eri: we, EN gd 5 Peen = x — E ha! % \ 5 EN \N 2 84 s E NNS 2 E 2Â9 8 2, 5: 2 5 df 2 B 2 NI NYINOSHLINS SJIUVYAIT LIBRARIES _INST u sE u De u 3 5 NN < 5 ze 3 JS AN r 3 5 mn ES fas) ehad nn” mmm o N ze o 5 Ge ie el GG Ek E ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS S3H =d Las bee on me Ee - 5 3 5) ol 2 D 5 ee on - zit - À 2 E > E u z n Z 6 -: NI NVINOSHLINS Sa18VEAIT LIBRARIES „SMITHSONIAN INS 3 z < ee Z ed MZ jar ik N = ze AN RAE 5 2 5 2N zi ek 2e ©, EE 5 2 E 2 as > S= > 5 2 5 3 2 ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHIIWS S3I E, A en 5 E Ll s ul AI 4 nk an ps A zn De 2 5 E 5 5) % De ax ED ee rr z Ht UE SNI NVYINOSHAINS SIIHYYEI LIBRARIES SMITHSONIAN INS re N Z [= pd ES H 6 5 5 ze en wo 5 lov) —- SIA lee) DE Na 5 2 5 > EE INE 5 5 7 Zi An NS Dn ee IN RN IN m » 5 jk 5 u ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS SJ! 4 SMITHSONIAN INS? (5 UG NYINOSHLINS SMITHSONIAN NYINOSHLINS NYINOSHILINS Ne KS \ 81 LIBRARIES SMITHSONIAN SNI_ NVINOSHLINS SIIUVHEIT LIBRARIES z dl Z2 7 Z NA pe 5 Uit A E El SN _« — NDS À Ja NN 2 = \ cl AAS fe) AN Ee o o =Á ee | Z F4 ES Be MITBSONIAN INSTITUTION NOILALILSNE NYINOSHAINS SJ 2 z Oo Aes KHSON) fe) NE NEE OD ADEN ZEN As er Od NYINOSHL ln NYINOSHLIWS SAIUVYUEIT LIBRARIES SMITH SMITHSON OD NYINOSHLI N SMITHSON NOILNLILSN! LIBRARIES NOILNLILSN! S3INVHAIT LIBRARIES LIBRARIES ORN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINO 2 e) ©) N Nd - NS A p & 5 Gp 5 he Ne z NOILNLIESNI NYINOSHLINS SJINVHAIT LIBRARIES SMITH NYINOSHLINS SaldYHart Li NYINOSHLINS SJIUVYVHYEIT NE SMITHSONIAN SMITHSONIAN An” 1 NVINOSHLINS nend ES a L'!'BRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLIESNI NYVINC E 5 4 5 - Ka 5 N 5 SG pe ‘ je s MD 5 ©) is , == Pd —Ì _d SIIHYYAIT LIBRARIES SMIT N_ NOILNLILSNI NYINOSHIIWS 1 Nin INSTITUTION NOILOLILSNI INSTITUTION NOILNLILSNI INSTITUTION S3INYUAI SaIJVHE 1 _ tIBRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINC 2 u ed u Z z Ss 2 = ES 6 zi 6 T ee N Nl ’ _—_ 5 B EN AE 5 (7) 5 z (7) HE z (7) v_ NOILNLILSNI NVYINOSHLINS SIIUVHAIT LIBRARIES SMITH eed n en u ee ee J « an « G < je de 5 E 4 x = 5 De a o be o a 1 LIBRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNE NVINC Re 2 5 Z Pan en AERO AEK in ne KE Ai A Jk ki A VERHANDELING TER BEANTWOORDING DER NeR A Gs 3 or lp A waarbij verlangd wordt: LEENE NATUURLIJKE HISTORIE EN NATUURKUNDIGE BES SCHRIJVING DER WALVISSCHEN ; IN DIERVOEGEN INGE- RIGT , OM TER OPHELDERING EN AANPRIJZING TE KUNNEN DIENEN VAN DE BESTE WIJZE, OM DE PLAAT- ZEN , WAAR DEZE DIEREN ZICH VOORNAMELIJK TE- GENWOORDIG OPHOUDEN „ NATESPOREN 5 ALS MEDE VAN DE MINST OMSLAGTIGE, DE VEILIGSTE EN DE BESTE MINNDELEN , WELKE, OF REEDS BEKEND EN IN GEBRUIK ZIJNs- OF NOG IN PRAKTIJK ZOUDEN KUÚN- NEN GEBRAGT WORDEN 5 OM DE ‘ WALVISSCHEN SCHIELIJK TE DOODEN, EN ER ZICH ALZOO ; LANGS DEN KORTSTEN EN ZEKERSTEN WEG ; MEESTER VAN TE MAKEN ? DookK JAN ARNOLD BENNET, A, L. Me PHIL, ET MED, DOCT, ENZ. TE LEIJDEN: | Ov : Ee, u Aan wien de Gouden Eereprijs is toegewezen, den 21 Meij 1808. Kk hese. (e a rn ele peru: zin a E haet he: btn ait Wierda van Keo | Ral, Ps Rt mt ak Hi Be sd | | Eert aka! é cd at Heee A, deer Detz aus | pd wie ee Brrr ú en, AE Tin | RE KA “0 I: zo Dad odin: Babs A, HA zins ja. at Elit) st. aai SHAN dra Aen vl ot Had bij zg Pan EK ei ok ae: ea, „shod zl ko, rdf A id: geen ONT LTA NG W ore de kennis der Natuur. Voortbrengfelett , thans algemeen onder den naam van Natuur-Ge- fchiedenis of Natuurlijke Historie bekend „ bij een ieder bevoegd oordeelaar, met het meeste regt voor den eenigen weren grond van die voor- treffelijke kunst gehouden, welke met den zoo algemeen bekenden naam van Oeconomie of Huishoukunde, tevens ook de gedaante van een „der voortreffelijkfte wetenfchappen heeft aange- nomen; en is het deze zoo aangename als alge. meen nuttige wetenfchap, welke zoo voor den Staat, als voor iederen afzonderlijke burger eene zoo veel te mildere bron van allerlei voordeelen en zegeningen opent, naar gelang derzelver menig= vuldige aderen ijverig opgezocht , verder hagê= fpoord, en ten algemeenen nutte behoorlijk afe geleid en gebruikt worden; het is dan ook geens- zins te verwonderen, dat dezelve, bij de groote vorderingen , in het vak der Natuurlijke Historie Aa dar ENT EEDIEN a dagelijks gemaakt, in eene gelijke mate, en als % ware op eenen gelijken voet, met dezelve bee arbeid wordt, maar dat ook vooral ieder waar en verltandig beoeffenaar der Natuurlijke Gefchiee denis zich inzonderheid beijverd, om deze laat. fte niet flechts tot enkel vermaak of verlustiging, maar ook ten wezenlijken nutte der zamenleving te doen dienen, dat is door de kennis der verfchil« lende Natuur-voortbrengfelen op het gemeene le- ven dadelijk toe te pasfen, en uit dezelve, zoo wel in grootere als mindere belangrijke handelin- gen en bedrijven, het meest mogelijke nut te trekken, Dit algemeen in het oog loopend, groot en gewigtig voordeel is dan ook de vermogende drijfveer en oorzaak geworden dat, in fchier alle landen van het befchaafd Europa , Natuurkun. digen, en daar onder mannen van den eerften rang en de grootfte verdienften, zich vereenigd, en tor Genootfchappen of Maatfchappijen ge. vormd hebben, met hetedel en alzins loffelijk oogmerk, om de ware kennis der Natuur-voorte brengfelen niet alleen meer algemeen onder alle de klasfen der burgerlijke zamenleving te verbrei- den , maar om dezelve ook op de gewigtigfte onderwerpen van Landbouw, Visfcherijen, Koophandel, Ambachten , Handwerken, en Kun- ften; KNIL GE SL ID MN FG "og flen, zoo veel mogelijk toe te pasfen, en deze alle, zonder uitzondering, daar van het meeste put te doen trekken, Ook ons Vaderland mogt door deszelfs oudst en aanzienelijkst wetenfchappelijk Genootfchap; ik bedoele de voorheen genaamde Hollandfíche, nu Koninklijke Maatfchappij der Wetenfchappen, (welker eerfte aanleg en inrigting eigenlijk bij. zonder de bevordering der Natuurkunde ten doel had), als uit haaren eigen boezem zelven, eene Huishoudelijke Maatfchappij ‘tot ftand gebragt zien, welke, reeds bij deszelfs eérfte ftichting, in alle mogelijke opzigten, het heil des Vader- lands bedoelende, te grootere nuttúgheid ter voortzetting der verfchillende takken der Huis- houkunde beloofde, daar dezelve, en uic haren eenigen waren grond, de Natuurkennis namelijk , als van zelfs was tot ftand gekomen, en hare we= derzijd(che belangrijke bedoelingen zoo naauw aan elkander verbonden waren, De aanzienlijke Koninklijke Maatfchappi der Wetenfchappen kon derhalve geen overtuigen= der blijk van hare verknochtheid aan hare eerfte iorigting, de bevordering namelijk der Natuure kennis, en van hare waarlijk vaderlandlievende oogmerken tevens aan den deg leggen, dan door het uitfchrijven eener vrage „ welker onderwerp A 3 uit n GT NLB Ll Del N-G, uit een der belangrijkfte vakken der Natuur-ken- pis genomen , te gelijk de bevordering van eenen “zeer gewigtigen tak der Staats. of hoogere Huis- houkunde onzes Vaderlands betref:, die namelijk van de gan onze zeevaart zoo naauw verbon- den Walvischvangst , welke onze Voorouderen eertijds uit kleine begirfelen tot eene hoogte mogten gebragt zien, waardoor ze wegens hare aanzienlijke voordeelen den naijver van {chier alle andere Noordfche Zee Mogendheden gzande maakte „doch daarentegen ook thans , helaas! door eenen zamenloop van rampen, tot een zoo ge. wigtig als grievend verlies van ons Vaderland, is in verval geraakt, dat dezelve eene billijke aanfpraak heeft op alle de mogelijke hulp en medewerking van iederen regtgeaarden Neder- lander , zoo tot deszelfs dadelijke opbeuring, als tot het uitdenken van zoodanige nieuwe bulpmide delen, waardoor de zoo deerlijk verminderde bloei dezer zoo voordeelige rak van ’s Lands wel, vaart, uit deszelfs aanmerkelijk verval, het best mogelijk zoude kunnen opg=beurd, en het daar- door geleden verlies eenigermate vergoed worden, Opregtelijk verbonden aan alles, het geen flechts eenigermate op de belangens van dit land be- trekking heeft, en overruigd van het dubbel aanbelang der voorgeftelde vrage, welke niet flechts INLEIDING 7 flechts een gewigtig voorwerp der Natuur -Ges fchiedenis en Huishoukunde te gelijker tijd bee treft, maar die ook tevens den zoo regelregten, als alzins voordeligen invloed der Natuur - kennis, ook op de hoogere takken van Huishoukunde, ten overtuigendst bevestigt „ hebben ook wij, naar de inrigting zelve van het voorftel der aanzienlijke Koninklijke Maatfchappij, en der- halve met alle mogelijke bekorting willen bee proeven, in hoe verre wij aan deszelfs inhoud zouden kunnen voldoen, Diensvolgens hebben wij gemeend, bij het ontwerpen van deze onze proeve, dezelve het gevoeglijkst in drie Afdeelingen te moeten fplit- fen, waarvan de EERSTE AFDEELING eene beknopte Natuurkundige befchrijving van den hier, zoo niet alléén zen minften voornamelijk, bedoelden eigen- lijken Groenlandfchen Walvisch zal behooren se bevatten, zoodanig ingerigt, dat dezelve, zoo veel mogelijk, de beste wijze aan de hand geve, om de plaatfen, waar deze dieren zich voornamelijk tegenwoordig ope houden, na te kunnen fporen3 terwijl de TWEEDE AFDEELING inhouden zal de opgave van die minst omflagtige, meer veilige, en aan het daar mede bedoelde cogmerk de A 4 hest 8 NME TDIN d “best voldoende middelen, welke tot heden toe hel e- reeds bekend, en in gebruik gebragt zijn, om de Walvisfchen fchielijk te dooden „en’er ‚zich langs dem koriften en zekerflen weg … meester van te maken; om eindelijk in de ‘Derpe AFDEELING, wit alle de zoo even op= genoemde middelen en wijzen, die te verkie- zen en op te geven, die zich niet alleen door enkele befpiegeling boven allen anderen aanbeveelen, maar die door eene langdue rige en beftendig tot heden toe herhaalde ondervinding erkend en bevestigd worden te zijn ‚de minst omflagtige , zekerfte , veilig fte 5 ‚ja de beste van alle reeds bekende ‚en in ge. bruik gebragte middelen , om de Walvis- fchen fchielijk te dooden „ en 'er zich alzoo langs den koriften en zekerflen weg meester van te maken, en welke derhalve als zoodanig ook verdienden bij de Nederland. fehe Walvischvangst beproefd, en in algen meen gebruik gebragt te worden, met bij. woeging van eenige aammerkingen en voors dagen, welke misfchien gelegenheid zouden kunnen geven „om het door ons aangeprezene zog verder te verbeteren , en tot meerderg volkomenheid te brengen, | BER: EERSTE -AFDEELENG. Behelzende eene „beknopte Natuurkundige be- fchrijving van denveigenlijken Walvisch, voor- al ingerigt , om te kunnen dienen, tot het opfporen der verblijfplaatfen „ waar deze dic- ren zich voornamelijk. ophouden; en ter na- dere bepaling van die deelen of plaatfen hun- nes ligchaams „ welke „bij de Walvischvangst, door den Harponier het gemaklijkst, het ze- kerst, en tevens met den meest. gelukkigen witflag kunnen geiroffen worden, Onder de menigvuldige uitvindingen en verbe. teringen , welke-den doordringenden , juist on- derfcheidenden , en in. het zoo uitgebreide vak der gantfche Natuurkennis fchier alles omvat- tenden geest van-den onfterfelijken LINNZUS, bij het ontwerpen ”zijnes Natuur-ftelzels , zoo bijzonderlijk kenmerken , is gewis ook voor eene der belangrijkfte te houden, de kunftige, de zoo oordeelkundige, als alzins gegronde en zoo veel gemakgevende afdeeling. dier. verbazende Zee- ge- A5 droch. Io VERHANDELING oven drochten, welke, onder den gewonen naam van Cete of Animalia Cetacea , en bij ons onder den naam van MWalvisfchen algemeen bekend zijns immers hij was het,-die, hoe weinig men ook mer her zamenftelen de huishouding dezer fchrikdieren toen nog bekend was alleenlijk, vic eenige algemeene doch zekere berichten durfde vastftellen, dat zij, in de voornaamfte verrigtin- gen der dierlijke huishouding , van de gewone visfchen aanmerkelijk verfchilden, en daarom ook ten onregten door alle zijne voorgangeren in het vak der Netuurkennis tot den rang of’ afdeeling der visfchen gerekend waren, maar dac zij, hoe vreemd dir ook bij het eerfte opzien moge voorkomen, zoo wegers hunnen lighaamse bouw , als wegens den aard hunner dierlijken verrigtingen , in de daad tot die dieren bee hoorden , welke tot dien tijd toe gewoonlijk viervoetige dieren genoemd werden, maar bij de vestiging van zijn voortreflijk leerftelzel den zoo kenmerkenden naam van zegende dieren (Mammalia, en onder deze de zevende orde of laatften rang verkregen hebben, met de be- noeming van Cetacea , of (men vergunne mij deze uitdrukking) , van Walvischaardige dice ren, welke alle de kenmerken der zogende be- zitten, doordien zij, even als deze, één hart, mer ps WALVISSCHEN m1 met twéé holligheden voorzien, en rood bloed hebben 5 dewijl zij door ware longen ademen, even als andere zogende dieren paren , le- vende jongen baren , en deze met melk uit borflen. zogen s terwijl zij voorts beweegbare oogleden „ gehoor- werktuigen „ ais andere zoe gende. „dieren „ en ook ware beenderen, doch woor ’t overige niets anders met de gewone wisfchen gemeen hebben , dan dat ook hun hes water ten verblijve is aangewezen. Ù) Het is tot dezen rang of orde van Waivisch- aardige-dieren, dat de hedendaagfche Natuurken- ners de vier volgende Dier-geflachten, name- lijk dat der Narwals , der Walvisfchen „ der Kazilotten, en dat der Dolphijnen gerangfchikt hebben, van welke het tweede, of dat der Wal. visfchen „ bij ons tegenwoordig oogmerk , niet flechts alléén in aanmerking koomt, maar van wiens Zes, tot heden toe bekende foorten, wij ons voornamelijk met die ééne zullen bezig hous den , welke wegens de velerhande en uit{tekend gewigtige nuttigheden , die daar van getrokken worden , niet flechts bij ons, en zoo vele an- dere volken , het voorwerp eener belangrijke vangst, * C)-C. Linnzer Systema Nature. Tome l, pe. 38. edit, GMELLINL I2 VERHANDELING OVER vangst en uitgeftrekten handel, maar ook in jk den tegenwoordigen ftaat der zamenleving, over het geheel genomen, fchier tot eene vrij alge- meene behoefte geworden is, en ook daarom, als de bijzondere aandacht der aanzienlijke Haar- lemfche Maatfchappij alzins waardig, het hoofde voorwerp harer zoo belafigrijke vrage bij uit zondering uitmaakt ; wij bedoelen namelijk den _Groenlandfchen gemeenen of eigenlijk genaam- den Walvisch, ‘die, in het Linnceaanfche leer- ftelfel onder den- naam van Bataena Mysticetus ‘voorkomende , in het Fransch Baleine Fran- che, in het Engelsch Whale, in het Hoogduitsch Wallfisch, en bij de hooger gelegen Volken van het Noorden Houal, ‘of ook Qoual genaamd, even «als alle de vijf overige foorten , tot ge- flachts-kenteeken heeft, hoven in de bovenkaak , in plaats van tanden, hoornachtige bladen , door ons Nederlanders baarden genoemd; benevens eene lucht -fpuit , of ademhalings- buis, welke, met twee openingen, boven op den kop uitkomt; terwijl onze eigeolijk genaamde Walvisch, van alle de overige vijf foorten (a) zijns geflachts ; dk bije C*) Tot heden toe; namelijk, zijn van het geflacht ‚der eigenlijke Walvisfchen 6foorten bekend, welke wij; om de belangrijkheid en ter gemakketijke overzigte van pe WALVISSCHEN. 13 bijzonder te onderfcheiden is, door de hem als foorts ekenteekenen alleen eigene Logtig gekromde Jucht- of fpuit-buizen, midden op den kop, en zijnen geheel ongevinden rug. Daar wan dit Dieren geflacht, alhier „achter elkanderen , als in het voorbijgaan, zullen opgeven, met aanwijzing tevens der voornaamfte en naäuwkeurigfte afbeeldingen , wan alle de 5 meest bekende foorten; zijnde er, zoo veel wij weten, tot heden toe, van de overige 6de foort, de Balaena gibbofa of Knobhel-Walvisch namelijk, nog gecne getrouwe afbeelding voorhanden. Zie hier dan dezelve, zoo als zij in de laatfte uitgave van het Sy- tema Nature van Linneus worden opgegeven. . 1. BALAENA MYSTICETUS. Kenteekenen Twee gebogen Neus- of Blaasgaten, in het midden en voorste gedeelte van den kop „en een ongevinde rug. Zie Schreber Saugthieren Tab. 332. en de onze hier achter op T. IL, welke wij, naar die van Momaunn, Scree der en La Cepède veranderd en verbeterd hebben, vere gelijk Hunter in Phil. Transact. Vol. 77. Part. 2. Pag. 37t Ee. en Houttuin rte Deel, 3de St. Bladz. 442. en het is deze Groenlandfche Walvisch, welke niet al leen als de grootfie, en daarom ook het meest winst gevende, maar ook wegens zijne gemaklijkere en min- der gevaarlijke vangst, tot heden, toe het voormaamfte voorwerp der Groenlandfche Visfcherij uitmaakt, en ook daarom door ons, in deze verhandeling, hoofdzakelijk en fchier alléén bedoeld wordrsterwijl wij ons , hoezeer met 14 VERHANDELING over Daar intusfchen deze geflachts- en foorts- ken. teekens , benevens de volgende algemeene befchrij- ving van den Walvisch , aanmerkelijk kunnen toegelicht worden, door eene zoo veel mogelijk 8e met leedwezen, zoo veel te meer tot de Walvisfchen des Noordelijken Werelddeels en derzelver vangst hebben moeten ‘bepalen, daar de rampvolle hervatting en voort. during des oorlogs ons fteeds van de gelegenheid be. foofd heeft, om ook in deze onze proeve het verlangd gebruik te mogen maken van de ons toegezegde bee rigten eh gefchriften , zoo wel betreffende de Natuure ge'chiedenis der Walvisfchen van het Zuider Wereld- deel, als derzelver Visfcherij „ welke reeds federt laug door de Engelfchen, en even voor de jongste uitbarse ting van dezen oorlog, ook door onze Landgenooten, aldaar is ondernomen. 2. BALAENA PHYSALUS, de Vine visch , Le Gibbar, he Tunback Whale. Kenteekenen. Twee blaasgaten’ in het middelfte en woorfte gedeelte van den kop, en aan het einde van den wug een vet- vin. Zie Schreber Tab. 333. vergelijk J. HUNTER in Phil, Tranfact, p. 37t © feg. LA crPEDeE Hist. Nat. des Cetacees Flo T.f. TI. Pe Ie Et S. ED HOUTTUIN te De, 3. St. bl 477 en volg. Deze bewoont dezelfde oorden als de vorige, vooral echter de Zuidzee, 3. BALAENA BOOPS, de Osfenoogs, of a Wa'visch, Pubartes. Keniekenen, Met een dubbelde buis in den fruit „en eene heorn- pe WAL VISSCHEN. 15 getrouwe afbeelding, zoo hebben wij bijzon. derlijk ter nadere kennis van den Groenlandfchen Walvisch, uit de menigvuldige afbeeldingen van dic koornachtige verkevenheid op den rug, Zie scurRe BER , Tab. 334 vergelijk HUNTER | C. LA ‚ CEPEDE |. c‚ Pl, 4. p. 29, En HOUTTUIN |. c, bl. 435. Deze wordt zoo wel in de Noorder als Zuid-zeeën gevonden. 4- BALARNA GIBBOSA of gebulte Walvisch, Kenteekenen. De rus bulrig doch ongevind. Volgens BRrIissoN zoude deze foort 6 buiten, doch eene verfcheidenheid (varietas) van die foort maar eenen enkelen bult op den ruz hebben. Tor heden toe heeft men nog geene voldoende af. beeldingen daar van: alleenlijk weet men, dat zij zich veel aan de kusten van Noord-Amerika ophouden: ver- gelijk LA CEPEDE, |, C p. III. 5. BALAENA MUSCULUSs,de breednuitige Walvisch ; bij onze Zeelieden Breedfmnoel genaamd. Kentekenen. Fen dubbelde buis in het voorhoofd, de onderkaak veel breeder dan de bovenfte. Zie scurer-« BER Taf. 335. LA CEPEDE L. C. Pl. 5, fig. I. pe 126 & noUTTUIN | Cc. bl, 497. Deze wordt op de Schotfche kusten gevonden, is wel 78 voeten lang, en 35 in den omtrek De laatfte foort is 6. BALAENA ROSTRATA, Fabricii, of Sneb- Walvisch. Kenteekenen. Ben fnuitvormige bek, en een vet- vie den rug, LA CEPEDE L, C‚ Pl. VIII. p. 134. Zie 16 VERHANDELING over dit dier voorhanden, bij deze Verhandeling alleen- lijk die gevoegd, welke ons naa eene zorgvul- dige overweging en vergelijking met de meest naauwkeurige befchrijvingen voorgekomen is van allen de beste te zijn, en vooral naar die van HOMAN gevolgd iss terwijl wij voorts, ter meer naauwkeurige kennis van den kop en der baarden des Walvischs , den lezer verwijzen naar de zeer belangrijke afbeelding, welke de Ridder vAn MARUM, als van een zeer zeldzaam en leerrijk voorwerp , met eene daar bij gevoegde befchrij: ving, bekend gemaakt heeft, in de Natuurkun- dige Verhandelingen der Bataaffche Maatfchap- | Pj Zie scureBEr Tab. 336. HUNTER Ll, c. en HOUT: TUIN Ll, c. bl. 486. Deze bewoont de Noorweegfche Zeeftreken, heeft veel overeenkomst met den Osfenoogs Walvisch, en wordt tor 25 voeten lang. Daar alle deze 5 laatfte Walvisch - foor- ten door hunoen gewonen wilden aard, hun {nel zweme mensen het hevig flaan mer den ftaart en de vinnen „niet. dan met zeer veel gevaar aantetasten, en m@t ‚groote moeite te vermeesteren zijn, en hunne traan daarenbo- ven over ’t algemeen veel minder waarde heeft dan die van onzen gewonen -Groenlandfchen Walvisch, zijn de. zelve inzonderheid voor onze Neerlandfche Walvisfcherij tot nog toe geen. voorwerp van. algemeene nuzeuing of vangst geworden, en ons daarom ook toegefchenen. als hier flechts in ’t voorbijgaan te moeten worden kene baar gemaakt, be WALVISSCHEN. ij pij der Wetenfchappen; I, D., II St, bl. 199. terwijl wij zoo wel ter vergelijking als ter breed- voerigere nalezing , en tot verder onderzoek voor hun, die daar in eenig bijzonder belang flellen, als de meest naauwkeurige. befchrijvingen en afbeeldingen der Walvisfchen bevattende , mee. nen te mogen opgeven en aanprijzen J. AnpersonN, Befchrijving van ZJsland, Groenland, en Straat- Davids ;, Am. fterdam 1750, in 4to, N. Horresow, Tegenwoordige Sraat van IJsland, Amfterdam 17545 in 4to. H, Ecepe ‚ Befchrijving van Oud Groen- land, Delft 1746, in 4to. C. G. ZoreDRAGER’s, Groenlandfche Vis. fcherij, ode Druk, ’s Hage 1727; in 40. MARTENS, Reizen naar Spitsbergen. Cranz, Historie van Groenland, OrAFFENs, Handboek. | M, pre Pacers, Voyages autour du Mende Pendant 1767 — 1776, 2 Vol. 89, 1782. De WarLviscHvaNesrT met vôle bijzondere heden daar toe betrekkelijk, Amftere dam 1784, 2 Deelen, in 4to. met | platen. ' | | Vs Deer. IL Srun, B Poss B VERHANDELING over Possert,Ueber denGroenlandfche Wallfischt. SCHNEIDERS, Zoölogifche. abhandlünge, DonNnporrs, Zoölogifche Beysräge. me M. BecusTeriN, Gemeinnutzige N. G. Deutschlands „ Leipz. 1801, 89, d. B. Tab. f. 1, S. 1225, 4 f J. B. J. Noër, Tableau de la Péche de la Baleine , Paris An. VIII, AsBiLDuNcenN der Wallfifche„bey Homans Erben in Landcharten Format ; Fis. 12, J.C.D. ScureBer; Samzth. Tab. 332 doch vooral. J. Hunrer , Olfervat. on the Struct. Oe: con. of Whales in de Philofoph, Transact. Vol. 77. P. 2. 1787, g. 871. fegg. — Eindelijk het afzonder- lijk over de Walvisfchen handelende, en in de daad Klasfifche Werk van den Heere DE LA Creriöpe,onder den tijtel : Histoire des Cétacées, Paris An. ra, de la Ré- Publique, in 4to. benevens noe Cetologie par Mr, v'AnBté BOoNNATERRF; dans le Tableau Encyclopédique € Méthodique, livraifon XXXIII, Pa. risi789g, f° a en fis. V. | Ber. Ber WÂLVISSCHEN. 1 / BERNARD. DE Reste ‚ Histoire dee Péches et des découvertes des Hollandais, dans les mers du Nord, Paris18ors 3 Vôl 8°. Uitwendige gedaante en Ligchaamsbouw van den Groenlandfchen Walvisch. Voor zoo verre de kennis der Natuur .onder- zoekers tot heden toe reikt, is de Groenlandfche Walvisch niet alleen hect grootfte dier van dè overige foorten zijns geflachts, maar ook van alle anderen tot hier toe bekende dierlijke fchep- felen , daar deszelfs gewone lengte op 5o tot 8o voeten berekend wordt, en ’er voorheen , toen de “Walvisch-vangst minder algemeen gedreven werd, veelvuldige voorbeelden zijn voorhanden geweest van zulken, die de lengte van roo, 110, ja fomtijds van nog meer voeten hadden. De dikte of omtrek van die eener middelbare grootte wordt, op het breedfte gedeelte van het lijf, gemeenlijk bevonden van 35 tot 5o voeten te belopen ; terwijl de zwaarte van het gantfche dier (fchoon alleenlijk naar gisfing,) op 80,ooo tot 100,009 ponden gefchat wordt. De kleur van den volwasfen gewonen Groen- landfchen Walvisch is over het geheele bovenlijf Ba (dat 20 VERHANDELING OVER (dat is van den bovenfnuit of opperkaak af gere kend) langs den geheelen rug, en het grootile gedeelte der zijden, cot aan den buik, zwartach- tig, of, zoo als fommige Groenlandsvaarders zeggen, fluweelachtig zwart, nu en dan echter wat naar het bruine hellende, en als uit geel en wit gemengeld, terwijl de geheele onderkaak , benevens de plaatfen rondom de oogen, en die der zijden, terftond achter de zwartachtige vinnen, benevens de geheele buik witachtig, nu en dauú ook uit het gele graauwachtige gemengeld van kleur zijn; jong zijnde, vindt men hun meestal blaauwachtig van kleur; de zachte boven- of op- perhuid, uit menigvuldige dunne lagen zamenge= fteld, heeft de dikte van zwaar {chrijfpapier of pergament , waarop het reticulum Maipighii volgt, het welk uit verticale vezels , ter dikte van drie, vier of zes lijnen beftaat, een meer bewerktuigd voorkomen heeft, dan in eenig ander dier, en gevolgd wordt eerst door het corium , en daarna door het gele fpek, ter dikte van 10 en meerdere duimen, het welk eenigzins gelijkt naar dat onzer Varkens, en waardoor het roode Walvischvleesch of de gantfche laag der fpieren bedekt wordt, het welk aan fommige volkeren tot-een {makelijk voedfel dient, De kop dezer dieren is, naar gelang hunner’ 8e: D E WALVISSCHEN. er geheele lengte, bij uitflek groot, als wordend: vrij algemeen gerekerid het derde gedeelte van het geheele dier uitte maken (*). De gefloten muil 5) Als een voor de kennis van den ligchaams-bouw der Walvisfchen zeer belangrijk refultaat, uit eene reeks van waarnemingen, door één der eerfte Natuur-onder- zoekeren van onzen tijd, den beroemden Hoogleeraar BRUGMANS namelijk, opgemaakt, meene ik hier te moeten bijvoegen , dat, offchoon het ook Z.H. G. fteeds voorgekomen ware, den kop der Walvisfchen, in het algemeen , voor iets grooter dan 5 der geheele ligchaams- grootte te moeten houden, die van den Groenlandfchen Walvisch daarentegen aan Z.H G. evenredig grooter, en de ftaart als korter dan die der andere Cezacea is voore gekomen ; in welk verfchil men derhalve dan ook met regt de reden zoeken mag, waarom de Groenlandíche Walvisch minder fnel zwemt,dan de overigen; en het is hier bij de aanhaling dezer waarneming van den Heer BRUGMANS;, dat ik zoo gaarne als verpligt openlijk aan dezen voortreffelijken man mijnen hartelijken dank betuige. nict alléén voor den mij volvaardig aangeboden en verleenden toegang tot zijn zoo uitftekend leerrijk kabinet ‚ maarook voor de verfcheidere@ belangrijke waar- nemingen, en dienstvaardige hulp, in het afmeten, ver- gelijken en onderzoeken van verfchillende voorwerpen ùit het geflacht der Walvisfchen, mij door Ze H.G. op het edelmoedigst medegedeeld en bewezen. De Balena Phyfalis L. of Vin-Vich, voor eenige ja ren bij Wijk op Zee geftrand, en van-welken eene vrij naauwkeurige afbeelding te dier tijd te Haarlem is uize B 3 gen ae VERHANDELING over muil is ftomp, loopt rondachtig opwaarts een verder vlak naar achteren, puilende in de trek- king der oogen eenigzins naar achteren uit, ter plastfing der twee fpuitbuizen , binnen eenen weinig verheven of uitpuilenden omtrek „ welke digt, en als het ware tegen elkander aan liggen, flangvormig omgebogen zijn, ieder in eenen ron- den mond, of opening van ongeveer r voet mide dellijns uidoopen, en deze dieren als tot neusga- ten verftrekken , ter ademhaling en lozing der verbruikte lucht, en van het water, welk laatfte zij met een geweldig bruifchend geluid, als door twee fontein-buizen, tot eene aanzienlijke hoogte, en in verfchillende rigvngen , er in- neming van nieuwen voorraad, opfpuiten, tere wijl de oppervlakte van den kop zich van hier een weinig inwaarts buigt, en vervolgens woort. loopt in den gebogen rug, om in den horizontaal gelegen ftaart te eindigen. De opening of gaping van den muil of bek, die gegeven, was 55 voeten, en het gebeente of geraamte van den kop dezes diers (thans in het kabinet van den Heer BRUGMANS bewaard) 9 vocten lang, zoo dat men, hier bij de dikte der bekleedfelen voegende, voor den kop iets minder dan £ gedeelte der geheele lengte bekomte Ô ot WALVISSCHEN. 22 „diein evenredigheid van den verwonderlijk groo ten en zwaren kop geweldig lang en breed is, loopt, van ter zijde gezien, in de gedaante eener S tot onder de oogen voort; de beide kaken zijn met. korte zwarte haren bezet, die, bij het fluiten van den muil in elkanderen vatten; de holligheid of het verhemelte der bovenkaak wordt door de van weerszijde zijsvormig van boven naar beneden loopende, en even als hoornachtige bla. den tegen elkander liggende baarden gevormd, in de gedaante van een kluis of oven, zoo dat de kleinfte voor en achter, de grootfte daarente. gen (van omftreeks oo voeten langte) in het midden van den bek ftaan3 allen loopen zij in een fpits eind uit, het welk in de onderkaak als in eene fleuf of fchede fluit, terwijl de baarden van onderen en binnenwaarts met lange zachte haren bezet zijn, waardoor de muil van alle zije _ den met het daar in bevatte voedfel, naar wille- keur van het dier; of vernaauwd, of geheel gee floten kan worden; voorts liggen deze baarden of bladen met hunne breedfte kanten buiten- waarts , met hunne fcherpe zijde daarentegen naar binnen gerigt, en worden aan hun begin of grondftuk in de bovenkaaks-beenderen gevestigd; en te zamen gehouden door eene witte kraak- beenachtige en ligt breekbare zelfftandigheid, B 4 Haar 24 VERHANDELING over Haar geheel getal wordt gewoonlijk op ongevec zoo gerekend, van welke ’er flechts 5oo, of op zijn meest genomen 6oo tot baleinen dienen kun- nen, Het gewigt der baarden fchat men ge- woonlijk van zoo tot op gooa tooo ponden; bij oude visfchen"is de kleur dezer baarden van bo: ven wit, en overigens geelachtig bruin, bij jonge daarentegen blaauwachtig, De onderkaak , wier beide van 1o tot 14 voeten of daar omtrent lange kaak-beenderen van voren, bij hunne vereeniging, eenen elliptifchen - omtrek vormen, is even als de bovenfte, gelijk wij ftraks zeiden , met korte zwarte haren be- zet, en heeft op derzelver middelfte gedeelte de grootfte breedte, loopende in eene gelijkvormige zijdelingfche en S vormige ftreek, met de boven- kaak, die zij geheel, en als in eene flcuve of fchede rondsom bevat, hoog opwaarts, en vormt van onderen eene breede kin, waardoor. dezelve van buiten eenigermate naar de voorfte. ven eener of wit, of graauw, of ook wel groen- achtig geverwde zoogenaamde jol boot gelijkt, Binnen dit geweldig ruim , en door de beiden kaken gevormd gewelf, ligt die verwonderlijk groote, zachte , en over het geheel genomen witachtige, doch van achteren meer zwartgevlakte ffek- of vleesch.klomp , welke het dier cot eene ee! tong pe WALVISSCHEN, ag cong verflrekt, en van re tot 14 voeten lang, omtrent 6 voeten breed, en 3 voeten dik is; aan welker wortel, of achtereind, de keels -ope« ning of het begin van den flokdarm ligt, die bij uicftek naauw is, als hebbende niet meer dan 5 af 6 duimen omtreks, en die in den {Schier onberekenbaar ruimen balg uitloopt , wor- dende voorts kort bij deszelfs oorfprong in zij- nen loop zeer nabij vergezeld door de lucht- buis, welke, als eene voortduring der twee neus- of fpuir-gaten kan aangemerkt worden, en met eene flaauwe bogt naar de longen loopt. De oogen van den Walvisch, door den bes roemden LEEUWENHOEK reeds zoo naauw= keurig befchreven , ftaan laag , zijdelings aan den kop, bijna aan het einde, en even boven de kaaks-geleding, digt bij den oorfprong der vin« nen3 zij zijn omtrent zoo groot als die van eenen gewonen os, zwart van kring, met bee weegbare oog -leden, borstelachtige wenkbraau- wen,en ook zelfs met het zoogenaamde kristal, vocht voorzien, dat zoo groot als eene erwt, zeer helder en wit van kleur is, In plaats van ooren heeft de Walvisch aan weerszijde, op omtrent een voet afftands van de oogen, en terftond onder de aldaar dunne op- gerhuid, eene opening, welke het begin maakt B 5 eener 26 VERHANDELING over eener buis, die niet wijder dan de fteel eener tabakspijp , met eenen flingerachtigen loop heen leidt naar het binnenfte en zijdelingfche gedeelte van den kop, tot aan het gehoor.werktuig , van het welk de groote cAmPer zulke voortreffes lijke afbeeldingen ‚met eene even naauwkeurige befchrijving in het ede ftuk van het XVilde Deel der Holl. Maatfchappij der Wetenfchappen bl. 157 — 200 gegeven heeft, Niet verre van onder en achter de kaaks.geleding liggen de borstvinnen, die van 5 tot 8 voeten lang, en iets minder breed zijn: deze beftaan uit een wezenlijk arm-been , eenige voorhands-been- deren, en vijf gelede vingers, welke alle met fpieren, trekkers, en zenuwen voorzien , en met eene dikke, fterke huid overtrokken zijn, doch geene nagels hebben ; ‚het is het toebereid geraamte dezer borst- vinnen, welke men eercijds wel eens aan onkundigen of ligtgeloovigen, voor de han- den van zoogenaamde meerminnen, als eene groote zeldzaamheid vertoonde, Kort achter het platter gedeelte van den kop; en de meer verhevene plaats der lucht- of fpuite buizen, neemt de borst en rug aan weerszijden, met 14 ribben bezet, reeds eenen aanvang, en loopt eerst een weinig opwaarts, doch kort daarna langzaam glooijende af, zonder met eeni- ge or WALVISS CHEN. ag “ge verhevenheid of vin bezet te zijn, overgaande jn eenen vrij dunnen zoogenaamden fiaarc-fteel, welke eindigt in den eigenlijken ftaart , die , horizon. taal van ftrekking, te midden diep ingefneden of gevorkt, en aan het uiteinde van iedere halve maan- vormige helft of ftaart- kwabbe een weinig opwaarts omgebogen is: het is de ftaart vooral, waardoor de Walvisch aan zijn zoo geweldig zwaar ligchaam die verbazende vaart al wrikken de geeft, en waarmede bij op één zijner zijden liggende, door het toebrengen van eenen en- kelen flag, eene geheele boot, ja zelfs grootere vaartuigen in eens verbreifelen kan, Van het onderfte gedeelte der borst. vinnen af , loopt de kiel of buik van den Walvisch, bijna regt door , to: voorbij de teel. deelen en den dars , alwaar dezelve langzamerhand opklimt „den ftaartfteel vormt, en in den eigenlijk gezegden ftaart eindigt, Het maakfel van de teeldeelen der Walvise fchen is tot heden nog flechts zeer onvolko- men bekend: alleenlijk weet men dat, bij den mannelijken Walvisch, het teellid of de zooges naamde kraan van 6 tot 8 voeten lang , bij ber lijf of grondftuk 7 a 8 duim dik, aan ’ einde {pits uidoopende, als in eenen koker of fchede verborgen, en ook zoo wel ter uitreke EE king 28 VERHANDELING over king van het deel zelve, als ter verwijdering of vernaauwing van de pisbuis , met verfcheidene fpieren voorzien is. __ Bij de Walvisfchen van het vrouwlijk geflacht (die gezegd worden grooter te wezen, dan die van het mannelijke) zijn de teeldeelen uiterlijk zeer gelijkende naar die' van andere zogende dieren ; de buitenfte opening of fleuf is bevon- den 11 duimen lang, en de binnenfte daar rond- om liggende deelen van zeer hard kraakbeen, en met een fijn doch hard vleesch omgeven te zijn 5 de e mammen of borsten liggen aan weerskanten voor, en zijdelings van de groote opening der fchede, hebbende iedere mam eenen witten foms ook wel zwart en blaauw gevlekten uijer of tepel, die, gewoonlijk opgetrokken a of 3, doch gezogen wordende van 6 tot 8 dui. men lang is, en eene fijne kronkelachtige melk. buis bevat, welke in een vrij ruim bekken of holte overgaat, De aars is op omtrent den afftand van éénen voet achter de teeldeelen gelegen, en drie duie men wijd van opening; op dat men zich intus= fchen een behoorlijk denkbeeld van de groot- heid eenes gewonen walvischs , en deszelfs bijzondere deelen zoude kunnen vormen, voegen wij hier nog bij de opgave deswegens, door OLAF « pe WALVISSCHEN. ' og OLAFFEN EN SCHNEIDER, naar eene naauw- keurige meting in ’% jaar 1763 verrigt, en volgens welke de geheele lengte van het dier 56, en de grootfte dikte 41 voeten en 8 duimen beliep; aan de eene zijde zaten 368 ftuks baarden, waarvan er 41 zeer groot waren5 de flokdarm was van den hals tot aan de maag 8 voeten lang en 7 duimen wijd; de lengte der darmen van de maag tot aan den aars, wordt voor 354 voeten, en hunne wijdte voor 6 duimen, de luchtpijp , van den hals afgere= kend, tot aan derzelver verdere verdeeling toe, als 3 voeten lang, en digt onder het ftrot-dek. fel als r2 duimen wijd opgegeven. De ruggegraads wervelen waren 63 in ge. tal 3 van welke de 154 achterfte, zoo als ook de 3 eerften , het rugge-uicfteekfel (procesfus dorfalis) misten: de oogholtens waren ro dui- men lang, en 7# duim breed, Zie OLAFFENS Jsland 1 p. 287. en vergel, j. M. BECHSTEIN, Gemeinnutzige Gefchichte Deutscal. 1. Band I. S- 1229. 4. f. vergel. met LA CEPÈDE, H.N. des Cétacées, p. 1—63, waaruit wij deze, zoo als het ons toefchijnt, zeer getrouwe opgave hebben overgenomen. En dit zij voor ons oogmerk genoeg om- trent den uitwendigen ligchaams-bouw des Groen- land. 8 VERHANDELING ovië landfchen Walvischs; wenfchelijk in de daad ware het, dat men geene meer billijke redenen tot verwondering en beklag tevens hadde over de beftendige onzekerheid, ja laten wij zeggen, Zóo als het waarlijk is, over de volkomene ons, kunde, waarin men ook thans (bij zulke reeds. danmerkelijke vorderingen in de vergelijkende ontleedkunde) hog verkeere, wegers de lige Sing, zamerhang en het maakfel, zoo niet van alle, ten minsten zeker van die voorname ede. le, inwendige deelen des zoo belangrijken Groenlandfchen Walvischs , welke inzonderheid tot het volbrengen der voornaamste levenswerkine gen (actiones vitales) volftrekt noodzakelijk Zijn, zoo als bij voorbeeld tot de ademhaling, tot deh omloop des bloeds, den loop en wer- king der bloedvaten, enz., j1 men kan zich waarlijk niet genoeg verwonderen over het zoo lang en fchier geheel verwaarlozen der zoo veelvuldige gelegenheden, welke zich fchier ieder jaar tot dit onderzoek hebben aangebo. den; daar het toch een ieder, als van zelfs moet in het oog vallen, dat het voor de Wal- vischvangeren geene onverfchillige zaak: zijn kan, eene juiste kennis vooral van die deelen te hebben, van welkers volkomenheid het dierlijk. leven zoo volftrektelijk afhangt, dat, bij eené Zwâ- oe WALVISSCHEN, âêt zware kwetfing of verwonding derzelven, de dood van het dier daarop gewis, en wel bin. nen zeer korten tijd noodzakelijk volgen moet, opdat namelijk door eene meer zekere, en voor het dier, zoo veel mogelijk, terftond doo. delijke treffing, dat verlies eenigermate zonde kunnen vergoed worden , hetwelk de Walvisch vangst, door de fteeds vermeerderde fchaars- heid en fchuwheid dezer dieren zoo aanmers kelijk geleden heeft. Zoo is men b. v. tot heden toe immers nog fteeds geheel onkundig gebleven , omtrent het ware maakfel, de juiste ligging, en den naauwen zamenhang, zoo wel van het hart, als van de longen, van de groote bloedvaten, en het middenrif des Walvischs, om van geene andere. belangrijke declen meer te fpreken, waarvan de behoorlijke kennis intusfchen ons vooral thans te meer in-ffaat zoude ftellen, tot het fpoediger , ja dikwerf oogenblikkelijk dooden dezer geweldig groote en fterke dieren, nu men het middel kent, om ook zelfs op eenen aanzienlijken afftand, op eene meer zekere wijze met oneindig meerder gewelds , en op meer bepaalde plaatfen , de deodelijke har- poen dieper, dan ooit te voren, in, en dik= werf geheel binnen het reusachtige ligchaam des ga VERHANDELING over « des Walvischs te doen doordringen , ter- wijl wij ons intusfchen voor als nog vergenoegen moeten met de ontleedkundige befchrijvingen der uitwendige, en van flechts eenige zeer wei- nige inwendige deelen des Walvischs, welker kennis gewisfelijk (gelijk alles wat de bevorde- ring ook der Dierenkunde bertreft} voor deze wetenfchap in het algemeen wel zeer nuuigs en voor de gedachtenis van mannen,als LEEUS WENHOEKs, RUISCH; ARTEDI sy PAGES CAMPER, HUNTER (*) , LA CEPÈDE En | an. C°) Deze twee laatfte boven ellen lof verhevene man- nen, als aan welke beiden men niet flechts in de men- fchelijke , maar ook in de vergelijkende ontleedkunde, zoo vele belangrijke ontdekkingen omtrent het lig: chaams-geftel der dieren verfchuldigd is, hebben boven alle hunne voorgangeren zich ook bijzenderlijk toege- legd, om eene zoo veel mogelijk volkomene keanis van den ligchaams-bouw der walvischaardige dieren in het al- gemeen, en der verfchillende eigenlijke Walvisch - foor- ten in het bijzonder te bekomen: cAMPER toch gaf ons, reeds in den jare 1767 , zijne voortreffelijke befchrij vingen en afbeeldingen van het gehoors werktuig van de Cachelot, of Pot-Walvisch, en naderhand in 1776 eene andere van het beenig gehoortuig der Walvisfchen , beide te vinden în het gde en i7de Deel van de Verhan= delingen def Hollandfche Maatfchappij der Wetenfchap- pen, terwijl de zoo beroemde Engelfche ontleder jz. HU Ne TER geene kosten of moeiten fpaarde, om door Raduw keutige ontledingen en waarnemingen, eene zoo veel mu bf WALVISSCHEN.' 3 ândere dergelijke ontleders zeer vereerende is, fnaar welke tot heden toe tér veibetering der Wal- Mogelijk algemeene nadere kennis omtrent den geheien ligchaams bouw.eu buishouding der Walvischaardige dieren te mogen bekomen, in welk voofnemen hij dan toch zoo verre geflaagd is, dat niemand tot heden toê» hem daarin overtroffen heeft gelijk zulks aan een iéder overtuigend zal kunnen blijken , bij het eerfte inzien zelfs zijner voortreff lijke Obfervations of the Structure and Oeconomy of Whales, te vinden in de Philofopk. Transaci, vol. 77. P. a p. 371. tot 430. áls in welke die beroemde ontleder verflag geeft van zijne belange tijke waarnemingen en geheel nieuwer ontdekkingen, door Arade van ontleding gemaakt, omtrent het za- menftél zoo wel van den MoNoDON MONOCEROSs den DELPHINUS PHOCENA,D. DELPHIS.D ORCA, PHYSETER MACROCEPHALUS, als van de BALAr« NA ROsTRATA, en ook van den B. MYSTICETUS of Groenlandfchen Walviséh, doch omtrent welken laats ften, wat de juiste ligging der borst ingewanden , zoo als bij voorb, het hart, de longen, de groote bloedvaren ênz betfe't, wij geene zoodanige meerdere kénnis ver- kregen hebben , waardoor wij ons in flaar gefteld zien òm de juiste plaats of plaatfen, waar boven ale ande- ren de Walvisch, tef zijner fpoedige dooding en vere meestering. dóor de harpoen zoude moeten getroffen worden , met geene mindsre zekerheid te kunneu bepa en âls de Jager , bij het eerfte opdoen van eenig wild, of de Slagter bij het dooden van bet flagt - vee weet te be- mikken, of uictekiezen, tot deszelfs oogenblikkelijke of _V, Deer. L Srux. C ten 34 VERHANDELING over Walvisch=vangst of niets, of ten minften zeer weinig en gewisfelijk oneindig minder. belang- rijks voortgebragt heeft, dan men met allen grond van zulke voortreffelijke Natuur. en Onte ten minsten meest haastige afmaking; en door welke juiste bepaling, het treffen en dooden van den Walvisch zoo veel te gewisfer worden, en een nieuw voorbeeld epleveren zoude van de grooté nuuigheid, die de gron- dige kennis der Natuur-voortbrengfelen, ter verbetee ring ook der, gewigtigtte vakken der Huishoukunde kan opleveren 5 blijkende het tevens uit de hier boven- gemelde verhandeling, hoe moeilijk, ja hoe ondoenlijk het dikwerf zij „zelfs voor eenen zoo ijverigen re ; men, en ter bevordering der wetenfchappen, iets te zwaar of te kostbaar achtenden Natuur - onderzoeker, als HUNTER was, Zijne onderzoekingen en naarvor- fchingen, in weerwil van alie mogelijke moeiten en op- offeringen, tot-de verlangde hoogte en volkomenheid te mogen brengen; zoo toch ontzag deze onvermoeide ontleder de aanzienlijke onkosten zelfs niet om, ter beko- ming, Zoo wel van voorwerpen, als van getrouwe onte leedkundige narichten omtrent den ligchaams- bouw der Walvisch - aardige Dieren , eenen Heelmeester voor eigene rekening naan Groenland te zenden , alhoewel hij het ongeluk had daardoor, voor alle aangewende moeiten en uitgave , zich met niets anders verrijkt te zien, dan met een stuk Walvisch huid, waarop zich eenige welbekende Zee-flakken, of verkeerdelijk zoogenaamde Walvisch -luizen haddea vastgezet, Vergelijk de hovesn gem. Oöfervations EEC: PD. 72e pe WALVISSCHEN. 35 Ontleed-kundigen zoude hebben mogen erlangen, indien zij de gelegenheid gehad hadden, om hare groote bekwaamheden aan de ontleding, of van bet geheele dier, of ten minften van de tot de levens-werkingen , in de huishouding der Wal- visfchen , voornaamfte en edelfte levens-deelen , zoo ftraks opgenoemd, te mogen befteden; de ver. gelijkende Ontleed en Natuur-kunde niet alléén, maar ook het voor ons Vaderland gewigtig onder- werp der hoogere Huishoukunde, de zoo voor- deelige Walvisch-vangst namelijk, zouden. hier. door gewisfelijk , reeds voor lang , onberekenbaar veel gewonnen hebben; honderden van Walvis. fchen, die, als verkeerdelijk en vergeefs ge- troffen, nu met verloren harpoen en lijnen, al- leenlijk tot een bedorven aas voor eenige roof- vogels, en uitgehongerde zee-beeren, op zee en tusfchen de ijsvelden ronddreven, zouden door den blijden zeeman in onze havens zijn binnen gebragt , zouden handel en kostbaren voorraad van traan en baarden vermeerderd, Rhederijen en zeevaart aangemoedigd , en onberekenbaar veel algemeen voordeels aangebragt hebben, in. dien men zich namelijk, reeds voor lang, meer op de grondige kennis ook van het inwendig za- menftel dier dieren had toegelegd, op wier ver- meestering men fleeds eenen hoogen prijs ftelde, t C 2 en 36 VERHANDELING over en tot -bemagtiging van welken men, zonder genoegzame gronden, fchier als in den blinden federt bijna anderhalve eeuw , zoo vele vruch- telooze pogingen en verkeerde middelen aan- gewend heeft. Tot nu toe zal men zich der. halve nog alleenlijk moeten vergenoegen met ‘de kennis van eenige weinige declen des Wals vischs, die alléén voor den Natuurkenner nut- tig en aangenaam is, maar uit welke de beoe- fenaar der belangrijke Walvischvangst. voor als nog weinig voordeels trekken kan, Deze meér volkomen en hoogst nuttige kennis toch zal voornamelijk, zoo niet alléén, te bekomen zijn uit eene zo veel mogelijk naauwkeurige be- fchouwing van die voorname inwendige deelen; van. welke wij ftraks gefproken hebben, en welker fpoedig herhaald en zorgvuldig} onder- zoek wij, om de belangrijkheid der zaken, met den meesten aandrang, aan een ieder op het ernstigt aanbevelen, die, bij het herstel van eene algemeen gewenschte vreede, en het daar bij herleven der nu helaas! federt zoo vele jaaren reeds ook uit Zee verbannen vaderland- fche -Groenlands- vaart, zich in eenige ge- legenheid zal mogen gefteld vinden’, om door een of ander der daartoe meest gefchikte fchepelingen, bij het afflenfen van iederen Wal. visch , pe WALVISSCHEN 37 IJ visch, op denzelven dat onderzoek te laten doen, hetwelk deskundigen daartoe gaarne zouden voorfchrijven, gelijk ook wij dan hier onder (*) , tot dat einde, als tot een proeve, ls eeni- (€*) Zoo zouden de Rheeders der Groenlandfche Sche. pen bij voorb, aan iederen Commandeur kunnen opge- ven eenige vragen, welker zooveel mogelijk volkomene beantwoording, met behulp van den gewoonen Scheeps - Heelmeester , onder het afflenfen der Walvisfchen opge- maakt, zij bij hunne termgkomst zouden moeten mede. brengen ; zie hier eenige derzelve ten voorbeelde. 1 Welke is de gewone natuurlijke uitgebreidheid van de borst-holte der Walvisfchen, en hoe kan men zich die bij het uiterlijk aanzien dezer dieren het best voortftellen ? of om nog duidelijker te zijn, waar ter plaatfe „ dar is, bij welke ribbe (van den kop afgerekend) begint ook uitwendig, of van buiten de eigenlijke borst- holte van den Walvisch? waar eindigt die? en welke zijn de beste kenmerken, om deze grensfcheiding op het eer= fte uiterlijk aanzien dezer dieren zoo veel mogelijk zee ker te kunnen bepalen ; ten einde het werpen of fchie- ten der harpoenen daarna te kunnen rigten , en tevens verzekerd te kunnen zijn, dat dezelve waarlijk de borst-holte zullen treffen, als de zitplaats der edelfte, en tot het leven ook des Walvischs noodzakelijkfte dee'en? a, Weike is de ware natuurlijke ligging van bet hare in de borst-bolte van den Walvisch ‚ vooral ook in bee trekking van één of meerder uitwendige zigtbarz dee- len, inzonderheid der borstvinnen, der fpuitbuizen, bet eog, de kaaksgeleding, erz.? ? ie C 3 3. Wel. 58 MORA NDELING OVER eenige vragen zullen opgeven, door welker be- hoorlijke beantwoording, misfchien alléén. het be- 3. Welke is de gewone ligging, grootte, gedaante, rigting en zamenhang van het hart des Walvischs met andere deelen der borst-holte, en hoe moet men zich die ligging}van buiten voorftellen ? inzonderheid, is het waar, dat men de ligging van het hart der Walvisfchen zich zoodanig voorftellen moet, dat hetzelve juist op de heogte, en als ’t ware tegen den oorfprong der lin- ker borst- vin ligt 3 en dat men derhalve den visch in eene horizontale ligging aldaar treffende, verzekerd zijn kan, bij het genoegzaam doordringen der harpoen, het hart te zullen treffen? en eindelijk hoeveel duimen dike te heeft de zijde der borst aldaar wel ongeveer in de grootfte Walvisfchen ? 4. Welke zijn de groote bloedvaten uit het hart des Walvischs voortkomende ? en welke is hunne gewone dikte, loop en vasthechting 2 5. Hoedanig is het maakfel, de gedaante, loop, en vasthechting der longen ? 6, Hoedanig die van het middelrif: ? 7. Hoevele ribben behooren tot de holte der borst, en welke is hunne geleding, betrekkelijke ligging, rig- ting en zamenhang met andere deelen? 8. Welke is de gewone dikte van het {pek en vleesch, dat op de borst der Walvisfchen ligt, en waar is de plaats, daar de borst. holte het dunste, en daarom het gemakkelijkst te doorfteken is? 9 ‘Hoedanig is het maakfcl, de ligging, grootte, en zamenbang der maag met andere deelen van den buik dèr Walvisfchen ? to. Welk pE WALVISSCHEN. 359 bedoelde oogmerk voor een goed deel zoude kunnen bereikt worden; terwijl men, onzes be. dunkens , van de ook zelfs gewone gefchikt. heid van iederen Commandeur, met grond zal verwachten mogen, dat hij, op last zijner ree- ders, niets zoude onbeproefd laten , om, ter bereiking van een voor ieder hunner zoo be. langrijk, oogmerk, al het mogelijke te willen aanwenden, niet flechts door het bevorderen der zoo even gemelde onderrigtingen en beant- woordingen , maar ook, door, zoo veel moge. lijk, bij iedere gelegenheid van hunne te huise reize naar het vaderland met zich te rug te voeren, (zoo veel diet doenlijk ware), het zij dan elken gantfchen kleinen jongen Walvisch zelven, die zij konden magtig worden, of wel het één of ander der verlangde deelen afzon- derlijk; ten einde die namelijk zouden dienen mogen ‚ om door kundige ontleders tot. het bedoelde oogmerk behoorlijk onderzocht, en met de ro, Welk is de ftoffe, die men, kort na den dood der Walvisfchen, in derzelver maag aantreft, en het ware voedfel dezer-dieren uitmaakt? tor welke Klasfe, orde, en geflachten van dieren en planten behooren deze voes dende ftpffen? en welke foort of foorten maken zij daarvan uit? C 4 go VERHANDELING over de ingekomene berigten en beantwoordingen der voorgeftelde * vragen te kunnen vergeleken worden. Immers ook de groote CAMPER hield de overvoeringen van ook zelfs zeer groo- te deelen, zoo als bij voorbeeld van een goed gedeelte van den kop eenes Walvischs, voor zeer gemakkelijk uitvoerbaar, en *t is derhalve fchier onroodig hier bij te voegen, dat niet glechts de inzouting b. v, van het hart, met eenige der groote bloedvaten, van een gedeelte der longen enz, maar ook het overbrengen van eenen geheelen jongen en reeds geboren Wal- visch , _ geene onoverkomelijke zwarigheden ontmoeten kunnen Zie p. CAMPER over de zicplaats van het beenig gehoorruig der Wal- visfchen in de Holland, Maaifchappij 17 Da 2 St. bl. 161. vergeleken met HUNTER's Oh. fervat. in de Philofoph-Transact: Vol. 77. P. 2. P. 405-416. | Woedfel der Walvisfchen. „Is de kennis der verfchillende voorwerpen; welke de dieren cot voedfel verftrekken , een gewigt ig onderwerp van navorfching , Zoo wel voor den Natuur onderzoeker , ter volma. king zijner kundigheden omwent de” huishou- ding, pe, WALVISSCHEN. “ar ding der dierlijke fchepfelen , als voor hun, die daaruit„ of tot eigen onderhoud, of tot an- dere gebruiken , een. dadelijk nut trachten te wekken ; de zekere kennis omtrent het ware voedfel der Groenlandfche Walvisfchen is, in de, daad, een zoo veel te belangrijker voor- werp van onderzoek ‚ daar het eenen regelreg= ten invloed heeft op alle die groote en kost. bare bedrijven en bemoeijingen, welke er aangewend worden, om deze dieren op te {po- ren en te vermeesteren, dat is, op den Wal- visch-vangst zelven, Lang toch heeft men ge- twist, en nog beden durft men het niet zeker beflisfen , welke ftoffen aan de grootfte van alie tot heden toe bekende dieren voornamelijk ten voedfel dienen: velen hebben gemeend, dat dit niet alléén in velerlei zee-infecten, maar ook inzonderheid in haringen, in eenige andere nog kleinere visfchen, en ook tevens. in eenige plantgewasfen beftaan zoude, tot dat men, voor- al ook door de verzekeringen van ZORGDR A» GER, meer en meer is overtuigd te geworden, dat geene andere voortbrengfelen, dan alleen die uit het dierenrijk, en dat wel waarfchijnlijk alléén eevige infecten en wormefoorten, deze verbazende dieren tot voedfel verftrekken. Uit CS het 3 42 VERHANDELING over \ het maakfel van den mond der Walvisfchen toch, als met geene tanden voorzien, om, of groote of harde, ligchaamen te kunnen van één fnijden, en te kaauwen, als mede uit ha. ren verwonderlijk naauwen flik- buis, was het reeds van zelfs blijkbaar , dat niet anders dan zeer weeke en tevens van omvang zeer kleine ftoffen , hect voedfel dezer dieren konden uitma- ken, tot dat men uit het in den muil, de keel en de rob, of maag zelve gevondene overtuigd is geworden, dat de natuur bun verfchiïlende kleine zee-dieren, doch allen van een zeer week zamenftel, zoo als Polijpen, Zee -fterren, Medufen- hoofden , benevens eenige kleine in= fecten, vooral zeer kleine kreeften en worme foorten tot voedfel wijfelijk heeft aangewezen, als zijnde door derzelver zachten en uitftekend voedzamen aard bijzonder gefchikt, om tot dit groote oogmerk te kunnen dienen, Ook hier moet men zich wederom verwonderen, omtrent de ware foorten dezer dieren nog dermate onkundig te zijn, dat , voor zoo verre mij bewust is, nog flechts maar zeer weinige Natuurkenners, (gelijk b, v. s. B. j. NOEL, die als het voornaamfte Walvisch - voed- gel den Cancer pedatus C, oculatus, en Ar= zon pE WALVISSCHEN. 43 sonduta arctica opgeeft. Zie zijn Tableau de Ja péche de ba Dalcine p. 74.) (*) iets heb. ben durven bepalen, omtrenc- de bijzondere foorten van infecten , wormen, enz. die den Walvisch tot voedfel dienen; daar intusfchen de juiste bepaling en kennis dezer voorwerpen niet flechts een gewigtig deel van de N. H. der Walvisfchen uitmaakt, maar ook zoo doot de oudere als nieuwere Walvischvaarders fteeds voor egn voornaam en vertrouwd kenmerk van de tegenwoordigheid der Walvisfchen, in die zee- ftreken , en als voor een beflisfend bewijs, waar zij zich ophouden, opgegeven is, en daar voor. nog heden gehouden wordt. Het algee meen „ zoo wel bij iederen op Groenland va renden matroos, als bij oudere en nieuwere fchrijvers over den Walvischvangst, bekende Walvisch-aas , kennen wij flechts bij naam, of bij zeer duistere en gebrekkige oude be- fchrijvingen, en afbeeldingen, zonder voorzeker te kunnen vastftellen, tot welk geflacht van flakken of wormen hetzelve behoore, of welk foort het daarvan uitmake; zoo dât onze zoo geleerde , en in de Natuurkennis zoo ervare en » (*) Vergelijk La cerèpr He. NN, des Citactes, pe 54. © fuiv. 44 VERHANDELING over en ‘onvermoeid werkzame landgenoot nou rs TUIN, in weerwil van alle zijne aangewende moeiten, geene gelegenheid heeft mogen bee „komen, om zich ook omtrent dit belangrijk onderwerp te kunnen verzekeren, waartoe evene wel niet anders dan de overbrenging van ecnie ge dezer verfchillende dierfoorten, in. wijngeest bewaard , zoude noodig wezen ; waarom het dan ook te hopen is, dat, bij den tegenwoordigen fchier algemeenen ijver tot bevordering , dnzon= derheid der Natuurkennis, en tot het doen van gewigtige ontdekkingen , de naauwkeurige kennis en bepaling der verfchillende foorten van Walvisch-aas, de oplettenheid der Natuur onderzoekeren met den gelukkigfte uicflag ook, ten voordeele der Walvischvaergst zal mogen bezig houden; Wij gaan dan over tot het Verblijf der Walvisfchen. Waaromtrent wij vooraf in bet algemeen aans merken, dat hoezeer ook de gedachten van. vele Natuurkundige land- en zee-befchrijvers omtrent de eigenlijke woonplaats der groote Walvisfchen, en inzonderheid der zoogenaam- de Groenlandfche, uit één loopen, zoo dat fommige die allééa tot den Noordpool bepa. len , pe WALVISSCHEN.. 4s Fen, anderen, en „dat wel te regt, ook tot verfcheidene gewesten der Zuid.zee, en At. fantifchen Oceaan uitftrekken, wij, voor ons oogmerk bijzonderlijk meenen het oog te moes ten houden op die oorden, op welken zoowel wegens derzelver nabijheid, als rijkheid van Walvisfchen, onze Neerlandfche Wavischvangst federt meer dan anderhalve eeuw, met zulk een aanzienlijk voordeel, voor onzen Vader- landfchen handel en zeevadrt is geoeffend ge- worden. Wij bedoelen namelijk die van den Noordpool, en wel bijzonderlijk die der Groens landfche en Spitsberger zeeftreken, welke als % ware aan dat voor de Walvische vangst meest belangrijk foort van Walvisfchen, in ons Noor. der half wereldrond, eigenlijk ter woonplaats fchijnt te zijn aangewezen, en alwaar men wel eer , bij het doen der eerfte togten in dit wereld-oord;, vooral tusfchen de 77 en 79 grâ- __den zulk éen groot aantal dezer dieren bij el. .kanderen zien konde, dat het fonteins- wijze water uitfpuiten uit hunne fpuit-buizen, door _ de eerie ‘bezoekers dezer zeeën, vergeleken wierd. met een groot aantal van rookende fchoorfteenen eener geheele ftad: thans echter, daar «deze dieren, zoo door de fterk geoeffen- de vangst, als wegens hunne hierdoor veroor. | zaake 46 VERHANDELING over zaakte fchuuwheid, of in hoeveelheid, naar gelang van vorige tijden, aanmerkelijk vermin- derd, of wel ook gedeeltelijk naar andere ftil- lere, en wel nog geheel onbezochte noorder zeeftreken verhuisd, en geweken zijn, zoo is daarvan het noodzakelijk gevolg geweest, dat men getracht heeft om zich deze verminderde vangst te vergoeden, deels door den Walvisch ook op de kusten van Brafil , de Kaap de goede Hoop; ja zelfs op die van Madagascar, van nieuw Holland en andere oorden der Zuid-zee, op te zoeken, deels ook door de minder gelukkig gedreven wordende Groenlandfche Walvisch- vangst te willen verbeteren, en grondiger te willen gaan beoefenen , door middel van het navorfchen en, zoo veel mogelijk, meer van nabij kennen van de huishouding en bijzonde. re eigenfchappen der verfchillende foorten van Walvisfchen, en het is van dit laatfte middel vooral ook, dat het ons uit de voorgeftelde vrage der aanzienlijke Koninklijke Maatíchappij toefchijnt, dat zij zich, en wel met het grootfte … regt, zeer veel nuts belooft , zoo om daaruit de plaatfen, waar de Walvisfchen zich voors namelijk thans ophouden , na te fporen, als om zich op den kortfren, veilioflen en zekers fien weg van dezelve meester te makens dit laat. pe WALVISSCHEN,: 47 laatfte zal het onderwerp van onze volgende tweede en derde afdeeling uitmaken, en het eerfte ons nu voor het nog overige van deze tegenswoordige bezig houden; wij merken der- halve deswegens aan: BEerflelijk,- dat, op algemeene toeftemming van ieder ervaren en oordeelkundigen Groen- landsvaarder, zoo wegens de nog overgroote menigte van Walvisfchen (*) welke nog jaar- lijks (*) Immers het is waar, dat fommige Groenlandsvaar- ders dikwerf op oorden vervallen, waar zij in eenen geruimen tijd fchier geenen enkelen Walvisch aantref- fen , maar waar zich deze dieren ook daarentegen fom- tijds op een enkel oogenblik weder in zulk eene menig- te vertoonen, dat men zich van hare troepen of gehee. le fcholen, zonder ontzetting, geen denkbeeld maken kan: zo zegt bij voorbeeld possererrT veher den Grün- dandifchen Wallfischfang, bl. 11e «> Een oud Kapitein. heeft mij verhaald , dat hij op …; een avond het anker uitgeworpen hebbende in een der baaijen van Groenland, die rondom met ijs bezer was, op het oogenblik dat het volk hun werk verrigt had, in eens zulk eene menigte van Walvis- „> fchen van onderen het ijs zag opkomen, die in s verfchillende groote partijen, en zoo digt bij elkan- > deren gefchaard, den geheelen omtrek der baai vers v> vulden, dat het water er als mede bedekt fcheen te 9» Zijn, en van welke gelegenheid hij dan ook zoo wel »» gebruik maakte, dat hij met zijn volk, binnen weie s nige uren, tien Walvisfchen vong.” 2) 32 2) 6= 48 VERHANDELING over lijks in de zeeftreken van den Noordpool gês Zien en gevangen „worden, als wegens de on- berekenbare uitgeftrektheid der onbeèvwaarbate ijszee, welke hun, of tot verblijf, of töc fchuil- en voortteelings- plaatfe dient, de mit- der dan voorheen gelukkige Walvisch vangst niet alléén aan eene meer en meer toenemende uitroeijing van dit dieren-foort kan; noch mâg „Worden toegefchrevens maar dat Ten tweeden, de oorzaak daarvan waar- fchijnlijk te zoeken zij in de fchuwheid der Walvisfchen * zelve, welke door de gedùrige tegenwoordigheid en het beftendige jagen (in- dien ik mij zoo mag uiedrukken ) van fomwije len wel goo fchepen van verfchillende natien, die aldaar in den geringen omtrek van 77° tot flechts 79°, en dat wel binnen den. tijd van twee maanden, foms e2ooo Walvisfchen van= gen, in hare azing geftoord en genoodzaakt worden hooger gelegene en meer met ijs bes dekte zeeeftreken op te zoeken, en tot fchuil- plaats te gaan betrekken; wordende wij in dit gevoelen te meer, én, zoo wij meenen, met grond verfterkt, door de waarneming, dac, in den gewoonen tijd der Walvisch. vangst, velé der wijfjes Walvisfchen als dan vergezeld zijn door hun jong, voor hetwelk ook deze logge | die: br WALVIS SCHEN.: 49 dieren, door het gewoon zoo wijslijk ingeplant inftinct, volgens de zoo oude als beftendige waarneming van: fchier alle Groenlandsvaarders, ook eene bijzondete zorge hebben, en tot welks behoud zij door het gedurig nazerten der Walvischvangers gedwongen worden hare gewone verzameloorden te verlaten, en ande. te gerustere fchuilplaatfen op te zoeken, zoo dat wij Ten derden aanmerken, dat de Groenland. fche Walvisch , offchoon door de groote me. nigte van fchepen, die jaarlijks, en dat wel voor een groot gedeelte bijna in den zelfden omtrek, ter Walvisch-vangst komen, en zich aldaar lang achter één ophouden, fchuw ges maakt sen gedwongen naar elders te verhuizen, in de daad wel andere ftillere oorden gaat bee trekken, doch dat hij ‘echter waarfchijnlijk ftesds of meestal zulke verkiest, die tot de Noordfche zee ffreken behooren, als welke eveneens aan de grootte zeedieren fchief ten beperkten verblijve fchijnen te zijn aangewezen, als de Zuidere Wereld. gewesten, bij uitfluiting als het ware, aan de groorfte land- dieren fchijnt ter inwoning ‘te moeten verftrekken. Met het grootfte regt zegt derhalve de Heer Noë V, Deer, 1, Ster, D in so. VERHANDELING ovrr in zijn meergemeld werkje (*) Jndien, de Walvisfchen fchijnen de Noorder zeeën te heb. ben verlaten, zoo is dit niet veroorzaakt door aandrang van hun inftinct, maar alleen om zich te beveiligen voor den gedurigen aanval van den mensch. Dit zelfde inftinct toch zal hen, door den tijd , derwaarts te rug voeren; dewijl de diepe baaijen fleeds die plaatfen zijn, welke deze dieren het meest fchijnen ten verblijve te verkiezen: maar ook daar en boven het werktuiglijk geftel, de ge- woonten en cigenfchappen der ontzettende wal- vischaardige zee.dieren, ftrekken ook hun ten wet, zoo dat niet alle foorten evemeens tot een zwervend leven, en het doen van groote togten fchijnen gefchikt te zijn; daar toch uit gemaakte waarnemingen blijkt, dat misfchien de Kazilotten alléén groote tochten doen, en dat het tot de vaste gewoonten der eigenlijk genaamde Walvisfchen behoort, in bepaalde zee-ftreken, één gevestigd verblijf te houden. De visfchers immers, voegt hij er bij, die zeker wel geen Natuurkundigen zijn, maar „die echter verdienen, dat men hen omtrent hunne waarnemingen en gevoelens dikwerf ‚6 C°) Tableau Historique, etc. pe 72. pe WALVISSCHEN. st ondervr age, en dat wel te meer, dewijl zij meestal vrij zijn van vooringenomenheid voor het een of ander leer frelfel, weten zeer wel drie verfchillende foorten van Noord- kapers ie onderfcheiden, en dat wel alleenlijk naar de verfchillende zeeën, waar deze dieren hun verblijf houden, en naar het maakfel dat aan ieder hunner eigen is. Men is ook algemeen van gevoelen, dat de Bermudifche Walvisfchen lans ger zijn. dan die van Groenland, van Caijenne, Chili, China, enz. ; en dit verfchil of. onderfcheid kan derhalve met enkel toe. vallig, maar wel het gevolg zijn van het verfchil van water, voedfel, levenswijze, en eigenfchappen aan ieder foort eigen: hetzelfde zoude men ook kunnen zeggen van de Kazia lotten; daar het zeker is, dat die van de Amerikaanfche kusten eenen geheel anderen muil hebben, dan die der Noord- zee.” einde- lijk merken wij nog aan Ten vierden , dar, gelijk de weldadige Schep- per. voor ieder dier het juist daarvoor gefchike voedfel ‚op ieder oord en iedere plaats van deszelfs eigen verblijf, verordend en verzorgd heeft, en men derhalve uit de aanwezenheid van dit voedfeì tot het verblijf en de woonplaats van die dieren befluiten mag, door welke uit eene Ds dän= EN 52 VERHANDELING over aanhoudende ondervinding gebleken is, dat die voedzelftoffen fchicr alléén, en als bij uitzon- dering genoten worden, men dienvolgens ook met den meesten grond, uit „de algemeene ver. fpreiding en verbazende meni,te van het hier voren vermelde Walvisch-aas, in fchier alle de baaïjen van Groenland, Spitsbergen, en andere oorden der uitgeftrekte zee - gewesten van den Noord.pool, met geene geringe waare fchijnlijkheid mag opmaken, dat ook, naar gelang die oorden met dit zoogenaamd aas of voedfel voorzien zijn, dezelve ook Walvisfchen of dadelijk bezitten of bevatten kunnen; terwijl deze aamerking, fchoon alléén uit de befchou- wing der dierlijke huishouding genomen, door de ondervinding der meest oplettende en naauw- keurigst waarnemende Groenlands - vaarders, reeds van ZORGDRAGERS tijden af (zoo al zelfs niet vroeger) tot den huidigen dag fteeds ís bevestigd geworden, En het zijn deze algemeene aanmerkingen, welke wij hier hebben willen vooraf laten gaan, om daaruit de volgende gevolg -trekkin- gen te mogen afleiden, als de opgave in zich zullende bevatten van de beste wijze, om de plaatfen na te fporen, waar de Walvisfchen zich voornamelijk tegenwoordig ophouden en wel Voor #5 ve WALVISSCHEN. 53 Woor eerst, daar de ondervinding beftendig geleerd heeft, dat de Walvisfchen, door de fterk gedrevene vangst van zoo vele fchepen in eenen korten omtrek van plaats, fchuw ge- maakt, én als het ware genoodzaakt geworden zijn naar elders te wijken, zoo zullen de Commandeurs der op Groenland varende {che- pen eene zoo veel- mogelijk naauwkeurige aanteekening houden der fireken en plaatfen waar, en van den landaard door wien dezelve ieder jaar gevischt wordt,ten einde ‚alles gelijk ftaande, het volgende jaar of visch-faifoen niet dezelfde, maar eene andere plaats of baai ter vischvangst te beftemmen, ij Ten tweeden, ‚daar het vroegtijdig aankomen ter Walvisch- vangst, in de Groenlandfche en daaraan grenzende wateren, een der groote middelen uitmaakt, om gelukkig ter vischvangst te zijn, zoo zal eene vroegere uirzeiling onzer Hollandfche Walvisch-vloot niet flechts nood. zakelijk worden, maar zij zoude zelfs, van wegen het Gouvernement, kunnen worden ‘verordend , en de tijd des vertreks uit oaze havens kunnen worden voorgefchre- ven , ten einde namelijk zoo vroeg mogelijk , op de beftemde en nog ge- D 3 heel 54 VERHAN NDELING oven el vrije « visch- Den aan te komen (*). | Ten derden, mogen wij inzonderheid het zoogenaa amde _Walvisch-aas of voornaamfte oedfel der Walvisfchen voor een der zekerfte ten ter nafporing van de verblijf. plaatfen dezer dieren houden, en uit her geen daarom- trent hier boven gezegd is, en tot den huidi- gen dag door de aanhoudende waarnemingen bevestigd wordt, befluiten, dat, waar ter plaat- fe dit aas of voedfel in diepe én ruime baaijen menigvuldig gevonden wordt, daar ook met „grond tot het waarfchijalijk verblijf des Wal. visch kan befloten worden. Ten vierden, merken wij aan, dat diënsvol- gens voor één der eerfle middelen ter opfpo- ring (*) De Reeders der Engelfche Waivisch - vaarders zijn door de ondervinding dermate overtuigd van het aanbelang eener vroege aankomst, op de plaatfen hun- ner beftemming ter Walvisch-vangst, dat zij onlangs weder eén ontwerp gemaakt hebben, om zich op de Orcadifche Eilanden eene haven toetebereiden, en op de kusten van Groenland de vorige vaste traankoke. rijen te ‘herftellen; als algemeen verzekerd zijnde van den alzins gegronden flelregel, dat de Walvjsfchen, door de eerfte visfchers fchuw geworden, voor de na- komende, of nk niet, of ten minsten zeer moeilijk, te genaken zijn. ne de Les PEW ANL NASIS:CH EN. 55 zing en ontdekking der Walvisfchen te houden zij, het vooraf zoo veel mogelijk aanhoudend en vaauwkeurig peilen der gronden, ter bevis- fing beftemd, ten einde zeker te wezen om. trent het aanwezen van het aas, als zijnde dic, voor zoo verre men tot heden toe weet, het voorname zoo niet het eenige voedfel , waar’ door de Walvisfchen- in hunne verblijven of togten gelokt of gedreven worden, Ten. vijfden , dat zulke baaijen derhalve, zoo wel bij redenering, als bij eene fteeds door de uitkomst bevestigde ondervinding, reeds vooraf als zeer waarfchijnlijk voor de vischrijke fte te houden zijn, die eene in zich uitloopende rivier ontvangen; als door welker afwatering „ in het voorjaar , het aldaar fterk aangegroeide en vermenigvuldigde Walvisch.aas (waarvan het water, als ’ ware, dan fchijnt te weme- len) (*) binnen, en door den mond der baai zelve, naar zee wordt gedreven, en de Walvisch derhalve derwaarts gelokt wordt; gelijk. zulks, onder anderen, uit de voorheen zoo bij uitftek voordeelige Walvisch vangst , aan het Zuid-einde van Spitsbergen en elders 18 (*) Zie ZORGDRAGER ble 247e D 4 5ó VERHANDELING OVER is gebleken, en ook nu nog door de ondere _ vinding bewaarheid wordt. » Ten zesden, daar de Walvisch flechts gedu- ij fende eenen geringen tijd zonder genot der gewone dampkrings-lucht leven, en zich on- der het ijs ophouden kan, het fteeds geraden zijn zal, in het vroege voorjaar, dezelve in de baaijen , en digter aan land, maar in verder gevorderd faifoen- daarentegen, aan de kanten of zomen der vaste ijsvelden op te zoeken; ‘alwaar zij zich als dan het meest fchijnen op te houden, deels ter bekoming van het aas, deels, gelijk in het laafte geval, ter fchuiling onder de ijsvelden; vergelijk, als hiermede over eenftemmende, ZORGDRAGER, bl, 250. | Ten zevenden, dewijl eene van ouds beften- dige waarneming (dat namelijk de gewone loop of trekking der Walvisfchen, aan den Noord-pool, fteeds van het Zuid-westen naar het Noord-oosten gerigt is) juist overeene ftemt met de uitlegging, waarom men in het vroege visch-faifoen veel Walvisfchen op lager gronden vindt, doch dezelve allengskens, bij vorderend jaargetij, naar hoogere zee-ftreken verhuizen zier, zoo volgt daaruit, dat de Wal- visch-vangst fteeds op lager gronden moet be. gonnen, en, zoo noodig, opklimmender wijze Ao ART TES 2 CPN VOB pe WALVISSCHEN, 57 voortgezet worden, zijnde voorts deze aanmer. king , naar ons inzien, te gewigtiger, daar federt verfcheidene jaren de Walvisch- vangst der Engelfchen, op deze wijze gedreven, met zulk eenen bijzonder gelukkigen uitflag achter. volgd is, dat verfcheidene fchepen , reeds in het begin des visch-tijds, eenen bij uitftek woordee. ligen vangst gedaan, en door het daarop vere zeilen naar hoogere oorden, niet minder geluk- kig achtereenvolgend voortgezet hebben. Ten achiften, bij de hier voren reeds ge- maakte aanmerking , omtrent de noodzakelijk- heid eener vroege aankomst der “Walvisch. vaarders in de zeeën der Noord . pool , moeten wij, ter meerderen aandrang daarvan, hier nog voegen de op eene vrij beftendige ondervin= ding rustende waarneming , dart, vooral na eenen zachten en vochtigen winter hier in ons Va derland, de ijsvelden der Noord-pools zeeën, in hect daar op volgende voorjaar, zich ook vroeger en volkomener van één fcheuren. De vóór dien tijd derhalve aldaar aangekomene fchepen vinden de ijsvelden nog in haar ge. ‘heel, en hebben daardoor eene zoo veel te gunftigere gelegenheid ter vangst der hier onder fchuilende Walvisfchen, die, ter onontbeerlijke rien. van nieuwe lucht, genoodzaakt zijn Dsg zich 58 VERHANDELING óver zich telkens buiten deze ijsvelden te begeven; behalve nog, dat de fchepen, bij eene latere ‘aankomst in deze ftreken, door de dan reeds van één gefcheidene drijvende ijsvelden, groote en zelfs dikwerf zeer gevaarlijke ja onoverko= melijke hinderpalen in hunnen togt aantreffen, Ten negenden, men zoude ook, raar ons inzien , misfchien zeer veel nuts ten voordeele „der Walvischvangst kunnen trekken, door op den duur naauwkeurig op te letten en waar te nemen , op welke hoogten en in welke ftre- ken, boven de 62 en 63° men, of zuidelijk, of wel meer noordwaarts , de eene of andere foort van Walvisfchen meerder vond dan de andere; daar het toch eene op ondervinding fteunende ftelregel is, dat alle de foorten dee zer dieren zich niet in dezelfde ftreken ophou* den; zoo houdt men immers als beftendig waargenomen „ dat de Varwal het meest in de Straat-Davids, en wel bijzonderlijk in Di. co's baai, doch zelden zuidelijker, ja bijna nooit op diepe gronden, en de Groenlandfche Walvisch fchier nimmer onder de 660 aange. troffen wordt, terwijl de B. Fubartis of zogen naamde Jupitersvisch (Balaena Boops L.) van den Ór tot 65°®,vooral op de bij de Groenlan. ders bekende Parniut- en Pisfukbit „gronden, de pr OWALWISSCHEN. zp de Snuic-walvisch (B. Rostrata) daar tegen het meest in de Groenlandfche bazijen, en tus fchen de rotfen, en eindelijk de groote Kazi lotten zelden in ondiepe ffreken gevonden worden3z nog meenen wij hier te moeren aans merken Ten tienden, dat, bij het betendig waaijen van zuidelijke winden in het voorjaar aan den Noordpool, en her daardoor bijzonder lang vast blijven der ijsvelden, de Walvisch= vangst fteeds minder gelukkig is uitgevallen; deels wegens gebrek aan gelegenheid, om als dan goede in- hammen te vinden, ter afwagting der Walvis- {chen , deels ‚ dewijl het groote ijs in die ftre- ken, nimmer waargenomen wordt te fcheuren en geheel los tegaan, dan met N. O., N, W‚ en eindelijk geheel Noordelijk waaijende win. den, waardoor de daar ouder fchuilende Wal- visfchen alsdan ook tevens voor den dag ko- men, en meer opene plaatfen tot hun verblijf verkiezen, eindelijk Ten elfden, voegen wij hier nog bij, dat fomzijds het groene, onklare , of drabbige water, als door de groote menigte van Wal- visch-aas veroorzaakt, fomtijds tot één aanwij- zend reeken eenes waarfchijnlijken verblijfs van Walvisfchen kan gehouden worden; vooräl RE | _ wan 6o VERHANDELING over wanneer dit in opene en diepe baaijen, gelijk wij hier voren gezegd hebben, wordt aange. troffen , die de pas uit het ijs geraakte visch: dan bij voorkeur fchijnt ten verblijf te verkies zen. Ten twaalfden, dat, daar toch het verfchije nen der Narwals of Eenhoorn-visfchen, door vele Groenlands.vaarders , voor een blijk van aanwezende Walvisfchen gehouden wordt, zoo dat de ondervinding beftendig zoude geleerd hebben, dat daar, waar zich de eerfte laten zien, de anderen ook ter zelfder tijd, en dat wel niet verre van daar, altoos worden gee vonden, deze waarneming alzins de verdere aandacht en opmerking der Groenlands- vaare ders verdient, als behoorende tot die kenteeken nen, “welke men, indien ze door eene aanhou. dende waarneming bevestigd worden, te regt, onder de meest zekere, ter aanwijzing van het verblijf der Walvisfchen zouden mogen. reke. nen. (*) Dan ook Ten dertienden, meenen wij onder de mide delen “ ter nafporing der Walvisfchen te moeten range (*) De Heer ANDERSON geeft ook het verfchijnen der Narwals in de zeeën des Noord- pools, voor een door de Ondervinding bevestigd teeken op, van het nabij zijn | | t pe WALVISSCHEN. é1 tangíchikken, het zoo veel mogelijk waarne. men van ffilte en het vermijden van alle on. noodige beweging, in het water ‘of op deszelfs oppervlakte, vooral bij het eerst aankomen ter visfcherij, en het ontdekken van den Walvisch, die, fchuw. geworden , niet flechts door de jaarlijkfche jagt, welke gedurende eenen zoo geruimen tijd op hem gemaakt wordt, maar ook door de luidruchtigheid en misfchien wel vooral door de groote beweging van booten en riemen, in en op het water zelve daar mede gepaard, zich niet meer zoo digt dan wel voore heen laat naderen , en door het gewoon ge= tucht en de beweging der floeproeijers enz, vooral bij het bovenkomen, nog meer fchich- tig gemaakt wordende, zich vaar meer flille en afgelegene oorden begeeft, terwijl de &e. groudheid dezer aanmerking buiten allen twijfel gefteld wordt, zoo door de nog beftendige on- dervinding van ook onze Groenlands. vaarders, als coor het herhaald verhaal omtrent de meer en meer toegenomene fchuwheid en bijzondere loos- zijn der Walwisfchen5 lijdende zuiks af, van het ge!iijk- foortige voedfel, dat de Varwal met den Walvisch ge- meen heeft. Zie zijne Befchrijv. van Groenland, enz. el. Erde Dd Î ó2 VERHANDELING over loosheid der Walvisfchen, - reeds . voor bijpe anderhalve eeuw geleden, waargenomen, en bij de meeste fchrijvers over de Groenlandfche Walvisch- visferijen als eene voorname oorzaak van verminderde en moeilijker gewordene vangst pgegeven; gelijk men zulks b, v, ont maat eenen enkelen der voornaamfte te noemen), breedvoerig en-herhaald aantreffen kan, in c Ge ZORGDRAGER's dMloude en hedendaagfche Groenlandfche wisfcherij, vooral bl, 286. 258 en volg. | | En het is hier dat wij nu zouden moeten overgaan tot de opgave der beste middelen, om zich langs den korten, zekerften, en veie ligften weg, van den Walvisch meester te ma- ken, ware het niet, dat wij het vooraf noodig en met den leidraad onzes vertoogs overeen. komstig, oordeelden, als een gevolg uit al hee voorgaande, dat tot hiertoe over den ligchaams. bouw der Walvisfchen gezegd is, onzen lezeren nog zoo kort mogelijk te moeten opgeven en voorteftellen eene Bec or WALVISSCHEN. 63 Bepaling der plaatfen, op welke aan het ligchaam van den Walvisch, plotfelijk, doodelijke wonden kunnen worden toegebragt. Ter bepaling der juiste plaatfen, waar den Walvisfchen zoodanige wonden kunnen toege- bragt worden, welke deze dieren plotfelijk dooden, zal het er op aan komen zoo naauw- keurig mogelijk de plaats te beftemmen en aan te wijzen, waar de levens. werktuigen lige gen, en tevens waar ter plaatfe, en op welke wijze, dezelve het zekerst en gemaklijkst door den harpoen kunnen getroffen worden. De levens-organen of levens- werktuigen , die hier in aanmerking kunnen komen, zijn in de eerfte plaats de groote en kleine hersfenen, benevens het hart, met de groote bloedvaten: geene andere verdienen, onzes bedunkens, hier eenigen aandacht, doordien, offchoon de kwet. fing van fommigen voor de dierlijke huishouding zeer belangrijke werktuigen mede volftrekt do= delijk zijn kan, de dood echter te langzaam op de kwetfing volgt, of ook, dewijl de ligging der deelen zoodanig is, dat de harponiers dee zelve. niet behoorlijk bedoelen of bemikken kunnen, om dezelve zeker te treffen, Plaats: \ 64 _ VERHANDELING over Plaatsbepaling der hersfènen, Alhoewel de kop der Walvisfchen, gelijk wij hier voren zagen, eén zoo groot gedeelte van het ganfche. dier uitmaakt, is echter de hollig- heid ter berging der hersfenen gefchikt zeer klein; doordien het grootfte gedeelte van den kop ingenomen wordt door de opper-kaakbeen- deren, welke voorwaarts zeer dun uitloopen;, en van boven met eenên verbazend - dikken fpekklomp overdekt zijn, gelijk dit alles blij- ken kan, uit het enkel inzien van Tab, IT, al- - waar de waarfchijnlijke ligging der beenderen van den kop, bij V T en W, binnen den uïterlijken omtrek LK. D. Q.N., nadr onze gisfing ter behoorlijke plaatfe is afgeteekend , terwijl wij ter vermijding van alle mogelijke twijfeling, om- trent de gronden onzer berekening, en de ge. volgen daaruit afteleiden, hier nu nog laten volgen de onderfcheiden naauwkeurige afmetin- gen van de geraamten der voornaamfte cera- CEA, en daar onder vooral ook van den Groenlandfchen Walvisch, zoo als die door de verpligtende goedwilligheid van den Heer Pro- fesfor BRUGMANS, naar de Rhijnlandfche maat , op de voorwerpen zelve uit zijne rijke verzameling genomen, en aan ons medege- deeld zijn, Aloe pe WAL/VISS CHEN. 6 / Lengte vanf Lengte van) Lengte van| Hoogte van dengebeelen{de _ opper-|het hersfen-{het hersfen- Schedel van |kaaks- been-Ihol, hol. de punt derfderen,van de) kaak tot aanfpunc van de de knokkelsjkaak, tot aan van het ach-|hec beeinvan terhoofds- jhect hersfen- been. hol, MonodonNarwal, zonder tanden. | or dm} r15dm) 6 dm 64 dm. Narwal, met één’ tand, ° lang 7 vee 3dm.) 22 — | 154 — | 64 — | 72 Balaena Mystice- ASIN NGA e 58 — | so — 8 Boöps, [108 — | O4 3 |Ó — Kleine Delphinus Phocana « 8 — | ad | 3 Zeer oude Phoce- na, lang 9 voet gduim 20 | IE 6 — | 4E — Delphinus delphin| 165 — |rt l4 —l4 — Hier uit blijkt het derhalve, dat in den Groeulandfchen Walvisch de kaak-beenderen bee allerlangfte, en daardoor in evenredigheid der lengte van het hersfenhol de kleinfte zijn, als makende flechts één zevende gedeelte der leng. te van den kop uits ook is de hoogte der V. Deen. L. Srux. E hers. 66 VERHANDELING over hersfenen flechts de helft van derzelver lengte, zoo dat in evenredigheid de Balgena Mysticetus de kleinfte hersfenen heeft van alle de Certacea, door den Heer BRUGMANS gezien of onder- zocht. | Dan, om nu uitwendig of van buiten het hersfenhol met zekerheid te kunnen bepalen, trekke men van achter de fpuitgaten regt ne- derwaarts ééne lijn, tot voor het midden des oogbols, waardoor men kan verzekerd wezen, dat al wat voorwaarts deze lijn valt, gewis behoort tot de kaakbeenderen en zintuigen, terwijl hee achterfte gedeelte de hersfenen bee vat. Daar echter de Cetacea geen nek hebben, kan men diensvolgens het achterfte gedeelte van den kop in een geheel dier niet zoo gereede= lijk bepaalen, als wel in andere dieren; men zal zich intusfchen niet vergisfen, indien men aanneemt, dat de lijn, uit de fpuitgaten naar het middelpunt van den wortel of inplanting der borst-vin getrokken, genoegzaam in dier voc- ge langs het achterhoofd heen ftrijkt, dat zij over het midden van het hersfen-hol heen loopt. Men ftelle zich derhalve den Walvisch met gefloten muil voor, men trekke één lijn van achter de fpuitgaten, tot door het oog beneden- waarts « pe WALVISSCHEN. 67 waarts, en eene andere mede van de fpuirga- ten tor naar het midden der borstvin, en men kan als dan aannemen,. dat genoegzaam alle hersfenen gelegen zijn in den driehoek door deze twee lijnen boven het ooghol gevormd. Het is derhalve op dezen driehoek, dat de harponier moet mikken, wil hij langs den kortften en zekerften weg den harpoen in de hersfenen drijven, en alzoo het dier plotfelijk dooden: dit kan op twee wijzen gefchieden, of van achteren, of zijdelings. Wordt de harpoen van achteren naar de gee noemde plaats (het best op de middenhoogte tusfchen het oog en de fpuitgaten) gedreven ; dan behoeft dezelve, na door huid, fpek, en {pieren (alle weeke deelen) als doorgegleden te zijn, flechts het achterhoofdsbeen te door- boren, om in de hersfenholte te geraken, het welk toch als van zelfs volgen moet, daar dit been ter dier plaatfe zoo bijzonder dun is, dat de dikte van den fchedel eenes Walvischs, die 58 voeten lang was, naauwlijks 1 duim halen kan, Wat de tweede wijze van kwetfing der herse fenholte bij den Walvisch aangaat, hieromtrent blijke het nu ook als van zelfs, dat, indien de harpoen ter gezegde plaatfe, zijdelings boe E a ven 68 VERHANDELING over ‚ven het oog worde ingedreven, dezelve alsdan ook zeer gemakkelijk de hersfenen bereiken zal, doordien toch, na het doorboren der zache te deelen, terftond het been volgt, het welk van deze zijde het hersfenhol fluit, en niet flechts dun, maar tevens zeer voosch of ijl is; zoo dat ook hier een harpoen, zelfs met middelmee tige kracht voortgeworpen, tot in de zelfftan. digheid der hersfenen zeer gemakkelijk zal kun- nen geraken, terwijl voorts hect wonden der overige deelen van den kop der Walvisfchen, “door middel van eenen gewonen harpoen, dee zelve weinig zullen kunnen fchaden. Plaats -bepaling der ligging van het hart, en der groote bloedvaten in den Walvisch. De tweede plaats, op welke in het ligchaam der . Walvisfchen plotfelijk doodende wonden kunnen worden toegebragt, is de borst holte: deze is in alle Walvisfchen zeer groot, en al. hoewel dezelve uitwendig minder gemakkelijk in deze dieren te kennen zij, dan wel in andere zogende, zoo is evenwel derzelver juiste be: paling niet. moeilijk, Immers zoo wel uit de befchouwing der voorhanden zijade geraamten;, als pe WALNISSCHEN. oy als uit -de overeenkomst, die er tusfchen atle Walvischfoorten plaats heeft, gelijk ook einde- lijk uit de vergelijking der afbeeldingen van den Groenlandfchen Walvisch, mer het geen verfchillende befchrijvingen dezer dieren leeren, heeft men grond om te kunnen vastftellen, dac de borstholte genoegzaam op de, helft der ‚lengte van den visch eindigt; dat is, dat de kop en borst te zamen de halve lengte van het dier uitmaken, Men ftelle derhalve , dat de kop 3 of wel £ der geheele lengte uicmake, dan zal de leng. te der borst gelijk zijn aan $ van het gantfche ligchaam, of van de helft van den kop, en het is hier mede, dat onder anderen overeenkomt, het geen (zoo als wij hier boven gezegd heb- ben) Olaffen omtrent de verfchillende maten van den Groenlandfchen Walvisch heeft opge- geven, zeggende, dat de kop $ der geheele lengte uitmaakt, en dat de lengte van den flokdarm van de keel tot aan de maag , in een visch van 56 voeten lengtte, 8 voeten iss nu komt de lengte van den flokdarm genoegzaam met die der borstholte overeen, en indien men bij 3 van 56 voeten, zijnde ruim 18 voeten, de lengte der keel, en voorts nog ‘de lengte van den flokdarm van 8 voeten voegt, dan E 3 krijgt zo VERHANDELING over krijgt men, volgens onze opgave, genoegzaam de halve lengte van den visch. Dit nu zoo zijnde, toont de Analogie of overéénkomst van het maakf:l der Dolphijnen met dat van den Groenlandfchen Walvisch, dat het hart gelegen zal zijn genoegzaam op de hoog: te, alwaar de borst.vinnen, buiten de B> te voorfchija komen. Ten einde nu den harpoen in de borst-holte te drijven, zoo dat bij of omtrent het hart, aan de groote bloedvaten of longen; eene doo- delijke wonde worde veroorzaakt, moet de harpoen, achter de borstvinnen, bij of omtrent op de zijdelingfche helft van het dier fchuins voorwaarts gedreven worden: Dit toch gefchie. dende, vooral met den harpoen; met beweeg- lijke of uitfpringende mesfen, van welke wij ia het vervolg zullen fpreken, kan het naauw. lijks misfen, of eene plotfelijk doodende bloed. torting zal op de verwonding volgen. TWEEs DE WALVISSCHEN, 7t TWEEDE. AFDEELING. Inhoudende eene beknopte opgave der minst omflagtige en veiligfle. middelen, welke reeds bekend en în gebruik zijn, om de Walvisfchen fchielijk te dooden en er zich alzoo langs den kortften weg meester van te maken. Paren ons op te houden met een gefchied- kundig verhaal omtgent de verfchillende wij- zen, welke verfcheidene reis-befchrijvers, met meer of minder grond opgeven, dat door ver- fchillende verafgelegene en nog onbefchaafde volkeren, ter vermeestering en dooding van alle onderfcheidene. foorten van. Walvisfchen , en andere Walvischaardige dieren, gebezigd zijn en nog gebezigd worden, zoo als bij voors beeld die der Zuid. Amerikanen bij de Falk- lands. eilanden, der Eloutranen, op de kusten van Kamfchatka, en anderen meer (*), mee- nen C*) Zoo ais bij voorbeeld die der Zuid- Amerikanen bij de Falklands- Eilanden, of der Eloutranen, op de kust van Kamfchatka, enz. Zie over de verfchillende wijzen, tot het vangen der Walvisfchen door verfchil- lende volken aangewend, gelijk over alles wat het ge= uE 4 flacht 7e VERHANDELING over nen wij hier alléénlijk hect oog te moeten ves. tigen, op die algemeene wijze van vangst en vermeestering des waren of door ons bedoelden Walvisch, welke waarfchijnlijk rseds in de Xe, eeuw is uitgeoefend, en tot heden toe, hoe verfchillend ook gewijeigd, verkunsteld , en tot het algemeene oogmerk meer en meer veran- derd en gefchikt gemaakt , (wat het eigenlijke werktuig zelf betreft, dat daar toe dienen „moet) fleeds nog hoofdzakelijk het zelfde ge. bleven is. ‘Wij meenen den zoogenaamden harpoen, zijnde een ijzerea, en van vooren drie- hoekig fcherp gepunte lans of pijl, die ge- woonlijk 33 duimen tang, aan eenen houten ftok van 7 tot 8 voeten gehecht, en door middel van dezen vastgemaakt wordt aan eene uit de fijnfte en zachtfte hennip geflagen, en (op dat die zeer buigzaam zijn zoude) geheel ongeteerde lijn, van zes of zeven vademen Cvoorganger gewoonlijk genaamd}; aan welke _ dan de overige lijnen, ter lengte van go of nch fiacht der Walvisfchen betreft, onzen voortreffelijken Landgenoot nouTTUIN in zijne N, H. Ï, D, 3 St. ble 44! en volg. benevens sTELLER Kamfchatka bl. 98 tot to4 en C. w_J. GATTERER, Nuizen (5 Schadeu der Thiere, enz. a St. S, 427 ù. f. ve WALVISSCHEN. 7e roo vademen, worden vastgemaakt, en welke gezamentlijk dienen, om, wanneer de boven- gemelde harpoen of pijl, met alle mogelijke kracht, en op den kortften afftand (de grootfte op 40 tot 45 voeten berekend), in het lijf van den Walvisch geworpen is, het gekwerfte en verfchrikte dier daar mede zoo lang te laten voortzwemmen, tot dat hetzelve, of door de bekomene wond, zijne hevige beweging, en het daardoor veroorzaakt verlies van bloed al- ‘léén, of door nieuwe kwerzingen van harpoe- nen en lans afgemat, eens of meermalen boven koomt, fterft, en tot eenen voordeeligen buit Zijner vervolgens op de oppervlakte der zee liggen blijft. Het is de enkele harpoen-fteek derhalve, die, fchoon zij niet dan zeer zeldzaam alléén den Walvisch doodt, echter op zich zelven genomen de eerfte gelegenheid tor het vangen van den- zelven geeft, als wordende het dier, daardoor, piet flechts in zijne gewone vrijheid geftoord en beperkt, maar ook door de hevige bewe: gingen en tobbingen, terffond na de bekomen kwetfing , onder een gedurig verlies van bloed, dermate van krachten uitgeput, dat hij aan de gevolgen dezer anders geringe wond fter. ven moet, — Dikwerf echter is de kwetfing, E 5 door \ A VERHANDELING over door den harpoen veroorzrakt, deels wegens den grooten afftänd: waar op ‘hij geworpen wordt, en dé geringhéid der kracht, waarmede hij den visch trêft, dêels ook’ wegens de ofte gewisheid van de juiste treffing der gewigtigfte deelen van het dier, zóo gêring, dat de Wal- visch dezelve tiet alleen Zonder éenig aan. merkelijk hinder verdurên, tndar mét den?elven, fchoon diep in het fpek vàn dên rug doorge- drongen, veffcheïdere jaren voortleven kan (*). Moed, vaardigheid, kracht, en kennis van de’ gewoonten dés Waälvischs, zijn daarom wel de voorname bekwaamheden, die gewoonlijk en te regt, in éen goed kärponier gevorderd worden: dan ook in weerwil van deze gebeutt het dikwerf, dat dezelvé, offchoon ook allé te Zärmen in werking gebragt, daù het verlangde (*) Gelijk dit uit hee lichaams-geftel van den Wale visch op zich zelven alléén reeds genoeg’ kan opge- maakt wordeny zóo blijkt zuiks óok uit de hethaaldé voorbeelden van Walvisfchen, bij welker vangst; men’ harpoenen in den dikken rug als ingegroeid heeft gez vonden, door welke het dier, lang te voren, was ge- kwetst geworden, zoo als men zoodanig een bijzonder voorval reeds aängetéëkend vindt, in ZOR CDRAGERS. meefmalen reêds aangehaald, werk, bladzs 265 en v, WALEN TSSCHEN. 275 oogmerk niet, voldoen kunnen; wanneer name- lijk de van zich zelven reeds fchuwe Walvisch, zich fteeds, bij het bovenkomen op de opper- vlakte der zee, buiten het bereik houdt, ook zelfs van den bekwaamften harponic,, wiens grootfte vermogen in het wel treffen. van den Walvisch, gewoonlijk op 40, of ten: uiterften op 45 voeten afftands berekend wordt; ter- wijl bij deze gewigtige zwarigheden, aan het gebruik van den gewonen hand=harpoen ei gen, nog die van het. beftendig gevaar des harponiers en, de groote ongewisheid der wer- ping komen; het is ook daarom, dat men, {choon overtuigd van de uitftekende gefchikte heid des harpoens-ijzers op zich zelven, ge- tracht heeft hetzelve de bovengemelde zwarig. heden te ontnemen, door deszelfs gebruik op verfchillende andere wijzen in te rigten , zoo met den harpoen door middel eenes hand.boog, en andere nog meer zamengeftelde werktuigen, of eindelijk door de fchier alles overtreffende kracht van het buskruid op eenen aanzienlijken, en buiten het bereik van alle menfchelijke werpkracht gelegen afftand, niet alleen met groot geweld te kunnen voortfchieten, maar aan den harpoen ook tevens eene zoo veel mogelijk juiste rigting, ter zekere en bepaalde tref- 1 76 _ VERHANDELING over treffing der tederfte en tot het leven noodzake. lijkfte deelen van het bedoelde voorwerp te kun. nen geven. | | f | De proeven ter -bereiking. van dit oogmerk met den hand-boog, omftreeks het midden der laatstverlopene eeuw genomen, hebben echter overtuigende bewijzen gegeven, dat dit werke tuig, hoe kunftig ook gemaakt. en: hoe ook in kracht verfterkt, daartoe te kort fchoot, en hoe eenvoudig ook van maakfel, echter. tot. het voorgefteld gebruik nog veel te omflagtig was. Men meende derhalve een meer zeker, en veel. vermogender middel ter trefing des Walvisehs met den harpoen te hebben uitgevon- den, in eene foort van Bulista of zoodanig werktuig, het welk ontleend was van het bekende flinger gevaarte, onder dien naam bij de ouden bekend, waarvan men in het XIIIde Hoofdftuk van Por ijBrus (*) eene zeer naauw- keurige befchrijving vindt, en. waardoor zelfs pijlen van 6o- ponden gewigts met zeer groo. te kracht, en -opveenen aanzienlijken afitand het bedoelde voorweip treffen konden; Het was de Heer C*) Zn het XIII Hoofdft. van poLijBius, enz. voor al in de franfche uitgave van den Heer FOLARD. HE WAL VISSCHEN. 77 Heer BoNp in Engeland, die het eerst op het denkbeeld kwam om deze Balista, door het maken van eenige veranderingen, tot den Wal. visch-vangst te gebruiken, en wan dezen zijs nen nieuwen voorflag en uitvinding, niet alleen eene befchrijving aan de Koningl. Maatfchappij der Wetenfchappen te Londen gaf, (zie Par- LOSOPH. TRANS, vol. 47. 175I. P. 429) maar ook aan derzelver verzameling van werks tuigen een naauwkeurig model zijner Balista aanbood, het welk aldaar nog bewaard wordt, maar waarvan de toepasfing ter Walvisch. vangst zelve, voor zoo verre wij weten, nimmer is tot (land gekomen, als zijnde door de omflag- tige inrigting van deszelfs zamenftel, en het moeilijke, zoo niet het geheel onmogelijke van deszelfs dadelijke in werking - brenging ter Walvisch. vangst, door des kundigen geheel onbruikbaar geoordeeld, kunnende men voorrs, ter nadere overtuiging hier van, zoo wel de befchrijving als beoordeeling dezer Balista, in het Nederduitsch vertaald , verder nazien in het ode Deel-der Uitgezogte Verhandelingen, bl, TI. joi IO. Men is er derhalve naderhand op uit ge- weest, om een minder omflagtie, gemakkelijker, en veel vermegender middel toc het treffen van 3, een 25 — VERHANDELING oven den Walvisch te vinden, door namelijk de beken» de kracht van het bus-pulver te beproeven, tot het drijven van den harpoen in het ligchaam van den Walvisch, niet alléén met grootere kracht, en derhalve ook daarom op grooteren afltand, maar ook met meerdere gewisheid, en vrijere keuze der tederfte plaatfen, waar deze dieren met gegrond uitzigt op het meest gee lukkigst gevolg, te kwetzen zijn. Meermalen had men hier toe verfchillende voorflagen gedaan, welke echter door de ftren- ge gehechtheid aan het gebruik der oude hand. of werp-harpoen, en het mislukken van alle ander wan tijd tot tijd ter Walvisch . vangst voorgefteld kunste tuig, bijna zoodra vergeten werden, als zij waren aangekondigd; tot dat eindelijk in 1773 de Engelfche yzer-fmit A, STAGHOLD te London daartoe een foort van gefchut van 15 duim kaliber voorfloeg, en ver. vaardigde, waarmede de gewone Walvisch. harpoen, als uit eene fchiet. bus, met een ge. woon fnaphaans-flot voorzien, even gelijk een pijl, doch met eene alle andere overtreffende kracht, op den verften afftand, en met de meest mogelijke gewisheid, en derhalve met het verlangde gunftig gevolg, op den Walvisch zoude gefchoten worden, en wel tot bin- ren 4 pairWALNVISSCHEN. 75 nen de meest teedere plaat{en dezer dieren zou- de kunnen doordringen. Dit werktuig trok niet alléén, meer dan eenig der voorheen gedane uitvindingen, den aandacht van. vele, bij de engel{che Walvisch. vangst belang hebbenden, maar werd ook bij de eerst volgende Groen- lands - vaart, door verfcheidene Engelfche Com. mandeurs, dadelijk met zulk eenen gelukkigen uitflag beproefd, dat niet. alléén verfcheidene Walvisfchen dâar mede getroften, en binnen korten tijd gedood werden, maar dat de En. gelfche Groenlands-vaarders zelven gezamenlijk getuigden, uit de door hun genomene proe- ven dermate van de nuttigheid dezer harpoen- bus, ten zekere, veilige, en fpoedigere vangst; en afmaking der Walvisfchen overtuigd te zijn, dat zij meenden te-mogen vastftellen, dat door het gebruik dezer nieuwe uitvinding van de vijf Wal- visfchen, en dat wel op den afftand van 15 va- demen of go voeten, niet één enkele hun ont- komen zoude, daar men als toen, op den af. {tand van zelfs maar vier vademen of 24 voe. ten, met, den gewonen werpsharpoen, uit go visfchen, naauwelijks op den vangst van éénen enkelen kon ftaat maken, Dit zoo bijzonder gunftig getuigenis, omtrent de groote nutig- heid dezer nieuwe uitvinding voor de Wal visch. So VERHANDELING over visch-vangst, trok dan ook terftond den aan- dacht van allen daar in belang hebbende, en werd door een aanzienlijk gefchenk, waarmede de Londonfche Society for the encouragemeut of Arts, manufactures, and Commerce, zoo wel den eerften beproever, als den uitvinder der gefchuts-harpoen (gun-harpoon) beloon. den gevolgd, en voorts, ten nutte van het algemeen , door befchrijvingen en afbeeldingen openlijk bekend gemaakt, in te advancemcnt of Arts etc. vol. ÌÌ. bij A. MABIJN BAILREY) te Londen 1779 uitgegeven; terwijl dezelve;, federt dien tijd, zoo verre wij hebben kunnen te weten komen, of alléén, of ten minften voornamelijk bij de Engelfche Walvisch - vangst , onder een beftendig voordeelig gevolg, is in gebruik gebleven, en dat wel in weerwil zelfs van een gewigtig gebrek, het welk men, door eene herhaalde ondervinding, aan het anders Zoo nuttig werktuig van sTAGHorLD waarge. nomen had, en het welk voornamelijk hier in beftond, dat, zoo wel door het flaander golven tegens den floep, op welks voorfteven het werktuig. geplaatst wordt, als door het vallen van regen en fneeuw, hetflot en zZoogenaamd pan-kruid nat geworden zijnde, het afgaan van fchot en harpoen belet, en daardoor derhalve cok sE WALVISSCHEN. &i bok het treffen van menigen Walvisch gemist werd; intusfchen trachtten vele Engelfché Commandeurs dit gebrek der harpoen-bus, op verfchillende wijzen, te verminderen, door eene van zijldoek, of gewascht linnen, gemaakte luie fel of overdek uit te denken, en boven het flot vast te maken, waar door hetzelve met het pan-kruid voor nat worden wel bewaard werd, maar waârdoor weder éene andere zwae tigheid ontftond, dat namelijk, bij het ontbrane den van het kruid, dit overdekfel, door de ùitzetting der daar in bevatte lucht, dikwijls met zeer veel geweld weggeflagen, de affchie= ter of harponier, zoo al niet gekwetst, ten íminften in zijn werk geftoord, en de visch gee mist werd, Ook dit wel minder, doch echter gewigtig gebrek, moest derhalve ook nog worden weggenomen, om STAGHOLD's uit« vinding een der belangrijkfte ontdekkingen te doen worden, die er, naar -de mening der En. gelfchemn immer ten nutte der Walvisfcherij gedaan waren; deze verlangde verbetering werd derhalve weldra het voorwerp van de ijverige bezorging der bovengemelde Londenfche Maat- fchappij, door de uïtloving van eenen nieu, wen prijs aan den genen, die de gewone tot huú toe in gebrfik zijnde harpoen.bus nog het F mees” 82 VERHANDELING: ovrr meest verbeteren, en tot verdere volkomenheid brengen zoude; aan welk verlangen zij dan ook naar hun oogmerk, door den beroemden ge- weermaker cH‚ MOORE te Londen, zoo vol. komen mogt voldaan zien, dat zij hem, in den jare 179o, voor deze nieuwe uitvinding niet alléén haren uitgeloofden prijs fchonk, maar ook belooningen uitloofde aan een ieder, die, door proeven, bij het fchicten van Wal visfchen gedaan, de verbetering van MOORE ontwijfelbaar bevestigen zoude; gelijk zij dan ook weldra tot het uirdeelen van verfcheidene dezer belooningen aan verfchillende t’ huis komen- de Groenlands-vaarders fchier van allentwegen de aangename gelegenheid bekwam, door den ontvangst der voordeeligfte getuigenisfen, om= trent de groote verbetering aan de harpoen-bus, door cm. MoORE's nieuwe uitvinding toege. bragt, als zijnde door dezelve het hier boven vermeld gebrek geheel weggenomen, en deze bus tot het best, en in alle opzigten aan deszelfs oog- merk meest voldoend werkstuig gemaakt, zoo als zij dan ook hiervan, in het 1Xee Deel harer handelingen (Zranfactians) voorn. bl, 1x, openbare kennis gaf, en voorts ter. verdere aanmoediging, tot het algemeen gebruik dezer nu meer volmaakte harpoen -lus, eene reeks der De WALVISSCHEN, 83 der voordeeligfte getuigenisfen bekend maakte, die hun van verfchillende, zoo. harponiers, als Commandeurs en reeders van Groenlands - vaar. ders werden toegezonden, en die in het zoo éven gemelde IXde Deel, onder anderen op bladz, 160, 161, 163 en. 167 te vinden zijn, ên door ons, in het vervolg, om de belangrijk. heid der zaak, woordelijk zullen medegedeeld worden. Wij gaan dan nu deze verbeterde= gun. har. goen of harpoen.bus, als het tot heden toe meest voldoende werktuig ter fpoedige, zeke. re, en veilige overmeestering en dooding der Walvisfchen , zoo kort mogelijk befchrijven, naar de fraaije afbeelding daar van in het IXte Deel bl, 168 der Zranfact. of the Society for en- couragement of Arts , etc. voorhanden, en van welke wij, tot duidelijker begrip van derzelver maakfel en werking , hier achter op Pl, IL eene naauwkeurige afteekening gegeven hebben, op dat onze lezer zich zoo veel te gemakkeiij- ker een” duidelijk ‘denkbeeld van dit nieuw en belangrijk werktuig zoude kunnen maken, Men ftelle zich dan voor, eene uit ijzer wel. gegotene cijlinder-vormige fchiet. bus (*) D van 8 (*) Zie de hier bijgevoegde afbeelding PL, Ih F a 84 VERHANDELING over 3 voeten lang, en van 1} duim gewoon ge. fchuts-kaliber, liggende in eene naar „gelang van deszelfs omtrek en zwaarte ronde, houtene lade, en voorzien van een goed werkend gee weer- of fnaphaan-flot, waar van de haan en pan niet zijdelings, maar bovenwaarts gefteld Zijn, ten einde het pan-kruid, op het achter- waartsliggend zoogenaamd fink. of lont- gat, (even als bij de engelfche korte faaphanen of pistolen, ja, zelfs bij de zwaare gefchuts- bus- fen, en zoogenaamde caronnades plaats heeft) zoude kunnen ontvlammen, en de bus daar door afgefchoten worden. Dit flot wordt derhalve als door de kolf der harpoen-bus diep om- var, en volgens de gewigtige verbetering van CH: MOORE, door een rond, gewelfvormig dek- ftuk overdekt, ten einde het flot, en ; vooral ook het pankruid, niet alleen voor nat worden te bewaren, en het zoogenaamd ‘ketfen of niet afgaan van het fchot te voorkomen, maar om ook tevens aan de verijlde lucht, bij de onte vlamming van het pan-kruid, eene vrije, ge. lijktijdige ontlasting te geven, en daardoor alle de aanmerkelijke hindernisfen in ééns weg te nemen, die het bedekken van het vuurflot voorheen vergezelden; wordende deze opening of wegfchuiving van dit flot-dekfel bewerkt, door pr WALVISSCHEN. 85 door de 2 klaauwen GG, welke aan den ftaaf van den Trek-ring A vast zijn, en die het gemelde dekftuk juist dzz met zich naar achte- ren nemen, en verfchuiven, wanneer namelijk door het trekken aan den trek.ring A, de trek- itaaf, en ook te gelijk de (napper of aftrekker K achter uitgetrokken, en hier door tevens de harpoen -bus, ter trefing van den Walvisch af. gefchoten wordt; zijnde voorts de ftaaf van den trek-ring A met eene fleuf of keep T voorzien, waarin de klink B van binnen in de kolf der bus zoodanig gevat wordt, dat het flot daar door vast ftaat, en het onvoorzien af: gaan van het fchot voorgekomen wordt; als kunnende de overgehaalde haan H van het flot, met den fnapper K, door middel van het treke ken aan den trekering A, niet overgetrokken, of , zoo als men zegt, afgehaald worden, zon. der dat door het gelijktijdig drukken aan het knopje > van de klink B, deze laatfte de fleuf of keep T verlaat, en daar door tevens gele- genheid tot het achterwaarts trekken van den fnapper K, het overhalen van den haan H, en het afgaan van het fchot geven moet. De hare poen, die omtrent vier voeten lang, met breede © fcherp beweerhaakte zijdelingfche punten, en boven met een zeer fpits eind voorzien is, F 3 heeft 86 VERHANDELING over heeft tot ligchaam één uit dun ijzer plate roe= de, welke, ter vermindering van weerftand, aan de kanten fcherp, en in deszelfs midden uitgee hold, of met eene fleuf voorzien is, welke, door middel van eenen ftevigen ring, de ges meenfchap met den zoogenaamden voorganger, en daardoor met de lijn uicmaakt; hebbende: voorts aan deszelfs ander uiteinde eenen hou. ten, cijlindervormigen ftaart, welke juist in den loop der busfe past, en op de lading der ka= mer OQ rust, ten einde daar door eene meer zekere rigting, en grootere vaart, bij het af= fchieten te bekomen; voorts ligt- het geheele werktuig in eenen mikbeugel door eene {pil E, voor de loodregte of verticale, en door de cij linder-vormige {pil F van dien. zelfden beus gel, voor de vlakke of Zorifontale, rigting en mikking volkomen vrij en beweegbaar, om, naar go@dvinden, het bedgelde voorwerp te kunnen bemikken, in zijne bewegingen te vol gen, en op het juiste tijdftip, door het losla ten en het tevens aftrekken van ‚den haan, naar welgevallen, even zoo zeker, als zulks bij alle andere voorwerpen. , door. verfchillende foorten van gefchuts of fchiet-geweer plaa beeft, te kunnen treffen, Uit deze algemeene befchrijving der harpoens bus. - e pr WAEVISSCHEN. 6 bus, meeren wij, dat deszelfs gebruik door een ieder zeer gemakkelijk zal kunnen opge- _maâkt worden, díe flechts eenige oppervlakkige kennis der zamenftellingen en werking van een gemeen fchiet-geweer, en van het gebruik van den gewonen harpoen ter Walvisch - vangst heeft; waarom wij alleenlijk, ter nadere op- heldering, als een beknopt onderrigt omtrent de wijze, waarop deze verbeterde harpoen =bus dadelijk ter Walvisch- vangst gebruikt wordt, hier nog het volgende meenen te moeten bij. voegen; dat, wanneer de harpoen-bus, op derzelver maat geladen, (zie Taf. III.) en met derzelver mikbeugel EF op de voorfteven der boot of chatoup behoorlijk gefteld, en het vuur- flot doór het dekftuk ter wering van nat wor. den overdekt is, men ter afvuring of affchieting piet anders te doen hebbe, dan, na voldoende mikking- met de linkerhand, aan den knop & van de klink B te drukken, en even daarna “met de regtêrhand den ring A achterwaarts naar ‘zich te trekken, als waar door de ftaart - ‚der klink, B uit de fleuf of keep T van de trek- “ftang worde-opgeligt „en vrijheid bekomt -or., met“her aftrekken van den (wapper K, den-haan Re: over te halen, het pan-kruid te optvlam- men, en den harpoen op het bedoelde voor. k Fa werp 83 VERHANDELING over werp af te fchieten; terwijl door de nieuwe, en zoo bijzonder eenvoudige als kunftige uitvinding van MOORE, het dekftuk C door middel der _klaauwen GG, aan den trekftang van A vaste zittende „ reeds bij, of wel even voor het overgaan van den haan H, mede naar achte- ren getrokken wordt, en de verijlde lucht en damp, bij het ontbranden van het pan- kruid, door de alsdan gemaakte opening, eenen voldoenden uitgang en weg ter ontlasting bee komt; en het is hier mede, dat wij deze onze opgave der voornaamfte, meest bekende, minst omflagtige (*) en veiligfte middelen ter dooding en C°) Wij zeggen minst omflagtige: anders zouden wij hier ook moeten befchrijven, de nieuwe voorfla- gen en zoogenaamde verbeterde harpoen bus door den Heer J. BELL ingerigt, en aan de meergemelde Lon. denfehe Maatfchappij aangeboden; dan daar de om. flagtige zamenftelling van dit werktuig (hoe kunftig ook uitgedagt) onzes bedunkens, in het dadelijk gebruik, tor heden toe nog voor de meer eenvoudige en ge- makkelijk werkende, verbeterde harpoen-bus van cu. MOORE moet onderdoen, en deszelfs uitvinder, zoo verre ik weet, op verre na geene zoo overtuigende en herhaalde bewijzen, van gelijke, ik laat flaan van meerdere verdienften dezes fchiet-gevaarten heeft aan- gevoerd, hebbe ik gemeend eene bredeere vermelding de- pr WALVISSCHEN. 89 en vermeestering der Walvisfchen befluiten$ om, volgens ons hieryoren bl. 7. gemaakt beftek , nu eindelijk over te gaan tot onze laatfte of dezer uitvinding, voor den lezer fchadeloos te kunnen achterlaten, en denzelven te mogen verwijzen, tot het XIde Deel van de meergemelde Londenfche Maatfchap- pij, alwaar deze nieuwe voorgeflagen verbetering der harpoen-bus op Pl, V‚ afgebeeld, en bl, 185197 befchreven iso — Ps DER: ge _ VERHANDELING oven DERDE AFDEELING. In welke ieder der hier voren befchreven hoofd - werktuigen , welke tot heden toe voor- namelijk ter Walvisch-vangst gebruikt zijn, onzijdig. worden beoordeeld, en uit dee zelves op gronden van redenering en ondervinding de voorkeur. Ban: dat gege ven words, ‘het: welk van-allen het bes- te fchijnt te zijn, om de Walvisfchen Jchielijk te dooden, en er zich langs den kortften, zekerften en veiligflen weg meester van te maken, — Deden wij naar den leidraad hier voren ter bewerking van ons onderwerp aangenomen, in de voorgaande tweede afdeeling, eene opgave der voornaamfte middelen en wijzen, welke er tot het vangen en dooden der Walvisfchen, of aangeprezen, of dadelijk in het werk gefteld zijn, en gaven wij daar bij tevens eene alge. meene befchrijving der eerfte hoofd. werktui- gen en der wijzen, op welke die daartoe ge- bruikt Ee WALVIS SC HEN. ot bruike-zijn geworden, het zal er dan nu op sankomen, «om uit deze allen die wijze van vermeestering en -dooding der Walvisfchen te verkiezen, welke op gronden zoo wel van éne. beredeneerde befchouwing, als inzonders heid opdie eener beftendige en onweder. fpreekbare, ondervinding, den toetst eener vol. komene, onpartijdige beoordeeling zal kunnen doorftaan, en in welke beoordeeling wij ons, als tor keurfteen en maatftaf, die vereischten hebben, voorgefteld, welke de aanzienlijke Ko- ninglijke. Maacfchappije in hare vrage zelve op. geeft, en in het verlangde middel en de wij. ze om de Walvisfchen te vangen en te dooden vordert; dat is, dat het zoo wel de korsfle of minst omflagtige, als. de zekerffe en vei- bofte zij; Laten wij derhalve nu zien, welk der voorgeftelde middelen en wijzen op alle deze eigenfchappen ontwijfelbaar het meeste aans fpraak hebbe, en dat wel in de eerfte plaats omtrent | ‚ De gewone hand. of werp- harpoen, van welke wij hier boven (bladz, 72.) eene korte, doch wegens derzelver algemeene bekendheid, eene, zoo wij meenden, tot ons oogmerk ge- noeg voldoende befchrijving gaven; het is dic werktuig in de daad, dat niec alléén, zoo we. gens gr VERHANDELING OVER geos deszelfs weinige kostbaarheid, en gemak- lijke aanwending ter Walvisch-vangst alhier het eerst in aanmerking komt, maar daarene boven ook dit bijzondere heeft, dat dezelve aan bijna alle andere meer zamengeftelde mide delen en wijzen, naderhand ter vermeestering en dooding der Walvisfchen voorgeflagen, ten eenigen grondflage dient; als zijnde die alle (over het geheel genomen) eigenlijk niet an- ders dan verfchillende wijzingen, en meer of minder zamengeftelde kunstbewerkingen om den eigenlijken harpoen, als toch het hoofd- bee flanddeel , of hoofd werktuig van allen uitmas kende, op eene meer krachtige, meer zekere en tevens kortere of haastigere wijze ter kwerzing en dooding des Walvischs te doen werken. — Het is de “eenvoudige hand of _ werp -erpoen derhalve, die reeds federt verfcheidene eeu- wen, en ook ten huidigen dage, zoo wel door de ruwfte als door de befchaafdfte volkeren, tet het dooden van den Walvisch alléén ge- bruikt wordt, en die (om alleen van de Walvisch. vangst aan den Noord-Pool te fprea ken). fleeds met zulk eene verbazende uitwere king, in het menigvuldig dooden dezer fchrik- dieren gebruikt is, dat men zich niet genoeg verwonderen kan, dat door zulke aanhoudende en ‘pr WALVISSCHEN. 93 en moorddadige flagtingen, het geflacht des ei- genlijk genaamden Groenlandfchen Walvischs niet nog veel meer is verminderd of afgenomen. Er is dus geen twijfel, of de gewone’ hand- of werp-harpoen, zoo als dezelve ook door on- ze Nederlandfche harponiers, tot nog toe alléén gebruikt wordt, is een vermogend middel tot het dooden van den Walvisch: dan, het komt er voor ons hier voornamelijk op aan te on- derzoeken, of aan dit werktuig, en de gewone wijze, om hetzelve door werping van een fterk man, op meerderen of minderen afítand, aan één of ander deel des Walvischs vast te hech-, ten, met grond alle die vereischten kunnen worden toegefchreven, welke wij gezien heb. ben dat gevorderd worden, om als de beste van alle middelen en wijzen, tot het fpoedig en zeker dooden der Walvisfchen te mogen worden aangemerkt, en wel ten zfte. Het fchieten of treffen van den Wals visch met den gewonen hand- of werp- harpoen is, offchoon van alle wijzen de eenvoudigfte, (als vorderende, over het algemeen genomen, bijna niet anders dan moed, kracht, vaardige heid, en een juist oog van den Harponier), op verre na echter niet eene voldoende, veel minder de kortffe wijze om den Walvisch te doo- 94 VERHANDELING over dooden, deels doordien, bij de thans zoo toe- genomene fchuwheid dezer dieren, het zeer na. bij naderen der booten of floepen moeilijk wordende, de treffing van den visch op eenen verderen afftand dan van 40 of 45 voeten on- mogelijk zij, en deels doordien op eenen veel minderen, ja zelfs op eenen zeer geringen, afitand ook de fterkfte en geoefendfte barponier zoo ooit ten minften zeer zelden den visch zoodanig treft, dat hij aan de hier door bekomene wonde fpoe- dig fterft, daar toch de harpoen zelf niet tot dooden , maar tot vasthechten en vangen gefchike is; en de ondervinding nog ieder jaar, en\ook thans nog, na zoo vele oefening en groote vorde. ringen, ten fpijt der beste harponiers, leert dat zelfs de, naar hunne meening, best getroffen visch, na menige lijn te hebben uicgeloopen, nog ontfnapt;, en met het verlies van tijd, en moeite, ook dat van harpoen en lijnen veroorzaakt; als hangen- de dit alleenlijk af, of van het minder door- dringen der toegebragte wonden, of van het niet kwetfen dier inwendige edele deelen des, Walvischs , welker verwonding eenen fpoedigen en zekeren dood moet ten gevolge hebben. Een ander gewigtig gebrek, aan het gewone gebruik des harpoens eigen, is, naar ons inzien daarenbovca gelegen in de weinige gefchiktheid van PE WAL VISSCHEN. 95 van deszelfs voornaamfte gedeelte, het witeinde of de pijl van den harpoen zelve namelijk, tot het toebrengen van doodelijke kwetfingen; im. mers zonder ons hier te willen ophouden, met een wiskundig onderzoek, welke de eigenlijke rigting des punt- of fnij-hoeks en der vleugels van dit gedeelte van den harpoen zijn moet, om door werping het diepst in het ligchaam der Walvis- fchen door te dringen, blijkt het echter fchier van zelfs, dat de gewone harpoen , alhoewel aan deszelfs uiteinde wel fnijdende, en mer drie fcherpe punten voorzien, de rigtüng der, zij- den van den eigenlijken pijl of lans echter niet zoo glooijende, en zoo lang of breed uicftaan- de hebbe, als dezelve wezen konde, en waar- lijk wezen moest, om de meest vermogende en doodelijkfte uitwerking te kunnen te weeg bren. gen, vooral dan, wanneer dezelve tot bij de levensdeelen van het dier doordringen mag; en dit wel te meer, daar de harpoen, bij het “vwoortloopen van den visch, hoe behoorlijk de lijn ook uit de boot moge gevierd worden, ‘echter bijna altoos te rugge wijkt, en, als te weinig tegenftands ontmoetende, dikwerf gee heel uitglipt en den visch los laat; ook ten dezen opzigte derhalve is de gewone werp= of hand-harpoea een minder villedig en min. der 66 VERHANDELING over der zeker aan deszelfs oogmerk vwoldóend „werktuig, dan het wezen konde, en bet nae „derhand ook, gelijk wij ftraks breeder zien zul. len, ten dezen opzigte geworden is, zoodat men zich waarlijk met grond verwonderen moet ‘hoe ook, reeds ‘voor verfcheidene eeuwen, iet zulke en zelfs minder gefchikte werktui- gen, zoodanige geweldig groote dieren heb- ben kunnen vermeesterd worden (*). Dan ook de wijze, om zich van den Wal- visch door middel van den gewonen hand- of werp- harpoen meester te maken en te doo den, is ten ade, Viet de zekerfle: immers daar, gelijk wij zoo even zeiden, de Groenlandfche Wal. visfchen, door de, alte jaren meer en meer uit. ge- @) Wij voor ons hòuden de oorzaak hier van gele- gen te zijn, deels in de gemakkelijke gelegenheid, om deze dieren voorheen (als nog minder fchuw zijnde); zeer nabij te kunnen komen, en daar door zekerder en dieper te kunnen treffen; deels ook in de geweldis ge beweging die de getroffen visch terftond na de bekomene wonden maakt en waar door, bij de zoo he- vig vermeerderde werking der bloedvaten, en het daar door groot verlies van bloed, het dier eindelijk geheel afgemai, krachteloos, en tot buit zijner vervol- gers wordt. DE WALVISSCHEN, 97 gebreide en voortgezette visfcherij, thans der- mate fchenen fchuw geworden te zijn, dat zij zich of geheel niet, of ten minften veel zeld- zamer van zoo nabij, door de harponiers- {floe. pen laten naderen, als voorheen, toen onze Groenlands-=vaarders onverfchrokken de voorftes ven hunner floepen fomwijlen op den rug de: zer zee- monfters dorften laten afftuiten, {preekt het als van zelve, dat de treffing dezer dieren moeijelijker, door den grooten afftind minder juist op de edelfte deelen gerigt en (al ware dit ook nog al doenlijk), door de fteeds verminderende kracht der werping, niet dan op- pervlakkig of ten minften weinig diep door= dringende zijn kan, terwijl deze onzekerheid in «het treffen nog aanzienlijk vermeerderd wordt, door den onvasten en fteeds veranderen- den ftand der harponiers, die, op het voorite en meest door de golven beweegbare gedeelte der floep of boot geplaatst, in weerwil ook der grootfte kracht en verdere bekwaamheid, den visch door eene onvoorziene dijnfing, of wel ook, *t zij door het haperen, ’t zij door het niet volgen van den voorganger, mist, ge- lijk zulks uitde dagverhalen van ZORGDR A» GER, ANDERSON, en anderen (ook zelfs ten tijde, toen men de Walvisfchen nog zoo V. Deer. IL, Stuk. G ná. 98 _ VERHANDELING over nabij konde als op het lijf loopen). blijke, niet zelden het geval geweest te zijn; worden- de deze ongewisheid in het treffen van den visch, ook. thans reeds {edert zoo vele jaren, voor eene der voornaamfte oorzaken, ván de minder gelukkige Walvischevangst gehouden; daar, door ééne der hier in meest. geoefende natiën, (wij bedoelen de Engelfchen), uit eene beftendige ondervinding, de kans der misfing, bij de Walvisch- vangst door middel der ge. wone werp» of hand-harpoenen , zoodanig is op- gemaakt, dat, men, ook zelfs op 4 vademen of 24 voeten afftands, van ego Walvisfchen maar, éénen enkelen kan voor gevangen reke- nen5 terwijl voorts de grootere onzekerheid van het gebruik der gewone hand. harpoen, in eens, boven allen twijfel gebragt wordt, “wanneer men door deze, uit aanhoudende waar- nemingen, opgemaakte berekening, en derhal- ve door de ondervinding zelve, daarentegen verzekerd ziet, dat door het aanwenden en ge- ‘bruiken van een ander middel tér Walvisch- vangst (waarover wij ftraks handelen” zullen) ook zelfs op den afltand van 15 vademen, of ga voeten, uit 5 Walvisfehen. ziet één enke. le gemist wordt, Ter bevestiging en aanwij- zing dezer niet uicenkele befpiegeling, maar al- leen- AREA NISISC HIE N. op leenlijk uie-ondervinding opgemaakte bereke- ning, verwijzen wij onze lezers, naar het zoo voortreffelijk, als hier te lande te weinig beken- de werk, van A, MABIJN BAILEY, êhe ad. vancement of Arts, Manufactures, G Com. merce, etc, vols IÌ. p. 61. Is dan het gebruik van den gewonen hand- of werp=-harpoen niet de zekerfte wijze om den Walvisch re treffen, weel „minder te doo- den, het is dan ook niet ten de. De veiligfte, deels wegens de gevaren; waarvoor zoo wel de harponier in het bijzonder, door het buiten boord vallen, of door het haperen en mederukken van den voorganger, bloot {taats deels wegens het onheil, dat de- geheele manfchap; der harpoeneer.boot niet zelden “treft, bij ket noodzakelijk geworden digt nae deren van den visch; van welke noodlottige voorvallen toch de dagverhalen, zoo van oude; als van latere of hedendaagfche Groenlands- vaarders, rog telkens maar al te veelvuldige voorbeelden oplevéren, terwijl intusfchen aan een ander en ftraks voor te ftellen middel en wijze van Walvisch- vangst, alle deze gevaren, of geheel niet, of ten minften in eenen aan- merkelijk minderen graad kunnen en moeten te beurt vallen; — maar ook ten G 2 4îe roo VERHANDELING over de, De Walvisch- vangst, door middel van den hand- of werp-harpoen geoefend, is niet de woordeeligfte, daar uit de zoo even nog aan- gehaalde ‘berekening blijkt, dat door dezelve gewoonlijk , uit een aantal van ao Walvisfchen, nog naauwlijks één enkele gevangen wordt, en er eene andere wijze gevonden is, welke ook ten dezen opzigte, in den ruimften zin; en wel voor zoo verre de voorkeuze verdient; dat, bij eene beftendige voortzetting daarvan, de Walvisch-vangst onmisbaar tot een der meest gewin gevende takken van visfcherij zal kunnen gerekend worden, Daar het derhalve, om deze hier boven opgegeven voorname redenen, zoo wij meenen, overtuigend blijke, dat het gebruik des gewo- nen hand* of werp harpoens, hoe zeer ook door. ons Nederlanders met voordeel ter Walvisch= vangst aangewend, op verre na niet voor alle. zins gemakkelijk, of weinig omflastig „ voor zeker , veilig en voordeelig , veel minder, voor de van alle andere winst omflagtige „ zee kerfte, veiligfte en meest voordeelige kan ge, houden worden, zoo laten wij nu zien, of ook foms het gebruik van eenig boog - tuig, of wel van de daartoe ingerigte en aangeprezene Da. fista der ouden (zie hier voren bl, 76) met eenig Ip WALVISSCHEN. tor eenig meerder regt gezegd kan worden, de voorkeuze te moeten verdienen, waar omtrent wij derhalve aanmerken, ten zfte, Dat het aanwenden van deze en alle dergelijke werktuigen ter Walvisch= vangst, als over het algemeen, zoo niet alléén, ten minften voornamelijk op befpiegeling of theoretifche ontwerpen en berekeningen rustende, bij het dadelijk coepasfen of in werking brengen, on- voldoende bevonden zijn; deels door hunne omflagtige iorigtiog of zamenftelling, deels door hunnen grooten omvang en ruimte, die zij vereisfchen om in werking gebragt te worden, De eenvoudige hand-boog immers (die, zou. de hij nog eenige aanzienlijke kracht kunnen uitoeffenen, toch op het minst genomen, de lengte van 8 of ro voeten hebben moest) zoude niet flechts eene groote ruimte op de voorfteven der harponiers. {loep beflaan, maâr zoude ook tevens, hoe veerkrachtig zelfs van maakfel en hoe fterk ook gefpannen, geenen tot het diep treffen van eenen Walvisch .ge« fchikten harpoen of pijl, op eenigen aanmerke- lijken afftand, kunnen voortdrijven, maar gewis nog veel minder in ftaat zijn ook zelfs maar een klein gedeelte van den voorganger met zich te voeren, zonder nu nog de verdere cnover. G 3 ko. zoe VERHANDELING OvER komelijke zwarigheden en al het wisfelvallige aan te voeren, en in het breede uit te meten, waar aan alle dergelijke werktuigen, door den invloed van het weder, als regen, fheeuw, „harde vorst, en dergelijken ‚ onderhevig zijn, en waardoor zij in eens of, geheel onc- ftemd en onbruikbaar, of ten minfte in hare werking zoo verzwakt worden, dat zij alle te voren gemaakte berekeningen en befpiegelingen (de zinrijkfte en meest belovende zelfs niet uit- gezonderd) bij de dadelijke toepasfing, als. op eens in duigen werpen en in rook doen ver- dwijnen; wij zelven durven dit met te meer gronds verzekeren, als zijnde hier van door: velerlei proeven met het fterkst werkend foort van fchieteboog (fchoon tot een ander oog- merk ingerigt) herhaald genomen, volkomen overtuigd, en wij durven ook daarom te gerus. ter, en zonder eenige vooringenomenheid, het zelfde oordeel vellen omtrent alle dergelijke zamengeftelde, en door fnaren of koorden ge- drevene werktuigen, vooral echter omtrent het gebruik der Balista door den Heer BoND (zie hier voren bl, 77.) ter Walvisch. vangst aangeprezen: daar dezelve niet flechts re groot, en, te omflagtig van maakfel, maar ook tevens. geheel onvermogend is, om ter juiste mikking, of 5 pe WALVISSCHEN, 103 cf „doeling te kunrven gebruikt worden 3 te meer daar toch eigenlijk dit en alle foortgelijke werk. tuigen, alléén op den vasten grond, tat het treffen meestal van onbeweegbare voorwerpen zijn gebezigd geworden; terwijl eindelijk, het geen alhier toch alles afdoet, jgeene vole doende voorbeelden, voor zoo verre ik wete; immer bijgebragt. zijn, welke ook flechts met het geringfte regt of aan den hand.boog of aan de veranderde Batista van den Heer BOND; of eindelijk aan eenig ander dergelijk door koorden of fnaren gedreven werktuig, eenige aanfpraak geven; om als een herhaald beproefd, veel minder als het minst omflag- tige, meest zekerst, en ‘voordeeligfte middel ter Walvisch - - vangst in eenige ernftige aanmer- king te kunnen komen, bij iederen bevoegden, en ook zelf flechts oppervlakkig in wis- of nas tuurkunde bedrevenen beoordeelaar ; waarom wij dan ook van dit foort van middelen en wijzen ter verbetering der Walvisch-vangst, hier zuilen aftappen, om tot een ander van oneindig. meer aanbelang „ de Aarpoenbus namelijk „over te gaan, van het welk wij hier boven (bl. 78.e. v.) met opzet, zulk eene breedvoerige befchrijving gegeven hebben, op dat wij «ops hier aanmerkelijk. in des. zelfs. beöordeeling zouden kunnen bekorten, G 4 en 104 VERHANDELING over en als nu volkomen bekend met deszelfs maak- fel en gebruik, regelregt zouden mogen over- gaan ter toetfing van deszelfs eigenfchappen aân de vereischten, die dezelve hebben moet, om met regt als voor het inst omflagtige, als het zekerfle, het veilisffe, en, gelijk wij er bijvoegen, als het woordeeligfte van alle tot heden toe bekende en in gebruik zijnde mid- delen en wijzen ter Walvisch . vangst gehouden; en als zoodanig aangeprezen te worden. … Wart dan het eerfle betreft, de Aarpoen- bus, Cwij bedoelen die, door cu. MOORE verbeterd, en door ons hier achter op Pl. IL, afgebeeld) is vooreerst het minst omflagtige middel, om op de kortfte wijze de Walvisfchen te vermeeste- ren en te dooden; immers behoorlijk gebruikt, hecht het nietalleen fchier onmisbaar de lijn aan den Walvisch vast, maar wondt tevens doode. lijk, en vereenigt derhalve den dienst. van den Aarpoen en Jens in eens op het volko- menfte; het neemt geene meerdere plaats, dan eene gewone donder-busfe, wordt op de voorfteven der floep, in zijnen naar alle kanten beweegbaren beugel gevestigd, wordt door eenen, daar achter, in de meeste veiligheid nedergeze. ten perfoon beftuurd, en op één enkel oogen- blik in werking gebragt, zonder dat daartoe | eeni. pe WALVISSCHEN. ros eenige bijzondere kundigheid, kracht, moed, vaardigheid, of langdurige oefening, maar al. léén een juist oog gevorderd wordt, terwijl te. vens deszelfs uitwerking fchier als die van den blixem zelven, niet flechts, zoo als men zegt, oogenblikkelijk, maar ook tevens zoo gewel. dig is, dar geen ander werktuig hoe ook ge- naamd, en waar, of door, wien , immer tot het zelfde oogmerk voorgefteld, daarmede in eent. ge vergelijking kan gebragt worden, en ook zelfs zonder dat het (voor zoo verre wij men- fchen vooruitzien kunnen) waarfchijalijk zij, dat welligt immer grootere kracht zal kunnen worden uitgeoefend, dan die, welke het bus- pulver ook hier veroorzaakt, als zijnde hetzele ve, zoo het fchijnt, het uiterfte vermogen , hetwelk den mensch tot heden is toever. trouwd, Doer dit geweldig werkend mid- del dan, wordt de anders zoo dikwerf voor het leven” van den zoogenaamden koning „der zeedieren onfchadelijke harpoen een ge= ducht en, wel gefchoten zijnde, een fchier oogenbliklijk doodend werktuig; immers op den affland, (wij {preken flechts van hetgeen de ondervinding dagelijks leert), ja op den af- ftand van meer dan zoo voeten, dringt dezel- ve tot 8, 1o en 12 voeten en nog meêr, bin- Gs nen 106 VERHANDELING over nen het reusachtige ligchaam van den Wal- visch, kwertst en verfcheurt (wel gefchoten zijnde} de voor alle zoogende dieren tederfte, ên tot het leven volftrekt onontbeerlijke edel. fte levens-deelen, en veroorzaakt eindelijk (fom- tijds zelfs binnen flechts weinige minuten), éénen zoo gewisfen als fpoedigen dood, Ook ’ eene enkele zelfs oppervlakkige kwerfing van het achterhoofd des Walvischs, door eenen uit de harpoen-bus te hoog, en derhalve on- voordeelig gefchotenen harpoen, bedwelmt door deszelfs bijster groote vaart, en dat wel op eenen aanzienlijken afftand, eenen buitrengemeen- grooten Walvisch zoodanig, dat hij in één en. kel oogenblik als onbewegelijk op de oppere vlakte der zee gevoelloos en al trillende blijft liggen, en hier door aan zijne vervolgers de ware en eenige gelegenheid tot zijne vangst geeft; of ook de enkele treffing wan den ftaart of rug des Walvischs, (hoe zeer anders op zich zelven weinig beduidende kwetfingen), wordt door middel van den gefchuts- of bus- harpoen de oorzaak der vangst van één der zwaarfte Walvisfchen, die men in lang ontmoet had; en eindelijk (meer zullen wij uit den grooten voorraad. van waarnemingen en voor-. . beel. ‘ BE AWAL VISS CHEN zoz beelden hier niet bijbrengen), zoodanig groot is de kracht’ van dit werktuig, dat de hare poen niet. flechts diep in het lijf van den visch „doordringt, maar dat hij zelfs (op klei- neren afftand uit Moore's bus gefchoten zijude)) eenige vosten der lijn zelve met zich naar binnen seemt, en daardoor het losfchieten van den harpoen fchier zoo onmogelijk, als de toegebragte wond dubbel gevaarlijk maakte Dan, ten tweede, er is ook nog een noodzakes lijk wereischte, dat gevorderd wordt, namelijk dat de gefchuts.harpoen van alle andere ide delen en wijzen om den Walvisch te vangen en te dooden de zekerfte zij; en welk redelijk en bevoegd oordeelaar zal een oogenblik aarfelen, om dit, ook uit het reeds vermelde, niet ge- reedelijk toeteftemmen? Immers is de werking van een gewoon fchietgeweer met een welge. maakt flot voorzien, wegens deszelfs eenvoudi= ge inrigting , onder de zekerfte, die. kunnen worden uitgedacht, vooral, wanneer dat voore name belecfel geheel en al is uit den weg ge- nomen, hetwelk door een afzonderlijk toeval, het nat worden van het pan-kruid namelijk; de sffchieting der harpoen-bus foms onmoges lijk maakte; dan ook dit immers is door de br | laat. 103 VERHANDELING ovrr laatfte fraaïje verbetering van MOORE, bijna eene onmoogelijkheid geworden; terwijl de uitfte- kend belangrijke berekening, omtrent de voor. deelige kans des gefchuts-harpoens , boven alle andere middelen, “door ons meermalen aan« gehaald, ook daarom vooral de meest mogelij- ke zekerheid in het zreffen onwederfprekelijk bewijst, daar deze berekening alléénlijk gegrond is geweest op die proeven en waarnemingen, welke met de harpoen=bus van sTAGHOLT, en derhalve lang nog vóór de belangrijke ver- betering van moore, genomen zijn, en welke berekening derhalve door deze laatfte uitvin- ding nog aanmerkelijk meer ten zijnen voordee. le moet gewonnen hebben; dan ook daarenbo- ven, de zekerheid der treffing door middel van den gefchuts- harpoen, boven alle anderen, ter Walvisch-vangst uitgedachte werktuigen, wordt ontwijfelbaar uit de vastheid der plaatfing, zoo van de harpoen.bus, als van den fchutter of harponier zelven; een voorregt voorwaar, hetwelk geene andere wijze van harponeren hebben mag, en hetwelk de deinzing der floep zonder hinder verduren kan, en ons regt geeft, om op de gewisheid der trefliing bijna even zeker te kunnen rekenen, als op die van elken jager, die, bij het in eenen haak of mik- ftok 1‘ ne WALVISSCHEN. 109 ftok liggen van zijn roer of fchiet-bus, het dan nog misfen van zijn doel , zoo al niet voor eene volkomene onmogelijkheid, ten minften tot eene groote zeldzaamheid en cen aanmerkelijk ongeluk rekenen zoude. Ten derden, het middel en de wijze, ter berere Walvisch. vangst, door de Maatfchappij gevorderd, moet van alle het veiligfte zijn; en ook dit, meenen wij, kan aan de harpoen-bus op geenerlei wijze ontzegd worden. Bij het harponeren met dem gewonen hand. of werp-har- poen toch heeft de ondervinding maar al te dikwerf geleerd, dat, gelijk wij hier voren zeiden, de harponier, of door de holheid der zee, of door het uitglippen van den voet, of door het ftooten tegen ijs-{chotzen, of wel te. gen den Walvisch zelven, van zijne gewoon- lijk zoo gevaarlijke plaats in zee viel, verdronk, ‚of wel op nog veel jammerlijker wijze om het leven geraakte, door in den zoogenaamden voorganger en de lijnen, bij het uicwerpen der harpoen, verward, op de deerlijkfte wijze gekneld, en als verworgd, met den Walvisch naar den afgrond der zee re worden medege- fleept; al het welk, door de lage plaatfing van den beftuurder van moor e’s harpoen*buss aimmer kan plaats hebben, deelende voorts ook in 110 VERHANDELING OVER in deze veiligheid de overige booisgezellens daar zij, behalve eene volkomene veiligheid voor het verlies van den harponier, tevens in zekerheid zijn voor de geduchre en dikwerf doodelijke lagen, die de digt-genaderde Watl- visch, met zijnen vreeslijken ftaart, zoo. menigen booten met verlies van de gehele, of cen goed gedeelte der manfchap toebrengt5 met moos RE’s harpoen-bus voorzien, behoeven zij zich nimmer onder het bereik van den visch te be- geven, daar zij. verzekerd zijn + hem, in weer- wil van zeer. aanzienlijke en buiten alle ander bereik gelegen afftanden, gewis en voldoende te. zullen treffens. dan wij willen, om het be. lang der zake, ten dezen opzigte meer doen, dan de aanzienlijke Maatfchappij zelve vorderr, en wij meenen dan ook alle regt te hebben, om te mogen ftaande houden, dat het gebruik der karpoen-bus, ook Ten vierden, van alle andere middelen ter Walvisch. vangst, de voordeeligfte zijz en dit immers bewijst niet flechts het groote gewin, door de meer. aanzienlijke vangst, maar volgt ook als van zelfs, zoo uit het minder gevaar van volk en fcheepsbooten, als uit de mindere gelegenheid tot het verliezen en wergeefsch uit. werpen van menigen harpoen en vele kost ba- * DEWAELE NVISSCHEN.: on bare lijnen, terwijl door eene fpoedige vangst ook nog daarenboven de reizen verkort, of tot nog andere ondernemingen verder, en met vermeerderd voordeel van reeders en. fcheeps- equipagien ‚ kunnen uitgebreid worden. Misfchien echter zoude iemand onzer leze- ren, ons van eene partijdige beoordeeling, en eene al te groote vooringenomenheid ten voordeele van dit nieuwe werktuig, en deszelfs gebruik ter „Walvisch.vangst befchuldigen „ in- dien wij hier geene „melding maakten van; of onderzoek. deden. naar de gebréken en zwa- righeden, die of aan hect werktuig zelven ei- gen. zijn, of ten minften tegen «de wijze van deszelfs gebruik, tot het vangen der Walvis* fchen met grond zouden kunnen aangevoerd worden; dan wij zijn niet alleen te zeer over= tuigd: van. de plige van onpartijdigheid, waars mede ieder waar-lief hebber der. Natuur= kennis zijoe voorflagen aandringet, en nieuwe ontdek- kingen beoordeelen. moet, maâr zijn ook te. vens op. de orfeilbare gronden eener langduri- ge ondervinding zoo geheel van de voortreffe: lijkheid der ‘herpoen-bus (©) boven alle an- de- (*) Om de Koninglijke Maatfchappij gelegenheid te geven de harpoen.bus door de Autopfie of hetzelf zies IIe VERHANDELING OVER dere tot heden ter Walvisch- vangst voorgee flagene werktuigen verzekerd, dat wij niet alleen dit onderzoek niet fchroomen, maar zgo veel te veiliger hier durven laten volgen, als wij ons’ verzekerd houden mogen, dat ook de uitflag van’ dit onderzoek, boven alle andere ter Walvisch. vangst uitgedachte of voorgeflagene middelen - den voorrang aan den harpoen-bus door sTAG. HOLT uitgevonden, en door Moore verbe- terd, zal doen verblijven; dan om ter zake te koméên, voor zoo verre onze berichten luiden, of wij ons zelven, na eene rijpe overweging „ kunnen voorftellen, bepalen die zwarigheden tegen het gebruik der harpoen-bus, of zooge= naame zien behoorlijk te kunnen beöordeelen, en alle daar te- gen gemaakte zwarigheden hierdoor op het voldoendst in eens te kunnen wegnemen, Zijn wij voornemens ge- weest, haar dit werktuig zelve, bij dit ons gefchrijf tevens aan te bieden, waartoe wij bij den maker te Londen reeds hadden beftelling gemaakt, doch ín wel- ke hoop wij door de zoo ongelukkige hervatting des Oorlogs zijn te leur gefteld geworden; dienende voorts ten narichte, dat de verbeterde harpoen-bus van MOORE, met 3 harpoenen, te Londen voor 5s pon- den fterling te verkrijgen is. be WÁLVISSCHEN. ii3 haamde fchiet. harpoen, zich voornamelijk tot de twee volgende aanmerkingen C°) als _ Vooreerst, dat de harpoen, door middel der harpoen bus op den Waülvisch gefchoten, den- zelven alléénlijk zijdelings treffen konde, en der- halve niet zoo vast in den visch zoude indrin- gen, âls de gewone werp- of hand.-harpoen, die, van boven nadar beneden, in bene lood- regie rigting geworpen, daardoor in het dikfie gedeelte van den visch diep doordringt, zoodat derhalve het gebruik der eerfle wije ze ook meerder gelegsmheid geven moet tor het (*9 Deze zwarigheden of tegenwerpingen verwon- deren wij ons alleen gemaakt te vinden, in ‘het meergemelde Tableau Historique de la Péche de la Ba- leine van den Heer s. B.J Noët, pag. 80 et 81, voor- al, daar wij in dit werkje zelven voldoende Helden meenen te hebben gevonden, om té moeten gelooven dat ; deze geleerde, en in het gefchiedkundige vak der vis- fenerijen werkzame fchrijver, en_ dit werktuig zelf; én deszelfs befchrijving en werking, gelijk ook de _ menigvuldige proeven daarmede genomen, en in het zoo belangrijk werk der beroemde Londonfche Society of Arts, & Manufactures, federt zoo vele jaren aanhou- dend vermeld, even min gekend hebbe, als de ver: fchillende uitvindingen zelve, ter verbetering der Wal- visch „vangst van tijd tot tijd voorgeflagen en in $e- bruik gebragt. / V. Dien. STUR H ii4 VERHANDELING over het zoogenaamd. flippen of loslaten, en dien. volgens tot het verliezen van den visch, dan wel het gebruik van het gewoon, en tot neden toe ook bij ons Nederlanders ter Wal- visch - vangst aangewend, eenvoudig werk. tuig; — terwijl men voorts Ten tweede, aan het gebruik der harpoen-bus tegenwerpt, dar, door den flag, of het zwaar geluid bij het afgaan der harpoen-bus, de reeds zoo fchuw gewordene Walvisfchen nog meer verfchrikt, verjaagd, en als ’t ware ge. noodzaakt worden zich naar andere veraf- gelegene of geheel ongenaakbare zee-flreken der Noord. Pool te begeven, ten eindelijken volkomen bederf en geheel verloop der Wal. vischvangst. Dan, wij voeren in weerwil onzer hoogach. ting voor de letterkundige verdienften van de. ze geleerden, ter wederlegging van het eer- ften aan, Vooreerst, dat deze aanmerking ons geheel ongegrond, (ja laten wij het zeggen, zoo als wij . her meenen), ons zelfs toefchijnt voortgefproten” te zijn uit eene niet genoegzame kennis, zoo van het ligchaamsgeftel des Walvischs, als van de werking der harpoen-bus zelve; immers, daar het doel van den harponier fteeds zijn moet, De WALVISSCHEN. 115 inoet den Walvisch daar ter plaatfe te treffen, waar hij het tederst en zwakst is, dat is waar hiet alléén de edelfte, en tot het teven riood- zakelijkfte deelen gelegen zijn, maaf ook têr dier plaat(e; waar de harpoen deze deelen het fpoedigst en zekerst bereiken, en dè- zelve doodelijk wonden kan; zoo blijkt hec van zelfs, dat, bij de boogvormige werpirtg van den gewonen harpoen, de visch flechts het meest kan en moet getroffen worden în den tug, alwaar, gelijk een ìeder weet, deze dieren het dikfte fpek hebben, de harpoen derhalve juist daar uie- het ligtst kan losfcheuren, én alwaar voorts geene deelen liggen, welker kwerfing gewoonlijk eenen fchielijkern dood ten gevol gen heefts terwijl integendeel de voorborste zijde van den Walvisch hiet alléén tot de dun. fte, en daardoor ook gemakkelijkst te doörborené plaatfen zijns ligchaams behoort, maar inzons derheid tegen de alleredelfte et tot het leven allereerst noodzdkelijkfte ingewanden aânligts zoo dat jüist die zelfde meerdere gelegens heid ter Zijdelingfche trefing var den Wals visch (door fommigen als een bezwaar der har. poen-bùs opgegeven) bij iederen onbevoor: oordeelden zaakkundigen voor een zonderling, en dat wel voof een Zoodanig allergewigtigs: - | Hs _voor- 116 VERHANDELING over voorregt moet worden aangemerkt, als van den gewonen hand- of werp - harpoen nim mer kan verwacht worden; en dit te meer; “daar, gelijk wij zoo even zeiden, voor de zekerfte en fpocdigst doodelijk worden- de kwetfingen des Walvischs, wel degelijk die der borst-zijden moeten worden gehouden, en deze op eenen kleinen afftand met de gewone hand-harpoen in eene loodlijne rigting, ook daarom, noch met zoo veel gewelds en diep treffende, noch zoo zeker ter bedoelde plaat- fe kunnen toegebragt worden: dewijl het eene algemeen aangenomene gewoonte, ja eene wet der harponiers is, den Walvisch met hun- ne booten niet zijdelings van voren en zoo nabij te naderen, dat zij gevaar loopen zouden kunnen, om onder het bereik der vinnen van den visch te geraken, welker flagen, wegens derzelver gewone noodlottige gevolgen, onder - de geducht{te onheilen worden gerekend , die de harponiers - floepen kunnen te beurt vallen, Dan, om ons te bekorten, en alle verdere bewijzen als overbodig achter te laten, welke wij ter wederlegging der zoo geheel ongegron- de, en flechts door zeer weinigen , tegen de harpoen.bus geopperde bezwaren nog zouden kunnen aanvoeren „ zoo behoeven wij ‚ om al. pE WALVISSCHEN, za7 alles in eens af te deen, ons flechts te be. roepen Ten tweede, op de ondervinding, welke in zoodanige onderwerpen het meest beflisfen en overtuigen moet, en die het door ons daar even aangevoerd bewijs zoo volkomen bevestigt, als daar tegen geheel ftrijdig is het ingebragt bezwaar, Immers het is deze aanhoudende on- dervinding, gelijk wij reeds meermalen gezegd hebben, die fteeds, en wel bij vermeerdering leert, dat van 5 Walvisfchen, en dat wel op 15 vademen afltands, niet ééne enkele door de harpoen -bus gemist wordt, terwijl daarentegen die) zelfde ondervinding ook nog ten huidigen da, ge doet zien, dat, bij het gebruik des ge- wonen hand. of werp-harpoens, niet van 5, maar van 20 Walvisfchen (en het geen vooral dient opgemerkt te worden), fchoon flechts op den geringen afftand van 4 vademen geworpen, naauwelijks één enkele getroffen wordt, van het welk het omgekeerde echter juist zoude moeten waargenomen worden, indien de aane gevoerde eerfte tegenwerping eenigen grond had; terwijl, wat het Tweede. bezwaar betreft, tegen het gebruik der harpoen-bus ingebragt, dat namelijk, door éen He of het losgaan van het fchot, de reeds H 3 zoo 118 VERHANDELING oven zoo fchuw gewordene Walvisfthen nog meer ver- fchrikt , verjaagd, en als 't ware daar door genoodzaakt zouden worden zich naar ande re verafgelegene, of geheel ongenaakbare zee- flreken der Noordpool te begeven, en de Walvisch vangst daar door derhalve einde: lijk met een geheel verloop, en volkomen bee derf zoude bedreigd worden; wij ter oplos= fing en wegneming van deze tegenwerping, aanmerken TA Vooreerst, dat dezelve (ook bij enkele be- fchouwing gefproken) ongegrond is, dewijl de flag bij het afgaan der harpoen. bus, als zijnde die van een enkel oogenblik, geheel onfchul- dig zijn moet aan de fchuwmaking der Walvis- fchen, indien men dit flechts vergelijke met het gewoon , onftuimig , luidruchtig en beftendig al- gemeen gejuich, het welk, zoo door het fcheeps- volk in het algemeen, als door de manfchap der harponiers. booten in ‘ct bijzonder, niet flechts bij het ontdekken, maar ook gedurende hee vervolgen der Walvisfchen gemaakt wordt, en fteeds, fchoon waarfchijnlijk ten onregte, is in gebruik gebleven, en door welks dagelijkfche beftendige herhaling alle de Walvisfchen ge, wis in die oorden of ftreken vooral zouden moeten verjaagd worden, waar zich eene me a nig BEW ALVISSCHEN ro nigte Groenlandfche fchepen, tot het zelfde oogmerk, digt bij elkander bevinden, indien namelijk de op den diepen grond der zee zich onthoudende Walvisfchen daardoor zeer vere fchrikt, of fchuw gemaakt wierdens dan Ten tweede, Het geluid door her afgaan der harpoenbus moet gewisfelijk niet zoo fchrikver. wekkend voor den Walvisch zijn, daar zelfs een veel ‘Zwaarder en ontzettender, dat namelijk van eenen of meer kanon-fchoten, niet belet, dat de Walvisfchen dikwerf boven komen, en zich zien laten kort na het fchot, en dat wel zelfs op eenen flechts zeer geringen afftand dier fchee pen, van welker boord deze fchoten gedaan wor= den, gelijk zulks niet alleen in de gewone ver- blijfplaatfen der Walvisfchen , maar ook elders, waar men deze dieren vindt, zoo menigmalen wordt waargenomen; Ten derde, Het geluid bij het affchieten der harpoen - bus kan ook , naar alle waarfchijnlijkheid, den Walvisch niet fchuw maken, daar in des- zelfs gewoon en meest geliefd verblijf, onder de ijsvelden namelijk, een naar het op één. maal, of ‘kort achter éénvolgend afgaan van vee- le kanon-fchoten tevens gelijkend, doch echter onéindig zwaarder, en als dat van eenen ge- weldigen donder, meer fchrik verwekkend ge. 4 luid, ete, ro VERHANDELING oven kend luid, fchief ijder oogenblik in die ffreken plaats heeft en waargenomen wordt; dat name- lijk, hetwelk door het berg- en tooren- vormig op één kruijen niet alléén, maar ook door het berften en van éénfcheuren van geheele ijs- velden, ijsfchotfen en fneeuwvelden veroorzaak: wordt, en het welk in die oorden zoo beftendig wordt waargenomen; dan ook eindelijk Ten wierdé, deze tegenwerping tegen het ge= bruik der harpoen-bus ftrijdt met, en wordt ook op het volkomenst wederlegd door de on- dervinding, gelijk ook door die zelfde bereke- ning op aanhoudende waarnemingen gegrond 3 welke wij daar flraks in de laatfte plaats, tot een fchier alles afdoend bewijs ter wedere legging der eerfte tegenwerping hebben aange: voerd; als gevende de groote menigte van proe- ven en waarnemingen met de harpoen. bus ge- nomen, die nog fteeds meer en meer geluk- kig voortgezet worden, de zoo belangrijke als overtuigende, en alles afdoende uitkomst, dat men namelijk bij het gebruik van dit werk. tuig, ook zelfs volgens de eigene opgave van eenen van deszelfs ten minften voormalige be- ftrijders, als eene vaste rekening aannemen kan, dat namelijk op den afftand van 1oo en meer- der voeten, en uit een aantal van 5 Walvis- fchen , {chen , bij het gebruiken der harpoenebus, niet ook zelfs één enkele ontfnapt is, terwijl daarentegen die zelfde ondervinding ook onze ‘Nederland{che Gronlandsvaarders, helaas ! nog bea ftendig noodzaakt tot het afleggen der erken- tenis, dat, bij het gebruik des gewonen hand- of werp-harpoens, van go Walvisfchen, en dat wel (het geen eene bijzondere opmerking vere dient) op den afftand van flechts 24 #0 30 voeten, door hun naauwelijks op de zekere vangst van flechts éézen visch kan gerekend worden; zijnde voorts dit bewijs van te meer. der krachts, daar deze berekening alleenlijk nog gemaakt is bij het eerst begonnen gebruik der nog onvolkomene harpoen-bus, door A, STA Ge noLD in het jaar 1771 uitgevonden en voore gefteld; als wanneer namelijk , door het nat worden van het zoogenaamd pan-kruid, de harpoen-bus, bij het aftrekken, nog dikwerf ketfte of weigerde aftegaan, en daar door me« nige Walvisch gemist werd en ont{napte; zoo dat men met volkomen regt thans vast, fiellen mag , dat de boven gemelde zoo overtuigende, en zoo aanmerkelijk voor de grootere voordeelen van het gebruik der har poen-bus pleitende berekening, noch aanmerke- _ lij veel in kracht moet hebben toegenomen, H 5 | fe. 0E VERMANDELIJNG Sven federt de eenvoudige doch voortreflijke uitvins ding van cu, MOORE (zie hier boven bl. 81 —82.) het ftraks aangehaalde gewigtig gebrek der STAGHOLDSCHE harpoen.bus geheel wegge. _ nomen, en tot een aan deszelfs oogmerk volko- komen voldoend, ja tot een zoo volmaakt werktuig gemaakt heeft, dat een ieder daaf mee de, even als met eene gewone fchiet-bus, op eenen veel aanzienlijkeren afftand, met oneindig meerdere zekerheid, en onder het bemikken der meest tedere ligchaams deelen, verre boven alle kracht, bereik en gewisheid van de gewo- ne hand of werp- harpoen, den Walvisch tref= fen, en daar mede derhalve, als langs den kortften weg, vermeesteren kan. En het is uit deze ondervinding derhalve dan ook, dat de tegenwerping, of, laten wij liever zeggen, het vooroordeel onzer Nederlandfche Groenlands vaarders, tegen het gebruik der Engelfche ge, fchuts-harpoen, op het woldoendst wordt op- gelost en weggenomen, als of namelijk, federt de aanwending van dit werktuig, de Walvis. fchen in de Groenlandfche zee-ftreken waren fchuw geworden, en de Walvisch. vangst al- daar aanmerkelijk ware, verminderd, daar toch integendeel de Walvischvangst der Engelfchen , federt het in gebruik geraken der gefchuts-har- poen pe WALVISSCHEN, 123 > poen in 1772 (zie ons hier agrer gevoegd aan- hangfel van voorbeelden) niet flechts voor da, land fteeds bijzonder is voordeelig geweest, maar ook volgens het eigen getuigenis van den Heer de Noër (eenen voorwaar zoo bijzonder naijverigen beftrijder van al wat maar Engelsch kan geheten worden), nog pas onlangs in de jaren 1798 en 1799, en dus reeds na een gebruik van ruim 26 a 27 jaren, zoo bij uit- ftek gunftig was, dat de gemelde fchrijver grond gehad heeft. om te kunnen zeggen, dat, in weerwil van. den oorlog, de meest voordeelige Walvisch-vangst, en dat wel der beste of grootfte Walvisfchen, ook in den jaren 17983 en 1799 aan de Engelfchen alleenlijk is re beurt gevallen; (zie zijn Zubleau Historique de la Péche de ba Baleine p. 77.) welke zoo bij uitftek voordeelige Walvisch. vangst derhalve niet zoude kunnen plaats gehad hebben, indien de meening of befchuldiging der Nederlandfche Walvisch- vangers gegrond ware ;. ook meenen wij hier niet ongepast te mogen aanhalen de volgende waarneming, dat namelijk de Bruin. visfchen (een dier-geflacht, niet flechts zoo naauw aan dat des. Walvischs verwand, maar - tevens zoo bijzonder fchuw en wild van aard) ook zelfs in onze groote binnen-wateren, bij het 124. VERHANDELING over het lang aanhoudend en geweldig kanonneren ; zoo als, bij voorbeeld, bij het beleg der Wit. lemftad, de verdediging van het Hollandsch diep in 1793 enz,-uit hun gewoon verblijf , ook zelfs in die wateren, niet zijn verjaagd gee worden, maar zich even als altoos in die oor- den, en rondom de. aldaar liggende fchepen bleven vertoonen, gelijk zij aldaar ook nog ten huidigen dage beftendig worden aangetroffer. En dit zij genoeg ter aanprijzing der voor den Walvsich vangst zoo onberekenbaar voors deelige uitvinding der harpoen-bus, voor zoo verre hare groote voordeelen hoofdzakelijk „ ook zelfs door enkel redeneren of. bij befpieges ling «uit haar zamenftel, inrichting, en voor- gefchrevene wijze van gebruik gemakkelijk kunnen worden afgeleid; wij moeten dan nu.ter naar ons inzien onwederfpreekbare bevestiging van alle die uiftekende voorregten der harpoen- bus, boven alle andere middelen en wijzen ter verbetering der Walvisch- vangst voorgefteld, ook nu zulke voldoende en beflisfende be. wijzen voor onze zaak kunnen aanvoeren, die niet flechts de waarheid van het hier voren meestal befchouwender wijze - omtrent. de har- poen-bus verhandelde ftaven en verzekeren kune nen, „maar die ook tevens een wel beknopt, doch pe WALVISSCHEN. iss doch volledig overzigt over deze verbeterde wijze van Walvisch.vangst, en hier door aan iederen oplettenden en zaakkundigen lezer de volledigfte overtuiging geven zullen, dat het gebruik der harpoen-bus, door ons befchreven en aangeprezen, niet alléén voor het minst _omflagtige, het veiligfte, ja, maar sok voor het beste van alle die middelen en wijzen moet worden gehouden, welke of reeds bekend, en in gebruik zijn, of (voor zoo verre onze be- perkte vermogens toelaten, en zulks met waar. Schijnlijkheid te voorzien zij) nog in praktijk zouden kunnen gebragt worden, om de Wal- visfchen fchielijk te dooden, en er zich alzoo, langs den koriften en zekerften weg, meester van te maken; en het zijn zulke onweder- fpreekbare bewijzen, die ons door de zoo aan- zienlijke, en ten algemeene nutte zoo onbere- kenbaar veel goeds ftichtende Londonfche Maat. fchappij ter aangoediging van kunften, hand. werken en koophandel , als eene nieuwe beloo= ning voor zoo vele edele en nuttige pogingen in hare uitgegeve verhandelingen (7 razsactions) wor. den aangeboden, en uit welke ik, ter bevestiging mijner befchrijving , aanprijzing en bepleiting , ten voordeele der door hun tor ftand en in gebruik gebragte harpoen.bus, als de onwederfpreek, baar ie6 VERHANDELING ev fl baarfté bewijzen, en van het beste gezag, het meest belangrijke en overtuigende heb zamen ge- trokken, en ter vrije beoordeling aan een ieder redelijk en onpartijdig vriend van waarheid en van nieuwe en nuttige ontdekkingen aanbiede, en ter lezing op het ernftigst aanbevele, als een AANHANGSEL; Of verzameling van plechtig afgelegde, en door de vereischte getuigen bekrachtigde verklarine gen, omtrent eenige der menigvuldige gee lukkige en belangrijke proeven, door Engel- fche Walvisch-harponiers, met den nieuw uijgevonden of verbeterden bus- of gefchuts- harpoen genomen, en door de Koninglijke Maat/chappij van Koophandel, kunften en Handwerken te Londen, met prijzen be- boond, zoo als die, door haar, în derzelver uitgegevene verhandelingen algemeen zijn bes kend gemaakt. ‚ EERSTE VERKLARINGe I ondergeteekende siNCLEAR HALCROUW; harponier van het fchip de vrouwe Mariane, Capt. WILLIAM BROWN) Erkenne den 28 Ha: pr WAL VISSCHEN. ta7 Janij Ll. op 79° N. breedte ontdekt te heb ben eenen Walvisch, naar gisfing. goo yards (een engelfche yard wordt gewoonlijk op 3 voeten gerekend) van de boot, waarin ik mij bevond, en met welke wij denzelven terftond volgden, De visch zwom naar gisfing omtrent 5oo yards voort, en was ons bijna ontfnapt door zich fteeds zoo onder water te houden, dat flechts de kop nu en dan omftreeks ter hoogte van 4 voeten zigtbaar was, wanneer ik einde- lijk, van de boeg der floep, uit de Aarpoens bus eenen harpoen fchoot, die den visch trof in het achterhoofds- been „ ter diepte van omftreeks. 4 duimen; de visch fcheen door dezen fchok geheel bedwelmd te zijn, en bleef gedurende bijna ééne minuut onbeweeglijk, even onder de oppervlakte van het water liggen, wanneer hij zich eensklaps geheel herftelde , de diepte koos, en 6 lijnen uitliep ieder ruim 140 vademen lang: binnen omtrent 4 uurs kwam hij echter weder boven , maar flechts op den afftand van ongeveer 7oo fchreden van de booten, welke bij het naderen van den visch zoo flecht door hem ontvangen werden, dat de kiel van een derzelve, door eenen enkelen flag van den ftaart, aan ftakken werd geflagen, de beot térftond met 123 VERHANDELING OVER met water gevuld en het volk door de andere booten moest gered; en op een ijs-fchol ge- borgen worden. Hierop dook de vísch weder in de diepte; doch bleef flechts korten tijd onder water, fchijnende bij het bovenkomen, door het ges ftadig flaan al reeds met de dood te worftes len, waar door het dan ook ten uiterfte ge. waarlijk werd hem te naderen; als rakende hij eindelijk, ten tweede male, eene onzer andere booten zonder dezelve echter geheel onbruikbaar te maken. De Harponier van deze boot wierp intuss fchen bij deze gelegenheid een hand-harpoen uit, die in den visch vast bleef zitten, wor. dende nùü ook voorts overvloedig bijgeftaan door hulp van de fchepen Achilles en Indusa {ry mede «an onze reeders toebehorende, zoo dat hij nog 3 andere harpoenen, en verfcheidene fanfen in den visch deed vatten, waar door wij in ftaat gefteld werden den visch eindelijk te dooden, bijna 4 uren nadat hij het eerst ge. troffen was. Bij het het meten van dezen wia be- vonden wij hem van den neus af tot aan dè ftaart, bijna 7o voeten lang te zijn; zijne ka. ken, die nu nog in Groenlands Dock liggen; wele pE WALVISSCHEN. zaò hadden de lengte van 27 voeten, en wij vul- den van dezelven 6o vaten met fpek; zijne groote baarden waren 12} voeten lang, en wo- gen 2600 ®, Het zoude volftrekt onmogelijk geweest zijn dezen vich te hebben kunnen magtig worden, zonder behulp dezer harpoen-bus, en in. dien wij er nog één in ééne der andere boten gehad hadden, zoo zoude de visch, binen het vierde gedeelte van den nu befteden tijd, door ons kunnen gedood zijn geworden, en dat wel zonder eenig gevaar voor het leven van één enkel man. Het bovenftaande verklaar ik, tot in alle bijzonderheden, met de waarheid in den volften zin overeenkomttig te zijn. Lower Schadwell, | den 17 December, CWas geteekènd 1793. SiNCLAER Harcrouw. Aämmerking van den Schrijver, Wij geven aan het verhaal van dic geval hier vooral de eérfte plaats, als bewijzende hetzelve naar ons inzien, hoe niet allzen op eenen aan- zienlijken aflland, door middel van de gefchurs- V. Deen. [. Stu, l hare 130 VERHANDELING over harpoen, de Walvisch kan getroffen worden; en men daar door gelegenheid verkrijgen kan om hem weder te doen boven komen, en als dan verder äf te maken, maar ook tevens om ter verdere overtuiging te doen zien, welke gee weldige kracht dit werktuig kan uitoefenen, zoo dat zelfs door het enkel treffen van den harpoen in het achterhoofds-been van den Walvisch, en de daar door waarfchijklijk vere oorzaakte dreuning der herfenen, het dier be. dwelmd, en door de bekome kwetfing genood- zaakt wierd weder boven te komen, terwijl door het bedwelmd ftil leggen van den visch, als een oogenblikkelijk gevolg der treffing, aan de boten de gunftigfte gelegenheid tot na. dering en verdere afmaking van het dier gege. ven wierd; zoodat men derhalven veilig bes fluiten mag, dat alhier de eerfte aanleiding ter bemagtiging van zulk eenen aanzienlijken bui, als buiten het bereik van den gewonen hand of werp-harpoen, door dit nieuw kunst.tuig ge- geven is; terwijl dic geval ons tevens recht geeft om te vragen, indien de enkele opper- vlakkige hechting der bus-harpoen op het zoo geweldig diep gelegen en met eene zoo verba zend dikke fpek- klomp omgeven achterhoofdse been, van één der zwaarfte Walvisfchen, zulk eene Br WÁLVISS CHEN. it gene uitwerking hebben kan, welk eene onge. lijk grootere moet dezelve dan ter (poedige af. making dezer dieren niet geven kunnen, wan- neer de harpoen ook hog op minderen afítand, de zagtere en edelfte deelen, zoo als b. v. het hart, longen, groote bloedvaten of zenuwen enz, treffen, en derzelver tot het leven onontbeerlij- ke werking oogenblikkelijk of ftoren of geheel en al fluiten zal? Wij voegen hier alléénlijk nog bij, dat ook wegens het gewigt der voor- gaande getuigenis; (ten overtuigende bewijze der onwederfprekelijk grotere nuttigheid van den nieuw uitgevonden bus- of gefchurs-harpoens boven den gewonen) door de hier vooren ges melde Koninglijke Maatfchappij aan den harponier HALCROW 2 guinies zijn ter hand gefteld, ter beloning, voor het treffen van dien Walvisch 3 door middel van den gefchuts-harpoen. Zie Transactions of the Society inftituded at Lon: don for the encourasement of Arts, Manufaca zures and Commerce vol, II p. 155 — 1573 als waar uit dit en de volgende getuigenisfen (zoo als hier boven gezegd is) hoofdzakelijk en met de meest mogelijke bekorting overge: gomen zijn, le TWEEe 142 VERHANDELING oven TWEEDE EN DERDE VERKLARING. Aan de meergemelde Koninglijke Maatfchappij te Londen toegezonden, door JAMES WHEAT- LEIJ, Bevelhebber van hect Engelsch {chip de Koningin Charlotte, bij zijne terugkomst te Londen van de Walvisch=vangst, vervat in den volgenden brief MIJNE HEEREN! Onlangs bericht bekomen hebbende van ul. verlangen, om het voordeelig gebruik van den bus- of gefchuts- harpoen ter Walvische vangst aan te moedigen, zoo hebbe ik gemeend aan ul. over- weging te moeten aanbieden, twéé gevallen, welke daarvan in het laatfte visch-faifoen heb- ben plaats gehad, aan boord van het door mij gecommandeerde fchip de Queen Charlotte van Londen, naar de Straat Davids gedestineerd 5 zie hier dezelve. Den 11 Junij Ll, trof de harponier ruo- MAS STINTON eenen Walvisch op den af= fand van 72 voeten of daaromtrent; zijnde er gene mogelijkheid hoe ook genaamd, om denzelven met den gewonen hand- of werp - har= poen te kunnen bereiken: hij liep 34 lijn uit, . en. was binnen twéé uren in ons bezits wij had. pr WALVISSCHEN. 133 „hadden bij deze gelegenheid de lijn aan den har- poen door middel van eenen ftrop-ring uit kon perdraad vastgemaakt. Den 25 Junij, heeft ook de harponier ja< MES BROWN, op den afftand van 80 voeten of daar omtrent, met den gefchuts- harpoen eenen anderen Walvisch getroffen , juist toen hij gereed was om naar den grond te gaans zijnde er geen het minfte uitzicht, om denzele ven met den gewonen hand-harpoen te kunnen . taken, hij liep uit 94 lijn en wierd binnen 14 uur door ons gedood, enz; waar mede ik de eer hebbe te zijn. e”. . « JAMES WHEATLEIJ. Aanmerking. _ Deze beide gevallen brengen wij hier bij, tert einde daaruit blijke, hoe op den aanzienlijken afftand van 7e en zelfs van 80 voeten, de hare poen door middel van dien harpoen -bus, met het beste gevolg, in den visch kan geworpen wore den; daar men intusfchen, voorheen het fteeds voor een meesterftuk, ten minften voor iets zeer bijzonder hield, wanneer onze neerlandfche en der. halven de’ meest bedrevene harponiers, ook met den rasfchen gang , waarin hunne floepen kunnen Is wor 134 VERHANDELING over worden voortgeroeid, de harpoen met genoeg. zame kracht flechts 45 voeten ver zoodanig konden uitwerpen, dat dezelven aan. de visch bleef vast zitten. Voorts laten wij hier, van denzelfden wakkeren Capt. j, WHEATLEIJg de hoofdzakelijke inhoud volgen eenes tweeden ten uiterst -belangrijken briefs, aan dezelfde Mlaatfchappij toegezonden, in welken hij vere flag doet van nog 8 gevallen, waarin de visch _ alleenlijk. door middel der fchiet- of gefchutse harpoen, als ver buiten alle bereik zijnde voor den gewonen hand.harpoen, is kunnen gee vangen worden, zie hier denzelven: — MIJNE HEEREN! 3) Onlangs op nieuw bericht bekomen heb. Ee bende van UEd. beftendige aanmoediging , ss door beloningen gegeven, voor het gebruik s, der fchiet- of bus-harpoen ter Walvischevangst, „‚ neeme ik andermaal de. vrijheid UEd, te z doen geworden het verflag der volgende » gevallen, waarin deze werktuigen den ge. > wenschten dienst verricht hebben, ten voor. se deele van het door mij gecommandeerde {chip … Brittannia, toebehorende den HE y. TRoMmp« Bs SON te Londen, op mijne drie laatfte toch« » ten in de Straat Davids gedaan; gedurende wel- 23 pe WALVISSCHEN. 135 welke wij 14 groote Walvisfchen gevangen hebben, en bij alle welke gelegenheden de bus- of fchiet-harpoenen de voornaamfte werktuigen geweest zijn, waarmede wij dee zelve hebben vermeesterd: agt dezer visfchen wierden het allereerst door den bus-harpoen, en de anderen, zoo al niet het eerst, ten minften naderhand door denzelven getroffen; terwijl dit zelfde werktuig dikwerf, wanneer een boot met een flechts gewone harpoen voorzien, den visch wegens zijn geweldig flaan met ftaart en vinnen niet durfde naden ren, op eenen veiligen af{tand van 8, 12 of 15 vademen denzelven nog doodelijke won= den heeft toegebracht: beide deze gefchuts. harpoen-busfen zijn gemaakt door sTAG= noLp. De nuttigheid dezer werktuigen is bij uitftek groot; doordien de Walvisch, fchoon _ waarlijk een vreesachtig dier, evenwel dik- werf eene boot tot op 20, 15 en fomwijlen zelfs op ro vademen em nog minder van zich laat naderen, voor dat hij de diepte kiest5" alle welke afltanden wel binnen het bereik der gefchuts-, doch gene derzelven binnen dien van den gewonen hand - harpoen vallen.” la dan. _ 136 VERHANDELING oven Aarmerking, Nu volgen de 8 gevallen van welke Capte WHEATLEIJ in zijnen brief melding maakt, aan ieder van wien wij nu een bijzonder num- mer geven zullen, ten einde dezelve geregeld agter de vorigen te kunnen rangfchikken, en van dezelve tot ons oogmerk genaklijker ge bruik te mogen maken, VIERDE VERKLARINGe Den 9 Julij 1785 fchoot GEORGE LESLIE op den afftand van omtrent ro vademen met de bus- harpoen eenen Walvisch van omtrent 1o voets baarden. De harpoen nam vier voeten van de lijn, met zich binnen het lijf van den visch, waarop het dier gedurende omtrent 15 minuten onder bleef, toch toen boven komene de, uit zijne neusgaten bloed opfpoot, en one saiddelijk dood was. kh VIJFDE VERKLARING» Den ro Julij, 1785 fchoot HENRIJ ALLIs« sON bij kalm weder , en op den afftand van 15 vademen, met de gefchuts- harpoen eenen Wal. Kd pe WALVISSCHEN, 137 Walvisch, wiens baarden naderhand bevonden wierden z1 voeten lang te zijn, en die na flechts gedurende zeer korten tijd de diepte gekozen te hebben, aan de bekome wonde ftierf, ZESDE VERKLARING. Den re Julij deszelfden jaars, fchoot dezelfe de HENRIJ ALLISON, op den afftand van flechts vier vademen eenen anderen zwaren Walvisch , wiens baarden 13 voeten te dui- men lang zijn bevonden; het dier bleef op dit bekomen fchot gedurende eenige miruren ftil, en zoo als het fcheen bijkans levenloos, en in denzelfden (tand liggen, waar in het de Schoot bekwam, doch herleefde als het ware in eens, na nog vier gewone harpoenen in lijf gekregen. te hebben , met welke hij 6 lijnen uits liep ; en order water ftierf, ZEVENDE VERKLARING, Den 6 Mai 1786 fchoot JAMES HAGAN (federt overleden) op den afftand van 14 vade. men eenen Walvisch, van zo voets baarden; de visch liep 3 lijnen uit, en wiefd door ons, 5 bin- 138 VERHANDELING over binnen den tijd van één half uur gedood: Het weer was kalm, doch des niet tegenftaande, was er geen kans om den visch te treffen, dan door middel van den harpoen bus. AGTSTE VERKLARING. Op denzelfden dag 6 Maij 1786 fchoot ce- ORGE LESLIE, op den afltand van 6 vade- men, eenen Walvisch van rr voets baarden, en dat wel juist door den ftaart van den visch, zoo dat-gene onzer boten hem nader bij dorst komen: wegens het geweldig flaan met den ftaart, wierd de lijn door denzelven (naar gis) wel 5 vademen heen getrokken, ende har- poen zelve, juist in de fleuf gebroken 5 de visch woelde en wentelde zich intusfchen zonder op- houden, zoo dat hij de lijn even als een koord daar rondom heen draaide Hij liep echter.kort daarop, Ó lijnen uit, doch wierd ons niet ten buit, dan, na det wij 8 uren waren bezig ge= weest met hem aftemaken. « Dit is het eenige geval voor zoo verre mij bewust is, waarin een “Walvisch door het enkel treffen van den ftaarc is kunnen gevangen worden. NE- pe WALVISSCHEN. 139 e NEGENDE VERKLARING, Den 22 Maid. j. trof BENJAMIN BROWN; digt na bij de boot eenen Walvisch, zoodanig met eene bus-harpoen, dat deze wel 6 voe. ten der lijn, met zich binnen in het lijf trok, waarop het dier als geheele ftromen bloeds uitblaasdde en binnen zo minuten reeds dood was, TIENDE VERKLARING, Den 22 Mai d. j, fchoot HENRIJ ALLie SON; eenen Walvisch van 12 voets baarden, op den afftand van ro vademen; de visch koos de diepte, en liep vier lijnen uit, en ftierf binnen één uur, ELFDE VERKLARING, Den 28° April 1787 fchoot MICHAËL MATTHEWS,; op--den afftand van omtrent I2 vademen, met de harpoen- bus eenen, visch, die terftond de diepte koos, en binnen één uurs door ons overmeesterd. werd, nadat een andere fcheeps- boot ‚ fchoon 2 vademen digter den visch hebbende kunnen naderen, te vergeefs ge- Rd, “40 VERHANDELING over getracht had hem met de - gewone hand .hars poen te treffen, En ‘t is hier mede (vervolgt de bovengemels de Captein), dat ik de eer hebbe, te zijn UEd, zeer gehoorz. Dienaar Shakefpear- Walk, den 1 Febr. 1788. JOHN WHEATLIJ dAanmerking. Deze agt laatfte gevallen twijfelen wij niet , of zullen een ieder zoo belangrijk voorkomen, dat men, ook door het inzien en overwegen van deze alléén, niet flechts van het groot vermo. gen des gefchuts-harpoens, maar ook van den bij uiftek grooten voorrang, die -dezelve. verdient boven alle anderen tot heden toe voor- geflagen werktuigen ter Walvisch.vangst, zal moeten overtuigd worden; immers zien wij daaruit, dat men ook door dit toen nog min. ‘der tot volkomenheid gebracht werktuig: den fchuwen Walvisch niet alleen op 15 vademen of go voeten, en derhalven op meer dan ééns zoo veel afftands, dan met de gewone werp_ harpoen bereiken mag, een doodelijke fchoot of kwetfing kan toebrengen, maar, dat dezelve p ook DE WALVISSCHEN. rát ook zelfs bij het kwetzen van minder edele deelen, door het enkel afmatten van den visch;, gelegenheid tot deszelfs onmiddelijke overmees- tering kan geven; terwijl bij bec treffen. van edeler deelen de dood voor het dier bin- nen eenen zeer korten tijd gevolgd is, gelijk ook, dat in gevalle van het zeer nabij tref« fen, en het daardoor geheel en al doordringen des gefchuts- harpoens binnen hetlijf van den Wals visch, en de kwertfing te gevaarlijker, en het uitfchieten of loslaten van den harpoen volftreke onmogelijk wordt: alle welke voorrechten alleen» lijk aan den gefchuts=harpoen toekomen, en of geheel niet, of ten minften zeer ongewis en niet in die mate van de gewone hand.harpoen kun- nen worden verwagt. Wij zouden derhalven deze gevallen voor voldoende kunnen houden ter bevestiging der groote voordeelen, wel- ke aan dit werktuig ten nutte der Engelfche Walvisch vangst toekomen; dan daar men bij het aanbevelen van nieuwe ontdekkingen of uit- vindingen bijkans nimmer te veel proeven en getuigen kan bijbrengen, om het gewoon voor- oordeel tegen nieuwe voorflagen , in langdurig gevestigde bedrijven en handelingen, te overwin- nen, en om de halftarrig bij het oude blijven. de als ’ ware van zelfs te nopen aan waar- lijk ‘ 142 VERHANDELING over lijk nuttige verbeteringen recht te doen, en die te gebruiken, zoo, willen wij nu nog eenige andere veel afdoende getuigenisten, van het one dervonde nuttig gebruik des gefchurs -harpoens; ter onwederfpreekbare voldinging onzer zake, uit denzelfden rijken voorraad van boven allen zweem zelfs van verdenking verhevene getuigen laten volgen, en wel terftond een brief van Capt. MITCALF, aan de meergemelde Londenfche Maatfchappij gericht, in de volgende bewoor- dingen: MIJNE HEEREN! », Kennis bekomen hebbende van UL, uitge- ; loofde beloning, ter aanmoediging van het j gebruik des harpoen-bus, ten nue der Wal- visch-vangt, zoo verzoeke ik de vrijheid, ‚ ul, van het onderftaande geval of voorbeeld te mogen bericht geven, hetwelk gedurende de în dienst-ftelling van mijn {chip Blenheim te Londen thuis horende, bij de laast voot.’ ss lede visfcherij heeft plaats gehad, en derhalve » zoo wel dient ten behoeve van dén harponier, 9, Als ter aanmoediging voor anderen om dit „> voorbeeld te volgen; zie hier hetzelve, wt: TWAALF pe WALVISSCHE N°“ 143 TWAALFDE VERKLARING, De harponier FRANCIS MÌTCALF , dienen- de op het fchip Blenheim, ontdekte den r4 Junij ll. op den afftand van g of to vademen eenen Walvisch, en trof denzelven bij het naar beneden gaan met de gefchuts- harpoen (doot Mr. mooRzE gemaakt) zoodanig, dat hij nog geen ao vaÂm had uitgeiopen, toen hij dour het volk der overige booten wierd aïgemaakt,; Dit bovenftaande getuige ik, door mijne eie ‚ge handtekening, Londen den 22 December 1788, JOHN MITCALFe Bij welk voordeelig getuigenis wij nog voe- gen dat door Capt. R. GORDON gegeven, in zijnen volgenden brief MIJNE HEEREN! Vernomen hebbende Ul, aanmoediging tot het gebruik des gefchuts-harpoens enz, zoo bie. de ik UEd, het volgend waar en getrouw bes richt aans CHARLES FOX, len op het fchip Simond, op den afftand van naar gisfing 1o of I% 144 VERHANDELING over 12 vaam eenen Walvisch gewaar wordende, op het ogenblik dat hij meende denzelven te zien náar beneden duiken, fchoot de harpoen- bus door Mr. mooRr gemaakt daarop df, van ftuurboords zijde, En bragt daar door den harpoen aan den visch vast, waarmede de- zelve omftreeks a} lijn uitliep, wanneer nog twéé hand harpoenen den visch troffen; waar- op de eetfte (de gefchuts- harpoen namelijk), paar buiten kwam, als zijnde gebroken door het aan ftukken fchieten van eene der ribben, welk laatfte de voorname oorzaak dan ook was; dat dezelve zoo fpoedig gedood wierd, Dit getuige ik door de onderteekening van Mijnen naam; Londen den RoBERT GORDON. ag December 1788. Aanmerking: Op deze verfchillende zoo gunftige geruigee nisfen omtrent het fteeds en beftendig meer en meer voordeelig aanwenden der harpoen- bus, zouden wij nu op nieuw kunnen läten volgen de berichten, door den Ergelfche Commân- deûrs JAMES TRAJER; WILLIAM BROWN En JOHN WHEATELIJ, aan dè meergemelde Lon- ' pr WALVISSCHEN. 145 Londenfche Maatfchappij medegedeeld, wegens het vangen van piet minder dan dertien Walvis. fchen, door middel des gefchuts«harpoens, dan daar dezelve hoofdzakelijk geene bijzondere om- ftandigheden bevatten, of meer belangrijk zijn dan de voorgaande, als alleenlijk het beftendig gebruik der harpoen-bus bevestigende, zoo hebben wij gemeend dit, ter verkorting dezer reeds zoo zeer vermenigvuldigde verhalen , als onnoodig te moeten achterlaten, en onzen lezer te mogen verwijzen naar het VIIL Deel der Verhandelingen van gemelde Londenfche Maaifchappij zelve, waarin de bovengemelde dertien, met behoorlijke getuigen bevestigde , nieuwe gevallen van bladz, 181—187, met een kort doch belangrijk voorbericht vaan de Beftuurderen dezer Maatfchappij aan het hoofd; gevonden worden, en welk voorberigt ons zoo gunftig en alles afdoenend ter aanbevee. ling der harpoen-bus is voorgekomen; dat wij - ons om het belang der zaak verpligt gerekend hebben, hetzelve hier ter verdere verfterking — der reeds aangevoerde drangredenen te moeten inlasfen; zijnde hetzelve van den volgenden in- houd. „> Hetis, (zeggen de Beftuurders dier loffed ‚ lijke Maatfchappij) met eene bijzondere vol. V. Deer. 1, Stuk. K ‚s does 146 VERHANDELING over doening, dat wij ons van de aanhoudende vorderingen mogen verzekerd zien, welke er met de Aarpoen=bus of fchiet.harpoen ‚ ten voordeele van den Walvisch - vangst, gemaakt worden, en die, gelijk het gebruik van. dit werktuig door ons het allereerst is ondere ‚ fteund en aangemoedigd, ook fteeds een voorwerp blijven zal van ons beftendig toe. verzigt, en die ons nu de hoop geven, om dit werktuig jaarlijks meer en meer te mo» gen zien in algemeen gebruik geraken; zullen- de de volgende weder ingekomene vijftien ge- tuigenisfen de nuttigheid dezer nieuwe uit- vinding verder bevestigen; daar toch de in deze gevallen vermelde Walvisfchen gefcho- ten zijn op afftanden, op welke het volftreke onmogelijk zoude zijn geweest dezelve door middel van den hand=harpoen magtig te wor- den, en iedere visch , op deze wijze gevangen, derhaive mag worden aangemerkt als eene zuivere winst voor het vaderland,” dAanmerking. Behalve alle ‘deze belangrijke gevallen 5 welke zulke allezins voldoende en uitftekend- gunftige getuigenisfen opleveren van het voor- dee- pe WALVISSCHEN, 147 deelig gebruik der harpoen-bus, door de En. gelfche Groenlands. vaarders, bij hunne, fints eenigen tijd, zoo buitengemeen voordeelige Walvisch-vangst , beftendig ondervonden, zule len wij nu nog alleenlijk ter vermijding van alle overtollige wijdloopigheid, uit de groote menigte der nog voorhanden zijnde, flechts gewag maken van 15 anderen, van welke door de commandeurs T‚, GULLOCK, J. STAVERS; ROBERT GORDON, J BAILLIEEN J, WHE A* “THELIJ, aan meergemelde Londenfche Maate fchappy, het gewone en met behoorlijke ge= tuigen bevestigd veiflag is gedaan, met dat gevolg, dat door dezelve ook terftond, voor iederen met de harpoen-bus gefchoten en gee vangen Walvisch, de vermeê@rderde prijs van drie in plaats van twéé guinies betaald is ge. worden, en dat wel voornamelijk daarom, dee wijl tot het fchieten dier Walvisfchen gebruik gemaakt was van die harpoen-busfen , welke door den beroemden Geweermaker cH ARLES MOORE tot dit oogmerk verbeterd en vef- vaardigd waren ; en voor welke nieuw uitge. vondene verbetering , de meergem. Maatfchappij dien kunftenaar met een gefchenk van to gui- nies vereerden befchonken had; en het is ook om die zelfde rede vooral, dat wij als tot K 3 fot 148 VERHANDELING over flot dezer verzameling van gevallen of voor- beelden , en ter bevestiging des zekeren, nuttigen en beftendig meer en meer toenemenden gee bruiks der harpoen-bus bij de Engelfche Wale visch-vangst, van deze 15 nieuwe voorbeels den hier nog gewag maken; ten einde een ieder onpartijdig beoordelaar niet alléén door de bovengemelde, op zoo vele proeven berus- tende, goedkeuring en belooning der Koninklijke Maatfchappij te mogen overtuigen, van de waarde der aanmerkelijke verbetering doot, MOORE’s nieuwe uitvinding aan de gefchuts- harpoen-bus toegebragt, maar ook ,om als een dadelijk en onwederfprekelijk bewijs van de voortreffelijkheid dezer nieuw uitgevondefie vere betering te mogen berigten, dat, in drie der gemelden 15 gevallen, één Walvisch op den afftand van re vademen door den harponier W. WILSON, Een andere op die van 14 door J. BROWN, de derde door j. Frox op dien van 17 vademen of 1o2 voeten, dat is op eenen veel verderen afftand, dan men immer voorheen bereiken kon, met den besten uicflag is getroffen geworden; zoo alsdan ook dit verbeterd werktuig, door deszelfs uitmuntende uitwerking, vele der bekwaamfte Commandeurs van Engelfche Groenlands-vaarders bij herhaal de pE WALVISSCHEN. 149 de proefnemingen van deszelfs nurtigheid zooda- nig overtuigd heeft, dat niet alleen één der. zelven (de door zijne bijzondere talenten zoo zeer bekende Capte j. WHEATELIj namelijk „) bij zijne terugkomst in Engeland uit Groen. land Calwaâr hij door middel van den verbeterden. fchiet-harpoen van MOORE binnen den tijd van flechts drie weken, vijf bij uitltek groote Walvisfchen gevangen had) zich zegt verpligt gevonden te hebben, om de Londenfche Maar- fchappij ook zijnen openlijken dank fchriftelijk te betuigen, voor de voortreffelijke verbetering van MooReE’s harpoen-bus, door hunnen ijver en aanmoediging tot fland gebragt 5 als gaar- ne erkennende al den bijzonderen voorfpoed op zijnen laa:ften Groenlandfchen toet genos ten, naast den Goddelijken zegen, grootendeels aan het gebruik der verbeterde harpoene bus verfchuldigd te zijn. Zie Transactions of the Society, inflituted at London for the en- couragement of Arts, Manufactures Come merce Vol. IX pag. 158166. Waar bij wij eindelijk, op dat er niets onaangeroerd over- blijve, dat tor verdere volkomene bevestiging der voortreffelijkheid, vooral van de door moo- RE verbeterde harpoen-bus, of nog zoude mo- gen gevorderd worden, of daartoe met grond Reem Zou. 15o VERHANDELING oven zoude dienen kunnen, nu als ten befluite nog voegen, en hier volgen laten, de woordelijke inhoud der afkondiging, door beftuurders der meergemelde Maatfchappij in het zelfde IX deel bladz. 167 harer handelingen geplaatst, als voorafgaande het belangrijk cerrificaat van nog 4 bekende Groenlandíche Commandeurs, hetwelk daar op volgt, en dus luidt: | > De Maatfchappij enz. de volgende vere » klaring ontvangen hebbende, zoo heeft de- s Zelve den prijs van so guinies toegelegd, ‚» AAN CHARLES MOORE, Geweermaker al- s hier in Londen, en wonende in East- Smithe s» field, voor zijne gemaakte verbetering der s, herpoen-bus, ten nutte der Walvische ks vangst.” j | De verklaring zelve is als volgt. Wij ondergefchrevene verklaren door deze, dat de harpoen - bus, uitgevonden en gemaakt door CHARLES MOORE, Kier te Londen in East Smithfield woonachtig, het best berekend is, en door de ondervinding dadelijk bewezen heeft, tot het fchieten van Walvisfchen, bo. ven alle anderen tot: heden toe bekende werk” _ 8uigen van het grooifie mut te zijn geweest: als hebbende dae harpoen-bus voorheen dik- werf or WAL VISSCHEN z5r werf gefeild, vooral daar er in die zee-ftreken zware golven, gaan, en het flot en kruid door het water dikwijls nat en onbruikbaar wier. den, al het welk door de uitgevondene verbeà tering van den Heer moorr belet of voorge. komen iss ten blijke der waarheid, van al het welke, wij dit ondertekend hebben met on- ze namen THeOPHILUS PRITZLER, Eigenaar van het fchip the Lijon, WILLIAM BROWN, Commandeur van het fchip zhe Butherworth, ’ WILLIAM STAVERS, Commandeur van het fchip de Leviathan, SINCLAIR HALCROW, Commandeur van het féhip the Lijon, alle Groenlandsvaarders. * En het is hier, dat wij de door ons opge-= nomene taak voor voltooid zouden kunnen hou- den, ware het niet, dat wij er volgens onze toezegging nog eenige aanmerkingen en voor. flagen wilden bijvoegen, welke misfchien ges legenheid zouden kunnen geven, om de wer. king der harpoen-bus nog vermogender, en tot het fpoedig dooden des Walvischs nog meer gefchikt te maken, waartoe wij gemeend K 4 heb. 152 VERHANDELING oven . hebben, dat de volgende verbetering van den fchiet-harpoen zoude kunnen dienen, welke wij derhalven naar de hier bijgevoegde af beelding op Pl, III. kortelijk befchrijven zullen, en ter overweging aan onze Lezers aanbieden, of dezelve bij her gebruik der nu boven allen mogelijken twijfel aangeprezene harpoen.bus dienen kon- de, ter nog fpoedigere dooding des Walvischs, en. daardoor ter bevordering der, voor het va- derland, zoo nuttige Walvisch. vangst. „Daar dan het oogmerk dezer onzer verbete- ring alleenlijk is, om bij het treffen van den Walvisch, door middel van de harpoen=bus;, de harpoen zelve zoo toeteftellen, dat dezelve, wanneer hij de borst van het dier reeds is ine gedrongen, met deszelfs punt of wonder uit- einde nog verder reiken, en de in den omtrek liggende zachte deelen nog meer, gevaarlijke kwetzingen zoude toebrengen kunnen, zoo ftel. le men zich derhalve voor, dat de voorheen befchreven harpoen van MOORE, wat deszelfs gedaante, lengte, en overig maakfel betreft, hoofdzakelijk dezelfde blijve, doch, dat aan de pijl of-punt. A van-den harpoen, bij ii aan weerse zijde een beweegbaar fcherp fnijdend mes D en E vastzitte, welke, wanneer het werktuig in rust zij, dezelfde rigting hebben als de bei de pr WALVISSCHEN, 133 DN de pijls zijden B, ea C,‚ doch beiden door een als ’ ware los fcharnier van de koperen ftrook EF, welke onder aan den beweegbaren band RR vast is, uit hare werkeloze ligging gebragt, en buiten het gewoon bereik der hars poen-pijl rondom fnijdende worden, zoodra ‘de ring of hoepel H, waar aan de voorlooper V vast is, bij het affchieten der bus tegen den verfchuifbaren band RR met zoo veel krachts zal drukken, dat RR met de geheele pitgeholde ftrook PF naar beneden tot op KK zal getrokken worden, blijvende voors de geheele overige toeftel der harpoen-bus zelve volkomen dezelfde, mmm De werking der- ‘halve van dezen zoodanig veranderde harpoen zal dan, zoodra dezelve uit de harpoen. bus afgefchoten, en tot in de binnenfte deelen van ‚ den visch doorgedrongen zij, deze wezen: dat als dan de ring of hoepel H gedrukt worde tegen den verfchuifbaren band RR, en, bij her naar beneden voordoopen van den visch, dezen band RR zal brengen op deszelfs rustplaats KK, of hect grondftuk van den harpoen, doch welke ver- fchuiviag niet zal gefchieden kunnen, zonder dat de ffaaf of ftrook F, als welke aan den band R R vast zit, tevens benedenwaarts , en de tot nu toe in rust geblevene of verborgene K 5 mese 154 VERHANDELING over mesfen D en E in werking gebragt worden, alle zachte deelen in den omtrek van den harpoen- pijl gelegen, affnijden, en- de kwetfing des har. poens nog aanmerkelijker vermeerderen zullen3 terwijl de vastere hechting van den harpoen zel- ven in het lijf van den visch, hier door, zoo wel als de fpoedigere afmaking van het dier ten hoogften bevorderd wordt; vooral, indien men zich voortaan Chetgeen wij veilig ondere ftellen mogen} toeleggen zal, om den Walvisch op de tederfte plaats van zijn ligchaam te tref. fen, dat is namelijk in de borst, en dan wel in- zonderheid daar, waar men zoo veel mogelijk gisfen kan, dat het hart, de longen en groote bloed: vaten liggen, Immers dringt onze hier voorgeflagene harpoen daar. ter plaatfe door, dan kan het niet anders zijn, of dit op zich zelven reeds vermogend werktuig moet, door deszelfs vermeerderde doodelijke uitwerking, de edelfte, en voor het leven van den Walvisch meest noodzakelijke deelen als ’t ware in eens verwoesten, en den dood van het dier zoo al niet oogenbliklijk veroorzaken , ten minften groo- telijks verhaasten, Intusfchen meenen wij ter af: wering der tegenwerping, die men misfchien te. gen deze onze voorgeflagene verbetering van den fchiet- pe WALVISSCHE N. a35 fchiet-harpoen maken zoude kunnen, als of de band RR door den tegenfland, zoo van de huid als van hee fpek enz. des Walvisch, niet gemakkelijk zoude kunnen naar achreren tot aan KK gedrukt, en het oogmerk met de voorflagene verbetering bezwaarlijk of geheel niet kunnen bereikt worden, te mogen aane merken, dat déze zwarigheid, als ons bij het ontwerpen der verbetering zijnde voor den geest gekomen, geheel’ en al wordt weggeno. men, deels door de berekening der groote vaart en kracht, waarmede de harpoen uic de harpoen-bus wordt afgefchoten , en door welke de tegenftand der ftroeve beweging van den band RR zeer gemakkelijk overwonnen wordt, deels door de trekking van den ring H, op den band RR, zoodra de harpoen in den visch vast zit, en deze gelijk men zegt, aan het loopen is; terwijl deze drukking van den band RR tegen KK, en daardoor tevens de werking der mesfen D en E te grooter en te zekerder wordt, naar gelang de getrof. fen Walvisch meer en meer uitloopen zal; zonder dat het vergrooten der wonde het lige uitglippen van den harpoen bevorderen kan , als wordende door den ftand der mesfen deze uit- glipping , offchoon reeds op zich zelven niet te 156 VERHANDELING over vreezen , daardoor nog te moeijelijker, ja intee gendeel het vasthouden zelfs van den harpoen te gewisfer gemaakt; terwijl eindelijk het overwine nen van den tegenftand.des ftroef beweegbaren bands RR, en diensvolgens de werking onzer voorgeflagene verbeterde inrigting, buiten allen twijfel gefteld wordt door de ondervinding zelve, als blijkende immers uit de berigten wegens het zoo nuttig gebruik van den fchiet hare poen van MOORE hief voren opgegeven, dat dezelve niet flechts tot diep in het lijf van den Walvisch doordringt, maar zeifs geheel en al tot binnen in het lijf zoodanig kan worden voortgefchoten, dat en de ring H en ook zelfs de voorloper V, ter lengte van eenige voeten, mede worden naar binnen getrokken, al het welk gewis niet gefchieden kan, zonder dat de meergemelde tegenftand- van “den band’ RR geheel, en wel juist ten dien tijde, wor de overwonnen, wanneer de werking van on.’ zen voorgeflagen harpoen van het meeste belang zijn kan, En dit zij genoeg ter voldoening aan onze toezegging in het begin der Ille Afdeeling gee daan, om namelijk eenen voorflag te willen. wagen, omtrent eene nog nadere verbetering. van gen fchiet= harpoen , latende wij deszelfs vere de. BEEWALNV ISS CHEN, %5 dere beoordeeling aan de beftuurderen der Ko. ninglijke Maatfchappij gereedelijk over; ten be- fluice hier alleenlijk nog bijvoegende de vol. gende vragen, als eenige wenken, welke ons, ten gevolge dezer onzer opgenomene taak, zeer belangrijk zijn voorgekomen, en die wij daar- om, ter verdere overweging en beflisfing van een ieder deskundigen, ons verpligt gerekend bebben, hier ten flotte , nog te mocten bijvoegen, Vooreerst of men , daar, de_ Nederlandfche Walvisch-vangst om den wilden aard, het geweldig flaan met den flaart, en het niet dan ten hoogften gevaarlijk nabijkomen dere halve der andere foorten van Walvisfchen, zich voor als nog meestal bepaalt tot het vangen van den gewonen grooten Walvisch, Balaena mysticetus L., dan ofmen, zegge ik, door het in gebruik brengen van den gefchuts. harpoen , denzelven met geen uitftekend voordeel ook zoude kunnen aanwenden, ter vermeeste. ring der andere Walvisch-foorten, hier boven befchreven; en welker vermeestering en doo-= ding, fchoon door den minder goeden aard hunner traan en het bijna algemeen gemis van baarden, niet zoo voordeelig als die des ei. genlijken Walvischs, echter bij het in aanral verminderen van dezen laatften, en de groote m- 158 VERHANDELING over menigte der eerfte, van een groot belang zoude kunnen worden; en, als ’t waare eenen nieu wen täk van visfchery, handel en winst zoude kunnen opleveren (*): daar toch deze zoo wilde, en om voorgemelde redenen zoo gevaar- lijk te vaderen zijnde dierén, door behulp van den gefchurs-harpoen , buiten alle gevaar, op ee- nen aanzienlijken afftand kunnen gefchoten, en doodelijk gekwest worden , gelijk zulks uit denu en dan toevallige vangst van verfchillende Wal. visch=foorten door middel alleen des gewoonen hand- of werp-harpoeris ten hoogten waare fchijnlijk, zoo niet zeker wordt. Dan nog Ten tweeden, vragen wij: zouden de, om diee zelfde zoo even aangehaalde redenen, Zoo moeie lijk te raderen en te dooden zijnde Dolphij. nen, of zoogenaamde Bruinvisfchen; Delphinus Phoe (*) Van hoe veel belang deze zoude kunnen zijd, getuigt niet flechts de hedendaagfche fchaarsheid, en duurte, zelfs der gemeenfte trzan , maar bevestigen ook de aanzienlijke winften, welke het toevallig vangen of ftranden van eenige Vinvisfchen, Kazilotten, en andere foorten van bet Walvisfchen-geflacht, ook op onze Nederlandfche kusten aan derzelver vinders hebben op- geleverd, ook zelfs ter dief tijd, toen de fchaarsheid en duurre van den traan nog op verrê na giet tot de tegenwoordige hoogte gerezen was. DEWALUVISSCHEN., 159 Phocena, D. Delphis, D. Orca, en andere dergelijke zee-dieren, niet door middel van den gefchuts-harpoen kunnen gevangen en gedood worden? daar dezelve, fchoon eene minder goede traan dan de gewone Walvisch ople verende, echter niet alleen eene zeer belang. rijke winst aan onze zoo dikwerf werkeloze en, gelijk thans helaas! geheel tot armoede vere vallende visfchers zouden kunnen verfchaffen;, maar deze voorflag ons ook te belangrijker is voorgekomen, daar een of meer foorten van dit zoo even gemelde vischgeflacht, zoo op onze groote binnen=wateren, gelijk b, v. op het hollandfche-diep , het breede der Maas, de zeeuwfche ftroomen, zuider- zee, als ook op on= ze zee-kusten, en noordelijk gelegene Eilanden, dikwerf in groote menigte voorkomen, en ook door ons meermalen, als 't ware, bij geheele fcholen, en dat wel zeer digt bij het vaartuig waarop wij ons bevonden, gezien zijn; terwijl deze voorflag van nog meerder belang wordt, indien hec waar wezen mogt, dat men aan het aanmerkelijk toenemen dezer groote visch-foore ten misfchien ook wel gedeelcelijk het gewel. dig afnemen onzer voorheen zoo bloeijende en voordeelige Zalm-visfcherijen zoude moe- cen toefchrijven, als zijnde men hier en daar van 6o VERHANDELING overi van gevoelen, dat de meergemelde visch. foor ten ook op de kuit der Zalmen azen zou- “den, en daar door, ook hoe langer hoe meer, naar onze grootere binnenwateren gelokt , en in dezelve meer en meer opgeklommen zijn: wij voor ons durven hierin niet beflisfen, doch de zaak zelve verdient ten minfte onderzocht te worden , als vorderende, bij de opmerkzaamheid van ‘sLaands-beftuur zelve; ook het ijvetig on- derzoek van ieder welmenenden vriend zijnes vaderlands ; terwijl ook dit op nieuw een over- tuigend blijk oplevert, niet flechts van den grooten invloed, die de ware gróndige Natuur- kennis op de algemeene en bijzondere huis- houdkunde heeft, maar ook van het in de daad onvergeeflijk verzuim, waaraan een ieder zich fchuldig maakt, die, door het verwaarlozen de. zer beide zoo onberekenbaar nuttige weten. {chappen ‚ en het algemeen, en zich zelven tevens moedwillig alle de voordeelen ont- zegt, die „dezelve zoo rijkelijk, en als bij vermeerdering kunnen opleveren: — Eindelijk vragen wij, ten Derde: zoude ook de fchiec. harpoen dienen en zangewend worden kunnen, ter vangst en dooding van de ook, op onze banken, dikwerf zoo menigvuldig voorkomende Robben of Zee hon. den or WALVISSCHEN, 16 den(PHOCAE VITULINAE L.) welker vangst, behalve het voordeel van den traan, die uit dezelve kan getrokken worden, ook daarom mis{chien belangrijk zijn konde, dewijl dezelve door fomtmigen onder de zeer fchadelijke die ten voor de vischvangst, op de zoogenaamde groote binnen-wateren gerekend worden. Dan, dit zij genoeg ten dezen opzigte: wij laten hier nu nog alleenlijk volgen de opgave van eenige zulke vragen, van welke wij hier boven hebben melding gemaakt, en welke het te wenfchen ware, dat aan ieder commandeur van elken Groenlands.vaarder, of Walvisch=” vanger , op hunne togten wierden medegege- veri, om de beantwoording derzelve, zoo veel mogelijk, bij hunne terugkomst, zoo wel ten rutte der Natuur-kennis , als der Walvisch- vangst te kunnen mede terug brengen $ zie hier dezelve. | | 1e, Op welken afftand der floep is ieder Wal: visch door den harpoen getroffen, het zij dan dat dezelve geworpen of wel door de hafpoene bus hie zij? | . Waar ter plaatfe van hee lijf des Wal- vic is_ de harpoen ingegaan? in welke rig- ting, en «tot hoe verre is dezelve doorges drongen ? | V. Dees, L Srux. L Hes 4 iés’ VER HANDE LING over NB. Het eerfte gedeelte dezer vrage verdient däarom eene zoo veel mogelijk naauwkeurige beantwoording, ten einde daaruit voor altoos zoude kunnen vastgefteld worden, op welke: uits” wendige plaats van het lijf der Walvisfchen, de harponier fteeds trachten moet deze dieren met den- harpoen t@ raken, op dát dezelve het diepst dbordringe „en de teederfte of edelfte, inwendige, deelen , vooral der borst, dermate kweften- moge, dat de vangst en dooding dezer dieren: daardoor ket fpoedigst en-zekerst volge, 3°. Welke, zoo uit- als inwendige deelen’ van’ dén Walvisch, heeft men, bij het afflenfen van denzelven , gekwetst gevonden? ‚4°, Hoedanig was deze kwetfing , en welke de (laat dêzer “deelen? 5e, Hoe veel lijns of wel, hoe veel lijnen heeft de Walvisch uitgeloopen? en hoe lang heeft hij nog geleefd, na door den eerften harpoen ge- kwetst geweest te zijn? 6. Zoo er meer harpoenen dan één op dert Walvisch “zijn geworpen , of gefchoten; hoe kort op elkanderen? en waar ter plaatfe heba ben dezelve getroffen? 7°. Welke is de uitwendige: juiste plâats aan de beide zijden van de borst der Walvisfchen’, die, Cin cene regte horizontale lijn gerekend), se \ be WALVISSCHEN 16 gelijk met het hart dezer dieren ligt, zoo dar dezelve aan de harponiers tot een vast en ges wis doel in het werpen of fchieten der har. poen kan verftrekken? ge, Welke verfchijnfelen hebben zich, zoo wel terftond bij het eerfte treffen van den hare poen, als bij het laatfte bovenkomen, of fterven van den getroffen Walvisch vertoond? Mogen met deze vragen, ook dië omtrent de voornaamfte ingewanden, en eenige andere deelen der Walvisfchen, hier voren, opgegeven; met medewerking, en onder het toezigt van een flechts gewoon kundig fcheeps heelmeester zooe danig beantwoord worden, dat men, omtrent de warê juiste ligging en werking dezer deelen; eene behoorlijk naauwkeurige , ontleedkundige kennis verkrijgen kan, dan is er gewis allé grond, om van dezelve het fpoedigst en uitgee breidfte nut te kuanen verwachten; ter meer dan ooit voordeelige voortzetting, verdere uits breiding , en meest mogelijke volmaking der, oók voor ons Nederlanders, zoo algemeen nutuige , als bijzonder woordeelige Walvischr. vangst. # Dat nu derhalve , (en hier-mede willen wij eindigen); ieder bevoegd en onpartijdig oordee- laar; uit al het hier ter nedergeftelde, vrijelijk Ls bes 164 VERHANDELING Enz beflisfe, wat er, ter verbetering onzer nederland. fche Walvischvangst, nor te verrigten overig blijve ‚en in hoe verre vooral het zijn pligt zij, door alle mogelijke middelen, de aan het lieve vaderland weleer zoo uirttekend voordee- lige Walvisch vargst, bij de zoo vuriglijk ge. wenschte, fpoedige, en zegenrijke wederkeering van eenen beftendigen vrede, zoo al riet door het in algemeen gebruik brengen, ten minften dan toch door het beproeven van de bij ons geheel miskende harpoen-bus te verbeteren, en ware het mogelijk tot den vorigen bloei terug te brengen: wat ons aangaat, wij zouden onze moeite aan deze voor de belangens van het vaderland met hartelijken ijver nedergefchreven proeve wel bee fteed , en ons zelven zeer gelukkig achten „iets ter bevordering van dat gewigtig onderwerp der ho- gere of algemeene flaats-huishoukunde voorgetfteld. en -bijgebragt te hebben , welks opbeuring en verbetering ieder daartoe iets vermogende Neder: Jander het zich tot genen minderen pligt moet rekenen, als het de Haarlemfche Maatfchappij der wetenfchappen tot eene nieuwe en bijzondere eere verftrekt, den aandacht harer landgenooten , omtrent een zoo’ gewigúg onderwerp, op de veréerendfte wijze te hebben opgewekt en gaan _ de gemaakt. BIj. BIJVOEGSEL Voor en gedurendé de bewerking dezer hier voorftaande verhandeling , vele moeite te ver. geefs aangewend hebbende, tot het bekomen van een ook zelfs maar ongeboren jong eens Walvisch, ten einde mijne zoo wel uit de bes, te befcheiden en afbeeldigen , als uit de mone delinge berigten van geloofwaardige groenlandse vaarders opgemaakte befchrijving des groen- landfchen Walvisch , door eigen ontleedkuncig onderzoek, te mogen bevestigen of wel te ver- beteren , en zoo veel mogelijk tot volkomen- heid te brengen , had ik de hoop. om aan dit verlangen te mogen voldoen reeds geheel opgegeven , toen de voorkomende goedwillig- heid van mijnen vriend, den Hoogleeraar BRUG- MANS, mij ook hierin op nieuw verpligte, door mij de aangename gelegenheid ‚aante- bieden , om met zijn hooggeleerde tor het be- doelde onderzoek gebruik te maken , van den manlijken foetus eens groenlandfchen Walvisch, Lg wel- 166 BIJVOEGSEL: welke onder de Natuug* voortbrengfelen in het Kabinet der Leidfche Akademie bewaard wordte Offchoon dit voorwerp „ als flechts got Rhiin- landfche duimen lang , derhalve nog zeer jong en daarenboven door ons van de meesten van deszelfs ingewanden beroofd!, dicnsvol. gens ook tot het onderzoek der inwendige, voor ons oogmerk belangrijkfte, deelen fiet ger heel voldoende bevonden werd , hebben wij echter gemeend zoo veel te meer eene, offchoon dan ook flechts in enkele omrrekkea , maar evenwel zeer naauwkeurig gevolgde afbeelding van dit toch op zichzelven reeds belangrijk voorwerp hier te moeten bijvoegen, daar het- zelve ons niet alléén eene zeer aangename en voldoende gelegenheid verfchaft heeft, om “des zelfs algemeene gedaante en uitwendige deelen, met de hier voren befchrevene van volwasfen Walvisfchen „ te vergelijken , en naar gelang van het verfchil der grootte over het algemeen zeer overeenkomende te mogen vinden: maar vooral ook, dewijl dit onderzoek bij de naauwkeurige befchouwing der borst. holte, en de weinige daarin nog overgeblevene afgefcheurde deelen, ous op gronden van vergelijkende Ontleedkun- de voldoende heeft bevestigd, zoo in onze mee- ning omsrenr de ligging, van het hart en longen hier _ BIJ VOEG SEL, 167 hier boven bladz. 38 N°9. 3, bladz, 68, 69 en zo onzer verhandeling flechts als een gisfing opgegeven , als omtrent de op bladz, 63—70 voorgeftelde bepaling der plaatfen, waar de Walvisch het veiligfte getroffen, en waar de- zelven thans vooral de fpoedigst en zekerst dodende kwetfingen zouden kunnen toegebragt worden, nu men een middel fchijùt gevonden te hebben , om deze levensdeelen ook zelfs op eenen groteren afltand dan gewoonlijk, en te- vens op eene meer zekere en veilige wijze ZOO» danig te kunnen treffen , dat de dood van het getroffen dier hierop, zoo al niet plotfeling, ten minften zeker in weinige oogenbiikken, volgen moet, en ender welke bijzonder ter behoorlijke trefing gelegene plaatfen, wij dan ook thans, boven alle anderen, die namelijk voor den har- ponier als de verkiesbaarfte durven bepalen, al- waar, of bij en omtrent welke de beide vin. nen (*), haren oorfprong nemen, als’ kunnen. de het, onzes bedunkens, niet misfen, of de hars poen van de eene zijde bij den oorfprong van ‚een C*) Dit is derhalve, zoo wel aan de regter- als linker- zijde , zijnde het ens uit den loop en rigting van dat gedeelte der groote flagader (arteria aorta), het welk wij in de borstholte van dit voorwerp nog overgeble- L 4 ven 68 BIJVOEGSEL: een der vinnen, * zij van voren naar achteren, ‘t zij van achteren naar voren, doch vooral in of omtrent het midden van de inplanting der vinnen , binnen de borst «holte gefchoten, moet of de longen of het hart, en wel waarfchijnlijk beiden te gelijk treffen, en het dier eene bin- nen weinige oogenblikken dodelijk wordende kwetfing toebrengen. Wij vleijen ons derhal. ve, door dit ontleedkundig onderzoek, op goe- de gronden eenige dier vragen tot het bedoelde oogmerk , offchoon op verre na niet voldoenend beantwoord , echter aanmerkelijk toegelicht te hebben , die wij hier voren op bladz. 37 en 38 dezer onze verhandeling voor zeer belangrijk, doch nog onbeflist hebben voorgefteld, Wij meenen eindelijk den waren liefhebber der vergelijkende Ontleedkunde geenen ondienst te zullen doen , met ten flotte alhier te laten volgen de afmetingen van eenige der voornaamfte delen ‘der gemelden, op plaat II afgebeelden jongen Walvisch, door den Heer BRUGMANS en wen vonden, gebleken, dat het hart zelf zich tot verre ever de regterziide der ruggenwervelen moet uitftrek- ken, en dat diensvolgens eene diep doordringende won- de van den harpoen, ook van deze zijde, niet flechts de longen, maar ook het hart zelf zal moeten kwetrfen, BÚVOEGSEL 18 en mij naar Rhijnlandfche voetmaat, zeer naauw. keurig genomen, en volgens welke Rhijnlandfeche duimen, BD of de geheele lengte was rs a GH als zijnde de grootfte breedte, of het begin der borstholte GH . . at IN afftand van het oog , cot achter het hoogfte gedeelte van den kop 6 … zi OD afftand der kaaks-vereeniging tot aan het uiterfte der. bovenkaak …Óir PQ hoogte van de onderkaak >, 1â——— KD afftand van de uitwendige fpuit- buizen-opening tot aan het fpits of einde der bovenkaâk .„ . .. ee ir _KM, lijn uit de opening der fpuics gaten K, langs den oog-bol, door de middellijn L der vin tot aan derzelver einde M getrokken (*) & « e « Si LM (*) *t Is door het trekken dezer lijn KLM , uit de fpuitgaten K, langs het oog N,en door het midden der vinnen L van den Walvisch , dat naar ons inzien eeu ieder terftond, bij het bovenkomen en voortzwemmen van den visch, de allerteederfte en voor het leven dezer dieren gevaarlijkfte plaats, die namelijk, waar de vinnen ontftaan „of haren oorfprong nemen , het zekerst bepalen kan; zoo dat wij gerustelijk durven onderftellen , dat door ket trekken van eenen cirkel met de helft van de Tg 5 fpil, ge BIJVOEGSEL Rhijnlandfche duimene ik LM middellijn der vin. , … e EF begin, wortel of fteel van den aar: . áls p ee TI mmm AC breedte van den flaart . 5 Zn RB begin of wortel van den flaart , tot aan deszelfs uiteinde , « … 2 mma fpiìl, of het grondftuk der vinnen (bij voorbeeld) LX of IX, ja zelfs der geheele vinfpil of lijn YX, als radius, die plaats zeker zal worden befchreven en aangeduid, welke (vooral aan de linkerzijde van den Walvisch ) boven alle anderen moet gehoudea worden, in allen opZigten, de beste te zijn, om den Walvisch de fpoee digstr doodende wonden toetebrengen, en waar uit der halve volgt, dat de centra of middelpunten van beide deze cirkels voortaan als de beste doel- of mik-pun- ten, door iederen goeden harponier, zullen dienen te worden aangemerkt, binnes welke alle, tot in de borsta holte naar fchier alle rigtingen diep doordringende, kwet- ingen, inzonderheid door den gefchuts- harpoen toege- bragt , zeker oogenblikkelijk doodende zijn, blijvende jumiddels de centra. of middellijnen L en Y van de cirkels LXWYW,en YXZ, de groote, ware doel- of mik-puncten, die de harpoeniers bemikken moes ten, als waarfchijnlijk vaa alle mogelijke de voordte- ligfte zijnde, die de harpoê@nier verkiezen kan, om den Walvisch plotfelijk te dooden , vooral wanneer die rig- ting zoo gefchiedt, dat de harpoenier den harpoen als % ware van het eene middelpunt der eene zijde, tot in dat van de andere, en dus dwars door het midden der borst-holte zal trachten te fchieten. : * DE DE WARE LIGGING) VAN DE BORST- EN BUIKS-INGEWANDEN, IN EENEN ONe GEBOREN WALVISCH, NADER ONDERZOCHT EN BEPAALD, / N a het zamenftellen van het hier voorftaande bijvoegfel , tot mijne Verhandeling over de nieue we vangst der Walvisfchen, mij toevallig bij mijs nen waardigen vriend, den Heere Mm. VAN MA- RUM, beklagende, over de mislukking van alle mijne aangewende pogingen, ter bekoming van eene ongefchonden Walvisch jong, en bij die gelegenheid , mijnen wensch uitende, om, in een zoodanig volkomen ongefchonden voorwerp, als in het Naturaliën- Kabinet der Koninglijke Maatfchappij bewaard werd, eenmaal de juiste ligging en zamenhang der ingewanden „ vooral van die der borst-holte te mogen nagaan , die onwederfpreekbaar te kunnen bepalen, ea daare door de gedeeltelijke teleurftelling te mogen vergoeden , welke den Hoogleeraar BRUG- MANs en mij, bij het onderzoek van dea jon- 372 LIGGING per INGEWANDEN jongen, doch van alle deszelfs ingewanden reeds beroofden Walvisch -foetus der Univerficeits ver- zameling te Leijden ie te beurt viel, deed dit “den Heer vAN MARUM, als Directeur van het Naturaliën -Kabinet der Maatfchappij , naar zijnen gewonen ijver ter bevordering der we. tenfchappen , bedacht zijn, of het niet mogelijk zijn zoude, dit onderzoek, in den jongen Wal. visch der. Maatfchoppij , zoodanig te verrigten, dat bet voorwerp zich evenwel voor de uit- wendige befchouwing ongefchonden vertonen zoude, en, hier op een gefchikt middel gevon- den hebbende , ftelde hij in eene vergadering van Directeuren der Maatfchappij zijn ont- werp voor, om dit zeldzaam voorwerp; op deze wijze ter bevordering der kennis van het inwendig maakfel dezer belangrijke dieren, te doen dienen, het welk door dezelve gerede. lijk werd goedgekeurd. Met veel genoegen vernam ik zulks van mijnen vriend. Wij be- floten eenftemmig , den, in. de vergelijkende ontdeedkunde , zoo te regt beroemden Hoog. leeraar BRUGCMANSs als onzen gemeenfchape pelijken vriend , niet flechts ter bijwoning van ‚dit voorgenomen enderzoek te noodigen , maar zijn Hoozgeleerde, om zijne veelvuldige onder. vinding en bijzondere bedrevenheid in het ont- le. ÍN bin WALVISCE 173 leden van wolvischaardige dieren ; ook tevens te verzoeken de ontleding zelfs te willen op zich nemen; terwijl wij alsdan de aanteekening houden zouden van ál hetgene er gedurende de ontleding belangrijk zoude worden waarge- nomen. Na wederkeerige affpraak en vriend- fchappelijke goedkeuring wan dit ontwerp, «des den wij deze ontleding den 3 Júnij 1809 „ bij het Naturaliën- Kabinet der Maatfchappij , in het bijwezen en met dienstvaardige medehulp van den Heer Gc. BAKKER; ftads Lector def Ontleed- Heel- en Verloskunde, eni der An4toa mia comparata aan Zeijlers {tichting te Haarlem „ wordende het verflag dezer ontlee ding door den Heer vaN MARUM, aan mij overgelaten, hetwelk ik dan ook nu, zoo bee knopt het mij mogelijk was opgemaakt, hier volgen laat, hebbende daar bij voornamelijk getracht „ éerflelijk : eene korte befchrij-. ving te geven van de ligging der belangrijkfte deelen, die zich bij het openen der borste en buiks. holte vertoonden 3 om daaruit ten tweeden: als op onwederfpreekbare gronden, die gevol- gen en regelen afteleiden, door , en volgens welke men nu voortaan. die plaatfen met ge wisheid beftemmen ‘zal. kunnen , alwaar den Walvisfchen de zekerfte en fpoedigst doode- lije i74 LIGGING sea INGEWANDEN lijke kwetfngen zallen kunnen toegebragt _ werden, | Alvorens echter tot het eerfte over te gaan, vertrouwen wij van ieder redelijk hefhebber der Natuurkennis,; wien dit ons onderzoek zal onder *t oog komen ; dat men van ons alhier niet verwachten zal eene volledige en tot alle kleine bijzonderheden zich uitftrekkende ont leedkurrdige befchrijving van alle de ingewan: den, veel minder van alle de verdere voornamé deelen des jonggeboren Walvisch, alszijnde zulks niet alleen door de verandering, die de langdurige bewaring des voorwerps vooral. op de inwendige zachte deelen gemaakt had, maar ook door. de billijke op ons liggende verplig» ‚ting, om het voorwerp zelf zoo veel mogelijk hog ter verdere ten toonftelling in het Kabinet der Maatfchappij te befparen, volftrekt ondoens lijk, ons daarom ook vleijende , dat men zich wel vergenoegen zal, met hier aantetreffen eene korte, algemeene en oppervlakkige , doch even. wel geheel en alleen naar de dadelijke bevin- ding opgemaakte, en derhalve getrouwe be. fchrijving , van de juiste ligging der borst. en buiks-ingewanden , welke wij bij de ontle. ding van dit ongeboren dier hebben waargenc- men; CAN pen WÄLVISCH. »e mei, en wel vooral van die deelen in % bij. zonder, welker kwetfing bij de verbeterde Wal. vischvangst, boven die van alle anderen „ zoo niet alleen , ten minfte voornamelijk moet be. doeld worden3 vertrouwende wij voorts van. de billijkheid, en het doorzigt onzer lezeren „voors al in den tegenwoordigen ftaat der Ontleedkun« “de ‚ hier geene redenen te behoeven aantevoeren ten betoge , dat van ons bevinden in dit door ons ontleed , ongeboren , doch volkomen ges vormd voorwerp, (wat de ligging vooral;der edelfte borst - ingewanden betreft, )) eene allezins en volkomen gegronde: toepasfing en. gevolg. trekking tot eenen gelijken ftaat en ligging. dier deelen’, ook in andere. en volwasfene Walvise fchen, veilig mag gemaakt worden. …— Dan, om ter zake en derhalve ter ontleding zelve over te gaan: na det het voorwerp onzes voorgenomen onderzoeks, ’c welk geheel onge- fchonde , zwartachtig, van kleur „en ruim or Rhijnlandfche duimen. lang. werd bevonden , vic den wijn-geest, in ’ welk het bewaard werd , opgenomen, op-den rug gelegd, en door eene kruisfnede van boven, op de hoogte des flrotten-hoafds tot onderen , naar bij, den aars geopend was, vertoonde zich ineens alle de borst. en buiksingewanden in hare- gewone na- iv LIGGING ver INGEWANDEN natuurlijke ligging; en voor zoo vetre,dezelve 5 gamêlijk door de zich terftond aanbiedende bijs- ter groote lever; de darmen, nieren, enz, niet bedekt waren. Wij floegen terftond het 00g op , de aanzienelijke ruimte der borst-holte; welke van vooren plaat IV, bij ZZZ, door het mids, denrif op de hoogte der 8fte en ode ribben, en van daar benedenwaards aftopende tot op, en zijdelings beneden de lendenen - wervelen ges vormd wierd. In deze ruime holte der borst fprak' het van zelfs, dat wij, voor alle verplaars fing of van éénfcheiding der daarin bevace lee vens- werktuigen, het allereerst een naanwkeue, rig onderzoek deden naar de ware ligging van. het hart én de longen, als beiden, doch vooral het eerfte, in betrekking brengende mer de lig= ging der beide vinnen , tegeà welke wij fteeds op goede gronden gegist hadden, dat het hart van weerszijden met tusfchenkomst alleen der longen en borst-ingewanden zoodanig moest gelegen zijn , dat alle diepe in de borst- holte doorgaande kwetfingen , niet flechts van her midden der inplantings- of fpil-lijn van de vins nen, maar zelfs van deszelfs geheele beloop er omtrek (plaat II, Y‚,X, W‚2Z,) ja ook nog verder, zoo wel de longen als kee hart zelt onmisbaar treffen moeten; en wij mogten des. hal, _i BODEN ANC SEN IS ELL ‚AZ? halve deze onze gisfing tot onze bijzondere voldoening, dan ook alhier door eene wel een- voudige, doch alles afdoende proeve zoo vol- komen bevestigd vinden , dat wij, nu alle de delen nog zorgvuldig in hare natuurlijke ligging bewaard waren , bij ket doorfteken , met eene lange naalde , niet flechts der geheele lengte van de lijn of vìn-fpil, plaat II, XY, maar zelfs van de geheele cirkel-ruimtee XWZX, daarmede getrokken, nergens daar ter plaatfe de zijden der borst hebben kunnen doorboren, zoris der de longen, (offchoon in een ongeboren voorwerp , als dit, nog nimmer uitgezet zijnde geweest) , Een met deze ook tevens het hart getroffen te hebben; een naar ons inzien on-, wederfpreekbaar bewijs voorwaar, dat dit voor. name levens werktuig bij meer volwasfen Wal« visfchen, door de longen als * ware geheel om= geven, aan beide de zijden der borst, juist te- gen de inplanting der vinnen aanligt, en dat de plaats dezer inplanting met deszelfs grooten oms trek , ontegenzeggelijk aan de harpoeniers, als van alle de beste moet worden aangeprezen, om den Walvisch bet zekerst, veiligst en fpoee digst te doden. Na deze voorlopige en zeer eêënvoudige; doch voor ons oogmerk hoogst belangrijke V. Deer, 1. Stur, M proef 178 LIGGING per INGEWANDEN proef, met den verwachten uitflag genomen, en daardoer aan het eigentlijk hoofd-oogmerk des _ zes optleedkundigen onderzoeks voldaan te heb. ben, oordeelden wij het echter zoo wel aan de Koninglijke Haarlemfche Maatfchappij, van wels ken wij allen de eer hadden leden te zijn , als aan de werenfchappen zelven , die zij voorftaat en bevordert, verfchuldigd te wezen , hier bij niet te mogen berusten, maar van de fchoone gelegenheid tot verdere ontleedkundige befchou- „wing van een zoo zeldzaam voorwerp, al het overigens nog mogelijke voordeel ter kennisfe des inwendigen maakfels der Waâlvisfchen te moeten wekken: en wij befloten diensvolgens, in weer- wil van de brosheid der zoo lang bewaarde delen, en behoudens onze verpligting ter befpa- ring van het voorwerp, ten einde hetzelve voor eene toebereiding ter uitwendige befchouwing piet geheel onbruikbaar te maken, de nu in hare natuurlijke ligging befchouwde ingewan- den der borste en buiks holten, van het ftrotten- hoofdaf tot den endeldarm toe „los te fnijden , uit den jongen Walvisch in eens op te nemen, en daar door derzelver onderzoek, zonder verdere fchending van het te bewaren voorwerp, meer gemakkelijk te maken, De geoefende hand van den Heer BRUG MANS flaagdde dan hier ín _ ook iN DEN WALVISCH, 179 ook zoo volkomen, dat, met het doo fnijden van het fterke, lijvige tongbeen (zie plaat IV en V, A) beginnende , het ftrottenhoofd, de luchtpijp, flokdarm en. zoo vervolgens alle de voornaamfte borst- en buiks.ingewanden van hect ligchaam zelf afgefcheiden wierden, doch alle echter zoodanig aan elkander verbonden en in hunne “gewoone betrekkelijke houding en ligginge bewaard bleven, dat ieder hunner af. zonderlijk, en alle in derzelver gehelen zamen hang met andere delen, zoo {naauwkeurig kon. den worden befchouwd; dat wij daarna de. vol- gende befckrijving hebben mogen opmaken, en de naauwkeurige afbeeldingen onder: ons”op- zicht hebben kunnen laten vervaardigen „ die wij hier nevens den liefhebberen der natuur- én vergelijkende. ontleed. kunde jmet te groter ges noegen aanbieden, daar wij verzekeren mogen, dat dezelve, offchoon de aerfte, zoo verre wij weten , die’ immer over dit onderwerp. wierden uitgegeven , met de meeste getrouwbeid naar de voorwerpen zelven vervaardigd zijn, maar vooral , dewijl wij ons vleijen durven, dat dezelve hier door ook tot het daarmede bedoelde oog- merk genoegzaam zullen voldoen, om namelijk onze ‘befchrijving der -belangrijkfte delen. be- hoorlijk toe te lichten, en de gevolgen , daaruit | M 2 voor ed 180 LIGGING prr INGEWANDEN voor ons oogmerk af te leiden, er door op te helderen, | Dan, om tot onze begonne ontleding terug ste keren: terftond onder het afgefneden tong- been, vonden wij de hoekige cartilago. thyreo- êdea (plaat IV en V. B.) van voren met beiden -deszelfs fpieren bedekt, terwijl eene zware bed- ding fterke fpier-vezelen, van het onderfte ge- „deelte der gemelde cartilago haren. oorfprong nemende, zich over het ringvormig kraakbeen heen, tot op de verdeling der Jucht-pijp (zie plaat Vs; Z. C.) uitftrekte, en welke zware bed- ding van fpieren den Walvisch fchijnt te die- nen; om, wanneer bij de uitademing het ge- «heele ftrottenhoofd naar boven rijst, het alsdan binnen den /aceus gularis ingenomen water, “door middel der ingeademde lucht, langs de fpuit-buifen, met al de daartoe nodige kracht, naar buiten te werpen, | De aspera arteria of lucht. pijp zelve had, even als zulks bij de meeste, zoo, niet bij alle “zoogende dieren , wordt waargenomen, kraak- beenige ringen, en verdeelde zich, bij het nade- ren der longen , in twee aanzienlijke Zronchie (zie plaat V.D. D.), welke, ieder aan zijne zij. „de, overgingen ia de van weerszijden in «twee kwabben gedeelde longen, (plaat IV O O en goo plaat IN DEN WALVISCi. 18: plaat V. EE), van welke de voorfte de kleinfte was, en welke longen , daar zij nog nimmer met lucht waren gevuld geweest, in de agterzijde der borstholten als nog in één gevouwen zich voordeden, doch ook daardoor overtuigend lie ten zien , dat zij bij de inademing de borste holte helpen uitzetten, en als dan ook tevens het hart bedekken moeten, welk zich ru bij het openen der borst terftond voordeed, heb-= bende wij den hart-zak of het pericardiuns: zoodanig verteerd of opgelost gevonden, dat het alle zamenhang verloren had, en zich daardoor aan ons onderzoek en befchrijving onttrok, Het Aart zelf intusfchen (plaat IV. en Ve» H. H.), dat zich daarentegen door deszelfs uite gebreidheid (als vullende een groot deel der. geheele borst-holte) , aan ons- onderzoek op het gunftigst aanbood , vonden wij juist in het midden der borst gelegen, naar gelang van het ongeboren dier, en de ruimte van den #%orax zelve zeer groot „ doch , even als dat van den Dolphijn,van den Zeehond en den Lamantin, veel breder, dan lang, en van onderen, even als bij de zoo evengenoemde dieren niet gepunt, maar een weinig boogswijze ingefneden ; wij. ders van voren bol, van agteren uitgehold, Czie plaat VL, f z.). De beïde wensricula, getijk BR 08 ook 182. LIGGING per INGEWANDEN ook de auricule {chenen, op het uitetlijk aan- zien , in grootte weinig van elkanderen onder- fclieiden te zijn, Uit ber regter hart ont{prong, zoo als bij de meeste zoogende dieren, de ar- teria pulmonalis of long-flagäder (plaat „IV V…M1.), welke door hare bijzondere dikke rok- ken, weinig minder vast van maakfel was dan de worta of groote flazader zelve, zoo als de beroemde cuv1eR(a) dit in den Do!phijn enden Bruinvisch heeft waargenomen ,„ met bijvoeging zijner (door ons-nu bevestigd gevonden: ) gise fing, dat namentlijk zulks ook eveneens bij de Walvisfchen zoude plâats hebben; de richting der long-flagader. was voorts fchuins en zijde- lings opwaards., langs de aorta naar de linker long „ aan welke zij nog eene andere aans zienelijke rakverdeling gaf, terwijl zij een dergelijke. ter regterzijde maakt , alvorens in de regter long over te gaan, zoo als men zulks op plaat VI, (alwaar hect hart van den Wal- visch -fetus van agteren is voorgefteld) , getracht heeft te doen zien, bij C,C,C,C „De vena cava fuperior of bovenfte holle ader, Cplaat IV en V‚,L. L.) firekte zich zijdelings: ‚| | langs Ca) Legons d' Anatomie Comparte, Tom. ÍV. pag. 223 iN DEN WAL VISCH; 183 langs en benedenwaards de arteria innoming. 14, vaar, de agter. en, holle „zijde van het hart, terwijl de. weel wijdere vena cava inferior, Cplaat VI, fig. 1. £) van onderen tweeakkig op- rees , en na alvorens nog een zeer aan werkelijke cakverdeling gemaake te hebben , zich verbreed met .deseerfte in den regter. boefem van hect hart verloor. | Uit de linker hartsholte (plaat IV, D, en plaat V‚, D) kwam de ook alhier weder, naar evenredigheid van, het voorwerp, uit verbazend dikke rokken zamengeftelde, groote flagader ara teria aorta „voort „ en wel in dier voege, dat men bij het eerfte opzien zeggen zoude „dat dezelve alhier wif het regter ‘hart ontt(t: ‚ad. Bij eene nadere befchouwing bieek echter, overiuie gend „ dat dezelve ook in dit dier, even als gewonelijk bij alle de zoogenden , uit het line ker hart, en wel uit deszelfs boven en. agter. zijde voortfproot ; makende voorts. een weinig, nederwaards de groote bogt over het regter hart heen, en klimmende vervolgens fchuins opwaards, vaar ons alvorens echter de gelegen- heid tot het, doen der bijzondere waarneming gegeven;te hebben, dat namelijk dit geweldig groot, vast, en_ kegelvormig opwaards (tijgend bloedvat, bchalven achrerwaartg de arterie co- ML af a 5 rg. 184 LIGGING per INGEWANDEN ronarie ‘aan het hart, ook fchier terftond bij deszelfs .ontftaan uit de linker harts- holte de arteria innominata, ter vorming der arteria ca. Fotis en arteria fubclavia dextra van zich gaf, om vervolgens bovenwaards, en wel voor des- zelfs kromming, de arteria carotis finistra en tevens de /ubclavia, even als de arteria inno- minata, uit éénen ftam ontfpruitende, voor de linkerzijde af te geven. De vene pulmonales of long -aders waren zeer dun, flap van wanden , en wijd van ope- ning „ gaande uit beide de longen wederzijds met twee takken, in den linker hart- boezem over , zijnde die der regterzijde (op plaat VI, fig. r bij GG verbeeld ) voor derzelver takvere deeling afgefneden geworden , en daar door voorgefteld als maar ééne GER ia te hebben, Na derhalven alle de voornaamfte ingewanden. der borst, (hebbende wij geene glandula thyè mus gevonden), voor zop verre de verandering die zij ondergaan hadden toeliet, onderzogt tê hebben , gingen wij over tot de befchouwing der buiks-ingewanden, en wel in de eerfte plaats tot die van de lever, (plaat IV, P.) die wij ook kier, (DAUBENTON Zegt dat zulks: bij alle andere embryons waargenomen wordt ij er IN DEN WALVISCH. 185 wordt (@))) „ zoo geweldig groot aantroffen, dat dezelve zich over het geheele maag -geftel, een goed deel der“darmen, en het grootst ge. deelte van de bij uitftek lange en breede nie. ren, ja, van den geheelen onderbuik , tot bijna: op de hoogte van de pisblaas (plaat IV. Y,) uits ftrekte , en die van buiten zeer bol, binnen- waards zeer hol of gewelfd, in twee zwaare’ doch puntige kwabben eindigde, tusfchen wets ke de navelvaren heen. liepen, zijnde er voorts’ geene galblaas te vinden. « Na datde lever en het overfchot van het middenrif wûren wegge- nomen, vertoonde zich niet flechts dat gedeelte: der aorta descendens (plaat V , O-) et ook? dat van den oefophagus of flokdarm (plaat V, P.), welke beide ‘tot hiertoe , deels door hee middenrif , deels ‚en vooral door’ de groote lever bedekt geweest waren; maar ook deed zich, daar wij geen omentum of net vönden, terftond voor «ons ‘óp het geheele ‘beloop -der- verfchillende- magen (plaat V, Q;R+S,T;) en verdere ingewanden, in En eerfte wij zeer kennelijk (plaat V, bij Q,) de eigenlijke rob. met eene daar aan’ ait klier, hier wel- ligt Ca) Zie BUFFON, Histoire Naturelle , Tom, XIII, Pp. 42.8 ed. in 4to. M 5 186 LIGGING per INGEWANDEN ligt de. plaats van het pancreas vervullende (zie plaat V,U „ev plaat VI, fig. 2, ks voorts bij-R.de tweede, en bij $ de darmvormige overgang, van deze laatfte- naar de derde maag T--konden onderfcheiden; en, welk geheele maag- geftel, (indren wij ons zoo mogen uite drukken) „ van. deszelfs „begin , dat is, van. het kronkelachtig: cinde van den achter-en benevens de aspera arteria;tot hier, toe regt nederda- lenden, (plaat VI, fig. 2, As) „oefophagus. af, tot bij het eindeewan de derde maag, in eene fchuinfche rigting , en derhalve, van,de Inksre naar deregterzijde; tot‚op de-hoogte der, rege ter nier, (plaat VP) aflopende, „cradelijk met eene ‚kleine vouw. of. kronkel (p'ax, Vl. fig. 2, F,)- overging ia den flechts. weinig ger bogen „ doch bijna „rechuftandig.-naar. beneden » lopenden eczften darm, (plaat VL, fig 2,F ‚G.) welk wij met „het„gewone, duodenum. of den ewaalfvingerigen dara „vergelijken, „en _die_ dere. halve het:begin van shet. gedarmte. uitmaakt „ in het. welke „ even gelijk zalks.bijvolwasfen Walvise fchen is opgemerkt , (maauwlijks, eenig zigcbaar onderfcheid van middellijn werd waargenomen 3 terwijl wij voorts alle de werktuigen, tot fpijs= vertering dienende, geheel ledig, en veel min- der ontwikkeld vonden , dan de overige inge- wan= IN DEN WAL VISE H, 187 wanden „ waarfchijnlijk „… dewijl dezelve in den Poetus het mivst van alien werkzaam zijn, Aan weerzijde der ledize en zamengetrokkene darmen, vertoonde. zich de zieren, van welke. de regter cen weinig lager ,, can de. linker. gee legen was; beiden waren zij, even-als bij. den Lamentin, zeer groot „eirond van omtrek, en hare zelfltandigheid beftond -uit een zamenweef. fel van, ontelbare kleine , ronde „ korrel- ‚en klier achtige ligchaamtjens ‚ welke. trosgewijze: even als kleine druifjens aan elkanderen ver- bonden waren ‚-fchier op dezelfde wijze als zulks bij den Zee.Rob, den Beer, en eenige andere dieren plaats. heeft: , Aan -derzelver. one derfte gedeelte troffen wij de ureteres aan, die, beide op gelijke hoogte , niet verre van „den, onderrand der nieren ;’ vrij breed van omtrek haren oorfpronk namen, en toen lafigzaam van ruimte verminderende , zich in een fchuinfche rigting aan het voorfte en onderfte gedeelte der Pisblaas inhechtte. Deze, welke op plaat IV „ bij /, in hare natuurlijke ligging , en derhalve van voren, doch op plaat V, bij Z, voorovers, gebogen, en derhalve van achteren afgebeeld js, ten einde ook de daer onder liggende dee, len te doen zien, vonden wij juist in het mids den ‚ tusfchen het onderfte gedeelte der nieren ge- 188 LIGGING pir INGEWANDEN gelegen; dezelve wâs, naar gelang van: ’ voor- werp groot en fterk, en voor een goed gedeelte - aan’ derzelver zijden met een vasten, fterken band als omzoomd, die van weerskanten eene aan- zienlijke arteria uwbilicalis (plaat IV W. en plaat V. W.W.) bevatte; welke tot aan het bovenfte deel der blaas voortlopende, zich in derzelver rokken fcheenen te verliezen eeN welke bloedvaten wij ons verzekerd hou den, na.de geboorte van het dier, in zeer vaste peesachtige banden, ieder bijna een pink dik, over te gäan , gelijk ons dit door de vergelij king der pisblaas van eenen ‘reeds lang geboren Walvisch, welke den Heer BRUG MANS in zij-° ne meergemelde voortreffelijke verzameling be= waart, op % overruïgendse ‘gêbleken” is “terwijl de grethra (plaat IV, Y‚)'van den hals der blaas bijna regt tot het einde der kr be roede uitloopt. | Eindelijk, na de blaas ter befchouwiag der daar ‘ondef! gelegene deelen, uit hare nacuürlijke ligging, zoodanig voor Over gekeerd te hebben, als dezelve op plaat V, bij Z, is woorgefteld, vertoonde zich behalve het onderte gedeelte der : aorta descendens'- A, en van het ‘úntestönum rectum pop plaat V , tevens de beide langwerpige, ' en zich zijdelings wijd uicftrekkende zesticu/i of zaad ZIN BEN WALVISCH, «> 189 zaad. ballen plaat IV enV „bij. f.7, en #t;) „met de aan..deszelfs- uiteinde . gelegen „ driehoekige epididymedes (plaat IV, U. U. en plaat. V‚/.7. gelijk ook nog de twee vafa, deferentia: (plaat IV , XX, en plaat V‚r,7.), voor alle, welke deelen de trekkerachtige band (plaat V,) fchijac gefchikt te zijn, om dezelve met elkanderen te veresnigen, in hare natuurlijke ligging te gu gen en daarin te behouden. … En ’% is hiermede, dat wij dit haer tend doch getrouw verllag van het ontleedkundig onder. _ zoek omcrent de ligging der voornaamfte borst- en buiksingewanden van den Walvisch moeten be. fluicen daar de gefteldheld dezer deelen ons verbood , ook omtrent het inwendig zamenftel verder onderzoek te doen 5 wij zullen derhalve nu, overgaan, om, ingevolge ons hier boven bladz, 5, gemaakt ontwerp, In de tweede plaats, uit de nu zekere kene nis van de ligging der borst- en buiks-ingewan- den, als toch van alle de tederfte en diensvole gens veor. de fpoedigst dodelijke kwetfingen meest vatbare ligchaamsdeelen der Walvisfchen, eenige op onwederfpreekbaar zekere gronden fleunende gevolgen. en regelen af te leiden, door en naar welke men nu voortaan die lig- chaamsplaatfen met volle gewisheid befteumnen zal 199 LIGGING per INGEWANDEN zal kunnen, alwaar den Walvisch de zekerfte en fpoedigst bodelijke kweifs ingen kunnen mid brast worden. Heeft nu derhalven het hier boven gegeven ontleedkundig onderzoek, onder anderen, de beide eerfte van die vragen ten bedoelde ooge merken voldoende beantvoord, welke wij in onze “hier voorftaande verhandeling bladz 37 als voor de Walvischvangst hoogst belangrijk hebben voorgefteld, door ons ontegenzeggelijk te leeren. Woor eerst, dat de borst- holte der Walvis- fchen, in welke wij zagen, dat de edelfte en tederite deelen gelegen zijn, terftond agter den kop eenen aanvang neemt, en zich van daár agterwaards tot op de helft van den 'ge- heelen visch uitftrekt, dan is het gewis voor iederen harpoenier, ja ook zelfs voor den on. kundigften , zeer gemakkelijk deze zoo ruime borst-holte op ‘het uiterlijk aanzien, bij het boven komen en voortzwemmen dezer verba« zende groote dieren, te bepalen, en naar deze bepaling de plaaxs te beftemmen , waar hij, (vooral met de gefchutsharpoen van MOORE), «den Walvisch zal moeten treffen, als verzekerd ‘zijnde dat, wanneer de harpoen flechts binnen dat gedeelte van den visch doordringt, hetwelk ‚Se SCN DEN WALVISCH. * zor gelegen is tusfchen de inplanting der vinnen en de plaacs die’ een ieder, ook op het bloote oog, voor de helft van het geheele dier, zeer gemakkelijk zal weten te bepalen, het als dan ook niet misfen kan, of dit zoo geweldig kwerfend werktuig zal binnen de borst.holte doordringen, en aldaar de tederfte ligchaamse deelen van het dier dodelijk treffen moeten, „ Ten tweede, gaf dit zelfde ontleedkundig on- derzoek een volledig antwoord op de vrage, in meergemelde verhandeling bladz. 37, en 38, No. 2, 3, 4 en 5. opgegeven, en leerden wij derhalve daaruit, mer volle zekerheid, de ware ligging en zamenhang van de longen, het hart en derzelver groote bloedvaten, als die boven alle anderen in de borst. holte der Walvisfchen beflotene zoo bijzonder tedere deelen, dat eene enkele aanmerkelijke kwetfing aan dezelve toe. gebragt, zoo al niet oogenblikkelijk, ten min. fte binnen zeer korten tijd, de dood van het gekwerfte dier volftrektelijk moet ten gevolge hebben, dan mag noch kan het voortaan iedee ren redelijken en voor overtuiging vatbaren har. poenier nu niet meer onverfchillig wezen , waar ter plaatfe hij den Walvisch treffe ; maar hij zal nu, zoo uit de kennis van de flrekking en grenzen der borst. holte, als uit die der «bijster gr00e 492 LIGGING per INGE WANDEN groote longen, maar vooral van het bijzonder lange „ doch nog meer breede, en juist in her midden der borst, tegen de beide vinnen als aangelegen Walvisch- hart volkomen over- taigd zijn, dat de hiervoren flegts gisfender wijze. gemaakte bepaling der plaatfen, waar de Walvisch waarfchijnlijk het voordeeligst zou- de kunnen getroffen worden, (de inplantings- plaats namelijk der beide vinnen en derzelver omtrek), nu in allen opzichte waar en zeker is, als alleen en geheel gegrond op de ligging der ook bij deze dieren tederfte deelen, welke nu, bij het verrichtte onderzoek waarlijk zoo- danig bevonden is, als wij ons die voorheen, ofichoon op goede gronden van vergelijkende ontleedkunde , maar evenwel alleen bij gis- fing, en gevolgelijk nog altoos als quzeker had. den voorgefteld, Eindelijk ten derde mogt het nu volbragte ontleedkundig onderzoek van den jongen Wal. visch.foetus ons ook nog geven, niet alleen een algemeen denkbeeld en oppervlakkige ken- nisfe van de ligging, loop en zamenhang der buiks.ingewanden dezer belangrijke dieren, maar werfchafte het ons ook, bij het zorgvuldig „betrachten der verwonderingswaardige werktuigen der fpijsvertering in dezelve, de toevallige gele. gen” CEN Den WÄLVISCH,?: ros &enhheid, toc het van nabij kennen, befchrijver; afbeelden, én daafdoor tor het älgemeen bes. kend maken aan onze landgenoten, van het zoo lag door duistere opgaven en onzekere bes tichten, onbekend gebleven Walvisch „aas, (2) als (@ Bij gelegenheid machi eener nadere befchouwing van hee maag- en darm-geftel van dit/voorwerp „met den Heer Profesfor BRUGMANS over het voedfel der Wal- vìsfchen of het zoogenaamde Walvisch-aas (Clio bore- âlts L.) fprekende, en door zijn Hooggeleerde verrast wordende met de vertoning van dit zeldzaam … en door, mij nimmer te voren gezien Worm-foort , onder ter. flond gereed vriendelijk aanbod, om van heizelve een afbeelding te doen vervaardigen , en die bij deze zeer gefchikre gelegenheid ook aan onze landgenoteú alge- meen bekend te makên , nam ik dit zoo verpligtend aanbod dankbaar dan; blijkens de getrouwe afbeeldin- gen, zoo der voor- als achter= zijde van dezen zonder- lingen worm , op plaat Vl fig. 3. bij C en D voor: komende, te gelijk met die, door den beroemden eu- VIER „ op. plaat XVII van het Ile Deel der dAnnaz les du Mufeum d’ Histoire Naturelle voorweffelijk gege ven en aldaar breedvoerig befchreven , van bl. 242-250, ten eiride het verfchil van den mond „ vooral tusfchen deze en die uit de verzameling van den Heer BRUG- MANS blijken zoude ‚ komende ‘dit laatfte, wijders volkomen overeen miet dat door den beroëmden P Az- Las befchieven en afgebeeld , in zijne Miftell, Zool. Fascic. X. ps 28, Tab. 1, fig. 18 en 19 , tot welke beide Schrijvers wij die onzer lezeren wijzen, die eene zeer V. Deers, bk Srux, IN 4 naauw=- 194 LIGGING per INGEWANDEN als het voornaamfte voedfel dezer dieren , dan zal. eene oppervlakkige befchouwing zelf , der | in- paauwkeurige befchrijving van dezen worm verlangen, moetende wij ons alhier bepalen , tot er het volgende Zoo kort mogelijk van op te geven, 5 “ De curo borealis, de noóörder- Vlerk- worm, of het zoogenaamd Walvisch-aas , door den fcheeps-heel- meester FREDRIK MARTENS het “eerst, (naar:den taat der Natuurkennis van dien tijd), (a) befchreven en ook afgebeeld, is een weeke, witte, met eene half« doorfchijnende huid bekleedde worm; van boven onder den kop, bij het lijf, breed beginnende, doch van daar kegelvormig in eene puntig einde uitlopende, en ge- woonlijk ongeveer één Rhijnland, duim lang en 3 breed. „De kop van dit dier is rondvormig als in twee aans eengehechte bolletjens verdeeld, die ieder eene zeer kleine opening cc hebben, in welke een zeer teder voel- lertje (äentaculum)) verborgen ligt, gaande voorts zone der tusfchenkomst van hals, terftond in het blaasach= tig bol, opgezet, maar als dan punúg uitlopend lijf over. Terftond zijdwaards onder den kop, en dernal- ve bij het begin van 't lijf, entfpruit van weerszijden een bol , driehoekig , vlerkvormig ligchaamje, het welk wegens deszelfs fijn vaatachtig ‘zamenftel het diertje zoo wel tot longen als tevens tot vinnen fchijnt te dic- nen; tusfchen deze en derhalve terftond onder de in tweeën gedeelde bolvormigen kop, is de mond a ge- lesen, die, wegens de vleesachtige heuveltjes, waare mede de eigenlijke monds-opening omzet is; (om de alänts juiste uitdrukking des Heeren CUVIER te ge- dn bruie _(@) Zie Reisbefchtijving vaar Spitsbergen, of Noordfche We- teld bl. 330. en volg, en fig. P. bij £. f, fe IN DEN WALVISCH 105 ingewanden van den buik, een ieder, die den Walvisch-vangst dadelijk beoeffent , of daare bij een regelrecht belang heeft, ten volle overreden kunnen , dat de buiksholte der Walvisfchen, zoo om de ligging dezer dieren bij bruiken.) de gedaante van eene wonde heeft, door eene driekantige kling veroorzaakt. Overigens is het lijf op den rug 5. 4. D. B. rondach- tÚg, uitpuilend bol, en tot daar, met ingewanden, doch verder zoo ’t fchijnt tot aan ‘het einde, met een dun vocht gevuld, gelijk in de bovengemelde voortreffelijke afbeelding en naauwkeurige befchrijving des Heeren cu-= VIER, door eene aanzienlijke vergrooting van het ge- heele dier en deszelfs ingewanden , allerduidelijkst is voorgefteld. ’T is deze kleine, doch in de daad zeer belangrijke worm, van wien fchier alle befchrijvers, zoo van Groen- land en Spitsbergen in het algemeen » als van den Wal- visch-vangst in ’t bijzonder , gewagen , en die thans voor het voorhaamfte voedfel der Walvisfchen gehou- den wordt, komende voorts in die zeeftreken dermate menigvuldig voor, dat erde zee als van fchijnt te wees melen „ waarom wij ons dan ook vleijen durven den Nederlandfchen Natuurkenner , en een ieder die in de Walvisch - vangst eenig belang ftelt, met deze korte oppervlakkige befchrijving, en zeer getrouwe afbeelding naar het voorwerp zelve vervaardigd, geenen ondienst te hebben gedaan, terwijl wij „voor het zoo edelmoedig geven der gelegenheid daar toe , den Heer Profesfor BRUGMANS ook hier openlijk onzen verfchuldigden dank betuigen. N 2 4 ‚ 195, LIGGING per INGEWANDEN bij hun bovenkomen op de oppervlakte der-zeë, als wegens den weerftand huoner wijd uitge- ftrekte magen en darmen , gelijk ook eindelijk wegens het minder belang der meeste „ook zelfs der zwaarfte, door den werpherpoen aan de „ buiks-ingeweanden toe te -brengene kwetfingen, nimmer het doel van den gewoone werp harpoe- nier wezen moet; zijnde het alleen hun, die de gefchurs. harpoen gebruiken, en dan nog maar in zeer weinige gevailen, of bij bijzondere om- standigheden mogelijk, den Walvisch in dit gedeelte zijns reusachtigen ligchaams zulke plotfelijk dodende kwerfingen te kunnen toe- brengen, als waarvoor de borst-ingewanden zijn _bloortgefteld;s terwijl eindelijk ook nog de kennis van het zoo even vermelde waré Walvisch-aas, den Groenlands=vaarder in het onderkennen en opfporen der zee-ftreken , waar de Walvisfchen zich ophouden , niet dan ten hoogfte puttig zijn kan, gelijk wij hiervoren bladz. 43 reeds toonden, en daarom ook omtrent dit laatst belangrijk onderwerp , op bladz, 89, de zo° vraag ter beantwoording voorftelden, aan welke door dit onderzoek dan: ook mede hoofdzakelijk is voldaan 5 blijvende het des niet te min iederen beoefenaar der Na- tuurkunde, en bevorderaar der Walvisch vangst ten IN DEN WALVISCH. 197 ten fterkfte aanbevolen, zich alle mogelijke gee legenheden ten nutte te maken , dergelijke ont leedkundige onderzoekingen niet alleen in on. geborene „ maar vooral ook in meer volwasfen Walvisfchen te herhalen , met de door ons hier bekend gemaakte te vergelijken, die te verbe- teren, té volmaken, en de ontleedkundige ken. nis van den ligehaams-bouw der Walvisfchen , ten voordeele der belangrijke vangst dezer die- ren; daar ‘door zoo veel mógelijk tot volko- menheid te bre ngen, Ons blijft dan nu alleenlijk ten flotte van dit ons gefchrijf nog over, uit de door het ont. leedkundig onderzoek bekomene meerdere ken. pis, omtrent de ingewanden der Walvisfchen in % algemeen, en van die der borst in ’% bije zonder, voor de harponiers, (de eerfte of voor- naamst werkende perfonen toch bij den Wal. vischvangst ), inzonderheid echter voor die gee- nen, die cen fchiet- harpoen gebruiken, de vol. gende wenken als regelen voorteftellen , door welke op te volgen wij ons verzekeren durven, dat zij op de veiligfte , zekerfte en fpoedigfte wijze, den Walvisch zullen kunnen doden; zie hier dezelve, Eerftelijk, ieder harpoenier bepale, en hou- de fteeds tot eene wet of vasten regel, boven N 3 | al- X 198 LIGGING per INGEWANDEN alle andere deelen, de borst-holte van den Walvisch bij voorkeur te moeten bemikken,en met den gefchuts-harpoen te treffen, als die edele deelen bevattende, van welke zoodanige aanmerkelijke kwetfingen, gelijk door dit werke tuig meestal worden toegebragt, oogenbliklijk dodende zijn moeten. Ten tweeden, om zeker te zijn den harpoen in de borste en niet in de buiks- holte of in nog minder teedere oorden van den Walvisch te fchieten, verdeele men terftond, bij het boe venkomen, in zijne gedachten, den geheele visch in tweeën, en houde als dan die tusfchen-ruimte van ‘het onderlijf , dat is , van het onderlte en voorfte gedeelte van den visch, tot aan het ge. gist midden van het geheele lijf, voor de plaats binnen welke de harpoen moet gefchoten wor. den , dan | Ten derden, ter nog nadere bepaling van de boven alle andere meest verkiesbare plaats der borstholte, waar den Walvisch plotfeling dode- lijke kwetfingen kunnen toegebragt worden, be- _doele voortaan iedere harpoenier den omtrek, alwaar de vinnen als ’t ware uit het ligchaam van den visch voortkomen , en dat wel in het midden hunner inplanting, gelijk wij reeds hier voren gegist, en in het hier voorgaand bijvoeg. fel IN DEN WALVISCH. 199 fel bladz, 169 , voorgeflagen. hebben, met in achtneming voorts van dien regel, welken wij tot her gemakkelijk en zeker bepalen van dit midderpunt der vinseinplanting, naar aan- wijzing van plaat Il hebben opgegeven, en daars om hier niet herhalen mogen, terwijl echter Ten vierden, de harponier zich: verzekerd houden kan, ook in alle andere rigtingen de levensdeelen binnen de borstholte vervat. zeker te zuilen treffen, indien hij den harpoen flechts binnen den ruimen omtrek van de inplanting der vinven , dat is , even boven of onder, doch vooral achter dezelve naar binnen. fchieten zal ; van alle welke rigtingen die echter de voors deeligfte zal wezen ; wanneer men in het ver- volgen of naarzetten van den visch, den har. poen achter , en als ’t ware van onderen de vin, en dat wel fchuins door het midden, naar de overzijde der borst- holte zal mogen infchie- ten, kunnende ket als dan uit hoofde der nu nader bekomene kennis van de ligging der lon- gen, het hart, en zijne verbazend groote bloed- vaten, niet misfen, of dezelve moeten , zoo al niet allen in eens, ten minfte de longen en te- vens het hart plotfeling dodelijk worden ge- woffen ; terwijl deze voorflag ons te meer ge- grond en belangrijk toefchijnt, deels doordien N 4 de geo LIGGING per INGEWANDEN de gelegenheid tot het treffen van den visch , in deze laatfte rigting, het meest bij den Wal- visch- vangst voorkoomt, deels ook, dewijl in deze de ribben van den Walvisch zich fchuins, _… €n derhalve in hare minfte oppervlakte woors doen , en diensvolgens aan den harpoen den minften weerftand bieden , en de gunftigfte gee legenheid geven, om, in deze fchuinfche rig- ting, zonder eenigen aanmerkelijken tegenftand, mét al ’*t verbazend geweld den gefchuts- gen poen alitén eigen , tusfchen de ribben, tot bin= nen de borst- holte door te dringen. Eindelijk zen wijfden, moeten wij alle bij den Walvisch- vangst; belang hebbende , inzons derheid echter hun , die dezelve in de zeeftre« ken van Groenland en Spitsbergen, (in welke betrekking het dan ook zijn moge), dadelijk drijven, nu nog ten fterkften aanmoedigen, om, na de-nu verkregene meer zekere kennis van het hier voren kortelijk befchreven, ‘en afgebeeld Walvisch -aas, omtrent dit voor den Walvisch zoo het fchijnt voornaam en onontbeerlijk voed- fel, alle mogelijke navorfchingen en waarhe- mingen te doen, zoo omtrent deszelfs huis. houding, voortplanting en verblijf, als omtrent het gebruik of de azing zelve der Walvisfchen op dit worm-foort, van al % welk toch de | ze- IN DEN WALVISCH. ear zekere. berigten , en daaruit te verkrijgene ken. nis voor de Walvisch vangst , zeer ligtelijk hoogst belangrijke uitkomften en gevolgtrekkin, gen zoude kunnen opleveren, „En hier mede eindige ik die verflag der ont. leding van een dier, welks geheel geflacht, niet alleen voor den Natuurkenner, maar ook voor den handelaar, den zeeman, den kunftenaar en handwerkman hier te lande , in zoo vele op- zigten hoogst belangrijk is, | N 5 ct REDT hl UITLEGGING DER AFBEELDINGEN. , Pa: I flelt voor den van bladz, 1940, dezer verhandeling befchreven Groenlandfchen Walvisch (Balena Myfticetus L.), van terzijde gezien , zoo als wij dien ter meer duidelijke voorftelling van het dier, en ter opheldering tevens van verfcheide onderwerpen , in deze verhandeling vervat , naar de meest naauwkeu- rige befchrijvingen en narigten , inzonderheid naar de afbeelding van noMmAN gevolg hebben, Piaat II, verbeeldt den omtrek van eenen ongeboren mannelijken Walvisch , naauwkeurig genomen naar het voorwerp, in het Natura- lien- Kabinet der Leidfche Univerfiteit bewaard wordende, en binnen welken omtrek men, naar de zoo bijzonder belangrijke afbeelding van den Heer vAN MARUM, (hier boven bladz, 18, ver. UITLEGGING ann 2 vermeld.) bij W TV den fchedel of het been. dergeftel van den ganfchen kop des Walvischs zoodanig met ftippen aangeduid heeft, als men met regt meent, dat dezelve in den verbazend groten fpek-klomp dezer dieren moet gelegen zijn , en waar in bij N het oog geplaatst is, duidende voorts O den hoek van den muil, of de vereeniging der beide kaken aan. K, de plaats of opening der twee fpuit- bui. fen , boven op den kop of neus, en welker openingen zich hier flechts ftreepvormig , zonder eenige uitwendige merkbare uitpuiling voorde. den, De lijn K L Mis getrokken uit de fpuit-gaten , langs de achterkant der oogholte, en door het midden L tot ‘aan het einde M der vin, als ter zekere aanwijzing kunnende dienen der plaat- fe, waar den Walvisch de fpoedigst en meest zeker dodelijke wonden , vooral door middel van den -gefchuts-harpoen, zal kunnen worden toegebragt. L, hec middenpunt van de zoogenaamde fpil der vin, tegen welke het hart van den Wal. visch gelegen is , en welk punt derhalve voor den harpoenier als het voorname doel- of mik- punt moet worden aangemerkt, om den Wal- visch plotfelings of oogenblikkelijk dodende wonden te kunnen toebrengen, en uit welk mid. Ì 24 UITLEGGING middenpunt L, mer de lijn ‘LX of LY als ras dius, de cirkel LXWY W getrokken is, ter aanwijzing van den omtrek, binnen welke de ‚zijden der Walvisch niet zullen kunnen worden ‘ doorfchoten, zonder te gelijk het hart en de longen te treffen. _ V het middenpunt, uit t welk, met de lijn “ V Xals radius, de cirkel Y XZ X getrokken is, ter aanduidinge van den nog groteren omtrek, binnen welken: de harpoenier zelfs nog verzes kerd kan zijn, bij. het diep doordringen des harpoens in de borst „holte van den Walvisch, indien piet alle, ten mimfte eenige der voor- naamfte en edelfte ingewanden der borst te zul. len treffen; vooral indien hij daartoe , door mid= del van moore'’s harpoen-bus, de harpoen met de uitfpringende mesfen „ hier voren. bladz, 151—156. aangeprezen en op. ien HL. lig. 4e afgebeeld, gebruiken zal, U, het mapnelijk teellid of totaee kraan van den Walvisch, zoo. als het zich, bui- ten deszelfs koker uithangende , vertoonde, EF, het begin of de wortel van den ftaart, A, de regrer-, C„ de linker ftaart-vin of - ftaart - vleugel, beide horifontaal of hade in bad . water liggende, B, De Bakr nt infijdies van den flaart. Plaat pik AFBEELDINGEN. gòs Plaat IL fig. te verbeeld de door. sTAc- nOLD voorgeftelde, en door moore verbee terde harpoen- bus, Op-derzelver mike of fteuns beugel geplaatst, en geladen met de fchiete harpoen, aan welken de voorganger door “mid- del van deszelfs ring is vastgehecht ; vergelijk bl, 33-89: _D, de ijzeren cilindervormige fchietbus, ter lengte van drie voeten en van 1 duïm gewoon gefchuts „calibers liggende in derzelver hotiten lade, en bij E door eene fpil vastgehecht op den mik-beugel F , waardoor dezelve derhalver. op de floep geplaast zijnde, naar welgevalle zoowel hoon als 5 Aebh and kan noe wórden, O, de kamer der harpoen- bus. “L, de fchier-harpoen Aan den voorganger verbonden, en in de loop D, en op de kamer O van den harpoen - bus geplaatst. | C‚ het dekftuk door MooRE od waardoor het flot der fchietbus overdekt, en_ het nat worden van het flot en vooral van het pankruid voorgekomen ‘wordt. id A, trekker van de flaaf, door welke de agp gsf van het flot afge trokken en de fchiet. bus 206 UITLEGGING, bus afgefchoten wordt, wanneer men namelijk het knopjen 4 van de klink B gelijktijdig in. drukt, vergelijk bl, 85—88, Fig. 2e O, de kamer der fchiete of harpoen.bus; I de pan van het flot; H, de haan. GG, de twee klaauwen van den trek «ftang of ftaaf, door welken het dekftuk C, [zie fig. 1-} bij het affchieten der harpoen-bus tes gelijk naar agteren getrokken, en daardoor aan den damp van het ontvlamde pankruid vrije uitgang gegeven wordt, A, ring van de trekftaaf of ftang, waaraan bij K de fnapper verbonden is, T, keep of fleuf, in welke de kling B ee fige 1.) fluit. Fig. 3. De trekftang of trekftaaf afzonderlijk, waar in door GG aangeduid worden, de twee klaauwen van het floc-dekfel , en T, de keep of fleuf, ter bevatting van de klink B (zie fig. 1.) | Fig. per AFBEELDINGEN. 207 Fig. 4« Al verbeeld de fchietharpoen van MOORE, met eeeige daaraan ‘bijgebragte verbeteringen, door den fchrijver der voorftaande verhandeling voorgeflagen, …_ D,E, twéé bij i beweegbare mesfen , welke, in rust zijnde, denzelfden loop hebben, als de zijden of vleugels van den harpoen, en agter deze als 't ware verborgen liggen, F, platte, koperen ftaaf of ftrook, die, van boven in eene keep der mesfen, als in een fcharnier zoodanig influit , dat wanneer deze ftaaf paar beneden getrokken wordt, deze beide mesfen zijdelings en ook bovenwaards fhijden, en in dien fland geraken, waarin dat bij D is afgebeeld; voorts is deze platte |ftaaf doorven- fterd, zoo dat de ring H met den voorloper V daar langs zoude kunnen afglijden tot RR, zijnde een ijzeren band, met welke de ftaaf | van onderen vereenigd is, en die bij het flerk drukken of trekken van den ring H, voor deze drukking moetende wijken, derhal- ven verfchuifbaar is tot KK, bij welke vere fchuiving, of drukking naar beneden, dan ook de twee mesfen D en E uit haren werkelozen ftaat naar buiten getrokken en in werking ge- bragt worden, zoo dat zij alsdan de kwetfing, door 63 UITLEGGING B: “door den harpoen toegebragt, nog zeer aanmer= kelijk vergrobdten moetens als fnijdende in eéns alle de zagte delen door, welke in den ome ttek van den pijl of lans van deens harpoen’ gele= gen zijne I, het onderfte einde wan den fchiet. harpoen, waarmede dezelve op de lading, of het fchot der harpoen-bus rust. Plaat IV verbeeldt het ftrottenhoofd „ de ftrot en de ingewanden van de borst en buik, gelijk die zich vertoonen na het wegnemen der algemeene bekleedftlen , der tibbeh en Het _Hartzakjen. A, het Tongbeen. B, het fchildvormig li ie mèt pieren “bedekt. C, het begin van de zt arterid, OO, de rechter en linker longen. H, het hart in deszelfs natuurlijke ligging, juist in het midden der borst- holte, ZZZ, de plaats waar het diaphrag gimd is weggefneden. TO D, de ventriculus cordis finister, E, de auricula finistra. F, de ventriculus cordis dexter, G, de auricula dextra. N el A j E | per AFBEELDINGEN. aop TI, de groote bogt van de arteria aorta, K, de afgefnede arteria innominata , uit welke de regter- hals- en flcutelbeens- -lagader ontftond, L, de vena cava fuperior. M, de arteria pulmonalis. _N, de fubclovia finistra, P, de Lever. Q; een gedeelte der darmen, R, de nieren, door hare vliezen bedekt, SS, de ureteres. ET, de testiculi met de epididymes U U, V, de Pisblaas. WW, de twee arterie umbilicales, ter we- derzijde van de blaas opwaards lopende naar deszelver bodem, NB, Uit de vergelijking van dit voorwerp met de blaas- van een grooter Walvisch is ge. bleken, dat deze bloedvaten naderhand in zeer fterke banden overgaan. XX; de vafa deferentia, Y, de urethra afgefneden, Plaat V, verbeeldt de ingewanden gelijk de vorige, doch het hart is zoodanig vooroverge. bogen, cat de groote verdeeling der aspera Ve Deer. jh STUKe 6) är he dio UITLEGGING. arteria kan gezien worden, de lever en de be- kleedfelen der nieren zijn weggenomen en de blaas is voor overgeflagen. A, het tongbeen. B, het ftrottenhoofd, C , de bedding van fpiervezelen over de as pera arteria heenlopende. eek __ DD, de verdeling van de aspera arteria in twéé bronchie, | | Ak EE, de longen ter wederzijde in twee kwabben F en G gedeeld, al H, het hart als voren. I, de arcus of groote bogt der groote tg: ader, _K, de arteria innóminata. L, de vena cava fuperior. M, de arteria pulmonales. N, de vene pulmonalis gedeeltelijk, O, de nederdalende aorta. P, de efophagus of flokdarm. Q, de eerfte maag R, de tweede maag, S, de dermvormige overgang van de tweede, naar de derde maag. T, de derde maag, U, eene kleine klier aan de cerfte maag ge- hecht, welligt met het pancreas te vergelijken. | 1 VVV, Der AFBEELDINGEN. ark „VVV, de lange gekronkelde darmbuis, Pp, de endel. of regte darm. WW, de nieren van derzelver buitenfte rok ontbloot, op dat haar korrelig , trosvormig maakfel eenigermatig blijken zoude, ‚. XX, de wreteres of pisleiders zich ia de blaas inhechtende, zt, de zerticuli, met de epididymedes vv. rr, een trekkerachtige band, alle deze dees len met elkanderen verbindende. | Y , de krop en hals der blaas. WW, de twee navel- flagaders, aan de buiten- zijde der blaas gelegen, en naderhand in ban: den, overgaande, Z; de voorover gekeerde ledige blaas, var welke nu de agterzijde zichtbaar is. Neten nternet sl Plaat vl fig. Te. Hee hare van agreren er van boven gezien, om den oorfprong der gro- te bloedvaten te toonen, A, de arteria aorta of groote flag- ader. B, de arteria innominata, CCCC, de takverdeling der arteria B nalis. D, de vena cava fuperior. E en F, de twee takken der vena cava (7 ferior. Oez GGG; ats UITLEGGING GGG, de tak.verdeling der vene pulimoe _ gnales. Fig. 2. De magen afzonderlijk voorgefteld, van wel. ke men in den foetus flechts de gedeeltens. & ziet, welke naderhand tor geheel Bingen zakken overgaan. A, de Oefophagus of flokdarm, voor des- zelfs kronkeling en overgang in de eerfte maag. B, de eerfte maag, benevens de daar onder liggende klier, welligt te vergelijken met het Zancreas. C, de tweede of fpierachtige maag. D, de darmvormige overgang naar de derde maag, doch welke bij den foetus in middellijn van die maäg siet verfchiln, E, de derde maag. F, de overgang der derde maag in den eer. ften darm, gewoonlijk het duodenum genaamd? G, de overgang van den eerllen darm in hee overig gedarmte H. Fig. 3. A, de Noordfche vlerkworm (Clio borealis LE), gewoonlijk bet Walvisch. aas genaamd, van agteren of op den rug gezien, naar de af- beelding van den Heer cUVIER. B, hec zelfde dier van woren. of op den buik gezien, » C nn enheid per AFBEELDINGEN. org C en D, de Clio borealis „ afgebeeld naar het voorwerp uit de verzameling van den Heer Profesfor BRUGMANS; in alle welke figuren woorgefteld wordt bij a, Het lijf of de buik. ‚tb, De plaats, alwaar de ingewanden door de bekleedfelen heen gezien worden, ‚ecccy De kop als in twee aan elkander ge« hechte bolletjes verdeeld, met de kleine ope ningen der voelertjens. / dddd, De vlerkvormige longen, die tevens tot vinnen dienen. bn me, In fig. D, de mond, met deszelfs driee kantigen vleesachtigen rand, hj VERHANDELING # INLEIDING, vak jn verbänd tusfchen de Natuur- Gefchiedee nis en Huishoukunde, en nuttigheid van bef- dene . . nn . ‚ _Bladz, 3- ‚ Afdeeling der voorgeftelde vrage , in drie deelen, … 7 ZEERSTE OE EA DRE Behelzende eene algemeene befchrijving en ver- deeling der Walvischaartige dieren. …. … — 9-13 Opgave der verfchillende foorten, van hêt gee flacht der Walvisfchen. pg . 5 13-úy Opgave „der voornaamfte befchrijvingen en af- beeld! agen vari dezelve, . 5 « 17-19 Uitwendige gedaamte ‘en algemeene ligchaams- bouw, kleur, gfootte, enz. van den Groen- landfchen Walvisch, : > 19-, Befchrijving van den kop , fpuit- buifen, ief Shan 20-24 — van de oogen, gehoorwerktuig en vinnen. - Ed . Ld . 25 E] 26 —— den flaart, buik , teeldee. ‚len, enz. . e ° dits 27,28 Algemeene afmeting van eenen Walvisch. 29 vergel. bl, 65 Gebrekkige kennis der belangrijkfte inwendige : deelen van den Walvisch, en aanbelang van dit ‚gemis, ten nadeele ook der Walvisch-vangste 30-35 Middelen om dit gemiste vervullen. … … … 36-40 - Voedfel der Walvisfchen of Walvisch - aas. 4o Onzekerheid waar in dit beftaat. ol led 42 Belang van en aanmoediging tot de kennis der middelen ter naauwkeurige kennis van het Wal. visch-aas, . . . . ‘42-44 Verblijf der Walvisfchen en middelen tot derzel. ver nafporing. | é é « 44-62 Be- k ern ned Erato edes ls AAN kr Da rn ; aa de Tees TEL ARE Le GR iet UN. HO U B, Bepalitg der plaatfen,op welke aan het ligchaam “der Walvisfchen. plotfelijk dodende wonder kunnen worden toegebragt, se + __ Blad. 63 Plaatsbepaling der ligging van het hart , de lon- _gen,en der groote bloedvaten in de Walvisfchen. 68- -78 T WEEDE Nr Dr rio Opgave der minst omflachtige en veiligfte in gee bruik zijnde middelen tot het doden der Wat= visfchen. . ° , . . 7 Befchrijving, gebruik en beoordeeling van den gewonen werp-of hand- harpoen. ble: 72-76 Gebruik en beoordeeling van den hand-boog tot het voortfchieten’ van den harpoen. ee mew Á Gebruik en beoordeeling van een flincer «gevaar. ° “ te of Balista ter fchieting van den harpoen. 76,77 - Harpoen - bus doorsracmHoLT uitgevonden, 27 Dit werktuig heeft groote voordeelen, door de Fy ondervinding bevestigd. UU HEt Bo Doch heeft daarentegen‘ook een groot g:brek. _ 80-81 Welk gebrek volkomen weggenomen wordt inde +» verbeterde harpoen-bus, deor C: H. MOORE uitgevonden. A Te . e . 81-83 Befchrijving en gebruik van MOO RE) s Gefchuts- harpoen of harpoen - bus. et he Á 83-89 DERDE AFDEELING, Onderzoek in hoe verre de hier boven voorgeftas gene middelen en wijzen ter Walvisch. vangst, de vereïschten hebben, ‚ door de Maatfchappij gevörderd. __ . . en ; go En wel in de eerfte plaats, de gewoone werp: of. hand. harpoen etste Rd or De gewoone werp- of hand - harpoen mist de ge- _ vorderde vereischtense . e e QI -190 Noch ook ‘het gebruik van fchietbogen of andere f dere / md wet % Kh lade, EN HOUD dergelijke door koorden gedrevene werktuigen; kunnen ter behoorlijke harpveuering van den Walvisch gebruikt worden. zt Biadz,. Ea 103 Van alle voorgellagene of aangewende middelen „en wijzen tor het vermeesteren en doden der Walvisfchen, ‘chijnt de harpoen-bus , en wel inzonderheid die door cn. MOORE verbeterd den voorrang te verdienen. EN EED Pe 0% gls zijnde deze van alle de voorgeflagene midde- delen niecaileen hetkortfte of minstemflachtige _ re4 Maar ook het zekerfke _. … . vod IbP veiligfte En « e - ° 109 nenten Gebrek van en zwarigheden tegenher gebruikder —_ harpoen bus, geopperd, overwogen en opge. lost. . . e . o . . 1IO- 126. Alle de hier boven opgegevene voordeelen der harpoen- bus, worden door eene reeks van on. docherbare voorbeelden, en diensvolgens door de ondervinding bevestigd, inhet AANHANGs er SEL. il - - e e na 126 =S Noorftel van den Schrijver dezer verhandeling ter nog verdere verbetering en volmaking des hare; … … poens in het algemeen, en van dien, van.sTaGe _ « HOLD en MOORE in het bijzonder, «181-158 Befchrijving der afbeelding van dit verbeterd werktuig ° . e . .® 152-556 Verdere aanmerkingen en voorflagen ter bevorde- ring, verbe:ering en uitbreiding der Walvisch- vangst, en der verdere nuttige aanwending van „den zoo even befchrevenenen verbeterden har= poen, tot het vermeesteren van andere Zeediee ren, welker vangst met voordeel zouden kunnen gedreven worden. . . e ° 156-163 » „Befluit. ° e è e « pt, wie 863-164 voordeeligfte . s es Io. 4 IJ f “ ir ‘ ee = wan Beer AL © Pr. AL van Be fe. m_ Je, Ei AGS 5 ie 7 EARN KAAS an a io Plum he Á ek Pp; ni art vt * ê Á i - US var Beed: jo. Als ALven Bee Ze / 4 Er ed end nl et be a ie ki Plvr. AL ran Baie TS pe 5 WAS NS Vo RE Ld vd à Ul Pommer bios Ee SINDS N INSTITUTION NOILLILSNI NVINOSHLINS SalyVyaI Ee SE A 2 3 Ee S Ei Z en SNN O LE 2 8 8 SNE s 5 EE z (7) z S SJIUVUAIN LIBRARI ES _SMITHSONIAN INSTITUTION 2 , ee uJ Zo d a Dis 5 par << Pf RT == BAN 5 AAL a @) a Le) Ee zl pd N_ INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS SAIUVUAI SAIUYYEIT LIBRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION INSTITUTION S S3IYVYUAIT LIBRARIES 24 N_ INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIWS SMITHSONIAN INSTITUTION ad % 1 NVINOSHLINS S31SVU8I SMITHSONIAN SMITHSONIAN VS NYVINOSHLINS SJIUVYE NOIENLILSN! LIBRARIES S_SIIËVYAIT LIBRARIES INSTITUTION NOILNLILSNI u Le a 4 « Le af Ls 0) er Z me We o jn w nd zo | = > k > E o es g m m == u ui N INSTITUTION NOIENLILSNI NYINOSHLINS SJIYVHgIT 2 2 Le) Z \4) eee << Ss pi Ee Ee N | - — e) E HEN T (9) 7) Sn (9) sE ne) EE e) es 2, Ee 2 pe PD = Dee u Z F7) z B _LIBRARI ES _SMITHSONIAN _1NSTITUTION 2 5 u 7 Le ef ee @ 3 zi lan | 4 LE E 5 5 @ ee a. — u k < mmm ah mn <= ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIN n ee es % u EE 2 < = #7 ea =| ee BN ee OP z 5 5 NE NS NO 2 as ME BZ KS Re = A En 3 NI NVINOSHLINS SAIUVYEIT LIBRARIES ik “ 5 u 5 E 8 6 ze [a af en, « c _& jes « Z [a ef 5 Me je) N 5 o ad 2 ai 2 B ES __ SMITHSONIAN, INSTITUTION _NOILOLILSNI NVINOSHLIN o Ker fe) EE NS Es E ES AN Af ze | & Sa EA 3 E 3 has ee Gi ee nn 5 SNI NVINOSHLIWS S3INVBAIN LIBRARIES SMITHSONIA ES 5 2 & 5 EZ A ZE eN A 5 4 5 PP Ni & E Oo Gif 5 KN le) E sp EE NN 2 = > = > 5 pi 5 tE ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIN ld = a z SNN us ie u. rn u S AN VN E SN JM 8 : AN 5 es Lg Va 5 o = \N B a z 5 z 2 SNI_NYINOSHLINS SIIUYYAIT LIBRARIES SMITHSON Kea ve S dk 2 CS: = » = fp, 5 Na 5 à Mh > BN N bed Gd kijf ONE EIA — SN SN ps ad vas A IT m SN a nn dav Er ak ih z ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIU 4 ze u ze = < = 5 > 5 : 5 \ 2 5 & 5 NN B E We) LE ES ES 2, 5 ne En N > = 7) ge 2 pj BNI NYINOSHLINS SJIUVYHAI LIBRARIES SMITHSONIA dh u z Me) u u PA us Nn A ge ol — el d et 3 5 JS a er « ze hj ed > Ei