be Wine de 4 „8 hr Librarn of the Museum COMPARATIVE ZOOLOGY, AT HARVARD COLLEGE, CAMBRIDGE, MASS, Founded bp private subscription, In 1861. ea at En ET ek Aa De EE POP kN rd CM y D dd km ‚N nr ie in 1 a « î en , ‘ sk 5 OM rdf RD î ) N datie, pl Nn B / ì „ed à é $ - Av } dd ä p B \ dp En dome ve on dr dje « ’ » k k ' Lit 4 ee SO © nf Ares pdde, AP CP Bme UK PS ® RO. Wing Vd je, in al 4% on . - bii oh hers Pi- OR _ et Maden) | * heen „ k vp Adnpelee ef e« pel y een MCS vr, mame aje an ger rh be, ven Ps ie { benige ADS _ e > oosten Bes dh ! Kn em den d ij ond jn B Rr ge; re, es EE ee à his dj ee vd Li > eci Me Pe Nina NS Blf. ayn U _ 6 key zeeer EE Pr vive hs ree mn (À …h Dn . ae” & nl Ema nd of wp, r d nj E grt te ‚ Ve oer en versi „de p bed , ", _ VERHANDELINGEN VAN HET | GENOOTSCHAP DER KUNSTEN eN WETENSCHAPPEN. TWEEDE DEEL, ARB A TAN TA; Gedrukt in d'E: Compagnies Bock-drukkery, “ By EGBERT HEEMEN 1780. y nd ur Ee el ages Mat, ii af hd - EMR aen El 5 „td aal pe is 3 ads id ik 5 red of 1 ae a ek De ont At k har muaaod AI ï ” 4 ' Dn t F ar k as B 4 ) 5 - . . Ä î Ma) Sing Pd 4 Pr b. ú f ., * “ fr En Miird pb ” Mi „ dd ® Ed t VEE « Á » a . x Ed - 4 4 - d . N - . 1 mA _’ ad Pe 4 ’ - « - Pe / f VOORBERICHT, REEN DEN TEGENWOORDIGEN STAAT VAN HET BATA VIAASCH — GENOOTSCHAP. 4 nad _ t ‚ eik Ee, » ad oa w. El | TN EMO OPW. 'S VOORBERICHT. | ijk ols B, het Programma van dit Genoot- er beg fehap, den 3o. Juny 1778.en het Kerfre “In ne Deel zyner Verhandelingen, den 15. Deel. September 1779 uitgegeven, is het be- gin en de voortgang van het zelve dui- delyk gebleeken: hetzal dan by de Uit- gave van dit Tweede Deel noodig zyn; deszelfs lotgevallen te vervolgen. EAT Geduurende den loop van dit jaar , Gefchen- is het Genootfchap door aanzienelyke “*® Gefchenken aangemoedigd. De Wel Edele Geftrenge Heer ADRIAAN Moens vereerde aan het Genootfchap eene Mummi die, uit E- gvpten op Mallebaar door een Engelfch Heer aangebragt „ door Zyn Wel Ede. len Geftrengen was gekocht, met ee- nige andere Zeldzaamheden. Ook heeft het Genootfchap , van Mallebaar, door eene onbekende hand, dit jaar weder een honderd gouden Ducaaten- ontvangen. | bt De Î 6 VOORBERICHT. De Wel Edele Geftrenge Heer D A vip JoAN SMITH vereerde aan het zelve eene zeer uitmuntende verzame- ling van Oofterfche MENEN ‚ waar voor aan Denzelven, eenige dagen te voren, eene aanzienlyke fomma geïds geboden was, dan welken Hy, uit ee- ne Edelmoedige zugt voor Kunften en Weetenfchappen, liever aan het Ge- nooifchap wilde fchenken ; en kortdaar na eene groote meenigte plans en te- keningenzoo vande Stad Batavia zelve als van derzelver omtrek: ’t geen door Dirigeerende Leden met dank aange- nomen is. De Wel Edele Geûerize Heer Jo- HANNES ROBBERT VAN DER Buren befchonk het Genootfchap met een honderd gouden Ducaaten. ___ De Heer BERNARDUS VANPLEU- REN; Gouverneur van Ambon , vereer- de aan het zelve soo. Rds. en de Heer CAREL JAN Borrs, gewezen Sjabandhar alhier, gaf by zyn vertrek een gefchenk van de zelfde waerde. Van den Ternaatfchen Gouverneur JacoB RoELAND THOMASSEN ontving het Genootfthap eene witte Pa- ei Meid. ID En VOORBERICHT. 7 En vanden Heer JoHANNEs S1- BERG» geëligeerd Gouverneur van Ja- va, eenige fraaie ftukken Sumatraas tn Terwyl de Heer Midortittende Direc- teur, volgens Zyne voorjaarige belof- te, aan het Genootfthap vereerde een huis ftaande op de groote Rivier bin- nen de Stad Batavia, met verfcheidene kafflen met Boeken, Naturalien en Ra- riteiten, S. II. Door alle deeze milde giften is Eet Stage van Genootfchap in ftaat geraakt, zyne Bi- ds Bbli bliotheek en Naturalien. Kabinet in or- Pe Ren het Kabi- de te brengen: en hoopt daar van eers net. lang eene gedr akte Catalogus uit te geen ven. Ondertuffthen. zyn beiden. alle Woensdagen voor een ieder, vân 8. tot ro. uuren, open; terwyl de Leden de noodige boeken, daar uit ter leen kunnen krygen onder eene behoorlyke | Recepifle. Corref- ponden - tie met Genoot fchappen in Europa 8 VOORBERICHT 5. LV: je De Geleerde Genootfchappen in Ne- derland, aan de vuurige wenfchen van dit Genootfchap voldaan hebbende, door het uiefchryven van eenige Vraa- gen voor rekening van het zelve, wor- den dezelven alhier ingelafcht als: - Door de Hollandfche Maat- _fchappye der WW eetenfchappen te Haarlem. Om in den jaäre 1785. te beantwoorden. >, Nademaal een zuivere dampkring ‚van zo groot belang is voor de ge» „zondheid der Ingezetenen, en dezel. „ve by ’t {taande ofte te langzaam af- „lopende water in de rivier , (die _ssdagelyks in den omttek van Batavia » met veele duizende ponden vuilighe- „den aangevuld wordt, ) onmogelyk „kan verkreegen worden: Welke is shet befte middel om eene fterkere ssfchuuring en afvoering deezer vuile „ ftoffen te verkrygen en te onderhou- „den, en aan Batavia een zuiverer en ‚gezonder lucht te bezorgen ? b : _ Door VOORBERICHT. 9 Door het Bataafsch. Genoot- fchap der Proefondervindely- ke Natuurkunde te Rotterdam om voorden 1. Maart 1781 te beantwoorden. s> 1-_ Door proeven te toonen welke „, Luchtverhevelingen van de werking „‚ der natuurlyke Electriciteit afhangen; „hoe dezelven er door worden voort- „gebragt, en welke de bekwaamfte _»s middelen zynom onze Huizen , Sche- „pen en Perfoonen tegen den fchade- s>lyken invloed derzelven te bevei- „> ligen? | 22. Welken invloed heeft de natuur- »»lyke Electriciteit en derzelver ver- > fchillende verdeeling in onzen damp- sskring op gezonde en ziekelyke Licha- s„men? In welke ongefteldheden en s>Ziekten is de konftige Eleêtrititeit _»>dienftig tot genezing of verligting? >Op wat wyze werktzy tot dat einde? » En welke is de befte manier om ‘er zich „met dat oogmerk van te bedienen? er A 5 Ss. maSdesor „Door ioVOORBERICHT., Door de Zeeuwfche Maatfchap.- ete van Kunflen en Pz. tenfchappen te Vliflingen om in den jaare 1782, in Janu- ary beantwoord te worden. „Een Compendium te formeeren, s‚ waarin alles in 't kort vervat iss ’c „> geen zoo in ‘t Hollandích als in vreeme „de Talen proefondervindelyk ge» „‚fchreeven is, van het nodige dat de „ Officieren die in direétie zyn op íche- „pen, zoo van de zeevaart als Chirur- „gie behooren te weeten, en dat hun tot een handboek kan verftrekken, - RN Verdere Omdeinftelling van dit Genootfchap ITC « fponden- tie, nuttiger te maaken, hebben Dirigee- rende Leden goede Correfpondentien gezocht met kundige Profefforen in de Oofterfche Taalen, byzonder met de Heeren RAU SCHRODER @en ScHEIDIUSs te Utrecht, Groningen en Harderwyk , terwyl zy in den voorleeden jaare aan den Heer VosMAAR, voor het Cabinet van Zyne DOORLUCHTIGE HOOGHEID, ook eenige Rariteiten hebben toegezonden. | ZA ot VOORBERICHT. m Tot zyne gevolmagtigden in Neder. land heeft het Genootfchap verzocht de Heeren REINIER ARRENBERG;SECI®tae _ ris van het Bataaf fch Genootfchap , Coue rantier en Boekhandelaar te Rotterdam, _en JoHANNEs ALLARD Boekhandelaar te Amfterdam, aan welken alle Brieven voor dit Genootfchap kunnen overhan. digd worden,en het Letternieuws ook jaarlyks wordt toegezonden voor de Boekzaalen. | Buiten de Indifche Correfpondentie op alle de Comptoiren der Nederland- fche Compagnie heeft het Genootfchap aan de Mitlionariffen te Peking jn Chi- na gefchreeven , als medeaan de Miflio- nariflen der Deenen tot Jranguebaar: van de eerften heeft-men tor heden geen antwoord kunnen bekomen, doch de laatften hebben ons niet alleen zeer beleefd gefchreeven , maar ook alle Boeken toegezonden die door hun in ‚de Oofterfche Taalen gedrukt zyn ge- worden, „welk vriendelyk gefchenk door het Genootfchap ; evenredig, ver= — golden is. » | faro bideken aide cer aen en \ Z Le een EE VR 2 VOORBERICHT. Beant- S- VL By het Programma Pag. 12—22. en woorde het Voorbericht van. het eerfte Deel algemee- Pag. 9—19. hadt het Genoot{chap ver- ne V rad fcheidene algemeene vraagen voorge= fteld, zonder de minfte voorkeur of be- paaling van tyd; waar op verfcheidene antwoorden ingekomen zyn, en Dirie geerende Leden hebben daar over , ook uitfpraak gedaan, als r. Op de 34. vraage by het Voorbe- 2. richt [. Deel. Voor die ven befpomp uitvindt, om een water Colom loodregt uit de Rrvier op te voeren. Wierdt het antwoord onder de Zin: fpreuk Agua alimentum terre op den 4. Oëtober bekroond met eene zil= veren Medaille, zynde de Schryver daar van de Lieutenant Ingenieur J. B. PrLoN, en het Model voor een ieder aan het huis van et Gee nootfchap te zien. Op de 35. vraage „voor die aan- toont hoedaanig door een ,, Werk- tuig het groote Timmerbout uit de Binnen-landen kan worden afgevoerd wierdt VvOORB ER I ER. FS wierdt het antwoord onder de Zin- fpreuk Induftria Fuvat: door Di- ‘rigeerende Leden niet voldoende geoordeeld. . Ontving men een gefchrift tot titul “voerende korte aanteekeningen over de algemeene graffeerende Zinkings Ziekte in 1779. 't welk Dirigeeren- de Leden waardig oordeelden in het tweede Deel der Verhandelingen ge- drukt te worden: zynde de Schry- ver de ftads Chirurgyn Davip By | _ LON. Doch eene andere verhandeling o- ver dezelve Stoffe en onder de Zin- _ fpreuke Door yver bloeit de Kunft werdt ter zelver tyd afgekeurd. ‚ Onder de Zinfpreuk Concordia res parva Crefcunt: was eene verhan- deling ingekomen over de Wel- vaart van Batavia door eene hande- _Tende bank over Zee. ‚ Onder de Zinfpreuk Zst optimum femper_ quod _tutisfi ômum . Batavi- aafch Wervaart door het frichten van _ Colomien. _ Beiden deeze verhandelingen wier- __ den voor onvoldoende aangezien. Over het volgende antwoord heb- ben 14 VOORBERICHT. ben Dirigeerende Leden nog gee- ne uitfpraak kunnen doen, maar het zelve alvorens, ter onderzoek, in Commiflie gefteld. Een werktuig om de Moker-vaart op Calidras en OSE te ver- wyderen, zonder derzelver navi- - gatie te beletten, onder deZinfpreuk Labor improbus vincit omma, _ Het zal het genootfchap byzonder aangenaam zyn , antwoorden te ontvan- gen op de vraagen by het Programma pag. 12.-en by het Voorbericht van het L. Deel pag. 9. bekend gefteld, ten ge- tale van 46. __ Egter zal het niet minder aangenaam zyn, berichten te ontvangen over Vols ken, Taalen, Zeden, Oudheden ; Na- tuurlyke Hiftorien en Gefchiedeniffen deezer Geweften , die onder die vraagen piet begreepen zyn, en Dirigeerende Leden zullen, na een ryp en onpartys dig onderzoek , daar over uitfpraak doen „en volgens belofte „de bekroonde antwoorden met eene zilveren Medail- le of één honderd Bracha, be- loonen. $. VIL Pi VOORBERICHT. 15 haan la _$ VIL De algemeeneVergadering, die op den Algemee- 8. Maart 1780. hadt moeten gehouden Ae ge worden, is op verzoek van Zyn’ Hoog- Edetheid, en om de wille van Hoogft deszelfs aanhoudende indifpofitie, tot bekwaamer gelegenheid uitgefteld : zoo dat Dirigeerende Lieden op den 5. Fe- bruary beflooten , hier van niet alleen kennis t@ geven aan Heeren Direéteu- ren, maar ook aan Hun Edelen die poinc= ten voor te draagen, die anders door dezelve, in de algemeene Vergadering , hadden moeten beflifcht worden: Dee. ze Refolutie van Dirigeerende Leden _ door den Hoog-Edelen Heer Opper Di- recteur en de Wel-Edele Gröot-Agtbaa- re en Geftrenge Heeren Direéteuren ge- leezen zynde , hebben Hunne Hoog- Edelheden goedgevonden te approbee- ren de gedaane voorftellen der Diri- geerende Leden, die op die goedkeu- ringe ‚ in hunne gehoudene Vergade- … Fringe op den 8. Maart 1780. hebben beflooten. | - | $. VIIL Dat aangaande de ingekomene Ant-_ Pryfvra- woorden op de Prys-vraagen voor UI-£"** | timo 16 VOORBERICHT: timo Juny 1779 en wel op de eerfte vraag, gemeld by het Programma pag. ö. bef N Welke 7gyn de bekwaamfte plaatzen;de one koftbaarfte wyze , en de gevoeglykfte mid: delen, om de Ly)ken, in plaats. van in de Kerken en op de Kerkhoven deezer Stad; op eenen genoegzaansen. affland van Bata: wia ter aarde te befdelien : het antwoord in= „gekomen onder de Zinfpreuk De voors oordeelen moeten voor de ondervinding zwig- ten: onvoldoende geöordeeld wierdts Dat op de tweede Vraags gemeld in het Programma „Dewyl men meent dathether- — flellen der Sluizen het eenige midde) zoude zyn, om de Stad van water te. voorzien; welk is daar toe-bet befle en rama zen ontwerp? hetantwoord ingekomen onde de Zinfpreuk, Ubi bene, ibi Patria; in … het algemeen wel niet voldoende was aan de opgegeevene vraag, dan dewyl de bekende Schryver van het zelves de Lieutenant Ingenieur Piron, by ondervinding hadt getoond, dat de draagbaare Sluis of liever draagbaare Dam, zeer dienftig was; om het water L k inde goede Mouflon, met weinig moeie ‚ teen koften, op te floppen, daar men wilde; zoo oordeelde de Vergadering kan Bn de Î _ VOORBERICHT. „de premie van een Hondert gekartel- de Ducatons of eene gouden Medaille, „van die waarde, hem toe te leggen. Dat op de derde vraag by het Pro- - gramma, welke is het befte en onkoftbaar fte middel, om de Stad Batavia by nacht te verlichten „en by dag te begieten „en welk convenabel fonds kan daar toe worden wit- „gedacht ? de twee ingekomene Antwoor- “den, heteeneonder de Zinfpreuk Voor- BEELD TREKKEN, haar onvoldoende toe- fcheen , doch het andere, in ’tFranfch „zonder Zinfpreuk;. oordeelde de. Ver- gadering, hoe wel gebrekkig in het aan- geweezen fonds, echter het acceflit te „verdienen, en dus-dat aan den-Auteur eene zilveren „Medaille kon worden toegelegd , indien hy zich: wilde be= kend paken: j 5 XI X. ‚De Heer Mdienlitende Directeur gaf Uitfchrij= aan de Vergadering in overweeging, of ving van het niet noodzaakelyk zoude zyn, de hg an „Prys-vraagen + ten -minften voor. drie _ °” „Jaaren, uitte Schryven;en Jaarlyks drie vraagen op te. geeven;om een-ieder, zo wel hier als in_N ederland, tyd tegeeven ne Zy- S 8 VOORBERICHT. zyne antwoorden aan het Genootfchap te doen toekomen: kn is beflooten die propofitie te ampleéteeren , en‚ behal= ven de Algemeene vraagen by het Pro- gramma van pag. 12—22. gefteld, de Prys-vraagen uit te fchryven aldus. Ter beantwoording Ultimo Decem- ber 1780. Stelt het Genootfchap vóór de drie volgende vraagen; met belof. te van eene gouden Medaille ofte een honderd zilveren Ducatons ‚ zie Â. Deel pag. 27. 1. Welke zyn de oorzaaken der meefte, woor al der Epidemique Ziektens van Batavia, inzonderbeid der Rotkoort- zen, en welke zyn de gefchikfte mid. delen , die tot voorkoming en geneezing derzelven voortaan mocten worden aangewend? 2. Welke zyn de Spys wortelen. die de Inlanders, in onze Oofterfche Coloniën, inzonderheid de Favaanen, tot bun ge. woon voedzel gebruiken? en welke 15 de befte wyze, om die voort te teelen en tot fpyze te bereiden? 3. Voor den geenen, die een honderd pot- ten Wit-kalk, in het diftriët van Ba- tavia gemaakt ‚ levert, in deugd en prys gelyk met de Dantamfche? 4e VvOORBERICHT. 19 “4. Extra-vraag, door Zyne Edelheid REINIER pre KLERK, met eene belofte van een premie van soo. Ryksdaalders IT Deel pag. 27. Welke zyn de oorzaaken der aanfpoe. linge van de modder aan de zee flranden _wan Batavia, daar de zelve voormaals suver, ganig, én fchoon waren? Zou de uitlegging van het zee hoofd daar ook eenige aanleiding toe geeven? Welke zyn de befte middelen om die mod- der weg te krygen, zou dit mogelyk kun- nen worden te weeg gebragt door bet indy- ken der frranden , of door bet maaken van doorfnydingen în de uitfleekende boe- ken van CRAWANG en ONTONG- FAVA; of wel door openingen aan bet zee-boofd , of op eenige andere gefchikte wyze? … Ter beantwoording voor Ultimo De- cember 1781. Stelt het Genootfchap een premie van een honderd zilve. ren Ducatons op ieder der drie volgen- de vraagen. 1. Die bet befte middel opgeeft, om de _ Buffel-dieverye en de menigvuldige moorden in de Boven landen „ te bez detren door bekwaame en mogelykemid- delen, na 'slands midenaks gefchikt. 2. zo _V:O ORB ERICHT., 2. Hoe zoude men bet beft kunnen voor- komen „ dat de waartuigen der klee- ne vorfsjes , aan de overwal van F A- WA, woonende ‚ hunne. zee-rovery- en.(waar door zoo veele Savafthe in- gezetenen in. flaavernye, vervallen , en van tyd tot 1yd verfcheidene.Eu- ropeezen „op eene allerwreedfle wyze, worden afgemaakt) langs de kuften van Java niet meer zouden kunnen _ eeffenen? J | 3. Voor dengeenen , die, op eene gevoeg- lyke wyze, het meerder gebruik van Rundvleefch onder den Inlander weet in te voeren, en dies gebruik hun fmaakelyk te maken, zoo dat het zelve op de Paflersgeflagt en verkocht wordt, ten einde daar door den verkoop van bet Rundvleefch te bevorderen, en-de -…__zoo hoog noodige Buffels te befpaaren? 4. Extravraag , door het mede Dirigee» „_rendLid Mr. WrLreM vaN Ho- GENDORP voorgefteld , met belof- te van een hondert gouden Duca- ten, voor die de zelve beft beant- woordt. Zie Programma Pag. 49, wordende deeze tyd thans -gepro- longeerd tot Ultimo-- December I78l.. EL EN ee | Wel. VOORBERICHT. 21 _ Welke redenen zyn ‘er om. te mogen zalt fleilen, dat de Inênting der kinder- ziekte in de Oofterfche volkplantingen. van onzen Staat met even zoo goeden wit- jag zoude kunnen werden aangewend, als in de Noordelyke geweten van kuropa; alwaar deeze kun} reeds zoo verre gevor- derd is, dat men op duizend ingeënte per- _foonen „naauwlyks eenen. dooden tellen ‘kan; daar în tegendeel, volgens de gemaa. iedte uitrekening > de natuurlyke kin- derziekte, van dwizend perfoonen wel ke zy aantaft, een honderd en der Len grave fleept. Dan vermits. de fchriften over de In- ënting in deeze colonie weinig voor hane den zyn , mwelke zou in deeze heete ge- _weften de befte en eenvoudigfte manier van. inönten weezen ? welke maat regelen moet de geneesheer « geduurende den loop der ziek- te, in acht neemen „ en welke dieet of le- venswyze moet hy den ingeënien voor. _Jihryven? ter beantwoording voor ant De- cember 1782, ftelt het Genootfchap voor de volgende drie vraagen, met be= ie als hier vooren gezegd is. …… ‚Welke. zyn,de befte middelen am „ ge- … duurende de tegenwoordige ontvolking pn mg van sa VOORBERICHT. van Europa, de Europeezen in onze Ooflerfche colonien te vermenigvul- digen? ke | Hoedanig kan men met vrucht on- derneemen, bet zedelyk caratter aer Sfavaanen te verbeteren, zoo dat zy voor hun zelven gelukkiger en voor de algemeene ’tzamenleeving uuttiger worden. By welke laatfte het belang der Maat-- fchappye, zoo veel mogelyk, in hetoog moet gehouden worden. | 3: 4. Waarom is bet zitten in het fchynzel der maan bier gevaarlyker dan in Eu ropa? Welke zyn de eigenlyke kwaalen, die er uit ontflaan, en welke zyn de befte middelen om die te geneezen? Extra,voor reekening vanden Voor zittenden Direéteur , volgens voor- bericht van het IL. Deel pag. 29, een honderd gouden Ducaaten. Welke middelen van vernuft hebben Muhamed, de Imans, en dé verdere Leeraars en zendelingen der Mufel. mannen , ook by laatere tyden , met woordeel gebruikt, om de beidenen al- omme , voor al in de verfcbillende ge- weften en eilanden van Ooft- Indiën, | WE VOORBERICHT. 25 by wyze van een zedelyke overtui ging » sot bet geloof van den C O. RAN te bekeeren, en in dat geloof | te bevefligen ? Ss. Extra, voor Eekae van het Diri- geerend Lid JaNH oo Y MAN ,vol- gens Voorbericht 1. Deel Pag. 48. twee honderd zilveren Ducatons. Voor den geenen, welke in de Omme. landen deezer Stad van bt Faar 1780. tot 1752. bet grootfte aantal Buffels, niet minder dan twee bondert fluks. zal hebben aangeteeld en opgekweekt , zodanig dat die overwinft, ten genoegen van bet Genoot- Jchap, blyken zal. En voor Ultimo December 1783. Stelt het Genootfchap drie vraagen, op de zelve conditien, voor. 1. Welke middelen zyn het meeft ge- fchikt ter verbetering zoo van de na- tuurlyke als zedelyke opvoeding der kinderen in deeze colome, en welke is bet belle middel om, onder alle belet- gelen, de kinderen hier te lande , de | Nederduitfche taal. van hunne eerfte jaaren af „ als hunne moeder-taal, eigen te maaken? Welk is het befte middelom bekwaame Opper-en- Kik if tot Compag- t “nies 2 2 VOORBERICHT. nies dienft aan te moedigen en de ges brekkigen bekwaam te maaken? > . Welke zyn de rad middelen , om de huis- dienfben te Batavia, ten beide of gedeeltelyk „in flede van flaaven , door ure Chriften- Ínlanderen be doen vere richten? Extra, voor rekèaitig van eenen on- bekenden, een honderd gouden ‚ Ducaaten voor die beft deeze vraa- ge beäntwoordt, Uit het beredeneerd plan van alle ge- leerde Genootfchappen in Europa, en de opzave: van alle letter -kundige en periodigue werken, op te geeven bet befte plan voor een geleerd Ge- nootfchap en voor een letter - kundig- nieuws-papier. k Eindelyk belooft de Edele Heer, Voorzittende Direéteur , twee hon- derd zilveren Ducatons voor den geenen die de volgende bir beft beantwoordt. De voortgang der Niderlandereni in al le kunften en weetenfthappen , ’t zedert de opkomfte der Republyk tot beden: ver- geleeken met de Engelfchen, Franfchen en Duitfcbers. By hd . voo RBE RICHT. 2% By het beäntwoorden deezer Vraage vordert men vooral eene naauwkeurige opgave der groote mannen in alle tak- ken, op dezelve wyze als de Graaf van BieLreLD omtrent de Duitfchers heeft trachten te doen in zyne Progrès des Al. Jemans in 2. Deelen in 8v0. 1767. te Lei- den gedrukt. In de Hoofd-Wetenfehappen , noe- mende Duitfchers LeisNirsen Worrr. In de Philofophie, daar en tegen de Nederlanders 's GRAVEZANDE, LEEU- WENHOEK en HARTZOEKER, Roemen zy op CARPzOvIUs , Coccrus Heineccrus in de Rechtsgeleerdheid, wy hebben Grotius , BorT en anderen. In de Genees-Kunde kan men Boer- HAVE @n ALBINUs geruft tegen STAHL en HorFMAN ftellen. _En in de Theologie zyn de vermaar- de naamen , by beide Natiën , oneindig. « In de Hiftorifche wetenfchappen behoeven de Nederlanders ook niet onder te doen. | Zy hebben zich, gelyk PUrFENDORFF en anderen, juift niet toegelegd om de Hiftorie van andere Landen te befchry- ven, maar die van hun eigen Land, en hier in is- WAGENAAR « meefterlyk’ geflaagd hk ‚ De De Geographie en Reizen zyn, door de groote Scheepvaart der Nederlan. ders, by hen ook voort gekweekt. Inde fraaie Kunften, Weltpreeken- heid en Dichtkontt, wenfchen wy dat de beäntwoording van onze Vraage, voor al met voorbeelden , worde opge- helderd, en de tegenwoordige ftaat van het Schouwburg aangeweezen. Ook zal men voor al dienen te letten op de uitvindingen der Nederlanders, by voorbeeld, op de Drukkunft, en het vervaerdigen van gekleurde ceke- ningen en anderen: zoo mede op den voortgang in de Mathematifche Weten- fchappen, Veftingbouw-kunde. Bouw-kunde Schilder Beeldhouw-kunften. De Mufiek. En voorts op alles wat tot eer der Natie in deeze verfcheide- ne Claffen kan ftrekken, door de op- richting van Hooge Schoolen , gee leerde Genootfchappen , teken Acade- mien, maandelykfche Journaalen, en de overzetting van alle goede boeken, die, in de verfcheidene taalen, in an- dere landen, gedrukt worden. Ei e VOORBERICHT. 27 De Liefhebbers, die in Europa naar den prys willen dingen, kunnen hun- ne antwoorden befchryven aan den Voorzittenden Direfteur, en dezelve overhandigen aan den Heer JonANNes ALLARD Boekhandelaar tot Am/terdam , of den Heer REINIER ARRENBERG ; Se= cretaris van hect Bataafch. Genootfchap en Boekhandelaar te Rotterdam , welken dezelven , onder Recepiile, zullen ont. vangen en herwaards Zenden , en de Premie, indien dezelven bekroond wor- den, aan den Schryver ter hand ftel. len. $. X. En alzo by het Programma niet be- Beraze paald was hoedanig men by aflyvigheid ing pe van eenen Voorzittenden Direêteur, verkiezen of ook wel van eenen der Dirigeerende vaneenen Leden, tot de verkiezing zoude over- ie gaan; zoo hebben Heeren Direfteuren Direc. goedgevonden, Dirigeerende Leden te tur, of qualificeeren , in her eerfte geval, een ee Lid. der Heeren Direéteuren tot Voorzit- tenden Direéteur aan Hunne Epruur- DEN voor te draagen. Doch in hetlaat- _ fte aan Dirigeerende Leden over te laaten van uit de Leden eene verkiezing te doen, S. XL 8 VOORBERICHT pd ine Ge Het Genootfcbap heeft-in het Berfie incocing. Deel zyner Verhandelingen, reeds ge- toond, hoe zeer het de inênting der’ Kinderziekte ter harte nam. Het mede Dirigeerend Lid JACOBUS VAN DER STEEGE; gaf dies wegens twee be- richten op p. 71. en 333. te vinden: Omtrend dien zelfden tyd fchreef de Heer vaN HooGcENDORP zyne So- phronisha, of de GELUKKIGE MOEDER DOOR DE INENTING VAN HAARE DOGTERS met zulk een gelukkig gevolg, dat-er- veelen tot de Inëntinge overgingen. Doch, na meer dan honderd geluk kig uitgevallene Inêntingen, gebeurde. het dat een kind, onder de kunftbe- werking, aan eenen zwaarert ftoelgang en persfing overleedt. De Inwooners „deezer Stad wierden door dit fterfgc- val, dat waarfchynlyk aan eene vreem- de oorzaak toetefchryven was, zoo af= gefchrikt, dat meeft allen de Inênting , die in en om Batavia reeds zoo voor- fpoedig was geweeft, afkeurden, Uit dien hoofde gaf de Heer vaN HOGEN- DORP, in de maand February deezes jaars, een nieuw Stukje, onder den Titul van REDEVOERING DER INENTING TOT ’ DE INGEZETENEN VAN BATAVIA aan het Ge- Vv-O O R-BE-R IC HT. -29 „Genootfchap over. Men oordeelde dat het beft zoude zyn, het zelve terftond, „afzonderlyk, te laten drukken ,en ver- volgens in het Zweede Deelder Verhan- delingen te plaatzen. … ___Omtrend dien zelfden tyd ontving het Genootfchap werfcheidere berich= ten over de Inênting; namelyk van de „Heeren VAN DER STEEGE omtrent Da- tavia; BONNEKE omtrent Java, en J- H. ScHuuRMAN omtrent Mallebaar, waar in aan het zelve gebleeken is. Dat ’t zedert de laacfte berichten, in het Eerfle Deel. onzer Verhandelingen ‚gedrukt, door den Heer vAN DER STEEGE zyn Ingeënt 2. Chriften en 17. Slaven-kinderen, die allen geluk- kig herfteld zyn. „Dat de Heer BoNNEKE op Samarang 35. zoo ‘Chriften-als Slaven - kinderen heeft ingeënt, waar onder het zoontje van den Heer Raad Extra ordinair van India en Javas Gouverneur vAN DER BurenH geweeft is, die ook allen ge- e lukkig herfteld zyn, terwyl de ZEpide- nie byna allen en vooral de Chinee- zen, die de Pokjes natuurlyk kreegen, „weg fleepte. (©) Dat … (*) Het Genootfchap was van voorneemen deete berichten, en vooräl dat van den Heer BONNEK&&; in dit Deel der Verhandelingen te laten drukken, m aar om de veelheid der ingekomene Stukken heeft hete _ aelve ’er van moeten afzien, so VOORBERICHT. Dat op Mallebaar, daar de natuur- Ivke Pokjes als de peft gevreeft worden 4 om dat zy meeft altyd den dood na zich fleepen, een en dertig Perfoonen wa- ren ingeënt, die alle geneezen Zyn. Ook heeft men tyding van de Kuft Cormandel , dat de Pokjes op Nagapat- nam met den gelukkigften uitflag woe- den ingeënt. Dus dringt het Genootfchap de Inên- ting aan ieder menfchiievenden huisva- der op het harte, wil hy in zyn ouder dom niet in droefheid gedompeld wor- den, door de woede der natuurlyke Kinderziekte. 4. XIL Direc. Onder de Edele Heeren Directeuren teuren js geen Scerfgeval voorgevallen, S. XIIL Dirigee- Maar het Genootfchap heeft eenen rende Le- zwaaren flag ondergaan door den dood p van den Heer JosuA vAN IPERFNs op den ro. February deezes jaars. En volgens Qualificatie vande Edele Heeren Direéteuren, is op den 26. Fe- bruary tot Dirigeerend Lid verzochtde rsca in de Gereformeerde Nee der-, VOORBERICHT. zt derduicfche Gemeente alhier J.C. MerTzLAR, Een tegelyk aan zyn Kerw. opgedraagen, als Secretaris, de Refo- lutien en Brieven te Concipieeren en de proeven der druk pers na te zien. $. XIV. Onde de Leden zyn, ’t zedert de Uitgave van het eerfte Deel, overleeden. __Den Majoor der B rgery. MELCHIOR BLOKKERT, De Onderkooplieden. GEORGE CLIFFORD, JACOB ANTONY per JONG, EGBERT HULZEBOS, PIETER LEONARDUS van EYS, en HERMANUS THEODORUS _ TERKAMP, en Den Koopman | PIETER DUVELAAR van CITTERS, | Daar en tegen zyn weder tot Leeden aan- genomen. ARNOLDUS CONSTANTYN MOM, Opperkoopman en Opperhoofd van bet Generale Soldy Comptoir en Cu- rator ad Lites. Leden, JACOBUS MACOR, Binnen Regent “van bet Moorfche Hofpitaal. DANIEL FREDRIK van RIEMSDYK, DRE CORNELIS vaN RIEM S- RUDOLPH SAM VEL TAVEL. Onderkooplieden alhier. 32 VOORBERICHT. JOHANNES FREDERICUS BODE, Predikant aan Cabo de'goede Hoop. JOHAN ADAM CELLARIUS, Onderkoopman en Opperboofd te Crânganoor, CHRISTIAN GODEFRIED BAUM- GARTEN, Lerfte-Klerk wan Politie en Secretaris van Juftitie op Malacca. WALTER MAREUSSTUART, Boekhouder en eerfle te Puntlana.s JACOB van GEERLEN , Boekhout der te Graf]é. …« ANDRIES HARTSINCK, Oneethaeps man en Adminiflrateur. WOUTER HENDRIK van YSSEL- DYK „ Onderkoopman Soldy Boekhouder en gezwooren. Scriba, beiden op Sourabaaya. DANIEL KRYSMAN,, Baas ten Eilande Onruft, JACOB WITT EVRONGEL; j Scbip- per in dient der E. Compagnie. HERMANUS SIEDENBURG, Schipper. EZECHIEL LOMBARD ‚ Oppermeefler tot Cberihon, en FREDERICUS MONTANUS, Predikant te Samarang Tot Slot dezes betuigt het Geneotf hap; dat het zeer verlangende is, zoo door de Ge- nootfchappen als door geleerde Lieden in Eu- ropa, te mogen onderricht worden ‚waar in en hoedanig zvne Verhandelingen zouden kunnen worden verbeterd en verder ingericht, om zoo voor Europa als deeze Colonie ten befte aan zyne Zinfpreuke te voldoen: Ten Nutte van L Gemeen. Batavia UW. Jury 1780, NAAM- C 33) NAAM LY ST, | HEEREN. DIRECTE EUREN, LEDEN | VAN HET BATAVLAASCH GENOOTSCHAP DER KUNSTEN en WEETEN- | SCHAPPEN &e; OPPER DIRECTEUR. Zyn Edelheid, de Hoog Bie Groet Achtbdare REYNIER » de KLERK, GOUVERNEUR GENERAAL VAN NinkiiAkbb INDIE: DIRECTEUREN: … ___De Wel Edele Groot-Achtbdare Heer Mr. WILLEM ARNOLD ALTING, Zere S_ rfte Raad en Direêteur Generaal van Neder. wee nn j kod De CB) De Wel Edele Geftrenve Heren HENDRIK BRETON, Raad Ordinair van.Ne- derlands Indië, en Prefident van't Collegie van Heemraaden dêr Batavtafche Omime- ___ landen. Mr. IMAN WIL LEM FALCK, Ordi. ° naîr van Nedertands Indië , nritss de s Gou verneúr en Directeur van Ceilon JOHANNES VOS , Raad Ordinair van Ne- derlands Indië, Áorfanstr Generaal. Mr. THOMAS SCHIPPERS, Raad Ordinair van Nederlands Indië, Prefident van den Achtbaaren „Raad van Fufbitie: JACOBUS JOHANNES CRAAN, Raad Ex- “tra Ordinair van Nederlands ae Com- miflaris Politicus , Buiten Regent van de Hofpitaalen „ DireCteur van de. Ampbicen- | Socteteit en Commiffaris over de Bowenlanden. ADRIAAN MOENS „ Raad Extra:Ordmnair wan Nederlands dit, Gouverneur en Di. reêteur van Mallabaar. — DAVID JOAN. SMITH, Raad MRE Ordi- nair van Nederlands Indië: Prefident van't Collegie van Weesme eBeren: mitsgaders Com- miflaris van de Verftrekkingen der Soldyën. Mr. JÂCOB CORNELIS -MATTHEUS R A- … DERMACHER. Raad Extra- Ordinair wan. Nederlands Indië Prefident van de Collegien van Heeren Schepenen, mitsgaders 2 wan Curatoren en” Scholarchen over Stads Schoolen, Colonel der Bataviafche Burgerye, en CommifJaris over de Bovenlanden, j | rs (35 jr JACOB PETERS, Raa Bab Ordinair van Nederlands wis 0 Gouverneur en Direêteur van Banda HENDRIK vaN STOCKUM , Raad Extra- Ordindir. van Nederlands Indië, Direêteur | wan de Bank Cóurant en Bank van Leening, JAN HENDRIK POOCK, Raad Extra Ordia hair van Nederlands Indië ad CoumniJaris van ’t klein. Zegel. WILLEM JACOB van pe GRAAF , Raad Extra:Ordinair van Nederlands radi: en Direêteur van Souratte. JOHANNES ROBBERT vaN DER BURGH ) __Raad Extra-Ordinair van Nederlands Indië, mitsgaders afgaand Gouverneur en DireCteur | van PFavas Noord Ooftkuft. Mr. JOACHLM van PLE FTENBERG, Raad Extra Ordinair van Nederlands Indië, ti- tulair mitsgaders Gouverneur en Directeur wan Cabo de Goede Hoop. r VOORZITTEND- D Cs R ABe EAN BUR, De Wel dele Geftrenge Heer Mr. JACOB CORNELIS: 'MÁTTUEUSDRA- DERMACHER, Raad Ext ra -Ordinair “ van eedt Indië, + + | eN \nmoark ontkom ams enigs TD) af “(-36.) DIRIGEERENDE LEEDEN. JOHANNES HOOYMAN , Bedienaar des God- delyken Woords in de Luterfche Gemeente. SIRARDUS BARTLO, Scheepen der Stad a- tavia | | Mr. WILLEM van HOGENDORP, Koop. man en Eerfte Adminiftrateur op Onruft. HENDRIK NICOLAAS LA CLE, Koopman — en Secretaris van Weesmeefteren. JACOBUS van per STEEGE, Medicine Doc- tor „ Regent van bet buit-n Hospitaal. Mr. EGBEKT BLOMHERT , Drojlaart der Bataviafthe Ommelanden , Vice- Prefident van Heemraden. . za Mr: PAULUS GEVERS, Onderkoopman en Tweede Adminiftrateur in bet Zuikerpakbuis. FREDRIK BARON vaN WURMB, Onderkoop- man en Tweede Adminifsrateur in de Water- poort (Secretaris) | JACOB CASPER METZLAR, Bedienaar des Goddelyken Woords în de Gereformeerde Gemeente alhier, (Secretaris) ORDINAIRE LEDEEN. De E: Heer DIRK GOETBLOED , Eerfte Secretaris van de Hooge Indiafche Regeering. 0 | | WEL De E: Heer ADRIAAN pr BOCK , Tweede Secretaris van ae Luooge Índiafche Regeering. De Achtb. Heer Mr JOHANNES GABKIEL” _—___ VAN GEHKEN , Ordinair Lid in den dchte baaren Raad van Jufhitie. Be Achtb. Heer Mr. PiERRE POELMAN ; ve “Ond Ordinair Lid van Juftitie en geweezen Water- Fiscaal. De Manh: Heer CHARLES LOUIS COL. MON , Colorel titulair en Hoofd over Comp: Militie in Indië, Duiten-Regent van — vo de #rofpitaalen en Lid van Fieemraaden. —_— De Heer wir. PIETER RAS, Water liscaal, mitsgade:s Scholarch en Curator over Stads Schooten en: Cefor der Drukkerye. De Heer DAVID jULIUS van AITSMA , Baljuw, Kerkmeefter, en Kafier van de Am. phran Socteteit. De Heer Mr, JAN HENDRIK TREVYN , … Oud Droflaard. De Heer GEORGE THEOHEEREN , Zer. _ ffe Opperkoopman des Cafteels Batavia. De Heer GERRIT van GROL, Tweede Op. perkoopman des Cafteels Batavia. De Manh: Heer JAN DIEDERIK SCHRYV._ VER , Commandeur en Opper - Eguipagie- meefter Buiten Regent van de TONES wd en Pofbmeefter. | ed 3 De De a Teer JAN VERMEULEN „ Zoekdonder 4 Generaal; Heer CAREL FREDRIK SEVERIN », Vifitateut Generaal, Heer ARNOLDUS ‘CONSTANTYN MOM , Opperkoopman en Opperboofd van: bet Generaale Sold. comptoir en Curatòr ad Lites. Manh: Heer JAN: ANDRIES DUUR“ KOOP, Oud Majoor titulair vande Infan- „terie en Lid van Heeimraaden. ' De Manh: Heer JOHANNES RACH, Majoor „der. Artillery.en Buiten- agt van de Hos=Ì „pitaalen. De Manh:-Heer FRANCOIS VAN ARDEN- NE, Ritmeefter van de Dragonder Lyf- “vwagt van den Heer’ Gouverneur Generaal. De Heer JAN HENDRIK WIEGERMAN, «5 Vice Prefident van Schepenen De Eerw: Heer THEODORUS VERMEER, Bedienaar des Goddelyken Woords in de Ne derduitfthe Gemeente te Batavia, mitsgaders __Lid van Curatoren en Scbolarchen over Staas Schoolen. | De Eerw: Heer HERMANUS WACHTER, _Bedienaar des Goddelyken Woords in de Ne. derdustfche Gemeente te Batavia, _De C39) De ‘Eerws Heer ERICUS. JOHANNES WIL: ee TENAAR , Bedienaar des -Goddelyken an BPaords in de Malerdföbe-en Portugeefche Ge- meente te Batavia, mitsgadersdâd-van Cu- -dootratbfen ‘en Scuolartaern óver Stads'Schôolen.: De: Eèrw: úteer JAN-INUBOORT « Bedienaar _ dessGaadelyken WWoords-in, de Nederduiijcbe sGesieedterde Batavia) AAS - Dò-Heör WILLEM VINGENT: HELVE- RIUS van RIEMSDYK,s Opperkoopman Rl ven’ Gécanimitteerde tot en over de Zaakem: van. vedensfnlander Buiten. oe van ek whit “taalensven Heemraad: De: Heer “CAREL s!JANY BOERS; bheeaene Opperkoopman en brevet mdr ad N LA treerd’ it Ao) 1776) A! CL De. Heet ADRIAAN. BOESSES! Oppärkoëpman Sàbandbaar en Prefident van. Boedèlmeefteren | De Heer PIETER JOSEPH pe VIENNE, - Ovid Opperkoopman!. én 'Heemraad. | De Mank: ‘Heer WiLLBOORT EN , Onder- Equipagremeefters De Heér! PFREDRIO/FACOB ALBRECHT STEENWEG, Opperkoopinau: én Geheim ) fihryver van den Heer GouverneurGeneraal. Dé Heêr/JOHANNES THEMANS „Hoofd wan de “Chirurgie , Buiten, Regent van de Hofpitaalen , De HeersLAMBERTUS DANIEL KREBS, Opperkoopman en Hoofd. Participant van de …Ampbien- Societeit. N % u dk 4 (49) De Heer CORNELIS pe KEYZER „ Fabrik en Keurmeefter van Kalk en Steen, Buiten Regent van de vie zen Lid van Heemraaden; De Heer Mir. F LORIS- VAN STYRUM , Kie man en Eerfte „Adminiftrateurvân-de:Suikers pakbuizen, en Scheepen van Batavia De Heer CASPARUS, HARTMAN». Koop. ‚man en Eerfle Adminiftrateur in t Yzer Ma guazyn , mitsgaders Scheepen.van. Batavia. He: Heer JOHANNES THEODORUS VIS. „SCHER vAN GAASBEEK, Koopman cn _ Eerfte Adminiftrateur iu t nieuwe Kleeden- > pakhuis, vers Oud vn van. ba- … „eqotauig. De Heer Mr. JO ANNE S CHRISTOFFE L SCHULTZ, Oud Scheepen van Batavia „confhleerend Advocaat. en Kerfle vrted …vmeefter. De Manh: CHRISTIAAN MARTIN PROEN, _ Capitain der Granadiers van ’t edo ba- tallion Infantery. De Mank: JOHAN ZACHARIAS ENGEL-. HARD, Capitain in bet eerfle Batallion In- fantery. De Manh: SWEN JOHAN WIMMER- CRANZ, Capitain Luitenant-ingenieur , vj erfte Landmeeter , Opziender over de Ri- wieren en Slokkan en Taxateur der vafte Goederen. De C 41P De RE: DANIEL: DIEDER!K van HAAK; ‚ Koopmanen Lerfte\Gezworen- Klerk ter Se. cretarye van Hunne Hloog-Edelheden. De E: FREDRIK HENDRIK BEYNON ; Koopman en Negotie boekhouder. De E: WILLEM KRAANE, ige: engroot Winkelier. De E: SEVEN POELMAN , Koopman en. „wiBerfte Adminiftrateur in de Pakhuizen aan de Weftzyde: De E: JAN IC2N.N IER COORT: SEN, Koop 2 man en Eerfle zere de in bet rh, Maguazyn. De Ex HENDRIK PIETER BANGEMAN, „Koopman en Tweere Adminiftrateur in de Pakbuizen op Onruft. De E: FRANS HENDRIK VROOM, Koop- man en Eerfte Adiminiftrateur in de Medici- nale Winkel, De E: DANIEL ADRIAAN BEEKMAN , ; … Koopman en Secretaris van Scheepenen. De E: HENDRIK AUGUST ROSSEL, Koop- soman en Lerfle Confrontijt der Bataviafthe. dAdminijjratie-boeken. De E- PETRUS ALBERTUS van DER PAR- RA , Koopman en Boekhouder in bet Am. hagts Quartier. - De E: JOSEPHUS GORDYN , Koopman en 1 rein in de agree sar Taal en in tn meeller. | B KCT eet 5 | De C 429) ) Pe E: LEENDERT GOOSSEN; Koopsom én jp eme in « pe oe Zaal en. Kaag: De E: B: DANIEL KRYCSMAN Paût 4 Eilande-Onrúft. | Dele HERMANUS SIEDENBURG4 C 1pper FAA! KA De E: JACOB WITTEVRONGEL Schipper! De, E: GEORGE JACOB MEYER , Schipper. De E: PLEUN van per KUllysSchipper. _ DesE: JOSUA:pre WOLF VAN, IPEKENG d Roe Schipper. De E: PIETER HAMMINK, Schippers De E: JAN SMITH „ Schipper: > ( De E:.EWALDUS RVNVAANs Waesmees. ter en Opziender van de Ryfimar kt. De:E: DAVID DU FAU pe LA LONGUE, „Oud Weesmeeller: De E: JAN VAN DE POLDER, "Tolna van ‚het Wees-en- Armen-Huis , Heerwaaik; en! admenijlreerend. Hoaofd- ee ern vân de er Ampbioen Saciteit. | De E: THOMAS van SON, Tweede Verd. meefter. De E: JOHANNES MACOR Ragers van het: … … Moorfche- Hofpitaal. … … De E: DAVID BYLON, Stads Chirurgyn. De E: LEENDERT ROLFF; Notaris. « — De E: JAN BAPT'ST PILON , Ordinair-Lui- tenant der Artillery en Ingenieur. ve p ë « Dl De & Grad) 5: PAILIPPUS pe, ELW YK, „Onderkoons man en Adjur Eerfle Gezworen Klerk ter Secrctarye van Hunne Hoog - dadelbeden 5 mitsgaders Colleêteur van be: klein Zegel. E: GOSE THEODORE VERMEER Onderkoopman ; Tweede van de Groote als Cas. | : GEKARD JOHAN RUNSTORFE 5 Onde hbm en Marginalif?. E: "JAN DANIEL. BEYNON, Hladr: koopman op het Comptor van den” Lieere: Ce Gouverneur Generaal f \ E: ARY,HUYZERS, Onderkoopman en tweede Adminiftrateur in het.Graan Ma- uazyh. Ë JOHAN FREDRIK BARON VAN: RHEDE ror pe PARKELER „ Onder- koopman en tweede. Adminiftrateur in de Pakhuizen bêzyden de Water-poort De E: WILLEN ADRIAAN WILL EMS „, Onderkoopman en tweede Adminiftrateur i in bet nieuwe Kleeden-pakbuis-en Secretaris van bet Collegie van Couratoren en Schoolarchen over, Stads Schoolen, mitsgaders» Buiten- Regent van bet Wees en- Armen-Hluis. De E: CORNELIS POTMANS, Onderkoop- man en tweede Adninitrateur in de, Medic: » Winkel. ‚ DeE: MARTEN CORN ELIS WEYVERMAN, Onderkoopman en Secretaris van Heemrguaen ‚De aa ) De E: WILLEM CHRISTOFFEL EN- GERT, Crderkoopman en Boekhouder van de Artillery. De E: GEORGIUS EVERHARDUS MUN- NIK, Onderkoopman en Overdrager op °t Equipagie Comptoir , mitsgaders Regent van bet Vrowwen-Tugthuis. De E: CHRISTIAAN HENDRIK von ERATIH, Onderkoopman en Kaffier op t Koftgeld Comptoir, De E: HERMANUS pr ROO, Onderkoop- man en tweede Landmeeter. | De E: ELBERT ELIAS, Onderkoopman en Secretaris van Commiffar ien van Huwe- lykfche en kleine Gerichts zaaken. De I: Mr. WYBRAND per JONG, Onder- koopman en Secretaris van Boedelmeefteren. De E: DANIEL FREDRIK van RIEMS. DYK, Onderkoopman. De E: SCHIPIO CORNELIS van RIEMS. DYK Onderkoopman. De E: RUDOLPH SAMUEL TAVEL , On- derkoopman. De E: JOHANNES NICOLAAS BEST- BIER, Procureur en Adjunit gezworen Klerk van Scheepenen. De E: WILLEM POPKENS, Procureur De E: JACOBUS HENDRIK PA RIN- GAUW graf en Geconunitteerde in bet Provifte Marsazyn. De C45 ) De E: CHRISTIANUS HOLLEN HAGEN, Onderkoopman , Gezworen Klerk en Boek. houder van Weesmeefteren De E: FRANS HAKKER , Gezworen Klerk van bet Collegie van Heeren Scheepenen, De Eerzaame PIETER JOHAN van RHE- DE, Opperffuurman. EXTRAORDINAIRE vnd: B De N, In Ambon. De E: Heer BERNARDUS van PLEUREN, _ Gouverneur en Direêteur. De Heer JOSIAS ALEXANDER pre VIL- LENEUVE , Opperkoopman , Secunde en Hoofd. Adminiftrateur. Banda. De Heer JOHAN LEBREGT SEIDEL- MAN,» aankomend Gouverneur ‘De Heer Mr. LEONARD VERSPYK, Op- perkoopman en Secunde. Ternaten. De E: Heer Mr. JACOB ROELAND THO- MASZEN, Gouverneur en Direëteur. De Heer ALEXANDER CORNABE, Op- perkoopman, Secunde en Hoof d- Adminiftra- teur. | | Ma- C46 ) 10 N Macalfef} FER A 07 De E: Heer PAULUS GODOFREDUS vas …_ per VOORT, Gouverneur eit Drretteur. De Heer BAREND RYEKE, Opperkóopman, “Secunde en Hoof d- Adminifirabéi se De Heer CLAAS KRKAANE Koopmanen F staal. De Heer JACOBUS LEONARIJUS DE \OS, Onderkoerman, en Licentmeefier. alacca, … * « De F: Meer PIETER GERARDUS pe BRUYN, Gouverneur en Direêteur. De Heer ANTHONY ABRAHAM „ WERNDLEY; Opperkoopman, Secun- de en Hoof d-eddminif?rateur. DeHeer CHRISTIAAN GODEFRIED BAUM- .GARTEN; Zerfle Clerk van Politie. Cormmandel. De E: Heer REYNIER vaN VLISSINGEN; ‚Gouverneur en Directeur. De Heer PHILIPPUS JACOBUS DOR- _ MIEUX, Opperkoopman Secunde rent Hoofd - Adminilrateur. De Heer GEORGE FRANCOIS JACQUES | pr RAVALET, Onderkoopman en „Secun- de in Yagernapatnam. | Ceilon, De Wel Edele Geftr. Heer Mr. IMAN WiL- LEM FALK enz. Direfteur. nr B LEEDEN. De Heer BARTHOLOMEUS JACOBUS RAKET, Commandeur van JafFenap atnam De- Ca À) | “De, Heer JOHAN GERARD ván ANGEL Woje nt re Öpper bbofd te Tutucoryn. De, Heer Mr. JOHAN WILLEM SCHO- SOARER ; ‘Opperboofd. te Trintonomale, En De pj ADRIANUS JOHANNES FRAN- A KEN, Koopsitan en Opperboofd te Batticaloa De E: JOHANNES REINTOUTS, Onder- ……, koopman en Caffier. | (E15 Cabo,de Goede Hoop. he’ Wel. Edele Geftr, Heer Mr. ÖACHTM “7 NAN PLETTENBERG, Direêteur., ; EE DEN … De Heer PIETER Ae En Opperkoapman | vor ASecumnde: en Hoofd: Adminitroieur: | De Heer Mr. WILLEM CORNELIS ‚7 BOERS, Opperkoopiman Lndependent Fifcaal. „De Eerw.;Heer JOHANNES FREDERÍICUS BODE, Bedienaar des Goddelyken Woords. De Heer JACOBUS JOHANNES re etn _Jooprsdrg en Caflier. À >er dJava *s Noord- Ooft Kuft De E: Heer JOHANNES SIBERG, Geëli- ligeert- Gouverneur: en: Direfteur ,” > De Eerw: Heer FREDERICUS VONTANUS, | __Bedienaar-des Goddelyken. Words, 4e Sa- …_amarang. De Heer. TOHAN- MICHIEL: van’ PAN- SM HUXS ende en: erik dent be Fa. Para. De C 48 ) De Heer RUDOLPH FLORENTIUS. van per NIEPOORT , Opperkoopman en Gè- ____zagbebber in den Ooftboek. | De Heer JACOB van SANTEN, Opperkoop- man en Hoofd. Adminiftrateur te Samarang. De Heer IAN MATTHYS vaN RHYN Op. perkoopman in rang en Refident in de mat- tarm. | En De Manh: FREDRIK LODEWYK van STRALENDORFF, Capitein van de Cq= vallery en Kerfte Refident te Souracarta. De Manh: LEENDERT HENDRIK VER- MHER, Capitain van de Infanterie en Commandant der Militie. De E: ISAAC CORNELIS DOMIS , Koop- man en Refident te Tagal. De E: Mr. NICOLAAS ALEXANDER, LELYVELD , Koopman ‚ Pakhuismeef’er en Negotie Boekbouaer te Samarang. De E: BEREND WILLEM FOCKENS, Koopman en Refident te Griffte. De E: RFYNIER HOUCQUE, Koopman en Fiscaal te Samarang. De E: ABRAHAM van HEMERT, Koop- man în rang, Tweede Refident, Scriba en …___Soldy- Boekhouder te Souracarta. | De E: JAN FREDERIK AUGUST BON NEKEN Opperchirurgyn te Samarang. — De Manh: FREDRIK SOESTMAN,; Zuite- nant Ingenieur te Samarang. De C49 ) De E: WILLEM ADRIAAN PALM; On: derkoopman en Refident te Renmbang. De E: ANTHONY BARKEY , Onderkoopman en Secretaris van Politie te Samarang. De E: AMBROSIUS PIETERS TULLÈKE VAN HOGENHOEK; Onderkoopman en Refident te Paccaiongang. — | De E: CAREL PHiLIP BOLTZ E, dhr ___ koopman titulair en gezworen T ranflater. De Man: CAREÈL FREDKIK von BUUZE, > Cornet van de Cavallery te Samarang. De Manh: PAUL PAULSENs- Vaandrig te Salatiga. — De E: GERARDUS ROGHE, Packbouder en … _eerfte Klerk van Pohtie te Samarang. De E: WILLEM KERKMAN, Boekhouder en Secretaris vän Fuftitie te Samüarang. | _De E: ANDRIES HARTSING, Ornderkoop- _ man en AdminiTra'eur te Sourabaja. De E: WOUTER HENDRIK van YSSEL- DYK, Oviderkoopman en Scriba te Souraba;g. De E: JACOB VAN GEERLE , Boekhouder te Grifleé. Wir rsi Bengale; De Heer JO HANNES MATTHEUS ROSS; ireét De Heer GREGORIUS HERKLOTS, Opper- koopman en Secunde, mitsgaders Opperboofd er en Pakbuismeefter he „Caf mbazaar. | De C 50) | De E: JAN PIETER HUMBERT, Koopsiah en Eerfte in de Kledezaal te Hously- | De E: ANTONY BOGAARD ANTHOs NYSZ,Koopman en Negotieboekbouder aldaar. De E: WILLEM BARON vaN DANKELMANs Koopman, Fifcaalen Dorpmeefter te Hougly. De E: SAMUEL RADER MACHER Koop, man , Opper hoofd te Pattena, De E: JACOB EILBRECHT , Onderkoopman, Secretaris van Politie en Kaffier te Hougly. De E: GOSEWYN WILLEM HENDRIK pE VRIESE, Onderkoopman en Tweede te Pattena. De E: CASPARUS LEONARDUS Elle BRACHT, Boekhouder en Tranflatéur in de Perfi aanfche en Moorfche Taalen. + Sourätte. De Wel Edele Geftr: Heer WILLEM jaco VAN pr GRAAF, Direêteur. CLEEDEN. De Heer Mr. ABRAHAM JOSIAS SLUYS. KEN , Opperkoopman en Hoofd-.Adminie Prrateur. | De E: WILLEM HENDRIK van BY« LAND, Onderkoopman en Hi boekhouder. Sumatras- Weftku De E: JACOB van HEEMSKERK, _Oppers koopman en Gezagbebber, _De Cseh De E: JOSEPH CHALLIER ; Koopman „en Eerfle Admintllrateur. te, Padang: | De E: [ESAIAS EHRENTROUT , Ónder koopman Fifcaal, Kalier en Soldy. boekhou- der aldaar. - De E: THOMAS vaN KEMPEN JANSZ Onderkoopmam- en Opper hoofd te ‘Poile Chinco. De E: JACOBUS SAMUEL DE RAAFF, On. _derkoopman en Secretaris -van Politie te __ Padang. De Manh: SAN MARTINSCHEFFER, Vaandrig en Cammandant te Padang. De Manh: LUDEWICH KAYZEL, aan- drig en Commandant te Priamang. De E: ANTHONY JOHANNES LEUF- TINK, Boekhouder en Eerfte Klerk van Po- …_… litie en Secretaris van Fuflitie te Padang. De E: HENDRIK RAZ UX, Boekbouder Ne- gotie-Overdrager en “ Dispenf: er te Padang. De E: JOHAN FREDRIK ZUGEL, Boek- houder en Refident te Adjerbadja. KET REENDER De Wel Edele Geftrenge Heer. ADRIAAN „MOENS, Direêteur, LEE D E N. „ De Heer REINIER van HARN , Opperkoop- … man Secunde en Hoofd. Adminijkrateur. Bern C 52) De E: JOHAN ADAM CELLARIUS, One gerkoopman Opperboofd te Kva anoor. Edd Bantam. Shae De Heer LIEVE NICOLAAS MEYBAUM, Commandeur. De E: NICOLAAS WENDELIN BEITS; Kapman en Adminijtrateur. Japan. De E: AREND WILLEM FEITH, Opper- __kaopman en Opperboofd. De Heer Mr: ISAAC TITSING; Opper. koopman en Opperboofd. De E: DIRK VINKEMULDER, Koopman en Pakbuismeefter. Cheribon. De Heer Mr. WILLEM van per BEEKE, Opperkoopman en Refident. De E: EZECHIEL LOMBART, Oppermees- er. Tie wnd LE nn Timor,” De E:- WILLEM ADRIAAN- van ESTE, Onderkoopman en Opperboofd. | _ Banjermafling. oren b4 ) De E: PIETER WALBEEK, Onderkoopman en en Refident. Palembang. De Heer M:: :GYSBERTUS HEMMY , Eer- fle Refident. De È: hi: PHILIPPUS JOHANNES van DER STENG, Oriderkoopmam en Tweede mic dent. Puntiana, De E: WALTER MARCUS STUART, Re fident. S A- SAMENTREKKIN G. Opperdiretteur. ommen a Directeuren. — tm a el a el Is. Diigeerenddnk ee 9, Ordinaire Leden te Batavia. — — oo. Extra- Ordipaire — — in Amboina. — — 4, —_— — Banda. — _ a 9, —_ „en Ternaten. — == a, —_— == Maccafler. — — 4, — — Malacca. — — 3. x oe == Chormandel. _ — g. dn GE ON Wik Aa) 5 Se — — Caabde Goede Hoop. 4. >= == java s NoordOoftkuft 26. —— — Bengale. — — g. — — — Souratte. gp Be —_— —= Sumatra's Weftkuft. ro. —— — Mallabaar, — — g, EN, Bantam. 8, —— — Japan. — tn 3. _ — Cheribon. — =— 2, —— — Timor, — — —= LL — — — Banjermafling. — ze —— — Paembang. — — a, — Puntiana. — — LI Extraordinaire Leden — — — — 86. te Zamen. EE en ee VERHANDELINGEN, VAN MET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP. ALS DEE A a De Boekbinder moet dit Alpha- __ beth het eerft binden, Pag. : 2 VERHANDELINGE over de | HISTORIE-KENNIS, _JOSUA van IPEREN..C) O. de Hiftorien , die mri del eeni- Befchry- ge byzondere gevallen verhaalen; van Hs: een algemeen nutte doen zyn; en ‘er toriekun- eenegemakkelyke handleidinge, by het “ leezen vanalle hiftorifche boeken; door - te verkrygen, moet men er de lotge- vallen van het menfchelyk hart altyd in zoeken; en het bedrog eener ver- raderfche, en , voor de menfchelyke „Maatfchappy „ zeer verderfelyke en peftdragende ; zoogenaamde Politie , en ftaatkundige verradery , in zoeken te ontdekken, A a | Ik manden nen ene _…(*) Deze Verhandelinge behelft den voornamen intoud van twee openbare Leffen , welke. de Schryver: op deri vr. Auguftus en tr. Septemn- „…_… ber, 1779, voor een aanzienelyk aantal van tine 27 » gaf. 2 Verbandelinge over de Ik laat de Heeren FrecHieRrs T'ro- Mas en anderen gaerne Lofreedenen — en Lykpredikatien houden, in welke men de handelingen van Engelen en Halve Goden invlecht , zonder de menfchelyke zwakheden ,ongeblanket, teffens ten tooneele te voeren Ik laa- te JUVENALIS, APULEJUS, Bor- LEAU , VONDEL;, LANGENDYK; HorBere en ander Schimpfchry- vers, de fchadelyke en ongerymde hertstogten der ftervelingen alleen af- fchilderen; die zelfs de menfchen , om zootefpreeken , levendig villen „en dan het vleefch , met zout en fpaanfche pe- per, beftrooyen. Maar het is hooggelyk te verdoemen ; ineenen Hiftoriefchry- ver, dat hy den zwadder zyner opbruif. fchende galle , op zynen evenmenf{chr;, uitbraake. Het moet hem alleen, om onparty= dige getuigeniflen, te doen zyn: en hy ís verpligt,; alle de vermogens van zy= nen geeft in te fpannen, om, zonder naar loftuitingen „ oflafter, te luifteren ; de gefchiedkundige waarheid uit te vor- fchen; en de menfchen te fchilderen, niet gelyk zy zyn moeften, -of-gelyk de boo- al … Hiftorie- Kennis. 4 booze nyd en haat hentoetakelen, om hen , dus toegetakeld en gehavend, te- doen befchouwen door een vergroot glas; maar gelyk zy waarlyk zyn, dat is, als redelyke fchepzelen, die hun eigen belang, eenigen op de rechte wy- Ze, maar de meeften, ongelukkiglyk, op eene verkeerde wyze, behertigen. _ Wanneer alle de hiftorifche verhaä- Uittnun- len dermaten zyn ingericht, moeten tpheid der _zy ongelyk meer voordeel aanbrengen, ge Hifto- dan alle de Fabelen en Romans, van evoven- den vroegeren en lateren tyd, te zamen : fmukte. hoe veel nut ook dezelves ter verbe= teringeder zeden „en ter onderwyzinge in de pligten der befchaafde zamenle- vinge, hebben kunnen aanbrengen, Het Heldendicht , de Ridderboeken, en de Panegyren of Lofredenen bedwel= men ons verftand; en, om dat zy; doorgaans ten thinften, de menfchen fchilderen, niet gelyk zy zyn, maar gelyk zy behoorden te zyn, krygtmen ‘er-eenen bedorven fmaak door, inhet beoordeelen der ware gebeurteniffen. — , De. Hiftorien , de ware gebeurtenis- fen {maaken niet langer: men krygts van de waarheid, eenen walg „indien zy À Aa 2 niet Ferfte Hiftorifche gedenk- ftukken, 4 Verhandelinge over de niet met duizenden verzinfelen is op- gefchikt. Om deze reden, zyn de eer- fte Jaarboeken van meeft alle de oude Volkeren in gedicht gebragt en opge- zongen, om die aangenaamer te mda- ken , en BTR en! inhet geheugeri te prenten. Daarenboven hebben ook veele His« toriefchryvers, als Trrus Livius, He- RODOTUS, en anderen, de gevallen, welke zy verhaalden, een weinig op willen tooyen en levendig maaken. En, hier door, is het drooge van de Chronykfchriften eeriigzins verbeterd geworden, hoe wel ’er de waarheid merkelyk door geleeden heeft. Men vraagt doorgaans, by eene an- dere gelegenheid , waarom klimt de Griekfche Hiftorie niet hooger op, dan tot aan de verbrandige van Trojé? Geene vrage is gemakkelyker op te lof= fchen. Voor Homerus , die den Trojaan- fchen oorlog zoo ùitvoerig en fraai, ja beter, dan Dierys CRETENs1s,befchree- ven heeft, hadden de Grieken byna gee- ne Poëeten, of Hiftoriefchryvers gehad. By gebrek van rv vile: Gefchrif. ten , Tr Re … Hiftorie . Kennis. 5 ten,‚zyn de meefte lotgevallen der vroeg- fte tyden onbekend gebleeven. De opfchriften van Putten en Pyra- miden, de ftukkenen brokken van oude Liederen, mitsgaders de overleverin- gen van langlevende meníchen , en ver- volgens de Jn/criptien en Penningen hebben ons, in tommige byzonderhe- den, den weg gebaand, om meerdere en zekere berichten van het voorge- vallene te verzorgen. En, als men zyn oordeel gebruiken wil, kan men tame-, lyk wel, door de nevelen der verfie- ringe, in de fabelachtige Gefchiedver- halen der Goden en Helden voorko- mende, doordringen: en er eenen zin aangeeven, die met de denkbeelden en gewoonten der aloude Volkeren overeenttemt. ' ES Hoe nader de Hiftorieboeken ons de Nattigheid „waarheid opleveren , en hoe uitvoeri. yfn, 65 85 ‚ ger en omftandiger die waarheid in de- ten deron- zelve wordt voorgefteld , hoe meer nut 88wyde , \ en vooral Zy voor de menfchelyke Maartfchappy der gewy- zullen aanbrengen. , Ee “dikt f eid, „Eermen de gebeurteniffen in fchrift Aa 3 ftelde, 5 6 Verbandeiinge over de ftelde, eer men fchryven of leezen kon, eer KApMmus en anderen de Let. terkennissinGriekenland,en vervolgens in Europa, overbragten , vond men reeds de gedachteniffe der aloudheid zoo noodzaakelyk en voordeelig, dat men die in verfen bragt; en 'er openbare, fchoon gebrekkige, fchouwfpelen van toeftelde: hoedanige nog, in de Chi- neefche Afgoden, en in de Wajangs on- zer Oofterlingen, zich voordoen. In de eerfte eeuwen, voor al der Pa- triarchen , werd de Godsdienft en Zes denleer , in hiftorifche verhalen van den ouden tyd, levendig opgegeeven. Zoodanig eene vorm van onderwyzen openbaarde zich naderhand nog gedu- riglyk, in de Pfalmen en Leerredenen der aloude Zienders , ook zelfs in de Redenvoeringen van STEPHANUS, PE- “TRUS, PAuLus en van andere Apoftelen. En men mag vryelyk ftaande houden, dat het groot oogmerk der Bibelfche Hiftorien en gewyde Hiftoriefchryvers was, om ‚ door middel van doorluchti- ge en beruchte voorbeelden , de Deugd en Godsvrucht, hunnen tydgenooten,in ì t6 _Hiftorie- Kennis. | 7 te boezemen: en daarentegen ‚de On- deugd en Ongodsdienftigheid van Ko- ningen , Overheden en Onderdanen ;, in het helderfte daglicht te ftellen, * Men kan den inhoud van alle Fri Staatkun= hiftorieboeken der verfcheidene Staa- 8“ Hilto- ten en Volkeren, zeer gevoegelyk ; echie onderfcheiden in de lotgevallen van den van de het Menfchelyk Verftand, en van het Leter- _menfchelyk Onverftand: ten ware men kundige. „de Natuur!yke en Letterlyke Hiftorie , onder dezelve, begrypen wilde; al wil= „den wy dan ook de Hiftorie der Anato- mie, Chymie, Genees-en Heelkunde, Philofophie , Wiskunft,en van alie an- dere Kunften en Wetenfchappen, ‚ daar- toe brengen. Edoch als wy opzettelyk van de Hiftorien fpreeken, zonder ’er iets by te voegen: dan bedoelen wy den won- derlyken famenloop van gevallen en gevalletjes , waar in het Menfchelyk Verftand en het menfchelyk Onver- ftand , in de gewoone Samenlevinge en - Burgerftand , zich hebben doen gel. den, betrekkelyk tot de famenlevinge. | Trouwens de Staatkunde beftiert ‘er Aa 4 het Allcer- vroegte Regerings- vormen. — 8 Verbandelinge over de het menfchelyk -Verftand ; en het Ons verftand onderwerpt zich zeer gretig: om dat het zelve vooronderftelt, dat ‘er, in de Staatkunde alleen, beleid en dapperheid moeten doorftraalen; zonder juift op de ware Deugd en zui- vere Godsvrucht te letten. Ook is het noodig, dat het On- verftand zich aan het Verftand ondet- werpe. Een Kind, 'tgeen aan den leiband - aaeeinn te loopen, maakt geene vorde= ngen, indien het aan den leiband niet gehouden en voortgeftuwd wordt. _ > Maar. laaten wy by de eeríte Re- gerinsvormen een weinig (tilftaan. De Patriarchale Huishoudinge wasde eerfte Regeringsvorm: het vaderlyk _ beftuur was de eerfte Staatkunde , en het eerfte Hoogleeraarsampt 3 en het kin= derlyk vertrouwen de vroegfte onder- werpinge ‚ de nuttigfte leerzaamheid. De Kinderen werden groot, teelden kinderen; en ziet! zy werden onder- gefchikte Patriarchen en Leermeefters over dezelve, en onder hunnen Groot- vader; die dus allengskens het Opper- hoofd werd van een klein Goma beit: … Hiftorie- Kennis. 9 beft, ’t geen zich rondom zyne-wonine ge nederfloeg: hoedanige Opperhoof- den van talryke huisgezinnen wy nog s hier in de Javafche Bovenlanden; aans treffen. Doorgaans was er eene verkiezinge, by uiterften wille, ten opzichte van den oudften, of den bekwaam{ten der Gebroederen, die, na ‘souden Vaders dood, met hetalgerneen gezag bekleed, en over zulks , met een aanzienelyk landgoed, boven zyne broederen , be- giftigd werd. Deze is de eenvoudige, de letterly» ke beteekenifle der Teftamenten van IsaAken van JAcoB, en zelfs reeds van NoacH, kortna den Zundvloed. Ja het Boek Genefis geeft ons geene andere namen op, in de korte befchry- vinge van de vroegere hiftorie der eer- fte waereld , dan alleen vande elkande- ren opvolgende Patriarchen „ in de ne- derdalende- linie van Adams nakome- lingfehap. En dit zelfde moet men zeggen van de latere Leidslieden der Volkplantingen , na den Babylonifchen Torenbouw, ‚ inzonderheid. van- de toc Aa 5 Ife ro Verbandelinge over de Ifraëliten , Edamiten en Ismaêliten , en de byzondere geflagten , welke; uit deze, naderhand, van tyd tot tyd , zyn voortgefprooten. Zoo gaat het zelfs nog toe, onder de zwervende Arabieren, Tartaren en Indianen , zoo van de oude , als vande nieuwe wae« reld: indien de hedendaagfche Reizie gers eenig geloof verdienen. Ware Ari ZoO lang de Eendragt en de Broe- Rocratie. derlyke Liefde bleeven volharden, ging die broederlyke overheeringe goed: hoewel het geene overheeringe was , maar alleen eene Ariftocratie of Regee. ringe der Edelen , die een hoofd en eerften Edelen , of Stadhouder hadden; nergens anders om , dan om alle ver- warringe , in de allergewichtigfte om- ftandigheden, voor tekomen. “ Verkies- ” Indien een Patriarch, uit het gedrag eerd zyner zonen , gedurende zyn leven; het opper- Ontwaarde , dat hy , aan welken hy bewind. het Eerftgeboorterecht , en dus ook de voorkeuze tot de opvolginge in zyn Patriarchaat, verfchuldigd was ‚ ver« warringe ftond te veroorzaaken , en zyne naneven ongelukkig REE : oot Hiftorie- Kennis. va floot hy wel eens den cerftgeborenen en | _oudften uit; gelyk ons, uit de vervloe- kinge van Cham en Canaan, en het voorbygaan van Ruben, Simeon en Les vi,enhetvoortrekken van Zpbraim boe ven Manaf]e‚ten overvloede,kan blyken. „En, om de zelfde reden; feheidden oorraa: de huisgezinnen van elkanderen , geken, der Iyk die van Lotben van Abraham, in de dak gd « valleije van Sodom: om die zelfde res heeringe, den, werd Zsmaël en Hagar, deszelfs moeder , weggezonden; de zegen van Ezau op Jacob, door eene Goddely- ke beftellinge, overgebragt ; enalle de verfchillende kinderen van Abraham, by Ketura, tot hoofden van onder- fcheidene volkplantingen aangefteld. Zoo dra het menfchelyk Onverftand van geheele ftammen en geflagten der- maten toenam , dat het geene vryheid en Aardsvaderlyke Regeringe meer ‘dulden kon , zonder in verwarringe te geraaken,en zich onderling te beder= ven , kwam ‘ereen volftrekter gezag — en geweldiger bedwang, om dat On- verftand te beteugelen, en voor het | Al- re Verhandelinge over de Algemeen Belang zorge te draagen : zoo daczelfs eenigzints , ten minften, by het inftellen der Tijrannij, gelyk de Grie- ken de onafhangkelyke Eenhoofdige Regeringe noemden , de Goddelyke goedheid der aanbiddelyke Voorzienig- heid fcheen door te ftraalen, Ditis aan Ifraël ten klaarften gebleeken , toen dat ondankbaar en wispelturig volk , op het voorbeeld hunner ongeloovige naburen, eenen Koning begeerde, Zy waren misnoegd over de flappe Regeringe van Heli, en over de oude „Gods - Regeringe , welke, onder het ‚ beftel van Samuël, begon te herleeven. ‘Ging hun eveneens, als de Kikvor- fchen van de Fabel: zy waren niette vreden met een blokje houts, dat _ hun voor Koning dienen moeft: hun _ Koning moeft meer leven , meer heerlykheid vertoonen; en ziet! Sfupi- ter zond hun eenen Ooijevaar, die hen, één voor één, begon inteflokken. Saul had zyne rol nog niet uitge- fpeeld, toen hem de Koninglyke Heer- fchappy ‚ voor hem zelven en voor zyne nakomelingen, werd ontzegd , en ee- ne Koninglyke Godsregeringe onder | Da a ‚N / Ì vit vn, zn 1% ak …« “Hijtorie- Kennis. 13 Davipen SaLoMo, tot het hoogfte toppunt van luifter en van heerlykheid, wierd verheeven. De Goddelyke Voor- zienigheid had een innig medelyden met het Onverftand van Zyn volk : en - Ky bewees hun, wat men van eenen dapperen en wyzen Koning te vorde- fen had; en hoedanig de Kotingen zich behoorden te gedraagen , indien zy den eerbied, de liefdeen de hoog- achtinge hunner onderzaten verdienen zullen. Alle de Gefchiedeniffen van alle ty- Nattigheid dn leveren ons de treffendfte voor- di De beelden van Verftandige'en Onverftan- maten. dige Vorften , van verftandige en on- verftandige Natiën : en even daarom is de Hiftorie-kennifle van eene wyd uit- geftrekte nuttigheid, in alle de om- ftandigheden der Menfchelyke Maat- fchappy. Want zoo het waar is, gelyk hetis, dat leffen wekken, maar voor- beelden trekken; en dat de mensch , zyns ondanks , door eenen ongevoeli- | gen ftroom van naarvolginge wordt weggefleept: en dat, in dezen, de men- fchen,meer den naam van apen, door- gaans , dan die van vernuftige fterve- lin 14 Verhandelinge over de lingen , verdienen : hoe zal men dan, met eenige mogelykheid, de Hiftoriën kunnen derven; welke ons de ramp- zalige gevolgen eener blinde en aap- achtige naarvolginge , en alle de bittere vruchten van het Onverftand en van de Ongerechtigheid , allerlevendigft ; voor oogen ftellen ? De aloude His- ‚ torien , Heldendichten en Fabelen zyn, met geen ander oogmerks gefchreeven, dan om het Gemeen te vermaaken en te onderwyzen, De Wajangs , de Toneelfpelen van allerhanden aart hebben, by hunne eer= fte inftellinge, geen ander doelwit ge« had, dan om achtinge en eerbied voor de Overheden, en eene verftandige en _ vrywillige onderwerpinge, in te blaazene Het erger- Iyke der Poëzy , en het nuttige derzelve, in de m fchelyke Staatkun- de. Men behoeft juift niet te ontvein- zen; dat de Poëeten en Aloude His- torie-Schryvers daaromtrend, eenen grooten mifllag begaan hebben , wan neer zy hunne Koningen en Helden zo fchilderden , dat 'er de nakomelingfchap iets meer,dan menfchelyks,inmeendeet ontdekken; hen voor Halve Goden dee. den houden, enzoo , evengelyk de Jin en- …„Hiftorie - Kennis. \ iS dendaagfche ChineezensendeRoomfch, gezinde Chrittenen, aan hunne afge= zonderde {chimmen, goddelyke eere, gebeden en offerhanden toebragten. « Dan dit kwaad, zoo verderfelyk voor den zuiveren «en redelyken Godss dienft, als de bronader en baarmoeder vande Afgodery en den Beeldendienft, had nogthans deze groote nuttig- heid „dat de Vorften zig benaerftigden, om wel te doen, om de Kunften en Wetenfchappen te beloonen, om be- wonderaars te vinden en veel vermo- gende pennen, die hunne gedachtenis. fe vereeuwigen, en hen onder de Go- den plaatzen zouden. Miffchien zoumen zelts kunnen betogen, dat geene Hel- den en weldoenders van hun Vaderland den naam en rang van Onfterfelyke Go. den, na hunnen dood, verworven heb- ben; dan die hunnen naam onder-de Volkeren, beroemd en onfterfelyk ge- maakt hadden: gelyk zy, ook; zonder dat, geene plaats-onder de Onfterfely- _ ke Goden , welker woninge :by ‘het vleefch nietis, dat is by de zalige He- smelingen,- konden verwerven, Het De ver- odinge er doo- den zelfs by het, le- 5e ven ftraft. 16 _ Verbandelinge over de Het Onverftand der Vorften ging vers der. Zy waren niette vreden met de ver godinge na hunnen dood; zy wilden3 ook in dit leven voor meer dan mens fchen worden aangezien, en als dusda- nige aangebeeden. Tot datonverftand tot dien hemeltergenden hoogmoed vers vielen vooral de Prinfen , welke de pries fterlyke waardigheid teffens bekleed- den. Het belachelyke van zulke onge- rymde en Godonteerende pogingen wordt, in de Hiftorien; ten toon ges fteld, om de Waereldgrooten van lateren tyd voorzichtiger en hbs te maaken. | De gewide ‘Hiftorien vooral oper baarden het fchadelyke , het onbetame= Iyke van de misdaden , en de lafher= tigheid en dwaasheid van alle Volkeren; die, met hunne Koningen en Opperhee- ren, Afgodery bedreeven, gedurende derzelver leven: of by opvolginge van de vleijende en huichelende laagheden hunner voorouders, Aartstirannen , zoo wel als “weldadige en zachtmoedige Vorften, in beeldtenis gebragt; of ten minften. in-hunne fchimmen , aanbad. den , en, met Offerhanden en Godsdien. ftie dd ns g Hiftorie-Kenms. GA ftige plegtigheden vereerden; even gelyk hier de Chineezen doen. De gewyde Hiftorien van alle volke. ren, zoo als die, by de Propheten;, voorfpeld en naderhand gebeurd zyn; toonen de Goddelyke verontwaerdi- ginge jegens zulke fnoodheden;, ten klaarften; by het affchilderen van de geftrenge ftraffen en verfchrikkelyke oordeelen; welke; niet alleen de alou- de inwooners van Paleftina, maar ook naderhand de voornaamfte, rykfte en geduchtfte natien, de Tyriers;,by voors beeld, de Babiloniers en Egyptena- ren; troffen ‚; en menig Koningryk , dat van Israël, en dat van Judazelfs, over hoop wierpen, de fteden vernielden, en de fchoonfte landsdouwen in een- zame woeftenven verkeerden. Uit de aloude gefchiedeniffen van invioea Griekenland en van Roome; leertder kun- men zonnéklaar, welk eere over-ASnen we eperngess p magt de befchaafde Zeden, Wysgeer-pen op de te, Wetenfchappen en Kunften heb- Welvaart 5 à j er natie. ben over andere en vreemde Natien , welke die voorrechten miffchen. ’T was waarlyk niec zonder reden, dat men, te Athene en te Sparte, en ver- JI. Deel. B b vol= 18 Verhandelinge over de volgens ook, inde, guldene Eeuwe van AuecusTUs ste Roome, alle de vreem. de volkeren van Afië, Zuropa en Africa, die geene bondgenooten wa- ren; of die maar even. bondgenooten, geworden waren, met den naam van Barbaren en Ongemanierden betitelde. Men leeft by XENOPHON; by Dr. ODORUS; by HERODOTUS, by TA- CITUS; by SALUSTIUS en andere Gefchiedfchryvers , de fterkfte eee van overmeefterende fchranderheid, menfchkunde'‘en Heldendeugden. En men befluit ’er uit, door eene natuur- lyke en ongedwongene gevolgtrekkin- ge, dat waarlyk de Wetenfchappen, de Kunften, de befchaafde Zeden een nen onbedenkelyken invloed hebben, op de allergewichtigfte gevallen van Vrede en van Oorlog. En hier door weet men redenen te geeven ,- van den voorfpoed der Europeanen, by het onderwerpen van vele Indifche Na- tien , met een handje vol volks: en tef« fens ook van de magt, de overmagt onzer Ooft-Indifche Maatfchappy ; over eeni- ge millioenen van Oofterfche Vreemde. lingen. Ed __„ Wans ‘> Hiftörie-Kemiië. 19 “Wanneer men de Kerkhiftorie van Raid: het Chriftendom , vooral die van dege gevol- zoogenaamde Middel-eeuwe , onder het&sn 20° öog krygt, vindt men ’er een TafereelMand. der der hatelykfte vruchten van het men-£imiitere: fchelyk Onverftand , ‘van de zotftedeleeuwe. bygeloovigheid,; van de domfte dwin- ‘ gelandy der Kerkvoogden; van de on- verdragelykfte flaverny der Burgers en Landlieden: kortom een allerakeligft tooneel van de allernaarfte ellenden; waar in het Chriftendom ; door de on- kunde, en daar uit voortfpruitende « lafhertigheid , gedompeld lag: uit wel- ken jammerpoel men eerft het hoofd * begon op te fteeken, toen de Kunften „en Wetenfchappen, wederom, als uit _eenendiepen flaap opgewekt, den weg begonnen te baanen tot de hervormin- ge der Burgeilyke en Godsdienftige voorrechten en pligten , door het Evan- gelium pept heden zl Uit de Oorlogen , Veldflagen > Be- Mentcert ® EEEN van fteden, onttrooningen éedieptens der Vorften, en de inlandfche onluften, Anthie- ‘waar mede alle Hiftorien vervuld en!ykhart,uit doorfpekt zyn, leert men den nyd, den oh dee toorn, de wreedheid, de onbezonnen-nen. kanse Bb 2 heid , ao » … Verbandelinge da de heid, de loosheid; de boosheid, de dapperheid, de edelmoedigheid , de ftandvaftigheid, de lydzaamneid , met een woord, alle de drif.en en ondere fcheidene hoedanigheden , gronden, bedoelingen, ongeregeldheden en be= kwaamheden van het menfchlyk hart, duidelyker kennen , dan uit alle de famenttellen der Zedenleer en Staat- kunde te zamen. Men leert ‘er uit, hoe verderfelyk de heerfchzucht, hoog- moed en wreedheid, voor het meníche. Iyk geflagt, voor millioenen onnoozele Soldaten, Burgers, Vrouwen en Kin- deren, tenallen tyde, geweeft zyn; en dat op eene wvze, die , in kracht, alle wysgeerige redeneringen te boven ftreeft. Hier om raadde DrMerTRIUS;, PHALEREUS aan PTOLOMZUS PHILADEL- PHUS, den Koning van Egypte, dat hy zich, zoo veel Hiftorie-fchryvers zou aanfcbaffen , als maar doenlyk was, om, by dezelven, te vinden het bedrog der hovelingen, en de fchadelyke gevol- gen hunner vleyery. AHASUERUS. leerde, uithet boek der gedachteniffen, de trouw van MorpacHar kennen, en de vergetene deuzd beloonen. En is dit zoo, gelyk hetis, dat de Hifto- ries . art ai ’ At dr N _ Hiftorie Kennis. 25 ‘riekenniffe, in dezen, alle de drooge zetregelen der Staat-en Zedenkunde;, als wetenfchappen behandeld, verre weg overtreft: en dat de Staat-en Ze denkunde, zo niet alle hare bewyzen, ten minften alle haare voorbeelden; die meer klemmen, dan eenige bewy= zen kunnen doen, uit de befchryvine- gen der lotgevallen van Koningryken en Gemeenebeften ontleenen moet; dan fpreekt het immers van zelfs, dat de Hiftoriekenniffe ruim zoo nutcig is, zoo niet nuttiger en voordeeliger, ter bevorderinge van vrede , heil , wel- . vaart en voorfpoed , dan alle andere dierbaare en hoognuttige wetenfchap- pen. ALEXANDER droeg HoMmeRUS altyd by zich. ScirPrio, THEMIS- TOCLES,) ULIUS C&sAR en an« dere Helden waren nimmer Helden ge« worden, zoozy niet, door den prikkel eener onfterfelyke eere van vroegere Helden, waren aangefpoord. En wat hebben de roem der geleerdheid van Erasmus, MELANCHTON, LEIBNITZ, VOLTAIRE, niet veel te weeg gebragt, in het voortbrengen van de edelfte ‘vernuften, in deze en in de voorgaande Eeuwe? Eris derhalwen, tot nut van ls Ar Bb 3 het Le Groote _ ee ) Verhandelinge over de -het Menfchdom , zeer veel aan gelegen, dat getrouwe en voorzichtige Hiftorie- fchryvers hoogelyk gewaardeerd en deftig beloond worden. Want, behal- ven dat zy voordeel en winft aanbrene gen, verfchaffen zy , daar aarenboven , „aangenaamheden en vermaa „want niets is'er, ‘tgeen gretiger geleezen en duurder betaald wordt, dan goede Hiftorieboeken, u: Ge „Een Hiftorie te fchryven is is niet al- moeite van Jeen zeer laftig en moeielyk ; maar , in ze- eenen ge- trouwen keren zin, ook zeer verdrietig. Heteer- Hiftorie Schryver, {le, tgeen, elk Hiftorie Schryver bedoe- len moet, isde waarheid, en het leven» dig voorftellen van die waarheid. Hy mag niet veinzen, niet vleyen ; geen fchadelyke en het menfchelyk vernuft onteerende byzonderheden verzwygen, nietlafteren, en geene verdraayinge aan gevallen geeven , om aartig te zyn, en de fchertzeryen van het vernuft rak _ Jaaten uitblinken, gelyk Hume, taire, Raynalt. die hebben laaten, uit- linken. Dezeis de warereden, waarom e Schryvers-van Jaarboeken, Letters oeffeningen, Bibliotheken, doorgaans wed zyn: en waarom men meeft en Lis- Se …Hiflorie- Kennis. 23 Hiftorie van zyn Vaderland niet ver. … … der vervolgt , dan tot aan hettydperk “zynet geboorte, of ‚ nog voorzichtiger ‘zynde, tot eene eeuwe voorde zyne, om «dat men anders "de ouders en voorou- ders mogt fchynen beledigd te hebben vân zulke, dié ons onaangenaamheden “of voordeelen “kunnen toebrengen. Men moet een THuANus zyn, om eene Hiftorie van zynen tyd» zoo uitvoerig , te fchryven; alsde beroem- de Franfehe Aucheur , met voorbyzien van alle gevaren en hatelyke gevol- ‚gen, gedaan heeft. Kortom men moet een held zyn onder de Letterhelden , wil men eene ig Hedendaagfche -Hittorie befchryvan, en dezelve , voor Zynen dood , uitgeëven , omver eere by in te legen, > en zyn gefchryf van eo werentijk nuút te doen zyn : niet alieen voor zyne tydgenooten „en voor het nageflagt, maar ook voor zich zel- ven en voor era eigene lcind ené ht en enegie Le N19 gelisdìn zor LO « (1910 ovens VS Iain =f : ‚Dear en bwin is het byna oninaget” Met kan dyk , eene hedendaagfche Hiftorie behept. hoorlyk toe re {tellen , zonder gewich- voerd tige en befliffende byzondefheden over dendaag: Bb 4 het | 24 Verhandelinge over de fche Hito- het hoofd te zien; indien , men geen rie fchry- eerfte Staatsdienaar is, gelyk de Pre- ven. Het be- fident Du Thou, of Thuanus was: of indien men ten minften niet met hun kalf ploegen kan , en toegang hebben . tot de geheimen van het Kabinet; om al het wetenswaardige te vinden, uit tetrekken, en in eene behoorlyke orde te plaatzen; gelyk zulks ‚te Amfterdam, aan den beroemden Wagenaar , vergund werd. En even dat zelfde heeft plaats, als men eenige onuitgegeevene merk- waardigheden der vroegere tyden zal aan het daglicht brengen; gelvk de Heeren Van der Spiegel, Te Water, Paulus ‚ betrekkelyk tot de verbete- ringe onzer hes gn Hiftorie , niet lang geleeden , enik zelfs, by het opftellen myner Kerkelyke Hiftorie van het Pfalmgezang', (*) et van andere werjes, ondervonden hebben. Niet minder hoofdbreekens koft het fchryvan famenftellen eener Aloude Hiftorie, eener oude His- het zy dezelve reeds van velen, of ook torie, niet minder las- tig en vere aeg maar van weinigen , befchreeven is: in (*) zie de Voor, voor het Tweede Deel, Hiftorie-Kennis, 35 in beide gevallen heeft het zyne ver- __drietelykheden, Want hoe menigma- len gebeurdt het niet, dat de Hiftorie- fchryvers elkanderen uitfchryven : of ook wel de een den anderen bekorts of, met onnoodige en verzonnene by- voegzelen en omftandigheden, uit- breidt ? In alle die gevallen ftaat een nieuw Hiftorie- Schryver verlegen: en weet niet, wat hy kiezen zal. De Franfchen Îpringen- ’er luchtjes mede oem; maar de, Engelfchen- hebben ’er ditop gevonden, datzy hunnen Schry- ver aanhaalen; en niets anders te ber- de brengen , dan uittrekzels, uit de Schriften en Boeken, welke zy ge- bruiken; teffens de bladzyden aan- wyzende, waar men de oorsprongke- lyke vertellingen vinden kan: gelyk Marsbam en Simfon hebben begonnen te doen. Dit is ongemeen laftig, om dat men dan fomwylen eene menigte. van Schryveren telkens moet opflaans dezelve met elkanderen vergelyken, en ‘er het waarfchynelykfte uit afzon- deren, om geene ongerymdheden op elkanderen te ftapelen. Spreeken zy elkanderen tegen , dan valt de arbeid nog werdrietiger. De eerfte vrage is dan , wie Bb 5 is °86 ___ Varbandelinge over ae vis de geloofwaardigfte van die Schry veren: welke elkanderen zo täftbâar te genfpreeken? Wilmendante recht ge- raaken ‚ moet men de Logica der waarfchynelykheden, van welke wy, miffchien , by eene andere geleegen- ‘heid, met opzet, zullen fpreeken, te baat neemen : en een Philofophifch Gefchichtfchryver worden; die de inborften der Vorften en Staats-die- naars, de onderfcheidene belangen der Regenten en Overheden, de vaftgaan- “de gewoonten der natien, de ingekan- ‘kerde vooroordeelen van het gemeert, de kunftgrepen der Priefters, de ge- fteldheid van den grond , de omftan- digheden van -den tyd , en duizend andere dingen, onpartydig moet raad. pleegen , eer hy bykans eene letter tet het papier mag zetten. ORN „… IJ Vermeen- Dait en boven kan Bj v van GEen dievery det CZEIS niet vergen, dat zy alle‘ die oor- Hiftorie- ‘fprongkelyke Schryvers geleezen heb- Schryver. ben. Gefteld zynde, zy hebben ’et een of twee geleezen, met welke de tegenwoordige Schryver, in een ze- ker geval, volftrekt overeenftemt 5 dan heeft dees, kie erachteris , zich aan … Hiflorie- Kennis. 27 aan detterdievery fchuldig, gemaakt en difcht verwarmde kool. op. } wykt hy-juift van die Schryvers af, welke zy gevallig geleezen hebben, en nu raadpleegen ; dan is hy een leugenftoffeerder, i in hunne oogen; en „vertelt hy de voorvallen, wat fierlyk „en aangenaam , dan is hy» op zyn beft, E n Fabel- en Romanfchryver ; die geen oof verdient, als geduurende die weinigeuuren , die men, onder het lee- gen zyner verdichtzelen 5 verp | Dat kwaad Ae is nog. ZO erg Verbafters miet, alseen ander kwaad, waar mede de fmaak men, vooralindeeze eeuwe, te worfte- derlezers, met welke den heeft, wanneer men eene Hiftorie va rbe: zal opftellen. Vele aanzienelyke Engep rie-Schry- ver k leerde Leezers- zyn, in hunne jeugds wortelen „door het -leezen van Romans , of van heeft. fchertzende Hiftoriefchryvers „bes dorven 5. van zulke namentliyk, die meer bedoelden te fchertzen „dan de waarheid. aan. den dag te. brengen. In de waarheid der gebeurteniffen, ont- dekt zich altyd. iets eenvoudigs ; ven dat eenvoudige ‚ ’t geen het kenmerk van de waarheid draagt, „mishaagt Van is 28 Verbandelinge over de Van METEREN en AiTsMA Vere veelen , om dat zy te eenvoudig en te uitvoerig fchryven: BRANDs Hoorp, MEZERAI;, NANI, LET1 _fmaaken beter: maar wat is dat alles; in vergelykinge met BAYLE, HuME, VoLTAIrE en diergelyken? Zelfs mag men niet onpartydig fchryven, of zulke Hiftorifche boeken loopen gee “vaar, om verketterd te worden ;, tot peperhuizen te worden misbruikt. _ “T koomt ’er juift niet op aan, of de Schryver tegen het huis van Orange, tegen de Synode van Dord, tegen den Godsdienft zelfs, zich aankant: dit zal hem miffchien te meer doen leezen. Maar als een Hiftoriefchryver , uit echte gedenkftukken, iets ten voordee- le en ter verantwoordinge van dat al les, op het tapyt brengt: dan wordt hy voor bygeloovig, of ook wel voor een oudwvyf, dat koldert, aangezien; en zyne Memories blyven onzeleezen. Iets waarlyk, dat eenen detigen en waarheidmirinenden Man byna moet affchrikken, van immer de gedachte. nifle van voormalige bedryven te boe- ken , en dezelve in eene betere ore der te fchikken, met aanvukinge ij Hiflorie-Kennis 29 al het heftaanbaare, het geen hy, by „de onderfcheidene Schryvers, in de onuitgegeevene handichriften , op. de rr airttgnjts en elders, aancreft. ’T is waar! de meefte Hiftorie fchry- Gebrek der vers zyn Chronykfchry vers , of faa- Staatkun- menflanfers van allerhande verhalen, en | | waarfchynelyke en onwaarfchynelyke : vers ver ook maaken zy zich wel eens f{chul Folper- dig aan andere misdryven , die huns _ ne trouw en welmeenenheid verdacht maaken. Genoegzaam alle de Romein- fche Hiftorie-{chryvers , welkemen, in het laatft der voorgaande eeuwe, ín u/um Deipbini , dat is tot gebruik van den Dauphyn of Kroonprins van Frank- ryk, uitgaf , waren verminkt. De uitgaven der Engelfchen en Hollan- ders waren , voor het grootfte gedeel. te, Lettervitterven ; en de overzete tingen der Franfchen en Duitfchers zeer gebrekkig , windrig en opper- vlakkig. LerTi, BURNET , LEIBe NITZ» SIMSON, PrETAVIUS, de Engelfche Schryvers , en meer ande- ren hebben die misbruiken zorgvul- diglyk gemeeden, in de Burgelyke Hise torie: en JAcoBUS BRUCKER gai | € 30 Verhandelinge ver de de Philofophifche- Hiftorie tot eene” volmaaktheid gebragt, welke alle ver=’ wachtinge te boven gaat. Zoo dater” niets meer overfchoot, dan ook eene: vaftgaande kunftgreep uit te denken, ak welke de algemeene en byzondere ge- fchiedeniffen , tot een oordeelkundig wer … famenftel, verhief: om, met het ver- es nuft, te kunnen naargaan , hoe heteene” geval uit het andere, de eene om- ftandigheid uit de andere, natuurlyk waren voortgefprooten. Verbete: ÎHUCYDIDES, THEOPOMPUS Ss tinge der XENOPHON; HeRropoTus, Por y- Keet BIUS, en menige anderen verftonden ng die nuttige kunftgreep niet, al zoo’ door Mos- nin, als DroceNes LAERTIUS, Rozenr- PLINIUS, deoude, STRABO, en zoort- SON gelyken ; hoewel ‘deeze nog hebben uitgemunt, boven onze eerfte Kerkge= fchicht-fchryvers; EusEBrus, So- CRATES; SOZOMENUS en Eva, GRIUS.. JUSTINUsS, Livius, Ta“ CITUS, SuEToNIus en Dro Cas- sius fchynen de eerfte geweeft te zyn , die, om zodanig een oordeel- kundig en aaneengefchakeld Hiftorie fchryven, hebben beginnen te denken, Ramp- pe En hen ee en EN … Hiftorie-Kennis, — Bt Rampzalig. zag ‘er de flyl en fchik- kinge der Gefchicht-fchryvers uit 4 voor al der Kerkelyken „ voor de als gemeene hervorminge der letteren. Men vergenoegde zich, meeft al, met de Ridderboeken, welke , aan de Kruis- togten naar het Heilige Land en an- dere uitfporigheden , hunnen oorfprong verfchuldigd waren. *T was ook zeer gevaarlyk, de ftaatkunde en overhee- ringe van den Paufelyken Zetel , de dwingelandy der Baronnen, de kunft- greepen der Koningen en Vorfterf , ten toon te ftellen. De Martelaarsboe- ken , EMANUEL VAN METEREN, FAMIANUS STRADA en anderen be- gonren zeer partydigtefchryven , door eene Godsdienftige jaloufy en kwaad- aardigheden, gedreeven. De Kerkver= gaderinge. van Zrente , van Dord, en andere bedryven der Geeftelykheid en der Monniken, werden of uitgefchole den en gelafterd , of tot aan den he- mel opgevyzeld : twee uiterften voor- waar | welke de waarheid der Hiftorie bederven. Maar eindelyk hebben de voortreffelyke. Mosrerm de lotge- vallen der Chriften Kerke, en de alom beroemde ROBBERTSON; de Staats- Mp we vele welt k 8 Verbändelinge over de verwiflelingen van Europa , in zyne His- torie van Keizer CAREL DEN Veen, niet alleen onpartydig, maar teffens ook, op de vernuftigfte wyze, aaneengefcha- keld, en tot eenentrap van’ volmaakte heid gebragt, welke denkelyk, in de volgende eeuwen , weinig meer zal kune nen verbeterd worden. Lichtuit De Reisbefchryvingen , inzonders de Reisbee gen. heid de befte hedendaagfche , ver. fpreiden een groot en helder licht over de Hiftorien , inzonderheid der Afiatifche volkeren. Onze meefte Reis- … en-Plaatsbefchryvingen , gelyk die van Korsr,. VALENTYNs, TA- VERNIER, TOURNEFORT, PAUL Lucas; eneene menigte van andere, door van der Aa uitgegeeven; of „door den abtDE LA PoRTE uitge- trokken, worden, by veelen, van ons _ naauwkeurigheid, of eene fnipperén- de en weinig beteekenende uitvoerige heid, befchuldigd: behalven dat men er; hier en daar; eene menigte van bygeloovigheden en verdichtzelen meent aan te treffen. De Heer V ore TAIRE plagt te zeggen , dat niemand der Reizigers zich behoorlyk van zy= nen Hiftorie-Kennis. 33 nen plicht gekweeten had, als de be- roemde Ka&MmPrFrER, die ons Perfië en Japan heeft leeren kennen; waar by wy gaerne, betrekkelyk ten minften tot de natuurlyke Hiftorie van Ambon, Java en andere Eilanden, gevoegd za= gen den beroemden RumrHius: be- trekkelyktot Barbarye en Egypten , den geleerden SHAW, en betrekkelyk tot Arabie, den vermaarden NieBuER : om van de nieuwe Reizigers DoN JAN en ULLoA, BRYDONE, PiLATI, BA- RETTI, ÂNSON; BOUGAINVILLE; DE LA CAILLE) Cook, en zoortge- lyken thans niets te melden: voor zoo ‚ver zy ten minften ons nette Land-en Zeekaarten van ettelyke Geweften be- zorgen, en de zeden der volkeren , op eene verftaanbare en aanneemelyke wyze, uitleggen. De hedendaagfche Land-en Reisbe- Inzonder: fchryvingen van Afia en Africa heb-hee miet ben evenwel, tot nut der Hiftorieken- nis, zeer veel voor uit, boven die van Europa en van de Europifche Volk. plantingen in Amerika, alwaar alles genoegzaam verbafterd is. In Afia en Africa zyn de gebruiken, de landaart JI, Deel. Cc en 34 Verbandelinge over de en de landgefteltenifle meeft al geblee- ven, gelyk zy ten tyde van dlexander den Grooten , Nebucadnezar en vroeger , geweeft zyn. « Gelyk ons onlangs ook de Heer Guys, wegens de Grieken in Turkye; ter ophelderinge van HoMer- RUS, PINDARUS, ANAKREON En Sap- PHO, heeft willen doen gelooven De Afiarifche Hiftoriefchry versen Poëeten houden, nog heden, den zelfden fchryftrant, welke hunne voorzaaten en kunftgenooten bezigden, ten tyde van Mofesen de Propheten; gelyk, on- deranderen, blyken kan uit de Hiftorie - van Nader Chab, onlangs uitde Perfi- aanfche taal, door WILLIAM JONES, in de Franfche {praak overgebragt: in de onze uitgegeeven , en uit andere wer- ken van dien zelfden fchryver. Even- wel hoe minder de befchavinge is, ge- lyk die, vooral in Perfie plaats heeft, hoe nader men uit de gebruiken; tot de waarheid der aloude Hiftorie, en _ den aart der Volkeren, geraaken kan. nee Ondertuff thin blyft hetzeker,dat’er terfe Hitcs Dog geeneHiftorie, van eenig volk, min- zie, der bekend is voor onze Europeanen , dan de Afiatifche en Africaanfche ge- fchie- Hiftorie-Keniis. | 35 fehiedenifen. De Engelfche Algemeene Hiltorie-fchryvers gaan wel van land tot land , en van volk tot volk; maar ’tgeen Zy verhaalen ‚van de Vorften en Volke- ren van het Ooften, vertoont, meeft eene opvolginge van barbaarfche na- men, en algemeene verrichtingen, die meeft altyd op het zelfde uitkoomen; zonder dat men de vernuftige fcha- kelinge der menfchelyke bedryven;s door dezelve, behoorlyk befchreeven vindt; om de Hiftorie leerzaam en aan- genaam te maaken voor den Leezer. Ook worden de nieuwfte, befte, en meeft befliffende befchryvingen van denRe- geringsvormder Oofterlingen, en inzon- derheid ook der Chineezen , van de Hee- ren MoNTEsSQUIEU en de ali thans _ opzettelyk door den Heer ANTEQUIL DU PERRON En de Jefuitifche Miflionarif= fen te Pekin, tegengefprooken en weder legd: zoodat we, en van wegens onze onkunde in den Oofterfchen fchryftylen de Oofterfche gebruiken „en van wegens het gebrek van goede Oofterfche Hifto= _rie-fchryvers, naauwelyks weeten,wat — wy-bepaaldelyk , omtrend de lotgeval- len der Oofterfche Natien , moeten ge- looven: ; om dat wy-nog geene Land-en Brod Cc 2 Reis= Gebrekki- ge taalken- nis van de Reizigers. 86 Verhandelinge over de Reisbefchryvingen hebben, duidelyk; getrouw, en uitvoerig genoeg , om ons; daar omtrend , eenigzinste recht te hel- pen. aid Er is geen Reiziger in de waereld immer geweeft, en denkelyk zal ’er nooit een komen, of hy heeft min of meer gebrek aan taalkenniffe, vooral in het Ooften, daar de tongvallen; gelyk overal in Europa, niet alleen verfchillen; maar zo verfchillen, dat menige naburige Volkeren, en vooral Eilanders, elkanderen niet kunnen ver- ftaan. ’t Zou nog wel aangaan en eenig- zins mogelyk zyn,dat de Reizigers in het Ooftenzoudenkunnen te recht geraaken; indien het waar was, gelyk fommigen vooronderftellen , dat alleen de Arabi- fche , Perfiaanfche, Turkfche en Chi- neefche Spraaken moeten worden ange= leerd, om in de hiftorifche geheimen door te dringen. Maar neen ! men heeft ook Hiftorieboeken, in het Javaanfch befchreeven , gelyk Sadja Radja Fawa, hetboek der Koningen van Java, en zoortgelyke, in andere e'genaartige tongvallen , die men niet wel aanleeren kan , zonder,eenen geruimen tyd, onder de Natie, by welke zoo eene byzondere tong- Hiftorie- Kennis. % 37 tongval gefprooken wordt, gemeenzaam te hebben verkeerd, Zoo is het zelfs ge- leegen, gelyk myne Leezers beter weten, dan ik ‚met de Maleidfche fpraa- ke, dieanders , vry algemeen ; in onzen Oofterfchen Archipelgefprooken wordt. Want men zou zichdeerlyk bedriegen, indien men hier meende te recht tege raaken, by het volk ‚, om zich, van de- ze of geene gewoonten, telaaten onder- richten, in het zuiver, of gelyk men het noemt, in het hoog Maleitích , ’t geen op Ambon en elders gefprooken „wordt, en de Heer WERNDLEY ons; in zyne Spraakkunft, aanpryft. Het laag Maleitfch van Java en Batavia wordt geheel anders uitgefprooken: en zoo ishetalomme, nietalleen inonzen Oofterfchen Archipel, maar ook in Mallabaar , Cormandel, Bengalen, en vooral ook op Ceylon, met de ver- fchillende, taalen en tong vallen, ge- fteld. Waar wil men dan te Leide, te U- trecht, te Oxfort, te Parys, te Kop- penhage, of elders , iemand die taalken- nifle en andere bekwaamheden aanlee- — ren , om, door eenige Oofterfche landen trekkende, of eenige Indifche- kuften bezoekende, aanftonds de gebruiken Cc 3 en 38 Verhandelinge over de en gebeurteniffen dier volkeren te leeren | Î kennen, om ‘er, in zyne Reisbefchry- vinge, genoegzaam bericht van te ge-= ven; en dus eenig merkelyk voordeel aan de verbetering der Afiatifche en Africaanfche Hiftorien toe te brengen ? Dit is even zooongerymd, als dat men ; in het Vaderland, Predikanten wilor- denen, die aanftonds bekwaam moeten zyn, ten minften zeer fpoedig, om het Evangelium , in deze Geweften on- der de Inlanders ‚, met een goed gevolg; te prediken en voort te planten. Bibliothe- De Bibliotbegue Orientale, dat is de Oof= wf pn en terfche Boekzaal , van den Heer D’ Her- dere Hifto-BELOT » die overlang in Folio was uitver- rifche boe- kochten zeer fchaars te krygen, werd, nu onlangs ín denj jare (778. in drie Deelen in grootQuarto, te’s Gravenhage , uitge- geeven;en ook in Folio, teMaaftricht: en men maakt ’er het zelfde gebruik van; ’t geen men van de Hiftorifche Woorden= boeken van HorFMAN, MORERI, BAYLE; HoocsTRAATEN , CHAUFEPIE en zoort- gelyke , gewoon iste maken: te weeten; dat men ’er de eigene namen der Vorften en Geleerden in opflaat, om ‘er eene korte Levensbefchryvinge van te vin- den, _ Hiforie- Kennis. 39 den, die ’er, buiten de fchakelder His- torie, in wordt opgegeeven. Als men _zulke,werken gebruiken.zal; ‚om ‘er_ het. Hiftorifch verhaal van andere fchryvers door aan te vullen, dan ver= „ zamelt men de namen der voornaamfte perfonen, welke in die gefchiedeniffe voorkomen, en zoekt die, in zulke Woordenboeken„op: wanneer men wel haaft gewaar-zal. „worden, of ‘er zich eenige onbekende merkwaardigheden in voordoen: welke men dan, naar zyn welgevallen , te pas kan brengen; Even eens is het gefteld met de Memoires des Infcriptions S Belles Lettres van Parys, enmet alle de Bibliotheken , en Journa- len, voor. zo verre die eenige hiftori- fche Gedenkftukken , of uittrekzels van hiftorifche Boeken bevattenen be- oordeelen. De Bladwyzers doen al- daar het zelfde voordeel „’t geen de Alphabetifche order, in de. gefchied- kundige Woordenboeken , doet : behal- ven dat men de-aangehaalde. fchryvers en zulke geleerde fchriften zelfs. ver. pligt is opte flaan, en er-mede tever- - gelyken;: ‘t‚ geen. men zelfs daarover. op de hooge School of. naderhand; inzyneddverfaria, heeft aangeteekend. eis CE da: Want, Nuttigheid van het op- ftellen ee- ner Hifto- rie, 40 Verhandelinge over de Want,op zoortgelyke wyze , kan men ; ook de uitfteekenfte merkwaardighe- den uitkippen , en „Apopbtbegmata, fchoonegezegdens , en wonderlyke by- zonderheden aanteekenen, gelyk ZL ANUSs, VALERIUS MAXIMUS, AULUs GEL« LIUS, PLINIUS, ALEXANDER AB ALEX- ANDRO > ERAsMUs en zoortgelyke Schryvers gedaan hebben. Welke uit= ftekende merkwaardigheden vooral kunnen te pas koomen , by het opftellen van Lofredenen, Heldendichten en Ro- mans; gelyk wy, denkelyk, by eene nadere gelegenheid, breedvoeriger zul- len zeggen. Mogelyk zal iemand der Leezers ders my ftilzwygende te gemoete voe- ren, waarom de kunft van het opftel- len eener Hiftorie zoo omftandig opge- geeven, daar ‘er zo weinige menfchen die kunft beoefenen ? Maar ik antwoor- de, dat alles wat ik hier te berde brenge, zóo zeer niet daar toe ftrekt, - om te vermaaken53 als wel om te onderwyzen. Dan - myne vooruit- zichten gaan verder. My is wel eens verhaald, in myne jeugd , en ik heb het naderhand wel geleezen, dat zommige beroemde mannen hunnen geleerden ars t Hifborie- Kennis. 4r arbeid ontgonnen hadden, met het op- {tellen van een Toneelftuk of van een Roman, Dit wil ik wel toegeeven; dan ik meene , dat geleerde Jongelingen, die bekwaam willen worden, om, t° eeniger tyd; zelve wat Op te ftellen , beter zulten doen, van; op de voor- verhaalde wyze, eene Hiftorie te ver-= vaerdigen. Hier door zullen zy in de Menfchkunde ervaren worden: hier door zullen zy de waarheid leeren uit- vorfchen, en’wat 'er in de zamenlee- vinge verdrietig en aangenaam is, ont- dekken; en ziëh dus, voor het ver- volg, in hunne verwachtinge , niet vin- den te leur gefteld: gelyk zy dat, na het fchryven en lezen van Romans en Heldendichten, zekerlyk zullen onder- vinden. ik _— Ondertuflchen is ’er teffens, voor Nuttigheid | de levendigheid van den Hiftorifchen mans en to: Schryfftyl, niets nuttiger, dan de neelftuke Leonidas van GLOvERrR; den Tegen Hito: lemachus van FENELONs de „Ar- riefchry- genis van BARrcrAY, den Belisa-"“* ius van MARMONTEL; den Po seph van BirTAuBé en VONDEL te leezen :- of Comediën en -Trage- k Cc 5 diën 42 Verbandelinge over dt diën by te woonen , in. welke vooral de Hiftorie ‚, welke men meent te {chry= ven ‚ naar het leven wordt afgebeeld. Maar van dat alles mag men niets dan de levendigheid , en geenzins de vere fieringe, of vergrootinge, ontleenen. Men moet echter eenig onderfcheid maaken , tuflchen Romans; die, geheel en al, en zulke, die maar ten halven, of voor een gedeelte , verdicht zyn: want deeze laatíte , gelyk de „A£neis van VireiLruss de OdyfJea en Lias van Homerus de gevallen. van madis en Pelion-van Gaulen, Primalion van Grie- ken en andere Ridderboeken ‚ Lofdich. ten en Lofredenen, en alle die werkens welken wy zoo even opnoemden,moe- ten ‚ weldegelyk, in de Hiftoriekenniffe worden te pas gebragt : zoo wel voor _het beloop der gebeurteniffen , als voor de levendigheid der verhalen. Waar in men echter voorzichtelyk moet te werk gaan ‚ om. dat de Poëeten en Ro- man-fchryvers ‚ en ook, de opftellers der Toneelftukken meermaalen zich, aan misrekeningen van den tyd , aan vergrootingen ‚ en aan famenflanfin- gen van onware en wâre omftandighe- heen fchuldig maaken. Daar en tegen kan — Hiftorie-Kennis,_ 43 kan een-Hiftorie-fchryver zeer wel de _eerftgenoemde foort van verdichte ver- _ tellingen voorbygaan , als die van de Don Quichots „ Robinfons-, Pametas;. Swirrs Vertelzel vande Ton, KLims on= deraard/che Ryze, Pater DANtELs Reize naar de Waereld van Cartefius, Luy- —— Lekkerland , de Nothanker-\ran NrcorLar en diergelyke Satyrifche Fabelen : hoe= wel eene vernuftige leezinge derzelve de Menschkunde vermeerderen , em „ook: eenige levendigheid ‘aan den Schryfftyl geeven kan. … … voor Wat de Oofterfche Romans betreft; Nuttig: als “by voorbeeld de Arabifche eng sid der. Perftaanfche Nachtvertellingen , deze gg komen, in-de Oofterfche Hrftorie, daar= om zeer te pas; om dat zy alle hunne waarfchynelykheid ontleenen „ uit. de omftandigheden- van tyd ,: plaats en gebruiken „ welke er vry uitvoerig in worden uitgebreid. „Deze gebruiken en omftandigheden in het-oog houden. de „ zal een Hiftoriefchryver de Afias tifche gebeurtenifle, welke hy ver- vaerdigen wil, op die-wyze inrichten dat zy waarlyk Ooftersch blyft. Men leert ‘er ook andere Oofterfche en | | en Vo gen in de Oofterfche 44 Verhandelinge over de ken en gedichten, zelfs van den ouden tyd, ten klaarften, door verftaan; ge- lyk wy ; in onze Brieven over het Hoog- lied , hieren daar, genoegzaam bewee- _ zen hebben. Evenwel is het zeer te Bekligen: 5 dat ’er, in de Koninglyke Bibliotheek Hiftorieente Parys , in die van Leide , van Ox- PA fort, en van het Vaticaan en Escuriaal, nog zoo veele Oofterfche Handfchrif= ten , waar onder ettelyke Hiftorien voorkomen , die nimmer nog zyn uit- gegeeven, verdonkerd blyven, en aan den tyd , die alles vernielt, ten bes- ten gegeeven worden. Middelerwyl geeft het ons een zeer goed vooruit= zicht , voor de bevorderinge der Oos- terfche Hiftorie-en Letterkunde, dat de Heeren NEAULME en VAN DAALEN, by de uitgaave der drie eerfteDeelen van D' Herbelot , eerftdaags belooven eene menigte van byvoegzels, zo ter op- helderinge der Artikelen, in de Bihho- theque Orientale voorkomende, als ter vermeerderinge dier Artikelen, in een of meer volgende Deelen , aan de ge- leerde Waereld te zullen mede deelen: waar naar wy, aan wie.de bevorderin- ge Hiftorie- Kennis. 45 ge der kundigheden , indeze Geweften , ter harte gaat, met recht, grootelyks mogen verlangen. Wy kunnen ons on- dertuffchen ook verblyden met de Zen- davefta, of het uitgebreide Wetboek der Magi, en ook met de Oofter/che Wet gevinge, beide onlangs, door den be- roemden Heer ANTEQUIL DU PERRON; koninglyken Tolk der Oofterfche taalen te Parys, te Amfterdam uitgegeeven ; waar mede hy ons den Godsdienft, de Zedenkunde en de Regeringsvorm der Oofterlingen , uiteen ganfch ander ooge punt, doet befchouwen, dan wy die tot hedentoe befchouwden: maakende dees veel gebruik van den Heer po w; die eene Hiftorie van Hindoftan, niet lang geleden, in Engeland en in de Engelfche tale; heeft gemeen gemaakt; en teffens ook eene verhandelinge over den aart en den oorfprong der eenhoof- dige overheeringe, vooral der Mogols, in dat waerelddeel: welke de Heer | ANTEQUIL DU PERRON ; woorde- Pag. z12= lyk heeft ingelaft: en die ‘er ook, uitde "** Akbar Namak van ABour JAZEL, — eenige byvoegzelen by doet , welke ons de eerfte Staatsbedieningen en an- dere byzonderheden van het burgerlyk en 46 Verbandelinge over de en krygskundig beftuur, duidelyker doen kennen; dan wy die ooit gekend Pag. 246. hebben. — Miro | Heuchely-__ Denkelyk zullen myne Leezers eenigzins opgetogen zyn en verge- Heer Du noegd, over dien voortgang der Oofter- ij FERGN: {che Hiftorie-kennifle, in onze dagen. Maar om Ulieden myne Heeren en vrienden, nog eenige oogenblikken in dien goeden luim te houden , moet tk hier eene belofte van den Heer Du PERRON: uit het Fransch overgezet; woordelyk laaten volgen. ke beloften van den Pag. 244- 245. hd 3 bi 2 bi bi be ’ 3 bi bl 3 ed b/ 3 bi bi bi ’ hd ’ 5 9 » „> Ik eindige dit eerfte werk van de Oofterfche wetgevinge niet, zoo fehryft hy ‚ dan om voor een ander belet te vragen , ‘t geen reeds verre gevorderd is; en daar ik my mede bezig houde, federt de uitgave van de Zendavefta. Myn oogmerk is,om, in zekeren zin, de poorte van Indië voor de Europeezente openen. De wetenfchappen , kunften , gevoe- lens, Godgeleerdheid, aloude His- torie ‚ de Geographie van Zndoftan;, kennen wy niet verder,als van hooren zeggen: om dat de opgave der Rei zigers, en op zyn beft; eenige »> WEie En en * … Hiftorie- Kennis. 47 weinige Perfiaanfche boeken, de eenige bronnen zyn, uit welke men tot hier aan toe, heeft kunnen put- ten. Wel is waar, dat de Perfiaan= fche taal zeer noodzaakelyk is, om, daar omtrend, verder te recht te ge- raaken : en dat ik het aanleeren van die fpraake niet.genoeg kan aanpry- zen. Maar moeten daarom die ta= len en tongvallen , welke aan het Land eigen zyn, voor ons altydee- ne ontoegangkelyke verborgendheid blyven ? De Reizigers leeren ons » dat de Pagoden van Indië vervuld zyn met boeken, gefchreeven, in het Malabaarsch , Telongoes en Sams- kretams ; en moeten wy dan niet branden van verlangen , om te we- ten , wat dezelve behelzen? Aller- veiligft, ‘tis waar , zou het zyn, ge- letterde mannen , die de vereischte bekwaamheden hadden, derwaards henen te zenden. Maar dit zalmen niet doen ; om dat de onkoften te hoog zouden loopen , en men die beter aan koopwaren verfpillen kan. Om ons eenigzins op den weg te helpen, en den geheimzinnen bol- wid der Indifche Letterkunde te 93 kraa= Verbandelinge over de kraaken , en dus toegang tot de ge- heimen te krygen, zal ik, in de Schryfletteren van het land, met de Lezinge, in Europifche letters , daar tegen over ‚ drie Woordenboeken uitgeeven ; één Malabaarsch en Fransch, het tweede Zelongous, en het derde Sam/kretams , insgelyks met de Franfche vertaalinge daar te= gen over. Elk dezer talen zal hare onderfcheiden Grammatica by zich hebben: vervolgens zal ik ten voor fchyn brengen eene vertolkinge van de Oupnekbat , zynde een vertoog van Indíaanfche Godgeleerdheid , ‘t geen ik reeds, in het eerfte deel vandit werk ;heb doen kennen. Ook zal ik ‘er byvoegen, ’t geen myn leezen van boeken en papieren; over de Oudheden en Geographie van Indouftan , 'er zal kunnen byvoe- gen. Laaten de nieuwe Reizigers, die het Indisch, Guzaratsch , Moorfch; Bengaalsch en Tibetaansch verftaan , hunnen arbeid by den mynen voe- gen : en gansch Indië, dat is, de wieg en bakermat van alle de weten- {chappen van fië, zal zich voor onze oogen opdoen. Die moeds ge- > noeg Hiftorie. Kennis, 49 ‚> noeg heeft, om zekere onderne- > mingen te beginnen, keeft reeds » ten halven geflaagd.” Dus verre de Heer ANTEQUIL Du PERRON. Wy kunnen ’er nog wel byvoegen, rope op dat de Perfiaanfche Spraakkunft, of de Over. Grammatica, van den Heer WiLLraMge oen Jones , door den Heer C. L. E r L-terfche BRACHT» te Hougly in Bengalen, ten iyvrien voorleden jaare,“in het Hollandfch over- den boe- gebragt, en herwaards overgezonden , ken. verdiende, door den druk, alhier of in het Vaderland, te worden gemeen ge. maakt; om dus onze Natie, op Cor- _ mandel en de Malabaar, in de hand te werken, ter verkryginge van Hiftori- fcheen Oudheidkundige kundigheden; gelyk wy ook hopen , dat de Mala- baarfche, Telongoufche en Samkres- tamfche Woorden-boeken, zo dra zy uitkomen, uit het Franfch , in het Hollandfch, Engelfch en Portugeefch, zullen worden vertolkt; omalle de Eu- ropeezen, ter bereikinge van het groot doeleinde, de handen in elkanderen te „doen flaan: en-dus in ftaat gefteld te worden, om alle de Hiftorieboeken , II Deel. - Dd in so _ Verbandelinge over de in de Pagoden bewaard, te kunnen leé- zen en uittrekken. Vooral diende mên de taal van Thibet aan te leeren; om dat ik vermoede , dat de meefte ge- denkftukken cer aloudheid onder de Lamas beruften: om dat de groote LAMA nog nimmer ís uitgeplunderd; en om dát hy, met bykans het geheel Ooften, van onheugchelyke tyden af , in on- derhandelinge was. En't geen de Heer „Du PeRrRoN opgeeft, wegens de ver- fchillende talen van Indoftan, is ook waar, betrekkelyk tot alle de talen en tongvallen, van Ceilon, Sumatra , Bor- neo, Celebes, Java, Siam, Ternate en andere ftreeken: voor zo ver die, even gelyk Java, hunne eigene gewy- de Hiftorieboeken mogten bezitten. En hier omtrend zullen de Opperhoof= den en Gouverneurs der Buitenkanto- ren, voor eerft en voor al, zoo Wy hopen, ten nutte van het Bataviafch Genootfchap , alle mogelyke berichten zoeken in te winnen. Eer- (*) Men zal, achter de Befchryving van Timor, en ook in die van Borneo,in dit Tweede Deel, reeds by voor- raad, treffende voorbeelden , ter beveftiginge van deze waarheid, ontmoeten. En die voorbeelden zyn van groot belang, voor de Oofterfche Letterkunde. „Hiftorie-Kennis. si „Eer ik deze ftoffe geheel glippen laa- renzelvigs te, valt ‘er nog het een en ander te heid der zeggen ‚ van de Eenzelvigheid, of Mer doer notonie der Hiftorien, en van de droog- heid der - heid en onverftaanbaarheid der korte (}!°") Chronyken; en dus ook van de maat- regelen, welke men zou moeten nee- men, om die beide onaangename ge- breeken te verhelpen , welke men , voor al by de Gefchiedfchryvers van de Mid-= _del-eeuw, en ook veelal, by de Turk- fche, Arabifche, en Perfiaanfche His= toriefchryvers, aantreft: hoe zeer ook deze laatfte de droogheid en eenzel- _vigheid hunner verhalen, met poëetifch loofwerk zoeken op te fchikken : ge- lyk MorHaMep MoHapr, in zyne Hifto= rie van Naar Chab, dat is van Tha- __mnas Kuli Khan , meefterlyk heeft uitge- voerd. Dagregifters en Jaarboeken kunnen de eenzelvigheid van morgen en avond, welke dagelyks wederom ko- men, onmogelyk myden: en de Chro- nyken komen altyd , met het Jaargetal , ten voorfchyn: eveneens gelyk de Waar- „nemingen van het Weder, met de Gra- “den der Thermometers van Fabren- heit en Reaumur. Wat de Eenzelvigheid , of EMonorons Hulpmid « d a aane sz Verbandelinge over de delen tegen aanbetreft, niets kan meer verveelen, de Eenzel-dan, by gedurige herhalingen, te moe= vigheid, tenleezen van veldflagen, belegeringen. van fteden, en ‘t vermoorden van menige duizenden van menfchen ; alsde flagtof= fers der eigenzinnigheid hunner Vorften en Overheden. Trouwens de vleizucht heeft gewild, dat men de overwinningen; alleen aan den Generaal , zou toefchry- ven,die’er dikwyls het minfte toe gedaan heeft; en dat men de gevechten door- gaans woedender en heftiger maakt, dan dezelvezyn voorgevallen:om,daar door, den heldenmoed ende onverfchrokken- heid vanden Aanvoerder „des tefterker;, te doen uitblinken. De Franfche Hifto- rie-fchryvers zyn, allereerft , in onze da- gen, daar vanafgegaan, en begonnen te verhaalen, zoowel, watmeninhetmid- - delpunt, als in de beide vleugels, zoo wel wat in de voorhoede, als wat in de achterhoede; gebeurde: kortom alles wat tot het levendig vertegenwoordigen der Batailje dienftig was. HoweErus , alseen der oudfte Hiftoriefchryveren aange- merkt, en Trrus Lrvrus hebben eene me- nigte van perfonen ten tooneele ge- voerd , en dezelve doen{preeken ente- „gen _Hiflorie-Rennis, hes 198 gen elkanderen twiften; ’t geen gewiffe- lykgeene verkeerde handgreep was ‚, om e verveelende eenzelvigheid te doen ophouden. SuerTonius heeft ‘er de Ro-, meinfch Oudheden tuffchenin gevoegd; STRABO de Plaatsbefchryvingen ; en TA- c1Tus de Staatkundige beginzelen, waar- op men ‚ genoegzaam altyd „ zyne belan- gens bouwde. Byzondere omftandighe- den, zelf van een enkelen foldaat, een fraai gezegde onder het ftryden, de ge- vallige tweegevechten; de gefteldheid vanden grond, de kryggliften , gelyk die by FRoNTINus te vinden zyn ; de toebe- __reidzelen tot, en de gevolgen van den oorlog, de Menfchkunde, vooral de aan- merkingen over het wonderdadig Albe- {tuur , degefteldheid van het weder ‚ met kunftgefchikt, en uitvoerig genoeg op- gegeeven, doen den Leezer vermaak, en neemen de eenzelvigheid weg, die hem het boek zoude doen toeflaan, om het miffchien naderhand nog eens en voor het laatfte, geeuwende en droo- mende, in te zien; zonder de leezinge behoorlyk te kunnen doorzetten. Over de droogheid der Tydrekenin- 8% D | Oordeel, d 3 gen 54 Verbandelinge over de over het gen en Opvolgingslyften klaagt men der dikkwyls ten onrechte: als, by voorbeeld, h o- 8 gie en Ge. Over eenige eerfte Hoofd{tukken van neslogie, het eerfte Boek der Chronyken, onder ons heilige Schriften voorkomende; ’t geen dezen fchralen aanvang neemt, Adam, Seth, Enos. Ka. Kenan, Mebaleël, Pered. Noach, Sem, Cham en JFa- phet. | Zulke Genealogifche Tafelen moeften. aldaar tot eene inleidinge verftrekken om de eerfte Waereld , voor den Zund- vloed, alleen aan te flippen, en op de Volkplantingen van Noachs nakomelin= gen vervolgens naauwkeuriger te letten, De Schryver zou anders den fchakel der vorigeafftammingen verzweegen,en dus een onvolkomen werk gegeeven heb- ben. En meeftalle de Volkshiftorien der. Oofterlingen beginnen met eene Ge- flagtlyft wan Adamaf, gelyk de Genealo= zifcbe Hiftorie der Tartars van ABucar- SIEBAYARDUN-CHAN en onze Hiftorie der Koningen van Fava, welke het Batavie aafch Genoot{íchap eerlang verder ftaat uit te geeven. 3 1970 À ie, De Hiftorie-Kennis._— SS. „De beknopte famentftellen van His-_ Beknopte torien als die van PE TA v Ius, {uRsE- Hiftoric- ga oe NC fche sa- LINUS , en OFFERHAUs, betrekkelyk tot menftellen; de Algemeene Gefchiedeniffen , hebben ook iets van het Genealogifche „en van de opvolgingslyften der Koningen en Mo- gendheden :‚ houdende zy teffens de Tydrekenkunde in het oog, om de ge- lyktydigheid, zoo wel, als de voorledene en volgende gebeurteniffen , als uit een oogpunt, te doen befchouwen: ‘tgeen, in uitvoerige gefchiedverhalen, zoo gemakkelyk nietin het oog kanloopen. En dit is zeer nuttig, om het geheu- gen te hulp te koomen, en het beloop van allede Hiftorien te kunnen by een trekken. Ook zyn die beknopte zamen- ftellen alleen daar toe ingericht, om ze tot leggers ‚by het onderwyzen der Hiftorien , te gebruiken ; wanneer een Hoogleerar dezelve uitbreidt en aange- naam maakt voor zyne leerlingen. An- derzins zyn zy aangenaam genoeg voor Geleerden, die veel geleezen hebben; _e@n‚ op het leezen van eene naam, ot het aanftippen van een geval, zich, aans ftonds, eene menigte van omftandighee den weeten te herinneren; en dus, in eftRLD Dd 4 wei / Noodza- kelykheid der Tyd- rekeninge. 56 Verhandelinge over de weinige oogenblikken , zich eene zeer groote gebeurtenifle, levendig genoeg ; voorftellen, De Chronologie , voor zoo ver dietotde gemengde Wiskunde behoort, hoe droog en fchraal zy ook fchyne; is zeer nood- zaakelyk, om alle verwarringen in de Hiftoriekennis voor te koomen; de ver- fcheidenetydperken, vande Juliaanfche Periode, van de Scheppinge, van den Zundvloed,van denUittogtder kinderen lfraëls uit Egypte, van Trojes brand, van de Olympiaden , van de Stichtinge van Rome, van Chriftus Geboorte, van de Vlucht van Mahometh , of de Hegira, en diergelyke, komen telkens te pas, om re= gelmatig eene Hiftorietefchryven, die, zonder zulk eene bepalinge , zou famen- vloeien, en een bayert van gelykzoor- tige gevallen; onder elkanderen , klut- zen. Voor kundigen zyn die aanhalingen van heteen of ander tydperk juift Zoo on= aangenaamniet, om dat deeze ‘er de nut- tigheid van weeten, en om dat de uitftee. kendegevallen , van welke die rekenin- gen beginnen, telkens voor hunne aan- dacht koomen, Voor een n leerlingjen mii- _dikune s® Hifvorie- Kennis. eN 57 digen iser derhalven niets anders op» dan zich die gevallen aante leeren; en dan zalook, voor hem, het drooge en'on- aangename uit, de Tydrekeningen, weg- wallen: ‘en dat allengskens meer, naar mate hy meer tuffcheninfchietendelhel- dendaden en uitfteekende gevallen aan- leert, en zich vertegenwoordigt. Even het zelfde moet men zeggen, omtrend deGeograpbie, die, zonder het inzien van Landkaarten, nooit kan worden aange- leerd. De eerfte van PToLoMaUS CLAUDIUS, eenen Egyptifchen Sterre= kundigen, die onder Keizer Marcus Av- RELIUS ÂNTONINUS,omtrend het jaar 140 na Chriftus, bloeide, waren vry gebrek- «kig : maar zy kunnen echter worden aan- gemerkt; als het voorbeeld, ‘tgeen andes ren naderhand gevolgd zyn. CELLARIUS; BocHarr en andere ophelderaars der al= oude Geographie, hebben ProLoMzUs met STRABO moeten vergelyken ‚om PriNius, Drioporus;, HERODOTUS ; CUR- TIUsS JUsSTINus en andere Gefchicht- fehryvers op te helderen. Sederteenigen tyd, zyn de Landen en Steden netter, voor al door de Heeren De Li’ IsLe en wers hnge > op hare lengte en breedte ge- d s zet, 58 Verbandelinge over de zet, Sterrekundige waarnemingen „voor alop de Manen van den planeet Jupiter. Ook kan ons de oude Geographie weinig meer te pas komen, om dat alomme, in dielanden, welke PTorLoMzUsen STRABO befchryven, de namen der Geweften, Rivieren en Steden zo ver- anderd zyn, door middel der Volkplan- tingen en overftroomingen der Noord- fche Volkeren, dat er byna geene fcha- duwe van de vroegere Landbefchry- vinge kan worden te pas gebragt. De Landkaarten en Hemelklooten worden, nog dagelyks, verbeterd en aangevuld, _ met nieuwe Kuften en Eilanden. Het afzetten met koleuren geeft eenige dui- delykheid voor de inbeeldingskracht, en tot behulp van het geheugen: voor al dePerfpectiefprenten,met welke men, de jeugd, de Landgezichten en Steden van binnen, eenigzins, leert kennen. Maar dit alles neemt niet weg, dat de Geographifche. onderwysboeken voor dejeugd, die van RoBBr, van HUBNER; van BACHIENE en van OsTERVALT ; al- tyd eenigzins droog en onaangenaam, moeten blyven, Ik, voor my, hebbe nimmer ,op die wyze; de aensmapn heks | un- Hifforie-Kennis. < _s9 kunnen, of willen aanleeren. Zoo dra ik jets van de Globe wift, en van de. „Lengte en Breedte der Luchtftreeken vond ik my beft; met den omloop der. voornaamfte Kuften van de vier Wae- relddeelen , door behulp der inbeel= _dingskracht, my in het geheugen te prenten. Dit deed my de grootére en natuurlyke grenzen der menfchelyke. woonplaatzen kennen. Wyders veftigde ik myne aandachtop de groote Rivieren enop de Gebergten, gelyk de Alpen, de Pyreneen,de Andesen foortgelyken zen, ditbreidde myne Geographifche kun- digheden eenigzins uit. Vervolgens nam. ik de-ligginge der groote Steden waar, en. vertegenwoordigde my die , als by voor- beeld, London, Parys, Amfterdam, Hamn- burg, Koppenbage, Stokholm; Petersburg: en ik vroeg my zelven,waarom liggen die Steden daar, en nietelders? Zoodanige vrage vond ik beantwoord, in de Cho= rograpbien , of Plaatsbefchryvingen, en in de Hiftorien der byzondere Steden; uit derzelver Papieren en Archiven op= gefteld. De Archiven, Privilegien en Oudheden der Steden maakten my des zelve nog aanmerkenswaardiger „ voors 3 60 _ Verbandelinge over. de al „wanneer 'er Vredensonderhandelin= gen geflooten, roemruchtige mannen ge- boren of geftorven waren; of wanneer, er, in de nabuurfchap, een zwaar ge- vecht, ‘tgeen, op ettelyke Landkaarten, met een kruislings zwaard wordt afge- bakend , was voorgevallen : of eenig an- der geval, ’t geen tot een fpreekwoord. geworden was. Ferufalem, Babel , Con- ftantinopole, Roome, Aleppo, Ifpaban, Peking, Batavia en foortgelyke laaten zich dus, van minder befaamde fteden. en dorpen , onderfcheiden. Want waar- om zou ik myn geheugen vermoeyen, met eene opeenftapelinge van ydele be- namingen vanfteden en gehuchten, die niets aanmerkenswaardigs hebben uit- geleverd; en aldus mynen koftelyken tyd verkwiften ? | De Alge: Om derhalven de Geographie behoor- meene Hif-]yk aan te leeren, zou het noodig zyn; torie nuttig voor het de Hiftorie, inzonderheid de Algemee- aanleeren ne, te baat te neemen; en de befte der Geo- graphic. Landkaarten en fraaifte Gezichten , on- der het behandelen der Hiftorien, voor zichte hebben ,enraad te pleegen ; ten einde de Geweften en Steden levendig (Al te Hiftorie-Kennis.- __ 6x te doen kennen; als of men er zelf aan- wezig ware, Wanthet komt allen jon- gelingen niet, gelegen , om te reizen: ’t geen anders de befte manier zou zyn , om de Geographie te beoeffenen, en in het hoofd te prenten. Er zal meer, in het geheugen ende verbeeldingskracht, bly- ven hangen, als men, by het behande- len der Hiftorie , telkens, ten minften nu en dan, de tyden en de plaatzen, levendig en treffende, doe kennen, en daar door bewyzen , dat de Landbe3 fchryvinge ende Tydrekeninge de twee oogen der Hiftorie zyn; en dat de His- torie blind blyft , wanneer men haar niet teffens die beide oogen doet openen, Gi Ë VER Hee. njet ds hide 4 BR zó wike Ne Wren kn ‚8 Ef Nn 4 | dt „et Nn et hes if p ê4 A , Á in 7 JN = rr re den fe Bn ddie iss - A Pi kr pe * j En Olen : Ra kaf el y . Pi ws r\ ì r : ve Tie : dien! re ri od 6 ed . mes k _ Ld PAD - Es) Bacnat el or menos nies zein B rn en adel oasen ke 1 1 FS , PA] . pgr "> EE d RAK h Af , pr ee « rene. » _ IK: £ £ vr d r br eL ' die pers ij ; Pii. 1 ih E ge ór: n hee ven Br mn , ue : p Pis „et ri per, - : ke e ej ‘ % ni F. 4 - $ E Ld î á 1 „ - \ 4 q ú 4 A v ke; « fi , ) d - t EN n + n ' ) Ld N . p - ij «  \ id ie { p ” . en 4 \ Ì tk 1 t j f ' hd \ ee { Á j i 4 ‘ ’ , % , 1 1 1 4 “Pag. 63 VERVOLG. kt | DER BESCHRYVING VAN HET EILAND ETC ME LORE voor zoo verre het tot nog toe bekend is, waar by gevoegd is de be- fchryving van eenige nabygele- gene Eilanden; DOOR _M: W. vaN HOGENDORP. V omen ‚ diegeene vafteen befchree- Regees vene grondwetten hebben , en welkers ""S°vorn. rechtspleegingen meeft, op gewoontens _ en oude gebruiken, worden uitge- voerd, kunnen niet wel onder eenigeRe. geerings- vorm geplaatít worden. Het ge- | zag 64 Beftbryving van het zag der Koningen op dit Eiland is niet willekeurig”, “maar bepaald; en geen hunner kan aan het leeven, de vryheid of de goederen van zyne onderdaanen raaken, zonder eerft eene -befchuldi- ging, waar op een vonnis der Grooten gevolgd zy, tegen hun te hebben inge- bragt. Echter is hunne magtzoo groot, dat zy flechts zoodanige befchuldiging hebben in te brengen , om den befchul- digden , zonder eenig verhoors tedoen. veroordeelen. Het lot van deezen on- gelukkigen is dan gemeenlyk, dat alle zyne goederen worden verbeurd ver- klaard, en hy zelve tot flaaf gemaakt, ten voordeele van den Koning, die hem meeft altoos aan vreemde hande- laaren verkoopt , en dus van zyn ge- bied verwydert. Zomwylen gebeurt het, dat hy, door zyne nabeftaanden, voor eenig goud of vee van groote __ waerde gelofcht wordt. Rechts: Zy hebben geene vafte wetten, vol-. pleeginge. gens welken zy recht pleegen. Zy ftraffen een diefftal, met den daader te doen wederom geeven de waerde van _ het geftoolen goed, en hem eene boe- . te „het. Eiland Tinor enz. 65. te op teleggen, of hem, zoode dief. ftal van aanbelang is, tot flaaf te ver- klaaren; gelyk zy ook. den overfpee» ler doen. Maar fchoon zy wel zeg gen, dat die een anders bloed vergiet; den dood verdient, komen: zy zeer zeldzaam tot dat uiterfte; en met het geeven van eenige buffels, of van goud; raaken er veele misdaadigers vry. Maar, wanneer; inde nabuurfchap der Hollanders, een der koningen ies mand wil terecht gefteld hebben, geeft hy*denzelven over aan het Opperhoofd van Timor, die eene algemeene ver- _gadefing van de Koningen en van den Raad laat beleggen. Zoo hv den dood verdiend heeft, toont het Opperhoofd de gronden aan, waarop hy fterven moet. Dit gedaan zynde, wordt’ hy «ter dood veroordeeld, en het vonnis uitgevoerd op naam der Koningen; want het Opperhoofd, noch zyn Raad heb.= ben geen magt over leeven en dood. …… De onderdaanen van ieder Ryk zyn verplicht voor den koning te verfchy- men „alsdeeze henlaatroepen,’tzy,om — voor hem te werken; of in den kryg IL Deel. Ee te 66 _ Mervalgder Befchryving van te gaan; en by-aldien het is, om een verfchil dat door, den koning moet be- flifcht worden „dan ishet de gewoonte, _ vaneen gouden of zilweren plaat tegee- — ven. Zy moeten ’s jaarlyks eenige ryft, Turkfchkoornvof vee geeven, de ryft- velden van hunne Hoofden beploegen:, hunne huizen opbouwen of vernieu- wen , enz:. Die onder hetgezag van de Hollanders en Portugeezen ftaan, leg- gen hunnen -onderhoorigen niets op, zonder voorkennis van het Opperhootd. Wanneer twee nabuurige koningen in verfchil zyn, verzoeken zy eenen derden koning ‚het zelve te willen be- fliffchen. Deeze draagt altoos zorg , dat hy, voor zyne genomene moeite, welbe- _ _taald worde ; maar die onder het beftier van de Maatfchappye zyn, laaten de uitfpraak over aan het Opperhoofd:, en het gebeurt dikwerf „wanneer zy hêt, door zyne bemiddeling; niet-eens kun- nen worden ‚dat zy liever. het onder- werp, waar over zy twiften, aan de Maatfchappy-afftaan, dan één van beiden daar mede bevoordeeld te wor- den. Deze nayver onder de Vorften, die hen altoos verdekksl houdts isniet _ | nà- bet. Bland Timorsenzs. 67 nadeelig voor de zekerheid van onze bezittingen op dit Eiland, | Ey In zommige Ryken; by voorbeeld „ in dat van Amacono, kunnen de vrou= wen den throon beklimmen, by mans gel van mannelyke: erfgenaamen; 't geen echter zeldzaam gebeurt, om dat de menigte van ‘s konings vrouwen hem altoos veele kinderen van beide kunnen geeft. | | Ë De meefte Grooten vanhet Ryk zyn De Groo- van koninglyken bloede Volgens de “** wetten moet de oudfte zoon van den koning zynen vader opvolgen: maat de voogden der jonge vorften maaken zich dikwerf zoo een grooten aanhang ; dat zy eenen van hunne kinderen den throon doen beklimmen. Hier aan zyn de koningen, die onder de Hollanders en blanke Portugeezen ftaan , minder bloot gefteld, om dat de hooge Re= geering, zoo te Batavia, als te Macao, de aanftelling van den nieuwen koning moet goedkeuren, en Deeze zich niet alvorens kan bedienen van de voor- rechten, die aan het opperfte gezag verknocht zyn. h32{q | aCi Nes Elk De Ryks- Chatten. 68 Vervolg-der Befchryving van Elk Ryk heeft ook zyne byzondere koftbaarheden„ die in gouden en zil= veren plaaten, en aan elkanderen ge reegen koraalfteenen beftaan.- Deeze rykdommen zyn in hooge achting , en worden. by alle groote gelegenheden voor het gemeen ten toon gefteld; by voorbeeld: Wanneer een koning den. throon beklimt; of wanneer de on- derdaanen de tienden van hunnen inge- zaamelden Oogft betaalen; in welken tyd ook veele offerhanden van groot vee gefchieden. De Ryks- -grooten, zoo wel als het volk, zyn in het denkbeeld, dat hun de grootfte ongelukken zouden overko- men, indien ef éénig ftuk van deeze koftbaarheden gemifcht wierdt: Zy meenen , dat het den koning , of iemand. _ van zyn huis, alleen geoorloofd is ‚ de- eene plegtige inwyding, bygevoegd. zelven aanteraaken , en dat die geene, wiende luft bekroop ‚ om er iets vante fteelen of te verdonkeren , op ftaanden voet zoude dood vallen; daarom wor- den de zelven ook nooit opgeflooten; maar alleenlyk ingroote mandens, mid den in ’s Koning huis, opgehangen, en hets jaarlyks aangebragte wordt er; na De het Eiland Timor enz. 69 De koningen van Coupang hebben wreede eene wreede gewoonte, wanneer, zy g:woonte den throon beklimmen. Zy verbeel- ren den zich, van de Kaaimannen of Kro- Coupang. kodillen af komftigte zyn; en, uitdien hoofde; offeren zy hun dikwerf, en geeven hun fpyze aan den oever der zee. Deezen, aan eerl zeker geluit ge. woon zynde, en weetende, dat zy op eene bepaalde plaats hun voedzel zul. len vinden, komen ten voorfchyn, wanneer men hen roept. Om de an- dere regeering, by voorbeeld, als de kleenzoon , wiens vader en groot. vader ook koning geweeft zyn, die waardigheid (taat te-aanvaarden, is’er , een voornaam feeft. De grooten en - het volk komen allen aan ftrand op die plaatze, die daartoe plechtig is in= gewyd, en-Klaiba genaamd wordt, en offeren aan eenen vandie Kaaimannen eene jonge maagd op, die zy fraai uit- gedofcht, en met bloemen en-andere vercierzeler opgetooid ‚op het uiterfte van den oever vaft binden, van waar Zy» door een van die dieren wordtweg gehaald. Hunne bygeloovisheid gaat zooverre, van zichte verbeelden, dat de Kimi haar tot zyne vrouwe maakt; Ee g3 en ‘go Vervolg der Befthryving van en wel kan onderfcheiden, of zy nog maagd zy dan niet; hebbende, in voorige tyden, eenhunner zoodanige offerhande wederom, leevendig en on- gefchonden, op ftrand te rug gebragt, om dat hy ondervonden hadt, dat Zy de bovengemelde vereifchtens niet meer bezat. _ * Zy voegen er nog een varken by, wiens borftels rood moeten zyn , en ook ryft, klappers, en firie-bladeren, Wanneer men den koning van Cou- pang naar de rede van deeze onmen- fchelyke daad vraagt, weet hy er geene andere te geeven , dan dat het zedert … onheuglyke tyden de gewoonteis. Meer Oorlogen. van hunne bygeloovigheden, omtrent de Kaaimannen, hier by te brengen, zoude een misbruik der aandagt van mynen leezer Zyn. Alvorens zy elkanderen den. úaidg aandoen, offeren zy altoos eenig groot vee , om uit deszelfs ingewanden te zien, of zy gelukkig zullen oorlogen. Wanneer hunne waarzeggers niets goeds voorfpellen , wachten zy eenige dagen; dan offeren zy op nieuws, en sik bet Biland Timor ens, vi dat gefchiedt zoo ‘lang , tot dat hun _ voorfpeld wordt; dat hun de geesten zullen gunftig zyn. | __Dit gedaan zynde trekken zy te vel. de, onder een groot gefchreeuw, en geblaas op een uitgeholden buffels. hoorn; zy beginnen gemeenlyk met alles te vernielen ‚ wat in de omliggende landen onder hun bereik komt. On- gelukkig zyn de vrouwen, kinderen, en weerlooze oude lieden, die in hun- ne handen vallen , want zy dooden alles, en kappen hunne hoofden van den romp. Na deeze verrichtingen, bedryven zy groote vreugde, danffende rondöm de koppen, die zy veroverd hebben; hun teffens ineen zoort van rouwklagte afvraagende, waarom zy hunne vyan- den geworden waren. Deeze vreug- de-bedryven duuren veele nachten ach= ter één, in welken tyd zy buffels en varkens flagten, om zich te zuiveren. van het vergooten bloed, en de kwaa- de geeften te vergenoegen ; waarna Zy de koppen laaten droogen i in den zook, én in het midden van het Raad-huis Ee 4 der Orang- braani, pi) Vervolg der Befchryving van der Negerye ophangen als gedenkte- kenen van hunne overwinning. Zeldzaam gebeurt het, dat zy een vyand, die zich verfchanft heeft , aan- randen; maar, in hunne fchermutzelin- gen; hebben zy van wêerskanten voor- vechters, die zy, in de Maleidfchetaal, Orang-braani noemen, en die bekend zyn aan hunne byzondere kleeding. Zoo veele koppen, als zy hebben af» gekapt, zoo veele pronkvaantjes heb- ben z9 op hun hoofd , of hunnen rug- ge vaft gemaakt. Ook ‘hebben Zy hunne armen en beenen ombonden met zwart en langhairig bokken-vel, en met klee- ne fchelletjes; alles om te bewyzen, dat zy in de voorige oorlogen veele koppen hebben t' huis gebragt. Deeze voorvechters daagen elkanderen uit; maar als één of twéé van een party ko= men te vallen, gaan de overigen opden — loop. Godsdientt- Men kan te regt zeggen, dat de Ti- moreezen geenen anderen Godsdienft hebben, dan eenige gewoontens en plegtigheden, die op hunne feeften in gebruik zyn. Zy hebben echter, in | hune het Eiland Timor enz. 73 hunne taal, het woord Oeffinénoe, 't welk Heer der Zonne betekend; maar zy brengen denzelven geene de min- {te eere toe. á- In de nabyheid van de Hollandfche _volkplantinge, woonen eenige Timo- reezen, die den naam van Chriftenen draagen, om dat zy gedoopt zyn. De „Koningen en Hoofden laaten hunne kinderen niet doopen, dan na eene volledige offerhande, en een nauw- keurig onderzoek van de ingewanden der geofferde dieren, om te weeten; of het geen nadeel zal doen aan hun koninglyk huis, of aan het ryk. Ge- meenlyk blyven de oudfte zoonen, of erfgenaamen vande kroon ongedoopt. __ Wanneer zy willen bepaalen, OP wyze om welken tyd iets voorgevallen zy , kun- den tyd te nen zy geene andere uitrekening maa "€kenen. ken , dan door het noemen van het _Opperhoofd dat toen geregeerd heeft, of van deezen of geenen van hunne voor- ouderen. Is het iets, dat binnen kort gefchied is, dan neemen zy den tyd van het planten der ryft, of van- het Turkfch koorn, of van den oogft, en Dep Ee 5 | van Huwelyks 74 Vervolg der Befchryving van van het bloeien van den Tamarinde- boom of andere boomen, ook wel van dentyd, datzy hebben begonnen ‚ met vrouwen te verkeeren. Als iemand hun geld fchuldig is, leg- gen zy zoo veele knoopenin een fnaar als ’er poften van die fchuld zyn, en het is ongelooflyk , hoe fterk hun ge- _ heugen zy, om dieallen te onthouden. Wanneer zy groote getallen moeten uitrekenen, gebruiken zy de korrels van Turkfch-koorn, en leggen die vyf aan vyf naaft elkanderen, en doen er geduurig zoo veelen by en af, als zy noodig hebben, om de rekening op te maaken. Hunne huwelyken zyn verzeld van plechtig- weinige plegtigheden. Temand, die heden, zin in eene vryfter heeft, laat haar ten huwelyk vraagen aan haar vader of „voogd, die eene zekere hoeveelheid van goud of van buffels eifcht, naar. maat@ van zynen rang. Als de partyen het eenszyn, flagtmen eenige dieren; omde ingewanden te beproeven. Wan- neer dezelven voordeelig zyn, wordt het huwelyk voltrokken. Het is aan e een bet Eiland Ti imp enz. 75 een gemeenen Timorees niet -geoor- loofd , zich te verbinden met eene vrouw van koninglyken bloede ; en die roekeloos genoeg is, om verkeering met dezelve te hebben, wordt op de aller- ftrengfte wyze geftraft, Het is hun, en vooral den vorften geoorloofd , veele vrouwen te hebben, en het ftrekt oek tot een bewys van hunnen rykdom. Een koning, jazelfs een gemeene wordt gefchat ryk tezyn, wanneer‘ hy, onder zyne kinderen. veele dochters heeft, want; by het uit- huwelyken der zelven, ontvangt hy er eene goede betaaling van goud en buffels voor ; en zoo lang deeze {chuld niet volkomenafbetaald is, heefthy het recht, vanzyne dochter weder te nee- men, zonder het reeds betaalde opde __Áehuid te rug te geeven. Zelfs mag hy de kinderen, die intusschen gebooren zyn, eigenen, want het goud en de buffels, die men aan den vader voor zyne dochter geeft, worden aange- merkt, als eene betaaling van. de kin- deren , die uit dat baselgis paalden bpaite. Wan. Ziektens „6 _ Vervolgder Befchryving van Wanneer een koning of iemand van _ van den zyn huis ziek wordt, is her altoos de vorft. rn zich de hairen uit het zelve, fchuld van den eenen of anderen on- gelukkigen, die van tovery befchuldigd en terftond tot flaaf verweezen, of in het blok geflooten wordt. Dit gedaan zynde, wordt er eene groote menigte van veegeflagt, om aan de booze gee- ften te offeren, en hunnen kwaaden invloed te overwinnen. ’T is echter aanmerkelyk, dat zy in alle hunne of- _ferhandenniets opofferen, dan ’t geen zy nietkunneneeten, alsby voorbeeld. de hoornen, de ooren, de ftaert, de pooten. Het overige verdeelen zy aan de tegenwoordig zynde vrienden en nabuuren. In dien tuffchentyd , neemt de zieke inlandfche geneesmiddelen in. Zoo de- zelve niet geneeft, hervatten zy zoo dikwerf de offerhande, tot dat hy of geneeze, of fterve. In het laatfte ge- val is alles in de groot{te verflagenheid , enalle Ingezetenen zyn verplicht, op de eerfte tyding, hunne hoofden kaal te laaten fcheeren. De vrouwen en by- zitten van den overledenen koning, “a „bet Eiland Tîmorvenz. 77 en wringen zich in allerhande bogten, om haare droefheid te kennen ste gee- ven; eindelyk gaat men wederom over tot het {lagten van buffels en -varkens5 „waarna men het lyk, op een tafel, midden in hec huis legt, in zyne aller- koftelykíte kleeding, de oogen; neus, mond, ooren, en -borft bedekt met gouden plaaten, en den hals vercierd met fnoeren -van koraalen, en-gouden kettingen. „In deezen ftaat moet het twee dagen blyven liggen, onder het gehuil en geween van zyne vrienden, dif van tyd tot-tyd eenige {naphaan- dan doen, Dan wordt ’er een groo= te Kapok-of Jageì-boom om verre ge. houwen, ‘en uitgehold tot de noodige Jengte ‚ om er het lyk „ met alle die vercierzelen en koftbaarheden, inte- leggen. « Het zelve daar ingelegt, en de opening met gom wel toegemaakt zynde,- wordt deeze boom in een na- buurig huis overgebragt, waar, een of twee maanden lane ‚ de nabeftaanden en alle de. nabuurige koningen (zoo de doode een koning geweeft is) verpligt zyn eenige vrouwen te zenden, omte weenen. „Zomtyds blyft het lyk een, twee; ja zelfs drie jaaren liggen, eer het wt be= À ed 78 Vervolg der Befchryving van begraaven wordt; het geen meeft af hangt van den tyd, dien de throons-= opvolger noodig heeft, om eene genoeg- zaame hoeveelheid buffels, ry{t en an= dere benodigdheden, by één te verzaa- melen. Deeze hoeveelheid hangtaf van de grootte van het ryk, om dat ieder der onderdaanen verplicht is, zyn aan- deel in geld of waaren op te brengen. Wanneer alles gereed is, verzoeken zy de nabuurige koningen en goede vrienden, en beginnen de plegtigheid;, met op nieuws te weenen. Als men het lyk uit hèt: huis wil draagen, iser als een zoort van ftryd tuffchen ‘de vrouwen, en de draagers; de eerften om het in het huis te houden; de laat= ften om het weg te neemen; eindelyk laaten de vrouwen het flippen, en het wordt in het koninglyk graf gelegd, het aangezicht gedraaid naar het Oo- ften. Zomtyds ook wordt het ftaande geplaatft in het graf,dat dan op de wy- ze van een put gemaakt is, Naaft het graf zetten Zy ryft, klappers en pinang, en, na dit alles, flagten zy het vee; dat in hon- den, paarden, buffels en varkens bee ftaat. Na het doen der offerhande geen bet. Eiland Timor enz. 79 geeven zy aan allen die tegenwoordig zyn, ryft, Turfch-koorn, en het vleefch der. geflagte buffels en var kens, en dus vieren zy den derden, negenden, en zommigen ook den ze= venentwintigften dag.nadebegraavenis; waarmede alle plegtigheden een einde neemen. In voorige tyden, was men gewoon „inhet ryk van Sonnébaya, twee leevendige flaaven ‘met eenige mond- behoeftens in het graf van den overle. denen koning te fluiten; maar deeze wreede gewoonte , en veele anderen van gelyken aart; zyn, na de komft van de Hollanders op het Eiland, vernietigd. De Throons-Opvolger is verplicht, alle de vrouwen van den voorigen ko- ning te onderhouden. Die hun behaa- gen, plaatzen eenigen onder hunne by- Zitten; want de bloedfchandeis, in dit geval, by zommige Timoreefche: konin- gen geoorloofd. Wanneer iemand van het gemeen fterft, wordt hy eenvoudig in een wit ftuk grof lywaad gedaan, zonder ee« pige andere plegtigheid, dan het flag- ten vaneen hoen, of een dier van wei- nig waarde. y Hun- Bo Vervolg der Befthryving van Vreugde Hunne vreugdebedryven zyn zon bedryven. Vaartui- gen. der eenigen fmaak $ zy vermaaken zich zomtyds ganfche nachten met het dans fen van eenen ronden dans. Als zy zingen, herhaalen zy alle oogenblik- ken het woordje Tona; Tona; en ein- digen eensklaps door een algemeenen fchreeuw. Hunne koningen hebben ook Gambelans of Gong-fpellen gelykde Javaanen. Als zy hunnen buuren wil len bekend. maaken, dat zy zich’ den toekomenden nacht zullen vermaaken 4 blaazen zyop een uitgeholden buffels= hoorn; waar van zy zich ook op zee bedienen, om elkanderen te kennen. Hunne vaartuigen of Canoofs zyn ge- maakt van een uitgeholden boom, aan welken zy aan weerskanten twee ftuk- ken hout „die vyf a zes voeten uitftaans vaft hechten. aan het einde van deeze houten maaken zy er twee anderen vaft, vanligthout, dat niet zinkt, omt het Vaaredig te beletten van om te flaan, Hunne zeilen zyn lang vierkantig ge- fneeden. Deeze vaartuigen zyn goed óm langs’ de kuften te vaaren, van welken zy zich ook nooit verwyderen, Zy 4 „het Eiland Timor. vena, c S Zy zyn groote liefhebbers van het reizen te land, De gemeenen gdan meeft te voet, en neemen den tyd, ‘by den nacht en den vroegen morgen-_ | ftond, waar, ruftende „ by de hitte van. … den dag, onder het lommer van den ee- ‘nen of anderen boom. , Elk neemt met zich zoo veel voorraad van, 1urkfch- koorn , dat hy te voorenlaatbraadenen _ ftampen , ert in bollen kneeden, als hy _ noodig denkt, tot het volbrengen van zyne reize. ‘Met een zoo weinig kracht- geevend voedzel , houden zy het, veele dagen, uit: zonder ooit over honger of dorft te klaagen, mits zy flechts hun- nen gewoonen pinang niet ontbeeren. Hunne paerden en buffels, die in groo- __te menigte op Timor zyn, graazen vry in de boffchen en velden; maar zy ge- bruiken de laatften alleeniyk, tot het be- reiden der ryft-velden, op order van hunne vorften,en de eerften, tot het ver- voeren van fandelhout, wafch of an- dere koopwaaren naar de kuften, ‘daar de vreemdelingen. den handel komen dryven.. Een ieder kent-de zynen aan zekere tekenen ,.die hy, met een heet _„yzer,op derzelver rug brândt, … Dewyze, op welke zy de wilde buf- Tam maa- fels tam maaken, is merkwaerdig. Deeze en peen JL Deel. Ff die- gels. % 82 Befchryving van het Eiland Timor dieren zyn boven maate wild, en ons gemakkelyk, om te bejaagen, vermi zy zich meeft op. de fteilfte bergen, die bedekt zyn met bamboezen, ophou- den; maar de Timoreezen ‘weeten dee zelven echter zoo lang te > vêrvolgen, dat zy genoodzaakt worden, den weg te kiezen naar eene beftemde plaat- ze, alwaar zy zich ingeflooten vinden, en eenige dagen in ruít gelaaten wor- den. Naderhand komen hunne zooge- „ naamde toveraarsdaarin, zonder eenige vreeze; zy verfchuilen zich achter tam- me buffels ‚ die zy onder de wilden bren. gen; waarna zy de ftaert en pooten der laatften beftryken met zekere geftampte wortels „ en leiden hen eindelyk, waar heenen zy willên; even eens, als of zy reeds lang waren tam geweeft. Deeze jagt is alleen voor de koningen en groo- ten; want men moet in groote menigte zyn,-om ze te doen gelukken. | De gemeenen gaan echter veeltyds op de buffels-jagt, gewapend met fnap- haanen en pieken, en eene groote meenigte van honden, om hunnen voor- raad van gedroogd vleefch te maaken. Ook hebben zy meeft altoos eenen goc- den buit, om dat zy zeer et et * kin en nabygelegene Eilanden, - 84 het fchieten zyn, en zeldzaam losbran= den; zonder verzekerd te zyn, van iets neder te vellen. a: cn De Timoreezen, die in de ftreeken woonen, daar niet dan wilde varkens zyn, richten hunne honden toe op dee= ze jagt, en maaken @r zoo wel gedroogd vleefch van; als de anderen van de buffels. Die van Coupang alleen jaa- gen veel opde hartebeeften , die indat gedeelte van het Eiland zeer. menig- vuldig zyn. | ARR) … NABYGELEGENE EILANDEN. T Ne Eilanden Poeloe-Smauw ; Poeloe- uanden: Kambing , Rotty, Savo, Solor ensie ee Sumba, die onder de beftiering zyn van van net op- het Hollandfch Opperhoofd ; dat op Tiz perhoofd _ morligt, zyn (uitgezonderd het laatfte) ving van te geeven ; maar de zeden en gewoontens der inwooners konten, ten- mieeften deele; zoo over één metdie der Timoreezen; datik , om in geeneher- … haalingen te-vervallen.„ niets dan -eeni-- ge byzonderheden van dezelven mel- den zal. fs Poe- op Timot | | | liggen. genoeg bekend, om er eene -befchry- 84 Deftbryding vâl be Banamar, Pöeloë, Poeloé fade, dat het digfte by lig smauw. is, doof eene’ z e-engtd van omtier 4 twee mylen isd afgefcheideri vande vafte wal van. ‘Titmor ‚ Dit Eiland heeft fes miylen in de lengte, en drie in dé breedte. Men vindrer meeftbosfchaad- jen, en de grond is er zeer onvruchtbaar. Het éénigfte, dat er geplant worde; is turkfeh Koorn. De inwooners zyn ore derdaanen“ van den koning van Cow: Pang, die er zyn verblyf houdt. 298 n Y Yonderlin. _ OP eene plaats, die Vias e genaaid “_gebron, Wordt, is ereen bron, wiens- water eenen fcherpen yzer-en vitrioolachtige {maak heeft. Het heeft dezelfde et genfchap, als- het zeepwater; wan- neer men er linnen in wafcht, fchuimt het; en-maakt-het zelve: boven maatê wit; “De, boorden, van waar. hetvafs. Ioopt3 zyn zwarten flinkende.. Digt by! … deezen- brons ftaat een boom; die Noe: «moek gendamd wordt, ven zeer vermaard’ is om zyne grootte; wantmeer dan dui | zend menfchen zouden „desnoods on= | der- denzelven , - kunnen. ‘huisveften;: Het is dezelfde, dienwy hier den Wás se krije noemen: Ussel 0 28 + € : sl hie! AE} Midden in de bovengem de naamd, om de menigte, die er van die dieren zyn. Het zelve heeft eene by. zonderheid „die wel’ waerdig-is, van opgemerkt te worden. -Zyri omtrek is omtrent drie-vierde van eenê miyl, en “het heeft de gedaante van eene ronde fpitze, wier bovenite top- is afgefnee- den; waar door het naar eene fterkte gelykt, die van binnen vlakís, doch wier buitenfte kanten, even als eene muur van vier en twintig voeten, verhe- ven zyn. Deeze vlakte is vierhonderd fchreden breed, en men vindt in de- zelve veele wellen, waaruit een zwa- velachtig water, fonteins-wyze , op- fpringt. Dit water heeft in zich een zoort van flyk , of leenige klei, welke zich boven de wel, daar het uitkomt; piramidaals-wyze, en even als de pyp van een fontein, vyftien â twintig voe= ten hoog, ja zomtyds nog hooger, op-” werpt. De Harten drinken geen ander water, en graaven kleene kuilen in den grond, waarin het zelve, eenigen tyd geftaan hebbende, helder wordt, Het iste denken, dat dit Eiland, dooree- 50 Ff 3 ne a wellen 86 Befchryving van bet Eiland Timor 0 ne aardbeevinge „of eenig ander toeval — zy ingezakt, en deeze gedaante gekree- gen hebbe: ook hoort men, wanneer men zich, digt, by eene van deeze wellen begeeft, een zoort van dof ge- druifch, dat uit den grond opkomt. Op Poeloe-Smauw zyn ook diergelyke wellen, en als men, in derzelver om. trek, war diep sch ‚ vindt men er Jaagen van zwavel. Merkwaer. „Er groeit op dit Eiland eene plant, dige plant. wier naam onbekend is „ doch, waar 9 \ a van men groote voordeelen, in de Ges neeskunde , zoude kunnen behaalen , ins dien men dezelve wel onderzocht; zy verwekt eene fterke braaking en afgang, Zy groeit aan den oever der zee, op plaatzen, die hetmeeftaan de zon bloot gefteld zyn. Haare gedaante is die van eene diftelachtige ftruik, omzet met veele groote doornen, van haar ftam af tot aan de ftruiken toe, aan welken eenige bladeren komen, alsdie vanhet Klimop. De plant zelve is rond met eenige knoeften; van onder is zy twee of drie duimen dik, en loopt fpits toe tot den kruin, die zeer dun is. Wan-. neer : ze jong is, iszy van eene donkere. | groes en nabygelegene Elanden. 87 3 groene kleur; maar als zy rypgewor- denis, wordt zy geelachtiger. > Zy is. zeer fponsachtig en gemakkelyk te {ny-_ den; haare fmaak is zeer bitter. De inlanders leggen een ftuk van de groot- te en dikte van een dukaton in wat brandewyn,diezy opdrinken, en haare uitwerking mift nooit. e Het Eiland Rotty ligt, omtrent tien ret Fiand mylen ten Zuid-weften van Coupang , Rorty. enisnegen mylen lang, en twee en een … halve breed. Men telt er vyftien Ryk-_ jes, waar van Zermano, Ks de Tolk der Hollanders woont, het voornaam- fte is. Dit Eiland is boven alle de an- deren zeer vruchtbaar, en geeft veel ryft, gierft, en ook veele zoorten van wild, en hoornvee, De ‘inwooners zyn beter gemaakt ‚en derzelver vrous wen fchooner, dande Timoreezen , en hunnetaalis veel aangenaamer , dan die der nabuurige Eilanden. Schoon de Hollandfche Geeltelyken er, van tyd tot tyd, komen doopen , heb» ben deeze Eilanders geen het minfte begrip van den Chriftelyken Gods. dientt; zy laaten zelfs ongaerne hunne Ff 4 kine 88 Befthryving van bet Eiland Timor, kinderen doopen, en zy krygen zoo weinige onderrichtinge, dat het moog- lyk beter ware, hen te laaten in eene volkomene onweetenheid: te meer, daar - zy zich dagelyks bezoedelen met de al- Jervuilfte welluftigheden , en daarin van haare tederfte jeugd, als t ware, worden opgebragt. _ Dit Eiland is, door de Natuur zelve, „zoo wel verfterkt, dat men het met moeite zoude overmeefteren. De mee- fte Negeryen zyn gelegen op de hoog- fte bergen ‚en v‚n eenen zeer ongemak- kelyken toegang. De inwooners wor- den gehouden voor veel moediger en onderneemender, dan die van Timor; en de Hollanders hebben reeds ; meer dan eens, de droevige bewyzen van hun- ne wraakzucht en bloeddorftigheid on- dervonden. Daar zyn, op de kuft van Termane, Merkwser- twee groote klippen, 350 roeden van dee Mpeclkanderen afgefcheiden; zy verbeel- Hs den zich, dat deeze twee rotzen man en vrouw zyn, en dat het waarneemen van der zelver huwelyks-plichten , in den „omtrek van Zermano , fterke ftormen of zwaare aardbeevingen verwekt ; Een klee« < en nabygelegene Eider. „3-89 Kleène rots aan den voet van die zy voor de vrouw aanzien, is zelfsvolgens hun gedachten, uit dar zoogenaamde huw- lyk, voortgefprooten. …— le Wanneer een Kaaiman een . na- beftaanden van den. koning, of van eenen der grooten van het Ryk,heeft weggehaald , kondigen zy. ‚den Kaai mannen den oorlog aan, én maaken wederom met hun den vrede; met even zoo veele plegtigheden, als of zy meteen der hd volkeren te doen hadden. Schoon zy een overvloed van ryít en gierft hebben, gebruiken zy dezel- ven niet voor hun dagelyks voedzel; zy kooken een zoort van ftroop, met fap, dat zy drukken uitde bloem van den Jager-boom (*) , deeze ftroop ‚met water gemengd, ftrekt hun te gelyk tot Ípyze en drank; zoo ras een kind ter waereld komt, wordt hem dezelve reeds gegeeven, om er hem aan te ge- wennen. De Jager-boom is zeer gemeen op Ll Eiland, duskan een ieder zich van Riss. dee- hennes al De Jager teel is een zoom van Palm boom. go Befchryving van het Eiland Timor, deezen drank voorzien, die, in tyden van hongersnood of belegering, zeer dienftig is. Men heeft meer dan eens eene Negery een beleg, een maand lang, zien uithouden, zonder eenig ander voedzel dan te hebben, | De KN endelineen ‚ die hem’ niet ge- woon zynte drinken, raaken er vanaan denafgang. Zy weeten er ook een zoort van brandewyn van te ftooken, die, veel van arak heeft: en laaten ze ook uitgiften in ledige doppen van kallebaf= fen, waar in zy zekeren wortel doen , die hunne geile luften fterk opwekt. Dee. zen drank noemen zy Laaro. Mannen en vrouwen gebruiken dien tweemaa- len daags; hy zweemt veel naar den Cy- der, die in Europa van zppelen gepiaas wordt. | Zy zyn groote liefhebbers van het drinken van bloed 5; want, als zy een buffel of een varken flagten ,‚ mengen zy van het bloed onder dien drank , en eeten verders het beeft , op eene flordige wyze; fnydende een ieder zoo- danig een ítuk, als hy noodig acht, om zyn Honger te boeten , van den doo en en nabygelegene Blanden. 9 den romp , hét welk hy , op een wei Uig vuur, gaar braadt. ken Ten Weften van Rotty fien | Verz Het Ei fcheidene kleene Eilanden, Onder wel- land Das. ken, dat van Dao het ET is. De anderen zyn van te weinig aanbe- lang, om er van te fpreeken. De in- wooners van Dao zyn de goudfmeden van alle de nabuurige Eilanden, en fchoon zy byna geenen der noodige ge- reedfchappen bezitten, zyn zy ver- maard, om de netheid, met welke zy het goud bewerken. De geringfte mn- gezeten draagt ten minften een gouden ketting om zynen hals. | _ Het Eiland Save, datten Weft-Zuid= net Ei- weften en vier en-twintig mylen vankrd saws, Coupang afligt, word gerekend agt my- len groot, en drie en een halve breed te zyn. Het zelve is verdeeld in vyf Rykjes, waarvan Zîmo het voornaamfte is, en welkers Koningen onder het be-= ftier van onze Maatfchappye ftaan. Zy ‚ kunnen te zamen ongeveer vier duizend gewapende mannen op de been bren- gen. Het landis er niet bergachtig, en, weinig met hout bewaffchen ; de Inwoo ners o2 Befthryving van het Eiland Ti ‘mor, ners,die veelnaar die van Rosty gelyken, behalvens dat hunne vermaaken en wel- luftigheden zoo onbefchaamd nict ge- oeffend worden; zyn welgemaakt, en worden ook voor vernuftiger en dap- perder gehouden, dan appe manuren. Het land brengt veel: ryft ; giek, buf. fels-en paerden voort; met deeze laat- ften dryven zy fterken koophandel op Coupang. Hunne huizen zyn allen ge- bouwd van jager-hout; en zy maaken - dezelfde {troop van dienboom, alsdie van Rotty ; doch zy gebruiken die, met meer maatigheid , en niet als hun voor- naam voedzel. Wanneer zy eene won- de hebben, leggen zy op dezelve niers anders, dan een-{tuk verfch {pek , dat zy dagelykfch verwiffelen, tot dat de - wonde geneezen zy. Wyzevan _Zyleggen zommigen hunner doaden hunne Ko. zittende in derzelver grafftede , op eene. gen o \Grootenin WyZ@, dat de kin aan de knien raake ; qe Bafte- echter is deeze gewoonte een eerbe- de te leg- wys onder hen; en wordt niet in acht genomen, dan voor eenen overleedenen koning, of eenen onderdaan, die, in zyn leeven, groote bewyzen van dap- BENE gegeeven hebbe, ‘Ta — ven “wabygelegene Zia, _ 93 te de negery van Seba i is een, zwaa- Byzondes re fteen „ dien zy voor heilig | houden; re fteen. Wanneer zy iets met eede moetén be- veftigen . ‚ gaan zy ndar die plaats’; én doen den eed onder het aanraaken van dien fteen. Zy verhaalen, dat ver- fcheidene, onder het: zweeren, zyn dood gebleeven; en’ dat hy in tweën gebar- ften is, op zekeren dag , dat iemand; die van overfpel ‘befchuldigd wierdt , “zich wilde zuiveren; door eenen eed; op den zelven te doen. „Dit is zeker, dat hy gefpleeten is, à Tr AE 4 Hunne ieffte | rapwid: is nhndérd Spyze. vleesch; ook is het het dier „dat zy het meeft offeren, in gewigtige voorvallen. Mên moet echter uitzonderen die van 't Rykje Liùè, die, vande vrouwelyke zyde, äfkomftig Zyn van de Koningen k van Timo, en geen ‘hondênvleesch Eeten, om dat: zy zicht verbeelden, dat: wie hunner van het zelveat, ziek zou He de worden.” BREI DE ) vlet B MES “De keke van Timo ; van de manne= ke zydé âfkomttig, heeft veele voor- rechtens-en’ ontvangt byzondere eere, als zynde ‘de voornaamfte van het Ei- land, | ®4 Befchryvng. van, bet Eiland Timor; À land „ de jegenswoordige > Siehe ges tse} is een man van 75 jaaren, die; er reeds vyftig heeft. de Klee ‚en altoos getrouw aan de gesel. acfchappy is en _Jeder Ryk heeft een en. die te gelyk priefter en, uitvoerer van de Rechts-vonniflen is. Hy is het ook , die de ingewanden der dieren , wan- neer zy geofferd worden ‚ bezichtigd. Hv draagt altoos, in alle groote plech- tigheden, genen grooten faber ‚ en wan= neer iemand ter dood verweezen wordt, _is-het zyn plicht, om de ftraf-oeffening te verrichten. Uit hoofde van hunne bekende dapperheid , onderneemt het Hollandsch 'Opperhoofd van 77 imof niets. van. gewigt, of hy heeft twee à drie honderd Savoneezen in zynendienft, Zy dienen hem vrywillig , om dat zy. genoeg belooning winden in den buits dien zy maaken; want. natuurlyk,zyn, zy tot roof en plundering genegen. … Zy. zyn. even fterk, gezet. opstunne gouden vercierzelen „ als.die van. Rot» 2y-en. Timor; de Grooten draagen El panbeenen arm-ringen, en. aired halse _ 4 ek en eden ne en én nabygelegene Eilanden. 95 hals-kettingen. De gemeenen gaan eenvoudig gekleed, en maaken hun __meefte werk van eenen fynen neus- doek, dien zy om hun. hoofd flaan. Zy beftryken. zich hee lighaam met oliën van welriekend’hout „en vooral van den noot-muscaad , waar van zy veel werks maaken, en ‘laaten reeds op hun achtfte of tiende jaar, hunne tanden veilen, om die vangelyke groote te hebben. De vrouwen draagen eenen gordel ‚om het lyf , van zwar- te of geele koralen ‚ twaalf of veerz tien vaêmen lang. t a, ú … Hunne wooningen zyn gemaakt, als die van Rotty ; maar zy onderhouden dezelven beter en zindelyker gelyk zy ook minder haveloos , in hunne gan: fh wii, Zyn. Bik ) Men plant op dit Eiland; del. ta: bak ; die er zeer wel voortteelt , en voor den beften van dien ftreek gehou. an wordt. … “ Twintig Ar van oet ligt Be HetEiand er idni en genten, Eiland So ° ee drs. 96 Befthryving ? van hiland. Timor, lor , dat agt-mylen.lengte heeft. Op Lawaijang ‚dat de v‚ rnaamtte Nege- — ry is » hebben de Hollanders het Fort Fredrik. Hendrik. De „meefte Inwoos ners, die langs de kuften woonen, Zyn - van «den Mahumedaanfchen. ‚Gods-_ dienft , fchoon zy weinig van. denzel. | ven weetens landwaards inyhebben.zy._ er in’tgeheel geenen. Hunne huizen zyn gemaakt van bamboezens. die Rego. ri op dat Eiland Zy. rebiss Daar zis op: ‘Soior een groot vertier van zer ; voliphants.-tariden., zyden - patholen, en andere ftoffen, welken de inwooners verruilen tegen flaaven, wasch ;-amber ‚ vogelnestjes „ oly en traanvân visch sen andere. produêten. Zy zyn goede Zeelieden, ook moet de Koning van Lamakeira honderdvyftig __ van zyneonderdaanen, tendienftevan — _de Maatfchappy, te Coupang, onderhou- — den :-En op ide kuft vandit,eneenigena- buurige Eilanden, issde vifichery det Noord-kapers;, die-bynazop dezelfde wyze „gefchiedt, als de Walvisfch-vis- fchery. Behalven dat zy er veel oly 208 5 van koken; ‘hebben. zy zomityds “het « geluk, van een ftuk amber in de blaas e th van en nabygelegene Eilanden. 97 van den noordkaper te vinden, die thans op eenen zeer hoogen prys is , om dater de Solorcezen, 't zegert e@= nige jaaren , de waerde van hebben leeren kennen, In vorige tyden , lieten zy dezelven opkooken , en ges bruikten het afkookzel , tot het tmee. ren van hunne vaartuigen. Zommigen echter werpen dezelven weaerom in zee, uit hoofde van hunne bygeloovig- heid. Zy maaken vooral veel weiks van oliphants-tanden , en in dezelven be- ftaat hunne voornaamfte rykdom. Zy laaten zich die nadraagen, als hun grootfte cieraad, wanneer zy een be- zoek gean afleggen. Zy gaan ook handig om met den fa. bel, het fchild , depylen den boog. Ves len van hun klintieh het Arabisch lee. zen en fchryven. Aan de punt van het groote Filand van Floris,ten noord weften van Solor , ligt de negery Larentoeka, die van de zwarte Portuveezen op Zimor athang- Ivk is. De Portugeefche zendelingen, dl. Deel. Gg heb- 98 Befcbryving van bet Eiland-Timor hebben er veele Chriftenen gemaakt, Daar is dicht bv deeze negerys boven op een berg „ een wel van warm. wa- ter, die van eenen zwavel-en falpeter: achtigen grond omringd, en waar- fchynlyk oorzaak is vande aardbeevins _ gen, die men er, van tyd tot tyd, ge ,1 waar wordt. … Die van Solor vsafine zich van het falpeter en den zwavel, die in hun Ei- land gevonden worden , tot het maa: ken van buskruid; maar vermits zy.de- zelven niet wel weeten te zuiveren, noch te mengen , heeft hun kruid. de kracht niet van het onze, en wordt als toos vochtig, w w anneer er flechts lacht bykomt. Het Fie land Sum- ba. Daar liggen nog ‘veele kleene Eilandjes, dicht by +Solor„ als Adena- ra, Lomben, Panter, Ombaije en mee anderen „ die niet ben Ae het gebied of de beftiering van het Opperhoofd van Timor ftaan, en niet bezocht wor- « den, dan door eenige. weinigen, sp er ek handel op dryven. | Het laatfte Eiland , dat onder net gebied der Hollanders list ‚ is dat van vi dat 55 egen ang en 12 breed 183 verten nabygelegene Eilanden: — 99 iss hebbende het-Eiland--Moris ten Noorden , dat van Savo ten Zuid-Oos- ten „en ten Noord-weften dat van Dumas. De meeften van deszelfs Koningjes wa- ren voorhenen onder de beftiering , of ten minften leenmannen , van de Maat- fchappye ; maar behalven die van Ma- nielly „ hebben zy zich allen aan die gehoorzaamheid onttrokken; en men heeft hen meermaalen , doch vruchte- loos ‚ wederom onder dezelve zoeken te brengen. Dit Eiland wordt ook het Sandelbosch- Eiland genaamd „- doch zonder rede; want, fchoon er dit hout wel groeit, is het er echter minder ge- meen, dan op Zimor ; en. met het zelve wordt geen de minfte handel gedreeven. Men zal ook veele moeite hebben , om de Inwooners tot het kappen der boo- men, over te haalen ; om dat zy ftellen3 dat de zielen der overleedenen zich, in den eenen of anderen boom „ herber- gen; en hen daar toe te dwingen , zou= de noch minder raadzaam zyn, om dat hun Eiland „ uit de natuur zelve, zeer fterk „ en het land bergachtig is. « =De Capas groeit er zoo overvloe- dig ; dat men ze byna voor miet heeft, dl Gg 2 De Kattoeùi, Visch; die too Befchryvidg van bet Eiland Timor De Endeneezens , Boutoneezen en Maccass faaren ruwenze tegen biauw linnen; neusdoeken en geweeren. Daar is ook een zandbank , ten wetten van het zelve , waar de laaftgenoemden jaar- maar ChinalYKs 7ripan komen vifichen. Men gevoerd vindt er Caret \angs de kuften , en zy wordt. dryven ook hande: in flaaven. Er groeit op dit Eilard een boom 4 welks baft geflaagen en gedraaid, gelyk men de hennip doet , een alleriterkíte zoort van touw geeft. De Landäart is er wreed; en zeer genegen om tot wanhoop te vervallen, Zy neemendikwerf het befluit, om zich te verhangen ‚- wanneer zy de minfte rede van misnoegen hebben. Voor het overige zyn zy hoog van geftalte , maar kwaalyk gemaakt; lafhartig in den kryg , en nooit ftaande voor fchietgee weer; ten zy zv fterk verfchanft hig- gen. Zy hebben geene andere wapte ren, dan hunne pielen , fchilden en fabels, waar mede zy handír zyn; ook zyn zy goede Ruiters. Zy hebben ee ne menigte van pacrden, buffels, vare kens, en wild. Men heeft er, copen | | et en nabygelegene Eilanden, tor het gevogelte, Faifanten, en de Maléou ; die op Ambon zeer bekend is; en een vogel met eenen dikken bek , die de Hollanders Jaar - vogel noemen , om dat men zyne jaaren kent aan het getal der knobbels, die boven op zynen bek wafichen. (*) De zuid-kuften van dic Eiland zyn zeer fteil , en de zee zeer diep; het geen de aanlanding van dien kant ge- vaarlyk maakt. Aan sen noordkant, vindt men,tuflchen de bergen,en wat diep landwaards in, groote vlaktens van fyn zand , waar in noch boom noch ftruik groeien. (* Men zal meer dan eene zoort van zulke Grostbekkig: Vogels, uit de verhandelingen van dit Genootf. hip, by vervolg van yd, leeren kennen, G 83 VERe Pag. ro2 VERZAMELING Mk EE P Ss van eenige TIMOREESCHE WOORDEN. Eén Twéé . Drie Vier … Vyf Zes Zeven . Acht Negen . Tien Elf 4 Twaalf: « Twintig Dertig Honderd . Duizend . Ged; De Zon, « De Maan, De Sterren, De Aarde, Het Vuur, De Donder, | | | Ee Henn ä | | | | Nalotto. Eijs OU4. Fenou. Haa. Nima. Ney. Itou. Fanou. SENBUB Boua efla- TE Boua ef]a meffa: Boua ella noua Sc, Boua- noua. Boua Fenou, Natou mef]a. Niffou. Ouf/s nenou, Nenou. Founan. Fioun. Neyn. Ayi. De VAN EENIDGET sn} De Regen, . « Warm, Koud, De Zee, Een Rivier, h Een Eiland 5 Vifch, . Een Kaaiman, s Een Koning, . Een Beftierder, „Een Heer, Een Gem: man, Een Slaaf, « … Eene ber opde ì Een Kind, Een oud Mi.) A Een raster Een Vyand, Een inr De Dood, Ziek , Een Toveraar, k Een Wortel, Een Boom, …. Een Blad, . Fruit; Een Bofclis.: j Betel, … Sirie, … … « md ‚À zi 3 3 £ zl | | | d - 103 Onlan. Manas. Manik. Taff. Noé. Nouf/a. Ikan. Ney beffy. Nay Suffa. Sifs maka toud, eff. en Ate. Bifein. Liakalyko. tony mnaffs Kafle mouty. Meo. ouff. uk bekenou. Maté. Namkden, Mnaani, Baaf. Au ouf. Haunau. Au fong. Naf. Poua. Manous. S 4 Ca. 104 TIMOREESCHE Cob; . "Ik | Noa. Mangas-boom, Uupon. L:moen boom, Moukdé. Aardappelen, . Lakou. Tabaks aen, Shaut. Lange Prper, . Onnors. Zout, 5 Maf]é Brandewyn; . … Jovak k (5, Oony. Cont au. Pnauw ouft. Pnauw kalyko, O urg. Siroop van touak, | Honing, … «| Een Vaartuig, . Een Caroot, . . | Een Huis, . .. Ken Ryftveld, . | Water „er kegaite dk. _Houeg ogrte venijn} braden. Een Paard, . … Een Buffel, . Een Varken, … | Een Hond, ..… Eene Kats. Fene Vogel,. . Eene Geit, . Kyít, ° e ee | “Turkfch koorn, Wafch, ee Sandelhout, … Eene Munt, .« | Goud, « … Liling. Aumeni, Lapea. Zanoni manatou, | ik WOORDEN. Zilver, … NOPE, WEET ak Ends. rr Oly , … Een ris si Kr uid 5 en Sabel, . Eene Piek, Eene Boog; « diene! Pyts/s & Een Snoeimes, Een Byl, Een ‘Mes, ... Eeten, … Drinken, « Slaapen, Kwaad, Keronk. (e Kleen, … AW sie led à EAT Eeste Rood, Geels, 4 Groen, Blaauw, « \ dl | | _Tanoni Poutò, Netimera. | Ap Noopens. Mana. Kenak. Oupak, vonni. „dont. Amte Betas. Feng. Faany, Pefjt. Taa Minum euy. Toupa. Kana leko. Naaek. Kalyko. Mouti. tog B Ee in: wr- NN Wren 8 6 eme ……Pag. to7 2 BESCHRYVING “ VAN HET EILAND BORNEO, … voor zo verre het zelve, tot nu toe, bekend is, DOOR Mr JT. C. M. RADERMACHER. GE | | Mn oogmerk is niet te herhaalen , Inleiding, ‘tgeen VALENTYN (4) in zyne Be- fchryving van India, of SAL MON,(L) in den Tegenwoordigen Staat van alle Volken, over Borneo, en vele anderen (c)) gezegd hebben ; maar aan den Leezer mede te deelen de nieuwe ontdek- kingen, welke ik gelegenheid gehad heb ‚te krygen over dit Eiland ,en die ik (a) Zie het Ill. Deet van den Druk. 1726. … (6) Zie het IT, Deel van den Druk 1739. ___{e) By voorbeeld de Heer Prevor, in zyne «__Hiftorifche Befchryvinge der Reizen, 18. Deek pag. 150. De Abt pz La Porrr, in den Nieuwe _ Reiziger, 4. Deel, pag. 86, enzo 108 Beftbryving van ik meeft verfchuldigd ben aan den Heer WILLEM ADRIAAN PALM, Koopman _ en Refident te Rembang. 6 ID Gelegen- Het Eiland Borneoftrektzich, vande beid. wier Graden Zuider- tot de acht Graden Noorder-breedte , en van 150. tot 158. Lengte: en is dus lang 187, en breed 127 mylen. Door deszelfs ligginge , ver= fchilt hetweinig van de luchtftreek van Java, als alleen daar in, dat het weinig bergen heeft, en doorgaans een modder- achtig trand, ‘tgeen zich, tot 12. en 15. mylen,en, op (ommige plaatzen , meer landwaardsin, uititrekt Edoch'tgeen verder landwaards in gelegen is , zou vruchtbaar zyn, indien de Inlander, door luiheid, niet liever zich ophield, met wat Goud en Diamanten te zoe- ken; om daar voor, van Java, het noodig voedzel te krygen. Het middel. fte gedeelte van het Eiland beftaat in een zeer hoo; en en wyd uitftrekkenden Kriftalyn-berg; alzoo genaamd , om dat er een meenigte Kriftal aan deszelfs om= trek gevonden wordt. Aan den voet Vandat gebergte, vindt men de groote bine bet Eiland Borneo. ro9 binnen-zee: en uit die zee komenalleri- vieren,die het Eiland alom me befproey- en. De ware Inboorlingen zyn de Bia: jos, (d) ook Dajakkers genaamd , diede binnelanden bewoonen: terwyl de Stranden bezeeten worden, door een mengelmoes van Maleyers, favanen en Maccaffaaren. $. II. ‚De Nederlanders zyn,in denjaare oa de r628. reeds gezeeten geweeft ‚te Lan- king der * dac en Succadana : daar een zeker B Lo E- Europees MERT , als Refident , zich toen onthield. ““* De Portugeczen ‚ zegt de Abt RAvNALD, in zyne Hifloire Philofophique et Politique, L. D. p. 177. hebben er zich reeds , omtrent het jaar 1526, wil. fen neftelen ; vereerendeaan den Vorft eenige ftukken fraay tapyt. Maar dees ‚zoo hy voorgaf, vreezende , datde mans (&) JacogJanze pe Ror. in zvre Reis van A, r5or; gedrukt in de Aanmerkingswaerdige Voyagien in folio, br P. van der Aa te Leiden, noemt dezelve Viadjes. Deszelfs Reis'ogt behelft meeft, het geene hem dage yks ie voorgekomen: en 8:eft weinig licht aan de Landbefchry ving, rio Beftbryving van ter mannen, in hettapyt geweeven; hem verworgen zouden , wilde de veree- ring niet aanneemen. Deze Landen, die, van oude tyden af, den Koning van Bantam toebehoord hebben , zyn ; door dien Vorft, ín den jare 1778, aan de Nederlandfche Ooftindifche Maat- fchappye in eigendom gefchonken : die,- hare Loge op Pontiana, tuffchen Lan. dac en Succadana gelegen , heeft opge- recht. In r7zo6. hebben de Nederlan- ders reeds handel op Banjermaffing ge- dreeven, en denzelven, tot vyfmalen toe, hervat. Doch, in den jare 1747. is 'er, de laatfte reize, poft gevat: en_ het uicfluitend verbond met den Vorft- ‚ gemaakt, 't geen ‚ zonder afbreekinge, tot heden toe in. ftandblyft; zynde de Veflting der Compagnie aldaar , Zatas genaamd. De Engelfchen zyn, eenige jaren, gezeeten geweeft, op Swccada- na, tot in het jaar 16945; toen zy het in ’t geheel verlaaten hebben. Op Ban- jermafling Zyn zy ‚ van het jaar 17oo. tot, 1706, op verfcheide reizen , gezeeten geweeft;. doch, in het laatftgenoemd jaar , is hare Logeafgeloopen: en zedert ti zy Borneo ad verlaaten, $. IV. het Eiland Bornee.. …_$. IV. Het Ryk van Banjermaffing sana: is wel het grootfte van dit Eiland, en volkeren. ook het voornaamfte; door het verbond van den Vorft met de Ed. Compagnie, en door deszelfs fchoone. Rivier, in welke Vaartuigen van roo. voeten kun- nen vlooten, die 12: tot 13. voeten diep gaan: moetende „die grooter zyn , by 7 4- baniauw,aan den mond der Rivier, bly- venliggen. Dethansregeerende Vorft noemt zich. Soefveboenan _Natabalam; dockrheeft de Regeering aan zynen oud- ften Zoon, onder zyn toezicht , opge- draagen ‚ met den naam van Sulthan Slee- man Schabidullach.. Het Hof , dat, voor heensteCayoe-tangie, zyn verblyf hield, is, zedert het jaar 1771 ; naar Martha- poera-opgebrooken : alwaar de Soefve- boenan eene groote Stad heeft aange- tegd, en eene zeer breede rivier laaten graavens in twee deelen, verdeeld : en teffens den naam van Martapoera, in ji TIE Boemie Kintjana, veranderd. | 1 De Inwooners. van die Stad. _ worden begroot op . 18ookopp. Deverdere Steden en. … - y Dorpen, indit Ryk , ge- p legen; zyn de volgende: … Tefal Era Beftbryving van Casoetangie, wier inwdoe ners men begroot OP «_« _2ookopp. {atas, of Banjer- | maffng 2000 s Cozien, of oud E33: Banjer: ; orator s Deze zyn Lekrompy en | de plaat- niong Soos 8 ri En: Pamankée k, Icoz bennen. < Brambang 80e 3 Belegen, Moira Baban Sos en het Ma. lj Waas hier ongte bennar —_gog Labouang Amaas6oz 4 en | Laping, Jardorhain® « s ERe5e wich Nagara, Ssoz Penois Ampat _goz a CaljongCampang2oo- … a Ámontey . S2os Calona . 1aos 2 LManapang … vaoz - _Endeze r rt \ Jangs het Molucque . 200 Kopp. {trand, om Van de Ri. / ab 4 vier, en < Planang |. oor mede door | Zambangen . goz sz het-Eiland Borneo. «13 Mahome- f on VG danen be-$ Zakiefong … .- sokopp. woond. S Verder weftwaaards van de: Rivier vindt men de volgende: wibangoe heeft 1000 Tjattjas. Beijn, of Dajak katjiel heeft so. ‚Negeryen: en ieder derzel- „ve een onnoemelyk getal Inwooners. | Byadjoe, of. Dajak Bezaar , heeft 734. Dorpen, welker me- nigte vanlnwoonersal even onmogelyk zynte bepaalen, Mandawee word bepaald _ Buiten duizenden van ì Dajakkers. „De Regent wordt r NAH hl genaamd Kjey Ingé- 5 af baij Soeradi pn, H. Deed. Hh Sam. 14 Befthryving. van Sampit wordt begroot op gookopp, f Behalven de-Da- sh jakkers, onder den Regent Ajey JInge- bay Soedi Ratta. zet Pamboang BE geree- kendsals Sampit isos 2 En de Dajakkers als boven, ftaande dezelve onder Radeen Faya. de viene sopi ie rek) GOOS 8 _Büitèn de Dajak- kers, welker getal. En „onmogelyk 5 "narren “tegaan. De Regent noemt zich Ratoe Cotta Ringin. _ k ò » me Dus dit Ryk van Banjer 8540 Mahò« medanen zoude uitleveren : ongeagt- de Dajakkers „ die alleen vele duizene den uitmaaken. bet Eiland Bor ned. (iet18 gemeenfte Woorden, IN HET | BANJAREES, zyn de volgende: *s Morgen” svroeg Efveg Efoeg. “_’sAvonds «= - | Bagi Hita. 'sNachts =- « { Maiang. Donker « « Cadap. Water - - Hanjoe. Zout - - Hoedja. Peper - | Sahar, paie, got” -’ %_Pannée. Ik Cola. Gy Indieka, Gezegd - '__Oijour. Hy Siedien. Hy heeft gezegd id Orjour Siedin. … Digte by -_ Parah Parab, _ Eengraf - ke Pafiatban. … __ Een londêtie Sie Boetoe. 5 Een Meisje - js | Sie Diang. En hunne levenswys en plegtigheden Zy» omtrend; gelyk aan die der andere Mahome- _danen, | wid _Hh 3 De 1Ió6 Befthryving ven De Loge der Maatfchappye ligt aan het uiteinde van de Negery Zatas of Banjermaf]ing , aan de weft- zyde van de Chineefche {pruit (doorden Inlander Claijang genaamd) even beneden de fpruit, die naar oud Banjer (ook wel Banjermaffing genaamd) loopt: en be- ftaat in een vyfhoekig gepaliffadeerd Fort:aan de Rivier, of de ooft-kant, met drie, en, achter aan de land- of weft- zyde , met twee bolwerken voore zien. | De Handelwaren, in het Banjaree- fche vallende, beftaan uit peper, goud, doch gemeen van alloij, en meeft ftof« goud , diamanten , hand-en bind- rottings ‚ vogelneftjes , eerfte zoort;, wasch , ftroomatten , Zoedongs , Pe- dra del Porco, Bezoar , drakenbloed, _yzer en kaymatten. Daar en tegen trekt dit Land weder fterk langwerpige agaatfteenen, in zoorten , roode agaate ringen, koraa- len in zoorten, Chineefche waren, als, onder andere, grof porcelein , ru« we en andere zyde &c. _amphioen doch ter fluik; alzoo de Keizer ’t gee __bruik het Eiland Borneo, 117 bruik daar van zeer fterk verbiedt; ly- waaten «en kleedjes van allerhande zoorten: en verder al wat Java uit= levert. „Gewicht is aldaar eene Matta bou- rong „ doende drie derzelve een Ula; 6. Ulas een Maas, en 16. Maas een Tikal, of once. Van Cotta Ringins verder noord- waards aan , komt men aan het Ryk Mattan , op 1. gr. 15. min. Zuider Breedte: vervolgens aan Succadana , op o. gr.-50. min. Zuider Breedte, Verder noordwaards vindt men de rivier van Pontiana, die, met vele monden „ onder de Linie , in zee valt. Deze rivier verdeelt zich, 7. à 8. mylen boven den mond, in twee fprui- ten. De zuidelykfte tak behoort on- der Pangerang Jofep , door de Neder- landfche Compagnie, in 1778. tot Sul- than van Safango en Pontiana verhee= ven ‚ onder den naam van Sarief b= dulla Rachman. Hy is een zoon van den Panebahan wan Mampawa, en is cs Hih 3 el Je 118 Befchryving van getrouwd met , doch nu gefcheiden , van deZufter des Kenings van Bansermaffing, Ratoe Darib Anom, bezittende hy Pon- tiana, gelegen op NB, o. gr, 20. min. en …angauw of Sagango , op de zuider arm der rivier ,geiegen opo. gr. ro. min. NBte. Zyn Ryk ftrekt zich verre bin- nen lands uit. By ‘caanweezen van den Heer PALM ‚kwam ‘er een zyner onder- hoorigen , de Koning van Gascaro, wel honderd mylen landswaards gele- gen: in welk land eenige Pilaren gevonden worden , drie voet hoog en. drie voet breed, met Europeefche Karaéters befchreeven ‚ waar van men de figuren nog verwacht. De rivier heeft, aan der mond , 12. voeten 5 by fpring, 16. voeten waters, zoo dat de Barquen en Chialoupen gemakkelyk, voor Compagnies Loge, kunnen aanko- By Pontiana, heeft men 12 uurentyds noodig, van den mond der rivier totaan de Loge. Pontiana en Safango geeven goud; tot 20. ropven ’t reaal, wasch tot 20. Rds. ’t Picol ; vogelneftjes , paarlen s fago , diamanten, tin en yzer. Daar Td : | | En bet. Eiland Boney, ee 9 en, tegen. zyn ‘er allerlei. levensmid- delen, en lynwaten getrokken, doch voornamentlyk ryít, waar. van de Cooijang van 45oo. B. voor 4. Realen gewichts aan goud verkocht wordt. Em het zout, tot 25. Spaanfche Realen, de Coifang. . De Thermometer blvft ” ef ‚ van 82. tot 94. graden : en de regens _en nevels zyn"er, inde PB mouffon, menigvuldig. Landak is gelegen op den noorder tak der rivier van Pontiana, omtrend 17. mylen opwaards , op ©, gr. 35. min. NBte, Inden jaare 1608 , heeft hier, reeds, een Refident van de Maatfchappye ge- legen. Nuonlangss, in 1778; is het weder onder derzelver gehoorzaam: heid gekomen. Zy heeft ‘er, tot Re- gent, benoemd den Pangerang Saidja Nata. De koopman ParMm, had gelegenheid, op zynereize naar Landak , in-de maand July 1779 ‚de Biajaos of Dajakkers vol. komen naar te{peuren „en zelfs de goud en diamant mynente bezichtigen: heb= bende hy ook het geluk gehad, op zyne ii te 120 Beftbryving van te rug reize , de zoo verlangde groote zoort van Orang Oetang te vangen. Ik laat hier zyn Journaal gedeeltelyk volgen. | NLA Ao. 119 RELAAS van het voorge: vallene , geduurende de Reize van den Heer PAL M, naar Landak. Den 7. July des namiddags om 5. uu- ren vertrokken wy, nevens de Tommongongs, Mankoe Boemie en Boesoe , die , als zendelin- gen van den Prins van Landak , herwaards waaren gezonden, met agt lange Praauwen of Jou- kons, naar Landak; neemende tot gezelfchap mede den Zoon van Sulthan Sarief , met naame Pangerang Caffim: en, na dat wy, om 6. uuren, de Rivier Panhbawan, en, kort daarna, Poelo Anjoet (zyndeeen Eiland in 't midden der Rivier liggen- de, en omtrend een quart myl in zyn omtrek groot) beide ter rechter zyde, voor by waaren, | _ maakten wy,ten 9, uuren, onze eet. | ___ vaar bet Eiland Borneò.- tst …_ vaartuigjes in ’t bofch-vaft, om … aldaar dendag aftewachten. . Den 8.» = Metdendag onzereize ver- \ vorderende , pafleerden wy ‚om 7. uuren Qualla Tambanga(zyn- deeen Rivier, die, voor by7 rap, naar Mampauwa loopt) ter lin- ker zyde. Voorts zagen wy, dien dag, niets anders, dan on- ° toegangkelyke boflchen en wil Pi derniffen, zoo wel als Den 9. z = Wanneer wy, op den mid« - dag, Salat Madure,en,kortdaar- na, Qualla Feloe, terrechter zy= de , voor by trokken, Den ro. = # Niets dan wilderniffen nog ziende , pafleerden wy,om g. uuren Qualla Fanouang , en ‚een uurdaar na, Qwalla Sanga, beie den ter linker zyde, - Den tr. = z Nog niets anders, dan wilderniffen voor by varende, kwamen wy echter op Den 12. z z met het aanbreeken van | Hh s den re 122 Befchryving van — e den dageraad,aan de zoogenaam- de Ladangs, ot Tuinen, waar; hier en daar, een huisje van de wilde Biadjoos (tond. Wy gins gen ineenige derzelven „alwaar, zoo wel de Mannen als Vrou- wen, enkel met een kleedje, van omtrend een hand breed, voor haar fchaamelheid , liepen, zynde- voor het overige geheel naakt: zelfs de Vrouwen niet eens haren boezem bedekken- de. Zy booden ons meeft alle een handje vol ryft aan, waar voor wy hun bedankten, en , met eenigen fterken drank en hol- landfche tabak , befchonken; zy ongemeene liefhebbers daar van fcheenen te zyn.Omz. vuren ’s avonds kwamen wy aan de ou- deNegery , genaamd Sferyievan waar de Pangerang zedert twee jaaren is verhuifd) en wy ver. bleeven aldaar , dien nacht. Den 13.2 = ’s Morgensom 7. uuren vertrokken wy, van de oude Negery: voeren, om 9. uuren; de zoo genaamde Chineefche Came het Eiland Borneo. > 123” > Campong voor by , en kwamen, om half vien uuren ; -by een ftee- nen rif , dat over de gan{che __ Rivier zich uitipreidt, en voor niemand, zelfs niet met kleine Jonkens, bevaarbaar is, door de zwaare watervallen en klip- pen, welke men hier bejegent. Hier werden, aan alle de ‘ vaartuigen, drie en vier tou- wen, van wilde rottings ge. vlochten, gebonden, waar me. de men ons, door de klippen; naar boven haalde, Om 12. uuren kwamen wy aan de wo- ning van den Prins, alwaar wy, onder ’t Salut van eenige Ka- nonfchooten , en ‘t fpeelen op Gambelans, wierden ontvangen: en, na het nuttigen van een kopje Thee , wierd ons , aller- naaft zyn huis, een verblyfplaats aangeweezen ; werwaards ons de Prins zelf begeleide, De woning van den Prins is gelegen op eenen berg, 118 trappen hoog ‚ op een uitftee- | : ken: 124 Befchryving van kenden hoek ‚ waar, ter rechter zyde,een rivier ‚die naar Mam- pauwa loopt; en ter linker zyde _ mede eene rivier, die in ’t Klakkatte uitkomt , - voorby ftroomen: zynde beide deze ri- vieren mede vol van groote klippen , welke dezelve, voor groote Jonkens , onbevaarbaar maaken. Aan den overkant van deze rivier ligt, op iederen hoek, een berg; zoo dat geene Mogendheid in de Waereld in ftaatis, hem hier uit te haalen. Ook bevinden zich, op ’s Prine cen Battery , buiten eenige kleine metalen Stukjes, twee achtponders yzeren Canons: zynde ’t eene, met het Amfter- damfch Compagnies Wapen, en andere, met het Deenfche, voorzien. Doch hoe zy die bo- ven op de berg hebben gekree- gen, kunnen wy onmogelyk be- grypen, van wegens, de aan= merkenswaerdige fteilte. De Kleeding der Landakkers is even gelyk , met die der Ma- … ley= het Eiland Borneò.- 138 leyers. Dan hunne Vröùwen, ja zelfs die van den Pangerang „… Sitja Natas gaan alle, tot on- _ der den navel toe; bloot draa- «gende «echter een ordentelyk Kleedje, om hun midden. ae Den 14,22 gingen wy » verzeld ván der Prins van Landak,de Goud-en _ Diamant - -mynen ‘bezichtigen : > enlieten, in onze tegenwoordig- . heid, het Goud uit den aardbo. „dem haalen. | Dus verre het verhaal van den Heer Par m.- Verder Noordwaards ; het Strand vol: gende, vindt-men Mampauwa, ftaan- de onder den Panombahan Moefanoel Madrie. Edoch die heeft de Regee- ring overgegeeven aan zynen Zoon Gufty: Maas, -die- nog vier Broeders heeft. En de Onderdaanen van elk dezer ‚maaken tufichende 1 000,2 2000: Tjattjars uit. ieden: ENEN | “Sam. 126 Befchryving van | Sembats MARE een Sulthan, wiens naam my onbekend is. Î Klakka ’ onder Pangérang Kaya. nt 5 onder png * eg dd drie laatfte plaatzen is nog niet Bias. ken. Men zegt, in het algemeen, dat derzelver getal niet groot zoude zyn, buiten de Dajakkers of Bergvolkeren, In dit Rvk vallen Goud enDiamanten; maar in zoo eere menigte niet, als in dat vas Banjer: ook Rottings, Wafch &e. De Waren , aldaar getrokken, zyn al- lerhande Javaanfche Produéten en Ly- waten , in zoort. Doch het is thans niet raadzaam „op die plaatzen, te han delen 3 alzoo verfcheidene onvergee noegde Vorften, als Radjie Hadjie , een Riouwfch Prins; Pangerang Oesoep , een Palembangfch Prins, en anderen meer ‚ Zich aldaar onthouden ; en meeft van den. Zeeroof leeven. Le aino | Van Mokka tot Borrieo zyn nog eene menigte van-Negeryên ‚ waar van de namen onbekend zyn: en die doof sns bewoond worden. —… Bor. het. Eiland. „Borneo. A27 Borneo „is. het Noordelykfte „Ko- ningryk, van dit Eiland; en het ftaat _onder.eenen Sulthan, die * ‘er zyn „Hof houdt; en, onder wien, nog ftaan de kleine „Vorften. van, Mokka, peter: Klakka, en Palo. … dn | Op deze plaats wordt een roddelt. ger Handel gedreeven. De Produêten Zyn, Paerlen , Vogelneftjes k Wafch, Slaaven, Ryít en Kampher. ade Bor- neofche Kampher is de, allerbeft efte , daarop volgt de Sumatrafche van Bàr 5 welke beides als een zuivere Gom; uit eenén , tot noch toe onbekenden , boom tyfert. Vande Borneofche wordt „sjaar- lyks, omtrent 35. Picols van 125. pon- en;tot 3200. Ryksdaalders, verkocht: en „ vande Sumatrafche „20. Picols tot 2200. Ryksdaalders. Doch de Japan- fche , die uit-de Bladen van een zoort van Laurierboom gekookt wordt, geldt niet meer , dan so. } bede: het jepl (9) e Te Ee s) De Heer R& TNA, reeds aangehaad , ergift zich omtrent de Kampher: want hy zegt, in het 1. Deel p. 236. dat dezelve uit hout gekookt wordt, en dat het pond acht honderd, Livres koft; dát zoude zyn 166. Rds. en dus het Pis col Rds. 207505 '‘t geen ongerymd is. mmm nn nn 128 Befiryving van” _De koopwaaren , aldaar getrokken $ zyn Tin, Lywaten in zoort, én Javaan: {che Producten 3 uitgezonderd Ryft. De Sulthan van Borne is vry sed. tiger , en meer gevreesd, onder zyn Volk, dan die van Banjer ; maar ook ge« trouwer aan Zyn woord en zyne vrind- fchap, volgens het getuigenis van eé- nige Engelfchen ,: die er, met kléene Scheepen , weinige Lywaten , „voor Pe- per, verruilen. | “ _ Tuffchen Borneo en T idor liggen” zer Balings 3 dar ‘onder eenên brits van dien naam, ftaat; SS en wat verder, | koiden alwaar een Sufthan’ regeert. De hier vallende Waren zyn Vo« Die HE Tripangs, Wafch en Karret. ie hier getrokken worden, zyn Jä- vaafche Produéten in zoort; en grove Lywaten. Hier na volgt _ Dannuar,* t geen onder een Dato far, die Deginda genaamd is; en verder | Sa: bet Eiland Borneo, 129 Samoeantee , onder Dato Tt amana ens,: | van daar komt men op Cotee , daar een Sulthan regeert, onder den naam: van Adie Oemvet. „Ook liggen ‘er, tufichen deze twee laatfte plaatzen, nog veele dorpen, waar van de namen onbekend zyn! De waren, zoo wel die hier vallen, als die er getrokken zyn, zyn de zelfde, als die van Borneo, Hier van dan komt men, op | Apparkarrang, taande onder Sulthan Thoea; en van daar Êindelyk op Paffier , ‘tgeen hetlaatfte Koningryk is: en thans onder de regeering {taat van Sulthan Annom. „De Handelwaren, die hier käreh,. beftaan in Goud, Vogelneftjes , Wafch en Bindroctings.- [Daar en tegen zyn hier getrokken allerhande Javaanfche Produéten, in zoorten. + De inwooners van Paffier zyn zeer weinig in getal; dewyl ze niet in ftaat zyn, de Boegineezen „(die zich meefter van de rivier, en dus van den handel gemaakt hebben’) uit hun land te wee. ren. Deze Boegineezen zyn thans zon- der Hoofd: zynde het zelve, met na- dI. Deel. li Ine s Biadjoos. de) Befchryving van me, Adoes haar Poelo Laut vertrok- ken, met zynen aanhang, daar hy zich’ fchynt te neftelen. Van hier komt men, verder Zuid-Weftwaards aan, op — Simpanaban , onder Pangerang Prabo ftaande. Hier valt niets, dan weinige de ON en Stroomatjes: eh hier niets getrokken, dan levens-midde- ‚ De inwooners zyn weinige. Van hier tot den hoek van Salatang, behoort alles onder den Koning van Banjermas-' fing, zoo wel als de groote en kleine Poelo-Lauts. $. V. Het Land van Borneo heeft, inwenz dig, zoo ’t fchyrits geene ryken ; maar de: Bergvolkeren komen, met hunn-pro- duéten of negotie , naar denaaftbyge legen ftranden, ter markt, BIAD JOOS, : hef Dajakken. 1. Deze Biadfoos, die eene groote ftreek lands, beweften de Banjerfche rivier ; en binnen lands bewoonen, zyn Mk Zeer. bet Eiland Borneo. rôt zeer ryzig van geftalte en welgemaakt. Hunne vrouwen; welke zy nooit naar Banjer medevoeren, zegt men, dat fchoon en blank zyn. De mannen be- fckilderen zich met allerhande figuuren, by de heidenfche natien van dien oord, en om den Ooft van Indië, gebruikelyk. Zy komenste Banjer,Goud,Bindrottings en Ryft verkoopen; waartegen zy wee der medeneemen eenige Chineefche grove kommen en pierinss, koperen en aarden waterpotten , of tampayangs;, waar op defiguuren ; by hun in achting als Draaken, Slangen, &ec.van buiten te zien zyn. De lywaten, by-hun in fleet, zyn Karrikams, groote roode Sourats,Moeris bruin en blaauw,katoene Patholen , Balyfche kleedjes , Chineefch en Javaanfch linnen, en wat glazen koralen. 2. By het verloffen hunner vrouwen, Getoorte, fpeelt de man voor vroedvrouw, zon- der dat men ‘er andere ceremonien waarneemt , dan dat een zeker be- zweerder, genaamd Balian, onder het zingen en het flaan op een Gindang, der kraamvrouw eenige medicyn toereikt, __3. Als een Jongman eenige neiginge voelt voor een meisje, zend hy een Trouwen. A Se vrouws- 133 Befchryving van vrouwsperfoon derwaards , om de doch= ter, van hare ouders, te verzoeken. Edoch geene vrouw of jonge dochter zalhem toegang vergunnen, indien hy niet eerft iemand den kop afgeflaagen , en daar door blyken van dapperheid gegeeven hebbe. Als de toeftemming verleend is, brengt de vryer, in per- foon, een flaaf of flavin , twee kleedjes en een waterpot, op welken de figuu- ren, by hun in achting, geteekend ftaan, tot een gefchenk aan zyne aanftaande bruid. De bruiloftsdag verfcheenen zynde, richten beide, bruid en bruide- gom ,ieder afzonderlyk, een feeftmaal, ten hunnen huize, aan: na welk feeft de bruidegom, in ftatie, naar het huis vande bruid, wordt wedergebragt; alwaar hy, aande deur , een der vrienden vindt, die hem, met het bloed van een geflagten haan, beftrykt: zynde de bruid met dat van een geflagt hoen beftreeken. Zy gee- ven malkanderen , daar op ‚de bebloede handen : maar wanneer zich het bloed,te verre, verfpreidt, houden zy het voor een kwaad voóorteeken. Waar na de nieuwgetrouwden by den anderen bly- ven; en deze plegtigheid , met een an- der feeftmaal , beflooten wordt. ds 4. Als bet Eiland Borneo. 133 4. Als een man zyne vrouw, door sterfges den dood; verlooren heett, kan hy ook vallen. piet hertrouwen, of hy moet, vooraf, iemand van eene andere natie het hoofd hebben afgeflaagen; om daar mede te kennen te geven, dat hy den dood van zyn overledene vrouw gewrooken heeft. Het lyk wordt in eene kift gelegd, en _Begrave: zoo lang in huis bewaard , tot dat de riffen. zoon, vader, man of naafte bloedver-= want eenen flaaf gekocht heeft; (het welk menigmaalen wel een jaar aan- loopt) welke flaaf dan, op den dag , wanneer het dood lighaam verbrand zal worden , moet onthoofd worden , omden overledenen, als een flaaf , inde andere waereld , te dienen: gelyk dat ook, aan dien ongelukkigen dienfte- ling, zeer fcherp wordt aanbevoolen, eer men hem flagt. De affche van het verbrand lyk wordt vervolgens in een waterpot (hier voren befchreeven ) bewaard: en die potwordtdan, nevens het hoofd van den omgebragten flaaf , in een kiein opzettelyk daar toe ver- vaardigd huisje, of eenetombe, als in eene begraafplaatze, bygezet. ’ li 3 s. Zy 134 _ Befchryving van Huizen, __S- Zy woonen,ganfche familien met | hunneflaaven , zomtyds tot roo. perfoo- nen, in een huis, Hunne woningen , die van planken zyn, hebben geene ven- fters , noch vertrekken; niets anders, dan een klein hokje, 't geen, tot eene flaapplaats, afgefchooten is. Zy bran- den weinig of geen licht , zich verge- noegende met eenen Dammer te ont- fteeken ; die hun, niet langer dan tot 8. uuren, ‘savonds verlicht. Gods- _ 6. Zy zyn gansch niet ontbloot van dient. de kenniffe van een Opperwezen , ’t geen zy ‚onder den naam van Dewatta, aanbidden : en díe, naar hunne ge- dachten , niet‘alieen , hier boven woont; maar van wien zy ook geloo- ven , dat hy de waereld heeft gefchaa- pen , en de zelve nog beftiert en on- derhoudt. Waarom zy; van dezen De. watta, ook hun geluk en voorfpoed af- fmeeken. Jagt op 7. Als iemand op de jagt wil gaan , ng om een kop of koppen te zoeken , geeft 25 hy daar van kennis aan zyne vrienden en magen, die zich met hem daar over beraadflaagen , en hem , in perfoon 4 met : un het- Eiland Borne, 135 hunne verpandelingen en flaven, ver- gezelfchappen , en dus naar de rivier van Banjer, in flilte, afzakken. Daar gekomen zynde, loerenzy gemeenlyk op een klein viflchers bootje ; het geen zy dan, by nachte, overvallen, of, ook wel by dag, weeten te verraflen : wan- neer doorgaans een of twee van die ongelukkige Banjareezen het flagt-of- fer hunner moordluft worden. Als een Dajakker een kop geveld heeft, en dien thuis brengt, verheugt zich de gan- fche negery daar over; enelk toont, het zy man of vrouw , oud of jong , zyne vreugde, voor dien gevelden kop. Aan het huis gekomen zynde ‚ wordt hy » die den kop heeft verooverd, van een ieder befchonken. Dan wordt 'er ge« danft, doch , alvorens, worden ‘er Gommen(*), in eene lange rye , voor het huis „op den weg , geplaatft; daar de overwinnaar, met den kop in zyne hand, langs voort moet gaan : wordende hy, door alle de daar zich bevindende vrouwen » al danffende , ingewacht. Aan de deur genaaderd zynde , vindt hy, aan het einde van de gommen, een kus- li 4 fen _{*) Gom is een koper fpecltuig 136 Befchryving van fen geplaatft, daar hy op gaat zitten 3 wanneer hem de kop , door de vrou- wen , wordt afgenoomen. En dan wordt ‘er gegeeten, en de afgeflaagen kop, met eeten;, in den mond gewree- ven, en drank daar ín gegooten; en dus Bygeloo- boven aan den zolder opgehangen. vige voor- bereidze- 8, Wanneer zy zich op reize zullen en tE begeeven, of een togt onderneemen, togten. om de Banjerfche koppen te gaan zoe= ken:roepen zy vooraf de kuikendieven, met gezangen en het ftrooien van ryft, op den grond; zoo lang, tot dat ’er een voor den dag komt: het welk veeltyds 2. of 3. dagen aanloopt, eer zy er een zien opdagen. Als deze vogel nu rondom hen heenen zweeft, en zich, in de lucht opvliegende , verlieft ; of wel naar dien kant heenen trekt, daar zy naar toe willen ; dan is het een geluk- kig voorteeken; en de reis wordt, met eengoede hoop, ondernoomen. Doch alsdeze vogel, een anderen weg , henen vliegt, ftaaken zy hun voorneemen, en zien van de reize af, totop eeneandere „ Selegenheid. ng 9. De Biadjoos hebben bna geenen Regeeringsvorm; veel minder eenige hl bet Eiland Borneo. 137 gefchreevene wetten: maar het wraak- oeffenen wordt, by hen, zeer ftíptelyk waargenoomen. lemand van diefftal befchuldigd zynde, zonder dat het, met genoegzaame getuigen, kan beweezen worden , w orde geroepen; voor de Oud- ften : die den befchuldigden dan , zoo wel als den aanklager, onder harden neemen: zettende een pot, waar in Zy water en asch doen; en waarop zy dan een ftukje hout, enop dathout twee ko- peren pitjes liggen, dwars over den pot henen. Dit gedaan zynde, doen zy de beide partyen zweeren : waar na zy het ftokje omkeeren , zoo dat de pit- jes in ’t water vallen. Vervolgens doen zy denaanklaager en beklaagden, ieder « naar een van die pitjes» zoeken, tot dat zy ‘er ieder een gevonden hebben. Wiens pitje dan , door de asch, wat gefchuurd of blank geworden is, die wordt geöordeeld, eene rechtvaerdige zaak te hebben ; en hy wint het Proces. io. Als een getrouwde vrouw over- Overfpet: fpel begaat ‚en de man daar achter komt, zal hy den echtbreeker niet aanranden: neen! hy zoekt een „twee of. drie van deszelfs flaaven te vermoorden: en dan is daar mede die fchande geboet. Doch Rh ln de — 138 Befchryving van de vrouw wordt ‚, meeft met woorden, en ook wel eens met flagen „ gekaftyd., Maar wanneer de man zich van zyne vrouw wil laaten fcheiden, behoudt hy hare klederen en cieraden: en hy doet haar nog, daar en boven, eene boete van 20, 25. of 30. Spaanfche Realen aan hem betaalen: en dan mogen zy beide weder trouwen: zynde de veelwyve- ry by hun onbekend, Zyn den ,,Ir- Aan den Sulthan van Banjer ; Sultan dien zy voor hunnen vorft erkennen , ee Ban betaalen zy jaarlyks eene geringe fchat- danig. _ ting, van zo, Realen zwaarte , aan ftof- goud. Eenigt _ 12. Om eenig denkbeeld van hunne Woorden byzondere taale te geeven , laaten wy in ’t Biad-; : Ke joot. hier deze woorden volgen. Koeman, … … «| Eeten, Betiro, . . .… | Slaapen. Bangoen, … .… «… Waaken. Mananjong, ……. | Gaan. MambifJe‚, . . . | Vaaren. Apun, … « .. | Vader. nd da IWI | Moeder. attong, « … « , Overgrootvader. Baadjang, . . | Een oe de ecn rn er de idd nn bet Eiland Borneo. 139 Baboey, … … | Een Varken, Krewou, … … « | Een Buffel. Laauk , 1 Een Vis. Dannom, … … … y Water. Apoey, Vuur, Behas, Ryft. | Pareys ado) sei Padie(*). Horays ar | Goeden dag. Horangkoot , .… « | Morgen ochtend. Havilo; Goeden avond. Hiro, … ve ’s middags. Matee , Dood. 13. De Heer Par m zegt,dat hy, in zyne reize na Landak, aan eene woo- ning der Biadjoos kwam , waar wel honderd te zamen, in een huis, logeer- den. Deze menfchen ftonden alle rond- om, om hem te bezichtigen, als heb- bende nooit blanken gezien. Hunne woning was met kleine vertrekk@n voor- “_zien,hangende,meeft voor alle de deurt- jes , een menfchenhoofd : ja zy von- den ’er zelfs onder , die nog geen vier dagen oud waren , en waar de zappen nog aanhoudendlyk uitliepen : ’t geen zulken hen oren ftank en ake- lig 6”) Padie is Ryft in de bolfe — d Hunne morfig- heid. Dieren. Orang Oeteng. 140 Befchryving van lig gezicht uitleverde, dat onze reizi- gers fchielyk wederte rug keerden. In een der huizen van de Br1adjoos , aan den wal ftappende, zagen zy de {tukken van een kaaiman , opde lanteezen , of latten, te droogen liggen , het geen die men- fchen voor eene groote lekkerny hou- den; gelyk ook het vet van dit dier , ‘t geen zy, in bamboezen, zonder ee- nig zout, bewaaren. Het gaf zulken walgelyken flank, dat zy meenden flaauw te worden , en daarom , ten eerften, vertrokken. S. VL In de befchryving der dieren , komtde Orang Oetang voor alle anderen. In Ooft- Indie valt dezelve, alleen op het Eiland Borneo: de kleine zoort is, door den __ Heer VosMAER,volmaakcbefchreeven enafgebeeld in 1778. zynde volgenshem de Satyrus van LiNNzus, en (a) de | Orang (a) De eerfte van die zoort, die bekend is, kwam uit Congo; dezelve was zoo groot als een kind ‚van drie jaren. Hy ís door Turr befchreeven , nadat hy aan den Prins van Orange FreperiK HEN Dl “ix; was preent gedaan. Zie Hifforifche Befchryving der Reizen, in ata, VII, de Deel. pag. 168, alwaar de ZeVe het Eiland. Bornee. r4ï Orang Oetang van Epwarps. Deze kleine zoort vindt men, op Lanjermas- fing, zomtyds, dog meer op Manpaugva en Landak, Ik heb ’er ,geduurendemyn . verblyf in India , wel vyftig gezien maar nooit bovende 2; voet langs. Die in het Kabinet vanhet Zatavraasch Genootfchap ‚in geraamte , ftaat opgezet, is lang 2 voeten 4duimen. De groote- re zoort, die door den Heer pe BurFoN, naar verfcheide auteuren, van de groot- te van een Mensch, befchreeven iss heeft men, zedert langen tyd, voor eene harffenfchim gehouden. En mifichien was dit nog lang een raadzel gebleeven, indien de Koopman en Refident van Rembang PALM, in zyne te rug reize van Landak naar Pontiana , dezelve niet han mn ee an embed zelve ook Gwojon Morro, Mandrel, en ook Boggo ges naamdis. Even bevorensfpreekt de Auteur van twee dieren , die in Cozge vallen, en alleen in grootte ver« fchillen. Het kleinfte „word Enjokko, ook Pigmee , en Pongo dooder genaamd, Het grootfte, dat Chiam- Panzee en Pongo genaamd wordt, was twee voeten vief duimen hoog, en werd, in 1738. te Congo ge- vangen. De figuur daar: van is als van een mensch: en dus is het niet onwaarfchynlyk, dat het de Chiam- panzee is, die in 1744. te Parys te zien was ; en die doorden Heer veltaire, in zyne Melanges de Literature, befchreeven is, onder den naam van le Maure Blans ef Albino van Loango, een witte Neger was. …— | 142 Beéfthryving van had gefchooten,-en, ‘in liguor, naar Batavia overgevoerd, van waar dezel- ve& door het Hataviaasch Genoot/chap ; aanftonds aanden Heer A. VosMaAERS; voor het kabinet van zyne Doorluchtige Hoogheid, naar Nederland is gezonden. De Heer ParM fchreef my in dezer a \s voegen: „, Hier mede bekoomt Uw Edele, tegen alle verwachtinge, (alzoo ik, voor lang ‚ meer dan honderd du- katen aan de Borneoërs en Banja- reezen geboden had , voor een O- rang Oetang van 4 à 5 voeten) ee- nen, dien ik, des morgens omtrend 8 uuren in t vilier kreeg. Lang heb- ben wy bezig geweeft , met aller- hande middelen uit te denken, om; in de diepfte wildernis , omtrend halver wegen Landak ; dit verfchrike kelyk gedierte levendig te vangen. Zelfs hebben wy, dien dag , om geen’ eeten gedacht , om hem maar bezet te houden: teffens zorge draae gende, dat wy , van hem niet, geraakt wierden; terwylhy ‚ onophoudelyks zwaare ftukken hout en groene takken afbrak , en ons daar mede ‚> fmeet. iv Ed 23 bet Eiland Bornee. 143 fimeet. Dit fpel duurde tot in den achtermiddag , om 4 uuren; wanneer wy beflooten , om hem ten kogel te geeven: ’t geen ook my, zoo wel gelukte , en beter ;dan ik nog im- mer naar een fchyf gefchooten heb: want de kogel ging juift in de zyde „en in het bovenlyf ; en dus is het dier weinig gefchonden. Wy brag- ten hem nog levendig in de praauw, bonden hem, aan de ftylen van de kaaimatten , die ons tot eene tent dienden: alwaar hy , in den morgen- ftond „ aan zyne bekomene wonde, overleed. Geheel Pontiana liep myne barcq af ‚ toen wy ‚ met dit ge- drogt, aankwaamen, om het zelve te zien. „Dan ik heb my genood- zaakt gevonden , hem te openen ‚en het ingewand er uit te neemen. Hy is, van den hiel tot de heupes lang 21; vande heup tot de fchouder 21I»envande fchouder tot de kruin van het hoofd 7. of famen 49. duie men. De dikte van den buik is 49% ‚duim, en die der armen, hovek den elleboog; 155 duim.” Op Batavia was dezelve wat inge- krompen. „ door de fterkte van den Bemimer r44 Befchryving van Arak : de Heer van Wurme , zal ’er. in dit Deel iets nader van betchryven, Men vindt ook, op Borneo,veele zoorten. Vreemde van Apen; waar onder een , Cabau ge. Apen. naamd, rood van kleur ‚ meteene lan- ge lel , als een kalkoen, aan de neus , dien hy vaft houdt ; als hy , van den eenen boom naar den anderen, fprin: gen zal, | | S. VIL keen. Men heeft er, tot heden toe, geene zonderlinge planten ontdekt, S.-VIIL By het bearbeiden der Diamante Diamant-mynen, is veele oplettenheid van noo- mynen. den, om de plaats eerft uit te zoeken „ daar men graaven wil. Men kan die kennen ‚aan zekere keiselfteentjes „ dies op de oppervlakte van den grond, ge= vonden worden, en gewoonlyk zwart zyn: en verder aan de geele fteenach- tigheid van de aarde.;Doch, om noch ze kerer, hier in ‚tewerk tegaan , gebruikt mende Bergvolkeren, daar om ftreeks woonachtig, welke zy Malem noemen 5 hét Eiland Borneo. tas en verzoeken die, hun eene goede plaatze aan te wyzen: voorgeevende, dat die menfchen de weerfchyn, of de ftralen der Diamanten, op zekere ty- den, kunnen zien uit den grond op- gaan; als om vier uuren des morgens ; om twaalf uuren des middags ; en om vier uuren des namiddags : díe hun dan, zonder de minfte voorbetalinge, zul- ke eene plaats aanwyzen; wanneer zy aldaar een gat graaven; van omtrend eene roede in het vierkant, met yzê- ren vierkantige pennen. Want een chop; ofhouweel kán; in dien fteenachtigen grond „niet gebruikt worden. De aarde daar mede losgemaakt zynde, nemen zy die, met Tangoks of manden daar uit ; en ftapelen die op eenen hoop; wanneer weer anderen, in een gemaakte water- poel zittende, dén uitgegraavenen grond, eerít met grove, en dan weder inet fyner zeeften doorziften, en het overgebleverie zand, ín eene houten wan; met dat water; waar in zy zitten , zuiveren; et voor het laatft nazien: en‚niets vindende; worden de grond ende fteenenop zydegeworpen. Doch vinden zy wat, zoo zyner,die, van des Soefoehoenangs wegen, of van hem, die f K Kk zoo " ra6 … Befthryving van zoo een ftuk lands gepacht heeft, op- paflen, em die fteenen te verzamelen, Straks worden die by een geworpen, ende mynwerkers worden , tegen eenen middelmatigen prys,betaald, met uit- fluiting van die fteenen, welke boven de vyf carraat weegen; dewelke onmid- delyk aan den Keizer moeten overge- geleverd worden. Edoch die order is voor de onnoozelen,alzoo zy gemak- kelyk kunnen ingeflikt, en dus zeer vei. lig bewaard worden, De Mynen gaan , in de loodlyn, naar beneden, zomtyds wel tot ro. vade= men diepte; wanneer de kanten, met takkeboflchen én dwarshouten , geftut worden, voor het inftorten: ’t geen echter ,in weerwil van deze voorzorg, wel gebeurt, vooral by zwaar onweer ; zoo dat het hun aan kundigheid, ter uitvinding van de noodige middelen, om deze en andere zwaarigheden voor te komen, ontbreekt: gelyk ze ook nietin ftaat zyn, wanneer het zwaar regent, in de mynen tearbeiden, door den grooten toevloed van water, het welk zy „in den droogen tyd, wederom uitloozende, door eene fyne zeef laa- ten ’ hèt Eiland Borneo. 147 tenloopen : alzoo, daar in, ook ftofgoud gevonden wordt. Behalven deze My- nen, diein het gebergte gevonden wor- den, en doorden Heer PALM dikwerf beoogt zyn, vindtmen er nog , aan den kant van zommige rivieren, daar men den grond vanophaalt en zuivert, en dus dat Edelgefteente zoekt, Doch die hetgezien heeft, zal zich niet verwon- deren, dat hetzelve zoo duur is, alzoo tien of twaalf mannen wel eene maand lang kunnen graaven, eer ze voor 20, fpaanfche realen , aan gefteente, vinden. De voornaamfte Diamant-mynen vindt men op.Ambauwaug boven Molucco, in het Banjermaflingfche,en by Landak, en Pontiana, In het Bansermaffingfche vindt men het Goud, op de diepte van drie va- demen; en, te K1rfan op Doekoe „is de ader van eenen rooden mergel. Doch, op Landak, is de Myn omtrent tien va- demen diep : en men moet zoo lang graa- ven , totdat men eene korft vindt, veel gelykenis hebbende met eenen Rotten boom: want zoo lang zy dezen ader, het Dekzel der Myne genoemd,niet vinden, „kunnen zy geen Goud krygen, ‘ Kk 2 | De. Goud- Mynene 1483 Befchryving van Deze korft loopt door de ganfche myn heen: en onder dezelve vind tmen het Goud ,in een roode aarde; welke, door het water ‚ gefcheiden en gezuiverd wordt, tot dat alleen het Stof- -goud zuiver overblyft. Hier by vindt men ook Maas Ourong , zynde een zoort van metaal , hier Staal- of ook wel Starre-fteenen genaamd, die tot knoopjes gefleepen worden. Ook vindt men er Kriftal , doch zeer weinig. __Eindelyk vindt men, op het Eiland Crimata, by Succadana, Yzer ,zoo wel als Tin-ertz; doch het welk niet ryk genoeg is, om het arbeidsloon goed te maaken. LYST | Pag. 149 EC 2 SUD 1e he GEESTELYKE eN WAERELDLYKE KEIZERS AF AVON hee ds Lee IN: zynde een vervolg op de Befchry- ving van den Heer EKAMPHER, witgegeeven ten Fare 1733. | De Geeftelyke Keizers, onder den Titel van Dario , Tenno of Mikade. De laatfte, daar Ka&MPHER van fpreekt, bladz. 14.1. was Japanfche | Taren na De Jaren. {Chriftuse 114 VicAsi-TAMANO-IN. Reg: 2347 | 1687. IS MNAKANO-MIKADONO-IN — 2369 | 1709. IIÓ SAKOERA- MATINO-ÍN _ — 2395| 1735. 117 Momo - ZoMmo-IN — 2407 | 1747. 118 ZiNto-Jozio, — 2429 | 1762. 119 KiNsEo- QUOTEY, — 2430! 1770. ) Deeze honderd. en negentiende is nog in leven , volgens de laatfte berichten, Kk 3 De r5o Lyst der Keizers van SFapan. De Waereldlyke Keizers. Cubo Sama is de laat- fte, daar K 2 MPHER van gewaagt, p. 1417 36 TsAiNA-Josi-Koo, regeerde 2340(: 680. 37 JENOB- Koo, eme 28001 170), 38 JET-SOEKOE-Koo, — — 2373/1713. 39 Jostr MoeENe-Koo, — — 2376 1716. 40 JEsI-GoE-Koo, _ — — 2405] 1745. 41 JEVAL- Koo, — — 2422} 1763. Deze een-en- veertigfte leeft nog, volgens | de jongfte tydingen. De Engelfche Algemeene Hiftorie , waar van het ix, Deels Eerfte Stuk ; in de Holland- fchefpraak, ten jaare 1777. het licht zag , heeft ook de Opvolgings-ly(t niet verder kunnen brengen, dan de Heer Kamrner die gebragt had : noemende zy den laatften , of rraden Geeftelyken Keizer KinsiN, of KiNszokwo, welke benaming magtig veel verfchilt van Vicast- TAMANO-IN , bladz: o2r. __ Met de Waereldlyke Keizers eindigen ook de En- gelfche Hiftoriefchryvers, volgens hunnen Autheur, in Tfinafos of Tfina Yofiko, bladz: 236. Dit kort Be: richt is derhalven van eenig aanbelang, om dat mert geene uitvoerigere berichten bekomen kan. Mogelyk zal echter het Genootfchap nog wel het een en ander ontdekken, ’t geen , in die bekrompenheid, nochtans iets meer zal opleveren ; dan eene enkele lyft van Geeftelyke en Waereldlyke Keizers : om dus, min of meer, de afgebrokene Hiftorie van Japan , Chronyks- gewyze , aantevullen, den De ISE K Dii BELEMMERINGEN, TREURGEZANG; | DOOR JOSUA van IPEREN. cj En Waar ik my keer „helaas ! waar ik myne oogen wende, Tis alles nare ellende: Vernuft en Kunft, ja zelf de fchoone Poësy, 'T' raakt alles in de ly. - De Vrybeid bukt en kruipt voor duizend aartstyrannen Het Recht wordt uitgebannen: Men fleept dé Deugd, geboeid aan de edle Wetenfchap, En zweept baar ‚ flap by flap. Die twee Gezufders, zoo verknocht in haar belangen, Gaan met bekreeten wangen: Zy gaan, beangftigd, en in aklig rouwgewaad, Belaên met hoon. en Jmaad. Wat deertu, Schoone? °k ben ontzet door uwe traanen, Ik zie die oogen taanen, Die heldre zonnen, Zoo vol vuurs, zoo flerk van licht, In ’t goddlyk aangezicht! Wat deert u, Schoone? wat? wie zou benaauwde klagten Van u, Volmaakte, wachten? Kk a Van 153 De Belemmeringen, Van u,myn luft, myntrooft? lydt gy, dan felt myn hart; Dan flikt het in zyn fmart! Uw dienftknecht, Godheên, fmeekt om kennis van die | rampen, Daar gy, gy meê moet kampen: Gy Wysheid en gy Deugd, wie is't, die u beftrydt ? Ik wedde, 't is de Nyd! — ‚> Neen ! riep de Wysheid, neen! myn Priefter! ons befpringen ‚„ Een drom Belemmeringen, » Vloekmonfters , uit het zaad der Onkunde opgegroeid; ‚> Die hebben ons geboeid, » Wy flapten ruftig toe, om, in de diepfle hoeken, … De Schyndeugd op te zoeken, „ En die geveinsde, zonder gryns, te laaten zien, ‚‚ By eerelyke lien. » Wy vonden haar verflonsd „en, met ontfnoerde vlegten, … Zich oeffnen.in de rechten: Gewoonte zat by haar, en Eigenzinnigheid, ‚‚ En vittend Onbefcheid. Dat viertal blokte flerk aan een ontwerp van wetten, ‚… Die palen zouden zetten Aan alle nieuwigheên, daar ’t menfchelyk vernuft … Zich heden flomp op Juft. …, Naauw werden.ze ons gemaak of ziet! die toover- kollen „ Geraakten aan bet en Als wynpapinnen, die, met leeuwen aan de hand, > Omwoelen door het land, „, Zy huilden, gilden, en een leger zwarte dwergen » Stoof op, om ons te tergen: Wy raakten in den kring verward, en door’t getal, 2 Omringeld, in de val. » Eer Àd 2’ a bi Treurgezang. 153 ‚ Eerwaarde Ervarenis, die ons op weg verzelde, ‚ En wonderen vertelde, „ Lonkte ons noch vriendelyktoe 3 als eene groote fchaar, __ Met yfJelyk misbaar, ‚ De wapenkreet verhief „en drieft kwam aangevloogen, … Én, met verwilderde oogen, ‚ Fluks toezefchooten, ons in harde kluifters floeg, ‚ En helfchen fchrik aanjoeg. Zoo for ak de Wysheid : en de Deugd herhaalde ’t zuchten, Om all’ die ongenuchten, Om all die letzels, die haar fluytten, op het pad, Naar Salems giorie-flad. Jk beefde: -- en myn gemoed zwol op van mymeringen, Die ’k waagen zal te zingen, Van mymeringen, die de gryze Ervarenheid My inblaaft, nu zy fchreit. Want iedre fnik ‚voorwaar ! die af breekt onder ’t weenen, En elke zucht in ’t Jleenen, Verfchaft my nieuwe flof voor ’t fleepend Treurgezang. En rekt myn’ toonen lang. Neen ! ’k heb geen’ Hippokreen, noch liefdedrank , van ___nooden, Hoe gul my aangebooden, Geen fchuimend druivenbloed: een enkle tranendrop Beurt mynen luim in top! Te: fchreyen met de Deugd, u, Wysheid, te ward jk O! dat °s myn grootft behagen! Dat geeft verrukking , dat geeft aandrang aan gert flem, En aan myn jammren klem ! ; Geen Attila , omfluwd met millioenen Hinnen h Zou my dit kermen gunnen; Daar hy het Roomfche rykverdelgt , te vuur,te zwaard; En Deugd, noch Wysheid, fpaart. Kk 5 Maar 154 De Belemmeringen, Maar nu, nu elkom 't zeerft de Wetenfchap wil vleyen „ Nu durve ik luidkeels Jchreyen: Nu durve ik kirren ; als een tortel om zyn gaê, Ach! alles dydt hier fchaê! Verwyfde Grieken en getulbande Arabieren , Europa zag u zwieren; Daar 1 leeg liep, onder ’t kruis ; met kunft en letterfchat, Die ’t eertyds zelf bezat; Helaas! het krygsgeweld verkrachtte, in 'teerf?, de kennis , Door belfche beiligfchennis : Tot dat het Bygeloof , noch wreeder dan ’t Geweld, Zyn fpeeren had geveld, _ En meteen woede, die geen penne kan befchryven, De Godsorucbt deed verfiyven , Van killen angft, en haar wanhopig flryden deed: Jae zelfs de wapenkreet Uitbuldren door Savoyë, en‚-Frankryk en Germanje, Door Neêrland en Brittânje: Tat dat Geleerdheid, Deugd en Godsvrucht , rein van hart; Vergaaten leed en fmart ; Om nu, och arm! op nieuw „ belemmerd en dekneepen, Het rouwfloers naar te fleepen, En, ieder oogenblik, te fmelten van verdriet! Wien treft die droefheid niet? Ween al wat weenen kan, uit innig mededogen: … Bedilzucht , Lift en Logen, Partyfchap , Hoogmoed en gefronfte Karigheid, Vertrekt! - - De Wysheid fchreit ! A sale. gedrochten uit den afgrond ged Myn bloed begint te kooken. Ver- hr nde eenheden Treurgezange. 155 Vertrekt, werdveimnden , of = - Myn Zangfler gloeit- 4 van JP: De: Ebi leisbeia: lydt 'K flampoverte, en flak WE vui?, verdord naar de | Bolkèn pe Voor ’t oog van: ar de volken : | Maar Deugd en Lydzaambheid bevaalen my, ke „Te draagen al dat wee! ‘kVerbeetme „en zag helaas Tal't leven, all de trekken „Der goede Smaak bevlekken ; Met woorden zonder Zin , naar regels zonder kracht, Gewröngen uijgebragt. 3 Een Lier-gedicht;waar'inde Tekel per gaanundngen, Als Flaccus , had gezongen, En, rollende van maat, den -beften volzin trof; Was al te ryk van flof, | N Te duifter. *t Heldenfluk der Wormveranderingen, ie kn geen Nafo °s geeft deed zingen Werd, toen ’t door Wondel pas in Nederlandfch itoaad Geflooken was , verfmaad. Och arm! hoe gaat men veel, in't buivrig letterziften, “Te rad amet heete driften! Waarom moet Maro juift, in alles, met Lukaan, Gelyke toonen flaan ? Naaraping krenkt den zwier van geeftige gedachten: Ontzenuwt brein en kraghten. Moet elk dan denken , als een ander? Is ’t begrip „s „De zin, de fneê,‚-het flip, + ' Van Wz ysneus neêrgezet , de vraagbaak , omte dwingen 3 Hoe elk zal moeten zingen? Elk denkt op 2yne wys: Rampzalig is’ an ’T geen Eigenvinding bant! tacit Schrey 156 De Belemmeringen , Schrey al wat fchreyen kan: °k moet ook van de enge kringen Der Wysbegeerte zingen, Der Wysbegeerte, die geprangd, gekneld, gears; Zit onder 't jok gebukt. Die Hemeldochter zit gekneveld, naauw gevangen; F Zy kan geen trooft erlangen: Men Jchr yft baar wetten voor „daar zy geen wetten kent; Zy wordt aan dwang gewend, Eerft moeftzy onderdoen voor fchoolgeleerde vonden, „Die de Engelen niet verftonden : Nu zet de paf]er haar en ’t cyffergrifie perk, En ftoort baar in haar werk. Menlaft haar ‚dat zy toog niet verder uit zal Jlrekken É Dan ’t Kunftglas zich kan rekken: Als af ’t gezicht der ziel zich bond aan Jfloflykheid, En niets zag door beleid: ‘ Als of een fchrandre geeft, door alt de onzichtbaarbeden, Niet: heen keek, met zyn’ reden. Helaas ! wat valt er, als betoog ’t orakel is, Mift, nevel, duifternis ! Dan moet de Godsdienft, die, alom, de zichtbre waereld, Hoe beerlyk ook, bepaerels Wan mindre waarde fchat, dan 't geen men immer zag, … Jnaangien daalen, Ach! Wat wordt het Ongeloof jaldadig ‚in zyn fprecken, Door all die looze Sflreeken ! „Die niets, dan ’t geen hy ziet, dan ’t geen hy hoorten | Jmaakt , Dan °t geen hy riekt en hai Gelgoven mag, kan ook geen heilgeheim gelooven, Geopenbaard van boven, Styg? … Treurgezang ES Srygt dabdier Overleg; in ’t kennen der Natuur, Niet, met een Goddlyk vuur, Tot boven ons bereik? Moet niet de Godsvrucht minnen, En, met de Hoop; beginnen, Te klimmen naar den troon van ’tongenaatbaar Licht ? Js dit niet de eerfte plicht? Bedremmelinge durft bet orye Wysbegeeren Zelfs kwellen , firemmen, keeren! O wee! de Denkenskracht , wordt wreedlyk uitgedoofd, En van haar vuur beroofd. / De Godstrouw, ryk gehuld, met hemel-diamanten, Glansvol van alle kanten, Daalt nu zoo laag niet, langs de leer van Bethel, neêr ; Op ’t aardryk, als weleer. Wat wift men toenmaals van een warneft ketteryen, Die fleeds elkaêr beftryen, Elkaêr verpeften, en, met opgeftooken dolk, Betoovren 't dweepend volk? Die vlugt Harpyen, uit den bhelpoel opgevloogen, Heeft duizenden bedroogen. Meeft all’ de priefters van het ganfche waereldrond Staan met haar in verbond, Om zuivre zielen, die des Heilands zalvinge ceren, En zyne fbreuken leeren, Zich baakren in de zon der Gadsgerechtigheid En Hemel-majefleit, Bedremmling op den hals te fchuiven , wreed te dringen Om, binnen paal en kringen , Van ’t geen een fleiloor dacht, of flatig werd befbemd , Te blyven flyf geklemd. Ai! fchimmen ‚Jchimmen van die onverfchrokken helden, Die voormaals 't leven flelden Voor 158 __ De Belemmeringen, Voor deedle Vryheid, wien Alvare? moord-fchavot | Opzond, om wraak, tot God: Ai luiftert, luiftert naar myn’ kaynende gezangen, Die trooft van u erlangen: Leert ons, leert al het volk van't moedig Nederland; Te feryden, hand aan hand. Leert ons °t Orakelboek waardeeren en helle Maar alle dwangleer fnuiken, By overtuiging van een mannelyk gemoed, Gedoopt in Jefus bloed. Helaas !wat flremt de waant begonnen Kerkhervormen! Wat moeft de Wysheid wormen, Om’t knarfendPfalmgezang te weeren, 7 geen nu zwicht Voor fchooner Kerkgedic ht. Wel hoe! zou ar daar ’t al Geleerdheid fchynt te edet ied. Tot zelfs Tarioiftse horden, Daar ’t wild Kamfchatka zelf van Pallas wordt bezoebt; Die algemeene tocht, Die wind van wetenfchap geen vruchtbre luchten MAGER, Om 't Godsryk te verfraayen? Helaas ! op deze vraag, verlieft de blanke Deugd Haar moed en luft en vreugd: Zy flaat de wenkbraauw, met verzuchting , naar an den: Zy kermt , met fchietgebeden: | Wy luiftren, wat zy klaagt, „daar 't zilte tranennat Ons, heet, uit de oogen fpat, En biggelt langs de wang, en rolt , met Kille fiphak Tot op de Bld linden »> Ach! roept zy, ach! owee! myn fepter werd gekufts » Elk offerde, met luft, Gintfch Treurgezarig. 159 he Gintfch op myn altaar ; eer Europa ’s koopman- chappen, > Myn’ wetten durfden trappen, ‚> Met voeten ‚en de fchrik voor Chriftu.s Leer en Naam … Ve fpreid werd door de Faam, … dn Chili, Peru en in andre waereldftreeken, NE £ %, overal, gebleeken., „‚ Dat al de zoetigheid der Evangelie-leer ‚… Veralfemt in 't verkeer. 4e ER rie Mexiko, wat broeidde 't kruis urampen, , Toen Spanje u aan kwam klampen: ‚‚ Toen de Ongerechtigheid , uit priefters„tygers fchiep, ‚… En u tot weêrwraak riep. » Het woedend Bygeloof der Inquifitie-beulen … Ligt nog-in de afch te fmewlen > T' Geen voormaals telkens , in een lichte laye vlam, … Vernielde flam by fram. ‚ Maar zout verzachten van de Chriftenleer ietsbaaten, „TT geen Roome nog blyft haaten; > Nu Ricci, Loyola en al wat maar JFefuyt ‚‚ Mogt heeten, barft van fpyt? >> Zounu, in Paraguay, een’ zachter’ volksregeering, ie Doar oorlogsoverheering , „ Haaft worden ingevoerd: nu dat gelukkig land > Op nieuw wordt overmand? s Jk kan, daar Mavors woelt, en daar Merkuur wil rooven, ‚… My luttel heils belooven, | » Of zou de Batavier en ’t fcheepryk Albion, > In ’t land der Morgenzon, »» Zoo immer Indoftan en China, voor haar’ kielen, s, Eens mogten nederknielen, … Myn beilbanier , bekleed met eeuwigblank if: » Wel planten, dan in fchyn? ss A04 160 De Belemmeringen. „ Zou ergens dan een Bonze , of -Mandaryn be: merken „ Sneeuwzuivre liefdewerken, „, Daar ’t menfchdom vreê by wint, en trooft en reine | Jmaak „‚ Van paradysvermaak ? » Jk zweer, zoo fprak de Schoone, in ’t ryzen van die | vlagen; „‚ Die fombren fchroom aanjaagen, js Jk zweer, dat nimmer Jood , dat nimmer Mufulman Dien Godsdienft kiezen kan: | s Ten zy de volken , die Immanuel belyden, > Zich my ten dienfte wyden ; ‚ En, aan het heidendom, betoonen, met de daad, ‚‚ Dat niemand my verfmaadt. » Elk die my hindert, die my floort , dien zal ik vloeken, ‚‚ In alle waereldhoeken : 5 Want geen bedremmeling brengt grooter nadeel aan, „‚ Dan goddelooze daên: ” | Volmaakte Hemelnymf ‚u danke ik , onder ’t fchreyen ; Voor ’t oor der Englenreyen; Die ’k nu befpeure, dat u dienen, in hét zwerk; U eeren met hun werk. Koomt Seraphs voert my weg, uit deze jammerdalen: Hier is geen ruft te haalen: ’$ Bedremmelt mond en borft, al wat de Deugd hier ziet : Hier woont de Vryheid niet ! CD TO Er ___Treurgezang. | 1ór TOOEZ ANG, AAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP, Ì unfhmacenen, _Kunffgenooten $ Neén! de droeve jammerklast Mag BATAVIA niet floten: Paltas heeft bier grooter magt, Zy beveiligt bier den yver + Voor de deugdven tgn Klio fpant de {naren Jlyver: Alles vordert, flap by flap. Laat frantvafte trouw ons binden; Om, in weerwil van den Nyd, Nuttigbeden-uit te vinden, wai Bij Die braveeren. dood en tyd. Laat Europa eens-ontwaaren, — Dat men, bier in dezen oord; Deugd en Wijsheid weet te paarens _ Weet te zingen ongefloord: Ll | VE Rs Pag. 162. VERVOLG EN VERHANDELING over den tegenwoordigen ftaat van den k LANDBOUW | in de 7 OMMELANDEN van | BAT AVIA, DOOR JAN HOOYMAN. we: DSS ARAK. H. gunftig denkbeeld van den, Land-bouw, het welk by de Ingezeee tenendeezer Hooftplaats dagelyks toee neemt » Arak-branderyen. 163 neemt, door het gezigt der voordeelige gevolgen, die deeze oorfpronkelyke verpligting aller reedelyke weezens heeft , op het algemeen belang en de byzondere welvaart van veelen hunnet Meedeburgers ; Het loffelyk voorbeeld veeler vermogende deel genooten dee= zer Volkplanting ; en de overheerfchen= de geneegendheid, die ik, by my zelf, voor den Akkerman en zyn bedryf gee voel, doen my met vermaak ‚myn aan- gevangen taak vervolgen , dat my ver- pligt, naaft de verhandeling over den Suiker teelt ‚ een verhaal te plaatzen;, hoedanig dat gedeelte van ditrietgewas, het welk in zyne eigene zelf ftandigheid;, voor het grootfte deel , onbruikbaar is, nogtans door de yverige en ver« nuftige Chineezen, in de Branderyen voordelig word gebeezigt. De Arak; dus in het Maleirs, maar in het Chinees Tfieuw genaamt, is een zeer klaar en geeftig vogt, aangenaam en zoetagtig van fmaak, in Indië zoo wel als inEuròpa zeer gewilt, vooral by de liefhebbers van punch en foortges= Iyke dranken. Alleen de Chineezen, ftooken deezen drank, in ruime hier Ll a à- toe 164 drak-branderyen. toe gefchikte gebouwen, Branderyen genaamt, op de navolgende wyze: Men kookt in een Brandery van twee keetels dagelyks tien Gantang (a) of ruim 130. ponden Ryft, die gaar zynde, op groote wannen word uit- gefpreid en over ftrooyt met ro. of. 12. ftuks kleine, platte, witte koek= jes, in het Maleyts Ragie, maar door de Chineezen Pe-ka geheeten, bereid uit Chinaas Zoethout , Anyszaad , Knof- look en ryftmeel, het welk alles onder. malkander gemengten fyn geftamptzyn- de, enigen tyd moet ftaan te gisten, wanneer het tot de boven genoem- de gedaante gekneed, of gewreeven word,en zonder bederf, langen tyd kan duuren. De Ragie, is tot het eerfte mengfel ten eenemaal onontbeerlyk , zoo welom het geeftig vogt, de regte {maak en waare hoedanigheyd mede te deelen, als het bederf der gekookte ryít voor te mann EE vm nn Nt ee ea (a) My is een Brandery voor gekoomen , als waar men tot dezelve hoeveelheid vogt, 12. Gantangs bezigt; maar doorgaans ge: Áchied dit als ín den Text gezegt, Ea Arak-branderyen. 165 te koomen; die zonder dit, ondienftig word, tot eene verdere bereiding. Dit mengfel word geftort in een groo- te mand of Aran/ang , om aldaar ge- duurende 24, uren te giften en uit te lekken, naa welk tyd verloop het uit- gelekte vogt, tezamen met de giftende ryft, in een Tobbe of Baly, vermeer- derd met 8. picolof 16. emmers rivier- waater , word overgedaan, om daarin, ter voortzetting der gifting ; ‚ weder 24. uuren te verblyven. Als dan word dit alles weder over- geftort in twee groote kuipen , met byvoeging van 20. dragten of 40. em- mers waater en 2, dragten Syroop; ten ten einde op nieuw, een etmaal te fermenteeren. Deeze tyd verftreeken zynde , draagt men dit geheele mengzel over, in twee zeer groote kuipen, die ter bevordering dergifting, tot de helft zyn in degrond gezet. Boven deeze twee, dusdanig naaft elkander {taande kuipen, is in het midder een derde, even groot, geplaaft, in wiens bodem twee lange dik- Ll 3 ke 166 Arak-branderyen, ke pennen fteeken ‚ten einde het vogt zonder moeite in de onderften , te onts latten en te verdeelen. Deeze booven. fte is gevult met eenige potten Toak of getyfert vogt van den Kalappa-boom , 120,dragten waater en 40, emmers Sy- roop, welke hoeveelheyd verdeeld word in de beide onderfte kuipen, ten einde aldaar weeder 24, uuren te fer- menteeren. Hier na word het overgefchept in ron- de aarde potten ,.Tampayangs genaamt, houdende ider groote kuip’ honderd zulke potten, waarin het vogt, nog- maals 48. uuren moet ftaan giften. Al lesdus verre geprepareert zynde , wore den telkens so. potten gegooten in de groote ftookkeetel, waar uit deeze binnen 6. uuren zyn overgehaalt, zoo dat men in 24. uuren , zoo. potten verftookt, dietezamen uitleeveren 18. pikols Zfieuw, of ider reize 45. pikol, Deeze Tfieuw , het eerfte gezuiverde en geeftige , maar in lang nog niet vol- maakte vogt ‚ word over geftort in groo- te, kort by de ftook keetel ftaande 3 kuipen en verzamelt, tot dat de; [Re hoe. Arak-branderyen. 167 hoeveelheid , tot eene tweede ftoo- king » toereikende is. Vyftien pikols Tfieuw in de tweede brouwkeetel geftort en weeder overge. haalt , leeveren in 6 uuren 45 pikol Arak eerfte foort, duor de Chineezen Ké-dji maar in het Maleids „Arak Apie Kapalla , geheeten , die by de vuure proef twee-derde verlieft, Deeze word aan de Edele Maat- fchappy geleevert ter verzending naar Nederland , maar anders zonder uit= drukkelyke order , in eene aanmerke. lyke hoeveelheid , niet vervaardigd. „De tweede foort in het Chinees Ké-fi , door de Maleijers Arak Apie genaamt, beftaat uit 5; pikol als het produêt van 15 picols Zfieuw; by de vuurproef drie-vyfde verliezende en » zoo welals de volgende foort, gebruikt ter verzending in Indië. Deeze derde foort in het Chinees Toey-fio Tfieuw , maar door ons Com- pagnies Arak genoemt, word gemaakt zonder ftooken „ door het mengen van ein Ll 4 2 Arak 168 Arak-branderyen. 3 Arak Apie of tweede foort met 8 Ifieuw, die men alhier, onder den gee meenen man, verbruikt in de dagelyke fiche huishouding en by de vuurproef de heltt verlie{t. Om het werk hier boven befchreee ven ‚ in goede order te volvoeren ; word zeer noodzakelyk gevorderd een. bekwame meefterknegt, van wiens kundsgheid en yver, de deugd van het product ‚ beneffens het voordeel van dn eisenaar voornamelyk afhankelyk is. Deeze meetterknegt of eerfte ftoo- ker is altoos een Chinees, die by het werk veele jaaren- heeft doorgebragt en volkomen ervaaren 1s in het men- gen der onderfeheidene ingredienten ; waar door de gifting , een wezentlyk ftuk ter volmaking van dit vogt s sin bevorderd word, Behalven deeze meefterknegt, is ‘er ook een tweede ftooker , beneffens A Chineezen, wiens werk is de Tfieuw te bereiden. Nog worden ‘er gevon- den 4 mansflaven , tot het kooken van Rvft, het fcheppen en dragen van wateren verdere aandreikingen tot den aït Arak-branderyen. 169 arbeid nodig. Behalven alle deezes is ‘er nog een fchryver , zo dat het getal menfchen , binnen de Arak- Brande= ry beezig , in 11 koppen beftaat. Nu zal ik de winften en onkoften met elkander vergelyken ‚ om dus den invloed deezer konft , op de byzonde- re belangens der Eigenaars en het al- gemeene-belang deezer hooftplaats,duis delyk aan te toonen, Eene goede Brandery „, leevert alle maanden ss leggers , welkers bedraa- gen niet wel te bepaalen is, alzo de Maatfchappy „ als een vafte prys voor de legger eerfte foort, betaalt 5o Rds. met een nieuwe legger die op 95 of to Rds. kan gereekent worden. De twee- de foort, die in den handel fterk door Indië vervoert word , moet, volgensde hier na te meldene middelmatige prys der ingredienten , nooit minder dan go Rds. koften, en de derde naar even- redigheid, Deeze bereekenng door malkander geflaagen op 32 Rds. de legger , geeft voor 55 leggers in een maand, 1760. De Ll s Ryx- r7o Arak-branderyen. Ryxdaalders, of in een jaar ftookens; datthans op 9. maanden is geftelt Rds. r5@4o. Tot hetftooken van ss. leggers word gevorderd 15 laft Ryít kostende, middelmatig geftelt, Rds. 48. z sso Balys Syroopieder baly van 48 kan à 1 Rds. zz 550, « 18 Vadem Brandhout van het bes- te foort, 15 voeten lang en 5. voeten hoog á 8 Rds. za 144. 8 Tot een legger eerfte foort , wor- den gevorderd 18 potten 7 oak , dierhal- ven ftelle ik de drie foorten door mal- kander ‚op 16 potten de legger, of voor ss leggers 880 potten, dat is 44 praauwen. Ider praauw koft 7 Rds. of de 44. s s 308. « De twee eerfte ftookers 12 Rds. ider in de maand of met hun beiden 2,3) Mn A 4 Chineezen Tíieuw bereiders à ro Rds.ider sz 42 _ Een Schryver s& 10.8 De koft voor deeze 7 in een maand Ss 2 20. 5 4 Manfllaven met de koft zz 20. z De huur derBranderyen is zeer onder. Scheiden en hangt af van den en Arak-branderyen. 7E of fterken aftrek der Arak, de byzon- dere geleegeid en gereedfchappen der werkplaats , waar by het aanzien en vermoogen van den verhuurder , by de Chineezen , meede in aanmerking komt. Het verfchil is thans meeft van 13 tot 1800. Rds. zoo dat ik die mid delmatig bepaal op Rds. rsso- ín het jaar of in de maand ruym zz 120, 2 Voor het benodigde vaatwerk == 300. 2 AE indelyk voor het onderhoud aller gereedfchappen , zonder onderfcheid in een jaar Rds. 200. of in de maand byna g 203708 Zoo dat de gezamentlyke maande- Iykfe onkoften beloopen (b)z z 1601. # Ongereekent de Ragie en eenige an= dere klemigheeden, welkers bedraagen ik ftel tegen het inkomen uit de houts- koolen , dat maandelyksop 6- 24. of in een jaar op 78. Rds. begroot kan worden. Men ziet ligt uit deeze kleine fchets , dat de Arak-Branderyen van eenen aanmerkelyken omflag zyn , en Br | dat n eee) (B) Door eene goede toezigt, kunnen deeze vie gaven , cen weinig ‘Vermindert werden, 172 Arak-branderyen. dat hunne aanhoudende werkfaamheids op den welvaart deezer hooftplaats van veel invloed weezén moet, want by eenen middelmatigen vertier der Arak, die ik over alle ao Branderyen,op 8 maanden ftookens {tellen zal, beloopt het jaarlyks inkoomen, van een, na de hier booven bepaalde rekening, op 14080. of van alle 20. te faamen , op 281600. Ryxdaalders en de jaarlykfe uitgaave van eene Brandery; in dienzel= ven tyd op 12808. of van de 20 op 256160. Ryxdaalders ‚ waar aan een groot aantal lieden , hun brood ver« dienen , want behalven den vertier der Syroop,zo noodzakelyk voor een Suiker-moolen, leeven van een Arak= Brandery , veele houthakkers , Toak tyferaars ; fteen en pottebakkers, Tim- __merlieden, kuipers, praauwvoerders, fmids , ragiemaakers , en meer ande- re geringe werklieden, zoo dat de ftil {tand der Branderyen , de levendigheid van Batavia aanmerkelyk verminderd, Het Arak -ftooken is eene uitvinding der. Chineezen. By alle hunne maal- tyden en vrolykheeden, gebruiken zy de Tfieuw „of het eerfte overgehaalde geess Arak-branderyen. 173 geeftige vogt, warm gemaakt, uit kleene porfelerne kommen ; maar ‘de fterke of twee maal overge ehaalde A+ râk, word door die natie, zeer zelden hr hrenin $ ‚ Niettegenftaande alle aangewende moeite; heb ik den eerften aanleg der Branderyen alhier, niet naaukeurig genoeg , kunnen ontdekken. Dat zy al voor de komft der Nederlanders te Sfaccatra gevonden wierden, is hier boven reets gezegt, (c) en volgens het Chinees boek: Te-ong-Tauw „ het welk de voorriaamfte bedryven der Keizers, (naar hun zeggen ‚) federd byna 4000. jaaren, by wyzeeener tydrekening , be= vats zoude-de eerfte vaart dier natie , naar Bantamygefchied zyn ;in het jaar 14405 onder den Keizer Suar- Tik fe- derd wien tot thans 16. regeeringen verloopen, zyn, te weeten van gemelde Suan- Tik, tot de overheering door de Manchew -Tartaaren twaalf, en van dien,tyd tot Kien-li-ong; thans den n throon (c) I. Deel pag. 184. 174 Arak-branderyen. throon bekleedende ; wier. Volgens het gemelde boek was ’er toen reets tuflchen Lantam, in die daagen een magtige handelftad sen Fac= catra , de hooftplaats van dit-Koning= Iyk , eene menigvuldige verkeering. De Chineezen, zogten hier en ginter;, de door hun gewilde handel waaren; en naar den werkfamen aart dier naties floegen zy hun ook terftont in dit lands onder de befcherming der voriten, m met der woon ter neer, Ik laat dit berigt in zyn geheel ‚maar ben zeer geneegen te gelooven, dat hun verblyf alhier , van eenen vroe= gen datum is, zooals hier boven (d ), in het voorbygaan „ reets is gezegt en in onze volgende verhandelingen; mogee lyk duidelyker, zal worden aangewee- zen. Het nur der Branderyen in het by- zonder, en den yver van dat werkfaam volk in het algemeen , verdiende reets in den eerften opkomft deezer volks planting s ee eet (8) L Deel pag. 183, ea x Arak-brander yer, 175 planting, de aandagt der Regeering. Den Gouverneur Generaal Mens drik Brouwer en Raaden, ordineers den by placaat den 4. July 1634» (Ce) Dat voortaan geene Araks Branderyen , in ftraaten , maar alleen op burgwallen , of zulke plaatfen , al waar men ftroomend waater had, zou- den moogen geplaatft worden , ten ein- de niemand overlaft door dezelve wierdaangedaan,en de Arak-{ftookers, hun zonder moeite konden voorzien , van het nodige waater. De welvaart der Chineezen in dien tyd , door het oeffenen deezer kontt , blykt uit een befluit der Hooge Regee- ring, den 2. Auguftus 1641, waar by den dennen Cmr ms ne nn en (e) Dit placaat geeft een duidelyke fchets, der bys zondere geleegeudheid deezer Hooftplaats in zyn eer= fte opkomft. Men ziet aldaar dat de Branderyen be- neffens de meefte gebouwen van bamboesen atap waas ren , dat men toen eerft was begonnen ‚ met het graa= ven der grachten, ophoogen der laage gronden , het planten van boomen enz , alles, volgens de eigen uit= drukking aldaar gebeezigt ; zoo veel smogelyk ter verbe- „%ring der lucht , waar in ik meen een bewyste vine den, dat de invloed der lucht voor vreemdelingen , toen reets, niet voordeelig was, 17ó Araksbranderyen. den prys der Arak eerfte foort van”$0s tot 45. en die der laacfte van 25 tot go, Reaalen van agten, wierd vermin= dert; fteunende dit befluit op de aan- zienlyke voorraad en gematigde prys der Ryít, die toen 2 5 of 30 Reaalen het laft gold. _ De noodfäakelyke ingretiërten tot. het ftooken , door de onluften in dee= boovenlanden „ in het jaar 1656, zeef in prys gefteigert zynde, wierd de leg- ger eerfte foort, op verzoek der Bran- ders , verhoogt tot ss. en de tweedé tot 25. reaalen Courant , voor alles het welk ten dienft der Edele. Maat- fchappy zoude geleevert worden. Jeder Brandery was toen onderwor pen, aan eene maandelykíe recognitie „van 6o. Reaalen ; zo als uit een ver- zoekfchrift der eigenaars 1657 blykts ter welker tyd zy ook geftelt zyn op eene regelmatige levering aan de Maat- fchappy , van tien leggers ieder op zyn beurt , mét uitzondering egter der zo- danige „ die aan de Maatfchappy ten agteren waaren , aan wiens eens zoo veel , of; 20. leggers wierden toege ftaan. | Ja Arak-branderyen. 177 In het jaar 1690: wierd het ftooken van Arak; ter weering aller vuiligheid en andere ongemakken; binnen ‘de muuren deezer ftad, ten éénemaal vers booden, egter, gelyk uit een volgend befluit is afteleiden , met deeze gema- tigde bepaling , dat zulks alleen zoude gelden, by verkoop of vertrek der Ei- genaars naar China. Als een gevolg deezer order , was het getal binnen de {tad in het jaar 1713. reets verminderd tot 3, maar buiten aangegroeit tot 15: of te famen tot 18: Branderyen:; _ Naar de gefteltenis van den handel in die tyden, fcheen dit getal de Hoo- ge Regeering te overvloedig toe , waars om wierd goedgevonden , het zelve op de bovengenoemde wyze , langfa= merhand tot 1o: of 12. te verminderen. Teffens wierd ook in dat jaar vaft ge= ftelt , dat het ftooken van Arak, niet alleen een perfoneel voorregt was 3 maar ook dat niemand, buiten fpeciaal confent der wetgeevende magt, dien verkreegen gunft, aan andere mogt overdraagen , gelyk toen door fomini- ge Chineezen fchynt geprattifeert te zyn; die hunne permiflie. briefjes , aan | M m ans 178 Arak - brander yêri. andere ‚ voor groote fommen verkogs ten, ZO als uit een berigt van Hee- ren Heemraaden , van het jaar 17 14» blykt. … Dit befluit ter vermindering , fchynt niet te zyn uitgevoert , alzo men in het jaar 1752, nog 17. Branderyen vond, die neegen jaaren laater; met verlof des Hooge Overigheid , tot go. vermeerderd wierden , alzoo den aftrek toen, zo fterk was toegenoo- men, dat de particuliere vervoer , enie gen tyd , moeft werden verbooden. De bloeijende welvaart are hoof plaats in die daagen , is by veelen , hier nog aanweezig , in een vers ge. heugen, maar teffens zyn de zodanige; __door de ondervinding federd dien, ge- noodfaakt met my toe te ftaan: dat de voorfpoed of het kwynen , der Bran- _deryen en Suiker -moolens „ voor alle ingezeetenen van Batavia , van de ge- voeligfte gevolgen is. Immers kan het tydperk, onzer ver. mindering gebragt worden, op het jaar 1765. en in dat zelve jaar, vinden wy dat Arak-branderyen, 179 dat de reftanten der Arak, by de Maat- fchappy ‚ zo wel als by byzondere per- foonen ‚ zoo aanzienlyk waaren, dat men niet meer wift , waar die, zonder reerde te zullen flyten. _Om dezelve reeden , brsket in het jaar 1768. bepaalt , dat elk Brandery , maar neegen maanden in een jaar , met een keetel, zoude moogen ftooken , onder een boete van 5oo. Ryxdaalders, voor den overtreeder, „Dog om teffens de Branderyen al- hier te gemoedt te koomen „ vond de Hooge Regeering goed , het ftooken van Arak en TFfieuw , in deeze boo- venlanden , fcherp te verbieden , en. teffens te gelaften , dat geen Syroop ; van hier , naar Java mogt werden uits gevoert ; of in de Brandery te Samag- rang, meerder Arak of Tfieuw ver- vaardigt worden , als tot de dagelykfe _verteering aldaar nodig is. By de inleiding van een gedrukt pla caat, van den 9. April 1776 , word gezegt: dat de eigenaars of huurders maid Arak -branderyen , niet alleen fleg- Mm 2 te r8o Arak -branderyen. te of ondeugende Arak hadden laaten ftooken , maar dezelve ook leeverden in fuften , een agtfte kleinder als de bepaalde maat. De Arak alhier geftookt , door dier- gelyke bedriegelyke praétyquen „ zeer in discrediet vervallen zynde , vond de Hooge Overigheid goed , onder ee- ne geldboete te bepaalen : dat een ge- heele legger, zoude moeten inhouden 388. en eene halve 194. kannen van ro. mutfjes ieder, ter welkers verzee- kering , alle leggers door den Ykmees- ter , behoorlyk moeften onderzogt en gebrand worden, mitsgaders dat ter weering van den ingefloopen dwang , omtrent den verkoop van Suiker en „Arak, het voortaan, een ieglyk wie hy Zy > zoude veroorlooft weezen , deeze produéten te koopen en te vervoeren , zonder dat iemand hun hier in , op eeni- gerlei wyze, zoude moogen verhinde- ren. Een order die toen ten hoogften no- dig was, vermits by de vaftftelling van dat placaat, byna 18oo. leggers van de valfe maat gevonden wierden. | Niet- Arak -branderyen. 1ër Niettegenftaande alle deeze. heilza- me fchikkingen, continueerden de Branderyen in een groot verval , en bleeven, met eene aanzienlyke voor- raad , zodanig overlaaden , dat zy; door de uiterfte nood gedwongen waa. _ ren, de Hooge Overigheid den 24 Juny 1777 » by een fimeekfchrift te verzoe- ken : dat het ftooken van Arak op Ja- va, ten enemaal mogt werden verboo- den, alzoo zy dit, voor eene der voornaamfte reedenen van den flappen aftrek hielden. Zy flaagden naar wensch in dit verzoek , alzoo op dien zelven dag ‚ het ftooken van Arak, zoo wel te Samarangh , als in dat geheele Gouvernement, onder eene boete van 1ooo. Rds. wierd verbooden , maar teffens aan de eigenaars der Brande. ryen alhier opgelegt, met elkander 3ooo Rds. te famen te brengen , ten einde de eigenaars op Java in hun ver- lies , enigfints te gemoed: te treeden. Ook wierd toen afgefchaft , de belas- ting van 9 Ryxdaalders op:ieder legger, die wierd uitgevoert, alles met een oogmerk, om deeze kwynende handel. tak ‚ was het mogelyk , ín eene bloei en toeftant , te herftellen. Mm 3 Dat 182 Arak-branderyen. Dat de voordeelige gevolgen , van den welvaart der Branderyen, op de algemeene voorfpoed van Batavia, ook niet onbekent waaren in ons Vader- land bleek’ uit het fchryven ‚ ‘der Hoog Edele Heeren zeventienen in het jaar 1776, wanneer ‚ door Hoogft» dezelve ten enemaal wierd afgekeurt , dat elk Brandery , nietmeer dan neegen maanden in een jaar, zoude moogen ftooken. Maar of fchoon deeze bepaaling ter- ftont wierd ingetrokken en elk vryheid gelaaten , met één keetel en één Go- tang te arbeiden naar zyn genoegen ; bleek wel dra dat deeze vryheid tot het regte oogmerk niet konde ftrekken , al« zoo de gezamentlyke Branderyen;, op het nadrukkelyk verzoek der eigenaars, door de Hooge Overigheid, binnen de bovengemelde bepaling van 9 maanden, weeder zyn te rug gebracht, Ik zalmy niet inlaaten, in een breed onderzoek der reedenen , waarom de Branderyen , niet tegenftaande Zoo veele goede fchikkingen , federd wei- nig jaaren , zoo aanmerkelyk zyn in het | Arak-branderyen. 283 het verval geraakt. De voornaamf{ten derzelven ‚ zyn zeer zichtbaar » maar teflens, ook zodanig buiten het bereik der wetgeevende magt alhier , dat WY» zoo lang die ftand grypen » op geene gunftige verandering mogen hoopen. . Indien ik uwe opmerkfaamheid , be- fcheiden leezer! by dit verhaal,te lang heb opgehouden, vertrouw ik, dat gy my, diesweegen niet ongunftig zult ontmoeten terwyl ik meen te hebben aangeweezen „ hoe naauw de welvaart van Batavia , met den Suiker bouw en Arak-ftookeryen, is verbonden. Ik zeg de welvaart van Batavia „ die meerder invloed heeft, op de welvaart van ons Vaderland , als menig Staats en Koopman denkt , indien men het begrip van veelen , naar den uitkomft moet waardeeren. Hoe veele duizend handen Hett de vaart naar herwaards niet in beezig. heid? Hoe veele verarmde Ingezeete- nen onzer vrye ftaat, vinden hier een ruim beftaan? Hoe veele aanzienlyke geflagten , door het wiffelvallig geluk, sijde van hun vermoogen ; herftel- Mm 4 Ten 184 Arak-branderyen. k len binnen onze muuren , hunne ge- vaarlyke behoeftigheid ? Hoe edelmoe- dig word de gaft vryheid , als het ge- volg van eenen ruimen overvloed, door onze medeburgers (f°) niet geöeffent ? Dit alles en nog veele andere voorreg- ten , die ik thans niet noeme , kunt gy Geägte Stadgenooten , alleen van uwen handel niet verwagten. Het is de Land-bouw, die thans, meer dan ooit, uwen welvaart onderfteunt: Die | hier (f) Voor ruim r4. jaaren , by myn aankomtft in deze Geweften, vond men alleen langs de weg Sac- eatra, alwaar 20. Buitenplaatzen zyn, negen, by welkers vermogende Bezitters, ordentel- ke lieden ín den dienft der Ed, Maatfchappy, de middagmaaltyd konden houden , zonder dat hier toe , meer wierd gee vorderd, dan eene eerfte kennismaking en een goed gedrag. Behalven deeze, waren er veele lieden , bui- ten en binnen de Stad, die dagelyks met genoegen, eenige Vrienden onthaalden aan hunnen tafel. Ik ftaa zeer gaarn toe, dat deeze gaftvryheid federd dien, door het verval der handel, aanmerkelyk ver- minderd is, maar nogthans niet zodanig, of dat aan- zienlyk aantal jonge lieden , die men by aanhoudend- heid, uyt Nederland herwaards overzend. om by voorkomende gelegenheeden, in den dienft der Ed, Maatfchappy gebruikt te worden, vinden altoos by golhertige vrienden de maaltyt vaardig, zonder welke byftand, de meefte hunner eene elendige armoede zou- den moeten lyden. Verdiend derhalven een plaats, alwaar zo wel de aanzienlyke als mindere Ingezetenen een zo menfchlievend gebruik van hun vermogen mâ ken, niet de aanmoedigenfte befcherming? Arak -branderyen. 185 hier aan twyfelt , volge my ‚ naar de Bovenlanden , om den akkerbouw der Chineezen aldaar , verder te befchou= wen. | Li did KATJANG - THUINEN. D. Katjang Tannab; door de Chi- neezen 7a-thau, of aardboonen gehee- ten , is ‚ naaft het Suikerriet het aan merkelykfte voorwerp , van den yver dier natie in onzen Akker- bouw. Rumrnius heeft dit gewas , in Zyn Ambons Kruidboek (g°) zoo naaukeu- | __ Mm s rig Bee een en en ee (g) Ik voege deeze Befchryving hier by , ten dienft dier geenen , dewelke dit koftbaar werk , zo als het door den Hoog geleerden Heer Foannes Burmannus, met veele nuttige byvoegfelen, voor omtrent 30. jaaren , is sti ghb » nog. niet gezien of niet by handen heb» en. | 4 ‘Hy zegt Lib. IX, Cap, LIV. deeze vreemde plant iseen zoorte van Chamabalanus of Fapanfe Aarda- kers, een kruipend Gewas, dat zig niet van de aarde verheft, en overal vaft wortelt; het geeft lange, taaye en ronde ranken , omtrent een ftroohalm dik, en een vadem lang, beneden wat houtagtig „en veele, uyt eene wortel voortkoomende, die zig op de aarde. verfprei= den, en in veele andere verdeelen, een groote plaats beflaande , en door malkanderen lopende. Hier en daar aan de ranken, ftaan korte en enkele fteelen , zonder order, fchaars een vinger lang en boven uit- geholt, en daar aan vier enkelen, of twee rn %, é a= 186 Katjang thuinen rig befchreeven, dat ik niets weet daar by te voegen, dan dat de Bloemen , tweebladig en onregelmatig zyn, en de geheele plant , grooter en fterker is als die, dewelke deeze opmerkfame fchryver, op Amboina , heeft waarge- nomen ‚ het welk ongetwyfelt aan de meerdere vrugtbaarheid, van den Fa- vafen bodem istoe tefchryven. Eene voordeelige eigenfchap „ die dit Ei- land , boven de meefte plaatfen in In- dien bezit, en vooral , boven de Oos- | | ter- Ee eert ee bladeren, regt tegens malkanderen , kleen, uit den ronden langagtig, ruim een duim lang, en een vinger breedt , boven hoog groen en zonder glans, beneeden, blaauw groen, of grysagtig, vooren rond , en zonder merkelyke aderen. By yder fteels oorfprong ftaan twee kleine fpitse blaadjes of vellekens, en uyt der- zelver fchoot, komt een enkel dun fteeltje voort, dras gende een enkele bloeme, de Errete bloemen ge!yk, of hier te lande, de Catjang bloeme gelyker, dog grooter, goud geel, behalven de twee onderfte blaad= jes die bleeker zyn. Daar volgen geene Vrugten op, maar fomtyds de tweede, en derde bloeme, uyt den- zelven fchoot ‚ na mafkander, en duren niet boven een dag Maar na de bloeme, komt uit denzelven Schoot een andere witte draad, of ader voort, die haar nederwaards buigt, en in de aardé dringt , omtrent vier dwers vingeren diep, daar ze dan eerft, aan haar uie terfte, de Vrugt formeert,die daar aan enkel hangt, als een Eikkel, fchaars een halve vinger lang en dik , in twee a drie builen werdeelt, vooren met een omgee ig fpitse, | : Van buiten is zy ruig, em rimpeling wegens de ven e Katjang thuinen 187 terfe of fpecery-kuften „ zoo als uit de vergelyking der boomen en gewas- fen; in het bovengemelde werk be= fchreeven, met het gezigt derzelve al- hier, onwederfprekelyk kan blyken. De Katjang Tannab, is een uit heems gewas; waarfchynlyk uit China herwaards over gebragt, alzo die plant , in dat uitgeftrekte Keizerryk, menig- vuldig word voortgekweekt, en in al- lenopfigt, op dezelve wyze als hier, be- handelt. Het groote nut van dit ge- | , abn : Was s EE le uitftekende aderen , dwers in de lengte lopende en de gedaante van een Byenhuisje makende , van verwe graauw of aardagtig. Onder de brooze fchaal , liggen twee a drie heeften als kernen van Hazenoten, dog kleinder, platagtig en met de hoofden teegens malkanderen gedrongen, met een dun ros hûüideken bekleed „en daar onder een droog wit pit, in tween deelbaar, raauw zynde, van fmaak boonagtig, maar gebraden of gerooft , als Hazenoten, dog flegter en de hierlandfe Soccum-korrels, nader ko- mende. \ De randen der bladeren en alle fteelen, zyn met digte dog weeke hairtjens bekleed, die het Gewas grys van aanzien maaken; na Zonnen ondergang flui- ten haar de bladeren , opwaards te zamen, en blyven zoo den geheelen nagt over, met Zonnen op gang haar weder uitbreidende, , De wortel is regt wit, vaft en met weinig vazelin= gen, dog wratten bezet, niet te min iszy 4an deaarde vaft, door de voornoemde witte fteelen , die de Vrug- ten voortbrengen , en in de aarde wortelen, : E 188 __Katjang thuinen was, is de vermoedelyke reden, waa- rom het door de Chineezen tot ons is overgebragt; maar het is ten allermeett 25. Jaar geleeden, datdit gedeelte van den Akker-bouw , in onze Bovenlanden in een algemeen gebruik gekomen is, zoo als hier onder nader blyken zal. Tot d' eerfte bearbeiding dezer plant, zoekt de Landman altoos een nieuwe grond, dies mogelyk, na by een poel of rawa, of indien zy hier in niet kunnen flagen , dan naby een fprui- je, of ftroomend water geleegen. Hy omtuint denzelven, op die uitgeftrekt- heid als hy denkt te bearbeiden, door- gaans ter “groote van twee tot vyf Jaxa (h) met Kondondong Cà) of het ‚ welk en EK KE HED (b) Een Laxa grond is een vierkant van veertig Rhynlandfe roeden , aan ider zyde, en word dus ge- noemt, om dat er 1ooco. Suyker-rieten, opgeplant kunnen worden. : , | (4) De Kondondong, door Rumrnrusin het so Hooftdeel van zyn eerfte Boek, vergeleeken, by den Kerffe-boom , groeitby ons veel hooger en fleuriger , en is, als hy met fnoeien, Jaarlyks word onderhouden, fchaduwryk en van geen onaangenaam aanzien, zoo als men denzelven hier en daar, enkel, in de ryen, Jangs den boord der gragten ziet. | ‘ De Javanen gebruiken het jonge loof nu en dan tot groente, in Plaats van zuring, maar het voornaamfte nut Katjang tbuineù 189 welk nog beter is, met Dyarak door RumrPHrius Lib, VI. Cap. XLVL befchreeven onder den naam, van Rí- cinus Albus of dewitte Wonder-boom;, alzo dit gewas of heefter, door geene dieren befchadigt word, daar het eerfte in tegendeel veel moet lyden; vooral van het rundvee, dat naar deszelfs jon- ge uytfpruitende bladeren om den zu- ren fmaak , zeer begeerig is. Indien de grond begroeit is met ftruis ken en wilderniffen, het geen zy zeer gaarn zien, dewyl dit de vrugtbaarfte plaatzen zyn, graven zy alle wortelen met den patjol naaukeurig uit, en ploe- gen den grond , gedurende 6. sl o veen eten meme nut van deeze plant, ftrekt tot omtuiníngen, waar door dezelve in onze Bovenlanden , federd eenige jaa- ren, ongelovelyk vermenigvuldigd is. Hier toeis niets anders nodig, dan dat men de ftaaken zo dik en hoog als men ze begeert, afkapt , onder een weinig puntig maakt en dan, omtrent een voet diep, in den grond fteekt, waar op dezelve by regenagtig weder, in wei- nig weeken ontfpruiten, en:met twee of drie regels in are, pe lo vaftgebonden zynde, geen ander onderhoud behoeven dan Jaarlyks te worden afgekapt, indien zy anders, door het rundvee of de wilde ver- kens, die men by Suiker-tuynen en Pady-velden zeer menigvuldig vind in de rawas en moeraflen, niet wore den befchadigd, fob Katjang thuinen of twee Maanden, zoo lang, tot dat al het onkruit vergaan en de aarde zeer mul en volmaakt bereid is. Dan word de geheele uytgeftrekt- heid, nogmaals overgeploegt en afge= deelt, in lyn regte vooren van tweeen een half voetwyd , welke tuffenruimte, niet alleen voor de uitfpreiding van het gewas noodzakelyk is, maar ookomde Jonge planten, zonder veel moeite; met de ploeg te kunnen zuiveren. In eenen vetten grond , zaayd men het zaad twee voet; in een fchraalder ; een halve voet minder van malkander , waar toe met het houweel , een kuiltje word gemaakt daar de zaijer 4 à 5 boonen, laar invallen ; die hy, al voortgaande , terftont met zyn voet 3 onder de aarde dekt, De roode aarde is voor de Katjang de befte , de witte klei in tegendeel ; ten éénemaal onbekwaam, terwyl de zwarte grond, die nu €ndan; uit gebrek moet gebezigt worden 5 al te hard en ftyf zynde, veele ledi- ge doppen; en meeft al een {chraal ge- _Katjang thuinen 19 gewas, te voorfchyn brengt. Na het zaijen, datin Oëtober , of even voor den aanvang van het reegen fayzoen gefchied, word den akker lugtig over- geploegt, maar een maand verloopen ‘ zynde , of wanneer de Katjang een {pan hoog is opgefchooten , worden de jonge fpruiten , zoo veel mogelyk ontbloot, van de overtollige aarde , - en met nieuwe geroerde grond „ door de ploeg, aangevult, in welke ftaat een veld , dus begroeit, een ongemeen fchoon gezigt vertoont. De planten worden , twee maanden oud zynde getreeden ‚ om de ranken des te ligter te doen inwortelen , het welk, in overeenkomft met de afbeelding by RumrHius vertoont , door de draa« den, uit de bloemen voortgekoomen ;, by de leeden of knoopen der bladeren, gefchied. Deeze ranken breiden zig in een vrugtbare en wel bewerkte nieu _ we grond , ongemeen ver en fpoedig uit, zodanig dat ik meen te kunnen zeggen ‚ dat den Akkerman in dit ge- val , wel een derde van zyn zaad, bes fparen kan. | De Katjang. 7 annah , word ryp in Mey, 192 Katjang thuinen Mey, of ruim zeven maanden naaf het zaaijen; zynde het kenmerk van rypheid, het verdorren der bladeren. Deeze verdorde bladerén , worden zoo veel mogelyk afg'egt; met een yzer werktuig, veel gelykende naar een thuinhark, maar grooter, het welk - door de buffels word getrokken. Om het uitgraven te verligten , word de grond ; in het droog fayzoen , alhier de ooft mouffon genaamt (k) zeer hard en vaft zyride , by deelen omge. ploegt. Dit ùitgfaven word verrigt door de vrouwen en kinderen uit de nabygelegen kampongs of Javaanfche buurtfchappen , met een puntig en om= geboogen bamboesje, een fpan lang en twee vingeren breed. De _—_e (&) In dit Jaargetyde , vooral in de maanden Aus gultus en September waaijen langs deeze kuft ongemee neiharde en fcherpe Noord Oofte winden „tdie zig op den middag geweldig beginnen te verheffen en door- ftaan tot zonnen ondergang. Het gebeurt deer dik- wils door de kragt deezer winden ‚dat het in drie maanden en langer in de beneedenlanden niet reegent , Waar door veele gewaflen verdorren. In deeze tyd regeeren alhier de gevaarlykfte ziektens , vooral onder den gemeenen man , zoo als eene langduurige ondere inding in de Hospitalen , heeft beweezen, Katjang -thuinet. 193 De gravers zitten regelmatig opeen lange rei, en zyn niettegenftaande, de doordringende zonne hette ‚ die in dit jaargetyde , veele weeken agter een door geene wolken afgekeert, zeer fel en brandig is, met eene geringe tuflen- pozing , van den vroegen morgen tot den laten avond bezig, en ireen ' zoo zy vlytig zyn, de man een fchel= ling, daags verdienen , alzoo hun Joon ‚; naar de maat bereekent word 4 vyf Gantang (4) voor drie ftuivers’ waarin nogtans de Chineezen, de gras vers doorgaans bedriegen Van hun getal en vak aarfiës heid , hangt , naaft een goed gewas ; de gelukkige oogft eens landmans af, terwyl het wel gebeurt; dat uit gebrek Nn van rennen (3) Men fpreekt in den Land bouw en dagelykfe huishouding, zoo dikwils van de Gantang dat sk ver- pligt ben , ter onderrigting der zulken , die niet in dee- ze Volkplanting leeven, te zeggens dat de Garitans alhier de vafte maat is van veele: zaaken in het dazelvks - Jeeven. 230, Gantangs maken een aft van, 3066. 5 pond. _ Met geta maát meet men de Ry, Ket Zout en meer ie ese waaren, waarom, dezelve van we- „né A > in, Ed 104 Katjang-tbuinen . van een toereikend aantal gravers, een groot gedeelte van het gewas, door vroege flagreegens in het najaar, voor den planter verlooren gaat „ want zoo dra de Katjang op nieuws begint uit te fchieten , zyn de boonen ledig. Om deeze reeden moet een kundig Landheer altoos letten , dat het getal der Catjang-thuinen, niet al te zeer vermenigvuldigt word op zoodanige plaatzen, in welkers nabyheid, geene of maar kleine Kampongs zyn. Het graven g'eindigd , of het reegen- fayzoen op handen zynde, word de grond op nieuw geploegt, dog met minder moeite als boven, kunnende van het zelve zaad, 4 à 5 jaaren ge- oogftt worden, het welk voornamelyk afhangt , van den deugd der grond en den yver der Akker- bouwers in het wieden van onkruid en zuiveren der planten. | Sommige Chineezen, onderneemen na verloop van deezen tyd , op den- zelven grond, eene tweede zaijing , dog die valt doorgaans zeer ee IE Katjang-thuinen, 195 kig uit, zonder eenen uitneemenden vrugtbaren bodem; of indien hun Landheer geen bezitter is , van eene aanzienlyke menigte rundvee. Om deeze reeden zal men doorgaans zien dat zy gaarn op landen woonen , al- waar men hoornvee houd , en dat zy zig ook, zoo veel mogelyk „ in de na- byheidt van den koeftal plaatfen , het welk een oplettend Landheer niet moet gedoogen ; om dat de Katjang- thuinen veel grond beflaande, de nood» zakelyke weiden voor het vee, al te verre van de hand verwyderen. Om dan het gewas ‚ voor de twede. maal op denzelven grond, voordeelig te doen flaagen , moet den Chinees , zig de moeite getrooften , de drooge koemift met een kar over zynen akker te fpreiden, het welk veel minder zou- de nodig weezen, indien men hun konde beweegen, d'aarde dieper te ploegen, waar van in het vervolg nader. vO Dog de meefte Chineezen ; laten het tweede Katjang gewas, niet onmid- delyk op het eerfte volgen; maar zaai- _Nn a ‚jen 196 Katjang-tbuiniën, jen tuffchen beiden een jaar Pady; het welk der grond voordelig is ‚ zoo wel om de verandering van het gewas , als om dat het padyftroo- ROE s tot ief verftrekt. _- | Dat de Katjang teelt vobrdeelie is, blykt , om dat op een Laxa grond 4 ter welkers bezaaijing 35oof 400. gan- tangs toereiken, ruim 4000 gewonnen worden, die by eene middelmatige markt , meer dan 120. Rds. waardig zyn. De winft van het eerfte jaar kan niet verder ftrekken, als ter goed- making der onkoften van den aanleg , maar de volgende , waar in men, zon- der nieuw zaad, 3 of 4 maal oogften kan, vorderen weinig moeite en gerin- ge koften. | De voornaamfte ongemakken, waar aan dit gewas alhier onderhevig is , zyn overftroming „ wilde verkens en witte mieren. Zware flagregens , waar door het water op lage plaatfen ftaan blyft, of het overloopen der rivieren, bederven alles; de wilde verkens doen „door hun wroeten veel fchade , waarom men a paggers of heggen om de Kat- jang- Katjang- shuinen, | 197 jang-thuinen „zoo digt maakt. >, als mogelyk is; en in de zwarte klei en ook wel fomtyds in de toode grond , . vernielen de witte mieren > een, aller— fchadelykft ongedierte „ niet zelden , de Katjang in de aarde, zoo dat ’er by het graven Zeer wenje, ens gevon- lied ah | dr: | Het B nehe Een gebruik, van de Kacjang. Tannah is, om er Óly uit te flaan want de geringe, hoeveelheid , | die, gerooftert en uit de hand gegeeren word., is niet noemens wand, Bs Dit Olyflaan gefchied op de egt de, de eerd „Dek Ren „boonen. worden vl À He bale. naaukeurig gieile: op een kegel vormig fournuis de heét ge- maakt, vervolgens in dikkere vzere ringen van anderhalf voet middellyns opde grond liggende geftort „met pa- dy ftroo Tugrig omwonden en tot koe- ken getreeden. …Deeze koeken, in ee- ne groote hoeveelheid „ teffens ; ; ger ND 2 * “plaat 198 Katjang-thuinen. plaatft zynde , in eenen langen uitge- holden boom, flaan twee man met een zwaare Arduin fteen , hangende aan een dwars hout , waar in verfcheiden kerven zyn , ten einde de fteen , voor of agterwaards te plaatfen , tuffchen de koeken en het einde van den boom , houte wiggen in , waar door de Oly „volkomen word uitgeperft, Veertig Gantangs Katjang , leveren een‚7akar of 175 kannen Oly uit, die doorgaans 25 Rds. koften., Vier man, kunnen in een dag s Takars perfen, en winnen voor deezen zwaren arbeid , maande- lyks vier ducatons. De uitgeflagen koeken , bekent on- der den naam van Tay Minjak , wor- den in de Bovenlanden verkogt voor 2 Ropias hethonderd, en worden, gelyk ik in het eerfte deel onzer verhande- lingen (mm) reets heb gezegt, gebruikt tot het bemeften der Suikervelden en groente thuinen, Vier Buffels kunnen by verwiffeling ' da- : eee ee en ee | (es) Pag. aaf. HU Katjang thutnen. 199 … dagelyks 240 gantangs Katjang malen » maar! dewyl die dieren , doot deezen zwaren arbeid fpoedig verzwakken , zoude het voor den Landman zeer voor delig wezen , de molen ; gelyk men in China doed , door water te dryven, het geen op fommige plaatfen aan onze rivieren , door eene kleine afleiding , wel was uittevoeren. By een Katjang-thuin en Oly-moo- len > kweekt de Chinees altoos een troep verkens, by fommigen wel van 200 en meerder, d'enhige dieren dee welke die natie opvoed , en voor hunne huishouding zeer voordeelig zyn. Geduurende het Katjang graven, tot het tweede ploegen ‚ zoekt dit vee hun onderhoud in de thuinen en zyn in dezen tyd „het vetfte en befte koop, _maaf zoo dra de grond voor de tweede maal is omgeploegt en de vrugten be- ginnen uittefpruiten, wordenze elders heen gedreeven en gevoert met de bladeren van de Kelady dAijer , by RumrrHius Lib. 8. Cap. 85. befchrec- ven onder den naam van Caladium A guatile, Deeze bladeren worden fyn gehakt, gekookt en vermengt met De- Nn 4 dak 200 Katjang-tbuinen. dak of Ryftzemelen. Het aanwakke- ren der Land bouw , heeft de waarde deezer dieren, wel voor de helft doen daalen , zoo. dat men thans een groot verken voor 5, en een.klein voor a Rds. kan koopen ‚en nog isden Land- man er dikwils mede verieegen. Behal- ven de morfigheid , zyn de verkens zeer fchadelyke dieren voor alle plan- ten en gewaflen , en kunnen niet dan met moeite buiten de omtuiningen ge- houden worden , het welk den Land- heer met het Kampongs volk wel eens verdriet verwekt. Zoo ver ik de huishouding der Chi- neezen , met betrekking tot deezen tak der Land- bouw aanzie, komt zy my; ten opzigt van het algemeen belang ; zeer vuttig voor, maar {chadelyk voor den Landheer, op wiens grond zy woonen , ten zy hy hier omtrent voorzigtig Zy ‚ en dc order onder- houde, Van het eerfte kan. ik den Leezer zonder moeite overtuigen , wanneer hy op het noodzakelyk gebruik , der hier boven befchrevene producten rn bb | € rd Katjang-thuinen. 201 De Gouvernenr Generaal Sfacob Mofjel zegt ín zyne aanmerkingen over het _Koningryk Jaccatra den 1. December I7SI. 5) Oly leverchet land zoo: weis 5» nig uit > dat z'in het land, duurder » is als in de ftad , die daar van ter > zee uitde ooft voorzien word.” Zo dat ’er in die tyd,’ weinig Katjang- thuinen waaren. Sederd dien of , in omtrent go jaaren is dit werk zoo toe- genomen, dat ‘er thans sr. Oly- mo= lens zyn , te weeten 8 naby de ftad, en 43 in de ommelanden. De Chinee- zen geven op , dat ieder molen by een goed gewas , jaarlyks 27ooo kannen Oly levert: en zoo het fchraal is, dog ten minften ruim 20,oo00. Wy zullen deeze laatfte bepaaling die, gelyk uit myn vorig gezegde blykt, zeer mid» “delmatig is, aannemen „ en dan blykt dat 5r molens, jaarlyks opbrengen I,0,20,000 kannen , die tegen 25 Rds. de Takar , bedragen eene aanzienlyke fomme van byna 1r3osooo Rds., die men voor deezen naar Fava zenden moeft, want de Calappa Oly, die men alhier vervaardigt, word alleen ge- bruikt in de glpnn: EN | _Nas- ien Niets 202 Katjang-thuinen. Niettegenftaande deeze aanzienlyke hoeveelheid, rykt de voorraad tot het gebruik dezer ftad en hare ingezetenen nog niet toe. Het getal der Oly - mo- lens , kan zonder vrees tot honderd ftygen , en dan zullen wy alhier, den toevoer van Calappa Oly, nog niet ten enemaal kunnen miffen (4). 3 Ik wil niet eens fpreeken , van het groot aantal koeken Tay minjak , zon- der dewelke de Suiker-thuinen veel zouden lyden, en ‚die men in de groen- te teelt , naar de mannier der Chinee- zen , niet wel kan miffen 5 dit moet ik nog zeggen ; ter overtuiging van het groote nut der Katjang-bouw , voor ket gemeen: dat voor het even bea fchreeven getal van 1,0,20,000 kannen Oly , byna 6oo laxa grond gevorderd wordt ‚ die meer dan rooo menfchen VOC. __{n) Mogelyk zal deeze begroting naar het opgege- ven getal der Ingezetenen deezer Stad, aan vreemden wat buitenfporig íchynen, warom ik moet zeggen, dat men hier veel meer ligt ontfteekt als in ons Vader- land, alzo het maar eene zeer middelmatige huishou- ding is, alwaar zoo wel binnen als voor de bedienden dagelyks geen zo, lampen branden; by de vermogende en ryken is dit getal wel honderd , zoo datde oly geen gering gedeelte in onze vertering is, om nu niet eens te en vande Suyker-molens die met elkander, byna zooooo kannen in een Jaar behoeven. Katfang-tbuinen. 203 voeden , want voor de bearbeiding van een Laxa , met dat geen wat hier toe behoort, mag men niet minder dan twee man, rekenen. si Oly-molens houden ook ruim 6oo menfchen in be« zigheid , zoo dat dit gewas , in den tegenwoordigen ftaat, in de eerfte hand , reets meer dan 1600 menfchen onderhoud , ongerekent de zulken, die hun beftaan vinden in het verkoo- pen der Oly en meer andere kleine be- zigheden , die ik met eedt ge ben voor by gegaan, Wat zegt gy nu geagte Leezer! zyn r6oo' vlytige ingezetenen ; geen aan- zienlyk voorwerp in het lighaam ener volkplanting ? Maar zoo nuttig is dit akkerwerk voor den Landheer niet, ten zy hy de konft verfta, door eene vriendelyke gefpraakzaamheid , en wel geregelde order , den arbeid der Chineezen te beftieren. Twyfelt gy, zoo ftel uw voor, dat eenige flukfe gaften (0) __hun- ennn (e) De PEN hj dede Jonken. alhier jaariyks wke: laten hun zeer gaarn ik tot he. a 204 Katjans-thuinen. hunnen dienft den Landheer komen aanbieden (p) een ftuk grond , door hun naar de boven befchreeven manier verkooren , van alle wilderniffen te zuiveren en met Katjang te beplanten. Dit fchynt in den eerften opflag een zeer aangenaam verzoek, dat egter fpoedig gematigt word ‚ wanneer men be- en _ Akker-bouw, alzo de meefte dit werk in China hebr ben by de hand gehad, en boven dien bevreeft zyn, voor het woonen binnen of naby de Stad; zoo wel om de fchadelyke lugt, dewelke die Natie nog nadee- liger is, dan ons Europeaanen, als ook om dat zy in de Bovenlanden ruimer kunnen leeven en meerder vry- heid hebben. | lemand die het niet gezien heeft, kan naaulyks ges loven, wat arbeid deeze Menfchen in d’ eerfte Jaaren hunner aankomft doen, maar zoo dra zy, van hun koeligeld of daghuaur een weinig hebben opgelegt, be- geeven er zig eenige met malkanderen, naar een goed Landheer, en verzoeken een ledige en woefte grond, om zelf een Thuin aanteleggen. | TERDE (p) Men ontmoet op de meefte Landeryen rondom deeze Stad, nog veele morgens begroeit met allerley ruigte, vooral met Guyavus Agreffis of Bofch Guyavus dat het minft (chadelykft van allen is, alzo het rund» vee, onder dit Gewas, in het heet fayzoen nog een weinig gras kan vinden, en zig ook behelpt met de Vrugten ; maar dikwils ziet men ook geheele plekken met Arunda Spinofa of gedoornde Bamboezen , en diergelyke wilderniffen , waar door, nog Menfch nog Beett pafleeren kan, Deeze plaatfen behoort men bo- ven andere te verkiezen, om tot Katjang-thuinen uit te geeven, Want de Javaanen wagen erzig niet ligt aan, dewyl'het werk te zwaar is. | Katjang- thuinen, 205 bedenkt , dat zy in de eerfte tweeof drie jaaren, naar luid van het accoort, niets betalen en dan 8à ro jaaren , voor de Laxa 4 of 5 Rds. Meer dan twee- maalen kan men, zonder eene aanzienly- ke bemefting, op denzelven grond niet zaayen, al werd er tuffchen beiden pady opgeplant. Is ’er nu in de nabyheid geen Hoorn-vee , dan gaat den Ak- kerman verhuizen, en de grond door hem bebouwt , maar nu ten enemaal vermagerd , deugt voor eerft nergens toe en brengt niets anders voort , dan een fchadelyk foort van gras , door den gemenen man verkeert Teke, maar ei- gentlyk Cuf/u Cuf]u geheeten , en door Rumrenrus befchreeven , onder den naam van Gramen aciculatum. Geftelt dan dat de Chinees 5 Laxa bearbeid heeft, en daar voor ro jaaren agter een, den grootften huur of 5 Rds. betaalt, zoo vind den Landheer, by flot van rekening voor dit gering bedragen, een dorre en verlaten plek , die hy in veele jaaren, nergens toe gebruiken kan. Die zyn land niet wil bederven , moet dit noodzakelyk te« gengaan , en zoo veel mogelyk niet heli __ ge- 2oú Katjang-thuineti. gedogen, dat de Chineezen , de Katjang: thuinen naar hunnen fmaak verplaats fen , maar dezelve in tegendeel, door gedurige bemefting vrugtbaar houden: en dewyl men tot heeden toe, het vellen van bamboes en boomen ; met onverfchillige oogen aanziet, verbies den eenig hout of bamboes riet te kap- pen ‚ zonder binnen hunne omtuinin= gen Calappa; Doertoens en andere vrugtdragende bomen, aantekweeken , het welk hun terftont by hunne komft moet werden opgelegt, want op deeze wyze word, den Akkerman aan zyn grond verbonden ; hy vind by misge= was nog eenig middel van beftaan ; blyft verfchoont van de moeite der verhuizing en raakt gewent aan de plaats en met de Javaanen, het welk tot zyn veiligheid (g) ten hoogften _ NO (q) Zeer groot is het aantal Chineezen, het welk door de Javaanen , jaarlyks word om hals gebragt. De Taatfte hebben eenen onverzoenlyken haat tegen de eere ften, waar by nog komt de hoop var buit, dewyl de Chineezen, zeer dikwils met geld naar boven gaan, De Wertgeevende Magt heeft hier tegen op allerlei wyzen tragten te voorzien , maar tot nog toe vrugtee laos. Om deeze reeden behoeft men ninmer te fchroo= men, voor hun toenemend aantal in de Bovenlanden, dewyl zy hoe-talryk omtrent de Javanen in geene aan- mere han Katjang-thüùinen. 907 nodig is. Zonder deezeen meer ande= re fchikkingen , door de Hooge Ove- righeid , tot nut der Land-bouw vaft te ftellen , zullen de ommelanden , binnen weinig jaaren , ten eenemaal werden uitgemergelt ; dít aanzienlyk deel der Land- bouw , zal uit gebrek aan goede grond (+) ten ondergaan ‚en veele Landheeren , zullen tot hunne fchade leeren , dat de Katjang teelt ; die voor het algemeen, in haare bloei zoo nuttig was , eindelyk uit gebrek aan goede fchikking voor hun zelf en deeze volkplanting, verderfelyk word. Merking komen , en zelf zeer wel weeten, dat eene Enkele wenk van goedkeuring, den Land aart gegee- ven, voldoende is, hun allen de Krits in het hart te drukken. | (x) Het is zeker, dat omtrent het Gebergte, nog veele honderd morgens woeft en ledig leggen, en ook nog, in de eerfte Jaaren niet bearbeid zullen worden; maar deeze ftreeken kunnen tot den Katjang bouw niet verder gebruikt worden, als de benodigdheid der omleggende Kampongs vorderd. Het vervoer, naar beneeden » het welk door de onbevaarheid der Rivieren, die behalven de Zfidani, op 3. a 4. uuren ns van de Stad, zeer droog en klippig zvnde, met uffels-karren moet gefchieden, word te koftbaar, zoo dat de Katjang-teelt in eene aanzienlyke hoeveel- heid, niet wel verder dan 4 a 5 uuren, in den om- tek der Stad kan geoeffent worden, | REP ii „208 Me nevens ovt van de Suiker- molens, te vinden in het eerfte deel deezer Verhandelingen , door de Chineezen „ in hunne Taal overgezet zynde, heeft een kundig en vermogend Land-bouwer dier Natie, het Ge- noodfchap eenige aanmerkingen , dat werk rakende, toegezonden , waar van ík de voornaamfte hier zal byvoe- gen, in hoop dat dit , een iegelyk , wien de welvaart deezer volkplanting waarlyk ter herte gaat , zal aanmoedi-. gen , naar vermogen „ het zyne toete- dragen ‚ ter meefdere volmaking van dit gewigtig gedeelte onzes "Akker- bouws, die, gelyk men uit de boven- genoemde befchryving ligtelyk zal ont- waaren , in veelen opzigte , tot nog toe , zeer gebrekkig is ingerigt. Hy zegt : | I. Dat het niet nodig is, ro jaaren ag- tereen in een en nieuwen grond , wit riette planten, zoo als ik pag. 198. heb geftelt, kunnende na verloop der eerfte 5 jaaren , reets voor de helftrood riet gebruikt worden,waar . uit IL byvoegyee 209 uit men zoude moeten befluiten „ dat het roode riet , voor den plan- ter voordeeliger is, het welk naar myn begrip nog niet beweezen is, want offchoon het witte riet, zoo veel vogt niet leevert als het roo- de, dewyl het dunner en korter is ‚ ishet fap egter veel zoeter en fuikeragtiger ‚ waarom in het alge- meen verzeekert word, dat men „tot het roode riet niet overgaat ; dan om dat de grond „door het eers fte gebruik vermagert is. Raakende de tyd die het Suiker- riet nodig heeft ryp te worden , en door my pag. 2or. op 12 of 14 maanden is bepaalt , zegt hy , dat in dit geval ; onderfcheid gemaakt moet worden tuffchen de hooge en laage gronden, aizoo het gewas van eenen laagen grond, binnen 11 of re maanden ; bekwaam voor de ‚ moolen is ; terwyl het riet op ee- nen hoogen grond wel 14-of 15 maanden; tot de volle wasdom - vordert, Oo | | TI aro Byvoegfcl, II. Omtrent het kooken heb ik pag. 206. gezegt, dat volgens de te- genwoordige nadelige inrigting der kookhuizen een Zotol 24 uuren en langer nodig heeft, eer het-tot be- horige lyvigheid gebragt kan wor- den, waar omtrent hy aanmerkt dat de Ooft- en- Weftmouflon ; in dit geval, verfchil verwekt, alzo hier toe , in het reegen- faizoen meer- der tyd , dan in de Ooft- mon, werd gevorderd. Volgens zyne opgave ‚ worden ‘er in een etmaal 16 tonnen vogts in het Chinees 7fing Ouw genaamt, verkookt, houdende ieder ton 420 of alle te famen 6720 kannen die tot 630 afgekookt zynde , 18 pot- ten ieder van 35 kannen , kunnen vullen. j IV. Betreffende de figuur deb pannen , heb ik, pag. 208. geftelt, dat zy, ter bevordering eener fpoedige uit- damping , behoorden vlakker te zyn, waar omtrent hy zegt ; dat dit van nut kan weezen by het eer- fte kooken , wanneer het vogt nog zeer „Byvoegfsl. ZI zeer wateragtig is ‚ maar wanneer het voor detweedemraal word over- gekookt, gaat zulks niet door , ter- wyl het vogt , reets tot eene mer- kelyke Iyvigheid gebragt , dus ge- vaar zoude loopen aan te branden. Wat hier van zy zal wel haatft be- flift zyn; door de proeven, die van wegen het Genootfchap „ daar omtrent, zullen genoomen en in het derde Deel bekent gemaakt worden, Dit enkel „merk ik hier by aan, dat alle Molens eenerly zoort ftaale pannen gebrui- ken, die hun, uit China ,-worden toe- — gevoert, van omtrent 44. Rhynlandfe duimen middellyns breed en 1 5. duimen „diep. Het overige, door hem by gebragt, van weinig belang zynde, voege ik hier nog toe dat de Heer SrraARDUS BARTLO dirigeerend Lit van dit Ge- noodfchap , éen Kookhuis, op Zyn Ed. suikermolens, volgens myne aanwy- zing verbetert hebbende, heeft bevon- den, dat door het fpoediger uitwase- men der waterdampen, het kooken thans zoo fnel voortgaat dat, daar de | Oo 2 Vuur- 212 Byvoegfel. Vuurftokers voor heen gedurig moeften werden aangezet, dezelve nu in tegen- deel dikwils moeten werden tegen ge- houden, waar door de Ampas of het uitgemalen Riet van veel meer nut word, hebbende: Zyn Ed. op deeze mâniër', meer dan ro. vademen Brandhout uit- gewonnen, zoo als deffelfs Berigt aan het Genootíchap , breeder te kennen geet. Dit zigtbaar voordeel zal, zoo ik hoop, de Chineezen, hoe zeer zy bo- ven andere Natien, niet ligt tot enige verandering overgaan, nogtans wel haaft ter navolging beweegen , hetwelk hun op allerly wyze diend onder het oog gebragt te worden, om dat zy; door hunne tegenwoordige gebrekkige behandeling, het Brandhout, zoo koft= baar voor den grooten ommeflag van Batavia, nodeloos vernielen. ep PROE- Pag. 213 FORTWO SRM NOPENS DE VERSCHILLENDE GEDAANTE en KOLEUR D men, alleen de zaak zoude heb- ben. kunnen befliffen. b.) Ingrootte kleente en dikte ; Reu- zen worden 'er nog enkelde , nu en dan „gebooren, van gemeene Ouders : gelyk zeker Trawant van den Aarts Hertog FERrD re NA ND ArMON genaamd, die elf voeten hoog was. CAJ A- NUs, diein 1744. in Holland te zien is geweeft was agt voeten hoog; De Reuzen, welke de Engelfche Capitein Biron, ten jaare 1764. in Patagonie had ge. zien, Zyn, door de Franfche Ca« piteins GERARDAUX en BoUGAIN- VILLE in 1766, niet grooter bevon- dens a24 Proeve nópens de verftchillende ee ” den, dan vari 5. voetenen s. dui- men, tot 5. voetenen 9. duimen. De Engelfche Capitein Cook verzekert zelfs, dat de grootfte 5. voeten en 10. duimen hoog zyn. en de Heer PERNETTY die in zyne Verhandelingen over Amerika, de Reuzen bêhoud , verklaart echter daar na in zyne Reys naar de Malouines II. Deel bl. «07. dat zy 5. voeten en 7. duimen groot waren ;’t geen men dan voor geene Reuzen kan re- kenen: we _ Dwergen, waar vanmen voor henen dagt, dat ‘er geheele Na- tien waren, wordende in Holland, Klabouters , Kaboutermannetjes , in Zweeden Zrools genaamd. De Aards Hertog FERDINAND; dien wy zoo even aanvoerden, had 'er eenen van drie fpannen lang; enin 1760. is te Parys een Poolfch Edelmannetjete zien ge- weeft, twee en twintig jaaren oud en maar agt en twintig dui- men gedaante en coleur der Menfchen. 225 men hoog , en thans heeft men een Friesch Boertje LoLKEs genaamd, die nu en dan te Am- {terdam by Blaâuw Ján te zien is, en geen drie voeten haalen kan. En wat de dikte betreft ; in ’t jaar 1724 ftierf een Engelsch. man , te Lincoln „ lang zes voe: ten en vier duimen; dik tien voeten in den omtrek, en zwaaf 580. ponden: | ê.) Ziekters dan den hals. Goeters of Kropdraagers heeft men aan den voet der Alpen , ook in den Zlgas, en aan den voet van onze meefte hooge ber. gen op Jaud: als mede hier op den Salak: zynde die krop eene — ziekte, welke menzegt; dat door ‘t water veroorzaakt wordt. Men. vind ’er de zulke ook, aan den voet van de Cordelieres, in Peru. _ De Cretans Van Valats in Zwits zerland , hebben behalven die gfoote kroppen , byna geene de minfte kennis; zynde zy doof Pp | en 226 Proeve nopens de ver fobillende en ftom , volgens de befchry.= ving van den Heer hive de __„MAUGIRON. | a) De Ziektens doe huid. Gelyk die de Käthads Sr Ot ‚ „fchubziekte-hebben. Deeze heb- ‚_ben,witte fchubbenop den huid ; die „ gelyk de andere huidziek- tens , kan geneezen worden. Men vind ’er veelen op Mias, een Eiland by Swmatra en op de _angerfe Eilanden , by Ternate. Edoch deeze ziekte ì isalleen den zwarten cigen, €) Ziektens der,Teeldeclen. > Androginen die door de uit- groeijing der Clitoris en Nimpben, van beide gage je fcheinen te Zyn. Hermapbroditen ‚ waar van … fommigen naar Mannen, en an- deren naar Vrouwen gelyken ; _zynde de laatften het gemeentfte;, voornamêntlyk in de heete Land- ftreeken. | Mo. erik sl 115 VW „gedaante en colour. der Menfchen. 227 Monorchis , die maar”ééne bal hebben, als.de Hottentötten ; hebben hunne voorouders vol. gens Kolbe , 'er voor wegen ‚ een wfgrliseden, 4 Het rade t geen men wil ‚dat de somctinden O= verde fchaamdeelen nederhangt. _Triorchis met drie ballen. £ Misgeboorten. _ Samen gegroet kinderen. Een Jongman die. zyn | broeder aan het borftbeen was aange- groeit; twee zufters., in 't jaar 1723. te, Presburg:overlecden , die aan ’t ftuitbeen waren t'zaam gegroeid: welke Aj Houttuin _ ftaan uitgeteekend: Menfchen met {taarten , die ks men nuen dan vindt; zynde ; nu eenige jaren een kind alhier _ te zien geweeft , met een kraake _ beenig uitgroeizel van drie à vier _ duimen aan het ftuïtebéen, Ppaà g.) Mis- B a28 Proeve nopens de verf. ged. en col. enz. g:) Mismaáktheid door kunft. Aan het hoofd, door zaamen= drukking , rond , plat of pira- midaal , t geen “door. de moe- … ders, opzettelyk , gedaan wordt. Sommigen rekken de ooren overmaatig lang 5; gelyk de Bag- liers, in de nabuurfchap van Fava. Andere volkeren in Jmerika trekken hunne kinderen de voor- tanden uit. (*) Aan de Teeldeelen ; door de befnydeniflen, of door de Jn- fibulatie, welke met een ring, of iets diergelyks door de teeldee- len te haalen, aan beide de kun- nen » gefchiedt, en ’t geen , zoo wel op Ceram, onder de dlfoe- reefen , als in Amerika, in ge bruik is. en Ae (*) Sommigen bebranden den huid met allerlye fis guuren , gelvk in Zfalie, Spanje , fa zelfs onder de Kaffers van Mozambigne plaats heeft, Dl “ 5 Tag. 200 BESCHRYVINGE VAN EEN E BLANKE NEGERIN UIT: DEE PAPOESCHE EILANDEN, DOOR F: VAN IPEREN eze Meid, welke nog, op zyn beft, zoo het my toefchynt , vyf- tien of zeftien jaar oud zal weezen werd , voor eene zonderlinge zeld- zaamheid van Zernate, aan den Heer RADERMACHERSs en dus ter befpiegelinge voor het Genootfchap ; in de maand September des voorleden jaar, ten gefchenke gezonden: en men brengt die in den thuin, van de Ed: Compagnie, welke ik thans bewoone,- en daar ik nu en dan eenige Natuurly- ke Zeldzaamheden ontvange en over- weege van wegens ons Genootfchap. erk Zy was ZOO Ee en bezet met Pp 5 ee azo Befchyving van eene blanke Negerin eene foort van melaatsheid , dat ik ’er myne flaven en huisgenooten niet aan durfde wagen; Zy werd darin de vry- mans boeien gebragt en aldaar volko- men geneezen , door het-bewryven van haren huid met Pumarinde blade- ren , klein gekapt „vuicgeperft en met Salpeter tot een zalfje gemaakt. Ik kreeg haat, wederom fris en gezond, op den 14. Lienermber 1779, Toen zy eerft by my aankwam , was zy zeer verlegen, zeer bang en was tot geen fpreekente krygen. Toen zy weggehaald werd , fchreidde zy bite terlyk „ en zeide aan de jongens en meiden „ dat zy wilde blyvens; en het hier wel had. Toen zy wederkwam was Zy vrolyk , lachte en gaf haar ge= noegen , met fpreekende daden, te kennen. Niettemin was zy in de boei- en zeer wel behandeld: — maar ook de flaven en flavinnen willen eene vry- heid genieten , welke met haren ftaat avareenkaknt | De jonzens en dte) ‚ welke men hier Papoefthen noemt, zyn vry zwart en draagen gekroesd, fyn gedroesd en 03 dus uit de Papoefihe Eilanden. 231 dus PE in een gedrongen hoofdhair. Van zoodanig foort van. haar is deeze ook voorzien , maar het is uit den gee- len rood, en ftaat krulsgewyzê op- _ waards ge kronkeld , wat te verre op het voorhoofd , % geen eenigzins een {troef gezicht veroorzaakt. De Heer van SONNERET.befchryft Voyagies de Bewooners, der_Papoefche Eilan- #28 153: den „ die ; zegt hy , zeer weinig be= eel Zyns aldus: — 3, Hun voorko= > men heeft iets leelyks en vervaar- » lyks. Dat men zich fterkgefpierde ss menfchen voorftelle ,. van. eene z, blinkende zwarte verwe, offchoon ss Ondertufichen de huid vry ftroef en 5» ruuw is, en voor het groots gedeel »y-te ontcierd met leelyke vlakken , ys niet ongelyk ean die, welke de me- sy laatsheid voortbrengt; dat men zich » dezelve voor zyne- verbeeldinge „> fchildere:als menfchen met groote sy oogen , met een ingedokene platte > neuze, met eenen ongemeenen wy- ss den mond , met lippen vooral de bo- a -venfte vry wat gezwolle: met dik ge- s kroesd en in een gekronkeld of git 1 zwart of vuurig rood hair. „Het zes | Pp 4 ‚‚ de- hed aj ent yze by ander Aa I. Deel, ° 232 Befchryving vaneene blanke Negerin ‚, delyk beftaan van deze wilden be- > antwoordt vry wel aan hun uitwen- >> dig voorkomen 5 want zy zyn dap- »> per ; Zy beminnen den oorlog , zy > Zyn wreed, wantrouwig en zyn ook 5 Op verre naar, niet te vertrou- ‚> wen.” \s Omtrend op gelyke wyze befchryft DoNGEORGE DE MENEzEs,dieten jaare 1527, de eerfte der Europeanen op de Papoefche Eilanden aankwam, dat geflagt van menfchen. „, Men > houdt voor zeker , fchryft hy dat > de naam van PavMmas, inde taal van > dat Land, zwart beteekent: om ‚> dat die wilden ‘er, gelyk de Kaf- »» fers, uitzie, en kroes gekruld hair ‚ hebben ; zy zyn wel mager en ver- Omtrendss ftyfd , maar kunnen zeer wel tegen in het mid- ss den bl, 42. den arbeid , en van nature tot al- » lerlye fchelmítukken en verraad ge- > negen. Onder hen vindtmen veele > Dooven , en fommige , die maar >» weinig zien.” —- Ik meene, dat onze hedendaagfche Natuur-onderzoes kers volftrekt geene vryheid hebben , om de byzonderheden , welke in da Land- en Zee-tochten der ouden voors koe uit de Papoefche Eilanden. 233 komen „ te verachten en van dezelve geen gebruik te maaken. En wat ’er ook van de gelykheid met de Kaffers mag gezegd worden; dit is ten mine ften zeker, dat de Mozambiquers, van welke ik ‘er verfcheidene hier gezien , betuurd en belaft hebbe , zeer veel overeenkomft hebben met de Negers der. Papoefche Eilanden , welke men hier , by onderfcheidinge van de Mo- zambiquers, Oofterlingen noemt. Al«- leenlyk bericht men my , dat ‘er in de Oofterlingen , welke eigentlyk den naam van Papoetjes of Papoeces mo= gen draagen, meer bewyzen van vlug- heid en fchranderheid zich vertoonen; dan in de Wefterlingen, die van we= gens hun gekroesd hair , verwe , aan- gezicht , ook oneigentlyk met den gee meene naam van Papous vereerd wor- den. By den Edelen Geftrengen Heer CRAAN ; Raad van Indie, is ‘er een, wiens hoofd ik heb laaten uitteekenen, van wegens de zonderlinge fchikkinge der figuuren , welke op zyn aanges zicht, denkelyk , in zyne jeugd, zyn ingegroefd; en waar uit ik befluit, dat hy van eenig aanzien onder de zynen ROEL geweeft zyn. Daarenboven vins Ens de 234 Befchryving van eene blanke Negerin de'ik, by-deeigentlyk gezegde-zwar= te Papoes», die leelyke ‘wezentrek- ken, en dien groeven huid, en die vlak- ken niet, welke de Heer SONNERET zal ontdekt hebben ; by die „ welke hem bejegend zyn, Zoo dat men het gezegde van dien Heer niet wel alge meen kan maaken. das „De naam van de Meid „ welke ik hier befchryves is Penau volgens haar getuigenifle : zy is geboortig van het Eiland Mandara en_ voortgefprooten uit blanke en gekroesde roodhairige ouders; van welkezy het beeld draagt. De Hollanders hebben haar op Mandara gekocht , en zy is vervolgens te Tera natein dienft gekomen van eenen Hol- landfcnen Heer en Juffrouw... Op haar _ Eiland woonen , meeft zwarte kroes- koppige Negers ; maar evenwel ook , zoo zy zegt, ettelyke blanken. Wy zullen haar vervolgens Penau noemen: want zy fchynt niet zeer gezet te zyn op de nieuwe naam van Malatti ‚ wel- ken wy hier gegeeven hadden : toen zy nog niet fpreeken wilde, Ì wit de” Papoefche Eilanden; 235 By het Geographisch befchryven van, een Geweft begint.men doorgaans met den omtrek en grensfcheidingen en bes lendingen- der. Ommelanden. By de befchryvinge van PENAU, beginne ik met haren huid: vergelykende die met den huid hárer Vaderlanders. En ik meene te hebben bemerkt, dat hoe zwarter de huid is, hoe gladder die zich, by het bevoelen voordoet. Ik heb ettelyke Jongens en Meiden betraft en ‚niets is zeserer, dan het geen ik daar omtrend ondervond, over het ge- meen genoomen ;- Men ziet en voelt naauwelysde gewonegroeven, welke in onzen huid, en zelfs in het poezel vel der fraayften Meisjes van Kuropa, zich duidelyk voor doen. MÊiffchien geeft de donkere verwe eene zachte wol, die de aandoeninge van de reten groeven en ongelykheden verdooft. Eene zwarte Papoefche Meid by de Heer Secretaris DE B OOCK, wierde met Penau vergeleeken, doet ons dat ver= Shi ontdekken; 5, Î „Penag ; is van top tot-teen. ruuw én ongelyk van oppervlakte: uitgenoo= men van binnen-en bovenop de ar aar 236 Befthryving wan eene blanke Negerin daar zy wat gladder is. Over het bo- venfte en voorfte van hare armen en beenen tot aan de fchouders en leiffpier toe heeft zy wit vlaflig hair, ’t geen by het bevoelen, de ruwheid vermeer= dert, Zy heeft de kinderziekte gehad, en heeft hier en daar nog plekken over= gehouden: Waar by komen die blauw bruine rooven en vlakken, welke wy ook in den witten Neger van Bali heba benopgemerkt: behoorende die, fchoon zy er kleinder heeft, en minder, tot eene vaftgaande hoedanigheid van den huid der zoo genaamde Kakkerlak ken van imi en de overige Eilan. den. De Aderen zyn er even doorfchy- nende, als by de Europeezen. Teenen vingeren, nagelen, leveren niet zeld= faams op. Voor aan de fchouders en aan de oxels kroef} het hair vry wat los- fer in booge , dan op het hoofd en elders daar het bykans zoo fterk kronkelt en met fyne krulletjesfamenloopt, als op den fchedel. Zy heeft ook vry lange tepels, ja maar de borften zyn nog niet uitgewasfchen, fchynende de Natuur. daar een begin mede te maaken. IRD Haar uit de Papoefche Eilanden. 23} Haar lengte is 4. voeten 6. duimen en 8. linien: het borftbeen is wat brees der vooruitftekende , en byde hare voes= ten ftaan voorwaards uit naar de rechter zyde, omtrend gelyk die van fommige Europifche boeren jongens, die dage- lyks achter den ploeg loopen. Hier uit ontítaat eene miflelyke houdinge der fchouders en van het geheel lichaam en zelfs van deneken hals, welke aan het Meisje een belachelyk voorkomen gee- ven. Zoo zeker is het, dat het eene lis chaamelyk gebrek doorgaans een ander veroorzaakt. « Ik kan ook niet geloo- ven, dat er te Parys of London een Dansmeefter zou gevonden worden, die zoodanig een ingewortelde en vaft- gegroeide fcheef heid zou weten te her= {tellen : want alle de peezen en fpieren zyn er naar gezet. … De werktuigelyke opvoedinge der Dansmeefters kan dus van eene aanmer= kelyke nuttigheid wezen. Ik heb reden ‚om dit ftuk niet verder uit te haalen; vooral niet te Batavia, Tuse 238 Befchryvikg vaneensblanke Negerin … Tuffechen-de beide oorlelien-befluit zich de laagfte kring ‘van: het gekroes= de hoofd-hair3 en dathoofd-hair is zoo fraai met kleiner en grooter cirkelronde krutletjes in een effen en gelykvornig tappeerzel ingelaft, dat men niets aar= diger begrypen kan. ’Tis, niee moge Iyk dat onze Haagfche- en. Amfters damfche Paruikmakers dit door de kunt Zouden weeten naar te bootzen, Maar dat bovenwaards kronkelen maakt de nek kaal, en de hals lang, die bruine achtig, gerimpeld, ftroeft, en onaan- zienelyk : is;| : | torst oo} / la „De ooren zyn wel mftoond ‚en van dee jeugd af aan met de boven en ach ter boorden voorwaards gebogen. En dit gefchiedt aan byna alle de Oofters fche Kinderen; denkelyk, om dar-zy voorwaards beter de klanken zouden ontvangen en fcherper gehoor hebben; Zy is een weinig doof ; maarde doof heid blykt ons niets anders te zynsdant een langdurig overleg om iets wel en voorzichtig: te begrypen, eer zv. kan of durft antwoorden. Men noemt: dit hoewel ook nog in eenen anderen he En er ofte uit de Papoeftbe Elanden.’ 239 Ooft-Indifch doof; enik befpeure, dat de Javäanen, Chineezen en andere Oos- terfche, Natien een diergelyk zweem- zel van doofheid telkens laaten blyken. Hier door zullen fommige Reizigers, en ook Don GEORGE'DE MENEZES, mogelyk zyn misleid geworden. Slegts- cénhén duim en vyflinien is het _ voorhoofd lang, én het natuurlyk toe- pet hangt voor over: hoewel het flegts omtrend vyf linien dik is: ’t geen de gemaakte fierheid der hooge hairkuiven en dus eene foort van bevalligheid weg= neemt, welke in Kuropa ongemeen verre gevorderdis, en uit het befchaaf- de Ooften, Perfie vooral en Turkye is overgekomen. Zoo verre heeft de Smaak in deze Zuidelyke Geweften, van alle befchaafde waerelddeelen wat al te wyd afgezonderd, A: niet kun- _nen komen. Twêe en een halve duim ftaat de kine ne vooruit van de keel afgerekend. Al-_ les is vry tond, de kin, onderkaken boven koomen totaan de flapen, ende wangen {taan weerzyds bolrond voor- uit. De mond is juift niet breed: - et he oao Befchryving wan cene blarike Negerin heb Europifche Dames gezien, die breeder gemond wàren. De onder- lippe is dikker dan de bovenfte, en benedenwaars omgekruld; Ook is de bovenlip flegts in het midden wat dik en voorwaards uitpuilende, _ De neus is van onderen wat breed ; en de neus-gaten wat ruim en gapende. * Bovenwaards duikt zy wat inwaards, totaan het voorhoofd: zynde denkelyk by de kindsheid wat ingedrukt. Ook zwellen de wangen onder de oogléeden neuswaards aan , naar het midden: want anders fcheiden zich de neuskruls len vry diep, om het mondftuk te hels pen maaken; De wenkbraauwen witachtig tood {taan genoegzaam onder aan de rani- den van het voorhoofd-been, ’%t geen als eene zolderinge maakt, waaf onder tegen, vry wat diep de ooglee- denindrukken. De braauwen ; zoo van onder als van boven, zyn vry wat Los- fer. Het wit der oogen zuiver melk wits de oogen blaauw , eindigende à aar de appelen met bleekbläauwe, geelé en oranjeachtige ftraalen. De oogbals - leú vit de Papoëfche “Eilanden. a4t Jen vertoonen zich machtig klein. In- dien men haar wel begrypt; zoo is het eenig gebrek van haar gezicht, dat het midden op den dag wat donkerder is, dan by duifter weder of tegen den avond. . Maar als de lampen zyn aangeftooken, wordt zy wederom ftik ziende ‚ en bui- ten ftaat, om te naayen, Zy heeft een verondwaardigend voor= komen ; als zy wat effen ziet, en ernftig of verlegen ís: maar daar entegen een _vriendelyk gelaadt, dat geneegen is tot lagchen, als zy wel te vreeden is. Edoch dan ziet zy er wat mal uit, alruim zoo wel, als zulke Europezen , die lagchen ;, zonder dat zy weeten waarom. Ik weet geene trekken meer, welke „Penau, onze Papoufche witte Meid, „nader kunnen portraiteeren; | __Dit alleen wil ik er maar hebben by- gevoegd, datop hare ooren, wangen, mond en elders naaf evenredigheid, _éené gezondeen frifche bloozend rood- heid doorftraalt: en dat dus dit voor- „oordeel, als of alle de Kakkerlakkener ‘kalk wit als geeften uitzien, moet wer- “denafgelegd , gelyk wy reeds in onze be- fchryvinge van Soudame gezegd hebben. __ Men kan ook, Penau, zoo mit als ‘Soudame : onder de Dwergen of wans Qa fchepe 242 Befchryving vaneeneblanke Negerin fchepzels, plaatzen. De meefte Siave- meiden vallen ‘niet langer dan Penau, «en men vindt onder de Oofterlingen weinigg V rouwsperfoomen , die vänee- ne lange en ryzige geftalten zyn. Ik zou êr zelfs wel toe kunnen ko- mêti, om de ‘bruine ‘vlekke en varl- grauwe: puiftjes, welke men vooral 6 hare rug en borft aantreft’en haar Îeé- Iyk maaken , voor overblyvende gevol- gen ‘eri blyken haarer voormaligen me- laafthêid'aan te zien. Want de Zee- varenden én Reizigers houden taande, dat alle‘de’ witte Negers, of Kakker.- lakken aän die fchurft, en melaaftheid onderworpen zyn. Voormaals meende: men, dat de Ziek- ke Zich binnen de grenzen van E yp- teland bepaalde: en *t kan ZyD dat zy aldaar haaren oorfprong heeft; maar _nu heeft men duidelyke befchryving e van die ziekte, zoo alser Atabien nee- de befchmet is, en zooals dezelve zich ook inde Weft-Indien ‘vertoont, ‘Men kàn’ dit ‘duidelyk voorgefteld vinden, by den Heeren PryssoNeren Nie- BUUR, ‘en by den. Heêér Micrarus, Recheiv,diede Pr vssonELén NieBuunaad- Deel. par.voert; om de wetter’ var Mofes over 208 in volde melaatheid: des te duidelyker té ver- Kaâren. In Európa ‘hebben wy ver uit de Papoefche Eilanden. 243 fchillende foorten van fchurft, en zoo is het ook hier te lande. Want de me- laatheid van Soudame en Penau heeftde kenmerken niet van die ziekte, welke de voornaamfte Genees-heeren aan de melaatfheid toefchryven „als alleen; dat zy, geneezen zynde, vlakken en kerven nalaat, en dat er zich telkens, wederom onder de fproeten en rooven eene nieuwe jeukte opdoet, en dat zy insgelyks zoo wel als de melaatfheid van de Ouders.op de Kinderen, by ervbe- fmettinge fchyntover tegaan, men ont- dekt zodanige uitwaffen „ op boomens heefters en planten: zoo wel als op de meefte dieren: en ik houde die uitwas- fen, zoo wel als de wratten, negenoo- gen; fteenpuiften , pokken en ciergely- ke, voor menigerhande foorten van pad- deftoelen „ welker onzichtbaar zaad door de lucht vliegt of in het bloed ge- raakt, en zich veftigt en wortelt , daar het eenen gefchikten grond vindt, om genoegzaam voedzel uit te trekken. En waarom zou dan de blanke huid der „Kakkerlakken en witte Negers daar niet eene betere gefchiktheid toe kunnen hebben, dande zwarte of bruine huid hunner mede Vaderlanders. Zoo dat niet onmogelyk is, dan is-ook, in zoo Qa 2 ver- 244 Befchryving van eene blanke Negerin verre, dat raadzel eenigzins opgeloft, waarom niet de zwarte, maar de blan- ke, aan die piage zyn onderworpen. Nopens de zielsvermogens onzer witte Negerinne;, valt zeer weinig te zeggen, zoo min als van die haarer landsgenooten. Ik zou denken, dat de Lyf-jongens en Lyf-meiden, en by gevolg nog des te meer de Mandoors en Mandoreffen , zoo veel verftand kun- nen hebben, en zoo handig kunnen worden , als hunne Heeren en Vrouwen. Ettelyke huisgezinnen van deze Co- lonie , zoude genoegzame voorbeel- den kunnen opleveren, welke tot bes wyzen van myne ftel'inge zouden ver-= ftrekken.En warom zouden Penau enSou- dame(*) het zoo verre nietkunnen bren- gen, als hunne zwarte en bruine me- demakkers. Hoe ik de zaak ook be- kyke van rondomme, en wat iker ook over denke, ’t befluit blyft by my » dat het rood hair en de witte huid geenen invloed hebben, op het herfen. geftel: dat een witte Neger , even zoo vat- baar is, voor eeneenvoudig onderwys en eene oordeelkundige onderrichtinge, als een zwarte. * De Vrouw van Sowdame waar van in het T. Deel p. 307 en 323. gefprooken is, heeft in Oober 1779. één zwarte Zoon gebaart, B E- ____ Pag. 245 BESCHRYVING BORNEOOSCHE ORANG OUTANG OOST-INDISCHE PON GO D-0-0, Ros pis BARON! VAN WURMB. as het mogelyk dat de Wysgeer by hetonderzoek van de Natuur ; geftadig die keten konde volgen , waar mede de Natuur alle haare voorbreng- zelen heeft aan een gefchakeld , welk eene uitgeftrekte wetenfchap zoude hy als dan bereiken! welke ontdekkin- gen zouden zich aan hem openbaaren ! Ja hoe zoude hy in verwondering wor- den opgetogen , door het aanfchouwen d dier volmaakte inrichting en overeen- Qq 3 komft s 246 Befchryving van de groote Borneofthe komft „ die in de orde aller dingen heerscht. Doch dit onuitfprekelyk vergenoe- gen fchynt het voorrecht te zyn van hooger weezens ‚ dan wy wereld -bur- gers : want 'smeníchen zintuigen, als leen gefchikt zynde naar de zeer be- paalde kennis van dit leven, vallen ’er veele werken der Natuur, ver buiten haar bereik : ja zelfs het grootfte ge= deelte der Natuur is voor ons in een diep geheim bedekt, en alles het welk wy weeten zyn maar afgebrooken- ftukken , zeker groot en zeer verwon- derenswaardig op hun zelf, maar noch- tans klein en zeer gering. in vergely- king van dat geen , het welk voor ons verborgen blyft. Men heeft echter veel moeite aange- wend, om den draad der Natuur , waar zulks maar mogelyk was na te fpeuren , en dat verband te ontdekken , waar door haare voortbrengzelen zyn aan een gefchakeld , en deeze moeïte is niet altoos te vergeefs geweeft. Dus toonde, by voorbeeld, de ont- dek- Orang-Outang of de Ooft- Ind: Pongo. 247 dekking der Plantdieren ‚ den over- gang van het ryk der Planten tot dat der Dieren, De Vleermuis en het vlie= gende Inkhooren, gaven de verbinding der Vogelen met de. viervoetige Dieren te kennen , en de Robben en: Lamantins die der viervoetige Dieren met de Vis. fchen: want of fchoon men deeze voor. beelden, meer voor enkele wenken der Natuur moet neemen, die zy ons van haare overgangen en verbindingen geeft ; als voor eene daadelyke aan een fchakeling , zoo is men nochtans de waarheid-hier door genaderd. Maar de grootte gaping, die ons in het plan der Natuur voorkomt, ís zon- der tegenfpraak die , dewelke wy tus-= fchen den Mensch , begaafd met. een verftandig weezen , en het redeloos Dier ontwaaren. Tot nog toe heeft men te vergeefs getracht , het fpoor der Natuur hike in te befpieden „ en zelfs zoude men het byna voor beves- tigd moeten houden , datde fchalmen der groote ketting die ons hier ont- breeken ; op de Planeet die wy bewoo- nen niet te vinden zyn. Qq 4 Kwam 248 Befthryving vande groote Borneofthe Kwam het op niets meer dan eene lichaamelyke overeenkomtt aan , zoa zoude men ongetwyfeld deezen over- gang in het virrbandige geflacht der Aapen ontmoeten ; maar vermits men in deezen al zoo zeer op de hoedanig- heden van den geeft, als op de ge- ftalte van het lichaam heeft te letten „ zoo blykt wel dra, dat den Aap » niet eens waardig, onder de onver nuftige dieren in den tweeden rang te ftaan , (*) geheel onbekwaam is; den gepaften overgang , tuffchen den redelyken Mensch, en het redeloos Vee te maaken. De uiterlyke geftalte deezer Dieren heeft nochtans , reeds van de oudfte ty- den , de oplettenheid der Natùurbe- _fchouwers naarzich getrokken , en aan- gemoedigd, eenige overeenkomft van den geeft in een lichaam na te fpoo= ren , het welk de wyze Schepper , zoo. zeer naar dat van den menfch, heeft doen gelyken. Maar * Men zie Aij over de Natuurlyke Hiftorie van, den Heer V. Burron, het tweede ftuk van het gevende Deel. Orang-Outang of de Ooft-Ind: Pongo. 249 _ Maar gelyk een Syfthematisch:zoe- ken, al dikwyls niet zoo zeer de waar= heid , dan dat geen , het welk in het leerftelzel te pas kwam, heeft te voor fchyn gebracht , zoo.is-’er ook by __deeze nafpooring dwaaling uit voort- gekoomen. „Zelfs wierd de vermaarde LiNNzus, door eene afbeelding by BonTrus, van een Orang-Outang of Bos- mensch alhier gezien , en door de be- richten van zommige Reizicers verleid, zyn Homo Noêturnus of Nachtmensch;, als een geringer foort van Menfchen „ tuffchen den Mensch en den Aap te plaatzen , en daar mede een weezen vaftteftellen, wiens beftaan nog veel twyfel onderhevig is. | De Heer van Burron ging ‘hier omtrent voorzigtiger te werk, giffende deeze beroemde Natuurkundige niet zonder reden , dat de met zoo weinig naauwkeurigheid beftempelde berich- ten van den Nachtmensch , van witte Negers of Kakkerlakken genomen zyn; die in een valsch licht , of door een den. van arrie genre betracht wier- en Qa s En aso Befthryving van de groote Borneofche … En waarlykdeafbeelding van den O- rang- Outang by BoN Trus,verfchild al- leenlyk in ftukken van weinig belang, metde gedaante van den witten. Neger of Kakkerlak Soudama , door den Eerwaar- den Heer van IPEREN in het eerfte deel deezer verhandelingen befchree- ven. Ontneemt men deeze afbeelding de kraag onder de kin ‚en de weinige hairen , die de huid bedekken , zoo blyft ‘er een fraaijer menschlyke ge- daante over als die van. Soudama „ en was deeze niet aan het hof van den Re- gent van Zabana, maar in de eenzaa- me boffchen van Baly opgegroeit; veelligt zoude hy aan zielsvermogens genoeg verachterd zyn ‚ omm door een onoplettend Schryver, by de Pongos, Baris, Smitten en Orang-Outangs, van _BATTEL;PYRARD; BosMaNemrLer G var geplaatft te worden. Maar mogelyk zyn de trekken van den Orang-Outang , in de afbeelding van BoNTrius, al te menfchelyk en verre boven de waarheid voorgedraagen: want zoo men zich eenvoudig aan dess zelfs befchryving houd , dan blyft ’er ten hoogften niet veel meer als de ge- mee. Orang-Outang of de Ooft- Ind: Pongo. 25t meene groote Orang-Outang of Pongo over. De Heer BrissoN » die de Orangs Outang van BoNtius, met de Barís in een Clafle {telt , fchynt mede van dit gevoelen te zyn, en de afbeelding van eenen Borneofthen Oráans-Outang in Beekmans Voyage to Borneo, zonder te- genfpraak dezelve foort verbeeldende; die ons nu onlangs van dit Eiland is toegezonden , kan tot een voorbeeld verftrekken van eene diergelyke ver= keerde , en tot de Menfchen gedaan- te overhellende voorftelling deezer Dieren. _Doch het zy hier mede zoo het wil, dit is zeker, dat federt het verblyf van Bonrrus alhier , of het midden der vorige Eeuwe , nooit een Orang-Outang als by hem verbeeld ftaat, op dit Eis land of elders in deeze Geweften is ondekt geworden, en dewyl hy ver« zekerd verfcheiden van byde fexen ge= zien te hebben, zoo moet het met rede onbegrypelyk voorkoomen ‚waarom ‘er nu in het geheel geen fpoor meer van wordt gevonden. « De ouftde en kundigfte znw wee: f ten as2 Befchryving vande groote Borncofche ten van geene andere Orang-Outangs, als zulken die geheel en ai Aapen zyn, en zy beftempelen met deezen maleit- fchen, Naam gewoonlyk maar de twee foorten van ongeftaarte Aapen, dewel- ken de Heer vaN BurroN by de Pon- gos en Fockos plaatft. Byden koomen meeft alleenlyk van Borneo, en wat ‘er de Reizigers ook van moogen zeg- gen, men vind dezelven echter zoo min in de bofchen en fpelonken van ons Eiland , als de Leeuwen en Elefan- ten, die op zommige kaarten van Groot Java zyn uitgetekend, De kleine foort, door den Heer van Burron by verkorting van den Con« goofe naam Pockos geheeten, wordt __door de Banjareefe vaartuigen nog al __dikwyls aangebracht. Van dit foort is ‘er een in het jaar 1776. levendig naar Europa overgekomen , en door den Heer VosMAER naauwkeurig befchree- ven. Maar de Orang-Outangs van de groo- te foort, of de Pongos volgens den Heer VAN BurroN, zyn op Borneo, hun geboorteland, gantfchniet gemeen; ee e Orang-Outang o fde Ooft-Ind: Pongo. 253 de groote moeite om meefter te worden , van zulke fterke en kwaadaardige die= ren, heeft het nu al langer als twintig jaaren onmogelyk gemaakt, om ‘er een over te krygen, en mogelyk zoude het ons buiten de gemeennuttige iever , van den Heer WILLEM ADRIAAN PaLM, Refident te Rembang, ook thans nog niet gelukt zyn. Want die Heer on- langs van wegende HOOGE OVE. RIGHEID alhier, in eene gewich- tige Commiffie naar Succadana gezon. den zynde , en deezegelegenheid waar. neemende om het onderzoek omtrent de dieren van dit foort te hervatten , zo heeft hy ’er eindelyk naar zeer veel moeite een van gekreegen, en in arak herwaards aan het Bataviaafch Genoot- Jchap gezonden. Deezen zal ik thans nader befchryven, en daar uit doen zien, hoe vergeefs men ookin dit foort Orang-Outangs de Bofch-menfch, by BoNTrus, zoekt. | | Het hoofd van den grooten borneo- fchen Orang-Outang, is van achteren ‘naar boven eenigzins fpits, de bek fteekt wat uit, en aan ieder wang zit een breede vleesachtige kwabbe ,! ad aad wel- 254 Befthryving vande groote Borneafohe welke zich.ter zyde meer, verbreid, als de. dikte vanhet hoofd bedraagd. De ooren zyn klein, naakt en, plat aan het hooid liggende, De oogen. klein en uitpuilende, „De neus, zonder eeni- ge, merkelyke verhevenheid „„beftaat enkel; maar, uit twee langachtige en chuins tegens elkander gefkelde gaten, mond is:bekleed met dikke, lippen, en heeftgeene zakken. vân binnen. De tong is dik-en; breed; men, vond ’er eenigsowerblyfzel VAREOENIAAD ’ daer hek ses soob no4 Db deosioh ma _Iniedenkaak (aan voor, vier breede fnytandenstufichen, twee dikke en bo- ven hun, uitfteekende,flag ‚of -hondftan- den Het aangezicht: is. zwart bruin van: kleurs ea-zonder hair, behalven _eemzeer duane, baard. „De hals is zeer kort. Deybarft veel, breeder, dan de heupen sdy;sder ftuic. „onrwaard, men geen ftaart nog eeltachtige, uicpuiling. De roede fchynt zich in het lichaam te _ Jug, te fchuiven. „De handen, zyn: lang en vanbinnen, zoo wekals.de vingeren Kovarobrjis gran, kleur,en zonder hair. ebeenen-zyn kort en dun ‚maasfterk Slijsni De voeren hebben veel over- CEll= | Orang-Outang of de Ooft-Ind; Pongo,255 eenkom{t. met handen. „De teenen en vingeren, aan voeten en handen; zyn voorzien van zwarte nagels, veel ge- lykende. naar „die der Menfchen, be- halven die der groote teenen, die veel fimaller-en korter. waren» „het, welkma- gelyk door het gebruik-dier leeden kan veroorzaakt Weezen.. De, borft en de ‘buik, zyn, meeft „kaal, „ende overige | deelen van, het lichaam „ „uitgezondert het gezichts, de ooren, -het-binnenfte der handen; en voeten en, de. vingeren, zyn met, dun, bruin hair bewaflen, ‚dat op zommige, plaatzen ,wel.een vinger lang is. Onder de huid van, den ‘hals en de borft vond. men twee zakken, daar. van,de een het grootfte „gedeelte der; borft. befloeg; -en‚zoo. wel als- een kleender, zakje, het welk-in-de groote | ingeflooten tn Gegonoldhan. ns met de lucht- PYP: dsl … Vermits Aadsldians iemieetenid ed ftemd. wierd, voor het Cabinet van Zyn DooRLUCHTIGE HooeHeip. DEN:HEE- RE PRÍNSE vANORANGEEN NASSAU; heeft mens, om het1ge- heel te, houden, ’ergeene verdere ont- maerpreian onderzoekingen aan willen Ì doen; 256 Befchryving van de groote Borneoftbe doen; ook waren 'er de ingewanden ter voorkoming van bederf reeds voor de verzending herwaarts uitgenomen. Doch dewyl het Grondgebied der E= dele MaaTrscHarPy op Borneo, onder de te;enwoordige HOOGE INDISCHE REGEERING zoo aanmerkelyk is uit- gezet, datoris thans de toegang tot het ‘binnenfte gedeelte , ‘van dit onbekende en zeer uitgeftrekte Eiland is geopend ; zohoopen wy ons met grond te mogen vleyen , eerlang van'de huishouding en natuúrlyke geftêltenis deezer groote ‘Orang wen srt mee verd te kün. nen, doen … > „Omtrent de varigft van dl dier; vér. haald de Heef Par Mm; dathy zich met „zwaare takketpäóor hem afgebrööken, zoo hevig verweerdé, «dat er geen kanis „was „ hem levendig-meefter ‘te worden; eene eigenfchap die dit foort gemeen heeft met de africaanfche Pongos, de- welke volgens het verhaäl var BATTEL zelfs de Elefanten miet deeze wapenen aanrander “en ze van hunne verblyf- „plaatzen doen Verhuizen.” ipdele -— Nuvolgt de maat van dit dier, nauw- keurig naar de Rynlandfche i in r2 duim verdeelde: voet opgenomen. - ” Ge- Orang-Outang of de Oof?-Indifche Pongo. 257 Geheele lengte van het dier Fe | agtfie. van onder de voet, tot bo- ven hethoofd - - -— — Dit verfchild een weinig met de meeting op Borneo ge- daan , die volgens opgave 49. duim bedraagd. Moge- Iyk heeft men aldaar eene andere maat gebrukt, ook zoude wel kunnen zyn, dat het door de by eenge- drongen laage in de arak, een weinig is ingekrompen. Cmtrek van het lichaam over 3 de fchouders gemeeten -=| 3 | = | S Cmcerk van het lichaam be- neden de borft, - - « | 31 4 Omtrek van ’t lichaam om de heupen - - -— == 412 Opening van den mond =-} =| 4 {| Lengte of uidteeking der fnuit veh «er dadidoc: 1e -13 14 Hoogte van ’t midden der bo- ven lip tot de nn ee RE OER A H Afftand der shi ooghoes | | ken at e _ 0 Mk = ze I I ì ee 6 De EE et mes amende tn an EES ed ent en eme Breedte van het oog - sj | ke Rr Leng- 258 Befchryving van de groote. Borneofche » Lengte van de wenkbraau- | Voet! duim. lagel, wen tot aan 't maen _ van de kop -— - = « Doormeeter van ’t hoofd van boven naar beneden - - Doormeeter van ’t ze dwars, 3}. duim van boven af, op de voorige lyn ge- „meeten == van a Doormeeter van ’t hoofd als | vooren gemeeten ‚op deaf- ftand van 6$. duim beneden de kruin = sve ere Omtrek van het oor; buiten = Omtrek van het oor beneden, daar het aan ‘t-hoofd-vaft oe \O 1 a if Poget ep pever le Hoogte van het oor « « Breedte van het oor - « Lengte van het fchaambeen tot aan ‘tfleutelbeen - - - Afftand tuffchen het borft- been en ‘t fchaambeen - | À Nr LS Afftand tuffchen de twee borft-tepels- -- -- -— - Lengte van den arm tot aan: de toppen der vingers - «| Omtrek van den arm by veen fchouder - - PB A N Li 8 3 - E ” ‚ p p . en GJ be op dj a Orang-Outang of de Oof?-Indifthe Pongo. 2589 Voet | duim. f agtfte, ht van den arm in 'tmid- | | BOR Od ob are Ave Fi [-|s Omtrek van den arm over de | | elleboog - = - -en Omtrek van den voor-arm in het midden =— == te + Omtrek van den voor-arm by de hand - == - - « Lengte van denachter-arm - Lengte van den voor-arm « - Lengte van de hand, van het lid af tot aan den top van de middelfte vinger - - Lengte van den duim - -- Lengte van de tweede vinger - Lengte van de middelfte vin- ger ve = - Oe - Lengte van de vierde vinger - Lengte van de pink of vyfde vinger -_ === et Omtrek van de hand , over de | a OUA PO wortel van den duim ge- meeten - - == Omtrek van den duim en de volgende drie vingers - - Omtrek van de vyfde vinger -j Lengte van de holle hand -- ene van de holle hand - _ Rr 3 \O ° es 260 Befchryving van de groote Borneofche Voer | duim j agtfte. Dikte der hand - - - … Lengte van de hiel af tot het boven eind van het dybeen - Omtrek van de dye - - - Lengte van de dye …. - Lengte van het been van de He gif | knie af tot onder de voet- | | tft En en 2 plant - = --- Omtrek van het been digee on- der de knie ---- - Omtrek van het been in het midden - - - -«- Omtrek van het been by den voet - - - - - Omtrek van den voet dmt de groote teen begint - - - Lengte van de groote teen - Lengte van de tweede teen - Lengte van de derde teen - - Lengte van de vierde teen - Lengte van de vyfdeteen - Breedte vande voetplant daar de grooteteen begint - - - Breedte van de voetplant by de hiel t =S EEE Lengte van de voetplant van de hiel af tot aan het begin derteenen - - - - - Î PARA Orang-Outang of de Ooft-Indifche Pongo. 26x Voet duim. agtfte, Keten Omtrek van de groote teen - Omtrek der drie volgende teenen - - - == Omtrek van de vyfde teen - _ Afftand tuffchen de de van de groote teen en die der tweede. - =- «= - | -— sorie. gels VER- Pag: 262 VERVOLG EENER JAVAANSCHE HISTORIE, GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. | MET DE AANMERKINGEN vrien dà ENEN EN JOSUA van IPEREN. ee Goeroe vroeg toen aan Narada , - of die Watervloed (xr) ook zou- „de veroorzaakt zyn , door den dood van Watoe Goenong? 't Antwoord was, dat ja! gewiflelyk die daar door ver- oorzaakt was. Want , zeide hy, De- wi Sinta doet nacht en dag niet an- ders, dan huilen. Kee mn nn 1) De twee byzondere Watervloeden van Attika, onder de regeringe van Ogyges, en van Deukalion, en de laatfte vooral, die voorviel toen Mofes in kgypte verkeerde, of “ng later ‚hebben Ovidius , Lucianus , a po: genaamd Sadjara Radja Djawâ. 263 Kee Goeroe dit verneemende, zei aan Narada: welaan dan , gaa aan- ftonds heenen , en zeg aan Dewi Sin- ta, dat zy zoo bedroefd niet zyn moet: alzoo haar Man niet dood maar leven- dig is. Fluks ging Narada naar de En Aar- « hennie dann BEN oee ns polledorus en Philo de Jood , met den algemeenen Zond- vloed van Noach verward; om dat zy wel treffende, maar geene genoegzaam bepaalende overleveringen van de verfchillende byzonderheden hadden. Diodorus van Sicilien maakt nog gewag van drie andere warervloe- den, in Boeotie, Samothracie en het Eiland Rhodus, Biblioth. L. TV. p. 264. Lib. v. 369.4 375. Edit. Wes- felingii, Deze van het Eiland Java was zoo groot niet, als dete vooren genoemde: en even wel fchynt het dat men den algemeenen Zondvloed in het oog gehad heeft, toen men dezen watervloed befchreef. Ettelyke verwarringen van dien aart vindt men in de aloude Fa- belhiftorie van vele volkeren. Zie ondertulfchen Nic. Gortler Hift. Univ. Lib, 1. Cap. 21. pag. 310. en 31re Africanus by Eufebius Prep. Evang Lib. X. p. 488. en vooral Natalis Comes, Mytholog. Lib. VIII. C. XVIIE, p. 886-8gr. Uit de volgende berekeninge der Opvol- gingslyften zal het blyken, dat de overleveringe van den algemeenen Watervloed ten onrechte op den Wa- tervloed van Dewi Sinta is overgebragt; en dus dat de opvofgings Lyft van Adam tot op Wisnoe , den eerften Koning der Dewas , eene zeer groote klové in de Tydrekeninge , en wel ten minften zoo groot, als die van Noäch tot op Chriftus overlaat , kortom dat alles aldaar eene donkere en onbeftaanbare verwar- tinge veroorzaakt : eveneens als in alle de aloude Fa- belgefchiedeniffen der vroegfte tyden. Als men die klove toeftaat , dan-is de verwarringe van den alge- mees 264 Vervolg eener Favaanfche Hiftorie, Aarde ; en, by Dewi Sinta komende, zeide hy haar: wees toch niet langer bedroefd: uw manis wederomlevendig geworden: trooft uw derhalven : hy zal weder by ukomen. Edoch Na: la was onzichtbaar voor Dewi Sinta (2 ) dus deze hem vroeg wie hy was, die daar op die wyze, haaraanfprak ? Narada ant- woordde toen in dezer voege: Ik ben een Dewa, genaamd Narada , en een zendeling van Kee Goeroe! waar na hy wederom vertrok. Dewi Sinta verblyd- de zichhoogelyks over deze boodíchap 4 en wasgelyk aan een mensch, ‘tgeen uit den dooden verreezen is, (3) En zo hiel- den mere meenen Zondvloed met die van Dewi Sinta even zoo wel te Verantwoorden by den Schryver dezer Javaan- fche Gefchiedeniffe , alsde verwarringe van Deukalion , by Ovidius en andere Fabelfchryvers, en by Lucia- uus en zoortgelyken, die de uitmuntende; en dejeenige ware Hiftorie van de eerfte Waereld niet hebben kune nen, of niet hebben willenraadpleegen. (2) In myne Tweedeles over de Valfche Meffiaffen , heb ik van Eldarid gefprooken, die zich watt onzicht- baar te maaken. Dit kunftje zal miffchien eenige over- cenkoomfte gehad hebben met het Buikfpreeken : ’t geen thans bekend geworden is. (3) Men had derhalven en men heeft by de Javas nen , eenig denkbeeld van de wederopftandinge der dooden ‚en de voortreffelykheid van het leven; 't geen daar op volgen moet. genaamd Sadjara Radja Djawa. 265 den alle de ontruftingen in den hemel open Dewi Sinta verlangde zeer naar de aankomíte van haren Man. _ Drie dagen verliepen ’er , geduren- de welke zy vruchteloos bleef wach- ten op haren man : maar , na verloop derzelve , geenen man ziende opdaa- gen ; werd zy zeer. mismoedig . zeg- gende by haar zelven: indien myn man weder levendig geworden is, waarom koomt hy dan niet by my ? want ik kan het onmogelyk uitharden zonder hem: ja ik geloove, dat de Dewas my wederom wat wys gemaakt heb- ben en zich met leugenen ophouden. Dit gezegd hebbende fmeet zy zich ter aarde en viel in flaauwte : en even daar daar door werd de onftuimigheid in den hemel op nieuw aan ’t woeden, en wel vry erger ‚ dan te voren. Narada dit nu niet langer kunnende verduuren, vroeg aan Goeroe , wat hy van voorneemen was? want; zeide hy ; de ongemakken zyn nu, in den hemel erger , dan te voren , en alle de De- was en Nymphen zullen eindelyk, door het huilen en kermen van Dewi Sinta, Rr 5 | moes 266 Vervolg eener Sravaanfthe Hiftorte , moeten verdrinken, (4) en daarom is het immers beter, dat wy Watoe- Goenong weder levendig maaken. Want Dewi Sinta zal moeten denken, dat wy ons met leugenen ophouden : en dan zal het fchvnen, even of wy niets diergelyks kunnen te weeg brengen. Kee Goeroe zich derhalven genoodzaakt ziende , om Watoe - Goenong weder les vendig te maaken , gaf daar toe aan= ftonds laft aan Narada. En dees ging ook ten eerften naar het dood lichaam ; by ’t welk aankomende , {prak hy het Ilyk aldus aan : Watoe- Goenong wordt weder levendig , gaa weder naar uwe Vrouw , en aanvaart het Koningryk van —_— (4) Zeer zonderling is het , dat het huilen van De- wi Sinta voor de oorzaak van den aangroeiende wa ternood in den hemel wordt aangezien. Een foorte gelyk onweer had , te voren , den aanftaanden onder- gang van het Koningryk Gieling Wiffie voorfpeld. Ver- hand. I, Deel. bl. 144. verg. met bl. 171, 172. De- wi Sinta werd derhalven aangemerkt als eene Too- vernymph ‚ die invloed hadde op de lucht en verhe« velingen : en dit onheil berokkende , gelyk zy den Oorlog tegen den hemel berokken had. Haar huilen en kermen ontftond meer uit {pyt, verontwaardiginge en wraakzucht, dan wel uit eene teedere aandoeninge van droefheid, Nopens de Toovereffen en Toovers nymphen der Oofterlingen zullen wy hier na gelegen- beid vinden , om meer te zeggen. Ondersajren wi oomt / genaamd Sadjara Radja Djawa. 267 van Gieling Wiffie (5) om hem te be- heeren, als te voren. By gevolg nam Watoe-Goenong weder het leven aan; maar hy zei aan Narada : Neen! ik wil nier meer naar de aarde gaan; noch ik wil niet meer Koning van Gieling Wiffie zyn : maar hier in den hemel blyven ‚ mits dat ook alle myne vrou- wen en kinderen mede in den hemel komen ; want anders zal ’er nog geene ruft in den hemel zyn. | Na- Ketnet koomt het niet te onpas, hier te melden , dat volgens de Perfiaanfche Overleveringe de Algemeene Zund- _vloed voorkwam uit den oven van een oud wyf Zala Cupna genaamd. Th, Hyde Hift. Rel. Vet. Perf. Cap. X. p. m. 169. | (5) Wegens deligginge van Gieling Wife , had ik iets gegift. Verhand. 1. Deel. bl. 144. Maar nu be- richt my de Heer Direteur van het Grenootfchap , dat het , onder de benaminge van Pagger Wiffy , of het Kafteel van wife, deszelfs overblytzcien nog vertoont, omtrent tien uuren ten zuiden van Batavia, beweften de Groote Rivier: dat ’er , nog twee uuren zuidely- ker, deze vervallene aarde wallen bleeven aanhouden; welke denkelyk eene groote Stad , of Negery, zullen hebben omringd, Men heeft ’er alomme gegraaven , om opfchriften te zoeken , maar niets van dien aart gevonden Waar uit men veilig zou kunnen beflui- ten „. dat de Hemel , of de Stad der Priefteren , in het Kon ngryk van Saccatrá , tufichen, de rivieren gelêe- gen hebbe, En ook kon by den uitloop der Rivieren, by overvloed van tegen , eene geweldige overftroomin- ge plaats hebben. En indien dat doorgaat, moet men, door den Hemel de Noordelyke Benedenlanden , en dien de Aarde de binnenlandfche Bovenlanden vers: aan, 268 Vervolg eener Favaanfche Hiftorie, Narada keerde derhalven terug naar Kee Goeroe , doende hem bericht, dat hy Watoe Goenong weder levendig had gemaakt : maar dat dees weigerde naar de aarde te gaan , en Koning over het gezegde Landfchap langer te zyn: ver- zoekende hy , dat alle zyne vrouwen, bywyven, kinderen en vrienden , ten getale van dertig koppen , in den he- mel mogten komen. Narada beduid- de ook aan Kee Goeroe, dat dit, byde tegenwoordige omftandighede het beft zou zyn. Want, zeide hy , Watoe- Goenong is nu gelyk met de Dewas , en onfterfelyk: (6) Ja, men zou nu ook bezwaarlyk tegen hem op kun- nen. Kee Goeroe antwoordde daar op ; ja! gy hebt gelyk , myn broeder: la- ten derhalve alle de naaftbeftaande en vrienden van Watoe - Goenong maar in den hemel komen. Derhalven gaf Kee Goeroe aan Narada volmagt, om hem ae ee en een eene eee ee eenn ee (6) Men wift derhalven , by de oude Javaanen , niets van tweemaal geftorvenen , gelyk men vooron- derfteld , dat Zazarws van Bethanie , en andere op- gewekten der Bybelhiftorie tweemalen geftorven zyn. Watoe Goenong was opgewekt; en dus onfterfelyk eworden. Na de opftandinge des vleesch volgt het euwig Leven, genaamd Sadjara Radja Djawa. 269 hem op te wekken, en hem en de zy- nen in den hemel te brengen: ‘t geen dees ook , binnen den tyd van eenen dag , Mrt, Toen nu dit alles volbragt was , en Kee Goeroe, in vorigen bloei herfteld, op zynen throon gezeeten was , ging Narada by hem , en herinnerde hem , dat hy nu ook verpligt was, zyn woord te houden , omtrend zynen zoon Ba- tara Wisnoe: alzoo hy alles naar wensch volbragt had, ’t geen hem was opge- legd. Indien het u dan belieft, voeg- de hy 'er by , laat hem nu naar zyne vrouw en kinderen te rug keeren, en zyn Koningryk aanvaarden. Trou- wens indien dit niet gefchiedt; zal al- les vervolgens in het wild loopen. Kee Goeroe gaf hem daar op tot be- fcheid : ’t is waar, ó Narada! al wat gy daar zegt , koomt met de waarheid overeen. Steldan Batara Wisnoe we- der tot Koning aan, niet over de Men- fchen, maar over de kwaade Geeften „en de geweften , waar zich die onthou- den: als (1) op Goenong Marapie, of — den Brandenden Berg. (2) Op Pa- manttingan , (3) op Kabarefan , (4) op Lodalja, (5) op Koewoblidoij , (6) op Sapta Waringin , (7) op 7: opde | Lan- 27o Vervolg eener Favaanfcbe Hiftorie ; Landejan , en (8) ten laatfte op Roban. En die aanttellinge werd door Narada achtervolgd , en in het werk gefteld. (7) | ki Na dat nu dit alles verricht was , vermaande Narada den nieuwen Ko- ning der Geeften Wisnoe, dat, indien zyne vrienden ; de Koningender Men fchen van Java „ergens gebrek aan mog- ten hebben, hy hen helpen en in allen nood byftand bieden moeft ; *t. geen Wisho ook beloofde , te zullen naar- komen. Ondertuffchen werd Batara Branima , door Kee Goerde , gelaft , om zich naar de waereld te begeeven, en, als Koning van Gieling Willie, in ftede van den vergooden Koning WWatoe-Goe- Hong » teregeeren. (8) — Deze Batara Bramma regeerde zeer gelukkig, en gewan eene doch ter met | nas A nem (7) Deze Geographifche benamingen zyn , behal- ven de eerfte en de vierde „ op de Kaart van Valentyn; niet te vinden , en denkelyk verwoeft ;-of van naam veranderd. Die Brandende Berg , ligt in het Land- fchap Matardm , gelyk uit het vervolg nader bepaald wordt, En Lodaija is een Landfchap ten zuiden ge- leegen , aan de zee , hebbende Paxaraga , ten wes- ten en Poegar ‘ten ooften. Trouwens uit het vervolg zal blyken , dat de javaanfche Fabelhiftory de kwade Geeften langs de zuidelyke ftreeken van het Eiland; of in de zee zelfs deed huisveften: en de Toovenaars in het gebergte. DIO WE (8) Batara Bramma werd dan Koning van de Mid genaamd | Sadjara Radja Djawa. 2ji name Bramant ‚die harenivader opvolg= deop den troon, en vervolgens opge- volgd werd door haren zoon Zritoefta ; en dees door zynen zoon Parrakanan. Parrakanan gewan eenen zoon , dien hy noemde Manoefanafa, die dan ver- volgens ‚ door de ondergenoemde van de afdalende linie , werd gevolgd , in de regeeringe, door Satroe , door Kum. ma „ door Sangiang en Sakrie , door Pilafara, door Bagawan, door Safa; door. Pandodewanata , welke laatfte zyn Hof hield te Aftina. (9) Na hem beklom, den throon, eerft Hard. joena „ Bimanjoe Parikiffit „ wyders _Hoedajana ‚ Gindrajana Djaja midjaja; Dafamifena , Koofvema , Witfitra „Tjitra Soema, en Srimapoengoe. Srimapoengoe had tot zynen eerften ryksbeftierder. Djoegoelmoeda „ wordende gevolgd van Zy= eeen delandfche Landftreeken , tot aan het Gebergte ; en BataraWisnoe van de Zuidlyker Landen, kuften en ei- landen van Fava Die Middelandfche Landftreeken konden zeer wel de Aarde, en de zuidelyke kuften, de Zee genoemd worden, gelyk wy nader zullen ziens _ hoewel wy voor dit laatfte zoo zeer niet durven in ftaan; om dat hier na het Koningryk der Booze Geese ten in de Zuiderzee zelve geplaatft wordt. (9) Aftana, het heilig Graf, of Paleis, weeten wy; ligt niet verre, van onze Refidentie Tsgeriou. Een an- der Affana , ligt tuffchen Tjitrap , het ichoon Land- Beed van den Heer Mr, Pieter Poelman, Lid van en ie e- 272 Vervolg eener Favaanfche Hiftorie, zyner zoon Kindiawang , die wede- rom, tot zynen eerften ryksbeftier- der , had Koentara, die een zoon was van Dyoegoelmoeda, den vorigen Groot Vifier. (ro) Kindiawang gewan vyf kin- deren , van welke de oudfte genaamd was Manohaen. Dees was een byzon- der liefhebber van de Landbouwery : en daarom werd hy tot Koning , van de Landbouwers aangefteld : houden- de hy zyn hof inde Baggeleen. (11) De we | twee- Genootfchap, en tuffchen het vermakelyk Burrenzorg, aan zyn Hoog Edclheid den Heer Generaal behoorende :- edoch een weinig « zuidelyker, Maar uit het vervolg blykt, dar Aflina en 4- flana zeer onderfcheiden zyn, en dat de plaats, wel= ke Soetoeroegh. naderhand eerft Madjapait noemde , de Hofplaats van Pandodewanata en deszelfs opvol- gers geweeft is , en dus hier bedoeld wordt. Men kan in de Geographie nimmer te onzichtig zyn: an= ders neemt men ‘het een voor het ander, gelyk , met eene menigte van voorbeelden , betrekkelyk tot de aloude Geographifche benamingen „ zou kunnen be- weezen worden. En dit voorbeeld toont, dat die benamingen nu en dan veranderd worden ; gelyk dit „ uit onze H. Schriften , ook blyken kan. (ro) Die beide eerfte Staatsminifters moeten eenen onfterfelyken naam verkreegen hebben , om dat zy hier gemeld worden. 6 (rr) Het Land Baggaleen ligt bezuiden de Matta- ram in het vierde beftek van den Heer Valentyn , en dus zeer Ooftelyk : Hapara ligt in het vyfde be- ftek , gelvk-men weet , op een noordelyk half Ei- land : Parambanan zou ik ín het gebergte zoeken , _ om genaamd Sadjara Radja Djawa. 273 tweede was genaamd Sandang Garba , en hy had eene byzondere genegenheid voor den koophandel: en dus werd hy tot Koning over de kooplieden aange- fteld: en hield zyn hof te fapara. De derde genaamd Korongkala had eene groote drift voorde jagt, en werd daar. om Koning over de Jagers, houdende zyn hof ts Prambanan. Hy werd ook genoemd Ratoe-baka. De vierde Pit. tong Millaras , of Toengal Mitto werd Ko- ning van de Toewak tappers ; (12 )ende Ss jong- a a ee en een ed ee om de befte gelegenheid voor de Jagt. Mogelyk zullen wy van de gelegenheid dier plaatzen , door den tyd, nadere berichten bekomen. Maar iets is moey- lyker , dan zulke uitvorfchingen , by de Javanen , met vrucht , te doen. Van den Koophandelen wyd- uitgeftrekte Zeevaart der Javaanen op alle de Eilan- den en kuften van Indie, kan men meergemelden Valentyn naarzien, IV. Deel. bl, 64. en vervolgens. (12) Alomme in het gebergte : vind men de Tou- wak tappers, en Tyfelaars, makende zy van dit verdikte fap de zoogenaamde Goula Areeng of Ja- vaanfche zuiker, die algemeen door de Inlanders ge- bruikt wordt ’tIs aanmerkelyk „ dat de T'oewaktop- te ‚ eenen Koning krygen, zonder eene vafte Hof- oudinge, hier of daar. | (13) e74 Vervolg eener Favaanfcbe Hiftorie , jongfte, dieeen man was, welke zich by zyns Vaders leven, met de rege- ringe meeft bemoeid had, beklom den rykszetel na zyns Vaders dood, en hield zyn hof te Koeripang: zynde hy genaamd Riff Gattafoe. (13) Dees ee ememmnsenmd ee ae (13) My dunkt, dat deze ‘Hiftorie ziet op de keuze der kinderen en hunne overhellende geneigd- heid , welke men , in de opvoedinge en in de be- palíinge van hun toekomend beftaan , volgen moet. Ondertuffchen leert de jongfte zoon Riff? Gattajoe , welke voorrechten een kind , en vooral een Prins geniet , als hy zich op de nuttigfte en befte kundig- heden en beoeffeningen , van kindsbeen af , wil toe- leggen. Want de vier overige Prinfen werden en blee- ven cynsbaar aan hunnen jongften broeder. (14) Uit de Reize van den Smit met Tjiveng Wa- nara , door de wildernifie , naar Padjajara , zou men mogen befluiten , dat de afftand , ten Ooften van de Rivier, zoo groot niet was: te meer daar Tjioeng Wanara zynen Koning, na dat hy in de yze- re kamer half gebraaden was , aanftonds in de Rivier Crawang wierp : gelyk hier na verhaald zal worden. Maar in het Landíchap Paraka Moetjang ligt, by- kans aan den oorfprong van de Crawang, Panjaga- ra Godo, en een weinig noordelyker , aan eenen anderen oorfprong Goela Gadja. Voor de laat- fte benaminge wil ik niet initaan , maar dat Paujas gara en Padjajara het zelfde zyn , komt mv aller- waarfchynelyktt voor, te meer , daar Valeutyn Galo- ka met de Priangfche Landen, door het woordeken pf gelykftelt , en ‘er aanftonds Padjajarang Dre, pree. genaamd Sadjara Radja Djawa. 275 Dees Riffi Gattajoo gewan mede vyf kinderen: zynde het eerfte eene Doch- ter, genaamd Rara Soetjan; het twee- de een Zoon genaamd Limboe „Amilo- hoer ‚ en Koning van Dyjingala: het der- de Limboe Petting Koning van Daha: het vierde Limboe Pangaran , Radja van Giggillang. Het vyfde was eene Doch- ter, genaamd Prigewangla „en zy trouw- de met eenen Limboe Atmidjaja. En toen werd het land Java door drie Ko- ningen geregeerd, | Limboe Amîloboer gewan eenen Zoon, genaamd Pandjie. Dees vermeefterde door zyne dapperheid, het geheel land Javas en hield zyn hof te Pandja- jaran ‚(14) en trouwde met de Princes Ss 2 Tjin- mn, nn ee fpreekende van de bekeeringe der Vorften tot de Muhamedaanfchen Gödsdienft , ten jaare 1406, en vervolg*ns : kunnende dus aok die Prinfen worden aan- gemerkt, als zich in ’t weften van Java onthouden- de Bl 69, ‘tGeen echter beter aangaat, nu men weet dan het beruchte Batoe Toelies , een haif vur boven BuirENzore , âan de Rivier Tfidani, het Pad- jajarang der ouden moet geweeft zyn. 15) Men fpreekt hier zeer verfchillende over de Javaafche Medicvnen en Medícynmeefters, Het Bataviafch Genoodfchap zal zich bevlytigen om, gen nutte van het Gemeen , ’t geen het zelve vooral bedoelt, de Inlandiche Medicynen , derzelver aart uitwerkinge , naauwkeurig uit te vorfchen ; en den uitflag dezer uitvorfchingen bekend te maaken. 276 Vervolg eener Favaanfche Hiftorie, Tjindra Kirina, die eene Dochter was van zynen Oom, den Koning van Daba. By haar gewan hy eenen Zoon Land- jaran Zarie , die ‚na zyns Vaders dood, den troon beklom; en mede door zynen Zoon Moedien Sarie werd opgevolgd. Dees eenige tyd geregeerd heb- bende, gewan eenen Zoon, met naa- me Moeding Wangie, die zynen Va- der op den troon volgde; uyt wien voortfproot Ratoe Wankas , die , naden dood van zynen Vader, op den troon kwam, en, na eenigen tyd geregeerd te hebben, twee Zoonen gewan; van welke de oudfte genaamd was Radeen Bangab, dien hy Koning van Galoel maakte: en de jongfte Radeen Soeroeb, welken de Koning voorneemens was geweeft, na zyn affterven, den troon van Padjajaran te doen bekleeden. Edoch dit voorneemen werd niet ter uitvoer gebragt; gelyk, uithet vervolg dezer Hiftorie blyken zal. Wanneer Ratoe Padfajaran, of Ratoe Wankas;, eenigen tyd geregeerd had, ontftond er, in het land van Pandyagaran, eene vreefelyke peft , (15) daar vele men- fchen (16) Uit het Boek van Daniël en van elders 4 is et NO Bme amen re genaamd Sadjara Radja Djawa. 277 fchen van ftierven , en daar geen me- dicynmeefter iets tegen wift uit te denken. Want als de meníchen ’s mor- gens de ziekte kreegen, waren zy 'sa- ‚vonds dood , en die ’savonds de ziek- te kreegen , waren ‘smorgens dood. Dit duurde ettelyke maanden achter een : zoo dat 'er de Koning bitterlyk bedroefd over wierd , en niet wift wat hy doen zoude, Om die peft dan te verdryven, liet hy eindelyk alle zya ne waarzeggers (16) by malkanderen roepen, en vroeg hen, of zy niet wis- ten , wat hy doen moeft , om deeze ‚ peft te verdryven. Zy gaven hem ten antwoord „ dat dít zeer gemakkelyk te doen was, indien de Koning maar een Ss groot a het blykbaar , dat Nebwcadnezar , Belzazar en ande= re Cofterfche Vorften gewoon waren , in tyd van nood , alle de Waarzeggers famen te roepen , en. dezelve te raadpleegen. Edoch ik kan niet merken , dat de Javaanfche Waarzeggers in verfchillende Clas- fen, gelyk te Babel, zyn verdeeld geweeft. Men kan over den toevlucht der Grieken en Oofterlin= gen, tot de Godfípraaken by gelegenheid vande peft , niemand. beter inzien , dan den ‘Heer Guys , Lettres Jar la Grèce. Lettr. 37. Tom. II. pag. 89. faq. (17) Zulke eeneedelmoedige opofferinge van zich zelven voor het Algemeene belang had ook plaats in David IL. Sam. XXIV: 17., en in ettelyke Griek- fche en Romeinfche helden: en verdient dus , in al- le de Jaarboeken „ vereeuwigt te worden. 278 Vervolg eener Favaanfthe Hiftorie, groot gaftmaal wilde aanrechten; en dan, op dien zelfden nacht , eene zyner by- wyven beflaapen. Hier door zou de peft wel verdreeven worden; maar een zoon zou ’er uit voortkomen , die den Koning van zynen throon bonzen en hem om ’t leven brengen zou. De Ko- ning, dit hoorende, was ’er zeer over aangedaan ; maar hy bedacht echter by zich zelven, dat het dan beter was , dat hy alleen ftierf , (17).dan allezyne onderdanen , díe zoo menigvuldig in getal waren : wenfchende en bidden- de inmiddels , dat zyne eigene nanee- ven totop den laatften dag des oordeels zouden regeeren. en Derhalven liet de Koning een groot gaftmaal aanrechten ; en, toen de vroolykheid voorby was , befliep hy } ee- eeen (18) Men ziet hier uit, dat de Veelwyvery ten minften het houden van Bvzitten’, ftaande het Hu- welvk , by de oude Javaanfche, zoo wel als by de overige Oofterfche Vorften , van alle tyden, is in gebruik geweeft. En uit dit verhaal kan men zelfs befluiten , dat de Bywyven haren onderfcheiden rang hadden „om dat men hier van eene der voornaamfte vindt gewag gemaakt. Salomo maakt in zyn Hoog- lied gewag van Koninginnen , Bywyven en Maag- nl Zie myne Brieven over het Hooglied, 1, Deel, . IST. ee genaamd Sadjara Radja Djawa. 279 eene van zyne voornaamfte bywyven, die teffens van een adelyk geflagt was. (18) Deze werd toen bevruchten beviel, toen de tyd harer zwangerheid vervuld was , van eenen zoon , dië zeer fchoon was. Men gaf aanftonds den Koning kenniffe van het geval; die het kind voor zich hebbende laaten haalen , het zelve door vergift wilde ombrengen : maar het vergif had gee- ne kwade uitwerkinge op hetkind. Uit dien hoofde wift de Koning niet, wat hy verder doen zou; en werd daar over ten uiterften bedroefd en gram: 't geen zoo hoog liep, dat hy de moe- der en het kind famen ter dood wilde brengen. Dan, by geval, was daar iemand, die hem zeide beter te zullen zyn, als hy het kind in de rivier (19) | or Mi Cra. nennen mn en me Ee ammmnt (19) De Rivier en het Landfchap Crawang zyn by ons, in de Oofterfche nabuurfchap „ en ook van wegens de poft Tanjong Poera, als mede by Va- bentyn , in zyn tweede en derde beftek, genoeg bee kend, Men zal evenwel de Rivier Crawang , niet verre van zynen ooríprong , zich moeten vertegen= woordigen ; om dat Kee Boejoet , die het kind op- vischte, niet verre van de wilderniffe fchynt gewoond te hebben , in welke hy daarna zynen vriend den Waarzegger , die naar Padjajarang vertrokken was , vruchteloos opzocht, 5 Bo Vervolg eener Favaanfche Hiflorie, Crawang liet werpen; en dat het dan wel fterven zou. De Koning vond dit eindelyk ook goed, en liet het kind in een kiftje flui- ten, en zoo in derivier Crawang fmy- ten. Edoch dit verricht zynde; en zy die het verricht hadden, vertrokken zynde, kwam daar (by geval”) aan de rivier een oud man, met name Kiay Boegoet Crawang, die, by zyne aan- koomfte aan den oevereen helder licht zag, zoo zuiver als de Maan: op welk licht hy aanging, en vond er» tot zyne uitterfte verbaasdheid, een kind ineen kiftje dryvende. (20) En bevindende; Ù dat Penne nhenmmtmdnsn (zo) Van Servius Tullius ,nog een klein kind zyn- de , wordt het zelve by T: Livius en Dionifius van Halykarnaffus verhaald, en voor een voorteeken van deszelfs aanftaande grootheid aangezien. Men heeft meer zulke voorbeelden ; en die kunnen ligtelyk uit de bekende Vuurverhevelingen verklaard worden, In de Roomfche Landen: maakt men, van de zooge- naamde ftalkaarsjes , ongedoopt geftorvene kinderen, Zulke lichtjes vindt men hier nu en dan op de gra= ven ; en het bygeloof der Inlanders is 'er opgeves- tigd. Deze gefchiedeniffe heeft eenige overeenkoom= fte met het geval van Romulus en Remus, zoo als ons Livius dat verhaalt. Lib. I. Cap. 3. & 4. Zie ook Alg. Híftor. X. Deel. bl. 44. als mede Rolleh en Failhie Gefchied, der Waereld, V. Deel. bl. 56. (zr) Ik heb eene Javaaníche Waarzegger aan huis 5e: „genaamd Sadjara Radja Djawa. 282 dat heteen fchoon kind was, zei hy by zich zelven, dit is zekerlyk van een groot man. Met die gedachten werkzaam, haalde hy het onfchuldig fchepzel uit het water, en bragt het by zyne huisvrouw, Deze het kind ontvangende , was er zeer over ver. heugd , als hebbende zelve geene kin- deren. Zy bezorgde dat kind van al- les „. als eene eigene moeder, en bragt het gelukkiglyk tot volkomenen wase dom. De jongeling, nu tot jaaren van onder- fcheid gekomen zynde, vroeg aan Kee S8:5 Boe gehad, toen ik nog op de weg van Zaccatra woon= de. Er was geftoolen , en de flaven hadden hem gehaald , om den dief te ontdekken. Hy kwam en deed alle de Jongens en Meiden rondom hem zit- ten , keek hen allen ernftig aan , deed hen , na het doen van eenige hezweeringen over het brood , ies der een ftukje eeten , met bedreigingen , dat zoo zy fchuldig waaren, hun de buik zou opzwellen. Toen fmeerde hy oly in de hand van een Jongetje , ’£ geen hy had medegebragt, die toen in de hand een Jonge zich zag vertoonen, En, in der daad, de dief verdween, en werd ziek zoo hy voorgaf. Zuls ke eene waarzeggery laat zich ligtelyk verklaaren: Indien ik iets meer ontdekke van de Waarzeggers , zal ik gelegenheid zoeken „ om ’er behoorlyk bericht van te doen. Ondertuffchen denke ik , by deze gee legenheid, op het yverwater der Overfpeelfter, vols gen de wetten van Mofes, Num, V: 11-31. 282 Vervolg eener Favaanfche Hiftorie , Boejoet ; wie zyn vader was? Kee Boe- joet antwoordde , dat hy zelf zyn vader was; doch de jongeling wilde het niet gelooven, Want, zeide hy, indien gy myn vader waart, dan zoude ik wel eenigzins naar u gelyken. De gryzaard hernam hier op, dat hy evenwel zyn vader was: maar de jongeling floeg er geen het minfte geloof aan. Kee Boejoet wel ziende, dat hy hem zulks niet konde doen gelooven, en het kind in dezen geruft ftellen, zei hem wyders: myn kind! ik heb eenen vriend in de wilderniffen woonende, die een uitfteekend waarzegger, en in ftaat is, om alle dingen, die gefchied Zyn, of nog gefchieden zullen, te verhalen en te voorfpellen. (21) Wy zullen naar hem toe gaan, en hem naar uwen vader vraagen. De jongman was daar nen re en nnn (22) Mogelyk zal deze benaminge daar toe ge- ftrekt hebben , om de vlugheid van den vogel met de fchranderheid van den Aap , by wyze van eene geheimzinnige voorfpellinge , in deze Jongeling te doen famenloopen. Want dit ftrookt zeer wel met de gewoonten , der aloude Oofterlingen : van welke ons het eerfte Hiftorieboek van Mofes en andere Oos= Eeriche Schriften ettelyke voorbeelden opleveren, genaamd Sadfara Radja Djawa. 283 daar zeer mede in zynen fchik, en verzocht derwaards, koe eerder: hoe liever, te gaan. En zy vertrokken. Wanneer nu Kee Boejoet en de jong- man op reize waren, en reeds eenigen tyd in de boffchen waren voortgewan- deld, zag de jongeling eenen aap inde boomen zitten: en alzoo hy dit dier niet kende , vroeg hy Kee Boefoet , wat dit vooreen gedierte was, ’t geen der- maaten naar eenen menfch geleek ? Het antwoord was, het is een Wanara, of Aap. En nog een weinig verder ge- komen, zag hy een mooyen vogel, en vroeg ook aan den ouden man, wat dit vooreen fchepzel was. Én gehoord hebbende , dat de vogel Zyioeng ge= naamd wierde, zeide hy ik heb nog geen naam: daarom zal ík my noemen Tfioeng Wanara: (22)'t geen Kee Boe- joet ook toeftont, en, met volle goed= keuringe, bekrachtigde, Na ee ee en eenen (23) Door het fpeelen verftaat hier onze Schryver geen dobbelen : want daar zyn de bovenlandfche Ja- vaanen geene liefhebbers van ; maar allerhande kin- derfpel , daar de jongelingen aan verflaafd blyven , zoo lang zy geene ernftigere bezigheid hebben „ en onder een danhoudend bedwang gefteld is = 284 Vervolg eener Favaanfche Hiftorie, Na dat zy nu dus al eenen geruimen tyd voortgereisd hadden, en dit aan Tjioeng Wanara begon te verdrieten, vroeg hy den gryzaard , waar zyn vriend dan woonde? Hier op antwoordde hy ik geloove waarlyk, dat myn vriend van hier verhuisd is; en dan zal hy zekerlyk aan het hof zyn verblyf hou- den; om dat hy een bekwaam {mit is, en veel geweer maakt voor den Koning van Padjajaran. | Zoo dra Tjtoeng Wanara dezen ou- den man van den Koning van Padjaja- ran hoorde reppen , was hy er zeer verblyd over en zeide: koom laaten wy er maar naar toegaan; want dan denke ik, dat het huis van uwen vriend niet verre zal zyn van myns vader huis, Hier Koenen Chineezen hebben veel Topbanen in de Bovenlanden . maar de Javanen maaken ’er weinig gebruik van, Miffchien komen hier de gevechten van hânen , kemphaantjes en kreekels te pas. In ’t vervolg de- zer Hiftorie zal men ’er iets aardigs van vinden, Deeze was de Simfon de Milo, of de Herkules der Javaanen. Byna alle de volkeren beroemden zich op hunne oude Reuzen en fterke Mannen. Zy beklee- den altyd , gelyk Davids helden , eene voornaame plaatze in de Gedenkfchriften en gelyk Roffam , de Herkules der Oofterlingen, in de opgerichte gedenk- ftukken van ieders Vaderland, De Perfiaanfche Poëet Ferdouffs heeft deszelfs heldendaden befchreeven. Zie d Herbelot Biblioth. Orient. Art, Manongeter, Ed, de la Haye Tom, IL p. 553 genaamd Sadjara-Radja Djawa. 285 Hier op gingen zy haaftig door de wil- derniffe naar Padjasaran: waar zy bin- nen korten tyd, aankwamen: gaande aanftonds naar het huis van den fmits die zy aan ‘het fmeeden vonden; en die, over de koomft van zynen vriend, zeer verblyd was; om dat zy elkanderen in lange niet gezien hadden. Vervolgens binnen gelaaten zynde vroeg hem de fmit en vooral aan Kee boefoet: gy zult denkelyk hier iets van belang te ver- richten hebben? of hebt gy mogelyk eenige gereedfchappen noodig , als par- rangs > pattjols koevoeten beitels kap- meflen, of iets anders? gy kunt hier alleskrygen ; en alles, wat ikheb, is tot uwen dienft. ’T antwoord van Kee Boejoet Carawang kwam hier op uit: ik bedanke u voor dien aanbod; want ik kome hier met geen ander oog- merk, dan om mynen zoon Tfioeng Wa- nara, aan u over te geeven, om hem van het fpeelen afte houden, (23) en een ambacht te laaten leeren. Ende {mit nam aan dit te zullen bezorgen. De gryzaard, Tfioeng Wanara dus over- Fe ned (24) Boborry is een fmeerzel der Javaaníche Groo= ten , ftrekkende tot fieraad „ waar mede zy het bo- venlyf befchilderen. Ook worden de meeften Medi- cinale fmeerzelen , uit kruiden faamgefteld „, Beborrie genaamd : en deze zyn oneindig in foorten, 236 Vervolg eener Favaanfche Hhftorie , overgegeeven hebbende, ging naar huis, en liet den jongeling achter, die, binnen korten tyd, het fmeeden leerde dermaten, dat hy zyne knie voor een aambeeld, zyne vingers voor nyptan- gen, en zyne vuiften voor hamers ge- bruikte. En hier over ftonden alle zyne medemakkers verbaasd te kyken, Toen dat eenigen tyd geduurd had, en het ruchtbaar geworden was, door het geheele land, en teffens dat hy een ongemeen fchoon jongeling was, kwamen genoegzaam alle de volkeren van het geheel land om hem te zien; en het getal groeide zoo fterk aan, dat zy geene plaats meer vinden konden, om te ftaan , en tgedrang was zoo groot, dat er de om heininge van het huis des {mits door wierd om verre geftooten. De finit ontwaar wordende, dat hy dus veel fchade leed, vroeg een ieder om geld, en eindelyk ftelde hy er ee- nen vaften prys op. Eene getrouwde vrouw moeft hem twee gantings ryft, eene weduwe drie „eene onder getrouw- de vrouw, die van haren man nog niet bekend was, ook drie : eene maagd, ze. ven gantings ryft betaalen. En een ou- de vrouw eens zo veel als een ar Qe genaamd Sadjara Radja Djawa. 287 Boven dien moeft elk hoofd voor hoofd eene wan met erwten en wat borri-borri- of wel een welriekend fmeerzel , (24). eenige bloemen, kaerffen en eene flambouw ten beften geeven., En dit alles werd gaerne op= gebragt, zoo dat de fmit veel geld en goed verzamelde, „Edoch Zjioeng Wanara, eenigen cyd aan het fmeeden geweeft zynde, vroeg zynen zoo genaamden baas, om eens naar de (Paf/ar)) markt te mogen gaan. De fmit wilde hem dit niet toelaaten , maar beloofde hem echter, dat, zoo dra het wéer marktdag was; hy zelf dan derwaards met goederen te koop zou gaan, en hem Zjioeng Wanara dan me- de neemen. « Toen de beftemde tyd gekomen was, ging hy, met zynen baas, naar de Paffar, (25) en vond ers (25) Door eene Paffar verftaat men een Dorp of Plaats , daar men op gezette dagen , van rondfom- me allerleye eetwaren, flagtvee, gevogelte en vruche ten aanbrengt. De hier naaft bygelegene zyn die van Tana - Abang , Welte- vreede en Meeftter - Cornelis De Chineezen verkoopen ’er ook allerlei {nuifteryen en kleederftoffen , welke de Javaanen en de flaven gebruiken. En ftaan ettelyke bamboeze kraamtjes , ook Warongs , daar thee , koffy , ryft en andere ge- woone eetwaren klaar gemaakt worden, opgedischt. Zulke Paffers vindt men overal op zekere afftand in de Bovenlanden ; en langs de gemeene weegen hier en daar Warengs of Winkels , daar men wat rufte en fchuilen kan, en min of meer geriefd kan worden, 288 Vervolg eener Pavaanfche Hiflorie, er, by zyne aankoomft, eenen olifant , die gewafichen werd. Dit ziende vroeg hy zynen baas, wat dit voor een groot beeft was? en hy kreeg tot antwoord: dat het een olifant was, die den Ko- ning toebehoorde. Zoo dra nu als die olifant 7 jfoeng Wanara zag, ging het beeft voor hem op de knieen liggen, in die houdinge , als of het dier zeggen wilde: koom gaa op mynen rug zitten; en ik zal u naar het hof brengen, by _ uwen vader. Ook hoorde hy eene ftemme, zeggende: gy zult zekerlyk Koning van Pasafaran worden. Hier op vaagde Zyioeng Wanara de tanden van den olifant af, en keerde weder naar zynen baas, (26) en alle de gee= ne, welke het zagen, waren er- ten hoogften over verwonderd. De fimit, toen Zjioeng Wanara ftar- lings aanziende, begon bitterlyk te fchryen en op zyne borft te kloppen, hem dus toefpreekende : helaas! wat zal het zyn „als deKoning eens zulke dingen koomtte verneemen!dan zynwy beide kinderen des doods; en daarom houdt u toch ftil. _’T Vervolg hier na. (26) De Olyphanten worden hier voor de Javaan- fche Vorften , uit Ceylon aangebragt. ’tIs ook niet vreemd dat afgerichte Olifanten op de knven vallen. Drie Olifanten van den Prins van Sourabaija deeden dit, ten Jaare 1706, voor den Commandeur Kael en zyn gezelfchap. Zie Valentyn IV. Deel, bl. 164. en Heuttuin Nat. Hift, 1, Deel. bl, 425. PROEVE | | VAN HOOG-GEMEEN | EN | BERG-JAVAANS. 290 | Nederduitfche Taal. | Sundafe of Berg-taal. Deeze brief komt uiteen zuiver en optegt herte en werd onder menigvuldige fherang rehging kang tabee groete gefchr. door Soefoe- Jrejah rejah tiekang jang hoenang Pacoehogana Se-fSoefoehoenang Pacoehoeana napatty) Ingalaga Abdul{Senapatty Hingalaga Abdui Rachman Sajidin Panata-\Rachman Sajidin Panata- gama die zyn Hof houdop | zama noedijok dinagara Souracarta Hadiningrat ;| voeracarta datang ka kand- Aan zyn Grootvader den{ jing toewan JEREMIAS Heere JEREMIAS VAN|VAN RrEMmsDyK Goer- R re msp yk Gouverneur | nadoer Djindrak rehdjing GeneraalendeHeerenRaa- f para Raad van India kaka- den van Nederlands India [bee kang, noedijoek dina- refideerende tot Batavia | gara Batavia noema ren- en die het gezag voerenftah farija hing djalma over de geheele magt var | Comp* dienagara loechoer de Comp. In de landen zoo fangin rchdjing di nagara boven als benevens wind fhandap angin dinalaboet, zoo te water alste landen, rehdging di darat noe- en die toegewenscht wor- Fpinandjangkun nja hoe- den gezondheid lang lee-fmoer rehdjing flamat ven en alle heil en ag Pee tjagur di doenja fpoed op deezer Aarde. |hijuch. _ Hijul kang foerat biedjil tiena hiklas ate kang foetjie Gee 29x Gemeene Javaanfe taal, | | vavaanfeHoog Dalamfetaal, Poenika hingkang firrat mios faking manach kang foetjie haning lan kang/{foetji hinning ferta hing- tabee akee akee faking\kang tabee ha kattah kat- kang djing Soefoehoenang |tah faking kan djing Soe- Pacoeboeana Senapatty In- | foehoenang Pacoeboeana Se- galaga Abdul Rachman{napatty Hingalaga Abdui Sajidin Panatagama kang} Rahman Sajidin Panata- alingie hingnagara Soe-f|gama hinkang ha kadaton _ racatta hidiningrat maring hing nagari Soeracarta ha- kangdjing JEREMIAS vAN|diningrat kahatoera doe- Rremspyk Goernadoer fmatang hing kang hejang Djindraal, lan para Raad|kandjing Toewan Jer e- van India kabech kangfMIAs VAN RIEMsSDyK alongoh hingnagara Ba- [| Goernadoer Djindtaal, fer- tavia kang aparentah fa-|ta datang para Toewan kabeh wong Comp. hing | Toewan Rad van India fa- nagara attas angin laning !daija hing kang hapalanga bawah angin, hing la- {hing Nagarie Batavia hing hoetang lanhing darattan |kang haparentah fakattah lan moegi pinan djangna-{hing wadija Bala Comp. kang hoemoer fàlamat|hing nagarie attas anging toer kawaraflang hing jo-{miwah hing bawa angin … fo hing doenja ikie. _ {hinglahoetan miwah hing | arken hing kang moegie fpinatiosna hingkang joes- wa falamattoer kafarafan hingdalam Doenja Poeniki. Hikie kang foerat mit- toe faking hiklas atie kang Tt 2 E Ee 292 EENIGE WOORDEN, I N H ET GEMENE TAAL troch itis der of JAVAANEN. _HOFTAAL. | Sirah Het Hooft __Hindasof Holo Syr, °T Har Ramboct Rima. Sotja. De Oogen Matta Soir. Netra. De Ooren Koeping Kirna. js 823 „Et om één woord van de Stad Batae via. hier.by te voegen, ‘kan men tot lof van de verbeterde Zeden zegcenj dat men ‘t zedert eenige jaaren; weinig __zwaare misdaaden meer. ziet; en dat het zogenaamde Amokfpeelen ; waar voor de Oofterfche -Slaaven zoo vers maard zyn; en het welk meeft altoos uit Faloufy gefchiedr, chans aslnag meer. voorval ‚Verbeteren nude Zeden dân is het ôok zeker; dat de Straffen dienen Vers Dd lige te worden: Men kan tot-lof. van dezen tyd zeggen, dar veele vermaarde mannen zich hier op toegelegd heb- ben; de Verhandeling over de Mis- Handen ten. Saratten „‚= door den, Mare quis BECCARIA in het Ícaliaanfch bes {chreevens gaf daar toe de eerfte aan- leiding zer de Prys van Regtvaardigheid en Menfehlievendheid den 13, Febru- âry 1777. te Berne gitgefchreeven: doch. waar van de beantwoording my nog niet ter;hand is gekomen, zal-daar omtrent miffchien. nieuw. licht en nieuwe bewyzen voor den zet-regel van eenen vermaarden Regtsgeleerden ge- vens a ) die, zeide: De 'Scraf moet Damned dam Xx 2 À Kisss 834 Over de Dood.frraffe en” openbaars - fpoedig',” én noodzaake- lyk zyn, de minft mogelyke , in de om: ftandigheid , evenredig dan de mis- mer ‚ en door de Wet We eige dl nhégigpeljk? is het, ‘dat wy alië onze ‘Straffen van de Romeinen hebs ben overgenomen, maat” dat wy daár er tegen -hunne belooningen hebben achter gelaaten. . Die het leeven van zyn evenmenfch redde , wierdt met-ee- ne Burger-Kroon beloond; die iets nut- tigs voor den Staat deed, vereerde men de Lauwrier-Kroon. ’T is waar, de hulpe aan de drenke- lingen het eerff in Nederland ‘toege: bragt, en door een Genootfchap be- loond, is een gelukkig beginzel, dat miffchien ì in dit ftuk beterfchap zal gee- ven, want in een Gemeene beft dunkt my dat de Wetten, de goede daden zó wel moeten beloonén, ‘als de kwaade {traffen ; en voor @l-moeten dezelve het kwaad beletten door voorzorgen te gebruiken tot de goëde opvoeding der Jeugd; en het oprichten van vrywillie ge werkplaatzen, en , Vóndelings-hut- zen. k 0 bar va het Pynigen, … … A16 825, _Zo ras de Doodftraffe alleen aan open- baare Moordenaars en Roovers wordt’ opgelegd, vervalt de Pyniging van zig’ zelve. En dit is de grond van de Rus-’ fifche Wetten, door de Keizerin Ca«’ THARINA de II. In 177t. ontwor-’ pen, die in haare uitgeftrekte Landen) de Pynbank heeft afgefchaft. | “In Engeland was dezelve voor lang’ in onbruik, behalven in het enkel ge val, wanneer de befchuldigde weiger- de te antwoorden, en dit is door een Atje van het Parlement jongft almede’ ‚ afgefchaft, en de Wet zegt „datdie wei, gert te antwoorden , fchuldig wordt ges houden, lr ep Rp loner _In Vrankryk is dezelve helaâs! nog aller afgryzelykft. Een beroemd Schry- ver heeft in zyne Werken telkens her- haald de vreeffelyke onregtvaardighe- den, daar door gepleegd, op Calas te Touloufe , op een landman Martin, een edelman La Barre en veele anderen. O! mogt ik die tyden nog beleeven;, dat de Doodftraffe alleen voor openbaa- Xx3 re OTA AP VEA ALD AK } 32 6 Over de Dood-ftraffe en bet Pynigen. | re Moordenaars, de Pyniging voor mis= daden van hoog verraad, die tot den ondergang van een Staat ftrekken, wier- den geoefend ; en dat de Confiscatie in alle Landen wierd afgefchatt; gelyk den-1. May 1732. door de Staten van Holland, den r. November 1734. door de Staten van Zeeland is gefchied, en nu jongft zelfs in het Crimen Le/g Majeflatis, in alle Colonien, door het Piacaat van de Hoog Mogende Hee. ren STAATEN GENERAAL der vereenig= de Nederlanden, van den ro. Aus guftus 1778. is verboden geworden, WAAR: 8 … Pag: 327 _WAARNEEMINGEN OVER HET VERBETEREN ONZER | HOLLANDSCHE ZEEKAARTEN, NAAR DE ENGELSCHE eN FRANSCHE VIV MEBO ORD Mr. J. C‚ M. RADERMACHER. De Heer vAN PEREN , toonde in het Eerfte Deel dezer \erhandelin- gen (a) de gebrekkelykheid van vee. le zaken, in onze Zeekaarten, voor- namentlyk omtrent de Eilanden gele gen in de Atlantifche Zee, Die van de Indifche Zee zyn niet beter ges Xx4 plaatst, maere en veen aman (6) Pagina 267. mieren 828 Waarnemingen over onze plaatst, en daar aan mag men geruft, dikwils de lange reizen onzer Schepen toefchryven. En | Et In de nieuwe Groote LICHTENDE ZEE-FArKEL het fesde Deel by van Keu= len 1753 gedrukt, vind men in den weg tuflchen de Caaben Fava, verfcheider ne Eilanden getekend, die men opde Paskaart der Indifche Zee, die op de Schepen gebruikt word , wederom an- ders vind , en nog verre verfchild vande betere ligging derzelve , in de Kaarte behorende tot de Reizen van den En- . gelfchen Capitein Cook, zo wel de Eerfte van 1769 - 1771. gedaan ; en ín 4. Deelen in Quarto in 1774. door _ HAKESWORTH,» uitgegeven; als van de tweede Reize van 1771-1775. gedaan en mede in 4. Deelen in Quarto door Hopeces in 1778, vertaald, deze Kaar- ten zyn berekend op den Meridiaan van London 16. gr. 27. m. beöoften, die van de Piek van Zeneriffe, daar deze Kaar- te haare eerfte Meridiaan is, _ 8 tevree. E en an mene it, Hollandfche Zeekdarten. 329 S- 1_ Beöoften de Caab de Goede Hoop, vind men op 37. gr. 17: m. Zuider- Breedte, 58. Lengte ‚ zo wel inde ZEE- FaxrkeL, als in de Engelfche Kaart, de droogte van het Slot van Capelle de welke egter twyfelagtig blyft: (L) ze= kerder is de droogte op 40. gr. Zuider Breedte en 6o. Lengte op het jagt Nar- isen verfcheide andere gezien , gelyks water en Brouwers droosie genaamd. Zo le ie Eilandjes van Dina en Marseveen „op 41. gr. Zuider Breedte en 38. Lengte, ook by de Engelfchen ba- känd,: ° _ $. IIL De Eilanden „Amfterdam op 37. gr. 40. m, en Sf. Paulo op 38. gr. 40. m. Zuis der Breedte, liggen op een Lengte, deze was in de Zer-FAKKEL op. 107. be- paald :by-de befchryving derzelve.door Schippers WW. de Vlaming opge. et.S4s Dm, bp de Paskaart Ze gr. 20, men map de sten At shr ‚En- tn UE ij _ ‚ Be seadak d had Bn (B) Pagina 4 330 Waarnemingen over onze Engelfche Kaart op 78. gr datis 94. gr. Beooften Jeneriffe Wat een magtig onderfcheid! en hoe gemakkelyk zoude dit door de uitkomende Schepen „met eene goede Obfervatie der Lengte niet kunnen bepaald worden, S. IV. "Op onze Paskaart en by de Engel. fchen , vind men een Eiland Clotathes op 22. gr. Zuider Breete rrr. gr. Lengte, En de 7Zrial Rotfen, die boven water liggen, in de ZreE-FAKKEL op 20. gr. go. m.Z. B. en 125. Lengte,dog op de Paskaart op r2o. gr. en op de Engel- fcheKaart oe 124. gr. b'ooften Zeneriffe. S: V, Het Eiland Mony door de Engelfchen Criftmis of Kersmus- Eiland genaamd, en door hun in de Kentermaanden der Mouffon meeft altoos bezogt, om dat het volgens mondelinge rapporten , van Engelfche Capiteins net ten Zuiden van de Weft-hoek van Java en dus- op geen Kaarten wel ligt, want hoewel zy het alle op zoz. gr. Zuider Breedte plaat- | EE) zen, Hollandfthe Zeekâarte. 334 zen, fteld de Zee-Faxker het op 123. gr. de Paskaart op 120. gr. en de En- gelfche Kaart. op LI 9. gr. b' ooften | nerijfe vj el 8 VL KS Salem in onze Paskaartop 8. gr. 20. m, Zuider Breedte 1 go. gr. Lengtege!egen, - is volgens de Zeg-FAxkEL maar eens ge- zien by buijig weer, en dus twyfeld men of het wel in de Waereld is. Ook is het op de Engelfche Kaarten niet bekend. Maar de Cocos Eilanden, die - gemeenlyk door de t'huisvarende Sche- pen gezien worden, liggen zo wel op de onze als op de Engelfche Kaarten, op 12. gr. Zuider Breedte 113. sn! Be« ooften Tenerife — 8 332 Redevoering REDEVOERING (*) | devbgaikan … edi B INEN TINGE TOT DE INGEZETENEN VAN. BATAVIA, ‚_NA HAARE ‘TE RUG KOMST „ na VAN > bede » ‚SAMAR ANG; LOVERHANDIGD DOOR Mr. W. vaN. HOGENDORP. INGEZETENEN VAN BAT AVIA! anneer Demofthenes zyne eerfte Redevoering tegen Philippus , Ko- ning vanMacedonië, te Athenen uit- {prak , was die heerszuchtige Vorft niet verder dan tot de Thermópylen gevor- | derd. mmm, nn nn gn nd (*) Het Genootíchap heeft goedgevonden, deeze Redevoering, reeds in fprokkelmaand van dit Jaar, wanneer de natuurlyke Kinderziekte op BaTAVvia begon door te brecken, afzonderlyk, by den Stadse drukker te Jaaten drukken, om de ingezetenen op nieuws tot de lbénting aantemoedigen, der Inëntinge. 333 „derd, De Athenienfers hadden eenig volk derwaards gezonden, om Hemden doortogt van deeze berg-engte. te bes twiften. Des niet tegenftaande, was ren de meeften bekommerd. voor het vervolg; en ziende eenen ftaatkundi- gen en altoos werkzaamen Krygsheld aan het hoofd van een talryk leger ; lieten zy den moed, om hem te bee teugelen „ geheel en al wegzinken. > Het was by die gelegenheid , dat Demofthenes het geftoelte der Rede- naaren beklom, en de neêrflagtigheid van zyne Medeburgeren zocht op te ‘beuren, hun aantoonende, dat Philip- pus wel machtig , maar niet onöver= „winnelyk was; mits zy de handen aan het werk floegen , en den tyd, ingeene nuttelooze raadpleegingen, of vadzige ledigheid, lieten verlooren gaan. BATAVvra! ik bevinde my in eene veel moeilyker omftandigheid, dan de Griekfche Redenaar. De Vyandin, „tegen welke ik U moet aanmoedigen, is niet minder ontzaglyk, maar veel bloeddorftiger, dan Philippus was. En gave. de, Hemel, dat dezelve zich nog. zoo verre: van U af bevondt;, alsde Thermópylen van Achenen aaf „Gb (4 | ren! 434 Redevoering ren! Maar, Helaas! Zy is reeds, miet hect zwaerd der verwoeftinge ‚Uwe Voorfteden doorgetrokken; en Uwe Poorte ingetreeden! Zy heeft reeds eenigen Uwer Ingezetenen ter neêrge- velds anderen” deerlyk mishandeld! en wie weets hoe veelen, die hier tegenwoordig zyn ; zoo zy naar mynen raad niet luifteren; het flagtöffer van … haare wreedheid nog zullen worden? „Dan, hoe grooter Uwe gevaaren zyn; hoe fchuldiger ik door myn ftil- zwygen zoude worden; „Wat ftaat my derhalven „op dit tydftip, tedoen? „Het voorbeeld van Demofthenes na te volgen. -U-te-doeri ziens dat Uwe „Vyandin, de, inoordzuchtige „Kinder- ziekte; wel -ontzaglyks. maar” niet onöverwinbaar isz mits Gy ce wape- _ nen, die ik U aanbiedes om-haâr-te „beftryden kloekmoedig durft in haus den neemen: ‚Eene korte fchetze van myn eh ‚S den gedrag „ en-van mvn wêdervaaren ; geduurende -myn verblyf in deeze Volkplancinge, zal U van deeze groote „ Waarheid ;, volkomen, : overtuigen: „Maar; alvorens-die te beginnen, heb- ‚be ik, U gene vraige voor té ftellen. Waas der Imëntinge. 338 Waaröm, Ô BATAVIA, hebt Ge my; eenige maanden geleeden , gebannen uit Uwe huizen, en verdreeven van Uwe ftraaten? Is het, om dat; na eenen gelukkigen uicflag myner ver- richtingen, op meer dan honderd van Uwe In-en Opgezetenen, één éénig kind, geduurende den tyd myner be- handeling, ge: orven is? Maar hebt Gy dit geval’ wel onderzocht, met de nauwkeurigheid, die eene zaak van dat gewigt vereischte? «Hebt Gy den Ge. neesheer ondervraagd? Hebt Gy by de Ouders vernomen, hoe, en wan- neer de ziekte zich heeft geopenbaard ? Zyt Gy verzekerd, dat er geene be. fmetting der natuurlyke pokjes, die in de buurt heerfchten, of eenige andere ziekte zy bygekomen? BATA- via! Indien Gy dit alles, met de uiterfte zorgvuldigheid, niet hebt na- gegaan; zoo kûnt Gy ook niet weeten;, of Ge my, onfchuldige, niet zonder “oorzaake veroordeeld hebt. — Maar laat ik liever tot de beloofde fchetze overgaan! Verledig my dan, ô BATAviA, eene behoorlyke aandacht. Denk, dut ik U zal onderhouden over Uwe gewigtigfte belangens: het wel- „Zyn van veelen, die U dierbaar an | en 936 „Redevoering Een jofg (*) Geneesheer, t’ zedert weinige jaaren hier aangeland, en overduigd van myne nuttigheid, door de menigvuldige proeven van zyne uiemuntende Leermeefters; van Doe- VEREN en CAMPER (Mannen, op wie ik roemen durve ) was de eerfte, dien ik, in deeze Geweften, aanzettede, om zyn éénigft zoontje in: te enten. Hoe groot moet niet zyne overree- ding geweeft zyn! Ly entte zyn eenig? kind in. Maar ook, hoe kon ik U; door overtuigender ‘beweegredenen 5 tot my ‘trachten over tehaalen? Hoe kon ik U fpreekender bewyzen geeven, dat myne verrichtingen door. KunsT en Naruur wierden goedgekeurd, dan wanneer, ik de VApERLIEFDE. en de GENEESKUNDE «beiden uitkoos ‚ om dezelven-het eerft voor Uwe OOBRR in het werk te, ftellen ? Deeze: innting hadt eenen voor- …_deeligen: uitflag; maar Gy wierdt niet getroffen door de kraeht van het Voor- beeld. -Ik herhaalde en verfterkte het zelve s door -myne kunftbewerking op een éénigft dochtertje van eenen ande- | È | ren nemen) j ‘ @) De Heer van pen stere, Medicine Doom der. Tnëntinge, ERE ren (*) Geneesheer, die nóg ; boven „den voorigen, eene langduuriger on= dervinding der ziektens. van het land, en der gefteldheid van de lucht hadt. Maar Gy zaagt wederom dit Voors beeld over het hoofd; om dat Uwe Vyandin niet ftondt voor Uwe deure, en Gy, toen, weinig van de vernies lende Kinderziekte hoordet fpreeken, Ik ging ledig langs Uwe huizen, en bedroefde my over den traagen voort- gang van myne verrichtingen; want, behalven seen Europeesch en twaalf flaavenkinderên , wilde men niemand aan myne zorge toevertrouwen. Dan , myne zaaken veranderden eensklaps van gedaante. Het-huis van (5) Eenen Uwer GrooTEN werdt my ‘geöpend. Twee van zyne kinderenwiere den my vaorgedraagen. Hunne voor- deelige Natuur-gefteldheid; en hunne geregelde en wel ingerichte leevens- wyzegaven my, byna, eene volledige verzekering van den Sargent hen uitflag. Ik bedroog my geenzins in myne VErWachtings en veelen, binnen-en rond- (*\ Den Heer Horrman, Medicinze Dc étor. __(*) Den Wel Edelen Gefíirengen- kicer ge Raad van Nederlands Indië. 338 Redevoering | rondöm Uwe Veften, ô BarAvia, volgden dit pryswaerdig Voorbeeld; ja zelfs, op de afgelegene (*) dorpen der Viflchers, waar men de noodige pokftoffe ter inêntinge haalde, zag men den argdenkenden Javaan zyne befchroomdheid afleggen, en den Eu- _ropeefchen Geneesheer fmeeken, van zyne kinderen te willen inênten. Een Genootfchap , dat zich in Uwe Stad heeft opg2richt, en niets anders, dan het algemeen nut beöogt, fpoorde een van zyne Leden aan, om, in eene zedelyke vertelling , myne voordeelen; en de menigvuldige rampen van myne wreede Zutter, tegen elkanderen te vergelyken. Dit ftukje hadt gedeel« telyk eene goede uitwerking. Ver- fcheidene Ouders lieten hunne kinde- ren inênten, en verheugen zich nog dagelyksch over het befluit, dat zy» na het leezen van dat gefchrift, geno- men hebben. O Gy, voorbeeldige Moeders! die, als andere SoPHRONIsBA's, gelukkig door de inënting van Uwe kinderen geworden zyt! Ik beroepe my op het ge. (© Op de Maronde. Zie het eerfle Deel der Verhane delingen van het Bataviaaich Gencotfchap. Pag. 334 — | dn nn der Inéntinge. 339 getuigenis van Uw eigen hart. Springt her niet zomtyds op van vreugde ? Voeltge niet eene innerlyke vergenoer- ging, wanneer Gy Uwe kinderen, bo= ven zoo veele anderen, bevoorrecht ziet? Maar kent Gy ook wel Uwe - verplichting ? Tracht gy- wel Uwe vrienden en maagen zoo gelukkig te maaken, als Gy zelven zyt? Zoekt Gy wel door openbaare bewyzen van Uwe. blydífchap hen over te haalen; om, door eene gelyke onderneeming 4 dezelfde vreugde deelachtig te worden? Zulke onverwachte veranderingen gaven my grooten moed. En ik was reeds met de inénting-by-meer dan, honderd; zoo Europeezen, als Inlan- ders en Slaaven, allergelukkigft gee vorderd, wanneer ik, op-den eerften van Herfftmaand van den voorleedenen __jaare, in het huis van eenen Uwer braaffte Ingezetenen geroepen wierd, Men ftelde my een meisje van vier jaaren voor. Zy fcheen uiterlyk ge- zond, en bekwaam, om de inêntinge te ondergaan (Ik ben verplicht, dit hier by. te voegen, om den lafters dien men den Ouderen en den Gences. heer heeft zoeken aantewryven, als of k _ Yye dit be 340 Redevoering dit kind zieklyk ware geweeft, edel. moedig afteweeren. Ik heb de wapes nen der Onwaarheid niet noodig ter verdediging van myne zaak ) Zy wierdt, op de gewoone wyze, door den Geneesheer ingeënt. Zie hier in ’t kort-de voornaamfte aanmerklykhe- den der ziekte. Den zelfden avond der inênting werdt zy door eene koort- ze aangetaft, die tot des anderen daags morgen duurde. Drie dagen daarna, befpeurde men eenen uitflag. Men bleef voortgaan, haar op dezelfde wyze te behandelen, als men in an- dere inëntingen gewoon was, Op vry- dag den tienden, na dat zy, ’s woens- dags en donderdags te voren; door eene ligte koorts was aangedaan geweeft, ontwaarde men de pokjes, die vervol= gens zeer menigvuldig voor den dag kwa- men, kleen bleeven , maar niet infloegen. Op vrydag den zeventienden , kreeg zy eenen fterken ftoelgang en persfing, waar na Zy, op den een en ae overleedt. Vyanden der Inëntinge in deet Volkplanting! Het is piet aan Uwe uitfpraak, dat ik de beflisfching van ent zaak haet Nai, al waren d % Uwe ho) der Inéntinge. __< -34t Uwe inzichten zoo zuivers. als het licht van de Zon, het zoude U toch, in deezen, aan eene.genoegzaame kennifle en ervaarenheid, mangelen. „Maar ik beroep my op alle Geneeshee- ren, en geneeskundige Schryvers, ja zelfs op myne Tegenpartyen in Eu- ropa. Laaten zy zeggen, of één hun- ner ooit eene koorts, off den eerften dag der inëntinge voorgevallen, en eenen uitflag, op den derden dag befpeurd, hebbe toegefchreeven aan de uitwerkende kracht der ingeënte pokftoffe! Die met zulke wanbegrip- pen, in dat Waereld-deel, durfde voor den dag komen ; zoude tot eenen pot van myne. Tegenftreevers zelven verftrekken, ee iin Daar is derhalven eene innerlyke ongefteldheid, die niemand heeft kun- nen voorzien, in het lighaam van dat kind geweeft: eene kwaadäartige ftofs, fe, die niets gemeens metde kindere ziekte hadt; maar die deeze koorts, en deezen uitflag heéft veroorzaakt. En vermits de pokjes hunnen. vryen loop behouden hebben, en niet ingeflaagen. zyn; is het zeer waarfchynlyk, dat deeze kwaadäartige ftoffe , geduurende | al NVB _de EFT _ Redevoering de uitbotting der kinderziekte, zich in den onderbuik hebbe neêrgezet; en dat de ftoelgäng en perffing, die naderhand den dood veroorzaakt heb- ben, aan dezelve, en niet aan de pokjesf, moeten worden toegefchreeven. Maar, zoo er deeze waarfchynlyk- heid heeft plgats gehad; zoo er flechts eene mogelykKheid is geweeft, dat dit fterfgeval aan die vreemde oorzaak te _ wyten Zy, waarom heeft men er dan my, zonder het minfte onderzoek; de fchuld van gegeeven ? | __Of zoude men van begrip zyn, dat ik den menfch, gedufurende myne bes handeling, van alle doodlyke toevallen kan en moet bevryden? God bewaare My, INGEZETENEN VAN BATAVIA; dat ik U, door zulke bedrieglyke ftellin- gen, ‘Zeade zoeken tot my overtehaa- fen! Zy ftryden met de gezonde re- den, en het ontzag , dat wy allen aande Godlyke Almagt verfchuldigd zvn. Myne kunftbewerking duurt drie weeken. Ik ftelle eens, dat Gy hon- derd Ingezetenen , in deeze Stad, daar Gy er dagelykfch zoo veelen aan Uwe rechte en flinke zyde ziet vallen , by één verzameldet; zoudt Gy U verwonde” ren, A der Inëntinge. _ 843 fen, wanneer er één van deezen, bin= nen dedrie weeken, wierdt weggerukt ? immers neen? Wel waarom Zyt Gy het dan nu geweeft, nu dit aan éénen van meer dan honderd, die ik hebbe ingeënt, is overgekomen? _ Baravia! Baravrial wacht U van murmureering. Zyt veel eer verwon- derd, dat er niet meer dan één , door Uwe 'rotkoortzen, en de menig vuldige andere ziektens van Uwen befinetten dampkring zyn weggerukt. Merk lie« ver deeze fpaarzaame flagting van de bloeddorftige dood, onder deeze me. nigte van ingeënten, als eene zonder linge beftiering van de Voorzienigheid aan, die U gelegenheid heeft willen geeven, om, zonder tusfchenkomft van veele vooröordeel- baarende onge= vallen, met een bedaard gemoed, myne groote voordeelen, boven de rampen der natuurlyke Kinderziekte, te kunnen wikken en weegen,; en dus den beften weg, tot behoud van U zelven ; Uwe kinderen, Uwe vrienden, te kunnen inflaan. | - Ondertuffchen wierd ik bezwaard met dit ongelukkig fterfgeval. De dood van één kind wifchtes in één Yy 4 00- 344 Redevoering Î oogenblik, uit myne voorige weldaas den. Alle Uwe deuren wierden voor my geflooten. „Ik wendde myne tre- den naar SAMARAN Ge | Ik verkoos.den landweg» en EE aohtt Ò BaTAVvriA, Uwe Omme-en Boven- landen. «Hemel! wat eene verwoes- ting- richt, in dezelven, de natuur- lyke Kinderziekte niet aan! Hier kwam my een oude gryzaarttegen , die; reeds over veertig jaaren, beide zyne oogen aan de pokjes,verlooren hadr. Hy wierdt geleid door eenen jonge- ling, die hem altoos bybleef, en dus, zoo wel als hy zelve, een onnut voor- werp voor den iandbouw was. Wat verder zag ik, in eene geringe Pondock, eene jonge vrouw liggen, die, kort na haar huwlyk, door die ziekte lam, en dus onbekwaam geworden was, tot de vermeerdering van haar geflacht. ik vernachtte in den Dalem van- eenen Javaanfchen Grooten, daar ik: alles in droefheid „gedompeld vond, om dat hy, in minder dan veertien dagen; zyne twee éénigfte kinderen; aan de kinderziekte hadt zien {neuve= len. Allen, die ik op myne reize on«- dervroeg, kwamen hierin overeen ‚dat der Inëntinge. Me 345 dat er van honderd Javaanen, die deeze ziekte kreegen, twintig ten gra ve daalden; behalven die, voor al hun deeven, ongelukkig wierden. Welke eene flagting! en waaröm dezelve, door de inëntinge, niet voorgekomen ? Ik fpoedde voortwaards tot Cherie bon. Maar wat akelig treurtoneel deede zich daar voor myneoogen op! Een (*) jongman, in den bloei van zyne jaaren, de hope zyner Ouderen , onlangs uit zyn Vaderland te Batavia aangekomen; hadt die Hoofdplaats verlaaten, om by „den Cheribonfehen (f) Landvoogd, eenen vriend van zynen Vader, en; boven- dien, eenen vriend van alle ongelukkigen, een bezoek afteleggen. De Gaftvryheid , de Menfchenliefde;, en de Vriendfchap hadden hem, by zyne aankomft, met opene armen, ontvangen. De Landvoogd hadt hem omhelft met die tedere aandoeninge, die aan de gulhartige Zeeuwen zoo eigen is, wanneer zy eenen van hunne _Landgenooten zien. Maar wat gebeurt er? nauwlyks heeft hy zyne voeten in Yys | huis ® De Onderkoopman RreauT ‚(f) Den Heer van per Baume, 846 Redevoering huis gezêt, of hy wordt door eëné hevige koortze aangetaft., Het venyn der kinderziekte raakt by hem aan het giften. Een allerkwaadäartigft zoort. van pokken openbaart zich. Alles; wat de Kunít, de Weldaadigheid en de Overvloed kunnen uitdenken, wordt in het werk gefteld,; om hem te behouden. helaas! alles is vruch. teloos! De dood zweeft boven den lufthof ‚ waar hy is ingetrokken! Hy wordt het flagtöffer der Kinderziekte! En, dat nog wreeder is, dan de dood zelve, hy moet in die laatfte oogen= blikken, die zoo dierbaar aan de Vriend- … fehap zyn: de tegenwoordigheid mis- _fen van den Latidvoogd „die de befimete teng vreeft / Zy mogen hunne wederzyde _ fche traanen van een eeuwig vaarwel niet met elkanderen mengen! Hy moet fterven in de armen van vreemden? O Gy! die het vuur der mepfchen- liefde in Uwen boezem branden voelt Gy, díe de groote voorrechten der waare vriendfchap kent! overweegt Eens by U zelven, van welke zielver= _ kwikkende vertrooftingen deeze Vyan- — din van ’t menfchelyk geflacht U zom= tyds berooft. — | Îk der Tuëntinge, 347 Ik zettede myne reize , Ooftwaards, naar SAMARANG voort. Gezegend „Java! overäl vond ik Uwe {chuuren op- “gevuld met de edelfte voortbrengzels van Uwen vruchtbaaren grond. Maar, niet tegenftâande Uwe ryke inzaame. lingen, zag ik, Uwe landen doorkruis. fende, nog ganfche ftreeken onbe. bouwd liggen. Men onderrichte my; dat, hoe menigvuldig het getal Uwer Opgezetenen ook mogte zyn; er even- wel nog gebrek aan handen voor den landbouw was. Gelukkig volk! dacht ik, by my zelven: zoo Gy ooit myne voordeelen leerdet kennen; zoo ooit myne kunftbewerking over Uw ganfch Eiland algemeen wierdt; in minder dan vyf en twintig jaaren, zoudt Gy U met honderd duizend zielen ver- meerderd zien. Eindelyk kwam ik te SAMARANG dan. SAMARANG in druk! in bekom-_ merniffe! in trouwe gezeten! De vlugge Kinderziekte was my, op de reize, voorby geftreefd , en hadt, in die weinige dagen, haare flaande hand reeds uitgeftrekt. De Chineefche, Javaanfche en Maleidfche Kampongs, even buiten de ftad gelegen, waren E, Be | het 348 __ Redevoering het eerft aangetaft, en zagen, ieder oogenblik ‚hunne bewooners wegflee- pen naar het graf. „De. Srad zelve mogt niet vry blyven van haaren aan- val. Zy dronk het bloed der Euro- peezen uit den beker van vergenoe- ging! (@*) Ô MARTENs! (*) Ô TrucueR! (5) ô,WinpeLsTie! Uwe kinderen zyn niet meer! Tedere (*) Barkey! Uw jongfte zuigeling; beminnelyke (5) Rocne ! Uw éénigft kind moeften voor haare woede bukken! Noch Uwe moederlyke liefkoozingen, noch Uwe. heete traanen, noch Uwe vuurige ge- beden hebben dezelven kunnen behou- den! Gy hebt ze zien icheuren uit Uwe beevende armen, en neêrdompee. len ín. den killen fchoot der aarde! Braave, maar ongelukkige Ouders! vergeeft my, van hier Uwe naamen te hebben gemeld. Het is niet geweeft , om Uwe wonden, op nieuws, te doen bloeden. Maar Och of BATAVIA ge- troffen wierd? door het voorbeeld van Uw ongeluk! En het verftrekke U, tot eenige vertroofting, dat Uwe kine deren, te vroeg weggerukt, om op. Uw voetfpoor deeze volkplantinge in hun leeven van nut te zyn, hunne pog= (*) Allen Inwooners van Samarang, der Tnëntinge. __ 349 poogingen, daar toe, nog aanwenden na hunnen dood, met den Íngezetenen deezer Hoofdplaatze, uit hunne graf= fteden, toeteroepen: Laat Uwe kin= deren toch înênten! | Ondertuffchen hadden de aanzien- iykften van SAMARANG my reeds’ tot hunne hulpe geroepen. (f) De Gr- BIEDER van die Kuft, (*) de Comman- dant van de ftad, en de (*) Genees- heer, die my huifveftigde, plukten reeds de vruchten van mynen arbeid. De inénting was by hunne kinderen zoo gelukkig, zoo voordeelig afgeloo- pen, dat men niet kon zeggen, dat zyziek waren geweeft, Veele -Ou- ders, zelfs van die geenen, die met de fterkfte vooröordeelen tegen my waren ingenomen, deezen,voorfpoed ziende, kwamen van hunne dwagling terug, en vertrouwden my de hunnen ook toe. Ja, in eenén zeer korten tyd, wierden er, onder myne oogen, vyf en dertig, zoo Europeefche als Slaaven-kinderen ingeënt. hidde, Dan (if) De Wel, F dele Geftrenge Heer vaN DER Buren, Raad van Nederlands AD 5 De Heer Vermenn. (*) De Heer BONNEKEN, BO Redevoering Dan'er verfpreidde zich een gerucht dat de wreede kinderziekte, op het zien van myne behaalde Voordeelens SAMARANG Verlaaten, en den weg naar ‘ deeze Hoofdplaatze genomen hadde. - Ö BATAViA! ik voelde op nieuws mynen yver voor U blaaken, en myne belangens aan den kundigen rts, die reeds zoo veelen in die ftad hadde ingeënt, aanbevoolen hebbende, be- floot ik, haar op de hielen te volgen, en U, voor de tweede maale, myne hul- pe aan te bieden. Met zulk een oogmerk beklom ik dit Geftoelte En, zoo Gy, met eeni- ge oplettendheid, my hebt aange- hoord, zoo zult Gy overtuigd gewor= den zyn van de waarheid van myn zeggen, dat Uwe Vyandin wel ontzag- lyk, maar niet onöverwinnelyk is; en dat myne kunftbewerking een zeker wapen is, om over Haar te AEBEPrAân len. Neem dan dit wapen in Uwe han- den. Stryd met eenen nieuwen moed, Ik durve U verzekeren; dac de Palm. tak der Overwinninge U niet miffen zal. Ne der Intntinge. ORL MANNEN VAN STAAT! AANZIENLY- KE GEBIEDERS over dit, en zoo veele andere Wingeweften! Het zy my ge= öorloofd , U , met eene gepafte vrymoe- digheid, aan te fpreeken! De Wysheid van Uwe Regeering , de Zuiverheid van Uwe Inzichten, Uwe geftadige Arbeide zaamheid, Uwe nooit wankelende Yver voor het welzyn van dit Volk plaarzen U, met rede, naaft de uitmuntendite Staatsmannen van Nederland. Maar het is ook, uit hoofde van alie diecref. felyke hoedanigheden , dat ik het groote fte recht op Uwe goedgunftigheid mee- ne te hebben. Gy zyt de Weldoeners van Uwe Ingezetenen 5; en ik kome tot hen, met weldaaden ín myne rechte hand. Gy zyt de Handhaavers van huû lighaamelyk behoud, van hun tydelyk welzyn; en ik brenge hun de behoude. nis en het leeven. Gy weet, dat, in de menigte des Volks, der Vorften heer- Iykheid beftaat; en ik kome, om het zelve te vermenigvuldigen. Alle myne poogingen werken mede met de Staat- kundige Grondwetten, die Gy U hebt voorgefteld. Laat my dan niet te vere geefs op Uwe befcherminge hoopen! Priesters DES Heiriepoms! U voor- äl we myne verrichtingen niet on. vele 352 __Redevoering. verfchillig. zyn. De-zorge voor het. leevens-behoud van duizenden van menfchen is U zoo wel aanbevoolen , als hunne Geeftelyke Welvaart. Ook hebben de beroemdfte en godvruch- tigfte Mannen van Uwe Orde, in Eu- ropa, het zoo begreepen. In Enge- land, een MaAppox, een SOME, een DopprIDGE, een WARBURTONs ENZ. 3 in Nederland, een Crars, een NiEeuw- LAND, Een SUPERVILLE, EEn CHEVA- LIER, een Nauuis, en veele anderen, onder welken ik niet moet vergeeten dien. uitmuntenden Hoogleeraar, die U, wegens zyne uitgeftrekte geleerd- heid, en zynen yver voor den bloei der Indifche -Kerke, niet onbekend kan zyn, hebben, of in gedrukte Ge- fchriften, of in uitgefprokene Leerre- denen, of in openbaare Gebeden, voor myne belangen gepleit. Dan, zyt Ge van gevoelen, dat, Gy geene voorbeelden, maar het licht van Uw eigen Oordeel volgen moet? Eerwaer- dige Mannen! ik ftemme U dit gaerne toe. Maar gunt my dan ook, U een tweeledig voorftel te mogen doen. Gy houdt de inênting voordeelig, en overéénkomftig met de Godiyke Wetten; of Gy houdt dezelve nadee- lig; \ der Inéntinge 858 lig, én met die Wetten ftrydig. Maar, zoo Gy dezelve nadeelig, en met de Godlyke Wetten ftrydig hieldt, zoudt Gy dan niet, in den tyd, dat er zoo veelen in deeze ftad zyn ingeënt, openlyk, tegen haar, zyn opgekomen? Trouwe Herders! Zoudt Gy niet ges waakt hebben voor Uwe kudde? Im mers ja? Indien zy tegen de bevelen van Gods heilig woord aanliep; Gy zoudt U, met eenen Godvruchtigen yver, tegen dezelve, hebben aange- kant. Geene meníchen- vreeze, geene waereldfche Inzichten zouden U weêr- houden hebben. Gy zoudt, met het hoogfte recht; den kanffel hebben doen daveren van Uwe bedreigingen tegen de zulken, die haar in het werk durfden ftellen. En de vloeken van Ebal waren niet te fterk geweeft, ons tegen my te worden uitgefproken. Ik mag dan, uit Uw voorig ftilzwye gen, afleiden; dat Gy de inënting voordeelig voor het Menfchdom en overéénkomftig met de Godlyke Wet- ten houdt. Maar is het dan Uw plicht - “niet, GODVRUCHTIGE MANNEN! deeze kunftbewerking aan Uwe Gemeente voortedraagen? Dezelve daar toe op ER pe tê 554 Redevoering te wekken, en aan «te “moedigen? Haare en myne belangens te verééni- „gen? in één woord: my, voor het aan- gezichte ‚des Volks, te zegenen met de zegeningen van Gerizim? | En Gy, GENEESKUNDIGE MANNEN! „Gy, die dagelykfch de verwoettingen „der natuurlyke Kinderziekte voor oogen hebt; hoe zoude ik niet over- tuigd zyn van Uwe toegenegenheid? Maar laar ik U eenen trouwen raad mo- „gen …geeven! Laaten de Voorzichtig- heid, by de inêntinge zelve, en de Op-= dettendheid, geduurende den loop der ziekte, U altoos verzellen! O ! dat die woorden, die wy onlangs, uit den mond van ‘eenên Uwer voornaamfte Leden, hebben hooren vloeien, naamlyk: daf de armfte flaaf even veel wecht op zyn bart beeft, als de rykfte mans dieer leeft, (*) Uwer aller Zin- fpreuke mogen zyn! Want ik moet het U herinneren, of fchoon Gy het allen weet, dat de geringfte flaaf , dien Gy. zoudt hebben ingeënt, en naderhand verwaarloosd, om U, vermaaks-halve te gaan bop ot by eenen Uwer goe. (*) Eerfte Deel der Verkandelingen van Bate? wiaafch Genoot{chap, pag: 62 der Inëntinge, 355 goede Vrienden of Begunftigers „ tegen U zoude getuigen in den grooten dag des Oordeels. INGEZETENEN VAN BATAVIA! hier is myne taak afgeweeven. Kieft nu tus- fchen my en myne wreede Zufter. Zoo Gy de keuze op my doet vallen; ik zal de vrolykheid brengen in Uwe huizen, de leevendigheid langs Uwe wegen, Uwe rouwklagten zal ik ver= minderen. !De welvaart van Uwe Zoo- nen; de fchoonheid van Uwe Dochte- ren zal lik ter harte neemen. Ik zal onder U blyven woonen, als eene trouwe Vriendinne, als eene zorgvul- dige Behoedfter. Ò BaTAvra! indien ik U dan vergeete, zoo vergeete myne rech. te band zich zelve! Myne tonge kleeve gan myn gehemelte, zoo ik aan U niet gedenke! zoo ik U niet verbeffe, boven bet B Polk myner VAAEDS. kad IK HEBBE GEZEGD." CER 137 | DER jg mr " 425 BE: 356 8 BER IGT: AANGAANDE se u DE | GAMBER., Derzelver Planting en Bewerking op ; MALACCA „DOOR ABRAHAMUS COUPERUS; Onderkoopman aldaar. He. geen den kwytenden Handel hier nog eenigzints onderfchraagt, en aan veele behoeftige Werklieden een genoegzaam onderhoud verfchaft, is het voortkweeken van Gamber-boomen welkers boffchen alhier Ladangs ge- naamd worden, en ik zal in deezen, alle myne vermogens infpannen, om, zoo naauwkeurig mogelyk, eene be. fchryving te geven van den Grond, Plant Bericht- aangaande de Gamber. 357 Plant, Blad enz. van dit Product en deszelfs bewerking in het gemeen. _In den Jaare 1758. heeft men hier begonnen , deeze Boomen aan tekwee- ken, ‘hier toe bragt men van Pontjan;, (liggende aan deeze Kuit bezuiden Ma- lacca) het Gamber-Zaad over; doch de aangewende moeite was vrugteloos, want het Zaad, dat flegts een korten tyd kan goed blyven, had reeds des- zelfs vrugtbaarheid verlooren , waar- om men tot de aankomft, der alhier. van derwaards aangebragte jonge Gam- ber-planten, wagten moeft, die vol. komen aan de verwagting beantwoord- den, en weelig voortgroeiende, in korten tyd „ eene menigte van Ladangs voorbragten. Schoon dit ProduCt genoegzaam by alle Europeërs, die zig in de Indifche Volkplantingen bevinden , bekend zal zyn» eifcht egter eene Befchryving van dit heefter gewas van my, dat ik des- zelfs gebruik beknopt aantoone. Yder Landaart ziet men verflaafd aan aangenomenegewoontens, het zy - dezelve eene uitfpanning, ofte een verbeeld nut, voor de eene of andere kwaal ten oorfprong hebben. Zz 3 Dus 35 8 er ericht aangaande Dus is ’tgelegen met de Sieri en Be= tel, die reeds van de vroegtte tydens voor veelen der Oofterfene Volkeren, onontbeerlyk was, en waar aan de meet {ten van hun, te buitenfpoorig verflaafd zyn; e@en kdrcher {maak deed hen mede naar andere zaaken, (het zy om dien fimaak te temperen; of aangenaa- mer te maaken) omzien; waar aan ze= kerlyk-den oorfprong der Gamber ritt toegefchreeven worden. — ‚De Catjoe, ‘en Cardamom , als mee- de de Chineefche en Javafche Tabak; wordenals de Gamber , ‘onder den Sie- ri en Betel gekaauwd;, doch de twee eerftgemelde zoorten, zyn te koftbaar voor geringe” Lieden; die-‘egter den Gamber, en de Chineefche, dan wel Javäfche Tabak, niet wel kunnen ont- beeren; de quantiteit-der Gamber is zeer gering ; en een ftükje, flegts ter grootte van een agtfte duim , in ’t vier- kant, is genoeg, om-op eene keer ín een Sieri blad gedaan mt ii te worden. | Men ziet verfchillende zoorten van Gamber, zò. in Couleur, en fmaak, als in deszelfs uiterlyké gedaante waar in zy hamman: lid de’ befte zoort heeft „de „Gamber. a 359, heeft eene driehoekige-gedaante ‚ yder hoek de lengte van een, en „een half duim, „iets meer of minder; en een vierde duim dik: is geel van Couleur; en wordgemeenlykopgefpleetene Bam- boesjes geftooken. ;… Een andere zoortis genoegzaam, vier. en van gedaante, en ‘hoe,geeler de- zeive' is hoe beter; egter vindt men ouder deeze zoort „die (fchoon zuiver of onvervalfcht-zynde) zwart is, en dus „onaanziene!yker „en „van minder prys» waar. van, de. redenen. in ‘het vekael zullen aangetoond, worden. „Nog een zoort, komende van Zrac, is- plat rond „twee duim in Diameter, eneen vierde duim diks witagtig geel van. Couleurs en heeft de dnidelykite kentekens van vervalfching. „Nogreen-zoorts kogel rond-zynde, ae twee duim, Drameeter, uiter- lyk- fwart. van. gedaante, :‘doorgebro- ken ten, vol-met bladen … opgevuld, deeze word van Patabahan aangebragt. Op KAMPAR (liggende aan geene zy- de van deeze ffraat, op't Eiland Su- matra ‚);word drieerlye zoort van Gam- ber gemaakt;.als, een zoorts, die plat- rond, naauwlyks een vinger dik, en welvier duim in Diameter groot is. LZ 4 Een 36a Bericht aangaande Een tweede zoort, heef de grootte en gedaante als een Snaphaan-koogel. De derde zoort, is gelyk als dievan Ziac, enis mede vervalfcht , doch dee- ze vervalfching gefchied op een zeer fubtiele wys , gelyk ftraks zal blyken: en van deeze zoort word er veel naar den Oofthoek van Java vervoerd. | Wat den Grond betreft, dezelve is alhier verfchillend, zo dat een Planta= gie niet volftrekt eenerly zoort van Aarde fchynt-te vorderen; egter is het nodig , dat dezelve eenen hoogen Grond hebben en wel fchynt de roode Aarde, eigen aan heuvel-en bergagtige Planta= gien, voor de Gamber de befte Grond te zyn, doch indien de Plant niet door te veel water omringd is, in de laag- tens of daalen, en de Aarde ook rood is, ftaat dezelve even zo weelig, alsop de heuvels. Dus het denkbeeld (van zommigen) dat de hoogte der Bergen meerder, dan de deugd der Grond, in= vloed op deeze Plant of Boom hebbes ongegrond is, Wel is waar dat het laagfte gedeelte der. Plantagie minder vrugtbaar, dan wel het hooge fchynt ; doch dit word veroorzaakt door menigvuldige Regen. | \ bui de Gamber. 31 buien, die op de toppen der Bergen, geene fchaade veroorzaaken ‚ maar zeer noodzakelyk zyn ; daar de-nederzypens. de vogten in de laagftens by elkander vergaderd zynde, de jonge en teere Plantjes fpoedig doen fterven;-en de cudere boomen kwynen: zo ze al het Lot der jonge boomen niet ede on= dergaan. Doch eene lange droogteri st zomtyds eene merkelyke “verwoefting op eene Ladang aan, en-is over ket algemeen genoomen, van een vry fchadelyker gevolg „ alseene natte Mouffon, dewyl de brandende hitte der Zon, en eene te lange droogte, op de geheele Plan- tagie woedt, daar de Regen langs het Gebergte neder vlietende, flegts die ‚ Boomen, die langs dien waterloop ftaan befchaadigt, of doet kwynen. „De Wortels der Gamber-boomen; zyn nietdiep in den Grond fchietende;, ook niet groot en uitgefpreid, maar met fterke dunne vefeltjes omzet , der= zelver binnenfte is geel van Couleuren _ heeft een baft, of fchors, ter dikteals Radix China, en komt gedroogd zyn= de, zo in Couleur, als fmaak, eenig= gints met dezelve overeen, «… ZZ 5 De 362 Bericht aangaande De boom heeft zeer zeldzaam eene enkelde tam; maar verfcheidene wee- lig uítfchietende Telgen, in en door el= kanderen gewaflen, maaken den Boom uit, In deeze gedaante, ziet men detelve meeft ter hoogte van vyf tot agt voe. ten. Het Blad jong zynde, is ligt groen van Couleur, naar het geel over- hellende, en neemt ouder geworden zynde, eene groenere Couleur aan, „ welke allengskens in eene roode Cou- leur verandert , met een menigte fwar= te ftipjes ; en vlekjes. __ Dog rood ges worden zynde, is het te overboodig …_ryp» en ftaat fpoedig te verwelken: Maar donker groen zynde, heeft het de vereifchte rypheid, en word ter kooking afgefneeden. De Maleijer had weleer de gewoond te, am maar flegts de bladen’ van de ‘Telgjes afte fcheuren ; of dezelve door de hand trekkende afte'rispen ; zonder dat de ontbloote Telg vam den boom af gefneeden wierd: doch de Chineezen beter in den-Landbouw-ervaaren, be= fpeurden ras, dat de Boom hier door merkelyke fchaade leed; want de bla. _ rd an Telgen, zeer lang » en geil Zyn- verde Gambers 363 gynde, onttrekken den: boom te: veel voedend Zap, dan dat de andere jonge bladdraágende Takjes er niet door Zou den benadeeld worden.” Het blad vervat een zeer ymagtig vogt in zig, ligt geel van Couleur, her welk men, het Blad met’ de-handwry= vende, daar uig kan perflen Een vol. waflèn blad, heeftgemeenlyk de lengte van drie aanne iets meer of minder, én de breedte van (dog fchäars) twee duim, -Dies*titeinde heeft een enig- zints krom omloopend {pits, het welk niet in alle’ blaaden gelyk omloopt, maar in Zommigen «regts’, in anderen weer links, eú vertoont zig ook meer krullend in den een, als in den anders féhoon ‘beide van eene Gelijke, ôf te volkomerte Rypheid. - | Het blad heeft een kot freelje, flegts ter lengte van een’ vierde duim. Overdwärs ‘is’ het blad gekronkeld, of k verfcheidene bogten té zaam erker BRIE: ZAL BIN Aan derwierkdiierende Telgen ; vindt méên den Zaadknop;, die in zyne eerfte geftalte zynde, “zig aar een fteeltje ter lengte van een en eén half duim for- Hieerd dit- fteettje heeft twee leden; het 364 Bericht aangaande het bovenfte één, en het. onderfte - drie vierde van des fteels lengte uite maakende; en heeft op de fcheiding, vier zeer kleine blaadjes die het zel. ve omvatten. De grootte deezer knop is ruim een half duim, in zyn Diameter, en be- ftaat uit een meenigte groene fteekelt- jes, die de regte Bloemkelkjes zyn , en in elkanderen; zig kogel rond om den fteel fluitende, de eerfte gedaante van den Bloemknop uitmaaken. In korten tyd ontwaart men, dat het bovenfte gedeelte, of de puntjes dee- zer fteekeltjes vyfhoekig zyn, het geen beveftigd wordt, als dezelve uit« botten, en men hen de Figuur eenig- zins als een Kruidnagel gelykende, ziet aanneemen. Uit het binnenfte gedeelte van yder . Kelkje, ziet men de bloem uitfchieten die ter lengte van drie vierde duim is; de bloem is een langwerpig tregteragtig buisje, zeer dun, en fchaars ter dikte van een agtfte duim, boven met vyf kleine blaadtjes geel van Couleur; het buisje is vlees couleurig, dog dies on- derfteindeeenigzinsrood, Binneninde bloem r de Gamber. \ 3653 bloem vertoonen zig, alseen fterretje vyf pittên, naar Zaad gelykende, (*) | | | | Na meme ns tte (*) De Gamber boorm behoort, blykens de van M A- LACCA mede gezonden Takjes, in de eerfte orde der vyfde Clafle van ’t Linneeefche Siftema, tu!fchen de Portlandia en de Roella geplaatt te worden, als hebbende een eenbladige boven het vrugt beginzet ftaande Bloemkrans, een twee vakkig gekroond Zaad- huisje, vyf meeldraadjes en een enkelde ftyl met een Ongedeeld Stampertjie, De jonge Takjes van deezen Boom zyn by den ftand der bladen als in leden verdeeld. De bladen zyn een- ribbig , effenrandig, fchier eyvormig , fchuins toege fpitlt , en op korte fteelen tegens malkander overgefteld, De Bloemknoppen komen aan enkele ronde Stee- Jen uit de hoeken, die de blad Steelen met de Takjes maaken ‚zynde mede meeft tegens malkander overftaan- de. Uit een gemeenzaame Kelk die viermaal ingefnee- den is ‚komt een kort Steelje voort, draagende de ge= meene bloem bodem die rondom met veele { 82 en meer} ongefteelde of västopzittende bloempjes begroeid is. De byzondere Kelkjes hebben vyf tandjes, hun be- needen gedeelde groeit uit tot dé vrugt, op dewelke dee- ze tandjesals een kroontje blyven zitten. De eenbladige bloemkransjes zyn schenkbordformig { hypecraterifor- mis ] en boven in vyf rondagtige lapjes gedeeld, Bin- nen, aan het boveneinde van de bloemkrans ftaan 5 korte meeldraatjes met breede iets lang-agtige helmpjes. Een lange ftyl met een knodragtig flampertje, loopt door het midden van den bloemkrans naar het vrugt- beginzel. De vrugt is een gekroond, langagtig , twee vakkig hauwtje met veele kleine en gevlerkte Zaaden. De afbeelding van de Gatta GambirTab XXXIV , in ’'t V. Deel van Rwzspbins Kruidenboek, toont veel overeenkomfte met de takjes van onze Malacfche Gamber boom, Rumphius elfs heeft dit reeds be- merkt en doet waarfchuwing, van deeze twee ge- waflen niet met elkander te verwiffelen. ( Deze Botant- od befchryving is door de Heer F,‚ BARON van URMB, aan het Genootfchap medegedeeld.) 866 Bericht aangaande Na tien of twaalf dagen gebloeid té hebben, valt de Bloem af: en die Keikjes , die zig heteerft vertoond heb- ben, en uit welke de Bloem was uit- gefchooten, blyven alleen aan de fteel zicen, yder kelkje thans volwaffen zyn- de, heeft de lengte van een en een vierde duim, dog ichaars dedikte van een agtfte. In deeze gedaante blyft het Zaad, dat in deeze knop, of kelkjes Soc is, aan de boomen, tot des- zelfs volkoomen rypheid. Indien het droog is, en eene don- kerbruine Couleur aangenoomen heeft, (het geen de Planter als een teken van deszelfs rypheid aanmerkt) wordt het zelve afgeplukt. Kort daar na, of weinig langer dan drie dagen, moet her gezaaid worden, want na tien of twaalf dagen vertoevens, (zelfs min- der) heeft het alle vrugtbaarheid ver- looren, en men wagt te dei naar de opkomft, Een van deeze Zaadkelkjes, dwars ‚door gebroken zynde, vertoont twee holle buisjes , in yder van welkers mid- deldeelen een zwart vezeltje zit, dat | Olïle de Gamber.…— 367 omringd is van ontelbaare Zaadjes, Het Zaad vertoont zig, in den eerften opflag, als kleine afgekorte, fyne wits te zydene draadjes, doch in dezelve zit flegts ter groote van den kleinften zandkorrel het Zaad, dat plat, en eenigzins eirond is. De voortplanting van dít Zaad, tot den aanleg van eene Plantagie , ofte La. dang „ gefchiedt in deezer voegen: Men zaaid het Zaad in Beddens, wel. kers Aarde, reeds te vooren , fyn en ef. fen gemaakt is. Het Zaad wordt flegts los op de Bed. den geftrooid, zonder dat het zelve met Aarde weder bedekt wordt: Zo zulks gedaan word, gaat het Zaad ter verrotting over. Veertien a vyftien dagen, blyft het Zaad in den grond, en komt dan wee. lig uitfchieten. _ Tweea drie Maanden, na de op- komft van het Zaad, heeft de jonge Plant, die nu de hoogte van fes a feven- duimen bereikt, de vereifchte grootte, om verplant te kunnen worden; de worteltjes van deeze jonge plantjes; zyn fterke vezeltjes, geel van Couleur, In. 368 Beritht aangaande Indien voorheen in den Grond, als waar men den Gamber-Ladang wil aans leggen, boomen van deeze zoort ge= ftaan hebbens of, indien dezelve een overblyfzel, van een oude Ladang iss fchynd de Grond noodzakelyk te ver. eifchen ‚dat daar op eene menigte hout; {lruiken, en bladen enz. gebrand wor. den, het enkeld uitroeijen van ftruis ken en wilderniffen, die in dezelve ge- vonden worden, is niet genoeg, om een fpoedigen en fleurigen aanwas te gemoet te zien: Zo dat het ín allege- vallen blykt, dat deeze Afch ,een vóor den Gamber-Boom zeer voedzaame ftof by zig heeft » en teffens dat de ou- de Gamber-Boomen, teer voedzaame Zappen den Grond onttrekken, dan wel andere (ín dien Grond ) gevonden wordende {truiken, en wilderniffen, dewyl alsdan, het branden minder nood zaakelyk is, fchoon doch altoos beter dan de enkele uitroojing. Dit in agt genoomen zynde; kan de Grond, ten gebruike der aanplanting met eene goede verwagting gebeezigd worderi. Men plant de jonge Planten ; in rons de gien, welken een voet iets meer of de Gamber. _ 869 bf minder in Diameter breed zyn, dee- ze gaaten hebben de diepte, van fes tot agt duimen, De Plant hier in ge= zet zynde;, word het gat, met blaaden van verfchillende, uit de wildernis ge= plukte boomen omftooken;, die den jongen Plant, voor de fteekende Zon befchermen en dus voor verwelking be- hoeden. Deeze gaaten worden allengskens na dat de jonge boomen, weelig of kwy- nend opfchieten digt gemaakt; waar door de worteltjes te beeter den grond vatten. Een eneen half jaar, geftaan hebben: de, kunnen detelgjes, voor de eerfte keer gefchieden enter kooking gebruikt worden, het geen men in ’t vervolg, om de fes Maanden, kan hervatten. De Gamber-Boom, fchynt minder voor den aanval van fchaadelyke Infec- ten, bloot gefteld te zyn, dan andere Boomen; Zelden vindt men Gamber- Boomen die door eenig ongedierte ee: ne merkelyke fchaade zy toegebragt; de witte mieren , die aan de beneden. fte telgen zomtyds wel hunne.neften - maaken, beletten den groei wel eénig= Aaa zints, de Bericht gengaande zins, dog doen geene Kerbndte fchaa- de aam het blád. Enkele boomen vinde men Cfchoon zeer zelden) welkers blaaden, ’t zaam gekronkeld zyn, door een zeer klein „zoort Van Torren die de Eiertjes in de uit-bottende blaadjes leggen , welke blaadjes groot wordende, hun geheef omvatten, of waar in dezelve gegroeid | Zie 40 ddie in het Wild löopende Bees- ten als Wilde Varkens, Herten, Buf= fels, &ec: doen geen kwaad aan de blaa- den, dat zekerlyk aan derzelver wrange; en zaamen trekkende fmaak , moet toe- gefchreeven worden, In deezen ftand voort groeyende ; ; wort eene nauwkeurige oppafling , nood- zaakelyk. vereifcht, en de Planter ;, moet eene ronde plek, rondsom den __boom, altoos fchoon, en van opfchie. ténd onkruid zuiver houden. jn | De Grond, die meeft altoos, Berg- of Heuvelagtig i is, maakt het fchoon- houden (hoe noodzakelyk ) ook zeer bezwaarlyk,; en belet volftrekt het ge= bruiken van een werktuig, waar door men, anderzins, met meer gemak de bearbeiding zoude kunnen voortzetten. daar de Gamber.= 37% daar men nu ’t mecft met de Handen, of flegts met een Schup, het onkruid, tuiichen de veifchiliende takjes. die yder boom heeft, moet uitwieden. — De Kooking gefchiedt, onder eene Loots; die aan alle zyden open, en met Adap blaaden gedekt is ‚de grootte, der Lootfen, of Kookhuizen, zyn alle verfchillend, naar eevenreedigheid der. grootte van den Ladang: waar na mes de het getal der ovens is; waar op de Gamver gekookt wordt; en welke Ovens mede onder de Loots zyn. Een Ladang heeft zelden minder dan drie, dog zommigen agt à tien Ovens, De hoogte eener Oven isgewoonelyk Drie-en een half voet, en van Yzer. fteenen, (*) op gemetfeld. doch dies, binnentte ruimte is niet te bepaalen , en dewyl men er; zo veel van eene vere fchillende grootheid vindt, fchynt hier toe , geene evenredigheid vereifcht te worden. Boven in den Oven is eene opes ning , die door de Pan ; of Keetel , Aaa 2 a wda Genten EE Gtsimeasd . B d (®) Deere Yzerfteenen worden alhier (op MALAGS- CA) uit het gebergte gekapt, en vec genk me 872 Bericht aangaande waar in men de Gamber kookt, gevuld wordt. De Grond onder de geheele loots; is ZO hoog op gehoogd, als het boven- fte der Ovens is: dus de Ovens, die alle naaft elkanderen zyn, “als onder- den Grond fchynen te ftaan. | Nog is in den Oven een Togtgat, waar door de fterke hitte en de rook , een doortogt heeft; en het vuur daar door Lugt krygende te fterker doet branden: zynde dit Lugt-gat rond, en flegts fes duim in Diameter, en agter- waards uit de Oven gemetzeld. De Pannen of Ketels, die de groo- te boven-opening vullen, zyn niet al. le van eene grootte ; maar derzelver gedaante is meeft egaal Komf-wys, na beneeden rond toeloopende , en met eene platte rand aan dies bovenfte deel, welke op den boord der opening hangt,’ of ruft: deeze Pannen of Ketels, zyn meeft alle van Yfer; egter, (dog en- keld) ook wel van Kooper; welk Mi- neraal den Gamber, eene vry betere en aanzienelyker Couleur geeft. Een houten Ton, ter hoogte van drie voeten, wordt op de Ketel vaft gezet, met Klei, of Aarde digt gemaakt, en zo _ \ la de Gamber. 373 zo fterk gefmeerd , datde hitte van den rand des Ketels, die klei niet kan doen barften; nog het water , dat zo wel, in de Ton als in de Ketel kookt, | er door dringen. Deeze zoo. genoemde Ton, beftaat _ maar flegts uit’t zaamgevoegde duigen, welkers benedenfte Circumfèrentie, met die des Keetels gelykis; en is naar boo- ven wyd uicloopende. Schoon men deeze Ton wel zoude _ kunnen ontbeeren, door eene Ketel, die zo veel grooter was hier toete nee. men; zo is egter het gebruik dêr Ton, van geene geringe nuttigheid , want het vogt kookt minder opvliegend, en be. ftendiger in dezelve, Ook is de roeft van de Ketel, of. defzelfs aankleevende vuiligheid C dat de Planter hoe zeer hy op het fchoon houden des Keetels paft niet kan belet- ten ) meede eene groote reede van de bruine coleur der. Gamber : dus men moet denken, dat, indien de Ketel, zoveel grooter, was, als dezelve door de Ton is opgehoogd, de Gamber , door. de meerderheid van Yzer, of Kooper, nog merkelyk fwarter van ein Zou- de Zyn. | | Ais ’ MR Op 374 Bericht aanzaande. Op de voorkant des Ovens, is op den boog» (of voorfte rondte) een muurtje gemetzeld; of ook wel, met gekneede Klei, een hoogte op gewor- pens dat de, op den Ketel ftaande Ton, voor de vlam „ en hitte, die uit ‚de voorfte opening, des Ovens uitflaats befchermts welke anderzins, door de hitte fpoedig zoude barften, zo niet, door de vlam verteeren. Tot hetaanftooken des Ovens, moet „men dikke ftukken houts gebruiken; als stammen van boomen; of zeer dike ke takken, dunder hout kan hier toe de vereifchte hitte niet geeven. Dog op eene Ladang , is zelden , of nim- mer gebrek, aam de hier toe benoodig- de brand:tof ; de omftreeks leggende Boffchen , en Wilderniffen , -die-aan yder Ladang grenfen, en behooren, leveren zulks genoeg op. Indien men de Gamber-bladen wil kooken, moet de afsnyding der Telg- jes, des Morgens, of wel, des Avonds gefchieden ; dewyl de bladen , dan eene meerdere Quantiteit van zap in zig bebben, als wanneer dezelve eení= gen tvd, op den das, voor de fteeken- den hitte der Zon zyn bloöt gefteld ger weeft de Gamber. — 375 | weeft: dus de Planter, door de onder- vinding geleerd, die T elgjes, welkers | blaaden » voor de Morgen-Kooking verordend zyn , ’sAvonds bevoorêns __afsnydt; en die welke ‘sAvonds ge- — „kookt worden, ’sMorgens in zamelt. Er wort geene juifte evenreedigheid van vogt „ nog van blaaden , tot een Kookzel vereifcht, maar de Planter, of Kooker doet willekeurig » (zon- der zig aan eene maatte bepaalen) waa- ter, en bladen naar zyn goeddunken in de Ketel. Hy laat de blaaden (die geduurig geroerd worden ) ook geen bepaalde tyd kooken ; maar. zo hy ontwaart, dat het waater lyimagtig begint te: wor- den, neemt hy de bladen ,-door mid- del van een Net , dat ftyf- over „een hoepeltje gefpannen is, en waar aan een ftok vaft is, wit de ketel, | „Egter fchynen de blaaden, min, of meer, vyf Uuren , te moeten kooken; eer dezelve, van het in zig hebbende zap, ontlaft kunnen zyn. Dus men, niet meer , als twee maal , op. eenen _ dag, in één Ketel kan kooken 5; welk tweede, of laatfte Kookzel, vry geel- der als het eerfte is. ; Aaa 4 Rd 0 ne Ki 876 Bericht aangaande De uitgefchepte bladen, worden op een ftuk hout, dart als een Goot is uicgehold , gelegt, ’t welk fes voet lang, en twee voet, min, of meer, breed is: ’t geen fchuins op een ftelling ligt met dies beneden eind, boven den Ketel, waar door het zappig waater; dat nog in de blaaden is, naar bence- den uitloopt, en weder in de Kerel druipt. Nu laat men het in den Ketel zyn- de zap, nog een geruimen tyd koo- ken, tot dat men denkt, dat het Iyvig | genoeg is, om koud geworden zynde, te kunnen ftollen. Dan wort dit zap in kleine aarden Pr Potten gefchept ‚op welke een Zeef: gelegt wordt, die de nog in de Keetel zynde vuiligheid , alszand blaaden, etz, er uit weg neemt, en het zap zuivert; in deeze Potten blytt het ftaan , tot dat het enigzins koel wordt, en men het verder kan bewerken. Nu worden weder dezelfde blaa- den, als bevoorens, met waater in de Keetel gedaan, en nog eens even door gekookt, om uit dezelve, het Gamber Zap, dat er nog in mogte zyn, (of dat er, van het voorige Kookzel, nog aan ; iS Ok de Gamber._ 377 is blyven zitten,) te kooken, of, er af te (poelen: waar na men deeze blaae den, er weer uit neemt en nieuwe, in derzelver plaats, in den Keetel doet. De uitgekookte ‘blaaden 3 worden voor Meft , rondsom de boomen ge- ftrooid. _ _ Het gekookte vogt blyft zo lang ftil flaan, tot dat men de hand er in ftee-, kende, bevindt, dat het koud genoeg is, om met de hand omgeroerd ‚te kun nen worden. - De Planter, of Kooker, neemt dan een Lap linnen in deband, waar mee- de hy het vogt beftendig omroert: en de Lap telkens in den Pot weer uit- … wringt, waar door het zap fchielyk dik, en ftyf wordt; en het blyft in dees ze Potten ftaan, tot dat het volkomen koud is. Wanneer het in een Lap Flaamfch-lfnnen- omwonden wordt, en zo onder eene Pers geleegen, die het nogin zig hebbende waater , er uitdrukt. Deeze Pers, beftaat maar flegts uit eene lange Balk, welkers eene end, in een gat (dat in een oude boom, of ook wel in een fwaare Paal, gemaakt is ) geftooken wordt. en aan welker- „Aaa 5 | an rl 378 Bericht aangaande ander einde , eenige fwaare- fteenen hangen, welkers gewigt, het vogt, of: waater, uit de Gamber perft, die on- der den balk, tufichen twee Planken met het doek, waar in dezelve bewon- den is, gelegt word. Het uitgeperft waater is volkoo- men, zwart, en ftinkend; hoe zuiver- der het zelve uit den Gamber. geperft wordt, hoe blanker die van couleur is, _ Het water uit de Gamber gepertft zynde , wordt dezelve terftond met een Mes aan ftukken gefneeden, zo groots of klein, als. de Planter ; of Snyder zulks begeert. De gemeenfte zoort wort aan vier- hoekige .ftukken gefneeden „ yder ter groote van een duim, iets meer, of minder. Dog de befte of geelfte zoort, worde alleen gehouden, om in eene driehoe- kige gedaante gefneeden te worden, Deeze zoort wort van ’tzap, dat flegts ten halven uit de blaaden gekookt is, “gemaakt. waar door het, ligt geel van couleur ‚ en ook niet zo fterk , nog zo fwaar van gewigt is. Een kookzel , dat twaalf Katjes, gewoone Gamber uitleevert ‚ geeft | flegts de Gamber. 379 flegts vier Katjes , van deeze zoort; door dien de volle kragt niet uit* de blaaden gekookt is: voor het overige wordt dezelve in het kooken ;, als de andere zoort, behandeld. dog gefnee- den zynde, wordt ze, nog nac zynde, aan gefpleeten Bamboesjes geftooken; en zo hangende gedroogd: daar de min- der of bruiner zoorten, in de Zon; op een Raam, ook van gefpleeten Bam- boezen gemaakt, of ann ads ge- droogd worden, Deeze drooging dbdshied zynde ; wort de Gamber „in zakken gedaan; en boven , in de Loots neergelegd, om door de naar. boven flaande hitte van het nog in zig hebbende nat ge- zuiverd , en volkomen opgedroogd te worden. Want het minfte nat, dat ‘er in blyft, doet de Gamber fchimme- den, en bederven. Om dit voor te komen , wordt de Gamber van den Planter dikwyls, op matten van Rotting, of van Bamboe- fen gevlogten, in de Zon uitgefpreid. Indien het, in den tyd der kooking _ fterk reegent, is de Planter genoods zaakt, de Gamber, in de Loots, boe ven de raok „of hitte des Ovens te droo- 880 Bericht aangaande droogen; dat de Gamber meede zwart, en Onaanzienelyk doet worden. Alle Gamber, die op de Maleitfche _ plaatzen gemaakt wordt, heeft de dui= delykfte teekens van vervalfcht te zyn. Die van Patababan , laaten een gedeel- te der reeds uit gekookte bladen, om den Gamber daar door te verzwaaren, in dezelve blyven. Die van Siac mene gen Sago Meel onder de Gamber. Die van Kampar weeten de reeds uitgekookte blaaden fyn, als meel te maaken , en met dit ftof de Gamber te verzwaaren. Van de Chineezen of Maleijers die thans de eigenaars der Plantagien zyn; kan men onmogelyk eene ftaat , van on- koften , en voordeelen, eener Ladang , gewaar worden: want zo dra men dit onderzoekt, befpeurt men, dat zv op alle dann ‚ ymand tragten te mis- leiden. Egter kan het verfchil der Wik. prys, die in den beginne, van Rds, 26; tot 28 het Picol van res Pond is ge- weeft, en thans tot Rds. fes, gedaald is, ons een duidelyk kenteeken ople- veren dat het vertier van dit produêt rg verflaauwd is ; en het meer 3 | nig _ de Gamber, 3ör nigvuldig getal van Planters, dië zes dert korte Jaaren , Banquerouten ge- maakt hebben, (die men egter aan gee _ne werkeloosheid , of flinks bedrog, kan toefchryven, maar aan het verval van dit product;) toonen zulks meede aan. Eene Ladang , die voor. Ben Pu- blicq verkogt wierd , voor Rds Agte Honderd, is thans verk ij Seftig waard. Dit was het , dat my zangaande den Gamber-bouw deels door eigen onder- zoek , deels door gegronde berichten gebleken is; Te wenfchen waare hets dat in deeze vervallehe omftandigheid, een middel konde uitgedagt worden, om den thans behoeftigen Planter, te onderfteunen; en hier door, den han- del in dit produêt ten voordeele, van deeze Colonie, weder te doen bloci= jen; als mede om de Planters in ftaat „te tellen, op dat zy hunne, ten val neigende Plantagien in eenen beteren ftaat konden onderhouden, en een ge. tal van ruim Ses- en-dertig ‚ alhier in de 382 Bericht aangaande de Gamber. de Bovenlanden gevondene Ladangt 4 die reeds alle vervallen, onbebouwd; en tot een wildernis, zyn geworden, _ weder aan te kweeken, en te bee planten. | MAL ACcA, den 9. February and. BE 35 “ S*BESCHRYVINGE — ” | 4 VAN DE K | WOU-WOUWEN, | it | et JOSUA van IPEREN,, 1N FREDRIK SCHOUWMAN, Be | | 1. HoorpsTux. BESCHRYVINGENen BERIGTEN. | RA Dn B dg de Leermeefter van Alexander den Grooten, is de eerfte _ geweeft,-die de Aapen- ras ns9news, van — „ de Bavianen , Meerkatten en andere ftaart-Aapen onderfcheiden heeft. Zy- ne befchryvinge van den ongeftaarten Cn 354 Befihryving van en menfchvormigen is zeer fraais dj en door PiriNrus genoegzäam uitges fchreeven. (4) Tot de ongeftaarte brengt de Heer BrissoN den Afrikaantchen Aap van ÄRISTQTELES en PROSPER ALPINUS, den Orang-Outang en) den grooten Ceilons fchen Luyaard van Seba De Heer BurronN zet den Gibbon; die niet lang geleeden eerft in Europa is bekend geworden, in de plaats van den Ceilonfchen Luyaard; (é) Schei- _ dendeteffens de Orang- Outangs in twee foorten de Póngo en de Focko. (4) En zekerlyk de rangfchikkinge van den Ridder LaNnzus is; in dezen vry gebrekkig, die, behalven den Orang. Outang, alleen den Cercopithecus van Jonnsron Fig. s. hier eene plaats ver= gunt; Maar men behoeft niet te twy= felen, of de Ridder heeft Fig. 6: ge- meend; en dus is Fig. 5. een,drukfout : wänt Fig. s. vertoont eene ftaart tus hen de beenen. | S. IL. @® Hit enn, Lb. IJ. ‚Cap. 8. Tom. 1. p. 855-856 (& Nar. Hift. Lib XI. Cap 44. Tom. 1. 8293 Edit. Gronov. VALMONT DE BCMARE Diaion _{e Hitt. Nat. Tom, XIV. p. 2. & 43 ; @&) Ib, Pp. 20e u Wouworwen, 385 Seiler 5 wodden Ke Ti is ; Ónbegrypelyk , ‘hoe het is by- gekomen, dat mien de Wouwouw nog naar Europà niet levendig heeft over- gebragt. De Heer vaN DER STEEGE heefter een geraamte van aan den Heet Profeflor CAMPER Over twee jaaren toê- gezónden; en dat geraamte heeft dien beroemden Hoogleeraár aanleidinge ge- geeven, omt, den Wouwouw voor den Gibbon van BurroN aan te zien. (e)Uit onze Béfcliryvinge zal het blyken, en het geraamte van, den Wouwouw, kan het doen bijken, dat. daar de Gibbons van derì Heer’ DAUBENTON uitftekende hielen hebben, en de Wouwouwen niets dan handkootjes aan de achter pooten , ook even daarom de Wouwouwen gee- ne Gibbons kunnen zyn. Het Batavi- _afch Genòotfchap zal zyn. beft doen, omt levendige Wouwouwen aan den Heer VosMarR te verzorgen : alzo de- zelve hier, door de zorge van den Edelen Heer RADERMACHER, eenigzins gemeèn zyn geworden’, gelyk Zy, in de Boven- landen; >| by de Javanen zeef gemeen zyn. hd 5 HOORT ooo zeaoh Liset Vieira @ Alg. Vad. Leitcrocf. 1779 eige. bl, 26, - 635 Befdbryvingd van Wy hebben er-drië oude en een jongen waargenoomen: behalven ‚dat ook de Ì leeren’ GEVERS en VAN Hg GENDORP , Wouwouwen voor hun plai- fier houde. By voorraad heeft er de Heer Gevers reeds eenen in January, met de Nafcheepen, naar het Vade land gezonden: hebbende een vaatje Arak mede gegeeven, om, het dier, als het fterft, te bewaaren. Wantd Heer Commiffaris vaN DRO | van Ons Genootfchap verklaart, dat er , van ettelyke Wouwouwen, welke Hy van tyd tot tyd gezonden had t‚ geeneen levendig overgekomen was om datzy de koude niet kunnen verdraagen., … — air GOC ZA ie. Rt sgisooïbersd de 8 ASWH $ IT eb nev doo ermee Clenet ere maer ia mt, Memoires. Vader Lr Courtz zagop de Moluk- ze pag. és, een Aap, die op twee beenen sio. _-liep, Zyne armen als een, Menfch. ge- bruikte, het aängezicht had van een Hottentot, eene vacht van gryze wol, zeer zachtzinnig van, aart en weergaa- loos kundig en vlug. D Heer Burron befluit, uit deze Befchryvinge van den Pater, dat hy een Gibbon, en wy be- Guiten er uit, dat-hy- een Wouwouw OE MU wlogeodk 1 Haetorek „DEV ni? ‚ge- de Wouwouwerns, 887 gezien heeft. Er zal niet beter op Zy dan dat wy ons beft doen, om zulken Aap uitde MaineheRd te ie TIBS4:D omte zien wat er van Zy. Pike shu ar Te Rede veins ae _Ondertuffchen berichten. ons. de Je vanen, dat er driederlye foor ten, van Weouwouwen op ons Eiland zich onts houden: te weeten (xr) vaal witte met zwarte koppen, (£) bruinachtige met roode, en (3) gryze, met zwarte aan- gezichten. Van de gryze fpreeken wy hier; en wat er van het aanwezen en de geaartheid der overige Wouwouwen zy,- zullen wy, door den tyd. trachten. te ontdekken. Want, de bruinbairige ; die onlangs by den Heer VAN HocEN- porP gebragt wierd , is ín alles overeen- komende met de gryzen, en heeft een zwart aangezicht: zoodat wy. hem. tot geene andere foort kunnen brengen, dan die; welke wy thans befchryven; Evenwel is hy ook zwarter van hair bo= ven, op‚het.hoofd. Trouwens van den auderdom of eenige andere. zhe rde Schynt het „ dat men de merkelyke ver- dehiendpden Bob 5 APE en. aange: gichs … Oe 388 Bibi vinde “pdr zichten niet wel, er kan: Maar waarom ke 8d dic andere fborten nog op hase niet? Miffchien zal het daar van daan komen , om dat dè Javaanfche Vrouwen deze foort uit het geft haalen en vermaaks halven voor de Kinderen , opkweeken; en deandere foortèn Kerhe 5 jongen beter bewaaren, of wreeder en onhandèlbaarer Boo A TeA v _De Röventanders, Weme aesite gie. ren dagelyks waarneemen ‚ getuigen „énparig , dát Zy zich meett, in het wild, “op de bööttien” nthouden, en van na- ture ‘vreesachtig en voorzichtig Zyn. ) Avonds verzamelen zy; en ieder EME 5» 6, 8, of 10, vöegên zich by een, en zêttén zich kort by Elkanderen ; op eenen hoogen boomte {laapen :, terwyl “diezelfde boom ook aan ettelyke andere Families cot eene tuftplaatze verffrekt.” Maar ieder ge- | zin qd er een op’ fchildwacht, omtrent op gelyke wyze, alsKorsr zin vande Kaapfche Bavianen vertelt. De overi ge zitten te flaapen met de gen op de knien, en het hoofd voor over ie e de Wouwouwen.,» « _ 389- de borftruftende. Edoch zoo dra _uitkykeenig onraad bemerkt ; roept aanftondsiHhe hoe! ’t geen de anderen: wakker maakt en ook Zoe! „Hoe ‘doet roepen; tot zy allen Hoe! Hoel geroe=; pe hebben; en het ganfche gezin in beweginge en op zyne' hoede is. | aa! 5 VL ip moe slakken ZOO: as de Dageraad aanbreekt, en de-Wouwouwen „in die. houding, op de boomen nog :zitten: te flaapen , roept de fchildwacht „oe-a?. boeza! Door dat geroep ontwaaken de. overigen , flingeren-zich van den eenen, boom op den anderen’, met gebaarden en houdingen,die hunne blydfchapfchy=, nen aan te duiden. Zoo draderZon. boven-de kimmen is, daalen zy neder. op den grond; en gaan henen, dehuis= gezinnen by onderfcheidene- benden „ on hun voedzelte zoeken. Dan zoo er. de een of ander eenig onraad befpeurt, fchreeuwt hy op:het oogenblik Wauw. Wauw: en, op dat zelfde oogenblik, vluchten en klouteren-zy-de boonten op»:om „eene: veilige: fchuilplaatze-te wabe Daar:blyven. Zy toezien, wat ten Bbb 3 er 390 Befchryvinge "van } er benedenomgaat, en afwachtende. gelegenheid, om veilig beneden te ko- men. Ook verzekeren onsde. Javanen; dat zy alsde. Nen een „zeer hes | bri chin L t | 6 VIL Sommigen denken , dat deze Aap _Wauw-wauw of Wab-wab zou heeten, om dat het eenigzins de gedaante. van een oud Besje aanneemt, en het woord Wab in ‘t Javaanfcheene Moei, of ook wel, als men boert, een oud Besje bee duidt. Anderen willen verzekeren, dat Wab wab , in eenen uitgebreiden zins Onnoozelbeid zou willen zeggen: en datmen dit denkbeeld aan dit Schep- zel zou-hebben geeigend: om dat het _ €en eenvouwig voorkomen zou hebben. Als men zulke ongegronde en ydele giflingen opgeeft, nnenlesk men u zieh zelven, | $e VIE Bedert eene lange reeks van jaaren „ hebben onze Indianen waargenoomen, keg er geene kans altoos is , om het Man- de Wosvouwen, 30 Mannetje en Wvfje der Wor bustier in beflootene hokken te doen paaren en ‚voortteelen. Even het zelfde getuigt men van onze kleine. Javaanfghe; Ou- _râng-Outanss: daar echter andere, Le pen en Meerkatten,. nu en, dan, een tegenftrydig voihoels ane óns ben. SIOE H ED OPT) IK „ansgts AITRR N 1 EET goh 1 r effi Re 6 IX. f das: dEASvo! Ettelyke Indiaanfche, Natien, veele Släven en Javaanen zyn er niet vreemd van, om alle de Apen en foorrgelyke nu en dan, op de achterfte poöten loo- pende Schepzelen, voor Hie Men- fchen of Ourang- -Outarigs à dan te AE, Zelfs zyn er die vermoeden, dat de Voorouders der Apen en Wotwouwen gezanded hebben, toen zy nog men- chen waaren, gelyk wy zyn: en dat AN door een rechtvaerdig Oordeel , de gedaante en lage levenswyze der pen zouden gekreegen hebben! Ge- yk men dan cok een foort van mede- _Iyden en toeginegenteid” voor deze « dieren, by de Indíaanfche bre R0er. . NEN Bbb a $. X. 302 ___Befthryvinge W, : á 5 X. p Volgelk de blerichitëri dbs Kebede zyn de Wouwouwen voornamentlyk aan drie ziektens onderhevig: te wee. ten, dekoude koorts, de geelzucht en den afgang. En den afgang houden zy voor doodelyk. Hoe lange zy doorgaans leeven , hebben wy nog niet vernomen. - Rostand, By den Heer SALMON treft men niets aan, ’t geen naar de Wouwouwen ge- lykt, en daar uit blykt het genoeg , dat de Heeren Lava , HAMILTON, Ture, BoNTIUS, en DE B RUIN, niets van dit dier geweeten hebben. By VALEN- TYN vindt men nieteens, zoo veel ik weet, eenige befchryvinge van Apen, Spookdieren of Luyaards: hoewel hy, onder Amboina, iets diergelyks be- lootd had te zullen opftellen, als hy | over de viad, Batavia handelen Zou. 2. HooEbe de Woon Á 393 — FOK GOM 2. Hoornsauk. jas te hd WAARNEMINGEN én PROEVEN. | sr Elden! à XIL Os al het géen wy. tot ier toe heb-= ‘ben by gebragt; is nog weinig ftaat te. maken, zoo min als ‘op de Reisbe- fchryvingen en de Verhandelingen der Geleerden over de opgezêtte Vachten én Geraamten. van Schepzelen, welke . ZY nimmier levendig hebben waargenoo= men; en die zy niet weeten , of haren vollen wäsdom hadden. ‘Het opzetten’ zelf kan onmogelyk i in orde gefchieden. en de natuurlyke houdinge:krygen, in een vreemd land; zelfs niet by hetop= richten der geraamten. De Exempla- ren, die men van elders krygt, in Arak òf Róm zyn meeft alin de gewrichten afgeweekt, door de verzwakkinge der Deezen en zenuwen faamgezakten ineen gedrongen. En de levendige voorwer- pen lyden zeer veel aan boord, zyn doorgaans ziek, als zy aan de wal ko- men, bedwelmd door desveranderinge van lucht en warmte, droefgeeftig, on- gedaan ‘kennen met-geen tweede en … Bbb 5 der. à eh Gn 394 Beldhraningegen, derde levendig, voorwerp vergeleeken worden, en verbyfteren dus den wys- geer, zoo dat hy een byzonder en toe- vallig perfoneel verfchy zel voor de gedaante en houdinge vanfeene geheele foort opgeeft. En daarom duiden wy den, Heere VosMarr ook niet ten @rg- ften, dat hy den Ourang-Outang ìn het Alg. Vad. Kabinet van Zyne Poorliehtige Hooe.« To reed HEID, wat levendiger heeft doen opzet. - 1779 Mengelw. 6D pr dan het zich voor zynen dood - B. 20. vertoonde; om dat de Heer VosMAER, __het Ondier meeft altyd ziekelyk zal ge- had-hebben;enom datzyn Ed. van Hee- ren, die in. Indië geweeft zyn, wel be. richten zullen zyn voorgekomen, die hem verlof GRAVE? om het dus op te zetten. slam schalt. ‚De twee. volwaflene Wouwouwen 5 welke wy hebben waargenoomen, zul De eerfte was gezonden aan den Heer Geheimfchryver. STEENWEG» Lid van ans Genootfchap ;en.de tweede dan den Edelen Heer Direteur RADERMACHER 5 en ons werden die ter overweginge en beoordeelinge gefchonken. Beide wa- 255 | __ ree E wid — de Wouwouwen. 395 ren zy Wyfjes; en aan de eerfte wierd nagegeven „ dat zy bezwangerd was, eneerlang baaren zou. Beide zagenzy er zeer treurig, mismoedig en {laperig uits zoo dat men ze byna voor eene foort van Luyaards zou genoomen heb- ben, het hoofd zat voor over tuffchen de fchouders op de borít : en zy fchee= nen half dood te zyn,” Beide zagen zy er uit, als afgeleefde leelyke Laplandse fche Besjes, met bonte kappen en ka- bayen, die , vry buikig voor over in „een zaRien. _$ XIV. Om te zien, of wy die miftrooftig- heid, welken men ook aan de Ourang= outangs ‚ zonder grond , als natuurlyk toeeigent ; niet konden geneezen , of eenigzints matigen, lieten wy, ten kos- ten van het Genootfchap „ een Bam- __boezen theatertje.oprichten , op het vermakelykfte uitzicht van den Tuyns en onder eenen fchaduwryken boom; en gaaven aan eene dier Wouwouwens die er geplaatft werd, een:klein Aapje tot gezelfchap. Zy nam het Aapje aan als een moeder har kind, deelde het : )-. - me- 396 Befobryvinge van mede van de Ryfts het Brood , de Jam- blans, de Manges, en van alles; wat men haar rykelyk voordiende: dulden- de zelfs, als met eene moederlyke on- verfchilligheid , dat haar: keesje alles ontnam, Het Aapje had haar ook tot zyne moeder en befchermfter aange noomen ‚kroop achter haar en keek haar aan, als iemand hem aan de touw trok, of met een ftokje me | $ XV. Als men der Wouwouw tena kwam, of haar en het Aapje beledigde, inzon- derheid als men haar befpotte en uit- lachtte, gaapte zy; liet hare flagtanden zien, ftak de lange armen uit, en fchoot grimmige blikken uit de zwarte oogen. Dit gefchiedde dagelyks min of meer; en het verdriet vande beledigde perfo= naadje nam» hand over hand, toe. In “t begin liet zy zich. nu en dan nog eens aanraaken en den hairigen huid ftreelen: maar nu dulde zy dit niet langer , werd toorniger en boozer, en zag niemand aan, dan met eene korfele. veront- NE: S. XVL de Wonwouwen. 807 . ade ve, A _ in Aa vesr het overige lei zy. «Biet teken te apen op hare zyde uitgeftrekt, en de armen en beenen op de voordeeligfte wyze, om te ruften; gelyk teedere en koortzige menfchen, die door zwarte galligheid en verregaande miftrooftig= heid, zich aan het gezelfchap onttrek= ken, en, in de sombere eenzaamheid , is ondragelyke kwale en verdrietig hartzeer verergeren. De legginge en houdinge en omkeeringe van eene fla- pende Wouwouw vonden wy; in de- ze en de overige, volmaakt gelyk aan die der Menfchen. By gevolg is het zittend flaapen op de boomen, volgens $. ‘T. niet natuurlyk, maar gedwongen; even gelyk wy’op eenen ftoel zitten te flaapen. Als de Wouwouwen derhal- ven op hun gemak in veiligheid zullen ruften , zal dit-niet- op een boom’ maar nt den zi rigger el s XVII op: Safran 8 bet 6. November 1779 kwam onze-fchilder Rolland ; die ven en het Aapje in de fchaduwe ‘deed ran ben brene ‚ 398 Befibryvinge Dai brengen, om het fchetzen te begint nen. Men zegt, dat het beeft niet ver- draagen kan, dat men het ftarlings aan- ziet. Ten minften, onder het uitfchil- deren ‚ begon het te janken, als een jenge hond , die klop. krygt : vervol« gens hard op fchreeuwende „als een kind van twee of drie jaaren, ’t geen gevallen heeft: ’t fcheen, dat zy einde. _ lyk allen haren moed verloor. St XVILLSe Wederom op het bamboezen theâe tertje gebragt zynde-{cheen het diet ongemeen vermoeid en afgemat. Op het oog zou men uit. vergelykinge der vorige bedryven,- hebben moeten befluiten, datde fpyt en wanhoop het zelverdoodelyk bedroefd maakten; en dat de fpotachtige behandelingen, welke het meende te hebben ondergaan, daar toe de voornaafnfte aanleidinge gegee- ven hadden. Ook weigerde het ver- volgens iets te eeten ; fcheen zich moed- willig dood te hongeren, en bezweek eindelyks op Maändag-den 8, Novem- ber, ‘smorgens omg UUIen.…, Ko (1 tE er Ld 4 . Ad a UT A ' . se : Ri hes $ 8 Kan 1% rd ( / t de Wouweuwen.” $P mt Ren er enn p “ouse uk Meran Je beroemen Mt V EE IE if Edoch het lyk woad ad ornis zynde; vonden wy aanftonds- eene merkelyke snflammatie buiten op-hêt Anteftinum, duodenum: Zynde dit hetin- gewand, door het welk het vaedzel uit de maag in de verdere darmen over- gaat. Dat koud vuur had eene inwen- dige‘opzwellinge veroorzaakt door „welke het ingewand dicht beflooten was, en dus de voedende ftoffe niet langer kon doorlaaten. En deze (dit-bleeknu ’ ’ van achter) was de ware oorzaak ge- „weeft. der kwynende :geftalte van hèt dier, en vervolgens van zynen dood. Evenwelis’t niet onmogelyk; dat hêt bederf ontftaan is, uit de faamgebo- „gene en faamgedrukte ‘houdinge ‚in „welke het dier, uit fpyt, verdrietven “kommer , zich, gedurende de laatfteda- „gen van zyn leven en reeds eenen gerui- „mien tyd- te voren, hers agen age den fi > dog: 3 5 s- Ke VIBEN bot [355 181 GC 3 KI AI AATE OD ee de dele, oude: ‘Wouwouwinpe, weke reeds federt (dear 29, Oétoberis N waal. fe goo Beftbryvinge' van. waargenoomen „ vonden wy alles gês noegzaam gelyk, met het geen van de vorige reeds ftaat aangeteekend. Dit fchepzel was ongemeen gezet op raauw Vleefch; en trouwens de fterke:flag- tanden geeven „een genoegzaam. be- wys , dat-men de Wouwouwen onder: de verfcheurende dieren plaatzen moet. „Maar welke dieren eigentlyk,hun tot vaas verftrekken ; daaromtrent -hêbben „wy nog niets vernomen; …-Miffchien “zullen ook ‘horentjes, hagediffen, vo- geltjes en diergelyke beeftjes. hun ten prooye verftrekken. Ten minftendatzy byten en verfcheuren , is uit; de vol- gende proeve gebleeken. » Een jonge „hond blafte-haar-aan én tergdeze.- Zy „werd ongemeen kwaadaartig-deed ha- ren bek open »° kreeg. het hondje ,’t ‚geen tegen haar werd.aangehitft, ‘ein- delyk met de handen fel, trok het naar „zich toe en beet het in de nek-met ee- „nen knaauwsdood, Dit gedaan zynde, _ wilde men het hondje ontweldigen, sen dit gefchiedde met groote moeite, om dat het naar hem-beet, die het los wil- de rukken , en teffens pogingen aan- „ wende, om, hem ‘te ‚pakken en vaft te „houden. Ten. bewyze; z00’tons voor- -I58W | komt s de Wouwouwer. 401 komt, dat zy het hondje zou opgepeus zeld hebben. S-XXL Eindelyk ftierf ook het oud Besje; na dat het eenigen tyd aan den Bloed: afgang was geweeft. By de openinge bleek hets datde Maag deerlyk ontítoo- ken, en dat de kleine darmen verkane kert waren. En deze is dan de natuur- lyke oorzaak van den dood geweeft, ’t Ís aanmerkenswaerdig , dat beide dez ze volwaflene en oude Wouwouwens;s en nog een derde van den Heer vAN HocENDORP, aanftonds mistroos- tig, fomber en ziekelyk zich vertoon. den: en ook binnen korten tyd, federe die ons geworden zyn, den laatften adem hebben uitgeblaazen. 't Kanzeer wel wezens; dat de Bovenlandfche Ja- vaanens, die zeer veel werk van het voes denen opkweeken dezer Apen maaken; dezelve zoo lang bewaarens tot zy er doodelyke teekenen aan ontdekken: dat zy die dan naar de Benedenlanden afbrengen, om er nog eenig voordeel mede te doen: en den onkundigen Eu« ropees te bedriegen, | pr: Cee $. XXIL go Befchryuvinge. van $. XXIE Indien nu eens drie zulke Exempla- ren gelukkig in het Vaderland waren overgekomen, wat zouden er onze Na- tuur onderzoekers uit beflooten heb- ben? dat er onder de Apen geen grime miger, mismoediger ‚ onaangenamer dier zich bevond als de Wouwouwen, en dat het voor de famenlevinge met de _Menfchen niet gefchaapen fcheen. On- dertuffchen zou zulk een vonnis door de Natuur worden wederfprooken: enwie weet hoe dikwyls dit niet gebeurt; al heeft men toegang tot een Koninglyk Kabinet. Wy vinden hier gelegenheid om dit te erkennen: wantde drie oude en afgeleefde Wouwouwen zouden ons zelven bedroogen hebben: indien wy niet by den Heer Grvers eenen jon- gen hadden aangetroffen; en er de Ed. Heer RADERMACHER Ons nog niet ee= nen diergelyken had doen bezorgen: en wy er ten laatften nog niet eenen derden by de Heer vaN HOGENDORP: hadden aangetroffen. $. XXII, de Wouwouwen. 403 XXIII Die van den Heer Gevers, welke nu levendig naar het Vaderland gezon» denis, is het rapíte en levendigfte dier, ‘t geen wy immer met onze oogen aan- _fchouwden. Zyne houdinge is recht en moedig, hoewel met het hoofd en hals een weinig bukkende, en tuffchen de fchouders inzakkende ; maar minder, ongelyk minder dan de oude. Met boogs gewyze uitftaande fchenkels, loopt hy op zyne achter handen; of zoo men liever wil; op zyne voeten, als eene Vaderlandfche Kieviet. Uit de breede fchouders fchieten zeer lange en handi- ge armen uit, welke ruim zoo vlug en vaerdig zyn als de beenen. Men laat hun zuiver los, en dan is hy onbedens _kelyk fchichtig van beweginge in en over de boomen en takken: zyne over. gang van de eene tak en telg op de an- dere is op het vliegen af. Dan laat hy zich nedervallen: en dan flingert hy en toutert zich zylings uit, als het telgje , ’t geen hy vaftpakt, te veel „zinkt, om een ander takje in de na- buurfchap vaft te krygen. Elke greep, welke hy doet, is gewis: en alles is Ccc 3 ___ Zoo ar Befchryvinge van zoo zwierig en ongedwongen, dat men niet, dan met de grootfte verbaasd. heid, zich over verwondert. Ook is hy zco gemeenzaam met de Menfchen;, als men verlangen zou, zonder eenige blyken van driefte wederfpannigheid of domme eigenzinnigheid te geeven, dat men geen gelukkiger tempera- ment van een dier verlangen zou: ge Iyk hy daarom ook het vermaak van het huifgezin voor een groot gedeelte uitmaakt Fen kroon Aapje, 't geen hem gezelfchap houdt en daar hy me- de fpeelt, is op verre naar ZOO leven- dig en aartig niet. \ S. XXIV. Om nochtans, op de befte wyze, waar te neemen, moet men de voor- werpen aan huis hebben, om dezelve daaglyks naar te gaan, en van andere Menfchen te laaten behandelen. Wy kreegen dan ook eenen Wouwouw zyn- de een manneke, nog kleiner en jon- ger, dan die van den Heer GEVERS. Gemeenzamer en vriendelyker dier hadden wy nooitgezien. Alleen was hy wat alte vrymoedig , overlaade ons m@t Zy= de Wouwouwen. 405 zyne beleefdheden, en werd dus fom- wylen wat laftig. Het hangend {lin- geren en -voortloopen onder eenen bamboes tufichen twee boomen geípan- nen, by overhandiche vergrypinge;, het drinken uiceen plasje by nederbuk- kinge en opflabbinge; en uit een klap= perdop of dieper water fomwylen met de holligheid zyner hand: het wonder- lyk loopen met overgedooken hoofd, lange uitfteekende , op en neder {lin- geren de en balanceerende armen en ne- derhangende handen, hetdanzend hup pelen met belagchelyk e lucht{prongen, langs den grond, op twee achterpao- ten) het voortfnellen. op vier handen , (want eigentlyke voeten heeft het beeft niet) en wel zoo, dat de armen recht nederwaards in de loodlyn zich, met de toppen der vingeren, tot aan den. grond uitftrekken en eenig fteunzel! by zetten; en ik weet niet wat nog al by- zonderheden, en aartigheden maaken de eigenfchappen van dezen menfch gelykenden aap,‚uit. Eens vechten er eenige honden en blaften geweldig dichte by hem: toen werd hy zeer ang- ftig en fchreeuwde wigomushesdgk Wou. WOUD, Cce 3 $. XX MW 406 Befthryvinge van $. XXV. Een flaaf, met name Zam, die een: zonderling liefhebber van beeften, zelfs van flangen en kaaymans is; Befiindel: de hem vervolgens met meer vriende- Iykheid , dan iemand onzer. De Wou- wouw beantwoordde dat met eene uit- fteekende vriendichap, en hy begon te verminderen in zyne gemeenzaamheid tegens ons. Evenwel zoo dra zich ie- mand aan hem met vriendelykherd laat gelegen leggen , beantwoordt hy dat ook „ zonder aanzien van perfoonen met eene gelyke toegeregenheid. Op Saturdag den 22. January 1780 hadden wy zwaaren regen, overftroominge en eene geweldige Aard-beevinge. De Wouwouw en het Aapje onthielden zich in een flavenvertrek en hadden het te voren nimmer eens kunnen worden. Maar nu omarmde de Wouwouw het Aapje : denkelyk om het te befcher= men, of liever, om er zich mede te verwarmen : alzoo het vry koel was, ftaande de Thermometer van Fahren- heid op 78 graden, met eene zware opdampende en vochtige lucht. Som. wylen verwarmt hy zich by het vuur ne e. ke f | zl de. Wuwauwen. 407 ce Kombuis, en de vriendfchap met het Aapje blyft voortduuren. Somtyds evenwel hebben zy een hevig verfchil over een flukje Pifang: wanneer hun beiden de afgunft uit de oogen ftraalt. Kortom het fchepzel geeft in alle zvne verrichtingen eene, meer dan gemeene dierlyke fchranderheid te kennen: Zoo dat men geheel en al het {poor byfter is, indien men het van onverftand en „onnoozelheid befchuldigd.. De vlug- heid der. ziele EAU, die van het lichaam te overtreffen. de Se hea: nen a De is NATUUR ENONTLEEDKUN- REP KARSELUIN os XXVI ‘ Men behoeft: niet te Hive: of # Wouwouwen hebben hunne’ bena: mingen gekreegen van *t Selüid:en ge- Tchreeuw, 't geen zy maaken, in be- naduwtheid zynde $. XXIV, Ettely- ke dieren heeft men ten allen tyde dus benoemd, d alle de, volkeren: gelyk bekend i is teld Cee: 4 de\| XXV EE 408 Befchryvinge van reis kre Velike De Wouwouwen zyn Apen zonder ftaarten: want de Javanen getuigen dit eenparig; en er is geen teeken te vin- den, dar hun de ftaart in de jeugd zou afgebeeten zyn. Evenwel is het où- waar , dat zy altyd op de achterftè beenen loopen. Hunne achterfte poo. ten mogen geene voeten heeten : “zy hebben geene uititeekende hielen of hielbeentjes, gelyk de Gibbons van Dr BurroN; en mogen dus met recht vierhandige, maar geenzins viervoeti= ge, veel min twee “voetige dieren ge- noemd, worden.” Ook hebben zy plat- te nagelen aan alle vier de handen, ge- Iyk de onze. Ondertuffchen kunnen Zy niet recht op blyven ftaan: en zyn ook nimmer door de Natuur ge- fchikt ; om, recht op „ met het hoofd naar boven te wandelen, gelyk de men- fchen ; want zy hebben noch, billen noch. kuiten: welker fpieren hoognoo- dig zyn tot eene opgerechte geftalte. Zy brengen hunnen tyd-door met han- gen, flingeren, waggelend voortloo- pen, zitten en leggen. “Ook Ípringen zy eigentlyk niet yan den eenen boom uk de Wi ouwouwen. 409 op den, ‘andèren 5 gelyk de geftaarte Aapen ,’ maar flingeren en werpen zich liever, gebruikende hier toe on- verfchillig dan eens ‘de voor ,„ dan eens-de achterhanden. Als men hun de armen op de rúg bindt, dan eeten En rechten zy; met hunne onder, of achter handen, even zoo grif als- met de voorhanden. Ook gebruiken zy de voorpooten niet om op te loopen, ais wanneer het‘ bovenlyf begint over tè hellen'en dreigt te ‘vallen’: warneer zy eventjes den grond raaken met de on pn nt ii MES: SEKRVI. De geftalte der Wouwouwen heeft veele overeenkomft vooral ten opzichte, der lange-‘atmen , met de Gibbons. Maar wegens het induikendeder krom- verha. me’houdinge, met den zeldzamen Aap „ur jp van den Heer RANDAL te Weftmunfter; Natur geteekend by R. Braprevy. Het’ aan XV. naat gezicht heeft veele overeenkomft metBral ine den Done van den Heer pr Burron, of Tom. XI met den'Baardaap of de-Diana van Lin: Pais va NA&Us5 by den Heer HoùPrOeN'inplaataer. Let- gebragt. Evenwel is de Wouwouw be- Rn | Cee s halven geïw. bla6. 410 Befchryvinge van halven om het verfchil der hielen; ook - nog geen „Gibbon: hoewel de. Heer Proieffor, CAMPER dit fchynt te voors onderftellen. ‘Ten minften de Gibbon heeft een geelachtig menschverwig aans gezicht, de Wouwouw daar en tegen pikzwart: de beide. Gibbons hebben het aangezicht rond, of met eenen gry- zen cirkel omgeeven: maar onze Wou- wouwen „hebben een _menfchvormig aangezicht beparuikt met eenen omge; keerden gelyvkzydigen wicgryzen, Tries angel. *T zou echter kunnen, zyn» dat de bruinachtige met roode aangeziche ten of de tweede foort van $. IV. nader aan de Gibbons kwamen, | gard, ow: BL: ner Zeer zonderling i is het dat. de opper ree huid dezer Schepzels onder het, ‚hair ale > „emme witis, en‚daar, entegen pikzwarts daar geen;hair groeit. Het hair van de de vacht zelf iskronkelig en indewar, ‚- vertoonende eene foort van wollig bont» waar uit rechtopftaande. hairen. als bor- __sftels uitfteeken, die niet kunnen plat dx gellzeekan worden. De ronde zwarte 00y de PV ouwouwen., Art oogen fchynen ook zoo verre van elkanderen niet te ftaan; en de Wouwouwinnen draagen hunne borften merkelyk hooger, dan die der overige Apen. En de Schachten der mannekens welke inwendig geenzins met beentjes voorzien zyn, fteeken midden tuffchen de ballen door. Ondertuffchen is het jammer, dat men van de voortteelinge hetbaaren , en alles, wat daar toe be- hoort, nog niets -vernoomen heeft, daar men op aan kan. SEXE: De Spraakdeelen verfchillen niets, van die der Apenen van den Ourang- Oxtang. De neus, hoewel eenigzins ingetrokken, en de zwarte welgezoom- de ooren, zoo wel als de oogen , mits- gaders de tong schynen zeer fyn en fterk van aandoeninge te zyn. In de darmen vinden wy niets buitenge- meens, By de de openinge der eer{t« genoemde Wouwouwinnên,-die mens âls zwanger zynde, had opregeeven;, gaaven de Lyfmoeder en de Fallopiaan- fche 14 412 Beft Lbryvinge vâg _fche Trompetten geen het minfte bee wys van bevruchtinge. Het Hart; de Longen, de Milt, de Lever, de Gals blaas ‚zoo min als de aderen-en Slag- aderen, welke wy waarnaamen , hade deniets vreemds: hoewel miffchien de Lever war grooter was.. Het borftbeen; de ribben, de rugftreng en het bek- ken vertoonden ook niets byzonders. 4- HoorDsTUK. De MEETINGE. …$ KXXLg „Zonder dat:wy- van -elkanderen wis= ten s-hebben-wy de twee oude Wou- wouwinnen gemeeten , en. wy zullen die.„-zoo veel -doenlyk , met-de lengte en dikte vande ledemaatender Gibbons vergelyken: en, tot dien einde; de getallen i in drie Kolommen zetten, en daar ’t noodig zal zyn, de Paryfche Voetmaat van den Heer DAUBENTONs in Rhynlands overbrengen, als 144ste- gen 139. Want zoo veel kleinder zyn de tadaa: Voeten, 3 Wo u- de Wouwouwen. His WouwouweEn. GrIBBON. ON gm Aen No. r. Ns. Rhynlandfche Voeten. _Paryfche. mn ne WE Aas Vrch ie Lyn bi” Dried, Lyn. Hos Duim. Lyn. nad aan” den Aars. - Hoofd tot de Kin. - - Lengte van den Hals. - Lengte vau de Knie tot aan de-Hiel,of Paln. - == Dye tot op de Knie. Voerplanttot aan ’tein- a ses Lengte van de Kin st de van de groote vinger. | …— | 4 —_ E 4 schouder tot Elleboog. Nm | 9 4 _ | 3 llebeog tot de Ha: drie | te her == Hi aud tot den top der Mid- delvinger: = - =| | 6 —_ feed 5 pe Breedte van ’ Aangezicht by de Oogen. - - —_ | 2 —_—— Van den Mond. | ikte van her Hoofd in ’t _ rond gemeeten, - - [am == T Voorhoofd tor aan de Oogen. gee ve vn Halstot aan de Tepels. - - Afftand der tepels van mal- kander. -— - == Dikte em de Borft, - - Om den … Buik, « - _ Vanden Bovenarm. - emmen Vanden Ornderarm, - Van de Dye. - -- —__— Van de Schenkel - Breedte der Voorhanden. - — Achterof onderhiahdea. - Ooren lang. - ee Breed. «<= « « Middellyn der eeltachtige Zitbuiten. - Voorhand tot aan de Vine ers. -— Mid elvínger. - Voorvinger. - Derde Vinger. —- «- Vierde Vinger of Pink. - A ok On Koe oo 4 ed - ha @ | hd 1 Nn | Kpn Me rijf ear ae a Keke BLS ad 1e br Sl Ek SE BT EA det Et EIRENE Bme nen Ka OEE B El TUE Pel me | | Î Î | Í ' BANDER en EN TE B mt NN uw ve werld ON Duim. == - Achterhand tot Es Vingers of VoetPlanr. - - - Middelvinger of Teen. - Duint of groete Toon. - Voorvinger, - ij= « © „Derde Vinger. = - - kink, = = = ee = BENNEN Omen ed gti pn vr nn NE PE CEE TE GE EE Gn EINE VET REERE 0 Hr NE Eek EE Dae - terne aen „jn ee Pp ‚XXXL AIA Beftbryvinge van ERE. Volgens deze opgegevene Meetlyft doen er zich nog twee byzonderheden | op, uit welkewy ; behalven uit dereeds aangevoerde, meenen te kunnen be- _ toogen, dat de Wouwouwen en de Gibbons verfchillende foorten van on- geftaarte Apen uitleeveren. De Voet- plant van den Gibbon is in Paryíche - Voetmaat 5. Duim en 4. Linien, ‘tgeen in Rhynlandích iets meer zal zyn dan s. Duimen 3. Linien. Maar die van de Wouwouwen kunnen niet meer dan 4. duim 5. linien, en-4, duimen 7. li- nien haalen. Daarenboven was de Gib- bon niet volwaflen, en de Wouwou- wen waren oud en afgeleefd. By ge- volg toont die verfchillende maat van de achterpooten, dat de Gibbons gee- ne Wouwouwen zyn: gelyk ook uitde Figuur op de Plaat, in het Werk van den Heer BurroN, aanftonds blyken kan. $. XXXIIL. Daarenboven zyn de Ooren van de Gibbon, volgens de opgave niet lan- ger dan 7. linien, indien er geene druk- de Wouwouwen. 415 drukfout is zende Wouwouwin N. IL, had ooren van eenen duim langer, dat is byna drièmtaal langer als dé Gibbon, Derhalven zoo hier geene drukfout fchuilt, dan zyn ook de boren onfeil- bare getuigen nopens het verfC til tus- fchen die twee foorten van gely kellagti ge Sehepzêlen; — ” S. XXXIV. Ook ziet men eindelyk dat de maten van N. IL. en N‚ ll. hier-en daar eenig- zins verfchillen; waar uit wy moeten opmaaken, dat de volwaffene Wouwou- wen ook ailen niet evengroot zyn; Grooter verfchil echter wordt men ont- waar in de wezentrekken of de Phy= sionomie der Wouwouwen, welke wy hebben waargenoomen; en de Javanen verzekeren , dat men in de Bovenlan- den gewoon is, uit de trekken van het wezen de byzondere inborften te gis- fen. Zoo dat dan ook hier de beroem- de LAVATER zyn werk zou kunnen vinden, | B E- A16 \SENLGN Ash BERIGT OMTRENT HET f KATOEN- SPINNEN:; EN WEEVEN ONDER DE — _ JAVAANEN en CHINEEZEN. Beneffens eenige andere merk waardigheden hier toe betrekkelyk DOOR | JAN HOO Y MAN. ffchoon een gevoel van gebrek, voor de voornaamfte Oorzaak; der uitvinding moet gehouden wor- den, werkt zulks nogthans by alle menfchen niet, in eene gelyke even- redigheid. De Berigtom? bet Katòen-Spin.enWiev. A17 De lugtftreek, het voedfel, de na- tuurlyke gefteltenis van een land, de Regeeringsvorm ; en meer andere foort- gelyke, eerfte oorzaaken, bevorderen of wederhouden den voortgang der ont- dekkingen , naar mate zy hunnen in- vloed te famen voegen, of met den aart der voorwerpen die men het eerft benodigd heeft, in eene regtftreekfe betrekking ftaan; Dit is buiten twyfel de wate reeden; der onderfcheiden huishouding, van zoo veele verfchillende Natien, als de gefchied-verhalen der feizigers ons be= fchryven, en waar in wy, een zoo vere bazend onderfcheid ontdekken , dat het gezond vernuft, deeze vertoningen; voor „onwaar fehyrielyk. zoude houden indien d’ ondervinding, derzelver ze- . kerheid niet ontwyfelbaar beveftigde, De verkeering en gemeenfchap mat vreemde volkeren kan ten deezen op- zigte, wel eenige verbetering te voor- fchyn brengen, maar dan moet by een zodanig volk, het welk zig wil verbe- teren, meerder eerzugt en begrip van voordeel , dan onverfchilligheiden aan= Ddd kles. 418 Berigt omtrent het Katoen- kleving aan verouderde gewoontens , heerfchen: waar van wy tot nog toe, buiten de Kuropeanens; of derzelver afftammelingen, onder alle volken dee- „zer aarde, weinig of geen voorbeeld vinden. val Naaft Europa munt Agia, boven de twee andere waereld deelen uit ; in fraais heid van uitvinding , en verbetering der ontdekking, maar dewyl zy hun- ne hand werken en konften; niet tegen ftaande hunne, hooge oudheid, niet hebben kunnen brengen tot-dien trap van volmaaktheid , die zig door eene menigte van voortreffelyke onderfchei. dingen en gelukkige toepaflingen, by onzen landaard te vinden ‚ doed on- derkennen , is men byna verpligt te befluiten „ dat onder de eerfte aange= voerde oorzaaken ‚ den invloed der lugtftreek , of Geeft en Oordeel vaneen ernie vermogen is, Ik laat de beproeving dezer ftelling, aan hetwysgeris onderzoek van fchran- dere Geeften over „ en zal my, voor dit maal, alleen bepalen, aan een be- rigt, omtrent de tweede Binda | hei | Spinnen en Weeden. 419 heid van ’t menfchelyk leven, de kle ding, die, naaft het voedzel, terítont door het gevoel der behoeftigheid, den geeft der uitvinding beezig hield. De opgezetenen van dit Eiland, zyn hier omtrent, zo wel als ten opzigt veeler andere zaaken , niet gelukkig in hunne vorderingen ; Egter zyn de Berg- Volkeren door hunne armoede en het miffen der verkeering met vreem-- den, hier in nog agterlyker, dan de Strand bewooners. De eerften , loo- pen, niet tegen{taande de feherpe lugt ° der hooge gronden , meeft al naakt of zyn bekleed met een kort wambais als een afgefneeden hemd, gevlogten van het nieuw uitgefchoten en nog .niet … geopend blad'van den Gabangbooin hier voor (*) uitvoerig befchreeven, daar - de laatften nog eenig lywaat van hun eigen weefsel hebben, hoe wel zulks “tot hun gebruik, in verre na niet vol- doende is, niet tegenffaande zy , tot de vervaerdiging dier geringe hoe vêel- heid, zoo veel tyd befteeden, dater hun behoef , gemakkelyk door vervult | , eee Se kon- (*) Verhandel, 1. Deel P. 193. nn 420 Berigt omtrent het Katoen. konde worden , indien zy hun maar beter wilden laaten leeren : want de eerfte ftoffe ontbreekt hun niet, alzo alhier drie zeer bruikbaare foorten van het Goflipium, Kapas of Doomwol, wers den gevonden, Deerfte en befte-word genaamt Ka- pas Hollanda , waarfchynelyk om dat dezelve door onze Natie aïihier is in- gevoert. Deeze groeit aan êenen laas gen ftruik, die gaarn na by de grond hangt, waar door de Katoen , die lang ‚en zeer fyn is, by het open {plyten der bollen, ligt door de wurmen word aangeftoken en verrot. Dewyl deeze heefter wel de befte, maar teffens wei nig vrugten geeft en veel toezigt vor- derd ; word. dezelve op. dezen bo- dem, door den landzaat zelden aange- kweekt. | De bladeren verfchillen. niet veel met die der andere foorten, alle veel over eenkomft hebbende met het Wyn- gaard blad; de bloemen zyn. veel klcu= rig, wit, blaauw, en ook geftreept. Ees _ne nadere plantkundige befchryving van dit bekent gewas, agte ik onnodig. D e spinnen en Weeven. 4àr De tweede js de Kapas Coffa, mo- gelyk dus genaamt, dewyl die foort van Coromandel, alhier , naar het Portu- „gees, Cofta geheeten , is overgebragt, hoe wel zulks tot nog toe twyfelagtig ís, dewyl het Genoorfchap de zaaden “van daar,„,op ons verzoek gezonden, en hier gekweekt, metde volgende der- de foort meer overeenkomftig heeft bevonden, waar om zulks nogmaals; met andere Zaaden, van daar ontbo- den, ftaat onderzogt te worden. Dee. ze groeit aan éen heefter, 6à 7 voe- ten hoog en levert Jaarlyks tweemaa- len, eene zoo overvloedige hoe veel. heid vrugten , dat men de bladeren naau-= Iyks kan onderkennen. Zes maanden na. het zaaien „ bloeit deeze plant en word d'eerfte maal geoosgft in het afgaan van het reegen fayzoen ; de tweede maal een weinig:later. - Niettegenftaande dez zelve met geringe moeite kan worden voortgekweekt, en den arbeid rykelyk be'oont, vind men die nogtans alhier weinig, alzo het gewas te fchaduwryle is, omtuffchen de padie te kunnen ftaan en om deezereeden een veld alleen be. geert,” ind Ddd 3 De- 422 Berigt omtrent «het. Kutoen- Deze beide fooften, zyn overjarig en de laacfte fehynt veel overeenkomft te hebben, met de Xy/on Herbaceum te vinden by den Heer P. Fermin, in zyne befchryving van Suriname. De derde foort heet Kaas Gounong of Fava word teffens gezaait met de padie en kort na het fnyden derzelve ingezamelt, wanneer ze, uitgebrek van verdere toezigt , verdord. Hier van fpint men-het gaarn, het welk aan de Ed. Maatfchappy gelevert en Jaar- lyks naar Europa verzonden wordt, maar dewyl dit foort kort en wreed is, is het gaarn zeer bros, en zoude veel deugdfamer weezen , indien men de Kapas Cofla hier toe wilde bezigen waar toe de Hooge Regeering, nog on= langs moeite heeft gedaan , die dít jaar, na het ontfangen der ontboden ZaaÁs den, wederom herhaalt zal worden. De Javanen planten in de Bovenlan- den na:by deze ftad, weinig Katoen, ook is die hier veel duurder, als inhet gebergte of op Java, het welk de ree- den is, dat hier omtrent weinig weves ryen gevonden worden. | Het oe Spinnen en Weeven. 423 Het Katoen Spinnen gaat ongemeen langfaam; men zuivert de bollen van de pitten , door twee ronde ftokjes , ruim een hand breed lang, aan het ein- de met eene fchroef, in twee Styltjes zodanig vaft gemaakt, dat ze zeer naauw. op elkanderen fluiten: hier pafleert de Kapas bol, een of tweemalen door, word dan geploozen en vervolgens fyn geflagen „ met een kleine boog, tot blaadjes gedrukt, in een gerolt en ge- fponnen met een klein rad, het welk met de hand werd omgedraait. Dit werk gaat zo elendig traag voort, dat men; met alle vlyt, in een geheele maand, naaulyks een pond, maar middelmatig fyn, vervaardigen kan. De Maatfchappy , houd den uitflui- _tenden handel, in de beftezoorten van Kattoene gaarens op dit Eiland aan zig, en zo wel uit het Pavaas’ Gouvernes ment, als van Cheríbon en ons Geberg- te, moeten de Regenten, Jaarlyks te= gen eenen vaften prys, eene zekere bepaalde. hoeveelheid leveren „ die, naar de inzameling van andere gewas- fen word geregeld. Konde men nu den and. zaat overhaalen„ een beter zoort _ Ddd 4 Kat- 424 Berigt ontrent het Katoen. Kattoen te planten, en die, volgens de Europeaanfe manier te bereiden en te Spinnen ‚ dan zoude hier door in al« len opzigt, veel voordeel en gemak, worden te weeg gebragt. Eene zoda- nige verandering is ook volftrekt nu- dig, zullen de Weveryen alhier, in eenen beteren ftaat gebragt, en yveris ger voortgezet worden; zo als terftont zal blyken, Het gaarn , door eene Javaanfe weef= fter , tot de fcheering of ketting van eenig Lywaat gefchikt, word drie daa gen en nagten in fchoon water gelegt, en vervolgens getrokken door ftytsel van ryft meel gemaakt , ten einde er fterkte en vaftigheid aan te geven; dan word dit getrokken over een vierkant raam, ruim zes voeten lang en drie breed, zoo dat telkens twee draaden, tuffchen ieder tand van het blad doors loopen , terwyl de Kam ; die zeer klein, en naaulyks vier vingeren breed is, on= der het fcheeren , door een geftadig ommeflaan van het gaarn, gevormt word. Zy kunnen niet wel meer dan 8 of ro. ellen teffens fcheeren, om dat het raam niet grooter vallen kan, en hier Spinnen en Werven. 425 hier toe werden ruim drie dagen vaer twee Menfchen gevorderd. „De Ketting gereed zinde 5 Ann die op het getouw gebragt, het welk be fkaat, uit een, dikke breede lac, waar _over dezelveheenen loopt, en die door een ander kleiner lat, daarop pallende, word aan gedrukt. Het einde van de Ketting, word aan een bamboes of iets anders, teegen de Weeffter over vaft- gemaakt, zoo dat zy die, met een {tuk hout, een weinig uitgeholt en waar in Zy op de grond neder zit, ftyf moet houden. Zy weeten niets van omflaan of oprollen, maar laaten het geweeve- ne; door boven gemelde lat, geftadig doorfchieten, tot dat het ftuk is afge. daan en hier toe, zo het 8 of ro ellen lang een el breeden middelmatig fyn is worden ten minften vier of vyf wees ken gevorderd. De Ketting word na het ophaalen op het getouw , met ftyfsel geftreeken „ en vervolgens gewreeven, eerft met eenen platten boender van paarde haars en dan- met de fchel van de Kaleppa noot, Het blad is zeer fyn en heeft sn Ddd 5 OP 426 Berigt omtrent het Katoen. op de lengte van ruim twee voet, 13 â 13oo ledjes, gemaakt van dunne bamboezen, maar zo zwak, dat ze het aanflaan niet kunnen verdragen shet welk daarom gefchied , met een lang platagtig fluk hout en mede veel tyd verlet. De fchiet-fpoelis een dun ftok- jes geftoken in een holle bamboes als een kooker en pafleert tamelyk vaardig door de kecting; het kruis word opgehou- den daor twee dunne bamboesjes en het gehele werktuig is zo ligt en een voudig, dat twee Vrouwen alles te fa men opneemen en zonder moeite weg- draagen. Het weevengefchied op dit Eilanden ‘langs de geheele Maleidfíe kuft, alleen door Vrouwen, agtende de Mannen _ zulks als eene voor hun al te lage be- zigheid, ook is het loon ongemeen ge- ring, kunnende naauwlyks , drie of vier fluivers in eene dag bedraagen : ook is deeze manier van weeven, ten hoogften fchadelyk aan de gezondheid dier arme lieden, alzo het zitten op de grond of op een plat van planken en bamboezen, met de beenen onder het pie rd uitgeftrekt, het onderlyf 6e wel- Spinnen on Weeven. 427 weldig drukt, het welk mede veel Iyd;, door het onophoudelyk aanflaan van den in{lag, zo dat deeze Meníchen van °_die werk veel ongemak hebben , dik- wils teering-agtig worden, en doorgaans *er niet voordelig uitzien. Het Lywaat het welk door hun ver- vaardigd word, is zeer fterk , gelyk en fraay , en beftaat meeft in een blaauw of rood bont geftreept, tot Sarongs en Kleedjes, de algemeene dragt der Oos- terlingen om hun Lyf, het zy ter om- gording of bedekking. Men vind er zo fyne foorten, dat een enkel ftuk niet langer dan zes of agt ellen, voor agt of tien Ryxdaalders verkogt word en het welk grover ie, naar evenreedigheid. Veel beeter, maar nogtans ver be= needen de konft der Europeanen, is de manier van weven by de Chineezen. Deeze flaan het gaarn, gefchikttotde scheering , zonder enige voorbereiding, omeen kleine hafpel , waar in twee pen- nen kruiflings zyn vaftgemaakt, en die de maat houd van eenwiel, waar opde _ ftreng gelegt wordt. | Van ‘dit wiel word de: ftreng op de fcheerfpoel gewonden, door , 4 … een: | : een klein rad, met vier tanden of liever klofens waarom een koort loopt; die een kleine draaier daar | boven ftaande, doed beweegen. Aan — deeze draaier is de fcheerfpoel, (be= ftaande uit een houte fchyf, van ruim een fpan middellyns , doorftooken met een holle bamboes) vaftgemaakt. Zoo veele fcheerfpoelen als men nodig agt omwonden zynde, worden dezelve op de grond geplaaft, onder een lat of ge- fpleeten bamboesje, ruftende op twee houte voeten , doorftooken met agt; tien zoo of veele gaatjes als men begeert. Door ieder deezer gaatjes loopt de draad van eene fcheerfpoel eri deeze met el« kander verenigt zynde, worden gefla- gen om 12 pennen, geftooken in twee dwarshouten, die tegen elkander over werden geplaaft , op zoo veel afftand als men goed vind, doorgaans ro of 12 voet, wordende het einde vaftgemaakt in twee andere pennen of hainhdezen : ftaande op een houte voet, om dewel- ke het kruis geflagen word , zodanig als dit in Europa gebruikelyk is. Het. fcheeren g'eindigd zynde, word de kee: ting draad voor draad „door de kam en het blad heen getrokken en op den stoel ebragt. di: Dit 428 Berigt omtrent het Katoen. Spinnen en Wieven. — 429 Dit iseen werktuig, lang byna ze- ven en hoog drie voeten , met twee dikke zyftukken , waar in ter. weder zyde, drie latten fteeken , op dewelke twee bamboezen ruften , over wiers eene het:kruis geflagen word , ftrek- kende de andere om de ketting uit te houden. Onder en boven is een Rol, waar aan twee treeden hangen. Het blad is gelyk dat der Javanen zeer zwak en onbekwaam om aan te flaan , het welk gefchied met de fchiet-fpoel , die wel drie voeten lang, ruim een hand breed, en zo het my voorkomt, tot het oogmerk zeer ongefchikt is. Dekam is iets grooter als de Javaanfe, maar doed de ketting veel lyden; alzo beide de treeden aan dezeive hangen, en dus de fcheering geftadig optrekken, waar door dezelve dikwils komt te breeken. Het gemis van een bekwaam Plaat- {nyder, het welk mede onder de veel= vuldige hinderpalen behoort , waar door de nuttige oogmerken van het Genoot- fchap zeer worden tegen gehouden, be- let my de afbeelding deezer werktuigen „hier by te voegen, die zekerlyk, veel imaan si door de Figuur, dan nt e 430 Berigt omtrent bet Katoen. de befchryving kunnen worden uitge- drukt. Men kan egter uit het boven- gemelde genoegzaain zien, hoe onvol- maaktdeeze beide manieren zyn, en of fchoon de Chineezen zeeker veel „vaardiger arbeiden dan de Javanen ,en op hun werktuig zoo’ veel lengte kun- nen maken als zy begeeren, is de gaauwfte onder hun nogtans niet in ftaat een derde af te doen, van het geeneen Europeaan kan vervaerdigen. Dewyl de befchryving door du Hal- de, de befte die men zoo verre my be- wuft is, vaù dat uitgeftrekte Keizerryk tot nog toe bezit, weinig ligt geeft om- trent de weevereien dier Natie, heb ik een getouw doen maaken zodanig als _men aldaar gebruikten het welk by den uitkomft bleek , weinig overeenkomft te hebben, met de afbeelding die men vind in het twede Deel van dat Werk, p. 247. Ditheeft my zeer veel moeite gekoft, alzo er onder het groot getal Chineezen,die alhier gezeeten zyn, maar eenige weinige worden gevonden, die het weeven in hun Vaderland geleert hebben , wordende dit meeft altoos ver- tigt door vrouwen; ook was hier nog nooit Spinnen en Weeven. 431 nooit een diergelyk Werktuig te faam geftelt, dewyl de Chineezen alhier in shet geheel niet weeven en het wei- mige Liywaat het welk zy laten aan- maken, word ook vervaardig door de „Vrouwen, die, hect geen zeldzaam is, de lang dradige manier der Javanen volgen. Door de gunftige byftand ester van onzen heer Praofident Radermacber die by de hoofden dier Natie, gelyk ook by alle andere Inlanders in hooge ag- ting” ftaat, is het my gelukt; myne nieuwsgierigheid ook in deezen te vol doen. Ik kreeg een kundig Weever die het werktuig naar zyn order liet. maken, en ook daar meede in myn thuin gearbeid heeft, maar met geene _ goede uitkomft , alzo de ketting zeer ‚ dikwils brak, het welk door den Wees ver aan de ruwheid van den toeftel wierd toegefchreeven, maar naar myn begrip even zo veel, door de boven= genoemde onvolmaaktheden, veroore. zaakt is. … Ten einde myn begeeren in dit op- _figt volkoomen werde genoeg gedaan , heeft het he met de onlangs vere ' gze Berigt omtrent bet Kütoen- vercrokken Jonken, een werktuig met een kattoen weever ontbooden van y= muy, ook is een zodanig ontbod reets geichied van de kuft Coromandel zoo dat ik hoop het volgende Jaar, by €i« gen ondervinding-naauwkeuriger te kur- nen toonen , in hoe ver de Europe. aanfe manier van weeven, boven deee ze beiden der beroemfte Aziaanen te verheffen zy. Immers leveren deeze twee Ryken aan ons wereld deel Jaar» Iyks een groot getal , zo Kattoene als zyde Stoffen , die federt lange onge= meen getrokken zyn en een voornaam gedeelte uitmaken van den handel. Ongereekent die zoorten , dewelke de Maatíchappy, by uitfluiting, voor haar behoud; kunnener nog veelen ; met groot profyt voor deeze Volkplanting , alhier werden aangemaakt , waar van ik, maar tot een enkel bewys, het dike wils genoemde Nankings of China's linnnen aan zal halen, Hier van wer= den Jaarlyks meer dan 40'ooo ftukken 4 van allerlei breedtens; door de Jonken aangevoert, die gedeeltelyk ftrekken tot kleeding der gemene Chineezen 4 Inlanders en Europeanen , en gedeel. | te „Spinnen en Weeven. ii 433 telyk naar Java en elders, » weeder Wor= den uitgevoert. Deeze 40'ooo ftukken mogen. veilig op so'coo.Rds. uickoops waarde berekent werden, die onze in- gezeetenen geheel genieten kunnen, in- dien zy willen vlycig zyn en goede aan- wyzingen volgen, Ten einde hun hier in, een nuttig voorbeeld met nadruk voor te íteilen, heeft het Genootfchap zig niet alleen vergenoegt by het opgeeven der vra- gen in het eerfte Programma Pag. 17 & 18, de verbetering van het Spinnen en Weeven in het oog te houden, maar ook een Europeaans weef-getouw doen vervaerdigen, waar meede eerft daags zodanige proeven , als men hier het uitvoerlykft en nuttigfl agt, zuilen wer- den genomen. Deeze onderneming is nogtans de eerfte niet van dien aart, alzo de Eer- waerde Heer Pohannes Adrianus Was- muth , ruftend Leeraar der Hervormde Gemeente, op zyn Landgoed, na by de Veldfchans Zangerang aan de rivier Tfi-danie omtrent vyf uuren weftwaards van de ftad geleegen , terftont na de Eee | uit- 434 Berigt omtrent bet Katoen- uitgave van het boven genoemde Pros gramma, een zodanig weefgetouw heeft doen maken, en, na veele ongemak- ken én vefhinderingen ‚ den aart van dit Land, by alle nieuwe ondernemin- gen byzonder eigen, het eindelyk ook zo verre gebragt heeft, dat nu aldaar een tamelyk fyn en zeer deugdfaam Liy- waat, word geweeven. Dien Heer heeft hier van aan Dirigeerende Lee- den een monfter aangeboden , verzelt van een berigt, waar in de hinderpa- Iên, aan dewelke de manier van we- ven, naar de trant der Europeaanen in deeze warme lugtftreek onderworpen is, duidelyk zyn aangetoont, en waar omtrent door“het Genootfchap , ter meerdere aanmoediging van anderen, zo veel mogelyk is, zal werden voorzien. Veel ligt zal dit begin, door eene ge- Jukkige uitflag agtervolgt, aanleiding tot andere ondernemingen bezorgen , want onder de waaren dewelke de Chi- neezen hier Jaarlyks aanvoeren, zyn veele, welkers bearbeiding, met hoop van vrugt te wagen is. Tot allerlei grof aarde werk , fchryf , Offer en gecoue leurd Papier , Zonne fchermen enz , zyn _ / Spinnen en Wieven. 485 zyn de eerfte stoffen in overvloed voor handen. De heefter dewelke de Caf= Jumba verw voortbrengt, in Gwiana en” de Americaanfe Eilanden, bekent on- der de naam van Rocou, Anoto of Or- liaan, (*) groeit alhier byna in het wilde ‚om nuvan zo veele andere zaken , als ons Jaarlyks geftadig worden toege- voert, en die wy zelf bezitten konden, niet eens te fpreeken. Dat het ons hier toe aan geene wakkere Landbouwers en vermogende ondernemers hapert, is dui- delyk genoeg beweezen. Behalven den En Heer Wasmutb zo even-genoemd, zyn. de pogingen van de Heeren fan Jn-_ dries Duurkoop , David du Fau de La Longue, en meer andere regte voor- ftanders dezer Volkplanting, te welbe- kent, om hier van iets meer te zêggen. De gebiedende magt in Nederland „ heeft het aanleggen van Fabriquen, in en naar by deeze ftad, op het voorftel van den fchranderen en ftaatkundigen Opper-Landvoogd van Imboff , reets voor zein Jaaren „ op allerlei wyzen | Eee s | trag. hin . == Mannee Eee meen ee) (*) TJ. J- Harrsines Befchryving van Guiana, 1. d, MB 85 436 Berigt omtrent het Katoen- tragten aante moedigen. Deszelfs op» volger-in het Hoofd beftier den beroem- den Moflel, heeft insgelyks het zyne hier toe bygedraagen, maar het fchynt dat den te famenloop veeler omftandighee- den, toen nog niet gunttig genoeg ge- weeft is, deeze nuttige oogmerken te doen flagen. De Landbouw, door zul- ke vermogende befchermersaan de gang gebragt, heeft onder het veel jarig be- {tier , van den Opperland-Voogt van der Parra, eerft die vaftigheid en dat aanzien alhier verkreegen , dat men tans, met hoop van eene goede Witllag, veel ‘teffens mag waagen. En wat mag een land niet hoopen aan, het welke de ratuur zulke voortreffely- ke gaven gefchonken heeft, als er op dit gezegend Java, de koorn fchuur der geheele Ooft , gevonden worden: wanneer den Yver van deszelfs ingeze. tenen, met de aanmoedigende befcher- ming eener wyze Overigheid vereert , in gewenfchte vryheid, Landbouw en Konften kweeken kan, Hebbentraagheid, onkundeen eigen- zinnigheid, ons tot nog toe, onder een fchadelyk tribut, aan een vernuftig en werkzaam volk gehouden; zo is het on- ze Spinnen en Woever. 437 ze pligt, door verdubbelde pogingen en het verzaken aller fchadelyke ge- woontens te toonen, dat wy, na het voorbeeld onzer landgenoten i in ande- re geweften, voor ortize uitmuntende „voorregten, niet ongevoelig zyn; dat wy het loffelyk voetfpoor, onzer wak- kere voorvaderen willen volgen, ja dat wy niet alleen de overwinnaars en wet- gevers maar ook de weldoenders van dit Eiland PVE. 4 “ Dit alles en nog veel teer , ftaat ‘waarlyk in ons vermogen ,en niets zal my zo zeer vergenoegen, dan naar het loffelyk oogmerk onzer ftisting, ook het myne, fchoon gering hier tóeë te hebben by gedragen. MOER Hé 438 | Te ee HISTORISHCE OPHELDERING EN VERDEDIGING vAn ED 1. Chron. pd vs. 14: | TEGEN DE. en ZWAARIGHEDEN VAN DEN HEER De VOLTAIRE: DOOR Mr. W. van HOGENDORP. DE ee Ziet daar „ik hebbe, in-myné verdruk- kinge, voor het Huis des HEEREN bereid honderd duizend talenten gouds _en duizend maal duizend talenten zil- wers, en des kopers, en des yzers is geen gewigte, want het is er in me- nigte: @&c. IL. Chron. XXIL vs. 14. De Heer Vortarre heeft goedge- gevonden, in verfcheidene plaat- zen van zyne Werken, in twyffel te wekken de echtheid der groote fom« men Gn ‚ die Davip zoude gehad , En Bi Vardediring A -q39 en dan zynen Zoone SALOMO nage- laaten hebben. Én om dit, met des te meer fchyn van billykheid, te doen; heeft hy dezelven gefchat in zyne (4) Melanges op vyfentwintig duizend fes honderd acht en veertig millioenen (5) franfche Guldens; en in zyn Diëtion- naire Pbhilofopbique ‚art. Salomo , op omtrent twintig duizend millioenen; er teffens byvoegende; dat deeze uit- get de gemaarigd{te was. e De Abt Guende, Schryver. der Food- fche brieven; in welken de Heer Voltaire; byna op alle bladzyden, van onnauw- keurigheid , of partydigheid overtuigd wordt, merkt reeds; in eene noot, aan, dat Dom Calmet deeze fom op niet meer dan twaalf duizend millioenen heeft begtoot: en „ wanneer men de Engel fche Godgeleerden, Patrick, Polus en Wels; over het 23fe Kap. van het eer- fte boek der Chronyken opflaat, zal men zich naar verfcheidene schryvers zien henen wyzen, die nog veel laa- | Eee 4 krot an ZERE, (@ In zyne Werken in 4to, te Geneve, anno 1771. gedrukt, ís dit te vinden in het tweede Deel van zyne Melanges pag. 287. (b) Eene Franíche Gulden is omtrent tien Hoi- landfche Stuivers. Azo _Hiftorifohe Opheldering ‚gere uitrekeningen “hèbben- gemaakt3 en men zal zich moeten verwonderen, hoe de Heer Woitaire de-zyne voor eene der emaillen: heeft durven opgeeven. pref 0 nT De geleerde bnr Risi! 6 ik over deeze uicrekeningen ook gefchrees ven heeft, (c) bepaalt zich, «op nas volging van anderen, aan de begroo- ting van twintig duizend vyf honderd en achtien tonnen gouds; te. weeten , Hollandfche Guldens. _ Ik heb even zoo veel recht, om my te houden aan deeze gemaatigder uit- rekening van Witsius, als de Heer Vol. taire aan de zyne: om dat volgens de Hebreeuwfche Taalkenners geen Ge- leerde in ftaat is, met zekerheid te be- paalen, van wat talerten de Heilige Gefchiedfchryver hier fpreekt; Ja zelfs of het Hebreeuwfche woord, Kikkar, hier wel eens door een talent moet wor- den overgezet; en of het niet veel eer eene klomp of plaat betekent, wyl het, | Ex. ee ae mn (ce) Vide Herm:nn. Nils Tom. IL Exercit X. sch. 17, 18. En Vi erdediging 441 Exod. XXIX, v. 23. L, Sam. IL 36, en Zach, V. 7. voor eene bolle, een flake, eene praaë gebezigd wordt. Ik denke zelfs, dat. ik meer zecht heb, om my aan deeze maatige uitre- kening te bepaalen; «om dat men, in zaaken van dien-aart, het allerwaar- fchynlykfte kiezen moet. En vermits de, Heer „Voltaire zyne begrooting voor onwaarfchynlyk houdt, zoo is het immers zeer natuurlyk, dis ik den voorrang geeve aan die van Witsius, Dan, het-geen my zeer heeft ver- wonderd ,: is, dat de Heer Guende dee ze plaats der. Heilige Schrift zoo flauw verdedigt; ennaar’t fchynt, degroot- teder Somme; aldaar úitgedrukt ; lieft aan eenen mifllag van den Copif?-wil heb- ben toegefchreeven; daar hy zoo vee. le redenen; ten voordeele van eene goe- de uitlegginge, hadt kunnen bybren- gen. Men moet, naar myn gedachten ; het hulpmiddel van de misflagen der Uitfchryveren van de Heilige bladeren, niet dan in de uiterfte noodzaaklykheid aanvoefen; en ik kan niet zien, dat hier denood zoo fterk dringt Eee 5 | Want, aa2 _Hiftorifche Opheldering Want ‚ waarom zoude het niet mo- gelyk geweeft zyn, dat David deeze groote fomme, zoo als dezelve door Witsius berekend wordt, aan Salomo zoude hebben nagelaaten? Kennen wy genoeg de omftandigheden van het Joodfche Land, van de nabuurige Lan- den, ja van de geheele Waereld, ten tyde van David, om, over deeze zaak het vonnis van onmogelykheid; vol mondig uit te fpreeken ? | DE 1. De Pheniciers woonden op de aan- grenzende zeekuften van het Joodfche Land, eh waren een handeldryvend „volk; dat de bloeiendfte zeehavens, als Tyrus, Sidon, Tortofa, Aradus ; Trypolis en meer anderen hadt. Dus waren de meefte {chatten in hunne handen; en men kan opmaaken uit de vereering van honderd en twintig talen- ten gouds, die de Koning van Tyruss aan Salomo {d) gaf, hoe menigvuldig het goud in dien tyd moet geweeft zyn. Js het niet zeer waarfchynlyk ; dat deeze rykdommen eenen grooten invloed heb- ben gehad op de nabuurige Landen, en. eeens (8) 1. Kon. IX. 14» ! en vooral op het Joodfche Land, (€) uit het welk de Pheniciers hunnen voor. raad van koorn, en andere behoeftens haalden? _ EN nf ie Det — II. De Philiflynen lagen niet minder voordeelig tot den Koophandel, dande Pheniciers, en waren, zoo wel als dee. zen voor zeehandelaaren bekend, Ga- zalag niet verre van Zee, en Ascalon was eene zeer voortreffelyke zeeha- ve. Waarom zouden zy niet, zoo wel als de Phenicigrs, groote rykdom- men, uit verre over zee liggende Lan- den, hebben kunnen magtig worden , en (e) Dat de Pheniciers niet in ftaat waren hunne In- ezetenen te voeden uit de vruchten van hun eigen Find. en daar toe het Joodfche noodig hadden; blykt uit het gefchenk van twintig duizend maaten koorn, en even zoo veele maaten oly , die Salomo ’s jaarlyks aan Hyram , Koning van Tyrus zond, na dat deeze Vorft Hem daarom als om eene hoognoodige zaak hadt verzocht, gelyk men zien kan uit zynen brief aan Sa-= lomo, die by Jofephus te vinden is, en waar in hy, volgens de Latynfíche vertaaling, zegt: Twgue fac cures mt pro his frumentum nobis fuppeditetur , qua re nobis opus eft utpote Insulam habitantibus. vide Fofep. lib. VIII Cap. 2. Het blykf ook uit het geen wy in de Handel: der Apoftelen, Kap. XII, vinden aangetekend, naamlyk, dat de T'yriers en de Sidoniers, hoorende, dat Hero- des in den zin hadde tegen hen te krygen, tot Hem op- kwamen, om den vrede te vetrzoeken ,nademaal #4» Land gefpyzigd wierdt uit des Konings Land, 444 _ Hiftorifche Opheldering by één verzamelen ?-Deeze Phiz liffynen heeft David allen (f) over- wonnen. Wie zal ons zeggen, waton- noemelyke schatten Ly uit derzelver (g) fteden geligt hebbe ? | HI. De Edomiten „een Arabifch volks zyn ook door David te (h)-onderge- bragt. Deezen hadden Zeehavens aan de Arabifche-Golve, als Zzeon=Geber van welke Salomo zich naderhand, mct zoo veel voordeel, bediende, dat Hy zyne fchepen, welken van daar op (í) mmm eet ae en eeens eee (Dx Sam. VIJL (g) Niets is waarfchynlyker, dan dat de Philiffynes vertrouwende op de fterkte van hunne binnenlandíche Steden, hunne grootfte fchatten, op de aankomft van . den vyand, in dezelven zullen geborgen hebben; ge- Iyk akoos in diergelyke tyden gefchiedt. Asdod, of Azoth wierdt gehouden voor onoverwinnielyk; Hero- dotus verhaclt, dat Pfammitticus, Koning van Egypte, die ftad, negeh-en-twintig jaaren lang , heeft moeten belegeren, eer hy dezelve kon bemachtigen. vide He- rod. L IJ C. CLVII, Ee $ (4) 2 Sam. VIIL Vaten | Ld _ (i) Het is niet te bepaalen, in welk gedeelte der Waereld dít Ophir gelegen zy geweeft. De Geleerden hebben het gezocht in Amerika, in Afrika, en in ag „En Verdediging. — | 445 Ophir voeren, met vier honderd en twintig talenten goudsterug (k) kreeg. Wie weet, of de Edomiten zich niet reeds in vroegere tyden van dat zelfde voordeel bediend, en ontzaglyke ryk- dommen by één vergade hebben, en vist We) Afia. Niets komt my onwaarfchynlyker voor dan het gevoelen van die het zelve in Amerika hebben ge- plaatit. Die het hebben aangezien voorhet iegens= woordige Sofala, op de Zuid Ooft-Kuft van Afrika, hebben voor zich meer redenen van waarfchynlykheids want uit de Heilige fchry vers blykt klaar, 1. dat Ophir eene Zee-have moet zyn geweeft; 2. dat men ’er ge- makkelyk langs de kuften heeft moeren kunnen ko= men; en 3. dat ‘er het goud in grooten overvloed was. Dit alles komt wel overéén met het hedendaagtche _ Sofala, alwaar, zelfs nu nog, na zoo veel graavens, de goud-mynen niet zyn uitgeput, en het welk aan den oever der Zee ligt, werwaards men van Ezeon=- Geber, langs de Kuften van Afrika, gem. kkelyk kon komen. _ Veele andere Geleerden , waarender ook Grotius geweeft is, hebben het gezocht in Afia: maar zyn het niet eens geweeft , omtrent deszelfs ligginge in dat Waecreld-deel Zommigen denken, dat her Ormus ge-= weeft zy 5; anderen Pegu , Malacca, Sumatra ; ande= ren wederom, (en dit is het gevoëleh van Bochart, wide Bocharti Phalez Lib rr. Cap. 27, het oude Ta- probana, dat thans het Eiland Ceilon is, Ik zoude hier nog menigvuldige gevoelens van anderen kunnen bybrengen; maarik williever mynen Leezer wyzen naar het uitmun= tende werk van den Geleerden Heere Chais „in het fesde Deel van zyne uitlegging van den Bybel, alwaar men in eene noot, op de 133. bladzyde van heteerfte Boek der Koningen, de gevoelens van alle de Geleerden over Ophir by één verzameld vinden kan. : (k) rx Kon, IX, 18. 446 ___Hifborifche Opbeldering of dezelven niet allen in de handen van David, ten tyde der overwinninge, gevallen zyn? IV. Niemand kan bepaalen, tot hoe verre die Edomiten in Arabië woonden; en dus ook niet, hoe diep landwaards in David zyne overwinningen hebbe uitgebreid, in die oud-tyds zoo goud. ryke (1) Geweften, waaruit de (mm) Koninginne van Scheba opkomende, aan Salomo honderd en twintig talenten gouds dn (4) Dat dit Land reeds in de allervroegfte tyden overvloed van Goud, Zilver , edele Gefteentens enz, moet gehad hebben, blykt klaar uit het acht-en-twin= tigfte kap. van het bock van Job, en uit verfcheides ne andere plaatzen van dien fchryver (m2) Eenigen willen, dat deeze Koninginne van Sche- ba, vit Ethiopië, dat in Afrika ligt, zoude zyn afs gekomen: maar de meeften zyn van gedachten, dat zy uithet zuidelykfie gedeelte van het gelukkig Ara se 4 ik, laatfte ftelling is verrz de aanneemelykfte, om dat de gefchenken, die deeze Vorftin aan Salomo bragt, allen in grooten overvloed, in Arabië gevonden wor- den; en daar en tegen, in ’t geheel niet, of ten min- ften zeer fchaars in Ethiopië zyn. Die dit gevoelen overtuigend wil verhandeld zien, leeze Bochart in zy- nen Phaleg, lib, rr. C. 26., alwaar hy de ftelling van dofephus, dat deeze Koninginne de Nicaulis van Egyp- te zoude geweeft zyn, ook grondig wederlegt. Voor et overige wyze ik myne Leezers wederom naar den Heere ‘Chais ; Polus, Patrick en Wels; en de Schry= vers der „:Igemeene Hiftorie ; waarin zy genoegzaar me ftoffe, ter voldoening: van hunnen weetluft zuller vinden, En Verdediging. AT gouds tot een gefchenk (4) bragt, en wat fchatten Hy aldaar by verfcheidene Vorften veroverd hebbe. : V. Wie kan weeten , of de drabiërs niet reeds voor Davids tyd, gelyk zy naderhand gedaan hebben, de drabi- fche zee zyn overgeftooken naar Afri- ka? Hoe verre zy zyn doorgedrongen tot die binnenlandíche Geweften, waar even zoo ryke (e) goudmynen zyn, dan in de nieuwe Waereld? War schat- ten deeze Volken van daar hebben ge- haald? en hoe veelen derzelven David ten prooie geworden zyn ? Boven dien, wierdt de Koophandel van het Ooften naar het Weften, door de Arabifsbe Golve, op Egypte henen en weder ge- dreeven; en hoe veele rykdommen moeft dit niet, natuurlyker wyze,aan Arabië geeven? VL en nnen (z2\ r Kon. X. ro. ODE p (eo) De Heer Salmon zegt in zynen tegenwoordigen” flaat van Afrika: biadsvde 612 van het X. Hoofdt-uk dat er fe Mozambique zoo men vantenige Schryvers vindt aangetekend , een maand Reizens van de Kuft sauwlyks ander vaatwerk en keuken-gereedfchappen, dan van goud, gebruikt wordt. Schoon my deeze op- gaave wat overmaarig voorkomt, toont zy echter aan,” dat er een overvloed van dat metaal moet zyn. ; hd id 8 - 448 __Hiflorifche Opheldering VI. David heeft zyne overwinnin- gen niet alleen uitgebreid naar het Zui den van Canaän; maar ook ten Noor- den, naar Syrië, en ten Ooften naar het Land van verfcheidene Volken tot aan den Phrat of (p) ZEupbraat, Wie zal bepaalen, hoe veele schatten Hy by die Oofterfche Koningen gevonden hebbe? Daar men weet, dat het byde Oofterfche Vorften reeds oudtyds de gewoonte was, dezelven op te ftape- len, gelyk nog gefchiedt by die van Perfië, Indoftan, China en Japan. Is het Z00 onw aarfchynlyk, dat alle dee- ‚ze bv één verzamelde rykdommen door David veroverd zyn? hoe veele voor- beelden heeft-men van diergelyke verf overingen niet in de ongewyde ge- fchiedeniffen? Men leeze flechts de _Hiftorie der Krygstochten van Alexan- der den Grooten, en men zal er van overtuigd zyn. | VII. Zal iemand durven vaftftellen, dat er in alle deeze overwonnene Lan- den geene ryke Goudmynen zyn ge. | weeft , nnn Grell managen. (9) z. Sam, VIII. 6-18. XII, 26-30, En Verdediging. 449 weeft, die thans zyn uitgeput, en in vergeerenheid geraakt; gelyk in ande. re Landen is gebeurd ? VIII, Hoe veele zaaken komen er niet vóór; in de Gefchiedeniffen , wel- ken onmogelyk zouden fchynen; by aldien zekere omftandigheden, die het noodige licht geeven , daarby verzwee- gen waren? Laat ik hier eens voorbeel- den mogen bybrengen, uit de werken van den Heer Voltaire telven. 1.) Zous de hy wel geloofd hebben, het geen hy, in navolging van Plinius, gezegd heeft; dat de Romeinen, oudtyds > uit Spanjer, in den tyd van negen jaaren; agt duizend marken gouds , en omtrent vier maal honderd duizend marken zils vers, getrokken hebben; indien hy er te gelyk, door de Gefchiedeniffen , niel by geweeten hadt; dat er in dat Land zule ke ryke Goud-en Zilver-mynen zyn ge= weeft, als die van Mexicoen Peru? (4) 2.) Zal de Nakomelingfchap wel ge- loof flaan aan zyn zeggen; dat de onlus- ten, in Nederland en in Vrankryk, meer Fff ‚dan OE nnn mm nn hd (4) Zie het avant dk van zyn Effai fur U Hiftci- ze généralt En aso Hiftorifthe Opbeldering dan drie duizend millioenen Livres, datis tuflchen de veertien. en vytren honderd millioenen. Hollandfche Guls dens, aan Philippus den tweeden (7) gekott heboen, indien tot haare ken- nifle niet zal komen, dat de onnoeme- Iyke fchatten, welken die Vorft uit Amerika trok, hem daartoe hebben in ftaat gefteld? 3.) Zal het niet onges looflyk aan onze Nazaaten voorkomen, als Zy; over eenige Eeuwen, zullen leezen, dater in de zeventiende en agt-sende Eeuw, een zoo fterke han= del op Spanje was; dat de Engelfchen, Franfchen ‚ en Hollanders ’s jaarlyks4 derwaards , voor vyftig millioenen koopwaaren zonden; indien zv niet, te gelyk, onderricht word n , dat Span- je, byna geheel Amerika bezittende, die Koopwaaren van de andere volken derwaards zondt , met dezelven handel dreef „ en, tot betaaling van de ges maakte féhuld ,„ het. noodige goud uit Mexico, Peru en Chili (s) ontving? Eveneens kan het ik men geweeft met en ee mg gn ee (P) Zie zyn Eflai fur V'Hiftaire Générale orc. Chap. XXII, (s) ibid, Ch, CXXII en CXXXVIL, En Verdediging. — asv met het JoodfeheLand;ten tyde van Dd vid. By aldien de Heer Voltaire het noo=. dige licht hadde gehad , omtrent de om- ftandigheden van dien Vorft, van zyn Land; van de overwonnene Landen en. Volken; hy zoude miffchien de by één- verzameling der bewufte Somme niet vo hie hebben geacht. _En dus is het gefteld met zyne gan: che beoordeeling van. het: Joodfche Volk ; dat hyrin alle zyne schriften s daar het maar eenigzins “te pas kwams zo kleen en verachtlyk heeft zoeken aftefchilderen; als in zyn vermogen is geweeft. Maar hebben wy miet alle redenen, om uit de Gefchiedfchry veren _ vaftte ftellen ; dat het zelve in oude ty= den van meerder aanziet en magt, dan _ hy voorgegeeven heeft, in het Ooften geweeft zy? Blykt het zelfs niet uit laatere tyden? men herinnere zich _flechts, wat moeite het aan de Romei- gen, wanneer dit volk reeds , door binnenlandfche twiften ‘en beroer- _ tens „ tot eenen vervallen ftaat gekoe _ men was, gekoft hebbe, om het zel- ve onder te brengen, Wat Heirlegers zy derwaards hebben. laaten afzakken. NRR | Hoe 452 Hiflorifche Opbeldering Hoe de Keizer Wespafianus zyn eigen Zoon, den Opvölgervaniwer Thron, | daar henen heeft moeten zenden, om eenen Oorlog ten einde te brengen, dien Hy in Perfoon tegen het zelve ge- voerd hadt, en het zich, na de vol- komene overwinning ‚toteene Eere gee rekend heeft, met Denzelven over dat Volk, te Rome, eenen Zegepraal te houden! Men voege hier by , wat nieu- we beroertens, dat ondergebragte, en, zoo men meende, byna uitgeroeide Volk, omtrent feftig jaaren, na dien tyd, aan de Romeinen, in dat zelfde Land, onder de Regeering van Keizer Adrianus , aangevoerd door hunnen val- fchen Mesfias , Barcochébas, gemaakt heeft. WatKrygslegers men noodig heeft gehad,om het zelve op nieuws te overmeefteren. Inwatm@enigte zy nog moeten geweeft zyn , vermitser in dien kryg over de 58oooo. gedood wierden, behalven die geenen, die door honger, ziekte, en armoede (#) omkwamen, en die fchandelyk verkocht wierden. Is dit Volk, in deszelfs allerlaagften Aes toe. ed en ne mn (+) Zie le Pere Pexron, antig. des tems. En Verdediging. 453 toeftand nog zoo ontzaglyk, en zoo talryk geweeft; wat moet men dan niet denken, dat het geweeft zy in zynen _allerbloeiendften ftaat? Of heeft de Heer Voltaire van den zelven geöor- deeld, uit de jegenswoordige om{tan- digheden van het Joodíche Land, onte volkt, onvruchtbaar, woeft , bewoond van ftroopende Arabieren? Is dit wys- geerig en onpartydig van Hem gehan. deld geweeft? Hoe zoude men , in dee- ze verlichte Eeuw , eenen Schryver niet gispen, die uit den jegenswoordi« gen ftaat en toeftand der Tunetaanen, welken thans het Land der Oude Car- thaginenzers bewoonen , den bloei van Carthago ‚de Mededingfter van Rome, naar het Oppergebied der Waereld, wil. de beöordeelen? en dit is evenwel, het geen de Heer Voltaire omtrent het Joodfche Volk zich heeft aangemaatigd te doen. | | Het kan zyn, dat ik my bedriege, maar ik verbeelde my, met de grootfte onpartydigheiden vooral metde gemaa- tigdheid „die ik aan de nagedachteniffe van eenen der beroemdfte Schryvers deezer Eeuwe meene verfchuldigd te Fff 3 Zy s 454 Hi liftorifche „Opheldering zyn, „het. onderwerp van, deeze myne korte Verhandeling „ te weeten, de mooglykheid der groote fommen gelds, die David aan zynen Zoone Salomo zou- de hebben nagelaaten , door Huftorifche Ophelderingen te hebben aangetoond. Vindt men echter deeze Ophelderin- gen ongegrond, of onvoldoende; men fchryve dan, met den Heer Güznée, de overmaatige opgaave der gemelde Som- me aan eenen misflag van den Copift toe. ot sel Ws weadSS WAD. RA AGE Nier TOT DE den _NATUURLYKE HISTORIE. He BataviaafchGenootfchap zal jaar- lyks , onder dit Hoofd deel, de nieuwe ontdekkingen in de drie Rykender Nae tuur, die van tyd tot tyd, in deeze geweften gedaan worden bekend maa- ken en mede al watter opheldering die» nen kan , vanhet reeds ontdekte; en alle Beminnaats vannuttige kenniffe, in on= ze Oofterfche Volkplantingen,aan wie zich de gelegenheid opdoet , worden verzocht, van de hand aan deeze onder= neeming te leenen „ en dit Hoofd-deel met hunne Bydraagen te verryken. De nuttigheid der fpoedige verbrei. ding van het geen dat voortgang kan gee- — ven aan, de voor het menfchdom zoo belangryke Natuúrlyke Hiftorie, is te groot en ce blykbaar, dat het vee- : KS Fff 4 le 456 Gryze Ovter. le uitnoodiging hier omtrent nodig heeft deeze bekendmaaking zal daar om toereikende zyn voor ieder edel- denkend kunftvriend, / De Bydraagen kunnen aan den Heer Voorzittenden Direéteur toegezonden worden, ende geenen, die hunne naa- men niet genoemd willen hebben; gelieven het zelve te melden, ver- mits anders ieder stuk met den naam van den opfteller beftempeld zat worden. | GR Y- | Pag. 457 Cn rABn Oeren IE, die omftreeks Batavia gevon: den wordt. Men vindt digt by Batavia aan de mondender riviereneene Otter geheel van donkergryze coleur,alleenlyk on- der de keel maar ligtgrys zynde, Haar hair is korten zagt. Het hoofd ge- drukt en iets langwerpiger dan dat van een Kat. De ooren zyn kort en rond, en liggen plat aan ’t hoofd. Haar baard is met lange ftekelhairen bezet. Aan ieder poot ftaan vyf vingeren, daar van de duim de kortfte is. De vingers zyn door een zwemlies aan eengehecht, en van ronde nagels voor- zien: aan de achterpooten is dit vlies zoo dik, dat men van buiten de ver- deeling der vingeren nauwelyks kan be- merken. De staart loopt fpits uit, en is van boven rond, maar beneden ver- toond hy op zyne geheele lengte, eene Fíff 5 plat- 458 Gryze Otter. platte zool met drie 1 Rogeende uit. pylingen, Deeze bene ayde van den ftaart, is zoo als het Ne: ge deel. te der voeten, mer zeer kort hair be- groeid. Het huilachtig geluid van dit dier zweemt iets naar het kermen van een menfch. la De Inlanders geeven het den tiaam van Anfing-ayer of Water-hond, een naam dien de Otter in veele Geweften veele De Maat is als volgt: Langte van de neus tot Voet, Duim: aandestaart. - - - 1. 6. Langte van de staart. - HI — Bovenfte langte van het ye hoofd. …— … -e ! 4 Langte vander hals. « « — 35 Langte der voorpooten. - — Langte der achterpooten. - — Breedte van het hoofd tuffchen de ooren. -= — 3. Breedte overdeschouders — Doormeeter van ’t Lichaam in’t midden, - - - — 4 Doormeeter van ’t Lichaam achter, - “- oe == hp. Breedte van de staart digt pere “by. V Hehe Dikte van de Staart digt by “Lichaam. « == - =S Gryze Over. | 459 Breodte- der zoolen van. de Woet. Duim: achterpooten. = — mac leng Langte der zoolen. vande ……… « « „achterpoten. rme vege Breedte der zoolen van de | voorpooten, == nn De Langte der zoolen van de voorpooten. …= vee 2, Men vind by BrissoN twee zoor= ten van Otters, daar van de eene. cafta- nien bruin is, en de andere zwart met eene geele vlak onder de keel. De eer fte zoort noemt hy flechts Loutris of Ot-- ter ‚ geevende aan de ander-den bynaam. van Brafilienfis ‚de Brafilifche. De kenmerken die deeze twee zoortenon- derfcheiden, beftaan in derzelver. ver= fcheidentlyke coleur „en volgens dezel- vezoude onze gryze Otter tot geene van, beiden behooren’, maar vermits het ze-, ker is, dat er van de tweede zoort, die een zo gewichtige tak van negotie voor, Kamfthatka_ en. verfcheidene. andere. Rusfifche Provintien uitlevert, ook witte en bruine gevonden worden , zoo kan de coleur. geen. onderfcheidend kenmerk geeven. rÎ De Ridder LiNNEuss dn ded de laatfte uitgave van het Sytema Na- Jura, de Otters by de Wezels reke- nen- 460 Gryze Otter. nende (fchoon hy zelfs twyffelt of zy er wel by behooren) noemt er drie zoor- ten vanop , te weeten de Muftela Lutris, de Muftela Lutraen de Muftela Lutreola. Het kenmerk van de eertte zoort zyn hairige palmvoeten (*)en een ftaart die een vierde kleener is dan het Lichaam. De tweede zoort onderfcheit zich door naakte pa mvoeten, en door een ftaart die maar half zoo lang is als het lichaam. Het onderfcheidend kenmerk van het derde zoort beftaat volgens deezen ver- maarden natuurkundigen in palmvoeten die ftekel hairig zyn, in gelyk- groote vingeren,en in een witten bek. In vroege- re uitgaven van hetSyftema Natura vindt men nog als een onderfcheidend ken. merk van de Muftela lutris, opgegee- ven, dat derzelver duim korter is ‚dan de vingeren. | _ Volgens alle deeze kenmerken zal de gryze Otter ten naaften by met de Mustela lutris over een koomen. F. v. Wi. (*) (Palmvoeten) hier deor worden voeten ver- aan, die aan de teenen door een vlies aan, een gegroeid zyn, zoo als by de Ganzen en by meer andere Zwem-vogels. DE | Pag. 4ór fe DE JUNO- VOGEL MALAKKA. Hoer fraai getekende Vogel wierdt door den Heer Gouverneur van Malak- ka, PIETERGERARDUSDE BRUYN, die met zo veel goedheid als iever, het doelwit van ’t Bataviaafch Genootfchap behartigt, overgezonden , zyndeidezel. ve hier geheel vreemd , en miffchien nog nooit vante vooren op dit Eiland gezien. Tot den Nederduitfchen, naam by welken men hem op Malakka noemt; fchynen de ronde vlakken; die des- zelfs dekpennen vercieren aanlei- ding gegeeven te hebben; komende dezelven zeer veel overeen met de oogen,‚op de staartpennen der Pau- wen, de geliefde vogels van Juno, Ook 462 De Funo-Vogel. Ook zweemt de gedaante van den „mes de in het geflacht der hoenderen te huis= behoorende , Malakfchen Juno-vogel; iets naâr die van de Pauw; s fAPon hem de lange en prachtige taart ontbreekt, De Bek is grysachtig wit ; langachtig; en verheven rond: het bovengedeelte daarvan fluit met een haak over het be- neden gedeelte, De neusgaaten zyn met een wit kraakbeenig vlies overwelfd, Het voorhoofd is plat, en met Et zwartachtige veeren bezet. De slag zyn met eenen. blauwachtigen huid k ej kleed, diebyde bek begint en zich tot achter het oor uitbreid. De oogen zyn tamelyk groot enlevendig. De oor-gaa ten.met dunneaan den binnenkant uitges groeide hairen gedekt. Hetachterhoofd is met donkere veeren vercierd „ die iets terug gekruld zyn, en daar door eenig- zins een.‚kuif maaken. De Hals islangen met bruine veeren bezets die zwart ge- fchakeerd zyn; Aan den voorhals zyn deeze veereniets lichter.en rosachtiger. De. vleugels zyn lang. De ro. eerfte veeren. van.dezelven, of de roeipennens hebben blauwe ribben; en zyn ter ee- ner zyde deezer ribben, geelachtig van grond, met veele bruine regelmaatig ve- ftels De Sfuno-Vagtl. 463 {telde vlakken: ter andere zyde van de ribben hebben ze behalven deeze tekening nog een langs de ribbe hees gen loopenden bruinen ftreep ; die wit getlippeid is. Van onderen zynzegryss achtig met donkere vlakken, op deeze roeipennen volgen r2. lange dekpennen met witte ribben; die ter. eene zyde van die ribben ligt grys en wit van grond zynmet bruine vlakken , en ter ans derezyde, ligtgrys van grond met bruine vlakken en-eene langs loopende bruine ftreep , naaft de welke eene rei ron- de oogen -gefteld is. Deeze oogen, die omtrent. drie vierde duim in doors meeter » houden , vertoonen in een zwarten kring, violette, olyf-groene en geele: coleuren, en hebben allen omtrent tegen het. midden een klein wit oogje. Op den benedenkant zyn deeze pennen meeft van dezelve teke. ning als boven, maar flauwer. In het. baftaard vlerkje ftaan 4. krom- me roeipennen meeft bruin van coleur. De wigvormige staart is omtrent 9. duim lang, en heeft 12. beftierpennen die zoo van boven als beneden meeft zwart van coleur en met witte {tippen bezaaid zyn; zy fteekt weegens de lang= 464 SFuno-Vogtl. langte der dekpennen maar weinig uit. De veeren van de rug, borft en buik; zyn bruin met zwartevlakjes. De bee nen zyn maatig lang en ongefpoord ; boven met bruine dons-veeren, en be- neden met eene hoogroode huid be- kleed. Drie vingers der Voeten ftaan naar vooren en een achterwards; alle vier hebben witte nagels. | De langte van den Kop tot het einde van de Staart bedraagt omtrent 25. voet. Het Wyfje is veel kleener, de vee- renvan haar kuif zyn borftelachtig , en de coleur doorgaans bruin en zwart gefchakeerd. Dé vercieringen der flag- en dek-pennen van het mannetje ont- breeken haar mede. F, v. W. ED Ee DE. 465 DE sn br: HET EYLAND Thed hie ij 8 sn ° vand E & ha L de Nederlanden: ddand de: Mie laan of Falco Milvus gemeenlyk: den naam van Kuikendief , om dat de land. lieden zo dikwils door desfelfs roof zucht het getal hunner kuikens zien ver= verminderen ‚en om gelyke reeden heb- ben de Nederlanders deezen naam ook aan dien Valk gegeeven die hier bee fchreeven zal worden , en die voor het overige zo wel aan gedaante als grootte zeer van de Milaan verfchilt. De Inlanders noemen hem Oelong- Oelang of Alap. Zyn hoofd is wit, zo als mede de hals, de borft, het voor- Ggg der- 466 De Kuikendief. dergedeelte van het onderlyf en het ach= tergedeelte van den rug datde vleugelen bedekken. De dyên bekleeden ros-en witachtige veeren. Defpitzen der ftaart- pennen zyn witachtig, de flach-pennen van onderen ligtbruin, de voorderge- deeltens der6 eerfte flach-pennen zwart, en al de reft vertoont een rosachtig bruin, dat donkerder is op de rug dan elders, Het neuswafch de bek en de bee. nen zyn geelachtig , trekkende de coleur van de bek egter mede iets in 't blauwe, De coleur der nagels is zwart, Van de boogswys gekromde bek is het boven deel fcherp en verre over het beneeden- gedeelte heener: gebogen. De tong toont van achteren een fpleet; van vooren is dezelve geutachtig, De ftaart is geheel en beftaat uit r2. pennen. In de wieken ftaan 22-24. pennen. De beenen zyn met eene fchubachtige huid gedekt,en _hetondergedeelte der voeten met {fterke eelten gekwabt. Ieder voet heeft vier vingeren ‚ daar van drie naar vooren ftaan en een agterwaards. De nagels zyn krom en zeer fcherp. Hy houd zig veel aan de zee ftranden op , aazende mede op krengen en vifchen. _Uits De Kuikendief. 467 Uitgeftrektheid van des- zelfs wieken , van de eene fpits tor de andere Voet. Duim. _ ZEMELEN, = … e e= Ze == 2e Langte vande punt van de bek tot het einde des ftaarts. + -— - ee Ie 6, Hoogte, vande punt van de bek tot heteinde der _ vingeren. - - - = Ie $ Langte van de middelfte _ vingersineeneregte lyn gemeeten tot de ipitze _ van den nagel. «- «82% Verheid tuffchen de punt van de middelfte vinger en die van de achfterfte. 3e Langte van het hoofd ; van desfelfs achterdeel tot aan de punt van de bek ge. _ meeten. « - == so, Langte van de bek. - - zr. | Langte derdyen. -« - 3% _Langte der beenentotop de voeten. «- == 82. _Langte der nagels. « «-… 2— tr. Langte vande ftaart. - - z — 8%. Gee 2 Groote 468 De- Kuikendief. Grootfte dikte der borft van de eene zyde. naar de andere gemeeten.- «a 3. Langte van ieder vlerk. -2 — — Groote overeenkomft toond deeze Valk „met de geene die men-onder den naam van Arend van Pondichery, en Arend vande Mallebaar,; by den Heer BRrrssoN en inde Ornitbologte van den Heer SALERNE vind, en.die de Heer HourrTuyN by den linnéefche Fal- co rusticolus te huis brengt. Aleenlyk maar het blauwachtig neuswafch, «dat den Arend van -Pondichery toegeëi- gend word, zoude volgens het Syftemá van den Heer LiNNz een wee- _zentlyk- verfchil kunnen uitmaaken. Ook is die-van onze Eilanden, wat de fraavigheid van de veeren aan- gaat, niette vergelyken met den be- woonder van-het vafte land : by aldien dat deeze, zoals zelfs de Heer vaN Burron veronderftelt, de afgodifche eerbewyzing die men hem op de Malle- baar en in andere Indifche geweften „toeweid „ aan de fckoonheid zyner pluimen te danken heeft. F. v. W. DE Voet. Duim. bl 0 0 rige of ROLP ALM. Varan het voornaamfte gebruik der Zicuala by de Inlanderen daarin ‚_ beftaat, dat zy uit haare gladde blaad- jes de bonkoflen of rolletjes maaken ;, daarin ze haar fyngekorven tabak in- wikkelen als ze hem rooken willen , en nog geen nederduitfche naam van. deeze Palm bekend is, zo heeft men haar hier die van den ’ eeen Haare werker? is kiodsâchtig en van. veele brede draaden omgeeven, die zig in den grond verfpreiden. De fam is dun en kort, groeiende hier zelden ter hoogte van eene halve mans lengte. Ze beftaat uit een vaft hout dat zoals de rottingen uit fterke draaden zamen ge- zet is; en door de ftoelen der afgevallen plaaden; ís ze eenigzins in leden ver- deelt. De blaaden omgeeven den ftam Ggg 3 met 470 De. Doorn Rolpalmn. met haar beneeden eind, dat eene (cheee de is, die zig aan de eene kant in vees le vezeltjes en draaden verdeelt, ende {tam als met grysachtig werk bekleed. De bladfteel boven deeze fcheede zig verdunnende tot terjdikte van een kleine pink, is lichtgroen van coleur en om. trent 4-5. voeten lang ; meeft geheel driekantig van beloop, naamentlyk ter zydeaan weers kant met een {cherpes en van onderen met een ronde hoek. De twee fcherpe hoeken van den blad- fteelzyn met bruine, zeer fpitze , haak- achtig te rug gebogen, en omtrent een duim van elkaar ftaande doorens , bezet. Aan de binnen-kant van het blad ver- toond zig het eind van de bladfteel als afgebeeten, maar aan de buiten kant, maakt het. eene eenigzins pylvormige puntslangs de welke ter weêrzyde, de geplooide ftraalen van ’t blad vaftge- groeid zyn. Het blad vertoont zig als _ een verfleeten waayer, zynde tot de bafis toe meeft in 19. geplooide en boogs= wysgeftelde ftraalen verdeeld, De mid- delfte van deeze ftraalen heeft 12. en meerder plooien ‚ maar de buitenfte hebben zomtyds maar drie, allen van drie tiende tot uiterlyk een half duim breede De Doorn Rolpalm. 47: breedte. Aan hunnetopêinden zyn dee- ze ítraalen of bladjes als afgebeeten of verfcheurt , dat door de fcherpe doo- rens der bladfteelen fchynt te komen; tuffchen dewelke de fcheuten der jonge bladen door moeten fchuiven. Haar langte is omtrent 16—22. duim, Zyne de de middelfte doorgaans langer als die der kanten; ze íchynen, als men ze opend by ieder. plooi eene ribbe tehebben, maar voor het overige zyn ze heel effen en glad. De coleur der jonge bladen is in ’% begin geelachtig , als ze ten vollen uit- gefchoten zyn, zo verwen zig de hoe. ken der plooien groen , en op ’t laacft worden de geheele bladen grasgroen. De Bloemfteng komt tuffchen. de bladíteelen en den ftam uit eene plat- gedrukte tweefnydige fcheede , of be- waar zak voort , zynde aan zyn wor- tel mede wat plat gedrukt , omtrent drie vierde duim dik , en zomtyds ze= ven en meer voeten lang. Zeis in 8-1o. leden verdeeld, die allengskens korter eri dunner worden tot detop toe, daar ze als een dun draatje einden, en ieder lid is van eene fcheede overtrok- | Ggg 4 ken 472 De Doorn Rolpalm. ken die aan haar mond of voorderge- deelde als verdroogd is ‚, en binnen de= welke zig de drie en meer getakte bloemtrosjes van de bloemfteng aízon- deren. | De bloemen ftaan rond de takjes der bloemtrosjes; ze zyn vaftzittende of zonder fteelen, zeer klein, maar weinig geopend, en meeft al van de kelk befloten. De kelk is drietandig, en vertoond door het vergrootglas met enkelde witte fteekelhairen begroeid te zyn. De eenbladige kroon heeft drie fpitze tanden, die langer zyn als die van de kelk. Ze omgeeft een rond ho- ningbakje , op wiens rand zes meeldraat- jes flaan, met helmpjes uit vier lang- werpig ronde lichaampjes zamen gezet. __Jn 't midden van dit honingbakje ftaat een (tyltje , datdoor eene kleine infnee van boven twee ftampertjes vertoond, die zo als de andere boven genoemde teldeelen , aan ’t bloote oog nauwe- lyks wire Zyn. De vrugt is ron en niet grooter als eene groote ert, Ze beftaat uit een | En, hard De Doorn Rolpahm. 47% hard ietseirond {leentje , meteen merg- achtig vleefch overtr okken, datryp Zyn- de, van buiten rood en binnen geel is; droog geworden, omgeeft dit vleefch het fteenrje , als eene rimpelige huid. Kelk en kroon blyven onder aan de vrugt zitten. Het eenigfte dat van dee- ze Palm gebruikt word zyn de bladen, daar van zo als reeds gemeid is, de bon- koflen gemaakt worden, en in die men meerder dingen van geringen omvang , omze te bewaaren inwikkeld. Deeze Palmboom komt de vierde der bekende waayerbladigePalmen uitte maaken. De lateinfche naamvan Zicuala, die haar Rumpnius geeft zou men haar kunnen behouden laaten, en ze dus in de orde der Palmboomen in ’t eerfte Deel dec- zer Verhandelingen te vinden, naar de Schermpalm kunnen plaatzen als volgt. 4. LICUALA ROLPALM. Twee flachtige Bloem. De Kelk in drie verdeelt. De Bloemkrans eenbladig. 6. Meeldraatjes en een ftyl. De eenzaadige fisenwrdalë blyft op. de ve geine en Kelk zit- | ten. 474 De Doorn Rolpalm. z. LicUALA SPINOSA. Doorn Rolpalm. __ Maleitfch Licuala. Boeroneefch Koal. Met waayer-vormig geveerde bla - den, afgebeeten bladjes en geheel gedoornde bladfteelen, Bih De op Boero vallende Licuala, die RuMmruius in ’t r. Deel van ’t Amb. Kruidenboek befchryft, verfchilt van de onze voornaamlyk door de lange te der bladfteelen , die alleenlyk maar ter helft gedoornt zyn. De tekening die men daar op Tab. IX. vind, zoude Onze Juicuala al tamelyk wel kunnen verbeelden, waaren de blad- fteelen maar geheel gedoornd, en de Bloemfteng langer. De vrugt op deeze Tafel by (a) afgebeeld, verfchilt door haare langwerpigheid, en door eene punt die de vrugt van onze Licuala niet heeft. Ev W. Ee 475 HEESTERACHTIGE POELPALM. D e reden waarom de Nypa den ne- derduitfche naam van Poelpalm heeft verkreegen, is reeds vermeld in de Or. de der Palmboomen, Verhand. 1. p. 349. alwaar ook mede rekenfchap word ge- geeven, omtrent de bynaam van #7u- ticans of heefterachtig, met welke de daar bekendgeftelde zoort ERAADRIE is. Deeze heefteragtige Palm zoude de eenigfte thans bekende Poelpalm zyn, o ze volgens Rumepnius veronderftel. ling een en dezelfde zoort uitmaakte, met de boomachtige Nypa ‚ en geen ver- der verfchil tuffchen byden gevonden word, als de korte ftam, der laatsge- noemde, _Maar om dat deeze Palm hier om- ftreeks Batavia nooit als een boom ge- zien word, en onze luchtftreek niet ver- fchillende i is van die, in dewelke Rum- PHI- 476 De heeftcragtige Poclpalm. pHius het vaderland der boomachtige plaatst, zo is 'tmogelyk dat er dag wel eenig weezentlyk verfchil plaatshebben en de boomachtige eene byzonde zoort. konde uitmaaken; Ook fpreeken onze Inlanders van eene ftamgeevende Nypa- fchoon dezelve hier omftreeks niet ge= vonden word, die zy Rumbia en Sa- goe Papedo noemen en voor eene by- zondere zoort houden. Een nauwkeurig chmdsden zal hier in ligt kunnengeeven, en omde vrien- den cer Natuurlyke Hiftorie, die op plaatzen woonen, daar deeze Palm met ftammen gevonden word , in ftaat te ftel len, van “hier omtrent naafpooring te doen, zoo geeft men deeze omftandely- ke befchryving van de ‘hier altoos heefterachtig groeiende hi vir | De Wortel is een bolagtige knie om welke veele witte draad en vezel- achtige takjes gefteld zyn „diezoter zy- den als naar beneeden in de grond flaan. - De ftam Bfiebrske De bladeren zyn enkeld gevind, en komen met ronde fpitze fcheuten voort, die | De beefleragtige Poelpalm. 477 die ter lengte van 18. en- meer voeten „als regtuitgeftrekte hoorens opfchieten, voor dat ze zig openen en haare veeren „uitfpreiden. … Volwaflen zynde, be- ftaan ze uit een dikke bladíteel, met aan de binnenfte zyde van dezelve , om- trent beurtelings geftelde bladjes, be- „rykende dan de langte van 28. en meer voeten. De bladfteel is aan de buiten kant, en kortbovende fcheede met die hy het bovengedeelde der wortel om- fluit rond, „maar omtrent eenige voe- ten boven deeze fcheede, ontbreekt hem zo veel van eene ronde gedaante, als de ruimte bedraagt, die de aan des- _felfs binnenkant op een gepakt ge- weezen bladjes hebben-ingenoomen, daar door hy-twee vlakke verdiepingen verkrygt, die zig tot de punt uitftrekken. … Deeze verdiepingen die maar enkeld door een fmalle rug gefcheiden zyn , loo- pendigt naaft malkaar heenen , wor den- de teegens het midden van het blad vlakker en breeder als beneeden, en naar „boven toe weder fmaller, fchoon-de „bladfteel op het einde meer als de helft van zyne ronde gedaante door dezelve verlieft. In deeze verdiepingen zyn de ‚. twee 478 De beefteragtige Poelpalm. twee reien van bladjes in dier voegen overhoeks geftelt, dat elk bladje dig- ter ftaat by een bladje vande anderery ; als by een van die ry tot welke het zelfs behoord. Byde ryen der bladjes ftaan teegens malkaar gerigt, in een hoek die fpitzer is als een regte , en ieder bladje maakt mede een fpitse hoek, met het naar bovenlopende gedeelte vande blad. fteel. Beneeden is deeze bladfteel 8 en meer duim dik , maar by het begin der bladjes valt hy plotselyk af tot omtrent 3 duim, verdunnende zig daarop ver= ders naar boven toe, daar hy een wynig terug gebogen is, allengs. kens, tot hy zig eindelyk in de zee nuwe van het laatfte bladje verlieft. De holligheid der fcheede die de ftronk omgeeft, vervolgd met eene geutagtige voor, door die de jonge fcheuten der nieuwe bladen voortko- men, in het ronde beneeden gedeelte van den bladfteel. De benedenfte blad- jes zyn heel fmalen maaromtrent eene fpan lang: teegens het midden van de- zelve worden de bladjes langer en bree- der, en naar het einde toe neemt haare breede en langte weeder af , zynde de groote De bheefteragtige Poelpalm. 479 grootfte omtrent 6 voeten lang en 2% duim breed. Zy zyn iets fchuins aan de bladfteel aangegroeid, zo dat het eene gedeelte hunner bafis meerder naar be- needen ftaat als het ander: egter loopt dit beneedenfte gedeelde agterwaarts weder iets naar boven toe, mad- kende daardoor eene holle hoek, daar dauw en regen in ‘blyft zitten. Aan de gladde glanzende binnenkant der bladjes ontwaard men eene fcherpe ribbe, en aan de buitenkant onder dee- ze ribbe, bruine korte draatjes, die ‚ metde twee einden los ftaan, en alleen- lyk maar in haar midden vaftgegroeid „zyn. De rand der bladjes is effen en iets naar buiten omgeflaagen; ze ein- den in eene fpan lange, ftyfe , maar eg« ter niet fteekende punt. De coleur van de bladfteel ís grasgroen, die van de bladjes iets ligter groen, en helderder op derzelver buitenkant als binnen, De fubftantie van de bladfteel is een fponsagtig vleefch met fterke draaden doorreegen. Men vind dikwyls 15-20. bladen op een ftronk die fchier regt op ftaan en tus- 480 De heefleragtige Poelpalmn. tufichen de welke de bloemftengen uit- fchieten, De bloemfteng groeid met de bloe- men-en vrugt knoppen, ter hoogte van vier en mecr voeten op, hebbende'be- needen omtrent de dikte vän een arm, maar boven daar ze met de vrugt knoop eindigt, fchaars een en een halve duim in doormeeter. Ze komt uit verfcheiden fcheeden of bewaarzakken voort, die eerft in eene zamen liggen, en die , mal- kaar geopend hebbende, met de fteng van dewelke ze een groot gedeelte met haer beneeden einde omgeeven, op- groeien. By het beneden einde der tweede fcheede „en by dat van 4-5. vol. gende, verdeelt zig de bloemfteng in twee deelen , daarvan de een de hoofd- tak blyft, en de ander een bytak word. De eerfte brengt eene gelyke fcheede voort, die men [A] zal noemen om by het teilen der veelen fcheeden, die de vrugtmaaking van deeze Palm influiten ; verwarringe voortekomen. Ze vertoont zig als een langagtige zak, iets plat ge- drukt, van a buiten met een ronde rug, | en De beefterägtige Poelpalm. 4öt _@h van boven met eênefterks; ftyves egter gen fteekel hebbende punt, en _ ze houd het vervolg van de bloemfteng met alle daarvan verders afftammende uicfpreicfels beflooten. Het tweede der voorgenoemde deelen of de zytaks brengt eene fchede [B] voort die aan de buitenkant rondagtig is, maar wier binnen. of teegens de hoofdtak toege- keerde kant, zig als eene langagtiges jets uitgeholde, eh vooren rondagtig fpits toeloopende zoôl, met fcherp afs gefneeden, egter niet {nydende randen vertoond, eh die door de in haar be= flooten leggende bloemknóop , aan haat ronde buitenkant of aan die van dè fteng afgekeerde zyde geopend word; in fteêde dat zig de voormelde fcheedé zo als alle in ’t vervolg met [A] be- merkte, aan die naar de fteng toege= keerde kant opendoen. Meeft naar de vyfde of fefte uitbotting der zytakken, die naar boven toe kleiner en kleiner _ worden, eind de hooftak met de vrugt knoop ; mede uit eene rondagtige toe- gefpitsfte fcheede voortkoomende, bui- ten dewelke hy nog van eene ander ge. Iykaartige maar dunner fcheede om- geeven word. De Vrugtknoop deeze h h laas 482 De heefteragtige Poelpalm, laafte fcheede, in die hy zonder fteel valtzit geopend hebbende, vertoond, hy zig als een rondagtige Pyn-appel bo ven een weinigje {pics toelopende, en bes needen van s onregelmatige bladjes om- geeven. Uitbottende is dezelve omtrent van groote als een ganzen ey, en hy be- ftaat uit langwerpige, hoekkige , onregel- matige naakte lichaamtjes , die rondom het einde der boomfteng digt by-elkaar geîtelt zyn. Deeze lichaamtjes welke de wyfjes bloemen, en met een ook de vrugtbeginzels zyn, hebben meeft allen boven aan de eene zyde eene fcherpte of punt,by welke men een {pleetje ont- waard met een lymerig zap vervuld, door het welk het ftofmeel der mane netjes bloemen opgevangen word. DeMannetjes bloemen komen vande zytakken voort, zittende aan katjes; daar van de eerfte of benedenfte zytak zomtyds twaalf „en de laatíte of boven- fteenkeld maar een uitleverd het welk digt byde vrugtknoop ftaat en het eerft in bloeij komt. De r2. katjes van de benedenfte en grootfte zytak liggen in 26. fcheeden of bewaarzakken befloo- ten, en haare uitbotting geken op- volgende wyze, | De De beefteragtige Poelpalm, 493 De fcheede [ B ] met welkede eerfte zytak by zyn uitgroeii eindigt, opend zig zo als reeds boven gemeld is aan haar buitenkant, om de bloemknoop _ doortelaaten, die dan uit dezelve inde eene of andere rondagtige en met eene punt voorziene fcheede[ A2 Jingepakt; ten voorfchyn komt: Deze fcheede [A2 ] verder geopend zynde ; verdeelt zig de bloemknoop van deeze tak voot de eerfte keer in twee deelen; daarvan een in eene rondagtige en gepunte fcheede[ A 3 Jen de andere in een fchee- de met een platte fcherpgekante zool [Bz] bewaard is, Deeze laatfte ofge= kante [Ba] geopend zynde; komt’er het gedeelte van de bloemknoop dat ze inhoud in eene rondagtige gepunte fcheede [a3] uit, die open geborften eerie tweede gelykvormige verdeeling in twee partyen uitleevert: de eene weder zo als by de eerfte verdeeling in eenerondagtige gepunte fcheede [a4 } en de ander in eene fcheede met fcher- ‚pe kanten { B3] beflooten. De gekan- te fcheede [B3] bevat verder eene rondagtige en gepunte [44 | daarin twee bloemkatjes naaft malkaar liggen ; hh 2 het 484 De heefleragtige „Poelpalm, het eene meeft naakt „ en enkeld maar beneeden aan de eene Zyde een fmal blaadje tot dek hebbende „daar in tê- gendeelhet ander nog met eene {cherp- gekante fcheede [ B 4] bekleed is. De an- dere of afgedrukt rondagtige. fcheede [a4 } bevardrie bloemkatjes, daar van twee by elkaar liggen in eene rondagtige fcheede [as ] zynde egter heteen weer door eenefcherpgekante fcheede,[ B 3 J van het ander afgefcheiden ; het der- de katje ligt alleen in eene rondagtige gepunte fcheede [as]die nog vanee- ne andere fcherpgekante fcheede [23] omgeeven word. Het ander en groo- ter gedeelte van den bloemknoop dat ten voorfchyn'komt, als hy de tweede rondagtige fcheede [ A2 opend, word. zo als reeds gedagt is , van eene ge- Iykvormig rondagtige gepunte fchee- de [A3] omgeeven, die geborften. zynde, mede eene tweede verdeeling uitleeverd, zynde de eene der daar uit voortkomende deelen wederom in ee- ne rondagtige gepunte fcheede, [ A4 ] en de andere in eene fcheede met fcherpe kanten [b 2] beflooten. Dee- ze laatftgenoemde fcheede [ b2 ] bevat verder eene rondagtig. gepunte fchee- de De beefteragtige Poelpalm. 485 de [ A4] uit dewelke op gelyke wyze als boven by de fcheede [aq | gemeld isdrie bloemkatjes uit vier-byzondere fcheeden voortkomen. Het ander ge- “deelte het welk de rondagtige’ fchee- de | A4] inhuid, verdeeld zig, dee ‚zelve doorbrooken hebbende , nog- maals in tween „ wórdende-de eene deezer deelen verders in eene rondag- - tige gepunte feheede [ As ]-ende an. dere rin eene fcherpgekanté -{chee- de [beo ] bewaard. Uit de rondagtige fcheede [ As | komen twee bloem=kat- jes, het-eene maar flegts uit nog een gelykvormig rondagtige fcheede [A 6 }- „maat het ander komt uit eene rondag- tig gepunte-fcheede [:146 | die nog van „eene ander feherpgekanrefcheedel bz } omgeeven word. Hert tweede gedeel stedat uit de: feheiede [A4] voortkomt en in de fcherpgekante fcheede [ ba] „bewaard word, geeft meede twee kat- jes, die in eene rondagtig gepunte feheede [As] by een liggen, ohet een naakt en het-ander nog „door eere ‚ fcherpgekante fcheede [ B3 | bekleed. _ De bloemkatjes zyn omtrent een vinger lang , rolagtig rond ; als een _kleine ping dik en iets gekromd , heb- Hhh 3 ben. / 485 De heefleragtige Poelpalmn. bende een kort rondagtig. fteeltje en een rond fpil, dat digt met de mannely- ke bloemetjes begroeid is. Deeze bloemetjes zitten zonder fteel en kelk op het {pil vaft ‚en hebben alleen maar 6 kleine , fmalle , langwerpige nagel- vormige, boven ietsuitgeholde bladen, in welkers midden een enkeld meel. draarje (*) gevonden word-, dat als het katje buiten gekomen is ter lengte van de bladen uitgroeiden het helmpje buiten het bloemmetje uitfteekt. Het helmpje beftaat uit 6 langwerpige aan- eengegroeide en een. rondagtig geel lichaampje maakende deeltjes, daar het ftofmeel als zeer kleine geele aan ’t bloote oog ontzigtbaare klootjes uit voortkomt, De coleur der bloemfteng , der vrugt en bloemknoppen, benevens derzelver fcheeden is een bruinagtig geel , de bloem-katjes zyn ligter geel; jong zynde geeven de bloemen en fchee- den een theeagtige reuk van zig. Als de vruchten beginnen te rypen zoo zet zig de vruchtbooden, die eerft maar | (*) In de Orde der palmboomen Verhand, 1. p. 249. ftaat 6 Meeldiaadjes dat een Meeldraad- je moet heeten, De beëfleragtige Poelpaln. 487 maat eêne verdunde voorzetting was van de bloemfteng , als een vleefchach= tige fpons, ter dikte van eene groote vuift uit, en de vruchtbeginzels neemen mede aan dikte en lengte toe; zoo dat de vruchtknoop op hetlaaft 13 en meer- der duimen in doormeeter bekomt. De rypgeworden vruchten zyn lang- werpig,vooren rondachtig met een ftom- pe punten breed , achter regt uit en final, en met verfcheiden langloopende ploo- gen en rimpels omgeeven. Haarelangte bedraagtzomtyds meer als een afgerukte duim, de voorfte breede drie, en de grootfte dikte twee duim: agter daar ze aan devruchtbodem vaftzitten, hebben zezelden meer als een duim pfbede:” en meeft maar een halve duim dikte De coleur der rypgeworden vruchten is voo- ren kaftanien bruin, en achter bruingeel. _ Haar getal beloopt zig in een vruch- knods;, zomtyds boven de hondert fluks. Ze beftaan uit eene houtagtige , van veele veezelen en draaden zamen ge- ftelde kapzel, dewelke een ronde wit- te pit van groote als een kastanie be- {luit , die eerft week en glibberig als eene gely , maar ryp geworden Zyn- de fteen hard is. Als deeze pitten _nog jongen week zyn,zo wordenze door Hhh 4 RE ks as De beelteragtige Poe'palm, de inlanders ruuw. genuttigd , maar | haar fmaak 1s laf ; iets m erder ouder- dom en va.tigheid verkregen hebben- de, wordenze met zuiker geconfyt. Na dat de bloemen. uitgekoomen zyn duurt het wel 6 maanden voor dat de vrugten ryp worden, en ter ryp- et gekomen blyvenze wel tot in 't der- de jaar op de ftam zitten voor dat ze afvallen of bederven. De woon- plaats van deeze Palm is een moer- affige grond ,of poelen van ftilftaand brak water. Op zommige plaatfen in Indiën word er een drank uit derzelver bloem fteng getyferd die men in ’ Maleitsch yer boeti noemt: maar het voornaamfte haut dat men van deeze Palm trekt komt van derzelver bladen, die tot matten en tot het-dekken van huizen gebruikt worden. De af beelding van de Nypa by Rumruivs in ’t Herb. Amb. r. Tab. XVI. heeft groote overeenkomft met onze heefteragtige. Poelpalm , en fchoon ‘er by de vrugtknoppen en vrugten eenig verfchil gevonden word zoo fchynt dit egter meer een ver- zien van den aftekenaar als eene we- gendlyke afwyking der natuur te Zyn. F. v. W. B E- BEKROOND ANTWOORD DER VYFDE ALGEMEENE PRYSVRAGE Fr En “ EE GAREN eed! \ he. Alan dal J ni ik / f ad ij eN B a ’, en p ai EN È vk fs hai 8 26, 8.10 PE thd Y Re Fha adr” ARE wete ek ye js ent 4 Pre ie u te a heet be, 491 ‚BEKROOND esb ANTWOORD. DER VYFDE ALGEMEENE: PRYSVRAGE. Welke zyn de oorzaken der meeften ‚ voor- al Epidemique , of gewoone ziektens van Batavia, inzonderheid van de Rotkoortze? En welke zyn de gefchik- fle middelen, die tot voorkoominge en tot genezinge derzelve „ voortaan moe- ten worden aangewend ? ONDER DE ZINSPREUK Eerft wel bedagt, Daar na volbragt. D OO R JAN ANDR. DUURKOOP. IN deeze Verhandelinge zal ik noch K van de verbeteringe der waterlei- dingen „ noch van het wegneemen der moeraflen , naar de zee toe, fpreeken : hoewel onbetwiftbaar die beide oe ed À | el= 492 Bekroond Antwoord derheden van het grootfte gewigt zyn voor de gezondheid van Batavia. Zy zullen denkelyk„ by de eerftégelégen- heid , met opzet worden behandeld , _ onder de oogen der Hooge Regeringe en van het Bataviaasch ,Genootfchap. Myne bedoelinge is geheel anders. Ik zal de oorzaken van de luchtbefmettin= geelders zoeken; te weeteri, in de mor- figheid der zamenwoninge en andere huishoudelyke misbruiken van het volk. En dit komt des te beter te pas , om dat men, in die betrekkinge, met de Natuur niet behoeft te worftelen : daar alle verbeteringen der burgerlyke fa- menlevinge van de wyze fchikkingen en het veel vermogend gezag onzer „Overheden, voor een groot gedeelte , ‘zal afhangen. Behalven dat de groote warmte van de luchtftreek , de moeras- fige grond en het drabbig water ons zoo veel te meer oplettende behoorden te maaken op het weeren van andere on- gemakken , die gemakkelyker zyn weg te ruimen. De verblyfplaatzen der le» vendigen en der dooden, de groote geftichten , waar in luchtverdervende en ftank verwekkende hardteeringen gehouden worden, zoo wel als de vee- fok- _ der Algemeene Prysvräge. 493 fokkeryen , behoorden zoo ingericht te zyn , dat zy geene merkelyke fcha- de toebragten aan de inademinge van de burgers en ingezetenen onzer fchoo- ne Hoofdftad , en harer volkryke Cam- pongs en buitenfteden. j Van de Huizen. Sedert dertig jaren en daarboven is men begonnen de lucht en de opdam- pingen binnen ’s huis te befluiten , door het gebruiken van glazen raamen en in- _ zonderheid van fchuifkazynen. Voor dezen plagt men niets dan rottingraa- men, die de lucht laaten doorfpeeien ; te gebruiken, en toen men al glas liet inzetten , deed men echter de boven- venfters los maaken, om dezelve, zelfs by nacht te kunnen openzetten Maar niets heeft eindelyk den doortogt der lucht meergeftremd , dan de Engelfche fchuifraamen , vooral de zulke die alleen van onder naar boven, en halfwegen, kunnen opgefchooven worden. De door- tocht der windjes wordt ‘er boven aan de vertrekken en zolderingen door ver- hin- 494 Bekroond Antwoord hinderd : en zoo moeten noodwendig de opdampingen van den grond; de uitwaaflemingen van huisgenooten en flaaven en andere onreine luchten wederom nederdaalen , die anders naar buiten gedreeven worden. Om hier an overtuigd te worden, behoeft men flegts eenen emmer waters, vier en twintig uuren in een beflooten vertrek te laaten ftaan; en dan zal men niet al- leen eene warme ftinkende lucht in het vertrek ontmoeten ; maar ook eenen glinfterenden vuilen huid op de opper« vlakte van het water. Trouwens de warmte doet alle vochtigheden opdam= pen , die zich aan de zolder vereeni= gen en famendringen ; tot dat zy door hare zwaarte gedrukt, wederom ne= dervallen : ’t geen niet gefchiedt , in= dien zy door de zyluchten de venfters uitgedreeven „ of ten minften in eene gedurige beweginge gehouden worden, Uit dat zelfde beginzel moet men be- fluiten; dat de kleine huizen; die geenen doortocht hebben ‚ om dat zy van achteren en ter zyden toegemuurd zyn, nadeelig zyn voor de gezondheid: ook de zoodanige „ die laag van ver- diepinge zyn, en kleine finalle venfte- ren der Algemeene Prysorage. 498. ren hebben. Omtrend de flaven vers trekken is men tot hier toe. ook niet omzichtig genoeg geweeft , om dat de= zelve meeftal alleen van voren deuren en kleine venfters hebben , die toeges flooten worden , zonder dat ‘er eenige lucht door fpeelen kan. ’tIs eene uitgemaakte zaak ; dat de _Zeewind of Noordenwind ongezond heid aanbrengt ‚ om dat de Moeraflige dampen langs het Jaagpad ; den Houte kap en ooftelyker aan onverhinderd ;, over eene ruime morfige vlakte naar de Stad overwaait', en de droevige onder= vindinge daar van de nadeelige gevol- gen op het Vierkant en de Noordzyde van Batavia ten allerlevendigften ver- toont. De huizen derhalven en de ver trekken, die naar het Noorden open= ftaan ‚ en geenen doortocht noch be- fchuttinge hebben, fchynen noodzake- lyk voor ongezond te worden aangezien. De Hoofdwachten van het Kafteel zyn omtrendin dat geval: en wie weet, of de Soldaten en Dragonders daar door - aan geene befmettinge vande lucht zyn bloot gefteld : en of ’er iets diergelyks geene plaats heeft in het Binnen -Hos- ple 496 Bekroond Antwoord picaal : daar » behalven dat, de doors tocht bekrompen en gebrekkig is, Men zou ook, met recht kunnen vooronderftellen, dat de Zinkputten s welke altyd dieper zyn, dan de Ríoo- len ‚door welke deonreine vochtigheid uit de huizengelooft wordt, in zekeren zin, iets toebrengen tot het vermeer: deren der ongezonde opdampingen. Dus ook deze byzonderheid- niet uit het oog moet verlooren worden, Indien nu deze befpiegelingen wigtig geoordeeld worden, zullen, hope ik; ook deze raadgevingen ter verbeteringe der byzondere‘en openbare gebouwen; niet onaann@emelyk zyn, r. Vooreerft zou ik de Rottingramen; wederom in gebruik brengen ; en tef- fens zoo groote en zoo menigvuldige kruiskafynen maaken , als met ee- pige mogelykheid , behoudens de fterkte der muuren , konden geplaatft worden : uitgenoomen aan de Noord- zyde, daar ík venfters minder in ge- tal en kleiner zou laaten toeftellen. 2. De der Algemeene Prysvrage. 497 à. De Slavenvertrekken, die meeft al boven zyn, en andere boverhuizin= gen, vooral binnen de Stad, fehy- nen minder befchut te zyn; voor het inkomen der verderffelyke Zeee winden en luchten; dande beneden” woningen. Maar indien nien dezelve doorluchtig maakt, het zy boven in de zolderinge door een zoort van luiken of fechoorfteenen; of door rottingramen boven de venfters en deuren , of wel door venfters of lucht- gaten achter uit of ter zyden in de muuren te brengen, zal men gewis- felyk, daaromtrent; voordeel doen. 3, De onderwoningen, of de huizen van ééne verdiepinge moeten, ten minften , twee voeten boven de aarde ryzeú met haare vloeren , en vyftien voeten hoog van verdiepinge zyn;van den vloer tot aan den zolder gerekend. Ook mogen de houten fluitvenfters flegts de helft der kafynen beflaan; en de bovenhelft ; met goede kolom- men voorzien, moet alleen met rot- tingramen afgefloten worden ;,omden noodigen doortogt tebehouden : zon- der dat-de lichamen der flapende daar van merkelyk gevoelsof van den doore tocht der wind eenige verftyvingeof knokkelkoorts te vreezen hebben. lii 4. Rope ns 498 Bekroond Antwoord 4. Rondom langs den ganfchen zolder moet de zy-muur een voet beneden de pannen openblyven, om alle de dampen van ademen, lampen , kaer- fen, zweet en andere onreinigheden te doen wegvliegen. 5. Rondom hetgebouw moet een bree- de gang zyn, onder een fchuins afloopend dak, of zoo veel mogelyk eene buitengaldery, om de fterke lucht en heete zonneftralen , uit het huis te houden. — Er behoorde ook vooral zorge ge- draagen te worden, dat de Rioolen en Zinkputten niet dieper waren, dan de uitwateringen -derzelve, en dat zy al- le, zoo binnen als buiten de huizen met goede roofters voorzien waren: daar de vuiligheid niet mede door kon fpoelen. En er behoorde, ten min- ften eens in de week, van Stadswege onderzoek gedaan te worden , of de on- reinigheden voorde roofters behoorlyk zyn weggenoomen, en alle de rioolen behoorlyk worden doorgefpoeld. En hier omtrent zal de Regeringe wel zul- ke maatregelen weeten te neemen, welke iederen huisbewoner zorge zul. len doen dragen, dat dit, zoo wel bin- nens huis, als buiten in de gaanbare Kanalen en Rioolen gefchiede. he / Î der Algemeene Prysvrage. 499 IL | ____… Van het Drinkwater. Al het Rivierwater, zelfs dat geen, hetwelk van de Waterplaats in de Jun gebragt wordt, is onrein en min meer drabbig , en kan niet zuiver ge- heeten worden, voor dat hetin groote Potten is doorgezakt. In groote Pote ten, zegge ik, om dat de kleene daar toe niet genoegzaam zyn: behalven dat men eene menigte van zulke Potten „moet hebben, om het water niet te gebruiken, voor dat het reeds eenen langen tyd isdoorgezakt; en van zulke voorrechten zyn de Armen meeft al onte bloot: hoe zeer er ook de Hooge Rege- _ ringe,ten jaare 1753. reeds voor gezorgd heeft, dat er dubbelde Potten en Vaten by de Wachten zouden voorhanden zyn. Lekfteenen , welke anders te Gou- da en in andere Steden van Nederland „met nut gebruikt worden, heeft men hier niet voor handen. Ondertuffchen zou men miffchien iets kunnen uitvins den, ’t geen tegen den dienft der Leke fteenen opwoeg. Men zou, by voorbeeld, achter de Wacht op ‘de Waterplaats eenen ftee- nen bak kunnen metzelen van 20 voe-= ten breeden 40 voeten lang ‚ waar van lii 2 de soo Bekroond Antwoord de eerfte water -ontvanger ten zuiden met iofle fteenen, keyen en fchoon ri- vier water aangevuld , de onreinighe= en ophield en het helder water, als goo eene zeef, doorliedt in dn Noorde- yken Waterbak , alwaar het nog wat kan doorzakken, terwyl het helderfte en zui- verte water naar de Stad wordt afgeleid. En ‘tfpreekt van zelf, dat die laatfte Waterbak ‚nog van tyd tot tyd moet ge= zuiverd worden,even gelykdePottensals er langen tyd water in geftaan heeft. Daarenboven zou men nopens de Watergoten uit de Waterplaats naar en door de Stad , nog dit volgende kunnen aanmerken; dat de Waterbak- ken vooral waterdicht moeten zyn ‚om geen vreemd en ziltig water binnen te laaten , dat zy inwendig voorzien moe- ten zyn van eene openinge veel grooter dan de drie openingen der buizen te fa« men, om, by verftoppinge, eene ge- noegzame doorfpoelinge toe te laaten. Dat' die doorfpoelinge by nacht ge= fchieden moet, om den gemeenen man over dag niet te onrrieven En dat na de doorfpoelinge alle die bakken recht met wel bezorgde fchuiven aanftonds worden toegemaakt. Mogelyk zou het ook niet ondienftig geoordeeld worden de groote watergo= ten der. Algemeene Prysvrage. sor ten door kleine looden waterbuisjes al- omme af te leiden, om dat het gemak ende luiheid veeltyds, in dit warm ge= weft, veele menfchen, voor al flaven ; en diergelyken verhinderen om goed water, op eenen zekeren afftand , te gaan zoeken.’ Trouwens drie buizen van 9. duimen middellyns, gelyk de groote wa- tergoten zyn, zouden naar myne reke. ninge eenen kolom van 191. duimen quadraat water kunnen geeven, en dus dertig looden buisjes aan den gang hou- den: die alomme, in ’t Kwardiers in ’t Kafteel, aan de Uitterfehe Poort, en ®tot in het Vierkant en aân de Timmer- werf genoegzaam drinkwater zouden verzorgen. Maar dan zullen ook die buizenevenwydig moeten zyn, om aan geene onvermydelyke verftoppingen te worden bloot gefteld. HL Van het Begraaven der _Dooden. Gelyk wy nu voor de gezondheid van de Lucht, en het water*binnen de Stad gezorgd hebben, zoo zouden wy ook gaerne, de oorzaken der ongezond» heid van binnen, en uit de nabuurfchap der Stad, verdreeven zien. In Europa heeft men reeds begon- lii g nen, 5o2 Bekroond Antwoord nen, de begraafplaatzen, naar de wy» ze der Oofterlingen, buiten de Steden te verleggen: en er zyn menigte van gefchritten voorhanden, die het ver- derffelyke en befmettelyke van het be- graaven binnen de Stads wallen onte- genzeggelyk aantoonen, Ook zyn de drie Kerkhoven te kleen om alle de me- nigvuldige lyken te bergen. By het openen van zommige Graf kelders, gaat een vuileftinkende damp opsdie delucht befinet: en op het buiten Portugeefche Kerkhof, worden er de Kiften, met half= verrotte lykên uitgehaald, vervolgens op een geftapelden verbrand , om plaat® “ voorandere lyken te manken» Zoo be krompen begtaaven de Chineezen niet. Zy openen geene graven, om dat zy hun heilig zyn, gelyk ook by de Ja- vanen ‚ Mooren en andere Oofterlin- gen. En ín der daad het is zeer af- zienelyk, dat men met de lyken onzer arme Europeezen zoo onverfchillig om- fpringt, als geevende dit een jammerlyk vooruitzicht, voor de Soldaten en Ma- troozen, die ziek worden, en een af- keer aan anderen in Europa, om her- waards te komen. Wel is waar, de Chineezen hebben machtig groote en overfchoone land- flreeken TRIER Batavia. reeds inge- zwol- \ - ad der Algemeene Prysvrage, 503 zwolgen; voor hunne graffteden : en men begint zelfs verlegen uit te zien, naar uitgebreider ftreeken, om nieuwe graven aan te leggen. „Maar wy be- hoeven daar omtrend niet verlegen te ftaan. Eeneftreek van 45. Morgen; gelegen tuffchen het Horendragers pad en de Zuider weg, en tufichen de weg van Ansjolen de Rivier de Sonthar heeft men aan dendnlander verkogt voor om- trend naar giflinge Rs. 6oooo. na dat men er de fchoone Tuinen en Huizen van wegens. de ongezondheid, gefloopt had. Dit land zou wederom voor den Koopprys, of iets meer kunnen worden te rug geeifcht, om tot eene openbare Begraafplaatzete dienen, Daar zou men dan so. jaaren en meer kunnen begraa- ven; eer er een enkellyk behoefde ge- roerd te worden: tgeen gewiffelyk al. le die befmettelyke luchten zou vocr- komen, welke het gedurig en ontydig openen der graven veroorzaakt. Om het Geld-tot den inkoop van die Begraafp! aats magtig te worden, zou er eene ColleCte kunnen uitgefchreeven en dezelve van den Predikftoel aange- preezen worden. —Van de groote gif- ten tot dit heilzaam gebruik, zouden Aanteekeningen ter gedachteniffe kun. nen gehouden worden: en zoo zoumen lii 4 | de dt go4 Bekroond „Antwoord de mildadigheid genoegzaam kunnen opwekken, tot het verleenen van de noodige penningen, Behalven dat men voor Familie-graven de quadraatroede tegen Rds. 3o,of daaromtrend zou kun- nen verkoopen: en nog andere midde- len uitvinden om dit ontwerp ge- makkelyk ter uitvoer te brengen. IV. Van de Varkenfokkeryen en Leerbee reideryen in de Chaneefihe | _ Campong, De Leerbereideryen maaken kort one derde Stad zulken vervaarlyken ftank , dat men er bezwaarlyk voorby durft ryden, en dit niet doen kan zonderde neus te floppen. Zy zyn meer dan twintig ingetal en altyd bezig. En het is ongeloofelyk , hoe veele kudden Varkens er, by duizenden, worden aangekweekt. By die Varkens en in de kitten daaromtrend, ftinkt het ruim zoo verfchrikkelyk, als by de Velle- __plooteryen. Men moet het zelf in per- foon hebben opgenoomen, of men kan er geen denkbeeld van vormen. __Ondertuffchen zyn die ftinkpoelen, gelegen tuflchen de Stad en de Land- wind , verhinderende dus ‚dat de Land. wind de noodige zuiveringe en verfris- linge aan de Stadlucht te weeg brengt. Men. der Algemeene Prysvragen, sos „Men zoudie onreine Varkensdryvers en Leertouwers eene andere plaats kun- nen aanwyzen, daar zy hun werk on- verhinderd konden verrichten, als , by- voorbeeld , langs den weg naar de Fluyt, boven de twee bruggen, of el ders. En overal, voornamentlyk tus- fchen de Land-en Zeewind, zal men naerftig moeten doen toezien , datalle overige flinkpoelen en onzuiverheden worden weggeruimd. V, Van de Araksbranderyen. In de Zuidervoorftad en buiten de Rotterdammer. Poort ftaan kort by; twaalf Araksbranderyen , die altyd mor- fige damp en ongezonden ftank aan de lucht mededeelen; welke wy in ‚Bata: via moeten inademen. Men zou dezelve gevoegelyk tot op eenen verderen afftand kunnen ver- plaatzen, by voorbeeld op de Amanus gracht, alwaar de meefte Tuynen en Huizen afgebrooken , ofdeerlyk in ver= val geraakt zyn. De verplaatzingen de= zer Branderyen zou gewiflelyk veel kos= ten en eenigen ftilftand in dat bedryf veroorzaaken. Maar de Eigenaars dier panden konden eenigzins fchadeloos gefteld worden met een fomma van | lii s Rds. „506 Bekroond Antwoord Ì Rds. 4ooo. naar gelang van het verlies, 2 geen Zy, by die ver raninge leeden. L. Van de Kalkovens, De vyftien Kalkovens tuffchen den Landwind en de Stad Batavia gelegen, mogen gerekendworden, de eene meer dan de andere, het geheel jaar door, eenen dikken rook en ftinkenden ne- vel naar de hoogte en vervolgens over de Stad te verheffen ; en dus de lucht, ter inademinge gefchikt deerlyk te ver- vuilen, Er zyn ’t is waar, eenige Ge. neesheeren die durven ftaande houden, _dat de Kalkbrand en damp de luchtzou zuiveren; en dus meer voordeel dan fchade zou aanbrengen. Maar hoe is dat te gelooven, daar men in Neder. land en elders het tegendeel gewaar wordt, en daarom de Kalkovens zoo verre van de Steden en Dorpen verwy- dert, als maar doenlyk is. Elk kan er hier ook de proeve van neemen, als hy des nachts, wanneer de Kalkovens aan ’t branden zyn, en de dikke rook over de Stad vliegt, zich op ftraat be- geeft en de lucht inademt. | _ Ook heeft de Hooge Regeringe, reeds ten jaare 1753, aan Heeren Heemraden opgedraagen de bepalingen van meer afgelegene plaatzen, e= er ad der Algemeene Prysvrage. soy Kalkovens op te richten. En fchoon 'e my niet gebleeken is, dat Heeren Heemraden zoodanige plaatzen nog: hebben aangeweezen, wil ik het eche ter waagen, om dicthans tedoen; Ten. einde eene zoo heilzame veranderinge- niet langer uitgefteld moge blyven. Langs de Groninger weg, op 300. Roer den van de Stads Buitengracht;-en vervolgens Weftelyk aan, vinde mea degefchikfte gelegenheid voor de Kalk- „ovens. Men heeft er water overvloe- diger ,en er zal nog meer kunnen ge- bragt worden. Daarenboven kan er het hout en kunnen er de Kalkfteenen gemakkelyk wordengaangebragt. Edog voor het koopen der gronden en andere noodige absis zouden de Higenaars ook eene vergoedinge van Rds. 15oc. moeten genieten. VIL Van de Schorren en het Zeefirand. Niemand kan of mag 'er aan twyf- felen, of het aangroeiend Zeeftrand en de vermodderde buitenfchorren , ten — Noorde van Batavia, geeven eene fcha- delyke opdampinge , welke met den Zeewind ftedewaards en landwaards in wordt overgevoerd : om welke reden men zich zoo verre van het Zeeftrand. dâ 4 Vele x so8 Bekroond Antwoord E verwydert met zyne woninge, als mo« gelyk; en de Angiolfche vaart, Gro= ninger en Amanusgrachten verlaacen heeft , en zelfs Jacatra begint te ver- laaten. Om dat ongemak eenigzins te matigen, zou ik ‘er zeer voor zyn, om in den afftand van twintig roeden , in eene Zuidelyke en Noordelyke ttrek. kinge, breede flooten te graaven, daar het Zeewater rechtftreeks uit en in kan loopen. Met het flyk en de aarde „ welke men uit die flooten haalt zouik de tuffchen in liggende fchorren ophoo- gen, en ‘er dan Antjak- en Warong- boomen in planten, die den eerften aanval van den Zeewind eenigzins zou= den afftuiten, en dus den laagen voort- vloeienden en onzuiveren dampkring » eenigzins ten minften, van Batavia af- __ houden. ’t Geen ook de zaak zou zyn; ten Ooften enren Weften van de Stad » indien men het beplanten der fchorren zoo verre zou willen doorzetten. VIIL Van de Hospitalen. De laatfte fchikkingen omtrend de. Hospitalen gemaakt , maaken het by- na onnoodig, om over de misbruiken, welke daar oudtyds plaats hadden, iets te berdete brengen. Het eenige, ’t geen 1 der Algemeène Prysvrage. so9 ik'erop weet ,is de winzucht ten voor- deele der kranken te doen verftrekken. x° Vooreerft zouden de Medicamen- ten , benevens het eeten en drin= ken , van de Compagnie verftrekt, alleen door de PraCtizyns genooten worden , van de Patienten, die in leeven blyven ; maar geenzins van de ftervende : waar voor niets , of ten minften zoo weinig, als maar mogelyk was, zou moeten verftrekt worden. 2, Vier bekwaame Chirurgyns zouden de zieken verdeelen, en zy; die de _minfte dooden hadden, maandelyks eene premie genieten, By het ver- deelen vande zieken zoude Binnen- regent de befte evenredigheid en zulks tot genoegen der Buitenre- genten moeten in acht neemen. An- ders kan men het lot gebruiken. En dan moeften nog die vier Chirur- gyns ‚, en hunne onderhoorige naar mate van het minder getal hunner dooden, ín hunne bevorderingen ; den voorrang hebben! ’t Geen ook omtrend alle de Europifche bedien- den ftand moeft grypen. 3. Indien ‘er in een der vier Wyken van het Hofpitaal eene meerdere fterfte- vernomen wordt, moeten de drie andere Chirurgyns de gep in _ daar _ SIo Bekroond Antwoord daar van opfpeuren, er verflag vart doen aan den Binnenregent en den Prefident der Buitenregenten: ten einde de nalatigen in die wyk , in- dien men het daar zoeken moet , naar behooren geftraft worden : of fpoedige hulpmiddelen ter ftuitinge van het kwaad mogen worden be- raamd. Ook zullen de bedienden be- loond worden, die de oorzaken van dat kwaad zuilen ontdekken en aan- brengen: indien hunne berichten waar bevonden worden. 4. By het overbrengen der zieken van de fchepen naar het binnen , en voor= al naar het buiten-hospitaal zal men zorge dragen , dat ‘er Orangbaijs en Prauwen voor handen zyn, met ma- traflen voorzien en met linnen over- dekt :. zullende ’er altyd een Quar- tiermeefter of Corporaal als Gezag- hebber mede moeten , die verant= woordinge zal moeten doen van het fpoedig en vroegtydig overbrengen der ongezonde manfchappen : zon- der dat men die zorge voortaan ; aans flaven of eenen zwarten Mandoor zal toevertrouwen. | $. In plaats van den overtoom by de Waterplaats ‚, zouden’er fchutdeuren kunnen gemaakt worden waar door de der Algemeene Prysvrage. sit __dezieken ten fpoedigften indeMolen« vliet kunnen geraaken , om naar het buiten-hospitaalgetrokkente worden. 6. Men kon ook het Hospitaalfchip zoo wel als de andere fchepen op de reede zeer gevoegelyk 2oo roeden Ooftelyker of Weftelyker verplaat- zen, op datde Landwind,zoo min mo= gelyk,de fchadelyke luchten vanBata- via, over dezelve verfpreiden mogte, ie HA Van den Krygsdienft. Niets is ’er zekerder , dan dat het invoeren der nieuwe exercitie , ten tyde van Zyn Excell: den Heer BARON VAN IMmHoF, en het geduurig verplaate zen der bezettingen op de poften, dat is het overbodig vermoeden der Solda- ten, aanftonds eene ongeloofelyke fterfte onder dezelve verwekt heeft, Voormaals bleeven zy » dikwyls hun- nen tyd , op eenen poft , uitdienen , werden aan dien poft gewend, hadden ‘er hun gemak en ftonden onder hoof- _ den , die niet alleen hunnen dienft ;, maar ook hun huishouden gade floe- gen. Die Ambachten verftonden of lets anders , daar wat mede te winnen was , befteedden hunne wachten: en alles leefde rykelyk en vergenoegd: “ Zoo sia Bekroond Antwoord ens; ‚ zoo zelfs, dat men voor het jaar 17445 doorgaans meer Soldaten had , dan men plaatzen kon. In den tegenwoordigen bekrompen toeftand van het Guarni- zoen vallen ‘er weinige Marfchen en Contra Marfehen. Zoo dit gebrek ens vervuld wordt ‚ moet men vooral bly ven zorge draagen ; dat in dit warm Climaat, de menfchen zoo weinig ver- moeid worden , als mogelyk; en zulk een onbekrompen , vroolyk matig en zuiver beftaan hebben, als nu aan hun verzorgd wordt Wat de Matroozen betreft, die zou ik; zoo veel mogelyk; op de fíchepen houden, en zoe weinig doenlyk te Bas tavia laaten rinkelrooijen : als zynde hun ongeregeld leven meeftal de oor zaak van hun eigen verderf ; en v het verderf en droevig uiteinde hunner medemakkeren. Xx. / De twee kaarten, welke ik hier heb _ bygevoegd , kunnen de Heeren vaï het Genootfchap gebruiken , ten min- ften ter ophelderinge vari het geen ik „ in deeze Verhandelingen, van de Kalk- ovens , Arakbranderven en het Begrae ven der Dooden heb bygebragt. e BEKROONDE ANTWOORDEN, EN | | BERICHTEN. IL DEEL a, at | De Na skhindbe moet gk Alle beth het laaft binden, OM HET 7 TOENEEMEND, HOUTGEBREK DER ZUIKER- MOLENS, IN DE BOVENLANDEN, “fpoedig en duurzaam te verhelpen. BEKROOND ANTWOORD VAN SV CHRISTIAAN JACOB. nze Zuiker-molens hebben houts gebrek, terwyl die der Ameri. kaäanfche Colonien , genoegzaâm door- gaans, romdfchieten met het tras, of de houtachtige zelfsftandigheid , die van het riet, nadat het zap daaruit geperft is, overblyft; en zulks niet alleen tot het kooken van het Zuiker-zap, maar ook tot-hetftooken van fterken drank: behalven ; het geen daar van , dagelyks, gebruikt wordt, tot het bereiden der fpyzen voor de flaven. | Daar moet dan ; tuffchen beider; een nig verfchil zyn „ten onzen nadeele ; het welk ‘hier de’ voormelde verderfelyke verteeringe. van ‘hout veroorzaakt. …- JL Deel. A Dit s Houtgebrek der Dit onderfcheid kanin niets anders liggens dan alleen in de krachten van her vuur, in de gefteldheid van het zui- ker-zap, of in degefteldheid der molens, combuizen ; en gereedfchappen. Wanc deze zyn de ingredienten , en middelen, tot het werk behoorende, zonder meer. Het vuur hier kan niet ten onzen nae deele verfchillen , van het vuur ginter; om dat, inde Weft-Indifche Colonien , de warmte, en gevolgelyk ook de vere dunninge der lucht, ruim zoo groot is,als hier; mitsgaders de tegenftand, die de deelen van het vuur verhindert, zich te verfpreiden : zoo datook de kracht van het vuur, naar de meerdere of mindere dichtheid der lucht, moetgefchikt zyn, Het zuiker-zap hier kan mede niet flegter zyn ; dan hetgeen de Weft-Indis fche rieten geeven; want vele andere vruchten-en gewaffen, die hier en gins tergroeyen, toonen,daar door, dat ze, op onzen grond, ruim.zoo goed,alsdaars vallen , genoeg aan , dat hier geen nadee, lige invloed voor hun is: -terwyl- men geen reden heeftsom dits met opzicht:tot het zuiker-riet, alleen, te vermoeden4 vermits. vele der Americagnfíche plans tagien-langs groote rivieren liggen 9 et “dus Zuiker- Molens, DR dus, blykbaar, een vogtiger grond en lucht, dan onze bovenlanden, hebben; behalven dat ook de menigteen grootte van die rivieren genoeg bewyft, dat de faifoenen,ginter; ruim zooregenachtig zyn, als hier: welk eenen anderechters volgens eene vaftgaande ondervinding; voor oorzaaken van een fchraal en war terachtig zuiker-zap, in de Weft-In- dien, en hier, worden gehouden. Dan naardien het voorgemeld, voor -Ons fchadelyk, verfchil niet is te vindén in de krachten van het vuur, noch in de gefteldheid van het zap der zuiker-rieten: zooligthetzelve, buiten twyfel, alleen in de gefteldheid onzer molens, combuizen, en gereedfchap- per; mitsgaders voornaamelyk in den voortgang , welken deze werktuigen maaken ‚, met het perffen , en verdikken van het zap, terwyl het vuur tot de uit- _dampinge noodig , in den vereifchten graad, moet worden onderhouden : want in geen ander opzicht, konnen die mid- delen de verteeringe der brtnditaeen’ ‚vermeerderen. _ Deeze bepaalende aanwyzings en te. re overeenftemming, zoo wel met het riche. het welk een ieder, die onze A 2 Mo- an \l 4 Houtgebrek dér Molensvin” de bovenlanden (heeft ge- zien ,zal:moetên-geeven: ‘dat name: Iyk de beweeging der perflende. rollen in -dezelves-diedde {poed , “waarme- de het geheele werk voordgaats zonder fout, toonen ‚zeer langzaam en: krui- pende is: als oox met het-getuigenis dat de perffende rollen, in de. Weft- Indifche molens; met een vliegende _ fnelheid , worden omgedreeven (het welk ik van allen , als diede laaftgemel= de gezien hebbe, eenparig heb te ver- swachten)geeven my grond,om te beflui- sten ; dat de flegre geftel {heid onzer Mo- | lens ‚ Combuizen en. gereedíchappen; „waar door de “krachten van het vuur nutteloos verfpild-worden , het toenee- „mend houtgebrek, derzelven. veroor- „zaakt; dat; door het verbeteren van heteen en ander, naar het voorbeeld der „Weft-Indifche Molens, of liever zoo veel mogelyk „de houtgebrekmaakende „ oorzaak, voor altoos, zal worden wegge. noomen; en dat „als dit zonder-uitftel gefchiedt, gelyk-zekerlyk,het belang der Geintereffeerdens zulks vereifcht, „het toeneemend houtgebrek, fpoedig; en Skurzaam 5 zal pak zie: iid vO, manis : Herma 7 « lei ke dd mn Zuiker-Molens. te verhelpen. Es Ik zoude derhalven den draad-van. deeze redeneering hier konnen afbrees » ken: doch naardien ik gelegenheid heb» gehad , omeene onzer bovenlaridfche Zuikermolèns te bezichtigen,en geloof, waardige lieden my teffens hebben verzekerd. , dat alle-de overigen met. deeze overeerkomen,daarinste-weeten: r. Dat de. perflende rol wordt bee: -… woogen.,-door een buffel aan een. —… Wwindboom, terlengte van omtrend: "evo voeten, zoo dat de voormelde “£ rol maar” eens wordt rondge= “draaid ; terwyl de buffel , met een: langzaamen tred, een weg van om=. trend 126 voeten aflegt. 2. Dat de Combuis beftaat uit een — klein, rondom met muur ingefloo- tens en boven gedekt, vertrek. 3. Dat de drie ketels klein van om- “trek, en, naar evenredigheid van „hunne wydte, vry-diep zyn. ) ‚4. Dat de oven, onder elke ketel. =_… @en ftookgat heeft, en dat dies salle driein de combuis uitkomen. „Zoo kan ik, ter beveftiginge van myn, voorgemeld. gezegde, nog het volgen- de. hier ‘byvoegen. …_ Her: gemeen is ‘van. begrip, dat het -G | A 3 Zui- 6 Houtgebrek der Zuikerzap tot de vereifchte verdikkin- ge ‚moet worden gebragt,door de kracht van ‘t vuur alleen: daarom mag, men vaftftellen, dat het vuur„in de ovens van onze Zuiker-molens, geduurig zoo ge- weldig is, als rm eihike mogelykheid;, door ftooken kan gemaakt worden. | Echter doet het vuur; tot dat werk , niets meer,dan het oploffen, en uitzetten _ der deelen van het vocht, zoo dat het tot de uitwaafleming bekwaam wordt, En wanneer iets de uitdamping ver- hindert zoo fpoedig te gefchieden, als anders wel mogelyk waare , dan ver- krygt het vocht, zoo véêel langzaamer, de vereifchte dikte :-en hoe geweldiger het vuur danis, hoe meer daar van, enge- - volgelyk ook van de tot dies onder- houd noodige brandftof , inmiddels _ vruchteloos wordt verfpild. Voorts is gewis , dat de hitte van en oven, en de ketels, in onze klei ne. tonidom beflotene , Combuizen , en vooräl de hitte, die door de ftook- gaten in dezeive flaat, de lucht ver- dunt, en in een toeftand ftelt, waar in dezelve weinig bekwaam is, om veel vogt- uit de ketels opteneemen; en dat de reeds opgepropte lucht, die tot het op” _ Zuiker-Molens-te-verbelpen. 7 opneemen van meer vocht, geheel enal, is onbekwaam geworden, door het dak en de muuren , wordt opgehouden : ter- wyl deze den indrang van verfche lucht. teffens beletten ; waardoor de Combuis, door de eerftgemelde, zoo veel meer moet worden vervuld; naar maate ze minder kan vervliegen: en dat dus de uitdamping van het vocht; in onze combuizen, grootelyks wordt verhinderd,door de bekrompenheid van het dak, van de muurenen van deovens. Niet minder wordt de uitdamping verhinderd, door de voorafgemelde ge- fteldheid der ketels; want een en de. zelfde hoeveelheid waters , die „op eene heete plaat, uitgegooten zynde , in wei- nig minuuten, geheel en al vervliegt, heeft , inveen diepe en naauwe pots; zooveel uuren noodig, om te verkoo- ken; omdat het vuur dan minder vat op de deelen van het vocht heeft, en in het voordraagen van het zelve ver- zwakt, en de kleine oppervlakte maar weinig uitdamping teffeng toelaat. Dat deeze verhindering der uitdam- ping in de combuizen onzer Zuiker- molens zeer groot moet wezen, blykt wbs: … daaruit, dat de t:aage voort- À 4 gang 8 __ Houtgebrek der — gang van de Molens, diezekerlyk zeer weinig vocht , in de combûis, van het ter aanvullinge uitgedampte; levert, echter het kooken aan den gang houdt, zoo dat, voorzeker !het geen ’er uitdampt, ook maar zeer weinig moet wezen. Maar „als de beletzelen der uitdam- ping wierdenweggenoomen, zoude de Molen te kortfchieten, in de aanvul- linge van het vereifchte zap , welke op- dev en nogtans vr en zb bo noo. dig is. Dus zouden de ovens. ketels, com- buizen en molens moeten’ worden veranderd, om de nuttelooze fpilling van het vuur„en de daartoe noodige ‚ Brandftoffe te ‘doen ophouden. Dan dit kan niet gefchieden , zonder groote koften! Edochhoe groot de fom- me daar van cok moge valten , zoo kan dezelve maar gelyk ftaan meteen be- paald bedraagen van de nutteloos ver- fpilde Brandítof, in eenige jaren: ter- wyl de Molens enz: onveranderd gelaa- ‘ten zynde, niet alleen een gelyk bedraa- gens indien tyd, ftaan te verliezen,met de verder te verkwiftene Brandftof; ongerekend de daghuuren, en andere ill die, met het langer draalen Keo van Zuiker-Molens te verhelpen. 9 van het werk, onaffcheidelyk gepaard gaan; maar men zalook, na het af= loopen van eengelyken, of zelfs min= deren tyd; zich al weder, even, alsnu„ tot de noodzaakelykheid gebragt vin den,om het geld, tgeen menniet tot ver- betering der molens enz: wil befteeden „ voor nuttelooze en verfpillende Brand- ftof te betaalensen dit, niettegenftaande het toeneemend houtgebrek en de ry- zende prysvan die Brandftof , voortte- zetten, totdat het eenen anderde Mo- - len; in ’tgeheel, zal doen ftilftaan. Nogtans geeft de bekende regel, dat veele hoofden moeilyk onder eenen hoed te brengen zyn, weinig hope, datde gemelde drangreden, hoe krach= tig ook, de geinterefleerdens zal kon= nen beweegen, om dien grooten ftap te doen: zonder welken wy blyven, daar wy zyn: te meer daar velen derzelven , alieen in de tegenwoordige, enniet inde toekomende voordeelen belang hebben. Dusis ook gewis, dät, om de algemeene verandering; met zekerheid en fpoedig; ter uitvoer te brengen , nog zoude noo= dig zyn, dat alle Molens- voortaan moeften komen in de hand: van eenen en denzelfden verftandigen en vermo- Rae Po 5 gen- to _…-Houtgebrek der genden bezitter, en alle eens afhangen van eenen wille „ die de algemeene wel vaart voor de byzondere genoeg voors uieftelt, waar, toe nogtans, vooreerft ; weinig hope is. _Waarfchynlyki is deze vreeze gegrond; en daarom is er nuvan dat werk geen fpoedige voortgang te verwachten; als naar maate, dat de ondervinding en het nut der onkoftelyke veranderingen; tot naarvolging, aanleiding geeven zal, _… Uit dien hoofde, agte ik my verpligts nog voorteftellen , dat, indien „door het maaken van openingen in het dak en de zymuuren der combuis, mitsgas ders door de verandering van den oven: indiervoegen , dat zyneftookgaten , zoo niet verminderen, ten minften buiten de combuis vallen, de uitdamping _waarfchynlyk zalworden verdubbeld, of „in eene mindere evenredigheid ver- mieerderd, Daarenboven zal door het ge- bruiken van twee korte, in plaats vanden thans gebruikt wordenden eenen langen windboom, en het aanfpannen van een buffel aan elk der eerftgemelde , de Mo- len , eens zoo fpoedig ‚of in een minder vermeerderden voortgang, rond gaan. ‚ig | Dit Zuiker-Molens te werbelpen. 11 Ditkan te gemakkelyker gefchieden N alsde evengemelde korte windboomen, met uit-en infchuivende leden , worden voorzien: die men, als er meer toevloed van vocht in de combuis wordt verwekt, kan infchuiven ,‚ om de molen fpoe- diger te doen rondgaan; en daarente- gen,om deeze langzaamer te doen draay- en uitfchuiven, als de toevloed van vocht te groot is. Ook denk ik, dat tegen dit voor- ftel van korte windboomen, in plaats van den eenen langen, te gebruiken; zal konnen ingebragt worden. | xr. Dat de buffels, door het te fpoe- - dig ronddraayen, zouden duizelig worden. Want onderfteld zynde;, dat de lange windboom was van 20. voeten ; en dat men„inftede van dien, twee, van ro. voeten elk; bezigde, zoo zouden de buffels ; „met hun langzaamen tred „nog een weg van 62,voet n, o.ntrend, moes ten afleggen, om eens rond te koo- ‚men -_2 Datergeen plaats genoeg zalover- … fchieten, om het riet tuffchen de rollen te Jaaa fteeken. Want, als de weg der buffels onbe wordt 3--VOE= 3. voeten te moêtên:breed zyn: en men, voor de helft daarvan, 1%. van de lengte des Windbooms af=- trekt, dan zal het overig gedeelte der ruimte, rondom de fpil der perffende rol,nog 226 vierkante ‚voeten bedragen. . Dat het toedraagen van riet tot de perffende rol daardoor zal worden” belet: want de weg der buffels zal dan wezen 62. voeten ruim; daarvanis de helft, of de afftand.: van het-einde des eenen wind=’ booms tot dat van des anderen, 31: voeten, waarvan ri. voeten, voor den buffel en zyn tuig ; afgetrokken zynde, nog 2o voor een toegang tot de perffenderoloverbly ven, die …_ door debeweeging van den wind. boom ‚wel verminderd , maar niet geheel weggenoomen wordt; voor den buffel, en ten minften 20. voe- ten verder is; terwylde weg voor den toegang tot de rol ,- maar ro. bedraagt; en deze, door het verlangen der fpil van de perffen- de rol, en het gebruik van krom- „me of fchuinfche windboomens; nog gemakkelyker kan worden ge- maakt, Dan Zuiker-Molens te verhelpen. 13 ‚Dan; indien deeze of eenige anderezwa- righeden „metder daad, tegenwerkten; verdientegter het belang der zaak , dat men die, zoo veel mogelyk is, eerder tragte uit den weg te ruimen, dan ge- heel werkelooste blyven. Want de be- _zorging van eens zoo veel uitdamping , en veffens van eens zoo veel vocht; tot aanvulling,dienen zamen te gaan:en dan zal het werk, terwyl het vuur blyft , ge- lyk het th bansgemeenlykis, meteen ver- dubbelden{fpoed „ worden verricht; en dus maar half zoo lang duuren, als thans 5 en gevolgelyk-de helft der bevorens noo- dige Brand{toffe uitgewonnen worden. De helft der Brandftof uitgewonnen zynde, zoude het wel de moeite waar- „dig weezen,. door vermindering e der ope- ningen vanden oven, zoo veel i immers „zal konnen gefchieden ‚ het tras zoo verre tedoen {trekken , als-doenlyk zal zyn. En naar dien het Zuiker-riet, daar vans integenftelling van het vocht, dat daeruit geperft wordt, een groote hoe- „veelheid uitmaakt zoo is teffens te den- ken,dat. als hetzelf nog niet mogte toe= * reiken , de daarenboven noodige Brand- „Atof egter-niet veel zal kunnen bedraagen. zoo 0 gal 5, „mnhsdien, 3 zal konnen i in beden- king 3 Houtäebrek der king koomen, of niet, daar alleen, een meerdere voorraad aan tras zoude ont= breken; en dat vooral op plaatzen , die houtgebrek hebben, de jaarlyks groeij- ende houtachtige planten, heefters, en het jong ligt opfchietend houtgewas, tot vervulling, konden dienen? Deze vermoedens konden ligtelyk tot meerdere zekerheid worden ge- bragt, door het laaten maaken van de voorgeflaagene veranderingen , op eene der Zuiker-molens, die wegens gebrek aan Brandfítof, tot het uiterfteis gebragt. En naardien de uitwinning van de helft der Brandftof de helft der daghuu- ren, en andereongelden , mitsgaders de voltooying van het werk eens zoo-fpoe- dig » als bevorens , voordeelen zyn , waarin alle geintereffeerdens belang hebben; zoo is te vermoeden, dat de- zelve; gewillig ‚de te doene geringe on- koften zullen willen draagen , indien de eigenaar daartoe niet vermogend ware. Het welk men, enzelfs meer , billvk van hen mag verwagten; ook daarom, dat, met de te makene verandering aan “zulk eene Molen; fchoon die niet tot | een dubbelden, maar alleen tot een mine Zuiker- Molens te verbelpen 15 minderen graad van fpoed te brengen waare , door ondervinding nader , als in deezen kan gefchieden, zal worden beweezen , dat de flegte gefteldheid onzer Molens, Combuizen ; en gereed fchappen de oorzaak is, van het toe- neemend houtgebrek onzer Zuiker- plantagien;endat, met het verbeteren dier werktuigen, zoo veel verder mo- gelyk is, niet alleen het toeneemend houtgebrek fpoedig, en duurzaam zal verholpen zyn, maar ook evenredig, met den graad van volmaaktheid, die aan gedachte middelen wordt gegee- ven, de voordeelen der zuikermolens en zuikerplantagien zullen moeten toe= neemen. De Zinfpreuk was Ceflante caufa, ‘ceflat effectus. tj ’ Ì 1 \ À { \ Á A ® . IN ; { 4 B x / 8 ‘ 4 ‚ + . / ( | Rn a af vor wi erusa ry dogendedneie rú bf | voeien ee amd . tak, P 8 Ln fe agen, gk di “ nn pe éh & : f OO AV nde Shi s A ei Bin S waka eol td 1 ‚E Je ie Ut Á _ , hars, aL teen # wrd f velt A _ Se > ht Kad r í / ed Kn es 6 e 4 j É 4 s > p Ì er « { Nen, k : { \ , $ AA ) on En ° _ Ï # - 1 Nas hk “Pag. tz *__ KORTE AANTEEKENING, WEGENS EENE ALGEMEENE ZIEKTE, DOORGAANS GENAAMD DE KNOKKEL. KOORTS. DOOR DAVID BYLON, Stads Chirurgyn. | eze zonderlinge ziekte nam eenen D aanvang, met het begin vanMaart: en nog heden, terwyl ik dit fchryve, woedt dezelve. De waarneemingen daaromtrent zyn door, eigen bevindin. ge, ontleend uit een groot getal van al- lerhande perfonen, die ik behandeld hebbe. Inlanders , Chineezen, Slaven ‚geene natie uitgellooten , noch geene van de beide Sexe, Kinderen, volwaffeneen bes ° jaarden, alle zyn er, zonder onderfcheid;, van aangetaft geweeft, nietalleen in des ze Stad Batavia, maar ook in den omtrek _ derzelve, en in de Buitenftad: ja zelfs rerhaalt men, dat dezelfde ziekte, ‚de Eilanden, binnen. de ftraat Sunda IDeel. B gee 18 … Korte Aanteekeninge over Ee he ‚De toevallen-beftonden in eene aan- houdende. koorts ‚ van een, twee, en zel- den drie , etmaalen. Zederd boven gemelde tydsbepaling tot heden, heb ik 88. perfonen, onder myn bezorging, gehad, als 35. Mans, o4. Vrouwen en g. Kinders, die alle aan deze ziekte hebben gelegen 5 en onder welk getal ik zelfs begreepen ben. De ziekte begon, by zommigen, met eene geringe ongefteldheid van het ge. heel lichaam , ‘tgeen , den anderen dag, gevolgd wierd van een brandende heete koorts (*) die, by veelen , als de koorts op het heevigft was, met ylhoofdig. heid (delirium) wierd gevolgd. De pols was fterk , gelyk en vol; en by de mee- fte lyders; was het hoofd en het aangezigt zeer gezwollen , met eenen roozagtigen uit (*) Eenigen kreegen eenen aanval van de koude Koorts, verzeld van eene pvnelvke koude over het ganíche lichaam, Aanteekening van het Genoorfchags de Knokkel-koorts. | 19 uitflag, die de ziekte, by zommigen, be- paalde tot onder aan de kaake; maar anderen hadden geen een deel des lich- aams daar van bevryd. ) __ _Wanneer,by dezen,de uitwaafleming begon (die,by allen,van den aanvang der ziekte geftremd was) hadden zy eene fteekende en als jeukende pyn» in de op- pervlakte van den huid des geheelen lichaams. By anderen begon de ziekte (zonder eenige voorafgaande ongefteld- heid ontwaard te hebben) met pynen in teen of ander lid, of in meer le- den tezamen. Aanmerkelyk was het, hoe deziekte aan my zelven zich open- baarde. | Het was den 26 Mey jongftleeden; des nademiddags om 5. uuren; dat ik, op mynftoep, in gefprek zynde met twee van myne goede vrinden, ontwaarde eene, als knagende, pyn in myne rechter hand ; en degewrichten van den onder- arm , die, trapsgewyze , toenam ; opklim mende naar den fchouder, en zo ver= volgens in alle myne leden: zooda« fig, dat ik, om g. uren, dien zelfden avond, reeds met eene hevige koorts op myn ruftbed lag. | e ee Den \ go Korte Aantekeninge over Den geheele nacht bragt ik onruftig en flaapeloos door met de hevigíte py- nen’ van het geheele lichaam, voor al die der ledemaaten , ven der ge- wrichten. Wel haaft zwol myn aan- gezicht met een geringen roozagtigen uitflag , die de geheele oppervlak- te van den ‘huid befloeg, ddr van eene bolle opzwelling. De palmen myner handen en myne voetzolen waren, als kuffens, opgezet, en, als marmerfteen, gevlakt. Eenige Iyders konden niet ruften van de jeu- king , welke my echter weinig kwelde; velen, die, na de genezing, van den uitflag, ontfierd zyn, gelyk men, aan my, heden nog ontwaar-kan worden. - De dorft was, by deze ziekte, niet eigen, en de eetlu{t ontbrak: de tong was, by eenigen, ligt beflaagen: echter was dit hier geen gevolg. van vers vuilde ingewanden; gelyk-anders door= gaans. Meeft alle de lyders- hadden geenen floelgang, ‘t geen nogtans wei nie nadeel toebragt: en waar aan ik fpoedig (door een zagte sas puitiogd herftel verzorgde. | Twes de Knokkel koorts. ar Twee Iyders heb ik behandeld, by wie de ziekeftoffe zich had geplaatt in de darmen , met gevolg van een hevig kolyk; by anderen had zy zich op het tandvleefch geveftigd , met zwelling , pynen en losheid- der tanden. By eenigen was de ftoffe op de oog- bollen gevallen, en verwekte pyn met ‘ontfteeking. Hoe eer de door- waafleming voor. den dag kwam; des te fpoediger. brak de koorts. En als die met een fterk zweeten- eindig. de, waren er velen ; die; als dan, ten eenemalen, van de pynen verloft waren : waar door dus de geheele ziekte geneezen was. „Edoch het grootfte aantal der zie- ken, na dat de koorts was geftuit, heb- ben pynen in de gewrichten, en ver= ftyvingen ecvergebouden. Het is nu drie weeken geleeden, dat ik (gelyk ik reeds heb gemeld.) met de ziekte. wierd aangetaft, en daar voor, Ss da= gen lang , het huis heb moeten hou- den; maar, nu nog op heden, heb ik, by aanhoudendheid , de pyne en verftyvinge, in de geledingen van | B 3 er de 22 Korte. Aanteekeninge over de beide voeten , met zwelling der beide enkels; dermaten , dat, wan-. neer ik des morgens op-ftaa; of een weinig, op den dag , heb opgezeeten,en - my weder in beweging zal begeeven, ik niet dan zeer bezwaarlyk gaan kan, en my het op en neder-klimmen allerpynlykft valt. Dit toeval be- {peure ik by velen,en het fchynt hardnekkig te zyn. k Sommigen zyn weder ingeftort, en langer ziek gebleeven , dan by den cerften aanval: doch meeft allen zyn zelvede oorzaken daar van; gelykikmy zelven daar ook niet vry van durve fpreeken. Men begeeft zichal te fchie- lyk in de lucht: de dagelykfe oeffenin- ge wordt te fpoedig hervat : en in het drinken en een onmatigen eet-regel, - verwaarlooft men zich zelven: Tot deze (Knokkelkoortze) dien ik eenerooz-agtige zinking- koors noem , geeft aanleiding, al wat fcherpe, vog= tige en dikwyls veranderlyke lucht,(*) __ en (*) De regen, en dus de vochtige en veranderlyke lucht heeft veel langer aangehouden , dan in andere Ja- ren en in dit jaar denkelyk zullen de groenten inzonder- heid, en de uitwaafleminge der lichamen , daar iets zonderlings uit hebben verkreegen. Aanteekening van — bet Genootfchaps de Anokkel-koorts.s- 33 en alles ; wat de werking van fcheie ding en uitloozinge, inzonderheid van doorwaaffeming belet, waar door er een fcherpe wey, in het lichaam, ont= ftaat, die, in de vaten der oppervlakte van het lichaam , inzonderheid , die van den huid, ftil ftaande, de zelve fteekt, prikkelt, en tot ontfteeking, aandoet, En hier van die roozagtige uitflag. te voren befchreeven. Deze Stoffe svereifcht meerder uite breiding, om de afgelegene oorzaken van deze doorgaande ziekte, met meerdere nauwkeurigheid , te befchry- ven. Hier toe dient, en. wordt vooral. vereifcht, eene nauwkeurige waarnee- minge van de gefteldheid van de lucht van den aart der winden, der, hicte- en , droogte, van den vogtigen dampkring, , ENZe „Maar ik verzoeke, dieswegens „ ver-… fchooning , als geene gelegendheid_ hebbende (doof myne uitgeftrekte be= hie B 4 zig- 24 Korte Aanteekeninge over | zigheden ) die pls ane A zelf te maaken. , ed N X Derhalven zal ik ‘tot gt eenvou- dige geneeswyze dezer ziekte over. gaan, Deze HSBrasdies Zinkings- koortfe, is van. geenen kwaad-aartigen aart. Alle die, ik behandeld hebbe, zyn herfteld ; in zoo verre, dat er eenigen pynen , ftyfheid inde gelederen, vooral in die der voeten , met verzwakkin- ge, hebben overgehouden; gelyk wy; te voren, reeds gezegd hebben. - Met het aankomen der pyne; gedu- rende de -koors , heb ik dunne door- fpoelende dranken voorgefchreeven, heet theewater met verfch limoen- fa en fuiker voor den dorft, huy van melk, gekookt met azyn; of voor die geen ftoelgang hadden , met Cremor tartari, om hier van , naar genoegen , te drinken. vak wr De doorwaaffeminge was, by de mee- ften , zeer bezwaarlyk, hoewel er eene ontlaftinge verwekt was, doorde Anil puis versde Knokkêlkoorts.n 25e {puiting ; maar, na hetveel drinken van den volgenden befchreeven drank,’ kwam die zeer fpoedig voor den dag. Bee Cremoris tartart eenonce, salis Nitris „twee Drachmas:. deze te fmelten in 2, pinten water, en, by het doorzygzel, » mengde ik wat Kandy-fyroop, en ook « veeltyds eene halve once Limoen-fap, /£ Hoe heeter die drankwierdgedronken , > hoe fpoediger het zweet doorbrak ‚met _—verligting van pynen; en de koorisging 7 … ten eenemalen af: _ Sommigen, die eenen af keer hadden van den befchreeven drank, in ruime mate te drinken, liet ik gebruiken den volgenden koeldrank: _ B, Ag. Sambuci wrc. iv. Sp. Nitridulcis cutt. xxx. Syrup Limon. unc. Sem. m. Hier van liet ik den lyder, om de 2. uren , £ theekopje vol inneemen. By eenigen bleef de doorwaasfeming- nog geftremd , die eindelyk evenwel, na ’t gebruik van dit volgende ‘buik-ope- nend middel , fpoedig, by de mees- ten, ten voorfchyn kwam. _ Be Rad. Rhei. Fol. Senna aa dr. j. fem. ket BS ens MGR 26. Korte Aanteekeningé over Met drie oncen water gekookt ‚> tot op de helfte, en, by het doorzy ata mengde ik een half once Manna. By: anderen voegde ik ertweedrag- mas Sal, . Glauberi by, enliet de lyders zulks ‚mec - _ gevolg van 4 á s ftoelgangen, gebruiken: | als wanneer ik, den derden dag, vele: lyders ten sitesheie van de ziekte : door een fterk zweet, bevryd zag. - Een groot getal waaren zoo gelukkig niet:en fchoon de koorts een einde had genoomen , wilde het zweet niet altoos volgen: ’t geen dan, meer en minder; eene ongefteldheid van loomheid; py- ne &c. veroorzaakte. Om dan te tragten … die zondigende ftoffe ten onder te bren. gen, ware -het mogelyk, door de door- waaffeming te bevorderen, fchreef ik dit mengfel voor: Bo. Sal Nitrí, Ocul Cancr. aa dr, j. Ag. Stmp. unc. ùj. Ai Flor. Samb. de ftill. dr j. | Lig. Anod Min. Hoffm. guit: xxx. wyrup. Sacc. albi dr. ij. Om de 3 uuren „ een klein kopje volin te neemen. Maar hier van geen voldoen- _de of zichtbaar voordeel ziende; liet ik vervolgens gebruiken deezen drank: Bo. Flo ie | de Knokkel-kooris.- 27 Be Floo Sambuci m. fem: Flor Chamomille Rom: Crem T ggn aa Uuc. j. Nitra dr. Dit gekookt shi „En 2 pinten water „mengde ikhet doorzygzel, met een once Rob. Sambuci en liet den zie- ken hier van,om het uur, een theekop vol, warm drinken „met een gewenfcht gevolg. _ Die eentragen ftoelgang hadden, liet ik, in voorfchreven drank , wat $a/ Poli- crefli fmelten ; waar door een zachte af. gang verwekt ‘wierd. By de genen, die pyn en verzwakking der leden behielden, liet ik ftovinge, uit verzagtende kruiden, aanleggen , ‚waffchinge met azyn, en de waafem- baden. Indien de pynen_ hartnekkig_ bleeven aanhouden, en zich, op het een of ander deel, bepaalden, en het lichaam, voor het overige, zonder hitte, koorts, en welgefteld was; liet- ik de pynelyke deelen aanleggen, en dezelve. waflchen. „met arak , waarin. gember gekookt „was: en-dit heeft ve- Jen geholpen. Sommigen „ fchoon- nog lang met py Dean dien aart gekweld, wien ech- 28 Korte Aanteekeninge over echter niets inwendig meer gebruiken. — Anderen, die zich, van het nadee- lige wilden onthouden , en binnens huis biseven heb ik, met een gewenfcht gevolg , laaten gebruiken: 8 Be. Camph. Baros dr Sem val Nitri dr. ij. > Ocul. Cancr: dr. j. | Heel fyn gewreeven en gemengd in ven inneemfels verdeeld , om de drie uuren: en dit middel had ook eene ge-. wenfchte uitwerking,by ettelyke lyders, die, door eene verkeerde behandeling, als waare verlammingen, verzeld van groote verzwakkingen; hadden overge houden. Anderen heb ik, om de uitwaaffeming te bevorderen, en de hardnekkige be- “paalde pynen, die vooral, in de gee leden der voeten voorvielen , te verbete ren , het volgende voorfchrift: (getrok- ken uit PRINGLE )laaten gebruyken: Be. Gum Guajae dr fem an vitellovi qu. Solut: Ag. Simplic unc ij. Ag alexiter Spir dr ij. Spir : Mainderer unc. j. Sacchar mifa alb dr. ij. ‚ Dit, de Knokkel-koorts. RK 29 Dit, om de 3. vuren, 2 lepels. vol, van in te neemen. (*) Door deeze eenvoudige wyze van be- handeling, zyn er velen herfteld , en _ volkomen geneezen : fchoon, onder het getal van 88. verfchillende perfbonen, die ik heb bezocht, er velen noch de reeds opgenoemde naweenen hebben van ftyve pynelyke leden. Maar zy zyn de zulke,die, in 4, 5,a 6 dagen, zich geneezen dachten; hebbende zy zich in hare dienften en bezigheden begeeven, en hunne vorigen leevens- aart aangenoomen, als of zy volko- men gezond waren. Ik heb dikwils waargenoomen, dat die zich, eenen geruimen tyd; in huis hebben gehouden ‚de winden en nacht- lucht hebben gemyd, en ook veele zach. _te doorfpoelende dranken hebben ge- dronken, wyn en bier gemeeden, ook zachte voedzels, die ligt te verteeren Zys (*) Andere Geneesheeren hehben thee met faffraan doen drinken, den Lyder wel toegedekt, te bedde gebragt , en zoo-de Krokkelkoorts ten fpoedisften - overmeefterd. „Aantskeninge van het Geuootfchap. so Korte Aant: over de Knokkel-koorts. zyn, hebben gegeeten, in volkomene gezondheid fchielyk herfteld zyn. Maar het getal van de zulken was gee ring; daarom is het, dat men er zoo velen ziet, die fukkelende en ziekee lyk blyven: gelyk ik ook aan my zel- ven bevinde. Zie daar dan eene korte aanteeke= ninge,wegens eene zeer bekende ziekte, welke echter, by geheugen van men- fchen „alhier, binnen Batavia, nimmer Zoo fterk, als eene Epidemique ziekte , heeft gewoed, en die daarom, den in- woonderen, tot een wonder verftrekt heeft, Offchoon nu wel deze ziekte van een goedaartigen aart is, is het echter van de uiterfte noodzakelykheid, dat _ men van dezelve, ten allen tyde , en by- gevolg, ook nu, eene naauwkeurigea an- teekening houde;om, ware het mogelyk door kundige waarneemers , te ontdek- ken, de afgelegene oorzaaken van zulke eene ziekte, hoedanige ontdekkingen altyd ftrekken zullen tot nut van het menfchdom. | Batavia, den 19. Fury 1779. FL Ue | Pag. 3t r FLUXUS VENTRIS, OF DE BUIKLOOP. DOOR BERNARD WOLF Oppermeefter.… ET is een ziekte, die den Iyder, Kans: overtollige en dikwyls herhaalde “°° ontlaítingen, door den ftoelgang , doet uitwerpen. Deeze ziekte verfchilt , naar mate Differen. van hare hevigheid. Want zy wordt &* Diarrhea, van ’t Griekfche Diarrhein (Cdoorvloeijen ) genoemd, als ‘er geen hevige pyn of koorts by is, en geen bloed , of vezelachtige flym mede af- ‚gaat. Maer de ziekte word Dyfenteria (van Dysen Enteron) kwade gefteld. heid der ingewanden , genoemd , als ‘er zwaare pynen bykomen , zonder, of met koorts; als men vliesachtige ymen van de bekleedzelen der inge- _ wanden , zonder , of met bloed , af… gaat; eneindelyk , als 'er de Zenesmuss Perfing, of ftoeldwang by is, waar by de lyders dikwyls tot afgaan aangedron- gen worden,en te vergeefs moeijte doen, . om Caufa proxima, 32 Fluxus Ventris, of om iets anderskwyt te worden, .dan eenige druppels‘of kleine hoeveelheid van {cherpe flymen. Maer als de ly- ders veel bloed , of maar bloed alleen, afgaan , wordt de kwale Bloed - of Roodeloop genoemd. Als de’ zenuwachtige deelen der in» gewanden van iets aangedaan worden, trekken zich de fpierachtige vliezen ge- weldig te zamen, veroorzakende tef- _fens pyn, en fterken toevloed van Caufe remote. ken mag men tellen allebytendeen hes - vochten. Índien nu, op iedere kramp- trekkinge , eene verflauwing der deelen volgt, zoo moeten kier, «als de kracht van tegenftand die verflauwt , de voclie ten los geraaken, en zich loozen. - Door de hevige famentrekkinge der fpierachtige vliezen maakt zig de flym der ingewanden los, en gaat dus, met „den afgang, weg. Isde Materia peccans Corrofyf, dan byten knaagt zy de bloed. vaten, en werpt het bloed mede uit. Edoch, als zy fterk bytende wordt, dan gaan de vezelen der vliezen alleen; door die bytinge, mede , maar geen Bloed; indien de bloedvaten ontftooe - ken , en , gelyk als door eene vere fchroeijinge , geflooten blyven. & „Onder de verder afgelegene oorzae vis de Buikloop. Wies 3 vige buikzuiverende „en andere fcher- pe ftoffen , die ingenoomen worden. Ook behoort hier toe de fcherpe ftoffe , ‚ die het bloed naar de ingewanden leidt, om ze, langs dezen weg, uit het lig- haam te brengen. Insgelyken de Gal ; die, in heete dagen , en, inzonderheid, als er nog vlug alcalisch zout bykomt; zeer bytende (corrofyf) wordt. Eene vuile lucht, en inzonderheid eene warme en vochtige, wordt; door het ademhaalen, aan ’t fpeekfel mede gedeeld; ’t geen verder, by ‘tinflokken, de maag aandoet. Ook kunnen, by ges brek. van uitwazeming , de Vafa ab- Jorbentia eene kwaade ftoffe , uit de lucht , inzuigen. Hier toe behooren ook ongewoone voedzels, waarvan de Maag en Inge-= wanden, in den beginne, doorgaans, aan- gedaan worden. | Eene Plethora, die zich door de Me- feraica , uit het Iyf ontlaft ; en einde- lyk, eene wondes of verzweeringinde „ingewanden ; of op eene andere plaats; per Metaftafin, de etter naar de inge- wanden toevoerende. pt, # Ë „De toevallen, die deze Ziekte vers symp. 1E Deel. js C zel- tomata, 84 Fluxùs Ventris, of zellen, zyn, naar de trappen van hefs tigheid „ook, min of nieer, hevig. By de Diarrhea, vindt men, dat de afgang - doorgans met vele winden verzeld gaat; en dat de lyder eene eenigzins hardere pols heeft: de witwazeming en de eetluft zyn ook minder , als in den ftaat der gezondheid : dikwyls is 'er pyn in ’t lyf, boven den navel, met hoofdpyn, en leelyke {maak in den mond: het gemoed is verdrietig , … de flaap onruftig, en de armen en bee- nen loom. By de Dyfenteria vindt men de evengenoemde toevallen he- viger ‚ naar mate de ziekte kwaadaar- diger is. De pols ís dikwyls flaauw 3 met tuffchenpozingen : en zodanige pols, zelts, is, meermalen eene voor- bode van de ziekte. De pynen, in ’t hoofd en in ’t lyf, zyn hevig, met Ínydingen en krimpingen; wâar by zig ook de koorts zomwylen voegt , ge- brek van flaap , geduurig afgaan by nachte; bittere, zoutagtige of anderê leelyke fmaaken, in den mond. Per- fingen tot ftoelgang, zonder iets, dan eenige droppels, te kunnen kwyt ge- raaken. Afgang van vliezig flyms bloedafgang; en ook graauwe flym. De de Buikloop. 35 Deafgang ftinkt „alseene doode kreng, en is buiten gewoon rottig. Gebeurt het,dat,denlyder , ftinkend dun bloed; _% geen lange rookt, en geen dik bloed- {tremzel achterlaat, by menigte, weg= loopt, zonder de minfte zamentrek= kinge van de aars-fluitfpier ; dan gaat het verzeld van eene zwakke en zeer … radde pols, koude, in armen en bee- ne s als meede heete brandende pyn onder den navel. Ook komt ’er, nu en dan, witte afgang, als melk, groo- te verflauwing en verdorring van ganfch lichaam , eene drooge tong: pyne in den flokdarm;, fterke onlefch- bare dorft , en groote afkeer van allefpy- zen. Eindelyk volgter op de Verfter- ving (Gangrana) in de ingewanden. —_ De Kenteekenen zyn de overtollige stona dunne ftoelgang, in de Diarrbhea, en diagnos- ‚de zwaare pyne, met veele flymen en “#4 bloed, in de Dyfenteria. En geeven de boven opgegevene sSymptomata den graad der ziekte te kennen. De Diarrhea is veel minder gevaar- Pro- Iyk , dan de Dyfenteria ; maar , als gnoftica. ‘Zy verzuimd wordt, gaat ze graag in de Dyfenteria over. Als de winden de pyn in ’t Jyf verminderen, en de | | C 2 ftof- 36 Fluxus Ventris, of ftoffen gebondener worden, en de an- dere Symptomata van de Diarrhea ver= dwynen: zoo begint de beteríchap. Als zy; door adftringerende, of opftop- pende middelen, geftuyt wordt, zoo volgt doorgaans , dat een gefpannen lyf en benauwtheid den lyder , met eene andere ziekte, bedreigen; en gefchiedt het ook dikwyls , dat ‘er een heete koorts op volgt. De Diarrkea is zeer gevaarlyk, als zy , Symptomatice , by de Pokken, of eenige andere ziekte met uitflag , invalts en dat zy de natuur verzwakt,en dus den uitkomenden uit- flag vertraagt, of geheel belet. Even- wel is zy „in veffcheidene andere ziek- tens, als een goede Crifis, aan te zien: en, ep het eind van veele ziekten ; is zy zeer heilzam, om het eieren glad en gaar te zuiveren. De Dyfenteria , daar en tegen, is al- toos zeer gevaarlyk , hoewel de graau- we afgang nog gevaarlyker is , dan de roode 3 en gevaarlyker, in zwakke en uitgeputte lighaamen „dan in fterke en vaftgefpierde. Hevigere Perffingen zyn zoo veel gevaarlyker , als zy de „krachten fchielyker wegneemen. Witte afgang , als melk , is meeftal dood- de Buikloop. —_ 37 doodlyk, als die uit de verftoppinge der Meikvaten ontftaat, en dus bedorven melkfap uitlevert. Zuiken afgang vindt men meeft, na de langduurige ziektens van verflyming, en, inzonderheid, na de waterzugt, ende lang verftopte ver= an deringen by de vrouwen. Als ’erftinkend bloed, in eene groo- te hoeveelheid, geloft wordt, datgeen dik bloed (er worem)zet, lang dampt, en dun opgeloft blyits fterft de lyder zeer fchie'yk, als hy niet aanftonds kan geho! pen worden. Ek Een zeer groote dorft, gepaard gaan- de meteen grooten afkeer vanalle fpys; bewyft, dat de ingewanden zich ver- kankeren. Als dan de armen en beenen koud worden, en de Lyder zeer be- nauwd wordt, dan is hect al ver, met de Gangrena, of de verdkesvinge ge vorderd. Een droogeroode tong, en; ’t geen nog erger is, een bruine of zwarte, met zware “halspyn en bezwaarlykheid van _flokken gepaard, is ook zeer doodelyk. En, als de Dy/enteria tot beterfchap overgaat , verandert zy doorgaans in eene Liarrheg. Totde geneezing der Diarrhea, moet Metho- men deze drie dingen in acht neemen. dus me- po 26E 0 A 38 Fluxus Ventris, of 1. De materia peccans moet gedi leerd worden , zoo ’tmogelykis , of af- gefpoeld, door het gebruik van een olyagtigen, zachtenen verkoelenden drank. Én dient hier toe inzonderheid het afkonkzel van ryft, met wat li- moenfap, aangenaam gemaakt. 2. Ook wordt de kwade ftof , door zachte braakmiddelen, uitde maag ver- dreeven; en, gedurende eenige dagen, door zachte buikzuiveringe, uit de ingewanden, afgedreeven. Voor een braakmiddel ishet bekwaamfte, Zpec: Dj, met wat Cremor tartari jin een poe- der, of een fyroop , als een Bolus , of Concerf , genoomen. Tot ontlaftinge is beft de geroofte Rhabarber 3j°, da- gelyks, verfcheiden reizen , genoomen. _ Met de Rhabarber moet zoo lang voort gegaan worden , tot dat de Diarrhea overwonnen is; waar toe de regelen voor de leefwyze, of Dieet, veel voor- deel zullen kunnen aanbrengen. 3. Als de Diarrhea overwonnen is, moet de Eetluft, door de Zinétura Ab- fyntbii, of andere bittere Llixirs , als het Elixir propr. Parac, , of de elixir Stomach., by 6o. druppels, tweemaal dagelyks, in witten wyn, of genever;, gebruikt, hepfteld worden. Tot de Buikloop. 39 Totdegeneezing der Dofenteria, ZYDs naar de verfchillendheid der ziekte, met betrekkinge tot hare eerfte, oor zaak, ook verfcheide zeer verfchillen- de kunftgreepen in acht te neemen: Maar deze vyf algemeene moeten, meeft altyd, waargenoomen worden. t,‚ Men moet de kwaadaartige Stof- fe, door’t gebruik van een olyachtigen zachten en verkoelenden drank, weg- fpoelen: en hier toe is dienftig, gelyk inde Diarrhea, het afkookzel van ryft, met limoenfap zuur gemaakt. Is de lyder flauw , dan kan men hem gerooft brood, behoorlyk afgekookt, of iets diergelyks, laaten gebruiken. Is de pols klein en driftig, en de afgang zeer rottig ftinkende, kan men, met goed gevolg, in plaats van limoenfap , in elken bottel van dien drank , go. droppels Sp: Witriol: Acidi inmengen. 2. Ook moet de kwaadaartige ftoffe door zachte braakmiddelen , uit de maag, en, geduurende eenige dagen, door zachte buikzuiveringen , uit. de ingewanden, geloft worden. | De Ipecacwanba is hier weer het befte braakmiddel; en kan, aan zwakke ly- ders , „aagr believen, in een drankje, niin gee 40 Fluxus Ventris , of gegeeven worden, om; in 3 of 4, teugen, met een halfuur tuffchentyd, genoomen te worden; waar by de pogingen tot braaken veel minder ge- weldig zyn; hoewel niet minder werk- zaam: indien de eerfte en tweede teu- ge de maag en de ftoffe, tot de ont- laftinge , voorbereiden. De braakmiddelen worden, tegen den avond, beft gegeeven; om dat de lyder, na ’t braaken, ruften kan. Den morgen daarop wordteen Buik- zuiverend middel van Abe: tof?. gegee- ven; en alzoo gaat men voort, eenige dagen lang, tot dat de leelyke fmaak, in den mond, zigh verbetert. 3. Om den Lyder tot ruft te bren- gen, die hem hoogft noodig is, op dat hy niet, ten eerften, zonder vernieu- wing van krachten, verflaauwe , wordt een flaapmaakend middel vereifcht ;, waar toe, hier te lande, het Opium pu- rificatum het befte is. Ik heb, met eene pil van 4 grein, nooit dit oogwit be- reikt, maar wel met 5, 6 à 7 grein, De Iyders flaapen hier op, tot den an. deren. morgen, ruítig , zonder afgang ER de Buikloop. — AI en deftilftand van pynen duurt nog; in den voormiddag, eenigen tyd voort (*). 4. Wanneer de lyder geen bitteren, of anderen kwaden fmaak, in den mond , heeft; en de perflingen en krim- pingen geen groote hevigheid meer hebben , dan gebruikt men zachte adftringeerende, en te gelyk verfterken- de; middelen, by de Rhabarber. » Het /pecificum is hier, gelyk in Eu- ropa, de Cortex Simaruba , die opftop- pend en verfterkend is, en het laaft- te nog meer, dan het eerfte. Van de- zen Cortex worden 3j. in decoto, of in pulvers gebruikt. Edoch, én pul- vere is hy onfeilbaarder. Met de Rha- barber word die alcus gebruikt: Be. Pulv. Roei. dr. ijij | Pul Cort. Simarub dr. j et fem _ Misce. fiunt pulveres Sex; 3. dagelyks te neemen. « s. Als; na een vier-dagig gebruik van deze poeders, delydernog altoos, met. de ziekte, voortgaat , zoo wordt einde yk de Cortex Simerube alleen gebruikt, De Dofis is zj a. span in drie Cos of (*) ro. of r2. druppelen Zaudanum Baitum Syi denhami zyn genoegzaam , in den uitterften nood. ftien Proeven zyn 'er mede gedaan , met goed gez zo 6: Aantekeninge van het Genoot fchap. 42 Fluxus Ventris , of of vier poeders. Daarmede wordt zoo lang aangehouden, tot dat de afgang volkomen, in zyn natuurlyken ftaat, gebragt is. _ Totdeze vyf byzonderheden moe ten nog de volgende, na de verfchillendheid der ziekte, gevoegd worden. 6. Als een lyder zwaare hoofdpyn heeft, en een volle pols, met veel driften hette, teekenen van een zwa- re Plethora, moet er eene laatinge , van Zvjj. gedaan wórden; en deze laating zelfs , moet, naar vereifch , als de even- gedachte Symptomata niet verminderen, verfcheidene malen, herhaald worden, om het vuur te fluiten, ‘tgeen anders zeer fchielyk voortgang maakt. En als delyder zwak is, en zomwylen reeds den hik heeft, moeten er kleine revul= five laatingen gedaan, en het bekende Kampherdrankje van AMmapzus, hem gegeeven worden. „. Alseen lyder, voor dat hem de: Dyfenteria overvalt, aaneen Venusziek- te gelaboreerd had, en te vermoeden ftond, dat het bloed de nog overgeble- vene fcherpe ftoffen , naar de ingewan- den voerde:en inzonderheid,als de yder niet de Buikloop. | 4 niet alleen eenige zinkingspvnen, maar ook nog pynen inde beenderen voelt, waar van hyte voren vry was; zoo moet, hy ook, met Mercurialen geneezen wor. den; en‚in zulk geval, zyn de koch de pillen aanteraaden: Bo. Pulvis Mercurius dulcis for. j. gwm arabicum uuc j. pie, Rhèi unc ij. et fem. _olwatur Merc. in Gummarab. huic poftea Rheum misceatur : fiant. Pillule 160,quarum oëto pro Doft Quotidiana. Met het gebruik dezer pillen , kan hy, zes of acht dagen, aanhouden „en, by volgende beterfchap , na acht dagen, twee dagelyks minder neemen. Na op- volgende acht dagen wederom twee ver- minderen, en eindelyk de genezinge daar meede befluiten. 8. Alseen lyder, van het begin af, al zeer flauw is, zoo moet ook de koortsbaft, van begin af, in gebruik gebragt worden , en zelfs de ryftdrank voor geduurig gebruik, met Cortex, voorzien worden. En, inzonderheid, waar de pols zeer klein en koortzig iss waar er bruine, groene of zwarte, zeer ftinkende, afgang bykoomt; en, in 't was 24 Fluxus Ventris, of water van gelykegefteltheid, zich een Sediment opdoet, als Koffy: zynde deze alle teekenen der zwarte Gal, en van een groot gevaar, 't geen, op een algemeen bederf der zappen , volgt. Van den Vitrioolgeeft is al, in de eerfte behandelinge, gefprooken. Ook kan het _baaden in het water, met de lucht, in ge- lyken graad van warmte gefteld, hier goede dienften doen. | 9. Indien de Iyder al te veel krim- pingen heeft, zoo moet hy , van de Arabife Gom, gebruik maaken ; en wel, alle twee uuren, 3j. ; in poeder, of in drank, opgelofcht, Ook kunnen Z4- wementen vanryftwater, met Gum. rab. daar in opgeloscht, tot twee of drie achter een, warm, gegeeven worden: tot dat de pyn bedaart. En gelukt het, hier mede, nog niet; zoo moeten ro à20. druppels Laud. Lignidi gegeeven, en dit herhaald worden , tot dat de pyn bedaart. Zoo dient ook, tot dit oogmerk, het baaden. Edoch het wa- ter moet, metde lucht, ín een gelyken graad van warmte gebragt zyn : gelyk wy reeds hebben aangemerkt. ro. Zoo delyder geenflot , in Sphinc- tro ani, meer heeft, en eene. menig- te de Büikloop. — . _4s te dun en rottig ftinkend bloed kwyt raakt, 't geen, ongevoelig uitloopene de, geen dik bloed nalaac; dan is ‘er ook weinig tyd, om de uitwerkinge van andere Medicamenten af te wach- ten. Opium alleen-is hier het prompt- ‚fte middel, om den bloedafgang te ftremmen. Ik heb die uitwerkinge, op zeven grein Opii Purificati, gevonden. De lyder , een Jongman van 16. Jaa- ren zynde , fliep er niet op , maar de bloedafgang ftilde, in minder, dan vyf minuten. De ziekte bleef naderhand, te weeten de Roodeloop, met, veel koorts ‚ perflingen , en groote zwak- heid, verzeld. De lyder werd genee- zen , in tien dagen , met de gebruik van Rheum, en Cort. Simarube en Corts prruv. in een gemengden drank , ge- geeven; die rykelyk met Op. vitr : acid, voorzien wierd. De gewone drank was. theéwater met limoenfap , ook ryftdrank; maar baaden was van geen nut. Het eeten van de lyder was zaleb met melk, rr. Als de Tenesmus hevig is, en daar mede de Endeldarm alte pynlyk wordt, zoo mag men wel aanraaden , over een potaf te gaan, waarin warm | wa- a6 __… Fluxus Wentris, of water is. En ingevalle, met eenigen grond, te vermoeden taat, dat ’er Ás- carides , of eene andere zoort van wermen , in den endeldarm , de ge- duurige prikkelingen voortbrengen ; dan moeten Zrochisquen of kaartsjes; met Ung. Mercuriale voorzien, in den endeldarm , ingeftooken worden. En als eene geduurige mislykheid , en dik- wyls flymbraaken, de Zwmbricales of andere wormen; in de ingewanden; doen vermoeden ; zouden, tot afdry- vinge derzelven ; vier pillen dagelykss van de , inde 7. voorftellinge , befchree- vene Mercurialpillen, vele voordees len kunnen aanbrengen. 12. Als delyder koude extremiteiten begint teontwaren en zeer benauwd is ; et dan moeten de Lavementen, te vooren aangeweezen ‚ met Cort Peruv. voor- zien,alle twee uuren, herhaald worden: en ‚opde kuiten en dyen , Emp: Vefica- toria geappliceerd worden. Kampher , in een drankje, doet hier ook goedendienft. 13. Waar de afgang wit is, als melk ; moeten de Opiaten geheel buiten ge- bruik blyven; maar, in de plaats; ver- {terkende middelen, zoo veel te meer gebruikt worden. Een goed En rhyns fe de Buikloop. 47 fe wyn en Martialia moeten hier goed doen: inzonderheid , waar eene ObfFruc« tie in Mefenterio te vermoeden is. „Vindt men eindlyk eene drooge tong en Ésquinancie, dan is ook doorgans de dood niet meer ver af, ° ___ 14 Zoo de lyder Scorbutyk is ‚ moe- ten Antiftcorbutica, en byzonderlyk alle zuuragtige kruiden gebruikt worden. Dikwyls 's daags ‚ moet men den mond met limoenfap zachtjes zuiveren, en voornamentlyk eer en wanneer de Iyder eenige voedzels neemen wil; om dat anders het rottige fpouwzel , met de voedzels, in de maag gebragt zyn de, zodanigenlyder ongemeen aandoet. Regelen der leefswyzes voor de Zieken. 1. Voor alle fpyzen moet hy zich wachten , die bezwaarlyk gekleinfd worden, en die veel luchten aan- houden, als kool en peulgewaflen. evenwel gebruikt den Inlanders door ondervinding geleerd in dee- „ze ziekte geen ander voedzel dan ryft en vis, | 2. Vlees 48 Fluxus Ventris, of 2, Vlees en vis, zoo veel als moge: lyk, buiten gebruik houden; om dat zy de -lcalifche ftoffe , in de ine gewanden , vermeerderen zouden. . 3. Alle heete drogeryen en heete drariken zyn nadeelig. Edoch kan iemand wel een enkel glas rooden wyn drinken. a. De befte fpys; voor een Dyfente- ricus, is pappige gekookte rys; met wat melk; zuiker en kaneel. Edoch moet de kaneel matig ge- bruikt worden ; want hoewel Zy verfterkend en ftoppend i is; ZOO is zy daar tegens ook heet. Hoen- derfoep; niet al te krachtig ge- kookt, is ligt te verdouwen en voedzaam: er kan dus ook ryft, met hoendernât, gegeven worden. Tot verandering kan ook de zaleb met melk genoomen, en ouden lieden of zeer verzwakten, waar _ geenedriftinde polsis, Zaleb met wyn. Sago is ook goed tot ge. “bruik: maar zy is minder voed= zaam, dan de Zaleb. s. Diep en veel nadenken verzwakt de verdouwings krachten; en een Dyfentericus moet dat vermyden. 6. Ver- ‚de Buikloop. — 49 gt Vervolgens i is het nodig, dat de Iy- ders zig, in deeze ziekte , voor- al warm houden, ‚en gedurig zage telyk uitwafemen, maar een fterk zweet ís med en verzwakt te veel. Dewyl den afgang zeer befmette. lyk is, moet dezelve altoos, ten eerfte- werden weggedragen, ook moet de lugt in de kamers zoo veel mogelyk , gezuivert werden , het welk ; wanneer -dezelve warm en vogtig is, kan gefchieden , door het ontfteeken van buskruit, ten ein- de de nodige zwaarte en veerkragt aan de lugt te rug te geven, ook door het verbranden van Zandel- hout, ofhet rooken met Genever bezien. | . En In tegendeel als de lucht heeten droog is, zoo doet men beft , met dagelyks azyn op een gloeiende fteen te laaten rooken,of by vermogenden lieden, veele bloempotten in de kamers te plaatzen. De lucht mag ondertuffchen buiten zoo flegtzyn, als ze wil, de lucht moet nog- tans in de kamers altoos vernieuwdt en verfrift worden; om dat eene be- dl. Deel. D foo. so Fluxus Vontris, of de Buiklaop. flootene lucht altoos de flegfte is. De kamers. met een vryen doortogt van lucht, zyn dus de befte, Evenwelmoet zich een ziekte , of zwaklyke wel ín agt neemen, van zich aan zoo eene togt, niet rechtftreeks bloot te ftellen.… | Pag: st BERICHT WEGENS DE ZWAARE AARDBEVING:; van den 22. Jannhuary 1780. ' DoOoOkR Mr» J C‚ M. RADERMACHER. SL O,» den zis. January begon met Aardbes het eerfte quartier de wind uit den gs Weften fterk te waayen, met zwaare regens; 't geen dien zelven däg nog de geheele beneden Stad wel een voet Onder water zette: dit weer hield aan tot den Nagt tuffchen den or. en 22, wanneer het zwaar ftorm= de. Saturdag. den ò3. was het volle Maan s'morgens om r. uur 43. min: tegen den middag, begon het weder wat te bedaareti, dog om 2. uuren 39. | Da mie _ sa __— Bericht wegens de minuten hoorde men eenzagt geluid en gedreun, en een weinig daarna een on- der aards gedruis als van zwaar gelade- ne Wagens, en een trillende en golven- de beweging :om 2.uwen 40. minuten begon de Slingering van het Ooften. ha het Wetten, het geen tot 2. uuren 42. minuten duurde; terwyl het water in de rivier tegen en ovêr de oevers floeg. Deze Aardbevinge heeft dus omtrent drie minnuten geduurt, hoewel het aan veele door de fchrik veel langer heeft toegefcheenen, Door dezelve ftorte in de Stad fedent twintig Huizen , en buiten de Stad drie, in de Stad wierd niemand gekwets ‚ dog buiten , heeft er eene Vrouw en een Kind het leven by verlooren, Geduurende de Aardbeving was het zeer ftil, de BAROMETER was maar, eenliny gedaald, en ftond op 28. duim, 5. linien, en de 7 HERMOMET. zen op 79. Graden. _De ‘Nagt na de Aerdbeving had men weder een zware Storm, die af | j | ne= zwaare Aardbeving: “53 nemende, en met zware regen verzeld duurde tot den 29., wanneer men ‘s Nagts een zwaar Donderweer hadt: ’t geen een fcheiding in het. „Weer heeft gemaakt , dewyl federt die tyd het water gezakt is, en het weder zig ten befte gefchikt heeft. — Na deze verfchrikkelyke ontftelte- niffen der Natuur, zyn zwaare Ziek- tens ontftaan , en veele. zyn door Rotkoortze heen gefleept , ‘t geen door de zeer vogtige grond die. daar op door droogte veele dampen op geeft, kan veroorfaakt zyn. Op Zondag, den 20. February ’s avonds om elf uuren, heeft men nog een ligte fchudding gevoelt. SIL Men vernam korte dagen daar na In het oms dat het op Tangerang , 5. uuren bewes- en ten Batavia gelegen, twee uuren voor de Aardbeving zwaar gedonderd - hadde. Op Tyipannas aan den voet van de Berg Eubgerans) of Gedé, hadt men D 3 door 54 Bericht weges de door den zwaaren regen niets bezon- ders ontdekken kunnen als dat de Berg zedert die tyd eenige reizen gerookt heefd. | Dog op Buitenzorg , 13. uuren van Ba- tavia,en omtrend zo verre vanden berg Pangerango gelegen , was aan het Woon- huis van den Heere GOUVERNEUR GENERAAL, veele fchaden gefchied , en men heeft twee minuten na de Aard- beving een zwaare flag in het Wetten, na den Berg Salak gehoort, als of ver- fcheiden ftukken Gefchut op eens los- gebrand wierden: denkende fommige, dat dezelve geborften is, waar van men egter tot heden geen fekerheid heeft kunnen bekomen, door de ontoegang- lykheid van dat zwaare Gebergte. Van Cheribon en Savas Ooft-Cuft , heeft men ook tyding van eene Aard- beving, dog niet zeer zwaar, Op Bantam is dezelve fterker ge- weeft, en moet zig verder weftwaards uitgeftrekt hebben, alzo de Scheepe- lingen van het Schip WiLLEM FRE- DRIK, buiten Straat zunda, daar van de Zeebeving onwaardt hebben. S. IL zwaare Aardbeving. 55 S- HL Men heeft federt den Jaare 1699. geene zoo zwaare Schudding hier ge- had. Egter fchynd de laatfte zoo fterk niet geweeft te zyn. (a) De D 4 an- ee ee ee en en en geel nn Ee en EE (a) Zie de Refolutie der Indifche Regeering van den 7 en r4 January 1ógg. ook ABRAHAM BOGAERTS, Hiftorifche Reizen, 1. Boek pag. 170. Nu was my eane gelegenheid gebooren , om veele zaken , welke my voor dezen onbewuft waren , naukeurig te kunnen onderzoe- ken. Doch niets.trok in den beginne myn oog meer dan de watergrachten , welke:Batavia doorínyden , en op myn Jongfte vertrek naar Holland die ftad zo veel luifter, den bewoonder zo veel vermaak toebrachten , maar nu door een bittere Aardbeving onbevaarbaar, en op veele plaatzen droog waren, zynde de groote Rivier, welke dwars door de Stad loopt, niet dan in ’t midden door kleene en platgeboomde Vaartuigen tc gebruiken. Deze ramp overkwam die Stad tufichen den vierden en vyfden van Louw-maand des Jaars 1699, 'sNachts deKlokke half twee, Even voorde fchudding zag men in de Lucht geweldige Blikzemftraalen, gevolgt van een gedruis „als van eenen van verren aanrollenden Don- derflag, baarende zulk een geweld in d'ooren, als of men honderden van Wagenen met Paarden over eenen zolder hoorde hollen, ‘Thans kon men onderfcheide- Iyk drie flagen tellen „even als zwaare Kanon-fchooten, diep in een bofch uitgedondert, waarop de beweging ‚ verzelt met zwaare ftooten en fchuddingen, aanftonds volgde; zynde deze Aardbeving zo fterk en verfchrik= kelyk, dat nooit diergelyke by menfchen geheugen al- daar beleeft was, en yder vreesde, dat alles overhoop zou ftorten : omtrent een half quartier duurde} deszelfs hevigheid, gevolgt ten half vieren van noch eene zwaa- re Schokking, die ’s morgens ten vyf uuren niger wie 56 Bericht wegens de andere Aardbevingen daar men aan- tekening van gehouden heeft zyn van den 13, Febr. 1684. — 24. Auguftus 1757. —- 14. Mey 1758. == 25. Jan. 1769. == IO. Mey 1772. Jl Aa Y me ee wierd, mitsgaders zo nu en dan in de volgende dagen, alhoewel die fchuddingen met d'eerfte bevinge niet in ’t minfte te vergelyken waren. Jammer baarde dit aan de Bewoonders, fchaade aan de gebouwen, zo binnen als buiten de Stad gelegen. want de meefte. huizen of muuren waren gefcheurt, of de toppen der geve- len afgevallen , of deszelfs daken ingeftort, behalve een groot getal menfchen , die ellendiglyk verzeert waren, verlooren noch 28. door ’t inftorten van 21. fteene Woonhuizen, en 20. Pedakken het leven, be- dolven onder deszelfs Puinhoopen. Hier uit rees eene byftere verflagentheid, en wasde vreefe voor een twee- de fchudding by veele zo groot, dat ze in d'opene lucht onder Tentjes, en in Prauwen op 't water in de gragten eenigen tyd de nachten fleeten. Geen merkelyke ramp kwam nochtans het Kafteel over, welkers zwaare Gebouwen in d'eerfte bevinge íchee- nen te zullen inftorten , overmits deszelfs muuren flechts opeenig® plaatzen gefcheurt zyn. Zelfs Bantam gevoelde de tchokking, en liep zy voort tot aan den Oofthoek van Sumatra, bewegende deszelfs Zuidweft- kuft op eene matelyke wyze; doch was haar woede tot Lampon zo hevig, dat meeft allede huizen te fge- Iyklyk kwamen in te florten. 't voornaamfte onheil, veroorzaakt door deze Aardbeving, was de verftop- ping der groote Rivier, en die van Taxgerang, waar … van d'eerfte uit den berg Pangerango , de laatíte uit de berg Salak haaren oorfprongk neemt , beide achter Ba- R ta= zwaare” Aaardbeving. 57 — 4. Jan.1775. 2. dagen na Volléemaan. — 12. February 1778. by Vollemaan. — 28. July 1779. by Vollemaan. _— 22. January 1780. by Vollemaan. | D 5 IV. men tavia gelegen , zynde de eerfte de bronader, waar door die Stad bewatert word, vloeyende thans ten o= ceaan in. want door ’tinftorten van eenige afhangende heuvelen der twee gezeide Bergen „doch voornament- Iyk door dien van Salak, oorzaak des onheils, overe mits hy by na geheel uit Zwavel beftaat„ en een tvd- lang te voren zwaar gebrand had, wierden die twee Rivieren door eene ongelooffelyke meenigte van zwaa- re Boomen, gerukt van den wortel „en opgeweltdoor de fchudding, ruim een Myl boven de Stad, alwaar zy zich op eene verte van eenige hondert Roeden door de kracht der Stfoomen vaft gezet hadden , zodanig verftopt, dat het water de Landeryen overftroomde, en eenen anderen uitgang zocht. Hier volgde zo groot eene menigte van Slik , Modder en Zand op, dat niet alleen die twee Rivieren; maar zelfs.de Stads-gragten en andere Vaarten daarten eenemaal mee gevult, en on- bruikbaar gemaakt wierden; zynde hier door het drink- wâter bedurven., en elk genoodzaakt dat verre, en uit de Rivier Paffangrahan te halen; door welke ramp ook de Vifch geftorven is, latende zich honderden, als bedwelmt door de beroering van 't Water, met de handen in de rivieren grypen. Maar ’t allergrootfte der ongmakken, hier door veroorzaakt, was de ver- vuiling van de mond der groote Rivier, alwaarze zich in Zee ftort, en der kielen van de daar voorgelegene Zandbank aan d'Ooft en Weftzyde; zodanig vervuilt en verdroogt door d'afgefpoelde modder, dat geene geladene Vaartuigen, dan met het hoogfte water, de= zelve pafleeren konden , noch by laag getyde voor gee= ne gemeene Scheeps-fchuiten te gebruiken waren; een ramp, die de Maatfchappye in ’t loffen en laden der Scheepen veel arbeids en moeite veroorzaakt, en mo- gelyk nimmer, wat koften en yver men daar toe ook ganwend, naar behooren herftelt zal worden, 58 Bericht wegens de $. IV, Bedenkin- Wy bewoonen een Eiland dat eeni= Se Ogor. ge vuurbrakende Bergen heeft, als zaak, die van Loehoe, (a) gelegen vyftien uuren ten Z. O. van Samarang op Javas Ooft-Cuft , den Berg Papondayang (B) inhet Cheribonfche , en de Berg Gede jof Pangerango, (c ) bezuiden Batavia, die in 1747 en 1748. nog zwaar ge- woed heeft, en federt nog rook op- wierp. 't Geen egter federt den 3. January 1775: niet gezien is: hoe wel dezelve Zwavel en Salpeterftoffen opwerpt, en federt deze tyd zyn de Aardbevingen hier omftreeks ook me- nigvuldiger, Ik r E (a) De Berg Loehoe is {den r. Mey 1752. ge- fprongen, zie het 14. Deel der Haarlemfche Maate Schappy. pag: 92. (é) De Berg Papondayang is den rr. Auguftus, 1772. geheel ingeftort, 2ynde dit droevig voorval befchreeven door Wylen den Predikant J.M. Moguu in het veertiende Deel van de Haarlemíche Maat- Schappy. pag: 82. (e) Zie z. Deel der Verhandelingen. pag: 21. zwaare Aardbeving, 59 Ik verbeelde my dus,dat de zwaare Aardbevingen alhier, die gemeenlyk by Vollemaan gefchieden, groten deels veroorzaakt worden door den. invloed van den Maan op onzen dampkring voornaamelyk deze keer daar de Maan in deszelfs Perigeum,of naafte ftand by de Aarde was: en dus door hooge water. vloed in Zee, de rivieren die door de zwaare regensgezwollen zyn, beletten afteloopen , een opftopping in het Gebergte maaken , en de Zwavel en Salpeter- Stoffen ontvlammen tot dat zig hier of daar eene opening maakt, Even gelyk in het bekende Experi- ment van LEMERY», daar men een door kunft gemaakte Aardbeving voor brengt, als men een Deeg van gelyke hoeveelheid Zwavel en Yzer vylzel , met eene genoegzame quantiteit wa- ter vermengt, in de Aarde begraaft; waar op men na eenige Uuren, een fterke rook ziet opgaan, dan Vlam, en vervolgens, een beweging in den grond, tot dat dezelve barft. DOOD, Pag: 6o DOODLYSTEN VAN DE STAD BATAVIA van 1759—1778. E mening is niet met het bekent maken dezer Doodlyften, de Compagnies Dienaren optetellen van de Militie en Zeevaard die in de Hospi- talen overleeden zyn , want dit zoude van geen het minfte nut voor het al-, gemeen zyn, dewyl Batavia, als de Hooftplaats van Neerlands India, in een Jaar, met dertig Scheepen uit Neder- land, en zoo veele van hare bezittingen van India een grote menigte volk ont- _ fangt waar onder ook veele zieke, en dus hier op geene de minfte rekening te maken. Onse oogmerk is jaarlyks te geven de Doodlyfte der Ingezetenen van Ba- tavia, Beftaande r.In een matig getal gequalificeerde Compagnies Dienaren (a) en Euro- pee- @ Deze ftaan alle by het Naamboek bekent en be: laopen omtrent ruchenden, Deodhyfen wan de Stad Batavia. 6x peefche Burgers diemeeft begraven worden in de Hollandíche Kerk of ‚haar Kerkhof, | a, De Inlandfche Chriftenen. in beide Portugeefche Kerken. 3. De Chineezen bovende poft Jacatra. 4. De Mahumedanen uit de 18. ‘Cam- pongs die om de Stad liggen in haare Campongs. 5. De Slaven uit de Stad, en voorfteee den op twee Kerkhoven. (4) Om het getal der levende hier uit _te beoordelen is niet wel mogelyk, dewyl het zelve, volgens de Zielbe. fchryving die egter gants niet accu- raat is, zoude beftaan in. - 1138 Gequalifiegerde en Europeefche Burgers. 895 Inlandfche Chriftenen. 22000 Chineezen. 68000, wee {s) Zie 1. Deel, Verhandelinge, pag. 6x. 62 Doodlyffen van de Stad Batavia: 68ooo Inlanders. r7ooo Slaven, 129003 Menfchen in de Stad Batavra en haare voorfteden die zig een half uur om de Stad uit- ftrekken tot aan de Poften Antjol , Wilgenburg , Facatras Noordwyk , Ryswyk , de Keten en nkee. Wat verder landwaards in ligt; is met geene mogelykheid te be- grooten , om dat ieder zyne doos de, op zyn eige land begraaft. Overe Overledene inen fondfom de Stad Ba- tavia geduurende de 20. laatíte Jaren, Holl. Binne en | Chinese Kerk; | BuitePor- | kerk hof | in de 18 | | Euro- [tugeefche |bovende | Cam- op de EH peefche | kerk poft Ja-f pongs | 2 flave Mittife of £ catra Maho- | kerkhe- Burgers en gequa- | Inlandfe | Chinecé- f meda- j ven Jaaren. |lificerden. | Chriften. zen. nen, | Slaven; | Samen 1759| zer | 632 | 463| 482 1218/2916 z7óof 117 | 577 | 547 472 | 1441 3154 17Ór| 129 | 523 547 | 5S2 1288 | 3039 1762! 109 | 503 605; Órojiië8oj3o007 1763| 170 | 732 | 1071 odt | aa7o 439T 1764| 199 | Ór2 | 706 942 | 1236)3695 17ósf 106 | 537 552 il rote adje 1768) 148 | 574 | 743} 940! 1343|3748 1767{ 137 | 504 | 802} 912 1382 |3797 1768| 108 | 498 f- 626| 816f1571|3ó1g ied 140 | 578 | 728| 805 [1120/3371 i7zol 183 | 662 | 1026 ross. ta6d|aTor 1771| 113 | s73 | 895/|1152 1287 | 4020 1772 148 j ÓLS | KOÓOj 1253 | 14481 4524 1773 | 132 | sos | 1072 ak ed 392 1774| ê1r | 461 | 829| 770| 884|3o25 rel 127 | 620 | 7 zooo | 1505 | 4095 1776| 112 | 629 | 782[I304fI390! 4217 1777| IIO j 546 f 7511107 | 1509|4023 1778] 133 | 589 | 73 | 1177 1598[4228 En TEN en ee Zamen 2623,11530, 15379, 18188,26534,74254 NB. In vergelyking vande Jaarenblykt dat 1763. het nadeeligfte is: dog federt het Jaar 1770. moet Bas tavia meer bevolkt zyn, of men moet beter aantekening gehouden hebben. ij Vergelyking der __ Maanden Á in 20. Jaren overleden van 1759-1778. | poste fat rd lrenmnsd. hoda 1 | belle. Ee zen. | nen. | tE enn: January. | 258 | 979 | 1307 | 1600 onei6 6522 Febr. | 194. | 821| 1310 r472 | 2088 | s88s Maart. | 183 | 549 | 1398 j 1421 2067 5618 April. } 214 { 871 taor (1ars 1863 [5364 Mey. | 233 | 919 1178 1261 1899 | 5490 Juny 214. | 909 |1356|1490|2123 6092 July | 238 [ro35l 1382146212433 [6550 gd 259 ear re Sept 228 | 957 tan [1oaó aars oon Oétob. | 223 | 1063 Riki 2276|6287 Nov. | arr ki cls 1495 | 2129, 5939 Decet, | 224 | 999 ah _233916795- mm eerd Zamen 2623, 11530, 15379,18188, 26534» 74254 NB. Uit deze Lyft blykt dat de Maanden van Decemb, January, July en Auguftus de vier flegfte zyn. | } ART of Pag. 65 B :E Ree Gek WEGENS DE HOOGTE DER BAROMETER E_N THERMOMETER de gefteldheid van Weêr en Wind , en hoogte van het Water aan het Zee- hoofd, en in de Rivieren in 1779, op Batavia. en van Weêr eni Wind tot agp de goëde Hoop, en Nan- gazaki. et Genootfchap heeft van Sapan en Câ- bo de goede Ho oop, eenige Berigten van Wind en Weeêrs gefteldheid ontvangen , die met die van Batavia, een geheel deel uit zouden maken, en heeft verkozen, daar vans voor eerft; een uittrekzel te geeven, KE BAT AV EAur 1979. BAROMETER. _Januar. Hoogfte oR d. 4 8 stdn, Laagfte 28 == 3e Ie Middeftand 28 -- 3 --g -« JL. Deél. Ë vi 5: BATA VI A®r770. 6. r Barometer: Febr. Hoogfte „ 28 d. 4 1. 5 td. L € 28 -- 3 -- O=t Midden 28 -- 3 -- g -- Maart. Hoogfte 28 -- 4 --g -- Laagfíte 28 == Zee 5 ee Midden 28 --4--2-- April. Hoogfte 28 -- 4 --6-- Laaglte 28 -- 3 -- 5 -- Midden 28 -- 4 --I-- May. Hoogfte 28 --4-- 6 -- Laagíte 28 -- 3 --O-- Midden 28 --3 -- 8 -- Funy. Hoogfte 28 --4*--6-- Laagfte 28 -- 3 --O-- Midden 28 --3 --8-- July. Hoogfte 28 --5-- 5 -- Laagfte 28 -- 3 -- 4e, Midden DR -- 4 =S Aug. Hoogfte 28 …- 5 -- 0e L 28 -- 3 -- 4e Midden 28 -- 4-2 ee Sept. Hoogfte 28 -- 5 -- 9 =» Laagfte 28 +- 3 -- 4 «r Midden ir aeg U Oëob. Hoogfte MW seg es ee Laagfte 28 -- 3E Eed Midden 28 -- 3 -- 4 -- Nov. Hoogfte 8 F4 9 ee Laagíte 28 -- 3 -- I= Midden 28 -- 4 -- 2 =e Dec. Hoogfte 28, vre Per Laagfte 28 3 --O-e Midden 28 4 -- 3 -e {2 BATAVIA 2779 777 Of {2 TrerMome. Janu, Hoogfte 84 grad: Laagfte 27e Midden ’'sMorgens 77 -- ’sMiddags 83 -- de ’sAvonds 8r -«= Febr. Hoogfte 85 -- Laagfte 75 =« Midden ’sMorgens 78 -- ‘sMiddags 82 -- 'sAvonds 80 -- Maart. Hoogfte 84 -« Laagíte 79 == Midden ’sMorgens 79 -- ’sMiddags 81 -- ‘sÂvonds 81 -- April. Hoogfte k 84 -- ‘Laagfte _ gj: Midden ’sMorgens 80 - - 'sMiddags 82 -- 'sAvonds 81 -- May. Hoogfte 83 «-- Laagfte 79 == Midden ’s Morgens 80 -- ’sMiddags 82. -- ’s Avonds St -- juny. Hoosfte He Laagfte 71 Midden ’sMorgens 79 -- ’sMiddags 81 -- ’sAvonds 81 -- ep E 2 | Ter: 68 „BATAVIA #75. _Trermomerer. July. Hoogfte >” go gra. Laagfte 78 -- Midden ’s Morgens 77 -- Î 'sMiddags 80 -- ’sAvonds 79 -- Aug. Hoogfte 30 -- Laagíte 76 -* Midden ’sMorgens 77 -- 'sMiddags 80 -- ’sAvonds 79 =- Sept. Hoogfte gn &- Laagfte 16 -- Midden ’sMorgens 78 - » ’s Middags 81 -- ’s Avonds 6 à. Ooh. Hoogfte de tu Laagfte Ig -« Midden ’sMorgens 79 -- ’sMiddags 82 -- ‘sAvonds 82 -- Nov. Hoogtte ie Laagíte gj. Midden 'sMorgens 79 -- ’s Middags 81 -- ’s Avonds 80 -"- Dec. Hoogfte Bede Laagfte 7) de Midden ’sMorgens 80 -- ’s Middags 84 - - 'sAvonds 82 -- $. 3 BATAVLEA 1779. 69. ‚$. 3. WEER-en WIND. Jd Van het Zw. tot het Nw. “agt dagen-Regen, … 23e moed Weer, Fibre Van het Zw. tot Nw: 9 twee dagen. Regen, 26. goed Weer. Maart. _Vandenr.totden:8.Nw.enW, van den 18. tot 31. NO. ZO. «28. dagen goed Weer. April, Van den 1. tot 12. Nw. W. van den re. tot den 3o. ZO. tot NO. vier dagen REE E 26, goed Weer. IDE May. Meeft van ZO. tot NO. ne „geen Regen. _ Juny. Van ZZO. tot NO. | ‚_… twee maal Regen. Fulya « -Van ZZO. tot NO. | „geen Regen, > e “den 27. Aardbeving. Auguflus. Van ZZO. tot NO. _— gs “geen Regen; «ore and ie September. Van ZZO. tot NO. | “geen Regen. | Oëtober. Van ZZO. tot NO. k geen Regen. Novenber. Variabel, twee maal Regen. DecembersWeftelyke: „Winden, 6, maal Regen. E 3 | S. 4 hd 7o BA TA VT ANP. 9. 4 Hoog en Laag Water aan het ZEE -- HOOFD. Januar, Den 3. Vollem. Hoog water. om.6. mor, 5.ve 7de he @ - 9. Laag Middel Hoog --- - Laag: --- - Febr. Den r. Vollem.Hoog --- nam, 2.- 8. -- Ser 2, … 2-7. =s ‚ mor.5. - 8, => Laag --- - 9. nam.2.-6. -- Middel Hoog --- - 5, =1IO.-- Laag ores kip Maart. Dens. Vollem. Hoog --- - 5. mor.6.- 2, -- Laag --- - 4. nam.2.- 5. =« Middel Hoog --- - 5.5 Laag --- - 2-7. Am Den r. Vollem Hoog --- - 6. mor.5. - 10,-- Laag --- - g. nam.2.-4. -- _ Middel Hoog --- - Dr AP, Laag emt) er Hee ds a May. Den zo. Vollem. Hoog --- - 7. nam.5.- 8. -« Laag --- - 6; mor.2.-6. -« Middel Hoog --- - 5.-5.-e Laag „ee 2-6, == Juny. Den 29. Vollem. Hoog --- = 9, nam.5.-6. -- Laag =-- «= 6. mor. 2.- 5. -= Middel er; er 5-6. -- Laag --- » 2,-6 -« ‚BAT ANV TEA Laag --- Middel „Hoog --- ‚as -…e Aug: Den 27. Vollem., Hoog --- Laas --- Middel Hoog --- Laag --- Sept. Den 25. Vollem. Hoog --- Laag --- Middel Hoog --- Laag --- Oëtob. Den 25. Vollem. Hoog --- Laag --- Middel Hoog --- Laag --- Nov. Den 24. Vollem. Hoog --. Laag ---. Middel Hoog --- Laag --- Dec. Den 23. Vollem. Hoog --- Laag --- Middel Hoog --- Laag --- E 4 1779. July. Den 28. Vollem. Hoog water. om g. nam. 5 4de - 6. MOr,2.= 7. == D Lj t 1 nd had „ @ \O \O he: 9. aks £ 2. 4. „ nam. 5. - 7. ‚ mor. $.'«”3, Sv EN mor. 5. - 7. nam. 2, = 4. 4. - 8. 8. 0 mor. 5. - 5. nam. 2. - 4, A Sd ® 2.- 7. mor. 5. - 3 nam. 3. - 2 5 3. 3.2 71 ‚ nam.5.-4.=- « MOI, 2. = 7e 5. 4. 2. - 6. he a » zijn 9. 5 Hoogte van ’t Water in de BA TA VIA 1779. July Aug. hoogít laagft hoogft laagft Groote River by Mr. Cornelis 4- 4 1-2 1-8 1-0 _ Slokhaan Tjefidane Mokervaart Om de Stad by de Mond der Slokan -8 +4 ,- 6 0-3 by Godong Badak I- 4 +4 I- 3 0-4 by Mr. Cornelis ro- 2 0-9 -1o 0-3 by Mond I- 6 #-6 =I@ 0-3 by Tiloar ' ‘1-6 1- -II 0-7 by Buiteforg I-II 1-6 I-10-9 by ‘langerang: 8- 6 6-5 7-6-5-6 by Pifing by Ankee by de Fluit byde Punt Groningen Sone Boere Verdriet buiten Diespoort Á binnen buiten Nieuwpoort binnen Heemrade Tuin Ri BATA VAA 1779. 7 Rivieren rondfom de Stad, pt. Oc. Nov. Dec. hoogft laagft _hoogft laagft hoogft laagft hoogft laag I- 2,0-7 IO“ 0 2-0 ‚5-0 1-0 7-0 4-@ O- 9 0-3 -O-IF O- 2 o- 8 0-6 1-5 1-@ O- 7 0-3 I- O O- ©-I0 0-8 1-6 I-4 6 o- 9 Oor 2-0 0-6 2- 0 1-0 3- 7 5 o I-@ O- Q 0-2 I- I O- O-IO 0-7 I-8 1-6 0-10 0-3 I- Ó O- I- 3 O-5 20 1-2 I- Ó I=I I- Ó6 I- 2 6- 6 4-3 17- 8 5- 3 16-8 8-7 19- 6 11-9g 8 SE Dr ISI EGON Gr or ASR BeF Te. IA Mi Aagr8l! 45 Bin3® 3-9 2-1 4-9 ZL dr 7 4E 40 DP [St TA SO 4E 5-8 4-IL 5e 143 4 928 5- Tod 4 MQ B-Or 3e 2430 38E EAS 2 24 ATO AG 3-92 Oa Hr 235, 4e 8 472 31 Ot Soor Bt Ier 400 2-II I- 4 3- O 2-0. 3- 0-"-g NE Madd 3-IO 3-I 4- 5 4-0 ep, an en 24 BATAVIA 1779. G. 6 Lyft der Huisgezinnen Ult. De- cember 1779. in de Stad Batavia , en Ommelanden, waar onder geene Com- pagnies Dienaren als de Gequalifi- “ceerdens die by het Naamboekje ‚ftaan, gereekend worden. Europeefen Mans. dito dito Chriften Inl. of Mixuiefen. dito dito Malejers dito dito Mooren. dito dito Chineezen dito drs Slaven dito ê Mans. Ooft. | weft. z.Vvoorft. Vrouw. Kinderen. Vrouw. Kinderen. Mans. Vrouw. Kinderen. . 612 Mans. Vrouw. Kinderen. 735 Mans. Vrouw. Kinderen. 1449 Mans. Vrouw. vk 5636 4139;4690, 2029, 10849 Oos- BA TA V 1 A 1779. 75 pir re kan Europeefen Mans. dito — Vrouw. dito __ Kinderen. SfMistiefen, p Mans dito Vrouw. dito Kinderen. Mardyker Mans. dito Vrouw. dito Kinderen, Chineezen Mans. dito Vrouw. dito Kinderen. Amboneefen Mans, dito Vrouw, dito Kinderen, Bandaneefen - Mans, dito Vrouw. dito Kinderen. Mooren Mans. dito Yrouw. dito Kinderen. Camp. Ron Buiten Camp. (Buiten de [de Pos- ronddel de |Chineefef Stad | ten P. Stad Poften | Camp: |M. N.ftr. en pe Blok | Blok [Blok O.[O.6.78 |tz- Q: ik A-K. |s deelen.{P. 1. 1o.jen A. ‚Samen c 6ol 1} --- Gek 157 22 - „. kje - 72 32} ke eert appie 72 Sol af temp If * 93 za is „ll If _go 88 he) „- I4 E I©2 523) zaf ---| 293} 7} 894 696| Tosh ---| 389f- 7 | HOÓ szzl Sz ===| 729} 52| 1445 235|117ep 7960f21t5oft 1481567 E i4al Ó4:f 4rgofi536ft405) 7858 18af 7rëf 2385|2045}'637| 6973 481 IS eeft 23f er ep 5o ol ef 3sf v--| 128 7al 8C{ ---| 4of----| 198 rn maf je cl 114 OPM tp eel bef Geef ZSfet | SPS eaf {eef fes -} {DAP SM I 6 ij 2r8f-23|- 243 ekcter =| 3T9f 18-339 4 jk 3 {| óoo 2 134 eee eenn | en am En eenen ene Transporteere, 2895 2978 1448919308 7825 37496 Oo ge BAT AN EA mRze OOSTERVELD, WESTERVELD. Camp. hpi Buiten f rond del Buiten on ' de Stad Íde Pos-{Chineefe UE Stad Poften Blok | ten f Camp. [M.N.O. P.rr.en Le Blok |Blok O.l6.7.eng8. 12. Q. . A-K. js.deelen. | P.r-ro. enR. Saamen. aen em mm mn nn ee ee _ Kd jen Pr. Transpon —__— 12895|2979|14489 9308 7825[37496 Maleiers Mans. | 499} 240}, 16 |. -verft =vel-e755 ‘dito Vrouw. 568 218 19 ef = [805 8 dito __ „Kinderen, 532 280 26 |'.aasbaift Ee Ke 838 Boetonders -Mans, |. Ek 8o| -- 307|. - | 396 „dito Vrouw. | -- 99 =- |: 3T9 - 418 dito Kinderen. | — af 120} == | +666 - -| 1026 MaccalTaren Mans. 408| :98| - =|: 992 Ie6l 1614 dito Vrouw. | 444} EI4| «+ Boni I25| 198r dito Kinderen.| 6O2{ 281| - - | 1860} Boegineezen Mans. 393 485 4 465| 205} 1548 dito Vrouw. | 424} 470| -- 492} 197) 1583 ‚dito Kinderen. 7283 560 toen QI2 338 2533 Timoreezen Maas. me =| ee 594l zó 624. dito Vrouw, sak: lekt IA 545 38 583 dito Kinderpn.f js ef fol IT SBSP 46" BOO Mandareezen Mans. be e … - 599 46 645 do _ Vzoom | - | --| -- } 798 36} 834 ‚ dito Kinderen, cie ER on Hah 2213| 4Of| 2253 AE ERE Cr nek > a eene | en a jl: ad wi 578 $033 14550 22455. 9257 5087 heee _BATA VIA 1779. q7 ' OOSTERVELD. WESTERVELD. Î Endass hmnee mn 2 F (Camp. Camp. [Buiten [Chineefe rondde | Buiten E rondde | de f Camp. | Stad de Stad [Poften.fBlok O. |M. N./ Poften Blok Blok O.6.7.8.| P. 11-12. L. A - Kals. deelen.fP. 1-ro.| Q.en R.j Samen. Pr. Transport. dito Vrouw. 508 Kinderen. Sumbauwaresen Mans. | - - 4 5 „dito Vrouw. - -…- 86 dito Kinderen, „|= {186 Baliers Mans, 258 1574 dito Vrouw. 3 62 [581 “dito Kinderen. |43Ó6 [713 Yavaanen Mans. 655 [2515 dito Vrouw. 662 [140 5 ‘dito Kinderen {624 [1804 Slaaven __Mans, r35 [4954 -7OI 867- 1425 1608 746 3394 46 57 483 251 679 4260 5055 268r 20441 3249 _J1go2l256 3285 7300 |244 1607[467 |2487 [6668 |235 479 16829 153 44 (757: f2933|14559f22453,9257 |S957L 830 999 I668 3295 3440 sr 12384 Stad 78 E 1. Europee- zen. 2. Chriften- Inlanders of Mixrie. 3. Chinezen. { Mardykers. Ambonezen. Bandanezen. Mooren. Maleiers. «& Î Boeronders. Macaflaren. q Boeginezen. ‘ Timorezen. Mandâre- zen. Sumbauw- | rezen. Baliers. . {revamens ne $. Slaven. Staden Z.Voorft. Cineefe Camp. Binne Poften. O' Dito W. Zamen benede de Poft en Buiten de Pos- ten O, Dito W. Totaal * -- BATA VIA 1779. 10849|2080r 20801 14593 83351 129594 15640 22011 38551 -= … [168145 sad Chineefe Benede Boven de | de Poften | Zuider Cam- Potten voorft.! pong. o. - o W. [Samen 537 |= |ai4j 86E | — (1138 580 |T [245 | 36 | 4- | — | 865 1449|14485|563 [5783 [2531 Zeep 131950 dn de JEFDOHT4KE (264 3535. — | — J170 | 98 |1êr | — | 449 — | — | | 618 | =| 618 735 | 4 | 7 Ír236 | — | 69 |aosr 612 |Ór |1599| — |738 | TT [2960 min Jor JET AISRD ROE LEENT AEO — {_— {E54 4150 1493 | 556 [6743 — | TT {1549/1879 [1515) 740 [5674 TT TA 11983 | —f 114 [2097 Kaned —_—— _, 3610 _ 122 3732 win | onee 2993 1357 | 147 [3497 man engin Weed 6658 |19682185 [11867 —— 1941}30450, s7aajro6go 58805 66 zelsas: 4018120797 1558! 632 [39892 14593 8335T 35640 22911 I68I4S BATA WIA 7. 79 6. 7 In 1779. zyn op BATAVIA, binnen de Poften overleden de Hosfpitalen ongerekend, | Holl. | Binnen | Buiten | Keik OC KEEK TEER BEE Pant ntend Europeten Gequalifi- zé ceerde Dinaaren- { 45 | 41 | 37 | 123 _Europefe Burgets- - - -- HEEN | 24 Chriften Inlan- ders. - --=ee- 2 4rt | 47] 90 Vrouwen, =- == -- 28 | 80 | 86] 194 Kinderen. - ---- | 30 | 55 | 62 [ar Chineezen, - --- | _ | — | — | 793 Mahumedanen. - - BE | — dd en Slaven. ----=-= — | — | — | 1287 _ Overledene 3530. In 1779. Zyn 82, Chriften | Paaren getrouwt. | In 1779. Zyn gedoopt By de Gereformeerde 143. Jong. 122. Meisj. By de Luterfche - - 13. Jong. 8. - Meisje De Onegte ’er ondergerekend à äe Pag. 80 CABO DE GOEDE indie 1779. S. 1 Ba- ROMETER. Fanwary. Hoogft 29. d. 4. Lengft 28. = 20, | Middelbare. 29. — — February. Hoogft 29. — 3. Laagft 28. — 20. Middelbare. 29. «… 1. Maart. _Hoogft 29. — 3. Laagtt 28. — AI. Middelbare 28. — 23 April. _Hoogft 29. — 8, Laagft 28, — 20 Middelbare óg. — — May. Hoogft 29. — 6. Laagtt 28. — 19. Middelbare 2, mm — Funy. Hoogft 29. - 6. Laagft 28. — 17. Middelbare 29. — — July. Hoogft 29, — II Laagit 28. — 23 Middelbare 29. — 4. Auguftus. Hoogft 29. — 8. Laagft 28, — or. Middelbare 29. — — September. Hoogft 29. — 8. Laagft 28. — 20 Middelbare 29. — — / dE KOLK RER er EN 1.3 Cabo de Goed „Hoop 1779. $. 2 THER- ‚ MOMETER. Fanua.Hoogfte Laagtte Midden ’s. Morgens 's Middags “s Avonds Febru Hoogfte Laagtfte ri Midden ‘s Morgens | ‚s Middags 's Avonds Maart Hoogte Laasfte Midden 's Morgens | s Middags ’s Avonds April. Hoogfte Laagfte Midden ’s Morgens 's Middags ’s Avonds May. Hoogtte Laagfte Midden ’s Morgens ’s Middags ‘s Avonds II Dee? av Sr Et IE à: O ì YIN Po — \O unum u Nt DE LA NNW te a Î ®) /2 de td un wu uw ha | *t PN LS» | mn u nw uw ad Mans f OI mt u u Sa Cabo de Goede Hoop t 779. THET- MOMETER. Funy. Hoogte Laagfte Midden ” s Morgens ’s Middags ‘s Avonds July. Hoogfte Laagfte Midden ’s Morgens ’s Middags ’s Avonds Augus. Hoogfte Laagfte Midden ’s Morgens ’s Middags ’s Avonds Sept, Hoogtte Laagíte | Midden ’s Morgens | ’s Middags _’s Avonds n uuw uuw A u “nun um u A} Cabo de Goede Hoop 1779. 83 WIND en WEER. _$ 3 Jannuary, F ebruary. „ Tiendagen Z. tot ZO. zo. „dagen NW, tot WZW. goed „Weer, droeg | Seftien dagen Z. tot ZO I4- dagen NW,tot W. „goed Weer. droog: Maart. April. ._ May, | juny. Je. Auguflus, _ September, Vier en twintig dagen ZO. 6. dagen. NW,tror W goed WiEtr. Kens Regen. Eens Weerligt. Tt Dertien dagen ZO. 17. dagen Weerligt. goed Weer, Twee ma:l Regen, Vyf dagen Ooften. „vyf en twintig NW. waarts 6. maal Regen, Eens Hagel. Eens Donder en hooge Zee. Drie dagen ZO, -- é de overige dagen NW. agt maal Regen, twee maal Donder. _ Seven dagen van O, tot ZO. 24- dagen van NW. tot ZO. 6, maal Regen. Vyf dagen ZO. drie van ZW. tot NW. drie dagen Regen. EIf dagen ZO, Wind. de overige van ZW. tot NW. Vier maal Regen. k F p ul. BO Japan ea A Wi Ide Pe. Ee gn sJn A BaAaNe 4 he Jauu. Taramosteren. Hoogft A ss Laagtt | 27 ME 's Morgens 36 | ’s Middags 44 bbs tvonds «az en en twintig dagen NW. Wind, drie dagen A. Wind, z. dagen Stor'n, 3. maal Regen. r. Vorft, Febru, THERMOMETER. Hoost | | 60 Laagit 33 Middelbaar s Morgens 36 ’s Midd gs 47 ’s Avonds 4 the en twintig dagen NO, tot N, ‚drie dagen Zuiden. vier maal . Regen. twee maal Ryp. Maart. dET HERMOMETER. Hooztt 66 „ Kaagít B Middelbaar” s Morgens48 ’s Middags s2 ’s Avonds 48 „Seven dagen N. Wind, Negen dito-O. Wind, Ses aagen ZZ, Negen digen W, tot ZW. Agt dagen Regen. Twee dagen Stormagtig. April. ‚ Fapan 1778. 85 ari. de Thermometer. Hoog | “69 ‘Laagtt 39 Middelbaar ’s Morges e2 ’s Middag 62 …_… ’s Avonds 53 | Vyftien digen N. W inden. „Agt dagen Ziden. _Vyf dagen Ooft. Drie dagen a May, de Trek niht Eiso de Laag{t B Middelbaar * s en 62 j ’s Middags 70 ’s Avonds 64 vyE dagen Ooften Wind. Vyfrien dagen Noorden Wind. Ses dagen Zu'den, Vyf digen W. tor ZW: Juny. de THERMOMETER. Hoogtft 84 | ; Laagft S6 Middelbaar ’s- Morgens 70’ | ’s Middags 83 ’s Avonds 7E Vyf lien Ooften Wind. Seven degen Noorden, Veertien-dagen van ZO. tot t ZW, Vyf dagen. eiten, 34, ma | Regen. : $ 2. maal ‘onder. « 2. maal Sto: m, F 3 Je- 86 Japan 1779. Je de TrrERMOMETER, Hoogtt | 9 Laagit es Middelbaar ’s Brent 83 ’s Middags ot ’s Avonds 83 Drie dagen Wefte Wind, Ses dito Oofte, Seventien dagen Zuidelyk, Vyf dagen ‘Noordelyk. Vier maal Regen, Eens Donder. dago. A THERMOMETER, oploopt > aa | ‘Middelbaar ’s Morgeus ha ’s Middags 88 'sAvonds #4 Ses dagen Ooften. Wind. 14. dageri- Zuidelyk. to. dagen Noordelyk. u; C5 Wett, Sop de emt emnienbk Hoogft S2 Laagft 69 eieren ’s Morgens 76 ’s Middags 88- ’sAvonds 84 W | rz. dagen Zuider Winden, 15. dagen Noorden. 3- dagen Ooflen, IL, man Mag. OE- Japan ars. B Ofob, de de Turnnoueren, Hoogtt | | 7 Laagit ‚Middelbaar ’s Morgens éo | 's Middags va ’s Avonds 62 Vier dagen Zuide Winden. overige dagen de Winde, | Noordelyk. 6, maal Regen, x Den 9. en tr Aardbeving. Den 23, Storm. Novem, de T nerumoneter, Hoogft „9 Laagtt â2 Middelbaar ’s Morgens 48 ’s Middags $2 ’s Ávonds 48 De w inden Noordelyk. s. maal Regen. 1. maal Sneeuw, Den rf. en 16. Storm meren eneen neten | me ng mnd, eren NB Het Genoodfíchap hadde gaarne gewenfcht deze Waarne- mingen volmaakter uittegeven , din het gebrek aan de noe dige Inftrûmenten. heeft dit niet mogelyk gemaakt, en zy hoopt daartoe in het vervolg beter in ftaet te zyn ondertuffen dient men aantemerken dat het Weer en Wind op Pag. 63 alleent ten tyde der obfervatie is aangetekend, Eer à EF 4 6 Blad- BLADWYZER. Bladz: VOORBERICHT. . an VERHANDELINGEN Verbandelinge over de Hiftorie-Kennis $ door | ‘VAN IPEREN. …… Vervolg der Peftchryving van het Eiland Timor en der naby gelegen Eilanden, door Mr. W. vaN HOGENDORP. Verzameling van eenige, Tîimoreefe-woor- „den, door -den zelven. -— … … « Befcbryving van het Eiland Borneo, voor zoo verre het zelve tot nu toe bekend is, door Mr. J.-C. M: RADEFRMACHER: Lyft der geeftelyke en wereldlyke Keizers van |APAN 9 ‘zynde een vervolg op de Hefthryving, van den Heer E. Km m- _ PHER. . De Belemmeris ngen $ Treur gezang , door J- VAN ÏPEREN. Toezang aan bet Bataù jaah Gemoathap 2 «door. den zelven. 4 ervolg der Hi erbandelingen over den Land-bouw , door J.HooyMan. k Proeve over de Verfchiliende gedaante Ko- ‚deur der Menfchen , door Mr. }.' C. M. RADERMACHER. *. … PT. Ie BLAD W Y-Z ER, Befthryvinge van cene blanke Negerin, door |, VAN (PEREN. … 22. Befchryving van de groote Been Orang-Outang , door F. BARON VAN WURMB. … 245. Vervolg van eene Favaarfthe Hiftorie Sadjara Radja Java, door- wylen J. VAN (PEREN e 263, Froeven van Hog, Gemeen en Berg Fa- N —_ VAANS. „ 269. Kort wacht: van de Deenfthe Zending op de Kuft Chormandel, door J. Hooy- MAN. … 298. Verhandeling over de ‘Dood Straffe en het Pynigen, door Ms. J. C M KADER MAÄCHER. …_ 319 Waarneemingen over de Verbetering 0n- zer Hollandfche Zee- Kaarten, door Mr. J. C. M. RADERMACHER- 327 Redenvoering der Inentinge tot de Ingeze- tenen van Batavia, door Mr. W, van HOGENDORP. 332 Bericht aangaande de Gamber , door A | COUPERUS. … 356. Befchryving van de Wowwoiwen ’ door wylen J. v. IPEREN en F. SCHOUMAN. 383. Bericht omtrent bet Katoen Spinnen en We. ven, door J. HooyYMAN. …. . 416, Hiftorifche opbelderingover 1. Chronyk:22. US. 14» door Mr. W. vAN HoocEN- RN et NE ME OC fte F 5 By- BLADWYZER, Bydraagen tot de Natu vurlyke Hifrorie, bekroond Antwoord der vyfde alzemene Prys-vrag e onder de Zin/preuk Berit wei bedá. JC» daar nà voioidcht., BEKROON! DE A N T WOO R- DEN en BERICHTEN. .. Verhandeling oin bet toeneemend Hout ge- brek der Zuiker-moolens fpoedig en dzur- ‘Saam te verkhelden, door ). jACOBL. Korte aanteekening wegens eene algemeene __Ziektede Knoikel-Koorts genaamd, door BEBrroN, *. Verhandeling over de Fluxus Pi entris of Buikloop, door BERNARD WOLFE. Bericht wegens de zwaare Aardbeeuing van den 22. Jamary do 1780, daor Mr. C. M. RAperMACHER Dood Loyftenvan de Stad Data via van Ao F/SG TOETS ZE. Ae \ Bericht wegens de hoogte der Barometber en Thermometer op Batavia, Cabo de Goede Hoop en Nangazaki. en. 455. 491. Lt. rs 3 Le nd 60. 65. (A ETM. ZINSTORENDE DRUK- FOUTEN. Bl: rz.lin. 4,ftaat. de oriäftangkelykêek. Lees de ofittabdnels keda | hoofdige Eenhootd'ge. == 14 ---25.- ‘- meende El ontdekken —— meende te ontdekken, == IJ ==19.- -woeftenven == woeilenyen, s -= Idar -LIee <= Weijcs —— werkjes. == 33. "11.- Don Juanen Ulloa —_- Don Juan d'Ulloas = = 40.- 16,17. =jemand der Leezers ders — — Jemând der „ Leezers- my &: my &c. = Ei nik Od Romeinsch onale Romeinfche oudheden. - - Ons heilige Schriften né Jaatfterég, - - Mindik-ndigen go.lin, s.- „zonder eeniz ander: _ voedzel hier te kcb- ben == O4- -II,- -Eenen grooten Saber == 122. « 17.= _«befchonken * 140. onder inde Noot lin. s.ftaat p'eent =-165.- «16 -, „ten ten einde - veren -2r, a -kilpen PT Ten 4 - byzondere geleegeië * „: IÓ.- « g.- «dee bovenlanden = =emer eII- «Leggen = -178.- - 7.- «-die neegen jaarén laa- - | ren laater "rk » » I80,- -19.- «ptôdrêten ® -188,-11,12.- - hierin met hunnen fle- gen d „veen I2.- „@en fprütje „eeen e+ Nyigeftrchtieid = =189,- -15.- -naaukeurig riet * -IO2.= -I3.= -maunier » -2II.= » 7.= -haatft » -222,- -23:- *Oorfrak » -232.- -17.- -uytzie „ -233.* = 7.= _ =belaft ® =e=== -24ee = doet he kuipen. — onze heilige Schriften, — mink: ndigen. —— zonder Lenig |, “ander voedzel , dit te hebben” — eerien grootén Gate. —— befchonken’ om dâte — prefent, ten einde, A n =—— byzondere celegenheid, =de bovenlanden, —_— Legger. die neegen jaaren laas ter. _— Jaar. Ed _ produêten, — hier in niet kunnen flagen. | a een ip-uitje. —— uitgeitrektheid, —— naaukeurig uit, — — manier, ee haaft — Oorzaak. _— Uitzien. —_ betaft. En doet, Bl 242, ZINSTORENDE Drug-Fouren. El 242,lin.17.ftaat. dat de ziekke Lees dat die zicke 2 3Je= ‚onl en ger me PUdie, - -rijonde in de Ek | ' ‚ Noëtlin so,ftaat. Tgerion — —_ TferibonsofCheriben. - =273. onder in de „„Nuotlin, 13. taat. Toewek toppers er Toewak-tappers. - 275. onder in de. ”: Noot: in, 6.ftaat. wget dan aat Weet, dat, „-3ss.onderinde Noot ftaat.Sp, 137. « Palm 137. - -36orlin, 5-- «heef —— heeft, -- dje onder in de n Noot flaat. gebruk ge —_ gebruikt. =eggt,lin. Jee -Eerdat — En dat. emerge -oorzark von a OOfzaak van. veeee= =13:= =aanftonden —— aanftonds. ET Ee A verbaardheid =—— verbaasdheid. =r4l4rt 6e + engettaarte Apen == Ongeftaaite Apen. „440 -ige Pml _— niet. „428-216 + Linne — Linreus. --487.= 71e Pop ogen _ SET plooyen. „eee eid. *breéde __ breette. e +438, « Je … "IE IYPEL ler ry pheid. NB. De andert deg die in dit Tweede Deel gevonden. rn woraen at de nae Leezer zelve te veh. Li _ & ‚Ml ex De AN de mag vitara Al es! n 2 En AP ah ot Ve ON en Md. as. die Dd he deb Poma, Cek dere dt $ k EN Pole Aaron A hd Vl A2 el Bos Hin BOEVEN sf ied ! ee ke e dg 3 k t Re bee : + % mes Va, 4 id ke 1 Ti bet be kN Ai LEN 4 8 # Je | 3 Er «