? Ibi certe eleétioni , non cafui , eft locus „ ubi res varie, haud ita natura fua determinate , eo inter fe or- dine junguntur, qui ad effeCtus diverfos obtinendos funt. accommocdatiffimi ‚ ue in corporibus Organicis. „Analogia nature cafusque coecus funt fibi e diametro oppofita. „Nemo proinde nifi infaniat dubitare poteft , tantam feu in legibus generalibus fimplicitatem , feu in effeCtibus con- ftantiam , fapienti Dei arbitrio elle adfcribendam „ qui tam re. OVER DE ANALOGIE, ENZ — IIS den die zoo. wel de natuur der zaaken ‚als ‚den aart der. Menfchenì aan zekere en bepaalde wet- ten onderworpen heeft. … Het was zekerlyk zy- ner Wysheidsen Goedheid, waardig „ zoo wel de natuur der zaaken zoo te fchikken en zämen te ftellen, dat de menfchen. voor hunne behou- denisfe: konden. zorgen „ en uit waargenoomen uitwerkingen levensregelen; konden vergaderen „ em te weeten „ wat hen ten voordeele of naa- deele ftrekte, hoe het gezellige leven te genie- ten, elkander behulpzaam te zyn „ ef door de befchouwing en het onderzoek van zaaken en uitkomften opteklimmen tot de kennis van Gods Volmaaktheden , ‘het;geen niet konde gefchie- den zonder de Analsgie der Natuur. « _Dan men begrypt ligtelyk „ dat de Groote. en Alwyze God , die alle zaaken : aan onveran- anderde Wetten onderworpen heeft , ook de men- rerum naturam quam humanam indolem- certisr deter- mnatisque {ubjecie legibus:- Dignum certe erat fapientia “€ bonitate ejus ,„ tam naturam:rerum ita ordinare-&dis- “ponere ; ut homines incolumitat: fue prospicere , ex ob= ‘fervatis eff&Gibus regulas vivend: colligere , quid’ fibi-ex- pediat aur noceat cogposcere ; confortio mutuo frui „ fibi Invicem adjûmento effe „& rerum -inventuumgue contem- platione & examine ad ‘perfeétiones Dei agnoscendas‘as- cendere-quirent „que haud. poruiflent. fine Analogia Na- “ture obtineri. | Facile autem intelligitur Deun optimum ac-fapientisfi- Aum, qui Uniyerficaren rerum 1mmutatis fubjecie Legi- Ha bus » 16 IL ANTWOORD ‘or be“VRAAGE menfchelyke Ziel zoo gefchaapen heeft, dat zy niet alleen zonder moeite de Analogie der Na- tuur konde kennen , maar ook na’ dezelve le- ven , handelen en oordeelen. Want de over- eenkomst der uitwerkingen met de algemeene Wetten , zoude van geen nut ter waereld voor de menfchen zyn , indien zy van dezelve on- kundig waren , en het ware te laat geweest „ indien zy tot derzelver kennis alleen door re- deneering hadden moeten komen. Men moet het derhalven aan de Goddelyke Wysheid dank weeten , dat de Menfch de Analogie der Na- tuur, ten minften zoo verre zy tot het gebruik in het leven noodig is , kend , en na die ken- nis zyne handelingen rigt , en niet-twyffelt, of alles gefchied niet toevallig , maar uit zekere oofzaaken, die volgens eene bepaalde en ftand- vastige reden werken. she. euch Hume bus , mentem etiam humanem: ita formaffe, ut-Analogian ‘Nature non tantum facile agnosceret , fed & eidem con- venienter viveret , ageret, ac judicaret. Nulli enim more tal‘bus fuiflet ufui effeltuum cum generalibus leglbus con- fenfio , fi eam ignoraffent nec -fatis cautum ín horas ills fuiflet , fi non ni raciociniis ad cognitionem ejus perve-= piffent. Sapientie itaque divine acceptum referendum eft-, quod homo Analogiam” Nature „ faltem in quantum ad ufus vite neceffaria eft „'agnoscat , ei agnite fuas ac« tiones accommodet , nec dubitet omnia:certis ex caufis , non temere , fed determinata , conftantique ratione opé- rantibus evenire, El | Olcumt z 5 0 AOVER DE ANALOGIE ‚ENZ. — 117 eeH v Mm r- heeft derhalven, te vergeefs, alle moeite gedaan, wanneer hy in het 1, Deel zy- ner, Wysgeerige Werken „ Tent. VIT. met veel omflags stragt te bewyzen „dat het, denkbeeld. van eene 007z44k verkreegen.word zonder bes hulp van eenigen indruk der voorwerpen op de zintuigen „ of, van een oorfpronglyk begrip , maar .dat-het alleen word verkreegen door eene heblykheid en gewoonte , om in gelyke omftan- . digheden. gelyke uitwerkingen te verwachten ; jaa uit eene , ik weet niët welke heblykheid „ om uitwerkingen, die_eenige reizen gezament- _lyk waargenoomen zyn, door zyne verbeelding zamen; te,‚knoopen. Want indien wy in het verklaaren, van: den-oorfprong der denkbeelden , niet letten op. de natuur der Ziel , maar. alleen op. die der werking van de voorwerpen , zoude „men. zelfs niet konnen begrypen „ hoe de ge- waarwordingen in de ziel voortgebragt worden , en door, middel van dezelve., de eenvoudige a BASTO AUG …_ Oleum proinde & Operam perdidit Humivs dum Oper. Philof. Tom. L. Tent. VII. magno molimine-conatus eft eftendere, ideam caufe nullius impresfionis objeétorum in Organa fenforia , vel perceptionis primitive opeadqairi „ fed nafci folummodo ex habitu & confuetudine fimiles ef- feltus fimilibus in circumftantiis expettandi „-imo ex ha- bictu nefcio quo effeâus , qui fimul aliquoties obfervati funt , imaginationis ope connettendi, « St enim: in origine idearum explicanda non habeamus rationem nature Ani- me , fed folius actionis objetorum, ne id quidemintelli- getur, quomodo fenfationes in mente producantur , ca- umque ope idee fimptices , cum motus nervorum , fine rekene, Tan DOT IDP quibus Ló 118 IL ANTWOORD op DE VRAAGE denkbeelden ; “wyl de betreegingen der Zenus wen » zonder welke nochtans geen gewaarwor= ding kan. ontftaan „ doôr de Ziel niet ; althans niet duidelyk, gevoeld worden , om dar Zy zich van dezelve niet bewust is”, d en al wierd men dezelve gewaar ‘hebben die beweegingen niets gemeen „met de voorwerpen der verbeeldin= gen) 5 en dewyl dus niet blykt ‚ wat het is, dat ‘den menfch Overrede van het beftaan der zaaken buiten hem, en van derzelver orde ;, plaats „ gedaante, ‚en andere hoedanigheeden. Maar men begrypt ligtelyk in tegendeel , dat hy, die den oorfprong der denkbeelden wil na- aan „ niet alleen agt moet geeven op de wer= hing” der. voorwerpen , maar ook op de natuur der. Ziel. Welke hu de natuur der Ziel zy ; en aan welke wetten zy in haare werking on- derworpen Zy , kan men leerèn uit het innerlyk gevoel „ en de waarneeming van het geen in ons zelve omgaât. Deeze nu leeren ons, dat 3 er quibus cn tamen balin. oriri antelt fenfatio ; ne percipiat Guis em sclare faltem-anima ‚ eorum quippe “baud fibi confcia, ('&etiamofi perciperet ii nil commune habeant cum ob- jettis repre{sotationum ,‚) nec proinde appareat quid ho- mini perfuadeat „ exiftentiam. rerum externarum , ordi- nere , firum „ figuram, aliasque qualitates carundem. At facile intelligitur non, folius ationis objeêtorum , fed & nature mentis habendayn efle illì rationem , qui originem idearum. perserutari velit, que autem fic indoles anime , quibus ea-in operanda, fit fubjeéta Legibus , feala intimo „ obfervationeque eorum que contingunt in nobis ipfis disci poteft. He autem docent non majorem e{lë in et | „ nibus, ovER DE ANALOGIE, Enz. 119 >er in alle gewaarwordingen en derzelver. wet- ten ‚ geen grooter ftandvastigheid is , dan. in het toeftaan van de Arnalogie der Natuur , en in het thuis brengen van de uitwerkingen tot haare oorzaaken ; dat derhalven de denkbeelden van oorzaaken en uitwerkingen, eenvoudige en eerfte kundigheden zyn ; en wel zulke „ die de Ziel by gelegenheid van de verwisfelingen en veranderingen die zy waarneemd „ gedwon- gen is te maaken „ als door de Natuur daar toe __gefchikt. En fchoon wy de wyze , op welke de oorzaaken werken „ ende bepaalde hoe- grootheid haarer krachten, waar mede zy wer- ken , niet weeten , neemt zulks niet weg de waarheid en eenvoudigheid van die denkbeelden. Want wy ftellen niet , dat de ziel het beftaan en de bepaaling der krachten , nevens de hoe- grootheid der uitwerkingen, uit de kennisfe die zy heeft, & priori kan bepaalen ; maar wy ftellen alleen „ dat de Ziel dusdanig door de ae Na- nibus quibuslibet', earumque legibus conftantiam , quam in Anatogia Nature admittenda, & effeCtibus ad fuas cau- fas referendis, adeoque ideas caufie & effeétus effe notio- nes fimplices ‚ primitivas „ talesque quas anima non pos- fit occafione mutationum quas obfervat non formare , ita falla a natura. Quod vero modum quo caufe operentur , & determinatam virium quancitatem ignoremus , nibil qui- dem harum idearum veritati & fimphicitati obftat, Non enim ftatuimus mentem a priori, ex notionibus quas habec deducere poffe virium exiftentiam „ & determinationem , eiteCluumque quantitacem , fed folummodo dicimus eam dra effe a natura doRam, & faCtam ‚ut non posfie-etiamfi j H 4 veliet zoo IL ANTWOORD op ne VRAAGE Natuur gefchikt en geleerd is , dat zy in ernst niet twyffelen kan, al wilde zy, aan het be- {taan der waare oorzaaken , en derzelver ver- band met de uitwerkingen , en aan de overeen- komst der verfchynfelen, en aan de ordet, die men niet aan het geval , maar aan eene vaste Analogie van zaaken verfchuldigd is. En wy hebben reeds te vooren gezegd , dat de ziel, fchoon zy de waarheden ; welke de Znalogie bevat , niet a priori; gelyk men zegt, kan _betoogen , en echter haar oordeel en daaden naar dezelve rigt, zulks aan Gods wysheid verfchul- digd is; werwaards men ook de ingebooren Driften (nftinbten) „ die men in de Dieren ziet ‚ moet thuis brengen ; want wanneer de ziel op haare eigen werkingen en derzelver or- der agt geeft , kan zy niet ontkennen, dat zy aan zekere wetten onderworpen is, die zoo wel als de natuur der zaaken bepaald en ftandvastig zyn; en dewyl zy haare denkbeelden en beoor- dee- vellet ferio dubitare de exiftentia verarum caufarum, & connexione earundem cum effeêtibus , de confenfione Pheeoomenorum & ordine non cafui , fed certe rerum -Analogie debita. Quod vero mens licet veritates quas involvit Analygia a priors ut dicitur demonftrare nequcat , als tamen judicia & aêtiones accommodet , id Sapientie De: debere jam monurmus , ad quam caufam inftin&tus, etiam qui in brutis obfervantur, fùnt referendi. Non poe teft nimirum animus fuis operationibus , earumque ordini attentus non agnofcere legibus fe fubjeétum efle , haud minus ac naturam rerum „ determinatis , & conftantibus „ cumque iis convenienter fuas ideas & judicia ezoriri je tel. “over pe ANALOGIE, enz 11 deelingen volgens dezelve ziet voortkoomen , en zyne gevoel en gewaarwordingen hem zyne af hangelykheid van eene vastgeftelde order aan= duiden „ zal hy , indien hy wys is , geen oo- gefblik in twyffel trekken , dat hy met zyne __gedagten moet opklimmen tot de werking eener eerfte oorzaak , die met het volmaaktfte ver- ftand begaafd is, en die even zoo wel ftand- vastige wetten aan alle de zaaken van het Heel- al heeft voorgefchreeven, als Hy het gemoed van den Menfch zoo gefchaapen en gefchikt ‘heeft , dat dezelve niet anders kan dan op die wyze werken , en gewaar worden , dewelke overeenkomftig is met de van God vastgeftelde „order; zoo dat er eene geduurige overeenftem 3 ming waargenomen word tusfchen de verfchyn- zelen en de natuurlyke werkingen der Ziel; daar die geenen , welke deeze allerfchoonfte overeenkomst niet van God, derzelver Maker, willen telligat , fenfationesque & perceptiones fue éum 2 con- ‚ftituto rerum ordine.dependentie admoneant , nihil-etiam fi fapit dubitabit afcendendnm ibi effe cogitatione ad ove- rationem caufe prime, intelligentia famma predite, que tam rerum univerfitati Conftantes leges pofuit , quam hoe minis indolem ita formavit , & dispefuit, ut Aon. pos- fit (*) eo modo operari , percipere , qui ordini a Deo „ftabilito eft confentaneus , ita ut perpetua obfervetur hare monia , inter Phoenomena, & anime operationes naturae , les, Quam qui confenfionem pulcherrimam ad Deum | ejus C*) 'REGENsSENT oordeeld , dat hier vergeeten is het Woordje non, F ij H Tk 222 IL ANTWOORD or-ne VRAAGE willen. afleiden ‚geene reden van de Znalogie der „Natuur „ of van de werkingen der Ziel, die met dezelve overeenkomen , konnen te voorfchyn brengen , en, terwyl zy hunne toe- vlugt neemen tot de enkele gewoonte van te oordeelen en de verbeeldingskracht , met veele woorden. niets. zeggen. Wy toonden dus „ op. welke gronden de „Analogie fteunt , die tot het gebruik in het le- ven. noodig is. Ik zal dezelve eenvoudig mo- n noemen, wyl Zy op eenvoudige en naauw- za eurig. bepaalde Waarneemingen gebouwd is. ‚Niets word in dezelve aangenoomen „ dan dit, het geen door het. getuigenis van het gemeene gevoel geftaafd word : dat alle zaaken „ derei- genfchappen en. krachten „ die zy nu hebben 5 bok in het vervolg houden zullen ; en dat de gedaante van het Heelal niet ligt eene an- dere zal aanneemen, en de order der ver- fchyn- ejus Auttorem referre nolunt, ï fane nullam five Analogie Nature, feu anime operationum cum ea concinenttum ra- tionem proferre poffunt , dumque ad folam confuerudi- nem judicandi & vim imaginationis fecurrunt, multis ver bis nihil prorfus dicunt. | Oftendimus, quo fundamentofnftatur Analngia ad ufug vite neceffarias Licebit eam finplcem appellare , cum fuperftruatur obfervarionibus fimplicibus , & accurate de- sterminatis. Nihil in ea fumstur prater hee fenfus com= muniís teftimonio confirmata: Res propriecates & Vires, es nunc hâabent, in pofterum etiam retenturas., nec mu- ee ta 759 OVER DE ANALOGIE , enz, ' nes fchynzelen niet ligt-zal veranderen. Dat. de ge. volgtrekking (úndutiie ) voor volkomen. moet gehouden worden , wanneer wy zien, dat aan alle zaaken, die wy-tot dezelve foort brengen, en die wy met dezelve byzondere bewoording aanduiden „ eenige eigenfchappen: of, krachten gemeen hebben „zoo dikwils wy. dezelve ter onderzoek brengen (*). Door deeze klaar blykelyke waarheden , of door zulke, die op het zelve uitkomen „ word deeze eenvoudige _ Analogie gemaakt, voor welkers voldoend ken- merk men dezen ftelregel neemen kan : dat al- les waar is , zonder het welk de-menfchen nog voor hun welzys en de noodzaaklykheden van het leven konnen zorgen; noch van de zamen- leeving gebruik maaken. E kW Reen Maar (*)- Aliquas qualitates.-aut wires, zegt het Latyn, ’t geen Wwaarfchynlyk eene, fchryffout is voor aliguas communes „ waar om ik de vrybeid genoomen heb , het woordje gemêéen 'ef By te voegen, wyl anders de zin onverftaanbaar is. VERT. tatum iri temere facieim univerfi , ordinemque Phcenome- norum. ‘ Índuétionem pro completa habendám efle cuín - omnibus, quas ad eandem fpeciem referimus , imo & eo- dem abftrato termino denotamus , rebus , aliquas qualita- tes aut vires competere obfervavimus, quotiescunque eas E@xamini fubjecimus. - His veritatibus evidentisfimis „vel certe ‘codem-. redeuntibus abfolvicur fimplex hec Analngia pro eujus fufficiente charaGtere proinde haberi poteft hoc axioma: id omne verum effe , fine quo homines nec ín- cotumitati fue viteque' vecesfitacibus’ prospicere , nec confortio mutuo frui poflent, Ì 4 aft | dt teAe zo IL ANTWOORD or pe VRAAGE … Maar ‘er-ryzen veel grooter zwaarigheden , “wanneer wy de natuurlyke neiging „ om de zaa- ken en hunne oorzaaken te kennen , volgende, de Analogie willen toepasfen op zulken „die meer van de dagelykfche handelingen van het- leven „ of’ van de gebeurtenisfen of waarheden “verwyderd zyn 5 of wanneer wy het verband nagaan van oorzaaken en uitwerkingen „ die in ‘haare foort niets onderlings gemeen hebben „ of dat wy uit de-wyze en natuur der verfchynze- den gisfen, uit-welke oorzaaken zy voorkoomen, of dat wy de Wetten „ die wy ontdekt hebben omtrent de oorzaaken en uitwerkingen „ toepas- fen op die , welke de waarneemingen der men- -fehen ‘ontduiken 5 want fchoon niemand twyffe- len kan, dat de Wetten „aan ‘welke de Na- «tuuf onderworpen is , ftandvastig en aan elkan- der verbonden zyn, koomt er echter zulk ee- ne groote verfcheidenheid voor in de uitwerkin- gen en eigenfchappen der zaaken , en de oor- em | zaaken or At majores longe fe objiciunt difficultates cum natura- dem res ‚ rerum que caulas cognoscendi impetum fequuti, Analogiam remotioribus etiam a quotidianis vite negotiis eventibus , & veritatibus applicare annitimur., vel conne- xionem inter caufas & effeCtas , nil in fpeciem inter fe “commune habentia, indagamus , vel ex Pheenomenorum sordine , & ratione, quibus causfis producantur copjicie omüus , vel deteêtas feu effectuum feu cauflarum Leges , iis etiam qùüe obfervationem hominum effugiunt applicamus. zUt ut enim nemo dubitare posfict-conttantes efle eas, con- nexasque inter fe quibus natura obtemperat Leges: tanta “kamen in effcttibus , & proprietatibys rerum oecurrit va- | rice over DE ANALOGIE', ENZ 7 125 zaaken worden op zoo veele verfcheidewy- zen met andere oorzaaken vermengd , welke ;- onderling zamenwerkende „ zulke ingewikkelder uitwerkingen voortbrengen , dat men zich niet, moet verwonderen, dat ‘er lieden geweest zyn die meenden ,-dat ‘er geen of weinig. gebruik van de Znalogie in de Natuurkundige Weten- fchap konde gemaakt worden, Het fchynt echter, dat men niet moet wan-. _hoopen , dat men, door een matig gebruik van, dezelve.. in het vervolg veele nuttige waarhes: den -zal ontdekken.» ‚ Want de “Natuur zelve. heeft: ons de wyze ingeboezemd ‚om volgens: de.-Analogie te- oordeelen ; en het: past een: Wysgeer beter na: haare gezegden te. -hooren… dan de hersfenfchimmen zynes vernufts. En men ‘mag niet twyffelen „of de Alwyze God, niet alleen de zaaken, welke de Menfch tot rietas., tam „diverfis modis cauffie. causfis permifcentur , earumque operationibus fe mutuo adjuvantibus „ vel peri- mentibus „, effeätus tam complicati redduntur , ut haúd fit mirandum non defuiffe, qui aut nullum , aut exiguum efle Analogie in fcientia naturali uvlum cenfuerint. __Neque taimen hominibus desperandum prorfus effe vi- detur , fe fobrio ejus ufu multas in pofterum etiam verita= tes utiles dereêturos. Sane enim rationem judicandi Axa: logie attemperatam ipfa nobis Natura infpiravit , cujus ditatis aufcultare potius quam fui Ingenii commentis Phí- lofophos decer. Nec licet de eo dubitare Deum fapien- tis(imum non folum res-eas quibus homo ad confervâtio- | | nem 186 II ANTWOORD oP be VRAAGE zyn behoud noodig heeft , maar het. gantfch Heelal , ja zelv: den zedelyken aart. van den Meufch , niet aan onveranderlyke Wetten on- derworpen heeft „ en: wel-aân zulken , welker evenredigheid en verband: zoo. onderling als met de oorzaaken van verfcheiden-foort „ zoo verre kan nagegaan worden , als genoegzaam. is; om in alle die veranderingen.eene;order „ emin yder, verfcheidenheid eene ftandvastigheid te zien. Er blyft dus niets over om te doen „ dan dat wy ‚de leiding der Natuur volgende „ maauw- keurig gadeflaan , op: het geen wy door aange booren drift ( Hoflintty doen in de gemeent handelingen van het leven, ja zelv in hee thuis: brengen der uitwerkingen tot haare- oorzaaken „ of in dezelve zamerr te verbinden. - KA, | Wy cordeelen , dat men de, Analogie. altoos. veilig gebruiken kan , ten, ware. zy geen plaats had, of men geen order konde waarreemen in — de pem fui indiget, fed & totem rerum Univerfitatem , ip- famque, bominis indolem moralem , immutatis fubjeciffe legibus „ talíbus, quidem , quarum & ratio, & inter fe ac cum effettibus varii generis connexio in tantum perfpici poteft , quantum fufficit ad agnofcendum in omnibus mu= tationibus-ordinem , & in varietate quâlibet conftantiam. _ Nil proinde aliud agendum teftat, quam ut naruram due cem fequuti , id quod in ordinariis vite negotiis vi În= flintus facimus , etiam. in effectibus ad fuas cauflas refe rendis , vel inter {& conneétendis, accurate obfervemus. _Tuto proinde in ufum vocari poflé Analogiamcenfes _ mus : quotiescungue , nifi ei locus effet, nullus in Phcoeno= a me ri over pe ANALOGIE, enz 205 de verfchynzelen , welke order de Natuur. al- toos in het oog houd ; of wanneer ’er gewigti- ger zyn om dezelve toe te pasfen ; dan ‘er zyn om dezelve niet toe te pasfen : wyl het niet waarfchynelyk is, dat de Natuur , C wan- neer de uitwerkingen in haare foort overeenkom- {tig fchynen te zyn,) niet zekere middelen, . om derzelver verfcheidenheid te ontdekken , zoude aan de hand gegeeven hebben. Of, wanneer men duidelyk ziet , dat ’er eene groos tere overeenkomst in de verfchynzelen plaats heeft, dan men aan de werkingen der niet over- eenkomftige oorzaaken kan toeëigenen. „Op dat nu eene onvoorzigtige toepasfing der dAnalogie niet bedriege , dunkt my, dat men de volgende vereifchten der Analogie , welke mien de zamengeltelde noemen kan , kan vast- ftellen , dienende om de waarheden te vinden’: zy moet op “waste, wel bepaalde „en niet op SRO twyffel- „ menis ordo obfervari poffet , cujus Natura femper ratio- nem -habet ; wel cum.occurrunt rationes eam applicandi taves, nulle autem non applicandi, cum haud fit vero= mile naturam „ ubi effeétus in fpeciem Analogt effe vie dentur , non etiam media certa diverfitatem eorum dete. gendi objeciffe: aut cum manifefte major videtur in Phoe. nomenis confenfio , quam que operationibus cauflarum haud Analogarum deberi pofiet. . Ne autem incauta ejus applicatio fallat , heec videntur Analogie veritatibus inveniendis infervientia , quam com- pofitam appellare licet , requifita ftatui pofle. Ut ea ni- tatur obfervationibus certis , & bene determinatis , haud vagis. 228 IL ANTWOORD oe pe VRAAGE twyffelagtige. waarneemingen fteunen.- En zy moet op zulke toegepast worden „ die zonder fprong der Natuur , of zelv. var onze denk- beelden , dezelve kunnen toelaaten , wyl de Natuur van geen fprongen houd ; ook moeten deszelfs paalen niet roekeloos buiten den kring der menfchelyke kundigheden gezet worden ; en om een gelykenis.te. gisfen., of te hulp geroepen worden , moeten de waarheden ons onmiddelyk of middelyk tot-dezelve fchynen te leiden , of ‘er moeten zekere juiste middelen zyn ‚ om de _Analogie , die wy vermoeden, dat ’er tusfchen beiden koomt „ te ftaaven „, indien zulks ge- fchieden kan. Men moet niet alleen de gelyk- heid , maar ook het verfchil der zaaken in het oog houden „ en-de eigenfchappen , hier toe betrekkelyk , nagaan , op dat vooral de betrek= kelyke eigenfchappen , die uit onze bepaalde wyze van kennen gebooren worden’, van de walssekie kunnen onderfcheiden worden. Men moet vagis 5 Ut iis rn EE quibus fine faltu nature 5 aut __€tiam idearum noftrarum applicari poteft , cum nazura non amet fâlctum 3. Nee proinde ejcs fines ultra Spheram cognitionis humane temere proferantur; Ut ad fimilitu» dinem conjiciendam „ vel in ufum vocandam ipfze nos ob- fervationes direte , aut indirete duxiffe videantur , aut certe jufta proftent media Analsgiam , quam intercedere fufpicamur , fi ei locus fit, confirmandi ; Ut non folius {imilitudinis , fed & diverfitatis rerum ratio habeatur, & relate ad hanc proprietates-examinentur , ut prefertim waneer relative noftro cognofcendi modo ea de. ita 3 _ OVER DE ANALOGIE , ENZ... 13 moet aantoonen „waar, de uitwerkingen „inge- wikkeld zyn. En men moet vastitel- len „ dat de verfchynzelen „ die tegen de nan dogie fchynen te ftryden , of met dezelve niet overeen komen „ verfchuldigd zyn aan de za- menvermenging en werkingen der verfchillende oorzaaken „ of die ongetwyffeld van dezelve niet afhangen. Men moet de Wet der veran- deringen ontdekken in de uitwerkingen, dieaf- hangen van zekere oorzaaken , die aan veran-. dering onderworpen zyn „ en de verfcheiden- heden der Verfchynzelen moeten tot dezelve gebragt „worden 3 of indien dit niet gefchieden kan , ten minften die , ter welker opzigte men _de overeenkomst der uitwerkingen waarneemt , en die moeten onderfcheiden worden van ande- ren , in welke men verfchil waarneemt. De omftandigheden „ die voornaamentlyk ter Zaake doen , moeten van de andere zorgvuldig afgefcheiden worden; en vooral moeten de wer- __ kín- bite „ ab aliis abfolutis diftinguantur. —- Ut ubi ef= feltus complicati funt oftendatur ; Phoenomena que Ana= logie vel contraria , vel certe non convenientia videntur, _… deberi permixtioni , & operationibus cauflarum diverfa- ‚ram, vel certe independenter ab iis Analogia ftabiliatur. Ut in effetibus a caufis certis variationibus fubje@tis de- _ pendentibus, lex mutationis detegatur, Phoenömenorum que Vâriationes ad eam referantur , vel fi id non posfit , ea faltem quorum refpeêtu confenfio effetuum obfervatur ab aliis, in quibus diverfitas fe prodit, diftinguantur. —- Ut circumftantie ad rem precipué facientes ab aliis follis cite feparentur , & prefertim cauflarum operationes indee” … AKI. Deel, | pen- \ 136 U ANTWOORD op Dè VRAAGE kingen der oorzaaken , onafhangelyk „ zo veel mogelyk is , van de waarneemingen voorgefteld worden , en dan met dezelve vergeleeken. — De omftandigheden , die niet tot de zaak doen, ener echter niet konnen van afgefcheiden wor- den, moet men bepaalen en vastftellen ; in hoe verre de werkingen der oorzaaken door zamen- voeging veranderen. En wanneer men ver- fcheiden uitwerkingen tot verfcheiden oorzaa- ken brengt, moet men zo dikwils als het moge- lyk is, op derzelver hoeveelheid agt geeven. In deze vereifchtens der waare Analogie toe te ftaan, fchynt geene groote zwarigheid; maar ‘er vertoond zich eene veel grooter in deszelvs toepasfing op de natuur der zaaken , díe echter indien wy den leidraad van zekere regels vol- gen, veel veiliger en nuttiger zal zyn , of ten min=- EN pendenter in quantum fiert poteft ab obfervationibus ex= pendantur ‚, tumque cum iis conferantur. —- Ut effeta- circumftantiarum a re alienarum , at infeparabilium , de- terminentur ‚, & in” quantum operationes cauflarum earum conjunêtione varientur , definiatur. Ut dum varia effeCta ad diverfas cauflas referuntur , quotiescunque fieri poteft quantitatis eorundem ratio. habeatur. Û ‚Non magna in his verze Analogie requilitis admittendis occurrere videtur difficultas , major autem longe fe pros dit in eorundem applicatione ad naturam rerum „ que ta- men fi certarum regularum filo dirigamur» reddetur multo tutior , & utilior, vel cerre utrum posfit in ufum vocari Analogia, aut non posfit, cozroscetur ; quod ipfum maxi- | f Mme ABE rd a Pe. OvER De ANALOGIE , eiz. rt minften zal men zien , of de „Analogie van-ee- nig gebruik kan zyn, dan niet , en dit zelv zal van veel nuts zyn. Wy zullen dus tragten aan te wyzen , welke de Wetten zyn ,-die zulke moeten waarneemen , die de Ara/ogie met alle haare waare vereifchten willen toepasfen , om „waarheden in de Natuur- of Zedekunde te ont- dekken en te betoogen ; wy zullen dan eerst „deszelvs gebruik trachten te toonen in de Na-. tuurkunde „en daarnaa , welke hulp men van dezelve kan verwagten in de Leer der Zede- kunde. KR de dt dE __Het is onloochenbaar beweezen, dat de ken- nis der Natuur door Proeven en Waarneemin= gen voltooid. word ; fchoon de konst , om de verborgen eigenfchappen der zaaken waar te nee- me utilitati eric. _Dabimus itaque operam ut que fint precipue ille leges , quas obfervare debent omnes ii, qui Analogiam vera fua reqnifita habentem , applicare volunt - veritatibus feu Phyvficis , feu Moralibus inveniendis , ac demonftrandís ,paucis exponamus. Agemus autem pri- mum de ejus in fcientia naturali, deinde autem quid ab ea adjumienti fit expetandúm in moralibus discipliais ex- plicare annitemur. | | , onaf hangelyk van eenige onderftelling … bepaald hebben ; —- het geen van elkander moest gefcheiden worden; gefcheiden hebben 5 « —- En uit oneindig veele waarneemingen die gekoozen hebben, die genoegzaam waren, om een ftuk van de geëifchten, onaf hangelyk van de anderen-te bepaalen , en zoude dus de dwaaling , fehoon door het gezag van alle de Ouden onderfteund , gelukkig vernietigd heb- BEREN Mee | | Ook (*) Ik heb dit dus vertaald , fchoon het Latyn zegt: Fasque ex innsmeris obfervationibus elegifJet ‚ oua ad wmum ex que- fitis , independenter ab aliis determinandum Jufficere , baud profetto errorem veterwn. ommium auttoritate confirmatum. tam feliciter proflis gaf]et; welke zin doot het uitlaaten van eenige woorden my onverftaanbaar voorkomt, VERT. fervationes locosque Planete , in Hypothefi circulari de- finitos , discrimina haud negligenda putaviffet, excentri-_ Citatem orbite , & pofitionem linee apfidum independen- ter a -quacunque Hypothefi determinaffet, que fejungen- da erant fejunxiflet , easque ex innumeris obfervationes elegiflet , que# ad unum ex quefitis, independenter ab alijs determinandum fufficere, haud profeêto errorem ve- terum omnium auêtoritate confirmatum , tam feliciter profligaffer, is Poffene over Dé ANALOGIE , enz “z4r | Ook. konden ‘er inderdaad uit de oeffening der Sterrekundigen en der Stelkundigen fchoo- __ne konften afgeleid worden, Want ’er is zo wel in de Stelkonst als in de Natuurkunde veel aan gelegen, door welk eenen weg men tot het ge- zogte koomen wil, wyl men ‘er altoos eene. vind die zeer eenvoudig en natuurlyk is, en de geenen, die dezelve verlaaten, of dwaalen van het voorgeftelde af „ of, koomen ’er toe langs veele omwegen en onnutte pogingen. Schoon het een werk van het vernuft is „, dien zo zeer natuurlyken weg te zoeken „ zoude echter die arbeid door zekere voorgeftelde Wetten konnen verligt worden. „Maar , dewyl myn oogmerk verbied hier langer op ftil te flaan , zal ik ver- der voortgaan. BRE | In de eerfte. plaats worden de uitwerkingen en eigenfchappen der zaaken waargenoomen. | | Dat Poffent fane ex Aftronomorum „ imo etiam Analy(ta- rum praxi egregiee obfervandi artes depromi. Ut enim in Analyfi, ita etiam in fcientia naturali multum intereft qua quis via ad quefitum pervenire velit „ cum occurrat fére femper aliqua maximé fimplex , & Naturalis „quam qui deferunt „vel a propofito oberrant , vel per ambages ; inutiliaque- tentamina ad illud “perveriunt. > Licet autem, ingenii fit opus viam illam maximé Naturalem inveftigare: poflet tamen hic labor certis propofitis Legibus facititari. At cum his longius immorar1 vetet ratio inftituti , ulterius Le jam progrediendum eft. | ' ___ Obfervantur primo omnium proptietates rerum, &ef= Ri, Î fcâa, Ae U. zát IL ANTWOORD op ne VRAAGE Dat ‘er eenige algemeene eigenfchappen zyn, ziet men ligtelyk uit de Ana/togie , gelyk de kracht van traagheid , onindringbaarheid , be- weegbaarheid, enz. 5 want wy hebben, geen re- den altoos , waarom wy zwaarigheid zouden maaken , om deeze hoedanigheden op de lig- chaamen toe te pasíen , die aan onze waarnee- “mingen ontfhappen , wyl dezelve niet betrek- kelyk „ maar volftrekt zyn, en men zonder de- zelve de order in de veranderingen der zaaken niet kan gewaar worden. Maar ‘er zyn andere eigenfchappen „ die minder algemeen zyn, ge- lyk de veerkracht , de hardheid , de zagtheid , de vloeibaarheid enz. welke groote werktuigen der Natuur in haare werkingen zyn , en men moet vooral beproeven, of de verfcheiden (ver- fchynzelen ; volgens de Aualogie , tot dezelve konnen gebragt worden. Men feta. Proprietates quasdam univerfales prorfus efle fa- cile ope fimplicis Analogie detegitur , ut inertiam , im- penetrabilitatem ‚ mobilitatem , &c. Nullam enim pror- _fus habemus rationem cur has qualitates ijs etiam corporibus que noftras obfervationes effugiunt applicare dubitemus „ cum pon fin: ee relative , fed abfolute , nec fine illis ordo, in mutationibus rerum poffet animadverti. Ac funt - alie proprietates minus univerfales „ut elafticitas , duri- ties ‚ mollities , fluiditas , que cum funt magna Natare in operationibus fuis organa , tentandum eft ante omnia ut ade convenienter ad eas Phoenomena varia reduci posfint. | Facile | OVER DE ANALOGIE , ENZ ‘ 143 _ Men begrypt ook ligt, dat men in het over-” brengen der uitwerkingen tot zekere algemeene Eigeníchappen of Wetten moet agt geeven 3 voornamentlyk , dat men de algemeene Eigen- fchap of Wet wel bepaale , zonder op de oor- zaak te zien, aan welke men dezelve verfchul- digd agt, of op &eenige onderftellingen. Wat ook de oorzaak der breeking van de Lichtftraa- len zyn moge , is het echter altoos zeker, dat de grootfte breeking gefchied , wanneer zy het meest verfchillen door de digtheid der middel- îtof. Wanneer de algemeene eigenfchap wel bepaald is, blyft ‘er over te onderzoeken , of men eene vaste Wet kan {tellen , aan welke de veranderingen onderworpen zyn , ten welken einde men de omftandigheden moet verande- ren 5 want men kan geen algemeene Wet ont- dekken , dan wanneer dezelve Zamengevoegd, gefcheiden , of verwisfeld zyn. Dus immers bleek Facile autem intelligitur iu reduêtione effetuum ad ge- nerales quasdam feu proprietates „feu Leges, hec pre- J cipue ebfervanda efle +: Ante omoia proprietas feu Lex » univerfalis bene determinanda , fine refpe@&u ad cauffam cui deberi putatur , vel quascunque Hypothefes. Quz- cunque fit refrattionis radiorum Lucis cauflà , verum nibilominus erit maximam contingere refraftionem , cum media denfitare quam maxime differùnt. Proprie- tate generali bene determinata reftat inquirendum uerum” __conftans aliqua Lex cu' mutationes attemperentur ferri _ pos(it , quem in finem circumftantie variande , non enim ’nifi 144 IL ANTWOORD orpe, VRAAGE bleek niet eerder , dat ’er een vaste rede is tus- fchen de hoekmaat van den hoek der Invalling en die der breeking , dan door het veranderen van de hoeken der helling (zzc/inatte), en het veranderen der middelftoffen. Hier uit heeft men een vaste evenredigheid ontdekt tusfchen de hoekmaat der invalling en die der breeking. Men moet verder naauwkeurig toezien „ of de Wet , die door de overeenkomst der verfchyn- zelen begint te blyken , aan geen. uitzondering onderhevig zy „ gelyk deeze Wet : dat al het overige gelyk zynde , de breekbaarheid zoo ‚veel grooter word, hoe grooter de digtheid der middelftof is, in welke de ftraal valt, die uit eene ylder middelftof voortkomt ; dit bedriegt fomtyds ; het welk gefchiedende , moet men onderzoeken , of men door eenige verandering die uitzonderingen der Wet niet zoude konnen vermyden „ gelyk in dit geval gefchied , wan- neer wy ftellen , dat de breeking niet evenre- | 00 nifi iis nunc conjunêtis , nunc feparatis , variisque moüis combinatis Lex aliqua generalis detegt: poteft. Ita fane non nifi variatis inclinationum angulis mediique denfita- tibus, ipnotuit conftantem efle rationem inter-finus an- guli incidentie & refrattionis. Inquirendum follicité an Lex que confenfu Phoenomenorum comprobari incipit nulli fit exceptioni obnoxia , ur hec Lex :. Eo majorem ceteris paribus fieri refraétionem „ qua major medi ‚in uod radias mtrat e rariori , denfitas , quandoque fallit. d fi eveniat difpiciendum eft : - Utrum non mutatiane ali- qua Jegis exceptiones ille evitari posfint, ut fit hoc in. ca- fu, fi refractionem non denfitati „ fed aêtioni medii in lu- men OVER DE ANALOGIE ‚ ENZ. ras dig is aan de digtheid , maar aan de werking der middelftoffe op het Licht, welke werking niet altoos is als- de digtheid ; maar indien ’er eenige byzonderheden voorkoomen , gelyk de breeking in het. Yslandfche Cristal , is het goed _die verfchynzelen aan te tekenen. Wanneer men nu een algemeene Eigenfchap of Wet vastgefteld heeft , moet men nagaan , of alle de veranderingen der ligchaamen „‚wel- ke die eigenfchap hebben, of aan die Wet on- derworpen zyn, tot dezelve konnen gebragt worden. Het is by voorbeeld klaar, dat in de vloeiftoffen de wetten van Evenwigt en zyling- fche drukking niet genoegzaam zyn, om alle de veranderingen der vloeiftoffen , of ligchaamen , die geen veerkracht hebben, te verklaaren; by voorbeeld „: hunne ryzing in hunne buizen , de ‚ verfchynzelen der Scheikundige gistingen , en | an- men proportionalem ftatuamus , que quidem haud femper _ eft ut denfitas. Si qua autem occurrant prorfus fingula- tia, ut v. gr. refratonis in: Crystallo Islandicà Phoeno- mena ea connotare juvabit. | ___Propriétate aliqua vel Lege generali bene ftabilita , na- turaliter difpiciendum reftat ‚ an omnes murationes cor-= porum illa qualitate preeditorum , vel ei Legi fubjeêtorum ad eam referri posfinc. _ Facile v. gr. apparet fluiditatis _ copceptum „ equilibrii & presfionis lateralis leges , non … fufficere omnibus murationibus Auidorum „ vel elafticitate carentium , explicandis. V.gr« afcenfions eorundem. in __tubis capillaribus , fermentacionum chemicârum, Phoeno- AKIi, Deel, K Ë me- 146 IL ANTWOORD op Dr 'VRAAGE andere. Wanneer’er derhalven zulke verande- ringer voorkomen , die niet tot de voornaame Eigenfchap of Wet konnen gebragt worden , men dezelve zo lang onderling moet vergelyken door verandering der Proefneemingen „ tot dat wy door dezelve eene nieuwe Eigenfchap of Wet verkrygen. Men begrypt ligt , dat de omftan- digheden der ootzaaken, en de order te vooren wel moeten bepaald worden , voor dat men eene nieuwe Eigenfchap of Wet vastfteld , wyl de na- tuur der zaaken niet willekeurig maar bepaald is. Indien ‘er nu verfcheiden Eigenfchappen en algemeene Wetten, door Waarneemingen -en Proeven ontdekt zyn en geftaafd ‚ mag men gisfen , dat de uitwerkingen , fchoon verder ver- wyderd ; echter uit dezelve vloeijen. Men: moet derhalven beproeven, of de meer onbe- kende , meer zeldzaame Verfchynzelen „ die niet menis „ aliisque. Cum itaque tales occurrunt mutationes. que ad primam proprietatem vel Legem reduci nequeunt, ee inter fe tamdiu conferende variatis experimentis , do- nec novam aliquam proprietatem vel Legem Natura ea- rum «ope detegamus. Facile autem -incelligituf Círcume _ ftantias effeltuum bene effe ante determinandas, ordinem- que eoruadem , quam nova proprietas aut Lex ftabiliatur, cum natura rerum non fit vage, fed determinata. Quod fi varie jam proprietates & Leges generales fint obfervationum & experimentorum ope detete , & con- firmate , licebit conjicere ea etiam effeCta que remotiora funt its convenienter exoriri. _Tentandum itaque an oon Phoenomena ignotiora, rariora fub fenfus immediaté kia et Cadene Strobel ve ANALOGIE, ENA Yv i4f fiet onmiddelyk onder de zinnen vallen, niet tót meer bekende , en onder de zinnen vallen- de, konnen gebragt worden; dit gefchiedende, verkrygt de Natuurkunde nieuwen aängroei; al ware*het , dat de oorzaaken der gewoone , zo wel als meer zeldzaame veranderingen , onbe kend waren. Men ftelle dan dat de ongewoo- ne verfchynzelen overeenkomen met de gewoo- ne die men ziet; en men onderzoeke „ wat ’er uit eene geftelde Analogie moet volgen. Men ‘onderzoeke „ op hoe veele verfcheiden wyzen die veranderingen konnen voortgebragt worden; en men bepaale, welk eene wyze men kan en moet verkrygen , door vergelyking van uitwer- kingen en omftandigheden. De nalogie by voorbeeld ‘leert , dat de Zons- en Maans- ver: duisteringen veroorzaakt worden , of door uit- dooving van licht , of doordien die Lichten in eene fchaduw ingaan, Men begrypt klaai , ‘dat nm | — het. cadentia ad notiora, confueta, & obvia reduci posfint 4 quod dum fit nova femper fciencia naturalis capit incre- menta, etiam fi cauflie mutationum familiarium eque ac tariorum ignote effent. „Sumendum itaque Phoenomena remotiora obviis Analoga efle , & inquirendum „quid ex pofita Analogia confequatur. Inquirendum in vatios forte modos quibus mutationes ille produci queant, & quis eó- rúm obtineri posfic debearque comparatione effeétuwm , ‚_‘& eircumftantiarum , definiendum: Eclypfes vsgr. Solis & Lude, vel excinttioni-laminis , vel ipgreflui lumina- ‘fium io umbram aliquam deberi. Analogia docet. Illi non effe locum facile apparet „ fiitaque hunc-obtinere aliquis «_copjecerit , inquirendum illi fuie, que dt corpora, que id - K 2 talem 148 IL ANTWOORD or pr VRAAGE- het eerfte geen plaats heeft. Indien men dan gist „ dat het andere gefchied ,„ moet men on- derzoeken , welke de ligchaamen zyn, die zulk eene fchaduw geeven:,-en of ‘er blyken van derzelver duisterheid zyn ; en men moet voor- al de omftandigheden naagaan , van welke de voornaamfte , en die aan het gezogte voldoet , is, dat de Zons- en Maans-verduisteringen niet dan by Nieuwe of Volle Maan gefchieden. Zelden echter worden de meer verwyderde oorzaaken op zulk eene eenvoudige wyze voort- gebragt , wyl zy gemeenlyk met andere ver- mengd zyn, in welk geval bezwaarlyker hunne Analogie met de nadere ontdekt word. By voorbeeld , de zwaarte dryft de ligchaamen , die op plaatzen digt by de Aarde zyn, met ee- ne verfnelde beweeging , geduurig na deszelvs oppervlakte in een loodlynige rigting , wyl nu de Dwaalfterren in haare loopkringen dan eens van talem umbram projiciant , num adfint indicia opacitatis eorundem. Circumftantie prefertim erant perpendende, uarum precipua & quefito determinando fufficiens eft, clipfes Solis ac Lune non nifi Novilunii & Plenilunii tempore contingere. { Raro autem effectus remotiores tam fimplici modo pros ducuntur, cum ON aliis permixti fint, quo in cafù difficilius earundem cum propioribus detegitur Analogta. Gravitas c.g. ea que in locis terre vicinis obfervantur corpora accelerato motu, direétione ad fuperficiem tellu. ris perpendiculari continuo pcllit , cum autem Planets A | Orbis ovER De ANALOGIE, enz. 149 van de Zonne afwyken , dan eens naar dezel- ve toekomen „ en derzelver beweeging , nade minder of meerder Afftand van het middelpunt; fneller of traager word , fchynen derzelver be- weegingen in den eerften opflag met de bewee- … gingen der zwaare ligchaamen niet overeen te komen , op welken grond de elendige tegen- werpingen van Pater CAsTELLI tegens de grondbeginzelen van NewToN fteunen; Het betaamd echter den Wysgeer niet alle hoop ván de Analogie tusfchen de verder afgelegen uitwer- _ kingen weg te werpen , zoo dra ’er zich eenige tegenftand in dezelve fchynt op te doen ; maar hy moet veel eer onderzoeken , of misfchien het onderfcheid uit de zamenvoeging van eeni- nige andere oorzaak voortvloeit , en hy moet moeite doen , of hy kan ontdekken welke de- zelve zy , en denken , by voorbeeld , of de Maan op de Aarde weegt , en zo ja , waarom / orbitis fuis a Sole nunc recedant , mox ad eundem acces dant , motusque eorum pro majori minorique diftantia a centro retardentur , aut accelerentur , videnrur fâne pri- ma fronte motus eorum motibus gravium haudefle Anae logi; quo fere redeunt mifere P. CasrTerrri in NE w- TON1 principia objeétiones. Nec tamen Philofophos de= eet omnem fpem Analogiam inter effeltus remotiores de- tegendi abjicere „, fimul ac aliqua in iisdem fe prodere vi- detur repugnantia ,_quin potius examinandum , num va- rietas forte conjunttioni alterius cujusdam caufke debeae tur 5 dandaque opera ; ut, qualis ea fit, detegi posfic. k rei v.g, de eo: Uetrum Luna gravitet in terram , ia, cur non in eam cadat, océurrere poteft exemplum | K 3 gloar 150 JL ANTWOORD, op pe, VRAAGE zy niet op dezelve valt ; iemand kan te binnen komen het vootbeeld van een Kogel, uit een Kanon regt of fchuins gefchooten „ en die. door zamenvoeging der werpkracht (wis projebiilis > en zwaarte , eene kromme lyn in de Lucht be- fchryft. De Analogie zelve derhalven.ftelt voor , of niet de beweeging-der Maan, uit zulk eene werpkracht en zwaarte „ na de Aarde kan verklaard worden, het geen bekend-is aan ieder, dat door middel van de hoogere Meetkunde kan gedaan worden „ en gedaan is door den grooterì NeEwTON, | | | ER De zwaartekracht der Maan op de Aarde, en de afhangelykheid der beweeging van dezelve , dus ontdekt zynde , toonde de Analogie , dat de-, zelve Wetten van zwaarte ook op de beweegin- gen van andere Dwaalfterren moeten toegepast worden ; want haare beweegingen komen over | een globi e tormento bellico oblique, vel horifontaliter ejcêtí, visque projectilis, & gravitatis compofirione.curvam in, aëre lineam deferibentis. … Ipfa itaque Analosia examinan-. dum proponit: Num forte motus Lune ex tali vi pro- jetili , & gravitatione ejus in terram explicari posfint „ quod reconditioris Geometrie ope perfici pofle , perfec-, tumque ab immortali NewroNo elle „ conftat inter, ” @mnes, 8 Detefta jam Lune in terram gravitatione, & motus ab ea dependentia ; Analogia fuadebat, easdem gravitatis leges reliquorum eriam Planetarum motibus applieandas, effe, Motus enim eorundem fuur Lune motbus Analogi gra ; a k OVER DE ANALOGIES ENZ. ä ist een met die der Maan , én de zwaartë: fehynt niet onder de oorzaaken te moeten gebragt wor: den, die tot een zeker byzonder einde gefchike zyn , maar als-éen voornaam werktuig der Na- tuur , aan welke men den zamenhang der zaas ken „ende order der ergere onrieen ps is. ‘ Men moest derhalven nagaan of de gisfing met de Analogie overeenkomende , konde ge- ftaafd worden „ door de onderftelling , dat de Dwaalfterren op de Zonne weegen ; door hef bepaalen van derzelver beweegingen ‚ én doot dezelve bepaalingen met de waärneemingen te vergelyken. De zwaartekracht der Maan op de Aarde , en-der Dwaalfterren op de Zon dus bepaald zynde , was ‘er niets, dat met de een- voudigheid en ftandvastigheid der Natuur beter overeen kwam , dan zulk eene onderlinge aan- trek- _ | gravitasque haud videtur inter qualitates peculiari cuidam fini obtinendo deftinaras referenda, fed pro precipuo nas _ tur organo habenda effe ‚cui coagmentatio rerum , oi= goals Fhenomenorum debeatur. Examinandum Caan erde, utrum aad Analigie tam conveniens posfit confirmari ‚ ex hyporhefi gravita« tionis Planetarum verfus Solein „ matus eorum determi- nando 5 & cum obfervatis conferendo. Comprobata hoc modo gravitatione Lune verfus Terram , & Planetarum verfus Solem , nihil nature conftantie & fimplicicati ac= comodatius erat, quam gravitatem talem muruam pone- ik & explorare num forte ea Phoenomenis confirmark - K 4 pôsfic, 152 IL ANTWOORD of pe VRAAGE crekkingskracht te ftellen, en te onderzoeken , of dezelve door de, verfchynzelen. bevestigd wierd. _Wyl het nu -blykt , door het ebben en vloeijen der Zee , en door den voorgang der Nagteveningen , dat, de Aarde op de Maan weegt , fchynt het genoeg te-zyn , om te be- wyzen, dat ook Jupiter en. Saturnus op hun- ne Wagters weegen , ja dat de Dwaalfterren el- kander aantrekken „ en dat de Zon de Dwaal- fterren aantrekt, … Maar de uitwerkingen konnen niet altoos op dezelve wyze gemeeten en bepaald worden, als zy uit de onderlinge aantrekking der Zon ‘der Dwaalfterren ên der Wagters gebooren worden. Men moet evenwel beproeven „ of men door „redeneering eene andere Analogie kan vinden tusfchen de verder afgelegene veranderingen ? Wie zoude ooit gedacht hebben , dat ’er tus- fchen de eigenfchap van den Bamfteen, die reeds aan \ posfit. Cum vero tellurem verfus Lunam gravitare ex fluxu ac refluxu maris , & precesfione Mquino@tiorum conficiatur ‚„ id fane fufficere videtur , ad comprobandum non minus Jovem etiam & Saturnum verfùs fuos Satellites Bpaliare » imo & Planetas in fe mucuo folemque pre in eosdeim, | At non Reder effeêtus menfurari , & definiri eodem modo poflant, quo illi ex murua Solis , Planecarum, & Satellitum gravitatione orti. entandum pihilominus num alia forte ratione Analygra inter mutationes remotiores deep postite „Quis inter succiai proprietatem 5 a L As OVER DE ANALOGIE 3 (ENZ. 15% aan PLaATò en;Prinrus bekend was; en de uitwerkingen van den Blixem „ zulk eene groo- te Analogie. was „ als men door onlangs gedaas. ne waarneemingen ondervonden heeft. Men moet derhalven niets reukloos verwaarloozen , dat men uit bekende Wetten niet kan verklaa- ren; maar men moet ‘veel eer gade flaan , dat er niets in het Heelal van de andere dee- len vafgefcheiden is , maar , dat alles in het zel- ve zamenhangt , en dat de byzondere eigen- _fchappen ‘zoo veele ringen zyn , die fchoon __door de Natuur verborgen’, de verder afftaan- ‚de oorzaaken zamenhegten. Men moet derhal- ven in het nafpeuren der Analogie, die wy ver= moeden ; dat tusfchen de verder afitaande uit- werkingen plaats heeft, op dezelve wyze voort- gaan , als wy doen zouden in het ontcyfferen der geheime Brieven. Men moet eene gelyk- heid ftellen , of onderftellen ‚ en zien wac er | uit PLATONE, Prty1o ; alijsque animadverfam, & efeâa fulminis tantam intercedere Analogiam fuiffec {ufpicatus 4 _quanta obfervationibus, non ita pridem captis, comprob:= ta eft. Nihil itaque quod ex cognitis legibus explicatum non habet , temere negligendum ; fed potius animo vol. vendum , nibil in Univerfo elle a ceteris partibus divul- fum , fed omnia in eo coherere , proprietatesque fingu- lares effe totidem veluti annulos „a Natura Occultacos , remotiores effettus conneftentes, Eo icvaque fere mode in Analygia ‚ qu-m inter remotiora effeêt: inctercedere fu- ‘fpicamur:; inveftiganda procedendum , quo io Epiftoke __fecretis notis confcripte enucleatione verfaremur. Panen- da vel fngenda fimilitudo , sar, quid ex ea pr | 5 i 154 MH ANTWOORD or DE VRAAGE uit dezelve volgt ; men moet vooral de omftan: digheden bepaalen, en verzorgen, die dezelve zouden bewyzen of tegenfpreeken. -— » Mert moet de beletzelen zoeken „ die verhinderen, dat de Znalogie minder in het-oog- valt sven middel-zoeken om die weg te neemen ; “en wan- neer de nalogie zich begint te-laaten zien ; moet men nagaan; hoeverre zy uitgeftrekt kan worden ; en waar het aan haperd , indien ’er _ eenig verfchil ín de veranderingen voorkomt : en of die niet tot hunne oorzaaken konnen:ge- bragt worden „of uit de verfcheidenheid van zamentftel „ zo verklaard worden , dat ’er- de Analogie niet by lyd. En indien alles niet kan vereffend worden, blyft’er noch over te onder- zoeken, of men geen middelen kan uitdenken, om tot de zekerheid hoe langs hoe meer te nade- ten , middelen die overeenkomen met de nade- ringen der Wiskunftenaars. … Of men niet zom- | | mige fequatur, determinande prefertim & procurande circum- {tantie eam vel coinprobature, veletiam refutature. — Inquirendum ín impedimenta qua obftant , quo minus ‚ Analogia incurrat, in oculos & de mediis eorundem re- movendorum laborandum. … Quod fi ea fe prodere incie piat „examinandum ‚ quousque extendi posfit ? Cui rei debeatur fi-qua in mutationibus occurrat diverfitas 2 num posfie ea ad fuas caufas referri , vel ex varietate ftruâu- — re , aliarumque Circumftantiarum ita explicari , ut Ang- loge nihildetrahatur 2 Et (i omuia prorfus ad.liquidum perduci neutiguam poffent, inveftigandum reftat : Utrum non aliqui excogitari posfint mod1 certitudini continuo ap- propringuandi, approximationibus Geometrarum tide 7 (rum a Mn over pe. ANALOGTE,r onz. 155 ‚mige der verfchynzelen.;-die als tot éé ‚punt ‚__zamenloopen, niettegenftaande hunne verfchei- denheid , kan. waarneemen ; of. het geen onaf | hangelyk van andere twyffelagtige Íchynt afge- daan te-zyn ;-beweezen is-?:-Het- welk. aïles door voorbeelden. , genoomen. uit-de befchous wing „der. Eleöriciteit ‚ toegepast op „den. oor- {prong der. Wolken, die. Onweer , Blixem eni andere Verfchynzelen voortbrengen „én wee afidere kan opgehelderd worden, Wy hebben van de toepasfing der eek gefprooken die plaats heeft indie. veranderin- gen „ die fchoon verder af fchynende. , uit-de- zelve eigen{chap of algemeene Wet voortvloeis jen. _Nu blyft 'er‘overig te onderzoeken „ hoe de Analogie ontdekt word tusfchen zaaken of vpe ‚ die blykbaar verfchillen „ of Waar- "din non aliqua Bios aiamerdn verfus idem punêum veluti. convergentia „ non obftante diverficate obfervari, gueat ? Utrum Ea, QUE videntur confetta elle , inde pendenter ab iis , que in dubio reta funt „ fuerint come probata?, Que omnia exemplis ex rheoria ‘cleëtricitatis 3 tam feliciter ad genefim nubium procellofarum , fulminis, aliague. meteora applicata depromendis , multisque aliis illuftrari poflent, | E. imus de Analogie reaties ad eas mutationes s que leet remotiores efle videantur , eidem tamen pro- prietati, aut legi generali debentur.. Inquirendum rettat, quomodo inter proprietates , aut rCs manifefto diverfas dnalogia detegatur , vel qua ratione tis applicecur, quod ee CC 156 IM. ANTWOORD or or VRAAGE waarom zy op dezelve toegepast word , het geen wy meenen , dat beter door voorbeelden dan door regels kan uitgelegd worden. Er zyn zommige eigenfchappen, die fchoon onderfcheiden , echter na aan elkander vermaag- fchapt zyn , gelyk de buigbaarheid en breek- “baarheid. Indien wy willen bewyzen , dat ’er eene Analogte tusfchen dezelve plaats heeft ; moeten wy onderzoeken , of wanneer de uit- werkingen van de eene vermeerderd of vermin- derd worden, de andere ook vermeerderen of verminderen , en waarom ? En of de eene tot de andere kan. gebragt worden, en of dat altoos kan gefchieden ? Het is by voorbeeld bekend, dat men de wederkaatzing door breeking ver- krygen kan , wanneer de fchuinsheid der inval- lende ftraal te groot is, of dat de Juclinatie wat verminderd zynde , de ftraalen voor een ge- deelte reCtius exemplis quam preceptis explicari Ben nier fam habemus. Sunt proprietates sle licet dittinte, vicine ta- men vel affines , ut refractio ‚ & reflexio. Inter eas fi Analogiam intercedere probare velimus, examinandum eft , utrúm uniusteffetibus auttis aut imminutis , augean-= tur etiam vel imminuantur alterius , & qualege? Utrum una earum ad alteram reduci posfic, é num femper posfic ? Notum eft v. gr. reflexionem haberi pofle refraCtione , quando radii incidentis obliquitas eft nimis magna , at im- minuta parumper ivclinatione radii pro parte tranfire. pos- fint. Pori ivaque reflexio ad refrationem omnibus in cafibus OVER DE ANALOGIE, ENZ. 157 deelte konnen doorgaan, fchoon derhalven de wederkaatzing niet in alle gevallen tot de bree- king kan. gebragt worden. , zoude dit echter toonen , dat de Jnalogie tusfchen-derzelver uit- werkingen plaats had, om dat de breekbaarheid zomtyds tot de wederkaatzing kan gebragt wor- den , het geen ook ten overvloede door-dceze waarneeming geftaafd word , dat de Weder- kaatzende kracht zo veel grooter is , hoe groo- ter de Breekbaarheid in de wederkaatzende oppervlakte is. Byna eveneens, fchoon de afftootende en aantrekkende kracht , niet al- Jeen verfchillende , maar tegen elkander ftrydi- ge eigenfchappen fchynen te zyn, zyn'er zom. mige verfchynzelen van afftooting tot eene aan- trekking gebragt , die van de eene zyde gerin- ger was , dan van de andere. By voorbeeld dat de mindere hoogte van de Kwikzilver in het glaaze Vat, dan in het-hairbuisje , af hangt van eene minder Aantrekking van het glas, dan | ___ van cafibus reduci nequeat , vel hoc tamen Anabeiam inter earùndem effeta intercedere comprobaret, quod nonnun= quam reduci posfit , quzee magis adhuc hac obfervatione confirmatur , quod vis refleêtens eo fit major , quo major eft refratio in fuperficie refletente. Haud abfimiliter, beet repulfio & attraCtio videantur effe non tantum diver- fe, fed & fibi contrarie qualicates , queedam tamen faltem ‚_repulfionis Pheevomena ad minoremex una quam alia par- ‚te attraétionem feliciter funt revocata, ut v. gr. minor Mercuri in tubo capillari.quam Vafe altitudo, quam , mi- nori vitri , quam Mercurii in Mercurium attrationi de. beri „ vel ex eo conficitur , quod, Mercurium a vitro at- B: | | ‘trahi , 158 IL ANTWOORD op De VRAAGE van de Kwik op de Kwik, rt kan men had _de Proefheemingen van DesAGuLIers niet twy- felen. Veele dergelyke voorbeelden vind men in de Scheikunde van den Heer BOERHAAVE , by voorbeeld , dat de d/coho/ wel van Zou- ten aangetrokken , doch indien dezelve water in zich bevat, afgeftooten word. Uit derge- Iyke. Verfchynzelen , kan men ten minften opmaaken „ dat ’er tusfchen verfchillende uit- werkingen eene „Analogie plaats hebbe , welke of hoedanig dezelve zy, hoe verre zy zich uit- ftrekke, moet niet willekeurig , maar uit gisfin- gen, door Waarneemingen: geftaafd , bepaald worden: Men moet by voorbeeld , by gele- genheid der bovengemelde Waarneemingen on- derzoeken , of niet alle de verfchynzelen der Afftooting op dezelve wyze konnen verklaard worden , uit eene mindere aantrekking ; en in- dien dit niet kan gefchieden „ welke eene be- trekking de afftootende en aantrekkende kracht op. trahi, non posfit poft experimenta DrsacuLIERir du- bitari. Multa ejusdem rei exempla proftant in BOER HA“ vir Chymia , v. g. quod Alcohol a Salibus alias quideim attrahatur , fi autem aquam in fe contineat repellatur. ualibus Pheenomenis hoc ad minimum comprobatur, a« quam inter effelta diverfa effe Analogiam, que qualis fit, quousque fe extendats conjeéturis obfervacionibus con= firmandis , non precario & arbitrario modo definiendum. Inquirendum v. g, occafione obfervationum, prolatarum , num forte omnia repulfionum Phoenomena eodem modo ex minori attratione posfint explicari ? Si id fieri ne- queat , quam habeat relationem vis repellens ad actrahen; | tem Á over De ANALOGIE, enz, | 159 - op elkander hebben , en volgens welke eene Wet derzelver uitwerkingen zamenhangen „ of elkander vervangen; en of anders zommige dèe- len anderen niet altoos aantrekken of afftooten, of eerst aantrekken , en daarna afftooten ; en waar de veranderingen der uitwerkingen voor- namentlyk van ‘af hangen ? “Somwylen fehynt de Analogie tusfchen verfcheiden uitwerkingen be- vestigd te worden door eenige uitwendige over- eenkomst of eenvoudigheid. Dus , naademaal het geluid niet veroorzaakt word dooruitvloeie jingen uit het geluidgeevende ligchaam „ bragt de Analogie CARTRSIUS op zyne gedachte van het licht, ‘welke nochtans door de agtereenvol- gende voortzetting van het licht wederlegd word. Er iser echter , die met den grooten Eurer meenen, dat het licht in een dunner lucht, en die meer veerkrachtig is , voortgezet word, De- zer gevoelen zal eindelyk tot zekerheid gebragt worden , wanneer men aantoont , dat de uit- Wer- tem ?.Qua lege earum effetta vel conneétantur, vel fe mu- túo excipiant ?- Utrum nopnulle particule alia femper vel actrabant, vel repellant , aut nunc-attrahant mox re- pellanct ? Upde mutationes effeétuum precipue depende- ant ? Quandoque convenientia aliqua externa aut fimpli- citäte viderur Analogia inter diverfos effeêtus confirmari ? Jta cum fonus non producatur emisfione effluviorum e cor= pore fonoro-emanantium „ Analogia Carresto fuam de luce opinionem fuggerebat , que licet fuccesfiva luminis ‚… propagatione refellatur , fant tamen qui cum fummo. E v-, … LERO lucem in medio aëre rariori , magisque. elaftico _propagari cenfent. Quorum fententia ita demum ad cer- ad, titu- 180 IL ANTWOORD oppe. VRAAGE werkingen van het licht aan deeze voortzetting sunftig. zyn „ of ten minften dezelve niet te- genfpreeken. Maar fchoon men tusfchen het Licht en het Geluid , ten opzichte van eenige uitwerkingen eene groote Analogie vind, (tot welke men brengen kan „ dat er zeven couleu-_ ren zyn, gelyk ‘er zeven toonen in eenc oétaav zyn , en dat de ruimten „ die de verfchillende couleuren beflaan „ onderling in dezelve even- redigheid zyn , als de lengten der {naaren, die met zamenftemmende toonen overeenkomen , ) wyl echter het Licht niet zylings afwykt „en men nooit gezien heeft , dat het door kromme Iynen liep , gelyk het Geluid , fchynt ‘er een verfchil tusfchen hunnen voortgang plaats te hebben. Derhalven, ten ware men konde aan. toonen, dat eene grooter ylheid in de luchtdeel- tjes , en dus eene mindere zamendrukking en veerkracht „ welke die der lucht verre te boven | gaat’, ticudinem perducetur , fi oftendatur effelta lucis tali pro- pagatione favere, vel certe illi non contradicere, At lie cet inter Sonum & Lumen magna quoad nonnullos effeétus Analogia obfervetur ‚ (quo referri poteft , quod feprem fint colores ‚ quemadmodum toni Mufici in oêtava, & quod fpatia a diverfis coloribus occupata , in ea fint inter fe proportione , qua funt longicudines chordarum tonis confonancibus refpondentium ) quia tamen lumen non dee fle@it ad latera , nec unquam compertum eft vias curvas ingredì veluci fonus , videtur fane diverfitas intercedere inter eorum propagationem.- Nii itaque oftendi posfit majoreim in particulis gtheris raritatem , atque adeo mi- norem compresfione:mn, vimque ejus elafticai , arn aeris | onge “rover oe ANALOGIË zoen. … 1ót, Baat, genoegzaam „> om;den-regtlynigen. voort” gang-van het Licht te verklaaren : zal men, alleen wegens de uitwendige overeenkomst niet. konnen ftellen „dat het. Licht op dezelve wy-… ze als, hee Geluid. voortgeftooten, word ; dewyl de redeneering van den grooten EuLER niet van groot gewigt fchynt , wanneer hy zegt : dat’, indien de Natuur „ in de voortzettinge der klanken, wegens den. grooteren afftand., geen gebruik maakt van uitvloeifelen „ maar; wel in de voortzetting van het Licht „smen de Analogie. niet. kan in aanmerking neemen. … In. „welke redeneering hy-willekeurig ftelt „dat de Natuur in de voortzetting van -het Geluid ge- ‚ bruik maakt van eene veerkrachtige middelftof- fe ‚en dit alleen om den grooteren afftand ; het geen niet kan: beweezen worden , en door de Analogie van zommige reukdeelen, die op ee= nen grooten afftand gerooken worden „ tegen- gefprooken word, Wan- longe excedentem fufficere àd propagationem retilineam luminis explicandam ,-haud licebit ob folam convenientiam externam fumere Jumen eodem modo quo fonum propâ- gari , cum argumentum fumini-Euuert inde duétum , quod fi Natura in translatione fonorum non utatur efflu= vijs ob majorem diftantiam, iis autem lumen-propagaret s Anatogie non haberet rationem , non magni-roboris effe videatur, In quo fane fumitur. gratis näturam in -Sonís __propagandis uti_ medio elaftico ob folam diftanttam majo= rem ‚ quod neque probari-poteft „ & Analogia odorum vens qui qd magnam fentiuntur diftantiam „ re- ellicur. | | | AXIJ Deel, Le dee Ubi 163 IL. ANTWOORD op br VRAAGE Wanneer dérhalven de Andlogie alleen door eenige uiterlyke overeenkomst bewezen word, is het niet geoorloofd dezelve voor zeker op te geeven ; wyl men zoo wel het verfehil als de gelykenis in het oog moet houden. Men vraagt by voórbeeld , of de lucht Zo wel niet als hét licht, als een vloeiftof kan aangemerkt worden, die uit vreemdfoortige zamengelteld is , gelyk de Heer MaArraN meent. Maar men begrypt ligtelyk, dat om dit te bepaalen , de Analogie van hêeffLicht alleen niet voldoet , toaar dat ’er vereifcht word , dat de verfehynzelen de gis- fingen bevestigen of omver ftootén. Want in- dien de voortzetting van verfcheiden klanken kan verklaard worden , zondêèr de verfchillend- heid def luchtdeeltjes in aanmerking te neemen , zoude het overtollig zyn „ dezelve te ftellen 5 maar indien-deeze voortzetting niet zonder de zelve kan verklaard worden, word eerst hêt vermoeden , door de Analogie opsegeeveri „door middel van waarneemingen bevestigd. | Zo „Ubi itaque Analopia fola aliqua externa convevientia eomprobatur ‚ haud lieet eam pro certa venditaré „ cum diverfitatis haud minor ac fimilitudinis ratio habenda fit. Queritur v, 5: utrum aër haud minus ac lumen fpelkari posfit ut fluidum ex pluribus aliis herérogeneis coalitum , uod Mariranus cenfet. At facile intelligitur ad hoe cfiniendum non fufficere folam tuminis Analogtarmn , fed requiri ut conjeéturam Phoenomena vel probent „ vel €xi= gant, fi enim propagatio tonorum diverforuim posfit fine iverfitate particularum aëris explicari, fapervacgneum es- fet eam fingere , fi autem non posfit, tum demum fufpicio ab Analogia fuggelta ed. certitudinem ope obfervationum perducctur. Quo- " oven te ANALOGTE, "enz 163 _Zo dikwils men nu, het zy onder desigen- chappen, of-onder de zaaken der Natuurgeen groot verfchil „ziet, fchoon. met eenige overs ‚‚ eenkomst” verknogt „ dan is het-onze plicht te onderzoeken. of: ‘er tusfchen, geen, sroo- ter. Amalogie plaats hebbe, dan het ín den eer- ften-opflag fchynt; doech-men mag dezelve niet verzinnen , ftellen , noch op. onbekende veran- deringen reukeloos toepasfen „ hetgeen de ,Na- tuurlyke Historie met dwaalingen vervullen;zour de: ‘Dit kan mev zeer veele. voorbeelden. uit de Natuurlyke Historie genoomen , bevestigd worden. … Het is bekend, datde: Plinten en Dieren „ veel. gemeens met elkander hebben, waar uit echter noch:niet volgt „ dat alles war degene heeft, ook: op de andere-kan:toeger past worden. De bloedomloop by voorbeeld , is het groote werktuig van leven-en;voeding by de Dieren, dus zouden-wy konnen vermoeden, | dat « Quotiescunque proinde feu inter propriecates „ {zu interres Naturales manifefta;deprebendicur diverfitas,, licet cOnvenientie alicui conjunêta , toties nofiram qui- dem eft explorare num «major forte, quam: prima: fton-- ‘te appareat , inter-eas Analagia intercedav , haud au- tem licet eam jfingere , ponere,; & incognitis mutation bus temere applicare, quod innumeris fanemature fcien- tiam erroribus repleret. Plurimis hoc esemplis-ex His- toria Naturali depromtis confirmari poteft.. Notumef: plentas & animancia multa inter fe habere commuma , ex quo tamen nondum fequitur, omnia , que tillis compe- tunt, his etiam applicari pofle. Circulatio fanguinis vo. _ Eeft pracipuum vite & nutrit/onisin-aminantidus orgesum » 4 Dr adgoe 164 U. ANTWOORD of pe: VRAAGE dat ook in’de Planten de Vogten omloopen 5 maar deeze gisfing „ fchoon volgens;eene zeke- re uitwendige Arnalogie gefchikt, moet zo lang voor onzeker gehouden worden , totdat zy „ door verfchynzelen geflaafd , of getoond wor- de , dat de vloeiftof der Planten op zulk eene wyze noodzakelyk moet bereid worden ;- want uit de noodzakelykheid , dat de Planten zo wel als de Dieren voedzel noodig hebben „ vloeid. noch niet „ dat de bereiding der vloeiftoffe op dezelve wyze gefchieden moet, als by de Die- ren 5; wyl de Natuur altoos door de eenvoudig- fte middelen haare eindens bereikt. Het is wel waar , dat de vloeiftof in de vezelen opklimt , gelyk in de hairbuisjes ; maar men kan daar niet uit opmaaken , dat het op dezelve wyze gefchied als by de Dieren. Hoe veele andere voorbeel den komen ons in de verfcheidene-foorten der gefchaapen Wezens niet voor , die vlak tegen de adeoque poflemus fufpicarì humores in plantis etiam cire - culare , at vero conjeétura, licet externe cuidam Analo- gie attemperata , tamdiu pro incerta habenda ett „ donec vel Phoenomenis comprobetur , vel necesficas, bhumorem plantarum tali circulatione debito modo preparandi often- datur. Ex eo enim quod Plante -haud minus ac animan- tia nütrimento indigeant ‚ nondum fequitur preparattonem humorum in allis eodem modo perfier quo in his, cum nae __tura fuos fines fimplicisfimis femper confequatur medis. Verum quidem eft humorem in -fibris , veluci tubis cas pillaribus, ascendere „ ac non ftatim conficere licet codem modo id fieri, quo ip animantibus. _ Quot alia inter di- verfäs rerum ípeeies oceurrunt exempla 17 alogie peren n over De ANALOGIE, enz. 165 de Analogie aanloopen.. In de Dieren ziet. men een verfchil van Kunne „ maar zoude men hier uit veilig zonder het getuigenis van waarneemin. gen konnen ftellen „ dat het ook by de Planten plaats hebbe , vooral wyl ’er zommige zyn, in welke de verfchillende Kunne vereenigd word ; ’er-zyn ’er ook , in welke men geen bevruch- ting tot heden toe heeft konnen zien, maar welke: men gist , dat een vruchtbaar Zaad heb- ben 5 ja zelv onder de Dieren. zyn zommige Man -wyven ; 'er zyn 'er „ die zonder paaring _ voortteelen , fchôon zy van verfchillende. Kun- ‚ne zyn. En de verwonderlyke waarneemingen op Polypen genoomen, die noch verwonderly- ker dan de fabel van de Hydra zyn , fchoon waaragtig , fchynen alle onze redeneeringen „ op de Analogie fteunende , omver te ftooten. » Schoon A | | X In animantibus fexus diverfitas obtinet „at tutone ex ea fine teftimonio obfervarionum colligi potuiflet „ eidem etiam in plantis.locum efle? Cum prefertim fint alie io quibus fexus diverfi uniuntur , nec defint in quibus nul- Ja adhuedum feecundatio-potuit obfervari , fed quorum _ femen foecundum effe fufpicio eft. Imo in ipfis animan- tibus funt quedam Androgyna , funt que fpeciem propa- gant absque congreflu , licet diverfitas fexus in iis obti- neat. Jam ftupende ille que de Polypis capte funt obfer- ‚ vationes , fabula hydr admirabiliores , vere tamen vi- | EE fane omnia noftra ratiocinia Analogie innixa con- L3 id ed se nldeef Em, (66 TL ANTWOORD: orde VRAAGE “Schoon nú'‘dit ‘eh /duizendrandere voorbeel- den ‚die “men” uit de Natuutlyke Historie ‚ge- maklyk neemen kan , raantoonen „dat men vin Wysgeerige onderzoeken: altoos beginnen moet vande waarmeemingen „en nooit vergeeten.„-dat de verfcheidem foorten door verfcheiden zaaken onderling verfchillen „ -zal rechter de -Analogie gebruikt ‘konnen worden, wanneer wy flechts die zaaken-, die vaan ftandvastige Wetten , «en aan eene door‘God vastgeftelde Order-verbon- den zyn , ‘konnen onderfcheiden: van-anderen;, die een aangenaame verfcheidenheid van zaaken ; en daarin de ‘fierlykheid «en “vruchtbaarheid-der Natuur betoogen. Het zal hier niet ten:onpas komen , ‘dit met eenige voorbeelden te:ftaaven. ’Er-zyn lieden geweest, die meenden, dat de Planten uit ver- “_totting-gebooren wierden, en.uit eenen gevalli- „ SEN Licet autem hec & mille alia exempla ex Naturali His- toria facile depromenda, fatis probent ab obfervationibus Phitofophandi initium ducendum effe ‚ nec, unquam obli. wiscendum diverfas rerum fpecies multis inter-fe: rebus dif. ferre , ufui femper erit tamen Analoaia , fi tantum ca fol. licite a'fe meicem diftinguere noverimus , quz conftan: tie Legum . immutabilitatique ordinis a Deo-ftabiliti de Hentur, ab ‘aliis, que gratam rerum variecatem. nauiree que in ea magnificentiam, & foecunditatem probane. Non alienum a re erit nonnullis hoc exemplis illuftrare, Fucrunt qui plantas ex putri oafci , fortuitoque cauflärum congurfu generari puraverunt ‚ quorum ineptam opinio- Ae A ed nem OvER pe ANALOGIE , enz. 167 gen zamenloop van oorzaaken ontftonden; welk onzinnig gevoelen de Analogie alleen genoegzaam tegenfpreekt ;-want los door elkander gemengde. oorzaaken konnen geene regelmatige uitwerkin- gen voortbrengen 5 veel minder kan ‘er eene uitwerking voortgebragt worden , die het ver- bazend werktuiglyk zamenftel der bewerktuigde ligchaamen mabootst ; ook ziet men in de uit- werkingen, die uit eene fpeeling der Natuur voortkomen ‚zoo veel konst niet , dan in.de geringfte Planten. „Ook lochend niemand, dac de Planten „-tensminften de meeste , uit haar® Zaaden voortkomen , en wy hebben geene re- den , om dit niet op allen toetepasfen. « Want de reden, waarom ‚de Planten uit haare Zaaden voortkomen „ is „ ‚dat de ftoffe , volgens alge- meene Wetten bewoogen, tot werktuiglyke lig- chaamen woorttebrengen ongefchikt is ; en niet „ meerder genoegzaam tot het voortbrengen van, de grootte „dan van de kleinfte Planten , in | £ wel- nem fola fuffeienter vefellie Analogia; -Nulius enim caus- faram temere. permixtarum cffeétus regularis „ tantoquc manus qui flupendam organicorum corporumftruéturam- imitetur , proferri poteft , nec in iis que lufui nature dee — beutur tante confpicitur ars „ quanta in wilisfimis -plantis. Preterca plantas plerasque faltem ex fuis oriri feminibus negat nemo, nec ulla eft ratio cur.hac non omnibus-ap- plicemus.__Cur enim plante ex {uis-oriantur feiinibus , ejus caufla eli, quod matersa fecuadum generales Leges __mota ad formanda corpora Organica inepta fits nec magis fufficiae maximis quam mininis plantis , in quibus haud B Minôrie prOdiE die, pi odueendi, Quad fi jam Anaioge f dd tCs- _ 168 IL ANTWOORD. óf pe“ VRAAGCE avelke. laatften geene mindere konst doorfträalt. Indien-nu zekere Waarneemingen tegen het ge- tuigen der Analogie zouden konnen gefteld wor- den ; zouden wy moeten erkennen , dat men meer op de Waarneemingen , dan op de Aná- logie moest betrouwen. Maar om dat wy de ZLaaden van zommige Planten niet konnen ont- „dekken , kan men geên befluit trekken , dat die Planten niet uit Zaaden voortkomen , wyl ’er zo veele andere dingen in de Natuur gevonden worden ‚ die onze waarneemingen ontfnappen. Dit nochtans, -dat in zommige Planten , die ee- nigen meenden, dat geene Zaaden hadden, de- zelven eindelyk gelukkig ontdekt zyn, b.v. in de Flab (Alge), Eendekroos:( Lens paluftris). Dit , Cherzeg ik ,) toont allerduidelykst aan , dat alle onze Waarneemingen na dit punt-det waarheid als het ware toeloopen „ dat ‘er geen „dubbelzinnige of twyffelachtige Voortteelingen plaats hebben , maar dat. zy bepaald zyn , het Heit / / | welk, teftimonio obfervationes cert opponi poffent. his fane potius quam ili Sdem adhibendam effe agnofceremus , at ex eo quod Honnullarum forte plantarum femina dete- gi non potuerint , confici nequit eas non ex feminibus oriri , cum tot alia occurrant in natura, que obfervatio- pes noftras effugiant. IÌlud autem quod in nonnullis plan- tis, que carere feminibus aliqui arbitrabantur, ea tandem fFeliciter fint detetta v.g. in alga, lente, paluftri, often- dit evidenter omnes noftras obfervationcs verfus hoc ve- ritatis punêtum veluti convergere ‚ non dari generationes eqüivocas , & incertas „ fed eas efle determinatas, & preftabilieas, quod oil ita eflet haud poflet incelligi cur kies Ee Rop ‚over ve ANALOGIE, Enz 169 „welk, indien zo niet was, men niet zoude kon- nen begrypen, waarom ’er niet zomtyds eenige nieuwe foorten van Wezens ontftaan , en aùt- dere verdwynen. Dezelve Analogie , die de dubbelzinnige voortteelingen vernietigd, fpreekt ook=de’ veranderingen der Planten , in andere verfchillende foorten tegen. Want , men be- grypt ligtelyk „ dat ‘er geen reden kan gevonden vorden , waarom zulke herfcheppingen niet zom- tyds, ja“dikwerf noch in alle fvorten zouden voorvallen ; en waarom ook niet in de Dieren. Waarom ‘by voorbeeld: zouden , gelyk fommi- gen. gedacht hebben „ de Boomen in Lamme- ren „ de Bladeren in Vogelen , de Vruchten in Wormen , de- Graanen in Muizen niet konnen veranderd warden. En indien dit. niet te- gen de Natuur der zaaken ftreed , dan zou het ook gemakkelyk konnen gebeuren, dat de Plan- ten Menfchen voortbragten. Schoon nu dit ge- voelen (omtrent de. voortteeling de Planten >) it is non nove rerum fpecies certis temporibus oriantur „ aliz- _que intereant. Radem Analogta que deftruit generationes equìivocas , refellit etiam plantarum in alias fpecies diver- fas transmucationem.” Facile enim intelligitur aullam pror- fus excogitari pofle rationem „ cur ; fi tales Metamorpho- fes quandoque „ non etiam fepius , nec in omnibus fpe- ciebus contingerent , imo , cur non in ipfis etiam animan- tibus. ‘Cur v. g. ut nonnulli putaranc , arbores in agnos, frondes in aves, fruêtus in Vermes, grana in mures transe formari-nonpoffent, que (f nature rerum non, repugra- rent, facile etiam/ futurum efiet’, ut plante homines gie gnerent, _Licer itaque opinio illa non Foijte Ee VAREN t de 3 Us 170 UL ANTWOORD or oe,VRAAGE al eens niet door waarneemingen , «die met zeer veele naauwkeurighoid , ja meer-dan de zaak waardig is, gedaan zyn , tegengefprookenwierd, zoude de „dnalogte alleen deszelvs valfchheid aantoonen , «en leeren, dat het veiliger is onop- lettenheid in zommige Waarneemers, of ‚kwaa- de trouwe te onderftellen , ‚dan zulk eene on- ftandvastigheid in-de Natuur , die tegen de waa- re order ftryd, te vermoeden. Want het ftryd niet tegen de order der zaaken ‚dat in het Die- renryk Muil- Ezels zyn ,-en inhet Plantenryk ‚Planten , die op -dezelwe wyze voortgeteeld zyn ; wy! men , om Muil- Ezels voortteteelen, Die- ren van verfchillende Sexe „die in foort niet veel verfchillen 5 «en zulke Dieren en Planten, of ‘onvruchtbaar zyn „óf indien ‘er eenige (ge- Iyk zommige meenen konnen voortteelen, 'er echter door paaring van Muil- Ezels , van ver- fchillende foort, geen nieuwe foorten tot in het oneindige voortgeplant zouden worden. — « De bus accuratisfime „ imo jufto ferupulofius inftitutis confu-\ tata , fola-eam Analogia -falfitatis arguiffet „ docuiffer que …_ tutius effe incuriam in obfervacoribus quibusdam , vel etram malam fidem ‚ quam -tantam ín natura inconftanciam , ore dini vere repugnantem , fufpicari. Quod enim fintin re= gnóo Animali muli, & in vegetabili etiam Plants codem modo gencrate , hoc nihil quidem ordini rerum officic , cum ad mulos-procreandos conjungi debeant diverfi fexus individua ‘fpecie haud multum discrepantia , taliaque ani- mantia, & plante, vel foecunditate careant; vel fi qua forte fpeciem ‚ ut nonnullis placet , propagsre posfint , haud novä inulorum diverfe {peciei conjunétione., nove iterum carum in infnitum enascerenuur fpecies. # nae \ over DE ANALOGIE 5 ENZ, it BMR „De: Jnalogie dan, door ee ge- fraafd-,-en op-dezelve fteunende , toon … d de-bewerktuigde ligchaamen.niet by:geval , maar uit eene daar toe „te vooren ;gevormde ftoffe „ die daar toe gefchikt is „ gebooren worden ; en ‚dat hunne foorten omfchreeven en bepaald zyn op «zulk „eene. wyze „ als de „aaneenfchakeling der gefchapen. Wezens, en het alllerwyste ver- band vorderd. Maar uit de overeenkomst van alle desgefchapen Wezens „ met.de wetten ee- ner allerwyste. order, te willen befluiten „ .dat de Natuur altoos „dezelve middelen gebruikt om ‚haar einde te bereiken, en.dat.zy.de voort- tecling.en voeding van Planten ‘en Dieren al- toos op dezelve wyze verrigt „zoude niet al- leen reukeloos zyn. „maar ook «ftryden tegen het bewys , datde Natuur de verfcheidenheid. ret de overeenkomst zamenvoegd. Op dat wy dit met de bekendfte voorbeelden bewyzen, zoude -zelv dat , dat zommige Dieren levend, En Analseia itaque obfervationibus-confirmata ,--ianiga, probar organica corpora-non-temere , fed ex preeformata , & apte d:{pofira materia-oriri , eorumque fpecies defini tas efle „ & determinatas,-eo quidem modo quem requi- rie concatenatio rerum omnium, &-fapientisfima. connexio. At ex hac rerum omnium cum ordinis fapientisfimi legibus conveniencia , conficere “velle naturam iisdem. femper-me- dis uti ad fuos fines obtinendos , propagacionem , nutri- tionem Plancarum , & Animantium „ eodem prorfus,per- ficere modo , non temerarium tantum foret , fed eciam nature , diverfitatem convenientie jungentis, teftimonio repugneret. Ut enim notisfimis hoc exemplis comprobe= | MUS, Se IL ANTWOORD or pr VRAAGE En ‘anderen eijerbaarend zyn , hebben konnen doen denken , dat het niet tegen de Natuur ftryd’, dat ‘er zommige Dieren zyn, die zoo wel levend- als ei-baarend zyn : dit door Waar- neemingen waar bevonden zynde, zoude men, niet ten onregte, hebben konnen gisfen , dater nog meerder verwonderlyke eigenfehappen zullen ontdekt worden , wyl wy de Natuur geen paa- len konnen ftellen. Dus was, gelyk de groote BoNNeT zeer vernuftig zegt, de Bladluis, de Voorlooper van den Polypus , en de waarnee- ming van Dieren „die zoo wel levend- als ei- baarend zyn ; was als het ware, het voorfpel van zoo veele verwonderlyke Verfchynzelen in de Dierlyke Waereld. Zie Contemplation de la Nature , Part. VIJL cap. zvr. | Dewyl mus, vel id ipfum fane quod ponnulla Animantia fint vie vipara , alia ovipara, fufpictonem injicere potuiflect non repugnare. nature dari quedam Animantia , que tam vi- vipara fint, quam ovipara, quod ubi obfervacionibus con- fenraneum deprehentum fuit, non inepte aliquis conjicere potuiflet fore ut magis etiam admirande proprietates dete- antur , cum Nature nulli posfint.a nobis poni limites, uit itaque ut ingeniofe Magnus BonNeTus loquitur, eurculio , Pwuceron precurfor Polypi , & obfervatio Ani- mantium , que tam vivipara quam Ovipara funt, magis ad- mirandis in Animali mundo Phoenomenis preludebar. Vie de Contemplation de la Nature , Part. VIJL, cap. xv1. Cum ) Wezens behooren , fchynt het, (om niet door een uiterlyke fchyn van nalogie bedroogen te worden) dat wy op het volgende naauwkeurig agt moeten geeven : Wy moeten altoos in het oog houden , dat onze kennisfen van verfchei- dene foorten niet dan betrekkelyk zyn , en dat wy dezelve alleen verfchuldigd zyn aan dé zeer bepaal-de menfchelyke wyze van de zaaken te begrypen ; en dat ‘er tusfchen die , welke ons het naast aan elkander fchynen te-komen , ‘er noch middelfoorten, konnen beftaan. … Nooit moet het verfchil , en-de verfcheidenheid der gefchaapen Wezens „ naar de geringe maat van onze kennis, afgemeeten worden ; maar men moet veel eer denken , dat de eigenfchappen , het.zy wy dezelve ontdekt hebben , het zy zy. noch onbekend. zyn „ op alle mogelyke wy- zen Cum itaque.verfamur.in rerum.ad diverfas fpecies perti- nentium proprietatibus inveftigandis , ne externa aliqua Analogie fpecie decepti nubem pro? Junone ampletamur, bec caute videntur obfervanda effe. Haud obliviscendum eft notiones noftras fpecierum diverfsrum effe folummodo relativas , deberigue humano res concipiendi modo maxime limitato , inter eas que nobis proxime videntur fpecies poffe alias exiftere medias. … Nunquam varietas rerum exi- guo cognitionis noftre modùlo metienda eft , fed potius ‚-cogitandum proprietates vel a nobis deteëtas , vel adhuc ‚ iguotas omnibus modis posfibilibus combinatas „ permixtas | ag que 174 IL ANTWOORD op pe VRAAGT zen zamengefchikt en door elkander gemengd - zyn. Indien dus-de Planten , het zy. door bote ten of inenten, voortgeteeld worden ; ftryd het tegen de dZnalogie niet, dat zommige Dieren, en de Polypen , op dergelyke wyze voorttee- len, wyl de Wet van agtereenvolging:, wel- ke de Natuur altoos bedoeld , ons overreed dat ‘er zulke foorten konnen en moeten be- {taan , die door deeze eigenfchappen tot het Dieren-, en coor anderen tot het Groeibaare Ryk behoorende, deeze beiden, als het waare , verbinden. En inderdaad de groote Leisnirz zegt men, dat de verwonderlyke eigenfchappen der Polypen voorzegt. heeft: De algemeene. eindoogmerken der zaaken moeten van de by- zondere , en de middelen moeten van de ein- dens naauwkeurig onderfcheiden worden. De Analogie immers word met beter uitflag op de algemeene, dan op de byzondere , beter op-de eindens-, dan op de middelen toegepast. En het ue effe, Ita cum plante propagentur tam ope gemme „ ive oculi ,‚ quam per iefitionem, haud fane Analogie na- ture repugnat animantia quedam , & Polypos , Áimilibus propagari modis ,‚ cum ipfà lex coatinui , cujus Natura rationem femper habet, fuadeat exiftere pofle , imo de- bere „ tales fpecies, que his proprietatibus ad Animale, aliis ad vegetabile regnum pertinendo , diverfa hec regna veluti conjungant, Sane fummus LersNirtus admiran- das. polyporum proprietates dicitur predixifle. … Fines re- „rum generales a peculiaribus , media a finibus, follicite diftingui debent. Felicius enim Analogia applicatur ge- neralibus, quam fpecialibus , finibus, quam mediis, Na- | tu= over oe ANALOGIE, enz. 175! het is zo zeker, dat de Natuur zeer wysfelyk voor de behoudenis der foorten gezorgd heeft, dat het geheel dwaas zoude zyn dit in twyffel te trekken ; maar Zy bereikt het zelve algemee- ne einde door verfcheiden middelen na de ver- fcheidenheid der Dieren. Men kan derhalven uit het geen men in een zeker zamenftel van deelen „ in eene foort van Dieren ziet , beflui- ten dat hetzelve tot hun behoud noodzakelyk is , maar niet dat andere foorten , fchoon naby dezel- ve, juist mede zulk een zamenftel hebben; by voorbeeld de Ganzen, Hoenders, Eenden heb- _ben eene zeer dikke Maag, die zeer vleezig is, doch dit vind men niet in de Roofvogelen , in welker Maag de fpyzen door een maagfap zag- ter gemaakt en ontbonden worden. Men be- grypt ligtelyk „ dat het zetve einde door ver- fcheiden middelen bereikte kan worden, maar … _ men kan van de Zralogie der bekende. midde- ) len turam confervationi fpecierum omsium fapienter prospc- xiffe tam certum elft , ut ftulcum prorfus foret id in du- bium revocare ; at eundem fincm genceralem variis prorfus pro diverfitate animantium aflequtur mediis. Exeo ita- que quod in aliqus animantium fpecie ecrta partium fruc- tura obtineat , colligere quidem licet eandem effe ad ejus confervationem neceflfariam , non autem alias etiam fpe= cies quantumlibet vicinas eadem gaudere. Eft v.g. in anferibus , gallinis , apatibus ventriculus crasfisfimus , mire carnofus ‚ non autem in volucribus rapac'bus , în quarum weptriculo eíbi a fucco gaftrico emollitintur, _Ubicungue facile iptelligstur potuifle eundem finem diverfis obtineri mediis ‚ ab Analogia Mediorum cognitorum ad incogvita - argu= 126 IL ANTWOORD ov De, VRAAGE len tot de onbekende -nièt redeneeren. De Aarde verder van de Zon afftaande „ dan Wenus of Mercurius , heeft haaren Wagter 5 Jupiter en Saturnus hebben de hunnen; kan men hier uit befluiten , dat Mars , die verder van de Zonne af is dan de Aarde , ook zynen Wagter hebbe ? Immers zeker niet , wyl dit ontbree- ken van eenen Wagter , ligtelyk door andere middelen kan verholpen worden, en wy alle de wyzen van handelen der Natuur niet kennen. Onder die , welker zamenhang wy niet fchy- nen te konnen ontdekken, moeten wy-ook geen moeite doen , om dezelve aan de Analogie te onderwerpen. Wie, by voorbeeld , zal uit de uitwendige gedaante van eene Plant bepaalen , of zy een onderfcheid van Sexe toelaat ; wie zal haare krachten bepaalen ? Wie zal uit de grootheden der Dwaalfterfen , of haare afftan- den van de Zon, de Tyden der dagelykfche om- argumentari haud Hicet. - Terra magis-à Sole quam. Zer» Curius & Venus remota Satellitem fuum habet „quibus gaudent Jupiter etiam Saturnusque. Num ex hoc colli gi poteft faum Martem etiam habere Satellicem „ magis a Sole quam tellurem remotum ? Non certe ; cum defec- tus ejus facile aliis modis fuppleri potuerit, bec nobis om: “nes nature agendi rationes fint perfpeête. Inter que nul- la connexio detegi videtur pofle , de iis Analogie fub- mittendis , nequidem laborandum eff. Quis v. g. ex ex= terna plante forma definiet utrum {exus discrimen admit- tat „ quis vires ejusdem colliget ? Quis feu ex maguitu- dine, feu diffanctia Planetarum a Sole, revolutionis diur- | | De „over De ANALOGIE, enz. tp omwenteling bepaalen ? Men moet altoos dens ken-, dat men op alle mogelyke wyzen de ei _ genfchappen der gefchaapen Wezens moet on- derzoeken, en niet ten eerften op eenige uiter- _Iyke overeenkomst moet blyven ftilftaan , want ‘er voegd zich dikwyls eene groote ftrydigheid van hoedanigheden by eene uiterlyk overeenko- mende gelykheid. ’Er zyn by voorbeeld doo- delyke Planten , die de gedaante van heilzaame Hebben, 50° d eo Het zal ons vooral veel helpen , de meer byzondere en zeldzaame verfchynzelen wel te kennen , om te weeten , hoe verre het onder- _fcheid van gelyke zaaken zich uitftrekt, en aan welke uitzonderingen de regels , die algemeen fehynen konden , onderworpen zyn; op dat wy uit geen willekeurige Ana/ogie dat geene zou- den willen afleiden, dat uit enkele waarneemin- | ‚gen D&@ tempora determinabit ? Perpendendum femper eft ; in proprietates rerum omnibus modis , qui in noftra func poreftate , effe inquirendum, nec externe cuidam conve- pientie preCipitanter acquiefcendum. Externe enim fi- militudini maxima fe quandoque jungit qualicatum repug- hantia. Dantur v‚ g. Plante lechates , falubrium fpeciem mentientes. | Juvabit precipue fingularia, & rariora Phoenomena per- fpeéta habere , ut fciamus quousque rerum , licet fimi- lium , diverfitas fe extendat ? Qualibus regule, que ge- ‘nerales videri poflent, exceptionibus fint obnoxie 2 Ne ‘ex arbitraria Analogig conficere velimus , quod ex Solis Mee ALL. Deel. M obs Padd 198 IL ANTWOORD or pe, VRAAGE gen moet geleerd worden. De Analogie echs ter bedriegt niets fchoon toegepast op verfcheie den-foorten van natuurlyke ligchaamen „ ter= wyl wy zien „ dat door derzelver verfchil gees ne hoedanigheid of wet veranderd word. Het word door zeer,veele waarneemingen , in het Dieren- en Planten-Ryk genomen „ geftaafd 4 dat de bewerktuigde ligchaamen uit eene te vo- ren gevormde ftoffe hunnen oorfprong hebben: De Waarneeming van den onfterfelyken Har- LER is bekend; door welke hy bewêezen heeft dat het geel of de dooijer van het Ey het In* gewand van het Kuiken maakt:; om van veelé ‘anderen. niet ‘te fpreeken. Wat nu kan men uit die en veele andere dergelyke waarneemins gen befluiten ? Zeker dit: «dat fchoon verfcheië de foorten van Dieren en Planten op verfchei- de wyzen konnen voortgeplant worden ; ech- ter ieder bewerktuigd ligchaam vereifcht , dat het obfervationibus difcendum eft. Haud vero fallit Analogig diverfis licet rerum naturalium fpeciebus applicata, cum aliquam feu qualitatem , feu legem varietate earundem non mutari intelligimus. Corpora organica ex preforma- ta oriri materia plurimis obfervationibus , in reguo Apte mali, & vegerabili captis confirmatur. Nota eft immot- talis HarLERt obfervario „qua comprobavit flavam, ovi „partem inteftina pulli-eonftituere „ut plures alias tacca= mus, Quid autem exsea , aliisque affinibus cum ratione conficitur 2 Hoc certe., diverfäs quidem Animatium , ‚ Plantarumque fpecies variis modis propagari pofle, at hoe „euique organico corpori competere, illud nonmifi ex pre- formata oriri pofle materia , feu illa Gc hie ibique, ut ge ï none, » | over. re ANALOGIE, ENZ ke Ae? het-niet. kan gebooten worden , dan uit eetì,te vooren daar, Zynde ftoffe,, het zy dezelve hiet en-daar verftrooid, zy; gelyk zommige meenen, het zy. beflooten in een oneindig, getal van in elkander beflooten Eijeren ; want tot dit punt zien wy dat alle. waarneemingen zämenloopen , en/wy:hebben geen reden om te gelooven „ dat deeze algemeene Wet aan uitzonderingen zou- de onderhevig zyn 5 .wyl zelv de gewoone: ver- menigvuldiging der Polypen door deeling. „ met „eene te vooren daar zynde bewerktuigde (toffe , „kan overeengebragt worden. | ‚Verder moet men de algemeene , het zy wetten. of hoedanigheden , wel. onderfcheiden van-die, welke uit de verfcheidenheid der foort voortvloeijen. Deeze toonen de order en de ftandvastigheid der Natuur, en‚geene, derzel- ver vruchtbaarheid , die men hiet genoeg be- wonderen kan. Even als de Zwaartekracht de Á Ver- nonnullis-placet ‚ difperfa , feu ovis , fe mutuo in infiní- ‚tum continentibus , inclufa. Verfus enim hoc punêtum om= _ nes obfervationes convergere animadvertimus , nullamque ‚ rationem habemus fufpicandi generalem hanc Legem ex- … eeptionibus obnoxiam effe, cum 1pfum Polyporum divi fionis ope perfici folitam multiplicationem , cum materie ‚Organic preexiftentia concili N AT ii: ari pofle intelligamus. ®___Generales proinde feu qualitates , feu leges » cab: illis que diverfitati fpeciei debentur:, fant follicite diftinguen- de. ille enim probanc ordinem , & conftantiam Natu - te, he foecunditatem nunqu Re am fatis admirandam, „Ue fe M 2. gras 18e IL. ANTWOORD or pe VRAAGE Verfchynzelen in het Waereld - geftel voort- brengt , dus brengt de prikkelbaarheid ( Zrré- tabilitas)) de Verfchynzelen van het Dierenryk voort. Gelyk de zwaartekracht werkt op Sa- turmus en de Aarde , zo werkt de prikkelbaar- heid op den Menfch en het geringfte Dier. Wanneer 'er eene hoedanigheid , of gene’ Wet ontdekt is, die niet afhangt van de ver{chei- denheid der foorten, maar die aan de algemee. ne eindoogmerken verbonden is „ behoefd men niet te vreezen , om dezelve zoo verre uit te {trekken , als zy , zonder eenen fprong te maa- ken „-fchynt uitgeftrekt te konnen worden; op dat ons niet het zelve gebeure, als den grooten Kerrerus , die, na de waare gedaante van den loopbaan der. Dwaalfterren ontdekt te hebben , zyne uitvinding niet op de Staartfterren durvde toepasfen „ als zynde door eenige vooroordee- len verhinderd, ‚Wy „gravitas producit fyftematis mundi , ita irritabilitas regal Animalis Phoenomena. Ut ejus eadem eft caufla in Sa- turno, & Terra , ica hujus in homine , & vilisfimo Anie mali. Cum lex aliqua, aut qualitas, a diverfitate fpecie- rum non dependens , fed cum generalibus connexa fini bus deteûta eft , non eft verendum eam eousque exten- dere , quousque fine faltu videtur extendí pofle , ne fecus idem nobis , quod fammo KerrLero, eveniat, qui pofte quam veram ‘orbit Planetarum figuram detexiflet , in- ventum fuum preejudiciis quibusdam impeditus, cometis. applicare non eft aufuys. | Tuto over ve ANALOGIE, enz > 18 Wy fchynen ook veilig uit de Analogie te moogen redeneeren , wanneer de daar uit afge- leide redenen , door de algemeene .Aua/osië der Wezens , of door derzelver overeenkomst en zamenftemming bevestigd word. —- Dat de Dwaalfterren, by voorbeeld, door redelyke Wezens bewoond worden , word daar uit niet alleen opgemaakt, om dat zy gelyk zyn aar onze Aarde, maar ook, om dat niets in de Na- tuur onvrugtbaar of onbruikbaar is ‚ maar alles Zyn gebruik heeft. Maar wat aangaat de-ge- daante en de levenswyze der Inwoonderen, het geen zommige ‘er van gezegd hebben „ zyn lou- tere gisfingen , wyl wy geene paalen aan de vrugtbaarheid en verfcheidenheid der gefchaaperx Wezens in de Natuur ftellen konnen; waar uit ook kan opgemaakt worden , dat dit gevoelen niet kan verzwakt worden , het zy door het ver- fchil , dat ’er tusfchen de Maan en de Aarde is „ | het __Tuto etiameex, Analogia videmur argumentari pofle , cum rationes inde petite univerfali rerum omnium, Analo- gia, vel harmonia confirmantur. —— Planetas v.g. a’ creaturis rationalibus habitari , nor tantum ex eo colligi= tur quod telluri noftre fint fimiles , fed etiam quod nihil fit fterile , nihil incultum , in Natura, omnia habent fuos ufus. Que vero de forma , moribus incolarum, quos ha- bent ‚ a noonullis funt probata, mere funt conjelture , cum non pos{int a nobis fines nature foecunditati & varie- tati rerum popi. Ex quo etiam intelligitur non poffe eam opinionem labefaêtari vel diverfitate que inter Lunam tel- Juremque intercedit, vel eo , quod fi Planetis incole de- beant adferibi , tum ne Comeris quidem fint degegandi „. E M 3 quod Bd IL ANTWOORD “og be VRAAGE het zy doôr te ftellen , dat wanneer men” woonders aan de D waalfterren toefchryft, m fi dezelve aan ‚de Staartfterren niet-weigeren kan, het geen niet fchynt te konnen zyn , wyl de Staartíter van 1680, zoo na by de Zon geweest is , dat deszelvs Inwoónders zouden hebben moeten verbranden ; gelyk de Heer p' ALE M- BERT redeneert, Want het geen uit de algemee-: ne eindoogmerken , en uit de order van zaaken te regt befloten. word, kan wegens de verfchei- denheid der dingen , die altoos ons begrip te boven gaat, nietin twyffel getrokken worden. » Wy moeten de Znalogie ook niet mistrou- wen „ fehoon de gelykheid tusfchen verfchei- den seflasten én foorten , ten opzichte van het eene of andere Wezen , zoo volmaakt is „ dat wy zien , dat het verfchil ‚ dat ons voorkomt, niet bekwaam ís om dezelve te verbreeken. De werkingen van fommige Dieren en hunne lede- maa- quod videtur non poffe fieri, cum Glad qui Anno 1650, apparuit „ tam prope ad Solem accefferìt, ut incole ejus_ exuri, debuiffent , prouti. Argumentatur d” ALEMBERTIUS, | Ea enim que ex generalibus finibus , ordineque rerum omnium jufte colliguntur „ non poffunt ob folam diverfiras tem rerum, que major femper eft quam ut a nobis con cipi queat , in dùbium revocari, | Nec ee Analogie debemus diffidere cum Gmilita- do inter diverfa licet genera, & fpecies refpeêtu rei alie cuius tam perfeta eft , ut diverfitatem que occurrit nie ‚ hl ad eam infringendam valere haud difkoulter intelliga MUS 5 \ OVER pe ANALOGIE, ENZ. 183 maaten, komen met de. onze zo overeen , dat men niet kan twyffelen , dat zommige hunner met eene gevoelige ziel, en zelv met zeker verftand ‚ begaafd zyn: maar hetis zeker, dat het verfchil, dat wy met onze oogen zien , uit de verfchei- denheid der ligchaamen „ der hersfenen , ja uit de verfchillende ziels-vermogens, kan en moet verklaard worden, wyl de gewaarwording (/47- _fatio) , van dewelke 'er zulke doorflaande be- wyzen in dezelve zyn, geen grooter Zualogie metde, beweegingen van eene logge ftoffe heeft „ dan de. kennis (cognito ) ; maar de natuur det zaaken zelve , fteeds door verandering beftaan« de, verfcheidenheid vereifcht. Waaruit (om ‘er-dit ter loops by te voegen) men begrypen kan, dat de onderftelling van hen die meenen, dat de zielen der Menfchen. en van alle Diererm volmaakt gelyk zyn, en de verfcheidenheid der handelingen alleen uit het verfchil der ligchaamen | | …afleis mus. Brutorum nonvullorum operationes , membraque „ noftris tam Analoza funt , ut ea Anima fentiente, imo Etiam intelligentia quadam predita gaudere noî posfit du= bitari, diverfitatem autem que incurrit in oculos ex va- rietate corporum, cerebri „imo & ex diverfis Animarum viribus „ pofle & debere explicari certum eft, cum non majorem fenfatio , cujus tot in eis funt indicia , cum mo- tibus materie inertis „quam cognitio Analogiam habeat, diverfitatem autem rerum ipfà nacura , varietate gaüudens, ‚requirat. Ex quo , ut obiter addamus , intelligi poteft _eorum hypothefin , qui AÁnimas hominum , Animantium- ‚gue omnojum perfefte fimilesefle cen{@nt, operationumque ‚varietatem a Sola diverficate CPA repetunt, conftan- 184 II ANTWOORD op pe VRAAGE afleiden , aanloopt tegen de ftandvastige Analogie der Natuur van de Wezens, die met de onver- anderlykheid der Wetten altoos verfcheidenheid paart „ en die niet minder in vrugtbaarheid dan eenvoudigheid haar vermaak fchynt te vinden. DPP PD PPP DPP _ Tot dus verre handelden wy over de -toepas-. fing der: Jnalogie op zekere algemeene Eigen- fchappen , die door vergelyking der uitwerkin- gen moeten ontdekt „ en aan elkander verbon- den worden , en de verfchillende verfchynze- Ten, tot dezelve Wetten te brengen , en-de overeenkomst der zaaken zelv in haare verfchei- denheid waarteneemen en te erkennen. Thans blyft ‘er nog overig , dat wy kortelyk nagaan , op welk eene wyze deeze Analogie kan toege- past worden , om de algemeene Wetten der Beweeging te vinden of te betoogen ; de uit- wer- ti _Analogie Nature rerum , varietatem , Legum immuta- bilicati femper jungentis , foecunditateque haud minus ac fimplicitate gaudentis , repugnare. | men | Egimus de applicatione Analogie ad generales quasdam proprietates effetuum collatione detegendas, casque in ver fe conneStendas, Phoenomena diverfa ad easdem leges revocanda , & convententiam rerùm in ipfa earundem di- verfitate obfervandam, âc agnoscendam. Reftare vide. tur , ut quomodo ea generalibus motus legibus invenien- dis, aut demonftrandis:, effellibus ex fuis caufis expli- can- \ over pe ANALOGIE, enz. 185 werkingen uit haare oorzaaken te verklaaren 5 onderftellingen uittevinden of te onderzoeken. Het is bekend , dat de werktuigkundige Wet-, ten konnen gebragt worden tot de traagheid „ tot de zamentftelling der beweeging, en tot het evenwigt der ligchaamen. Dat de ligchaamen eene traagheid hebben , maakt men op uit de Analogie, die op waarneemingen fteunt; wyl men ligt begrypt , (wat ook fommigen volgens Pater Boscoviscm meenen mogen, ) dat de ligchaamen niet van zelv uit de rust in de beweeging overgaân „ noch de rigting en fnel- heid die zy verkreegen hebben , uit zich zelve konnen veranderen ; het welk ook zeker de re- den is , waarom ’er order in de verfchynzelen waargenomen word , en dat ‘er geen willekeu- rige, maar zekere en bepaalde veranderingen in de gantfche Natuur gebooren worden. En op de- zelve wyze geeft de Analogie zelve de wettender Za candis , hypothefibusque excogitandis , vel egaminandis adhiberi posfit , paucis exponamus. Leges Mechanicas revocari pofle ad inertiam , Compofitionem Motus, & Aquilibrium Corporum, notum eft. Inertiam vero com- Bare debere corporibus ex ipfa Analogia , obfervationi- us innixa , colligicur , cum facile intelligatur (quidquid nonnulli edm Buscovicio velint ) corpora nec ex quiete in motum fua fe fponte conjicere 5 nec diretionem , &.cele- ritatem quam habent immutare pofle , que fane eft ratio cur ordo in Phosnomenis obfervetur , nec qualescunque mutationes „, fed cert, & determinate in rerum natura oriantur. / Haud him endnt ee motus compofiti ipfa „ditat Analogia, cum in eo Pts quo Apgulus ank. > 5 Wie 186 IL ANTWOORD op be VRAAGE zamengeftelde beweeging op ; wyl in het geval, wanneer de hoek der rigting van twee krachten. regt, ús Gi welk alle de anderen konnen ge- bragt worden ) de beide machten of vermogens iet anders dan zoodanig een geheele en volko- men uitwerking konnen voortbrengen , indien het ligchaam in eene fchuinfche ( diagonaale > Iyn_ bewoogen word. Ook leerd de Analogie de, Wetten van Evenwigt ; want het ftemt met haar overeen , dat ligchamen , die-eene fnelheid hebben’ , geëvenredigd aan eene omgekeerde reden van hunne Mlas/@'s, in evenwigt zyn. Maar zo vaak wy de Analogie zoeken toe- tepasfen , om algemeene. Wetten te vinden of te betoogen, moet men in dezelve denleidraad der waarneemingen volgen ; wyl het anders ligt kan gebeuren , dat men de Natuur eerder wet- ‚ ten fchynt opteleggen , dan de geenen, welke haar opgelegd zyn „ te leeren kennen, CAR- n | „TE duarum virium eftreêtus Cad quem rcliqui blik poffunt ) pon nifi it utraque potentia effettum integrum , & ple- num producere posfit , fi corpus in Diagonali moveatur. Leges etiam equilibrii ipfa Nature Analsgia docet , cui fane. eft conveniens corpora, celeritates Masfis inverfe proportiogales habentia „in «quilibrio éfle. ‘At quotiescunque Anatogiam Legibus generalibus inve- miendis , vel demonftrandis conamurapplicare , ea certe filo obfervationtm dirigenda eft , cum fecus facile venïat ut Lêges potius Nature ferre quain latas ab ea difcere videamur. Camrrtrsro rerum ordini confenraneum appa- sn “id rebat 4 A pi | over De ANALOGIE svenz 187 \ ‚ TEsSrUuSs meende, dat. het met derorder der _ zaaken overeen kwam „dat dezelve hoeveel. heid van beweeging in het Heelal altoos behou= den wierd „ fchoon alle Verfchynzelen „die hem voor de hand kwamen , hem de valsheid van dit gevoelen konden aantoonen; ja de Wet ten der beweeging, uit deeze onderftelling af- geleid, worden door de-Analogie tegengefproo- ken. Om dit met een enkel voorbeeld optehel- deren, wat kan’'er meer tegenftrydigs tegen de order der Natuur bedagt worden „ dan dat hy genoodzaakt wierd te ftellen , dat evengelyke, ligchaamen , met dezelve fnelheid tegen elkan- deren inloopende , met dezelve kracht van bes weeging , als welke zy voor de botfing hadden beiden zullen te rug fpringen ; maar indien de _ Masf4 van het eene ligchaam maar een weinig veranderd word , het dan gefchieden zal „ dat het. kleindere ligchaam , wel even als in het voorige geval , zal te rug fpringen „ maar dat bi | | … het rebat eandem in Univerfo motus quantitatem femper con- fervari , cujus principii falfitatem obvia queque Phee- nomena ei oftendere potuiffent , imo Leges motus ex ea dedufte hypothefi ipfa fuerunt Analogia confutate. Ut enim unico hoc exemplo illuftremus , quid ordini Na- ture magis contrarium fingi poteft quam quod ftatuere coattus eft ille: Corpora equalia eadem in fe celeritate incurrentia , ucraqgue eadem qua ante collifionem predita erant motus quantitate refilire , fic autem Maflà unius vel tantillum minuatur , tum futurum elle ut corpus minus Quidem @que ut in priori cafu refiliac „ majus autem in- tegra fua celeritate in eandem plagam, in quam ante ag nà Um 188 ANTWOORD or pz VRAAGE het grootfte. met zyne geheele fnelheid , met welke het voor de botfing bewoogen wierd, in zyne beweeging zal voortgaan , volgens dezel- ve ftreek „ die het voor de botfing had. Want wie zal konnen denken , dat de Natuur zich zelve zoo ongelyk is, dat zy door de minfte verandering van omftandigheden , uitwerkingen voortbrengt, die vlak tegen elkander aanloopen ; daar het veeleer ligtelyk te zien is, dat de ver- anderingen der Verfchynzelen moeten gefchikt … Zyn na de veranderingên der oorzaaken… Hieruit kan men ook gemakkelyk opmaaken , wat het gebruik der Eindoorzaaken is in het uit- vinden of betoogen van de Wetten der Werk- tuigkunde.- Want, offchoon men niet kan loo- chenen „ dat de algemeene Wetten der Bewee- ging overeenkomen met de hoogfte Wysheid „ ftaat-het nochtans ons, die onweetend zyn van de oogmerken Gods, niet vry, uit dat, het geen | | meer Tum ferebatur , moveri pergat. Quis enim tam male fibi conftare naturam fufpicabitur , ut minima licet circum- ftantiarem mutatione effeétus tam fibi e Diametro con«= trarios producat , Cum potius facile appareat mutationes Pheenomenorum variationibus cauffirum attemperatas es- fe oportere. | | Ex quo etiam întelligi poteft quis fit cauffarum finalium in. Legibus Mechanice. inveniendis , vel demontftrandis ufus. Wtut ‘enim negari nequeat generales} motuss leges perfeltisfine fapientie convenientes efie , neque tamen nobis in finium divinorum ignoratione verfantibus ex ij er quo ‘ | over DE ANALOGIE ; Enz. 139, meer met de order en eenvoudigheid der Na- tuur overeemkomt , te befluiten , dat het we- zentlyk zo iss ten zy die gisfing door Waarnee- mingen geftaafd. word , van welke Waarneemine gen de voorzichtig redeneerende Wysgeeren fchynen te moeten beginnen ‚ en dus eindelyk tot de befchouwing der Goddelyke Oogmerken te moeten opklimmen , wyl anderszints de toe- pasfing der Eindoorzaaken , noodwendig onze- ker , willekeurig , en aan geduurige tegenftry- digheden onderworpen word. . De twisten over de Wet van Geduurzaamheid konnen hier ten voorbeelde ftrekken. _ Wyl men daarop in de botzing van twee harde ligchaamen niet fchynt gelet te hebben , heeft dit zommigen doen overhellen , om aan alle ligehaamen eene Veerkracht toe te kennen ; anderen, om alle aanraking der ligchaamen te loochenen , die ‘zeker echter beter zouden gedaan hebben met | de quod aliquid ordini, & Áimplicitati nature magis conve- „niens. videatur , ftatim conficere licet idem revera obti- nere „ nifi conjeêtura obfervationibus copfirmetur , a quï- „bus fobrie philofophantibus videtur efle incipiendum , 6 „ita demum ad confiderationem finium divinorum adfcenden- … „dum ‚cum fecus finalium caufarum applicationem reddi oporteat incertam „ vagam „ perpetuisque controverfiis obnoxiam. „Exemplo effe poflant disputationes de Lege „continuitatis , Cujus cum în colliffone durorum corporum haud videatur haberi ratio, id nonnullos induxit ad elaftie citatem omnibus corporibus adfcribendam, alios ad ome “nem corporum contacttum negandum, qui reCtius fane ob- fervationibus yeram ‚hujus legis ad cffeta de hd ( e= / {8 IL ANTWOORD ‘os de VRAAGE de waare toepasfing van deeze Wet óp de uits werkingen vooraf door Waarneemingen te bepaa: fen, voor dat zy 'er zulke gevolgen uit trokken: En inderdaad , het ís niet beneden den Wys= geer of Zyns onwaardig , de overeenkomst der algemeene Wetten , door Waarneemingen/ge= {taafd , met de Goddelyke Wysheid , in volle daglicht te zetten , of ook eenige zaaken ; uit haare order en €indoogmerken aan een yderten eerften blykendes te gisfen of te vermoeden maar het is niet geoorloofd eenige Wet voor algemeen , zeker en’ onveranderlyk op te/gee- ven „ ten Zy die door de ondervinding ende Analogie , met dezelve “overeenkomende, en niet flegts door redeneeringen , die fchoonfchy- nen , bevestigd worde. $ | HAK ‚Hy die de veranderingen, welke in de ‚Na- tuur voorvallen , uit de gedaante der Ligchaa- men, uit hun zamenftel, bot{ing en onderlinge | wer. definiviffent „priusquam tales ex ea confequentias elicuits« - dent. _Haud fane eft indignum Philofopho legum genera- lium, obfervationibus confirmatarum convenientiam «cum „divina fapientia in lucem protrahere , vel etiam nonnulla ex ordine rerum, finibusque, ‘n oculos Cujusvis: incur- „rentibus , Conjicere „ fufpicari , vel colligere , non autem licet Legem quamcunque pro univerfali , certa „ & invio- _labili, venditare, nifi experientia, & Analogia illis actem- _…perata, non folis rationibus fpeciofis, confirmetur.- ‘ # \ Qui mutationes que in Natura rerum contingunt con- venienter generalibus Mechanices Legibus nn ús= over De AN ALÓGIE ‚ ENZ rot IN | ú) ORDRES IL werking. konde. verklaarens overeenkomftig met de algemeene. Wetten der Werktuigkunde ; @ met de algemeene eigenfchappen der ftoffe, die zoude de waare oorzaaken der Verfchynzelen kennen. Maar „zoo verre is de menfchelyke kundigheid niet-gevorderd.…: „en men twyffeld met reden s of Zy ooit zoo verre komen zal: „want de eigenfchappen der ligchaamen , die dik. wyls genoeg voorkomen , en meer of minder algemeen zyn , gelyk de Zwaarte , de Veer- kracht „en veele andere, zyn-noch door geen “werktuigelyke reden -klaar-en duidelyk openge- Jegd. Schoon men niet kan-twyffelen , dat-ten_ minften: zommigen eene werktuigelyke oorzaäk hebben. Jaa men heeft zelvs tot noch toêniet „alle de Verfchynzelen „tot deeze hoedanighe- den, die byvoegelyke (/&cundarie ) mogen'ge- - noemd worden, kunnen herbrengen. De Wys- geeten nochtans meenen, dat het hen vry ftaat BN | te | p „® Ä “busque materie univerfalibus , ex corporam figura, {trice tura, & impulfu explicare poflet, is veras Phoenoménórum ‘caufas cognitas haberet,, At necdum eousque pervetit humana cognitio , imo merito dubitatur an unquam per- ventura fit? Proprietates enim ip{@ fatis obvie , magis , minusque univerfales , quales funt gravitas , elafticitas , & multe alie , a nemine adhucdum funt Mechanica ra- tione fatis perfpicue & füfficienter esplicate , licet non- nullarum faltem adeffe cauffas Mechanicas nonposfit due ‚bitari. Imo nec omnia Phoenomena ad ‘qualitates, has , que fecundarie dici queunt , reduci adhucdum potue- s*runt.. Licere tamen fibi putant Philofophi tentare utrum ‘Phoenomena ex causfis quibysdam vel in fenfus AEN : | me 192 IL ANTWOORD op ne VRAAGE te beproeven, of zy de Verfchynzelen kunnen verklaaren uit oorzaaken, die voor de zintuigen vatbaar zyn „ of die goedgekeurd worden door Analogie , door middel van eene waarfchyne- Iyke onderftelling , dewelke meer of min tot eene Natuurkundige zekerheid nadèrt. Het zal derhalven niet vreemd van myn onderwerp zyn, kortelyk iets te zeggen omtrent het maaken toepasfen, en beoordeelen van zulke onderftel- lingen. Men fchynt wel niet te moeten twyffelen , dat men, om zommige meer zeldzaame uitwer- kingen, werktuigelyk te verklaaren, eene ftof- fe te hulpe neemen moet , die fyner is. dan de ‚Lucht, en meer veerkracht heeft , en dat ’er zulk eene ftoffe aanweezig is , toonen de ver- fchynzelen, der Eleêtriciteit en anderen. Maar bus, vel Analogia comprobatis explicare posfint , ope hy- pothefeos alicujus verofimilis, ad Phyficam certitudinem magis , minusque accedentis. Haud itaque a propofito alienum erit nonnulla circa tales hypothefes formandas , adhibendas, examinandasque obfervanda, in medium pro- _ferre, | De eo quidem haud videtur dubitandum efle, ad rario- res effetus Mechanice explicandos fecure materiam ali- quam aëre fubtiliorem „ majori preditam elafticitate ad- vocari , quam exiftere Phoenomena eleêtricitatis, aliaque probant. | | At „ EE, EREN os se Wervik. ee re CREEL Didier. OVER DE ANALOGIË ‚ENZ. t93 Maar wanneer de onderftelling eene byzon- dere zamenftelling in de ligchaamen vereifcht ; — word zy valfch en verdagt, áls de waarnee: mingen ‚en de „Analogse haar niet toevallen. Want de Natuur bereikt haare eindens, op zöd veele en zulke verfchillende wyzen., en zoo dikwyls door zulke , die in den eerften opflag tegen de meest gefchikte aanloopen, dat het niet zeer waarfchynelyk is , dat wy alleen door gisfen de waare reden van haare handelin- gen Zullen ontdekken. Dus fchynt het zeer na. een harsfenfchim té Zweefnen , het geen CarTesius bedagt heeft , omtrent de deel- tjes der fyne ftôffe , die fchroefswyze met drie ftreepen gedraaid en uitgehold zyn , en dat die , welke van de Zuidpool koomen „ niet op dezelve wyze in een gedraaid zyn âls die, wel- ke van de Noordpool koomén. Maat de on- derftelling van FRANKLIN, een ouderfcheid ftellende tusfchen de ftellige en ontkennende | | Elec: …Àt ubi peculiarem in corporibus ftruêturam reduirit bys othefis , fufpecla falfitatis: redditur , nifi ei faveant ob= ervationes , vel Analogia. Tot enim tamque diverfis modís natura fuos Ánes aflequitur, tam fepé iis qui pri ma fronite actommodatisfimi videntur contrarits ‚ur vix fit verofimile nos fola cohjeltura veram ejus agendi,varioe nem detekturos. — Ita facile -apparet figmentum redolere eas que CarrTrsrus, de pardiculis materie fubtilis , ribus ftriis inymodum Cochtearum intortis „ excavatis, & is que a Polo Auftrali veniunt ‚non vin easdem partes in= tortis ip quas funt ille , que veniunr a Polo: Boreali. 4 Commentus eft, … Hypothefis autem FRANKLINIy diss vel. Deel, SACTN Re erie 194 IL ANTWOORD op de VRAÂGE Eleêtriciteit, door de waarneemingen zelve aan de hand gegeeven zynde , is van die verden- king vry , en waardig , dat men Proeven doe , om dezelve te betoogen , of te bepaalen. Maar indien ook de Waarneemingen en de Analogie aan een onderftelling gunftig fchynen, moet naauwkeurig onderzogt worden : Hoedanig zyn de beweegingen , die men aan de fyne ftoffe toefchryft ? Kan men uit de Eigenfchappen „ die mien aan dezelve toe- fchryft„ en daar de Znalogie niet tegenfpreekt, by voorbeeld , de fynheid , veerkracht , op eene verftaanbaare wyze verklaaren , hoe en waarom de vereifchte beweegingen in dezel- ve ontítaan, voortgezet , en behouden wor- den? Zyn ook de beweegingen genoegzaam , om de verfchynzelen op dezelve wyze en or- der voort te brengen , als men dezelve ziet ? Zoude - crimen. pofitivee ac negative eleftricitatis ftatuens , cum ab ipfis obfervationibus fuggefta fit, hoc vitio non iaborat, dignaque eft cujus vel probande, vel limitande cauflà ex- perimenta capiantur, Quod fi jam hypothefi obfervationes & Analogia aliquo faltem modo favere videantur, hec follicite examinari de= bent. Quales fint motus fubtili materie adfcripti? Num ex proprietatibus ei non inventa Analogia attributis, v. fubtilitate , elafticitate, modo intelligibili posfit explicari „ cur, & quomodo motus requifiti in ea oriantur, propagen- tur, conferventur ? An motus illi fufficiant ad Phoenome- pa eodem modo & ordine quo obfervantur gat nde ? ; ù ofer ve ANALOGIË, ENZ: 4 195 Zoude men met het zelve recht geen. tegetìs ftrydige- beweegingen aande fyne ftoffe konnen geeven , en zoude de verfchynzelen , die te gen de waargenoomene ftryden „ even zoo ge- makkelyk “konnen verklaard „worden ? Indien de verklaaring der zwaartekracht van. CART r- srus’aan deeze Wetten getoetst.word „zal. zy van zelv vervallen , fchoon zy door de. dralogie der wareragtige- Draaikringen-eenizints fchynt te konnen worden. opgehelderd. -Want „àl eens gefteld zynde, „dat ‘er zulk-eene beweeging der fyne ftoffe ,„ evenwydig aan de Evennagtslvn ; plaats hebbe ‚dan (zouden de zwaare Ligchaa- mert niet naar het, middelpunt der. Aarde „ maaf naar „de - middelpunten «van verfcheiden dan de Evennagtslyn evenwydige: cirkels vallen. Indien men „ om deeze zwaarigheid weg te neemen ; teld , dat de-fyne ftoffe ín groote cirkels be- woogen word, zal men niet-begrypen „ hoë | DS « O6 zulk e 5 «Ân non-eodem jure contratii-motus fubtili, matctiee &lfins gi poffent ‚ ‘Phoevomenaque obfervatis repugnantia,pari llitace explicari-? Si ad has leges exigacur CARTE- STAN A gravitatisvexplicatio ; licet” Analogia vorticum a- ‚ “queorum-aliquomode illaftrarispofle videatur ‚ fponte ta- “hen tcadet. …Pofito eniín fubrilis materies motu ad =qua= torem paralello ‘futurum eflet „vut gravia non verlus tel- “Jurisscentrum „ fed pecûlíaria cireulorum, ad-equatorem - „paratellorum centra tenderent. St vero ad difficultacem ‚ ®hane’removendamfingatar materiam: fubtilem moveri, íu “&irculis maximiss-haud intelligetur Guomodotalis'ejus ne dovt ssettesst it baNod, doizftn eo nOtUS 196 IL ANTWOORD op pe VRAAGE zulk eene beweeging ontftaat , duutt', en on- derhouden kan worden , zonder geduurige ver- warring. De eerfte ftappen dan, om de verfchynzelen te verklaaren , moeten zeer voorzichtig gedaan worden, en- men moet overdenken wat de ons derftelling vereifcht ; of het geen men tot de= zelve neemt , waarfchynelyk is, of ten min- flen door geene waarneemingen tegengefproken word. Want indien 'er kenteekenen zyn , die er tegen aanloopen , moet men’ dezelven ten eerften verwerpen. « Dus had men in het her- haalen van de zwaarte door de kringswyze' be- weeging van eene fyne {toffe ;“volgens CAR- TESIUS vooraf moeten onderzoeken „hoe veel fnelheid de draaikring der vloeiftoffe moest heb- ben , om te voldoen aan het voortbrengen det verfchynzelen van de zwaartekracht ; en indien ‘men dit gedaan had, zoude men gevonden heb- dE nen | ben, ‘Matus Oriri , continuari , & confervari fine perpetuis per- turbationibus posfit. rde mjet Primi itaque ad explicanda Phoenomena paffus cautisfi- me fünt faciendi. Perpendendum quid hypothefis requie , rat, Num que in ea fumuntur fint verofimilia , vel faltem nullis obfervationibus confutentur ? Si enim adfint con- trärii indicia ea ftatim deferenda.” Ita CÂrresianis grar vitatem a circulari fubeilis materie “motu repetentibus , ante ompia fuiffet examinandum , quantam in fluidi vortiee celeritatem adefle oporteat, ut gravitatis Phoenomenis producendis fufficiat „ quod fi feci(lent, hmgtient eam ecics over De ANALOGIE sen ; 197 ben „-dat-2y zeventien-maalen de fhelheid, van’ de beweeging der Aarde om-haaren As te boven. ging 5 envdat; indien-de draaikring. met zulk eene fnelheidbewoogen wierd, zy de bewee- ging der Aarde noodzaakelyk moest verfnellen. Daarenboven moeten de Verfchynzelen-, die men verklaaren wilde „ niet ieder afzonderlyk , maar zamen genomen befchouwd worden ; ín- dien dit niet gefchied „zal het gebeuren „ dat de onderftelling, die gefchikt is na de befchou- wing van. deeze of geene. verfchynzelen „ zon- der verband. met andere, door nieuwe waarnee mingen zal omver geftooten worden. Want al waren de „draaikringen van CARTESIUS vol- doende, om de beweegingen der Dwaalfterren te verklaaren „ het geen echter te recht geloo- chend word , zouden de beweegingen der Staart- fterren, dezelve- omver ftooten , als. die waarge- noomen.„worden.,, in. dezelve Hemelruimtens volgens verfchillende rigtingen en onveranderde | | fnel- — decies fepties fuperare debere velocitatem terre circa ax« em mote, quanta fi vortex celeritate moveretur , metum, telluris neceffario avceleraret; . Preterea Phoenomena exe plicanda- non folum feorfim „fed -& conjunimfpectanda fune „quod nifi fiat „-continget ut hypotheûsshis illisque Pheevomenis , citra connexioneim cum altisconfideratis , accomodata ; mox novis obfervacionibus refeliarur. Etiamfi vordices Carre sr1 Planetarum-motibus explicandis-fuf- ficerent ;quod-quidem merito negacur „ foli-camen Comc- tarum motus eos deftruerent.; qui in tisdem.cumrPlanecis eli fpariis:,” variis rdirettionibus.s, & celeritatibus immu= 53 tatis , 198 IL ANTWOORD ‘or be VRAAGE fnelheden bewoogen te worden, En men kan ook niet gunftiger oordeelen over den overeen= ftemmenden omloop, door den grooten Le rs-= NITzZ te hulp genoomen , om de verfchynze- len der Dwaalfterren te verklaaren ‚ want fchoon men door middel van dezelve de beweeging van iedere Dwaalfter in het byzonder konde verklaa= ren , wyl echter de fnelheden van de verfchil= lende Dwaalfterren tot elkander ftaan in eene omgekeerde reden van de Vierkants- wortelen der Afftanden van de Zon , (het geen uit de welbekende Wet van KerLer volgt „) zou- den (op dat ‘er plaats zyn konde ,) de draai: kringen der Dwaalfterren ín verfcheiden Jagen moeten verdeeld worden ;, zo dat de fnelheden van ieder, in het byzonder befchouwd, in:ee- ne omgekeerde rede der Afftanden waren , en inde verfchillende laagen , als de vierkante wor- tels ; welke fchielyke veranderingen der draai- | | krin- tatis , moveri obfervantur, Nec multo faventius judican- dum eft de circulatione harmonica a magno LerEisNiTró ad expliceanda Planetarum Phoenomena advocata, Licet enim ex ea unius cujusque Planete , feorfim fpeêtati , moe tus explicatum haberent, eum tamen”Planetarum divere Íoram celeritates inter fe in ratione inverfa radicum qua- dratorum diftantie a Sole (quod ex notsfima Kr purut lege confequitur ) ut & locus effe posfit deberent vortices Planetarii in diverfa ftrata dividi ea lege, ut celeritates in uooguogue feorfim fpeétato effent in ratione inverfà dis- tantiarum , in diverfis autem ftratis ut radiees quadrace carundem, qug variationes vorticum fubitance, Pere aria over pe ANALOGIË, ENZ. ‚‚ 109 | kringen , die echter noodzaaklyk zyn, volgens de Wet van KgerLeRr Zouden moeten tòêge- ftaan. worden „ daar zy echter met de Analogie en de eenvoudigheid der Natuur niet konnen worden overeengebragt. Men moet de onder- ftellingen ook nagaan , met opzicht tot ândere Verfchynzelen , in welke. de oorzaaken , die wy te hulp neemen, zich duidelyk moeten ver- toonen. Indien de onderftellingen vân. CAR- TESLIUS , van welke de eene zegt. dat het Licht door drukking ontftaat, en de andere, dat de Hemelfche Ligchaamen in draaikringen ‘dry- ven „ by elkander gevoegd worden , zal men | ligtelyk zien „ dater nieuwe en ‘onoplosfely! Ke zwaarigheden ‘zullen ontílaan , uit den. voort- gang van het Licht zonder verwarring , door zoo veele draaikringen , die tegen elkander i in- werken. Ook {aria tamen vi legum KEPLERIANARUM adroittende , cum Analsgia & Gmplicitate nature conciliari prorfus.ne= queunt. … Examinande eciam fant hypothefes refpeêtu. ali- orum Pheenomenorum, habito „ in quibus cauffe-a nobis advocate. fe manifeltdre deberent. Si hypothefes Car- TESLAN £ quarum una lumen presfione oriri „ altera, cor- pora coeleftia vorticibus innatare perhîbet , inter fe com- ponantur, facile apparebit novas gravesque difficultares ex _propagatione luminis ‚per tot vortiees fibì contrarios haud gmpeer nafcituras. 5 N4 Pre- \ aoe IL ANTWOORD or be VRAAGE Ook is eene nauwkeurige bepaaling der uit- werkingen , en derzelver vergelyking met de aangenoomen oorzaaken , zonder verwaarloo- zing der omftandigheden , die iets tot de zaak doen , de toetsfteen der onderftellingen. Op deeze wyze heeft de beroemde BRADLEI ont- dekt , dat de kleine veranderingen der vaste Sterren: , onder den naam van Afwykingen C Aberrationes”) bekend , niet aan het Jaarlyks Verfchilzigt ( Parallaxis annua’), moet toege- fchreeven worden , gelyk veelen gedacht heb- ben , maar aan den agtereenvolgenden voort- gang van het Licht. Schoon de aart der uit- werkingen en oorzaaken niet altoos zulk eene naauwkeurige vergelyking toelaat , zullen ’er echter altyd andere wyzen zyn , om de onder- {telling te onderzoeken , waarvan de voornaam- fte is: dat de veranderingen der uitwerkingen, na de verfchillende omftandigheden volgens de En Wet, Prefertim autem accurata effettuum determinatio eo- rumgque cum causfis aflumtis collatio ;‚ non negleêtis cir= cumftantiis precipue ad rem facientibus, eft hypochefte um lapis lvdrus. Hac fane ratione a celebri BranrLeEvO deteftum eft exiguas ftellarum fixarum mutationes , aber« rationum nomine venientes , haud parallaxi annue , ut utabant multi , fed fuccesfivee luminis propagationi eflt adferibendas. Licet autem effetuum cauflärumgue inde: les tam accuratam comparationem haud femper admittat’, pon deërunt tamen alii hypothefin examinandi modi , quo- rum precipuus eft : Ut variationes effectuum „ pro di- verfirate circum{tanciarum, ox lege fecundum quam an rd OVER DE ANALOGIE, ENZ, aot Wet, naar welke de oorzaaken werken moeten verftaanbaar en duidelyk gemaakt worden ; want „men moet eene onderftelling , in welke de úit- werkingen , die tegen de waargenoomene aan- loopen, met het zelve of meer gemak konnen verklaard worden „ niet veel agten , gelyk ook niet, uit welke reden kan gegeeven worden van eenige verandering , maar die te algemeen of te willekeurig is, en die omtrent alle uitwer- kingen, fchoon zeer verfchiliende , ‘dezelve is, en niet voldoet om dezelve te bepaalen. Dus zyn meest alle die van CarTesius en ande- ren, die de opklimming der vloeiftoffen in hair- buisjes, de aantrekkingen , de opbruisfchingen uit de beweeging van eene fyne ftoffe verklaa- ren 5 als die dit gebrek hebben, dat zy niet de verfchynzelen tot de oorzaaken en hunne wyze van werken brengen , maar dat de oorzaaken na de verfehynzelen gefchikt zyn , gelyk men | | | zegt , fe aperari debent , intellig‘biies reddantur. Haud enim maguum pretium ftatui debet hypatheú , ex qua effectus iis qui obfervantur oppofiti eadem vel majori adhuc faci- Jitate poffent expliceri „ aut ex qua ratio quidem reddi queat mutationum aliqua, fed nimis generalis, vaga, cor dem maedo ad effeétus „ licer diverfisfimos „fe habens, il lisque determinandis hgud fufficiens. Tates func fere om- nes CARTESIANE , tales alie , afcenfum fluidoram in tubis capillaribus, attraétivoum , fermentationum Pheeno= mena „ êx motibus fubrilis materie explicantes , que hee vicio laborant, quod non Phoenomena ad caullas, carume que operandi medum, fed EN ad-phoegomena fint ag: 5 Com 202 IL ANTWOORD sop pe VRAAGE zegt „ dat de. Lesbiers deeden ; die, wanneer zy de gebouwen. niet na den regel konden chiks ken „ den regel.na de gebouwen fchikten. Zomtyds hangt de kennis der oorzaak af van de wyze van werken , die gemeenlyk door de verfchillende omftandigheden der uitwerkingen met elkander en met de oorzaaken vergeleeken, bepaald wordt. By voorbeeld , de. waarneemin- gen leeren , dat de Ebbe en Vloed der Zee met de beweegingen der Maane zamenftemmen, ‘en dus fpreeken zy de onderftelling van GALLILEUS tegen „ die dezelve van de dagelykfche en jaar- lykfche beweeging der aarde afleid ; of nu dee- ze Ebbe en Vloed door drukking of aantrekking voortgebragt word , moet uit de byzondere om- Standigheden en veranderingen bepaald worden ; want derzelver oorzaak moet zoodanig zyn, dat men uit dezelve begrypen kan „ waarom deeze Ke | Water- commodate ‚ quod feciffe dicuntur LirssBrr, qui cum gedes ad regulam accommodare non poffent, regulam die bus accommodarunt. | Quandoque cauffe cognitio dependet a modo operandi, guem circumftantie «effeétuum diverfe, inter fe & cum cauffa comparate „ plerumque definient. Zftum v.g. maris cum motibus lune confpirare obfervationes docent, ac proinde refellunt hvpothefin GaLLinal, eundema diurno annuogue telluris motu repetentis. Utrum vero resfione vel gravitatione eftùs ille producatur ex circum- Wiitiis peculiaribus ‚ & mutatioarbus- determinandum eft. Caufla enim ejus talis efle debet ut ex ca intelligi posfic f cur OVER DE ANALOGIE, enz. _ eag Watergetyden het fterkst met de Nieuween Vol le Maanen voorvallen, het welke zeker is „dat niet uit de de drukking, maar wel uit de zwaar» tekracht kan-afgeleid worden. „Op dezelve wy- ze kan men uit de Wet der Straalbreekinge be- paalen , of men de ftraalbreeking moet toeken- nen aan de aantrekking van ‘eene. Middelftof- fe-op de ligtftraal-, of aan de botfing der ligt- ftraal op de vaste deelen der ligchaamen „gelyk CARTESIUS meende ; het geen de verklaaring van NewrToN begunftigd, ftryd tegen die van CARTESIUS. ‘Er zyn ook andere middelen, om eene on- derftelling na te gaan , en vooral. om derzelver valfchheid te ontdekken, fomtyds kan dit alleen dezelve wederleggen , datde waargenomege uit- werkingen niet overeenkomftig zyn met de aan- genoomen oorzaaken. Dus is by voorbeeld de | zn hers- cur maximi circa novilunia & plenilunia contingant eftus, quod ex presfione non pofle explicari , fequi autem ex gra- ‚Vicatjione certum eft. Eodem modo num refraêtio debea» fur-attraétioni medii in radium lucis , vel hujus impaêtui in partes Solidas, ut CARTrsius putavit, ex ipfa lege refraionis definiri poterit , que NewTONtaNnm explí- cationi faver , refellit CARTESIANAM, Sunt & alii rmodii hypothefes examinandi , earumgue precipue falúratem deregendi. Quandogue eam vel hoe refellere poteft , quod effeêtus obfervar: hand finc aflum- tis gausfis Analogi, - Tale et v. ge corum cOommencumr s, k: qui 204 IL ANTWOORD op pe VRAAGE hersfenfchim van hen, die de Waereld vooreen Dier , en GOD voor deszelvs Ziel houden; want de beweegingen , die men waarneemt in de ligchaamen van het Geheelal, zyn niet Ana- togifëh met de beweegingen der Dieren, in welke zo veele eenvormigheid en geduurigheid niet is , dan in de eerstgemelde.: En wie ziet niet , dat uit die onderftelling de oorfprong der bewerktuigde en andere ligchaamen niet beter kan verklaard worden , dan uit de toevallige zamenloop der Atomi, of ondeelbaare deeltjes; wyl de Dieren voor geene Stigters van hunne eigene ligchaamen konnen gehouden worden , als welker verwonderlyk zamenftel zy zelv niet kennen ; en hoe veele zaaken hebben de Die- ren niet noodig, die van hen zelven niet af han- gen , het zy om het leven te onderhouden, of om hunne gewoone werkingen te verrigten ? Het quì mundum pro Animali, Deumque pro Anima ejus ha- bent. Motus enim in Univerfitate rerum obfervati haud funt fpontaneis Animantium motibus Anatogi , in quibus haud tanta ac in illis fe prodit conftantia. Eet quis non fentit ex illa hypothefi haud magis pofle explicari corpo= rum Organicorum , aliornmque ortum , ac ex fortuico coucurfu atomorum ? Cam Animantia pro AuCtor'bus {uoram corporum haberi neutiguam posfint , quorum ftru= éturam admirabilem nequidem intelligunt. Er quot rebus a fe haud dependentibus Animalia indigent , feu ad vitam fuftentandam , feu ad Operationes fuas ordinarias perfi- ciendas £ | Meni- \ OVER DE ANALOGIE; ENEi 205 Het is-ook een blykbaar teken van de valfch- heid eener onderftelling , wanneer wy gedwon- _ _gen worden de Analogie, die-wy zien, dat 'er tusfchen de overige uitwerkingen is, te ver- _ Kragten; ““Wâtneer het Ptolomeefche Waereld- geftel miet met de Waarneemingen konde over- cengebragt worden , heeft TycnHo BrAnHé, óm den ftilftand der Aarde vast te ftellen , zy- fie onderftelling uitgedacht , die in dat ftuk te- gens-de z4wulógie aanloopt , dat hy zegt „ dat de ovérige Pláneeten om, de Zonne bewoogen worden”, maar de Aarde niet. Dat door deeze _önderftelling de „Analogie verkragt. word „kan toch’ duidelyker beweezen worden uit de Wet van KerPrLERr, dät de Vierkanten der: Tyden zyn als de Taerlingen der Afftanden, aan welke Wet=niet alleen“de Hoofd - Dwaalfterren „ maar ook hunne Wachters gehoorzaamen ; maar dees ze Wet zoude dan geen ‘plaats hebben in de be- kalen | Ton 3 Wee- Manifeftum etiam falfitatis hypothefeos eft indicum , fejus caullà cogatmur Analogiam, quam inter reliquos-ef- _feétus intercedere obfervamus ,violare. Cum Syítema Mundi Prolemaieum haud poflet cum obfervationibus con- _ eiliari, ut quieti Terre nihilominus confulerer Eycno, faam exeogitavit ‘hypothefin, Znatogie in eo repugnantem, quod religuos Planetas circa} Solem moveri perhibeat, ‘Sola Tellure ercepta. Evidentius adhuc Anulogiam ea “hypothefi violari’ oftendi poreft exchac lege Kerreris “Quadrata temporum efie ut cubi diftanciarum „ cui cum “hon tantem principales ‚fed & fecundarii Planete obtem- perent , ejus tamen racio nulla haberetur in if: So- j Prag isque | aoâ MH ANTWOORD oP pe- VRAAGE weeging van de Zonne en Maan om de Aarde , het geen alleen. genoeg is om deeze onderftel- ling te vernietigen. N | Men kan ook eene onderftelling voor valfch verklaaren , wanneer men , om dezelve plaats. te geeven „ veel willekeurigs ‘er by verdig- tem en ftellen moet ‚ en gisfingen op gisfingen, koopen , en zommige zaaken aanneemen „ die verre van de waarfchynelykheid af zyn, die onzeker zyn, en door geene Analogie geftaafd. Of wanneer ’er aan toevallige oorzaaken „ die willekeurig gefteld zyn „ en niet bepaald „ uit- werkingen toegefchreeven worden , die te re- gelmaatig zyn , dan dat zy tot dezelve konnen gebragt worden ; by voorbeeld „ de Navolgers van CARTESIUS zyn genoodzaakt , de afwy- kingen der Dwaalfterren en de ongelykheden in hunne beweegingen „ toetefchryven aan de zy- lingfche botfing der draaikringen en andere oor: Zaa- fisqte motibus circa terram , quod folum ad eam kypoe thefin refellendam fufficic. , Arguit etiam falfitatis hypothefin, cum ut ei locus effe posfit ‚ multa pro arbitrio fingenda , ftatuenda funt, cons jeêturseque conjefturis cumulande , affumenda nonnulla a verofimilitudine abludentia „ incerta, aut nulla Analogie confirmata. Vel cum caufis forcuitis , vagis, haud deter- minatis „ attribuantur effectus magis Oordinati, quam ut ad eás referri posfint. Ut v. g. CARTESTAN1 aberra- tiones Planetarum , omnesque in motibus eorum inequa- bilitates , at quam regulares t Adfcribere coaéti fant is Pis “OVER DE ANALOGIE , ENZ. 207 zaaken', die uit haare, natuur onftandvastig zyn. Of wanneer de groote zwaarigheid niet wegge. noomên word, maat ontweeken door eene ver- gelyking „ die wel op zich zelve vernuftig ge- vonden is, maar wanneer men dezelve van na- by befchouwd , blykt , dat zy nièts ter zaake doet. Of door eenige algemeene’ afgetrokkene reden , die evengoed bekwaam ís ‚ om alles te verklaaren : het geen de geestige Schryver der Reize door de Cartefiaanfthe Waereld aan CaRTESIUS té regt tegenwerpt ; of wanneer ‘er in de onderftelling geduurig verbeteringen en veranderingen moeten gemaakt worden, om TS verfchynzelen te verklaaren, « Maar wanneer geen onderftelling döbrkoisb, ait tekens van waarfchynelykheid‘heeft , döör welker hulp de Verfchynzelen konnen verklaard worden uit de werkingen van eenige oorzad- _ dad Jas a ard ken, ig ee AD | pulfui vorticum Latérali „ Aliisque caulis natura fua incon- “ftatibüs. Vel cùm“precipaum difficultatis momentum non femovetur , fed «eladitur comparationé äliqua in {pes ciem guidem ingeniofa ‚ tal tamen qu® accuratius exa- minata nil adrem facére depretienditur, vel ratione aliqùa abftratta, generali, ad quidlibet explicandum eeque apta, quod Carte sio jure óbjicit feftivus Autor Itineris per Mündum ejus. Aut‘cum contiouee in hypochefi correCtioe nes , mutationes , fant admittende ad nova Phcenomena explicanda, „Quod G äutem,, ut fepisfime fit ‚nulla occurrat hypo- “thefis verofimilieudiais indicia prebens, Cujus-ope Fhée- no- 208 IE ANTWOORD op pe VRAAGE ken „, gelyk zeer dikwils gebeurd „moet men zich toeleggen , om de Wetten te Ontdekken, door welke de uitwerkingen geboren worden , en dat wy derzelver order en verband ontdekken : het word den Stervelingen zelden gegund ver- der te gaan, en dit is ook genoeg tot het ge- bruik in dit leven. Het is inderdaad beter on- ze onwetendheid der oorzaaken te ontdekken, dan een onderftelling hardnekkig ftaande te hou- den , die alleen op gisfingen en een fchyn van waarheid. fteund „of dat wy te fchielyk tot de inwendige Krachten en wezentlyke eigenfchap- pen onze toevlugt neemen. De aantrekking kan hier ten voorbeelde dienen, welke zommi- gen voor even zulk eene wezentlyke eigenfchap der ftoffe willen gehouden hebben „ als de onindringbaarheid ; maar naar myn gevoelen ten onregte. Want fchoon. men niet looche- nen. kan „ dat de uitwerkingen der zwaarte- kracht duidelyk in de beweegingen der Dwaal- | fterren nomena poffent ex cauffirum quarundam operationibus ex- plicari , opêra danda eft , ue Leges, quibus convenienter etfeta exoriuntur , eorumque-ordinem, & connexionem detegamus , quo ulterius progredi raro datur mortalibus , quodque ufibus vice fufhcit. Praeftat fane ignorantiam cauflarum ingenué confiteri , quam hypothefin Sola con- jetura „ aut apparente veri fpecie-commendatam pertinae citer propugnare , aut fufto precipitantius ad vires inter- pas , proprieratesque esfenriales confugere. Exemplo es- fe poteft attraétio , quam nonnulli pro eque esfentiali ma- terie proprietate habere volunt, Ac ipfa eft impenetrabí. livas : uc arbitror, minus rete, Licet enim negari ne- queat over pe ANALOGIË, enz. 209 fterren gezien worden „ konnen echter de ver- dedigers eener inwendige en algemeene aantrek- king niet loochenen , dat de aantrekkingen der aardfche ligchaamen niet aan dezelve Wetten als de Hemelfche onderworpen zyn, met Kriur, tot verklaaring van den zamenhang der ligchaa- men ftellende , dat alle de ftofdeeltjes elkander onderling aantrekken met een-vermogen „ het geen in eene fterker afneemende reden ftaat „ dan de Vierkanten. der fteeds toeneemende af- ftand. … Ja het is buiten tegenfpraak , dat de deelen van het licht door zommigê ligchaamen aangetrokken , en door anderen afgeftoten wor- den , en zelv van het zelve ligchaam nu aange- trokken dan afgeftoeten worden , in evenredig- heid van den afftand: voorts, dat men geene reden van de Scheikundige aantrekkingen gee- ven kan, dan door aan eenige deeltjes aantrek- king , en aan anderen afftooting toe te ken- nen ; en te ftellen , dat de aantrekking by het | | eene queat effcla gravitatis in Planetarem motibus manifefte eonfpici , non eiderm tamen Legi fubeffe terreftres attrac- tiones quibus coeleftes, ipfi negare nequeunt attrattionis itrinfece & Univerfalis defenfores ‚ cum Kerrro ad co- hefionem corporum explicandam ponentes fingulas maáte- rie partes fe mutuo adtrahere , vi ín majore quam dupli- cata diftantie augescentis ratione deerescente. Imo par- ticulas Lucis a quibusdam corporibus adtrahi ; ab aliis re- pelli , vel ab eodem etiam corpore pro diftantieeë ratione , nunc attrâhi, mox repelli, nec fermentationum Chemî= carum rationem reddi poffe , nifi quibusdam particuiis ad= tractionem , aliis repulfionem tribuendo , his fortiorem’, ALL, Deeb, Gij TN Ou TIO illis sto IL ANTWOORD oP or VRAAGE eene fterker is, en by anderen de afooting. Uit deeze en veele andere uitzonderingen en veranderingen , aan welke de aardfche aantrek- kingen onderworpen zyn, Kan men befluiten , dat 'de aantrekking niet tén eerften voor eene algemeene en wezentlyke eigenfchap der ftoffe moet gehouden worden „ ‘maar dat de Menfch moet ‘blyven’ {taan by haare maat en bepaär ling „, by de befchouwinge ‘van haare uitwer- kingen , na het voorbeeld van den grooten NewToON, die wel waarfchouwde , dat meu door het woord Aantrekking de uitwerkingen en beweegingen „ en niet derzelver oorzaa- ken en beginzelen moest begrypen , ten min- ften zoo lang alle de Verfchynzelen van aan- trekking en afftooting: niet tot eene en dezelve Wet gebragt zyn (het geen tot noch toe door niemand gedaan is,) fchynt'het, dat men met geen recht de Aantrekking en Afftooting tot de wezentlyke ionen der ftoffe brengen kan. iis debiliorem in confeffo eft. Ex quibus Bie, mul- tisque aliis, quibus adrraétiones Terreftres. funt obnoxie ; mutationibus,, vel exceptionibus ‚ colligere licet- non {tar tim effe habendam_ adcrationem, pro, materie cujuslibet proprietate. Univerfalh & Eflential, fed in effeCtuum cjus confideratione „ menluras & Determinatione mortalibus fubfiftendum effe ‚ magni Ne wronzt exemplo, qui, voce attrationis fe effeéta & motus, non caufis & principia eorum: indigitare monuit. Salter donec omnia afpratior _pum repulfionumque Phoenomena-ad unam & eandem Le __gem fint reduêta. quod nemo adhucdum preftitit , haud videtur jure attraCtio vel repulfio inter proprietates Mare- rig “OVER DE, ANALOGIE , “enz, û eit kan. > Want die. geenen:, „die met Patér, Pur- cov1 SCH zelv- de onindringbaarheid uit kracht van afftooting der ftoffe afleiden, fchy- nen zeer ver van he ebben senti der N atuur af te hr ane Tor dus verre; tienden WY-s ‘hoe. men de Analoge in de Natuurkunde gebruiken moet; mu blyft”er noch overs, dat wy-aantoonen hee dezelverkan gebruike worden tot het vinden en betoogen van Zedekundige. Waarheden, het welleewy naar ons’ vermogen. zullende. trachten ter doen „het geoorloofd-zal zyn „te, beginnen van de Waarheden’, die tot Gods Volmaakthe- „denbehooren ,-zo“om.dat de zedelyke plichten met’ dezelve ten, naauwften, verbonden zyn, als om: dat wy door Natuurkundige. Waarheden , die vie EfTentiales al Sor „Quisepim cum Puss c5v1e10î fam ettam impenetrabilitatem ex vj materia tin rivan: » videntur mulcuns a hi wt icitate defiex: aan - pe * . ' ehicsib pe dehin: quomodo, JEE in feet Naturali fit eiutendums -Reftar ut qua ratione moralibus veritacibus in- be veniendis ac Demónftrandis, SPL posfit, exponamus z Quod dum pre{tare pro, virili annigimur „ Heebit initfum ‚_ducere a Veritatibus ad Lei ere? pertinent Us 2 stam quod Moralia officia Br is firmiter fl cöbnexa, à quam ete IL ANTWOORD op De VRAAGE die alleen begreepen hebben „ die tot de Ei- genfchappen en veranderingen der Ligchaamen behooren. Indien al niets anders , zoude de Arnalogie der gefchaapen Wezens betoogen , dat 'er een Wezen is , dat. met eene oneindige Macht en Wysheid begaafd is ; want wat zoude ’er dwaa- zer konnen zyn, dan die zo fchoone order der zaaken aan een blind geval toe te fchryven, en het zoude tegen de Arnalogie vaanloopen , dat zulks iets geregelds , en met zoo veel konst zamengefteld , zoude konnen voortbrengen; en dat alles door onveränderlyke Wetten geregeerd word, dat de foorten der Wezens onderhouden worden , en het Heelal blyft beftaan , en niet door eenig geval vernietigd werd : wat bewyst dit anders, dan de Wysheid en Macht van den grooten Maker; ja zelv zo ver, dat de onge- | rymd- qeam quod veritatum Phyficarum nomine cas folas intelle. xerimus, que ad corporum proprictates , & mutationes pertinent. Effe mentem aliquam infinita potentia ac fapientia pre ditam , fi nihil aliud. certe Analogia rerum manifesftis- fime comprobaret. Quid enim abfurdius efle poffet, quam ordinem rerum pulcerrimum ceeco cafui acceptum.refer- re? Quem aliauid ordinati, fingulèrigue arte dispofiti enerare pofle eft Analogie vel maxime contrarium. Quod mmutatis omnia regantur Legibus , quod fpecies rerum conferventur , quod peiduret nec cafu intereat Univerfi. A tas kad over De ANALOGIE , Enz eig rymdfte vertellingen van den-Aoran minder te- gen” de. Natuur der ualogie ftryden , dan de uitzinnigheid. van hen , „die het beftaan van een. GOD loochenen , of Hem het beftuur der Waereld ontzeggen , en geen menfch van ge- zond verftand is meer overtuigd, dat het brood voed , en het vuur verwarmd , dan dat ‘er een almachtig en alwys GOD is. en Deeze waarheid wel vast geftaafd zynde „ Zullen die geenen, die meenen, dat de foorten van Wezens en de algemeene Wetten alleen door GOD gade geflagen worden , maar niet de byzondere gebeurtenisfen en ieder Wezen byzonder, ligtelyk tot zwygen gebragt worden. Want wie gevoeld niet , dar GOD ook alles als naar zekere maaten , gewigten en getallen gefcha« pen heeft, en dat de grootíte met de kleinfte. ‚_zaa- tas rerum ; quid aliud quam potentiam & fapientiam fum- mi rerum opificis probat , usque adeo , ut portentofisfie me, Alcorani fabule haud ita repugnent nature Analogia. quam eorum deliria, qui Deum vel exiftere negant „ vel a gubernatione mundi removent , nec homo fanus magis perfuafum habeat panem nutrire, ignem calefacere, quam Deum optimum , Maximumquc , exiftere. Qua veritate rmiter ftabilita , facile refelluntur ii, qui a Deo Solas curari putant rerum fpecies, & Leges gene- rales ‚non autem eventus fingülares , & individua. Quis enim non fentie Deum ponder men{ura , numere fecifle 3 ome \ oi4 1, ANTWOORD ov re VRAAGE zaken verbónden zyn 2” ‘Wie ziet niet, „dat ’et- niets overtolligs i in de waereld is, niets ‘dat niet tôt eenig, gebruik ftrekt „en dat men alom bly- ken väfr GODS byzondere zorg waarneemt ?: Maar indien GOD. alle de itkomften. der Natuarlyke Waereld zelve regeerd en beftuurd, zal het met de nalogie teu hoogften ftroöken, | het lot en de daaden der mienfchen. dan. Gods byzondere voorzorg te gadermerpen; 3 want men kan geene reden bedenken, waärom GOD zy- ne zorg alleen Mlegts over de Natuurlyke, Wae- reld. zoude laaten gaan „ en niet over de Zede- Iyke ;-en waarom Hy WEKE 2 minder Pe Ë dan die zoude fegeeren? | Het eetfte en voornaamfte bèta der Ana oge in de Zedekundige Waarneemingen „ is „_ te renee) dat de {chynbaare verwarringen; in omnia ‚ maximaque cùm minimis effe connexa ? Quis non intelligitmnihibin mundo-fuperfiuam ‚ nihil fuo.ufu de- ftitatum effe, & ubique ij Dei cure maniteltisima indicia’ obfervari? stee « tade At í oomes. Phyfici mundi, eventus Deus. of zur net „Analogie-certe vel maxime conveniens erit humana ettam fata & aCtiones peculiari Dei cure fubjicere. Nulla’ enim excogitari poteft ratio eur Deus Solius Mund: Ph fich, nec, eriam moralis curam gerere vellet > magisque k p:cntêr. cam, quam hune gubernaret.’ Primus ieaque & precipuus Anabgie in Moraljbus vès ritatibus afus clk „ut ben apparchtes 1D arie atis ‚ OVER-;DE ANARQG ER) ENZ, 215 in;hetlot der Stervelingen.niet tegen eene wy- ze order der zaaken {tryden, {choom wy. de ze, denen van de meeste uitkomf{ten, der zaaken niet konnen inzien: want het is eene, bekende zaak; dat men in de, Natuurkundige, Waereld oneindi- ge blyken van eene allerwyste Regeering waar- neemt, ja zelv dat die „ welke, in den eerften opflag: niet-gefchikt BEnOeg, fcheenen „ na eene ryper befchouwing, of: grooter aanwas van men- fchelyke kundigheden, zeer {choon en gefchike gevonden worden. … Men kan derhalven. niet twyffelen , dat. het „geen in de Zedekundige Waereld tegen de. Goddelyke Volmaaktheden. fchynt te flryden , of,niet genoegzaam met de- zelve fchynt overeen te komen , de wyze Re- geering GODS daarom niet verzwakken of wegneemen kan , en alleen een. bewys is van, onze onweetendheid, maar GERAIS van eene” dagte beftuuring. vod p De fais confufionesfapienti rerum: ordini-haud repugnare , Hicet, plurimorum eventuum -rationes perfpicere haud va-, leamus. … Conítat enimin mundo Phyfico,innumera fapien- tisfime gubernationis indicia obfervari.„eaetiam que pris mafronte non, fatis -erdinata videbantur.,.re melius exami- ef wovel cognicione,humana longius promota, pulcerrie mêsac aptisfime dispofita deprehenfa ele. Nec proinde dubitare. fas eft ea etjam que in Mundo-Morali perfeêtio. nibus divinis-contraria-effe „videntur., vel non faris, con- fentanea, fapientisfimam Dei gubernationem haud labefac- tare , vel toliere ;, & ignorântie-quidem-noftre , non au tem male mundi adminiftracionis argumenta-elle. : sh dana Nihil aió IL ANTWOORD op ne VRAAGE De Heer Hume doet niets af, (om niet van de Manicheêrs en van Bavrr te fprec- ken , die hen wilde te hulp komen ,) wanneer hy de Rol van Epicurus aanneemende , met groote moeite wilde aantoonen, dat men uit de uitwerkingen , die men in de waereld ziet, geen bewys kan vinden van eene oorzaak , die Al- machtig, Alwys, en ten hoogften Goed is, uit hoofde van zoo veel zedelyk en natuurlyk kwaad. Want wyl deeze Volmaaktheden Gods , (bui- ten de Zedekundige Verfchynzelen , welker re- den wy niet weeten ,) gekend worden , ‘zoude hy zekerlyk ten hoogften de Analozie tegen- fpreeken, die ftellen durfde „- dat eenige fchyn- baare onvolmaaktheden in de Zedekundige wae- reld „ de dwaasheid van den Schepper „ of Zy- ne onmagt zouden aantoonen , daar dezelve in tegendeel met eene allervolmaaktfte beftuuring konnen overeengebragt worden, indien wy ons k ver- ‚Nihil proinde agit HuvMm1us (ut de Manicheis, & qui eis fubvenire voluit Bayr1o taccamus,) dum aflumpta Epicuri perfona magno molimine conatur oftendere, Oper, Philof. Tom. 1. Tent. XI. ex effeétibus in mundo obviis haud poffe argumentum duci ad exiftentiam cauffe alicujus infinitâ potentiâ , fapientia , & boniräte predite , ob tot mala moralia , Phyficaque, Cum enim he Dei perfetio= nes independenter ab 1llis Pheenomenis moralibus ‚ quor rum rationés ignoramus , cognofcantur , Analogre Sane turpisfime contradiceret qui ftatuere auderet apparentes a- iquas in morali mundo imperfeétiones infipientiam Auêto- ris Nature, vel impotentiam arguere , qee cum perfec- tisfimê gubernatione conciliari poflunt, fi pro certo habea- mus over pr“ ANALOGIE , rz. 217 dd verzekerd houden , dat alle onze hoop niet in den loop van dit kortftondig leven bepaald word, en dat het tegenswoordige leeven maar alleen een ingang is tot een volgend. Te vergeefs immers-ftellen onze tegenpartyen, dat ‘er in de oorzaaken geen grooter volmaaktheid kan zyn , dan men iù de uitwerkingen ziet , die aan vee- le onvolmaaktheden onderhevig zyn. Want wy fchryven geen volmaaktheid aan de eerfte oor- zaak toe, die in zyne werken niet uitblinkt : „en dit ftellen wy , overeenkomftig de walogie , dat de Groote Schepper altoos aan zich zelve ge- yk is, en overeenkomftig met Zyne Volmaakt- heden’ handeld, zelv dan, wanneer wy de reden van Zyn doen niet konnen nagaan ; en het geen de tegenparty zegt: dat het tegen de Anulogie ftryd ‚, dat men uit voorftellen en redeneerin- gen van eindige Stervelingen befluiten trekt op de eindens van GOD, die zo oneindig verre | s van “mus haud fpes omzes noftras brevi hujus vite curriculo tere minari , prefentemque vitam atrium folummodo future effe. Fruftra enim adverfarii dicunt causfe@ non plus perfetionis adferibi pofle quai in effetibus deprehen- datur , qui omnes muitis imperfeftionibus funt obnoxii. Nam nullam prime rerum causfz perfeétionem adfcribi- mus, que in faêtis ejus haud eluceret, hocque ipfum con- venienter Analogie ftatuimus: Summum rerum opificem fibi femper conftare , perfetionibusque fuis convenienter agere, vel tum cum operum ejus rariones perfpicere non valemus. Nihil autem obftat quod objicie adverfarius « Analogie contrarium efle ex confiliis & propofitis mortas bum argumenta ducere ad a 3 Dei , tanto fupra huma- 5 | nam | Ì 8 IL ANTWOORD, orsar, VRAAGE yan de Menfchelyke Natuur, verwyderd. is, ftryd er, niet tegen:;- want daar uit zelve , dat de Rerfte, Oorzaak oneindig wyzer en magtiger is, dan, de menfchen„ befluiten Wy „ dat de- zelve veel beter „dan wy, eindige Stervelingen, weet. wat met Haare oneindige Volmaaktheden vereen komt „ en dat Zy. zulks altoos doet en uitvoert; en. wy kongen deszelvs-eindens uit den aart der menfchen en-de natuur en famenvoegin- Oe e der zaaken. kennen. …Meaar-met denzelven UME te zeggen, dat het geen ons de grootfte volmaaktheid toefchynt, misfchien.wel de groot- fte onvolmaaktheid-is ;-of met. Hong es alle GODS Volmaaktheden., uit. Zyne, Macht te willenafleiden, en Zyne Goedheid te befchryven doorde macht van zich beminnelyk te maaken, Zyne, Rechtvaardigheid. door Zyn. vermogen van … geeden kwaad te konnen uitdeelen.,is,niet al- leen tegen de Analogie „ „maar tegen het gezond verftand te fpreeken ; wyl geen menfch „ die by nam. Naturam haden Boarn, Ex co caim. eb re! caufla illa prima homiuibus {ic infinice. tapieptior.& poten= tior „-concludimus -eandem. melius-miferis horuncionibus fcire, quid infioitis- fuis- perfectionibus „conveniat', idque emper.facere , & exequi,. Fines-autem--ejus,exindole humana êc natura, ac coagmentatione rerum cagnofci fa- ne-poflant.… Dicere autem cum codeme Hu mxo4 id quod nobis fymma videcur perfectio , forte-imperfeltionem es- fes eaccum Hospesio perfettiones,Dei omnes ex fola ejus, pocentia derivare velle „ Bonitatemque per poten- iam fe, amad! lem reddendi, juftitiam- per faculcatem-bo- na aut mala diftribuendidefinire -eft nonscantgm omni p ì UI \ vooren pr. ANALOGIEs vena … 261 by,zyne-zinnen.is,;, kan twyffelen ; of swysheid issbeter, dan. dwaasheid, kennis dan onwetend- heid, goedheid ‚dan kwaadheid „ en de bewust heid van zyn eigen onvermoogen „dan vers swaaudbaiibe tr,e, ave wossiet len “Wy Zouden ook Iigtelyk ‘door de Analogie konfien betoogen , dat veele waarhedén , die met de Zedekundige ten naauwften' verbonden zyn , beweezen worden ; en dat de verfcheïde dwaalingen der Materialisten , die de denking zelv onder de wyzing (modificatie ) der ftoffe ftellen der Fatalisten en van Spinofu, door dezel- ve worden tegengefproken, en omvergeworpen. Maar dewyt wy hier niet op konnen ftilftaan „ om, niet van onze taak af te wyken , zullen wy tot de Plichten der Menfchen. overgaan, Nie- mand, twyffelt „ of. het oogmerk der. gehee- le Zedekunde ftrekt ‘daar heenen , om den Menfch eenen zekeren weg te wyzen, die hem tot Analogie ; fed & communi -fenfui renuntiare „eum nemo {anus , dubitare posfit fapientiam preftare infipientie , cog- nitionem ignorantie „bonitatem malieig ,-confcrentiam pmbecillitatis proprie femper arguenti. | | Agt, BARGE en : . Ee Facile etiam poffemus oftendere Analogiá- multas. alias veritates cum Moralibus firmiter connexas comprobari „ ertores warios , Marerialifbarum , cogitationem ipfam inter modificationes “materie referentium „ Pataliftaruin, Spi- nofie-aliosque confuútari,”- At cum ‘haud liceat per inítie tati rationem his immorari , ad ipfa-hominis officia pro- gredimurs ‘Moralis totius doârine finem efle ut homini eertum commonftret iter ad felicitatem eum ducens wet korst u- 220 IL ANTWOORD or pe VRAAGE tot geluk leid. Maar om dat geluk eenigzints we bereiken , moet hy weeten , dat het noodig „ dat hy en de zaaken , die hy gebruikt , en zi eigen natuur kenne ‚ en het verband van verfcheiden handelingen met zyn geluk , wel inzie. Hy moet derhalven met Waarneemin- gen van de Kthica beginnen, en onderzoeken, welke de middelen , en welke de BEIEZSIED van zyn geluk zyn. ' Om de Zedekundige Waarneemingen : Zo veel te nauwkeuriger te doen, meenen wy , dat het voornaamfte daar ín ‘gelegen i is , dat men de in- gebooren drift (Jrfliné}) en de dryfveeren der Natuur wel onderfcheidé van andere neigingen , die men aan de opvoeding , aan de gewoonte , en, dergelyke oorzaaken verfchuldigd is, wyl’er geen gelukkiger leven | is, dan dat pa de Natuur gefchikt i is, | Schoon dubium eft. Ut vero quomodoream confequi posfit fciat opus eft ut tam rerum, quibus uuitur ‚ quam fuam Natu= ram cognitam habeat , ationumque diverfarum cum fua - felicitate copulationem perfpiciat. Ab vbfervationibus ita« que Ethice initium ducenduim eft, & inquirendum , Bg fint felicitätis media, que impedimenta ? | in obfervationibus autem Moralibus tanto accuratius câ«- piendis precipuum momentum in eo putamus pofitum es= fe, ue inftinétus , ftimuliqae Narurales ab aliis propenfio- nibus, edgcar: oni ‚ confuetudini, fimilibusque causfis de= bitis follicite-diftinguanter , cum non nifi ea fit beara vita, que Nature adtemperata eft, Licer over ve ANALOGIE, enz. aat Schoon de Natuurlyke dryfveeren zomtyds door feilen van opvoeding , gewoonte of zeden verdonkerd worden , zo dat zy. ter nauwernood kennelyk. zyn, zyn ’er echter kentekenen van, welke van «alle anderen konnen onderfcheiden worden ; onder welken voornaamentlyk deeze behooren : Men moet alles voor Natuurlyk houden ; dat zich. door. zigtbaare blyken in de daaden van wilde en befchaafde Volkeren ver- toond; alles wat men ziet dat het zelve is!, zónder onderfcheid van plaats of tyd; alles wat men ligtelyk kan nagaan , dat met de God- Iyke “goedheid en wysheid verbondeùis , die men niet kan loochenen , dat het behoud van den menfch altoos op het oog heeft : Eindelyk alles wat‘ men waarneemt, dat vroeger dan de re- deneering of gewoonte zich vertoont cn dieper in de menfchlyke ziel ingedrukt is,dan dat men het alleen totopvoeding of gewoonte brengen kan. | | bir. Door Licet autem aliquando Naturales ftimuli educationis , conluectudinis ,‚ Morumque vitio 1ta obliterentur, ut vix agnofer posfinr , nee tamen defunt caracteres-eos a quibus= hbet altis-diftinguendi. Inter quos precipui bi funt: Ea ro-Nataralibus habenda efle, que manifeftis indiciis in Bk acorkien & politiorum populorum „hominumgue ace tonibus.fe produnt ; Que fine Locorum,temporumque drser mine, eadem fe-habere modo deprehenduntur; Qu ad ipfam. hominum confervationem „ cujus Naturam ra- vonemehabuffe negari nequit, pertinere „cum bonitate- que &Sapientia Divina, connexa efle facile. intelligitur 5 Que ratiocinio,, confuetudinibus prius fe-exferere, altius-- que humams, animis infixa efle „quam ut foli educationi, & gonfuetudini aceepta referri posfint , obfervantur, ú | onigd: Je 62â IL ANTWOORD: Grof VRAAGE - _ Door middel van deeze Kentekenen „ zullen wy ligtelyk overtuigd wórden , dât ’er inder menfch , behalven die aanprikkelingen ; welke tot het dierlyk leven behooren’, óok andere eni edeler natuurtyke aanprikkelingen zyn ; famente Iyk die van gezelligheid , goëdwilligheid „ ze: delyk gevoel, geweeten , en andere. “ Dit-be- wyst ook zelv de „Analogie ; want de wâarnee- mingen leeren , dat ieder Dier door eigen aan: gebooren driften beftuurd word , dat‘het, om te leven „zyn eigen natuur volgt ; het is dus niet waarfchynelyk , dat aan den menfch alleen geene byzondere en met zynen ftaat-overeen- komende aanprikkelingen zouden ingedrukt zyn, wyl niemand loochenen kan , dat hy van natuu- re tot het waarneemen van edeler daaden ge- fchikt is. Verder dat de menfch een algemeen gevoel „ of liever een gevoel. van waarheid heeft, dat niet van het gebrúik zyner rede af. hangt , ja dat zich voor het gebruik der rede | | | reeds “-Horum Caraêterum ope facile perfuadebimuúr ineffe homini prater illos qui ad vitam Animalem pertinent aliós quoqgue nobiliores ftimulos Naturales , nimirum Soecialí- tatis , Benevolenue , fenfus Moralis, confcientiee „ alios- que. Ipfa hoc comprobat Analogia. Obfervationes enim docent unumquodque Animal Inftinctibus propriis regi, ita ut faam fequatur Naturam ad vivendum ducem, nec proinde verofimile eft homini Soli nullos peculiares , fue- que condition convenientes impreffos effe (timulos ; quem nobilioribus functionibus obeundis a Natura deftinatum effe negari nequit. Precterea id ipfum quod Homo fentu quodam communi, vel potius veri gaudeat à en. el au over ne ANALOGIES, BSZ © “293 reeds vertoorid: waar toe, gelyk wy in het eer fte gedeelte “deezer Verhandeling aangetoont hebben, dat ook de Analogifthe wyze van oor- deelen behoord. Dit; zeg ik, kan ter betoo- ging {trekken , dat de menfeh met een zedelyk gevoel begaafd is; want hy heeft dit zo wel als dat van waarheid noodig. En het getuigenis der waarneemingen bevestigd , dat de Natuur, of liever haâr goedgunftige Werkmeester , ôp allerlye wyzen voor den Menfch heeft {willen ZOPBEN Ee «Indien nu de menfch ast flaat op zynen eigen inborst, en op de natuur der zaaken en der uit- werkingen „ die uit zyne vtye daaden voort- {pruiten:, zal hy zonder moeite gewaar worden, dat zommige daaden tôt núddelen dienen’, om zyn gelak te bereiken ;, anderen tot beletzêlen , dat het geen een waar, dutrzaaimn en ftandvastig ei | | | ‘ ver- “haud dependente, imo e ptius fé exftrente, quo étiam Ana'og'cam jadicandi rationem pertinete in prima operis parte oftendimus , argumento effe poteft fentu eciäam Moe ‘ali eundém inttrutum effe. Non enim hoe minus ac ilio vêri indiget. “Natüräm autem, vel potius ejus parentem Benignisftmumconfultúm homini modis Omnibus voluffe ObfErvationunt ‘teftimonio confirmatur,=” #0 ‚Quod fi jam-Homo fue indolis „& Nature. rerum, ef- feuumgue qui ex hberis aCttonibus. nafcantùr ratiónem … haebear, facite intelligee , noonullns actiones efle fel Citacis « _ „confequente media, alias impedimenta. !d'guod volup- tatem verant, ‘conftaatem „ perpetuam ‚nec majori d” lori aut 224 IL ANTWOORD op pe VRAAGE vermaak geeft, het welke aan geen grooter fimart of berouw plaats laat , een waar. goed is ; maar indien het moeijelykheden baard , of grooter ver- maak dan verdriet geeft, een kwaad is ; dat hy dus pogingen willende aanwenden om zyn geluk te bevorderen , zo de verder afgeleegen als na- dere uitwerkingen moet nagaan „ onderling ver- gelyken , verfcheiden goed en kwaad afweegen , als het waare, en‚afmeeten , op dat hy dus kan onderkennen , welke de beste , zekerfte en kort- fte weg Zy, om tot zyn geluk te komen. . Wanneer hy dit na behooren gedaan heeft , zal hy ten eerften zien , dat de plichten van den waaren Godsdienst ten allerhaauwften met zyn geluk verbonden zyn. Hy ziet , dat de- zelve niets gebied , dan dat aangenaam „ lief- lyk , en vol verkwikkenden troost is „, en be- kwaam om het gemoed optewekken. Hy be- | fluit “aut poenitentig locum relituram parit , vera bonum effe, malum autem fi vel foles moleftias gignat , vel faltim mae jores dolores quam voluptates. Adeoque fibi de vera fe- heitate corfequenda laboranti aftionum fuarum effeta „ remotiora non minus ac propriora, perpendenda , & inter fe comparanda, diverfa bona malaque ponderanda veluti, & menfuranda efle , & quomodo honeftisfima , certisfimas & brevisfima via ad felieitatem pervenire posfit cognos= cere valeat. Quod fi ut par eft fecerit , baud difficulter intelligie vere religionis officia vel maxime & ar&isfime cam fua fe- liétate copulata effe. _Vider eam nihil precipere nifi ju cundum, fuave, dulcisfime confolationis plenum , animis | | | erie OYFR'.DE ANALOGIE, Eva caë {luit uit -de Goddelyke Wysheid , en zyn eigen edeler vermogens „ dat de ziel na het ligchaam zal overblyven , en dat hy derhalven voorna- mentlyk. een-toekomend leven, in het oog moet houden. Dat een alwys GOD niets te ver- geefs doet , en derhalven dat-, dewyl. Hy cen menfch gemaakt heeft zoo, dat hy gelukkig wil- de zyn „ Hy ook denzelven daar voor. vatbaar heeft gemaakt ; en dat Zyn wil en oogmerken vit Zyne Werken gekend worden. | “ 5 Niet minder duidelyk zal de menfch zien, dat zyn geluk natuurlyk verknógt is, met de welmeenende pogingen , om óók het geluk vaf anderen-te vermeerderen 3 want hy moet nood- zaakelyk zien, dat ‘er in de Natuur niets be- dtaat , dat van andere deelen als afgefcheurd en gefcheiden is , maar dat alles op eene zekere wyze is verbonden. Hy twyffeld, derhalven A | niet erigendis aptum. Ex fapientia Divina fuisque facultatibus nobilioribus concludit animam corpori fuo fuperftitem vi- Cturam , adeoque fibi future vite vel maxime habendam effe rationem. „Deum fapientisfimuúm nihil fruftra agere, „adeoque fi hominem vite felicis appetentem , capacem etiam fecifle „ ejusque voluntatem d- fines ex operibus fuis cognofci, intelligit. | Ee En Nee minus‘clare perfpiciet fuam felicitatem eum fincé- ro alioruin etiam felicitatem promovendi ftudio’ Natarali- ‚ter conjunêtam _efle. - Non enim poteft non videre in ipfa Natura nihil effe a reliquss partibus divulûm ,.& fejanc- tum, fed certis modis copulata inter fe effe omnia „ nec „proinde dubitât fapientisfimurm} & benignisfimum huma- or AX, Deel, je P ui af 2%6 IL. ANTWOORD ore pe VRAAGE miet , of de alwyze en algoede Vader van’ het Menfchdom heeft de waare belangen der Ster- velingen zamen verbonden , en de menfchen gevormd zoo , dat zy elkanders hulp onderling noodig hebben , maar ook dat zy gezellig zyn van Natuur. De menfch gevoeld dus , dat de plichten van rechtvaardigheid „ menfchlievend- heid en goedgunftigheid , hem door de Natuur zelve aanbevolen worden „ en dat de Zedelyke Waereld , door de onderlinge plichten en gene- genheid der menfchen tot elkander , even zeer beftuurd word, als de natuurlyke Waereld door de algemeene zwaartekracht. De Analogie leert ons dus deeze Zedekun- dige grondbeginzelen : dat de plichten van waa- ren Godsdienst altoos met het geluk van den Menfch zamenftemmen ; en dat-ons eigen waar geluk niet kan bevorderd worden door het na- “deel van anderen; wyl de Natuur het recht van dee- ni generis Parentem vera etiam mortaliam commoda con- junxiffe , eosdemque mutue opis non tantum indigentes , fed & fociali Natura preditos fecifle. _Sentit Juftitie , humanitatis , & benevolentie officia ab ipfa nobis Natura commendari , mutuoque hominum erga f@ invicem amore, & officiis , mundum moralem haud{fecus, ac Phyficum gravitatione univerfali , regi. | Ipfa itaque Analogia hee nobis fuggerie Priacipia Ethi- ca: Officia vere Religionis cum felicitate hominis femper confpirare 3; Nec pofle veram noftram felicitatem cum a- lioram detrimento promoveri , cum Natura Jura Hen EN ú- over pe ANALOGIE, enz. 207 deezen niet met dat van een anderen, noch de plichten van den eenen met die van den ande-. ren ftrydig heeft gemaakt „ en dat dus niemand recht heeft om daaden te doen , welke , indien anderen ook meenden, dat zy hun vry ftonden, ‘er geduurige twisten uit ryzen zouden, en den ondergang van de menfchelyke zamenleeving na zich. zoude fleepen „ of althans het recht: van den eenen tegens het recht van den anderen zou- de ftryden; en derhalven als de vraag is „ wat in deeze of die omftandigheden geoorloofd is, of gedaan moet worden „men billyk nagaa wat ’er gebeuren zoude , indien de. Natuur die vryheid over en weder toegeftaan had , wyl Zy zekerlyk den menfchen niet te vergeefsch een gevoel van „zekere evengelykheid ten opzichte der plichten. van rechtvaardigheid ingefchaapen heeft. Deeze. Analogifche waarheden alleen „ avel aangewend zynde, en op de verfcheiden bezig- et hi GA he- Juribus illius , officiaque officiis haud fane oppofuerit 5 Adeoque nemini Jus eorum faciendorum competere ‚ quzs 6 alii quoque fibi licere putarent, ex eo continua bella nafcerentur , interitusque mutue inter homines confocia- tionis fequeretur, vel certe Jura hujus illius Juribus repu- gnarent ; Et proinde, cum de eo quzritur quid in his illis- que circumítantiis liceat, vel opus fit fatto, utiliter ex- _ pendi, quid futurum effet fi promiscuam ejus licentiam Na= _tura concesfiflet , que fane equalitatis alicujus „ refpettu _ Juftitie officiorum , fenfum ‚ haud fruftra ingeneravic ho- minibus. | ___He fole veritates Analogice rete adhibite , diverfis= que vite humane negoriis 5 circumftantiis convenienter Pp apr / * 4 228 IL ANTWOORD orde VRAAGE heden en omftandigheden van het\menfchelyke leven toegepast, voldoen om ‘alle de plichten der menfchen aan te toonen , en de Zedekun: dige dwaalingen weg te neemen. En hét’ zal niet onnut zyn, hier Omtrent eenige voorbeel- ‚den by te brengen. Wyt de plichten van den Godsdienst niet konnen ftryden met de waare plichten jegens ons zelve, of jegens anderen, Canders zoude GOD zich zelve niet gelyk zyn.) bewyst de Analogie duidelyk , dat het geene waare Godsdienst-plichten zyn, die niet konnen volvoerd wórden-zonder verwaarloozing of gewelddoening aan anderen. Hier toe kan men brengen de onmaatige en onnutte ligehaams- kwellingen, ja den zelvmoord zelven door dan- drang van eenen blinden yver begaan, of reu- keloos: gezocht ; als ook het zich onttrekken aan de zamenleeving , en alle andere verkeerde wyzen van GOD te dienen , of liever te be- ledigen , die tegen de goede order, zeden, open- applicate „ fufficiunt omnibus Hominum: Officijs demon- ftrandis ; erroribusque-moralibus refellendis. — Cujus rei . aliquot exempla dediffe haud inutile erit. Cum: Religio= nis officia veris feu erga_nos , feu alios officisrepugunare non posfint (fecus enim Deus fib1 non-eonftaret ) nae …_bogia fane probat haud.efle vera pietatis officia, ca que- cunque non nifi aliorum negleêtu, & violatione pre{lari „poffunt.. Quo referri queunt macerationes corporis, im- modice , & inutiles, imo mors ipfa voluntariasceci fer- voris impulfu oppetita „ vel. temerarie quefita, fuga So- cietatis , omnesque alii Deum, perverfe colendi, vel po- tius offendendi ritus ‚ bono ordini , moribusque , Paci Diz- -— ovER /DE ANALOGIE, enz, 229 openbaare rust en veiligheid aanloopen „ @n vooral die yver. vol haat en. wreedheid , die GOD wil behaagen door den dood en het bloed van zulke , die men meent dat dwaalen. Want „welk eene. fchandelyke , en der. Goddelyke wysheid onwaardige verwarring van alle plich- ten, zoude’er niet ontftaan, indien de bevelen van den Godsdienst ieder een belastten „ om die geenen , die een ander gevoelen toegedaan waren, ter dood te fleepen en te vermoorden; en de waare Godsvrucht aanraadde om de geenen, welken de Wet van hun geweeten verplicht, om veeleer allerleije wreedheden „ja den dood te ondergaan, dan de eer, die zy GODE fchul- dig zyn, na-te laaten , dezulken, zeg ik,-door. pynigingen. en allerleije foort van wreedheid. te dwingen om den Godsdienst , dien zy alleen voor waar houden, af te zweeren. „Neen zeker, de Goddelyke Wetten , die zoo ftrydige plichten, den menfchen zouden opleggen, zouden der V ol- publice., &.tranquillitati contratii , ac, precipue. plenus. odii & crudelitaris ille Zelus , qui Deo eorum fanguine & cede vult placere, quos in errore verfari putat. Qam turpis enim nafceretur , indignaque Dei fapientia 'officio= rum omnium perturbatio, & confufio , fi religionis pre- cepta omnibus juberent eos qui contrarig opinioni funt addici ad mortem rapere, & jugulare , & vera in Deum pietas fuaderet eos tormentis, & omnibus fevitie fpecie ininibus cogere ad religionem quam folam pro falutari hae bent ejurandam , quos confcientie Lex obligat ad dira po- tus quevis fubeunda ‚ mortemque oppetendam , quam honorem Deo. debitum violandum. Ne ita Leges divine 230 IL ANTWOORD op pe VRAAGE Volmaaktfte Wysheid niet betaamen. Het zelf= de zou ook plaats hebben „ indien de Natuur ooit toegelaaten had de Wetten van billykheid in eenig geval te verkrachten ; want men kan niet loochenen , dat dezelve daarmede het wel- zyn van het Menfchdom in het oog gehad heeft; en het is ontwyffelbaar , dat zy bekwaam is, om het geen zy vastgefteld heeft, te vols brengen. De Analogie der Natuur derhalven , benevens de Goddelyke Wysheid , en de aart _ der menfchen , betoogen „dat de Wetten van billykheid zoo ftandvastig en onveranderlyk zyn, als die, door welke het Heelal beftuurd. word. Eveneens moet men denken omtrent de plichten van goedwilligheid en liefde ‚ met welken de Natuur het genoegen van het menfchdom verbonden hebbende, zy zich zelv fchandelyk zoude tegenfpreeken , indien het ooit gebeuren konde , dat derzelver fehending nuttig „ dat derzelver waarneeming fchaadelyk ie é ware, tam coptraria hominibus officia imponentes perfectisfime fapientiee haud convenirent. Quod etiam dici deberer fi Leges jufticie ullo in cafu violari Natura permififfet. Humani enim generis commodis iisdem eam confulere vo- Juifle negari nequit, quam certe deftinatis fuis perficien= dis parem effe non licet dubitare. Analogia itaque Na- ture , fapientiaque Dei , & ipfa humara indoles fuadent _ Leges Jutticie eque immutabiles & conftantes effe, ac il- „Jas quibus regitur Upiverfitas rerum. _Haud aliter fer- tiendum de benevolentie & caritatis officiis , quibus cum Natura humani generis commoda conjanxerit , fibi turpis ter eadem contradiceret fi unquam evenire poflet ut co« rum ovER DE ANALOGIE „ Enz. 231 ware. Althans de Godloochenaars zelve durven niet ontkennen , dat daaden van billykheid en deugd , die met de Wetten overeen komen „ ten minften gemeenelyk en natuurlyker, wyze:, goede , en die tegen dezelve ftryden „ kwaade. uitwerkingen voortbrengen. Waar uit. men „ overeenkomítig met. de Znalogie „ befluiten kan , dat de voorfpoed der Goddeloozen , en de tegenfpoed der Vroomen , maar alleen. in fchyn- beftaat , en niet wezentlyk ís ; dat,alle het-andere gelyk gefteld zynde , Godsvrucht en Deugd den menfch altoos gelukkiger, en de ondeugd , ’er tegenoverftaande , hem ongeluk- kiger maakt. „De Regels derhalven „ om gelukkig te. wor- den , door. Waarneemingen en. Zrnalogie ont- dekt en-zaamverbonden , zyn niet minder ze- ker, dan die der Natuurkunde „ volgens welke … wy leeven enj handelen, Even als het brood. | ons rum violatio utilis „ obfervatio vere noxiaeflet. _A@io- nes fane Juftitie virtutisqgue Legibus convenientes bonos , répugnantes vero malos effeêtus. gignere naturaliter fal- tem, & ordinarie, ne ipfi quidem Athei difiteri audent. Ex quo convenienter Znalogie. concludere licet , Scele- ratorum profperitatem „ bonorumque infelicitatem appa= rentem , haud,veram effe, pietatemquec & virtutem, ce- teris paribus , Hominem femper feliciorem „ vitiaque op-_ pofita infeliciorem reddere. Regule itaque felicitatis confequende obfervationibus” & Analogir invente „ ac context, haud minus fant cer- te ac ille Phyfice , quibus convenienter vivimusy agi- | Es mus- on, 032” IL ANTWOORD (or oe VRAAGE ons voed ; het vaur ons verwarmd ,zoo-mâa- ken Plaat en Nyd ons ongelukkig „ en Deugd en Liefde gelukkig. En even als wy denken, dat de natuurlyke eigenfchappen der zaaken niet. veranderen zullen, even zoo onveranderlyk zyn de natuurlyke uitwerkingen der Zedelyke daa- den. Trouwloosheid was en-zal altoos fchande= Iyk, fchadelyk en onteerende zyn , maar woord- houding , edelmoedigheid , milddaadigheid zyn altoos fehoon , edel, eerlyk en nuttig. De al-_ gemeene Zedelyke Wetten blyven niet min one weranderlyk dan die der Natuur. TRU Het gebeurd wel foms, dat zommige bedrie- gelyke zedekundige oordeelen der menfchen , omtrent hunne plichten, even als in zommige gevallen der Gezigtkunde , hen. verkeerd doen handelen , welke verkeerde oordeelen echter , (wanneer men zyne aandächt vestigt op de ge- woone uitwerkingen der -daaden en op de „4na/o- | gie musque.. Ut panis nutrit „ignis calèfacit , ita odium & jnvidia nos infelices , caritas , virtus „ felices reddunt. Ut non putamus immatatum iri proprietates rerum Phyfi- cas } ita nec Naturales aétionum Moralium effectus. Fis dei violatio fuit eritque femper turpis, ignominiofa, no-_ xia: conftantia in promisfis, generofitas , hberalitas , pul- cra, boncfta , urilis , Legesque Morales univerfales haud minus ac ille Phyfice immutate manent. | ijn « Equidem fallacie nonnulle opticis fimiles Moralia ho- minum de fuis officiis Judicia quandoque in transverfum egunt, que tamen, attentione ad ordinayfa aétionum effec- ta & Nature Analvgiam adhibita, detegi poflant. Opus (ade * over DE ANALOGIE, enz. 233 gie der" Natuur) konnen ontdekt worden; Wy moeten flechts trachten de Sterrekundigen nate- volgen. Het gebeurd in de Zedelyke fWaereld niet minder gemeenlyk, dan in de Natuurkundi- ge, dat-zaaken , die in eenen grooteren of klee- neren afftand van onsaf zyn , ons grooter of klee- ner toefchynen ; dus-ook , dat de naby zynde uitwerkingen van onze;daaden duidelyker, en de verder afgelegene duisterder voorkomen ; maar. een-voorzichtig menfch ziet niet alleen het geen onmiddelbaar voor hem is , maar hy overweegd. ook de gevolgen zyner daaden die verderaf zyn. Het gebeurd ook. vaak „ dat ieder zich als in het middelpunt der Zedelyke Waereld wil ftel- len „en alle zyne daaden , tot. zyn byzonder voordeel wil doen zamenloopen , daar echter ieder, die de order der Natuur aandachtig naa- gaat , begrypen kan, dat het veel betamelyker is het algemeene voordeel , waarin het byzon- | | ! dere. tantum eft ut Aftronomos difcamus imitari. Evenit in Mundo Morali haud rarius ac in Phyfico ut quedam in majori aut minori a.nobis diftantia pofita jufto majora vel minora. videantur , propioresque. neftrarum aêtionum ef- fettus clarius , remotiores obfcurius cernantur , fed ho- minis prudentis eft non ea folum quz ante pedes pofita funt intueri , verum aCtionum fuarum fequelas vel remo- tiores perpendere. „Fie etiam fepistime ut quilibee fe in centro veluti orbis Moralis coïlocare, omnesque fuas ac- tiones ad privata fua commoda referre velit , cum tamen facile ordini Nature attentue intelligere poffet , convenien- tius ei longe efle ut publicum commodum , quo privata etiam CORtinentur, pro NS ae! velgti motuum aten 5 1Ium 034 IL ANTWOORD (or pr VRAAGE dere dus ook, begreepen is, voor het gemeene middelpunt „der. Zedekundige. beweegingen te houden 5 want in der daad ‚ men zoude geene overeenkomst in de Zedelyke Wetten konnen waarneemen „ indien ieder alleen. voor zich zel- ve, wys was, en-dat voor billyk moest houden, dat alleen zyn byzonder nut bedoeld, De Analogie alleen kan ons overreden , dat de Natuur dezelfde plichten van Godsvrucht , __billykheid en goedwilligheid , die zy in het gemeen aan ieder opgelegd heeft, ook. aan Vortten en Burgeryen heeft voorgefchreeven. Want gelyk in het Heeläl de grootfte en klein- _ fte ligehaamen dan dezelfde Wetten onderwor- pen zyn , zoo komt het ook met de Goddely- ke Wysheid en de ftandvastigheid der Natuur overeen „ dat de plichten van Vorsten en ge- heele Volkeren niet verfchillen met die van ie- der byzonder Perfoon. Want, hoe affchuwelyk zoude de gedaante der Zedelyke waereld zyn , ele lium centro habeatur, Sane enim fi Gbi foli quisque fa- pere „ idque pro jufto quod. privarim uule eft habere delers nulla in Moralibus Legibus confenfio poflet ob= ercarj. 7 | | | Eadem pietatis , juftitiee , & benevolentie officia , que ftngulis , univerfisketiam , principibus, & civitatibus , na- turam prefcripfille obfervanda , fola perfuadere. poteft Analogia. Ut enim‚in Univerfitate rerum maxima minis maque corpora iisdem; (unt fubjoéta legibus , ita haud alia effe principum populorumque officia ac privatorum, & fingulo:um, eft divine fapientie, natureque conftanties con- over De ANALOGIE, evz. 238 indien het geen aan een byzonder menfch fcha- delyk was, den Vorsten voordeelig ware , en het welzyn van enkele menfchen ftryden zoude tegen dat van het algemeen ? De Aralogie derhalven ftopt den mond aan alle die Leer- meesters van bedriegery , onbillykheid en trouw- loosheid , die niet fchroomen te zeggen , dat men ten voordeele van het algemeene welzyn , de Wetten van Recht , Billykheid en Menfch- lykheid mag en moet overtreeden. Want de- zelve Natuur , welke die Wetten aan byzone dere perfoonen gegeeven heeft , heeft dezelve ook den Vorsten voorgefchreeven „ en heeft voor het welzyn van het geheele Menfch- dom zorg gedraagen, door de onderlinge plich- ten van het algemeen omtrent byzondere per- foonen , en van deeze omtrent het algemeen „_ en van die van Vorsten omtrent byzondere - Menfchen , en omtrent Vorsten „als mede van Volkeren onderling omtrent elkander. ’Er a SZ: He \ confentaneum. Quam enim deformis effet moralis mundi facies, fi quod privatis noxium principibus utile effec , falusque fingulorum , uoiverforum faluti unquam repugna- ret ? Analogia itaque refellit omnes illos nequitiee , inju- ftitie, & perfidie Magiftros , qui publice utilitatis caus-= fa naturales jufticize „ equitatis, humanitacisque leges vio- ari pofle, & dcbere, dicere haud verentur. Eadem enim natura que has fingalis, & privatis, principibus etiam é univerfis commezdavit , mutuisque univerforum erga fingulos horumque erga illos , principum erga privatos & principes , gentiumque erga gentes officiis totius hu- mani generis faluti profpexit , & confuluic. «Aut ti N | ulle 236 IL ANTWOORD oP de VRAAGE zyn derhalven geene Godlyke natuurlyke Wet- ten den Menfchen voorgefchreeven „ die niet van een ieder , die zyn geluk zoekt „ ‘heilig moeten nagekomen worden. in „Er is. derhalven een uitmuntend gebruik te maaken van de Analogie, in het kennen en be- wyzen van de overeenkomst van alle onze plich= ten met het waar geluk ; en. om daartoe te ge raaken , hebben wy flechts noodig te weeten , welke de aart en ftaat van den-Menfch zy , en de zamenhang der verfcheiden daaden met zyn geluk ; om overtuigd te zyn, dat de Zedelyke Wetten, natuurlyk (als van Goddelyke herkom- Île) zeker, flandvastig en onveranderlyk zyn., zo wel als de Natuurlyke ; om derhalven de ge- meene en natuurlyke uitwerkingen van goede ' en kwaade daaden van toevallige (of liever die, volgens Gods geheim beftuur gefchieden } after Zone nulle funt'Leges divine naturales humanis pofite ationie bus , aur certe ille func, ab ompibus fue felicitatis cupidis fancte obfervande. Ef itaque infignis Analogie ufus in confenfione omnium noftrorum officiorum cum vera felicitate agnofcenda „ ac demonftranda. … Ad quod obtinendum opus tantum eft: Ut Íciamus qualis fit hominis indoles , conditio , ationum- que variarum cum felicitate copulatio ? Ut perfuafum ha= beamus Leges Morales , Naturales ( utpote Divinas ) certas „ conftantes , immutabiles e{le , eque ut Phyficass Adeoque effeta aétionum bonarum malarumque ordina- ria , Naturalia , ab aliis fortuitis , vel potius ee, dic | uber- BOONEN / over pe ANALOGIE, enz. 857 zonderen ; en om nooit te vergeeten, dat Gods goedheid en wysheid nooit toelaaten , dat ie- mand door het overtreeden zyner. Wetten ge- lukkiger , en door derzelver opvolging ongeluk- kiger worden “zoude. … Wy hebben dus- het fchoone verband der Menfchelyke. Plichten afgehandeld. ’Er blyft thans-noch overig , dat wy aantoonen , hoe wy de. Analogie moeten gebruiken ‚om byzondere Zedekundige waarheden ‚te vindenof te, betoo- gen, het geen. my mêt-weinig woorden toefchynt te konnen afgedaan wor&en. Indien wy on- derzoeken ‘willen „of ‘er eene Analogie plaats hebbe tusfchen eenige Zedekundige zaaken ; moeten. wy op. dezelve wyzeste werk gaan als in-de Natuurkunde. … Men moet onderzoeken :, of die zaaken altoos, zamen verbonden, zyn „of de- eene vermeerderd of verminderd zynde „de andere insgelyks aangroeit of afneemt. Indien Rie dn nd NEN Ika! modo quo in feiensia Naturali, Discutiendum an ce con- Be __ ftan- 238 IL, ANTWOORD oP pe VRAAGE wy de Onderftelling willen onderzoeken var hen; die meenen, dat alle vriendfchap uit hoo- pe van eigen belang en behoefte ontftaat „ koo= men de volgende ftukken aan ons onderzoek voor : Zyn die alleen voór vriendfchap vats baar ‚, die hulp noodig hebben ? Zyn zy ’er zo veel te meer vatbaar voor , hoe meer ge- breks zy hebben? Zyn 'er geen voorbeelden van eene zuivere genegendheid zonder beloo= aging? Gebeurd het niet dikwils, datde vriend- fchap op Zich zelve vermaakt zonder hoop van voordeel? Wanneer’er eenige Analogie tusfchen verfchillende zaaken plaats heeft, moet men de paalen van derzelver gelykvormigheid naauwkeu- rig aanwyzen , op dat de Analogifthe redeneering dezelve niet overfchreede. Inderdaad de meeste drogredenen (Sophisma's) van BarLe, doot welke hy de goddelooze ftellingen der Magi- cheörs wilde onderftutten , fteunen op deeze ond eene ftanter fint connexe , an una earum auêta vel imminuta cres= cat vel decrescat altera ? Si eorum hypothefin qui omnem amicitiam ex proprii commodi fpe atque indigentia ortam cenfent examinare velimus , hec perpendenda veniunt : An ij foli ad amicitiam proni qui auxilij egent ? An tanto proniores quo magis indigent ? _Nullane dantur exem- pla amoris. puti , haud mercenarii ? _Numquamne ft uc ipfa deleftet amicitia, non fpes lucri ? Ubi aliquam inter res diverfas intercedere Analogiam certum eft , limites fi- militudinis accurate definiendi {unt , ne ultra eos argu= mentatio Analogica proferatur. Pleraque fane Bayrtit Sopbismata ‚ quibus impiam Manicheorum eaufam fulcire voluit, nituntur hoe folo errore „quod Deum inftar patris | quis over pe ANALOGIE , enz. 239 ‘eene dwaaling, dat hy GOD heeft willen be- grypen , wel als een goedertierenen Vader, maar niet als een rechtvaardigen Richter, niet als zulk een Heer , die zyne Onderdaanen , door ecne ingefchaapen vryheid , om zeer wyze redenen - bekwaam gemaakt heeft voor loon en’ ftraffe, Dit alleen aangemerkt zyndé , blykt , dat alle gelykenisfen, door hem te berde gebragt, door welke hy ‘Gods werking omtrent de toelaating van het kwaad tracht te verduisteren , byster mank gaan. Wanneer de verfcheidenheid. zich by de o- vereenkomst voegt, moet men „de eene zoo „wel als de andere in hetoog houden ; om de toepasfing der.Analogie niet te doen dwaalen. Vooral moet. men het oneindig verfchil, ‚dat ’er tusfchen GOD en de Schepzelen is „ niet ver- geeten , wanneer. men uit de befluiten , voor- neemens en daaden der meníchen., tot de eind- maid dend 0og- _quidem benignisfimi , at.non jufti etiam judicis ‚ non talis Domini , qui fuos fübditos fapientisfimis ex caufis premii poeneque capaces „ indita illis libertate , fecerit, conci- ere‘ velit ‚ quo folo obfervato facile apparet omnes fimie irdines ab eo prolatäs, quibus aétionem Dei circa per- _mMmisfionem mali obfcurare voluit ‚ mifere claudicare. Ubi convenientie fe jungitdiverfitas , kujus non minor ac illius ratio habenda eft , ne Aaalogie applicatio reddatur Eerronea. Prefertim ubi ex hominum propofitis, confiliis & ationibus argumentamur’ ad fines Dei, immenfi quod inter Deum & ereaturas intercedit-diferiminis nunquam oblivifcendum eft‚, An perfettionibus quidem ei adferiben- dis „ago IL ANTWOORD op pe VRAAGE oogmerken van God redeneerd.. Wy konnen in het toefchryven van Volmaaktheden aan GOD niet te verre gaan, (wyl-deeze ons begrip verre te boven gaan ). «Dus ftaaven wy te recht door de.Analogie met de menfchlyke daaden de recht- vaardigheid Zyner wegen , «en zonderen alle on- volmaaktheid van Zyne werkenaf ; wanneer __wy by voorbeeld, om de tegenwerpingen der picuristen tegen te gaan, zeggen «dat het -tegenswoordige tydftip van ons leven; ‚met het eerfte bedryf van een Treurfpel kan vergelec- ken worden, in het welke men geen Plan zien kan’, maar dat hy , die over deszelvs fchoon- heid zoude willen oordeelen, het laatfte bedryf moet afwagten ; want daar de gefcháapene wae- reld zoò veele en zulke blykbaaré getuigenisfen van GODS oneindige Volmaaktheden geeft „ “mag men ook (wat Hume’ ook zeggen moge) “die werkingen Gods , die in den eerften opflág “niet zoo fchoon gefchikt fchynen , door middel | der dis nimii effe non poflumus, (cum ee captum poftfum longisfime fuperent ) adeoque jure Analogta humanarum achonum juftitiam viarum ejus vindicamus , imperfectio- nesque ab operibus removemus, cum v. g. ad refellendas | Epicureorum objectiones dic'mus , preefentem vite noftre periodum cum primo Tragoedie aêtu poflë compararí „ in „quo nullus poteft confpici ordo „ fed ei qui de ejus pulcri- tudine judicium ferre velit ultimum aétum efle expeêtan- „dum. Cum enim de immenfis ejus eeeoni Die Natura rerum tot tamque luculentisfima teftimonia perhibeat ; li- cet fane (quidquid dicat Humi1ws) eas etiam Dei ope- rationes que haud tam puleref ordinate prima fpecic ap» | paren OvER DE ANALOGIE ; enz. 241 der Aralogie „ met de Wetten van eene aller- volmaakttte Wysheid gemakkelyk overeenbren- gen. Ja wy zyn zelv verplicht zulks te doen. Maar overal, waar eene onvolmaaktheid met eene volmaaktheid gepaard gaat , moet men-zorgvul-. dig agt geeven, dat wy den volmaakten GOD- geene menfchelyke onvolmaaktheeden toefchry- ven: Zulksdeeden zy, die, meenende Gods ee- re te handhaven, Hem een willekeurige Macht toefchreeven. Want, fchoon God een volmaakt recht heeft op het leven en de goederen der Menfchen , kan men daar uit niet befluiten , dat Hy, volgens zyn recht, onfchuldige fchep- zelen kan kwellen, en rampen toezenden, wyl het tot Zyne oneindige Volmaaktheid behoord , dat Hy niet anders, dan billyk, wysen goed kan handelen. Het is'er zoo verre van daan, dat de voorbeelden dewelken van Menfchen, die eene Despotiecg of volmagtig gebied oeffenen, of die , welke uit zeden en gewoonten genoomen zyn , | ‘ het parent cum perfeêtisfime fapientie Legibus, ope Analogie non incommode.conciliare. Imo hoc facere noftri eft ofe ficii. At ubi perfetioni admixta eft imperfeêtio , caven- dum follicite eft ne humanos defetus Deo perfeêtisfima - adferibamus. Id fecerunt qui arbitrariam Deo poreftatem vindicando fe ejus honori confulere putaverunt. _ Licet enim fummo Numini competat jus perfeétum in vitam-& - bona hominum ; ex eo tamen concludere nondum licet. pofle eum jure fuo creaturassinnocentes torquere„ malis- que afficere cum ad ejus infinitam perfeftionem pertineat non nifi jufte „benigne, & fapienter poffe agere. Exeme pla autem a hominum despotieum Imperium exercentiumn. AAL. Dée. Q marie aars u. ANTWOORD: OP DE VRAAGE ú hetstegendecl zouden bewyzen „ dat zy veeleer God hoonens die-altyd-wyzelyk van-zyn recht gebruike maakt, maar nooit zyn Macht en Al- vermoogen misbruikt, gelyk, de Stervelingen veeltyds-doen. | _Op dat wy dan door geen fchyn van 4x4- Jogie bedroogen worden , moet men de zaaken uit: verfcheidene oogpunten befchouwen , en haare betrekkingen en uitwerkingen van deeze en geene zyde nagaan „ en indien het noodig is. met elkander vergelyken. Sommige willen be- wyzen uit de droevige gevolgen van Burgerlyke Oorlogen en Oproeren „en uit de allerakeligfte gevolgen van de leer der Vorften-moorders, dat men, aan Regeerders eene volkomene en onbe-, paalde” macht moet toeftaan „ maar deeze ram, pen zyn byna weinig-minder dan, die , welke de , woede. der Dwingelanden meer dan, eens ver- oörzaakt heeft. Dus leërt de, Zualogie hier ,, rr) i liën gelyk moribus, & confuetudinibus deprompta tantum abeft ut cöhtrarium probent, ut potiùs Deo fint injuria , qui jure ° fuo fapienter femper utitur , nunquam autem potentia 8 ' poteftate , ut mortales fgpisfime faciunt, abutitur. Ne itaque apparente aliqua Analogie fpecie decipiamur,» res ex variis funt fpebtande lateribus , diverfe earum feu relationes , feu effelta hinc & illinc contemplanda, & ff” opùs fit inter fe conferenda. Abfolutam prorfus & 1llimis tatamImperantibus competere debere poteftatem nonnulli probant ex triftibus bellorum civilium & fedicionum ef- fe@tibus, perniciofisfimisque DoCtrinz;Monarchomachorum * confequentiis, At fere haud minores {unt ez;jgus Tyron- gorunr \ > / OVER, DE ANALOGTE SRNG js 243 gelykein.alle, andere “menfthelyke zaakeas, een iede, te, houden, wi dei pAePoss „dat 8e ed zn N KE ts de. zaal anstaabben heeft, — De oogpumeen moeten dikwils „veranderd ‚wor- den „-en-amen moet: het meest pasfende kiezen. „Wil met: weeten „:of-de verdraagzaamheid van verfchillende, Godsdienften nuttig zy. aan den „Burger{taat; en hoe verre, men-dezelve kan,uit- Átrekl kens: dan moet, menniet alleen het ‚008 flaanop-de-naadeeleny die; de dwaaling „- en het „Voordeel.dat de waarheid; aanbrengt, maar ook „Op „de „geboden; van den. Christelyken Gods- „dienst‚sven;de gepaste wyze om dezelve, voort ter planten „op de Wetten, van voorzichtigheid „ende droevige: gevolgen, der. onverdraagzaam « | heid; 5 -en vooral wat recht de gebiedende: Magt ep „norum. Rotgans abutentium. farorfiepe peperit, celamita- rie a-itaque Analogiashyes ut in-aliis omaibus negótiis amants, medium tenendum. füader, Regnaque temperata Berlare, defpoticis.„comprobac, „ Haber fane quelibet Re- giminis formarfua. commoda.,-& incommoda., fed optima olla eft. que minimis urgetur. viciis, — Mutanda fepe vifus dl & convenientisfimum eligendum. Si feire-vélis „utrum. tolerantia, diverfarum:Religionam-civitaci ficvutilis „ „& quousgueea extendi debeat ? Refpetus fieri debet-non „tantumsad analaverroris , & commoda veritatis fed ad „precepta- Religionis Chrittianze ad convenieptem. eam Prgpagandi,modum „ad Leges.prudencie , ac criftes, con- = fequentias. intolerantie , & Bn quid bamba? :° vi AR : uris° s44 IL ANTWOORD op pe VRAAGE op de gevoelens, den Godsdienst aangaande, toekomt ; het geen men befchouwen moet uit het oogpunt van algemeene rust en goede order in de zamenleeving. —- Men moet naauw- keurig bepaalen , wat het gefchiktst zy om de Vraag wel te ftellen. — Indien wy onderzoeken , of. men met recht zyn woord , aan Dwingelan- den gegeeven , breeken kan ? Begrypt men duidelyk , dat de Vraag niet daar op ziet , of zy waardig zyn , dat men zyn woord aan hen houde ; maar veel eer , welke de uitwerkzelen zyn der verbreeking van openbaare trouwe ; en of met het verbreeken van dezelve, de vreede en rust van het Menfchdom ongefchonden kan blyven. - De oogmerken der Zedelyke plich- ten en begrippen moeten ten naauwkeurigften „bepaald worden „ op dat onderling verfchillen- de dingen niet zamen verward worden. Men moet- by voorbeeld bepaalen , welke de paalen zyn Juris in epiniones ad religionem fpeêtantes competat , ex falutis & tranquillitatis publice , bonique in Societate ot dinis ratione , velut convenientisfimo vifus punéto dispi- ciendum eft. Determinandum accurate que fint ea que gueftioni -definiende funt-accommodatisfima. Si dé eo quwramus an fides T'yrannis data violari jure posfit? face intelligitur von ad hoc fpeétandum effe: An illi dignt fint quibus fervetur fides , fed potius : en fint effelta ‚ wiolationis fidei publice ? Num fi eam fallere liceret, pax, tranquillitas humani generis confervari posfit ? Fines offi- ciorum ‚ notionumgue omnium moralium accuratiffime de- terminari debent, ne que inter fe diverfa funt confundan- tur. Definiendum ve. qui fint defenfionis julle Pe „sover pe. ANALOGIËE, end …- aas zyn van eene billyke zelfsverdediging , waar de. zelve eindigt en de wraak begind? Welke de grenzen zyn van waare verdraagzaamheid „ bui- ten welke zy in eene ongeoorloofde toelaating overgaat, hoe eenige noodzaaklyke ftrengheid van wreedheid, goedertierendheid van flaphar- tigheid , uit onverftand voortkomende , onder- fcheiden zy; - Verfcheiden -plichten. moeten zoo uitgedrukt.en bepaald worden , dat zy niet tegen elkander. {chynen aan te loopen „ wyl men in het Goddelyk verftand geene tegenftrydigheid kan onderftellen. —- Wanneer de befchouwing eener zaake te ingewikkeld -fchynt ; moet men trachten ’er verfcheide. omftandigheden van af te zonderen „en men moet duidelyk toonen , wat ieder haarer uitwerke of welke verandering zy baart, het geen byna op dezelve wyze moet gefchieden „ als wy gebruiken om de al te; zeer ingewikkelde Natuurkundige: uitwerkingen tot haare «oorzaaken te brengene- …— >: suvd nov | | Indien Ubi ea definat, & ultio incipiat-2- Qui fint veri toleran= tie fines, ultra quos ea in vetitam conniventiam abear ? Quomodo neceflaria feveritas a crudelirate , clementia a lenitate nimia , ex imbeecillitate veniente , diftinguantur ? Officia varia ita exprimenda ‚ac determinanda; ne inwr fe pugnare videantur, cum nulla-in intelleétu. Divino cone cipi posfit repugnantia. Ubi confideratio rei nimis:videtur intricata, danda opera ut circumftantie variee a. fe feparen- tur , & quid unaqguwevis efficiat „vel rmutet rdiftintte exe ponatur , quod eodem ferme fieri,debet modo’, quo vere __famur in complicatis nimis Phyficis effettibus ad fuas cate fas referendis. - | sans Ke TE Bt 0 CN 46 1. ANTWOORD op. oe VRAAGE Indien wyde Zedekundige kùnsdieheden wel bepaäld’hebbên 5 zullenvwp „döór-cderzelver vergelyking en nafpooring verfcheide waar. hedenvontdekken „-dievtot onze Nattur éh Zaa- ken buiten ons betrekking-hebben. Hét welke wanneer: wy pogen te: doem ; verdiend”de Re- diie of! overbrenging’ te hulp getoeben: “te worden , rals door welke wy zeer meoeilyke , ‘en meer ingewikkelde gevallen’, ‘tot'anders gemak kelyker: en meer bekende:te“rug roepen. “Dit nu: gefchied op verfcheiden wyzen 3 zomtyds Jaar; der natuur der zaak’ eene-onmiddelyke Re duêliestoe ; ja wereifche!dezelven -DeVriag, of een door vtees onbillykafgedfongênd belofte in"denftaat der Natuur iemand verbind; komst zeer navaan deeze volgende: « Of-allé vrede, door: openbaare “trouw bevestigd”, toet gehou: dens worden „-naadien’ de Vorften onderling in den Natuurlyken ftaat leeven, ” Dewyl’derhal- ven byna ieder zal toeftaan , dát de’ Vrédes- PIDONIE ver. Si notiones motales bene determinatas habeamus, earum collacione ‚-& attendione ad noftram rêrumawe Naturam, fata: „varias veritates detegerius. On facere ‘ans. nitimur- in ufum precipue meretur volari redutió „ cujus. ope dificiliores magisque idericati cafus ad alfos facilioe res ‚ notioresque „ fed Andlògicos revocdftius. ” Variis au tem: id. fit modis. _ Quandogue ipfa rei Natura smmedia-. tam reduttionem admictit; imo flagitat. er, ân pace tums injufto «extortum metu, in ftatu naturen obliger ? Buie- alveri êft affinis s: An’ pax omnis âde publica interpolita. confirmata fervanda fit, cum Reges vivant interfe in_ftatu Naturali, Cum jtaque patta pacis non pofle ‘infirmari pet 0, det ex al EN over Di ANALOGIE, iz U 549 verbintenisfen niet konneì verbröoken wörden, door een uitzondering van vrees’, (want anders zoude men’eintde of paal aan def óorlog konnen” flellen ,)-fehynt het, dat men van de verbinté nisfen. in’ den ftaat der ‘Natuur het zelve moet” oordeelen; … Dikwils verkfygt men zulk eenê* reduêtte , door de zaak afte fchéiden van Om. ftandigheden, die 'er vreemd van zyn; dus kon- nen veele twist-redenen „omtrent de plichten van Regeerders en. Onderdaanen „ uit. de. „Na- tur der verbintenisfen bepaald worden. Som, tyds gefchied deeze redutfie door middel van een verdigtzel, door de omftandigheden zo za, men te fehikken , als best is om de waarheid, te erkennen. Dus heeft iemand niet onge- lukkig beweezen , dat de Veelwyvery door de Natuur verbooden is s-uitshoofde dat , indien het gebeurde , dat een‚even groot getal Jonge- lingen en huwbaare Meisjes , door fchipbreuk op een woest Eiland geworpen waren , geen garornptgr efietiaset aaf , ziftog stosuh zistert JOker exceptionem “metus ‘omnes’ fere tonfentiane, (nam fecus nullus bellis tmpont poffet modus & finis) widerur idem de paCtis ftatu“náturalt initis dicendum”éff:- Spe reduce tio.obtinetur rem a_circumftantiis a re alienis feparando. lea mule de mutuis imperantium & civim oficíis contro, ve ni ACU De HA de DAD unt, …Aonnunquam,, perficitur“reduêtto ope fiktionis alicujus, circumftantias ita componendo ut veritati agnofecende eft accommodatisfi- mum, Polygamiam v.g. a Natgra prohiberi probat non emo haud infeliciter ex eo,“uod fi contingeret in de- fertam aliquam infulam parem juvenum virginumque nu- neruim aaufragio ejici , tug fane neuter illorum plures fie A : ! | lias 4 248 IL ANTWrisorspe VRAAGE enz, Jongeling meer, dan, een Meisje zow konnen voor zyn Vrouw. neemen „zonder den anderen ongelyk te;doen. Het geen men-nu ftelt in deeze woeste plaats-te gefchieden , ziet menuit de waarneemingen „ dat byna alom in de Wae- reld gebeurt. Ik zal nu niet fpreeken van ande- re wyzen „ om moeijelyke zaaken tot ligtere te brengen. Deeze wyzen zullen meestal door de omftandigheden aan de hand gegeeven worden. _ Men begrypt ligtelyk , dat al het overige het geen wy van het gebruik der Zwalogie in de Natuurkunde gezegd hebben, ook met de noo- dige veranderingen , op de Zedekundige Waar heden kan toegepast worden... id ) ° ef £ Tias in uxorem duecere poflet , fine tmanifefta reliquorums injuria. At ‚quod fingitur in deferto illo loco evenire, idem in hoe terrarum orbe fere contingere obfervationes docent, … Sponte taceo alios modos difficiliora ad faciliora reducendi „ quos plerumque circumftantiee fuppeditabunt. _ Facile autem intelligitur reliqua etiam, que de Analogie in fcientia Naturali ufù diximus , moralibus quoque veritas _ tibus haud incommode mutatis mutandis applicari poffe. ONDER: Bladz. 249 OON RNR. dd K NOPENS HET ZEDELXK LOT KL ND eb Rr BN NA DIT LEVEN; D 0 OR LAMBERTIUS METER, Ô | DFD 20. EN nes Oren herst GA Wet belang en de aanleiding van dit On- derzoek. é 1, Waaromtrent men zedig behoort te werk we gaan. IN. De orde, en het beloop ‚ in dit onderzoek. gehouden. ven 5 | | DE Dened 2góe Oven net ZIEDELYK LOT per Di oaren (AFDEELING, hae ve lot zouli De die Oudorwehk ; en ij: de verfohiljende ge ensder Geleerden … “daaromtrent rafegaa “worden. — G. IV. Wat Heidenen en Hoban er Over dachten. | V. Her gevoelen der Ouden laat zich gevoeglyk i in 7 Co drreërlei mehingen onderföheiden. “Die ‘er ongunftie over dagten. Griekfche Kerk- Leeraars. VI. Latyofche , en Goolnafmlyk Augustinus, Vil. Navolgeren deszelfs, Vil De Schookfche Godgeleerden, k! IX. De Godgeleerden der Roomtche Kerk, X. Waarby-het gevoelen van :P. BAvre gevoegd word, XL. Kerkvaders , die ‘er gunftiger over dasten, Griekfche, A © | XI. Latynfche, oe a Xu. Vervolg Biervaa, \S Ì Ad AE hd XIV. Het gevoelen van Bekina en beeren. XV, Die eenen middenweg infloegen ; de oude Pe- | lagiaanen. XVI. Zommige Schoolfche Godgeleerden. 6 XVII. „Anderen, ‚die nág verder ginger” ' XVUL Het gevoelen der Protestanten hieroamtrent ia het gemeen, arr or 9 XIX. Van de Augsburgfche Belijdenis Hee 0 FE XK' Vervolg diogrieee ee {XL Gererofiëerden, =S wenn XXIL Vervolg daarvan. . PE XXII. Aafimerking over der Protêstantén gevoelen. XXIV. Zommigen zoeken den grond voor der Kinde- ven behoudenis inde Kork, / 9. XXV, KIND ER EN ‘na per hagen 5e 3 RY. Wob danernk: FoRoests. dNNVL Zofimige ih de Onderin d ak in de Voor- deren. | KVL, at Ly hd ‘de “onmiddel Ike fte naaste Óud: paf tk) geen 1 uit en Heer. VENEMA nae % der ge Bild word. okei ie de ‘gronden, op. welkén, dar poelen Bed po wij gd Dörafehe Vadêrs hiëroimurent vér. … ___ „klaard hebben. iid xe ede Eindelyk zoeken ook Zomig en “dèn etna geit SENS vóór det Kinderen heit. geniglyk in Chris. nin cht zus ;.gelyk Jon. A LAsco,, KKXL De ie D. WYTTENBACH, … XXX. ze. RicHTER. | ER | XXXL Waar. mede ‘ook ftroókt het „gevoelen van wh en Hi VAN Diesnaca, kP SEEKIV. De gedagtén van den Heer. G. T. Nans. _XXXV.. Dar hun lot ten wminften draaglyker zal. zym XXXVL Of zé ook in eenen flaac van beproeving na dit leven zyn zullen ? WE XX XXVIL, ‚Var ons Gods. 0 daaromren: Zegt. „DE TWEEDE AFDEELING: Wp aarin bet ons meest waarfebynclyk voorke- mend tine met-deszelfs gronden … „word: opgegeenen. KJ Ren | Af kij XXXVII Overgang tot het velilk. onderzoek. XXXIX. Onze mening “woorgetteld, — XE,’ Als niet onbeftaanbaar met de aangenomene leerftukkén onzer Kerk. XLI, Bedenking „ of men niet gevoeglyker den Zedelyken {laat der Kinderen na dit leven be. 254 Oven mer ZEDELYK LOT zer behoorde te onderzoeken ; om dan te ge- reeder nopens hun lot iets te kunren " paalen. 9. XLIL Nopens hunnen Zedelyken (taat , laat zich „ by het nagaan van de ontwikkeling hunner vermogens , wel een gunftig oordeel vel- len „ het/ geene in eenige Borge nader … vertoond word. _ALIIL, Waaruic een befluie opgetnaake en aangedron- en word, XLIV. Ook is ’er in de Heilige Schrifcen een diep flilzwygen aangaande hunne eeuwige ramp- zaligheid. XLV. Terwyl ze uit veele getuigenisfen ons aanlei- ding geeft, om het tegendeel te denken, XLVL ’ Zy we van Gods kant de zâak befchouwen, en op Zyne oneindige macht letten , zoo als Hy dezelve in het werk der Verlosfing openbaarde. . XLVIL, Vooral by de befchouwing van des Middelaars Perfoon en lorgevallef. , . XLVIIL Ook mogen wy denken, dat God in zyn be- fluit, omtrent zulke Kinderen mede werke zaam geweest is, XLIX. Dan nader onderwys geeft ons Zyn geopene baarde wil in zyn Woord : zoo als Gen. XVII. Vs, 7e ELN ” L. Hanp. II. vs. 39. Ll. Exop. XX. vs. 5. Deur. Vs vs. 9. LIL, 1 Korinta. VIL vs. 14, LIL Ezecu. XVIII, vs. 20. vx: XVL vs, 20, | | P XVIIL vs. 32. XXXIIL Vs. IIs 7 “ LVL. 1 Sam. XII. vs. 24, 25. _LVIL Martu. XVIIL vs, 2 — 14. LVIJL XIX. vs. 13, 14. ed 6. LIX. KINDEREN Na pir LEVEN. 253 S. LIX. ’ Zy wy van den kant der Kinderen de zaak befchouwen , en hunne onnozelheid gade- flaan, die aan God zelve word voorgefteld Jon. IV. vs. 11. … LX, Of dat ze vatbaar zyn voor Gods genade « werkingen. LXI, Eindelyk word dit uit de overeenftemming en evenredigheid, die 'er in de openbaaring van Gods deugden plaats heeft , opgemaakt, LXII De gedagten van Coerimus Secunpus Curio, aangaande de uirgeftrektheid van het zalig Gods- ryk ‚ worden hierby opgegeeven, DE DERDE AFDEELING. Waarin de gevoelens van anderen zedig beoor- deeld ; en, de zwaarigbeden tegen het „onze opgelost worden, _LXIII- Onderzoek van eenige gevallen , uiet welken ys men zwaarigheid. maakt. … . | ‚ LXIV. De Erfzonde als niet firydig met ons gevoe. ge 4, len vertoond. ln LXV Oplosfing van eene Zwaarigheid uit Deur. 1 _XXVIIL vs. 18.’ | LXVI.: Antwoord op eene tegenwerping van P, Mo- HAT OT AIAS. 0 Ghats: He ‚_LXVIL Gedagren over; het gefchil tusfchen Camero ki dre em GERCELLEUS. “LXVIIL Eemge aanmerkingen over het gevoelen van Ak den Heer VENEMa, LXIX. Eene tegenwerping uit 1 Kor. VIL ws. 14. | ‘opgelost, LXX. Bedenking nopens-de gefteldheid van de lig- | haamen der Kinderen inhet toekomende leven LXXI, Zedelyk gebruik van die onderzoek, O N- 254 Oven HET, ZEDELYK LO T+; per b d - " We Á VER. e, -Ô N. Di Rel E K° bi hd - « _NOPENS HET ZEDELNE LOT oe pen NA Dre LEVEN J an veelen; en op eene: zeer verfchillende wyze „ is dit onderwerp „. „aangaande het zedelyk en toekomend lot der Kinderen, behandeld” het id wy wel geheel en al aan zyne plaats konden laaten , by aldien wy den -Opperften Rechter de jongfte beflisfing van alle menfchlyke zaaken en derzelver lot „° die Hem ‘alleen toëkomt, flechts konden toevertrouwen. _ Dan dewyl ons verftand al doorgaans zoo geaart ‘is en handelt, dat wy, op het-hooren of ver- semen van eenig voorftel „ al ras het zelve aan ons oordeel onderwerpen , «en-daaromtrent of eene toeftemmende , of eene ontkennende uits fpraak by ons zelverf opmaken. —_ Dewyl dit onderwerp met andere waarheden en leer- frakken van den Christelyken Godsdienst in een naauw verband ftaat, zoo dat-het zich van zêl- ve, en buiten ons zoeken ‚ dikwyls aan nze bedenkingen vertegenwoordigt en aanbiedt. — Dewyl KINDEREN: ra pir orevens > 255 Dewyl het eindelyk.by ons geliefde Voorwer- pen Zyn , omtrent welken deeze bedenkingen gaan „ en welker tederhartige bezorging wy , zoo lang de Voorzienigheid ” er ons toe róept „ nimmer mogen ter zyde ftellen, die ook, wan- rieer wy ze misfen moeten, met grievende fmer- ten van ons nagezien worden en omtrent wel- ker lot wy niet onverfchitlig. mogen zyn ; Zoo kan het niet als onbillyk en onbetaamelyk afge- keurd worden „ wanneer iemand dit ftuk be- daard en naaùwkeurig poogt nategaan, de Zwaa-, righeden en duisternisfén „die zich daarby op- doen „ poogt, 4 ontwarren Een optehelderen á en, ZOO verre het doenlyk js ; naar. zekerheid. en gronden, wadtop men berusten kan, zoekt, Om deeze reden, En de aanleiding in den ‚Weg der Voorzienigheid ‘het medebrengende , heb- ben wy dit ftuk by. herhaaldé overdenkingen na- gegaan , ef het geene ons daaromtrent is voor- ge hanen, wel aân anderen, willen mededelen, De hooggeleerde Heer VENrMma. À en: van dit aftekeuren „ verklaart het voor; eene. uitmuntende, en. lofwaardige poging. „ wanneer, men de zwaarigheden, die zich hierby opdoen, poogt opteruimen, en op eenigzins aanneem- lyke gronden hieromtrent jets te bepaalen; „Dis-, — ld Er; healen Gre Aer. DP. 494. 8 ” daj „ =d - ' +3 … Se » 256 OvER HET ZEDELYK LOT per Se MS jk Dan dit moeten wy hierby vooraf herinne- ten , dat dit onderwerp „ aangaande het toeko- mend lot der Kinderen „ Zoo ooit eenig ander {tuk , onder die voorftellen moet gerekend wor- den, omtrent welken men , behoudens de waar- heid ende der vreede, verfchillend denken kan. Het donkere , waarin wy dit ftuk , van welk eenen kant wy het ook begluuren , altyd be- fchouwen : de verfchillende gevoelens en twis- ten van zoo veele geleerde Mannen , die hier- omtrent hebben plaats gehad, maken ‘dit onder- zoek moeijelyk. De befchouwing van de on- derwerpen , als van redelyke wezens „ tot een eindeloos beftaan opgelegd: de aanmerking der Godlyke Deugden, die zich in de wegen met, en de behandeling van redelyvke Schepfelen openbaaren : en het nagaan van den weg ende de voorwaarden tot behoud van ons ontaart en zondig geflacht , in het woord van God voor- gefteld , kunnen het gemoed , by het onder- zoek hieromtrent ds lichtelyk dan Zoo , dan an- ders zwenken. En hierom is het niet ‘vreemd, dat de gedagten der Geleerden over dit ftak zoo verfchillend uitgevallen zyn; naademaal een ieder hieromtrent bepaalde, het geene hem best voorkwam „of met zyn leer-{telfel , of andere begunítigde gevoelens meest fchcen te ftrooken. Doch KINDEREN Na Dir IEvEN > g57 Doch in hevigheid en driften met anderen _ hieromtrent «te twisten , is zekerlyk onvoor- zichtig : en hen, die van ons in dit {tuk ver- fchillen , zelf te ‘verketteren, is onheufch en liefdeloos. Een befcheiden en bedaard onder- zoek moet hier billyk plaats hebben , en de zucht en liefde der. waarheid , om die te ont- dekken „ moet ons hierby gaande maaken en bezielen. ged L Op deeze wyze zullen wy dit ftuk , zoo veel ons doenlyk, nagaan, waaromtrent wy ons „deeze orde hebben voorgefteld : dat wy eersé de gefchiedenis van dit onderwerp „ of de ver- fchillende gedagten der Geleerden daaromtrent kortelyk opgeeven ; — en tendweeden , het _ geene ons daarby meest waarfchynelyk voor- komt, voorftellen; —- en eindelyk de gevoe- lens van anderen zedig beoordeelen , en hunne zwaarigheden nopens het onze oplosfen. \ XXII. Dee) R DE { 259 Over ner ZEDELYK LOT ber DE EERSTE -AFDEELINC, Waarin de gefchiedenis van dit onderwerp, en de verfchillende gedagten der Geleer- den daaromtrent worden nage/boord. KV. Het zou wel niet onaangenaam zyn , wan- neer men, om dit ftuk wat hooger optehaalen , naging , welke hieromtrent de gedagten van de verftandigften. onder de Heidenen „ die over zaaken van den Godsdienst iets nagelaaten heb- ben, geweest zyn. Dan dewyl dit eene meer dan gemeene kennis en belezenheid in derzel- ver fchriften onderftelt : en vooral ook, dewyl het leerftuk van de onfterflykheid der Ziele by. hen al veel zeer in het donkere lag , en aan veele twyfelingen onderhevig was, en by hen, die het zelve beleden , onder een inmengfel van veele. andere gevoelens bedolven lag , die der waarheid niet weinig tot nadeel en bezwal- king ftrekten ; zoo zou er veelligt weinig vrucht van dit onderzoek te verwachten Zyn. Ook zullen wy niet onderzoeken , wat de Joodfche Meesters hieromtrent gedagt en be- paald hebben ; alhoewel het zich , uit hun ge- voelen nopens de befnydenis , welker noodzaa- „kelyk- KINDEREN Na DiT LEVEN, 259 kelyiheid zy doorgaans zeer bygeloovig verhef- ten „ lichtelyk Laat opmaken , dat zy van het ontvangen of niet ontvangen van dezelve , der | Kinderen gelukkig of rampzalig lot afhangelyk maken. Alhoewel ‘er ook zyn, die met eenen vermaarden Meester onder hun, ABEN EZRA het voor eene dwaaling verklaaren : „dat een », Kind zonder de befnydenis ontvangen te heb- „„ ben , geftorven „, geen deel zou hebben in „ het toekomend leven.” Herineecenr. Elis- tor. Patriarch. T.I, Exerc. vu. $. ig. dgn. Komen wy tot de vroegere Leeraars der Christenen , wy vinden by hun een groot ver- fchil van meeningen hieromtrent. Niet weinie gen Zyn 'er, die de Kinderen , wen ze onge- doopt geftorven waren „ tot de eeuwige vlam- men verweezen ; gelyk J. G. Vossius, Dis- put de Baptismo VII. $. or. getuigt. Wanneer zy over den Doop en deszelfs noodzaaklykheid handelden ,- verklaarden zich veelen ook ome trent dit ftuk. Onder de Griekfche Kerk-leeraaren heeft, op die gemelde ftrengere wyze , zyn gevoelen uitgedrukt DrioNystus „ de Areopagiet byge- naamd , in het Poek de Mierarchta Ecclefiaft. C. 2 by aldien hy de SCHEVE van dat boek KR 2m maar à 260 Over HeT ZEDELYK LOT per maar is. “Dus dagt”er ook over CrPRIANUS, Libri de Lapfis , by Forsesrus; Jnftruê. Hiftorico Theolog. L. X. c. V.S. 2 & 5.” En CyriuLus HieRrosoLyMm. Catech. III by Vossius, l.c. aangehaald. — _ Men fchreef naamelyk , reeds ín de tweede Eeuw , en nog meer vervolgens in de derde , aan den doop de úitneemêndfte krachten en uitwerkfelen toe : dat die tot vergeving der zonden diende’, de wederbaarende en vernieuwende genade- gaven. des Heiligen Geests aanbragt : en beriep zich daaromtrent op des Heilands uitfpraak. Jorn. III. vs. 8. Gelyk van den Heer VENEMA, Mis- tor. Ecclefiaft. V.& N.T. T. II. p. 485. feq. ait JusriNus Marr. IReNzus , en. Crr- MENS ALEXANDR. Kerkleeraaren in de twee- de Eeuw , en TERTULLIANUSs die in het laatfte der tweede en het begin der derde Eeuw leefde ‚is aangetoond , terwyl als getuigen hier ' _ voor uit de derde Eeuw CyrPrraNus en Fir- MILIANUSs worden aangehaald , 1. c.p. 665. Hieruit nu fproot het bezef van de onontbeer- Iyke noodzaaklykheid des Doops , en tevens , dat men de Kinderen , die ongedoopt ftierven, uit den Hemel en van de zaligheid weerde „ naardemaal ze van het geene daartoe vereifcht wierd , en den weg baande , ongelukkig. ver- fteken waren. “Mex KINDEREN NA DIT “LEVEN.” 2ó1 Men gebruikte ondertusfchen die gemaatigd- heid omtrent de Kinderen , die den marteldood ondergingen, dat men het gebrek vanden Wa- ter-doop hun zoo zwaar niet toerekende „ en gunftiger van hun dagt, naardemaal ‚de martel- dood, dien men toen ook” wel eenen bloed - doop noemde, gerekend wierd niet alleen het gebrek van den water-doop te vergoeden, maar ook ruim zoo krachtig. te: zyn tot wegneming der zonden , en om den menfch met God naauw te vereenigen. VENEMA, Lc. p. 486, {eq — Ook: was men zoo toegevend omtrent hen , die buiten hunne fchuld’den doop moesten derven 5 hoedanigen men na derzelver- dood nogte den hemel toewees., nogte ter helle doemde , maar na zekere: derde plaats , ofte eenen-ftaat-tus- fchen beiden verzond. «En dat dit-ook het heerfchend gevoelen in-de vierde eeuw geweest zy, heeft de Heer Venema, T. IV. p.-122 & feg. uit CarysosToMmus GREGORIUS NAZIANZ. en NyssENus, BAstúoug Mk en anderen getoond. \ $. v IR Onder de Latynfche Kerk- leraars zyn de meesten ook met die gevoelens ingenomen ge- weest. De- vermaarde Bisfchop te Hippo „ in de vyfde eeuw , AvcusrTiNuss, is veelen hierin een voorganger geweest. Hy verklaat- d 262 Over Her ZEDELYK LOT per de , dat de Kinderen , die ongedoopt, of bui- ‚ten den martel-dood uit dit leven wierden weg= gerukt, niet in den heimel kwamen , miaar aan de {trafen des tweeden doods onderhevig waren. ‚_ Lib. de Origin. peccato, c. 18. en elders in zy- ne fchriften , uit welken de getuigenisfen ver- _Zameld en aangehaald zyn. by Forsesius; Kes DL VOL el 4 200 Li Mere NV. Ros De erfzonde was , naar zyn oordeel , voldoen- de , om de Kinderen , die van het geloof ver- fteken, en het bondzegel, het welk de weder- baarende genade, en den ingang ten hemel aan-. brengt , niet deelachtig geworden waren , tot den afgrond der eeuwige rampzaligheid te ver- wyzen. —= Dan gemaatigder, gelyk ook an- dere voor hem, dagt hy nopens de geene, die buiten hunne fchuld den doop hadden moeten derven. Ook ontfloég hy hen van dit harde vonnis „, die den marteldood: ondergaan had: den. En over het geheel poogde hy dit onge- lukkig lot der gedoemde Kinderen daardoor te verzagten , dat hy den allerlaagften trap „ ofte het allerlichtfte van de verdoemenis hun flechts toefchreef ; naardemaal ze alleenlyk de erfzon- de, en geen eigene ofte daadelyke zonden tot hunnen last hadden. Dit gevoelen „met de gronden , op welken hy het bewees , heeft de Heer Venema, iff. Keelef: T.AV. p.-567 feq. midsgaders hoe noodzaaklyk hy-den doop ftelde, p. 435. uisvoerig vertoond, = ‚Men meent „KINDEREN Na Dit zeven. 263 … meent ondertusfchen ; dat his os il NUs uit groote hevigheid en. drift in zyn twisten met de Pelagiaanen , en om tegen deezen de erf- ‘zonde ftaande te houden „en. de noodzaaklyk- heid der wedergeboorte ende des doops te be- toogen.‚ tot die geftrengheid omtrent de Kin- deren zou vervallen zyn. ForBesius sl; c, L.X. ce, V. 4. 1. —- Ook heeft men aange- merkt , dat- die Kerk - vader ‘hieromtrent wel eens van. Zich zelven verfchilt , en niet altyd op die zelfde wyze dagt of fchreef.. Zie For- BES l,e, 6.3. Vossruss 1. €. $. 23: —— Dan by. dit alles word hy doorgaans onder de voorftaanderen van der Kindeten harder lot na dit leven Lore S. VI Eieuis zyn hem veele naargevolgd. Fur- GENT1us verklaarde „dat ze de Atraffen- def tweeden „doods ondergingen, en in den poel van Vuur gekweld en gepynigd wierden. dib, de Incarnat. @ Gratia Christi, ‚& de Fide ad Petr. Diac. c. 3 & 29. — Gerastus, Bis-- fchop tte Rome , verwees hen in den oordeels- dag ter flinkerhand van den Rechter. — Ook verfchilden INNocErTius en Greeorimus Maen, hiervan ‚niet. Hunne gevoelens , bewyzen en woorden zyn by Vossrus, le, en Forsesmus, ls c. $- 9. en. elders aangehaald, 0 Ra S. VIIL 264 Over mer ZEDELYVK LOT pér $ VIIL Toen in het vervolg van tyd de Sehoolfche Godgeleerdheid „ gelyk men ze noemt , zich. eenen naam en opgang maakte „ is ’er ook over dit ftuk niet weinig getwist. -— GREGORIUS _ARIMINIENsIs, een Beftuurer van de Aù: gustyner orde , in het midden van de veertien- de eeuw, een man van grooten naam „- verliet de in zynen tyd vry algemeen gunftiger gedag- ten nopens het toekomend lot der Kinderen ; en vereenigde , nevens eenige anderen , zich met het gevoelen van AucusTIiNus: waar- om men hem ook den bynaam van een beul der Kinderen ( Tortor infantum) heeft toegelegd: Zie G.G. Leisnitz , Zheodic. $.92. Ende ver- maarde Spreuk - meester, Perrus LOMBARDUS', die de Schoolfche Godgeleerdheid tot den hoog- {ten top voerde , was, met veelen zyner aan- hangeren , in het zelfde. gevoelen. Sentent. IV: Diff. 4. gelyk Fornes. Lc. $. 7. heeft aan- gewezen. Ook hebben zich naderhand veele Bisfehafi pen en Godgeleerden i in Prankryk met het ge- voelen van AuecusTIiNus vereenigd „ende Kinderen , die in hunne onnozelheid , doch zonder doop geftorven waren , tot cen eeu- =wig vuur gedoemd. „Men ziet dit: in eenen Brief, uit naam van vyf Bisfchoppen zien NO= KIN DEREN NA DIT LEVEN,” 265 Innocentius XII. tegen een boek van dên- Kars dinaal STONDRATI, gefchreeven ; alhoêwek zy. daarin het gevoelen „dat de ongedoopte Kinderen enkel aan ftraffen van gemis’ onderhes vis waren, niet durfden veroordeelen ‚ naarde- maal-die mening van THOMAs:AQUINAs in andere. Mannen van naam-zyne-voorftaanderen had. LEIBNITZ, lic. $. 93. Alwaar ook nog aangemerkt is; dat NrcorLtus het zelfde ge- voelen van-AUGuUsTINUs;-tegen. JURIEU te bepleiten, dog ongelukkig ‚ tot zynen vaak ge: nomen heeft, - te Dit gevoelen heeft ook op de Trentfche Kerk - vergadering-gediend „dog "weinige Aan- hangeren gehad ; want die Vaders hebben-het gevoelen van. AUGUSTINUS en GREGORIUS ÄRIMiN. verlaaten „ en daaromtrent iets anders bepaald , waarvan wy vervolgens melden zullen, —— Men heeft echter onder. de Leeraars der Roomfche Kerk , welken dat ftrenger gevoelen goed. fcheen , en die de ongedoopt geftorvene Kinderen verdoemden. Dus fchreef Busaus, de-Sta:tbus hominum, ps 15te 157 feq. 'er over. En-DoMmiNicus A SoLO,-de Natura & Gratia, L. Il. c. 10. Dat het in de Roam- „‚-fche ‘Kerk ‘een meest aangenomen gevoelen » is, dat geen Kinderen , die den is oi R 5 daa 266 Over nHÊT ZEDELYK LOT Der / | 35 daadelyk vontvahgen hebbén, dien ze zelf » miet eens verlangen kunnen , in het Koning: s‚ ryk der hemelen ingaan.” En BeLLARMr- NUS, de Mmif. grat. „ Volgens het geloof der s‚ Katholieke Kerk heeft men te ftellen , dat 5 de Kinderen, die zonder doop geftorven zyn ss tot den eeuwigen dood gedoemd wofden. ” En elders: … De Kerk heeft altoos geloofd , 5, dat de ongedoopte Kinderen verloren gaan.” Ook geeft de Trentfche Katechismus , in het hoofdftuk over den Doop, dergelyken op. Zie J.G. Waren , Disf. Theolog. de Fide Infan- tum in utero, S- 6. De GE, Onder de Protestanten is ons tot hiertoe geen Godgeleerde bekend , die met dit harder gevoe- len omtrent het lot der onnozelen zich veree- nigd heeft , buiten den eenen beruchtten P, BayvLe, die zyn werk opzetlyk fchynt gemaakt te hebben , om tegen de Godlyke goedertie- renheid en derzelver bedeelingen veele zwaa- righeden op te ftapelen , als of hy zich aange- pord vond, om de zaak der oude Manicheën en hunne gevoelens te bepleiten. Deszelfs gevoe- len hieromtrent ‘heeft hy „ niet zonder de God- Iyke goedertierenheid hoonende trekken, in ee- ne zwaarigheid dus uitgedrukt: ,, Wanneer een „> zeer groot- volk over het geheelszich an ope KE „…” Oer „KINDEREN. na /piT LEvENes-, 267 roer en _muitery had fchuldig gemaakt „daa „zouden het geen. bewyzen van eene genoeg- „"Zaame en-deoverhand hebbende genade zyn , s indien een honderd. duizendfte gedeelte daat „ van vetfchoond wierde, maar de overige alle, „de onnoozele zuigelingen eens zelf niet uit- » gezonderd „ den-dood moesten ondergaan.” Refponf: ad Quefisa Provincial, T. iL c.148. axiom, 18. heeft hy-dit uitgelaaten „ en c.178. p. 1223. diezelfde zwaarigheid wederom aan- gedrongen „ en zich als een verdediger van het bover gemelde gevoelen van Nacorius.op- geworpen: Zie LEIBNITZy lc. s 183 S-XL Dán dit “omtrent. de Kiemen: min ghnftig gevoelen, heeft by allen geen ingang ofte goed- keuring gevonden. 'Er zyn ook onder sde-ou- — de Kerk-leeraaren „ die nopens het jongfte dot der onhozelen gunftiger gedagt hebben, | @ader de Griekfche Kerk - vaderen heeft IRENm us; adverfs Heref. L. Ic. o2. zich hierover dus uitgedrukt : _ ‘Christus heeft al- sle «de leef -tyden der menfchen doorgewan- > deld , ten einde Hy allen behouden zoude: » Allen , zeg ik „die door Hem tot God we- ii derom. geboren worden : Kinderen , en klei- „nen, en knaapjes „ en jongelingen, en ou- » >On 268 Over ner ZEDELYK LOT per 5, dere lieden : voor de onnoozele Kinderen » (infans) is Hy een kind geworden, om de » kinderen te heiligen : en voor de jonge kin- „ deren een jong kind , om te heiligen , die '» Van zulk eenen ouderdom zyn.” Bors&cc. Moral. gedan. p. 103. en Vosstus 1. c. disp. XIV. S 7. hebben dit aangehaald , als een ge- tuigenis uit de tweede eeuw voor den Kinder- doop , daar de uitdrukking van wederom gebo ren te worden op doelen zou. De Heer V - NEMA , die Miff. Eccl. T. II. p. 467. deeze plaats ook aanhaalt , en die betekenis der fpreek- wyze ook toêftemt , vindt dit getuigenis hier echter niet als ongetwyfeld ; dewyl ‘er in het voorgaande en volgende van den Doop geen melding voorkomt. Dit wedergeboren te wor- den door Christus zou dus, zyns oordeels, zoo veel zeggen als geheilisd, dat is, zalig worden door Christus. «… De zin van dit gezegde zou , by gevolg „ kunnen zyn , ‘dát Christus „ alle „der menfchen leeftyden doorwandelende , door dit zyn voorbeeld heeft willen te kennen gee- ven, dat Hy gekomen was, om menfchen van allerlei ouderdom, ook de kinderen , te heil. gen , dat is, zalig te maken. —- En volgens die verklaaring ligt die gedagte en ftelling , die wy hier bedoelen , in dit gezegde rechtftreeks én zeer duidelyk opgefloten. … In de vierde eeuw vinden wy BasiLrus MaeNus, die den doop niet volftrekt noodza- kelyk KINDEREN pa nit Leven.” > 269 ‚ kelyk ter zaligheid Stelde; want de geenen, die men niet zeggen konden echten doop ontvan- gen te hebben , welken. men overzulks moest, oordeelen nog ongedoopt te zyn „ verklaarde hy „ dat, ftichtingshalven „ niet behoefden wederom gedoopt te worden. Kon nu iemand , naar het oordeel van dien, Kerk - vader zalig worden, of- {choon hy , welvoegelykheids-halve, niet ge- doopt ware ; hy zal.dan ook den Kindeien, die ongedoopt fterven, de zaligheid niet hebben af- gefproken. Vossius, lc. Disp. VIL à 25. EO Onder de Latynfche Kerk-leeraars was Te R- TULLIANUS ‚in de derde eeuw; wel van dat gevoelen „ dat de doop de heerlykfte nuttighe- den en uitwerkfelen had 5 hy begreep echter. ook , dat men dien daarom niet verhaasten mogt, maar ried deszelfs uitftel aan , vooral ten aan- ziene van de Kinderen. En nopens de Oude- ren, die om de behoudenis hunner Kinderen , wen ze ongedoopt. fterven- mogten „ bekom- merd waren , die dan ook op hunne begeerte „ naar een gebruik ‚in dien tyd , dezelve. ge- doopt. kreegen , fchryft hy , dat Zy meer no- pens het verkrygen „dan omtrent het uitftellen van den doop, by aldien zy deszelfs gewigt be- grepen , bekommerd zouden zyn... By het uit- ftellen van dien: hadden de Christenen niets te _ | VICe- 270 Over HET ZEDELYK LOT, DER vreezen ; want de behoudenis is , by een op- reeht geloof , veilig genoeg , en de Kindereri worden door het geloof hunner Ouderen zalig. En hiervoor brengt hy 1 Kor. VII. vs. 14. by en verklaart die heiligheid, door den Apostel aan de Kinderen toegefchreven , als een voor- recht van derzelver geboorte -lot , waardoor ze tot heiligheid en zaligheid beftemd waren „ en in den zelfden ftaat raaken met hun , die wit spater en Geest geboren worden , dat is, met volwasfenen „ die gedoopt worden. De Bap- tismo,c. 18. & Lib. de Anima ,c. 39, 40. aangehaald by den Heer VENEMA, TIL, p. 466. Ook was in de vierde eeuw een begunftiger van dit betere lot der Kinderen, CyPrrANus, die , Epist. ad Bidem, L. UL Ep. VIJL dus . Schreef : … Wat de Kinderen aangaat, wy „ hebben allen geoordeeld (eene vergadering > naamelyk van LXVI Bisfchoppen ) dat geen menfchen-kind Gods genade-en barmhartig- heid ontzegd mag worden.” En vervolgens: > Dat God zyne gunften zoo wel aan de Kin- „ deren, als aan volwasfenen bedeelt. — — — j, Want God, die geen aannemer des perfoons is, ziet ook niet op den ouderdom , maar vergunt aan allen eenen gelyken toegang tot zyne hemelfche genade. — — —. Worden den grootften zondaaren , die zich voorheen zeer 23 53 95 23 EE4 2 2 9 55 9, 5 59 9 2 25 99 95 23 22 9 9 99 fc N | KINDEREN va DIT LEVENS 271 zeer tegen God bezondigd hebben , wanneer ze naderhand gelooven , de zonden verge- ven : word ’er niemand van den doop eh de genade uitgefloten ; hoe veel te minder mag meu dan een Kind uitfluiten ; het welke ; onlangs geboren „ nog geen zonde gedaan heeft, maar alleenlyk door zyne vleefchlyke geboorte uit Adam onder de fchuld des doods ligt ? Zal dit niet zoo veel te eerder.de ver- geving der zonden deelachtig worden 5 naars demaal aan het zelve geen eigene „maar vreemde zonden vergeven worden ? Hier- om ‚ myn zeer geliefde Broeder ! is dit „in de Kerk- vergadering , ons befluit geweest, dat wy niemand mogen uitfluiten van den doop „ ende van de genade van God, die omtrent allen barmhartig „ goedertieren en getrouw is. „Moet nu dit omtrent allen waar- genomen en vastgehouden worden ; ‘hoe veel te meer dan ook omtrent de Kinderen en jongst-geborénen, die terftond na hunne ge- boorte fchreijen en weenen, en dus niet ane ders doen „ dan fmeeken : die overzulks de voorwerpen van onze behulpzaame hand, en- „de van Gods ontfermingen zoo veel te. meer verdienen te zyn?” —- En dit getuigenis, hryft Vossius, l.c. Disp. XIV. 6. 9. is van zoo veel te meer gewigt ‚ dewyl het zelve het oordeel was van LXVI Bisfchoppen „ in eene Kerk - vergadering. | & XIIL 272 Over HET ZEDELYK LOT DER GX EI IL. „AMBROSIUS ,/een getuige uit die zelfde eeuw „ zegt , de Abrah. Patriarcha, Le II. ede, Geen aankomeling CProfelit) , die sy oud van jaaren is ‚ geen kind „ een Ínboor- ling zynde „ word ‘er ùitgeflooten ; want el- ke leef-tyd is aan zonden onderhevig , en overzulks ook vatbaar voor het bond- zegel. — —— Indien iemand niet weder geboren word uit water en den Heiligen Geest, kan „ hy in het koningryk van God niet ingaan.’ Daar word zekerlyk niemand uitgeflooten, geen kind , niemand, die door eenige noodzaaklyk- heid belemmerd is. Vossius l.c. $. 10. — En Homir. ôn bit. Valentin. zegt hy van den overledenen „ dat dezelve , hoewel ongedoopt geftorven „een beter lot was deelachtig gewor- den. En beroept zich op het voorbeeld van David , die terwyl zyn zoontje ziek.was, rou- we bedreef , uit vreeze , dat het hem ontrukt ‚zou worden ; maar niet langer weende , na dat het geftorven was ‚ naardemaal hy wist ‚ dat het by Christus was. … Hy treurde over zynen aan bloed-fchande fchuldigen-zoon .Amnon , insgelyks over den broeder -moorder Abfulom., weetende , dat beiden in hunne zonden geftor- ven waren. Maar over den dood van dit zyn onnoozel zoontje had hy geen rouwe ; dewyl hy geloofde , dat het zelve „ als nog onnoozel Zyn- | KINDEREN NA DIT LEVEN. … ä%g Byndes-leven zou. „ForBmsius, die dit aan- haalt, dc. LX. c. 6, $. 2. merkt op dit be-” wys van dien Kerk-vâder aan, dat dezelve van oordeel geweest is, dat dit geen byzonder voor recht van Davids kind „boven die van ândere’ geloovigen geweest ware; maar dat David zyne hooftgronden van het wedervaaren van alle kin deren der geloovigen , die in hunne kindsheid fterven ‚ ontleend, en dus niet uit een byzone dere openbaring. had. Xi Mo | \ ‚Vooral heeft: zich de zaak der Kinderen zn 3 zeer aangetrokken de vermaarde. Abt Berns HARDUS uitde twaalfde eeuw. Dorn. in ram. palmaâr. Serm., 1 Opp. p: m. 33. fchryft hy düs: „; Die als een Kind, geboren is ‚ en den. „> ftand der onnoozele Kinderen tot zyn-eerfte slot verkoos „fluit ook thans geen Kinderen , suit van de genade, Dit ftrookt met hunne bn, onnoozelheid. „en is eene lichte zaak voor ss Zyne Majefteit , dät Hy door Zyne genade - s». goederen vervulle ,, hee geeri natuurlyk bo- - ven hun bereik is.” — En Sem. fuper Cantic. LXVI fol. 186, gaat hy de verachte- ren van den Kinderdoop dus tegen: ; Alhoe- s. wel het Kind voor Zich zelven niet fpreeken s, kan „hiersis echter het bloed van deszelfs ‚ broeder „én wel zulk eenen. broeder ; het OL XXII Deel, Ss z well ° _ = 274 Oven ner ZEDELYK LOT per ;, welk van de aarde tot God roept : hier is „tevens deszelfs moeder , de Kerk , die voor … het zelve roept : en het kind. zelve , ziet gy > niet , hoe het hygt , en als aan de. bronnen „… des Zaligmakers tot God roept , weent en … huilt: Heere ik word onderdrukt , wees Gy s>- myn borge ? Het fnikt om de hulp der ge- »> made, dewyl het onder den druk ligt van zy- ‚> hen oorfprong. De onfchuld van het ellen- > dig fchepfel roept , de onwetenheid van het „> kleine kind roept, de zwakheid van den doo- „> peling roept. Alles roept hier dus; het bloed „> des broeders , het geloof der moeder , ‘het > gebtek des ellendigen , en de ‘ellende des ‚ gebrekkigen: dit alles roept tot den Vader.” Dit bevestigt hy met het voorbeeld van de ge- loovige fmeekingen der Kananeeïfche Vrouw’, ten voordeele van haare dochter ‚ die door den Heiland geholpen is. En na eenige andere be-* wyzen zegt hy eindelyk: met de woorden van IRENEUS: ‘3, Hierom is Christus zelve ook” » een Kind geworden , en heeft alle de trap-” „, pen van den menfchlyken ouderdom door ge-** za Zaan , om in geenerlei ouderdom iemand zy- „‚ ne hulp te doen derven.” —- Uitvoerig. fchryft hy ook over dit ftuk „ Bpiflo/. LXXVII. ad Hwugon. de S. Vicïore , fol, ae1. feq. daar wy „ dewyl die brief zeer wydloopig # ‚ deeze hoofd-zaaken flechts uit optekenen. rr.) Aan- ed de woorden van Christus tot Nikodemus: « indien Î { KINDEREN va Dir LEVEN. ” 275 êndien iemand niet weder geboren word uit Wa der en geest , kan hy in het koningryk der he- melen niet ingaan , oordeelt hy , dat derzelver verklaaring al te hard zy en niet kan aangeno- men worden , wanneer. men ‘allen , die onge- doopt fterven, mits zy aan eene verachting van den doop niet jpu Zyn , daardoor van de zaligheid uicfluit. 2) Dringt hy aan, dat naar” demaal de inftelling van den doop niet van ee- ‘ne natuurlyke wet is , en overzulks buiten ee- ne vóoräfgaande afkondiging. niet bekend kan Zyn, men de geene, die, eer ze nog daarvoor vatbaar Zyn , uit dit leven worden weggerukt, niet veroordeelen mag. 3.) Op.de zwaarig- heid, die hier van eene verdoemende erfzonde gemaakt word „ antwoordt hy, dat God, bui- ten den doop en de voorgaande befnydenis / ook nog. andere middelen nest om, „wetiehen zij te maken. ; | In dit gevoelen ftonden ook ass wate. nooten,- Huco DES. Vricrorre en PETRUS vid. aangehaald by Forsestus, L Ge 7. Sr „en bt dd Lc. d: 2 N Ee s rs Î 1 kf : 3 HE 8i, iN td SKV Onder de Protestantfishe: linblacdid vinde _ men eenpaarig-genoeg ; dat-ze omtrent dit ftuk. zeer gemaatigd gedagt hebben. Dan-eer wy 08 dae 276 Overrmer ZEDELYVK LOT per dat nagaam ; moeten wynog de. gedagten vat zommige, “die” met het tweederlei gemelde ge- „voelen niet infternien ; vernemen. Dewy! men hieromtrent niet wél iets vinden kon het ‘geene in alles met andere bekende waarheden, of aangenomen (tellingen overeen te brengen was „ hebben zommige goedgevon- den eenen middenweg inteflaan.. Dus heeft in de vierde eeuw GREGORIUS NAZIANZ. » Orat. de bapt. Theod, ap. Forses. L.X. c. 5. S. 9. reeds geoordeeld „ dat de Kinderen zoo weinig met de hemielfche heerlykheid beloond , als tot de ftraffen der verdöemenis van een echt- vaardigen. Rechter veroordeeld wierden ; voor zoo veel ze den doop niet ontvangen, en. echter ook aan. BALORNS 60 zonden zich niet fchuldig ‘gemaakt hadden. — . En de geleerde. Kerk- ‘vader pepe ‚ in de tweede eeuw , Lib. de Refurre@ì. p. 185. was van gedagten, dat ; naardemaal de Kinderen goed..noch, kwaad. gedaan hadden ‚ zy zelf niet eensán het laatfte oordeel eene plaats, konden hebben. NARE Mp Differt Sacr. p. BR rie DVR ei pr & Eid & De oude Pelagiaanen konden ook de onge- doopte Kinderen z00 Weimig tot het koningryk van God toelaaten , als zy dezelve tot de hel- fche pynen durfden-verdoemen 5 mâaar-weezen hun eene zekere,derde plaats toe; de. voorburg der head nn Kang) genaamd. For- BES. zeKINDEREN 9 ber Levens) “opp Besole. LVL co 1. $- 20; or, ==! De Heer Venema sole. “T. IV--p. 568. merkt aan,dat ze onderfcheid maakten tusfchen het eeuwige leven „, en het koningryk der hemelen: het eerfte vergunden zy den Kinderen wel; we- -gens derzelver onnoozelheid ,„ en onzondigen ftaat „doch alleenlyk wen ze gedoopt waren , ‘volgens. Jon. II. vs..5. - En dit-word van Au- GUSTINUS eene plaats. van #weede gelukzalig- heid genoemd. Dan het:blykt nergens daide- 1yk ; „waarin dat ‘onderfcheid tusfchen het eeu- avige leven en «het koningryk-der-hemelen zou -beftaan hebben. ‘Dog het bekende zeggen van ‘Per aerus nopens de Kinderen was’: Waar ze niet. heen komen , weet ik „maar. waar ze heen gaan ; weet ik niet: waârdoor hy eenen mid- denftaat tusfchen hel en paradys bedoelde. En dit gevoelen wierd in de Karthageenfche , ofte Mileritaanfche Kerk = vergadering veroordeeld. _Ook waren ’er onder déraanhangeren van Pe- LAGIUS ‚die zulk eenen middenftaat verwier- pen ; maar in beiden werfcheiden trappen ftel- den. Het-is echter waarfchynlyk , dat ze eene natuurlyke gelukzaligheid „ buiten het zalig-aan- fchouwen van. God , onder de benagming van het eeuwig leven bedoelden. Nog anders begrepen het de halve Pelagiaa- nen „ dat-naamelyk de Kinderen „ geduurende gen flaat van Qnngozelheid geftorven,, geoor- 3 deeld # 278 Oven ner ZEDELYK LOT prr deeld zouden worden naar het geene zy zouden bedreven hebben, by aldien ze den ftaat van volwasfenen zouden bereikt hebben :-@n over- zulks ten deele vrygefproken „ ten-deele ver- doemd-worden. De Heer VENrMma Disfert. Sacr. p. 537 houdt dit voor ongerymd , naar- demaal ’er niet geoordeeld word over het geene iemând nog zou doen , maar over het geene hy gedaan heeft, En hierby moest ook eene zoo. genaamde „ naderhand-zoo veel twist -ftof uit- geleverd « hebbende „ middenkennis onderfteld worden. Uit deeze aan God toegeëigende ken- pis hebben ook zommige Leeraars der Augsburg- {che Belydenis der Kinderen zalig of rampzalig lot afgeleid ; gelyk. Waucr „ Lc. $. 3. ge- tuigt , en het gevoelen van J. HurLsEMAN daaromtrent vertoont. EEV L De meeste schaal: geleerden durfden hen _ wel niet tot de helfche vlammen veroordeelen , maar verwezen hen tot eene zekere voorburg , in welke zy wel niet te lyden „ ofte geen ftraf te ondergaan hadden , doch van het zaligend aan- fchouwen van God verfteken zouden zyn. — Doch zommige drukten zich daaromtrent liever zoo uit, dat ze wel niet in de hel geftraft wor- den , maar eene lichtere foort van ftraf zouden hebben te aaa niet eene branding, maar eene KINDEREN ma DT Levens , 27g, eene gevangenis: —— Dit gevoelen wierd door de H. Bricrrra „ diein de veertiende eeuw „eenen grooten naam had, byzonder begunftigd. en onderfteund.; dewyl men van derzelver ge- waande openbaringen te. Aome, veel werks maak- te , gelyk LeiBNiTz, Le. 9.92. heeft aan« gemerkt. —… Bykans op. diezelfde wyze heb- ben, gelyk aldaar $. 93. getoond is, THomas AQUINAs, BONAVENTURA en andere daat over ook gedagt „ en-gefteld , dat ze wel eene ftraf van gemis, maar niet de ftraffen van ge- voel te ondergaan hadden : voor zoo veel ze naamelyk ongedoopt geftorven waren. Dit word ook van ForBesius, Le. LX, e.6 $ & c.7. $. LL aangetoond. eig In de Trentíche Kerk-vergadering wierd door - de Godgeleerden van de Dominikaaner- Orde bepleit, dat de ongedoopte Kinderen, die. voor het gebruik der rede geftorven waren „na de opftanding in zekere voorburg, ofte onderaard- fche plaats in de duisternis zouden opgefloten , doch niet door het vuur gekweld worden : ge- Iyk van P. SarrPrus , Miftor. reed Trident. p. 157. bericht is. Alhoewel nu dit gevoelen veel tree | is dan het bovengemelde ($. 5— 10.) „ zoo is echter de praktyk der Roomfche Kerk daar- omtrent zoo gemaatigd en toegevend niet; naa- demaal de geene , die nog ongedoopt zyn , als vO Uk flaa- 28e Over zer ZEDELYK LOT vir {laaven en een eigendom van den Duivel wor” den ‘aangemerkt , uit welken de Duivel , door’ eenen plechtigen ban (exoreismus”), word uit= gedreven, eer ze werklyk gedoopt wórden, En den geenen , die ongedoopt fterven , word geen’ begraafplaats op de kerk- hoven der Christenen vergund „ maar ze moeten elders Onder den, grond gefopt ih } ne vn Zo tm “Dan hierby hebben zommige haci Eg dog niet te moeten laaten berusten ‚ maar den Kinderen zelf die Ongedoopt bvededdn. waren , eene zekere natuurlyke gelukzaligheid toege- fchreven , gelyk , volgens LigiBNIiTz, hc, AMBROSIUS CATHARINUS sJÄLPH. Sanb MERO , LUD. MoLINA, en er gefteld: hebben. De Godgeleerden van de B rncikne, orde, beweerden in de Trentífche Kerk - vergadering , dat ze op zekere plaats boven-den aard- kloor verheven , en in het licht hun verblyf zouden, hebben, Zommige beweerden-ook , dat ze met de Wysgeerte , en befehouwing van de dingen der natuur zich bezig houden , en zulk een ge- noegen genieten zouden , als die geene in dit leven ondervinden , die zich met voorfpoed in de uitvinding en ontdekking van zaaken DE KINDEREN pa pir Tete) eBf° Ook voegde A. CATHARINUS hier” nog by, dat ze van de heilige Engelen en gezaligde mên-- fchen zomtyds bezoekén ontvangen en drag dingen genieten zouden, Zie visje Les w „Zelf keurde. de Kardinaal: FA NG. neren. _praATUS dien toeftand eener gelukkige onfchuld- der Kinderen nog’ boven den ftaat-der gezaligde zondaaren. Alhoewel, fchryft-hy , God hen: sj miet tot de hemelfche heetlykheid toelaat, „begunftigt Hy ze echter met:eene andere en- s‚ veel grootere weldaad, die.zy, en wy zelve. „„ ook , by aldien daaromtrent eene keuze :te: 9) doen ftond , ongelyk hooger „dan' den he- „s mael ‚waardeeren zouden. “Ea deeze wel- »» daad is, dat ze , door eenen vroegtydigen- » dood weggerukt , nopens hunne perfooneele- s onfchuld in veiligheid gefteld , ‘buiten de mo=: „, gelykheid van zoo veele, ten deele vergeef » lyke, ten-deelerdoodelyke zonden geraaken ; 5; en. aan geduürige en oneindige gevaaren van zen verzoekingen tot zonden onttrokken wor« ss den , aan welken zy met den voortgang. der » jaaren onvermydelyk zouden bloorgefteld zyn „ > En dus de eeuwige helfche ftraf tot eene prooù, »> worden. Zy wierd weggerukt , op dat deboos- „5 heid zyn verftand niet zoude veranderen, of > de Üst ayne ziel bedriegen. Wvsn. IV. vs. 9.” „ Deeze zyn-deszelfs eigene woorden’, by laas NITZ wis C. aangehaald. S 5 Dit 832 Over ner ZEDELYK LOT per A RrA aan eene vry vermaâaklyke plaats „het zy in dee- ze , het zy in eene andere-weereld zich bevin= ‘den , en onder het genot van eene zekere na- tuurlyke gelukzaligheid’, God loven en danken zouden ; alhoewel. uitgeflooten van het koning- ryk der hemelen, dan hierover zouden ze-geen ongemak hebben „ niet treuren „of zich bekla- gen. Want dit zou eene tegenftrevigheid tegen Gods wil zyn, die niet vry. ware van zonde. En naardemaal ze in dit leven geen verkeerde wils- neigingen gehad hebben, zoo was het ook niet waarfchynlyk , dat die in een ander leven jn hun zouden plaats hebben. Dus word-des- zelfs gevoelen voorgefteld van P. Martyr , Loe. commun. CI. IL. Loc. 1. 9% 5. & CL III Loc. 1. $. 35. gelyk ook A. Riverus „ Ca- hol. Orthod. Tra. II. Q. 3. Opp. T. IIL. p. go4- het zelve heeft voorgefteld „ die ook ze- keren pe SiLBON aanhaalt, als vereenigd met dat gevoelen. CEN TIL Zedert de zestiende eeuw „ met welke de Kerk-herforming begon aan te lichten , vindt men , KINDEREN NA prT LEVEN, 283 men dat de Protestantfche Godgeleerden-door. gaans vry gemaatigd over dit.ftuk dagten. Af meest komt men daârin overeen „ dat men nó- pens.de Kinderen , ‚die voor eenen volwasfenen ftaat , en het gebruik dervrede fterven , het zy ze gedoopt ‚of ongedoopt zyn; het goede na dit leven hoope. ‘En nopens de Kinderen der Christenen. meent men , ‘dat hun het geloof in Christus, het eenige middel, om de’genade en zaligheid „door Christus verworven , deelach- tig te worden, niet kan ontzegd worden. Dan hoewel men nopens het geloof en de wederge- boorte , de voorwaarden der zaligheid , door Christus , ten aanziene der volwasfenen „ zich onderling niet wel verftaan , en dezelve niet gereedelyk verklaaren „ ofte bepaalen kon , in welk eenen zin, en hoedanig men die aan de Kinderen zoude kunnen toefchryven ; zoo ver= werpt men echter, daarom de zaak „of die gun- ftige gedagte nopens-het toekomiend lot der Kin= deren niet. En het gefchil nopens die voor- waarde der zaligheid word. by veelen.aangemerkt en behandeld , als of het flechts een woorden - twist ware. En over het geheel laat zich, no- pens die voorwaarden van der Kinderen zälig- heid, aanmerken, dat de Protestantfche Godge- leerden daaromtrent een drieërlei gevoelen om- helzen. Want zommige vinden alles in Chrís- tus, en de genadige toerekening van deszelfs verdienften , wat tot der Kinderen zalig lot na dit- 284 _ Over er ZEDELYK:LOT: per dit leven behoört. — „Andere zoeken en ftel- Jen die voorwaarden perfoonelyk in de Kinde- ren ‚en tusfchen. deezen. heeft-dan in ’t byzon- der het, gefchil. plaats , nopens de wyze „hoe men dezelve in die onderwerpen moete begry- pen. —- EÉn-nog andere gaan. hier te-tug tot de Ouderen , in welken de Kinderen gerekend worden „in welken men dan-ook de vervulling dier voorwaarden ftelt „die den Kinderen , uit hoofde van een. natuurlyk. onvermogen „ ont- _ breken zou. - Dan , zonder juist naar deeze or- de ons hier te fchikken, zullen wy de gedagten van eenige Godgeleerden opgeven. | De Den By de Broederen van de Augsburgfche Bely- denis word al meest het in de tweede plaats ge- melde gevoelen „ aangaande de voorwaarde der zaligheid in de Kinderen , aangenomen. Men vindt in de Formula Concordie ‚ uit den grooten. Katechismus van LUTHERUSS; hieromtrent dit volgende: „ Wanneer wy zeg- » gen ‚ dat de Kinderen gelooven „ en het ge- , loof bezitten , is het geenzins onze mening, 2» dat zy op eene verftandige wyze werkzaam ss Zyn „ en geloofs-daaden oeffenen zouden. »‚ Maar wy willen daar door, die dwaaling van hun tegengaan „ die zich verbeelden , dat de 92 39 ge 40 KINDEREN. NA DIT LEVEN! e8s 5; gedoopte Kinderen “Gode behagen ; @n Zon= 35 der eenige werking des: Heiligen. Geests “in ‚5 hun’, zalig worden.” En alhoewel wy niet duidelyle verftaan „of met woorden ook niet ‘, verklaaren kunnen, welke en-hoedanige die sy werking: des Heiligen Geests in de.Kinderen ss Zy s die gedoopt. worden ; zoo is betocht zystans uit Gods wootd zeker’, rdat zeer is-en plaats. heeft” Dit heeft Uit: CHEMNITIE Exam. Concil.Trident, ad Can: XII; de Bap. tism. aangehaald J.L-Farrrcius Dialog, de Fide infantutor e Opp. Pp. 394: Este. er} bike CHEMNirids zelve heeft dit fluk ook uit- vobrigef behandeld’, waarvan Fasrricius lic. p. 395. dit uittrekfel geeft: „ Dat den Kin- », deren, zoo veelen ’er zalig worden, de Hef- > lige Geest van God gefchonken word „ die „ in hun zekere wêrking“heeft en voortbrengt. == Dat wy den aart van die werking en, die ’ 4 give niet verftaan „ ofte met, zekerheid, be- „ paalen kunnen, die wy echter, hoedanig ze s óók moge zyn’, het geloof noemen. — Niet als of dit zulk eene toeftemming in het > Verftand, en, vertouwen. der harten ware , ‘> hoedanig 'er in volwasfenên. plaats heeft; > Maar dewyl dat middel , waar door Gods kö- 5, Ningryk , in het woord en de bond - zegelén “> Aangeboden, aangenomen word , in de Hei- lige Schriftuur.dien naam draagt.” | 286 Over mer ZEDELYK LOT: pen > J. GermarDus verftaat door het daadelyk geloof , het welk men den Kinderen niet: af- Ápreken mag, allerlei werkingen des H. Geests 8 hoedanigen die-ook zyn-mogen , die tôt ’smen- fchen gerechtigheid «en zaligheid dienen. -4pí7, Pag. 397. —= Ook worden aldaar aangehaald BarvuiNnus, BROCHMAN en HursrMaAN, als die mede in den Kinderen het geloof erken- _ nen. — De laatstgenoemde erkent zelf in de „Kinderen de wedergeboorte , ‘hoewel niet de, ín eenen. naauweren zin dus genaamde; beke- ring. En elders leidt hy der Kinderen behou- denis ook af uit de zoogenaamde midden-kennis (/tientia media”) van God, en uit een voorge- “zien geloof , het welke zy, by aldien een lan- ‘ger leven hun vergund ware , zoudei gehad hebben. Zie J.G. Warcuir Difert. de Fi. \ de infanum în ùtero, $. 3. a “Sep. ScHMIDT heeft op de vraag : Of de Kinderen , die voor den achtften dag „en düs zonder de befnydenis ontvangen te hebben , ge- ftorven waren „ ook waren Zalig geworden? dit te recht geantwoordt : „ Wel zekers wart » naardemaal ze door niemands fchuld , mar ‘> uit eene ftipte gehoorzaamheid aan het God- lyk voorfchrift van dat bond- zegel verfteken waren ; ZO mag men omtrent dezelve geen mindere genade van God ftellen plaats te hebben, dan omtrent de Kinderen van zulke | » Ge= ed 5 ” 5 33 KINDEREN 'NA-vit-tEvén, 287 Pe ‘Geloovigen ‚ die tot de befnydenis niet ver- „ plicht waren. Johannes de Dooper wierdt » voor de befnydenis ‚en nog in ’s Moeders ‚buik zynde, met den Heiligen Geest vervuld. » David geloofde; de zaligheid van zyn op den. „» zevenden dag geftorven Kind zoo zeker, als „hy, zyne eigene hoopte. ‚Wânt de belofte „ ‚die den Ouderen door de befnydenis toege “past en ‘verzegeld wierd, dat God hun God, … en hunnes zaads God zou zyn, kon niét fei=" »…. len 4 ‘zoolang „de menfchen niet door hunne » eigene {chuld. dezelve verydelden.” - Aange-: haald: by Wa wens 1. er $..s- „die ’er dethao aanmerking „by gevolg- trekking ‚by voegt ;. Had „dit plaats, nopens de Befnydenis , men. heeft nopens- den. dong. eb ook het eelfde te. doeken | ; | Eenftemmig met deeze Rae heeft zich ook eedt TARNOVIUS , Comment. in Proph. mina, Jon. IV. vs. 11 ‘die de Kinde- rea ‚ die voor de befnydenis geftorven waren „ in het zelfde lot en geval ftelt met de Dochter- tjes onder het Oude Testament , die voorde jaaren van onderfcheid geftorven’, uit kracht der - Godlyke belofte zalig geworden waren : insge- Iyks met dat van de Kinderen der Israëlleren „° die geduurende de veertig- jaarige reize door de WOES- 258, Over zer, ZEDELYK LOT. oee woestyne onbefneden geftotven waren , Jos. Va VS 7e Ook met den toeftand der Knecht- jes. die ‚daor, het wreede bevel van den Egip- tifchen Koning. in de wateren gefmoord waren , ExOD,, L. Vvs. 22. “Gelyk ook rog met het lot er On oozelen die by andere vervolgingen door den. dood: Kpn weggerukt; 1 Markag, 1.” EN “Maxgag, VI. . En waarom, zouden wy che Onder het Nike Verbond aan deizelvee” zaligheid wanhoopen 2 En orDezelfde haalt het ook als minarine aan „- hetigeêne door HuNNius, Loc. de Baprism. gefchreven áe>:- « ;,- Dat Christus in ‘den buik 5 zyner Moeder een Kind had willen worden „ „om daar” mede: vaantetoonen „ dat Hy ook de „Kinderen van: Godvruchtigen;, tefwyl ze nog! „‚ in de baar- moeder waren, heiligen wilde en. , kon ; by aldien ze ook het gewoone zegel - pe teken der wedergeboorte niet mogten deel- ” achtig worden. „Het gevoelen \ van Danu AU Er, leromtrerik. | heeft -LeEIBNITZ „Lc. Ss 98. opgegeven, aldus: » Vraagt iemand, nopens.de wyze en het middel, ter, zaligheid, van zulk een Kind : wy, laaten „dit , voor zoo veel het Gods zaak is, aan ». Zyne wysheid over : voor zoo veel de doop … ‚ met den Heiligen Geest als een middel tus-, ds ‚ fchen beiden komt , hoopen. wy daaromtrent ‚het goede, En hiermede wierd Johannes. de. ds sd Doo- KINDEREN na oir zeven, 289 ‚‚ Dooper op eene uitmuntendfte wyze begun- kt Van ’sKinds kant is het eigene gelgof „ het middel — — — daar over Onze geleêr-. „de FreursorN naauwkeurig gehandeld heeft, 2 ‚Is het nu onmogelyk , zonder geloof Gode te behagen, zuike Kinderen moeten dan, by aldien ze zalig worden, noodzaaklyk gok het geloof in hun hart deelachtig worden. ” En nopens de Kinderen der Heidenen fchreef B. HorMmaN , &ynopf. Theol, Dogmat. p. 329. »s Dat het wel zeker is , dat. Gods toorn op … hun blyve , by aldien ze. niet op eene bui-_ >» tengewoone wyze door den Heiligen Geest „wedergeboren „ en met het geloof begunftigd „worden. Dat nu dit gefchieden kan , daar > aan mag niemand twyffelen ; maar of het ook „ daadelyk gefchiede , dat laaten wy aan de … Wysheid en Barmhartigheid van God over.” LEIBNITZ , 1ec..$. 93. daar DANHAUER ook aangehaald word. Nog eenen ftap verder ging hier Tos. Wac- NER , Wylen de Kantfelier. der Akademie te Tubingen „ die omtrent de Kinderen der Hei- denen. het goede dagt, en hun , naardemaal ze in hunne onwetenheid gefteld waren, verfchoo- ning @n vergeving billyk meende te mogen toe- fchryven. Hy oordeelde, dat die mening meer waarfchynelyk was, die mede brengt, dat God in zyn oordeel over de zulke naar de Barmhar- AAI, Deel, ie ze vig” ed 290 Over Her ZEDELVYK LOT DER tigheid overfloeg , eù ze met de zaligheid be- gunftigde , dan wanneer men het tegengeftel-- de harder gevoelen , het welke die Kinderen van de zaligheid uitfloot , omhelsde. Zie Pran- NER ,. Syftem. Theol. Gentil, purior. c. ZL S. 17. | Wy befluiten bien uit, het geene ook de Ichrandere LEIBNITZ, Ee c. billyk hier uit heeft opgemaakt : „Dat de Evangelifche God- „‚ geleerden met veel gemaatigdheid hier om- » trent gewoon zyn zich uittedrukken : terwyt- s, Zy die zielen aan het oordeel en de Genade s, van haaren Schepper overlaaten. En voor „ons zyn immers alle die buitengewoone we- » gen verborgen , langs welken God de zielen 5 verlichten , en van welke middelen, Hy zich » daartoe bedienen kan.” 5 OXXL “Komen wy eindelyk tot de Godgeleerden vän onze Kerk , ofte de Hervormden , deeze, hoe zeer zy ook van anderen , wegens de leer eéner byzondere genade , «en andere daar mede verknogte leerftukken , bedild en gehekeld zyn, zyn echter , ten aanziene van der Kinderen jongfte lot, ook zoo gemaatigd van denkwyze, dat ze hen geenzins van de Godlyke genade en eene eeuwige zaligheid ustfluiten. Dit zal ops uit KINDEREN va DIT LEVEN. a9t uit eertige ftaaltjes en getuigenisfen , hoe zy zich daarover uitdrukken , nader blyken. | ZWINGLIUS. althans ontkent de genadewer- kingen des Heiligen Geests in de Kinderen geen- zins , wen hy , Opp. T, IL ib. de Baptismo , p. 607. Zegt: - Wie onzer kan met zeker- ‚‚ heid weeten , op welk eene wyze de Heere aam de Kinderkens’ woont 2? Zouden wy niet , zeer fchaamteloos handelen „ wen wy verme- ‚> tel ons zouden aanmaatigen over zulke zoo sy zeer verborgene dingen iets te willen be- » paalen” ? Niet minder heeft ook CauLviNus voor der Kinderen belangen gepleit , Znftit. Chrijt. relig. L. IV. ec. 16. $. 17. kan hy het niet verkroppen , dat de Wets eDoper hen ten dood veroordee- len , en zegt: Naardemaal de Schriftuur „, verklaart, dat wy allen in Adam fterven, zo „ volgt , dat” er geen hoop ten leven , dan al- ss leenlyk door Christus , voor ons overig is. _ Om nu erfgenaamen des levens te worden „ | » moeten wy deelgenooten van Hem worden. > En zegt de Schriftuur ons elders, dat wy al« ‚ le van natuur onder Gods toorn liggen, en in » Zonden ontvangen zyn, die ons altoos doem- ss fehuldig maken ; wy moeten dan, om in het » koningryk Gods te kunnen ingaan , wederge- ‚» boten , en Christus ingelyfd worden. Maar ‚> hoe’, zeggen zy, zullen de Kinderen weder- > Ai ges er " 292 Over net ZEDELYK LOT pen „geboren wider, die van goed noch kwaad bezef hebben ? ‘Wy antwoorden hun, dat. alhoewel Gods werk onder onze begrippen niet valt, echter geenzins voor niet met al te houden zy. Vervolgens, dat het zeker is , dat de Kinderen} die behouden zullen , » worden, (en dat 'er eenige uit die jaaren be- houden worden, kan men niet ontkennen, ) alvoorens van den Heere wedergeboren wor- den; dewyl ze zondaars van hunne geboorte af zyn, en dus by God verfoeijelyk en wal- gelyk zouden blyven moeten , by aldien ze ‚ niet gerechtvaardigd wierden.” En dit be- bevestigt hy met het voorbeeld van Johannes den Dooper , aan welken God getoond heeft wat Hy ook in anderen doen kon. „ En het 2 2) is, zegt hy wyders „ te vergeefs , dat ze. hier op: die uitvlucht maken „ dat dit flechts sw eenmaal gebeurd is „ en daar uit overzulks kid 2 33 3 33 ld 2 2% 23 niet. volgt „dat de Heere dus doorgaans met en omtrent de Kinderen handele. , Want wy beredeneeren flechts hier uit „ dat zy zonder grond de Godlyke kracht binnen zoo enge grenzen beperken, waarin ze zich dog geen- zins bepaalen laat,” E En hiertoe , dus vaart hy voort, $. 18, 19. is immers Christus van zyne eerfte kindsheid af geheiligd , op dat. Hy uit iederen ouder- dom zonder onderfcheid zyne Uitverkorenen » wl KINDEREN: na prr ler Bog” 5, in Zich zelven’ zoude heiligen. ——=, — 3, Hebben wy in Christus een volmaaktst voor- beeld van alle die genade - bedeelingen „ met welken God zyne Kinderen begunftigt :- wy hebben in dit opzicht daarin danook een be- wys, dat de kinderlyke ouderdom niet ten eenemaal met de heiligmaaking onbeftaanbaar » is. — — En zou het ook wel veilig zyn, wanneer wy ontkenden, dat God zich op de eene of de andere wyze aan de Kinderen ont- dekken kon? — — — En alhoewel het geloof uit het gehoor is , kan men het zelve daarom nog in de Kinderen niet ‘ontkennen. Want het zou zeer vermetel zyn , God aan dit middel te willen binden, ofte Hem dit als eene ftandvastige regel voortefchryven. En dit is ook geenzins de mening, van den ds Apostel. En heeft niet God ook in de roe- ping van veelen door de inwendige verlichting 5» Zyns Geests , zonder de uitwendige ame a king, zyne waare kennis medegedeeld”? BE 22 _P. Martyr maakt wel eenige zwrkarieiëds om den- Kinderen een geloof toeteftaan , het geene hy ook tot derzelver zaligheid niet noo- dig vindt ; dit echter ftelt hy daaromtrent als voldoende , dat de Kinderen, zoo veelen ’er zalig worden , met den Heiligen Geest voor- zien , en daar door bewerkt worden : deeze is ue oorzaak en wortel van geloof „ hoope ; lief- E 3 de,’ mn “894. Over neT ZEDELYK LOT pen de , en alle die deugden „ welken. Hy vervol- gens. werkt in Gods Kinderen , hoedanigen xy dan ook , wanneer hunne jaaren het toelaaten , naar buiten, vertoonen. Dan op dit gezegde laat hy eindelyk volgen, dat zulke Kinderen in zekeren zin ook Geloovigen kunnen genoemd worden. Loc, Com. Claff, IV. Loe; var$. 44. En W. MuscuLus was van oordeel , dat de geene , die den Kinderen een geloof toc- fchryven „ daar door eene zekere verborgene _ werking des H. Geests verftonden , waardoor Hy naar Gods genadig welbehagen de Uitverkorene met eene voorkomende genade begunitigd , waar over wy niet oordeelen kunnen. « Hy legt in hun een zaad, het welk de verworpelingen niet deelachtig worden. Loc. Com, p. im, 304. Dus heeft ook B. ArrrTrius, Problem. 80, geoordeeld, dat men al te voorbaarig handelde, wanneer men den Kinderen het geloof ten ee- nemaale ontzeide ; naademaal het in zekere op- zichten wel ontkend kon , doch in. zekere op- zichten ook toegeftaan moest worden. 6 MIKE Z. Ursinus fchryft ook „ Eaplic. Catech, Heidelb. ad Quaft. 74. , De Kinderen geloo- „ ven-op hunne wyze, ofte naar maate van ‚„ hun- „KINDEREN sait evens 295 ss hunnen ouderdam „ hebbende eene helling , 5» Ofte neiging; om té gelooven. Het geloof ss Ís in de Kinderen by wyze, vanseen vermo=: » gen en neiging, niet daadelyk met werkzaam- „> heden, gelyk ín volwäsfenen, — === Dé Kinderen. hebben ook den Heiligen Geest , 5» En worden , naar maate hun ouderdom het 2» toelaat, daar door wedergeboren.” EF. Junius verklaart het als onbeftaanbaar met de waarheid, wanneer mên ontkent , dat de Kinderen niet zouden in Christus den ou= den menfch afleggen , en den nieuwen menfch aandoen kunnên. Want dit te ontkennen zou= de even zoo veel zyn , âls of men wilde be- weeren , dat Christus in hun dat beginfel van hebbelyke-genade niet kon-werken.-Opp. T. IL. Pag. 187. —-: Dezelfde houdt ook dikwyls ftaande , tegen GRATIANUS PROSPER ; dat men het geloof; alhoewel niet uitgewikkeld en in. zyne form , of door zulke werkzaamheden; als. zich in volwasfenen openbaaren , nochtans ten aanziene van-deszelfs.wezen en wortel den Kinderen niet ontzeggen kan. | aid. Raremuss Cathol. @rthod. Traët. IV, Queft. IL. Opp. -Tom. IL. -pag:- 387. fchreef : Wy erkennen „ dat God in-de Kinderen het ss geene ; by rde tederheid. van hunnen ouder- pn dom, ‘in.bun ontbreekt, „ doer de btrodieg | BR ;, Were had 296 Over mer ZEDELYK LOT ben s werking van zynen Geest vervult , die het „ zaad des geloofs in hun verwekt , en door 5, "zyne kracht de verdienften van Christus hun > toepast „ waarvan ze op hunnen tyd ne on- s, dervinding zullen krygen. ” D. Parmus, Comment. in Genes. Hi vs. 14. verklaart het gevoelen van Avcusrtr- Nus als al te hard, en niet gegrond in Gods woord „ ook niet ftrookende met de Christelyke liefde. Opp. T.L. p.255. En de onnoozele Kinderen te Bethlehem , op bevel van Hero; des , omgebragt , houdt hy voor de eerfte bloed- getuigen van den Heere Jezus, en ftelt, dat ze zalig zyn geworden. Comment. in Maru. IL dbid. p. Ó16. Wy voegen hier eindelyk nog by A. wat L&us, die, Opp. Theolog. T.1-p. 493. op de overeenftemming met URsIiNus, SOHNIUS, BucaNus, en veele anderen zich beroept ; en dit fchryft : „ Wy zeggen, dat de Kinde- 5 ren (wy nemen die thans onbepaald ; laaten- „, de aan God zyne oordeelen , ) onder de ge- 5, loovigen moeten gerekend worden, dewyl > het zaad, ofte de Geest des geloofs in hun 9, ís, dien zornmigen eene hebbelykheid, an- 9’ deren eene neiging noemen. — — — En 9, deezen- Geest des geloofs. oordeelen wy in »‚ hun niet zonder alle werkingen te zyn, want 9 de and is nooit we: de mn me mn Zyn Ke | p> GC KINDEREN na Dit Lever; 297 ‚de Kinderen “Gode behagelyk „ worden hun „s de zonden vergeven , Zy moeten , by gé- „volg , dam ook het geloof deelachtig- zyn. e= Dit zaad, ofte die Geest des gé- loofs in de Kinderen maakt, dat ze voor ge. loovigen gehouden worden , en Leden van ‚‚ Christus zyn : en deeze betrekking , die zy „door hun geloof op de verdienften van Chris- tus hebben, is het middel, waar door ze „Christus verdienften deelachtig worden , de » vergeving der zonden, enz.” ke nk te he Dn Deeze getuigenisfen kunnen voldoen tot be- wyzen „ dat ook de Godgeleerden van onze hervormde Kerk omtrent der Kinderen uiterfte lot gunftig denken. Tevens kunnen wy hier uit zien , dat veele Protestantfche Lueeraars ($. 18—22.) de voorwaarden van der Kinde- ren zaligheid voornaamelyk in de Kinderen’ per foonelyk zoeken en ftellen : naamlyk in derzel- ver geloof , waar door ze aan de zaligmakende verdienften van Christus deel krygen „ en in derzelver wedergeboorte, die hen voor het ge- not: van een eeuwig zalig leven vatbaar en be- ‘kwaam maakt: terwyl men het een en andere als een werk der Godlyke genade , en van den Heiligen Geest danmerkt, welken men hun niet ontzegt. T 5 | Dan 293 Over ger ZEDELYK LOT: per Dan ’er zyn ook, gelyk wy (C$.-18.) hebr ben aangemerkt A die in deezen niet zoo zeer na iets in de Kinderen zelve omzien ; maar , om de voorwaarden van de zaligheid te vinden, tot der Kinderen Ouderen te rug zien , ín wel- ken de Kinderen gerekend worden, en door welken het geene , by een natuurlyk, onvermo- gen „ den Kinderen in perfoon ontbreekt „ ver- vuld zou worden. —- En by dit gevoelen flaat men ook , zoo veel ons is voorgekomen eenen drieërlei weg in, Zommige zien voor- naamelyk op de Kerk ; — zommige wenden zich , by gebrek van ‘voldoening voor hunne zaak in de naaste Ouderen ‚ tot geloovige en vroegere Voorouderen ; —- zommige eindelyk berusten hieromtrent in der Kinderen naastê-en onmiddelyke Oers: eroR KodrVi! Die de Kerk hier ín het algemeen in het oog hebben ,„ merken de Kinderen (evenveel van hoedanige Ouderen, van ketteren , van godloo- zen „ of uit hoerery gefproten „ of flechts door eene aanneming voor Kinderen erkend ;, indien de Ouderen flechts Christenen heeten , en de Kinderen flechts in eene maat{chappy van Chrisr tenen raaken „) aan als in den fchoot der.Kerk geboren , en dus als Kinderen der Kerk , ofte tot de Christelyke wf behoorende, en us KINDEREN. na DIT LEVEN. 299 dus als deelgenooten van Gods Verbond met, en de godlyke beloften aan de Kerk ;„overzulks ook vals. gewettigd tot.de bond-zegelen „ door welken de heil-beloften aande Kerk bevestigd worden : en langs deezen weg ‚doet men de Kinderen dan ook deelen in, de genade -goede- ren van dit leven, en by hunnen dood „ bin- nen de jaaren van “onnoozelheid arr lid het ecu- wig leven. | … Dat onder de oude Kerk - vaderen ook zom- migen hier heen overhélden , heeft de Heer VENEMA ‚ Diflert… Sacr. pag. 524. nopens AuvcusrTiNus, Epist. 98. 9. 5. aangetoond, | _s-De Kinderen, zoo fchreef hy , worden aan- „gebragt „om de geestlyke genade. deelachtig > te worden 5 niet zoo zeer van hun, die hea >» op hunne handen dragen, (alhoewel ook me- »» de van hun, by.aldien zy zelve ook waare s»„geloovigen zyn „…) dan wel van de geheele » gemeente der heiligen en geloovigen, ——— „De geheele Kerk, de Moeder, die heilig is, „> doet dit overzulks 9 naardemaal zy geheel al- „len „ geheel ook elk en een iegelyk baart. ” Dog dat die Kerk- vader, van zich zelven, ten aanzien van der Kinderen lot na dit leven, Ver- ‚ fchillende , by deezen grond alleen niet bleef , maar ook het geloof der Ouderen , en den doop der Kinderen, om hun cen zalig ‘lot te kunnen toefchryven „ te baat aam 3 is van den Heer “oi VENE- geo Over mer ZEDELYK LOT ven VENEMA; Lc. te recht aangemerkt. —- Dat ook de Kerk-vader BERNHARDUS zyne ge- dagten hieromtrent dus geplooid en op de Kerk, als de Moeder der Doopelingen , en een mede-. werkfter tot derzelver geluk , gezien heeft, kan uit het geer wy hier boven (S. 14.) hebben aangehaald, blyken. —- De Ouden fchreven naamelyk aan alle Kinderen, die in de kerk den doop ontvingen, de geestlyke genade toe van eene vergeving der erfzonde, en van. de weder geboorte: weldaaden , die, naar het heerfchend gevoelen van die tyden, met den doop verzeld gingen , gelyk de Heer VENEMA, L C.P: 515. heeft aangetoond. Ik vind aldaar ook uit laatere Godgeleerden ST. pe Brars, Zhef: Theolog. de necesfit. bap- _2ism. $. 62. en J. Craupr, Oper. posthum, T. V. p. 100. als begunftigers van dat gevoelen opgegeven. Zy zogten naamelyk den grond van der Kinderen zaligheid in derzelver betrek- king op de geloovige Ouderen; dan ten aanzie- ne van de Kinderen van enkele mond-belyderen en fchyn-christenen dien niet kunnende vinden; en echter zulke Kinderen met die van Heide- nen niet durvende gelyk ftellen, namen ze daar omtrent hunne toevlucht tot de Kerk. en merk- ten alle Kinderen , die van belyderen van het Christendom gefproten waren , aan als van de Kerk op- en aangenomen , en der Kerk , als . de KINDEREN NA DIT LEVEN, «‚ _ 303 de Maatfchappy s. ‚tot welken zy behoorden, geboren. Ook fchynt M. AmyraLpus hier van niet vreemd geweest te zyn, die, Disp. de Sacram. Evang. & fpeciatim de Baptism. S. 35. Zhef: Jalmur. P, UL. p. m. 6r. omtrent de Kinderen van ketterfche Ouders gefproten:, en die voor - geloovigen niet kunhen gehouden worden , on= derzoek doet. Die Kinderen, wen ze naar het lot hunner Ouderen gerekend wierden , moesten. dan ongelukkig zyn. En in-het lot van vroe- ‘gere Voorouderen dezelve te betrekken , heeft nog minderen grond , dan dat men ze in hunne onmiddelyke Ouderen rekende. „, Dan nader, » Zegt hy , ter zaake komt , dat overal , waar »> nog eenige zuiverheid der leer ende der Sa- ‚» cramenten bewaard is, daar ook nog de kerk > eenigzins overig is , aan die kenmerken te „> Onderfcheiden, en meer of min zuiver. Nu is’er geen kerk , of haar komen ook eeniger „s maate de Godiyke beloften toe : en deeze 9» Zyn van dien aart , dat , naardemaal de Kin- 2 deren tot de maatfchappy , als een wezenlyk „s deel van dezelve, behooren , ze ook als tot ‚> de Kinderen behoorende moeten gerekend ‚> worden. Zy worden dus, naar Gods bevel , 8 gedoopt ‚ ij hoop, dat ze , by aldien ze s» niet , volwasfen zynde , het Doop- verbond. 35 verwerpen ‚ deszelfs goederen. deelachtig ». Wers go2 Over mer ZEDELYK LOT per „ werden. =— =— — Wanneer ze nu voor de » jaaren van eenen volwasfenen leeftyd fterven:, - dan mogen wy onbelemmerd ftellen „ dat ze „‚ de kracht van het Bond- zegel in hunne za- „, ligheid ondervinden.” —- En hierop komt het ook neder, het geene hy, Disput. de Pe- dobaptismo „ $. 39. Jbid. p. 79. fchreef „ no- pens de Kinderen van Land-loopers , die geen belydenis aangenomen hebben , en nopens de Kinderen van ongeloovige Ouddren , als mede nopens Kinderen , welker Ouderen onbekend zyn. en Vooral heeft zich ook voor dit gevoeler uit- voerig uitgelaaten J. ForBesrius, l.c. Lib. X. cap. VI—XI. , daar hy zich verzet tegen het _ gevoelen der geenen , die voor alle ongedoopte Kinderen „, wen ze zonder eenen martel - dood uit dit leven fcheiden , den hemel toefluiten. Om deeze mening tegen te gaan , beroept hy zich, 1.) op de overeenkomst. tusfchen. den Doop en de Befnydenis: de Kinderen , die voor den achtíten dag , en dus onbefneden ftierven zyn door der Ouderen, geloof zalig geworden , en het zelfde mag men ook nog nopens de. on- gedoopt ftervende denken. c. VI. 2.) Daar- op, dat het,‚geloof der Ouderen , zelf ook der geenen „ die der Ouderen plaats vervingen, of ein- KINDEREN Na DIT Leven. 303 gindelyk ook het geloof der Kerk , tot behou- denis der Kinderen voldoende was. En tot dit Jaatfte neemt hy zyne toevlucht in het geval, dat de Ouders onkundig , of Over het geheel geene waare geloovigen kunnen geoordeeld wore dente zyn. c. VIL. 3.) Daarop, dat de doop niet als een middel 8, zaligheid , maar wegens het-bevel daaromtrent noodzaaklyk is , En by die gelegenheid laat hy zich uit over het geloof der Kinderen , die gerekend worden in de kerk te gelooven , en over derzelver wedergeboor- te, ofte de inwendige genade - werkingen des Heiligen Geests in de Kinderen, die van weers- kanten buiten het gefchil zou zyn. cap. VIIL 4.) Daarop, dat de woorden van, Christus , Jorn. HL. vs. 5. dit niet medebrengen , naarde- maal de. wedergeboorte door den Geest i in de Kinderen vallen kan, en tot derzelver zaligheid voldoende is , terwyl de water-doop nergens in het woord als volftrekt noodzaaklyk daar. toe geleeraard word. c. IX. 5.) Vervolgens rede- neert hy uit Gods belofte aan Abraham „ Gen, XVII vs. 7. en derzelver uitbreiding , elders in de Heilige Schrift voorkomende , gelyk me- de uit 1 Korinra. VII. vs. 14. En hier uit trekt hy, dat, wanneer een Kind in handen van geloovigen komt, en geloovige Doop-heffers _ heeft , deeze voor het zelve in de plaats van Ouders zyn , en zy als deszelfs Ouders aange- „ Merkt worden; == dat een Kind van geloovige Oude- 304 Over zer ZEDELYK LOT per Ouderen, voor het gebruik der rede ftervende, daar door zekere blyken draagt, dat het uitver- koren is; —- hoewel daar uit , dat Kinderen van ongeloovige Ouderen vroeg fterven , niet blykt, dat ze verwórpen zyn. Want zulke Kinderen komen wel eens tot volwasfene jaa- ten , en worden met het geloof en de overige. verbonds-goederen begunftigd; offchoon ze wel __als vreemdelingen van het verbond der beloften geboren zyn, waren ze echter in Gods tegen- woordigheid Kinderen Gods. Dus heiligt ook God door verborgen ingeftorte genade de Kin- deren van ongeloovige Ouderen , vergeeft hun de erf-fchuld , en brengt ze als onfchuldigen in zyn hemelfch koningryk over —- En by al- dien de onmiddelyke Ouders geen waare geloo- vigen, ofte tot het eeuwige leven verordineerd. zyn , dan ís het echter vòldoende , wen zy , gelyk alle Christenen, in het verbond ; ofte het. Christendom toegedaan zyn. Het geene in dit opzicht ontbreekt , dat word vervuld door het geloof der Kerk , en door Christus bloed , ook voor. de Kinderen geftort. Dus is het ook ge- legen , wanneer de Ouderen ketters of fcheurma- kers zyn „ als waar door ook de Kinderen van de kerk en van het verbond niet uitgefloten wor- __ den. —- Allen Christen - kinderen worden als ‚ heilige naar het verbond geboren , niet alleen die uit een wettig huwlyk , maar ook die uit hoerery „ echtbreuk en bloed-fchande geteeld | | | zy 0, KINDEREN va dir teven. _ 305 gyn. c.X. 6.) Worden eindelyk de Kinde- rên „ waneer ze , ongedoopt „ den martel- dood ondergaan „ zalig , dan volgt, dat ook al le Christen-kinderen , die in de bäar- moêder fterven , behouden worden. c. XI. Wy Zien hieruit de gedagten van dien Schry- ver omtrent dit ftuk ‚ met derzelver gronden. Het ‘geloof der Ouderen is hem wel een grond. voor der Kinderen zaligheid ; dog wanneer het daar aan hapert , blyft het geloof der algemee- ne Kerk hem nog altoos eene achter - deur tot ftaving van zyn gevoelen, Dan ook in de Voorouderen zoeken zommi- ge den grond van der Kinderen zaligheid , wen die in de onmiddelyke en naaste Ouderen niet naar genoegen en tot voldoening kan gevonden worden. De Ouderen mogen geen waare ge= loovigen ‚ maar flechts uitwendige mond- bely= deren „, geveinsden en godloozen geweest zyn „ men acht der Kinderen zedelyk en eeuwig be- lang in veiligheid , wanneer ‘er flechts onder de vroegere Voorouderen een Grootvader, Groot- moeder , Over- grootvader enz. geweest is „die een waar geloovige „ God-vreezende , en «een oprecht Bondgenoot van God geweest is. Boë Ove mar ZEDELYK LOT ben _ Van dit gevoelen fchynen eenige , ook ver- maarde Godgeleerden niet vreemd geweest te zyn. Grvines ‚ Append., ad Libell. de vera Ecclef. reform. Opp. T. VII. pag. 3o2. Tu. Breza, ad ACR Collog. Mompels: p. ix. 118, 130. J. CraUDE, 1, c. en andere, aan- gehaald by den Heer VENEMA Differt. Sacr, pt $20. — Veelen hebben zich ook , om | e wettigheid van den Kinder- doop te bewy- zen, mede van dit gevoelen, als eênen grond, bediend. En onder de Uitleggeren vindt men ier ook , die ter verklaaring van den grónd , waar mede het tweede gebod der Godlyke Ze. den-wet , Exop. XX. vs. 6. word aangedron- gen, deeze gedagte mede te baat nemen. Dus vind ik , om maar eenen aan te haalen , by Rive rus, Explic. Decalogi , Ekop. XX. Opp. Et. p. 1277. Alhoewel de loop der Gods 3 Ike Barmhartigheid zomtyds geftremd word; ‚ dieechter top duizend geflachten word mige: 5, ftrekt , moetdn wij daaruie niet terftoùd bes 8 fluiten , dat Kinderen , welker onmiddelyke pn Ouderen Afgoden- Ldienaars zyn , van Gods 5» verbond worden uitgeflooten ; nâardemaal WY » by de bedoelingen € der Barmhartigheid, niet ” alleen-de naaste „ maar ook de verdere Voor 5 ouderen moèred. in aanmerking neemen. * Dog die Barmhartigheid aan. duizenden van Gods liefhebberen beloofd „ begrypen andere niet aäfì de afdaalende ofte-glkander opvolgende gedech ten „KINDEREN ma DIT LEVEN, , 307 ten te zullen bewezen worden ; maardii er dan „eene , voor. het Bybel- woord niet pasfen- de „ vergrootende fpreekwyze C Hyperbole )) 8 hier zou moeten plaats hebben , vermits men - van de fchepping der weereld ak tot hier toe ; naauwelyks tweehonderd zulke geflachten kon tellen , Cof by dit te rug gaan zelf tot Adam toe „ gelyk de Heer VENEMA, Differt. Sacr. p.'s2í. Zegt, niet eens een derde deel van die tekening kán gevonden worden ), en, byonze nadering van het einde der weereld, de overige niet kunnen verwacht worden. - Hierom bren- gen zulke Uiteggers die uitdrukking liever tot de gelyktydig e geflachten ; ofte menigte : voor zoo: veel naämelyk God tot het geflachte der Aarts - vaderen duizenden der Heidenen: Zou toevoegen , die in Abrahams beloofde zaad de zegeningen des verbonds zouden deelachtig wor- den. Zy vertaalen dus het woord ross lie- ver door Familiën, in welke betekenis het ook Zou voorkomen Recur. VL vs. 15. Mren. V. vs. 1. Deeze o vang word ook van den Heer GerDes, Vefper. Vadenf: p. 114: begunftigd. —- Dan wy kakt die thans aan häare pläats. Genoeg is het ons , en dit was flechts ons oog- merk , ‘getòond t te hebben , dat de grond van der Kinderen zaligheid na dit leven by zömmi- B ook in derzelver Voorouderen Rn wörd, pin ki, KA 23: hebben Ee VR XxvE Ven — zo Over ter ZEDELYK LOT per Bb. KNEL Dan. dewyl zich „ wanneer mên van de on= middelyke. Ouders afgaat „ hier geen vaste voet laat zetten , en kwaalyk bepaalen , welken on- der de Voorouderen men dan zoude mogen aans nemen, als mede om andere zwarigheden, die zich hierby opdoen ; —- zoo menen andere ; dat men hier alleenlyk op de naaste. @n onmid- delyke Ouders het oog moest houden. Onder de begunftigers van dit gevoelen heeft ; zoo veel wy weeten, de Heer VeNeEMaA, l.c. p. s26 feq. zich wel uitvoerigst daar over uitge- laaten „ en het zelve met verfcheiden bewyzen gepoogd te onderfteunen. Deszelfs gedachien verdienen hier dus billyk eene plaats. … Alle Kinderen van alle geloovige Ouderen, s Zegt hy, zyn, geduurende derzelver kinder- sy Iyken ftaat , in hunne Ouderen in eenen be- > treklyken ftaat van genade „ door eene zeke- > re byzondere Godlyke huishouding.” | Door dien laat der genade verftaat hy het recht tot de goederen der genade ende der heer- lykheid „ en dus de vergeving der zonden , de ei de en de heerlykmaking , ofte het: eeu- wig leven. En dus niet de werklyke bezitting en mededeeling van die goederen ; naardemaal _ ze daartoe eerst komen, wanneer de betrekking op de Ouderen ophoudt — Hierom ar yv KINDEREN va DIT LEVEN 309 ‚hy dien ftaat eenen betrekiyken genade- fraat ; dewyl de Kinderen niet op zich zelven , maar - in hunne Ouderen aangemerkt, in den ftaat der genade zyn , en die enkel in eene betrekking op God beftaat „ volgens welke God hen in hunne Ouderen als de zynen aanmerkt, en hen dan eerst met zyne genade - goederen daadelyk begunftigt, wanneer ze op zich zelven begin- nen te ftaan, en hun betreklyke ftaat, door het ophouden van hunne betrekking op hunne Ou- deren , met eenen volftrekten , in welken zy zelve der genade deelachtig worden ,„ word af- gewisfeld, — Deeze betreklyke genade-ftaat duurt. zoo lang als de jaaren der kindsheid , en neemt met deezen zyn einde, — Dit einde nu is tweederlei ; want of de dood , die den Ouderen hunne Kinderen ontrukt , vernietigd mede die betrekking : of het gebruik derrede, ‘waar door ze , voor zoo verre , nevens hunne Ouderen gerekend worden , beneemt hun het geene, waarom ze in hunne Ouderen gerekend wierden , en ftelt hen in ftaat , om „ zoo als ook hunne Ouderen , hun heil te bevorderen, — Dan , eigenlyker gefproken, word die be- trekking door den dood afgebroken „ maar door het gebruik der rede geëindigd. —- Hier uit _ oritftaat nu een zeer verfchillend lot der Kinde- ren. Want zoo veelen ‘er in dien betreklyken ‚Îtaat der genade door den dood worden wegge- “rukt , moeten in den wolftrekten ftaat der ge- Vg nade 518 OvER HET ZEDELYK LÓT DER made nóodzaäklyk overdään. Want naArdêmhat ‘er in hun niets , ett van huh oök hiets gedaan Îs „ waar door hun recht tôt dé génade- goêde- tén kan vernietigd worden , Zöo mioët dät ook — wel beftendig blyven : alle Kindérén dêr gelöo- Wwigen ovérzulks , die ín kune kindsheid fter- ver , worden mét génade én heerlykheid , éh dus met de zaligheid bêdunftied „ ofte hun be- treklyke genadé-ftaat word miet eénén vólftrek- ten én onfterlyken vérwisfeld. — Maar ge- hed andérs is het gelegen. met die Kirdérén , die. tót volwasfene jaaren komen. — Want döor de réde perfooned óp zich selvên wórdëhde , zod bepaald zich hun fot naär Zy vän dé rêde wel of kwaalyk gebrúik mäken : Zy behöoren dan niet langer tot dië byzóndere huishoúdirg van God fet de Kinidèerën „ volgëns welke zy ín hunne Ouderen recht óp de genade en de heerlykheid hädden ; mäar Zyn nu getreden in die huis-houding, die God fet volwasfenen houdt „volgens welke mên , onder vóofwaarde van geloof er bekering , niet flechts ‘een récht tot, maar oók die goedefen zelve daadèlyk ver- krygt : térwyl de geene, die 4än dié voorwaar- den niet beantwoorden , Van hêt éen én ander _werffeken , en dus onder Gods toorn blyven. _ Fn hiér van is, gelyk 'ér Wyders getoond word, de grónd in eene byzóndere Huishouding Gods , die merkelyk verfchilt van den weg , kf langs KINDEREN NA, DIT LEVEN, 31 langs welken God zyne genade bedeelt aan vol- Wasfenen. Want geêne geeft flechts een. recht tôt, en deeze brengt mede een daadelyk getiot van die goederen. —- Geené is maar voór een tyd, “deeze duurt voor eeuwig. — Gee- “ne heeft menfchen, die in anderen, én deezé Zulken , die als eigene perfoonen , en op zich zelven gerekend worden. _— Geene behelst geen voorwaarden van haare voorwerpen zelvé te vervullen; maar deeze eifcht van den menfchì in perfoon het geloof. — Geene fpruit uit de geboorte ; maar deeze heeft haaten rond in eene daad van den wil , door den Heilige Geest tot het geloof gebragt. — — — « En “die onderfcheid moet uit den aart der zaakén, en den verfchillenden ftaat der onderwerpen afge- leid worden. Want Kinderen künnen voor het gebruik der rede, hunne vermogens niet met vryheid gebruiken ‚ En ook geen voorwaarden volbrengen : zy moeten overzulks ánders dân ‚_volwasfene behandeld worden. — Ook eïfcht God van niemand iets , ten zy deszelfs vermos gens hark voldoende zyn. $ XXVIIL „Dit flelfel van gedagten vertoont de Hoòg- Ieeraar vervolgens is zeer wèl beftaanbaar met andere leerftukken vanden geopenbaarden Gods- ve Met hee gede ne voorbeeld, Ne Ata Over fer ZEDELYK LOT ver Gods Befluiten , en de Voóor- -verordineering , ie van de volharding der Heiligen , en van Chris- tus heil- verwervenden zoen: dood. En dus alvorens zyn gevoelen van fchynbaare zwaa- tigheden ontheven hebbende, brengt hy tot be- wyzen daar voor „ dat deeze de eenige weg is, langs welken men den Kinderen , op eenige waarfchynlyke gronden , de zaligheid kan toe- fchryven. —- Dat Gods Heiligheid , die by de oeffening van genade, haaren afkeer van het zedelyk kwaad openbaaren moet , volgens dee- ze gedagte , erkend en verheerlykt word van de Ouderen , het welk voor de Kinderen, die nog geen daadelyke. zonden begaan, en op ‘zich zelven de Godlyke Heiligheid nog niet onteerd, en dus ook niet noodig hebben „ om berouw te. betoonen , gerekend kan worden voldoende te "Zyû. — “Dat Gods Rechtwaardigheid daarvoor ook pleit ; want deeze kan de Kinderen niet met, en als volwasfenen behandelen , althans een wetten aan hun voorfchtyven , en dezel- ve met beloften , of bedreigingen ftaven : Zy kan overzulks hen‘ook niet oordeelen , wegens eigene handelingen , belooning , of ftraf ver- diend , of de middelen tot zaligheid , die voor volwasfene bepaald zyn , verzuimd te hebben. En dit is de rede , waarom, in de befchryving van het laatfte oordeel, van Kinderen geen mel- ding gevonden word. Nu zou men dan een van beiden moeten (tellen , of, dat alle Kinde’ Ten KINDEREN na pir zever 313 ‘ren ‘zonder ‘onderfcheid zalig wierden , of dat de geene, die de zaligheid verkrygen, van God in anderen gerekend worden. Dewyl nu het eerfte aan groote zwaarigheden , naar des Hoog- leeraars oordeel , onderhevig is, zoo verkiest hy het laatfte , ‘de naaste Ouders naamelyk „ door welken zy middelyk fchuldig wierden, maar ook door derzelver geloof in Christus gerekend en zalig worden. — Dat de oorfpronglyke {met van de Ouderen tot de Kinderen , en wel door middel van de. natuurlyke geboorte , OVEr- gaat ‚word mede als een bewys aangehaald „ dat 'er eene naauwfte betrekking tusfchen Ou- ders en Kinderen is, en dat deeze , ook ten aanziene van hun zedelyk lot, in geene van God gerekend worden. Zyn'nu , ‘volgens de onder- vinding in de duidelyke leer ‘der Heilige Schrift, de Kinderen ín en met humane Ouderen aan het zelfde zedelyk kwaad onderhevig , terwyl ze door _ hun ook aan ellenden en den dood onderworpen zyn; dan kan het ook zoo vreemd niet voor- komen „ dat ze ook met hun in het goede dee- len „ en door hun genade en zaligheid in Chris- tus Verkrygen. Strekt die betrekking der Ou- deren tot verdoemenis van hun onfchuldig kroost, veel meer zal ze die fchuldigen tot ontflag van fchuld en derzelver behoudenis te bgat komen. — Dat het ook onder de oude huishouding niet ontbreekt aan voorbeelden , uit welken blykt ‚ dat God naar der de betrekking op hunne Sc 5 Ou- 314 Over Her ZEDELYK LOT DER Ouderen met dezelve handelt. De befnyding, en zelf de geboorte uit Israëlitifche Ouders ga- ven toen den Kinderen ech recht tot de goëde- - ren van het Sinaïtifch Verbond , het welk ook met hun was opgericht. Hier uit blykt nu niet duister , dat ze ook in hunne Ouderen onder het genade » verbond. gerekend worden. En by al dat onderfcheid. tusfchén die beide verbonden blyft echter die betrekking op de Ouderen de grond van Gods handelwyze omtrent de Kinde- ten. — Dat die zelfde betrekking onder het Nieuwe Testament óok nog plaats heeft, blykt uit HaNp. II, vs, 39. alwaar de verbonds - be- loften , aan Abraham en deszelfs zaad gedaan „ ook den Kinderen toegeëigend worden, welken overzulks het recht tot de geestlyke-goederen in den Ouderen ook toekomt. —- Dat ook Christus den Kinderen, dië van geloovige Óu- deren tot Hem gebragt wierden ‚ de handen opgelegd, hen gezegend, en het koningryk der hemelen toegezegd heeft. Martu. XIX: vs. 3. enz. het geene niet op alle Kinderen, maàr op zulken bepaaldelyk ziet, die uit geloovige Óu- deren gefproten, en door deëzen een eigendom van Christus zyn. — Eindelyk vind de Hoog- Ièeraar ook nog 1 Kor. VII vs. 14. eén bewys. voor Zyn gevoelen , het welk „ by eenê uitvoe- rige verhandeling over die plaats , hier op nè- derkömt , dat de Kinderen, uit zulk Ouderen gefproten , van welken de eene nog een onge | 00- KINDEREN is Bir tEvan. Ch loövigë , ofte Heidén WE; haar den besten der Ouderen, dén zeleoviken Christen naätie- Iyk, en in deëzën vöof God waarlyk als heifse erekend wierden , die recht hebben tot Gods. emeenfchap , en ‘8 verzulks in éénén perte ken fraat def genade Zyü. wy hebben das dit gevoelen der geehen , dië in de ofmiddelyke Ouderen den grond van der Kinderen eeuwig heil zoeken , het welke de Heer VäNtma uitvoerig, duidelyk en in Alle zyne fterkte heeft voorgefteld , ópgegevea. Vän @ndete Voorftanders van deeze tnening melde wy fu niet; en onze. aanmërkingen daär óver zullen wy op zyne plaats vervolgens enger | XXIE In de Dordrechtfche Kerk - vergadering heeft | dit ffuk mêde ken onderwerp van onderzoekin én beoordeeling uitgeleverd. De Rémonftran- ten ffelden naamelyk, dat, taardefiaäl mên aan God geen voorgezien gelóof in de Kinderen kon eheREryven ‚er ook geen verkiëziig of ver- Werping van dezêlve ph had. Dát dit wierd Benóëgzaam Algemeen , zóó vaft blitenländttkre Als van hrënlinäfhe Godgeleerden, tédenge- Tprokën : én wel teëst zóó , ‘dàt Henten zat-_ pane der Kigderen , die talig ipierden, Bezet. ver / À 816 Over HeT ZEDELYK LOT prr ver geloovige Ouderen „daar by in aanmerking nam. Het oordeel van zommigen hieromtrent kunnen wy niet nalaaten ook hier optegeven. - De Britfche Godgeleerden , AC, Synod, Na- tional, Dordrac. Edit. in fol. Dordr. 1620. P. IL. p. ro. beweren , dat zommige Kinderen in het boek des levens zyn aangefchreven, voor Gods rechterftoel gefteld , tot het nieuw Jeru- falem toegelaaten worden , en in het koningryk der hemelen ingaan zullen. _Deezen word dus het eeuwige leven als eene genade -gifte Gods door Jezus Christus gefchonken : zy moeten overzulks ook daar toe uitverkoren zyn. « En by aldien ze ook allen zonder onderfcheid zalig wierden , zoo zou dit echter ook eene verkie- zing uit het geflacht der menfchen , waarby op derzelver ouderdom niet gezien wierd, verdie- nen genoemd te worden. „De Zwitferfche Boden ‚ 1bid. p. 48. kunnen eene verkiezing of verwerping der Kin- deren niet ontkennen. … En wat de Kinderen der geloovigen aangaat „ naardemaal God uit kracht van het genade - verbond zich hun God noemt, en die van eenen der Ouderen , die geloovig is, by Paulus voor heiligen verklaard , en van den Heere des hemels zelve voor erfgenaamen van het hemelryk uitdruklyk gehouden worden; zoo „hoopen wy nopens hun, wen ze in hunne ord hei KINDEREN va Dir Leven: 317 heid ftérven, het beste. En wy twyfelen niet , of derzulken Engelen , die voornaamelyk om hunnen wil worden uitgezonden „ befteden hier toe volvaardig hunne dienften. 4 De Nasfauwfche , i4id, Naardemaal wy nopens Gods wil uit deszelfs ss Woord moeten oordeelen, en dit getuigt, dat »» de Kinderen der geloovigen heilig zyn, hoe- 5» wel niet van natuur, maar doer dit weldadi o» genade- verbond , in het welke ze da oe » ne Ouderen begrepen zyn; Zoo moeten ged: „ vruchtige Ouders aan de verkiezing en zalig: „> heid hunner Kinderen ; welken Ged in de > kindsheid uit dit leven wegrukt , niet twy- » felen.” Ad Artic. 1. Can. z7, ibid Bl PAg. 252 a | ide dt „Dan ter-zyn ook , die niet in de Kerk, ook niet in Ouders , of Voorouders , gelyk wy tot hier toe zagen „ maar alleenlyk in den Zaligmar ker de naaste gronden van der Kinderen toeke- mende zaligheid zoeken. En dit gevoelen dië- nen wy thans ook wat nader te befchouwen. … De voortreflyke Poolfche Edelman, Jonar- NES A casco, die onder de Kerk - herformer zen ook zyne verdienften had „heeft -hierome trent een byzonder gevoelen gehad, het geens hier op nederkomt : Dat een moedwillig ver- Zim van het in ’t Evangelie aangeboden beil , oe KINDEREN Na pir LEVEN. Sig nvermydelyk de eeuwige verdoemenis na zich fleept ; maar dat de Kinderen allen , en over zulks ook die van de Heidenen , onder die mes nigte van heilsverachters niet mogen betrokken, maar daar van mosten uitgenomen worden. _ Dog He ons hem zelve hooren, hoe hy zich ni over uitdrukt. In eenen brief aan Parr. MELANCHTHON, bewaard by den Heere GeErRDEs., Scrin. Antiguar. T, IL, P.L. pag. 498 & fég. daar in hy zich beklaagd had „dat Philippus eenig ongenoegen daarover had opge- vat „ dat hy hem fcheen , in zZynen brief , aan alle ‘Kinderen der Heidenen de zaligheid toete- ä enen ‚ fchryft hy vervolgens. aldus: „ Al hoewel het my niet volftrekt ontbreekt aan a „ Schriftuur - getuigenisfen ‚ met welken ilk „… meen, dat te kunnen bewyzen : en fchooì ik ook van oordeel ben, dat het tot heerlyke 25 Iykheid van Christus dient, wanneer wy uit „… Gods woord verkondigen , dat des Heilands „ weldaaden zeer ruim en uitgeftrekt zyn; heb » ik echter in myrien brief aan ú daar van nietg > Willen melden, — — — Ik vroeg flechts sn „aangaande Onze, dat is, Christenen Kindés » Ten, die Onder de Turken, of Scythen tot - 2. GERE altoös duuténde flaverny. gedoemd, echs … ten daar onder in het huwlyk leven en kindes & ren voortteelen , die. geen wettige, zoo wels nig in ’t byzonder als in “ openbaar „ bedies » hing 9 bid 25 2 » 2 3 4 2 za 33 23 23 33 23 22 » 2 3 ld 2 ” 22 dd ’ kene ’ 22 320 Over mer ZEDELYK LOT PER ning van het woord of de Sacramenten. heb« ben. Ik voegde ’er ook zulken by, die on= der des Pausfen dwingelandy zuchteden. — — — Wanneer wy nu aan de Kinderen van alle de zulken de zaligheid toefchryven „dan fluiten wy ze immers geenzins uit van Chris: tus, buiten welken ‘er geen zaligheid is: ook kunnen wy ze van de kerk van Christus niet uitfluiten, offchoon ze niet gedoopt worden. nd he de Kinderen der Heéidenen heb ik u door onzen Albertus nge my- ne gedagten willen mededeelen. — — — Ik ftaa toe, dat, zoo veelen 'er de van God in- … geftelde bediening des woords ende der bond- zegelen niet erkennen willen , Christus vol- ftrekt niet toekomen , en ook geheel niet tot deszelfs kerk behooren. . Want deeze is de duidelykfte regel van Christus : dié ziet zal geloofd hebben , zal verdoemd worden. En het is ’er zoo verre van af , dat ik ooit eene heil- belofte op ‘eene godlooze menigte zoude hebben willen toepasfen , dat ik veel eerder juist daarom by eenige onkundige zwetfers van de genade {lecht te boek ftaa, om dat ik leer, dat de Godlyke beloften derzelver ver- achteren nooit toekwamen , en ook volftrekt niet kunnen toekomen. _ Maar ik fpreek van die verachting, waardoor men de aanbieding van het heil in Christus verfmaadt „ lastert , er 22 KINDEREN RA pir zeven. zor „en belacht… En-het-zelfde-onderfcheids-het. s»welke- gy „meent «te „mogen: ftellen tusfchen. „hen „ die. de ftem van God „ wanneer Hy. oi zich. openbaart „ hooren en: hen. die de. ‚zelve verachten; dit zelfde enderfcheid geeft „my-eenen grond „ op welken/ik, meen te mo- gen ftellen. „dat men nopens-alle, Kinderen „ zonder onderfcheid, het goede moge denken, „En ik,moet zeggen , dat. ik geenzins,op die _gedagte gekomen ben, uit eenige, verwonde- „ring over die ontelbre- menigte , welke wy „overal op de-weereld moedwillig-zich in haar „eigen verderf zien ftorten; want deezen aan- „gaande „ben ik altoos ‚van -oordeel geweest 8 dat ze naar een rechtvaardig oordeel van God » Verdoemd wierden. — — — Voor het-ove- rige fchynt het my zoo klaar. niet „ dat men. ‚onder die. menigte. de Kinderen ook mede ‚zou mogen betrekken : ik kan my, ten min- s‚,ften uit de Schriftuur „daarvan niet overtui- ‚gen ‚ maar denk het tegendeel te mogen be=_ "92 fluiten.” bi ' y tf er 8 à ee Rook Fchaytt delle aangzande die onl werp in eenen brief aan HeNr. BuLLINGERUS , mede te vinden. Scrin. Antiguar.. T. IV, P.I. ir 449 -& feg. ‚Ons gevoelen aangaande den val ende de herftelling des menfchen „ sroCin Epitome doërine fue voorgefteld ’) zal, ‚ik u hier kortelyk opgeven, +…dk ben van-ge-. XII, Deel, X 5 on dien 322 Over net ZEDELYK LOT pra 5 ged dus zyn zyne woorden , dat de ine: ‚ houd der Godlyke belofte niet minder krache ‚‚ tig in oasis, dan de overtreding van onzen- ' eerften. Stam-vader was , toen wy nog in ‚ deszelfs lendenen waren. Was nu die over 3 „treding van Adam zoo krachtig tot onzer als ‚s ler ondergang , ook in de geene , die niet: „ gezondigd hebben in de gelykheid. der overs „streding van Adam » dan is immérs toen ook: „reeds het begin gemaakt van de vertreding: „ van den kop der Slang in ons , na dat de: „‚ Godlyke toegenegenheid t’onswaarts door de: „bekendmaking der belofte geopenbaard’ wass’ ‚ Zoo dat, gelyk wy van natuur geheel en al 5 Kinderen des doods ende des toorns zyn ; „voor zoo veel wy naamelyk Kinderen van ‚s Adam den overtreder zyn: wy ook, aan den ‚7 Anderen kant, door de toerekening der God=: „ Iyke gunst, die aan- Adam door de belofte p geopenbaard is , ende , na dat hy dezelve „> gelóavig omhelsd heeft, voor geloovigen ges „ rekend worden , voor zoo veel wy uit den „ geloovigen Adam voortfpruiten , by aldien ss wy maar die Godlyke weldaad niet verfmaa- sx dens alhoewel wy onder de zonden befloo= ‚‚ ten zyn, geboren worden, en leven. Want. sy ik denk, dat de Kracht en de verdienften vant ‚‚ den dood en het priesterfchap van Christus ;- „die naar-de-beftemming van God den Vader » „en van het begin der weereld geleden 8 ‚ heeft , KINDEREN ma pir zeven, 323 ss heeft:, ook van toen af reeds in Adam-ende s‚ alle deszelfs zaad de uitwerking gehad heb- ss ben , om den kop der vergiftende Slang te s vertreden : zoo wel als de overtreding van ós Adam krachtig was , om op ons voortgeplant s» te worden „ en uittewerken „ dat wy van na- ss tuur Kinderen des doods ende des toorns ge- s, boren worden: by aldien wy maar niet „door 5 Eene moedwillige ondankbaarheid in eene op- ss zetlyke verfmaading van zulk eene groote s weldaad van den Heere Christus ons zelven ss uitfluiten. Want in dat geval komen alle de > Godlyke beloften ons even zoo weinig toe ; » als wy den Heere Christus toekomen ; in wel- s ken anders alle de Godlyke beloften zamen- ‚> loopen. En alhoewel Hy , zelf van het be- » gin der weereld af, alle onze zwakheden ge- »; draagen en verzoend heeft, zoo heeft Hy ss nochtans zyne moedwillige verfmaading vol- _ ss Îtrekt niet gedragen ; maar veel eer den Dui- ss vel, die ‘er de voorganger in was, en allen, 5» die hem daarin naarvolgen „ in zich hem ge- 5 lyk ftellen , zoo dat zy als deszelfs Engelen s kunnen aangemerkt worden „ wel duidelyk 3 voorfpeld „ dat de helfche ftraffen. hun: lot 5 Zyn zullen. Dus meen ik , dat Gods-toe- ss genegenheid, door de belofte aan Adam ont- »» dekt, toen reeds Krachtig geweest zy, in “ss Adam en all deszelfs zaad alle zonden te vers ‚a geven „ zedert Adam die belofte. geloovig ; X 2 ss AAR- 324 _ Ovir mer ZEDELYK LOT per 35 53 9) aangenomen’ heeft , ( maar de werfmaading fluit ik altoos 'er buiten ) „dat de geloovige Adam ook een geloovig zaad teelde, hoewel niet in zich zêlve ,„ maar doör eene toereke- ning , en wel om ‘Christus wil , die zoo wel aan Adams zaad, als aan Adam ‘beloofd Was: gelyk die zelfde Adam , als een:overtreder befchouwd , den dood en toorn op ons met de daad en werkelyk heeft voortgeplant. Zyn wy dan in ons zelven wel kinderen des toorns ende des doods, ín Christus echter ; die wel . eer beloofd , maar nu-daargefteld is, worden, wy, van het begin der weereld af ; Kinde- ren Gods geboren, en zyn de-zoodanige „ by aldien wy maár deeze weldaad van Chrís- tus niet: verfmaäden. ” e Cy Door dit leerftelfel , dus vaart hy voört, 7 » word-, tmyns oordeels, en de voortplanting der befmetting wán Adam op ‘ons „ en’ de kracht van” Christus Hoogepriesterfchàâp: op Adam en deszelfs zaad „ het welk behouden zal worden „ zeer eenvouwig voorgedragen. En ik twyfel niet, of de geheele Schriftuurs indien wy derzelver plaatfen behoorlyk ver- gelyken , ftemt hier mede. overeen: En ze- kerlyk. wotd de heerlykheid van Cliristus daar door in ’t byzonder bevorderd , én eene me- nigte van zwaarigheden-en ewyfelingen, wel- san wy thans in de Kerk zien. plaats-hebben , sy afge. 23 KINDEREN NA Dir Ieven. 325 „ afgefneden. — —'—-Het fchynt my‚toe „ > dat ZwiNnetLius ook in die mening. geweest »» is, en dat uwe gemeenten ook niet zeer van, 55 bee in dit Oak vwerchillen | | À s raw Onder de geenen „die de zaligheid der Kin- deren uit ’s Heilands verdienften afleiden „ be, hoort ook de Heer D.WyrTrTeNBACH, „die, Lentam. Theol. feientif Loc. VILS. 837- fchol. 2. 'er-dus over fchreef :„,, Men vraagt , of de erfzonde alleen , zonder de: dadelyke zon- de, den eeuwigen ‘dood: verdiene 2 Enof dus de Kinderen, die, alvoorens ze nog ee, _nige dadelyke zonde begaan hebben, fterven des eeuwigen doods fchuldig zyn 2 Wy ant- woorden daarop „ dat (God, by aldien Hy. naar het-geftrenge van zyne rechtvaardigheid handelen «wilde: , hen: van: het eeuwig leven, -uitfluiten „ en meteene -ftraf van gemis be- leggen kon. (Want ‚men mag hier wel-on= derfcheid maken tusfchen ftraffen‘van gemis. ‚en van gevoel :» welker eerften flechts-in, een, enkel: ontbeeren , en: dus. alleen! in: een ge- brek beftaan, terwyl de laatften een #weeder- lei gebrek medevoeren : op hoedanige-wyze men ook inde erfzonde , mitsgaders tusfchen ‚ het enkel gemis: van genoegen „ende tegen. op „geltelde ondervinding van ongenoegen ; al- KB »s toos 9 3 59 EE) 9 93 95 Ss 3 33 326 Over net ZEDELYK LOT pen ‚> toos gewoon is onderfcheid te maken. ) Dat „ God hen met zulk eene ftraf , zoo wel om. ‚de toegerekende , als om in de inklevende ‚ erfzonde bezoeken kon ; maar dat Hy dit ss niet doen wil, om zyns Zoons wil, in wiens „> borgtogt Hy zulke Kinderen rekent als hun- sne toeftemming gevende , zoo lang , tot dat 2e’, het gebruik van hunne rede verkregen hebbende , of door eene volftrekt godlooze leer , (by aldien ze Kinderen van Heidenen > geweest zyn), of , ingewikkeld , door een ss godloos leven betoonen , dat ze hunne toe- s, ftemming daar aan niet geven. En worden ‚> de Kinderen der Christenen, die gedoopt fter- sy ven , geoordeeld buiten het gevaar van ver- s doemenis te zyn 5 dewyl derzelver Ouderen. »‚ hunne plaats bekleeden , en zy , als in het ‚‚ geloof der Ouderen mede inftemmende , ge- ‚> rekend worden :. zoo mogen alle de overige. ‚> Kinderen gerekend worden , als door eene ‚‚ ingewikkelde toeftemming Cconfenfu inter- » Pretando’) , in het eeuwig verbord tusfchen > den Vader en den Zoon mede inftemmende. > En by aldien men zulk eene toeftemming van 2» nog niet beftaanden niet aannam, dan kon’er » geen betrekking tusfchen Christus: en deszelfs. „ te verkrygene ‘nakomelingfchap, geen plaats. ‚as bekleedend hoofd in het werk der verlosfing , » geen borgtogt, geen eeuwig verdrag plaats „» Hebben : gelyk zeer wel door CANTRIUS , Juris KINDEREN NA DIT LEVEN, 327 Jurisprud. Civit. Dei „ $. 1075. is aange- „, toont.” —= Ook mag men hier , met den bondig- denkenden CARPOVIUS, Zraë. de Jmputatione „pag. 172. wel onderfcheid maken tusfchen de verdoemelyk- ofte doemwaardigheid en de verdoemenis. Doemwaardig zyn zulke Kinderen wel , maar wegens de ingewikkelde toeftemming aan de verlosfing van Christus , het plaats - -bekleedend Hoofd „ verdoemt God hen niet. — Hier kan insgelyks eene genoegzaa- me van eene ywist gepaste oorzaak (caafà fuf-_ ficiens Óc adaquata ) der verdoemenis onder- fcheiden worden : voor zoo veel de erfzonde de eerfte wel uitlevert , maar de laatfte niet medebrengt , en God om de erfzonde de Kin- deren niet verdoemen wil „ tmaar om een vol hardend ongeloof ‚niet anders dan verdoemen kan. —- Men doe hier by , dat God in zul- ke Kinderen op eene buitengewoone wyze wer- ken kan. Marru. XIX. vs. 14. © Eindelyk bes foept zich de Heer WeTTENBAciH op Eene fraaije Diflert. de Salute infantum Christiano- rum que ac paganorwm Sc. fb prafid. Cel, Mosrem. habita, Helmftad 1733. door Jot. NDR, RicuTen. pe $. XXXIL 328 Over met ZEDELYK LOT der zom, prank DE _Deeze Verhandeling A door eenen myner | hooggeachte Vrienden my medegedeeld „ zul- len wy hier kortelyk- fchetfen , omde gronden te zien , op welken die Schryver zyn gevoelen bouwde, Eene algemeene voldoening van Christus word.daarin ten grond gelegd van der; Kinderen toekomende gelukzaligheid , waarover: de Heer Rrcurer handelt, $1 — 30, Hier. op: ftelt- hy -de verfchillende gevoelens voor diemen, nopens-,dit. onderwerp heeft ; en by: BELLARMINUS wel een vyf- tal uitmaken Ss 31 33e + De, Leeraars der Evangelifche Kerk maken. al meest een onderfcheid tusfchen. Christen kinderen; en zulken „ welker Ouderen: geen Christenen zyn; doch het voldoet hem niet „: wen. zommigen.-dit -onderfcheid. trekken „uit 1: Kor. V. vs. ro. $: 36-—38. Dan de bewyzen voor. zyn-gevoelen-opgevende „ toont hy ; dat de Kinderen in-Christus gelooven kunnen, uit Marru, XVIII. vs. 6, XIX, vs.-14 Mark. IXe "VS. 42, (Hoewel hy ook redeneert uit HAND: XVI. gr. En de uitdrukking 3 FIG KAEUTKO HUT y zoo verklaart, als of God Het geloof allen men- fchen aanbood ; het geen echter enkel op de woordelyke vertaaling van Lurrerus fteunt, dog de zin van die plaats niet is.) $. 39 —49. En dat een hardnekkig en volhardend ongeloof, de s=KINDEREN NA DIT LEVEN. 329 de juist-gepaste.en naaste ootzaak der verdoe= menis „, in de Kinderen niet vallen kan. $. 50 s- 52. Dat tegen het verdoemelyke der erf zonde de verzoening in Christus opwegend is „ die ook’ den Kinderen der Heidenen tot voors deel ftrekt. $. 53. Om nu aan die verzoening deel te krygen „ beweert hy „ dat God het ge- loof in de Kinderen werken kan, en wil ,‚ en ook daadelyk voortbrengt. $. 54— 6e. En dit is, met dat der. volwasfenen „ wezenlyk: het zelfde , alhoewel voor ons een onbegrypelyk geheim. $. 63—6ós. Dit geloof nu blyft in hun- volhardend „ en is de buitengewoone weg tot hunne zaligheid. $. 66. Hy onderzoekt vervolgens „ of de voorrechten , die men ge- woonlyk aan de Kinderen der Christenen , ofte. geloovigen toefchryft , zoo groot wel zyn, dat zich de zaligheid der vroeg-ftervenden daar uit kan laaten bewyzen ? En beweert „, dat het geene men uit GEN. XVIL. vs. 7. en Hanp. IL. vs. 39. daar heenen brengt, niet voldoet , en ook op de Kinderen van Heidenen kan toegepast worden.:$. 67, 68. En dat het geene men ‘uit de Symbolifche boeken (_4po/, confef}: August, art. g.)-en Erges. IL vs. 1. 11, ro. daar voor áanhaalt, zulke met de zaligheid gepaarde voor- rechten «niet behelst. $. 69. Dat ook uit de _voorbidding van geloovige Ouderen voor hunne Kinderen de eeuwige gelukzaligheid: van deezen niet kan afgeleid warden. $. zo, Hy erkent eel S ein- 230 Over wer ZEDELYK LOT per eindelyk wel eene waardigheid , ofte een voors recht van de Kinderen der Geloovigen , waar- door-ze tot de genademiddelen een nader recht hebben ; het welk hun echter de zaligheid niet aanbrengt „ die alleenlyk door het geloof in Christus is. $. 71. Waarop hy zyne gezegde kortelyk zamentrekt , en de Verhandeling be: fluit. $. 72 — 74 Dan dit merkwaardig gezegde van Jor. HeNr. Majus , Zheolog. Kvangel. T.I. pag. 230 & feq. aangehaald $. 72. moeten wy hier nog byvoegen : _ De Ouderen moeten de ‚ Kinderen fpoedig ten doop aanbieden. * By ss aldien ze dit te doen verzuimen , bezondi+ > gen zy zich zeer. Alhoewel de Kinderen der Ouderen fchuld in deezen niet zullen s‚ boeten , maar langs eenen buitengewoonen s weg, en op eene wyze, die by God bekend »> en mogelyk is ‚ die wy ook lichtelyk geloo- ss ven kunnen „ behouden worden. ‚En dit > mag men denken , dat van zommigen , niet > Zonder grond, zoo wel ten aanziene van der __ Heidenen „als van der Christenen Kinderen „ beweerd word, « Want in geen van beiden ss-kan de verfmaading (der goddelyke genade”) ss vallen , en deeze ondertusfchen is het alleen; sy die verdoemelyk is. Verkiest iemand liever sv om zyn oordeel hieromtrent godvruchtig op- tefchorten „ dan’ iets bepaaldelyk te {tellen , shy KINDEREN na pir zeven. > 33e ‚hy doet wel: maâr ook hy misdoet niet , „die de bedeeling der Genade - fchatten aan _ . … alle Kinderen beweert, en op den grond van Gods Alvermogen , ende oncindige genade ‚van den hemel{chen Vader , aan deszelfs wel- „ daadigheden eene allerruimfte uitgeftrektheid, ‚» toefchryft, ” Ee MENE | Fi: 8 „Nopens de hoofdzaak , te weeten , de daa- delyke zaligheid van alle Adams- kinderen , die in hunne vroege , ofte onvatbaare jeugd, in de eeuwigheid overgaan , vind ik ook, dat zekere J.-vAN DiesBAcH , Lidmaat der herformde gemeente in 's Gravenhage „ zich op dezelfde _wyze uitgedrukt, en voornaamelyk ook op den- _ zelfden grond gebouwd heeft , in eene Verhan- deling „ betiteld : De gan/the-naam der aller- hoogfte Goedheid op de allerbeste swyze verheer- dykt , enz. 1773. in oêtavo aldaar uitgekomen. ss Zoo drá onze Voorouders, zegt die Schry- 5 ver, bl. 48, — — door hunnen bondbteuk »» de gemeenfchap met Gad voor zich zelven, „en alle hunne Kinderen verlooren hadden , s heeft de Hoogfte Goedheid. hen in den Mid- », delaar , ofte den tweeden Adam, op nieuws s tot -zyne kinderen en erfgenaamen aangeno- » men , en hen dus deelgenooten gemaakt van 3 alle de beloften en goederen des genade- ver- …… bonds, 332 Over HET ZEDELYK LOT DER s‚ ‘bonds ; zoo in den tyd als in de geuorieheid „> Dit, verbond heeft God ook opgerecht met, „ij lief hunne Kinderen, die ig hunne Ouderen, 5 ‘Als de takken in den boom; begrepen waren.” En hier voor zyne bewyzen opgegeven hebben- de, brengt hy voor de zaligheid der vroeg (ter vende Kinderen deeze gronden : bvd Om dat in de ganfche Heilige Schriftuur geen een bewys voor hunne eeuwige ftrafg „ofte ver» doemenis „ste vinden is. —- Om dat die Kin- deren „ door hunne onkunde van de Wet en: vanhet Evangelie „zich aan geen daadelyke overtreding of ongehoorzaamheid kunnen fchul- dig maken : en het tegen Gods hoogfte-Goed- heid zoude ftryden ; de Kinderen met de eeu- wige verdoemenis te ftraffen ; zonder dat zy de ongehoorzaamheid van Adam met de daad toe- geftemd „ of het Evangelie ongehoorzaam ver worpen hebben. Waarom ook het menigvuldig. getal van zulke onmondige Kinderen van God zelve word bygebragt als eene betamelyke rede der verfchooning van die ganfche Stad. Jon. IV. VSs Els —=: „Om dat de verdoemenis van zul- ke onmondige , ofte vroeg ftervende Kinderen, zoude ftryden tegen de waarheid niet alleen van Gods algemeene en onbepaalde beloften omtrent. het zaad van alle zyne Kinderen tot in het dui zendfte-geflacht ; maar „ook tegen Gods plech- heen eed ‚ dat Hy geen lust heeft in den. en Cs K INDEREN NA DIT LEVEN, | 333 des-godloozen. — ‘Om «dat het ten fterkfte zoude ftryden- tegen “Gods allerhoogfte Goed. heid; dat: Adam: ende alle deszelfs volwasfene. Kinderen ;-hoe-bloed- en fcharlaken- rood ook derzelver ongerechtigheden. zyn-mogen ; eene mogelyke “zaligheid. (door den Schryver in het voorgaande bepleit’) zouden genieten ‚>en dus __nietvanders dan vrywillig.en moedwillig-zouden kunnen verloren gaan ; maar dat de-onnoozele Kinderen ; die zich nooit aanseenige: daadelyke ongerechtigheden ‘fchuldig maakten „ in eene volftrekte onmogelykheid van: bekering en za- ligheid zouden blyven , en dus alleenlyk om het ongeloof hunner Ouderen noodzaaklyk zouden moeten verloren „gaan: — „Om dat in-deeze ftelling- de minfte zwaarigheid „niet -is — met Gods Rechtvaardigheid; want naardien dezelve toelaat--de: zaligheid van +zoo:veele-volwasfene godloozen, die-hunne- meeste. jaaren-in het ples ‚gen van allerlei daadelyke ongerechtigheden, heb= ben doorgebragt, hoe veel. meer dan van.de on= ‚noozele- Kinderen. — met-de oneindige Barm- harcigheid — en-dereeuwige ‘Gerechtigheid des Middelaars-; als-die-daardoor verhoogd worden. == Ook kan ze niet;tot zorgeloosheid misbruikte worden van volwasfenen „ welken ze niet raakt s ook niet van de Kinderkens , die daarvan onkun- dig zyn. —- Ook is het vooral in deeze zaak veel godvruchtiger, naar den aart der liefde het goede „ dan het kwaade te gelooven, Dat git Overener ZEDELYK LOT de >. Dat nu hier tegen geen zwaarigheid kan wore den ingebragt daaruit, dat dan de Kinderen van geloovige «en ongeloovige Ouders” het zelfde voorrecht zouden hebben , dar nochtans den eerften zulk een voorrecht 1 Kor. VIL vs. 14. fchynt te worden toegezegd ; toont hy door _gantemerken , dat die woorden , en-de daar in: aan den Kinderen toegefchrevene heiligheid 4 niet op vroeg geftorvene Kinderen kunnen wor- den toegepast; of daaruit zoude volgen „ dat alie zulke Kinderen van ongeloovige Ouderen „ zonder eenig onderfcheid , verloren waren 3 maar dat ze op zulke nog levendige Kinderen zien , die , als tot Gods verbond en gemeente behoorende , aangemerkt , en dus heiligen ge- noemd worden , zoo lang zy niet met de daad ‚ het tegendeel vertoonen. En de Kinderen der . ongeloovigen zyn in tegendeel als onheilig ofte buiten de gemeente aantemerken „ zoo lang Zy niet door geloof en bekeering het tegendeel be= en. Daarenboven is ook het voorrecht van de levende Kinderen der geloovigen nog onbe- denklyk groot, door de ernftige voorbiddingen, getrouwe vermaanigen , leerzaame onderwyzin- gen, en godvruchtige voorbeelden, die ze; boven de Kinderen der ongeloovigen genieten. S. XXXIV. a, Eindelyk voegen wy, hier nog by de gedag- OOKINDEREN NA DIT LEVEN. 335 Hip LS ten van den deezer weereld helaas zoo vroeg ontrukten Hoogleeraar G.J. Nanuis, die, în een tweetal van Leerredenen over de inènting der Kinderziekte ‚ ook nopens ons onderwerp, in een natuurlykst beloop zyner Verhandeling , zich heeft uitgelaaten. | | Wy vinden , zegt hy , bl. er. omtrent dit fluk geen algemeene uitfpraak in Gods woord. En wanneer wy het door eene rê- dekaveling uit den aart der zaak willen on- derzoeken en opmaken, blyft het zelve zeêr donker. Immers aan den eenen kant is dit ‚ onfeilbaar zeker. — — — Indien ze by hun fterven zoo gelaaten zyn, als ze ter weereld kwamen: indien ze dat beginfel van eenen zondigen aart, ’t welk ze hier ter weereld medebragten, behouden, en met zich geno-= men hebben na de eeuwigheid : indien ze geen ander , geen beter grond - beginfel ; uit genade ontvangen hebben ; dan is ‘t natuur lyk , ja ontwyfelbaar te denken , dat hun zondig grond-beginfel zich in den ftaat der afgefcheidenheid even zoo, naar den aart van dien ftaat ontwikkelt in boosheid , gelyk het zich hier op aarde , zonder tusfchenko- mende genade, zou ontwikkelt hebben. In- ‚ dien 336 OvER HET, ZEDELVK LOT per 9 29 22 ” dien ‘er dan eenig Kind, hoe vroeg ook af: gefneden, in de gewesten der gelukzaligheid overgaat „ „het moet toegefchreven worden niet aan eenen Plaat van onnoozélheid, waar in het was toen het ftierf , maar, alleen 4an de vrymachtige. Genade Gods ‚ die, om de toegerekende Gerechtigheid. van Christus; naar zyn Eeuwig voórnemen der verkiezing , de. toegerekende fchuld van Adam aan zulk een Kind kwytfcheldt, het grond - beginfel der verdorvenheid in het zelve, by deszelfs dood, vernietigt, Zyn beeld ” er in herftelt , en het alzoo bekwaam maakt tot een leven’ N waartoe het uit zyn eigen verdorvene natuur, zonder hart - veranderende. genade „ ‘eeuwig Onbekwaam ent ongezind geweest zou zyn. _Nu vinden wy nergens eenigen grond , onì over het algemeen vast te {tellen „, en zeker te bepaalen , wat de genade doet : : de rede- kundige befchouwing laat ons hier verlegen en onzeker.” | |! is kes Is waar , aan den anderen kant oppert de rede eene zeer fterke bedenking : Els voorzeker „ zeer nadenkelyk „, dat ’er- zulk „een aanmerklyk getal van Adams nageflacht , door een vroegtydigen dood , in eenen (taat van kindsheid , word weggenomen. _ Men ‚zal het niet vergrooten, , indien men ftelt , dat ten minften het derde gedeelte van hèt „‚ menfch- 3) 2 ld 27 bp} 23 „KINDEREN on Dr Levenson 387 menfchdom:, ‘beneden-de jagen van rede gebruik, fterft ” ir Te En in eene note hier onder word gezegd Verre ‘het grootfte gedeelte van dic getal fterft ‘beneden den ouderdom van twee jaa-« ren + daarentegen toonen de fterf-Iysten, dar: ‘er van Kinderen boven dé zeven jaaren tot den ftaat der volwasfing zeer weinige ftervens- ZEr is geen tyd-vak in 't leven‘van ’t menfch- » Iyk geflächt , het welk de dood meer vers: 32 3 39 2 2. 2 3 pk | 92 29 92 IRt 32 3 23 2%, {choont , “dan dit laatstgemelde. Zoo dra de. Kinderen dien trap bereiken ‚ dat derzelver- redelyke vermogens zich beginnen te ontwik : kelen , en zy zelve in ftaat geraken , om re- | delyke en zedelyke daaden te oefenen, zien wy „ dat Gods‘wysheid dezelve in deezen: _ftaat der beproeving op aarde gemeenlyk ldat blyven „ en komen tot den ftaat der volwas- - fenen , waarin zy.op zich zelven ftaan , en volkomen rekenfchap ‘hunner daaden fchutdig zyn. En ook dit ern by het a veel öpmérking, ” 5 Dit nu, dus vaart de Rederaar. voort , moet ongetwyfeld in.-Gods hoogwys beftek eene allergowigtigfte rede, een Hem verheer- lykend. oogmerk. hebben. Zou dit niet wel (rmag;men denken). met een goedertieren , met een, genadig, en heilryk-oogmerk gefchie- „ den.? Zouden wy wel: ‘kúnnen denken, dat _ KAL. Deel. Ln Gol 338 Over ter ZEDELYK LÓT pen „ God , die zyne Langmoedigheid en Goódérs tierenheid over de vloekwaardigfte.zondaaren » in deeze weereld zoo. zeer verheerlykt „ zoo ‚» veel millioenen, wezens daarom flechts even — » liet geboren worden „ op, dat ze als Kinderen » van Adam zouden kunnen gerekend, „, en on- s> Middelyk hier op eeuwig verdoemd worden. …, Wat zullen wy op. die bedenking zeggen? » Ik kan my wel niet onthouden te gevoelen , dat God in deeze aanmerklyke en nadenke- » lyke befehikking waarlyk goedertierene oog- s merken, hebbe : ik kan my niet weerhouden „te denken, dat het over ’t gemeen den, vroeg „. geftarven Kinderen in;de andere weereld be- ‚ter gaa. en beter gaan zulle „ dan wel het s, meerendeel, der zulken „ die in de zonden „>, Volwasfen „ en in, kunne, zonden geftorven YA | s AXEV. Dit gezegde word in eene note-dus nader opgehelderd : _„ Hier mede wil ik niet zege „Sen, dat zy allé in een ftaat-van eeuwige „> gelukzaligheid’ zyn zouden ; maar , dat de s‚ ftaat van zulke Kindeten , die verloren gaan „ ‚ten minften dragelyker , en de trap hunner 3, verdoemeénis over het gemeen veel lichter „ ‚‚ naar alle waarfehynlykheid’, zyn zal, dan de sr ftraf der geenen ; die hier op de weereld En Johs | „ Lane | “KINDEREN NWA DIT LEVEN. de GP » langen tyd Gods Langmoedigheid „ Goeder- „5 tierenheid «err Genade hardnekkig verf naddt, » of ‘misbruike zullen’ hebben.” ‚vom 5 Het is gewis „ en. ’t-word; doorgaans maat alte weinig in ’t oog gehouden-en geloofd , z- dat, Gods Rechtvaardigheid: even zo, oneindig »sis in haar zelve , en in-haare:uitoefeningen „ »-als.2ym Goedertierenheid: „De. onnagaanbaa- z re verfcheidenheid ‚ welke -wy in de ftoffe- 35 Iyke werken van Gods handen-op dit ftipje in ss 't Heel- al, op deezenaardbol-, aantreffen „ gy geeft ons-aanleiding „om te denken; dat ‘er # geen mindere verfcheidenheid-plaats heeft in 5 Gods zedelvke handelingen „en°de veelerlei 5 bepaalingen-derzelve.'--De gevallen Engelen os. worden:geftraft , ven zullen. eeuwig. geftraft »y worden; alleen over-en” wegens hunne „eige 3» Perfoneele,daaden van ongehoorzaamhêid. De #5 volwasfen-Zondaárs onder de menfchen: , «die sj in de zonde fterven-, zullen geftraft worden syvin de anderé weereld; deels by toerekening, zo wegens-hunne::fchuld;-in:-Adam „ ‚aeé/s „om shunne eige perfoneele.daaden Zou hetook 35 miet mogelykrzya, dat ‘erin Gods: heilig syetecht , ten-betooger Zyner vlekkelooze-Hei- 5 ligheid en Rechtvaardigheid; eene zekere wy- „5 Ze van flraf «oefening: in vde/andere weereld _ plaats. vònde, welke eewiglyk-op den grond en by wyze van toerekening: gefchiede?. Is | Ya „niet \ ” \ ® & et 340 Over mer ZEDELYK LOT per « niet de fmet der zonde het grond - beginfel ER 59 23 der. verdorvenheid , waar mede wy geboren worden , eri ’t welk ons onverzettelyk blyft aankleven , eene zwaare ftraf ? Is die ftraf niet eeniglyk gegrond in de fchuld , welke het menfchdom in den perfoon van Adam over zich haalde „ en die daarom op rekening van allen gefteld word ? Kan nu-de hoogstvol- raakte en rechtvaardige God alle Adams. kinderen „uit hoofde van die toegerekende fchuld, in deeze weereld op zulk eene wyze ftraffen;, blykens de ondervinding, dat ze al len in een ftaat van zedelyke befinetting en _befchreijenswaardige ellende ter weereld ko- » men: kan God die tedere wigtjes hier ondere werpen aan fmertelyke ziekten en pynelyke ongemakken, reeds van de geboorte af aan; wie zal ons dan verzekeren , dat het met zy- ne hoogfte Rechtvaardigheid onbeftaanbaar zyn zoude , dezelve ook in de andere wee- reld’ aan eenige ftraffen en ellenden onderhe- vig te laaten ; op dien zelfden grond , op „welken zy hier in-hunnen ftaat van tedere en onvatbaare kindsheid daar aan onderworpen zyn? Alleen , dat wy altoos daarby onder het ‘oog houden , dat de maate , bepaaling en wys der verdoemenis, ofte {traf- oefening | evenredig zyn zal aan de maâte , bepaaling, en wys der fchuld. — Naar de fchuld i is , en de wys „ op welke men die deelachtig wotd, ‚, EN 29 2 39 pr ek) 22 Ey) 55 9: 97 9 EN) 9 EE 23 23 23 KINDEREN va Dir LEVEN. 341 en zich onder dezelve gedraagt , naar die maate zal ongetwyfeld de ftraf zyn.” NI > Denkt iemand , dit is evenwel cene al te ftrenge wys van denken , dit is veel te hard gedagt van ' goedertierendst en beminnens- waardigst Opper-wezen , dat God die tedere wigtjes in den toekomenden {taat „ emkel om de toegerekende fchuld , onder de ftraf der verdoemenis zou ftellen.; hy bedenke , dat ik zulks ook niet ftellig hier wil beweeren , veel min iemand opdringen ; maar dit is nog- thans zeker , dat, gelyk Gods goeëdertieren- heid tot aan de hemelen is , zoo ook zyne oordeelen een diepe afgrond Zyn, welken wy niet peilen kunnen. — — —’ ie de dee > Maar wat zullen wy , zegt.de Redenaar vervolgens, verder daaromtrent bepaalen , of- te vastítellen ? Wie zal ons zeggen, of God niet omtrent de weereld der geftorven Kin- deren (vergunt my dus te {preken ) eenen ganfch byzonderen weg en beproevende be- fchikkíing-houdt, van welke wy geen bepaal- de denkbeelden ‘kunnen formen, die wy naar onzen ftaat van beproeving niet. kunnen af- »‚ meeten, naar welken ’t ons misfchien onmo- 95 gelyk is, zelf te gisfen ? X 3 Deeze 342 Over mers ZEDEENK LOT ver Deeze gedagte , nopens eenen toekomenden proef -ftaat der Kinderen , word: in eene note nader dus opgehelderd : ‚… Dit is, misfchien 2 9% 2 ie EE) 2 93 EL 53 EE) 23 3e 9 93 23 29 95 2 33 9: 99 EE) 9 3 5 9) 53 voor zommigen wat te duister , en zou wel - licht aanleiding kunnen geven tot misverftand en misduiding. Ik zal daarom myne bedoê- ling wat nader verklaren. Wy weeten uit Gods woord , dat alle volwasfenen in het al- gemeene gerecht zullen geoordeeld worden naar hunne werken , en dat een iegelyk als-, dan za/ wegdragen naar het geene in het lig- haam gefchied is, het zy goed, het zy kwaad. Maar zullen ook de vroeg - geftorven Kinde- ren in dat gerecht verfchynen en geoordeeld worden ? Zoo ja, gelyk ontwyfelbaar is , waarover zullen die dan geoordeeld worden ? Over het geene na het lighaam gefchied is ? Maar dit kan niet wel plaats hebben omtrent zulke Kinderen , die reeds onder de geboor- te fterven , “én - ‘geenerlei daaden in het lig- haam gedaan hebben. Zal dan het oordeel ten opzichte der zulken gaan over de hun toege- rekende fehuld? Of zou men togen denken, dat ten opzichte der zulken in aanmerking zullen komen de gedagten en werkzaamhe- den van ‘hunnen geest, gedüurende den ftaat hunner afgefcheidenheid ? Wy onderftellen, dat ‘er trappen in de ftraf der verdoemenis zyn zullen: dat die trappen evenredig zullen zyn aan de maat der daadelyke zonden : dat > dit in aa KINDEREN na mir zeven. 843 dit in t laatfte oordeel. eerst. volledig-zal be- * » flist worden. ‚ Nuis de vraag, of de vroeg- » geftorven verwerpelingen in den {taat der af- »» gefcheidenheid ook onder de verplichting der » wet ftaan, by gevolg nog zondigen kunnen ? »» Zo ja, of ze allen even zwaar zullen zondi- »» gen? dan, of daar ook trappen in de zonden ss zullen zyn, gelyk hier op aarde? Wyders, » of de maate dier zondige werkzaamheden in ‚„ den afgefcheiden ftaat invloed zal hebben op » de maate der ftraf , welke hun in het laatfte ‚> oordeel zal toegewezen worden ? Overzulks »» is de bedenking, of de Zoodänigen dan tus- »» fchen-den dood en het oordeel in een zekere ‚> foort van BEPROEVING zyn zullen ten aan- » Ziene van-den trap en maate van zondige be- » dryven , naar welken in het jongfte gerecht > de trap-en maate der ftraf', in eene juiste »» evenredigheid, hun zal worden toegemeten ? >» Waaruit dan zou volgen „ dat ’erin de ver- > doemenis zulker Kinderen , fchoon hier voor s hun rede- gebruik in eene fchynbaare onnoo- » zelheid afgefneden, even weinig onbillykheid »» kan liggen; als in de verdoemenis der. gee- > nen, die hier op aarde volwasfen „en in de »» Zonde geftorven zyn. Dit zyn de bedenkin- »‚ genen gisfingen „ op welken ik hier het oog ‚> heb, die wel eens by zommigen ín den geest ss Opkomen, Maar wie zal ons, (daar Gods » woord dië niet verklaart) hier het waare zeg- / YA > gen? 3â4’ Ovtr ner ZEDELYK LOT pir gen? Wie zal ons tet gegronde zekerheid ss iets ftelligs daaromtrent durven bepaalen ? 2% 2 Wy weeten veel te weinig van de weereld der: Geesten , en het eigenlyke hoe van den. ftaat der afgefcheidenheid , dan dat wy. daar- over bepaaldelyk kunnen denken : wy gevoe len „, by zulke nafpooringen „onze kleinwer tenheid. Veiligst derhalven is-het , dat wy deeze en foortgelyke bedenkingen aan ar plaats gan > enz, — XXXVII Eindelyk word deeze redenering over r die ftuk aldus befloten : Dòög wat daar van Zy „ laat » 33 id 23 2 39 d | bb » 22 ‚ 92 33 ons het woord van God raädplegen , en ons eeniglyk houden aan ’t geene wy daaruit lee- ren en opmaken kunnen. Het is waar , dat wy geen onbepaalde en algemeene zaligfpre- king der vroeg-ftervende Kinderen in hetzel- ve vinden ; maar dit is ook waar aan den an- deren kant, dat 'er, zoo veel my’ bekend is, niet eene plaats in-de Heitige Schrift gevon- den word „ waarin een veroordeelend vonnis over zulle Kinderen „ met opzicht op der- zelver toekomenden {taat , word uitgefpro- ken. En het verdient opmerking , dat God _ ‚ met zoo veel mededoogen , in het geval der » Ninevieten , van de Kinderkens fchynt te 33 Ípreken, JON: Iv. vs TI, Aan den anderen ‚‚ Kant ee 9 9 9 Lb | kk 23 Pd KINDEREN na pir Leven. 345 kant geeft het woord van God zeer veel aan- leiding , ‘uit kracht wan het Verbond met Abraham en zyn zaad , (van het welk ook de geloovige Heidenen onder t Nieuwe Tes- tament erfgenaamen geworden zyn. Gar. IÌÌ. Vs. 14.) om eene goede hoop te koesteren omtrent vroeg-geftorven Kinderen , uit het geflacht van Gods volk geboren „ in zyne ge- meente ingelyfd „ vroeg aan Hem opgedraa- gen „en dikwyls, zelf reeds voor de geboor- te, met ootmoedige fimeekingen en pleitin- ‚ gen zyner genade aanbevolen. Laat ons hier gedenken aan Jezus ontfermende behandeling omtrent die Kinderkens , van welke wy le- zen Mark. X. vs, 13 —16.” & Dat deeze gedagten van wylen den uitmun- tenden Leeraar, die dit onderwerp niet eenzy- dig , doch zedig en bondig behandelde , hier eene “plaats verdienen , zullen onze Lezers ge- reedelyk toeftemmen. Wy hebben ze daarom gok onverkort , en met des Schryvers eigene woorden hier opgegeven, F3 A we, e 346 Overeuer ZEDELYK LOT Ber DE TWEEDE AFDEELING. Waarin het ons meest waarfchynlyk voor. komend gevoelen met deszelfs gron- den word opgegeeven. Kerk AV An Wy zien hier uit , hoe de gedagten der Ge- leerden , voor zoo veel wy die hebben kunnen nagaan , al vry verfchillende over dit ftuk ge- vallen zyn : naar de onderftellingen naamelyk , die men aannam „ of de gronden , op welken men bouwde , ‘of ook van hoedanigen kant men dezelve befchouwde. Wy hebben ons onthou- den , van daar over onze aanmerkingen op te geven; dewyl wy tot hiertoe flechts de gefchic- denis van dit Onderwerp wilden nagaan , en zulks „, naar ons beftek , tot deeze en de vol- gende Afdeeling eigenlyk behoort. Thans zul- ‚Jen wy onze gedagten hieromtrent „ die ons meest waarfchynlyk voorkomen, voorftellen. _ HR XIN In het gemeen kunnen wy niet ontkennen , dat wy naar die zagtere denkwyze der geenen overhellen , die omtrent de Kinderen , in der- zelver 5 KINDEREN na’ ber zeven © Bap zelver onnoozelheid, ofte-voor de jaaren „waar in “het rede -gebruik plaats -grypt-„ deezer wee- reld ontrukt „ het goede hoopen, en hun na dit leven een beter lot toefchryven. des Ondertusfchen zyn de Schryvers , die tot _ deeze foort behooren, daarin, gelyk wy zagen, onderling verdeeld, dat ze of den wel eer be- fnedenen , ofgthans gedoopten Kinderen , als mede zulken , welken de toediening van die bond-zegelen niet had mogen gebeuren, dit betere lot na dit leven toefchryven, —- Of dat ze , zonder zoo zeer op het ontvangen of niet ontvangen dier bond-zegelen te letten, op — der Kinderen geloovige Ouderen, godvruchtige Voorouderen „ of ook de waare Kerk hier by te rug zien , en van zoodanige Kinderen alleen» Iyk „ althans op-de meeste gronden , het goede denken. — Of, gelyk echter weinigen doen, die hier wat verder gaan , en omtrent alle Kin- deren , zonder onderfcheid, van hoedanige Ou- deren gefproten , na dit leven het goede ver- moeden. | Zal nu hier eene keus gedaan worden , “dan vinden wy ons meest genegen , om by de laatst- genoemden ons te voegen, en nopens alle vroeg geftorven Kinderen gunftige gedagten te voeden. Want wy zyn van oordeel „ dat men „ by het nadenken van dit ftuk , niet zoo zeer op de Ouderen ‘te rug zien „ dan wel zich by de Kin- B GETEn 548 _ Over Het ZEDELYK LOT per deren, alleenlyk bepaalen moet : dat men’ cok het geloof der Voorouderen, ofte ‘Godvrucht der Voorzaaten „en eindelyk ook de heiligheid der Kerk hier niet kunne-in aanmerking nemen. —- Maar dat eeniglyk de verdienften van.den Zaligmaker hier gelden moeten , en derzelver kracht en waardigheid alleenlyk de oorzaak kan zyn van der Kinderen gelukkiger lot na dit le- ven: voor zoo veel die heil-vrdienften van den Middelaar , enkel door de Godlyke Barm- hartigheden „ den, Kinderen toegerekend , door „derzelver krachtige invloeden , nà dit leven 7 de toerekening van Adams erf-fchuld, ten aan- ziene van de verdoemende gevolgen, opheffen, en by de ontwikkeling van hunne natuurlyke vermogens de voortgangen van de zedelyke be- fmetting ftremmen , en dezelve zedelyk goed doen werkzaam zyn : waarin dus hun geluk en zalig eeuwig leven gelegen i is. as ol Dan alvorens wy de reden , die ons tot dit gevoelen doen overhellen „ opgeven:,’ kunnen wy niet voorby van aantemerken „ dat wy die waarheden , die in eenige. betrekking met dit {tuk ftaan , ofte die leerftukken „die in de God- Iyke openbaring gegrond zyn, en van elk op- recht belyder van den geopenbaarden Godsdienst worden aangenomen ‚ en nader zoo als men in | onze KINDEREN: NA Prr-reven. © 349 onze “herformde: Christelyke ‘Kerk daaromtrent denkt , ongetwyfeld-en onbelemmerd aannemen, en daar aan „door dit ons gevoelen „ rechtftreeks hoch van ter zyde-,-den minften afbreuk „ ofte nadeel niet: toebrengen ;- maar dezelve, in haar geheele beloop , ín haare kracht-en waarde laas ten, En in byzonder doelen wy-hier op het leerftuk, aangaande de erf- zonde — aangaande de zaligheid, die-voor zondaaren alleenlyk-in den Heere Jezus Christus is — en aangaande het geloof „ de-wedergeboorte en. bekering, ‚ als de Biseleg en Vomar om in die heil te deelen. Wy: erkennen: naamelyk;, volgens de uilie | lykfte getuigenisfen der. Heilige Schrift, de ver- klaaring van onzen. Heidelbergfchen Catsehiis: ‘ mus, «en de°bepaalingen in onze Nederlandfché Belydenis en Formulieren uitgedrukt : Dat zoo veelen ’er natuurlyk uit „Adam -voortfpruiten;, aan de-erf--zonde onderhevig.‚zyn „ en: fchul- dig, aan den eenen kant door Godlyke toere- kening , aan de-overtreding van onzen eerften Stam-vader, die „tegen de van God hem voor- gefchrevene proef - wet ongehoorzaam misdoen- de, de. plaats ende den perfoon, van alle’zyne natuurlyke afftammelingen. bekleedde , in wel- ken wy „ gelyk verre de meeste Protestanten „gelooven „dus alle gezondigd hebben : aan den anderen kant „dat wy allen , door onze natuur- lyke _ 330 Ovar zer ZEDELYVK LOT prr Iyke geboorte , zedelyk onrein , én met ket kwaad „ uie die eerfte zonde gefproten , ten aanziene van alle ónze vermogens , befmet en bezet zyn: allen óverzulks gelykelyk Kinderen des toorns van natuur , die in alle de onder- fcheidene tyd- vakken van den menfchlyken ou- derdom , ofte óns leven op aarde , den vloek én eeuwige ftraffen verdiend te hebben, en daar vor ryp te Zyn; moeten gerekend worden. «… Even 200 zeker gelooven wy ook , dat afl ‘het heil voor ellendige en rampzalige zondaaren alleenlyk in den God-menfch, den Heere Jezus Christus te vinden is, die door zyne borgtogte- Jyke daadelyke gehoorzaamheid de eisfchen ec- mer gebiedende wet , all zyn leven door , vol, maakt vervuld , en door zyn diep: vernederend Iyden allen vloek , alle verdiende ftraffen , vol komen gedragen , en van zyn erfdeel weggeno- men, God met den zondaar verzoend, en des- zelfs gunften , tér verkryging van een volmaakt en eeuwig geluk , verworven heeft: dat Hy die eenige naam is „ onder den hemel den menfchen gegeven en geopenbaard , om zalig te worden. En eindelyk gaat het by ons even zoo vast, dat, ter toëëigening van het door Christus ver- worven ‘heil ‚ de krachtdaadige werkingen van den Heiligen Geest vereifcht worden, waardoor inwendig het wadre geloof verwekt , ent de ”e er- „KINDEREN na pir zevens. 35t dergeboorte veroorzaakt word, die den menfch _ tot-het verlooren: “Gods - beeld herftelt en ver= nieuwt „en hem-bekwaam maakt „ om deel td hebben: in de erve der Heiligen in het tiehe.: „Van deeze waarheden wyken wy in het aller- minst ‚niet af. „än: hieromtrent kan. ook. met grond -geen-fchroom’ plaats hebben ; naardemaal en Zy , die-’er op, dezelfde wyze. ala: Wy » em die, ‘et-andeérs. over denken „ belyden „ dat er in't heilig woord-voor-het-eene-noch het ande- dere gevoelen, recht{treeks iets-beflisfend of be= paalend: gevonden-word, . Moet men overzulks by, gevolgtrekkingen -uit de geopenbaarde waär= heden.hieromtrent voot, zyne gedagten, diemen aanneêmt;, iets zoeken te vergaderen: het blyft daar by:-dan nog. de- vraag „ welke mening de, meest waarfchynlyke „en, met andere geopen- baarde waarheden, de, meest ftrookende zy? — En ten aanziene: der gemelde leerftukken begry-. pen-wy niet; dat onze mening daar mede onbe. ftaanbaar „ maaar -Z zeer wel daar mede overeen te-brengen is; het np wy whas nader heb= ben, aantetoonens ij hier $ X L LL | REEL Deeze bedenking moeten wy echter noch vooraf laaten gaan , dat het ons is voorgeko-" ‘mem, dat men by het onderzoek nöpens dit ftuk, 352 Ovra Her ZEDELYK LOT Der ftuk ‚ het uiterfte tot der vroeg-geftorven’ Kit- deren zich veellicht al te zeer, zoo niet-eenig= lyk , als een. geluk en een aangenaam goed, een: loon , een‚prys enz. voorftelt: en by die-denk- beelden , ofte in die gedaante de zaak befchou- wende, zwaarigheid vindt, omt der onhoozelen ftaat, in welken ze uit dit leven door den dood: wierden weggerukt, te kunnen aaneenfchakelen met eenen ftaat na dit leven „ die enkel uit een’ genot van genoegen en aangenaamheden beftaan,, en niets dan loon en prys-vergelding met eer: en heerlykheid behelzen zou. … En hiervoor-nu. geen gronden , geen voldoende reden in der= zelver tegenwoordigen ftaat menende te kunnen vinden , kan men hun dan dat goede in eenen toekomenden ftaat zoo geredelyk niet poefchry=: ven. Ook ontdekt het zich by een: Je ing na- denken wel haast duidelyk, dat, by aldien men dit ftuk alleenlyk uit dit oogpünt , en-in dat licht befchouwt , men dan zeer licht een fchyn- gebrek van zamenhang i in Gods handelwyze met die kleinen „ofte eenen fprong in de werken der hoogfte Wysheid zal ontdekken , dien men niet verduwen , of met andere bekende waarhe- den overeenbrengen kan. Althans dus fchynt het ons in de gedagten van den Heer VENEMA, Disfert. Sacr. p.494 te hebben. plaats gehad , wanneer dezelve den. grond, die van der Kinderen onnoozelheid ont- leend KINDEREN Na DITsTEvens 353 leend: word: , alte zwak oordeelt „ om daarop der Kinderenis geluk: na dit leven te bouwen. Want: hoe-togy”dus:fchreef hy, zal meneen s‚fchepfel ;daar- niets daadelyk goeds in is, „„ het eeuwig leven in “de zalige gemeenfchap »» vân-God kunnen: toefchryven 25, Wat bezit ‚… het, en wat heeft het gedaan , daar zulk ee- ‚„ ne groote belooning „ alhoewel ook uit ge- „ made te fchenken , op volgen zou ? God ‚… kan naat Zyne hoogfte goedheid hen wel za- » lig maken ; maar het blykt nog niet, of Hy. shet ook wir. Hy bedeelt immers alle zyne Be, ‘Goedertierenheid niet zonder maat, niet zon= „ der onderfcheid ; maâar naar den aart en de A5 gefteldheid der onderwerpen, En dus blyft „de zaak , ten aanziene der Kinderen ‚nog, » twyfelachtig, es | | En uit eene at te zeer r bepaalde bieltiowing van. die {tuk in dit oogpunt is het mogelyk ook, dat de Heer Nanuas zwarigheden ° vond, die: hem op/eenen toekomenden ‘proef: ftaat „ ten: aanziene der Kinderen ; deeden denken, > gelyke wy S. 34- nader getoond hebben. “En veellicht, zyn hier uit ook andere bodankinann gefproten „tot welken men hieromtrent ‚Zyne, toevlucht wel eens heeft genomen. … r __„Nuvishets wolgeris: den aart der zaake,, wel onloogenbaar- zeker; «dat „ook by die wyze om het ftuk:te befchouwen „ het:zedelyk en betaa- AAI, Deel, Z mend 3534 Over uer ZEDELYK LOT Der mend goed als onaffcheidelyk van het aangenaa- me-lot ; het genoegen en vermaak van redely- ke wezens ; moet wordén aangemerkt :- gelyk „, aan den anderen kant , het zedelyk kwaad op zich zelven ook een droevig kwaad: is, en , volgens Zyne natuur, het zelve onaffcheidbaar na zich fleept. | Maar het zou hier de vraag wel mogen zyn: Of men niet beter doe „ althans minder belem- merd , en meer geregeld over dit ftuk denken kan, by aldien men der Kinderen lot nadit leven , wanneer Zich hunne vermogens zullen ontwik- keld hebben, als eenen ftaat van zedelyk goed van betaamende werkzaamheden aanmerkte: en in dit licht, ofte van dien kant hun lot befchou- wende, zich den weg niet meer gebaand. zoude vinden , om een aangenaam en genoeglyk lot hun toetefkhiryvèn én met en op de godzalig- heid; ofte-een geestlyk leven, ’t welk hun dan zal ‚zyn medegedeeld, de gelukzaligheid „ ofte het, eigenlykst zoo genaamde eeuwig leven, als daar mede verzeld „en als een gevolg daar van moge befchouwen ? « Komt ons ten minften zoo voor, dat men, raar den aart der zaaken, hen, die vatbaar zyn voor geluk en genoegen, het welk mede een gedeelte van hun volmaakter leven zal uitmaa- ken „ ook onderftellen moge en moete als-met ontwikkelde en natuurlyk verbeterde vermogens op KINDEREN Na pir ageen,s) 35 op eere zedelyk goede-en loflyke wyze werke: zaain : en „datoverzulks:hun- zedetyk: levens” voor ‘huns gelukzaligvleven’, in onze befchou-: wing van hun toekomend lot diene voortegaan s” naardemaal dit laatfte- hen eerst “vatbaar maakt: voor ‘het-eerfte , en den grond daar voor -uitle=” vert, gelyk het-ookseen wezenlyk gedeelte daar: vanvis En dus hebben wy in deezen overeér komst’ tusfchenn Gods handelwyze met de Kirs deren -en smet «de volwasfenen ;: in welken:wy. een geestelyk leven der genade moeten -onder- ftellen z:rzullen ‘Zy „by hunne verhuizing uit: deeze: bni „voor een ren, EE tevens gs a Zyinos € 20 IR {4 BI RSVINCG 2d b st nafs eeb hebben jede opzet deze; gedag: te aan het hoofd deezer Verhandeling gepoogd uictedrukken sen: dien: titeb daar toe- gekózen, En'-die: gedagte zelve: Zullenswy ‚nu , ‘tot een _ bêwys voor onze mening ', in: eenige korte {tels en wed tres ontvouwen, >” #5 shtenf 4 kÁ ns ken | Das hd Ë iid Î À PP COS PE ad aha se) jer prk & is, KR wk kes ON VE dink 4À goe 1. Warfeto mien zich een- voer netbe ven Kind voorftelt , het welk voor het verkry- gen van. het“gebruik der rede deezer weereld ontrükt' is, denkt men een van-die fchepfelen , die in 't“byzonder van God zyn voortgebragt, bos rayuen ‘Heerlykheid te: bevorderen : -dat is’, ZL 2 om 356 Over mer ZEDELYK LOT Der m met eerbiedige verwondering in de kennis van „God , van deszelfs gadelooze Volmaakthe- den , Deugden en Werken bezig te zyn : om vrywillig en in liefde Hem te dienen, door ge- hoorzaam- deszelfs.-wil optevolgen ‚ en vaan de: ‚ verplichtingen, die’er uit de betrekkingen tus fehén- God ven zyn-redelyk fchepfel vloeijen: y te;beantwoorden:- Om dus tevens te beantwoors den. aam de: einden „tot welken God aan fcheps' felen s öp-zich zelven flechts mogelyke wezens een\daadelyk beftaan gaf : om dus iin die eense gezindheid met God en deszelfs wil, -naar-hün? ne-vatbaarheid „ van Hem all het goede. ‚ 'twelk Hy, als het hoogfte en een mededeelbaargoed. zynen fchepfelen Nee” te Ontrangen ‚en gelakkig te zyn. u lk’ Dan voor het eenen aides hier van was dit Kind, geduurende dit leven , nog natuurlyk volftrekt “onvatbaar : het had nog geen ontwiks kelde geests- vermogens , en dus nog daadelyk geen bekwaamheid , om op eene redelyke wy- ze en met vryheid te werken: het kon hier aan het einde van zyn beftaan , aan zyne beftem- mit nog geken niet beantwoorden.’ ij HIL «Het is: „echter een. tmenfch , en al eene’ onfterfivke ziel, zoo wel „ als met een werktuigelyk lighaám „ voorzien. … Mag men fu nopens het eene verwachten „ dat het, -by «2y- xda el nen KINDEREN NA Dir LEVEN. 852 nen. aangroei „ zyne leden en zintuigen gebrui= ken zal ; men kan ook, en volgens de erva- renheid , niet twyfelen , of het andere deel zal ook op zynen tyd het gebruik derrede verkry= gen „ en met vryhêeid werkzaam Zyn. Het is een fchepfel , tot een altoos -duutend beftaan: opgelegd, en van God, gelyk alle andere men- fchen „ tot de gemeldde einden beftemd: ‘het heeft oök daar toe van God de vermogens ont- vangen ; alhoewel die „ by gebrek: aan natuur Iyke bekwaamheid, nog daadelyk- daar toe niet befteedt. kunnen worden. „ maar onbruikbaar liggen. IV. Geduurende dit avan N watmialn zich de vermogens van de ziel met en: naar den aangroei vanhet lighaam,-in,de allengskens toe nemende. volmaking der uitwendige zintuigen: het Kind-krygt allengskens in de plaats van ver- warde en donkere , bepaalde en onderfcheide-: ne denkbeelden : het wyst-zyne gedagten „ die. eerst flechts uitwendige en zinnelyke dingen tot haare voorwerpen-hebben:,-aan „ ei poogt die: uittedrukken door gebaarden „ het geluid zyner ftem, en tekenen: “het leert vervolgens allengs- kens „ geholpen door menfchen „van welken. het omringd is , en dit zyn de voordeelen der. Maatfchappy ; ofte der gezellige zamenleving „ tot welke-de menfch beftemd is’, eene taal, ‚en drukt daar door zyne denkbeelden uit: hier vd 3 ons. \ 359 Overoner ZEDELYK LOT: per ontdekt zich »de: perfoonelykheid, ;-de- zelfsben wustheid en hetgeheugen ontluiken, de-denk= beelden en-alle derzelver uitdrukfelen zyn ech= — ter, nog gêhecht aan zinnelyke dingen : allengs kens:begint het -dan , in de plaats van flechts enkele, "zich meer: zamengeftelde denkbeelden te. maken, ‚> zyne bevattingen. te wergelyken „ en zich-ook afgetrokkene begrippen-te maken. Hier ontwikkelt zich de rede-, hier begint haar: gebruik ‚en-dit weeten wy by de-ervarenheid.- De-uitwendige zintuigen, de bronnen-en begin=: felen;van all onze:kennis, zyn dus ook de hulp-. middelen en aanleiding , waardoor de menfch tot: het gebruik Ke hi redelyke vermogens raakt. „Doch hee. Kind fterfe vroegtydig , en wt is emi geval , waaromtrent ons onderzoek gaat ; het bereikt dien trap van ouderdom niet „ met’ en in welken die verfchynfelen plaats heb- ben. De dóod belet den groei „en verftoort en floopt het ftelfel van het lighaam. —- Langs: den gewoonen weg, dien wy zoo even aanftip- te, en by ervarenheid kennen, kan in de afge-. fcheidene ziel die ontwikkeling van haare vere’ mogens, en dat verkrygen van het gebruik der rede, by gebrek aan de uitwendige zinnen, dus geen plaats krygen. — En by aldien men hier toe ook , met zommige Wysgeeren , wilde aannemen , dat de ziel , na den dood van het ighaam , altoos met een ‘haar eigen „ allerfynst Ec eo en KINDEREN Na Dir LEVEN, 359 en onveranderlyk lighaamtje ; (en het geene men van de uitwendige groove fchors „ het overkleed’, ofte koker, als het ware, dit zicht- baar en. veranderlyk lighaam , het welke door: den dood ‘word afgelegd , wel had te onder- fcheiden ) onaffcheidelyk vereenigd bleef ; kan echter ook daar door dit ftuk nog niet ontwik- keld worden. ‘Want hoe waarfchynlyk zich dat gevoelen ook voordoëêt , is echter dit lighaamtje te ongenaakbaar voor onze bevattingen , en te fyn voor onze befpiegelingen , dan dat wy in dit geval „ uit deszelfs onderftelling ‚ zoúden kunnen redekavelen ; of befluiten trekken. — En even zoo weinig kan het hier baaten , wan neer men tot dat by andere Wysgeeren begun= ftigde ftelfel eener zoo genaamde voorbepaalde- overeenftemming (Harmonia praftabilita) zy- ne toevlucht nam, volgens welk de ziel uit haar zelve , en zonder invloeden van het lighaam „ of wederkeerige werkingen tusfchen ziel en lig- __haam , haare eigene denkbeelden „ door Ì nare’ volftrekt eigene werkingen , ontwikkelen ; en dit eenen voorgaariden tot eenen volgenden ftaat raaken zou; naardemaal ook-dit gevoelen, hoe fyn ook uitgepluist als te zeer met de ervaren- heid onbeftaanbaar , hier ter zaake niet veilig aangenomen worden „ of ons licht geven kan. VL Ondertusfchen moet men aöddrenart eene ontwikkeling der ziels- vermogens in het Ld Kind 360. Over uetT ZEDELYK LOT per Kind aanneemen , niet alleen uit aanmerking van de „onfterflykheid der-ziele (zie onze 39: ftelling ), maar ook om dat men buiten dezelve. haar zoo weinig een rampzalig als een zalig lot na dit,leven kan toefchryven. « Want tot het een-envander worden zedelyke:bedryven „ zelfs bewustheid „ en eene’ vatbaarheid voor zulk ee« nen ftaat na dit leven vereifcht, hoedanige zaa- ken-zich: zonder het rede - gebruik niet laaten begrypen. … En zulke werkzaamheden moeten wy aan-de ziel toefchryven „ wen -wy haar een leven , ofte een voortduurend beftaan toefchry- ven. Het eene moet ‘hier onaffcheidelyk met het andere, verknogt. zyn ; zullen wy: ons haa- re onfterflykheid volledig. en behoorlyk-voor- VII, En deeze ftellingen tot hier toe gaan zeker : het blykt hier uit, dat die noodzaakly- Iyke ontwikkeling der geests- vermogens-in het vroeg -geftorven Kind, niet langs den gewoonen weg , dien. wy by ervarenheid kennen, in dit Je- ven. plaats te hebben , ofte natuurlyker wyze niet, kan gefchieden. . Eene andere , eene bui tengewoone en bovennatuurlyke-wyze moeten wy hieromtrent dus aannemen. —- Dan hier raaken wy in het donkere : hier komt ons na- fpoorend en nagluurend oog in fchemeringen , het licht begeeft ons hier.by gebrek aan noodige kundigheden omtrent e&nen. toekomenden-ftaac, en KINDEREN ‘NA Dit Leven, 361 en zelf-aan genoegzaame Geestkunde. == In- dien men eindelyk-ook hier dagt aan-een zeker verband „ ofte betrekking ín die gindíe weereld: der Geesten , om-dieuitdrakking- hier te ges bruiken , tusfchen die werkzaame onderwerpen, en de voorwerpen. van derzelver werkzaamhe= den: eene zaak, die niet ontkend kan worden; krygen wy echter daarby nog geen doorzicht in dit fluk „ het geene. ons hier in het duister en verlegen laat : hoe naamelyk «die Geesten tot eenen ftaat en trap van volmaakter werkzaam- heden raaken , hoe zich hunne vermogens ont- wikkelen. Dit Hoer blyft hier, en ‘hoe men de zaakeook nadenken moge , onzes inziens, billyk nog de groote vraag. - VIII « Het eenige , en ‘t geene zich ge. reedelyk daarop laat denken „ is, dat wy-die ontwikkeling der ziels-vermogens , dien overe gang tot eenen ftaat van natuurlyk voltnaaktere werkzaamheden , ofte van donkere en verwarde denkbeelden tot klaare en duidelyke , aan eere byzondere Godlyke werking , tusfchenkomst „ ofte invloed toefchryven. —- Men zegge hier op niet , dat wy dus den knoop , die ontward moest worden , ín ftukken houwen ; want wy komen-niet tot dit uiterfte „dan genoodzaakt , en daar ons alle andere reden, wegen en middelen begeven en ophouden. Kan iemand hierop nog iets anders , iets nader uitvinden en mededee= & 8 len, 36 Overemer ZEDELYR LOT per len, die zal op eene dankbre erkentefis van het. gemeen. de--billykfte aanfpraak hebben, en ze- Kerlyk allen:lof verdienen. — Wy komen hier niet tôt: het buitengewoone „ dan by het onvoldoende van de witten bekende. wegen en middelen; “—- Wy vermenigvuldigen dus’ ook hier, tegen die bekende regel, de wonder-’ werken niet, voor zoo veel wy hier eene God- Iyke- werking aannemen „die buiten den kring van dit leven „en verheven boven deeze bene- den-weereld is: die ín den toekomenden ftaat alsde gewoone Gods- werking op zulke zielen dient aangemerkt te“worden , en door welke God by zyne (ten aanziene van dit leven wel) ongewoone werking vervuld en goed maakt het geene wy , by all ons nadenken , niet vinden kunnen natuurlyk ofte regelmatig te gefchieden. „En „waarfchynlyk ‚zyn ‘de-zoo genaamde buitengewoone, ofte meer onmiddelyke Gods -» werkingen ook. meer eigenvaan den {taat „ ofte de huishouding van een leven „ wdar-door-dee- ze afgeloopen tyd van: wippen À zal vervan- gen worden. | / IX. En dit leidt ons ter befchouwing van. den zedelyken ftaat- en: de hoedanigheid der: werkzaamheden van zulke Kinderen. Ten aan: ziene van volwasfenen hebben wy geen zwaan righeid , geen vermoeijend nadenken , hoe ze? ga den dood in eenen ftaat van zedelyk vii 0 KINDEREN Na uit Leven. 863 of” kwaade werkzaamheden. zich. zullen bevin- den; dewyl ze de beginfelen en hebbelykhe- den van het een of ander in dit leven reeds heb- ben „ en -hier uit. met zich overbrengen in een ander „ het welk in een geregeld vervolg , ofte eenen ‚voortgang van natuurlyke en ook zoo , als ze- in-dit leven gefteld waren „ geaartte ze- delyke werkzaamheden beftaan-zal, _— Dan ten aanziene der Kinderen heeft zich dit zoo niet ;..maar het eene of andere moet van God, en. door deszelfs-byzondere werking , hun me- degedeeld worden. Zy hebben in dit leven goed noch kwaad gedaan „ Rom. IX. vs.-11. Zy hadden nog geen gebruik der rede , nog geen klaare en duidelyke denkbeelden , nog geen re- delyke. wils-neigingen „ zy--waren. nog onvat- baar „voor. vrye- en ‘zedelyke handelingen, zy. kunnen overzulks ook geen beginfel „ geen heb- belykheden van zedelyke daaden in een ander: leven medebrengen. —- Hangt de natuurlyke ontwikkeling , de verbetering ‚ofte volmaking der. ziels- vermogens in die Kinderen van eene byzondere Godlyke. werking af, de zedelyke gefteldheid van hunne vermogens „ en-de ge= aartheid van: hunne. werkzaamheden, die- daar: mede. onaffcheidelyk-gepaard gaat, en. daar uit van zelve vloeit , moet dan ook aan die zelfde werking worden aegelahzeven. X. By 364 Over ner ZEDELYK LOT pez X. By aldien men nu wilde aannemen „dae die natuurlyk ontwikkelde vermógens ten kwaa de bepaald , in zedelyk kwaad werkzaam zy zouden, dan komt hier eene gaping ‚ dan moes- ten ze met eenen fprong tot werkzaamheden van dien aart overgaan. Daar in zou-dan tes vens derzelver rampzalig lot beftaan „ en daarvart zou. het voor eeuwig ook afhangen. Maar uit dit leven brengen ze geen beginfel , geen heb= . belykheden van dien aart mede. -Men zou, om: dit {taande te houden, ook moeten ftellen, dat die zinnelyke neigingen , die fnoode driften , ; dat bedenken des vleefchs ‚ gelyk de Heilige Schrift het.roemt ‚ met die vooroordeelen , uit welken ze geboren worden „ ook door zulke dingen, ‘als onze uitwendige zinnen in dit leven Ofitwaar worden , verwekt, gezwenkt en gaan- de gemaakt moest worden : dat zulke ons “hier bekorende , in verzoeking brengende , en ver- ftrikkende voorwerpen-ook daar en dan de re- delyke vermogens moesten overdwarsfen , om ze tot die zedelyk kwaade werkzaamheden te bepaalen , en die kwaadaartige gefteldheid daar in te verwekken , om die wezens aan die ramp zalige flaaverny , die hier de dienstbaarheid der: Zonde uitmaakt „ ‘te doen onderworpen zyn # men moest dit aannemen omtrtent die nieuws ontluikende vermogens-en derzelver eerfte werke zaamheden. Maar hoe veel zou men dan’ niet moeten onderftellen , daár de minfte grond niet / voor „KINDEREN NA Dit Leven, vo 365 voor! is „daar van men ; met-meer waarfchyn- lykheid het tegendeel denken: kan? —— wr Wik men. eindelykhieromtrent-tot de toeger: ‘kende, erfzonde „zyne: toevlucht netnen;-en die als de. voortbrengfter vansdat zedelyk kwaad. in de ont wikkelde-vermógens-aanmerken , dan. moest men, zekerlyk: die-tweederlei- zaaken-» en tweederlei, handelingen van God , die volgens: ‘haaren aart: wel zeer onderfcheiden zyn.en blyven moeten, ongerymd, verwarren ;-naardemaal het tog, ger: heel wat)anders: is wanneer God den menfch., hoewel nog? aân -geen. daadelyke zonden hale dig; om de overtreding van Adam-fchuldig: oor= deelt; het geene-ook-buiten den, meních ge», (ified.« en wanneer. inwendigrin: hem het zede- Iyk-kwaad Zynen-oorfprong neemt „en: van zys; ne drentse ned meestér. maake „Dit weetn | ende jaaren” hièr op. mad ptn heeft s $ maar, dat dit by ‘desonewikkéling der:vermogens van. vroeg-geftorven Kinderen; in een-ander leven, úit-die toegerekende erfzonde vloeijen zou; laat, pies met ige ND 9 ei denkensk Epos ek ol. „Dit, blyft , pi om eindelyk. tot ecn. hi bee fuite te komen, ‚ waarheen. ons de voorafgezon= den, ftellingen nu. leiden „er dan,overig „dat ke naardemaal. die ontwikkeling.der. geests vermos, gens in zulke Kinderen God, „door deszelfs tus= | lehenkomende: werking, tot, eene oumiddelyke, - st oor- 366 Ovoremir ZEDELYK LOT Hen oorzaak heeft-—- wy ook ‚ zonder overyling;” zoo wy menen „in ons'befluit , er zonder ga= ping in deeze redeneering , denken moeten ;: dat de werkzaamheden met en door die vermo» gens niet anders dan zedelyk goed “van aart kun-» nen zym — . Volgens deeze leiding van ges dagten kunnen wy niet anders over dit tuk den-. ken: En nu behoeft: het geen nader: bewys:;!. dat God , die. niet-anders , dan het geen zede lyk: goed is , werkt , en in redelyke wezens voortbrengen kan „ook deeze in de Kinderen ontluikende vermogens tot zedelyk goede werk zaamheden bepaale, “—- Kon Hy , by den eerften oorfprong van ons geflacht, den menfch niet anders dan met zyn beeld voorzien , dat is; goed’ en. recht , voortbrengen? En zou __Hy deeze zielen uit haaren onvolmaakten tot gënen natuurlyk = volmaakteren ftaat overbren= gen , zonder even daar door dezelve te voors zien met zulke hoedanigheden , als Hem betaa- men „ en deeze wezens aan het einde , waar toe ze beftaan , kunnen doen beantwoorden? Zou Hy die zielen , by deeze natuurlyke oms. fchepping niet ook herformen naar zyn beeld , én door zyne hand daar in leggen , het geene Hem behaagelyk en heerlyk-, het geene Hem , als Werkmeester , waardig is ? —- Dus vin= den wy deeze zielen in den ftaat haarer natuur- Iyk verbeterde vermogens juist zoodanig , als die van den eerfteni meních., toen ze uit de Dn | en KINDEREN vna br Tevent Dn den van haareri Maker Kwai ;“dät ie, ‘goed en recht ; ‘heilig ‚ett vaaf ‘Goäs wil werkzaairi 5 ftrookende met het oogmerk , wän’ God in den en een. beftaan te geven’, bedoeld. # ” mi eis Srsf í JAN ai. XKLIIL. rh 00e N r “Nar deeze setae den RR) flat der Kiideré. en de géfteldheid ‘van derzelver ver- mogens by ‘die ‘aanftaände oritwikkeling nagaan- de, vinden wy ons Verrast van het befluit aan- gdande derzelver lot na dit leven „ het geene naar deeze gelegde gronden niet anders dan ge- lukkig en zalig Zyn kan. En ook dit behoeft dan , wegens het onaffcheidbaar en naauwst ver- band tusfchen hèt zêdelyk en het genoegelyk „ ofte aangenaam goed , of, ‘om ‘het met andere wootden uittedrukken, “tusfchen: de godzaligheid en de gelukzaligheid , nu u geen nader bewys. en ‚A OEP fu ‘de Reinsen?? “die vóor iet bereiken / Vai” eerien volwasfen: öùderdom „er voor het verkregen gebruik der rede fterven , ‚in eene an: | dere’ weereld , ‘âan ‘Eénèn ftaat van beproeving Nóg: té onderwerpen; gelyk de "Heer Na Huis, als iets, dat wel bedenkelyk- kón voorkomen , > Öpgaf CS: 34.) ; dan zou men niet alleen dit bovengemeldde ,„ zeker althans de ontwikkeling „der geosts- vermogens; in Zulke te beproevene olarwer moeten onderftellen ; maar dat kan 368 Over zer ZEDELYK LOT per kan ook op geen gronden „ althans uit het god- lyk woord, niet , en nog veel. minder uit de-re- de, waarfchynlyk gemaakt worden. Want naar het woord, hebben wy flechts aanleiding „ om “dit leven , en deezen ftaat als eenen ftaat van beproeving der meníchen aantemerken , hoe ze naar ziel en lighaam zullen gehandeld hebben ' om naar die ‚handelingen vergelding, by. die wer- fchyning. voor Christus rechterftoel , wegtedra- gen, 2 Kor, V. vs 10. — En wórd. die ge- dagte van eenen, toekomenden proef - taat, Zoo als het fchynt, voornaamelyk aangenomen, om die Kinderen in. die verfchyning in het toeko- „mend oordeel eene plaats te doen krygen „ dan is 'er, althans in die aangehaalde uitfpraak van den Apostel „ weinig grond voor ; naardemaal zulke Kinderen zoo weinig door het lighaam goed of kwaad. gedaan hebben, als men hun zul, e bedryven naar de ziel kan toefchryven : en te minder , dewyl het lighaam eerst by de al- emeene -opftanding der. dooden herleven, en ad onmiddelyk voor het laatíte oordeel eerst met de afgefcheidene ziel. wederom vereenigd zal worden. Een ftaat van beproeving voorde Kinderen , ten aanziene van hunne zielen „na dit leven , kan ‘er dus uit die plaats niet-wor- den. opgemaakt. Zy moeten , zullen ze in-dat oordeel verfchynen , goed of kwaad wegdragen; doch niet naar maate zy door het lighaam gedaan hebben ; want zy hebben in het lighaam „het | welke KINDEREN NA Bet LEVEN.» 369 ‚_ welke: zv. zoo vroegtydig;: en A aseeid veilieten Ne ‘nog geen van beiden gedaan. En dus zou-hun _toekomend lot uit andere gronden, dan uit voor- ‚gaande bedryven, moeten afgeleid worden. Zal nu hun toekomende ftaat , gelyk wy getoond hebben „ &en ftaat van goed doen zyn , die zal overzulks ook met’ het genieten en wegdragen van het goede verzeld gaan. Om nu niette - melden „ dat , naar de mening van zommigen „ die-Kinderen niet eens in het laatfte oordeel ver- {chynen zullen , gelyk wy hier boven gezien hebben , dat ATHENAGORAS ftelde , ende Heer Venema ook fchynt aantenemen „ Dis/. Sacr. p. 537. hoewel wy die gedagte voor onze | rekening niet behoeven te nemen. Hier vinden wy dan ook de oplosfing van het gefchil , het geene ‘men vaak als zeer donker , en kwaalyk te: bepaalen oordeelde , of” er in de Kinderen ook het geloof en de wedergeboorte , als voorwaarden ‚ om, de zaligheid in Christus deelachtig te worden, kon.plaats hebben. Want naar het bovengeftelde kunnen wy die vraagen | ten eenemaal, ter zyde gefteld laaten : of menen wy al , dat die in aanmerking moeten komen „ dan word door die godlyke werking „ waar door de ziels - vermogens ontwikkeld en tot redelyke _ werkzaamheden gebragt worden „, het een en ander, het geene tot derzelver-Gode behaage- lyke werkzaamheden. behoort , en, het geene … KXIL Deel, Aa _ ook 370 Over mer ZEDELYK LOT pen ook daadelyk hunne zaligheid uitmaakt , in hun voortgebragt. En dit menen wy met recht als eene byzon- dere huishouding , handelwyze, ofte weg Goas met de Kinderen te mogen aanmerken, en dien naam daar op te mogen pasfen , dien de Heer VENeMA, Lc. p. 528. aan zyn gevoelen om- trent dit ftuk gaf , die deeze handelwyze van God in het zaligen van Kinderen, uit geloovige Ouderen gefproten, vertoont als ‘grootelyks on- derfcheiden wan de gewoone genade - bedeelin= gen omtrent volwasfenen. En zoodanig is im- mers niet minder ook het geene wy in deeze bovenftaande ftellingen hebben voorgedragen : zoo verfchillende als de natuur der onderwerpen is, zoo zeer verfchillende is ook het ganfche beloop van Gods handelwyze daaromtrent. Ook komt het ons voor , dat zich het ftuk „ daar de fchrandere LeisNirz , l.c. in zyne _ bepleiting van der Kinderen gunftig lot , zo vaak op komt, wen hy zegt, „ dat wy niet wee- ‚> ten , wat God in het uur des doods (1% ar= > ticulo mortis) aan die Kinderen doet ,” in- dien wy daarby nadenken, en dat gezegde ont- leden , juist tot die dingen brengen laate , die wy hier beredeneerd hebben. Deeze gedagte, om ‘er dit nog bytevoegen, fchynt ons in haar geheele beloop zich aante- Piy- KINDEREN NA-DIT LEVEN, | 371 pryzen. … Althans zy {trookt met de natuurlyke gefteldheid der onderwerpen ‚ uit aanmerking van welke wy niet anders, niet gevoeglyker ten minften , nopens die ftuk denken kunnen. — Gods Heiligheid geeft ons een voornaamften grond , om juist deeze handelwyze , als Hem betaamend en heerlyk , aanteneemen —- die , zoo veel wy inzien kunnen , naar zyne Wys- heid , als aan zyne oogmerken en der fchepfe- Ten belangen beantwoordend „zich als de beste ook aanpryst ; — die zyne Rechtvaardigheid niet alleen niet benadeelt , maar ook opluistert. Dan nader zullen wy in ‘t vervolg , dit nog te vertoonen , aanleiding hebben. $ XLI V. Zoeken wy nu ook eens naar andere gronden voor ons gevoelen , wy vinden , in de eerite plaats , een diep ftilzwvgen in de Heilige Schrift aangaande eene eeuwige rampzaligheid , ftraffen en ellenden der Kinderen. En dit word , als uit eenen mond , beleden van de Schryveren k die over dit onderwerp zich hebben uitgelaten, en doorgaans onder de oorzaaken , waarom dit _ftuk zoo donker en zoo kwaalyk te bepaalen is, mede aanhaalen, dat de gewyde Schriften recht- ftreeks , noch van ter zyden , daaromtrent iets melden ; welker beflisfende uitfpraak en getui- __genis men echter billyk tot een-grond moest Aaa leggen, 372 Over mer ZEDELYK LOT DER leggen , om het tegengeftelde van ons gevoe len, om der Kinderen eeuwig rampzalig lot te kunnen beweeren. «Dan dit niet voor handen zynde , mogen wy dat flilzwygen billyk , als eene voörloopig begunftigende gedaante , voor ons gevoelen befchouwen. - | Meent echter-iemand ‚ dat de godlyke open- baaring zulke waarheden behelze , die dit ge- voelen zouden benadeelen, wy zullen dezelve, in onze derde Afdeeling onderzoeken en beoor- deelen. —- Maar deeze bedenking moeten wy hier te keer gaan , die veellicht iemand heb- ben mogte, dat men wit het flilawygen der Hei- lige Schriftuur niet bewyzen kan, Dan hier op laat zich lichtelyk antwoorden. Want all het ftilzwygen der Heilige Schrift is van dien - aart niet , dat men daarom eenige ftelling ter- tond voor valfch en verwerpelyk zoude mogen verklaâren. —- “ Wie toch zou den Kinder- doop „ of het gebruik van het Heilig Avond- maal voor de Vrouwen , en andere waarheden juist daarom uit de voorfchriften van den geo- penbaarden Codsdienst verbannen , om dar de Heilige Schrift daar van zwygst, ofte met 1onde | woorden van die ftukken niet meldt ? “En met welk een recht zou dit kunnen gefchieden? — Daarenboven moet men ook wel onderfcheid maken tusfchen een floffelyk ofte zuakelyk, en een woorderyk ofte En ftilzwygen der ge- wyde K INDEREN NA DIT. LEVEN. 373 wyde Schriften»: en+ dit onderfcheid. moet in veele andere gevallen als-onontbeerlyk worden aangemerkt, Want ’eris, om onze mening no- pens dit onderfcheid duidelyker uittedrukken à een floffelyk ofte zaakelyk flilamygen „ wanneer het wezenlyke van de eene-of andere {telling volftrekt niet in de Heilige Schrift gevonden word + „wanneer ze ons niets aan de hand geeft, het geene ons tot zulk eene ftelling door eenige aanleiding kan brengen. — Dus is, by voorbeeld de ftelling. aangaande de. onzondige ofte onbe- Ímette ontvangenis en geboorte van de Heilige Moeder-maagd ; — dat Christus een zevental van Sacramenten aan de Kerk des Nieuwen Tes- taments zou, gegeven hebben ; — dat Petrus tot een zichtbaar hoofd der Kerk zou verheven zyn; — dat deszelfs gewaande Opvolgers onfäalbaar, en met eene hoogfte macht in kerk en weereld bekleed zouden zyn, en dergelyke dingen meer: van „welken » indien wy. naar gezonde regelen van uitlegging te werk willen, gaan „niet „het _minfte in de Heilige Schrift te vinden is. Maar een woordelyk ofte formeel flilamygen is ‘er, wanneer eene zaak wel niet:rond uit, ofte met zoo veele woorden is uitgedrukt 3, maar ZOO-. danige dingen echter daar in -woorkomen:,, die met dezelve een duidelyk verband hebben, en by een. wettig gevolg uit de-gemeldde byzon- derheden vloeijen. … Waarom, wy-met recht zulk eene ftelling voor waarachtig aannemen. | Aa 3 Welk 87â Ovrr HET ZEDELYK LOT per Welk éenen’ naam ten nu oók aan deeze oft- derfcheiding verkiezen moge te geven, de zaak zelve blyft ondertusfchen „ by alle Uitleggeren en Godgeleerden , ongetwyfeld. —- En dit laatstgetnoldde ftilzwygen heeft plaats omtrent de leerftukken van. den Kinder-doop , en het gebruik des Heiligen Avondmaals van de Vrou- wet, en omtrent andere leerftukken. Dit moó- gen wy dan ook met recht op dit ons onderwerp toepasten , waaromtrent de Heilige Schrift met zoo veele woorden óns wel geene bepaaling geeft , maar het zelve met fulzwygen voorby gaat ; dewyl haar hoofd- oogmerk is , om dei» weg , de middelen @n voorwaarden van zalig- heid aan volwasfenen , zulken , die voor der- zelver onderwys en tiióud watbaar zyn , té ontvouwen „ welken dit ftuk zoo rechtftreeks niet raakt. En dit flilzwygen der Heilige Schrift, waar op wy ons hier beroepen, verdient te meer on- ze opmerking , wanneer wy dat vinden i in zulk een beloop van zaaken . of op zulke plaatfen , daar eene melding van de Kinderen zoo natuur- iyk ftrookte, en naauwlyks voorby kon gegaan worden By voorbeeld, in de befchryving van het laatfte Oordeel , Marru. XXV. 31. — — en elders , daar wy , gelyk ook van anderen is opgemerkt , van de Kinderen niet uitdruklyk gemeld vinden. En wanneer wy Opens. XX, Vs. KINDEREN Ná bit Leven: Ds vs, 1e. de dooden, kleinen en grooten voor Gad . flaande vinden , komen ze beiden voor , als zullende geoordeeld worden naar hunne werken. — Dan zulke werken , kunnen aan de Kinde- ren „ van welken wy hier handelen „ niet wors den toegefchreven : zoo dat ook die plaats niet tegen onze mening is, Dus menen wy deeze tegenwerping van het ftilzwygen der Heilige Schrift te kunnen ontze- nuwen ‚ die wy den begunftigeren van het te- | gengeftelde gevoelen billyk mogen terug geven ; naardemaal ze juist past op hunne mening, voor zoo veel in de Heilige Schrift niet minder ook een diep flilzwygen , aangaande der Kinderen eeuwige rampzaligheid word waargenomen: zoo dat zy niet dan door redenkavelingen en gevolg- trekkingen dezelve daar uit kunnen bepleiten : terwyl zy even daar door ook toonen „dat zy juist met dezelfde onderícheiding zich in deezen moeten behelpen. | S. XL V. Ten einde ons nu blyke , dat dit ftilzwygen der Heilige Schrift zoodanig niet zy , dat daar door het gunftiger gevoelen aangaande der Kin- deren zedelyken ftaat en gelukkig lot na dit le- ven benadeeld werde , moeten wy thans de ge- tuigenisfen , die ons daar in voorkomen , nagaan Aaa en 376. Ovrr.ner ZEDELYK LOT: frr en ‘onderzoeken, » Alhoewel nu in ditsweld ook veelen:voor ons gewerkt hebben „ en-het-geene wy hier boven uit de oude Kerk- vaderen en laatere’ Godgeleerden hebben aangehaald , ten bewyze kan :dienen., „dat de begunftigers ‚van het gelukkig lot der vroeg=geftorven Kinderen, ook zulker, die voor het ontvangen van-befny- denis en doop zyn weggerukt „op Schriftuur- getuigenisfen fteunen ; zoo valt hier echter nog eene nalezing te- doen: „en het geene by gele- genheid van den Kinder-doop gefchreven “is, dient nader bepaaldelyk op ons onderwerp toe-_ gepast -te worden.» Kortelyk zullen wy dus die: plaatfen nagaân „ en door eenige aanmerkingen daar over onze gedagten-zoeken te ftaven. » En deeze orde zullen wy hier in houden , dat wy eerst‘onderzoeken ; wat er van Gods kant zv, het geene ons gevoelen begunftigt„ en dan wat ‘er aan’ den kant der Kinderen daar Noo gens | den ‘word. EER AnS | Bek. LN Van Gods kant mogen wy , zoo veelen wy deszelfs- oneindige. Macht eerbiedigen, aan. zul- ker Kinderen heil-ftaat na dit leven niet twyfe- len. « “En alhoewel de bewyzen, die uit: eene afgetrokkene: befchouwing van Gods Almacht voor “de eenevof andere ‘telling ontleend wor- den, niet altoos even gelukkig worden aange- | bragt ; KINDEREN ‘NA Dit zeven: > 927 bragt mogen, wy. hier echter veilie daarop bou-- wen. Want wy zien van achteren „ dat God in het werk der verlosfing van-zondaaren zyne :- Macht op: eene Hem betaamende en volheerly- ke wyze heeft gelieven te openbaaren, … De uitftekendfte-en verbazendfte. verfchynfelen, en uitwerkfelen van het Alvermogen , ontdekken wy op dit tooneel. … Het heilig woord vertoont ons; zoo wel ten aanziene van de verwerving, als-van- de toeëigening-der zaligheid „ de door- lachtigfte gewrogten.. God zendt, naar zyn eeuwig welbehagen, zynen eeniggeboren Zoon „in de weereld : ingekleed in de menfchlyke na- tuur verfchynt Hy onder de bewooners van dee= zen Aardkloot „ en, word geteld onder ons ge- flacht : als andere. kinderen der menfchen word. Hy vleefch en bloed deelachtig » als een deel en-eene vrucht zyner Moeder „ gedragen , ge koesterd , en. aangekweekt in haaren fchoot , krygt. Hy bet: ekking op, en word ingelyfd ia: onze groote familie: als een-tederst kind en: zuigeling, neemt „Hy: onder ons zynen intrek , die vervolgens den menfchen , ten aanziene ven | hunne natuur , in alles gelyk bevonden wierd s die op die zelfde wyze in lighaams- grootte , en; by de ontwikkeling zyner ziels-vermogens in wysheid en zedelyke eigenfchappen: toenam. Als een ‚Kind zynen Ouderen onderdanig, en zynen hemelfchen Vader, gehoorzaam „ zich naar | alles ‚ watsde gebiedende wet van“den menfch À as vor- 378 Over HET ZEDELYK LOT per vorderde , altoos fchikkende, raakte Hy, langs de verfcheiden trappen van den menfchlyken leeftyd , tot een mannelyken ouderdom , en hier by tot de meer openbaare «en plechtigfte waarneming van zyn Middelaars -werk , tot dat Hy , na de bitterfte tesenheden , een onfchul- disst , een fmertelykst en fmadeélykst lyden aan het kruis zyn leven eindigde. Dit is door de onnafpeurlyke Wysheid uitgevonden , en door de onbegrensde Almacht uitgevoerd : daar door is de vleklooze Heiligheid , de ontoegeeflyke Rechtvaardigheid , de gadelooze Goedertieren- heid en Menfchen-liefde verheerlykt ‚ all het beletfel van der zondaaren verzoening met God uit den weg geruimd , en voor ons geflacht het heil verworven : het welke op eene niet min- der krachtige en allen tegenftand verre overwin- nende wyze den erfgenaamen des levens word ' toegepast , die hier door en zedelyk herfteld „ en voor hun volmaakt geluk na dit leven vat- baar gemaakt, zelf ook mét de beginfelen daar van begunftigd worden. Dit alles word ons in zyn ganfche beloop in de Heilige Schriften dui- delyk ontvouwd. Heeft nu God hier door voor het heil der menfchen in *t gemeen gezorgd, wy mogen dan. ook niet twyfelen , of Hy kan met de voordee-: len deezer zyne men{ch- lievende beftelling de kinderen ook in ’t byzonder begunftigen. EN. 0 VOol- KINDEREN na pit Leven. 5 379 voldoening en heils- verwerving door den. God- menfch , ftrekt ons vooral ook tot een grond , om daar op der Kinderen gelukkig lot na dir le- ven te vermoeden. Schryft men billyk aan die Zoen=verdienften van den Zaligmaker die kracht en waardigheid toe , dat ze , in het afgetrok- kene befchouwd , voor alle menfchen , zonder onderfcheid , zouden voldoende geweest zyn ; hoewel by eene volwyze en God verheerlyken- de nadere bepaaling van de voorwaarden der za- ligheid derzelver vruchten by zommigen flechts genoten worden : die zyn dan zekerlyk ook ge- noegzaam tot behoudenis voor hun , die in de jaaren der onnoozelheid fterven. Nu is het wel waar , dat die werdienften vän.Christus , vol- gens de duidelykfte en herhaa!de Evangelie -ge= tuigenisfen , ons niet kunnen baaten , ten zy wy ze door het geloof aannemen. Maar niet minder zeker is het ook , dat dit ten aanziene van hun te verftaan zy , Aan welken , en tot gebruik van welken God zyne openbaring heeft medegedeeld , ik meen volwasfenen. Deezen word het getuigenis Gods , aangaande zynen Zoon , als de eenige oorzaak van leven en za- ligheid voorgefteld: deeze moeten dat getuige- nis toeftemmen , en naar het zelve Christus aannemen „ door het in de liefde werkzaame geloof. Maar zal dat niet kennen van Gods getuigenis, het niet kunnen toeftemmen aan het zelve, en dus de onmogelykheid van het geloof in zynen 380 Over ter ZEDELYK LOT per zynen ftrikften zin genomen, daar de Kinde- ren, by gebrex aan natuurlyke en redelyke ver- mogens , nog niet in ftaat toe zyn, hen van het aandeel aan Christus uitfluiten 2 _Of zou men ontkennen kunnen, dat de verdienften van Chrís- - tus zich zoo. verre uitftrekten,, dat ook de Kin- deren, alhoewel ze aan die den volwafenen ge- ftelde voorwaarde , doch buiten hunne fchuld „ niet beantwoorden kunnen „ daar door, zouden, behouden worden $ 2 ge En dat Ek verdienften., „ ZoO onbepaald en zonder voorwaarden „den. Kinderen tot za-. ligheid ftrekten , dat kon. waar zyn , zegt de. Heer VENEMA „1 c.-p. 496. „Zonder eeni-, ge kettery laat zich. dit ftellen.; geen een leer- ftuk der Heilige Schrift word ‘daar door-bena-. deeld En p. 534, 535- » By aldien Chris- tus den Kinderen de, zaligheid. zoo,onbepaald, verworven had, dan (trekte ze zich volftrekt tot alle Kinderen zonder onderfcheid. Want ‘er is geen reden , om de verdienften van Christus te bepaalen : by God hiet, die wil, ‘dat alle menfchen zalig worden „ en. niemand | den weg ter zaligheid affnydt :_ — — — „in de Kinderen is ze ook niet; want zy zyn na- tuurlyk onbekwaam , om aan eenige voorwaar- de te voldoen. A ze nu allen in denzelf- den natuurlyken toeftand , dan moeten „ in- dien ze zonder voorwaarde in Christus de 8 7 » UZ- 3% 22 2 22 2 22 32 “KINDEREN va Dorr LEVEN. 331 ‚ ligheid verkrygen,, ook alle. zalig worden. * Dan hieromtrent verklaart hy : Of het zoo zy, en of Gods handelwyze, met de Kinderen zoo- danig. zy „ wie zal dat kunnen bewyzen ? Dus laat hy het ftuk „ als twyfelachtig , in het mid- den „ het geen hy echter , om op eenen an- deren grond de. zaligheid der Kinderen van ge- loovige Ouderen te.bewyzen , niet aanneemt. Doch met het eerstgemeldde. kunnen Wy niet overeenbrengen „ dat hyp. 535--Zegt: (Choc.a fide catholica abhorret) dit is met het algemee- ne geloof niet beftaanbaar. ‘ Zonder zwaarigheid kan men dus ftellen, dat hun door. Christus, de zaligheid onbepaald Jeen buiten eenige voorwaarde, verworven.is. Dan by aldien men die voorwaarden ook verkiest te behouden „ ook daar by. kan onze mening. be- Staan : de mogelykheid van geloof en wederge- boorte door de werking des Heiligen Geests in de Kinderen kan niet ntkend worden : en by die voorheen gemeldde ontwikkeling der ziels vermogens in dit leven blyft ons eene deur _ge- opend , om ook. dat. gebrek van dit leven ver- „vuld te kunnen krygen „ waar aan de volwasfe- ne, alvorens ze deezen tyd en ftaat van beproee ving > verlaacen , GSRORAED zyn te voldoen. S. XLVIL 382 Over HET ZEDELYK LOT per GCXLVEE En hieromtrent komt ons by de befehouwing van den perfoon en het lot des godiyken. Mid- delaars , en deszelfs invloeden op het lot der Kinderen , die gedagte zeer bedenklyk voor, die van den Oudvader IneN mus voorgefteld , van anderen , en vooral van BERNHARDUS, overgenomen en nader uitgebreid is , die ook van veele laatere Godgeleerden omhelsd is. Wy hebben ze boven, $. 11. en 14. reeds aange- haald , doch zullen ze hier in de omfchryving, die ‚ H. HeIDEGGER „ Corp. Theolog. T. H. Loe. XXV. $. 63. 'er van gaf , nader voor- ftellen. Christus had terftond , met zyn be- > Zin , eenen mannelyken ouderdom ‚ en den ‚ ftaat van een volwasfen menfch kunnen aan- nemen , maar Hy verkoos eerst als een Kind 3 geboren te worden , en een Kind te zyn : z Ja, door de krachtige werking des Heiligen ‚Geests , in de baar- moeder der Maagd ont- „ vangen , en in dezelve, gelyk andere kinde- » Ten, vleefch en bloed deelachtig te worden : ten einde Hy , lang: deezen weg , zich ook betoonen zou een “Heiland en Verlosfer te »» Zyn van Kinderen , die in 's Moeders buik nog fchuíilen: ten einde Hy onze met zonde befimette ontvangenis , door zyne ontvange- nis en menfchwording, zou zuiveren en heí- » ligen, „39 22 KINDEREN NA DIT LEVEN, 383 „ ligen, en door zynen dood zoo wel kinderen » Als volwasfenen , van ’sduivels macht en het On ‘het geweld. des doods verlos{en. ” En naardemaal alle de factehantslen ‚ die omtrent den God - menfch „ Jezus Christus „ plaats hadden , alle deszelfs lotgevallen byzon- der opzichtlyk en betreklyk waren op dat groo- te ampt en werk van een Borg en Middelaar, _ het welk hy, naar het eeuwig en volwyze-Gods beftek , had op zich genomen : naardemaal all wat in en aan Hem is, hier in , als in zyn middenpunt , zamenloopt ‚ en daar op doelt ; _ dan zoo mogen wy.ten aanziene van deszelfs. kindsheid veilig denken „ dat ze ook den klei- nen ,„ het zy noch in ’s Moeders ingewanden fchuitende ‚ of reeds ter weereld geboren „ in ’t byzonder tot voordeel en heil ftrekke. Die . vrucht en nuttigheid , uit Jezus heilige ontvan- genis en geboorte voortvloeijende ‚ heeft onze Heidelbergfche Katechismus in het oog , wan. ‚neer daar op de 36 (te vraag gezegd word , dat Hy onze Middelaar 15, in welken, zou Hy een volmaakt heilig menfch Zyn „ook zulk een hei- lige oorfprong vereifcht wierd : dan ook , dat Hy- door uyne. onfchuld en volmaakte heilsheid myne zonden , daar sn ik ontvangen ben „ Voor Gods aangezicht bedekt. En by aldien die by- zondere, het geene wy zoo aanftonds toonden, ‚ den Kinderen tot voordeel te ftrekken , hier- mede 58â Over ter. ZEDEUYE LOT! ben mede niet bedoeld was ‚dan zou dit-byvocg-… fel als overtollig kunnen gerekend worden: dan was 'er reeds genoeg gezegd „ door Hem onzen Middelaar te noemen. En eindelyk kunnen ook zy „ die in de byzonderheden van Jezus’ ont- vangenis en geboorte dit in het gemeen flechts- vinden , dat Hy onze Middelaar is, in welken _ dit als eene voorwaarde vereifcht wierd , dat Hy een volkomen heilig menfch was „en daars. om ook zonder zonde ofte erf-fmet geboren moest worden , niet ontkennen , of dat gehee- le van Jezus verdienften-en gehoorzaamheid, om over het geheel onze verzoening met God „ en ons volkomen heil uittewerken , moet ook uit zoo veele deelen en byzondere ftukken beftaan , van welken elk ín zynen aart , op zyne plaats , en tot zyne byzondere einden medewerkt, om tegen onze zonden ên gebreken , in alle derzel- ver byzonderheden , en tot volmaking van ons heil , naar alle onze wenfchen en behoeften , met eene opwegende genoegzaamheid te vol- doen » gelyk tog een geheel zich niet laat den- ken , of men moet alle deszelfs deelen daar on- der mede begrypen. En dit Kad ons thans genoeg zyn , om dit ftuk uit Gods Macht optemaken. S. XLVIIL KINDEREN na pir rBven. —… 395 IL MEREL — ooh ‚ Nopens Gods Wil , ten goede der Kinderen genegen en werkzaam, „kunnen wy uit verfcheis. : den klaare getuigenisfen van Zyn. woord met grond befluiten. En over het geheel, dat God ook in zyn eeuwig raadsbefluit de Kinderen in aanmerking genomen , en derzelver lot bepaald, hebbe , dat blykt uit eenige voorbeelden „ die _wy in de gewyde Schriften ontmoeten. Gods aanfpraak aan Jeremias, toen die tot het Profee= tifch ampt geroepen en ingewyd wierd , verze- kert ons daaromtrent : Zer ik u în ’s Moeders buik formeerde, hebik u gekend, en eer gy uit de baarmoeder voortkwaamt, heb ik u geheiligd, __Jk-heb u den volken tot een Profeet gefteld. Jer. ‚ I vs. 5. Van dien aart is ook des Apostels ge- tuigenis nopens Jakob en Efau : dat eer nog de Kinderen geboren waren , en iets goeds of kwaads gedaan hadden , Gods eeuwig voornemen en ver= kiezing bleek , en onfaalbaar ter uitvoering moest ‚gebragt worden. Rom. IX. vs. rr. En David, wen hy Gods formeerende hand omtrent zyn. lighaam met verwondering pryst , en in zyn ge- dicht het eerfte grondbeginfel van zyn lighaam:;, deszelfs ontwikkeling, en allengs verkregene ge- daante als een gewrogt van God bezingt; PsaLM CXXXIX. vs. 13 —16. geeft ons, wat de zaak Reng ‚ het zelfde te bedenken. | XXII Deel, BB Al- 386 _ Over BET ZEDELYK LOT pen Alhoewel niu în déezé plaatfen niets van Gods eeuwige verkiezing , waar door Hy zommigen tot verkryging der zaligheid gefteld heeft, recht- ftreeks gefproken word, Een derzelver inhoud op byzondere enkele onderwerpen „ en derze' ver bitwendig lot en omttandigheden doelt $ zó0 mogen wy echter dit die enkele en byzókis defe gevallen wel eche âlgemeene waarheid op= midken , en van het mindere tot Het meerder befluiten. En heeft God; wien alle zhe wérs ken van eduwighêid békend zyn, deit efen tot een Profeet beftemd ,; den anderen bovelt deszelfs broeder in dèeze Weereld verhêveli 3 hangt ook de form ef het määkfel van ons bits wendig geftel van zine wyze en vrye raddsber paaling Af : zou mên dân oók niet met recht 3 en té meer mogen ftellè , dat Hy _oïmtréht dèr vroeg=ftervende Kinderen zedelyk et éetus wig tot in zynen raad befloten heëft, zoö als ® Het goed dage? Van alle eeuwighêid doör- zag Hy immers alle dingen in hunne wiogelyk: heid, in alle hunne betrekkingen en zamenhatt= gên 3 gelyk Hem âltoos door eene enkelvóuwi= ge daad alles allerduidelykst tegenwoördië is. Heeft Hy nu in zjn eeuwig befluit het menfchs tyk geflacht tot een voorwerp van zZynén bepat=’ fenden wil gehád , dâar uit móet völgèn ; dát dân ‘ook alle omftandigheden ; lotgevallen ; er byzonderfte gebeurenisfen van alle nïenfchen 3 en „ het geene wy hier voornaamelyk in ’t oog den ne, Beten KINDEREN A pir zeven © 38p Moeten houden , der menfehén ootfprong en eerfte beftaan., eer Ze Hog geboren zyn, huns nie kindsheid en tyd van onnoozelheid , het fcheiden van zommigen uit dit leven, terwyl ze fog in dien ftaat zyn, midsgadets hun jongfte en éeuwigduurend lot , in zyn befluit bepaald zyn. En die dlles kan niet, Zonder de grootfte ofgerymdheid , daaraan ontrokken worden. Kän dit, té winziene dér Kinderen , dië het Onderwerp van ofs onderzoek zyn , dan hiet ontkênd worden , die moeten dan ook , als Kindêren , Göde in zyn befluit zyn voorge: komèn. De Heer VENEMA kan, 1, c. pag. 4ó7 & fed. ‘er Zich niet-in vinden , dat zom- fnige Kinderen , als Kinderen , zouden uitver- kòrèn Zyh, en ândete niet: Hy meent ‚ dat Gods verkiezing geen genoëgzaamen grond op- levert , om der Kinderen zaligheid daar op te bouwen : en dat, by aldien iemand beweerde; dat alle Kinderen geduurende hunne kindsheid uitverkoren waren ; shet dien naauwlyks zou kunnen wederleggen : die zou iets ftellen zon- der grond , wâar van echter het tegendeel ook filet op vaste gronden zou kunnen aangetoond worden. «. Hy zegt wyders, nergens betoogd ge- Vonden te hebben, dat zommige verloren gaan, _ Maar dat het ook met geen reden betoogd kan wordeu „ dat allen zalig worden. == | Bb a Vol- Ed 388 Over ner ZEDELYK LOT per „ Volgens die denkwyze geeft noch neemt het leerftuk der Godlyke verkiezing iets voor dee- ze zaak. „Met het gevoelen van dien Hooglee- — raar ftrookt dit alles: zeer wel , maar niet met het onze. Om bovengemeldde reden menen Wy » dat men de. vroeg-ftervende Kinderen , als Kinderen , uit Gods eeuwig befluit der ver- kiezing niet verdringen kan. — Wen hy on- dertusfchen dus redenkavelt, dat, by aldien ’er uit Gods beflit iets voor het zalig worden van - zommige Kinderen kon getrokken worden, zulks dan ten voordeele -van alle Kinderen , zonder onderfcheid , zou kunnen dienen : daar in me- ‚nen wy , te kunnen zien , dat die groote Ge- leerde het gevoelen , ’t geene wy isp ’ met geen ongunftig oog befchouwd hebbe : dat » by aldien hy het zelve van dien Ri, 3 en in dat licht befchouwd had , gelyk het ons voorkomt , hy wel gereedelyk in het zelve Zou overgegaan Zyn: $--_XLIX. Dan wat Gods verborgene Wil hieromtrent bepaald heeft , dat kunnen wy uit den geopen- baarden nagaan. In bet heilig woord vinden wy de klaarfte getuigenisfen , en de ruimfte belof- _ ten , die ons nopens zyne tederfte toegenegen- heid tot die kleinen geenzins laaten twyfelen, . In KINDEREN NA DIT LEVEN, 389 …Ín het Verbond; het welke God met Abra- kik opgerecht , en hem bevestigd heeft , be- loofde Hy , van zoo wel zyn zaad na hem, als hem ; zot een God te zullen zyn , Gen. XVII vs. 7. _Dat-nu ín deeze belofte. de kleine Kin-_ deren ,„’ zoo wel als de volwasfene , bedoeld zyn, blykt uit het aanftonds daar op volgend bevel aangaande de befnyding, vs. IO — 14. waar door’ zelf den Kinderen van de mannelyke gin ‚ op den achtften dag na hunne geboor- ; die belofte door dat plechtig zegel - teken toevebigend en verzegeld wierd. —- Moesten nu die Kinderen , díe binnen de jaaren van hun- ne ‘onnoozelheid ftierven „hier niet mede in aanmerking genomen worden ‚ hoe veelen van het zaad eener zeer vruchtbre , en door Gods byzonderen zegen tot eene zeer groote verme- nigvuldiging beftemde Naatfie „waarvan onge= - twyfeld ook wel eenige vroeg zullen geftorven Zy, moesten er dan niet van deeze „ op zich zelve zoo ruime en onbepaalde „ belofte uitge- floten ‘blyven? Hoe veele van de in Egipte onder de Nyl-wateren gefmoorde knaapjes zOue den dan dat beloofde heil ongelukkig. moeten derven ?. —-. Men zegge hier ook niet „ dat Abraham , als een ‘Vader der geloovigen , en deszelfs zaad als een geloovig nakomelingfchap van hem moete aangemerkt worden. Want die nadere: omtuining van deeze belofte tot zulk een zaad ugedposd het onbepaalde bevel van de Bus. be. “390 Over ver ZEDELYK LOT: pen befnyding niet … En. maakt ‘Paulus wel onder- fcheid tusfchen. Abrahams v/ee/chlyke Kinderen en de Kinderen der, belofte „waar van deezen alleenlyk de Kinderen Gods zyn ‚ Rom. IX, Vs. 7-13, Hy gebruikt dan die uitdrukking úiet in haaren eigeniyken zin , want die laat geen onderfcheid-toe tusfchen Abrahams Nae kroost ; maar in eene overdragtige betekenis 4 en verltaat door de eerstgenoemden de ongeloo- vige Jooden;van-zynen tyd, voor welken zyn ‚ hart de grootf{te:-droefheid en geduurige {mert ondervond, gelyk hy zoo plechtig verzekerd. had, vs. 1. 2. «Dog het blykt in 't-allerminst niet , dat hy: dagrby.het oog zou gehad-hebben op die Kinderen. van--Abrahams.-geflacht „ die binnen de jaaren der onnoazelheid {lerven, “Dan de Heer. VENEMA, de. po 513. fege wen hy betoogen wil, „dat het geen-voldoende grond voor der. Kindeten zaligheid is, dat-ze onder het verbond, gelyk men gewoonlyk ftelt , gerekend worden’, meent „ dat men hier „ ge+ kyk billyk is , het inwendige enswezenlyke van het verbond der genade , waaruit alleen de za= ligheid vloeit , moet verftaan : dat dan niet flechts zommige ; maar aile Kimderen daar ont der ‘moesten begreepen worden 5 dewyl de bes Jofte- onbepaald is , «en de Kinderen alle in der zelfde-omftandigheden zyn „ van aan geen voorr waarden te kunnen voldoen. Hy kan dus zn fs Ad goed” KINDEREN vna DT raven. 391 goedkeuren , dat men de Kinderen op zich zel ven, als in het verbond zynde , aanmerke „ ten _ zy men ze in hunne Ouderen rekene. sz Maar dewyl het alleen van volwasfenen, en dig Yer van achteren blyken van geven, dat ze waar- Iyk : in het verbond der genade niet zyn , ge: zegd kan worden , en dus die redeneering ten aanziene van zulken alleen klemmend zyn kan , en niet van-hun, die in hunne onnoozelheid fterven ; zoo menen wy billyk „dat deeze, op die gemeldde gronden , allen onder deeze be- Tofte begrepen’, en in het verbond zyn. Of deeze dierbre belofte zou, ten aanziene van dig ennoozele „ weinig beduidend, en voor de Ou- geren, welken zy Zoo vroegtydig ontrnkt wor- den , niet vertroostend zyú. En overzulks word door die redeneering het-bewys , uit dië plaats voor „Gods meegneern kinder- sar opge waakt ‚niet ankdenuwd. | … Deeze ruime band: belofte wierd, na weeler eeuwen afloop ‚ van den Apostel Petrus ja die wvolwigtige en ernítige redenvoering „ op den doorluchtigen Pinkfter- dag „ den Jooden in gynen tyd onder.het oog gebragt , en toegeëi- gend, HAN». IL vs. 39: Utieden , zegt hy tot hun, die op het hooren van zyne overtui- gende: en den Mesfias - moord ‘hun verwytende Bb 4 rede- 392 « Over uer ZEDELYK LOT per redenen , in hun hart verflagen waren’, dewyl Zy hunne handen en harten mét het bloed van den onfehuldigen bemorst , door de onftuimig- fte driften en ‘wreedfte boosheid; de hoop der 4 Vaderen verfmaadt en ter Kruis- ftraf gevorderd, hunne Kinderen mede daar voor verpandt , en op die hoofden , die nog niet geboren waren „ de wraak van den onfchuldigen Jezus uitgedaagd hadden : Uteaen komt de belofte toe pen uwen Kinderen , enz. Nu aats wy nes de nen die ite gewoone gaven en werkingen des H. Geests , die toen. zoo rykelyk den Apostelen waren me- degedeeld , en in hun zoo krachtig bleeken ;, door Petrus vs. 38. uitgedrukt , en , gelyk de Heer VENEMA, lc. pag. 542. meent , hier voornaamelyk bedoeld, gedeeltelyk wel mede verftaan. Ook kunnen wy hem wel toeftem= men, dat de Apostel in deeze woorden het oog gehad hebbe op Jorr II. welke Godfpraak vs. 17. uitdruklyk was aangehaald. —— Dan de- wyl, volgens eene algemeene uitlegkundige re- gel , de gezegden altoos naar den aart der on- derwerpen moeten verftaan worden: dewyl ook van allen , die Petrus toen hoorden , niet ge= zegd kan worden , dat hun die buitengewoone gaven des Heiligen Geests toekwamen : dewyl het ook niet gebleeken i is, dat alle, die op Pe- trus woord toen geloofden , daar mede er 1e KINDEREN na Dit LEVEN, 393 ftigd zy „ naardemiaal ‘het van de Apostelen alleen gezegd word vs. 43. dat door hun veele wonderen en tekenen gefchiedden , het geene ter nopens de andere geloovigen niet gemeld _wórd:-—- Zoo menen wy, gronds genoeg te hebben ; om onder de belofte , door Petrus zy- nen toehooreren geëigend „ ook mede de ge: woone en ter zaligheid leidende gaven des Hei- ligen Geests , en de goederen des genade - ver- bonds , door welker mededeeling God zich be- wyst een God van zondaaren te zyn , en die hun, op hun geloof in het Evangelie , door den doop verzegeld wierden „vs. 41. te ver- flan. — En deeze gewoone gaven des Heie ligen Geests , deeze belofte , die de Apostel tevens toeëigent aan de Kinderen , welken ook de Heet VENEMA, Ll. c. pag. Saá. in den ei- geflyken zin verftaat , (die men ook niet kan uitflúiten ; by aldien men ook onder die benaa= ming hier de nakomelingen verkoos te verftaan ) __kunnen dan hier voldoen , om dit gezegde van Petrus , als met de even ‘aangehaalde Godlyke belofte aan Abraham inftemmende , te befchou- Wen ; om Gods vriendelykheid en liefde tot de Kinderen ‘daár uit‘ op te maken. dl ES Hoe ruim en uitgeftrekt nu deeze Godlyke verbands- beloften zyn, verklaarde God zelve, Bb s wen 394 _ Ovrn mer ZEDELYK LOT ‚pen en Hy, in zyne wet, tot aandrang zyner eis; E hen ‚ zynen, haateren niet alleen geduchtitg bezoekingen « Jreigt in het derde en vierde lid, maar ook zynen liefhebberen volvriendelyk zy- e gunften op eene milddaadigfte wyze belooft, doe, Sprak Hy ‚ tarmhariigheid gan qu1zenz dem der geenen „ die my tief hebben „ en myne schaden onderhouden. Exop. XX vs 5. Deur. Ree V.vs. 9. Wy, hebben over deeze plaats hier boven, $. 26. reeds iets aangemerkt „ en „ge: zien, dat zommige Uitleggers dagrin’ grond NOF / der. Kinderen zaligheid zoeken , uit aanmerking — van. derzelver. vroegere. V porsnderert en „dat zommige het.‚woord „door -auizenden. vertaald; liever voor geflachten , ‚ofte familien „ en- dus 5 gelyktydig levende vólken ‚dan van de- af- aalende. liniën nemen. ‚Dan hoewel dat woord: in. a betekenis ook voorkomt), „zouden, Wy echter de opvolgende geflachten-daar door ‘liez ver verftaan , dewyl deeze duizenden hier over: ftaan tegen het: derge ent vierde lid; en de barme hartigheid „aan geene te bewyzen., dus verz beelde word de nde en‚wr gekende bezoer king, die es tot haare voorwerpenhebben zou „ zoo zeer te, overtreften;als duizend. eeù drie- of vier-tal opwegen. —- En de der righeid „die men zich hier by dan maakt , hoofde dat’ er maar een vierde omtrent van dat groote getal zich kon Jaaten opfommen , menen Wy, dat men zeer gemak kan oplosfen, dear EEN KINDEREN. ma pir teven 398 een rond en bepaald getal voor het onbepaalde te, nemen , het geene in alle zagken gebryiklyk is, en in den ftyl der heilige Schryveren dik, wyís plaats heeft. En van deeze in de Rhes toriek.zoo genaamde Synecdoche, vindt men veele voorbeelden verzameld by Grassius, 4 hed Piilol. Saer. Lb. II. Traêt. 1. cap. XV. #dt6, Daaruit, pag. 1257. gelyk ook Fracrus Ír- Lyre op het artikel Mili, Clar. ftript. p. 664, daarvan ftaaltjes had opgegeven, die gok, kid, PIL pag. 164 dit als eene uitlegkundige. regel had voorgefteld, —- Deeze verklaaring nú, waarby men de opvolgende geflachten verftaat , krygt fterkte uit eene gelykluidende Gods- ver- zekering , Deur. vg dagr God zich noemt een getrouwen God, die het verbond en de wel. daadigheid houdt dien, die Hem lief hebben , ende zyne geboaen houden sz BoNhs bot in duizend geflachtea. En deeze {chynt ook de zin van deeze uitdrukking te zyn Exop. XXXIV, ys..7. daar wy veele duizenden „welken, God de, weldaadigheid bewaart, in zyne vergevende barmhartigheid doet ondervinden „ insgelyks te- gen de Kinderen en Kinds-kynderen jn het der: de-en vierde Ld vinden overgefteld.. Duidelyk is‚die,zin ook te zien in Davids uitbreiding van deeze uitdrukking, wen hy Pfalm CIL vs. 17, 18 zegt: De goedertierenheid des, ArereN _Âs van eeuwigheid tot in eeuwigheid over de gee- ne , die Hem vreezen , en zyn haan: ; ak 396 Over wer ZEDELYK LOT per C dat is , zyne weldaadige getrouwheid , gelyk het woord mp=y dikwys genomen word hi hier voor het naaste als eene -dichtkundige om- fchryving van ’t voorgaande woord son fchynt voor te komen : daarheen ons ook de veeltyds in de heilige g gedichten gebruikte overeenftem- ming der leden-van het vers kan leiden ,) aan Kinas kinderen. En vooral ook Pfalm CV. 8. Hy geaenkt zyn verbonds tot in eeuwigheid „ des woods (at is der beloften) dat Hy heeft dngefteld tot in duizend geflachten „ daar dezelf: de uitdrukking is, die wy Deur. VIL vs. 9. vonden. j | S. £ fe | Dan deeze heuchelyke en bniebehied belofs ten, “zàl mogelyk iemand denken’, raaken al: __Teenlyk Gods echte Bondgenooten „ waare ges doovigen. ‚en liefhebbers des Allerhoogften $ die in ’t gelúk: van hunne Kinderen zich mogen verblyden : of; dat ze, op zyn ruimfte, flechts zulken , die ‘tot de uitwendige gemeenfchap vân Gods*kerk“en volk geroepen zyn ; maar niet voor ongeloovigen ‚ of zulken zyn , die vân „den «waaren Godsdienst er “dészelfs belydenis __wervfdemd leven ; en dat’ overzulks de Kinde- ren ‘der ‘zoodanigen geen deel hebben in het goede’, het welk deeze beloften behelzen. — ri deeze twyfelingen beneemt ons de Apostel Paulus ‚ KINDEREN. wa pir Leven. „307 Paulus, en leeraart , dat ook de Kinderen, van welken een der Ouderen , de vader of moeder een ongeloovige „ ofte een heiden is, de voor werpen van Gods vriendelyke. toegenegenheid , en niet onrein , maar Aeilig zyn » 1 Kor. ib VS. 14. Over. deeze plaats is. vaak en veel van de Uitleggeren gefchreeven. Onder anderen. heeft de Heer VENEMA, LC. p. 546 & feq. zich _daar over ook breedvoerig uitgelaaten , en gC- toond „ hoedanig men die heiligheid der Kinde- ren niet , en al verftaan moet. Ze is naame- lyk , naar zyne verklaaring , de waare heilig- heid, die het: recht tot de goederen van het heilverbond en Gods gemeenfchap medebrengt, het welk de Kinderen in hunne Ouderen bezit-- ten : moetende de Kinderen naar den besten van de Ouderen gerekend worden , gelykerwys God ze ook goedgunftig rekent. Deeze verklaring ‚ die op de onderftelling van den. Hoogleeraar gebouwd , en ter onder- fteuning van deszelfs gevoelen aangedrongen is, kan, by aldien men ze in alle haare deelen ook niet mogte aanneemen „en ten aanziene van zulke vroeg - ftervende Kinderen liever de in- wendige en wezenlyke door Gods Geest ge- wrogte heiligheid verftond , althans ook voor ons gevoelen dienen. »» Deeze is Gods Goed- akil tine 23 Sun 3E Ovl Hir ZEDELYË LOT Den nftighéid ; én deeze, Belyk de Apostel 8 verkläart ; dè mening van den beloven: — dh, daf Hy d& bêlofte , aän Abraham ge. „s däah, óók heeft Willen uittrekken over Kins — „ dere; van wölkent En déf Oudèren, de ve „ der of moeder een geloovige is , niet tégefië „-ftaande de andere , de man of de vrouw een „ ongelovige ware.” Dus fchreef hièr over FökBisiës, le. LX, cäp. to. €. 4. De Kinderen óvêrzalks / die uit Zulk éen gemêngd — húwlyk verwekt zijns kúnnen van het heil-vers böüd, vaf de beloftên, van de genade Gods ên eën Eéuwig heil niet uitgefloten worden. $. LIL Ister nù, haar Paulis lëér, hoop vóór de Zaligheid van zulk vroêg- ftervende Kinderen , {vaar van flechts eén dêr Ouderen één geloovige is , maar de anders eêti Gndeloövige ; wy bes hoeven die hoop omtrent de Kinderen niet op té geven, änoëwel dok detzelver Ouderen bei- de ongeloövige, vän God, van Zyn vèrbond, _ vin zyne beloften, Van Zynèn dienst én ge | meenfehap téft tetêmäal vervreëmd en verftos kén Zyn. Wit it deezën toëftand en dat zös — drâg, der Ouderen dêetèn dé Kinderèn nòg niet, zóo lang ze nóg Van het gebruik der rède vèr” fteken , eù in huriné ofmoozelheid Zyn. _Imt- méts God gêtuiët vÂn zytie wegen met flervé- KiF, > gu 23 GOKINDEREN ha bir Even. 395 ‘feet , uitvoerig in dat hoofdrtuk „ in veele bye - 4oo Over ner ZEDELYK LOT ver Hem , in eigen perfoon aanfpreeklyk-zyn : de zoon zäl hier voor Zynen vader , zoo weinig , als deeze voor geenen , inftaan en last dragen ; maar die menfth, die zondist, die zal flerven, En Jk zal, zegt de Heere insgelyks , Jk zal v rechten „ o huis Israëls ! een iegelyk naar zyne wegen. En deeze is de zin ook van onze aan- gehaalde woorden. MD __ Js dit nu eene waarheid „ ofte eene regel in Gods handelwyze , die Hy , ten aanziene van de. menfchen , zelf in dit leven , en ten aan- ziene van hunne uitwendige lotgevallen beften- dig waarneemt ; hoe veel te meer moeten wy dan niet denken „ dat dit.gelden zal ten aanzie- ne van der menfchen eeuwig lot na dit leven ? Daar en dan zal de zoon niet dragen de onge- rechtigheid van zynen vader, en om der Oude- ren fchuld zal geen Kind verloren. gaan. — Die eene zonde en eerfte overtreding van- on- zen eerften en algemeenen Stam - vader is het dus alleen, die allen deszelfs nakomelingen word toegerekend „ die hen voor God ftraffchuldig en doemwaardig doet zyn , die ons allen in dien ftaat bragt, dat wy kinderen des toorns zyn van natuur ; maar niet de zonden van onze andere Voorouderen , of naaste Ouderen. Om deezen zal niemand rechtftreeks gevaar loopen van een eeuwig heil te moeten derven. Geen Kind , zoo lang het de voetftappen van zyne godlooze Ouderen niet drukt. | hs En _KINDEREN-NA DIT LEVEN. 401 En dit gevolg” leiden wy op dezelfde wyze af, het gaat ook even zoo vast, als wanneer men beweert „ daf het verzuim , ofte verwaar- loozen van befnydenis „ of doop „ Wanneer by den Ouderen alle fchuld daar van is , den Kin-= deren niet tot verdoemenis, of nadeel zal ftrek= ken. « Gelyk wel eer God eens , niet Mofes onbefneden zoontje, maar Mofes zelv, ‘skinds vader „ om ‘dat dezelve de befnydenis van zyn. zoontje verzuimd had, met den dood dreigde. Exop. IV. vs. 2420. Meh Ht Dv Moeten wy hier uit befluiten , dat er ook, ten aanziene der Kinderen van godlooze Oude- ‚ren , hobpe is „ dat , wen ze in hunne onnoo- zelheid fterven , hun lot na dit leven, door de _tusfchenkomst van Gods menfchlievende ont- fermingen , beter , dan dat van. hunne Oude- ren „ en gelukkig zyn zal , dewyl der Ouderen. zonde hun niet toegerekend zal worden , en van elders het goede | hun word aangebragt, Wy mogen dit ook daar uit befluiten, dat God, by dien zelfden Profeet, Hoofd. XVI. vs. go. no- pens het oude Israël , een volk , dat toen ten uiterften verbasterd , en zeer diep vervallen,, aan fnoodfte afgodery „ erger vaak dan veele heidenfche volken, en aan hemel -tergende gru- welen fchuldig was , nog getuigt, welk eene XXII Deel, Cc be- 402 Over wer ZEDELYK LOT ber betrekking Hy op derzelver onnoozele Kinde= ren had : juist wanneer zy omtrent die onnoo- zele wigtjes de maat hunner ongerechtigheden vol maakten én zich op de yslykfte wyze in on- natuurlyke fchenddaaden zoo liefdeloos omtrent hun kroost , te buiten gingen , betuigt God , dat Hy. zyne liefde omtrent hunne tedere Gorùüite jes geenzins had afgelegd. Woorts , zegt Hy > om hunne opgeftapelde zonden en fchulden , waarin Hy by opklimming voortgaat „ hun te verwyten, en, hoe Ze van kwaad tot erger wa- ren overgeflagen , hun onder het oog te bren- gen: Gy hebt daarenboven uwe zoonen En doch- seren „ die 2) my gebaard hebt „ genomen , en hebt ze wwen Afgoden geofferd, om te verteeren, Es" wat kleins van wwe hoereryen? Welke vraag hier van eene fterk overtuigende kracht is , en op hunne eigene konfciëntfie ter beantwoording gelegd word. Dat gy , dus vaart God voort , myne Kinderen geflacht , en ze overgee geven “hebe ‚ Joen 4y dezelve voor hun door het vuur hebt doen doorgaan. Onderftellende „ dat hier die gruwelykfte Molochs- dienst , die het levendig verbranden der Kinderen medebragt , bedoeld is, daar wy ons nú niet verder over uitlaaten ; meenen wy, dat hier vooral nadruk fteekt indie woordjes MY en ij. tweemaal hier in tegenftelling ko- mende: die gy My gebaard, en sun geofferd hebt : ê KINDEREN #A Drr Leven. 403 hebt: MYNE kinderen hebt gy — — — tot vuur-offers gemaakt. voor:HuN. De Kinde- ren , die Gode toekwamen en zyn eigendom waren , haädden derzelver-heillooze en. onna-_ tuúrlyke Ouderen den Afgoden toegewyd. Zoo wreed nu én onmenfchlyk dit laatfte was , zoo zeer betuigt God zich toêgenegen en mededo- gend in zyne eerfté ‚ zyne betrekking op die Kinderen verklarende , uitdrukking. Eigent God zich nu die Kinderen toe „ wel- ken Hy ook verklaart Hem geboren te zyn ; en dus van het begin van derzelver beftaan af zyn eigendom te zyn , wat kunnen wy minder daarby denken , dan dat Hy dezelve als voor- werpen zyner toegenegenheid ‚ zyner ontfer- mende en gunstryke liefde , liefde ; die geheel anders „ dan die onnatuurlyke Ouders ; handel« de, wil aangemerkt hebben: dat Hy hun God, en een genadige , een rechtgeaarte Vader wil zyn en is: dat is, die hen met geluk ‚; met heil en zaligheid begunftigt. . Kan nu dit , ten aanziene van die onnoozelen „ die ongelukkig- fte flacht-offers van de wreede bygeloovigheid hunner Ouderen , in dit leven , ten -minften daar ze baat van hebben , of gebeterd door wor- den , geen plaats hebben ; dan moet die heu- chelyke Gods-betrekking zoo iets belielzen , het geene voor hun overblyft en weggelegd is na dit leven , om dan het voorrecht van Gods | GED Kin- 3 dog — Over ner“ ZEDELYK LOT per „Kinderen „en ‘het geene die heilryke: betrek- king rte ad „te genieten, dae ord HEK Nu is % wel waar, dat” de vitdräkking van nyne kinderen „ in/het afgetrokkene befchouwd, ook zou kunnen ‘genomen worden in dien zin, in’ welken zich God, als de Schepper en Op- per-heer , de menfchen in ’t gemeen „ leven- looze dingen ‚sen zelf het: Heel -al toeëigent , PsarMm L. vs. ro. 12. XXIV. vs. 2. Dan in dien zin zoude die uitdrukking , in dit verband van zaaken , en by die tegenftelling , die hier gevonden word ten eenemaal flaauw en krach- teloos zyn: in dien zin moeten ook die God- vergetende Ouders , «en zelf , die Afgoden, ofte derzelver beelden gezegd worden Gods te zyn „ en wat zou ‘er dan voor die Kinderen in die uitdrukking overblyven ? « —- Ook is het zeker , dat de eerste geborene , volgens eene oud-wettifche bepaaling in het byzonder: Go- de toekwamen en heilig-waren , enin-dat op- zicht zommige Kinderen „ wegens zulk een ge- boorte-iot , als, Gods Kinderen kunnen aange- merkt worden. Maar ookdat kan hier niet voldoen , naardemaal de voorrechten der eerst- geboorte den Zoonen alleen’ eigen waren „ en niet de Dochteren raakten „ die hier echter zoo wel , als de Zoonen ,„ ook zyn uitgedrukt „en zender bepaaling geofferd aan de Afgoden , ge- iyk wy. uit Hoofd, AX 26. moeten opmaken. Behal- > ! KINDEREN “NA pir Levens” 405 Behalven dat-ook de ftam Levi, in de plaats der eerst- geborenen „van alle de ftammen Israëls’, volgens eene vitdraklyke bepaaling , in het by- zonder Gode heilig. en: gewyd. was. —- “En hoewel «het eindelyk- ook -zeker is ,: dat in ons Hoofdftuk eene uitvoerige befchryving en een duidelyk vertoog is /van dat uitwendig Volks - verbond , het welke God met Israël op Sinaï heeft opgerecht … uitshet„welke ‘niet wolftrekt de zaligende heil- goederen van het.genade- ver- bond ‘voortvloeijen : en dat deeze uitdrukking, van dien kant befchouwd., die {terkte en kracht van bewys niet zou hebber: 5 zoo is het echter ook buiten tegenfpraak „dat het uitwendig en Sinaïtifch verbond op het wezenlyk-en inwen- dig genade - =verbond zyn opzicht en betrekking had „ en_het-zelve onderftelde, … Zeker is het tevens, dat de- vroeg -{tervende «Kinderen. der Israëlleren ‘van «dat oude-en fchaduwachtig ver- bond de-minfte voordeelen, niet trokken ; het welk alleen den volwaefsngn, zasRre voorreche ten. uitleverde, | te Zal het se ‚ de zaak van alle kanten be- fchouwd.„zynde „ niet-volftrekt zonder zin „ zonder krachten betekenis zyn „dat God zich hier die,Kinderen toeëigent „en, ondanks der- zelver bitterst lot „het-welkshen uit dit leven: zoo. vroegtydig „wegfcheurt „ “zyne betrekking: op dezelve verklaart „dan menen wy, in die Cc 3 eerst- re mf 406 Over mer ZEDELYK LOT per eerst- gemeldde zaaken en onze gegevene ver- klaaring den grond en de reden van die uitdruk- king te moeten ftellen : dan is , zoo wy iets _ zien kunnen , ons befluit , voor onze mening, uit deeze plaats opgemaakt, gegrond en veilig. 9. L Vv, Heeft God daarenboven , ook zelf met eee nen plechcigften eed , betuigd en gezwooren , dat Hy den dood des zondaars niet wil ‚ en daar geen lust aan heeft, Ezecn. XVIIL vs. 32, en XXXIIL vs. rr. zien wy in het verband > waar in die gewigtigfte verzekering voorkomt ; dat God zyn volk tot het verlaten van hunne fnoode en doodelyke wegen , en tot eene on= geveinsde bekering ernftigst vermaänt , en-dee- ze zyne vermaaning met de krachtigfte reden ; van ’svolks eigen en wezenlykfte belangen ont- leend, aandringt + dat Hy hen zoo roetend op- wekt , om zich tog op dien weg te begeven „ op welken Hy zyne gunften , en hen waarlyk en eeuwig gelukkig makende weldaadigheden , op eene Hem betaamende wyze , aan hun kon uitlaaten en mededeelen : dat Hy wyders hun onder het aog brengt , dat de rampen en on- heilen , het verderf en de ftraffen , die hun overkwamen ‚ van Hem niet met genoegen , niet met vermaak hun wierden toegezonden : dat Hy zoo met hun niet-handelde, om rte Ce KINDEREN. NA DIT LEVEN, 407 bedroeven en verdriet aan te doen, of dit flechts bedoelde in de ellenden, die hen troffen; maar dat zy zich zelven en moedwillig die onheilen s de gevolgen hunner, boosheden „ op den hals, haalden „ den dood vruchten droegen, en zich. in een rampzaligst verderf ftorteden : dat zy Hem noodzaakten , om hun dus de vergelding hunner handelingen rechtvaardig te laaten over- ‘komen 5; —- dan kunnen immers de Kinderen aan. die moedwillige overtreding der Godlyke wetten , en die hardnekkige ongehoorzaamheid , de oorzaak @n fchuld. van het verderf en den dood. der volwasfenen „ niet fchuldig gerekend worden : dan moet immers die godlyke afkee- righeid van den dood des godloozen hun in het byzonder te baat komen , en ten aanziene van hun wil in de eerfte plaats „en in de meeste kracht gelden: dan moeten wy hier uit billyk befluiten , dat God lust heeft in der Kinderen, leven „ en genegen is, om hen gelukkig te ma- ken : dat Hy dit met vermaak doet , en hen , die voor geluk onvatbaar dit leven verlieten , ‚na deezen tyd met een beter leven begunftigen zal. Zyn de Kinderen , als Kinderen „ niet in eene natuurlyke onmogelykheid „ om ‘zalig te worden ; hebben ze nooit iets gedaan , waar- door ze zich den dood en de rampzaligheid kon- den op den hals haalen; dan ftrookt het immers met deeze verklaaring van Gods af keer van der menfchen, rampzaligheid, „ van Zynen toegene- Cc + ik ge- 408 Over ner ZEDELYK LOT per ‚genen Wil , om zondaaren te behouden , dat wy de Kinderen daar van niet uitfluiten: en dat _ Hy hen , ‘alhoewel ze onder den geestelyken dood liggen , door zyne Genade bewaare voor den eeuwigen dood , en met het geestlyk en eeuwig leven begunftige. — | SL VL Dat eindelyk de Kinderen , als Kinderen , ook een voorwerp van Gods liefde zyn , daar van hebben wy in den jonggeboren Salomo een bewyzend voorbeeld. Wy vinden nopens hem aangetekend , dat zyn Vader David hem den naam Salomo gaf , om dat de Herer hem lief had , die daarenboven ook nog op zyn bevel en beftelling, door dienst van den Profeet Nathân - deszelfs naam liet fpellen Jedid-jah, 1 Sam. XIL. vs. 24. 25. —- David moet in zyn ge-_ moed eene overredende kennis en groot ver- trouwen gehad hebben, dat dit zyn zoontje een van God geliefd Kind was 5 dewyl dit als de rede word opgegeven , waarom hy aan het zel- ve den naam $a/omo gaf En dit moeten wy te meer denken, dewyl zyn huwlyk met Bath- _ feba , ten aanziere der wyze , op welke hy ze zich tot eene vrouw nam , de wettigfte niet was „ en geenzins van God was goed gekeurd :_ __dewyl ook het Kind, voorheen by haar ver- wekt ; ten blyke van Gods ongenoegen in . vids KINDEREN na pit LEVEN: 409 vids handelwyze „ door eenen vroeg-tydigen » dood wierd weggerukt. Om nu nopens dit, het tweede Kind van hem uit dezelfde vrouw geteeld , anders te denken , en het zelve als een voorwerp van Gods Liefde te kunnen aans merken , moet hy immers reden gehad hebben, die hem fterkte en zekerheid genoeg gaven , we om daar van dit openbaar en blyvend bewys-- teken-te ftichten, en dit Kind zulk eenen naam „» die dit uitdrukte , den naam Salomo te geven. _En'hierin word hy,’ van Gods wege, door den Profeet Nathan bevestigd en verfterkt. — Deeze Gods- gezandt, die David voorheen‘over zyne- zonden wel ernftig beftraft, en die droevige en bedreigende boodfchap gebragt had van Gods bezoekende oordeelen , den dood van het in overfpel by Bathfeba verwekte Kind , en de rampen over Davids huis, die moet nu, by ee- ne tweede en plechtige bezending ; in Gods: nàam „ David vertroosten en verblyden met der: verzekering van Gods liefde’ tot dit zyn Kind ;» en daar van dit openbaar en blyvend bewys. _ftichten „ dat hy het „Jedid-gah:, dat is , een» geliefde des Heeren noemde. —- ‘Is nu die naamgeving aan dit Kind ,„ gelyk doorgaans plaats heeft, al haast na deszelfs geboorte, in de eer- fte dagen van deszelfs leven gefchiedt , of ten minften by deszelfs befnydenis plechtig voltroke ken; en dus eer dit Kind nog goed of kwaad gedaan had , het was dan uit Gods vrve Gena- Ce 5 ee OO qio Over HET ZEDELYK LOT per de , en eene. onverdiende liefde „ waar. mede. Hy dit Kind omhelsde. — ‘En dat hier in een voorbeeldig uitzicht lag.,‚-om door den jon- gen Salomo. den Mesfias „by uitftek Gods ge- liefden Zoon „te doen voorgefteld worden, is by-de Uitleggers wel aangemerkt ; dan tot ons dwelwit merken. wy in dit geval en deeze ge- beurtenis een ftaaltje aan van, Gods liefde tot, de Kinderen „ook toen reeds , alhoewel Salo» mo tot een-volwasfen ouderdom en mannelyke: jaaren beftemd-was „ en in het vervolg van, tyd: de vruchten -deezer liefde van God by uitne- menheid. ftond- te- genieten , in deszelfs. eerften leeftyd omtrent:hem zoo plechtig. verklaard, goe Vrbikobro _Deezen omtrent de Kinderen toegenegenen. Wil heeft de Zaligmaker ook duidelyk te ken-. nen gegeven, Marrg. XVIL vs. 214. „By gelegenheid. eener. vraag van Jezus leerlingen „ die „met de algemeene: Joodfche: vooroordeelen. van dien: tyd ingenomon , van een-aardfch ko- ningryk. van Mesfias droomden. „ en het onder zich niet eens konden worden „ wie-van hun in dat gewaande Gods-ryk de aanzienlykfte plaats. bekleeden zou, en daarom. de-beflisfing van: dat: {tuk aan hunnen Meester billyk opdroegen. —- zien wy , dat de. Heiland een Kind roept , in het midden van de twistende vraageren {telt „ en j daar KINDEREN NA DIT LEVEN. 4rt daar van aanleiding neemt , om hun eene onge- veinsde nedrigheid , uit het voorbeeld van dat Kindeken te leeren. ‚ als de eerfte en aangele: genfte eigenfchap, die 'er in zyne echte aanhan- geren en deelgenooten van zyn zalig Gods- ryk vereifcht wierd , ernftig aantepryzen. —- Alhoe- wel het nu zeker is , dat die godlyke Leeraar der de benaaming van Kinderen en Heinen 5 zin oog gehad heeft op wedergeborenen ,„ ge- loovigen , “ zastmoedigen en nedrigen van aart ; dewyl dus zyne vermaaning ter bereiking van zyne oogmerken voldoen , zynen twistenden; Leerlingen tot een antwoord , en ter vernede- ring van hunnen hoogmoed dienen moest ; — kunnen echter de Kinderen , in den eigenlyken- zin, hier ook niet uitgefloten worden. Want Hy riep ’er een tot zich , ftelde het in ’t mid» den , en tot een leer en voorbeeld van die ze- delyke geaartheid en deugd, die Hy zoo ernftig aanprees, vs. z. _Deeze zyn immers ook die kleinen, welken Hy geenzins veracht , of geër= gerd wil hebben , welker Engelen in de hemelen altyd het aangezicht zyns hemelfthen Vaders zien. vs. 10. dat is, welker befchermers enheilgedien- ftig bevorderende Geesten by God zelve tot de groot{te eer worden toegelaaten. Op de Kin- deren past dus ook het gezegde vs. 11. Want de- Zoon des menfchen is gekomen , om zalig te maken het geene verloren was, En dit is eene nieuwe rede ter Nv eng tegen de beledi- ging A12 Over HeT ZEDELYK LOT DER ging dier kleinen. ‚ aan welken: de Zaligmaket zich ook zoo zeer laat gelegen zyn. Hier word dus aar verloren ss. ( zo emorwre: ) met de klei nen, Vs. 6 10. ende Kinderkens , vs. 3405. naamen, die op het vs. 2. eerstgemelde kindje zien „ Phraratekke en onder die benaamingen een en ‘her zelfde onderwerp in den lerrerlyken zin , en ’sHeilands zinfpeeling bedoeld. … En, hier uit blykt de kracht van aandrang van ’s Hei lands vermaaning „ en tevens de kracht van ons, bewys uit deeze plaats. Zyn nu de Kinderen; gelyk alle menfchen „ verloren, door. den val van onzen eerften Stam- vader „ ellendig en-ten eenemaal ongelukkig geworden, dat ze , aan, zich zelven gelaaten „ eeuwig moesten verloren: aan en omkomen; de genade van den Heere Jezus Christus. en: de vrucht zyner menfchwor- ding „ die voor het. menfchdom tot. heil ftrekt., de brengt den Kinderen dan ookde zaligheid, aan :, en. van dit. gevolg zyner-komst-in het vlecfch. magen: ze niet uitgefloten worden. | En edje zynen en né Nalais plek en, wil „om de zulken zalig te-maken „ bewyst de, Heiland nader metde. ophelderende gelykenis van het verloren, fchaap „ Vs--12» 13. waarin de yverige pogingen: van eenen bezitter van hon-, derd fchaapen ‚ die. geen moeite-ontziet , geen, gevaar ook „ daar de negen-en-negentig.aan, moógten bloot gefteld. worden „ {chroomt „ om | het KINDEREN NA DIT Leven © 413 het eene verlorene wederom te krygen , leven- dig word ‘uitgebeeld , en met dit befluit , het welk de Heilanduic die vergelvking. opmaakt: ’ vs. 14. …Alzoo ús de wil van uwen hemelfchen Wader miet , dat een wan deeze kleinen verloren gaa. Schöòn: deeze uitfpraak nu ook op nieuws wedergeborenen, op zwakken in het geloof, en „niet verre gevorderden in ‘de. genade ziet ; mo- gen hier echter ook de eigenlyke Kinderen niet uitgefloten worden, dewyl deeze geheele re- denvoering van dat Kind, het welk in het mid- den der onderwys ontvangende Leerlingen ge- fteld was, vs. 2. oûtleend ís :-en het eene zeer harde of ongelyke vergelyking zoude geweest zyn; wanneer het letterlyk onderwerp ; en all het gezegde daarvan hier.by geheel moest uit « „het oog gelaaten. worden. Van dat eene Kind vs. 2; neemt immers de Heiland aanleiding , om, van: Kinderen in het meervouwig getal te.{pre- ken , vs: 3: en vs. 4. meldt Hy, wederom van dit Kinsje ‚(ro maudior vero), en dit ftelt Hy vs, 5. naar deszelfs eigenfchappen ten voorbeel. de, 9 zoodamig e£N Kind Cau (OV TOUBTOV ) in den oneigenlyken zins ofte van eene eigenfchap , die een zinbeeldig Kind voorftelt „ vinden wy vs. 6. deeze kleine, die în my. gelooven , en „deeze komen wederom voor vs.-1o en r4 De eigenlyke betekenis-kan., overzulks, in dit be- „Joop van redenen. niet. gefcheiden worden van de oneigenlyke , of deeze met uitfluiting van geene 4r4 Over mer ZEDELYK LOT ‘oen geent aangenomen worden. _ ; De Heere ge- » bruikt hier een gemengd voorftel, het geene „ zoo wel uit eene reden , als uit eene handee > ling beftond. Hy roept ‘hierom een Kind tot ss zich , en ftelt het zelve te midden van de zi twistende en vraagende : dog Hy verklaart 5 daarop aanftonds ook , wat Hy met dit voor- s; beeld van dit Kind bedoelde ‚en hun onder ‚ het oog brengen wilde.” «Dits heeft Bur- LINGERUS zeer wel over deeze plaats seerd merkt, MTR En hier in worden wy bevestigd , wanneer wy den Heiland die zelfde vriendelyke toegene- genheid tot de Kinderen andermaal zien uitdruk- ken : Toen men Kinderkens tot Hem bragt , op dat Hy hun de handen opleidde , en bad, Marta. XIX vs. 13—15. Het woord valid, | hier en by Marx. X. vs 14— 16. gebruikt , gelyk ook za Been, by Lux. XVIIL 1517. voorkomende , bepaalt ons tot kleine , jonge Kinderen , in den eigenlyken zin te verftaan , _-die van hunne Ouderen, of anderen tot Jezus gebragt wierden , met dat Godvruchtig oog- merk , dat ze aan Zyne weldaadige zegeningen aanbevolen wierden, en in zyne gunften deelen mogten. Wanneer nu ’s Heilands zendelingen die onderneeming niet zeer gunftig opnamen , en ns ed KINDEREN wa Dir zeven ars én als te Taag by die verhevener bezigheden , met welken hun Meester bezet was , aanmerk- ten , en der Kinderen aanvoerderen , gemelyk „en geftoord over dat voornemen , berispten en wegdreven , wierden ze van den Zaligmaker in deezen ontydigen yver geftremd : vol van kin- der-liefde, en een uitgebreid hart over dezelve hebbende , kon hy zulk een onvriendelyk ge- drag niet goed keuren : Laat, zegt Hy , de Kinderen tot my komen , en verhindert ze daar in ziet. In welke woorden Hy zyne tederíte toegenegenheid tot de Kinderen , en hoe zeer Hy derzelver heil te bevorderen , en aan de godvruchtige pogingen en bedoelingen van dere zelver Ouderen te beantwoorden gereed ware „ duidelykst ontdekte. Dan dit niet alleen, maar ook de reden daar van , en hoedanig men die Kinderen moest aanmerken „ verklaarde Hy na- der: Want der zulken is het komingryk der hee melen. En wat kón ’er duidelyker gezegd wor- den , om hen voor de voorwerpen zyner ont- fermende liefde, deelgenooten van Gods zalige gemeenfchap , en erfgenaamen van een eeuwig leven te verklaaren : om der Ouderen hoop te bevestigen „ en ons aangaande het gelukkig lot der vroeg-ftervenden gunftige gedagten in te boezemen. Zyn gezegde bevestigde nu ook de Heer met daaden , die daar mede ftrookten , en de gezindheid van zyn hart omtrent de Kin- deren openbaarden. Zy omhelsde ze Hy leide zyne A16 Over ner ZEDELYK LOT per gyne handen:op hen ‚ en. zegende hen. … Dat de Kinderen , zegt CALvINuUs over deeze plaats , Hem. toekomen niet alleen , maar ook Hem lief waren, bewees die omhelzing, Ook was die oplegging der handen geen yde- le-ofte vruchtelooze handeling : te vergeefs heeft ook, Christus voor hun niet gebeden. Kon Hy ze ook wel Gode aanbieden „ zon- der hen met een rein hart te begiftigen ? En wat bad Hy anders, dan dat ze onder de Kin- deren van God wierden opgenomen ? Zy zyn , by gevolg , wedergeboren geweest tot de hoope der zaligheid :. zy behoorden , ge- Iyk die omhelzing uitdrukte , tot de Kudde van Christus. 97 53 27 5 5 bd 27 93 Maakt. nu de Heiland hier ook wederom een gebruik van , tot leering en vermaaning voor zyne aanhangeren „ die in het zedelyke met de hoedanigheden van Kinderen moeten voorzien zyn ‚ om voor echte Onderdaanen van Gods koningryk te kunnen doorgaan , gelyk wy by Maak. vs. 15. en Luk. vs. 17. vinden, waar door dan de benaaming van Anderen in den oneigenlyken zin word overgebragt : wy zien daarin „hoe de Heiland , die altoos zogt nuttig . te zyn, van alle voorkomende gelegenheden zyn gebruik maakte , om zyne toehoorers met heilzaame lesfen te onderhouden : „en in zoo verre krygen deeze woorden dezelfde gedaante | met „KINDEREN NA DIT LEVENe 0 417 metde „voorgaande. plaats. Dat neemt echter geenzins weg, dat de Kinderen „ in den cigen= Iyken zin ‚het rechtftreekfche onderwerp der, reden blyven „-en in de gemeldde zegenen van. Christus deelen. | n Dan dewsl. zy. ‚ die de Kinderen tot Jezus bragten,, ongetwyfeld geloovigen geweest zyn , die voor, zich zelve prys op, Jezus gunften ftel- den, in welken zy-de Kinderen gaarne wilden doen, deelen ‚zal men mogelyk denken „ dat bier, flechts de voorrechten der Kinderen van geloovige Ouders in aanmerking konden komen. De Heer. VENEMA „Lec. p 544% feq. ver- klaart. deeze woorden ‘dus ‚ en beroept zich.daar by voornaamelyk op. het-woordje,zoixlwv , der zulken „in, onderfcheining van rel, , derzelven;, alsof dat. ons tot de uitfluiting van andere Kin- deren: „idie zooaanige niet waren, bepaalde. Ea bysdecze uitlegging behouden ze niet veel krache, om: daar uit de zaligheid der Kinderen in het gemeen; te bepleiten. — Maar dewyl hier vande Ouderen niet eens rechtftreeks ge- meld; inhet onbepaald gelaaten word „ of zy wel „eens‚‚dan „of „het. andere. lieden. geweest zyn die:de Kinderen tot Jezus bragten : dewyl, by; aldien, er in dit geval aan-der Kinderen Our deren zoo veel gelegen was ‚men van. dezelve wel eenige. melding. zou mogen verwacht heb- ben, die “er echter. niet voorkomt ; naardemaal ip od: Deel. ie ’er B Over ker ZEDELYK LOT per r by Marrit vs. #3. flechts gezegd word £ zoen wierden er Kinderkens tot Hem gebragt „ en by Mark. vs. 13: gelyk ook by Lux. vs. fs. Zy brägten; ofte men bragt a Kinderkens tot Hem » en indien wy oök al, gelyk meest - waarfchynlyk is , aannemeen , dat de Ouderen Zelwe. hunné’Kiriderefì tót lezus’ gebragt hebben, = zóó blyven échter de Kinderen ,’ van wief Ze ook tot Jezùs mógèn gebfagt zyn „ dé'hóofd- gerfoonen if dit vertoog, en dé voörhaame on- derwerpen van 's Heilands. behändeling en’ ge zegden. Worden nú deeze Kinderen wel na“ der bepaald door het voornaam - woordje rar 5 als Zu/ken, dan kunnen wy dáarin nog niët zien Het geene ons op de Ouderen , dië op Zn best flëches ingewikkeld hier gemeld waten „ en det Kinderen “betrekking óp hun , zou ‘moeten te fúg wyzen: Dé Ouderen kunnen hier, naaf — Hek ONS voorkoïnt ,êven zoo weinig als ú het Vote aande gervktboreig gevâl, toen de Heiland éei Kinde ‘ham , en het in t midden ftelde ;, in bänmiërking komen’ $ Swant uit beide gevalle rekt Hy het Zelfde gebruik tot leering en vers Mraatiing van zyne tochooreren. — En’ wy kannén té mamder op dat woord ftaan , dewyl — het ‘mét ‘anderen wel vertrisfeld’ word’, en © Her zelfde nederkomt ; want MATT, XVII. Vs. 5. vinden Wye Zoizv ot VOOE ‘zero VS. 4, ER vs. Gen ro. komt ‘het voor: dora , en wederom Ws. TA. Vor slr,” En Dy Mans IX, Vs. 37. | | b bite Rd . KINDEREN NA DIT. LEVEN, en arg fs ‘er zolwy , maat by, Lux. IX, vs. 48. vinden wy daar voor, selo vo zuid, ——= Wy befluiten dus billyk „ dat in de.beide gevallen die eigen- fchap van ongeveinsde nedrigheid en eenvouwig- heid meer, dan het:geloof der Ouderen, in aan- merking moet komen, en de, hoofdzaak zy, die de Heiland bedoelt , en waar omtrent Hy de Kinderen tot voorbeelden. van navolging. ftelc. En deeze eigenfchap kan niet gezegd worden in de Kinderen van geloovige Ouderen alléen plaats teh hebben; maar ze is , Zonder bepaling ofte uitfluiting , eigen dan de Kinderen in het gemeen, … En hierom kunnen wy des Hooglee- vaars verklaaring , in dat opzicht , niet aanne- „men, maar menen, dat de Kinderen in het ge- meen hier moeten in aanmerking komen. Ook heeft de Heer VENEMA opgemerkt , dat de WUitleggers hier zwaarigheid gevonden hebben , „om eigenlyke_ Kinderen te verftaan 3 dewyl dan alle. Kinderen voor erfgenaamen. der. zaligheid moesten erkend worden , en hierom wilden, ze liever aan Kinderen in den oneigenlyken zin des woords hier denken. „Maar door zyne verklaa- ting over dat woordje ras/wy meent hy die zwaa- righeid weggenomen te hebben Dan die zwaa- righeid vinden wy hier in-niet , en dië verklaa- ring van.dat wootdje onnoodig en onvoldoende. Wy hebben-ook reeds uit Ezecu. XVI. vs. 20. ven XVIIL vs. 20. gezien „dat God, ook zon- „der opzicht op de Ouders „ en zelf de Kinde- d 2 ren 426 Over fer ZEDELYK LOT per ren vän zeer godlooze Ouderen , met zyn heil begunftige : : en dit dient ons ook ter bevestí- ging van onze verklaaring over deeze uitfpraak van den Zaligmaker. eve AE ip “Zagen wy tot hier toe , wat 'er van Gods kant ter begunftiging van ons gevoelen diene CS. 43—58.), wy vinden in de Kinderen ook het geene ons in die gedagten bevestigt. En ‘hier hebben wy aan den eenen kant derzelvet onnoozelheid, en aan den anderen kant derzel- ver vatbaarheid voor de werkingen van den god- Jyken Geest, voor de genade van Christus, en yoor. het genot van zaligheid. Wanneer wy hier van der Kinderen onno9- zelheid fpreken , verftaan wy daar door geeri- zins eene volftrekte onfchuld : geenzins bedoe- ten wy daar mede, «dat ze' van erf- zonde , in toegerekende fchuld en inklevende fmet be- _ftaande , zouden vry zyn; want dat alle na- tuurlyke afftammelingen van Adam hier aan fchuldig en onderhevig zyn „ hebben wy reeds hier boven verklaard: Maar dat ze aan geen daadelyke zonden , die door het nalaatén van het geene de godlyke wet gebiedt , en het doen van het geene ze verbiedt , begaan wór- den van volwasfenen , onderhevig zyn. Want | / van KINDEREN pna DIT LEVEN, aar van het gebruik der rede nog verfteken , heb- ben zy geen bezef van zedelyke waarheden en beginfelen ‚van eene verbindende wet , van verplichting ‚van het geene wy „ als vry - wer- kende wezens, doen. of laaten moeten : onbe- keerlykheid noch: ongeloof kunnen ook daade- Iyk in-hun plaats hebben. « Zy zyn dus vry van daadelyke zonden : vry ook van derzelver ge- volgen , de fchuld en de verdoemenis » Voor zoo verre die daar uit voortkomen. En deeze hunne onfchuld. heeft God wel eens zoo hoog gerekend , dat Hy, in zyne be- rispende aanfpraak aan den Profeet Jonas, van veel meer dan honderden twintig duizend men- fchen „ die ‘tusfchen hunne rechter - en flinker - hand geen onderfcheid wisten, datis, van zul- ke onnoozelen gewaagde : dat de Rechtvaardig- fte Rechter. deezen hunnen toeftand „ als eene rede , waarom Hy die. groote Stad Nifieve van den; ondergang verfchoonde „ den, gemelyken Boet- prediker „onder het oog bragt, Jon. IV, Vs. EL, 5 Waren al de mannen van Nineve “ om. hunnen. valfehen Godsdienst en diep in- “gekankerd by vRelook het. niet. waardig „ dat. » ze verfchoond wierden ; daar was echter ce- ne.groote menigte van. kleinen en Kinderen , die wegens. den, ouderdom nog onnoozel en zwak, en overzulks aan geen misdaaden {chul- dig, en van;bygeloof. zich niet bewust zyn Dd'3 … Kon: hp 428 Over ner ZEDELYK LOT per ‚ konden. Zoüden hu dèeze , billyk, vers ‚ fchoond worden , zy hadden dan de hulp en ‚ de zorg hunner ‘Ouderen ‚ Om in het leven „> te blyven, noodig. By hurnen téderen leef- „ tyd van beleid en hulp verfteken , wisten ze „» zelf van geen onderfchêid tüsrchen hunbe … rechter en hunne flinker-hand.” « Düs fchreef hierover zeer wel BEN. Ariás MONTANUS; Comment. 10 h. d, | _ Neemt nu God zoo veel belang i in de tedere onnozele onfchuld , ‘dat'Hy Zulke jonge Kinde- ren niet verdelgen ; maâr voor den ondergang bewaaren wilde, welkën Hy, zelf in de oorlo- gen , zelf na de verfmaading van eenen aange- boden vreede, naar zyn 'uitdruklyk bevel, ver- fchoond hebben wil , Deur. XX. vs. i4. — Worden in de oorlogen’ en algemeene rampen , die volken en naatfiën treffen , dé orinoozele en weerlooze Kinderen , naâr een nätuur-en vol ken-recht;, verfchoónd; gelyk ’er uit Livius, PLUTARCHUS, SENT CA, en ânderen , by Grotius, de Jure Belli & pacis L. UL é. XI Sg. aangetoond „ én in deszelfs Aanmer- kingen daarop nader bevestigd is. — Worden zulken onder de monfters van wreedheid en bloeddorftigheid , die de merfchlyke natuur als verzaakt Hebben: ‚en den náam van menfchen onwaardig zyn , gerekend, die tegen. de on- noozele jeugd zoo gewoed hebben , gelyk wy no- KINDEREN va nit suevens. 4283 nopens Farao en Herodes uit-de gewyde fchrif- ten ‚en nopens eenen: -Munatius Flaccus „ uit Vareru Max. Di @& Fa8, memorab. et IX, € 2.-en-by de,Karthagers „by. de verwoesting van de „Stad Selinus uit Droporus Sicurs Hiftor, TL. XU. weeten, —— Hoe veel te meer, ou hiervan het mindere tot het meer dere te befluiten , zal-het:dan met de billykfte handelwyze van den rechevaardigften- Rechter ftrooken „dat. Hy de zulken van een eeuwig verderf verfchoone ? Dit is-eên werk der god- lyke- goedertierenheid en gadelooze menfchen- liefde ten -hoogften waardig, dat Hy hen met zyne genadeen een eeuwig heil begunftige. - En dus befluitende , gaan wy op die zelfde wyze te werk, als-wy zien; dat-God van Jo- nas eifchte; Die Profeet was zeer geftoord;over het verdorrenvan zynen wonder- boom „ dien ° hy wilde verfchoond-hebben ; „maar,God neemt daar „uit aanleiding „om.-van -het- mindere tot het meerdere ‘hem-opteleiden, en by zulk ee- ne wyze van redekavelen-hem de rechtmaatig- heid zyner-handelwyze tedoen; bezeffen. Gp gerfchoont,zegt-God, den wonder-boom,— én zoud’ Ik die groote Stad. Nineve niet ver fêhoonen „ daar veelmeer dan honderd en twin- dig duizend menfchen „in--zyn „die-geen ondere Soheid seeten-tusfchen hunne rechter-ven flinker- | nd, saar. toerveel. Wees? a Op die zelfde 3 Dd 4 wyze 421 Over HET ZEDELYK LOT er wyze vertoont ons God-Zyne vriendelyke: welz daadigheid en-ontfermende liefde „door de ge=- lykenis van eene haaren zuigeling tederst-lief vende moeder; -terwyl dat ‘beeld nog veel te — kort fchiet ; ‘om ons de godlyke barmhartighes den naar waarde-voorteftellen.; Jrsaj. XLIX. vs. 14-16, Levendig en roerend gebruikte de hewige: Dichter daar toe ook het beeld vanvee= pen omtrent Zyn kroost mededogenden en zich onttermenden Vader , PsaLMm CHI. vs. 13: "14: Zelf de Zaligmaker wil ons langs die wegen van het mindere tot het meerdere , van de kinder: liefde van booze Ouderen tot den oneindig:groo- teren ontfermens - lust. van zynen- hemelfchen Vader opleiden, Luk. XL vs. 13. Dan deezen grond , van der Kinderen ons fchuld ontleend, oordeelt de Heer VENEMA l.e. p. 494. te zwak , dan dat men daar op de _ hoop omtrent der Kinderen’ geluk na dit leven zoude kunnen bouwen ; naardemaal die en met de Heilige Schriftuur , en met de waarheid der zaak onbeftaanbaar zou zyn (voorzoo veel men naamelyk , met de Pelagiaanen , den Kinderen eene volftrekte onfchuld , by eene ontzenuwing van het leerftuk aangaande de erfzonde , wilde toefchryven, ) en cok de zwaarigheid, die zich hier by opdoet , niet wegneemt. _ Waùt: hoe zal men aan een fchepfel , daar niets daadelyk goeds in is , het eeuwig leven in de zalige ge- da den meen KINDEREN NA DIT LEVEN. 425 meenfchap van ‘God kunnen toefchryven ? Wat heeft het gedaan „ „daar zulk een groot loon, alhoewel ook uit genade te fchenken ‚ op vols gen zou 2? „God kan naar zyne oneindige goed= heid, maar of Hy hetook wil doen, dat blykt niets“ Hy bedeelt- immers alle-zyne goedertie- renheid niet zonder maate „ niet zonder onder- - fcheid ;- maar naar den-aart «en de gefteldheid derhonderwerpen. Ten aanziene der Kinderen blyfc de- zaak dus nog twyfelachtig. Maar:deeze zwaarigheid laaten wy den Pela- giaan „ die de erfzonde ontkent, of ontzenuwt, ter. ontknooping-, dewyl ze tegen hem ook word ingebragt. Wy kunnen ze dus , als ons gevoelen niet rakende , voorby gaan : en aan- gaande de zwaarigheid , die. zich hierby opdoet „ hebben wy het noodige. ter oplosfing ook reeds C$--40. ) voorgefteld. En de zwaarig- heid „ die ‘er in ’t byzonder uit aanmerking, der erfzonde ontftaan kon ‚ Zullen wy in ’ wervels onderzoeken. SLX. Dat nu ook de Kinderen der werkingen van den Heiligen Geest, en der invloeden van Gods genade deelachtig kunnen worden, en daar voor vatbaar zyn , alhoewel’ de wyze daar van niet … nader ontvouwd kan worden, daaraan kan, wat Dd s | de ef 426 Over ver ZEDELYK LOT per de mogelykheid betreft , wel niemand twyfes len. In alle de onderfcheidene tyd-vakken van ons leven kan de menfch immers door den gods Iyken Geest bewerkt , en om in Gods koning- ryk integaan , bekwaam gemaakt worden. . De kinder-jaaren en de eertte leeftyd, ofte die tyd van de onnoozetheid kan hier dus niet uitgezon= derd worden.» En befpeuren:- wy aan de- Kinde: ten „ dat er, by het ontluiken van hunne door de zinnen nog enkel beftuurd- wordende vry: heid , in hun de zaaden liggen van een aange- boren zedelyk verderf , die ín âllerlei treurige uitwerkfelen uiefpruiten, en zich operibaafén s wy mogen dan ook de werkingen des Heiligen Geests „en der godlyke Genade van die jaaren niet ontkennen 5 naardemaal deeze immers zoo vermogend wel is dan geene : machtig althans , om de werken des duivels in de kinderen te ver- breken. Die den geest in ’s menfchen binrienfte formt , kan hem oök naar zyn’, in onzen éer- ften Stam-vader verloren „ beeld herformen : ten einde die niet in de gelykheid- van deneer- ften Adam gezondigd hebben , het eigendom van den tweeden Adam, en/door inwendig wer- kende krachtige Genade Hem ingelyfd werden: ten einde die door-toerekening der overtreding van geenen de fchuld tot. verdoemenis erfden, door. de verdienften van deezen verzoend ‚var ‚ God begunftigd „en voordHem veraangenaamd worden : en gelyk ze wan geenen verderf „ a keerd- \ EN "KINDEREN NA DIT IRVEN. 427 keerdheid , én: het fnoode wan - geftel kfygen , zoo ook in tegendeel door deezen herfteld , ver: nieuwd ; geheiligd en. bekwaam gemaakt wore deu , om deelrte hebben in de etfenis der hei. ligen in het licht. En alle twyfelingen hiefomtrent , ten aanzie- ne vah zommige gevallen en vóorbeelden ; be- neemt ons de Heilige Schrift „ door Kinderen te vertoonen ; in welken God reeds 200 vroeg zyn werk vertoonde. Dus vinden wy Joannes den Dooper reeds van zyn 's moeders lyf aan wervula met den Heiigen Geest , en van vreug- de opfpringen in den buik zyner moeder , toen ‚ deeze den groet van María hoorde. Lux. I. vs: 15. 44. Jeremias was voor zyne geboorte be- ftemd «en geheiligd tot een Profeet, Jerem. L vs. 15. Paulus getuigt van zich, ‘dat hy van zyns moeders Iyf aan afgezonderd en gefoepen was door Gods Genade. —- Is ’ernú ín dee- ze fchriftuurlyke voorbeelden , van vroeg doot God bewerkte Kinderen , wel iets byzonders „ het geene tot de gewoone werkingen der god- Iyke genade niet in alle opzichten gebragt kan Worden ; men zal echter de mogelykheid van deeze, uit aanmerking van zulke, ín het woord | geftaafde voorbeelden , niet kunnen betwisten , en met eene foort van ‘evenredigheid het befluit kunnen. opmaken. — Dus vinden wy ook eenen Timotheus , die #47 kinds Gf- Zyne ont- lui- 428 Over ner ZEDELYK LOT per luikende geests-vermogens , en by. derzelver eerite ontwikkeling ‚ met fchriftuur - waarheden werkzaam hield , 2 Tru. II. vs. 45. — En bezong David ‚tot roem van zynen Maker „ deszelfs werk aan het grond -beginfel van zyn lighaam , tot de ontwikkeling en verdere for- meering van dit zyn deel „ PsaLm CXXXIX. vs. 13 — 17. en is dit een werk der gemeene Voor- zienigheid omtrent allen ; dan kan men immers die zedelyke; ofte genadewerkingen tot vroege vernieuwing en heiliging der aanftaande deelge- nooten van een beter leven-ook niet ontkennen. En op deeze wyze hebben de meeste Protes- tantfche Godgeleerden zich hier over uitgelaa- ten —- Is dit nu een ftuk , het geene onder onze nadere verklaaring- niet. vallen kan : de vernieuwing en bekering van. volwasfenen- blyft even zoo zeer een wonder , en een onmidde= _ Iyk werk der genadige Almacht. — En we- gens het onbegrypelyke , aangaande de wyze , hoe dit weik van God gewrogt word „ fchoon men de zaak: zelve. niet ontkennen kan ,‚ mag men met recht de gefchillen der Godgeleerden, nopens de wedergeboorte en het geloof in de Kinderen, onder de woorden -twisten rekenen : het geene ook duidelyk ,‚ met aanhaaling van wederzydfche gevoelens en uitdrukkingen „ ge- toond is van J.L. FaBriowus , Diatog. de ‘Fide infantum ‚1. C. $. LXL. | ‚KINDEREN vnA pir zeven. … 429 dd Ee ie A RE ‘ ’Er is nog overig , dat wy eindelyk ook uit aanmerking van de overeenftemming en even- redigheid , die 'er in de oeffening en openbaá- ring van Gods Deugden plaats heeft, onze me- ning bevestigen, En dit zullen wy ín de vol- gende ftellingen nader zoeken te beweeren. 1 Wy onderftellen „ dat er in de oeffenin- gen der flraffende en wreekende: godlyke Recht- vaardigheid en de openbaaringen-zyner goeder- tierenheid eene”overeenftemming; is, die wel altoos binnen den omtrek van deezen tyd juist niet openbaar word ,: díe echter waarlyk plaats heeft , en na deezen tyd zich eerst-zal ontdek: ken: zoo , dat in-Gods handelingen met redee Iyke fchepfelen: ; deeze' beide: deugden niet al- leen “gepaard” gaan „ maar ook de-&ene de ande: re niet overtreffe..… Dit; voorzeker; geeft ons de befchouwing van Gods oneindige V olmaakt- ‘heid; -dat is, de naauwfte onderlinge overeen= ftemming van alle Gods Eigenfchappen aande hand. _‘Hier“heen leidt ons het denkbeeld van zyne Heiligheid, dat is; die liefde „ die ‚Hy tot zich zelven heeft, en-aan alle zyne &- genfchappen … om zoo te fpreken-;: fehuldig is, dat Hy ze allen „ in-derzelver openbaaring „na “buiten „-gadeflaa „en. niet de eene, met ver- “zuim of verdonkering van de andere, ontdekke, waar 435 Over Her ZEDELYK LOT per maar in de openbaaring van allen een gelyk be- lang ftelle , ofte beweegreden van zyne hande- lingen met redelyke fchepfelen neme. . Zoo, dat hier, ten, aanziene van de trappen , geen meer, geen minder , geen rede, van ongelyk- heid plaats by Hem hebbe. II. Dus zien wy, dat in het werk GR za- ligheid , het welk de Heilige Schriften in zyn geheele ‘beloop ons ontvouwen „ aan den eenen kant de wreekende Rechtvaardigheid van God, als Wetgever en Rechter van zyn redelyk maak fel, verheerlykt is: voor zoo veel Hy de overe tredingen der menfchen geenzins gedoogen , of- te ongeftraft kon laaten ; maar van zynen Zoon, Jezus Christus ; den Borge voor zondaaren , door deszelfs onberispelyke „gehoorzaamheid „ en diepst vernederend lyden van den kruisdood , de volmaaktfte voldoening aan alle de belangen en eisfchen zyner Rechtvaardigheid ontvangen heeft. — Aan den anderen kant vertoont ons dat heilig woord ook „ hoe God nu in en door dien Borg, zynen. Zoon ‚ zyne Barmhartigheid „ zye _ne Genade , zyne Menfchen-liefde en gadeloo- — ze Godertierenheid volheerlyk openbaart inhet ‚vergeven van zonden, in het begunftigen van vondaaren metde wezenlykfte heil- goederen, ‘en in het volmaakt en eeuwig zaligmaken van _ zoo veelen , als ‘er ooit zullen behouden wor- den. En in-zoo verre is hier geen ongelyk- | heid : KINDEREN va pir’ tEvEN. 431 heid: hier wotd on een gelyken. voet de Recht- vaardigheid én -de- Goedertierenheid van God VEEReerIJkt, aes PIL Het toer metief org fu oök te ma- gen en te moeten ftellen ten aanziene van het gëtal der voórwerpen , aan welken die Godse deugden geopenbaard én verheetlykt worden : dt ‘er maamelyk miet meer merfchen zyn, die got eén ceuwig „verderf beftemd zyn , dan die tot” het eeuwig leven verordineerd zyn. * Of, óm «dit klaarer uittedrukken; dat het getal van die ellendigeri “uit het geflacht- der: menfchen, die „som de toegerekende erf @n ’van haine moedwillig ook end ‘daadelyke zonden, eeuwig ongelukk gyn, en Gods wreekende Rechtvaardigheid. „onder het-gevoel van onop- houdelyke. (affen “Ondervinden zullen — wiet grooter zyn zal’, “dan de menigte“ van’ die ge- Jukkigen ; weken: om de toeferfekènde gei ech- tigheid en volwigtige verdienften van den. Mid- delaar „ma 'de-voorafgaande bewerking van en _ Boor. den Heiligen Geest , ‘ter bekwaam making ‚tot dat” aan(taande-!gelakkigst lot „ het eeuwig EE ERE A De da ard be, “leven deelachtigworden . en’, ‘onder het genot wan-een volmâakt geluk , „Gods: ‘Goedert: ‘erenhe. der eeuwig-ondervinden zullen. == Of, in een … woord’, datihet'getat der verworpenen en voor weuwig rampzaligen ‘de fchaar der uitverkorene bels der zaligheid niet zal opwegen. IV. Om / 43% « Over ver, ZEDELYK LOT per + IV. Om,nu sin. plaats van, die ftelling;i in nog andere uitdrukkingen intekleeden, de gron- den daar van natefpeuren , zoo moeten wy. zeg- gen, dat ons van Gods kant, noch van den kant der, menfchen „iets voorkomt ‚ het geene ons zoude noodzaaken , om anders te-denken. Van den kant van God niet , of wy moesten duide- Iyk vinden kunnen, dat het belang van alle zy- ne oneindige Volmaaktheden - duidelyk „mede bragt het geene. aan het tegengeftelde gevoelen boven onze mening kennelyk-den voorrang gaf wy moesten overreedt worden, dat het met zy- ne. Deugden beftaanbaar was „en uit derzelver belangen vloeide, dat Hy zich, in derzelver openbaaring aan het menfchlyk geflacht „ zulke einden voorftelde : dat zyne-Wysheid Hem tot de, keus van zulke, middelen , als ter bereiking van dat oogmerk onfaalbaar leiden „ bepaalde, Maar wie zal dít ooit betoogen- kunnen? — En zien wy op ons zelven, als menfchen , be- fchouwen wy onze beftemming ‚onze vermo- gens „ onze omftandigheden „en al wat ons de naauwkeurigfte-en duidelykfte-menfchkunde kan aande hand geven , dan kunnen wy niet vin- „den , waarom ’er-een grooter. getal „van „men- fchen tot hunne eindelooze rampzaligheid stof een voorwerp der ftraffende Rechtvaardigheid moest gefteld worden „ dan het. getal van die menfchen iS \die.s tot hun-volmaakt genoegen en eindeloos geluk , de Goedertierenheden van het KINDEREN va pir Leven. 433 het Opperwezen. zullen ondervinden. — „En wanneer wy hier omtrent de Heilige Schriften raadplegen „om „ naar. derzelver onfaalbre uit- fpraaken , dit. ftuk te beflisfen , dan vinden wy daar in de Goedertierenheden., de Genade, de Barmhartigheid, de Zondaars -liefde van God. in Christus ZOO breed uitgemeten, „en derzelver zegepraal over de macht der inwoonende en ver: doemende zonde ;.en over de. onzalige. heer- fchappy des doods zoo. zeer verheven en aan- geprezen „ dat. wy niet nalaaten kunnen, om daar van. de ruimfte en verhevenfte gedagten te voeden. Wy vinden ten minften , naar aanlei- ding der Heilige Schriften , geen vryheid , om ons-de. voorwerpen van Gods wreekende Recht- vaardigheid zoo. allerruimst voorteftellen „ en daarentegen de voorwerpen zyner zaligmakende Genade ons zoo gering te verbeelden „of de- zelve binnen zóo naauwe grenfen te beperken. Het evenwigt moeten wy overzulks in deezen billyk aannemen. lj” “Max hier zal men veellicht ons tegen- werpen zoo veel duidelyke en dikwyls herhaalde _Schriftuur -getuigenisfen „ die dit gefchil eens- ‚_Kklaps kunnen beflisfen : getuigenisfen , „die ons verklaaren, dat ‘er flechts weinige erfgenaamen des levens en ter zaligheid uitverkoren zyn 5 terwyl daarentegen verre de meesten verworpen ee en verloren gaan, — Én deeze uitfpraar AAI, Deel, vi de ken áj4 Ove utr ZEDELYK LOT per ken der eeuwige waarheid willen wy geenzins beknibbelen „ of in tet minfte ontzenuwen en verdraaijen. Wy erkennen, in tegendeel, alle derzelver kracht , gewigt „ nadruk „en meest mogelyke uitgeftrêktheid. —- Dan bepaalde- fyk ten aanziene vân volwasfenen. Want dat zulke deelen en getuigenisfen def godlyke open- baaring tot beftraffing , tot vermaaning , en tot verbetering van menfchen, welken ze mêdege- deeld is, dienen ; kan niet ontkend worden. Maar wie zal het kunnen ftaande houden , dat van de godlyke openbaaring eenig gebruik té maken , hier onder betrokken Zyn, of dat men derzelver jongfte lot naar zulke getwïgenisfen moet beoordeelen ? —- Dog met opzicht op volwasfenen , die hunne reden kunnen gebrui= ken, en voor hunne vrye handelingen aanfpreek= lyk zyn , is het wel allerzekerst, en de Schrif- tuur getuigt het, de ervarenheid bevestigt het, dat verte de meeste van hun zich aan de ondeugd overgeven, aan zonden verflaaven , moedwillig in allerlei gruwelen zich te buiten gaan , dat ze in eette aanhoudende onbekeerlykheid , en een volhardend ongeloof hunne dagen en hun leven flyten. Dat dezen overzulks in den geêstly= ken dood blyven, voor de ftraffende Recht- vaardigheid van God zich bloet ftellen , en door | éigene sKINDEREN. ra ir LeveNe.S 435 eigene fchuld eeuwig verloren gaan „ is-onge twyfeld. —- En hier op doelen de getuiger nisfen , die ons verklaaren „ dat ae poort eng „ en de weg naauw is, die ten leven leidt, en dat ‘er weinige op wandelen + dat integendeel de poort wyd, en de weg breed is „ die ben verderve leidt „ em dater veelen op wandelen : dat ’er N gelyk met opzicht op de Jooden , ten tyde van 'sHeilands verkering op aarde , in ‘t byzonder gezegd word: veele geroepen, maar weinige uit- verkoren zyn: dat der geloovigen en godvruch- tigen in 't gemeen en doorgaans maar een klein kuddeke is , een overblyffel uit den grooten hoop der godloozen , die verloren gaan. Is dit nu zoo gelegen ten aanziene der genen , die onder het Evangelie leven, tot welken zich deeze getuigenisfen bepaalen , wat zal men dan denken moeten nopens hun, die van dat licht en dat gewenfchte middel ter bevordering van hun heil verfteken, ín de beklaaglykfte duistere nis omdoolen ? —- En in dit opzicht is het getal der geenen, die verloren gaan „ en der geenen „ die behotiden worden , zekerlyk zeer ongelyk, en zonder evenredigheid : terwyl gee- ne verre de grootfte menigte uitmaken „ deeze daarentegen maar gering in getal zyn. VL Dan dit onderfcheid zal, voor een groot gedeelte , verdwynen ,‚ en de evenredig+ heid ons wat nader beginnen aanteftraalen , wen Ee a wy 436 Over mer ZEDELYK LOT ven wy de vroeg- ftervende’Kinderen als mede erf- genaamen der zaligheid aanmerken. Is het nu; gelyk wy «hier boven (S. 34-) , uit het geene de Heer Naruris hieromtrent heeft opgemerkt , zagen „ vry nadenkelyk, dat menswel een-der- de van het menfehdom beneden de jaaren van. het rede- gebruik ziet fterven: terwyl zelf, naar de tafelen van den Heer ‘SuszMILcH’, Gr: liche ordnung enz. II; Th. p. 319. van duizend Kinderen omtrent. 416 in de eerfte vyf jaaren’ fterven : gelyk ik by den Heer MicrnarLis, en ME EE ON mn Mofkifch Recht , IL D. 9. 124. vind #-insges | Iyks in de Oplosfî ing eener Prys-svraage, door het Bataafsch Genooifchap te ‘Rotterdam voor- gefteld , Amtt. 1783. ‘daar ten aanziene der Kin- deren van arme en geringe luiden , (die doors gaans vruchtbaarer zyn en meer teelen, „dan de ryken ) het getal-der {tervenden in de vyf eer fte jaaren ook nagenoeg op die hoeveelheid ge=. rekend word , bl. 59 — Ó1. En inde Jan- merkingen kn den Heer N;STrurr over het flerven der Kinderen ,„ Uttgezogte Verhandelin= gen enz. IL. D. bl. 72, word zelf het getal der Kinderen „ die binnen de vyf eerfte jaaren fter= ven , OP 457 gefteld „waar van 'er 375 bene= den het jaar ouderdom ‘overleden. —- Neemt men nu die gedagte aan , die wy hier beplei- ten, die ook by de oplettende befchouwing van _dit verfchynfe} zoo gereedelyk in ons binnenfte optyst, en van dien sr cnans ook is voorge- | fteld-;, „KINDEREN: NA DIT Leven, 437 fteld „dan krygen-wy een merklyk grooter -ge- tal van -menfchen , ‚die tot geluk en zaligheid beftemd zyn: eene zeer. gewigtige vergoeding en vervulling van dat gebrek , het welk wy by ‚de voorgaande ftelling „en wen wy alleen het oog houden op de volwasfenen „ befpeurden : ‘dan zal.die-gaaping ophouden, emwop het einde der afgewenteide eeuwen het getal der rampzar dige doemelingen zoo veel grooter niet blyven , „dan dat van-de gelukzaligen : dan zien wy de oefeningen der. Goedertierenheid omtrent zoo veele voorwerpen „en eene talryke menigte „ eene fchaar , die niemand tellen ‘kan , zoo wel alsde (traffende Rechtvaardigheid eene groote _ „menigte van voorwerpen. heeft. Dus word het geene ‚tem aanziene van der menfchen uiterfte Jot , in, den, eerften opflag hard voorkomt „in een gunftiger licht gezien, „ wanneer wy. de vroeg; flervende Kinderen. als” voorwerpen: be- fchouwen „aan welken zich-de Godlyke Goe- „dertierenheid zal webeerpkens, Rei VEE Ondertusfchen’ erkennen wy gaarne , _ dat het onze: taak niet is „ en-wy geenzins ge- roepen, en bevoegd: zyn „om voor God „alst ware „de rekening optemaken.… By het-einde van: de weereld „ by. den: afloop der. eeuwen , „en op het uiterfte van.des Heeren werken zal het betaamelyke daar-van, eerst blyken… „Die „dag zal het eerst opklaaren,‚ het geene hier voor Hes ons 438 Over wer ZEDELYK LOT per ons donker was , en ons verward fcheen , het geene wy niet zien konden, hoe het tot eer en heerlykheid van God ftrekte , en met andere bekende waarheden ftrookte „ waaromtrent wy dikwerf twyfelachtig en verlegen ftonden. En het besef daar van moet ons eerbied voor God, nedrigheid en befcheidenheid in het oordeelen omtrent zyne wegen en handelingen inboeze- men —- Dit echter zal men ons ook moeten toeftemmen, dat dit de toets-fteen is, aan wel- ken wy alle onze gedagten , woorden en were ken , alle ftellingen , gevoelens en bewyzen daarvoor ook by gevolg moeten beproeven , of, en in hoe verre ze met Gods Volmaäktheden ;, ‘en de bevordering van derzelver Heerlykheid „ dat uiterfte einde en doel van alle Gods werken en wegen, overeenkomen. En naar dit richt- fnoer , voor zoo veel wy zien kunnen „ hier- omtrent te werk gaande , ‘menen wy, dat ons voorgeftelde gevoelen aan de minfte- zwaarighe- den onderhevig ‚en ter bevordering van Gods Heerlykheid meest gefchikt is. VIIL. Zoo nu iemand , die hieromtrent anders denkt , ons mogelyk zou tegenwerpen , „ dat in de behoudenis van eénen zondaar niet … minder Gods oneindige Barmhartigheid door- 2) ftraale , dan wanneer 'er zoo veelen , of zelf ‚ alle behouden wierden , naardemaal de gee- „ne, die behouden word, oneindige ftraf 2 Ver KINDEREN mea DIT LEVEN: 439, E ; verdiend had ; die God hem doof oneindige B Barmhartigheid kwytfcheld.” — Die moest __ook in overweging. nemen, dat „ hoewel het zeker is, dat ter behoudenis van eenen eenigen zondaar „ voor zoo veel wy zien kunnen , niet minder dan, oneindige genade , en het zelfde toeftel , als wy nu tot het zaligmaken van alle uitverkorene zien uitgevoerd , noodig is ; het echter ook geenzins ontkend kan worden „ dat wy meer en grootere wysheid moeten toefchry- ven aan Hem. die door een middel veele ein- den, of zyn einde aan veelen. bereiken kan , “ dan lie flechts een doel zich heeft yoorgefteld, en met het zelfde aan eenen te bereiken zich voldaan houdt — „Dat eene weldaadigheid , die zich aan veelen mededeelt „ vooral wanneer. ze uit haaren aart, en in de omftandigheden van haare, bedeelingen „ Zoo-ruim, en zeer mededeel- baar is, ongelyk grooter is, en meer roem ver- dient, dan die met eenen flechts gelukkig te ma- ken, zich bezig. houdt, Deeze zal men eene in- houdende karigheid noemen, terwyl geene den. waaren aart „ende duidelykfte kenmerken eener onbekrompene. milddaadigheid bezit en vertoont: die , hoe meer voorwerpen. zy met het goede | bedeelt ‚ 200 veel te grooter en heerlyker ook billyk zal moeten geacht worden. — — Dat die afgetrokkene en bekrompene bevatting geen- zins overeengebragt kan worden met die verhe- vene, Ki ace ‚ die ons het Heilig Woord bek of Ee 4 aan- 440 _ Over net ZE IDELYK LOT DER dangaande, Gods gadelooze Menfehén - liefde 5 zyne hemel-hooge Genade , en zoo ruim uit=e ge'trekte Barmhartigheden overal zoekt intepren- ten: waaromtrent wy hier boven ($. 49—59.) eenige getuigenisfen gezien hebben. — Om nu niet te zeggen , dat alle de kracht , die ‘er in deeze tegenwerping fteekt , ook te rug ge kaatst worden ‚ en gelden kan , om het gevoe” ten van hun , die anders hieromittënt’ denken „’ tegentefpreken.. Want zal eene ftraffende on-” eindige Rechtvaardigheid verheerlykt worden „ die kan «dan aan- eenen zoo wel zich uitlaa- ten, als aan veelen ; naardemaal ze oneindige ftraifen „ door den Zondaar verdiend, aan dien eenen ontoegeeflyk uitvoert. Behalven dat ook die zeltde rede , «als eene zwaarigheid, in vee- le andere gevallen zou kunnen gebruikt wor den ‚ daaromtrent wy ze echter van achteren en by de uitkomst wederlegd vinden. — Wil men dan eens eene vergelyking der voor-” werpen „ ten aanziene van derzelver getal, maken , en dus de-bedeelingen van Gods ftraf=" fende Rechtvaardigheid en zyne zaligende Goe-" dertierenheid nafpeuren ‚ dan vertrouwen wy , dat-onze mening zich als meest it Begrong zal gangreen, feeen $- LXIL nd KINDEREN NA-DIT LEVEN, 4át 8 beh en Penn Wy dit fchryven, komt ons in gedag- | ten. de meningen poging van eenen CoeLius, SecuNpus Curio, die hier verdient. gemeld te worden. … Deeze ‘Ceen man van befchaafde en uitgebreide kundigheden, uitde zestiende _ Eeuw , met het zuivere Evangelie licht. be- fkraald „ en. de. bygeloovigheden der Roomfche Kerk. vaarwel gezegd hebbende „ begaf zich uit lealiën naar Zwitferland , en bekleedde op de hooge School te,-Bafel het Hoogleeraar -ampt in de Historiën en ‚de Welfprekenheid , zynde in het-jaar 1569:-overleden ,) fchreef, onder an. dere werkjes „over. de witgeftrektheid vanhet. zalig Gods-ryk ( Dialogos „ five libros duos de Amplitudine, beati, Regni Dei), herdrukt te Gouda-by Andr. Burier „ in oétavo 16 ba. Hy poogt daarin „-op-verfcheiden gronden „ te: bes, weeren , dat het getal der-uitverkorenen „die zalig „worden ‚ ongelyk grooter-is „ „dan dat der verworpenen 4 die,verloren. gaan. _In de eerfte- __Zamenfpraak getoond hebbende, dat de gron= den, op welken, het tegengeftelde gevoelen ge- bouwd wordt „de behoorlyke vastigheid niet hebben „ ‘beroept hy, in de. tweede „ zich op Gods Macht „ Wysheid- en. Goedertierenheid : hy“haalt-ook verfcheiden bewyzen voor zyn ge- voelen uit -de Heilige Schrift aan „en neemt Ee 5 Cin- 249 Over HET ZEDELYK LOT per eindelyk eene zeer merkwaardige zedelyke vers andering in de weereld , en vooral eene ruime bekering der Jooden tot Christus » voor de vol- einding der weereld, te baat. Den inhoud daar van heeft de Heer Gr Rpes, Florileg. hiftor, crit. hbrnr. rarior. pag. voo feq. kortelyk ge- feherst. En daaruit heeft ook de Heer |. Voor Catal. hiftor. cit. libror. rarior. dit boekje on- dér de zeldzaam voorkomende geteld. Voorts vind men de historie van dien Geleerden by den Heer GErprs Jpecim. balie veform, p. 234feq. Die kundige man heeft zekerlyk de veelvul- dige zwaarigheden gevoeld , die zich opdoen , wiineer men het getal der geenen , die ver- doemd worden, zoo ongelyk ruimer ftelt, dan dat der geenen , die zalig worden. En die ge- dagten konden ook veelen onder onze laatere Godgeleerden niet verduwen , gelyk de Heer F. A. LAMPE , in zyhe werhanaeling over de eeuwigheid der Straffen , Disfert. Theol, Philol, T. IL. pag. 91. getuigt , maar om dezelve wat te verzagten , daar toe men verfcheiden wegen heeft ingeflagen”, gaf hy zelve ook dit als een middel op : Of er zulk een groot getal van „ het menfchlyk geflacht verloren gaan zal , in » tegenftelling van de geene , die zalig zullen ‚> worden, kan met zekerheid niet eerder, dan by des Heeren laatfte komst , blyken. Al- thans dit onderfcheid , het geene men zich hier- 2% bki 23 KINDEREN NA DIT LEVEN. 443 ‚ hieromtrent wel verbeeldt , kunnen wy niet Ek ‚ toeftemmen; 5 want wy verwachten een heer- „ lyk Ryk van Christus op de aarde , aan het „ welke «een grootst gedeelterder aard -bewoo- „ nersonderworpen zyn , en het geene eenige ‚‚ Eeuwen duuren zal , welker getal men niet 5 kan nagaan.” Eene mening, die ook ande. ren bekoorend is voorgekomen, die wy thans aan haare plaats en in haare waarde laaten. Dit zal „men ‘ons -ondertusfchen ook wel willen toe- ftaan „ dat ons gevoelen tot wegnaming van die | zaarigheid niet ongepast is, Deeze zyn de gronden , op welken wy ons gevoelen bouwen, terwyl wy de bewyzen, die andere voor het zelve hebben , in onze eerfte Afdeeling reeds hebben opgegeven. led DE A44 Over HET ZEDELYRK/LOT DER DE. DERDE AFDEELING, m7 or in: ele dede van ander en. zedig bevordteld, ven de: zwaarigheden tes … gen het onze Bte worden. pe A, a E ed bitse ee ij Eri is nog overig; 6 it en ab venata die 'er’ tegen ons gevoelen ’ingebragt worden , of tegen konden gémaäkt wórden „zooveel mo= gelyk ‚ oplosfen. Dan hieromtrent kunnen wy ons bekorten dewybswy»zonimige tegenwer- pingen, en-voornamelyk-zulken „waârdoor -on- er bewyzen zouden fchynen krachteloös te-kun- ren gemaakt worden, “reeds! hier „boven; op Ani plaats , wederlegd hebben. Eenige der __voornaamften zullen wy flechts opgeven. Men zal zich mogelyk zwaarigheid maken ‚nopens die ftelling, dat alle Kinderen, die voor hun rede- gebruik fterven , zouden zalig wor. den’, uit aanmerking der godlyke oordeelen , algemeene rampen en verdelgingen , die nu en dan zyn voorgevallen , en waar van de gewyd- de en ongewydde Schriften berichten ; naarde- < maal daardoor ook de Kinderen, zoo wet alsde ® volwasfene, zyn weggerukt. Gelyk, by voor- beeld, in den Zondvloed ; by den ondergang van ® KINDE RE N°‘ NA. DIT “LEVEN,” 445 van Korah „ en ‘deszelfs aanhang ; by dè vuit- roeïjing van Achan „en deszelfs geheele huis 3 by de verdelging van de inwooneren van het land Kanaän met derzelver kinderen: door-de Is= raëliten 3 bv-die vermielende onheilen, die den, Jooden, dikwyls zeer ongehoorzaam, godloos; en aan afgoderyen:fchuldig ‚ zomtyds van God zyn toegezonden; by de Babylonifche verwoes. ting én gevangenis „den Kindermootd te Beth- lehem „ en andere-dergelyke gevallen. « In-het gemeen merken wy-hierop-aan: tr.) Dat deeze meest algemeene oordeelen en bezoe- kingen geweest. zyn „ die, flechts uitwendig-en voor deezen.tyd waren. «e.) Dat God dikwyls naar zyne Wysheid , en om het belang zyner byzondere: Gods = regering in den voorigen tyd, goedgevonden heeft dus te handelen, om door zulke wegen ‘de-hooge rechten van zyn opper gezag, het onfchendbaare van zyne wetten „en de majefteit van-zyne regering, in zulke geval. len’; “wanneer. Hy als Rechter tusfchen beiden - moest‘komen „te openbaaren en :te-handhaven, 3.) Dat , om nietin de noodzaaklykheid te : zyn, van in zulke gevallen altoos-wonder“.er- ken te verrichten „en om andere ongemakken voortekomen , -dikwyls geheele geflachten „ fte- den, landen, naatfiën en volkeren ‚en de Kin- deren , zoo wel als en: met de volwasfenen, zyn omgekomen.” 4-) Dat «de ‘deugdzaame „de | | vroo- 4i6 Overer ZEDELYK LOT ber vroome „ de godvruchtige dan dikwyls met de godloozen ‘in die algemeene rampen deelden , en omgekomen zyn. 5.) Dat, terwyl de god- loozen door den dood en den ondergang van hunne Kinderen te zwaarer geftraft wierden, _ die Kinderen echter daar door niet als fchuldige met hunne Ouderen behandeld wierden en ger rekend mogen worden. En eindelyk, 6.) dat men uit die uitwendige. gevallen en bezoekin- gen in het minfte niet aangaande den zedelyken {taat der Kinderen , en derzelver lot na dit le« ven kan oordeelen: „ en hierin overzulks niets is , waar uit men zou mogen befluiten , dat ze tot een eeúwig rampzalig lot beftemd „ en van de zaligheid verfteken zouden zyn. En niet te onrecht heeft de geleerde E. SPANHHEIM, Dub. Kvangel. P, IL, pag. 453. nopens den moord te Bethlehem zich dus uitgee drukt « „ In dien moord der Kinderen zelf was „ hun by dat ftraf.lot tevens een geluk be- ss ftemd; naardemaal zy in hunne tederfte jeugd „ de eer van God bevorderd hebben , en niet s, Alleen aan de ellenden en tegenheden van dit „‚ leven vroegtydig ontrukt , maar ook van de „ befmetting , door hunne Ouderen bewaard ss Zyn , en met eene uitmuntende martelaars - „kroon bekroond.” En de Heer J. G. ALT- MAN , Heilige Reden , p. 186. fchreef ‘er dus over « ‚, Deeze onfchuldige Kinderen waren > Abra» KINDEREN HA pir teven. * 447 ‚ Abrahâms zaad taar het vleefch , hun was de 35 belofte gedaan, zy hadden het verboridé: Ze- s gel in de befnydenis ontvangen , zy moeten s om Jezus wil hún leven laaten , terwyl zy » fiaauwlyks begofinen te leven.: Hoe zalig s zyn ze nu ; die den dood lyden om hunnes ‚‚ Heilands wil , die ook voor hen zyn bloed „ vergieten zou 9 Wy Kunnen en mogen niet … twyfeleit, of deeze onfchtildige bloed - getui- „s geh ván Jezus zyn terftond opgenomen in die ‚, gemeente der eerst- geborenen , welker naa- „ miei in den herriel zyn opgefchreven” enz. En uit deeze algemeene aanmerkingen laaten zich de zwaarigheden , die ‘er , naar iemands oordeel ; in de bovengemelde byzondere geval- len mogten liggen , gereedelyk oplosfen , zon- der dat wy in eene byzondere ontvouwing van dezelye behoeven te treden. Om nog een en andere Zwaarigheid van eenen anderen aart , dan deeze van de ervaarenheid ontleende , te onderzoeken. vil s LXIV. Dan de erf- zonde , zal men zeggen „ baart hier eene groote zwaarigheid , die maakt de Kinderen verdoemelyk. Dit ût: ‘mmen wy vol- tnondig toe , gelyk wy hier boven ($. 40.) ‚ Verklaarden. Maar of 'er wel een Kind om ce | erf - 448 Over ner- ZEDELYK LOT ;per erf-zonde alleén daadelyk verloren gaa en vers doemd wordt „is- hier. de vraag: -en-by aldien dit kon- bewezen worden zouden wy-ons. ge- voelen-moeten vaaren laaten,” „Althans de. diep- denkende P. MorLriN zus was van oordeel , dat-niemand alleenlyk om de toegerekende erf - zonde van Adam verworpen was ; alhoewel an- dere. Gereformeerden „ en de Dordfche Vaders anders dagten, gelyk ok LE BLANC» The/. fe- danenf: p. 164. fchreef.. De fchrandere Lie1 Br NITZ , Zheodic. $.94. 283. vond ook Zwaa- righeid in die ftelling , en_andere boven reeds aangehaald , nemen ze ook niet voor hunne re- kening. | En wanneer wy die ftelling ontledender wyze ‚ nagaan ,-zullen wy nader daar over kunnen,oor- deelen. … De erf - zonde zegt hier de overtre- ding van Adam , die van God gerekend word / | | de zonde van alle natuurlyk uit hem -afftammen- de menfchen te zyn. — En deeze „ die mende toegerekende in het byzonder noemt ‚ ofte de fchuld., moet hier byzonder in aanmerking ko- men , en niet de inklevende , ofte de finet , die in de vroeg-ftervende Kinderen tot geen daade- Iykheid komt: zy hebben zoo weinig kwaad als goed gedaan, het ontaart en verdorven begin- fel ligt wel in hun; dog hunne redelyke vermo- gens “lagen nog onbruikbaar : vrye handelingen te ‘bedryven, en daar voor aanfpreeklyk te zyn, dat KINDEREN NA DIT LEVEN. ,S. 449 dat kon in zulken ‘nog niet vallen. — si De verdoemenis daarentegen is die daad van-God-; als Rechter , waar door Hy de ongehoorzinmen en overtrederen zyner wetten de gedreigde {traf- fen waardig oordeelt , en ze ook daadelyk aan hun uitvoert. Deeze daad nu ondêrftelt in haz- re voorwerpen vatbaarheid voor wetten en ver- plichting , om hunne vrye handelingen naar de- zelve. te fchikken ; want ze is eene vergelding van die met de wetten niet ftrookende hande- lingen. - En ook dit kan in de vroeg - flervende , Kinderen niet: vallen. „ Wy 7 zyn wel Kinderen des toorns , dat is, verdoemelyke menfchen , van natuur , Eruz. IL. vs. 3. En de erf-zonde is zoo leelyk en gruwelyk voor God , dat ze genoegzaam is, om ‘het menfchlyk geflacht te verdoemen , gelyk onze Nederlandfche Belydenis het uitdrukt , Arc. XV. —- Maar Paulus verklaart dat van volwasfene „ die. eertyds in vleefchlyke begeer- lykheden verkeerden „en met genoegen het geene hun onveranderd hart hun opgaf „ vrywil- lig volbragten. — De mogelykheid van de, verdoemenis , en het ftrafwaardig beftaan van alle menfchen , zoo wel Kinderen , als volwas- fenen, ligt dus in dat getuigenis en in onze be- Iydenis flechts opgefloten ; ‘en meer kan ‘er, by eene ontleding, uit het voorftel, het geene wy ‚thans onderzoeken, niet befloten worden; maar AAL Deet, Ff PO 450 Over Her ZEDELVK LOT per dat is niet voldoende , om de werklykheid, en het daadelyk uitvoeren van een doem. vonnis aan Kinderen te befluiten ; om ons gevoelen om verre te ftooten. Ook ftrookt hier de uitbeelding van het laat- fte Oordeel , door den Heiland uitvoerig be- ‘fchreven , Marta. XXV, vs. gr. .. zeer wel mede ; naardemaal de grond van het doem-von= vonnis „ het welk over de geenen , die aan des Rechters flinker- hand geplaatst waren „ ftaat uitgefproken te worden / zulke zonden en be- _dryven behelst, die in volwasfenen flechts „ en niet in Kinderen kunnen plaats hebben. S. LXV. Vinden wy op de groote Iyst der Godlyke En ir en dh aen a oordeelen aan het ongehoorzaam Joodfche volk Deur. XXVIII de “Kinderen ook mede , en vs. 18. dit hun lot van God gedreigd: Mer: vloekt zal zyn de vrucht uwes buiks „ wy kun- nen , alhoewel onder die benaaming van den vloek zomtyds ook de eeuwige ftraffen der zon- den begrepen worden , daar echter door dien vloek flechts de volks-ftraffen en rampen, die — de hardnekkige naatfie zouden treffen , verftaan : gelyk de tegengeftefde zegeningen ook als zoo- | danig moeten aangemerkt worden , en deeze ook vs. 4. was uitgedrukt, Het ganfche beloop van … KINDEREN NA DIT LEVEN.) 45t __ van-dit godlyk vertoog , „zoo-wel ten aanziene van de. beloofde zegeningen , als van de ge- dreigde vloeken , brengt dat mede. En hoe- danig die in onze woorden gemeldde vloek te verftaan „zy ‚ en wat die in zich behelze , dat word nader. verklaard: vs. 32. … Uwe zoonen en dochteren zullen aan een ander volk gegeven worden , dat het uwe oogen aanzien „ ende na hen bezwyken den ganfchen dag enz. En Vs. 4. Zoonen en dochteren. zult ey.winnen ; mûar zy zullen voor w niet zyn , want zy zullen in de gevangenis. gaan. En nog grooter onheilen , insgelyks onder deezen vlóek begrepen , vin- den wy vs 55— 57. aangewezen , dat Ze naa- melyk van razenden honger hunne Kinderen zouden eeten. —- Ook kan die bedreiging zoo algemeen niet opgevat worden , want ze heeft haare uitzonderingen „ gelyk de voorbeel- den van godlooze Ouderen „ die godvruchtige Kinderen hadden , bewyzen, Dus had Jero- _beam eenen Abia , Achas eenen Hiskias , Am- mon eenen Jofias, —- En eindelyk moet on- der. dergelyke bedreigingen , indien ze meer dan uitwendige en -tydelyke oordeelen behels- den , de voorwaarde verftaan worden , indien de Kinderen de voetftappen hunner godlooze Ouderen volgen. Pek LEL 452 Over mer ZEDELYK LOT per \ SS LXVT Wanneer zich P. MoLiNzus in zyne be oordeeling der vyf Remontftrantfche Artikelen , aan de Dordfche Kerk- vergadering overgezon= den ‚ nopens dit ftuk aldus uitlaat : „By al- », dien die algemeene verwerving der verzoe-= > ning van het ganfche menfchlyk geflacht word >» toegeftaan, dan moeten noodzaaklyk alle Kin- » deren , die buiten het verbond geboren wor- s» den, verzoend, en de zonden ‘hun vergeven >, Zyn. Dan zou volgen , dat men hun geen > grootere weldaad zou kunnen bewyzen „ dan s> wanneer iemand , door eene gunftige wreed. 5, heid , hen in de wieg ombragt: Want by s> Aldien zy in dien ftaat der verzoening ftier- 2) ven , dan wierden ze onfeilbaar zalig ; maar » blyven ze in leven, dan worden ze in het „ Heidendom opgebragt , en zulks is de zeker — > fte weg ter verdoemenis.” Rot. Synod. nation, Dordrac. P.I. p. 296. —: Die redekaveling en gevolgtrekking wenfchten wy wel , dat dien fchranderen Schryver niet uit de pen gevallen ware; want ze is zeker onbedagtzaam ter neder — gefteld, en zonder indenken van die algemeene regel , dat men nooit kwaád doen mag , ten einde het goede daar uit voortkome.” En meer behoeven wy daar over ter wederlegging niet te zeggen. S. LXVIE, F EE Nt P. KINDEREN NA DIT LEVEN, 453 KOEN VL Dit ftuk was ook mede een onderwerp der zamenfpraak en van het zin-twisten tusfchen. J. CaMeRrO Een S. CURCELLZEUS, over de voorwerpen der godlyke verkiezing en der te- gengeftelde verwerping. De laatst- genoemde betuigde , niet te‘ kunnen begrypen , hoe de Kinderen der Heidenen en van allen , die van de Kerk vervreemd waren , behoudens Gods Barmhartigheid en Goedertierenheid , konden verdoemd worden : en eifchte overzulks ‚daar voor duidelyke Schriftuur-bewyzen , eer hy het kon aannemen. Toen nu de eerstgemelde daar tegen het leerftuk van de erf - zonde ftelde, die de eeuwige ftraf verdiende, beriep zich Curc. op het nieuwe verbond der genade , het welke God met Adam had opgerecht , uit kracht van het welke niemand verdoemd wierd , dan die de genade , in dat verbond aangeboden „ ver- wierp , het geene van de Kinderen’ niet kan ge- zegd worden , voor welken de vrucht van Chris- tus dood, het eenige middel ter zaligheid, zich ook ftrekte. —- Dan hierop bragt CAMERO’ tot bewys zyner ftelling , £ Kor. VII. vs. 14. uit welke plaats blyken zoude , dat de Kinde- ren der geenen , die niet tot de Kerk behoor- den, door Christus bloed niet gereinigd waren 5 dewyl de Kinderen daar: onreine genoemd wor- den , welke benaaming in de Heilige Schrift A Ff g3 niet ' 454 Oven ner ZE DELYK LOT prr niet gebruikt wordvan iemand , -die door Chris- tus bloed gereinigd is. — Wanneer hy ver- volgens; op de, vraag. van zyne tegenparty , ver- klaarde „ dat «daar eene wezenlyke heiligheid „ onderfcheiden van. eene voorbeeldige ‚ aan de Kinderen wierd toegefchreven ; —- -— poogde Curc.-daar uit-te-befluiren „ dat dan de Kin- deren geen wedergeboorte en. geen doop zou- den-noodig-hebben. —- Dan ‘Cam, merkte, ter Oplosfing-van die tegenwerping „aan , dat die wezenlyke. heiligheid’ tweezins te ondere fcheiden was: 'er was eene;betreklyke „ in de, betrekking, vanden, perioon tot de Kerk gele, gen ‚ en eene ‚ die ook buiten die betrekking plaats heeft „ diein de, inwendige. vernieuwing „des harten. beftaat ; maar in de Kinderen , als. daar. voor onvatbaar ‚-niet valt : de eerfte zou voor -de vroeg - ftervende Kinderen ter behous denis voldoende zyn, die overzulks konden ge= zegd worden door het-geloof hunner. Ouderen. de zaligheid te verkrygen —- Hieruit befloot Curc: dat , by aldien-de heiligheid. flechts ee= ne betreklyke waâre „dan ook de tegengeftelde. onreinigheid flechts eene betreklyke zyn moest; maar dat het ongerymd-zoude zyn ‚te ftellen „ dat God-daarom, iemand verdoemde. —- _ Dan hier tegen ftelde, Cam. in de Kinderen det, on-= geloovigen , behalven dat gemis wan die betreke _Iyke heiligheid „ ook, de algemeene natuurlye ke verdorvenheid „ van, welke der geloogen in- n gn N N eN nd A EN ad KINDEREN NA DIT LEVEN. 455 Kinderen door die berrktyke heiligheid gerei- _nigd wierden. aen beriep zich Cure. voor zyn ge= voelne + 1.) Op het verbond van God met Aap opgerecht ,‚ en met Noach bevestigd 2.) Op de barmhartigheid aan duizend geflach- ten sin de Wet der Tien Geboden beloofd. 3.) Op: de godlyke verfchoning van Nineve , wegens de menigte der onnoozele Kinderen , Jon. IV. vs. 11. —= Waarop CAMERO ante „woordde : 1.) Dac de Kinderen der ongeloo- vigen , hoewel een vleefchlyk zaad van Adam en Noach , wegens den afval hunner naaste Ouderen niet konden gerekend worden in het verbond te zyn, gelyk die van geloovigen, die als een aanhangfel van hunne Ouderen gerekend worden 2.) Dat die belofte wettifch was : of , by aldien men ze tot het genade - verbond brengen wilde, echter niet naar de letter moest worden opgevat ; dewyl men geen duizend ge= flachten kon aanwyzen, en dan ook die gedreig= de bezoeking aan het derde en vierde geflacht zelf niet eens kon plaats hebben. 3.) Dat, by aldien zulk een befluit uit ToN IV. door- ging , God dan om de erf- zonde alleen niet eens kon ftraffen : dat God daar de menigte en ook de Dieren wilde in aanmerking genomen. hebben van Jonas : dat dit vertoog by vergely- King ‚ van den menfch ontleend , moest opge- Efa vat A56 Overeuer ZEDELYK LOT per vat worden ; naardemaal zelf onder de meest barbaarfche volken nog zoo veel mededogende verfchooning omtrent gene menigte van men- {chen ‘en vooral van Kinderen plaats vond, als Jonas niet eens omtrent die Stad miige geoef: | fend hebben. „ Het overige van deeze ‘zin - twisting , die. wy in haar beloop hier kortelyk hebben medege- deeld, gaan wy voorby ;-dewyl het van weinig beiang was „ het geen CurcreLLe voor den dag bragt : zoo als ‚dat de barmhartigheid , ineen — meních- te pryzen „ in God-de hoogfte zyn. moest, enz. —- En dat het Evangelie alleens Iyk ongeloovigen en onboetvaardigen veroor- deelt, … Opp. CAMERON, p. 793 feg. Alhoewel wy nu ook voor het zelfde gevoe- len zyn, het welk van Curcererraus beflist Û wierd, zyn Wy het echter niet in alles met hem eens ten aanziene van de gronden , op welken hy fteunde , en de gevolgen „ die hy uit zyn; en het tegengeftelde gevoelen trok. — Dan de- wyl wy op de tegenwerpingen tegen ons gevoe- len , die hierin voorkomen , in het voorgaande reeds onze aanmerkingen gemaakt , en die van anderen medegedeeld hebben ($. 30. 31. 48. 49. 55)» behoeven wy hier ons niet langer by optehouden, S- LXVIIL „KINDEREN Na Dir Leven, 457 Renn ds | Voor zoo veel echter dat gevoelen van CAMERO ook by den Heer VrNerEMA omhelsd is, dienen wy deszelfs nadere reden en den aan- drang van die ook nog te onderzoeken , om te toonen , dat onze mening.daar door niet ontze- nuwd word. ‚En hier merken wy 1. Voorloopig aan , dat de Hoogleeraar meer dan eens uit de bewyzen „ die van zom- migen voor de hoop op de zaligheid der Kinde- ren van Christenen gebruikt worden „ opmaakt, dat , by aldien ze kracht hadden „ ze dan ook ‚ten ‘aanziene van-alle Kinderen zonder ondere fcheid moesten gelden. Dus moesten, by voor - beeld , indien der Kinderen zaligheid van eene | godlyke verkiezing afhangt , alle Kinderen uit- verkoren zyn. Dis/ert. Sacr. p. 498. De we. dergeboorte „ indien men die als den grondflag van derzelver zaligheid aanneemt „ moest dan het voorrecht van allen zyn , pag. 499. Wil men naar een oordeel der liefde hun geluk on- derftellen , men is dan verplicht, om gunftig nopens allen te denken , pag. so5. Indien de vroeg-ftervende Kinderen wedergeboren wor- den, om ten hemel te kunnen ingaan , moest men dat van allen denken „ pag. sog. En dit word ook , ten aanziene van allen, zonder on- derfcheid, uit Gods Rechtvaardigheid afgeleid , pag. 530 enz. 5 | EEG TL. Dat 458 Ovrnr-mern ZEDELYEILOT vir IT. Dat ‘die berreklyke: genade -{taat , en die betreklyke, hoewel wezenlyke , heiligheid , die de Hoogleeraar aan de Kinderen toefchrvft , ons niet voldoende voorkomt ; «om daarop hun- ne zaligheid te bouwen. De toerekening van Adams zonde is voldoende ; om hen als fchul- dige , doemwaardige , en kinderen des toorns: van natuur aantemerken : zonder dat hunne naas= te Ouderen daarby verder, dan als de middelen en werktuigen der V oorzienigheid , door wel- ken zy hunnen oorfprong uit Adam hebben „ in aanmerking kunnen Komen. Dog geen zon- den der ohmiddelyke Ouderen worden den Kin- deren toegerekend. Even zoo weinig kan, on- zes oordeels , het geloof , de heiligheid, de godvrucht , de deugd der Ouderen „en dat Ze, in het verbond zyn, den Kinderen worden toe- gerekend : wy vinden daar voor geen bewys in de Heilige Schrift; dewyl deeze ons het geloof en de heiligheid als iets , dat perfooneel in den enfch vereifcht word, ‘altoos befchryft. Niet eens Abrahams geloof en deugd word aan des- zelfs nakroost toegerekend : Echte Kinderen Abrahams zyn , naar den ftyl der Heilige Schrift , die geene uit Jooden en Heidenen , die Abra- hams voetftappen drukken „ die deszelfs geloof en godvrucht navolgen. Die alleenlyk_ weeten wy hieromtrent uit de Heilige Schrift , dat de. verdienften van Christus aan Adams Kinderen tot behoudenis en zaligheid worden toegerekend; | A en KINDEREN waor TEVEN. 459 en. dat de Heilige-Geest „ die. door zyne wer- kingen het geloof en de heiligmaking verwêkt , ‚het middel is ‚om hen aan Christus te. doen deel krygen, om hun deszelfs verdienften voor God-te-doen toegerekend worden. Aan Chris- tus overzulks , en niet aan hunne. Ouderen „ hebben de Kinderen het te danken , dat , of wanneer ze zalig worden. En de genade- wer- kingen des Heiligen Geests menen wy , met meer grond , te mogen aannemen als het mid- del, om de Kinderen aan Christus te doen deel krygen, dan dat men het gelco“ der onmiddely- ke Ouderen daar toe wilde te baat nemen. Gi. Zy kunnen , zegt de Heer Venema, op zich zelven niet zalig worden , op zich zee ven niet tot Christus komen ; maar hoe zal men het dan maken met. Kinderen, die na den dood van een geloovigen vader uit eene ongeloovige moeder geboren worden ; of die , van een on- loovigen vader geteeld , ‘hanne geloovige moe= der „zoo ras ze ter weereld gebragt zyn , vere loren hebben ? Houdt de betrekking der Kin- deren op de Ouderen op met derzelver dood „ de dood der Ouderen (en men {telle eens dat beiden , door den dood deezer weereld ontrukt, hun teder en onnoozel kroost daar in achterlaa- ten ) verbreekt dan immers ook die betrekking „ en ten aanziene der Kinderen dan ook de mo- gelykheid (aaar dien zamenhang van gedagten) om 460 Over HeT ZEDELYK LOT per om tot Christus gebragt en zalig te kunnen wor- den. En deeze bedenking maakt die mening voor ons niet-aanneemlyk , maar geeft , indien: men zoodanige Kinderen niet volftrekt ter eeu- wige rampzaligheid verwyzen wil, grond voor _ ons gevoelen IV. En dat wy wel eene nadere betrek- king der Kinderen op God , dan op „hunne on- middelyke: Ouderen mogen ftellen ‚ blykt uit Ezrcu XVI. oo. hier boven ($ 54) voor ons gevoelen opgehelderd en aangedrongen. En in, die betrekking der Kinderen op God ftraalt ons, meer licht door ‚ om hunne zaligheid daar van afteleiden:, dan in- hunne flechts natuurlyke-be- trekking op hunne Ouds ren. Althans hier uit volgt niet, dat der Cuderen zedelyke bedryven, en toeftand den Kinderen zouden kunnen tae- Ennn Saanen nen gerekend worden. De handelingen , zegt de Hoogleeraar, p. 55t. kunnen ‘alleenlyk den gee= nen, die ze bedry ven, toegerekend worden. V‚ Het geene de Hoogleeraar aangaande eene ovzondere huishouding van God met opzicht op de Kind-ren , p. 528. opgeeft , dog zonder die te befchryven , dewyl wy daar alleenlyk het onderfcheid tusfchen de godlyke genade -bedee- ling aan de Kinderen van geloovige Ouderen , en die wegen, die God gewoon is met volwas- fenen daar toe in te flaan , vinden opgegeven : dat ‚indien ‘er eenige grond is voor zulk eene ftel- Erten nd dd KINDEREN na pir LEVEN, | 46t ftelling , is van dien aart, dat wy. dergelyken ook voor,ons gevoelen kunnen aannemen „en _ eene by zondere ‘huishouding Gods, ofte bedee- ling zyner guuften aan de vroeg - ftervende Kin- deren {tellen , om hun op eene Hem betaamen+ de ‚wyze „die echter ten eenemaal\ verfchilt van die wegen , langs welken Hy volwasfenen toc zyne zalige genieentsbap. brengt, gelukkig te maken. | 5 LXI Ke: Eindelyk is ernog eene zwaarigheid „ dat de Kinderen , gefprooten van Ouderen , die beiden ongeloovigen zyn , 1 Kor. VIL vs. 14, onreine genoemd worden, welk een naam, goe lyk:CAMERO zegt, in de Heilige Schrift niet gegeven word-aan zulken , die door Christus bloed gereinigd, en overzulks ook als erfgenaa- men der zaligheid te achten zyn —- Wy vin- den echter wel, dat zulken , die in dat voor- recht. deelen, zich ook als ónreinen aanmerken en belyden. - David , die zekerlyk door het verbonds - bloed gereinigd was, ftelt zich als een onreinen voor , PsaLMm LI. vs: 4. 9. en de Kerk-getuigt dit van zich „ Jwsaj. LXIV. vs. 6, Althans hier getuigt.de Apostel dit van Kinde- ren „ die nog in leven, en naar alle waarfchyn- Iykheid beftemd waren , om in het Heidendom opgebragt te worden , of ook ten deele reeds | daarin 46% Over tr ZEDELYK LOT ber daarin opgewasfen waren. En die tegenwoor-= dige ftaat van zedelyke onreinheid van zuike Kinderen neemt niet weg , dat ze vroeg of laat door den gezegenden Evangelie- dienst tot ken- nis der zaligmakende waarheid , tot het geloof en bekering gebragt, en dus door het bloed van Christus gereinigd konden worden. En even zoo weinig kon hen dit tot een hinderpaal zyn om „ by aldien ze vroegtydig mogten fterven , op eene verborgene wyze , inwendig door het bloed van Christus gereinigd „ ten hemel te kunnen ingaan. Deeze omfchryving van zulke Kinderen floot dus ons gevoelen nog niet om- verre. Dat nu door dit ons gevoelen a ieden van. ongeloovige „ en zelf van de ondeugendfte menfchen met de-heilige Kinderen van geloovie ge en godzalige Ouderen gelyk gefteld worden, en deeze geen voorrechten „ in zoo verre , boe ven geene hebben zouten —- dat zal by nies mand eenige zwaarigheid baaren, die aanmerkt, dat ’er by God geen aanneeming der perfoonen is, en dat Hy aan de zulken , onmiddelyk door zynen Geest, ‘hen ter zaligheid brengende, zy» ne Barmhartigheden in Christus , en het vry- machtige van derzelver bedeelingen , nadruke lykst verheerlykt, $. LXX. wt nn er nnn aac ln a ter Cn B end de — «, _ * k È … nt er Rt en a \ KINDEREN va nr Leven. 463 MD B Dus de zwaarigheden, die, zoo veel wy na- gaan kunnen „ hieromtrent zich opdoen , opge- lost hebbende , fpoeden wy ons ten einde van dit onderzoek. Dan , de natuurlyke gefteld- heid van de ziels- vermogens in de Kinderen na dit leven , by derzelver ontwikkeling , tot hier toe nagefpoord hebbende , zullen wy, met een woord , aangaande de gefteldheid van derzelver lighaamen in eene andere weereld , waartoe het verhandelde ons van zelven aanleiding geeft , ook nog iets melden. En hier zien wy ook in het donkere , en kunnen niets met zekerheid bepaalen; Maar uit de evenredigheid , en by eene verzelyking van dit ftuk met andere waarheden , laat zich iets met waarfchynlykheid denken. —- Wy kunnen niet twyfelen , of de menfch was, door de fchepping en in zynen oorfpronglyken ftaat , zoodanig van lighaams geftel, als hy naar zyne _ beftemming , en het oogmerk van God behoor- de te zyn : dat is , volmaakt van zinnen , van gedaante en ftatuur. By aldien hy nu niet ge- vallen ware , en zonder tusfchenkomenden dood tot eenen (taat van onfterflykheid en volmaakt- heid naar het lighaam ware overgebragt, zou hy eene verandering ondergaan hebben, hoedanige wy weeten , dat ten aanziene der nog levenden ten 464 Over mer ZEDELYK LOT: per ten jongften dage zal plaats hebben : waar door hunne lighaamen ín dien zelfden ftaat zullen ge. raken , als waarin die van de herlevende dooden na hunne lighaamen zyn zullen : eene verande- ring , die dienen zal , om het fterflyke afteleg-. gen , en met de onfterflykheid te verwisfelen : om tevens afteleggen , het geene voor den by- | ‚ “zonderen ftaat en de omftandigheden van dit | aardfche leven behoorde , en daar toe gefchikt _ was : om te ontvangen , het geene voor eenen eeuwig-duurenden ftaat van het lighaam gefchikt _ is, en dienen kan , om het zelve eeuwig te doen verduureti. Vleefch en bloed , in den ei- genlyken zin dier woorden genomen, zullen het koningryk Gods met beërven. De fbyze en den buik , op elkander eene onderlinge betrekking hebbende dingen, en gefchikt tot onderhoud der dierlyke huishouding van dit ons aardfche _ leven, zal God, naar de uitfpraak des Apostels, de niet doen. —- Deeze verandering zou ook, ten aanziene van het lighaam van den menfch , zelf buiten tusfchenkomen van den zonden-val, gelyk wy als zeer waarfchynlyk , en natuurlyk kunnen nagaan , plaats gehad hebben. —- Maar _ of daar by ook de gedaante en ftatuur van het lighaam eene verandering ondergaan zal , is ee- ne vraag , waaromtrent wy ons met donkerheid omringd zien, en naauwlyks iets kunnen bepaa- len. Maar wanneer wy, in dit opzicht, de lig- haamen der geenen, die uit den dood wederom opge. „KINDEREN. na pit LEVEN. 465 opgewekt „, en waarfchynlyk niet wederom.ge- ftorven zyn, gadeflaan : wanneer wy de lighaa- men, in welken de Engelen wel eens verfchee» nen zyn, aan welke de verrezene, in zoo vere re , zullen gelyk zyn , in aattmerking nemen ;, dan ftraalt ons eenige waarfchynlykheid aan , om. een ontkennend antwoord , voor meest op deeze vraag pasfend , te houden. —-, Daarby kunnen wy ook niet voorby „ om eene meerde re volmaaktheid van de zin-tuigen, aan dat lig: haam toetefchryven: en mogelyk zullen ’er dan ook nog andere zin-tuigen aan dat lighaam wor- den medegedeeld , waar van wy ons thans geen bezeffen kunnen maken. | Wanneer men nu-zulke lighaamen aan de geenen, die als Kinderen dit leven vroeg-tydig verlieten , na de opftanding toefchreef , daar in kunnen wy geen ongerymdheid vinden. Wy voegen hierby de woorden van J. H. Her- DEGGER , Corp. Theolog. Loc. XXVIII. $. 71. ‚om daar mede deeze zaak uittedrukken , en dit onderzoek. te befluiten. „ Wat men aangaan- de de ftatuur der wederom opgewekte Kinde- ‚ren te denken hebbe , daaromtrent kan. ons 2 de evenredigheid met de eerfte fchepping.tot »> Eenige aanwyzing dienen. Want het geene »» den Kinderen in dit leven langzaamer - hand > Zou toegevoegd worden , dat zullen zy door » eene allerfchielykfte en wonderdaadige wer- KEEN » king a 466 _ Over ner rela LOT per 23 33 23 king van God zeer gereedelyk ontvangen. Ondertusfchen vinden wy die gedagte van AucusrTiNus ook niet van waarheid ont- bloot , wen hy de Civit. Det , L. XXIL c. 20. zeet : Het zal geen hinder aanbrengen , of iemand al met eene kinderlyke ‚ dan met de gedaante van een oud man voorzien zal _ zyn ; terwyl’er geen zwakheid ten aanzien, van de ziel „ook van het lighaam zelf , zal overblyven. “Wanneer dan nu iemand ftelde in dat een iegelyk zou opftaan ín zulk een lig- — haan „ als hy door den dood heeft afgelegd , daar zou en behoefde men ook niet veel te» gen intebrengen. ” ks 7 LXX Het zedelyk gebruik van deeze pedenkina gen „ die dit onderzoek ons aan de hand gaf , melden wy ook nog met een woord. Hier tog hebben wy 1. Met een nedrig en dankbaar hart de ga- delooze Goedertierenheid , de zeer nederdalen- de Vriendelykheid , en eindelooze Menfchen-= liefde van God , die in dit beloop van zaaken „ en by deeze befchouwingen zich zeer duidelyk ontdekken, te erkennen, en tot roem en heer- Iykheid van: den Vader der „Bartohartiëheig te eerbiedigen. IL. Wy verni en n= enn fn ie Sd KINDEREN! KA Dir ‘zevenssO … 467 cl Wy-hebben vòoral ren: zorgvuldigst;ons te wachten ; en dit.moet:elk. volwasfen menfch gezegd zyn , voor all het misbruik „dat jer op eenigerlei wyze van dit gevoelen zou kunnen gemaakt worden. Want niemand „die boven den trap der kinderlyke jaaren gekomen is, kan ooit hieruit iets trekkén 5 waarmiedé Eene vlee- fchelyke zorgeloosheid:3 “eene. vryheid, ofte _toegevenheid van zich zelven in de zonde „en eene verwaarloozing van zyn eigen heil op ee- nigerlei wyze zou kunnen bemanteld, ofte ver- fchoond. worden. Alles“, wat wy hier hebben voorgefteld „ raakt: alléerilykk de. Kinderen „ die binnen de: jaaren-der onnoozelheid , en dus vroeg - tydig -door-den “dood uit dit leven zyn afgefneden. - Op: zulken alleen „en op-geen volwasfenen „ is all ons gezegde toepasfelyk. HI En naardemaal deeze dingen zoo zyn, en wy, naar het ons voorkomt, op goede gron- den de waarfchynlykheid van der Kinderen beter lot na dit leven hebben opgemiaakt ; zoo moeten Godvruchtige Ouderen , die in het wezenlyk wel- zyn van hun kroost belang nemen, zich daardoor tot hunnen plicht omtrent hunne Kinderen vin- den opgewekt, om ze met die liefde te omhel- zen , die zich daar in voornaamelyk openbaart , dat ze dezelve met ernftige gebeden , met aanhou= dende en vuurige fmekingen aan de Barmhartig heden van God in Christus aanbevelen. En Gee mag 203 Over mer ZEDELYK LOT enz wrag men op waarfchynlyke gronden vermoeden, dat het lot der vroeg-ftervenden gelukkig zyn zal; dat kan en moet alle traagheid en nalaatig- 4 heid in deezen plicht verbannen, dat moet hen daarin ne en ernftig doen werkzaam Zn. iv. Worden wide die geliëfde panden: ‚0 tot hunrie fmart „door eenen vroegtydigen dood hun- ontrukt „ deeze bedenkingen zyn in {taat 3 om hen met den besten troost in dat geval te bezielen , om hunne gemoederen tot bedaarde _ Iydzaamheid optebeuren, om hunne fmerten t& lenigen, en hen met de hoop op het goede van huúnne Kinderen ín eene andere weereld te vers blyden. — Dit was , in zulk een geval ‚ Davids troost ‚en met zulke redenen heeft hy, ongê= erb ook Bathfeba vertroost, 2 Sam. XIL — «23: 24e BERICH- : BERICHTEN, AAN DE MAATSCHAPPYE h GE GEE VEN. Eh ET RE VEN" - Ars _ ih, Beer Ei d Í ws ‚Bladz. 471 SEE Br. EooR. 1 HT NOPENS Ee is VOGEL GRAS, dt de VAN DEN HEER D.' De GORTER, pT > u, D, en Professor END an den Heer -HourrTuyN beloofd. heb- ‚bende ,:my wegens het Wogel- Gras te zullen informeêren „zoo. als blykt uit het .By-! voegfel agter het Tweede Deels-dertiende Stuk. der Natuurlyke Historie van -dien Heer; en terwyl op gemelde Vogel «Gras-by den Oeco-: nomifchen Tak: een Prysvraag is uitgefchreeven, hebbe ik niet willen safzyn dit Bericht aan de mees. pyete zenden. | Ge 4 | Het 472 BERICHT rorens Het zoogenaamd Vogel - Gras, waarvan twee. gedroogde Planten hier byvoege , is het Panis, cam Crus gal, in Linn. Spec. Plant. p. 83. en in myne Pora, VII. prov. n. 57. De By- naam of het Nine triviale , door! LiNNaus gebezigt , en die Haanepoot betekent , wordt door den Heer HoutTtuyN afgeleid Tike bladz. 175.) van de gedaante der knokkelige Halmen , doch ik zou ze liever van de gedaan-, te der Airen afleiden. — Een zeer goede Figuuf van dit Gras is te zien in Morrison: Mist, Pant, Tom. IL, fect. 8, tab.4, fig. 15. Die by DovpoNmus bladz. 968. voldoet niet. De bekende Nederduitfche naam „ zooals Loser het noemt, is Wild Panipkoorn. Hier in Gel derland wordt het Vögelwoet „ Vogel - gras , Vo- gelzaad en Hoendervoet geheeten, Men vind het op zeer veele plaatzen in bebouwde gron. den , doch voornaamlyk tusfchen de Boekweit, en niet alleen by drooge Zomers, maar ook by natte , gelyk in dit jaar. — De langte van dit Gras is zeer verfchillende „ fomtyds is het laag , fomtyds hooger als de Boekweit , en dan drukt het de Boekweit neder , doch flingert zig; daarom niet, —- De Halmen zyn doorgaans recht opftaande , fomtyds nederleggende. —= Voorts kan men eene Befchryving van dit Gras vinden in het aangehaald Werk van den Heer HourruyN, in J. A. Porvicu, Hiftoria Plantarum in Palatinatu Eleiorali fponte nas- Cen \ - # i 8 Le E nn nf ee en den a HEt “VOGEL-GRAS. 423 centium , Tom. 1. p. 56. en by andere Kruid- kundige Schryveren. —- Om de Bouwlanden van dit Gras te zuiveren, of daar van te bevry- den , zonder het daar op ftaande Koorngewas te sbenadeelen ; heeft men reeds veel moeite 7 voornaamlyk te Zalten in het Graaffchap Zut- phen gedaan , doch te vergeeffch , alzoo het niet wel kan uitgewied , of deszelfs Halmen voor de ryping van het zaad kunen afgefneden worden, zonder het Koorn te vertrappen. Ook helpt het ploegen en eggen niet : maar men heeft bevonden , dat het brengen van Plaggen op de Landen, gelyk aan de Heikant gefchied, veel toebrengt tot de vermeerdering van dit Onkruid. ZUTPHEN; den 1, O@ober 1782, 474. — BESCHRYVING. waw een. , BESCHRYV Ne, f _…n, VAN! EEN Zeit Bi NAVEL EN BUIK- BREUKBAND- 4 | kende ie „ADRIANUS DE \BOSSON „Hee en Pröëaharsier te Anier dann,’ | ard ht „14 - (ee de menigvuldige gebreken van het menfchlyk lichaam zyn , buiten, tegen- fpraak , de Breuken geene van de minst‚voore» … komende. Het Land , waar in wy woonen , fchynt hier toe meer dan andere Landen gelegenheid te geeven ; en dit gebrek. is‚zoo algemeen, dat het, gelyk de ondervindingleert, geen leeftyd of Sexe ontziet. Ondertusfchen is deeze meer aan het eene , geene meer aan een ander foort van Breuken onderhevig : de Mans , by voor- beeld , krygen meerder Liefch-breuken , dan de Vrouwen; deeze daarentegen zyn zeer on- derhevig aan Dye- en Navel-breuken. Ge- | lukkig , ik gend le ef HE cake ORN df pn Een at ie ee Tr Me fd pn ps memmen sds DT Yeelraard faulerrss NAVEL-en BUIK-BREUKBAND. 475 dukkig ‚dat de” Werktuigkänst de ongelegen- | heid; waar in” de-Heelkunst door dit foort van gebreken zich bevond , te hulp kwam. De eene Kunftenaar evenwel flaagde hier in beter dan de andere, en dit zag men inzonder- heid bewaarheid in de Werktuigen tot de Na- velbreuken. In allen was wel dezelfde bedoe- ling : maar het gevolg was altoos niet even gun- fig. Om evenwel dit te bereiken , beproefde ik , gelyk anderen , of ik ook gelukkiger mogt flaagen 3 en biede hier nevens de befchryving aan van dat Middel , *t welk ik van myne vin- ding rekene. ia ist heal #-Dit Werktuig beftaat uit twee ftukken „ die tot één vereenigd z.ynde , met zoo veel gemak als zekerheid de Breuk inhouden. Ik zal ieder dezer ‘afzonderlyk befchryven: ‚-en:, na derzel: ver ‘aanlegging te hebben aangewezen ;-zal ik eindigen” met’ twee. onderfcheidene Proeven , welke ik met het zelve genomen heb. _ Het eerfte dezer ftukken is een veerkrachti- gebeugel (zie de P/aat) „die naar den ver- fchillenden omtrek van ’t lichaam bepaald: word; en op twee en een half duim na; den gant- fchen omtrek des-bekkens omvat „ terwyl des- zelfs einden ( b. 4.) vereenigd worden door een-riem: (CC. ), met een rye gaatjes voorzien ; om’ van ’treene-einde der beugel naar ’t-andere | over- 476 BESCHRYVING van een overgaande „ aan het knopswyze ftyltje der tes genovergeftelde zyde der beugel vastgemaakt , het werktuig (by 4. 4.) naauwkeurig om de darmbeenderen doet aanfluiten. Aan den voor- kant is deeze beugel zydelings fchuins afhellen- de (4 d.”) en maakt.een halfronde boog (e. ), die bepaald geplaatst wordt even boven het Schaambeen. Aan het midden-gedeelte van eezen boog is vastgeklonken een opgaande , eenigzins naar den buik hol ftaande ftaale Veer Cf), wier veerkracht beantwoord dan de beure telingfche beweeging van den Onderbuik , met betrekking tot de ademhaling. Aan deeze Veer is vastgeklonken een dunne eyronde holle ko= pere. Plaat (8:) ‚> die in- grootte. meerder dan de omtrek’ der Breuk zyn moet , op de bolle zyde voorzien ‘met vier plat- ronde knopswyze ftyltjes. Langs. den rand ván deeze plaat word _ eene rye gaatjes geflaagen ‚ om naald en draad _ door te laaten „ ter vasthegting: van een flaauw holftaande pop van kurk „-diegeëvenredigd is aan de grootte der plaat. Het tweede gedeelte , ’t-welk ik niet nbdig agtte te doen afbeelden „is een Riem, van goed jugtleder gemaakt. De lengte van deeze riem word genomen naar den-gemeeten omtrek des lichaams , over den Navel : de breedte is die van vier duimen. « De uiteinden worden tnet gaatjes doorflagen.. Deeze gantfche rdf | e NAVEL- en BUIK-BREUKBAND. 477 _ftel word ‘bekleed met baay en zagt zeemleder. By het aanleggen van dit Werktuig , na alvoe rens de Breuk is ingebragt, plaatst men eerst de pop (g)'op den. Navel, en het gedeelte (e) tegen, den Onderbuik aan „wanneer men de zydelyke deelen wan den beugel (d. d, a. 4.) over de Heup - beenderen laat brengen , en Cd. d.c.) op het onderfte der Lendenen be- vestigen. In deeze ftand heeft de Veer (f)) vermogen genoeg om de Breuk in te houden 3 terwyl men den voorgemelden riem van de len- denen naar voren brengt , en door middel van de gaatjes op de plaat (2) vastmaakt. Door deeze Band wordt de veerkracht in fterke lig- haams- bewegingen merkelyk onderfteund. EERSTE WAARNEMING. Den 27. Augustus 1782. wierd ik geroepen by. de Huisvrouw van £. W, ,„ oud 36 jaaren die , {taande haare zwangerheid van haar derde Kind-, een aanmerkelyke Buik- breuk gekregen had, welke door verfcheiden Heelkundigen met geene bekende Werktuigen konde bepaald wor- den ; en zy nu reeds een half jaar buiten ftaat was geweest , door de dagelykíche toeneemen- de grootte , eenige huishoudelyke zaaken te verrigten. … Ik vond de middellyn der Breuk 64 duim , terwyl die zeer veel tegenftand bood by de 478 _BESCHRYVING van zen de inbrenging. Ik ‘konde my niet voorftellen ) met de gebruikte Werktuigen iets meerder te zullen uitrigtên , dan anderen ‚ die haar ‘alvo- tens behandeld. hadden. Dit bepaalde my-om uit te zien naar een Werktuig , welks uitflag volkomen aan myne verwagting beantwoordde „ duar- ik het genoegen heb te kunnen, melden 3 dat de Lyderes, federt dien tyd, onder. den zwaarften arbeid, geene de minfte verplaatfing ; of eenig ander ongemak heeft ondervonden. TWEEDE WAARNEMING. … De Huisvrouw van AN. K., die federt. zes jaaren , na een moeijelyke verlosfing , een vry aanmerkelyke, Navel- breuk had behouden, ter- wyl eene vrüchtelooze behandeling tot binnen- houding van het uiepersfend ingewand was aan- gewend. Ik zag haarden 4. January van het Jaar 1783. en vond dus eene gelegenheid „ om te beproeven , of het zelfde Werktuig in ‘de Navel -breuk met het zelfde goed gevolg kon- de gebezigd worden, doordien ik my niet.ver- ‘zekere hield , of de opgaande Veer , diein de Navel- breuken twee duimen langer zyn moest, van een genoegzaame veerkracht konde zyn ;, ter binnenhouding der Breuk. Ik kan echter met’ zekerheid’ melden , dat, federt ik de Ly= deres een dergelyken Band-heb vervaardigd en | doen NAVEL“ en BUIK-BREUKBAND. _ 479 doen draagen „ men tot heden toe , geene de minfte verplaatzing der Ingewanden ontdekt heeft , niettegenftaande alle mogelyke huisfely- ke bewegingen. Ik twyffel geenzins , of deeze twee Waar- nemingen zullen genoeg zyn ter aanpryzing van dit eenvoudig Werktuig , *t welk ik, om ook aan anderen nuttig te zyn „ mededeele, 5 r4 | LWD OP:ZWANENBURG, ANU AR Fa EA een À „…{ Ther- | Kragten St. ugtsge- „Regen: Da-, Baro | Ther ge Bred tteldheit in, Lyuen. | Pe ‚Sen |mer, ‚mom. p «er wid he ET ik O 8 ; Omtr. helder 1 Ei baren: eier. : Betrokken eb dE REEN [ he EA W dà Betr. mist 23 va alken é . Betrokken 2 E] 44 Tikader € Ke et OK Ke ast 4 | Zeer ber. EE iof 6 ‚—— 4 | Betrokken 3 | Ii h WtZ 8 ET KR oi 204 | 4 “Da Fant / f ls « 3 48 ZW 8 é 4 \ we Betr, régen 5 | … /s Pi otd OEE DRE ï 5 “ 7: dis ja Omtr. helder f Ed: 2 sen Betrokken - 9 45 NW 4 LO 6 30. { 41 AAG 4 k Umctr. Den | C E =D [ed a B trdlken k 29. 9% 41 heh 8 Ï tint regen, en d 0 PRE le WNW 4. |. Zeer betr. « Ki! 08 3 tn) Betrokken k NE 43, ed HA 4 Zeer betr. j ae val ZW pi Omer. helder 4 E 4 43 ZZW 8 | Ba Erven Rolde U Eede Beert) No Sf Bekrokenl 9 E 8D. aî 49 hdd Zeer betr. B 10,74 att Ep AF Omer. helder f_” 30e LBi omdd 4 ee Î rak ore TTn & } ni l- 5 365 Pie, Ô 8 5 Rt 5 | in ek ‚ Betrokken = 44 33 - 4 Kelt. So 12 - 4 en AE 8 Beer. mist. RS 13 î si vS. chi sn de Zeer bele NE 15 +067 39 Bie Betrokken : a $5 ES . © « © o ziel ess 35 ZO 2 Î , - 14 4 ï 7 ZAO; 2 HAT | 3 32 rt Kak d 2: 3t [ZZW 4, Ei 15 A 6: 332 Z ef a. _J--Omtr: helder eed ‘ pe 3 32 N 2u Ë Br: 3 6 ZW 4 Beerokken J Ké 29s Ja, Fe sg jer. regend pes & | | 8 À s | +40 NW 6 Zeer bede À 5 INEMINGEN | ns 3 ANG Mit lg |. Regen — Da- ’ ’Bara- | Ther- | Kragte | Lb | 1 a der rad. Adher | imlgnene er Wind, Sen we | « [mEt nds 5 5 4 Zeer beer. | 4 ki: Nee 7 - be |: ‚NNW 6 | di - 6 OE TT 4 " Omrtr, shelder | of 1 378 EE ah % de es E:. Ps Be 4 ‚Nw | Betrokken. | RE k ZW: 4, pe EEn = 92 342 hj 4 Neen d | = 9} |" 38 akk ate ok ‘helder Ö An - Oi d 37 ‚|. Ber. regen ak be iof f' 40 E08 4 Zeer betr, 5 aol - 8 [42 Je Mr 4 bs ta . | zak he) gn mer, he d al | En Bi ei: Wia” ie ber, | EOC ‚ É 10. he els 14 GO Helder E rn i1ô 375 | pn 0 6 Betrokken. 4 o Mi, 37. ZW 6 jn, TOREN ax ip 3 425 Bel A 6 Betrokken. 5: = he ' 454 Be BWE Oes. OS regen 5 Dat 45 w ye Zeer betrokk, | ze 3 3: rn de 5 j Ô - Î13 | 47 WS 6 | Betrokken: - Ïr ES: mid ED. HER EL ts 24 - fo. 475 | aieet d pt je Pepe 0 cage pa a Nd jd pen 0 4 _—— fegem 3’ “sij so NAW 4 | Zeerber. fi] 26 nt 38 dat mens Dj d Betr. regen : | er 1 371 Z 4 / Zeer betr. 2 27 7 Ei 2 need ar Ik” 9. 0% [451 Nw A in: w lder 7 hp 308 ie bea Ber fneeuw. ve 29 he 33 Fr Zeer betr. 2 Ee RE 4 AN ik 29 er 1á „354 NO z Ort. held. gd 34 2 ken © 8 j men 39 zi $î 35 Ot z oor zand Ee ke han é Ais Sn a a 2 pes id ie ‚30.0 | 32 pe 4 : 29 D. 8 5 Las oD. $% L, an ea porter. poe Epe -; -‚Hâ De Bevallen Wiee 37 Le. bi) e 6 hee es zr dn an de Wanden Bis aag s Mijddelb. dito 2 OP ZWANENBURG. FE BRU ARL, 1782. Da- | Baro- | -Fher-ij KragrenSt.if Lbugtsge- if: Regen gen Ll mer mom, | der Wind. …} fteldheit. fin Lynen, vO Zed NEW Taj, Omttr helder sit PRT le OT Pm A HN nt ZZW 6 Betrokken 2 29.115 355 dk Ó koni, alen dE EL en „ 153 de EK, Be pen © TANN 8 ab ig ek mn De dor SH 30 | ZO 2 | a ordt ek 4 3e Je B | Zeer betr, „ 163 29 2 Ee TN =,5E | 30 | OZO + Beirdkken $ - 5 5 KEN ddie Bim a kes AE | 2 | -Omct.held, 6 | - 3 INNO | „gil 2 | NW af ‘ebook | 25 |AW af 7 * lof Î 32 NW 2 | me „dij | 39 . «0 | Betrokken „Hut |_ <8 eee Of feeuw @ | - ait [32 N 2 | Zeerberdkk. dl ! „FORD BO HD 3 Betrdkken Edd „Ro sdi NO 2 | —+-- fnecuw ' 9 | - iof go — 2 fp Bersokken he 1oî st a8 el en 2 lemma. dn N = 115 |ea4l O 2 | Zeer ber. ro | 30.0 j-a8t | OtN z hannan 9 a :NNO 2 | Omer. helder 29118 aid W 2 Zeer betr. Er = 104 1-85 O ® pr - ti 26 OtN 4 | Omer. helder 30. 5 |-23 ti 4 Zeer Ber, 8 12 …i Biker sadens: Vik 1 _Om:r”helder „NC 5 pd ad Zo ES an ee 29.115 23 ZW 2 | ome me 13 | -roî [:33 | WZW a4 | Betr. fneeuw | | -10 | 3 NW 2 Olie helder: @ éS er dr Áo O 2 | sBeerokken 14 | 30. & | 30 ZO 2 Benten oli E24 2 gen ZT . Îl vo | ONO 3} sZeer beer. ER 2 107 is Ja Helder =d 18 _ 6 RL - 48 | 15 Oo 2 Omtr. helder 16 hr 21 AEL Zeer betr. - 35 \ 18 _ & Betrokken OWAARNEMINGEN | \ F'E BERSUY AREN, UIB Da- | Baro- fen er | Kragten St. | Lugtege PERREN gen met, | mo | der Wind. fteltheid. in Lynen, — Se, 30, 4, 4 VAR | kee helder à 4 17 44 218 in 8 Betrokken el ä4 20 wr meen IN Zeer betr, ú “4 32 ZW, 2 ir ' 18 ej Ba 1037 A an ane za Á dâ 23 kN WA Ore: vagen _ 3 32 NEE "RE bk k Ee B Et At o°| Berokken “| pn ò2 2 4 zi î 4 ezen ef Ze | -EDC IK ze 0D Hr eig pe in mc. held. | Î rl34 Ania ze: z é lik hen aen Bil Ei RIT nk eg ô a A } 29.11 29 ape SR! ’ zi | 35 | ZcO 4 | Berrokken _ tin 22 - 6 37 teken; dh Zeer betr. | 4 EEDE — 2 Pe} ET EET 5 ‘ ‚ Eh 5, fe 43 _ 8 Zeer betr. TED als dM — 4 Dee 24 | = 92} 4 AW 6 | Om: helder 4 A: 4 2 ÀL Betrokken. jd he 3, 77 A | Omer. helder 25 | 30 0 423 en 4 - 22 | 47 KE: 6 |} Betrokken 1 ; De A TS gf tiepen : +0 s y 42 é Md Betrokken e it 6 | Betr, mist py 6 8 sin __ 4 | Omer helder ve Cn EER ns Ep HABE) ge iz pi ya | Betrokken Boe B a | _ Omctr. helder / ween pet AE Hgidetn DANS). of “iel 3E) 3fa car balig, | Î à Hoogfte Barom. 30 D. 45 L, 29-05. | MAES ud „ rok Gevallen Water 7Le Hoogfte Therm, 43, K 0 ink ve dale io 7 d Gr Dagelykfche kragt kei die | 26 “der Winden _ 215e Gemidd. Bles.’ ap: Ir L. pj 7 Therm. % Lr Gt. EE PEEN GE EAN EER vee err A) EEE eri ee ti al EE IE EET ERLE re N „0: P- Z W A NEN B URG. M ArAaRt.Ts: 1yBe, Da- pare Ther: E: Kragt en St, | Lugisge- J ‘Regen! gen, } mets | .mom,:| der Ker fteldheie,- | inlyuneuns 30. 24 34 on R Helder, ci il - 81 38 2 | apen Gre Dagelykfche: kragt Middelb, dito 454 der Winden 3.5 OP ZWAN MR: Y ENBUR G. ] 17ö2. Da-:| Baro- | Ther- f KragrenSt. j Lugisge- Regén open j met, } mom. der Wind, | fteldheie. — f: in Lyuen 39e Odra | „NO Har Zeer betr; ] Eef 29.115 43 N nn * Ii 888: [Ari 8 Helder } LS TE di) NO -, Zeer betr, Î 2 en 43 pg Hie et TD À e AT FD Re Omer. helder : AT ARL 9E ONO - ENE 4 cis TOS Esito) jee Wij egen Ge ES: 44 — 4 cet Bett. «85-743 2 met. helder HE 4 ktdet 8, 5d rcod IS asma, OE er ee LOC = éh 455 NO 4 Zeer bets. + & 5 he Mee FE St hema oren k nn s SE Pol de Of Betrokken |= Óf 44e! ONO 6 7 — regen j 4 6 6E REN pr Ves) | EN AES god NO Bf meme 3 1 -z —6 | d 7 r. 88 ar a nasi Betrokken = JSO .Jeros NtW 4.f 5 sj TOsnf Z42 W vs { Zeer betr, | 8 rz. 49 Z es = rol 44 | e+ vO of Berrakken - ol 44 OZO - Omer. helder « Ras EM 54 je jf Zeerbetr. Jel aided O _- | Omtr, helder 4 ABR rt WN maden | of - ZE 55 | ee 4 rd 8E, 525 ele «<0 4 Helder ee Ne en ne WZW 2 ‚f Zeer betr, 8 = 82 | 58 ZW « A EE 5 - 6-55 | ZZO 6 | Betrssrege ef 7e. 53 ZZW 4 Zeer beet á 15 | ze | - 2 58 ZW 6 Dn NC „ 82154 | ZZW EENS Ve li 8 € ’ kt 4 ji | N. lieht 13 - gil 565 | ZAWe Gimt, held, EEN sc cen | -…,GE | 535 | ZZ0O « Zeer betr, 4 „8 655 De rel maor f …l óf BOHREN — Betrokken ok In5Ó ZW 4 Zeer beer. ss |l Aj bonn ren S es dh óf keeg AART Beer. regen = 6E 56 [ZZW 4 | Acc betr. 7 ol Cf ST ZW NE att af SE 68 IRN GH TET : WAARNEMINGEN Middelb, dito 532% MPs MIB, Baro» dal Kragten St | Lugisge- | Regen Ke met. mom, | der Wind. fteld heit. in-Lynene 9. 65” 54 ZZW 6 ‚ Betrokken d VA ON B de Le a a „2 154 | ZZW of — regen 15152} ZW 8 Betrokken 25 18| te 38 | 554 mg, Zeer. betr. ie EE 625 | WZW 4 LA eld de 85 | SI zw: pn 4 HO 19 | - 6 |-48 II NNW oe | mm 2 - 84P 48 NW « Berrokken hae gf A5) — ver |, Zeer betr. ii ao | - ur {48 Wali EOC f of sto has | NNO 4 | Helder 6 le Bid: 47 O 4} Zeer betr. hi 2 ket Pr] je | Bewekken f „- 7ä | 30E | ONO - Zeer betr. ) „- 7il so | WZW6 Betr. regen 1 sel Kirs ss ZW 4°| Om. helder | Zo WH BKA IE ok ln BE eerd ad ate de Od ee meant ZZW 4} Zeer betr. ie Ù 23 e 7k208 weed Betr; regen 2 d - 75-52 ZtO 2 Zeer ber, © FE ir | 52 ZW - Betrokken 2 24 = 58 | 55 ann A0 Zeer ‘betr. Z Een so WZW 4 Betrokken | 30. 0 | 48 | WNW - | Omer. helder h 25 „_ ZT WZW- | rad KO : } = © si anke Zeer betrokk, Nn / 29.r1s | 59 ZW 2 Betrokken E 26 =S) WeN 6 Omtr. helder zb „1 sit | WZW 4 Betrokken 1 à in 53 ZW 2 ws 2d VC rf 27 = 1oî |-$95 nk —_—— d L = 1O80f $5 ZW «=— _—_ # „mu {59 ne ae E, 28 A 64 dd Omtr. helder ik scholle se / 160 ONO = Zeer betr. IE - 8% 65 ZW zx gE KE 29 = 84 [70 ZZW « en i - 10 $6 ZW. 6 Helder * 4 Ke „- 10 f 56 pn Sok Zer bees 5, 30 - 91 64 ema KD An onterven 4 bd Hike Hi al ae valk - 8 | 542 edkeddn dln A | 31 - 84 | 64 EW EAP zn = 8 | 568 — 2 _ 5 ‚ Hoogfte Barom, 3oD 0% Le ngdarf oeg ie 8 nik! hj ‚ Laagfte dito 29 1á re 4 18 Middelb, dito se EN, Gevallen Water «45 Zee Hoogfte Therm, 7 reder en 36 agelykfche kra Kaagite dito an Gr. 5 lln Win den 18 oP ZWANENBURG, U AV A, IBL Das | Baro- | Ther- | Kragten St,” _Lu@tsge- | Regen gen | met. mom. | der Wind, fteld heit. in Lynen, er 39074 | 56% AW +4 Zeer ber. 3 br - 82 | 55 NW 4 Betrokken 9 pn N 4 4 4. |* Zeer ber, "914 4 ag nt We lo; | 49 4 ee LOC - 14 | 442 | WNWa4 | Betrokken je $ 114 50 WtZ- 4 Zeer ber, 3 | 30 0| dt we AA 4 E | „1 45 WNW z Omtr. helder à Es} 49 W 4 Betrsregen E ä iid pe nl 4 Zeer betrokk, 5 … à | 48 WNW 2 Omer. helder el ihr Wix Zeer betr. ka DN ORR BD inn jede a wkk az WNW e Om:r, helder äi 524 ZW: 2 Zeer betr. sl -'n 1 53% NW 2 Betrokken „14 { 43 NNW 2 Omtr, helder „14 [50 NW 2 cert EE „Nid mint dn ê 8 1-64 NNW 2 Helder | = Mî| 52 ZO 2 | Omrtr, held. Biet Pp NO. 2 mdm { pe 2i$6- opening; EEE ROUAE Di” ager | 56 —- 2 | Zeerbertokk, rk Me et 69° OO 2 Beer. do wl, - 92 |l 61E | ZZO: 2 Betrokken - 8 | 64 Zet Zeer bet. gol - 78 | 69 OrZ 2 — Á ei St WZW e en 7} 160 B NT tere zi -7i | Ó2 er . er 8 572 |'WZW ; ik BREE | K bi el zg | Omer, helder |. NC aas OE 9 6o ZO 2 Zeer beer. „- 85 | 58 WZW 8 er ame rc = 10 605 _—_ [O0 SAE al joden Bl A | 4 | iN Ook En pe Omct. held, | TR RSE 645 | ent nt od A 61 mr & Ne „ 2 64 _ 2 Ì BE ahh oor kas He Ider | « 2 65 ee . * o | 6 hed 3, a e Oo , O \ Í „ 3 7o 2 ij . } WAA RINEM IN G EN $ U N YX, 1752; Da-…j Baro- | Ther- , KragtenSt. | Lugtsger | + Regen gen |. meter | mom. der Wind. …}_ (eldhait, in 1 ynens 30. 2% 64 ONO 4 Helder | | 17 | = 212 [74 mn valk EA Md - 1 | 67 NOD 4 Nese „ 1» 66: Oo 2 eenst Ei 18 e 25 | 7E | ONO e2e / C B fOÀ NO 1 B - 13 | 70 0) ol - 1 178 NW 2 | Omke. helder … 2 zi Nn BATE | » 23 | 67 NLO. 2 mn mn zo | 3 Ze — 2 | Zeer ber … 2% | 64 gij Betrokken - 3 59% NO- 2 | Zeer betr ai - 4 665 ijn Omt. held, | 2 4 OLEENND Sed - $i 602 en am __ aa | - 5 | 66 N « 2 | Helder . $ 6o ele, U id „ $4-| 60 —— 2 | Omtres helder 23 e 5 65, NO 2 .{ Zeer betr. 62 - 4 | 62 wen ap RTT B pESede Weep ene = 85464: |: Os 2} Helder | asl - 1, | 72 Ji Vé be 4 E q mk 2 7 ee 69 e … « o Î DRE 4 26 | 29-11 ‚8 W° ag | ’Omer, helder = jO ee drh Zeer betr, = Io} Oi TW Betrokken a7 3 63 ed: $ Zeet betrokk, ‚| 30. © 57, bed Omt. held. Ir 5 572 opm 2 pes al 28 Ree es NW tW 2 “ig 5 NW 2 Et Aike: dl „_ } win ZZW 4 | Zeer ber, sol A4 LEET WZWad teer - rië 66 WzW4 eland MN PT 62 —= 2-1 Betrokken \ Hoogfte Barom, 30 Dt Ee | Laagfte dito Middelb. dite Hoogtte Therm. 78 Laagfte dito Middelb, dito 614 29" 7 445 Gre r 8 Gemidd. Barem. 30 D. kh „=== Therm. 59,3 Cr. ’« Gevallen Warer «… «9 Le ’« Uitgewaâllemde …_ “53 Dagelykiche kragt der Winden 23ôe 1 mn oP ZWANENBURG. EN - EN : FE 2794. a ro= Fi ragtenSt. {_ Lugtsge- Regen _ gen | ‚met, | mom, | dér Wind, k | fteldheie. in Lyre. t 2.11 62 N 4 , ‘Zeer betr, fs nn - UE 648 en ltr = 105 61 wWzZw 8 DN Et =D ZW 4 bd iel - fB} WZW4| LUC - 85 | 574 | WiZ 2 | _—__=— 3 Je IRN Ee De BL HF pob ein | - 10% | 58 EN GD ne NG Jrg a 4 …= 105 2 maen 4 mn - iof $8 en 3 ee - 1oj | 6t kn Bekent E8 = 10% | 662 | WEN 2 ae aarde 4 az ir 6o ‚rt jé) meme a, | do 63, O 2 6 | -1â | 64E} NO a | Zoë 64 dgk, Betrokken -joz | 60 FONO 4} —- regen 2 7 | - toi | 652 | —- 4 | Betrokken 3 iks fo 4 | me „ot | 34 EN] __ ï 4 „dop 4 _— 5 = tof | 57 ff WNWz Zeer betr. 9 | - koi | 65a | WtZ, 2 St PN - gil ór WZW 2 Betrokken N95 9 NWtW Nn | ro - 10 das WNW: Zeer betr. NC Ë EE 58 et SOA DAE Omtr. helder „tt | 625 | WZWa | Betrokken Uk 67 W: 2 Kor smut „IJ ie OPE — regen ì | ='} 65 ZW 4 |. Zeer ber. 2 12 - iof | 66 WZW 4 Omtr. helder - lik | 63 8 Zeer betr, k 30. 9 | 64 BWN EN nt ’ S 5 4 er NO Betrokken | 2o.11f |-672 ZW a Omztr. helder 14 éen ï 72 ei Zeer betr, „Hij | 642 _— 2 Ent o. 8 | 6 W sa ied 15 8 rÀ se se Omctr, helder - rid 6ti | NO: 2 - 0% 1622 1 ONO 2 Zeer betrokk, 16 | 29.11, 672 — gf Onur. helder k Ziof {6 | Noa | WAARNEMINGEN ‚ Middelb.dio €54 der Winden aid omt: Uk! Da- | Baro- De Kragten de? ies | Regene BR mier, mom) dE HOEN VION. 4 29 Ee a | ONO 4 | a den KEG TEN ä B peen vane / CEL b tf. 30. 4 1T8 Neen mm OC ral NEW a Tren Ke ì, f af 2 Omer, helder AAS NWe | , 23 6 TNW af f 2 Jd NW z Eik f 34 pi, — 2 | _Berrokken war 4 pl Rat 8 Omer. helder 4 2 t nd … 3} GOET ONO: Zeer b er | « 34 | Ó5 | 2 af _ zi l óf a Omt. ned | a nf dt ee OZ0 2 laid ed E 2 en { rr f 8 2Oet Ri é À _—_— jn Held dek 30 14 ded wzw 2 Zee Ber Ù fe be 3 7 3 W liad : Omtr. helder ê Oi NN an E sa | - 51E WEN: 4 a Wel vC f n we er) Omt. held. î dn. Wot j _ 1 25 hd es de wed 2 ei eed ä 5 PEEN 2 65 ae Nik 1 á a5 pk 32 0% Zeer betr. kf 5 ak LEL WNW | Omer, helde | EN: pt NNW « pe ii ed Kk edn Fi ONO 2 Betrokken E a Ae kO% den OZO 2 Omer. helder * 4 RK 66 ZW » Zeer betr. 2 AR vn 9d 63 ONE | Omer. helder ij 1 46 108 ZZW 2 | Zeer betr. In aol - 8 | if NW 2 = DE „ 9: | 575 EEE __ 1 oib: AMS NNW 2 en en Á kol ror 160 Meden nr : - 11 57 ke mate Kaan + 10% | -_ ÓP WZW 2 EE 4 E bet 31 « 10, 25 slet pee enn d “De 6, de)" 8 Betrokken fe Barom, 30 D. 35 Ls, Gemidd. Barom. 29D. 1155 Le er dito 29 - 82 Bkr WED. had Therm. 6316 Gr. mMiddelb. dito 307 og thongs Water 2e Lyn. herm.772 irwaasfeming 43 á it de 4 á à r. Dagelykíche kragt OP ZWANENBURG, NR | AUGUSTUS, 1782 Da- | Bare- | Ther- ‚ Kragt en St. | hoaute: pr Regen WE oet pm der NAME T Celdlhear, | in Lynen 29. 85 … Ór ZZW 2 1. Betrokken gen p 1 À ‚ pn WZW 4 / Zeer betr. 3 LO à — tj Omer. held Aj A 8, | er, adhd EN | zate dt SES 6; JZW 2 Zeer betr on EE. 5 Jp ak Wal | „44 4 ‚Wi 4 hi 2 med si |t ZZW ad eer : 4L 49 6g WW Tnt / td 6o Nw a | Ber. regen 5 Á ee 9 bo, WtZ 4} Zeer betr. al éh rokouisdakol: —r ogen / E | - rot | 6et f WZWa Omtr. helder | . - 10, ou ZWeZg | Zeer betr. % ken Ef ef | 3% SZ Woe gs GEE: helder j | S 5 52 OZÓ 2 | Zeer betr. d ai pe; 139 z 4 | Betrokken : N =| 3, ó7ö Z20 6 Zeer betr, 2 ei DAEWOO TR Tft | - 28 NW 4 etr. regen Z 9 ai pi | nd w_ 6 |,Zeer betr, NC - 9 —_—— ee - 6: 59 en 8 get 4 „ 7â 6 L, WNWe Betrokken „73 [06 —— ee HE ati sl, 6: |aokorit oee 4 EAT CAE 4 | a{ =9 | Po NW 4 | 7 | to ed den ME - IO 58 wZWe ve 1 zi “9 62 a RA ON Zeer betr. 2 LT teg Nw 2 | Becrokken „3 | -53 N 6 | Ber regen $ 23 | - 68 |. 55 WNW 4 en er OR ib. „75 57 Re nn Betrokken Zi „43 57 ZZW 4 Bèr. regen < A = 3 jl. a rade: Betrokken 4 3 _ SÀ Di __ td LS Ee NA _ 4 13 4 ; 6. s seer Zeer betr. Ee De rn & omnia genegen MEE ARE AR e sl - 5i 75: | ZZ9 eur. regen 13 EDC | e 7il 6 | ZW 6 | om. helder ERD C , Ì WAARNEMINGEN AUGUSTUS, 19782. © Da- | Baro- j Ther f \Kragten St. d a | Es rag Lugtsge Regen ‚ jang. L mom. der Wind. | fteltheid. „in Lynen, 29.84) 69 | ZZW 8 Betrokken Ya (97E. PS 72 02 J ZW 6 | Zeer ber. zé Zi d 61 8 geth 4 mmnngennen mpd 5 - Sid 69 | — Bj Beerokken / |- ft | - 7 4} 562 | WNW8 | Zeer ber. de „18 56. 8 pen & mpg 2 5 9, 58 ZW A 4 mmm mie ï 39 ie 3 63 | WZW Zj mn 3 Wid 2 59 gn : „_… Je DE: aad Me amantes 20 val loi 63% | mpm - loi | 6t —_ 2 | Omrr. helder - Joë 61 -T'Zzw 2 | Zeer betr. | er = Tof J. „70 —- 2 | Cmr. helder |- = off 67 | se | Zeer ber. aaf = to | O8 | 8 Omer. helder - 195 62 | WZWe Zeer betr. - 17â 63, T Zwe Warre 23 „18% O4s 1. WZWS | mer Vve = 10% OT ak 4 | de „oi | 62 | ZW 4| ea) in | 69 | ZZW 2 | Omer. helder „(| 04 Ze % RT mn 8 64 |. W 2 | ‘Betrokken f 25 | -to5 | 64 WZW2 | Zeer betr, r pe He 6ï —- 2 | Omtr- helder |". WE bar 615 ZW 4 | Betrokken 26} - 14 651 | — 6 [‘Omtr. helder |: „14 63 dr 6 |: Zeer- beers , el 9% Ó1 —- 4 | Betrokken A MA 8 ME —- 6 |: Zeer betr. ‚… 8 Ór ER bdaden| : SS W 4 | Betrokken 28 7d FO Ts at Zeer betr. „ 8 san _ 2 a 17E Woef EWI te sok =o74 1 DE ek GF “fe SET WZWel TT id „BEE BEET LW Barter zo| rol 5 — aen | LOC - 108 | 55 __— 2 | Omer.,helder 30. £| sat | WwNWe | Zeer beer. 31 „hg __ g | Omtr. helder isk 57 NW 2 Betrokken . | Hoogfte Barom. 39.D. 1 Le Gemidd. Barom. 20 D. 8;5 Le Laagfte dito 29 - DE ah Met: > Therm. 61,ö Ge, & Middelb. dito 29 - 74 % Gevallen Water « 64 Lee Hoogfte Therm, 752 ’ Uitgewaaflemde 58 Laagtte dito 53 é Gr. Dagelykiche kragt Middelb.dito 644 der Winden _ 3x5e \ EES AE EEN SED eik ie enen: ten ve ere ES AE TERS EEEN menten vet green 12 VOP-ZWANENBURG. « ° SEPTEMBER, 1782, j-Bare- | Thér- Kragt en St, | __Lugtsge- Regen - met, | mom, | der Wind. # _ fteidheit. in Lynen. Soer s 18 Way Zeer berr. el 2E N03 —- 3 ff Omer. helder 2E | 59 | WNWa | Zeer betr, | el 3% 59 W .… 2, Sr. EAN 331 63 | WNWa | Om. helder =: 33 187 NW 2 _— … al | 53E 1 OZO 2 | Helder Ee tn 2 Ng 2 $ sen gn 4 Gok l Jet T eenen OPOE ee Mame zhe Slib U 4 | Omer helder Hete | Et RK OZW 6 | in $ aol 9 EF GO OMGE NAP Ei a be ol Bind oa, 291 S0dels Z 4 | Betrokken bo | 4 2. 3 Ty 2 ed ’ 9 el dn 4 | Zeer Bier. |: EN. L Hoogte. Barom. go D. KS: A „Gemidd, Bison. 29 D. zalle En zg = il 2 tes =/ Therm: 5918 U delb. dito 29 = 85 s "Gevallen: Water - ie Hoosfte Therm. Ee OE eb waaflemde. 26 Laagfte dito Gre Dagelykfche kragt Middelb, dito 59 der ‘Winden se / OP-ZWANENBURG. ze | ea Wd. Lugisge-, | Regen, MEAT Tae ar et Wind. f- feldheie. fin Lyae : 29.108 48 jj WNW AAE oem. le | 30. (4 | A0 F4 Pr ne, ' ke 4 sld 55 N Îs Zeer be. a ee Hetman: of: be ® 19 hA NW 6 Ts e' je d Âe NNW OO fen Wap = b 5 z FOIRTOR —- 6 |. Betrok ir 6 Ie BENN eden ARA dE 5 Li 4de Betr; regen X 6 A04. „Betrokken i Li [Spmawd Seg |E | | nn En rr att nok BEE 00e SI wv An bagteef | ges 4 di fi Bs _NNO 2 Î Betrokken E 2 B a on hee ged Lr L \C ‚8 ak 53 p- ba hebde kb Zeer beed, U A / : - 105 | 48 É NO En Elen: ST { td i Aeabt Is PO zo es} had AOT ip er €: Jekk A0 eh BAT 'E RE - 7 En ' Td 2 | kde Be KON Í p 2 4 + 2 | B FZR | ol aika ea ape sd Rh 44: TWEE Or en EE BL ve 43 a45 | NO 4 | __ k Ep 34 48 Ì Pen 4 eej Î steg OE aak NND EE Tet + Iz Ke slaa | N 4] vd vin ke : pe isa ee: betr. é zeg 0 Sl )mtr. helder $ 13 BE ond „ZAW 2} Zeer beer, "ff e 118 4 ELO Pepe LUC 30 b ds: NO 2 of * EE. za went” 38 NW 2 „Omt.h. mist 8 ak klak Ne Tek | eN, 145 vete Te of Pete ch sl - ba bede ‚2 | Zeerberf. z Lat 492 ph ZZW 2 | Omer. helder Pi A ANN ° ZW “a |’ Zeef betr. 86 ee 44 ik it nnn k Î Bert zE Is ki nde) IL me En ie / À ant 54 LON een <2 qm held, pub afs WAARNEMINGEN Hoogfte Barom. 30-D.- 32 Lu OoOCTO B ER Da- | Baro. ( Ther- ; Kragten St, gen | met. bho der Wind. ‚, 30 2 46 ZW 4 17 ‚n dt: st hw Nw Ee. 48 maen re, - 2% | 48 ZW ‘2 ng | - Ij | 515 | WeZ 4 1 ler DTE | 2NSS IR 527 ie nd zo| - 7 [stil WNW6 - 54 | 46 W 6 -_4 | 3% | NW.8 dl NE de 62 473 den „JÒÔ = 85 | 452 W 4 „ zi | 47 WeieN 4 BET IE TAS ZW. 2 „- 8 sof ain „ 85 | 52 ad 22 „8E f 52 AAE „ 84 | 55 WZW é m0 37 NNW 4 s3| - |I NW 2 „=H | 47 == t 30. 2 | 45 W 2 eaf - 15 | 48 ne Te "A8 45 WZW.2 | AR TN WS St ir 4/8 ZW 4 29.95 | SE ot de EDE NW 4. 26 | 30. 1E | $: la ande ik > 2 _ 4 "3E TAS ann ds Bte DE. Pepe „ a | SÌ hi PP « 13 | 495 | ZZW 2 28 „0 5% eN 20. 10% sci ret MSP „63 | 482 ys HDS GOT sE Sok ZW a | „56:49 NW a » 10% 52 Aen ei” zo | - 113 | 46 Ee ' 10% | 45 ZW 2 =S 4:44 Sede „6 vn Wad" 5, „WW 6 de Kik vió Zeer betrokk, _ Betrokken Betr, regen ‚Betrokken ’ „Betr. regen vem En r7ö2. Lugtsge- teha | Betrokken Zeer betr. Omtr, helder | Betrokken mm znne m—_— mm van mr nn Zeer betr. Ee. OON Zeer betrokk. Omtr. helder Zeer betr. Betrokken mda pmm —— regen Zeer berr. Betrokken Berr. regen Zeer bêtr. Ber. regen Betrokken Zeer betr. Omer. helder Becrokken Zeer betr. ° Regén Ee Lynen. : haal wo iet Betrokken OE Gemidd. Barom. 29D. 96 k, Laagfte dito 29 = 73 - - » » Therm. 48 Gr. ruim, Middclb. dico Lg - 0% Gevallen Water 6t; Lya ogfte Therm. $5 Uitwaasfeming 19 Toast fte dito d Gr Dagelykfche kragt dh BMliddelb.dito 46: der Winden 31e. behind ee het op ZWANENRUR/G, NOMEMBER, 178. reaal st has: | Ther-. IE Kragren St. Loe: f_ Regen * met, | mom, He Wind. fteidheit. Pin Lyheë, 2de Ó5 403! 6. Betr. regen ea „8 36’, — 6 mmm 2 le 1024 39, | — 6 | Beerokken | « de 9 vp his pe . 5 BORA: ANA, 2 - 6E | 42 A Ee Ee ed de enne . regen va his NW 2 | Betrokken » kn | ER Me de HET haa Zeet. D&E, d N licht | PO ep RP Omer, WldEL OEE ECHT „ós | 382 ZL, -2- f Betrokken 7 7 LA ZO af | P NC „- 7 4 392 | NNW-2 mt | -.16, | 40 NO 2 Zeer betrokk. „ Ilz |, 42 NNW:2 | 48 30. 1 | 38 iN! aa Omtr. helder j> KE Of make Ta Ch Zeer bf NI - AAT ORR en eel 4 … K3 | 3701 INW va Omstr. helder | _N, licht = GEL 35 | NNWe2 | sBeerokken Red A We 382 dk #2 Jr Zeer betr. : k - @ | 37 La ea 4 Omstr, helder po: dr „ © { 36 20 a FoBetr. mist E „A5 1,392 NW z2 Betrokken 3 | / “tak 30 N :2 ee } 29. 95 | gol vO copier | - gil 42 Zn „- 10 40 _ £& VNG AE od 30. 9 134 4 ZO e8. Pet ber. . + 36, Pe „g | 'ZEEI pra ie i Bi u A on Betr. mist « S u 37 NNO 2 Betrokken EOC da - 1e | 36 ZW «2 AES | - af 44 NWe4 | zor ; edi | astro te rd Zeer betrokk. „6 42 ek ES Omtr. helder | OE laden .t ine | ,Betkokken = 65 |-49f |/WZzwWwa | Omer. helder EE: in oa ofuZeer beer, „48 L 46 W 4 Bertokken 8 eN 47 are, En ma 2 agg arends LET od 4 je KE 451 NW z Zeer bet, 2 204 | 45E 2 gt en - 8% 43 Kie. 8 Pela nerdssaen Aaamsal WAARNEMING EN | NOMEMB Ë RR, 1982. Da- | Baro- | Ther Aen St. ; \ kees gen gen ‚mer. | mom, f der Wind. clehaid, | in Droawf 29.103 {39 I-_NNW 2 ER beer. … | a 17 „ lO 4 Kh GEO manner: wer ves - 9î stil kt va |+ mer. ‘helder 8 4 , 2 8E | NW 4 | Zeer ber. | «8 “08: 1439 a WIN ave 18 - 9î 35 ge 4 j Omer, helder f / lt zalde 0 Betrokken { : 19 „1 38 ZW … _—__ Ake a PD 38 —- 2 | Omrtr, helder so 5 | 3 O 2 F Zeer beer, ha äá EI Zal va | Omtr.helder f VC _ ik 29 NO 2 mm mn SE ziE dee ee 0 }5Zeet bete, , er de 0 ER se Berrokken | „0 33 O 2 | Omur helder f 29.1 1 3 ZW 2 Zeer betr, bi k „to t Bs. TREE en 1. ak Oe 9; ee ze 8 Im Omtr. helder “5! -N | 7 JZZO <2 f Ber mine as | - 8: | 29 —- va | Omtrbeld, teit 8 29 a za eielder he 6: 25; OtZ 2 Í pn betr. : | al-& 2% _—- 2 | Omrtr. helder } zm … 6f eere Helder $ Jl ehbo 78 23% Oo ri Beer. mist ssl Za} Wij — a Zeer ber. | 4 - 8 29 NO 6 PEST |A KOR) SOTNNO os Oeren! B set 11% | 297 | NO 2 | Omtr helder | ze. 'î 29î ZW >2 | Betr. meeuw } AREA ee. co | Betrokken bh ® 27 if 31 ZW 2 Zeer betr. | = Mi 28î A aa peren | kt ar | ZZO 2 Omer. helder f es - 5} BE af ef 29.114 | 23, | ZO «2 fp Helder EM lars, — af Betr fheeuw } ee B, 63 | 32 Z 2 | Bettokken bk é … 68 36 | 2 regen. k - 63 Teer Pp Betrokken _} 30 - 7Zà Fra le. OUR te mist | oP ed 32 NO z Betrokken f Gemidd. Barom. 9D. tert El B ms 30 D. 6% 5, Hoogfte Barom: bn Therm. 36:3 Gr. Laagfte dito, 29 - 13 EA pe DE Middelb. dito 29 + 1oë hg obese Water 28EI Í Hoogfte Therm, 495 pk arg 19 Á Laagfte dito ate Ke Dagehl e kragt kl Middelb,dito 35, der Winde hk Zl EET TEGENS GE en DREN ERA GNS DE A 8 Th en St. „úgtsge- en gk ed … der Wind. | Melde, fin ae. Ee nndne Bi NO a, Betrokken" * 3 |, O2 | fneéuw ( E nord Leen 4 Betrokken bd B x | 28 Bled _— mist 3 eN BEM aren 5 k 285 SN ain Ln an Sed ORD MORS rrd SN had SO A _Omk. helder hak PSOE ad A Betrokken … ol FAD ia dn Zeer betr, >| NE EN al | No 2°| Beeokken - : rg 2 50°’ Eé d me DE REC + gif Oekr kh ee Bd. TNT ber Ie 0 NE Dd Ie ara tof | ZO PZz0 ar) oe 6 ed ir 33 A Pan 3 r damn nen | & _ ie bes zt ne tE IE NOD dt ef TM A De atonale DN BN ge oe bei 2 | Omtfthelder | | 7 - fra f ll sl Trjed En soli Wor il Betrokken - S lidl lg al ed | Di + GaDtE, |? ne Ka LT Aap bans Erm hee nn 20e Et Er 9 mee N 27 " daje y | in El $ à Aofolf MZ Mr Tiet t oil si gol = BEL BL a | = tof | sn bidden dr ee , Rn r 11E à ee | kot manera d | a EE El de | EHC = 13 | 27 NO 2 El ver „ jo ik ZZW 2 | É li att io Sla Lia Eh REE TREE: oel eel EE. ole | zi 19 3) LWZW 4. Omer elder 1 „4 34 | ZW …2 érr“régeh « w/ 4 4 „48 FORE w af Beroe! E. Ae a Ee MZedWEWebile RE FeS mn bd OON EME OEE ond kt Nl aa 5-5 ane bash 15 breda 3 | — fitedw „ Óf 3151 NW 2 Betrokken | 5 q “ " a */ vl et ek rb NS sj mist VE NEE et Zeer berr. ee Pi Zake Î Middelb. dip. 35 $ Dagel, ragt der Winden 3% „WAARNEMINGEN DECEMBER, 178. Daf Baro- H Fher-. | Kragten St | Lugtsge- ‚BS. | met. ais) | der Wind. {| fteldheit. , 2911k, „30, AW 2 Zeer ber, 137 fa 882 WZW | 300. Joknslt or 0 TTE n „lo batt ZW a Betrokken (agf -fo badge WZW 4 | mist EN Rd 5 RD. _— 6} 7 Fegen ts Bd (NW 2 | Omrt,held, ‘19 „Hal | ard WNW2 | Helder i eek Of shioBrlap WAWE Je is | - 8, 1-39 W 4 Betrokken y (ao pe -l 42 |4t ee A eneen AE bee -i4ä beAker wl id Zeer IEEE, ={ 34 [405 — 4 | Betrokken … \ lar a 3, 415 _— 3 | Zeerber. , 3 „438 „AAE NW 4 | Omer.-helder. „tel | 40 —_. 6 | Zeer bêtr. op „43E MD en ET EE ME 3% ie Eerd 4 Omrtr. helder =i2 j-39- ZW 4 Betrokken 23 =| Eobfp@se ad if pemgdee |. 29.11 zl at 2 Zeer betr. | - 108 | 43. |, WeN 2 | Betrokken ' - 10 Ee NW 4 | Tegen 304 38 al: sik | { Betrokken ssl - MI 42 ONWE TTEn Lb Zafltl Nw al ‘26 DE 31 % rd Faj PEe hd Omer. helder - 4 | 425 —_— 2 WEN 4 El 2 | 438 w 4 | Betrokken, opl Bf ot | el rt ki | | 7 3 ppt Eek : Betrokken. ' in et 1 aika 4 eer Y …t4 | 4t a | TT EEEN REN ‚ Ivate Fat | Nwá4 fZeeben | 8 | tag) 10 |4B | — 4 i 3 i 4 29114 48 an WW bekt TU hie. if ; ks toë ALE WtN 4 Beer. regen E ‚In \ 30 =| aa Je WNW 4. | Zeer betr. el  [baie PRE NW ereen | CON. dette | 30: 4 | 37, NNW 4. À 31 IRM 1 ame A pn RME bee jr Pal daer? Ark Omepbeld. tj | Hoogfte Barom. 0D. 55 L. « Gemidd; Barom, 29 D. ijr8 Le Laaglte dito -agsrii oer Therm. | 034a6Gt, 0 ‘Middelb. dito “og=-Ar + « 'tGgvallen Water, ‚It Le ‘Hoogfte Therm, 45 Uitwafeming wegensde Vorst niek Laagite dito 25 Ù Gr, waargenomen. | Tike Ji vnd Hes id pi OP: ZWANENBURG; :JANUAR KL, 1783: Daá- | Bare- | Ther- | KragtenSt.f. Lugtsge- | Regen! gen | met. mom, | der Wind, fteld heit, in Lynen, pn 30 41-34 NNW 4 4 Zeer betr, u 1 „ 2 36 gl je | - 2â | 3e | — 4 | Ome, held. -…3 | 32 | WNWa2 | Betrokken a/f,- 25,35; ind | Zeer beer, - 2 | 354} — 2, | Omer. helder „js 35 — «a | Zeer beer. S ie Ee be 37 WZWa2 NC | Aij AD Z 2 | Omtheld; {_N,iicht els He 3 ZtO 4 | Zeer beer, il OE ano ZE. gol oel IN 2910% 35 | — 4 | Betr. regen 2 - 85 | 41 ZZW 2 | —— mist 3 kW 2 4t ZW al Ln " 49 — 2 | Betrokken „6 | 4 NW 2, | —- mist 3 6 |-- 78} 44 [WNWa | se met} : 44 _ 2 Betrokken - 8 [| 41 — 2. | Zeer betr. bi 1808 —- 2. | Berrokken A | -_9 | 3% — 2 bate | rendabel WEZ 0, HT TET si Eel he ist dba WZWS TTE E, ebk braden 6 DTT EERE - 4E | 44 wg | Betrokken E REN REEEN ma an oden AR Blenn en wt, 44 |W -À W 6 ij ë | … 18 44 PN Wern g0n is Fraai WZWO ETT, ; si … 8 45 _ 4 Zeer berro e * | Ake df ns 9 aid 270 jp Betr. regen ds zl - 65 |-455 | ZZW 4 Betrokken Ë - 4 | _44 zZz 4 | Zeer beer. RE NN ZW jo | Betrokken 13 | - 35 |4of | — 6 | Zeer ber. wd akil 038 WZW 4 | Ome. helder | _N licht -iat borden 4 Zeer betr, - 44 ‚O 6 r MK: % ek Ek 6 | Bere regen ef a8.i1 ast | WZW 6 Zeer betrekk. 2. Oo En et pta omm me En 8 1ä ait —_—— $ Omstr. helder : „15 | 37 NW 4 | Betrokken ‘ i6 1 29. 5 | 40 —_' 4 | Zeer betr. | EE gh on Jr Ì, OWAARNEMINGEN Hoogfte Therm. 45 Laagfte dito Middelb, dito 35% 263 ban À 1783. ugtsge- ugge Beerok ken Ometf. helder Bewrokken —— fneeuw Betrokken - —_— fneeuw Zeer betr. | Betrokken opm ee —__ fneeuw- Betrokken Zeer betrokk Omer. helder Betrokken e Ennn nemers Ennn Zeer berrokke Betrokken Zeer betr, 1 mann ee en … Betrokken Zeer betr. Rennen ee TE Betrokken Zeer betr. Betrokken Zeer betr. Omctr helder . Betrokken —— regen Betrokken Zeer betr, , “Regen Kk Said r Vg bie … ble en nn Es En =. dn eef Gemidd. Barom. 29 D. 67% Le „== {Therm. 38,4 Gr. ° “Gevallen Water ANUART Da- | Baro- {-T car Kragen St. gen} amet. mom, | der Wind, 29 13, 363 Ned 2 F7 4à |-35 NNO 4 oldest Ine € is Erk Be SK 18 ie 31 34 ven Eder BAE EW dg ze 24 1302 NNW 2 | ‘zo -24 [732 — jip t za. 5, ded A 2 , ad Á , “iN Li Te la 98 |-a6gp ge Shen ERN ken ZO 2 : sere dt À | C- 82 | 305 ZO 2 ‘22 3, NEET id A A 33 te - 4, 1-33 | Zw 2 8 23 «” 42 34 oh i Le 54 34â id 2 SJ | 34 | ZZW 4 24 „- 65 342 ee | ® at pn OE las |t- 7, DET LE 8 f ("At Mk ee N i hee 63 382 AM 2 Ba Fen a 04. |.38 zt ) EN HS ZZO 4 73 AEL — 4 n 12 59 A | PRT Melk d 6 Moke 4. ZW 4 “Jl al WZW 4 "sil ul LEW a 29} — 44 | 43 ZW 4 en eetcafe +: 41 rt À | - 7 | 42 ait 6 Hel 5E oe - 6£ | 44 js BELLE - 54 | 45 Jet Kri 6) 445 8 _ s 42} W 4 Hoogfte Barom. 30 D.. 3 Le Laagfte dito 28 - MH Middelb. dito 29- 7 26 Lyn. Uitwaasfeming niet Waargene Dagelykfche- kragt der Winden \ We 31e Ee Dm, en Een en” wen en 5, En Een f EE we Da- vC | 5, À ‚Ea OP. ZWANENBURG, | FEBRUARY, 1793. Baro- Ned Kragt en St. kas e- " Regen / met, mom, Fe Wind, | lkeldheit. | in Tg 1:30. 5 3944 WtZ 2 | Omrr, helder … 1E | 42t W* 3 _N id 8 ste} ZW 4 Betrokken | } 29.10 445 _— Ó | _—— regen Î NN 45e 8 Ei a ek 55 45 pr 6 | Betrokken h EN ad ee : sE es 0 " - 0 4351 ZW 4: ek 10 ik: a Ee Zer beer, le 46 77. Sk Betrokken 8 Lln 4 Aers i de E 44 —— 4 | Zeer berr. 3 … 6% ['47 [ZZW 4 |l Betrokken AE 47 ZW, ST en bd 43 W 4} Omer. helder | 2 MEN 46 hadde 74 Zeer besrokk, „ ® OL 4 Helder 7 410 |-ZtO 4 Betrokken „3 44 | ZO 6 | „1 45 [WZW6 | — GER Nr - 2 42 8 aen «18 4 Z 8 [-—- regen Kn 28. 95 44 [ZZW 6 Betrokken; 25 Gb esb zwt Glee 3 OE biij ri 6'"|Zeér bef, : sd GE TRE ZZAN 4E en OE ‚e 10% 5 45 orde Wd 4 ij pee | ag. O ‘48 ZW 6 2 46 ==" 4, | Betrokken. 7 À 8 43: Weg! Omu Helder Ì , 17 46 pen SK ij wke ud Ì „io | 43" [ZZO 27f -Beetokkén 8 ola ZZW 2 pe q | 46 ikt 8 mmm ae etin pien He EA oe reed B BE de sd N ‚Omer. helder - 7î 5 2202 rn | | - 8} 4t Te 3 pi ie) ete LN eN Zeer betrokk, 19 Var [NO a Betrokken — Oe ultkes % 1 4 Ne p- „Zeer, betr. \ EN 20 NiO 4 Becrokken : 36 NNO 2 | Om. helder a Ik 4ï ebde RS e Óf 39 TNeO 2 | Betrokken WAARNEMINGEN FEB Da- | Baro- | Ther f KragtenSt. | Lugtsge- Regen î gen | mer. mom. f der Wind. |_fteltheid, in Lynen. — 30 6 0 [NNO 2 , Betrokken hi zi 6 4e —- 2:| Zeer ber. va 1e „5 | 40 N 2 mm } - 44 | 39 | WNWa | Omrr. helder 18 „31 45 _ 2 Zeer betr. = 28 | 37 . « «0 | Omtr. helder El - 1i- 1-38 W 2 | Zeer betr, 19 k „ © 42 vR Bek _ Ni 29.113 | 42 | WNWa4 E _ F29.113 | 43 —— 4 | Betrokken d = sol | 43 — 4 | Zeer berre 2 arl * 9 46 | WZw6ó | Betrokken if | 6) d - 8 | 445 Wor) haa +“ 3e 1 Wel 3) Zeer bier. = 74 | 40 ZW 4 | Betrokken / 5 A. 49 — 8 _ Ô Eer an EE EI ln SO rai Ie - 85 | 33 | NNWef 25 hed 85 56 dasand p A Eene nst E - 7î 3ië |. N _ 4 Betrokken - 04 1-32 Nt9 4 Zeer betr. ' 36 | - 94 1-33 N __ 4 | Betrokken „tif 33 JNNW4 |, ;: | = lof f 37 WNW6 | ht HK jar 1-8 1:32 Óf | SE —— 4 | _ Omtr. helder - gi MERS Erm MEM gan ZEN agf - 9 6 NO 2 f Betrokken PT KAD Zed ebk oogfte Barom, 30, D. 65 Le Gemidd. Barom, 29 D. 85 Le x ‘jp fte dito 28 - 85 === - Therm. 41,8 Gr. Middel dito 29 - 75 ij Gevallen Water 18L, Hoogfte Therm, -49 ‚2% Uirgewaallemde 11 Laagfte dito z15> Gre Dagelyktche kragt der Winden 3,4. Middelb, dito » 40% OP: ZWANENBURG. MAER 1E 1B3. „ { Ther-‚j KragtenSt, (| … Lugtsge- “Regen adacdh der Wind, … | fteldheit. in Lyhén, EE ad Nn A EE Ed NER - 278 O- 6 Betrokken |:28 |-ONO 6-| — fneeuw «| 8 3% 26 N Betrokken 1 ak | 24 WNWa | Zeer beer, 2 55 Jaa 1 ZW 3 me 55 | 32 NW 2 Omrr, helder 3, 1,43 ZW ‘a | Betrokken ii | 35 | OZO 2 Zeer betr. NC 24 | 33 NO 2 Betrokken | é, 30 _ 6 | Zeer betr, a | 3E €) neden „ie loä-A 27 dik ete el | Omrtr. helder N, licht 82 | 182 | ZO 2 sa ON OV eens: 5 an 3 k 2 | ZZO 6 Betrokken 84 | 3! BO: ej : 4, | 39 ZW 8 | Zeerber. 4 1ä ve 42 | 36 —_. 6 | Omtr. ‘heider 63 | 36 W ‘4 | Betrokken 74 | 49, — 4 | —— regen 24 | 372 NW 2 Betrokken 4 Fi 37 iid 8 ee Á î 40 VEE Zeer berr, 2 30 ZW 3 ten 63 | -36 Wtz 2 _ x Za | 43 art VG anp. j 8 1-36 lesdhened\8 Om:tr. helder 8 |-36- |, it ZE hie 9 MEE AE d eer bétr. 8 1,033 it ij : Omcr. ‘helder 8_ leide NNO 2 Betr. mist zi | 39! NQ z2'| Zeer bet. EOC: 61 | 36 bast Omer. helder 6 34 ch € Betrokken 1 AR en me Er ws ed 52 | 35 N 38 VRT AR RAS PND GT Te ï 64 | 34 RAK OR ROE OEE 73 | 34: { NNO 4 En 73 | 33 NO 4 | Zeer beer, glare Ae | ä 33 ONO 4 ee Aaf © | 32 Red en arca | 34 nd mmm Been at | 30 NO «2 Omer, helder | 5 | 29, Ad Helder 4 345 nana 44 | 33 INN WAARNE A En en Da- rf Baro: _ Ther- age St Ki: goe Regen * BEAC, bi mom, | der Wind, fant. ik Lyneù_ 30. & 3 INW 2 eb REE R7 Ik AN _—_ Omtr. held Be | di 54BA WEN W all cd dâe tk 4 Di 34 8 EE ARE 2 mma AE _ _ ua enmbenmmnnd „18 eet ANR rod - 2! ph EN. Betrokken | kj vab 4 Bat ber, ee ED EE G, Betrokken Bere 3 al lt il akan ' 4 9 i 355 AA dà if Oa. held. 29.1 13 34 j Cider k 21 N 10, 49 ki AE NK Edle 5 A pen cet RIN Oad _N; licht | 2 LK. SN E 22 103 | 49 Ee Sijm - 10) | 42 pad Bore mina | | de je WZW a | Zeer beer | EPs B NW ahd - 10j |_37 — 2, Omer, helder | Ô ö 7, is: ZW. 4 | Betrokken 24 5 2 4 il 2 N W E Zeer betr. [ PJ __ De SUM 1 = 108 | 374 WNW 4 | Betrokken | $ Ë ES ; LO B 25 4 42 WZW 4 mn me | (@ É B ln EW: Bjarr regen A „- 34 [4d W 4 | Betrokken „3 E gegen WNW4 | — regen | 4 14 „49 WetN. 2 | Betrokken 3 if | badne. ders NW 2fZeerbetr. | - 48 TN * bes er ee 7 4 kt ee s o ä "48 brodlsook be fd " 5 ie 455 ‚Ne 2 "44 rak NNW 8 - dán tr allt Eg 4 e= 6% 240 INS 4 el 68 d-48s á 6 z it DE De: „38 GED MEE | 1% dert: NW 2 ‘ 45 A é . Ó 4e Kd haD | A. es "4 ZW 2 Sache 4: iSd kr B, de a 26 NW : DS eea „2 1-53 9 oja dek je RS: 45EN ZO à et 18 59 On Gi nat 29.r1 56 ede a e oo les) ahora e ul: El B Zw 4 in 3 A jr Ár 8 8 Ei „59 e . Ö oi B At et A 30e 4 zo| No z 4 -$55 Eke ni A Ee 2 Ed de av | ú 3 5 . © #e Oo - 14 [58 [| WNWe2 „1 | "är NW 2 oM 47 ZW a 5529 St: LWZW oa ATL 16 E 15 48 —_ 4 = 24 1 425 OP ZWANENBURG. „ | ler. sues. 1783. ‚ Lugesge- fteldheu. ‚Zeer betr. Omtr, helder en nne eene eee Helder bet atist Gmur helder fe Helder | Zeer betr. mna ahd {| Helder Beirokken Sade A AOR | Omer helder Helder - Omc, held, H IGEL Om. heid. Helder Omen helder Zeer betr. Berrokken Leer berr. Betrokken Helder eren manne ’ namens S Omerhelder Betr. mist Betrokken mm regen Helder enen artan + Regen * u Lynen, | Ne | _ Hlm WAARNEMINGEN / AP - en Da- | ‚Baro- Ther- bee aanhad ugtsge- |’ Regen Zen} meter | mom, | der Wind. eldheit, in Lynen, jo. 3 4 WtZ 2 | ‘Zeer betr. j- 4 113 54 annen Sk 18 Ulmen Zak ee {0 DE. 3 BO) —' 0 omde | Vve î F - |25 _J-508 | WNWé, | Beerokken - 18 | - 3 „53 NNW 2 Zeer „betr, ® … 13 42. Nt NW oe |. Omtrehelder | in a at ZO. 2 ’ _ „Hi KS je ee, 1 29.11 | 56, [/ZZO0O a me |” | - 9 156 ‚|: ZW, 2 Ff. Zeer ber. go | “IO [56 - | WZWea {| Betrokken v a io, 46 Hi | oe fegen - 5 - 9: [45 | NW ver foZeerber. «|! el BE LME inde Sd Ted 4} Nefit: - 9 | 425 Z. af Betrokken EE, ‘as | - 6: sle4tunrf ZO. 2 __ 13 4 104 MEIN rn 4 —— regen 4 = Yoi |:45 NtO 2,f Betrokken 13 ‚23 | * 104 | 5® |:/NNO 4 |. Zeer ber. 8 …‚ = 108. | 42 — 4 | Omer, helder Kl KC ) 46 — 2, | Zeer betr. la a4 | - 9% 4 rr 4 ann LOC - Ie} jp ä N 8 |_ Betrokken as} HE Jao) — 2 oel 30. 2 | 49 2 kn 7 é 25 47 OtN 4 Helder … AR , pe EP Dn mn jn aj: pi OZO 4 Je 8 | 2 ti « 7 $ EBER 4 2 R 6 , bel BRASS so | — & | Omtr. helder | Niche | - 13 K46F | — a | Heldet © °[° | £ 28 © 1ë SI _— 2 |. k e 4 54 Ì Me een a | manen kn $- | ef mer À pr Br Re Dad mecaen … Neen Ei Ol vis Ln NN: 2 En N.licht f_ | 8 és Od TTE | Rin + demen IR EE a : Pre EZ Nek Tor Hoogfte Barom. 30 D. 6% Le Gemidd, Barem, go D. 145 Le 29 === - Therm. 49:78 GE Eeen di Se e a ’e Gevallen Water 9 Le Hoogfte Therm:64; % Uitgewaaflemde 34 ‘Laagfte dito 28 Le ‘ mts van kragt Middelb, dito 514 er Winden 2s aP Ladd ade beelhed 2 1733. hi Da--{ Bato- Pes | A enSt. J fugisge- | Regen En „net. | mom. | der Wand. fteld heit. in Lynen, * so. £3 se 4 NO & | Zeerherrokk. ì - 4£ re etn adt B Berrokken NC : | aid NNO 4 Zeer bete, | / y N + nn en | gente GF de +5 ONO ‘6. | Betrokken | 49% _—— 6 Zeer betr, | | ai) NNO6 | Omen helder |_N, licht bi EONO mT Tee jd é IN 47, | N 2 4 Helder 46: |OZO 2 Omer ‘helder E dad NW 2 Helder | f 5 ai Ome held, : 49: NtW 2 | stil N 4 a: betr, \ 1-44 brie etrokken 14 IJ NNWe | Zeer ber. : 405 | —— 2 | Omer.helder 43 be PTT emee i 432 mn NOTA mm em ‘ 49 te A8 Zeer betr. 43 N- 2 | Omt. held, | 43 B 6 TWZWa jm EOC 47 dn VE ghs sr 5 Oi Zeer betr. 57 Zw Betr. regen 45 FS È Betrokken 4 44: 1 ZZW @ Zeer betr. € Kek 2 OR zi 57 N pf b PEA Berrakken e 5 Zw he | Zeer betr. 7 53 ed OQ m:r. „helder É 57 , Oo tT pe dee | 59 ZW 4 Betr. regen ge Wie i | oo Pe 2d Oint held. . 2 | ie | NNW 2 | | eh ON a | Zeerberokk. | ó6o iss AD Om:r. helder | 56} me ef Helder | 8 ABE AE Ki eeeva rl: | zw 2 |Omeghelde | VG JWAARNEMINGEN ; ‚1983, la ae tE le Jams, gen. met, mom, der Wind, | fteldheir. i WE onecht kl ZW 27 Helder Hd kh ie Me hes nee | LIE 159 vof Pd UL ade Se „KOE Je Seek 1 | Betrokken 5 181 -19% 152 NtO vordt -, 9d 56 held Be wa rd END MERE 5 En S4: NO OBA bride 15 e id 37 — 8 { Zeer betr, Ko, bi re et {Helder N. licht leo) shet Ol Ape ie A of NNO 6 | Omtrhelder Ee ‚al SS O6 | Helder 21 “1E £ 625: 16 Bd 6 “LB 59 NO 4 7 basel 18 Jrpet IW a N dit Ta Lies 56 N 2 | Omtrhelder + t 4 òt it lt NNW 4 | Betrokken Ge Mi 23 pe Ä 23 éh ed a mn ' B Dr 0 ME EN de LOG - 8 so NtW 2 | == ‚2 si, 52 | _—_— A en amntnnee Ee et - 105 485 ee pi nn tm Ì 4 orden 120 [949 OtM: al Ter NS PAL lof Jerson) ln telt JE LE -… ei 1-49 NO … | Betrokken el Hd =| 84 F4O5f ONO a | + EW 26 |: =| aieln5s NO 4 Zeer-berr. » sl PER ss NNO 4 Betrokken - Bies kes he | zou pn os KA Rd B the wenk Der KS ae | öl se zwa |= k „16% [78077 A at: We re 28 -_sÌ BOTER INE NBO opd TE 4 het - 6E [59 N 2 | regen « | d. wl.” - 63 50 ZW | Betrokken ak LJ - 6E|S6 | — Ei Ae ed a Qi 532 ee be 4 Zeer betrt. + ET DO Ì Rih of RAE OET 2 | Omer. hélder / 30 „HóE JSO WEN WITTE 4 NC. „ikk 52 NW2 | | =ii3 | 56 zt 4 | Beet, bern. d ist 300 Drek Ar eet PE eh ad Î -,0 58 NNW el Omer.held, | Ne liehe ‚ Hoògfte Barom, goD-tEL, Gemidd. Barome 30D. 1,8 Le Laagfte dito “fem 5 | a 7 Therm. 53,8 Glet Middelb, dito 29 - 95 “Gevallen Water — “19 Le Hoogfte Therm, 65 Uitwafeming 48 Laagite dito 43 ÈGr, Dagelykfche kragt Muddelb, dito 55.5 der Winden 3ree ie za i - « e a en PE ante entihad and EEE GEER OEE wepe _ E pn Pops ZWANENBURG. U*Ny 1783. F Bag “Ther-' te Lugtsge- “Regén mom, | der Wind fteldheie…— [in Lyuen. agak gsi NeO 2} Bertokken « =H | 56 NO 2} ae dE clb -hisi |. 54 FP IN 2 | Omer. helder ’ | -| -- 24 „64, ae 8 Dampig bal - f - Ork ode Bd ZECO EEG Hiel 30 | 3 | 6’: In go fsBenokked of - 1, - 35 | ós Nah Ome. helder) — | ° | Î Hoogfte Barom, 30 D. il Gemidd, Barem, 1 D: 9; Le | Laagte dico 39» 4% == -Therm. Gti be Ì Middelb. dito 9 " IC4 %* Gevallen Water” Bi et ú/ Hoogfte Therm 75; tUitgewaallemde “47 “7 À Laagfte dito 515 Gre …__Hagelykiche krage Middelb, dito 62 der ‘Winden ‚_ Byôe HOR) KAN ENB URG Tie K 1783 7 | jen ragten Ste Lugesger hd N : mom. der Wi 30.3 [-6î pO Wand: sos flahtheis, | ä à 4 4 | Kee hi N73 Omur. helder _ _ " nn 8 ' ; zr Hel Kle” 2} za elder pe aè st 2 _—_— 8 ' 7 fende 8 ze | 3 | dq, pe a j y he 22 | Wzwe Se 3 derd he tl Me „2 Jb 8 Breemen zt benep Jt en 4 5 EE: Ô A00 Ee N ke Om REN À Aep Ene E-RSER dd zEen PS El ee Idi Zeerberr. … iik | 618 bad 2 | Or. held, Lida a eten | _ jp ed : ah pr betr. ‚k … Häek ie a} Omer, h o 7 „ À 8 h Ze 2 Xx} Zeer ns ke me ISS, NNW 2/7 —__ et) {Spil 5 8e er | Omesheld, EOG- 124 8e dk 1 . ks 2 8 EN la 65 5 si pn 2, psa: emmae 6 BRON — be pat kn 2 ee LEREE In U ii De Ee iid 61 abn VpK AAN | - 3 a & Aen 2 Helder | E | 188 rf O0 \ „|t heÓge Ab in was wa AD ES W ej &honós,, MS SUM Betrokken. te hd Tam tg | Helders — fik BRE As el | a ná br Se ) R e 2 | \ fi Te wad N ZEE ae WATT . et: ga / ONO 4 è renate 5 « te2 4e - Ke 8 er Bkk, -_ i1î 7e Ì an iN Es as Li AE Ozo U: pers - j4 ME 2 ONO 4. | TTT | & __ 5E 68 en 2 $ ESE le B NN EN DE Danker | pn 8 an went 2 emme 4 slo 6D: Volg, MOS N Ï | | 14 29. rêoip76 ses | 2 WH 5. Á ad rf í vn Of k 15 - ri “8 261 ONO 2 ‘Dampig kost 26 ZW»4 Helder idd of A ós O 4 Dampig 16 ‘30, o 5 73 ke ‚2 B f 4 led 5 Ós el : etrókken « ks 25 WN w EN Zeer betr. | vg Da-* if Ther-, Kragten St,” en | „gen. Jemet, mom. der Wind, — kg heit ee En m 30 15% 66 1 ZW 2 Dampig | 17 | a 12 zor |W Oz | Om helder FA : - (27 62 NW Dampig Ì tl - 6 -jaf | 68- we et Omt held, =|" 1e hi wk: zn ot AO rd Wader zer je EE ET Heetlkeg if «| „iz | 68 | TE à BE Kl 19 ie fe: À ‚We a Zeer Wdrrok iks 8 ds 67 „ss 8 Betrokken at Men E 2yel1j 6g* à js ZW 1 EE ia | ee in 4 ie VAR ne BERT | “Pile ZEN 8 Omcr - helder” Val BE a bev cl A Zeer beer, 5 ‚ar EN Nerd. WB el LOC … 48% 1e 67 date ij at A SD - 8 06 oe 8 pa AE5-P 7 NEE ‘22 em PEP hat 5 Betrokken AE - 45 68 _ 2 Zeer betr, ‘| - ie #2 FOT 4 Omtrs Belder | - (ap PD FAO bn INS WIP Zeer)» | - iN … Wo Ózi NW: 2 Omrr. helder een Sis FOST ken geet ‘Zker re tag | 3P t Óg Jet gef Gl kel ee | 8 - a% | 66 WNW2 | Betrokken of -, - 2 68 at zp le il Hef 5 | sel Pel IE det a Ziet Bets kp |C bo SPE FE Ma dT Beerden sf | AAR Mas, OBRIE 1 S ot Omtt: helder ij * | la6 | © dz | 768 Dt ap Beegkken | - | ot k da 17E TONG 2} OmteiShelder | * | Eil 2oak zo f Oz af. Helder | Sef eri >! TEL lor #4 ADE u Á » 4 76 kf 40° af mmm ES, de -…88 | 75 TZZOr OJO | KE + han il ’- MIE Ld db _Omeiheldl tal WE Ole 0E bh iet of tees if ke Es ZWea | | il aol … 9 |Z nd. eel NC: „ 0 e) Wee jn bek | Oi „… 16 655 NWe 2 Betrokken of - £ 30 - 112 | 672 Ws e-|- Omesshelderi foe , ve 30.4dà | 67 ziws a ofT Helders | 21} «Jif 68 it ú OOmteheld; ij Bro Side) ZIE Bot need EE ht ä rard [OSEEEN NE Wree Hoogfte Barom. 20 D. 3e Le, Gemidd. Barom. 55, of À Laagite dico 0-3 | „WU Therm. bnn Middelb. dito 29 = 1% Gevallen Water 1# Lyn. Hooette Therm 23 Uitwaasfeming 55 oars va dt Gr. Dagelykfche kragt laagte dito: 588 der, Winden otuim, Middelb. dito 203 ÓP ZWANENBURG. EN En an er a EE dn ar ern es en a AUG: 5 Sis U SS, 1783. kg Bier) en ni Logt met. ae Winde | deldner. ml: 24 88E NW 2 f Omeeheld, nj 3 [gei - al F6 N * 2°_|- Helder hi 1á A OE Be 2 | eg.ds: 183: Za me dok ee Fn 9 © Omtr.h. wl. der % [75 | ZZW a Omrr. helder 3 | -1 78 NW gf „9 | 72 | ««:% Oo | Zeer betr. wl. - 65 | 67, | ZZW 4 | Betr. regen 4 | - 85 | zo5f WZW 4-| Zeer betr. -…9 | 662 | ZW 4 | Om. helder „tik | 623 [© N * 2 ‘| Zeerbétr, ESf 30.) PP GOF NEO: or me & o à 64 N % menne tn Es „ig {64 fj ZO 2 den Ë er 107 79. stes BREN AERO A - 1081 0P edp OE tend Val z| fo dept ple gf vene «iof |-6s WtZ 3 Omer. helder - toî | 64 WZW 2 Zeer betr, _ 8 -hië | 69 werdde Omtr. helder OEE we ka EZ ed eren an „tr | 65 4 Zeer betr, omorfi | 30.0 67 jee td Betrokken „eorrf 1-65 bw D de GEGEN ro kr 67 in n6 te Betrokdken: „- JO 62 —_— 4 EG | wkn 19099 ZOE afte) En $ „ 74 159 ET bet teen RRD. | … 85 | 55 NW 2 Zeer betr, ' - 9% | 53, | WeN 4 Betrokken 12 - 105 | 602 | WNW 4 Zeer betr. De Ir $72 _ DN Ek) ks ' rin 3 N “a En WES bolle 58 Re Á EE TAS ate ge 2 ï N manni 14 1E 6 NtW: 4 30 © td NNW 4 ER vanen Fish slan 6r — «3 | Betrokken is „2 e) sees am nin 26 f.- 2£ | Ó2 eu en we „a | 62 NNW zoen een ‘Reger | | in Lynen, EDC Dkt on 1 ee BE FA oet bj, at bs RANEM ING EN | U GDS TUS 1783. An Nec. ai; arg ee | 1 pij 10e É 30e 1à js « M Er ber. é WREE ERE | - E Rou ne 2 } Orhr.held. Ie | m dd u 2 p kel PS N kj jpk Oa: |. / he EE OB deo. nd | 4 „8 ard Maf oi. IE sede > &9 2e tr 69 O. aVIjA 77 on: ch bd LOC | te B 65 Jr NO, 2} der. Ro A, dE 24 en Bj ban … 6 deSlskote, svati drdóhgs oEjs Deeb OA hd NP: sl + Bop AAMLEe HE ke ds = 438 67 NO 2 É flis” nd 7 „aid [035 2 | Olmer. helder EN - bis AR kite a Oad mma me pr lòî 63 1-3 el <6 men an A0 07 ZW. 2 f Zeer ber, . 23 | … 97 [9 | WZwaf Ber. zegen | 95 RS Hi Ode 40 viLeEr ier. r | == 9 [08 1 Zw 4 } Betrokken sat 7 3 et AA Oe nn a ‘4 ; - „A df fa. - mmrlan 2 peen d. wl. - 9 $/ — 4 } Betrokken #f- 3 25 Rb 072 WZW Dam. hee: id d. wl. | € „ F5 4 Zeer betr. ï 9 #39 ZW 6e 003 46 | > 9: os Ee Ee entamnd … ap zi ERD ad doe Oner, helder 4 — 104 € eer ; 2 Zeer ber, 37 pe ir 66 __— 4 gt vide De pe NC d LE 0 Wom ad RE Omer. helder f | „3 (6% | ZO 2 |yZeerbar. of -2% PA a EL ZZO os A artter, o | tl rk | 5 _— q | Om. helder, 5 - 9 NE | O20-a 1 Betrokken E 8 - 9 66 BRO bakt Te d. wl. | 4 we 62 GR ME, wl cht 2 - 10! 64 WZW. 4 Zeer betrokk. 9 30 - 10% 66 hade 4: idlden rd | Ó4 fe Ef Omer. hel ler 30. @ 62 ZW. z |. Zeer betr. 31 H zo er | Ot. helder en 65 Ws 24 Helder Hoogfte Barom. 30, D. 3, Le Gemidd. Barom, 29D. ank Ln Laagite ditg 729 - 6% . Therm. 64:43 Ge. / WM Middelb. dito 29 = 1-8 %: Bevallén Wier sle < Al Hoogíte Therm. 83 ’ Uitgewaaflende 48 Laagfte dito ë2 é Gr. Dagelykiche kragt iuddelb. duo 68 der Winden en OP ZWÁNE N} (URG. B ‚S ih re M à Ì R % 1783. rr en ie Das Barp- ; Ther- Kragt euSt.f’ Lagtsge- | en gen Take | mom, | der Wind, | fieldher. | ren U ej 30e 43 (0063 f NO 2 4 Omer. helder 1 3 Jep nt rr fr Zeer betr, | - 3 1-62 NNO 2 | Om: held, - Î es KE 5 69’ vi id 2 her vam wen Ee Pr Pt ET fre IF Er og.rik | 63} 2 - 114 | -Ór EE enamenn: A8 = 15 | 69% Z sr 4 „Zeer betr, EDC … 43 kb 58 I-WZwó | Betr.regen |- 6 4 „si Ek Wu 4 Zeer betr, NK | Tide Fils LAW Betr, wl. | - 2 |-5s ZZW gy |Berrokken «| 4£ ‘ 5 - 8 tOM ONE + IEP anas ban pun Et ë ; … fô sa JONW 4 f Zeer betr, Ed | - 25 |-59 be ZW 40 fp Berrokken 3E EN eeen Of PE | … abel s6er. fo + 8 | Zeerberokk. | - zE SZ PWZW6 | Berrokken zl == 8 1-58 -LWiNe 6 |- Leer beer, = 10 ES ON We 6. | A) | |. | - 108 rss wZwe.| Berokken of 7 ‘ 8| - 9 | 62 We aL Pers bf - 86 6 En 3 | - zi 1559 LWZW6.| —— regen 38 9} -'6E [SIE ZW Sj 3 FA et | Se NWe 6 Berrokken no de gl Sed N06 ee 6 | zof - zi | sf — 6: | Zeer betr. f EEL OO st 52 | WNW4 er: snah ' „ 10E s4 W:4 Dnstn 2E bar) - PI eZ If TE 2E „VS Î DE| Safer ZO BON, á : 56 es 4 Berdien Br OE : 8 Eer ooh aen ais EA 5 Ì ie 6: 56 ele. eh 4 mmm ae \ ss E pils pa en 4 ens 12 on He rdt 60 — 4: | Betrokken. : 5 1 JE) ‚+ regen pd bad dS dat BETE Tk pl Betrokken. EN hed “ men 3D Ore fe Sine | Pie za | Zeetbde sn shiler- sbr lubbie 2 Genen helder | = opl. ÓL _ 8 r p ê hed Ren HE late 5 | ne MK, » 11 | 62%. Ne 2 Berzokken Û f £ Da-.|‚-Batro- „Thef-, Kra en Ste |. Lugtsge- ' Fi; met, _\moms £ Wind, | fkeldhere pa ed Î k 304 24 bd5Srfs N. ao kt Betrokken) Liy.os 4 > | 27 {1 Or Dane ee namen Eeen A OE dl ER 1e fi gs, RN mensne … | LIE helped O 2 | Zeerbetrokk. | - (28 | 29er1k | 632 | 2 Omtrshelderd LOC: = 10% „6e | Dn bede Dad AL 08 | | ET ie MCT ORE ed KT ad ad ® 2 , 0 Zeer betr. Í, zo E 72 eo 14P So Ip: po OVENS: nde Me 1 $ K d, rag ki, Z hy deer Omtrs helder - Î dl! Obnpobr oft — 4 {Betrokken 4 - | bsod PA RZER el aken à | # Î ‘ 7 Men 10E EN 4 R. Ein ke " | ' =| 9: diPork sd A Î bar, -hr Jb zie, : en tn A I- | 108 1957 of 4 Omrshelderd - | Eee, Bepsel: ZO. 4 |. Zeer br. | ‚ 22 _{ Ei / 63 sn ad 4 Àe bouk, ï ú EN … 851} 59 2 \ Z 3 ac-k Olarrf helder =4 85 foSSbofd Z 2 | Berrókken. - 23 „84 en SS, Zeer Beërs: 2% - 1% - Sets ve O7 Ofmerz helder fr -f „305 pô6e FS ,« o | Betrokken “4: 4 lor Bis Jeder, Jk OUIS ohne | Egoft: derbi Ju ode Omrtr* helder { | Brite , b PA VEREN P \ 3 ded Je Zeer betr. 45 = 13% 0E, de © O Ofmt;heldd ib - {0 : rid bedank JD OWPE ofediae fb N. licht KP Ean 1 it ov hae ee | 26 „3E LAA APENIO Ò 2-f ahdje N Co | … (3, PSB dt B Ee 1 Nelighe Á Pf j3ë |-59 NO z | Helder” B 1275 hed 135 Ó3E bel GO A ON « | | bf hiel a meme: ‚28 - 33 [TOBE nr a la 138 [SETON Opa Jm a | on 3 SS PO nam ‘eg |e'= 3E | O2 19 vem ler Î "BL CPE PON Oe ate OE DOE hs. Ce VIDA NK on mag aes pe |: He fejoat se JE PE In - 221 °57| ONO-2 bd at Hoogfte Bárom. 30 D. 4L, — Gemidd, Barom. 29 D.-10;gee Laagfte dito =ss - Thetmm./sok Gr. | Middelb. dito 29- 9 < “Gevallen Water 51 ij Hoogfte Therm .695 „Uitwaasfeming 26 - or eren dite sz #Gr: “ Dagelykfchekragts: «_ iddelb,dito 604 der Winden 3e OP ZWA NE E B URG; ain OCTOBER bk Cr Da-, Baro- / Dn ragt en St, | “Lu tsge-. Rega „gene | met. | mom, | der Wind. (feld in Lyle, Boei Te O4 ‚}_ Helder kh laf a | 6} — 29 4 5 - 1 b 58% lede 4 CQ | mmm 4  ss © 53 NW 2} 'Omerhelder } . | &| 29.115 | 63 et 8 ed Bs HEEEL a EE De a ge o | 63 en 3 | RE 0 ELC: ‘3 Ze O 58 | WZW2 Om Bidder 1 REEN zg | 57E — Wd me Ì 4 Le If biz Pen car en an js zl bek BE Sr Beet oorden ge ad ERK pe 8% de : is gede AR KEE. RAL 5 „ 7ä 15 Wtf 65 „Betrokken E de | pd : | oe ZW. a Í Zeer betr. BE Fk AT EEE Hel ed 6 - Bé [63 FZZW 4,| Berrokken eN - 75 62 er com Zeer: betr. End - 75 152 | Wiz 4 Betrokken *| 1 A À - 82 5e ej NW 2 bi 1 , - jo led dte A5 ot in ZE bee A | / 30, 0 452 8 _Bétrokken db E NN NES AN pi > a 2 erna OA MN | 4 -h TAZ INNWe {f Zeer betr, a ‚_f*- a, 145 [OZOz2 | Betrokken kia ‚olr- ui | 54 ZW: af et of OE N° 49.) ——, 2 Omtt. helder sä de) ZZW. 2 Zeer betrokk. » y …& rol - aë | 54) +, * | Ome helder f C°} Be LBK BW % er | | - 35 |454- 0220 2 hen vid OON DA rr „hk Mg Af “Bdrolked d - 24 | 49 O 2, J.Helder f DE -_ 48 rt Wte 5 Ì aj | he n 1, A vin pd gedtel Kad 5 : eer „betr, » zl DEE Zelete | jd Of BE ie zon on Ell wan ORE helder } nc | E A Betere mist ch é nl pe 4 erde Betrokken ck 4 bs 52 TA oi Ofte helder AR: | bi 52 | N° 2, | Bererokken ha 1 A Ie. AE î vn de si ja 5 io | Zeer betr, de | „3e f53 feeen o | Berrokken 4 TE rra Kaikan Oh Renet | | alá 52 „sen Oi Zeer bets. \ WAARDE 0 Cc TOBE RUB. INGEN Da- | Baro- | Ther |° Kragten | : r | KragtenSt. , Le ú 1 gen j mer. | mom} der Wi jy Logssge. (Regen, nt al ind. | fel heid. [4 in buen. ‚17 3! 52! E o ed Eer. mist eee. … 0% 49 3 Helder KR TE hs | a teur des vcd ' CER 18 aî [ere o | mit ‚u D 4 Ea 8 4 , Pe | 4 B Dt a 40 2 | Helder | LAC 19 „4 10 UE SEE helder , 2 me Mi U 4 OE ad MS E: - 1 k 4 4W 5 Betrokken et. 53 ZWtW 2 iel 1 A 6 ) net EBEN 5 „n DN ben hi 4 Betrokken _r pst Zo Son or aise „RE | er | 29118 | sit ef je Betrokken Eel = 10% air} Ve HK ‚x Ma Es ga f-- io | 49 bid ln a ma: | - 9 47 ZW % Betrokken L „15 | —— do, I | 3 … 9 $7 ik ee | - 103 | 493 ei a „ Zeer „betr. cn 49 en RAE SGP Belie 13 F2 js B 4 | Omer helder | - 3 53 ed 4 Zeer berr. enn 4 20 : ke 83 50 5 4 Berr. regen Ev bolide KOP 4 an Eorma k | dels sand vn NE be OD B z- 31 st N Edd els in re 3 _—__— ‘ Zeer iter L N \ 5 fj Hs mn 2 en madirdedik | e C DIL Ao bebebide fs nd | „6 [45 | WeN DOEN Me 8 | - 74 8 GER Ms mg os: | u 5 | hk WNW si ij Zeer beer, / # f pek 2 nand ensmnd tet 29 5 3 nd) ZZW 6 Betrokken Er | - 9 ef 45 Wi - Zeer beer, 3 ; - JO} adsl A en : i gl} - ni |só Mal sd Ven : 30. £: 475 | ZW ti _pegvee E, | „13 455 4 a ET} 0E N. licht 4 webpl Z a Mee Babe? , 31 ee. st ZZO0 TM de rag lt en a ie | sed | Pan 2 Om. helder oogite Barom. 5 A oe Aaf agfte dito Ls sl Gemina eeen, ooD. 1176 Le iddelb. dito so - il AED hoe ih! ber Ih Hoogfte Therm. 65 “Gevallen Water o8Lw | Kaiatie dito . re If t Uitgewaaflemde 13 TEE aka k 53 der Winden 27% P ZWANENB RG. ONOLE MEER vos. e= ed LS TE AR MR Ee en NR Keke kn Led © tt DE 0 © ei eo _ ES | OO oo ! Kd et ek es ree | Ed he, Reni d tsge- | Regen: n f met. heit. -4{ io Loen, KTATER zee Ee dj: Jee helder Er ETAB A A AN Bentem LOG: k 42 e . . O Helder E kiz |_-41 O 2 | Omrt.held, | 48 | a 2 — 455 | +— 2 | Helder | 3 | OZO 2 Oimr. held, 10; | 52 [46 |< NO 2 {Betrokken 4 toj | 3: | ONO 3 |= amist? To, | 43 se mar, 2 Bme vane: al HON: 8 ete: NO 4 Betrokken En | es ZO 2 —— mist 46 |ONOa f Betrokken El alls, NO a elder / 39 OO 2 Omzr. helder als | 2 | 40 == 4 | Helder ‚10 |OZO4 Le ROER AR BD sar Bh OU bene man, sl Ot aj mn Cn OE ON amd 0 annen. 3 L 37 EN nand 2 jpeg 2 ded. FS Ster beet, E: 37 stee UP Birokken. 4 4 je 38 hedorines ©} aanne : 88 NW z pms Ie PN EE nn A enmet BTR edn — | 3 5 1-464} NW z- | Berr, regen En 45 | 43 | WZWijz | De Bk hah (Da amd Pima Ka DR 41 in gn 2 aï 41j NW 2 Zeer betr. af 4 |t WNW4 | E 3 45 he end 3 4t A Betr. regen, al 47 Zw: 8: |- Zeerbetrokk. 2 44 | NW ro Betrokken (a | 42 4 | Zeer betr. ER B dif Zap el Di DEE An 8 73 86 |ONO 2 | Omtr: helder } N licht 6 42 Zo 2 Beer. regen | 7: 1 49 NW 2 Zeer beer. 1 8°| "45 | ZW 3 _Berrokken RS Da- | Baro- pe 3e meier jr 2. RE Bo a. (04 HE pe - 1BE - 8} é 84 Ig 45E et IN wl: ao |l - 85 „pi - 9 ar 9 - 1O 30. I 22 EG >: 8 Ï e 14 „ 2 23 ed b hed pe À - 3 24 “Bs ede | | = 2 asd … 2 « 2 d - 82 26 - 33 - 34 | - 44 27 ye 42 “54 tper. 28 | - 45 wait 11 4 3% 2 mie vS ba: nd KH a 94 30 À 2 Hoogte Barom. 3 Laagite dito Middelb, dito Hoogfte Therm. Laagfte dito Middelb, dito / ï WNARNENIN NOVEMBER, us; hek, GEN Ther- KragtenSt. | Lugtsge- ere, mom. | der Wind |_ fteld B Le bor) Z Wer “Berrokken | jn WZwis | Ae betr , | Thé A ò3 —_— 6 Blrrolken! el he 53 amen SN + tegek PF À e 49 PS —_— 2 49 Ztw 2 ie | ER APEN PDP in ane vel „i£ 452 wzwó | Zeerber. +} 5 4 WNW 4 Haten 47 NM Ô … Bétrokken 45 sn Zeer ber. 40 Dek 2 P wetjnens np 7 6 40 NO 4 | Omtr. helder 36 4 | 1 4 ONO 2 Berrokken. zl 5e ZW 4 _— ++ slk 4 mans deelt ' vele MW ek ERD 4 | Tillen | NC 5 ANW 2, | Ee bmg eee 44 o —_ MISE 45E Ce Zeer bew. pf 425 | °°° | Beerokken. Ke 432 ô ï „…® | cd 45 k . Kr ú © le) RIE non AS k Ae rg Ls © TT Otmerijkelder Jot hed a Helder: a MEE 35E mm + duit 7 37 Z Pt nf Zeer betr, pe 41 RP Helde jet ©” ek 39 zw Vm Bi 37 Ale he Zeer betr. 38 le MEE a et 3o D. 55 L. | Gemidd. deo 29D-g:ê le 28 Ht 2 oves « Therm. 4215-0E 29» 84 % Gevallen Water 36 Le, 54 % Uijgepaafemdes Dd 2 Gre Dagelykfche kragt 43 der. Winden 27de OE LEANEN URG. „Baro- [hee Braden St. dE Eine. 5 Hi Regen * A gen k met. mom. É dk de fteidheit. in Lynen; he ins 1 30. 18 415 zw. Betrokken Wik arl - 2E | 43 jg â Namense: 4 Î ’ = 2E: 38-10 ZZW 2 namme EDC Ps 25 43 N ZO VOE Onnen 2 en 23 5 Ati, vp mt 4 „Zeer betr. - 24 | Joh — a, „Betrókken 7 = (21th 2OZO 2. | Omer, helder | ” 3 … 18 AI 2e ER: on om men « (2 Kieran tld: s „15 lest oh Os 2 Helder: & „UE hodn — 0 ————__ 20.814 PII 0 2 | Omer, helder - Hz f-34_J-OZOr oe. h Zeer betr, 5 pe 10% Aen „Orr. Te 18 - ‚gi |-35--J--ZOo 2 | Betrokken - dol 1388 — of Zeer betr. 6 | - tof | 40) —-e 2 fh Betrokken | „_HiE Fble ZE gi tt regen “ad | - tit AO it 2 ‘| Betrokken SRE 7 he Ilg 41 ’ NS e & Khamsa hé 3 N 30e | $ OPP dn HN Beemen. ‚ln mhr: 5 TEEEND t 2 Of mise) Hf | ‚Ep (23 [36 | ___ò2 | Betrokken VC #4 ij =43 134 INNO'2 [ommen Of "425 | 92 FONO 2 ft 9 |= tar PAT tn | rs - (25 "305 2 | ee | - (23 pg SE 2 |Omrtr.-helder ro | - tas | 3E | 2 | Betrokken: Ff > | re I4 led p Lorp ten gn & 23 302 | Z NS Mamma! jn / rr ne 38 at iá d . 0 DE Zeer betrokk, / IE | - 34 [321 0 a | Helder sd 4 [BEP NO | ‚Hf 4 A Ig "Mili ker P2 EES Td ER En belt oe Je | | | 3 | - 5 [3 re 4 Pk 300 | do mi | EEN ako kt ET top) ee on Ô Ks en 2 H pi p mm mn - Kì En „Bek: "sg [Betrokken Ie TE WE En WE Lagen zen en Ì 15 ea 3% 36 ZZW ne STM of HEB a je De veh 35, ee ETR z6spsegrrf | afp 0 | mm „ais V35 wr el ZWosa | Betrokken WDEENFMRSEE FStod Fed eo A CS es ee E oleg NNO 2 Betrokken —, | Ì RDE Aer nt mn LO KE = 23 34 Je EN Omer. helder 4 C Tek b -43 3 eh et oh Zeer betr. 1 Î 18 (38 [hops poen © Omer. helder ° - 134 belgipie » ese Of Helders | : | osb foe ten 6 |OOme helder | 19 32 e. 33 fe Ì …& Grap Heldef Î * 125 meern hoep indeed | | “43 1 3IRH J_2} Zeer ber. | - gol via | 4 WNW Broke Ef- & * REEK EE Ch UA el e 4 Or aleeiked | =O bo3gope 4 en Of Ode air | [34 fee} mede, | , $ 2g.inà bs HOL 2 NS: oriented | ' „ 1 1 ei AOe & ds : - 22 sik A. br °ZZO 2 | die | ò { se De HART Ne SN edel 1 ' & 10% 2 |: ‚© * & mk | | Bs | - BOE bop Ae Aj eel if | NV - H5 bgg te eel; Fos | : 85 Inobik H-AUOo 0 JA TLE bapv 6, joka Ze6 Tele NC 6 4E bedie ten EE MER ek - | Ì - 45 | 3a-l-240. xj Ahrolsent zl - dl ks | - 5, |-3e-J-Z0 2 eet iel |C 8 had ai 2 “ OQ sh. hars! Î - 0 goigbenpnOt AUS LE 4 ï 8 26 28.12 …aBiofisd . e „0. Mare. ptn in ES ze Lot Ë : Ui Neree ol 1 TL SEN hal A io. ht |odoeelr.h eo k “Tie - TM „a ar 205 ole „Ò, ie Thellies on WE AE î E - 5 |t ONOs3 dp rep DEE *, WE 28 bd EN EN en met Kdf Et “it ak 4 - 6% | 18-jNO 2 |De pelder, fis O3 ige ole Po arr. Velder | 2 he 1of ; 16 ele 50 kn 9 | of | of 1% o En Hoe EL | 0: | %6t TZ „ | ‘Betrokken, B: zo : rie ded mr 4 ‘ Omr. heldef | on, Ce ml oe 1ot B De Me 2 men WE f 2 ' vi AARDE | ” | = 10, gp "TO 8 rt man BE k 31 TER En pete dk Zeer betr. Î 4 Ì ar -… 6Â' | 42 _ 2 Betrokken — ie OE Joogfte Barom. zoD. 5 Le Gemidd. Barom. 29D. ul Ll een {te dito 23 « 115 „ee Therin. | : zorg Gr OP Middelb. dito 20°“ veer a Water « ee. fte Therm, itwateming niet waar ee Laaslte dio ‘8 3 ÒGre Dagelykfche kragt Muddelb. dito 4 \ der Winden, _Iiê OP ZWANENEUR/G. JANUARY, hie 4 Da- } Bare- sieren. Kragt en'St sij vensse, Rege _gen | met. won; | der Wind,’ 4” ftel ldheit, in Lynens ee SE ui Z: X’f Betr. mist EE, 3 "168 TRI Aars Hlm madera AREN IJN 37-01 NO 8 Berrokken ’{ - 7 = 9E | 218 OMZ 6 2 — 9 2e —___— CV omme teen A eZ [205 — 8 | — fneeuw 9 - 7Zä | 26 — 8 Betrokken 8 - 10â 25 ES EN Jean 30. O 24 ZO De Jha ‚4 AK hee 24 — 6 ® er ' BARN B UK ae 4° | Zeer bêtr. hok Cel Por O2 | Omtr. helder 13 2 18 — 2. | Helder = 3 13 A ak "4 #9 _—_ 2 ne Of EL —— 2 | = 44 ka _ A me : „ 24 115 zo 2 me DE 4 - 1 18 da 2 | VE een HR NEL mt Af Zeer betr. 291Ct Of. 2 Helder 8 … 10 18 2 Omztr. helder - 105 [18 NEE Betrokken mn 10% ar tnt E nn en 9 - MZ | 25 NW 2 te nd 30. Aj [18 O «2 -f Helder … 34 |, 23 ZW: 2 Betrokken Io 34 | 27 ns 17 5 ad - 4 az he 0 Helder „… Be | 46 ARE | Zeer betr mj = 23 |-“23 — 2 ee … af 24 et Se Omtr. helder - ai 245 | Zw 2 | Betrokken Taal = KEF en _— | wi 15 29 pe RN eran rme … EEN MUR bier akal WB AAA, ECE Hool Belang ik 13 on 2 32 wlolbinses 0D rn eers d - p st, jac Nada s- ” ANS HELE LE bee Be 3kz 2 PN wen 29 IE, 35 2 mn wie 104 [34 EN: a |-Bet.regen | - | 36 ns Ù 3 WA mist | ‚2 15 |= 54 [39 _—_— + 4 | Betrokken LOC BA LAN Nw2 | Omer. heller … nâ ME ZtO. 2 iep 16 „4 | 94 [Oz 2 | Betr. fneeuw 28. 9Ì | 392 Ì NW 2 À Betrokken 2 Middelb, dito ú ‘ ï | Ä ht WAAKNEM U NGEN SAN - 4 RY > Wi 784e ei | Leca ran | Lugisge-, JR gene} met. | mome} det Wind. |, (teldheie. | inL 28, 85 33 4 ‚NW 2 Zeer betr. we 17) 198 1d ae | | ‚of boggorba —e 2) Betr. Íneeuw- | „ JO 5 ABk _ EN sf ‚ Zeer betr. \ IR ag br dadde dee 2 Betrokken agt kB de po Ot Heldpe | 55 Eel bend TE il CA: ik Bte, mist ep: it „13e haloipd 19 ad ek ” 7 34 ae ee O4 Beeken R N' - 164 P2Zfe ben oop 6 ‚oo = 16ë +: 3e peren OJ nets o - 6% 39 Je ep Od Helder ko. A wro A | < 4681 273 shan dew Ovl Blerokken £ ee ar x 5 03 f je ee Le mn Es Ô „Si 29 Je bete OQ} ee EN B, c = 138 275 … se O ee maen. OA. Oe sr - 35 | 9 Jeen 0 ien | Ì _ BE allles e ej O nen mms ë he MV Amt $3 aan JN Wi 2 an dn de Es nn (Mh, s 3e} 2 Zeer bétr. | - 6fRB opeet a Hilde - 64 | sAmifertf a Zer Oerd. j3 se | - phfedsrhoN va ed 85 Ei ‚NW. , {Betrokken 4 - 9E sn Wi a Zeer beer, , in | los | e H ee ad X id, ri ig sogn 10 / Betrokken «; | - vi} [28 WZW gUijentern 26| - ni [33 sg} Omer. helder j - pe Ik 23 Ene mm SE | Helder » = j - zui | 26 min 4 Betr. mist d 27 - tof | 28 an aad KD geen pee, vat BP ae 6E kA Wiea nap sasi ï — hi 1á4x8 2 „Zeer betro / 28 - b al ze 4 | Betrokken. «/ - 9 BA een $ 3 Helden: 4:44 … Di [19 Joe 28 Betrokken. { sl ei ee | EOC, 30. 8 [-Zaj-NNOee | Helder „dsl ae tre ú2 Betrokken 30 - 3 14 ONO 2 | -Omrr. helder _ Zi FME Pd. O0 Betrokken - 2 31 NW. 2 and St es | 34e 2 Omr.held. 4 4E Ad NNW 2 Helder - Hoogfte Barom. 30D. 45 Le _ Gemidd. Barome 29 D. 08 Le Laag{te dito o8 « 87 me ved MTherin.: 261 Gt. °- Middels. dito 29 * 6f- * 'tGevallen Wâter 10 gj Hoogfte Therm. 39 gheen niet waargene Laagltedito 9 Gt Dagelykfche kragt der Winden 275e Der Pel P: ZW FEBR Bâro- ken mêt. St. der Wind. Br Rv rd BURG. eid „À eldhek: Ie Re gent. an Tmên?, | Ì Ê | | bvd bad © tt 1 1 Be Re en hd <4 hb 4 8 8 OORD EEEN OAN Ig ON Dr or Won B HO Se tt st Meten et ee OT en Biot we \C 30. 48 . | pe | s á4 bn oo et al Bij toe tje teton hahaha: hef Er en 0 Eer sk il: rp ZW ED Betrokken: Fe [NNW 9 “Zeer betrokk. | Ed + ger meat Sa Te vels S 3 | zo|" it 4 o Kr ER ARP ie oai St ss bd etro | 36 « qa | ii Î “ g|ytisder 7 L nend dur CTH PES annen mend î menma sd f er ammend sei Berrokkén we Bai ns ri NP LP eeN dd er Aar le One An tw | En ven ermee eeN 1 ‘Zeer beer. ia näist Ome. helder ; omeen é ; I ' 30 “WZ à Bet lok ste ) í RAET Chien » 32 | __— B foecuw | | 5 Re Gn 8 “Berrokekée, ERE | suf | 32 kh | ve „ Ì 33 za =t EE enmmnten: Nt vC - Ko ks: . it, . _ Zeer LE jj on | - IO £ pt nn gp AN ij Betrok mi e td Ü Î - - 10 Zee ZZW P Berhickin | eh ' Ke na 120! yet Pee 29, par {Zwi ple à pa 34 7 WZW KA ek —= DR +, =| LN pete. | Hf ak 8 go WZ 5 annet rr OS - 4 { | Zeer bei |R « 4 15 |Z) ek aile Bak “ iof |__N/ | _Omr, helder Pp 4 ) Rt e O | sp - ii l.ZZ Zeer b bef te „4 | 48 ZO eo Berrokkt mist Pp - 4 ls) | adsl ten arsank AE ) DATE de Betrokkeù B We En | k î is Î ed en” EA HEN | 8 k] 8 E. ss - t } me (Lac baie retentie amana mement res rr WAA RENEMIN.G EIN F. E B kt. U rin Kia 1784 Da-,Baro- ‚| Ther al | agt ten Bern | ‚Regen E gen ‚met. | mom, |,der, Wind” “felh heid, in Lynen, ABE | PETTEN _ Bertokken / ï 17 a io 1 29 „0 N O0. 2 | ommen \ «10 25, | NO af a | - lo4 27. O aj 5 a8 kt nnen ES DAAT TANNE Ì Sd 24 _NW aj : / - lei 28 ont pel GN pe EN , EE OE en en | E iof ar OO O2 fame E 11 ‚Bef ol spe DME r ì Ô BES gep Ì Ng* io DAE rte A ple ni, C Î - Ô 20 | ZO >2 f Zeer betr, - 74 |-26 | —- v2 | Betrokken > 21 n A en on 2 is Ek ‘ î ô SE zr wr WS —_—_ 8: LP 9 |Z 2 | mt | ‚…jò a Se 4 1% mnd A — mis fe } > | | va — regen „ jo Ll: SNS ZW af Bekken || „= A 139 | —. 2 1 Zeer ber, EE | Zi i38 |W 2 | Ome. helder f Nolick Ì 30. Ì 32 | ZZW a} Betr: misc 1 | agró? [36 —- 2} Betrokken | | Mt) 4d hook W. 2 par | 2 HE Bladet 2 IST WE - 8 HO TTN B Ir FS / - 6 49 EN Ren Î wid odf 26 - o ee Ri A Rika | n | = Bidet. 2 kist met de ' a regen d à Ar epoes pda à p Betrokken EOC: Zaal zen NNW E Zeer betr. / È \ o | Ome. helder af ef f 30. of | 36 NNO 2 vip | d 1 3}, ONO > Helder ©” ‚ Ei ' En 2 wet; ef Bet id € 29 r o ) at NW a Omer. helder Kd eh jier BN |P, Ë ken k j ES Hoogfte Barom. 30 D. aL. | Laagfte dito 28 - 9% „==. Thefm. (2075 Gr. Middelb. dito 29 - 7 * Gevallen Water 15 L. el, 5 ae Therm, 41 % Uirgewaaflemde mét de a ss dito Lord Gr Dagelykiche kragt iddelb, dito 254) der bd ar ot Me | Ra Gemidd, Back. háib. 95 Ls OP- ZWANENBURG; M A A RT, 1734. nen en a _Baro- {| Ther- ‚| KragtenSt. | Lu Regen” nge” met, _|_mom, | der Wind. 5: ffeldhe., Jin Tonk Î 29. 9% 3 NtW 2 ‘Betrokken, y/ ir - 10% 35 2 | Omtrohelder Í we o a | Helder. HE Jd 2 | Zeer berr. lg | 300 3’ 2 nn | meh gr 4 (SPee | 5 t3 211 pe 2 ane | “104 |__32, 2 | Betrokken, | „ 8 sd “xr ze re AK LEAD 38 2e) “ 18 DRE 70 ‘ Je 2 «{ „Helder, - Ge A 4 osje Z ‚0 d betr. mist, spa de |rt aj tbe ER) - 44 A d 2, Redokken | X (6l - 3E} 8 PH 2 | Zeer beer. ij | - a Bf er | ee Í 7 - 3 Blf 2, Ómtr. helder | V< | - 2843 | Z:0 4 | Betrokken of e 40 ZZW 2 _—_ | en 4 [B TEZW EB ET | Ten [PR B | Zeer betr. BEEN hang | - 38 36 2 1 2 |. Omtr, helder | lo) … 34 |eamopt À a | Bertokken | Lok | ER Jtd NO 4 | Ter RED Es Ì ot 4 ze _NNW,6, OE ens (neeuw es 4 jaol © 6 |P NW 6 | Beokken | B ‚f de BEE RP and | Í irr - 83 [ 36 | _ NW _4 | Zeer Bek. | be | ek. Zj WNWe “Omt. held, „…‚ °} N. licht à held bren EN2 | Zeer betr, ge 12 ete „37, Th 4 erm dt be ok oi nd Ei4 Betrokken | - ia 36 | dn a TT Zeer bekt. | OR hal: ML BE SRA ett ih - jj * 4 NW lk Omer. ‘helder . 4 Î "AOR [3 LNINM IH tT t AN eli, 0 le A N seer EOC - Io 345 nnn Helder RE: : 30. 1 32 O 2, | Omerr. helder, | ORE oe SEU er org Pi mare | | en 34 [ONO 2 Helder, ts Ff °°’ sk VE 32 |_ O a | Omt, held,’ ER ET OE Zeer der. otk hi À 35 ONO 2 D Helder, Bn , WIAVACRN MIN Da-” Baro Zen _ met. ms 31 AN, Hoogfte Barom. zo D. „ij Je} - 85 3 % 4 pr 6, … Bâ „6 - % 9% - 10; - 9 „ 10 ‚… 9î 1 Mes ed pen t gei ET EE VE on EN eed B | DB ODD NO im LAN ON en BO jn Om eo oc \O Pele pere PR OP te biet Bj vet oor ie pg Laagfte dito Middelb. dito Hoogfte Therm. 4 Laagfíte dito Middelb, dito Gp en je je bee ben Plien GA BCD [et et id 3 ‘ 30e 1 |H Me hes pes pe ref ha] kh a riem - En $ MA .A . mom. ú men SER el nn pe Ì ij pe Ë © 8 Oe N90 Bs 3 , $ tell | ®, Z „5. | do rj Le Bk 7ì 3 24 Gr. 30 ag - 2g= OzZd NO said gratie. AAE 2 ü 129 OBI N meg 0 jee f dekens gia ES en ag Gn he he hd » Ed eZ Zo | Én sne, SL FT ZO 3,5 A ae an pn bist® id ‚NO ite NW oe & OP RDREROCNRR ERE» a De B NAA 0 A NR ee a add Od e - Ì je et er NN, ' = Ed B ht ‚ 8 bf ak 7 Ps Tuners! Kragt én St; É Lagtsge- }_der Wind. 5. aeldner, Helder. | _ Berrokken Ï „Zeer beer, Meer mamas oe za > Betrokken. „Zeer, betr, ectie, pe b k » » | ki Les. > “Betrokken. % An dv nnen sd optie. ann cdind 3 EE hee Zeer ‘betr. #4 | “Helder 5 | Omer, helder. EM Berrokken “Zeer betr. | Gemidd. Barom. 99 D.718 se, Gr hat À Therm. 4 Betrokken: * nd Omer, helder Inf $ t d Ee 0 * Zeer betrokk. | nf nok Rr Er) ed Kk 4 À kad 4 ie De % Gevallen Water 23 Lyn. Uitwaasfeming Dagelykíche kragt der Winden 33 3e {NC - E dt í ‘ Eed ed „3 Le ORM 4e: ) A Ai, 7e Da- | Baro-: , Ther- | Kragten St. Lugtsges | Regen gen me. | mom, ‚b der Wind. _# fteidheit. fin Lyuen. ee 298 abn ‚No O0 | Zeer berr., | in ? 4 ak) Fer OAT TEL U | ru vi bs 25 _—— $ | Omer. helder sb - DEL MZ MIA WEARS tege laf - 9 [33 —— 2) Zeer ber. EN Ee Skal tet Ori RE | EN 3 | 12, ant Be fneeuw kind PN 4o | ZZW 2 | Omur: helder.f & | -‘95| 36E | ZW 2, | Betrokken! | beke 304134 NING op aaa € al =| 365 | — 2 | Omer; helder f. Bol 2 35 Ea 2 gh ij en ì : … 1â| 32 Z ‚af 777 tmeeüw ry 5 Hi 2 | 40 ONQ 2 | Omr, held, Î z VC 29,10 d 4 BSS NOe aaseters új - IL 32 | OZO 2 Zeer beer. 4 EAT H0 ke ARE OENE arl peert il - to | 35-|-NNO 2 | Betrokken } - 14, Sif TD epe fl zienif 3E an en | 30. EI 36 | Ns, 2 fp Omre.held, 4 kn 1 3 NO afm fd | : x 2 , hr waas AAS bonae (mek aard N 2 | kar BET NO nT hdd. 1 N. licht 29.104 | 34 OO, 2 Zeer betr. # | 0 Ne 435 | NO, 2 | Oferer.shelder k e 4 8 sonus Tg Helder + … Zäâl 375 4-NNO 2 "|, Betrokken. zot == Óf ar IN «s RK mi 6% 37 er ca ND delden 4 le RSE WZ randen Dr Alaaf en : - 3} aa [ZZW 6 Omerhelder | „_ 4e == Betr. regen 4 rl - 4 43? ZW, 8 Berken, ple KG „_ 39E} — 6 Omtr. helder 43 ck 394 en 4 Betrokken |} È4 En 13 - 4 435 —. 2 | Zeer betr, N EN EN rar nel | 188 38 OZO 2, | Omrtr. helder JE Md 44 -|-OtZ: 2 Zeer betr, | … 5 42 NW. 2. | Omer. helder f..* „ 1 37 | WNWe2 Y Zeer betr. Ke lo Za 43E NWE DF / - 851 ait | NO’ 2 fe Omrr. helder 85 | 42 1 ZLW 2 Berrokken Rems 8 465 ZO a Omer, helder “ lij: 41à pa mn ” Î WAARNEMINGEN B, 1784. da Vegen ore, | Keen Lugtsge- Regen | gen) meter }“miom. | der EE _ fkeldheit., | in i EJENG. ij 29.83 1'49 Al va 2’ j Helder A En VAN Me 8 | 43 de ONo 2 Omer. helder , bk La … B PARM 4 EO Zeer betr OR Kk - 7 AET ZZW 2 -{ Omer. helder 18 - 85 |-46E-|- W a Zeer betr. & - 9 142 [| WeN 2 | Omer, helder ne A 43 JZW 2 |, Zeer beer. j oh! Arae 8% rt —— 2 | Beerokken d NC ie 2% AET ZZW GP ode RAE te MEN WE dp 2 mat: Ber oe 1465 | — 4 |. Zeer betr. - 9 [74 | ZZO 2 | Berokken „ 64} 45 ZW" 2} 1 aif - 8 [48 | we on R- ® 4 485 WeN 2 | Omer. helder | - 10 475 | WZW 4 |“ Beuokken EE laa | - %% F4PEr os 80 JO ee | | e 44 PREP Le OND Zeer bier. „94 [47 | — 6 | Om. helder | ° 23 | - 9 [3 Wez 6 | bad A! ZW 4 | Zeer beer, EE in ile ZZW 6 | Berrokken 24 ae 4 43 WNW6Ó | Zeer betr. Ë ad 85 41 nttmnnnnd 4 /À mmm me 5 - 85 [41 we 4 tk: 25 Lo de, 44 ed 4 EE enemmemad î - 1 kor —— 2 | Omer. helder - 10% „432 TJ WZW: | ea, 26 103 _49ä alina pe sg p 9% de: pe 2Y- Zeer betr; -_ ä 4 ee arl 4 15 zwa | EOC … 25 | 4% Zos Betr. regen f … 7Ì 46 WZw 2 Betrokken “4 Nh Be 552 Wa | Zeer beer. <= zi 48 IN Oort P-Béerjotegen. 4 4 _g [A Ee EN Betrokken „4 29 » 102 | NNW z Omtr, helder 30. © : her NtO 2 Zeer betr. „ OQ NE pn die ‘ 50 29. IE & 47 wie @ mmm mn Hoogfte Batome zo D. 1 EL, Gemidd. Barom. 29 D. ERA ofte dito 29 rn: emievese Thefm. 4145) Middelb. die di pi Gevallen Water _ 17 Le Hoogtte Therm. 53 _ " Uitgewaaflemde … 39 Laagíte dico Gr. Dagelykfche kragt Mliddelb. dito pen y Mk Winden 278 Na DEN VENEN AEN EES FK ON PPN SG dte Rn ian” zwa NENDURO. É F7 34. Re Da- | Baro- | tba. ‚ Keagten st; Lügisge- “| Refen age k mec. mom, „def en heit, in Lynen, «9 Bij AP 2 |: Betrokken 4 N En „8 44 Zw 2 | Zeer betr. Î - A 4 NWC4 | Betrókken - 11 tol 4 | WEN ‘é bama KEA, Loë ae jp ee Fl Beer betr.:” Remen des hek 40 | NW 6 [Bette regen 1 ; Ne atf N 4 | Betrokken 2 Ì 3 el 8ä ne | werg + ‚Helder | | <3 | 43 | NNW 2 | Berrökkèa sl 3 4 | Zeer bert. - a 45 2 Omtr, helder | „af 48 NW 2 er i8 „3 kk $2 ie Helder | Be Î „3 Jaffe eer beetokk, L „af | ja WNwa |° Helder Ve Ei „… 24 e, 9. nie 5 nanne x / { 6 wel af N Er d ete.e Oo Omtr. helder “1 | 45 [ZZW a me | , ol 1, 58 ents iden ne Lapis | $4 ZW. 2 Re ed “ii | 542 | —- 4 | Betrokken | gl -1o [756 | WZWB | stof 99 _— 4 hannan PR He wa) ed if | 9 ì 13 s6 in ár | Zeer beet, ‚N. lieht Oe 7 y oee UD SRT or) vrome | 4 : Ë 53 ZO 3 | Omer. helder ol io Tb eee S 29115 60 ONO z Betrokken „rt: « 9î 56 Z 2 Zeervbetr. hal off - 675 be vorij red | E «| 9 1 Ad ‘ard nf Beer.tegen 4 j Luif 48 |WNWe Betrokken E] bgn Bao 2-56} owe f Zeer ber LOG rt ú iE kant dl wen gr | ED helder |. ET ee 8 Wk B E ed 55 vrte,e ENE MON zt OS p 3 dwzwe len ie E el 34 53 in | Zeef betr, mi 2 58 _ 4 Berfokkerr „24 53 in ef Omtr. helder … 34 | sa |... © | Beef. mist ssl 7 3} 60%} WNWa2 Omtsheld, nit | it en ritnS HU omnenan rel. WAE LSD den 8 EE EEN Hp hj nde van ‚__e Wu Er a Ys 198 RE De: ei Baro- jorden Ther ten St | Lodge vof! Regen met. ind, |) fleltheid. | in Lynen,_ | 30. 35 ES ee 2 ams helder. , À 37 , EM ran nn : a ten veces N ì 4 k ox’ 3e inbe | NO’ ij basta nr. Wi 1 3s 56 O 2, ; | vann: wanen 18 | 7 falen): a Hf | le OE 0 MO Via f NO woar | lic ld ee Aj Eos Heer ha 1 def „ON » k RA al In Be ze on biet me Uit NE +8 nirrOrdar | Our A heervvns BE goh AE pe Zo ZW 2 |: Omi. helder la “ 4 8) NW 2 aande pe “ 24 ST — af | Helder | kj EN “ 3% „boz. nn en kt Ls Oe SS a BN Mia 4 est Fb boris so ol heee te | aal © 24 |-605-| 220 af Omtheld., fh 'a ee 25 62 ern 8 EE nnannsnd _— : is Î Bh ee os her am Kol Bro OU a ome el DEK A Petngh SS al Les VOR FTEETT ‚% -_ Io 683 } Z 2 pres ant mn a on a4| = 10! 69 ‚NW a, Zeerber. |. re - 113 br | N B vmma en hd ei - nô 64 NO Omer. helder, |. | 25 „rs Pe 6ge df \—— af Zeer berr. k | -zoî | zogd Oa | Omt held, ke SPF AR ZBO aM Neri Fo 26 AR WO Borm am de som Bh RPR 1 ed let | - 8 72 Zabel don Á « 10 68,4 ZZW a Zeer betr, Kd 27 = 1oî 6o | NW ge et ete den ed EOC Le Iig 55 q banden WE DA Betrokken . 2 - {1} 500} va tegen |. 8, ‚28 }3o, À 54E] WZW a Zeer ber. he, | A a eN an ha nt A bag | er Eed ógef be ad ee el fen Ke pnt miep DELE G OE et Eben 120 ach pret Í ‚30 el SH en Ad Bet mik } „ik ee OZO ad H ERI! ze í ee MR 7 CA Di PID ZD sv Ì ‘8i 29 11â 63 mien 3 Onin held. at Fer dere kaf Probe HRO 01 de d Hoogfte Barom. 30 Dakkke st. Gemidd. Paro. 3e D, oid L. RE ‚Laagfte dito 298 -- ={- Therm, - 5673 Gr. ! 4 ‘Middelb. dito 30 - 0} % Gevallen Water 20 Le B | Hoogfte Therm. 70 ’ Uitgewaaflemde 50 E Laagfte dito 41 é Gr, _ Dagelykfche krage Ee Middelb, dito Co | der Winden — 2,3 Ed OP SR EBU RG. ee Darl Bäto- | ade td St. | Regen Ad gen „met, mom: |’ der Wind, kot fieldh heir. de in Je 3: Nn di 573 | ZO 2 7 Zeet betr, 7 LE an GP @ tat Omt.held, | _ 1 63 UD NO „@ ‚AE mn ' eN e | - 3 „66. 4 Keje r4 ne ; Ee br Blot „4 | Zeer bees > EE nett oh Omke helel pf 008 | 3) - B} 670 pr u | VC … ok | OSFROpsL ba RME SEO 5 Dal Sl See dla Hed | ‚4 - 2% | Zoi 2 ee : nn 1065 wf ONO 2 rf-Helder °° | ‘ Te Eá „63 pd „AS. mmm ’ ie ME d 66E Fr Og em) ‘Te 3o.rië |“ ÓP F'NO O2 | meme! | | Aa ni “spie add ® oa Á FE Zeer beer. en | ‚6 - 11} 627 bast: ba Wai) | j Ke 4 - 15 Bj 4: “NO “e Betrokken’ | k Ì „Aj | "SO ONO A [Ae IN os | 9 | zo. B} SM spor da VW Zeer betrokk, $ En 5 „WL! SâdopsiN0 “ea - Berrokkéd’ ER 4 … im 50 1 OP tem | HE BT - 1E SA | ta | Zeer ber, | Po 45 deent | SIP GNO Fe Betrokken re ch at bp tk, ELT ZZW eg bregën HS Sd 9 dt e Ógee WZW24 sij N Zeer ber, ER EL 6 ja et 9 6 el ME 4 ‘ bt ' € ef | ‚ 9 60% |Z Ji Berrbkkéù ER Ec A OCR 6 | bel. gi} 06floprsa Il De di LOG be tha GR} OBS pet te F-Zeod beke | pee | „6 |E 6 YA fe | ir i 62 159 opw NW6 - Betrokken” | 35 ka iki 0 Bel zont manen anke: Win Beerdkkent Ee „108 | 593 WZwig | Beedkken: | | “daf - 108} €22 ZW 6: KES E | Ort 18 ne Nn Om. Retder Ek | - 88 |,-615 WZWy | Zeeribeers. | |: F. 3 - 8E) 4 EW 6 | Omtt helder, "ke | Ek 6 adel Zeer beer, « | 8 - zot 35 1 NW 4 | Betrokken? | 14 re u OT be Zeeribeur,? | za Ee Jo BI TSO Ee Omur. helder: |i:ir- {FS „ Hl- 52 Ea gwenn rare serd | 15. 4 _ 2 5g. iT blnngera 2 Beer. re en. & p À el El NT ee 4 Betrokken … eh À 6) ebde Bdewemke) A | en doed r ages doebBaonieeg | Zerbst: b 7 Ei : En hek E9® vit Ki | WA 0 N MENG RIC % Dele Ther. saf en fl eren |: hr 8 gend, Meer) | BORE [ae d m Le Cr zprtekr bof, [Woef Om, helder 17 | - 10% ded kart e4 | Zeer berr. [ad „1; | 50} WZW-4 of „Betrokken „toi |58 | WNWe2 pn in Bf ut | sE |t Zeer betr. | | : ma | SO la 2 Kk 30. 4 FT St derde nt Oak. ‚helder LE CI B, bii |__w 2 ‚| Zeer ber. | zoe ER ‚Te : we WZW 2 | Bertokken | ER ' 29.114 2 _ ok ER ammnmennnsd PE DE ik 20 …- 114 0 dk _ 3 memmen en ’ iS RS | tl Ór saf Omer. helder | - di, 60 _|_—- c2 Zeer betr. Eed 2 … 102 67 nee Moe Oo kl mda: BT iid ô La Î Pl | - 82 63 ec ee00 ch Betteregen : Tir cs … 6} 6 Ll ZZO2 | Betrokken : Dj ej E aal - 6, | 65 ZW 2 Zeef beb. | dr OER Ë … 581 | GOtidoi a dyBettokken | Jr: ki 6%: ye _WtZ 3 CT tel ce MD Î 23 - 7â 163il- ZW 4 | Zeer beer, oe 1-8 - A OR Aldie 0% } Betrokken ER IE 6 Zed Aperen | hd 24 tok 7 62 \, Z 4 JZ Zeet beer. - 8 ri - 6âl 68 ZW 4} Betrokken |, 2, (BENE Heide os) > Beh f Od WZW oa if Betrokken ‚t Og) E „- Oi 545 ZW 5 Me pd | Rs Ì é - 102 $P Fe 6 Zeet betr. zl Es | 26 17-105 | 63E-|--—- 6 | Betrokken Ld ja 9î 69 Kemna 4 et ijk LR) e 75 s9 NW 4 _—— regen 2 27 - 7ä | 62 DIE 20774 Betrokken 35 Nl stoort 2 loeder | ke à | LE - DEL | SBLPNW 4 leden | Pu ad |. zool | beden 4 Dees. | Kit, | Î zi ver „5% ode B ARE p A ei d wf 7 | Zeer betrokk. Ee NN rid stief —— 2 Ss: a Ln Ae DEERD OE Lt -n 5 EE Smaad OE Ì Hoogte Baron. 30 D. 34 Le | ehs datb. op. ro, Slâ' 29 „ 53 > reve Therm. bo Lr LE. dn 29 „ tof % Gevallen Wâter 23 Le, an Heóogfte Therm. 70 % eaten vel, 44 PE ' Î ft ol >Gr, Dagelykfche kragt * Meel. dito bt der Winden _& OP ZWANENBURG. ‚Dae j Baros Eed Kragt ct a BT po Riégen 7 Pi et. mom, | der Wind, 4 fteldheie, | in Ly hetis ef 2 Sh A NNW 4 wij Betrokken pp & a | 29 Sl Shn6 Zeet ber, 4 | ff it MED EE — 4 -}-Berdokken. | - IE bbb deNWi 4 kiter |. | ‚e - 1Ì 56 d4 9 ‚ Zeet beer, Bi sbo [ABR poten |PEee) PE Kk. e Blaft ; Ve als GF Md dorrteed pmen | ; ef Î „IE [44 4 oe 2 y Zeet beet. | „ zi | 57, J-WtZ 2 j Berrbkken al - 1 1,69 | ZW 2 f. Omt. held. 4 Ue Pee ede ded fi „1 59 Jane Je ER 1 de Ee: RO TER Orde RR & 1 sÓtid Wa en % i BA Helder, « 4 je ak [ZE Jeen of Omtrihelder lnd Ì “1 6 fe. 0 \y Helder 6 ee dl 48 -4 ape 7 | 3-4 ZE Ja ‚fl 7 #2 Je ZO a | Omtr, helder | - EEN — 2 | Zeetibar. iel - ro | Zofeer Z a | Omt, held, , = tof „603 Poste «Of se rak in, 672 rate jet Witte d 9 Re 31 des \ WO O2 jm LOC. - rik IN LWNWea 4 Betrokken | 30. sd 613 Brienne NB hmnee ì to 8 fi 63 IJ _Nw zv}, @mt. held, ee B 55 Kar 52 winden SOU rd ein ‚59 0 KT mem and} EE zon, ir pie 1 68 | “ Pi E oo A DEE / t 5 63, isde 6 6 OO WW ld 4 LI : he Zeer: beer, á ib Er | wbs À ik Betrokken ' - LO ba l:-NW a # Omrr. helder - Ë 39. oe. a 4 | Zeer ber, Do „- 2 ‚_n | ae: 13 á S-c6o | deit pe „Ott, halder | *_ = ! br | VA 4 Betrokken da bk 62 WNW4- Zeer betr, 2 3 456 Iongw ae | Oms held, EEE PE Pian rid a „56 DE ie < bed Helder - 2 615 | WZW a Omt. held. sid ei En je oars lt 651 Zw 3 Zeef ber, | 4 Dd dl A Dn | 1784. Dart serf es Ka rd } wke: | Beef miet. | mom, tier ind. Geld Bel L fie ee bind 3 9. 9 157 ONW Zeer betr. ‚ «4 e OREN ETEN bn Ì i | ad ODE ON EE ED WM BET: za „Jd | 59 WeENt4 ni KOolt =M je” werk, A deet SPS - TE FO Omt. held. EI 65 $8 TZ Ls dk be 4! lips / kof 4e [ror Zita Zed ee O| HE SEjeew ca ner rin, } | en | CDR EI ee bjaot 4k SE | zo kn. 63 | WZW6 | Ber, regen. NED, 4 : of ' ps ; | > Sap SIT jet F4 Zer berr. ki 0d ' … A 5 TE 4 ij BERDE APEN, 2 EN HRe brl © 8 |rt Ek ee | - 55 |"Ót ZZW e6 | Berrokken f £ | E k ER LAN ZW 4, nd 1 | aa |. … Sisf6dsrf TW ZWoó. | oml ts | Bd de 57 1opreis W Ode Zeer betr, | Ed ' - 85 [ 58-{ NNWeg of iP 4, 23 ie Ó 60. WW N Weg is hamer; hts we E, ER | u% hd 1184156 ofeiEN ca P Omw.held.. Jt + ; jn 115 6 LOR BEE ne Mi 24 „ri |.Ó5 Jee 94 |S Zeer betr kde tn | - 1ià |e62--- W ‚Wy | Pai regen EE ble rik | 6e frr ZW op.| Berdolekén [iS 2 A Ves bandhandek EAN hoc van amamean elle MN ij — VEOCe =1E5 | gids 2 VI rí Tr: e 0D Ms al EE Bertokken je et |} - 98 [65 [0 2 of -Omir, hâlder bol -— A8 | 66 WNW.) et - 8% | 625 | ZW «a | Betr, regén |: | | ro SDE WNW ‘ Zeet 5 ‚| re 28 AE sk 65 Al vi Ae Èg rr Eed een ed mg | 625 | NO ca | ‘Beerokken | zl | „A |SEETEG a rf Zen betr, En dol: TE LOT Ar Nt fte Het 95 |60,T Wi @ 7 Omtr. Helder f° - | E rok | GET ZZW ea Zeet beif. | Ect 30 …nE | 68 a Es …k tof | óoff "At P/Omtr. helde Je - } °F EN 30 k 63 ZW ® - Zeet betr, | GE 31 ET OOR AML en af :vadhethad 5m 10: H o eiiardin z0D. g-L., ‘Gemidd. Barom, 2D. u L. & Boogf dito og ZT pr Kee: Thetis) d :5Gre Middelb. dito 29 HM Gs a Water “3 , Le Hoogtte Therm. 78 , itwafeming 4 Laietie dito. st, Ô Gr, Dagelykfche kragt Middelb, dito. 6.55 der Winden … 25e OP ZWANENBURG. die) cn TOS wpds. Da-.| ‘Bato- (-Ther-:j KragcenSt- j Lugisge- «Regen! } gen lb miet. [mom,f der Wind; . Ì fteldheit. an Lynen, Te 4 ns W. a vrnrBeerokken. 4 On. | 1 -.3 ô4i-l. NW 2 |, Omer helder Vt. ; | - ‘3arl60, bs. à «0 ov of Helder d- & - 34 163}: AW. vof Beerokken Ea | 434 108 NW 2 ;f Zeer betr, ke 5e | - 341.63. NNO 2 | Ommerheider Î xl 2 / Ó3 | o 2 ee _ 3 pe FE: 69 NO EES | nn - 4}06f Naf Zeer ber, ad wi bd _66 ee O- ie. he „4 4 ” 4 . Zas ile edes O' Nma f pen „2768 f.…J..,o.f. Ommerhelder À | „‚o [66 fs ZW. 2 | Zeer ber, e | 5 | rd f-ZE Wap KN - Erebor) ZW zo vane U Or 4 ‚19 6p of WZW 6f Befr.regen EN ‚6 „ 10 66 in Ó Betrokken Slad ° he 7 Ò 63 B de 4 Becam zen regen 4 Ii: 8 n „82 |- 59 LWNW4 | Zeer betr, | Jo 7 9 Ór DN AET AE 4 nn L mie e - Io, 1-542 | NW. 5 Omct. held. et MN | E - 10Î 1-52 .NNW 67) Betrokken zel 8 … kik ERE en Gone Zeer berr. Ek SA 30, à Sl | NW-e | Omtr.chelder van „5 [495 [WNW 2 of Betr. regen 6 Dh ein LA Aar 4 Zeeriber. ES ha Ei _NWe 2 |; Omt. held, - 2, 56 Js ZW. o. | Zeer betr. | zo -:24.| OL | Zzw a _ „23 LIE ZZOr 2 | „sl 30 | ZW. orden OET CS DP fn een Ê - iâBthe PS. be, « geek Betrokken À, - ‚af |_Ót A Omer. helder j za {> ia3 00 WE Helder ; eta Tt el Of held! | | E ets 64 ZZW a Zeer betrokk, Dd TUE EAK Hete el Ee | „ja Jo93 eee» Ou fp Omers helder Shae a if Bp OW Betrokken’. M4PR ee Ehr NW: 2 _|-- Zeer beer, : id _6à Na at Hdider 138 61 ms 2 Zer betr ’ 15 | - 33 1-64 oe | Omtr, helder |. / | =H 3D add. bos owis Hidden 11 te zel egk | Ó4 ZW 2 Omer. helder 16 |E POEP NC bip OE |...ro | Helde“ ae Pe WAARNEMINGEN GUUS TUS, 1785. U er | ‚Bar- (:Ther-, KragtenSt, | ‘Lugesges «| Regt gen | mes baba der Wind. | elder, | sr } 29-105 | 59 WINWa p Betrokken rp sz '- tor fo fp NW 2 ee -io8 | SP NNW 2 f Omer helder „HE wapt _NEOr 4” … Zeer betr, „8 iS 5 ‘ En | ai | : arb b5s Pe 4} *Omert helder | e HA | 57 JNNO4 | B wokken | | sede Ors of aen Jp 4 ee „ Hof PE emd A ME; | Ae ao - üd beh ZWOos gj NRA ? | 30. 5 | 59 eee © © dn Sn ke, - „ ‚5 | 60 EE de, cel Zeer betr 98 | ler} =P, FTT NOt4 se sen c | LJ t wke od | | 2910} |-62i-f-NNO 4} ae | - 75 eén opp NOv 4 f Betrokker | halt: 6 [tales | Atm of Hi Ds 4 Piksen bl de U dani, A Beurokken np | 23 „_ 6 ót VAVACR jp te EOC Ì „ 6 | 57 NNW 6 |P —- regen 3 / -_ 8 154 { NW 4 Betrokken 8 | GER MER dt 2 rd à 0 PTMD Etre 25 5, 8: „631 es GR Zeer Wit s ' „- 85 f 00 NW 2 NG - 8: |- 58 _— 2 | Betrokken 26 - Of 57 _—_ & a Ga - roî 56% — dà en ® - 11 SEI NNW ap eene! 27 | 3e. & | 57 ot 4 TT Lier Peteri STE 1 29.113 | 56 Zw 2 Omtr, helder | „ST Miki 4 Zeerbetr. 28 | - 9 | 63 | —- 4 | Berrokken : = 6 on ns Zeer betr, « 3 29 | * 74 | 5% WAN ee GS, 5 zi 9 e 8 56 NW 4 Betrokken 7 - 9î | 55 —_— 2 | Zeerberrokk. yv zo | - xof | ót ZL 2 |, Omer, helder | VG „El 56 Pr 3 Zeer betr. …_ 51 TAO & … Bertokken at 65 Ar 8 Zierbetrokk. | « < © … 8 62 ZW … „Betr. regen. pl k to ë > Hoogtfte Barom. 30 De 34 L, _ GemiddBarom. 29 D: 11fs L. boo lib 29 6 poi ple Thern. 6078 Gr. Middelb. dito 29 - Tof tGevallenWater 4 Lyn. Uitwaasfeming 32 Dagelykfche kragt der Winden 3Ee Hoogfte Therm.728 pen dito 495 GE Miiddelb.dico ót PRANE BUR G LR, 41784, | spie 7 Laa Kragt en Stols Lugisge- |o,Regen ms eik E, 9E RO: IN nnn N BON à raï 59 a Be RE / ne Ke. Nd ofso dts te & Ziet betr. Bij Sl == Boh Ole hire 2 4 Ofershelder.f … { , Mr A 0 ‚| Helder. , baht feieho Dior | ; $ 4 Te Dj ms | 4ETTONT ONO af dee en be Dedel sot POZZO 2 EA Ode} di ee 20 Amand A A ed Br Î ‚. 23 62 Q 2, mna. : ven Fl 3 4 soepie rs 0p Gier | EE | SS - ai} 70 TONO0 a-la ì 8 OOTES in a te k re © „60 a „EN Ipm E Otis 0 1 din deed ad Td LOC é 4 ep P 5 E wi mmm k DL SETA Es d 33 B 2e BREN ” | Omer, helder ; er à L 4 is ah Ede Ma | \ eat | Er, MUSE 5 bel Mile Tee Mi Rldee | kl 45 66 . . . ® k _ , E … 84 Lôlel.NOesels Tr Ë 9 ks P. 695 . e … o ii RE MET io bd f lr ZW aal : = 25 605 N a 4 Betrokken î ' Mach Ede MEN BS NNW 2 Zeer betr. j - 3 58 NW. 2 | Helder - 3 | 6t W _ 2-f-Omrsheld; pu - 8, 67 — 2} Helder SO fen 22 | 63e WZWa | 0 Ë = 2% 163 W a Om:t. held, 12 "ad 2 69 diel « © ER ECSS 8 - 2 63 ‚0 Helder ER 64 ZW aj 88 4 POLAR W 2 | 291l FOS bn oane 30. 1 ó1, N 2 ‚[„Beetokken | 14 ns: 662 àl Zeer der. NZ „ AEL E03 _—_—t Helder , Rok - 1 | 52, NW 2 Outer. helder xsh. ve [62 Oj. a k-H-lder „IE | 552 | OZO 2 | Omt. held, „IE "50 B Ae a geen Poe 505 WNW a } Helder | VAARABSLNG EN Pad 300 de pt 1784, pe ’Baro- Bere J Kragt en St. Lo iel gen} mer. „mom, | derWind. f_ fteldh ik TALEN il AEM oe on Be | 4 OOPS NE a (Hedel Te toen Ws AA Oedekk: 2 29.113 pelt ] rie d Ome. helder | à Tl A eo e A OEE | los. | -d pos 10 rh BR ei AET ed ee OE ee nú 9 HA SE ZO; tok Hdd, …: ip 7 “igt proe OEE A | Omer. helder | _ el DIE odio, f de if. Ed 96 [ZZO 4 | B : jd ORG En eek B ht E- Wez” ne 4 Omer helder E „22 ZW 4 | Zeer bet Epe db EE Lee admin, ica \ * di et GA lie Ö | BE cok 1 odwe bek te EOL Fo A EW WE Eel 23 id OA ZW 4 Zeer.Ber.: 5j 7! = 94 f 5 „LaNW 2 | Betrokken 1E be pia 53 WEN 2 prm of id ik doe pe 3 pe” kT ad helder. f hl sd EA se BEM dt: | a ed Zn Ee zo 2 ideen < O, - 30, | | te Zeerbelr. | | 24 5% 2 ft Beerakken, °f ge Zar eo pZ Sa f Zeerbelr.l 5 BEEN KEN Pien nk Senco AE AO p it 65 fl 61 , EL da b) wendde | -…65 |60i | Zw 4 | Betrokken 3E 27 ik Ze ffe: W4 Zeer betr. I 7 en se WNW 2 nde 4 2 . 6, Wi oh Mee ed, Betrokken. kr V “ (92 54 NO 4 | Zeerbeerokk. | © 4 lo | 535| ONO 4 | Berokken r 29 Hof We “4 | Omt held. il | k raakt 4 NNO 2 Zeer betr. _nf,30 4 Haf NO a | Omer, helder f 1 draf Oe Bà "505| —- 2 | Betrokken « "Ll 9 INNO 2 de hm At Hoogfte Barom. go D. st É. Géfhiddi Barom: éo D: E | : zo. 07 er EN Ed ‘Therm. 60;5 Gr. s iddelb. dito _ 29 = 11% t Gevallen Water 19 Lyn, ‘Hoogfte Therm.73, | Uitwaasfeming. 26 di Laaglte dito 472 Gr. Dagelykíche kragt Middelb.diro Gez der Winden 2 ruim, OP” Z WANENBURG, Me TR Veem en en me we EM Gn DA OCTOBER, 1734. Da- |“ Baro- Ther- | Kragten St. |. Lugtsge- of imet. | mom, | der Wind, f fteldheit, | 30 gu Ala ONO 4”'| Betrokken Tak sd Be ed dek = Belek 49e1 NO 2 { Zeer betr, e ; Gamed 48 ek er Ename esi |-5lai'| ONO 2 eee „54 pbo) NNO OP _…l 5d pl4zed OO 2 | Betrokken - Stol rst | —- WSf Zeer betr, | Ed 48 OZO 2- | Ome: helder. el 4e 445 LS vsa f Zeer berrg …t 3E, | EO at tere) Ki ash OZO «af Helder ° veloak prk oh 0 DE Omer. helder kl) — 4 — ait kazen 47 | Helder | „13 42, ‚0 4 Ee ame sah EN. Bl en REN 3e wid 8: Omer. helder Be CE AE Me Helder fte 1 og 4 | Omtheld. ad ke | re bk : _ N ES sar ONO 4) Heider « rear | 4 4 Betrokken - 1 147 bmi bl WOO, helder: EL 43 JOEN 2 Betrokken OE aal O4 | Zeer ber. . , EN de 465 NE Omtr. helder , 2, LIG “45% NO 2 Betrokken Oe c nn & , an Á 3. pe ONO KEF Tor j akndousr NNOet ph Tren rial steengsed. IN al TET “135 sij | «le ee O ED ES 1:35:47 NO sjen ee OS st ed 1 ie Mej. ME © pi „ONO 2 sci es | aas NO St Fen |E el En 49, Ke ET 45 TEN Pr OEE ENG …, ai sed ONO win Pre | afediesornf TO wil Ten - 2% 435 _—_ 2 - 2 4084 ©40 KIT en = 2} 0 4 eere - 25 47 bored: GAAL = 2 HT ONO ® UER TTT WAARNEMINGEN OCTOBER 1584. a- |: Bäro- Ther Kragven St. / Lugisge- -—f 'R gen met, | mom, | der Wind.>i| (leltherd, | zin Lynen./ ber 30. f 42 [Os @7% Betrokken KOP, - ‘2 49 te BT Lektebelr, 55 | - Iiia [Aaf — &f Ons. heldet nd ls B Hij 2 NE ar rr 49 p 'Bp Helder | db 29 ná 445-F OZO Cn U jie Sp - 10 34 ‚Ze ah Zeersberr, on 7 ot | ate Zw 2 | Betrokken, : „Io: f 45, W zw 2 mmm vanme gol - H SOE f pter HI Zeertbetr. ;5 | „att 43, NW 2 # Betrokken je e 8 mn maman vrm br lele den a ten (HE nr k 1 42 Wa benede | - | Va 4 3 48- Boone mj La, EE, „0 53% | WAWaj ie & B a 29.114 so bj ar l een zoden nl 5 : - 9 49 ZW 2 mmm 8 Ee 1 LE ade Sn mce EE En hc 5i 59 1 WNWe PP —ttregen!:.|- B’ 3 45 6 ie Á | Zeer betr. d 2 … , nin peen . … 3 ad df dat ZW “2 |, Betrsregen, |- & EE 437 WNWa2- Betrokken EL «{ & 498 | lat caf Zeeger. z be SST ho FAT Jeen Kr Oozedelder || S | tijk 30 Tiet. d Berr, mist sl « - nj 4: | ONO gj Zeerbar o}- | ci 26 30, o 44 FIN of Betrókken:isfoe : °° lo 415 f NO 4 mer scmt maat vj ag.ri2 | 46 | — gf Zeerber. | ad 30. o | 43E NNO 4 | Beerokken «frin „Lyuen. 29,9 JoA4/E | 14e WjBeerokken | oe 19 Mt jet 4 tE ì NÀ 82 dl 45th ie ld 4 omme me Of 85 he4te INW 2 | Omer thelder 4 "38 9, LettBok NNW BY Zeer betr. HOF fort. Jes | aid HIG bod of. DOD Led 115 49 le de @* ne shr ) 2. : de e, ee. O-- d enn 4 | Ip 35th (ZO e-| Omtrs CES tred Ar [oed6of ÒOZO a Zeer beer, _° LO, TOF HO bn VRA Hi mmm ee DE FTR Bede ol dednak „02 8, | 4de Ots, WIJ Pe tj & EL] 139 ZO 21 | Omerschelder | © ° | Ship Rek | O: 2-1 Betrokken - NE î Et AD a Oe On A NEE 8E 4lid NO 2 Ke teens Bed [3 O0 if en | - 16 Brite 4 nme À a UI | SR — 2) de o f-33 ol NO vak Ômtr. ‘helder "LO fait iN el Betrokken S Pope J.G Heldée | 29eloZ fe 38 ZZW ‘eK Berrokkeh \ zi 4 Zeerberrokk; | - gn 8 Ff go ZW 6—l Ber. tegen - Ed 5. tt ZZW a Betrokken | ci 7ì dt ede 2 BTRRET bt € SI Zeer betr. | 45 48 A Betrokken …f (3E Sel ow 8 en Ì ak, 1533 ARES I4 ge a | k vel 45E EER Kk WIE Amd 52 “45 497 | WZWa4 Zeer betr. Ï af Wa INW a Berrokken Gel TEN Zw a —— Ai ais Pe go #85 es 4 mmm man NC. „49 ij Zeer betr, EEDE on 5 Lr Berrdiëken i FORD GOELE at U Veer beed. " 9% 2505 ZW 2 Berrokken RA st : à —_ Ei „85 | s4 gtr H Zeer betr. ‘ d Fake te 6 Betrokken Pr S0OLt: Kokos W a | ï - 108, 50 | WZw e Zeer betr, ae ö „lS 47 Ea ba Omer. helder | en Ee eN WAARNEMINGEN NOW EMBER; 1984. Da- ‚ Bäro- | Ther- | KragtenSt/| Lugtsge- | pe gen J meter j. Mom. ee eend | fteldheit. EL [4 in 29.105 «44: zine 2 Betrokken …- a 7-08 Jab he Ed. , - 8 J-442 WZW 4 f Ome. heldêr 9rp 44 te BV Zeer ber jr Î 28 wi A 4 ZZW 4 4 Betrokken Dt Le “144 Haa fe LO _— fegen ; - 165 jak. NW.6 | Zeer berr, +iij 35 ore je | tf EE ene «19% 4 a vk «J98 3% te GS Omere helder « ‘ 26 „10, 39 —_ cas) Zeer ber; 4 „- 1lá ‚38 ij NNW & on aen nn i Î 30. á | 39% lj ad ta | àl „(Iz 4-39 NW Erpe? wt - Mf 38 N- zef Onmdersheld, 5 -, 14 39, _— 25 | Zeerberokke | - gal == EJ 4tz-f NNW 2 _—— Nl « à 412 Wor me | 2pll PA INW 2, | Betrokken 22 23 „14 [45 ie 2 Omt. held, $ 30. 4 }42 —- 2 | Zeer betr. ò L 2 | den WZW 2 Becrokken « f 29.11 ee | ü En ij Pi 495 EAO VON (ln omen care - | - 9E | 46 zw eik teegn ijee & 25 - 8% 46 ME Betrokken 3 à = E 48 ss RE mer … K ê 30. o [49 WvW s és «6 : «6 ‚ 1 J 48 2 ikea nT VC -124 LD EWE MN TTK - isd Jobo ZZW AL TET 3 27 „pan 46 AA) Man mr cd Ien „42 | 4E iK Zeer vbetr. 2 24 49 ZtWw 4 | Betrokken „ 17 49 a nd me - « 28 29. tof 40 A j Zeer betr. | EE 40 ‚of Omer, helder |. ’ 4 Is 405 . . E Ke) TN bop ‚29 | zo. 15 | 42 NNO a | Zeerbetre TR KAR g: | Betrokken: ……|- „ine Tae Wz w 2 Zeer betr. - : 30 | 2g1ol | 395 1 ZW 2 peak, | Hoogfte Barom. 59 D. 45 Le Gemidd. Barem. 9D, ze. Î Laa9ftedito 29° Á „== » Therm. 4315 GP ME Middelb. dito 29 > „ Gevallen Water … 4 H ge Hoogfte Therme 54 Uitgewaaflemde _ 9 + Laagtte dito 35 € Dagelykíche kragt Middelb, dito 445 der Winden 3e sdk or Z WIAN EN BUR €. ad gn derd MM hk Ro 1754, Da- aró. f Ther agtenSt. ( “Lugtsge | | gel nete mom, - JL d r Wid)” ij, bfleier be tas an Kd CO ke en 29. 835240 HEZWE dT Betrokken vs 1 é wt, it Law zl ‘Zeer bêtr, | / | ve - of P36EP NNW  | Omer. helder f* ° | 3e & f3óf hf 2! En arpels jeg 3 eer betr, | 8 [2PEi eer el je 29 ot 43 | WiZ © al Omer. helder | “ i3l - 7 [45 {T+ Órfr Bereden | 8 | ot „3 pis + O8 | men : = 45 [39 | WNW4' |“ Zeer betr.’ SE 4-48} 40 Pt a! {LOOK Ll: 4 laet Oee ed: st 4 94 LAZO 2} Geer ber, 5 - 34 En ge e Jed Betrokken, . „14 1568 | 240° 49 —+ regen :j - 28.io | 387 25 43 Beloken. 3! Gl jn ATH ZAP el TD pe pn dn 6 | Zeer betrokk, „18 FET ZZWrol fj Af Ei | ARE En enn EN î „tof f 39 5 Ja 8 «| Betrokken. WE ke ol 8 PBEPZZOoa dl dee | KE ‘8-0 |33 |, — 2 | —r rêgen Eil he eam a 4 | Betrokken! n „Ief 34E | ZZW a {Zeer Bär, z 9 Fe IR 135 Tt gf Betrokken! Eia® „4 134 | Wear | Omerthelder | ‚ Div- 6 [33 FZZW af | ‘zo | - 63 | 35“|-—_e of Betr. rrüüst 188 | 35 Te geh Helde! ; | „9 |B | ZW e Omt, held, ‚mf - 85 3E F_ NO 2‘ Beer. atist | Î „ 84 | 30 ee tg Helder, ’ | OEI 4 | Betrokken Paahebe green jee SI NC - 45 Zer NNO 2 nf emd = 3 321 NNW a -—— fheeuw Ii 13 | - 2 33 ….N sa Betrokken 4 - 35 Pand 40 KO ete pe 3 29 je pe Omrtr. beller lag | « 4E |732 Keo Betrokken 6 POT N EAO TfT ee | or Plof a 15 | - 85 | 26 ge Be Zeer betr, - 9 [28 Dt & Betrokken 16 |“ -:1of | 9 | EE Ml A eene | col PRENENNND 2 | me WOATACR/NIEMT ‚NL DECEMB: 6 BING hicoeti Did Baro | Mom: | gen. 1 mer, ‚RK en Kea  2910 BHE NNO. 2 vj Beer. (meeuw in Lynen L1ó3 j DEE. Meeuw , … wd Bik 10% 828 besNO ein mt id 0 ; ' tof Lias Jo NNO 2, Betrokken | EEN nd erde NO: zg emmen € | LAER ARE bn nemer, mel! i | EOC Î se 4 eV je . N IS 2u, IN Ennn à hl Î ande 33 ie WEN, 2 xn vs ni es hen Î RE f, dhr Faltrò 4 raden in Kn A 4 p 73 ze 34. ema ee © O In nnie à, | hes We GA 84 37, peiNW; w vlier) Al - zofeil of [36E ir | ee af | =O 188 po, adel 5, As Î ae 92 344 WZW enk etn | N 21 he 8% 345 A ARR re Cn aa: Wenen ale ' „- 7E b3% J--NOs 2, an mar ven B Î he P Saleh ant sas Tr 8 Ge Bal - Halt Oz de ata Lr ; Biz LINO a deter Al | F1 pi 28E I-NNW zj kern k 23 | - Tof ZWe 2 [Zeer betr. ge bak rol (429144 je Oo | Oi, helder | _ À iet df ak es els 0 Ofs Beker mist Bef 2 es Ak hen Aer stee Ode tE 0 la [ te 18 Wilosd Z “2 | Betrokken E ; ze (3 [286 WNW 2, mn 25 = 3 Mofo er 2 Zeer betr. ged - Sf3ofo, 2vf Betr BBR Ei A 332 —. go | Zeer betr. pn 26 an pil 2 ‘Betrokken ° VC zhe BAE oe Oad TE ar | „ 2 KAK bels © O/7 IL pe 4 Á az | - zi pe82 f-ZO 2 of, -Zeer betr. LA hel aah © ad Mebe | ol 00 TPA hee 2 | 28 - 5 28E 2 hen Jk „oo [25 {ONO 2 Omtr. helder.f … 2g.rrk | 2E O … v} elder, dE 29 - 10% ['24 a et 5 - 105 ‚| 19, 04018 Je FE _ ig [40 | sk Zeer betr. “ 30 8 Fen 3 Betrokken - | - 6, | ô ZO: 2 | —r regen j dl EEn ERE IE Kern ‚ Betrokken SI 44 [-27 2 ee - 42 223 TL ONO 4 peen Hloogfte Barom. goD- Laagfte dito „Middelb, dito Hoogtte Therm. 45 Laag{te dito Q 29 19 Gemidd. Bar - “Gevallen Water ere Thet. om. 29 D. 7,4 Le 33 Gre E 23 Le Uicwafeming, niet waargens Dagelykiche kragt Middelb. dito 32 57 Eek der Winden, ° ‚ er waer 7 ES WL rn Nan kk: BN laf ae ori nis ied pa Pe 4 af pe Iet en WT, Ë EEN he v nn 5 z he A Ae Reet ka LE REN Ade bene VL vern en KE rash Tk Rn ve bare 8 m} 5 ke mn De, ee, ik hea q 5 ae 3 Kn lais EN End a eed ede : À fe perd EE 2e | Eis È En Ee 7 6 5 | Tnet „Seek er OEE bar . RE uee Re nent in