A 7 sE VERSLAG VIJFDE OPENBARE VERGADERING EERSTE KLASSE VAN HET KONINKLIJK - NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, GEHOUDEN DEN veusrTus 1825. zor _ Gedrukt voor DE LEDEN DES INSTITUUTS, VERSLAG VAN DE VIJFDE OPENBARE VERGADERING | sbr ans DER | EERSTE KLASSE HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, Gehouden den gosten Augustus 1826. Voorzitter, J. P. van CAPPELLE, Sekretaris, G. VROLIK. Naast de Voorzitter de Vergadering geopend had, werd, op deszelfs - verzoek , door den -Sekretaris de Naamlijst der Leden opgelezen , waar- uit bleek, dat uit deze Klasfe aanwezig waren: A2 De he ER | „De Leden Je Pe VAN CAPPELLE Ge VROLIK 3 Me VAN MARUM, Ce He À ROY 3 Je KOPS, Je F. SERRURIER » A. VAN DEN ENDE ; Zijnde dus afwezig EE Ce Ge Ce REINWARDT 3 Ce EKAMA » “Oe Se BANGMA 3 Je Me Ce VAN UTENHOVE ; en N. C‚ DE FREMERY. \__De Leden W. VAN BARNEVELD ; Pe DRIESSEN , Ae PAETS VAN TROOSTWYK , Je BLANKEN JANSZes Ce Rs Te KRAYENHOFF 3 A. Pe Re C+ VAN DER BORCH VAN VERWOLDE » A. F. GOUDRIAAN Je Ae BENNET } Je Pe FOKKER 3 Ce BRUNINGS; JUNIOR), F. DE NIEUPORT ; Pe E‚ WAUTERS ; Je Be VAN MONS » Je Fe KLUYSKENS ; Je Fe SENTELET Fe E‚ VERBEECKs F ROUCEL » J-. ZARMENTIER » Ge MOLL 3 P. M. BOUÖSNEL 9 E. J. THOMASSEN À THUESSINK , Je Fe Le SCHRÖDER, DE HERTOG VAN URSEL 3 A. VAN STIPRIAAN LUÏSCIUS 3 Ge SANDIFORT » en Je Ce Be BERNARDe Hier- C&J Hierop deed de Voorzitter de volgende Aanfpraak : MIJNE HEEREN, ZEER GEACHTE MEDELEDEN! Op nieuw wordt ons de gelegenheid aangeboden , openlijk rekenfchap af te leggen, hoe wij ons, naar vermogen, kwijten van de verhevene taak , door het achtbaar. en doorluchtig Hoofd onzer Regering, als in naam des geheelen Vaderlands, ons opgelegd. „Als tolk uwer gevoelens bij deze plegtige gelegenheid, betaamt het mij in de eerfte plaats, eenige hulde te bewijzen aan de nagedachte* nis van hen, die de hand des doods onlangs aan dezen kring heeft ont- rukt. Wij betreuren het verlies van drie Leden, de Heeren Je Pe MINCKELERS ; ARY BLANKEN JANSZes EN Je Ae UILKENS, En van eenen korréspondent, den Heer y. PIERSON THOLEN. Het behoort tot de genoegens, die verbonden zijn aan het lidmaat- fchap des Inftituuts, dat men in naauwe betrekking treedt ook tot zul= ke manneh van naam en geleerdheid, van wie men door verren afftand is verwijderd, Schoon de wijd en zijd in verfchillende rigting verfpreid- de woonplaatfen de. perfoonlijke tegenwoordigheid van vele Leden in de Hoofdftad op den duur moeijelijk maken, is echter dè geest van alle, immers van de meeste, beurtelings in. de Vergadering aanwezig, en, hetgeen bij hoorbare ftemme onmogelijk is, door wisseling van denk- beelden verftand en oordeel te fcherpen , wordt door fchriftelijke voor - dragt menigwerf op de treffelijkfte wijze vergoed. De Heer j, P, MINCKELERS van Maastricht was een der genen, die wij niet in ons midden mogten aanfchouwen ; doch hij waardeerde de gunst des Konings, die hem, bij de uitbreiding van het Inftituut, eene plaats onder de nieuwe Leden aanwees. De blijken hiervan berusten A 3 in Eer in de Archieven der Klassé , bellandt. in weténfchappelijken arbeid, 5 dien ‘hij volvaardig ter overwegitge aanbood, en in oordeelvellingen , waartoe hij was uitgenoodigd, Al fpoedig echter werden, door een on= gelukkig toeval, zijn geest en ligchaam buiten vermogende En gee bragt, en hij zoo voor de Maatfchappij verloren, Ons geacht Medelid onderfcheidde zich als grondig beoefenaar der Natuurkundige wetenfchappen, en als leergar van dezelve aan de op komende jongelingfchap. ‚In de eerstgenoemde hoedanigheid volgde hij den” gang der Natuure kunde, in haren fnellen tred, met rusteloozen iijjver, gedurende eene réeks van jaren; nimmer verachterende, fteeds zich bevindende op de hoogte van zijnen tijd. Bij voorkeur ftelde hij zich ten doele, de mee nigvuldige ontdekkingen, die achtervolgens in verfcheidene oorden van ons werelddeel werden aan den dag gebragt, te ondérzoeken, te bee vestigen, te volmaken; minder ftreefde hij naar nieuwe uitvindingen , fchoon het ook hiertoe hem niet aan oorfpronkelijk vernuft fchijnt ont- broken te hebben. Tot een treffend blijk diene hetgeen hij over de bereiding van brandbaar gaz uit fteenkolen reeds in den jare 1784 heeft uitgegeven. Zoo hij goedgevonden had meer van zijne begrippen en onderzoekingen door den druk gemeen te maken, zou zijn naam ook verder in het Noorden van ons Vaderland zijn doorgedrongen; in het Zuiden, bepaaldelijk in de ftad zijner woning, waar men hem in zijn eigenlijken werkkring aanfchouwde , wordt hij met betamelijken eerbied genoemd. Zijne verheffing tot Lid der Koninklijke Akademie te Brusfel, en der Eerfte Klasfe van het Koninklijk -Nederlandfche Inftituut, ftrek- _ ken tot onbedriegelijke bewijzen, dat ook de Hooge Regering zijne be- kwaamheden en verdienften huldigde. Nog meer aanfpraak evenwel op hoogachting en dankbaarheid heeft hij zich verworven , door zijne buitengewone gefchiktheid voor het Na- tuur- (2) tuurkundig onderwijs, in zijne verfchillende betrekkingen, eêrst als Hoogleeraar aan de voormalige Hoogefchool te Leuven, en vervolgens, aan de Centrale School, het Lyceum, het Athenaeum te Maastricht. Die zijne lesfen met vrucht hebben bijgewoond, getuigen niet alleen van zijnen ijver en den omvang zijner wetenfchap , maar ook van. zijne duidelijke voordragt, en ongemeene vaardigheid in het verrigten van proefnemingen. Vele bekwame mannen , die de voetftappen van hunnen meester waardiglijk drukken, zijn uit zijne fchool te voorfchijn geko- men. Door zijne zorg prijkt Maastricht met een uitmuntend kabinet van Natuurkundige werktuigen „ en eene wel ingerigte fcheikundige werkplaats. Tot den ouderdom van 68 jaren toe, bragt de onvermoeide grijsaard menigwerf geheele dagen in dit geliefd verblijf door. De geestdrift, die hem bezielde, ging over tot velen, die hem omringden, en zoo werd de lust tot Natuurkundige befpiegeling algemeen en heerfchende onder zijne ftadgenooten. Moge een van deze, een zijner leerlingen, ambtgenooten of vrienden zijn leven en bedriijf breeder ontwikkelen, en hij zoo in de Jaarboeken van Neêrlands Letterkundigen en wetenfchappelijken roem, in de juiste waardering der nakomelingfchap, den rang deelachtig worden, die hem toekomt $ ARY BLANKEN JANSZOON was éen man, die zijn geheele leven door bragt in bemoeijingen van de uiterfte aangelegenheid voor het geheele Vaderland. Om zijn lof naar waarde te verkondigen, zoude men voornamelijk moeten aantoonen, hoe en in-hoe verre hij deel had in de gewigtigfte werkzaamheden, federt zijne hulp bij den Waterftaat werd ingeroepen. Bij het Bataafsch Genootfchap der proefondervindelijke wijsbegeerte werd zijn arbeid met goud bekroond, en, federt hij, eerst als korres- pon- Rt 2 8 pondent, daarna als Lid, aan deze Klasfe werd toegevoegd, werkte: hij onafgebroken, met rusteloozen ijver, uit eigen bewennë ene of door pligtbefef geroepen. K Gelijk het meermalen, ja gewoonlijk, gebeurt, dat, hoe groot de omvang van verkregen kennis en aangeboren fchranderheid zijn moge , het vernuft en de wetenfchap zich, als bij voorkeur, hechten aan ee« nig geliefd onderwerp, zoo muntte BLANKEN bepaaldelijk uit in alles, wat de Watermolens betrof, Die in ftaat zijn hierover een grondig en regtvaardig oordeel te vellen , rangfchikken hem, in dit opzigt, onder de kundigften, op wie de Waterftaat in de laatfte jaren mogt bogen. Door zulke hoedanigheden verdiende hij de eer ‚die hem dadelijk werd toegekend, van geplaatst te worden in het voormalig Kommitté Centraal van den Waterftaat, en, na de ontbinding van dit ligchaam, op hoog gezag geraadpleegd te worden nopens de belangrijkfte ontwers pen. Het was zijne rijpe ondervinding, waarop men zeer hoogen prijs ftelde, Billijke aanfpraak heeft hij, dat zijn naam in de iter vant - Néerlands waterftaat met eeu luisterrijk merkteeken worde onderfcheiden.… Reeds had de tijd den rouw over het even gedachte verlies gele= nigd, toen, in de maand Junij Il, een nieuwe en zware flag ons kwam te treffen, doór het overlijden van JOANNES ALBERTUS: UILKENS 3 Een man. van oorfpronkelijke denkwijze en 1 karakter, door: -de nätuur met buitengewone gaven toegerust. Men zou een bevallig en belangrijk tafereel kunnen fchetfen, hoe hij, als Kerkleeraar te Eenrum, degenen, die aan zijne herderlijke leiding en godsdienftig onderrigt waren toebetrouwd, tevens vervulde met eerbied voor de fchoonheden der natuur. Niet-flechts in zijne ftichtelijke vermaningen op den dag des Heeren , met kracht en vuur; zonder voorafgaande langdurige overpeinzing, het woord voerende; ook in Gigs) in den dageliijjkfchen omgang, zoo dikwijls het pas gaf, de weéetgiee righeid uitlokkende, en prikkel gevende aan de. reeds beftaande zucht tot onderzoek; maar vooral, op gezette tijden, in een der ver= ‘trekken van zijne woning, geftoffeerd met vele en velerlei -uitmuntende werktuigen , werwaarts van alle kanten de landbewoners zamenvloeiden, om zich door aanfchouwing en leering te verlustigen. Slechts zijn dorpgenooten en naburen mogten hem in deze betrekking werkzaam zien, doch ontelbaar velen deelden ín het onderrigt , dat hij, in een uitgebreider kring, bij monde en gefchrifte verfpreidde ; het zij hij, in de openbare vergaderingen van het Natuurkundig Genootfchap te Groningen, met de meeste vlugheid, bondigheid en fchranderheid fprak over de gewigtigfte onderwerpen, en, even vaardig als gemakke= lijk met den gelukkigften uitflag , de moeijelijkfte proefnemingen verrigt= tes het zij hij, in den vorm: van redevoeringen, de volmaaktheden van den Schepper in zijne fchepfelen aantoonde, met welfprekendheid niet alleen, die hart en zinnen boeide, maar ook met kennisfe van zaken , die als een fchakel ftelde tusfchen de vroegfte begrippen der oudheid , en de jongfte ontdekkingen, naauwelijks door de drukpers gemeen ge- maakt; het zij hij, op uitnoodiging der achtbare Maatfchappij #04 Nut van °t Algemeen, of door eigen aandrift bewogen, bepaaldelijk fchreef voor de aankomende jeugd en de mindere rangen der ingezetenen, Bij de uitbreiding van het hooger onderwijs in den jare 1815, werd hìj tot Hoogleeraar in de Landhuishoudkunde aan de Hooge School te Groningen benoemd. Op zijne vorige ftandplaats was hij, gedurende eene reeks van jaren, ten deele zelf landbouwer; hij kwam dus, niet __flechts met befpiegelende, maar ook met praktifche kennis toegerust, op zijnen post. Wat die Hooge School thans in hem verliest, zal haar openlijke rouw te zijner tijd getuigen. Het Inftituut bezat in uiLkens een iijverig medelid , die zich nimmer Wed B ont. C zo ) onttrok ‚ wanneér zijne hulp werd ingeroepen, en die, in weerwil van den afftand zijner woonplaats, nu en dan de vergaderingen bijwoonde. Groot is de eerbied, dien wij zijne begaafdheden, zijne awe s zijne deugden ere Jacorus PrERsSON THOLEN was een leerling en hartelijk vriend van den grooten vAN SWINDEN. Zoo floeg hij van ftonden aan den regten weg in tot grondige wetenfchap. Hij volgde dien onafgebroken , 36 ja= ren lang, als Hoogleeraar in de Wis- en Natuurkunde aan de Hooge School en het Atheneum te Franeker. In die hoedanigheid mogt hij tot leidsman verflrekken aan mannen van uitnemende verdienften , fies raden van het Vaderland en deze Koninklijke Inftelling , die met eerbied ftaarden op de treffelijke gaven van zijnen geest, maar nog hooger werden opgetogen door de edele deugden, die in hem uitblonken, Van bier dat hij zijn licht liet fchijnen voor anderen, waar en zoo dike wijls bet pas gaf, en, ook in dit opzigt het voorbeeld van zijn onfter« felijken meester volgende, in veelvuldige betrekkingen , hem van Lands= en Stadswege opgedragen, tijd, vlijt, bekwaamheid, met het zuiverfte oogmerk, op de vermogendfte wijze, ten beste had. Schoon de Eerfte Klasfe geene vruchten zijner kennis heeft mogen inoogften, ftelt zij er echter prijs op, dat zijn naam worde gevonden. onder degenen, die zij een bewijs harer hoogachting heeft aangeboden. Bij het verdwijnen van zulke mannen uit den kring der levenden, is het een opbeurende troost, het oog te vestigen op den weligen was- dom van opfchietende vernuften, die zich allerwege rondom, ons vere toont. Moge, onder ’s Hemels zegen, die wasdom tot rijpheid gebragt worden, de aankweeking van grondige wetenfchap meer en meer tot behoefte ftrekken onder alle rangen en ftanden, en ons gezegend Va- derland hiervan op den duur de weldadige vruchten inoogften. Thans Cm) „Thans zij het mij vergund, zeer geëerde Toehoorders van allen rang en flaat! uwe befcheidene aandacht interoepen bij een beknopt Verflag van de werkzaamheden onzer Klasfe gedurende de twee laatfte jaren, hetwelk ik den Heer vroriks als Sekretaris , verzoek medetedeelen. Nn en Waarna door den Sekretaris werd voorgelezen het volgend Verflag : ZEER GEËERDE TOEHOORDERS VAN ALLERLEI RANG EN STAAT ! idd Van alles, wat tot de geleerde Werkzaamheden der Eerfte Klasfe bee trekking heeft, in deze hare zitting moetende verflag doen, mag ik al aanftonds niet onvermeld laten, dat zij tusfchen deze en de voorgaande Openbare Vergadêring het Zevende Deel van hare Verhandelingen het licht deed zien. Dit Werk het eigendom geworden zijnde van het Algemeen , past het niet aan mij, maar aan bevoegde kunstregters, daarover oordeel te veln ten, î Ik zal dan mij alleen bepalen tot het Verflag van werkzaamheden, die tot nu toe bij de Eerfte Klasfe; zonder openbaarmaking, zijn ver« ‘rigt of aangevangen, em dezelve verdeelen in zoodanige, als zij op last van het Gouvernement heeft ondernomen, en in zulke, als zij Ba naar, C za ) i naar vrije keuze, ter uitbreiding wan wetenfchap en ter vermeerdering van kennis, gemeend heeft te moeten verrigten. De Heeren p. VAN OECKELEN te Groningen en Cc. vAN ESSEM te Amtterdam, bijkans geliijktijdig zich bij het Gouvernement vervoegd hebbende met eene vinding, die zij meenden niets minder te bevatten, dan het zoo lang te vergeefs gezochte perpetuum mobile, werd de Eerfte Klasfe door Zijne Excellentie den Minister voor het Openbaar Onderwijs, de Nationale Nijverheid, en de Koloniën verzocht, deze uitvinding te examineren, en daarop te dienen van berigt, confideratien en advies, ‚ De Heeren vAN MARUM, EKAMA € MOLL, zich met dit onderzoek - belast hebbende, is, na de uitvinders elk afzonderlijk te hebben ge- hoord, al aanftonds gebleken, dat de aard der werktuigen, waarin zij eene voortdurende beweging vermeenden gelegd te zijn, bij beiden zeer verfchillende was , doch tevens geheel ongefchikt, om daaraan het denkbeeld van een perpetuum mobile te verbinden. Volgens het voorftel immers, om eene altijd voortdurende beweging _ te vinden, verftaat men een werktuig daar te ftellen „hetgeen niet door eene aangewende kracht, maar door eigene kracht in het werktuig zelve gelegen , beftendiglijk wordt aan den gang gehouden. Het werktuig van vAN OECKELEN nu ontleende die kracht van de uitzetting van in ijzeren buizen befloten kwik, bij verwarming , en van deszelfs inkrimping, bij verkoeling, waardoor een daarbij aangewend omflagtig raderwerk in beweging gehouden werd, Het denkbeeld van een perpétwum mobile dus komende te vervallen , begon men in overweging te nemen, of aan dit werktuig, als uurwerk ; dat zich zelven opwindt, bijzondere verdienften konden worden toege= kend, Dan ook van die zijde fcheen het geene bijzondere aanbeve- ling ‚ Cas } ling waardig te zijn, daar men tot nu toe niet heeft aangetoond of konde inzien, dat een uurwerk, waarvan de opwinding niet door men- fchenhanden , maar door aangebragten toeftel gefchiedt, deswege van eenige meerdere nuttigheid voor Zeevaart of Sterrekunde, of in eenig ander opzigt zoude kunnen zijn. Bij het onderzoek naar de vinding van vAN rsseMm waren de gevol- gen niet gunftiger. Volgens zijn verhaal, lang bedacht geweest zijnde op de vinding van een middel, om een Uurwerk zonder opwinding te doen voortloopen, was hij eindelijk daartoe gekomen , door eene regt= ftandige buis ter zijde van zijn woonvertrek in de buitenlucht te plaate fen, van wier boven einde eene horizontale buis naar binnen gaat en aan het uurwerk aanfluit, Door deze buis dringt een luchtftroom, die door de verfchillende temperatuur der binnen= en buitenlucht wordt te „weeg gebragt en alzoo ter opwinding van het Uurwerk kan dienen. Doch in deze vinding niets nieuws, noch bijzonder nuttigs gelegen zijnde, kon dezelve niet wel anders, dan als zoodanig aan het Gou- vernement worden aanbevolen, Beide Voorftellers vAN OECKELEN €en VAN EsSsEM echter onbetwiste bare blijken van fchranderheid eu ijver hebbende aan den dag gelegd, en daarenboven tot het ontwerp hunner uitvindingen niet dan door tijd- verlies en het aanwenden van kosten gekomen zijnde, werden door de Eerfte Klasfe aan de welwillendheid van Zijne Excellentie, den Mi- nister van het Openbaar Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Ko- loniën voorgedragen. Hetgeen niet zonder gewenscht gevolg is gebleven, zijnde aan ieder bij Koninklijke befchikking eene gratificatie van honderd vijftig Gulden toegelegd, met uitnoodiging, om hunne talenten in het vervolg ‘aan nuttiger uitvindingen te beproeven. B 3 Ì … Een Cx „Een Timmerman te Amfterdam meenende--gekomen te zijn tot de uitvinding van twee Watermolens,-die in zamenftel en werking allen, zoo velen er mogen zijn uitgedacht, zouden overtreffen, befchreef de zelve in een klein werkje, en vervoegde zich met deze befchrijving en een rol ophelderende teekeningen bij Zijne Majefteit, met verzoek, ‘dat de waarde dezer Uitvinding mogt onderzocht en hem fubfidie. verftrekt worden, om die molens in het klein te maken, ten einde de werking daarvan zoude kunnen worden gezien, Zijne Majefteit begeerende, dat de Eerfte Klasfe deze uitvinding tot een voorwerp harer overwegingen zoude maken, en daarop dienen van consideratien en advies, zijn de Heeren BRUNINGS en wijlen A, BLAN* KEN JANSZ« verzocht, de Klasfe te dezen te willen. voorlichten. De befchrijving en teekeningen raadplegende, viel het moeijelijk „ alle daarin voorkomende bijzonderheden te vatten, het bleek echter uit dee zelve genoegzaam, gelijk een mondeling onderhoud met den Uitvinder zulks ook nader bevestigde, dat de voorname kracht, door. welke hij het water uit eenen polder wil uitmalen , het op te heffen water zelve zijn moet. Hij plaatst namelijk eene reeks van zes op elkander werkende raderen en rondfels in eene hellende ftrekking, en wel zoodanig,-dat de on- derkant van het laagst {taande rad op-zestien voeten beneden de opper vlakte van het polderwater gehangen worde, en dat hetzelve rad door eene fchuif van dat polderwater afgefloten zij. Als men die fchuif dan ophaalt, zal het polderwater op en tusfchen de gebogene fchoepen van het gezegde rad vallen en hetzelve doen omgaan, met dien gevol- ge, dat, naar des uitvinders verwachting, ook de vijf hooger ftaande raderen met de daar tusfchen geplaatfte rondfels te gelijk ronddraaijen , en alzoo het polderwater twaalf à zestien. voeten hoog zullen opmalen, - Offchoon het nu onbetwistbaar is, dat de raderen zullen omgaan, of al C 15 althans, dat hèt polderwater door de fpeelruimte onder en tusfchen dee zelve naar voren ftroomen zal, zoo lang de oppervlakte van het water aan derzelver voorzijde lager ftaat, dan aan de ‘achterzijde, zoo laat zich toch uit de eerfte gronden der waterweegkunde met volkomene zekerheid woorzeggen, dat het water aan de voorzijde der raderen nim= mer hooger zal worden opgevoerd, dan het’ aan de achterzijde {taat , terwijl hetzelve, indien zulks voor een oogenblik iets had, terftond - weder terug zou moeten loopen. Het is waar, de ‘uitvinder beftemt nog een bijkomend vermogen tot het rondvoeren van het derde rad en van de daaraan volgende hoogere raderen, beftaande in buitenwater, hetwelk door zes pompen opgehe= ven en op die raderen geleid zal worden. — Dan, tot het in werking brengen van deze pompen, vergenoegt zich de ontwerper, met een vliegend windas en twee jachtwielen te hangen om eene kruk, ftrekkende tot het doen op- en nedergaan der pompzuigers, zonder de eigenlijke kracht aan te wijzen, waarmede hij zijn windas drijven wil. Met één woord, het geheel ontwerp draagt blijken van eên verbijs- terd veiftand, waaraan het niet geraden is, nieuw voedfel te geven. Waarom dan ook de Klasfe niet heeft kunnen goedvinden, Zijner Ma- jefteit te adviferen tot het verleenen van de verlangde fubfldie, om deze molens in het klein te maken, ten einde de werking daarvan zoude kunnen worden nagegaan. Het Gouvernement voorhebbende het invoeren van eenvormige Tec- kenfchalen, ten einde eene goede gelijkvormigheid bij alle voorftellingen in Topographìfche en Geographifche werken voor het Riijk te bekomen, fcheen daaromtrent eenige moeijelijkheid ontftaan te zijn door het ver- fchil van meening over de reeks van {chalen, daartoe benoodigd. Zijne ” fl Exe ot 469 Excellentie, de Minister voor het Openbaar Onderwijs, de Nationale nijverheid, en de Kolonien zond daarom, ten einde van advies, aan de Eerfte Klasfe een Rapport, door den Sekretaris van ftaat voor de Zaken. van Oorlog aan Zijne Majefteit gedaan, over het invoeren van eenvormige teekenfchalen , met bijvoeging van drie bijlagen fub. litt. A, B. en C. het laatfte met twee annéxen. De Heer ekKaMa zich op verzoek der Klasfe , met de herziening van deze ftukken wel hebbende willen belasten, bleek : 19. dat de bijlage Sub. litt, A. zijnde inftructie van dén Kommis- faris- Generaal van” Oorlog wegens het invoeren van algemeene tiendee- lige‘ teekenfchalen volgens de Ellemaat voor alle teekeningen, plans en kaarten, welke-bij den dienst der fortificatien en van het Topographisch Bureau kunnen voorkomen, uitvoerig en volledig met de vereischte duie delijkheid is voorgedragen, gegrond op een ftel van wel zamenhangende feriën, en dus voldoet aan een allernoodzakelijkst vereischte ter bee trachting van doelmatigheid en eenheid in de werkzaamheden van Topographie, , Dat dáarom de bedenkingen, in bijlage Be voorkomende, tegen de reeds genoemde inftructie, van grond ontbloot zijn, en men zich gaarne wil voegen bij de oplosfing. van die zwarigheid, in bijlage C. ontwik- keld, als ftrekkende ter nadere overtuiging, dat de aangenomene reeks van fchalen den voorrang verdient boven een grooter getal fchalen of meerdere verfcheidenheid in dezelve, hetgeen altijd tot grootere onge- liijjkvormigheid in de bewerkingen aanleiding geven moet. 7 Waarom dan ook de Eerfte Klasfe als haar gevoelen aan Zijne Excel- lentie, den Minister voor het Openbaar Onderwijs, voordroeg, dat ‘voor als nog geene de minfte verandering in de tapgenomene reeks van fchalen behoorde gemaakt te worden. . Als Car ) „Als--dast van ’s Rijks Beftúur reeds-in het voorgaânde jaar ontvangen hebbende éen adres van. den Heer CELLIER BLUMENTHAL, ten aanra- den aan Zine Majefteit den Koning van het oprigten- eener theöretifche en praktifche fcheikundige fchool , waarin bijzonderlijk de destilleerkunst proefondervindelijk zoude worden onderwezen, vooral om de destilla= teurs hier te Lande bekend te maken met de vorderingen, die men in Frankrijk gemaakt heeft, om uit het meel van aardappelen even goeden brandewijn, als uit den wijn tot minder prijs te bereiden, betuigde de Klasfe, op ingewonnen advies van háre Leden van. MARUM en VROLIK, geene redenen te kunnen vinden, om dit voorftel te begunfti- gen. Ee Men konde toch niet veronderftellen , dat het aan de Hoogleeraren in de fcheikunde aan onze Univerfiteiten en Athenaeën onbekend is „hoe verre men het in Frankrijk en elders in de nieuwe destilleerkunst heeft _ gebragt, daar men dezelve in verfcheidene werken vindt befchreven. Het fcheen wel, dat de adresfant zich zoude hebben laten welge= vallen, de taak van. Onderwijzer in deze destilleerkunst op zich te ‚ne- men , daar hij zich zelven ,-als-daarin zeer bedreven aanprijst. Gekommittéerden echter „ door de ‘Eerfle Klasfe in den jare 1815 be- noemd, om bij de proeven van denzelfden Heer CELLIER BLUMENTHAL tegenwoordig te zijn, waarbij hij zoude toonen , hoe men, door zijnen toenmaligen -toeftel , uit het koren even goeden brandewijn, als uit den wijn „tot „minder prijs. zoude,kunnen- bereiden, herinnerden zich „ hoe gemelde Heer daarbij ten eenenmale was in gebreke gebleven, : v-sNa, welke ondervinding de. Klasfe dan ook meende genoegzame reden te hebben, om te twijfelen, of op deszelfs voorftel veel vertrouwen teftellen- zoude zijn „ indien het anderzins aannemelijk ware, Onder de gewigtige vraagpunten ‚waarmede zich geneeskundigen. van den eerften rang „ in de laatfte: jaren bezig hielden, vis gewis geen der els ARR C min- C 18 ) minften over het al-of niet befmettelijke der gele koorts. Dit wraagftuk echter «is; niet. zoo zeerhet:gevolg vari het twijfelachtige „ ‘hetgeen ons de ‘ondervinding’ aan:;de hand’ geeft ‘als wel van -begunftigde theörien , die men zoo gaarne als berkdtinde waarheden zoude wenfchen aangeno- mente ziens à De Heeren. THOMASSEN -À THUESSINK € VAN STIPRIAAN * LUÏSCIUS hebben “zich meesterlijk gekweten in de oordeelkundige “ ontwikkeling van dit belangrijk vraag(tuk. Beide, droegen: voor’ hunnen geleerden arbeid niet alleen den ' dank’ der Klasfe weg ; maar werden vereerd met de „hooge ‘goedkeuring van het Gouvernement. Hunne -werken zijn in ieders handen. Eene flaauwe fchets van derzelver inhoud of waarde zou weinig gelden, daar een sels beraden enen over het geliecl heeft nen eren Hoe aich ‘het welzijn des Lands verbonden is aan gefchikte water- keeringen „len dáár, waar dezelve voor onvoorzien geweld bezwijken , vaan hare fpoedige ontlasting, heeft de” treurige toeftand van zeer uitgee ftrekte plaatfen-nog onlangs op-de treffendfte wijze geleerd, Geen won-= der derhalve, dat elk voorftel, dat tot leniging , verbetering of geheele opheffing van zulk eenen (haat betrekking heeft, gretig wordt ener taen, en aan ‘een naauwkeurig onderzoek overgeleverd. “Zoo ging het ‘dan ook met de befchrijving en ‘het model van een door den as loozend hefrad, aan hetwelk boven: de fchepraderen der watermolens eenige voordeelen werden toegekend door den Heer w. VAN HOUTEN te Rotterdam, die zich als ighader van hetzelve aan ‘het ‘Gouvernement had opgegeven. j ve adat De Klasfé, hiet onderzoek vanden aard en de waarde dezer uitvin. ding hebbende opgedragen aan de Heeren MOLL en SCHRÖDER, be- kwatm de volle zekerheid, dat de. Heer vaN mourEN zich bedrogen pese in de meening ; zis ‘uitvinder “tézijn van dit rad. 1, im . Men / Cap «Men vindt’ van foortgelijk. werktuig reeds melding gemaakt bij verrus vis. :SERRIÈRE) befchrijft verseen in zijn Recueil d'ouvrages curieut de mathématigue set ‘de mécanique, Meer’ volmaakt is het vervolgens voorgefteld: en afgebeeld -in het Theatrum machinarum keeliga ezand van veuroLD en in verfcheidene andere dergelijke. werken. ! Omtrent 1770 gaf, CONRADUS ZUMBAG DE KOESFELT , êen werkje in het licht, waarin hij hetzelve met eenige verbeteringen voorftelde ; om de gewone fchepraderen te vervangen. -ZumBAG DE KOESFELT geeft „ gelijk: de Heer: van HOUTEN „als een voordeel vän dit rad op 5 dat. het geene krimp, gelijk het gewone fcheprad, behoeft. Men heeft dergelijk rad ook in ‘het groot wervaardigd, en-het is nog in werking in het Diemermeer en in den Bovenkerker polder. Dat in het Diemer- meer brengt het water 7% voeten, oude maat, hoog. „De reden; waarom deze raderen geen algemeenen bijval. gevonden “ hebben „is zeer eenvoudig. Immers; wanneer zij met eenige fnelheid wordén’ rondgevoerd , verkrijgt het: water’, «daarin ‘opgenomen; eene middelpunt fchuwende. kracht, waardoor het van de as afvliegt, en er dus niets geloosd wordt. Wanneer het kleine model, dat der Klasfe ten onderzoek is aangebo- den, met eene fnelheid van honderd omwendingen in de minuut werd rondgevoerd, bragt het geene enkele droppel water meer op. « Het zal dus geen betoog behoeven, wat er gebeuren zoude met éen groot rad, hetwelke met de: {nelheid van een gewoon fcheprad werd rondbewogen. De Klasfe meende alzoo aan het Gouvernement te mogen te kennen geven, dat de Heer vaN HOUTEN geene aanfpraak heeft op de uitvin= ding. van dit-hefrad, en dat ‚hetzelve aan’ een gebrek ‘onderhevig is, hetwelk deszelfs gebruik alleen tot zeer bijzondere a evin kat be. racende \ ; f ) idle í KD Bia eodabek noodig geoordeeld zijnde naar “den taat vân de fluis- 8 Cz buiten C so ) buiten de’ Waardpoort te ‘Utrecht,ven: van andere om die ftad en’ te Vreeswijk -met …geoctroijeerd: Amfterdamsch Kunst- Cement gemetfelde werken ‚ werd «zulks vân, wege ‘het. Gouvernement opgedragen aan eene kommisfie ;-die van- hare- verrigtingen Proces- Verbaal - opmaakte ‚hete geen Zijne Excellentie „de Minister van Binnenlandfche Zaken, Onders wijs en _ Waterftaat aan de Eerfte Klasfe kopijelijk deed toekomen, ne= vens kennisgeving van eenen kabinetsbrief van Zijne Majefteit, ten ge= volge van welken de Leden der Klasfe, die in;der tijd de perfonele kommisfie “hebben uitgemaakt -tot het nemen van proeven met het Kunst- Cement, voor zoo veel die Leden nog in leven zijn , en dezule ke, die de overledene: vervangen, werden uitgenoodigd, om zich op Woensdag den 18den Augustus des Jaars 1824 des middags te twaalf ure, te vervoegen in een der vertrekken van het Ministerie van Binnen- landfche- Zaken, om in tegenwoordigheid van de Heeren Adminiftra= teurs van het Binnenlandsch Beftuur en van den Waterftaat, met en benevens eenige andere belanghebbenden „ vijf kisten ‚ waarin. metfelproe= ven. met Kunst „Cement „ wijders in het Proces= Verbaal omfchreven, te ontzegelen, Zijne Excellentie liet deze Koninklijke uitnoodiging vergezeld gaan van het: verzoek; om zulks verrigt zijnde , de in de vijf kisten berus= tende ftukken met de meeste zorg te onderzoeken, het Cement te ont« leden , zoowel het loslatende , als vasthoudende , en om, nadat zulks gedaan zal zijn, te berigten , of het Cement in alle opzigten, zoo met betrekking tot deszelfs beftanddeelen, als anderzins, al die vereischten in zich vereenigt, welke in het rapport van de Eerfte Klasfe in dato, 31. van ,„Oogstmaand 1809 vermeld zijn; of hetzelve overal kenmerken ‚ draagt van met geen Tras van Duiffteen vermengd te zijn; wijders om de redenen op te fporen van loslating en van vatbaarheid woor: verkneding op de eene plaats, en vasthouding ap de andere; en ein- delijk, om Zijne Excellentie te dienen van confideratien en advies ’ ome C ar ) omtrent hetgeen in deze zoo gewigtige materie zou kunnen en bes hooren verrigt te worden, ten einde denzelven in ftaat te ftellen, om den Koning te adviferen omtrent het aangevoerde nopens het onvol- doende der kwaliteit van Kunst- Cement, om tot het opbouwen van groote werken gebezigd te worden. — De Heer VAN WESTENHOUT, Lid der Vierde Klasfe, die in eene vroegere kommisfie tot het onderzoek van het Amfterdamsch Kunst- Cement was werkzaam geweest, overleden zijnde, en de Heer parTs VAN TROOSTWYK behoorende onder de rustende Leden der Eerfte Klas- fe, en zich van deze moeijelijke taak, waaraan hij vroeger zoo ijverig had deel genomen, wenfchende verfchoond te zien, werden de Heeren j. BLANKEN JANSZ. EN Ge VROLIK verzocht, zich op den bepaalden tijd naar den Haag te begeven, ten einde de bedoelde metfelfpecie te ontzegelen en van het Ministerie van Binnenlandfche Zaken over te nes men. Waaraan flechts door een der gekommitteerden heeft kunnen voldaan worden. De Eerfte Klasfe van het in dezen verrigte de noodige kennis ont- vangen hebbende, oordeelde te moeten toegeven aan het verzoek van hare twee overgeblevene gekommitteerden, om zich een paar leden te zien toegevoegd, een uit de Eerfte en een uit de Vierde Klasfe, Ziverzocht dan uit de Eerfte Klasfe, den Heer pr FREMERY, En uit de Vierde een Lid dier Klasfe, zich met reeds genoemde Heeren te wils len vereenigen tot ééne Kommisfie, ten onderzoek van hetgeen door het Gouvernement in deze hoogstgewigtige zaak verlangd werd. Zij zag den Heer pe Fremery gereedelijk haar verlangen volgen, en had het genoegen, dat uit de Vierde Klasfe de Heer suys tot dezen arbeid gekommitteerd werd. De kisten met metfelwerken inmiddels aan het lokaal: des Inftituuts C3 zij C 2e ) zirde aangekomen, werd in eene bijeenkomst van gekommitteerden.be= paald, dezelve provifioncel onaangeroerd te laten, en, zich. vooraf te: bepalen tot een plan van proefnemingen, die ten ede van verges lijking zouden dienen. Men kwam dan overeen, proeven inhet werk te fltellen op ek, Am flerdamsch Geoetroijeerd KunsteCement, op Tras van duiffteen of zoo= genaamde Dordfche Tras van goed erkende hoedanigheid, en op Tras van flechter aard. Ter bereiking van welke men alle die middelen van voorzorg in het werk ftelde , die voorzigtigheid gebood. De Eerfte Klasfe niet voorzien zijnde van eene werkplaats. tot, hek doen van fcheikundige proeven, verzochten gekommitteerden hun mede lid, den Hoogleeraar pr FREMERY, zich met dezelve wel te willen belasten. Hetwelk hij met de meeste bereidvaardigheid heeft aangeno= men. … Uit deze proeven de naauwe overeenkomst blijkende , die er tusfchen Pli Andernachfche Tras en Amfterdamsch geoctroijeerde Kunst-Cement, beftaat, werd het van dubbel belang; de metfelfpecien te onderzoeken , waarmede de werken van Utrecht, die zoo vele reden tot klagten ge= geven hadden, vervaardigd waren, en de gronden opte fporen van de flechtheid dier werken: Eke Gekommitteerden kwamen dan bijeen ter: opening. van, de kisten, waarin de Eerfte. Klasfe de bedoelde metfelproeven: had ontvangen, en. namen daaruit zoo vele, als zij ter ontleding noodig oordeelden. Van alle welke nafporingen en proeven is voortgevloeid een uitge- breid Verflag aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandfche „Zaken. ; De daarin vervatte naauwkeurig in het werk geftelde proeven naauwelijks vatbaar zijnde voor eenig uittrekfel , en-de voordragt in haar ik ee ge= C 23 ) geheel uwe aandacht, Geachte Hoorders, te zeer zullende wermocijen ; bepaal ik mij alleen tot de daaruit voortgevloeide beantwoording det vraagpunten, die het Gouvernement wenschte toegelicht te zien. De eerfte vraag door het Couvernement voorgefteld, was deze: „of „het Cement ín alle opzigten, zoo met betrekking tot deszelfs be- » ftanddeelen , als anderzins , at die ‘vereischten in zich vereenigt , wels „ ke bij het Rapport der Eerfte Klasfe in den jare 1809 vermeld zijn 2” De Klasfe in haar Verflag geene andere vereischten van het Cement hebbende opgegeven , dan dat het eene zeer gefchikte' ftof zij tot het maken van waterdigte werken, een befluit, hetgeen zij met reden niet op de beflanddeelen van het Cement, maar op de menigvuldige door haar met hetzelve genomene proeven gegrondvest heeft, 200 zel zich de voorgeftelde vraag voegzaam oplosfen in twee leden: „_Vóoreerst, kan het Cement, zoo als het tegenwoordig. verkocht wordt, nog gehouden ‘worden voor eene gefchikte ftof, om daarmede waterdigte werken te vervaardigen ? Ten tweede , wat kan men te dezen opzigte uit de nu ib aswerd ne ftanddeelen van dit Cement opmaken? Het eerfte lid der vraag kan men gerustelijk met ja beantwoorden; want om niet te fpreken van zoo vele proeven van waterdigte werken , als. men in vroegere en latere jaren daarmede heeft vervaardigd, bewijzen het zelfs fommigen der metfelfpeeien , met wier onderzoek de Klasfè nu is belast geweest. Van diegenen, waar de metfelwerken flecht zamen- hingen, en van de oorzaken, waaraan zulks is toe te fchrijven, zal ik ftraks moeten fpreken. _ “Ter beantwoording van het tweede lid der vraag mogen de volgende Aanmerkingen dienen, Er is in het Kunst.Cement eene grootere hoeveel- heid kiezelaarde gevonden, dan men daarin, volgens de vroegere onte teding van KASTELEYN meende aanwezig te zijn; te weten 52 deelen, brian daar C 4 ) daar hij flechts 42 gevonden had, Doch. het verfchil met het. Dordfche Tras bedraagt niet meer dan twee honderdfte , welke het Tras minder bevat, een verfchil, veel te gering, om hier in eenige aanmerking te komen. De hoeveelheid zuivere aluinaarde is zoo wel in het Kunst=Cement, als in het Dordfche Tras zeer gering gevonden; er beftaat tusfchen beiden wel eenig verfchil, dat echter te klein is, om daaruit tot de meerdere deugdzaamheid van het eene Cement boven het andere te kunnen befluiten. In veel grootere hoeveelheid vond men het iijzer-oxyde in beide de foorten van Cement. Het verfchil tusfchen beide metfelfpecien beftond hier ten voordeele van het geoctroijeerd Amfterdamsch Kunst » Cement; aan de grootere hoeveelheid toch van iijzerkalk wil men de meerdere deugdzaamheid dezer ftoffen voor waterdigte werken toegefchreven heb= ben. De hoeveelheid kalk, welke zoo in het Kunst - Cement, als in het Dordfche Tras gevonden-is, bedraagt na genoeg een tiende gedeelte van het geheele gewigt, zoo echter, dat deze hoeveelheid iets grooter is in het Dordfche Tras, te weinig evenwel, om daaruit eenig gevolg tot de betrekkelijke waarde dier beide foorten van Cement te kunnen afleiden. In het Dordfche Tras is bij de overige beftanddeelen ook eene ge= ringe hoeveelheid Soda aangetroffen, welke men te voren niet had op» gemerkt, en die niet in het Kunst-Cement „ ook niet inde nu beproefde bastaardfoorten van Dordfche Tras, aanwezig is, Doch deze hoeveel+ heid van anderhalf honderdfte Soda is zoo gering , dat het ‘wel niemand zal invallen, daaraan de werkzaamheid van, dit Cement te willen toe- Schrijven. nn, En zoo blijkt het dan, dat er uit de beftanddeelen van het Kunst Ce- ment , C 25 ) ment, vergeleken met die van het Dordfche Tras niets met grond is op te maken omtrent de gefchiktheid van het eene dezer foorten, bo» ven het andere, om ter, vervaardiging van waterdigte metfelwerken ge- bezigd te worden, | De tweede vraag, door het Gouvernement-aan de Klasfe voorgefteld , is deze: „draagt het Kunst- Cement, gebruikt tot de metfelwerken, ‘„ waarvan de proeven aan de Klasfe gezonden zijn, kenmerken, van „ met geen Tras van duiffteen vermengd te wezen?” Het eenig kenmerk , waaruit men zoude kunnen „opmaken, of tot eenige metfelfpecie een mengfel van Kunst- Cement en Dordíche Tras gebruikt was, zoude in de minder roode kleur dier metfelfpecie moeten gezocht worden, en dit kenteeken is, wanneer er flechts een gering gedeelte Tras onder het Kunst - Cement gemengd werd, hoogst onzeker. Voor zoo veel zich uit de kleur laat oordeelen, is er tot de metfelfpe- cien ; door gekommitteerden onderzocht, geen Dordfche Tras gebruikt , althans niet tot de fpecien, welker zamenhang de beste bevonden werd, wier roode kleur ruim zoo fterk was, als die der loslatende fpecien. Welligt zal men zich verwonderen, dat men ter onderkenning niet aanraadt, het gebruik maken van de fcheikundige ontleding , dewijl er toch in het Dordfche Tras een beginfel, de Soda namelijk „ gevonden wordt, die in het Kunst-Cement niet aanwezig is, Wanneer men in= tusfchen let op de zeer geringe. hoeveelheid van anderhalf honderdfte Soda, die in het Dordfche. Tras wordt aangetroffen ; wanneer men daar- bij. in aanmerking neemt, dat het Tras, om als metfelfpecie te dienen , met meer dan deszelfs volumen kalk moet vermengd worden, en dat het dus dit mengfel is, hetgeen in de metfelfpecien voorkomt ; dat er eindelijk maar weinig Tras onder het Cement gemengd kan worden, wil mén deze vermenging niet door de kleur „verraden zien, dan zal ieder, in de fcheikunde maar eenigzins bedreven , de moeijelijkheid , zoo D \ niet C 26 }) niet de onmogelijkheid gevoelen, om deze twee alkalien, de Kalk en de Soda, zoo van elkander te fcheiden , dat het laatfte duidelijk aange= wezen worde, en men hier voor alle misvatting gewaarborgd zij. ‚ Wilde men intusfchen van dit kenmerk, uit de analyfe ontleend, ge= bruik maken, dan zoude men, daar geen fpoor van Soda in de ‘onder- zochte metfelfpecien ontdekt is, ftellig moeten verklaren, dat het Ce- ment tot deze werken gebruikt, volftrekt met geen Tras van duiffteen vermengd is geweest. Het Gouvernement vraagt in de derde plaats aan de Klasfe: „de re- „ denen op te fporen van loslating en vatbaarheid voor verkneding op » de eene plaats, en vasthouding op de andere, welke in de onder- » fcheidene metfelfpecien nu zijn waargenomen.” De redenen, welke tot deze ongeliijke werking der metfelfpecie aan- leiding kunnen geven , zijn niet moeijelijk op te fporen. De Klasfe heeft dezelve trachten op te geven, en op de metfelpfoeven , aan haar toege- zonden, toe te pasfen. Hierdoor zal het gewone vooroordeel, als of de deugdzaamheid der metfelwerken, met een of ander Cement ge- maakt, alleen van de hoedanigheid van dat Cement afhing, krachtig worden tegengegaan en ontzenuwd. Geheel te onregt namelijk fchrijft men, wanneer er over de deugdzaamheid of tlechthéid van eenig met- felwerk gefproken wordt, deze geheel alleen en bij uitfluiting toe aan het Cement, waarmede dit werk vervaardigd is, en houdt het Cement alleen daarom voor goed of kwaad, omdat het metfelwerk goed of kwaad bevonden is, zonder hierbij te letten op alle die andere omftan= digheden , welke noodzakelijk in acht moeten genomen worden. Deze omftandigheden nu zijn de volgende: 1°, De aard van het Cement, deszelfs beftanddeelen en de trap van fijnheid, waartoe het in den molen gebragt is; 2%, de kalk, waarmede dit Cement vermengd wordt, en de wijze, waarop deze kalk gebluscht is. ’ 3% de C 37 ) 3% de staatmligheid, welke er tusfchen het Cement en de kalk pfaats heeft, OEM 4 de, hnovendheid water, tot het beflaan der metfelfpecie gebezigd, en de wijze, waarop het daarmede gemengd wordt. 5°. de hoedanigheid van de“fteenen, welke door de metfelfpecie zullen vérboriden’ worden, en eindelijk ke N 69, de. wijze van de metfelfpecie te gebruiken. De: Klasfe heeft alle deze. omftandigheden naauwkeurig nagegaan en in aanmerking genomen bij hare beoordeeling van de metfelproeven , welke haar ten: onderzoek waren toegezonden. Het zou ons te zeer tot bijzonderheden. leiden en Uwe aandacht, Geachte Hoorders, te zeer vermoeien, zoo ik-dit alles nu wilde ontwikkelen, of meer bepaalde- lijk handelen. over hetgene zij oordeelde, dat in deze zoo gewigtige materie door het Gouvernement zou kunnen en behooren verrigt te worden. Welligt vindt ’s Rijks Beftuur goed, het Verflag der Klasfe, gelijk de twee vroegere door den druk zijn gemeen gemaakt, langs dien- zelfden weg verkrijgbaar te ftellen. Ik vergenoeg mij thans met de verklaring, dat hoezeer ook fommigen der ingeleverde proeven tegen het Amfterdamfche Kunst- Cement fchijnen te pleiten „dit inlandsch fabrikaat in geene opzigten behoeft te wijken voor het Andérnachfche Tras , bewijzende deze metfelwerken alleen , dat, even als met het Andernachfche of Dordfche Tras flechte werken kunnen vervaardigd worden, en inderdaad meer dan eens vervaardigd zijn door onachtzaamheid der werklieden, men zoo ook voor dezelfde uitkomften bloot. ftaat, bij gemis van naauwieurigheid in bewerking met het Am* fterdamsch. Geoetrooijeerd Kunst- Cement, Maar, gelijk niemand om zulk eene reden zijn vertrouwen op de deugdzaamheid: van het Dordfche Tras zal willen vaarwel zeggen, Zoo ; De ook C 8 ) ook behoort men aan de deugdzaamheid van het Amfterdamsch Geoc= trooijeerd Kunst- Cement niet te twijfelen, al ware het, dat bij de reeds vermelde zich nog meer voorbeelden van flechte metfelwerken „ waarbij deze ftoffe gebruikt is, opdeden. Na vermelding van de bemoeijingen, die door de Eerfte Klasfe, op vereerende uitnoodiging van het Gouvernement ondernomen werden , of nog aanhangig zijn, voegt het mij te fpreken van die werkzaamheden, . welke ter bevordering der wetenfchappen door de Leden bij vrije keuze werden ondernomen. Zij worden bij de Klasfe onderfcheiden in zoodanigen, als men, na beoordeeling, door den druk zoude wenfchen algemeen gemaakt te zien, en in zulke, als flechts ten onderhoud in hare Vergaderingen worden voorgedragen. Ik zal van deze laatften het eerst gewagen. De Heer vaN REENEN, Lid van de Derde Klasfe, bij de hoogere Studien van het Regt, de nafporingen van de eigenfchappen der mag- neet federt vele jaren zich ter uitfpanning gekozen hebbende, heeft in eene daartoe beftemde Vergadering der Eerfte Klasfe eene reeks van proeven met den zijlfteen in het werk gefteld, die zeer vernuftig waren uitgedacht, en waarvan de voortzetting en bekendmaking welligt dienen zullen, om meenige misvatting over de magneetkracht „ als af hangende van cene eigene vloeiftof, te verhoeden. De/ Heer BENNET leverde ons een ontwerp ter afdeeling en onder- kenhing , door uitwendige teekenen, der Hippolithen of maag- en darm» fleenen der paarden, opgehelderd door afbeeldingen naar de voorwer= pen zelve vervaardigd, De voorlezing van deze belangrijke proef, op verzoek van id Heer BEN= C 29 ) BENNET door den Sekretaris gefchiedende, lichtede dezelve het ondere werp zoo veel mogelijk toe door eenige maagfteenen uit zijne eigene verzameling. De Vergadering «deze voordragt met genoegen hebbende aangehoord, kwam met moeite tot het befluit, om de ontvangene proeve aan den Heer BENNET, op deszelfs verlangen terug te zenden. Zij liet dan ook niet na, haar geacht Medelid uittenoodigen, om, nadat het ont= werp geheel zal bewerkt zijn, het te willen mededeelen aan de Eerfte Klasfe, De Heer priessen liet zijne fpreekbeurt dienen ter mededeeling van genige losfe Scheikundige bedenkingen. Slechts medegedeeld zijnde, om aanleiding te geven tot nuttig onderhoud, voegt het mij niet, om, dezelve hier, waar de gelegenheid tot zulk een onderhoud ontbreekt, voor te „dragen. — Ik moet echter daarvan uitzonderen zijne proeven met de asch van het Boschvaren of Pteris aquilina , welke in onze Provinciën tot geen ander gebruik dient, dan tot het maken van zoo» genaamde varenbedjes uit het afgeftroopte en gedroogde loof. Ons geacht Medelid eens willende onderzoeken, of die plant ook zoude kunnen dienen tot potaschbereiding, nam twintig pond half ge= droogde Pteris aquilina, liet dezelve door eene fimeulende hitte tot asch branden, die vijftien oncen woog; deze asch behoorlijk zijnde uit- geloogd, werd het vocht uitgedampt , en het terug geblevene, tot gloei- jens toe verhit, wederom uitgeloogd; de krijftallen van murias potasfae (zeezoutzure potasch) en eenige fulphas potasfae (zwavelzure potasch) zijnde afgefcheiden, verkreeg hij, het vocht tot droogwordens uitge- dampt zijnde, acht en een half once fubcarbonas potasfae (onderkool« ftofzure potasch). In SCHWEIGGERS Journal für Chemie und Phyfik, 1823 bladz. 337 D 3 wordt C 3e ) wordt men ook óp dit alcali uit de Pteris agui'ina opmerkzaam ge- maakt , komende dit product ‚naar vauQqurLINs analyfe ‚ veel overeen met de opgave des Heeren DRIESSEN, Waaruit dus blijkt, dat, buiten het Spartium Scoparium , het Tanacetum, de Serratula en anderen, ook het” Boschvaren onder die. planten behoort, waarvan men in tijden. van behoefte met nut gebruik zou kunnen maken tot het bereiden van on- derkoolftofzure potasch. De Heer nouësner deelde in eene Notice sur le traitement des Mie nes de fer dans les Pays-Bas de befchrijving mede van twee foorten van izerertfen, die in de zuidelijke Provinciën voorkomen en bekend zijn onder de namen Mine de fer jaune, en. Mine de fer rouge. Hij ver« halt. vervolgens, dat men federt korten tijd een nieuw iijzererts heeft ontdekt in eenen fteenkoolaartigen grond, Deze. erts noemt hij fer earbonaté argilleux , en doet eene opgave van deszelfs beftanddeelen; gelijk deze bij de vermelding der twee eerstgenoemden insgelijks gevon= den wordt, Hij leert ons vervolgens, hoe men in de Zuidelijke Provinciën ge» woon is, deze twee ertfen te bewerken, om daaruit ijzer te verkrijgen. Van het derde heeft men daartoe tot heden geen gebruik gemaakt , doch de Heer cocker te Luik fchijnt het oogmerk te hebben „om een voorbeeld te geven, hoe deze erts te bewerken. In een tweede ftukje, tot opfchrift hebbende. Notice fur un gifement dAnthracite dans le terrain de tranfition des Pays-Bas, verhaalt de Heer BóuësneL, dat men, omtrent vijftig jaren geleden, bij gelegen- heid van zekere doorboring van eene loodmijn , nabij Wedrin, zich een _ weg gebaand heeft door vier op elkandêr: volgende lagen van een fteen» koolaartigen ftof , aan welke de ambachtslieden den naam van’ fteenkool- aatde“gaven „ dat men vervolgens niet lang geleden met een ander oog= merk C 8% ) merk een van deze lagen heeft onderzocht en de oude waarnemingen bevestigd gevonden: dat dergelijke lagen van eene zeer veranderlijke of fpoedig afnemende dikte zijn, Hij heeft deze fteenkoolaartige ftof nader onderzocht en meent, dat dezelve behoort tot dat foort van mineraal , hetwelk Anthrax, en in Duitschland KoAlenblende genaamd wordt, Ook de Heer waurers wilde zijne fpreekbeurt niet onvervuld laten. Hij herinnert ons aan de krachten van de Afa foetida în de behande: ling van verfcheidene ziekten, verbonden met lamheid en ftuipen, voornamelijk in den zoogenaamden St. Vitus= Dans, Hij drukt in het bijzonder «op het nut van flerke giften Af/a foetida in deze ziekten, welke dikwijls langen tijd alle andere middelen wederftaan, Over het algemeen is hij van begrip, dat-de A/a foetida in fterke giften van twee of drie drachmen, in een paar oncen water opgelost en tot eene emulfie gebragt, meer kracht uitoefent , dan wanneer men deze gomhars in pillen toedient. Het is belangrijk , bij zijne waarnemingen te zien, dat dit middel vooral in dat foort van ftuipachtige aandoening „ welke men Chorea Sancti Viti noemt, zoo uitnemend nuttig is en zoo fpoedig werkt. Van de Verhandelingen, welke der Klasfe werden aangeboden, om onder hare werken te worden aangenomen, zijn fommigen reeds tot haar terug gekeerd met een gunftig oordeel van Gekommitteerden; op anderen wordt het gevoelen van dezen nog ingewacht. De Heer Morr tot gemeld einde aan de Eerfte Klasfe hebbende in- gezonden eene Verhandeling over Spiegel - Telescopen, kwam het berigt van Gekommitteerden hoofdzakelijk hier op neder: dat hen deze Verhandeling was voorgekomen, een zeer belangrijk hie CMN hiftorisch Verflag te behelzen omtrent de meestberoemde Spiegel- Tes lescopen; waarin op eene zeer onderhoudende, en voor alle Klasfen van lezers bevattelijke wijze wordt berigt gegeven, hoe en door wië die werktuigen allereerst zijn uitgedacht, vervaardigd, allengskens meer en meer tot volkomenheid gebragt, en eindelijk tot dien trap van voor- treffelijkheid verheven, waarop wij heden dezelve bewonderen: dat de Schrijver dit alles met zeer veel vlijt en moeite heeft bijeen- verzameld uit die bronnen , waaruit zulks behoorde, en die men overal zorgvuldig en duidelijk bij hem vindt aangewezen, terwijl hijj ten flotte de refultaten van deze zijne Verhandeling in een kort overzigt en tafel zamentrekt, die de afmetingen en het vermogen behelst der elf voor- naamfte Telescopen, die in het ftuk zelve, nevens hunne werkingen , meer uitvoerig befchreveu worden, eindigende hij voorts zijne Verhan- deling met eenige aanmerkingen omtrent het vermogen en de vergroo- tingen, welke men van het door de Friefche Kunftenaars sYDS RIENKS en ARJEN ROELOFS tot (tand gebragte Telescopen van dertien voeten lengte, wel zouden mogen verwachten, Men befchouwde dan ook dit keurig bewerkt ftuk als zeer gefchikt ter opneming onder de werken der Eerfte Klasfe, De Heer à row deelde der Klasfe eenige waarnemingen mede over het gebruik van levertraan in Rachitis, en van het Vinum Seminum Colchicë autumnalis in verouderde Rhumatismus. Het eerfte gedeelte dezer Verhandeling bevat, behalve algemeene waarnemingen , drie bijzondere ziektegevallen, waaruit duidelijk blijkt de uitmuntende werking van het levertraan ín het genezen van Engel- fche ziekte bij kinderen, en-wel, nadat vruchteloos gedurende langen tijd de gewone middelen. gebezigd waren. De uitwerking van dit mid» del was zoodanig zigtbaar, dat, na een kortftondig gebruik van twee ii thee- â ad C- 88 J: theelepeltjes. daags , de. fpijsverteering-en voeding;verbeterden , de ver= ftoppingen des--ondeérbuiks werden opgelost ,nalle raffcheidingen geregel der gingen „rershet beengeftel.en de fpieren die, vastheid: langzaam ‘ver- kregen , dat “de” kinderen-:konden daens en er geene fporèn: dezer ziekte meer ‘ovérblevensb Jo „sore 7 oss 100b Soie set Wat betreft de: proeven met het Vinium inidan: Colchici autumna. lis in Rhumatismus; waarvan de Schrijver ook verfcheidene gelukkige gevallen opgeeft, ‘hebben wij: vooral in Engelfche „en Franfche tijdfchrifs ten en anderem;zeet- verfchillende, uitkomften; ‘dan over ‘het- geheel fchijnt dit middel in ons Land „waar Rlrúmatifchp ziekten zoo arden zijn j-aafbeveling te werdienen, …/ zoo vo0/ nch Waarom dan ‘ook de Klasfe geene zwaldijid gemaakt nêeft; deze Verhandeling eene pien aan te’ wijzen in het maaawdigen deel harer a (3 veh B dijkab: 7 fi Door din tieke BANGMA! wend der Klaste eene: Verhandeling zange- boden over de weotificatie van Ellips en”Hyperbool, Hij behandelt- in «dit gefchrift-een zeer moeijelijk en ingewikkeld gee deelte der verhevene wiskunde. Men léest het met ongemeen veel gee noegen, en, bijaldien- men nagaat, wat Anderen over-die ftof gefchre= ven hebben, vindt men zijne methode volkomèn:nieuwen-oorfpronke» lijk „ zoodat -deze Verhandeling. het wiskundig. vernuft ‘des: geachten Schrijvers de, grootfte eer aandoet, ) Zij verdient daarom allezins onder de werken der Eerfte Klasfe ge- plaatst te worden, Wijlen ons hoogstvêrdienftelijk. Medelid, de Heer vAN swiNDEN „ in het: jaar 1813 in. het Kabinet van Astronomifche Werktuigen der Leijd fche Akademie toevallig ontdekt hebbende zekere Staven, die hoogst= E _… __ waare C a J waarfchijnlijk den Heer Lurors gediend hadden, bij zijne proeven over de-lengte van den enkelen flinger, bood dezelve der Eerfte Klasfe aan in hare Zitting vân:den agden van Slagtmaand deszelven jaars, met een zeer-uitgeftrekt vertoog, inhoudende: vooral het verzoek : 1°. om door eene Kommisfie te doen nagaan, of de gemelde ijzeren Staven die zijn, welke Lurors befchreven en gebruikt- heeft; 2% om de lengte derzelver Staven metde meestmogelijke naauwkeu- righeid op den Comparateur van den. Heer AENEAE te doen meten „ ten einde alzoo “derzelver lengte in :metermâat uittedrukken , en, om van hare bevindingew an de-Klasfe verflag te doer, : De Eerfte Klasfe den Voorftelter bedankt hebbende voor padite niewe blijk van belangftelling in alles, wat betrekking heeft tot ware geleerd- heid! én ‘het “opfporen van de echte” bronnen , waaruit dezelve behoort geput te worden, voldeed gereedelijk aan deszelfs verzoek, en benoem ‚de tot die kommisfie de Heeren FLORYN; KRAYENHOFF CN BANGMA. Deze Heeren ‘deden op den: zdenvan-Hooimand des jaars 1814 verflag van hunne bevindingen;-volgens -welke «zij meenden te mogen, verkla: ren: 1°. dater geen redelijke twijfel beftaan kan , of: deze zijn dezelfde Staven, welke rurors gebruikt en’ befchreven heeft; 2% dât bij de naauwkeurigfte‘ „meting ‚de slengte van-de grootfte Staaf. gebleken is 1072446 en:van:de. kleinfte ‘o? 967692) 1 -Vân:-deze bbevindingen —aan «den. Heer vaN -SWINDEN ‘authentiek ex: tract zijnde uitgereikt, was daarvan het gevolg eene breede Memorie over- hetzelfde ‘onderwerp „waarbij hij voorftelde : 1°. Te doen onderzoeken hetgeen hij in die Memorie voordroeg: over de befluiten, welke uit de metingen der bewuste Staven, zoo door LuLors-als-op -den-Gömparateur verrigt; ‘afgeleid kunnen worden. “ige Om den‘ Comparateur ten minften, ophet ftuk, waarop het in dezen aankomt, te weten de zeven centimèters boven den eerften mèter , en Cms 3 ende millimèters tusfchen den zevenden ‘en herre centimèter té verifiëeren. de: : GOS 3°. Om dan de Klaste- te berigten, of ‘het nuttig zoude zijns de … proeven over de lengte van den enkelen flinger op het Obfervatorium te Leijden te herhalen; en zulks zoo” wel’voor de eindelijke bepating van den Rijnlandfchen voet, door vurors gebfuikt, als om alle onzes kerheid-over een zoo gewigtig punt, als is ws men des enkelen fline “rbi gers, weg te nemen. L ser 303% wg De Heeren FLORYN, KRAYENHOFF ‘Ci BANGMA' werder verzocht’ zich met dit onderzoek te erge en, na cigpen gts te dienen van berigt. ki Dit berigt bleef niet zak uit. op den Sten van orks des jaars 1815 werd der Klasfe kennelijk, ‚dat er niet ‘wel reden te geven is van het verfchil, hetwelk er voor-de lengte”van”den Rijnlandfchen voet ontftaat , naar dat dezelve uit den kortften of langften Staaf wordt opgemaakt, Hetwelk niet wel anders gedacht werd te beflisfen te zul. len zijn, dan door proëven' voor de pine van den fecunde En te Leijden te- herhalen, Waartoe de Klasfe gereedelijk were den Heer vaN SWINDEN in de eerfte plaats uitnoodigende , om deze proeven met de Heeren eKaMA, “ FLORYN » KRAYENHOFF € BANGMA wel te willen ondernemen, De dood reeds meer dan één der Gekommitteerden aan dien gewig- tigen arbeid ontrukt hebbende, heeft de Heer KAMA nu onlangs aan de Eerfte Klasfe berigt, dat het onderzoek van die nadere proefnemin- gen voor de lengte van den fecunde flinger te Leijden, voornamelijk is gedaan op voorftel van wijlen ons hoogstverdienftelijk Lid, Profesfor VAN SWINDEN, omdat men verwacht had, dat op de metalen maten of ijzeren roeden, aldaar aanwezig, eenige merkteekens van de bepaalde lengte van den Rijnlandfchen voet voorhanden zouden zijn, E 2 dat dn C 36 dat echter door wijlen den Heer vaN SWINDEN en den” Heer EKAMA4 dikwijls en bij herhaling zoo met het bloote oog, als gewapend” met vergrootglazen deze merkteekens «te vergeefs op die ijzeren Staven-zijn gezocht : 5 … dat ook het werktuig zelve, voorheen gediend hebbende tot het be- palen van de. lengte van den feeunde flinger te Leijden „bevonden is aan vele gebreken te laboreren, en in geenen deele te bezitten die vols komenheid , welke thans tot het doen van zulke proeven vereischt wordt: dat- bovendien, dit onderzoek den aankoop zoude vereifchen van nieu: We „daartoe behoorende ; kostbare werktuigen; welke, aankoop niet wel is aan te raden, zoo lang men niet van de volftrekte noodzakelijkheid __van die- proeven voor het belang der wetenfchappen overtuigd zal zijn. De Heer rerAMA draagt ten flotte als zijne gedachte voor, dat de Eerfte Klasfe de overgeblevene Leden-der Kommisfie tot het onderzoek van de lengte des: fecunde-flingers-te Leijden, tot dien tijd toe zal kunnen houden voor ontbonden. : Waarmede de Klasfe zich vereenigd hebbende, zijn Gekommitteer. den , onder dankzegging voor bereidvaardig ondernomene navorfchingen , gehouden als ten dezen te hebben: gedefungeerd, Bij de Verhandelingen van vroegeren tijd, waarop het oordeel van. Gekommitteerden- nog verwacht wordt, of waaraan de gemaakte aan« merkingen gelegenheid gegeven hebben tot nadere bewerking , ontving de Klasfe dit jaar: …1°, Van den Heer vAN UTENHOVE, eene Verhandeling over het on= derfcheid tusfchen fpherifche en parabolifche fpiegels voor Telescopen. e°, Van den Heer, VAN DER BORCH VAN VERWOLDE, €cne herinne- ring aan het belang, om de nog onverdeelde woeste gronden van de Noordelijke Provinciën, des Rijks aan de daarbij belanghebbenden toe te kennen, en zoo doende vrij te geven ter bebouwing. on CR “83°, Waarnemingen van den Heer vERBEECK wegens eenen ondoore boorden weg ter ontlasting en het volkomen ontbreken van het harte- zakje bij een nieuw geboren kind, De Heer SERRURIER had reeds vroeger eene Verhandeling voorge= dragen ten onderzoek, of groote, dan wel kleine boerderijen in het bes lang van den Staat in het algemeen, en van den Landbouw en des- zelfs beoefenaars ìn het bijzonder het voordeeligst zijn, en bij deze voordragt deszelfs bedoeling te kennen ‘gegeven, om over dit betwist- baar punt het gevoelen en de gronden voor hetzelve van zijne land- bouwkundige Medeleden te vernemen, Aan dit verlangen des Heeren sERRURIER door een drietal in den Landbouw geoefende Leden voldaan zijnde , werden hunne bedenkingen « in handen gefteld van den geachten Schrijver, welke dezelve in eene afzonderlijke Memorie gedeeltelijk heeft. opgelost, gedeeltelijk. erkend. Hij befchouwde de gemaakte bedenkingen echter niet van dien aard, dat het daarom noodig zoude zijn, aan zijne Verhandeling eene andere ftrekking te geven. Waarom befloten werd, dezelve, geliijk zij is liggende, door den druk gemeen te maken in het naastvolgend deel der uittegevene werken, Toen men om de wvernielende paalworm van den bodem der fchem pen, die naar de Oost- en West-Indiën worden uitgeklaard, te weren , en te geliijk de fnelheid van hunne vaart,te bevorderen, eene koperen dubbeling op denzelven had beginnen aan te leggen, ondervond men weldra. eene. nieuwe zwarigheid, waardoor de vastheid van den bouw binnen weinige jaren ten eenemale werd vernietigd. De ijzeren bou- ten, die den bodem verbinden en veilig moesten ftellen tegen de woeste heid der zee, verteerden nu veel fpoediger door het roest, dan zij zon- E 3 der en Cin der eene koperen dubbeling gewoon waren. Hetwelk op geene andere wijze te verhelpen fcheen , dan door het gebruik van koperen in plaats van ijzeren bouten; waardoor echter een oorlogfchip- van middelbare grootte ligt met eene onkoste van zeventig risiekerd gulden dadel werd. Elke poging ter vinding van een middel, dt het te fpoedig roesten der ijzeren bouten onder eene koperen bedekking aan de fchepen konde voorkomen, verdient dus aanmoediging. Dat van wijlen den Conftruce teur- Generaal GCLAVIMANS werd reeds vóór lang door de Eerfte Klasfe in dank aangenomen, en medegedeeld in het berigt der werkzaamhe« - den , dat vóór het Derde Deel van hare gta is geplaatst ge worden. Of dit middel echter, van welks nut ín den beginne de beste getui- genisfen waren ingekomen, op den duur niet voldaan hebbe, of welke andere redenen er beftaan mogen van deszelfs verwaarloozing, het is zeker, dat men zich dit ongemak van te fpoedige verroesting heeft blij ven getroosten, tot dat nu onlangs de Heer A, woeNUM, Scheeps- bouwmeester te Enkhuizen, gemeend heeft, de aandacht der Eerfte Klasfe- te moeten vestigen op een middel van zijne vinding , rende hij het roest van de ijzeren bouten zegt te kunnen weren, Hij flaat namelijk voor, om de koperen bladen van gekoperde en met ijzeren bouten voorziene fchepen aan de binnenzijde te vertinnen. Wanneer fchepen, met iijzeren bouten gekoperd worden, heeft men twee metalen, welke op de fchaal der galvanifche werking vrij verre van elkander verwijderd zijn, ijzer namelijk en koper, en daarbij een vochtigen geleider. De beide metalen worden dus elektriek en hetiijzer — moet oxydeeren, even gelijk in onze nee batterijen het zink oxydeert, Hierdoor worden de ijzeren bouten van gekoperde fchepen fchielijk ï vere C 39) vernield. Maar nu overdekt de Heer woenuMm zijne koperen platen met tin, dus met een metaal, dat met ijzer en koper eene zeer geringe gal- vanifche werking voortbrengt; ‘de onmiddellijke aanraking van de twee laatstgenoemde metalen; zoo noodig om galvanifche werking voortte- brengen, heeft geene plaats, Het tin fcheidt het koper af van het ijijzer, en het laat{te metaal oxydeert niet meer, De voorflag van den Heer woenum rust op geene loutere befpiege- ling. Hij roept reeds eenige ondervinding in, om denzelven te fchra- gen. Hij deed twaalf bladen van het koopvaardiijfchip Hoop en Fortuin vertinnen. Het blijkt uit eene infpectie door de Ambtenaren van ’s Ko- nings Marine, aan twee bladen wan dezen bodem,-na eené reis naar Indiën in een tijdsverloop van drie en een half jaar art. dat het ijzer onder deze bladen niets had geleden, In de maand December van het jaar 18ea is dit fchip te Vlisfingen vertimmerd en de Heer woenum verzekert, berigt ontvangen’ te heb. ben, dat de ijzeren bouten onder de koperen bladen, welke vertind wa- ren, in zeven en een half jaar niets geleden hadden, maar de overige vernield waren, De uitkomst dezer ondervinding en de gezonde Theorie „ welke de- zelve verklaart ‚hebben de Eerfte Klasfe , den Heer wocnum hare’ neiging te kennen doen geven, om aan Zijne Excellentie den Minister der Marine voor te ftellen, om dit middel op.een van ’sLands fchepen té beproeven. „De Heer wocnNum ‘zich met deze gunftige geneigdheid der Klasfe vereerd, vindende „ heeft; aan dezelve gaarne overgelaten de wijze, waarop zij zoude goedvinden, de aandacht van-het reergeerd ment op zijne uitvinding te “bepalen. iel Zij heeft daarop Zijner Excellentie, den Minister der Marine voorge- dragen, eene vergelijkende proef-in het werk te. doen {tellen , “door een fchip , beftemd tot eene reis naar de Ooste Indiën en genageld met ijzee ren C 40 ) ren bouten, en zoo zulk een fchip niet mogt te vinden zijn, een ka- noneerboot te doen koperen voor één gedeelte naar de gebruikelijke wijze, zonder dat er eenig middel ter voorkoming van het roest dier nagels worde aangewend, een ander gedeelte van datzelfde fchip te doen koperen, onder aanwending van het middel, reeds in vroegere jaren door den Heer GLAVIMANS aangeprezen, er nog een ander ge= deelte van hetzelfde fchip te doen koperen met vertinde platen, welke de Heer woenum zal leveren , of die onder deszelfs opzigt en beftuur van Rijkswege zullen bezorgd worden: dat men, zoo dikwijls zich daartoe eene gefchikte gelegenheid, na afgelegde reis „, aanbiedt, de koperen bladen, ten overftaan van Ge- kommitteerden en den Heer woenum, van den bodem des fchips zal wegnemen ‚ ten einde bij vergelijking den ftaat te kunnen nagaan, waar- in zich de ijzeren bouten aldaar bevinden. Van welk een en ander proces-verbaal zoude worden opgemaakt, om te dienen, waar het behoort. Uit eene Misfive van Zijne Excellentie, den Minister van de Marine in antwoord, op het voorftel der Klasfe, is gebleken, dat Zijne Excel- lentie niet onbekend was met het uitgevonden middel van den Heer WOGNUM, en met den uitflag der beproeving aan het fchip Hoop en Fortuin. Dat op grond daarvan, en naar aanleiding van het refultaat der van wege het Departement der Marine in der tijd plaats gehad hebbende onderzoeking vanhet effect der voorfchrevene beproeving aan voor« noemden bodem, reeds op den rgden Mei Il. de noodige bevelen ge- geven zijn, ten einde met de bedoelde uitvinding eene nadere proef te doen nemen aan een der voorhanden zijnde kanoneerboten. Van welke proefneming der Eerfte Klasfe het uitzigt wordt geopend, ia der tijd den uitflag te vernemen. On- Car jd Onder de voorftellen: van algemeen: nut door lieden, door geènen titel aân het: Koninklijk = Nederlandfche: Inftituut verbonden, ‘ontving de “Eer- fte :Klasfever nog veen. vari een drietal: Schéepstimmerlieden, met name MATTHEUS BERG CORNELIS “BERGEN W. JANSEN) voordragende de uitvinding van «eene: eigene foort van ijsbreker, waarop zij het oordeel * der. Klasfe verlangden inte winnen. fx - Het door hun voorgefteld vaartuig ten doel hebbende, het ijs te vere breken „door -‘opligtingo uit, het. water) en zijdwaartfche affchuiving , gaf aanleiding: tot-menigecbedenking; die gezegde uitvinders meenden, zeer ligt vatbaar te zijn;voor oplosfing. « | Waarom de Heer BANGMA is verzocht enso zich met het vere der onderzoek van dezen toeftel te willen bèlasten en der Klasfe te dienen van fchriftelijk advies, Ook de Heer Graaf vAN ZUYLEN VAN NYEVELD wilde der Klasfe een blijk geven, hoezeer in zijnen hoogen ouderdom het vuur der prille jeugd nog brandt voor de bevordering van Wetenfchap en Kunst, Hij droeg haar voor. de uitvinding van een nieuw Sterrekundig Werke tuig „dat in eenvoudigheid uitmunt, met verzoek, van Kommisfarisfen te benoemen, ten einde bij gelegenheid van de toen op handen zijnde zonneftilftand, dit werktuig te beproeven. De Klasfe heeft dit voorftel van genoegzaam belang geoordeeld, om twee afzonderlijke Gekommitteerden te benoemen, ten onderzoek en beproeving van ’% Graven uitvinding. _Na de voorlezing van dit Verflag vervolgt de Voorzitter: Gij hebt vernomen, Toehoorders! wat de Eerfte Klasfe federt de laatfte openbare Vergadering heeft verrigt. F Een C 42 ) Een ander. gedeelte onzer openbare werkzaamheden betreft de -opfpo= ring en voordragt van: belangrijke onderwerpen ‚ nog niet gebragt tót de volmaking ‚, waarvoor zij vatbaar. zijn , met uitnoodiging aan:een iegélijk hieraan zijne fchranderheid en kennis-te koste te leggen. De Klasfe heeft achtervolgeus verfcheidene gewigtige vragen ter ‘oplosfing aange« boden; doch tot hiertoe geen voldoend antwoord ontvangen. Zij -is verpligt, in. deze bijeenkomst U medetedeelen den »uitflag der jongfte Prijsuitfchrijving én hetgeen zij op nieuw ter’onderzoeking voorftelt. Ik noodig den. Sekretaris: uit; dit te verrigten door de: woatleging van het Programma, dat van nu af wordt inrabaci gemaakt, De Sekretaris leest voor de volgende bd den TAG DR ERSTE KLASSE VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN „WETENSCHAPPEN; LETTERKUNDE EN „SCHOONE KUNSTEN, Agii) in n hare ‘Openbare Perobering. den geren Augustus 1825. d KEE : à { 8 2 D. Eerfte Klasfe van. het” Koninklijk » Néderlandfchie Inftituut wan Wetenfchappen, Letterkunde en Schoone Kunften, brengt ter kennisfe van het Algemeen, dat zij, op de Prijsvraag, door haar voorgefteld in den Jare 182r » ensherhaald; in het Programma van den 26ften Augústus des jaars 1323 „heeft ontvangen:één-antwóord , onder ‘het- motto : Durf ik aan geen bekrooning denken enz. el AGU HM siteje aire ven : Dar. de 'dagelijkfche ondervinding , een_ groot aantal befchrevene nantes en vele’ verzamélingén van ziektekundige voorwerpen leeren, dat de ontaardingen , waarvoor de zelfftandigheid der beenen vatbaar is, zeer verfchillende en menigvuldig zijn, terwijl de kennis Lays Fa . dee C 44) dezer ontaardingen een zeer gewigtig punt daarftelt voor de Heelkunde, en men intusfchen tot heden geene: voldoende befchrijving heeft van het bijzonder karakter van elk derzelve, zoo betrekkelijk de ondere fcheidene wijze , waarop de- beenzelfftandigheid door verfchillende oorza- ken kan beleedigd worden, als betrekkelijk de teekenen, welke ieder derzelve kenfchetfen; zoo wordt gevraagd: „ Welke zijn de ziekelijke ontaardingen, waarvoor het beengeftel vat- „ baar is? Door welke oorzaken kunnen dezelve worden te weeg ge- „bragt? Welk is het karakter van elke bijzondere ontaarding, zoo be- „ trekkelijk het uitwerkfel van de ziekte op het been, als betrekkelijk » de teekenen, die ieder verfchillende beenziekte ter onderfcheiding, » gedurende het leven des lijders , oplevert 2 ° à De Klasfe zich ín de onaangename verpligting- vindende, van ook aan dit antwoord geene bekrooning tè kunnen toeftaan , heeft befloten deze vraag in te eam Dat op de. Vraag, mede in het Programma voor den jare ï8ar uit- gefchreven;-en herhaald in -dat van ‘het jaar 1823 „ luidende: * Daar het zuivel een zeer aanzienlijk woortbrengfel is van tenige Nee Yandfche Provinciën, en daar de Graslanden, waarvan deszelfs hoeveel heid en hoedanigheid voor een groot gedeelte afhangt „zich aldaar; in zulk eenen verfchillenden toeftand bevinden, dat men dikwijls in de nabijheid van, het voortreffelijkfte Weideland, zeer, „uitgeftrekte vooral zoogenaamde Hocîlanden ziet liggen ef welke niet, dan welig en, echt gras Oplevérelt; zoo wordt gevraagd: is HSL Ae zhloernend Ë de „ Wel C 45 ) » Welke de oorzaak zij-van dit zonderling vérfchijnfel , maar vooral , „of, en-op wat wijze zulke: (lechte Graslanden met voordeel zoodanig „zouden ‘kunnen verbeterd worden, dat daarop meer. Vee konde gehou- 3, den’, en dus-ook meer-en beter: zuivel verkregen ‘worden ? (*).” Is “ingekonden + een» ftukje,flechts drie bladzijden groot, hetwelk, hoe zeer niet naarden prijs kunnende dingen, echter eene opmerking bevattede, die de aandacht van verende niet geheel on- waardig is; zij is deze:’ / J “dat men inspolders, het ldagstgelegên Land veel verbeteren zoude, indien men het Zomerpeil lager, telde „ dan men, gewoonlijk doet, zoo» dat de lage. landen des zomers in plaats van zo—1g ten minften zom 40 Nederlandfche duimen boven water kwamen. In welk geval name= lijk de Waterplanten -ras „verdwijnen, en voor betere. grasfoorten plaats maken zoudens …‚- ' , 24 Zij heeft befloten” deze vraag wederom voor:te-ftellen; om beantwoord te worden vóór den Eerften Maart des jaars 1827, „Geen antwoord. ontvangen hebbende op de, navolgende vagen ‚ al- mede Ì in het: Programuia van den je: 1823: herhaald, hat . Daar (*) Uit den inhoud dezer vraag blijkt van zelve, dat de Klasfe geene bloote befpiegelingen, noch afgetrokkene redeneringen. verlangt. Diegenen , welke naar den prijs willen dingen, zullen hunne ftellingen op eene der bedoelde dandftrekeri” moêten’ toepasfen , bij “gevolg de plaatfelijke gefteldheid geheel’ en al in het ovg houden, en daarbij naauwkeurige berekeningen. voegen, welke blijken op ondervinding gegrond te zijn. F3 C 46 ) Daar het eene -Algemeenê Natuurwet is, dat alle ligchamen,, zoo vaste , als vloeibare en luchtvormige, bij. vermeerdering van warmte uiter zetten of ijler, en-bij vermindering van dezelve “inkrimpen „of digter worden , en intusfchen. uit. ontwijfelbare proeven vaù «GILPINS (1) 9 LE FEVRE GINEAU (2), TRALLES (3)en anderen bekend is, dat het water zijne grootfte digtheid heeft: bij «ene. warmte. van-39- àr40 graden , volgens den Thermometer van FAHRENHEIT 5 zoo vraagt mien : 19. Naar de natuurlijke ‘oorzaak van dit verfchijnfel2” »„ 2%. Welke toepasfing daarvan te maken zij op andere vloeiftofren ? 2 »„3°. Of, en in hoeverre deze, of fommigé derzelve , en, ín dat „ geval, welke dezelfde merkwaardige eigenfchappen bezitten 2” Nadien de kennis der vlekken van de Zon nog niet volledig genoeg is, om den tijd der omwenteling van de Zon om haren as, den hoek van haren Aequator met de Ecliptica, en de ligging der knoopen met eene genoegzame naauwkeurigheid te bepalen’, ‘wordt gevraagd: „Een genoegzaam aantal zeer naauwkeurige waarnemingen , hetzij » reeds bekende waarnemingen, hetzij, en vooral nieuwe en opzette- „ lijk, om aan het oogmerk der- Klasse: te voldoen, in het wêrk gee „ ftelde waarnemingen, om uit derzelver vergelijking en juiste bereke- „ ning Ci) Philofoph, vats” 1794» Part, II. ii 15 TAB Ca). Rapport fait à PInfient Nional le 2 prise, An n par de H‚j VAN SWINDENs pâge 44e : 3 q ait d voo odt le (3) GirBerT, Annalen der Phyfik, Jehrgang el u, pag. 259 Ep 261. IN C 42 Ì 5 ning den tijd vande omwenteling der Zon om haren as, de helling „ van den” Aequator «der “Zon op «dè -Eeliptica, ende plaatfen der „ knoopen fiaauwkeuriger „dan. tot nu toe gefchied is, te bepalen 2” heeft de Klasfe befloten deze vragen niet weder voor te ftellen, Zij ftelt wijders voor, de volgende vragen, om beantwoord te wor- den vóór gen eerften Maart des jaars 1827. vis In hoeverre heeft de nieuwere fcheïkunde bij het nafporen en onder- zoeken van de beftanddeelen- der natuurlijke voortbrengfelen, tevens meerder licht verfprid over den aard en de eigenfchappen der onder- fcheidene Klasfen van geneesmiddelen ter opheldering en verklaring van derzelver werking op de vaste en vloeibare deelen van het menfchelijk ligchaam; en daardoor toegebragt , ter volmaking der Génees- en Heelkennis 2 mn ehm “ Heeft er, zoo als de waarnemingen van Wijlen den Hoogleeraar S. Je BRUGMANS Schijnen: te leeren , en zoo als door vele natuurkundi- gen’ is aangerioftien’, uit ‘de wortelen “der gewasfen eene afscheiding plaats van” eëhe zelfftändigheid, die bij gean, planten voor andere gewasfen fchadelijk is ? „Indien €r werkelijk zoodanige afscheiding plaats heeft, kan dezelve dan als de voorname oorzaak aangemerkt worden, waarom fommige planten ‚noch met, anderen gelijktijdig op denzelfden bodem, noch zelfs onmiddellijk daarop volgende „een gunftigen groei vertoonen, en moet zulks: diensvolgens „bij de, pen van; opvolgende veldvruchten, in. aan merking genomen worden ®: ‚+ ‚or oörr „A „l sbensteob marores istie ies Zoo CG WB Ain Zoo ja, welke zijn de waarnemingen ,én próeven, waardóor deze tellingen op eene voldoende wijze worden geftaafd?; Zoo neen ,wel- ke is dan de ware oorzaak: van- de opgemelde verfchijnfelen? @*) 4 Daar de boomvruchten „of fruiten van zooveel belang-zijn voor het onderhoud , de gezondheid en, het genoegen der, Ingezetenens … daar de hoedanigheid van den grond , waarin de vruchtboomen groeie jen, wel eenigen. À invloed, heeft op de hoedanigheid der vruchten , doch derzelver waarde voornamelijk bepaald wordt door de goede keuze van grondftammen en entrijzen, en de verdere behandeling „der boomen, En daar dus het middel, om goede foorten te verkrijgen meer gelegen is in de meerdere kennis en oplettendheid der bezitters van. vruchtboo= men, dan in omftandigheden , welke boven hun. bereik. zijn, … it daar voorts aan den: eenen kant niet mag ontkend worden „ dat er op de talrijke Hoffteden in onze Gewesten een aantal tuinlieden gevon den worden , welke door ondervinding geleerd hebben, op de hoeveel. heid. en hoedanigheid. der boomvruchten een zeer voordeeligen invloed uit te oefenen , gelijk uit de voortbrengfelen blijkt, hl abba is maar aan den anderen kant, onder de fruiten, die, „men . Än, deze Ger westen op de openbare markten verkoopt, donna. weige goede, foorten gevonden worden, kde : en pO 0d ] 14 } LEEE HA 7 (*) Zie de ttl van wijlen den Hoogtebrit lek rd BRUGMANS in dese zelfs Disfert, de Lolió lejusdemque varia specie, nosa et usù. °° 12855 alsmede Je VITRINGA' COULON Disferc de mutata, humorum’ in regno organico iadole avi Lenn vasorum derivanda L, Be, 1789, pe 77e Note “on Coor tbe. „ C 49 ) en dus de kundigheden, in dezen vereischt wordende , nog niet zoo- danig fchijnen verfpreid te zijn, dat, deze gewigtige tak der Landhuis- houdkunde onder ons, mag gerekend worden op algemeene en genes zaam bekende grondflagen gevestigd te zijn, zoo vraagt de Klasfe: »„ Eene duidelijke en zooveel mogelijk. beredeneerde opgave en ont- » wikkeling, van al wat betrekking heeft tot het planten, enten, fnoeis » jen, en de geheele behandeling van,zoodanige vruchtboomen , waar- „ bij men in deze Gewesten het meeste belang heeft, en tot het ver- „ krijgen der beste foorten van fruit,” De Verhandeling zal in het Nederduitsch moeten gefteld zijn: I°, Omdat diegenen, welke deze taal niet verftaan, over het alge« meen onbevoegd moeten geacht worden, om voldoende op eene vraag te antwoorden, bij welke zoo vele plaatfelijke omftandigheden in aan» merking komen, welke hier vooral niet Mogen: uit het oog verloren worden ; a°, Omdat er in de fruitkundige werken, in verfchillende talen een aantal kunsttermen voorkomen en door den eenen fchrijver van den an- “ deren overgenomen worden, welke niet altijd een bepaald denkbeeld bevatten, en het daarom van. te meer belang is, zich in. dezen tot ééne taal te bepalen, en van de fchrijvers te eischen, dat zij geene zoodanige termen gebruiken, zonder dezelven duidelijk te verklaren. Voor de beantwoofding van elk dezer vragen looft de:Eerfte Klasfe G : van De C 50 ) van ‘het Koninklijk =Nederlandfche Inftituut van “Wetenfchäppen, Letter. kunde ven Schoone Kunften uit eene „gouden medaille , gefchroefd op den ftempel des Inflituuts „ ter innerlijke waarde van Vijfhonderd Gulden. De ftukken, welke naar eenen prijs dingen, zullen, ten zij het an- ders bij de vraag zelve bepaald ware, in de Nederduitfche, Franfche , Latijnfche, Engelfche, of Hoogduitfche Taal, maar met de algemeene Italiaanfche Letter gefchreven moeten zijn, en aan den Vasten Sekree taris der Eerfte Klasfe vrachtvrij bezorgd worden. Tot deze wuitgeloofde prijzen worden alle Geleerden, zonder ondere fcheid , uitgenoodigd , met uitzondering alleen van de Leden der Klasfe als welke van alle mededinging worden uitgefloten: onder welke bena- ming echter noch de Buitenlandfche ‘Geasfocieerden, noch de Korres- pondenten begrepen zijn. De in te zenden ftukken moeten met;eene andere hand, dan die van den Auteur gefchreven zijn, zonder naam” maar de kwaliteit en woonplaats ‚des Auteurs zullen gefteld moeten zijn in een afzonderlijk verzegeld papier, tot opfchrift dragende dezelfde fpreuk, of hetzelfde kennelijk teeken, waardoor de Verhandeling, waartoe het behoort, onderfcheiden is. 7e De uitwijzing der prijzen. zal plegtig aangekondigd worden in de Openbare Vergadering des jaars 1827. « Zij zal voorts algemeen gemaakt worden in de Binnen- en Buitenlandfche Tijdfchriften, waarin deze Uitfchrijving geplaatst of vermeld wordt. : De bekroonde Verhandelingen blijven het eigendom der Eerfte Klasfe van okers C.68D van het Koninklijk- Nederlandfche Inftituut van Wetenfchappen , Letter- kunde en Sehoófie Kunftén. Het zal dén Schrijver of Schfijvers niet vrijftaan, hiervan op eenigerhande wijze door den druk gebruik te ma- ken, ten zij de Klasfe daartoe hare toeftemming geve. De niet bekroonde ftukken zullen, op begeerte der inzenderen, te- vens met de befloten naämbriefjens aan zoodanig perfoon of adres te rug gezonden worden, als zij zullen verkiezen, mits dit, zonder eenige kosten der Klasfé binnen een’ jaâr na’ de uitwijzing verlangd en dit adres opgegeven worde, doch zal het verzoek om teruggave moeten verzeld gaan van behoorlijk bewijs van regt op het fluk. Ingevalle geene teruggave van een niet bekroond ftuk verlangd mogt worden , of de evengemelde vereischten daar niet bij waren in acht ge- nomen, zal men de befloten naambriefjens ongeopend verbranden „en de ftukken zelwe bewaren, om te dienen, als bevonden zäl worden te behooren. . In naam der Eerfte Klasfe voornd. G. VROLIK, Sekretaris. Hierna zegt de Voorzitter : Het aangenaamfte gedeelte mijner taak fchiet nog over, U, Mijn Heer EKAMA, die gereedelijk hebt gehoor gegeven aan den wensch der Klasfe, om door eene mondelinge voordragt den luister deze Vergade- ring te verhoogen, uittenoodigen „ thans, te dien, einde, de. fpreek- plaats te betreden. Vervolgens betrad de Heer c, EkKAMA de fpréekplaats en droeg voor de volgende Redevoering: G 2 RE- REDENVOERIN G- OVER DE AANTREKKENDE KRACHT, DEN BAND, DIE HET HEELAL TE ZAMENHOUDT. He kan wel niemand, die eenige. aandacht op de gefchiedenis der Natuurkundige wetenfchappen vestigt, ontgaan, hoe veelvuldig de be» namingen zijn, aan ware of vermeende krachten fteeds gegeven, en hoe derzelver getal allengskens meer en meer toeneemt, Men fpreekt.- van bewegende krachten, krachten van botfing en me- dedeeling der beweging, van aantrekkende en terugftootende krachten, zwaartekfacht, veerkracht, van Magnetifche en Electrifche krachten. Op denzelfden toon noemt men niet alleen aanklevingskrachten , krachten der haarbuisjes, van verwant{chap , ontbinding , pfetijnsrhi S maar zelfs klank -licht -warmte-wekkende kracht, Desgelijks fchrijft men aan bewerktuigde ligchamen toe levenskracht , prikkelbaarheids- en gevoels-kracht, opflorpings- en voedingskracht , ja zelfs beeldende, vormende, of telende krachten ,galvanifche krachs ten enz. Maar € 58) Maar ‘genoeg tot voorbeelden, eene verder voortgezette rerinonn: zou noodeloos vervelend worden. Wil men’ nu door dergelijke blrmamaiigeri van krachten niets giialire verftaan; dan! den bekenden of onbekenden grond van fommige vere fchijnfelen „en dezelve dus flechts befchouwen als de uitdrukking van eene daadzaak , dan mogen zij in zoo verre gelden; en ik erken gaarne , dat zij dan ín vele gevallen nuttig of zelfs voor als nog onontbeerlijk kunnen. zijh. — Zoo kan men, bij voorbeeld, door galvanifche kracht verftaan den eigenaardigen maar onbekenden grond van zulke verfchijn= _ felen in het dierlijk ligchaam , welke veel overeenkomst fchijnen te heb- bén met die der’ Electriciteit; == Zoo kan de uitdrukking ven kracht der haarbuisjes, waaraan fommigen de opflorping der vochten door de fijnfte vaatjes van ons ligchaam hebben toegefchreven, flechts dienen , om aan eene ‘beftendige daadzaak der ondervinding, dat namelijk in zeer dunne of fmalle buisjes de vloeiftoffen van zelven opklimmen, te her- inneren, maar kan niet ftrekken, om de ware oorzaak des verfchijnfels in het dierlijk ligchaam te verklaren. Evenwel zou ik achten, dat men, zelfs tot dit toegeftane oogmerk , nog altijd met het gebruik van dergelijke, ligt misleidende benamingen „ Spaarzaam behoore te zijn. Dan, vele nieuwe Natuurkundigen feijen dezen gezonden’ zin meer ûit het oog te verliezen , en“alle die benamingen van bijzondere ‘krach- ten, als zoo’ vele onderfcheïdene en eigenaardige krachten te befchou-= _ wen, die op zich zelven beftaan,„ en waarvan men geene verdere ver- klaring geven of zoeken ‘moet. Ja dit misbruik, waarbij tevens de vrees ons bekruipen moet, dat het getal dier: benamingen op zulk eene wijze tot in het oneindige zal vermeerderd worden „ dit-misbruik „ zeg” ik „ neemt van dag tot dag aabdnsig de overhand; dat “het dreigt tot cene-heerfchende mode: te G 3 zuls Cs) zullen worden. Menig een verbeeldt zich - gene, gewigtige, ontdekking gedaan, of eené nieuwe verklaring der Natuur. gegeven. te hebben tere: wijl hij {lechts een nieuw woord; veelal zonder eene, bepaalde, beteeke nis» of. opzijnbest: eene bloote. daadzaak aanduidendej heeft voortfge= bragts —. Bij. dien. voortgang ftaat- het te:duchten y -dât menons-van lieverlede. tot. het ftelfel van de oude Wijsbegeerte; dat der- verborgene: oorzaken zal te rug voeren „ iets „ dat „ naar mijn inzien „tegem alle ges zonde begrippen aandruischt en een einde moet: maken aan alle: Wetens, Schappelijke kennis der Natuur. - t tvas rs 134 Het is deze opmerking en de overtuiging dat. men. tegen zulk eem misbruik thans op zijne hoede behoort te zijn, welke mijne keuzé bes paald heeft van een onderwerp voor ‘mijne tegenwoordige verhandeling} om „namelijk „-na alvorens het denkbeeld-van kracht tot mijn oogmerk ontwikkeld. te hebben, Uwe aandacht. bezig te houden’ mèt de befchoue wing vaneen voorbeeld van algemeene vruchtbare ‘beginfelen , dat -na= melijk, der algemeene aantrekkende kracht der ligchamens ( ‚ Schrijft ondertusfchen. Mijne Hoorders! dit voornemen niet toe aan eenigen waan, dat ik eener Vergadering van zoo vele geleerde en fchran= dere mannen iets nieuws of bijzonders over dit onderwerp zou kunnen voordragen; daartoe ‚ben ‘ik-mijnef; onbevoegdheid te vecl bewust. Neén , gelijk “alleen. het: gevoel mijner verpligting „> om met bereidvaardigheid aan het. vereerend. verzoek, tot- vervulling: dezer. fpreekbeurt-te voldoen „ mij deze plaats heeft doen betreden; is het ook het gevoel van eer= bied voor Uwe uitgebreide kundigheden , dat -mij-Uwe- Badisten en toe= gevende aandacht,dringend doet. verzoeken Er kan voor ons geene: wetenfchappelijke kennis: heli dan door begrip van den zamenhang, der-dingen mêt- malkander ; dus geen wetens fchappelijke: kennis, „der ,‚Natuur „>dan doór -opklimming- van: de» menig- vuldige en verfchillende verfchijnfelen in dezelve tot eenige algemeene, uit C 55 uitswelke als gróndbéginfeten alle overige kunnen begrepen en verklaard worden. Met opzet zeg ik eenige algemeene, daar ik er verre af. ben, om, (gelijk. vele! wijsgeeren vorderen, fommige getracht ‘hebben, alles tot. één ‘eenig grondbeginfel terug gebragt te willen hebben. Hoezeer toch de aandrang, dien. wij gevoelen, om alles tot eenheid te brengen _ in de natuur van ons kenvermogen gegrond, en het rusteloos ftreven daarnaar een’ voornaam ‘karakter onzer reden is, volgt daaruit geenszins , dat in der daad de gefteldheid der dingen buiten ons, ook daaraan alle zins beantwoordt. Evenwel daar wij als redelijke wezens zoo min iets overtölligs , als iéts zonder’ genoegzamen grond mogen aannemen, ge- loof ik, dat men niet meer beginfelen moet toelaten, dan volftrekt noodzakelijk zijn, om het aanwezen en de verfchillende wijzigingen der verfchijnfelen. te verklaren. Die begirifelèn nu, welke ik voornamelijk bedoel, zijn wij grooten= deels gewoott Krachten te noemen. En hier ontftaat natuurlijk de wraag: wat is eene kracht? hoogstmoeijelijke vraag! — Maar wat den- ken wij bij dit-woord? — Het begrip daarvan ligt meer of min ontwik- keld in elk onzer, ‘Het vloeit voort uit twee andere verftandsbegrip- pen, uit ‘dat van zelfftandigheid en dat van oorzaak en gewrocht; en de eerfte ontwikkeling ontflaat uit ons innerlijk gevoel. Bewust toch, dat op eene blooté' daad van’ onzen wil zekere beweging in ons ligchaam volgt, èn dat wij door de beweging van ons ligchaam in {taat zijn, om ook bewegingen en veranderingen in andere ligchamen voorttebrengen , en tevens dat dit niet gefchiedt zonder eenige aangewende poging van onzen kant, befchouwen wij dit pogen, als den grond, waardoor deze uitwerkfels worden voortgebragt, en noemen dit kracht, — Verder op+ merkende, daf de ligchamen buiten ons ook op andere ligchamen werken kunnen en verandering in dezelve voortbrengen ,- zijn wij ook geneigd aan die ligchamen krachten intgdeersgre analogisch aan hetgene wij in ons zelven ondervinden. Door C 56 ) Door kracht verftaan wij dus in het algemeen den grond, het begine fel, waardoor iets, eenig wezen,. eenige zelfftandigheid buiten zich eene zekere werking kan voortbrengen. Meer bepaald noemen wij het, vermogen met betrekking tot mogelijkheid, in zoo verre wij het als den grond van mogelijke of toekomende werkingen aanmerken; kracht met opzigt op dadelijkheid, wanneer wij het als den grond. van hetgeen reeds werkt, of zich als werkende aan ons vertoont „-befchouwen. Vole gens dit eenvoudig begrip kunnen er zoo vele foorten,van krachten zijn, als er foorten van werkzame wezens of zelfftandigheden beftaan ; ons onderwerp bepaalt ons terftond tot die, welke aan de ligchamen eigen zijn, die het voorwerp der Natuurkunde uitmaken. Deze krachten kunnen zich aan ons voordoen of als algemeene of als bijzondere, en tevens kunnen zij of oor/pronkelijke zijn, welke wij van geene vroegere kunnen afleiden, of afgeleide ‚welker. grond in andere reeds gelegen is, ja vaak in eene reeks de eene uit de andere kunnen afgeleid worden. Het voorname doel der Natuurkunde. moet derhalve zijn, de algemeene oorfpronkelijke krachten natefporen, en alle bijzon- dere en afgeleide tot dezelve zoo veel mogelijk terug te brengen; en de voorzigtigheid gebiedt , bijzondere krachten, alleenlijk bij veronderftelling en voorwaardelijk , als oorfpronkelijke ‚zoo lang aantenemen , als men het verband, waarin zij met anderen ftaan of de wijze van afleiding nog niet verklaren kan, en in dat geval kan de benaming van kracht flechts. het beftendige eener nog onverklaarde daadzaak beteekenen. En nu komen wij tot de vraag „hoe vele zulke Algemeene oorfpron- kelijke krachten zijn er in de Natuur: of liever hoe vele kennen wij ervan ? ) ‚_De Natuurkundigen hebben. vooreerst eene kracht van, traagheid. of logheid aangenomen, en daardoor willen te kennen geven, dat een ligchaam. deszelfs aanwezigen toeftand noch door zich zelven noch uit ziek zelven kan veranderen; dat het eens in rust zijnde, eeuwig in rust C 52 ) rust „zal blijven, indien: er geene uitwendige oórzaak kome, welke het in beweging brengt; en daarentegen eens in beweging zijnde , ook eeu= wig in ‘dezelve volharden zal, indien geene uitwendige oorzaak deze beweging of verandert of vernietigt. Maar die logheid is dan niets anders dan de volkomenfte onverfchilligheid der ftof voor rust en bewees ging; dan de, volftrekfte lijdelijkheid der ftof, En deze is wel eene wezenlijke eigenfchap der ftof , der ligchamen, doch verdient niet eene kracht genoemd te worden, De benaming van lijdende kracht, welke men ook gebruikt, is reeds in zich zelve onvoegzaam, en die van kracht der traagheid zou eene werkzaamheid tot werkeloosheid uitdruk ken, en aanleiding tot het valfche denkbeeld geven als of een -ligchaam uit deszelfs natuur neigde tot rust, tot ftremming zijner verkregene be- weging. Het denkbeeld en de benaming van kracht fchijnen hier ontftaan te zijn uit de opmerking van den tegenftand, dien een ligchaam biedt aan elke verandering van zijnen tegenwoordigen toeftand. Maar deze tegen. ftand wordt onmiddellijk geboren door de mededeeling der beweging, welke altijd plaats heeft bij elke verandering. Gelijk toch, wanneer een ligchaam van rust tot beweging door een ander ligchaam gebragt * wordt, een gedeelte der beweging van het laatfte in het eerfte overe gaat: zoo wordt ook, wanneer het van beweging tot rust gebragt wordt, de tegenovergeftelde beweging van het eene vernietigd door „de beweging van het andere, In beide gevallen is het verfchijnfel mede= deeling der beweging, in beide 1s werking en fchijnbare tegenftand van dezelfde natuur, van denzelfden oorfprong. Er kan geene werking zon= der tegenwerking plaats-hebben. Er beftaat derhalve geene kracht van logheid, maar alleenlijk eene kracht van mededeeling der beweging, terwijl. de logheid eenigliijk de noodzakelijke voorwaarde is van de dade lijke werking dezer kracht. « B H b De- C 58 Deze kracht van mededeeling der beweging is eene eerfte algemeene en oorfpronkelijke kracht van alle ftof, en dus van alle ligchamen , voor dezelve. is geen hooger grond kenbaar. Ja velen der grootfte Nas tuurkundigen hebben’ haar voor de eenigfte ware oorfpronkelijke kracht aangenomen, en getracht alle overige daaruit afteleiden. ‘Anderen: hebben echter gemeend daarbij nog twee te moeten voegen, de aantrekkende namelijk en de terugflootende kracht. Sommigen hebe ben gepoogd dit te flaven met bewijzen uit de ondervinding ontleend 5 anderen door. ‘bloote redenering van voren (a priori), gelijk de fchrane dere. GOWIN KNIGHT, de uitmuntende vader Boscowicu, en de diepe denkende KANT. „De laatstgenoemde beroemde Wijsgeer vooral heeft gezocht te bewij zen, dat zonder aantrekkende en terugftootende krachten de ftof zelve niet «eens mogelijk is. Hij beweert dat de twee eerfte en wezenlijkfte eigenfchappen , waardoor de ftof-onze zinnelijke gewaarwording aandoet, de uitgebreidheid namelijk, en de ondoordringbaarheid , alleenlijk toe te fchrijven zijn aan die beide tegenovergeftelde , maar altijd te gelijk wer= kende krachten. — Volgens dit ftelfel vervult de ftof eene bepaalde ruimte: niet -blootelijk door hare aanwezigheid, zoo als. gemeenlijk vere — onderfteld wordt „ maar alleenlijk door hare krachten. De’ aantrekkende ‘kracht verhindert de ftof om zich in het oneindige door de ruimte te verfpreiden, zoo als uit de natuur der terugftootende kracht zou vol- gen, indien niets hare werking verhinderde,- En de terugftootende kracht op hare beurt, verhindert dat al de ftof niet in eenig (mathee matiesch) punt zamendringt, hetwelk de natuurlijke uitwerking der aane trekkende kracht moest zijn, indien deze alleen werkte, | Door de zamenwerking en tegenwerking derhalve dezer beide! krach- ten worden de ligchamen tusfchen zekere grenzen in de ruimte bee paald, verkrijgen eene zekere grootte , eene bepaalde gedaante „ worden - one C 59 ) ondoordringbaar, van «eene meerdere of mindere digtheid; met een woord ; als men bij deze beide nog. de reeds aangevoerde kracht van mededeeling der: beweging voegt, dan zijn alle de bijzondere verfchijn= felen.-en eigenfchappen- der ftof niets anders dan bijzondere wijzigingen en zamengeftelde uitwerkfels- van die krachten. Ik zal mij in geen onderzoek over het voor of tegen van dit feelrel nu inlaten, maar liever den weg van bloote befpiegeling verlatende , mij, volgens mijn oogmerk „bijzonder bepalen bij de Aantrekkingskracht ; en de dadelijke aanwezigheid derzelve in de ligchamen nafporen, door de natuur _en‚de ondervinding alleen. raad te plegen: Behoort toch. die kracht wezenlijk tot de ftof, dan moet men ook langs dezen weg laar daarin. aantreffen, en genoegzaam in ieder verfchijnfel MEREN er” kennen. In: alle ligchameh en in alle deelen der ligchamen doet zich kennelijk aan ons voors eerie foort van poging, neiging „ ftrekking: vendence) om elkander te naderen , en vrijgefteld zijnde, zich dienvolgens naar elkane der toe in alle rigtingen te bewegen, en in onmiddellijke aanraking ge= komen, met malkander zamentehangen. Van deze poging en ftrekking ; van deze zamenhang en aankleving, is ons geen andere grond bekend dan de daadzaak zelve, en deze is eene algemeene en beftendige daad zaak in de Natuur, Wij kunnen en mogen dezelve dus bij voorraad als eene oorfpronkelijke kracht aanmerken; of dezelve inderdaad zoo» danig en wel eene algemeene kracht is, zal blijken uit het onderzoek of alle verfchijnfelen „ welke men dadelijk tot dezelve terug -kan: breris gen, uit dezelve duidelijk begrepen, en voor volkomen vann kuns nen gehouden worden. . Deze aantrekkende kracht dan vinden wij werkzaam of op’. afftarid of bij onmiddellijke aanraking. In het eerfte geval Hangt de werkiùg af van. de hoeveelheid der ftof en tevens vam de grootheid des. afftands'; H 2 gee € 6o }) gelijk wij nader zullen zien. Doch indien zij in-de grootfte nabijheid of onmiddellijke aanraking werkt, zoo valt de wet van afftand weg en alsdan fchijnt de grootheid der kracht met hare uitwerkfelen vooral mede aftehangen van de gedaante der kleinfte deelen van de ligchamen. Onze onkunde echter van die gedaante en van derzelver mogelijke groo- te verfcheidenheid maakt ons de bepaling eener algemeene wet voor dit geval onmogelijk. De ondervinding derhalve alleen kan zulks, flechts in iedere foort van ligchamen afzonderlijk, nagaan, en trachten te bes palen. Het is de uitkomst dezer slidertje in de Natuurkunde , welke ons, in de eerfte plaats, de aantrekkende kracht , in onmiddellijke aanra- king werkende, doet erkennen in den zamenhang der vaste ligchamen ; als welker bijzondere kleinfte deelen, van welk eenen aard ook „wij ons niet anders, dan elk op zich zelven beftaande, kunnen voorftellen , terwijl wij van derzelver zamenkleving in alle verfcheidenheden, de oorzaak , reden en verklaring in deze kracht vinden. hie De natuurlijke flaat van alle ligchamen toch , zelfs der vloeiftoffen , zou , ten gevolge dezer kracht, die van vastheid zijn, zonder bijkomende omftandigheden, welke die kracht eenigzins belemmeren, gelijk dit vooral de warmteftof te weeg brengt, welke zich tusfchen de kleinfte deelen der ligchamen indringende, en ze van elkander verwijderende, dezelve buiten den kring van onmiddellijke aanraking houdt. Vele ligchamen door vuur fmeltbaar, verkrijgen door de {melting vloeibaarheid, In dien ftaat worden de kleinfte deelen geheel vrij ; daar- door kunnen zij bij verkoeling onverhinderd weder de kracht van aane trekking volgen tot volkomen zamernhang, zoo worden de ertfen tot metalen , het zand tot glas gevormd. Alle vloeiftoffen worden in eenen ftaat van vloeibaarheid gehouden door eene bepaalde hoeveelheid warmteftof; doch wordt deze hoeveel= y : enn heid C 61 ) heid verminderd, dan gaan zij allengskens tot vaste ligchamen over, het water wordt iijs, de kwik fmeedbaar metaal. Zoo bezigt ook de natuur tot vorming van ligchamen de ontbinding in water of andere vochten. De kleinfte deelen hangen alsdan in het vocht. evenredig verfpreid, en zijn in evenwigt zoo wel met elkander als met de deelen van het vocht zelve, Wordt nu dit evenwigt ver= broken of door uitdamping of foms door enkele verkoeling, dan begin= nen de ontbondene deelen zich van het vocht te fcheiïden, meer en meer elkander te naderen, en eindelijk zich tot vastheid te vereenigen. Gefchiedt nu deze vereeniging zeer fchielijk , dan leert de ondervin” ding, dat daaruit een vaste klomp zonder merkbare regelmatigheid ont- ftaat; doch gefchiedt dezelve allengskens en zacht, dan worden er vaste ligchamen meestal van eene zeer regelmatige en zelfs meetkunftige gedaante gevormd. In beide gevallen is blijkbaar .de aantrekkende kracht even zeer werkzaam, doch in het laatfte, dat wij kriftalliferen noemen, wordt het vooral duidelijk, dat de verfcheidenheid der gedaante van de kleinfte deelen eenen aanmerkelijken invloed op de wet der aantrekkende kracht in. onmiddellijke of bijna ‘onmiddellijke aanraking uitoefent. De. fchrandere Franfche Natuurkundige mauy, toch heeft door eene zeer fijne meetkundige analyfis gevonden, dat de tallooze verfcheidenheden der regelmatige kriftallen, kunnen afgeleid worden uit vijf of zes oor- fpronkelijke vormen der kleinfte deelen. ‚Hoe weinig wij dan ook nog in het algemeen en de kleinfte deelen, en ook de wezenlijke beftanddeelen van de ligchamen kennen, laten zich echter reeds, uit de mogelijke verfcheidenheid dier kleinfte deelen, en tevens uit de veronderftelde geliijjkaardigheid of ongelijkaardigheid van de beftanddeelen, alsmede derzelver meerdere of mindere, grootere of kleinere. aanrakingspunten bij de vereeniging, hieruit, zeg ik, laten zich de verfcheidenheden, welke in den natuurlijken zamenhang der : H 3 Ig C 62 ) ligchamen. plaats hebben, en dus de meerdere of mindere vastheid , hardheid, brosheid, fmeedbaarheid, en vele dergelijke Rt ge makkelijk door de aantrekkende. kracht verklaren, Befchouwen wij voorts onzen aardbol, of; -om juister te Buchieid der ligchamen van. zijnen. oppervlaktes fteenen, rotfen „ bergen- enz „dan, erkennen wij in dezelve dè vorming door regelmatige of. onregelmatige kriftallifering ‚ «en’-befluiten te regt, dat daartoe alle dezelve eenmaal in’ vocht zijn, ontbonden geweest, en dus. nit het water, -den-geheelen- aardbodem» als labi handts „door: peren der want rekhencia pracht zijn voortgebragts’ « . st re skoït Vestigen wij nw ook -onze- aandacht, ai de ‚wijze, - wink een: drone gevormd wordt , wanneer eene kleine hoeveelheid water-of kwik in. ee= nen vrijen val door de geliijjkwerkende aantrekkingskracht der deelen, naar een punt, het -middenpunt-, «eene „volkomen: bolronde , gedaante. aanneemt „…dan:.geeft! ons -die „eenvoûùdige droppêl reeds” het: denkbeeld, van de vorming onzerivaarde alseen! vloeibaar: ligchaam,tot eene bol= ronde ; fphaerifche,-gedaante, En. ftellén: wij ons.die dan verder voors als te gelijker tijd om haren as bewogen wordende, dan: moet, volgens: de wet der aantrekking , waarop wij ftraks- nader. zullen terug komen, de bolronde tot eene platachtig:ronde gedaante of: fphaeroïde overgaan 5: juist die gedaante van onze aârde,; en «van alle de. planeten, „welker, noodzakelijkheid door den onfterfelijken -RewTons uits bloote: ‘theorie, reeds “lang ‘was aangetoonds vóór; dat;iemand! daaramtjent; vere „waare neming gedaan of gisfing gewaagd: had. he Wij zeiden ftraks dat de droppel gevormd. wordt, door de ride: arie trekking der deelen van de vloeiftof. Deze aanttekking blijkt uit eene-zeer eenvoudige proef. Een plaatje vam hout of-glas'p of 16 duimen oppèrvlake te hebbende, wordt:-op der oppervlakte. vän het water ‘gelegd , ‘en-dan Otpiehts re golökititen nsb tit slteu … neborasbiuls eb: dais Dd C 63 ) daar af getrokken , door behulp van eenen hydroftatifchen toeftel, onder aanwijzing door gewigt van de kracht, welke tot het aftrekken noodig is. Dat -gewigtstoont dan:.de onderlinge aantrekking der waterdeelen aan. — Men wane toch niet, gelijk de misleidende fchijn fommigen heeft doen denken, dat de proef flechts de aantrekking tusfchen het water en hèt plaatje zow: bewijzen, en niet tusfchen de waterdeelen zelve. Want voor eerst is de grootheid der aankleving bijna altijd even- redig aan de oppervlakte vân ‚het plaatje „zonder te veranderen naar de verfchillende foorten van ligchamen, welke daartoe gebezigd worden; maar vooral blijkt bij debefchouwing van het plaatje, na de afzonde= ring, dat het-nat is, dat is, met eene dunne laag. water overdekt, welke er zelfs niet gemakkelijk van gefcheiden kan worden. Het water is-dus niet van het plaatje, maar water is van het aanhangend water, dus —waterdeelen van “waterdeelen , afgetrokken, : Daar deze proeven „voorts in’ het luchtledige ‘bijna dezelfde uitkomften geven, kunnen ze van de drukking der lucht niet dan vooreen klein deel afhankelijk zijn. Dit nat worden leidt ons, als van zelve , tot de opmerking van vere fchijnfelen , welke „ hoe tegenftrijdig fchijnende , echter uit de aantrekkende kracht alleen verklaarbaar zijns Door ondervinding weet elk, dat die aankleving van het water dikwijls zoo fterk is’, -dat men de natgemaakte Higchamen’, b, v. eeneflesch , niet dan met veel moeite droog maken kans — Dat ook de kwik, met het glas in aanraking gebragt, het- zelve met zekere, kracht aanhangt, is iederen liefhebber bekend , die zijnen barometer bij de waarneming eerst eenen kleinen ftoot geeft om die‘ aankleving te verbreken. — Maar de ondervinding leert ook, dat wanneer men een ftuk glas of «de vinger in kwik-dompelt of eene vet- kaars in water fteekt, die aankleving geene plaats heeft, —“ Ja, wan- neer men een cilindervormig glas van genoegzame wijdté met water, en een dergelijk met kwik vult, ziet men het water tegen den rand op- klim- C 64 j klimmen, en zich rondom als ophoopen, zoo «dat de oppervlakte in het midden eenigzins hol wordt, integendeel zal de kwik den rand fchijnen te vlieden, en zich in het midden tot eene eenigzins bolronde oppervlakte opheffen. / Men heeft hierin twee tegengeftelde krachten, eene aantrekkende en eene terugftootende, gemeend te vinden. Maar geliijk het nat ma- _ ken en nat worden klaarblijkelijk de aantrekking tusfchen het ligchaam en de vlociftof bewijst, zoo. is integendeel de waargenomene vlieding der vloeiftof in de andere gevallen flechts terugftooting in fchijn, doch inderdaad aantrekking; die men negatif zou kunnen noemen In het eerfte geval toch, is de aantrekking tusfchen het vaste ligchaam en de vloeiftof grooter, dan tusfchen de deelen der vloeiftof onder elkander : daarom maakt het water door aankleving nat, en loopt zelfs tegen den rand op, de npaste waterdeelen derwaarts medevoerende. — In het tweede geval, dé fchijnbare terugftooting namelijk, is de aantrek, king tusfchen de deelen der vloeiftof onderling grooter, dan tusfchen deze en het vaste ligchaam. Daarom hecht het water niet aan de kaars, de kwik aan het ingedompeld glas; ja de kwikdeelen , elkander als medeflepende , worden daardoor van den rand van het glas afgetrok« ken, en naar het midden opgevoerd. Zij kunnen nu aan het glas niet hechten, veel min tegen hetzelve opklimmen, omdat eene mindere kracht eene grootere niet kan opwegen. Het is daarom ook, dat tot goede barometers de wijde buizen de beste zijn. De verfchijnfelen waarmede wij ons tot dus verre bezig hielden, toonen ons de aantrekkende kracht in de onmiddellijke of bijna on- middellijke aanraking van de kleinfte deelen der ligchamen en vloeie ftoffen , zoo lang die kleinfte deelen van denzelfden aard blijven, deee len die gezamenlijk het ligchaam uitmaken, partes integrantes core porum. En deze aantrekking noemt men ‚gewonelijk de pliyfifche aan- treke OL, trekking. Maar niet minder kennelijk is diezelfde algemeene kracht, wanneer de ligchamen en vloeiftoffen nog in derzelver beftanddeelen ; deelen uit welker fijne zamenftelling dezelve beftaan, partes componén= tes corporum , ‘welke onder elkander ongelijkaardig zijn, ontbonden wore den: bij voorbeeld, water in hydrogéne en oxygéne. Dan toch vinden wij wederom in die beflanddeelen, welke wij deelen der kleinfte deelen zouden kunnen noemen , de werking der aantrekkingskracht, De fcheis kunde, bezig met het ontbinden en zamenftellen ; ftaaft dit met eene reeks van proeven, zoo fchoon als belangrijk voor de verklaring der natuur; „waarom men die aantrekking, als bij onderfcheiding, de Chee mifche heetz gewoonlijk met de benaming van affiniteit of verwantf{chap beteekend. Doch de tijd gedoogt niet hierover verder uit te weiden. Veilig mogen wij dan uit dit alles het befluit opmaken, dat in de kleinfte ftofdeeltjes eêne oorfpronkelijke kracht aanwezig is; waardoor zij eene foort van poging uitoefenen , om elkander te naderen, enrdat die kracht aan alle ftofdeeltjes als ftofdeeltjes eigen is. _ Maar diezelfde, der ftoffe dus eigene, algemeene kracht werkt van de onmiddellijke aanraking af, fteeds in afftand voort, en wel op alle denkbare , zelfs de grootstmogelijke , afftanden. Doch alsdan hangt de grootheid der werking, gelijk ik met een woord reeds meldde, te gelijk af, eensdeels van de hoeveelheid der te gelijk in dezelfde rigting were kende ftof der ligchamen, anderdeels van den afftand tusfchen die op elkander werkende ligchamen; en wel zoo, dat de werking plaats heeft in dezelfde rede als de hoeveelheid, doch in de omgekeerde rede van de vierkanten der afltanden, De afftand bij voorbeeld dubbel zijnde wordt de werking viermalen kleiner. Newton heeft deze wet ontea genzeggelijk bewezen , zij lijdt geene uitzondering. — Verleen mij, Mijne Heeren „ nog eenige oogenblikken uwe’ gunftige aandacht, om ook de werking dier kracht nog in het groot, als ik het zoo noemen mag; te getemde Ï Het C 66 5 Het algemeenst verfchijnfel, waarin dezelve zich dus vertoont is het vallen der ligchamen, dat is; de poging’ van alle ligchamen , om, vrij zijnde, de oppervlakte der aarde of wel haar middelpunt te bereiken met eene beweging overeenkomftig de evengemelde wet, De hoegroot= heid dezer poging, naar de voelbare drukking , door vergelijking bepaald , heeten wij het gewigt; de poging zelve, de zwaarte der ligchamen, en als oorzaak fpreken wij van de zwaartekracht, Maar die zwaartekracht is niets anders dan de aantrekkende kracht der geheele aarde en der ligchamen, welke zich op hare oppervlakte of op. eenigen afftand van dezelve bevinden. De naauwkeurigfte waarnemingen en metingen hebben door ondervin- ding bewezen, dat de aardbol aan de polen een weinig platter en bij den equator meer verheven is. Die fpheroïdifche gedaante is, gelijk ik met een woord reeds gemeld heb, het gevolg der aantrekking ; dat ís dan nu ook van de zwaarte van alle de deelen naar het middelpunt der aarde, terwijl de gehele masfaà om haren as wentelt. Uit dit beginfel kunnen wij nu nader, gelijk de vorming dier gedaante, zoo ook de verfcheidenheden der zwaartekracht op verfchillende plaatfen afleiden en verklaren. Door de omdraaijing wordt eene middelpuntvliedende werking gebo= ren, welke regtftreeks overftaat tegen ‘de middelpunttrekkende ‘kracht of de zwaarte, en ‘welke dus deze doet verminderen. Die middelpuntvliee dende kracht is op of bij de aspunten nul of bijna nul , maar neemt allengskens toe tot aan den Evenaar, waar zij liet grootfte is. De zwaartekracht dus, in eene omgekeerde rede, moet het grootfte zijn onder de polen, en allengskens verminderen tot den equator, waar zij het kleinfte is. Derhalve bij dé vorming der nog vloeibare aarde moesten bij de po- len de deelen, als zwaarder, het middelpunt iets meer naderen: bij den equator, waar de zwaarte het meest verminderd werd, integendeel _ als C 67 ) als ligter geworden, iets meer van het middelpunt verwijderd blijven , terwijl tusfchen die beide uiterften, uit het overal in zekere evenredig» heid veranderd evenwigt, eene elliptifche figuur moest geboren worde n Uit. dezelfde: oorzaak volgt dan nu in de dus gevormde aarde de overeenkomftigé veranderlijkheid van de zwaartekracht in de ligchamen 5 daar de afftand van de oppervlakte tot het middelpunt der aarde onder de polen de kleinfte iss doch vandaar evenredig toeneemt tot den equa- tor; waar de afftand het grootst is; en derhalve , naar de wet. van NEWTON ‚ de zwaartekracht, in de rede van de vierkanten dier afftan- den, van de polen af tot den equator toe telkens verminderen moet. En in der daad heeft ook weder de ondervinding door proeven dit bevestigd. Men kan wel de verfcheidenheid der zwaarte niet, naar voelbare drukking, door balanfen of weegfchalen onderzoeken, omdat de werking van de aantrekking of zwaartekracht op gelijke wijze invloed heeft op ‘het gewigt en op het ligchaam , hetwelk men met hetzelve zou willen vergelijken, maar de toepasfing van den flinger op de uurwer= ken heeft dit getoond. Een flinger= uurwerk hetwelk, bij voorbeeld , hier te Amfterdam de fecônden aanwijst, zal het te Parijs niet meer doen , omdat de tijd der {lingeringen vertraagd. wordt, hetwelk men herftelt door den flinger te verkorten; en ditzelfde heeft meer en meer plaats ; hoe verder men dat uurwerk naar het zuiden verplaatst, telkens den finger meer verkortende, ten onweêrfpreekbaren bewijze van telkens ‚ meer en meer verminderde zwaartekracht. Integendeel hoe verder noord. waarts gebragt, hoe meer de flinger verfnelt, de tijden der flingerin= gen korter worden, en dns de flinger ter vereffening verlengd moet worden, even zeer ten bewijze van telkens vermeerderde zwaartekracht. Zeer moeielijk zou het zijn de juiste maat dier vermeerdering en vermindering overal te bepalen door onmiddellijke waarneming, omdat het verfchil der afftanden, welke wij op de oppervlakte der aarde be« 13 reis C 68 ) reiken kunnen, in vergelijking met den afftand van het middelpunt der aarde zoo gering is, dat het naauwelijks bemerkt kan worden. — Bou- GUER heeft echter op zijne reis naar Peru zeer naauwkeurige proeven daartoe in het werk gefteld met den fecondeflinger, eerst aan den voet van den berg Pichincha, en naderhand op den berg zelven ter hoogte van 14604 voeten, en bevonden, dat in gelijke tijden het getal der flingeringen minder waren op den berg dan aan den voet; vervolgens uit die proeven afgeleid dat de zwaarte ue die Hema verminderd was in de reden van ro,ooo tot 9988 dat is v553s Of gie Maar NEwToN had door zijne fchranderheid en alles te gelijk overe ziende blik zijne grondwet in veel grootfcher verfchijnfelen doorzien, daaruit dezelve zoo op het kleinere als nog oneindig grootere toege- past, en op iedere uitkomst telkens het zegel der waarheid gedrukt ge= vonden. Opmerkende dat in alle afftanden , waartoe wij ligchamen kun- nen opvoeren „de zwaarte of aantrekkingskracht fteeds blijft werken , kon hij geene reden befeffen, waarom zij juist hier of daar zou moeten ophouden, zij kon zich dan even zeer tot de Maan uitftrekken, dus tot op eenen afltand van ons, 6o malen grooter dan onze -afitand van het middelpunt der aarde, Maar toen ontftond de vraag, waarom viel dan de „maan niet op onze aarde? — en NEwToN ontwikkelde-dit ant: woord; omdat de oorfpronkelijk verkregene beweging ‘der maan in de rigting van de raaklijn van haren loopkring, tevens met de zwaarte of aantrekkingskracht, welke haar naar het middelpunt der aarde drijft, juist uit den aard der zamengeftelde beweging, eenen cirkelvormigen loop rondom de aarde veroorzaakte, Uit dien loop der maan leide nEw- TON zijne meergemelde wet van de toeneming of afneming der aantrek» kende kracht, op alle afftanden, af. Ook voor den val der ligchamen op aarde, en voor de nadering der vrijgeftelde ligchamen tot malkander, Maar de vlugt van zijn verheven geest zweefde ook. met dezelve door C 69 ) door het uitgeftrekt Heelal, Uit het beginfel van gelijkvormigheid vat hij het denkbeeld „, dat even dezelfde oorzaak de loopbanen der planeten en van den aardbol zelven bepaalt, als door zwaartekracht naar het middelpunt der zon gedreven, of van hetzelve aangetrokken, en te ge- lijker tijd “door eene oorfpronkelijk verkregene beweging daarvan afge- houden. Hij past zijne gevondene wet ook op dezelve toe, en zie daar! alle bewegingen dier hemelfche ligchamen, hoofdplaneten en wachters, laten zich uit dezelve niet alleen volkomen verklaren, maar ook van voren zoo berekenen, dat men thans daaruit tot de kleinfte bijzonderheden toe, eêuwen vooruit, aile de verfchijnfelen kan bepalen, met die juistheid «en zekerheïd;, dat het menfchelijk vernuft daarin over zijne eigene vinding verbaasd moet ftaan. „Ziet daar, Mijne Heeren !-de taak, die ik mij voorftelde , volbragt. Eene groote menigte van werkingen en verfchijnfelen der Natuur heb ik als onder één oogpunt getracht te brengen „en, volgens de opmerkin= gen der béste Natuurkundigen , de oorzaak van de vorming en het be= ftaan van vaste ligchamen en vloeiftoffen , van derzelver zwaarte en ligte heid, tragere en fnellere beweging in val, de vorming onzes aardbols; den grond van zijne beweging en der geregelde bewegingen. van alle de groote ligchamen van geheel ons zonneftelfel; dit alles, zeg ik , ge tracht afteleiden uit een beginfel de aantrekking, als eenen band, die het gansch Heelal te zamen houdt, _ Het is een hoofdkarakter onzer rede, gelijk ik reeds in den beginne herinnerde, alles tot eenheid trachten te brengen. Onze tegenwoordige befchouwing kan eenigzins tot eene proeve verftrekken, hoeverre het menfchelijk verftand door vergelijking der grootfte verfecheidenheid van verfchijnfelen het kan brengen, om in al die verfcheidenheid één eenig beginfel te ziene == Maar zelfs die hooge vordering in kennis blijft even C zò ) even zeer een bewijs van hare bepaaldheid. Wij zien een beginfel, wij noemen het kracht , maar wij moeten tevens belijden „ dat wij hiet wee ten. wat eigenlijk kracht zij. Zoo befchouwen wij vol bewondering, eerbied en aanbidding de ge« heelé Natuur, als het tooneel der Goddelijke Almagt: maar tót het We- zen des Almagtigen zelven, in een voor ons ontoegankelijk en ver- blindend licht , kan ons kenvermogen niet genaken, Na het einde dezer voorlezing vervolgt de. Voorzitter: Onze werkzaamheden zijn ten einde gebragt. Met opregte dankbee tuiging, derhalve, aan U; Mijn- Heer rrAMA! voor uw bondig en veel omvattend vertoog 3 Aan. U, Mijn Heer vrorik! voor uwe zoo beknopte als duidelijke fchets van den aard en omvang;onzer werkzaamheden, aan U. allen , zeer “aanzienlijke Toehoorders! voor uwe verëerende tegenwoordigheid; En met den hartelijken wensch, dat het Koninklijk - Nederlandfche Inftituut meer en meer moge beantwoorden aan zijne verhevene beftem- ming, verklaar ik de Vijfde Openbare binet der Eerfte Klasfe te zijn VEN VERSLAG ZESDE OPENBARE VERGADERING DER EERSTE KLASSE VAN HET KONINKLIJK- NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTTERKUNDE -EN SCHOONE KUNSTEN, GEHOUDEN DEN 42den ocrToBER 1827. Gedrukt voor DE LEDEN DES INSTITUUTS. VERSLAG ZESDE. OPENBARE VERGADERIN G „DER EERSEL kn NEN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE bdeadidhen „Gehouden den 12den Gudoder 1827. Voorzitter, J. P. VAN CAPPELLES Sekretaris, G, VROLIK, N aat de Voorzitter de Vergadering geopend had, werd door den Sekretaris de Naamlijst der Leden opgelezen, waaruit bleek „dat uit deze Klasfe aanwezig waren: Aa De t e44 At «Jf 4 De Leden J.P. VAN CAPPELLE, “{ ZM. DE PREMERY -__G. VROLIK » „Je Fe Le SCHRÖDER » ij (| } FER CITES ne is ka / ECH: Í ad eri cr} deken Lln Vv d Af DER- mesdel, be O+ S. BANGMA G. MOLL; TL pe. too: ke Zijnde dip: AN TAA HA J dus afwezig: A SS | A Na | Ì lef Á a MEM 3 De Leden M. VAN MARUM „ JF. ELULSRENS, ‚Pe DRIESSEN, BEDE ze Es SENTELET >, NIKO C.H. À ROY» dieten ‘PE. webben! LAD AALIJ „As PAETS, VAN, TROOSTWYK » FP. ROUCEL ,” je Fe pe 5 on an BLANKEN JANSZ., RAe „8 PaRMENTIER , EE q AA ad C. Re. Te KRAYENHOFF, Je Mm. €. VAN  ba Ao EIN MIJNE HEEREN ZEER GEACHTE MEDELEDEN, EN GI ALLEN, DIE DOOR UWE TEGENWOORDIGHEID DEZE PLEGTIGE BIJEENKOMST LUISTER BIJZET, ZEER AAN- bren TOEHOORDERS * _ hl Het mag der Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut wederom gebeuren , plegtig en openlijk te vergaderen, om’, in tegenwoor- digheid van velen, die zich door rang en verdienften onderfcheiden „ re- kenfchap te geven van hetgene zij „ gedurende een tijdvak van twee jaren , ten nutte der Wetenfchappen heeft verrigt. Á Door de keuze mijner Medeleden andermaal geroepen, om bij deze gele- genheid den. gang der Werkzaamheden te befturen , vind ik mij, door de gewoonte bij. deze Klasfe ingefteld, tevens verpligt, melding te maken van de verliezen, die door het affterven van Leden, Geasfociëerden, of Korrespondenten , in den genoemden tijdkring hebben plaats gehad. Geene Klasfe, Mijne Heeren ! heeft op den duur meer dan de Eerfte ftof- geliad „ om te treuren over het gemis van waardige Medearbeiders , en onder deze, die tot den éerften rang in het gebied der geleerdheid wa- ren opgeklommen. … Nimmer echter was haar verlies grooter, dan in de twee laatíte jaren, Er ontvielen haar niet minder dan vier Leden, drie Geasfociëerden „ twee Korrespondenten. Het gering, gedeelte tijds „ dat mij, als Voorzitter , tot opening en inlei- ding van de Werkzaamheden dezer Vergadering vergund is, gedoogt niet, dat ik flaauwelijk , veel min in het breede, affchetfe , wat het Inftituut , wat het, Rijk der Wetenfchappen door hun gemis heeft geleden, De hulde, die wij aan hunne nagedachtenis alhier verfchuldigd zijn, behoeft ook in gee- nen. deele eene uitweiding in hunnen lof, Jeimers, gelijk er oorfpronke- A 3 _ lijke (6) lijke vernuften en diepgaande verftanden worden gevonden , die zich als — in eenen kleinen kring bewegen , en wier ware verdienften flechts aan wei- nigen bekend zijn, zoo vindt men daarentegen anderen , wier namen, met hunne verdienften „ zich wijd en zijd, het zij binnen de grenzen des Va- derlands, het zij door geheel Europa , verfpreid hebben. Als zoodani- gen verloor de Klasfe 4 de Geaslociëerden LA PLACE, VOLTA , JEFFERSON 3 de Leden EKAMA, BRUNINGS, VAN BARNEVELD, DE NIEUPORT ; de Korrespondenteu KRAUSS en KUIJPERS. Dankbaar erkennen wij , wat zij, in werfchillende mate, door den roem hunner namen, of door dadelijke deelneming in de werkzaamheden , tot verhooging van de waarde en den luister dezer Koninklijke Inftelling heb ben toegebragt, Maar , Mijne Heeren! ik zoude mijn gevoel, en zeker ook dat van ve- len uwer, te kort doen , zoo ik niet voor uwen geest vertegenwoordigde , hoe een dergenen, wier aandenken te allen tijde bij ons in zegening zijn zal, twee jaren geleden, met mannelijke kracht , in eene bloeijende gezond. heid, te dezer zelfde plaatfe ftatelijk het woord voerde. Weinig kon ik denken, toen ik hem van dit geftoelte aanfprak, om hem tot de fpreek- plaats op te roepen, en vervolgens den dank der aanwezigen te betuigen, dat ik, bij de eerstvolgende gelegenheid , eenen treurtoon over zijn ontij- digen’ dood zoude aanheffen. «Die dood , hoe noodlottig voor ons en zij- ne betrekkingen, was een gevolg van zijnen ijver, Hij ftierf > gij weet het, als een flagtoffer zijner wetenfchap. Doch wenden wij, Mijne Heeren! het oog van dit droevig tooneël’, om ons in blijder uitzigt te verheugen, en ons geluk hoog te fchatten , dat wij in onzen kring nog mogen bezitten marinen van ver gevorderde jaren , met kracht van geest uitgerust, en met de innigfte deelneming werkzaaïm; dat wij rijke aanwinst hebben verkregen door de toevoeging van nieïwe _ í Le- Cr) Leden, thans wel voor de eerfte maal in; deze Vergadering aanwezig , doch van wier ijver en werkzaamheid wij reeds de weligfte vruchten hebben mo- gen ontvangen; dat wij den dag van gisteren hebben:mogen befteden, om „ met eendragtig beleid, nieuwe. Medearbeiders te benoemen „die „ zoo ’s Konings goedkeuring. onze keuze'sbekrachtigt , gewisfelijk het gebouw der Wetenfchappen zullen fchragen en optrekken. Verheugen wij ons, Mijne Heeren ! over dit alles ‚ maar, inzonderheid „ dat-wij leven en. wer- ken in het gezegend Land onzer inwoning, waar-verlichting-en befchae ving huisvesten, waar het volkskarakter medewerkt, om den gang der Wetenfchappen eene juiste rigting te geven, en onder alle ftanden, ín alle tijdperken des levens, op de meest gepaste wijze, renden kennis wordt verfpreid } Deze overtuiging. bemoedige ons, Geëerde Medeleden, tot getrouwe _ voortzetting der gewigtige taak, die ons is aanbevolen; en ftemme U, Mijne Heeren, -die. ons miet ‘uwe tegenwoordigheid vereert ‚om gunftig aan te hooren het Verflag. der Werkzaamheden „hetwelk ik U „ Mijn Heer de Sekretaris , thans verzoek voor te lezen, — Waarna door den Sekretaris werd voorgelezen het navolgend Verflag : ZEER GEËERDE TOEHOORDERS VAN ALLERLEI RANG EN STAAT; Vóór ettelijke jaren dacht zeker Zilverfmit „te Dokkum, de gewigtigfte ontdekking gedaan te hebben, toen hij, na het verbranden- van den zand- kokerworm , aan wiens kop gulde fovertjes fchitteren , werkelijk goud ín zijnen fimeltkroes vond. De'Eerfte Klasfe werd belast met: het onderzoek naar dit. Sechelvisfchen-goud , want “uit de maag van deze dieren hadde Zil. GE) Zilwerfmit gemeend, dit edel metaal verkregen te hebbens bij de Klasfe toste zich de geheele ontdekking op“in! rook , en werd alzoo met der daad bevonden „dat ‘hiet âlles goud is wat daar blinkt.” Niet minder hoog gefpannen was’ de verwachting , die fommigen hadden opgevat over de ontdekking van Paarlen in eene der raast Mieten van dit Rijk. OEI “Om de orale of ongegrondheid van die verwachting ade te lee- ren kennen, behaagde“ het Zijner Excellentie , den Minister van Binnen= landfche zaken , de Eerfte Klasfe uitte nöodigen', om aan Hoogdenzelven haar “gevoelen mede: te deelen omtrent Paarlmosfelen „die zich in fom- mige vlietende wateren en beken van het Arrondisfement Dinant, Provincie Namen , onthouden. Het berigt van Heeren Gekommitteerden, die met dit onderzoek waren belast geworden „ hield in: ’ dat , behalve de meestgeachte Oosterfche-Paarlen „ die de Paarlemoer- fchulps. Mytilus margaritiferus Le. oplevert, ook foortgelijke Paarlen-- in vele Landen van Europa, in fommige foorten van Mosfelen „ voorna- melijk in de bepaaldelijk daarnaar genoemde Paarlemoermosfelen , Mya margaritifera L., worden gevonden „ gelijk ook onder deze Europefche Paarlen meermalen enkele van aanzienlijke grootte en van eene geheel ronde gedaante niet alleen, maar ook zoo zuiver, helder en glansrijk zijn, dat zij met de beste Oosterfche Paarlen , zoo in! fchoonheid, als in waarde, kunnen gelijk gefteld worden: dat men dan ook te allen tijde bedacht is geweest , deze Europefche of zoogenaamde Schotfche Paarlen op te zamelen en daarmede voordeel te doen. Niet flechts particulieren , maar ook fommige Gouvernementen van Landen, alwaar „de Paarlmosfelen. veelvuldig worden gevonden, hebben zich deze Paarlvisfcherij laten aangelegen: zijn. In Zweden althans, in Denemarken: en Noorwegen zijn deze Visfcherijen meermalen, op last en N voor GED) woor rekening. van het Gouvernement; ofdernómen „én korter of langer met. ongelijke uitkomst geoefend. Doch de weinige voordeelen, daardoor behaald, waren oorzaak , dat” dezelve meestal fpoedig hebben opgehou- den: en hoewel men daarna , ‘op nieuw door ‘het vitiden van enkele zui- vere Mosfelpaarlen aangemoedigd „ deze Visfcherijen wederom heeft opge- vat, moest men tochten laatfte daarvan afzien, naardien de geringe voordeelen, daardoor behaald, naauwelijks konden ftrekken tot vergoeding van de moeite en kosten, die daartoe hadden moeten befteed worden, Eene langdurige ondervinding heeft namelijk doen zien , dat onder een “groot aantal Mosfelen {lechts weinige zijn, die Paarlen bevatten. De -op- gevischte en gefloten Mosfelen. voorts geene veilige „ uitwendige kenmer- ken opleverende , waaruit men kan opmaken, of daarin Paarlen aanwezig zijn, zoo is men genoodzaakt , alle Mosfelen te openen en te dooden ; hetgeen eene“ veelal vruchtelooze vernieling en fpoedige vermindering der Mosfelen- ten gevolge heeft. Doch hetgeen voornamelijk de Visfcherijen _ ‘der Paarlmosfelen minder belangrijk -maàakt , dan die-der Indifche Paarle- moerfchulp , ‘is, dat onder de Mosfelpaarlen fléchts zeer zeldzaam zooda- nige worden gevonden , -die ongekleurd „geheel zuiver, helder van-glans _ en volkomen rond zijn, en al die hoedanigheden bezitten, waarom de goede Oosterfche Paarlen geacht en in den handel zoo zeer gewild zijn. Om deze en zoo vele andere redenen , als men zou kunnen bijbrengen , was “de Klasfe „van oordeel ‚ dat de: visfcherij der- Paarlmosfelen hier te Lande niet van-dat aanbelang zijn kan, dat zij verdiene door het Gouver- nement bijzonder «aangemoedigd te worden „veel minder, dat dezelve voor rekening van het Gouvernement worde ondernomen; de: d dat ‘het niettemin” als eene merkwaardigheid , en als eene voor de na- tuurlijke gefchiedenis wan Nederland belangrijke bijzonderheid mag aange- merkt worden „ dat ook de Paarlmosfelen daaraan niet vreemd zijn. Wes Zij- - Cm j Zijne Excêllentie , de- Minister van Binnenlandfche, Zaken verlangde „het gevoelen der Eerfte Klasfe te weten , op-&en rekest en bijlagen van ze- keren Slotenmaker - voornamelijk „ten -:doel, hebbende, om aangefteld te worden ‘als Verificateur-van de, balanfen-in de Provincie Henegouwen „ al- _ waar hij „woonachtig. is, -Onrdat … hem, bij onderzoek was gebleken ‚dat meer dan de:helft van de balanfen valsch. is ;-en-het hem, na vele aan- gewende pogingen is gelukt, de gebreken dier valiche balanfen te ontdek- ken; en ; om er eene zamen te ftellen ‚die vrij van alle gebreken is, De inzender had bij zijn rekest overgelegd vier ruwe Duitfche balanfen , zoo als ze gemeenlijk, in “ijzerwinkels gevonden, worden „ doch die. hij zegt te hebben zamengefteld ; namelijk „drie ondeugende en, eene goede balans, die des niettemin, naar zijn zeggen alle vier het uiterlijk aanzien van goede ‘balanfen- hebben. «Bij de balanfenmakers zijn. intusfichesr det drie dude ged balanfen bweibe: kend:onder de namen van ZZobbelpaard „ Tuimelaar en Valfche. Balans. ‚De Klasfé vereenigde zich daarom’ gaarne met hetadvies van een’ harér …— …_gêachte: Medeleden- dat de’ balanfenmakerij «en ‚de weegkunst bij deze me- „dedeeling «niet hebben „gewonnen „en heeft diën overkomftig-haar „gevoe- Jen aan “Zijne Excellentie, aen Müiister van Binnenlandíche Eken De masai „Onder ide weibelirtele 5 vidi meh voor ter: ati òp linge bolive meermalen’ heeft. trachten daar te ftellen ; mag nog “miet geteld: worden een’ gemakkelijk door een ieder aariwendbaar middel, manden het zeewa- ter in goed drinkbaar water zoude verkeeren. Tot dit oogmerk nu ftrekte het adres van zeker gevolmagtigden woor . een „onbekend perfoon „ te Wisbaden „ aanbiedende de-mededeeling-eener ontdekking, om’ met. geringe kosten op ceten ‘dag een à twee amen zee- water in zoet water , vooral voor Schepelingen drinkbaar, te veranderen. De Cor ) „De Eerfte Klasfeden- last ontvangen hebbende, om: het Gouverriement Over:de. veansber dezer arn in te lichten , bleek uit derzelver ondere goed tsa zo4 st it a iso : dat: wie canansbidet ‘alleen Opgdvende. aat def faalt ‚door foking ops een (klein Kolenvuuúr :gefchiedt, zonder «de wijze: hoe 4 -of. het „werke tuig „ waarmede'zulks verrigt wordt „ bekend te maken „en dat hij deze ontdekking alleen door deskundigen, door den Nederlandfchen. Gemagtig= deùvte- Frankfort aan-den Main aan te, ftellen „wil: doen- beoordeelen ; zij niet’ inftaat. ware „ dit» voorftel of deze ontdekking te-fchatten of deswer ge confideratiën “ven! “advies “uitte. brengen, rterwijls-.de, inhet, rekest zelve bijgevoegde aanmerking, dat het gezuiverde ‘water-'voor Thee’, Koffij en-koking' befchikt';. door’ wijnazijn «of sechìg ander zuur aangenaam voor dèn. fmaak moet gemaakt worden „ van \de « genoemde’ zuivering geen toi denkbeeld doet opvatten, … … er mob ‚Ten gevolge van: dit-berigt „hetwelk: wier Zijne Esccllentie „den; Mi- enden vvan «Binnenlandfche- Zaken -aam;den. Adresfant te- Wisbaden was kenbaar gemaakt, ontving de: Klasfe;! door + tusfchenkomst: van: gemeld Ministerie „ mededeling’ van- nadere inlichtingen-nopens «dit, nieuw uitge- voriden middel, te gelijk met eene memorie over de heerfchende ziekte in Groningen , door .eenen-ongenoemden ingezonden aan Zijne Majefteit, den Koning’; met verzoêlk aande Klasfe „om bij haat advies op-de na- dere inlichtingen „ ook derzelver gedachten te mogen. vernemen over het- geen omtrent: ditzelfde onderwerp, voorkomt, in ‚die Memorie, _ De Klasfe, vaan, dien vereereniden-läst voldoende:, gaf, als gevolg van haar onderzoek jaan welgemelden Minister te ‚kennen : q dat de ‘Wisbadenfehe Uitvinder wel in het algemeen de ade of ruime té van iet werktuig aanduidt, „waarin-de gezegde zuivering moct gefchiee den „ “maar dat: flechts- in onbepaalde, bewoordingen de hoeveelheid brand- aan wordt opgegeven „ die tot, zuivering van zekere kanaen, waters benoo+ Ba digd C za digd is; dat hij vooral veel gewigt heeht aan ene’ mächitie „als ‘bij uic- fluiting vereischt , om de: bewerking te-doen3 ‘dat verder. de uitvinder op- geeft, geene moeite of kosten gefpaard te hebben, om tot het genaemde doel te geraken, en’ flellig verklaart; zeker te vzijt- van: zijne ontdekking en gereed „om “zijn: werktuig metde befchrijving der middelen , hoe, men zich daarvart moet bedienen, aan het Gouvernement mede: te deelen „ zoo hem eene billijke belooning verzekerd wordt. Daar intusfchen en maakfel en zamenftel van -het- wrédkerui en” vds wijsb van” deszelfs gebruik geheel verzwegen is „moest de Klasfe „evn als te voren , “haar onvermogen betuigen, om ‚de waarde en gegrondheid van deze ontdekking te beoordeelen, - ; / Wat de wijze van zuivering en drinkbaar maken van het Zeewater be- treft, in eene bijgevoegde Memorie over de heerfchende ziekte in Gronin- gen, door een onbekenden ingezonden „ hield het berigt der Klasfe in dat. dezelve beftaat in ‘het bijvoegen wan eene zekere hoeveelheid: wijn- fteenolie of gezuiverde gewone potasch bij het Zeewater „ en gegra in overhaling en doorzijging van het wâter : fl dat deze overhaling en doorzijging niet eens befchreven’ cil veel min eene verbetering aan de hand geven. rt f De Klasfe kon derhalve ook in deze wijze van Died: à te zuiveren; geene aanleiding vinden ‚ om daarover gunítig advies uit te brengen. Door den Heer Adminiftrateur voor het Onderwijs, de Kunften en We- tenfchappen aan den Algemeene Sekretaris des Inftituuts gezonden zijnde eenige gefchriften van den Chirurgijn-Majoor Dr. von sIeBOLD-, verbon- den aan de Nederlandfche Factofy te Nangafacki op- Japan , met verzoek hoe daarvan op eene voor de Wetenfchappen meest nuttige „wijze zoude kunnen gebruik gemaakt worden, en door den Algemeenen ‘Sekretaris des Inftituuts fommige van deze ftukken zijnde medegedeeld aan de Eerfte Kd | Klas- Cas Klasfe „ heeft gemelde Klasfe goedgevonden, deze te ftellen in handen eener perfonele Kommisfie, met verzoek van berigt , doch vooral, om zoodanige vraagpunten te ontwerpen , als zij zoude wenf{chen, dat door Dr. von siesoLD in het belang der Nereis, herpen wer- den beantwoord en opgelost. De bij haar ontvangene gefchriften waren : 1°. een ín het Latijn gefchreven brief aan het Bataviaasch Gesoortinn van Kunften en Wetenfchappen , waarbij aan hetzelve eene Verhandeling over de Japanfche Taal en eene andere over de Japanfche Verloskunde wordt aangeboden; 9, de gemelde Verloskundige Verhandeling zelve ; zijnde antwoorden door eenen Japanfchen leerling des fchrijvers , MIMAZUNZO genaamd, op de hem voorgeftelde vroedkundige vragen gegeven. „Dit ftuk. is reeds door het voornoemde Genootfchap in het rode deel van deszelfs Verhandelingen in druk uitgegeven, en viel alzoo buiten de beoordeeling dezer Klasfe, Het derde (tuk is eene Misfive aan den Heer Gouverneur-Generaal van Neêrlands-Indiën, en behelst het Verflag der Werkzaamheden , die de Heer von siesoLD zich heeft voorgefteld , of waarmede hij zich reeds ge- deeltelijk bezig houdt, —= Deze werkzaamheden komen neder : 12 op” eene uitgebreide Genees- en Heelkundige praktijk te Decima en te Nangel 4 ‚het. onderwijs. in de Genees- en Heelkunde „ dat door den Heer VON SIEBOLD aan vele Japaníche leerlingen wordt gegeven; 3°. de Natuurlijke Gefchiedenis van Japan , waartoe hij zich met het verzamelen van Natuurlijke voorwerpen bezig houdt, zijnde door hem reeds een aantal van dezelve bijeengebragt, terwijl door hem al verder in eenen tuin op Decima vele, Japanfche gewasfen worden geteeld , waarvan gen gedeelte naar, Batavia voor ’s Lands plantentuin te Buitenzorg is over- BKG ge- C m4 ) gezonden 3; van. de meeste gewasfen laat hij daazenboven de afbeeldingen vervaardigen 3 4°« betuigt. de Schrijver geene moeite noch wedn te fparen, om. de kennis van het land en, het volk van Japan te vermeerderen en op te helderen ; hebbende hij zich reeds bekend gemaakt met al wat tot hier- toe over Japan gefchreven is ‚en heeft hij alzoo kunnen nagaan wat nog onopgemerkt „niet onderzocht, of onafgewerkt is gebleven ; hetgeen der- halve meer bepaaldelijk het onderwerp, zijner nafporingen zal uitmaken; 5°. heeft. de fchrijver zich met het onderzoek-der Japanfche taal bezig gehouden , waarmede hij ook nog altijd voortgaat 3 ten ‚69, beeft. de Heer- von” sirBoLp eene. Verhandeling over-de-af= komst der inwoneren van Japan aan den GouverneursGeneraal aangeboden; Hij heeft daartoe al de hem bekende Schrijvers, aangaande dat onderwerp, geraadpleegd ;. en voorts bij deze Verhandeling eene getrouwe. wege der. Japanfche Kronijk , van de ‘oudfte tijden af; gevoegds zoo ook heeft hij 7°. eene Verhandeling over de Táal van het Land ad Koréa- aan de. Koninklijke Akädemie ste Parijs aangeboden; 89, van seene door hem. gedâne Ontdekking van fporen der Sankritifehe zaal. op;Japan , heeft hij, ‘in eene aan het Genootfchap te menger ge- zondene Verhandeling; verflag gegeven. „Tot: de werkzaamheden „van den- Heer won sreBorp behoort al viider o°. eene befchrijving van het Eiland Jedo , en de daarom» heen liggende Eilandert5--van de Taal, Zeden, Gewoonten sert: (Godsdienst der’ inwone- ren van dezelve;;: alles opgemaakt uit de ántwoorder „ gegeven op de vragen, door-hem voorgelegd. aan de perfonen, die met die-Landen: bekend zijn. Nog houdt de Heer von stesorp zich roe bezig met de Vervâardiging van. een; Japans-Nederduitsch „en Nederduits=fapansch Weordenbóel; en laatftelijk pre van eene Zeekaart van Japan. Bij -de; overwegingen. van;-zoo vele ónderfcheidene „ veelal mioeïjelijke, 5 on= C 25 ) onderwerpen ‚ moet men zich te regt verwonderen, over „de groote werk- zaamheid van «den Heer von sieBoLDp en over den grooten fchat van we- tenswaardige zaken „ die hij ons van zijne, nafporingen; doet verwachten. “Het valt daarbij zelfs. met de meest gunftige gedachte van zijne bekwaam» heid , ijver en werkzaamheid, moeijelijk te bevatten, hoe hij-zoo vele uit- geftrekte voornemens. zal kunnen ten uitvoer brengen ,, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat, door de zonderlinge Staatkunde. van het Japansch Gouvernement, de vrije toegang tot het binnenfte van dat Land nog voortdurend belet wordt, en dat de werkkring van den, Heer von sir- BOLD tot nog toe op het Eilandje Decima en tot de dagelijkfche wandelin- gen ín de nabijheid van Nangafacki bepaald blijft. Doch hoe dit.ook zij, het heeft der Klasfe bij de overweging der uitgebreidheid van zijnen ar- beid en van ‘zijne ontwerpen niet kunnen voor den geest komen , nog meer dan dat alles, van hem te verlangen „ of al verder op onderwerpen ‘bedacht te zijn, die zij zoude wenfchen, dat door den Heer von sIEBOLD onderzocht of behandeld werden , én die-niet reeds inde opgenoemde bee raming, zijner Werkzaamheden zijn opgefloten. De grenspalen» toch van. het veld, dat hij zich heeft peorgelield te doorwandelen „ zijn zoo ruim, wijd, én ver af geplaatst, dat binnen de- zelve nagenoeg alles , wat wetenswaârdig is „ bevat wordt. « Daarbij. komt nog, datde Natuurkundige wetenfchappen, ten behoeve van welke men zich- in het. bijzonder zoude geroepen vinden, vragen te ontwerpen, het grootfte ‚ voornaamfte en: meest geliefkoosde deel der Werkzaamheden. van den Heer von sieBoLp uitmaken, gelijk hij ook in. het bijzonder tot na- fporingen „ daartoe betrekkelijk , door het Indisch Gouvernement is uitge- noodigd en aangefteld. «De vragen der Klasfe zouden kunnen ontftäan uit eene naauwkeurige overwegingen vergelijking van hetgeen door gAEM- PFER, THUNBERG , TITSING en anderen réeds aangaande de. Natuurlijke gefteldheid van Japan. is gedaan ;. waaruit dan van zelve zoude blijken , $ IIED 5 eE ik iu í wat C 16.) wat daarómtrênt nog te wenfchen en te vragen overfchiet; en het zal naauwelijks noodig zijn, aan te merken , dat het aantal en de uitgeftrekt- heid van agenda nog zeer aanzienlijk is. Doch die moeite mag als nutte- — loos en onnoodig worden aangemerkt, naardien de Heer von sIEBOLD zoo= wel in deze zijne Misfive , als ook ín eene vroeger door hem uitgegevene Verhandeling: de Historie Naturalis in Japonia Statu, meermalen be- tuigt, zich met den arbeid der zoo even genoemde en andere voorgange- ren ten volle te hebben bekend gemaakt, en daaruit alzoo heeft vans afleiden , wat hem nog te doen ftaat, Der Klasfe fchoot derhalve niets over, dan, in het gunttigst vooruitzigt op de vruchten van den arbeid des Heeren von sieBoLD den wensch te uiten, dat hij gelukkig moge flagen , in de volvoering der groote en be- langrijke taak, die hij zich heeft voorgefteld „ en dat hij vooral daartoe , van wege het Nederlandsch-Indisch Gouvernement , de noodige onder- fteuning , middelen , en aanmoediging niet moge misfen , te meer daar hij van oordeel is, dat de groote beperktheid , waarin onze handelsbetrekkin- gen op Japan nog altijd worden gehouden , door zijne wetenfchappelijke en vooral door zijne geneeskundige werkzaamheden en leeroefeningen alsmede door het vertrouwen, dat hij zich reeds heeft verworven, het — best zal worden uit den weg geruimd, en daardoor alzoo aan de Holland- _fche Natie eene meerdere vrijheid op Japan zal bezorgd worden. Laastelijk meende de Klasfe, in antwoord op de vraag: „ hoe van de „ ingezondene ftukken, op eene voor de Wetenfchappen meest nuttige wijze, zoude kunnen gebruik gemaakt worden „” Zijner Excellentie te moeten informeren „ dat het eene dier ftukken, de Japanfche Verloskunde betreffende, reeds in het zoe Deel der Verhandelingen van het Bataviaasch Genootfchap gedrukt is, en dat voorts de inhoud der overige ftukken ge- noegzame redenen aan de hand geeft, om de Werkzaamheden van den Heer von SIEBOLD, op Japan „aan de hooge befcherming van Zijne Ma- jelteit, en van het Beftuur in Neêrlands-Indiën aan te bevelen. os an EN: AE …… Van hetgeen door de Leden der Eerfte Klaasfe naar vrije keuze werd voorgedragen of ten onderzoek ingeleverd, zal ik, nu eerst onlangs het Eerfte Deel der nieuwe Verhandelingen en het Eerfte Stuk des Tweeden Deels zijn in het licht werfchenen , weinig te vermelden: hebben. Trou- wens die verre het grootíte gedeelte van zijnen voorraad ten beste gaf, kan niet van karigheid. befchuldigd worden, zoo hij in eene naleaing flechts fpaarzaam opdischt. _De' Heer Kops onderhield de Klasfe met eene voorloopige mededeeling van den uitflag eêniger proeven op het verfchil van kracht , benoodigd tot het trekken eerier voore, met onderfcheidene ploegen. De ploegen ‚, daartoe gekozen, waren de Zeeuwfche, de Brabandfíche of Belgifche , de Noord-Hollandfche, de Engelfche van BatLv, zijnde de- ze alle voetploegen, voorts de vier Rad- of Wielploegen , als de Vrie- fche „ Overijsfelfche , Stichtfche en Franfche van GUILLAUME. Om de “trekkracht, welke iedere proef vorderde, te bepalen, bezigdé men’ den krachtmeter 3 dynamombrre, door REGNIER te aad vervaar- digd.: __ Al deze Werktuigen waren, met toeftemming van het ouda? „genomen uit het Kabinet van Landbouwkundige MEEKOUBEN waarvan de Heer Kors Direkteur 19 ro ) Om vergelijkende proeven te wone s trachtte „men de, voren voor allen op gelijke breedte en diepte te houden. De breedte was doorgaans 2£ tot 3 “palinen ; ‘de diepte ° 20-23 Nederlandfchè duimen, behalve op zwâre kleigronden , waar men niet dieper ging , dan 16 Nederlandfche duimen. — Op drie onderfcheidene foorten van gronden werden deze ploegen beproefd : op zwaren ‘kleigrond , gewonen zandgrond en gemengden zandgrond. De Franfche radploeg kon alleen in zandgrond gebruikt worden , en ftortte maar zeer matig de aarde om; misfchien was het aan de onge- ' dn yd: 0/5 oefend= C 28 ) oëfendheid vän def bouwtieestêr toë te fclirijven, dat deze ploeg ván ón- zen gewonen, zoo’ zeer afwijkènde, fiiet gelukkiger werkte. Uit gelijke borzaak is men ook waarfchijnlijk met den Engelfthen minder geflaagd ; die althans op dé zware” klèì ‘tislükte; maar öp losfef ‘grond de aardé zeer goed otrwierp , en althans geen niinder trekkracht vorderde, dan de drie eerstgenodmde tadplöegen , welke in hêr algemeen weinig verfchilden 5 doch van al de ploegen bevond men den Belgifelien bijzonder uit te müt- ten. Niet alleen wierp deze de aarde zeer goed om , zoo in harden als losfen grond, maar in zwaren kleigrond wees. de krachtmeter bij dezen ploeg 1100,2 ponden, en bij den Stichtfchen I 30034, in gemengden. zand- grond 5oo—7o00,2» naar gelang. van eenig verfchil in diepte , waarin die met den. Zeeuwfchen_ gelijk ftond, terwijl de Stichtfche 7oo80o en de Vriefche zelfs 80o—1ooo vorderde, Op gewonen zandgrond was. er minder verfchil, zoo wel ten aanzien van. voet „ als wielploegen. … « : Deze voorloopige mededeeling met. „genoegen ‘zijnde hennie 5, add ons geacht Medelid verzocht As en is zulks door hem „aangenomen „ eene meer ontwikkelde opgave daarvan aan de Klasfe te leveren, Eene hêtinnering aan de wetten, ’die bij den vâl det ligehamen worden waargenomen „ maakte het belangrijke eener ple aid uit, die daj Heer SENTELET Op Zijte beutt der Klasfe- aahbood. De Heer DRIESSEN leerde ons eenige bedenkingen kennen” van wijle zij nen neef j. C. DRIESSEN, over het Amfterdamsch Geoctrooijeerd Kunst= cement en over het-verfchil van bederfwerend vermogen in het Keuken- zout , dat met zeewater of met rivierwater. gerafineerd wordt, zijnde het _ eerfte daarmede in ruimer mate voorzien en tot het inzouten van vleesch en fpek alleen bruikbaar, WEE In de bedenkingen over het Amfterdamsch. Geoetroijeerd KCurstsemsdë ver- le: } vereenigde zich de Vergadering gaarne met de aanmerking, dat het wen- fehelijk. ware, de ovens zoodanig te kunnen inrigten, dat er een egale graad van calcinatie in-de geheele masfaà plaats hebbe , ven vond dezelve van. genoegzame waarde „om eene Kommisfie te benoemen, ten einde een plan te ontwerpen, waarnaar zulk een oven op de gefchiktfte en minst kostbare wijze zoude kunnen daargefteld worden, Om nu aan dezen last te voldoen, heeft die Kommisfie in de eerfte plaats de ovens, waarin tegenwoordig het Kunsteement gebrand wordt, naanwkeurig onderzocht en befchreven; waarbij zij tevens de wijze, op welke de opgebaggerde. molenklei opgeflagen, naar de plaats der ovens vervoerd „ tot ballen gevormd en gedroogd wordt, heeft aangegeven. Zij heeft gevonden, dat deze ovens , geheel overeenkomende met die, waarin de klei tot dakpannen gebrand wordt, genoegzaam gefchikt zijn , om het Cement op eene, zoo veel mogelijk gelijkmatige, wijze te bran- den „ terwijl het uit den aard: der zaak bijna onmogelijk is, ovens, waar- > in eene groote hoeveelheid {tof moet: gebrand worden, die men genood- zaakt is, van onderen te ftoken ‚ zoodanig in te rigten, dat niet het on- derfte, nabij den vuurhaard geplaatfte deel der ftof, fterker verwarmd worde „ dan de hooger gelegene deelen; gelijk men dit in alle , ook -de best mogelijke, kalk en fteenovens alzoo ondervindt. ‚De Kommisfie heeft echter opgemerkt, dat de branding der Amfterdam- fche beklonken „Molenklei gelijkmatiger kan gefchieden , dan die van ande- re floffen „, omdat de ballen uit deze klei gevormd, wanneer de hitte van het vuur zich eenmaal daaraan heeft medegedeeld, door de organifche ftof, die-zij bevatten, zelve beginnen te branden; welke branding, bij den rooster vanden oven aanvangende en allengskens naar het verwulf voortgaande „ veroorzaakt ‚ dat alde ftof in den oven , offchoon ook-van den vuurhaard. meer verwijderd, echter eene genoegzame temperatuur kan verkrijgen. of ln Gee an 4 C 20) Gekommitteerden het om deze: reden"ongeraden oordeelende, het daars ftellen van eenen anderen oven aan te bevelen, hebben alleen aan de Klas- fe doen opmerken , dat het, om zeker te zijn van de juiste en gelijkma- _ tige branding van het Cement, die zich door’eene bepaalde vleeschroode kleur te kennen geeft, volftreke. noodig is, om bij het uitkruijen van den afgeftookten oven, naauwkeurig toe te zien, dat die ftukken Cement, welke of te veel, of te weinig gebrand zijn, van de-goed en gelijkmatig gebrandde worden afgezonderd en alleen deze laatfte naar den molen gebragt. Daarenboven oordeelden zij, dat de gelijkmatige branding aanmerkelijk zoude worden: bevorderd , indien de ballen uit de aangevoerde molenklei ‚ gevormd, niet in’ de’ open lucht „- maar vin lootfen ;--waâr zij voor den regen vrij zijn en alzoo geen gevaar loopen van weder tot gruis te wor- den , konden gedroogd worden. See De Heer wAUTERS; Wiens hooge-leeftijd niet fchijút te hinderen aan het voortzetten’ zijner geneeskundige oefeningen, gaf blijken van eenen echt praktifchen geest in het mededeelen eener Franfche Verhandeling /ur wne fièvre épidémique et contagieufe qui a règné dans les communes de Bostelaar et Meârelbecke. __Zoo de tijd , waarin deze koortsziekte is waargenomen , zijnde het jaar 1812, niet te ver verwijderd ware geweest vän-het tijdperk, dat wij bele- ven; zou de Klasfe gewis zich verheugd hebben, door derzelver befchrij- ving algemeen nut te kunnen ftichten. Nu echter dergelijke waarnemin- gene reeds door anderen zijn te boek gefteld , en ook de aard der ziekten in latere jaren vooräl merkbaar is veranderd, heeft zij zich vergenoegd met de opmerking , hoezeer juistheid van oordeel, gepaard aan eene rede- lijke onderviriding , gefchikt is, om den waren Geneesheer te doen onder- fcheiden van eene menigte Kunstoefenaren, die, op den naam eener ziekte afgaande, even fpoedig een aangeleerd voorfchrift bij de hand nemen 3 À als 2 {er ) als ‘zij de raakdiëid zelve so eene’ dar moot: nere meenen tehebben. ssh Gs Wornda , divvif Hoe menigwerf:wordt ‘bijzuike stieve aan. ide kuik eene verklerdizeid ten laste gelegd, die ‘alleen te wijten is-aan \derzelver-ongefchikte beoefenaren. Aan den Heer vergrecK heeft de Klasfe een tweetal waarnemingen te danken. van gewigtige heelkundige gebreken. „De, eerfte waarneming komt hierop neêr. — Eene dienstmaagd , oud 54 jaren, zijnde van een Jang, zeer mager ligchaamsgeftel „ ‚ ftort , bij het af- flappen van, eenen meer, dan gewoon, hoogen ftoel , met geweld ter aarde, en valt op hare linker, heup. „terwijl zij onder dien val eene hevige pijn , vergezeld met een bijzonder gekraak „ gevoelt in de linker lies en het heupgewricht van die zijde ; zoodat zij buiten de mogelijkheid was ‚ om zich op te ‚Figten , of, met, het, Tinkerbeen eenige beweging te dóen. De voer, was enigzins buitenwaarts gekeerd , doch men befpeurde, geene de minste verkorting van het beën. Bij de beweging van, ‚dit deel, be- merkte men geene belediging van, het heupgewricht zelve, maar ied eene geweldige pijn in de linkerlies ig binnenwaarts langs het bekken tot de lenden_ opklimmende. ie 4 Alle toevallen duidden eene hevige plaatfelijke beteeiëide aan „ waarte- gen aderlatingen werden in het werk gefteld, nevens het danvenden van oplosfende. ftovingen op de aangedane plaats , ‚ en het houden van eenen ftrikten leefregel. Na drie weken tijds verminderden de toevallen meer en meer , men veroorloofde de patiente eenige beweging buiten het bed te maken; dan het was haar onmogelijk een enkelen flap voort te gaan „ ten zij het ligchaam „naar voren hellende, en de tronk op het bekken vooroverliggende , zoodat, er eene allerzonderlingfte wijze van gang plâats had, daar het ligchaam , voorover „gebogen zijnde, „ plotfelijk vooruit werd Fre 5 even, als of het door eene gefpannen veer bewogen wierd. $ GS Het Ce) „Het: gebruikvan “krukken werd hierdoor noodzakelijk van welke zij zich nog ruim twee maanden bediend heeft, wanneer zij dezelve. met eene bândkruk verwisfelde, … Meer dan: een jaar tijds verliep er, dat zij haar . gewonen arbeid niet met ‘hêtzelfde gemak als te-voren konde verrigten. De Schrijver vooronderftelt, dat in dit geval een gedeelte van de groote lendenfpier is afgefcheurd geweest, zi De tweede waarneming bevat de gefchiedenis van eenen dolder van veertien. jaren, welke, over eene floot willende fpringen en zijn evenwigt verliezende , zich voorover boog en op zijne linkerzijde nederviel , ‘onder den val eene hevige pijn omtrent de linkerheup gevoelende, zoodat hij in de eerfte oogenblikken. niet konde opftaan, doch daarna, met behulp. van eenen makker, opftond en naar huis ging. Den volgenden dag was de omtrek van het heupgewricht fterk gezwollen en alle beweging van het been bijna onmogelijk, Offchoon. de deelen van het heupgewricht zelve niet dadelijk fchenen beleedigd te, zijn, beftond er een zonderlinge gang, ; wanneer de lijder met. groote moeite. eenige ftappen poogde voort te gaan. Men legde eene koude, geestrijke , oplosfende ftoving aan’, en beval volmaakte rust. Den volgenden dag plaatste men eenige bloedzuigers op het gezwollen deel. „De zwaling en pijn verminderden na eenige Gager d doch de moeijelijkheid in het gaan bleef aanhouden. _ Toen werd de Heer VERBEECK geraadpleegd, welke de beide iedemâten van gelijke lengte bevond, doch de linkerbil merkelijk nedergedrukt „ ZON- der echter eene beleediging van het heupgewricht te ontwaren. De knie was de zitplaats van eene ligte pijnlijke aandoening. De gang was aller- zonderlingst, en de pijn ftrekte zich alsdan langs de geheele bil uit. Na- der. bleek deszelfs zitplaats te zijn aan den onderrand van het zitbeen , alwaar men een’ kleinen beenigen knobbel ontwaarde , ‘door de hand be- wegelijk. Waaruit ons geacht Medelid befloot, dat in dit geval eene af- fcheuring van het aangroeifel des zitbeensknobbels plaats had, Hij C 23 ) Hij beval volkomen rust in Zoodanige hoúding, dat de fpieren van den achterkant der dije;- zooveel mogelijk werflapt wierden :: trapswijze aange- legde drakdoeken werden: door eene foort-van korenaarverband bevestigd, om” daardoor het» afgeweken deel ‘zooveel mogelijk-op zijne plaats te-hou- den. ‚Na verloop, van twee, maanden was de lijder herfteld , “doch de gang was eenigzins trekbeenig en het aangroeifel fcheen doof eene bandachtige zelfftandigheid met den knobbel van het zitbeen hereenigd te zijn , terwijl , na verloop van eenigen tijd, ‚men geene beletfelen i in den gang meer ont- waarde. Deze lijder is derhalve ook, zeer tot zijn geluk, volkomen genezen. De “Heer: seNTeLeT deelde „« ter vervulling zijner fpbeskbetrt 3: ceniige bedenkingen mede over het achterlijk blijven in wasdom wan den: Abeel of witten Popel, die langs de wegen én weilanden i in de Zuidelijke Provin. ciën een gemeenzaam:-houút-fchijnt te zijn. „Hij-zoekt-deroorzaak vanden. kreupelen ital gedeeltelijk in ‘de: wei- nige zorg, diemen inhet algemeen heeft-vóor natûurprodukten, waaruit men geen onmiddellijk woordeel kan trekken „ doch wel voornamelijk ín de verkeerde. gewoonte, om de uitloopers van deze foört van boomen jaar- lijks op te nemen en ‘in kweekerijen over-te brengen , om ze vervolgens tot boom ste. latên opgroeijen , daar ‘men ze-of:vän zaad , of„van ftek be- hoorde voort te planten „zijnde deze, wolgens eene doorgaande ondervin- ding, alleen bijeen om in viersen en. gave boomen voort te brengen. ………{ < zi „Welk verfil nu in net imivendis gameaftel van wichddhnessi, en ftek of zaailingen befta , dat zulk een’ gewigtigen invloed op den verderen was- dom: daaruit wordt voortgebragt „ is tot heden niet opgeklaard. Het zou- de welligt. verdienen, «doór “opzettelijke proeven te-worden nâgegaan „ of men door behoorlijke kweeking uit de worterfcheuten dat eenigen 3 die: geeneigenaars- zijn’, alleen\geregtigd zijn tot het vruchtgebruik. > Deze Markengronden “worden hier. bovenal bedoeld, en de verdeeling derzelven onder de: daartoe’ geregtigden is reeds lang als hoogstwenfche- lijk. befchouwd ,- daar ‘dezêlve,. zonder zulk eene verdeeling „ voor-altijd in den «ftaat van woestheid:zullen blijven 5 doch. tot: welke: verdeeling de tusfchenkomstovanshet Gouvernement: volftrekt noodzakelijksis.>'> ‚ve Zoolang nog de oude inrigtingen dier marken in volle esch fend werd er behoorlijk’ gezorgd , om de-gronden in goeden ftaât' te houden , de broek of groênlanden niet af te plaggen „of af te fteken ; de water- leidingen, wegen en bruggen in order te doen blijven „ het ‘turffteken te bepalen en het innemen van de-beste die ehe door ongergtigden oe arme hutbewoners te beletten. 5 1 Doch C-25 Doch gedurende “en_ na” de Franfche: overheerfching , hebben de Bee elis der Marken hun vorig gezag verloren, en zijn door het Gou- vernement niet meer als autoriteiten erkend „ zoodat nu de grootte wan- orden plaats hebben, die in vele bijzonderheden door den Heer vAN DER BORCH' werden aangewezen : waarom thans „' meer dan ooit, deze Marken behooren: verdeeld te: worden. Hij zette dit alles-zeer juist uit een , en toonde kortelijk. aan, dat onze Marken van” Sakfifche herkomst en in derzelver inrigtingen gelijk zijn aan «die van Osnabruck ;‚ Muntter en elders in het Noord-Oosten van Duitsche Jand ; waar ‘men gelijke bepalingen en gelijke ongelegenheden en moeiten in de verdeeling vindt, die men daar echter in zeer vele Marken heeft weten te overwinnen, en waarvan deze verdeelde gronden in vruchtdra= gende fpoedig herfchapen zijn. Hetgeen verder al die gelukkige gevolgen heeft voortgebragt, die hieruit zeker voortvloeijen. \ Hetgeen daar mogelijk is, kan ook hier in een gelijk geval plaats, heb-. ben. Men brenge zich flechts, zoo deswege bij iemand nog twijfel mogt opkomen, het voortreffelijk bebouwde Vlaanderen voor den geest, dat eertijds voor het grootfte gedeelte heide was, en zonder eene goed volgee ‘houdene kultuur weder in heide zoude verkeeren; doch waar men per mijl thans 554 zielen telt, terwijl in de rijke en fterk bevolkte Provincie Hol land op gelijke vlakte flecht 362 zielen bevat worden. In Vlaanderen zijn wel nog andere middelen ‚van welvaren, dan de Landbouw, die hiertoe medewerken , maar waarom zouden ook zulke middelen niet kunnen, aan= gewend worden op Dorpen, die hunne woeste velden verdeeld en be- bouwd zouden hebben. Dat over de waarde van dêze keurig uiteengezette Verhandeling geen “‚verfchil beftaan konde, zal niemand in twijfel trekken „of. de lofwaardige melding afkeuren, welke de Eerfte Klasfe gemeend heeft van deze heer- lijk bewerkte ftof te moeten Wieke, Onder de moetjelijkheden , die de werkdadige Heelkundé zelfs nu nog blijft ondervinden, is vooral te tellen Ee wegnemen van gezwellen uit in- D wen. Î De C 26 ) wendige holten van het ligchaame--Elk@ poging , om „zulks ligter en ge- makkelijker uitvoerbaar .te - ntaken. is daarom welkont,-: ‘Voor zulk eene poging ‘zijn wij den Heer: VAN STIPRIAAN: Luïscius dank fchuldigvin. zijne Mededeeling vanveenen nieuwen Polypuscaf binder, „Deszelfs- aanwending en toepasfing op voorkomende gevâllen„ -deszelfs vergelijking met: foortge- lijke werktuigen van LEVRET, HERBINIAUX „ ‘DESSAULT 3 DAVIs en ande- ren, zal de nadeelen en voordeelen doen inzien, waarmede: men onder.dese zelfs gebruik te: kampen:, of waarover men zich te verheugen. hebbe. En in _zoo verre fluit hèt-zeer, naauwsaan zoo vele! andere pogingen, die ?s menfchen geest heeft. ondernomen ter volmaking en uitbreiding. van ied tenfchap-en Kunst. - Van lieden, door geenen titel aan het Inftituut verbonden, werd aan de Perfte Klasfe in den loop van het jaar 1826 mêer dan. eens betoond, op welken prijs haar. oordeel gefteld wordt., De Heer j. C. VAN ZELDER zond haar eenige bi dragen tot de theorie tér bepaling van de gedaante der vaartuigen, met verzoek , van bare gedachten daarop te mogen vernemen, _ Het deed haar echter leed, ín die bijdragen, de Theorie ter bepaling van de gedaante der vaartuigen veel te wijdloopig of te omflagtig te vin- den, dikwijls met verwarde beteekenis der gebruikelijk{te woorden, en on- nâauwkeurige opnoeming van de eerfte beginfelen der Natuurkunde ; waar- door de eenvoudigfte en algemeen bekende waarheden in een donker floers worden ingewikkeld, en het eigenlijk doel van den Schrijver geheel en al raadfelachtig of onverftaanbaar blijft. Een Model en teekeningen van een’ Ophaalbrug, haar aangeboden door den Heer CORNELIS DEKKER , deed de Klasfe hopen „ eene nuttige uit- vinding te zullen mogen beoordeelen en welligt met eene. premie bekroonen. Doch de uitflag van het onderzoek zal doen ziens dat hare hoop ijdel ‘was. In plaats van de gewone wijze, wilde de Heer prKKER een getand rad en rondfel, of wel, wanneer men het vermogen , waarmede de tablier zal wore Cen A worden opgeligt , begeert te, vermeerderen „, twee. getande raderen „ rondfel en kruk ‘gebruiken h’eene- dergelijke inrigting, als hier wordt voor- geflagen „ maar veel beter zamengefteld, reeds voorlang aan de vesting- bruggen van Naarden zijnde aangebragt, bleef er voor de uitvinding des Heeren DEKKER zelfs tn naam. De Heer odslodeied) het! gevoelen der Klasfe vékanginas te vernemen op een gefchreven ftukje, betiteld: Cras/ulacea Belgica, e prodromo Flo- ra Belgica inedito, ezcerpte;, hebbén zich drie harer kruidkundige me- deleden verledigd- tot het verlangde orn en van hunne ait verflag gedaan. Bd Uit hetzelve- bleek, ‘dat het ftükje tot eene proef ke dienen’ van de wijze, waarop de aangekondigde Prodromus Flore Belgice zal zijn inge- rigt, en dat daarin het zoogenaamd natuurlijk fystema zal gevolgd worden. Men mag naar deze protve te oordeelen zoowel, als uit hoofde van de algemeen erkende kunde en vân den ijver des Schrijvers met grond ver= wachten, dat het groote werk veel goeds zal bevatten, voor. de beoefening der kruidkunde, met opzigt tot inlandfche die n zeer dienftig zijn , en eene meest volledige lijst der, in Nederland groeijende planten zal behelzen. _ Waarom geoordeeld werd , dat de Schrijver , over het’ algemeen genomen , de goedkeuring en aanmoediging der Klasfè op “zijnen arbeid waardig is, Na. de: woonkezibg vansdit-Verflag;; zegt de,;Voorzitterss «rs 7 , ík bedank Ü, Mijfiheer de Sèkrëtarist vóor de ‘duidelijke uiteetizetting van hetgeen gee Klasfe ‘verlangd heeft’, dat in deze Zitting nopens hare werkzaamheden zoude worde, voorgedragen. Vergun mij , U op nieuw uit te noodigen tot de voorlezing van het -Berigt ‚ dat ‘de Klasfe wenscht openbaar gemaakt te hebben, wegens de ingekomen aitwoorden op fom: mige uitgefchrevene vragen „ en a der nieuwe vragen , ‚die zij voorftelt. “De Sckretaris leest hierop voor, de volgende Dm PRIJS- PRIJSUITSCHRIJVING EERSTE KLASSE KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN „WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN. Aangekondigd in hare Openbare Vergadering den vaden October 1827. EE en —_— , Ì ‘ D. Eerfte Klasfe van het Koninklijk- Nederlandfche Inftítuut var Wetene fchappen , Letterkunde en Schoone Kunften, brengt ter kennisfe- van het Algemeen, dat zij, op de Prijsvraag „ door haar, in het Programma voo den Jare 182, uitgefchreven, en herhaald in de jaren 1823 en 1825, luidende: „ Daar het zuivel een: zeer aanzienlijk rvilonbreiant is van eenige: Ne- „ derlandfthe Provinciën, en daar de „Graslanden , waarvan deszelfs hoe- » veelheid en hoedanigheid voor een groot gedeelte afhangt, zich aldaar „in zulk eenen verfchillenden toeftand bevinden, dat men dikwijls in de » habijheid van het voortreffelijkfte Weideland, zeer uitgeftrekte , vooral » zoogenaamde Hooilanden ziet liggen, welke niet dan weinig en flecht » Bras opleveren ;” hitBidekiad dee zoo wordt gevraagd : | paie FS 19 Wet C 29 ) (Welke. de oorzaak zij. van dit zonderling: verfchijnfel „ maat vooral , “mof; en-op wat wijze zulke flechte Graslanden met voordeel zoodanig zouden. kunnen verbeterd worden, dat daarop meer Vee konde gehou= » den, én dus-ook meer en beter zuivel verkregen worden 2°” heeft ontvangen vijf antwoorden, als : 1°, met de fpreuk : 8 . % . . . e e « &, . . © es … … e feraces Figat humi plantas eè amicos irrigat imbres. VIRG. Georg. e° nntannmshn Si tibi lanitium, cure , primum afpera,filya, Lappeque tribulique abfint. °_n VIRG. Georg. Lib, III. 84 Die mest, die mist niet. — en Die niet mest, die mist, 4 — …… Die niet en mest „ die mist het al; Die wel mest, die mist nict-met-al. 89, - Natuur door kunst en vlijt geleid, bib Loont dubbel elke werkzaamheid. E, D: by Dat wat aangaat ‘de Verhandeling N°. 1, frraces, ect. bij de Klasfe het vermoeden ontftaan zijnde, van mogelijke overeenkomst, ook wat den in- houd betreft, met eene Verhandeling, welke haar, onder eene gelijke fpreuk: D 3 ten C 3e } ter vande van het Programma des jaars 1821, was ingezonden, men bij vergelijking bevonden heeft , dat’ dit vermoeden niet alleen gegrond was „ maar“dat ode Schrijver van beide (tukken zich niet ontzien had ,-van-een. antwoord te Téveren dat „op weinige niets. beduidende. woordverplaatfin=. gen na, volkomen gelijk is aan het in den jare 1823 afgekeurde , waarvan als toen in het Programma van dat jaar openlijke melding gefchied is. Weshälve de Klasfe heeft goedgevonden, dit fuk, als dingende naar den uitgeloofden prijs, niet toe te laten 5- dat de. Verhandeling, ‚N° e, Sf zibì lanitiumg cet. reeds bij de cerfte befchouwing , Zoo algemeen gefteld ‘bleek te zijn, dat zij niet flechts geheel Europa, maar al de gedeelten der aarde omvat, doch. te gelijk: al die lokale kennis mist, die bij het Programma als ftellige voorwaarde is bedongen. + Om welke- redenen ook dit ftuk ter mededinging niet ín aanmerking heeft kunnen komen ; 4 dat de. Verhandeling N° 3,’ die mest, enz. , zeer oppervlakkig gefchreven zijnde, en alleen de gewone verbeteringen bevattende van flechte vinnen op de bekrooning geene aanfpraak heeft: kuren makens ' dat de Verhandeling N94, die siet en most, enz. wel bir is, en minder oppervlakkig dan de laatstgenoemde (N°. 3), maar in den- zelfden geest, waarom wi aan die ek, het er eermetaal niet konde worden toegewezens- dat de Verhandeling N°. 5, Natuur sdk Ak en Vlijt geleid, enz. 4 eene opgaaf bevätvän- de vonderfchieidene “grasftrekenr in —ons- Vaderland’, voorgefteld bij wijze vam eene reisbefchrijving , dat echter ook aan dat fluk, hoewel blijke dragende van door een kundig en ervaren Landbouwer ge- fchreven te zijn, een wetenfchappelijke vorm ontbreekt, en hetzelve veel overtolligs ‚en ‚niets afdoende «bevat 3° „dat „echter; de aanwijzingen ‚door. den fchrijver gegeven, allezins. waardig. zijn, „aan dai mite: te, manden bekend, oe Htsg oto hao eresrlorlaer enitabsndssl ): 2de end Dodd hj ge. Waar. Cad _ mits: hij tot -de-uit- gave -zijnêr “Verhandeling ‘befluite , „onder. voorwaarde nogtans 4 dat» hij, deze premie aannemende, zich verbonden houdt, het ingezonden antwoord, … met zoodanige wijzigingen , als hij. zal fioodig oordeelen’, binnen één-jaar , te rekenen van de eren dezes , door den druk ei Be aad te maken. Op de vragen voorgefteld bij het Programma van 1825, manier 4, In hoeverre heeft de nieuwere fcheikuride hij het nafhôren. en onde. zoeken van de beftanddeelen der natuurlijke voortbrengfèlen „ tevens meer- der licht verfpreid over den. aard en de eigenfchappen der onderfcheidene klasfen- van “geneesmiddelen ter opheldering en verklaring: van ” derzelver werking op’ «de vaste ven vloeibare -deelen. van het menfchelijk! ligchaam, en daardoor toegebragt, ter volmaking’ der ‘Genèess-en Heelkennis 21: 001505 b. „Heeft er, zoo als de waarnemingen van Wijle den “Hoogleeraar S. Je BRUGMAN fchijnen te leeren, en zoo als door vele natuurkundigen is aangenomen „ uit de wortelen der gewasfen eene affcheiding plaats van eene zelfftandigheid , die bij (ommige planten voor andere; gewasfen fchadelijk is? Indien er werkelijk zoodanige affcheiding plaats heeft, kan dezelve dan als de voorname oorzaak aangemerkt worden, waarom fommige planten noch met anderen gelijktijdig op denzelfden bodem, noch zelfs onmiddellijk daarop volgende, een gunftigen groei vertoonen, en moet zulks diens- volgens, bij de keuze van opvolgende, VNATEUGRten in aanmerking geno- men worden 2. Sent Lie a Zoo ja, welke zijn de waarnemingen en proeven, wâardoor deze ftellin- f, gen C 38-) gen op ecne voldoende wijze worden: geftaafd? Zoo neen ; welke is dan de ware oorzaak van de opgemelde verfchijnfelen 2 (*) geene ‘antwoorden: zijnde ingekomen, heeft de Klasfe befloten , deze vra- gen op nieuw voor te ftellen , om beantwoord te worden vóór den sies Maart des jaars 1829. Op de vang mede bij hetzelfde Programme gna: 38 Daar zl boomvruchten , of fruiten van zoo veel beling zijn voor het on derhoud „de gezondheid en het genoegen. der Ingezetenen daar de hoedanigheid van den grond, waarin de vruchtboomen groeijen , wel eenigen invloed heeft op de hoedanigheid-der vruchten, doch -derzelver waarde voornamelijk bepaald wordt door de goede keuze van grondftammen en entrijzen, en de verdere behandeling -der boomen , - daar dus’ het middel, om goede foorten te verkrijgen , meer gelegen is ín de meerdere kennis en oplettendheid der bezitters van vruchtboomen , dan in omftandigheden „ welke boven hun bereik zijn, daar voorts aan den eenen kant niet mag ontkend worden, dat er op de talrijke Hoffteden in onze Gewesten een aantal tuinlieden gevonden wordt, welke door ondervinding geleerd hebben, op de hoeveelheid en hoedanig- heid der boomvruchten een’ zeer voordeeligen invloed uit te oefenen, gelijk _ùit de voortbrengfelen blijkt , maar aan den anderen kant , onder de fruiten, die men in deze Gewesten op de openbare markten verkoopt, door: gaans weinige goede footten gevon- den worden \ en (+) Zie de waarneming van wijle den Hoogleeraar s. y, BRUGMANS, in deszelfs Disfert. de Lolio ejusdemque varia fpecie, noxa et ufu A?, 1785 3 alsmede j. vi- | \ERINGA COULON Disfert. de mutata humorum in regno organico indole, a vi vicali vaforum derivanda L, B. 1789 p. 77, Not. \ €88.) ‚ends ‘de kundighedeh, in dezen vereischt wordènde ‚ nog niet zoodanig fchijnen verfpreid te-zijn, dat deze gewigtige. tak’ der. Luandhuishoudkunde onder ons mag gerekend worden op algemeene en aen bekende „grondlagen gevestigd te-zijm , 10 zee IN zoo vraagt de Klasfe: - Eene duidelijke en zoo veel mogelijk beredeneerde WIENE en onenhk ling „van al wat betrekking” heeft tot het. planten, enten, fnoeijen, ende ». geheele … behandeling, van zoodanige vruchtboomen „waarbij men in deze » Gewesten : het „meeste helse heeft ; en tot het arken der beste foor- » ten van fruits” „it ' wa De Verhandeling zal in het Nederduitsch moeten. gefteld zijn: „ 5 / I°. Omdat diegenen, welke deze taal niet verftaan, over het algemeen onbevoegd. moeten geacht worden „om voldoende op eene vraag te antwoor- den, bij welke zoo vele plaatfelijke omftandigheden in aanmerking komen, welke. hier ‘vooral niet mogen uit het oog verloren worden; _ 29, Omdat er in de: fruitkundige werken „ in verfchillende talen een aan- tal kunsttermen, voorkomen en, door. den eenen fchrijver van den anderen overgenomen worden „. welke. niet altijd een. bepaald, denkbeeld. bevatten , en „het daarom:van te meer-belang is, zich in dezen tot ééne taal te bepalen en van de fchrijvers te cifchen , dat zij geene zoodanige termen gebruiken, zonder dezelven duidelijk te verklaren, is ingekomen eene Verhandeling met de fpreuk : rifi quod fee wils fit, vana est-gloriaa —e mer -_„‚… Doch dit antwoord het bepaald. vereischte misfende „ als zijnde in de Fran- fche Taal-gefchreven, kon in geene aanmerking komen. a ahd, ar Tag Kee ti (De | Cd De Klasfe heeft befloten ook deze wraag op nieuw voor ‘te ftellen „ om beantwoord te vba: vóór den oa Maat des jaars sprier ek Zij ftelt wijders als nieuwe vragen voor , om mede beantwoord te wor- den vóór den eerften Maart des jaars dine 7 he des 1.’ Daar er ten aanzien van de deugdelijkheid van het Luikfche ijzer i in vergelijking van het. Zweedfche ijzer nog verfchillende meeningen of voor- ‘eordeelen Blijven beftaan, zoo verlangt de Klasfe, dat: met (taven van ge- lijkfoortig Luiksch en Zweedsch ijzer van gelijke merken, wan ‘verfchillende dikte, herhaalde proeven genomen en met voldoende getuigenisfen geftaafd worden, waaruit het onbetwistbaar blijke , of er tusfchen het Luuiksch en, Zweedsch ijzer, ten aanzien der det eenig verhit plaats hebbe, 1 welke waarnemingen en proeven zijn. er. met eszekerheid bekend, dat ‘door kunst, zoowel op den droogen ‘als op den natten-weg , ligchamen geboren zijn, die met natuurlijke mineralen overeenkwamen 3vinhoe verre bleek het „dat zij daarmede in vorm ‘van kristal en in inhoud van beftand- ‘deelen overeenkwamen ; kan men met grond verwachten , dat het getal van dergelijke kunstmineralen kan vermeerderd worden? zoo ja , welke middelen en proeven zouden tot ‘het bereiken van ditoogmerk in ‘het werk moeten ‚ge- teld worden, en in hoe verre helderen zulke waarnemingen en proeven «de geboorte en vorming der delfftoffen op? En ter besâtwooeding vóór den raatften December des jrs saab HI. Het is bekend, dat niettegenftaande- de grootfte zorgvuldigheid, bij waarnemingen tot het meten van hoeken, ook “met „de beste werktuigen aan- gewend, derzelver onvermijdelijke feilen echter door opeenhooping, eenen mer- AA ke- C 3) welken tavloed hebben kunnen óp dië einduitkomften , ‘welke men vit mes tingen, eene zeer groote menigte van driehoeken omvattende, trekken zoude, Het is dan uit dien hoofde, dat de beroemdfte meetkundigen dien fcha- kel van waarnemingen, welke de-bepaling der gedaante en grootte der aar- de-ten doel hadden (en waarop „ als door eenen Nederlandfchen wiskundie gen allereerst uitgedacht en’ uitgevoerd, “thans ook het Nêderlandfche 'Stelfeh van Maten en Gewigten berust) door het meten van flechts eeze bafis: in den omtrek van Parijs, als niet genoegzaam bevestigd befchouwden „ en aan deszelfs zuidelijk uiteinde eene tweede bafis maten, welke tot ftaving peer istie hunnér waarnemingen en berekenirgen ftrekken- moest. „Daàr nu vervolgens de voortzetting dier waarnemingen: en berekeningen , tot eeneir-nog: grooteren aftand van derzelver middelpunt noordwaarts, door hèt Koningrijk der Nederlanden , op eene zoo’ voortreffelijke wijze, en. wederom door eenen Nederlander is uitgevoerd „ waarbij men nu nog flechts eene bafis aan het zoordelijk uiteinde van dezen. meer dan 180 driehoeken tenen fchaket fchijnt te name verlangen; … zoo heeft de 6 Rerfte Klasfe van het KöninklijkNederlandftlie fie bes _ floten, tot voorwerp van hare prijsuitloving te (tellen: re meten eener bais dn eene dia Provinciën-van Vriesland, :Gronin- gen ; of Oost-Vriesland , op eene gefchikte: plaats tot” hare verbinding mêt een der driehoeken van den Generaal KRAYENHOFF („'ter Jerigte van’ tdn minflevtien à twaalf “duizend-vellen, - met eene naauwkeurigheid én) de witvoering , welke niet beneden die der Franfche of Engelfohe bafis-me- tingen SA mogen Kea, irri „Voor -de- Dhewoordi van elk dezer vrager looft. lek Das padden van het ee daaraan) Inflituut van -Wetenfehappen , Letterkûnde «en E 2 JrSchod- C 36 Ì Schoone Kunften uit, eene gouden Medaille á gefchroefd op den tempel. desi. 5 laa, ter innerlijke waarde van vir TE, Guldens: ce} cah fat 3 aso sh tlr, ‚Nog heeft-de Klasfe-befloten', eetie-gouden Medaille, ter. genere waarde van driehonderd. Gulden uit te loven, voor. dengenen ;- die naar ‘haar ‘oordeel vóór den laatften December ‚des jaars 1828 „de meest belangrijke ontdekkin- gen gedaan, of. het beste. werk. over eenig vak van. litnardinenten, „Weten- eert zal eraa abend De bokken: pts naar: eenen deit hiadalid kid ten zij hel inde bijde „vraag: zelve bepaald „waré , in de Nederduitfche „ Franfche, Latijn- fche, Engelfche of Hoogduitfche. Taal , maar met de algemeene Italiaanfche Letter. gefchreven moeten. zijn, en aan den Vasten Sekretaris der Eerfte Klasfe vrachevsi bi ae wordene pn Tot ae ‘niegeloofde prijzen worden. alle banier zonder onderfcheid ; uitgenoodigd, met uitzondering alleen van de Leden der Klasfe, als welke van alle mededinging worden uitgefloten» onder welke beansringseehsensch de Buitenlandfche Geasfocieerden ;. noch de Korrespondenten begrepen zijn: „De in te zenden. ftukken moeten met eene andere hand, dan die van den Auteur gefchreven. zijn, zonder, naam; maar-de kwaliteit en woonplaats des Auteurs zullen gefteld moeten zijn in-een afzonderlijk verzegeld. papier , tot opfchrift. dragende dezelfde fpreuk „ of hetzelfde kennelijk Epe waardoor de Verhandeling „ waartoe het behoort, onderfcheiden is, — De uitwijzing der prijzen zal plegtig aangekondigd worden in eene Open- bare Vergadering. Zij zal voorts algemeen gemaakt worden in de Binnen- en -Buiténlandfche Tijdfchriften , waarin deze Uitfchrijving geplaatst of ver- meld, wordt, mi EJ De bekroonde Verhandelingen blijven het eigendom der Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van Wetenfchappen , Letterkunde em « = Schoone Kunften, Het zal den. Schrijver of Schrijvers niet vrijftaan „ hier- van op eenigerhande wijze door den druk gebruik te makèn, ten zij de Klasfe daartoe hare E ontnoing geve. De niet krans rukken zullen „ op begeerte der inzenderen „ tevens met ‚de befloten naambriefjes aan zoodanig perfoon of adres terug gezonden worden, «als zij zullen verkiezen, mits dit, zonder eenige kosten der Klasfe, binnen een jaar na de uitwijzing verlangd en dit adres opgegeven worde;, doch zal het verzoek om teruggave moeten verzeld gaan van be- hoorlijk bewijs van regt op het ftuk, ì Ingevalle geene teruggave van een niet bekroond ftuk verlangt mogt worden, of, de evengemelde vereischten daar niet bij ware in acht geno- men „ zal mende befloten naambriefjes ongeopend verbranden „ en de ftuk- ken zelve bewaren, om te dienen , als bevonden zal worden te behooren. ‘ In naam der Eerfte Klasfe voord; , G.. VROLIK, sekretaris. | Hierop vervolgde de Voorzitter : Ik vertrouw „ dat de voorlezing van het Programma het gewigt der op- gehangen prijsftoffen genoegzaam zal hebben doen befeffen, Terwijl de laatfte ten doele heeft, eene kroone te zetten op den arbeid van één on- zer verdienftelijke Medeleden , met verbazende moeite en velerlei opofft- E 3 - ring C 38 J ring ten nutte des Vaderlands ondernomen; heeft de eerfte eene frrck- king, om een’. belangrijken tak van inlandfche nijverheid grondiger bij vergelijking te doen kennen; en ftaat-de tweede in het naauwfte verband: miet de laatfte vorderingen in het gebied der Natuurkundige Wetenfchap= pen. Onverminderd deze vragen, heeft, gelijk gij gehoord hebt, de Klasfe goedgevonden , ingevolge de vrijheid, haar bij het Algemeen Re- glement verleend, den gewonen eereprijs uit te loven aan dengenen; die van riu af tot den laatften December 1828, ineen der vakken haar ter bearbei- ding aanbevolen, de belangrijkfte ontdekking zal hebben. gedaan ; of het beste werk geleverd. De Klasfe' verheugt zich, door het voorfchrift ha- rèr inftelling gemagtigd te zijn „om in dezer voege aan dezulken , wier vernuft. of vlijt nieuw licht over donkére voorwerpen verfpreïden , be- halve de belooning , die zij vinden door inwendige bewustheid, ook een- blijk van openlijke erkentenis te kunnen aanbieden, Moge zij, en met haar het geheele Inftituut , reden hebben, om zich bij de eerstvolgende gelegenheid’ te verblijden over den rijkdom van ftof, die zij «ten bedoelde einde aan hare beoordeeling zal onderwerpen. U , Mijnheer REINWARDT „ die U zoo welwillend hebt gelieven te ver- ledigen , om , door eene wetenfchappelijke voordragt , het genoegen dezer plegtigheid te verhoogen , verzoek’ ik tot dit einde thans de fpreekplaats te betreden. De Heer REINWARDT hieraan voldoende, droeg voor de volgende rede-- voering: ZEER GEËERDE TOEHOORDERS! À Wanneer men bij de befchouwing, der natuuriijke gefteldheid van. een land datgene tracht op te fporen , waardoor hetzelve voornamelijk wordt ge- € 0 3 gekenmerkt „ dan zal men fpoedig vinden , dat daartoe de gewasfen , die het land uit zich zelve voortbrengt, het meest gefchikt zijn. Deze zijn het , waarop voornamelijk, om’ zoo te fpreken , de eigen gelaatstrekken van het land ftaan uitgedrukt; zij bevatten dus het beste onderfcheidend kenmerk , het eigenlijk karakter rvan hetzelve, Van geene andere klasfe Van natuurlijke voortbrengfelen kan zulks evenzeer gezegd worden; want de waste grond, de aarde , het gefteenté „ het gebergte , zijn onafhankelijk van een bepaald werelddeel of-luchtftreek 5 “zij kunnen in de meest ver= fchillende landen dezelfde zijn, en het is bekend „dat zulks werkelijk het geval is. Evenmin kunnen de dieren daartoe dienftig zijn, Men ont- moet deze niet altijd dadelijk of allerwegen 3 vele vlieden den mensch en houden zich verfcholen ; honderd omftandigheden kunnen het verblijf, het verhuizen, het heen en ‘wedertrekken der dieren, van het eene land naar het andere veroorzaken 3 de buigzame natuur van velen maakt , dat zij zich naar de omftandigheden kunnen fchikken en plooijen, en de uit- werking van den werfchillenden invloed «van dat alles brengt bij henzelve verändering, en eene zekere ‘karakterloosheid te weeg. Er is danook geen land , dat flechts éénen fprekenden, terftond kennelijken trek van zijne dieren ontvangt. Doch de gewasfen zijn aan hunne flandplaats gebonden; zij. zijn meer het zuiver produkt van laùd en klimaat; geen vreemde invloed heeft daarop gewerkt; zij ontvangen hun geheel beftaan van den grond, waarin zij gevestigd, van de dingen, waarvan zij zijn omgeven; de in- vloed , het vermogen , de uitwerking van dezen zullen dan ook met zui- verder, ftandvastiger trekken in de planten , hunner eigene onverbasterde voortbrengfels , ftaan uitgedrukt, Het fpreekt van zelve, dat het gezegde alleen kan gelden van een land’, dat nog in zijne oorfpronkelijke, natuurlijke gefteldheid beftaat ; Europa kan er naauwelijks het voorbeeld van opleveren. De ‘mensch is daar overal, Daar is geen gedeelte, waar hij niet geweest. is, “waar hij niet fpo= C 40) fporen van zijn verblijf en van zijnen invloed heeft achter gelaten; » Bijna overal heeft hij de oppervlakte der aarde veranderd, en van hare oorfpron- kelijke gedaante beroofd. De natuurlijke bosfchen beftaan niet meer ; zij zijn door graanvelden en weilanden vervangen. Elders heeft oorlog ze verwoest en afgebrand. De rivieren zijn van hunnen loop afgeleid of opgedroogd 3 de vaste grond is opgegraven en doorwoeld; ploeg, houweel en buskruid veranderen dien nog dagelijks. Vreemde gewasfen hebben zich met’ de inlandfehen vermengd, en andere, die het land in vroegereh tijd voortbragt, zijn. uitgeroeid en geheel verdwenen. _ Wij moeten dus in andere werelddeelen het bewijs voor onze opgegevene _ftelling zoeken , in landen die hunne oorfpronkelijke gefteldheid hebben behouden, die door de Natuur alleen bezaaid en met gewasfen overdekt; en buiten het bereik en den invloed van den mensch zijn’ gebleven. — “Het heeft mij mogen gebeuren „ zulk een land te zien , waarvan een groôt gedeelte nog geheel zijne natuurlijke gedaante heeft behouden 3 alwaar de natuurlijke voortbrengfelen van het land zich nog geheel onveranderd, aan zich zelve overgelaten. aanbieden, en alwaar vooral het plantenrijk eene meer dan gewone groeikracht en eenen hoogen graad van ontwikkeling doet kennen „ waaruit men mag befluiten, dat aldaar eene vereeniging der meest gunftige omftandigheden , die den plantengroei kunnen bevorderen, moct aânwezig Zijn. Is het eene gefchikt, onze aandacht ‘te- vestigen „het ‘kan niet minder van aanbelang geacht worden „ naar de oorzaken daarvan: on- derzoek. te doen, de-Natuur zelve daar naar te-vragen, en hare:les:, ine dien wij die wel verftaan, zoo mogelijk, met een der nuttigfte menfchelijs ke bedrijven , hetwelk bnrpepbern dh van den grond ten doel- hoeften verband te brengen. Het blijkt U reeds , Mijne tst uit het gezegde, dat ik mij heb ‚voórgenomen in dit uur te fpreken, over de natuurli ke vruchtbaarheid van den grond der Oost-Indifche Eilanden, vooral van het Eilanä 1e Car) Leal Java, en over de waarfchijnlijke oorzaken van dezelve, Verleent mi} daartoe Uwe aandacht, en verfchoont het gebrekkige, dat mijne voordragt zal bevatten. Reeds van verre, wanneer men, uit zee danbaetinde „de: Straat Sunda nadert, en voorts door dezelve langs het Eiland Java woortzeilt „ wordt het gevoel van genoegen over eene weldra -volbragte lange: zeereize verhoogd “door de uitzigten op het overal begroeide land, dat-zich van alle zijden, doch vooral van Java aanbiedt. Achter de hoog gekroonde ftammen der palmboomen , die op en nabij het ftrand verfpreid ftaan , ligt eene ruime, met den meerderen afftand al meer oprijzende vlakte, over welke donkergroene groepen van wruchtboomen, de woningen der landlieden meestal verber- gende , tusfchen het levendig en helder groen der rijstvelden verfpreid lig= gen; terwijl in de verte de gezigteinder beperkt wordt door de digte donkere bosfchen, die het hoog gebergte overdekken. Het uitzigt treft te meer , daar men zich nog de fchraal begroeide hoogten der Kanàarifche en Kaapverdifche eilanden herinnert en de kale platen der Afrikaanfche-zan= dige tafelbergen. Reeds met den eerften indruk van het geheel „ontftaat het verlangen, om het bevallig tooneel weldra te-kunnen betreden. Aan land gekomen , bevreesd voor fchadelijke uitvloeifels, verlaat men fpoedig het moerasfig en broeijend ftrand , hoewel ook hier reeds zonderlinge vormen van het wijd en veelwortelig ftrandgewas de aandacht “vestigen, Lang. gaat de weg door de bewoonde overal bebouwde » vlakte, Ook met „den: rijzenden grond behoudt-men nog lang de blijken van den vlijt des landmans, De regelmatige afgedamde vierkanten der rijstvelden „ het eene boven het ander geplaatst „ en daarvan het water ontvangende, vers toonen zich als zoo vele trappen en watervallen, die den rijzenden voet» van het gebergte omgevens. Verder volgt het glanzig donkergroen van het Arabisch ftruikgewas „dat zich aan het hooger bosch aanfluit en eenen zachten overgang maakt van den grond, door menfchenhand veran- F derd C 42 ) derd ; tot dien „alwaar “eene vrije Natuur haar rijk behouden heeft. Wij verlaten den eerften fpoedig om thans alleen hetgeen ons de andere aan- biedt, te befchouwen. Slechts nog een blik terug over het wijduitge- fireke heuvelig! en: hellend vlak is noodig, om ons. te overtuigen, dat de bloote grond. nergens. zigtbaar is dat van ons hooger flandpunt af tot aan het zeeltrand „maauwelijks. een plek gezien wordt, dat niet begroeid is, uitgezonderd de ‚graauwe of roode oppervlakte der wegen en paden „en het fchuimend water der van ons afltroomende rivieren. Er vertoonen zich echter tusfchen het. werkelijk bebouwde land eenige plaatfen, die wel- eer bewoond en bebouwd „ daarna verlaten en aan zich zelve zijn overge= laten zij. zijn almede begroeid; doch zij verkrijgen van het bijzonder gewas, dat ‚ze. overdekt, een eigen karakter , hetwelk noch dat der bek bouwde, noch dat der oorfpronkelijk- van zelve begroeide gronden is. Het is als of zij gedeeltelijk even. zeer door de Natuur als door den mensch zijn verlaten „ of , als-of gene zich huiverig betoonde eenen grond te hernemen ; die. haar eens. onttrokken „ uit: het verband met het overige gerokt en van zijne vrachtbare bronnen beroofd is, Eenfoortig „ eentoo= nig halmgewas heeft daar ;-zoo wel het natuurlijk bosch als ‘het graange= was. vervangen ; en kenmerkt nu deze verlaten gronden. Het zijn half na= tuurlijke. gedenkftukken der gefchiedenis van het land en deelgenooten der lotgevallen , die de bevolking aldaar ondergaan heeft, Geheel anders vertoont zich alles, wanneer men de hoogere natuurlijke _ bosfchen. binnentreedt, - of. “wanneer men tot het verder afgelegen van der menfchen woningen meer verwijderd gebergte is gekomen, dat zelden of nimmer door menfchen bezocht wordt en. van dezelven geene verandering ondergaan. heeft... Het plantenrijk vertoont zich daar nog im deszelfs zui= ver oorfpronkelijke „ geheel natuurlijke gedaante, en zoo ergens , dan voor= zeker is ‘het daar ; alwaar men kan nagaan „wat ongeftoorde groeikracht im een tropisch gewest, door eene vereeniging van. gunftige omftandighes den K 48 DJ ee den onderfteund, vermag voorttebrengen. Zoo moeijelijk als het is, den indruk te befchrijven, dien het aanfchouwen van dat alles te weeg brengt’, even zoo moeijelijk is het , datgene te doen kennen, ‘hetwelk den indruk veroorzaakt. Immers zulks kan niet gefchieden zonder: vermelding van vele bijzonderheden 3 doch daar deze niet dan in verband’, ‘in’ vereeni» ging tot één geheel, in de Natuur en op de plaats zelve den indruk voort- brengen, zoo moet alle ontleding van dat geheel aan het voorftel nadee- lig zijn, en de indruk verflaauwen , dien ‘hetzelve zal voortbrengen. Ik_ zal mij dus met eene flukswijze voordragt moeten vergenoegen, om U eenigzins het vreemde en eigenaardige, de grootheid en kracht van den Ine difchen plantengroei te doen kennen. Wat dan is het dat eene ‘krachtige vegetatie kenfchetst? Is het de menigte en uitgebreidheid, ‘de masfa der plantenftoffe ? De grond van Java, flechts als effen vlak befchouwd , bevat eene uitgebreidheid van meer dan agoo vierkante groote of geographifche mijlen. Zij wordt aanmerkelijk vergfoót door het hoog, meermalen tot to À 1aooo voeten, ja nog hooger oprijzetid gebergte. Dit gebergte nu is bijna overal met hooge, digte, zware bosfchen overdekt. Hoog al- thans mag men het woud noemen, waar men naauwelijks eenen: ftam beneden de roo voeten hoogte ontmoet. Digtheid, veelheid van masfà in’ gene bepaalde ruimte heeft zeker daar plaats, waar men geen’ voet kan voortzetten, zonder zich vooraf met het hakmes door het flinger- en ftruikgewas, dat de tusfchenruimte der ftammen opvult, eenen weg te banen waar de grond niet toereikende is, om aan het weelderig op- fchietend gewas fteun te gevens waar gewasfen op gewaslen groeijen; waar -duizende parafiten zich de reeds verfijnde fappen van den gewilligen boomftam betwisten en zich tot nieuwe vormen wijd en zijd ontvouwen ; waar flingefplanten het geboomte omwinden, ‘takken en kroonen doorftren- gelen en als tot eenen warknoop zamenvlechten, dien geen zonneftraal kan doordringen.” Is het de: ftérker uitzetting der enkele gewasfen afzonderlijk dt F a be. C 44 ) befchouwd:? ook deze moet onze verwondering opwekken ; daar, waar de grashalmen dikwijls tot holle boemftammen ‚worden „die tot vaatwerk, tot emmers „ waterleidingen en, timmerhout kunnen dienen. ‚Waar de varens tot mastbosfchen- opfchieten ; het flingergewas als armdikke touwen of als reusachtige flangen de boomf{tammen omflingert en knelt; alwaar, om dat niets den voortdurenden groei belet, ‘hetgeen wij hier flechts als laag één- jarig zaadgewas kennen , hetwelk „ nadat het levensbeginfel lang „in. den kiem opgefloten, fluimerde „ telkens wederom van voren den groei begin- nen. moet, daar in, eeuwen. oude boomen voortduurt, Over het algemeen is eenjarig gewas tusfchen de keerkringen eene zeldzaamheid. Het is daar niet ééne „ fchaarsch verfpreide boomfoort ‚ waarvan. men enkele {tammen , die zich door buitengewone dikte en uitgebreidheid onderfcheiden, als voorbeelden van fterke uitzetting, zoo âls Afrika zijne Adanfonia, kan aanhalen, Verfcheidene foorten van boomgewas leveren ons daarvan foort- gelijke voorbeelden op, in welke uitzetting, dikte, hoogte , takverfprei- ding even - verwonderlijk zijn. Naar alle zijden zet zich de plantenftoffe uit „ om het individu te vergrooten en te-vermenigvuldigen. Te vergeefs zoekt men in de hooge toppen der boomen naar het uiteinde van het klimmend gewas; het gaat van daar over naar anderen , of keert , ondere. _ fteuning misfende , terug, om van onder op nieuw naar boven op te rije zen. Verborgene onbekende krachten werken mede , om , door tegenovere - ftelling en tegenftrijdigheid. van groei, de uitzetting van het gewas te ver= hoogen. De fappen, in de ffammen opgeheven , voortgeftuwd ; geperst , terwijl zij zich ter vorming van nieuwe deelen verdikken , volgen flechts gedeeltelijk den opgaanden of zijdelingfchen loop. Een ander gedeelte doet den bast van ftam en takken zwellen , dringt daardoor heen en fchiet uit tot lange loten of (taken, die zich, of fchuins uit de geheele lengte van den ftam of loodregt uit de takken met fnellen groei, tot naar den grond verlengen „ aldaar wortelen en uit dezen al wederom ftammen naar de hoog- C 45 ) koogté opfchieten. -Alzoo wordt door een bosch van ftammeu , alle uit denzelfden moederftam ontfproten , alle onder elkander verbonden ; de tusfchenruimte al ‘meer: opgevuld, — Dan het is niet flechts groote: masfa en uitzetting, het is al verder hooge ontwikkeling „ verfcheidenheid van gedaante, menigvuldigheid van vormen , die eenen weelderigen plantengroei kenmerken. Wijduitgeftrekt zijn de heivelden in het noordelijk Europa, „en de ‘kreupelbosfchen der ftekelige zoutplanten in de ziltige gronden der Tartaarfche en Siberifche woestijnen; doch eene vervelende eentoonigheid ontfpringt uit de eenzelvigheid van foort en vorm. Slechts ééne , beftendig dezelfde oorzaak, fchijnt. daar den tragen groei en de onveranderlijke gedaante te “bepalen. “Doch eene zoo groote verfpreiding vah eene en dezelfde plantenfoort heeft reeds over het algemeen zeldzaam plaats tusfchen de keerkringen; dit geldt ook in het bijzonder van Indiën; de plantengroei is daar î in ontelbare gedaanten gewijzigd. Van de meer dan anderhalf honderd grootere afdeelingen of rangen, “waarin het plantenrijk naar het verfchil- lend -maakfel- verdeeld wordt, kennen wij naauwelijks de helft onder onze inlandfche gewasfen, Java alleen levert bijna van allen voorbeelden op; de weinige „ die er gemist worden „ zijn juist diegene , die eenen fchralen, onvruchtbaren grond aanduiden , zoo als de zonderlinge, fappige, fteke- «_ “lige ftruiken van Afrika, die alleen door lucht én daauw gevoed wor- den, en dus in het barre zand kunnen leven, — In de Indifche bosfchen levert. dikwerf reeds een enkele boom de grootfte verfcheidenheid van foort en gedaante op in de gewasfen , die zich daarop vastgezet hebben 4 men zoude het eenen tuin kunnen noemen, rijk aan menigvuldigheid van bloem , foort en gedaante, en op eenen enkelen ftam in de lucht opgehe- ‚ven. Het is wijders bekend , dat, gelijk op de aarde in het algemeen met den afftand van de linie , zoo ook „, doch fterker en fneller in het geberg- te met de meerdere hoogte, de warmte afneemt, en dat derhalve een en- kele derge het klimaat van vele, in breedte zeer verfchillende landen ople- F 3 ve- CD vert. Men kan daar binnen weinige uren de uiterften der luchtgefteldheid van heete en gematigde gewesten, ja van het koude Noorden ondervinden. De „gedaante der gewasfen flaat daarmede in het naauwst verband. Rijst men tegen den berg op , ‘weldra ziet men: geene palen of bananen meer. Zij worden door andere gewasfen vervangen3 al wederom andere volgen op deze, Gedurig ontwaart men, al opklimmende, eene afwisfeling der meest verfchillende vormen 3 ‘en evenwel blijft-eene weelderige vegetatie voortduren, Nog hooger eindelijk ziet men, zelfs onder de linie „ geene andere vormen, dan zulke, die, in de vlakte , flechts «aan landen ‘buiten de keerkringen «of nader bij de polen gelegen, eigen zijn. Ziedaar dus al wederom eene krachtige oorzaak van verfcheidenheid, wier groote uitwere king op het Indisch gebergte bovenal kan gekend worden , en die-ons al meer doet zien, hoezeer de aard der gewasfen door het klimaat bepaald wordt, Onze Oost-Indifche Gewesten deelen dus niet alleen met anderen nabij den evenaar of tusfchen de keerkringen. gelegen, in al de grootheid. en den rijkdom, die den plantengroei aldaar over het algemeen onderfcheidt; maar wij mogen ook veilig vâstftellen „ dat zij die meest alle in vruchtbaarheid en fchoonheid overtreffen.- Afrika en Nieuw-Holland ftaan in. dit opzigt - klaarblijkelijk zoo zeer ten achteren , dat wij ze niet eens op de fchaát van vergelijking behoeven te brengen. Amerika alleen kan ín aanmerking kó- men. Doch ook daar is het länd verre van eene-zoo algemeen. krachtige, gelijkelijk. over het geheele land verfpreide vegetatie , eene zoo algemeene oorzaak van vruchtbaarlieid te bezitten, Kaal flaan ‘daar de hooge top- pen van het oud granitisch gebergtes flechts traag wordt deszelfs. opper- vlakte tot eene voor den groei gefchikte aarde ontbonden. Rivieren fpoe- len daaruit het vruchtbaarsté. gedeelte , en laten- het uitgewasfchen zand. té- rug. Het is dan ook alleen in het lager land aldaar , dat groote rivieren ; de magtigften op onze aarde, ‘door jaarlijkfche overftroomingen overdeke % ken, % an ken ‚het is in den modder , in de moerasfen en poelen, die zij terug la- ten „ alwaar , jas misfchien de krachtigfte , fterkfte plantengroei , die over de geheele aarde «kan gezien worden , beftaat. Doch groeikracht en rot- ting, leven en ontbinding zijn daar in eenen gedurigen , geweldigen ftrijd. De eene is-‚Zoo onftuimig;-als de andere verderfelijk en verpestend is. Daar is niet die zuivere frisfche aetherifche lucht ; die ons overal op en tusfchen het Javaanfche gebergte tegenwaait. Niet die ftille , gelijke over= eenftemming van werkzame elementen „ noch dat evenwigt. van krachten „ waarvan eene voortdurende. vruchtbaarheid alleen het gevolg is. Moet eene zoo bijzondere en eigenaardige gefteldheid van dat land onze verwondering opwekken „zij zal tevens de: begeerte doen ontftaan, om zoo mogelijk de oorzaken te kennen, waardoor: dezelve wordt voortgebragt. Gij zult het mij vergunnen, Mijne Heeren ‚dat ik nog kortelijk vermeld, wat waarneming en overdenking mij dienaangaande geleerd hebben. 6 Bezit dus de grond aldaar eene zoo groote duurzame vruchtbaarheid, - wij zullen. dan ook in de-eerfte plaats op den aard van dien grond moeten opmerkzäam” zijns „== Eene: eerfte . bijzonderheid, -die ik dienaangaande moet doen kennen, is deze, dat gelijk op Java nergens Granietgebergte beftaat „zoo ook. aldaar geene zandgronden of keizand. aanwezig zijn. Dit moet ons te meer vreemd toefchijnen „ wanneer wij in aanmerking nemen, dat het zand bijna in alle andere landen. aanwezig is 3 of wanneer wij ons de wijduitgeltrekte zandgronden van het noordelijk Europa, de barre zand» woestijnen. vän Afrika, «en de fchraalbegroeide zandheuvelen van Nieuwe Holland in- het geheugen brengen. Even min kan men zeggen, dat daar zuivere kleigronden zijn , althans niet Zoodanige als wij die kennen, Een en auder- doet reeds vermoeden „dat de oorfprong dier gronden een’ andere moet zijn dan die van de onzen, Wij zullen dus de oorzaak van het verfchil in het eerfte ontftaan dier gronden moeten opfporen. Immers alle aarde , ook die der-lagere landen, ontftaat door eene trapswijze ontbinding C 48 ) van het vaste gefteente , dat de hoogere bergen zamenftelt „ van waar ze vervolgens wordt afgevoerd. „Het hoog gebergte nu der meeste Oost- Indifche eilanden „en van Java in het bijzonder, behoort tot die gronden, die men thans over het alge- _ meen en in-eene ruime beteekenis , onder den naam van vulkanifche gron- den bevat , omdat men met genoegzame redenen mag vastftellen „ dat zij, even als de werkzame vulkanen zelve, daor opheffing van den bodem, door eene onderaardfche , van onder naar boven bepaalde werking ontftaan zijn. Geheel Java is zulk een vulkanisch terrein. Gelijk in vele andere opzig- ten „zoo verfchilt het rotsgefteente , dat zulke bergen zamentftelt, van dat van alle anderefi ook in ftoffelijke zamenftelling «en beftanddeelen. … Alle rotsfoorten „tot ‘hetzelve behoorende, zijn gemengd 3 zij beftaan niet uit eene enkele, eenvoudige delfftoffe , maar uit onderfcheidene , onder elkander vast zamenhangende, meer of min groote ftukken, brokken of korrels van andere delfftoffen , zoo als Veldfpaat „ Hoornblende „ Augit en mag- uetisch iijzer,- Eene eigenfchap , aan deze delfftoffen meer dan aan andere bijzonder eigen, die zij dus ook aan de rotsfoort-,-waarvan zij het be- ftanddeel uitmaken, mededeelen „en waarop wij nu voorname}{ik. moeten “ letten, ís deze, dat zij alle aan eene meer of min fpoedige verandering onderhevig zijn, wanneer zij aan weêr, lucht, vochtigheid en anderen ver- mogenden. invloed zijn blootgefteld. - Zij verliezen allengskens hunnen za- menhang „en worden ten laatften geheel ontbonden, -Vân den Veldfpaat is zulks ten overvloede bekend, De: overige zijn dezulke, die of ijzer be- ‚ vätten, of zoo als het magnetifche; bijna geheel daaruit- zijn zamengefleld. Het ijzer is daarin in eenen zoodanigen ftaat bevat, dat hetzelve zeer vêr= anderlijk, of aan verder roesten onderhevig is, en dit is eene voorname reden „ dat de rotsfoorten „die, hetzelve, bevatten «vrij: fpoedig ‘aan de lucht en in het water veranderd , en met eene oker- of roestkleurige korst overtrokken worden, Men: vindt, het bewijs daarvan overal in de bergen. Men kan dit tevens aanmerken, als een bewijs, dat zoodanig ge- b CR geftéente niët Zoo als dat van vele andere bergen door bezinking uit wae ter: heeft kunnen ontftaan, en van de eigenlijke vulkanifche uitwerpfelen mag men althans vastftellen , dat zij des te verandelijker én aandoenlijker gijn voor de inwerking van lucht en water, naar mate zij eenen grooteren graad van hitte en branding ondergaan hebben. Doch niettegenftaande.deze groote: veranderlijkheid , en offchoon het overal blijkbaar is, dat door de flooping van het gebergte en door de ontbinding der rotfen gedurig losfe. aarde ontftaat , is het echter niet gemakkelijk „ deze ontbinding in alle der= zelver oorzaken ma te gaan en te verklaren. Krachtig, wel is waar, is het ontbindend en verftorend wermogen’ van luchten water. Beide wer- ken langzaam maar zeker 3 want de werkingen der Natuur zijn aan geenen: tijd bepaald, -Veelvermogend is al verder: eene gedurige afwisfeling van’ … warmte en koude,-van droogte en vochtigheid. Openingen , kloven en fcheuren vergunnen veelvuldig aan werkzame elementen … den toegang tot: diep in het gefteente. Het water overal in-‘en doordringende, is meer malen … oorzaak van -inftortingen3- ftortregens „ hooggezwollen , {nel ftroomende fivieren «voeren het losgerukt gefteente tot verre afltan- den met ‘zich medez hetzelve wordt door het’ voortrollen , door, de: wrijving. der ftukken- tegen elkander, gedurig afgefleten, verkleind en: vergruisd. Door : de. uitberstingen „der werkzame vulkanen wordt veel- vuldig” eene „groote menigte van fijne asch-en ftof uitgeworpen en ver af. voortgedreven en vwerfpreid; en deze uitwerpfelen- gaan nog fpoediger tot aarde ‘over; „zoodat zij. reeds na- weinige jaren voor den plantengroei ge- fchikt zijn. Vele krachtige vloeiftoffen, als zwaveldampen , zuren, zouten, luchtvormige zelfftandigheden, werken „ zoo door ontbindend vermogen. als- door uitzetting „ veerkracht en perfing, gedurig op het vaste gefteente , en eene volkomene flooping van hetzelve is het uitwerkfel van dat alles, De overweging daarvan mag €enigzins-een- denkbeeld geven van de wijze, waarop de ontbinding der rotfen gebeurt, Doch wij moeten tevens belij- G den , Cs) den , dat-dat alles nog niet voldoende is, om deze „ en-alle daarbij. plaats hebbende verfchijnfelen. te verklaren. - Het blijft ons dikwijls even; onver= Klaarbaar , wanneer wij die. veranderingen evenwel daar zien: gebeuren , «ale waar wij geene der “ons-bekende oorzaken ontwaren , of: alwaar de hards heid „ vastheid «eri- zamenhang der „bergen ons: toefchijnen voor alle ele= menten onverwinnelijk te zijn, als wanneer wij zê niet zien plaats heb= ben,’ daar , alwaar zij, naar onze begrippen ‚ moesten werkzaam zijn, of wanneer wij vruchteloos;- door. sr kerjeg rf vrare der Natuur trachten na té bootfen. 3 „Doch wat daarvan «ook zijn anas zoo ralf is: keb het Kort voor ons nu vooral: hierop” aam «te weten ; dat er eené-gedurige verandering. van’ het rotsgefteente plaats: heeft, en dat de losfe, vóór den groei der gewasfen gefchikte „ aarde daärvan afkomftig is. Ik-heb'dezê veranderin= gen met oplettendheid nagegaan : en-derzelver “grooten invloed op-de-gefteld- heid van _dén--bodém- overal -waargenomen.” Ook daar, inhet ftille- hooge gebêrgtes isde Natuur gedurig: werkzaant.”:Nergeris is-volkomen rust noch beftendigheid:” De hardfte-rotfin, die zich aamden oppervlakkigen aan fchouwer als onvergankelijk “vertoonen worden ‘van het oogenblik af; - waerop. ze ontftaan zijn „ door tegenftrijdige krachten-en elementen aange= daan ; bedwongen, gewijzigd en veranderd „ tot dat zij ten laatften geheel ophouden te beftaan „ én, tot: ftof ontbonden , naar elders hees zt aan den bodem der zee. worden teruggegeven. - it 100 Ik zoude: verfcheidene omftandigheden en bijzonderheden kunnen wak, die gedeeltelijk bewijzen en het gedeeltelijk waarfchijnlijk maken „ «dat de voorzegde. ontbinding op de Indifcher eilanden althans” niet-minder „ maar” zelfs fterker en fneller wann in " ke terrein van vele andere rand plaats heeft, 5 Het vis» terallen tijde opslokken dat de wikis van —eatkaciisch vergoe: afkomftig; voor den groai der géwasfen bijzonder gefchikt is Alle-opmerk=> 25 1 zame C 51) mame reizigers ‚die den. Aetna en Vefuvius bezocht hebben, gewagen van de ongemeen. groote vruchtbaarheid en van den weelderigen plantengroei aan, den voet en in de omftreken dier beide merkwaardige vulkanen. . De Aetna is. in. dit opzigt een voorwerp van verwondering voor allen , die hem bezocht hebben. Geen land in, de wereld, zegt DoLoMIEU , is zoo rijk „nergens isde groei zoo krachtig en zoo overvloedig als daar, niets zoo -fchoon alsde velden van Catania , van Mascali en van den geheelen’ voet van den, Aetna. „Montpeglierij aldaar, zegt pe BorcH, is misfchien het vruchtbaarfte land der geheele aarde, Even zoo luiden de berigten van alle tijden van den Vefuvius en, alle andere vulkanifche landen, en wij kunnen dit in alle opzigten met het voorbeeld der Oost-Indifche eilanden bevestigen. Eene zoo bijzondere gefchiktheid dezer aarde voor den groei kan wel geene. andere. oorzaak tot grond hebben-, dan eene jüúiste vermenging en evenredigheid der grond{toffen „ waaruit zij is zamengefteld, Hoewel deze grondftoffen geene andere zijn, dan die in elke andere voor kultuur ge- fchikte gronden zijn bevat; zoo verfchilt toch de vulkanifche aarde zoo aanmerkelijk „dat men dezelve niet wel tot- eene der foorten van onze gronden kan betrekken, die wij gewoon zijn naar de meerdere hoeveelheid van het eene of. andere beftanddeel te onderfcheiden. De betrekkelijke hoe- veelheid. der beftanddeelen kan. dus, nietde eenige oorzaak. van. dat verfchil zijn. « Neen „ hetzelve is voornamelijk gelegen in de vaste innige vereeni- ging ‚ waarmede al. de beftanddeelen tot éen, in al deszelfs, deelen gelijk, geheel zijn verbonden. Zij laten zich niet , gelijk in onze aarden, werk- tuigelijk van elkander {cheiden. Zij maken alle te zamen, eene enkelvou- dige delfftoffe uit, terwijl onze aarden een mengfel zijn van verfchillende _zelfflahdigheden, Zij. kan dus ook niet door vermenging zamengefteld of verbeterd worden; zij is een voor. de kunst geheel onnavolgbaar. voort- brengfel der natuur. — De goede eigenfchappen derzelve blijken al verder G 2 hier. CS hieruit, dat zij alle die kenmerken oplevert , die eerie goede vruchtbare aarde onderfcheïden. De zamenhang der deeltjes is zoodanig gematigd, dat zij noch , gelijk onze zandgronden, voor verltuiving vatbaar is, noch, zoo als-zware klei, door opdroogen en hitte, fteenhard en als gebakken wordt, of door inkrimpen en bersten de wortelen der gewasfen verfcheurt, Zij is genoegzaam los en luchtig, om den bevruchtenden invloed van den dampkring te kunnen ontvangen. Even zoo neemt zij het water gereede- lijk in zich op, en, zonder aan eene gelijkelijke indringing en doorzak- king van hetzelve hinderlijk te zijn , bindt zij hetzelve echter genoegzaam om het nog lang bij eene daarop volgende droogte terug te houden. — Het ijzer is almede’, gelijk ik reeds gezegd heb , op het innigst met de overige beftanddeelen dezer aarde verbonden, en, offchoon aan hetzelve naauwelijks eenige invloed op den groei der gewasfen wordt toegekend, hetzelve zelfs van fommigen voor fchadelijk wordt gehouden, zoo moet ik in het tegendeel oordeelen , dat hetzelve een wezenlijk en hoogstnuttig ‘beftanddeel der vruchtbare aarde uitmaakt, dat het vooral door zijne ver- anderlijkheid medewerkt , de heilzame inwerking van den dampkring: op de aarde aan den gang te zetten en cene langdurige wid van den grond te onderhouden. Hoogstopmerkenswaardig is waarlijk deze van Natuur reeds voor na plantengroei zoo gefchikte gefteldheid van den grond; doch het is nict minder verwonderlijk, dat dezelve al mede ‘reeds alie die beftanddeelen fchijnt- te bevatten, die vervolgens tot voeding der gewasfen vercischt “worden. Eene juiste vermenging toch der onderfcheidene foorten van aarde , een matige zamenhang „ eene bepaalde grootte en gedaante der dee. len, moge hoogstdienstig of noodzakelijk zijn: dit alles kan evenwel flechts dienen , om den grond voor te bereïden , en tot het ontvangen, binden en bewerken der eigenlijk voedende {toffe gefchikt té maken. Immers het is een eerfte, algemeen erkend grondbeginfel van landbouw, dat aarde alleen, dn hoe CD hoe- goed ook: voorbereid , geëne voeding kan- geven. Daartoe behooren nog andere zelfftandigheden. « Het zijn voornamelijk diegene, die van be- werktuigde wezens „ wan’ dieren of. planten afkomftig, door ontbinding van dèzen ontftaan zijn, en de: eigenlijk. zoogenaamde plantenaarde--of “den Jrummiés zamenftellen. „Van dezevalleen hangt: de vruchtbaarheid, de,kracht en. rijkdom van den grond af; deze alleen. is het „, die „ benevens het „water , voedfel aan de gewasfen geeft; de ‘hoeveelheid daarvan kan dus ‚ook alleen de veilige maat{taf van de vruchtbaarheid. der aarde zijn, «Mag ‚de waarheid dezer ftelling niet ‘worden in twijfel getrokken, dan moeten „wij hieruit, reeds“ befluiten „- dat. ook de-eigenlijk, voedende \beftanddeelen niet gemist worden in den grond, dien wij nu befchouwen „ niet flechts in * ‚den hoogeren boschgfond , die natuurlijk boven. anderen rijk: aan ‘planten- aarde „is; ‘of bijna geheel daaruit beltaat, maar-ook inde aarde, die het Jager en open land-overdekt.. Ook deze is overal. begroeid, en brengt al- mede ‚-van. zelve; - eene zeer, groote verfcheidenheid. wan- gewasfen- voort. „Deze. alleen is,,hets,dievzonder dat denzelven eenige. andere. ftoffe: wordt „bijgemengd ‚ter, kaltuur,-van alle,nuttige gewasfen ,-dienstig-is, ‘Immers de Javaan kent geene bemestingen. … Zonder; deze , „alleen “in, den patuurlij- Ken grond, teelt hij: het voedend graan , fmakelüte. vruchten , geurige bloemplanten en alle.nuttige gewasfen. De plantenaarde nu, „van -welker aanwezen in, onzen grond men zich gemakkelijk kan verzekeren, is-daarmede zoo innig vermengd ; dat dezelve noch op het oog kennelijk is „ noch. door. uitwasfchen daaruit kan worden afgefcheiden, Ook met betrekking tot dit beftanddeel geldt dus hetgeen hiervoren is aangemerkt ten aanzien der, vaste en innige vermenging van alle beftanddeelen „ waaruit de grond: beftaat , en waardoor dezelve tot eene gelijke en eenvormige zelfftandigheid wordt. Wij leeren hierdoor al wederom, eene merkwaardige eigen{chap der vulkanifche, aarde. ken- nen „ het vermogen. namelijk , de plantenaarde ten naauwften met -zich G 3 te C 54 d te verbinden, die , hoogst fijn zijnde, daardoor woor de: inwerking van lucht en water vatbaar en tot plantenvoedfel toebereid wordt, « Ik twijfel, of. men onder onze. inlandfche foorten van aarde wel een voorbeeld van zulk eené eigenaardige zamenftelling- vinden zal. a Ik vertrouw derhalve, dat wij uit deze: befchóuwing ennen wbs dat de groote. en aanhoudende vruchtbaarheid der aarde op Java-en êlders, alwaar zij van het vulkanisch gebergte afkomftig is , voornamelijk veroor- zaakt wordt door de bepaalde evenredigheid en innige vereeniging der be-- ftanddeelen , voorts door de- vatbaarheid dier aarde voor de inwerking van lacht en vochtigheid, en laat{telijk door ‘hare. veranderlijkheid en de traps- wijze ontbinding , waaraan zij zeer lang onderhevig blijft. Het is klaar, dat een grond, dië reeds van ‘Natuur zoo uimdnenië gefchikt is voor den groei-der gewasfen , flechts weinig kunst vereischt, om tot eenen nog hoogeren graad van vruchtbaarheid gebragt, en voor de kultuur: der meeste nuttige gewasfen voorbereid te worden. Eene getrouwe navolging van datgene , waardoor wij in de Natuur zelve deze vrucht- baarheid zien toenemen, is al wat ons in dezen te doen” ftaat).- De meri- ging toch der natuurlijke aarde is- zoodanig; dat dezelve niet doof toevocgirig van: eenige’ andere’ zelfftandigheid behoeft verbeterd te worden. . Het klimaat maakt alle bijmenging van warmte aanbrengende ftoffe onnoodig. Mest- ftoffe zoude de goede eigenfchappen dier darde niet ‘kunnen verméerderén , maar veeleer. eene al te groote geïlheid veroorzaken” er aat’ cënié- menigte van” fchadelijke : infekten tot lokaas verftrekken. Het eenige’, dât de kunst vermag’, doch‘ hetgeen eene zoo krachtige als gunstige uitwerking zal te “weeg brengen, is, den grond te openen, los té maken, met’ de’ lucht in veelvuldige gemeenfchap en aanraking te brengen ,- eene gedurige vochtig- heid” in’ denzelven te onderhouden „’ en’ daärdoof” de ontbinding én ophef. fing’ als vruclitaanbrengende beftanddeelen te” bevorderen en té befpoe- digen. RO Ì i6 8 1:90 op HAER (E98 i De C 55 De rijstkultuur op Java, zoo zeer , en meer’ dan elders volmaakt, geeft ons het voorbeeld van de ganwending;, van het voldoende, en van de goede ditwerking dier middelen. — Eeuwen lang is de grond alddar bebouwd , zon- der dat deszelfs wrüchtbaarheid eenige vermindering ondergaan heeft; eeu wen lang zal ' dezelve nog kunnen bebouwd: worden , en met eene fchier onuitputbare vruchtbaarheid jaarlijks een ruïme oogst kúnnen opleveren. Deze aanhoudende vruchtbaarheid van den grond mag veilig vooronder= field worden, altijd te zullen voortduren , niet flechts met ‘opzigt tot de bijzondere rijstkultuur, maar ook ten aanzien var alle andere voortbreng= felen van landbouw, zoo lang. de hoogere bosfchen, ‘en met dezelve de oorfprong van regen en rivieren, en het gedurig voortbrengen van planten= aarde zullen blijven beftaän 3 zoo lang derhalve’ ‘de’ lagere’ gronden een geftadige toevoer van vruchtbare aarde en water’ zullen blijven. behouden. De af helling van let länd ‘maakt dien toevoer bijna ovéral mogelijk. Eene volftrekte onvruchtbaarheid van den grond Taat zich’ daarenboven naauwe- lijks denken, “wanmcêr r men ‘deszelfs bijzondere’ gefteldheid in aanmerking: neemt, Slechts eeh” vermindering van” “denzelvert kar’ daar. plaâts hebben, alwaar de grond, zonder nieuwe’ aarde’ te ontvängen, allengskens ontbonden, door lacht en water uitgefpoeld’, en van vruchtbare deelen beroofd „ tot eerie vaste bank wars verk » verhard; en voor den toegang der luché gefloten is. Ik aarzel derhalve niet > de tot hiertoe befchreverie bijzondere gefteld- heid van den grond als eene eerfte en voornaamfte' oorzaak van' de: fterke vegetatie, waardòor Java en andere vulkanifehe eilanden in Indië zich on- derfcheiden, — van die waarlijk verwonderlijke groeïkrachit, hooge ontwik- keling, menigvuldigheid en verfcheidenheid, die het plantenrijk aldaar bijna overal aanbiedt, te befchouwen. Lindt deze gunstige gefteldheid toch van den grond zouden alle andere, den gròei mede veroorzakende ‘omftan- digheden, hoe veel vermogetid ook in de Foar ipdldiden; dâârtoe ech- C 56 hy echter voor onvoldoende moeten, geacht, worden. Afrika, Nieuw-Holland, eenige eilanden in den Indifchen Archipel, en fommige plaatfen op Java zelve , „alwaar veen andere ‚grond, is, ftrekken-daarvan, ten bewijze. „Doch “ het „laat zich. daarentegen reeds van voren, ‚befeffen ,, welke ‚de. uitwerking zal. zijn ,, wanneer alle die overige gunstige, ‘omftandigheden gepaard gaan, met eenen: zoodanig. geftelden „grond, als ik heb -befchreven :- een grond „ die reeds in landen, ver buiten de keerkringen gelegen „ door eene buiten- gewone vruchtbaarheid wordt gekenmerkt. Hoeveel meer zal niet een war-, mer luchtftreek deszelfs kracht . verhoogen, alwaar, eene altoosdurende, warmte-den;-grond doordringt, het « ingefloten voedfel verfijnt, het inge, zwolgen water. tot veerkrachtige dampen. uitzet, daardoor deszelfs werking op. de: beftanddeelen vanden bodem , en door dat alles de ontbinding, van den gronden de-oplosfing van deszelfs voedende deelen bevordert. Door de warmte wordt al verder een overvloed van water uit zee, die het land. omringt, in den dampkring opgeheven en over het land vervoerd, Met de koelte van den nacht hetzelve wederom verlatende, geeft zij hetals daauw aan ‘het geopend. en. dorstig aardrijk over; of hoog en boschrijk ge- bergte ontvangt.-het , verdikt het tot wolken , die zich weldta in regens ontlasten. _Doch het is vooral de dagelijkfche omwenteling der aarde, de afwisfeling van. dag en nacht, de verfchillende graad van warmte, daarmede gepaard , die, tusfchen de keerkingen meer dan elders „ eene gemeenfchap_ ‘tusfchen „aarde, en; dampkring ; eene. wisfeling en verandering van. beftand- — deelen „en ‚als, het ware, eenen onophoudelijken ftrijd van elementen ver-, oorzaakt, - Hoe, meer- over dag de „loodregte zonneftralen het aardrijk ver- hitten en uitzetten, den dampkring boven hetzelve verijlen , te meer ope- nen zij, des te aantrekkelijk maken zij den grond voor al de luchtver- hevelingen „ die, met de koelte van ‚den nacht uit zee toeftroomende , in de verijlde luchtruimte indringen „ en, het. aardrijk overdekken. Zij heeft , als het-,ware , indien, ik mij zoo durf uitdrukken » eene ademhaling van het __aard- C sr) aardrijk ten gevolge, wâarvan ieder tocht; elke groote rsAythmus, verede- ling. van —voedende! fappen ven vöèding- zelve te wege brengt. Van daar ook die weldadige-afwisfeling: van, land- en zeewinden 4 die „ nabij de linie meer ;.dan ' elders," niet: flechts’ voor “den ‘mensch ven «de nk maar Vane blijkelijk ‚ook woorshet plantenrijk. allerheilzaamst zijns „Tet laatftey gelijk:rijkdom al sheer uitzich’ zelve wast en uitzet, zoo - ontfpringt ook’ uit groote vruchtbaarheid al grooter vruchtbaarheid, Ver- bazend: groot is op-de.plaatfen.; die ik heb getracht te fchetfen, de me- nigte van plantenftoffe, die onophoudelijk wordt! bereiden bewerkt 3 ook van diegene, die zich uit den levenden werkkring ‘van groeì. affheide tot de aarde overgaat, deze ophoogt en al vruchtbdarder maakt; die al meer het fpel en den ftrijd ‘der grondftoffen aan den gang Zet, eenen a) weelde- rigeren groei veroorzaakt. — En dit alles is de uitwerking van dat eenvou- dige, ftille plantenleven , zoo onzigtbaar en zoo geheimvol in zijne werking, als verbazend in zijne gewrochten! Wat toch kan meer onze hoogfte ver- wondering opwekken? Doch welke befchouwing der Natuur is er, die daar niet henen leidt? Juist deze is de fchoonfte vrucht , die wij er van wegdragen ; zij blijft niet zonder invloed op onze ftemming, op ons ge- voel, op ons denken en handelen; zij verbindt het natuurlijke met het ze- delijke. Doch waarheen word ik vervoerd? Ik heb mijne taak volbragt , want mijn onderwerp houdt op tot de tegenwoordige befchouwing te behooren. Na het eindigen dezer Rede, zeide de Voorzitter : Ontvang , Mijnheer ReïNwARDT! uit naam, zoo ik vertrouw , van allen, die hier aanwezig zijn , den hartelijken dank voor uwe voordragt. Toen Gij, ver van het Vaderland verwijderd, ten nutte der Wetenfchap- pen aan vele gevaren waart blootgefteld , en zoo door uw voorbeeld be- H krach- Cs8 D krachtigdet „hetgeen Gij te voren met klem: van tale, hadt aangewezen, hoe de ‚ware Natuuronderzoeker gewoonlijk door veen: bijna. ongeloofelijke ijver wordt: gedreven dachten. wij dikwijls-met ‘angst aan de: mogelijkheids van U in dezen, kring>niet weder-tevaanfchouwens!: Zoo svéel tevinniger gevoelen wij ons nu verblijd „door uwen ‘eigen mond-een -gedeëlte vari uwe bevinding te hooren vermelden: Met verlangén zien wij de volledige ‘ontvouwing hiervan. te gemoet. «Het Opperwezen fchenke U hiertoë:de noodige , gezondheid , ver zeuren en Inftituut- bij, voortduring weer: in de vruchten uwer nafpo briów Ödjono 318: shósltisonste gi Jia nt Dè Eer ie Kl Klasfe is “in en te die deze. openbate' zitting ‘hebt bij gewoond voor. die. bewijs. van uwe “deelneming hâren dank verfchul, dei U gs uit, ‘haren naam “tocbrengende, eindig ik bier mede onze gea en verklaar deze Vergadering te zijn „gefloten. Hilde: ll Î va ih 0e odin eta. ok 3 3VT FiotdsoTwan stile ui bhssrdist tie “Eb er Hoda # looft 8 iris ieheo (is ww ‘sihkoorfs} ab "er dee Jemt Eiiol Herst 43 „en Ho 'go'beolvitt mso A torstb: Ì dd t je À \ kh _ Ned n st eaiwuòrlilod sgibroowasges ub 303 go abrod grswrsbro sf stsw MMO zeesisdooV-ieb abies sb3rl ssh adgibriie zon #7 N k 8 4 e WIWORJTEN . Al OOR ei AUERE ALE vas tracer ds oproer nf + Î 1004 dneb-nudtilers 9} ai bee hammen ahnsiiak” SHE sin Jt 10 PEG MAAN: (139 TENS BE3IVIELAS VIE DID Co EDAEE „qadslaoisVd. 195: 93300. 09 « brobitarav, besekaabeM radeaev Dv „HO ns07 „ad blaadioow: vrm zOeh- 008 A9 « bleilsgsoold.s1sew nar evan alen ens Anôri N VERSLAG VAN DE ZEVENDE OPENBARE VERGADERING DER EERSTE KLASSE VAN | HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, GEHOUDEN DEN 18den DECEMBER 1820. IVD DANA ITD Gedrukt voor DE LEDEN DES INSTITUUTS. wRALRRNY | 2 we bikes ann eijk vee 5 4 ed EN vanavan au bidt takel MEA RO Eed Aaen ame naa zl HA, ad “rvu AOBA ALG ADKOA Tan AAAUNAATTEN KAATAHO2HET EW. MAV btn dees BROOM Kal MEDE > QC8t naamaona e58L waa naavonao KE, AAEENEREER KELE OT EEP hendel dedind id Nes oor dalatbon On ATUUTITERL &AO HATE HO VERSLAG VAN DE hOOE Tu ZEVENDE OPENBARE VERGADERING aha mar e gietejk « LION . E E R S,, TE 1 ‚K les S- S. dein HO MT AACHEIOAHM or VAN, ; WG le ko LAM dir KONINKLDK NtDERLANDsche. IN stitoor viVAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE „o LENS SRAD BEV? N RIE N.sisorov Hilo ertoe en ol he , en et gafhav 2 arturt- ot atieterd rsv gaoh si Blondes. Ee Iden Decer ember, er 1829. isde ndslnstsV/. vab 19 9400OWSB TOOL … HEET 99 ai ob term gitasla -osoh- Hd is: Voorzitter : C.van DER BOÓN” misc,” iq tld GEV top “dba evaoLik: nab- go de slaago biatidijlamss: xl 1d 1910 efijds o9aomieo oteslZl vab boob. rab: 1oob sib nst errta mre EF ao Anth asarnitmt da sinparshr waar at eruo of heh toit Strain 3 AsB3TSDAO za sleanldl els A pos 4 s en Thera nt -Asint Stien) ostd oh mt ORT eetseietikoDen ogibissvs rev. eidtsy dan 19v0 RAMEN VAV Arc TUAUUR A Te viteearaa „d aorooFl- ob : noob l movan KOVIEN eë «OA AHITAR MAV „TH Te MAAIJOUOD HA AULT TN: adat de „Voorzitter;;-de, Vergadering ‘geopend ‚had ,: werd-rdoor „den, Sade de- „Naamlijst der Lseden opgelezen;;; waaruit bleek: „dat ad ne saps aanwezig waren : A 2 De OALZAEN a MAY He C‚ VAN DER BOON MESCH , N. C‚ DE FREMERY » oviaNdnaaav wAAREETD aanava Cs G, C. REINWARDT } A. NUMAN ; G. MOLL ; Ù UG. S. VAN BREDA. Hietdp da dé-Vodfzitter de wölgende!lanfpraak” Á + MIJNE vgigerip VEEL GEACHTE’ MEDELEDEN! EN a ALLEN, DIE ONS MET UWE TEGENWOORDIGH TUU VEREEN isd AANZIENLIJKE AOEROGRBERE, DT ik De Rérfte Klasfe'v vant ons Koninklijk-Nederlandfche Inftituut is weder- om openlijk vergaderd ;' òm , volgens de Wetten harer Inftelling, verflag te doen van hetgene zij , gedurende een tijdvak, van twee jaren , ten nutte der Wetenfchappen heeft verrigt “* Bij deze plegtige, gelegenheid, rust de treurige taak , door gewoonte en betamelijkheid opgelegd, op den Voorzitter de namen te vermelden van ’ hen, die door den dood der Klasfe ontnomen zijn. Helaas! nimmer heeft de Klasfe meer verliezen ondergaan en ruimere ftof gehad om te treuren over het gemis van waardige medearbeïders, dan in de twee laat{te jaren. Zeven Leden: de Heeren P. DRIESSEN ; J. A. BENNET , A. VAN STIPRIAAN LuïscIus , A. F. GOUDRIAAN, Je P. VAN CAPPELLE, O, S, BANGMAs JeF. SSENTELET 5- twêe Geasfocieerden # „c.p. THUNBERG €en H, DAVY 5 drie Korrespondenten : “Gs ”BAKKER ; “A THAER en Te YOUNG, zijn haar enen. Hoe € 8 Hoe gaarne” voldeed ik aan de infpraak van mijn gevoel, door eene breede uiteenzetting van hunne groote-en fchitterende verdienften. Maar de tijd , die tot de volbrenging van de Werkzaamheden dezer Vergadering vergund is, gedoogt dit niet, en vreeze ik al te zeer, dat mij de gaven ontbreken zouden; om dien rijkdom en verfcheidenheid van kennis te overzien”; waardoor”zij in verfchillende betrekkingen hebben uitgemunt… Eene korte en--loffelijke vermelding van elk hunner zij hier de hulde aan hunne nagedachtenis gebragt. Aan PETRUS DRIESSEN, Hoogleeraar ‘in de Schei- en Kruidkunde aan de Akademie’ te Groningen „ komt voorzeker-de lof toe, van de Schei- kunde in ons Vaderland fteeds: met den meesten ijver op den bloei en de bevordering van het: Fabrijkwezen , gelijk op de Geneeskunst, te hebben toegepast. - Bij‘ het ‘aanvaarden van zijnen post als Lector bij de Genees- kundige Faculteit te Groningen, in den jare 1778 , liet hij reeds dit zijn voornemen blijken , toen: hij over het voordeel fprak , dat de beoefening der‘ Scheikunde aan andere Kunften en. Wetenfchappen aanbrengt. Gedu- rende “tene: halve eeuw heeft het hem-mogen gebeuren aan die taak te ar- beiden. Zijne gehoudene Redevoeringen, zijne uitgegevene Schriften , de Akademifche Verhandelingen , onder zijn oog gefchreven , trekken hiervan niet alleen ten bewijze , maar toonen ons tevens d dat zijne pogingen. met eene’ ‘gelukkige uitkomst bekroond werden. In verfcheidene andere betrek- kingen was ‘DRIESSEN nuttig werkzaam. De gewestelijke en, ftedelijke Kommisfiën vän Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt „-en de Kom- misfie' van Landbouw te Groningen , hebben «vaak. de vruchten: van zijne welwillendheid én —wetenfchap genoten. De blijken zijner prijsftelling op het ’lidmaatfchap: des Inftituuts zijn in de Archieven der Klasfe bevat „en gelegen zoowel in wetenfchappelijken arbeid , dien hij ter overweging toe- zond, als in oordeelvellingen , waartoe hij was uitgenoodigd. JAN ARNOUT BENNET; Doctor in de Wijsbegeerte en Geneeskunst , had A 3 ; het 6) het zich, daarentegen ten doel gefteld, de beoefening der Natuurlijke His- torie: in:-het Vaderland. meer: algemeen te- maken en de Vee-Artfenijkunde en ‘dé Landhuishoudkunde te bevorderen.” Zijne Prijsverhandelingen, als : over „de nuttigheid van de beoefening en inrigting der Natuurlijke „Histo- tier voor des jeugd over--de Fauna van ons Vaderland „het ontwerp eener Vee-Artfenijkundige- School, door ‘de Maatfchappijen van, Haarlem en voor. den “Landbouw „bekroond; zijn: daarvan de bewijzen, «Ook vonden jeugdige beoefenaars der Wetenfchap in BENNET eenen vriendelijken Be- fchermer „gelijk de. Kunften „eenen Voorftander en ‚Kenner, „Eene, treu- rige „ onvergetelijke, wederwaardigheid en-een. zwak ligchaamsgeftel. mogten zijnen aandoenlijken geest fomtijds mederdrukken , van de. beoefening zijner ftuäiën «echter konderí) zij hem nimmer terughouden, De Eerfle, Klasfe dieshem vanden jare 1809 tot Luid: mogt bezitten „ bleef. van: de vruchten däarvan niet: verftoken , ven mogt meermalen” zijne Voorlezingen: over on- _ derwerpen „ den Landbouw-betreffende ontvangen. … ld astserngo -…Hét derde” {martelijk verlies’ dat de Klasfe-den-oden Mei, dezes jaars leed, was dat van ABRAHAM: VAN /STIPRIAAN- LUÏSCIUS ‚ beroemd „Genees- heer en Lector in de Scheikunde te Delft, Voorzitter. der. Provinciale Ge- fieeskundige Kommisfie. in bren » Ridder der Orde van den Ne- derlandfchen Lieeuw.- zov ono er K n Gij weet „- Mijne ‘Heeren ! dat. tribes Mheen van geest 5 door ‘edele: grondbeginfelensbeftuurd.„ Hem in zijn werkzaam en. weldadig teveni gekenmerkt hebben. Zijne kennisen bedrevenheid in de Scheikunde heeft de’ Koninklijke Maatfchappij. der. Geneeskunst te Parijs , het Bataafsch Genootfchap--der: Proefondervindelijke.. Wijsbegeerte te Rotterdam „ open- lijk. verkend ven vereerd door: het ‘bekroonen. zijner. Verhandelingen. over, de melken de oorzaken: der verrotting. Op voorwerpen van algemeen belang was hij fteeds: uit-zijne wetenfchap toe te pasfen,, Het, water tegen be- derf te bewaren-, of. bedorven. water van bederf te, zuiveren, was een,‚der- c zel- 47 zelve, Het Geneeskundig Magazijn , om andere Schriften met ftilz wijgen! voorbij te- gaan „ kàn van «zijne omvattende: kennis’ inde Geneeskunde ge wagen, en zijn arbeid, aan het onderzoek en de aanwending der! Guytons Sche berookingen befteed:,: van zijn geliefkoosd pogen , ouv-de: Scheikuride _der Geneeskunst dienstbaar te maken. zel vacwl asitsv aes Het lijdt geen-twijfel-of indien vAN:STIPRIAAN shet hem meermalen aange» _ boden: -Hoogleeraarambt- in de Geneeskunst -aatvaard: had, of hij hid hêtt zelve waardiglijk- gehandhaafd ‘en werfierd :- maar’ twijfel kan’ het: wekkem; of hij daarin der menschheid, meer weldaden bewezen had: jrdan ‘hij vip het waarnemen «van» zijne: uitgebreide praktijk: gedaan heeft; - Niet» alleen zijnd kundeen ervaring , ‘ooks niet; zijnerinnemendheid:) zijnemenfchenkennis en» welbefpraaktheid ‚maar de. vereeniging van deze met ‘menschlievetids heid- én: eene: „medelijdendheid, die ‘hem zijn» eigen “leed: terr beste van anderen „kon\doen, vergeten ,- maakten hem, als-Arts;>het voorwerp var de: ‘onbepaaldfte achting; liefde en. vertouwen inzijne veert rend „omliggende fteden en dorpen. niv eiaohsig9s of B zi Karrnavoo o8v Dit werkdadig: leven „nogtans deekidhiede hed niet ; om ‘ook: aan “dé Klasfe de» blijken: van zijne geleerdheid zoowel in de Scheikunde als ‘in de „Geneeskunst; bij voortand en, tot kort vóór zijnen dood svaante bieden. noniirg ‚‚ De*Bewoners- van andere ;Oorden: mogen “zich „beroemen en met älle reden „op dezulken die. zich. aan -de. Bergbouwkunde: of: doôr het-banen van wegen” te > midden: door ! rotfen «en over fteile “bergen” heen verdien- ftélijk:: hebben » gemaakt. — Ons Vaderland, “zoo: men een-gedeelte gronds uitzondert 3 mist: de diepe » metaalmijnen , “gelijk » de “bergketenen &cmiaär ‘zoovals deszelfs: bodem, nêderig is-en'‘tondom door. water bedreigd wordt, mag! het-"zich verheffen (op -fchrandere en ondernemende uiannen 4 dieden vlakken, bodem :teger.devinvällen der zee:-en der rivieren: weten «te: be- fchutten:s den »bedreigdensgrond,r ir tijd:van gevaar y!-door:fnel dange- AV brag- 8) bragte hulp, verdedigen, en op den bewaarden grond grootfche ge- denkteekenen van vernuft oprigten „ ten welzijn, gemak en vonden van deszelfs bewoners. Het is grievend, wanneer die: Mannen den Lande onvallénd Zulk een verlies kwam het Vaderland te lijden ‚toen het‘op den eden Junij dezes jaars , ADRIAAN FRANGOIS GOUDRIAAN , Infpecteur-Generaal bij ’s Rijks Waterftaat; Staatsraad in buitengewone dienst, en Ridder der Orde van den Nederlandfchen Leeuw „door “den dood werd ontrukt. Scherpzinnigheid en vindingrijkheid met juistheid:-van oordeel , diepe keijnië en onafgebroken vlijt in ‘overeenftemming: met elkander „hoe veel groots en ‘goeds en duurzaams kunnen zijftichten! Van-die fchoonesen heilzame overeenftemming getuigen de Waterbouwkundige: werken „door GOUDRIAAN vontworpen en onder- het. opzigt van (GOUDRIAAN voltooid. Die met,-den vinger aan te wijzen , zoude derzelver grootheid niet min= der dan’ -der- Hollandfche opmerkzaamheid zijn te kort gedaan; De-naam van GOUDRIAAN is in de Gefchiedenis van Neêrlands Waterftaat met Juis- _ ter opgeteekend: en hoeveel de. Klasfe in GOUDRIAAN’ mist’, kunnen hare uitgegevene Werken openlijk - uitwijzen „ die-met een aantal doorwrochte Stukken van hem; ‘over hoogst amgelegens „onderwerpen: zarigrgevenee prijken. baid Nog had de tijd die geflagene wonden -niet kunnen. Berman itoen in de “maand Augustus 1, 1,/eene, nieuwe werd: toegebragt:; „door het overlij- den “van JOHAN PIETER VAN CAPPELLE; Hoogleeraar in de Nederlandfche Taal-. en Letterkunde ven Vaderlandfche, Gefchiedenis-aan, de-Dóorluchtige “School «alhier „Ridder ‘der . Orde wan den -\Nederlandfchen;- Leeuw, Voorzitter ‚der. Eerfte en. Lid: der; -“Tweede Klasfe- des Inftituuts.” Gevoelig trof die swond. De vervulling: van-ambtsbezighedén ‚-de verre: afftand:, — klimmende jaren’, of afnemende -gezondheid;:verhinderden de (Lveden wier dood ik: vermeld heb, dikmaals hen in «ons-midden:te brengen: maar ' VAN (9 ) VAN CAPPELLE ‚was. hij niet de getrouwe bijwoner der gezette Vergade= ringen „de beftendige medearbeider in beide „dikwijls de gewenschte Be- ftuurder van de handelingen der Eerfte Klasfe ? Wetenfchappen en letteren beide hebben in hem den gelukkigen en kundigen beoefenaar «verloren: was de uitdrukking. van het algemeen gevoelen -bij-de mareVan zijnen dood. Het Vaderland is een onpartijdig fchrijver en leeraar van zijne Gefchiedenis ontvallen „ de Nederlandfche, Letterkunde “van een ‘harer fieraden beroofd ‚en wat hij voor de Weten- fchappen geweest ís „hoe bondig en juist hij ons bekend maakte met de kennis „der Ouden van. de Natuurkunde, hebben zijne uitgegevene Verhan- delingen. bij- herhaling „geleerd. "VEN ooi EEA: Aan-de verdienften van van: cApeeLLe heeft: de ring regter onver: getelijk-hulde, gedaan. Het past mij alleen hier-te zeggen , dat de. Eerfte Klasfe zijne -begaafdheden- huldigt, zijne bewezene dienften in erkente- nisfe houdt, zijne deugden eerbiedigt. ‚„Ín:OBBE! SIKKES BANGMA bezat ons Inftifuut mede-een ijverig: Medelid; die- zich: nimmer onttrok ‚ wanneer zijne hulp werd ingeroepen „ en meer= malen „had de Klasfe het. genoegen „ zich daarvan in aangelegene zaken ten beste te bedienen. Den lof van een buitengewoon groot Wiskundi= gen. hebben bekwame oordeelaars BANGMA «toegekend. Spaarzaam » ini woorden , “gierig op den tijd‘, van de zinnelijke ‘voorwerpen zijne aandacht aftrekkende , was ‘hij gewoon zich: in de ftudiën der hoogere Wiskunde te verdiepen. De gewrochten van deze ongemeene kennis mogt de Klasfe meermalen van Hem-ontvangen en in Hare werken door den druk nn maken. 00% JeF. SENTELET ‘ontviel-der ‚Klasfe- den 27 November 1, 1, pn was een beminnaar der Wetenfchappen en een zoo gelukkigen vlijtig beoefe: naar der Natuurkunde , dat aande Hoogefchool te ‘Leuven het “Hoogleer- aarambt in, die Wetenfchap hem werd aanbetrouwd. ” Uit prijsftelling: op B zij (10, 1) D zijne verdienften ‚werd hij in ‚den:jare 1816 tot Lid-desInttituuts -be- noemd. „En van de verfcheidenheid: zijner kennis - heeft de Klasfe her haalde malen door de prada ‚van: An vas aangename blijken genoten, / si rens ‚ De Geasfocieerden „die. de Klasfe herleid alssie beide onder::de uitftekendfte “en beroemdfte. Geleerden, Over: eenen daarvan had ik: mi voorgenomen ftraks opzettelijk te fpreken, + …… » gino ving “De tweede ; „CAREL PIETER THUNBERG, Was amende inde Ge- nees-+ en:‘Kruidkunde te Upfal,Kommandeur van -de Koninklijke Wa- fa-orde, Lid van zes en zestig Akademiën en geleerde-Geriootfchappen;, en overleed , in den hoogen ouderdom van vijf-en tachtig. jaren den. 8ften Augùstus van het. vorige jaar, op zijn landgoed Zwnaberg bij Upfal. (ij was een der geliefde leerlingen van LINNzeus en een-onder;de waardigfte. De groote en „werkzame geest van zijnen meester bezielde hem, en-de zúcht ter beoefening en bevordering, der Kruidkunde voerde hem naar verafgelegene „werelddeelen. « Zijne Gefchriften over-Japan ven de munten „ die- in „vroegeren. en lateren tijd geflagen en. gangbaar geweest zijn , over de „ Japanfche. Natie: en Flora „ behooren onder de weinige „ die ons met dat, Land, en deszelfs. inwoners. en voortbrengfels van meer nabij hebben bekend,gemaakt. Ook zijn. vele en kostbaar de. Kruidkundige Werken , die hij.geleverd. heeft „ en; daaronder dezulke „die als een model-ter navolging zijn. aanbevolen. „Buitendien. prijken. in-en buitenlandfche- Werken met hon- derd wijf en. zestig, Verhandelingen van zijne „hand ;en was hij-Voorzitter bij, tweehonderd. drie en ‚negentig Akademifche «Verdedigingsfchriften.:» Het is eene ftreelende herinnering en.voldoening voor den Nederlander, door ‚zijne onderfteuning «te hebben medegewerkt: tot de reize van “TnUN- BERG naarde Kaap de Goede Hoop en naar Japan. tin „De. Korrespondenten „ die der Klásfe ontvallen zijn, bebefendén de ver- pannen: Wetenfchappen gelijk hun Vaderland: en zeden van elkander ver- CBE 5) verfchilderi.» Maar vallen munteden zij uit in dén wijden kring hunner kennis “en hunne ‘deugden en talenten, waaraan opeflijk is régt gedaan, worden ook: door de Klasfe remden de en op En prijs geen ty EE os 113 + Di t är ni Gaia BAKKER’ was, Hoogleeraar in de Ontleed- ‘en’ Natuurkunde van den“ mensch:te” Groningen, “Bij ‘de nafporing vari het maakfel des menfchelijken’ligchaams y. waren inzonderheid het onderzoek dér zefiuwen en herfenen’,. de-overdenking van. derzelver werking en invloed, de bes fchouwing: van den’ natuurlijken en zedelijken: mensch, de geliefkoösdé on- derwerpen waarmede: hij. zich bezig hield , en waarover ‘hij’ in Verhande- lingen» en, Redevoeringen. zijne gedachten mededeelde. De vergelijkende Ontleedkunde der-Dieren paarde hij met deze ftudiën.’ In de Redevoering over het verband tusfchen de Natuurlijke Gefchiedenis der Dieren en derzelver ontleedkutidige befchouwing , gehouden bij ‘zijné aanftelling als Lector in de Vergelijkende Ontleedkunde bij TEYLERS' Stichting in «den jate-1808 ‚had hij de waarde dier fchoone Wetenfchap : aän anderen ónt- vouwd-ylben. devbefhrijving. van’ de beenderen der Visfchen, 14 jafen daarna:-door hem in het licht gegeven, doet ons hem zelven pri ae beet kwamen: beoefenaar ‘daarvan. kennen; + sooo he „Hoer vuitgebreid. dev kring” dezer’ kennis en werkzaamheden zijn ded ä BARKER bewoog zich’ daarin” niet uitfluïtend. “Het gebied’ der Praktifchie Geneeskunde was “ook het zijne; * De onderfcheidene deelen dezer groote Wetenfchap , de inwendige Geneeskunde , de Heel: en Vröëdkûnde were den» -doors:hem stén „déele aan’ anderen voorgedragen ‚ ten” deel zelve be- oefend valle in-gefchriften behandeld. “Baier ' verbond eenen nävokfchen- den geest niët onvermoeide arbeidzaamheid ‘maatwkeurige met ‘verfelieide- ne. kennis ; gevoeligheid vân’ eef met onverdroidnë huipvaardighëid. : bisa. TerMeeibddsrl Tsit sabgV nsu: « terrat vordoer13n, "ALBRECHT ‘*PnAER’ “was de” Stichter “en” Hoofdbertaurder dier ditmun- bi Bs ten- Cm ) tende School voor den Landbouw te Mögelin. Indien de Landbouw als de Kweeker van. befchaving. door de oudheid geprezen is; -dezelve. mag thans ook, als de aanbrenger van welvaart en overvloed geroemd: wor-, den. Dien tot dat gelukkig einde al hooger en hooger op te voeren had. zich THAER voorgenomen „ en door de wijze vereeniging der weten- fchappelijke kennis met, de lesfen van ondervinding en ervaring, is het hem, mogen „gebeuren, daarin te flagen.. Den Laandbouw ‘ook als Weten- fchap. te doen beminnen en eerbiedigen „de kennis daarvan meer algemeen te maken „ uit te breiden, dien; van dwalingen en vooroordeelen te ont-: doen, deszelfs. voordeelen te vergrooten en te vermenigvuldigen , in één woord; dien tot een ruimer bron van leering , genoegen en welvaart te. ftellen , daarvoor fchreef hij onvermoeid zoo vele werken „ daartoe rigtte hij zijn. geheel leven en al zijnen arbeid ins. En nogtans , ‘zoo groot is de ijver en de bedachtzaamheid van welmeenende en vooruitziende Geleer-. den, met deze middelen „hield hij zich niet voldaan. Eene School te ftichten , waar de Landbouw als Wetenfchap geleerd , als Kunst beproefd _ konde worden, waar de gelegenheid beftond, om bekwame Landbouwers te vormen en van waar wel opgeleide Landbouwers konden uitgaan, om nut te doen met verworvene kennis; ziet daar „ Mijne Heeren, waarnaar hij ftreefde, en hetgeen. hij, met vaarwel zegging: van den naam van een uitmuntend Geneesheer en Lijfarts des, Konings „ eerst op zijn geboorte- plaats Celle „en, daarna reen en pabeperkt op zijn ee te Mögelin, bewerkftelligde. „Het, zoude, eene aangename, taak zijn, den edelen Man in het-bekoor- lijk „Mögelin „in zijne. ftudiën, en bedrijven te volgen , hem omgeven te zien, met andere, geleerde, Mannen „ die, met hem, aan, hetzelfde doel ar- beiden, en van welwillende en vitdetenide leerlingen , die hem als hunnen Leettieester eerbiedigen en als hunnen Vader liefhebben. Maar de tijd vergunt ons dit niet, en_gedoogt Alleen; nos te zeggen „dat de nagedach- tenis BJ tenis’ Van ALBRECHT THAER niet alleen ín Pruisfen', maar ookalhier, het Rijk var Bandonn zoo wel als van Handel , in eere en zegening Ás. ST ft SANSREL If 2 nódeiì. ofirodon TroMas weeks Doctor in de Beeeskanis bezat zoo vele zeldzame gaven van vernuft en geleerdheid, als flechts aan weinigen ten deel valt. Zijne landgenoten getuigen van hem, dat bijna niemand iù Engeländ hem ‘in’ geoefendheid en kennis der oude Letterkunde en bijzonder ‘der Griekfche ; evenaarde, en bevoegde Franfche Geleerden noemden hem één der Mannen , die het best de kunst verftonden ; om de- Wiskunde op de moeijelijkfte deelen der Natuur- en Sterrekunde toe te pasfen. mv Ook als Geneesheer toonde hij, doór zijne uitgegevene Schriftens, groote fcherpzinnigheid en kennis te bezitten. Zijn Werk over de-Te- ring,’ zijne Stukken over de voortftuwing van het: Bloed in de Slagade- ren „ worden , even” zeer als zijne Wis- en Letterkundige voortbrengfe- len , hoog geroemd. En, behalve de gewone Praktijk, beoefende hij de Geneeskunde „ gedurende “eene” reeks van jaren „in een der Londenfche ziekenhuizén. Zijne’ geleerde opvoeding, gedeeltelijk te Edinburg-en ge- deeltelijk te Göttingen en op andere buitenlandfche Univerfiteiten-geno- ten, had hem -de gelegenheid’ verfchaft „vom vele ‘hedendaagfche talen te leeren „ ook “de onze “lâs ‘hij ”'althâns even” gemakkelijk: als de Franfche , Italiaanfche ,„ Hoogduitfche „ Zweedfche of Deenfche. dit “Gedurende vijf jaren gaf hij “aan” de” Stichting: van den Graaf v VAN RUMFORD ‘openbare lesfen over de Natuurkunde „ venvide uitgave dier les- fen ; welke “naderhand ‘volgde „ verrijkte: hij met Wiskundige. bijvoegfelen én aanwijzingen van Geféhriften die ; volgens de vuitfpraak van/bevoegde oordeelaars , eene fchaarsch geëvenaarde geleerdheid ontwikkelden, , De Philosophical Transactions bevatten eene menigte ftukken,van ;zijne hand, in welke de moeijelijkfte gedeelten der hoogere “Natuurkunde „wor- den behandeld. Vooral trok: de Gezigtskunde zijne aandacht en zijne » „>-Wij hebben „van: flechts-eenige der veelvuldige Schriften van vounesdie betrekking hadden -op de» werkzaamheden «dezer Klasfe,, gefproken 3, die allen” op „teistellen’ laat ons: beftek. niet toe. Maar, wij kunnen, , „bij het vermelden der ;verdientten: van; young, niet, geheel. zwijgen, van eenen ar- beid,die anders vreemd is aan de letteroefeningen der Leden van, deze Klasfe, „Ik, bedoel „het lezen en het verklaren van hergeen ons van de Egyptifche. beeldfpraak 1 is overgebleven. -Youne betwistte „aan, cHaM- PoLLION:deveer ‘van: hierin: het ijs te hebben gebroken, in eene Verhande- ling:vover.“zeker „infchrift ste „Rozette. Het voegt mij, niet. dit pleit te bêflisfen maar dit kort, verflag:van de werkzaamheden van voune. zal, ik eindigen» miet! te „zeggenis-;dat men, van dezen voortreffelijken Geleerden mog seem nagelaten Werk! „uit. zijnen bijna ftervenden mond, ongein „ ze wáchten heeft „rover; de Egyptifche of, Koptifche talen. … „Bijhet “treurig: ‚gevoel, „over-zoo „groote, verliezen , kan ‘ons. de overtui- ging bemoedigen, dat wij,-in ‘onzen kring-nog Mannen, mogen bezitten „ mer wakkeren ‚geest toegerust en met, onvermoeide belangftelling arbeiden. dek ve isshiêt eênestroostrijke.gedachte „dat, het. in ons dierbaar, Vader- rakäe-geenszins’ ontbreekt. vaat „ontwikkelde of ontluikende verftanden , die ziehobeijveren » het; onvergankelijk gebouw: der, Wetenfchap ‚te fchragen en op te trekkeig en) verhieugen » wij. ons. eindelijk „dat ons,‚,weldra,zal wer- güra “zijnesde »Wwaardigfte -derzelve tot: vervulling -der saaie Ht, ordt wai zoh :rstfoohon ofnlijfejfsomr ab adisws ai brad oftijse ns -losbrns. orijiss sbeuidargisan : don ImoeV li dach „afs q Thans „EK y Hidan Hie s ueronidve oomen ai vbliun Basu. aaTwmAr aa ijd Thans tot het egen dezer zamenkomst genaderd’, ; Ke ik, Geëerde Tohoorders! Uwe aandacht in, tot het danhiooren van het Hz EN Verflag der, Werkzaamheden onzer Klaste ;, gedurénde de twee laatstver- Toopene jaren, en verzoek „Mijnheer den” Sekretaris dit Verlag te willén Hat „Di voorlezen. bie abad : Ás rot EN € tiod 3 Mu #3 AIEE OD JE …kID solvanitage U AT 3 EJAVOY “Wwaarda’ de Sekretaris voorlas | het volgende, Verg: ast 200 isf 21 Îs AMNIANIS 20 V. ELIIVE GEER, GEËERDE. hm VAN. ALE „RANG EN hie ira blrivrovao.3sia soensw eltar Hoor lowe alst asch; loo raboiesssaior ijnvieev elsszob. ednsh- De: ‘hoogte: der Springgetijden , : vt viend berekeningen ‚;voorí eene geheeele reeks «van: jaren» metv zekerheid te: bepalen 3sris:-woor- een Land, dat op zijne belangrijkfte puntensbeftendig blootftaat! aan ‘dreigende zeevloeden , zoo hoogstgewigtig, dat de Eerfte Klasfe zich!gaarne vereerd! zag met den last, om de Zafclen ter „berekening, yan de en hoogte der Springgeti ijjden, benevens derzelver. verklaring a [vervaardigd jd door, den Heer J--DE KANTER „te, Onderzoekén , en haar, gevoelen, aan het dels re ialse9)- Af Or, ul MIEEVU TSV Gouvernement mede te deelen, zoo wegens de ‘verdienften. der, onderha- vige. berekeningen 5 als’ omtrent de nuttigheid„ welke derzelver. meer alge- meene bekendmaking zou kunnen geacht, worden te hebben , en_ de doel. matige wijze 3 waarop zulks in dat geval zoude behooren beiverkfteligd te worden „ hetzij door. eene afzonderlijke uitgave dier Tafelen, ten koste, van het Rijk , hetzij door dezelve in een of ander gefchikt, en „algemeen gelezen, wordend wetenfchappelijk Werk of Tijdfchrift te plaatfen ian Gekommitteerden,, welke zich met, dit onderzoek , in naam der Klasfe a belast zagen, hebben gemeend, aan de verdienftlijke ‚pogingen van, den. Heer C 16) Heer DE KANTER geene hulde te mogen weigeren ; zif lieten echter de- zelve vergezeld gaan van eenige aanmerkingen, die der Klasfe van ge- noegzaäm gewigt, voorkwamen , om aan het Ministerie van Binnenlandfche Zaken te, advileren, den Heer pr KÁNTER uit te noodigen, alvorens deze Tafelen in het licht te geven, zijn Stuk daardoor te volmaken , dat hij de menigvuldige, door hem gedane, waarnemingen omtrent de hoogte der Springvloeden, met elkander en met de befluiten uit de formulen van BERNOUILLI € LA PLACE vergelijke, ten einde genoegzame bewijzen uit de ervaring af te leiden, welke van die formulen de voorkeur voor onze havens, verdiene, “Het wás’ haar ‘aangenaam , uit de later ontvangene Stukken te zien, dat deze wensch niet onvervuld zal blijven, en dat de geâchte Schrijver , on- danks deszelfs veelvuldige werkzaamheden, ook deze taak wel heeft wil- len op. zich: nemen,’ Van deszelfs. kunde „ bekwaamheid en ijver laat zich te regt verwachten dat. zijn arbeid veel zal-bijdragen ; om over dit, voor ons: Land in: het bijzonder zoo gewistig ‚ Onderwerp. meer licht en zeker- heid te verfpgeiden: Van een meer moeijelijken en meer teederen aard was eene lastgeving ten onderzoek van het teleskoop ’ door nu wijle ARJEN ROELOFS en syYDS RIENKS vervaardigd, en op de Sterrewacht der Leydfche Univerfiteit voorhanden, Eerst op den riden Februarij van het jaar 1828, gelukte het, een gere- geld ‘onderzoek in ‘het werk te ftellen, hetgeen van te meerder waarde geweest. is, omdat de duisterheid der volgende nachten zulks ten eene- male belemmerde. Ware dit nu met eenen gunftigen uitflag bekroond ge- worden » had met den ijver ‘der Kunftenaars ook hun werk de welver- diende lof van bevoegde kunstregters mogen wegdragen ‚ hoe ftreetend zoude het zijn voor de Eerfte Klasfe des Inftituuts, krachtdadig de hand geleend te hebben ‘aan de bevordering eener zaak, die bij den aanvang zülke heerlijke uitkomften ‘deed’ verwachten. ’ je en CER) Een zeer uitgebreid, volledig bewerkt en oordeelkundig Verflag , het- geen de Klasfe aan één van hare Gekommitteerden te dezen verfchuldigd is, ontwikkelt al de bijzonderheden , waardoor dit dertienvoets Teleskoop van de Leijdfche Univerfiteit bij binnen- of buitenlandfche voortbrengfels van gelijken aard te kort fchoot , zoo naauwkeurig , dat het mij leed doet, door de beknoptheid van. mijne voordragt gehinderd te worden in ‘detzel- ver geregelde mededeeling. Zijne Excellentie, de Minister voor de Marine en Koloniën „ gaf’ bij Misfive van den er. Augustus 1827 te kennen, dat bij gezegde Ministe- rie ín overweging zijnde het aangroeijen en fpoedig verteren van het blad- koper ,. waarvan tot dubbeling der fchepen wordt gebruik gemaakt „het onder. anderen ‚als een allernoodzakelijkfte maatregel is voorgekomen, om de beftanddeelen. vanhet tegenwoordig nog in gebruik zijnde dubbeling- koper, op. eene, fcheikundige wijze te doen onderzoeken , ten einde daar- door , ware het mogelijk, meer zeker de oorzaken te leeren kènnen, waaraan. de. reden der klagten moet worden toegefchreven. Het was dan ook niet vreemd, dat, Zijne Excellentie de Eerfte Klasfe verzocht , zich met deze fcheikundige beproeving wel te willen belasten „ waartoe het koper , ingevalle het verzoek des Ministers werd aangenomen , haar van wege het Gouvernement zoude bezorgd worden. De Eerfte Klasfe zich te dezen , gelijk in alle andere gevallen , waarin zij het Rijk van dienst kan zijn, bereid verklaard hebbende , ontving bij Misfive van den 4 October add berigt, dat ter harer befchik- king gefteld waren : ro. Een blad koper, afkomftig uit de fabrijk van de Heeren MARITZ en COMP. » te ’s Gravenhage , vervaardigd naar de uitvinding van MUDGET. 2o. Een , afkomftig uit de fabrijk van den Heer pr neus, te Amfter- € dam , Cm) _ dam, van eene bijzondere. fabricering ‚ waarvan de eene hppemelahte is voorzien van eene overdekking. met bugenosind: metaal.re «7 Ae, „Een, hetwelk, gefloopt is van de brik de Valk 6 en waarmede dit hr 6 walsen -ùit: pelt magazijnen van” de Marine tc Amfter= Kij » zijnde van zoodanig koper , als waarvan tegenwoordig bij de en: rine wordt gebruik gemaakt. Bij welke vier-foorten van dubbelingkoper later nog een vijfde gevoegd is „ afkomftig uit de Baai vande Henten MARITZ/ en COMP. 5 mtr Gra. ret rev dl (MIG 2 it „Drie Leden der. Eerfe Khasfe : zieh « met die ideistern pie vaatje gaven. in. een. zeer naauwkeurig bewerkt Verflag hunne bevindingen op ; en‚-leidden daaruit zoodanige belangrijke ‘overwegingen af, dat de Klasfe gemeend. heeft „ dezelve in ‘haar. geheel aan Zijne Excellentie, den pense ter der Marine „te moeten mededeelen. „Eene reeks vans-proefnemingen opde: beftariddeelen der ristegenaer teer vleerde: hun , dat “zij alle eenig zilver inhielden, te weinig nogtans ‚om ins bijzonderë aanmerking tekomen, dat zij welligt ook niet geheel.-vrij waren-van-zink„ doch geen bismuth of lood‘ bevatteden ; óok geen tin, uitgezonderd het eerfte koperblad “van de Heeren maARITZ én COMP‚,. “dat” naars ‘de: vitvinding van MuDGET is vervaardigd , en dat des „Heeren pr meus, ‘zijde vanieene bijzondere fabricering „en aan de eenê-zijde. „overdekt, met, een „anderfoortig- metaal ; kga nu traag ee te zijn. Î Uit deze fcheikundigë onderzoekingen kon onderrustehen, geenszins. de ware oorzaak afgeleid worden van de fpoedige, vertering der, eene, koper- foort boven de andere, evenmin als men daaruit à priori zoude kunnen befluiten „ welke. tot fcheepsbekleeding ‘de voorkeur zoude verdienen. Men et ' IS Cg ) is‘shiertoe nog te-weinig bekend. met de omftandigheden ‚welke er bij de ‘Oxydatie “(het \roestén); van: het koper door zeewater. itame hebben „vof dezeive wijzigen. … ley (dl Wijle de beroemde Engelfche Sechtikiridias HUMPHRY , DAVY. beweert, dat het Zuivere-kóper:fpoediger , dan het. met zink of’ tin; geallieerde. door “het “zeewater „wordt aangetast; doch. de ondervinding-…heeft, de alliage., welke tot ENE het meest gant is, tot nog-toe niet leeren kenden, on en 3 : Ten’ “einde” dus ‚ware het oes proefondervindelijk din per te -beflisfen „en“ de - verfchillende vatbaarheid voor. oxydatie der. gaaf ‚ontvan- gen koperfoorten te onderzoeken , werd van N°% 1, 2,94 ven 5 een {tuk van gelijke ‚grootte, na «hetzelve naauwkeurig: gewogen ( hebben, ge- (plaatst in gelijke: glazen „ gevuld: met zeewdtersinve» « aid t -Nádat dezelve vanden 17 ‘November des jaars; 1897 tot di 13; Januarij 1828 aan - hetzelfde water waren: blootgefteld, geweest; bevond men hen alle fterk geoxydeerd ;: ‚hoet water, was-zeer et ener Jag veel kopen oxyde in de glazen. î ar, ti 01 á Het ftak koper N° +2 „met een. wi het ô bleef i in de tte dagen’ volkomen voor: oxydatie beveiligd ín,zijne onbedekte oppervlakte , maar er vormde zich een wit oxydesop de oppervlakte „der bekleede zijde, hetwelk gedeeltelijk daarop. bleef vastgehecht, … Toen: deze . oppervlakte daarmede geheel bedekt was, begon het koper ook, te: oxyderen „ waar- door het vocht in -dit- glas weldra groen gekleurd werd. kel | Heeren Gekommitteerden hebben. vervolgens. bij gewigt. bed welk werlies elk koperfoort was komen te lijden, en bevonden , dat zulks het grootfte was in N°. 55-het kleinfte in, de gedekte plaat „ komende hierbij het “ndast de koper-alliage , vervaardigd naar de uitvinding van MUpeeT. Het koper van de stad) ie! Amfterdam {tond in verlies op een na het ern Cs Uit C 20 }) Uit deze proeven zoude men nu oppervlakkig meenen „ dat het gedekte koper den voorrang verdient, boven de overige koperfoorten „ tot het bekleeden van fchepen. Daartegen echter laten zich de > maletnde: beden- kingen in het midden brengen. Zal de dunne laag tin, hier als befchermend metaal werkende ten op- é _zigte van het koper, waarop hetzelve gehecht is, en dus ten koste van dit koper geoxydeerd wordende, niet fpoedig verteerd zijn, en dus het koper weder bloot laten? De proeven immers der onderlinge beveiliging van metalen hebben geleerd , dat, wanneer eenig metaal voor een ander ter befcherming dient, hetzelve juist daardoor, zelfs met vermeerderde kracht, geoxydeerd wordt. De vasthechting van het witte oxyde zal wel minder plaats hebben bij een fchip , dat in gedurige beweging is, doch zal hetzelve op fommige plaatfen, die aan eene mindere fchuring zijn blootgefteld , geene aangroei- jingen van fchelpdieren en zeeplanten ten gevolge hebben, welke den fnellen gang van den bodem hinderen en alzoo allerfchadelijkst zijn ? Deze vragen kunnen door geene proeven in het klein worden opgelost. Het zoude dus wenfchelijk zijn, dat een fchip met dit koper bekleed werd, opdat men de meerdere kosten, die zulks veroorzaakt , mer de mindere fliijting dezer bekleeding in vergelijking konde brengen, en opdat men tevens konde beflisfen , of erbij dit bekleedfel ook eene meerdere aangroeijing wordt waargenomen. Daar de wijze van MupeeT , om het koper met eene zekere hoeveel- heid tin of zink te allieren, bij de Engelfchen goede refultaten fchijnt opgeleverd te hebben, mag men het hoogstbelangrijk achten , hieromtrent de noodige berigten in te winnen en nieuwe proeven te nemen. Dit on- derzoek zoude te belangrijker zijn , daar de handelwijze van MUDGET oorfpronkelijk eene Nederlandfche uitvinding fchijnt te wezen, waarop de Engelfchen toevalligerwijze opmerkzaam zijn geraakt door het Nederlandsch oorlogfchip de Batavia, hetwelk in 1798 door hen genomen werd. Het CR 1) Het koper” van dit fchip had, tot hunne groote verwondering , gedu- rende vele jaren , zeer weinig door oxydatie verloren, en bij naauwkeurig onderzoek bevond men hetzelve geallieerd te zijn met eene zekere hoe- veelheid tin. j De groote zwarigheid echter, welke er fteeds mede zal verbonden blij- ven, om de ware evenredigheid der alliage van het koper te ontdekken , en waarbij ook- de mechanifche textuur van dit metaal „ deszelfs bewer- king door pletting of hamering, en mitsdien deszelfs fpecifieke zwaarte in aanmerking zal behooren te komen, gevoegd bij de moeijelijkheden- aan de zijde van het Gouvernement, om zich altijd te verzekeren , dat het koper fteeds van dezelfde hoedanigheid geleverd wordt, deed Heeren Ge- kommitteerden deze gelegenheid waarnemen, om op het belang aan te dringen, hetwelk er in zoude gelegen zijn, om bij onze Marine nadere proefnemingen in het groot te doen in het werk ftellen, betreffende de beveiliging van het koper der fchepen door ijzeren banden , dewijl dit de onkostbaarfte, eenvoudigfte en tevens de zekerfte wijze is, om het koper voor oxydatie in het zeewater te bewaren , en men zich dan enkel tot de keuze van het zuiverfte koper bepalen kan; terwijl hoogstwaarfchijn- lijk de voornaamfte zwarigheid, welke zich, bij het gebruik dezer bevei- ligingswijze, tot nu toe heeft in den weg gefteld , de vermeerderde aan- hechting namelijk van fchelpdieren en zeeplanten aan het koper der bévei- ligde fchepen , grootendeels zal kunnen worden voorgekomen, door het ijzer niet in al te groote hoeveelheid en tevens op eene doelmatige wijze aan te brengen. Terwijl Heeren Gekommitteerden zich bezig hielden met het doen der verlangde proeven en het opmaken van hun verflag , ontving de Eerfte Klasfe van een harer Leden mededeeling van een berigt, door hem in- geleverd aan Zijne Excellentie den Vice-Admiraal, Kommandant der Ma- rine, in welk berigt de beveiliging van het koper door ijzer fchijnt we- derfproken te worden. C 3 KA Cas) | ‚De Klasfe, meende „hiervan onverwijld aan Heeren egen in te , kennis geven „met verarmde om „des noodig oordeelende „ hetzelve-gebruik te maken. zi NE opvel orstigo Bij de kennisneming van dat aal zagen zij oe ook met verbazing, dat volgens,eene proefneming, te. Vlisfingen in het werk gefteld met de „Kanonneerboot, ‚Ne, zo „ deze beveiliging werkelijk fchijnt,ontbroken-te hebben -zij. zagen dit „met te meer verwondering; daar. dezelve. nimmer _ „door iemand isin, twijfel getrokken „en. zelfs bij de hevigfte. vijanden, van DAVY „die, op, alle. mogelijke. wijze. zijne ontdekking zochten ie verklei- „nen; volmondig. is erkend. geworden. „Zij vonden, echter „bij, het. naauwkeurig prijntataes van, eee akan gegronde, aanmerkingen, tegen. de, wijze „ waarop; het koper „dezer Kanon- smeerboot, tegen,.het roesten is,gewapend, als zijnde dezelve „huns „bedun- kens „niet » overeenkomftig ‚de „phyfifche- ierk „waarop » de. zes gingorusteob ,nobnad naiosj Toob nsqgedst zat nac „Immers had mende. voeging-tusfchen, de , hoteis en. ies Pram ijzer, „door middel, van tin „„doen-digt maken,„-opdat het water „niet-tus- fchen het, koperen befchermendijzer; zoude doordringen; waardoor. voor- eerst het, eenvoudig verfchijnfel der beveiliging op. eene-onnoodige wijze; door. het aanbrengen vaneen derde,metaal is gecompliceerd, en 20, daar- door, noodwendig. eene dunne,laag-flecht geleidende lucht;tusfchen. het. be- veiligend ijzer en het koper is ingefloten, geworden „ welke de beveiliging moet hebben in den weg geftaan ,. daar het door, opzettelijke proevenbe- - flist is, dat een flechte of niet gelieder der Electriciteit, tusfchen. het be- veiligend metaal en het koper geplaatst, de beveiliging niet alleen; vermin- deren „maar. zelfs geheel, vernietigen kan, Eebtn li ‚Van, veel, belang „nogtans „is in genoemde aleer ie onmens dat het ‚koper , waarmede. al, de Franfche fchepen vroeger in, Antwerpen bekleed. Bjo. „zoo „zeer in duurzaamheid dat van andere fchepen overtreft, ‚Kan C 23 ) Kan men zulks’ voor eene’ bewezene zaak, aannemen , dan zoude het van het hoogfte- belang * zij; den: oorfprong van’ dit koper en deszelfs » wijze van. fabricering na te: fporeri, „terwijl -ook in: dat geval een rara onderzoek wanhetzelve nuttig. zoude kunnen zijns eo „Over welk reenv envander ‘de Klasfe haar gevoêlen aan Zijne Excellëntie den Minister- vans Marine: en-K oloniën; heeft medegedeeld. - Inemone De - zaak’ van: het geoctroijeerde. kunstcemént zoo” naauw in verband ftaande met het“ algemeen welzijtrsven dezelves op last van het Gouver: ment’, -menigmaleneén punt:van“ onderzoek bijde Rerfté Klasfé hebbefidë uitgemaakt, ‘zal “het welligt het gefchiktst zijn, nu” ortmiddellijk het Ver- flag te laten volgen op eenige aanmerkingen van wijle ‘het geacht Mede: lid, der Heer … DRIESSEN lover” de- branding van dit ‘cement. °9°: ©“ Zeer; veel. belang ftellenderin-de:calcinatie der klei, met vrijen toegang der dampkringslucht „-grondde “hij zich vooral op de waarnemingen’ daär- omtrent «door de“Franfche “Ingenieurs «en Bouwkundigen TREUSSARTS VICAT VEN“ GERARD “in het werk’ gefteld ; ent vroeg daarom , ‘of men’ úiët een” meerderen toevoer van lucht zoude kunnen aanbrengen „ door ‘middéj vans een’ grooten”blaasbalg’j’:met een” langen ijzeren pijp's’ voorzie van verfcheidene « zijtakken „ten: “éinde denzelven wet de : afer ges masfavah molenklei “te ‘laten werken? + > jv Gom »Gekommitteerden. oordeelden 5'“dat’ er- bij de. doaesoakir age’ one van branding» eeh?\“genoegzâmen” toevoer van” verfche “tucht “plaats heeft , “ei warén «van „oordeel, - dat” het “ongeradem zoude ‘zijn’, dien luchtftrooïm óf te! vermeerderen vopode “wijze:, door “wijle: den” Heer prmssÈn woorgefteld’, alzoos dedaardoot “vermeerderde “hitte: zeer waarfchijnlijk” ééfië te tterke branding 3°'jaaanvankelijke te* zamenfintering der klei zoude vefoorzakeri”, welke “men “weet -dat hoogstnadeeligsis, «>> unv obleten vod un astbel „De Heer prIessEN'“hechtte-zeer veel gewigt aan eêne meerdere pórófi-. U teit C 4 ) teit in het Dordíche Traspoeder , dan in het poeder van geoctroijeerd kunstcement, en beriep zich op de microscopifche waarnemingen van wijle zijnen kundigen Neef. — Gekommitteerden meenden bij vroegere proeven het tegendeel te hebben ondervonden en hadden in een vorig Verflag daarvan reeds melding gemaakt. Die befluiten waren echter flechts opgemaakt uit eene vergelijking der poeders met ongewapende oogen. Zij hebben zich nu de moeite. getroost „ daartoe een veelvermogend Micros- coop te bezigen , en vonden doorgaans geen noemenswaardig onderfcheid ; 8 waar het zich vertoonde, was de fponsachtigheid: grooter in het poeder van het kunstcement , dan in het poeder van het Dordfche Tras , waar- door hun de noodzakelijkheid gefpaard werd, van hetgeen in een vroeger Verflag deswege gezegd is ‚, nu terug te nemen. De Heer priessen fcheen ook, waarde te hechten aan de proeven van VICAT ‚ waaruit blijken zoude, dat dat cement het. beste is , hetwelk de meeste hoeveelheid kalk > uit hare oplosfing in water vrij makende, met zich verbindt, waardoor het kalkwater een zoo eenvoudig, als fchielijk werkend middel zoude worden, “om de deugd wan het cement te be- proeven. Gekommitteerden hebben dit punt naauwkeurig onderzocht. Zij heb- ben namelijk herhaalde reizen bij eene bepaalde hoeveelheid van roo gram- men versch kalkwater, teekenende den eerften graad op den Areometer der Belgifche Apotheek, in eene welgefloten flesch allengskens zoo veel poeder van cement en van Dordfche Tras van dezelfde fijnheid gedaan, tot dat het kalkwater van alle kalk beroofd was; zij hebben hierbij ge- vonden , dat er tot geheele wegneming der kalk uit zoo grammen van het gezegde kalkwater omtrent zo grammen poeder van kunstcement en ten minfte roo grammen poeder van Dordfche Tras vereischt worden. Indien nu het geftelde van den Heer vrcaT met de ondervinding over- tenftemt , zoude het geoctroijeerd Kunstcement hier wederom boven het Dord C 25 ) Dordfche “Tras uitmunten, daar er van deszelfs poeder veel minder ver- eischt. „wordt, om eene bepaalde hoeveelheid kalkwater van zijne kalk te berooven. : Deze beproeving intusfchen niet fnel werkende, verliest ook van die, zijde voor praktisch: gebruik veel van hare waarde. Onder de moeijelijkheden , welke het Gouvernement in de toepasfing van een algemeen ftelfel van belastingen blijft ondervinden, is geene der minften de onzekerheid in de bepaling van de buitwschhsik keukenzout „ welke in eene-gegevene maat pekel aanwezig is, De Heer VAN DER TOORN, Advifeur bij het Ministerie van Binnenland- fche Zaken, reeds vroeger. door eene reeks van proeven op de digtheid van azijn bekend, heeft ook dit onderwerp trachten toe te lichten , en aan. het. Gouvernement eene Memorie voorgedragen „ over eenen Zoutwe- ger, dien hij meent, dat aan geene der gebreken onderhevig is van de tot nu toe gebruikelijke „en daarenboven de hoeveelheid, keukenzout in de pekel met, zekerheid. aanduidt. Hij geeft echter bij diezelfde voordragt den wensch te kennen, dat zijne aangebodene wijze van Zoutwegen door de Eerfte Klasfe moge onderzocht worden. Twee Leden zich, op noodiging der Klasfe, daarmede belast hebben: de, vonden 1°,, dat de bafis, waarop de Vochtweger van den Heer VAN DER „TOORN. rust, niet boven alle bedenking verheven is, 2°, dat het wettelijk invoeren van eenen bepaalden, onveranderlijken Vochtweger , ter. peiling van de pekels in, Zoutketen , insgelijks zeer bedenkelijk is, als kunnende aan,‚den eenen kant voor het Gouvernement, aan den anderen voorde Zoutketen zeer nadeelig worden. Zij befchouwden daarom dit onderwerp een hoogstnaauwkeurig onderzoek waardig, waaraan echter niet wél met fpoed te voldoen zal zijn. De Klasfe ontving , bij Misfive van Zijne Excellentie den Minister van D Bin-, C 26 ) Binnenlandfche Zaken , eene herinnering „ dat bij Art. ro van Zijner Má: jëlteits! Befluit “van 6 Maart 1819, betrekkelijk’ de invoering svar ‘het mieiwe Maten. en’ Gewigtenftelfel, bepaald is, dat de ftandaards- van den tweeden rang zoo’ van het Nederlandfche pond , “als wân de Nederlandfche elle, alle tien jaren aan haar moet worden ter hand gefteld, om, met in- achtneming der voórgefchrevene formaliteiten’, teworden vergeleken ‘en geverifieerd tegen de bij de Klasfe berustende end nege „nadat deze te dien einde zullen zijn ontzegeld 5 sijnia dat de voorgemelde maatregel ‚ in den Joop van het tegenwoordige jaars voor hét eerst zal behooren ten uitvoer’ gelegd ‘teworden 41” dat hij echter, alvorens te dezen aanzien eénige' bevelen te: “geven „aan de Gedeputeerde Staten der onderfcheïidene Provinciën, -óÓnder wier “berus: úng ‘Zich “de ftandaards van den tweeden rang bevinden , raadzaam! oor: deelde , zich vooraf deswege met de Eerfte Klasfe te concerteren; De Klasfe heeft onverwijld het advies”ingewonnet van hare’Gekom: mitteerden tot ‘het nieuwe Stelfel wan! Maten en’ Gewigten:, en dien’ ten gevolge hare bereidvaardigheïd ‘betuigd’; om gevolg te- geven aan de vers langde vergelijkingen. Van welke verrigtingen “een ee Verflag eerst de Rijen zal kunsen optemie. tal aa wT, De menigte flagtoffers , welke jaarlijks in Zuid-Amerika aan” E el koorts te onder ligt, en het niet-minder aantal, dat-door de Cholera Morbús ‘in onze Oost-Indifche Bezittingen verwoest wordt; doet gewis een ieders Hart met weemoed aan, en ijverig haken ‘naar de gefchiktfte Middelen, zoo ter beteugeling en voorkoming dier- geduchte ziekten ;’als tot “derzelver”’ genezing daar, “waar zij eenmaal mogen zijn uitgebarsten. De befchouwing der gele koorts- en dé overweging van derzelver alof niet befmettelijken aard hield reeds in vorige jaren de Klasfe bezig. De fraaije Verhandelingen van den” ‘Heer “THOMASSEN- à THUESSINK en van ci ä kt Ô \ wij- C 27 ) wijle «den -Heer--vAN STIPRIAAN LUIScius “zijn: daaruit voortgevloeid. „De „Cholera -Morbus'! echter had nog- geene afzonderlijke behandeling bij het Inftituut ondergaan, toen het Zijner Excellentie, den Ministêr van Binnenlandfche Zaken, behaagde, de gedachten der Eerfte Klasfe te ver- nemen op “eene: aan Zijne Majefteit aangebodene Memotie über die Bläu- Jäare: und : ets screen án der Cholera Morbus der Thon ländermv oan woot ab } 1, ste -oMetshoë! weinig voldoening: nogtans' mogt de Klasfe ‘zich van dèzen last kwijten! «Zij ‘moêst al aanftonds beginnen met hare verwondering te betuigen, datde Schrijver de ziekte zêlve, waartegen hij een nieuw túid- del durfde aanbevelen, nimmer fchijnt gezien of behandeld te hebben , én zelfs "niét eens gelét opde Epidemie, die vóór ettelijke’ jaren onze Oost- Indifche Bezittingen «getroffen heeft , en op de BEN: bed Ne Dr.i sezrem ‘en-anderen “daartegen ain gewdira’ bistdel „Niet alleen immers “wordt zijne veronderftelling door ‘geene enkele wadt- nèming bevestigt maar hij herhaalt flechts de befchrijving der ziekte , zooals die vroeger door sCHNURRER, op het getuïgen vân ânderen , is zamengefteld. Zonder op den algemeenen krampachtigen toefltand, dor ANDERSON 5, CORBYN en ANNESLEY waârgenomen , te letten , bepaalt hij zich alleen bij het begrip van ontfteking „ welke hij doór Zcidum hydro- cyanicttm of blaauwzuur wil genezen, wijl hij bij HUFELAND En THLE- NIUs” de» veronderftelling vond , dat dit zuur de ftremming en plasticiteit van’ het bloed belet en bn werking van calomel én opium in zich vêr- eenigt.’ „Dar: intäsfchen de vraag niet is, gelijk de Schrijver verkeerdelijk voor- dele; ‘een middel te vinden, dat de geneeskrachten van calomel en opium vereenigt „maar dat even gelukkig of nog gunftiger is in uitwerking, dan de geneeswijze van CoRBYN , die van de’ honderd lijders , door een geno- men, naaùwelijks een zevental verloor , hield de Klasfe het voor ongera- Dae den, Cl) den , dit middel, op. geene de minfte ondervinding „en alleen op eene reeds beftredene … veronderftelling berustende, op hoog gezag te doen aän- prijzen. Hi f Aan de werkzaamheden, op last van het Gouvernement ondernomen, {luit het naast. diegeene.-aan ‚waarmede de Klasfe ‘zich. belast ‘heeft ‚ten gevalle van een Lid der Derde Klasfe, met name den Heer REUVENS. Bij de opdelvingen te Arentsburg „op kosten van. het Rijk onderno- men en voortgezet, was door. dien. Heer. onder anderen gevonden het geraamte van eene vermoedelijk Romeinfche vrouw. ‚ Omtrent welk ge- raamte hij de voorlichting der Eerfte Klasfe wenschte te erlangen. De Heer sANDIFORT , op haar verzoek dit vermoedelijk overblijffel van vroegere eeuwen „ op de plaats zelve in oogenfchouw genomen hebbende, verklaarde in een uitgebreid Verflag, «dat hem in geenen deele was duide- lijk kunnen, worden, wat ‘men van dit geraamte te houden hebbe, aan- gezien de ligging:van hetzelve ‚ waaraan de Heer Reuvens geene ftorenis verlangde toe te laten, geen naauwkeurig, onderzoek of vergelijking moge- lijk maakte, Ons geacht. Medelid „meent echter, buiten de fieraden van fpeld en armbanden, geene kenmerken. van Romeinfchen oorfprong daar- aan. ontdekt te hebben, De toekomst moge-alzoo eene naauwkeurigere befchouwing en daaruit vaster af te leiden gevolgen mogelijk maken, De. Heer reuvens had bij zijne aanvrage aan de „Klasfe nog eenige punten gevoegd, waaromtrent hij hare voorlichting verlangde, De Heer REINWARDT zich , op verzoek der Klasfe , deze Kommisfie hebbende la- ten’ welgevallen, heeft zich de moeite getroost, om zoo op Arentsburg , als. in zijne Scheikundige werkplaats, alle navorfchingen en proeven in het werk, te ftellen, die ter nadere kennis van de ontdekte en opgedol- vene zaken leiden konden. Waaruit een zeer uitgebreid Verflag is voort- gevloeid en aan den Heer REUVENS medegedeeld, Welk Verflag echter van Cap ) van dien aard is, dat het bij verkorting niet gefchiktelijk kan worden „ voorgedragen, en in deszelfs geheel niet van zulk een algemeen beleg dat ik mij veroorlove uwe aandacht daarmede te vermoeijen. En De vrije werkzaamheden der Eerfte Klasfe fcheiden zich in twee foor- tens zij beftaan in het houden van Voorlezingen over zaken van algemeen belang of in Wetenfchappelijke Bijdragen. Als zoodanig behoort hier al aanftonds genoemd te worden eene Ao- tice van den Heer BouësneL sur un Gisement de Sable et Cailloux guartzeur dans le terrain calcairè des environs de Marche les Da- mes „ Province de Namur, Daar de bekende en federt lang lood-erts vds ader van Vedrin „armer en armer aan erts werd, en er zich in de nabijheid van deze ver- fcheidene aders bevinden, waarvan men met grond kan veronderftellen, dat zij lood-erts bevatten, en daar van fommige dezer de rigting reeds bekend is, ja enkele tot op het waterpas zijn uitgegraven „ befloot de Societeit van Vedrin, die de concesfie van dit terrein heeft, eenen gang te doen graven, die, zich openende in de vallei van Marche les Dames hs en loodregt gerigt op de ftrekking der verfchillende aders, dezelve dwars door zoude fnijden ‚en dus derzelver rijkdom -aan erts doen kennen, Deze onderneming nu fchijnt nog wel niet aan het doel , het vinden van metaal , beantwoord” te hebben ; doch zij heeft eene zonderlinge daad- zaak doen kennen, die de Heer Bouësner. ons in zijne Notice mededeelt. Nadat men in de Vallei van Marche les Dames door de klei, die het ri- vierzand overdekt, -dat den bodem der Vallei uitmaakt, gegraven had, ftuitte men op de' rots, die uit Magnefia houdende kalkf{teen beftaat ; in deze werd de gang voortgezet, en daar men in de rigting der beddingen ‚groef, bleef men fteeds in denzelven , tot men eensklaps, zich „ hoezeer men op 85 ellen onder de oppervlakte des bodems groef „in een’ losfen D 3 grond _ C 130 ) ; grond uit „giartz=zand, gemengd. met brokken van witte-guarta, ge- raakte; ‘juist»-Zulk eenen: „als „men -boven. op. de’ bergen verfpreid. vindt. In dezen losfen „grond moest, men veertig ellen, voortgraven, “vóór: men den Magnefia houdende kalkfteen , dat is de vaste rots, wedervond. Ons Medelid-oordeelt ;, dat dit. zand in eene: groote rotsfipleet was ingefloten , diezveventals de aders, van boven af gevuld,was geworden: ‚> >, Het is dit zeker opmerkelijk verfchijfifel 3,dat-aan’ den „Heer nouësNer gelegenheid heeft » gegeven „ zoo. om de opvolging. der rotsfoorten ‚die ‘men ‘in’ de Vallei van Marche les- Dames waarnêemt, ste’ befchrijven:, „als om. uit. deze; en uit «hetgeen. meestal. in. metaal „houdende aders wordt waar. genomen , eenige gevolgen te trekken, die het. moeijelijk zijn. zoude in een on begrip aan uwe aandacht voor te hoùden. De, Klasfe, ontving van haar Medelid , den Heer FOKKER » eenige Heiio- metrifche waarnemingen, betreffende Jupiter en Saturnus, en gaande over de jaren, 1803 tot 1821. — Zij behelzen eenige metingen der asfen en middellijnen van beide planeten , en van den ring der Taatstgenoeïde. Men befchouwde haar als eene belangrijke bijdrage tot reeds vroeger door den Schrijver geleverde waarnemingen , en wees haar eene gefchikte te aan bij de Archieven der Klasfe. vo Van wijle den af VAN STIPRIAAN LUISCIUS kwam ais eene vedrteninks over’ de weranderingen. van. fommige ligchamen „in den Jehoot der aarde „in het algemeen, en over de vorming der fleenkolen in het bijzonder. > | ie. «Na ‘in eene algemeene befchouwing de veranderingen te hebben nage- gaan "welke de oppervlakte, der.aarde zoowel, als hare inwendige zamen- felting -federt derzelver aanzijn. geleden hebben „komt hij tot de befchou- wing “der voortbrengfelen van het groeijend Rijk , wier overfchot zulk ber gen rol fpeelt op den aardbodem. sil In Card Im die tijden- ‘namelijk „dat, de groeijende” Schepping in. hare” grootfte uitgeftrektheid was, en ’s menfchen, hand. nog niet. zoo. vele verwoestins gen had « aangeregt „> was-- zonder. twijfel de geheele oppervlakte, van, het drooge: gedeelte, in» de” gematigde Jandftreken , met boomen en‚planten overdekt, Dit leert de “gewone loop der Natuur , dit leeren al de ont- dékkingen van « nieuwe” Landen „dit leeren eindelijk de- voortbrengfelen van de verfchillende gronden, die uitde. gefloopte plantfoorten) geboren - zijn, en zoo vele overblijffels van’ houten , onder verfchillende gedaanten; alom aanwezig. ad BRR totnisd (ie8* rsbroden sol „Deze ‘namelijk , het veerfte , natuurlijkfte en » zijkfte voortbrengfel. van alles , moesten, even als al het gefchapene , deelen in de gewigtige fchoke ken, welke de‘aardbol-opvolgelijk- onderging. Daar zich „van tijd-totrtijd ftormwinden verhieven ,: dierde- zeeën uit hare oevers deden, treden'saard= bevingen ontftonden „ die” aanmerkelijke gedeelten-van-den bovenkant des aardkloots losrukten , her-ven derwaarts verfpreidden „of onder den grond bedolven 3 -daar- eindelijk fchrikkelijke overftroomingen van:onberekenbare uitgeftrektheid „ Ontmetelijke Lânden-; van. àl wat’ losmaakbaar ‘of-drijf baar was, „beroofden ‚en bij geduchte hoeveelheden in afgelegene landftreken wegvoerden „ opeenpakten ‘enmet andere ligchamen „vermengden ;, zoo moesten, er-ook zoo vele verfchillênde overblijffels hiervan aanwij: zijn; naar: tijd „ plaats en-omftandigheden. verfcheiden. + absd dell nor Deze overgeblevene-voortbrengfels nu van -vroegeren plantengroei vindt men onder drie verfcheidenhêden &ijiersos molou 1obernovihoo moxsh ties 10, als‘ houten , die derzelver houtdchtigei aard vond hebber; “oo in vorm âls Beftanddeelén';” wee Lhee dend RoD god A5 2°, als houten > die wel derzelver vorm behouden hebben, maar wier beftanddeelen. voor het grootfte gedeelte , zoo niet geheel, „veranderd zijn; 5 : Mast 3°. als houten, die noch derzelver ouden vorm , Bie. Me en dj | _ftand- C 32 ) ftanddeelen behouden hebben, immers waarin, ten aanzien van beiden , groote veranderingen zijn voorgevallen. Deze derde foort , die de houtachtige omberaarde en de gegraven hout- en fteenkolen uitmaken, is geen van de minstbelangrijke „ zoo in alge- meenheid , hoeveelheid, verfcheidenheid, als in de wijze, waarop de Natuur deze ten voorfchijn bragt. Het is dan ook aan deze , dat wijle ons geacht Medelid zijne Voorlezing vooral heeft dienstbaar gemaakt. Ik zou gewis geen onnut werk doen, met derzelver geheele. voordragt. Doch gebonden aan een beknopt Verflag , zal ik alleen datgene aanroe- ren , wat ons met den geest van zijne befchouwing nader bekend kan maken, Indien men aan den eenen kant overweegt de geduchte hoeveelheid fteenkolen ‚die, in lagen van eene verbazende uitgeftrektheid en dikte , een aanzienlijk deel der grondvesten van geheele landftreken uitmaken , zoodat er eene bijna onbegrijpelijke menigte opgroeijende ftoffen noodig is geweest, om deze lagen te vormen; indien men aan den anderen kant overweegt het onderfcheid tusfchen deze kolen en de ftoffen , waaruit zij zouden moeten ontftaan zijn, en men de verfchillende produkten nagaat , die deze en gene bij eene genomene analyfe lijden; indien men eindelijk den “tijd in aanmerking neemt, die tot het begraven, ophoopen, verande- ren , het bedekken wederom met andere ligchamen van lateren tijd, noo- dig is geweest, dan is het zeker niet te verwonderen , dat men wel eens aan dezen oorfprong der kolen getwijfeld heeft. Men kan echter, naar het oordeel des Schrijvers, deze geheele wer- king, deze zoogenaamde fteenkoolwording, zeer wel verklaren en uitleg- gen, wanneer men de voorafgaande algemeene verfchijnfelen in overweging neemt, en de werkzaamheden der doode Natuur eenvoudig nagaat, met andere werkingen van dien aard vergelijkt en op bir geeen gen gron- ga en . Die C188, D Die hoopen „ namelijk, van houten, planten „ boomen met hun ganfche gewaai, flruiken, bladen, vruchten, en al het drijf bare , hetwelk het groeijend Rijk oplevert, vlot geworden, van’ den eenen kant der aarde naar den anderen voortgeftuwd „ opeengepakt „ en eindelijk in hoogere ge- deelten op de bergen , of in lagere tegen dezelve neêrgeworpen en verza- meld „ konden «daar in dien. ftaat niet blijven; neen „ de Natuur doodt niet om dood te blijven , ftaat nimmer ftil, ° Deze ligchamen „ uit verfchillende beftanddeelen zamengefteld ,‚ moesten dus in dezen toeftand eene neiging verkrijgen tot wisfeling van ftoffen en tot het uitoefenen van nieuwe verwantfchappen. Er werd water ontleed , warmteftof ontwikkeld , er ontftond zekere broeijing „eene foort van. gis- ting, aan de ontleed wordende droogere ligchamen eigen , waardoor de fmeltbaarfte deelen. opgelost en ondereen werden gewerkt, en foms met — andere toevallige ftoffen vermengd; fommige beftanddeelen werden uitge- ftoten , andere werden verwisfeld. De vlugge beginfels, als de warmte- tof, de koolzure , de. gekoolde en gezwavelde waterftoflucht drongen doors de-bovenkorst ‚of „vermengden zich met de omringende ligchamen, of zij werkten in vereeniging met het zuurbeginfel op elkander, en vorm- den eene foort van bituinineufe ftof „ die zich weder met de koolftof , het „overfchot dezer gisting, of eigenlijke branding verbond. Welk pro- ces op het laatst vergezeld en gevolgd is geworden door eene foort van vegetatie , eene doode groeijing, gelijk uit de geregelde fchijnbare kristal- lifatie der zoogenaamde fteenkolen- blijkbaar is, en welke eerst dan op- houdt, als de ftof volkomen droog is geworden, en dus de eindpaal der gisting of der verwant{chappelijke werking heeft bereikt. WIJNMAN ‚ _MILLERS , KNOOP en andere vruchtenkenners ‘hebben vrij -naauwkeurige „ befchrijvingen. nagelaten van. de verfchillende fruitfoorten , die of in het wild groeijen , of door kweeking verfijnd, in onze moes- E ho. C 34 ) hoven en boomgaarden zijn. opgenomen, geene echter heeft getracht in derzelver bepalingen eene fystematifche “rangfchikking te brengen. De Heer wrrewAarL meenende, dat-zuiks voor de verfcheidenheden van ap- pelen en peeren niet onmogelijk zij „ja zelfs’ gefchiktelijk: gefchieden kun- ne „ heeft daarvan-eêne proeve gegeven in eene Voorlezing aan de Klasfe, en. zijnen. voorflag aattmitd dont eene igengegn® van dear vervaar- digde teekeningen. „Het belang der Tandlutishondkuide doet Bec dat het” enke Mede- rid in. zijne-poging zal lagen, ende Eerfte Klasfe verlangt niets meer, dan daarvan „inde uitgave hapert. werken veen engs paren gebe te zag len KAn deveren. In een wretenfchappelijk onderhoud der Leden „ hetwelk , bij het nu en dan voorkomend gemis van gezette werkzaamheid, het belang der gewone Vergaderingen pleegt te verhoogen , de altijd betwijfelde aanwezigheid van het zeezoutzuur-in-den dampkring van ‘Ainfterdam , als“oorzaak ‘der lood- vergiftiging van het regenwater , »terfprake komende , en” het ‘hoog ‘belang der „zaak eene afdoende beflisfing ten deze wenfchelijk makende, zijn de Heeren VAN DER „BOON MESCH; THYSSEN/en’ VROLIK verzocht geworden, dat vraagftuk. ter harte te- nemen, en ‚ des mogelijk", door opzettelijke ‚proeven tot, volkomene. helderheid «te brengen. Waartoe En eerd leden zich, bereidwillig, verklaard. hebben. Reeds kort,;daarna. hield het’ seerstbenoemd Lid eene Vooitdeind van hetgeen: daarover in ons Vaderland „ op u u veMen zal de ‚woors--n: qwdtelén der bdifcheideire wilen van aanleg- gen, even zoo als de kosten. van bouwftoffen „ arbeidsloonen en wat dies meer «zij elk, afzonderlijk - moeten opgeven , zoodat men bij voorbeeld het: -ônderfcheid. “in „beide -opzigten ‘beoordeelen kan’, tusfchen de ijzeren wegen (chemins, defer). Mac Adams wegen (Routes d'argile et de gran vier). Macy Nalfe. wegen “(Routes “appiennes) en alle andere, niet alleen onderlingzovmaar: vooral, metde hier te Lande, meest bekende, keiftra- ten , klinkerwegen, grindwegen , puinwegen en flakwegen ; waarvan dus bewerkingen „kosten ten «naauwkeurigfte berekend. en opgegeven zullen moeten „worden: ;-„zoowel ‚als de: foorten: en hoedanigheden der bouwftof: ze sE fen, C är ) fen „ (fteenen ven vander materiaal) „met de «wijzen van bewerking , aan- voer, «en verwerking, zoowel bij „den eerften ae 4 als in het voor omfchreven- tijdvak” van «dertig ater EN . Ä of ‚as sbrmud Î va slast ì ú WID saf} Voor de: haet van elk dezer vragen, doo de Eerfte Kast van het Koninklijk Nederlandfche Inftituut van Wetenfchappen , Letter- kunde en Schoone Kunften “uit, eene gouden Medaille, gefchroefd op „den ftempel des: are pps ter Vie waarde van prana en sne Î TOW _De ‘ftukken. > “welke. naar eenen din diuntn: NN dale inde Nederduie fche , ‚ Franche » Latijnfche,, Engelfche, of Hoogduitfche „Taal, ‚maar met de algemeene Italiaanfche Letter gefchreven moeten zijn „ ens aan „den vasten Sekretaris der Eerfte- Klasfe vrachtvrij pept waden. „Tot, dè mitgelaofde: desa aak alle apres zonder ! oben fcheid, uitgenoodigd „met … uitzondering: alleen van de Luedefr der Klasfe 5 als welke van alle mededinging -worden’ uitgefloten: onder welke: penarhkad echter noch de Buitenlandfche Geasfocieerden „ noch de Korrespondétitefi begrepen zijn, … De in te zenden, ftukken moeten met eene andere hand, dan die van den Auteur gefchreven zijn, zonder naam; maar de kwaliteit en woonplaats des Auteurs zullen gefteld moeten zijn in een afzonderlijk verzegeld papier, tot opfchrift dragende dezelfde fpreuk „ of hetzelfde kennelijk eed waar- door de Verhandeling , waartoe het behoort ; onderfchéiden is safi De uitwijzing der prijzen ‘zal plegtig aangekondigd worden í in eene Open- bare Vergadering. Zij zal voorts algemeen gemaakt worden. in, de Bin . en Buitenlandfche'Tijdfchriften, waarin deze Uitfchrijving „geplaatst ‘of vermeld wordt. De C 48 ) De bekroonde Verhandelingen blijven het eigendom der Eerfte Klasfe van het Koninklijk - Nederlandfche Inftiruut van Wetenfchappen ; Letter- kunde en Schoone Kuntten.. Het zal den Schrijver of Schrijvers“ niet vrij- ftaan, hiervan op eenigerhande wijze door den druk reds te maken, ten zij de Klasfe daartoe hare ENNE geve. „De niet bekroonde ftukken zullen, op begeerte der inzenderen , tevens met de befloten naambriefjes aan zoodanig perfoon of adres terug gezonden worden, als zij zullen verkiezen, mits- dit, zonder eenige kosten der Klasfe, binnen een jaar na de uitwijzing verlangd en dit adres opgegeven worde; doch zal het verzoek om teruggave moeten velt er van be- hoorlijk bewijs van regt op het ftuk. x Ingevalle geene teruggave van een. niet bekroond ftuk verlangd mogt worden „ of de evengemelde vereischten daar niet bij waren in acht ‘ge- genomen „ zal men de befloten naambriefjes ongeopend verbranden „en de ftukken. zelve bewaren, om te: dienke, als bevonden zal worden te be- hooren, In haam der Eerfte Klasfe voornd. ef G. VRO LIK, e Sekretaris. Hierna zegt de Voorzitter : ë De orde van de werkzaamheden dezer Vergadering brengt thans mede , dat de voorlezing gefchiede. Zij zal gedaan worden door. dengenen, die dezelve vóór den dood van den Heere Voorzitter vAN CAPPELLE had op zich genomen. Daar- Smet C 49 ) Daarna deed de Voorzitter de volgende Redevoering: MIJNE HEEREN ZEER GEEËRDE TOEHOORDERS ! ‚Ik ontveinze niet, dat ik met eenen dubbelen fchroom voor U-ben op» getreden „ niet alleen omdat het mij gebeure voor eene aanzienlijke. en ge- leerde Vergadering ; als deze, het woord te voeren, maar ook tevens, om dat ik tot U zoude fpreken over een groot man, wiensTverdienften zoo algemeen erkend en wereldkundig zijn ‚dat ik hem flechts behoef te noe- men „ om Uw aller inftemming „ van hetgeen ik zeide, te erlangen. Of wie is er onder een nijver en-handeldrijvend volk, wien.de naam _ van Sir-HUMPHRY DAVY vreemd is, diebij. het hooren van denzelven , zich geene weldadige toepasfing der Scheikunde herinnert „ „of die bij de behandeling van: dit. onderwerp ‘niet van zelf zijne gedachte naar dien Engelfchen Scheikundigen henen leidt; en is hij met, ’s mans werkzaamhe den en gefchriften van meer nabij bekend, die niet „beurtelings door der- zelver keur en rijkdom of fchranderheid en nuttige ftrekking opgetogen , een oogenblik. aarzelen. kan, om; Jhem onder. de: uitmuntende. vernuften „ waarop. zich de Natuurkundige „Wetenfchappen beroemen mogen , eene voorname plaats aan te wijzen ? En inderdaad, bij het overzien van het leven en de werkzaamheden van: pAvy „komt ons, van. vele kanten be- langrijkheid en grootheid. tegen. Het is waar, wij treffen sin hem den mans.niet. aan, die door fchitterende bedrijven heeft uitgeblonken , en bij den’'roêim“zijfier kündigheden diën van groote daden heeft gepaard; zelfs geen geleerden , die in velerlei, Wetenfchap en in de. onderfcheidene vakken der Natuurkunde zijne. eer. immer gêzocht of gefteld fchijnt te hebben : wij ontmoeten bloot een’ Scheikundigen; maar, eenen, die op het gekozen __pad reuzenfchreden heeft afgelegd; en zoo, velen die, met hem denzelfden weg waren ingeflagen, maar op andere zijpaden zich, hadden opgehouden, verre achter zich’ heeft gelaten. G Hij C 5e ) Hij was geboren in cen land, dat in het bezit van voortreffelijke -inftel- lingen van hooger, „onderwijs ‚is; en dat op het gebruik daarvan eenen naauwgezetten prijs ftelt , en wij zien hem , hoezeer beftemd om zich op ééne der Akademiën ‘te bekwamen „ alleen zich zelven vormen, tot eene buitengewone befchaving opvoeren en geroepen tot de eerfte rangen en waardigheden, die immer aan een’ Geleerden zijn toegeftaan 3 en dit in de: groote wereldftad ; te midden wan uitftekende mannen en ‘met alle de voorregten ván’ geboorte ; opvoeding «en rang. begiftigd. Wij hebben niet alleen in hem te bewonderen den welfprekenden Leeraar „ die ‘door leven- dige voordragt een*kundig publiek weet te boeijen en voor zijne Weten- fchap in te nemen en te winnénz of. den voorganger .„ die, ten -aanhoore én voor het oog van niaauwluisterende en toeziende oordeelaars „ verholene waarhêden ontfluijert, met vaardige proefdoeningen in een-ongekehd licht ftelé „en hunne toeftemming en toejuiching: afdwingt „ of liever gereedelijk verwerft; ‘tmaar tevens” den naarftigen, onvermoeiden Schrijver, “wiens fchriften den ftempel van nieuwheid en oorfpronkelijkheïd-dragen „en fteeds doordacht zich door tietheid'; bondigheid en.duidelijkheid-aanbevelen, … Zijnen ‘arbeid’ ‘zien’ wij menigmaal ‘met eene verrasfende en weldadige uitkotnst “bekroond, en -met “de luisterrijkfte blijken van vertrouwen en vereering “ini Zij “vaderland en. alom” buiten hetzelve , als-om ftrijd „be= 1oönd'5’ en” Mláäti wij hem van naderbij in zijne levenswijze gade „wij aan- fehouwen” dé “tustigen”, wijzen onderzoeker, die in {tille gehoorzaam- heid dan’ ’S lands’ wetten en in goed vertrouwen op zijne “Overheid. alleen voor zijde’ Wetenfchap leeft ; “wij winden hem omgeven van de geletterde en ‘aanzienlijke mannen van zijnen tijd; en zijnen ‘omgang opgeluisterd dóor’ ‘het’ verkeet” ende” vriendfchap met de eerfte Geleerden enrKunftes Haars; zoowel’ it Engeland (vals in + Frankrijk 3 slralië! em Duitschland en wirwdarts ‘hij zijne'teizen rigtte, Doch ‘hoe veel ik reeds heb opgefomd;, veel, ja het allermeest, en hetgeen ons hier behoort bezig te houden, heb C st) heb ik nog verzwegen; te weten : ‘hoe. zijn. naam aan. vernuftige vindingen en grootfche ontdekkingen, aan. een aantal. van-nuttige en; gebruikelijke werktuigen „gehecht is: hoe door,zijnen arbeid:een ruim, veld, van. on- derzoek is geopend geworden; welk een nieuw licht. aangaande, de: na- tuur en den inhoud van velerlei ligchamen opgegaan: voor zamengefteld verklaard , «die men voor - eenvoudige -{toffen. moest aanzien, voor ,„enkel- voudig „gehouden „die men meende. zamengelteld ‘te zijn; vereenigingen daar ‘gedaan , -waarvan;-men” het beftaan niet vermoedde; ontledingen ‚die men niet voorzien had, of te vergeefs beproefd ; een geheele omkeer, in de verklaringen van verfchijnfelen bewerkt en, de Scheikundige. Wetenfchap hier gewijzigd „ginds, opgehelderd „elders. vermeerderd „‚ uitgebreid, en meer en, uieer de, vaardige dienaresfe, ter , hulpbeigonieg voor; elk „ die zich van hare dienst wil en kan bedienen. Voorzeker; hetis een loffelijk ftreven „de nagedachtenis van Helsing: waardige: mannen; ; die vonder ons geleefd en gebloeid,hebben , en wier af- fterven wij beweenen , “in cere‚te, houden en, openlijk te huldigen; Onder het hooren vanhunnen dof, denken ‚wij, met „ welgevallen en ‚weemoed aan hunne ‚deugden en hun „gemis; en; wij zegenen den mond. der „waar- heid en edele vriendfchap „die den, dierbaren. doode dit, offer. van erkente- lijkheid. bragt: maar ís hetook niet betamelijk,en gewettigd, die fchuld van dankbaarheid; te betalen; aan. allen „ ‚die, daarop aanfpraak verkregen hebben, om, het evens «of zij tot het tegenwoordige geflacht „of tot het, voorledene behooren 5-of!-zijdonder-ons geboren zijn. en „gearbeid hebben, ‘dan of! wij hen nimmer „zagen: en‚alleen ‚de grootheid van hunnen, naam, tot ons-gekomen, is ? Wie ver ook: aan twijfelen konde, verre is, die twij-, ‚fel vari hier en deze Vergadering: verwijderd, — Met vertrouwen, roepe ik dan Uwe toegenegene aandacht vin bij de ontwikkeling mijner rede , en is mijne loffpraak aan de bewondering niet geëvenredigd „ die, Gij van de ta- lenten van. pav yshebt, opgevat , Gij zult in mij het voornemen niet mis- G 2 bil C 52 billijken , om van deze plaats eenige hulde aan den Scheikundigen te bren- gen , wien die bij dergelijke Wetenfchappelijke Ligchamen ‚ waarvan hij mede’, äls van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituur, het fieraad was , ot welligt reeds gebragt is , of zekerlijk zal gebragt worden. Humetiry pavy werd; op den 17 December van den jate 1779, te Penzance, in Cornwall, geboren, uit een deftig geflacht, dat in West- Engeland overlang in wink en in het bezit van Anke landgoederen geweest was. Zijne beftemming was om geneesheer te worden, ‘Ter bereiking van. dit oogmerk EE EN, de Latijnfche Scholen te Paisdace en Und, in- vaderlijk voor zijnen jeugdigen huisgenoot zorgde, en werd hij, 16 pe oud geworden , ‘na den’dood van zijnen vader, in het jaar 1795 , de leer- ling van eenen ‘met ‘lof bekenden Heelkundigen BorLAsr , daarna tot Doctor in de Geneeskunst bevorderd , door wiens onderrigting hij zoude voorbereid worden’ ‘tot het bijwonen der Akademifche lesfen. Gemakkelijke bevattinig , weetgierigheid en aanhoudende vlijt werden in den jongen pavy' ontvonkt- door eerzucht, verlevendigd door eene fterke verbeelding „ en geleid door eenen edelen fmaak, Deze begaafdheden ftel= den hem ‘in’ ftaat, ‘om ‘buitengewone vorderingen te maken indat alles, waarin men het “onderwijs verleende, ‘en deden hem, bij de beoefening _ der fraaïje letteren,” niet flechts” de-poëzij beminnen j'alsdie den, matten geest onitfpant ‘én hooger ftemt', maar zelfs als knaap en jongeling de lier aangrijpen ‘en bevallige toonen voortbrengen (1). … Hoezeer intusfchen hét hem” vérléénd“onderrigt niet gering: ware „en voor het voorgefteld doel genoegzaam mogt gerekend worden, ‘de vurige en onderzoekende leerling hfeld zich hiermede niët voldaan. ij Zoo áls voorfpoedig ontwikkelénde verftanden , die veel groots en nut- tigs Kk 3B) tigs tot (tand zullen brengen, zich niet binnen de grenzen laten beperken , die voor de menigte met wijsheid zijn afgemeten, maar met gemakke- lijken tred die overfchrijden , om zich in ruimere baan te bewegen, die de hunne is „zoo ook koos pavy zich een plan van onderzoek » ftrekte dit verder uit, dan tot hetgeen hem onmisbaar noodig was te weten „ en wijdde zich niet alleen aan die ftudiën, die onmiddellijk met de Genees- kundige verbonden waren, maar aan de Natuurlijke Wijsbegeerte , en daar- onder inzonderheid ‘aan de Wis- ende Natuurkunde, met eenen ijver, die allen, die hem kenden, meermalen verwondering inboezemden.- Bij dat alles was echter zijne aandacht het meest op de Scheikunde gerigt en ge- vestigd: hij gevoelde eene ‘heimelijke , onverdoofbare neiging tot hare na- fporingen , eene onverwinnelijke overgegevenheid aan hare genoegens en moeijelijkheden. En welk vermogen trok pavy zoo onwederftaanbaar aan tot de najaging der Scheikunde, welke banden hielden hem zoo zeer aan haar geboeid ? Toen ter tijd de hoop van uit haren fchoot de ophelde- ring van zoo vele verfchijnfelen te erlangen, die hem in zijne ftudiën ge- «troffen hadden en de ftreelende ervaring van fommige door haar reeds op- gehelderd te zien.’ Maar om in dit oogmerk te flagen, had pavy het on- waardeerbaar geluk van aanftonds den eenigen, goeden weg inte (laan en dien nimmer te verlaten. Niet uit boeken , dat is niet alleen. of groo- tendeels daaruit, wilde hij zijne kennis putten ; eene Wetenfchap „ die op proefdoeningen berust ; wilde hij uit proefdoeningen leeren kennen, en welk’ eene “waârde “ook aan’ de fchriften van PRIESTLEY ên-CAVENDISH te hechten ware, hij kon die daaraan niet ten volle fchenken, vóór dat hij huútne ftellingen of door eigene genomene proeven bewaarheid, gevonden had, of althans in ftaat was, om, wanneer hij zulks mogt willen „ die naar eigene proeven te toetfen. Zoo gewende hij zich. vroegtijdig de hand te {laan aan het-grobte werk van waarnemen en ervaren „zoo van de Na- tuur met eigene oogen te zien en haar zelve te ondervragen; zoo ook kon hij van haar antwoord ‘verwachten en heeft het ontvangen. k G 3 On- ki C 54 Onder de proeven , waarmede pavy zich in zijne oefening bezig hield , was er eene, die de aandacht van eenen bekwamen man tot zich trok en den grond gelegd heeft tot het bereiken der beftemming „ waarvoor hij geboren was. Hij had namelijk bevonden, dat de zeegewasf{en door het uitwafemen van zuurftoflucht zooveel toebragten tot het bezwangeren van het water met levenslucht, als zulks de planten doen ten opzigte van den dampkring. Deze waarneming. kwam niet ter, kennis van Dr, BED- DOES „ toen juist bezig om zijn plan te volvoeren en te Bristol eene_in- rigting te vestigen, om door het gebruik en de aanwending van lucht- foorten fommige ziekten te genezen (2), of hij trad in-briefwisfeling met DAvy over dat onderwerp , en willende de werking van andere, luchtfoor- ten in vergelijking met de levenslucht beproeven, hield hij bij hem aan; om, met uitftelling zijner ftudiën, hierin zijn medehelper te zijn (3). Davy had den ouderdom van negentien jaren bereikt-en ftond. gereed naar Edinburg te, vertrekken. Slechts op ééne voorwaarde, wilde hij die vlei- jende aanbieding aannemen. Zij had hem misfchien den naam van onge- makkelijkheid en voorbarige aanmatiging kunnen geven, maar zij duidt, dunkt ‘mij zoowel eene niet gewone levenswijsheid en voorzorg in die jaren aan, alsmede een zwanger gaan van edele plannen ; zij-was het be- ding van de vrije befchikking en het onafhankelijk opperbeheer over de fcheikundige werkplaats (4). is De gemelde inrigting van BEDpors moge dan meer Joffelijk bedacht ; » dan weldadig in werking geweest zijn ; zij was de oefenfchool van. pavy ; en zoo haar zeldzaam de kranken met verligting en nog zeldzamer met ge- nezing hunner bedenkelijke kwalen verlaten hebben, al meende men over de mislukte pogingen van: menfchelijkheid te, mogen glimlagchen , voor. de Wetenfchap is zij niet te vergeefs geweest. — Ik, zoude ter ftaving. van dit gezegde vele bewijzen, kunnen bijbrengen, en de onderzoekingen, op- halen naar de natuur der licht-- en -warmteftof „ en de oorzaken, van de kleuren der bewerktuigde ftoffen, aldaar door, pavy. gedaan (5) „of de proe- CD proeven op binnenlandfche en uitheemfche graan-, riet- en grasfoorten ver- melden , wier teedere vaten hij aantoonde de ruwe kiefel-aarde op te ne- men en in haar buitenfte bekleedfel in te weven, zoodat de halm daardoor ftevigheid bekome, en voor de vlam der blaaspijp gebragt tot een glas- parel fmelte (6). Doch ik zal die alle voorbijgaan en zelfs die reeks van ontdekkingen “niet aanroeren, hier aängevangen (7), waarvan wij weldra opzettelijk zullen handelen 3 alleen zijnen arbeid zal ik aanvoeren , die bloot het gevolg van zijne plaatfing te Bristol geweest is, en zonder die inrig- ting noch zoude aangevangen, noch alzoo volbragt zijn geworden. Ik be- doel zijne nafporingen van-die bijzondere luchtfoort , die hij bevond door de longen geademd en verdragen te kunnen worden, maar op het ligchaam en den geest eene werking te oefenen „ waarlijk zonderling , en misfchien het voegzaamst te. vergelijken met die van een te ruim gebruik, van den verheugenden ‘en bedwelmenden wijn. Een afzonderlijk „werk over die lucht, bekend onder den naam ‘van Salpeter-oxydule , zond pavy in den jare 18oo in het licht, Het was het eerfte van zijne hand „ maar gaf reeds duidelijk te zien, wat men van zulk eenen onderzoeker te hopen en te wachten had (8). Niet die onvermoeide vlijt, die al hetgeen de voorgangers in verfpreide gefchriften hebben aangeteekend, opzoekt, bijeenbrengt en met keus en oordeel op zijne plaats fchikt , vindt men in ‘het gedeelte te prijzen „ dat ons met de bereidingswijzen dier lucht en de ontleding van. het,falpeter- zuur bekend: “maakt; hij zelf zegt weinig hiervan zich toe te eigenen , en zoo hij iemand hierbij te kort deed , het zoude hem zelven zijn, maar die voortgezette en. afwisfelende , die geëindigde en nogmaals begonnen proef- nemingen op de zamenftelling en «de ontleding der lucht zijn op prijs te ftellen , en teekenen-ons die onvoldaanheid met het onderzoek „ dat wan- trouwen op zich zelven, die zucht tot langzame volmaking, die men fteeds geoordeeld heeft: mede tot het eigéndom te behooren dergenen „die C 56 ) de waarheid zoeken. Maar bovenal is dat gedeelte des boeks merkwaar- dig, dat ons de werking aanwijst, die de gemelde lucht.op planten en dieren heeft, en den invloed ontvouwt , dien dezelve bij de toelating in de longen op hem zelven en een aantal van perfonen geoefend heeft. Wat zullen wij hierin meer prijzen, die. moedige waarheidszin, die bij het opmerken van een vreemd verfchijnfel , om zich niet te misleiden „ hetzel- ve meermalen herhaalt, hoezeer het herdoen daarvan zorg en omzigtigheid vereischt , of het talent van getrouw waar te nemen, en het waargengme- ne naar eisch mede te deelen? Men heeft, met regt, geoordeeld, dat dit werk van pavy veel heeft bijgedragen ter. opheldering van hetgeen in de ademhaling gefchiedt , voor zoo verre over die onmisbare levensverrigting, uit de Scheikunde licht kan verfpreid worden (9). Van nu af aan ís de roem van pavy gevestigd. Zijn naam blijft binnen de perken van BEppoes gefticht niet befloten. Tot Engelands hoofdftad is die doorgedrongen en de jonge Scheikundige van Bristol is er het onder- werp van gefprekken en loftuitingen. Onder die Lofredenaars onderfcheid- de zich een vermogend begunftiger en voorftander , en te gelijk een ver- nuftig beoefenaar der Natuurkunde. De Graaf van Rumford fchonk zijne goedkeuring aan de proeven van pAvy over het licht en de warmte, en eene uitnemende belooning volgde dat vleijend en hoogstvereerend oordeel (10). Er was te Londen eche inrigting, grootendeels door de bemoeijingen van RUMFORD „tot ftand gekomen, die niet minder ten doel had, dan om de vorderingen der Wetenfchappen te befpoedigen en langs den kort ften weg tot algemeen nut te leiden. Aan de onbekrompendfte bijdragen van bijzondere’ perfonen had zij haar beftaan te danken , en Koninklijk mogt men haar heeten, daar de Koning zich verwaardigd had haar be- fchermheer te zijn. De glans van nieuwheid was niet alleen hare aantrek- kelijke zijde, inwendig vertoonde zij rijkdom en mildheid (11). Maar hoe zoude dat voorgefteld doel kunnen bereikt worden ‚ dan door _ be- & CG 5D / bekwame mannen bij de inrigting te plaatfen, van wien men verwachten konde, dat door mond en pen de-kennis en de toepasfing der Weten- _ fchappen het: gelukkigst zouden verbreid worden. Wat de, Scheikunde aangaat „ in pavy meende RUMFORD den man te zien, volkomen berekend voor de nieuw ontworpene en met vele zwarig- heden bedreigde taak. „En inderdaad, een man als pavy ; toegerust ‘met de kennis der oude en hedendaagfche talen „en geoefend in de Wiskunde en Natuurkunde, was wel voorbereid , zoowel om de Scheikunde in ha- ren, ganfchen omvang grondig te behandelen, als-om dezelve aan ande- ren voor te dragen. Maar pavy was bovendien fn dien gelukkigen leeftijd „ waarin opkomende moeijelijkheden en tegenkantingen, waarmede veelal nieuwe, inrigtingen te worftelen- hebben „ en door fommigen ook ge- meend wordt te moeten bedeeld zijn „ gevoegelijker. gedragen en door vurì- gen tegenftand rasfer overwonnen worden3 en had reeds door zijne vér: rigtingen te Bristol. zich geene geringe mate van werkdadige kennis in’ de Scheikunde verworven en overvloedig doen blijken „ dat men hem» flechts “in eenen grooteren werkkring behoefde:te plaatfen „om van zijn vernuft en beproefden ijver voor de Wetenfchap meer en edeler vruchten te pluk- ken. … Door „den invloed van. RumroRD en de algemeene gunftige gevoe- lens, die men van pavy, had opgevat, werd de post van openlijk Leeraar in de Scheikunde bij de Koninklijke iprigting aan hem opgedragen. Het moet pavy. eene opoffering kosten die plaats aan te nemen »'eene groote “opoffering „die, voor zijn geheel. volgend leven beflisfen zal : maar: hij vis gereed. die te doen; het nog fteeds vast befluit om te Edinburg tot arts te worden bevorderd laat hij voor immer: varen ; aan de dienst der hem toebetrouwde Wetenfchap wil hij; zich onverdeeld toewijden „en wat moéi- te het hem koste om van DAVIES GILBERT „ den tegenwoordigen Voorzit- ter der Koninklijke Societeit, wiens onderfcheiding hij van zijne jeugd af aan genoten had en tot aan, zijnen dood behouden heeft, en van zijnen H vriend CSE) vriend den dichter corTLE tefcheiden „ hij vertrekt naar Londen om zijne nieuwe betrekking te aanvaarden. (12). Ziet daar pavy overgebragt op het eigenlijk tooneel van zijne werkzaam. heden en van zijnen roem, waarop ik bijkans wenfchen zoude U aanftonds geplaatst te, hebben „ zoo niet de ontwikkeling en eigene vorming van den man, dien „wij nader willen leeren kennen, waardig waren geweest er eenige oogenblikken bij te vertoeven. Onder alle de voordeelen , waarover zich pavy in zijne nieuwe waar- digheid te verheugen had, was er geene grooter en wenfchelijker , dan de kostelijke verzameling van werktuigen, waarmede de inrigting voorzien werd,en het vermogen van die fteeds te verrijken en uit te breiden , zoo- dat ze in aantal en verfcheidenheid der toeftellen , noch in keur en fraaiheid van bewerking voor die van- eenig ander gefticht behoefde onder te doen (13). Gelukkig den leeraar , wien die onmisbare fchat ten deel valt! Hij ís ontflagen „ niet van de les, door een groot man gegeven en ook beoefend , te kunnen, maar van die geftadig te moeten volgen: met de boor te za- gen, en „met de zaag te boren. Hij is in ftaat gefteld in het oog zijner toefchouwers. de werkingen en wetten der natuur grootsch en verheven’ te doen, fchitteren „ gelijk zij groótsch en verheven zijn, en door den diepen indruk van overtuiging der eeuwige waarheid door zinnelijke proeven den _ fluimerenden geest van. anderen op te wekken en te ontvlammen tot dien ijver van onderzoek, die tot bevordering der Wetenfchap en welzijn van het Vaderland moet uitloopen 3 en zelf van de eene gedane vinding tot de andere, van toepasfing tot toepasfing geleid , niet door het afmattend overzien van flaauwe “en gebrekkige figuren van werktuigen, maar door de hanteririg der. „„werktuigên” zelve de: onvolledige te verbeteren en daaraan andere en nieuwestoe te voegen, Aan dit voorregt floot zich een tweede aan, niet minder groot dan het ge- mee Sed C 59 ) genoemde : het geluk van eenen welafgerigten , welwillenden , voortvaren- den, Werkmeester , tot- zijne dienst gereedte hebben, den kundigen NEw- MAN (14); en deze beide voorregten werden verhoogd door een derde, dat zonder de-twee genoemde wel geene „waarde had, maar nu-aan' de reeds beftaande de meeste volkomenheid bijzette , de bekwaamheid van er- varene. medehelpers. De beroemde FARADAY , die hem in zijne waardig: digheid ‚is opgevolgd „ was één onder dezen, en het mogt ook:pavy:ge- beuren de toegenegene hulp van eenen broeder te genietenenssdaarvan openlijk. te gewagen; van Dr. jorN pavy , onder de leiding van nuMm- PHRY‚ mede een’ verdienftelijken Scheikundigen geworden (15). Maar het is niet het bezit van alle die fchatten „ het is het fchrander en nuttig gebruik daarvan’, dat pavy zoo zeer verheft, en waarom: hij onze bewondering verdient : niet te pronken met blinkende toeftellen , dat ijdel- heid. zoude verraden hebben, maar bruikbare werktuigen met gewisheid en vaardigheid, tot een. belangrijk einde en met eene treffende uitkomst aan te „wenden, was het doel waarnaar hij ftreefde en hetgeen hij bereikte, Het was voorzeker hoogst gelukkig voor pavy over eenen werkmeester. te kunnen befchikken , wien het nimmer vwerdroot naar zijne opgaven te luis- teren, zelfs niet ter middernacht, wanneer een vernuftige inval DAvy tot hem bragt, want ook bij vavy was de werking der genie aan geen tijd verbonden 3 maar het was de kunst van den Kunftenaar te onderfchei- den, op prijs «te fchatten, en nog veel meer dien voor te lichten en te leiden ; en ‚hoe,kundiger de mannen waren, die pavy de hand leenden bij het ‘verrigten „van zamengeftelde proeven „, des te grooter eer ftrekt het hem-ook dan hun aanvoerder en voorganger geweest te zijn 3 gelijk het de grootheid van den Veldheer is niet boven den nederigen krijgsman , maar boven den wapenbroeder uit te munten , die in verdienden rang hem dig- ter op zijde ftaat. Dit uitmuntend talent bij de gunftigfte omftandigheden door geftadige H 2 oefe. t&) oefening verrijkt en dagelijks in het openbaar meer en “meer «ontwikkeld , ís het: vreemd, dat het een der vermogendfte middelen was om de weetgie- righeid op: te wekken en zucht naar kennis te ontfteken ? Eene andere gaaf; die -pavy als Leeraar bezat , bragt niet minder toe ter bereiking: van dat gewenschte einde. Hij wist belangrijke ; algemeen nuttige „onderwerpen te kiezen en daarover bevattelijk , innemend, grondig te fpreken. «Netheid “en ongedwongenheid van zich. uit te-drukken waren den /man: van geletterde opleiding en fijne befchaving als van zelve eigen „ maar de ingenomenheid met zijne, Wetenfchap , het vuur van zijnen leven- digen geest, de helderheid van zijne gedachten „ gelijk aan die van zijn oog in- zijn: jeugdig gelaat, dat nog jeugdiger fcheen dan het werkelijk was, hadden ín zijne voordragt het overtuigende en wegflepende, en verwekten ‚niet maar aandacht en goedkeuring , maar algemeene deelneming en geestdrift. Zoo velen, wien het in de Handelftad noch aan tijd, noch aan vermogen ontbrak, omzich verder op te leiden en flechts naar een voorwerp! zochten ; waaraan zich de onbeftemde keuze hechten kon , won- den hier „voldoening ‘en kregen de Wetenfchap ‘lief „ die zij niet gewaand hadden: zulke zoete vruchten: te dragen ; kunftenaars „ bezitters en beftuur- ders van fabrijken -werden hierop nuttige vindingen opmerkzaam ge- maakten ontvingen ‘treffende wenken ter: veredeling hunner kostbare eigen-. dommen : vreemdelingen „die-de begeerte naar wereldkennis over zee ge. voerd had ; geleerden „of die zoodanige wenschten te “worden „ zagen- hier eeneegeheele ‘rij van Electrifche proeven, die zij elders nog niet aanfchouwd hadden‘ of althans „niet in die uitgeftrektheid en glans, «De toevloed om pAvw:te- hooren was beftendig en de fierlijk gebouwde gehoorzaal, aan ‘het belang - én het doel der: Wetenfchap geëvenredigd, was niet altijd ruim ge noeg om de:fchareder. aanwezigen. te ‘bevatten (16), + +505 J Vele. dier voortreffelijke eigenfchappen vindt men in zijne feliiften we- der. “*Zij- zijn die behagelijke klaarheid en juistheid , die eenvoudige, gelei- : de- Ke delijke wijze. om de zaken voor te dragen, en dat niet alleen meer be- kende „ maar òok ongewone; afgelegene ‘onderwerpen ; ‘en te midden van den “ aangenomen toeftel van namen en kunftige uitdrukkingen. ‘Getuigen hiervan zijne gronden eener op den landbouw toegepaste Scheikunde , of zijne. wijsgeerige! grondbeginfelen der Scheikunde (17) ‚die algemeen -gele- zen en gereedelijk begrepen worden „die in verfcheidene talen zijn overge= bragt, en ten bewijze kunnen ftrekken , dat’ grondigheid van bewerking ook in dit gedeelte der Natuurkunde geen hinderpaal voor verftaanbaarheid behoeft te wezen. « Gelijk aan rLAVvorsieR en Fourcroy in het vorig. tijd- perk der, Wetenfchap Frankrijk, zoo heeft in het hierop gevolgde Engeland aan DAVY , door zijne leer- en fchrijfwijze, de verbreiding en betarigius der: Scheikundige ftudiën niet weinig te danken. „‚Hoe veel: roems- intusfchen payvy ‘door de volbrenging dee hem aanbe- trouwde taak inoogttede , het was hem niet genoeg de’ Wetenfchap in ftand te houden. Met de verleende middelen wilde hij die verder uitzetten. In de wel voorziene plaats zijner «proefnemingen zichte verfchuilen en aan dat groote werk in ftilte te arbeiden , zietdaar wat navy beoogd en vol- voerd heeft, gedurende den tijd van twaalf jaren , dien hij aan devinftelling verbonden was. En toen hij’dien post had nedergelegd ; nadat-hem de rang ven “titel van „Sir en Baronet gegeven was en hij een aanzienlijk ‘en vermogend huwelijk met JANE KERR, eene begaafde Vrouwe , weduwe van ASBY APREECE , Es. ‚’had aangegaan, bleef hij de naarftige beoefenaar derzelfde Wetenfchap. 3 Verfcheiden waren de onderzoekingen; die hem van zijne “intrede in zij- nen nieuwen werkkring af aan bezig hielden. Dat de dampKringslucht van onderfcheidene. plaatfen ; ‘in alle ‘de jaarfaizoenen en bij alle» winden eene onveranderde hoeveelheid levenslucht behoudt ; hadhij te Bristol bij verge- lijkend „onderzoek „met de gezondheidsmeters “mede bevestigd, maar toen het gebrek van de ‘meter „van PRIESTLEY opgemerkt en hij vorid eene H 3 _ nieu- C 62 ) nieuwe in het-bezwangeren van eene ijzerzoutsoplosfing met falpeter-lucht (18), waarbij. (hij. naderhand. nog eene_tweede: voegde „op de ontfteking- van wa= terftof-lucht berustende (19) hij „gaf „bewijzen van bedrevenheid-in dát gedeelte , „waarvan „de Kunst, meer bepaaldelijk, haren naam heeft ontvanger in de ontleding-van eene delfftof van Devonshire en van- fteenfoorten „die vaste loog bevatten (20) 3 maar, vooral ftralen. dezelve- helder ‘door: in- zijne proeven ‚en „waarnemingen - over het zamentrekkend,beginfel van zekere ges wasfen „ een „werk, ondernomen. op. uitdrukkelijk aanzoek van de Beftuutders des geftichts, in het-belang der. leerlooijerijen (21). Het is het-cenigfte „dat wij van dien aard, van Davy bezitten; maar het laat: geen- twijfel over „of gewigtige-ontdekkingen zouden zijnen. arbeid, achtervolgd. hebben ;-zoo ‘hij dien aan het onderzoek van het groeijend rijk verder: gefchonken had@2); en wij zouden: ons:over dat gemis te beklagen hebben „zoo -heteniet meer dan dubbel vergoed was geworden door nog belangrijkere onderzoekingen. De Koninklijke. Maatfchappij intusfchen rekende de- gemelde ontledingen hiet flechts overwaardig.om ze in hare werken op te nemen ‚maar fchonk in den jare 1805 aan -pAvy de medaille van.coPrey , eene medaille van ge- ringe waarde ‚maar die Engeland voor den edelften prijs ‘houdt „ ‘dien’ men op de baan der Wetenfchappen winnen kan (23) ï todo Het is bekend , dat «menigmaal. de uitmuntende mannen inhet rijk der Letteren en der Wetenfchappen , gelijk. in dat der Kunften-„ zich een bij- “zonder deel ter bearbeiding uitkiezen en daaraan 'alle- unne: krachten toe- wijden. Gelijk die keuze gebillijkt wordt bij het bloot befef;van de’ kort: heid des- leveris en de onbegrensdheid, der kennis, zoo is, die keuze-echter niet altijd even-gelukkig en groot te noemen, en kan’ men: aan derzelver voors treffelijkheid, of bekrompenheid ook de waarde van haren volger herkennen. Ook pavy.… plaatfte zich. onder “het getal dergenen , die een gedeelte-der geheele. Wetenfchap voor zich uitlezen, En waarop is nu zijne keuze ge- vestigd 2 Volgt: hij -het- voetfpoor. dier- uitftekende, mannen „die zich toen- maals C 63 ) maals in Londen: verzameld hadden ‘én’ ‘em vän” nabij! ottitingden: kiest hij het {poor van „CAVENDISH “en put het onderzoek’ wel van fléchts weinige ftoffen ‚ maar met’ eene” naauwkeurigheid: uit, «dat ‘het aan de volgende tij- den als “een “model ‘van volkomenheid kan worden overgeleverd; of ftelt hij zich TENNANT” ten „voorbeeld of narcuerT of eenigen anderén? Een - ander minder oorfpronkelijk dan pavy zoudé zulks misfchien gedaan hebben; en indien hij de voetftappen dier Scheikundigen gevolgd had, hét zoude hem voorzeker tot geen oneer geftrekt hebben; ja, bijaldien hij met zijnen diep- denkenden en veelomvattenden vriend worLAsTON inhet ftrijdperk getreden was 5 wie ‚van beiden” meer beflisfende ontledingén wan’ ertfen leveren of” daarin ‚de meeste. nieuwe “metalen ‘ontdekken kon, het zoude een groot deel van-zijnen roem hebben uitgemaakt, Maar-“het is niet té min groo- ter “eer. eenen eigen’ ‘weg’ te raars „dan mét mlëkrerd ‘op een en hetzelfde pad, gelijken: tred'te houden; 1e ; f __„Benen eigenen grond zocht zich pavy ter bebouwing uit „ ‘niet eenen door den tijd of ‘onachtzaamheid verwilderden “of verwaarloosden , ‘maar cenén uit. den fchoot ‘der toenmalige Wetenfchap «als geboren “en” opgekomén grond „dien flechts- weinigen “bedacht ‘hadden voor béärbeidinig’ gefchikt ‘te zijn ; aan: wiens ontginning flechts hier ein daar de hand geflagen was. En vragen wij met welk -eenèn uitflag de zorg; aan dien grond ‘befteed , be kroond:werdy de gefchiedenis‘ antwoordt ons,” dat “daarop meer rocher zijn rijp. geworden , dan ’tmisfchien eene ftoute verbeelding zich Had’durven voorftellen : dat “er voor’ pAvy” dè’ laauwer der ónfterfelijklieië gebloeid heeft ‘Maar waärom in Överdragtige taal langer voortgegaan en niet aäh- ftonds- gezegd » ‘pavy’ kóös sien vr fälpetiing de Hide, der ligchamér door de “kolom van: vorrra?=” is 6 PR RRHIRRTD Rust onze blik opdat”: gar 'ondérzoek ;”wij ‘zien ef de” adi geborene gaven van pavy en zijne verkregene kennís heerlijk” úiebriniken: voReeds rin zijn” kort’ verblijf HE Bristol” ging Hett’ die’féhoofë til” ter “har- he te, C 64) te (24) 5 met mannelijke kracht bragt hij de beste jaren zijns levens aan de volvoering daarvan, ten offer (25), zoo lang de Koninklijke inftelling hem mogt bezitten ‚en ook daarna en ‚op zijne. reizen naarhet: vaste land bleef’ hij haar indachtig; zij, was het onderwerp. van den laat{ten gewigtigen ar- „beid zijns levens en hield den geest nog ingefpannen en. opgerigts toen “het ligchgmelijk, omkleedfel door vermoeijing. en _afmatting reeds ida en_flooping. toonde. d ao af iid yer ue Maar het is niet alleen de vonde naaarrende ijver, die manon voorwaarts ftreefde, en zich wel liet aanmoedigen „ doch; nimmer -affchrik- ken, noch ‚het onbezweken geduld in het doen en herdoen van waarne- mingen en „proeven , noch ook de naarftige bezorgdheid. om alles „ zelfs. het gering. fchijnende „ gade te flaanen op te-teekenen 3 hiers;;ter „plaatfe blonk zijn vernuft in het beramen van middelen en in het bereiken” van voorgeltelde uitkomften, hier zijne fchranderheid.„om bij den:{chijn van verfcheidenheid. overeenkomst op te fporen en. te doen uitkomen; en ;mis- fchien. nog. meer-dan dit , eene helderheid, van. doorzigt.„enfcherpté: van __ oordeel, dat door de nevelen, waarin het onderzoek gehuld lag; -doorbrak:;, door de duisternis heen het licht, bemerkte en aan het groote, wit-getrouw-te midden van het, doolhof van onzekerheden de „waarheid vondt „en, met welke duchtige wapenen, van kennis ook beftreden „krachtig verdedigdesen hands haafde, „En, flaan wij op de gevolgen, dier, nafporingen acht; wij zier daar: door der, Scheikunde. één. der vermogendfte, middelen gefchonken ;-waardoor. de meest innige vereenigingen „der ligchamen worden losgemaakt en, verbros ken , de geringfte fporen van ftoffen in_fteen „plant. en‚dier kennelijk” ges maakt : wij vinden een aantal van vreemde zelfftandigheden ontdekt, en on- derzocht ; de Scheikundige theorie in meer dan één,opzigt gewijzigd ‚vin één woord een‚nieuw tijdperk der Wetpichap geopend „ „dat -der, Electri- fche Scheikunde. f Nog was. niet, alle twijfeling weggenomen; of: het zuur en de log door € 05 door de werking der kolom van vorTA ep water, aan de polen waargeno- uien , op nieuw gevormd, dan flechts waren uitgefcheiden , toen DAVY, na een lang en moeijelijk onderzoek , voor de Koninklijke Maatfchappij te Londen „ in: den jare 1806 , die onvergetelijke rede hield , waarin hijde wijzen van ontledingen der ligchamen” door middel van het Galvanisme ontvouwde (26). De ftoffen, naar de polen der zuil aangetrokken , en uit de ligchamen , waarin zij in- de alleronbeduidendfte geringheid verfcho- len liggen, bij de werking der zuil voortgeleid, bewees hij klaarblijke- lijk, dat niet. gevormd , maar waren afgefcheiden en gevolgen der ontle- dingen waren „ en hebbende “door ervaring van zesjarigen arbeid beflist, dat. de brandbare ftoffen en de zuurttof , de loogen en de zuren, de on- edele-en de edele metalen , in tegenovergeftelden {taat van Electriciteit. wa- ren, kondigde hij de groote gevolgtrekking aan , dat de Electrifche ver- eenigingen en ontledingen moesten worden terug gebragt tot-de wetten der ‘Electrifche. aantrekkingen en afftootingen „en voegde er de onderftel= ling bij, dat de Scheikundige en Electrifche. aantrekkingen werden voortge- bragt door eene zelfde oorzaak „ werkende in het eene geval op de decl- tjes ‚ in het andere op de masfa. De indruk, die dit vertoog voortbragt , was aan den inhoud daarvan geëvenredigd ‚en -men kan zich dien cenigere mate voorftellen bij de heringering, dat het Franfche Inftituut , niettegen- ftaande- de zeer loffelijke en belangrijke bemoeijingen van andere Geleer- den, den aanzienlijken prijs bepaaldelijk uitgeloofd voor Galvanifche ont- dekkingen, in den jare 1807 aan pavy toewees , als aan dengenen „ die de wetten der Galvanifche enige met «de meeste volledigheid had leeren kennen (27). „Vele zijn de ontledingen geweest , die daarop ion DAVY verrigt zijn geworden , met behulp van zijne ‘toenmaals eenige en in verbinding ge- ‘bragte Galvanifche Batterijen: En ik zie mij alzoo van zelve genaderd tot de vermelding van eene dier ontdekkingen van pavy, die ik niet I fchroo- C 66 ) fchroome onder de voornaamfte onzer eeuwtelling te. rang{chikken , zoo wel om haren aard en de wijze, waarop zij gefchied is, als om de groo- te en gewigtige gevolgen, die zij voor de Wetenfchap en de Maatfchappij gehad heeft. Ik bedoel de ontleding der vaste Loogen , die ook in tijdsorde de eerfte geweest is Gisfende derzelver zamenftelling, en ver- touwende op. het onwederftaanbaar vermogen zijner toeftellen „ ‘doet hij op eenen lepel ‚van platina de. drooge planten-loog. gloeijen „en den. lepel in gemeenfchap ftellen met de eene zijde der batterijen „ terwijl een: draad van platina de verbinding met de andere zijde ‘bewerkt, en ziet daar wordt de potsach geleidende en gefcheiden, aan éénen draad fchittert een fterk licht, op het punt der aanraking ontvlamt eene ontwikkelde brand- ftof , en deze, in cenen bijzonderen toeftel verzameld, is een élinfterend metaal, en eene aangebragte.buis. aan de andere pool is met levenslucht ge= vuld geworden. En deze ontdekking werd dadelijk daarop , door die van een dergelijk metaal in de mijnftoffelijke loog , of /oda „ opgevolgd (28) Le en deze wederom kort daarna, door de ‘aanduiding van het aanwezen van … metalen in fommige aarden vervangen (29). 5 Het zal wel niet ontbroken hebben aan dezulken „die den Aan ‘dezer ontdekkingen hebben. willen verdonkeren, door. het vermoeden op.te vij- zelen, dat aangaande de gevondene zamenftelling door andere Scheikun- digen geuit was „of door op proeven te duiden „ waardoor men de meta len in de aardfoorten werkelijk zoude gewonden. hebben, (go). Doch een dieper indringen in de gefchiedenis der Wetenfchap „dan het blijven. han- gen aan zekere klanken en uitdrukkingen , befchaamt de grillige zucht 4 om het nieuw ontdekte in bewoordingen en proeven te zien, waär men het nimmer zoude gezocht hebben, vóór dat het gevonden was. De ge- vondene metalen in: de aardén. waren ijzer met phosphorus. En dat de loogen: waren. zamengefteld „ was , wij’ ontkennen. het niet, geen onge- meen denkbeeld; wij voegen er zelf bij, dat LA VOISIER bij, gevolgtrek- bnl Ì king CD king reeds had opgemaakt, dat de zwaaraarde een metaal-kalk was. Maar het is juist de overtuiging, die pavy van die zamentftelling koes- terde, die aan zijne ontdekking zelfs allen fchijn van toevalligheid ont- neemt, Die meene, dat hierdoor de waarde der vinding vermindert wordt, zoude waarfchijnlijk de fcheiding der Stikftof voor eene geringe zaak hou- den, vermits men naauwelijks twijfelen kan, of zij is zamen gefteld. Doch zoude de waarde dier {cheiding niet des te grooter moeten geacht worden te zijn, naarmate men bij de algemeenere overtuiging van hare za- mengefteldheid nogtans in hare ontleding niet flagen kan. Evenzeer komt _pavydeeer toe van de natuur der Loogen terftond te hebben ingezien en verklaard. Zij worden door de werking der Batterij in metaal en zuurftof gefcheiden ; „was de gevolgtrekking van dat onbeneveld doorzigt, dat het geheele weeffel der proefneming doorfchouwde: want ook eene andere meer ingewikkelde meening is door de grootfte Scheikundigen verdedigd geworden , doch ook weder verlaten om die van pavy te volgen (31) Hoezeer de Wetenfchappen fteeds aanwasfen en vorderen, is derzelver gang ‘niet altijd gelijk; dan eens geftadig , langzamer, tot flilftand na- derende, dan weder ongelijk rasfer , fomtijds zeer {nel en haastig, Tot dit laat{te worden meer dan gewone prikkels gevorderd. Onverwachte, groote uitkomften zetten dien vaardigen voortgang aan, en leiden tot die- per indringen in „kennis. ‚Dergelijke waren de fcheidingen van het water in-de vorige, eeuw „dergelijk. werkten. in den. aanvang dezer eeuw de wereldkundig. gewordene. ontdekkingen van een metaal, ligter dan water, en in en door, water ontvlambaar, en dit in de bijtende loog , opgenomen in.de-reeks der. ligchamen , wier „inhoud ‚men ‚bijkans. wanhoopte met de beftaande middelen immer te kunnen opfporen, 5 Men had dan nog meer dan de werkingen van het Galvanisme ‚op het dierlijk, leven „ of deszelfs natuur en oorfprong te onderzoeken „ de zuil van voLTA kon worden aangewend. om de banden van verwantfchap te I2 te ( 68 ) te ontbinden, te fterk voor de gekende krachten om verbroken te wor- den, Dit denkbeeld wekten de gefchrevene Verhandelingen van pavy ï waarin hij zijnen arbeid ontvouwde „ en zij waren genoegzaam om Euro-. pa’s Natuurkundigen en Scheikundigen te bewegen , hun onderzoek op dit punt te rigten. - Van. nu af aan is de „edele wedftrijd alom geopend. De Electrifche Scheikunde is algemeen aangevangen en te gelijk gevestigd. De bouwe ftoffen „waaruit. de korst der aarde en hare bergen geformeerd zijn , die der edele en onedele fteenen , en dat alles, wat met deze eenige overeen- komst toonde „ wordt door middel der zuil beproefd; «en ten andere, de nieuwgevondene metalen aangewend om de ongekende elementen der zu- ren , van het boraxzuar , vloeifpaathzuur en zoutzuur op te fporen. En in dat alles” bleef pavy vooraangaan en zijnen naam aan nieuwe vindin- gen hechten; en kon naar waarheid 14 jaren daarna , als’ Voorzitter der Koninklijke Maatfchappij, getuigen „, dat de Kolom van vorra voor de Scheikundige Wetenfchap gedaan had, wat de Teleskoop voor de Sterre- kunde, of de Microskoop voor de Natuurlijke Gefchiedenis (32). Alleen heeft er de erkentenis thans bij te voegen, dat zij zulks inn door zijne hand geworden is. Hoe veel beteekenende intusfchen alle die fcheidingen waren , zij waren in zich zelve niet wonderbaar of ongehoord, en men behoeft geen Schei- kundige te zijn om in te zien , dat hier hetzelfde had plaats gehad , als met ‘de elementen van vroegere dagen. Zonderling zoude het luiden „ dat gedaan onderzoek: iemand tot de {telling leide, dat eene ftof, die het al- gemeen oordeel voor- zamengefteld aanziet „ voor eenvoudig te houden is, En evenwel deed pavy dit „ toen hij niet bedektelijk , of in het voorbij- gaan aanftipte, maar opzettelijk betoogde, dat in het overzuur-zoutzuur geene zuurftof aanwezig was , dat het eene grondftof was, en in vereeni- ging met waterftof het zoutzuur vormde (33). Men KG.) Men zoude die opeenftapeling van fchriften moeten voor zich hebben , om zich een denkbeeld van het opzien te maken, dat deze nieuwe ftelling baarde. Sedert den ftrijd over het PhAlogiston is er zeker geene meer “aangevallen en beoordeeld geworden, geene meer het. voorwerp’ van over- weging en navorfching geweest , dan deze (34). Maar zoo. min’ de ‚zucht om zonderling te willen zijn; die ftelling ‘had voorgedragen „ even, min werd die in den opgekomen ftrijd opgegeven. — Als pavy noodig oor- deelde’ zijn gevoelen nader te ftaven , onthield hij zijne partij de verdere bewijzen niet en deed dit met befcheidenheid en gematigdheid; doch vreesde hij niet, om zoo een min voegelijke of te hooge toon gevoerd was geworden , dien met openheid. en waardigheid-tegen te gaan:en: in te toomen , en geen gezag of groote haam-kon hem hiervan weêrhouden (35). En hoedanig ‘is nu ‘de ftrijd geëindigd ? » Is’ die’ door afmatting ven gebrek aan belangttelling der partijen verflaauwd en opgegeven , of wel geftaakt , maar onbeflist gelaten, in vergetelheid geraakt’, als zoo vele opgerezene en heftig verdedigde gefchîllen , als het zoo even genoemd gefchil over het Phlogiston?' Neen. « Voor pavy kon die ftrijd tiet glorierijker geëindigd zijn dan gefchied is, Men heeft nagelaten de meening te ‘beftrijden j men, heeft die , even als’ de“äafideres’ laten gelden”; voor’ meer geldende gehou- den 5’ men volgt haar’ bijkans algemeen “alsde waarfchijnlijkfte:, en „die haär met de ‘krachtigfte wapenen. van wetenfchap ‘het langst weêrftreefd heeft; is in haren onbepaâldften aanklever en “voorftander verkeerd ( 36). Ziet daar eene ‘proeve van fcherpzinnigheid van oordeel. Maar ziet daar- bij tevens andermaal de noodzakelijkheid van wederom verfcheidene deelen der wetenfchap te-wijzigen. De levenslucht is de eenige niet meer , ‘bij wel- ker vereeniging met brandbare ligchamen licht ven’ warmte witftralen 5 niet alleen zij maakt de krachtigfte zuren, noch in verbinding met metalen en daarna „met “zuren zouten; het chlore, zoó-noemde pavy dat betwiste element, vormt met’ de waterftof één’ der krachtigfte zuren „met de me- 13 ta- C 2) talen “zouten, «deze ontbranden met hetzelve, … En ook het chlore vermag dit niet alleen 3 in den vloeifpaath. gist hij een dergelijk beginfel verborgen te-gijn (37) en de Kelpftof. iss naauwelijks- ontdekt „of hij PEEN baar in-denzelfden rang (38) ‚en niemand betwijfelt dien, meer, > verts nen “Doch feheiden: maakt niet alleen de Scheikunde uit.» amerika vereenigen. is haar ander deel en doel. Davy liet het daarom ‚bij den ar- beid met zijne zuilen. batterij niet berusten, De fterkfte krachten van aantrekking „waardoor «de algemeenfte ligchamen door wijze voorzorg aaneengehecht zijn, te ontbinden, ging. vergezeld met het in een doen vloeijen van: ftofdeelen „ die de, zwakfte verwantfchap toonen „ en vereeni, _ gingen werden getroffen en tot {tand gebragt, zoo als de natuur die niet aanbiedt; en die alleen ;door het, vernuft bij gevolgtrekking en ervaringkon- den uitgedacht; en te voorfchijn gebragt worden. De nieuw -gevondene elementen werden door hem met de brandbare ligchamen verbonden (39); de, Kelpftof ‚ met de zuurftof tot een nieuw zuur (40), het chlore, met diezelfde in twee „ongekende. hoeveelheden te zamen, vereenigd (41); en wie denkt hierbij niet aan die reekfen. van proeven, op de vlugge loog, den vloeifpaath , den diamant, en phosphorus,, in dertien Verhandelingen befchreven-sen. vervat in-de werken, der, Maatfchappij (42)t, or Onder. al den „arbeid echter „dien, hij, of vrijwillig ondernam „ of ‚die hem ‘werd aanbetrouwd , bleven ‚de, Blectrifche nafporingen zijne gelief koos- de “bezigheid, Van den. pas ‚gevonden, invloed der, Electriciteit opde ‚vere fchijnfelen ‚van het. Magnetismus. kon. pavy, geen ledig aanfchouwer, ‘blij- vens. hij fteeds, ‚in, het. middelpunt „der. Wetenfchap geplaatst. „Ook hij overtuigde. zichdaarvan, óp -de, hem. eigene grootfche., wijze „met „de groote toeftellen ‚van. rumrorp’s. gefticht , ter zijner befchikking gefteld , en deelde zijne bevindingen aan, zijnen hooggeachten, woLLASTON den grooten bevorderaar;en.‚bewonderaar: zijner ontdekkingen mede.(43)3-de sprinten der Electriciteit in het luchtledige na te fporen „daaruit an» ie A tE dere natuur-verfchijnfelen toe te lichten , behoorde mede tot. den kring. zij- ner” weetgierigheid. (44), gelijk ook het onderzoek der Electrifche ver- fehijnfelen „die in fommige visfchen gezien worden. (45). + Ook de: daar- over gefchrevene ftukken prijken in de handelingen der Leondenfche Socies teit. Maar op de betrekkingen, die tusfchen de Electrifche en de Schei- kundige werkingen beftaan , bleef zijn: wakkere en wijsgeerige geest inge- fpannen „-ens2o jaren. na zijne, onvergelijkelijke. rede „ droeg: hij, in dezelf. de bijeenkomst van Engeland’s Natuurkundigen „ andermaal een betoog over dat ingewikkeld onderwerp. voor (46), en de Koninklijke medaille met de vleijendfte: vereering door de Maatfchappij hem aangeboden ,: was thans de ftreelendfte „ helaas! de laatfte imi van zijnen voortgezetten en wel dra voleindigden arbeid (47). „Ik: gevoel, M. M. H. HL den oatesi arbeid van vele jaren on» derzoeks in dit uur flechts te hebben kunnen aanroeren «en Uwe ver- ‘fchooning te behoeven, van dien niet verder voor U ontwikkeld te heb- ben, Doch: hoe kort-de -fchets ook -zij „ die ik U wan de-werkzaamheden van pAvy heb voorgelegd , zij heeft kunnen ftrekken- om hem, als geleër- den: Scheikundigen „ vals -den- vernuftigen-bevorderaar “en uitbreider der Wetenfchap. te leeren. kennen, , Wij, kennen hem echter als- Scheikundigen nog niet geheel. Ik, heb hem. nog niet vermeld als den; gelukkigen toe- pasfer - zijner …Wetenfchap. op. het nut en het welzijn der Maatfchappij. En--van: deze zijde. toch ‘is de naam van pavy het algemeenst verbreid ef heeft hij niet alleen, aanfpraak, op: de bewondering en de liefde zijner lande genooten , maar „ook op ‘den; dank en de ijden van beten tijden Verworven. Ies vu sdely alba, 13V ‘Inderdaad, her laat iel vanseene: beoefening 200 ale en wijsgeerig - als,pavy- die inrigtede „verwachten, dat: zij in haren” aard: enoftrekking niet alleen. voor;de geleerde, Wereld: bons aamgelegen:;was:) maar ook tevens rijk in gevolgen. en. vruchtbaar en: heilzaam voor het algemeen werd.’ Want be- C:28 Die belangrijke ontdekkingen in kunften en fabrijkmatige bedrijven heeft men noch aan toêval , noch aan de vlijt van werklieden, noch aan de goede bedoelingen‘ van wijze Staatsbefturen dank te wijten, maar zij zijn de vruchten em de belooningen van overpeinzing, van doorzigt en ‘kennis-van de inftendhouders der. Wetenfchappen , en houden met den gang der Wez tenfchappen «ook eenen” gelijken tred, wordende des te vmeer en ‚uit- gebreider „naarmate deze zelve gelukkiger bloeijen. en aanwasfen, «Maar daarenboven «de geest van pAvy was tot werkdadigheid en tot toepas- fing-van' zijne kennis geftemd. Als jongeling verkoos. hij-liewver in het gefticht van” Bristol behulpzaam te zijn in-de luchtfoorten op zieken aan te „wenden „eene voorzeker « geene aanlokkelijke taak in die jaren; dan te Edinburg als. vrij ftudent te leven , en wisfelde hij, twee jaren. later } die bezigheid wel voor. eene andere, maar nog werkzamer en bedrijvi- ger dan de vorige. De omgang en het voorbeeld van Dr. Brppoes: en den Graaf: vAN RUMFORD konden niet nalaten om’ dien geest vaan te wakkeren en te verfterken. Het leven van beide deze mannen „had eene gelijke (trekking, Hoe gewenscht intusfchen die (temming zijn moge’, zij wordt echter eerst waarlijk loffelijk „ groot en vruchtbaar, als zij “zuiver in beginfelen is-,-en hare uitlatingen en daden door een braaf en edel hart beftuurd worden. Indien niet-altijd dit elkander vergezelt; en heeft het wel ontbroken aan dezulken , die in hunne werrigtingen zich meer ‘door de berekeningen van eenen. opzigter lieten leiden , dan ‘door de bewe- gingen. van. eene gevoelige ziel? in pavy ‚werd die gewenschte vereeni- ging aangetroffen. „Had zulks bij hem geene plaats gevonden, het ftre- ven naar dat doel zoude zoo onwrikbaar, zoo beftendig , gedurende zijn ganfchen leven. niet zigtbaar geweest zijn; de gelegenheid om nuttig te zijn zoude. meer. voorbij gezien, minder. aangegrepen zijn geworden, meer. koelheid en onverfchilligheid , minder ijver en voortvarendheid ín het volbrengen van dien pligt van welwillendheid zijn opgemerkt, en zij- ne Etam oder ne Jandgenooten zouden niet. met dat vertrouwen en die genegenheid zich tot hem hebben gewend, zoo dikmaals zij zijne hulp behoefden, gelijk zij gedaan hebben. iew De nieuwheid en uitgebreidheid van zijnen post te Ends Kord pavy niet affchrikken , om in het tweede jaar zijns verblijfs aldaar … gere- gelde lesfen te openen over toegepaste Scheikunde voor het Commité van Landbouw, En tien jaren achtereen vervolgde hij die taak en getrooste zich de moeite om al het nieuwe en merkwaardige op te fporen „te toet- fen en de landbouwers. zelve in het nemen van groote proeven op hunne goederen behulpzaam te zijn. De arbeid befteed aan de ontleding der gron- den , waarvoor hij eenen gemakkelijken weg aanwees en eenen eigenen toe-, ftel van werktuigen uitdacht , en aan het onderzoek, op uitnoodiging van den Hertog vAN BEDFORD ondernomen ; om den opbrengst en de hoeveel- heid der voedende deelen in de foorten van beestenvoeder te bepalen , mogen van die gezindheid en dien ijver getuigenis geven (48). De luchtfoorten door omzigtige kunstgrepen tot dropvormige vloeiftof- fen te brengen werd niet alleen door pavy met goeden uitflag beproefd, en heeft op zijn aanzoek de bedrevene FaRApay dit onderzoek voortgezet en daardoor de Scheikunde met eene geheele nieuwe reeks van ontdekkin- gen verrijkt, maar zelfs was hij bedacht of dus verkregene vloeiftoffen , welker veêrkrachtigheid door zeer geringe vermindering of verhooging van temperatuur zoo fnel en grootelijks af- en toenam, niet tenzelfde einde als de ftoom ; zoude kunnen aangewend worden. (48*). Werwaarts. hij reisde nam hij de gelegenheid te baat, om hetgeen. hij verrigten ‘konde’ ter plaatfe , waar hij zijn verblijf. hield, zulks bij de hand te nemen, en deed dit met die opgeruimdheid en geestdrift, die al- leen- ‘op. de genoegens en'de gevolgen van den arbeid acht. flaan en de … zwarigheden niet'wegen. — Was hij te Napels, de handfchriften van HEr- CULANUM , in het Mufeum aldaar bewaard, trokken zijne aandacht, en door 81 K den S EME) den: bijftand «en fchrijven- van Zijne Koninklijke Hoogheid „den Prins-re- gent aan, het: Hof: van Napels, den vrijen toegang hebbende tot die ge- denkwaardige ‚ maar bijkans vergane overblijffels der oudheid, werd zijn vernuft niet uitgeput „noch zijn geduld niet moede om die te pogen los te maken j°'te “ontrollen «en’-in leesbaren {taat te herftellen. En ook hierin volgde “hij” eene: eigene wijze. Van oordeel zijnde, dat die handfcheiften niet “zoe zeerjrof niet alle door ‘het vuur: warten verkoold geworden, maar ‚dat in wele door zekere ontaarding en onderaardfche ontbinding eene ftof “geboren” was „ die de bladen hield aaneen. gekleefd, achtte hij het beter die: ftofvop te losfen en weg ‘te ruimen „ dan zoo als men tot heden gedaan had “zich alleenlijk en altijd te behelpen, met de bladen werktuige- lijk van een te zonderen. — De bezigtiging van HERCULANUM en ecnige er: varing had hem indat denkbeeld verfterkt „ en. in zijn. fchrijven uit Rome van den jare 1819 aam-de Maatfchappij meldt hij in zijne onderneming aan. vankelijk gefläagd ‘te zijn. En welligt ‚zoude de oude letterkunde meer vruchten van dien arbeid geplukt hebben, zoo ook hier geen naijver „ he- laas’t'het wapen tegen uitftekende mannen en uitftekende ondernemingen gelijkelijk „ ware tusfchengetreden en de voortzetting van «die. werkzaam. _ heid ; reeds uit ‘haren aard verdrietig: en bezwaarlijk „ eerst. moeijelijk en daarna voor den man van veen waardig karakter. ondoenlijk; gemaakt had (49). \Was “hij te Rome, de verwftoffen „ die de ouden op aen ed en doek gebragt hadden, waren het voorwerp van zijn onderzoek. Met CANOVA waarmede hij vriendfchap had aangekweekt, bezag hij de werken betrekkelijk ‘de oude kuriften te Rome, waarover de zorg aan dien beroem- den “kunftenaar was aanbetrouwd zen kreeg van hem de keuze, om van alle de kleuren op’ vafen ‘eri ftukken muur , in. de baden van Titus „ Livia, de’ rüïries” van paleizen: van’ oud. Rome, en ruïnes van Pompejí gevonden , iets ter beproeving afte nemenz en NELLI, de bezitter van de. Aldo- bran- C'75-) brandinifche. bruiloft, wilde hem’ wel beleefdelijk vergunnen'de kleurftof- fen van het bekende fchilderij insgelijks na te fporen. Gebood de kost= baarheid en zeldzaamheid der ftukken 4"'dat men met de meeste fpaarzaam= heid en verfchooning in de keuze te werk ging, het vaardig gebruik van de blaaspijp had mîtider noodig ‘dan men wilde afftaan, en was in ftáat aan. te toofen, dat de fchîlders: der oudheid, niet minder geleid door eenen grootfchen fntaak dàn dóor eene. Voorzigtige keuze der verwftoffen behalve het Egyptisch azuur en het Tyrisch purper zich vergenoegd had- den met die weinige , maar ftaánde ‘kleuren, waârvan de groote Italiaan - fche meesters na de “herleving der kunften in Italië zich bediend hebben. En hier deed pAvy het onderling verband ; dat Letteren en Wetenfchap- pen te zamen houdt, ‘treffend uitkomen. De- kennis der oude fchrijvers over de kleuren ‘en: kleurftoffen was pavy behulpzaam in ‘het rigten zijner proeven , en wederkeerig zijne gedane proeven dienden ter opheldering en beter verftand der fchrijvers (50). / „Het beveiligen wan het koper tegen de vertering in zeewater door aan= gebragte. metalen, zink, tin of ijzer; “is: al. wederom eene vinding van DAVY. De verklaring van het verfchijnfel cen gevolg van zijne Rlectrifché Scheikunde, en -het in gebruik brengen van het middel om het koper op de fchepen tegen het ras verteren te hoeden „ met befparing van aanzien- lijke-fommen „ die aan het dikmaals vernieuwen’ daarvan noodwendig ver= “bruikt worden „berust op proeven onder zijn opzigt genomen, en hieron- der “op eene opzettelijke reize naar Noorwegen met een ftoomboot op eigene kosten (51). Is de befcherming niet vrij van bezwaren, de ont- dekking’ niet te. „min, blijft hoog gewigtig ende waarde daarvan is niet al« leen door zijne trades maar ook in ons midden verdedigd gewor= den (52). Maar niet alleen vak parties gelds in de Vaderlandfche fchiätkist te bee fparen „ het leven van zijne medeburgers te beveiligen , vermag fchrander- K 2 heid HERE heid en; welwillendheid. ‚Jammerlijk waren bij herhaling-de uitbarftingen geweest in de koolmijnen, » plotfeling overvielen zij de werklieden. zonder gevaarte vermoeden ;, en, menigeen had daarbij -deerlijk het- leven verloren. De ‚fpoedige. opeenvolging dezer rampen deed de eigenaars der mijnen. náar hulp omzien en zij wenden zich tot pavy. Hij hoort hunne klachten en gaat het noorden, van. Engeland. doorreizen en bezoekt de hoofdmijnen van. New=Castle, -Het- blijkt -hem, bij opneming van den {taat der „wer- ken, dat ‘het vonheil- niet. af te wenden is door den, toevoer van lucht te bevorderen „maar alleen. door eene verlichting in de mijnen zonder gevaar te brengen. De toeftel om. door behulp van vuur-vonken uit den fnellen ftoot van iijzer. tegen-een’ keifteen te,lichten was daartoe niet behoed- zaam genoeg. En nw bedenkt en fchenkt hij hen de beveiligingslamp „ flechts daarin van “eene „gewone-lamp -onderfcheiden „dat hare vlam omge- ven isvan een net van fijn koperdraad , kunftig met een bepaald getal oogen in cen gevlochten. En hiermede trepdt de bergwerker veilig. in de diepte der donkere. koolmijnen. Zij licht hem genoegzaam-en- is de-ont- vlambare lucht, uit de fpleten der mijnen uitftroomende„ zoo ver toegeno- men, .dat zij bij het gebruik van de gewone. lamp ‚zoude uitbarften., bluscht „zij. alleen ‘zijne. lamp „uit en waarfchuwt hem de verdachte. plaats te verlaten, De bezitters der mijnen ín Engeland hebben. meermalen. de goede dienst van het werktuig geroemd en zoude het kostbaar gefchenk , dat kiesfche dankbaarheid ten aandenken der ontdekking op een feestmaal- tijd te New-Castle aangerigt , pavy, heeft aangeboden , niet voor eene bekrachtiging “daarvan gehouden kunnen worden ? Maar, hoe gewigtig en onvergetelijk „de. dienst--ook, moge gefchat „worden ; die pavy-door „zijne gevondene lamp der menschheid bewezen heeft, zij werd te grooter door begeleid en gevolgd te zijn van nieuwe voordeelen „ der Wetenfchap we- derom » aangebragt. «En: ziet hier het zoete en bekoorlijke van een welbe- fteed ‘onderzoek , hetgeen ook ditmaal pavy mogt fmaken. Door het zoe- ken CRA 1) ken naar eene veilige verlichting in de verdachte onderaardfche lucht der koolmijnen was hij in een nieuw veld van nafporingen ingeleid en rondge- voerd, de natuur van wel dagelijkfehe, maar daarom niet minder aange- legen „ of wel begrepen verfchijnfels werd door hem opgehelderd, de vlam, de ontbranding, de uitbarfting , door oudere en. latere tijden bewon- derden. nagevorscht , waren de onderwerpen, waarover hij nog een nieuw licht deed opgaan (53), ende gouden en zilveren medaille van RuM- FORD was ditmaal de belooning, waarmede de Koninklijke Maatfchappij zijne genie bekroonde (54). ‚Dan ook nu nog kennen wij pAvy niet zoo als hij zich betoonde, als den wijsgeerigen befchouwer wan de werken der natuur. Ontdaan van ambtsbetrekkingen „, zonder-acht te flaan of die befchouwingen ten dienfte van het dageliijjksch leven konde geleid worden, gaf hij den vrijen. loop aan zijnen navorfchenden en befpiegelenden geest, en op het voetfpoor der oude wijzen, die eene zuivere begeerte tot kennis bezielde, zettede hij zich tot het waarnemen van verfchijnfelen , zoo als die in de groote _ fchouwplaats der Schepping gezien worden „ en tot het zoeken der oorza- ken en doeleinden van derzelver beftaan. Van dat ernftig nafporen „door liefde tot de waarheid aangevoerd en vergezeld door het verftand van op te merken, waren dan ook geene hooge betrekkingen in de wereld , noch overvloed des levens , in ftaat hem af te trekken; geene verdrictelijkheden of ligchaamsaandoeningen konden hem in het ftreven naar die edele uit- fpanningen belemmeren; van het. zoet genot daarvan, al ware het met moeijelijkheden verknocht en niet altijd vrij van gevaren, liet hij zich nimmer wêerhouden (55). “Men kan zijne fchriften niet lezen zonder de trekken en uitlatingen van dien wijsgeerigen zin te ontwaren. Op het einde zij- ner verhandelingen wordt men dikwijls aangenaam verrast en verpoosd door dergelijke opmerkingen, die over de Electriciteit gefchreven zijn, zijn daarmede mild bedeeld, Aan fommige verfchijnfels toe te lichten, K 3 wijd- C 28 ) wijdde hij zich zelf opzettelijk. Op den Rijn, den Donau, op den Ti ber reizende, floeg hij de geboorte der plaatfelijke misten gade (56) 5 op eenen anderen. tijd de vermindering van temperatuur in het zeewater-op hooge bodems (57), zeer dikwijls de teekenen der vorming en vervor= ming der aarde. En hierbij wekten niet ‘alleen de groote en. algemeene veranderingen , die onzen aardbol betreffen „ zijne belangftelling ‚en zocht hij in zijne fcheikundige nafporingen de duistere oorzaken van de-voorma- lige. vloeibaarheid onzer planeet, met proeven op te helderen ; hoezeer hij met zedigheid bekent, daarin weinig geflaagd te zijn j maar ook enkelvoudige verfchijnfels werden door hem ‘met Ópmerking verwaardigd en hoedanig of in welken ftaat het water en lucht, in die kleine holligheden van zekere*kristallen befloten , zich bevinden mogt, kon: zijne aandacht boeijen en bezig houden, doch wist hij daaruit een vernuftig bewijs ten voordeele van.het gevoelen te ontleenen, dat de aarde door middel van vuur vloeibaar geweest was, waartegen de andersdenkende juist het voorkomen van dergelijke kristallen gewoonlijk aanvoerden (58). Den Vefuvius beklom hij herhaalde reizen: in den jare 1820 in gezel fchap van den Prins van Denemarken en den vermaardén Ridder monrr- CELLI, met oogmerk om eene vroegere gisfing te toetfen , datde ont- vlamming van de metalen der aardfoorten, in den. fchoot der bergen ver- borgen „door toetreding van lucht en water wel de oorzaak wân het on- deraardfche vuur en der uitbarttingen en lava-ftroomen konde wezen (59). Eene ftoute: gisfing „ die echter «de kundigfte mannen voor zich gewon- nen heeft (6o) ! “Noor die? natuur-befchouwingen’ en befpiegelingen was ook. DAVY Z00’ge- heel geftemd. Eene zekere zucht naar het grootfche zagen wij: in zijne verkorene proefnemingen doorfchijnen; want zoo noemen wij de begeerte om de oorzaken -der dingen te vereenvoudigen en tot meer algemeene terug te brengen 3 en zoude ‘hij dan afkeerig geweest zijn van zijne blik- : ken C 29 ) ken op het toneel der. Schepping te vestigen? Aandoenlijk van ziel, vat= baar voor het genot der bekoorlijkheden der-natuur , gaven hem de jagt op den bergachtigen grond van zijn Vaderland, het zalmvisfchen. in, deszelfs klare en diepe ftroomen , hetgeen hij beide beminde, voedfel voor dien geest. Hoe gaarne doolde hij in Tyrolie’s Alpen en in die van. Illyrie, Stiermârk. en Salzburg, om zichte verlustigen in de diepe valleijen. en majeftueuze bergen , prachtig afgewisfeld met breede rivieren en onafzien- bare meren, wier verrukkelijke fchoonheden hij zelfs boven die van _Zwitferland de voorkeur gaf en wier: inwoners hem. nog meer behaagden door hun eenvoudig en eerlijk karakter en liefde tot hun land en heusch- heid jegens vreemdelingen „dan door de verfeheidenheid hunner zeden en kleederdragt 3 en zocht hij bij herhaling ltalie’s liefelijke ftreken op, waar de ‘herinnering aaneen; groot en ondergegaan volk en de onfterfelijke man- nen der oudheid met de befchouwing der overblijffels hunner kunstge- wrochten en van. den bloei der hernieuwde kunften, en de afwisfeling van kalme en betooverende’ met verhevene en vreesfelijke, natuur-toneelen zich vereenigden, om die mengeling van aandoeningen te verwekken „ waarim zich het ligt bewogen en hoog geftemd gemoed: en; vatbaar: voor ‘het ge= voel voor zinnelijk en zedelijk fchoon zich zoe gaarne baadt en. verliest ; en toen «zijw oog over die fchootheden ‘der natuur niet meer weiden zou en zijn voet voor het -läatst die heerlijke dreven betreden had, was het hem bij de kwellingen eener zorgelijke ongefteldheid. nog ten troost en wellust die toneelen voor den geest terug te brengen en met den „gloed der verbeelding af te fchilderen 3 want offchoon hij bij het verlaten: van Bristol ook. de dichtkunst had vaarwel gezegd, om de (tem der waar- heid in ftede van die der verbeelding te- hooremw, zoo als hij in eene ode zich dichterlijk uitdrukt, de aangeboren gave, de eanbeekgngemach kom hij niet achterlaten, « Toen namelijk pavy befpeurde, dat zijne gezondheid meer en meer Re 8 gon ( 80. ) gon te wankelen , ontdeed hij zich van alle zijne werkzaamheden en nam op raad van zijnen arts de reize naar het vaste land aan, met de hoop om door rust en zachter luchtftreek het gefchokte ligchaam te herftellen. Nogmaals begaf hij zich naar zijn geliefkoosd Illyrië en Italië en fchreef , in de dagen zijner langdurige en zich herhalende krankte, te Laybach zij- ne Salmonia (61) en te Rome de Jaatfle dagen van eenen Wijsgeer (62), beide in zamenfpraken. En deze gefprekken mogen als de uitvloeifels van opmerking, overdenking en geest-befchaving geroemd worden, en den Schrijver daarvan den lof zoowel van eenen geletterden, als van eenen behagelijken Natuur-befchrijver verzekeren, nog fterker boeijen en roeren ons de treffende uitdrukkingen eener opgeklaarde godsdienftige denkwijze en gezindheid, die daarin vervat zijn , en de ontboezeming van de verhevenfte gevoelens over beftemming en ontfterfelijkheid, als van iemand, die van de aardfche banden zich heeft losgemaakt en de weldra aanftaande verhuizing met kalmte en vertrouwen inwacht.. En zoo waart Gij, gelukkige pavy , het voorbeeld. van echte levenswijsheid en wist uwen geest te laven met de kennis der Natuur en der Godsdienst , toen zoo vele bronnen van troost en vreugde voor U waren toegefloten , en bij het afnemen des ligchamelijken omhulfels te fterken met de ‘vaste verwachting eener betere toekomst. Wij bewonderen , wat uw werkzaam _ vernuft in gezonde dagen ons gefchonken heeft; maar wat in de uren, van lijden uw gemoed heeft uitgeftort, daarvoor kan ons hart alleen U danken ! De ziekte inmiddels had hem doodelijk aangetast. Hij ondernam nog wel moedig en helder van geest, met Lady pavy en zijnen geliefden broeder, den togt van Rome naar Geneve en volbragt ook dien ; maar weinige uren na zijne aankomst aldaar hervatte zich de aanval der beroer- te, en deed hem , den 29 Mei dezes jaars , bezwijken (63). Davy had zijne begeerte uitdrukkelijk te kennen gegeven , om ter plaat- j fe, CRI fe, waar hij kwam te overlijden , zonder plegtigheden ter aarde befteld te worden , fluitende zijnen uiterften wil, bij wijze voorzorge gemaakt , met de woorden (64): de natuur verzorgt hare overblijffels. En aan die be- geerte is voldaan. Maar de mare van pavy’s dood vervulde Geneve met rouwe. « Hare Geleerden, hare Beftuurders , hare Geestelijken ‚ volgden het liijk van den Vreemdeling grafwaarts, en de Studeerende Jongeling- fchap en de nijvere Burgerfchaar volgde mede , en dit ftatelijk eerbewijs was het voorteeken en de aanvang van de hulde, die de Nakomelingfchap aan Sir HUMPHRY DAVY brengen zal (65)! Na deze voorlezing vervolgt de Voorzitter : De betamelijkheid eischt, dat ik u allen, M. M. H. H.! die deze openbare Zitting hebt bijgewoond, dank betuig voor de eer uwer tegen- woordigheid en verklaar de zevende openbare Vergadering der Eerfte Klas- fe te zijn gefloten. , à lande hed a Ai bin UK i® TWAS D, BOE OKANTBEKENINGEN erde Cad. the Gentleman's, Magazine van.r82g lezen we‚inde Memoir of Sir H._DAYY: he „genius,of DAVY.‚was, originally inclined.to poetry; and;there are many. natives. of Penzance ‚who. remember „his poems and verses., written at, the early, age. of mine years: in, „het, Vde: Nommer: van Vazional, Portrait. Gallery of illustrious and eminent Personages of the XIXth. Century: By the gentleman COTTLE we are veminded,: thatin-dhe younger- part of his hife'Sir u. DAVY was hiniself a poet and ‘@ large” contributor to “the Poëtical Anthology + ‘Sir HUNPERY DAVY! far voured: ite „ Tchrijft Mr. cortte ; with more affction perhaps ‚than critical feeling , with several of his own M. S. poems, which clearly indicate, that if hehad not been the first Emnacgf à gel age, en daer ers pief pe she first of its poêls. N: 0E 088 Ea . Te ROUND hv tl VOELEN n VAD \ Ce): Deze vinrigting. dreóg kedranhnd. van, Medical Posies destin ‘Meu leert: dezelve. kennen “uit “devolgende. {chriften: Considerations on the’ medical use"and production ‘of factitious airs, Parts Le IL II Medical cases and speculae ‘tións meluding yParts" TV and Vof Considerntions’on the medical powers and the production-of factitious airs by“tdomas BeDDOES ; M.D, and james wart , En- gineer, “Bristol 3796, watirvan wêrfeieïdene uitgaven zijn’, en: Conèributiont“to physical” and medical" Knowledge’; vprincipally front zhe krtn ofEngland; collected einmnathentreld ML D* Bhistòl 1799. er Od AE enen * BIG La (3) C 84 ) (3) Het gunftig gevoelen van BEDDOES over DAVY, hetgeen hij in een brief aan NICHOLSON ùittede, heeft de ondervinding volkomen bewaarheid: 7he Me- dical Pneumatic Institution is open for out-patients and soon. will be fòrin=patients. Under the superintendance of a young man of such extraordinary genius , as Mr. DAVY ; d Zhink we may expect useful and curioug discoveries CLAFTON. March 24. 1799. NicuoLson’s Journal of Philosophy , Chemistry and the Arts, V. Ilp. 41. (4) De titel van pavy was: Swuperintendant of Pneumatic Institution , gelijk blijkt uit de onderteekening der waarnemingen, die van hem toen ter tijd in het voornoemd Journal van NicuoLsoN zijn geplaatst geworden. (5) Deze beide Verhandelingen: Experimental essays on heat, light, and on the combinations of light, with a new theory of respiration’, and observhtioms on the chemistry. of. life, en“ Experimental essay on the generation vof phosoxygen Coxygengas) ; and on the causes of the colors of organic beings, zijn gedrukt in de Contributions zo divan me Medical Knowledge, collected by TH. BEDDOES, 1799. ij A © In het Ide Deel: van NICHOLSON?’s. Journal ‚ bl56 en. verv. en ‚bl. 138, vinde men, die, proeven „vermeldt ;. Zaperiments and Observations. on the silex, composing the epidermis, or haben bark and contained in other parts ve certain "ope ' k X kre (7) Davy zegt in zijne rede, Bakerian Lecture on the relations of cdeerrieal and chemical changes in de Philosophical Transactions. V. 114. 1826. bl. 387 : in the month of September in. this year. (1800)-1 published my. first paper-on' the sub- ject. of Galvanic Electricity, in NICHOLSON's Journal, which was followed-by. six others; the. last of“ which appeared in January, 1801, Deze bedoelde ftukken zijn bevat in het IVde- Deel van NicaoLson's Journal, «An account vof some Exn …_periments.-made. with the Galvanic apparatus of Signor VOLTA, Sept, 1800 , bl. 275: Additional. Experiments on galvanic. Electricity, Sept. 1800» bl. 326: Notice of some. observations …on-the causes. of „the “galvanic phaenomena ‚ and on. certain. modes. of. increasing the powers of the galvanic pile of voLTA,’ Novemb, 1800, ble 3372 À Ì Ex- N C 653 “Extrait of a letter from Mr. pavy , dated Octob, 23. Supplementary to his paper on Galvanism, bl. 380: An account of some additional Experiments and observa- tions on the galvanic phaenomena. Decemb. bl. 394: Letter from Mr, navy, con- taining notices concerning Galyanism to Mr. NicnoLson, Jan. 23. 18or. (8) In het IIlde Deel van NicnoLson'’s Journal vindt men van die lucht- foort eenig. gewag gemaakt: Letter from Mr. pavy-to. Mr. NicHoLsoN on: the nitrous oxide or gaseous oxide of azote on certain facts relating to heat and light and on the discovery of the decomposition of the carbonate and sulphate of ammonia. Het boek zelf heeft ten titel: Chemical and Philosophical Researches , chiefly concerning nitrous oxide and its respiration 18oo 8°, en is in het Hoogduitsch vertaald en met aanmerkingen en bijvoegfelen , in twee deelen, te Lemgo, in 18re en 1814, uitgekomen. (9) De Scheikundigen, die-na pavy over de ademhaling gehandeld hebben, halen alle de proeven van pavy op: The experiments of the celebrated DAVY have done much in this respect , and the researches on the nitrous oxide afford a new epocha in the chemical doctrine of respiration, is het oordeel van prarr op bl, 249 van het XIlde Deel van het Tijdfchrift Journal of Natural Philosophy, Chemistry and the Arts, (ro) Soon after Sir u. DAVY had been seated at the royal Institution by an invitation from Count Rumford, an invitation founded on-his first production, a paper on the nature of heat , our late President began. his experiments and inves- tigations on electric chemistry, is de getuigenis van pavies GILBERT. (ar) Men zie onder andere over deze inrigting Dr. j. FRANK’s Reife nach Paris ‚London, und einem grosfen Theile des übrigen Englands und Schottlands in beziehung auf Spitâler „ Medicinifche Lehranftalten, 1le- Th. Wien 1805, Û 4254, en Éloge Historique: du Comte de-Rumford, par Mm. LE Cu&‚ Cuvier, in het Tweede Deel, bl. 223, van het Werk Je Recueil des Éloges Historiques. L 3 (aa) C 86 )- (aa) The residence of our young ‚philosopher at Bristol was made prise by the, friendship of many excellent individuals „ among whom was-Mr. Davies Git- BERT», &ke present, President, of the Royal: Society, Mr. CLAYFIELD' and Mr. COTTLE #he, Poët. Dear cortre,„ Schreef pavy 9 Maart -18or, will: you be pleased to accept of the copy of Burms Life and poems , sent with this ; and when you dre reading with delight the effusions of your brother Bard , occasionally think df one „who ds; with sincere-vegard and affection your friend , National Porträit ‘Gallery. “De titel,van pavy was: Director of the Chemical Laboratory ard Lec- tirer von schemistry ‘to tlie royal Institution; de titel van Leetwrer werd weldra in ‘den wereerender van Professor of chemistry veranderd. ‚ (13) Men zie FRANK en, raadplege de Verhandelingen „waarin de electro- chemifche en magnetifche proeven door pavy vermeld ‚worden „en die ftraks worden aangehaald, Davy aangefteld zijnde bij de inrigting, zegt de Gallery, found -himfelf „master of «a chemical apparatus , which could nerd in splendour and extensiveness “with any in Eùrope. od. Ik heb mij van de voortreffelijkheid van de. werktuigen van NewMAn bij de sbehandeling- meermalen: overtuigd. Z am proud to say I had Sir u.pavy’s good wishes and did the whole of the business he required in my profession for the last twenty gears, fchreef NEWMAN mij uit London, 8 Sept, 1829. Davy zelf maakt wan \NEWMAN gewag bijde fijnere proeven on the state of water and wntres “matter in“cavities found in certain crystals. (15) op vele; ‚plaatfen maakt pavy van zijnen broeder y.-pavy en FARADAY gewag, en nog van andere Scheikundigen, E. pAvy, G. MOORE , anderen , die hém behulpzaam geweest zijn: men zie b.v. de Voorrede van zijn Werk Z/e- mentsvof“Chèmical-Philosophy ;1812. 8°. My brother Mr. 1. navy „ from whom I receive contant vand ‘able assistance in all my chemical enquiries, had... zegt hij op-bl.:156 ún het XCIXftesDeel van de ‘Phil. Trans, 1811 5 en’ zijne Verhande- lingsson «the “application of “liguids forted by the condensation of gases as mechâ- nical agents in Phil. Trans. Vol. CXL 1823. bl. 199 en 2oo, en van hetzelfde Deel € GPD Deel bl, 1894 «199. “Phil. Trans. N;-CVLE, p. 171, 1818; zegt DAVY : in all these experiments J was assisted by Mr. rarapav of the royal Jnstitution, en (16) Zie het. aangehaald Werk ‘van. FRANK , bh, 50: Mit vollem des zegt hij, erweeken Herrn pavv’s Vorle iumgen den allgemeinen. Ent'msiasmus, Selten findet man fo ausgezeichnete Talente, 4 einen unermüdeten. Eifer „fo. einen kaltblüti- gen, unbefangenen Forfc'ungsgeist , fo einen feurigen, deutlichen vortrag „und fo ausgebreitcte litterarifche Kenntnisfe in ciner Perfon-verciniget , wie diesf bei Herrn DAVY der. Fall ist. Jeh fehreibe hier nicht mein Urtheil, fondern das Urtheil , welches ganz Brittannien über Hra. pavy fält „ nieder. (17) Deze Werken zijn Elements of Chemical Philosop'ry 1812. 89, en Eke: ments of Agricattural Chemistry in a course of Lectures before the board of Agri- culture. 1813. 4° and 8°,, en zijn in-het.Fransch „ Duitsch overgebragt. TCB) Deze eudiometer is befchreven in Journal of Natural Philosophy, Che- mistry and tie Arts London. V, 1 1802. Ps 4l Acenunt of a new eudinmeter, en Pp. to7. Mote respecting the absorption f nitrous gas Zy solutions of green ‘sulphate and muriate of iron, en in het Vde Deel van NICHOLSON’ s Journal, P..175e, Ve En bi Dic is ie er vdioudters gedineerd’ op de-Carargie of Philosophical Justru- “mentsmanufacturèd “and sold by. NEWMAN , Sir u. DAvy's improved Endimêrer, adapted to the mercur rial -troug't. (co) An account of some analytical Experiments on a mineral production: from Devons'ire , consisting principally of alumine and water en on a Method of ana- tyzing stones containing fixed dlkalt „ by means of the ‘boratic’ acid, in Phil. Trans. Ik Vv. XCV. he) et 08 d ( a) An Account of some Experiments aad: Observations on the constituent Parts Í je of certain astrinzent Vegetables; and of Hir operatio in BNS in Pli ielend | VEKO Merdozshs «nashi: dje big esin HS. 19900 SOA rlnater. Sramia Apt, KEES EAES Xx Sk vane ist (az) C 88 j) (22). Bij de behandeling der looiftof worden de proeven van pavy dikmaals door de Scheikundigen vermeld: ik wil hier. de getuigenisfen van twee be= roemde Scheikundigen over dien arbeid aanhalen. Harcnerr zegt in zijne Verhandeling on an -artificial substance which possesses the principal characteristic properties of tannin, in Phil, Trans, V. XCV. p. 212, fprekende van de looi- ftof, the subject has received the greatest “extension and some of the most valu- able additions from the ingenious labours of Mr. pavy , particularly the discovery of the important fact , that catechu or terra japonica consists principally of tannin : en “Bosrock fchrijft in Journal of Natural Philosophy ‚ Chemistry and the Arts, V. XXIV. p. 2. Mr. pavy in is experiments on astringent substances had pointed out with his accustomed sagacity the different effects that are produced in the union of solutions-of tan and jelly, according to their degree of concentration, (23) The President and Council af the Royal Society adjudged the medal on Sir GODFREY COPLEY’s- donation for the year 1805 to HUMPHRY DAVY, Esq. F. R. S, for his various communications published in the Philosophical Transactions, Phil, Trans. V. XCVL, 1806, — Behalve deze bemoeijingen moet ik nog vermelden de navolgende: Account of a simple method of estimating the changes of volume produced in gases, by alterations of temperature and of atmospheric pressure , in the course of Chemical Experiments; Observations on the appearances produced by the collision. of steel. with hard bodies en Note on. the fluoric. acid in Wavellite „en on the Analysis of soils ‚ as connected with their improvement, in V. IV. p. 32, 103. 1803. en V. XIV. p. 267. 1806. V. XIl. p‚ 81. 1805. van het Journal of Natural. Philosophy. — (24) Zie de aangehaalde Verhandelingen. in NICHOLSON’s Journal. Cas) De Electrifche en Galvanifche proeven werden dadelijk bij zijne plaar- fing aan de Stichting van-RumroRD en onophoudelijk door pavy voortgezet en velerleije ontdekkingen. gedaan: men lette op de navolgende Stukken ; die zij- nen grooten en meer bekenden arbeid zijn voorafgegaan : An account of some Galvanic combinations, formed by the arrangement of single metallic plates and fuids te ES gd bere be £ 89 ) fluids „analogous-”tó > the new” Galvanic’ apparatus’ of Mr; voura „vin. Phil Transe Vs XCII. «p. 397. 1801. An Account vof a method of constructing. simple, aud compound Galvanië ‘combinations’, without the use. vof metallit. substances. by means. of charcoal and different fiuids, in Journ. of Nat. Phil. V. 1. p. 144. 1802: Account of some Experiments made in the Laboratory of the royal Institution , relating “to the agencies of ‘Galvanic Electricity, “in producing heat and in effecting changes in different ‘fluid substances. V. TIL p. ee beij vanen nf cage thé ad vols vp. 218. 1803. Ke Atte 2 Pete tikel he En shel. bh DE (26) Hierop ck den 20 nada 1806 sel eerfte dier Wielens. Verhandelins gen, voorgedragen: voor de Koninklijke Maatfchappij te: Londen en, bekend on- der den naam van Bakerian Lectures, the Bakerian Lecture „on, some; Chemical Agencies of Electricity, in Phil. Trans. V. XCVIL. 1807. Aangaande de gefchie- denis dezer Blectro-Chemifche' ontdekkingen, die'dagteekenen van de ontleding van het water door de zuil van vorLra op den 30 April t8oo door Nicmotson én “cäRtiste, vergelijke mên” Dad” on Hiê “relätions “of elechrical and ‘chemical changes, in Phil. Trans. V. CXIV. p. 384. * “Cuvier,” “Histoiré des progrès des Stienees’ Marurelles, Tt IJ P. 56, én SUE, Histoire du Galvänismë. Paris: EN pie pen SVS Tl veen easter Antun as! / ror ZAAR ee 27) LD nsitut ma, veil: veru. pouvoir ieuws placer: en 1807, Je prix dant fondé parle. Gouvernement pour le Galyanisme ‚qu'en. le-décernantà.M, DAVY , qui a;su apprécier… ave „lev plus’-d'exactitude es- lois-.de cettò puissancevsingulière” Schrijft cuz VIER vin het-aangehaalde „Werk s-blex60, Dans. la-séance Publiquedu-mois Janvier: 18o8:sha classe a donné Je prix sannuekiù Mr, vavy „ Membre-de. Ja „Société, royale de Londres, à cause de \son „Mémoire sur Paction-chimiquesde VP Électricité in Bi mien: de- Blnstititut :, Sciences Mathématiques et scare An-1808. p. 248. , Nete 7 ANBEENS 8) Zie Île, Bakerian Lecture, jeeps Novenb. 19, 1807, on, some, new Phaêno- mena of C Chemical changes produced Jy Electricity, „particularly. the „Decomposition of the, fred. Alkalies „ and the, „exhibition of the, new substances which „constitute t their bases; and. „an the vere, Nature, %e Alkaline Bodies ‚in Phil, Trans, Ve XCVIL. 1803. __ K kh AME: 7 ED: MF MEE ir oren anke MDN ND Bgg M bi 65) (90 ) (66) Kho Chenicat Restarches „ on. the Decomposition of the Earths s with Observations on the metals obtained from. the alkaline Earths ‚and on the Amalgam digd eed mond vead June, P: 30. 1808. in Phil, Trans, V. KCV 1808. kie den Miek 4 gear on the late discovery of metals in the fixed alkalies Bt. Aug. „2808, in Journ. of. Nat. Phil V. XXI. p. 68 : Letter on the subject vof the new metals-by. Mr. A “COMBES, #0 Mr. : NICHOLSON „en Second Letter on the subject of the new metals by Mr. a coMmBES #0 Mr. NICHOLSON, p. 231 and p. 365. Aangaande de proeven, met de aardfoorten’ genomen, en de daaruit bekomene metaalachtige zelfftandigheden, “zie men Gefthichte der: neu entdeckten Metallifirung der ried Erden nebst et edi und mips vrt von JF. WES- TRÜND, hear tin iten warsel ol STH 5 el \ k k 31) Het andere, gevoelen: ‘hield vacanlun: en, ieadien voor bedrureis en, is vooral door, de. beroemde Scheikundigen GAY-LUSSAC Een THENARD verdedigd, Men zie van navy. the Bakerian Lecture, read Decemb. 151808. An account of some new. analytical; Researches on the nature, vof certain bodies, particularly. the alkalies ‚ phosphorus.‚ sulphur , carbonaceous matter ‚and the acids hitherto under compounded; with some general observations on chemical Theory, in Phil. Trans, Vs XCVII.p. 39-1809. New Analytical Researches on the nature of certain bodies, being an appendix to the Bakerian Lecture for 1808.’ p. 450. The Bakerian’ Lec- tire read Novemb: 16. 1809: On some new Eleotrochemical Researches „ on various “objects; partienlarly the metallic. Bodies, from ‘the _Alkalies and Earths, and on somé combinations of Hydrogene, in Phil, Trans. N. XCIX. p. 16» 1810. Disserza- zion: sur le dèrnier Mémoire (1808) «de M. navy par JA, M. GAY-LUSSAC et ‘Tur- NARD. Arin. de. Chem.'T, LXXII. ps 265. Mémoire cn réponse aux recherches ana- Iytiques de M. DAVY par GAT-LUSSAC e# THENARD. T. LXII. p. 229. Nouvelles Recherches sur le Pag et“ le sodium par TUENARD ef GAY-LUSSAC. D LXXV. pe go. Observations sur les recherches de MI, MI, GAY-LUSSAC et TOENARD relative- - ‚ment Pamalgame par pavy. T. LXXV. p. 256. Examen de quelques observations de M. M. GAY-LUSSAC et THENARD relatifs auw wmetaux des alcalis par DAVY. Te LXXV. p. 264» Replique à la réponse de’ M. M. GAY-LUSSAC et THENARD fuite K aux € 9® aux recherches analytiques par M. pavys- T. 'LXXV. pe 274e « Obsefations sur les trois précédens Mémoires -de-Me DAVY. par GAY-LUSSAC-EL THENARDs TT. LXXV. p. 318. Recherches Physico-Chentiques- par «MM, adding : natura curat suas reliquias. i (65) Men zie Biblinthèque Universelle, Mai 182 . p. 88. National Portrait or Gallery N°. V. London 1829, en ‘breeder in zhe Gentlemamr’s Magazine. — Be- “halve de aangehaalde Werken en Gefchriften van pavr zijn de volgende nog te vermelden: :4- syllabus fa course of “Lectures on ‘Chemistry vat the. Royal Institu- tióne 1802. 89. — A Discourse , introductory: toa course of Lectures on „Chemistry, 1802, 8% — Lecture on a plan for improving-thè Royal Institution „ and making it permanent. 1810: 89% >= Sew discourses delivered before thè-Royal-Society-, at their” Anniversaryomeetings , on ‘thevaward qfthê- Royal and Copley Medals ngen by an düddress 36 the Sôciëty son’ thesProgress-and prospects of Science gese on „5 Vele seerbewijzen heeft DAVY: zoo vwel binnen ‚zijn Vaderland als hit buiten ontvangen” In “het jaar 1803 werd ‘hij-Liid der Royal Sociefy zrin 1806 werd’ hem zhe “Bakerián Lecture opgedragen» in »180phet Secretariaaf: bij-de Royal: Society ; in ‘her jaar 1814 Her Vice=Voorzitterfehap:, venvin den jare-182o het. Voorzitter- fehaps Aangaande het:laatfte zege cuvrek , in zijn Éloge histörigùe de Sir zosken BANgst “MM, BÄNKs est. dEEdE le: 19 Mars j Bao) «La: Société, Royalera: choisi- pour président Te°ChevatierHumphry Davy svqud. Légatera ein toutsce, qd'il avaîtdebien, Sitnavmertr “eturmêd: to“England ih A8204 and\in the v3amengyear ohisvres Pected friend Sir OsEPI BANKS) Prosidentrof the Royal: Saciêtysdied: Several dis- cussions took place respecting a hd successor , when individulls of ‘high and even es very ee osmose nd er 5 tens sant re C 99 ) very exalted. rank were named as candidates. But science, very properly in this case, superseded rank. Amongst the philosophers, whose labours had enriched the Transactions qf° the Royal Society, two were most generally adverted to Sir u. vAVY and Dr. WOLLASTON: hut Dr. WOLLASTON , who had received from the council of the Society the unanimous compliment of being placed in the chair till the Election by thê body in November , declined any competition with his friend Sir u. navy. Gentelm. Mag. In het jaar 1805 werd hij lid der Royal Irish Academy; in 1810 ontving hij van de Dublin Society the honorary degree of Doctor of laws; in 1812 he was knighted , the Prince Regent then , for the first time , conferring that honour: during his absence on the continent (1818) he was advanced to the Baronetage : Nation. Port. Galle In het jaar 1813 werd hij tot Correspondent van het Franfche Inftituut en in het jaar 1820 tot Lid der Academie te Parijs verkozen; in het jaar 1827 tot Geasfocieerden van het Koninklijk-Nederlandíche Inftituut: voorts van de vol- gende Maatfchappijen en Genootfchappen, als blijkt uit de onderfchrijving achter zijn naam in de Phil. Trans. Acad. Stockholm. Americ. et Imp. Sc. Petropol. Sociuse Soc. Med. R. Edinb. Soc. Dub. Soc. Agric. Hibern. Socius Honor. Neap. Reg. Soc. Hon, Berolin, Turin. Bonon, Georg. Florentin. Hellen. Lyncae, Romae, Athen. Venet. Soc, Corresp. 4 VERSLAG VAN DE ACHTSTE OPENBARE VERGADERING DER EERSTE-:-KLASSE VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, GEHOUDEN DEN 16den DECEMBER 1831. Gedrukt voor „DE LEDEN DES INSTITUUTS. . VERSLAG VAN DE ACHTSTE OPENBÄRE VERGADERING | di OR DER EERS T E‚K L ASSE HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT _ VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, Gehouden, den 16len December 1831. Voorzitter, 5. PE, VOUTE, Sekretaris, G. VROLIK:-. Nat de „Voorzitter de «Vergadering geopend “had, ‘werd door den Sekretaris de, Naamlijst der Leden opgelezen , waaruit bleek , dat uit deze Klasfe, aanwezig „waren : A 2 De JA dE AANV De Leden pe MU AAN J.P. E. VOUTE ; MOL ae er rr Td MENE ki Eb AAV A Arad ATS TN M. VAN MARUM , Ae NUMAN, ú J- KOPS ; JG. Ss. VAN BREDA C‚ G. C‚ REINWARDT , Ë je Me cil van’ an ATV 5, mé sus. ROR HI wap deed de Voorzitter de vorgende Aanfpraak: 4 Frit: eni RS EMA, EAA NLA VAI Kit len HEEREN, ZEER AANZIENLIJKE, TOEHOOR- (DERSGAET AS nare nun Toen deze Klasfe de laatftemaal bijeenkwam , om openbaar verflag te doen van hare verrigtingen was -de opening der vergadering reeds zelve eene treffende herinnering aan geleden verlies. En thans, tot hetzelfde doel vereenigd, hernieuwt “zîch’ bij“ofis. het“ aandenken aan gemis even treurig, aan eene herhaling van hèt Tot, delijk als’ zelden voorviel. — Van deze plaats werd, twee jaren geleden, hulde gedaan aan de ver- dienften van hem, die deze plaats zelf had moeten bekleeden. De eer aan de nagedachtenis van overledenen verfchuldigd , werd bewezen aan JOANNES PIETER VAN CAPPELLE, zoo uitftekend in fmaak voor de lette: ren, zoo kundig, in wetenfchappen „den fchranderen beoordeelaar in gel” fchiedenis, aan twees der, Klasfen-van-het Inftituut met. zoöveel- regt ver= bonden. Hij was het, die in de laatstgehoudene Openbare Vergadering had moeten voorzitten; doch alvorens de dag aanbrak , was reeds zijne tij- Moore AA KE tijdelijke loopbaan ‘gefloten , en zijn opvolger vervulde zijne plaats. Zijn opvolger werd op nieuw gekozen, hem zou gewis op nieuw de taak zijn opgedragen geworden, om in deze bijeenkomst voor te gaan; doch ook hij werd tot deze gelegenheid niet ‘gefpaard , ook zijn levensloop fpoedde ten einde, wij zagen hem dalen in een vroegtijdig graf. Tweemaal , en achtereenvolgens, moest deze Klasfe de flag treffen , van haren Voorzitter te verliezen; want ook vaN DER BOON MEsCH mogt den afloop van zijn voorzitterfchap niet beleven: beide zag de Klasfe in bloei- jenden leeftijd kwijnen, en terwijl zij op eenigzins herftelde krachten be- gon te bouwen , eensklaps verwelken en ter aarde ftorten, Het voorzitterfchap werd een geruimen tijd waargenomen door het oud- fte lid der Klasfe; wij hoorden den lof van den overledenen uitgefproken door den mond van den eerbiedwaardigen vAN MARUM, die in zijne roemvolle loopbaan , te midden der wetenfchappen, zoo vele harer beoefc- naars leerde vergelijken en waarderen, en met innige droefheid ons- wees op de verdienften van hem, dien wij verloren hadden. Hoe meer ik „ hem leerde kennen „” zeide VAN MARUM, fprekende van VAN DER BOON MESCH ons toen’ pas ontvallen, „ hoe hooger voor mij zijne waarde s uitblonk.” Gaarne breng ik dit getuigenis bij van een die grijs ge: worden in de wetenfchappen een vriend. van waarheid is zoo iemand, getuigenis een’ glans verfpreidende over het graf van hem , wiens zedigheid meer het oog trof dan zijne werdienfte „ bij allen die heet in zijn werkza- men kring minder van nabij zagen arbeiden. Geroepen ín de vervulling eener taak, mij door deze Klasfe eervol-op- gedragen, om van diegenen korte melding te doen, die federt hare laatfte openbare Vergadering. haar” door “den dood ontrùkt zijn, is het weemoed voor mijn hart, juist hun beider nâmen te hebben moeten uitfpreken „die ik meer bijzonderlijk hier ‘mijne vrienden foemde, die mij hièr ver- langden; treffend, juist op deze plâats hen te misfen alwaar ik mij van A 3 ‚__hun- C6 J ue, vriendfchap en. hoogachting zooveel ftreelends. mogt. voorfpellen ! ;Doch ik:- gevoel; het „te gelijk vals, verzachtende mijn leed, dat, het. mij iS opge- legd althans.,-van- een hunner te,moeten fpreken, dien ik. hoogfchatte en beminde „‚…envaan; zijne „nagedachtenis eenige: dier. oogenblikken, te wijden 5 die, naar gepast gebruik „aan de vermelding -der.ontvallene, leden’ toeko- men „ «„én‚,voorafgaan. het Verflag, van ‚den arbeid, der Klasfe, over “de laatstverloopene twee „jaren. ende verdere werkzaamheden ‚van. dezen ‚dag, Zoo ik; dans ‚van hem fprekende „weinige woorden, meer ‚bezig „Gij, zult het mijten, goede: duiden „… Mijne, Heeren; Leden,-van het. Inftituut „ en‚Gij allen Toehoordersig-+wier bijzijn; ons „hier, vereert 5 ik, durf „mij, met, uwe aandacht, eene korte poos. vleijen „bij eenenftadgenoot, ook, buiten, het In- flituut „in, andere. betrekking. bij. velen bekend. en, geacht „. en_ aan. mij b den Spreker, door naauwere banden.verknocht,…‚…… … wr mon ve Het, was in „1823, «dat VAN: DER, BOON, MESCH zich hier. ter ftede Hong zette „aangefteld „aan, het Athenaeum, Illustre tot een; veelomvattend hoog- leeraarfchap; dat toen:de twee vakken van, Scheikunde. en,‚Natuurlijke His- torie, binnen, zijn „werkkring -befloot... Datzelfde jaar verfcheen- zijne Lof= rede. „op--SEBALDUS „JUSTINUS, BRUGMANS. « De gewigtige dienften „door dezen; grooten,-man aan, den. Staat bewezen , die,zoo. geheel uit: zijne ge- leerdere, loopbaan: waren, ontfproten;,, maakten, met alle,regt aanfpraak „op, de eer van door ‚de. Holland/che Maatféhappij. van fraaije„Kunften en Wetenfchappen. als onderwerp. eener lofrede te worden. uitgefchreven; waar- op die van VAN DER BOON MERSCH met de-eerfte, de gouden medaille: be- - kroond ‚werd. ‚„ VAN. DER-‚/BOON: MESCH had. BRUGMANs «als. zijn leermees- ter ‚leidsman -en vriend , geëerd; erkentenis-en liefde fpoorden hem: aan «bij. de.oprigting. van dit gedenkftuk, waarop „die. weldadige verrigtingen, in‚-de openbare, geneeskundige „dienst in. al-haren luister prijken , terwijl de om- vang van 'smans veelvuldigen arbeid.in het. wetenfchappelijke uitkomt door. eene Heun: en. bewerking, die ons. met vAN DER BOON MESCH zelven het naast CD naast bekend maken, Het eerstgenoemde ; de inrigting en: verzorging van het “hospitaalwezen in oris land „door “BRUGMANS uitgedacht en beheerd, behoefde flechts “opgeteekend' te wordenin een” eenvoudig's- getrouw ver- haal “van “bijzonderheden; ‘om te getüigen van doorzigt„-en vastheid ven eerlijkheid , ‘zoodanig’ als - bij” nieuwe ontwerpen zelden vereenigd werden. Echter deze verdienften; ‘hoezeer “VAN DER BooN MÉscH niet ten achteren blijft «om ‘hulde te doen: aan ‘hetgeen geheel het land bewonderde, troffen zijne’ verbeelding ‘minder. . ‘Noch _ geest="; noch” ligchaamsgefteldheid,-had hem beftemd ‘tot beheer over menfchen „ en:in’ deze bijnà ftaatkundige loop- baan van zijn leermeester vond VAN "DER BOON. rte igang ftof tot navolging. - bijte te ABS580 00 it mier Dar ekeoil ot „Geliefkoosd’ daarentegen ‘is zijne dd ceed en „aanwijzing van: wat BRUGMANS- deed op: die paden; “waar-/hij-zelf zich lust envkracht gevoelde hem ste volgen. «+ In: Scheikunde , ‘Natuurlijke Gefchiedenis, ook ‘in: Genees- kunde, welke laatfte vAN DER BOON MEsCH eenigerì tijd alsvjong Geneesr heer uitoefendej isde -Lofrede veenvuitgebreid:;-met weelszorgsbewerkt , overzigt ‘van navorfchingen , vraagftukken ;->gefchilpunten; tot hetstijdväk behoorende; hetwelk hij=-doorloopt. … Hem: trok vooralsdat gedeelte: van Natuurkennis., ‘hetwelk. de gedachten uit het {tudeervertrek: gedurig verr plaätst en ‘heenvoert naar die fcheppingen op vaardey welke bergen en ge- fteldhéid van "grond „ende“ organiëke’ natuur in plantenven -dieren- vertoo- net :« veel: had hij- ‘hierover nagelezen’, -zich- minder -geoefend ‘op-deafge- trokkene: befpiegelingen van’/Wiskundige Natuurkundesv-In-dezerLuofrede, gelijk - daarna in- zijne lesfen-, “wist hij hetswerk -der klasfificatiën „en: de gronden „ waaruit « zij ‘kunnen vafgeleid “worden ;--als veelbeduïdend-:middels, naarswaarde «te doen fchattens;-Doch- zich daaruit te verheffèn tordbefchou- wingen van geaardheid; van oogmerk en“onderling „verband 4: vas wat hij voornamelijk “beoogde „: ven wolbragt , “op-het woetfpoor- vanszijnvonfterfelij- ken leermeester’ vamet, minder “gezäg’-dan “deze wel vis waars en opeen sit toon WEL toon. verfchillend van die krachtige taal, welke deze laatfte vermog te voeren; maar het was bij vAN DER BOON MESCH, die eerlijke vrijmoedig- heid uit bewustheid geboren, van niet onvoorbereid of flecht toegerust te fpreken , die zijne voordragt deed uitblinken „ hoezeer op eene ‘andere wij- ze, die allen innam, en zoo geheel overeenftemmende met die gematigd- heid en zedigheid, die zijne inborst beftendig kenfchetften. Met een be- daard oordeel begaafd, hield hij zich ver van het driftig voorftaan van - eenig ftelfel. De overweging van vraag(tukken , betreffende Landbouw: en Geneeskunde ‚ had bij hem dien heilzamen invloed , van hem over de toe- pasfelijkheid van vele geleerdere verklaringen, ja zelfs proeven; in twijfel te houden, ten minfte uiterst behoedzaam te doen zijn, overtuigd, hoe de Natuur in het groot, de levende Natuur vooral , van vele omftandigheden te gelijk afhangt. Zijn geest open latende voor alle indrukken, toonde. hij zich geheel vrij van blinde en overdrevene bewondering van eenig vak van geleerdheid hoegenaamd. 0 , shake Dit werk van vAN DER BOON MESCH doet ons den omvang zijner kun- digheden nog langs een’ anderen weg kennen , den vorm namelijk „ waarin de Lofrede voorkomt. Er werd hier eene meer letterkundige vereering, dan wel eene enkel geleerde opfomming bedoeld. Ten minfte van DER BOON: MESCH hield het daarvoor , en zijne Lofrede behoort tot die hulden aan … wetenfchappelijken roem „ in welke de inkleeding, de dadelijke indruk op lezers of hoorders , op den voorgrond worden gefteld ; waar men zich het gebruik ontzegt, het althans zoo veel mogelijk vermijdt, van de be- namingen en uitdrukkingen tot de wetenfchap eigenlijk behoorende; meer algemeen fchildert, en meer herinnert aan wie het reeds verftaat , dan. uit- voerig befchrijft. of , openlijk. noemt. … Oppervlakkigheid. te vermijden aan den eenen kant gezochte loftuiging aan den anderen , te trachten zijn on- derwerp in eigene waarde als van zelf tedoen uitblinken, is hier het ge- volg, gelijk het mede het beste bewijs wordt, van kennis, die meer vin- fluit CID _ {uit dan men gepast oordeelt ten toon te fpreiden. De moeijelijkheid ech- ter gevoelde hij, en kon haar niet geheel te boven komen, uit de onge: lijkheid. ontftaande tusfchen. den inhoud en den vorm, als de zaak, die vermeld wordt , hoe waardig ook hare vermelding, zoo weinig: verheven, zoo weinig tot de ftatiger maat. van lofrede opklimt. Niemand toch, of heeft gelet op het dikwerf afftekende tusfchen het grootfche, het bijna dichterlijke aanzien van wetenfchappen;, op een af{tand in haren geheelen omvang en rijkdom befchouwd ,„ en het weinig grootfche , geheel ondich= terlijke van fommige deelen , dikwerf de ftevigtte deelen van het prachtige geheel; hierin gelijk aan den landbouw zelven, ons vande vroegfte tijden af als een der bevalligfte bedrijven afgebeeld , offchoon voorzeker in de dagelijkfche verrigtingen , van. welke hij afhangt, veel is, dat nooit eenig man van fmaak heeft kunnen bekooren.. VAN DER BOON MESCH verkoos (en de beoordeelaars van zijn werk zullen zijne keuze hebben toegejuicht) liever alle gedeelten eenigzins gelijkelijk op te voeren tot den toon, die zoodanige lofrede voegde , dan beurtelings, nu te verkeeren in al den we- tenfchappelijken toeftel met zijne harde benamingen, nu als een uitftap te doen in de welfprekendheid. Offchoon het ook niet is te ontkennen ; dat hierdoor wel iets onbepaalds , iets bedekts of half raadfelachtigs overblijft , en dat ook van hem de aanmerking mag. gelden, dat de Aanteekeningen fomtijds belangrijker ftof behelzen dan de Lofrede zelve. Doch hij fpreekt altoos mannelijken lof, en waar de bemoeijingen van „BRUGMANS in hoo- gere ftandplaats het toelaten, is er warmte en eene natuurlijke verheffing , die het werk eigenaardig bekroont. „Sedert 1827 arbeiïdde vaN DER BOON MESCH aan eene nieuwe uitgave van TROMMSDORFFS Leerboek der, Artfenijmengkundige Scheikunde, waarvan het groot{te gedeelte in het licht verfcheen , het overige bijna vol tooid gereed lag ter perfe, Dit werk, in ons land op hooge waarde ge- fteld , munt uit door die zoo gewenschte vereeniging van bruikbaarheid en B we= GARE C- RD, wetenfchappelijke leiding , waarin het weinigen evenaren, en die misfchien zeldzamer ís geworden in eenige gedeelten van: wetenfchappen , door de uitbreiding zelve, welke “geleerdere‘ndvorfchingen ontvangen, waarniede dé toepasfelijkheid niet altijd geëvenredigd zijn kan: VAN DER’ BOON MESCH bezat’ in hooge mate het talent van hier een midden te kiezen; hij bragt zich levendig het gevaar voor den geest van den: bereider-in pharmacië door té veel of te ingewikkelde vraagftukken-afkeerig te maken in’ plaats van‘ aan té lokkén „en hem aldus terug-te- drijven tot zijne ondervinding , die’ veelal weinig meer beteekent dan zijne gewoonte; het beter achtende ; aan wetenfchappelijke kennis'al 'ietste befnoeijeh „ dan minder diep gelegéne en voor ‘hem veel nuttiger. waarnemingen. te doen veronachtzamen of voor bijgaan; “En het. Leerboek van: TROMMSDORFF, reeds. vroeger door anderen onzer landgenootén vertaald: en verrijkt,’ ontving uit zijne handen eene -uite breiding ‘en volkomenheid , die: zijn! ‘naaar -aan: eenen meen eig duur- zaam zullenverbinden;e- > «> > lelilon eis +ou sil Var’ véelvuldige “Kennis getuigden” (ook zijne testen over. ide Niue _Historië , “&n “offchoon” hier “ter ftede op «geen tooneel geplaatst 3: -waar het publiek’ het openbaar onderwijs deelachtig wordt „en zijne lesfen zich bepaalde’ tot’ het” klêin’ getal wàn’ eigenlijk. ftudereriden ; tieeft hij echter meermalen de aren Send rid gonne voor ‘te: lichten en ber hulpzaain te zijn. ie, [to Ishara siert Het órderwijs'voor der de. ehh Ctinifche Seiööts gutweejarèn … doör “etn “waatgenónien’g gaf hijin‘het Hollandsche: Voor val: hiet-överige behield hij het Latijn , en verklaarde daárin ‘te willen volharden.” Hij ge- voelde die kracht’ van witdrukking en bondigheid van ‘zinfneê ; ‘waardoor’ de jer ookin ‘het wetênfchappelijke zoo zeer” uitmunt’,” en” geloof- de daaraan t&”“kuntien “opofferen ‘die’ meerdere: rijkheid enlosheid van’ ver- haal, waartoe de taal’ dés “gewonen levens ‘ons-de magt verleêne, >> Welligt deelde hij in de” Kuivering3 “waartiede men afftapt van een” gebruik. „dat ü met bj n d rme Carint met. „eenige … moeite, „werd. verkregen „ vooral wanneer men, hierin niet ongelukkig geflaagd iss. en dat „dit laatfte bij VAN, DER BOON MESCH het geval was „ is aan bevoegde regters toegefchenen, „„Regtfchapenheid en minzaamheid, verwierven VAN DER, BOON MESCH, viel achting, fchonken hem de gehechtheid. van allen „ die ‚met hem omgingen. „VAN. DER. BOON, MESCH, bezat geen. Sterk, geftel. Na reeds vroeger eene pee et longziekte, te hebben doorgeftaan , vertoonden, zich op nieuw op het onverwachtst de fchrikkelijkfte voorteekenen. Dit was in den herfst van. voorleden. jaar, juist op den tijd , dat allen, zich afwendden van. we- tenfchappelijken arbeid, ja. {chier, van, de „gewone werkzaamheden van het leven, om. het oog te houden. op. de wolken , die over ons vaderland op- kwamen 3 ‚toen. hij in de algemeene ontroering deelde, doch die hem wel- ligt noodlottig, werd. Na korte onzekerheid , openbaarde zich de kwaal in al hare fterkte bereikte. fpoedig „hare tijdperken van „onherftelbare uitte- ring:,. en. ras, naderde. gevaar voor. zijn, leyen… „Hij, werd in de lente te Delft overgebragt. voten genoot. de, laatfte „ zorgen in, het. vaderlijke huis, ‚Ik mogt hem aldaar zien den 18, ‚Junij, fchijnbaar zoo nabij niet, aan zijn. ein- de, Doch. toen ik, terugkeerde » was, de tijding mij reeds vooruitgegaan : hij was geen vierentwintig uren na mijn bezoek ontflapen. VAN DER BOON MESCH bereikte den ouderdom van 36 jaren. Van hem is opgeteekend , dat hij door zijne jeugdiger akademifche fchrif- ten rech de. chen medaille. behaalde. op. wire: ‚prijsvragen (*)s- iid 14) Deze: prijsvragen. waren + vovervde beftanddeelen, der-lucht, Anna/. Acad. Lugd. Bati 18177 Over den invloed: van: het licht op! de-principia vegerabilinn proxima ; over Het werband” der inwendige gefteldheid- met-den witwendigen vorm in/planten; beiden in dezelfde “Annals; 1818, en over het acidum muridticum oxygenatumAnn. Acad, Ultr. d Matt Hij- a rk in «de natuurlijke „wijsbegeerte: met eene-disfertatie de, Granite „1820, B 2 Cte ) Als lid’ vân' dic Inffituut, heeft hij aan de werken der Rerfte Klasfe eene befchrijving gelevefd, nam op zich de uitvoering der proeven aan het publiek bekend gemaakt, doch zonder zijn naam, die de middelen op- gaven ter ontdekking van vergiftig bijmengfel in het brood, « Hij trad nog de laatfte maal voor U op, Mijne Heeren Leden van het Inftituut , als Lofredenaar van den beroemden pavy; Gij hebt hem gekend als een verlicht mensch , die zich betoond heeft een iijjverigsen waardig deel- gerioot uwer werkzaamheden, HENDRIK FRANS THIJSSEN overleed alhier ín den ouderdom van 4e ja- ren , als geneesheer en geleerde beroemd vooral in deze ftad, waar zijn onverwacht verlies, ook buiten den huisfelijken kring van welken hij de fteun was, zijne vrienden niet alleen en hen die zijnen raad gebruikten , maar allen die wisten wat hij was in de nieuwe aanzienlijke betrekking, door hem kort te voren aanvaard , met droef heid mogt vervullen. THIJSSEN had aan zijne geneeskundige ftudiën buitengemeene uitbreiding gegeven, en al wat hij tot hulpmiddel daarbij noodig achtte, boekerij, aanteekeningen , op de breedfte fchaal aangelegd. Hij verzamelde met zeldzame vlijt en naauwgezetheid uit alle inlandfche en uitheemfche werken wat 1820, in de geneeskunde met eene disfertatie de nervo Sympathetico magno 1821, en aanvaardde zijn Hoogleeraarfchap te Amfferdam met eene oratie de Naturae contempla- tore tum sui tum alieni commodì adjutore 1823. Verder bezitten wij van hem de bo- vengemelde ZLofrede op Brugmans, Hollandfche Maatfch. van fr. Kunft. en Weten- fch., 7 Deel. De uitgave van TROMMSDORFF 1826 en 28, Ontleding van den Jichtkalk, Bijdr, tot de Nat. Wet. 1826. Befchrijving van een nieuwen Eekhoren eneen nieuwen Pastor. | Nieuwe Verh. 2e, Deel. Eene Gedachtenisrede op nUMPHRY DAVY in de openb. verg: 18 Dec, «1829. Erzijn eenige loffelijk- vermelde Latijnfche gedichtjes van zijne band: én obitum viri nob. Clar. S. J. Brugmans 1819. ad amicum suum Johannem Rudolphum Thorbecke, en op het overlijden van den tweeden zoon vanden Hoogleeraar VAN DER PALM. Ì d 5 C43 wat. tot zijn vak. zelfs de verfte betrekking had , en kwam, tot de behan- deling van eenig punt met deskundigen, ‚toegerust met een overvloed van ftukken ter ftaving of opheldering zijner gevoelens , die toeftemming bijna afdwongen. … Men -dulde den, toon van vertrouwen, waarop hij gewoon was te fpreken. In 18ro had hij van dien volledigen fchrijftrant , die hem eigen werd, eene proeve gegeven. in een Akademisch gefchrift: de Pulsus.-doctrina ; dat, hoezeer, met een bepaald oogmerk. opgefteld, bij buitenländers bekenden geacht is- geworden. Natuur-en. Scheikunde wa- ren bij hem niet enkel voorbereidende vakken geweest in den aanvang. zij- ner {tudiën,, maar. bleven bij hem hulpmiddelen die hij. hoogfchatte , gaarne aanhaalde in zijne medifche fchriften „ en waarin hij zoo bedreven was „ dat hij zelfs eene Verhandeling over een zuiver phyfisch onderwerp in, het licht gaf , en als lid van het Inftituut aan chemifche bewerkingen gaarne de hand leende. / Zijne Gefchiedkundige Befchouwing der ziekten in de Nederlanden in verband met de gefteldheid: des Lands en de leefwijze der Inwoneren, gelijk de titel kon doen verwachten , bood hem een ruim veld aan „ om dien rijkdom ten toon te fpreiden van berigten , welke het zijn gelief koosd werk „was. op te zamelen ; zoodat ook de Natuurlijke Historie hier , om- trent den aard dezer Landen in vroegeren tijd „ omtrent -{trerigere en ge- matigde jaargetijden , vele belangrijke aanteekeningen en lijsten bijééntreft. Zoo is ook de Voorlezing over Nicolaas Tulp een uitttap in veel ge- fchiedkundig narigt „ en bevat in ’t breede de denkbeelden, welke rujs- SEN zich vormde van de gefchiktfte wending van geest, om een gelukkig beoefenaar «te zijn van Geneeskunde, Voegt hierbij een praktijk van vele jaren , welke hij genoten had, en men begrijpt, dat geene keuze, geluk- kiger uitviel en meer algemeen toegejuicht werd „ dan, toen bij de oprig- ting van het Clinisch onderwijs hier ter ftede aan TrIJSSEN het Hoogleer- aarambt wees op RnB 5 eene inftelling, die, en ter behandeling van B 3 zie- C 14 ) zieken en tér mededeeling van geleerder onderwijs veel" vorderde; dat allen erkend hebben ; dat’ zich ‘in THIJSSEN op’ de uitnemendfte wijze vereenigde: Niet Jang” ‘heeft hij „dien “post mogen bekledden: “Ook de’ Eerfte: Klasfe heeft voor haté Verhandelingen enwerkzaamheden de eigen van eer ir: en hulp ‘te kort mogen plukken (*).- At onderd a, De beroemde SAMUEL“ THOMAS “VON “SOEMMERRING ‘ Wis inbe Bred: dezer … Klasfe, … Zijne vermaardheid. als Ontleedkundige “in Dwitschland ; getuigd door detalrijke- benoemingen tot-Leeraarambtenr, door hem aanvaard ;-of hem-aangeboderi-„ berust’op’de duüurzaamfte wijze op “een “uitgebreid werk » over de ‘Onitleedkunde van den mensch „hetwelk geroemd wordt zoo “wegens volledigheid der opgaven , en wat hij daarin zelf aanvulde en voltooide „als wegens de gepaste aaneenfchakéling der on= ‘derwerpen. Doeltreffend vooral zijn de’ ontleedkundige afbeeldingen door hem geleverd, In dit opzigt worden zijne voorftelling- van de grondvlakte der-herfenen ;vreeds ‘vroeger door hem ‘uitgegevèn', en” zijne befchrijving en afbeelding. der. zintuigen « hoogelijk…geroenid, ‘en door vele bekwame ‘mannen als’ voorbeelden “ter “navolging aangeprezen; Veel hiervan “is ‘ook elders opgenomen ; en befchouwd”als ruitblinkende’ even zoo veel door het oordeelkundig gebruikvan verzamelde bouwftoffen „ als;-door vlijt “en fierlijke uitvoerings Hij wordt «ons ‘befchreven door de genen „die hem Trade al go taymtaodsarne lrgaslad sle , uotihtamast: 4batken- 4 en tn gras 4 wel de ot ij (*) De uitgegevene werken van THijssEN zijn: Diss. med. inaug. de Pulsus doctri- na. ‘Lugd: 1810. Woörlezing over Nicolaas Tulp. Gefchiedkundige befchouwing der Ziekten in de Nederlanden, Amft, 1824. Over de Zelfontbranding, Bijdr, tot de na- tuurk. wetenfch, 1826. Over, lokdt vorming van den mist, ibid, 1827. …THIJSSEN en W. VROLIK, Proeven ovér den invloed van het Zenuwftelfel op den bloedsomloop ibid. 1828. Over de ‘Herfstkoortfén, Bróndflichtings zucht in verband miet geflechtsont wikkeling. Bijdr. tot Regtsgel.” 1451. 358. © Wat behoort opêr dit geheel onderwerp in eén Wet- boek van. Strafregt bepaald te worden, Bijdre Vs bl.:461» Redevoering over de ge- fchiedenis en frekking der Clinifche Geneeskunde, Over de Vorming van Schüjnvlie- zen. Nieuwe Verh, re Klasfe , 9 Deel. 6435. kenden’, vals parende een uitmuntend shart aan uitftekende geestvermogens „ bemind” en” gelukkig. in” den” uitgeftrekten- kring: van, leerlingen, en bekenden, welke veen verlengde leeftijd om hem gefloten had. Von. SOEMMERRING, overleedsin 1830 te Frankfortsin den ouderdom van 75:jaren. …… ‚or, »Tot--onzeLandgehootensterugkeerende hebben. wij nog het verlies te betreuren. van ons-korresponderend lid-den Heer oACRIM BODEL., Ons dit jaar in: den: ouderdom: van. 64 jaren ontvallen: „Bijna 4osjarenals Arts, te Dordreëht gevestigd, verwierf hij--zich, grooten roem ‚in ‚de beoefening der geneeskunde, en _werd‘om zijne kundesen. arbeidzaamheid tot de. me- nigvuldigfte “bedieningèn: én- waardigheden „geroepen, hebbende het Voor- zitterfchap” der ‘Kommisfie»van' Geneeskundig Toevoorzigt federt ‚1806 be- kleed; Lid zijnde van den ftedelijken raad der (tad, Dordrecht „en kort vóór “zijfien “dood “tot Voorzitter benoemd inde. Geneeskundige School, iid’ "1828te' Roeiërdam opgerigt. +Eennian-van veel;aanzien onder zijne ftadgenootén „en alóm “nons: vaderlandobekend om Geneeskundige dien- ften en burgerlijke deugden, en door eenige uitgegevene ftukken , waaron- der het’ voornaamtte, het’ Verflag wan ziektente Dordrecht en,‚omftre- ken, bevattende ‘zijie’ ondervinding: vân- 1794 tot-1805 ‚ren-geplaatst in het viewed Magazijn van Van STtPRIÁAN ONTIJD: wo aertithad ai „De ho ig 91 of pe} PP EAN if getie le shnantov gen « Uiiotila2 sh 4 U (%) De menigvuldige Kotlin en waardigheden van JOACHIM BODEL, eh uit- voerig befchreven door sIEGENBEEK,: 2 zie Aanfpraak ind de Maatfch, van Nederlandfche Let- terkunde te Leyden, 5 Hooim,. 1831 , alwaar zijne gefchriften worden. Opgegeven, bl. zo, Narigt van den Dordrechtfehen geneesheer en Lector F, We van der Leeuw. Letter- bode 18or.. Waarneming van eene zeer zonderlinge overeenkomst van tweelingen, zijnde meisjes! Verlis der - Bat, „en: Holl. Maatích, te Haarlem „II Deel, IJ, Stuk, ble 339. Waarneming, van. eene. gewezene longtering, IV Deel, van het Gemeesk, m mag. | in den ‚tekst aangehaald, ‚en in hetzelve elf flukken van boveng. inhoud, de vikingen sek OY € à altijd. in verband gebragt met de weêrsgefteldheid op het eiland Dordrecht” C 16 ) „ De Klasfe eindelijk zag zich nog onlangs door den dood beroofd van een kundig medelid, den Heer joHAN PIETER FOKKER , inzender van eenie ge Sterrekundige waarnemingen, die in de Verhandelingen der Klasfe gee plaatst zijn (Deel II, 1816, Deel VI, 1823). …Wij vinden rorker in 1782 Lector in de Wis-, Natuur- en Sterrekunde te. Middelburg ; in 1798 Lid van het eerfte en zoo kortftondige Uitvoerend Bewind van ‚dat jaar, in 1809 Lid eener Kommisfie in °s Gravenhage ter regeling van maten en gewigten, en laatst woonachtig te Axel in Oost-Vlaanderen , alwaar hij in den ouderdom van 76 jaren overleed. Hiermede , mijne Heeren » is mijn Verflag geëindigd van de opengevals lene plaatfen door den dood van verdienftelijke mannen , en is een pligt door mij vervuld, die, treurig uit zijn aard, ons rt oak op nieuw wordt opgelegd ; welks vervulling echter „bij het gemis van beminde en hooggeachte medeleden , verzachtend is voor onze fmart , vereerend. voor de nagedachtenis der doodên , wol van ernftige herinnering voor de levenden ! Thans zij het mij vergund, Zeer Geëerde Toehoorders ! Uwe aan- dacht in te roepen bij een beknopt Verflag van de werkzaamheden onzer Klasfe gedurende de twee laat(te jaren , hetwelk ik den Heer MERE verzoek mede te deelen. Waarna de Sekretaris het volgende Verflag voorlas: ZEER GEËERDE TOEHOORDERS VAN ALLERLEI RANG EN STAAT , De ftouté gedachte, welke. bij eenige onzer Zeehandelaren oprees , om de ijsbaan op te ruimen, die tot in het vroege voorjaar van 1830 den gang der fchepen door het Noord-Hollandfche Kanaal dreigde tegen te hou- « MEE t AIR houden, met de gelukkigfte uitkomst bekroond zijnde, heeft zulks niet alleen de bewondering van landgenooten en vreemden verwekt gehad , maar tevens aanleiding gegeven tot de vraag, of niet andere werktuigknndige hulpmiddelen , dan welke daartoe gebezigd waren, ingeval van nieuwe behoefte , tot eene dergelijke ontijzing zouden te verkiezen zijn. Twee onzer Landgenooten dit vraagftuk zich hebbende voorgefteld , meenden tot deszelfs oplosfi ing gekomen te zijn , en droegen ieder afzon- derlijk hunne daartoe uitgedachte werktuigen aan Zijne Majesteit , den Koning voor. Dit had ten gevolge, dat Zijne Excellentie , de Minister van Binnen- landfche Zaken, op last des Konings, de inlichtingen en het advies der Eerfte Klasfe op beide die Voorftellen verlangde. Ik zal de eer hebben , U „ Geachte Hoorders, met den inhoud van het antwoord, der Klasfe, voor zoo verre dit voor uittrekfel vatbaar is , be- kend te maken. Om bij hetzelve de vereischte orde in acht te nemen , liet zij eenige algemeene aanmerkingen, opzigtelijk het mogelijke en nuttige van het zoo- genaamd ontijzen van rivieren en kanalen , voorafgaan , om daarna hare gedachten mede te deelen omtrent de gefchiktheid der werktuigen en mid- delen , door de adresfanten daartoe aangeprezen. Het hoofddoel, ‘door de beide Ontwerpers beoogd , is niet minder , dan ook onze hoofdrivieren van ijs te ontruimen , ter afwending der ge- varen van overftrooming, die uit iijsftoppingen op dezelven voortvloeijen. Daartoe meenen zij, dat het ijs flechts doorgezaagd en in kleine ftukken behoeft gebroken te worden, om , zoo als zij zeggen „ hetzelve dadelijk naar zee te doen afdrijven. In hoe verre dit oogmerk daardoor te berei- ken is, verdiende dus in de eerfte plaats de overweging der Kiasfe.” Indien men bedenkt, dat de IJsftoppingen in de rivieren ontftaan „ door eene ftremming in den afvoer van het met den ftroom afdrijvend Is, en - dat, C 18 ) dat, bij die afdrijving „ het ijs reeds in grootere of kleinere ftukken is ge- broken , ‚dan gevoelt men, dadelijk, dat het verbreken van het ijs in ftuk- ken, geen „algemeen, middel, kan wezen om de rivieren van het ijs te ont- doen. at zoodanig En dat „daarbij, geene ijsverftoppingen. zouden kunnen ont- ftaan. De oorzaken lo. die den gereeden afvoer van het IJs beletten , of die van hef ontftaan van ijsdammen , zijn derhalve niet daarin gelegen , dat het ijs niet genoegzaam bij den afvoer zoude zijn verbroken ; maar in geheel an- dere „aan al onze rivieren eigen en niet te veranderen omftandigheden , als: “1, In het opkomen van den vloed uit zee. 20, In verzwakking van ftroom. 3°. In verhinderingen in de ftroombaan , als droogte en platen , waar- ‚ op en waaraan de afdrijvende ijsfcholten zich het eerst vasthech- “ten , of aan den grond raken. Al ‘deze oorzaken. sen ‘bijzonder de eerfte en laatfte, werken des te fpoe- diger ‚ naar gelang de „rivieren eenen lageren waterftand hebben. Al ware het dus mogelijk , over zoodanige groote oppervlakte , als de waterfpiegels onzer hoofdrivieren hebben , het ijs aan ftukken te breken, dan, ‚nog zoude daarmede geenszins het ontruimen van het ijs bevorderd worden k noch Kunnen worden voorgekomen „ het zetten van gevaarlijke ijsverftoppingen bij den ijsgang. Even zoo, duidelijk als het dan is, dat de adresfanten in het hoofddoel hunner ontwerpen hebben misgetast „ even zoo gereedelijk kan men toe- ftemmen „dat het ontijzen van rivieren. en kanalên , om dezelven tijdens de vorst bevaarbaar te maken , in vele gevallen van groot, nut kan wezen, en zeer wel uitvoerbaar i is. Voorftellen van. middelen 2» om die ontruiming gemakkeijk, te maken en min- C489 F7 minder kostbaar te doen worden , verdienen! derhalve eene ernftige over- weging. Kortelijk heeft de Klasfe dan nog aangewezen , in hoe verresde werktuigen der. adresfanten , ter isen van * dat: doel , als end te befchouwen zijn. Wanneer, rivieren of vaan: tot opgemelde: oogmerken „ van het ijs moeten worden ontruimd , is het niet’ genoeg , het isin ftukken of fchöt- fen, te, breken , maar dan behooren tevens , voor de doorvaart der fche- pen „die ftukken weggeruimd te worden, … Het verbreken’ gefchiedt”ge- woonlijk met zagen en bijlen , door handen-arbeid, en hetopruïtien ‘der fchotfen , dat de meeste moeite veroorzaakt; wordt bewerkt „door dezel- ven „onder het nevens vastliggend ijs te fteken „ of „ wanneer daarvoor gee- ne genoegzame diepte is , de fchotfen boven op hetzelve te halen. „Buiten eene iijsploeg., door een ‘der adresfanten voorgedragen , om ‘de kracht van paarden tot beweegvermogen aan te: wenden ;'beftaan” de-voor- gettelde werktuigen in niets anders , dan in eenige -toeftellen „om regte en cirkelvormige zagen ter doorfnijding van ijs in beweging te rd? zen in eenige hef boomen , ter wegruiming van de iijsfchollen. De zaagwerktuigen van den eenen zijn zoodanig ingerigt, dat zij niet wel. anders, dan door handen-arbeid kunnen worden’ bewogen ; doch’ de ander {telt voor, zich daartoe van de kracht des ftooms-te bedienen’, waartoe een ftoomvaartuig van zagen. en breekwerktuigen zou worden voor- zien, om , bij, den, voortgang van dit vaartuig ; het bibi gelijker ba in kleine repen te fnijden en te verbreken. „Daar eene zaag tot: de eenvoudigfte werktuigen behoort , en“in” hiet-al- gemeen; de, uitwerking. der. beweegvermogens: het -grootfte:is ‚ wanheefrde- zelve , onmiddellijk op het werktuig, dat het- gewrochtdaarftelt worden aangewend „zoo is het volkomen ftrijdig met alle phyfifche- grondbeginfe- len, dat door „de zamengeftelde marein „dië een der adresfanten C 2 eh moge: hiete (zo ) hiertoe wil. gebezigd werd in eenig opzigt iets zoude kunnen Worden „gewonnen. ï ts hs, „> Het sis integendeel ohibetwistbtak zeker, dat de kracht van traagheid , de tegen{tand der lucht en de wrijving van zijne toeftellen , welke ‘te’ gelijk met, de zagen voortgefchoven, moeten worden, eenen zeer nadeeligen in- vloed op de uitwerking zijner werktuigen zouden hebben ; beletfelen, die miet worden ondervonden ,. wanneer de zaag onmiddellijk door den ‘arbei- „der. wordt behandeld ; welke „wijze van zagen dan ook de initi árwerkdng moet opleveren. „Door een“ cirkelvormig zaagwerktuig met behulp van eerie kruk en ra- derwerken in. beweging te brengen, zou wel worden uitgewonnen het ophalen der zaag, dat bij het gebrulk van regte zagen noodzakelijk is5 maar, dit voordeel. wordt grootendeels daardoor weggenomen, dat een ar- beider. niet aanhoudend aan ‘eene kruk kan werken’, ‘maar veel langer en fpoediger moet rusten , dan iemand, die in eene ftaande houding eene regte zaag beweegt. Herk: Een aldus zamengefteld werktuig, gelijk ook dat ,„ om regte zagen in beweging te. brengen , heeft daarenboven nog het ongerijf , dat de zagen sdikwijls -tusfchen het doorgezaagde ijs zouden vastklemmen. Geene voor- zorgen vimmers zijn bij deze toeftellen aangewezen , om -dezelve juist in de rigting der zaagfneden te -doen-voortgaan , zoo als volftrekt gevorderd zóu worden ‚ om gezegde vastklemming der zagen te vermijden. —- end Bij digt water, gedurende lange winters , werd weleer door de ftad -Amfterdanr, ter opening van eene vaart naar Weesp en hooger op, ten einde de ingezetenen “van ‘drinkbaar water te voorzien „ een werktuig gebe- zigd, bekend sonder den naam van gsbreker: Ook’ dit vaartuig heeft ‘een der ‘adresfanten “willen verbeteren, Van zijne ‘voorftellen’ ter verbetering heeft) -men ‘zichvechter geen juist denkbeeld kunen maken, door gemis van teekeningen en van model. Voor Car ) ‚Voor-zoo verre die voorgeftelde. verbeteringen. uit de ‘befchrijving te.be- - oordeelen zijn , moet het twijfelachtig voorkomen , of men aaneen? vaar- tuig , „van: een breed hellend vlak voorzien „ beftemd om het ijs vantoe- gevroren water opte ligten „te verbreken en de daartegen opgeloopen ijs- fchotfen ter zijde te doen afglijden , wel de noodige kracht tot het aan den gang houden. der” beweging zoude kunnen aanbrengen. Alleen door proeven in het groot zoude zulks te beflisfen zijn, — 64l3l … Het met zaag- en breekwerktuigen voorziene ‘ftoomvaartuig:van den tweeden -adresfänt is almede niet zeer gefchikt voorgekomen’, om bevroren wateren. te _ontijzen en-daardoor bevaarbaar. te maken. „Die Heer heeft zelve ingezien, dat de ijsfchotfen de beweging der fchepraderen en ‘tevens den voortgang van het vaartuig zouden verhinderen, doch hij meent , door geringe wijziging van zijn vaosgeltelë werktuig die ha egen te boven te-zullen- komen, <5 os « JERI, Jurg: HapDS „ALS, HBV „|De: Klásfe „deelde niet> indat gevoelen „ „maar, was van oordeel , lg » bist, deze zwarigheid niet volkomen zal zijn opgelost, dit werktuig „even ongefchikt moet ‘wezen, om ‘ftilftaande” wateren te ontijzen , zals «om hetzelve” tedoen: dienen „ om ftroomende rivieren van het ijs te ontdoen, en het zetten. van: ijsdammen en ijsverftoppingen voor te komen. ‚De flótfom: van-de overwegingen der ‘Klasfe ‘komt-dan hierop reders dat van deze voorftellen alleen. dat. de verbetering van meergenoemden ijsbreker betreft „eene nadere overweging „en mogelijk. eene bépròeving verdient 3: en is: dien inidan aân. het seinen adi ren a, Eerfte. Klasfe: nad, naar er te eens adden hie: bij het Getaria ‚was. ingekomen „‚om-door,het boren: van kunstbronnen.; of zoogenaamde « Artefiaanfche ‚putten , „dmfferdam: van levend. fpringwater te omen » Zulk, eerie proef als. hoogstwenfchelijk ‘aanbevolen , zoo in ‚het C 3 be- C 22 ) belang „der. hoofdftad „als ter hoped beke de, batelje hennis harer grondflagemes uomi do ‚ norvorroor at td 330; AÌ 5;59h100 „Deze, aanbeveling ‘werdbij: en Koning» met welgevallen. opgenomen; doch: heeft „in het, ten ‘uitvoer mail bene oraal zi zonder gevolg is gebleven. « Een-der. Leden oordeelde -nogtans, deze zaak vam een ‘te. groot: „weten- fchappelijk gewigt, om het-bij die vergeeffche pogingen-te laten” berusten: Na (kennis -te:shebben geriomen, van, ‘hetgeen y betrekkelijk: het boren {van Artefiaanfche putten, vroeger, bijde „Kerfte-Klasfe: was bebandeld;‚gewor- den, deed hij'op.-dene1 „April Ilechet volgend: voorftel, 10 «5 oen 59 Daar het ‚uit al bij de Klasfe omtrent ‚het; plan van, graving,van eenen „jArtefiaanfchen put, in:deshoofdftad verhandelde, is- gebleken „ datrer » flechts ‚één gevoelen ‘omtrerit ‘het wetenfchappelijk belang vanhet boren „ van zulk eenen put beftaat, als- zijnde deze boring,hetseenigs middel, „om ‘een naauwkeurig; denkbeeld te-bekomen: vande :geologifchie! gefteld- „heid „der verfchillende- beddingen ;welke den: grondj-dien wij bewonen, ssczamenftellen } daar voorts -‘zich\met “dit wetenfchappelijk ‘belang: de smo- »gelijkheid verbindt, om tevens „een zoetwater fontein te, bekomen ‚die „ de hoofdftad geheel sof gedeeltelijk;van drinkbaar „water -zoudervoorzien; „/daar-” eindelijk «de kosten van -zülk- eene--bóring “niet -geëvenredigd ‘kunhen » Zijn -aan het, werenfchappelijk’ belang „ eri, het, mislukken „der vin het. vorig zw jaar: door -derftad’ \Amflerdam- beproefde vaanbefteding ; waarfchijnlijk » moet worden”toegefchreven «aan: de mindere: bekendheid in. ons ‘Vader- „land met deze foort van boringen , mag het van belang gerekend wor- » den’, ‘dat: de’ Klasfe zich “op> nieuw “tot “Zijne Majesteit „ den Koning wen- 9 desrenvop” het eerbiedigst aandringe y ten einde! het! Hoogstdezelve ‘beha- p ge 5” bevelerin uit! te° vaardigen som het befluit „ waarbij Zijne: Majesteit » eaeltond dat» men “zich: ‘onlédig’ ‘zoude lróuden’ met het nemen van maat- ; ‚ Te- C 23 ) „regelen, die tot de boring vereischt. worden , als-nu ter uitvoering te „doen brengen;„ zoodat; de; in het vorige jaar geftaakte onderneming als nu, door „het „Gouvernement „zelve, als eene wetenfchappelijke onderne- »-ming,. waarbij de, geheele geleerde wereld, belang ‘heeft „onder. behan: » lijk opzigt van deskundigen volvoerd worde.” « … h Hoe welkom. dit voorftel ook. zijn-mogt ; heeft de Eerfte Kase edi gemeend „ dat, „aangezien de ongunftige {taat van. zaken , het tegenwoor- dig oogenblik voor zulk een voorftel aanchet Gouvernement niet verkiefe- lijk te „achten {chijnts- „Zij heeft echter geoordeeld, dit gewigtig punt niet uit, ‘het „oog te; moeten verliezen „ten einde daarne: hij eene vennen gelegenheid te kende te komen. ik Het fteeds meer en meer doordringen van de Cholera in. Zuropa, in het bijzonder in plaatfen aan de Oostzee , waarmede ons Rijk in beftendi- gen. handel ‚verkeert „deed ‚bij de Eerfte Klasfe de gedachten, ontftaan, of niet, vande zijde des Inftituuts, eenige maatregelen,aan het Gouvernement zouden, behooren, teworden. voorgedragen „die „ bij: het toevallig. ontftaan. dezer ‚vreesfelijke „ziekte „ook in, onze. gewesten 5. erges God. vreghnndes! A in, aanmerking dienden. genomen te worden. Op de bedenking echter , dat van de zijde des Inftituuts alleen beeteabe kunnen, worden …wetenfchappelijke, voordragten „en geenszins.die,van Ge. neeskundige policie, als waartoe in,de Provinciën, en fteden, van. Rijkswe- ge Kommisfiën beftaan en werkzaam zijn, is vooral aan de Geneeskundi- ge „Leden, der, Klasfe, opgedragen „geworden „ om die. bedenking in vernftige overweging te nemen en het „onderwerp ‚zelve zoodanig toe te eit ‚dat men tot een, ftellig,, belluit komen, „konde, artan ov Eiedarmnesto ut Est De Vergadering. van den ‚a Junij, Llo butvisa: ee tief eis „door teen der Geneeskundige „reden „ confidentieele „mededeeling: van de maatregelen die federt den,17.,November van: het-jaar 1830 bij ‘het Gouvernement genomen 4 zijn, C 4 ) zijn, omde zoo zeer gevreesde ziekte af te weren , en van ’s Konings voornemen ; om “voor ’de' toekomst de gefchiktfte middelen té doen bera- mien ‘door eene ‘bijeen te roepen Staatskommisfie van Geneeskundigen „ten einde de Aziatifche Cholera van onze grenzen te weren , en ‘bij derzelver onverhoopt ontftaan „ te beteugelen en te genezen. In deze bekomene inlichting meende nu de Klasfe te mogen berusten, en van hare zijde vooreerst geene voorftellen heren veran da duren aan het Gouvernement te moeten doen. Ik heb, hoewel de twee laatst behandelde orc ive geen gevolg zijn geweêst van lastgevingen des Gouvernements, dezelve echter hier bij voor-’ keur vermeld, omdat zij met het algemeen belang zoo naauw verbonden zijn, en zonder bemoeijingen van het Gouvernement ijdel zijn zouden in bunne gevolgen. ;: Wij: komen dan nu tot de wrije werkzaamheden der leden, die zich on- derfcheiden “in zoogenaamde. voorlezingen „ met geen ander oogmerk aan’ de ‘Klasfe medegedeeld , dan om gelegenheid te verfchaffen tot geleerd on- derhoud , en in aangeboden ftukken, ten doel hebbende , om , na het gunflig oordeel EN rei in op uit te geven wiegend te worden opgeno- „De gewoonte’ brengt biede dat in het peataar Verflag van de voorle- zingen het (eerst Big ies: gemaakt. er LO re5: Ë OT 4 De Heer “VAN HALL gaf ons dan als zoodanig zijne waarnemingen over de „werking van het leven in het plantenrijk, en wel vooreerst over de duurzaamheid van hetzelve, Eenige plantjes van Riccia glauca L. tot de famille der” ‘levermosfchen behoorende’, “op” de “gewone wijze ge- droogd- en „gedurende “zes wekenvin ‘het Aerbarium bewaard, herleefden weder, geheel ens al, groeiden, én namen in omvang daiinstrkelijk toe ; ijs na- C 25 ) nadat zij onder een omgekeerd glas in een’ vochtigen grond geplant wa- ren. Deze plantfoort bleek de fterk{te afwisfelingen van droogte en voch- tigheid gemakkelijk te kunnen doorftaan. Gedurende de maanden Julij en “Augustus onder een omgekeerd glas in eene kamer aan de zon blootgefteld geweest en zoo volkomen uitgedroogd geraakt zijnde, dat de plantjes zich als een wit vormeloos ftukje papier op de aarde uitgeftrekt vertoonden , herleefden zij toch en groeiden weder aan, zoodra de aarde andermaal vochtig was gemaakt. Hetzelfde had op gelijke wijze plaats met eenige bladmosfchen: Bryum argenteum, Hypnum cypressiforme en Dicranium purpureum , die even zoo uitgedroogd geweest waren. Eene Zris pwmila in het voorjaar van 1830 met een flechts zeer klein ftuk van den wortelftok zonder eenige vezels , op de gewone wijze ge- droogd, van tijd tot tijd aan de zon blootgefteld en fterk zamengeperst, werd gedurende een vol jaar in het Aerbarium bewaard. In het voorjaar van 1830 wederom geplant zijnde, bleef dit gewas gedurende drie weken fchijnbaar levenloos ftaan, na verloop van deze echter ontwikkelden zich uit de grondfchijf aan de eene zijde wortelvezels, aan ‘de andere zijde nieuwe bladen , die de gewone grootte bereikten. Eene tulp , de zoogenaamde Due van Tol, werd met den bol daaraan, in het voorjaar gedroogd en tusfchen papier bewaard. In het volgend voorjaar groeide er uit den gedroogden bol eene nieuwe fpruit , welke drie à vier Nederlandfche duimen lang werd „ doch weder verdorde, toen de plant op nieuw gedroogd en zamengeperst was. Weggelegd zijnde , fchoot deze tulp in het tweede voorjaar wederom eene fpruit , die nu echter naau- welijks twee Nederlandfche- duimen lang werd , en bij eene nieuwe droo- ging der plant verdorde, waarna het leven in dezen bol- eindelijk gehel fcheen wtgehlscht te zijn. Het een en ander gaf het geacht Medelid aanleiding tot eenige opmet- kingen over het flapend of rustend leven , als een uitftekend hulpmiddel D der C 26 ) der natuur tot bewaring en inftandhouding van het aanzijn der planten. De ftraks gemelde waarnemingen over de Riccia glauca gaven hem nog gelegenheid, om de werking van het licht op dezelven gade te flaans Een klein plantje van deze. Riccia' toevallig omgekeerd. gevallen- zijnde „ - zoodat de witte glasachtige worteltjes naar boven te {taan kwamen , merk- ter hij op,” dat de worteltjes ‘zich eerst-fchuïns van het licht afwendden én “het ‘loof -zich meer en meer ophief , zoodat eindelijk de Riecia zich geheel omgekeerd en hare worteltjes in de aarde gefchoten had. „De: vruchtfteeltjes: of setae. van Jungermanniaepiphylla bleken hem in - hunne ftrekking geheel en al “door den‘invloed van het licht bepaald te worden, « Zoolatìg toch de zaaddoosjes niet opengefprongen waren, kon men “duidelijk zien, dat de vruchtftelen zich den ganfchen dag naar den loop der zon wendden. Die flrekking was zoo bepaald „ dat, toen hij de pot, waarin de Jungermannia fond, telken half uur een weinig omdraai- de; ook ‘de wrachefteel in weinige oogenblikken van ftand veranderde, zoodat de top’ der zaaddoos fteeds regtlijnig naar de zon gekeerd werd. De omdraaijing van de plant eenige keeren herhaald zijnde „ werd de vrucht- fteel eindelijk geheel en al tot”eenfpiraal gekruld, Deze proef gelukte eindelijk ookin meer of minderen sein met Agere foorten van Jungermannia. — “Eindelijk deelde hij mede , en ‘helderde zijne voordragt dt afbeeldin- gen op,-hoe hij op de aarde, waarin de Riccia glauca groeide, zich eenige’ geleiachtige” bollétjes „eenigzins op eene foort van. Nostoc gelijken de 5" zag wormen, in wier zelfftandigheid zich eene jonge plant ontwikkel- de } die, grooter “geworden pa ie paper eene gmg: Hiei Hersen ca daarflelde. NG Bij de vergelijking van deze waarnemingen met t die van NEES VAN ESEN- BECK 3’ SENIOR } over’ de ontkieming van «zaden der Jungermannia epiphyl- late vinden in het swaalfde deel der-Nova Acta Academia Natura 1 cu- Ee ( 27 ) curiosorum , Scheen het den Heer vaN marr toe, dat-de genoemde gelei- achtige bolletjes (spore) der Riccia glauca waren , die, ontkiemende, eerst het uiterlijk aanzien eener Nostoc vertoonden ; iets , waarvan hij zich door. nadere proeven. hoopt te verzekeren. ttl Hij uitte tem flotte. het vermoeden, dat sbedinin. je jonge plantjes van Riccia glauca welligt meermalen door plantkundigen voor de Nostoc Jpharicum zullen zijn aangezien, en dat dit de reden-is, waarom er over ‚de Synonymic van deze A/ga zoo vaak takslkeg zijn opgerezers De tf VAN UTENHOVE ‚gaf zijne waargenomen wides van. „an Ba- rometer en Thermometer gedurende het grootfie gédeelte der Jaren 1829 en 1830, te Brusfel ste °s Gravenhage en te Jutphaas, „Zij, beftaan in tafels van waarnemingen, begonnen te Brusfel den 26 Januarij 1829 en voortgezet tot,den, ‚13 April deszelven jaars; wijders vervolgd te Jutphaas van 6 April tot 8 November ; verder. voortgezet in, Gravenhage ‚tot den rr Augustus 1830 en geëindigd weder te Jut- phaas op den 15 December 1830. „Het geacht Medelid heeft gebruik gemaakt van cetien Barometer van BUNTEN te Parijs, zijnde een hevelbarometer; waarin de vereffening we- gens de capillariteit wegvalt en waarvan hij zegt, dat door den bekwamen kunftenaar de, gebreken, in,de door eay Luzac uitgevondene fonte werktuigen Nen. ten eenemale zijn weggenomen, Zijn thermometer , die tegen het noorden in de opene lucht hing op on- geveer 35 Nederlandfche ellen boven het Amfterdamfche peil ; is. vervaar- digd door den Ingenieur CHEVALLIER te Parijs; en-;door den Heer, vAN UTENHOVE herhaalde malen in kokend water en {meltend ijs began: en goed bevonden. _ De deugdzaamheid, der werktuigen en de, juistheid des waarnemers waar- borgen voor de waarde dezer aanteekeningen , waarover „de Klasfe ech- D 2 „ter C 28 ) ter bij een beknopt Verflag moeijelijk in verdere ontwikkeling kan treden. Door het geacht Medelid, den Heer pe FREMERY werden , ter vervul- ling zijner fpreekbeurt , geleverd eenige Bijdragen tot de natuurkundige gefchiedenis van den Walrus , en de kennis der verfcheidenheden , wel- ke onder deze dieren voorkomen. f Uit eene naauwkeurige vergelijking van verfchillende fchedels , zoo uit zijne verzameling , als uit die van anderen , heeft het geacht Medelid de meening bekomen, dat er onder dezelven meer dan eene foort beftaat , kunnende, naar zijn gevoelen, het verfchil in grootte , gewigt en vooral in gedaante niet van den onderfcheiden leeftijd of fexe worden afgeleid, Het verfchil niet alleen in lengte ‚maar in den afwijkenden of toenade- renden fland der flagtanden van de bovenkaak gaf hem aanleiding tot be- fpiegelingen zt die echter hem voorkwamen , dat snaAw verkeerdelijk had ‚ willen doen dienen , om daaruit een foortelijk verfchil af te leiden. Van veel gewigt was in deze voordragt de beflisfing over het werkelijk aanzijn van voortanden in de bovenkaak , welke raPP in zijne Verhande- ling wber des. Zahnfystem des Wallrosfes , door de ontleding van een bijna voldragen Foetus van den Walrus, in beide kaken , in ieder ten getale van zes , verklaard gevonden te hebben. De meeste Zoölogen, zelfs nog onlangs cuvier het aanzijn van voor- tanden bij den Walrus ontkennende, was het vooral van belang in een paar fchedels van volwasten dieren aan de bovenkaak het beftaan van fnij= - tanden te kunnen aantoonen. ; Eene gelijke toelichting werd aan het verfchil van gevoelen over het al of piet aanzijn van hoektanden gegeven. Het geacht Medelid vond ze werkelijk, en toonde ze bij meer dan een voorwerp in de onderkaak aan. In de bovenkaak {chijnen ze te ontbreken. Die RAPP er voor wilde ge= houden hebben , zijn niets anders, dan de voorfte kiezen De C 29.) De Vergadering deze voordragt met bijzondere belangttelling hebbende aangehoord, gevoelde dubbel leed door het berigt, -dat dezelve , voor een Vaderlandsch Tijdfchrift beftemd zijnde , onder de aangebodene ftuk- ken geene plaats bekleeden konde. Het geacht Medelid, de Heer Morr,’ maakte de Eerfte Klasfe den 16 Junij jl. deelachtig aan eenige Electro-magnetifche proeven , door hem in “werk gefteld, ten gevolge van dergelijke proeven, kort te voren in Noord-Amerika genomen. Deze zijne proeven leverden zeer merkwaardige gevolgen op , onder anderen „ dat een koper bakje , hetwelk flechts een enkele drachma gelei- vocht bevattede , waarin een zinkplaatje van een duim zijde bij & duim Rijnt. „ aan een zwaar ftuk iijzer van over de too fB of 5o kilogrammen een vermogen kan mededeelen „om zeven ponden of drie en cen half ki- logrammen te dragen of op te houden. Ik zou rekenen overbodig“werk te doen „ zoo ik voor Uwe aandacht de wijze wilde” voorhouden , waarop zulke proeven worden in het werk ge- fteld. _ De electro-magnetifche proeven, door de Eerfte Klasfe des Infti- tuuts in het jaar 183o gemeen gemaakt , leveren daarvan eene naauwkeuri- ge opgave, Lod De nu,verkregene uitkomften waren echter te merkwaardig , dan dat de Klasfe niet zoude verlangd hebben, dezelve door haar geacht Medelid te zien vervolgen en openlijk bekend maken. Aan welk verlangen door hem nu onlangs in de Natuurkundige Bijdragen is voldaan geworden. In de Verhandlungen des Vereins zur Beförderung des Gartenbaues in den Königlich Preusfifchen Staaten komen’ belangrijke proeven voor van Dr. coePPeRT over den invloed des: kwikzilvers op den wasdom van planten, grootendeels-in overeenftemming met die, welke reeds in het jaar D 3 1796 Cage.) 1796, door de Hollandfche Scheikundigen, zijn veran geworden „ doch in één belangrijk punt van,dezelven verfchillendes… > voro ‚De tegenwoordige fpreker het voor deer dier. Geleerden; waarvan het - grooter deel door den dood reeds aan de, Wetenfchappen ontrukt-is.; bee langrijk achtende , den twijfel van Dr. corePerT op te heffen, heeft zich in. het, bijzonder ‚bepaald tot. de ‚fchatting: van. de. waarde zijner proeve , welke dien twijfel fcheen te regtvaardigen. ……… … sl di idd De Holland{che Scheikundigen hadden gevonden , Pio viërlaeigcles vaar kwik hoogst verderfelijk zijn voor den wasdom , zoodat eenige. plant,‚in eene afgeflotene, ruimte „ „waar, zich gelijktijdig. kwik bevindt geplaatst wordende ; reeds na weinige dagen de duidelijkfte blijken, geeft van, haar lijden ,; en vervolgens geheel. komt, te fterven ; dat men echter die nadeeli- ge. werking kan. verhinderen „ door. op.‚de binnenvlakte van het glas „ waar onder. eene plant met kwik, wordt, afgefloten ; zwavelbloemen „door vaiddeb van gom vast te hechten. eo Ha bek a tat „Dr. GOEPPERT ; hangende aan, het denkbeeld dar, zn and met kwik: niet kan verbinden , dan bij eenen ‚hoogen graad, van „warmte , begint met te twijfelen aan, de juistheid dezer beveiligingsproef ‚ en. ftelt vervol gens eene nieuwe proef. in, die hem. niet alleen in dezen twijfel verfterkt ; maar denzelven volkomen fchijnt te regtvaardigen. rage où „Ware. zijne „proef,. gedaan met, in achtneming. van alle oriftandigheden , waaronder” die ‚der Hollandfche Scheikundigen zijn in, het-werk gefteld , men zou. niet zonder, leedwezen moeten. erkennen, dat zelfs „de naauwgezetfte Natuuronderzoekers « vatbaar zijn. voor zinbedrog.. Maar nu is het geheel anders. „Het „zou. welligt, niet -onvóegzaam „of overtollig. zijn ; inseene breedeére ontwikkeling, tes treden ‘van de misleiding: waarin Dr, GORPPERT „door het, verwaarloozen. van ‘cenigé bijzonderheden „die «bij. het doen. dier: proe= ven. behooren te wòrden in acht genomen; heeft moeten vervallen. Daar ech- € SED _echter‘iù de Bijdragen tot de Natburkundige Wetenfchappen de bedenkingen “tegen Dr. corPPERT’S ‘Verhandeling Féeds zijn io meent de einge bi en NE te 2 mogen Bedje) nt veltl7 Onder de flukken , die niet flechts ter voorlezing in cene Vergadeind 5 maâr als aangebodene Verhandelingen werden ontvangen , behoort de Be- fenrijving van “ten misvormd’ Schaap „ met ovértolligheid van deelen, door het geacht Medelid; den Heef NUMAN. Hij’ levert van dit zonderlinge en’ welligt eenig” bekende wanfchepfel naauwkeurige afbeeldingen, en laat dezelve vergezeld gaan van eene Opgave zijns oörfprongs, levensloops , ftaat van zwangerfchap ;’ waarin het na het ‘derde levensjaar gekomen is, van de drägt der vrucht in de linker baarmoeder „ van“ de verfchijnfelen; ‘die zich in den laatften tijd der zwangerfchap daarbij wertootiden , en van het werpen eens dendert ooïjlams; hiervan ook eene afbeelding. Het moederdier “door de natte ongunftige zomers van 1828 én 1829 veel hebbende geleden’, toonde” vooral in ‘het jaar 1830, riadat het des- zelfs jonggeworpen had’, vele teekenen wan vermindering ‚ waarom men te rade werd „het door verbloeding te doen omkomen. / De “ontleding wan” dit zeldzaam montter volgt nu ‘de befchouwing van de “uiterlijke gedaante en levensloop. Zoo die.befchouwing zelve reeds _ vóor zeer belangrijk” te houden ware , is het voorzeker ‘de täwendige” ge fleldheîd ; waarfnede wij hief worde bekend gemaakt. — „Gelijk “men het “dier , maar dem uitwendigen vorm als enkel befchouwen mogt in de voorhelft’ des -ligchaatns , dragende ‘alleen ‘aai het achterdeel twee overtollige “dedemater”s tusfchen” de achterpooten , waarop het ftond en“ ging „ ín’ eene “omgekeerde rigting neêrhangende , en ter wederzijde van sdezen een _uijer) ieder’ voorzien van twee goedgevormde tepels ;tér- ht de” daan ind der ‘ontlast. en bord patij zich geheel hk ) Eget naar CJ naar achteren vertoonden „zoo: kon: men redelijkerwijze een daaraan be- antwoordende gefteldheid der. inwendige deelen verwachten. De Heer NUMAN heeft dezelve in alle bijzonderheden. nagegaan. … Het eerfte blijk van het dubbelzijn vertoonde zich in den blinden darm, die echter niet onmiddellijk door een dubbel dik gedarmte werd gevolgd, maar eerst na zekere lengte enkel te zijn voortgegaan , begon het zich in twee buizen te verdeelen, die nu onafgebroken „ eerst nabijeen , later geheel verwijderd voortliepen tot aan de uitwendige openingen des ligchaams. Het naauwer. verband, waarin. het onderdeel des dikken darms tot de teeldeelen en blaas is gefteld geworden „maakt „ bij het aanzijn des eer- ften , het beftaan der laatstgenoemden bijkans tot eene ftellige wet , zoo- dat men zich meer zou te verwonderen hebben over het gemis, dan nu over het aanwezen dier deelen. Ons geacht Medelid zet dit in eene na- tuurkundige befchouwing „ vooral naar de grondbeginfelen van BURDACH 3 in het breede uiteen. Ook de ledematen en het vaatgeftel ondergaan een naauwkeurig onder- zoek „, en geven tot menige belangrijke aanmerking gefchikte gelegenheid. In het bijzonder wordt zeer oordeelkundig verklaard , waarom de over- tollige pooten hunne teenen naar achteren laten hangen, en niet naar voren, zoo als de natuurlijke ftand zoude fchijnen te doen verwachten. Het bekken, waaraan de afhangende pooten behooren , is met dat des anderen voorwerps in diervoege vereenigd „ alsof het achter overliggende daaraan ware gehecht geworden. De pooten nu van het rugwaarts ge- keerde ftuk , geene ruimte vindende „ om zich langs de buikzijde van het ftaande voorwerp op te rigten, en daartoe ook het fpiervermogen misfende,. zijn tusfchen de dijen van het voorwerp afgedaald, en hebben zich, gelijk de zaak van zelve medebrengt , met de teenen achterwaarts moeten keeren. Om nu dit gedeeltelijk dubbel worden te verklaren , gaat de geachte Schrijver: vooral de vooronderftellingen na , welke latere Natuurkundigen ; in het bijzonder TIEDEMANN, hebben voorgefteld, en wikt derzelver waar. Cs} waarde. Hij meent echter aan de leer van TIEDEMANN, in het onderwer- pelijk voorbeeld, zijnen bijval niet te mogen verleenen, dat namelijk door eerie “overtollige zenuwvorming de grond tot deze, verdubbeling zoude zijn gelegd geworden. Hij wil eerder haar toefchrijven aan het oorfpronkelijk dubbel zijn van de beginfelen eens nieuwen fchepfels , waarbij eene za- _ menfmelting van gelijkfoortige en des vrkimi naast elkander ee heb- ben plaats gehad. Het zoude uiterst moeijelijk zijn, in cen kort begrip de Boii voor te dragen , welke den geëerden Schrijver het volgen van deze vooronderftel- ling hebben doen kiezen. Zij behooren in de Verhandeling zelve te wor- den nagelezen. Tot wier algemeenmaking de Klasfe te eerder befloten heeft, daar zij, behalve hetgeen hier in het kort vermeld is , ook over het kruifen der Schaaprasfen en het veredelen derzelven zeer belangrijke aanmerkingen inhoudt, die duidelijk doen zien, waarom die veredeling zoo algemeen mislukt, en regelen aan de hand geeft, wier opvolging voor hoogstraadzaam te houden is. Zoo verre over die. Verhandelingen, welke reeds aan het oordeel der Klasfe zijn onderworpen geweest. Onder de nog onbeoordeelde valt te noemen een zeer uitgebreid Vertoog van het geacht Medelid „ den Heer senröper, over de Meetkundige Bepalingen , waarvan tot nu toe flechts het eerfte gedeelte bij de Klasfe ontvangen is. Ik mag dit Verflag niet eindigen, zonder ter kennis van deze Achtbare Vergadering gebragt te hebben, dat de twee laatfte ftukken van het Derde Deel der Nieuwe Verhandelingen, die nu onlangs zijn in het licht gege- ven, de overige bouwftoffen bevatten , welke in het tijdsverloop van twee Jaren door deze ftichting tot uitbreiding der Wetenfchappen zijn aangebragt. Na de voorlezing van dit Verflag vervolgt de Voorzitter : E Ik KM) De bedank U , Mijnheer de Sekretaris , voor de duidelijke uiteenzetting van ‘hetgeërt de Klasfe verlangd heeft „dat in deze Zitting nopens hare werkzaamheden ’ zoude worden’ voorgedragen , ik verzoek: U op nieuw het Programita wel te willen voorlezen van de’ Uitfchrij ving der kandi De Sekretarís leest hierop voor, de volgende se _PRIJSUITSCHRIJVING DER EERSTE KLASSE VAN HÊT KONINKLIJK-NEDERLANDS CHE INSTITUUT VAN „WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN. AalBrranded in hare Openbare Vergadering den 16den Dikber Ig3Le FORD VCH TAK D e Eerfte Klasfe van het Rontaklijk-Nederidadrehe Inftituut van Weten- fchappén, ‚Letterkunde * en Schoone Kunften, brengt ter kennisfe van het algemeen „ « dat op de Prijsvragen , door’ haar bij het Programma van ded uitgefchreven, en in den Jane 1829 herhaald , anar ‘Welke waarnemingen,en,-proeven, zijn er met zekerheid bekend , ‘dat door kunst „zoowel. op den droogen als op den natten weg, ligchamen geboren zijn ;-die met. natuurlijke mineralen, overeenkwamen ; in hoe verre bleek!schet:, dat-‚zij daarmede in vorm van kristal en in inhoud van be- ftanddeelen overeenkwamen; kan-men met grond verwachten, dat het ge- tal van dergelijke kunstmineralen kan vermêerderd worden? zoo ja, welke middelen en proeven zouden tot het bereiken van dit oogmerk in het werk EL 4 kas À werk moeten gefteld worden „ en in hoe verre helderen zulke waarnemin- gen en proeven de geboorte en vorming der delf{toffen op? wederom geen antwoord zijnde ingekomen, zij befloten heeft, dezelve in te trekken ; dat op de ‘prijsvraag, bij het Programma van 1829 uitgefchreven , om beantwoord te worden vóór den eerften Maart des jaars 1831 ;luidende: In welken „wetenfchappelijken ftaät bevond zich de, Genees- en Heel- kunde in het laat{te tijdperk der voorgaande. eeuw 2 welke proefondervinde- lijke verbeteringen zijn federt de laatfte- dertig jaren, dat is, van 1800 tot 1830 aan de eene en andere aangebragt ? flechts ééne verhandeling is ontvangen, onder het motto : Vade parve „fed inculte. Dit antwoord ten eenemale onvolledig zijnde, heeft de Klasfe aan het- zelve de gouden medaille niet kunnen toewijzen. 8 Zij heeft befloten’, deze vraag niet wederom voor te ftellen ; „datgeen antwoord is ingekomen op de vraag: Ongeacht de belangrijke verbeteringen in de laatfte jaren aan de wegen toegebragt, kan, niet tegengefproken worden , dat men in Nederland „ bij- zonder voor, vervoer van koopwaren, fabrijkwezen en voortbrengfelen van landbouw. en nijverheid. op verre na zoo ver niet gevorderd is , als in «andere Landen, ‘bijkopider in Engeland, vooral voor het transport te Lande. __Misfchien beftaan er redenen, waarom’ wij het voorbéeld onzer over- zeefche naburen niet in al zijn omvang kunnen volgen ; maar dit belet niet , gu dat Er) dat er ten deze nog veel te doen is, dat misfchien ongedaan blijft, om- dat de middelen, waardoor verbeterde wegen verkregen kunnen worden 5 even min naauwkeurig bekend zijn, alsde kosten , welke daartoe moe- ten worden aangewend. Deze verbeteringen echter van belang te achten zijnde , ; gi wordt gevraagd : »„ Welke zijn de meest bekende wijzen „ waarop men de wegen in vroe- „ger en later tijden , niet” alleen ‘ten gerieve der reizigers, maar vooral „tot gereed en onkostbaar vervoer der voortbrengfelen des Lands , fa- » brijkwerken en koopmansgoederen verbeterd heeft in. Europa „ Noord: » Amerika of elders ? , „ Wat is daarbij in acht te nemen, zoo voor localiteiten , grondge- » fteldheid, als onderfcheidene einden „ waartoe de wegen moeten dienen ? » Welke zijn de kosten van derzelver aanleg? welke die van hun on- » derhoud 2” ë Ô Bij de behandeling zal men deze kosten moeten opgeven in Nederland- fche munt, per Nederlandfche mijl, op eene breedte van tien Nederland- - fche Ellen (mètres) van het onderhoud gedurende een tijdvak van ten minfte dertig jaren. Men zal de voor- en nadeelen der onderfcheidene wijzen van aanleggen , even zoo als de kosten van bouwftoffen, arbeidsloonen en wat dies meer zij, elk afzonderlijk moeten opgeven , zoodat men bij voorbeeld het on- derfcheid in beide opzigten- beoordeelen kan „ tusfchen de ijzeren wegen (chemins de fer) Mac Adams wegen (Routes d'argile et de gravier) Mac Nalfe wegen. (Routes apiennes) en alle andere , niet alleen onder- ling , maar vonral, met de hier te Lande , meest. bekende, keiftraten „ klinkerwegen , grindwegen , puinwegen en flakwegen ; waarvan dus bewer- king Casy D king en kosten ten naauwkeurigfte berekend en opgegeven zullen moeten worden , zoowel als de foorten en, hoedanigheden der bouwftoffen , (ftee- nen en ander materiaal) met de wijzen van bewerking, aanvoer , en ver- werking, „zoowel. bij den eerften aanleg, als in het voor omfchreven tijd vak van dertig jaren. Welke vraag mede bij dezen wordt ingetrokken, Zij ftelt wijders als nieuwe vragen voor, om beantwoord te ed vóór den laatften Februarij des jaars 1833 : 1. De duurzaamheid en het behoud van het koper „ dat ter beveiliging van Schepen wordt aangewend, tot dus verre gezocht zijnde in het ge- bruik van eenige vermenging van dit metaal (alliage), in plaats van zui- ver koper, of in de befchermende banden van den beroemden pavy, en de ondervinding fchijnende te leeren , dat er dadelijk een aanmerkelijk ver- fchil in de duurzaamheid beftaat, zoodat bij fommigen de koperhuid veel langer behouden blijft, dan bij anderen, hoezeer aan dezelfde werking van zee blootgefteld ; Wordt gevraagd : „Of dit laatfte werkelijk het geval is? en, zoo ja, in hoe verre de „aard of de bereiding der koperen platen hiertoe aanleiding kan geven 5 » welke de beste hoedanigheid van koper en de beste bewerking fchijnt „te zijn voor platen voor fchepen beftemd „en waaraan de foorten „ het » meest aan het oogmerk beantwoordende, onderfcheiden en erkend kun- “_» hen worden 2° IL. Blijkt het, IE. uit Eudiometrifche proefnemingen , dat het ftikftofgas en het zuur- E 3 ftof- C 8 ) ftofgäs, die te zamen gemengd , de voornaamfte beftanddeelen van den dämpkring uitmaken , in derzelver onderlinge evenredigheid geene verande- ring ondergaan gedurende het verloop der tijden; of wel is het nog te kort geleden , dat men naauwkeurige Eudiometers bezit en met dezelve naauwkeurige proeven gedaan heeft, om hieromtrent met zekerheid iets te kunnen beflisfen 2 dik smits mod es aten ek va. Welke is de verandering , die dezelve ondergaat: in plaatfen , die met flechts weinige openingen voorzien zijn, en waarin zich vele men- fchen te zamen, bevinden? Is deze verandering dezelfde „ wanneer het zonnelicht gemakkelijk tot deze plaatfen doordringt, en, wanneer in dezelve een volkomen. duister plaats heeft ? :_ Waarmede eindelijk ftaan de afwisfelingen in de hoeveelheid van fe met de dampkringslucht geneubde koolftofzure gas in verband ? „Voor „de. beantwoording „van elk dezer vragen „ looft de. Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van “Wetenfchappen „,‚ Letter- kunde en Schoone Kunften uit eene gouden Medaille , gefchroefd op den ftempel des Inftituuts , ter innerlijke waarde van vijfhonderd Guldens De ftukken , welke naar eenen prijs dingen, zullen in de Nederduitfche , Franfche „ Latijnfche, Engelfche of Hoogduitfche Taal, - maar met de al- gemeene Italiaanfche” Letter, gefchreven, moeten» zijn, en aan den vasten Sekreraris! der: Eerfte Klasfe vrachtvrij bezorgd weeds Tot deze uitgeloofde prijzen worden alle Greente: zonder onderfcheid,, uitgenoodigd , met uitzondering alleen van de Leden der Klasfe , als wel- ke van alle mededinging worden uitgefloten: onder welke benaming ech- ter noch de Buitenlandfche Geasfocieerden , noch de Korrespondenten be- grepen zijn. De ED SE C 39) De in te zenden ftukken moeten met eene andere hand , dan die van den Auteur gefchreven zijn, zonder naam ; maar de kwaliteit en woonplaats des Auteurs zullen ‘gefteld moeten zijn in ei afzonderlijk verzegeld’ papier , tot opfchrift dragende dezelfde fpreuk, '6F“ hetzelfde “kennelijk teeken , waardoor de Verhandeling , waartoe het behoort , ‘onderfcheïden is, De uitwijzing der prijzen zal plegtig aangekondigd. worden in eene Open- bare Vergadering. Zij zal voorts algemeen gemaakt worden in de Binnen- en Buitenlandfche, Tijdfchriften, waarin deze Uitfchrijving. geplaatst of ver- meld wordt. £ De bekroonde Verhandelingen blijven het eigendom ‘der Eérfte Klasfe van ‘het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van Wetenfchappen ; Letter= kunde en Schoone Kunften. Het zal den Schrijver of Schrijvers niet vrij- ftaan , hiervan op eenigerhande wijze door den druk gebruik te maker’, ten zij de Klasfe daartoe hare toeftemming re 4 Det 0D HEAR AETDEN De niet bekroonde ftukken zullen, op nis. eik reisen tevens. à met de befloten naambriefjes aan zoodanig -perfoon of.adres terug gezonden, worden, als zijs Zullen verkiezen „ mits dit, zonder, eenige kosten. der Klasfe, binnen een jaar na de uitwijzing verlangd, en. die adres „opgegeven; worde; doch zal het verzoek : ‚om teruggave moeten, verzeld, gaan, van -be- hoorlijk ‘bewijs van regt ophet fluk,- ns «so nn, teitras Ingevalle geene ‘teruggave van” eer niet bekroorid {tuk verlangd” mog: worden, of de evengemelde vereischten daat niet bij waren in acht’ ges nomen , zal men de befloten naambrief) es ongeopend vérbränden’; L ende ftukken zelve bewaren, 0 om te dienen. 5 „als bevonden zal worden te bes hooren, ik nii 3 ogsatitud ä Ane eh 4e Ars alla haaren ortie Klasfe voornas: +” VOE ONT LDD ac 1 ARD me raare VROLDKG ob os el , C Sekretaris;: > È Hier C 40 ) Hierna zegt de Voorzitter : U; Mijnheer Kops, die zich zoo welwillend heeft gelieven te verledin gen, om door eene Voordragt het genoegen dezer plegtigheid te ver- hoogen , verzoek ik thans de fpreekplaats te betreden. De Heer kops, hieraan voldoende „ droeg voor de volgende redevoe- ring : MIJNE HEEREN , ZEER GEËERDE TOEHOORDERS ! _ Het is ons, als beoefenaars der Natuurkundige Wetenfchappen , niet ge- noeg, dat wij de voorwerpen, aan wier befchouwing wij ons hebben toe- gewijd, met de meeste naauwkeurigheid onderzoeken, om dezelve in al hunne bijzonderheden te leeren kennen; wij trachten deze kennis ook ten nutte aan te wenden, en vinden deze pogingen meestal beloond, De Land- man „ de Zeeman, de Fabrijkant, de Werktuigkundige en zoo vele ande- ren, bewijzen ons telkens hunnen dank voor de hulp , die zij van ons ont- vangen , ja het geheel beftaan van ons vaderland , deszelfs behoud en ver- dediging rusten op die wetenfchappelijke gronden , welke de Leden dezer Klasfe al verder pogen te volmaken. Het algemeen verband, dat alle wetenfchappen naauw met elkander ver- eenigt, heeft ook hier meermalen gelukkig gewerkt, waarvan onze met de overige Klasfen van dit Inftituut vereenigde werkzaamheden getuigen kunnen; maar onder alle de beoefenaars der wetenfchappen , die van ons onderrigting en hulp verlangen, zijn het misfchien de wijsgeerige Godge- leerden, die zich hierover het meest kunnen beklagen, zoo verre betreft hunne pogingen , om uit de gewrochten en voorwerpen der Natuur het be- ftaan van het Opperfte Wezen, de eerfte Oorzaak en de Onderhouder van alles, en de bijzondere eigenfchappen van dat Hoogtte Wezen te betoogen. Hoe grondiger men de voorwerpen der Natuur leert kennen en de tien- d __dui- C 41) duizende verfcheidenheden , daarin voorkomende, in àl derzelver wijzigin= gen en vormen gadeflaat, hoe meer overvloedige blijken van Gods groot- heid, wijsheid en goedheid ons als voor de oogen fpringen ; maar is het te verwachten , is het te vergen van den Godgeleerden „, wiens wetenfchap zich in zoo vele andere takken uitbrêidt, dat hij in de diepten onzer we- tenfchappen indringe? Kan hij niet met regt van ons vorderen, dat wij de flotfom van waarnemingen , waaraan vele geleerden hun geheele leven hebben gewijd, hem tot het opgemelde doel mededeelen , ten einde hem alzoo te behoeden voor ongerijmde en nietige gevolgtrekkingen , waaraan eene oppervlakkige kennis der. Natuur hem gedurig blootftelt, Maar wat fpreek ik alleen van den Godgeleerden? Is niet de kennis , welke tot dit doelwit moet leiden , eene ware behoefte voor elken vereer- der der Godheid , en zal dus de befchouwing der Natuur met het bepaal- de oogmerk , om de werkingen der Goddelijke eigenfchappen daarin aan. te wijzen, de wetenfchappen, welke hier beoefend worden , niet verheffen en ons dus te meer de erkentenis van elk „ die edel denkt en rein gevoelt, doen verwerven? Zullen wij daarin niet onze edelfte belooning vinden ? Of zouden wij, die met onze befchouwingen gedurig in het midden van de werken der Schepping verkeeren , koel blijven voor al het verhevene , wijze en goede , dat zich daarin telkens te helderer aan ons vertoont ? Ik vertrouw derhalve, geachte Hoorders ! op Uwe belangftelling te mogen rekenen , wanneer ik thans Uwe aandacht wilde vestigen op de Eindoog- merken , die wij in de Natuur kunnen opmerken ; maar uit hoofde van den wijden omvang van zaken , welke zich hiertoe opdoen, wilde ik mij bepalen, en wel alleen tot het rijk der Planten , wier beoefening mij in het bijzonder is aanbevolen. Ik wilde alzoo tot U ‘fpreken over de Eind- oogmerken, of duidelijke blijken van Gods wijsheid in het plantenrijk. Hoort mij met toegevendheid „ welke: ik vooral van wege het hooge gewigt van het onderwerp, inroepe, en wel te meer, daar hieromtrent veel minder F is (48 ) is nagefpoord, dan ten aanzien van het Dierenrijk „ dewijl de planten meer bezwaren, in „dezen erken: ‚ uit hoofde van ke beperkte en mindere gevoeligheid, , bp elhor: Bie arcHtet.zal noodig zijn ‚om vooraf over. de, leer ‚der (Biessen mij nader te verklaren. De-Eindoogmerken zijn inde fcholen der Wijsgeeren, reeds van: de tijden der oude- Grieken en Romeinen af, van verfchillende zijden befchouwd en overwogen: verre de meesten hebben dezelve (erkend, doch onderfcheidene. Wijsgeeren hebben -dezelve beftreden , waaronder voor= al de soude Epicúristen ; en nader aan onze- tijden BACO VERULAMIUS , DES- CARTES en anderen. moeten gerekend worden „welke inzonderheid. werden afgefchrikt- door + de “menigerlei „ongerijmdheden, waartoe de -voorltanders der” Eindoogmerken. vervallen zijn. - „Het komt hier: voorzeker aan, wat men door Eindoogmerken ,-door ve- len” Eindoorzaken „genoemd „wil werftaan hebben. Descartes. wilde dit onderzoek: aan de Wijsbegeerte onttrekken, onder het zonderling voor- wendfel „dat wij «onvermogend zijn , de oogmerken van. God te kennen, en wie zal: kunnen loochenen, dat wij in düizende gewrochten der Natuur die: oogmerken geenszins kunnen doorgronden ;- maar. wanneer wij in on- derfcheidene voorwerpen der Natuur een fchakel van behoeften ontdekken , en daartegen zien overgelteld een fchakel van hulpmiddelen „om die. be- hoeften te vervullen ‚dän- zullen wij, mijns inziens, mogen vastítellen , dat zulke hulpmiddelen aanwezig of bepaald zijn , om in die behoeften te voorzien :- dan. zien wij hierin wijsfelijk doel en middel vereenigd. Wanneer eenig voorwerp „niet zou-kunnen beftaan of voortduren , zonder het mid- el, dat deszelfs behoefte moet vervullen , of eenig gebrek moet vergoeden, dan is dit hulpmiddel volftrekt noodzakelijk geworden ; dan betaat dit hetzij geheel of gedeeltelijk , ten behoeve van dit voorwerp ; dan is hierin het Eindoogmerk» van «deszelfs aanwezen gelegen. ol fk zeide geheel of: gedeeltelijk » immers de voorwerpen der Natuur als nen CBD nen tot onderfcheidene. oogmerken beftemd, zijn, en zijn „dit, met derodaad;, en waar wij die kunnen ontdekken , zullen „wij te-meer verbaasd ftaan over de „wijsheid van den Schepper, die wij reeds met eenen. heiligen. eerbied gadeflaan, indien wij,flechts één doeleinde daarvan. kunnen opmerken, Door de opgegevene bepaling, zullen wij vermijden, om onder eindoogmer- ken te rekenen de nuttigheden , welke eene, zaak kan voortbrengen; en die ‚vooral, de, mensch „ de. met, oordeelen bijzondere vermogens begaafde mensch, uit de natuurlijke voorwerpen weet.te trekken, Hier is veel toe- valligs , veel „ waarin enkele verkiezing werkt, en wij bedoelen alleen. het volftrekt noodzakelijke „ om, aan zekere behoeften te voldoen. „Ik meen dan genoeg voor U te hebben. verklaard „ wat wij: door Eind- oogmerken, verftaan ‚om nu te kunnen. overgaan tot aanwijzing van onder- fcheidene Eindoogmerken , die wij in het Rlangearijk moeten, erkennen. , E Laat mij eerst fpreken over eenige. algemeene doeleinden „ die wij _door de planten zien bereikt. ; ik Eenige zigtbare Eindoogmerken aanwijzen in Le ha eotten riete bij- zondere deelen der planten. zis / “ Vergunt mij bij deze voorftelling met zeer éenvoudige en algemeen er- ‘kende « waarheden te begint, ten éinde te „Eerder TENDOE, voort te brengen. 7 } | is Wie zoude zich, onzen aardbol kunnen, voorftellen van alle planten ‚ontbloot, en denzelven niet voor menfchen en‚dieren onbewoonbaar -moe- ten, rekenen. Ik zal nog niet fpreken van het voedfel, hetgeen men aan dezelve verfchuldigd is; maar zuilen, wij, niet de. volftrekte noodzakelijkheid der planten, erkennen , zoo.al niet om, ons eene gezonde dampkrings-lucht. te, doen inademen, en bedorvene. ftoffen op. te nemen z,althans, om ons vruchtbaren regen uit de wolken aan te brengen , en. door haren afval en TER OI | bij C 44 ) bij de verfterving en flooping van hare deelen eene” weldadige humus aan den grond mede te deelen, Brengen zij reeds algemeen zulke heilzame uit- werkingen voort, die onze ‘aarde voor levende wezens’ bewoonbaar maken , zoo zullen wij reeds geene volftrekt nuttelooze planten kunnen noemen 5 fchoon ons anders van vele geen het minfte nut bekend moge zijn. Betreffende de verdere algemeene doeleinden , welke door haar ten be- hoeve van {menfchen en dieren bereikt worden , zoo gedenken wij terftond aan de veelvuldige gebruiken en nuttigheden, welke uit het Plantenrijk worden getrokken. Doch hier, gelijk ik ftraks reeds waarfchuwde , moet men zich vooral wachten voor overdrijving en verkeerde gevolgtrekkingen. Wie kan beweren, dat al het nut, hetgeen ons de planten aanbrengen , alle de genoegens , die wij daardoor genieten , volftrekt noodzakelijk zouden zijn? Hoe veel kan hier ontbeerd worden , en hoe ligtelijk kan eenig ge- mis van dit nuttige en aangename door iets anders vergoed worden. Van alle de nuttige gebruiken „ waartoe ons de planten dienen , zal ik alleen Uwe aandacht vestigen op twee Eindoogmerken : onze voeding „ en genezing van ziekten, Hieromtrent zal toch geene tegenfpraak kunnen vallen. In eene befchaafde maatfchappij, want ik moet hier woeste vol- keren uitzonderen, bij welke alle ontwikkeling hunner zedelijke vermo- gens, de eigenlijke beftemming van den mensch , nog „geheel ontbreekt ; ik zegge, in eene befchaafde maatfchappij moeten ons de planten het voor- naamfte onderhoud verfchaffen. Hier zijn dus behoeften , die alleen door dezelve kunnen vervuld worden, en wat vloeide uit deze noodzakelijkheid voort, hetgeen mede zoo algemeen wordt erkend en gevoeld „ dat name- lijk de mensch, die over de geheele aarde is verfpreid, ook in alle ver= fchillende gronden en luchtftreken het noodige voedfel in de planten moest kunnen vinden; en ten andere, dat de gewasfen door alle jaargetijden hem bij opvolging konden voeden. Hoe overvloedig nu wordt door den liefde- rijken Schepper in alle deze behoeften voorzien ! Ge- C 45 D „Gelijk ik dit tot Uwe herinnering (lechts behoefde aan te (tippen „moet ilk ook met. een enkel woord gewagen van, de geneesmiddelen „ welke. de planten opleveren. “Beltaan er-ziekten, wier genezing alleen van. het gebruik > van” bepaalde planten kan verwacht worden , wie zal. dan in dezelve het doeleinde ontkennen ? Hier is dan weder eene behoefte, die langs geen? anderen wegkan vervuld; worden. _ Zullen wij. ook « niet gaarne ‚de verzekering van, Genees- en Heelkundigen aannemen, dat elk land en lucht{treek in. de planten , die aldaar geheel eigen en inlandsch zijn „de beste geneesmiddelen aanbiedt voor. ziekten „ welke uit de ligging, gronden en. het klimaat dier landen voortkomen, — Zullen wij Nederlan- ders niet met dankbaarheid erkennen , dat wij tegen het /córbut , waaraan wij--door ons vochtig luchtgeftel zoo zeer onderhevig zijn, de weldadigfte geneesmiddelen in de planten van onze lage gronden aantreffen. — De Na- tuurkundige soLANDER bouwde, zoo zeer op deze algemeene waarneming „ dat, hij. verklaarde, dat ‚hij uit den overvloed van planten, die in eenlg gewest. natuurlijk groeijen , gemakkelijk kon opmaken , aan welke lands- ziekten de inwoners van dat gewest onderworpen waren. Laat mij nu met onze. befchouwingen overgaan tot het Dierenrijk „ het- geen. zijne behoeften mede zoo ruim in de planten vindt vervuld, Hier doet, zich de natuur meest in haren oorfpronkelijken en zuiveren ftaat op: Hier. worden wij-althans niet gehinderd door veelvuldige kunstbehoeften „ die; alleen „het werk zijn van den menech. Hoe vele zijn de dierfoorten, die alleen van planten kunnen leven , welke ieder in de haar eigene lucht- ftreek, en in alle jaargetijden voor zich bereid vindt, voor zoo verre zij niet door eenen winterflaap voor eenen geruimen tijd alle voedfel kunnen ontberen. Letten wij op de foorten van gewasfen , we'ke menfchen en dieren nut- tigen, ‚ zoo ontdekken wij hierin éen opmerkelijk verfchil „ naar gelang \ van F 3 de C-46 ) de onderfcheidene behoeften gewijzigd. ‘De Dieren, vooral die tot onze — Landhuishouding. behooren ; voeden, zich vanvoverblijvende planten „die geene: jaarlijkfehe. kweeking ‘behoeven; van. derzelver bladen en ftengen's inzonderheid van grasfen, welke zij „gedurig afknagen „ waardoor deze planten telkens nieuwe fcheuten en uitfpruitfels maken „die deze dieren bij opvolging rijkelijk. voorzien. … Zij konden -niet. zaaijen , noch maaijen, noch vergaderen in de fchuren: zij vinden alles voor zich verzorgd 3 maar de mensch „ zoo talrijk over “de aarde „verfpreid ‚ zou niet kunnen” beftaan:, indien’ hij geene gewasfen kweekte , waartoe hem zijne vermogens zoo guï= flig ten dienfte ftaan ,- en-de meeste dezer planten zijn eenjarige en’ wier zaden hem woeden, zoo als granen, peulvruchten: en anderen „die dus binnen ‘kort geheel. zouden vernietigd -wezen , indien de mensch dezelve door den akkerbouw niet ín {tand hield, Den mensch is derhalve aange- wezen „ dat hij door eigen arbeid den grond tot vruchtbaarheid: moet dwingen „terwijl de natuur zelve voor de dieren hunnen disch heeft toe= bereid „waaraan elk zijne keuze vindt naar gelang van het: kimse in= ftinkt , waardoor ieder dier gedreven wordt. ern Hier moet ik gewag maken van proeven , genomen door den bnolwel:- lijken LINNeus (*) , die zijne onvergelijkelijke natuurkennis altoos ophet gemeene. leven zocht toe te pasfen, Ruim 800’ inlandfche planten der na- tuurlijke weiden „wierp hij aan paarden, runderen’, varkens”; ‘fchapen”en geiten voor , om te ontdekken , welke zij aten , welke zij weigerden. Maar zeer weinige’ werden door allen“ genuttigd , en de meeste planten door twee OR. Bit Lis Batt es COUG «HOEY ,*) Zie den zoogenoemden. Pan, Sugcuss eene, Disfertatio van No Le:HESSELGREN , dae LINNEUS verdedigd, ‚waarin, de proeven van, Denzelven zijn opgegeven. in LINN EI Amoenitates Academicae. Vol. IL. nog nader opgehelderd, vooral ten aanzien der bota- nifche namen der Planten, door SCcHREBER‘in Vol. Xa ae _ of” drie»:geweigerd, - Daar. alzoo het: eigen inftinkt van elk dier , hetgeen uit zijne’ bijzondere „bewerktuiging,. ontftäat ‚ hem gewasfen tot zijne. voe- ding „doet verkiezen „met verwerping van alle-andere „ zoosis hierin een van de “Eindoogmerken: sdezer: an mer omdat het dier anders niet zou kunnen beftaans — > Rs EREN Wile gij een bijzonder afdoend bewijs, et het tien van een dies gelest van: ééne plant kanaf hangen , zoo gedenkt;aan het Rendier „dat voorde bewoners, -der noordelijk(te landen het meest onmisbare huisdier is, voor= al gedurende de vele barre wintermaanden: in-deze landen.’ Waar zal hét Rendier alsdan woedfel vinden, waarvan de Laplander en Samojeed. geene voorraadfchuren ‘konden aanleggen ? Onder -de- dikke fneeuwlagen is de aarde. bedekt «met een dik. tapijt van witte, mos , hetgeen juist dan welig groeit emv: bloeit. Het dier krabt,met zijne pooten de {neeuwlaag weg en vindt in «dit »mos „met regt-rendieren=mos „genoemd „ overvloedig zijn geliefkoosden «onmisbaar. voedfel. len zal’hier “aan het k Kindangolkk kun= aen twijfelen:? nitraat abgarien wac val zo Ikvzeide in hin keb dat niet eene! Bt als nutteloos kan mee worden , maar. hoe vele bijzondere doeleinden zou. men gewaar worden; wanneer, men meer. acht floeg «op de zorg „welke: daarin voor de dieren genomên is. Wien, bijvoorbeeld „ fchijnt het geene verkwisting toe „ wan- neer «wij van den olm- of iepenboom vinde lente, die menigte’ gevleugelde vruchtjes „-weike vn éénen boom meer: dan een ‘half millioen kunnen-bedras gen , als blaadjes , zien afvallen; die wijin lanen en langs onze grachten vertreden , en die , wanneer zij allen opgroeiden , welhaast onzen geheelen bodem- met nee zouden bergi maar bet zijn de menen welke hierop gretig: azen.” B rn ha rd ‚U ie dS hi N wils nú) Laat ons nu tot de kleinere dierenwereld afdalen. Zien wij vele platten des avonds hare bloemkelken fluiten , wij zien ook andête, dië zich ‘dan eerst geheel openen en gedurende den nacht hare aangenaamfte geuren ver- C 48 j) verfpreiden. Gedenkt hier aan de nacht-kapellen en andere infekten ; dic alsdan te voorfchijn komen; hierin fappen en andere voedingftoffen vin- den, en door de uitwazaming dier nachtbloeijers naar dezelve geleid worden; terwijl de dagbloemen als dan voor hen gefloten zijn. Merkt verder op , dat de bloemkelken van deze nachtbloemen effenkleurig zijn „, zonder ftrepen of vlekken. Zou dit ook misfchien bevestigen , hetgeen, waarop de naauw- keurige bloem-ontleder CHRISTIAN KONRAD SPRENGEL (*) ons opmerk= zaam” heeft gemaakt ? Hoe, namelijk, de gekleurde ftrepen en vlekken in de. bloemkranfen , die bij den dag geopend zijn „ meestal geleiden naar fapbui- zen ‚, waar bijen en andere infekten voor zich een’ rijken voorraad vinden; dat deze ftrepen alzoo voor de infekten zigtbare wegwijzers naar deze fapbuizen zouden zijn. Bij de nachtbloemen zouden althans deze ftrepen geen doelwit hebben, en hierom in dezelve niet gevonden worden. Dit zij echter allezins aan de verdere nafporingen der Plantkundigen aanbevo= len. Één onzer beroemde geleerden (f) wist geen antwoord te geven. op de vraag, waarom de prachtig bloeijende Cactus grandiflorus alleen des nachts bloeide; maar zal het hem niet bevredigen , wanneer wij hierin eene zorg voor de nachtkapellen ontdekken, te meer uit hoofde der wel- riekendfíte balfemgeuren , welke dezelve dan verfpreidt 2 „Nog zigtbaarder zien wij een eindoogmerk bereikt ten behoeve lien in= fekten , welke alleen leven op ééne plant, en op geene andere worden -ge= vonden. … Het infekt, de Cochenille , vindt alleen zijn beftaan op de Cac» tuseplant ‚die hiervan haren foortnaam ontleent. Deze is voor het kleine dier Nan 65 In zijn werk : Das oladeade KOS: der shells der Blumen, Berlin. 1793. 4LOe , k peterik ' é fj CH) Profesfor JOAR, CLARISSE ‚ bl. XXxr van zijn voorberigt, voor w. PALEN, Natuur- tijke Godgeleerdheid, 18ro, 8vo,. door Denzelven vertaald en met zeer vele bijvoegfels en | Aanteekeningen vermeerderd, C 49 ) dier zijne geheele wereld. De zoogenoemde Papen-muts, Evonymus eu- ropaus , wordt in onze bosfchen en hoven door een eigen rups jaarlijks in hare bladen geheel afgeknaagd 5 terwijl deze de boomen en heesters rondom zich verfchoont. Talrijke andere voorbeelden. zoude ik hiervan kunnen opnoemen „en de Infectenkundigen hebben dit allen zoo zeer er- kend , dat zij deze infekten benoemen naar den naam van zoodanige plant. Wanneer dan zulk een gewas niet beftond, zou ook het infekt. niet kun= nen beftaan. Even zoo verftrekken duizende planten tot ftand- en woonplaats van andere planten , en die alleen op dit en geen ander gewas worden gevon- den en daarvan gevoed. Onder deze komt voor eene geheele rei van kleê- ne mosfen en paddeftoeltjes , die te regt hunne foortnamen ontleenen van de plant, die hen voedt en aan welke zij afleen hun voortdurend beftaan verfchuldigd zijn, / 1E, Het zijn niet alleen deze en zoo vele andere Eindoogmerken ten dienfte van mensch en. dieren, welke de planten aanwijzen ; wij vinden die niet minder in hare zamenftelling en bijzondere deelen , waarvan ik U eenige voorbeelden moest opgeven. „Het is eerst federt anderhalve eeuw „ dat de wijze van bevruchting der planten door. vele “waarnemingen aanmerkelijk is toegelicht. Alle zigtbaar bloeijende planten bevatten in het midden van hare kelken of bloemkranfer- fijne draden, aan wier top zich buideltjes bevinden, met een zeer fijn ftof. gevuld, zoo als in de Tulp, Lelie en Keizerskroon vooral zigtbaar is. Tot in de rzde eeuw “werden deze-ftofdeeltjes zoo weinig opgemerkt, dat men ze bij de toenmalige befchrijving eener bloem niet vermeld vindt , en‚ik verbeelde mij, dat de Epicuristen van ouden en lateren tijd- al fpot= tende zullen. gevraagd. hebben: Zal dit ftuifmeel ook al'zijn bijzonder eindoogmerk moeten hebben? Het is, vooral nadat de groote LINNEUS was opgeltaan , thans beflist, dat dit ftuifmeel in zoo verre gelijk ftaat met het mannelijk zaad der dieren „ dat hetzelve „ zich werpende op den ig: G ftem- C 5e ) itempel , welke door eenen eigen draad gemeenschap heeft met het vrucht- beginfel „ hetgeen, zich „in het middenpunt der bloem bevindt ‚ dat „ zeg ik,‚‚die (uifmeel alsdan het vruchtbeginfel doet uitzetten en rijpe zaden voortbrengen. De. wijze ‚waarop dit ftuifmeel op den ftempel en het vruchtbeginfel werkt, moge in vele opzigten , althans in onderfcheidene planten „nog. onverklaarbaar “zijn3. genoeg: is het, dat hetzelve wolftrekt noodzakelijk is, om de plant aan hare groote. beftemming ‚ van rijpe zaden voort te brengen, te doen beantwoorden. Wij {preken dan nu te regt van. twee onderfcheidene kunnen in de plan- ten, en ftaan verbaasd wegens de overeenkomst in de voortteling van planten en dieren. „En nu verklaart zich tegelijk de zorg » waarmede deze - mannelijke en vrouwelijke geflachtsdeelen befchermd worden, epe nog zeer veel (tof tot nafporing aanbiedt, tal _ Waar de ftof buidels zich binnen de bloembuis befloten vrinden ‚ zijn zij meest klein «en‚teeders „dikwijls zonder „ of aan zeer kleine: meeldraden ! ‚ge. hecht en. veel. beveiligd; door een gewelflel van klieren , ‘hare of tanden aarì, den mond der-bloembuis. Is daarentegen het ftuifmeel geheel bloot; of aan lange draden buiten den bloemkrans uitftekende, zoo is dit {tof te rijker en menigvuldiger „in een fteviger -buideltje opgefloten:-en-aan zwaar- dere - meeldraden „gehecht;,. waarop het. te veiliger.rust , terwijl dan ook doorgaans. de vrouwelijke ftempel groot is, en alzoo te gemakkelijker het ftaifmeel opneemt. ‚ Hoe «algemeen is reeds opgemerkt,de- poging der meel= draden „ omzich ‚naar het vrouwelijk deel te wenden, zich hier naar te krommen „ en shet {tuifmeel uitgeworpen hebbende ‚weder naar de wanden van ‚den bloemkrans. terug-te wijken : ik kan hieromtrent in geene-meer= dere, bijzonderheden ‚treden, Vinden -wijin-deze opzigten {ommige afwij- kingen: zoo-laat ‚Ons nict rùsten, met onze/waarnemingen „: ere, wij welhaast: het. gewaande gebrek zullen zien verholpen; „oane „De beide geflachtsdeelen. vinden eene voorname befcherming in den: bloks krans, maar deze is teeder , tenger en niet beftand „-om al het leed , dat uit € 3 uit den dampkring kan ontftaan, van deze deelen af te keeren. In:dit gebrek is weder voorzien door een tweede bedekfel’, den” groenen”kelk die “den bloemkrans’ digt om{luit, en , van eene“veel vastere zelfftandig= heid zijnde „ de noodzakelijke befchutting verleent. Gij zoudt mij kunnen WER, dat bij zeer vele deze kelk ontbreekt: herinnert U weder: ide Tulp en Lelie, Is dan de natuur hier te kort gefchoten ? Neen #: die bloembladen’ zijn veel fteviger; ; Vvân “echie veel “ vastere ’ ‘zelfftandigheid en faprijker , dan de blöembladen der gekelkte” blóemen ; 2000” vin het’ goral van den kelk op eene andere wijze is voorzien, , LEL TIk’ wacht nog eene andere tegenwerping. Wij zien if’ de roos; peerd bloefem en zeer vele andere’, het vruchtbeginfel , dat hoogstgewigtig deel der plant, niet binnen, maar geheel onder den kelk en ‘bloemkrans ge plaatst. Het kan dus van de befcherming dier deelen niets verwachten doch het doel is ‘hier niet: gemist: zulke wruchtbeginfels hebben die 'be- fcherming ook niet van noode, want zij vinder ‘die’ in eene ‘hardere huid, fchil of digt omkleedfel , hetgeen bij deszelfs” uitzetting overgaat of in een vleezigen appel of faprijke bezie, of harde zaaddoos , waarin’ de zaden alle leed van buiten kunnen verduren. hid _De zorg voor het vruchtbeginfel vertoont zich mede zeer piuidebeid in „de boomen en peulgewasfen, wier. bloemen ,naär cen vlinder gelijkende Gij U gemakkelijk! Zult “kunnen” voorftellen. «De zaden: van“ deze talrijké Planten-familie, die meest cetbaar zijn voor mensch of- dieren; worden in het nog onrijpe peultje À waar zij reeds een dekfel vinden, verder befchut door de meeldraden der’ “mannelijke deelen „ welke, als een -digtgefloten’ koker „ het geheele nog teedere peultje omvatten ‘en befchermen. Dit fcheen nóg ‘fiet genoeg: de bloembläden fluiten’ zich mede vast vom dezen. — koker „ en “het is‘ zoo juist ‘dóór den’ natuurkundigen Godgeleerden; PALEY Ke opgeimerke, se & ele” reti herr het he ver bloems afte ‚ blaade, pap Ta Ï 6): Zie en werk, bl, ape Noot f reeds angehaald, he „g5t, Ae GER OEIW g9erttre C 52 ò blaadje, „dat als, een vlagje boven uitfteekt, hunne ruggen beftendig naar den „wind keeren, wanneer de koelte. hard genoeg opblaast, om aan de teedere deeltjes „ waarvan de rijping van het zaad afhangt , eenig gevaar te berokkenen, … Daarenboven de dikke fchil der peul zelve, hoeveel bevei- liging vindt daarin het verder rijpende zaad. „Ik. ‚heb ftraks gefproken van de onderfcheidene kunnen, die evenzeer bij de planten. als bij de dieren plaats vinden. Bij de dieren, die zich vrijelijk, bewegen, zoekt de man het wijfje op, om te paren. Bij de planten, die aan den grond zijn vastgeankerd, was dit onmogelijk ; maar hoe „wijsfelijk is in deze behoefte voorzien, Hetgeen bij de hoogere dier- rasfen zeer zeldzaam is, dat de beide geflachtsdeelen in hetzelfde dier voorhanden zijns, dit, tweekunnige ontmoeten wij in verre de meeste plan. ten. Hierop «zijn echter vele uitzonderingen. In eenige komen de ge- flachtsdeelen in onderfcheidene bloemen voor, en. wel of aan dezelfde , of aan onderfcheidene planten; maar ook dan zijn de mannelijke bloemen veelvuldiger „ en ‚vooral rijk in ftuifmeel , waardoor de vrouwelijke bloe- men. te gemakkelijker bevrucht worden. …— Vielen niet elke lente onder uwe aandacht de els, de hazel- en okker- noot, waaraan, eer dat. de bladen te voorfchijn komen , vele bloem- ftaârtjes en -fchelletjes. wapperen. Zij zijn de enkel mannelijke bloemen , die «thans. -door. geene bladen verhinderd worden ‚ om het-rijke ftuifmeel op de lager geplaatfte vrouwelijke bloemen te. doen vallen. Gij zoudt misfchien.- oordeelen , ‘dat deze wijze fchikking niet was in acht genomen bij dèn pijn- en fparreboom , die mede zulke onderfcheïidene bloemen dragen , doch waarhet ftuifmeel door de veelvuldige bladen, waarvan deze boo- men „ vooral vin} hunnen. bloeitijd ‚altoos voorzien zijn, fchijnt verhinderd té” worden „ » omde, vrouwelijke bloemen te bereiken ; doch waar is rijker ftuifmieel „hetgeen op de Alpen zelfs geheele wolken uitmaakt, die de ge- vallen: regen opneemt, welke hierdoor geelkleurig wordt 3 terwijl ook de harde ;fmalle en gladde bladen te minder het ftuifmeel ophouden , en bij geringen wind reeds doen affchudden. p In C 53) ‚In-die gevallen „- waar de: bloemen-van onderfcheidene kunnen „ op twee verfchillende planten hunne. woonftede, gevestigd hebben, treft men , ze beide“ doorgaans-op seen geringen afftand. van. elkander ‘aan „en. ter, over brenging van het ftuifmeel zal de hulp van den wind en van infekten,niet kunnen geloochend worden. „Er blijft echter, ik erken ai omtrent de bevruchting van dezen, nog- veel onverklaarbaars over, maar zal,het niet meer, onze verwondering op- wekken , dat bij eene zoo fijne bewerktuiging en kleinheid, van deelen , als die-der vruchtmaking, ons zoo veel aanbiddelijke wijsheid in de oogen ftraalt ‚dan- dat wij, wegens het ondoorgrondelijke, hetgeen er avec eenige klagt zouden voeren, Eris echter ééne plant van. deze klasfe „ wier. wijze van ‘bevruchting ik U moet aanwijzen ; en. waarover een iegelijk , wien dit nog. onbekend was , zich verbazen. zal :‚ ik. bedoel, „de waterplant, Wallisneria fpiralis, die in de ftroomen vanhet Zuidelijk, Europa. groeit en hare wortels in den, bodem, heeft” gehecht. De- vrouwelijke. plant, heeft eene veerkrachtige , fchroef=, vormige «teng „… welke rekt of krimpt, naarmate. het, water: rijst of valt, en waarmede zij bloeijende zich verheft tot_de oppervlakte van het water, De mannelijke plant. houdt. zich aan. den bodem onder, het water; maar - wanneer hare bloemen gereed zijn „omzich te ontwikkelen, fcheiden die bloemen. zich van de plant af „rijzen, opwaarts tot ‚de oppervlakte des waters, en drijven >naar, de vrouwelijke bloemen, die het thans geheel ontwikkelde. ftuifmeel‘ opnemen: sdeze , bevrucht. zijnde „duiken met hare fpiraal-fteng-onder het water, om, aldaar het zaad verder te doen rijpen, , Is er voor de vruchtmaking met zoo veel wijsheid gezorgd, even zeer vinden ‘wij ter befcherming’van-andere. teedere deelen, de grootfte zorg; ge- romen. Ik behoeve hiertoe„uwe aandacht. flechts te leiden op de knoppen etv-botten van: boomen en, heesters. … Moest ik hier aanwijzen, hoe in deze botten’-de’ kiemen of-beginfels, der bladen, zijn. opgevouwen , in- of opgerold, ingeplooid of ingepakt, met zulk eene ineengedrongene digt- G 3 heid, C 54 ) heid, welke geerie” menfchelijke, kunst inftaat is-na te volgen: hoe: dit alles gewijzigd is-haar de werfchillende grootte „ vorm en zelfftandigheid. der toeköniftige bladen ;- zoo zoude * mj pf zeer vele eran moeten inlaten{- v> our atb ni glue pos ve AED) age anger Lig Dat digt oprollen en lbeaikee was in de seer nog niet genoeg. zaam ‚ om” haar een veilig- winterverblijf te, bezorgen: In- dikke ‘vleezige of houtachtige blaadjes worden en al verder: antenne «die veelal met nge taaïje ftof “zijn” vastgelijmd, onis we wel wijd. oon sas ji» staf ‘Deze botten verfchüllen tiaar tab van de onderfcheïdene bendehenië en” hier bovenal ‘zijn de eindoogmerken- ons zeer duîdelijk’ voor oogen’ gefteld.! Aan den els zijn alleen de bladen, maar geenszins de bloemen vooraf in» eene-“bot-befloter «geweest: «Hebben. dan” deze bloemen 4-die in de: vroege lente bloeijen , „geene befchutting: noodig gehad? … Neen : zij vonden: die: in’ de- digt opeengedrongen ‘bloempjes met hunne’ dikke: kelkfchubjes.„Laat- ons ‘bok’ niet onopgemerkt voorbijgaan.het verfchil van grootte, dikte eri ftevigheid « van onderfcheidene’ botten. De zoogenoemde Kastânjeskinaen! de” Linde hebbén”weél' zwaardet-botten , dan de: Eilen-Okkernoot 4 boos, men; “allen ‘tijk in’ groote bladen.’ Zou de: reden -van (dit verfchil„ook, hierin gelégen “zijn ;’ dat het houten de verdere deelen wan den-{tam’ van’ de Rastânje-kina en Linde veel weeker. zijn „meer wijde: vaten en de, fap. pen daarin éé {nêller ‘omloop hebben, dan: in den’ Eil en Oklkternoot. „De: nög ‘niet “ontwikkelde. bloemen en, bladen vder twee: eerstgenoemden „wier; bladen’ “óok'* minder vaste’: zälfltandigheid. hebben” hebben” dus. tegen” de onheilen van den winter gens jep rene „dan de twee. laatst=" genoemden. TE FONTEE HIDE IVOOR Fald st urv Hote ej 3 “Gij zoudt mischien” abe vaarde mabgevetitaët “bedoeling der Mina wordt wederfproken “door “ de’ natuur zelve, daar zij aan vele boomen-en; heesters te vergeëfs BéZocht worden. Ts’ hief dan niet-een dadelijk ‘gebrek, aanwezig? * Neen’: !wij- durven ronduit tears dat de abos hier drsn doeleinde Zouden ‘hebben. - ê oid EN BR ao Dit ( 55 ) Dit. is, inzonderheid „het. geval bijde boomen in,heete,luchtftreken » „des zen hebben geen winter te. verduren ; waarom. zouden er dan, botten, voorr, handen zijn. Nog meer: errzijn, ook,in.de Noordelijke Landen eenige heesters , «die hiervan. verftoken … zijn „zoo als onze heiplant.en andere , maar hoe vast en ftevig zijn hare bladen, welke zich ook woor derzelver, geheele ontwikkeling zoo digt NN is zij daan. de Bane bes, fcherming vinden. „ono „Verder zou ik U eben, dens tart kk de, planten; met ide en zwakke ftengen „in haar „onvermogen ‚om zich „naar, boven te heffen: „ worden onderfteund,, of door zich, te-flingeren en-te wenden. om, andere. _ planten „of zich „daaraan te hechten door klaauwieren of fchiroefdraden , door, haakjes , of telkens, uitfchietende worteltjes. Bij gewasfen met eene boom-, aardige of flevige (teng, die zich zelve kan onderfteunen, vinden wij zulke fteunfels niet; maar: éen bijzonder ‘geval is hier-zeersopmerkelijk. De wijnftok heeft eene houtige fteng en dus geene klaauwieren, maar wel aan de-rankén «: deze zouden ter zwak “zijn, Óm°de' rijpe zware: druiventrosfen te ‚dragen 5. -zij zijn door deze fchroefdraden vin-ftaat; zich «om andere taks: ken en ranken heen te flingeren, en de’ Bedvendronte ‘kunnen’ nu daaraan” ongehinderd: hatigéniedd nob iss loob sat SBafrip gaiitsfini sssb ooS. -sOmtrent de bewaring: der end en de veitvaddige middelen; waarvan «dé: vruchten “en’zaden zijn voorzien 3-”om zich algemeen te verfpreiden ; zoude) iks evenzeer” als,in andere deelen ders planten geene minder wijze voors: zorgen doeleinden: “U--kaúneno aanwijzen; maar” ikvmoet ten einde {poes densv= dk shoop:-mijned taalò völbragt vens Usdoor fprekende-daadzaken: overtuigd. te hebben, dat bij de planten niet minder dan bij de dieren zich duidelijke blijken van Gods aanbiddelijke wijsheid aan ons vertoonen. Deze zijn alleen te ontdekken doorweelvuldige naauwkeurige waarnemin- gen, waartoe voor den Natuurkundigen nog een ruim veld is overgelaten. „Er is nog zeer veel voor ons verholen , maar wij zagen, hoe de vorde= ringen in de Natuurkunde ons behulpzaam waren, om hieromtrent eenige lichts C 56 ) tichtftralen in te winnen: laat ‘ons dan ook met dit doel onze nafporingen voortzetteri, en alzoo medewerken tot verheerlijking van den grooten Schepper , den liefderijken Verzorger van alles. Stellen wij ons hierin’ ten voorganger den grootften Natuurkenner der vorige eeuw , den onfterfelijken LinNeus, die ons beftendig heenwijst naar den hoogen Oorfprong van alles en Denzelven uit zijne werken nader leert kennen; die, geheel van Godsvrucht doordrongen , zulk een gevoel ook “allen zijnen leerlingen zocht in te ftorten , en‘die aan het hoofd van zijn natuur- en plantenftelfels ‘deze verzuchting van den Heiligen Pfalm- dichter plaatfte, die wij ook gaarne de onze zullen maken: , Hoe groot „Zijn uwe werken, o Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt ; »„ het aardrijk ís vol van uwe goederen!” — Ik heb gezegd. , Na het eindigen dezer Rede, zeide de Voorzitter: : Mij- blijft thans over , de dank dezer Vergadering, welken ik uit haren’ naâm betuig aan den Spreker voor zijne Rede, en aan den Secretaris voor zijn -volbragten arbeid in ons midden. Zoo deze inftelling almede ten doel heeft, den beid der wetenfchap- pen „ dien nieuweren band te verfterken „waardoor zij tot-de gewone ‘be- drijven van het leven, meer en meer naderen „ om wederkeerig daaruit’ voor zich nieuw voedfel te ontvangen 5 „zoo mogen wij de hoop koesteren, dat ook het gehoorde ‚op dezen dag-en de: openbaarmaking van bemoeijingen inde. twee laatstverlooped jaren „tot dit doel weten zullen tbe zijnen 7: sor nd int E gene VERSLAG NEGENDE OPENBARE VERGADERING DER EERSTE:KLASSE VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN. Gedrukt voor — DE LEDEN DES INSTITUUTS. Erol ner ie ne dn oek de dit sik wed ai ved aten recike SBEVAN Hie: ae nb Stef Es da zelbeehg Vein van oid 5 à onad LADAE Kete albe. his U, heugt kens ile regele ns iedee adonke: ee zes hik REEN en wt gie ike zode KS 5 et, de hr heere dat PR dd heek Je dn nd bit ee, Se marhe ner dl arr BEAN, zige À haiss TUUTITENI DEVA AIAEOAV-ULLIMIA Ta HN Gan eee IA din en Vi lenende bede besbdeldn at or kin Bett en te Spaghee vaars ade Rederi | 4 5 aanUAATd a AE AARD VV MAY zo arenU a an00md An sia el is iseen ME x î sereh tr aap vn hs lea tene, ene RR inbel en ae weuuretenn heike vaas ; VERSLAG VAN DE N EGENDE OPENBARE VERGADERING vers staren ee DER EERSTE KLASSE WIGOW. ITR 8 wanniaas alb Hes neaas ib MAND gmt zedoors stork rev vil eavoduneds ós attiaded dr otés 1 d HET, KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE. INSTITUUT „VAN, WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE, „EN, ‚SCHOONE KUNSTEN. 910 VT 9501 ii 5 Istsvad.rigoh „ba Mov. basteosg “ns: foolioo nii stede oli: ouv. mobiel Viridian vib 330018 91199 nschertud ‘sodsngrbiodblefisg: ensgio ad” ssladey ob qo 5 vr Je í f { Dae Vergadering , wegens de, 3 viering, vanhet. vijf. en twintig jarig beftaan ‚des Inftituuts , onder, ‚koninklijke. bewilliging niet gehouden, zijn- de. ie. op den, 26ften Janvarij, des, jaars. 1833 befloten ‚het, Verflag, herwelk, in, dat jaar door „den Sekretaris , bij, „openlijke voorlezing „zour de, hebben. moeten, gedaan „worden hi alleen, in druk te doen, opnemen voor de, Leden des, Infticuuts. lende diftong N Hett laoos: zl yyeb olur yAoft zóras vaitore Yeni ierlurdhnOrte JERI cabrow!Bliwiden asli: saiu nefiin, dab toch 20° ROL IE abgosmbads mein vsi ttijoon aat vet abadeinrao HER 10 gf zes ern: Á 2 Bij dh AJAM MILAAT AN AHV. af AAAAALO AC [ADEN Je Ed Fe re | Bee A dà AL Bi ak ij het vastftellen van den inpost op belastbare voorwerpen , is het gewis van het grootst belang , datsaan den eenen kant de ingezetenen niet in het geval komen, van in eene fchatting te geraken boven het jgeen! de | wet. wordert „) Ce at. \den'lauiderén- kant „! ’& Lands. fchatkist door koatdee getduiking, geene fchade Wide, „Zoodanie vaste bepa= ling is” échtef” voör * vêlè voot werpen. tang t a geene ‘gemakkelijke zaak. Natuur- en Schéikunde mhoetén menigwerf ter ‘hulp ‘geroepen worden , en eifchen dan nog een fijn oordeel en geoefend verftand , doch bovenal eene groote naauwgezetheid…in-het-wel-onderfcheiden van alle omftan- digheden, die op de gehalte en eigene gefteldheid van het belastbaar kton: invloed konnen hebben, j (| Zoò zulks waar is vafi’ eenig voorwer ‚ dan voorzeker van het keu- kenzout. De betekening ‘toch van den 'actijns voor dit Zoüie ís z00 geheel wankelbaar wanneer mên’ niet uitgaat van vaste natuur-en fcheikundige “beginfëlen ,' ‘dat het ten alle tijde van het hoogste. gewigt mag “gerekerid “worden , diën grondflag niét te’ verlaten. Het geldt hier immers een zeer aanmerkelijk gedeelte ‘van het inkomen “voor den Staat, ontfpruitende uit ‘den: accijns eener ftof , welke dagelijks zoowel door den armften, als door den rijkften niet alleen gebruikt wordt , maar voor bëidèn onmisbaar is. Een accijns, die, meer bedragende dan on € % dan “de vwdarderwanohet «zout: zelve „> even daardoor ‘den; min „eerlijken zoutzieder zoude kunrien “aanleiding s;geven tot,het-opzoeken van mid- delen „ om denzelven ,- zoo mogelijk, te ontduiken ;, maar: tevens „een àlkcijns",;- welke; indienhij"nietzop onbetwistbare; natuur-en fcheikun- dige “gronden gevestigd is „laanleiding- kan-geven:j-dat de eerlijke „Fa+ brijkant veel” nreer „ “danvsde » wet: vordert „ “belast wordt ‚ja zelfs ber boet voor ° “onderftelde fmokkelarijen’, „welke hij, ldsndaad niet „heeft bedreven 2 !biclkaboll gimab na aa valin, sis Bisa aes anos “Een van »’sRijks: Ambtenaren heeft-aan dit dubbel. haet willen, te gemoet “komen” en-daartoe eenen vochtweger „uitgedacht ‚en aanbevolen , welke alle „gebreken -misfendë uit -de foortelijke; zwaarterder pekel, met zekerheid zal aantoonen ; hoeveel voor accijns, vatbaar zout dezelve ber vat. Daar echter uit de verfchillende temperatuur van het. vocht-;-met die! des»dampkrings- en, metandere „omftandigheden, in verband,:ftaande , eenige “dwalingen kunnen: óntfpruiténs, \hieeft „hijver. eene ‚correctiestafel , bijgevoegd, waardoor hij. oordeelt; dat,die iisemel wen, kopen wagar wórdenaon su 1107. 301 Ssi Het: mierendierst het atailen sder Eerfte Klasla lin arg op deze uitvinding verlangende te, vernemên:, is. er-dien,ten gevolge; metde meeste naauwkeurigheid eene reeks van, proeven in het werk gefteld ; eerst „met “zuivere ‘pekel, van fijn „en van’ grof keukenzout’, gelijk -zij in den handel-voorkomen, „en „bevonden, dat. voor beiden de aangeboden vóchtweger: de geheele kwantiteit der zouten, tamelijk wel opgeeft. „Maar zál die mu -óolo: het geval zijn ‚wanneer, met „dien. vochtweger de pekels onderzochte worderis; zoo! als-zij-in de Roniketen, voorkomen, tot wier onderzoek het werktuig eigenlijk beftemd, is? ; Om! zich hiervan. te: verzekeren, heeft. men tweederlei baki, uit eene Zoutkeet ‘te’ Utrecht; en-door;den vochtweger , „en, daarna fcheikundig ohderzocht; „vooreerst, zoogenaamde,/choone „pekel, waaruit het zout A 3 nog CC é:d nog’ “woest worden v/gezódemys en sten=tweede ;5:zoogenaamde vuile pe- — keb, nuit welke mens geen: genoegzaarüìvizuiver gekristallifeerd} keukenzout _ woeer seas (token; modinbzao 93 , Aifogom oos, novlasnsbs mo …… nstsb -uiVerdelijkende proeverrs):-zoovdnet densoaangeboden;; vochtweger 3:-als feieiktiridig ondetnomen ;;met’ zoogenaamde. fchoone-en ‚vuile pekel „‚le- verdenio:geene “Bunttiges!uitkomften v ter vaanbeveling „vans dat„werktuig. Volgens rddr-vöchtweger immers „belioofdénver: inhet „Nederlandfche, vat Schoone ‘pekel aanwezig te zijn twee en dertig Nederlandfche,ponden voórllaecijns” vatbaar bzout zetefwijl defcheikundige; ontleding dechts ofigeveer u megentiën: “Nederlandfché ponden” daaruit‘ te-voorfchijn bragt, &ri”t alzóo: toònde y- vdat vér ruim! drie achtftertê- veelvaan. belasting zoude zijn beraald geworden yzoo'! men op vdé aanwijzing: des vochtwegers zich Verlate! Iid,torl asv rmasrsegenot „obmallidshiaw abt gi, soteloo mel „Jav ‚ Der bitllag der proeven metsde vuile pekelsbevestigt volkomen „, het- geen-sdiermer vide Jchôone pekel geleerd ;hadden dat! namelijksde vocht weger” de)! ware» hoeveelheid voor accijns vatbâar zout inde ‚pekels niet met eenige zekerheid kan aanwijzen. De vochtwegerrsdùidde hier, eene hoeweelliëid:) van, meer” ddie drie venv!dertig Nederlandfcheporiden>zout per sVatodaris terwijl er- zich “flechts-ao8 ponden ‘waar: keukenzout in bévohiden hour sed ni asvaoig asw edssr anos bisdgimodwussd Stesa » Bijaldien dezer vochtweger bij vde acciijnfen, werd ingewoerd „-zou ‚niet alléen de fabrijkeur , maar” ook de'Schatkist des „Luands‘aanmerkelijk kun- nen” beriadeeld’ worden»: Gefteldseen. Zoutzieder, if-doorloopendverediet werkende „ Had’ middel ‘gevonden; "omeen gedeelte uit’ te! luiken 3: maar daareritdgeri'“ eene’ höeveelhêéid vuile „onbruikbare pekel ‘bewaard, welke hij gemakkelijk van morfige’ inhangfelen’ zoude kùnnenvzuivèrenoen,:van kleúr berooven. » Bij-eene vifitatie’ zou“hij nu’ deze’ helder „gemaakte pee Kel kunnén “vertoonen ; ‘en ’zélfsy op het“ónderzoek mét den vochtwe- ger, ‘de ‘ontbrekende “en - witgevoerde “hoeveelheid “zout fchijnbaar, dek- zor eg Â Ì ken , C-8) key” alzötoblretislLand: beroovenvsenvde verfchuldigderboete ofitduiken: „>Uiterde genomenelsproeven „1wâarvan chier oflechts-vde „uitkornften::zijn medegedeeld „eialzdo gewoegzaamìs blijkende; dátr-deze.svochtweger niet gefchikt is, omde ware „hoeveelheid cijnsbaar:;zoutvinade pekêls-der zoutketen>vinet> zekerheid „ te »: bepalen; viel het vbefluit niet -moeijelijk olm sdeszelfsinvokring bij: deraccijnfen (ftellig-af tdradens orisom onoev ai saaibrev m9, 998: HEVES ToD-sFOOV rv Orstorrslcofrde vanv. Jeon sflus veImehetilopénbaar Veérflàgs van hêt-jaar +18 31! swerdensde, danmerkingen medegedeeld, die de Eerfte Klasfe bij het Gouvernement, -hadoin het stiide den gebragt op eamraângebodem werk van;den Heer „TAILBOUIT> DE MA- RIGNY „ vbetiteldt „Rgripleo modertierrdes, mers inoine'et dèAzoi. „Zijne Excellentie ige Mlinistér rvan Bintenlandfche „Zaken , tdeze aanmerkingen aan rden. Heer pel MARIENY:) opufs-Konings-verlangens;:hebbende-kenbaar gemaakt. diendes:dezelve hieropvan vantwoôrd 3;onder toezendingufar eene! vergelijkendersvpgaafdder: lengtesben cbrdedte-bepalingen van ofider” ‚ fcheidene plaatfen, volgens gezegde Périple.ntnoderne jen. -van,been rolletje: kaarten”, tot: deoLiniäne-van- den: Dniesters betvekkelijks-a „oo asDeze:o {rukken „veen: nieriw)-onderzoek, vereifdhendes zijn: daarmede, belastede SHeerén SCHRÖDER) CD VAN HEYNSBER GEN: zowelke) de „Klasfe in, ftaat ftelden, het volgend berigt aan het Gouvernement-af‚tesvaardigen;; «Dev Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche; Anfkituut, van „We- tenféhappensyrbij „Misfige an den, guften,Septembers:des » jaars, 1839:5 door het Ministerie van Binnenlandfche Zaken ontvangen:hebbende;s het’ amvwooëd ovan): den Heen/raiLBOUmsDE MARIGNY«Ops de aartmerkin- gem „orwelke zij op-hêt shandf{chrifts vanogijne Periple moderne dessmêrs noirescet ad-AAzóy. vroegerrgemaaktsbadys heeft; met; vernieuwde; aandacht dit rantwoordvoverwögen enin callessbijzonderheden nagegaan. „Zij heeft eehter; bijsthetzelvé niet. inv alle”deelên haar verlagen, voldaan: geziens Hete blijkt>!daaruit wel „ datrdé-Heer pr mamienw:zeer veek van andes E. „norse oxstren: KH, ren” hêeft- ontleend „doch “de “Schrijver meldt tiet: bepaaldelijk ; welke waarnemingên, » welke»-ópmetingen «door . hemo:zelven” zijn gedaan en welke handelwijzen daarbij door:heim zijn gevolgd. cHetsis. en‚blijft dus moeijëlijk zijnewerkv-grondig:{te beoordeelen. view vò wo zi hidden. ‘Het draagt “intusfelien -doorflaande. blijken ; „dat: sde Schrijver „daáraan “geene moeite: gefpaard heeft. '!s-Het- mag dus) aangemerkt, worden: als sde _ eerfte proef van eene Derrotero. voor de zwarte zee, en verdient in handen” te ‘komen svanvalle zeevarenden ;isdiesin het vervolg;dies wateren zullen? bezoeken. iomorovaor) zat ijd Slesl2HSFMSGE ab’ aib 4bleohsjshstn De Eerfte Klasfe ‘meent ‘daarom te mogen’ âdvifeeren: do Jhmdse “ nob cor? Dat: zij „hoewel niet: die“inlichting: ontvangen hebbende „ welke zijs gewenscht > had , „dé nadere aaúwijzing namelijk 4 hoedanig de waas nemingen en “opnemingen gefchied “zijn; evenwelsreden heeft „som te befluiten ;> dat, “inochet / „algeeen rigebomenig de “opgaven -in het, hands fchrift, en vde: bijlagen voorkoinende-3 ven" cot» sereen ae hebs bendes naauwkeurig zijn”\…s| oboossg em e lsb bids) =a?, Dat/ide breedteren lengte „der -plaatfen „ Jop zeer wisi tss. deringen” naj overeenkömen met-de:befluiten: uitde opnemingen van den ‘Franfchen Zeckapitein' GAUTHIER en dat var laatfte valle zins, vers wóuwen sverdieherig:>:"5novoot) dorl ans robtad buoplov sad dshlsft sua) ->3$. Dat ten aanzien van’ de ‘plätis „ warreiar er veegde: afitvoerig zijn bewerkt; dezelve err door den Heer ! DE ‘MARIGNY. zelven. zijn opgenomens 110 van « sleten Tev edel dock “<óöb ' ag Dat “hetgeen “in: me periple- ‘bevat is , sen tot-de ‘Zeevaart bes trekking heeft; zoo als de aanmerkingen: overde ftroomens, ligging. der, - kusten ‚“afltand der plaatfen „ landvertooningen:;-enz; „in geen haar,-be- kend werk voorkomt, en-dat zij geene reden heeft;te twijfelen;aan de waarheid der verzekering “van «dem Schrijver, dat dezelverde: rêfultaten zijn! vân” zijne “waarnemingen en opmerkingen „ gedurende!de: zeerogten ifi”deze wateren. 5°. Cy 559 Dât- zij voor het overigedit-werk:, benevens: de plans ;ewaars dig befchouwt ;- om „door: den drak bekend: gemaakt te “worden „ naardien zij voor zeevarenden belangrijk zijn, en als eene eerfte: proef; kunnen: befchotiwd “worden “van veerien Derrótero in: die” wateren welke: in: het vervolg” van “tijd ook «door de nafporingen vari vandere: atomen meer en meer volmaakt kan worden, - aitalsve Dv eas vJaisd toenu-zij- gereed-was , dit haar advies: wij kek Gödverneiment ún te zenden, ’ontving zij van” wege ‘het: Ministerie’ van“ Binnenlandfche ‘zas ken “een nieuw verzoek „om een-door :den-Heer “rAu. BOUT” DE MARIGe’ Ny kórt te voren uitgegeven en aan Zijne Majesteits den” Koning anges boden Portulan: de Jà mer noire et-de lanmer. d'Azoy na teì gaan-y en ook daarover hare’ gedachten’ te willen Amededeelen;: 19’ ‚Jd or vor De Eerfte ‚Klasfe: dien ten-gevolge dit gedrukt: werke vergelijkende: met de vroeger. in» handfchrift aangeboden Periplesmoderne „bevond alaan- ftonds, dat ted deze werken daarin verfchillen , dat de gefchiedkundi- ge berigteh , in de Pariple voorkomende , ‚ uit de nu W aángeboden, Poftu- lan zijn weggelaten. AEL Voor het overige komen zij, teù aanzien van wee inhoud’, overeen ; en al ‘wat in de Periple vervat en’ ‘voor zeevarenden van wezinlijk’ belang is, wordt ook in de Portulan met geene ‘mindere uitvoerigheid befchre- v agt: Zeifs is fet aan Heeren Gekommieeerden gebleken , dat in de Pòr- tulan opgaven gevonden worden’ ‘die men in de Periple niet’ aantreft. * “pe Eerfte Klasfe gaf daarom , ha’ overweging van al ee voorgatde, bd rd ‘gevoelen op: “vun Dat ‘door de uitgave van ‘het’ werk Porta de la mer er et P la mer d’Azoy het hoofddoel is ‘bereikt’ geworden, hetwelk de Heer pe MARIGNY zich onder het elden zijner ken had voor- gelteld; — hd ida . » TION, silo ge bar a door het Witten? arn ‘eene belangrijke Bijdbege wb ‘dé J Hi: infad fack É sel 1905 bisr bez Zee= ar C 1e ) ZLeevaartkunde 5’ zichs-met der,-daad: verdienftelijk heeft gemaakt, en-dat er-uitsdien: hoofde swel termen zijn » om: aan: sven we vereering, toerteskennen ; 55!;s5 ornoo alt as, ns Abrgdelel tnsbabikvsss tody’ Hs „Ens eindelijk 553%-dat ; na bii het lieht: ren in dieen tulan zreri Koninklijk-NederlandfcheInttituut! kennis ‘bekomen van «de ‘beraad= flagingeti, die-de, Rerfte Klasfe in: dit» haar’ gedrag beftuurd. hebbensoo Hare openlijke verklaring, dat de Aziatifche Cholera , of braaktoop ondefsdie ziekten behóórt welke" Zich. dòorvbefmetting ‘daneanderen me- dedeelén „mag. zij, vdanss U vallen bekend’ vooronderftèllen’;1-dat -daatóp eene dubbele lastgeving wän'’-wege- zor as gei ere ‘Konifg or volgd „ris-zoo éven: wermeldsigewordên,s eb sold benen sh ut 6u Haar rest derhalve nu. alleen ste gld gmt aan (dezen gwesledi gen Jäst «heeft: trachten teovoldoen. € qiowisbnoenss els! «qoolk ‚1 Nautei-hebben= uiteengezêt „mét woeha bezorgdheid vzij «de hieu fchei:Cholera nadat “zij tot in Europa was doorgedrongen, beftendig hadogadegeflagen 'en zich';;-zoo! veel mogelijks bekend gemaakt: metde menigte: van -gefchriftetns: die-over deze vreefelijke ziekte opvolgend-in het licht verfchenen „/verklaart-zij ;-hadrsgevoelenvover den aard dezer krankte „aan: het « publiek “eerst Jgeopenbaàrd ste hebben; nädat “zij; 'iù eene: “daärtoe opzettelijk-:befchrevene - vergadering “zich had’‘in”ftaat ge= fteld:, met :gemeên overleg: te ‘hätidêtenin ots tovod «sve 94 Tustoov asZijvis „zoo Schreef! zijl aan Zijne Excellentièë) den Minister van Bin- nenlandfche Zaken in dezen met geene mindere ;°ja met nóg’ tneerdere omzigtigheide:te “werk gegaan, dan ‘toefr zij"in"het jaar 1829; kennis ‘dragende van het fchandelijk bedrijf in de Zuidelijke Provinciën „waar het-:tarwebrood… door „kopervitriool;op meer, danseenesplaats vergiftigd werd, zich. niet alleen, uitneigene. „beweging heeft bevlijtigd,-de ‘gefchikt- fte. herkenmiddelen. ter „ontdekking wan dat gift op> te. fpóren ;: maar; na daarin - gelukkiglijk gellaagd te-zijn, over-dat onderwerp van algemeen belang een vertoog 'in;‚de- meest, geachte dagbladen»heeft doen. plaatfen. >. „Dit- openlijk gefchrijf.fcheen. in dat tijdsgewricht ook niet ontgaan te zijn aan de aandacht van. Zijne Majesteit. Zij ontving echter toen van-het Gou- agent: niet het. minfte, blijk. van deszelfs enge over die handel- ati Ba. aL vv “wijs Cm) wijs „maar werd op ’s-Konings last: vêreerd mét een’ vijftal ‘vragen’ over etos es dj kost ardin ineen wan e Verflag heeft beantwoord. „ «tor? 5) sh geel Aitaogo art Doch: dre dien pan atoge Zijne: Micke. verlangt charis’ opheldering van,de „Eerfte Klasfe-des Inftituutss, “over ‘haar ee ds gehouden” ge- drag. -Die-opheldering -zal/haar niet -moeijelijk vallen.” Reeds in de maand Mei des afgeloopen vjaars” kwam” bi ‘haar in. bin weging of - zij „niet: met ' een vuitgewerkervertoog over dén Aziatifëhen braakloop, als een onderwerp , dat.…ook «voor het „Rijk -der ;Neder- landen. van belang: konde worden, Zijne ‘Majesteit: zoude behooreit' te naderen. _De- reden, welke „haar. alstoen daarvan ‘terughielden ; zijn: in het, Verflag der « werkzaamlieden des Inftituuts inder ‘tijd aan Hoogst- _dezelve:- eerbiedig. „voorgelegd. De -Klasfe heeft ‘dezelve herhaald in de. nu onlangs „gegevene verklaring «over den vbefinettelijken aard der Cholera; Afiatica „maar daarbij, „zegt. Uwe Excellentie „niet „vermeld, wat ‚haar „heeft kunnen bewegen , om/aan, eene‘openlijke verklaring de voorkeur te geven boven eene mededeeling aan. Zijne „Majesteits welké door „den-aard ‘harer Inftelling en de duidelijke: letter. der oe pens aan de -Klasfe was woorgefchreven, … vr vo on en adsl baetatin sEr iso-de Klasfe. zeer» eens aan gelegen, dit ser à punt op te hele deren. os» anbieten DE „Na het eindigen van de near tidei der Orkerbefcotuinter die in het “voorleden: jaar zich «had: bezig gehouden met het beramen der ges fchiktfte, middelen „om de, zoo gevreesde Aziatifche- Cholera van den Vaderlandfchen bodem te weeren , kon men de -befimettelijkheid dier ziek» te alsì‚vastgefteld ‘aannemen. $ alle maatregelen swaren'door’ het Gouverried mênt « in-sovereenftemming met dat beginfel, genomen, _ Nu daarente- gen „ hoewel de wetten ter, afwering dier ziekte dezelfde ‘blijven „vindt men algemeene. maatregelen verfpreid , die uit een tegenovergefteld begin= fel ontleend fchijnen. s Het C #3 D Het lijdt geen twijfel, of het’ gemeen maken van deze maatregelen heeft: zijne gronden „ wier beoordeeling niet {taat aan de Eerfte Klasfe des Inftituuts. Zij eerbiedigt dezelven „ zoo als zij die in het vorige jaar’ in het-licht verfchenen, geëerbiedigd heeft. : Maar juist daarom kon zij geene aanleiding vinden , om met een” uite gewerkte rapport over de „al of niet befimettelijkheid. der: Aziatifche Cho- lerx Zijne Majesteit den Koning te naderen. « Zij meende echter , te’ ra- de gaande: met “hare verpligting:aan de Maatfchappij „ over dit gewigtig puntvan verfchil „waarmede ’s-menfchen behoud of verderf zoo’ naauw verbonden is „haar gevoelen niet te mogen terug houden, en, gelijk zij in het jaar 1829-de ingezetenen des Rijks de middelen had leeren ken- rien; „waardoor zij zich aan de broódvergiftiging konden onttrekken , ook “nu eene waarfchuwing te moeten geven „ van zich niet in gevaar van. befimetting te brengen, waar pligt zulks niet gebiedend vordert, Zij “kwâm-alzoo tot het openlijk afleggen hârer overtuiging , dat de Aziatifche Cholera of braakloop onder die ziekten behoort, welke zich door -befimetting aan anderen mededeelen. ig 00 JoDeze’ | verantwoording‘ der Eerfte Klasfe werd in hare vergadering van den” raden -Julij Il, ontworpen. en’ vastgefteld, en nog dienzelfden dag aan het Ministerie. van Binnenlandfche: Zaken ‘verzonden, Reeds den twin= tigften „daaraan volgende-beraamde zij in eene buitengewone vergadering de wijze, waarop de \gronden voór dit haar gevoelen aan het: Gouver= nement zouden worden Keobens gm vn verken daartoe het vol- gend opftels: «4 > » Herk oftú 10 De Eerfte Klasfe van hie Korinklijk.Nederlandfche Laftieaue” van “Wee tenfchappen „Letterkunde “en’“Schoone Kunften had de eer; bij hare misfive van den raden: Julij Ils te voldoen aan’ het eerfte Lid-ders laste geving van” Zijne Majesteit den Koning, betrekkelijk de openlijke vere: klaring van hare gvertuigiag » dat de Aziatifche Cholera” of ‘braakloop B 3 on- ' C 24 ) under die. ziekten ‚behoort, welke-zich door befmetting aan anderen:me- dedeelen „en betuigde, zich gereed. temaken ter voldoening aan’ het tweede ,-Liid van Zijner „Majesteits -geëerbiedigd- verlangen:, om in een uitgewerkt rapport de gronden opengelegd tezien, op welke deze: hare verklaring rust, 2iui. zasMs ‚De „Geneeskunde , „eene wetenfchap zijnde, wier, beginftlen ontleend io vande kennis des menfchelijken. zamenftelfels; en. der »verrigtin- gen ;‚ die. daarvan zoo ‚inden gezonden.als-zieken taat afhangen-; kan het niet vreemd fchijnen „-dat zij gedeeltelijksrust,op ‘(tellige gronden; gedeeltelijk op befpiegelingen, die tot- in het oneindige veranderdsen vermenigvuldigd „als zoo vele bewijzen dienen. van-decvrije werking des geestes ‚maar tevens als zoo. vele. bijdragen te-befchouwen zijn-vansde zonderlinge afwijkingen, waarin -de mensch, noodwendig:komt-te ver vallen, wanneer hij, het fpoor eener redelijke ervaring verlatende, zich in befchouwingen verliest „ die uit pkaenkenttden: nileen haren ‘Óor- fprong. ontlenen xj ) Indah Zoo ging het vooral in Duitschland met tdie pdga „welke; verlokt. door „de zonderbaarfte wijsgeerige befpiegelingen „dezelven.-ook op het vak hunner beoefening overbragten „en. alzoo het heerlijk-licht , dat door eenen;RICHTER ‚ FRANK.; HARLESS ;’ BARTELS ‚ HORN, LICH- TENSTÄDT ‚ „LENHOSSEK. en andere uitmuntende mannen was abtitoksn:s met, een nevel van. duistere woordfpelingen omhulden, site De, Cholera Afiatica, als nieuwe ziekte „voor het eerst; ín Boaien doorgedrongen en weinig bekend in haren aard, gaf voor zulkesbefpies gelingen „een. ruim „veld „en ziedaar. dan ook: binnen -weinige. maanden een … vloed-van. gefchriften „ “welker “regt begrip , naardien. zij op eene wonderbaarlijke wijze uiteen loopen, een geoefend verftand en fijn. oore deel, vereischt, om niet door den fchijn van waarheid hier en daar vers leid te worden. iú gain h =D d Het CAS: ) „Het vraägpunt over de val vof nièt befmettelijkheid dier nieuwe zieks te , werd vooral een onderwerp van algemeen. belang. Die de. befmet- telijkheid:‘aannamen , “hielden “vast aan de waarneming „ die haar- loochen- den „ verlieten -deze veilige leidsvrouw of trachteden hare juistheid vers dacht! te. maken „of ‘wilden gevallen van niet bewezene befimetting daar: tegen over. geplaatst-hebbens ‚ = DOS inie Zij ftelden” zich «nu Cosmisch=tellurifche ; antnjbhisatrines phase: ig enkel tellurifche ;'of enkel atmospherifche „ ook wel electrifche invloeden voor , om eene en dezelfde: foort van:ziekte bij herhaling te doen her- bofen > worden”, “waarvan maauwkeurige: waarnemingen” het voortdurend beftaan. en. den onafgebroken gang uit midden-Indiën tot in het Wieken van Buropw hadden leeren kennen. ‚De Eerfte Klasfe des Inftituuts , hoezeer hulde doefde aan 1de RED: zinnigheid- dezer. befpiegelende « Geneesheeren , en hunne deerbegrippen niet> met den: beroemden “geneeskundige roperé „eene reverie allemande willende! noemen 5 “heeft echter’ ‘gemeend „- voor dit belangrijk -verfchils punt iden “weg der ervaring eeniglijkte moeten kiezen. ‘Het was haar daarbij! intusfchen niette doen’, Om van alle: plàatfen „tot ‘welken de Aziatifche-Cholera is doorgedrongen geweest, met zekerheid berigt. te er- langén'{ hoes: én langs welken weg de» ziektetot die „plaatfen’ gekomen wäss \Zij- wist. te -wels-hoe- moeijelijk sja hoe- onmogelijk zulks, in vele gevallen zijn zoude, >! Dieveenigermâte. bekend: is met de zwarigheden, waarmede “men” in “het gemeene vleven „bij: het- nafporen van ftellige daadzaken te worftelen- heeft; zals regt vaantnekd zijn,”zoo ie uit ve= len! flechtsseenigen naawwkeurig kan bepalen. 5 —_ ijDeREerfte: Klasferwas-invdeze :hare-pögingen ‘niet are Want zij obekwatiy niét” alleen > eene rijkevverzameling ván waarnemingen; die het overbrengen der ziekte vans het-eenesvóorwêrp op: hetander;; van de “eene ““plaats- naar” desandere , buiten twijfel: ftellen , maar léerde te- AL Sid vens , Cons F vens, «dat het in ’s menfchen ‚magt gegen zich door. Regard te hoe- den voor hare befmetting. rise „De Klasfe zoude rekenen misbruik. te Biene van ile indactib; „waar. mede Zijne Majesteit de Koning dit onderwerp gelieft;te vereeren „. zo zij die geheele reeks van waarnemingen hier wilde laten volgen. Eenige weinigen zullen, zoo zij vertrouwen mag, genoeg. zijn „om de gronden _voor hare overtuiging van de befmettelijkheid der. Aziatifche Chòleraals_ geldig te doen, aannemen. Zij zal eerst die waarnemingen inhet mid- den brengen, welke ten betooge dienen van den overgang der ziekte van „de eene plaats ‚naarde andere; ‘en-van den eenen mensch. opden anderen ; dan de niet minder afdoende bewijzen aanvoeren „ welke uit het vrijblijven van befmetting in afgezonderde plaatfenvoortvloeijens Wat het eerfte betreft 5 reeds kort na het ontftaan dezer ziekte in ‘de maand Augustus van het jaar 1817 te Dfchille Jesfore „ honderd Engel- fche mijlen noord-oostelijk: van. Calcutta, plantte zij. zich langs den oever. der Ganges voort , en deed ‘binnen kort de. hoofdplaats van, Bengalen zelve aan. Hier zeer groote verwoesting aanrigtende, bragt „zij haar door de handelsbetrekkingen van deze rijkbevolkte ftad, naar bijkans alle ftreken van Azie over. In het jaar 1818 was zij reeds doorgedron- gen in Bombay, Pondichery- en Madras, later viel zij in-op Malacca en. werd van daar ten jare. 1820 overgevoerd naar Java, waar zij wijd en zijd om zich heen grijpende, de fchrikkelijkfte vernielingen te. weeg bragt. Inmiddels werd zij ook naar China overgebragt , waar zij met geen minder geweld in het jaar 1821 aan het woeden floeg, NE, Van Madras werd de ziekte in het jaar 1819 door het Fregat de ‘To paas medegedeeld aan Isle de France ; zij veroorzaakte daar in het bij zonder onder de Inlanders de hevigfte flagting; ook her eiland’ Bour- bon werd toen reeds door haar bezocht, , … ” sidi eha Bembay , waar zij in het jaar 1821 ten derden male verfcheen ë trok ‘ CA D trok zij door- den: Perifchen. Golf: naar. Basfora-en Abufchir. Van Abu- fchir-verfpreidde zij pend langdr „den: ouden pedcti kardvane over? reen: dâbiridar Jesdang go soolree npyordeis RR vo dab, an, ost De. Eerfte Klasfe is lide loop les ziekte-tot Jesd gevolgd „omdat zulks zoo ftraks gelegenkieidvzal geven tot een gewigtig bve gerend afwérdgaagiend an Aad, 3u roseus anijs del Inda d° „Nadat: zij opvolgend verfchitlende: seconden (ntsc lend Amë tad geteisterd; werfchijnt “zij inhet! jaar 1829 ‘ook: in" Orenburg eene ftad behoorende tot het Rusfisch-Aziatifche Gouvernement „ wier “ge- „zonde ligging”-hoogelijk? geroemd wordt, 1 Mén “wil "dat éëtë käravâne “van » Bucharen:, volgens’ anderen dat: der Kirgizen „de befiietting in Orenburg hebben: aangebragte’: Doch swat mét’ Hiervati’ als geloofwaardig mmogelvaannemen ,’Zij® had” reëds vroeger: te Astracar vin ‘het “Rusfisclhi’ ge- bied post gevat , en is later langsveerivanderen „weg „uit (Tiflis name= kijk den, Caucafus overtrekkende, het Europesch \gédêelte ván Rusland ingedrongen 3» om,” nief weerhouden inrharen togt’; ook oús Werelddeel met-dood. en verwoesting. te komen bedréigen, «vor 0 «Ibro wars veZoo de Eerfte -Klasfe “uit de kennis“van ‘der gang ; dien “de Cholera ‘Afiatica: tot aam de grenzén’ vari ‘hét Rijk der Nederlanden had gêliou- “den; Haren “befmettelijken dard reeds heeft: kuiinen ‘aatinemen , ‘heeft zij daarvoor eener ttieuwen grond gefotiden in ara ies tess die verd “té van “der eerlenì meristhe op” ded) ‘anderen overgaat, vor = In Nommer: VI vande “Breslauer omde” vindt zij: bekt ee ie datveene: wasehvroute”aldaar als” eerfteblijderes aan den Aziäti- __ fehen ‘braakloop*in het: Hospitaal ‘gebragt „vin eene “zaal verpleegd werd’, waar reeds’ vele vrouwenvaan' andere’ kwalen ziek Jagen.” Alle ‘de vroù- wem„werdenzeer fpoedig door diënzelfden' braäkloop overvallen “en ftierven «grootendeels binnen” een” kort tijdsverloop; - welk lot sooksde zieke-oppasferesfe trof. Eerst daarna floeg de Aartufstse braäkloop raver tot lieden buiten het Hospitaal, à In ( 48 ») ‚dn, het Amssblats. der, KönigleRegiering-zie-Liegnitz-van 26 No: vember,18 3x; „komt «meer, ,dan „gen „merkwaärdigs geval voor j-ten:ibe- wijze van den overgang dezer ziekte van perfoon op perfoon. +-Ettelij- ken,zullenshier. nie& te,onpaszijan voot non zi steal ali 0 se Inhet dorp Koitz-wordt den ;sden. November,1831 -zekêre-KUHNERT ziek, nadat hij zijne zuster uit het naburige „Maltsch ;-alwaars häät--man aam. des Aziatifche:, Cholera. was. geftorveris „met: haar-bed ven óvêrige goederen ‚had olaten,vaf halen. …… Hij-zelve genasy: doch zijne:zuster }de weduwe „ kreeg;mu „ook>de Cholera en flierf, »5 sor ohomorded vel vrla,Kleinitz werd seen inwoner, amet names kANEKeoyden-r6der:October deszelwen jaars»door de. Cholera Afiatica-aangetasten-ftierf in:/den nacht tusfchen, den, uden, on18den, Zijne weduwe sverlaat het-huis. „Zijne we- duwe, verlaat ‚bet ‚huissos-Zij. wordtoeniettemin: den. ait{ten „daaraanvolgende ziek; doch herftelt „onder, de-zorg;van- hare; moeders. Deze echter bet komt,,op „den -a6ften „October „dezelfde ziekte ven;-fterfts ‚Te gelijke was Yòp den saaften October de-knecht van een‚gebuur, van; KANTKE 35 welke :ge- zegd wordt, met hem , flaande,zijne. ziekte „in „verkeering, geweest» te zijns door „de, Cholera „aangetast.‚‚-en „reeds „densogften, dood. „Twee - menfchen, dier bem.jhebben;;gpgepast,, een. man en eene vrouw, s-met Mane, KRÖBERs EN; WENDRICH ‚bekomen; den o5ften-den Aziatifchen braak- doop «an worden „daardoor ten,-gravegefleept. „‚-De,-oudfte-dochter- van vrouw WENDRICH ‚ „swaarwan „den:,a8tten, en, zoften, October. twee ckinde- ren‚dnel, onder „bedenkelijke tosvallen:, „zijn komen tesoverlijden, krijgt „dens ‚oden; Novemberiiiden ziektes en; herftelt, Hare jongere: Zuster: komt Op sden. geen, November „in, een. gelijk:;geval van ziekten: genezing; doeh zekeren KRAHT', pen manvvan zes, en: zestig jaren „ welkeop-den- saelfden,.dags insohetzelfdesiwertrek, alsde jongefe dochter‘van” vrouw WENDRICH Was, ziek gaan, liggen’; werd „reeds -den -8ften, November ;doôr glen :dood weggerukt. ob peo enmeb z2r2A Jor siaoriegegodois IsgsiqeoHt sort astind wobeif 107 1Avan al J Cm ) ‘Aan gelijke, waarnemingen ontbreekt het nergens , „waar; de „Aziatifche Cholera geheerschit. heeft „ en’ ren „naauwkeurig- haren gang. gevolgd ‚is. Drsl“BIDDER “IN > Curland, verzekert, van drieduizend, ;Cholerarlijders een getal. van twee duizend; te-kunnensaanduiden,, waarshij zeker is van,de befinetting des eenen op den anderen; en met welke naauwgezetheid „de, Majoor: BLESSON:: den »gang „der. ziekte, in Berlijns van, ftraat tot;ftraat , van v-huis> tot” huis>shedft. aangeteekènd5//is blijkbaar „uitzijn. fraai bee werkt tuk: Uebér-die-Verbreitung:der;Cholera in der-sStrasfen und. HäufernoBerlins „rte: vinden invopvolgende uitgaven, der. Berliner Cho-. lerùiZeitung jaänhvangende smet N°. goe 7 bislmessbsorlsd foovox Dt men’ niet te-veel .betrouwen,moet op;de verzekering. der, niet be- fimettelijkheid van lijken: „ » welke.-zóo : ruimfchoots, ia sfommige; gefchrif- ten «wordt» verkondigd.4 ís. almede aande Eerfte,-Klasfe uit geloofwaar- digesberigten: gebleken. Zóo lang het-lijk:nog inwendige. warmte heeft, …_fehijnthet gevaar: van befimetting althans niet,te zijn: geweken. ‚1, siTe s-Ulamow, vin „Gallicië so was „denrogften Mei van. het, vorige, daar. „eene Israëlitifche bedelaar „uit Polen aangekomen „en-in;de Synagoge door. dessCholera:Afiatica“overvallen, … Men--bragt.hem, eerst in een, particu-, lier» huis „ven van daar: in.het-Hospitaal „ waar, hij den’-gaften, Mei over leed. Twee zijner geloofsgenootenzeinigden het „lijk: drie, uren, na den, doods» enige «dagen later. werd een hunner-ziek,en ftiert aan, Cholera Afiaticas! ops-den dag des overlijdens van den, eerst ziek; geworden, lijk- bezorger bekomt >de tweede. den. Aziatifchen. braakloop,-en, fterft almede. Welke „beïdeo fterfgevallen na. het reinigen „van eenen; dooden , die aan, gelijke ziekte “was omgekomen, voorzeker weinig gefchikt zijn, om, het; vertrouwen óp de niet befmettelijkheid-der lijken-van-Cholera-lijders one voorwaardelijk. te: doen vastftaan.……… © vois «cob … blearos elut hob soZelfs fchijnen-levenlooze, voorwerpen: de fmet{tof. der, Cholera: te kun- nem sdannemen» Eene vrouw; met nameoREISEL BLUER, werd eenige < odl Ce uren „ C 20 ) ureft } tiadat zij’ hêt - lijnwaad van “eenen” Choleratlijders gewasfchen had , ziek “ aan’ Aziatifchen’‘braakloop. Een “foldaat „ » die! zich derioftrop” van zijt” “Kamêraadg die aan Cholera” overleden» was 5 tegen ‘de waarfchu= wing “dari, ‘had verkozen om te vager „ bekwam kort'daarop dezelfde Ziekte WAREN Hij MEE, 2900 vo snovsbes not gasonnsvzeh. waisdeie pel'merteminste” zoude deze voorbeelden ligtelijk” met: vanderen: kin nen vermeerderen; ‘doch zij wil zich-gaarne bekortensì;Nog: één geval mag zij echter woon Zijne. Majefteit niet onvèrmeldlaten, + Het dient niëtalleén ter“ onderfteaning » van” haar gevoelén:; maar. toont tegelijk hoeveel behoedzaamheid er noodig is, “om »het” ‘ontftaan «eener ziekte grondig te beoordeelen. » Het is ontleendvuit N°. zeders Breslauer ‘Cho= lera-Zeitung” en” aldaar opgegeven. door- Dre iid biodalfitorssa In het dorp’ Kommernick,’ gelegen in- Oberglogau, din een-man te fterven aan de Aziatifche, Cholera, nadat hij van eene, nabijgelegene plaats goederen had gehaald uit een huis, ‘waarin eene lijderes aam -diee zelfde ziekte was ‘overlede.’ Twee zijner ‘kinderen ‘bekwamen’ dezelfde kwaal.” Korten tijd daarna vertóont zich ook in het aangrenzende-dorp- Lobkowitz” "de Cholera Afiatica bij een kind ,’-dat hiëraan-ten: grave) daalt ; gelijke ziekte doet” deszelfs. moeder vaan” met gelijk gevolg; een! tweede: kind van-diezelfde wrouw wordt almede krank, v> wav! 50, Hier zoden «de lage ligging van het dorp ende aldaar ha: te voren plaats gehad “hebbende” overftrooming, bij’ het achterwege laten vân naauwkeurig onderzoek; “zeer ligt als oorzaken-dier moorddadige sziekte. kunnen zijn befchouwd “gewordeu. Zulk: een otiderzoek. ondertusfcheu leerde,’ dat: de overledene vrouw. de zuster was van den bovenbedoel- den man te Kommernick > en dat, even als’hij zich de ziekte had op. den hals gehaald, door zich de goederen “van «eene aanverwante „vrouw tóë’ te eigenen „welke aam Cholera Afiatica was overleden „ook zij. des di li bad weten in te-fluipen in het:huis van wijlé haren broeder te : Kom- Car ) Kommernick ei van daat eenige kleederen had medegenomen ter dekking van“‘häar nooddruftig kroost. Welke onvoorzigtige handeling toch. hand en” hare“kinderen zeer: duur te ftäan kwam: De laatfte grond’ voor het geopenbaarde gevoelen der- Eerfte Klasfes dat de Cholera Afiatica van eenen befmettelijkensaardris; heeft zij ver= kregen door de ftellige:berigten van de mogelijkheid: harer aflluiting ‘Reeds’'in het jaar 1822 bewezen het Fort Oranje; het Chineefche - Kamp ‘van ‘Soerabaya en de) binnenlandfche plaatfen in de verfchillende refidentiën”, - alstoen”=vrij …blijvende:van-de.-Cholera Afiatica terwijl zij _ van rondsom “met” de“ fchrikbarendfte “woede vR dat men miek door afzondering voor dezelve kan vrijwaren. - ns ‘De: Infpecteur. var Financiën“ voor de Oostelijke afdeeling op mi Bie de ‘Heer: vAN “HAAK » sheeft dit ins eene uitgebreide Memorie aan Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal zeer «duidelijk uiteengezet. „Wel= _ ke Memorie door den Geneesheer BLUME, in zijn werk over de Azia- tifche Cholera ,veen ftuk van ‚zoo veel gewigt genoemd: wordt „dat: hij niet; konde aarzelen, het aldaar: eene. plaats in te ruimen. tav oi „Op welk’ eene andere: wijze weerde de Stadhouder van Ispahan, de moorddadige ziekte uit zijne refidentie, dan” doorde karavane, die uit het befinette ‘Abufchir kwam , «den toegang tot-dezelve te weigeren sen haäar den ‘ouden. weg over Jesd aan te wijzen’? » Welke plaats danook: met de karaväne de ziekte zag binnenrukken en met geweld uitbreiden. „Toen Karamala inhet “ Orenburgfche ‘door de Cholera Afiatica werd: aangetast , {need “eene kolonie: van Rusfifche- boeren, die flechts twee=: ' „honderd tachtig: Engelfche voeten van dâar ‘wonen, DOE vei gemeenfchap” met’ dië- ’plaâts af-en bleef vrij van’ de ziekte, ! nl De- Hernhutter kolonie Sarepta ftelde zich: op gelijke wijze vrij; zoo ook-“Windau-in het Gouvernement Curland: “In het dorp Horodníce , in Galicië , heerschte de Cholera; de Heelmeester KLEIN wist het zoo C'3 te Eh S te befchikken „ dat alle gemeenfchap met: Strzylie en. Potoczyska, werd afgefheden ‚met dien gelukkigen uitlag, dat beide. deze, dorpen ‚vande ziekte verfchoond bleven , terwijl, de andere - omliggende. plaatfen „waar — men s'die- voorzorg miet „gebruikt.had „door den. Aziatifchen hptakloop …_ deerlijk. werden -aangetast, oro o BU BIsHA. malo) f Het. fchijnt „uit‚:meer „dan „een; berigt aan; geenen; twijfel pons dE dat meer ‘dan. zestig;-zeer “talrijke huisgezìnnen ; » welke, even „als, bij „het heerfchen „der. pest , „zich, {taande het woeden. „der; Cholera Afiatica, te Alexandrië „ ip ‚Ifunne… woningenssverkozen, af tevzonderen , geheelzijn, vrijgebleven, van,de. ziekte’, bern dezelve, om en‚-nabij hen met groot geweld doorfloegs. sin: cal avis 40 aissbaosìs oh Men „behoeft echter de bewijzen voor-de mogelijkheid eener» afluicing tegen de. Aziatifche „Cholera: ‚niet‚-zoo ‚ver te-gaan „zoeken, , Het: Ko- ningrijk Pruisfen, gaf hierwan;--meer-dan. één voorbeeld. „De Klasfe zal er flechts twee vermelden. … .oncvan vooreen mob vet 5 „In het Regerings diftrikt: Ri gelukte het: aan het belok in vier en dertig gehuchten de: werfpreiding- der-„ziekte te-voorkomen , door «telken „reize den eerften, -die-zich,-aldaar-als, zieken, optked 4 ‘be- hoorlijk buiten, gemeenfchap van anderen te ftellen; po „Even als in Alexandrië „te midden. der heerfchende bral eG dij groot; aantal menfchen, vrijftelde. voor hare woede , zoo gelukte het den Verzorgeren van ‚het, Wadzecks-Inftituut te. Berlijn, honderd, kinderen „ nevens, negentien. beambten „en „bedienden; veiligheid te, verfchaffen :te- ‚gen eene ziekte, -die rondom het gefticht in. volle werking was, De Medicinaal-Raad, casper. geeft in een naauwkeurig: Verflag: alde middee len, zoo van afzondering, als. van leefregel op; welke deze gelukkige _ uitkomften tengevolge hadden, enten, voorbeelde kunnen dienen „hoe net, zelfs:te. midden dezer ziekte „den mensch. vergund is „zich. voor hare mededeeling-te hoeden. …: … od ab, osskeurzard-s BROM vr + De bi enn ee nc ni a hd he ende . mad ene Gag ), „De Eerfte:-Klasfe bij den aanvang van dit Veeflag verklaard hebben- dez vóór Zijne Majefteit den Koning alleen: de gronderi”te zullen opén- leggen „-dië zij voor den befinettelijken aard’ der Aziatifche Cholera’ úit de ervaring ‘ontleend heeft „meent ‘zich etri den haar as gedragen» last als nu volbragt te-hebben.. ahet and Mogt zij, voldoende aan Hoogstdeszelfs wttsrnreange verlangens‘ te- vens “iets hebben bijgedragen „om - de“ meeting, die 'nog hier en”daar over- ‘het ‘niet befimettelijke dezer ziekte blijft! heerfchen , eene gunttige wending “te geven „zij woude ‘oordeelen “een” me roc is re teilrebben; 2e: “is neh reis enehronsietmindid ost Slaat. _„Welken indruk «de werkbon van’ haar ‘gedrag”en het opénleg- gen van hare gronden ‘voor dei befmeetelijkheid- der" Aziatifche Chiolera bij “Zijne | wm den” oren ‘gemaakt heëft ; is der Klas t tót heden niet gebleken, donut tr „Bisolvbertoóv tm) hade no: sil sbebindsovijki. ob 6e ro gun Bg tanb va53 orto): » ie, Sit Dt dieteaTdepdincettn voor::de:Natioriale Nijverheid en” de Koloniën aam den, Koning den’ voorftel zijnde gedaari “tot” herziënitig en’ wijziging vans Zijner!Majefteits Befluiten van 6 ‘Mei 1824 en“fO September 18205; omtrent “des weilighèids-maatregelén” bijhet” aanwenden van ftoomwerktùïi? gen „heeft div-onderwerp:; van: wége Zijne’ Majefteit ;- een ‘punt’ van na: der onderzoek uitgemaakee bij dew Raad vanrstatere” 105 vert vhobron ‚Deze Raad, “het: voórfteboin Overweging” genómen hebbende 4 diënde den; Koning van “eenige-aanmierkinger: „waätóp bovengemeld Departê- ments-geantwoord»heeft “opeen “wijze; welke ook aan het Ministerië van) Binnenlandfche, Zakén: völdoendë voorwa Zijne ‘Majefteit intús- fchen „te»radegaânde met "Artikel 13‘des“tangetaalden’ Berluits van 6 Mei 18245’-verlangde';> dat? over “den tmhoud van'eën ‘ontwerp-bèlftit, hetwelk voortaan:-de ‘bedoêlde twee befluïten “zoude vervanger, nóg al. vorens-{de-gedachten van hets Nederlandfche-Inftitaüt zouden ‘wördén “Sm= gewonnen. / De C 4 ) De Eerfte Klasfe ontving dien. ten ‚gevolge, dit ontwerp, nevens de daartoe, betrekkelijke, Rapporten , met verzoek „„om zich. met de,beoor- _ deeling. van hetzelve te. willen, onledig. ‘houden, en; den Heer Staats- - raad „belast ad, interêm. met de Directie, van. het. Departement: voor de Nationale Nijverheid en de Koloniën, met den enen HD fpoed ae te dienen van confideratiën en-adviese ate He 35080 ‚Om hieraan te beantwoorden , „oordeelde. de Eerfte- Khasfe- voeg- zaamst, de Heeren ALEWIJN «en ‚BUIJS, nevens den Sekretaris ; te be= lasten. met, het „onderzoek, dezer ftukken „ en daarnaar. het oordeel-der Klasfe te regelen, Deze Gekommitteerden dienden al ras van eenige bedenkingen „ welke de „Kläsfe. noodig,vond,, „alvorens tot een „bepaal- den, raadflag te komen , aan ‚gezegd ‚Ministerie te. onderwerpen. , “4: „Zij meenden, namelijk wel in; het algemeen: met het beginfel waaruit dit ontwerp-befluit fchijnt voortgevloeid , te kunnen inftemmen,y/in zoo verre als het fchijnt ten doel te hebben, om aan de Nijverheid de meeste vrijheid te laten”in de toëpasfing: van alle middelen welke op eenigerhande wijze, {trekken kunnen, sten woordeele. der inrigtingen’, waarbij ftoom, hetzij, als; kracht of; tot eenig ander (einde »gêbezigd wordt „alleen „onder, bepaling, van. gepaste „voorfchriften totseene-doel- matige. en_voorzigtige aanwending van, zoodanige middelen, als de. ge= vorderde flaat der wetenfchappen aanrde-hand: geeft-s--om fchadetem on= heilen voor. el Komen, Zoo. penis toch kan: abi de «wel Bernd gen, in % bijzonder, door. het mistrouwen: cn rakter verminderen „welke - minkundigen, foms-affchrikken „om van -ftooms werktuigen, en daarmede verbondene inrigtingen- gebruikte maken, «>: Doch. hoezeer metde nuttige ftrekking, van. dit-ontwerp-befluit inge: nomen, konden, zij echter niet,zoo volledig inftemmenmet-de bepalin gen wegens de, veiligheids-maatregelen „daarbij voorgefchreven -âls- voor 0 ot waars C 25 _) waarden” tot - het overkrijgen. eener ‘akte-van vergunning. Zij verklaarden vooralsde redenen--niet--te „bevroeden. „welke aanleiding gegeven heb- ben;-om, de „veiligheids-maatregelen. bij. dit concept-befluit in vele op- zigten; tot een’ minderen. graad; van zekerheid te, bepalen , dan dies in het: Befluit van,6 Mei’ 1824 -waren -voorgefchreven. Ín- aanmerking echter nemende „dat: deze alzoo ree sonvrik len zekerlijk « berusten: op-fpeciale bevindingen. of ontwijfelbare berigten:, vonden -Gekommitteerden ‚het raadzaam „ alvorens hun oordeel te vesti- gen , :kennis te- nemen van de motiven, welke ten grondflag hebben verftrekt tot de-nu-voorgedragene veiligheids-maatregelen. + Daar. bovendien. de- zekerheid , „welke. uit het. aanbrengen ‚van. veilig= heïds-toeftellen en uit de beproeving der ketels moet voortvloeijen , in vele,opzigten af hankelijk-is. van, de wijze, waarop: het onderzoek en de beproeving: worden „in het „werk, gefteld „ meenden Gekommitteerden mede ‚te moeten. verzoeken, „het bekomen van kennis aan de wijze, van … onderzoek. en beproeving, in Artikel ‚x 1-van het. Concept-befluit: voor- gefchreven. » ks. sr5nort “ask » Gekommitteerden prenn intusfchen «niet. in het eeen dezer verlangde inlichtingen. ‘De Klasfe ontving, op hare aanvrage, van welgemelden Heer Staats- raad. eene Misfive „ waarin. niet „de. -proeven ‘en gronden. ontwikkeld worden, die voor -het aangeboden -Concept-befluit verftrekt hebben , maar, eene verdediging. voorgedragen, waarom. de graad van beproeving voor. de, ftoomketels, nu ‚zoo veel lager gefteld is, dan in het Befluit van 6 Mei 1824. LA ir ‚De, Eerfte Klasfe, en hare Gandneerden werden daardoor in eenen moeijelijken (tand. tegen over. het. Ministerie. gebragt. « Zij verborgen zulks in,eene latere Memorie niet…Zij poogden echter, door nader aangebragte redenen , bij welgemelden Heer Staatsraad de overtuiging te got D - ver. C 26 ) verwekken “dat. „het «aangeboden Concept -befluit > veenige + verandering zoude: behooren. te ondergaan „dat-het-vooral>wenfehelijk zoude zijns, in” hét” Koninklijk’ Befluit * omtrent“ het kunstmiätige ‘van de werktuigen geene bepalingen op té nemen, welke-als, voorwaadrden ‘zouden moeten dienen, om vergunning te» verkrijgen ‘tot „derzelver oprigting-‘Door zulke“bepalingen’toch zou het Beftuur- zich in zekeren-zin veräntwoor- delijk {tellen woor de doelmatigheid en zekerheid’ dezer toeftellen,” … “Zulke ‘bepalingen’ alleen “zijn noodzakelijk „welke betrekking hebben op de verpligting der fabrijkanten en gebruikers , om } alvorens zij eenig werktuig van -dien”aärd” it werking brenger 3 “etzelwe “dari een” order zoek v ef” vnd te vase van ws gend grae En weke te voogd oëdow eistsd, oh güivoorg: Daodschbiad, „De wijze van oriderzoek en”der beproevingen ‚enden wa’ waarop diëseve ‘zouden’ behooren: herhaald te wordeti , konden’ dan:»door eene — Inftructie’ geregeld worden; “In het algemeenechter zóu dezelve meer aan «dè ‘kunde en” het’oordeel' var daâftoe bevöegden’ behooren’ tê wör- den overgelaten, en in fommige opzigten zelfs aan de keus van” fabtije kant of eigenaar „onder verband nogtans , dt in''alle gevallen „ doch’ in het bijzonder, wanneer de fabrijkant of eigenaar mogt »weigeren 5’ het werktuig » aan “eene beproeving «te onderwerpen; bij eene openlijke ‘akte hiervan’ zoude troetenblijkenzt"welke akte teralten tijd in ‘de werkplaats of vin’ het” ftoömsvaartüig fehouwbaar zoude behooren” te zijn. «> „Wat -de valgemeene” veiligheid” aangaat „ vermieent «de Klasfe 3 “dat de- zelvel door“ zoodanige “inäattegelén genoegzaant ‘befchermd” kar’ géacht worden. Eensdeels toch is het hoogstwaarfchijnlijk , dat“ eigénaars “bij voorbeeld “of ofidertemers van 'ftoomvaartuigeris tot vervoer wat’ reizigers beltemd; in ‘het belang” húnúiër onderrêtming ‘als’ wan’ zelf" zullen gedron- gem wörden „'fléchts “zulke werktuigen te’ bezigen; als waatvän ela gunftigite: getundenkerar ‘Aan het aar Kuntiën voorhóuden. * Beipe „ay Ter So Ee NED pe NE He ee De ete Y C 27 ) „Ter „voorkoming «-vanv:ongerief “of .gevaar voorhet algemeen en meer bepaaldelijk. voor belendenden. der inrigtingen , - waar ftoomwerktuigen gebruikt _ worden, “beftaar--bovendien’ reeds-hetBefluit-van 3ì-Januarij 1824 , waarbij eene voorafgaande toeftemming:van Gedeputeerde Staten dervProvincie wordt. vêreischt tot ‘her oprigten»van foortgelijke Werktui- gen:-Bij dit -Befluit zijn “te gelijk zoodanige bepalingen gemaakt , dat een! ongunftig” getúigenis van bevoegde beoordeelaars genoegzaam zoude zijn) vom eénè » weigering vof valthans eene” flechts” voorwaardelijke toe- ftemming ten gevolge te hebben, HAES «oro -99 Ook deze Memorie der Eerfte Klasfe werd door den Heer Staatsraad veréerd. met: éênvantwoord. … Zijne Excellentie brengt. in twee afzónder- lijke-nota’s de bedenkingenter toetfe „ welke de Eerfte Klasfe „na be- komene “voorlichting *'van hare” Gekommitteerden, als mog meende te hebben ‘tegén’ enkele Artikels van” het onderhavige Concept-befluit , en tracht ‚door eenige “wijziging, ‘het geheel inhet nu zoo in te en dat-het ook den bijval der Klasfe verkrijge.: 6 Het zijn deze nota's, welke een nieuw onderwerp van weke voor Gekommitteerden hebben úitgemaakt, met geen ander gevolg even- wel, “dan dat zij; de zaak:ten-derdemale overwegende en gaarne hulde bewijzende «aan het licht, hetwelk daaruit voor hen is opgegaan, der Klasfés‘meenden te moeten voorftellen ; om’aan Zijne Excellentie, den Heer: Staatsraad „ belast” met de Directie van het Departement van dé Nationale” Nijverheid „veerbiedig «te kennen te geven "dat , hoezeer het der Klasfe aangenaam is geweest, te ondervinden , dat-Hoogdezelve op de, aanmerkingen; die zij in‘hare Misfive van ar Mei 1. 1. heeft inge- zonder; welseenig “ reguard- heeft willen flaan j zij echter j" na aandach- tigevoverweging der. confideratiën’, dan ‘haar door Zijne Excellentie “me- degedeeld daarin” niètcheeft opgelost gevonden de’ bellenkihgenid „die zij smachnii midden gebragt omtrent het min raadzame ; om voórfchrif- hûs De ten C 28 ) ten „van ‚dien: aards alsin het,onderhavig:;-hoezeer „dan -ookogewijzigd ontwerp , ‚vervat » zijn ‚in, -_een Koóninklijk-Befluit op te nemen's èn-dat de Klasfe- uit, dien hoofde bij; haar aen en terne ws meent te,moeten volharden: > fdrissveo se „De Klasfe ‚zich met ‚dit -voorftel ouivrnidinds ie, dien aes: komftig, gehandeld „en de: Memcrie van. hare Gekommitteerden , “waaruit hetzelve, ontleend» was ‚stevens. aangenomen 5 om, als grond’; voor haar blijvend (gevoelen «ter kennis. „van „welgemelden Heer „Staatsraad „gebragt te worden. d stioddad 93 seiovas ast mii EEG 1 big Dient ik e}1as É Tomb sss z00 Het hai Zijne Excellentie’, sd Minissev: ‚van Binnenlandfche Zaken, aande Eerfte Klasfe des KoninklijksNederlandfchen In(tituutszte doen ‚toekomen een ‚adres van den Berlijnfchen Hoogleeraar „Dr. HEIN= RICH „BERGHAUS ; ‘ten geleide „dienende aan de Eerfte Aflevering van een. werk; betiteld : Gros/er. Atlas der ausfer- Europäifchen: Erdthéile, benevens drie oei daartoe behoorende ; en een. „berigt van. intceke= ning :op:hetzelve. ovov sono wos 35 aal scab: fis 19H Zijne „Excellentie het past de vaneanditn iet etn der Ber- fte Klasfeop dit„werk verlangende. te- vernemen ; -vooralsmet. betrekking tot, het. verkieslijke. voor. „Zijne „Majefteit „ om door inteekening deszelfs uitgave: te, bevorderen”, „heeft de Klasfe. zich „beijverd-; omt aans dat vers langen zoo-fpoedig mogelijk, te voldoen; zij vond--zich , daartoe voors gelicht.… door «haar „geacht » aai den Heer ALE WIJN} lennik ne volgende. te antwoorden: geusgnss. steal or Het „is der ;Klasfe ie dat ‘het tkn werk: Braat „Hoogleeraar „HEINRICH BERGHAUS án de’ eenfte, plaatszalbeftaarbuit " spreenereeks/van kaarten ‚betreffende Azië:s-terwijl „indien -dit-gedeelte sebijval vindtde Schrijver voornemens issrook-Atlasfen van Afrika »entAmerika te leveren. Van Azië zullen „uitgegeven worden -twaalf- he » Land= C-6 j Land’ ii) zes Zeekaarten „ ieder voegelicht ‘doör' eene” aak betreke » ‘kelijke Memorie’, ‘waari’ vdeeoghapried data3 die tot her ontwere spe dêrzelven gedietid ‘hebbeti®, bediscutieërd , bovendien berêkeriingen »"ointrent” de gróötte’, e’töpögraphifetie berigt omtrent de opper- ks vlakkige gedaante der- landen “medegedeeld „ en ín hét bijzonder “ook. de -Hydrögtapliie ‘der wateren wan die gewesten zoo uitvoerig” ‘moge » lijk behandeld zullen “wörden- Kev veegt tot’ zeënins- ‚wegwijzer te doen rekken, 9 vvo La ai eid von Dezé* Memoriën: hebben den Tartaad titel: ‘fia’, Sammlilng > van’ Dénkfchriften in Bezichung aüf die. Geo: und vrhn q diefes Wrdihöilnbuo me, nssovronneg as el alit salaorghoo De eerfte aflevering beftaat in drie wardi ienie <1 ) „Meng ik het Eérfte'Blad 5 Achterulndiëof Indië’ óver. den Gänges 3900 « 5 het Tweede Blad; den Perzifchen: Meèrboëzem; «°° vee vain Jor „ ‘Osy hiet’ Derde Blad „ dé Philippinén en Súlaseiladen!t 107 bamoonv „ 5 DE toëlichtende “Métnoriët , “deze ‘kaatten” vergezellende's’ bevâtten "över teder” dezer. gewesten ;1” ma” éctie “inleiding voerde diggirig y’ ge- » daante, verfchillende” benamigen „Omvang sen “dergelijke véetië òpgâve s'en“ eritisch Overzigt van” de’ bronnen, wäaruit bij het zatheniftellen 2 sj Beput is , of der Zoogenaämde Wtogiansnkderser mäâtêrfâlen’; woöortsl;” in sveanke: afdelingen , uitvoerige” geographifche &h hydrographifche - ä befchrijving van ieder land, ftad 3 dofp’s“gehucht/s gebergtés rivier: „zee, enz. , benevens eene ethnographifche ftatistiek of opgaaf der 5 Vollesldifinsers "ip huine” wöónplaatfeti” der Statefij hunne’ grootte, „bevolking „verz. ;” alles met aanhaling “der * réisbefchrijvingen ; ‘reisjours — 5 Halen wermsadentikein, “fpeciale - ‘opmetitigen)’ kaarten’ of plans die ; „bijvalle”Natiën en’ in alle “talen verfchenen en e deze benee ge pe dige 330 aarslent, 169: Mes IN p Lal De: kaarten zelve “zija; naar’ vrdditerding” dezer: Briaurnoeilges op 3 D 3 de CR) „de ‚fchaal, van, een voor, vier, millioen, oncworpen,en eenvoudig; doch „4eer zuiver gegraveerd. Buiten de, algemeene voorftelling der befchre- „vene landen en zeeën, „bevatten zij op. grootere, fchalen, fommige.fpe- 2 ciale „gedeelten, als, van Baaijen „Reeden, El Havens Kustgezigten , „benevens. enkele „Steden met hare „omftreken „ ‚en opde zeekaart in » bijzonder zijn ‚de ‚diepten, rigting der {troomen en dezgelike, vn »de„zeevarenden „ belangrijke, zaken, aangegaveu. „inj. trato »„ Dit is in ’ kort de inhoud van het veelomvattend Werk, des, Ben ».lijnfchen Hoogleeraars. „Wanneer men bedenkt „dat, op; deze. „kaarten » „als, St„ware, geen, punt: gezet is, zonder,.dat over,deszelfs plaatfing ‚de 4 oorfpronkelijke bronnen zijn aangewezen en onderzocht „terwijl „het- » geen op, „die ‚wijze niet „heeft, kunnen. bepaald„worden,, „alles, met „ge » flippelde lijnen, ten blijke,van onzekerheid „is aangewezen; dan kan „ het niet anders, of,‚men moet shet taai„geduld, bewonderen , „hetwelk, » vereenigd met uitgebreide, belezenheid en;kennis , ‚vereischt is, gewor- »-den,, om, „deze ‚kaarten zamen te, ftellen;,„en,ieene zoodanige oordeel. „kundige, ‚behandeling, van. het onderwerp, moet,op zich zelf reeds eene »‚gunftige. vooringenomenheid_en vertrouwen, inboezemens;»,,, zon De, Berfte Klasfe, meent alzoo, Uwer. „Excellentie, na deze daldan: »wing.van het ‘Werk, des, Heeren BERGHAUS „te „mogen in confideratie mr gevens» Zijner Majefteit te, aile „dat het Kroogerdenans aandacht en: veekening vi waardig iden. … brielvasbi Ars vijakdad tab isengo 10 47 tolislaeig saas emsvansd rd NE „ „Door. eenige, draden van ‘Diligences, raadt onlangs. vi ren Mi- nisterie van „Binnenlandfche Zaken klagten, ingeleverd over de, verfchil lende ‚wijze, waarop; de,„openbare uurwerken en, klokken, worden, gere: geld, en, over; het. ongerief „hetwelk „daaruit. voor - hen, ondernemers voortfpruit.. De ftukken, welke daarover tusfchen hooge en; lagere. Be- fturen „zijn, „gewisfeld , „en de vraag, hoe, aan deze billijke. klagten, te ' td: ge- Cosgr )) „gemoet teskomefpp!makén , ‘op verlangen-wan welgemeld Ministerielzseen onderwerp uit van beraadflaging bij de Eerfte Klasfe des In{titüutss + govraf}eg poel onserai Isigaardroov allioca ab 140 An MAY 499FL -oCl woNog seen. ander!vooriohêt . Rijks zelf “gewigtigsonderwerp werd hâar tenvonderzoek v ‘en ‘beoordeëling:sdoór’« hetzelfder Ministerie: opgédragen’, «deo iigraag »'naïmelijk” over “(de “mogelijkheid ;-rom bij! het: bezigtigen” én keuren “vâi> conftructie-hout dé zekerheid! te verlangens; of. thetzelve al; datie niét buiten dens wintértijd is geveld,» Welke vraag’ harenvoor- fprorg” verfehuldigd isaan depldars»gehad hebbende fpoedige vervuring van “Zijner':Majefteits. dörlogskorverwernLegje y vals: zijndesvoor “waar- fehijnlijke reden daarvan opgegeven: ‘hee-gebruik maken van’ outs dat arn den: wintertijd. zoude geweld -zijn,sen wg ob ni wb re sshben DerEërfte-Klasfe houde! zich met dit ronderzoek>bezig, Eemiwoldeúd verlag moge-de nitkomften’ van” -eem ‘en vander voor “Uwe ‘aandacht ‘bloot leggen. ( arion alstmtouiawsslan nhy: afidit meh ran. gahasmgo arts essb Hloolad sos, ruanu, wav: soell al soNe dies)werkzaamheden:: vermeld tehebben 3: welke: dei Eerfte’ Klasfe op last van het ‘Gouvernement ‘heeft ondernomen of: met wiet vonder- zoek zij als nog belast blijft, zal ik nu moeten gewagen van eene foort “van: ‘arbeid; vdie vinsden”‘kring-van haresgewone bijeenkomften grootendeels:{zoude sbefloten ‘blijven; ‘zoor hew ja rlijkfche Verflag vaan ‘dezelven geene: semana mededeêling verleende. … voor us gi-stohio, ma griegas de ot ghrieidoerin Chai uattieuks) -slov zi enh 15 Het vis Pekken Melwactuspyraiidalis, dat zij „tors zekeren: wasdom “gekomerr zijnde, “uit tiet’ hart der “plant seehe _katoenaärdige-ftofsop{tuwt”y”didshären krúin leveristang: bedekt.” Mirider bekend: ás “het 3 dat vna! defr dod wan-deze Curagaufche ‘Rotsplant “die swollige’ bedekking miet allee! blijftssbettaat; ‘maar zigtbaar (fchijnt te meenen zoodat zelfs “tog vele’: jarensdaarna® uit» her: gedroogd Over- (Cia 5) overfchot” van het gewas seenes;menigte wol , gea an smet ftekels, te vaosfckijni treêdestents} sho ob ijf ‘pritslibâsed -ttev' Jit briguAobAo De Heer VAN MARUM datzelfde vooristeap ti in eene lang geftorven plant „uit zijnes-verzameling opmerkende , „heeft „ook. ‚de aandacht der Klasfe bij. dit. zonderling, verfchijnfel. bepaald, en-hetzelve-als. voorbeeld _ doen dienen, hoe behoedzaam men în cher afleiden, van gevolgen behoort te werk te, gaan,» Het -fcheen! hem: immers „na; dit verfchijnfel in alle bijzonderheden -te- hebben „nagegaan „' dat‚ín zulk een doode plant geen eigenlijk, voortbrengen;-van: wol en ftekels plaats. heeft; maar, dat, bij het „droogen' ‘en inkrimpen Van derzelver weeffel „ het telkens op > IE ten OMS 1 opeten ab ……Tusfchen „de Land-childpadden: en daje bleef-dus alleen» eeni+ pn twijfel „over, Deze «zijn echter van elkander ligt te onderfchéiden door de - gedaante der ribben-zelve „die in-de-Tandafchildpadden ‘beur- telings „de-eenebij de rugwervelen „de andere bij: het borstbeen; bree- der zijn , terwijl-de ribben bij. de Emiydes-over:hare geheele ‘lerigte ‘van dezelfde „breedte. gevonden wgddn ” eN aan elkander zieh: aieftrekken;:t abuas sbnemie Aijtbijnoir senen api … Daar, het laat{te.-in het ‘fosfile boverifehild” pläats: had ; werdershiëks door „ook -de- „Land-fchildpadden (Zestudines). uitgefloten. «> sc ue „Overtuigd , „dat het „bedoelde fchild;-tot’eene“Emyde' behoorde; vers geleek Prof, vaN BREDA hetzelve' metsde Emydesgeraamten die: in “Het- Koninklijk-Mufeum te Leyden: voorhanden zijn, enbevond:dat er eene; tot in de minfte kleinigheden toe , volkomene overeenftemming „plaats had tusfchen het onderhavige fchild en dat van de Emys Europaea. - „Voor „zoovsveel, hem.:bekendsisg is dit-het.eerfte voorbeeld, dat er overblijffelen„van. de, Emys „Europaea: in, |, BEn&: veênbedding regan WERTERari-5s 5 hoest sore ao zgiò Hiilsbbteno marble Howe, „In dezelfde perd „komen, samenge, ‚voor vansden. Bos pane genius. „van eene; varieteit van de Sus-Scfopha'y van den.CastorFi- ber; dieren, welke ook in andere: gelijkfoortige: gegen at opdn in ons Vaderland „vals. elders-woorkomen, > 5%, zor “doon „aol e „Bij deze “gelegenheid merkte-hij: aanz--dat-het hem geenszins: wide maakt “voorkwam „ dat de» veenbeddingen 4,-waarin ‘deze. beenen- gevonden worden: , “tot heti.diluviunr behooren’ en sdat-de bewijsgronden „>waär- door onze-* geachte …Medeleden „ “de „Heeren De: PREMERY ‘en REIN- WARDT ; «dit sgevoelen. hebben strachten: aannemelijk te‘ maken in hunne aha 15} KG | uite C 35 ) uitmuntende Vethändelingen „te. winden. in“’de-Werkèn- der-Eerfté Klasfe’ze iem mog ‘niet: tot» hetzelve hebbén »-kunnen “overhalen 3: iar- mers; de „aanwezigheid; van--beënen: van’. det: Bor primigenius “zóu dersvalleen’ bewijzen, dat ook nog gédurender-den historifchen. »tijd:; gedurènde het: vormen “van-alluviaal-beddingen’, dierfoortens uitgeftorven zijn 3 hetgeen van den: colosfäülen Eland, “die „menigvuldig in de veenen van Ierland én.êlders voorkomt; ‘bewezen: is st en hetgeen îér ons ‘Vâ- derlánd» met” den Bever bijna het gevalvise drove Ajo nditum guet Een veel meer afdoend, ja een bijna gaen bewijs voor den diluvialen oorfprong, zoude er, volgens Prof. vaN BREDA, beftaan , indien -ook-beenén van den -Zlephas primigenius ‚van den RAinoveros Zichorhinus ven sdergelijke , het dilúvium duidelijk kenmetkende ;-óver- blijffeleri inde veenb@ddingen aangetroffen werden; — Dat «dit zoo zijn zode, komt hem voor „niet “bewezen «té zijn “door het enkele „geval van »-dêri: Olifants=kop 3» die zich “in het,„Mufeum» van: de! Hollándfche Maatfehappij te Haarlem bevindt „ vetis die- door “den Heet-pr FREMERY nóg wol «mét derry op de plaats „waar lij gevonden is, -gezien „werd? Het istoch genoegzaam bekend ; „dat! bij “dijkbreuken: 3 zooals: bij dieg waarbij! deze Olifants-kop -werd opgedolven ; niet alleen’ veengronden maar-ook: die beddingen , waarop deze rusten ‚en waaronder. er ‘buiten twijfels zijn , -die tot de diluviale behooren „-uitgewoeld en. opgebragt wordens zoodat „het zêer” mogelijk is; dat’de bedoelde Olifants-kop eerst, nadat hij door de doorbraak uit de diluviaal-gronden was opge- woeld , in de tevens opgeworpene ;-voorheen:-hooger’ gelêgene; véen-: of derry-gronden geworpen is, én dat echige van zijne “holligheden ‘met veen-aarde gevuld zijn geworden: > Invallen sgevallekwam het: den: Heer VAN BREDA niet voor, dat men uit dergelijke gevallen eenig gegrond. befluie kan opmaken’, zoodat hij. eindelijk van’ gevoelen. bleef, ‘dat het nog: in geenen. deele uitgemaakt “is, dat die veengronden , waarin de JUD, E 2 Bos ( 36 ) Bos primigenius, de Sus Scropha, de Castor Fiber enz. gevonden worden „ een deel van het diluvinm uitmaken ; terwijl zoo wel het veel- vuldig voorkomen van juist deze nog levende dierfoorten; als de plaat= fing van fommige veenen op beddingen, die tot de-alluviale behooren, hem meer zouden doen overhellen, om aan deze veenen eenen lateren oorfprong toe te fchrijven, dan aan het diluvium ; een-gevoelen „waarin hij verfterkt werd door het vinden van een tot nog toe in het veen niet _ aangetroffen dierlijk overblijffel van de in Europa nog levende Emys Europaea, De Heer vAN DEN ENDE vertoonde twee vreemde foorten- van aard= appelen , beide bij hem in den afgeloopen zomer met goed gevolg ge- kweekt, De eene foort, aangevoerd van de goudkust , verfchilt in ge- _ daante en uiterlijk voorkomen bijkans niet van onzen gewonen aardap- pel, doch is in en uitwendig donker violet van kleur, en fchijnt tot een grof, welligt voor dieren alleen bruikbaar, voedfel te behooren. _De andere foort „ waarfchijnlijk- van. Aruba medegebragt door den Ge- neraal KRAIJENHOFF, is van eene kegelvormige uitgerekte gedaante, zeer groot en vast, Overigens zamengefteld als uit opeenvolgende knoppen of botten, fijn van weeffel en gedekt met eene zeer dunne geelachtige opperhuid, Welk een en ander doet verwachten , dat -het invoeren van dezelve voor de land-huishoudkunde van vecl belang zal kunnen wor- den. Arti De Klasfe., het belang inziende van deze dubbele vermeerdering eener voedfelfoort, zeide haar geacht Medelid dank voor de ontvangen mede- deeling , en verzocht hem zijne proeven op. hare voortkweeking te ver volgen. 5 De- Heer ‘VAN DEN ENDE liet het bij deze mededeeling niet ‘berusten. Hij lag in eene volgende. Vergadering vele fpecimina voor van een pro- duct Es. duet uit het Delfftoffen-Rijk „hetwelk de zoogenaamde Potjesberg „bij Son, ‘in de voormalige Meijerij van ’s Hertogenbosch , oplevèrt , en maakte , na eene befchrijving van dezelve gegeven te hebben, hâar op- lettend. op de zeldzame“en iteenlvopende gedaante’ dezer visten. Kennêlijk zamengefteld uit “fijne zand- of quarts-korrels „ welke voor= namelijk * door ‘ijzeroker ” verbonden ‘en geel of’ vuilrood gekleurd zijn , zijn hetde “uiterlijke vormen „- onder ‘welke dit-Zlydras ferri') of mèer bepaald; deze” ageren aldaab: inie die demteludn en „wel voornamelijk, zoo ‚miet „uitluitend „ aans den voet -der:Zuidwest-zijde. „Deze,heeft„ook ditseigenaardige,, „dat ‘-hij\doorgaans uit,een. zeer» fijn „‚; geelachtig, drijf zand beftaat, terwijl de omliggende uit een grover , wit zand:zijn, za- mengelteldeg sin coddarl aoqwowaoov ogivevesord na veiud snasosMi „Offchoon,-de naam, van -Pogjesberg zin, de omftreken,federt onheuglijke tijden, bekend , „en. dezelve om -zijne „voortbrengfelen, door, velen, bezocht is, komt „daarvan, zooveel, men; weet „bij: geenen onzer: Schrijvers,over de Natuurlijke Gefchiedenis dezer Landen eenige melding ;voorer-Het eerst „werd, er ‚in:;.druk, gewag,van gemaakt; door, den, ongenoemden: be- fchrijvers;zijner, Reize„door..de Majorij-van's-Mlertogenhosch ins1798.5 te Amfterdam „bijA.‚Bs SAAKES, in-1799 in, het‚licht verfchenen. 10, De „Eerfte, ‚Klasfe heeft daarom,;van deze. ontwikkelde „voordragt, met ‚ dank kennis „genomen „ „wenfchende dat de „overige, leden „welke de geologie: „en vi ds als wetenfchap. beoefenen, zich, deze zaak „mede ween: aangelegen „zijne … ‚5, aios no mr Rn, Hool uesond HE nfjs row pabaoren , SGirmrioveigd, ah Istoov no goed SIEN «HEN Jans De Heer korps, in den kruidtuin van, ae Univerfieit te Utrecht een monfterachtigen,- vorm. „ontdekt , (hehhemde „aan Weg: „Lilium bulbiferum , (Oran- ari LI Cht 5) _ (Oranje: Lelie) eenigzins- overeenkomende! met dien ; welke vroeger Aan Witte Leliën is zopgemerkt” en ‘ir /deyVerkandelingen der“ Rerfte»Klasfe befehreven „onelidaldede Vergadering op'eerië aanfehouwing ‘van “deze zondërlinge!overmenigvuldigings-det -bloembladens zieht van die inte Witte” Leliëm daardoor \onderfcheidender; dat “hier vtiiet alle “deelen def vruchtzetting zijntruitgefloten: “maars{ledhts » eeniigzins in veranderde dà daante voorkomen , terwijl in de Witte Leliën geen enkel’ fpoöt” vanrdie werktuigen: was overgebleven” go smosb sol blaid zsm soeld 00 _ ueBene tweede misvorming deedeziclhy voor :bijseene-der bloemen van de Bpyrhrina-cafra,valsv ware hetbeene poging”totidubbelwordirg:, welk verfchijnfel, in vlinderbloemen hoogstzeldzaam zijnde, de aandacht bijzonder tot ‚zich: trok, gator tit Syrie #19 nike oPandad nev os{iva 3 “>Ohs geatht Medelid ontving voór-eén en anderdezer voorbeelden van _ monfterachtigen: vorti» den» danloidêrVergaderingov 1stnoov ossb 10m sve Hb, aDlsi nel degsornsg red sch Otis roogted zrsrs ib foe Zoo de Electro-magnetifche proeven , welke Ons geacht” Medelid si \dé Heer: morr!! in’ het’ midden’ des “jaars 18gt „uwvoöreehe sVergadering dêr “Berfte:Klasfe-án ‘hets wêrle: telde; reedsrdev heerlijkfte vaitkómtter óp: leverden; zijh sdezelve gewis” vers en »'zöot wart iemzelven , ‘als vh anderen3 nog” verte overtroffenyoor ovessonesvin pist os gaiwijntd „De Amerikaanfche weblabel HA idee eerie mamet. den’ toeftel'uivse dien’“hij “met dén naart Var: ‘Defagrarorbeltêmpelde. Twee leden ‘det “Klasfey dé HeêrbrsrRÄTISeR--en MOL 3 beijvérden zich » om zich zulk een toeftel aan te fchaffen:'én’ de! belangrijke proef. fiemingen met denzelvenste hethalén ‘en door “anderen” te” vermêerdêrenì Het geacht Medelid srraTinen wijzigde 'diënDeflägrator:tiaar/zijhe inzigten en zond aan de Eerfte Klasfe, ter vervulling zijner fpreek- beurt; |» destelfsbefchtijving envrdie” eener igtootë reeks varfprocten , waafvân de eerie in belängrijkheid de âhdere feheet “te” boven: te! Bâatì®! “bim °° De C 40 ) De Heer Voorzitter befteedde twee ‘van hare-bijeenkomften , om een’ algemeen overzigt van de. belangrijkheid dezes. werks te geven: Eene dezer zittingen werd bijgewoond. door «het geacht Medelid „den Heer MOLL, «en nu kon: de- wensch der Vergadering nietsverholen blijven om de meest fchitterende proeven metden Deflagrator te zien nemen. Zij openbaarde. denzelven. aan ‘haten: rine en, had het az hem. daartoe over te halen, A on f De Heer morrL hield kort daarna óp’ eene, itiezias: wettige: weij: ze haar daarmede bezig ; hij vermeerderde, de reeds bekende proeven met. een „aantal nieuwe „ en toonde vele te voren niet geziae te felen, WCT balitasidBó0 vti Stan De wijze van behandeling en nieuwe ween” ‚welke daaruit: voort- vloeiden „ deden. bij de Vergadering het aanzoek ontftaan „dat -de Heer MOLL deze voordragt voorde vergetelheid „door eene openlijke uitgave; mogt bewaren, hetgeen zij nu tot haar genoegen kan miet dat. wer- kelijk het geval zijn zal. … j} f tool af ‚De Eerste Klasfe- op den ‘belangrijken inhoud van des Heeren sTRAs TINGHs Verhandeling « terugkomende „heeft, geoordeeld „ „haar -geacht Medelid welmeenend -dank-te moeten zeggen voor de. medegedeelde Bee fchrijving en keurig uiteengezette proeven, tot welker uitgave in een of ander. wetenfchappelijk -tijdfchrift zij den-geleerden Schrijver te geree. der durfde, noodigen „daar over dit onderwerp zulk. eene, uitgewerkte en naauwkeurige zamenftelling ‚bij. onze Ee TRI niet wel anders „ dan hoogst welkom zijn kan. Zij heeft later -de verzekering en sid aan äie haar verangen gevolg ftond gegeven. te worden, … avvnate bilapsM Op Zondag ie gien Tani trof het zoo , ge ons geacht Medelid, se Heer MOLL, te Soest, in «de Provincie Utrecht, te twee ure des na- d mid C ât J middags ee zwaar onweder uit het Oosten zag opkomen, De bui trok meer Zuidwaarts , er viel weinig" regen, doch grootere droppels dan hem heugde ooit gezien te hebben; er was geen hagel onder, Van tijd tot tijd. „vielen er zware blikfemflagen op eenigen afltand,. Hij zag er een, die. hem voorkwam te moeten getroffen hebben. ‘ Het fchijnt in zulk:een-geval„ of een lichtende kogel den”-blikfemftraal vooruitfnelt 5 de flag heeft ook veen fterken eigenaardigen knal. Tegens vier uren vernam hij te Soestdijk „ «dat welligt veen uur te’ voren een rund in de weide, door den blikfem was gedood; hij ging’ dadelijk naar de plaats des ongevals ; ‘het was een weiland aan de Zuidzijde: van de Pijnen- burger grift, omtrent half weg tusfchen de kiib en de Baarnfche dee a die/van Baarn naar Soest gaat. „Het dier had zeker met den‘kop van den winden den en naar het Oosten „ dat is ‚naarde “Eem, geftaan. De flag fcheen inden neus getroffen te hebben waaruit » zige „flijm vloeide; doch uiterlijke _ verwonding. was er niet aan te zien. Het voorhoofd was ligt gezengd, doch “het ‚ voorhoofdsbeen niet- gebroken ; voorts was de’ geheele rugges graad ende ftaart ligt “gezengd , zoodat de haren niet bruin gebrand waren. Het eind vanden ftaart'of de kwast was” zwaarder gezengden bruin , ook eenigzins de onderbuik langs den navel naar den uijer. De uijer was rood: en kie ontftoken ; hee genen fterk. gezwollen en gefpannen. vn AGUA 109! ils De prenters, der. voeten. waren duidelijk in den: groid wiithaare z-men kon dus ligt -de. plaats vinden "waar ‘boven de ftaart gehangen hads juist hief „waren er twee gaten“in den grond geflagen , bij een van welken eene „zode was opgeligt. « Deze gaten waren niet dieper ,-dan vier of vijf oude: duimen. »- Aan’ de poten kon men geene teekenen van eenige „fchade: hoegenaamd zien'„“ook” niet onder aan de voeten, De electrifche „ontlading. is dus” geheel “door den ruggegraad ven:ftaart: ge- gaan „en leeft. daar , > waar: de “geleiding het beenig gedeelte! verloor ; C 42 ) fterker bebe. ensis van. hier inden grond geflagen, Het wi me alle, blijken van. plotfeling gedood te zijn. … : ‘Hetgeen. bijzondere opmerking verdient, is de tr a van het Soestdijker Bosch. van: eene. laan met hooge boomen , van het monus= ment ter, eere: van. den Held van Waterloo, zich als eene zuil hoog vef= heffende „ alle: ten bewijze- dienende , hoe verkeerdelijk men als leerftel= ling. blijft „voordragen ;, dat hooger verheven voorwerpen de lager be= veiligen „voor „het gevaar, van door het onweder teworden getroffen. Ons geacht, Medelid- merkt te regt, aan „dat het treffen van boomen zelfs zeldzaam zijn moet , daar men „ aangezien het/groot aantal „ flechts nu-en dan van dit verfchijnfel vindt gewag gemaakt. Als belangrijk berigt ontving de Eerfte Klasfe nog van hetzelfde Me= delid zijne bevindingen van. de rondgaande beweging der fappen tusfchen de knoopen der Chara vulgaris en Chara flexilis, welke door den Franfchen ‘kruidkundige purrocner en anderen”was in twijfel getrok= ken, Hij verklaart „ daartoe geene fterke vergrooting noodig te zijn: “het achromatisch Mikroskoop van. vAN peijL is voldoende ; doch allerbest ‚ziet «men dit fraai -verfchijnfel in het Microscopical doùblet van wor= pevpt met eene emi van. driehonderdmaal, „De ‘Heer van BALL,’ in het heet gevinkt zijnde der belangrijke briëf- wisfeling , welke joANNES E€ NICOLAUS LAURENTIUS BURMAN, Vader en.Zoon „ „met de vermaardfte kruidkundigen gedurende eene reeks ‘van jaren onderhouden hebben, kwam. daardoor tot -de ‘kennis van vele bij- zonderheden „ die niet algemeen geweten worden , en die het leven van deze uitftekende. mannen „vooral van den.Vader„ ten fieraad verftrekken: neHij zag daarom , met, leedwezen; dat van geen van beiden” eene” lès vensbefchrijving „was in ‚het licht gekomen „waaruit men ‘hunne vers dienften: naar waarde ‚kon fchatten „én nam’ het befluit soin ‘deze we- zenlijke, behoefte te woorzien.;: waartoe hem de voornaamfte bronnen , door hunne nagelaten werken , als van zelve werden geleverd, C 43 > vo Het is “op ‘het levensberigt en de waardering der groote verdienften van .fOANNES-BURMAN , als kruïidkundige, dat het geacht-Medelid de Eerfte! Klasfe onthaald heeft, met belofte, van gelijkerwijs eene voor- lezing te zullen houden over deszelfs Zoon NICOLAUS LAURENTIUS. Deze belofte werd reeds in eene naastvolgende bijeenkomst vervuld. „Hoewel in vele opzigten moêtende achterftaan aan de-verdienften, van _ zijnen betoemden Vader „blijkt -echter uit: de-levensgefchiiedenis ook van NICOLAAS LAURENS „dat „ waré/hij niet door eene te uitgebreide geneeskun- dige praktijk in zijnen “ijver belemmerd, vuit „zijne pen vele:belangrijke bijdragen voorde kruidkunde zouden té wachten geweest zijn, die hem tot geenen minderen luister hadden’ kunnen verftrekken ‚ dan zijn Speci- men bòtanicum de Geraniis , waarbij hij-de-doctoräle waardigheid ver= kreeg; en zijne later uitgegévén: Flord Indica ; met vene Pro- dromus” Floraë Capensis. on voed oon er 5 toil fi “Zijne “zucht ter “bevordering van zich ómttikkelände salman was blijkbaar „vooral: in het ondeffteunen» van den Zweedfchen kruidkenner THUNBERG ; > diën--hij tet geld “en, danbeveling-té gemoet kwam. in-zijn ontwerp , om de Kaap de Goede Hoop wetenfchappelijk te gaan onder- zoeketì „welke onderneming, gelijk-algemeen bekend. is’, met uitftekend gevolg, is bekroond geworden. Ook: was hij den later, beroemden, pAr- ras van: vele dienst „ waardoor hij middellijk en onmiddellijk krachtdadig beeft, smaituege ter OE , van: den. roem der de Detiek kruid- Va NE: ets 1: \ ï ‚De Hêer: vootes. doot: den bandbeoden denidikeend over des en en eigenfchappen van zeker zout, dat federt twee à drie jaren „onder den-haam: van Amerikaanfchen, Salpeter;uit Peru, werd aangevoerd, heeft, zich. niet. alleen.-met -de (ontleding van dit zout bezig gehouden, „maat tevens_de mòeite-getroost „om: gefchiedkundig na «te. fporen „waar en wanneer. hetzelve hetseerst. is-ontdekt’ en vermeld „geworden. . Hij „8 Ris: le- Cm 3 teverde daarom een-beknopt Verflag en-deed grondig opmerken , van hoe veel gewigt deze nieuwe tak van handel voor ons land worden kan. „Hetgeen hij te dezer gelegenheid aan de Klasfe voordroeg „ris later in de Bijdragen tot de nr nde Wetenfchappen gente ergenis, Wat volgt ver, vroeg eens de fchrandere indie an WOLLAS- TON “aan den Heer vAN BREDA, wat volgt er uit de daadzaak , dat de fchijnbare - beweging van alle ovâlleide fterren. naar. den ibid gerigt is sen men ze nimmer van den Horizon naar het Zenith ziet oprijzen ? In deze oordeelkundige vraag het-antwoord als zijnde opgefloten , dat — deze ligtende Météoren juist uit ‘hare ftandvastige beweging naar den aardbol, en uit de bepaalde rigting , die zij volgen „ het. bewijs. mede brengen , dat zij tot den aardbol zelven behooren , fcheen het dit antwoord te zijn, hetwelk deze verlichte Natuurkundige van den Heer. VAN BREDA te “gemoet zag. Naderhand. is dit geacht Medelid in «de gelegenheid ge- weest, een verfchijnfel waar te nemen, dat hem de gegrondheid. van dit gevoelen nader deed inzien „en ‘hetgeen hij-der pap aan de Eerfte Klasfe niet onwaardig achtte. - In de maand September van ‘het jaar 1829 bevond hij ‘zith te a in Henegouwen, en bewoonde aldaar ín het‘hoogfte der Stad-een vere trek, dat, op eene hooge verdieping gelegen ; hem. een vrij uitzigt over een groot gedeelte van den Sterrenhemel vergunde. Gedurende den nacht zag hij daar , eene zeer groote menigte vallende Sterren het zwerk doorkruifen; de Hemel was buitengemeen helder, en ook de menig- vuldige vallende Sterren fchitterden, ftaande’ hare korte verfchijning ’ met een ongemeen fterk licht, stilte Hetgeen hem daarbij bijzonder in het oog viel , was dt verfchijn- fel, dat; navde verdwijning van bijkans iedere vallende fter , op de plaats. van ‘hare verdwijning „gedurende eenige weinige oogenblikken , prk menigte vonken overbleef, en dat-deze, bij het verdwijnen der val C 45 ) vallenderfter geboren wordende; vonken volftrekt niet deelden in de Zoo fnelle “beweging „van “de vallendeefter zelve, maarvtot hare verdwijning ‚toe. fteeds op dezelfde. plaats aan-den hemel zigtbaar bleven. Î Dit wérfchijnfel , hetgeen’ de „Heér) VAN BREDA naderhand ieermalèts, dochnimmer zoo duidelijk “zag; fchijnt hem rwolkomen het gevoelen VAN \WOLLASTON: te « bevestigen: «… Immers de>vonken ‘maakten een deel uit «van de'svallende- fter ; > zij; deelden: in de fnelheid , waarmede. deze werd voort bewogen, en door dat zij van haar werden afgefcheiden werd de beweging. van ‘hare masfà in geenen deele verhinderd; zij kon- den “zich bij eene uiteenberftig der vallendeefter inveen groöter-ruim dan deze befloeg ; uitbreiden $ zij konden op’ deze wijze eene: lichtende plek aan den hemel vormen „doch deze lichtende plék moest: met dê= zelfde * fnelheid. voortbewogen … worden en -in “dezelfde -rigting', alsvde moeder-fter:, tenzij in het bepaald geval , ‘dat eenig- wederftand bies dend” middel“ de beweging der vonken sters, rin ge ne swel bijna” ‘geheel vernietigde.’ >= o8“qo « usbiour WóIden + BrSOj dv "Zulk leen: weêrftand vbiedend geral! leide het tedig ruim buiten den” dampkring niet ops. zoodat zulk eene vermindering van” fnelheid-in dit ledig “ruim vzich niet verklaren, ja zelfs niet ‘denken laat en de vonken’, gas, damp of wat hetzij, dat zich uit devallende fter ont: wikkelt, met ‘dezelfde ene als. “dede zelve “zouden: moetên” erpel worden. Í í 6 uifssineiës ‘ande nu g° 15: Wanneer men disieiigen aanneemt 3”dat ‘het ontftaat” der in pad in den dampkring gefchiedt „ en wantieer “men “tevéns ”optierkt ; “dat”bij hetzelve het volumen van het ligchaam der vallende ftervèrbazènd wórdt vergroot „dan heeft het verfchijnfel van ‘het ‘{tilftaän’ der ‘vonken’ niéts onverklaarbaars, — Met het volamen vermeerdert “de ‘tegeniftand , dien “de dampkringslucht aan’ “het bewogen ligchaam tegenftelt ; en met ‘dén vér. eig tegenftand vermindert ’de beweging. Er is niets-tegen , otf'te dd SR ftel- C 46 ) ftellen', „dat, het, volumen:’der, vonken-mdsfa „owaarin-de vallende: fter, zich:‘oplost „ zoo -groot is ten/opzigte- van ‘het Aigchaam -der-fter ‘zelve, dat de fnelfte beweging in eenen -{chijnbaren ftilftand' veranderd worde: ‚Ne verklating vân,. dit: „verfchijnfel „ 1gelijk: zij» door „den. Heer VAN BREDA ;’ naär “WOLLASTON-; wordt: gegeven „draagt «de: kenmerken ‚van, úieuwheids- In de Beiträge der. Witterungskunde vanden „Hoogleeraar Hs “W. “BRANDES , znne in het licht a: nn ten min(te, niet’ vaan negihs teav oi aabp 160bro > 0tIgon dd rooy HAW morte Driob: sv: glosh tand beden: sin Ev reontesusd of Eey Ô ectie sehem van» den Belométer op tteióke tijden en plaatfein:! mogen” swoornamelijk daarom van belang gerekend worden, dat zij, smet -behootlijkes zorg: verrigt', het verfchil-van hoogte dier.,plaatfen bove desöppervlakte „der zee met: genoegzame- naauwkeurigheid kunnen aaïtwijzeri,…>lDaartoe wordt eehter vereischt, dat de gebezigde werk- tuigeno vooraf. met elkanderzijn vergeleken, ven -dat- dezelve indien, zij vervoerd moeten worden, op zoodanige wijze vervaardigdzijn ;;dat alle indringing ‚van lucht. daarbij-als „onmogelijk; te befchouwen,is.;Dit voor- deel nu-niisfen inzonderheid. de „bakbarometers ‚;die men intusfchen, veel tijds, tot „dat. einde gewoon is te gebruiken, Ook bij-de, Hevelbaromer, ters, van GAyY-LUSSAC naar zijne wijze. vervaardigd „kan dit. gebrek zich ligtelijk „vertoonens- ‚Het » is …daarom ; dat de bekwame Parijfche-kunst- werker BUNTEN eene zamenftelling daarvoor heeft uitgedacht , „waarbij hetzelve „ten seenenmale wordt: voorgekomen, Zij beftaat.daarin-;„dat; de lange; buis „„op,oongeveer $van-hare, lengte vóór de. ombuiging ; ver- naauwd „en vafgelgeden-srrin de, omgebogene: korte buis, ter, lengte van omtrent, eenen, duim‚ingaat, en „daaraan, gefoldeerd wordt: Dringt; er, als» dan „eenige, lucht, door ‚de „korte buis- in „ zoo: kan: die onmogelijk, ver der, „dan „tot „aan het … punt;-van. ‘onderlingen:„zamenhang; komen’, van waar, dezelye, gemakkelijk ‚door, „omkeering „van „het: werktuig ;-weder tof? PG ‚ wordt (C adt ) wordt verdreven, of, bleef die daar ook hangen, even zoo vele daling inde: lange: „-âls vrijzing ia,dé korte: buis! zoudebveroórzaken , erpidus den “invloed «dier s fout-sop' rde aanwijzing: air Hannes van. zelve ‘vers! nietigen.nvorkusaisbu „ab zuozlow „mous Krohebasrgeon ien. Aa: aut „De Heer vAN-UTENHOVE had in: Janos 1829 ‘zulk eenen barometer van Parijs mede;gebragt „en vervolgens daarmede :die reekfen van: waard nemingen gedaaris, swelke hij op ‘het laatst van 1830 aan de. Eerfte-Rlasfe inzond; en vroeger: vermeld: zijn. „Hij had vechter her ongeluk , dit werk= tuig-in de maánd: October van:het jongstvérloopen jaar te breken „ envond zich “daardoor in « groote -verlegentieids;-Het mogt “echter den Amftera damfchen kunstwerker ‘Burrr tebeurt vallen „ den Heer “GAN UTENHOVE uit, deze verlegenheid ‘te redden” door het vervaardigen wän twee baro meters, naar „de conftructie van: -BUNTEN , waarvan ”hij , reeds den àgsten Februarij Ll. , éénen geheel gereed vertoonde aan de Eerfte Klasse ; er _de-andere (bij gemelden-kunfténaar verkrijgbaargefteld blijft,” >v°> al c-Hetvis met den eerstgemelden dat ons’‘geacht Medélid zijne weer) kundige „waarnemingen denkt’ voort te zetter, waatvan hij nú’ wederort’;) diein ‚de, jarehs 1831 en 1832 't@ Jutphaâs-door ‘het gedaan zijn, in naauwkeurig bewerkte rafelen aan de Klasfe heeft medegedeeld. Wats omtrent alleen nog te vermelden valt , dat in eene afzonderlijke kolom daarbij, „gevoegd zijn dagelijkfche wearnemingen met” eènén beproefden Thermometer , “door den Ingenieur! -CHEvarier ‘te Parijs wervaardigd’, hangende inv-de opene lucht-tegen over het noorden, ingedeëld naar’ dé fchâalvvan » FAHRENHEIT 3 terwijl eindelijk nog“ eene kolóm tot ‘aanmer kingen: voor dehige weêrkundige bijdonderheden is ‘dienende ; waarbij fer) déft Augustus. 1832 ook de“windftreken ‘gevoegd’ zijd,” «v> imenb 1oDeze, waarnemingen werden-met welgevallen’ öntvangen ‘en’ geplaätst bij devArchiven der Eerfte Klasfes teneindevêr té allen tijde gepast ge? bruik’ van terkunrien-makenguirljeenb mh at 15 bais mogibashs id seb =dE5 > Het 48 URO - HOV, OOS va „goeted #00 1esh aib toad «10 flo YS Ito. ITO ev Het» geacht -Medelid, de Heer Buys, koos, ter vervulling. zijner fpreeks beurt „de: befchouwing des Thermometers; als aanwijzende de- tempera tuur of warmte-graad der ligchamen, volgens de waarnemingen vam'bes roemde - Meteorologen $- voegde. hier. en _daar--eenige eigene bevindingen bij -die- van anderen; verklaarde de gemiddelde. temperatuurs en tóonde de wijze aan „ om haar: te vinden door het gebruik’-der „thermometers van SIK CN RUTHERFORT ;:/die den hoogften en laagften sftand blijven’ aanwij= zen buiten tegenwoordigheid! des Waarnemers; gemeenlijk bekend ftaande onder, den naam van Thermometers à maxima «et minitha ‚ welke Ther= mometers tevens door ‚hem werden aangewezen en “verklaard; vc cl De Heer Buys, deze. voordragt niet verlangende tezien opgenomen onder de aangebodene, Verhandelingen 4 gens den mak der baker voor het; te dezen medegedeelde. , Va In cene vroegere ‚Vergadering :gaf’, „hetzelfde pe Meddlid eene bób fchouwing. van „den Barometer als weêrglas „ dat, hoewel -de ftand van het. kwik, inde buis meermalen-misleiding, verwekt, echter: door vergeel lijking ;-met wits hand cáls dij Zpen rang ‘harde haaft. ilsshanobs k i steal ab arg 91918 NW, vi 12 AWISRn ï gek! \ ROn lis 1091 Het Le over het. aanwezen van. gatetuur! in gee: sit reeds meermalen de Eerfte. Klasfe hebbende bezig gehouden , werzochtsde Sekretaris: vaan …de Vergadering van g Februarij lle,-op nieuw haärevaan- dacht te willen leenen aan dit: onderwerp. en. bepaaldelijk in: overwêging. te, nemen, hetgeen „voorkomt in de Reyue Britannigue , Mars 1832, en daaruit is overgenomen in N°. #59 ;van- FRORIEPS - Notizen. De Schrijver „aldaar. fprekende. van -de-groote afftanden , waarop zeewater bij aanlandige ftormen, kan, worden medegevoerd „ laat-hierop’ volgen» dat bij aflandigen wind er in den dampkring-nâauwdlijks eenig blijk’ van H zee 1 C 49 ) zeezoutzuur te ontdekken is; dat hij het echter met den-geleerden voB- BELL beftendig gevonden heeft in den regen, die in groote fteden neder- valt, terwijl het op het Land er niet in te ontdekken is, fchrijvende hij dit inmengfel van zeezoutzuur in den regen toe aan de opheffing van ammoniaczout uit de menigvuldige vuren der woonhuizen. Wijle het geacht Medelid prressen „ datzelfde verfchijnfel van zout- zuur in den dampkring vän plaatfen, nabij aan zee of zoutziederijen ge- legen, na lange droogte in den zomer meenênde ontdekt te hebben , fchreef hetzelve ‘toe aan eene opheffing van dit zuur uit het zeewater. Ter opfporing van welk vermeend verfchijnfel reeds vóór ettelijke jaren eene Komimisfie. bij de Eerfte Klasfe benoemd is, die eerst door de natte zomers van de jaren 1829 en 1830 en later door het affterven van de Heeren THIJSSEN € VAN DER BOON MESCH in het volbrengen van haren last is verhinderd. “Door de zoo even aangehaalde daarvan afwijkende meening uit de Revue Britannigue , deze zaak een nieuw gewigt bekomende , oordeelde de Vergadering, de Heeren voure en Buys te moeten verzoeken, zich met het overgebleven Lid der vorige Kommisfie te vereenigen , ten einde dit verfchilpunt te maken tot een onderwerp van nader onderzoek. — He gevolg daarvan wordt met in te gemoet gezien. “De Heer w. vrorik hield in eene daarop volgende bijeenkomst zijne Medeleden bezig met de aanwijzing van eene afwijking , waarbij het Elleboogsuitwas aan den regterarm van eene jonge, tengere vrouw ge fcheiden voorkomt van de Ellepijp; vergeleek dezelve met het oorfpron- kelijk gefcheïden zijn van de uiteinden der lange beenen en middenftuk- ken in den eerften leeftijd, doch wel voornamelijk met het natuurlijk mis van zamengroeijing van dit uitwas met het middenftuk door alle Iéëftijden heen bij den kikvorsch en kameleon , en helderde het een en ander op door de herinneringen aan hetgeen wijle de groote CAMPER G over C 69) Oyer de. breuk van,de ‚kniefchijf en: het tar erli heelt; aanhet. Eene vroeger in het licht verfchenen aankondiging der Plectro-magne- tifche proeven van. den Heer MOLL » ter kennisfe gekomen, zijnde van den Heer QUETELET te Brusfel , had deze hieruit de aanmerking ont- leend en in de Aunales de Physique et de Chimie, Tom. 5o, pag. 324» medegedeeld, dat het te wenfchen ware geweest , dat de Heer moLL , bij het vermelden derzelven, tevens had aangewezen, hoeveel men de oppervlakte van den Galvanifchen toeftel wel zoude kunnen verkleinen , zonder de verkregene uitkomften merkelijk te verminderen, Het ge- acht Medelid, door gezegde aanmerking opgewekt, om op zijne betrekkelijk dien eisch reeds vroeger gedane proeven terug te ko- men „ en ZOO mogelijk nog verder te gaan , leverde in een kort verhaal de uitkomften dier pogingen, Zij zijn te merkwaardig , dan dat de Klasfe De Heer morr’ gebruikte hetzelfde hoefijzer , hetwelk reeds bij vele vroegere proeven gediend had, en meer dan eens in openlijke fchrif- ten is vermeld geworden. _ Een koperen bakje , waarin een zinken plaatje van # TJ duim, deed het hoefijzer twaalf oude ponden dragen. Hetzelfde bakje deed eenige da- gen later het hoefijzer negen en dertig oude ponden dragen „ nog later acht en veertig ponden trooisch. Een zilveren plaatje van grootte , gewigt en allooi, als de ftukken \ van 25 cent, en een zinken plaatje van gelijke grootte , doen het hoetijzer « dra- gen 13 fB 34 oncen trooisch,. In eene volgende proef draagt ditzelfde pläatje 15 fg en 4 oncen. In een geel koperen bakje is eene zinken plaat geftoken van zo Engelfche duim. Met dezen toeftel draagt de tijdelijke magneet het. ver- bazênd gewigt van 124 pond oud gewigt. De Ct) De: Eerlte Klasfe vond «der geheele ‘reeks. van proeven , waarvan hier enkele zijne opgegeven , zoo merkwaardig ;° dat zij den“ Heer Motz drins gend uitnoodigde,‘dezelve in. het toen eerstvolgend Nommer van defi Algemeenen Kunst- en Letterbode te doen opnemen.…Aan welke rine diging door het geacht Medelid gerendelijk engen 8, De Heer ALEWIJN kennis hebbende genomen. van de Historifche und Praktifche Abhandlung über Fortbewegung ohne Thierkraft , mittelst Dampfwagen auf gewohnliche Landstrassen von ALEXANDER GORDON » ontleende . daaruit eenige bedenkingen over de mogelijkheid „ om derge= lijke toeftellen ook in ons Vaderland langs de gladde ftraatwegen in werking te brengen, en met voordeel in de plaats te ftellen van de tot nu toe gebruikelijke wijze van vervoer door middel van paarden. Hij betoogde zulks vooral door de ondervinding, die men reeds in Enge- land gemaakt heeft, dat tot het gepast bewegen. van Stoomwagens ijze- ren fpoor- of rigchelwegen niet volftrekt noodzakelijk zijn , maar derzel- ver gang ook op de ftraatwegen zeer wel voldoet , hoewel de. fnelheid aan die op ijzeren fpoorwegen niet gelijk is. Eene calculative vergelijking van de kosten der wagens en paarden met ftoomwerktuigen, ten vervoer op den Weg tusfchen Amfterdam en Haarlem „ toonde genoegzaam, dat dáár althans, indien de gunftige re- fultaten, in het voormelde werk opgegeven , zich verder bevestigen ‚de proef met uitzigt op voordeel zoude te nemen zijn. „De Vergadering deze voordragt met genoegen hebben aangehoord „ verzocht, haar geacht Medelid „ dit onderwerp niet te willen uit het oog verliezen. tiad i 1e Hihi In de Annuaire pour Pan 1833, die te’ Parijs wordt uitgegevên , eërie zeer gebrekkige ‘ópgave voorkomende van ons muntftelfel leraren ep Heer Arewijn de aandacht der Eerfte Klasfe op dit onderwerp , G 2 De Cast id gaf te gelijk in overweging „of het niet, voor, de ‚waarheidder zaak en voor de eer van ons Land belangrijk. zij te_achten, deze misflagen ‚en welligt nog anderen, die in. dezelfde Annuaire betrekkelijk. de Neder- landen voorkomen , aan te,‚wijzen , en in eene volgende uitgave van, dat jaarboekje te doen verbeteren. ri Waarmede zich de Klasfe gaarne heeft verkade ‚ en dien ten m gevolge haar geacht Medelid verzocht, daaraan het noodige te verrigten. HS De Heer STRATING zond ter vervulling zijner fpreekbeurt een Zerfte en Tweede Verflag van onderzoek of Esfai van het zilver op den natten weg. De aanleiding tot dit onderzoek is ontfítaan sor de bevinding , dat de gewone wijze van Esfaijeren van het zilver, namelijk de cupellatie , niet altijd gelijke en juiste, maar fomtijds aanmerkelijk uiteenloopende uitkomften oplevert, en doorgaans een te gering en aan fijn of zui- ver zilver aanwijst. Het Gouvernement in Frankrijk » door de Muntmeesters daarop op- merkzaam gemaakt, heeft het onderzoek van dat onderwerp aan eene fpeciale Kommisfie opgedragen , waartoe, benevens anderen, ook de beroemde Scheikundigen CHAPTAL » THENARD , VAUQUELIN (en na des- ‘zelfs overlijden DULONG) en GAY-Lussac benoemd waren. “Deze Kommisfie heeft daarop bij haar Verflag voorgefteld , om „ ín plaats van de gewone cupéllatie, eene andere wijze van beproeving van het zilver in te voeren, namelijk die op den natten weg; gelijk zulks dan ook gedeeltelijk, met eenige nadere bepalingen bij Koninklijke Or- donnantie van 6 Junij 1830, gefchied is, Bij de „Scheikundigen was zulk eene wijze van onderzoek en _affchei- ding van (het zilver uit verbindingen met andere metalen federt lang voor „de eenig veilige erkend en in gebruik. Doch, ten, einde zij nu ook C-58 J ook;-door rde: Esfaijeurs 4 en„andere\in vde- Scheikunde, minder ervarenen zoude: kunnenwordefsinchet, werk sgefteld „ iss GAv-rus$ac: bedacht ge weest, eene ‚daartoe. meest. gefchikte, behandelingauit te vinden ; „gelijk hij dan, ook « zoodanig -reene- vheeft-opgegeven', die -even-zoo-eenvotiiig ven voldoende i$, als zij door een ieder met de noodige ere (ge- makkelijk, kan. uitgevoerd worden; „Slenijt silo ad ‚Deze „manier, van …Esfaijeren …beftaat bidet „„dat:/men eene geren van „eene bepaâlde ‘hoeveelheid. volkomen'/zuiver» zilver „ b. v‚ van twee wigtjes ‚in falpeterzuur vervaardige; en voorts; met water verdunne. Vervolgens make menveene. oplosfing van gezuiverd. keukenzout „welke juist: «zoo ' veel ‚-zoutdeelen-moet bevatten ; als men” proefondervindelijk weet noodig te zijn, om de zilver-oplosfing geheel te ontleden. Beide oplosfingen „moeten zoo, „versmet. gedestilleerd water verdund zijn 5’ dat ze eene: ruimte, van „zoo „wigtjes water beflaan „ en-bij honderfté-en duie zendfte:deelen in ener en buien C En kunnen -wors den afgemeten, «+ 24818 Wil men ‚nu een, oldie op det ROE aan sli lid A dan voegt men bij de-verdunde soplosfing'-van twee: wigtjes van ‘hetzelve zoolang: van. de zoutoplosfing , ‘tot dat: het vocht daarvâns nietmeer troe- bel wordt „en ergeene nederploffing van Chloorzilver meer plaats heeft. De gebruikte „hoeveelheid. van „zoutoplosfing geeft dan het. gehalte aan fijn zilver in sne en „duizendfte deelen. van het vann end te kennen, „Het. geacht Medelids de’ Heer: STRATINGH , HAD zijn ar eee flag eene adik olies opgave. van, die wijze van: Onderzoeken eene volledige „ bevattelijke handleiding tot het uitoefenen van-dezelve,. Even- wel heeft hij zich voorbehouden , om, voor en aleer over deze nieuwe wijze van. Esfaijeren ftellige.uit{praak te doen , zijnen arbeid betrekke= lijk dezelve nog verder te vervolgen , en geeft ons daarbij de hoop „dat hij C 54 ) hijssop: v-dito!eer(te len tweedes Verflag: „oawaarbij kijk og mâarralleer of hoofdzakelijk) „de „aanwijzing, eener rgoede: en bepaalde manier: vari béhan= deling sten doel had’, seensdörde: zal doen volgetr3swaarinshïij eene nadere vergelijkings"en were: der roude ver nieuwe manier van” zifver-esfäi denkiiceëb deveren: 'agiboum ab zom iehoi nes zoób js ele „et sbnsoblóv De Eerfte Klasfe, deze bijdragen met genoegen ontvangen” hébbehde”, betuigde, daarvoor::haren „dank aan hep: geacht‘ Médelids hem tevens (uit- noodigende , „om «hets derde “Verflag: fpoedig tedoen wólgen, en>zoo1in tesrigten, dat het met-de vorige vereenigd ;>of met-dezelve tot. één'sgez hel-bewerkt: -gefchikt worde ster openlijke) uitgaves: =”e enaslovsV ‚Waartoe de “Heer sTRATINGH' zich. niet antenne heeft: shiad scabelino at Toadey-pateolgoovlisveh mo tijs 23-gikoon z93w 1Het: igehati Medelid; dee'Heer “vaN — BEEK „onthaalde de” Klaòfe op zeer “belangrijke proeven 5” Waarbij!“ de - zönderlinge verfchijnfeleni°vân aantrekking ‘vertoond. werden”, die’zicht“opdoen”bijede aitftróoming van zamengeperste veerkrachtige vloeiftoffen , welke het eerst doór erËMmENt EN THENARD vaân de fmeltovens van menssen Fransch er tement «du -Nieyre „ naauwkeurig zijn ‘waargenomen. « Un 185 „De-lucht- werddoor middel van-een dubbelen’ blaasbalg gen in eene houten-kast ‚ in “wier wand en ‘bodem kleine ronde openingen, tér grootte ongeveer. vaneen cent, geboord waren. ‘Deze ‘openingén’ kon: der: door eene fchuif naauwkeurig gefloten worden. Aan -de zamenge- perste lucht werd vervolgens door het openen van eene der fchuiven uitgang „verleend. Stelde men: nu “eenig ligt ligchaam- op eenigen af- ftand vaan” de “werking van dien luchtftroom , welke ‘door den blaasbalg werd aan’ den gang gehouden , bloot, zag men het, gelijk te verwach- teni-was , met kracht afftooten en voortdrijven. Doch wanneer met met. datzelfde ligte: voorwerp ; de gedaante hebbende: van een ‘rond ‘päs pieren, fchrijfje J iets grooter, dan de opening, langzaam naderde’, als- of C 35 D ofsmen- det afftooting > van; den;sduchtftroom «wilde trotferen „zoo zag men; vin de, nabijheid dér- uit{troontingssopenifig ‘gekomen “zijnde:;s die taf- ftooting eerst: verminderen „dàn “ophouden: en» eindelijk indar: het fcheen, in,laantrekking „overgaat ::zoodát het papier met'kracht tegentde uit- ftroomings=opening als: werd. aangekleefd, »— Dit had niet ‘alleen met ligte-'„papieren- fchijfjes ‚maar ook » ‘met «metalen »‘plaatjes” op'rdezelfde wijze plaats. De uitftrooming der zamengeperste lucht: werdechter daardoor +niet „belet ‚maar. gefchiedde nwcin uitgebreide verdeeling ‘tus- fchen: de ond en de verzenen vanden bâk „uits welken zij ‘ont- ndsm „ahisdhgillev stb zsl ag nindom drij dsg: a2- “elssod „Dezê: plan jleeriden te aks det de inden dessite’ meer kracht « werden. aangetrokken , „naarmate -de- fnelheid. der vuitftroomende lucht:‘grooter: wás; en ook naarmaterhét her oten ang shet/vlak::der uitftroomings-opening”in grootte: owertrofs-… «lov olui Aigrmov „Bij “het ontfnappenader- lucht tusfchen- deohangekteefide veestal buitenwand. van den bak hoort men zekere trillings-/De FranfchesNa- tuurkundige“$AvART ; „zich. -dit-verfchijnfel ten-nutte'‚makende ! was! gen flaagd „'-om»sdaardoor, zúivere:-muzikale, toonen voort, te brengen ;-en häd'3 bij. Onderzoek:-der Chladnifche geluidsfiguren:, welke zich: daarbij op: „die „plâatjes vormden bevonden , dat zij'y bij’ de meest welluidende toonen doorgaans uit ééne cirkelvormige “knooplijn 3rmaar nimmer uitdiat metrale’ knooplijnenbeftaan „:zoo als deze zich vormen op-plaatjes; welke mén-vasthoudt; of ergens“ op bevestigt „-om dezelveste- doen vibreren..ss- Dei/oorzaak daarvan ligtzin-de geheel eenige en bijzondere’ wijze; waar- opsde plaatjes’ bij: deze proenemingen inverilling gebragt „worden „zijnde daarbij vover -derzelver geheeleoppervlakte «vrij. Die- pradipadigho zet een bijzonder: belang ‘bijzaan-dezesgeluidsproeven;»! 95 Hd noiov 53 ol … De: ‘Heertovan’ BEEK deed vervolgens!» doormiddel van: weuritieih ftoomwerkeuig zien , dat ftoom van hooge drukking dezelfde verfchijnfe- 5 len C 56 ) len oplevert, en’ dateen metalen plaatje tegen” de opening in een-vlak-- ken wand „waaruit,Zich ftoom van hooge’ drukking’ ontlast ‚met geweld wordt! aangedrukt , -waârdoor «-de:vontlasting. van- den: ftoomr fchijnt” ver= hinderd „en niet:’dan door -zijdelingfche uitwijking” tusfchen” den=vlak- ken «wand ven ‘het fchijfje gefchieden kan. „De aankleving houdt op-en het- plaatje valt neder ; -zoodras-de ‘tenfie- van. de Kop watta Pen ren vande ml odOGIDHIIER 1 iertoord 5 ateeker as „„Hijstwilde „deze waarneming niet tberkee den om haar var toé- vari te maken: op ‚de zamenftelling:‘van’ veiligheidskleppen bij ftoom- ketels , en gaf zijne meening te kennen, dat die veiligheids-toeftellen-de voorkeur-»verdienen: 3 waärbij ruime) Ópeningene inde ftoomketelssdoor éen-metaal‘worderi, digt geniaakt „-welks graad ‘van fmeltbaärheid flechts weinig de temperâtuur,-van den ftoom:bij de ténfie, welke men verlangt; overtreft. Zulke veiligheids=toeftellen immers» rústen „op -onwankelbare natuurwetten’, op „welke de bjaahaes: ML tof pnkunde; der. weken geen invloed hebben «kan.: <= rf ob-„usv baewaotie Ten bewijze „ dat de oorzaak « dezer eelt, verfchijnfelen - van „aankleving niet , zoo’ als men eerst meendey'in de veerkrachtigheid der wloeiftoffen moet gezocht worden, - deed - hij zien „dat zij op’ gelijke wijze ‚bij -drupvormige. vloeiftoffen worden waargenomen, „Eene- water- kolom: van: twee “meters. en zeven palmen drukte op den bodem van een vat, waarin. eene cirkelvormige opening „ ter grootte ongêveer van een-cent; was aangebragt. De hierdoor nederftortende waâterftroom-had eene; geweldige kracht’ en fnelheid seen. metalen plaatje, „digt-bij-de uitftroomings-opening „gehouden , werd echter fterk: daartegen-als aânge- trokken en vastgekleefd , zoodat het water nu-genoodzaakt werd „seven als te voren bij de lucht en, ftoom/-had plaats gehad, zich-tusfchen den bodem. vanhet '-vat. en het daartegen aanzittend plaatje een, rte te „zoeken. … hc he vROOL ORY od el iron Ver. C 52 ) ä Verfchillende proefnemingen hebben: geleerd „ dat deze: fchijnbare aan- trekking der plaatjes „tegen ‚de wanden der vaten, waarin, de uitftroo- mings=openingen. der! vloeiftoffen -zijn aangebragt„ veroorzaakt worden door” eene -{terkevaanperfing’ der buitenlucht en» wel ; gelijk CLEMENT het- eerst „heeft opgemerkt „ door, denzelfden druk der lucht, die men. heeft waargenomen tegen de wanden eener coni{che uitftroomings-buis , zonder: ér_ evenwel. reden vante kunnen geven: Bij de befchrevene proefnemingen vormt de lucht, welke door de. opening blijft uitftroo- men--env-zich :tusfchen. het „plaatje „en_ den wand der opening gedurig meer en meer uitbreidt , om zich rondom het plaatje-uit te, ftorten , in de daad zulke verwijdende, doch platgedrukte luchtkegels „ waarvan de toppunten ‘inhet middenr-der opening vereenigd en-de grondvlakten zich «aan „den omtrek--van--het aanklevend pini bevinden, „ Hetzelfde heeft op gelijke wijze plaats bij de waterproef. De Heer vaN BEEK, liet ook het bedoelde-zonderling verfchijnel van drukking der buitenlucht, tegen de „wanden. eener conifche ‘uit- ftroomingsbuis opmerken, bij de opzuiging vanhet kwikzilver in een open -glazen buisje „hetwelk van onderen in eene vertikale rigting-aan eene; zoodanige. verwijdende conifche vuitftroomingsbuis bevestigd. was: De Vergadering: herinnerde. zich „met genoegen „ deze laatfte proeven vóór ettelijke, jaren ook” door ‘haar geacht Medelid,-den-Heer vAN/DEN ENDE te hebben-zien in ‘het’ werk ftellen „ tijdens zijne oordeelkundige befchouwing vanden waterram. of. hotdtevel. De Heer van peek bewees nu „ dat ‘hetzelfde verfchijnfel insgelijks bij luchtvormige vloeiftoffen — wordt. waargenomen 3 dooreen „papieren verwijdenden kegel „ metrzijn-punt. aanvhet einde: van den. blaasbalg be- vestigd , fterk blazende;; zag» men. dit” kegelvormig papier door-den druk der buitenlucht -zich-zamenfronfelen «en ‘zelfs geheel toeflaan,” - sind deed chij nog wertfchillende „zonderlinge. bewegingen van de as H vlam - C 58 ) vlam ‘eener kaars: zien , wanneer, men mét eene: blaaspijp: fchuins langs-de- zelwél: of ‘tegenveen vasten wand blaast „ welke-verfchijnfelen ‘hem; vroe- gèr door den Heer LIPKENS , korrespondent der Klasfe „ waren: medege= deeld „>en “hoogstwaarfehrijnlijk «door foortgelijke vaanperfing vam zijde: lingfche luchitftroomen” veroorzaakt worden 3° waarbij ons! geacht Mede: lid’ “dee Heer Arewijn, nog eenige ‘bijzonderheden’ voegdeiy-door: hèm; bijv “het “openen van fluisdeuren ear die agessagals almede dezelfde oorzaak: ten: grondflag hebben. +! - os datie senrg s- Ter flotte opperde rde Heer vaN BEEK de vem „of het zonderling vérfehijnfer „hetwelk men’ foms:bij het fpringen van kruidmagazijnenen andere” foortgelijke-tontploffingen: heeft „waargenomen , (dat natmelijk. de detiten ben venfters wan het gebouw; waarin de uitbarstingsplaatsohad; fiet war ‘binnen”taar buiten, maar juist omgekeerd van buiten naar bine a werden uitgeflagen „niet; even zoo: onder-dezelfde rubriek cbehiöort gerdislichike vèl worden {20had zot doo zuil : zwda smar ok. a, Daar alles , wat betrekking ‘heeft tot „de Eri namens „vooral voor ons Vaderland /belangrijk, te: achten is, en juist’ dit deel-tot -het minst _ bekende sen tevens”minst bearbeide der geheêle-Natuurkunde behobrt „was hiet der! Berfte”\Klasfe' bijzonder aangenaam „uit deze belangrijke proc- Veen oördeelkundige opmerkingen vanden Heer wan “gEEKvaanléiding tekummen nemen’, oui hém'!beleëfdelijk aan te fporen’, dezelve'zoodanig ‘te bewerken „dat zij onder de aangebodêne Verhandelingen, kúnnen; worden opgenomen. Waartoe dit geacht Medelid zichvniet ongenegen verklaard heeft. elilsgent fohrfdshrov obiisssorl- ab ua -s3öwid nik WAY asl SU 1eDitrds hetgeen de-BerfteKlasfe te vermelden ‘had vande bijdrägen, welke « zij eva “hare” ledere ontving „hetzij /om-eene fpreekbeurt 'tévver- vallen’; ” hefzij te. verhoogen:!oo1tnd vob dur ob Tor. baat óme gen. deel uit: temaken vat Idie: Ver- malv H han- C 59 ) handelingen j-swelke: ter „openlijke, uitgave. beftemd--worden „ ontving zij van, haar ‘geacht. Medelid „den Heer ‚NUMAN Waarnemingen over «de Horzehmaskers „welke in, de maag vanshet.paand huisvesten, …A” Zich federt „tien jaren onledig. gehouden hebbende’ met het nafporen van, al hetgeen …betrekking heeft:tot de, Horzelmaskers „welke voorna- wielijk--în de maag der ;edelfte. huisdieren, gevonden. worden „geeft hij nu den uitflag-. van-- zijne; daaromtrent, met denn grooftften, ijver en naauws enge ‚gedane waarnemingen.-!s», „ssotorm nev svoót sbsob od Alvorens echter daartoe over tegaan le hij vin eene Inleiding eene korte opgave van: hetgeen de; oude -Griekfche-Vec-Artfenijkundigens om- trent, de „ Horzelmaskersfchijnen. geweten tehebben, én-toont vervol- gens aân „-dat men «eerst, in -het-Jaatst- vân,-de zeventiende en im het’ be- gin der achttiende Eeuw;-met meer oplettendheid deze-infekten in „het algemeen heeft gadegêflagen en, derzelver veranderingen opgemerkte: De geachte „Schrijver … geeft een,kort verllag: van’ hetgeen federt: dien! tijd de Natuuronderzoekers daaromtrent „hebben, medêgedeeld ; “vervolgens een overzigt» van: de ‘sfatniliesverdeeling dezer! -infekten volgens CLARK-en MEIGEN.5>-en ‚toont dan; -dat, de-grondflagen, bij-beiden zeer werfchillen:, daar j;de reerstgenoemde .dezelven ' verdeelt naarde plaatfent , waar ‚de Horzelmaskers voornamelijk huisvesten ‘en: zieh ontwikkélen3 terwijl,de tweede ‘meer-bepaaldelijk de, familien: der angeren gerne enge tot ges flag. genomen; heeft. KEV. SBEID „sb Ti ers fan Ee Tu Na deze, inleiding, gaat hijover tot-het- itiededeëten ‚vain gat dasnai saingen, welkerin ‚zes: Hoofdftukken wervat:-zijn.nns voroot outer „ln her seerfte, Hoofdftûk. handelt: hij owersde everfchillende' maskers, welke„door;hem in-de hagen der paârden gevónden zijn „ met’ aanwij- zing „der, plaatfen „welke. zij in’ dit-deel- innemen. Hij’ geeft niet: alleen ééne: befchrijving van'-deozitplaats-der grootfte foort op derharde witte andind ok , de-dinker helft „der: maag ‘bekleedende , maar heldert deze H 2 be= C 6o ) befchrijving , en die-van-de gewone of groote paardenihorzel „ welke ‘uit deze maskers zich naderhand ontwikkelt, met keurige afbeeldingen op. “De tweede foort van “maag-larven „door den Schtijver. roode maag- mäskers genoemd’, ‘waarvan de Endeldarm=Horzel komt , wordt éven naauwkeurig “befchreven en afgebeeld, als ook aangetoond, dät deze aan {de geheele binnenfte oppervlakte der maag; ja fomtijds in den flok- darm gevonden wordt ; en bij den uitgang zich aan den aars vasthecht. De derde foort van maskers, welke bij uitfluiting ‘zich in de nabij- heid “van den pylorus vasthecht, in kleur en haakkranfen geheel van de vorige “onderfcheiden , brengt” twee foorten “van vliegen “voort, doof CLARK. genoemd de- Oestrus “salutiferus et Oestrus veterinus ; welke laatfte. echter zeer zelden woorkomt „en van welke het geacht Medelid nog geene zekere áf beelding heeft kunnen geven. Van: deze drie foorten isde eerfte het: menigvildigst. Parle „De Heer. Numan heeft niet kunnen bemerken , dat bij verfchillende-paar- den-Rasfen', vof in derzelver verfchillenden ouderdom” meer deze of’ gene maagsmaskers gevonden worden. Ook bevinden zij zich niet minder in wel'gevoede ‚gezonde „! dan in magere en ziekelijke’ voorwerpen 3’ in- dien. zij flechts in weiden gegraasd hebben. Bij den Ezel zijn zij doorgaans in kleiner hoeveelheid voorhanden. barste ‚In: het. tweede Hoofdftuk. befchrijft. hij de geheel “eigenaardige wij- ze, waarop de horzel-maskers in de maag van het paard “worden overgebragt en “daarin huisvesten. Hij teekent de gedaante der onder- fcheidene foorten van seijeren op, en toont aan,dat de paarden- horzel niet ;- zoo als GREVE zegt, bij voorkeur op de voorhand zijne - eijeren legt, maar dat deze over het geheele ligchaam gevonden worden. „Dan - geeft hij het algemeen gevoelen op, volgens hetwelk de mas- kers binnen des maag zouden komen , en bewijst, dat miet-de' eijeren zelve aldaar. worden overgebragt, maar dat zij aan de haren wastge- É hecht C 61 ) hecht zijnde , het masker: uit het ei: vrij wordt en nu , hetzij door lekking in den «mond van het paard komt, of wel door eigene beweging in des- zelfs-bek voortkruipt en van daar met het voedfel wordt ingeflikt , en dus binnen. de maag aanlandt. Deze wijze, waarop zij zich te dezer plaatfe vasthechten, -wordt- allernaauwkeurigst en duidelijk befchreven. Tegen den tijd van hunne volkomene nn leesn laten zij zich’als … van zelve los. ‚Hij befluit dit Hoofdftuk met de befchrijving de ontwikkeling van deze larven, nadat zij in de maag vi zijn , totdat zij-dezelve wederom verlaten, ‚ By In het derde Hoofdftuk in aangewezen, welke Bernadine de Horzelemaskers nu- verder ondergaan „en hoe eindelijk de vliegen uit de poppen voortkomen. De Horzel-maskerss; uit de ‘maag verhuizende, gaan met de drek- ftoffen afs alleen-de roode maskers hechten. zich nog bij den uitgang aan den Endeldarm „en blijven aldaar eenige uren, ja zelfs tot twee dagen hangen , waar zij niet zelden het dier geweldig Bee en groote on« gerustheid aanbrengen. Naauwkeurig en met duidelijke af beeldingen opbeacrded is de pee fchrijving der ontwikkeling van de vlieg en derzelver gehoom uit de pop. __… Dit Hoofdftuk wordt ‘befloten met natuurkundige maman om trent de voortteeling. dezer infekten „ en de wijze „ waarop door den Schepper gezorgd is , dat een diertje,’welks ontwikkeling van zoo vele bijzonderheden afhangt, niet verloren ga. In. het vierde Hoofdftuk , handelende over. de viewer welke de maskers ; als Extozoën, op de gezondheid “des” paards uitoefenen 3 (tèlt de Schrijver de belangrijke vragen voor: daar het zeker fchijntsdat de maskers dezer infekten de maag. der éénhoevige dieren voor hunne ont- H 3 wik. C 62 ) wikkeling noodig. hebben, en‚niet-buiten dezelve kunnen. gedijeu ; of „de », maag «des. paards. flechts: ter ‘woonplaats “en voeding van «dit infekt » dient; — of beftaat hier eene noodzakelijke -phyfiologifche betrekking „tot. het paard , zoodat;de maskers. eenen voordeeligen invloed op des- „zelfs -bewerktuiging en gezondheid uitoefenen — of eije dezelve ven seer -tot nadeel -van -hetzelve 2” —o nos ov oat ne Na gezegd te hebben, dat hiewaannent de gevoelens der pamorkons digen » even: verdeeld zijn: als-omtrent,de uitwerking der Entozoën’of Enthelminten op. de -dierlijke -huishouding in het algemeen 3’ merkt “de Schrijver te regt aan, dat hier geen verfchil van meening over «den bors fprong dezer “maskérs- kan plaats hebben „overmits alleen vereischt wordt „dat ‘veen. paard ‘gedurende. den tijd , «dat de “Horzels-aanwezíg zijn, flechts in de opene lucht verkeere, om eenige maskers in de maag te bekomen ; zij onderfcheiden zich ook van andere ingewands-wormen , doordien zij, rijp geworden. -zijnde ‚het -ligchaam verlaten; terwijl de anderen daar” binnen: een onbepaald werblijf houden „ten zij door afdrij= vende middelen huni’dit verblijf worde betwist of vonmogelijkgemaakt. Uit welk een en ander de Heer NuMaN befluit, dat-deze maskers bij het - paard „meer. tot -deszelfs Rane, ‘dan erg {taat be- hooren. In het vijfde Hoofdftuk , booelaade over de middelen , pir pe proefdzijn „om: de Horzelsmaskers in” de maág des paards te dooden en_ uit. het.-ligchaam te -drijven.„ “toont de Schrijver-de redenen aan, waarom: zelfs.defterkfte middelen atiyanmogded. ijb het masker te dooden en uit te drijven. 9 gehad Hij deelt, vervolgens ‚na de wénmelding; van ‚proeven Hide tod genomen 5- zijne: eigene-mede 'op' gezonde levendige. maskérs, uit de maag van, opzettelijk gedoode paarden , met: brandige hoorn=olie:van CHABERT', met oleum „Terebinthinaë „vottekruid „ Asa foetida „ Extr. nucis- voe vn mit- C 63 D micac alcholicum;” Narootiné , wSuiphasmorphiiy Strychnine, Sue phas cupri, dqua calcis „ Mercurius’sublimatus corrosivus ‚ Chloor- gas ‚ „Infusio--herbae »Acorüti, Herbae Hyöscyami „ Conit maculûti, Daturae Stramonii ,Belladonnae ;: Acidum -boruùssicum ‚ Ammonia liquida ; eene: bl gba van Ghita en: eindelijk” met alcohol: vern alino soe Ibn ‚Fen » bewijze POD ‘hoe „weinig: er hese nd middelen op ode. maskers ‘ten-‘nadeele gewerkt hebbe, ftrekke „dat het -grootfté __gedeelte-derzelvern. rig! úren sof weinig: minder dan” vijf dagèn' nog leef. den zochadat „zij Puit des vòchten, rdiester. beproeving gediend ‘haddens, waren genómen; terwijlvsdiezelfde,-wochten, aar het paard ingegeven, zeer zeker hoogst fchadelijke uitwerking op era ven” le» ven hebben zouden, „Uit die- alles blijkt derhalve ; hoe: bastelaed menshet kam tékénen’/\ter ide van deze maskers eenigsmîiddelaan “te wwenden-sdat ‘het vechz ter, Avelligt, van nut zoukunneny zijn, ter’ leeriiging vavdetzelverâl te groote prikkeling , eenig: verzachtend! en: {lijmachtig. voedfel ‘te laten-ge- bruiken, terwijl men ze geheel kan weeren , doorsde loop vandir jaar dezelvevzal-in>het licht verfchijmen > enálzoo aaneen” oves el eevan sworden, “om in ‘volkomenczamen- EV4 nam n 18 toob ‚asqods}sob griioddeb nsisgof ob do gs OOV ( 64 ) hang te leeren kennen, hetgeen nu flechts ineengedrongen en niet dan onvolledig zoude kunnen voorgedragen worden. Alleen mag - zij bij deze gelegenheid niet onvermeld jatèn ‚ dat zij door deze Verhandeling zijnde te weten gekomen, dat hare korrespondent , Profesfor SCHRÖDER VAN DER KOLK zich onledig houdt met ontleedkundige onderzoekingen van het maakfel dezer infek= ten , gemeend heeft, dien geleerden te moeten uitnoodigen, om zijne bevindingen aan haar mede te ‚deelen, ten einde te kunnen gevoegd worden bij de waarnemingen van haar geacht Medelid. Het mogt haar echter nièt te beurt vallen „ daarin voor als nog te flagen, behoudens echter het uitzigt,: van hare hoop te dezen niet geheel te moeten” opgeven. Als ftukken , waarop het oordeel van negeren schend pad rdt verwacht „ noem ik in de eerfte plaats: lek, De befchrijving van het werktuig tot vorming van het geluid bij de _ Simia Seniculus L., door den Heer sANDIFORT. In de tweede plaats : } Eene Verhandeling over de verdienften van ANTONIUS LEEUWENHOEK in de plantkunde door den Heer Hm. c. VAN HALL. Slechts van. eenen Korrespondent is de Klásfe met Bijdragen vereerd geworden. De heer Cc. jy. GLAVIMANs zond haar een Verflag wegens de aanwending van HUMPHRIJ DAvIJ's wijze van beveiliging der koperen „dubbeling van het fregat Rotterdam. Waarover Heeren servenpe nig zich volgender. wijze verklaarden, Daar de wel bewezene daadzaak van onderlinge. beveiliging ds meta- len- voor: oxydatie , door galvanifche electriciteit, in derzelver toepas- fing op de koperen dubbeling der fchepen, door Sir nUMPHRY DAVY — ' voor- C8 ) voorgefteld y hoeveel dezelve “ook ”ir-den. beginneufcheen te: belaven:; onverwachte zwarigheden heeft ontmoet en van vele zijden hevig werd beftreden „:was“het’ voóral voor. offs Nêderlanders van belang; dit, voor elk: zeevarénd len’ handeldrijvend’ en ‘gewigtig” inertie naaa keúnig en “onpartijdig te! onderzóeken;”°* vl verlsorpanr stop”, Ker Het bwas gekómmitteerden” uit dier Hböfde bijzotider aangenaam ; ‘uit het “genoemd Verflag wati-den! Heer SLAVIMANS te vernemen ;:dât men zieh “bij onze ‘Marine: daarmede werkelijk heeft onledigigehouden. el Zij méenen't derhalve,’ dat de ‘Klasfe zeer veel dan” den:-Heer- cr AVvI= MANS is verpligt door het aan haar’ingeleverd Verflag'; daar hetzelve …_alseêne belangrijke bijdrage tovdeze twijfelachtige-zaak kan befchouwd worden „die aerit Ae Ste goede mr ee kan den worden. _ -P150vagdse nsddsrf yvka nev osisednigiffsvsd dsb auibi „De! doeh met “het, Fregat» nn fehijnt” in’ der bdaad éene voortiame “tegenwerping , »welke: de algeheele ‚toepasfing „van pavy’s bee veiligingswijze in’ Engeland -ontmoët ‘heeft , te bevestigen, dat namelijk’ de aangroeijing der, fchepen ; doorde beveiliging van-het-kopér. zoudé. bevorderd en alzoo. derzelvers gang vertraagd én: belet worden. +771 « ‘Dewijb ‘eéhter „. naaro ket: oordeeb van gekomrhitteerden. - de ware oor= zaak! dèr meerdere: of mindere aangroeijing» van; dè! dubbeling-der(chepen nog: zêervin. het duistere, ligo ; „zoude hét! vanoveelbelang-zijn hierome trent: mâdere ‘proeven. sin:-hetiwerk” te ftellens, vooralsook met fchepen:, die niet, gelijk dit het geval was met het Fregat Rotterdam ;-beftendig inshetedok blijven: liggerigo maar; gedurig; in, het waarwater zijn, (waarbij dei aangroeijing, doorvden gangiivanchetfchip-sen de daardoor. veroor- zaakte’{éhuting-, welligt gédeeltelijk:-zal- worden verhinderd, ;> 1ovfien Dat fchelpdieren en zeeplanten niet-altijd,doovshietkoper-axijde; pals -_door een vergif „-wordenvafgehoùden gelijk de: HeersGrAvrMANs/meent , bewijst seen > ftuks-koper ;s afkomftig-van! het. fchip „Planter; Kapitein nd Er WILD- C 66 }) wirDscHur van Surinamen „„Reeders ode Heeren rarscu & er te Am- fterdamivad gob{ts slov”aav Ho 3somamo Ïsed nobodetews- sadoeurovno oe ‘koperen »dubbeling- van- die/fchip „hoezeer, niet, beveiligd »werds, nâdat het » reeds» verfcheidene, jaren; ‘gediend, had; - geheel ‘begroeid. met Cirripoden , welke aangroéijing het eerst vóór „Amfterdam: plaatshad; in) zee:komende wilde het »fchip‚niet {turen „noch. zeilen, zoodat, men genoodzaakt was-„-hetzelve „met, bezems fchoon,te-vegem. In. Surinamen werd de aangroeijing nog fterker , ‘het-fchip- liep, in. Engeland‚met {chade binnen, „alwaar- het «koper, gedeeltelijk, is vernieuwd; dit, nieuwe, koper is niet aangegroeid; maar wel het-oudes: nen voc zoob sotlmov ei emau „Wanrieef ‘het „koper van dit: {chip -door ijzer. ware -beveiligd.:geweest , zoude men, ‘het in-Engeland. ongetwijfeld als een bewijs tegen de aan» wending der beveiligingswijze van pavy hebben aangevoerd. _„notvow „De > medegedeelde: waarneming» ‘des-Heeren GLAVIMANS „aangaande ‘het patent koper ‘van MUSHET', vis- eene, belangrijke daadzaak „waardoor. het fehijntte ‘blijken „dat, dit -geälliëerd koper tot,dubbeling van fcheperi-geen den: -minften‘voorrang bowenshet gewone koper. vêrdient. >; “on «ee ob Gekommitteerden “ meenderi- genoeg gezegd te hebben 5’ «om» de--belang: rijkheid ‘der medegedeelde» ftukken vtesdoen uitkomen „en ftellen woor , haren’ verdienftélijkeri» Korrespondent onder “dankbetuiging voor de ingee zondene waarnemirigen „ beleefdelijk „uitv te noodigen y deze zijne: onderzoe= kingen voort te zêtten ; en ae benen verder aan de 'Klasfe.te wille! adedededlemso Pl 1:99 T zo: zarr ew Ievog sad sib Hilog „Isid ait Zij ftelden te gelijk voor „ dende: vragen” ‘onder de id des: Hee ren GLAVIMANS: tê ‘brengen betrekkelijk „de oxydatie, die: het: beveili- gingsijzer ondergaan: had en betrekkelijk “de diner en varta dane groeijingen’ van het vbeveiligd koper,» uosonicoos ao mom Jed Der Klasfe aan “eenen ander het werlangd: zeide mer pore van “haten „geachten Korrespöndent ae eed inlichtingen als 01 one C 6) 4 onder deszelfs- bereik! -ftandens smet, vriendelijkestoezegging „ van dèze zaak tot eén genes tn van” zeveren eòndetzoëk ste. make tsp egoclognords et moldadogaos ilvatsro Hjloilsobsng diesel ait DeHeer, eneen „lidovan:de Derde Kast ar Hiichikes »dervroe- gere »gefteldheid ‘vanons Land: bijzonder’ ter harte! nemendeg- zond aan de: Eerfte. Klasfes-een ftuk ‘hardé; brokkelige fpeciezv welke! hij gist tot eeh ouden „weg te “behooren: vanden Wiefingerwaard-) met beleefde aan= vrage gom” onderzoek „of, deze! fpecie éen natuürlijk ofwel kunstmatig produkt zijs > Hij sontwikkelt:áin gene: uitgebreide: Memorie-de gronden: voor “zijne’gisfing betrekkelijk den ouden ‘weg; waârtoe die-ftoffe:zoude. behoord “hebben en“ oordeelt 9: dat de-Klasfe waarfchijnlijk- thansoin de gelegenheid” zoude’ zijn f- om over dit sonderwerp eng van,Goue vernementswege uit te lokken. Bginshar biedgibasinles as: „De Eerfte Klasfe het geacht» Medelid des Inftituuts. gaarne’ sten diehfte willende: zijn „heeft. deszelfs -Memorieven: bijgévoegd; Steenftuk ten: on=: derzoek gefteld» in-handen van: de Heeren :REINWARDT En VAN „BREDA 4, met, uitnóodiging ot zoo fpoedig mogelijk. hieraan te: voldoen „jen ter vens chun gevoelenste mieldeni;vof!het tau belang wooride oude-geftelde heidovan: ons Land terachiten’ zij , de medewerking wan-het Gouverne- mehtoop edit spúntuinetesroepenssitesvod deosrobao 3ib rev Badr U s-Aan „deze ‘uitnoodiging zis an hen pierre voldaan geworden ‚bij hek volgend’ Verflagess abos tenu vooh „sifkoodte gow usbisolven « „cHêt Stuks zóo luidt hetzelve 5-‘onsvten ri geworden; vis, een klomp verharde of zamengebakken aarde „7 onzuiver ait: of Aigt „bruin vans kleur ,;/op’ enkele-plaatfen--zwart: gevlakt «niet. zeershard , zoodat zij zich’ mêts'de,shandert : läât-verbrekën-en brokkelen. nnZijvis ongelijk, van zamenhang ‘niet: doorgdandes,digtvof‘vast,! maar vol van, vele. ongelijk veïffpreide: holligheden; eri) cellen „swier: gedaante en „zwartachtige„omtrek. teskennen geven , dat“daarin te woten; riët';; wortelvegels of andere plant- VH Ia „niobrdeen ( 68 ) deelen „zijn. befloten-geweest „die er in vergaan’ zijtie”„De vlakte, opde afgebroken -ftukken is ruw 4 oneffen enbeftaat ruit zeer „kleine korreltjes, die flechts gedeeltelijk onderling aaneengebakken of zamengeloopen, zijn, zoodat» het “vlak zich 4° bij eeië matige vergrootiùg , eelachtig: vertoont. De beftanddeelen-dezer ‘zelf{tandigheden zijn voorhet groôtfte gedeele te koolzure kalk; voorts. een; weinig kleidarde én ijzer-oxijde, en laatfte- lijke „een weinig veenaarde of foortgelijke -plantenkoolachtige. zwarte. zelf- ftandigheid Het “groótfte: gedeelte. wordt fpoedig , onder, fterke „opbrui- fing of. affcheiding . van „koolzuur;sin verdund: zoutzuur opgelost; De oplosfing bevat alde kalk; het. meeste ijzersoxijde en een gedeelte der kleis: of-alüinaarde „> terwijl het ‘geringe in dit zuur.onoplosbaar gedeelte uitv dercoveriges klei en de veenaarde beftaats EME is eines ani deze zelfftandigheid vereenigd, 12} ‚.Het» blijkt ruit» dit alles; -dat dêze Emek eene: soba kalkftof iss zoo als) dezêlve veelvüldig op onderfchêidene plaatfen „in alluviale gronden, ‘uit’ kalkhoudende: wateren: wordt: afgefcheiden:, en waarvan,„on= der anderen ; ookshier:te Lande-het meertje van: Rokarge bij den Briel, eeri” voorbeeld oplevert ; eene! ftoffe,, diè ook wel, wanneer-zij op plant= deelen’ ‘is afgezetien dezêlve ‘ómkorst heeft „ beenbreuk’ genaamd -wordt. De uitflag van dit onderzoek bevestigt-dus-geenszirs: het ; vermoeden. van den Heer REUVENs dat -deze: fpecie „ vanveenen ouden aangelegden of gevloerden weg afkomftig, door kunst zoude zamenigefteld zijn. Zij is voorzeker ‚niet door kûnst Sevrools „maar buiten allen ei gen door de Natuursvoortgebragt. «1: abladagn sbusuiey . gemol ‘Hetgeen de! HeeroREUVENS” verder ne sr vernomen. te hebben aan- gände eerien ‘visten rotsgtond ;-welkeif “de Zuiderzee zoude beftaän „ zoo moet! “men:vdiey zoo: lang daarvan geene flellige bewijzen gegeven zijns áne twijfel strekken , te meer: daar een der gekomimitteerden »zulks döör zijt! daaromtrent -opzettelijk: weg onderzoek «niet ‘heeft bevestigd gevonden. Even- C 69 ) Evenwel oordeelt men het voor de: natuurlijke gefchiedenis van den Vaderlandfchen- grond’-hiet- onbelangrijk,’ dat bijde „door den-Heer REUVENs genoemde “gelegenheid , aan de Officieren „ die met-het opta: ken eenêr nieuwe kaart van de Zuiderzee belast zijn , tevens worde dânbe- völen ; “om op den aard der’ te peilen gronden: renten ik te zijn en daarvan naauwkeurige aanteekening-te houden. Dé Eerfte Klasfe heeft gemeend , op de Voegegdurdid wijze aan. kihet. eilige des - Heeren REUvens te zullen voldoen door hem een af- fchrift van dit Verflag te zenden , en daarbij gevoegd eene uitnoodiging , om aân haär éen nader gemotiveerd woorftel te doen ; waarmede zij ha- ren Horni bij eri Gouvernement te gaan eere kunnen onderfteunen. Nadat de Eerfte Klasfe op gezegde vrien aan het Gerni: des Hee- ren REUVENs ‘häd trachten te “voldoen ,- heeft zij van denzelven eene tweede Misfive ontvangen , waarin hij eenige bij hem beftaande beden- kingen en twijfelingen” opgeeft tegen de ftelling ‚dat de bedoelde zelf- ftandigheid een natuurlijke, «door natuurlijke plaatfelijke oorzaken van zelf ‘voórtgebragte ftoffe, eene verharde kalk ‘of zoogenaamde ka/ktuf, doch geenszins eene door kunst voortgebragte of door lenie ineen are en veranderde zelfftandigheid is. “De Klasfe heeft ook die irste en ets peten trachten op te . losfen. CROLVIabn0 De Heer’ REUVENS merkt “in de eerfte plaats aan , dat’het door de Klasfe geftelde aangaande den aard dier ftoffe hem niet zoo zeer geble- ken ís, en dat bij hem âls nog de vraag ‘overblijft „waarom de viseter elftanaigheid geen ‘ménfchenwerk kàn “wezen? > voos 1 _Op deze ‘vraag moest geantwoord worden’; dat de witfpraake der Klis “omtrent Geir’ aard ‘der ‘mèergerfiëlde :froffe “berust op’ het naauwkeurig onderzoek van’ dezelve’; wijders óp de”ondervinding ; dat zulk eene zelf- us I 3 ftan- C go ftandigheid» door kunst miet; kari worden voortgebragt „gelijk, dan. ook voorzeker geen. „voorbeeld, wan -zulk - eene» door;; kunst vervaardigde ftoffe, beftaat: of; bekend zis #° terwijl--de + voorbeelden, van „zulk -eene_na- tuurlijke „zelfltandigheid „geenszins. zeldzaam „zijn „maar bijna „in alle kalkgronden „of „op » pn waar: wennemars „aanwezig zijn, gevonden worden. … i Be: £ 1-Alsseen fprekend voorbeeld van sin eene raden pon te piens is, reeds-in het, vorig werflag het hinges van Rokanje, op het, ilang Voortie zoaangehaalde > vs ar Erst 2 …… Op= de- vraag van den. Heer. REUVENS 5 ûd er eene dpd hdi lijkheid in, .gelegen;;is pnthenane kalk „ zonder, zand , een vast ligchaam oplevere , is geantwoord uit de ondervinding , dat enkel gebrande kalk geenszins indie” mate, hard; wordt ‚dat. zij een gefchikt, bindmiddel voor metfelwerk: zoude kunnen zijn ; maar dat de oorzaak, van ‚het, hard worden. en het bindend vermogen eener goede. metfelfpecie: gelegen is in de-sinnige,,- onder “medewerking, van. water plaats. hebbende vereeniging van kalk „wateren; zand «of tras-en andere cement{toffen.… vibe) “Alwerder -kan op grond: van ondervinding: veilig, zeen geantwoord worden „op de vraag, of kalk-met veen,niet.een hard wordend, meng- fel kan opleveren. ei ehtseleibagf ass abrrobaargrn9-93 us Het „gevoelen „van -den Keir REUVENS., dat-de haddeldn: brokkelige fpecie kan gediend hebben tot eene drooge vaste ondervloer , wordt,ge- noegzaam, wederlegd door. den.-geringen pessbensise den brosfen, ijlenftaat-vansdezelve, « «r_n 457 77e ú tss Aertd „Dat, echter „ongebluschte, Kalk alleen has in jer ian zoo als het geacht Medelid zegt in Italië plaats te hebben, en zoo als aan Romeinfche „gebouwen: kennelijk is „ bijvoorbeeld tot het opvullen van. fpouwmuren » „wil „de ‚„Klasfe, niet tegenfpreken;; dach. zij ziet niet in „dat „zulks Grij- dig. is met hetgeen „zij, heeft, opgegeven, betrekkelijk, den, aard.der, haar f p aan- "{I 4 eN ZE renee Smart I= ( zi ) ade fpecie, leéne“ ir dek! die’ van ve Dee even kalk tên eenemale;onderfcheiden i8pon sdoinwegeis vab atojs vien vogmilb ue Daar „(alzoo „der bedenkingeti- van vo HeètREOVENS hét voten dèr Klasfe over den aard van mèergemelde’ zelfftandighéid hiet Hebben vaóën wankelen ; oordeelde zij het overbodig , uit te wijden over den verden ren inhoud zijner Misfive, als berustende op twijfelingen, die de Klasfe vertrouwt door het oplosfen der eerfte vragen te hebben beant- woord, Zij wil echter, hij het openleggen van deze hare gevoelens , niet voor uwe aandacht verbergen, dat bij een harer leden de bedenking ontftaan is , of welligt de bedoelde brokkelige fpecie een gedeelte hebbe uitgemaakt van eene laag asch van een of ander plantaardig ligchaam , die , en door den tijd, en door de drukking , tot eene meer of minder vaste masfa zoude zijn zamengeperst, Datzelfde lid verklaarde wijders, dat, hoezeer uit afwezigheid van zand of kiefelaarde in deze (toffe het bewezen is, dat zij geen cement- ftof is, het hem echter mogelijk voorkomt, dat uit gewone kalk alleen eene vaste {teenlaag zoude kunnen gevormd worden , en dat zij, ook zonder cementftof te zijn, tot het maken van eenen weg op de eene of andere wijze zoude kunnen gediend hebben. Hij meende wijders niet genoeg bij de Klasfe te kunnen aandringen , dat zij pogingen aanwende, om deze belangrijke zaak in loco onder- zocht te krijgen. Waarop de Klasfe zich heeft voorbehouden nader te- rug te komen, zoodra zij ook andere leden, die de Geologie tot een bepaalden tak van ftudie maken, deswege zal kunnen gehoord hebben. Van lieden, buiten het Koninklijk-Nederlandíche Inftituut, in het afgeloopen jaar bij de Eerfte Klasfe geene bijdragen ontvangen zijnde , zou zij hiermede haar verflag befluiten , zoo zij niet had te herinneren este aan dee Ed aan zhe wa reen De delingen, welke zij in dat tijdsgewric aan het, derde ftuk dierzelfde V dat vierde Deel binnen kort en dev, bra pg zu ad zeabapveamsb aovordabin od ig. albedrovo serkijse sblasbrog, ‚ash ab ‚oib vensgdiheijn. ae sbusaursd ‘els reis, ais biodni, ast sss, wida et rates aften gb, adtzolgo id ooh 1wgarrov deld 7 heated ED zr rie. nori Bn DUIM x Haga att sedan jat essh gev. peat, ad üd «Bada liu Ús gutdeohed ‚ab. gobo! zerept; vas üd- tab. ve ognadaovadoabnas, „Ouds: addarl. gafaobeprjaso, atd? agiladdord, shlagbad. ab. Igi low, dee ei ag wennedogik.gibigöraale abus oen nav dogs. „sel, air ad, „alerogtin malines. lo 15, pus 303 nti dua Sb z00bune bifs; nob:: cob, ‚He, zip dd A ps merel A Staf smaadiosmnaaes: ait abang, slenn ara” ARE aidan vie zasai lb. zektpblive ohpnelhen Di, Fec ee AsnoenID teen, (fe alang Ai aasoted ded-sRodt osb, oi, saab, Jo, bass RRRpenr NEST vanolis: Alst caowon die Sabryamodoov, Hileasen zondaa, mod. sor „# Joft tn) doo ijs anb nes. goor telles HAN: sbtias geclaght, (208V, „9D prins eb, ve Bev, ager. BEV Sealin: Jodl, 403rpliS, soelaas, zebnos. En reta oe, cvegsddar, basibeg, asnmud, abH0S ssiiw ombas Jo ' hiene oraal ‘aula Acpb sid; gornog ain erobiim, obnosin. fit — twesbuà voel. Mée Anes: sanlikguelad, « 9sab, MO esbaoyies … „aspaigog. ijs, aah, Baie ans pabals göhuodadroowondglois. Barldf ob gore! sesaik: wonen EHH tion 303: oigolo. sbreib , aobsl. sx9baa doo fis siboos /, trol st rv eriöddard-boodeg: nonaoii: desa, ba sibi, asv. Ja), me HETER RERDEN At Ale ws REL reen ils AAE eh Hd k lag tek cû ieesaaninak ortepntobsl dai Jed wogiud obs n brij nogaeviao,, sogesbijd. guasg slaslA srad sb id, zag. „ maroaninsrl- os, bast Aoitt- ÏS OOR « hale gelkov, aast, nd, il GRE _PRIJS- ie PRIJSUITSCHRIJVING DER EERSTE KLASSE VAN HET „ KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN; voor den Jare 1833. D e Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van We- tenfchappen, Letterkunde en Schoone Kunften, brengt ter kennisfe van het‘ algemeen, dat op de prijsvraag, door haar bij het Programma van 1831 uitgefchreven , luidende : De duurzaamheid en het behoud van het koper , dat ter beveiliging van Schepen wordt aangewend , tot dus verre gezocht zijnde in het ge- bruik van: eenige vermenging van dit metaal (al/iage), in plaats van zuiver koper, of in de befchermende banden van den beroemden pAvy , en de ondervinding fchijnende te leeren , dat-er dadelijk een aanmerkelijk verfchil in’ de’ duurzaamheid beftaat3 zoodat bij fommige de koperhuid veel langer behouden blijft , dan bij andere, hoezeer aan dezelfde wer- king van zee blootgefteld ; wordt gevraagd : K „Of Ca) » Of. 3 LA al | Ag qe de Pe aardr 4d ab dek tte ek LE Gld. geven ; „ welke de beste hoedanigheid van koper en de beste bewerking fchijnt » te zijn voor platen voor fchepen beftemd, en waaraan de foorten „ het » meest aan het oogmerk beantwoordende , orfderfcheiden en erkend kun- vnenwolere Ah AA aTeAad geen antwoord zijnde ingekomen , zij befloten heeft, dezelve in te trekken ; dat op de vraag, bij hetzelfde progamma engte en luidende ; Blijkt hek, 5 irene dige UAAATT AT At TGTAHI EM ATAR 1. uit Eudiometrifèhé shiba 5 dé: het ftikftofgas en het zuur- ftofgas , die, te zamen gemengd, de voornaamfte beftanddeelen van den dampkring uitmaken , in derzelver, onderlinge evenredigheid geene verande- ring ondergaan gedurende het verloop der tijden; of wel, is het nog te kort geleden , dat men. naauwkeurige.Eudiometers.bezit en met dezelve naauwkeurige proeven gedaan heeft , om hieromtrent met zekerheid iets te-kunnen beflisfen.? 1 pore ved! cav stestil oïlo{l a NÁ ug. 'Welkevis de. verandering; die -dezelve ondergaat: in plaatfen „die met flechts- weinige openingen. voorzien-zijn, en waarin zich vele men- fchen te zamen bevinden? Is deze verandering dezelfde.,-wanneer, het zonnelicht gemakkelijk. tot „deze, plaatfen donk jn wanneer in ‚de- zelveseen. volkomen: duister plaats heeft 2 «vorvorner sooo noqsr st ven 3e» Waarmedez eindelijk, ftaan de afwisfelingen in de. hoeveelheid.van - het, met de dampkringslucht gemengde ‚koolftofzure gas“in verband ? vs mede geen antwoord: zijnde ingekomen»; zij. befloten. heeft ‚-dezelve op nieuw. voor ‘te, tellen, «om beantwoord: te worden; vóór den eri riet r mi Toe \ LA. hak Kk ed AE Zi | | bruarij vanhet; jaar » 1835: . is Üd tg Diild roda 19Gmel 199V Zij ftelt wijders als nieuwe Erelid voor , omi beantwoord ster alen vóór den laatften Februarij van het jaar 1835. : bgestvog <510W Er 19. € 8) ‚E-Daar men onlangs-in Engeland,:eene:! gelukkige toepasfing ‘gemaakt heeft van het-door-den- Luitenant DRUMMOND: aangewènd: licht voor-zijne' Trigonometrifche metingen (veroorzaakt door ‘eenen ftroom vanontvlamde water en‚zuurftoflucht-op een {tuk levendige kälk- aan te brengen, welk _ licht;ook ‚door denzelven ‘is: voorgefteld gewörden ; om daarmede: fterké liëhtende, vuurtorêns ‘daar te ftellen)-, om, namelijk „ däarmede buitenge- wone vergrootingen „van voorwerpen’ duidelijk ‘voor te tellen, en -daare door als het ware een zoogenaamd oxygen-hydrogen microscoop is tot ftandgebrágt ; waarbij, -dit fterker -licht „ op» gefchikte-glazefraahgebrägt, eene -1oyooo. malige tot eene 500,00o malige. vergrooting zoùde toélaten ; „zoo: wordt eene nadere -befchrijving van dit microscoop verlangd; met opgave. van eenige-eigene proeven met zoodanige inrigting “in ‘het werk gefteld en” het nut, hetgeen) de Wetenfchappen ; en ineer- bepaaldelijk de, phyfiologifche «kennis van plant en-dier daaruit zouden kunnen trek=’ ken, „Bovendien “zoüde men verlangen’, voorgedragen ‘te ziens hetgeen andere fterke kunstmatige lichtsontwikkelingen , als van verbranding van Phosphorus in enkele zamengeperste zuurftoflucht of in zuurftof!hou=’ dende. zouten als: mede van ‘het-fterker licht: bijde gloeijing van‘hotits- koolfpitfen-„ aan: den Galvanifchen Deflagrator tin et en v dergelijke, ook tesidien Lopzigte -zóuden vermogen. …» « US Eiuozu 1e, Welke. ziekten „zoo witwendige als inwendige , tbauss onder de zelfde of gelijkfoortige gedaanten” bij den mensch en de grootere huisdiee’ rens voor ?. In: ho@ ver ‘is men in:ftaat , “derzelver: verfchil , volgens ana- tomifchë …'phyfiologifthe en pathologifche grondbeginfelen , te’ vérklä- ren 2 welke» algemeene ‘regelen ‘zijn ult” deze befchouwing , opzigtelijk’ de behandeling der ziekten van den mensch en der dieren; af te leiden ? welke voordeelen heeft de vergêlijkende Ziektekunde aan de Geneeskunde __toegebragt ?-vcEh hoedánig”zou de vereenigde ftudie van: deze én der’ veesartfenijkunde: behooren teworden ingerigt, ten einde daarvan voor „tv ' K 2 de Kat D de eerstbedoelde «een foortgelijk- nut worde getrokken; alsde vergelij- kende ontleedkunde en natuurkunde voorde kennis van betrap ligchaam in den gezonden ftaat opleveren 2 geente lest Voor _de beantwoording van. elke dezer wragen , looft -de- Perfte Klasfe van het Koninklijk:Nederlandfche-Inftituut van Wetenfchappen , Letterkunde en Schoone Kunften uit eene gouden Medaille, gefchroefd! op den ftempel des Inftituuts , ter innerlijke waarde” van: vif honda Gulden. __„De- ftukken „welke naar eenen prijs dingen, zullen rin zin Nederduie) fche „ Franfche , Latijnfche „ Engelfche of Hoogduitfche Taal; maar mev de algemeene Italiaanfche Letter gefchreven moeten zijn, en aan den vas- ten Sekretaris der Eerfte Klasfe- vrachtvrij bezorgd worden. 8340 Tot deze uitgeloofde prijzen worden alle Geleerden „zonder ondecfshiei uitgenoodigd , met uitzondering alleen van -de-Lseden-dér Klasfe , als, welke. van alle mededinging worden uitgefloten :onder. welke:benaming „echter! - noch de Buitenlandfche Geasfocieerden, noch de gas lp ers rp pen zijn. Et jaor. De in. te zenden ftukken moeten met eene vaten wats dis die van den” Auteur, gefchreven zijn ‚ zonder naam ; maar de-kwaliteit en woonplaats des” Auteurs zullen gefteld moeten zijn in een afzonderlijk: verzegeld papier, tot opfchrift dragende dezelfde fpreuk ‚ of hetzelfde kennelijk teeken’, waardoor de Verhandeling , waartoe het- behoort „ onderfcheiden is, > De uitwijzing der prijzen zal. plegtig aangekondigd worden in!eene Opens: bare Vergadering. Zij zal voorts algemeen gemaakt. worden. in.-de. Binnen»: en Buitenlandíche Fijdlebriten;, waarin deze geer nrd: of: vermeld wordt. De bekroonde Verhandelingen blijven hee pt der Berfte Kaster van het Koninklijk-Nederlandfche. Inftituut „van Wetenfchappen „ Letters kunde en Schoone. Kunften,… Het zal den Schrijver of,Schrijvers- niet” vrije CARE D vrijftaan, hiervan ob eenigerhande wijze door den druk gebruik te ma» ken, ten zij de Klasfe daartoe hare toeftemming geve- De niet bekroonde ftukken zullen, op begeerte der inzenderen , tevens met de befloten naambriefjes aan zoodanig perfoon of adres terug gezon- . den worden, als zij zullen verkiezen , mits dit, zonder eenige kosten der Klasfe, binnen een jaar na de uitwijzing verlangd en dit adres op- gegeven worde ; doch zal het verzoek om teruggave moeten verzeld gaan van behoorlijk bewijs van regt op het ftuk. Ingevalle geene teruggave van/een niet bekroond ftuk verlangd mogt worden „ of de evengemelde vereischten daar niet bij waren in acht ge- nomen „ zal men de befloten naambrief jes ongeopend verbranden ,„ en de “_ftukken zelve bewaren, om te dienen „als bevonden zal worden te be- hooren. In-naam der Eerfte Klasfe voornd. den aden November, - G. VROLIK, 1833. Hi Sekretarise VERSLAG TIENDE OPENBARE VERGADERING DER ERASTE KLASSE VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, GEHOUDEN DEN ÌSten srpreugerR 1835. Gedrukt voor DE LEDEN DES INSTITUUTS. VERSLAG TIENDE OPENBARE VERGADERING EE RST: Bork A ISS. HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, Gehouden «den Asten September 1835, Voorzitter ,C., ALEWIJN , Sekretaris ‚:G. VROLIK. N adat de Voorzitter de Vergadering geopend had, werd door ‘Hen Sekretaris de ‘Naanflijst der Leden opgelezen, waaruit bleek, dat uit deze Klasfe aanwezig waren: A 2 De yr k Ëc 4 CE e ï Ë Bak CSE Ë Ä rd ê De Leden C. ALEWIJN » C. G. C. REINWARDT » GAVROLIG, s err Gh, 75 Je Me Ce VAN, UTENHOVE 5 3 BLANKEN, JANSZ. JeF. Le. SCHRÖDER; aen J. KOPS, A. VAN BEEK en J- F. SERRURIER, G. J. MULDER. Hierop“ deed de Voorzitter dé volgende Aanfpraak : Naar aanleiding der voorfchriften’ van het Reglement harer Inftel- ling is de Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut op _ nieuw ‘bereid, in het openbaar’, verflag ' te doen van deswerkzaamheden’, waarmede zij zich federt de twee laatfte jaren heeft bezig gehouden ; als ook. de uitflag te doen kennen , der jongfte prijsuitfchrijving door de Klasfe gedaan, en kennis te geven van het Programma , waarbij nieuwe prijsvragen worden opgegeven. Ontvangt, Aanwezigen van- allen rang en ftand ! die ons heden met, Uwe tegenwoordigheid wilt vereeren, deze mededeelingen met welwil- lendheid. — Mogen de onderwerpen, die in het genoemde tijdvak bij deze Klasfe behandeld zijn , misfchien Uwe aandacht op eene minder aangename wijze onderhouden, dan voortbrengfelen uit het gebied van Letteren en Schoone Kunften, die onze zusterklasfen U aanbieden; — bedenkt, dat de werkkring aan deze Klasfe voorgefchreven ‚ haar niet bsorlanik buiten het grondgebied van ftrenge wetenfchappelijke be- fchouwing te treden „ en dat zij, zich nimmer mag, laten wegflepen door hetgeen alleen aan de fmaak ‚of het gevoel kan bevallig. zijn, of hetgeen de verbeelding alleen zou kunnen ftreëlen, En mogten niet alle behandelde onderwerpen U van evenveel belang voor- ( 5 D voorkomen „ zoo vertrouwen, wij toch ,- dat derzelver verfcheidenheid Uwe aandacht en belangftelling, zal opwekken „en bij-U-de overtuiging zal doen geboren worden, dat de Klasfe er zich bij voortduring aan laat gelegen liggen tot volmaking van de Wetenfchappen , in derzelver geheelen, omivang , en hierdoor, voor zoo veel de aard harer Inftelling gedoogt ‚tot bevordering .van het maatfchappelijk heil zoowel in den hoogften als minderen zin, mede-te werken: - „Ons geacht medelid, & Heer scnRÖpeR zal de en giedohdens wel opzich willen nemen „-om. door: het- vervullen. eener fpreekbeurt tot den luister en. tot veraangenaming dezer zitting bij te dragen. Wegens de „uitgebreidheid ‘der voor te” lezen ftukken;-de korte tijd, die tot het houden dezer bijeenkomst. beftemd vis „-en ‘vooral, hetgeen ik in de eerfte plaats hadbehooren, te noemen 3: wegens. mijne onbe- kwaamheid om voor eene zoo aanzienlijke’ vergadering te {preken „ en hare aandacht op „eene waardige- wijze bezig-te houden „ zoude ik mij gaarne bij. deze eenvoudige. opgave-der te behandelen-onderwerpen be- palen ; indien ik niet verpligt ware, nog. kortelijk: gewag te maken van de verliezen , welke de. Klasfe, gedurende de laatstverloopen twee jaren onder hare medewerkers heeft „geleden. — Gelukkig -mogen wij ons noemen „ dat het «aantal dergenen sdievin “dat “tijdsverloop door den dood aan onzen. kring «ontrukt wierden „ naar-evenredigheid niet groot is. De „Klasfe verloor „ mamelijk „-flechts één liarer, Leeden „den Heer ULRICH HUGUENIN „ op den 7 November 1833, en eenen harer Kor- respondenten ‚den Heer JAN. ERNST “WILDEMAN Op den 3o December van. hetzelfde. jaar 5, -beide mannen , die» in-den krijgsftand ‘ door ver. dienften, van den-‘minsten.-tot--hooge ‚rangen. waren” opgeklommen , en die door hunne kunde en bekwaamheid, ijver en trouw „ ieder in-zijne betrekking „ belangrijke „dienften--aan het. Vaderland hebben bewezen ; terwijl zij beiden toonden , dat wetenfchappelijke kennis , niet „zoo. zal A 3 als CC) als fommige wel fchijnen te meenen , voor sden krijgsman ‘overtollige last is, maar een nuttig wapen, in oorlog „zoowel als in wrede «even dienftig. Van ‘den Heer HUGGENIN , «die door werfcheidene uitgegeven ‘fchriften van zuiver Wiskundigen aard, zoo vals vook cin het bijzonder door zijne Verhandeling over het Nederlandfche IJzer, — over de Gefchutgieterij te Luik — en meer anderen zich vals grondig en onvermoeid beoefe- naar «der Wetenfchappen ‘heeft doen kennen, bezit (de ‘Klasfe eene Ver- handeling in ‚hare ‘Gedenk{chriften, Over de ontwikkeling van eenige Trigonometrifche reckfen betreffende «de Cirkelverdeeling. De Heer WiLprmaN bood der Klasfe in het jaar 1820 , een Verflag aan van Lene Proeve omtrent het vervaardigen en gebruik van zwü- re Tigehelfteenen tot dekking der Glooïjingen van Dijken ; een Vere flag ‚het welk de ‘Klasfe allezins waardig keurde, om ‘onder hare werken aangenomen te worden ‚en het welk zij bovendien wegens de belangrijke heid van het vonderwerp ven deszelfs ‘hoogst nuttige {trekking „door eene afzonderlijke vuitgave valgemeen werkrijgbaar ‘ftelde! De omftandigheden der “tijden gaven aanleiding, «dat aan deze eerfte proeve onlangs «op micùw gevolg wierd gegeven. — JÌn zoo ‘bleek we- derom „ ‚dat het geen -door ‘het vernuft waars en nuttigs wordt uitgedacht, al is shet dan ook niet «dadelijk van toepasfing , daarom miet vergeefs is3 maar „bewaard „blijvende inde ‘Gedenkfchriften der Wetenfchap „ ook zijnen tijd ‘vindt van. aanwending tot welzijn der «maarfchappijs «en tevens, ‚dat wij, ‘Hollanders, de ftoffen , «die de tard (der “wording van onzen bodem en grond ‘ons onttrokken ‘heeft , vmisfclrien meer dan eenig ander wolk „ ís “ret mood , door voortbrengfelen wan ‘kunst weten te doën vervangen. Bere zij hein, Wiels pogingen daarheen ftrekten „en die hiertoe het zijne aanbragt ! De CRJ De plaaatfën „ door het verlies dezer verdienftelijke mannen bij de. Klas- fe, opengevallen „ zijn: tot dusverre niet: vervuld, En thans, geëerde: Toehoorders , wilt uwe aandacht verleenen aan het beknopt overzigt. van de verrigtingen der Klasfe, gedurende de twee voorgaande jaren, hetwelk ik den Heer Sekretaris verzoek, U wel te willen: voordragen. ZEER GEËRRDE TOEHOORDERS VAN ALLERLEI RANG EN STAAT ! Van. Gouvernements wege heeft de Eerfte Klasfe van het Koninklijke Nederlandfche Inftituut , in: het jaar 1833 het zeer gewigtig vraag{tuk ter behandeling gekregen, om, bij het bezigtigen en keuren van het con- ftractiehout der Marine, met zekerheid te bepalen, of hetzelve, al dan niet, buiten. den: wintertijd’ geveld is. Welke vraag haren-oorfprong ver- fchuldigd is aan de plaats gehad hebbende fpoedige vervuring van Zij= ner Majefteits Oorlogskorvet de Lege, als zijnde voor waarfchijnlijke reden daarvan opgegeven het gebruik maken van’ hout, dat buiten den wintertijd zoude gekapt zijn. Dit vaartuig , hetwelk in 1827 is te wa- ter geloopen, in den jare 1833 ter vertimmering op de fcheepshelling van ’s Rijks werf te Vlisfingen gekomen zijnde , werd bij nader onder- zoek- bevonden, in het kort tijdsverloop van zes jaren , zoodanig ver- vuurd te zijn, dat hetzelwe moest afgekeurd en gefloopt. worden. Als waarfchijnlijke onrzaak dezer fpoedige vernietiging werd door een der Conftructeurs de mogelijkheid opgegeven, dat het kromhout , waarvan „de: gemelde bodem, in der tijd-is zamengefteld , welligt niet in-den wintertijd geveld en alzoo- met groeifappen bezet gebleven is. De opga ve van die gevoelen moest natuurlijk bij het Departement, bij hetwelk hetzelve geopperd was, aanleiding geven tot de vraag , of de kenmer- ken KR ken van zoodanig hout, buiten den wintertijd geveld, bij de/keuring en bezigtiging van het conftructiehout nog kenbaar zijn „en zoja, waar- aan het dan is-toe te fchrijven , dat. zulks- niet werd opgemerkt bij het keuren , van het -kromhout „… voor -de korvet de Leije,. Deze vraag is dan ook, eerstaan- den Conftructeur , die daartoe aanleiding had gege: ven , voorts aan de beide andere Conftructeurs der eerfte klasfe ieder afzonderlijk voorgefteld, welke allen, in derzelver daarop ingediende rapporten „_ eenftemmig” verklaren„ ‚dat in. het aangevoerde conftructie- hout geene kenmerken kunnen worden aangewezen ; waarop met zekere heid kan beflist worden, of hetzelve in den winter, dan wel in den zomer is geveld. Bij het berigt: daarvan aan Zijne „Majesteit „den Ko- ning, door den Heer, Directeur-Generaal voor de. Marine , is „op dese zelfs voorftel ‚door Zijne Majesteit. verlangd, dat. het-onderzoek en de beoordeeling van het voornoemde vraagpunt aan de Klasfe worde onder- worpen , ten gevolge. waarvan ‚haar door, zijne: Excellentie , den Miniss ter van Binnenlandfche zaken , alle daartoe betrekkelijke ftukken gezon- den zijn. De Klasfe nu „ deze hoogst gewigtige zaak in handen van hare Medeleden REINWARDT „VAN DER BORCH ‘VAN VERWOLDE en ‚ ALEWIJN gefteld hebbende, heeft, op voorftel van deze hare Gekoin- mitteerden „den Minister met het volgende antwoord gediend. Klaarblijkelijk wordt bij het veronderftellen der mogelijkheid, dat het hout vande, Lesje huiten den wintertijd geveld is , als grondflag ‘en-als uitgemaakt. aangenomen , vooreerst : dat het hout „in den winter afge- hakt „ook. dan nog ‚ wanneer. het hier te Lande is-aangebragt ; «be» waard „ en, voor den fcheepsbouw toebereid…,„ duurzamer. en minder-aan bederf -onderheyig is,dan het hout in andere faizoenen geveld; en ten tweede , dat het ‚hout, in den winter afgeflagen , geene groeifappen bevat, Een Con D Een der Conftructeurs deelt geenszins zoo onbepaald in dat gevoe- len. Deze haalt in zijn rapport aan, dat in Engeland omtrent den tijd der velling van het hout volkomen. vrijheid beftaat „ en dat men daar niet.zoo-zeer hecht aan de. veronderftelling „dat het zomerhout minder deugdzaam voor het gebruik zoude zijn, dan wel het winterhout „en dat ook de Sekretaris van de Navy Board, JonN KNOwLER , in zijne Verhandeling over de behoedmiddelen tegen het vuur in het Eikenhout, aanmerkt , dat voor de aloude Gouvernements voorfchriften , om het hout niet dan in den winter te vellen , geene gegronde redenen kunnen worden opgegeven, en dat die, welke daarvoor is opgegeven , namelijk , dat de boomen , in den winter geveld, minder fappen zouden bevatten , dan die, welke in andere faizoenen des jaars geveld worden , bevonden is, valsch te zijn. Hij merkt daarna nog aan, dat het uit de onder- vinding niet blijkt , dat de fchepen , ia Frankrijk gebouwd , alwaar de oude Ordonnantien omtrent het vellen in den winter nog worden ge- handhaafd , van langer duur zijn, dan de Engelfchen ; zoodat men ook hieruit zoude kunnen afleiden , dat de theoretifche befpiegelingen , over den tijd der velling gemaakt, door de praktijk niet worden bevestigd, De beflisfing dezer uiteenloopende gevoelens hangt, even als de ‘be- antwoording der voorgeftelde vraag , geheel af van het Onderzoek „ of , en zoo ja, welk verfchil tusfchen de gefteldheid van hetzelfde houtge- was „ het nog groeijende en op ftam {taande zoowel , als het pas gevel- de in den winter en in andere faizoenen beftaat : voorts of zoodanig verfchil al dan. niet blijft. beftaan en nog blijkbaar is , lang nadat het ‚hout geveld, bewerkt, en voorbereid is, tot op het tiijdftip , waarop hetzelve tot den fcheepsbouw gebezigd wordt. Alle verfcheidenheid van, het gezonde hout van eenen en- denzelfden boomftam, in onderfcheidene faizoenen, kan alieen gelegen zijn in de verfchillende verhouding en betrekking tusfchen deszelfs beide beftand- deelen „ de vaste en de vloeibare, Het kan verder evenmin twijfelach- B tig C 10) ug zijn, dat, indien door den invloed van de verfchillende gefteldheid der faizoenen in ‘de gefteldheid van het hout zelve eenige verandering wordt te weeg gebragt, deze toch , hoe groot ze ook zijn moge , tiet in eene vermeerdering of vermindering van de hoeveelheid van het ei- genlijke vaste gedeelte van het hout beftaan zal, maar dat alleen het vloeibare gedéëlte ten opzigte der quantiteit zal verfchillen, De vaste zelfftandigheid van het hout zal, nadat ze tot een geheel gevormd en volmaakt is, hare vastheid en zamenhang behouden ; ím- mers zij is van nu af niet verder in de vochten , waarvan ze door= drongen is, oplosbaar, en evenmin vatbaar voor vermindering , hetzij door verplaatfing éh beweging met de vochten hetzij door uitdamping of uitwafeming. Alle verandering derhalve in de quantitative verhouding tusfchen vast en vloeibaar zal alleen in eene vermeerdering of vermindering van het vloeibare gedeelte gelegen zijn, en wij mogen ten opzigte diër betrekke- lijke hoeveelheid alleen het vaste houtgedeelte als eene beftendige, naau- welijks veranderlijke eenheid befchouwen. Het zal wel geen betoog behoeven , dat het gezonde hout , zelfs het oudfte en digtfte gedeelte van hetzelve , in eenen nog groeijenden boom- ftam ten alle tijde en in alle faizoenen vân vochten doordrongen is; de ondervinding leert zulks genoegzaam, en het verband tusfchen al de deelen van den ftam doet ons fpoedig inzien, dat zulks niet anders zijt kan. En daar alle vochten, die in al de deelen van der ftam aanwe zig zijn en dezelve doorftroomen , zulke beftanddeelen bevatten , waar= door de ftam gevoed wordt en groeit, zoo vervalt daardoor ook het gé- voelen , waarbij veronderfteld wordt , dat de boomén in den winter niët met groeifappen bezet zijn. Het is alleen het meerdere of mindere van dezelve , dat hier voornamelijk in aanmerking kân komen. - Reeds eene oppervlakkige befchouwing doet zien , welke aanmerkelij= ke veranderingen ín eenen boom met de veranderingen van faizoen , van weers= GA) weêrs- en luchtsgefteldheid gepaard gaan, en dat het vooral de fappen zijn, die zulk eene verandering ondergaan. Terwijl in den winter gee- ne beweging hoegenaamd van fappen zigtbaar is „, openbaart zich dezel- ve met de aankomendé en toenemende .lentewarmte fpoedig door vele verfchijnfelen, als uitbotting , loslating of mindere aanhechting van de febors, zelfs gedeeltelijk door uitvloeijing van het oprijzend fap, het- elk fomtijds van zelve , in overvloed aanwezig zijnde , uitvloeit of toch bijna altijd, nadat de ftam ingehakt of doorboord is, Diezelfde verfchijnfelen vertoonen zich ook nog, hoewel in eenen minderen graad , wanneer de boom in den voorafgeganen winter geveld, en. voorts aan zich zelve met behoud van zijne takken is overgelaten ; hetgeen al verder ten bewijze werftrekt , dat de boom ook in den winter _nog van fappen voorzien was. Deze verandering in de beweging niet alleen , maar ook in de digt- heid en verdere geaardheid der fappen, zal niet minder aanmerkelijk zijn , wanneer met de toenemende warmte de bladen zich zullen hebben ontwikkeld en de verdamping of uitwafeming der uit den (tam oprijzene de en naar ‚de bladen gevoerde fappen op eene zooveel duizendmalen vermenigvuldigde oppervlakte eenen aanvang heeft genomen en voorts onophoudelijk „ vooral over dag en bij helder weder , aan den gang wordt gehouden. «Neemt men nu hierbij in aanmerking , hetgeen on- dervinding en proefneming geleerd hebben , hoe hoogst vatbaar de plantenfappen zijn voor den invloed van lucht en warmte, en welke veranderingen -daardoor in dezen, ten opzigte van digtheid en zamen ftelling , worden te weeg gebragt, dan volgt hieruit als van zelve, dat deze fappen in den boomftam , en bijgevolg ook het hout zelve, waar- van ze een beftanddeel uitmaken, in de verfchillende tijden van het jaar aanmerkelijk verfchillen zullen. 4 ‚Dit werfchil is vooral blijkbaar , wanneer men de gefteldheid , die het …Bae hout Cr) hout in den winter heeft „ vergelijkt met die, welke daarin in den zoe mer . wordt waargenomen. Zij doet zich vooral kennen in de onder- fcheidene zwaarte of digtheid, die hetzelfde hout in het eene en andere faizoen te kennen geeft. Vele en naauwkeurige proefnemingen hebben hetzelve zonder uitzondering telkens doen kennen. KnrieurT bevond de verhouding der zwaarte van het winter tot die van het zomerhout als: 109. 5: 100,0, in eene andere proef als 111,5: 1oo,o. Het grootfte verfchil, dat punAMEL daaromtrent in zijne vele proefnemingen heeft waargenomen , was „ tusfchen hout in Januarij en in Junij geveld, 114: roo, De oorzaak van zulk een aanmerkelijk werfchil-laat zich ligt inzien , wanneer men niet alleen let op de meerdere uitzetting van alles door de warmte in den zomer, maar vooral ook: hierop dat alsdan door de gedurige en veelvuldige verdamping der fappen over de geheele opper- vlakte: der bladen geene aanhooping van vochten kan plaats hebben, terwijl daarentegen reeds in het najaar , terwijl de werking der. bladen verflaauwt en ten laatfte geheel ophoudt , de oprijzing der fappen uit den grond nog lang voortduurt , hetwelk. eene meerdere opvulling van fappen in den ftam moet ten gevolge hebben; hierbij komt echter “ook nog verder, dat de boomfappen tevens luchtvormige vloeiftoffen bevat- ten , waarvan de hoeveelheid over het algmeen 4 van den geheelen om- vang of van het volume in het eikenhout bedraagt , doch die in het voorjaar , tegen den tijd, waarop het fap begint te rijzen en de bladen ontwikkeld worden „en voorts in den zomer aanmerkelijk meer dan in den winter bedraagt. á Een en ander is door de fraaije proefnemingen van den Graaf von RUMFORD ten duidelijkfte aangewezen. Het lindenhout in Januarij geveld, bevattede 0,30 van zijn volume aan lucht, doch in September geveld; 0,37 ‚ en het lijdt wel geen twij= fel y dat een foortgelijk verfchil ook bij het eikenhout zal plaats hebben. Daar C°%3J Daar nu de luchtvormige vloeiftoffen zoovele malen meer dan de vochten door de warmte aangedaan en uitgezet worden , zoo moet ook hierin eene voorname oorzaak der mindere zwaarte van het Zomerhout gelegen zijn. Het verfchil in zwaarte tusfchen zomer- en winterhout aldus genoegzaam aangetoond zijnde , behoort te worden nagegaan , of, en in hoeverre , dit verfchil blijft beftaan , nadat het hout geveld is, en de onderfcheidene be- reiding ondergaan heeft, waardoor het tot gebruik wordt gefchikt gemaakt. Letten wij vooreerst op de uitwerking van het opdroogen van het hout in de opene lucht. De vergelijkende proeven van DUHAMEL, met eikenhout genomen , leeren daaromtrent, dat het verfchil, in pas geveld hout van onderfcheidene faizoenen opgemerkt, door die opdrooging reeds aanmerkelijk minder wordt, doch altijd nog gedeeltelijk blijft bee ftaan ; de proeven werden gedaan met hout van drie verfchillende jaarge- tijden , te weten: “1. Winterhout, geveld in October, November. December. Januarij. 2, Voorjaarshout, „ „ Februarij. Maart. April. Mei. 3. Zomerhout, » _» Junij. Julij. Augustus. September. De verhouding van zwaarte van deze drie houten was onmiddellijk na de velling: Winterhout. Voorjaarshout, Zomerhout. 110,00 1o5,00 100,00 Doch nadat ze drie jaren onder dak in eene loods gelegen hadden: 104,00 100,00 100,15 Nog minder was het verfchil , nadat ze ten laatfte ín een oven geheel uitgedroogd waren, te weten: Erne 103,30 100,30 100,00 Deze proeven derhalve , terwijl ze het hiervoren geftelde bevestigen , B 3 aan- Ca4 ) aangaande de meerdere hoeveelheid van vochten in het werfche winter- hout, geven echter tevens nog altijd in het gedroogde hout een over- wigt van het winterhout boven dat der andere faizoenen te kennen. - Dit verfchil nu kan, althans gedeeltelijk, hieruit verklaard worden, dat het meer digte winterhout, eene grootere hoeveelheid fappen , doch daarentegen - minder lucht bevattende, niet zoo ligt uitdroogt, als het meer uitgezette en meerder lucht in zich opfluitende zomerhout, en dat in dit laatstgenoemde door deze ingeflotene lucht ook het indringen van vocht belet wordt, waarbij voorts nog komt, dat de meer verdikte fappen in het winterhout bij de uitdrooging eene meerdere hoeveelheid vaste „ niet tot damp overgaande „ beftanddeelen terug laten. Bij de vermelding dezer proeven is het , met opzigt tot de voorgeftelde vraag, van aanbelang „ nog aan te merken , dat het aangehaalde blijvende verfchil tusfchen winter en zomerhout „ na de uitdrooging „ zeer gering is of bijna verdwijnt in hout van goede kwaliteit , doch dat daarentegen , uit de vergelijking tusfchen het goede en het flechte hout , dit verfchil in gewigt , gelijk hetzelve altijd beftaat , zoo-ook „ en-in een veel hoogeren graad , na de uitdrooging , blijft beftaan, al zijn beide op hetzelfde tijdftip geveld „om- dat het flechte hout losfer, minder digt en minder zamenhangende is , en derhalve eene mindere hoeveelheid vast hout in eene zelfde ruimte bevat, Hieruit volgt echter nu ook ontegenzeggelijk , dat de beproeving der digtheid of betrekkelijke zwaarte bij het keuren van het timmerhout wel dienftig kan zijn, om den meerderen zamenhang, de meerdere fterkte duurzaamheid en verdere deugdzaamheid van het eene boven ‚het andere te doen kennen, doch dat zij geenszins dienen kan, om het faizoen „ waarin deze verfchillende beproefde houten geveld zijn, aan te wijzen, omdat het verfchil te allen tijde, en derhalve ook , wanneer ze gelijk- tijdig geveld waren, kan beftaan hebben. Dunamer ‘heeft almede :getracht op onderfcheidene wijzen de Aecht- heid Cr) heid of flerkte en den zamenhang van het eikenhout , dat in verfchil lende jaargetijden geveld , en daarna gedroogd was , op te fporen. Doch de uitkomst zijner proeven heeft genoegzaam doen zien , dat daarom= trent geen verfchil hoegenaamd beftaat. - Denzelfden uitflag hebben almede de proeven ten aanzien der duur- zaamheid van het hout, dat in onderfcheïdene faizoenen gekapt was, op- geleverd. Zij hebben genoegzaam doen zien, dat deze houten van ver- fchillende jaargetijden , wanneer zij voor het overige geen kennelijk ver= fchil opleverden, alle nagenoeg even duurzaam waren , maar ook alle onder dezelfde omftandigheden, als vochtigheid , befloten lucht , digt opeenftapelen enz. gelijktijdig door ontbinding , vermolming , of vervu- ring worden aangedaan. Men mag eindelijk ook nog hetzelfde ftellen ten opzigte der eigenfchap- pen van het hout, om bij het opdroogen te fcheuren en te fplijten. Doch de ondervinding heeft echter wel geleerd , dat het goede , fterke en gezonde hout daaraan meer, dan het flechte onderhevig is. De oor- zaak van dit verfchil laat zich gereedelijk inzien, wanneer men in aan- merking neemt, dat het gezonde hout den meesten zamenhang , vast- heid en veerkracht heeft, en naar het beloop der houtvezel flechts in de lengte van den {tam zal fplijten, om aan de waterdampen doortogt te geven , maar dat het ook in diezelfde rigting tusfchen de fcheuren te meer zal inkrimpen en vast worden , terwijl het flechte hout, min- der zamenhang en weinig veerkracht hebbende , gemakkelijk en naar al- le zijden zal medegeven, uitgezet worden, en den doortogt der wa- terdampen naar alle rigtingen zal bevorderen, doch ook na de uitdroo- ging wederom zooveel te fpoediger vocht en water in zijne geheele zelf- ftandigheid ontvangen , en alzoo veel eerder, dan het goede , offchoon gefcheurd hout, aan bederf onderhevig zijn. Ten laatfte behoort nu ook nog te worden nagegaan , welke verande- \ : rin- C16 ringen het hout ondergaat wanneer het na de velling, gevlot of lang onder. water bewaard is; wij moeten dit te meer onderzoeken „ daar zulk eene blootftelling van het hout aan het water , op grond van ge- noegzame ondervinding , gebezigd wordt, om het hout voor den fcheeps- bouw voor te bereiden en duurzamer te maken „en. voorts ook , omdat het gevoelen geopperd. is, dat het verfchil-tusfchen zomer= én winters hout almede ‚na deze inwerking van het water kan blijven beftaan. Op grond van het te voren betoogde, dat de zuivere vaste zelfftandigheid van rijp en gezond hout, naauwelijks voor de inwerking der vochten of fappen , en voorzeker nog minder voor die van zuiver water vat- baar is, mag de Klasfe ook nu befluiten , dat de inwerking van het water zich voornamelijk tot de houtfappen , en tot hetgeen daaruit , behalve de houtvezel, tot den vasten ftaat verdikt en verhard is , be- palen zal. Het water vermengt zich fpoedig met deze vochten overal, waar. het met dezelve ín aanraking komt „ verdunt dezelve „ en zal ten laatfte ge- heel derzelver plaats vervangen, vooral wanneer hetzelve in gedurige beweging is, zoo als het vlietend of Rivierwater , hetwelk alleen ter voorbereiding van het hout kan dienftig zijn , terwijl het ftilftaande was ter, dat tevens minder zuiver is, niet dan eene nadeelige uitwerking op het hout kan hebben, Doch ook de vaste zelfftandigheden , die uit de verdikte fappen afgefcheid , verhard, en op en tusfchen de houtve- zel afgezet zijn, zullen voor een groot gedeelte door het water door- weekt , opgelost en met hetzelve vervoerd worden „ zoodat ten laatfte bijna alleen de zuivere houtvezel zal overblijven, , Daar het grootfte gedeelte dezer vast gewordene fappen, wel in was ter oplosbaar „ doch geenszins vlug is, en dus onder de uitdrooging van het gevelde, doch niet gewaterde, hout terugblijft, zoo volgt hieruit , dat het blootelijk gedroogde hout van datgene, hetwelk , na de bloot- tel. € kJ ftelling aan het water, gêdroogd is „-danmerkelijk verfchillen zal. Het zal niet alleen in eene zelfde ruimte ‘meer vaste zelfftandigheid bevatten, én dus zwaarder zijn, ‘maar ook ‘door drooging eene” mindere“inktrime ping ondergaan. Het doorwateren “van het ‘hout’ vóór ‘het-droogen , moet dus nadeelig geacht worden , wanneer met de bereiding van het hout alleen de meeste vaste zelfftandigheid „zoo als, bij voorbeeld, bij brandhout , bedoeld wordt. De proeven van wERNECK, vermeld in het Zesde Deel van het Archiev voor Agricultuurschemie , uitgegeven door de Heeren nermBsTäDT en CROME , hebben zulks ten volle bevestigd. - Het blijkt daaruit ten dui- delijkfte, dat het hout, in ftroomend rivierwater gevlot zijnde, zoo aan gewigt als aan ligchamelijken inhoud „ eene ‘merkelijke vermindering on- dergaat , zoo zeer, dat zulks op 1ooo vademen brandhout , meer dan 6o vademen bedraagt. Geheel anders is het, wanneer door de bereiding van het hout des- zelfs gebruik tot timmerhout , en bijgevolg de meeste duurzaamheid van hetzelve beoogd wordt. Het gevlotte en daarna’ goed gedroogde: hout zal dan verre boven het blootelijk: gedroogde „niet gevlotte, hout ver- kieslijk zijn. « Immers de opgedroogde en vastgewordene fappen en der- zelver beftanddeelen, offchoon geheel van water ontdaan , behouden echter de eigenfchap , van door het water fpoedig aangedaan te worden en daarop wederkerig ‘terug te werken. Het blijven niet alleen ware Hygrometers , die het water, alsmede de waterdampen uit de lucht, fpoedig wederom aantrekken , maar die ook , nu ze wederom van vocht doordrongen zijn , en vooral bij meerdere warmte, in derzelver zamen- ftelling en menging eene gedurige verandering ondergaan „ ontbonden „worden , en onder of na die verandering op de eigenlijke houtvezel zelve, hetgeen het zuivere water niet doet , eene nadeelige inwerking uitoefenen , dezelve aandoen, derzelver zamenhang verbreken en ze tot € broei HRE BED, broeijing en ontbinding aanzetten ; en deze ontbinding zal te eerder ge= beuren „ wanneer zoodanig. hout niet voor het gebruik zeer gedroogd is „ en daarna aan eene, vochtige ftilftaande lucht blijft blootgefteld of in eene beflotene ruimte bewaard of opeengeftapeld is. Daar. nu de bloote houtvezel deze hooge aandoenlijkheid en werde lijkheid. niet ‘bezit, zoo-wordt daardoor de doelmatigheid van het onder water houden van het hout allezins bevestigd. Na overweging van dit alles, kan de Klasfe nu ook terugkomen op de vraag ‚of de kenmerken van onderfcheid tusfchen winter- en zomer- hout nog inhet. gevlotte , of. door bewaren in water voorbereide hout zigtbaar zijn, « Daar, gelijk zoo even is aangewezen , het verfchil der beide foorten van hout, voornamelijk in de onderfcheidene hoeveelheid en gefleldheid der vochten „ doch niet in een verfchil der eigenlijke vas- te zelfftandigheid of houtvezel gelegen is; en daar dit werfchil reeds merkelijk’ minder wordt door opdroogen van het hout , wanneer de Klas- fe al verder. door het aangehaalde betoogd heeft , dat door het lange liggen-in ftroomend water ‚ in het hout ten laat{te , behalve het water , niets dan” de zuivere houtvezel overig is „ zoo volgt hieruit „ dat er in zoodanig. hout geen kennelijk verfchil meer beftaan zal, al ware het ook , dat hetzelve in de meest tegenovergefltelde faizoenen geveld was. Laatftelijk wordt. ook nog. een ander kenmerk , waaraan het hout van onderfcheidene. faizoenen zoude kennelijk zijn, opgegeven, het is namelijk het meerder of minder vastzitten der fchors op het hout. Dit onderfcheid. beftaat werkelijk in den nog groeijenden boomftam, Het verband tusfchen {chors en hout, of wel tusfchen bast en fpint „ wordt gedeeltelijk door nieuw aangezette „ hoewel reeds niet meer vloei+ bare, echter ‚nog. weeke zachte deelen, gedeeltelijk door de meer of min verdikte ‘fappen, die op deze plaats bovenal in groote menigte aanwezig zijn, voortgebragt. In het voorjaar, wanneer de bladen van den C 3D 7) den boom beginnen uit te flaan , en de meest verdunde fappen op deze plaats met kracht en in groote menigte oprijzen , wordt dat verband aanmerkelijk verminderd, en het is op dit tijdftip en nog eenigen tijd daarna, dat de bast ligt loslaat; ‘en dat ftam zoowel als takken ge- makkelijk kunnen gefchild worden, omdat door deze dunnere fappen de vastere deelen doorweekt en de verdikte fappen verdund en opgelost worden; doch deze fappen daarna door de fterke uitdamping in de bladen al meer verdikt en met nieuwe vaste deelen, door den groei van den ftam op deze plaats voortgebragt, vermengd zijnde, wordt dat meerdere verband daarna wederom gedurende den zomer herfteld , en heeft tegen het pajaar den hoogften graad van hechtheid bereikt. De fchors zal dus nu en gedurende den winter veel moeijelijker van het daaronder liggend hout worden afgefcheiden.- Doch dit verfchil zal aanmerkelijk verminderen, nadat de boom geveld is en vervolgens ge- droogd wordt. Want ook van den ín het voorjaar gevelden {tam zullen de meer verdunde fappen tusfchen fchors en hout fpoedig door opdroogen verdikt, het meerder verband daardoor gedeeltelijk herfteld, en bijgevolg de fchors vaster aan het fpint gehecht worden , waarom dan ook het gedroogde hout niet wel kan gefchild worden. Doch dat verfchil van verband verdwijnt geheel, wanneer de gevelde ftam lang onder water blijft liggen. Het verband wordt dan, in welken tijd van het jaar de ftam ook moge geveld zijn, door verdunning en wegvoe- ring der fappen zoowel, als door het doorweeken der jongst aange- groeide vaste deelen, verbroken, en van den ftam, in den winter ge- veld , zal de fchors even gemakkelijk als van eenen in het voorjaar of ín eenen zomer gekapten, worden afgefcheiden. En alzoo vervalt ook dit kenmerk, van het loslaten van den bast ontleend; waarbij nog komt, dat het aangevoerde fcheepstimmerhout reeds behakt en van fchors ontbloot is. C 2 De ( 20 5) De Klasfe dan, de flotfom van al het aangehaalde opmakende „ hoe= wel zij uit haar onderzoek het ftellig befluit niet durft afleiden „ dat er geen onderfcheid hoegenaamd beftaat tusfchen hout in den winter en in den zomer geveld, nadat hetzelve tot den. fcheepsbouw is. voorbereid, en „dat het derhalve onverfchillig te achten is „het een of het andere hout willens en. wetens bij den bouw van ’ Rijks Schepen toe te lae ten, vermeent echter dit haar rapport te kunnen befluiten met, het vol- gend antwoord op de voorgeftelde vraag : Dat tusfchen het-goede eikenhout, hetwelk in den zomer , en datge- ne, hetwelk in eenig ander faizoen geveld is , geen kennelijk onderfcheid meer beftaat , nadat hetzelve tot conftructiehout is voorbereid , en dat het derhalve. ook niet mogelijk is, bij het bezigtigen en keuren van hetzelve de zekerheid te erlangen, of hetzelve al dan-niet in den winter is geveld. Reeds meermalen, was door de, Boekhandelaren aanzoek gedaan tot herziening en verandering van de Wet , waarbij de regten bepaald wor- den, die in de Nederlanden. ten opzigte van het drukken en uitgeven van Letters en Kunstwerken kunnen worden uitgeoefend, Dit onderwerp werd dan ook door de Regering niet uit het oog ver= loren ; zij was er zelfs reeds op bedacht , een nieuw ontwerp van wet op het kopijregt te doen vervaardigen , toen in het jaar 1830 „ door den fchandelijken afval de Zuidelijke Provinciën , de aandacht van het Gou- vernement aan gewigtiger onderwerpen gebonden werd, Een aantal Boekhandelaren intusfchen , vóór eenigen tijd , zich op nieuw te dier zake tot Zijne Majesteit gewend hebbende , is het bedoel- de ontwerp weder opgevat en heeft Hoogstdezelve magtiging verleend, om, hetzelve mede te deelen aan. het K oninklijk-Nederlandfche Inftituut „ ten einde deszelfs gevoelen daarop in te winnen. Zijne Excellentie , de Minister van Binnenlandfche Zaken , oordeelde aan € ak À aan deze magtiging op de voegzaamfte wijze gevolg te geven door het Zenden van vier affchriften van het ontwerp ‚ mitsgaders van vier af fchriften eener daarbij behoorende Memorie van toelichting „ ten einde te, dienen voor elk der vier Klasfen van het Inftituut , met bijgevoegde uitnoodiging aan hetzelve, om zijne aanmerkingen nopens dit ontwerp op zoodanige wijze te doen. kennen , als in het belang der zaak dienftig - zal worden geoordeeld. Om aan dit verlangen op eene gepaste wijze te voldoen , zijn door den Algemeenen Sekretaris des Inftituuts aan elk_der Klasfen affchriftén gezonden , zoo van de Ministeriele Misfive , als van de reeds genoem- de ftukken „opdat elk derzelve in (taat zoude geraken , te dezen zooda- nig te handelen, als zij meest overeenkomtftig zoude achten met den wensch des Beftuurs, De Eerfte Klasfe- vond goed „ deze ftukken in handen te ftellen van de Heeren VAN UTENHOVE , VAN DEN ENDE €N G. VROLIK , met vere zoek „haar binnen twee maanden in ftaat te ftellen „ haar gevoelen over deze Concept-wet aan het Gouvernement mede te deelen , of des noodig oordeelende , in overeenftemming met de overige Klasfen , een algemeen antwoord in naam des geheelen Inftituuts te beramen en vast te ftellen , om alzoo aan den. Heer Minister van Binnenlandfche Zaken te worden ingezonden. Bij. de overige drie Klasfen Heeren Gekommitteerden benoemd zijn- de ‚ om „een ‘gemeenfchappelijk antwoord in overleg te nemen , en, zoo mogelijk, vast te ftellen , hebben de Heeren. vAN UTENHOVE en vROe LIK, den Heer VAN’ DEN ENDE-door afwezigheid verhinderd zijnde daar- aan deel te nemen , voegzaam geacht, met Gekommitteerden der overige Klasfen. zich te verftaan ; uit wier gemeenfchappelijken arbeid alzoo bin= nen kort de verlangde. aanmerkingen opde Concept-wet, rakende het kopijregt „ kunnen worden te gemoet gezien, C 3 Ver- C 2e ) Verdere aanvragen van het Gouvernement zijn der ae! Klasfein het afgeloopen tweetal jaren niet geworden. Het Verflag der Werkzaamheden keert zich dan nu tot den weids ar- beid der Leden , die zich, gelijk voorheen , wederom bepaald heeft tot het houden van Voorlezingen over onderwerpen van Wetenfchappelijk belang , zonder gezet doel, om haar onder de Verhandelingen der Klas- fe te doen opnemen , en tot dezulke , waarop het oordeel der Klasfe vers langd werd, ten einde ze, bij gunstige befchouwing , in de uit te geven werken te doen plaatfen. Ik zal met eene opgave der eerstgenoemde aanvangen. — Ter vervul- ling dan eener fpreekbeurt, onthaalde de Heer H.C, VAN HALL de Klasfe op een vertoog over ANTONI VAN LEEUWENHOEK en Over zijne verdienften voor de Plantkunde. Uit den inhoud van dit zeer naauwkeurig en volledig bewerkt ftuk bleken duidelijk de onvermoeide arbeid en buitengewone vlijt , daaraan te kosten gelegd. De verdienften van LEEUWENHOEK „ als Planten-phyfio» loog, worden daarbij uit echte bronnen opgehaald en ín het helderst daglicht gefteld, De beroemde KIESER , hem naast GREW en MALPIGHI plaatfende, en hen zamengenomen het groote driemanfchap in de Phyfio- logie noemende , had dan ook reeds volle regt aan onzen Luangenoot la- ten wedervaren. Vele bijzonderheden uit ’s mans leven waren niet zoo algemeen bekend. Ook aan deze heeft de Heer VAN HALL zijne zorg befteed, en alzoo een gedenkzuil voor dien Delftfchen Natuurvorfcher opgerigt, welke hij later door openlijke uitgave voor elken een van LEEUWENHOEK’s verdienften toegankelijk gemaakt heeft. De adden op het Amflerdamfche peil hebben der Eerfte Klasfe in vroegere jaren meer dan eene gelegenheid verfchaft tot het bekomen van belangrijke bijdragen harer Leden. ‘Wie herinnert zich niet aan het- C 28e ) hetgeen zij, te dezen aanzien te danken heeft aan de Heeren BLANKEN en Morr. De Heer ALewijN keurde ook dit onderwerp zijner aandacht niet onwaardig. Hij kreeg daartoe. bijzondere aanleiding door een hand= fchrift , afkomstig van wijle den beroemden Amfterdamfchen Burgemees- ter HUDDE „ en thans toebehoorende aan Jonkheer Mr, Pp, peper , Lid der Staten-Generaal. Dit handfchift heeft noofdzakelijk betrekking op de Amftelfluis , in 16701673 gebouwd, en bevat verfcheidene aanteekeningen over den toenmaligen Waterftaat der ftad Amfterdam , bij die gelegenheid door HUDDE bijeenverzameld, Men leert uit hetzelve daaromtrent, en in het bijzonder omtrent het Amfterdamfche peil, omftandigheden kennen , welke aan de geleerden , die zich met dit onderwerp hebben bezig ge- houden, onbekend fchijnen geweest te zijn. Daaruit blijkt namelijk : 1. Dat in en vóór het jaar 1670 het hoogfte punt, thans het Zm- flerdamfche peil genaamd „ reeds was vastgefteld. 2. Dat te dier tijd, en vroeger, het water in fommige grachten der ftad werkelijk tot aan dat Peil werd ingelaten, 3. Dat het, na de- voltooijing der Amftelfluis , of in 1673 geweest is, dat het tegenwoordig Lijdelijk peil van een half voet onder het Amfterdamfche peil voor de geheele ftad is ingevoerd. Door de aanteekeningen van Huppe alzoo voorgelicht omtrent de be- teekenis van het Amflerdamfche peil „ betoogde de Heer ALBwijN vers der. uit eene befchouwing der kaart van Amfterdam ‚ door CORNELIS aegpennoor in. 1536 gefchilderd „en in 1544 in hout{nede uitgege- ven , C 24 ) ven , dat toen geen vast peil van het water in de ftadsgrachten kan bee ftaan hebben , vermits vit die kaart blijkt „dat de grachten ‘te dier tijd geenen van den Amftel afgefcheiden polder uitmaakten, Maar deze ftaat van zaken veranderde met het einde van de 16de en het begin der 1yde eeuw. In 1595 immers werd de oude Haarlemmer fluis en in 1602 de nieuwe Haarlemmerfluis, welke beiden vroeger flechts uitwaterende fluizen waren geweest, in fchutfluizen veranderd , en ook toen werd de Heiligewegsfluis gebouwd ; deze laatfte klaarblij= kelijk, om de ftadsgrachten van den Amftel af te fcheïden , te einde het water in deze grachten op eene , van de rijzing en daling des Am- flelwaters “onafhankelijke „, hoogte te kunnen houden. Te welken tijd dan ook verfcheidene ordonnantiën gemaakt zijn, bee trekkelijk die nieuwe fchutfluizen , te vinden in de handvesten van Am- fterdam , en onder dezelven eene van het jaar 1602 „ rakende de nieuwe Haarlemmerfluis , welke aldaar bepaaldelijk met den naam van Peylfluyse benoemd werd. , Uit deze en andere in dit manuscript aangevoerde omftandigheden komt het dan allezins waarfchijnlijk voor, dat omtrent het jaar 1602 het hoogtepunt, thans Zmflerdamfche Peil geheten, is vastgelteld en als ftads Peil aangenomen. Doch tevens volgt daaruit , dat, hoezeer dit Peil waarfchijnlijk wel tusfchen de gewone vloed- en ebhoogte van het Y te dier tijd gelegd is, men hetzelve nogtans- niet kan houden voor eene, ult naauwkeurige obfervatiën afgeleide gemiddelde’ hoogte van het. Y of der Zuiderzee, tijdens de vastftelling van dit Peil gee daan ; maar dat het flechts een polderpeil is, vastgefteld naar de gele« genheid van de reeds beftaande kaaijen , kelders , bruggen , diepte der ftadsgrachten en dergelijke omftandigheden meer, ” Weswege men uit vergelijking der hoogte van dit punt met obferva= tiën der Eb- en Vloedhoogten in onze dagen geene naauwkeurige gevolg- trek= hese Mormeikk Mt je C 25 ) trekkingen kan afleiden „omtrent de betrekkelijke meten hoogte van het Y „de Zuider- of. Noordzee in vroeger, en later tijd. » i Het is zeer-te. wenfchen , dat de Heer ArewijN -van-den- bezitter zhe zes belangrijken- manuscripts. vrijheid. erlange , om het door den, druk, algemeen, verkrijgbaar. te ftellen „opdat het zoolang onbeflist- gebleven: vraagpunt over den oorfprong van het Zm/terdamfche peil eindelijk tot zekerheid gebragt worde. AR De Heer GLAVIMANS ; «vervulde zijne fpreekbeurt met de voorlezing eener Verhandeling ;over.de bepaling van het gewigt en de afmetingen van Ankers, Kabels en Kettingkabels. Waarvan het genoeg zij, den titel vermeld te hebben, daar de geachte fchrijver , door eene openlijke uitgave van zijnen arbeid, arden nadere ontwikkeling alhier noodeloos rens heeft. | De Heer vAN DEN ENDE maakte de Eerfte Klasfe bekend met een nieuw hydrodynamifch werktuig vande eenvoudigfte zamenftelling , door hem verkregen als Refultaat zijner „ in vroegere jaren aan Haar medege- deelde proefnemingen met den Belier hydraulique of waterram van MONT- GOLFIER ; en ftrekkende ;-'om-de „in dezelve werkzame kracht voor te ftellen «en vaan » te wijzen. Waarom « het’ geacht, Medelid dit werktuig meende “te kunnen. beftempelen-met.‚den naam. van eenvoudigen Water- ram of Belier hydraulique fimple. Na deszelfs werking , onder afwisfelende inrigting, te hebben getoond , heeft. hij , op verzoek der Klasfe, toegezegd bij eene volgende gelegen- heid de mededeeling der befchrijving van dit werktuigen van, deszelfs werking-en verfchijnfelen , ‘benevens de verklaring „ welke hij. ren dat van deze moet gegeven rordensst D Ook 16 6 1D Ook de Heer kops wilde zijne fpreekbeurt niet onvervuld laten. Van den aanvang af „ een zeêr werkzaam deel gehad ‘hebbende’aan «de oprig- ting en uitbreiding van ?s Rijks Kabinet van. landbouwkundige werktuie gen, vond ‘hij niet ongefchikt,-de gelegenheid te gebruiken, dat deze kost= bare en inftructive verzameling van Amfterdam faar Utrecht is verplaatst geworden"; òm” de Klasfe te’ onderhouden over haren wierd inrig- ting en doeleinden. 1 Geen oogmerk hebbende, dit ftuk te doen opnemen sd de aange- bodene Verhandelingen, maar het in eenig tijdfehrift door den-druk ge- meen willende maken „is het geacht. Medelid- dank gezegd voor. de ver- leende inetadenthade: nevrag MN etkninken mind Aedek , vedette De Klasfe werd in een harer zittingen door den Heer vAN BREDA onthaald op eene voorlezing van deszelfs bevindingen over tertiaire formatie in de provincie Gelderland , hoedanige men tot dien tijd toe gemeend had, dat in- Noord-Nederland niet-gevonden werd. «1 “De vergädering ‘deze belangrijke ‘bijdrage tot de geologifche kennis van het” Vaderland met. zeer veel genoegen. ontvangende „zou. haar gaarne hebben opgenomen onder;de aangebodene ftukken ;- doch ‘het geacht Medelid verklärende:; van dit gefchrijf afzonderlijk: gebruik. te willen. ma- ken’, heeft zij daarin moeten berusten ;-en tot hare voldoening kort daar nagezien „dat ‘het in den A/gemeenen: Konst en. Letterbode: geplaatst was. DE EKRN SWOR DUNNO Ve MA aA A, OE AES De ‘Sekretaris onderhield de Klasfe met de vermelding van een paar verfchijnfelen "door hem op zijn buitenverblijf waargenomen , geheel af- wijkende van’ hetgeen men gewoon 'is-;'-in het plantenrijk op te merken. Dat de aardappelen , hoezeer onder "den grond wasfende ,- geen’ voort- brengfel zijn van den wortel , maar uit het onderaardfch gedeelte van den fteng € dr d fteng » ontfpruiten en «aan denzelven’j-hoewel niet onmiddellijk vastzit- tende, echter’ door-‘meer «of min lange vaatbundels verbonden zijn’, “is thäns overvloedig bekend, - Menhoudt daarom ook naar: het; tegenwoor- dig licht der plantenkennis „den «aardappel niet meer voor eenen“ knob= - belwortel „ waaronder -hij vroeger ‘gerang{chikt „werd „ maar -voor- een vleezigen» knop’; even als-het zaad, de. beginfelen: „eens nieuwen! plant gewas in zich ‘bevattende „of liever „ gelijk{taande ‘aan: knoppen „die bij zekere foort van. ema cb de okfels-van bladenen takken zijn vwaarste’ nemend: úrshen ihk vate five er gatkoorsn ms Turin: heeft elkse edad vóór. ettelijke jaren nader tóegelicht door eene afbeelding van den zonderlingen groei eens aardappels die “als eene „ opeenhooping … van--zamengewasfen: knoppen „ ùït ‘eenen-hoofdknop als middenfteng voortkomende, door hem wordt woorgefteld. no Deze verfchijnfelen-nogtans , hoe ophelderend zij zijn mogen „ werden flechts- waargenomen aan den aaardappel ;-zoo verre hij onder den, grond zijen, wasdom ‘krijgt } volkomen bevestigend kon men ze: echter’ niet noemen , „zoolang de fteng eens” aardappels in-zijne okfels boven de aarde, geene gelijkfoortige deelen: te: woorfchijn bragt, vvv zena mers Deze: nu. werden - waargenomen aan » den :caardappelftruik „ welke. den Sekretaris aanleiding - heeft “gegeven. «tot»»dit. ondefhoud. Even: alsde knoppen. bijde. Dentaria bulbifera y krijgen zij vuit'-de okfels der: takken hunnen oorfprong, en zitten:-digtopeengedrongen:! Zij zijn- overigens groen van kleur, het gewoon verfchijnfel van -plantdeelen, „welke aan de werking. vanhet ‘lichts blootftaan „ven“ pogen door het afgeven van nieuw. loof „zich. tot eigen” beftaanste- verheffen „niet ongelijk aan hete geen,bij de knopjes -van het. Polygonum:viviparùm wordt opgemerkt; welke reeds.op. den -bloemfteng» blaadjes te” voorfchijn» brengen ; ge= reed ter. verdere ontwikkeling, … zoodra zij den grond: bereikt: hebben ; welke, hun, ten. zetel. dienen «moets De redenafporende, waarom Da é in C sl J in „ditvenkele geval, «de aardappelknoppen -zich:op «het „gewas boven de aarde gevormd, hadden „meende hij, dezelve gevonden te hebben inhet toevallig gemis van den: onderaardfchen ftengel , zijnde deze, door welke « oorzaak dan ook, kort onder den grond verloren’ geraakt en aldaar met eenig vast -lidteeken gefloten. Slechts: een enkel horizontale , zes duim Rijnl, lange, doch dunne wortel ; kwam even boven. het lidteeken uit dien > onderaard{chen- ftengel voort. «Wat alzoo ‘onder --den grond onte brak; werd, zooveel mogelijk , vergoed „ door. hetgeen. zich boven den» Bin, vertoonde , terwijl dit verfchijnfel tevens ter nadere bevestiging diende van. de eenvormige adel der natkor inhet: voortbrengen van plantgewas{en. ‚Een ander-verfchijnfel door hed waargenomen, heeft bedekking tot den zonderlingen-»groei eener takverdeeling «van den -mastpijns ‘(Pinus Abies -L‚)-Hoog aan eenen ouden; doch welig: groeijenden’ denneboom , een ‚,digt’ zamengedrongen’ klomp van” ineengewikkeld- loof ontdekkende , werd hij» gedrongen, “dit “zonderling voortbrengfel van naderbij te be- fchouwen „ven vond “nu eene-telkens- tot-zich terugkeerendeven dan-we- derom naar buiten uitgroeijende. takverfpreiding „bedekt aan de laatst- gevormde twijgjes. met „korte. digt-opeenftaande naaldjes „ alle laagsge- wijze elkander „zoodanig dekkende „dat de geheele klomp het aanzien vaneen groot vogelnest had „ waarvoor het, ook in “den eerften opflag was ‘aangezien. Het had eene lengte van 124 d®, „eene breedte van roede, „eene ‘hoogte van 74 de, Rijnl, “DECANDpoLLeE „in het Derde. Deel van zijne Phijfiologie Vegeale, pag. 1440 “en 1441, van … dergelijk -verfchijnfel …gewagende „vers haalt ‚dat het in de Vosges Frangaises en Allemandes niet ongewoon iss zijnde aldaar bekend onder den naam van Püneurs de Sotré, Balat des. sorcierssof rebrousfes „in het Hoogduitsch , onder dien van Heke — Jenbefen, Deze beroemde. plantenkenner meent overigens, dat het Ze- — Cie C 29) cidium elatìnum , een parafiet ruit de familie der Champignons , op: een der takken van’ den mastpijn eene verdikking of opzetting, eene foort van gezwel verwekt, en dat van dit gezwel eene menigte takjes uitgaat, die- zich onderling « kronkelen en kruisfen , en zoo doende dien zonder- ‘lingen vorm te weeg brengen, welke aan het voorgelegde Exemplaar werd opgemerkt. Of zulks hier werkelijk plaats heeft , durft de Se- kretaris niet beflisfen3 het bleek echter, dat ook hier „ uit een enkel verdikt gedeelte, die menigvuldige ineengewikkelde takjes voortgekomen waren , welke aan hetzelve dat vreemd aanzien verleenden, De Heer STRATINGH onthaalde de Klasfe op- eene befchrijving en aanwijzing van eenen nieuwelings door hem en den Heer BACKER te Groningen uitgedachten magnetifchen toeftel , welke zich in de vol- gende hoofdpunten- van alle overige gelijkfoortige werktuigen onder- fcheidt. „18, Is de hoofdmagneet los op den voeftel aangebragt „ en blijft hier- door voor alle andere proeven befchikbaar. ae. Is het werktuigelijke van de ronddraaijing van het beweegbare anker zeer vereenvoudigd en dogr een kamrad en fchroef zonder end bewerkftelligd. ' 3e, Is de laatfte conductor zoo ingerigt, dat in een met twee fleu- ven voorzien geïfoleerd kwikbakje , beftendig. de pofitive en negative ftroom afzonderlijk opgevangen en naar de voorwerpen door geleiders overgebragt worden, Na de gronden, waarop een en ander rust, breedvoerig uiteengezet te hebben, bragt de fpreker „ door middel van zijnen zoo. vernuftig uit- gedachten toeftel , eene reeks van verfchijnfelen woort „ allen het electro- D 3 mag- C 30 ) magnetisme in het helderst daglicht (tellende, « Behalve de electrifche vonk „de electrifche hier geheel ‘eigenaardig en als het ware afgebroken fchokken „ de ontledingvan ‘het water-en van de andere-ftoffen „ ver- dient vals. een der merkwaardigfte verfchijnfelen opgegeven teworden, dat men door -denvelectrifchen ftroom „ welke zich uit de magneet ont- wikkelt, een andere “ftaaf week ijzer , in de ws van eenen hoef, magnetisch zag worden. De “vergadering der Eerfte Klasfe deze vulden met hoh aans ftelling volgende, -{temde gaarne met ‘haar geacht Medelid in , dat dit werktuig door deszelfs beknoptheid , eenvoudigheid en beftendige kracht boven alle andere electrifche toeftellen de voorkeur verdient. Het “is aan iederen houder van eene kudde fchapen bekend „dat deze dieren , des winters in de ftallen gevoerd wordende, zeer op elkander dringen, ten einde aan de ruiven eene plaats te bekomen , en’ dat vals= dan de zwakkere, voor de fterkerên moetende wijken , flechts weinig voedfel befcharen kunnen. ni Dit bragt den Heer wrrTewaAarL op de gedachte, om eene ruif te laten maken, die weinig of geene meerdere ruimte, dan de gewone rui- ven zouden beflaan, en bij welke voornamelijk het dringen en verdrin= gen, vooral voor de edge ekain Zoo ionen zou worden voor gekomen: Ì De gedaante van deze ‘ruf i is, in ftede- van hoirveotdii te is rond; waardoor de fchapen met de koppen digt bij elkander komen ; doch aan’ het overige gedeelte van het ligchaam ver van elkander verwijderd ftaan, terwijl bij de vr wa edandanes ais het npe EN ireen: heeft. ' jar , eit Oftèhioon de Heer WTTEWAALL zich niet kan hieliansrie; ooit eene: dergelijke ruif, zelfs niet in plaat, gezien of eene befchrijving daarvan. ge- . C3t ) vonden te hebben, wil hij haar echter niet als geheel van zijne vinding ‘opgeven. , Het eerfte denkbeeld daarvan is ‘bij hem ontftaan , door 'er- gens opgeteekend gevonden te hebben, dat een Landbouwer in Frank- rijk ronde ruiven-voor zijne fchapen had laten vervaardigen. ‚Men zou intusfchen’ met ‘reden eene bedenking tegen deze foort van ruiven kunnen maken ten aanzien van de meerdere kosten.” Dàân dit verfchil zal-zeer gering behöeven te zijn, daar de Timmerman die zulk eene ronde ruif voor „den „Heer wrTTEWwaAALL vervaardigd heeft , waar- vaan twee. fchapen meer, dan aande gewone langwerpige, dubbele ruif ‘kúnnen gevoederd worden , verklaard” heeft „dat het geheele verfchil flechts een -enkele gulden bedraagt , komende” de- ronde te ftaan op fe15.003 terwijl de langwerpige dubbele f 14.00, kost. De Eerfte Klasfe. merkte „uit deze voordragt met genoegen op ‚ hoe zelfs aande eenvoudigfte toeftellen tot:voedering van vee, niet onverfchil- lige verbeteringen te maken zijn „»zonder- daarbij mk eta rid vreden te doen toenemen. jh UT de TD ' De Heer UIJLENBROEK- koos ter vervulling zijner fpreekbeurt „ de voordragt van eenige zeer belangrijke proewen:; door ‘hem genomen met tt voltaïfchen:toeftel van weinig , maar groote elementen. „ De itoeftel beftaat “uit twaalf rollen „ieder zamengefteld uit eene zink- en „koperplaat. „De lengte der zinkplaten vis „gemiddeld 4,447 die der koperplaten 4°1,709. De breedte, van-beiden is, dezelfde, en wel o°!,392. De inhoud van een der zijvlakken van elke zinkplaat is derhalve 1 l,743224 ; en van beïde-de zijvlakken 352°,486448. Deze plâten fpiraalswijze opgerold , worden door middel van tusfchen gevoegde dun- ne houten latten buiten aanraking gehouden; zoodat de afftand van el- kander gemiddeld vijf ftrepen bedraagt: aar rollen zijn ‘op tweederlei wijzen met elkander vei Eerst tot C 32 ) “tot eene batterij met 1e elementen. Door de koperplaat van de eene rol met de -zinkplaat van de andere te verbinden en zoo vervolgens; daarna tot een. toeftel: van flechts één element ‚ door al de koperplaten met elkander te vereenigen, en de zinkplaten te gelijkertijd onderling aaneen te hechten. In beide gevallen is deze vereeniging door mîiddel van foldeer gefchied, Ô „Als batterij van 12 elementen is de toeftel eerst in regenwater gêdom- peld, en „ niettegenf{taande deze zwakke geleiding „ oefende dezelve fpan- ning (uit „op, den goudbladselectrometer , mits met den condenfateur voorzien. De phyfiologifche werking was niet te miskennen, ontbin- ding van zuren, zouten , ja zelfs van zuiver bron- en regenwater (maar niet van gedestilleerd water) had-gereedelijk plaats, en de magneetnaald toonde zich gehoorzaam aan den invloed. van den gefloten geleider. ‘Al- leen „warmte, licht of vonken „ konden op deze wijze niet worden ont- wikkeld of werden. althans niet waargenomen. In water, met # van deszelfs gewigt falpeterzuur en even zefbtinel gewigt zwavelzuur vermengd, nêergelaten, gaf de toeftel allezins blij- ken van, ook. voor. de opwekking van warmte gefchikt te zijn. … Twee houtskoolpunten van -palmhout, die, blijkens vroegere onder- _ vinding, bij uitftek woor gloeijing door electriciteit vatbaar waren „ ver- fpreidden over eene uitgeftrektheid van 7-ftrepen een zeer helder en glansrijk. licht, Doch andere ftukken kool, fchoon van dezelfde foort van ‘hout, weigerden ten eenenmale, zelfs het allerminfte - vonkje te geven, ; n Platinadraad van ostr, 86 diameter , gloeit geheel bij eene ied van 6 palmen „sen nog , maar minder duidelijk ‚bij eene lengte van 8 pal- men, en‚‚ bij. volle. daglicht. … Den volgenden dag gloeide dezelfde draad nog bij eene lengte van niet meer dan 6 palmen’, doch , omde gloeie jing duidelijk te zien ‚ moest zij in het duister worden waargenomen. An- et cd dee C 88.) Andere proeven , in navolging van die van CHILDREN , over de gloei- jing van metalen van werfchillende ftof , maar gelijke lengte , en zoo na mogelijk gelijke dikte leerden, dat rood koper minder gemakkelijk gloeit, dan platina, en dit laatfte minder gemakkelijk , dan ijzer. De verwarming of bekoeling van een gedeelte van een gloeijenden platinadraad had -op de gloeijing van het overige gedeelte geen merkba- ren invloed; eene uitkomst ftrijdig met die, welke door pavy was verkregen geworden. Als één element gebruikt wordend , was het vermogen van des toeftel aanmerkelijk minder. Er was nu noch fpanning aan den clectrometer condenfateur , noch phyfiologifche werking, noch ontbinding „ noch gloeijing van houtskool merkbaar, Platinadraad ter dikte van ostr,86 gloeïde flechts over eene lengte van vijf ftrepen ; en de werking op de magneetnaald was , ja, zeer levendig en duidelijk , maar niet zoo aanmerkelijk , als men zulks van de ge der werkende oppervlakte zou verwacht hebben. De magneetkracht, medegedeeld aan een week ijzeren hoef van aponden,‚og, omwikkeld met vijf geïfoleerde fpiralen van rood koperdraad, ter gezamenlijke lengte van 26 ellen, was niet meer dan 75 ponden , een vermogen, hetwelk ook door veel kleiner ‘werkende oppervlakte (mits met fterker verhouding van zuur) in dienzelfden hoef kon worden opgewekt. De Heer vAN BREDA Op eene reis in den jare 1832 door de Provin- ciën Groningen en Drenthe en door de aangrenzende ftreken van Duitschland , ten einde de ligging en den aard der hooge veenen te onderzoeken en derzelver oorfprong zooveel mogelijk na te gaan, werd, bij het befchouwen van dien’ ontzaggelijken voorraad brandftof , opge- wekt tot het overwegen van de mogelijkheid , om dezelve tot meer alge- E ‚ meen KD meen gebruik gefchikt te maken. Waartoe hij te meerdere aanfporing vond in de overtuiging ,-dat men een dubbel voordeel zoude kunnen bereiken ; „door het gebruik. dezer. brandftof te bevorderen, naardien men, bij het „opruimen, van, dezelve, het onderliggend. land te gelijk in den vruchtbaarften ‚bodem doet verkeren „terwijl tevens. niet uit het oog mag worden. verloren „hoeveel. fchats de Nederlander jaarlijks „bij het. misfen van fteenkolen „ aan, het Buitenland moet betalen. 3 De Vriefche en Drentfche turf ondertusfchen laat in zijnen aorfpron, kelijken. {taat geen uitzigt over, om zwaarder brandf{toffen met nut en voordeel. te vervangen. … Zijn hoofdgebrek is eene te ‚groote losheid ; hij beftaatr wel geheel en al uit brandbare {tof , doch dezelve is over eene te groote ruimte verfpreid; hout en fteenkolen hebben. veel meer brand» {tof in- kleiner omvang. at haf „Het komt er dus‚‚op aan dit hrg te konnen verhelpen „en het zoude, „zoo dit gelukte „ welligt mogelijk zijn „de,ligtfte turf in het ontwikkelen van warmte aan -hout gelijkt te doen. worden „ja het daarin tedoen overtreffen. ò Het. geacht … Medelid. bis alzoo. op de aken Pei men dis. doel bereiken, zoude, door den turf met groote kracht in. een_ kleiner omvang zamen - te perfens… Hij-bepaalde zijne keus tot de-hydraulifche pers „en vond, tot. zijne eerfte proef eene bekwame gelegenheid. in de gunftige ver- leening van den Heer ENSCHEDÉ ; om van zijne waterpers het, verlangd gebruik te maken. De sproef in , tegenwoordigheid van dien Heer en van de, Heeren VAN MARUM-EN-,VAN DER ‘WILLIGEN genomen „voldeed niet, alleen ‚vol komen” aansde. verwachting , maar deed den wensch ontftaan zom met nog „hoogere „drukking._de bedoelde brandftof al digter en esi ae te perfen „en-in den minstmogelijken omvang te brengen. ……… In de katoenfabrijk des Heeren: wiLson. te, Haarlem een et kil tie en C Be) tiger. hrdenulice pers „ dan op dedrukkerij des. Heeren ENSCHEDE aan- wezig „zijnde, nam „men daartoe zijne toevlugt „en vond-ook bij dezen de meestmogelijke ved meren „ tot-het bevorderen der diend proefneming. Men; bediende zich van eene eren plaät.n met afie tibbens van on- geveer een achtfte des turfs,, die men voorhad zamen te perlen. Tusfchen deze randen werd de turf geplaatst en vervolgens blootgefteld-aân-de werking der hydraulifche „pers, -die- hem fpoedig binnen dezelve terug dreef en alzoo flechts een acht{te van zijne oorfpronkelijke hoogte deed innemen. ‚De opftaande. ribben beletteden hem , in de breedte of leng- te uit te wijken. Zulk een “turf bevat alzoo nu in dezen kleinen om- trek ‚even „veel „brandftof „ „als te. voren , en-zou „ bij-gelijke grootte, achtmaal, zooveel - warmte, flaande deszelfs verbranding „ ontwikkelen. … De Heer vaN BREDA heeft: door. wegingen in en. buiten het “water ge= tracht , de foortelijke zwaarte van dezen zamengepersten turf te bepalen en hoezeer wegens de ongelijkheid van oppervlakte en de aanhangende lucht „„zulks..niet. geheel. naauwkeurig te bereiken “is „bleek hem echter, dat de „meest. zamengedrongen-masfa ín het water kwam. te zinken’; én men. dezelve. veilig „het. water als eenheid nijdde: aangenomen; ‚op 1015. Stellen megrsthao „wei hd orb zom siba} heg mov ronnhsh 10013 Wanneer men nu deze zwaarte vergelijkt met die van „de „meeste: in= landfche houtfoorten „ vindt men„dat deze-turf in zijnen verdigten toe- ftand; bijkans alle in, digtheid-overtreft, en’dus- în denzelfden omvang meer brandftof, bevat dan. deze. Hij. verfchilt flechts weinig in zwaarte met de fteenkolen ; waarvan. de zwaarte een foortelijk „gewigt- heeft: van 1. 33» tot welke digtheid-het: niet-„onwaarfchijnlijk is „ dat men bijhet aanwenden van eene nog fterkere perfing ‚den turf zal. kunnen brengen. Deze verdigte turf brandt als hout, en laat. ook- bijkans zooveel asch BANS alfos zv bis vie) MADDIE ike 1d ptn PAT ILT E 2 7 De- di C 36 ) Het fchijnt dus, dat hij voor het minst gelijke warmte zal ontwik- kelen. Zoo men nu gelooven mag , dat men in Noord-Amerika » om de ketels in ftoomwerktuigen te verwarmen , dennenhout bezigt , dat merkelijk mindere hette ontwikkelt, dan ons eikenhout , zal de verdigte turf met goed gevolg de fteenkolen , als brandftof , bij deze werktuigen kunnen vervangen 3 en dit zal het grootfte voordeel zijn, hetwelk men dus doende zal bekomen hebben. Een. ander voordeel, dat deze zamenperfing reeds genoegzaam zoude aanbevelen , vindt hij in de mindere moeijelijkheid van transport , daar dezelfde fcheepsruimte, na de verdigting ten minfte achtmalen zooveel brandftof , als te voren zal kunnen innemen. Men mag van den ijver des Heeren vaN BREDA voor dezen belang- rijken tak van handel verwachten, dat hij zijne proeven ín het groot zal voortzetten en aan dezelve die zekerheid verleenen , welke zij zoo zeer fchijnen te verdienen, Het is algemeen bekend; dat in de provincie Utrecht, tusfchen Zeist en Woudenberg, door onzen geachten ftadgenoot, den Heer sTooP ‚ eene zoogenaamde Artefiaanfche Putboring beproefd en met groote opofferingen van geld federt meer dan één jar, onder het taaist geduld , voortgezet wordt. Ons geacht Medelid, de Heer Morr , ‚bij den aanvang van het loopend jaar door «dien Heer in (taat gefteld zijnde , om aan de Eerfte Klasfe des Inftituuts te kunnen voorleggen ftalen van al de ftoffen, wel- ke bij deze putboring tot op eene diepte van 490 Utrechtfche voeten , waarop men toen reeds gevorderd was , fuccesfivelijk waren opgebragt , voldeed hieraan op ‘roder januarij 11. De belangrijkheid van het onderwerp verwekte in die zitting den ern- ftigen wensch, om het op nieuw in tegenwoordigheid van zulke leden der IJ „der Klasfé behandeld tezien „wier geleerde werkzaamheden meer regt- ftreeks het vak van Geognofie en Geologie omvatten; en werd alzoo, onder dankzegging aan den Heer morL, befloten , daartoe de naastvol- gende bijeenkomst te doen dienen. De vroeger vertoonde {talen van opvolgend uitgeboorde ftoffen wer- den toen andermaal: onderzocht ‘en, zoo veel mogelijk, onder vaste namen gebragt, waarvan de Heer Morr eene naauwkeurige lijst ver- vaardigde „die voor de Archieven der Klasfe beftemd werd, Voorts werd -befloten , den Heer sroop beleefdelijk dank te zeggen voor de vergunning van dit belangrijk onderzoek , hetwelk , wat ook het verder. gevolg dezer gewigtige onderneming zijn moge, voor de ge- fchiedenis van onzen vaderlandfchen bodem hoogstgewigtig te achten is. „De ‘Heer. VAN BREDA deed zulks nu reeds opmerken, door het breedvoerig uiteenzetten «der: gronden , welke hem het’ gevoelen’ doen omhelzen „ dat men door deze putboring in een terrein van tertiaire formatie gekomen was, en zich nog in hetzelve bevond. Waaruit dan verder de bevestiging ontleend werd voor eene meening, vroeger reeds door hem geopperd en door den druk gemeen gemaakt, dat onze va- derlandfche ‘bodem. niet tot-de alluviale , maar tot de diluviale gronden behoort. Ook waren andere Lieden en’ Korrespondenten der Eerfte Klasfe , met name de Heeren N. C. DE FREMERY , VAN BEEK, VAN REES , SCHRÖ- DER VAN DER KOLK €En P.J. Je DE FREMERY bedacht geweest , deze putboring tot wetenfchappelijk nut aan te wenden. Zij leerden de- Klasfe eene reeks van proeven kennen, in den nazomer van het jaar 1834 genómen, omtrent, de ‘temperatuur, welke op ‘den bodem van dezen put ‘is heerfchende, ‘Zij gaven daarbij tevens eene naauwkeurige befchrijving ‘van eenen, door den Heer ripkeNs, Korrespondent der Klasfe , vernuftig uitgedachten toeftel van twee vereenigde thermome- annden dien’ zij tot het nemen dezer proeven gebezigd hadden. Zij oor= E 3 deel- c 38 ) deelden „echter „dat « hunne proeven nadere ‘bevestiging noodig hadden, in het, bijzonder , -dat derzelver, uitkomften. in volkomen» tegenftrijdig- heid fchijnen, te zijn met de uitkomften- van foortgelijke-proefnemingen, elders verkregen. Immers bij de niet-;onaanzienlijke diepte van).388 Utrechtfche voeten (104: meters) namen zij geen’ hoogeren „warmte- graad, dan, de gemiddelde temperatuur der:buitenlucht:waar. «1 „Zij „opperden! eenige vermoedens voor de oorzaak van” dit ‘zonderbaar tegenftrijdige ‘met andere. waarbemingen;- én: ‘gaven hun»voorriemen te kennen , om met. een’ nieuwen toeftel, tot: wiens: verwaardiging-zich’ de Heer zapkENs verbonden heeft „nadere: proeven vinhet-werks te, ftellen; welke. de Klasfe met verlangen. te gemoet ziet , en: waarin -zij tevens, de oplosfing. hoopt te. zullen, vinden van- het uiteenloopend refultaat; „dat de: Heer, mou vinde ‘maand Decëmber van datzelfde vjaar „ „door gelijk- foortige proeven „ uit „denzelfden put verkregen ‘heeft Terwijl namelijk de „temperatuur „buiten den put:31eop--de fchaal van Fabr. teekende, klom :dezelve in-denputitot;49®. von dois oo saw nomodsg simon Van, dit gewigtig onderwerp; fprekende ; „mag; ik niet onvermeld-laten eene „Verhandeling „ hoewel. eerst onlangs--door. datzelfde, Medelid aan de Klasfe voorgedragen, bevattende, eene naauwkeurige, befchouwing: van gemelde putboring , en vergezeld gaande «sro rkd 1? van: eene, metbewerkte „kaart „der; waterpasfingen, tusfchen; Zeist en ‚de zoogenaamde. Piramide „ «waarbij de-ligging,en hoogte, van. den mond des puts,boven het „Amfterdamfche, peil juist ‚zijn aangeduid ;, 2% eene „afbeelding. van den geheelen toeftel der werktuigen „ waar- mede die, „putboring, gefchiedt à Horttrad uansoren oak: realsoh. Hanse sent A 18°» eene opgaaf van den aard der. gronden , op, verfchillende, diepten, waarvan de, proeven op „den a4 Januarij 1835. aan, de Berfte Klasfe, zijn voorgehouden, en: door dezelve met namen. belegd. geworden. drdaled De. Vergadering terug ‘komende op haar toen; genomen „befluit „om de lijst dier voorgeftelde ftoffen_ bij hare archieven te doen plaatfen , agt oor= EJ oordeelde bijde -als_nu. nader verkregene befchrijving, van het geheel beloop , der putboring door den Heer: MoL: „ denzelven_ te; moeten ver- zoeken, die „„befchrijving, en bijlagen in. een of ander tijdchrift „zoo fpoedig, mogelijk, te, doen opnemen, opdat men, door, berigten. van elders „die, men niet, met zekerheid. weet of even naauwkeurig. zullen zijn, miet worde voorgekomen. kt erhid his Waartoe. ‚de Heer morr zich bereid verklaard heeft, Het pe Medelid, bn Heer VAN DEN ENDE ; deed opmerken, dat de rijkdom, en, belangrijkheid van. fosfile helden fchelp- en fchaal- dieren À welke in, den,omtrek van, Maastricht gevonden worden „ zich geenszins, bepalen tot, den, St. Pietersberg ‚waaraan zij ug worden toegekend, maar, wel degelijk. ook behooren aan een’ anderen, Kaberg, geheeten „ in noord-westelijke ligging van Maastricht , en zich, uitftrekkende naar. de, fear haamder te die biete in dien Berg gegraven is. … … De vroegere en fteeds Sreohtddde eragibeen’ in ten St. Pieterse berg » wiens fteenfoort tot, bouwftof pleeg gebezigd te worden „ heb- ben deszelfs merkwaardigen inhoud reeds voorlang aan den dag ge- bragt en doen het. nog bij aanhoudendheid, Vandaar de algemeene ken- nis aan en. ‚ verfpreiding zijner fosfiliën. Van. dusdanigen aard en tot dusdanig. gebruik is de fleenfoort van den Kaberg niet. Alleen buiten- gewone, werkzaamheden geven aanleiding tot het ontblooten van. des= zelfs ingewand, Zoodanig waren, die, welke in 1816 ondernomen. werden ter vestiging van het nieuwe fort Koning Willem den Eerflen, als ook die, welke in „1822, aanvingen, bij het, graven van de, Zuid- Wilemsvaart. heee Agave set Oek Vroeger fchijnen er geene, „althans geene, ikänike opgravingen, in den Kaberg te „hebben, ‚plaats gehad, De Franfche Natuuronderzoeker FAU- C 40 ) PAUJAS DR SAINT ‘FOND ten minfte, die den St Pietersberg in 1795 bezocht en daarna de cerfte befchrijving van derizelven in het licht gaf 3 maakt geêne melding van den Kaberg of deszelfs fosfiliën ; evenmin wordt hierover gefproken in de Hollandfche uitgave van dat Works Hoezeer de grondfteen der ‘beide bergen gehouden wordt te behooren tot de krijtformatie , zijn zij geenszins van volkomen gelijken aarden, kunnen de voorname dierlijke fosfiliën, die in elk derzelven worden aangetroffen, geenszins tot een en hetzelfde tijdvak gebragt worden. De fteenftof van den St. Pietersberg is van eene bleeke of hoogere gele kleur, weinig zamenhangend en met ourzand gemengd; die van den Kaberg daarentegen is wit, vast en meer zuiver krijtaardig. In den St. Pietersberg komen overblijffelen voor van dieren, wier - gelijken in de tegenwoordige dierlijke bevolking van onzen aardbol niet worden aangetroffen, zoo als het groote zoogenaamde Maastrichtfche dier, de Mefofaurus, uit het gellacht der kruipende dieren. Buiten dat hoogstmerkwaardig overblijffel der oude wereld leverde die berg dus verre geene andere van’ grootere diergeflachten op, dan van een? grooten zeefchildpad, en geenerhande overblijffelen van eenig zoogend dier, _ Daarentegen bevat de Kaberg aanmerkelijke overblijffelen althans van één zoogend dier, waarvan ook nog twee foorten in onderfcheidene werelddeelen „Azia en Afrika, leven, maar verfchaft in tegenoverftel- ling deze berg niets van die twee zeefchepfelen, welke den St. Pieters- berg zoo zeer kenmerken, en zoo verre het tot nu toe blijkt, er uitfluitend aan eigen zijn. Ontwijfelbaar behooren de bedoelde overblijffelen in den Kaberg tot den vroegften elephant. Bijna geheel gave, doch gansch verkalkte flag- tanden, gelijk mede beenderen van denzelven , werden bij het graven aan de Zuid-Willemsvaart opgedolven. Gedeelten van gelijke tanden wer= C 4L werden, „in „den Kaberg „bij deszelfs, uitgravingen in 1816,,op. tweeders lei, diepte. namelijk, van ;oa=+26 en‚van ‚4044; voeten , aangetroffen; In „hoeyerre, al, de, sbeenderen: „welkealdaar te, gelijker tijd, op dezelfde diepten gevonden „werden, tot dit, of „eenig vander, viervoetig dier.bes hooren „ blijkt niet „genoegzaam , maar verdient zulks buiten twijfel een meer gezet onderzoek, f Overigens hebben de “beiden, HR, overblijffelen van, verfchillende fchelp- en, Schaaldieren, «»…waaronder;kamdoubletten „ belemniten -en- zee- egels. „ls ook van madreporen. endergelijke gemeen, „Doch ware het, bij, naauwkeurige, vergelijking „welligt, niet, moeijelijk uit‚te maken „ dat de overblijffelen van gelijkfchijnende dieren, welke in de beide bergen voorkomen „althans gedeeltelijk tot onderfcheidene foorten van hetzelfde geflacht behooren. Hà hb Tot welke nadere bepalingen de Eerfle Klasfe EN ee haar geacht Medelid het aan, den noodigen lust niet zal-ontbreken, | De Heer VAN BEEK had gek vroeger aan ‚de Berfte Klasfe de be. befchrijving. medegedeeld van een? vergelijkbaren kleurenieter , welke on. der de uitgegevene verhandelingen inder tijd is opgenomen. Nu bezig= de hij twee opvolgende fpreekbeurten , om, in eene reeks van proeven de belangrijkfte verfchijnfelen te doen zien, welke, de lichtpolarifatie ople: vert, ‚„waarop de zamenftelling van den genoemden ancer is ge- grond. Aad Bij de befchouwing der fraaije verfthijnfelehi:, welke de plaatjes, van dubbele ftraalbrekende gekristalliseerde. zelfltandigheden vertoonen ; wan- neer dezelve, regthockig, op de as. van dubbele ftraalbreking geflepen , aan den invloed. eener gepolarifeerde- lichtftraat worden. blootgefteld „was blijkbaar hoe ons geacht Medelid, geflaagd was , door, eene. doelmatige kloving of fplijing van heldere kristallen van rietfuiker, uit deze zelf- F ftan- C 42 ) ftandigheid plaatjes te vervaardigen , waarin men de gekleurde ringen op de fchoonfte wijze kan waarnemen. Hij deed daarbij opmerken , dat deze gekleurde ringen door geen zwart kruis, maar door een* enkelen zwarten , waaîjerswijs gevormden diameter doorfneden waren , ten be- wijze, dat de rietfuiker eên dubbel ftraalbrekend kristal is , met twee asfen van dubbele eee welke asfen onder een grooten B ten opzigte van elkander in het kristal gelegen zijn. Vervolgens deelde hij’ aan de Klasfe de door hem gevonden belang- rijke daadzaak mede, dat de volkomen gevormde kristallen van mangel- wortel-fuiker zich ten opzigte van het gepolarifeerde licht even zoo gedragen , als de kristallen van de rietfüiker. Uit welgevormde , hoezeer donkerbruine kristallen van mangelwortel- fuiker was het hem gelukt, zeer dunne plaatjes te vervaardigen , waarin men , “door middel van twee gekruiste tourmalijnen , een fraai en uit- gebreid ftelfel van gekleurde ringen. konde waarnemen , die door der- zelver configuratie het bewijs opleverden voor het beftaan van #wee asfen van dubbele ftraalbreking, alles volkomen op gelijke wijze en onder dezelfde omftandigheden , als hij die in de plaatjes uit helder witte kristallen , van rietfuiker vervaardigd , had aangetoond. De Franfche Natuurkundige sror ‘heeft vóór eenigen tijd, als eene nieuwe ‘bijdrage tot het bewijs der identiteit van de riet- en mangel- wofttel-fuiker aangevoerd zijne waarneming , dat verzadigde oplosfin- gen dier beide fuikerfoorten het vlak van polarifatie eener gepolarifeerde lichtftraal om een’ gelijken hoek en in dezelfde rigting doen rond- draaijens- doeh‘ dit kenteêken verliest veel’ van deszelfs waarde, door des opmerking; dat!de plaätjes „ regthoekig op de às gellepen van fommige quartzekristallen het gepolarifeerde vlak eener lichtftraal regis, Ë van andere” “Quartz-kristallen: daarentegen links doen draatjen , zonder dat er aande kristallen ‘zelve, waaruit de verfchillende plaatjes geno- men sbr heli C 43 D men, «zijns eenig/sverfchil iste ‘ontdekken „en men vaan. de identiteit derzelven niet kan twijfelen, zijnde het alleen bijde varieteit quartz, door nauv Plagièdre genaamd, mogelijk vooraf te bepalen , of het polarifatievlakeérier: lichtftraal door dezelverregts of links zab gedraaid wordèên ; omdat zulks, volgens de ontdekking van HERSCHELL bij deze quartzevarieteit altijd in dezelfde rigting: gefchiedt „ als waarin de hoeken der piramide zijn afgeknot; 1 04 © ot oen Al ware het dus, dat Bior, bij zijne proeven met biploetigen van riets ven _mängel-fuiker „+ juist tegenovergeftelde uitkomften verkregen en bevonden: had „ ‘dat: zij ‘het vpolarifatievlak- eener lichtftraal in tegenover- geftelde ‘rigtingen doen ronddraaïjen, zou dit op zich zelve nog niet veel tegen de identiteit dezer beide zelfltandigheden bewezen hebben, Dewijl het nu uit de medegedeelde waarnemingen van ons geacht Medelid blijkt , dat -welgevormde fuikerkristallen ‘nit den. mangelwortel , volmaakt „dénzelfden vorm’ hebbende, ‘als ‘de: kristallen van. rietfuiker, ook tot in «de geringfte bijzonderheden-dezelfde optifche eigenfchappen bezitters, zoo kan men, deze zaak in verband brengende met de vroe- gere waarnemingen van Bior, redelijkerwijze aan de identiteit van beide fuikerfoorten niet meer twijfelen. Het geacht Medelid, de Heer vAN UTENHOVE, zijne waarnemingen der ftanden van den .baromêterven thermometer te, Juphaas voortzet- tende, heeft aan de Eerfte- Klasfe die van de jaren 1833 en 1834 wel willen » mededeelen, — Gelijk “die» van vroegere jaren, leveren ook deze wederom eene: belangrijke bijdrage tot de Meteorologie in ons Vader= tand: Zij: zijn, wat de Barometrifches betreft „… welligt de éénige „ die geregeld en achtereenvolgend in’ Nederlatid gedaan. zijn met een werk- tuig, dat vergeleken is met eenen bekenden ftandaard-barometer , zoo als die is, welke vante wordt tot’ de dagelijkfche waarnemingen op « Fa de C 44 D de: Sterrenwacht te Parijs Zijs zijn van lateren’tijd-de ast, ade vertrouwen: verderen” uISHE AI 'eprdis 4 erdee rtl > Shen Boves Het do, USIEUYDO 5 1STOCY „Ooks de: korte Wire: omtrent, ent sviadftreekt en eenige arhúndsbberifehe bijzonderheden zullen in het vervolg met belangftelling in ‘deze waarnemingen. worden nagezocht ; mare: út in de Archieven der Eerfte Klasfe te allen vrijd. Befchikbaar blijven; EA} bj: irissig Tob at aBvenedi et n5vgch ied To seb “enh: en TAA È s Buiten, -de “reeds |, Wierts gading de Riet: z ‚mêt het bepaalde doel „om vin hare. Werken’ gêplaatst te worden „meer danene/gewig- tige ode van « hire : og „welke opvolgend ftaan- voor te ko- men. … ne Ì ij 3Pí ee NS EER: : Ì klad logde ett rev moestmoutmnder obfisbsudkaty BE 116 att sat Hist Het voor onze Marine en de geheele Scheepvaart zoo gewigtig on- derwerp van de dabbeling der fchepen-door koper, «en de: beste! wijze; om deze “woor ((afflijten. en=-verkalking: stes béwaren ;sis reeds:tmeer dan eens doorde Berfte Klasfe: behandeld; zoo‘op last. van’ het: Gouvernes ment „ als” bij gelegenheid eener waarneming , haar door het geacht Medelid, den Heer GLAVIMANS, medegedeeld. »-De «uit{lag.van vide werkzaamheden der Klasfe te dezen, is in hare Zevende en Negende Openbare Vergâderingreeds vermelde voorin …tlebolt odes AR “edere” bijdrage “intusfcheny” wêlkevgefchikt.is , om ons-de oorzaken, doör * welker invloed’'de koperen dubbeling’ der -fchepen afgefleten en hare oxydatie ‘bevorderd wordt , nader: te “doen kennen, kan’ niet ane ders, dan’ als- zeer welkom) geacht worden.” Zoodanig,reene is) het Scheikundig “Onderzoek van. Koper “ot dubbeling van Schepen! gen briikt } “door ‘het geacht Medelid ;- den. Heer Ge je "MULDER. >5 Wieoeor Gek « hier; ‚ Geachte Hoordérs; van “deze “belangrijke Verhandeling, eene Hef’ of min uitgebreide fchets aan Uwe aandacht moeten «voorhouden ; zoo 3h se e hes ik ú Lie ) bis $ VRETEN, Yu aik rab et Ca dh ik mij daarvan niet ontflagen konde achten door hare uitgave in druk , welke binnen ‘weinige, dagen. (taat plaats te hebben waardoor Gij U: alzoo. in “ftaat. gefteld zult-zien „- met hare waarde ten volle bekend. te worden: J: steafl ow mur drebsstaot ds ass hu shetje: sche De haine Verhandelingen van Leden des Inftituutsì, waarop — het bras: van Gekommitteerden nog wordt iogesvacht 3 zijns a hijkdnes van ben phat eener. hydrostatifche Weegfehaal en iets Weegbrug voor de fpoedige weging van {tukgoederen, bij het ontlosfen. der -fchepen „ en voor geladene panch age door wijle. den Heer A. F‚ GOUDRIAAN. „29 Verhandeling „van: den Heer. veRDAM, over eene nieuwe zamen- ftelling- van-eene Verdeelmachine, 38°. Verhandeling; van. den. Heer onrijp ‚betiteld: Payfiologisch= Philofophisch “Onderzoek der, gronden van het beflaan eener eerfie Garza: van al, het.gefchapene ‚en over de Gao dd der Ziel, ft ussen: Adoe he ng? ea hkiedandae befehouwing van … eene sikoriheid der Onderkaak bij een volwasfen mensch en eerstgeboren kind, en van eenige andere misvormingen. bij hetzelfde kind, door G. VROLIK. Als ten. openbare nutte , reeds door den druk, gemeen. gemaakte werk- zaamheden der Klasfe , verdienen hare bemoeijingen. vermeld, te. worden , met “het “zoo: ten onregte „als bloedftelpend middel geroemde Binellifche vocht, « Proefnemingen , ‚op levende dieren, genomen, zoowel.als de en: ontleding van, het, water. zelve , hebben deszelfs ongenoeg. F 3 zaam- C 46 zaamheid overtuigend doen ‘kennen. “Deze: ‘bevindingen -der Klâsfe in het « 54fte” Nommer'- van’ den Algemeenen Konst- sen Letterbode. voor den jaré 1833 en in het 7de Nommer”voor den’ jate 1834 wereldkun- dig zijnde gemaakt, kan hare bloote vermelding hier wolftaan. Van een harer Korrespondenten, den: Heer Pp. CURTEN; te Rotter- dam ‚ werd der Klasfe eene doorwrochte Verhandeling ‘aangeboden, bes. vattende eene handelwijze , om de deelers der onevene getalen te vinden tot 3o2,oco,ooo, miet bijvoeging. van keurig nggetete tafels „’ ter opheldering en toepasfing. De aard. van dit Verflag laat niet toe , in eene medie befiehoudritg te treden van de gronden , op welke de geachte wise zijne methode laat berusten. Het moge genoegzaam zijn te vermelden, dat de ‘Klasfe, blëtin door hare Gekommitteerden voorgelicht ,- een: allezins gunftig- oordeel velt over deze Verhandeling, welke voorzeker, zoowel van de onvermoeide vlijt, als van de kunde en bedrevenheid des geëerden Schrijvers ge- tuigt. Voor hare uittegeven Werken echter is”zij haar min gefchikt voorgekomen ; weshalve zij dan ook de Verhandeling aan haren geachten Korrespondent, met beleefde dankzegging heeft terug gezonden, ver- gezeld van een affchrift des Wetteren Verflags van Heeren Gekom- mitteerden. De Heer w, De HAAN, insgelijks Korrespondent der Eerfte Klasfe, in de gelegenheid gekomen zijnde, om het hout te onderzoeken aan. de fluisdeuren van de Willemfluis, welke in ‘het jaar 1833, na flechts. tien jaren beftaan te hebben, als geheel onbruikbaar; door een-nieuw ftel trioesten vervangen worden, leverde van zijne bevindingen éen uitgee werkt Verfläg in aan deze Klasfès “Dit Verflag is te merkwaardiger „ € EI ome C 47 J omdat er tusfchen: den Bouwmeester en onzen geachten Korrespondent verfchil. beftond. overde oorzaak. en den aard van vertering „welke deze fluisdeuren in zoo kort tijdsverloop ondergaan hadden, zot Uit. zijne bevinding ondertusfchen,- geftaafd. door, de bink ftukken hout, was het ontwijfelbaar, dat het fpoedig vergaan. dezer waterkeeringen alleen is toe te fchrijven geweest aan den paalworm, „Hij vond ze daardoor vooral doorvreten aan het onderfte gedeelte , en wel bijzonder aan de zijde, die naar den zeekant, „was toegekeerd. Daar er in het als fpons verdeelde: hout niet alleen paatwormen werr den gevonden ,„ maar. ook. de Gammarus pulexy-de Corophium gros- sipes en de Lycoris fucata, zou men in twijfel kunnen geraken „ of ook niet zij aen het vernietigen van: dit hout hun deel gehad hadden. De Heer pr HAAN voert verfchillende gronden aan, ten betoge der _enwaarfchijnlijkheid „dat de deuren door een ander.dier dan: den paal/- worm doorwroet zijn. Later werd zulks der Klasfe door: haar ‘Medelid We VROLIK bevestigd, die niet alleen de bevindingen van anderen, maar ook hout, vroeger op andere plaatfen , door den paalworm door= boord, daarmede in vergelijking bragt. Waaruit de ftellige getuigenis is voortgevloeid „dat wel de paalwor- men ‚ maar ‘geenszins dé overige. genoemde diertjes ,/als oorzaak van het. onbruikbaar. worden der bedoelde fluisdeuren te houden zijn. … Deze immers hebben “geene. van allen eenig werktuig, gefchikt om hout te doorwroeten , maar zijn integendeel flechts beftemd en ingerigt , om zich van dierlijk voedfel te generen, Dat zij gelijktijdig met: den paalworm in het hout. gevonden del $ U ‘niet vreemd fchijnen , zij winden in dit weekdier aangenaam voed- fel „of, wel maken. jagt: op elkander „hetgeen, cuvier, ten. minfte „meent temogen aannemen ‘van ‘de! Corophium.grosfipes (de zoogenaamde finelt) „ die op: de Lycoris fucata of duizendpoot azen zoude. ……; … Üs De C 48 ) De Klasfe’ zich «alzoo in ftaat gefteld ziende ; alletwijfelingen daare omtrent „te „doen „ophouden „befloot gaarne haren” geachten Korrespòn= dent bij hare dankzegging voor deze, belangrijke: mededeeling een af= fehrift te zenden van dé ontvangene overwegingen des Heeren w‚ vROLIK, om daarvan zoodanig gebruik te maken , als eK zoude voegzaam fehijnen. … “> 34m Pre Hi) ATL alsen dode A nrsavrauis [std 3 &al L. Van eenvander Korrespondent der Eerfte Klasfe.,-metsname den Heer DELPRAT „ werden oûtvangen deszelfs Bedenkingen over het al ofniet beftaan van eenig ‘voordeel. bij het: san van. golnandes én ete van vlakke’ fpoorwegen: A ate het oordeel van Gelioniniteaerden nog wordt ingewacht. EN €} nf “Van” slienais 5 5 man ‘geenen ‚titel aan: het jaftieùut eérbënuanss Heding de’ Eerlte-Klasfe in- het afgeloopen jaar drie ftukken , waarvan ik-nog met een- babes zal moeten melding maken. 7 1 Als eerfte kwam tot haar, Zets omtrent de flerkte en duurzaam- — heid van papier en waarfchouwing hierover. eiken Braats De “inhoud “van: dit (tukje-werd geacht, de aandacht der Klasfe niet zeer waardig 5 als bevattende niets , dat niet--reeds „overbekend was ; en ‘tegelijk ‘blijken dragende „dat -de-fchrijver:-geenszins de voortgangen heeft gadegeflagen „ welke de-kunst van papletmaken inde laatfte jaren gedaan heeft. De ‘zaak zelf mag intusfchen als hoogstbelangrijk befchouwd + vend. Er wordt van buiten ’sLands fraai’ fchijnend fchrijfpapfer in menigtevin= gevoerd „dat naauwelijks zamenhangt in weeflel „en. als krachteloos. op de eerfte proeven uiteenvalt. Welligt heeft zulks ook plaats met eenie ge foorten's in ons vaderland vervaardigd, «Het zoude niet onbelangrijk zijn, nv eg dd NS C 49 ) zijn ‚dit te onderzoeken en „tevens den--grond: na te gaan , waaraan zulk eene verbastering toe te fchrijven ; waarbij het bleeken: der lompen door. middel. van chloor welligt. bijzondere aandacht verdienen. zoude, . Het tweede ftuk ontving de Klasfe: van de Heeren j. CoRMAN & Comp. te Gent, bij Nijmegen. Bij hetzelve werd haar aangeboden. een grooten. trapfteen ‚uit gewone. kleiaarde. gebakken , met het doel, om een aanmoedigend blijk der Klasfe op derzelver andere fabrijk-voortbreng- felen te ontvangen. De Klasfe, na behoorlijk kennis genomen te hebben van dezen (teen en van het daarbij geuit verlangen der Heeren CORMAN & Comp., vond niet onvoegzaam , hun volgender wijze te antwoorden: De Eerfte Klasfe van het Koninklijk. Nederlandfche Inftituut van Wee tenfchappen , ‚ Letterkunde en Schoone Kunften heeft met bijzonder ge- noegen de pogingen vernomen, welke UEd. aanwenden ter uitbrei ding van het gebruik, dat van fteen , uit gewone klei gebakken , kan gemaakt worden , en heeft in het toegezonden monfter allezins de vor- deringen opgemerkt en erkend, welke het U gelukt is, aan de kunst van fteenbakken te dien opzigte toe te brengen. Het zoude haar dus zeer aangenaam zijn, indien zij in de gelegen- heid, ware, U in deze loffelijke pogingen bevorderlijk te kunnen zijn. Doch. daar. de werkzaamheden en bemoeijingen der Klasfe niet van dien aard, zijn ‚om ‚door. aanbeveling „ hetzij bij het. publiek , hetzij bij Befturen het debiet en meer algemeen gebruik van deze fabrijkaten te kunnen onderfchragen , acht zij zich genoopt, U te verwijzen naar de vintehenan Plaatfelijke of, andere Befturen , in het bijzonder naar die- geren , dn „welke de ‘verzorging der zeedijken is toebetrouwd en aan- bevolen. * ene G 18 À _ De "UAE C 5e ) De Heer wonat1o' zond ‘Haar drie Verhandelingen ‚ gefchrever” in de Franfche “taal”; ‘onder: de wölgende titels: > 9 sure oan dus It Mémoire! sur dar “théorie der. caracttristigues enployees dans” P Analyse mathématique. a° Memoire sur Pintégration des ef Zintaires auw is difdben. zielles er arneedifferdnces niest" U vornen eK ied 83°, Memoir re sur-Pintégration- sober Jineaipes ousvdifes renttelles partielldsoa vrots Hartables, Sr * U bmegtteormt wo eASZITEVIEO 8 nel PLA Asi Gee in, ‚bijzonderheden, moeten; treden bijaldien ik her eigenaardige, „van, elk, dezer ftukken, \ wilde, doen. „uitkomen, of. dezelven in, hunne volle waarde, leeren, kennen, , ‚Het. „moge, genoeg zijn „te melden, dat zij met de werken der grootfte Meetkundigen in vergelijking gebragt , dien, toets niet, alleen, kunnen doorftaan „maar dogr. eenvoudigesen ges makkelijke, behandeling , ‚menig, fchoon, en, belangrijk, „Eheorema yap, vraen, gere meesters niet, alleen bewijzen maar , ‚ook, vele nieuwe „nog, nergens voorkomende, ontdekken, gaen dav eb ninidag 45ff nrs sti „De „beoefenaars der hoogere Meetkunde zullen, door de, uitgave, dezer d belangrijke Verhandelingen „binnen k kort in ‚ftaat gefteld, worden, derzelver. inhoud te leeren kennen; en, zelf, te beoordeelen of, hare; waarde, door de Eerfte Klaste te hoog zij aangelegen, ga tit voil bike" Hr -fI3BHI9D 30 Mr US m5 ‚Van: verdere: bentoeijingen dier Klasfe “heb “ik “op die pas’ niet té’ fprè: ken, «War zij aan) wetenfchappelijken “arbeid binnen-het verloop var twee “jarén, heeft in shet lichtigegeven 3 tís“; “Geachte Hoorders Wit Uwe bandene + Ils magsdussv hier eindigende rekenen “mijne taakvolbragt ze hebbend assjwriov 91 U „sqoornsr Hats js Hon … asdentslssbrio ‘done -9i5 ienn tobrost id ri swift’ sreboe raa hr ken avliifareetrs) Vergun (mij, vee eel Gächte _Toeh rders ! \ ot si 18 aRRt Met KAS Programma Hee Prijsvragen, bar in pals Napnbein gadering door de Eerfte Klasfe worden voorgedragen. ‚ PRIJS- nlotje-bekend- ed “PRIJSUITSCHRIJVING -iAk booo Hemd ein TAR di Ao NEL, 0 he KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN ha wus SCHOONE-KUNSTEN:e ndigd in Nore Openbare” Vergadering’ ie den 1 September 1835. rai ovlanoh Aangeko Se een - en et 5 BIEDT & Pip ° HRO MIE a TONY 47121 u oils ‚ t $ Ee | k pr \ D. Rerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van We- tenfchappen , Letterkunde en Schoone Kuntten, brengt ter kennisfe van het algemeen ,, dat op de Prijsvraag „ door haar bij het Programma van 1831 uitgefchreven » Cn, in den jare 2833, herhaald , luidende : DHCIKLD Blijkeshet or no0v Biba: atinvewionw By AoRASGOTLIDY MOM kuit gaia proefnemingen , dat het (äikftofgas en het zuur- „ftofgas ,« die- te zamen gemengd ;de voornaamfte beftanddeelen- van den 85 G 2 damp- bak) ATIE EET, te kort geleden , dat men erkens Eudiometers bezit en met dezel. ve naauwkeurige proeven gedaan heeft, om hieromtrent met zekerheid iets te kunnen beflisfen ? 2, Welkeis de verandering ; die dezelve oridergâat „\in plaatfen, die met flechts weinige openingen voorzien zijn , en waarin zich vele mene fchen te zamen bevinden? Is deze verandering dezelfde „ wanneer het zonnelicht gemakkelijk tot dezê plaatfen doordringt, en wanneer in de- zelve een volkomen duister plaats heeft ? 3. Waarmede, eindelijk , ftaan de afwisfelingen in de hoeveelheid van het met de dampkringslucht gemengde ‘koolftofzure gas in verband ? geen antwoord zijnde ingekomen, zij befloten heeft , dezelve in te trekken; dat op de prijsvraag, bij hetzelfde programma uitgefchreven , om beant- woord te worden vóór den laat{ten hear van het jaar 1835, luidende: Daar men onlangs in Engeland _ eene gelukkige toepasfing gemaakt heeft van het door den Luitenant DRUMMOND aangewend licht voor zijne Trigonometrifche metingen (veroorzaakt door eenen ftroom van ontvlamde water- en zuurftoflucht op een ftuk levendige kalk aan te brengen, welk licht ook door denzelven is voorgefteld geworden , om daarmede fterk lichtende vuurtorens daar te ftellen) , om, namelijk , daarmede buitenge- wone vergrootingen van voorwerpen duidelijk voor te {tellen ‚en daar- door als het ware een zoogenaamd oxygen-hydrogen microscoop is tot ftand gebragt, waarbij dit fterker licht, op gefchikte glazen aangebragt, ttét € eene C 44) gave indgen malige. adt malige: atenstng ‚zoude woad abuudbaslian gbasliileerss ab ela aaddoyeg abies tua alilov 1 29 -7-z00i) wordt, eene pt ‘befeijving ‚van, die miorpsdaop; haterlandda met opgave van eenige eigene proeven met zoodanige' inrigting-in:het werk gefteld, en het nut, hetgeen de Wetenfchappen , en meer bepaalde- lijk „de -phyfiologifche kennis; van'plant,en'dier daaruit zouden kunnen trékken,,; Bovendien zoude men: verlangen „ voorgedragen te zien; het geen andere, fterke, kunstmatige Jichtsontwikkelingen ; als van, verbranding: van Phosphorus in enkele of zamengeperfte zuurftoflucht of in zuurftof hou- dende zouten; alsmede van het fterker- licht bij de gloeiijing van ‘hoùts- koolfpitfen „aan den „Galvanifchen. Deflagrator-blootgefteld , en daselijkeg ook te dien opzigte zoude vermogen. $ vore! Iene zi ived! Kalkosdior een antwoord. is ingekomen , van Haks zich den Schrijver bij de Klasfe had bekend gemaakt, Zij heeft dezelve uit dien. hoofde aan, hem terug gezonden, en tevens befloten , deze vraag niet wederom voor te ftellen. RETO Bâhes- JV dat. opde, vraag';-mede in. den jare: 3833 uitgefchreven , om beantwoord te verden vóór: en Jaatften Februarij van het jes ABS s luidende : Welke kene „200, diende als haben : à en: sad ‘dezelfde ef geliijjkfoortige gedaanten bij den mensch en de grootere huisdieren voor ? In. hoe ver, is men in ftaat, derzelver verfchil , volgens anatomifche , Phyfiologifche, en: pathologifche” grondbeginfelen. te verklaren? welke. al gemeene regelen zijn uit deze befchouwing , opzigtelijk de behandeling der ziekten van den: mensch en der dieren , af te leiden? welke voordee- En hoedanig:z: zou: de. akan ftudie van out en der vee-artfenijkunde “3d G 3 bee C 54 ) behooren, bte s worden ingerigt ;vten “einder daarvati “voor de eerstbedoelde een foortgelijk nut worde getrokken, als de vergelijkende ontleedkunde envnatuurkunde voor dekens wat het menfelélijk ligehaaln ci densge- zonden ftaat ‘opleveren Ps voie vovoorf vetis wie Faw gudqe' den shidegsd tast 05 UWdedsd as Y7 oh gosgsod „tua zor. Ho blafieg dow geen. Antwoord ‘zijnde ingekomen, sde=Klasfe :befloten ( heeft.y dezelve óp nieuw» voor te ftellen ,:om» beantwoord teworden vóóï” den Jaatíten! Fe: bruarij vanhet jaar 1837 „“doch ‘dezelve ‘in ‘dezer voege te bekorten: ON HDs dì To HfsuBofrois A tqsgsers toss ni Bordigeortd … Welke. ziekteng zoo witwerrdige-âls "inwendige 3 komen’ onder“dezelfde of gelijkfoortige “gedaanten bij” den ménschv err” de-groötêre ‘hùisdieren - voor? In hoe ver is men in ftaatg derzelwer’ verfchil:,volgeris androe mifche ‚ phyfiologifche en pathologifche grondbeginfelen , te verklaren 2 Welke valgemeêne='regelén zijnvuît! dezer befehouwing, opzigtelijk:de bes handeling -der ziekten van-dernsnefifch en der’ dieren”, afte deiden glen 2} 1oov Goisbw Soie Bogte Bush. £tesrolhsd ans dr, at paihnordg Bin De Klasfe ftelt als nieuwe vraag voor: „aallai} “Mem verlangt eene volledige ontwikkeling! van de*mathematifehetheon rie deprzijdelingfche drukking van "ftroomniende’ wloeiftoffen y’ inhet vbije zonder toegepast op de Venturifche buis en op die verfchijnfelen „ wel. ké ‘zijt, waargenomen „ »wanneer. de “wrijë-uitftrooming ener wloeiftof door “eene opening “gewijzigd” “wordt «door een ‘plaatje 5 -digt voor “dië opening “gehouden „en. andere dergelijke verfchijnfelen” mers” ‘Met! zië Ann; “de ‘Chimie er de Phyfigue. T53r& 36e Correspì Mabfièt. Rhjsc Bog, énMi'orsisqge , zat wuodsted stb niente ong sBsbrody wilew Sushi or dg. rotpils waker sein coli ae seakeig aol * Hoezeer vinde eerfte’ plaats in aanmerking’ zullen” genomen’ wôrdeh de antwoorden „die dit onderwerp in-deszelfs meeste algemeênheid mögten „ad : EES g \ be. CREDO, behandeler zv zal echter de: klastes uit! hoofde! der mioeijelijkheid’ vaf' de vraag zich tervreden-houden 57 ingeval-dezelve opk-flechts” ten opzigte dervidropvormige wloeiftoffen ‘alleen bp sdener allezins voldoende ‘wijze wordt beantwoord. … abraw. blamusv do darssltqss la hr ge iig sac f io Birt ‘Op ‚ welke Je ‘antwoórden, mede vóór, den, jaat fen Februacj van n het orn «19E jaar iBar n ingewacht. 917 1037 Worder ‚ng he cl ash les 29e istie A. vadudge cs ‘sind werg 93 dik os Hifib hab todh ssitw sbaerreginss Ia sr cântwoording, van elk d dezer vragen, Se oft de Ì Berle! kus van het Roatan Ne ‘Inflienut van Wide Letter- kunde en-Schoone ‘Kunften-uit eene góuden: Medaille „ gefchroefd op den _ ftempel des-Inftituuts , ‘ter. veggniceh waarde van rieten Gulden. bebt Pr ï ils k fj {ye di ie ê > De Hakken n ge „ceren, prijs s dingen, 2 zullen ‚in de. ‚ Nederduitfche, E h } Ee, Vv at Fraafthe, L Ga arfafche, Engel! fche, of Î loog riche Taal; „maar ste al- Ad ' ont gemeene taliaanfche Lett ter ge (chreyen moeten, Zijn, er jaan, en, vaste sten Sekretaris der Berle Klasfe \ vrachturij HeEORRA, worden. sgoa betelrsy of broorbd 43 By ouiss aûssg sllevdenl Tot, deze ‚nitgeloofde prijzen , werden; ille Geleerden, hooi onderfcheid, uitgenoodigd „met uitzondering alleen van. de Leden der Klasfe , als, wel ke van ‚alle mededinging worden uitgefloten : „onder, welke benaming, ech- ter, noch de Buitenlandfche Geasfocieerden , noch de Korrespoudenten begrepen, AP sho vab aten nl. De in te zenddr flúkken-mmoeten met eene andere hand , dan die van den Auteur ,- “gefchreven zijn; zonder naam; maar de kwaliteit en woonplaats. des Auteurs zullen gefteld moeten „zijn „in, een „afzonderlijk wenpegel gage, enferma ggn jk veeken, „waardoor. fs: Verhanesling.», waartoe het behoort ons derfcheid den is. staoBtow halli! 94 Pur tindrmab (assib De act’ C 256 5) De , uitwijzing „der - prijzen, zal. plegtig: aangekondigd: worden -in;„eene Openbare Vergadering, Zij zal, voorts „algemeen, gemaakt! worden in de „Binnen en, Buitenlandfche -Tijdfchriften ;. waarin deze, Uitfchrijving geplaatst of vermeld wordt. Dioowiaksd 1b1ów De bekroonde Verhandelingen, blijven het eigendom der Eertte K fe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van Wetenfchappen , » Letter- kunde en Schoone Kunften. Het zal den Schrijver of Schrijvers niet vrijftaan , hiervan. ‚op eenigerhande wijze door den doek gebrgik te ma- d 00 ken » ten zij de Klasfe daartoe hare ‘roeftemming geve, rek v storte ded De niet bekroonde (lukken zullen ‚op begeerte, der kette tevens met de befloten naambriefjes aan zoodanig perfoon of sadres terug. gê- zonden worden, als zij zullen verkiezen , mits dit „ pad genige kos- ten der Klasfe 4 binnen eén jaar na ‘de Uitwijzing verlängd en ‘die adres opgegeven worde ; doch zâl het verzoek om teruggave. id ‘verzeld gaan van behoorlijk bewijs van regt op het BO aid atie Eu erts HI 4 Ingevalle geene teruggave van een niet bekroond uk eat mogt worden , of de evengemelde’ vereïschten daar niet bij waren in acht ge- nomen, zal men de befloten naambriefjes ‘ongeopend verbranden ,'en de ftukken * zelve ti om te dienen, als bevorder zal wordén te’ bes hooreti. Cf J4t BE BION … f sbissioolers) SrdIlbrig kk puut eh ‘wson Bj - rd 31 ie | _ In naam der Eerfte Kläsfe” ‘voornd. nav 7 65 id miebön ease tom ne1sotGas RIO EIB 01 qui 20 ta siositeund vale vat we Hiegit -aobuos peiler Sekratdeis. nuor As mb Hierop. zegt de voorzitter: flag aaflus vemsrnk eb ersstenoow “Mig ik U, ‘Mijn Heer’ ScuRdbeR? die Ons hebt vócgtege , lii deze öpenbaré ‘zitting, ‘eene Verhandeling EN ‘zullen voordtaget’, En uitm: digen , daaraan wel te willen voldoen. geer aft ORL „De € 58) De Heer j. F. L‚ SCHRÖDER droeg voor de volgende Redevoering : HOOGGEACHTE MEDELEDEN, EN GIJ ALLEN , DIE DEZE OPENBARE VERGADERING DER EERSTE KLASSE VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN , LETTERKUN- DE EN SCHOONE KUNSTEN MET UWE TEGEN- WOORDIGHEID HEBT WILLEN VEREEREN, ZEER GEËERDE HOORDERS ! Griekenland heeft in de oude tijden niannen voortgebragt , wier kundige heden zoo veelvuldig waren , dat zij bijna in alle vakken van geleerdheid onder hunne tijdgenooten uitmuntten; hetwelk in die tijden ook meer of tin - geëischt werd van eenen beoefenaar der Wijsbegeerte , welke we- tenfchap toén veel uitgebreider was, dan dezelve thans is. Hoe veel- vuldig zijn de voorwerpen, waarover PLATO ; en vooral ARISTOTELES 3 gefchreven hebben! Curysippus, een beroemd Stoïcijn , drie eeuwen vóór CHRISTUS, vervaardigde „ gelijk ons berigt wordt, 7o5 werken, waarin over allerhande foort van onderwerpen, zoo als over de Taal- kunde, Redekunst, de Logica, Natuurkunde , over God, de Ziel, de" Zedekunde , Oudheidkunde en Gefchiedenis gehandeld werd. Niet alleen de Sophisten, ten tijde van soCrATES, daagden hunne toehoor- ders uit, om hun een onderwerp, van welken aard ook , op te geven , waarover zij voor de vuist, geleerd en bondig zouden (preken, of hun eene vraag over het een’ en ander onderwerp voor te leggen, waarop zij dadelijk voldoende, gelijk de uwitmuntendfte doctorandus zouden ante woorden , maar ook in latere - tijden werd dit voorbeeld door de Aka- demiker nagevolgd , welke mannen zich beroemden navolgers van PLATO te zijn, en zich daarin voornamelijk oéfenden, om over elke zaak , voor en tegen, naar believen te fpreken ; hetwelk hun dan ook des te gemakkelijker viel, daar zij geene de minfte aanfpraak op waarheid en H Ze (58) zekerheid der. menfchelijke kennis maakten , ‚maar, integendeel hun aan- voerder ARCEEAA, als grondbeginfel aannam, dat de ware wijsgeer moes verklaténs!, ” Ook, die, weet ik nië, eend ‚Á ik dels» weet, dan út piebs weet. „OMI wines, kale lAis 3 het g grootfte ei genie ln zich” tee? de Sons: gnppras. | Deze verklaardé , dat hij a alle mogelijke geleerdheid. met veel- vuldige imechanifche nn ‘verdenigde. ‘Op: de Olympifche fpelen be- roemde hij ‘Zich dat” tij met’ alleen in geene! wetenfichap en. fraaije kunst onkundig was, maar dat nij “ook den rings w welken. hij ard 4 zijnen mantel en-zijne-fchoenen. zelf vervaardigd hade (2); „an Thans fchijnen. zoodanige „univerfééle geniën. uiterst, prep ea Zou. de natuur in „het; uitdeelen ‚van, wetenfchappelijke_ talenten „en ‚ vooral;van zulk „een groot en uitftekend, geheugen „ als,noodig;is „ „om ZOO, veelvuldige zaken, te. bewaren „… fpaarzamer, geworden, zijn? aa kunnen. wij, toch „geenszins „ „ZeSEen. „De laatffe ier „eeuwen, h mannen -voortgebragt in. talenten. en.-kundigheden , althans: niet, hercd uitmuntende,-dan „de, grootfte „mannen , „door, Griekenland, en, Rome ooit 1 vertoond; „voor … zoo. verre, ons , dezelve namelijk „niet, ‘door verhalen; van „hunne tijdgenooten, „en van, ânderen, maar door „hun- ne, eigene fchriften, bekend, geworden zijn. „Vaak is. het oude groot, omdat het in, de, fchemering op. eenen, afftand en half. verlicht gezien wordt „ „en, daarom aan, de „verbeeldingskracht. meer. vrijheid. geeft, „om hetzelve naar believen,te vergrooten ente verfraaijens „De latere,tijden hebben, toch ook, eenen DESCARTES, LEIBNITZ „ GROTIUS en‚vele an- deren „voortgebragt,van , eenen » uitgebreiden. ‚kring van, kennis „sen, veel- vuldige wetenfchappelijke ‚werkzaamheid „- en zij ons, ook thans nog eenen: FHUMBOLDT,MErtOONEN. ‚cf (loin mann odiow , elesongn glee ais Hi Bi Hek a a \ 8 ke! HC Bensel 18vo MO ve n8briotes AS TATTOOY esn Ke 7 Galo B Brutus, Cs se. „RAN Oo 4 SIG ä S E iK 4 C 59 Bij „zoodanig eene. vergelijking der ouden; en -rieuwen moet,-men vooral in het oog houden, dat de wetenfchappen- inde nieuwere, tijden zoo ‚groote, vorderingen « gemaakt, hebben , en’ daardoor. zoo uitgebreid geworden zijns, dat,,er,thans,,-meer tijd, noodig is, om een. enkel»vak grondig. te. beoefenen, « „daarin uittemunten.; enhetzelve „wezenlijk „te bevorderen. dan, er voorheen sten ‚tijde. van SOCRATES vereischt werd; „om, alde, vakken--derstoen bekende wetenfchappen- zodanig -te kennen „dat men daarin.als: kundig befchouwd werd; -&n grooten roem bij. zijne „tijdgenooten “inoogstte. - Wat was toen bij ‚de-Grieken de Ge- fchiedenis‚; de Aardrijkskunde „de Sterrekunde ; de kennis der, vreemde Talen „ ja wat was: de Scheikunde „de Geologie, wat waren de ftelfels der Natuurlijke Gefchiedenis zelfs nog in de zestiende eeuw ? Bij-deze uitgebreidheid ‚der „wetenfcháppen» is! het: „dan ook noodzakelijk gewor- den „daarvan ondérafdeelingen:te maken welke-de Ouden nietrkenden:; en is het _in+hetalgemeen, zonder, „veel uitzondering, elk: éen-aanste raden „7 die „de „ wetenfchap … door „nieuwe, «ontdekkingen en nafporingen wil „verrijken „en‚-volmaken , ein „daartoe:tijd:,. gelegenheid „ talenten en vrije keus, heeft „‚ dat‚-hij flechtséén vakyvoór zijne bijzondere oefening en werkzaamheid kieze, «Al: wie reénen- zuMBOLDT wil navolgen; zone der: zijne -talenten-teehebben wordt eêm oppervlakkige. befchouwers »: #! „Hieruit- volgt evenwel -geënszinss dat mên:;-behalve ‘het: bepâald. geko- : __zen,vak js elk „agder.„moet-verwaarloozen cn minachten, Een geleerde ilk, „fpreek.- niet „van: „den; methanicus:} kunftenaar ‚ «of Onderwijzer van - eene. oude of; nieuwe taal’, mnet, eencralgemeene- befchaving- des: ver» ftands, hebben „en dus die - weténfchapper beoefenen: welke daartoe ftrekken: „en, behooren en hij. moet „daarenboven andere vakken in: zoo verre kennen ;-/als „dezelve. smet -zijn wak! in betrekking {taan ,„en.tot -de vorderingen … in-“hetzelve nuttig zijn» kunnen. Anderzins ont{taateene nadeelige eenzijdigheid, welke belagehelijk wordt, wanneer. men met z8gM „H 2 min= | C %0 ) minachting/van vakken fpreekt, welke men niet genoegzaam kent, om daarover te kunnen oordeelen. Uit de uitbreiding der wetenfchap bij derzelver voortgang fchijnt te volgen , dat hoe meer de wetenfchappen vorderen, des te meer tijds tot derzelver beoefening zal vereischt worden , zoodat dus na eenige eeuwen , wanneer de voortgang zoodanig blijft, als dezelve gedurende de laatfte vijftig jaren geweest is, de Phyficag Scheikunde , Geologie , enz. in onderdeelen zullen moeten gefplitst worden, en elk vak in het bijzonder te groot wordt, om door iemand volledig en in al deszelfs deelen beoefend te worden. drs longa, vita brevis. De wetenfchap is uitgebreid en wordt uitgebreider , het emee is kort ‚ en wordt niet grooter. 3 Hier moet men, dunkt mij, de wetenfchap zelve van het bloot ge- fchiedkundige derzelve onderfcheiden. Dit laatfle vermeerdert uit zije nen aard met den tijd ‚ maar niet noodzakelijk het eerfle, - Klein was de fom der bekende voor de gefchiedenis der volken ge- wigtige daadzaken en ervaringen bij de Grieken , ten tijde van HeRo- poTus. Hoezeer werd de fom vermeerderd tot aan de tijden van „TACITUS, CONSTANTINUS , ‘en den ondergang van het Westerfche Rijk Hoe groot en uitgebreid is dat gedeelte, hetwelk er federt dien tijd is bijgekomen, en hetwelk de, voor elk onzer zoo gewigtige , gee fchiedenis der middeneeuwen en der nieuwere tijden bevat! Hoe groot zal de omvang zijn na duizend jaren , indien de gefchiedkundige werken en gedenkteekens zoodanig in het vervolg bewaard en vermenigvuldigd worden ‚als dit thans gefchiedt! ‘Hetzelfde kan men zeggen van de gefchiedenis der. letteren , der wis- en natuurkundige wetenfchappen , der fraaije. kunften , en vooral ook der ‘hypothefen en ftelfels der wijse geeren. AJ het setiger (en zal dus ge anrege en maer moedjelijker worden. logt: 7 xloihijsns BL: Maar C 61 ) ___‚ Maar- geheel anders -is het gelegen. met de … wetenfchappen zelve. Hoewel bij haren, voortgang de ftof „, datis ‚de veelvuldigheid der daad- zaken , waarnemingen en befluiten vermeerderd wordt, wordt toch ook tevens, indien er een wezenlijke voortgang is „de kennis van den za- menhang ‚van . orde „ eenheid ; oorzaak en van algemeene wetten be- vorderd, en dit maakt derzelver beoefening veel eenvoudiger , gemakke- lijker en aangenamer, zoodat het mij voorkomt,-dat er gronden zijn, om te ftellen , dat de beoefening der wetenfchappen „ indien zij blijven vorderen ‚als zulks in de nieuwere tijden gefchied is ‚na eenige ceu- „wen „ of indien wij een grooter tijdperk willen nemen „na, dui- zend. jaren, gemakkelijker dan thans zal wezen, waartoe ook voor- zeker. de vermenigvuldiging en volmaking „der. hulpmiddelen zal bijdra- gen. Een groot kabinet van natuurkundige voorwerpen „ waarin alles zeer doelmatig geplaatst, de orde eenvoudig. en-u bekend is, kunt gij veel fpoediger leeren kennen , dan een veel kleiner kabinet, doch waarin alles verward ‚ftaat, of waarvan u de orde geheel. onbekend is. Eene enkele u ‘bekende natuurwet geeft u eene verklaring en_ een duidelijk inzien. van. duizend natuurverfchijnfelen en werkingen „welke gij an- derzins alle-afzonderlijk zoudt moeten. befchouwen en-onderzoeken , tere wijl. gij. tevens nog met: eene menigte van verfchillende hypothefen „ter verklaring ‚van -dezelve. uitgevonden „ beladen en belast zoudt wor- den. Hoe gemakkelijk begrijpt en leert gij thans al die verfchijnfelen en werkingen, kennen „welke uit de zwaarte en veerkracht der lucht ont- ftaan ; - hoe moeijelijk „zou. het. niet zijn. dezelve te befchouwen en te onthouden , indien men. deze eigenfchappen nier kende, en dus die een- heid miste !_ Hoe bezwaarlijk zou het niet zijn, «om de perturbatiën of de verfchillende. wijzigingen in,de, beweging «der. planeten en fatellieten , welke de waarnemingen ons aanwijzen, te overzien en aan het geheu- gen C6à ) gen te vertrouwen; indien'ons-de wet der algemeene aantrekkingskracht oribe- kend was. »”Hoë wele-hypöthêfen” vari hatdurkundigen” om wijsgeeren ter verklaring van deze‘onregelmatighieden „zou men dam niet vernemen ; en 8e- noodzaakt zijn te-leeren kennen eter onderzoeken't-» Men ‘fiel dat alvde veelvuldige -naauwkeurige (errekundige. waarnemingen’) omtrent den loop der” planeten > fatellieten en” kometen; gedaan: waren welke thans” gedaan zijn”, ‘doch dat men nog’ niets’ beter ‘gevonden had; dan het ftelfel” van PTOLBMAEUS , volgens ‘hetwelk devaarde ftil-ftaat vende hemelligchamen rondom -dezelwe loopen 4 en dat''men”de algemeene aantrekkingskracht en de wetten,” volgens» welkerl-dezelve “werkt , miet kende , welk!eene ‘wers warde “moeijelijke* wetenfchap zou ‘alsdan de fterrekunde zijn 4: Hetwelk den. Koring ArpHonsús'deed zeggen, dat ‘hij toch’ in’ de beweging der planeten eene betere orde zou voorgefteld hebben , indien hem God hierbij ‘geraadpleegd hadi” voov ombondeien oer Jo aided. 3o0rg. WA Wij mogen damit’ het voorgedragene gj deze befluittrekking -op- riakeen, loob , sanided. vomiold loev: no3 tb tonnad, nomel nagibsogl vn ienzieeielocdertagers in eene vernfehdje alleen ‘daartoe bepalén, dat'erveene menigte waarnemingen én “van vverfchillenden?aard gedaan ren verzameld !-worden?, "zonder ”dat> men indie veelvuldige ‘de eenheid’ dui. delijk «ziet „of de oorzaken dèr ‘werkingen ‘en algeineene “wetten ter=ver- Wlaringeven dezelvovivinidty dan wordt de beoefening vanv deze wéten- fchap „hoezee zij ook voor het overige voorhet “maatfchappelijk le- werismòge nutcigo zijn, hoe ‘langer ;/hoe moeijelijker } het geheugen wordt overftelpt door’ de- menigte ; en“ het: verftand oritvangt ‘geene voldoening. ‘Maar “zij vwordt gemakkelijker, aangenamer ; “hoe meer zich die orde ringen uieftrekken tot het vinden: van “het verbatid’ van’ het veelvuldige’, ‘van algemeene „wetten „ “van “oorzakén der oorzaken,” Fet veelvuldige lost zich dan inde eenheid ops er ontítaat orde in onze vourftellingen, aloe zadenemstl moisTve s uasiiwaen end degatmatnisu sb Srigan C 63 ) aan het verlland wordt voldaan, en het. geheugen wordt aan hetzelve meer dienstbaar „gemaakt, Dit„alleen is ook; wezenlijke vordering in, de wes tenfchappen, en baant,den„ weg tot, grootere: vorderingen tot. gewigtige , niet, van het toeval, afhangende, ontdekkingen. Hilal ddrasd reds boat) „Bij, den, opbouw, der;„wetenfchappen. zijn, mannen, monaden „die, de, ru- we, ftof » „Welke, de. natuur, vertoont opzoeken, verzamelen, en, „aanbren= gen 3 er zijner noodig; die. deze, ruwe, tof. bewerken „aan -het hout, aan, den. {teen „aan, het metaal. eenen, gefchikten vorm. geven ;, maar, er zijn, ‚ook , architecten noodig: „die, je „om, uit ste: FORE, en anderzins, vrt ales, ongebruikt. als ceny‚chaos liggen en te geen Wer. zenlijks nuts. jh wihsodì mis niug oib si shrie 1193 Bio ate Men, geve. aan demand „ „die „in, de ‚wiskunde ongeöefend is een hone derdeal, van „analytifche., zoo,als van. Goniometrifche formulen „om, dee zelve van buiten, te leeren. „‚Hoe_moeijelijk-zal,zulks voorshem zijn, en hoe ‚fpoedigrzal. hij, „het „geleerde vergeten! Zal hij door deze formulen iets gewigtigs.…ontdekken „daaruit „andere „afleiden „ dezelve met. vrucht toepasfen „op‚‚;de, verfchillende,: deelen ‚der zuivere en ‚toegepaste, wiskun» de?‚: Hoe, zou hij, daarcoe;in, flaat wezen ? hij; weet. immers. niet, waar- uit zij afgeleid zijn mochin welk verband zij tot, elkander (taan, Ge- heel anders is „het met, den wiskundigen gelegen „ diede-bronnen en‚dit verband‚kent. „ Hij „vindt, deze„formulen, zelf „ ofkent den „weg, op welken. zij, gevondeu.…zijn,, „en, vertrouwt; ze „daarom „veel gemakkelijker aan. het geheugen. — Is hem het geheugen ongetrouw , heeft hij geene nia er en Bene en redlenerië 5 Hi, Sin (laâf daaroit: amc ere af te. feiden „ daar itsd Mh mout BDA 5190 avlsssh He? daar van gewigtige toepasfingen ‚te„smaken;‚en dd welke „hij, bast vinde; ten. welke»ins gedaante daarvan weel: verfchillen „:vop dezelve terug eh 1ojesemwuod amewded. 099, ARVIEbw DIe tudibrov gaidsomge ailen ie | noden ne) C 6) te brengen. (4) Zoö, Mijne Heeren ! befchouw ik de oneindige veel- vuldigheid van ftof, die ons de natuur vertoont. Hoe meer men der- zelver. verband ‘en wetten kent, des te meer voldoen zij aan het ver- ftand, des te gemakkelijker “worden zij aan het geheugen toevertrouwd , en a te meer geleiden zij tot gewigtige ontdekkingen en ter verklaring van werkingen in de natuur, welke in den beginne zeer ongelijkfoortig en van de bekende werkingen geheel afwijkende fchenen te zijn. Men lacht, en wel tè regt, over de menigte van onbekwame en on- geroeperie bouwmeesters,'en over de caricaturen van natuurkundige, wijsgeerige , taatkundige en gefchiedkundige gebouwen, door hen vere vaardigd ; over de warme radicalen, die alles omverre werpen en in puin veranderen, ten einde uit die puin ten fpoedig{te cen ander ge= bouw opéén te ffapelen; over de hemelhooge torens der wijsgeeren , waardoor , gelijk onze tijden wederom geleerd hebben, eene verwarring — der taal ‘ontftaat; zoodat die ‘torenbouwers zich” bitter beklagen, dat zij zelfs door hunne leerlingen, knechten en handlangers (recenfenten) niet werftaan worden. Deze kunftenaars doem ook veel kwaad, en PLATO 'zeïde te regt: Het is niet door hare vijanden , dat de Wijsbe- geerte in haat ‘en minachting komt, maar door hare vrienden zelven , die meetien , dat zij wijsgeeren ‘zijn , en zulks niet zijn. Maar hoezeer men zoodanig iets moge afkeuren , men vergete niet, dat “zonder” gefchikte bouwmeesters geene wezenlijke en groote vorde- ringen ín cenê wetenfchap kunnen gemaakt worden. (c) Wat zouden et gro Tu 151 HE (4) Het zoogenaamde mechanisch leeren der Stuurmanskunst , en het wiskundig leerên van dezelve , hetwelk gefchiedt, nadat men de sr der Wiskunde heeft leeren kennen, kan hier ook ter opheldering dienen. Ce) Ook «zelfs „bij die bizarre, gebouwen vindt-men nu en dan iets, of eenigen vorm, welke opmerking verdient, en waarvan een bekwame bouwmeester voordeel kan trekken, N C 65 ) de natuurkundige wetenfchappen zijn zonder eenen COPERNICUS , CAR* TESIUS , NEWTON, T.INNAEUS. en anderen, “door de natuur bij-uitne- mendheid bekwaam gemaakt, om orde, eenheid en doelmatigheid t» ontwaren „ het algemeene in het bijzondere te zien, den Schepper in het gefchapene te erkennen. De Hemel geve aan het menfchelijk geflacht zoo= danige mannen ten allen tijde , en. dan kunnen er groote dingen gefchieden. Als voorbereiding tot zoodanige gebouwen befchouw ik de waar- neming der analogiën, of overeenkomften , omdat zij iets gemeenfchap- pelijks. aanwijzen , en daardoor in het veelvuldige eene zekere eenheid brengen. Hoe verder zich zoodanig eene analogie uitftrekt, des te meer voldoet zij in dit opzigt. Al kunnen wij dezelve niet verklaren, zij brengt toch reeds eene zekere orde in de verfchijnfelen en in, onze voorftellingen 3 zij behoort tot ergens eene algemeene wet, en met het vinden van algemeene wetten moeten wij ons in verre de meeste geval- len vergenoegen „ zonder dezelve te kunnen verklaren, Ik vlei-mij- dus , dat de befchouwing eener analogie, welke mij- voor- komt, zich in het geheele rijk der natuur „ zoowel der inwendige als ‘uitwendige , te “openbaren „ “niet voor onbelangrijk zal. gehouden wor- den , indien namelijk uit shetgeen ik. daarvan zal zeggen, blijkt „ dat zoodanig eene analogie beftaat, of althans eenige waarfchijnlijkheid heeft. Ik meen dezelve te vinden in het begrip van. prikkelbaarheid of opwekbaarheid der krachten, In de nieuwe Phyfiologie wordt dit “begrip “gebruikt bij de werking der organifche krachten in het dieren- en plantenrijk, Het komt mij intusfchen voor, dat het niet minde: - toepasfelijk- is op de werkingen, welke wij aan de zielskrachten’en aan de krachten in het niet organifche rijk der natuur toefchrijven , zoodat het dus een begrip isz waarvan zich de voorwerpen in de geheele natuur openbaren. Dit dus ten onderwerp / mijner befchouwing kiezende, zal ik vooral Í n trach- C 66 ) trachten Zet begrip zelve „de prikkelbaarheidin de werking der orga- nifche krachten nader op te helderen, vervolgens „zoo verre detijd zulks toelaat, door eenige voorbeelden aanwijzen ‚ dat deze prikkelbaar- heid zich niet minder in de werkingen der ziel en in het nict organisch srijk der natuur „dan bij de organifche krachten openbaart. Nerleent „mij bij -het--aanhooren hiervan. Uwe. opmerkzaamheid en korgevendg. be- pend odag- : tel _L, OPWERKING DER ORGANISCHE KRACHTEN. «Men noemt de deelen der ligchamen van planten en dieren (waartoe danook” het “menfchelijk ligchaam behoort) door welke en in welke zekere» werkingen « gefchieden ‚ “welke men in: andere ligchamen niet vindt, organen , en-deze werkingen zelve „ organifche werkingen; wel- kemén” aati- zekere organifthe krachten toefchrijft , weshalve men ook deze ‘ligehamen zelven -organifche ligchamen noemt. ‘Zoo zegt men, dat de werkingen’, «welke „tot-vorming , voeding en „de teling. van plantéri''eh dieren” behooren 4” smar gretige van de vormen ‘de, ‘woedende-en telende kracht. je “iePrikkel) noemt men’ datgene, “hetwelk’eene orbanifche knehet: in were king brengt > of tot werking opwekt, en- aan dat organisch ligchaam „ of” gedeelte ‘van: -hetzelve „hetwelk zoodanig door: iets kan aangedaan worden ;°‘dat -deszelfs. organifche, krachten opgewekt, dat is tot, werking gebragt kan worden ; Schrijft men prikkelbaarheid of opwekbaarheidtoe, „Dits Mijne Heeren, zijn bepalingen van begrippen en voorftellingen , welke intusfchenovan ‘geen de minfte waarde zijn , indien zij niet bewezen worden , dat is, indien niet aangetoond wordt „ dat ‚de voorwerpen van ‘dezelwe wezenlijk in ‚de natuur “beftaan. Wij moeten’ dusdaarvan zo0- AART: | dae C 6P ) danig een bewijs geven, en.te dien “einde met de befchouwing van krachten beginnen, want’ hierop. berusten al deze begrippen. À Hier “zoude ik in-eene breedvoerige» befpiegeling “kunnen treden’ vooral van de’ verfchillende foms wonderbare woorftellingen, welke men. zich van krachten gevormd heeft , doch den tijd in aanmerking nemen= de, zal ik daaromtrent zeer kort zijn, en flechts eenvoudig aanwijzen , wat ik „door kracht verfta, » Ik zaldes-te meer, deze kortheid kunnen betrachten , «daar binnen korten tijd eene Verhandeling over-de waarheid der, menfchelijke kennis ‚waarin. over de krachten uitvoeriger gehandeld is's-door: de Derde. Klasfe van het werende: Inftituut zal uitgegeven worden. Eene oorzaak, voor zoo verre zij. eene bepldade foort van weiiing voortbrengt, noemt men eene natwurkracht, “Zoo wordt , bij voorbeeld; eene bepaalde foort van werking, door welke de ligchamen elkander nâ: deren „aantrekking genoemd ; de oorzaak van deze aantrekking is’ dus eene natuurkracht, welke den “naam ontvangt van. aantrckkings- kracht. Hieruit volgt dan „ dat er zoo vele bijzondere natuurkrachten zijn „ «als er foorten van werkingen zijn , welke niet , de eene uit de andere, afgeleid en verklaard kunnen worden: «o ü Voorts fchrijven wij aan eene zelfftandigheid eene kracht toe; voor zoo verre zij die foort van werking’ voortbreigt , of kan voortbrengen , welke aan die kracht eigen is. De zon , maan en aarde ; trekken elkan- der‘aan, en worden, gelijk alle’ ligclramen , als zelfftandigheden ‘be- fchouwd. Wij fchrijven hun dus eene aantrekkingskracht als praedicaat toe; en’ fpreken van de aantrekkingskracht der: zon, maan en aarde. De: lucht wordt “zamengedrukt , en nadat de zamendrukking heeft opges houden , zet zij zich weder uit. Hetzelfde doet ook ivoor , fpons „ eene ftalen veer „enz. Wij zeggen dus ,'dat deze ligchamen of zelfftandig- _ » waarbij zich „deze foort van werking openbaart, eene kracht-of 18 een C 68 ) een, vermogen tot die werking hebben, en noemen die kracht weer= kracht. Wij kunnen ons vroegere waarnemingen wederom voor den geest brengen , en fchrijven dus aan het ik, of aan de ziel eene kracht toe, door welke deze werking gefchiedt, en noemen dezelve de ver- beeldingskracht. Hieruit volgt dan, dat het begrip kracht flechts een hulpbegrip is, waarmede eigenlijk niets anders wordt aangetoond „ dan eene zekere foort van werking , welke eene zelfftandigheid , hetzij ligchaam of ziel, aan welke. wij die kracht toekennen , volbrengt of kan volbrengen. Kracht. is dus een praedicaat , hetgeen aan eene zelffandigheid, hetzij ligchaam of ziel, wordt toegefchreven, voor zoo verre die zelfflandigheid , onder zekere voorwaarden en volgens vaste wetten , eene bepaalde foort van werking voortbrengt, of kan voortbrengen, De vraag dus: wat is „deze of gene kracht op zich zelve, wat is bij voorbeeld de aantrekkingskracht, de verbeelding „de rede op zich zelve, dat is, afgezonderd van-de zelfltandigheid „aan. welke zij als kracht, en vermogen wordt toegefchreven „ en afgezonderd. van de wer- king, “welke zij voortbrengt, of-kan voortbrengen ? — deze vraag is ; naar mijn oordeel , ongerijmd , en ongerijmd is dus-ook elk antwoord, hetwelk zulk eene kracht tracht aan te wijzen. Wanneer men abftra- heert dáár, waar men niet kan noch moet abftraheren , dan ontftaat hetgeen onbegrijpelijk is, niet omdat het boven het menfchelijke ver- ftand gaat, maar omdat het, als het ware, beneden hetzelve is. Deze aanmerking. is niet overbodig. Velen, niet alleen wijsgeeren „maar ook natuurkundigen , en wiskundigen van vroegeren tijd, en van onzen tijd , redeneren. zoodanig over krachten , als of dezelve bijzondere wes zens, zelfltandigheden, ja perf/onen zijn. Zij redeneren over een. ijdel beeld hunner fantafie, welke genegen is alles tot zelfltandigheden te vormen ‚ en wanneer zij met dit maakfel (want-de fantafie vormt alleen beel - C 69 beelden ‘van, ligchamelijke zelfftandigheden en toonen) niet te regt kun- nen komen, klagen zij over de beperktheid van het, menfchelijk. ver- ftand. Wat heeft -men- niet al gefproken over et fchoone „goede en. wareafgezonderd van hetgeen fchoon „ goeden waar is! wat heeft men, niet, gefpeeld met, het begrip leven !. wat heeft men al niet gecon- ftruëerd door de aantrekkings= en afffootingskracht „ en daaruit niet al= leen ligchamen „-maar ook Jevenskrachten voortgebragt! welke metamor- phofen. heeft niet het begrip rede in de laat{te vijftig jaren in de Duit- fche wijsgeerige fcholen- ondergaan „zoodat men thans niet meer weet, wat men van dezelve zal maken! Laat, aan den dichterde vrijheid vergund zijn , om- zijne „wereld „met zoo vele zelfftandigheden , als hij. wil , te bevolken ‚ en met de fchoonfte bloemperken. te verfieren., maar de wijs- geer is. als zoodanig. geen dichter. Hij vindt en tracht te vinden , het- geen beftaat „en alle fchoonheid „waarnaar hij ftreeft , is eenvoudig , klaar en duidelijk. aan te wijzen , hetgeen, eene naauwkeurige. waarneming - en eene juiste redenering hem doet vinden „en hetgeen niet vermengd is met de gewrochten eener {cheppende verbeeldingskracht. Waar deze verbeel« dingskracht-Aeerscht ‚ kan geene ware wijsbegeerte beftaan. Zij moet niet uithet gebied der wijsbegeerte gebannen worden, want zij is ook. daar nood- zakelijk „maar zij. moet-door het verftand zorgvuldig beftuurd worden, Zij moge-nu en. dan, praeadviferen ‚maar, ftemgeregtigd moet zij niet zijn, „Uit hetgeen wij van de krachten gezegd. hebben „volgt onmiddellijk , dat derzelver. verdeeling alleen op de verdeeling der werking in foorten , volgens het begrip van oorzaak, moet gegrond.zijn,- Aan elke foort van werking ,… welke. wij niet, uit eene-andere foort kunnen afleie den. of verklaren, fchrijven- wij eene bijzondere kracht toe. Hoe meer wij dus in de kennis van het oorzakelijk, verband der dingen vorderen, des. te juister kan de verdeeling;der krachten zijn, De algemeene ver- deeling zou op deze wijze kunnen, gefchieden ; Voor- C zò “Vooreerst: vertoont “zich ‘een “groot werfchil tusfchen ligehamelijkes en zielswerkinlgen ;" weshalve ‘ten’ ook’ de’ Krächten” in> ligôhamelijkk- en: zielskrachten” teregt “ònderfeheidt +” Van “de ligchârmielijke ‘werkingen ‘zijn er zoodanige, welke “zich “in: het geheéle tijk def ligchamelijke natuur dus zóowel bij organifche ‘áls niet órgánifelie ligchâmien openbarén ; wel= ke’ wij! ds “aan -algèmeene natuurkrachten voelchrijven: »>Fot--deze . krachten “behooreh’ de algemeene dantrekkènde: en afftootende kracht , “de veerkracht ° de -cohaêfie=' eri"! adhaefiekrachtisrdé ‘fcheikundigeaantrek= kingskrachten ; de “krâchten “zigtbaar. bij-de werking van: het licht „ de warmte’, cléctriciteit , hèt” galvanistnùs , lmiagnêtismusy. vs oer vam sow “Er zijd ‘daarentêgen" andere igchamelijke werkingen, welke zich alleeit bij-planteri“en diëfen!) dus’ bij "òrgatifche ligchamen ; vertoonen , en’ welke datgene uitmaken , ‘hetgeen’ wij’ Jevén noemen „enin beftendige organifche werking beftaát.. Töt'deze Tlevenswerkingeri-rekènen wij vooreerst “dieges nen ; welke aan ‘de plätén eige zijn , dóeh ziehook ; hoewel gewijzigd bij de diereii vertoötiëns * Wij ‘fehrijven dus “dezelve toe aart algemeerie levenskrachten. Aûdere” leveriswerkingen vertoonen” zieh “mièt” bij “de planten 5” maar ‘alleen bij” de “diëten ven fchijdén gegrond” te’ Zijt ‘in dè werking vant’ “het zêriuw(telfel, ” Wij kunnen” daarom’ de kracht , welke deze“ levenswetrking voortbrengt, dé -zenuwkrachi noemen 5 welke kracht de .grondflag is wän het gevoel, én van de willekeurige beweging: Bij “deze ligehämelijke ‘krachten tmoeten’ wij“op eén hoögstgewig- tig'“verfehit tustehen “dezelve letten.” “Sommige van dêzelpe werken beflendig', zoö' lang ervicts is’, waaròprzij kunnen” werken. “Dit is het ‘geval bij de algemeenevaantrekkkings- of Zwaartekracht. De zon, de“maan én de aarde trekken elkander bêftendig! aan ; -beftendig loopt’ de aardé“óm de°Zon'j eh "de=maán “omde aardes de werking van’eb en vloed heeft “onophoudelijk > plaats. “>>Alle ligchamen op de oppervlakte der aarde worden door de aarde beltendigraangetrokken 3 want zij vallen KAAT , Ô al- GED altijd: ‘indien zij nietronderfteund worden ‘en zijn altijd: zwaar, « Plaatst in uwe gedachten »hemelligchamen “tusfchen …de.-aarde» ende en shet: toont, deze kracht: bij. elke unne ‚door ‘een amidegthigehaarh. ‚gew osaboney ira meolÀ „Sar 6) ì »iMaar „geheel anders ishet. meles atiet de prin eni atkaln én dé! zeniwkrachts. «Hier: is hetmiet: genoeg ‚dater iets zij „waarop deze krachten kunnen werken, maar er moet ook iëts zijns waar- door-szij tot: lv jg worden: » Een didi zullen dit ophelderenssns moni \ msnim „Eemeikel heeft : vöngariiGëhe: kracht: of vite „maar. vertoont-gee- nòswerking.;-zoo. lang “hij: op “de-aarde jop fteen., hout-of ergens anders geplaatst isen Leg hem sintusfchen’ in «de. vochtige: aarde „ hij. ontkiemt, fchrièt wottels, welke)-diep"in devaarde-dringen „ eerien’ ftam „welke zich boven: de vaarde wverheft, em er’ ontftaat „in -dén- voortgang des. tijds, een hooge , rijk met takken en bladen voorziene: eikenboom.” Hier was dus noodig „dat de levenskracht! in--dén” eikel tot werking werd,opgewekt, ‘zonder welke “opwekking” deveikel zich nooit’ ontwikkeld „nooit eenen iris : boom Ce ) boom voortgebragt zou hebben. — Deze. opwekking gefchiedde. door de vochtige aarde en door eene bepaalde warmtemaat. Geene werking vertoont zich bij het werfche éé, zoo lang het in de gewone warmtemaat is. Maar geef daaraan eenen hoogeren bepaâlden graad van. warmte , zoo als diegene is , welke de hen bij het broeijen daaraan mededeelt, dan komen de levenskrachten in werking, en door deze wer- king- ontwikkelt zich een dier, — het kwiken komt op zijnen tijd té voorfchijn. …… Hier is dus eene bepaalde warmtemaat „ welke de levens- krachten in werking brengts-is de warmte te gering , dan ontftaat er gees ne werking; is dezelve te groot, dan wordt alle kracht vernielt » ZOO dat alle opwekking ophoudt, Dit geldt dus van alle algemeene levenskrachten. en:rde zerkveliide: Zal een dier of mensch blijven leven , dat is die werkingen blijven. ver- toonen ; waarin het leven beftaat, dan moeten die krachten beftendig opgewekt worden , hetgeen gefchiedt door inademing der lucht , door vocht, voedfel en warmte. Neem een van deze weg , dan houdt-niet alleen het-leven op, maar ook alle levenskracht wordt eindelijk vernie- tigd, hoewel bij het eene dier vroeger. dan bij het andere. Hetzelfde geldt van de planten. “De flotfom, welke wij hieruit opmaken , “is deze: Er-zijn zekere foorten van werkingen, welke aan een ligchaam cigen zijn, en tot deszelfs natuur behooren, doch welke niet beftendig zijn en voortdu- ren „ maar eene uite of inwendige oorzaak noodig hebben, die dezelve opwekken, om zich te openbaren. Deze oorzaak of werking, waardoor die opwekking gefchiedt, noemt men eenen prikkel, of een opwekkings= middel, en aan dat ligchaam, welks kracht door eenen prikkel tot werkzaamheid kan opgewekt worden , wordt prikkelbaarheid of opwek- baarheid toegefchreven, Dit prikkelbaar ligchaam kan het geheele orga- nifche ligchaam zijn, of ook een deel van hetzelve , een orgaan of een _deel * € a Ì deel van een orgaam wezen Zoo Schrijft „men -bij- voorbeeld. prikkel- baarheid. toe “aande ‘zenuwen amet en: hart, >het: potag de ingewanden (d)y enzoet vond q Befchouwen wij nader deze: pikten 5 af vinden wij dat dere voor- u namelijk zijn : cuenadioreras 7Î sbngdla sds 1. Een zekere graad van warmte. “Js ind te grot” of té zwak, dan wordt zelfs de organifche werking daardoor geftoord, ‘of houdt ge- heel’ op „ja het leverisbeginfel zelf. wordt vernietigd. Verbranding fchijt alle organifche kracht te vernietigen. « “Our te ‘zien , welk eenen invloed de warmte op de organifche krachten’ heeft ; valde’ men ofizen win- ter, met den zomer , de vruchtbare ftreken, ‚tusfchen de keerkringen, met de ftreken, in de nabijheid der. polen, zooverre als de mensch tot dezelve is doorgedrongen. In de eerfte vertoont zich het leven in de volfte kracht, in de laatfte id dood ; geene plant noch dier wordt daar geteeld. t ‚a. De int rnkded yohaasd tot, prs tp So de juchtledige ruimte; zoo als ook in, alle luchtfoorten,, „die shet inademen niet onder- houden, kunnen „ „houdt het, leven. van, „planten, en‚ dieren op. Deze dampkringslucht wordt ook „door, de isfchen, ngsadernde omdat met her water fteeds lucht vereenigd is. „3 Water en andere vochtigheid. Waat deze. geheel anchtsbae houdt-de -organifche werking op „of wordt„ook. wel de organifche kracht geheel « vernietigd. Welk. een magtige prikkel -het-water is, dit kan men: zien, wanneer „na eene langdurige-droogte , een: zachte zomerregen valt. 4] go rf197 wete: 5 Vv Cd) Welligt kunnen alle vaste deelen van het organisch ligchaam ‘hiertoe gerekend worden , alsmede de bolletjes, welke zich in de fappen bevinden en bewegen. … 1D : K Cr gei Het dichtoder \zon-is voor ‘vele ‘planten-en dieren een” noodzake- lijk nprikkeligmiddel , „hetwelk echter niet-beftendig “werkt. Voor vele: planten en dieren zou ook de beftendige prikkel madeelig zijns» Ook! in dit‚opzigt» zis »de; ronddraaijing;-der- hakdascpms diaree, wget “nacht elkander opvolgen , zeer heilzaam, vaii files 5e Voedingmiddelen, vit, het dierens en plantenrijk, Deze dienen niet fn ontwikkeling ‚vorming en, onderhouding , voor zooverre zij je Be ud de „organilhe „deelen. van, het Jigebaam als „beflanddeelen. ver, eenigen „maar ook tot „opwekking „der krachten, „Zelfs zin: fommigen meer HARPER, als, prikkels , dan;tor, wording, vijsso ob vo screw 50 sb nódolet dourty MOS tak Jort gk E nen vele ne e dingen Ónder wa omt fandigheden eenen pri re vol TTA VOON 120 onde Ik, B PE en oo al 54 il voorbe d, fommige, artfenij- we} HOU KE 23 9 ER e huid , enz. m Lbr os, prik elingen, op dé hüid ens E: af} Ls ah saal se TAL deze \ voorwerpen ‚ waarvan wij gefprok en haet die: ienen als uitwendige prikkels. Maar er zijn ook inwendige prikkels, dat is zooddtiigen; welker in ‘de deèen Van Tiet Tigehaam zelven zijd”, en dus door de ‘werking der “organifchie kraêhten” Zelwe Voortgebragt zijn.” Hiertoe beliooreri!“dé fappefi” vn’ “pläntêi” efi°dieretr._[P'de bevrüichte! nF van de kiem „“vair het Zaden het" 3° worde” door” “de órganitchie Wer: king eene vloeiftof voortgebragt, waarin ‘bollètjës’ zijn „ wellké ‘door ‘de warmte in bewegings gebragt) wordens: Deze vloeiftofdienttöt: eenen prikkel voor->de vaten „waarin vzij. ftroomt terwijl zij zelve “doorde werkitig -der'watemsin ‘beweging: ‘iss Van “deze prikkeling ‘hangt af de werking dersvoeding ; zonder -welkeigeene splant:sof. dier beftaankarn:” Voor inwendige prikkels moeten ook gehouden worden de zenuwen“y welkesde {pieren en andere organen tot werkingen opwekken , waardoor peep ve eweginger ah ,ONEtAAN., on voo Ca) Ten „opzigke «van» „deze „prikkels, moeten wij nog dit opmerken „hete Ä welk C 25 ) wélk vooral. voór-bfize volgende belchotwing: gewigtig is-……v ouse vo _Wöor-zöó Herre been prikkel de:krachttot werking vopwekt 5 isshij eene “wibwörkendesvolbrengende “oorzaak (causa: êfficiens)'vvan „déze opwekking © maar Wij is geëne vitwêrkendevvolbrengende-dorzaak, van dié werkingen , welke nûsven doors die!opwekking gefchieden: Hiertoe kan hij flechts-befchouwd worden aanleiditg- gegeven te hebbens of dagpa de voorwaarde te, zijn „(causa adjutrix, remota , goadiode. Ik zie eenen dooden, vogel op den grond liggen. Ik ABB Ben “Wet den ftok voort. Deze (toot is dus de uitwerkende oorzaak van de beweging watt den. vógelz «én het-zou hier dus vréemd vzijn;te zeggen : ile heb \aatleiding ‘tov'die- beweging gegeveri, of de: {loot is, een prikkel geweest: voor den vogel; om « zich: « te bewegen. Maar. ftellen. wij: dat diervogel tewérdig: én gezond. was; en/alle bewegingen -kon. volbtengen welke aan zijne foort eigen zijn. Hij zal „dadelijk bij, den {toot,:opvlies ger.oe Hief is--dûs «miet de’{toot «de uitwerkendeoorzaak van. het: vlie- _ gen geweest „ maar. heeft: daartoe flechts-aanleiding- gegeven, óf zis. éen prikkel geweest „ waardoor de kaat van den vogel in vite „ger brug werden,» or Ù SR Bt GASAnrs 0, Sd amd »Zóö tis "de “däntrekking der- zon ‘eene uitwerkênde hed van. mede be- weging der aarde „omde. zon; maar de“wafmte en ‘het licht ‚hetwelk de’ ton “tan de aarde” geeft, - is- de opwekkende oorzâak vof de ‚prikkel Vân de werkingen der: organifche. krachten’ op de oppervlakte der aarde, Het is vooral noodig , deze twee begrippen wel van elkander te on- derfcheiden. Dezelve worden veelal zoodanig onder elkander gemengd et“ \verwisfeld- ; “dat zijs“zelfs-im de taal-niet behoorlijk onderfcheiden wórden, > Veelvuldige verkeerde redeneringen zijd hierdoor. in- de: natuur- Kumide ‘en: wijslsdgeerte , « in” het “bijzonder “bij de befchouwingván de Wederkeerige werking van -zielven ligchaäm- voortgekomen. « Het. verhandelde. oordeel ik. toereikend te zijn. ter-ontwikkeling vän K 2 hert C 26 ) het begrip van prikkelen prikkelbaarheid „en. ten bewijze. dat hetzelve wezenlijkheid heeft in de phyfiologie', datis, bij de werking. der orga- nifche krachten. … Laat „ons thans zien, of aan: hetzelve ook deze we- zenlijkheid ‘kan »toegefchreven- worden: «bij. de. werking der zielskrachten , en‘ in. het-algemeen bij de. wederkeerige werking van zielen, veh en hoedanig wij deze laatfte werking moeten befchouwen.… ‚IL OpweKKING DER 'ZIELSKRACHTEN. Weperkerkioë WERRING À DER, ZIEL EN_ DES LIGCHAAMS. Er is een wezenlijk werfchil (uafchee de werkingen; der ziel en, des ligchaams „en: dus tusschen de-zielss en ligchaamskrachten. Werkingen € dal der ligohamkèn brengen iets voort in iets anders. „Een ligchaam ftoot - een ander ligchaam, trekt hetzelve aan de ftofdeelen trekken elkander aan 3 dev zon “trekt de aarde en andere ligchamen aan. … Het zoutlost zich’ zelven” niet-op ‚maar wordt door het water opgelost. De magneet trekt zich zelven niet aan ‚maar een ander. magneet, ijzer , enz.» wordt door denzelven aangetrokkens — Daarom geldt ook in de Natuurkunde de wet: Elk ligchaam blijft onveranderd ìn deszelfs toefband van «rust en van beweging ; indien niet eene oorzaak , (werfchillende van het ligchaam zelve) dien toefland verandert. De wederkeerige. werkwoor- den „welke wij-hier-plegen te-gebruiken , moeten dus in de pasfive be- teekenis” genomen worden, Wanneer wij zeggen: „ het. hout zet zich » uit, buigt zich,” beteekent zulks: het hout wordt door iets uitge- - zeten gebogen. Hester Dit heeft: niet minder plaats bil de organische ligchamen en sanke gen. De zenuwen en fappen brengen in de fpieren , en andere organen, werkingen voort. Er is eene wederkeerige werking tusfchen,de herfenen en de zenuwen , tusfchen de fappen, en de vaten waarin. zij befloten zijn. Het eene orgaan werkt op het andere , het eene deel van het or- gaan GC Ak) gaan werkt op een ander. deel van hetzelve. Geene zenuw, geene fpier, geen. orgaan „geen ligchaam brengt: eenige werking op zich zelven voort, maar altiijd-‚op iets anders, dat is „bij alle ligshamelijke s-hetzij in- wendise of uitwendige » werkingen is de kracht tranfitif. Dezen regel zalmen zonder uitzondering vinden „ indien mende: onmiddellijke werking „ waarvan, wij, hier alleen, fpreken , van de-middellijke behoorlijk onderfcheidt, … A brengt eene. werking voort op‚-B, ven hierdoor: onitftaat dat Bop. A werkt. „Indien men hier-zegt, dat. A op zich zelven werkt, verftaat menhierdoor ten minfte eene::middellijke, werking. …—_…” ‚- Geheel. anders is de werking der ziel, welke niet-;behoeft-tranfitif te zijn, dat is „ tot iets anders over te gaan ‚ maarsin zichzelve, als het‚warey'kan befloten blijven. ‚ Het waarnemingvermogen opzich zelven -brengt-geene, werking op- of in iets voort.: Ik zie-deze tafel „ik hoor mijne ftem „ik gevoel door het. betasten van een ligchaam „dat deszelfs oppervlakte harden glad.is, Door-dit zien, hooren en gevoelen „breng ik geene verandering, voort. in-de tafel, in. de ftem , in de oppervlakte van het ligchaam. Zoo is het gelegen met alle vermogens der ziel, met de vere beeldingkracht „het „geheugen, het denkvermogen , het gevoel van het aan- gename en «onaangename „ het begeeren en-willen. Wij-ftellen’ ons eenen bekenden voor „ {preken over deszelfs gelaatstrekken „ denken over het ka- rakter en de handelingen ‚van iemand: door dit alles, brengen-wij niet de minfte werking in iets buiten ons voort. Ik kan een onaangenaam ge- voel hebben „kan iets. begeeren en willen, een voornemen: opvatten zonder dat ik het-doorviets-openbaar „dat is; zonder dat ik op iets werk. Dit zoo» gewigtig verfchil tusfchen -ligchamelijke- en zielskrachten , toont reeds overtuigend-aan „dat ligchaam of ftof en ziel geheel on- gelijkfoortige zelfftandigheden zijn: want ongelijkfoortige zelfftandighe- den zijn zoodanige, welke ongelijkfoortige werkingen vertoonen. Beide „ ftof en ziel, toonen haar beftaan door werkingen , maar deze werkingen AR “zijn C 78 Dy zijn: geheel ongelijkfoortig), -dus“tmöeter zij) zelve ook Deze werkingen ‘der -zielskrachten kunnen”zeker ‘oole traniif war den zoó > äls/oplaats” heeft „… wänmeer zij “bij ‘hét ligchaam’ werkingen voortbrengen”! Deze werking der zielop-'het tigchaam -ié. incüisfchën- van eerlen”geheëlsanderen dard:,, dat die: werking det’ ziel „welke in zich Zelge befloten blijft, en welke’ de grömdflag vari althare overige werkingen ‘is; \sDoor mijm fpreken geef ik dan” Ul “te-ketmien „ hetgeen’ ik denk", maar dit: fpreken:, “hetgeen voortkomt “uit eene-werking «der. ziel óp «het ig: chaam; isgeheel iets anders dän de werking def. ziel zelve „-welkê wij het»-denken: noemen. / In “den droómì denken ‘wij ook’; en” meerien “óók: zelfs ;-dat= wij fpreken j maar zelden fpreken wij ‘in “den “droomt! Het meeste, van hetgeen wij denken ‘gefchiedt zonder: fpreken, > ‘Devpijniy welke: ile! vgevoel®,. is -gehéel” iets anders daf" de beweging: der” fpieren , waardoor de (gelaatstrekken veranderd worden, en waardoor- aan anderen kenbaar! wordt, datvik pijn heb,’ Mer kan wel in het gelaat van ieinand zien; dat hij! diep ‘over iets! denkt 3 maar ‘het ‘denken zelf, ‘de gedachten en overwegingen vernemêù wij- niet „ enwij weten dus niët , indien hij ons hetzelve (miet -door ‘teekenen tekennén geeft ,- wat» hij’ bepaaldelijk denkt. Daaroms-zegtsrmen: ook®! gedachten zijn tolvrij „en het zou ‘otigetijmd zijn; indien “eene oregering. verkondigde; dat” zij” aam ‘elkenivonderdaan vrijheid,gaf.y óver hare maatregelen. te denken ; zoo als-hij wilde „ nis hijshétzelwésdoor geëne’ teekenén „ woorden of handêlingen: openbaârde. Decohgerijmdheid vis hierin gelégen , “ómdat niemand tij van deze vrije heid, beroöven kan’, en niemand ook wetën ‘kan , in hoeverre ik van de- ze! vrijheid. gebruik maak „dewijl pag denken ea rarifieivé wêr- king: is; Al C 2 ) Al ishet dâtvelke „werking der: Ziel’, “zoo alshet. waarnemer 3'voore ftellen „ denken, gevoelen, begeeren „ willetr, miet »zekere” bewegingen des. ligchaams-;gepaard gaat , blijft dir“ desniettemin waar z»-dat-alle ziels- werkingen”op sziëh “zelve intranfitif “zijn „en'‘“dus met de gek fpieren 9 zeuwen ,’herfenen geheel“ongelijkfoortig zijn, vol svod « erDóch lat sons” de esra ziel op: het’ rigid: nader befchouwens; veil 155 «ter aan jbiub: error oalièur-biadreuwsddas 291 “oKunnen wij ftellig valve sik „der ziel” de herfnen en zenuwen in beweging brengt,” dat is’, dat zij wan dezerbeweging of verandering nietde 'medewerkende” (caufa-adjutrix) „ maarv'de‘bewerkende -oorzaak (caufa efficiëns)” “zij; even zoo als bij voorbeeld de druk: der lucht de er gern gk angan ás — van” “het voprijzen “van v-het”- water … inde pompPsbout oorenb azimmv ‚nova ns maadag il te9e dais: „av basdmv ‚ „Het vaal oioefetijk zijn ven veene ftelling ‘te-verdedigen. - sies heeft: ook reeds, van de! vroëgfte: tijden: der wijsbegeerte af -3op 'de-'Wwee _ derkeerige werking ‘van’ ziel en ‘figeliaam tegenbedenkingen gemaakt; en verklaard „> dat het-ónbegrijpelijk sis, hoe! dezêlvetusfchen zoodanige ongelijkfoortige wezens, als de ziel en het ligchaanr; het pregeerndd enshet:4toffelijke zijn) kan plaatsshebbdms vol nooot on voonmeW . Doorsverfchillende-hypothefen. ‘heeft!‘:men »deze- zwarighêid:e getracht weg”te nemen, en de zaak als begrijpelijk voor te ftellen. Doch er zijn ook vele wijsgeeren geweest, welke het geheele begrip van weder- keerige “werking verwierpen’; err “hrètzelve onder” die’ fchijaweorttegen priadtett „rdâd welké alle” wezënlij Khetd d”ontbreëkt.” “LEiBNiTZ ftelt’, dat EM enlij MIND EF UIR EHOYR DJ LIOH MH ziel, en, Îigchaam „van, elkander, geheel, onafhankelijk „zijn „ dat. het „dus -gê- heel, verkeerd is;; »aan te \memên'yralsof„de-eene op: de andere zou’ were kéns» niét meerde Befchikte hûrnionie"plasts” heeft ; waar- er, 0 Bepaald “op ‘känder volken ‘ziels- ‘èn ligchaams- At Panos b EEN gr03 wb Ta swa sh noinw supilgns voy sildnissid Hiaoutd? «wer: C 80 }) werkingen „ont{taan „ hetwelk, den fchijn. tombes» ‚alsof de, eene „oor- zaak; van. de-andere zij, (e)ivn _ nosooer zal „Het Zdealismus en het Marerialismus lekken: mad van /GoRGIas door, ‚Het eerfte vernielt de ligchaams- „ het andere de-zielswerkingen,, en beide maken dus die wederkeerige werking tot een’ blooten,fchijn zonder wezenlijkheid.: Eik van deze drie. hypothefen.is {trijdig.met de getuigenis der zelf bewustheid , welke ons duidelijk aanwijst , dat ligchaam en’ ziel beftaan-; dat ligchamelijke en. zielswerkingen, geheel verfcheiden zijn ;-doch in denaauwfte betrekking stot, clkander ftaan en van elkander afhangen; en aan-deze getuigenishouden-wij ons „en voor het overige „gaarne. belijden- de, datgene niet te weten, wat.wij niet weten. „ bekennen wij ons onver= mogen ‚ om eene eenigzins naauwkeurige en‚ voldoende. verklaring van dit verband van ziel en ligchaam te geven , vermits daartoe zoodanig;eene kennis vari „de natuur dezer,-twee. zelfltandigheden vereischt - wotdt , welke ‚de mensch verre. af is Te) , 9 «Gelijk dus een” bepaalde mnrindeignind de organifche krachten tot werking opwekt, en deze door hare werkingen een levendig dier (het kuiken) „ althans «een -orgânisch dierlijk ligchaam „voortbrengen „ zoo worden okv-de. organifche ‘krachten van het ligchaam door de ziels- krachten opgewekt , om zekere ligchâmelijke weranderingen en bewegin- gen voort té brengen. Ammers kunnen de meest ongelijkfoortige krach- ten elkander tot werking opwekken, Wanneer ons dus. een LEIBNITZ , een materialist of idealist tegenwerpt : Hoe kan de ziel, welke gij toch ftelt , dat geheel ongelijkfoortig is met chet-ligchaam „op ‘het ligchaam werken 2 kunnen wij daarop wederkeerig de wragen voorftellen: Hoe kan ‚de warmte , welke toch geheel ongelijkfoortig is met de organifiche ‘krachten „-deze'- krachten opwekken? Hoe kan de vochtige aarde de „organifche krachten in den-eikel opwekken, zoodat hierdoor een hooge eikenboom in. den Joop des «tijds ontftaat 2? Waarom zou. men dus niét éen « foortgelijk verband wisfchen de zielskrachten- en de pen gand hennie krachten. kunnen ftellen ?. “„Indien-“deze voorftelling “van. wederkeerige. werking der krachten ge- grond is,dan. kunnen wij hier,/als het ware, eene “voortgaande reeks “van “prikkels aannemen. De zielskrachten- werken als prikkels “meer onmiddellijk welligt op. de. herfenen, de werkingen der herfenen als prikkels ‘óp de „zeriuwen, de werkingen der zenuwen als prikkels op de fpieren, em „zoo. ont{laan de bewegingen des ONEENS welke wij als „voortgebragt-door de ziel befchouwen. De (83°) De werking der. zielskrachten op de ligchamelijke organifche krach» ten, en welke wij de werking van de ziel op het ligchaam noemen, kunnen wij, ingevolge de getuigenis der zelf bewustheid, tweevoudig tellen. Vooreerst kan. die „werking uitgaan. van die kracht der: ziel, welke wij der;wil noemen ; en zoodanige werkingen noemen wij welle- keurige werkingen en bewegingen. Antusfchen kan de wilskracht plaats hebben zonder. die beweging. Wij. kunnen, geenszins elke. beweging volbrengen „welke wij willen „noch, op die wijze „ met die fnelheid, fterkte en in, die rigtingen, welke ‚wij. begeeren; — hier is de wil hoogst beperkt „ een. bewijs, dat deze zielskrachten hier ‚niet anders dan als prikkels werken „ en alle abdis door de. ligchamelijke krachten gefchiedt.. Maar de „werkingen beweging zu ee kan zonder onzen wil, ja tegen onzen wil gefchieden „en dan wordt dezelve, onwillekeurig ge- noemd ; welke onwillekeurige werking intusfchen ook door de, werkin« gen der zielskrachten, als prikkels kan voortgebragt zijn, In dit.geval, en „indien, die werking. zigtbaar of hoorbaar is, kan zij ons-den toe- ftand , de „handelingen en aandoeningen der, ziel van iemand. aanwijzen, Wil „men, niet „dat zoodanig iets aangewezen worde „dan tracht, men die, onwillekeurige „bewegingen te onderdrukken, „vooral door het. ver- mogen „ „hetwelk men, heeft „om, willekeurige bewegingen voorttebrens gen. Heeft die: onderdrukking. niet. plaats „dan ontftaat ‚ hetgeen wij zeggen 3 het Jigchaam, iseen fpicgel,.der, ziel „ dat is, de beweging en verandering des ligchaams, voortgebragt door de werkingen der ziel, als prikkels ter opwekking der zenuwkracht , zijn overeenkomflig met. dievopwekkende werkingen,” Hoogst merkwaardig is het „dat elk onzer meer of miri Weet waarin ‘deze’ oyëréenkomst betaat ; of waarin Zich _ dezelpe ‘optnbaart. Wannéer de’ zielskrachten als prikkéls fterk öp-het ligchaam ‘werken; ‘kan mer op, het gelaat … in ‚de houding en, werking L 2 van KMD. van het ligchaam zien, en door de natuurlijke klanken vernemen , het- geen er, in het algemeen genomen, in de ziel omgaat. Hoe zou ook anders het ligchaam een fpiegel der ziel voor ons kunnen wezen , indien ons deze overeenkomst geheel onbekend was? (f°) 8 Doch ik fte] niet alleen , dat de zielswerkingen een prikkel zijn voor de ligchamelijke krachten , maar ook even zoo , dat de ligchamelijke wer- kingen een prikkel zijn voor de zielskrachten, De zenuw gevoelt niet, de herfenen denken en begeeren niet, maar de werkingen der herfenen en zenuwen , kunnen het ken-, gevoel- en begeervermogen opwekken. In deze prikkels , welke de ligchamelijke organifche werkingen aan de ziels- krachten geven, beftaat die werking, welke wij noemen: de werking van het ligchaam op de ziel. Hierbij fchijnt het gevoelvermogen meer onmiddellijk door de ligchamelijke werking opgewekt te worden , terwijl de werking van dit gevoelvermogen , het waarneming- en begeervermo- gen opwekt. Door een voorbeeld zal het gezegde opheldering ontvangen. Ik zie een voorwerp voor mij op de tafel liggen. Dit voorwerp kaatst het daglicht terug , hetwelk 1m de oogen gaat, en door de vliezen en voch- ten van het oog gebroken , op het netvlies valt’, en dus op de ge- zigtszenuw eenen indruk maakt. Dit is dus een prikkel van het licht, waardoor de zenuwkracht wordt opgewekt. (g) Tot dus verre is alles flechts eene ligchamelijke werking. Maar de ligcha- melijke werking der thans opgewekte zenuwkracht, werkt als prik- kel „(f) Uitvoeriger heb ìk hierover gefproken in mijne verhandeling „ de menfchelijke kennis, eene teekenskunde, geplaatst in het tijdfchrift, de Fakkel, 1835 (2) Dat er beelden van de zigtbare voorwerpen overgaan, welk gevoelen van DE- MocRITUS, ook thans wederom verdedigers vindt, zal toch wel onder de fabelen en natuurkundige droomen moeten geplaatst worden, È CH) kel op die zielskracht , welke wij Aet gevoelvermogen noemen. Jk voel den indruk op het oog , vooral wanneer dezelve onaangenaam is, z00 als, indien het voorwerp te fterk verlicht is. Maar deze zielskracht , het gevoelvermogen , wekt ook die kracht op, welke wij het waarnee mingvermogen noemen. Jk neem waar het voorwerp, dat is, ik word mij bewust, dat het voorwerp beftaat , hier in mijne tegenwoordigheid is , zekeren vorm en grootte heeft, Zoo is het met al de zintuigelijke waarnemingen gelegen. Er is een ligchamelijke, niet organifche prikkel; zoo als diegene, wel- ke door het licht op het oog, door de trillende beweging der lucht op het oor, door de fijne uitvloeifels des ligchaams op het reukorgaan, door de zoutachtige deelen op. de tong, en door de tegenftandbieding op. het tastvermogen, wordt voortgebragt. Door dezen prikkel wordt eene organifche kracht, de zenuwkracht , opge- wekt, deze wekt door hare werkingen het gevoelvermogen op, en dit het, waarnemingvermogen , terwijl dan tevens meestal ook de overige zielsvermogens, zoo als de verbeelding , het geheugen , het denk- en begeervermogen ‚ in werking gebragt worden. Ik raak een gloeijend ligchaam aan en brand mij, Door de hitte wordt de zenuwkracht fterk opgewekt, en de hevige werking , hierdoor ont- ftaande „ is een geweldige prikkel voor het gevoelvermogen. Ik gevoel de, fimartelijke pijn , welke men het branden noemt, en welke geheel iets anders is, dan een toeftand of werking der zenuwen. Het gevoelvermogen kan ook opgewekt worden , zonder dat de voors ftelling. en de bewustheid van een voorwerp ontftaat. Wanneer bij de Galvanifche werking, in de rij der geleiders , de een den vinger op de tong van den tweeden, en de tweede op de tong van den derden houdt, en nu de keten gefloten wordt, dan ontwaart de tweede op zijne tong eenen zekeren fmaak , en de derde eene flikkering in het oog. Hier wordt ale (86 ) allêën het ‘gevoelvermogen ‘opgewekt; zonder dat er eene waarrning van eenig voorwerp rag heeft. á ‘Bij ‘den honger is) eené organifche herma vooral vande maag, HN deze werking is geenszins de Aoriger zelf ; maar zij werkt als prikkel op. het gevoelvermogen , waardoor dat gevoel onttaat, het- geen men honger noemt, welke “des te fterker’1s , naarmate de ‘prike keling fterker is, Hoe fterker dit gevoel is , des te meer wordt daar- door hiet begeervermogen om den honger te (tillen, ópgewekt. Daar- om, is honger ce ‘zooveel vermogende “prikkel bij menfchen en’ dieren „ om de’ krachten , zoowel van Het Neri als van de bre in beweging te brengen. ot QA A Hetgeen hier gezegd is li bij elk ligchamelijk gevoel plaats te hebben. “Het ligchaam wordt uitwendig of inwendig aangedaan; de ze- nuwkrachit wordt hierdoor midddllijk ‘of onmiddellijk opgewekt, en hiere door hét ‘gevoelvermogen; netwélk een aangenaam of oraangenaam lig- chamelijk gevoel voortbrengt. Het is ook waarfchijnlijk , dat andere vermogens der ziel, zoo als de verbeeldingkracht , ‘het geheugen , het denkvermogen , het zielegevoel, dat uit voorftellingen ontttaat , door de werking ‘der zenuwkracht opgewekt worden, of opgewekt kunnen’ wor den, Welk eenén invloed de toeftand en werde van het ligchaam op de verbeelding en het geheugen heeft, is bekend. Of intusfchen ‘alte werkingen der ziel door Tigchamelijke werkingen. middellijk of onmîiddel-” lijk zouden opgewekt worden , dit kunnen wij gemend ertoe ae en’ is, “ook niet waarfchijntijk, 28 dien” in het door óns voorgeftelde waarheid is , dan zijn de’ wer- kingen der ‘krachtéh” van’ ziel én ligchaam , de eene een prikkel voor de andere,» ‘en “dat” beftaat hierin voornamelijk het verband van ziel ao asen Vine (18 MIE If Xx en n ligchaam, al f OD #5 KEO AME iS Ji Did: {i Î Í Maar r „li 6 (C 87. Maar. deze anologie gaat nog verder. Gelijk de . zenuwkracht „een prikkel is voor de fpierkracht ‚en in, het algemeen elke organifche kracht eene. andere tot werking kan opwekken, zoo-is het ook met de-ziels- krachten zelve gelegen ; de werking van,de eene wekt de werking van de andere op, gelijk. wij reeds in,de aangehaalde voorbeelden gezien hebben. De vier vermogens der ziel, het waarnemingvermogen, ,waar- toe ik ook de Rede reken, het woorflellingsvermogen „ waartoe ook- het verftand en het geheugen behoort, het gevoels en begeervermogen , zijn in zoodanig eene betrekking tot elkander, -dat‚het eene een prikkel is voor «het andere; hetwelk dan ook de rede is, waarom zij meestal al- len te gelijker tijd werken „ hoewel nu eens de werking van het eene dan wederom de, werking van een ander vermogen fterker en weelvuldiger is. Tot een voorbeeld hiervan kan het volgende dienen, Wij hooren eene verhandeling, vernemen „de. woorden ‚en. verftaan dezelven. Bij de klanken dus, die de verhandelaar. doet hooren, wordt ons waarneminge vermogen opgewekt „maar tevens ook. het geheugen, het denkvermo- gen, en de terugroepende verbeeldingkracht, want anders- zouden wij de klanken niet, kunnen: verftaan , en den redenaar in zijne befchouwing geheel „niet. volgen ‚kunnen. Ook is de fcheppende werbeeldingkracht hierbij „veelvuldig bezig, hoewel bij den eenenmeer dan-bij den ande- ren. Op die wijze zijn dan al die vermogens in werking , welke wij „door het. geflachtswoord „et kenvermogen, aanwijzen. -Maar daarenbo- ven‚hoe ook,de. verhandeling zijn moges altijd is tevens het gevoel. enhet begeervermogen van den tochoorder daarbij werkzaam. Wekt het. onderwerponze.belangftelling op „ wordt hetzelve. goed. voorgedra- gen „ leeren wij: daardoor „iets „hetgeen wij wenfchen te kennen , dan wordt. het gevoelvermogen, opgewekt; wij hooren met genoegen den redenaar , en onze, opmerkzaamheid. toont “aan,dat wij wenfchen te hooren , hetgeen hij verder zal zeggen, Geene belangflelling en op merk- CBE) smerkzaamheid is zonder werking van het gevoel- en begeervermogen. ‘Maar heeft het tegendeel plaats, wekt het onderwerp niet onze belang- flelling’ op; moch ‘hetgeen daarover” gezegd wordt, noch de wijze ;“op vwelke ‘het “voorgedragen” wordt, ‘dan wervelen: wij ons, en geene ”ver- weling ‘is ‘zonder een onaangenaam gevoel, en zonder begeerte; * Wij wenfchen , “dat « de verveling eindige, ende verhandelaar tot- het flot ‘zijner verhandeling kome. Zoo is het gelegen met alle werkzaamheden van den“ menfchelijken geest. Altijd iser eene zamengeftelde werking van bijna al de zielsvermogens, 1491 1 ie Gelijk dus het ligchamelijke leven,’ zoo befltaat ook het zieleleven in “gedurige opwekking van werkingen, door. prikkels voortgebragt , en juist door zoodanig eene reeks van opwekkingen, worden de krachten der menfchen op veelvuldige wijze in beweging gebragt, geoefend en ontwikkeld, Ja , “ook onze zelfbewustheid wordt door ligehamelijke prikkels op «de zintuigen opgewekt ; want de door die prikkels voort- komende witwerdige waarneming kan niet zonder de inwendige , dat is, niet zonder de’zelfbewustheid zijn. Ik zie een voorwerp „hoor eenen klank , betast een ligchaam — ik kan dit niet waarnemen , zon- der dat ik mij ‘bewust ben, dat ik het- ben , die ziet, hoort en be- “tast 5 — dus wordt bij elke uitwendige waarneming de zelfbewustheid opgewekt. 9 »-De woorden „welke wij hooren of lezen, maken eenen. indruk op ons; die de verbeelding” en het denkvermogen’ opwekt, en aan‘onr gevoel ;- aan “onze ‘neigingen en begeerten eene bepaalde rigting geeft. Eene voorftelling wekt ‘eene’ andere op , dië haar vergezelt ; volgens de wetten der ‘gelijktijdigheid en gelijkvormigheid. De fchoone vormen in de natuur ‘en ‘kunst, de harmonie en melodie“der toonen zijn een prikkel voor” de” verbeelding , den kunstzin en het gevoel. - Van hier ook de. gewigtige invloed der voorbeelden en in het algemeen- vat den Tm mensch ana “ct Ha C 89 ) mensch. op den mensch, De maatfchappij, of de omgang met men- fchen, is daarom tot de ontwikkeling der zielskrachten bijzonder dien- ftig , omdat hierin zoo vele prikkels zijn , waardoor de ligchaams- en zielskrachten beftendige opwekking’ ontvangen. Van de boomen, zeide SOCRATES „ kan ik niets leeren „ ik blijf dus te Athene. Van de veelvuldige pfychologifche verfchijnfelen , welke ik hier ter ftaving mijner ftelling aangaande de opwekking der zielskrachten , of althans, ter nadere verklaring van dezelve , zou kunnen aanhalen , kies ik flechts eer. Men weet, welk eenen invloed de organifche werking der teeldeelen op de verbeelding hebben, Men zal toch niet kunnen (tellen, dat zoodanig eene organifche werking beelden in het ligchaam voortbrengt, welke alsdan door de inwendige waarneming voor den geest zouden gebragt worden. Dit zou eene vreemde verklaring zijn , waarvan men zich niet eens eene duidelijke woorftelling kan maken. Eenvoudiger en. overeenftemmende met de analogie is deze verklaring , dat door die organifche werking de verbeeldingskracht tot eene be- paalde werkzaamheid wordt opgewekt. Men veroorlove mij aangaande de wederkeerige werking van ziel en ligchaam nog eene aanmerking. Het ligchaam hangt dus , volgens onze, thans ontwikkelde , voorftel- ling der zaak, van de ziel af , en de ziel van het ligchaam „ voor zoo verre de werking van de eene zelffPandigheid tot een prikkel ver- flrekt voor de werking van de andere. Deze afhankelijkheid is dus niet volkomen, noch onbeperkt. Elke zelfftandigheid heeft als zoo- danig hare eigene bepaling tot werkzaamheid. Gelijk de ziel niet het ligchaam tot alle werking, welke zij wil, of waartoe zij aan- fpoort „ kan opwekken, zoo kan ook het ligchaam de ziel niet tot alle werkingen, waartoe -deszelfs prikkel opleidt, opwekken. In de zelf- ftandigheid zelve kunnen ook tegengeftelde prikkels zijn „en bij dezen M ftrijd CP D ftrijd is de overwinning dáár, waar de grootfte kracht is. Het- dier — zelf volgt niet elken prikkel; de hond. bedwingt zijnen toorn „ hij. ont- houdt zich, van iets te eten , dat voor hem- (taat, offchoon daartoe een fterke prikkel. voorhanden is 5. omdat. hij. voorde firaf_ vreest. Onder de zielskrachten des. menfchen is er-@ene,-welke wij ders wils of de kracht van den wil noemen, welke niét alleen gelijk wij gezien hebben, „door haren prikkel het, ligchaâm: tot veelvuldige bewegingen en handelingen. kan opwekken, maar ook aande. werking „ door ligchame- lijke. prikkels voortgebragt „ meer of min kan--tegenftand: bieden; en het. gevoel, dat door. die prikkels opgewekt. wordt „kan verzwakken. Wij kunnen ons ligchaam harden ‘dat is, wij kunnen maken „ dat ‘de ligehamelijke ‚prikkels minder-op het gevoel werken: Wij kunnen ook het. tegendeel,--doen,„ en „door „onzen wil-den-indruk der prikkels ver- meerderen. Wij- kunnen … het’ oog ‚het - oor - het « betastingvermogen oefenen „om, ook: de. fijnere, zwakkere ligehamelijke indrukken te ges voelen. en. daardoor; de. ligchamen - en: derzelver- hoedanigheden: des :te juister en vollediger waar te nemen. Wij-kunnen ‘onze opmerkzaam: heid, „op iets. vestigen”, „waardoor deszelfs - indruk vermeerderd „ende indruk van andere voorwerpen en voorftellingen verzwakt wordt. « Wij kunnen eindelijk hoe langs-hoe meer-eene-heerfchappij over ons: zelven ver- krijgen ‚dat is„onze wil „geleid door verftand en rede „kan, zich meeren meer van. den ligchamelijkenprikkel:, «en, vande daardoor‘opgewêkte neis gingen en-begeerten onaf harikelijk makens. De-wil-kan de néigingen beftus rens hij, kan-de prikkels-wverzwakken , of geheel onwerkzaam: maken. „Dit is de verftandelijkeven- zedelijke. vrijheid, welke elk ‘onzer moet trachten. te „handhaven en tte volmaken, Het hoogere: moet over het lagere heerfchen , -hierin-sís de beftemming, «de waarde, de veredeling des, menfchen gelegen. Door: de getrouwe vervulling onzer pligten , en door, de. keus van hetgeen onvoorwaardelijk goed: is , toonen’'wij , dat f wij ( 9) wij onze „vrijheid handhaven.- „Het,-Christendom ende echte mis: geerte noemt hem ‚die zulks niet doet „eenen verachtelijken aaf. ‚ Voor velen 5” dies zulks. niet: bij-zich zelven ondervonden -hebben sis het bijna ongeloofelijk „wat. een fterke-‘en ftandvastige, wil vermag;, wanneer dezelve op eene idée sonwrikbaar gerigt:is „dat de geheele ziel vervult, en inhet bijzonder’; wanneer, dezelve door, zedelijke en Gods- dienftige woorftellingen „met „moed en -kracht bezield is, „Hoe zwak vertoonen zich «dan de »ligchamelijke prikkels ,-hoe-onderdanig-zijn alse dan de; door deze prikkels voortgebragte; neigingen-en, begeerten | Niet alleen-dedood-s.eri. vrijwillige. ‘afltand, van: al hetgeen: tot de zinnelijke natuur behoort; maar ook vreesfelijke martelingen „worden alsdan min- geacht en ovêrwonnen; en- men blijft „getrouw vaán- hetgeen. men als waar en-goed erkent. Van de Apostelen: en. dereerlte Christenen wordt ons verhaald „dat zij. blijde „waren „om jezus wille vervolgingen en fmart te „lijden ‚v-en veen’ PAuLUS roept uits, Wie zal ons fcheiden » van de liefde van curistus? „verdrukking of-benaauwdheid;- vere » volging , ‘honger „ naaktheid , gevaar-of fmart. In- dit alles zijn wij „ meer dan overwinnaars door Hem. die-…ons lief gehad heefts Want mik ben verzekerd „> dat noch-dood , noch even „noch engelen „noch „ overheden , noch magten , „noch stegenwoordige ‚noch. toekomende » dingen, noch ‘hoogte 5 noch diepte j-nochveenig ander fchepfel ons » zal kunnen fcheiden van de liefde rn welke is in CnrisTo Jesu; „ onzen Heer.” lo sinsid asc „sdam etshna Ziet daar. de kracht van: ia en onderfteund en, bezield door. Gods- dienftige en--zedelijke beginfelen , vooral door de liefde. - Ziet daar de zedelijke vrijheid gehandhaafd en ‚volmaakt. Op zoodanige voorbeelden moest ‘de blik gevestigd zijn 3 wanneer mêén' hier klaagt: ik wilde wel, maar ik kan niet; de geest is gewillig maar het vleesch is zwak, of liever: De ligchamelijke prikkel is flerk ‚de hooge geestkracht M 2 is C 92 ) ts zwak, en kan daarom geen genoegzamen tegenftand bieden, Even- wel. beftaat toch hierin niet de hoogfte graad van zedelijke volmaking, waartoe de mensch hier op aarde moet trachten te naderen „dat hij in de opvolging van zijnen pligt, fteeds bij zich zelven tegenftand en ftrijd vindt, en hierin overwint, maar dat hij door oefening en overwinning, in het bijzonder door liefde en achting voor al hetgeen goed en edel is, het zoo verre brengt, dat de inwendige ftrijd en tegen{tand meer en meer ophoudt, en het hem tot eene tweede natuur, als het ware, geworden is, zijnen pligt getrouw te volbrengen , en dat hij daarin juist zijn hoogfte levensgenot ftelt en vindt. Dit is de hemel op aarde, voor zoo verre wij denzelven op onzen aardbol kunnen vinden , en dit bedoelt mede het Christendom , wanneer het de liefde als de bron onzer zedelijke handelingen en beginfelen. felt. Dat is toch niet het fchoonfte ideaal van «eenen Staat , waarin de oppermagt fteeds gewel- dige maatregelen moet nemen, om de rust te handhaven en het oproer te beteugelen, maar veeleer die Staat ,„ waarin zoodanig iets geheel niet noodig is, en elk een gewoon is regtvaardige wetten op te volgen en te eerbiedigen, en zulks gaarne doet. Ons befluit is dan het volgende: Het ligchamelijke organifche leven is geheel ongelijkfoortig aan het zieleleven. . Geene overeenkomst vertoont zich in de werking van beide. Bij den mensch zijn dezelve tot een geheel “vereenigd, zoodanig, dat de werking van het eene die van het andere opwekt. Maar hieruit volgt geenszins, dat het zieleleven van het ligchamelijke geheel afhankelijk zou wezen. Er is integendeel eene hoogere zielskracht in ons, welke , ontwikkeld zijnde , aan de ligchae melijke prikkels tegenftand bieden „en dezelve verzwakken kan, welke ook de, met het ligchamelijke leven meer in gemeenfchap ftaande „ la- gere zielsvermogens., “zoo als de verbeeldingskracht „ „de ‘zinnelijke nei- gingen «en het-ligchamelijk gevoel , kan. befturen en ons tot die ver- ftan- C-93 ) ftandelijke en zedelijke vrijheid kan brengen , waarin de hoogere men- fchenwaarde beftaat, Hetgeen hier gezegd is van de ongelijkfoortigheid van het ligchame- lijke en van het zieleleven , en van den graad van onaf hankelijkheid , tot welken het laatfte reeds hier op aarde kan komen „ dient ook „ dunkt mij , in aanmerking genomen te worden bij de vraag: is de ziel onfler- felijk ? kan de ziel beflaan zonder ligchaam? Volgt uit het verdwij- nen van het ligchamelijk leven het verdwijnen van het zieleleven , dat is, moet de werking der zielskrachten ophouden, wanneer die der ligchamelijke krachten ophoudt? Ik zie niet , wat ons noodzaken „zou, zulks te ftellen?- Zieleleven en- ligchamelijk leven zijn immers geheel ongelijkfoortig , en het eerfte kan immers reeds hier in fommige opzigten eenen zekeren graad van onaf hankelijkheid van het laatfte ver- „krijgen. Of kan de hoogere zielskracht niet anders , dan door het lig- _ chaam in werking gebragt worden? Moet een toeftand van het #k of van de ziel, waar de opwekking der zielskrachten door geheel andere prikkels , dan door de tegenwoordige ligchamelijke gefchiedt, als on- mogelijk gefteld worden? Dit zal toch wel niemand op goede gronden kunnen bevestigen. Wij kunnen zelfs verder gaan en vragen : zouden niet ook de grondkrachten der ziel eens kunnen werkzaam zijn , zon- der prikkels door andere krachten te ontvangen? Twee krachten ver- toonen zich als zoodanig in de ligchamelijke natuur , en deze zijn de aantrekkende en afftotende kracht, welke door velen als grondkrachten der ftof befchouwd worden, Kunnen er dus niet ook bij de ziel zoo- danige onafhankelijke krachten zijn. Wij zouden zeker hier. de perken overtreden , welke aan het menfchelijk verftand gefteld zijn , indien wij hieromtrent bepalingen wildên maken, ja wij kunnen ons niet eens voorftellen , wat de ziel zonder het ligchaam is, en hoe zij zonder het ligchaam zou kunnen werken, dewijl ons voorftellingvermogen „ „de M 3 ver- C 94 D verbeeldingkracht ons flechts beelden van het ligchamelijke geeft; — maar wij kunnen toch ook niet ftellen, dat deze werking der ziel’ zon- der ligchamelijke „prikkels onmogelijk -zijs “en dit zouden wij moeten doen „ indien “wij „gelijk rersniTz en anderen ftelden , dat de ziel zon. der het gehan niet zenne, kan „ en altijd met hetzelve vereenigd is. (%) IL, OpwesKiNG. VAN LIGCHAMELIJKE NIET, ORGANISCHB KRACHTEN. Thans - blijft vons-nogvoverig de derde befchouwing races ile zich deze prikkelbaarheid of opwekking der krachten ookin het tiet organisch rijk der ligchamelijke natuur vertoont. Wij. moeten ons in tusfchen hier vuit hóofde van de perken eener redevoering „ flechts tot een voorbeeld bepâlen „hetgeen onze meening daaromtrent kan ophelderen. Men neme eene ‘ftalenftaaf , welke geene magnetifche kracht „of aantrekking tot:het ijzer 3 polariteit „enz. vertoont. Men ftrijke de- zelve. op de bekende wijze met eenen magneet. Thans vertoont-de ftaaf magnetifche aantrekking „en polariteit, en is een magneet geworden. Men dep deze ergen aj in to op verfchillende. wijze, | iten kt Ca) Zoo zegt bij ourbeeld LEIBNITZ Cin de Nouveaur essais, pag. zo) ; En „ Quoi- „‚ que ‘je ‘sois du sentiment des Cartesiens en ce qu’ils discat, que l'ame “pense tou- ss jours; jesne le suis dans Ies deux autres points (en ce qu’ils accordent Ja vie à „‚ tous les animaux, différans de l'homme, sans leur donner une ame „qui connaisse » et qui pense, et qu’ils ne trouvent aucune difficulté de dire, que lame puisse pen- ‚s Ser sans être jointe à un corps). Je crois que les bêtes ont des ames imperissables „set que les ames humaines et toutes les autrés ne sont jamais sans quelque ‘corps* „je tiens même que Dieu seul, comme étant un acte pur, ‘em est centiérement »‚ exempt.””, LerBNiTz had toch niet noodig de onmogelijkheid van cen afzonderlijk beftaan der zicl aan te nemen, daar hij » volgens zijn ftelfel van vooraf bepaalde har. monie , alle wezenlijke gemeenfchap en wederkeerige betrekking tusfchen ziel en lig- chaam wegnam. dad C 95 Dd Men zegt» „de magneet heeft aan de (talen ftaaf magneetkracht mede- „gedeeld, of de kracht van den magneet is tot‚de ftaaf overgegaan” … Dit is een zeer oneigenlijk gezegde. Kracht is-toch geene ftof , noch een wezen, moclv een ligchaam., of onftoffelijk „ gelijk de ziel; zij is bloot eene hoedanigheid van een zelfftandig wezen. Hoe kan dus de- zelve medegedeeld. worden:?. hoe uit het eene. ligchaam in een ander ligchaam’ overgaan ? » Ook zien wij „dat door het ftrijken de kracht. van den magneet niet verminderd is, ener dus. geen overgang plaats heefts; sAndere- nemen eene wloeiftof aan’; welke, den magneet omringt , die door het ftrijken’ in’ eene» zekere beweging gebragt wordt. Hier. zijn, de verklaringen zéer werfchillende „doch bij alle wordt eene hypothetifche ftof ven beweging aangenomen ; terwijl de vraag: hoe komt die {tof in zoodanig eene beweging, die: voldoende is ter. verklaring van, deze ver= fchijnfelen en veranderingen , geheel niet beantwoord wordt. Deze hy- pothefen rmisfen analogie en-waarfchijnlijkheid „ en brengen ons niet verder. Mij denkt des eenvoudigfte , opde analogie fteunende , voorftelling , welke-wij -ons- van deze, werking ‘kunnen, maken., is de navolgende: ‚De magneet toont eene-zekere foort van, werking , welke. wij. magne- tifche aantrekking „ afftoting: -polariteit.„ noemen „ weshalve, wij, aan denzelven -cene--maguetifche kracht, toefchrijven,-dat is, een vermogen, om zoodanige werkingen voort te brengen. „De ftalen, (taaf toonde. die werking» niet „ -waaruit--evenwel niet: volgt, -dat zij, die -magnetifche kracht niet. bezats. Ih het. verfche- ei ‘iss organifche kracht, doch dezelve wordt eerst door eenen zekeren. graad van warmte: opgewekt-of ine werking pons zouden die warmte is er geene: aganilthe, wer- kingpaogmi vab. nantoers sv “Zoo kunnen: wij ook de vanen he ftalen (laaf hekikavend Na- dat zij door den’ magneet: op» eche: bepaalde, wijze geftreken is, vertoont zij ook’ magnetifche! werking. In ‘de: {lalen. ftaaf zelve kunnen de, zin= „Hi tui- C 96 ) tuigen geene verandering befpeuren. Zij heeft geene nieuwe {tof ont- vangen , noch ftof verloren, het gewist, de hardheid is noch vermeer- derd, noch verminderd, de vorm, zamentftelling en andere waarneem- bare hoedanigheden zijn niet veranderd. Hieruit mogen wij „ gelijk het mij toefchijnt, befluiten , dat niet eene nieuwe foort van werking of kracht in de ftalen ftaaf is voortgebragt, maar dat die foort van wer- king, aan ‘het ftaal of ijzer eigen, door den magneet is opgewekt. Wij hebben hier de analogie der organifche krachten, « Het ei verkrijgt door de warmte geene nieuwe ftof: noch de vorm, noch de zwaarte, noch de zamenftelling wordt door de warmte veranderd , maar zij wekt de organifche krachten op, welke aan het ei eigen zijn. Zoo wekt ook de beweging van den magneet de magnetifche kracht op, welke reeds te voren aan de ftalen ftaaf eigen was — dat is, zi brengt de- zelve in werking. Hetgeen ik hier van de opwekking der reeds woorhanden zijnde magnetifche kracht tot werkzaamheid gezegd heb, kunnen wij in het algemeen, naar mijn oordeel, op al de werkingen der zoogenoem- de imponderabilia, — dat is, op de werkingen van het. licht, de warmte, van de zoogenoemde magnetifche, electrifche en gal- vanifche vloeiftof toepasfen, Proeven , waarnemingen en _ontdeke kingen, in nieuwere tijden gedaan, hebben het naauw verband, het- welk tusfchen deze imponderabilia plaats heeft, aangewezen; doch waarin -beftaat hetzelve? Volgens mijn oordeel hierin: dat het eene een prikkel is voor het andere, dat is, datde werking van de eene kracht de andere kracht tot werking opwekt, Dit wordt ook beves- tigd door het naauwe verband, waarin deze krachten der impondera- bilia tot de organifche ‘krachten (taan , zoodat zij elkander wederzijds tot werking opwekken. De electriciteit werkt als ‘prikkel voor de or- nttand zoowel als magnetifche werkingen , maar, kan dezelve ook ver- nie. C 92 ) nietigen. „Het is hierbij ook merkwaardig „dat dezelfde prikkels, wel- ke, vorganifche „werkingen--opwekken „er vernietigen’ kúnnen , ook bij de imponderabilì zulk eene: gewigtige rol fpelen ‚zoo als water en lucht: seKunhen „wij te regt ftellen:, dat deewerkingen vanalle zoogenoemde imponderabilia „… werkingen” zijn” vat’ cefie en’-dezelfde zelfftandighieid , „zoo als. van den: aether , dan “kunnen wij aan “deze zelfftandigheid’ ver- dehillende--foorten - van! kfachten ‘toefchrijven’, welkezoodanig’ zijn, dat de „werking van deveene die wan de -aridere hage „ even Z00 als dit bij, de-zielskrachten- plaatsheeft. 0 Indien’ de hier» door “ons voorgedragere « hurdeke op” vivgatheft nt menin vmiaken:, dan: is’ dezelve , naar “mijn oórdeel , voor de natuur- kundige wetenfchappen en de zielkunde niet onbelangrijk. Of de gron- deny daarvoor” aangehaald , “welke ik overigens” hier miet volledig heb dunnen ontwikkelen, van ‘eenige kracht zijn, laat ik gaarne aan “Uw verlicht ‘oordeel over. Dit ten minfte meeri ik te’“mógen beflúiten , dat wanneer’ het begrip van ‘prikkelbaarheid, of opwekking der krachten in de-Phyfiologie'y “dat “is „bij de befchouwing der werking van de ‘orgà- nifche ligchamelijke krachten;* wezenlijkheid heeft, hetzelve dan ook tot de' zielswerkingen en ‘tot “die“der“imponderabilia kan uitgelfrekt wor- den, dewijl dezelfde gronden ;’ welke óns het rat da arki in Je rises op te nemen „ook “hier gelden,” => , „Om des te juister “te-kunnen beoordeelen, lof’ aan dit barda dan niét” wezenlijkheid mag werkge 5 ed ons hetzélve tot de meest eenvoudige voorftelling brengen,” A a dee is Kracht “noemen wij, gelijk wij gezien’ hebben”, de hoedanigheid van eene zelfftandigheid „hierin ‘betaande "dat deze zelfftandigheid eene ze- ‘kere foort“ van” werking kan bobitlsferhied; welke” niët’ uit eëne ‘an- ‘dere «kan ‘afgeleid worden. > Geene’ kracht kan’ dus’ eerie andere foort van. „werking, voortbrengen „dan“ diegéne; “welke aan “haar” eigen is. N Dus C 98 ) „ Dus kan ook geene ‘kracht - ‚de, werking van eene andere: EEE Intusfchen, kan, er toch. zoodanig eene. betrekking zijn tusfchen twee verfchillende krachten, dat de werking-van de eene de andere kracht tot werking brengt „ zonder. dat de eene kan gezegd worden de werking van de andere ‚te „volbrengen. Dit in, ‚ werkingbrengen van ‘eene kracht hebben. wij „opwekking derzelve genoemd, en het: vermogen, om -daar- toe opgewekt te worden, prikkelbaarheid, Wij hebben gemeend uit de waarnemingen „welke ons leeren, dat onder zekere -omftandigheden eene ftandvastige opvolging van ongelijkfoortige. werkingen. plaats heeft, te mogen „befluiten , „dat, zoodanige opwekking in shet geheele rijk-der: na- tuur, in het zieleleven zoowel als. in het verir leven; plaats heeft. Kra diäd sit iS af #5 ribut (ts „Soms kunnen wijs van ai dereki eene meer of minder waar- fchijnlijke verklaring geven „-zoo, bij voorbeeld, wanneer door de wers king eener kracht, een „hinderpaal voor. dewerking van eene andere kracht wordt, weggenomen, Doch. in de meeste, gevallen ‘fchijnt. het boven de, kracht des. menfchen tegaan , om deze- op vekklng, en prik. kelbaarheid, „eenigzins; voldoende te, verklaren, > soe Immers „wat heet „eene werking in de natuur. vafidonen 2 inden wij „die verklaringen „welke „te “regt voldoende kunnen, genoemd wor- den, met elkander vergelijken ,-dan zullen wij-vinden:, dat -dezelve dit met ‚elkander „gemeen, hebben „dat zij aanwijzen, dat de te verklaren werking, tot eene zekere foort van, werking behoort , en daaruit afgeleid wordt. Zoo verklaar ik, bij voorbeeld, het oprijzen van het water: in de pomp, waarvan de. zuiger opwaarts getrokken ‚wordt „ „door-dië al- gemeene foort van, werking, welke wij de zwaarte der lucht noemen. Uit hoofde van, deze zwaarte drukt de lucht op het water vrondom;de pomp , ‚en hierdoor rijst het water in de pomp „op hetwelk die druk niet, plaats heeft, Ik verklaar, dezen ‚druk „of de zwaarte derlucht í wan= C-99 ) wanneer. ik, aanwijs „ dat zij een gevolg is van de aantrekking van al hare deelen :door de aarde, en deze, aantrekking, der vaarde. zelve „door te doen „zien, dat dezelve gegrond is in de algemeene aantrekking der ftof. Zoo verklaar ik :de. trilling „der-luchtdeelen „welker werking, op de gehoorzenuw de waarneming van een geluid opwekt, door de uit- zetting en ‘inkrimping van die deelen ;-welke werking: wij aan de veer- kracht der lucht toefchrijven, 0 nadi omimaÛ ss s ‚Dus beftaat de verklaring eener werking, in» de aanwijzing; dat dezelve tot “eene zekere foort van werking « behoort , waarvan … men iets nader kent „zoo, als de wijze „op welke „ende wetten; vol gens “welke zij gefchiedt. Kunnen wij zulks niet doen „dan houdt alle verklaring op, en wij noemen. die foort ‚van werking „ welke „wij niet verder … verklaren “kunnen „eene. oor/pronkelijke werking, enaan, eene zelfftandigheid „ welke dezelve toont, fchrijven- wij. eene kracht ‚toe tot die. werking ‚welke „wij dan, als eene erpen gke gong derzelve befchouwen. aittaft Oorfpronkelijke werkingen, Perik en euh kunnen wij dus-niet verklaren. Wij kunnen alleen:aanwijzen., waarin dezelve: be= ftaan ‚hoe, zij van elkander verfchillen „en volgens welke wettem.de= zelve plaats hebben. Wij kunnen de aantrekkingkracht , de veerkracht; de -zelfbewustheid „ het ‚waarnemingvermogen „de: verbeelding „ ‘het verftand,, niet verklaren. Wij kunnen. alleen zeggen ‚dat: ons de „waar nemingen , zoodanige. oorfpronkelijke. werkingen en-hoedanigheden. doen kennen, maar waarom, dezelve zijn, waarin. dezelve gegrond zijn, uit welk. beginfel. zij voortkomen, hierop, kunnen wij geenzins voldoende antwoorden. Dit weet alleen degroote bouwmeester „die niet alleen het gebouw. vervaardigde „maar ook. de ftof , waaruit. hetzelververväar- digd is, in aanwezen, riep , en:-haar deze: oorfpronkelijke‘hoedanighe- den „of het vermogen. tot zooplanige oorfpronkelijke „werkingen mede- deelde. N a Ge. C too ) ‚ Gefteld; “dat “ik al de oorfpronkélijke! werkingen’; hoêdanigheden "en ‘krachten ‘der ftoffen en° ligchamien’ volkömen kende , zoodat ik daaruit alle “werkingen „ veranderingen en verfchijningen , inde zigtbare wereld voorkomende „ kón- afleiden , tot welke’ ‘kennis’ voorzeker een- geheel ander wezen vereischt wordt „datt de’ mensch is , dan” zou ik toch dit alles door middel van’ waarnemingen moeten gevonden’ hebben,en deze waarnemingen kunnen ons toch geen’ antwoord geven’ op ‘de vraag: waarom is ef’ eene zelfltandigheid, welke juist deze, en geene andere hoedanigheden, krachten en werkingen vertoont? Ook kán ik uit geene wetten. van mijn kenVermogen éen eenigzins voldoend anit= woord op “deze vraag vinden. Verftandig is hier het antwoord :vék weet het niet ;. Hij weet zulks; die aan de ftof’ het beltaan gegeven heeft. Ik kan “wel zeggen * dé “grond isin het abfolute- wezen geles gen, “maar het zou eem belagchelijk kinderfpel wezen; om uit de voor: ftelling wan’ een abfolut wezen” ’(voor zoo verre de“mensch' deze” voor= flelling kan hebben), de lof à priori te doen voortkomen , of’ gelijk men zulks ook wel“ eens noemt; ze' confsruêren. “ Tot zoodanig eene conftructie, wordt” dan voorzeker een niet’ gering getal van: fictien en hypothefen vereischt „ welke de uitvinder én gebruiker meestal zelf niet verftaat. adorini ik 6” sornk EW istteaterlè svlos „Zoo is het ook gelegen met het antwoord op de vraag’: waarom îs erveene verfcheidenheid der flof? of liever: waarom is er eene vers fcheidenheid- der”oorfpronkelijke krachten , hoedanigheden of wérkingen van die zamenftellingen van ftof’; welke wij Jigchamen noèmen, « Ik kan zeggen en uit de waarnemingen aanwijzen , dat dat ligchaam , hetgeen ik “Wucht noem „ eenen” zekeren graad van veerkracht en vloeibaarheid heeft’, maar op de vraag: waarom is er zoodanig ‘een ligclhiaam ? kan ik niet antwoorden, “of indien ík hierop antwoord: dit ontflaat door de werking der warmte, vraagt men verder: waarom is er warmte? Nooit C zor 5) Nooit vertoont zich de wijsgeer en natuurkundige in een- meer. be= lagchelijk licht, dan. wanneer hij tracht -de geheele Natuur 2 priori. te conftrueren „en „meent; zulks met een gelukkig gevolg te doen of ge- daan te hebben, « Kunnen wij Aomwnculi in de verklaring. der eenvou- digfte en meest bekende werkingen der natuur het ooit verder brengen, dan, dat wij door hulp der „waarneming, en dus à posteriori ‚ aan- wijzen, waarin die werkingen. beftaan , volgens. welke wetten zij ge- fchieden ‚tot. welke: foort. zij béhooren, en wat uit dezelve volgt? Kunnen « wij met vrucht de Wiskunde op de Natuurkunde toepasfen , zonder * waarnemingen „ «en befluiten uit waarnemingen ten grondflag te leggen? Wat is de geheele theoretifche en praktifche Wijsbegeerte. zon- der-den „grondflag: der- waarnemingen ? Laat ons de eenvoudigfte en meest bekende werkingen der Natuur tot een voorbeeld kiezen, zr „Elkeen: begrijpt, of meent te begrijpen die beweging, welke door voortfchuiving gefchiedt, «waarbij het. voort{chuivende ligchâam met het voortgefchovene in aanraking blijft, „alsmede die beweging, welke door den ftoot gefchiedt „waarbij het ftootende en het voortgeftoten ligchaam flechts een oogenblik - in aanraking. zijn, zoo als ook, indien er eene reeks is «van “elkander … voortfchuiwende of. voortftootende ligchamen , waarin het eerfte. op het laatfte zonder aanraking, doch middelljk, werkt, dat is, door middel der. tusfchen beide gelegene ligchamen, Maar vraagt men, hoe een ligchaam in eene ruimte kan indringen, eene ruimte kan. verlaten ‚ of aan eenander ligchaam dezelve kan doen ver- laten ‚ met één woord, hoe hetzelve beweegbaar is, en aan een ander ligchaam « beweging kan mededeelen, dan kunnen wij hierop geen ant- woord geven. Wij moeten ons vergenoegen „dat wij zeggen: de waarneming leert ons deze beweging en werking, dus is dezelve moge- lijk, er moet dus een toereikende grond voor dezelve zijn , maar welke deze toereikende grond zij, dit is ons onbekend. N 3 noi De C roe j ‚De° beweging “door: voortfchuiving-of door deni ftoot:; fchijnt „gelijk gezegd is s- elkeen te-begrijpen , en dus meenen fommige Natuurkundi+ gen, dat alles klaar en/duidelijk-zij-; zoodra men kan aanwijzen; dat eené beweging hierdoor ontftaan is, maar dat zonder zoodanig eenê afleiding de verklaring de’ vereischte. klaärheid- en duidelijkheid mist, Maar- hoe ‘nu de. even -zoo ‘eenvoudige «en ook ‘bekende werking „rde werking op eenen afltand zonder ftoot of voortfchuiving ? «De magneet trekt het ijzer aan op eenen afftand, en in deze-werking heeft geené verandering plaats , hetzij dat:gij ligchamen , die geen. ijzer of magneten zijn , of daarop geenen invloed “hebben „ tusfchen-beïde al »dan”’ niet plaatst? Zoodanige werkingen opeenen afltand zijn veelvuldig. + 79» >’ Volgens het gevoelen van deze wijsgeeren ven natuurkundigen moeten __dus ‘deze werkingen door aanraking. verklaard worden. Locke zegt'en ‘ reiBNITz ftemt zulks toe: „ De ligchamen werken op elkander flechts „ door den ftoot, ten minfte voor zoo verre wij zulks begrijpen kunnen, »„ want het is onmögelijk , dar de ligchamen op iets kunnen wetkens » dat zij niet aanraken , want dit.is zoo: veel als zich te ahaaa „dat het ligchaam dáár kan werken „ waar: hetzelve niet is.” (£) » Om” dus’ de aantrekking op “eenen” afftand te begrijpen „heeft men hypothetifche ftof en beweging noodig’, welke men tusfchen het-aan- getrokken “en het aäntrekkende ligchadm plaatst ‚ en“Zoodanige ftof en beweging hebben wij in menigte. van. wijsgeêren en natuurkundigen ont- vangen, zoodat wij flechts “behoeven te kiezen ; ook nog insonze tij- den, toen men door zekere raderbewegingen en ‘Cartefiaanfche draaie kolkende ‘werking van het Galvanismus op de. magneetnaald-zochtbe- grijpelijk te maken. Heeft iemand ooit op eene verttandige wijze verklaard , hoe zoodanige bewegingen ontftaan? Zeer verlegen moet men zijn ‚ wanneer Dn anrgaws de ‚(i) Locke, Upon human mind, B.8. C.8, S 11. Lerenrtz, Nouveaur esfais. pe 56. C 103 ) de afftand tusfchen het aangetrokken en. aantrekkende ligchaam zeer groot is, zoo als bij de aantrekkingen der ‚planeten,en,„kometen-door.de zon, welke reeds. voor onze aarde op eenen afltand van ax millioenen mijlen gefchiedt. Hiertoe is ftof noodig, die rn ekke ane b em in „eene. wondervolle. beweging; Îge::; MISTER WW Terwijl Loeke verklaart, - dat. het onmogelijk zijn dat een ligchaam kan: werken „dáár, waar het niet is „ verklaart KANT 4 dat geen ligchaam werkta.dddr ‚waar het îs. SCIB 5 Pirrt r rg „Men ziet hieruit, hoe beperkt ons vermogen van. te bearjpen i is, daar het ons zelfs bij de eenvoudigfte waarneming van de aantrekking op eenen afftand fchijnt te begeven ; zoodat, de waarneming ‚ hoe beperkt zij ook zijn moge ke verder gaat, dan het begrijpen, Ook is er vaak geen ander grond, waarom, wij vermeenen het eene wel „ maar, niet het andere ‚te -begrijpen „dan dat, wij. aan „het seerfte, zoo als-aan de bewe- ging door aanraking, van «onze jeugd af aan, gewoon ‘zijn „en-onze eerfte., oefening «der. willekeurige, bewegingen daarin. beftond „ - dat. wij ligchamen -door ftoot. en, voortfchuiving ‚in beweging bragten „ terwijl wij aan het tweede, aan de werking op eenen-affland minder, ge- woon zijn. Hetgeen wij van het uitwendige , van de hoedanigheid, krachten en werkingen der ftof gezegd hebben, geldt niet minder van die der ziel. Wij kunnen de werkingen der verfchillende zielsvermogens waarnee men, daaruit nu-en dan algemeene wetten vinden, en gewigtige ge= volgtrekkingen afleiden , maar van de oorfpronkelijke werkingen en ver= mogens kunnen wij niets verklaren ; van derzelver grondbeginfel weten wij niets: dus is ook hier het begrijpen zeer gering. Indien wij het thans befchouwde toepasfen op de opwekking der werking van eene kracht door de werking van eere andere kracht, zien wij, dat wij daarvan niets verder verklaren kunnen , omdat deze op- wek- C To4 |) wekking eene geheel bijzondere werking is, welke tot geene andere foort kan terug gebragt worden. Het is de betrekking , waarin twee oor- fpronkelijke werkingen of krachten tot elkander ftaan , en zoodanig eene betrekking kunnen wij geenzins à priori bepalen , maar dezelve moet ots door de waarneming eener ftandvastige opvolging bekend worden. Be- grijpen en verklaren kunnen wij dezelve even zoo minsals wij eene oorfpronkelijke werking of kracht verklaren en begrijpen kunnen, Alleen kunnen wij, door middel der waarneming, de omftandigheden; voorwaar- den en wetten leeren kennen , volgens welke die opwekking plaats heeft. Na het eindigen dezer Rede, zeide de Voorzitter: , / jz Ha” 5 HN 2 Ss En hiermede , doch niet, dan alvorens den Heer Sekretatis vöor zijn uitgebragt Verllag — den Heer en: in het ee voor zijde uwe vereerende vivant en vebiacade aandacht onzen binen ‘dank te hebben betuigd; zij deze Tiende ti ve heee der Eerfte Klasfe gefloten. VERSLAG: ELFDE OPENBARE VERGADERING EERSTE KLAS SE _ VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, GEHOUDEN DEN 29sten prcemBEn 1837. Le jh Gedrukt voor DE LEDEN DES INSTITUUTS, VERSLAG ELFDE OPENBARE VERGADERING DER EERS EE KLA SS E VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, Gehouden den 22e December 1837. Voorzitter, C. ALEWIJN, Sekretaris, G. VROLIK. Naast de. Voorzitter de Vergadering geopend had, werd, door den Sekretaris de Naamlijst der Leden opgelezen, waaruit bleek, dat uit deze Klasfe aanwezig waren : A 2 De Cok D De Leden C." ALEWIJN , Je Ge S. VAN BREDA, „Ge VROLIK “We VROLIK, €. 6. C. REINWARDT , R. VAN REES, è G. MOLL P. Je UYLENBROEK , N. C. DE FREMERY ; Ge Je MULDER , EN A. NUMAN 4 A. LIPKENS, Hierop deed de Voorzitter de volgende aanfpraak : Bij de Openbare Zittingen, die iedere Klasfe van het Koninklijk- Nederlandfche, Inftituut van Wetenfchappen, Letterkunde en Schoone Kunften om de twee jaren te houden heeft, is het vrij algemeen de ge- woonte, dat de tijdelijke Voorzitter vooraf melding make van de veran- deringen, welke in het Perfoneel der Klasfe zijn voorgevallen , en dus eensdeels den treurigen pligt volbrenge, de verliezen op te tellen die in dat tijdsverloop aan geachte medeärbeiders zijn geleden, en anderdeels de bemoedigende taak vervulle, om de nieuwe Leden, geroepen om de opengevallen plaatfen in te nemen, in het openbaar te verwelkomen. Zoo moeten herinnering aan het verledene en vooruitzigt op het toe- — komende in zijne rede afwisfelen; terwijl vervolgens het verflag der laatfte werkzaamheden van de Klasfe door den Sekretaris uit te brengen , en daarna de voordragt door een-der Leden te doen, de aandacht als het ware op het tegenwoordige terug brengen. Ook ditmaal is de Eerfte Klasfe dezer Koninklijke Inftelling bereid, met U, Geachte Medeleden uit alle Klasfen' van het Inftituut, Genoo- digden en Toehoorders van allen rang en ftand, die ons met uw bijzijn vereert, deze baan te doorloopen. Mo- MEE Oes vo Del Sn att dE v Ï j (3D Moge hetgeen de fpreker als Voorzitter daarbij heeft te behandelen , uwe gunftige toegevendheid en deelneming verwerven; =— toegevendheid voor de wijze, waarop hij de hem opgelegde taak zal trachten te ver- vullen; — deelneming zoowel in de gevoelige verliezen, welke de Klasfe aan waardige medeleden onderging, als in de blijde verwachting, die zij mag koesteren, van hetgeen de nieuwe Leden ter eere en tot roem der Klasfé en van het Inftituut in het algemeen , maar vooral. daar- door , ter bevordering van wetenfchappelijke kennis zullen bijdragen. En alzoo dan, nu uwe aandacht inroepende op de herinnering aan hen, die ons, federt de laatst gehoudene Openbare Zitting zijn ontvallen, ontmoet ik naar orde van tijd het eerst op die droevige lijst den naam van den Heer j. M.C. VAN UTENHOVE, in het jaar 1809 tot Korres- pondent, in 1816 tot Lid dezer Klasfe benoemd. VAN UTENHOVE was, enkel. uit fmaak, en alleen gedreven door dien onweerftaanbaren drang, die den edeleren mensch tot het. opdoen van kennis noopt, tot die hoogere fpheren in het gebied der Mathematifche en Astronomifche wetenfchappen doorgedrongen , die het weinigen te beurt valt te bereiken; tevens echter, en hoezeer hij zich met die flu- diën hoofdzakelijk enkel uit het theoretisch oogpunt bezig hield „ was hij toch altijd bereid, zijne kunde ten algemeenen nutte te doen ftrekken. Tot hem. was het dan ook, dat de Klasfe zich fteeds vervoegde; wan- neer het er op aan kwam, onderwerpen van dien aard te behandelen, en nimmer, bleef hij ten achteren „ om op de meest volledige wijze daar- aan te beantwoorden; . Blijken daarvan zijn niet minder zijne menigvuldige , zoo uitvoerige als. grondige, adviefen , die ‘hij op de in zijne handen geftelde ftukken ‘inleverde, als zijne Verhandelingen, die de uitgegeven werken der Klasfe verfieren; de eerfte, ; Over de verdeeling: van den omtrek des A3 „ Cir- C 6 ) cirkels in gelijke deelen ;” — eene andere, „ over de beftendigheid » der middelpunt-vliedende krachten , niettegenftaande veranderlijke Mmel- „ heden in de eycloidale bewegings — de derde, „ Over het onder- » fcheid tusfchen: Spherifche en Parabolifche fpiegels voor “Telescoo- » pens” terwijl de door hem aan de Klasfe ingezonden waarnemingen over de ftanden van den Barometer en Thermometer, zoo te Brusfel, als in ’s Gravenhage en te Jutphaas, van 1829 tot 1834 gedaan, van zijne: onvermoeide werkzaamheid en zijnen ijver voor de wetenfchappen getuigden. Nog vele vrachten had de Klasfe gehoopt daarvan te zullen plukken ; doch hij ontviel haar op het onverwachts, den 1e September 1836. Een der oudfte Leden onzer Klasfe was de Heer vAN DER BORCH , die op den zee October van het vorige jaar op zijn landgoed te Verwolde in Overijsfel overleed. De afftand van zijn woonverblijf mag wel de oorzaak geweest zijn, dat hij, vooral in de laatfte jaren, maar zelden bij onze vergaderingen tegenwoordig was. Niettemin gaf hij fteeds _ blijken, dat, hoezeer dan ook afwezend, hij gaarne met de Klasfe me- dewerkte, door haar de vruchten zijner nafporingen en zijner werkzaam- heid mede te deelen. Zij betroffen doorgaans den landbouw , en in het bijzonder het in ons vaderland in vele opzigten verwaarloosde vak van den Boomteelt, waarop VAN DER Bore zich hoofdzakelijk toeleide. Ver- __fcheidene bijdragen leverde hij dienaangaande bij de Klasfe in, die, hoe- zeer danook «om deze of geene redenen niet altijd in hare atie werken geplaatst, nogtans met belangftelling werden ontvangen en in de -archiven bewaard blijven. Zijne Verhandeling Over de Nederland- fehe Woudboomen werd in. het 5° deel der werken van 1de Klasfe ge genomen, Wie den Landbouw sie zenuw van den Staat op niet mindere lar ftelt , Li, ftelt , dan Koophandel en Fabrijken , zal aan vAN DER BORCH, als dese zelfs voorftander en befchermer, eene eerfte plaats inruimen, Reeds ten jare 1806 leerde Hij in eene doorwrochte Verhandeling ; bekroond bij de oudfte wetenfchappelijke Maatfchappij van ons vader- land, Hoe de Schotfche fpar gefchikt zij, om in dorre zandgronden „ van verfchillende ftreken des lands geplant te worden en vruchtbaar te » gedijen,” en vAN DER BORCH had federt dien tijd het groot genoegen , zijne leering allerwege met de gelukkigfte uitkomften te zien toepasfen en nalever. Altijd werkzaam in het opfporen van middelen ter verbetering van den Landbouw „ door eigen voorbeeld daarin voorgaande, en die middelen , welke hij heilzaam had bevonden , doende kennen , heeft hij tot aan zij nen dood niet opgehouden „ het vaderland ten dienst te ftaan „en in me nige betrekking getoond, van hoeveel waarde het is, dat mannen van hoogen rang en geboorte en vermogen het voorbeeld geven van beoefe- nende medewerking tot volmaking , ook van zulke maatfchappelijke be- drijven , die menigeen beneden zich rekent en met onverftandige minach- ting aanziet. Nog verloor de Klasfe in ADRIAAN PARTS VAN TROOSTWIJK Een hoogstverdienftelijk medelid ; een man „ die , hoezeer dan ook niet bepaal- delijk tot den geleerden ftand opgevoed, zich toch als voortreffelijk. Na- tuur- en Scheikundige heeft doen kennen, en in zijnen tijd niet weinig medewerkte ‚ om onzen vaderlandfchen roem van grondige kennis in deze Wetenfchappen met luister {taande te houden. Volgens de eenparige getuigenis zijner nog levende tijdgenooten , en van hen „die hem meer bijzonder hebben gekend, hetgeen echter mij niet is te beurt gevallen , bezat hij uitftekende kunde, gepaard met eenen hele deren geest, en was hij, in het bijzonder in het vak zijner gelief koosde ftudiën, even vindingrijk in het uitdenken en vaardig ín het uitvoeren van a NN van daartoe betrekkelijke proeven, als fcherpzinnig in het verbinden der- zelve, om uit het fchijnbaar tegenftrijdige het ware in het helderst dag- licht te doen uitkomen. É Getuigen daarvan zijn dan ook, zoowel de gefchriften van zijne hand nagelaten , als die welke hij in Wetenfchappelijke gemeenfchap met eenen DEIMAN, “en met onze geachte medeleden vAN MARUM en KRAIJENHOFF bewerkte. Schriften , die, zoo door in- als “buitenlandfche genootfchap- pen, uitftekender wijze werden bekroond. Dit getuigen die Verhandelin- ‚gen, de vruchten van grootendeels zijne deelneming aan: de Scheikundige nafporingen , oorfpronkelijk met DEIMAN , NIEUWLAND E€n BONDT on- dernomen , en waaraan later LAUWERENBURG en ons hooggeacht mede- lid, dien wij nog het genoegen mogen hebben als Sekretaris dezer Klasfe te bezitten „ deel hadden ; verhandelingen , waarvan de waarde zoo wel is gevestigd , dat die, hoe dan ook de wijze van befchouwing in de weten- fchap , waarover daarin bij voorkeur wordt gehandeld , federt dien gewij zigd zij en hoeveel vorderingen daarin ook mogen gemaakt zijn, in de nieuwfte werken ook van buitenlandfche Geleerden, fteeds nog met on= derfcheiding worden geroemd en aangehaald. Troúwens, PAETS VAN TROOSTWIJK en zijne geleerde medearbeiders floc- gen bij hunne Natuur- en Scheikundige Onderzoekingen den weg der waar neming en proefneming in; die weg, hoe kronkelend wel eens en moeije= lijk te volgen, houdt ftand en-leidt ten doel, terwijl iedere afwijking daarvan, althans in die wetenfchappen en voor als nog, niet dan tot ftelfels heeft gevoerd, fpoediger vervlogen dan het derzelver opbouwers tijd mag gekost hebben, die te bedenken. Uit duizend en duizend gezigts- punten zijn de werkingen der Natuur te befchouwen , maar die werkin- gen zijn en blijven dezelfde, Wat eens goed is waargenomen of door proefnemingen is bevonden te zijn, is door alle geflachten heen onom- ftootelijke waarheid. { Moeci- LEE ver TT Ne ee ned ze od at LF Moeijelijk zoude het zijn, en in vele opzigten ook onbefcheiden , om uit die onderzoekingen , gemeenfchappelijk met zijne geleerde vrienden in het werk gefteld en uitgegeven, uit te ziften , wat daarin onzen PARTS VAN TROOSTWIJK ; wat daarin aan de anderen mag toekomen. Geen be- jag naar grooten naam of perfoonlijken roem was daarbij toch zijn of hun doel; en daarop duidde dan ook wel de fpreuk door hen ten motto gekozen $ % Quid , inguis , erit pretium operae? Quo nullum ma- jus est, nosce naturam, Gezamentlijk arbeidden zij daaraan , gezamentlijk mogten zij, onder de genootfchappelijke benaming, van de Hollandfche Scheikundigen, als. bij uitftek , tot dat doeleinde bijdragen en hun werk met duurzaam gevolg bekroond zien. 7 Bij de oprigting van het Inftituut in den jare 1808 , werd PAETS VAN TROOSTWIJK dadelijk tot Lid benoemd, en offchoon toen reeds in be- trekkingen gefteld geweest, fchijnbaar geheel vreemd aan …Natuur- of Scheikundige werkzaamheden (hij had de waardigheid van Lid van den Raad en Wethouder dezer Stad bekleed), bleef hij desniettemin in zijne gelief koosde ftudiën werkzaam. Niet alleen ftrekken daarvan ten bewijze zijne „ Proeven aanduidende den hoogen graad van gevoeligheid , welke hd __» voorwerpen uit het Plantenrijk hebben voor electrieke ontladingen.” voorkomende in het ode deel, der werken onzer Klasfe, en de voorle. zingen, die hij een en andermaal in hare bijzondere zittingen. hield , als : „ Over den invloed der kunstmatig zamengeperste. lucht op den groei der » planten, het leven’ der dieren, de rotting, gisting en onderfcheidene » foorten van gaz.” een andermaal „ Bedenkingen over den aard van het „gaz oxymuriatique,” maar, met lust en ijver was hij ook fteeds werk- : B zaam 60 zaam. bij alle Kommisfiën belast met een of ander onderzoek van, alge- meen belang voor de Maatíchappij. Even zoo. toch. als hij, reeds in vroegere, jaren en, buiten het Inftituut werkzaam “was geweest in-de Kom- misfie tot het ontwerpen. eens Reglements van Geneeskundige Politie, zoo vinden wij hem terug bij de Kommisfiën van het Inftituut „belast met onderzoekingen: Over middelen „ om de Hoofdftad’ van goed water te voorzien; over het binnenlandfche cement, het octrooi daarop „ en al wat toen en later daarmede in betrekking ftond; het algemeen maten- en gewigten-[telfel; over de fabricering van het zout. En groot is eindelijk het aantal adviefen , die PAETS VAN TROOSTWIJK-{telde en aan de Klasfe gaf, over bij haar ingediende Verhandelingen en Stukken van allerleijen aard. Zoo genoot dan de Klasfe gedurende de weinige jaren, die zij hem on- der hare werkende Leden telde, vele vruchten van zijne kunde en ijverige werkzaamheid. Maar in 1817 verfchoonde hij zich reeds „ tot groot leed- wezen zijner medeleden, van verder een werkzaam aandeel aan hare verrigtingen te nemen. Hij ftierf den gden April 1837 in den gezegenden leeftijd van 85 jaren. Onder hare Korresponderende Leden verloor de Klasfe den Heer P, J. GROEN VAN PRINSTERER , vroeger practiferend geneesheer in ’s Gra- venhage, doch na de vereeniging van oud-Nederland met de zui- delijke Provinciën benoemd tot Kommisfaris voor de geneeskundige Staats- regeling in de noordelijke Provinciën, Het doet mij leed te moeten ver- melden, dât’ de Klasfe zich nimmer’ mogt verheugen, eenigen * weten- fchappelijken arbeid van zijne hand te ontvangen. Een ander verlies betreurde de Klasfe in eenen “man, dien zij het zich allezins tot eere rekende, onder hare buitenlandfche Korresponden- ten Cm) ten te tellen, den, zoo door zijne geleerde als: populaire fchriften , we- reld-bekenden en beroemden HUFELAND , te Berlijn op den 25° Au- gustus van het vorige jaar overleden, nas moollow beasa Gij gevoelt ligt, geachte Toehoorders, dat ík het niet ondernemen zal , als lofredenaar van zulk een’-manop te treden, Al-ware het. ook , dat tijd en gêlegenheid dittoelieten, zoo kan het: aan ingewijden alleen toch veroorloofd- zijn „ den lof. van. zulke afgeftorvenen; naar „waarheid en waarde te vermelden, en we nds de EE ring amet toe te brengen, vsbag vija® ab ger Ter aanvulling van de in de laatfte jaren ECE plaatfen in onze’ reien koos de Klasfe tot Leden de Heeren Je P. DELPRAT en A. LIPKENS, vroeger Korrespondenten, benevens de’ Heeren w. s. SWART en C.J. TEMMINCK5 tot Geasfocieerde fr, ARAGO te Parijs; tot Kor- respondenten de Heeren BecquereL te Parijs,-G. M. VAN DIJK te Utrecht, J.W. ERMERINS te leni RAMON DE LA SAGRA op: Cuba en P. C. SCHMERLING te Luik. arai De Klasfe roept” met vertrouwen. de welwillénde sitdenmidrking ‘harer: nieuwe Leden in, ten einde deze- Koninklijke Stichting fteeds meer en meer hêt doel bereike, dat haar is’ voorgefchreven. Van mannen, gekozen, omdat zij bewijzen hebben losten: met vrucht te-arbeiden aan de volmaking der -Wetenfchappen „mag de Klasfe gerustelijk verwachten » dat zij zich niet alleen opgewekt zullen voelen , om op die baan verder voort te ftreven, maar ook gaarne en met lust de verpligtingen zullen vervullen, ‘die-zij , door de aanneming dezer ‚na-. dere betrekking tot het Inftituut ;- op zich-hebben genomen , namelijk , om door alle middelen , „die binnen hun bereik zijn , tot de werkzaam-, heden der Klasfe, en daardoor tot het algemeene ‘nut en den luister van het Inftituut, het hunne bij te brengen. mob : Be In Cr ) In dat blijde vooruitzigt biedt de Klasfe U allen „en in het bijzonder aan hun, die hier tegenwoordig zijn , te dezer gelegenheid op nieuw haar walgde welkom aan ! st i hans noodig ik u, Mijnheer den Sekretaris „ rafael uit, het Verflag der Werkzaamheden van de Klasfe, gedurende het laatst verloos pen tweejarig tijdvak „aan deze Vergadering te willen voordragen. Waarna de Sekretaris het volgende verflag voorlas: ZEER GEËERDE TOEHOORDERS VAN ALLEN RANG EN STAAT! De Eerfte Klasfe gereed ftaande , om Verllag te doen van.hare Werke zaamheden gedurende het afgeloopen tweetal jaren, zal, gelijk bij vroe- gere gelegenheden, haren arbeid fplitfen in dien, welke haar door of van wege het Hoog Beftuur des Rijks werd opgedragen, en in dien , welke door vrije medewerking harer Leden werd aangevangen of volbragt. In de eerfte plaats dan over de lastgevingen van het Gouvernement. Zijne Excellentie , de Minister van Binnenlandíche Zaken, aan de Eerfte Klasfe des Inftituuts deszelfs verlangen hebbende te kennen gege- ven, om haar gevoelen te vernemen op zekere Memorie over eene eigene wijze van Turfverkoling, en daaruit te trekken ‘voordeelen , heeft de Klasfe, op het advies van hare Leden ,. de Heeren REiNwARDT en VAN BREDA , geöordeeld , hoofdzakelijk het volgende aan Zijne Excellen- tie te moeten te kennen geven. 3 Deze Memorie behelst eene opgave van de vele goede. eigenfchappen der G ze: d der turf kool „zoo vals zerdoor den Adresfant bevonden zijn, en als zoo vele refultaten van zijn onderzoek worden opgegeven. De eigenfchappen zijn, naar zijne meening, de volgende: _ De turfkool,- door het-verkolen van de aardharst. ontdaan zijnde, verbrandt. zonder verfpreiding- van eenigen damp of rook, en doet dus aan „verfierde vertrekkeri enfijne meubelen geen nadeel, terwijl zij eene gelijkmatige , en; naar gelang van de kwaliteit van den turf, tot twaalf of meer uren voortdurende hitte geeft. Vrij zijnde van zwaveldampen, is zij bijzonder gefchikt voor de be- werking wan edele metalen, omdat zij eene zuivere hitte geeft en de metalen door geene bijtende dampen aangedaan worden. Zij vervangt in dit opzigt niet alleen de beste houtskool , maar doet zelfs aanmerke- lijk meer dienst , dan deze. Eene volkomen, of, zoo als de Adresfant ze noemt, eene chemisch zuivere kool zijnde, is zij almede tot grof fmidswerk , waarbij het op deugdelijkheid en zuiverheid van het ijzer aankomt, zoo als-in geweer- fabrijken , fcheeps- en hoeffmederijën, zeer gefchikt; zij geeft fpoedig de vereischte hitte, nog meer dan coaks, oefent geene bijtende werking op het ijzer, en beantwoordt alzoo ook in dit opzigt aan alle chemisch technifche vereischten. Na deze opgave wordt vervolgens melding namaak van een ander voortbrengfel, hetwelk bij de bereiding der turfkool wordt verkregen. Hetzelve is dienftig ter verbetering en vruchtbaarmaking van lage en natte gronden. Door dit zelfde voortbrengfel worden almede alle voch- tige dampen , zoo die der lucht, als die uit den grond oprijzen, wij- ders. alle voor de ademhaling fchadelijke vloeiftoffen gretig opgeflurpt. Hetzelfde voortbrengfel bezit een krachtig vermogen, gekleurde voch- ten te ontkleuren, flinkende dampen te vernietigen en bederf tegen te gaan; kan derhalve tot het zuiveren van drinkwater , en bij gevolg ook op „ Gm) op zeereizen tot het weren vän bederf in het zoete water ; en zelfs vter verbetering van het drinkwater dienftig zijn. ke Nog een fweêde woortbrengfel, hetgeen álmede en'in groote di. teit bij de“bereiding” der kool verkregen wordt , is gefchikt tot hetbe- veiligen van gewoon- en’ feheepstimmethout en van hout- en touwwerk vóor bederf" òf vervuren , en gaät het ontttaän wan Zwam of worm in- dezelve tegen. Deszelfs uitwerking is innerlijk chemisch „ terwijl die van teer flechts werktuigelijk en uitwendig i is, Ë en nièt: _ gert de voorwerpen van de tucht affluit, ver oe oven oer Al verder wordt vermeld, dat met de genoemde ren Ais tevens een voor ‘ftoomwerktuigen op ftoomboten en ftoomwagens gefchikt materieel verkregen wordt, zoo ook voor de gasverlichtingen „* en eindelijk , dat de bereiding van levendige kalk met het |daarftelien dier- tiental in verband kán gebrägt worden. Laatftelijk wordt ‘ook nog opgegeven , dat het verdwinigens der turf- kool niet dan zeer geringe kosten zal veroorzaken „ terwijl daarbij de overige producten in het groot geheel kosteloos verkregen” worden. Dan volgen de“ voorwaarden „ onder” welke’ de“ Adresfant aanbiedt 4 zijne uitvindingen aan het Beftuur bekend te varend en hier te Lande ten uitvoer te brengen. Na de vermelding van dén inhoud dezer valies, zal de Klasfe, in’de eerfte plaats, hiet gebruik van den eet en de iseen fe daaruit, na- der in overweging nemen. —_ | Hoewel, wegens het gemis eener nädere opgave’ van ’s-mans uitvin- dingen en wijze van behandeling , over de waarde’ van zijn voorftel niet of flechts onvolledig kan’ geoordeeld wórden „ zó zullen toch daroitrene de volgende bedenkingen moeten in’ aarimerking komen, Vooreerst’ komt het in dezen zeer âan op’ de onderfcheidene Goar van turf , waarvan de kool zal bereid worden; De bij ons meëst ge- brui- er ev ln er in (15 bruikelijke foorten zijn de baggerturf ende lange. Vriefche: turf. „ Andere foorten kunnen -niet wel door den Adresfant bedoeld-zijn, De kool van beide foorten , op de gewone wijze aan is: ge- noegzaam ‚bekend, vooral die van den. entend … rats walvis in gebruik is, Ee Doch geene dier heide kolen bezit 5 aak kan al die ash bee zitten ‚welke van de turf kool bij de memorie zijn. opgegeven. -De in- zender noemt-de door hem bedoelde kool volkomen. of chemisch zuiver. Eene geheel zuivere kool is diegene „welke „ behalve de-eigenlijke kool of brandftoffen „ geene andere beftanddeelen: bevat, Doch allesturfkool laat , ‘na „de, verbranding , een groot- gedeelte. asch, „uit niet brandbare beftanddeelen zamengefteld „ terug „die, vooral uit de kool-van bagger- turf , aanmerkelijk, veel. bedraagt, De kool van beide, foorten woef is der- halve verre af, van zuivere kool te zijn. etrarnnt oib iva Alle. baggerturf , „zelfs de beste van deze foort is altijd ve een”: waengel van. eigenlijke veenftoffe en van eene groote hoeveelheid. klei; en. zand of andere aarde; welke aarde , geene brandítoffe zijnde, in deasch terug blijft, De asch. van turfkool zal derhalve altijd, meer bedragen, dan die van houtskool, Het is onverklaarbaar „ hoede Adresfant-de turf kool:s als, brandftoffe befchouwd, dassen dan waaustds houden en boven deze ftellen kan. Dit geldt vooral met-opzigt’ tot » thet hi bij het kesirten van edele metalen, waartoe, hij de turfkool boven de houtskool, in tegenftrijd met alle ondervinding „aanprijst. - Geen, esfai toch van goud of zilver: kan met turfkool gefchieden , omdat. deze „ minder digt zijnde „inde geringe ruimte van. den esfai-oven, geene genoegzame hitte ‚geeft en ‚door de vele asch. zeer hinderlijk is; het is voorzeker, omdat men met minder houts- kool ‚wanneer zij genoegzamen togt heeft , fpoedig eene fterkere hitte ver- krijgt dan met turf kolen, dat de goud- en zilverfmeden-tot al hun Werk zich \ (mh ; zich bij voorkeur van houtskool bedienen; Het is echter denkelijk , dat de Adresfant zich voorftelt » de meerdere digtheid “der houtskool , waardoor zij in eene zelfde ruimté meer brand- ftoffe dan de turf kool bevat,-ook in deze te zullen verkrijgen „ wanneer de turfkool van fterk spee ie turf vervaardigd wordt, Het is niet te ontkennen en ook bevonden, dat daardoor aanmerkelijk veel ge- wonnen , en eeue werkzamere kool verkregen wordt. Doch'de ondervin= ding leert tevens , dat zulk eene kool zeer los is van zamenhang, fpoe- dig tot gruis valt, en geene drukking verdragen kan3 zonder nog te ge- wagen van de vele asch, die zij oplevert. , Een ander gezegde in de memorie , namelijk , dat zich onder het bran- den en glimmen der turfkool geene dampen hoegenaamd, veel minder fchadelijke of fcherpe dampen , zouden ontwikkelen , wordt almede door de ondervinding tegengefproken. „Verder. wordt in de memorie gewag gemaakt van het nuttig gebruik der bijvoortbrengfelen, die met het bereiden der turfkolen verkregen worden, Alles, wat daaromtrent vermeld is, heeft betrekking tot on- _ derwerpen „ die door anderen reeds zoo veêlvuldig en volledig behandeld zijn, dat men het onderzoek daaromtrent als voltooid mag achten ; de grondbeginfelen , waarnaar dergelijke bewerkingen behooren te gefchie- den, «zijn gevonden, aangewezen, en genoegzaam bekend. Van dien aard is het gebruik der turfasch in den Landbouw , tot het opdroogen en vruchtbaar maken van lage, natte gronden. — Verder het zuiveren en ontkleuren van water en andere vochten , tot welk gebruik de houts- kool, en in fommige gevallen de dierlijke kool, voorzeker niet ligt , noch door turf kool, noch „door eenige “andere zelfftandigheid’ van dezelfde uitwerking „ zal kunnen vervangen worden. Hetzelfde mag ook ten aan- zien van het weren en vernietigen van hacelijes damp- of luchtvormige uitvloeifelen gezegd worden, De ve emee et 0D De Klasfe vertrouwt, dat deze hare bedenkingen voldoenden. grond opleveren, om te- vermoeden, dat de Addresfant niet met al wat tot zijn onderwerp betrekking heeft, noch met den aard en het gebruik der turf kool bij ons, noch met de hier te Lande gebruikelijke middelen ter bereiking der overige, door hem opgegevene , voordeelen genoegzaam bekend is, en dat men dus ook met niet minder grond moet vreezen , dat de aangebodene uitvindingen in de uitkomst de beloofde meerdere voordeelen niet zullen opleveren. Zij heeft derhalve in het adres geene _ genoegzame redenen gevonden , om op hetzelve de verdere aandacht van het Gouvernement te vestigen. De Eerfte Klasfe door Zijne Excellentie den Minister van Binnen- landfche Zaken verzocht zijnde, hare gedachten mede te deelen aan- gaande een adres, door “den Heer j. F. SCHIERECK te Frankfort aan Zijne Majesteit aangeboden, betrekkelijk twee doer hem gedane uïtvin- dingen, nam daarop het gevoelen in van hare Leden vaN REEs en . VAN BEEK, Waaruit is voortgevloeid het volgend antwoord aan welgemelden Heer Minister, s De Heer scniËrreek geeft in zijn adres te kennen, dat door hem zijn uitgevonden: EAP 1°. “eene rekenmachine, dienende om met meer gemak en zekerheid de rekenkundige berekeningen uit te voeren ; 2°. “ eene bijzondere aanwending van de kracht des winds tot voortbeweging der fchepen en van vele andere machines, waardoor in het bijzonder de schepen met grootere snelheid, dan dit door zeilen Benne. 5 fchiedt , zoowel in de rigting des winds zelven , als in elke andere rigting _ kunnen voortbewogen worden , het zoogenaamd laveren geheel wegvalt, en het schip bij ftorm tegen het gevaar van ftranden beveiligd is, door- ‘ C dien es”, Cm) dien hetzelve aan de kracht der golven onttrokken wordt, - De Adresfant wendt zich tot. Zijne Majesteit. met den wensch , dat ten aanzien dezer laatfte uitvinding door Hoogstdezelve eene Kom= misfie, uit Wis- en Natuurkundigen beftaande , moge benoemd worden, ten einde hij zijne berekeningen aan dezelve mededeele, rid Behalve eene uitwendige befchrijving en afbeelding der rekenmachine , geeft het adres geene nadere inlichting omtrent den. aard der beide uit- “vindingen; de Adresfant treedt dienaangaande ‚in geene bijzonderheden , maâr beroept zich op de getuigenisfen van de Heeren cAUss eù THIBAUT , Hoogleeraren aan de Göttingfche Hoogefchool , waarvan affchriften bij het adres gevoegd zijn. Bij gebrek aan eene opgave der inrigting- van het „werktuig zelf , ziet zich de Eerfte Klasfe in_de onmogelijkheid „ uit eigene. overtuiging over deszelfs waarde te oordeelen. Zij’ meent echter te moeten opmer- ken, dat, na de eerfte rekenmachine „ door pascAL in 1642 uitgedacht, er reeds meermalen zulke werktuigen , volgens verfchillende conftructiën, - vervaardigd zijn, en dat inzonderheid de vóór weinige jaren.door den Engelfchen Geleerde, BABBAGE, ontworpene rekenmachine „ naar het een- parig oordeel van deskundigen, zulk eene volkomenheid bezit, dat het vervaardigen eener, nieuwe «machine „van: dien aard „uit „een theoretisch oogpunt, geen bijzonder belang kan wekken. Wat verder het praktitche nut der uitvinding van den Heer scniereck, betreft „ ishet; zeer te betwij- felen , of dezelve eenigen ingang vinden zoude bij degenen , die zich veel met rekenen bezig houden Het is ten minfte der Klasfe niet bekend, dar er , of bij kooplieden „ of: bij eigenlijke Wiskundigen eenige behoefte gegevoeld wordt, om hunne rekeningen met behulp eener machine uit te voeren. eit alge ataikeng | shr Het is echter onnoodig „langer hierbij ftil te ftaan „daar de Adres- fant, bij de vermelding zijner rekenmachine, geen ander doel fchijnt ge- Ci gehad te hebben „ dan:'om-dezelve als-eene aanbeveling voor zijne tweede. ontdekking te doen dienen,» Deze betreft „ gelijk reeds gemeld is „eene, nieuwe “aanwending wan de kracht des “winds “tot voortbeweging der schepen enz. Indien :de voordeelen ; „door ‘den … Heer „scHierECK aan zijne uitvinding s-boven het gebruik’ van zeilen ven zelfs van ftoomwerk= tuigen , toegekend, ook flechts voor een’ gedeelte doorde ondervinding bevestigd wierden ‚ zou de Zeevaartkunst daardoor: gewis eene: groote fehrede tot hare volmaking genaderd’ zijn,„Maar hoe grooter de ‘waarde is die- de» Adresfant« zelf “aan” zijne vuitvinding hecht,'…des te meer aarzelt vde- Klasfe „ om aan zijne: verzekeringen geloof te:gewen.o De getuigenis des “Hooglecraars «causs ;' “door denofchrijver aangevoerd: is: zeer „weinig afdoende.“ Deze Geleerde verklaart , dat de wijze, waarop’ de Heer’ scriERECK den wind wil aanwenden „op zich zelve vernuftig Is en dat: de. mogelijkheid, om- door dezelve eene draaijende beweging voort “te brengen; op’ juiste mechanifche beginfelen- rust, maar voegt tevens ‘hierbij,’ dat hij zich “niet -met de vraag wilsinlaten „-of „en in welke gevallen,“ deze aanwending met: voordeel kan gefchieden., Zoodanig eene verklaring is. niet gefchikt;, om eene hooge verwachting van het” praktifche nut dezer nieuwe uitvinding te “geven. In dezelve wordt juist het antwoord op de vraag ontweken , waaromtrent -men zich zoude wenfchen ingelicht te zien’, en waarop ‘het hier alleen aankomt. Reeds vóór den Heer scHirreok kende men veelvuldige wijzerì’, om den wind tot’ voortbrenging eener draaïjende beweging te doen die- nen 3 meermalen” had men ook (getracht, dezelve op de beweging der fchepen toe te pasfen, maar fteeds met ongunftig gevolg. Het gebruik van zeilen , reeds in de eerfte kindschheid der zeevaart ingevoerd, heeft zich door: eene eeuwenlange ondervinding doen kennen als het beste … middel, om den wind tot beweegkracht bij fchepen aan te wenden ; te midden der verbeteringen” in het getal, de plaatfing en de behandeling C a der „6-20 4 der zeilen aangebragt , heeft zich: de deugdzaamheid van het beginfel , waarop derzelver gebruik rust, meer en meer bevestigd. De Klasfe acht het à priori reeds hoogst onwaarfchijnlijk , dat het den: Heer scnierEckK gelukt zoude zijn , dit beginfel door een beter en voordeeliger te vervangen, en zij vindt zich in dit gevoelen verfterkt door het ontwijkend antwoord. van den Hoogleeraar GAUSS. Indien de. uitvinding van den Heer scuiereck inderdaad de groote voordeelen bezit, welke hij aan dezelve toekent, zal het hem gemakke- lijk zijn, zich door een Octrooi ruime vergoeding te verzekeren voor ‚de door hem daaraan befteede moeite en kosten. Alle zeevarende natiën zullen zich dan van zelve beijveren, om daarvan gebruik te maken. Maar het zoude ongerijmd zijn, te willen aannemen , dat elke vreemde= ling, die eene belangrijke uitvinding meent gedaan te hebben, hierdoor geregtigd ware, om zich tot onze Regering te wenden, ten einde op ’s Lands kosten eene Kommisfie van Geleerden tot onderzoek derzelve te doen zamen roepen. Zulk een maatregel kan flechts raadzaam zijn, wanneer de uitvinding in eene bijzondere en uitfluitende betrekking ftaat tot de belangen van ons Vaderland, en men tevens , hetzij wegens de bekende verdienften des uitvinders , hetzij op andere gronden , met reden verwachten kan, dat die uitvinding wezenlijk belangrijk is. Deze ver- eischten ontbreken in het onderhavige geval; weshalve de Eerfte Klasfe meende „als haar gevoelen te moeten voordragen : dat er geene redenen beftaan, die het benoemen eener Kommisfie tot onderzoek der uitvindingen van den Heer sCHIERECK raadzaam doen voorkomen. 7 Bij aanfchrijving van 6 Juni il. ontving de Eerfte Klasfe van het Ministerie van Binnenlandfche Zaken twee adresfen des Heeren w. vAN HOUTEN aan Zijne Majesteit, den Koning, betrekkelijk een door hem uit. PDE en . Car ) uitgevonden werktuig, om water op te heffen , nevens andere voorftellen ter verbetering van de gewone windmolens , onder bijvoeging van eenige daarop Îngewonnen berigten van Ambtenaren des Waterftaats , met vere zoek „ om de confideratiën en het advies der Klasfe deswege te erlangen. De Klasfe, hare Medeleden MENTZ, SOETERMEER El ALEWIJN hier= over hebbende geraadpleegd, oordeelde niet onvoegzaam , aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandfche Zaken te antwoorden : » dat het haar voorgekomen is, dat in gezegde berigten door de „ Ambtenaren van den Waterftaat niet te onregte wordt beweerd , dat » geene der vindingen of voorftellen des Heeren vAN HOUTEN als nieuw „ befchouwd kunnen worden. Het door hem voorgefteld werktuig , „ zijnde eene fchepfchijf , is namelijk in dit Land bekend; en in Znge- » land zijn in gebruik raderwerk en asfen van ijzer, even zoo zamen- » gefteld, als de Adresfant bedoelt; waarvan ook in dit Land op „’s Rijks kosten eene proef fchijnt genomen te wezen. Al het door „ den Heer vAN HOUTEN voorgeftelde is daarenboven in bekende boek- „ werken befchreven.” „De Klasfe zou in - herhalingen moeten vervallen, indien zij een „en ander, dat door gezegde Ambtenaren zoo te regt is aangevoerd , „ breeder wilde ontvouwen. Zij heeft overigens noch theoretifche, „ noch praktikale redenen kunnen vinden , waarom eene fchepfchijf. bo- „ ven de meer algemeen in gebruik zijnde fchepraderen en de water- „ fchroef of vijzel te verkiezen zoude zijn.” „ Het komt haar alzoo niet raadzaam voor, het verzoek des id „ren VAN HOUTEN, om van zijn werktuig op ’s Rijks kosten eene „ Proef in het groot te nemen, in te willigen.” — Het vervuren van het hout is vooral in de latere jaren bij alle ter zee (BE) zee, varenden éen: gewigtig pùnt van bezwaar; en het tniddel ter voors koming en afwering van hetzelve een der ‘belangrijkfte vraagftukken ge= worden, ; Dat-JoHN HOWARD KYAN älzoo: niet alleen te Londen , maar bij-alle -Natiën „edie- in ‘den Zeehandel betrokken zijn; groot opzien. baarde „door „zijne uitvinding „> om door eene voplosfing van ‘kwik-fublie maat. het, bederf;van hout en andere voorwerpen van plantaardigen oor« fprong te weren , volgt, gereedelijk uithet hoog: gewigt, dat allerwege f fen aan dergelijke ontdekking-te hechten ware,” „Men verlangde: echter “meer; bepaald daarmede bekend «te worden , inhet bijzonder: wat betreft -dészelfs doelmatigheid en onfchadelijkheid. De ‘beide Ministeriën „die van Marine en van Binnenlandfche Zaken , ontvingen: van: Zijne.’ Majesteit , deni’! Koning „de magtiging, om de, Eerfte Klasfe uit te noodigen, zich met het onderzoek: dezer zaak , zooveel noodig gegrond op/daartoe te nemen proeven „bezig te houden „ en» hetzelve voornamelijk uitste ftrékken tot: twee’ ‘hoofdpuntèn SEEN 5 0 12, met betrekking tot -de -doeldfatigheid- van het gezegde’ middel tot voorkoming van de vervuring van het hout, op grond. van hèt be- derfwerend vermogen van de kwik-fublimaat ‚in werband met de re fchappen der. fappen “van het hout; + 2%, wegens de, ongezondheid- voor de brt nened en „de tieder Ë die het hout ‘bewerken. De ‚Heer cu Je "GLAVIMANSs vernomen bands datde Eerfte Klasfe over dat onderwerp ftond te” worden:geraadpleegd , häd reeds eenige weken. vroeger ‘aan haar,twee -flesfchen gezonden met eene oplos- fing van kwik-fublinvaat; zijnde, de eene genomen uit den bereidingsbak. te Rotterdam, alvorens het hoût daarin geplaatst, en de andere AN fing, nadat het hout eenige dagen in den bak geweest was. — Deze flesfchen zijn ter. befchikking gefteld van de Jater ‘befioemde Ge- an ET ee en ve EE C-23 ) Gekommitteerden , van welke de Klasfe hare voorlichting tegemoet . ziet, om gepastelijk aan het wien verlangen des Gouvernements te kunnen voldoen. In de maand September van ‘het afgeloopen jaar vereerde Zijne Ex- cellentie, de Minister van Binnenlandfche Zaken, de Berfte Klasfe met eene. lastgeving , die op het zoo dikwerf behandeld vraagftuk , om 4m- flerdam an drinkbaar “water te voorzien, naauwe betrekking heeft. Zij ontving namelijk eene’ aan Hoogdenzelven door den Heer Majoor VAN PANHUYs “ingezondene Vertaling eener Befchrijving van de Wa- _terbakken te Venetie; voorkomende in het Weener Tijdfchrift voor Bouwkunde van't4 Mei 1836 , N°. 20; met verzoek:; onr haar gevoe- len te doen kennen; of; en in hoeverre, zulke waterbakken te Zmf8erdam eenige nuttige aanwendirfg-zouden kunnen hebben. De Eerfte Klasfe de inrigting dier bakken, volgens de opgegevene Befchrijving , in gezette overweging hebbende genomen, meende daarop eenige bedenkingen aan Zijne Excellentie te moeten voorhouden. Het kwam namelijk der Klasfe al aanftonds twijfelachtig voor , of het. wel „mogelijk zoude zijn ,in de veenige-gronden. van Amflerdam zulke bakken , enkel uiet. wanden van klei: gevormd, tegen den aandrang van ‚ brakwater, «dat met alle vlijt behoort wenden te worden ‚op den duur beftand te- maken. » „De aanvulling der binnepruimte, met zand, wake bij de Venetiaanfche bakken” plaatsheeft, mag in- zekere mate wel ftrekken, om met de druk- king van het buitenwater evenwigt te houden, en om dus opperfing van de wanden” voor-te komen, waarvan” zelfs bij gemetfelde bakken voorbeelden: beftaan 3 altijd zou’ het echter een’ zeer onzeker. werk blijven en althans te dien opzigte moeten onderdoen voor in Cement gemetfeld muurwerk „ romdom met klei ‘aangevuld «en bekleed. EN Wat E84 Wat de foliditeit en zekerheid, «om het brakke water af te weren , aangaat, kan de Klasfe alzoo geenszins aan de befchrevene Venetiaanfche „bakken eenige voorkeur toekennen boven de waterbakken , zoò als die te Amfterdam worden gemaakt, en waarvan klein en groot, misfchien wel een niet minder aantal aldaar, dan te Venetie, zal aanwezig zijn. De filtrering van het water door zand , dat bij de Venetiaanfche bak- ken plaats heeft, kan nuttig wezen, edoch zij vermag het regenwater , hetwelk men van de daken langs looden goten en, pijpen in debakken zou willen ‘geleid hebben, niet te bevrijden van de looddeelén „ waarme- de, te Amfterdam misfchien meer dan elders, dit water foms bezwan- gerd is, De aanvulling met zand, bij onze waterbakken geen doel tref. fende, heeft daarenboven het groot bezwaar, van de ruimte ter water- aanvulling aanmerkelijk te verminderen , zoodat bij eene gegevene grootte, dusdanig toegeftelde bakken naar evenredigheid flechts eene kleine hoe: veelheid waters zouden. kunnen bevatten, Dit mag te Venetie, in zeker opzigt, een klein inconvenient zijn, omdat men aldaar, naarmate van het verbruikte , den aanvoer het geheele jaar door kan laten voortgaan. „Geheel anders is dit hier, waar het hoofddoel moet wezen, de meestmogelijke hoeveelheid water in voorraad te houden , ten gebruike op zulke tijden , dat geen aanvoer gefchieden kan. Zoolang de vaarwaters open zijn, is er te Amflerdam nimmer ge- brek aan drinkbaar water. Had men dus een klimaat, als dat van Ve- netie, er zou nooit gebrek ontftaan , al beftond er geen enkele Stads- waterbak. Maar het bijzonder doel dier bakken aldaar hierin gelegen zijnde, om eenen genoegzamen voorraad te bevatten, ter verzorging en gerieve der ingezetenen , zoolang de aanvoer geftremd is , mag men het van het grootfte belang rekenen, dezelve zoo in te rigten, dat zij , naar hunne grootte, den meest mogelijken voorraad kunnen opnemen ; waarbij het opvullen met zand als van zelf wordt uitgefloten. Wel- tt a C 25 ) Welligt heeft men er vroeger ook al niet gunftiger over gedacht. Die Venetiaanfche waterbakken waren ten minfte aan onze Bouwkundigen van ouds her niet onbekend, wordende daarvan reeds melding gemaakt in een werkje, te Amfterdam in het jaar 1683 in het liche verfchenen , onder den titel: de Befchrijvinge, om het zoet water: uit de Riviere de Vegt op drierley wijze te brengen binnen de rad Amfterdam. Er zouden nog andere bedenkingen te dezen aanzien te maken zijn 3 doch de Klasfe meent het aangevoerde genoegzaam, om geene onzekere heid over te laten, dat zij de Venetiaanfche waterbakken ter navolging niet kan aanbevelen „ althans niet als een middel, om, zoo als de Heer Majoor vAN PANHUYs fchijnt te bedoelen, daardoor een gedeelte van den aanvoer des Vechtwaters te befparen. De Eerfte Klasfe des Instituuts had zich ten jare 1836 bij Zijne Ma- jesteit, den Koning, in eene gemotiveerde voordragt aangeboden , om, onder hare directie eene of meer putboringen te Amfterdam te laten doen , ten einde te onderzoeken , welke refultaten het boren van diepe of zoogenaamde Artefiaanfche putten aldaar geeft, en om daaruit te kunnen befluiten , of, en in hoeverre, dit middel zou kunnen (trekken , om in de behoefte van goed drinkbaar welwater te dier Stede te voor zien, en verzocht, dat het aan Zijne Majesteit mogt behagert, de ter uitvoering van dit onderzoek benoodigde gelden toe te ftaan en ter be- fchikking van de Klasfe te ftellen, Zij had het genoegen , kort. daarna te ontvangen “het berigt eener gunftige befchikking van Zijne Majesteit, waarbij Hoogstderzelver genoe- gen werd te kennen gegeven met het aanbod der Klasfe , om over de Artefiaanfche putboring te waken, en op dezelve magtiging verleend , om daaraan gevolg te geven, onder zoodanige bepalingen , als voor de D ftad C 6 {tad Amfterdam niet wel anders, pagi zeer waulecmbaär te befehouwen zijn. De zaak der putboring alzoo geregeld zijnde, heeft de Eerfte Klaste gemeend, de zorg daarover te moeten opdragen aan hare ftedelijke Leden ALEWIJN, G. VROLIK , W. VROLIK en SWART , met vrijheid, om te rade te gaan met zoodanige. buitenfteedfche Leden , als wier hulp en voorlichting zij zouden oordeelen , in het belang dezer gewigtige onder. neming te moeten inroepen. Na de voorbereidende werkzaamheden teri Bendert van id oen der ftellaadje tot het hijfchen , het inheijen der fteunpunten voor de hef- boomen en zoo voorts, begon men op den 25° Februarij Il. de ijzeren * buizen , elk ter lengte van ongeveer negentig nederlandfche duimen, bij eene doormeting van zeventien nederlandfche duimen aan te brengen en in den grond te doen doordringen. Dit gelukte aanvankelijk met zulk gewenscht gevolg , dat men op den eerften Maart reeds eene diepte van ro el 86 duim onder Amfterdams peil bereikt had. _ Toen echter ondervond men eenen tegenftand , die ftremming: in het’ werk te weeg bragt , zoodat men , na deszelfs opruiming , eerst den 8sten Maart wederom kon beginnen. Van dien tijd af regelmatig en {nel „voortgaande „ was men op den 11de Maart tot eene diepte van 26 el 49 duim doorgedrongen. Toen ontmoette men een nieuw bezwaar, dat den arbeid deed ftaken5 de klepboor raakte vaste men kwam echter ook deze belemmering fpoedig te boven , zoodat men op den 15der Maart het werk wederom in volle kracht konde doorzetten. Sedert dien tijd heeft de putboring geene ftoornis ondergaan , zoodat zij op den agster April Il. reeds eene diepte bereikt had van 65 el 73 duim, dat is ongeveer 230 Amfterdamfche voeten. De put gaf toen zeer veel en ‚ naar uiterlijk aanzien en fimaak te oordeelen, goed drinkbaar water. Gekommitteerden vonden niet ondienftig, daarbij eenigen tijd te rusten, en hd Ca „en bij nader beraad te bepalen, of men zich met den niet onguntftigen uitflag van deze eerfte proef zoude te vreden houden. Zij hadden intusfchen nietbeverzuimd , de grondlagen , welke de klep- boor opbragt, van afftand tot afftand te verzamelen en gefcheiden te houden. Die gronden zijn cen belangrijk onderwerp voor opzettelijke beproeving, doch kunnen voor als nog geen deel uitmaken van dit Ver- - flag. — Zijne Majesteit, de Koning, heeft zich, ftaande Hoogstdeszelfs bezoek der Hoofd(tad, wel gelieven te verwaardigen, het werk der putboring in oogenfchouw te nemen , en zich wan den aanvankelijken - goeden uitflag te vergewisfen. gl ij De Eerfte Klasfe hoopt in een volgend Verflag den varna harer po- gingen te zullen kunnen openleggen. Ì De verbetering im de tijdsaanwijzing der openbare Uurwerken door het invoeren van den middelbaren in plaats van den waren tijds vroeger bij de Eerfte Klasfe, op last van het Gouvernement , behandeld en in haar Verflag ten jare 1835 zijnde vermeld geweest , heeft in de gevol gen op nieuw hare aandacht gevorderd.’ Zij werd, bij’ misfive van r April Il,, door Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandfche Zaken. met den tegenwoordigen ftaat des onderwerps in de voornaamfte fteden bekend gemaakt, en ontving te- vens eenige wragen daartoe betrekkelijk. De Heeren MOLL, VAN UTENHOVE €N VAN BEEK } vroeger met deze zaak belast geweest, voldeden wederom aan: het. verzoek der Klasfe en deden in een uitgebreid Verflag opmerken „ hoe de goede gezindheid ‘bij de Gedeputeerde Staten der meeste Provinciën aan de heilzame bedoelin- gen der Hooge Regering bevorderlijk geweest waren dat de zwarigheden, welke door twee Provinciën, Zeeland en Dren- the, daartegen aangevoerd waren „ zich ligtelijk laten oplo n, gelijk Da zij CBI zij dan ook van punt tot punt in het Verflag van Heeren Gekommit- teerden zijn opgenomen en tot klaarheid gebragt geworden, De ftaat der openbare Uurwerken in-zeer naauw verband ftaande met _de verbeterde tijdsregeling, is het vooral deze, welke aan de zorg der Plaatfelijke Befturen behoort te worden aanbevolen. Het was dan ook . het meest dringend verlangen des Heeren Ministers, om door de Klasfe te worden ingelicht , welke maatregelen voor deze gewigtige aangelegen- neid als het meest pasfend en minst kostbaar zouden zijn aan te raden. Ik zou noodig hebben , ten naaste bij alles af te fchrijven , wat te „ dezen opzigte als dienftig door de Klasfe is aanbevolen , of als onnoo- dig is afgeraden, zoo ik mij wilde verdiepen in de naauwkeurige ont wikkeling, welke door Heeren Gekommitteerden aan dit onderwerp is befteed geworden. Het moge voor enze tegenwoordige befchouwing genoeg zijn, dat de Klasfe als hare meening heeft voorgedragen, dat onder het bezit van eene gewone ftaande klok, die weinig kostbaar is, en van eenen ge- fchikten zonnewijzer, die aan de onwrikbare kerktorens of aan andere hooge gebouwen uit de middeneeuwen met volle zekerheid kan gehecht worden , alles te verkrijgen is , wat tot eene goede regeling van den tijd vereischt wordt , mits daarbij die voorzorgen worden in acht genomen , welke haar vroeger Verflag heeft aanbevolen. — Meerdere lastgevingen heeft zij in de twee afgeloopen jaren van het Gouvernement niet ontvangen, De Leden der Eerfte Klasfe zijn gewoon, den arbeid, dien zij “uit eigene beweging aanbieden, in tweeledig opzigt te befchouwen, te wee ten „om de ‘Vergaderingen over een of ander: belangrijk punt van We= ten= le en fe let C 29 ) tenfchappelijken aard te onderhouden, en hare meening daarop te ver- ftaan, óf als geheel afgewerkt en dienende, om onder de uit te geven Verhandelingen te worden opgenomen. Het heeft vooral aan de eerfte foort in de laatst verloopen jaren niet ontbroken. De Heer REiNwARDT maakte, al aanftonds na de algemeene Vergade- ring des jaars 1835, de Klasfe bekend met eenige proeven en waarne. mingen aangaande de turfasch, in het bijzonder van den langen of Vriefchen Turf, „Welke voordragt, geheel nieuwe gezigtspunten over de vorming der hooge veenen ín ons ‚Vaderland bevattende, met groote belangftelling door de vergaderde Leden werd aangehoord, die dan ook hunnen wensch aan het geacht Medelid te kennen gaven, om het Stuk zelf, in den vorm eener Verhandeling bewerkt, ter nadere overweging te ontvangen. Waartoe hij zich niet ongenegen verklaard heeft. Kort daarop ontving de Klasfe een bezoek van haar geasfociëerd Me- delid, den beroemden kruidkundige BROwN, welke de Vergadering ver- gastte. op eene mikroskopifche aanfchouwing van de nog overgeblevene en behoudene ftruktuur van vaate en vezelweeffel in verfteende hout- foorten , in het bijzonder uit de familie der Coniferae. Hij bragt in het bijzonder dezelve in vergelijking met het vaat- en vezelweeffel van nog levende foorten van Pijnboomen, en deed hare on- derlinge overeenkomst opmerken. In diezelfde Vergadering leverde de Heer w. vroLIk cene voorloopige mededeeling van het ontleedkundig Onderzoek der ingewanden van eene Balaenoptera roftrata, groot 56 Rijnlandfche voeten, toen onlangs geftrand te Wijk aan Zee, en deed aanvankelijk als bijzonderheid kennen de ( 30 ) de plaatfing der buiksingewanden, niet enkel in de buikholte ‚ maar grootendeels geheel voorwaarts tusfchen de borstholte en sigs mene be- kleedfelen zich tot aan de kin uitftrekkende, Hij duidde overigens het verfchil aan, dat hij in de huidplooijen onder het ligchaam gevonden heeft met hetgeen de Heer scnreeer in het Derde Deel van de Nieuwe Verhandelingen der Eerfte Klasfe heeft voor- gefteld, gaande namelijk deze plooijen niet onafgebroken in regte lijnen door, maar wordende op zekere afftanden door tusfchen ingevoegde vingerswijze vervangen. Welk een en ander hem niet onaannemelijk deed voorkomen, dat, daar deze. plooijen zich niet verder uitftrekken , dan de buiksingewanden , zij dienftig zijn ter verruiming van de holte 4: waarin een groot deel van de ingewanden, der fpijs vertering bij deze dierfoort bevat is. Nog voor het einde des jaars 1835 hield de Heer moLrL de aandacht der Berfte Klasfe bezig over meer dan een belangrijk onderwerp. Hij deelde haar in de eerfte plaats zijne navorfchingen mede over dén Catalogus der zuidelijke Sterren, opgemaakt door wijlen FREDERIK DE ' HOUTMAN van Gouda. Waartoe hem bijzonder dienftig is geweest het oorfpronkelijk handfchrift van dien beroemden Zeeman, dat eerst onlangs in handen was gekomen van ons geacht Medelid, De belangrijke inhoud van het voorgelezen Stuk deed bij de Verga- dering den ernftigen wensch ontftaan, dat hetzelve-in een of ander alge» meen gelezen wordend tiijdfchrift mogt in het licht verfchijnen. Aan welk verlangen de Heer Morr is te gemoet gekomen door deszelfs plaat- fing in den Algemeenen Konste en Letterbode „ waaruit het U, Geëerde “ Toehoorders , zekerlijk reeds is bekend gente In de ie plaais maakte hij, de evn deelachig aan de kens van C3w} van twee belangrijke voorwerpen der Natuur, In de gelegenheid geweest zijnde, een paar houtfoorten te bekomen , die federt eeuwen diep onder den grond waren” bedoiven geweest , zonder van aard te veranderen of haar -oorfpronkelijk: karakter te verliezen , leide hij dezelve ter aanfchou- wing. over, gemuniëerd met de echte befcheiden van de plaats waar, en den tijd wanneer zij zijn opgedolven geworden. De Vergadering van haar geacht Medelid vrijheid bekomende , om af= fchrift dezer bewijsftukken te nemen, heeft dezelve woordelijk doen ine lasfchen in het verhandelde van dien dag, Zij luiden als volgt : ï REEL Pe pi Stuk eikenhout van een boom gevonden in den in 1421 verdronken „ ZuidsHollandfchen Waard of langs de oever van de Bakkerskil door „de Ingenieur van den Waterftaat j. Ae NICOLSON in den jare 1829, „ Men had te dier plaatfe eene groote masf{a eiken zware bomen ge= „ vonden ‚-die men had verbruikt zoo voor de riete bedekking van mo- „lens waartoe dat ‘hout wegens zijne buigzaamheid zeer gefchikt was , » als tot brandhout.” „In den zomer van 1832, bij gelegenheid van het graven van den „put voor de fluis op het einde der Rozendaalfche Vliet, thans ge- „ naamd- het Rozendaalfche Sas, is men op ongeveer 4 el 7o on- „ der gewoon hoog water en op ongeveer 2,10 Ellen onder gewoon „laag water op de Krammer (wordende dit laag water aldaar aange- „nomen op 1 el go onder Amfterdamsche peil) gekomen op de „resten van een oud bosch, dat in vooroude tijden fcheen afgekapt te » Zijn; meestal beftaande uit masthout, doch met enkele berken daar- „ onder , en hetwelk eenigzins regulier geplant voorkwam , enkele flam- ‘‚ men hadden nog eene lengte van r- tot 2 ellen , de rest waren korter, Wee ” Ed C 32 ) » Wegens de groote diepte, waarop die boomen geftaan hebben onder „de tegenwoordige waterftand , vermoed men, dat die gewasfen zijn » vóór den Cimbrifchen vloed, en dus vóór onze Jaartelling. » Gemelde boomen ftonden op , en waren omgeven van derry gronden. „ Het bijgaande ftuk hout,.voorzien met een cachet, als deze , is „een gedeelte van zoodanige mastboom, waaraan de (chil bij opgra- » ving nog verbonden was, doch die bij het droog, worden, zich daar- » van heeft los gemaakt.” » De Infpecteur voor den Waterftaat, belast ge ‚… weest met de bouwing van voormelde fluis. » (Zl) A. GOEKOOP.”® < In een tijdsgewricht , dat men allerwege zich bezig houdt met geolo- gifche nafporingen, en belangrijke opgedolven ftukken te voorfchijn brengt, ís het voorzeker hoogstgewigtig , in ons Vaderland houtfoorten , te hebben opgegraven , die, na zoovele eeuwen , niets van haar oorfpron- kelijk karakter fchijnen verloren te hebben. " Welligt fpreidt de tijd ook hierover een nieuw licht. ve 3 Het goud-erts, dat in Zwid-Amerika wordt uitgedolven , bijzonder rijk zijnde aan zeker metaal, dat nog voor weinige jaren oder de zeld- zame delfftoffen gerangfchikt werd , Palladium geheeten , levert den En- gelfchen heden ten dage genoegzame hoeveelheid, om het alzoo ten al- gemeene nutte, in het bijzonder voor fcheikundige bewerkingen , dienst- paar te maken. De Heer morL bragt hiervan meer dan eene proef ter tafel, als zijnde: 1°,_ een langwerpig vierkant (tukje Palladium 3 2°, een gelijkvormig ftukje, geälliëerd met zo pCt. zilver; p $ ; 3°. et ed. zt et ed aan die metalen, en doet ze naar lood of tin gelijken. C 433: 2D 3°. een dikke draad Palladium , insgelijks met to pCt. zilver. 4°. eene veer, met alliage van zilver en- koper. 5°, een koperblad gepalladiëerd, gelijkerwijs als koper pleeg vertind te worden. De kleur van het Palladium is bijna die van Platina, misfchien iets donkerder, - Het laat zich goed polijsten. Wanneer het voor flechts „% ge- deelte met koper of goud fcheikûndig is gemengd, ontneemt het de kleur * In eene latere Vergadering heeft ons Medelid eene meer ontwikkelde voordragt gehouden over deze metaalfoort ‚ die, pas vóór drie en dertig jaren door Dr. worLLASTON ín ertfen van Platia ontdekt; veel hooger dan goud werd aangerekend, en nu reeds dienstbaar is gemaakt aan eene menigte van kunstgewrochten „ welke-men voor weelde en weten- fchappelijk bedrijf ongaarne zou misfen, De Heer MOLL zette zulks kortelijk uit een , en, deed door naauwkeu- rige wegingen de foortelijke zwaarte kennen , zoo van het zuiver Palla- diùm, als van dit metaal, gealloijeerd met andere. Ik mag mij echter van de verdere opgave dier voorlezing ontflagen achten ‚ daar zij reeds in druk is opgenomen. De Heer ALEwIjN leide, ter vervulling eener fpreekbeurt, aan de Vergadering open deszelfs nadere onderzoekingen over het Amfterdamfche Peil, en vestigde te dien einde , in de eerfte plaats , de aandacht der Klasfe op zekere Sententie , gegeven bij de Koninginne van Hongarije enz., Regente van de Keizerlijke Majefleit in deze zijne Erflanden enz. van ’t jaar 15453 te vinden bij wAGENAAR in zijne Gefchiedenis van Amfterdam aan het einde van het 3e Deels 1e Boek, Bijlage Litt. B., waarbij , onder anderen „ verordend werd , om fchutdeuren in de Oude Haarlemmer- en Kolkfluizen te maken, en waterkeeringen aan de Osjes- E en C34 ) en Grimnesfe fluizen te bouwen , ten einde het water uit het 7 ‚ in de toen beftaande vier ftadsgragten , namelijk „ de Oude en Nieuwe zijds Voor-. en: Achterburgwallen ‚ tot op eenen: gemeenen vloed in te laten , en leidde de fpreker daaruit af , dat deze omftandigheid kan befchouwd worden als de eerfte aanleiding gegeven te hebben tot vastftelling van een, Stads Peil, gelijk ftaande met de hoogte van de gewone. vloeden omtrent het, midden der.16® eeuw „ welke hoogte daarna Stads: Peyl of ook wel de Peyl en later het Amfterdamfche. Peil is genoemd. Verder deelde het geachte Medelid- aan de Klasfe “eenige refultaten mede van eene door-hem ondernomene bewerking der aanteekeningen van de waterhoogten van het 77, welke hoogten «bij de Stedelijke Adminis- tratie, bekend onder den naam wan het Waterkantoor, zoowel des daags, als des nachts om het uur worden waargenomen , en waarvan de Registers van het jaar 17oo af tot op den huidigen dag onafgebroken voorhanden zijn. Ù 19 Ei Deze waarnemingen. waren doòr den Heer Arewijn in Tabellen ge- bragt, en daaruit, zoowel de gemiddelde {tand van het 47, als in het bijzonder de gemiddelde hoogte der Vloeden en Ebben, met betrekking tot het Amfterdamfche peil voor elken dag , maand en jaar, afgeleid; aanvankelijk voor de eerfte vier en dertig jaren van de 18® en de eerfte vijftien jaren van de 19° eeuw. «Naar aanleiding hiervan toonde hij ver- der vaan , dat de vergelijkingen der gemiddelde waterftanden ín de eerttê 15 jaren van de eerstgenoemde met die van de laatstgenoemde eeuw , allezins in het algemeen eene {trekking aanduiden tot verhooging, zoowel van den middelbaren-ftand van het ZJ, als van de Eb- en Vloedhoogte, en wel, wanneer men de 15 jaren dooreen neemt, eene feculaire ver hooging' der Vloeden wan een “en % duim, der Ebben van 245 duim, en van den middelbaren ftand, van 2% duim, alles uitge- drukt in duimen van den Amfterdamfchen voet; hoewel overigens niet te CDs) te ontkennen valt, ‚dat men voor als nog niet teveel kan hechten aan de ftrikte naauwkeurigheid dier getallen , dewijl eene vergelijkingsperiode van «15 jaren “te kortis , om-over de-abfolute grootte-der feculaire va- riatie te beflisfen, De Heer aLewijN deed intusfehen opmerken, dat uit deze gegevens in verband met het - refultaat der waarnemingen , dat in het begin der 18e eeuw de gemiddelde Vloedhoogte.was 3 en #% duimen boven Amfterdams . Peil, het gevolg kon getrokken worden, dat „-om- trent het midden der 16° eeuw „de gemiddelde Vloedhoogte zeer. nage- noeg gelijk moet geweest zijn met het nulpunt van de. Amfterdamfche Peilfchaal; een refultaat „dat ‘op eene merkwaardige wijze overeenftemt met hetgeen uit het te voren en a historisch document kan } oP6S- maakt worden. Het kwam het geacht “Medelid: dus voor „ dat men, het alledins voor zeer waarfchijnlijk mag houden , dat het nulpunt der Amfterdamfche Peil- fchaal reeds omtrent het midden der 16e eeuw aangenomen is geworden, zooals hetzelve nu nog beftaat ter hoogte van de destijds plaats, heb- bende gemiddelde Vloeden van het 27, Doch tevens bleek uit het ver- handelde, “dat men met betrekking: tot den waterftaät dier Landen ,-die op het J7 ef de Zuider-zee uitloozen, dat punt nu niet meer als de gemiddelde hoogte -der thans plaats hebbende Vloeden mag befchouwen , daar de fuccesfieve verhooging, zoo-der Vloeden, als der Ebben, en bij gevolg van den middelbaren ftand vanhet JJ en‘ de Zuider=zee, te dien aanzien niet erna is ; en daarop in vele opzigten. wel dient gelet te worden. Op deze gewigtige mededeelingen, welke van zoo onmiddelijken 1n= vloed zijn-op hét belang ‘der ‘ftad, Amflerdam , ja van geheel het Vader land, lietvéén ander Lid det Klasfe, de Heer Morr „ eene niet, min be- langwekkende voordragt! volgen" overde afleiders en het onweder van E 2 12 CD 12 Februari des jaars 1836, welke later in den Algemeenen Konst- en Letterbode is opgenomen. - Dit geacht Medelid de aandacht der Vergadering voornamelijk bepalen- de op de menigvuldige voorbeelden van gelijke ongevallen , aan hooge gebouwen en torens in ons Vaderland door den blikfem nu en dan ver- oorzaakt , bij het gemis van afleiders, oordeelde de Klasfe , dat het geenszins ftrijdig is met den aard der verpligtingen , welke op haar ge- legd zijn, om aan het Gouvernement een voorftel te doen, ten einde door hetzelve aan de Plaatfelijke Befturen het groot gewigt onder het oog te doen brengen, dat er in het beveiligend vermogen door afleiders gelegen is, en hen tot het gebruik maken van dit middel dringend op te wekken. Zij voldeed daaraan, onder toezending van de Memorie des Heeren MOLL „ bij misfive van den 1óden April des jaars 1836, en ontving, bij terugfchrijven des Heeren Ministers van Binnenland(che Zaken onder dagteekening van 13 Mei daaraanvolgende , het ontwijfelbaar bewijs van de hooge belangftelling „ waarmede het Vertoog des Hoogleeraars MOLL was ontvangen, nevens kennisgeving, dat de Gouverneurs der onder- fcheidene Provinciën, met ’s Konings voorweten , „door welgemelden Minister zijn uitgenoodigd, om de Befturen der. plaatfen , welke bij de zaak betrokken zouden kunnen zijn, op te wekken en aan te moedigen tot het daarftellen der bedoelde voorbehoedmiddelen, en om hem den uitflag hunner-bemoeijenisfen te dien opzigte mede te deelen. Als met dit onderwerp zamenhangende „ fchoon later ingekomen, ftaat mij nog te vermelden een nader Vertoog des Heeren Morr over de af- leiders en het onweder , in het bijzonder ftrekkende , om te doen op- merken, met welk uitftekend goed gevolg een afleider, in het jaar 1834 , is geplaatst geworden op den toren van Goedereede ‚ ten tijde dat daar- op een verbeterd kustlicht werd aangebragt. Op den agsten. October name- lijk” van datzelfde jaar trof de blikfem dezen afleider, deed de puut van ú : plá- teak dede HE ln tan platina gedeeltelijk. {melten, doch verwekte voor het overige geene de minfte fchade. Zoo eenig, dan voorzeker is dit nieuwelings verkregen voorbeeld van het beveiligend vermogen der blikfemafleiders gefchikt , om ernftig op derzelver meer algemeene aanwending bedacht te doen zijn. De Heer srRrATINGH, met den .mechanicus C‚ BECKER te Groningen , op het denkbeeld gekomen zijnde, een geheel eigen Zlectro-magnetijchen bewegingstoeftel te vervaardigen, hadden zij daarvan in den Electro-maga netifchen wagen reeds een bewijs geleverd, dat met algemeene goedkeu- ring was ontvangen. Hun vindingrijk vernuft wilde echter hierbij niet blijven ftilftaan. Zij ontwierpen eene veel krachtiger werkende zamenftelling, welke door den Heer sTRATINGH aan de Klasfe in haar geheel vertoond werd. Het geacht Medelid begon de toelichting van dit werktuig met eene korte opgaaf van de ontdekking en gefchiedenis van het Electro-mmagne- tismus , waarbij hij aanwijzing deed, dat de polariteit niet altijd en be- ftendig van de foort van het metaal af hangt, maar dat, gelijk ook ser= ZELIus aanmerkt, bij den eenvoudigen keten of ZElectro-motor fomtijds de koperpool de negatieve pool daarftelt , terwijl ook de foort en hoe- veelheid van het zuur, bij eenen gelijken toeftel, hier verandering te weeg kan brengen. Na met een woord gefproken te hebben van Hydro«electrifche, Ther- moselêctrifche en dergelijke verfchijnfelen „ maakte hij ook melding van de ontdekte rotatiesbeweging van eenen electrifchen cylinderdraad aan mag- netifchen invloed, of van eenen beweegbaren magneet aan electrifchen invloed “ blootgefteld , hetwelk door eene proef met rondgaande beweging van eene vrij op zijne as beweegbare en aan galvanifchen {troom bloot- geftelde magneetftaaf bevestigd werd. — Van C 38 ) Van hier klom bij op; hoe verder, volgens STURGEON , door omwin= dingen van ijzeren (taven en hoeven met geïfoleerd koperdraad, en bloot- ftelling aan galvanifchen ftroom Electroemagneten geboren worden; hij toonde met vele voorbeelden aan, hoe deze omwindingen van tijd tot tijd gewijzigd en verbeterd waren, om, bij geringen ftroom , eene groote magneetkracht in het ijzer daar te ftellen ; terwijl hij van hier aanleiding nam, om te fpreken, hoe hij ís opgewekt geworden „ om op deze of gene wijze eenen geregelden aanhoudenden bewegingstoeftel in te rigten , die als voorbeeld van nieuwe bewegingskracht bij verdere uitbreiding zou kunnen worden dienstbaar gemaakt ; dat hem dit met behulp van den ervaren Mechanicus c. BECKER gelukt is, eerst ín het zamentftellen van den reeds bekenden electro-magnetifchen wagen, en nu in den meer zamengeftelden Zlectro-magnetifchen bewegingstoeftel. Hij befchreef dezen nieuwen toeftel in alle bijzonderheden, bragt den- zelven in beweging, en befloot dit alles met aanbeveling van een nader en breeder onderzoek. van dit belangrijk onderwerp. Immers indien de mogelijkheid van uitbreiding en aanwending van deze nieuwe beweeg- kracht zich mogt bevestigen, is er.geen twijfel aan , of dezelve , om hare meerdere eenvoudigheid , minder gevaar „ fnellere daarftelling , rege- ling en befturing boven de beweegkracht van den {toom , zij aan te be= velen. - | ‘Het is bij Natuurkundigen nog niet volkomen uitgemaakt, of het Noorderlicht eenigen invloed uitoefent op de Magneetnaald, Hoe betwist- baar die invloed zij, is in deze laatfte jaren wederom gebleken bij een onzer Medeleden „ den Hoogleeraar UyLENBROEK. Te Leiden werd den aóstenen orstem Maart van het jaar 1833 de fland van twee magneetnaalden van half uur tot ‘half uur waargenomen en op- geteekend. Derzelver regelmatige beweging ‘is door niets bijzonders ge= gE ken. Tr df 6 10 7D kenmerkt, dan alleen in den avond van den tweeden dag , toen „ en wel omftreeks 45 minuten na 8 uren, beide de naalden plotfeling onrustig zijn. geworden en tot ongeveer to uren alzoo gebleven. Van Noorder- licht was te Leiden geen fpoor te vinden , terwijl het dien avond onop- houdelijk fneeuwde. Doch men heeft elders, en wel in Schotland en lerland, dien avond noorderlicht waargenomen ; merkwaardig vooral is het, dat , naar het zich laat aanzien, het ontftaan en ‘het ophouden van het Noorderlicht gelijktijdig geweest is met het ontftaan en ophouden van de onrust in de magneetnaalden. De berigten toch van drie beroemde waarnemers komen hierop neder, dat op den austen Maart des jaars 1833 in Zerland en Schotland , des avonds ongeveer teg ure, een fchitterend Noorderlicht is waargenomen , hetwelk echter kort van duur en reeds te to ure we- der verdwenen was. bA Men zal alzoo niet wel kunnen ontkennen , de verfchillende ligging der plaatfen met die van Leiden in aanmerking genomen , dat hier eene vrij naauwkeurige overeenftemming tusfchen het beftaan van het Noor- derlicht en de bekende onrust dêr magneetnaald wordt aangetroffen. Een ander voorbeeld van- dergelijke …overeenftemming is door den Hoogleeraar ERMERINs aan ons gaecht. Medelid bekend geworden. Op den aosten December namelijk van het jaar 1834 , dés avonds tus{chen 7 en to ure werden te Franeker de onregelmatige flingeringen van de magneetnaald heerlijk waargenomen, terwijl in datzelfde tijdsgewricht Noorderlicht te zien was. De flingeringen der naald waren zoo aanmer- kelijk, dat binnen den tijd van een kwartier de naald geheel buiten de vijf draden van den micrometer geraakten , terwijl zij bij vroegere ob- fervatiën niet meer dan een draad afweek. Daarmede nogtans (taan de waarnemingen van sTURGEON in zonder= linge tegenfpraak. Hij zag namelijk op dienzelfden avond te Woolwich de C 4o ) de heerlijkheid van dit licht, begaf. zich, op het ontdekken van dat „prachtig verfchijnfel, ijlings naar zijne woning, ftelde eene magneetnaald in werking, befpiedde naauwkeurig „ gedurende drie volle uren , zoowel de naald, als het Noorderlicht „ maar vond aân de bewegingen van de eerfte niet het allerminfte, dat aan den invloed van het laatfte billijker wijze zou kunnen worden toegefchreven. / Bij het vernemen van zoodanige daadzaken worden wij meer en meer gedrongen tot het in acht nemen der hoogstmogelijke omzigtigheid in het afleiden van gevolgen uit natuurverfchijnfelen , waarvan wij niet al de voorwaarden kennen „ waaronder. zij werkzaam ' zijn. De plotfelijke vernietiging. van eenen {toomketel, na flechts twaalf dagen in eene branderij nabij Edinburg te zijn in dienst geweest , gaf aanleiding aan den beroemden ARAGO, om de aandacht van belangheb- bende bij dit fchrikbarend ontploffen te bepalen. Hij waagde het ech- ter niet, de oorzaak van deze ontzettende uitwerking op te geven. Ons geacht Medelid, de Heer veRDAM, ten oogmerk hebbende, der Klasfe eene uitgewerkte Verhandeling aan te bieden over de mMoge- lijke oorzaken, aan welke het zoogenaamde bersten, of liever de plotfelijke vernietiging van floomketels kan worden toegefchreven, doch hierin door tijdsgebrek verhinderd, oordeelde inmiddels niet onge- fchikt, de verklaring te beproeven van het bising en bij even genoem- den ftoomketel waargenomen. Ten regte verftande ondertusfchen van zijne verklaring doadid zijnde, de kennis aan die foort van ketels , welke onder eene wagenvormige ge- daante bij kunstkenners ftaan aangefchreven , of aan de teekeningen , die het geacht Medelid bij zijne fchrifture gevoegd had, moet ik mij ont- houden van door eene gebrekkige voordragt uwe aandacht te vermoei- jen, in ftede van haar door voorlichting te’ dienen. De e C ar ) De Eerfte Klasfe ontving van het geacht Medelid, den Heer G. j. MULDER „ eene ontleding van het water in den Artefiaanfchen put voorhanden , ge- boord in de nabijheid der Piramide van Marmont. _ De geëerde Schrijver heeft bij misfive van eo April Il, deze zijne Verhandeling terug verzocht, om haar tot eigen gebruik te doen dienen. Waaraan door de Klasfe gereedelijk is voldaan geworden, met die wijzi- ging evenwel, dat zij, het oorfpronkelijk ftuk bij hare archieven wen- fchende «te behouden, om daarop te gelegener tijd terug te komen, flechts cen affchrift derzelve verleend heeft, De Hoogleeraar N. C‚ DE FREMERY vervulde zijne fpreekbeurt met de aan- wijzing van eenige fosfile beenderen , in lateren tijd hier te Lande ge- vonden, in het bijzonder een regter Rendier-hoorn, een gedeelte des fchedels van Bos priscus, en een linker opperarmbeen van EJephas prin migenius , met toezegging , van de befchrijving dezer ftukken nader aan de Klasfe te zullen aanbieden, om daarop het gevoelen zijner Medeleden te verftaan. De Heer rn. c. VAN HALL leverde eene Bijdrage tot de vroegere gefchiedenis der Landhuishouding in Nederland , vooral ten aanzien der woortbrengfelen in Groningen en Drenthe, Die Bijdrage bevatte flechts een gedeelte zijner shnteskenigen over den vroegflen toeftand van Landbouw-en Veeteelt in Nederland , be- paaldelijk: over de Gewesten Groningen en Drenthe. Ons geacht Me- delid deed. daarbij opmerken, hoe de akkerbouw hier reeds zeer vroeg in zwang is geweest; hoe racrrus daarvan in het algemeen , ten aanzien der Germanen, gewag maakt en dit bevestigd wordt door opgedolven overblijffelen van granen in de Groninger zoogenaamde Wierden of Terpen , vele van welke door kunst daargefteld en van zeer-hoogen ou- F dere ( 42 ) derdom zijns hoe de Aaver en boonen bepaaldelijk in de 8e eeuw onder de oudfte hier te Lande geteelde gewasfen vermeld worden; hoe de rogge „ vooral op de hoogere gronden , mede algemeen ‘was , zoodat de huurprijs der landerijen in de r1° eeuw veelal in rogge en’ haver be- taald werd; hoe de gerst ook reeds in’ de 8e eeuw opzettelijk vermeld wordt, en niet alleen deze , maar ook de Aaver tot bierbrouwen ‘gebe- zigd werd; hoe de tarwe daarentegen minder gemeen was, hetgeen grootendeels mede moest worden toegefchreven aan het gebrek aan goede winterdijken , welke eerst in de 15e eeuw de zomerkaden vervingen. Zomertarwe wordt, zoover de Hoogleeraar vaN HALL heeft kunnen - nagaan , niet bepaaldelijk vermeld , maar wel zomererogge , welke in de 14° eeuw op fommige plaatfen in Drenthe even algemeen was , als de winter-rogge. Vlas wordt in de roe eeuw in die Gewesten afzonderlijk genoemd , doch is zeker reeds veel vroeger aangekweekt, daar men, volgens aan ons Medelid verleende berigten, ook Zijnzaad heeft gevonden in de ftraks vermelde wierden in Groningerland, Koolzaad wordt in de 15° eeuw als veel gekweekt genoemd , doch de oudfte berigten maken daar- van geen gewag. De Veeteelt was in de gilet landftreek , van de vroegfte tijden af, nog van veel meer belang dan de akkerbouw. De oudst bekende landmaat in Groningen fchijnt die geweest te zijn van beestenweiden, welke reeds in de ge eeuw voorkomt , en waarvan de later dusgenoemde grazen herkomftig fchijnen,“ In dezelfde ge eeuw en later wordt her- haaldelijk gewag gemaakt van’ de vernielende zunderpest; terwijl weleer, bepaaldelijk van de 13e tot de 16e eeuw, de osfen algemeen als’ trekvee voor den ‚Ploeg gebruikt werden; hetwelk ai thaus niet meer in zwang is, Reeds ‘in de 13e eeuw beftond er, even ‘buiten de flad Groningen , eene €48) eene” voorname hout- en paardenmarkt. De paarden, werden ook, vroeger tot voedfel gebruikt, daar BoNtracius in de 8e eeuw het-eten van. wild en tam: ikan serhiod; ; Van den Heer:o. je MULDER vi bard de; Eerfte Klasf e eene voordragt over de zamenftelling van eenige etherifche olieën. van Laurus-foor» ten „ meer bepaaldelijk over Kaneel en ideas in onderlinge vers gelijking gebragt. In eene en. dezelfde planten rnitie winde ien arie dezelfde hoofdbeftanddeelen: ftoffen, waardoor niet zelden de eigene krachten van elke plant worden bepaald, en waarvan. hare. reuk en fmaak en andere eigenfchappen afhangen. De vlugtige olieën zijn inzonderheid in dit geval, Zij leveren wel verfcheidenheid op in kleur en geur ; waar men. weet thans zeer wel ,-dat-tastbare eigenfchappen geene esfentiele cie: genfchappen van fcheikundige ftoffen zijn. Etherifche olieën kunnen dus,gelijk alle andere ligchamen „ kleine verfchillen in aanzien, in reùk en {maak , in foortelijk gewigt oplevee, ren ; dit alles wordt door bijzaken bepaald. De hoofdzaak komt hierop neêr: beftaat zij uit dezelfde beftanddeelen , en zijn die bijmengfelen, welke haar meer of min-doen verfchillen „ belangrijk genoeg, zelfs om: genoemd te worden ? Ons-geacht Medelid-„ den last hebbende ontvangen, om de ontleding van olie, uit Java-kaneel geftookt ,-te- ondernemen , heeft daarbij de. proeven , door puMas en PeLIGOT met chinefche kaneelolie, in verger lijking gebragt. Den Heer MULDER in de ieedieerding dezer Proeven te volgen, zou overbodig zijn te achten , daar hij van dezelve reeds opentlijk heeft gebruik gemaakt in het Archief voor Natuur-en Scheilspnde „: waar men liaan aanzien voldaëning kan erlangen. hl ard es. a) F g je De C 44 ) De Heeren C‚ ALEWIJN en G. vROLIK bragten , in de vergadering van 26 November 1836, ter tafel eenige losfe ftukken van Ipen- en Lindeboo- men, door hen te Haarlem verzameld op den asften October deszelven jaars. Het was namelijk ter hunner kennis gekomen , dat er gegrond vermoeden beftond, dat bij het toevallig lek worden eeniger pijpen „ die- nende ter geleiding van het gas, hetwelk tof verlichting dier Stad en van de werkplaatfen des Heeren wirson en C°, en anderen gebezigd wordt, de in derzelver nabijheid ftaande boomen groote fchade lijden aan wortel en {tam , zoodat zij eindelijk bijkans geheel ontfchorst raken en daarbij het leven infchieten, Gezegde Leder zich eerst naar den Singel tusfchen de Zijl en Hout- „ poort hebbende begeven, werden al aanftonds getroffen door het zon- derling voorkomen en den zeer armelijken bladgroei, doch vooral door het geheel of grootendeels verlies van fchors aan den ftam, tot verfchei- dene voeten boven den grond. De plaats zelve, waar de fchors ontbrak, had in den geheelen omtrek eene dof-gele kleur , zwevende naar oranje; de alzoo gekleurde -ftof was op de boomen, die eerst onlangs door de vergiftige werking van -het gaz fchenen geleden te hebben , week en vochtig , zoodat zij zich ligte- lijk als eene opgeloste ftof van het onderliggend hout , dat ook blijken droeg van reeds te zijn aangedaan , liet affchrapen. Die ftof , later tot een klomp. zamengeloopen en gedroogd, deed zich nu voor als bruin-geel , doorweven met zeer weeke , naauwelijks zamen- hangende, ligt breekbare vezelen. In de Nieuwftraat, nabij de Nieuwe gragt, vonden zij vier Linden waaijerboomen , twee oudere en twee jongere , even zeer, als de ge- noomde Jpenboomen, teekenen dragende van diep lijden. De uiterlijke verfchijnfelen waren ongeveer dezelfde, Ook van deze werden proeven _ ter tafel gebragt, en door de Leden in oogenfchouw genomen. De C 45 ) De Voordragt van dit onderwerp werd door de Vergadering van ge- noegzaam gewigt geoordeeld , om genoemde Medeleden uit te noodigen, hetzelve verder te vervolgen , waartoe hun waarfchijnlijk ook in Zmfler- dam {e gelegenheid niet zal ontbreken. De eetbare vogelnestjes, die in den Oost-Indifchen Archipel worden ingezameld , en een kostbaar voorwerp van weelde en lekkernij, in het bijzondef voor gegoede ingezetenen van China, zijn, hadden ook de aandacht van ons geacht Medelid REINwARDT ‚ gedurende deszelfs verblijf op Java, tot zich getrokken. Hij achtte niet ongefchikt, eene Verga- dering der Eerfte Klasfe daarover te onderhouden. Omtrent den aard en oorfprong der zelfftandigheid, waaruit deze nestjes zijn zamengefteld, hebben te-allen tijde zeer uiteenloopende ge= voelens beftaan. De oudfte berigten daaromtrent afkomftig zijnde van ter zee varen= den, die waargenomen of vernomen hadden , dat dezeysnestjes uit de ho= len der kalkbergen of rotfen, langs het zeeftrand , gehaald werden, is het niet te verwonderen, dat men algemeen veronderftelde, dat de voortbrengfelen der zee niet alleen de zelfftandigheid voor deze nestjes opleveren , maar ook het voedfel uitmaken van de vogeltjes , welke die nestjes vervaardigen; een gevoelen, dat daarenboven. nog fcheen bevestigd te worden door: den gom- of lijmachtigen aard der nestjes en door de fchijnbare overeenkomst van derzelver ftoffe met die van fommige foorten van zeewier, of ook wel van zeewormen, of van verfchillende weeke, geleiachtige zeedieren. Zeefchuim was de onbepaalde, doch vrij algemeene naam, onder welken zulk eene zelfftandigheid door velen werd opgegeven. Anderen gaven als zoodanig meer bepaald fommige foorten van kraakbeenachtig of lijmachtig zeewier op ; waarom dan ook de vermaarde reiziger TRUN= BERG C 46 ) BERG eene ‚foort dier vogeltjes met den naam van Hirundo fuiphaga onderfcheidde, Anderen daarentegen meenden met meer grond te moeten veronderftellen „ «dat weeke: zeedieren 4: zoo «als kwallen ; flakken , trie pangs of ook wel kuit van visch, ‘zoowel ‘het voedfel „ alsde nestjes dier vogelen uitmaakten; te meer, daar later het fcheikundig onderzoek leerde, dat de nestjes. in. zamenftelling - meer „met dierlijke „dan met plantaardige zelfftandigheden overeenkomftig zijn. … Doch hetgeen. omtrent deze en meer ‘andere verfchillende gevdsie en opgaven gegronde twijfel moet doen ontftaan, was de waarneming, dat men ‘die eetbaré nestjes niet: alleen-in de rotfen langs ‘het zeeftrand’ ont= moette , maar ook in-holen van, waus in: de binnenlanden , vêrre van ‘het zeeltrand. verwijderd. Het. gewigt der bedenkingen, waartoe deze ondervinding led, is later door nieuwe waarnemingen verhoogd, Reeds voor meer dan 5o jaren gaf de Heer j. HooyMANs een verlag zijner ontdekkingen „daarover in de binnenlanden van Java gedaan; welk. verflag bevat is in eené belangrijke verhandeling, opgenomen in het Derde Deel van het Bataviaasch. Genootfchap. Hij toont daarbij ten duidelijkfte aan, dat deze vogeltjes zich, even als alle andere zwaluwen, van infecten voeden, en dat de zelfftandigheid hunner nesten alleen van die voedfel,kan af komftig zijn, ‘Niemand die op. Java of elders dezelfde waarneming gedaan, of de Verhandeling van mooymans gelezen “heeft , heeft immer aan: de gegrondheid van ’s mans opgave” getwijfeld „ gelijk dan ook HORSPIELD ; RAFFLES ‚ CRAWFURD ; “HUME ‘en anderen dien overeenkomftig in hunne uitgegeven werken over datzelfde onderwerp fpreken, … Desniettegenftaande. blijven de ‘oude vooroordeelen nog voort- duren , zoodat in -de jongfte en meest. gebruikelijke handboeken- over Natuurlijke «Historie , zoo’ als die van OKEN „ TIEDEMANN ,-CUVIER ; AGARDT , in „het reisverhaal ‘van, den Hoogleeraar MEIJEN , in. eene pas uit- d | C47 DD uitgegevene Verhandeling „over dat onderwerp van VIREY, detelve al wederom worden aangetroffen. b De Heer ReiNwarprT heeft het daarom hiet overbodig hehe. ddarnp nog eens terug te komen en als ooggetuige voor de waarheid van bet door “HOOYMANS; RORSFIELD en Anderen geftaafde op te. treden, Zijne waarnemingen: moeten «ons op eene wijze, die geen den minften twijfel toelaat, overtuigen, dat de vogelen; die de eetbare nestjes vervaardigen , “zich, even ‘als alle. zwaluwen „ van infecten vóeden „en dat de {toffe , welke of alleen; of toch voornamelijk derzelver nesten uitmaakt , eene eigenaardige, en even zoo, als zoovdle andere dierlijke zelfftandigheden in het ligchaam van den vogel, bereide en door het vaat. en kliergeftel _ des ligchaams afgefcheidene zelfftandigheid is, Hij deed al verder opmerken , dat alleen de overweging, dat de ge- melde vogels zwaluwen zijn, ons omtrent de waarheid van het gezegde - geen twijfel overlaat, Geen geflacht toch van vogelen niet alleen , maar zelfs. van dieren in het algemeen, beftaat er , wiens geheele maakfel , bewerktuiging , levenswijze , verblijf en_ bewegingen, met één. woord, wiens geheele natuur: zoo ganfchelijk en alleen daartoe is ingerigt, om aridere dieren te vangen en zich daarvan te voeden, Al deze „de zwaluwen zoo zeer “kenmerkende, ‘bijzonderheden heeft de Heer RriN- warpT ‘ook bij deze Indifche vogeltjes „waargenomen. » Gelijk zij in dat alles met de Europefche zwaluwen overeenkomen , zoo ook komen deze met gere ten opzigte der zelfftandigheid van de nesten overeen. Wie ‘toch weet. niet „ dat de. zwaluwensnesten. met-eene fterk zamen- hangende, bindende zelfftandigheid vervaardigd en vastgehecht zijn ? Ook is ‘zulks niet geheel onopgemerkt-en onverineld gebleven, Reeds voor - meer dan vijftig jaren werd door SCOPOLI waargenomen, dat de. Hirun- do Apus haar nest van binnen met een lijm als vernis, uit den bek af- getetsiden ‚ verfterkt, en SPALLANZANI deelt in het verhaal zijner reis naar 48 D naar Sicilië eene gelijke waarneming mede, dat namelijk de zwaluwen een flijm afzonderen, waarmede zij hare nesten doorweeken en=over- trekken, De Heer w. vrorik in de gelegenheid zijnde gekomen tot de ontleding van een der zonderlingst gevormde dieren, den Kangwuroo, en daarbij eenige opmerkingen gedaan hebbende door anderen voorbij gezien , of niet. geplaatst in het licht, waarin hij oordeelt, dat zij behoören te worden voorgefteld , bepaalde de aandacht der Klasfe op dit onderwerp , en helderde hetzelve op door keurig bereide Gakken van het dier ba door eenige daartoe dienende teekeningen. Ús Voornemens zijnde, zijne bevindingen „&fPGaaruit afgeleide gevolgen nader te bewerken en daarvan elders gebruik te maken, is ‚m te dezen nietin gebreke Benevens Er hebben in deze latere jaren zoo vele opdelvingen van natuurvoorte brengfelen” uit vroegere fchepping plaats gehad , dat daaruit een geheel nieuw vak van wetenfchappelijke oefening is geboren , hetwelk enkele Ge- leerden in verfchillende ftreken der wereld uitfluitend bezig houdt. One der onze Landgenooten vindt de Heer vAN BREDA in die foort van na- fporingen -bijzonderlijk behagen. Hij heeft meer dan eene Vergadering der Eerfte Klasfe daarover bezig gehouden en bragt op het einde des verleden jaars dit onderwerp wederom ter tafel bij de vertooning van eenige voor korten tijd in de Liasformatie in Dorfet-shire gevonden opmerkelijke fosfiliën „die hij in de gelegenheid was geweest, op zijne laatfte reis indat Graaffchap „ en wel bepaaldelijk in de nabijheid van Lime Regis, op te zamelen. Hij befchouwde dezelve in verband met eenige andere dergelijke fosfiëlia , door hem op vroegere reizen , in andere Gewesten „ uit andere geologifche formatiën bijeengebragt. nk a In de eerfte plaats onderwierp hij aan het oog zijner Medeleden eenige coprolithen, die, zoo door hunne gedaante, als door hunne beftanddeelen opmerkelijk waren; de eerfte toch toonden duidelijk, dat zij in. een darm- kanaal waren bevat geweest, ‘voorzien van een {piraalvormig binnenvlies , gelijk aan dat van thans nog levende haaijen en roggen. Waardoor be= wezen werd, dat zulk een darmvorm ook eigen was aan die kruipende dieren der voorwereld, tusfchen. wier geraamte men deze coprolithen aantreft , met name, aan de verfchillende foorten van Zchthyosauri. Wat de ftoffe betreft, die in deze coprolithen. nog te onderfcheiden waren, zij belftonden grootendeels uit fchubben van eene uitgeftorvene vischfoort „ die nog onveranderd in de verfteende uitwerpingsftof aanwezig wâren , en ten bewijze dienen , dat deze Zchthyosauri vischetende dieren geweest, zijn. Ter vergelijking vertoonde het geacht Medelid een coprolith uit eene andere formatie, dan de Lias, en wel uit de Mwschel-kalk van Lune- ville in Lotharingen, en eenige uit jongere geologifche formatiën , als een paar uit het krijt van Maastricht, die volkomen overeenkomen met eenige, in het Bridgewater treatise van Buckland afgebeeld , en eenige , in het krijt van Otreppe in Belgie gevonden , benevens een fragment van den tot nog toe eenigen Salamanderscoprolith , welke gelegen is op de plaats der buikholte in het geraamte van een grooten fosfilen Sa- lamander , door hem uit de fteehgroeven van Oeningen , bij het meer van Conftans , op eene vroegere reis medegebragt , welke Salamander van de= zelfde foort is als die in reyLERS Mufeum te Haarlem, doch volko= mener, vo In de tweede plaats werd de aandacht der Klasfe door den Heer van BREDA bepaald bij eenige overblijffelen van inktvisfchen. uit de Lèas-for= matie in Dorsetshire. Deze beftonden, niet alleen uit de overblijffelen van de inwendige fchelp dezer dieren , maar ook van den zoogenaamden : G inkte CG 5 inktbuidel, in éen gearoóguên toeftand , zoodanig evenwel , dât de daarin bevatte ftoffe ligt kon worden opgelost. Hij herítnerde bij die gelegenheid, dat men braiiës in een dergelijke ínktbuidels in verband met andere organen der Belemniten gevonden heeft, waârdoor het fchijnt te blijken, dat deze Belemniten dok inweridige fchelpen van met eene inktbeurs voorziene Sepiae zijn : hij toonde almede éenen dergelijken belemniten-inktbuidél aan. Eindelijk deed hij opmerken, hoe deze inktvisfchen niet allech in den tijd, dat de Liassbeddingen in Engeland gevormd wetden , maar ook in ândere geologifche_tijdvakken, in andere gewesten geleefd hebben. Hetgeen , onder anderen , bewezen werd met twee fchelpen van twee ge- flachten dezer dieten, door hem uit den Lithographifchen kalkfteen te Solenhoven in Beieren verzameld. Die van de mattige frekking des nieuwen ftelfels van maten en gewig- teh overtuigd is, kan niet dan met leedwezen opmerken, dat vele lieden voortdurend gehecht blijven aan gewoonten , die zigtbaar ten nadeele uitloöpen van alle’, die bij de rigtige invoering van dit ftelfel belang hebben. In geen tak van handel is zulks meer in Hef oog loopend , dan bij het misbruik van geene vaste maat houdende flesfchen , waarvan zieh de wijnkoopers blijven bedienen , niettegenftaande voor elk ander gebruik van huishoudelijke benoodigdheden. de ingezetenen, door wettê- lijke bepalingen , voor bedrog gewaarborgd worden, De Heêt mort, door deze Ópmerking getroffen, zettede dat gewigtig punt in het breede uiteen , waarbij vooral werd aangetoond , dat al de voordeeléh , welke uit deze nalatigheid woortvloeijen „ alleen ftrekken , om de winst dêr verkoopers te vergrooten, terwijl de gebruikers, zoo in hoeveelheid van wijn ‘als in belasting , misleid worden, De wet, “waarbij hét gebruik van eene kanhoudende flesch den kooper wordt Nn EE GR" etn RS - En HEAD wordt vrijgelaten , is genoegzaam gebleken niet te voldoen , uit hoofde - vooral van de formaliteiten en belastingen, welke aan het bekomen van zulke flesfchen verbonden zijs. Het voorbeeld van Prwisfen, dat in zoo vele andere opzigten uitmunt in politiesverordeningen , meent hij, dat welligt ook hier te volgen zou zijn, door namelijk reeds in de glasblazerijën de inhoudsmaat te doen indrukken op het uitwendige van de flesch, en de fabrijkant voor de rigtigheid van die maat verantwoordelijk te ftellen. Ook de Heer vaN BEEK verfchafte der Klasfe een belangrijk ondere houd. Jorn pavy,; broeder van wijle den beroemden nUMPERY DAVY, had aan ons geacht Medelid als eene verkeerdheid voorgeworpen de vroeger door hem gedane teregtwijzing aan dien vermaarden Scheikundige , dat het tin, gelijk deze gefteld had, niet is een behoedmiddel tegen het ijzerroest, maar dat integendeel het ijzer het verkalken van het tin tegengaat, De Heer van sEEK bepaalde zich in dit onderhoud niet blootelijk tot redeneringen, “maar vertoonde eene reeks van proeven in zeewater, waarbij alle bedenkingen werden uitgefloten en overtuigend bewezen, dat er geen twijfel beftaan kan, of het tin misfe de eigenfchap , om ijzer tegen roest te beveiligen , maar wordt integendeel door het ijzer tegen verkalking gevrijwaard. Zoo heeft dan dit tegenfchrift van zonn avv het niet gemeenzaam voorbeeld doen ontftaan, dat de wetenfchap ook in twistgedingen hare bevestiging vinden en uit dezelve voordeel trekken kan. Hoe men ook over den oorfprong der Tienden moge denken, zeker is het, dat zij in ons Vaderland een last zijn, welke op den Landbouw drukt, fchoon geene eigenlijke belasting in dien zin, gelijk dit woord heden ten dage gebruikt wordt. G a In C 52 ) In zeker opzigt heeft niemaud eenige reden , om over het beftaan der ° Tienden te klagen, alzoo een ieder zijn land op den last der Tienden heeft gekocht, en dus ook zijne berekening daarnaar heeft ingerigt. In- tusfchen fchijnt bij den tegenwoordigen taat van. den Landbouw en;de belangrijke vorderingen, welke in denzelven gemaakt zijn en nog dagelijks gemaakt worden „ eene wijziging ten aanzien van de nog beltaande Tien- den wenfchelijk , gelijk dan ook reeds in eenige Landen daaromtrent een voorbeeld is gegeven. bios De Heer wrrewaarL de overweging van dit gewigtig vraagftuk der Landhuishoudkunde tot onderwerp eener. voorlezing gekozen hebbende , ging hetzelve in de belangrijkfte bijzonderheden door. Het groot bezwaar, ten aanzien der Tienden, werd door ons geacht Medelid gefteld, hierin te beftaan, dat zij niet van de zuivere , maar van de ruwe opbrengst geheven worden, waardoor niet zelden alle voor= deelen, die een gewas zou opleveren, ten eenenmale verloren gaan. Zwaar drukken daarom de Tienden op onvruchtbare gronden en op ge= wasfen „ welke niet voordeelig zijn uitgevallen. Wanneer men van eenen vruchtbaren grond het tiende koren krijgt, en de kosten van bebouwing felt op drie, dan bedraagt de Tiend nog over de 14 pCt. van de zuivere’ opbrengst, terwijl de Tiendheffer 25 pCt. erlangt, zoodra het. land flechts het vijfde koorn geeft. Daar nu de Tienden. van de ruwe opbrengst der gronden geheven worden, en die ruwe opbrengst niet kan verkregen worden, dan door - middel van arbeid en kapitaal, zoo volgt daaruit, dat men de Tienden niet alleen levert van de opbrengst van den grond , maar wel degelijk ook van arbeid. en kapitaal, waaruit dan weder voortvloeit, dat, hoe meer arbeid en geld zijn aangewend, des temeer de Tienden bedragen , en deze des te hooger aan den verbruiker te {taan komen, Het is daardoor geene zeldzaamheid, dat de Tiend voor het grootfte ge- v ef A, (53 gedeelte uit de opbrengst van arbeid en ‘kapitaal beftaat, terwijl de grond uit zich zelven. bijkans «niets zou hebben opgeleverd, Hierdoor is de Tiend een hinderpaal, welke de bevordering van den Landbouw in den weg taat, zoodat vele landlieden , “die hunne gronden gaarne zouden verbeteren , van het doen der daartoe noodige voorfchotten worden terug gehouden, ten einde niet in het geval te komen, om de vruchten van hunnen arbeid en kapitaal met anderen te deelen. De moeijelijkheden ‚welke in bijna alle Landen nopens de Tienden worden-opgeworpen, kunnen dus geene groote verwondering baren, ter- wijl het verlangen , om. dezelve onfchadelijk gemaakt te zien, niet onbil- lijk mag genoemd worden. Het komt hier flechts aan op de wijze, hoe dit doel te bereiken. Dit onderwerp intusfchen. befchouwt de Heer wTTEWAAL met Zoo vele anderen, te regt, van zeer groot belang3 immers het handelt over de ontheffing van eenen zwaren last, die op den belangrijkften tak der na- tionale nijverheid, op eene zoo uitgebreide, als nuttige klasfe van inge- zetenen drukt, doch even zeer de belangen der Tiendgeregtigden be- treft , wier bezittingen dikwijls voor een aanmerkelijk ‘gedeelte , fomtijds geheel in den eigendom van Tienden beftaan, alle welke Tiendeigenaars dus eene volkomene fchadeloostftelling zouden behooren te erlangen. Ten einde nu deze verfchillende belangen te wereenigen „ wordt voor- geflagen, om de Tienden aflosbaar te verklaren , bij wijze van afkoop. Is een Tiendpligtige hiertoe genegen, dan zou men moeten nagaan j hoeveel de Tíend, eenige jaren door elkander gerekend „ aan den eige- naar jaarlijks zuiver heeft’ kunnen opbrengen, en dan die zuivere op- brengst tot kapitaal berekenen, Daar echter zoodanig kapitaal , als ter aflosfing zou benoodigd zijn, het vermogen van vele landeigenaars kan te boven gaan, zou, ter gemoetkoming van dezen, aan de in natura betaald wordende Tienden de fchadelijke eigenfchap van ombeftemdheid kun- ‘ î C 54 ) kunnen worden ontnomen , door „ volgens eene middelbare berekening van zeker aantal jaren , de Tienden in eene vaste fomme gelds te veran- deren, Op die wijze zouden de Tienden des vorm eener jaarrente verkrijgen , minder padeelig werken op den Landbouw, en den Tiendeigenaar geen wezenlijk verlies doen lijden. Zij is daarenboven ; zelfs in ons Vader= „land, niet geheel vreemd. Reeds inde 17e eeuw zijn de Tienden van den Tabak en den Hop in Gelderland , en van den Tabak in Utrecht in eene vaste geldfom- veranderd, geworden. Zoo worden ook in Zeeland de Tienden van. de Meekrap, en in fommige plaatfen ook die van het Vlas, met eene vaste fomme gelds voldaan , terwijl in alle Gewesten vrij algemeen de Aardappel-Tiend op dezelfde wijze in geld wordt berekend. Het geacht Medelid vertrouwt, dat , indien op deze of dergelijke wijze de afkooping der Tienden mogt plaats vinden , dit aan de eene zijde de eigenaars der Tienden niet zou benadeelen, en aan de andere zijde zou zijn in het belang van de Landbouwers in het bijzonders en van den Staat in het algemeen. De Heer s. STRATINGH EZ. deelde, ter vervulling zijner fpreekbeurt , aan de Klasfe mede de Befchrijving van eenen Hydro-Oxygenium toeftel tot micrascopisch en ander gebruik ; met bijgevoegde afbeeldingen, Dit Stuk, bevatte eene nadere, breedere befchrijving van den zooge- noemden Hydro-Oxygen microscoop , waarvan vroeger door ons geacht Medelid en den Heer Becker in den Algemeenen Konst- en Letterbode van 30 Augustus des jaars 1833 korte vermelding gefchied is, en , ver- der gewijzigd, verbeterd. en. uitgebreid , nu ook tot andere oogmerken dienftig is gemaakt. Dit alzoo nader gewijzigd werktuig heeft, om des- zelfs beknoptheid, verplaatsbaarheid en genoegzame veiligheid, wezentlijke verdienften , terwijl ook nog de gemakkelijke aanwending van hetzelve tot EN E 1 KD tot andere einden niet onvermeld mag gelaten worden , alsmede dat in dezen. toeftel het. microcopisch gebruik nog is uitgebreid en tot verlich- ting. van meer gewone voorwerpen aangewend geworden, Ook fchijnt de manier , om. het vereischte gas te doen ontwikkelen eh op te zame- len, zich van vroegere te onderfcheiden, N De Heer we vROLIK leverde eenige bedenkingen over de klasfificatie der dubbele misgeboorten , welke hij voornemens is, in eene nader uit te werken Verhandeling. breedvoeriger uiteen te zetten. Hij bragt alle daarover bekend gemaakte waarnemingen tot eenige hoofdpunten terug , deed daarop de verdeeling der dubbele misgeboorten in eenige bepaalde groepen rusten en helderde de kennis van elke, door het overleggen van ‘keurige af beeldingen, op. Als refultaat dezer befchouwing droeg hij het denkbeeld voor, it alle “zich voordoen als indivus, in welke de poging tot verdubbeling zich in meerdere of mindere mate vertoont. Naar gelang deze verdubbe- ling volmaakter is, wordt de levensvatbaarheid- dier misgeboorten groo- ter, gelijk hij zulks trachtte te ontwikkelen uit de voorbeelden. van de bekende Ritta-Christina, de Siamefche tweelingen , he Hongaarfche zusters en anderen, Verder hield hem de vraag benik in hoeverre elk der ligchamen , eene dubbele misgeboorte. zamenftellende , als in levensverrigtingen op zich. zelf ftaande, en derhalve als individa zich kenbaar maakt , of wel flechts als deel van een gemeenfchappelijk geheel zich vertoont. Van den Heer G, j. MULDER ontving de Klasfe eene Verhandeling over de zamenflelling van ciwit-zouten, Hij heeft daarbij hoofdzakelijk fof zich niet alleen met metaalzouten verbindt, gelijk de beroemde MIT- ten doel, aan te wijzen , dat de eiwite C 56 ) MITSCHERLICH beweert, maar ook met de metaal-oxyden zelve, Hij berispt MITSCHERLICH daarover, dat deze den nederflag , bekomen door de vereeniging eener oplosfing van zwavelzuur koper-oxyde en eiwit , niet behoorlijk uitwieschs fchrijft het daaraan toe, dat hij in het door het filtrum gedreven water meer zwavelzuur dan koper-oxyde bekwam, en een mengfel van onderfcheidene ftoffen overhield, Immers, daar. het eiwit met zwavelzuur eene oplosbare vereeniging aangaat, zal de ne- derflag door zwavelzuur-koper te weeg gebragt , niet zorgvuldig uitgee wasfchen zijnde, noodwendig van dezen zaden Julphas albuminis in zich ophouden. Het geacht Medelid berispt verder den Duitfchen Scheikundige daar- over , dat hij niet in aanmerking genomen heeft, dat het eiwit ook zwa- velzuur en vrije zwavel bevat, waarvan de laatfte zoo gemeenzaam aan- leiding geeft tot de ontwikkeling van gezwaveld waterftof-gas, De Heer MULDER haalt eene proefneming aan, door hem zelven in het werk gee fteld , waaruit blijkt , dat in een wel uirgewasfchen nederflag , door zwa- velzuur koper-oxyde in eiwit te weeg gebragt, naauwelijks een procent zwavelzuur wordt gevonden , terwijl in eene overeenkomftige hoeveelheid onverbonden eiwit bijkans anderhalf procent wordt aangetroffen. Hij leidt hieruit af, dat het zwavelzuur, in meer genoemd preecipitaat aan- wezig „ geboren is door de oxydatie der vrije zwavel. De Heer MULDER gaat vervolgens over tot de befchouwing van den nederflag. Hij meent, dat hetzelve niet alleen is albuminas oxydi cu pri, eiwit met koper-oxyde, maar ook phosphorzuur koper-oxyde be- vat, welk laatfte daardoor geboren wordt, dat er in het wit van eijeren phosphorzuur aanwezig is. Bepaalde proefnemingen pleiten voor dit gezegde. / d Hij leidt ten laatfte uit zijne voordragt het befluit af, -dat de eiwitftof , in de natuur voorkomende, beftaat uit drie zelfftandigheden: z1€, eene ver- C Sm) verbinding van eiwitftof met foda; 2°, eene verbinding van eiwitftof met phosphorzure kalk; 3°. eene verbinding van eiwitftof met keuken- zout. De Heer NUMAN leverde Waarnemingen omtrent de periodifche ont- „lasting van bloed uit de geflachtisdeelen bij fommige dieren , bepaal- delijk bij de koe, en befthouwing van dit verfchijnfel în gee tot de menftruatie der vrouw. Het nog heerfchend. verfchil wan gevoelen, dat reeds van de vroegfte tijden af beftaan heeft, of bij de vrouwen van het menfchelijk geflacht alleen, dan wel ook bij andere vrouwelijke dieren , periodifche: bloed- ontlastingen plaats hebben, heeft aanleiding gegeven tot het opzettelijk doen dezer waarnemingen. Na de meeningen van ARISTOTELES, PLINIUS en anderen van vroege- ren en lateren tijd in. overweging genomen en derzelver menigvuldige te= genftrijdigheden te hebben doen opmerken, bepaalt zich de Heer NUMAN in het bijzonder tot de koe, in vergelijking tot de vrouw „ en vindt bij het Rund even zeer gelijkfoortige periodieke ontlasting, als bij den mensch , brengt deze ontlasting in verband met het togtig worden dezer dieren, en ziet dezelve verdwijnen „ zoodra de natuurlijke aandrift tot _ zwijgen is gebragt, of van zelf heeft opgehouden. De Heer NUMAN leeft zijn, voornemen te kennen gegeven , om van deze voorlezing in eenig tijdfchrit opentlijk gebruik te maken, Onder de Verhandelingen , welke der Klasfe door ‘hare Leden werden aangeboden met het bepaalde doel, om derzelver oordeel daarop. te verftaan , noemde ik reeds in het vorig Openbaar Verflag een zeer uit» gebreid Stuk. van het geacht Medelid, den- Heer onTijD, ingezonden H on- TÁ C 58) onder den titel: Bewijs. voor het befiaan van God en de onfterfelijk- heid der. ziel; waarvan echter toen nog flechts- het: eerfte gedeelte over het beflaan van God ontvangen was. De Klasfe “heeft deze phyfiologisch-pfychologifche Veithandelbik met de. uiterfte. naauwgezetheid overwogen, de diepe kennis en belezenheid des. Schrijvers, gevoegd bij. deszelfs:fcherpzinnig oordeel , bewonderd; zij erkent dan ook’ gaarne het. verdienftelijke- van dezen arbeid „ en‘ brengt hulde toe aan den echt liberalen „ zedelijken en-Godsdiènftigen geest, welke däarin-heerscht. Zij heeft. daarenboven. de volle overtuiging, dat, indien de Schrijver. deze Verhandeling ter perfe gelieft te. geven , id daarmede veel nut zal ftichten: De Heer verpam deelde der Klâsfe met een: gelijk doel’ mede: Het ontwerp van. eene nieuwe: zamenftelling van: verdeel-machine tot het vervaardigen. van. fchalen. of regtlijnige maten voor mathematifhe , phyfifche en astronomifche-inftrumenten. Het geacht Medelid geeft ons hier eene , zooveel men weet, geheel nieuwe: handelwijs „ om regte lijnen: in een begeerd aantal gelijke en zeer fijne deelen te-deelen. Hij meent echter niet, dat de regtlijnige- verdee= ling hierdoor naauwkeuriger, dan door de bekende middelen , zal kunnen worden verrigt. Zijn oogmerk is alleen , het vervaardigen der verdeel- machines voorhet bedoelde oogmerk: voor gewone werklieden gemakke- lijker te maken. Í Over de verdeel-machines in het algemeen is weinig gefchreven. Na de befchrijving der werktuigen van RAMSDEN hebben wij over deze ftoffe niets, De kunftenaars hebben geen belang, om over dit onder- werp: het publiek in te lichten „ja veel meer is het bekend worden der middelen , waarvan’ zij zich bedienen , daarmede ftrijdig. De taak, welke. de Heer vreRpAMm: heeft op zich genomen, is dus een CD) een verdienftelijk werk , vooral ook “däarorm ; ‘dat hij ‘de ‘middelén gemäk- kelijker heeft willen maken , waardoor ' gefchikte werklieden in (taat ge- fteld zouden worden, de bedoelde verdeelmachine te' vervaärdigen. Ik zal niet pogen eene befchrijving vàn het door hem voorgeflagen middel te geven, daar zij, zonder ‘de af beeldingén onder het oog te hebben , ten eenenmale onverffäanbaar zijn zoude, ‘Men “mag daarenbo- ven het vertrouwen koesteren , dat het ontwerp des Heeren VERDAM te eeniger tijd het licht zal zien, en hierdoor aán -elks- beproeving worden prijs gegeven. Wijle ons geacht Medelid A. rf. GOUDRIAAN had ettelijke jaren “vóór zijn overlijden het ontwerp gemaakt van eenen hydroftatifchen weegbak en eener verplaatsbare weegbrug, voor de fpoedige weging van fluk- goederen bij het ontlosfen der fchepen en voor geladen vrachtwagens, met voornemen om hetzelve der Eerfte Klasfe aan te bieden. De Heer B. H. GOUDRIAAN, Korrespondent: der 'Klasfe „ van “dit voornemen zijns vaders kennis panne heeft niet willen nalatên- dâar- aan gevolg te geven. ‘Het doel, hetwelk wijle ons ; Medelid zich bij deze ontwerpen voor- ftelde, was het uitdenken van een werktuig, om van alle vrachtgoederen fpoedig en gemakkelijk het gewigt te doen kennen, alleen door het meten van de hoogte eener, met de te wegen voorwerpen in evenwigt gebrag- te, kolom water of kwik. Hij ftelt hiertoe voor, eenen foortgelijken toeftel, als de zoogenaamde hydroftatifche blaasbalg „ dienstbaar’ te ma- ken, op verfchillende wijze toegepast, doch in deze ontwerpen. fteeds de hoofdzaak uitmakende. Die hydroftatifche blaasbalg beftaat in ‘het ‘algemeen uit eén ijzerer bak óf ketel, met water gevuld, en waarvan de opftaaände binnenrand glad is uitgedraaid, om aan eene daarin nagenoeg paansioe gelijkfoortige H a plaat pe (60 ) plaat eenige op- en nederwaart{che beweging vrij te laten, Deze plaat is met een waterdigt bereiden lederen rand aan den boord des ketels, door middel van ringen en Schroeven digtfluitende, vereenigd. _— Op het midden van deze plaat wordt, bij het gebruik , een glazen buis gefchroefd, welke met het water onder de plaat gemeenfchap heeft; hiermede is eene fchaal vereenigd, om de oprijzing van het water te kunnen „meten , en daardoor het gewigt bepalen , hetwelk de ijzeren plaat in den ketel, of , naar gelang der wijze van toepasfing „ den ketel tegen de plaat drukt, f Om den toeftel tot weging van ftukgoederen te doen dienen, wordt nu aan de ijzeren plaat een beugel vastgeklonken, gefchikt , om een ongelijkarmigen weegbalk te dragen , en de alzoo ingerigte zamenftelling geplaatst in eene kist. De weegbalk, ter wederzijde circa eene halve palm voorbij de wanden der kist uitftekende, is wijders aan ieder einde met eene haak voorzien, om daaraan het te wegen tuk aan te flaan, en heeft overigens zoodanige inrigting als ter weging vereischt wordt. Het gewigt der ftukgoederen, opgehangen aan den weegbalk „ eenige geëvenredigde drukking op de plaat van den ketel te weeg brengende, doet alzoo het water in de glazen buis oprijzen toteene bepaalde hoog. te, welke men flechts heeft op te merken, om de zwaarte van het te wegen voorwerp te leeren kennen. In het eerfte gedeelte des ontwerps geeft wijle ons geacht Medelid de uitvoerige befchrijving van zulken toeftel, verfcheidenlijk gewijzigd en opgehelderd door naauwkeurige teekeningen. Hij onderzoekt vervol- gens den graad van naauwkeurigheid, welken hetzelve bij de toepasfing in verfchillende- gevallen kan geven „en {telt dien op het minst gelijk aan hetgeen met gewone weegfchalen of unfters kan verkregen worden. De hydroftatifche weegbruggen , waarvan de Heer GOUDRIAAN in het _laat= C 265) laatíte gedeelte zijner Verhandeling de befchrijving geeft , berusten op dezelfde beginfelen „ toegepast zoowel op verplaatsbare, als op vaste weegbruggen. De eerstgemelde zijn zoo ingerigt ‚ dat zij vit vervoerbaar zijn en fpoedig op verfchillende plaatfen- in werking kunnen gebragt worden ; waardoor de praktijken der voerlieden van vrachtwagens, om de vaste weegbruggen te ontduiken, zouden worden ‘afgeneden wegens de on- zekerheid , waar zij dan hier, dan daar eene zoodanige weegbrug kun= - nen aantreffen, Het ligchaam van zulke brug kan overigens als gewoonlijk zamenge- fteld worden , doch heeft aan iederen hoek eene ftevige fchroef , om de brug te kunnen opfchroeven tot tegen de às van eene kar, waardoor de brug vervoerd ftaat te worden, en die , hetzij de brug moet worden opgenomen of neergelaten, tot boven den put gereden wordt, beftemd om dezelve te. ontvangen, Onder iederen hoek van zulk eene brug wordt een ijzeren ketel met, zijn toebehooren geplaatst, van overeenkom- ftige zamenftelling als vroeger ‘bij den weegbak is befchreven , met dit onderfcheid echter, dat, ten einde de hoogte van de oprijzingsbuizen binnen beknopte grenzen te houden , en den geheelen toeftel bekwamer voor de behandeling bij het vervoer te kunnen maken, hier „ in plaats van water, kwik in de glazen buizen de drukking aanwijst, welke het te wegen voorwerp op het water des ketels uitoefent. Eindelijk befchrijft de Heer GOUDRIAAN eene vaste hydroftatifche weegbrug, waarvan het eigene daarin beltaat , dat de weging door mid» del van eenen hydroftatifchen blaasbalg gefchiedt, in plaats dat bij. de Franfche ponts à bascule, waarmede overigens deze brug in hoofdzaak overeenftemt , eene balans en verkleinde gewigten gebruikt worden. Ten flotte vindt men. in deze Verhandeling ook nog eene tafel der” uitzetting van het-ijzer , de zink en het water, onderling vergeleken op | ge- (C 62 ) gelijke graden van den Thermometer, Welke tafel, om zeer naauwkeu- rige wegingen uiet de:befchreven toeftellen te doen, ter correctie van het gevonden gewigt wegens de plaatshebbende temperatuur zou kun- nen dienen, doch hetwelk bij gewone weging van zware goederen of van geladen vrachtwagens voor onnoodig mag gehouden worden. De Klasfe, de wetenfchappelijke verdienften erkennende , en hoog wäar- * derende de grondige blijken van fcherp doorzigt , welke in dit ontwerp zijn aan den dag gelegd, meende echter in de toepasfing op het gemeene leven vele zwarigheden te ontdekken, die zijne algemeene aanwending onraadzaam 4 “zoo niet ondoenlijk, zouden maken. “Des onverminderd rekent zij aan de nagedachtenis van ‘haar verdienftelijk.Medelid eene toffelijke vermelding van dezen zijnen arbeid fchuldig te zijn. Hoewel de leer der misvormingen in de latere jaren. met onverflaauw. den ijver gedreven is, en men over den -aard en oorfprong derzelve groot licht verfpreid heeft, komen er telkens zoo vele nieuwe afwijkingen van de gewone gefteldheid te voorfchijn , dat men dit vak der Natuur- kunde nog lange na niet voor afgewerkt kan houden, Eene Verhandeling van den Hoogleeràar sANDIFORT bevat eene naauw- keurige befchrijving van eene, in wele deelen, misvormde vrucht wan zeven maänden., : Dit nieuw voorbeeld van het gebrekkige onzer kénnis ten aanziën der misvormingen zou wel verdienen ‘nader voor uwe aandacht te Wor- deni uiteengezet. Doch reeds ter pêrfe gelégd zijnde, meen ik te kunnen volftäán miet het nu aângevoërde. Ook dé Heer Numan” houdt zieh “otiafgebrokén “bezig met ‘ht rafpó- ren der afwijkingen van de mâtuurlijke gefteldheid der levend-bewerk- tuïgde deelen. De werken der Eerfte Klâsfe dragen’ daärvan reeds meer dan C 63 ) dan een, bewijs, Laatftelijk bepaalde bijt zich tot de rare van een grootendeels dubbeldkalfsmonfier: Na. vroeger eene Verhandeling te hebben geleverd over een misvormd fchaap- met overtolligheid-van deelen , achtte. ons geëerd Medelid niet on- gefchikt, eene anatomisch-phyfiologifche befchouwing te geven van een voorwerp ‚ waarbij het tegenovergeftelde van- het monftreufe fchaap _ plaats. vond’, zijnde daar de achterfte , hier de- voorfte deelen dubbeld. Na eene korte inleiding gaat hij‘ over tot {de uitwendige befchrij- ving van dit monfter, Het had twee koppen , vier voorbeenen , twee ° achterbeenen en- twee ftaarten , terwijl de ligchamen van de borst tot aan hét achterfte van-het lijf door de huid wereenigd waren, en zich in. het-midden van-den buik eene enkele navelftreng bevond; De vrou- welijke deelen waren grootendeels zamen gevloeid, behoudens kenmerken van dubbel zijn. De- opening des endeldarms , door. een vlies gefloten was enkelvoudig ‚ fchoon er. twee ftaarten uit het kruis nederdaalden. __ Vervolgens geeft de Hoogleeraar eene naauwkeurige befchrijving der innerlijke deelen van de borst- en buikholte , alsook van het onderfte gedeelte van het ruggemerg , welke voor geen uittrekfel vatbaar is, Na de ontleedkundige- befchrijving, gaat hij over tot eene meer bij- zondere overweging van al de gevolgen , welke in een natuurkundigen zin daaruit kunnen worden afgeleid. Ook die overweging mag als hoogstbelangrijk worden aangemerkt. Zij zal, nevens de geheele Verhan. deling, in het laatfte ftuk des Zevenden- Deels van de Nieuwe Ver- handelingen der Eerfte Klasfe het licht zien, Op flechts eene Verhandeling wordt het oordeel van geraadpleegde Leden nog ingewacht, op de’ Befchouwing des Heeren GLAVIMANS, van de theorie yan CHAPMAN „wegens den tegenftand der in het water bewogen wordende ligchamen. „ Van RD, | Van Korrespondenten des Inftituuts ontving de Eerfle Klasfe flechts eene Verhandeling, en wel van den Heer peLPRAT , toen nog alleen in die betrekking aan het Inftituut verbonden ‚nw ons geacht Medelid , over het al of niet beflaan van eenig voordeel bj het gebruik van golvende in plaats van vlakke fpoorwegen. Hij onderwerpt in deze Verhandeling aan een wiskundig onderzoek het gevoelen van den Heer BADNALL , volgens wien, het niet alleen on- noodig, is, aan een ijzeren fpoorweg over deszelfs geheele lengte, zoo na mogelijk , eene, vlakke rigting te geven, maar het zelfs voordeelig zijn . zoude, den weg golvende te maken, zoodat de beladen wagens eene beurtelings dalende en rijzende beweging verkrijgen. s Ten einde in dit onderzoek geleidelijk voort te gaang befchouwt de Schrijver in de eerfte plaats het geval , waarin de invloed der wrijving wordt verwaarloosd „en tevens geene andere beweegkracht dan de zwaar- tekracht wordt in aanmerking genomen. Hij toont, dat, bij eene ge- gevene aanvankelijke fnelheid , er alsdan eenige tijdwinst beftaat , indien de beweging , in plaats van regtlijnig te zijn , langs cycloïdale bogen en dus golfswijze gefchiedt, dat echter deze tijdwinst in het werkdadige niet noemenswaardig is, ten zij de golvingen zeer diep en hierdoor zeer kostbaar worden. Hierop gaat de Schrijver ‘over, om ook de wrijving als, vertragende kracht in rekening te brengen. . De tiijdsbelparing is in dit geval weder zeer gering, ten zij de uit{nijdingen van den weg zeer diep gemaakt worden, hetgeen niet alleen de kosten zou vermeerderen , maar waardoor tevens de fnelheid in de. verfchillende punten der baan zeer ongelijk zou worden , hetgeen hij te regt als een wezenlijk nadeel befchouwt, Het voorgaande geval is echter nog niet datgene , hetwelk zich in de toepasfingen, aanbiedt. De vertraging toch , uit de wrijving ontftaande, zou de gemiddelde fnelheid, waarmede het-ligchaam ín de waterpasfe rige hd C 65 ) rigting voortgaat, geftadig verminderen en eindelijk geheel vernietigen , indien niet tevens eene bewegende kracht van paarden of {toom tot on- derhoud der beweging-werd aangewend. De Heer DeLPRAT tot dit laat{te gedeelte zijns am ddshiichi overgaande „ merkt aan, dat de verfnelling , welke «de wagen door de werking van paarden of ftoom ontvangt, des te geringer is, naarmate-de fnelheid grooter wordt. De paarden toch kunnen niet meer dezelfde kracht op den wagen uitoefenen „ wanneer zij zich zelve {neller’ moeten voort bewegen ; eveneens zal dezelfde hoeveelheid. ftoom- eene geringe drukking op den zui- ger des cylinders uitoefenen, indien de fnelheid van den zuiger toeneemt. De Schrijver neemt dan aan „ dat bij een ftoomwagen de. hoeveelheid des gevormden {tooms evenredig is aan den tijd, en deszelfs verfnellende kracht omgekeerd evenredig. aan de fnelheid des wagens, In die ver- .onderftelling is de fnelheid in elk punt des doorloopenden wegs eene lineaire functie zoowel van de coördinaten des punts , als van den tijd. Waaruit alzoo duidelijk volgt, dat, wanneer men den wagen met eene bepaalde fnelheid op een gegeven punt wil “doen aankomen , het geheel onverfchillig is, of men denzelven eene regte of kromme lijn doet door- loopen ‚-en‚de hoedanigheid dezer laatíte geene befparing van ftoom kan ten gevolge hebben. De ondervinding, reeds ten radecie a golvende bussen beflist hebbende, vervalt de noodzakelijkheid-en het-nut „ dat anderzins in de uitgave van dit theoretisch onderzoek. zoude hebben kunnen gerekend worden: gelegen te zijn. Van lieden, door geenen titel aan het Inftituut verbonden „ ontving de Eerfte Klasfe drie ftukjes ; het eerfte bevattende het plan voor eene groote ‚ jaarlijkfche Loterij. I Uit C 66 ) Uit deszelfs inzage blijkende , dat het geenszins verdiende „een punt be van overweging bij deze Geleerde Inftelling te maken, zijn al ‚de. {tuk- ken , tot dat plan behoorende „ aan” den” Heer. inzender terug gegeven: Het tweede hield eene verhandeling in van den Heer DEMONVILLE te Parijs , der Klasfe aangeboden onder den titel: ones windt d°’ Astronomie. é Het bleek echter al fpoedig, dat ook dit ftukje geene goet it Klasfe, verdiende. Het draagt op elke bladzijde veel meer blijken van ontftelde « herfenen , dan van -wetenfchappelijke behandeling. De fterren zijn, volgens DEMONVILLE, alle in hetzelfde vlak geplaatst , en hare fphe- rifche ftelling aan het hemelgewelf is een louter gezigts bedrog. De LA LANDE heeft zich deerlijk bedrogen in de bepaling van de pá- rallax der maan, daar hij te Ee ee manet maan zag, dan LACAILLE aan-de Kaap de Geede Hoop. Meer zal er voorzeker niet noodig: zijn , om de nadeelige vides der Eerfte Klasfe te doen billijken. „Het derde beftond in eenen brief van den Heer r. Morr , lbegmess det te. Rotterdam verzoekende , dat de Eerfte Klasfe eene Kommisfie benoeme ter onderzoekingen inzage der proeven van uitvoerbaarheid eener door hem uitgevondene behandeling van hout tegen bederf, latende hij dezen brief vergezeld gaan van eene Memorie van toelichting , met aanwijzing van de ftad Rotterdam ‚ waar men de houten, door hen op verfcheidene hoogten bewerkt, kan komen bezigtigen- De Klasfe in het zekere onderrigt , dat door het Gouvernement dezer Landen op de bewerking van hout, om het tegen bederf te bewaren, aan den Heer MorL reeds octrooi is verleend , oordeelde , zich met het onderzoek dezer zaak voor als nu niet te moeten inlaten. Waarvan «aan den Adresfant fchriftelijk is kennis gegeven. ze Hi „De Berfte Klasíe is rohe lag diene werkzaamheden ook dienftig geweest , in die van anderen te onderfteunen en te bevorderen. Op de eerfle aanvraag des Heeren WENCKEBACH , Lector in de Wis- en Natuurkunde aan ’s Rijks Militaire Akademie, om gebruik te mo- gen maken van eene tabel, door’ wijle het geacht Medelid vAN swiNDEN bij deze Klasfe gedeponeerd , bevattende den gemiddelden ftand des Ba- rometers op Zwanenburg gedurende 45 jaren , werd hem zulks gereede- lijk toegeftaan. Zij ontving daarvoor , bij de terugzending van dezen belangrijken arbeid, in gepaste bewoordingen, den dank des Lectors. Van meerdere bemoeijingen der Klasfe heb ik U, geachte Tochoor- ders, geen werflag te doen. Dat zij het werk des Heeren SCHRÖDER , over meetkundige bepalingen, het licht deed zien, en de uitgave van het Vijfde Deel harer Verhandelingen ten einde bragt, is U volkomen bekend. Ook het Zesde Deel en de twee eerfte Stukken van het Ze- vende zijn inmiddels door den druk algemeen verkrijgbaar gefteld. Ik mag overigens niet verzwijgen , dat vele harer Leden door de af- zonderlijke uitgave van hunnen letterarbeid ook in andere betrekkingen, dan die des Inftituuts, tot goeie der Wetenfchappen zijn werkzaam gebleven. : Na de voorlezing van dit Verflag vervolgt de Voorzitter : Ik-bedank: U , Mijnheer den Sekretaris! voorde duidelijke uiteenzetting van hetgeen de Klasfe verlangd heeft, dat in deze Zitting nopens hare werkzaamheden zoude worden voorgedragen , en verzoek U op nieuw; het Programma “wel te willen voorlezen wan de li der- Prijs- vragen. ” [lade De Sekretaris leest hierop voor de volgende Io PRIJS- PRIJSUITSCHRIJVING DER “ EERSTE KLASSE KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, D. Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van Weten fchappen, Letterkunde en Schoone Kunften, brengt ter kennisfe van het algemeen , dat op de prijsvraag , door haar bij het Programma van 1835 uitgefchreven „ luidende: Welke ziekten, zoo uitwendige als inwendige , komen onder dezelfde of. gelijkfoortige gedaanten bij den mensch en de grootere huisdieren voor? In hoe ver is men in ftaat, derzelver verfchil, volgens anato- mifche , phyfiologifche en pathologifche grondbeginfelen , te verklaren? Welke algemeene regelen zijn uit deze befchouwing , opzigtelijk de be- handeling der ziekten, van den mensch en der dieren , af te leiden? geen C 69 ) geen. antwoord zijnde ingekomen, zij befloten heeft, dezelve in te trekken 3 £ dat gelijk befluit is gevallen , betrekkelijk de vraag naar eene volledige ontwikkeling van de mathematifche theorie der zijde- lingfche drukking van f{troomende vloeiftoffen „ in het bijzonder toege- past op de, Venturifche buis en op die werfchijnfelen , welke zijn waar- genomen „ wanneer de vrije uitftrooming eener vloeiftof door: eene ope- ning gewijzigd wordt door een plaatje, digt voor die opening gehouden , en andere dergelijke verfchijnfelen meer 3 waarop almede geen antwoord is ingekomen, De Klasfe ftelt als nieuwe vragen voor: IL. Hoezeer de theorie van den wederftand van ijzeren of van andere metalen ftaven, ftangen en deelen , welke in de rigting der dikte (dat is loodregt op de lengte) gedrukt worden, tot die genoegzaamheid is gebragt, dat wij ons, in zeer vele gevallen, op de-uitkomften der be- rekening kunnen verlaten , ontbreekt aan dezelve eene algemeenheid of , zoo men liever wil, een graad van naauwkeurigheid , door welker -be- ftaan ook: het voorwaardelijke van. het gebruik zou ophouden „ althans minder beperkt zou wezen. Die toepasfingen zijn, bij voorbeeld , onze- ker, zoodra eenig ftuk, in vergelijking van de lengte, eene geringe dikte heeft, en men alzoo niet voetftoots. kan aannemen, dat de bui- gingen evenredig zijn aan: de drukkende krachten of lasten ; en geheel ‚ onvoldoende zijn de regels, uit die theorie afgeleid, ter bepaling van den wederftand van meer of, minder rekbare: platen, enz. Naar GC 20,» Naar aanleiding van deze opmerkingen , verlangt de Klasfe het onder- zoek tot volledigmaking van de bedoelde theorie, of tot zoodanige wij- ziging van dezelve of van de onderftellingen, op welke zij moet ge- grond worden , dat” zij met den aard der zaak , in bijzondere omftan- digheden en gevallen , beter is overeen te brengen, en van meer uitge- “breide toepasfing kunne worden. IL Daar-de pogingen van DUMAS „ LIEBIG, MITSCHERLICH en andere fcheikundigen , om de naaste beftanddeelen van het bewerktuigde rijk naauwkeuriger te bepalen, derzelver verwijderde beftanddeelen ten aan- zien der proportiën met de grootfte juistheid te doen kennen , en ein- delijk, om, op grond van deze bekende zamenftelling , de wetten der fcheikündige vereenigingen van het delfftoffelijk rijk op deze voortbreng- felen van het bewerktuigde rijk toe te pasfen, niet alleen op zich zelve toffelijk te achten zijn , maar ook bij fommige klasfen van ligchamen , inzonderheid bij de ethers of de verbindingen van het gekoold water- ftofgas met water en zuren „met. goed gevolg “zijn bekroond ; zoo wordt verlangd „dat eene klasfe van organifche beginfelen „niet minder - talrijk «en -gewigtig, dan die der ethers, op gelijke wijze , ten aanzien der “elementaire zamenftelling , onderzocht, en. met gelijke vrucht op ‚ dezelve de wetten der delfftoffelijke verbindingen toegepast worden. II. Daar de ondervinding geleerd heeft „dat velen der blindgeborenen en doof{tommen ; die als kweekelingen opgenomen worden in daartoe inge- rigte Inftituten (voor Blinden te Zmfferdam , voor Doofftommen te Gro- ningen), in hunne ontwikkelingsjaren aan longtering of andere borstziekten bezwijken; daar verder de ligging en plaatfelijke- gefteldheid der beide Ge- ftichten zoodanig is „dat aan deze het menigvuldig voorkomen van longlije den in dezelve niet kan toegefchreven worden, vraagt de Eerfte Klasfe : Te AKG ) 1. of in het algemeen en overal. door de ondervinding bevestigd wordt, dat: doofltommen en blindgeborenen meer , dan andere jonge lieden van dezelfde levensjaren , vaan vianen roe et: 2. zoo ja, of de grootere menigvuldigheid dezer ziekte «onder hen aan toevallige oorzaken moet toegefchreven worden „dan. wel , of tus- fchen deze kwaal en het gemis aan. fpraake en gezigtsvermogen „ hetzij door aangeboren. doof heid: en blindheid hetzij door het later opkomen dezer: gebreken voortgebragt „ een: zoodanig naauw’ verband: beftaat ; dat beide als ‘uitwerkfelen van eene en. dezelfde oorzaak kunnen ‘befchouwd worden 2 ‚3e vof er» eindelijk ; middelen: aan te: wenden. zijn, ‘welke de ont- wikkeling. van eenen dergelijken ziektetoeftand. zouden kunnen te keer gaan „ zonder nadeelig te wezen. voor het doel ,- tot welks bereiking: se aanne kweekelingen zich aan dergelijke Infticuten bevinden 2 Op: welke de antwoorden. vóór ‘den laatften Febus van het jaar 1839 worden ingewacht, Voor de beantwoording, van: elke dezer vragen, looft de Eerfte Klasfe van het KoninklijkeNederlandfche Inftituut van Wetenfchappen , Letter- kunde en Schoone Kunften uit eene gouden Medaille, gefchroefd op den _ ftempel des Inftituuts , ter innerlijke waarde van. vijfhonderd Gulden. De ftukken „welke naar eenen prijs dingen „ zullen in de Nederduitfche , Franfche , Latijnfche, Engelfche of Hoogduitfche.“Taal „ maar met de al gemeene. Italiaanfche- Letter gefichreven moeten zijn ‚en aan den, vasten Sekretaris der Eerfte Klasfe vrachtvrij bezorgd worden. Tot - CE Tot deze uitgeloofde prijzen worden alle Geleerden , zonder onderfcheid, uitgenoodigd , met uitzondering alleen van de Leden-der Klasfe , als wel. ke van alle mededinging worden uitgefloten: onder welke benaming ech- ter noch de Buitenlandfche Geasfocieerden, noch de Korrespondenten be- grepen zijn. De in te zenden ftukken moeten met eene andere hand , dan die van den Auteur, gefchreven zijn zonder naam „ maar de kwaliteit en woonplaats des Auteurs zullen gefteld moeten zijn in een afzonderlijk verzegeld papier, tot opfchrift dragende dezelfde fpreuk , of hetzelfde kennelijk teeken , waardoor de Verhandeling , waartoe het behoort, onderfcheiden is. De uitwijzing der prijzen zal plegtig aangekondigd worden in eene Open- bare Vergadering. Zij zal voorts algemeen gemaakt worden in de Binnen- en Buitenlandfche Tijdfchriften „ waarin deze Uitfchrijving geplaatst-of vers meld wordt. ; De bekroonde Verhandelingen blijven het eigendom der Eerfte Klasfe van ‘het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van Wetenfchappen , Letter- kunde en Schoone Kunften. Het zal den Schrijver of Schrijvers niet vrij- ftaan , hiervan op eenigerhande wijze door den druk gebruik te maken , ten zij de Klasfe daartoe hare toeftemming geve. De niet bekroonde ftukken zullen, op begeerte der inzenderen, tevens met de befloten naambriefjes, aan zoodanig perfoon of adres terug ge- zonden worden , als zij zullen verkiezen, mits dit, zonder eenige kosten der Klasfe, binnen een jaar na de uitwijzing verlangd en dit adres op- gegeven worde; doch zal het verzoek om teruggave moeten verzeld gaan van behoorlijk bewijs van regt op het ftuk. In= € Ingevalle geene teruggave van een niet bekroond ftuk verlangd mogt worden, of de evengemelde vereischten daar niet bij waren in acht ge- nomen, zal men de befloten naambriefjes ongeopend verbranden, en de ftukken zelve bewaren, om te dienen, als bevonden zal worden te be- hooren. In naam der Eerfte Klasfe voornd. G. VROLIK, Sekretarise. Hierna zegt de Voorzitter : lij U, Mijnheer vaN BREDA, moet ik nu oproepen, om wel te willen voldoen aan uwe toezegging, om ons te dezer gelegenheid eene verhan- deling voor te lezen. De Heer vaN BREDA betrad hierop het fpreekgeftoelte en droeg de volgende Redevoering voor : MIJNE HEEREN, ZEER GEËERDE TOEHOORDERS ! In den fchoot van het verledene, wie weet het niet? is de verstafge- legene toekomst bevat. Uit het verledene ontwikkelde zich het tegen- woordige, dat het toekomende in zich houdt opgefloten , en hij, die het verledene heeft ontfluijerd , is in de toekomst doorgedrongen. Ongerijmd zoude het zijn, deze waarheid in twijfel te tellen op eene plaats als deze, in eene Vergadering als die , waarin ik thans fpreek , omringd van mannen, die, zoo zij zelven al niet met ijver ieder overblijffel K der KPB der oudheid opfporen en onderzoeken , voor het minst altijd met belang- ftelling de nafporingen van anderen omtrent het verledene volgen, Ap Was er iemand , die er aan twijfelde, ik zou mij niet alléén op den . Histotiesfchrijver , of op den Oudheidkundige, maar vooral ook op U _ beroepen, die met mij tot de oningewijden in deze vakken van geleerd- heid behoort; — ik zou U herinneren, hoe dikwijls wij de drift, de verrukking dier Geleerden bewonderd hebben bij de ontdekking ook van het kleinfte overblijffel der oudheid, dat hun eenig nieuw inzigt in het verledene kon verfchaffen. Is het dan zoo, Mijne Heeren! zijn de overblijffelen der Gefchied- kundige oudheid zóó belangrijk voor ieder denkend wezen; hoe veel te meer zouden het dan niet die zijn, die niet meer de getuigen van ver- geten voorgeflachten, maar van tijden waren, die alle voorgeflachten verre voorafgingen; van overblijffelen ‚ die Kes n Gi zouden aandui- den, welke lotverwisfelingen die bol zelf, waaraan het aardfche leven van ons geflacht onveranderlijk verbonden is, heeft ondergaan; van overblijffelen , die ons zouden leeren, hoe deze bol door verfchillende ontwikkelingen , onder de leiding van eene hoogere magt , werd opge- voerd tot de gefchiktheid, om dat geflacht, in welks gefchiedenis wij zoo veel: belang ftellen , te herbergen. ! Zulke overblijffelen zijn er, Mijne Heeren! Zij zijn er in ontelbare menigte; zij zijn overal; zij zijn onder onze voeten; zij vormen de ge- heele fchors van den aardbol, fteeds van ouder en ouder tijden Beuk gende, näarmate wij dieper en dieper in deze doordringen. Zij zijn onder onze voeten ; zij vormen ook onzen bodem; zij kuùmen ons dan ook leeren, wat er in de verst afgelegene oudheid hier was, __op deze plaats, waar thans. ons dierbaar vaderland is; wat er hier ómging; welke planten Aier groeiden, welke dieren hier ademden , » vóór de fcheppende Almagt ons geflacht te voorfchijn riep. kiel Ís Cas) - ís het ons-al, niet. gegeven ‚in onze vlakke gewesten. doorde opeen- gepakte afflijtfels van woorswerelden diep genoeg door te dringen ‚om , als in bergachtige-ftreken , tot-die-oude overblijffelen re komen „ die: de eerfte fporen van leven: bevatten ;-wij kunnen evenwel genoegzame, diep= “ten “onder onzen bodem bereiken, om de overblijffelen wan, verfcheiden tijdperken „die «al. onze historifche voorafgingen , en die alle onderling meer verfchilden, dan zij dit van het onze doen, te bereiken en te vers zamelen. Wij zijn dit voeral verfchuldigd aan. de onderzoekingen van latere tijden, en voóral aan die ondernemingen, die met het doel ondere nomen ‚ om uit onderaardfehe bronnen drinkbaar wäter opwaarts te lei den , tevens ook den aard van onzen. grond, hebben leeren ‘kennen. Wij zijn dit vooral verfchuldigd aan ondernemingen , zoo als wij er in de nabijheid van de plaats ‚waar wij ons bevinden ;-eene:met zoo veel be- langftelling gevolgd. hebben; ik’ bedoel „aan de Artefifche putbotingen.. Dat “dan „Mijne ‘Heeren ! het. moet onmisbaar uwe aandacht bezig hoúden , de voor«historifche tijden „ waarvan wij in «onzen eigenen bodem de monumenten vinder; en waarvan -bij-ons , zoo vele vérfteeningen , als ‘zoo vele medailles ‚ zijn opgeftapeld „ voor ‘eenige oogenblikken- het onderwerp. “onzer overdenkingen. uitmäken! — Vergünt mij: goedgunftig= lijk U eene korte fchers voor te houden van, die ‘oude. tijdperken „tot wier overblijffelen- men ‘in “ons „vaderland, ja , ook -hier-op ‚de - plaats, waar wij ftaan , is doorgedrongen. — De liefde. tot. den vaderlandfchén grond, die ons allen ingeboren is, en de lust „die uit haar onmiddelijk voortvloeit ‚ om alles ‚ zoo veel mogelijk is „te weten , wat hare wording vergezelde , zal U mijn kort verhaal met toegevendheid doen aanhooren. Er is veel, zeer veel met-onzen bol gebeurd ; hij is door vele zon= _derlinge, aaneengefchakelde veranderingen tot zijnen tegenwoordigen. toe- itand gekomen; eeuwen op eeuwen moeten elkander zijn opgevolgd , K 2 vóór 6 MD voor hij gefchikt werd tot eene woonplaats van den mensch , en van planten en dieren, als die , waarvan wij ons omringd zien, E Er verliep een agntal van eeuwen van het oogenblik, waarop de diepfte beddingen , waartoe wij in onzen vaderlandfchen bodem kunnen doordringen, in een wijden oceaan nederzonken, tot aan het tijdftip , waarop de eerfte kleilaag, of de eerfte zandbedding in onze gewesten door die magtige ftroomen werd nedergelegd , waarvan onze tegenwoor- dige Rn, Maas en Schelde flechts de zwakke overblijffelen zijn. — En hoe vele eeuwen zijn er nu al weder niet verloopen — vraag het aan «onze Gefchiedkundigen — federt dat tijdpunt , dat waarfchijnlijk niet ver af is van ket oogenblik , waarop het gebied der Gefchiedenis aanvangt ? Maar, Mijne Heeren! vroeger dan de diepfte beddingen bezonken zijn, die wij in onzen vaderlandfchen bodem bereiken , veel vroeger , gedurende eene lengte van tijd, waarvan de gedachte alleen ons reeds doet duizelen , onderging onze bol eene onafgebrokene reeks van veran- deringen. Verbazende masfa’s van kalk, van zand , van klei, van erts waren van den oorfpronkelijken bodem reeds afgefleten , of uit de diep- ten naar boven geflingerd, en tot hooge gebergten opgeftapeld, Ver- fcheidene voorgeflachten van planten en dieren waren reeds van deszelfs oppervlakte verdwenen; langzaam , en meestal zonder fchokken waren zij elkander opgevolgd, na ieder vele jaren , ja eed in geflacht op geflacht gebloeid te hebben. Maar hoe verbazend lang alle deze opeenftafelingen van bedien geduurd „ hoe verwonderlijk lang afwisfelende dier- en plantgeflachten zich in het ongeftoord bezit van onzen bol verheugd hebben; er is echter een begin aan dit alles geweest — er was een tijd van onbere= kenbare lengte, dat er geen leven op dezen bol beftond — er was een oogenblik, hoe verre ook van ons verwijderd, dat het eerfte dier op Cz) op den omgevormden bol ademde, dar de eerfte plant zich ontwik- kelde, De meeste Natuuronderzoekers komen er in overeen , dat dit oogen- blik “toen “eerst kon plaats grijpen , toen de bol uit een ftaat van gloei- jing tot eene gematigde temperatuur bekoeld was. Inwendig nog meer dan gloeijend, was de fchors reeds geftold , en waarfchijnlijk hier en daar „door, de ongelijke inkrimping gedurende de verkoeling „ tot bergen geplooid ;_ misfchien zelfs ftak wel hier of daar een meer dan de overige ‘opgeligte bergrug uit het water , dat deze als een onmetelijken oceaan omgaf. — Een dampkring, welligt geheel verfchillend van den tege woor- digen, maar” een. dampkring met zuurftof ,- als een der beftanddeelen , drukte reeds op die onbegrensde zee, Van dat eerfte tijd{tip af hebben’ de overblijffelen van planten en dieren niet opgehouden „ zich op te ftapelen in de beddingen , grootendeels ge- vormd uit het afflijtfel door ftroomen en brandingen van den bodem der zee „of de uitftekende punten afgewreven en afgebrokkeld , of uit openingen en fpleten door. de onderaardfche hitte naar boven geperst. In de oudfte en diepfte , onmiddelijk op de kristallijne , niets orga- nisch bevattende, geflolde “korst gelegene mmasfa’s, vindt men alleen Zee-dieren “van “zonderlinge vormen , het meest overeenkomende „ hoe verfchillend ook, met die „welke in de warme zeeën, bij de Even-nachts- lijn, nu ‘nog hunne gekamerde fchelpen in de onbereikbare diepte ver= borgen houden; of met die, welke in diezelfde zeeën de tot de opper- vlakte reikende rotspunten en rùggen met eene koraal-korst omkleeden, Menigwerf fchijnt in dezen es op verfchillende punten, hun leven een tijd-lang afgebroken fe zijn geweest, en de beddingen, waar« in hunne overblijffelen opgeftapeld werden , vervangen te zijn door an= dere , waarin alle leven ontbreekt. , JN Op deze oudfte treffen wij eene jongere , hoezeer nog geweldig van ons 28) ons verwijderde opeenftapeling van organifche voortbrengfelen aan , die ons van groote veranderingen , van aanmerkelijk gevorderde verkoeling de getuigen, zijn. beddingen vol met planten-overblijffelen „zoo uitge- “breid, in zoo grooten getale opgehoopt „dat. zij „ na, verloop ‚van eêu- wen, ons nog eene onuitgeputte. bron, van -brandftof. zullen opleveren 5 vol ‚met „zeer. kenbare overblijffelen van. planten, -die eenmaal op het vaste land groeiden, en ons als met den vinger op uitgebreide gewes- ten, wijzen „ die toen reeds ‚zich: boven de wateren van den nog altijd magtigen. oceaan ophieven. Later, dan. deze ‚ gevormd en. fomtijds op haar ranke vindês wij eene onafzienbare rij van afwisfelende ‚kleis , zand- en kalkbeddingen 5 fommige zonken in zoet water , de-meeste-in zeeën neder; “bijkans alle zijn, vol van eene wereld ‚van plantenen dieren; iedere bedding heeft de hare „die voor” het groot{te gedeelte verfchillen , en in vorm en za= menftelling meer en‚_meer aan die, van onze tegenwoordige wereld nade- ren, naarmate zij jonger zijn, naarmate, eene geringere reeks van eeuwen hen van, onze historifche ‚tijden verwijdert. : (tog Over ‚dit alles nu, zijn die. masfa’s uitgebreid, die de diepfte zijh 5 waartoe, het ons tot nog-toe gelukt. is-insons, vaderland te geraken. ‚— _ Dit alles was reeds in die vroegerestijden gebeurd; al die opeenvol. gende veranderingen waren reeds, voorbij , toen de dageraäd aanbrak van het oudfte dier tijdperken , in elk van welke ik mij-voorftel gedurende eenige oogenblikken-mij met ul, te verplaatfen. Volgt, mij dan, Mijne Heeren! met uwe verbeelding ; — laat ons aanvangen met de oudfte tijden , waarvan. wij de overblijffelen in onzen vaderlandfchen bodem aantreffen, …— Denken’ wij alles wêg , wat onder ons honderde „ ja welligt duizende. voeten „diep opgeftapeld is, — Vegen wij den nevel der eeuwen weg. — Verplaatfen wij ons in de oude voortijden. 4 Waar ee od Cap) Waar. zijn die, vruchtbare welden „ die welige landsdouwen „die wij nog z00 „even, voor „oogen hadden? „Waar zijn- die grazende kudden ? Waar: zijn, „die „bosfchen ?_ Waar. is-het gevogelte dat ze beleefde? … Van ‚dat alles, beftaat niets! — Wij zweven over eene onafmetelijke was terplas. — Ons vaderland is zee. —_ Hoe. ver wij, uitzien ;-hoe hoog wij ons verheffen „onze, gezigteinder is,{teeds door waäter beperkt. — En hoe zoude het anders kunnen. zijn? Zou ons oog dan het Ardennene gebergte kunnen bereiken ? Het is het eerfte vaste lands) dat-zich in onze nabijheid ‚uit, den oceaan -verheft „en -nog- ‘maat’ alleen deszelfs oostelijk en hoogfte gedeelte. — De westelijke: verlenging van- hetzelve 4 hoezeer. reeds tot bergruggen. geplooid, is almede door het ‘water over- dekt. — Westwaarts rijzen , als zoo vele klippen uit de branding „de gebergten van Wallis, — Oostwaarts, is alles “watêr , „water zonder einde „ water dáár, waarlater Duitschland ; Polen:i);gehêel. Rusland zal ‚zijn water,tot aan, tot over de plek, waar wij thans;de Caspi/ohe Zee, kennen.‚—Ten, Noorden: is ‘er-geen land, even: mitf}, als ophet tegenwoordig ‚tijdftip „ van ‘hier tot aan de verre Noordpool Twijfel- achtig-is het „of wij, wanneer wij onze, vlugt’ naârshet Nootdsoosten nemen, dáár reeds het Scandinavifche gebergte zouden winden;dan of deze, reuzen. van, onze. wereld „ even als het ora vases van Zwiterland, nog moesten; geboren worden, voro Welk, eene doodelijke ftilte,heerscht alom! „Hoe zwaar, hoe druk- kend, hoe ‚zwoel is, de lucht; zij,vult onze. borst als vergif, — Maar wat is het, dat ‚ginds de. eeuwige ftilte door, een-onophoudelijk gedruisch afbreekt ;. van, waar die.ftoom 4 die ginds in/hooge kolommen “oprijst ? Het zijn, kokende bronnen, die , even als-tegenwoordig de Geizer op ZJsland:; ‚kiezelaarde in hunne: heete wâters “opgelost. hóuden:: en: om zich, heen. in,„lagen nederleggen;, als”/zij verkoelen.» Het-zijn ‘koude bronnen, die, met ‚koolftofzuur bezwangerd’ en. koolftofzure ‘kalk -opge- lost (8 ) lost houdende, het eerfte in ontzettende menigte aan den dampkring mededeelen , den laatfte, in groote uitgebreide lager, op den bodem van _ de zee laten nedervallen, — Afwisfelende krijt- en vuurfteenbeddingen worden op deze wijze op den bodem van dien onmetelijken oceaan ge- vormd , waarover wij zweven. Maar wat ziet ons oog aan het Zuiderftrand ; welk gebrul treft ons oor , en verdooft het gedruisch der branding ? Wat beweegt zich daar in lange windingen half op het drooge, met den reusachtigen ftaart in ‘het water rondflaande? — Leeft hier de Hydra der fabel? — Tusfchen welke bosfchaadjen kruipt ginds die reuzen-fchildpad? Zijn dat de bos- fchen der Ardennes? Ja, zij zijn het ‚„ maar niet de eiken-, de beuken- bosfchen „die haar tegenwoordig fchaars bedekken; het zijn hoogge- ftamde palmen, breed uitfpruitende varen; gewasfen, eigen aan eene verzengde luchtftreek,-. Het is niet de Hydra der fabel, die ginds, ne- vens dien ontzettenden fchildpad, de wateren met zijnen breeden ftaart beroert. — Het is een dier, alleen eigen aan die voor-tijden ; geen kro- kodil, geen hagedis, maar het midden tusfchen beide , en veel grooter en geweldiger dan beide: het is een dier van het uitgeftorven geflacht der Mofafaurt. Meer dan twintig voeten is dat verfchrikkelijke dier lang , met korte pooten voorzien drukt. zijn zware buik op het zandig ftrand, en be- weegt het zich met moeite in flangvormige kronkelingen tusfchen de opgehoopte masfa’s van door boorwormen uitgehold palm- en ander hout, dat de warme zee bij hoogen vloed heeft opgeworpen ; maar in de golven ‚dáár is zijn element, dáár klieft het pijlfnel en met onmeet- bare kracht den ftroom, dien het met zijnen breeden, platten, gekamden ftaart vaneenflaat. — Dáár befpringt het zijne prooi. — Dáár zijn ook de overige groote zee=monfters niet zeker voor hetzelve. — Wilt gij er d van overtuigen , Mijne Heeren ! bezoek het naburig Haarlem , en C 8) en befchouw in het rijké Müfeum van TEYLER het zoo prachtige ftuk van den Maâstrichter-berg , waarin de kaken van het dier bewaard zijn 5 kaken, voorzien met eene rij fcherpe tanden , grooter dan die van den Dd leeuw. Wie weet, of het met deze forfche tanden niet de reuzenefchildpad , die, 25 voeten: in omtrek, zijns gelijken in grootte in de tegenwoordige fchepping- moeijelijk zal vinden, verflindt? Of leeft het dier van die menigvuldige' en zonderlinge visfchen, waarvan de zee wemelt; of breekt het de fchelpen van die Nautili, of van die ontelbare menigte van an- dere fchelpdieren, die zoowel in de diepte der zee leven , als zij zich bewegen over die uitgeftrekte beddingen van ftraaldieren „ die het ftrand omgorden ? ‘Alléén heerscht het dier op dit eenzaam ftrand; de verfchrikkelijke water-kolosfen van nog veel vroegere tijden, de Jchthyo/auri,; de Plesio- fauri , de Iguanodons en zoo vele andere zijn uitgeftorwen. De land- kolosfen van latere tijden, de Mammouth, de Megatheria , kunnen niet ademen in den dampkring, die het tooneel , dat wij ons voorftellen, omgeeft; hij is overladen met koolftofzure lucht; hij is voor zogende dieren niet adembaar. Hoe veel vreemds „ hoe veel dat van het tegenwoordige afwijkt , zoude ik nog in dit tafereel van ons voorwereldlijk vaderland kunnen doen zien ; … dan nog andere voorwerelden wachten op ons. Ik laat dus het gordijn vallen, en verzoek U, mij te vergunnen eene andere fchets te mogen ontrollen. Maar , mij dunkt, ik hoor mij toeroepen : welke ongerijmdheden ! — Wie zou het immer kunnen gelooven! — Dat er zulke dieren , als gij ons fchetst, op, onze grenzen, daar, waar nu de Pietersberg is „ bij Maastricht , geleefd hebben; dat zullen wij u toegeven 3 gij kunt ons hunne beenderen vertoonen, daar ter plaatfe gevonden; en de onfterfelijke L CU- - C 82 J cUVIER heeft met onzen, landgenoot. ADRIAAN CAMPER uit dezelve. den aard. en‚de,levenswijze van het dier kunnen opmaken. — Maar dat, deze dieren. ook Zier „op de plaats, waar Zmfterdam thans ftaat, zouden ge- ademd hebben, dat dit zoude gefchied zijn, in eenen dampkring, met eene onadembare lucht overladen , bij eene temperatuur, welke die der verzengde luchtftreek te boven ging; dit is waarlijk ongeloofelijk. — En echter, Mijne Heeren ! is het ontegenzeggelijk, waar. „De kalkbeddingen„ die „de „zoogenaamde krijt-formatie dias die een „groot. gedeelte. van. het, Noordelijk: Frankrijk overdekken , die aan Engeland „den. naam van Albion geven, die op de Deenfche en, Zweed- fche) kusten „wedergevonden -worden , die bij Dortmund en_Esfen zich aanfluiten aan onze Maastrichtfche beddingen, en die bij Winterswijk vòorkomen „vormen één groot geheel, Zij maken. eene verbazende: masfa - van. beddingen. uit‚;-die alle deze gewesten. verbinden ; zij ‘kunnen, dus ook bij ‘ons, niet ontbreken; en: dit befluit is niet minder zeker, dan wan- neer wij haar, reeds door. boring. dadelijk bereikt hadden „hetgeen. ons hier nog’ niet-is gelukt, f Maar overal, waar deze krijtbeddingen zijns en-dus ook ‘hier 8 kas dezelfde dieren voors en deze dieren konden in geen ander, dan in een zeer warm klimaat levene- - Wij, weten het’ daarenboven; de wereldbol is in-eenen ftaat van langzame „verkoeling ‚— in de tijden, die, volgden, en waarvan „wij het tafereel zoo ftraks zullen ophangen ;— in tijden „ waarin … de wereld reeds „meer -verkoeld „was , vinden wij echter nog de fporen van eene temperatuur, als die van het brandend Senegal; — heeter was dus de lucht op deze plaats, toen hier de Mo/a/auri en. de kolos-, - fale zee-fchildpadden. zwommen, dan,thans die is, der. verzengde Afrikaan- fche kusten, „Dat toen. ook de Kaka van kantige jucht in den dampkring grooter was, zult Gij mij gewis toegeven , als-ik U herinner „ dat later ge- Bit it Cr geheele wannes van: koolftof- in opftapelingen - van planten op: den fchors van: de: aarde werden nedergelegd; dat alle deze planten éénmaal geleefd hebben , éénmaal ontftaan zijn , en dat. het uit den’ dampkring is , en wel uit het koolftofzuur van den dampkring is „dat zij alle deze kool- {tof „ die nu met'haar in den fchoot der aarde, begraven is „ bekomen hebben ; zoodat dus deze koolftof „ vereenigd met zúurftof „ als koolftof- zure lucht in den dampkring aanwezig was’, die in later tijden daarvan werd gezuiverd, om daarmede nog later in onze. tijden , door. het ver- branden dierzelfde planten der voorwereld , op nieuw „ maar zeer larigzâam ; bezwangerd te worden. — Gij zult mij-toch de bekende ‘Eudiometrifche proeven ‘niet tegenwerpen”, die zouden moeten ‘bewijzen , datde damp- kring geene verandering in hare beftanddeelen ondergaat? — Hoe groot moeten “niet reeds. deze veranderingen zijn , om mét zulke onvofkomene werktuigen … waargenomen’ ‘te: kùnnen. worden; en» hoe kort is nog: het tijdsverloop federt ‘zij eenigzins verbeterd zijn? hoe gering, om ‘werande-- deringen „waar te nemen „ die zóó langzaam ergen dat men ze- met regt /éewlair mag noemen, — vn vn Doch ; ‘Mijne « Heeren ! te lang reeds néblben ons deze geit ijd bezig. gehouden. — De tijd roept ons ‚en gebiedt mij hèt gordijn „dat het tooneel der voortijden „voor ons verborgen houdt, opnieuw opte rollen. — Welaan! ik volg het bevel „en de fchetfen: vaneene andere , van eene veel jongere wereld. zijn voor ons-geopend. — Hetis eene wereld , die, hoe ver ook’ in. tijd: van; ons- verwijderd „> ons -niettemin ‘het grootfte belang inboezemt’; ‘want diet is tot häre „overblijffelen ;' dat wij hier op dezen zelfden grond „en velders „-wààr ook in-ons. vaderland’ tot heden “te Artefifche putboringen „gefchiedden , ' zijn doorgedrongen. — Het is tot “diep” in-'de-beddingen, die gedurende haar aanwezén ‘onder den ‘bodem; waarop wij ftaan:, bezonken, en die dien ‘bodem: zelve ‘hel- pen uitmaken „dat .zich onze boringen hebben uitgeftrekt. | La » Het C 84 ) Het tooneel , dat ik mij woorftel te zien , ftelt onze Gewesten „ of tie- ver “onze wateren voor in het midden dier eeuwen, gedurende welke deze. wereld beftond; der eeuwen , waarin de beddingen, die de Geologen gewoon zijn, de tertiaire te noemen , werden opgeftapeld. + Hoe is alles veranderd federt de tijden , die wij U in ons vorig tafe- reel fchetsten? Welk eene lange reeks wan jaren was er noodig , om alles zoo veel meer gelijkvormig aan de tijden, die wij nu beleven , te doen worden? en welk een verfchil zien wij evenwel ook nog met deze laatfte 2 É Het water is gezakt, of de bodem van den oceaan is gerezen; — het is waar. — op de plaats, waar eenmaal ons vaderland zal zijn, rolt eene diepe zee nog hare golven, maar Frankrijk is reeds voor een groot deel droog. Erigeland verheft zich reeds „en van het. Zrdennen- gebergte heeft. zich de zee meer Noordwaarts weggetrokken. — Welk een. verfchil van. klimaat! En hoeveel zuiverder is de dampkring 2? — Eene aangename warmte doet zich gevoelen ; de drukkende hitte ís voorbij. — Het is op ons gevoel, als of wij aan de gematigde boorden van den __ Nijl in Egypte rondwandelden. — Te vergeefs echter wachten wij op verkoeling „, als de zon den gezigtseinder nadert; nevels wallen neder-en beletten de zee, de zonne-warmte , die zij inzoog, door het ledig ruim, naar buiten weg te ftralen, — Op het ftrand vinden wij ook geene fporen van afwisfeling der faizoenen; geen winter fchijnt er immer te heerfchen ; eene middelbare temperatuur van ruim zo° is eigen aan die kusten, De dampkring is van het overtollig koolftofzuur bevrijd ; zijne zamen- ftelling verfchilt zeer weinig van de tegenwoordige. — Het plantenrijk is ook niet meer hetgeen het te voren was, — Palmen groeijen echter nog op gindfche kust, en toonen de zachtheid van den winter aan. — De Mofafauri zijn vervangen door krokodillen ; krokodillen met lange , {malle kaken, zoo als er thans in de Ganges en op Borneo leven , hebben hun C 85 ) hun beftaan van uit den tijd-der krijtbeddingen tot in dit tijdperk voort- gezet. — De zee wemelt van ftraal- en fchelpdieren, — Wij herkennen er eenige; maar de meeste zijn ons geheel vreemd; de meeste zijn dieren , die in de Historifche tijden niet meer beftonden. — Maar hetgeen dit tooneel vooral levendigheid bijzet, en oneindig van het vorige doet ver fchillen, is de menigte van zogende dieren, die het land, tusfchen de zeeën in, bewonen. — Zij alle werden federt het vorige tijdperk door de fcheppende Almagt in het aanzijn geroepen. — En welke zonderlinge vormen nemen wij waar? Hoe vele baden er zich in gindfche meren , en dompelen zich in het kalkachtige flijk, dat warme en aan koolftofzuur rijke bronnen aan den rand der zeeën nederleggen? Het zijn dikhuidige dieren ; vele foorten van Palaecotheria, zoo als de voortreffelijke cuvrer hen noemde; van „Anoplotheria, van Lophiodons, van Anthracoteria , en zoo voorts; van dieren, die in vele opzigten overeenkomen met den Tapir, in andere met den Rhinoceros of den Kameel „ zonder echter een Tapir „ een Rhinoceros of een Kameel te zijn. Er zijn Palaeotheria foorten “zoo grootals een paard; er zijn er zoo klein als een haas ; hunne pooten en kiezen gelijken op ‘die. van den Rhinoceros , maar zij hebben een kleine fnuit, zoo als de Tapir. — Wij zien er eene menigte Anoplotheria; hoe zonderling zijn zij gevormd; hunne pooten zijn gefpleten en twee- hoevig, zoo als in onze wereld die der herkaauwende dieren; zij zijn zelfs veel hooger gefpleten. — Het: is het eenige tot nog toe bekende zoogdier, dat met den mensch, en eenige apen , eene onáfgebrokene rij van tanden in de beide kaken, zonder eenige tusfchenruimte „ gemeen heeft. Zij hebben allen een langen ftaart „ en er zijn er, die in vlugheid en fijnheid van zamenftel niet- voor eene Gazel behoeven te wijken. — Tusfchen deze zonderlinge dieren weiden de Anthracoterta » en wroeten met hunne uitftekende flagtanden de wortels uit den grond; — eene der foorten bereikt de grootte van onzen Rhinoceros. De CB) De lucht is ook niet meer zoo ledig, als in ons eerfte tafereel ; een groot aantal „vogelen zweeft over het gindfche {trand en nestelt tusfehen de takken der Coröferae dieper landwaarts in; ja zelfs vledermuizen , vrij overeenkomftig met de onze , vangen , al vir z de zwermen van infecten, die de lucht verduisteren. De zee fchijnt ftiller, de lucht gainde” bewogen ; de geheele natuur kalmer , dan in ons eerfte tafereel. — Overhaasten wij ons echter niet in onze befluiten, — Zie, hoe ginds , met onwederftaanbaar geweld , ftroomen; door ftortregens “opgezwollen „ naar beneden’ ftorten „ planten en dieren met zich voeren en op den bodem der zee begraven. — Zie, hoe weder elders branding en ftormen de hardfte rotfen fijn wrijven , en gekorreld in beddingen” op den bodem der zee ophoopen. — Het zijn die beddin- gen, waarin, ín latere eeuwen, de bewoner van deze plek , als deze gewesten door de vlijt yan den mensch op de zee zullen gewoekerd zijn ,-door Artefifche bronnen zuiver en zoet’ water zal zoeken. Wat al bijzonderheden » behalve deze , zoude ik U niet nog doen op- merken „ Mijne Heeten! indien de tijd niet dringend gebood het gordijn opnieuw te laten vallen, en in onze tegenwoordige wereld terug te kee- ren, te meer, daar ik maar al te zeer vrees, dat mijn tafereel U , zoo al niet geheel uitgedacht en bezijden alle wezenlijkheid „ ten minfte- overe dreven en opgefierd zal voorgekomen zijn. — En echter, Mijne Heeren! ik verzeker U , het is dit in geenen deele ; die tertiaire bêddingen van den voortijd zijn in ons Nederland nu reeds op vele plaatfen doorboord; zij liggen in Gelderland bijna aan de oppervlakte ; en men behoeft ook in Holland ‚ men behoeft zelfs op deze eigene plaats, waar wij ftaan „niet diep te’ boren, om ze aan te treffen. — Overal zijn er; op fommige plaatfen in groot aantal, de onmiskenbare overblijffelen van planten en dieren in -aangetroffen”, die vin “die oude voorhistorifche tijden leefden; waarvan ik U het tafereel vertoonde, — Om flechts ven ééne plaats te ger C:-87 17) gewagen; is het-U niet allen bekend, hoe bijde putboring,, eenige treden van hier, uit het grind en zand van onder eene honderdvoetige kleibed- ding, houten, ligniten noemt men ze, zijn opgebragt.?. — het zijn de overblijffelen „der boomen van die voorwereld „ waarvan wij fpraken 5 of weet gij niet, hoe de hooger gelegene, en in later tijden dan deze boo- men groeiden „ nedergezonkenc_ kleibedding, van honderd voeten diepte , vol is met de overblijffelen van fchelpdieren , zoo als er thans niet, meer aan onze kusten leven; fchelpdieren, waarvan er fommige tot geheel uitgeftorven geflachten behooren ; tot geflachten „die in. die oude voor- historifche tertiaire tijden de zeeën , die hier toen golfden; bevolkten. Ik zal toch bij U, Mijne Heeren! het denkbeeld niet behoeven te wederleggen „, alsof deze honderdvoetige kleilaag. -Z7-fib, zoude. zijn, in dien eigen zeeboezem „ die de kaaijen dezer hoofdftad befpoelt, zoude zijn ” aangellibt ? Verbeeld U eene laag van honderd. voeten, van de oppervlakte dezer gewesten afgefneden. — Waar blijft het // 2 Waar de geheele Zwider- zee? Waar onze rivieren? — Neen, Mijne Heeren ! toen deze kleibedding gevormd, werd , moesten er nog eeuwen verloopen , vóórhet Z/_ zou, ont- flaan. — Deze kleibedding is niet ontftaan door het J/ „maar integendeel het Z/ zelf is ontftaan door deze kleibedding, — De aanwezigheid van de. klei heeft de mogelijkheid daargefteld tot het aanwezen dezer zeegolf. Wanneer men de werkingen der. Natuur in het groot naauwkeurig gade flaat, en zijn ftandpunt hoog genoeg neemt, befpeurt men weldra „dat alles, in eene geregelde opvolging gefchiedt. Hetgeen „ wanneer men het van te nabij, of over een te kort,tijdperk , of op een te klein tooneel befchouwt „de grootfte verwarring fchijnt, doet zich, in zijn geheel overzien en in verband met, hetgeen voorafging onderzocht, als. de ‘grootfte orde voor, — De fchokken, die men, bij eene onvolledige be- fchouwing van, het geheel zoude meenen, dat de orde geheel en al ver- braken, voegen zich, bij ‚een ruimer overzigt, in de rij der regelmatig voort- C 88 ) voortfchrijdende ontwikkelingen van het grgot geheel. Deze algemeene _ waarheid merkt men vooral op, wanneer men de veranderingen opfpoort, die de fchors der aarde in den loop der eeuwen heeft ondergaan. — Op vele plaatfen vindt men oude fcheppingen , werelden vol planten en die- ren , op eenmaal met geweld afgebroken, en door nieuwe geheel verfchil- lende vervangen, en wanneer men niet verder zag , zoude men, en het is inderdaad door oppervlakkige waarnemers gefchied „ zoude men , zeg ik, befluiten , dat de Natuur , door eene geweldige plotfelinge vernieti- ging van de eené fchepping tot eene andere was overgegaan; — de naauwkeurige Natuur-onderzoeker vindt echter met weinig moeite elders de hier en daar ontbrekende leden der regelmatige hervorming, en de trapsgewijze ontwikkeling van de verfchillende Geologifche formatien, met al de wezens, die in haar te huis behooren, —. Het volgt echter van zelf uit deze fchijnbare geweldige afbreking der beftaande opvolging en ontwikkeling op fommíge plaatfen, dat men op diezelfde plaatfen ver- fchillende , afgebrokene, onderling niet zamenhangende, formatiën, of zoo vele vormen van dieren en planten moet onderfcheiden ; terwijl men daar- entegen op andere plaatfen, waar de orde in haar geheel beftaat, geene bepaalde grenslijn met juistheid kan trekken. Dit laatfte geval heeft hier te Lande meestal plaats met opzigt tot den overgang der beddingen , gevormd in den tertiairen tijd , waarvan ik U zoo even de fchets ophing, en van die, welke in den zoogenoemden diluvialen tijd, gevormd werden. — Van welken tijd ik nu nog , zooveel mij het reeds ver verloopen uur toelaat, een beknopt tafereel moet op- hangen. — Onmiddelijk dan, zonder fchok, was met het vorig tijdperk , in deze gewesten, dat tijdperk verbonden, van voor welks tafereel ik nu, voor het laatst”, het gordijn van den voortijd wegrol. hens Er is een lange, een zeer lange tijd verloopen , federt het laatst ge- fchetst tafereel beftond, — Is het door langzame overgangen en wijzigin- gen C 89 ) gen van al het gefchapene met het vorige verbonden , er moet dan ook wel een zeer lang tijdperk tusfchen beide in liggen , — want hoe verfchil- tend is het tafereel, dat nu voor ons geopend is, weder van het vorige ! Nog bedekt de oceaan deze landen , nog zijn dé beddingen niet bezon- ken „ waarin eenmaal hier te lande en IJ; en Zuiderzee, en Rijn, en Maas uitgegroefd werden. — Maar de middelbare temperatuur is reeds omtrent als die, welke nu beftaat; de dampkring verfchilt weinig of niet in zamenftelling met de onze, — Het water is veel verminderd , de zee is van het zuidelijk gebergte meer en meer terug getrokken ; de winters fchijnen echter nog minder ftreng te zijn, dan in onzen historifchen tijd; vele fchelp- en ftraaldieren leven in die waters, die iedere winter bij ons zou dooden. — Van daar die gewasfen , die overeenkomen met zul- ke, als nu alleen in de zuidelijkfte ftreken van Europa of op de Noord- kust van Zfrika kunnen groeijen. Doch is dit tafereel in zoo verre: meer overeenkomftig met hetgeen wij heden nog zien, hoeveel verfchilt nog de Dieren-wereld? Wie zou niet gelooven , in de digte ‘bosfchen van Azië te zijn, als hij aan de nu_ reeds naar deze plaats: genaderde kust, geheele kudden van reusachtige olifanten en van rhinocerosfen zag weiden; of in het zuidelijk Afrika , als hij het gebrul van leeuwen en tijgers afgewisfeld hoorde door het gehuil der hyenaass of als hij de beeren , en beeren van eene grootte , zoo als er thans geene meer leven, bij honderden zich in de bergholen en fpleten zag verfchuilen ! i Wie, die dit zoo rustig tafereel befchouwt , en tevens bedenkt „ hoe gellacht op geflacht dezer thans alléén tusfchen de keerkringen levende of geheel vernietigde dieren , ongeftoord hier woortleefden , wie zou niet denken, dat de rei der veranderingen, die de oppervlakte des aardbols moest ondergaan, gefloten was? Wat gebeurt er integendeel? Hoe verandert eensklaps ons tafercel? Welk eene verwarring? Welk eene M Ver« C go vernietiging? Welk. eene omkeering van alles , wat nog blijft beftaan ? Is het Scandinavisch gebergte, dat reeds boven de zee uitftak , op een- maal nog hooger opgerezen ? Of (teeg het Schotfche hooggebergte uit de wateren op? Of rezen beide te gelijk omhoog, even als de keten der Zwitferfche Alpen, die nu op eenmaal hare bergkammen vijftiendui- zend voeten hoog in het gebied der wolken verhieven, en alles, wat op haar lag , met zich naar ontoegankelijke gewesten optilden ? « Of welke was de verbazende gebeurtenis , die zoo vele graniet- en andere blokken over onze velden verfpreidde ? — Wij kunnen niets beflisfen ; maar wij zien het; — alles keert tot rust terug; de zee: heeft. geheel onze Veluwe reeds verlaten. — Daar, waar Naarden eenmaal zal (taan, is nu het ftrand; de Rijn ftroomt van het nieuwe dlpen-gebergte , door verfchil- lende meren , rustig naar onze gewesten. — De historifche tijden vangen aan. — Ons laatste tafereel ís gefloten „, en wij fchuiven het gordijn der tijden voor de laatste maal toe. — Vergunt mij nu nog, Mijne Heeren! eenen korten „ eenen zeer korten terugtred „ voor ik-eindig. 3 Waren « mijne tafereelen getrouw „ naar waarheid gefchetst, zoo rusten de diepfte beddingen, waarin, zoo hier als elders in. Noord-Nederland; de Artefifche putten zijn doorgeboord, op: kalkbéddingen „ die. door met koolftofzuur-gas rijk bezwangerde bronnen uit de-diepte opgebragt, en die doorweven zijn met dunne lagen en aders van eenmaal vloeibare kie- zelaarde, en afgewisfeld- met 'zändige beddingen, afgebrokkeld van het reeds uit de zee opgerezen kustgebergte , in één woord, op de zooge- naamde krijteformatie ; die een- Zoo groot gedeelte van Engeland, van Frankrijk, van Belgie en wan het Noordelijk Duitschland overdekt, en op de kust van Zweden en Denemarken wordt wedergevonden, — Wij zijn er nog niet in doorgedrongen, wij geven het toe, maar wij kunnen overal de randen aanwijzen van de krijt-formatie , en wij zijn overtuigd, dat alleen de latere beddingen haar vervolg tot nog toe bes dekt ( 9 ) dekt houden, ende afgebrokkelde ftukken krijt „ ‚die wij, zoo te Leiden “als elders, in onze Artefifche pùtten reeds vonden , vermeerderenonze overtuiging. De zand- en tighicenrbeddingen swaariín wij „tot eene aanmerkelijke diepte elders doordrongen, en de verbazende kleilaag , die hier te 24mifter- dam doorboord werd, is in den tertiairen tijd-bezonken , vóór en Zuis der-zee en IJ beftond. Over haar zijn op vele HE, zoo als op de heide te Naarden, en op de geheele Veluwe, in latere tijden, toen het Aipen-gebergte reeds opgerezen was , die fteenhoopen nedergelegd, die men gewoon is diluvi- aal te noemen ; met deze gemengd , en vooral in derzelver uitholingen , liggen beenderen van groote dieren, van olifanten en rhinocerosfen enz. „ in ontzaggelijke menigte opgehoopt. Eerst, na dat deze dieren bij ons begraven werden, rees ons Vader- land uit den oceaan, begon de Rijn ons toe te ftroomen , en die lange rei van menigvuldige, langzamere en fneilere , in bewonderenswaardige orde elkander opvolgende veranderingen „waardoor de Almagt wilde , dat de oppervlakte van dezen aardbol tot onze woning zoude bereid worden, was afgeloopen. Na het eindigen dezer Rede, zeide de Voorzitter : Ontvang ‚. Mijnheer vaN BREDA! de betuiging der opregte erken- tenis van de Klasfe voor uwe belangwekkende voordragt en voor uwe heufche dienstvaardigheid, waarmede Gij deze taak wel op U hebt willen nemen. U allen „ Mijne Heeren, Zeer Geachte Toehoorders! danken wij voor uwe \ C 92 ) uwe vereerende tegenwoordigheid en voor uwe, aan het voorgedragene É verleende aandacht. En hiermede zij deze Elfde Openbare Zitting der Eerfte Klasfe van het Koninklijk-Nederlandfche Inftituut van Wetenfchappen , Letterkunde en Schoone Kunften gefloten. VERSLAG VAN DE TWAALFDE OPENBARE VERGADERING EERSTE KLASSE VAN HET KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN GEHOUDEN DEN 23sten ocroren 1839. Gedrukt voor DE LEDEN DES INSTITUUTS. VERSLAG VAN DE TWAALFDE OPENBARE VERGADERING EERSTE KLASSE | VAN: HET KONINKLIJK-NEDERLANDSGHE INSTITUUT VANS WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE: KUNSTEN), Gehouden den 23e" October 1839, Voorzitter, W.S. SWART, Sekreturis, Ge VROLIK. ld D. Voorzittter verklaart de Twaalfde Openbare. Vergadering der Eerste Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen , Let- terkunde en Schoone Kunsten voor geopend. A 2 De / \ É | WW ER Fr H « en 6 He} & \ En € B) 4 H Y, ij È x ht De Voorzitter verzoekt den Sekretaris , de naamlijst de Leden van de “_ Klasse af te lezen , waaruit bleek „dat in zijn : onag oss. dina | J. KOPS ; w. VEOLIK ; ; C. G: C.‚ REÏNWARDT Re VAN REES) N. C. DE FREMBRY ; G. J- MULDER ; A. NUMAN; > > KE San „en J- Gs S. VAN BREDA » TO We He DE VRIESE. De Voorzitter spreekt daarop de Vergadering dus aan: LUI MIJNE’ HEEREN, ZEER GEACHTE MEDELEDEN , EN GIJ ALLEN, DIE DOOR UWE TEGENWOORDIGHEID TOT DEN LUISTER DEZER OPENBARE VERGADERING BIJDRAAGT ; ZEER GEËERDE TOEHOORDERS ! Het is elk der Klassen van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten opgelegd, om in eene Openbare Vergadering rekenschap af te leggen, wat door dezelve gedurende een tijdvak van twee jaren ten dienste des vaderlands en ten nutte der we- tenschappen is verrigt. Deze verpligting zou een voorregt kunnen schijnen aan hen, die, vreemd aan de wetenschappen, derzelver voortgang zich mog- ten voorstellen, als bij voorkeur door snelheid en uitwendigen luister geken- merkt, terwijl dezelve veeleer langs kronkelende en moeijelijke paden haren weg vervolgen, en, door de duurzame waarde van derzelver uitkomsten, te schatten zijn. Mogen de wetenschappen beschouwd worden, als lijnregt tegenovergesteld aan het kunstvuurwerk , dat , na een oogenblik schittering , die- C:6 2} diepe duisternis achterlaat , zullen dan-de bemoeijingen in derzelver gebied niet eene groote kans op ongunstige opvatting te vreezen hebben bij eeni- gerlei. publiek? Geldt die bezorgdheid niet bij uitnemendheid die Klasse , die de enkele, de onversierde waarheid zoekt? Ik meen, Geëerde Toe- hoorders, ontkennend op deze vraag te mogen antwoorden. Een blik op deze Vergadering bemoedigt mij. Zij, die ten eenemale vreemd zijn aan wetenschappelijke zucht, treden deze vergaderzaal thans niet binnen, Het hier vergaderd Publiek vereischt eene verschillende benaming. Het zal, wat in onze pogingen prijsselijk zij, niet voorbij zien , het zal van ons noch lichtverschijnselen, noch luchtverhevelingen eischen, Door die overtuiging gesterkt, gaan wij over tot onze taak „ hopende „ dat de bemoeijingen der Eerste Klasse niet mogen schijnen beneden de billijke verwachting van den lief hebber zijns vaderlands en der- wetenschappen te blijven. Gelukkig, zoo de geschiedenis der Klasse -zich bepaalde bij de werkzaamheid harer Leden , en niet behoefde te verwijlen bij de door het overlijden van meerdere ledig gewordene plaatsen. Slechts eene zeer oppervlakkige schets der verdiensten Van VAN MARUM, BLANKEN , MOLL, WTTEWAAL , BUYS € ALEWIJN kan ik U geven; de krachten ontbreken mij, om aan zulke onderwerpen regt te doen. Voor weinige jaren geleden werd MARTINUS VAN MARUM de Nestor genoemd der Hollandsche Natuurkundigen. Hij mogt acht en tachtig jaren bereiken. Bij het voorregt van een hoogen. leeftijd voegde hij dat, van zich vroegtijdig te hebben mogen ‘toewijden aan eenen wetenschappelijken loopbaan. Als jong geneesheer naauwelijks uit zijne vaderstad Groningen vertrokken zijnde, en in Haarlem zich hebbende nedergezet „ in 1776 , ontving, hij eene aanstelling van de Stedelijke Regering, als Lector der Natuurkunde is en, opende alras zijne lessen met eene plegtige redevoering. De toenmaals levendige zucht voor de beoefening van proefondervindelijke natuurkunde, inzonderheid te Haarlem , was de aanleiding tot deze aanstelling , zonder dart (6 ) dat eenige inrigting van onderwijs voor het ‘aankomend (geslacht „daaraan vver- bonden was. Dezelfde voorzag in-de behoefte vaan ‘toestellen ven „werktuigen, De ‘stichting van TEYLER ‘werd twee jaren later opgerigt 5 VAN” MARUM genoot” welhaast “deveer’ def “bekrooning - door «zijn"antwoord op eene prijs= vraag’, door het Tweede Genootschap van-reyrer’ uitgeschreven werd vervolgens Lid van ‘hetzelve , en, in’ 1784 aangesteld-tot Direkteur: van. het prachtig “Museum: van geologische voorwerpen ‚ natuurkundige” instrumenten en delfstoffen, alsmede Bibliothekaris ‘der kostbare aan -te“leggen” boekerij. Deze aanstelling werd zeer spoedig opgevolgd door- eene benoeming” tot. Se: kretaris der Hollandsche Maatschappij’: van: wetenschappen oordeel van deskundigen: „dat; inderdaad moeijelijk. ‚vak „ „rop, eene, zeer, doel- matige wijze: „Hij verd in,1809 -Korrespondent ‚en in-1825 Lid, der Eerste Klasse. „Hoezeer hij dus eerst; toen;eene, meerdere aanleiding ontving, om inde, werkzaamheden der,-Klasse. te deelen: toen elke soort. van arbeid hem, meer ven’ meer móeijelijk’ begon «te- vallen, heeft hij, echters, bij. meer. dan ééne gelegenheid ‚nuttige bijdragen aan de Klasse geleverd „ wel geschikt, „om ‚de lofspraak des Heeren THORBECKE „ bepaaldelijk ten aanzien van de: onopge: tooïde deugdelijkheid. van zijne bemoeijingen en arbeid, te regtvaardigen. Daartoe behoorën zijne opwekking ° om op wiskundige gronden te ‘onderzoe ken welke ' soort van ploegen de voorkeur verdienen , zijne proeve eener systematische ‘raigschikking van” inlandsché boomvrüchten , zijtie voorge- stelde «verbetering» in::de »schapenruiven , »en--vooral «zijne „verhandeling over den tiendpligt „ welke” schadelijke „alle verbetering -stremmende belasting ‘hij zonder „nadeel der bezitters; door eene doelmatiger heffing wenschte vervan- gen tezien. rand ts iet asen oud. ep tenen dè: Klasse in. die keitnpelodsen jaar hare; verdienstelijke Medeleden , JOHANNES BUYSEN”! CORNELISY ALEWIJN. Wat. het Instituut in beiden, maar, vooral vor Het zij hier woldoende,-dat;z..Buys 5; die; in-handelsbetrekkingen” gee plaatst „de. natuurkunde-uit zuivere liefde-beoefende „ door-het verspreiden. van natuurkundige „kennis--ondersshet „oopkomend » geslacht ; zeer « veel goeds „heeft: gesticht; ‚dat. c, ar.rwyN, na aan eene Hoogeschool de wis- kundige. wetenschappen: met=vrucht en - glans . te hebben beoefend, in het’ vak der militaire genie eenen werkkring vond:,--geschikt:, «om zijne talenten te doen uitkomen „ theorieen. toepassing gelukkig vereenigde, later om ver- schillende redenen zijne militaire betrekking voor eene burgerlijke verwissel- B 2 de: j CAR) de , den post van Kommissaris der Publieke Werken te Amsterdam op zich nam, en dien tot op zijn overlijden op vijftigjarigen leeftijd , ijverig en naauw- gezet waarnam „ terwijl hij, als Korrespondent der Klasse, hare werken met eene keurige verhandeling verrijkte, als Lid verscheidene belangrijke voor- dragten deed , als Voorzitter der Eerste Klasse hare beraadslagingen bestuur- de, als Lid, en vervolgens als Voorzitter der sne Kommissie het Instituut van dienst was. Onder de Korrespondenten der Klasse drek de Heer HOFSTEDE , die , behalve ín andere opzigten „ ook als landontginner uitmuntte , en ten aanzien van welke wij insgelijk op het Proces-Verbaal der Algemeene Vergadering verwijzen. Hoogstzeldzaam is het gewis, dat een man van zooveel genie, ir zulk een gewigtig vak werkzaam ; een met gebeurtenissen zoo overladen tijd beleeft, en „ gedurende: zeik een lang leven, zoo vele, zoo merkwaardige werken volbrengt, als j. BLANKEN» Jz. U allen „Geachte! is het bekend; dat BLANKEN een verdienstelijk en geacht waterbouwkundige is geweest , _maar „ dat hij zooveel heeft toegebragt tot “de veiligheid en voorspoed van ons waderland „-dat men in de verzoeking: komt-”-om ‘hem voor den nuttig- sten burger te houden, dien” Nederiand sints eene reeks van jaren: bezitten mogt, wordt: welligt niet zoo algemeen. geweten. „Ik- twijfel, wat ik het meest in hem zal bewonderen , ‘de stoutheid sen oorspronkelijkheid zijner vindingen, het wel doordachte en beradene zijner ontwerpen, de doorzettende ijver en_ onafmatbare werkzaamheid’, waarmede dezelven werden ten uitvoer gebragt, of de achting en het bijkans. onbepaald vertrouwen „door “verschillende Regeringen en‚Vorstén in hem geplaatsten de uiremende wijze, ‘waarop hij die mogt regtvaardigen , of zijne arbeïdzaamheid , vals” schrijver over waterbouwkundige onderwerpen „ of zijne mannelijke vastberadenheid-en on: verschrokken moed, hetzij hij verderfelijke en: gevaarlijke ontwerpen, schade en ondergang aan de veiligheid en welvaart van Z/o//and. dreigende „zonder ; , aan-. CB ) aanzien’ des persoóns , openlijk en krachtig tegenging , de ongunst der aan- zienlijke en invloedrijke personen trotseerde, en zijne bevordering in de waagschaal stelde , hetzij hij de “beschuldiging , van eene onjuiste landkaart ter kwader trouw aan NAPOLEON voorteleggen, des vertoornden veroveraars forsche taal met’ gepaste fierheid beantwoordde, en zegevierend, uit het naauwge - “zetst onderzoek terugkeerde, hetzij hij, aan het hoofd der genie en artille- rie, na het retireeren van infanterie en kavallerie, bij Vreeswijk, alleen de aanrukkende Fransche legerbenden , onder PrcneeRu, weêrstond , en ter naauwernood „ door ’s Vorsten herhaald en stellig bevel, tot terugtrekken werd genoopt, of eindelijk , als hij de voorwerpen der aangehitste en moord- zieke woede van een opgewonden graauw „ met gevaar zijns levens , redde, Hoe ik deze beweringen ten minste eenigzins staven zal, doet de overvloed der stof mij aarzelen. « Zal ik U trachten op zijne werken te wijzen. Van Texel en het Nieuwe Diep moest ik aanvangen , en aan de Schelde moest ik’ eindigen.” Van’ Katwijks sluizen «en de Noordzee moest ik dien arbeid hervatten, om eerst aan de Pruissische grenzen dezelve beperkt te zien. Of zal ik zijne voornaamste lotgevallen U vermelden. Van de dagen af , dat de wegens de geslotene Schelde verbolgene, Oostenrijksche Monarch ons vaderland met eenen ernstigen oorlog bedreigde, en de sints eene vrede ‘van 36 jaren verwaarloosde werken van verdediging en overstrooming, in Zee- land en Noord-Braband, ijlings moesten hersteld worden, tot op den tijd, dat onder de regering van onzen geëerbiedigden Koning, en vóór de scheu- ring der Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, de groote en weldadige werken des vredes werden ten einde gebragt , zoude ik de geschiedenis on= zes vaderlands moeten ophalen. Zijne werken , zijne geschriften, zijne lot- - gevallen slechts opte tellen , laat de- gelegenheid niet toe. Eenigen der foornaamsten te noemen „ dat zij mij vergund. Bewondert gij , inwoner der Hoofdstad , uwe prachtige handelsvloot, in het Ooster- en Westerdok , in veiligheid en behoorlijke diepte geankerd, geniet gij, inwoner van die afdee- ling Clt ling der stad „die onmiddellijk aan het // grenst „ veiligheid voor overstroo- ming „ „ook bij hooge watervloeden „ het is aan BLANKEN „ „dat. gij dit ver- schuldigd. zijt. … De aanslibbing van modder in de zuidelijke bogt: dezer. zee- golf „waarde hoofdstad ligt, had reeds-lang aan de uitmaling en verwijde- ring van het aangeslibdes,schatten doen besteden „ toen de Hollandsche Maat- _schappij van Wetenschappen. te. Laarlem. hare dubbelde gouden „erepenning uitloofde voor-hem , die de geschikte middelen ter. bestrijding van het kwaad mogt aanwijzenz. ende Edel-Achtbare Regering „van: Amsterdam ; voegde daarbij een prijs vanf 10,000, indien de aangewezene „middelen „na. uitge- voerd te zijn „ bleken, aan-het oogmerk te beantwoorden. Acht antwoor- den kwamen opdeze. vraag in; hetgeen het tweede in waarde, werd. geacht, en meteen tweeden prijs. werd. bekroond „ was van-geen geringer persoon: dan den. beroemden, Deenschen.-Waterbouwknndigen. wor TMAN maar; het- geen den eersten, prijs mogt verwerven ,-en ‚in „uitvoering is gekomen , was JAN BLANKEN.‚-In het volgend jaar-zal het zestal jaren verstreken, zijn, dat ter proeving. der „deugdelijkheid was, gesteld „en-de genoemde som-aan_’s mans nakomelingen zijn „uit: te „keeren. Doch „ waarom verschillende „rede nen het‚noodig,geacht‚is, van. het,.ontwerp. van- BLANKEN. af ‚te wijken, waar ‘het Middendok „deels op gemetselde; bogen, rustende, dat Oosterdok en Westerdok aaneen-;zou.sluiten „ontbreekt, „daar „bleef de, oude aanslibbing aanwezig ‚daar; wentelt; als voorheen; de moddermolen. haar. wiel. „> Maar „wat spreek ile, van de haven van. Amsterdam; het 4/ mag-dien naam. niet meer-dragen; aan het. Nieuwe Diep „10 „uren verder „is „de ware haven der hoofdstad. Het-groot „Noord-Hollandsch..Kanaal; dat deze metde Noordzee verbindt; is „almede-eene schepping: van, BLANKENS genie ‚die, als, voorbereiding, «de. bedijking-„van het koegras- vereischte „ en den,-aanleg en_ voltooijing : der. bewonderenswaardige „maritime werken, aan „het Nieuwe Diep ten gevolge. had. Van: hoeveel gewigt deze laatste. werden gerekend, en, hoe gunstig voorgevoelen van. dezelven. door de ontwerpen. van BLAN- KEN C 15 ) KEN was opgewekt, daarvan moge de merkwaardige bijzonderheid getuigen: dat NAPOLEON , onder wien dezelve reeds- een. aanvang ‘had genomen, die vooraf. opde plaats zelve zich alle deelen-ten. zorgvuldigste- had „doen: ver: klaren „-in-Februarij 1813 ; toen de nederlagen in Rusland; en de naderende legers der geallieerden, -de inspanning van alle krachten en middelen , ‘tot het voeren van “een zwaren en hoogst onzekeren oorlog vereischten ‚ nogtans uitdrukkelijk bepaalde „ dat de betrekkelijk zeer aanzienlijke som van -1;600,000 franken op het budget van 1813, voor de voortzetting ders werken aan den Helder werden vastgesteld. Dat het verlicht oordeel van onzen géterbiedig- den Koning in dezen van ‘het gunstige-“gevoelen: des: grooten’ Verovêraars niet verschilde ;' heeft de “uitkomst” geleerd. ‘Schoon reeds zestigjarig engrijs’; _WAs BLANKEN van'den vroegen morgen-af,-onvermoeid werkzaam om door opzigt, aansporing en teregtwijzing de regelmatige en. spoedige uitvoering te bevorderen. Die veerkracht” ‘naar ligchaam en geest blonk nogmaals” uit op den 16 Junij 1816 en volgende dagen, “dies welligt voor“ BLANKEN de bang: sten zijns levens waren, “Op eene diepte van ruim “30 voeten onder den beganen grond, 32 voeten diep Onder ‘gewoon “wloedgetij,- waar merm-bezig was de fundeering te vestigen voor den pompput der stoommachine 3 bestemd om ‘het zoogenaamde drooge’ Dok van ‘water te’ ontledigen „ öpenbaarde zich eensklaps eene verschrikkelijke “wel „die „ losbarstende, als een” vulkaan; zand en water met vreessélijke ‘kracht -en’ín: geduchte hoeveelheid opwierp, waardoor de -zijdelingsche gronden rondom den put werden: ondermijnd; en alles scheen ter neder te zullen storten’, ‘om de: fondeerings- werken voor als tijd te overstelpen, en in de diepte onherstelbaar “te bedelven. »Vreesselijk oogenblik ! de welverdiende róem” van “veertig jaren ;’ een etablissement 3° van het grootste: gewigt voor ’s lands militaire marine , de vrucht van onnoeme: lijken arbeid en ‘tonnen schats-; stonden op het spel; onbeschrijfelijke “toe= stand van angst enì inspanning „ waar, op eene. plek van naauwelijks-16 vier- kânte roeden „ 400 à 500’ menschen ‘met ‘de „uiterste: volharding ; “gedurende zes © C 16.) zes onafgebrokene dagen en nachten, de schijnbaar onoverwinnelijke kracht der natuur bekampten , en eindelijk het schier onmogelijke tot stand bragten. Gedurende deze zes dagen en nachten verliet BLANKEN onafgewaakt en on= afmatbaar de plaats naauwelijks voor oogenblikken, om aan den arbeid „die hij zelf bestuurde en besturen moest, de volstandigste veerkracht te geven. Van het welgelukken van deze stelping hing de mogelijkheid af van den bouw des droogen Doks, waar welhaast ’s lands oerlogschepen eene gelegenheid tot herstel en vertimmering erlangden „, waar tegenover de vroegere ijze eene ongelegenheid mag genoemd worden. Dat heeft BLANKEN voor de zeevaart en den handel van de grootste koopstad van Noord-llolland ‚en tevens van het Rijk van 1812 tot 1817, met tusschenpozing van anderen arbeid, verrigt of voorbereid 3 25 jaren vroeger had hij soortgelijke diensten bewezen aan de haven van Zwid-Hol- land , en van de tweede koopstad des Rijks. Ik bedoel de haven , die naar Hellevoetsluis is genoemd, en teregt wordt getiteld: Zwid-Hollands eenig- fle, die, gelijk weleer naar Dordrecht, thans inzonderheid naar Rotterdam, de toegang aan talrijke vloten openstelt, Daar toch herstelde. hij niet alleen door vroeger ongehoorde middelen de werken van het groote Oostelijke ha- venhoofd , welke geen aannemer, tot welken prijs ook, dorst op zich nemen „maar heeft hij inzonderheid de eerste drooge dokken gebouwd, die in onzen sponsachtigen bodem weleer voor onmogelijk werden gehouden , en waarvan ‘de mogelijkheid eerst bij geschrifte, en vervolgens door de uit- voering, „door BLANKEN bewezen werd, Maar, waarom verder getreden in bijzonderheden , welke de gelegenheid niet toelaat te ontwikkelen, bij * oorlogen vrede, ter verdediging des vaderlands „ en ter, uitbreiding van. deszelfs voorspoed, in de afwending van gedreigde overstroomingen der rivieren’, of, wanneer dezelve hadden plaats gegrepen , in de verhoeding van nog gevaarlijker en wvreessclijker doorbraken, en de voorkoming van. uitge- strekter onheilen , in het ontwoekeren van ‘duizende morgens lands aan de brui- CH) bruischende golven ; of het verbeteren en vruchtbaar maken van anderen , door geschikte waterloozing en afvloeijing , heeft BLANKEN „ gedurende vijftig jaren , zich verdienstelijk gemaakt bij het vaderland. Door alle opvolgende - Vorsten en Bewindslieden geëerd, door den Waterstaat aan de Genie, door de Fransche Generaals aan het Hollandsch bewind betwist , meermalen met onbe- paalde volmagt in dagen van nood en gevaar bekleed, door NAPOLEON met het Legioen van eer, door den Pruissischen Monarch met de Orde van den rooden Adelaar, door onzen geëerbiedigden Koning met de Orde van den Nederlandschen Leeuw versierd, ontbrak hem, bij de innerlijke verdiensten , geenerlei uitwendigen luister. Van de oprigting des Instituuts , was BLANKEN Lid van hetzelve; hij stelde groot belang in die betrekking, en woonde derzelver vergaderingen dikwijls bij. Van de vele gewigtige geschriften over waterbouwkundige on- derwerpen „ door hem in het licht gegeven , vinden wij verscheidene in de werken des Instituuts opgenomen, Ook getuigen de Verslagen van de werk- zaamheden der Klasse, dat hij meermalen mededeelingen deed over merk- waardige bijzonderheden, door hem, bij de uitvoering zijner groote werken, waargenomen. Zoo mogt de Klasse roemen op een Medelid, die de ach- ting voor geleerdheid en wetenschap met de levendige bedrijvigheid van een’ overwerkzamen loopbaan vereenigde, en, met eene aanzienlijke reeks van allerbelangrijkste geschriften , onze Letterkunde in het vak zijner beoefening verrijkte, / De Klasse mogt zich verblijden, in de aanwinst »van eenige « ver- dienstelijke mannen; den Heer y. c. rijk, Kommandant van ’s lands Insti- tuut van Marine, sedert als Gouverneur Generaal naar de West-Indische Kolonie vertrokken, den Heer B. n. GOUDRIAAN , Inspecteur van den Wa- terstaat, den Heer w. weNCkKEBACH , Lector in de Natuurkunde en Scheikun- de aan het Militaire Instituut te Breda, zijne Excellentie den Minister van 5 Ko- C WB ) Koloniën j. vAN DEN BoscH en den Heer w. H. DE vries, buitengewoon Hoogleeraar in de Kruidkunde aan de- Doorluchtige School alhier , mogen wij als nieuwe Leden opnoemen. Tot ‘hare Korrespondenten werden toegevoegd de, Heeren G. sïMoNs , Adviseur. voor Werktuigkunde en Scheikundige Zaken bij het Departement van: Finantiën „P,O. C+ VORSSELMAN DE HEER , Hoog- leeraar in de Wis- en Natuurkunde te Deventer, ms: Dumas , Hoogleeraar in de Scheikunde te Parijs; j-rieBrG’, in gelijke betrekking te Giesen; nm. K: wa BERGHAUS ; Directeur van het-Geographisch Instituut te Berlijn; As GoEKOOP , te Arnhem, Ingenieur vän den Waterstaat ; PA. *we MiQuEr Lector in de Kruidkunde te Rotterdam ; A, A. SEBASTIAN ; Hoogleeraar in de Ont= leedkunde te Groningen ;-y.-R… vos, Med. Doct. te Calcutta, Wij heeten U, Geëerden! die deze. Openbare Vergadering voor het eerst moogt bijwonen „ bij vernieuwing “welkom , wij ‘ontvangen U met “warme hartelijkheid in onzen broederkring ,„ en verwachten van uw ijverige mede- werking tot-den opbouw der Ren en de eer: dins deere Stichting, de beste vruchten. di De Voorzitter verzoekt bic den Heer Sekretaris, het Verslag der Werkzaamheden, van de Eerste Klasse, gedurende het laatstverloopen twee- jarig tijdvak, aan de. Vergadering te willen voordragen, De Heer Sekretaris aan deze‘ uitnoodiging hebbende voldaan „, bedankt de Voorzitter den laatst- gemelden voor het uitvoerig en naauwkeurig door hem medegedeeld Vere slag. De Sekretaris leest vervolgens het Programma der Prijsvragen voor (*). Nadat zulks was geschied „ noôdigde de Voorzitter den Heer &. j. mur- DER „ Medelid der Klasse, uit, om, ingevolge zijne toezegging „ de Ver- ga- (*) „Beide reeds zijnde opgenomen in het Berigt der Werkzaamheden, dat aan het hoofd des achtsten Deels van de Nieuwe Verhandelingen der Eerste Klasse te vinden is, et: men geoordeeld , derzelver woordelijke opgave hier te mogen achterlaten. C-19 }) gadering over eenig. onderwerp uit het, gebied der Wetenschappen ontleend, doch van algemeene strekking , te willen voordragen. De Heer MULDER het spreekgestoelte bena. droeg de volgende Redevoering: voor : Wen ri HEEREN, ZEER GEËERDE TOEHOORDERS ! Onder de middelen, die den mensch geschonken zijn, om de vermo- gens” van verstand en hart te doen ontluiken en te veredelen, bekleedt de zigtbare wereld „ met al wat ‘haar-regelt en bestuurt , eene aanzienlijke plaats. Hier worden de zinnen geboeid door de schoonste voorwerpen en verschijn- selen ; daar. wordt der zuivere verbeelding een ruim veld ‘ontsloten; ginds eene “bron” van „kennis geopend , -die tot het opsporen’ van wetten gelegen- heid; geeft, die het verstand ‘opscherpt niet alleen , maàr van het zigtbare doet „opklimmen tot het onzigtbare, en den Maker en Onderhouder van al dat schoone „als de hoogste «wijsheid leert bewonderen ‘en eerbiedigen, Wanneer wij de geschiedenis van het tmenschelijk geslacht raadplegen , ontwaren wij in vroegere eeuwen slechts hier-en’“daar bij sommige volken eene neiging „ om-de voorwerpen, de geheimen en ‘de’ wetten der Natuur te leeren „kennen, „Hier werd -die’kennis’ omtrent (geheel wêtwaarloosd; ‘en van de schoone. Schepping weinig.meer voordeel getrokken „dan ter vervulling van behoeften „ die „de mensch ‘met ‘andere levende wezens gemeen- heeft. Daar zien wij, slechts; voordeel met die ‘kennis beoogen , geheimen ontdekken , maar met, even. veel. zorg bewaren, om de onkundige menigte daardoor te verli den „en het, verborgen oogmerk: des-tevzekerder te-bereiken. Elders zien wij, als bij uitzondering, bij’ sommige volken een streven’, om in de verordening der stoffelijke, wereld “inte: dringen, en den-geest: mêt reine ketinis „ daaruit op, te-zamelen te verrijken.» Leangen. tijd: bleef ‘de Natuurkunde ‘het eigen- dom van eenige weinigen; menvrvreesde «zelfs! eenmaal” haren invloed op it C 2 de C 20 ) de teederste en heiligste belangen van den mensch; de massa des volks moest daaraan onkundig. gehouden worden. Het is, met al het gebrekkige, dat aan den tijd, dien wij beleven „ door sommigen gezegd wordt eigen te wezen, niet te ontkennen, dat er thans groote prijs gesteld wordt op ontwikkeling van , zoo mogelijk, alle leden der maatschappij, op. uitbreiding van nuttige kennis, onder welken naam die ook voorkomt. Niet enkele zeer geletterden „ maar vele kundigen begeert de tijd, waarin wij leven. Hij wil, dat elk in zijnen kring ruim ontwikkeld. zijn zal, en, gaat die ontwikkeling eens hier of daar onevenre- dig: het is cen kwaad gevolg. eener in zichzelve onmiskenbaar goede strek- king onzer eeuw. IS Onder hetgeen thans mede op hoogen prijs gesteld wordt, behoort de kennis aan de Natuur „ hare voorwerpen, verschijnselen en wetten. Onze tijd onderscheidt zich daarin van. elk ander tijdvak der geschiedenis. Eene groote reeks van „kundige;-mannen is niet slechts in Zwropa, maar in alle oorden der beschaafde wereld aan de uitbreiding der Natuurstudie werkzaam. Wel verre van die studie. schadelijk te achten. voor de teederste aangele- genheden van den mensch, heeft men steeds meer leeren inzien „hoeveel schoons in die inrigting der zigtbare wereld gelegen is,en hoe de ken- nis daarvan ; op eene geheel eigenaardige wijze, de bevordering van het stoffelijk belang «en verlichting en beschaving kan verbinden; “hoe zij daar- door regt geschikt is,-om tot de talrijkste klasse van menschen door te dringen , waar de middelen zoo vaak ontbreken, om het laatste goed te be- reiken, Veel meer nog: de Natuurstudie levert in onze dagen aan haren beoefenaar eene bron van kennis en wetenschap op, die het hart veredelt , en tot regtstreeksche verlichting en beschaving leidt; zij weet de zigtbare wereld tot middel aan te wenden, om, met ter zijde stelling van elk stoffe- lijk belang, reine kennis te verspreiden , de vermogens te scherpen en den geest tot bover hét stoffelijke op te voeren. Ik C 21 ) Ik wenschte in het uur, dat mij, bij vereerende keuze mijner hoogge- achte Medeleden, tot eene woordragt over zaken van algemeen belang } is gegeven , Uwe aandacht hierbij eenigzins nader te bepalen, en roep Uwe be- langstelling in bij de overweging van den steeds toenemenden invloed van de beoefening der Natuurkundige wetenschappen op welvaart en beschaving. Ik wil eerst met U eenige standen der Maatschappij doorloopen, en daarbij opmerken, welk eenen heilzamen invloed deze wetenschappen daarop hebben in onze dagen, en hoe die invloed toeneemt , daarna van eenige groote toepassingen der wetenschappen, die van algemeen belang zijn, ge- wagen, en eindelijk de vruchten opsommen, die de tegenwoordige weten- schappen in haar zelve bezitten, en haren beoefenaar aanbieden. Geen grooter hinderpaal voor de ontwikkeling der min beschaafden , dan dat zij hun leven moeten doorbrengen met werk te verrigten , zonder te weten, wat zij bedrijven. Een groot deel onzer natuurgenooten , die rondom ons en met ons leven , verkeert in zulk eenen toestand. Zij verrig= ten bovendien morgen wat zij heden deden, en doen na jaren nog hetzelfde. Geen wonder, dat, terwijl de handen daarbij veerkracht erlangen, de geest er bij insluimert. Het is aan onzen tijd gegund, daarin eene ommekeering te zien ontstaan , die niet dan heilzame vruchten opleveren kan. Men wil, dat de vaardige handen door een helder hoofd zullen bestuurd worden, en wij zijn het aan de toegepaste natuurkundige wetenschappen verschuldigd, dat thans het ver- stand van den werkman zeer veredeld wordt, en zijn kring van kennis zeer wordt uitgebreid, In de groote fabrijksteden heeft men daarvan het eerste . voorbeeld gegeven. De zeer zamengestelde toestellen konden alleen door zaakkundigen bestuurd worden, en die toestellen, door vindingsgeest ont- staan , werkten dus op hunne beurt mede, om het verstand van anderen op te scherpen. Er ontstonden langzamerhand volksscholen, waarop men de C 22 ) de grondbeginselen der reken-, stel- en meetkunde, der algemeene natuur- en scheikunde, der werktuigkunde aan gewone werklieden leerde, Bij duizenden vloeiden deze naar die plaatsen van oefening in de uren van rust of ver- poozing „ vroeger door velen in ledigheid of losbandigheid doorgebragt. De hoofden der fabrijken en trafijken stelden er prijs op „ dat hunne werklieden, tot de. geringste toe, aan dit onderwijs zouden deel nemen , bevorderden de. belangstelling in hetzelve, en ondersteunden het door hunnen invloed. Zoo doende werd er bij duizenden eene. bron van-kennis-van veredeling der verstandelijke vermogens geopend „ die voor eene halve eeuw nog onge- kend en gesloten was. De werkman „meer ontwikkeld en kundiger. gewor- den, droeg op zijne beurt. bij tot het welslagen van het-doel van zijnen arbeid, en de zamenleving plukte er aangename vruchten van. Inderdaad! indien men nagaat, hoezeer. door de arbeidende volksklasse onder. ons , waar nog slechts onvolkomen. in deze behoefte is voorzien, dik- «wijls de uren van ontspanning in uren vân verderf, vân overgave aan ge- woonten', die de ziel en het. geluk der hunnen verteren , veranderd wor- den,-en men ‚daartegen. overstelt den. heilzamen invloed, dien afleiding door eenig nuttig. bedrijf „ dien ‘verstandelijke bemoeijingenen uitbreiding van kennis hebben moeten op de zedelijke handelingen van den werktman 3 dan zal-men. aan. het voorbeeld, door anderen in. dezen «aan. ons-gegeven , de grootste „waarde moeten’ hechten ;. dan - zal -men wel doen, het goede van onze. zeden ‘niet-te hoog tegen dat van andere natiën'op te vijzelen „ maar bij. dat „onmiskenbare + goede -ook nog pogingen te voegen, om onder ons die. bron. van- beschaving ook voor. de geringere standen open te stellen „en op -ruimere;schalen „met ruimere middelen, evene in Natuurkun- dige wetenschappen bij;ons-voor te staan. N ì Ten “einde echter. die „gedrogtelijke eerde der inbeelding, van kennis bij den werkmans-die men in sommige Engelsche fabrijk-steden- waarneemt, en die thans de algemeene aandacht tot zich trekken „-t@ voorkomen, is het bo- C 23 ) bovenal. noodzakelijk ;° inde. keuze van: dit onderwijs zeer naauwgezet. te zijn. Wel verre van alleen’ dorre kennis aan te kweeken , zou ik-leven. in die kentiis begeeren. Ik-zou meenen „ dat men het bedrijf van den werke: man, en hetgeen hij tot eene juiste kennis daarvan noodig heeft ;. tot mid! del, de veredeling van zijn hart en zijn verstand tot doe/ moest. hebben. Ik zou meenen „ dat hem het schoone , het verhevene, het doeltreffende der vele natuurverschijnselen en natuurwetten telkens moest worden. -voorgehou= den „ en nimmer bij. dat-onderwijs moest worden uit het oog verloren; dat de werkman, door, boven anderen „kennis aan de werktuigkunde, vaan de leer van evenwigt en beweging der Jigchamen te bekomen, nog niet ‘heeft, wat hij, als goed ‘burger. van den staat, voral, wat hij als etek Wee zen behoeft. Op het gebrekkige , het enke ja het schadelijke van eerizijdige ontwikkeling „behoort «men. bij den, min beschaafden inzonderheid het oog te vestigen ‚wil -men--der maatschappij niet-eene men ondiehst doen; met volksonderwijs in Natuurkunde. - Is het belangrijk ‚datde meer zelfstantiige werklieden , vân. minder one dergeschikte- betrekking „kundig zijn in het werk ,-dat zij werrigten-, dan is de-beoefening van Natuurkundige-wetenschappen , welke” hiertoe strekt, voor deze dubbel. nuttig en noodzakelijk. „Men mag. het- er. voór houden dat deze, meer ‘ingewijd in de geheimen en wetten der Natuur „met meer be- leid hunne onderhoorigen besturen, en hunnen: gang regelen zullen 5 dat zij hun eigen bedrijf ‘des te beter zullen volbrengen; en-rondom zich’ van die meerdere kennis zullen doen blijken. De-kundigheden; door-de eenvoudige handwerkslieden opgezameld „, bepalen Awzuen kring van kennis, en zij zijn dus thans, om een zedelijk overwigt over dezen te behouden „ gebonden „in diezelfde mate hunner zaak kundig te zijn. Stelt daartegen over, Mijne Hee- ren l dat weleer alle deze louter onderdeelen waren van een groot werktuig „ dat door gewoonte alleen „op hoogst gebrekkige wijze , gedreven werd, en ik À be- CRD behoef geen betoog , om U den grooten invloed van de beoefening der Na- tuurstudie, op de ontwikkeling der vermogens van deze klasse van men schen, duidelijk te maken, en U voor den geest te brengen, welk eenen heilzamen invloed de gansche maatschappij daarvan ondervinden moet. Er zijn vele andere nijvere klassen der maatschappij , die tot voor wei- nige jaren niet dan zeer algemeen en beperkt onderwijs ontvingen. De be- heerders van fabrijken en trafijken , de bouwkundigen, de waterbouwkundi- gen werden vroeger, meestal, zoo men het heette, praktisch onderwezen „ dat is: zij werden van hunne jeugd af aan, na de eerste gronden hunner moedertaal geleerd te hebben, al dadelijk tot hun aanstaand beroep ingeleid , moesten aldaar meestal onbeduidende werkzaamheden verrigten , klommen van het mindere op tot het meerdere, en heetten eindelijk hunner zaak kun- dig, wanneer zij die lange keten waren langs gegaan, en zich eenen zeke- ren tijd bij elken schakel hadden opgehouden. In onzen tijd denkt men an- ders over opleiding tot zulke bedrijven. Men meent te regt, dat de weg van ondervinding, met teleurstellingen van allerlei aard doorweven, te be- korten iss dat men de noodige kundigheden ook voor deze kan rangschik- ken; en aan hen kan voordragen, als één geheel, als eene wetenschap , waarin men telkens van de ondervinding uitgaat, en tot de ondervinding terugkeert. Daardoor ontwikkelt men tevens den verstandelijken mensch; wijdt hem ín de geheimen zijner zaak in, en in die van anderen; wijst hem op gebreken en verbeteringen, en verbetert daardoor zijn aanstaand maat- schappelijk bestaan , zoowel als den kring zijner kennis. De Polytechnische Instituten van Weenen en Berlijn zijn er reeds sinds eenigen tijd als schoone modellen tot navolging; zij maken, hoezeer met vooropstelling van het stof felijk belang der leerlingen , de menschen tot denkende , tot oordeelende we- zens, die zóó verre van de meeste hunner voorgangeren verschillen „ als de goed onderleide Geneeskundigen van onze dagen , van de Geneesheeren waar» van C 5 ) van MOLIÈRE spteekt. Zij stellen de praktijk op den voorgrond, maar ge- ven eerst iets anders dan de praktijk , en geven later meer dan deze alleen. Die inrigtingen van het buitenland staan er sedert lang ter onzer navolging, en roepen ons met luider stemme toe: indien Gij ons voorbeeld niet volgen wilt , zal uw voorspoed meer en meer verdwijnen, en zullen wij uwen ou- den roem geheel en al overnemen. Vergeten wij niet, Mijne Heeren! dat de tot hiertoe genoemde klassen van menschen het grootste deel dergenen uitmaken, die onze maatschappij te zamen stellen 3 dat elke zorg, aan hen besteed, kan gezegd worden aan de maatschappij besteed te zijn, en dat, met hunne ontwikkeling, een groot deel der welvaart en van beschaving in het naauwste verband staat. Verge- ten wij bovendien niet, dat men geene betere aanleiding tot de onophoude- lijke verstandelijke ontwikkeling der nijvere klassen heeft, dan ín het beroep of het bedrijf, dat zij uitoefenen, en dat daarvan groot voordeel kan ge- trokken worden „“om, met de bevordering van stoffelijke welvaart, ware verlichting en beschaving te verbinden. Van niet minder invloed is in onze dagen de beoefening der Natuur- kundige wetenschappen op den handel: eene zaak, die bij ons des te meer overweging verdient , naarmate er een grooter deel leden onzer maatschappij hun leven aan toewijdt, en men nog die inrigtingen bij ons blijft missen , die aan andere handelstaten reeds veel heil: hebben aangebragt. Zoo ergens, dan- voorzeker kunnen in dit bedrijf, stoffelijk belang en beschaving hand aan hand bevorderd worden, Of zou iemand meenert, dat men ge- noegzame kennis aan de handelsartikelen heeft, als men ze weet te onder- scheiden? Inderdaad, er is oneindig veel meer van dezelve te kennen , veel meer dat ez den blik verruimt „ e2- onmiddellijk voordeel aanbrengt aan het beroep „ dat men drijft. Zien wij slechts die ontelbare menigte voorwerpen, die uit de natuur genomen, «of door de kunst bereid zijn, en die als han- D dels- C 26 ) delsartikelen worden omgezet; gaan. wij de veelvuldige soorten van. dezelve na, de vermengingen of vervalschingen; en vragen. wij niet verder, of uit het. opsporen vanden oorsprong. derzelve , „van hunnen, aard en hunne ei- genschappen „ eene vruchtbare. kennis kan voortvloeijen „ eene kennis „ die den handel zal ondersteunen, maar die tevens den -mensch. met de. voort- brengselen der Natuur en der kunst in het algemeen,“ in’ naauw verband _ brengen en hem daardoor op een ruimer veld plaatsen «zal. « Zoodanig denkt men elders. over deze belangrijke aangelegenheid. voor „de maatschappij „ waar- door steeds eene milde bron van-beschaving voor de-volken werd geopend, Men wil den handelaar. kennis „ natuurhistorische_ kennis zijner. artikelen geven ; men wil hem van scheepsbouw en scheepvaart en vele andere takken van wetenschap en kunst algemeene begrippen mededeelen , opdat hij niet, als een onkundige, geheel van anderen zal afhangen „telkens: als hij zich uit zijnen gewonen kring begeeft; men wil hem de wetenschappelijke mid- delen aan de hand doen, om, hetgeen hij noodig heeft, zelf op te sporen; te onderzoeken, te beproeven; en de ondervinding , „die men in de laatste jaren in sommige Duitsche staten van zulk onderrigt heeft opgezameld , pleit voor, het doeltreffende van hetzelve. Wel mogen de inrigtingen voor zulk onderwijs. aldaar nu niet - oorspronkelijk met het doel zijn ontworpen, om beschaving bij handelaren te bevorderen 3 zij brengen die echter onmisken- baar. voort; want „ zoo. als de ‘handel zelf een uitstekend middel is , «om beschaving “onder „de volken te. verspreiden, zoo zal een met kunde en verstand. bestuurde, handel zoo- veel te schooner-daartoe-medewerken; zon- der in eenig opzigt het Rt nd ge nn te stellen: hed als de hedhetie etannkikee bedrijf is voor het levensonderhoud van het menschengeslacht, zoo is elke groote verbetering „ aan denzelven aangebragt „beurtelings eene nieuwe: bron van welvaart ‘en van beschaving 5 die. dit. boven vele andere- vóór heeft; dat zij doordringt tot eene klasse van C 2) van menschen „ die „ uit den aard van hun bedrijf, van de overige maatschappij zeer zijn afgesloten. Het is om deze reden wel moeijelijk , om de vorde- ringen in kennis ook tot dezen te doen doordringen ; maar met. wel gekozen middelen, heeft men inde laatste jarendit doel reeds hier en daar, en met uitnemend goed gevolg ook onder ons zien bereiken. Ginds waren het aan- zienlijke grondeigenaren , die „ onder de leiding van den grooten pavy, nieu= we kundigheden. opzamelden,; en -deze overdeden‘aan degenen, tot wie zij in bepaalde betrekking stonden 3 hier-vereenigden zich velen „om; door on- derlinge bijdragen, beproeven en onderzoeken bij den Jandman aan te moe- digen ;- elders „werd „ naar- het plan van eenen enkelen. kundigen „, eene om- keering “in-een- minder vruchtbaar‘stelsel van kultuur gemaakt „naar zijne meening. een andere weg ingeslagen „en een wankelende Staat, „door het volgen van dien weg „ ondersteund, Ik noem U slechts zaken, Mijne Heeren! die elk onzer bekend zijn , en mag gerust alle andere verzwijgen „ wanneer ik het besluit opmaak, dat in den tijd „dien wij beleven , de meer algemeene beoefening der Natuurkundige wetenschappen op den landbouw eenen hoogst weldadigen. invloed heeft uitgeoefend „ en deze „ als zijnde eene toegepaste wetenschap der Natuur, aan de. kennis dêr Natuur in het algemeen: de grootste. verpligting heeft. „De heilzame gevolgen; die de dandbiaank voor dà ginatschi pel heeft hangen af van deszelfs. goede beoefening „var -de: behartiging die sdezelve: vindt. bij kundige lieden , die den’ benoodigden: toestel verbeteren „ de grone den, naauwkeurig leeren kennen’ en- doelmatig leeren veranderen, de: produk= ten leeren onderscheiden „ en-van-die:-kennis trachten over te doen aan der landman ; of: beter nog, doór- voorbeelden hem deeren ‚dat hij’, ‘langs den door grondige kennis opgespoorden weg, zijn doelwit beter »dan mét zijne oude middelen. bereiken kan, De’ landbouwkunde is eene „wetenschap gewor- den „die een groot deel harer vorderingen’ aande algemeene Natuurstudie te danken heeft. D 2 Het C 28 ) Het zou eene opzettelijke en uitvoerige beschouwing vereischen „ wan- neer ik U den grooten invloed, dien de Natuurkundige wetenschappen van onze dagen op de kunsten uitoefenen , naar waarde wilde ontwikkelen, Ver- gunt mij, dat ik Uwe aandacht bij ééne enkele bepale , bij eene kunst, die aan het menschdom een onuitsprekelijk heil aanbrengt , en alzoo aanspraak heeft, om boven alle andere gesteld te worden „ bij eene kunst, die thans naar goede wetenschappelijke beginselen wordt beoefend „ en dus met even veel regt op den naam van wetenschap aanspraak maakt. - In oude tijden was de grondslag der Geneeskunst weinig meer, dan eene uit ondervinding opge- maakte verzameling van daadzaken, waarin de gang, dien ziekten nemen, en de middelen, om ze op te heffen of dragelijk te maken „stonden opgeteekend. De ondervinding vergrootte dezen kring van kennis ‚ en de waarde der kunst nam toe in dezelfde mate. Nog blijft de ondervinding de beste grondslag voor deze uitnemende kunst; maar daarom niet de eenige. De vorderingen , in de Natuurkundige wetenschappen gemaakt, hebben haren weldadigen invloed ook op de geneeskunde uitgestort. De reeks van geneesmiddelen is aanzienlijk vergroot , derzelver zamenstelling is opgespoord, de werkzame beginselen zijn afgezonderd , en de vorm , „waaronder men’ ze aan zieken toedient „ is aanzienlijk verbeterd. Niet meer een aftreksel van naauwelijks bij naam bekende ‘kruiden staat den Geneeskundigen ten dienste 3 hij heeft een’ geheelen. toestel van naauwkeurig bekende middelen, eenen overvloed , die weinig meer te wenschen overlaat, Over geheel de beschaafde wereld is deze toestel nagenoeg op dezelfde leest geschoeid: er is eene éénheid in ontstaan, die alleen van eene wetenschap, niet van eene empiri- sche kunst te erlangen was , en deze wetenschap is geene andere „ dan de wetenschap der Natuur. Eene eerste behoefte voor den Geneeskundigen ies het menschelijk lig- chaam, in deszelfs zamenstellende deelen en verrigtingen , goed te kennen. Eene schoone menging van velerlei onderscheidene stoffen vormt eere massa, die, aan de aardkorst niet gekluisterd, maar toch aan alle wetten der C 29 ) der stof onderworpen is, De natuurkunde alleen kan het zintuig des gezigts’ en des gehoors verklaren, de scheikunde alleen die menigte onderscheidene stoffen leeren kennen, die het bloed zamenstellen , en daaruit geboren wor- den. Wat dunkt U, Mijne Heeren! zal de Geneeskunst gelukkiger kunnen. slagen in onze dagen, nu zij het voorwerp van hare bemoeijingen „ door het licht van de gansche reeks van Natuurkundige wetenschappen ‘bestraald , in zoo vele schoone bijzonderheden heeft gadegeslagen en nagespoord , nu men, om slechts uit de menigte één voorbeeld te noemen, reeds zes en twintig onderscheidene bestanddeelen in het bloed alleen, heeft leeren onderscheiden 3 of zal zij even gelukkig geslaagd zijn in de dagen van HARVEY, toen voor het eerst bekend werd, dat het bloed rondvloeide van het hart naar de dee len van het ligchaam, en van deze naar het hart ? N Het is ontegenzeggelijk waar, dat de wetenschap het nog niet zóó verre” gebragt heeft, dat men, bij gestoorden toestarid van het ligchaam , juist zou weten aan te wijzen, welke ziekelijke stofimenging plaats heeft, of welke krachten en hoe zij gestoord zijn. Maar reeds is er een groot deel bekend geworden van hetgeen men voor weinige jaren nog onmogelijk zou geacht hebben, en wij mogen dus vertrouwen , dat dezelfde Natuurkundige wetenschappen „ die der Geneeskunde zoo zeer bevorderlijk waren , de gren- zen van het onmogelijke meer en meer zullen terugvoeren. “Tot in het vorige jaar meende men, bij voorbeeld, dat die blaassteenen, die uit zuring- zuur of deszelfs verbindingen bestaan, door het gebruik van zuringzuur houdende stoffen , geboren worden. LurBie en worHLER openden eene nieuwe reeks van onderzoekingen, en leerden onder anderen , dat een gewoon be- standdeel van het menschelijk ligchaam zeer gemakkelijk in zuringzuur ver- anderd wordt, Eene andere schoone zijde van de nuttige toepassing der Natuurkundige wetenschappen in onze dagen ontmoet men in de Heelkunst ; eene kunst, die door werkdadigheid , door het aanwenden van werktuigen, zoo dikwerf er- C 30 ) verminkte deelen herstellen of vervangen moet, Voorzeker is het in de Heel- kunst van onzen tijd zigtbaar , welke gewigtige voordeelen zij uit de vor- deringen der werktuigkunde getrokken heeft, en hoezeer dus deze vorderin- gen tot heil der menschen verstrekt hebben. «Wij zouden naauwelijks onze oogen gelooven, indien wij den Heelkundigen toestel van vóór eene eeuw naast dien van onzen tijd geplaatst zagen, hoe kunstmatig en doeltreffend die thans is ingerigt, hoe ruw en, men zou bijna zeggen „ hoe onmen- schelijk , men- vroeger gewoon «was naar hetzelfde doel te streven, Dan voorzeker. klimt onze achting voor eene rij van wetenschappen bij uitne- mendheid, wanneer ons hare nuttige zijde zoo tastbaar wordt aangetoond. Ook de dus genoemde schoone -kunsten trekken thans velerlei voordeel van de milde beoefening der Natuurkundige wetenschappen. Het is’ thans niet vreemd, dat groote en * nieuwe ontdekkingen , waarop geheele natiën zich verheffen, door toepassing van Natuurstudie worden aan ‘het licht gebragt, en- op. deze schoone kunsten. eenen krachtigen invloed uitoefenen. -Ik -moet mij. weêrhouden „ ze met U te doorloopen, en wil U- wederom slechts bij eene enkele bijzonderheid . bepalen :- bij de uitvinding van pacurRRE, «Niet omdat -zij ‚de. belangrijkste, is „ die men noemen kan, maar omdat het elk onzer. nog: versch. in het geheugen ligt, hoe eene zuivere toepassing van scheikundige eigenschappen van stoffen onderling, eene kunst heeft doen _ geboren … worden die, de meest getrouwe afbeeldingen der Natuur oplevert: eene, kunst, die slechts. daarin bestaat , dat men een behoorlijk toebereid metalen. vlak - aan het licht: blootstelt „ dat van de voorwerpen „wordt terùg- gekaatst, van welke men’ die getrouwe af beelding. begeert. In getrouwheid kan de schilderkunst haar niet evenaren, in juistheid en uitvoerigheid-niet ovértreffen, „ „Vóór. acht en twintig: jaren. werdde “stoffe „die daartoe uîtslui- tend» noodig is ; » eerst uit -het-duistere opgespoord; zonderling genoeg „- de planten, die. in zee; groeijen „ leveren haar bijna bij uitzondering. “Vóór acht en GC 3E ) en twintig jaren werd deze stoffe ontdekt, werden ‘hareseigenschappen op- gespoord,,. werd zij in de, Geneeskunst aangewend , en «nuttig- bevonden 3 thans strekt zij tot eene toepassing „ die zich geheel en al-sluit-aan de rij der schoone kunsten , welke ten allen tijde eenen grooten invloed: op beschaving hebben uitgeoefend, Deze toepassing vervangt het scheppend penseel van den grooten. meester niets zij verdringt geene enkele kunst; maar zij levert een nieuw „-een eenvoudig „een uitstekend. middel „om getrouwe afbeeldingen: te erlangen, Telkens- ontwaren” wij in onze dagen nieuwe uitbreiding der ge- maakte ontdekking, « Wie ziet de. grenzen van zulke toepassing ? Terwijl ik mij, om den wijden omvang der zaken tot de straks genoem: de bedrijven en-een paar-edele kunsten bepalen moets als ik U-den grooten en steeds toenemenden invloed der Natuurkundige wetenschappen op bevore dering van welvaart en” beschaving: onder de menschen’ wensch voor te houden , mag ik thans eenige schoone. toepassingen vermelden , die van de wetenschap der Natuur zijn uitgegaan, en op elk lid der maatschappij ha- ren heilzamen invloed onmiddellijk ‘hebben uitgestort. Ik wil niet- spreken van: die, duizende gerijfelijkheden. in het maatschappelijk leven, die wij in ‚ verbeterde. kleederdragt, in de huishouding en andere zaken thans elkander zien verdringen „:en--die alle van. Natuurkundigen oorsprong zijn 5 ik wil niet: gewagen van die “onnoemelijke ‘verbeteringen in al wat het fabrijkwezen aangaat „hoe. op veel betere. wijze elk. bedrijf, naar Natuurkundige regelen 4 gewijzigd” en veranderd; is geworden; maar ik «wil U van eenige zaken ges wagen, die op de beschaving den grootsten invloed uitoefenen, en daarmede tevens de. bevordering van den-welstand der menschen verbinden. De gemeenschap der menschen-en der volkeren «onderling. ís ontegenzeg= gelijk één der voornaamste middelen van -uitbreiding der beschaving en ver- lichting, van bevordering van: welvaart ‘tevens. In onzen ‘tijd zoekt men ze op allerlei wijze: te volmaken, en het is altijd van de Natuurkundige we- C 32 ) wetenschappen , dat men de middelen, om die gemeenschap nog te vermeer- deren „gewoon is te eischen. De duizenderlei verbindingen van werktuigen onderling „ het opsporen van nieuwe beweegkrachten „.en het doelmatig aan- wenden „van dezelve, doet aan elk voorgeschreven doel naar eisch beant- woorden, Geene uitvinding heeft ooit meer regtstreekschen invloed op de bevor- dering van beschaving onder de menschen uitgeoefend, dan die der Boek- drukkunst. Zij brengt de gedachten der menschen, met geringe moeite en kosten, over de wereld, en plant ze in de ziel van duizenden over. De toepassing der Natuurkundige wetenschappen heeft in onze eeuw bet hare ter volmaking dier onschatbare kunst bijgedragen. De middelen zijn vereen- voudigd , verbeterd, vermeerderd, In weinige uren tijds worden duizende bladen in gereedheid gebragt, en de verhitte waterdamp „ die daartoe mede- werkte. en de beweegkracht voortbragt,, is wederom gereed, om diezelfde bladen met groote snelheid over de beschaafde wereld te verspreiden. Sedert de meer juiste kennis aan de eigenschappen van den stoom is de wereld van gedaante veranderd, Het verplaatsen van personen over de aard-oppervlakte is zoo zeer toegenomen in snelheid, dat de afstanden groo- tendeels verdwijnen. Reeds was de uitvinding van wegen, die gedekt was , ren met steenen, uit leem bereid en door het vuur verhard „ eene schrede voorwaarts , welke in dien tijd opzien baarde. De middelen van vervoer verbeterden langzamerhand. Orizer eigene jeugd heugt nog, het woord snelwagen het eerst te hebben ‘hooren noemen. - Maar hoezeer is dít alles van gedaante veranderd, nu:men door den verhitten waterdamp de schepen zeeën ziet doorklieven , enden wind en-stroomen ziet trotseren , en men wederom door dien damp geheele drommen van menschen, als met de snel- heid van den. wind, over de aard-oppervlakte ziet henen voeren? Neemt de kennis aan de kracht van den stoom uit onzen tijd weg , en Gij hebt eene groote gaping in het maatschappelijk” leven van onzen tijd doen ontstaan , die, C 33 ) die door niets is aan te vullen. Met het grootendeels verdwijnen der afstanden kn de beschaving tot de meest afgelegene oorden der aarde doordringen, kunnen de volkeren het goede „ dat elk eigen is, aan elkander overdoen , en kunnen individuën de gelegenheid bekomen, om, waar zij zulks begeeren, het goede, het ware en het schoone te gaan opzamelen, dat in hunnen tijd onder de menschen te vinden is. Ik noem U niet de gerijfelijkheden , die daaruit voortvloeijen , Mijne Heeren! ik bepaal Uwe aandacht bij veel schoonere toepassing van de kennis aan den verhitten waterdamp „ en ik erlang Uwe toestemming , dat de Natuurkundige wetenschappen in onze dagen steeds grooteren en groote- “ren invloed uitoefenen in het bevorderen van ware verlichting en ware be- schaving. Ì js Wanneer wij onze aandacht vestigen op de hooge strekking van de ken- “nis der Natuur als zuivere wetenschap, opent zich een nieuw veld voor onze beschouwing, Zal ik met U die groote reeks van wetenschappen doorloopen, die alle elkander de hand bieden, en , door elkander te ondersteunen , alleen regt goed bevorderd kunnen worden? Ik zou niet weten, waar ik zou moeten aanvangen of eindigen. Ik wil alleen U ín eenige algemeene trekken doen zien , hoe eene vlijtige , waarheidlievende navorsching der Natuur , in de laatste tijden vooral , eene geheele reeks van wetenschappen heeft doen geboren worden, waarvan men zich vroeger geene flaauwe voorstelling heeft kunnen vormen; hoe deze ontwikkeling der Natuurstudie op hare beoefenaren zel ven weldadig heeft moeten werken, en hoevele gunstige gevolgen daarvan voor de beschaving van het algemeen zijn voortgevloeid, | De eerste waarnemers der Natuur teekenden op wat zij zagen „ waartoe ook de voorwerpen of verschijnselen behoorden. In de geschriften van de groote mannen der oudheid vindt men de beschrijving „ zoowel van alge- meene Natuurverschijnselen , als van enkele voorwerpen , opgenomen. Wat k E “ hun- C 4 ) hunne zintuigen trof, vond hier eene plaats.” Een ander voegde hier: het zijne bij, en zoo werd de kring steeds grooter ; “al spoedig te-groot, om alles te omvatten. Het geheel ‘van wetenschappen werd verdeeld „en de onderdeelen “vonden ‘thans hunne eigene beoefenaren. Er ontstonden. plant- kunde „dierkunde , algemeene “natuurkunde, “scheikunde: en vele andere--on- derdeelen: van de: groote wetenschap der Natuur. « Elke” tak van wetenschap vond-zijne voorstanders ‚ maar: meestal dezulken, ‘die zich bij dien: tak van onderzoek ebepaalden3: “zoodat in den regel de-schéikundige geen-denkbeeld van „plantkunde de plantkundige geene voorstelling -der -scheikunde-had, Zulk eene ‘ontwikkeling “van elk” onderdeel ‘der Natuurstudie had-hare goede , ‘maar “ook” zeer hare kwade zijde, Hare goede ;; door dät men meer en meer de bijzondere voorwerpen leerde kennen, de verschijnselen leefde doorgronden , die: de milde Natuur heeft voortgebragt. Maar hare kwade zijde, omdat de'algemeene wetten der Natuur, die een ‚grooter-deel vän het geheel, regelen , ven het «verband ; dat: deze, te zamen:vats alzoo”onbekend _ „moesten „blijven „en „men „dus: inderdaad een vlijtig beoefenaar vaneen „deel der sgroote. „wetenschap ‘kon. wezen , zonder, de Beer der: ensen die van meets algemeen belang zijn , ‘Opgespoord. te ‘hebben, ‚tte ooo: „Het is- aan onzen tijd verbleven „om de. zich verwijderende deed van. het: groote: gelfeel wederom nader-tot‘elkander te brengen:; als. leden ‘van „eén groot. gezin ; die, na” ín onverschilligheid met elkander’ geleefd te hebben , zich. wederom. onderling;de hand toereiken „om te zamen naar iets beters te trachten. Daardoor wordènde „wetten der. Natuur zoo veel te, schooner-en te helderder bekend: „daardoor. wordt-:hêt verband. duidelijk „dat erin die schoone inrigting verborgen’ ligt -De* wiskundige zoekt thans- niet naar de regelmatige rangschikking; der „bladeren eener” plant ; of hare. takverspreiding , die, naar: de: meening van den oningewijden „:ordeloos. zijn aangehecht ; maar de; plantkundige zelf vis--daartoe. met. genoegzame wiskundige kennis toege- rust , ende. wetenschap. van » orizé:dagen -heeft daardoor het eerst aan. het licht C 35 ) licht gebragt , dat in_ deze «schijnbaar „ordelooze aanhechting ‚de. schoonste . regelmaat” heerscht , en’ dat deze naar de. meest vaste ‘wetten bepaald is. De kenner der..mineralen vergenoegt zich niet meer metde, beschrijving vant kleur «en ‘hardheid, van de uitwendige. hoedanigheden van: -eene-mineraal= soorts maar hij bepaalt met wiskundige juistheid den. vorm hij meet-de: hoeken, onderzoekt de scheikundige zamenstelling der massa „en houdt dan eerst zijn onderzoek voor goed, als hij:-de hoeveelheid. zuurstof in het hoofdbestanddeel een geheel weelvoud’ gevonden «heeft ‘van: alle- die “höeveel- heden te, zamen, die in devandere delen voorkomen, Toòt-vóór-weinige jaren nam mên , “bij onderscheidene “vormen der.krístallen „onderscheidene zamenstelling aan; het kalkspaat ende arragoniet leverden ‘hierop “eene eerste uitzondering; ‘Thans weet men niet slechts, dat-stoffén, van dezelfde -zas menistelling „ onderscheidene vormen kunnen aannemen „maar; men-heeft reeds uit dé overeenkotmst in vormen , wetten, voor. de zamenstelling der ligchamen weten «af te-leiden; die der scheikunde op hare beurt behulpzaam zijns! De dierkundige „gébruikt bij zijne onderzoekingen dezelfde middelen, :-die «de scheikundige aanwendt ; hij» gaat ‘met het-mikroskoop de veranderingen na 5 die wederwerkende stoffen op de zamenstellende deelen wan het dierlijk. lig- chaam uitoefenen. De scheikundige behoort vertrouwd: te „wezen „met de verrigtingen ovan het levend’ organisme „ “wil hij op hêt rúime veld ider bee werktuigde. scheikunde geen’ vreemdeling: blijven. _De-natuurkundige-verge= noegt zich niet meer mêt de algemeene wetten. van evenwigt en”beweging na te gaans hij is op het-gebied der scheikundeen der’levensleer-zoó zeer tehuis, als ‘op hetgeen hem'svroger als: zijne» provincie! werd toegekend 3 hij zal U -dê zamenstelling van het menschelijk” oog ‘bijr de: gezigtsleer, van het menschelijk. oot bij de geluidsleêr „: aanwijzen’ eri verklaren”; als wâré-hif op het gebied van hens die „de: leer van’ het leven der; dieren en van hunne verrigtingen bij voorkeur tot onderwerp: hunner onderzoekingen hebben gesteld, De sterrekundige is thans zoo zeer natuurkundige als wiskundige, en-heeft eig E 2 het ( 36 ) het reeds zóó verre gebragt, dat hij met zijne waarnemingen de fouten zij- ner werktuigen juist meten kans de sterrekunde biedt dus der werktuig- kunde eene zusterlijke hand, en wijst haar de verbeteringen aan, die zij aan meetwerktuigen heeft aan te brengen, ja! hetgeen men vóór weinige jaren ongeloofelijk zou geacht hebben, de sterrekundige weet uit de wetten van straalbuiging van het licht dezelfde waarde voor de uitzetting der gas- sen door de warmte af te leiden, als de natuurkundige proeven , door on- middellijke bepaling dier uitzetting, geleerd hebben. Zoo doende, grijpen aîle deelen der Natuurstudie, madat vele reeds tot eenen hoogen trap van volmaaktheid gestegen waren, in onze dagen weder in elkander, en kunnen nu eerst regt doelmatig geoefend worden. Van nu aan is er kennis der Natuur mogelijk , die aan den menschelijken geest bevrediging kan aanbiedenz van nu aan zullen de geheimen der Na- tuur meer onpartijdig ontsluijerd worden, en zal, uit dit meer verheven … standpunt, hare beoefening strekken kunnen tot bevordering van die mate van ontwikkeling , die men in beschaafden gewoon is te eischen. Niet hij toch , die de spieren van het menschelijk ligchaam kent en weet te beschrij- ven, is daarom boven anderen ontwikkeld; niet hij, die scheikundige ont- ledingen doen, of natuurkundige proeven nemen kan, is daarom beschaafd; niet hij, die vele planten of dieren bij name kent, staat daarom op eenen hoogeren trap van veredeling. Maar hij, die verhevene oorzaken en gevol gen in groote menigte te zamen tracht te verbinden, die zijnen kring van edele kennis op onbekrompene wijze tracht uit te breiden, en met wijsgee- rigen zin waarheden opspoort , hij, en hij alleen, zal eenmaal op den naam van beschaafde aanspraak kunnen maken; zijne bemoeijing alleen leidt tot ‚veredeling, het einddoel van elke poging van den redelijken mensch. De wetenschap der Natuur van onzen tijd sluit den partijdig of eenzijdig ont- wikkelden nog wel niet geheel buiten; maar de tijd is niet meer verre , dat het onderzoek derzulken hunne bekrompene kennis verraden, en haar als Ca) als onnut of onjuist verwerpen zal. Waarlijk! het is een woorregt, in eenen tijd te leven, waarin men gelegenheid vindt, op zulk eene wijze kennis aan die verhevene inrigtingen der Natuur te erlangen 3 het is een voorregt, door zijne tijdgenooten ge- drongen. te worden, alle zijne krachten in te inspannen, om eenen enkelen steen aan de voltrekking van het groote gebouw van wetenschappen te mogen aanbieden. Die tijd is nog slechts ruim eene halve eeuw daar. Reeds is de omvang van sommige wetenschappen zóó groot, dat er alle krachtsinspanning gevorderd wordt, om niet in die vlugt achtergelaten te worden. … Zulk eene steeds toenemende wetenschap moet van haren overvloed af. staan aan elk, die in hare nabijheid verkeert. Niet meer de goochelarijen der nog duistere wetenschap , maar heldere begrippen van natuurwetten worden aan de oningewijden medegedeeld. Den kinderen wordt in- school- boeken reeds eerbied ingeprent voor de groote natuurverschijnselen „ en hun vroegtijdig, onder andere even onmisbare kennis, eene korte schets van de, natuurverschijnselen voorgehouden. In andere landen bevlijtigt men zich meer nog dan bij ons, om aan jonge lieden van allerlei standen , aan vol- wassenen in, zoo als men het noemt, popwlairen vorm, over de weten- schap te schrijven en voor te dragen. De Engelschen zijn alle andere natiën hierin vooruit. Hunne vereeniging van nuttige wetenschap (useful know- ledge) kan hier als voorbeeld strekken. De lessen van HERSCHEL over sterrekunde, van LINDLEY over plantkund , van KiRBy en sPENCE over insektenkennis , zijn zoo vele eenvoudige, maar daarom des te meer bruike bare en nuttige boeken voor alle beschaafden. Ook onder ons verdienen de pogingen der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen groote onderschei ding, en gaven sommige Geleerden uitstekende boekwerken ter verspreiding van Natuurkennis onder alle standen. ; C 38 ) Ik mag intusschen niet verzuimen op te merken, dat het de vraag blijft, óf het goed zij zoo veel aandacht op de beoefening der Natuurstudie , hoe ‘verheven ook, te. vestigen, áls dit bij de genoemde natie geschiedt. Ik geloof veeleer , dat ook dit zijne’grenzen hebben moet, en dat ‘men zich zeer moet wachten, van deze schoone zaken, door hare groote algemeen- heid van verspreiding, in achting te doen dalen, Maar overdrijving sluit het goede niet buiten, hetgeen gelegen is in dat, hetwelk" overdreven wordt. Vergunt mij, “dat ik „den goeden invloed , dien de meer algemeene en meer “ doeltreffende beoefening der Natuurkundige wetenschappen’; op de al- gemeene denkwijze van haren beoefenaar uitoefent, nog met een woord ‘aan Uwe aandacht herinnere. ì A „Sedert men weet, de meeste natuurverschijnselen tot eigene en ‘bekende oorzaken’ terug”te brengen ; sedert men het verband van onderscheidene ver- schijtiselen’ heeft leeren kennen, sedert dien tijd is het heir van geesten en geheimzinnige wezens’ aanzienlijk verminderd , ja bij beschaafden geheel’ ver- dweneni ; sedert dien tijd is de sterrenwigchelarij tot hare eigene nietigheid te- rug: gebragt „ efi ‘heeft de zwarte kunst opgehouden te bestaan; In de plaats vari dat alles, dat den-geest verlamde ‚ om van niets ergers te’ spreken, ‘is Zuivere kennis te voorschijn getreden en bewondering van de Verhevene Oor- zaak; die naar’ eeuwige en onveránderlijke wetten de geschapene wereld in stand” houde, « Bepálen wij ons bij een paar’ belangrijke voorbeelden: De''ontbrandingen van vuurspuwende bergen mogen nog niet met alle juistheid” bekend zijnsde ‘krachtige geest van pavy heeft, zoo niet de ‘wae re. ootzaak, dan tenminste eerie, die der waarheid kan nabij komen’, aange- duid , eene'oorzaak , die thans nog met rd bekende daadzaken in overeen- rovend is. | / > Wij kennen metalen „die, als zij door water worden aangeraakt , ster- ke verschijnselen van vuur geven. In-de stoffen , nd de vulkanen uitge- braakt , / C 39 ) braakt ‚vooral, in, die, welke in oud, vulkanisch terrein. voorkomen , vindt men, -dezulke weder, „die ontstaan, moeten „ wanneer. deze. metalen , of hunne verbindingen „door water worden, aangeraakt; vulkanen in, sekste d zijn en bij waterverzamelingen, geplaatst ez ondervinden eenen merkbaren invloed van ‚die, watermassa’s.… „Stelt daar tegenover de: sprookjes. van vroegere, eeu- wen „de. wanbegrippen „ die eenmaal heerschende waren onder de menschen „ omtrent die inwendig levende aarde, die met haren vurigen adem en met haár uitbraaksel,het menschdom van ‚de oppervlakte. verdelgen wilde; en Gij hebt eene tegenstelling, waarbij de Bie natuurkennis van onze dagen in‚schoon licht geplaatst wordt. …— Het. onweder „die krachtige. stem, die den, mensch tot in het binnenste roert,en. hem zijne’ nietigheid doet doorgronden; het onweder „ dat prachtige …_natuurverschijnsel, het. schoonste, dat wij kennen, was.ten. allen, tijde een raadsel voor den. mensch. Vernietiging en verdelging meende men, was des- zelfs doel, Duizenderlei: verklaringen zal men zich in de verloopene eeuwen van dit verheven schouwspel gegeven-hebben; geene voorzeker, die bevre- diging kon. aanbrengen. „En thans :, men, kent hetzelve zoo volkomen, als meschen iets kennen kunnen; ‚men bootst het na, men weet in welk ver- bands het. staat met. vele andere, verschijnselen ; veel meer nog: de groote Amerikaan leerde het afleiden den mensch aan den gevaarlijken invloed van hetzelve- onttrekken ;-en- verwierf zich: hierdoor den, dubbelden eerctitel , Zoo- wel den. bliksem aan den hemel, als. den scepter aan, de tirannen, ontnomen te hebben, Nog boezemt „dat- verschijnsel even veel eerbied in voor Hem , die het doet ontstaan , nog gevoelt de mensch er zijne nietigheid bij; maar het verschijnsel is doorgrond, de wanbegrippen over deszelfs ontstaan zijn opgeheven,» as ab AF ee ‚Wanneer » men „tegen ' de enidien had aan. rh sterrenhemel de vroegere. dwaalbegrippen overstelt , toen mensuit het geboren. worden onder zekere constellatie eene reeks van voorteekenen afleidde „ toen, men, uit zons- en C 40 ) en maansverduisteringen allerlei aanstaande onheilen wist op te maken , toen men uit het verschijnen van staart-sterren oorlogen en verwoesting wist te voorspellen ; dan wordt ons die kennis dubbel dierbaar , die alle die wanbe- grippen heeft vernietigd, dan leeren wij haar waarderen als een vermogend middel , waardoor vooroordeel en bijgeloof afgewend , de blik verruimd en de deur tot beschaving geopend werdt. Maar deze edele wetenschap is tot veel meer in staat, Geene grootere zielsverheffing toch kan de stoffelijke wereld aan den geestelijken mensch aanbieden, dan wanneer het gewapend oog de onmete- lijke ruimte doorklieft „ en zonnen en planeten en hare wachters volgt op bun spoor. Wanneer de natuuronderzoeker de wetten , naar welke zij voort- rollen, bepaalt, en alle omstandigheden. nagaat, die kleine stoornissen in dien loop voortbrengen; dan voorzeker heeft hij zijnen geest losgescheurd van de aard-oppervlakte , waaraan zijne voeten gekluisterd zijn , en op eene standplaats overgebragt, zoo verheven, als de half geestelijke „ half stoffe- lijke mensch immer bereiken kan, Die groote reeks van lichten, die het oog des nachts aan den hemel ontwaart, neemt in ongeloofelijke rede toe , wanneer de kunst dat oog ondersteunt. Onuitputtelijk is de bron van ver- hevene kennis, welke die oude sterrenhemel den mensch aanbiedt. Reeds gingen er duizenden vooraf, die de plaatsing, de beweging , den aard dier lichten trachtten te bepalen; maar de natuuronderzoeker van onze dagen ontdekt nog nieuwe in groote menigte; de dubbel-sterren openden in de laat- ste jaren een veld van onderzoek, dat men vroeger aan. dien ouden hemel niet heeft ontwaard. Het doel mijner rede verbiedt mij, U de schoone en verhevene zijden der Natuurstudie op te sommen. Ik moet mij bepalen bij hetgeen de we- tenschappen van onze eeuw kenmerkt, en haar voortreffelijker maakt dan die van vroegere jaren. Er C&J „Er ‘heerscht.in „de „ geheele zigtbare wereld eene regelmaat in vorm en hoeveelheid, die: verheven ‘is. Zij is in. de laatste jaren eerst regt goed bekend. „geworden „en die kennis breidt. zich met elken dag- meer: en “meer uit. De „wetenschap van „onze „dagen spoort niet slechts: de vormen _der massa’s op ‚waartoe men zich vroeger bepaalde, maar tracht inzondere heid door „het gewapend, oogde gedaante der kleinste deeltjes na, te gaan, en leert’ daardoor de natuur-van cene zijde kennen, aan hem geheel vreemd; die zich-met het enkel: aanschouwen. der- voorwerpen; «zoo als zij zich aan het oog vertoonen , vergenoegt. … Het ‚ mikroskoop „ dat: ‘schoone werktuig , dat „de „vroegere „natuurkunde reeds aande „wetenschappen schonk „ is een gewoon ‚werktuig -- geworden, hetwelk elk natuuronderzoeker steeds bij en met-zich voert’, als ware - het een „toestel „om een: ziekelijk zintuig te on- dersteunen. Intusschen ondersteunt het een. reeds op zichzelven verheven zin- tuig, De groote algemeenheid van mikroskopische onderzoekingen in onzen tijd, bewijst-dus- een dieper en dieper indringen in de geheimen van den bouw en de zamenstelling der stoffen, N of Wanneer nu het navorschend oog nergens in de gansche Natuur iets anders: ontdekt, „dan-„eéne regelmaat „ die telkens haren verheven. oorsprong verraadt; dan. mag het opsporen. dier vormen. eene bezigheid geheeten: wor- den „--die op het hart van-hem, die ze opspoort; eenen weldadigen’ invloed moet uitoefenen, -Inzonderheid schoon is-die regelmaat in de heerlijke kristal vormen „ „die de aardkorst. aanbiedt, en die de kunst vermag na te bootsen. Met wiskundige naauwkeurigheid zijn deze vormen tot stand gebragt. Bij het „ontnemen -der hoeken of kanten aan deze regelmatige ligchamen , spoort men „weder nieuwe eigene vormen op, die niet minder schoon zijn, dan de eerste,, De kleinste deeltjes-der planten en dieren, duizendvoud vergroot, blijken op. overschoone. wijze, gevormd en onderling verbonden te zijn ; hunne nasporing leert verband kennen, tusschen zaken, waarvan de vroegere weten- schap geen schaduwbeeld kende, is F Eene C 42 ) Eene ‘andere’ beg der pesten monrst me hèt zoeken £ pi of veranderlijke jo ‘maar in beisdade ds oniversaaie hoeveelhe- den “onderling vereenigd en” worden er twee of meer verbindingen van "zae mengestelde stoffen “waargenormeri , zoo is één” der bestanddeelen in de tweede verbinding’;: eén’ geheel veelvoud wan hetzelve “in de eerste: Nemen wij úit de duizende reeds onderzochte stoffen ‘eene enkele “tot voorbeeld, De hoeveel heid zuwurstof-van“het zwavelzuur van gips is: ge me ad wepe, zuurstof vande kälk, het andere bestanddeel, onvoor 300 Zoodânig is de stoffelijke wereldte ‘zamen: tide 1 Niets” anrtsetwdni niets veranderlijk naar willekeur ; alles"is‘orde en’ regelmaat. Met ruim wijfs tig grondstoffen” wist-de Formeerder- der zigtbare “wereld” aîlerdie werscheiz denheïdvte ontwikkelen , die deze’ óplevert en het mag dus’ telkens het ope sporen van eén nieuw ‘wonderwerk geheèten worden’, vals eene nieuwe regel- maat onder ‘de’ duizende reeds bekende; wordt ‘aan: het licht! gebragt „Dit is het voorregt van de wetenschap onzer eeuw: nd amen neg eerbied’ in woor de: Hoogste “Wijsheid; o beer! oerove: ok raoonenVE Eene ‘van-de-schoonste zijden der eehter Natuurstudie is ongetwijs aa het streven 3”-óm de: verschijmselen tot: “hunne: waare oorzaketiterug te“brengen , een duidelijk verband tusschen de verschijnselen “en «de ‘oorzaken aân “te toorier’;’ en het aantal werkende oorzaken tot reen: zoo: klein mogelijk getal ‘te herleidert; »De-ntensch »wil, bij het waarnemen’ van “iets „dat de Zinnen’ “treft, ‘dóórgronden ;° op > welk” eené wijze dat geschiedt; -Men heeft tén allen tijde woor “gevolgen “oorzâkemaangenómen „maar niet altijd eenvou dige, of ‘met de “waarheid “overeenkomstige,” "4 “Geen” ijdel’ in de Natuur 3” wäs eenmaal” eene hoofdwet „ ‚de Natuur duldde” geen ijdel had er een af. „ keer van”” Vreemd” mag het nú” gefoemd wörden; dat? men’ zulk eenen afkeer als oörzaak vat ‘verschijnselen konde’ aänriëmen 5 “ten ‘heeft het des- niettemin lang in de wetenschap gedaan, em “men ‘moet’ toen zeer verre des 1 zijn CM ) zijn’ -verwijderd;-geweest: van hetgeen men-thanssen teregt'vai verklaringen begeert. … Eene’ verklaring ás'sthans eene toelichting van bestaande zaken , niet een. verband. zoeken. „tusschen „eené;à priori: gestelde: oórzaak én waarge- nomene verschijnselen ‚men kent thans ‚aande “oorzakeh die men aanneemt; zulke eigenschappen tóe , vals-de werschijnselen hebben leeren ‘kennen , dat zij bezitten. moeten. Men kent: dus geen’ afkeer der Natuur: meer ; “men heeft „wetten. opgespoord „enveene ‘algemeene oorzaak! voor deze wetten’ aan- genomen, « Dwaalt men -nu ín ‚het (aannemen ‘van dezevoorzaak welligt giet ‘evenzeer „ als de oude Natuuronderzoekers 5 die; eén’ raf keer “der::Natuur>van ijdel, als eene “der werkende oorzaken’ aannamen ? Dwalen“is menschelijk, en het “ís zonder tegenspraak „waarz «dat «ook inde wetenschap van onze dagen. nog dwalingen in menigte Zullen; overgebleven zijns > Maar ‘die dwa- lingen: zijn van eenen anderen aard, “ToRRICELLI en” voN’ GUERICKE “ heb- benvelk op hunne wijze aangetoond; ‘dat (er. inderdaad veen “ijdel-kan ‘bestaan, en‚-hebben -dien. Zorror- vacui voor: altijd uit: de wetênschap »vèrbannén3 zij hebben alles, wat vroeger uit afkeer der: Natuur verklaard;werd „ “uit een- voudige en te bewijzen oorzaken leeren afleiden, In dien geest wordt thans alleen voort gearbeid, en daarom leidt het onderzoek tot heldere begrippen ; men „neemt geene oorzaken aan, waaraan’-men eigenschappen geeft; men denkt zich:-de «oorzaken zóó, als de eigenschappen , die men waarneemt, haar „doen zijn. Blijkt het-dan- naderhand, dat dezelfde oorzaak ook-nog „ eene andere reeks van verschijnselen-woortbrengt , ‘zoo wordt alleen ‘de naam veranderd; de zaken zelve en-de- zip gj der beeskeid aornak blijven onveranderd dezelfde. lamed. sof „Een schoon voorbeeld ten dien aanzien heeft ons de leer van de electri- citeit, het galvanisme en magnetisme. opgeleverd.” Tot vóór eenige jaren stonden deze op zichzelvens ‘Wel'shad' ‘men “eenen magncetsteen door het vuur; of door den bliksem „of door electrieke slagen zijne kracht zien ont- sak wel “had men aantrekking” en afstooting tusschen magnetische en 8 F 2 gal- Catt) galvanische ligchamen waargenomen; maar men’ kende, het groot verband dezer « drie: werkende oorzaken niet. De schoonste ontdekkingen verme-= nigvuldigden zich in een klein aantal jaren tot eene ongeloofelijke menigte , en. de magneet werd een. electriseer-toestel3 het. galvanisme werd omtrent geheel tot de leer der electriciteit terug gebragt. Heeft nu de wetenschap hierbij niet eene groote. verandering ondergaan? Uitbreiding voorzeker „ maar geene ommekeering. „De drie namen zijn nog in de wetenschap: bewaard , omdat men toch verschil in de drie rijen van verschijnselen kent; maar de vroegere. zuiver wetenschappelijke verklaringen zijn dezelfde gebleven; de drie oorzaken zijn omtrent geheel tot ééne enkele terug gebragt. Zoo streeft de wetenschap van onze dagen vereenvoudiging te gemoet „en tracht zij, door het opsporen van nieuwe natuurwetten , in schijn verwij- derde oorzaken. tot één geheel te verbinden. Daarom durfde ik haar noemen onder «de wetenschappen, die op beschaving van den mensch eenen grooten invloed uitoefenen. „Wanneer toch. het. menschelijk verstand ín zijne bemoei- — jingen altijd gevolgen en oorzaken.te zamen tracht te verbinden, is elke na- sporing , die-daartoe leidt, vruchtbaar voor den geest, is elke bemoeijing eene nieuwe. oefenschool, (is Vermaakten zich de vroegere Natuurkundigen met de beweging , die tigte voorwerpen bekomen , wanneer zij aan den invloed. van gewreven barnstèen , zwavel of glas werden blootgesteld „ en wisten zij niet, waaraan dit toe: te schrijven; thans kent men reeds een innig verband tusschen diezelfde bewe- ging en het prachtige noorderlicht; tusschen dit en-de rigting der magneet- . naald naar bepaalde streken van den hemel; wederom tusschen deze-en de stuiptrekkingen, die de dieren bekomen, wanneer zij met” onderschei- dene metalen „worden aangeraakt. Dit verband strekt zich verder uit-over het verhevenste natuurverschijnsel dat wij kennen, den «bliksem, over. de vlam van brandende ligchamen , de scheikundige vereeniging en scheiding der stoffen onderling. Inderdaad ! | eene wetenschap , waarin men reeds. geleerd heeft C 45 ) heeft zulke ongelijksoortige zaken te verbinden , tot ééne oorzaak terugte brengen en telkens het verband aan te toonen „hetwelk er tusschen die on- gelijksoortige verschijnselen en die enkele oorzaak bestaat, zulk eene weten- schap heeft aanspraak op den naam, van op beschaving eenen grooten in- vloed uit te oefenen. Zij doet den mensch opklimmen. van den eenen scha- kel tot den anderen3 zij leert hem de waarde van elk derzelve goed. door- gronden; “zij wijst hem zijne plaats aan, die hij bekleedt „ en , terwijl zij hem telkens zijne nietigheid voorhoudt, wijst zij hem bij voortduring op die onuitsprekelijk Verhevene Oorzaak van al het geschapene„ wier oewondering en eerbiediging eene eerste hehoefte is voor het menschelijk ‘hart. Ik heb, Geachte Hoorders! in eenige algemeene en vlugtige trekken aan Uwe aandacht herinnerd, welk eenen invloed de toenemende beoefening der Natuurkundige wetenschappen in onze dagen uitoefent op onderscheidene standen der maatschappij , op sommige wetenschappen en kunsten , op de ver- edeling van het hart en het verstand van haren beoefenaar. Thans zou ik behoefte gevoelen, om met U op te sommen , wat zij aan de milde beoe- fening der wijsbegeerte en letteren, aan den steeds meer en meer bloeijenden staat der kunsten op hare beurt verschuldigd zijn. Maar ik zou hierbij de grenzen van Uwe toegefelijkheid , niet minder de grenzen mijner bevoegdheid overschrijden’, door te spreken over zaken, die mij niet ten halve bekend zijn. Ik wil echter deze plaats niet verlaten, vóór ik de overtuiging heb uit- gesproken, dat de meer algemeene beoefening der Natuurkundige wetenschap- pen alleen dan heilzaam wezen kan, als zij zich niet op den voorgrond plaatsen, maar zich dáár stellen, waar zij behooren in de rij der wetenschap pen, die tot veredeling van den mensch verstrekken. De Natuur is schoon ; maar er is meer dan de Natuur; er is veel, dat verheven is boven hetgeen de tijd verteert. Alleen hij, die uit het stoffelijke het onzigtbare wil opspo- ren en in het zinnelijke opleiding vindt tot het geestelijke en Goddelijke, zal we- _ EN de_hb. wezenlijke: vruchten plukken, van zijne bemoeijingen in Natuurkundige: we- tenschappen. «Die in stof alleen stof ziet, voor hem zijn die bemoeie be vegers geen gewin; den en mensch waardig. k „Nadat de Heer seinde; baits deze uitnoodiging, zijne-rede hâd uitgesproken „ heeft de Voorzitter ZijnEdel den dank der Klasse en der Ver- gadering toegebragt woor zijne betoonde bereidvaardigheid en voordragt. bo De Voorzitter, na aan de aanwezigen den schuldigen dank betuigd te hebben voor derzelver tegenwoordigheid en ‘aandacht , verklaart de twaalfde Openbare Vergadering van de Eerste Klasse des Koninklijk-Nederlandschen Instituuts van Wetenschappen , Letterkunde en USCOEs Kunsten voor ge- sloes