f. UNIVER5ITY OF PITTSBURGH -Uarlington JWemorial JLibrary VERHANDELING OVER DE MAST ODON TE, o F MAMMOUTH van den OHIO. ÏER GELEIDE EENER NAAUWKEURI6E AFBEEL- DING VAN HET GERAAMTE VAN DAT DIER» DOOR A, C. B O N N; WED, DOCTOR TE AMSTERDAM» IV. Deel. 11 Stuk. T VERHANDELING OVER DE M A S T O D © N T Ej VAN DEN OHIO. XjnÓQt eene taliooze menigte en verfcheiden- heid yan beenige overblijffels van dieren, welke van tijd toe tijd, uit den fchoot der aarde, op verfchilicnde plaatfen en onder allerlei omftandig- heden zijn opgedolven, verdienen in het bijzon- der de zoodanige, welke, door hunne uitHeken- de grootte uitmunten , geene geringe opmerking. Velen onder dezen, die men in vroegere da- gen voor reuzenbeenderen gehouden had, heefc men naderhand, bij de fteeds toeneemende vor- deringen in de Nacuur- en vergelijkende Ont- leedkunde, voor overblijfielen van Olijphanten, Rhinoceroslen , Elanden, Runderen en andere dieren herkent, en aldus ontegenzeglijk hunnen oorfprong van deze foorten van dieren bewezen. Dan behalve de zoodanigen, wier afkomst men heeft weten te bepalen, heeit men federc het begin der voorige eeuw, voornamelijk in Noord-Amerika , beenderen en tanden ontdekt, van een groot foort van dieren, welke, daar dezel- ve kenmerken droegen , die men bij geene thans T 2 . Ie- 294 OVER DE MASTODONÏE, levende dieren aantrof, toe vcJerbrmde gisfingen bij onderfcheidcne Nacuurondtizcekeren hebben aanleiding gegeven. In den jare 1705 vond men reeJs te Alhanlj in rüeuw Engeland^ ihans de (laat van NlawW' ij^.'fck^ nabij de rivier Hudfon, beenderen en tanden van eene monfterachtige grootte, gelijk uit eene brief van Doctor mat her aan Doc- tor w o o D w A R D T , geplaatst in de Philofoph. Tranfact. Van het jaar 1 7 1 2 , blijkbaar is, wel- ke door gernelden geleerden toenmaals voor reu» zenbeenderen gehouden weiden. De eerde , die van de oevers van den Ohio dierlij- ke overblijffels van dien aard naar Europa over- zond, was de Heer de longueuil, welke in den jare 1739 onder anderen eenige kiezen, ééne llagtand en één dijebeen van buitengewo- ne grootte naar Parijs zond, welke toen de ge. heele opmerkzaamheid van de Academie der we- tenfchappen aldaar tot zich trokken. De Heer F ABRI, welke groote togten in het Noorden van Louifiana en in het Zuiden van Ka. nada gedaan had, fchreef in 1748 aan den graaf DE BUFFON, dat hij koppen en geraamten van een viervoetig dier van verbazende grootte had gezien, en dat de dijebeenderen daarvan vijf of zes voeten lengte hadden. In OF MAMMOUTH van den OHïO. 293 In 1765 en 1766 vonJ (gelijk coLLiNSONaan dien zelfden grooten NKuuronderzoeker fchreef} GEOR GE CROGii AN,indenorarrekderrivierOA/o, digt bij een groot zout meer, beenderen van groote dieren, en hield dezelve voor die van Olijphan- ten, "uit hoofde hij eenige groote flagtan den daar- onder aantrof, doch tevens eenige kiezen geheel van die der Olijphanten verfchiliende , en meen- de uit het groot aantal dezer ilagranden en kie- zen te moeten opmaken, dat er ten minden der- tig dezer groote dieren aldaar moesten zijn om- gekomen. Croghan zond in 17^7 de verzamelde been- deren en tanden naar Londen\ en onder anderen aan imijlord s h e l r u r n e twee flagtanden , waarvan de eene geheel was en de lengte had van 6 voet 7 duim, Franfche maat, benevens een kakebeen met twee baktanden, die daarin zaten, behalve dat nog verfcfoeidene afzonderlijke bak- tanden, welke thans rog in het Britsch Mufeum en dat van hun ter bewaard worden. Ook FRANKLIN bekwam , onder anderen beenderen dezer foort, vier overeenkomftige Kiezen. Colli NS ON had kort te voren aan de buf- FON gemeld, dat croghan, omtrent anderhal- ve mijl van de rivier Ohio^ zes monfterachtige geraamten, overeind Ilaande, onder de aarde be- T 3 d©l. 294 ovïR DE MASTODONTE, dolven had gevonden, waarvan de flagtanden 5 of 6 voeten lang waren , en volkomen aan die van Olijphanten gelijk, dertig duimen onitreks aan den wortel hebbende, en in dikte naar de punt toe allengs verminderende; maar dat men niet konde bemerken , hoe dezelve in de kaak hadden vast gezeten, dewijl dezelve in (lukken gebro- ken waren. Er was onder anderen een geheel dijebeen gevonden, dat loo ponden woog en 4^ voet lang was; en dit alles was door de Heer GREENwooD bevestigd, welke die zes geraam- ten in het zoute meer gezien had. Twee kiezen, welke naar Londen waren overge- zonden , wogen te zamen pi ©. Het kakebeen was bijna 3 voeten lang, en te zwaar om door tv;ee mannen gedragen te wordpn , terwijl de tusfchen- ruimte tusfchen de beide oogbollen 18 duimen was. De groote de BUFFon zelve heeft deze ont- zaglijke kiezen afgebeeld, en onder anderen eenen hem door den graaf de vergennes in 1770 gefchonken, welke 11 © en 4 oneen woog, en in klein Tartarije gevonden was, te gelijk met andere beenderen, waaronder een dijebeen, 'c geen , hoewel flechts de helft daarvan was gaaf ge- bleven, in zijiie holte 1$ Parijfche pinten vochts kon bevatten , Eene andere aldaar afgebeelde en door den Jbt chappe medegebragte kies, uic Si- OF MAMMOUÏH VAN den OHIO. 295 Siberien, is minder groot en woog 3 pond en i once; terwijl die, hem door de Heer col- L I N s o N toegezonden , en op plaat IV afgebeeld , uit America van de rivier Ohio afkomdig was. Sedert dien tijd kwamen er, behalve eenige enkele kiezen van het onbekende dier, geene andere beenige overbiijffels naar Europa, De beroemde Lijfiiiedicus m i c h a ë l i s melde in een' brief over dit onderwerp , aan den Hoog- leeraar LICHTENBERG, (*}dat hij te IcuF geitel d zijnde in zijn voornemen, om eene reize naar den OJilo te ondernemen, te PhiladeJphia eer\ fchat dezer dierlijke overblijffelen bijeen verzameld vond, en befchrijft vervolgens de plaats, waar de. ze beenderen in zoo een groot aantal gevonden worden, volgens berichten hem door ooggetui- gen deswegens medegedeeld : „ Deze beroemde „ plaats," zegt hij, „legt i^ Engclfche mijlen „ ten Zuiden vanden 0/«*ö, en omtrent 600 mijlen „ onder het Fort Pitt; zijn zoudg water maakt „ een moeras, dat bijna 3 of 4 Engeifche mor- ,, gen groot is, en the Great Saltlick genoemd ., wordt, tot eene algemeene verzamelplaats der „ dieren , welke den omtrek daarvan bewonen , „ en zich daarhenen eenen regten, zeer bree- 5, den (.*) Geplaatst in het Götting-Magazin van Lichten- 2SRC UDd Fokster, IV. Jahrgang t Siuck., A*^. 1785. T4 ft5>5 OVER DE MASTODONTE, j, den weg gebaand hebben van eenige mijlen leng- „ te. Die moeras wordt in den regentijd diep ge- „ noeg, om daarin op fommige plaatfen te kun- 5, nen verdrinken, en geeft zijnen oorfprong aan 5, een klein beekje, dat zich met eenen vrij fnel- „ len loop in den Ohio uit.ftort: terwijl het moe- 5, ras zelf, als deze rivier niet bijzonder hoog 5, is, omtrent 30 of 40 voeten boven dezelve 5, verheven ligt. De grond tusfchen beiden is „ vol kleine heuvels , en men vindt geene reden 5, ora te denken, dat de rivier te voren uit dit 5, moeras eenen anderen weg naar zijne tegen- „ woordige beddirtg zou genomen hebben Uit dit 3, moeras nu , zoowel als uit de heuvels die hec- „ zelve omringen, (leken die overgroote been- „ deren aan alle zijden uit , en wel in zoo groo- „ te meenigte, dac er waarfchijnlijk wel dertig „ of meer dezer d^ieren moeten zijn omgekomen." Ondertusfchen zegt m i c h a ë l i s , dat het ver- haal van c R o G H A N , welke zqs voikomene ge- raamten aldaar zege gezien te hebben, ten eenemale bezijden de waarheid is, en dat het zijne vrienden , ondanks hunne ijveriglle pogingen, niet gelukt was eenen geheelen kop dier dieren te vinden. Behalve op die plaats aan den Ohio , het groo^ ie Zoutmeer namelijk , alwaar deze beenderen in een zoo aanzienlijke menigte gevonden worden , wa- OF MAMMOUTH van den OHIO. 297 waren dezelve nog op zeven andere piaatfen in Noord -Amerika ontdekt, en zelfs ook in Zuid- Araerika niet geheel zeldzaam. Een dezer piaatfen in Noord-Amcrika is IFal' hill^ in de ftaat van Nieuwijork, 80 mijlen Noordwaarts van de Hoofdllad , 16 Westwaarts van Hudfon^ en (lechts op een halve mijlafllands van een klein riviertje, waarvan die plaats zijn naam heeft. De gevondene beenderen hadden hier flechts 4 of 5 duim onder è.^xi grond gele- gen, waren 20 ftuks in getal, en beftonden voor- namelijk uit 4 geheele kiezen, een (luk van een onderkaak, een ftuk waarfchijnlijk van een rib; 6 of 7 aan elkander gevoegde wervelen , een af- gebroken doornachtig uitfteekfel der rugge- graad, een gedeelte van een dijebeen, een ge- deelte van het bekken , eene kniefchiff en eeni- andere minder kenbare (lukken beens. De meeste hiervan vergingen fpoedig hierop , en hec overblijffel , waaronder het merkwaardigst waren , drie aan elkander pasfende (lukken van het hoofd des dijebeens, welke te zamen meer dan ia duim middellijns hebben, werd door micha- CLls in het Mufeum te Casfd geplaatst. Deze beenderen waren in een vrij groot moe- ras van zoet welwater, en met boomen omringd, gevonden. De bodem van hetzelve was eeae vaste T 5 klei «p8 OVER DE MASTODONTE, Idei, des zomers meest droog. Hec naauwe dalj, waarin hetzelve lag, was aan weerskanten vaa fteile hoogten omgeven ^ en een klein beekje^ voorbij het moeras heen loopende, ftorte zich een halve Engelfche mijl vandaar , in de kleine Walkiü rivier uit; terwijl zich geene blijken vertoonden , dat dit moeras te voren bet bed van deze of eenige andere rivier geweest was, of dat deze beenderen in vroegere dagen door meerde- re aarde bedekt waren geweest. M i c h a ë l i s , welke uit deze beenderen twee dieren vermoed* de, namelijk een jong, zoo als hij uit de Kie. zen oordeelde, en een oud, gelijk hij uit de reeds vastgegroeide hoofden van het dijebeen meende te moeten opmaken , werd door eene zware re- gen , en vervolgens door zijne terug reis naar Eu» ropa, verhinderd hier verder eenige nafporin- in het werk te ftellen : waarvan bij zich zoo veel te meer opheldering wegens die onbekende Dier had voorgefteld, daar de beenderen niet, gelijk aan den O/^/e, volgens zijne gedachten , met die van Olijphanten vermengd wierden gevonden, welke meening alleen daarop door hera^ fchijnt gegrond te zijn, dat hij te Walklll geene llag- tanden, gelijk aan den 0/?/ö gevonden waren , had aangetroffen. Hoe zeer men nu, van tijd tot tijd, zoo ia Si- OF MAMMOUTH van den OHIO. 299 Siberiën als voornamelijk aan den Oklo in Noord. Amerika, menigvuldige beenderen van zeer groote dieren, en flagtanden van 4 tot 10 voeten lengte, alsmede kiezen van een bijzonder en van die van andere bekende groote dieren verfchillend maak- fel ontdekte, bleven de gedachten der Natunr- kundigen , over den aard en het maakfel van het on- bekende dier, geheel onbepaald en zeer verfchil- lende, zoolang men niet in (laat was uit deze on- derfcheidenc beenderen een geheel geraamte za- men te Hellen, 't geen, daar men uit Amerika deze beenderen en tanden van tijd tot tijd lluks- gewijze naar Europa overzond, en dus ten eene* male verfpreidde, onmogelijk fcheen. De opgraving van eene genoegzame hoeveeN heid van de onderfcheidene tot het zamenftel van een geraamte behoorende beenderen , in den jare 1801, vi^as derhalve eene voor de Natuurkun- de zeer belangrijke gebeurtenis, welke wij aan eenen onvermoeiden arbeid van drie maanden tijds, door den Directeur van het Mufeum van Natuurlijke Historie te Philadelphla , charles wiLsoN PF.ALE,en zijnen zoon , met zeer vee- Ie moeite en kosten daartoe hefteed, ie danken hebben. In het voorjaar van 1801 ontfing deze ijverige Natuuronderzoeker berigc van het vinden van eene 300 OVER DE MASTODONTE, eene aanzienlijke hoeveelheid dezer beenderen in den herfsc van het voorige jaar, bij gelegenheid van het uitgraven van een mergelputj in de na- buurfcbap wzn Newhurgh aan de rivier Hudfon , 6j mijlen van de ftad Nieiiwijorh^ en vond na ingewonnen narigten dien aangaande van Dr. G R A H A M , die aan den oever der /'Faliillwoouen' de, bij de opdelving der meesten tegenswoordig was geweest , dezelve op de vloer van eene koorn- fchuur opgehoopt; terwijl hij het geluk had die vanden eigenaar, joh n masten genaamd, te- vens met het regt om de- nog ontbrekende been- deren op te graven, te koopen. De opgegravene beenderen , welke hij terllond naar Philadelphia zond, beftonden in de hals. wervelen , de meeste rugwervelen en eenige van den flaart ; de meeste ribben , voor 't grootst ge. deelte echter gebroken ; beide de fchouderbladen , belde de opperarmbeenderen met de fpaak en el- lebeenderen; een dijebeen, het fcheenbeen van den eenen poot, en het kuitbeen van den anderen; eenige groote ftukken van den kop; verfcheide- ne beenderen der voor- en achtervoeren ; het bek- ken eenigzins befchadigd, en een groot ftuk van eenen ilagtand van 5 voeten lengte, zijnde omtrent de helft. 'Er ontbraken derhalven nog eenige van de rug en ftaarcwervelen , eenige ribben , de on- der- OF MAMMOUTH van den OlIIO. 301 ckfkaak, ééne geheele flagtand, en hcc overige gedeelte der andere, hec borstbeen, een dije-, icheen. en kuitbeen, benevens verfchcidenc voec- beenderen, Hoe zeer zich«,op goede gronden met de aan- gename hoop vleijende, om ook deze nog ont- brekende beenderen te ontdekken, werd dezel- ve, niet tegengaande de ijverigfte pogingen en de groote kosten van werktuigen ter opgravinge befieed, door hinderpalen van verfchillenden aard, en vooral door het menigvuldig op wellend wateren de door de weekheid van het moeras oprijzen- de fchelpmergel , in zoo verre verijdeld , dat, offchoon eenige beenderen zes of zeven voeten diep, geheel of aan (lukken, gevonden werden, echter de voornaamfte, en zonder welke het ge- raamte niet kon voltooid worden, fteeds bleven ontbreken. Van den onderkaak onderanderen, welke in het begin der uitgraving gebroken was , werden nu niet dan de kiezen en eenige ftuk- ken gevonden , gelijk ook van de (laart- en voet- beenderen nog verfcheidene gemist werden. Ondertusfchen gaf pe alk, niet tegengaande het ongelukkig afloopen van dit onderzoek, den moed niet op, en vleide zich nog fteeds met de hoop, om niet flechts deze ontbrekende deelen te leeren kennen, maar, als het mogelijk was, eenig an- 302 OVER DE MASTODONTE, 'ander geraamte in zoodanig een orde te ontdek; ken, waaruit hij de juiste plaatfing en het getal der beenderen met zekerheid konde te weten komen. Sedert i8 jaren, waren op» 7 onderfcheidene plaatfen binnen den cmtrek van 12 mijlen van de- ze landhoeve, van tijd tot tijd, een paar beende- ren ontdekt; doch hij vernam, dat fcdert de meeste moerasfen uitgedroogd en dus de beende- ren vergaan waren , of zoo diep lagen , dat tot de uitgraving daarvan een geheel vermogen vruch- teloos zoude hefteed v<;orden. Door zekeren Doctor g a l a t i a n berigt ont- fangen hebbende, dat 8 jaren te voren bij hec graven van een put, in een klein moeras, 11 mij- len van het voorige gelegen , en aan Kapitein i. BARBER toebehoorende , vier ribben gevonden waren, begaf hij zich op die plaats wederom aan het werk, te meer, daar derigting, waarin deze ribben gevonden waren, hem alle hoop gaf , dat hij hier zijn oogmerk volkomen zou kunnen bereiken. Men vond dan ook hier een ge- heel ftel ribben, meest zeer fchoon naast elkan- der liggende en volmaakt gaaf, doch zonder daar- bij eenige rugwervelen aan te treffen; waaruit genoegzaam op temaken was, dat dezelve ver» fpreid geraakt waren. Na veertien dagen arbeids, hier OF MAMMOUTH van den OHIO. 303 hier wederom verder van den kop niets vinden. de, dan twee vergane (lagtanden, drie of vier kleine kiezen , eenige weinige rug- en flaartwer- velen, een gebroken fchouderblad , eenige been- deren der ceenen en de ribben , die tusfchen vier en zeven voet diep gevonden waren, werd ook hier wederom raec weerzin hec graven geftaakt, en de gevondene beenderen afzonderh'jk van de vorige verzameling bewaard; terwijl echter, toe groot leedwezen van peale, geen been daar onder was, 't geen aan het voorige geraamte nog ontbrak , en ó,k dus konde helpen vokooijen. Eindelijk, na eene nogmaals herhaalde poging, om ware het mogelijk zijn oogmerk te bereiken , gelukte het hem, aan geene zijde der fFalkill ^ in eene flecht bebouwde flreek lands, omtrent twinrig mijlen ten westen van den Hudfon, ea aan zekeren peter m i l l s p a w toebehoorende , welke 3 jaren te vooren aldaar eenige beende, ren ontdekt had, na veele hinderpalen wederom met geduld en moed te zijn te boven gekomen , behalven eene kleine verzameling van zeer goed bewaarde ribben, en beenderen van de poocen, op meer dan twintig voeten afllands hiervan, een opperarmbeen van den rechter poot, bene- vens het fpaak- en ellebeeh van de linker, het regter fchouderblad, de eerste halswervel of at- 304 OVER DE MASTODONTE, las, eenige beenderen der teenen en eeue zoo zeer verlangde geheele onderkaak op te delven. Op eenen aflhnd van 12 voeren wierd ook het bovenst gedeelte der kop gevonden ; dan dit was ,2:00 zeer vergaan, dat men, behalven eenige wei- nige (lukken , daarvan alleen de kiezen konde me- de nemen; deszelfs gedaante was volkomen ge- lijk aan dat, 't welk in het land van masten gevonden was, doch gelijk dat door de ruuw« heid der werklieden voor 't grootst gedeelte be- dorven was, zoo was dit bekkeneel, door dat hetzelve zoo digt bij de oppervlakte had gele« gen, zoo verrot, dat men alleen deszelfs om- trek bij de kiezen kon waarnemen en vandaar tot aan de halsknobbel; het verrotte gedeelte maakte een zwarte en vettige korst uit boven dat, hetwelk nog gaaf was, doch zoo bros, dat het- zelve bij de uitgraving geheel in flukken brak. Deze laatfte verzameling van beenderen wierd vervolgens nog vermeerderd, door die, welke te vooren door de Heeren Dr. g r a h a m en p o s t waren gevonden, welke uit eene rib, het borst- been, een dijebeen, fcheen- en kuitbeen, en eene kniefchijf beftond en , terwijl men nog daar- enboven eene rib vond, welke in eene eenza- me boeren wooning, tien mijlen vandaar, gebor- gen was ; en ziedaar den uitflag van eene onder- ne- OF MAMiMOUTH van den OHIO. 305 neiTiing van drie maanden, door de Heerea PEALE met groote moeice en kosren volbragt , en waarvan niet minder dan de zamenfttlling van twee bijna volledige geraamten, van het onbs* kende dier van den Ohio, het gelukkig gevolg geweest is. Van deze ontzettend groote geraamten , waar- van het eene zich in het Mufeum te PhitadeU phia bevindt, en het andere, doof den zoon van den Hr, p e a l e , voor eenige jaren naar London gebragt is, en zich thans, raar het verfiag daar- van te vinden in de Letterbode van 14 Octo» ber 1803, N. 43, wederom naar America te- rug gevoerd, in het Mufeum te Boston fchijnc te bevinden, heeft gemelde rembrand pea- LE, in den jare 1803, eene ontleedkundige be- fchrijving, voorafgegaan van eene gefcbiedkundi- ge verhandeling, wegens derzelver ontdekking gemeen gemaakt, onder den titel: Historical Disqu'-fiiion on the Mammouth^ or great Jlme» rican Incognitum ^ an Extinct ^ Immenfs^ Car- nivorous Avimal, whoje Fosfil Remains have heen found in North America , te London ge- drukt, en waarvan wij, wat de ontdekking der verfchillende beenderen betreft, zoo even het voornaamfle hebben medegedeeld. De Hoogleeraar d. j vanlennep heeft IV. Deel, il Stuk. ^ mij 3o5 OVER DE MASTODONTE, mij ter befchrijving en gemeenmaking opgedra- gen eene uicmuntend geteekende afbeelding vaii een dezer geraamten , door gemelde rembrand PËALE zelve gemaakt, en aan zijnen behuwd- vader, wijlen den Heere pieter van win- ter nicolaas siMONSZ,, op deszelfs ver. zoek, overgezonden; en het is deze teekening, welke aanleiding tot deze verhandeling heeft ge- geven, en achter dezelve gevonden wordt. Wij raoeten over deze geraamtens in het al- gemeen aanmerken, dat dezelve ^vooreers^, alleen van de beenderen van den Mammouth^ onver- mengd met die van andere groote dieren, zijn zamengefteld. ' Ten tweede, dat daar, gelijk men uit het gefchiedkundig verhaal van p e A l E kan opmer- ken, van beide deze geraamfen niet allen de beenderen zijn gevonden, gemelde natuurkun- digen de in het eene voorwerp ontbrekende been- deren, door eene kunllige nabootfing van die van het andere , met eene naauwkeurige inachtneming van de evenredigheid, vervuld hebben, gelijk dit bij voorbeeld met de onderkaak, waarvan er, gelijk wij gezien hebben, maar eene geheel gaaf is gevonden, gefchied is. En sen derde y eindelijk dat die enkele ge- deel. Cl JMA?w'i\IOüTH VAM DEN OHIO. 3C7 deelttn, welke in beiden volftrekt ontbraken, ge* lijk het eind van den flaarc en' het boven (luk van den kop, door gene denkbeeldige toevoeg- fels voltooid zijn, en dus in beide de geraara- tens gemist worden. Zoo dat dezelve dus al- leen beftaan uit de oorfpronkelijke gevondene beenderen, en gedeeltelijk uit dezulke, welke door eene konftige nabootfing naar de natuur gevolgd zijn. Wanneer men met een vlugtig oog de af- beelding van dit ontzaglijk geraamte befchouwt, fchijnt hetzelve indedaad veel overeenkomst ttmi dat van den Olijphant te hebben, en vooral, wanneer men zich daarbij voorfrelt, dat het van eene gelijke grootte als het grootfce dezer dieren is. Ondertusfchen doet zich bij eene naauwkeurige- re befchouwing, ook zelfs in de algemeene ge- daante van hetzelve, een zeer aanmerkelijk on- derfcheid ontdekken: men vergelijke Hechts de betrekkelijke grootte van den kop , en het ove. rige ligchaam van dit dier , met dat van den 01ij« phant, de meerdere groote en dikte der voor- pooten in den Mammouth, en, als een natuurlijk gevolg daarvan , de meerdere hoogte der fchofc boven het kryis in dit dier, zoo geheel van de evenredigheid van den Olijphant verfchillen- V 5 ae. 3oS OVER DE MASTODONTE, de, (*) om zich ia hec algemeen van het on- derfcheid tusfchsn deze dieren te overtuigen. ' Dan dit zoude nog v^einig afdoen, indien de gedaante der bijzondere beenderen met die van den Olijphant, of andere groote dieren, volmaakt overeen kwamen , en niet in verfcheidene opzig- ten wezenlijk van dezelve verfchilden, gelijk zulks, hoe naauwkeuriger men dezelve vergelijkt, des te duidelijker blijkbaar is. In hec algemeen , zijn de beenderen van den Mammouth veel zwaarer en grooter dan die van .eenig ander viervoetig dier, en men kan daaruit de geweldige fpierkracht opmaken, welke dit dier moet bezeten hebben, om deze ontzaglijke werktuigen in beweging te brengen ; terwijl de- zelve tevens fchijnen te kennen te geven, dat de bewegingen van dit dier xelve niet zeer ge- makkelijk en vlug moeten geweest zijn , daar de vergelijkende ontleedkunde immers leert, dat de ligtheid en dunte der beenderen in eene gelijke reden ftaan tot de gezwindheid van beweging van (*) Men vergelijke hiermede inzonderheid de fraai- je afbeelding van het geraamte van eenen Olijphant, in Descfiption Jnaiomique d'un Tlephant male, par pier- re CAMPER, publtée par fon Fili a. s. camper. Pöf/5 1802. PI. XVil* Flg. 1. OF MAMMOUTH van den OHIO. 309 van eenig dier en omgekeerd. Men vergelijke flechts, onder de bekende dieren, hec beenge- ftel van een Herc mee dat van Iiec Rundvee, en men zal mij hierin geredelijk toeftemmen. Dit verbazend groote dier dan, waarvan het ge- heele beengeftel te zamen omtrent loco pon- , den weegt, en waarvan de onderkaak alleen 63I pond zwaar is, heeft de volgende afmetingen, Ergelfche maat, volgens opgave door den Hee- re PEALE zelve medegedeeld. Voet. Dm. De grootde hoogte of tot boven de fchouders . . , il. — . De hoogte der heupen , of het kruis . 9, -*- Dé lengte van de kin tot aan het kruis 15. -^ Van de punten der flagtanden tot aan hec einde der Haart, langs den bogt gemeten 31. ^-» De lengte U eene regte lijn , 17. 6 Breedte der heupen en van den tronk . 5. 8 De lengte der onderkaak 2. 10 Groocfte breedte des kops 3* s. De lengte van het dijebeen 3. 7 Kleinfte omtrek van hetzelve . I. 6 De lengte van het fcheenbeen , 2, — . — van het opperarmbeen 2. 10 GrooLfte omtrek hier van 3. 2è Kleinfte omtrek van hetzelve , I. 5 V3 De 310 OVER DE MASÏODON Vi. Ï)1B. 2. 5i 3. 8 3. I a. 3 4. r 0 , — 4. — ÏO. 7 I. 6k De lengte van het fpaakbeen Omtrek rondsom den elleboog De lengte van het fchouderblad ,»- van de langde Rugwervelen De langde rib zonder kraakbeen De lengte van de eerde rib «« «— . van het borstbeen • .^ — *-^ der flagranden • Omtrek van eene kies Omtrek des flagtands, aan deszelfs grond- Huk tot omtrent 3 voeten lengte . i. 10 Ook het gewigt van eenige vs^elbewafirde en niet verdeende beenderen verdient zeer vele op- Mcrking , en is geene minder gevvigrigc bijdrage eot de kennis der overblijffelen van dit verba- zend groot dier. Zoo wogen dan onder anderen: Be gebrokene heupbeenderen • 64 pond De fchoudcrbladen , ieder . 31 — — Het gehemeke en eenige andere been. deren van den kop . • 70 . De wervelen van den Hals . 26 — - De rugwervelen . .64 Be ribben {^waaronder eenige ontbraken) 61 De diiebeenderen, ieder . 37 Het fcheen en kuitbeen, ied* • 19 • ' De 01- MAMMOUTH VAN DEN OHIO. 311 De kniefchijf . . ♦ 2 pond De opperarrabeenderen , ieder , 39 — ^ Het fpaak- en ellebeen, ieder . 30 — — ^ Eene kies uit den onderkaak . 5I ■ ■■ De meeste Mammouths- beenderen echter, wel. ke in de zoutgroeven van Kentuckij ontdekt zijn, waren geheel verfteend of met de kalkaardige ftof, waarin zij waarfchiji.lijk vele eeuwen ge- legen hadden, doordrongen; van hier dat dezel- ve aanmerkelijk veel zwaarder , dan de zoo even^ gemelde bevonden worden, gelijk onder anderea een aldus verfteend dijebeen, 't geen zich in hec Mufeum van Philaddphia bevindt, 78 ponden weegt , en meer dan eens zoo zwaar is , als het niet verfteende ; even zoo vindt men kiezen , op dezelfde wijze met kalkftoffen bezet , welke 6| of 7 pond zwaar zijn. Voor het overige moet ik, ten aanzien der been- deren, welke het geraamte uitmaken, in het al- gemeen aanmerken, dat dezelve vooral die wel- ke in het graaffcbap Ulffer of Orange, in de Haten van JSieuwjork zijn opgedolven, vol- ftrekt riet verfteend zijn, maar uitftekend wel bewaard , en alle gewone eigeafchappen van been- deren behouden hebben, alleen de kleur uitge- zonderd, welke in donker ggel , bruin, of zwart veranderd is, V4 De 3Ï2 OVER DE MASTODONTE, De afbetlding van h^t geraamte, welke wij nu met peale zullen befchrijven, is gemaakt op eene f. haal van eene voet op een duim, En- g-lfche maat. Het is de kcp, welke in de eerfle plaats op- merkzaamheid verJient , daar dezelve, hoe zeer naar die van andere grooce dieren in fommige opzigten gelijkende, ecViter bij naauwkeudg; on- derzoek zeer aanmerkelijk van dezelve blijkt on- derfcheiden te zijn. Het h indedaad zeer te bejammeren , dat men geenen geheel vol ledigen kop van den Mammouth heeft kunnen vinden , daar gewisfclijk de gedaan- te en oppervlakte van het bekkeneel eene ge- wigtige bijdrage, tot de bepaling van het foort, waarroe dit dier moet gebragt worden, zoude hebben opgeleverd. Ondertu«Krchen komt het mij, (offchoor, gelijk cuviER te regt aanmerkt, uit het ftuk van de bovenkaak, uit de verzameling van den Ridder camper, (*) fchijnr te blijken, dat de Mammnuth eveneens zulke groote cel- len, tUiRhen de beenige platen van het bekke. neel (*") Zie plaat II van de verhatidelirg van cuvier, over dit onderwerp , pag. 298 , onder den tijtel : fur Se Cand Mns'otinrte etc , in de Jnnalet du Mvfeum d' Historie Naturelle ^ Tomé YIII. OF MAMMOUTH van den OHIO. 313 neel, gehad heefc, als welke bij den Olijphant die ontzettende dikte der beenderen, van den kop veroorzaken,) zeervvaarfchijnlijk voor, dat dit bo. venfte gedeehe van den kop m'nder gewelfd is geweest,, dan bij dat dier, en dus meerder vlak, gelijk bij andere dieren; en dat derhalve de klonp der herferen bij den Mammouth minder aanmerkelijk, dan b-j den Olijphant geweest zij. Zooveel is zeker, dat wanneer nïen het nog aanwezig gedeelte van den kop des onbekenden diers, het geen, behalve de onderkaak, bevac is tusfchen de geledings-knokkel van den hals en de kasfen der flagtanden, het flaapbeen, het juks- uirfteekfel en de kiezen , mee een hiermede over- eenkomftig gedeelte van den kop eens Olijphants vergelijkt, men al ras bevinden zal, dat de kop des Mammvufhs uanmerkclijk langer na even- redigheid der hoogte is, dan die des Olijphants. De kasfen der fligtanden van den Mammouth (pi, II, fig. I . A B,) zijn bijna in eene horizontale lijn, mee den halsknokkel, terwijl eene lijn , tusfchen deze beide gedeelten in den Olijphant, met de grond- lijn eenen aan merkelijken hoek vormt, v^unneer men de oppervlakte der kiezen, in beide deze dieren, als grondlijn aanneemt. Eene \\]nh\]dQn Mammouth, getrokken vanjhew jcksuitfteekfel van het bovenkaakbeen (fig. a, C B) V 5 rxaar 314 OVER DE MASTODONTE, den halsknokkel, daalt even zoo veel af, als de- zelve bij den Olijphant opwaarts klimt,(fig. i. C B.) het geen wederom een aanmerkelijk verfchii op- levert. De halsknokkel van het eerstgemelde diers ten naasten bij, op ééne lijn zijnde mei de kas- fea der kiezen, terwijl dezelve bij bet laatstge- melde zeer veel hooger gevonden wordt, en zelfs digter bij het voorhoofdsbeen dan bij de kiezen, zoo is het natuurlijk gevolg hiervan , dat de uit- wendige gehoorweg bij den Mammouth Hechts weinig boven de grondvlakte der kiezen verhe- ven is, terwijl dezelve bij den Olijphsïnt vrij hoog boven dezelve wordt aangetroffen. Bij den Olijphant is het ooghol uit het juks- uitfteekfel, als het ware, uitgefneden; bij den Mammouth daarentegen heeft zoodanig eene uit- fnijding aldaar geen plaats; ten gevolge vaa die alles kan men genoegzaam opmaken, dat het oog van dit onbekende dier zeer veel hooger, dan het oor moet z"jn geplaatst geweest, hetgeen bij den Olijphant juist het tegenovergeilelde ge- val is. Ook ten aanzien der onderkaak van beide deze dieren, moest ten gevolge van het onderfcheid van het bovenile gedeelte des kops, natuurlijker wij:;e, een eveneens zeer groot ver- fchii plaats grijpen : want terwijl wegens de aan- mer- OF MAMMOUTH van den OHIO. 315 merkelijke helling der bovenkaak, en de lagere plaatfing der kiezen beneden den halsknokkél, de opklimmende takken der onderkaak , ter ge- leding, eene vrij aanzienlijke lengte moesten heb- ben bij den Olijphanc, was zulks bij den 7l7tf«j- nwuth volllrekc onnoodig; en vanhier dan ook, dat, terwijl bij den Olijphant de hoogte van de onderkaak aan derzelver lengte gelijk is, bij den Mammouth daarentegen de proportie van die deel meer met de gewone overeenkomt. Ook de gedaante der onderkaak is in beide deze die- ren zeer verfchillende ; wan c terwijl die des Olij- phants , zonder eenige uitfteekfels aan den onder- en achterkant is , en van terzijde gezien , bijna eenen halven cirkel vertoont; zoo vormt die vaa den Mammouth eenen regten hoek, waarvan de punt fchjjnt afgefneden te zijn, en van hier rijst het geledings uitdeelN fel loodregt naar boven , en draagt eenen langwerpigen en dwarfchen geledings knok- kel, welke met die der andere zijde evenwijdig loopende, in hiermede overeenkomüige fleuven in de bovenkaak, fcharniers gewijze, gevat wor- den en alzoo geene voorwaartfche beweging toe. laten. Tusfchen dit geledings uitdeekfel, aan den voorkant in het kraaijenbeks wijze uirlteekfel, het geen , in gedaante , met dat van den mensch over- een qi6 OVER DE MASTODONTE, een komt, en niet zoo hoog, als bij andere die* ren, binnen den boog des jukbeens oprijst, *be« vindt zich bij den Mammouth de halfinaanswijze uitfnijding vnj fterk geteekend: terwijl zoodanig cene uiifnijding minder aanmerkelijk wordt aan- getroffen bij den Olïjphant; gelijk ook, bij dit ditr, beneden deze uicileekfels , die fcherpe rand geen plaats heeft, welke bij den Mammouth^ ter inplanting der kaauwfpier, gevonden wordt: doch in ftede daarvan is bij den Oliipbart dat gedeelte der onderkaak zt;er zwaar , glad en bij- ra rolrond , 't geen voor de bijzondere vorming en groei der kiezen in dat dier, onder anderen door den grooten camper afgebeeld, noodza- kelijk was. Het voorde u'teinde der onderkaak of de kin vindt men, bij deze dieren, offchoon in beide Volftrekt tandeloos, ook zeer aanmerke. lijk verfchillend: want terwijl die der Olijphanten, zoo wel der Jfiatlfchs als Afrikaanfche ^ van voren in een punt benedenwaarts uidoopt, wel- ke bij de in Siberiè'n uitgegravene eenigzins min- der feherp is ; zoo is die van den Mammouth van den Ohio niet alleen zeer ftomp, maar daaren» boven zeer ruw en oneffen, ten gevolge van verfcheidene onregelmatige dunne en als opge- rolde uitileekzels , welke niet onduidelijk te kennen ge- OF MAMMOUTII VAN den OHIO. 317 geven, dat daar een zeer groot aanhangfel of onderlip aan vast heeft gezeten ; terwijl dit ge- deelte ook eeniger mate met dat van den ^Wal« rus overeen 'komt, waaraan, gelijk men v,^eet, bij dat dier, cene zeer zware vleezige lip ge, hecht is. Deze gedachte verkrijgt des te meerder grond, wanneer men de aanzienlijke openingen, ter door- lating van zenuwen aan de kin, in aanmerking neemt , welke , ten geralle van twee aan iedere zijde, gevonden worden, en welke bij den Olijphant, naar evenredigheid , zeer veel kleiner zijn. Eindelijk heeft er ten aanzien der onderkaak, volgens PEALE, nog een aanmerkelijk onder- fcheid plaats , hetgeen daarin beftaat , dat de af* ftard tusfchen de tegen elkander overgaande kie- zen, voor ©n Qchtcr in bewijzen aanvoert; zoo dat het volgens hem hoogst waarfchijniijk is, dat de. ze dieren, voor onheuglijke tijden, talrijke bewo- ners der wateren van America gevveest zijn , en dus onder de twceÜagtige behoord hebben, tot welk denkbeeld de ontzaglijke grootte en zwaar- te der voorpoten, als gefchikt om eene digte- IV. Deel. ÏI. Stuk. Y re ÓO -3 oVer de MASTODONTE, re vloeiftof dan de lucht te doorklieven, hem insgelijks aanleiding geeft. Wat nu de houding van het geraamte van de groore Blastodonte betreft : hoé nasuwkeurig en met hoeveel zorg de afzonderlijke beenderen daarvan door den Heer peale* in de afbeel- ding welke agter deze verhandelitjg gevoegd is, geteekend zijn , en vi'aarvan de vergelijking met die, welke cuvier op plaat V van zijne ver* handeling, naar ecne fcbetS; te Londen door den Ergelfchen ontleedkundigen everard home, naar dat geraamte 't geen daar te zien was , ver- vaardigd, heeft afgebeeld, genoegzaam zijn zal om de meerdere voortreflijkheid van onze tee- kening aantetoonen ; kunnen wij echter niet nala- ten ook op onze afbeelding aantemerken, dat de (land van dit dier eenigzins gebrekkig is: dat namelijk het fchouderblad natuurlijk hoo- ger en een weinig meer voorwaarts moet zijn geplaatst geweest, de geleding van het opper- armbeen op hetzelve meer gebogen, en het el- leboogsgewricht insgelijks meer hoekig en naar achteren gekeerd zijnde, het voorflel derhalve lager moet geweest zijn, het geen gevoegd bij eene waarfchijnlijk meerdere buiging van het kniegewricht, de hoogte van het geheele geraamte met betrekking .tot de lengte eenigzins moet doea o? MAMMOUTH van den OHIO. 339 doen verminderen, en dus ook den kop nader aan den grond brengen; zonder evenwel daar- om te kunnen beiluiten , dat dit dier geene flurp hehbe roodig gehad, ora zijn voedfel van den grond re kiuiren opnemen, daar toch de bek bij geene mogelijkheid zoo laag kan neder» dalen Dan uit dezen veranderden en vermoedelijk nuuurüjken Hand volgt tevens, dat daar de leng. ie van het geraamte met betrekking tot de hoogte veel aanmerkelijker worde, dezelve hierdoor nog meer van de evenredigheid des Olijphants ver- fchik, terwijl dezelve daarentegen aan die van het Rivierpaard nadert, tusfchen welke twee dieren de B'Iastodonie of Maimnouth als het ware den overgang fchijnt te hebben uitgemaakt. Daar het immers uit de befchrijving der kie- zen gebleken is, dat dezelve te veel van die der Olijphanten verfchiilen, om aan dezelve een en hetzelfde foort van voedfel te kunnen toe fchrij- ven , en te gelijk dat dezelve niet tot het kaau- wen van dierlijke- fpijzen gefchikt, meer over- esnkomst met die van het Varken en het Ri- vierpaard hebben , welke voornamelijk van wor- telen en vruchten leven, zoo is het indedaad niet onwaarfchijnlijk, dat dit thans onbekend fchepfel, gelijk deze dieren, van meer Hevige y 2 voed* 340 OVER DE MASTODONTE, voei^rcls uic hec plarrenrijk geleefd hebbe; het geen onder andere fchijnt te worden beves- tigd door eene ontdekking, welke, zoo dezel- ve waar is , zeer veel lichts hierover verfpreiden zoude. Bij de uitgraving namelijk van een aader ge- raamte in den jare 1805, in het graaffchap fFithe in Firglnien , het geen vijf voet onder den grond lag, vond men in het midden tusfchen de beenr deren eene half verteerde klomp van takjes, grasplanten en bladeren, waaronder men meen- de een zeker foort van riet, het geen nog al- daar wast, te herkennen, terwijl dit alles in een foort van zak fcheen bevat te zijn , die men voor de maag van het dier hield, en dus dacht men dat dit het ingedikte voedfel van den Mam. mouth had uitgemaakt. (*) Wat hier ook van zij, zeker is het, dat de Mcifnmouth oï Mastedonte ^ een landdier zijnde, oiet meer dan andere dieren van deze foort toe zwemmen gefchikt is , en , genomen zelfs dat het , gelijk de Hippopotamus , de rivieren en moeras- fenvan America voornamelijk bewoond hebben, ge- wisfelijk geen vleeschetend dier geweest is , maar hoogst waarfchijnlijk van voedfel uit het plan- ten' (♦^ Zie (Je Virhand^ling van cuvier, pag. 283. OF MAMMOÜTH van den OHIO. 341 tenrijk geleefd heefc: terwijl de plaatfing der flagcanden, zoolang men geen kop vindt, waarin dezelve nog vast gehecht zijn, nog ftecds onze- ker en raadfelachtig fchijnt; gelijk men ook nog geene gegronde reden heeft, om te bepalen of dit dier al of niet eeneflurp, gelijk dan die van den Olijphant, hebbe gehad, zoolang men nog met het voorfte en bovenst gedeelte van den ko|) onbekend blijft. Het is te hopen, dat nadere ontdekkingen dienaangaande eindelijk eens alle twijifelingen en onzekerheden zullen doen verdwijnen, gelijk wij van de Franfche Natuurkundigen, die thans in het bezit zijn van een verzameling van beende- ren van dit tot nu toe onbekend dier, vele be* langrijke ophelderingen verwachten: opdat wij tot de volledige kennis mogen geraken ook van zulk een ontzaggelijk fchepfel, het geen thans niet meer onder de bewoners der aarde ge« teld wordt, ten minfte nog nimmer levend ge« vonden is. VERKLAPvING DER AFBEELDINGEN. Plaat L Afbeelding van bet geheele beengedel van de Mastodonte of Mammouth van den Ohio ^ zoo als hetzelve zich in het Mufeum te Philadelphia bevindt, naar eene uitvoerige teekening hiervan op eene fchaal van een voet op een duim , door den Heere rembrand peale zelve gemaakt , en in den jare 1807 overgezonden. Plaat II. Vergelijkende fchecs der koppen van eenen Olijphant en van de Mastodonte.. FiG I. De geheele kop eenes Oüjphams: A. de kasfen der flagtanden. B. de halsknokkel. C. het juksuitfteekfel van het bovenkaaksbeen, D. het uiteinde der onderkaak of de kin. E. de hiel van de kaak. a. het geledings-uitfteekfel van dezelve. FiG «2 De kop van de Mastodonte , waaraan het bo- venst gedeelte ontbreekt: A de kasfen der flactanden. ^ B de VERKLARING der AFBEELDINGEN 34.3 B. de halsknokkeL C. het juksuitfteckfcl van het boven kaaksbecn. D. het uiceinde der onderkaak of de kin. E. de hiel van de kaak. a. het geledings-uicfteekfel van dezelve. b. het knaijenbekswijzc uicfteekfel. c. de halvemaanswijze uitfnijding. d. fcherpe rand ter inplanting der kaauwfpier, e. openingen ter doorlating van zenuwen. NB. Wanneer men de grootte van den kop van de Mastodonte , met betrekking tot die des Olij- phants vergelijkt, zoude het in den eerften op- flag fchijnen, dat dezelve niet zeer verfchilden; dan wanneer men in aanmerking neemt, dat het geheele bovenftuk van den kop der Masto- donte ontbreekt, zal men ras Vvtn de meerdere grootte van dezelve overtuigd worden. Onder- tusfchen is de lengte van de onderkaak van het geraamte, waarvan onze teekening is, niet, gelijk in onze verhandeling daarvan de maat vol- gens PEALE was opgegeven, 2 voet en 10 duim , naaar flechts a voet en i duim , zoo dat het fchijnt, dat in die opgaaf eene drukfout be- gaan is , vermits de overige afmetingen in de- zelve met die van onze af beeldirg overeenkomen» DRUKFEILEN, Opbladz. I7rcg:ii, eii tot kas , tot, — — — ' 58 — 24, fchoftolen ■ — fcholei), ' 102 — 10, wil wet. ■ 127 — 6, der noot t "wel — veele, ■ 143 — II , onuit voerbaren — uitvoerbaren. — — — 145 — 16 , corrus r— coccus. BERICHT VOOR den BINDER. De Tafel der Winden te flellen tegenover bladz. 246. PI. I. en II. achter aas. Plïi n II Tiq-I Tig II OX.YFHAIQ'T MAS TOB ON TE Pil I