i
I
' Jr
:!
;
3
>
t
I
BIJDRAGE
o
TOT
1) E K E N N 1 S V A N ÏT E T
■7Wy/ucA^^?//^^a?■ ,/rm{>i^fü> ^(»f' ^ ^'Ut-UÖ-^/
'ïiOtti'jCt'iO^obctt, a/jmec/jC//‘U'i /;nxtJ-/y4 W/i/rc^t . i/m/- t/rn
cf ■ /YVcArw,/ .
B I J D R A G B
TOT
DE KENNIS VAN
HET
•rAPAN^CHX: RUM
DOOR
J. F. VAN OVERMEER FISSCHER,
vcm ^nc/cé' ^
LAATST TE JAPAN.
f
TE AMSTERDAM,
BIJ J. MULLER & COMP.
MDCCCXXXin.
CEDIt.UKT BIJ C, A. SPIN.
/
K
-j
V.
BMPKAGE
TOT DE KENNIS VAN HE T
lAPANSCHE RIJK.
-
VOORSSIRI^T*
Een af\visselend %?rblijf van negen jaren op Decima, de Faktorij dei’
Nederlanders in Japan , welk volk, bij uitsluiting van alle andere,
de*éénige Enropesche natie is, die aldaar wordt toegelaten, heelt
mij in de gelegenheid gesteld, nopens het Japansche Rijk eenige
j'
bijzonderheden te vergadei’cn, welke, hoe onvolledig ook, echter
voor den vreemdeling belangrijk mogen geacht worden. Eene reis
naar de Keizerlijke Hoofdstad, in het jaar 1822, en de betrekkingen
van vriendschap , welke het mij gelukt is , met welwillende en kun-
dige J apanners aan te knoopen , hebben mij de gelegenheid verschaft ,
eenen schat vax voorwerpen bijeen te brengen, welke, voor den
ijverigen beminn ar van Volkenkunde en andere Wetenschappen,®
<“en ruim veld vap ontdekkingen en nasporingen kan openen.
Rxdialvc, ^nnhe» overwinnen der moeijelijkheden en hinderpalen, die
mt zulk; cene oi lerneirdng in Japan, uit den aard der zaak, ver-
k het aan de hulpvaardige zorg van eenige belang-
Jionden zijn ,
VI
V o o 11 B E lU G T.
stellende vrienden versclnddigd , dat mijne verzameling , in het bo-
venvermelde tijdperk bijeengebragt, en alhier achter /olgens bewaard,
bij mijne terugkomst, in dien ongeschonden’ en nieuwen glans is
bevonden, als ik dezelve in ’s Konings Kabinet te ’sHage hek
mogen overbrengen.
De aandacht op deze Verzamelingen te vestigen, en hel be-
zigtigen van dezelve te veraangenamen, is het doel, waartoe ik mij
eenvoudig bepaal; ik wcnsch dus, in een kort verslag, cenige
duidehjke denkbeelden mede te deelen aangaande 0 een merkwaardig
volk , hetwelk in eene zoo ruime mate de belangstelling van elk, maar
vooral van ons, hunne éénige Europesche bondgenooten, verdient. >>
Behalve de kunst en den glans , welke aan eene Japansche verza-
meling waarde bijzet, is de moeijelijkheid, om dusdanige voorwerpen
bijeen te Ijrengen, grooter dan elders. De wetten der Japanners zijn
naauwgezet , geenszins door l^ekrompcnheid van hunne zijde , maar als
een gevolg hunner algemeene wetgeving, van welke noch de Monarch,
noch de geringste onderdaan afwijken mag. Alle bemoeijing met het-
geen hun Land en hunne regering betref ' nis het
gebruik der Japansche taal, de kennis Ir niddelen
straüë verboden , ons iets te leveren, hetwelk een< dezer 7:;keii be-
treft, zoodat in allen opzigte hierin het belang c;f de genegenheid,
ter bereiking van het voorgestel de doel, moeten v orden gewonnen.
en g(
[odsdienstoefening geoorloofd , en het is den Jap nneren op zware
VOORBERIGT.
vil
Er is bereids veel over Japan in het licht verschenen , en dik-
maals met herhax'ng van hetgeen reeds voorlang gezegd was; welligt
zal men ook. aaii dit mijn W^erk hetzelfde verwijt doen ; doch ik
moet bekennen , dat tot eene volledige beschi'gving in de eerste
plaats vereischt wordt de kennis der landtaal zoowel als die der
Chinezen, en daarenboven zulk eene voorbereidende en langdurige
studie, als welke ik niet bezit.
Hetgeen ik ter neder stel is de waarheid, waarvan ik mij zelven
overtuigd heb , ofadie ik genoegzaam met mijne berigten strookende
heb bevonden , om van goede schrijvers overgenomen te kunnen wor-
den , terwijl ik in de verdeeling der hoofdstukken die volgorde heb
g^iouden , welke bij de rangschikking mijner verzameling was aan-
genomen , en welke^ik de vrijheid neme aan mijne landgenooten en
verdere lezers als eene Bijdrage tot de kennis van het Japansche
Rijk aan te bieden.
Amstehdaivi ,
'mz
a
ve^^meez^
1833.
INHOUD
HOOFDSTUKKEN OF AFDEELINGEN.
ALGEMEENB INLEIDING Rladz. 1 .
AARDRIJKSKUNDE EN LANDGESTELDHEID ^ » (55.
WETENSCHAPPEN )> 83.
OUD- EN ZELDZAAMHEDEN » Hg.
SCHILDER- EN TEEKENKUNST „ '^29.
GODSDIENST » 137.
KRIJGSKUNDE EN OORLOGSTUIG » 158.
PRACHT EN WEELDE )> 175.
UITSPANNINGEN EN VERMAKEN )) 197.
DIEREN, PLANTEN, ENZ y » 211.
HUISHOUDING EN KLEEDING » 223.
AMBACHTEN, GEBOUWEN EN VAARTUIGEN >> 240.
DIVERSEN , waartoe belioort ;
BEIS VAN JAVA NAAB JAPAN )> 254.
IlESCniilJVING VAN HET EILAND DECISIA )> 264.
BESCHBIJVING VAN DE BEIS NAAR DE HOOI'DSTAD VAN JAPAN )> 281.
B U R A ^ s:
1
TOT DE KENNIS
VAN IIET
•lAFAN^CMS: RUM.
; ^
H /
IXoe vele lettcrkurn^ge mededeelingen tot verkrijging der kennis nopens
olie uitheemsche gewesten en volken ook tot ons zijn overgebragt, .zoo
blijft er in dit opzigt betrekkelijk bet Rijk van Japan , zoowel als onze
Hollandsche bezittingen of Etablissementen in Oost-Indiën, nog veel te
wenschen over. Werd de onderzoekingsgeest , de handelzucht, de nood-
druft, de winzucht, ja zelfs soms ijdele nieuwsgierigheid in allen opzigte
bevredigd , door zich met alle bekende Landen en volkeren dezes aard-
bodems gemeens(|.^p te verschaffen; nog vindt men een onafraetelijk veld
geopend , zoo d? wijls men die onbekende tusschenruimten beschouwt ,
welke steeds op Ie kaarten eene ledige plek zijn gebleven. De Europe-
sche Mogendheden hebben vele dier tot hiertoe onbekende Landen als hun-
nen eigendom aanj emerkt , in de hoop van eenmaal den toegang daartoe te
len verkrijgen j Je voordeelen daarvan te genieten en de hinderpalen
cCn derzelver in bezitneming uit den weg te ruimel^
1
2
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Het Chinesche Rijk, zoo onafhankelijk in deszelfs bestaan, tegen alle
buitenlandsche verkeering vooringenomen, en dit als een systema vast-
houdende , heeft , uit ijdele winzucht en wellustige behoeften , bereids eene
inbreuk op dit stelsel gemaakt. Het is overbodig hier gewag te maken
van de menigvuldige gezantschappen, missionarissen en reizigers, die dat
Land hebben doen kennen, en hoe uitgebreid de handel is, welke tus-
schen de Chinezen en de vreemdelingen te Canton wordt gedreven.
Eerst konden de Chinezen den glans van het goud en zilver, welke hun
zoo rijkelijk ter betaling van de thee werden toegevoerd, niet weerstaan;
doch thans heeft een voorwerp van weelde reeds eene hoogere waarde
dan het geld verkregen, en zij verkiezen den Amfioe^ of het Opium, (1)
hetwelk, hoezeer alleen door sluikhandel te bekomen, echter een gereed
middel ter afrekening is geworden. Zij zijn hieraan reeds zoodanig ver-
slaafd , dat de aanvoer voor hen onontbeerlijk is geworden : derhalve is
de omgang met den Europeaan of Vreemdeling onvermijdelijk, en het
Chineesche Rijk kan dus reeds niet meer als een Lanl, dat geheel op zich
zelf bestaat, beschouwd worden. Evenwel, het naburig Japan, niet minder
aanmerkelijk , ofschoon niet zoo magtig en uitgestrekt als China , maar
toch voortreffelijk door ligging , klimaat en rijkdom , doet zich door elk
bewonderen en is een doorn in het oog bij die Natiën, welke gewoon zijn,
door het regt des sterksten, overal hun gezag te doen gelden, en de
verst afgelegene Landen aan het Europeesch gezag te onderwerpen. Japan
is en blijft eene wereld op zich zelve, die na dt itdekking van Amerika,
(1) De Amfioen of het Opium , een product , dat grootendeels ui i Turkije en Bengalen
wordt getrokken, is een verdoovend en slaapwekkend middel, hel velk de Chinezen, en
in het algemeen de Oosterlingen , in hunnen tabak mengen , do' h hetgeen niet zelden
met de nadeelige uitwerking van het gebruik der sterke dranken ’ ■ gelijk te stellen. De
Japanners maken van het Opium geen ander dan een geneeskund g gebruik.
VAN HET JAPANSCÏIE RIJK.
3
in het laatst der 16^® en het begin der 17"^® eeuw , op het punt stond
eene vrije markt aan den Europeschen handel open te stellen, en werke-
lijk eenen grooten handel dreef, doch eensklaps den val van zijne vrijheid
verhoedde , de havens voor allen vreemden handel sloot , en zelfs den
toegang van alle vreemdelingen hoegenaamd verbood en onmogelijk maakte.
Alleen den Hollander werd het voorregt verleend , om handel en vriend-
schapsbetrekkingen, onder zekere bepalingen, voort te zetten en te on-
derhouden, en hoezeer die later vrij wat verminderd zijn, en het voor-
deel van dien handel thans niet zeer aanmerkelijk is , blijft echter de vlag
onzer natie op het ons toegewezen Etablissement altijd wapperen, en door
alle tijden heen , :jplfs toen een vreemd veroveraar den naam van Holland
in de Geschiedenis poogde uit te wisschen , en alles aangewend werd , om
dat volk te doen vergeten en verbasteren, ontrolde die vlag op Japan
h^e trotsche plooijen , en bleef zij steeds in de oogen des edeldenkenden
Japanners met den gl^s van eer en deugd prijken. De gesteldheid van
dat Land meer beker d te maken is dus eene taak , welke eigenaardig aan
de Hollandsche Natie zelve behoort, en ook ten deele is vervuld gewor-
den door eenige beambten , die in dienst der Oostindische Compagnie al-
daar zijn geplaatst geweest. Onder anderen is het in 1733 uitgegeven
Werk van E. Kaempfer, die zich in 1690 en 1691 als Geneesheer bij
de Faktorij te Japan bevond, als het voornaamste aan te merken. Zijne
beschrijving, hoc*^dzakelijk geput uit de authentieke verzameling en aantee-
keningen van Kamphui "die destijds het Nederlandsche Opperhoofd in
Japan was, is de olledig ^e , en de getrouwheid van dit Werk laat zich, door
de onveranderde leden en gebruiken der Japanners, nog heden bevestigen.
De latere Werke,i, als Voyage de C. P. Thunberg au JaponenMlQ , is niet
minder belangrijk en Titsingh’s Cérémonies , usilées au Japon pour les ma~
riages, funéraillet elc. , in 1822 in het licht verschenen , alsmede de Schetsen
over Japan, van het laatste Opperhoofd, nu wijlen G. F. Meylan , door
1
4
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Mr. J. II. Tobias in den jare 1831 uitgegeven, mogen als belangrijke bij-
dragen worden geacht.
Het is overbodig gewag te maken van het Werk van Montanus : Gedenk-
waardige gezantschappen der Nederlanders aan den Keizer van Japan ;
van de vertalingen uit de verzamelingen van Jap Huygen van Linschooten,
en die der aanteekeningen en uitgaven van Frans’ Caron,^ om de ongepastheid
te bewijzen van de aantijging door Breton, Vol. 1, pag, 42, alsof er
door de Hollanders omtrent Japan niets wereldkundig gemaakt ware. Ik
zal zelfs eenen stap verder gaan , en beweren , dat er tot dus verre in
Europa, sedert den jare 1641 , niets over Japan is geschreven, dan het-
geen door de Hollanders oorspronkelijk is opgesteld, met^ uitsluiting evenwel
van het Werk, getiteld: Histoii'e du Japon par Ie père de Charlevoix , in
1754 te Parijs uitgegeven, dat in het bijzonder handelt over de vorderingen ,
die de Jezuïten, door de verkondiging der Christelijke leer, hadden gemaal*:,
en over hetgeen er in dat tijdvak in het JapanscL^ Rijk is voorgevallen;
als ook van de Geschriften der Société Asiatique 'te Parijs en die van
geleerde Genootschappen te Londen, welke vertalingen uit het oorspron-
kelijke hebben geleverd van Japansche stukken, hun uit vriendschap der
Hollanders toebetrouwd, waaraan de nalatenschap van het Hollandsch
Opperhoofd Titsingh niet weinig heeft toegebragt.
Indien het nuttig wierd geoordeeld , de beoefening der Japansche taal op onze
hoogescholen in te voeren, zoude dezelve aldaar met geen’c minderen luister
dan andere wetenschappen bloeijen. Vooreerst echter k innen wij ons verge-
noegen , met de vreemdelingen te onthalen op eenen schat, d m zij niet kunnen
bezitten, hen van tijd tot tijd in de gelegenheid te stelle om uit de rijke
bouwstoffen, welke wij hun kunnen aanbieden, te putte, .i, en hun voorts
ook de eer over te laten , om datgene wereldkundig te makiiJn , dat voor onze
wetenschappelijke inrigtingen , in eene zoo bepaalde bevoll ing, onmogelijk is.
Dat iedereen in zijne ondernemingen niet even geluk -ig slaagt, en dat,
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
5
in dien zin genomen , welligt vele ontdekkingen en aanleekeningen niet
wereldkundig zijn geworden, en de Hollanders zich op oneindig vele nog
niet uitgegeAmne Werken kunnen beroemen, zal ik nader aantoonen. Ik
bepaal mij alleen, om, als bijdrage tot de uitmuntende verzamelingen van
Japansche zeldzaamheden, ivelke in ’s Konings Museum te ’s Gravenhage
bestaan, en eenen schat uiünaken, die geheel éénig in Europa is, eene
schets te geven van hunne zeden en gebruiken , welke in dat Kabinet met
eene ontelbare menigte van voorwerpen in alle takken der Japansche nij-
verheid wordt voorgesteld, en mijne landgenooten of vreemdelingen, die
deze verzameling bewonderen , een juister begrip te doen vormen van een
Land, hetwelk inderdaad, hoe vreemd ook, en geheel afwijkende van
onze gebruiken, niettemin in zeden, godsdienst en regering, alle regelen
en wetten bezit, welke met het verlicht Europa mogen Avedijveren , en
weleer grootste waarde dadrin bestaat, dat zij het vredelievend geluk der
onderdanen waarborgco^n handhaven.
He afkomst der Japanners is, zoowel als de eerste bevolking A’^an hun
Land, in hunne aloude geschriften fabelachtig. — Zij stellen zonder tijds-
bepaling het eerste bestaan van hun Rijk onder de regering van de zoo-
genaamde TENZIN siTsiDAT of de opvolging van zeven Hemelsche Goden ,
van Avelke de eersti drie vrij gekend worden van alle aardsche vermenging,
en dus ook zonder vrouAven bestonden. Aan de vier laatste geven zij
Al ouwen j zij moetei gevolgelijk van een ander bestaan zijn geweest, hoezeer
het in de Gesch edenis niet wagen hen met de menschen gelijk te stellen >
maar hun alleen door droomverhalen al dat boAmonatuurlijke heil en
aanzien toekennen, welke de mensch zich als het hoogste goed zoude
kunnen verbeelden. He Japansche Kr onijk haalt aan, dat, gedurende de
rej,eiin^ der Hemels he Goden, in China drie Keizers, in de Geschiedenis
6
BIJDRAGE rOT DE KENNIS
onder den naain van sanko bekend, hebben geregeerd, van welke de eerste
heette tatkö foekji si , die uit het spoor van den valk een Alphabet ontwierp ;
de tweede was jenten sienno si, die zeer ervaren was in de geneeskunde; en
de derde kote oejit si, die bijzonder den landbouw was toegedaan, hetgeen
aan kenners der Chinesche Geschiedenis welli.^t omtrent het tijdperk der
zeven Ilemelsche Goden eenige opheldering zkl kunnen geven.
De opvolgers der tenzin sitsiday waren dsizin goday of de vijf Aardsche
Goden, van welke de eerste genoemd wordt tensio daisin, wien alleen de glans
en de onbesmetheid der Hemelsche Goden, doch geenszins hunne magt, wordt
toegekend. Als eerstgeborene uit het geslacht der Hemelsche Goden, wordt
hij door het gansche Land in de tempels vereerd, en de plaats zijns ver-
blijfs, die men voorgeeft Isie geweest te zijn, wordt jaarlijks door bedevaart-
gangers van alle standen bezocht. De thans nog regerende Geestelijke
Keizers , die voorgeven van het geslacht van tensio daisin af te stammfcn ,
vermeerderen daardoor de achting en de zekerheiï^^van hun Rijk, waarin
zij ongemoeid elkander geregeld opvolgen. De JaR.Wiers dragen grooten
roem op hunne zoogenaamde Gewijde Geschiedenis, welke een onnoemelijk
aantal jaren vóór zinmoe tenno (die de eigenlijke grondlegger van het
Japansche Rijk en der éénhoofdige regering is) bevat. Het is niet onwaar-
schijnlijk, dat de Chinezen, wier Kronijk tot bijna 2200 jaren met echtheid
vóór onze tijdrekening opklimt, aan de Japanners het nut en de doelma-
tigheid daarvan hebben aangeprezcn, en het is met dat Rijk zeker wel het
éénigste op den aardbodem, dat die opvolging zoo voortdurend heeft blijven
aankleven en heiligen. ■■
Zinmoe TENNO was de grondlegger der Japansche b ^Ghaving (1). Hij
leerde het volk de tijdsverdeeling in jaren, maanden, enz , en stelde eene tijd-
I
■ L
(1) Volgens Charlevoix \ond het tijdperk van zinmoe tenno pdaats in het 58» jaar
van den 35»“ Chinescheu cykel of tijdkring, het 16» jaar der re-^iringvan Keizer taimwo.
VAN HET JAPANSCHE RIJK. ”
rekening in , bekend onder den naara van Nenno, die , even als onze jaartelling,
onafgebroken voorttelt. Volgens den Heer Meylan zoude de aauvang van
het tijdperk van zinmoe tenno 687 jaren vóór Christus geboorte hebben
plaats gehad, en in het jaar 1828 onzer jaartelling de Japansche Nenno het
jaar van 2515 hebben uitgemaakt; doch volgens Kaempfer, als ook volgens
de Japansche Kronijk, mij d>or Japanners uitgelegd en voorgerekend , heeft
de geboorte van onzen Heiland 660 jaren na zinmoe tenno plaats gehad ,
en zoude welligt, door de Japansche wijze van rekenen, een enkel jaar
daarin gemist kunnen zijn, zoodat het twijfelachtig is, of het 660, dan wel
661 jaren moet gerekend worden. In dit tijdperk van J60 jaren zijn elf
geestelijke Keizers Japan elkander opgevolgd, en heeft de geboorte van
Christus , ten tijde der regering van den geestelijken Monarch soeinien
TENNO, in de Nengo Genzju plaats gehad.
^^jflvorens verder gewag te maken van de Japansche regering, zal het
niet ondoelmatig zijn, ^k de overige wijze van tijdrekening der Ja-
panners mede te dee^. Met instandhouding der doorgaande jaartelling
sedert zinmoe tenno, hiervoren Nenno genaamd, geschiedde de invoering
van de Nengos door Keizer kotokf , die in het 644«*« jaar onzer tijdre-
kening op den troon kwam , en in het 6'^® zijner regering de eerste Nemjo ,
onder de benaming van Hakoetsi, invoerde. De tijdrekening van Nengo s
is periodiek; zij worden afgebroken en onder eene andere benaming weder
ingevoerd door deji geestelijken Keizer , naarmate de verandering in troons^
opvolging of eenige andere ongelukkige of gelukkige gebeurtenis daartoe
aanleiding geeft.
De Chronologie an Japan is zeer naauwkeurig, en levert vele bijzonder-
heden op, betrefffc de den oorsprong van vele hunner wetten en gebruiken,
welke nog heden tot rigtsnoer dienen. Onder anderen deed men in het
6 jaar der l\en^ o Tenmoe de ontdekking van de kinderpokken; in
het IS*^® jaar dier dfde Nengo werden de zedelessen van confutsee uit
8
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
het Chineesch vertaald. In het 9^» jaar der regering van momioe tekno ,
(circa Anno 700 onzer tijdrekening) bepaalde hij de kubiekmaat ; weinige jaren
later, werdergoud en zilver gemunt. De invoering der kleederdragten , de
verdeelingen van het Land, overwinningen, buitenge ,rone natuurverschijn-
selen enz. , zijn ten naauwkeurigste aangeteekend , en zullen thans , door
de vertaling uit het oorspronkelijk Japansch van den geleerden Klaproth
te Parijs , weldra Avorden uitgegeven onder den titel van: Annales des
Empereurs du Japon, hoezeer bij Kaempfer ook reeds die A^olgorde vrij
uitvoerig voorkomt. De 3^® jaartelling is eene astronomische tijdrekening,
of een cyclus of tijdkring, die • zestig jaren bevat, voortkomende uit de
vermenigvuldiging der twaalf teekenen van den Dierenriem met de vijf
hoofdstoffen. Elk jaar van dezen tijdkring heeft eene afzonderlijke bena-
min»-, zamengosteld uit de namen der hoofdstoffen en hemelteekenen; en
na afloop der zestig jaren, vangt een niemve tijdkring of cyclus, c,(der
eene afzonderlijke benaming , weder aan, De twa.jlf Hemelteekenen worden
genoemd: de Muis, de Os, de Tijger, de Haas, de^, Draak, de Slang, het
Paard, het Schaap, de Aap, het Hoen, de Hond en de Beer, en de
namen der elementen zijn: het Hout, het Vuur, de Aarde, de Mineralen
en het Water. Het is niet twijfelachtig, dat deze wijze van jaartelling
door hen van de Chinezen is ontleend, en de Japanners bezigen die ook
slechts alleen voor hunne astronomische stellingen en berekeningen, ten
o-evolge waarvan hun jaar verdeeld is in twaalf waöw-maanden of omtrent
drie honderd vier en vijftig dagen, zoodat zij den eersten dag der maand
met nieuwe maan beginnen. Om echter door deze berekeningen de opvol-
der saizoenen niet te veranderen, voegen zij om d' vier jaren bij het
jaar eene dertiende maand, onder den naam van Hoereguais of Schrikkcl-
maand, en, aan het einde van lederen cyclus of tijdkring van 60 jaren
éénen dag, om met den zonncloop in overeenstemming te komen. Daar ik
hierna gelegenheid zal vinden , om op de onderverdeeli» g van den tijd terug
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
9
te komen, zullen wij weder overgaan tot de afkomst der Japanners, die
naar alle waarschijnlijkheid van een’ Tartaarschen oorsprong zijn, doch een
groot aantal jaren geheel op zich zelve moeten hebben bestaan , gelijk
hunne zeden en hunne taal aantoonen, welke geene de minste overeenkomst
met die der Chinezen of ar>dere naburen hebben. De Japanners meenen
ook, dat hun Alphahet, hétwelk uit zes en veertig letters bestaat, door
hen zelve is uitgevonden; het is echter waarschijnlijk, gelijk de Heer
Klaproth in zijne » Mémoire sur V introduction et l'iisage des caractères
Chinois , Paris 1829,” zegt, dat dezelve van de Chinesche karakters,
en zulks niet vóór de derde eeuw, zijn ontleend. De ti.vtschheid der
Japansche Natie ennde zorg voor hunne onafhankelijkheid kenmerken zich
reeds in de Kronijk omtrent honderd jaren vóór Christus geboorte, door de
benoeming van eenen Siogoen of algemeenen krijgsbevelhebber, een ambt,
hePvelk door den Keizer, behoudens de heiligheid v-n zijn’ persoon, niet ver-
vuld konde worden. Ooj^vverd er toen reeds aar> den aanbouw van oorlogs-
vaartuigen gedacht, h^fgeen hun, in het begin der derde eeuw, gedurende
den oorlog met de Coreërs , die in den jare 201 onzer tijdrekening door de
Keizerin singoekogoe in persoon (1) overwonnen werden, zeer te stade kwam.
Het tweede belangrijke tijdperk in de Japansche Geschiedenis komt voor
met de geboorte van den beroemden juritomo, in het 10^® jaar der regering
van Keizer konjei (Anno 1154 onzer tijdrekening) die, tot de waardigheid
van Siogoen of Króongeneraal verheven, in het laatst der 12'^' eeuw met eene
(1) SiNGOE KOGGE zwaïiger , toen z!j den vcldtogt naar Corea maakte; zij regeerde
''•m het jaar 201 tot 270 onzer tijdrekening en werd in den rang der Godinnen, onder
deu naam yan kassino day miosin, geplaatst; haar zoon en opvolger oosiis teknoo is na
J dood als de G"jd des oorlogs onder den naam van fatzman vereerd. Het is in
'S’Oö van genoemrö Keizerin nog tegenwoordig in gebruik, dat de zwangere vroii-
haar ligchaam stei met eene sjerp hinden.
2
10
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
groote magt te velde trok , om , in naam van den Mikaddo (1) , de twisten ,
welke tusschen de verschillende Provinciën plaats grepen, te beslissen.
De instelling omtrent de verdeeling van het Rijk in 68 Provinciën , waar-
door hetzelve sedert het jaar 672 onzer jaartelling'' door even zoo vele
vorsten was geregeerd, die echter alleen aP. Leenheeren van de Kroon
hun gezag uitoefenden, moest tweedragt en! geschillen te weeg bren-
gen, welke door de zachte middelen van den Mikaddo niet konden voor-
gekomen worden ; zij beoogden vooral hunne onafhankelijkheid en voer-
den eenen onderlingen oorlog , om hunne magt te vergrooten en welligt het
oppergezag van den Mikaddo omverre te werpen. In het laatst der 12*1® eeuw
bragt JURiTOMo, die tot een zeker geslacht, de gendsi’s 'genaamd , behoorde ,
alle middelen bijeei. , om den oorlog en bijzonder een langdurig geschil , dat
hij tegen het geslacht >riiJ iiETKE voerde, te beslechten , waarin hij niet alleen
slaagde, maar het vcrtrou -en en de genegenheid van alle die partijen verwierf.
Hij maakte van deze magt cm de wereldt jke regering van de gees-
telijke waardigheid , die de Mikaddo bekleedde , te scKi Jden , en nam de teugels
der regering in handen, zonder het oppergezag van den Mikaddo te kwet-
sen, die alzoo zijne Souvereiniteit met jüritomo moest deelen, en zich de
wetten laten voorschrijven. Hoezeer de Siogoens of Kroongeneraals elkander
in dat gezag hebhen opgevolgd en zich tot het laatst der 16*^® eeuw hebben
staande gehouden, zoo vereischten nieuwe onlusten ook nieuwe middelen,
(1) In vele Werken is de geestelijke Keizer onder den naam van Dayn'e bekend, waar-
mede de Japanners in algemeenè termen het Hof van den Grootep Heer bedoelen. Mi-
kaddo, afkomstig van bet woord Mikotto, is de eigenlijke titel, en beteekent zoon des He-
mels, terwijl bet woord Geestelijke Keizer een aangenomen woord is, om hem van den
Monarch te onderscheiden , hoezeer deze laatste ook wel het meest in de kerkelijke be-
trekkingen regeert, maar den Dayrie , als het gewijde Hoofd der' Kerk , en uit den Stam
der aardsche Goden gesproten, alle eer laat genieten j doch ov<.igens deszelfs gezag be-
perkt heeft, even als Napoleon de wetten aan den Paus heeft aorgeschreven.
\
\
VAN HET JAPANSCHE PiIJK.
II
en er moesten alle krachten worden ingespannen, om dezelve te bevredige^
welke alzoo ten gevolge hadden , dat de wettige opvolging der Siogoens ,
waarover de geschillen hoofdzakelijk plaats vonden , werd afgebroken , en die
waardigheid in de handen van een eenvoudig onderdaan overging.
De Siogoen nobünanga , yMe in het jaar 1582 regeerde, was in een’ ge-
duiigen oorlog tegen den Vórst van het Landschap Nagato, alwaar hij een
observatieleger hield , onder het bevel van zekeren haxiba , die van eene
oCringe afkomst was , eerst hij een’ der Officieren in dienst trad , voorts
zelf dien stand bekleedde , en later het bevel over de afdeeling van noewanga
verwierf. Deze stelde den Siogoen voor, om hem een hulpleger te zen-
den, ten einde dcwen strijd in weinig tijds in eene luisterrijke over-
■winmng te doen eindigen, hetwelk hem dan ook in allen spoed, ondei
et^geleide yan zekeren bevelhebber aqüechi, werd toegezonden. Met de
st d ^®^*‘®®"ïding zag men den volgenden dag aqxjechi weder de hoofd-
>^entrekken, en/-dit raadsel was spoedig opgelost, daar hij middel
had gevonden n ■/ ° j
leger over te halen zijnen Meester te onttroonen,
o , zoowel als het plunderen zijner schatten, het werk van weini-
Ik ^ vvas , vermits evenmin de bevolking als de bezetting op
^ en aanval bedacht konden wezen. Nobunanga was ook bereids met
J oudsten zoon in dezen aanval gesneuveld, en liet, behalve zijn’ tweeden
onbedreven, en zoo men zegt krankzinnig was, een’ derden
zoon Ï13, , (Ü 0 liof T J 1
, *■ ^^ïiclschap Ava regeerde , en kort te voren eene ge-
duchte magt van ziin’ 11
jn vaaer had ontvangen. Hij vereenigde zijn leger
met dat van haxiba rV e
"ot generaal commando voerde, in korten tijd
g van AQuicHi overwon, en even gelukkig in de overige veldsla-
gen was, zoodat df. ir • , . °
Haxiba 1’ woning van Ava zich van zijn Rijk verzekerd hield,
alleen het** het masker af, verklaarde zich Regent, en stond
Haxiba ^ aan den zoon van nobunanga af.
ors! den naam van tokixiro gevoerd had, en nu dien van
2
12
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
FiDEJos (1) aannam, was een man van geringe afkomst, maar werd door moed
en beleid tot de waardigheid van Kwanbakf of eersten Minister aan het Hof
van den Bayrie verheven. Hij wierp zich niet alleen op in het gezag, zoo
als de Siogoens , maar zelfs als Koebo of Keizer, stelde den Blikaddo ten
eenemale buiten allen invloed in de Regering, en liet hem alleen deszelfs
geestelijke waardigheid en gezag over, zoo alJ nog hedendaags het Hof der
Dayries in Bliaco bestaat. Het tijdperk, waarin fidejos deze onderneming
deed , bragt eene allermoeijelijkste taak mede , die alleen door eenen man
vol moed en beleid als tavko, gelijk hij zich naderhand noemde, konde
worden vervuld. De verschillende partijen te beoorlogen en te bevredigen ,
was wel het eerst, waaraan gewerkt moest wordejy, en om aldus die
menigte kwalijkgezinde Vorsten in hunne magt te beteugelen , en eene
ondergeschikte en vredelievende neiging jegens zijnen Troon te doen aan-
nemen, was eene zaak, die niet geheel zonder geweld, of ten minste ««liet
zonder de grootste staatslist, ten uitvoer gebragY;Jtonde worden. Om de
eerzucht zijner onderdanen te streelen, en eene ^.afleiding aan zoo vele
verwarde en hollende geesten te geven , hervatte hij hel ontwerp , ora het
Rijk van Coi^ea weder onder zijn beheer te brengen , zoo als hem van regts-
wege toekwam. De voornaamste tegenstanders van tatko bekwamen het
grootste aandeel in deze onderneming. Hij noodigde de vrouwen en de kin-
deren der uitgewekene Vorsten binnen de muren van zijn paleis, kwanswijs
om eene vrije wijk te hebben, en liet hun aldaar paleizen bouwen, ora
de familie n geheel aan zich te verbinden. Hoezeer de kans van den
oorlog hem op den togt naar Corea niet zeer voordeelig was, had tayko
(1) De Geschiedenis meldt van fidejos , die eindelijk taïko sama is genoemd gewor-
den, dat hij in zijne jeugd met zijne handen den kost moest ’ 'innen, en een afschu-
welijk leelijk mensch was; hij had zes vingers aan de regterhi id , uitpuilende oogen,
en een misvormd hoofd.
VAN HET JAPANSCIIE RIJK,
13
SA.MA, (1) zijn doel bereikt, omdat de Legerhoofden, in krachten en geldmid-
delen uitgeput, naar hunne terugkomst verlangden. In Japan teruggekoraen,
werden zij in hunne heerschappijen hersteld, onder voorwaarde, van onder-
sclieidene pligten jegens het Hof en de Kroon te vervullen, waaronder deze
staatslist voorkwan, dat de Residentie der Landsheeren geacht werd in de
hoofdstad te zijn, en hunne Wrouwen gestadig aldaar moesten verblijven,
hoezeer de regering van hunne Staten dikwijls de tegenwoordigheid aldaar
^ereischte, waardoor de Keizer te allen tijde eenen waarborg voor hunne
getrouwheid behield. Eenmaal de Hoofden van den Staat bevredigd
hebbende, viel het tayko niet moeijelijk, eene nieuwe Wetgeving voor de
gansche bevolking deur te stellen, die wel streng, doch allezins billijk was.
Nu hij eenmaal de overhand in den Staat voor zich verzekerd had, wist
ij tK regten, zoowel van de Landsheeren jegens de onderdanen en zich
als omgekeerd jegens elkander , te regelen. Hij hragt de verdeeling
Rijk op eenen bepaalden voet, ingevolge waarvan het Land sedert
dien tijd door fiS T j i
J-and lieeren wordt geregeerd ; hij vaardigde ook de wet
m de welvaart in het Gebied van Japan alleen te mogen zoeken ,
rhood aan een iegelijk , om hetzelve te verlaten.
IS bekend, hoe de Portugezen en Spanjaards, na de ontdekking
Amerika, eenen doortogt naar Oost-Indië vonden. Onder de eerstge-
was zekere Ferdinand Mendez Pinto de eerste, die in 1542 bij
p de Japahsche Eilanden aanlandde. De ontdekking van zulk een
ryk, cn wölvsrcnd T a ri
i-.ana moet van zelve de uitbreiding der gemeenschap
e Japanners ten gevolge hebben , en een’ nieuwen tak voor de
p SC e handel en scheepvaart opleveren. Hoezeer het tot de bestem-
(1) Men geeft in het 1
«len titel Sa \ eenen Keizer of ander groot Heer achter zijnen iiaam
hetwelk beiden ‘ ^ ^ minderen rang wordt door het woord Sang gevolgd ,
een n hoogeren of minderen stand, de beteekenis van heeft.
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
14
^ing der Zendelingen niet behoort , waren zij destijds de hoofdzakelijke
werktuigen der politieke inzigten van vele Staten ; en gaf de opemng van
Japan ook aanleiding tot de zending van Missionarissen, van welke de
eerste en voornaamste is geweest zekere Franciscus Aaverius, een voornaam
Priester, tot de orde der Jezuïten hehoorende , die naar Japan ging, om
de Christelijke Leer te prediken; waarin hij z'io wèl slaagde, dat de aan-
zienlijkste standen cn leden der Regering de Christelijke leer omhelsden.
Uit den aard een zedelijk volk zjinde, omhelsden de Japanners met
geestdrift de zedeleer des Evangeliums; doch de stelUngen, welke men hun
Ie zelfden tijde inhoezemde, dat de kerkelijke wetten hoven die van den
Staat verheven waren, en bij voorkeur moesten nagel- efd worden, konden
niet anders dan eenen nadeeligen invloed op het Staatswezen hebben. Het
was geheel strijdig met hunne begrippen, dat een offer aan den Priester aflaat
van zonden konde aanbrengen; dit was eene magt , die de Japanners zelv?' aan
hunne aardsche Goden , of aan de heiligheid van d^^ Dayrie, niet toekenden.
Niettemin werden er inmiddels geene geringe schatte^ uit het Land vervoerd ,
door de belooning, welke de Priesters van hen wisten te verwerven; en
de Japansche Geschiedenis vermeldt, dat trots en heerschzucht aan het
amht dier Geestelijken verbonden waren, en zij zich niet zelden ontzagen,
om , onder den naam van bekeering , de vrouwen te verleiden : eene
genoegzame reden alzoo voor de strenge Regering, om het gedrag dier
Priesters voortaan met naauwkeurigheid na te gaan; en in weerwil van de
heilrijke leer, welke zij verkondigden, werd de Keizer overtuigd, dat
de leer en de wandel dier Geestelijken geenszins overeenstemden, en dat
hun voorbeeld op het karakter der zachtaardige Japanners den allernadee-
ligsten invloed zoude uitoefenen. Dien ten gevolge werd reeds in het jaar
1 586 door Keizer tayko sama cene wet uitgevaardigijl , om deze Geestelijken
uit het Land te weren, en alle middelen aangewen 1, om de bekeerde
Japanners tot de geloofsbelijdenis hunner voorouders t« rug te brengen, het-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
15
geen , gelijk alle Japansche regtsgedingen , eerst met zachtheid werd
ondernomen , ook hy het leven van tayko sama niet die beslissende
gevolgen had, en ter uitvoering nog een ruim tijdvak vereischte, gelijk
naderhand blijken zal. Keizer tayko sama overleed den 16®“ September van
het jaar 1598, in den ouderdom van 64 jaren , en liet eenen onmondigen
zoon na, met name fide jor/^, over wien hij de voogdij aan zijnen Staats-
minister IJEJAS, tevens Vorst van het Landschap Mikawa zijnde, opdroeg,
die de teugels van het bewind, als Siogoen, tot de meerderjarigheid van
fide jori zoude in handen hebben, tot welker zekerheid bereids de dochter
van IJEJAS, bij het sterfbed van tayko sama, aan den jongen Keizer was
verloofd. De jeugdigp Vorst ontving zijne opvoeding in het kasteel van
Osacca, doch werd weldra gestoord door de listen en lagen, waarmede
men zijn gedrag eene verkeerde rigting poogde te geven, en die zijn verderf
ten d fel hadden. Er werd een ontwerp door den waarnemenden Siogoen ge-
smeed, om voor zich zelve^die waardigheid te behouden, en de Geschiedenis
verhaalt, dat de eigene hoeder, de vrouw van tayko, jododono genaamd,
hierin het listige medewerktuig was , welke ook in den omgang met de
Christenen eene valsche rol gespeeld moet hebben. De jonge tayko , tot
jaren van ontwikkeling komende, nam het besluit, om zijne regten tot
de Kloon door middelen van geweld te doen gelden, waartoe hij ook
bijzonder door de partij, die in Japan de Christenen was toegedaan,
zoowel als door de Missionarissen, werd aangemoedigd en ondersteund.
Dit gaf aan ijejas of ongoscio de gewenschte gelegenheid, om zijne heer-
schappij te vestigen, en hij trok met een magtig leger tot vóór de vesting
van Osacca, alwaar hij eenen geduchten tegenstand vond, zoodat de kans
op eenen gunstigen uitslag voor een’ oogenblik zeer te zijnen nadeele
hcgon te wankelen, en niet dan door de list, die hij wist te gebruiken,
den brand door Verraad in de stad en het kasteel te doen ontstaan ,
.1 "'oordeele ui hep, zoodat hij eindelijk eene volkomene overwinning
'i
i
16
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Behaalde, nadat zich de aanhang ran fide jori genoegzaam tot den laatsten
man had Tcrdedigd.
Men wil beweren, dat de jonge Vorst bij dien staatsstorm werkelijk
niet zoude omgekomen zijn, maar zich naar China zoude hebben verwij-
derd; anderen willen, dat hij door eenige -anzienlijken uit den stam van
Sadsmna is gered, en dat nog heden zijne nazi .ten zouden bestaan; zóó veel
is zeker, dat de Sadsumaërs in Japan met veel onderscheiding door
hunnen moed en hunne krijgsbedrijven worden genoemd, en de Kroon
hun boven de andere Provinciën eenig voorregt, gelijk de vaart en de
handel op Lieoukieou, laat wedervaren, en dat de Sadsumasche soldaten in het
ceremoniëel ten aanzien der Keizerlijke wachten en ^(ipenbare diensten, als
tollen enz. , niet die stipte voorschriften in acht nemen , als anders wel vereischt
wordt, hetgeen oogluikend w'ordt toegelaten, daar men te zeer overtuigd is,
dat eene verklaring deswege van groote gevolgen kon zijn. De «pgen-
woordige Keizer heeft insgelijks eene dochter va ^ den Prins van Sadsuma
tot huisvrouw gekozen, hetgeen met de staatkundige begrippen zeer goed is
overeen te brengen. De gehechtheid der Missionarissen aan den jongen taïko ,
in den laatst gevoerden oorlog, maakte hen tot onherroepelijke vijanden van
iJEJAs, en de vervolging van hunne personen en van hun bedrijf werd met
alle kracht meer dan immer, sedert dit tijdstip, in het werk gesteld.
Het eerste Hollandschc schip, dat in Japan kwam, was de E rasmus ,
een der vijf zeilen uit de vloot van Jaques Mahu, die in 1598 van Rotterdam
naar de Zuidzee was uitgerust, en op de kust van Chili tot op twee
schepen was verminderd, alwaar zij om verscheidene redenen van het
verdere plan der reis afzagen, en op aanraden van Dirk Gerritsz, een’
Hollander, geboortig van Enkhuizen, (die in 1585 met de Portugezen eene
reis van Macao naar Japan gedaan had,) besloten, naar die eilanden
te zeilen; denkende aldaar hunne lading om te kinnen zetten, en het
scheepsvolk, dat door ziekte bijna hulpeloos was geworden, te genezen.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
17
Iq dien staat, in het begin van 1599, in Japan willende landen, maakten
de Japanners zich van schip en lading meester, ingevolge de beschuldiging
der Portugesche Jezuïten, dat zij zeeroovers waren, zoodat zij, behalve de
gevangenis , zich in het grootste gevaar bevonden , van de smertelijkste doodstraf
te ondergaan. De Siogoen ui;jAs, die zich ongoschio noemde, en naauwe-
lijks als voogd van den mindii/rjarigen Keizer was opgetreden, verlangde
een dezer vreemdelingen te zien, waarop men hem den stuurman William
Adams, een Engelschman, die op het schip Erasmus , onder bevel van
Kapitein Quakernaak, de Hollandsche Oost-Indische Compagnie diende,
toezond, die door zijne vorderingen in de Portugesche taal, welke de -S'^o_§■oe 7 ^
cenigzins kende, zichi^^wist te doen verstaan. De vooringenomenheid tegen
de Portugesche Geestelijken gaf den Keizer aardeiding, om vele strikvragen,
aangaande de Spanjaarden en Portugezen, te doen, en hoezeer Avij niet
geloq^^n Avillen , dat de gevoelens van Adams te dien opzigte gunstig waren ,
zijnde hij een dienaar h'mner vijanden, verzachtte zulks het lot der
(,e\angene Hollanders ,iiet; het schip werd verbeurd verklaard, het
scheepsvolk mogt een goed heenkomen zoeken, doch Adams moest met
eemgen zijner makkers in Japan blijven, na eerst eene gevangenis in het
Eajteel van Osacca doorgestaan te hebben. De Keizer maakte v-ervolgens
■van hem en zijne lotgenooten gebruik tot den scheepsbouw, en de Jezuïten ,
le tot dus verre de éénige vreemdelingen van eenigen invloed waren
» weest , deden al het mogelijke , om die ongelukkigen strafschuldig
doen verklaren , waarin zij , ondanks al het andere kivaad , dat zij
P Cftden, niet konden slagen. De Nederlanders, onder tusschen , hadden van
6m Quakernaak , die naar de Indiën Avas teruggekeerd , genoegzaam
aan, Avelk voordeel de handel op Japan voor onze Oost-Indische bezit-
•’^oest opleveren, zoodat de Compagnie in het jaar 1609 goedvond,
zeemagtl aan Kapitein Matelief toebetrouwd, die in 1599
^as geJomen, twee schepen, de Griffioen ende Roode Leeuw
3
tingen
om u
m Oost-Indië
\
18
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
■met pijlen, naar Japan te zenden, welke aldaar, als opperhoofd en gezag-
hebber , zekeren Jacques Speckx achterlieten, nadat door den Keizer ongoschio
aan de onzen een pas verleend was, om in zijn Rijk handel te drijven. Het
werd voor de Portugezen en Spanjaarden, die ’.ot dus verre groote
voordeelen uit Japan getrokken hadden, hoogst inoeijelijk, gelijke vrijheden
te verkrijgen, eerstelijk uit den aard van hui j bedrijf zelf, en ten anderen
door hunnen aanhang aan den jongen tatko gedurende den oorlog met
ziinen voogd verleend ; doch geenszins door den invloed der Hollanders ,
die reeds te zeer met de denkwijze der Japanners bekend waren, om niet
te weten, dat, door hunne eigene oogmerken en belangen anders dan met
hulpvaardigheid en opregtheid v 9 or te staan, dit d^^.el ten eenemale ver-
ijdeld konde worden. Het jaar 1611 was dat der opening van den handel
onzer Oost-Indische Compagnie met Japan; de pas, in 1609 voorde eerste
maal verleend , werd hernieuwd met het voorregl , om op het ^iland
Firando een vast kantoor op te rigten. De voo ,deelen van dien handel
waren voor de Compagnie allerbelangrijkst: men drt.if denzelven aanvankelijk
met vijftien tot zestien schepen jaarlijks, en de ladingen werden meestendeels
voor zuiver zilver, zelfs tot eene waarde van vijf millioenen gulden,
omgezet. Middelerwijl werd de overledene Keizer in 1618 door zijnen
zoon FiDETADA , naderhand Tattokfien genoemd , opgevolgd , die onzen pas
vernieuwde, en, in de beginselen van zijnen vader, de Roomsch-Katholijken
en de priesters in Japan bleef vervolgen, doch altijd met zekere oogluiking
de belijdenis van de Christelijke godsdienst gedoogde, tot in het jaar 1637 ,
toen er verraad tegen den Keizer ontdekt werd, hetwelk door de Portu-
gezen en de Japansche Christenen was gesmeed , om den troon omver te
werpen en den Keizer te vermoorden. Hoezeer de Japansche Keizer van
dit snoode ontwerp onderrigt werd door eenen brief, dien de Hollanders
in een door hen genomen schip van het opperhoofd^ der Portugezen op
Japan gevonden hadden , en welke brief aan het Portugesche Hof geschre-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
19
ven was, zoo was echter dit berigt slechts de bevestiging van eene vroe-
ger door de J apanners zelve te Macao gedane ontdekking , en in alle geval eene
verdiende wederwraak voor de schandelijke aantijgingen en listen, die de
Portugezen onophoudelijk tot den val der Hollanders in Japan, hadden in
het werk gesteld. Het jaar 1637 maakte een einde aan de oorzaken, die
het Land sinds zoo vele jarenihadden beroerd; bij een Keizerlijk plakkaat
werd het Land ten eenemale voor vreemdelingen gesloten, den inwoneren
ontzegd om het Land te verlaten, en de Christelijke godsdienst op straffe
des doods verboden , waaraan zóó gestreng de hand werd gehouden , dat in
164Q, het jaar, nadat de Portugezen het Land ontruimd hadden, en door
het zenden van een gezantschap naar het Japansche Hof nog eene proef
namen , om hunnen verlorenen toegang te herwinnen , de geheele equipage ,
uitgezonderd eenige weinigen, die teruggezonden werden om den afloop
hunn-or zending te berigten, zonder vorm van proces, onthoofd werd.
Het schijnt , dat de Land iheeren der Provinciën , die aan de uitvoering
\an s Keizers bevelen tot de uitroeijing der Christenen de hand geleend
hadden, op hunne beurt in himne Staten allerhande misdrijven pleegden,
en van hunne onderhoorigen onmogelijke opbrengsten en andere leendiensten
'verjjden , totdat eene menigte van misnoegden , onder welke ook vele
ongelukkige Christenen, zich tegen hunne Heeren verzetteden, en eene
wijkplaats zochten in de Provincie Shnahara, alwaar men hun een leger
te gemoet zond, De Hollanders waren genoodzaakt hierbij een schip ter
dienste van den Keizer te stellen, om de muiters te beoorlogen, hetwelk
chter kort daarna werd teruggezonden, terwijl de belegering in eene
lokkade veranderd werd, waardoor de ingeslotenen eindelijk, door den
nger gedreven , besloten, zich liever dood te vechten, dan zich op genade
te g,even; dit hielden zij ook tot den laatsten man vol, en het kostte,
volgens de Geschiedenis,
weerszijden het leven.
aan meer dan veertig duizend menschen van
3
20
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Hoezeer men ons tot dus verre van de algemeene wet op de vreemdelingen
had uitgesloten, duurde het niet lang, of men beperkte ons in alle vrijheden
en voordeelen, en in het jaar 1641 deed men ons, om een beuzelachtig voor-
wendsel , van het kantoor te Firando naar Desima venhuizen, hetwelk slechts
een opgeworpen steenhoop is van vier honderd schreden lang en honderd en
tachtig breed, in den vorm van het blad van eenWaaijer. Deze omtrek gronds ,
in de baai voor de stad Nagasakki gelegen , wa i , als eene laatste vergunning ,
voor het verblijf der Portugezen bebouwd, en is sedert dien tijd altijd de
Faktori] der Hollanders te Japan gebleven. Hoe hard het ook ware zich aan
zoodanige vermindering in allen opzigte te moeten onderwerpen, was het niet
geraden, zich tegen de Keizerlijke wetten te verzetten, waardoor de Com-
pagnie, als Handelsligchaam , van groote voordeel m zoude verstoken zijn ge-
worden. Men vleide zich daarenboven, dat deze proef slechts tijdelijk zijn
zoude ; doch de gevolgen hebben doen zien , dat men het mag toeschJijven
aan den eerbied en de heiligheid , die de Japantiers aan hun eenmaal ge-
geven woord en zegel hechten , dat wij aldaar no|^ worden toegelaten , en
dat de verleende pas niet zonder eene krenking der staatswet kan wor-
den te niet gedaan, zonder welke omstandigheid misschien ook de Hol-
landers geene uitzondering op den regel gemaakt zouden hebben. Nadat in
1609 door Keizer gongin of ongoschio sama een pas verleend was, is het zeer
onvoorzigtig geweest, daarvan, bij de opvolging van zijn’^zoon, eene vernieu-
wing te vragen; hiermede was de Japansche eerzucht beleedigd en gekrenkt,
als ware het, of men geen genoegzaam vertrouwen aan het zegel van den
Keizer hechtte. Men heeft ook naderhand werkelijk daarvan het nadeel on-
dervonden, alzoo de termen, in den vernieuwden pas voorkomende, minder
in eenen algemeen voordeeligen zin zijn genomen , en ook niet dien vriend-
schappelijken toon bevatten, genoegzaam aantoonende, dat men, van ach-
teren gezien, alle reden had te wenschen, van nimmer aan die vernieu-
wino- gedacht te hebben. Niettemin is die handel en verstandhouding met de
VAN HET JAPANSCIIE RIJK.
21
Japanners onafgebroken en met alle toegevendheid door het Indisch Bestuur
in stand gehouden , doch de handel , op zich zelven genomen , is aan zoo
vele nadeelige wijzigingen onderworpen , dat de voorheen zoo rijke winsten
thans tot geringe voordeelen zijn verminderd.
Doordien het geslacht van jcatko sama met den dood van fide joiu ten
eenemale uitgestorven was, Siel het ijejas, of ongoschio, niet moeijelijk,
om de Kroon voor zich en zijne nazaten te verzekeren, gelijk dezelve
tot heden onafgebroken in dien stam is gebleven. Ijejas, na zijnen dood
GONGEN genaamd , is door den Dayrie onder het getal der Heiligen ge-
plaatst, onder de benaming van Tosjo Goenday Gongen, hetwelk heteekent:
» de gi'oote Gongen vdt het Oosten verlicht,” en in de keizerlijke graven
te Nico, zes en dertig mijler, van Jedo gelegen, begraven. In vroeger tijden is
de zetel van den Siogoen, gelijk menden legerenden vorst betitelde, meer-
malei. verplaatst geworden , waardoor ook de voorname koopstad Osacca
nog hedendaags dat fraai e kasteel bezit; doch sedert de inrigtingen van
TATKo, IS de stad Jed tot die ontzaggelijke grootte en sterkte gebragt,
en onafgebroken de residentieplaats der Koeho's gebleven ; ook hebben de
Keizers welligt in dat tijdvak zelden of nimmer de stad verlaten , tenzij
Mi Gelegenheid van eene wandeling incognito, omdat de staatsie en de
kosten van zijnen trein van zulk een’ grooten omvang zijn , dat de schatten
der Kroon en zijn gevolg daardoor uitgeput zouden worden. Men ziet uit
deze wetten en bepalingen, die ongetwijfeld door den Keizer zelven daar-
gesteld zijn, welk eene opoffering zij zich getroost hebben, in tegenover-
stelling van het verbod , den inwoner voorgeschreven , van het Land niet
te verlaten; en het laat zich tevens verklaren, hoe de muren van het kei-
zerlijk paleis eene uitgestrektheid van drie uren gaans in den omtrek bevat-
Iteze sterkte, in het midden der stad Jedo gelegen, wordt gerekend,
de overige bevolking van de stad , een getal van twee millioen inwo-
uit te maken. De thans regerende Keizer, een man van zeer hooge
22
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
jaren, voert de namen en den titel van zjoena sjogakf , rozjien nobitto,
GlItZO KO TJOZA, GINMOEZASI NO KAMI, TOKFOEGAWA SADATZIEN , MINAMOTTO NO
IJENAKIE , en is van het geslacht der ijeja’s of gongens (1). Hij vrordt opge-
volgd door den oudsten zoon, die den titel van Nisnomar of Kroonprins
voert , en , bij gebrek aan afstammelingen van I et mannelijk geslacht in de ne-
derdalende linie , door den oudsten van het n annelijk geslacht in de naaste
linie, waaromtrent in Japan altoos voorloopige i eschikkingen, niet alleen voor
de opvolging der Keizers, maar in alle standen dt r maatschappij, gemaakt zijn.
Van het oogenblik, dat aan de Hollanders de keizerlijke pas verleend
was, moesten zij, even als alle Grooten van het Land, jaarlijks hunne be-
wijzen van eerbied ten Hove afleggen, en deze pligtpisging , naar Oostersch
gebruik, met geschenken in goudstoffen , lakens 'en andere stoffen, vreem-
de vogels, dieren, kostbare geneesmiddelen en andere zeldzame voorwer-
pen doen vergezeld gaan; hetgeen op die wijze is vervolgd tot 6|> den
jare 1790, toen de kopertax ten vervoer, doo den invloed van zeke-
ren Rijksbestierder , jetjo no cami genaamd , wei verminderd , die, naar
de getuigenis der Japanners', onzen handel zoodanig zocht te fnuiken , dat
de Compagnie uit zich zelve het kantoor zoude moeten ophreken. Sinds
dien tijd heeft de Hofreis der Hollanders naar de hoofdstad Jedo slechts
om de vier jaren plaats. Ik had het genoegen deze reis in het jaar 1822
als Secretaris van het Gezantschap mede te doen, v^aarvan ik, aan het
einde van dit stuk, eene korte schets zal geven.
Hoezeer de Keizer geacht wordt Souverein en Alleenheerschcr te zijn ,
bestaat die magt slechts in naam en niet in de daad. Zijne hoofdzakelijke
bezigheid en uitspanning zijn pligtplegingen en eerbewijzingen , die hem
door zijn talrijk Hof worden opgedragen , en die zoo veel étiquette naar zich
(1) Ijenabie is de Stamnaam, en Sadayzicn een geestelijke rang, hem in 1823 door
den Mikaddo verleend.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
23
slepen, dat er nog wel drie hoofden mede zouden kunnen worden bezig
gehouden. De bemoeijenis van de bijzonderheden der regering zoude ver-
nederend voor den Keizer zijn , en om toch vooral niet de ontwikkeling
dier kortzigtige denkwyze bij hem te doen ontstaan, is er zorg gedragen,
dat hij steeds omringd is van q.erewachten en ceremoniemeesters, die tevens
het ambt van Mitski, (Dwarskijker) of controleur bekleeden , hetwelk eene
bewaking is, waaraan alle openbare beambten, van welken rang ook, zich
moeten onderwerpen. De meue-Regering, of liever de eigenlijke Regering van
het Rijk, bestaat uit zeven eerste en zes tweede Rijksraden, benevens twee Tem-
pelheeren (1), of Ministers van eeredienst, die voorgezeten zijn door eenen
bijksbestierder , uit h it getal der eerste Rijksraden gekozen , wier gezag en
invloed met die van een’ k'Dgelsch Minister zijn gelijk te stellen. Wanneer
de zaken in hunnen raad zijn afgebandeld, worden ze aan den Keizer ter
bekrachtiging voorgelegd, en in het zeldzame geval, dat deze zijne goed-
keuring rnog^. .yyeigeren, ^„vordt de beslissing der drie scheidsmannen of
Arbiters ingeroepen , zij’ de de drie naaste verwanten , en , bij gebrek aan
afstammelingen , de vei’moedelijke erfgenamen der Kroon ; de tegenwoor-
dige naaste verwanten van den Keizer zijn de Landsheeren van Gaga , 3Hto
cn Owari. Wanneer in die uitspraak de Keizer of Koebo wordt in het
ongelijk gesteld, schiet hem niet anders over, dan zich aan het gezag
te onttrekken, hetyelk de Japanners inkioe noemen, en zijnen zoon
te laten opvolgen; maar indien zulks het Ministerie treft, is daarmede
het leven van hem gemoeid, die de zaak het sterkst doorgezet heeft.
Men zoude ook de twee Commissarissen der vreemdelingen of Ministers
(t) De Tempelhecx’en mag men met den naam van Inq^uisiteurs bestempelen, omdat
zij evenzeer , als deze , het Catholicismus bestreden , en alle andere Secten vervolgden ,
enkel en alleen de Sinio- en Boedsdo-leex dolden, en zich van alle wapenen kunnen
bedienen , om , bij de minste ontwikkeling der Christelijke Godsdienst, alle belijders te
vervolgen en te stralFen.
24
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
voor Buitenlandsche zaken, tot het algemeen Bestuur kunnen rekenen, die
met honderde andere voorname beambten grootendeels binnen de muren van 1
het kasteel wonen , en voor hunne verrigtingen te allen tijde verantwoorde- j
lijk blijven. De Keizer heeft ééne Gemalin, en zoo 'v.ele vrouwen van minde-
ren rang als hij verkiest , welke laatste ook meestal uit de voornaamste fami-
liën worden gekozen, en bij haren omgang aan het Hof groote rangen en
voordeelen genieten. Het onderhoud van Jen Keizer en zijn Hof wordt
gevonden uit de inkomsten der keizerlijke Domeinen , die , bij de verdeeling
van het Land , aan de Kroon zijn voorbehouden , welke worden opgegeven
te zijn de vijf Provinciën, genaamd Jamasyro , Jamato, Kawatsi, Idsoemi en
Setsoe. Dezelve worden, even als de stad en het g bied van Nagasakki,
door eenen keizerlijken Gouverneur of Boegio geregeerd, die jaarlijks uit
/erfo wordt vervangen; de Rentmeesters , genaamd , zijn de eerste
administratieve beambten in de districten. Tot zijne inkomsten bè’riooren
ook rijke goud- , zilver- en kopermijnen , en de > ubrengst van eenige belas-
tingen , welke door sommige Provinciën in rijst en ^mdere producten moeten
worden gedragen, al hetwelk men te zamen wel op eene waarde van twintig
millioen Cobangs of twee honderd zestig millioen Hollandsche gulden schatten
kan ; hetgeen mij niet overdreven voorkomt , als men nagaat , dat hieruit
zoo vele keizerlijke beambten, Collegiën, Ministeriën, Eerewachten, pensioe-
nen en het defensiewezen moet worden onderhouden ,^met dien verstande,
dat het laatste genoegzaam alleen de keizerlijke steden betreft; want het is
in de Provinciën aan de verschillende Onderkoningen opgedragen, voor de
zekerheid van het Rijk, naar gelang van hare ligging, de bewaking der
grenzen te bekostigen , gelijk onder anderen het geval is met de keizerlijke
wachten in de Baai van Nagasakki, die beurtelings door de Landsheeren van
Fiseeng en Tsikjoeseevg moeten worden bezet, welke niets van het voordeel |
trekken , dat deze haven door de vaart der vreemdelingen te beurt valt , |
maar integendeel aldaar eene zware wacht moeten bekostigen , omdat de .
1
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
25
Baai een paar mijlen tusschen door en langs hun grondgebied loopt. Met
de genoemde Provinciën , die den eigendom van den Keizer uitmaken , is
het Rijk verdeeld in 68 Prinsdommen, die elk door eenen afzonderlijken
Landsheer of Onderkorl'ing geregeerd worden. Deze Vorsten zijn echter
geenszins allen van gelijken r*ng of magt , als hebbende bij voorbeeld de
Provinciën van Kaga, Sadsuma^ Osju en Owari, elkweleene bevolking
van twee a drie millioenen zieleT , waardoor die Vorsten, eenigzins hunne magt
beseffende , niet altoos aan ^e Keizerlijke bevelen gehoor geven ; die van
den tweeden rang zijn nie^emin meester in hunne Staten, en behouden
evenzeer het regt van erfelijkheid voor hunne nazaten, doch zijn geheel
slaafsch aan het Hof, Nlwaar hun boven de gewone pligtplegingen soms ook
de rang van Rijksraad of and' ire groole titel wordt opgedragen, en Avaardoor
dikwijls in drie jaren tijds geene drie maanden hunne eigene regering
genieten. Deze Landsheeren of Vorsten hebben den rang van Saimio ,
die van den eersten ra^g van Daimio, hetwelk men in het Hollandsch
uitdrukken door "/eer geachte en Hooggeachte, Met het bestuur
Landsheeren is het even als met dat van den Keizer en met de ver-
hulling van alle andere Staatsbetrekkingen gelegen, want het ambt op
^ich zelf wordt door den persoon niet verder waargenomen , dan voor zoo
veel de eereblijken bj^treft, en de bekrachtiging vereischt wordt van het-
gene door hunne R\den of Secretarissen voorloopig is afgedaan. Iedere
Landsheer heeft twee Gokaro’s of Secretarissen , doch die men in hunne
uiagt meer gelijk mag stellen met hetgene men bij ons Adjuncten noemt.
Een hunner is bepaaldelijk voor de zaken in de Provincie , alwaar hij ,
lu naam van zijnen Koning , het hoogste gezag uitoefent ; de andere ver-
öCzelt zijnen meester steeds in de hoofdstad en aan het Hof. Deze Amb-
tenaren worden aan de Landsheeren van wege den Keizer toegevoegd, en
oefenen hunne dienst ingevolge de orders uit, die hun van het Hof gege-
ven worden, zoodat hierdoor het gezag in de Provinciën onmiddellijk
4
26
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
aan de Kroon is onderworpen, en de Landsheeren hunne Staten eigenlijk
slechts in naam regeren. De dubbele hofhouding, die zij noodwendig te
voeren hebben, en welke vooral uiterlijk van groote praal moet zijn, ver-
eischt de grootste verteringen, waardoor men niefi zelden in Japan hoort
zeggen , dat de Landsheer met schulden bcMden is en dikwijls minder cre-
diet geniet dan een onderdaan; hieruit blijkt, dat hunne inkomsten ook
werkelijk beperkt zijn, en dat zulk een landsheer geen meester is van
zich door middelen van gezag of anderen in vloed , krachtens zijne betrek-
king, te verrijken, of middelen te verzameler , zoo min als eenige andere
inbreuk op zijne verpligtingen te maken. Zijne inkomsten zijn bepaald in
rijst , welke hem van den algemeenen oogst hetaa^^'l moet worden , en ik
meen, dat dit een vijfde bedraagt. Naar ge ang van de duurte of op-
brengst van dit gewas verschillen de inkomsten der Landsheeren van het
eene jaar met het andere , en op dezelfde wijze worden ook hoofdkkelijk
de betalingen der overige bedienden geregeld.
Hoezeer het Rijk van Japan in een’ te langdurig n staat van vrede is , om de
verschillende Prinsdommen met eene staande armee te bezwaren, is er niette-
min in het geval voorzien , dat zulks kon worden vereischt, en ieder Landschap
een maximum opgelegd , dat onafgebroken als een waarborg in klinkende spe-
ciën is opgelegd , om in geval van nood de oorlogskoste.il te kunnen bestrijden.
Eerzucht is een hoofdtrek in het karakter der ifapanners, waarvoor
alle andere belangen moeten zwichten. Gelijk de Landsheer er den
grootsten prijs op stelt, om door den Keizer in zijnen adellijken rang
verhoogd, of met eenen eeretitel, die hem tot eenig onderscheidingstee-
ken geregtigd maakt, en wederom aan zijn gevolg een luisterrijker aan-
zien geeft, begiftigd te worden, zoo heeft hetzelfde plaats met de traps-
wijze afdaling van den Landsheer tot zijnen minsten onderdaan. Elk
een wenscht, in evenredigheid van den stand, welken hij in de maat-
schappij bekleedt, zijne dienst aan het Land te leenen, hetgeen men
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
27
alléén mag toeschrijven aan de onderscheiding, die elke post, hoe ge-
ring ook , medebrengt. Een Landsheer, die in staatsie met zijnen trein
optrekt , levert den heerlijksten optogt, welken men zich kan voorstellen ,
zoowel om de orde , djie daarbij heerscht , als de schitterende pracht van^^
vlaggen, van meer of mindeien zwier en grootte, met gouden wapens,
op velden van allerlei kleur geborduurd, pieken, hellebaarden, geweren,
pistolen, met zijden of ande^ overtrekken, bedekt; vederbossen, en af-
hangende witte paardenstaarten , die op lange stokken , op vergulde knop-
pen, met zijden kwasten v^^sierd, pronken; bogen en pijlen in heerlijk
verlakte kokers, gezadelde^ rijpaarden , jagthonden en jagtgereedschap ,
waartoe ook de jagtumet ^e valken behoort; muzijkinstrumenten, prach-
tige norimonds of palankijns en harnaskasten, maken het statig gevolg
mt, dat op eene trotsch^ en eerbiedige wijze wordt medegevoerd. Elke
Vorst, ja zelfs, mag men zeggen, de minste persoon, heeft zijn aangeno-
n wapen , dat een der ^oornaamste sieraden uitmaakt der verlakte kas-
der vaandels en ov^rekselen van het opgenoemde materieel, en ook
b n zij dezelfde wapens, in hunne overkleederen geweven, op de borst.
IS niet alleen de Meester, zoo als wij hier den Landsheer betitelen,
ook zijn adjunct, zijne raden, stadsvoogden, lijfartsen, ja zelfs
hjfbedienden, die ei^ meer of minder talrijk gevolg houden; en hoezeer
ondersclieidingsteffltenen , hiervoren vermeld , slechts ten deele in aanmer-
irift hunnen komen in het gevolg der eerste beambten van het Prinsdom, zoo
trekken zich die , ten aanzien der mindere , tot geheel andere voorschriften
it. Welke niettemin even stipt worden in acht genomen. Daartoe behooren
de voorregten, om in een palankijn gedragen te mogen worden, of wel in een’
draagstoel van geringer zamenstel, dien men Cango noemt, mede te reizen ; een’
hassambakko, zijnde twee kasten, waarin kleederen gedragen worden, met
zich te voeren; een geheel of gedeelte van een treinpaard te mogen beladen;
een klerk of wel een’ dienaar als lijfbediende bij zich te hebben , en één’, die,
4 >^
28
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
naar de Japansche wijze, de schrijfdoos, en een paar geta’s of klompen
draagt ; terwijl de onderscheidingen, aan den persoon zelven op te merken ,
bestaan in het dragen van ééne of twee sabels , en daarbij in het Asa Ka-
misimo of complimentgewaad , of wel met den zwEiften zijden mantel en de
zijden Hakama (of soort van wijde broek) fgekleed te zijn; of daarentegen
in den eenvoudigen zijden mantel en den langen Kimono of Kabaay zonder
de Hakama gekleed te gaan; ook wel het V^en en ander van linnen stof
te mogen dragen; met verlakte klompen, patten hoed en fijn vernisten
regenmantel onder een Ame-casa of regenscherm te mogen gaan; of wel op
stroomuilen, die aan den voet zijn vastgeI:,Dnden , te moeten loopen;
en zich voor den regen onder eenen eenvoudig ^gewasten papieren of
strooijen mantel te bedekken ; voor een’ voo; naam’ persoon eene halve ,
gcheele, of diepe buiging te maken, of wel op de hurken te blijven
zitten, of zelfs in die stelling met de handen op den grond te ruften en
het hoofd diep naar de aarde te bukken, en v • andere bijzonderheden,
welke zich zelfs tot in de houding uitstrekken, waarvoor men een Ja-
panner zijn moet, om die alle te kunnen weten. Hoe gering ook somwijlen
de dienst of betrekking is , waarin menig een onder het gevolg verschijnt ,
vermeenen zij allen, op hunne beurt, hunnen Heer en Meester voor te stellen;
hetgeen hun eene trotschheid inboezemt, welke de ;;etrouwste vervulling
van ieders pligten medebrengt, en elk naar zijn vernpgen noopt, om van
de geringe bezoldiging nog bedienden of handlangers te huren, ten einde
het grove werk van hunne dienst gemakkelijk te maken , en zich zoo
hoog mogelijk in hunnen stand te plaatsen. Om al deze menschen werk-
zaam te houden, bestaat er een groote omslag in alle wijzen van handelen,
hoezeer zich in een Land, dat aan geene wisselvalligheden van buiten is
blootgesteld , alles van zelf wijst , hetgeen alleen de groote en naauwge-
zette étiquette, welke een groot gedeelte van het leven, vooral der aan-
zienlijke Japanners , verslindt , te weeg brengt. Het heeft daarentegen in
VAN HET JAPANSCHE RUK.
29
dit Land het onvermijdelijk nut, dat er onder die groote bevolking werk-
zaamheid en volkomene orde heerschen. Hoezeer de Prinsen en Edelen
van het Rijk den eersten rang in de maatschappij uitmaken , en daarop
door de openbare bedif'nden worden gevolgd , wordt de nevenrang toegekend
aan geleerden en wetenschappelijke bedrijven , als de priesters , geneeshee-
ren, apothekers enz. , en alsdan volgt de kunstenaar en nijvere hand-
werksman, die in Japan met regt op hoogen prijs gesteld worden, en ook
werkelijk vele verdiensten lebben , als men de volmaaktheid van hunnen
arbeid in aanmerking neeiat. Het is op grond van deze stelling, dat zij
nog hedendaags uit den aaniLer van hond< -de voorwerpen, dien wij jaarlijks
doen, altijd de vooikeur geven aan o .e fabrikaten en aan hetgene met
de hand is zamengesteld, boven datgene, waarin de volmaaktheid van de
machinerie doorstraalt , en* beschouwen dit als eene verdienste , welke aan
den uitvinder van het machine alleen toekomt, die daarmede ook van de
enschen machines forme.jrt, terwijl het doel, dat bij hen bestaat, om
mensch voor zich z» iven in zijn bedrijf volmaakter te maken , daardoor
met de kunst verloren gaat, en een aantal menschen buiten werk geraken,
hetgeen hen nieuwe behoeften doet uitvinden, welke voox-al in Japan, even
gfilijk alle buitensporige weelde , als een groot kwaad geweerd worden. Thans
hom ik tot de klasse v m kooplieden en neringdrijvende beroepen, die in Japan ,
even als overal , entfmen mag zeggen meer zelfs dan in andere Landen , de
welvarendste zijn, omdat de ligging van Japan en de nijverheid der bevol-
hing een meer dan evenredig vertier medebrengen, waarvan het voordeel
onder een minder evenredig getal van menschen verdeeld wordt. Dit komt
^oort, omdat de stand van koopman in Japan niet geacht is, daar het
trotsche hart des Japanners zich geenszins met de ijdele zucht ter verkrij-
»ing van geld en middelen kan vereenigen. Men mag bijna stellen , dat de
kooplieden in Japan de éénige menschen van fortuin zijn; doch met dat
al Iaat zich daardoor geen aanzien koopen zoo als in Europa, alwaar, over
30
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
het algemeen genomen , ieder’ man , met middelen bedeeld , achting en
aanzien bewezen wordt, en zoeken deze kooplieden dikwerf, om bij
sommige gelegenheden ook met eene sabel en in zijden kleederen te mogen
gaan, door het bewijzen van geldelijke diensten aa<n hunnen Landsheer of
stadsvoogd, enz., de eene of andere plaa^.s in het gevolg te bekomen,
welke hen tot het dragen dier onderscheidingsteekenen geregtigd maakt.
De daarop volgende klasse is die der winkeliers en ambachtslieden, de
daglooners , en eindelijk de boeren , welk ■ laatste de armste klasse
uitmaken. Zelden zijn zij eigenaars van het lï^nd , hetwelk zij bebouwen ,
en zij pachten meestal de akkers voor het gen >t van drie vijfde van het
gewas, zoodat de eigenaar , meestal de Kro./i J fhet Land zelf, twee
vijfde van de zuivere opbrengst geniet. De ^boeren bewonen meestal
armoedige hutten, door hen zelve opgeslagen en van meer of mindere
gemakken voorzien , naardat de pacht zulks lijden kan. Het eene gebied
maakt deswege een groot onderscheid met het andere, hetgeen veel van
de weldadige Natuur en voortbrengst afhangt. Bedelaars zijn in Japan ,
om zoo te zeggen, niet bekend; de gemeenste klasse maken de vilders
uit, die ook het ambacht der leertouwers en muilenmakers uitoefenen,
alsmede den post van beul moeten waarnemen, als ennassers in de gevan-
genissen moeten dienen, enz. Aan dezen stand, cie op zich zelven in
iedere Provincie en Stad eene soort van maatschappijn op zich zelve uit-
maakt, is het geoorloofd, in de laatste maand van het jaar, en de daarop
volgende, dus de eerste maand van het nieuwe jaar , zekere bepaalde
dagen bij iederen ingezetene rond te bedelen , en zij mogen van den
vreemdeling voortdurend onderstand vragen , hetgeen zelden geweigerd
wordt. Zoo zijn , bij voorbeeld , wanneer de Hollanders in Nagasakki
komen, eene menigte dezer lieden aan het huis verzameld, waar wij onzen
intrek of onze verpoozing nemen, die luidkeels den^xeel \dca Kapteinsang
geehsje na hart! of Hollanda Samma ozitski no garmast! aanheffen,
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
31
hetgeen » Opperhoofd of Hollanders ! gelieft wat te geven” heteekent, en zóó
lang schreeuwen , tot wij hen met de gewone tax van een’ daalder het minste ,
of ook wel drie gulden, hebben tevreden gesteld. Ondanks de orde, welke
anders overal in heerschfe^ laat de Policie zulks toe, en betalen wij, om zoo te
zeggen , insgelijks eene schatliagtóan dien verachtelijken hoop. Even min als de
beuls bij ons te Lande vroeger in geene openbare gezelschappen werden toegela-
ten , mogen de Japansche vilder . in geen huis hoegenaamd , zonder toestemming ,
binnentreden. Zelfs aan de ' lerbergen of pleisterplaatsen langs de wegen
wordt bun het vuur om de j jp aan te steken niet dan in eene oude scherf
vergund, en bij hooge gunst- ?eeft men hun eer» k iimetje met sakhi , dat
de eigenaar hem lievei^ sche n .t , dan weder terugneemt. In de volkstelling
van Japan wordt dit ras vt menschen niet eens begrepen, en de streken,
welke zij ten platten lande* bewonen, buiten de rekening gesteld. Het is
belangrijk , de verschillende klassen der maatschappij , gelijk ik die hier
opgenoemd heb, zoo ever i'cdig aan hunnen stand , de achting voor hunne
meerderheid, zoowel als e wellevendheid en zachtheid jegens hunne min-
deren , te zien in acht nemen ; hetgeen eene groote orde in alle verrigtingen
medebrengt, doch tevens niet wegneemt, dat er te meer heimelijke
afgunst en naijver in v7f harten is opgesloten, die zich door de onveran-
derlijke wetten en ge! ruiken minder dan elders laten bevredigen, doch zich
ook niet kunnen oper.baren, zonder a^ln zeer nadeelige gevolgen blootgesteld
te wezen; en in deze punten van overtreding of alle andere misdaden zijn
de wetten hoogst gestreng. Het vereischt overtuigende bewijzen , om de
uitspraak van den Regter over eenig geschil in te roepen; dan dit wordt
ook zelden vereischt, alzoo de Policie zeer waakzaam is, en op de
volmaaktste wijze werkt, beter dan men die welligt ergens heeft, of zou
kunnen invoeren. De regtsoefening in Japan is gestreng, en menigmaal
wreed, gelijk in Europa ook in vroeger tijden het geval was; doch zij is
T t •
eenvormig voor alle standen in de maatschappij , en men mag met grond
32
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
stellen, dat in het Justitiewezen de striktste zuiverheid en regtvaardigheid
plaats heeft. Bij het ontdekken van eene of andere misdaad, of bij eene
aanklagte , wordt de zaak eerstelijk door den Ottona , of plaatselijken Burge-
meester, of ten platten lande door den Schout, die tevens het ambt van
Vrederegter bekleedt, onderzocht, en des mogelijk voor de inleiding bij
de regterlijke Authoriteiten bevrijd. Hij heeft het regt, om de partijen
te bevredigen, en eene burgerlijke straf m te leggen, als huisarrest,
geldboeten, schorsing in zijne betrekking, of < ene andere ligte straf, welke
hem, die dezelve ondergaat, in het oog zi ner medeburgeren schande
aandoet. De magt van dergelijk een’ ambtenaai is echter, zoo als wij hier-
r . .
voren hebben aangetoond, door de algemeem instblhng van controle op
alle mogelijke beambten, niet aan hem alléén o ergelaten. De Blitskié's of
dwarskijkers geven dus ook hun advijs, en iii vele gevallen wordt de
onderhandsche volmagt van den openbaren regter ingeroepen , die zich
echter niet met de zaak inlaat, tenzij het feit vn eenen gewigtigen aard
moge wezen, of hem daartoe openbare aanwijzin.'en noodzaken. Op deze
wijze worden vele kleine misdaden , welke niet uit opzettelijk slechte
grondbeginselen voortspruiten, bij den eersten aanleg oogluikend doorge-
laten; maar niettemin blijft zulks een geduchte wenk voor den persoon,
die door eenig misdrijf voor zijnen Ottona of stadsvoi gd moet verschijnen.
De Japanners hebben eenen algemeenen term voor alles, wat geheim of
bedekt geschiedt, hetwelk %^Nayhoen noemen, waarvoor in het Ilollandsch
het woord binnenkant is aangenomen. Dit is ten aanzien der regtspleging
wel een groot vereischte, omdat de wetten te gestreng zijn, om naar de
letter uit te voeren. Het tegenovergestelde van Nayboen of binnenkant
is Omité-moeki of buitenkomt, en wanneer eene zaak als zoodanig wordt
verklaard, moet het regtsgeding openlijk zijnen loop volgen, on kan er
geene verzachting van straf plaats vinden. In de Keizerlijke domeinen,
waar Gouverneurs zijn, zoo als te Nagasakki, wordt onder zijne voorzitting
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
33
eene Commissie benoemd , die verantwoordelijk is en blijft voor de getrouw-
heid zijner uitspraak, en niet rust, voordat de overtuigendste bewijzen
der daadzaken verkregen zijn, Avaartoe hem, krachtens de Japansche Avet,
elk een de behulpzame' hand moet leenen. Het is zeer zeldzaam , dat de
waarheid niet met de grootste)? helderheid aan den dag komt , en daartoe
brengt de ontzagwekkende houding van den Regter veel toe, terAvijl alles
in de verhoeren op de plegijgste Avijze Avordt behandeld. De Regter is
gezeten in eene zaal , achter h& Gouvernements- of Raadhuis uitkomende , waar
geene andere voorAverpen to# afleiding gevonden worden, dan wapenen, plak-
katen en andere onderschei^ingsteekenen, welke nog den indruk op den mis-
dadiger moeten vermi^erdertm. Een dusdanig ruim vertrek is altoos gelegen
aan eene ingeslotene binitenplaats , met hooge^ muren omgeven, en met
blaauAve éénvormige keistejbnen, ter grootte van eene vuist, belegd, Avaarop
de misdadigers met een dun stroomatje zijn gezeten. Indien de zaak minder
crimineel is , krijgen zij nJ^ de plaats op de planken galerij , die zich tusschen
het vertrek en de bini^plaats bevindt, hetAvelk bij die gelegenheid geheel
open is , en anders , door houten of papieren schermen afgedeeld , eenen
gang uitmaakt. Behalve de menigte getuigen, die in een regtsgeding ge-
roepen Avorden, moerf de beschuldigde zijne eigene zaak verdedigen, en is
het middel, om di/door eenen Advocaat te laten doen, ten eenemale
ongeoorloofd, en Het appelleren naar een hooger gezag onbekend; hoe-
zeer er Avel een hooger Hof bestaat, Avaarvoor de hooge ambtenaren,
en zaken , den Staat betreffende, worden verwezen , hetAvelk alsdan door
eenen Rijksraad Avordt voorgezeten. De gevangenissen voor misdadigers
van eenen ligten graad zijn zeer dragelijk ingerigt en verzorgd; doch die
voor crimineele gevangenen, Roo genaamd, zijn allerrampzaligste verblijven,
en, volgens proefondervindelijke berigten, mij deswege medegedeeld, zoo
pijnlijk en ondragelijk, dat de ongelukkigen alle reden hebben, om naai
het oogenblik van hunne teregtstelling te verlangen. Een hecht en
5
1
34 BIJDRAGE TOT DE KENNIS
sterk vierkant gebouw, dat door verschillende kruislagen van hout zwaar
hemuurd is, wordt gewoonlijk binnen de muren van het Gouvernements-
huis gevonden. Zonder aanzien van persoon wordt het lokaal aangevuld,
totdat er dikwijls vijftien a twintig gevangenen bijeen zijn. Deze ontvangen
geen ander daglicht, dan hetgeen een klein vensterraam , met ijzeren traliën
voorzien , hun boven aan het dak schenkt. De deur wordt nimmer open
gemaakt, dan om er iemand in of uit tevoer'm, en dezelve blijft overigens
zwaar gesloten, en met het groote zegel voorjien. Veelal wordt hun zelfs
geweigerd, in deze gevangenis hun heddegoed mede te mogen nemen, en
de gordel van zijden of linnen stof, waarmede ide kleederen vast aan het
ligchaam zitten, voor een touw van stroo verwisseld, hetwelk hij den
Japanner uiterst vernederend is. Pijpen en tabst, hoeken en alles, wat
hun lafenis of tijdkorting zou kunnen geven, ^wordt hun ten striktste
onthouden. Door cene kleine opening onder am den muur ontvangen
zij het voedsel, dat zeer slecht is, en op dezë fde wijze wordt het vuil
weggesleept. De gevangenissen worden wel door i^olicie-dienaren bewaakt,
maar de vilders, van welke hiervoren melding is gemaakt, bedienen
dezelve, welke zich nog wel eens laten omkoopea, om den gevangene
eenige spijs te bezorgen; doch in dat geval heeft *lie ongelukkige met
den aanval van alle zijne makkers te kampen, die Au het regt van den
sterksten op de prooi uitoefenen , zoodat men eene genoegzame hoeveel-
heid voor de geheele gevangenis dient aan te brengen, als men éénen
van hen iets wil toevoegen. Op dezelfde wijze gaat het met de kleederen,
die de een den anderen, naar welgevallen, ontneemt, als hij zich door
geweld daartegen niet kan verzetten. Hoe groot is verder het gemis van
reiniging, vooral voor den Japanner, die zich dagelijks in warm water
baadt, en het hoofd en den baard scheert, waarvan zij insgelijks verstoken
zijn! Het is maar al te waar, dat daar, waar de Regter aan de beken-
tenis twijfelt, de pijnbank tot een dwangmiddel wordt aangewend; deze
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
35
pijniging geschiedt somwijlen in de gevangenis xelve, en hoezeer ik voor
de echtheid dezer snoode handelwijze niet kan instaan, heeft men mij
verzekerd, dat er ook soms doodregt vóór de gevangenis uitgeoefend wordt;
hetgeen men als eene zekere gunst voor de naastbestaanden of bloedverwanten
beschouwt, die daardoor in de eerste plaats de schande der openbare
regtspleging ontgaan, en ten andere de vrijheid hebben, om het lijk op
eene stille wijze ter aarde tfV' bestellen; terwijl anders de gevonnisde , op
eene statige wijze op eenipaard gebonden, onder een groot geleide naar
de geregtsplaats gevoerd w ;rdt. Een vaandel, dat door twee beuls gedra-
gen wordt, houdt de beschrijving in zijner misdaad, welke op sommige
plaatsen luidkeels wijprdt cdgeroepen, en de Regters volgen den trein, die
uit gewapende geregtsdien; ars en beuls vrij talrijk is. Onder deze wandeling
mag hij gebruik maken van tabak of andere verkwikking, die hem door
de gunst van een’ of nder voorbijganger wordt aangeboden, hetgeen
echter uit ontzag vol Justitie maar zeer zelden geschiedt. Op de
geregtsplaats, die in h^ open veld buiten de stad bepaald blijft, gekomen
zijnde, neemt de Rcgter-Commissaris met zijne ambtgenooten en assistenten
plaats, die van hunr/e teckenen van gezag, en van hunne wapenen,
welke bij die gelegerheid, en alleen in oorlog, ontbloot worden, omringd
zijn, De scherpreg..er biedt voor het laatst den ongelukkige den beker,
ol wel het sakkiebakje, met de gewone toespijs aan, hetwelk hem ook
vergund is met zijne nabestaanden te gebruiken. Eindelijk zet zich het
slagtoffer op eene stroomat tusschen twee hoopen zand, ontvangt eenen
doek voor de oogen , en op een gegeven sein den slag met het zwaard ,
die in ééns het hoofd van den romp scheidt , terwijl het bloed eenige ellen
uit de halspijpen omhoog spuit. Het hoofd blijft op eenen staak, Avaaraan
eene plank gehecht is, op welke de misdaad is uitgedrukt , nog drie dagen
te pronk staan , gedurende welken tijd er eene wacht bij is geplaatst ,
tot eindelijk eene of andere betrekking zich het lijk aantrekt, of de vilders
5
36
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
hetzelve onder de aarde dekken, wanneer reeds de roofvogels daarvan een
deel verslonden hebben.
De Keizerlijke Gouverneurs, wien het bestuur van de respectieve Domeinen
of Kroonlanden is opgedragen, mogen geene doodstraf ten uitvoer doen bren-
gen , zonder het vonnis van wege het Hof bekrar-htigd te zien. De Landsheeren
zijn in dit opzigt minder afhankelijk , maar nog :e meer orazigtig en schroom-
vallig, zoowel omdat zulks als eene schande voor l' un Land wordt aangemerkt ,
als ook omdat men daaruit zou kunnen afleide i een gebrek van toezigt en
waakzaamheid tegen de misdaad, welke men in d« n eenften aanleg had moeten
stuiten, hetgeen een verwijt voor hunne Regeriiij^ het Hof kan berokkenen.
Hoezeer de Japanners allen onder ééne Wetge ,g leven, maakt het een
o-root verschil, of zij in de Keizerlijke Staten dai * vel onder de bijzondere
Vorsten wonen; de eer van tot de eersten te fchhooren en Keizerlijke
ambten te bekleeden, weegt in het algemeen meïê p tegen het voorregt
der zachte regering en gemeenzamer huishouding in Je kleine Staten. De
afgevaardigden van den Keizer oefenen eene s nge heerschappij uit,
en worden meest alle jaren vervangen, hetgeen de aderdanen een ge-
dwongen ontzag en zelfs vrees inboezemt, en men leg den gemeenen man
diensten op, die wel goedwillig uitgevoerd, doch niet overeenkomstig de
verdiensten beloond worden : daarentegen brengt het belang van den Landsheer
mede , dat hij zich aan zijne ingezetenen verbinde , en dat onderlinge gemeen-
zaamheid zijn gezag onderschrage, waardoor een gulle omgangen een minder
ondergeschikt bestaan worden geboren , dan de Keizerlijke Staten opleveren.
Tot hiertoe de strafoefening in het kort hebbende afgehandeld, be-
lmoren wij ook iets te zeggen van het zoogenaamde Buiksnijden, hetwelk
<^eene straf is, welke door de Overheid kan worden opgelegd, maar waar-
van de edellieden zich als het laatste middel bedienen, om zich voor de
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
37
schande eener openbare teregtstelling of ander ongeluk te bevrijden. Zoo
lang hij zijnen persoon op vrije voeten ziet , is er gereedelijk middel ,
om zich het leven te benemen; doch in de Japansche gevangenissen be-
waard zijnde en alle ^jvapens , enz. ontberende , wordt het als eene wel-
daad aangemerkt voor den gfevangene, die zijn onherroepelijk vonnis kan
vooruit zien, dat men hem. door het toevoegen van wapenen de gele-
genheid geve, om zich, daor het opensnijden van den buik, het leven
te benemen. Op deze wh"? ontgaat hij de straf en schande, oin van
zijnen post ontzet te wor en, en het regt tot opvolging voor zijne kinde-
ren te verliezen. Hij heei niet te zijn gestorven, vóórdat de zoon of een
ander nabestaande :’;o de opvolging van zijnen post is aangesteld, en is,
volgens de Japansche • rze van zeggen, tot zóó lang aan den binnenkant
dood; alsdan eerst neQ »v de familie den rouw aan, en blijft in alle eer
voortleven. Het is ey ,ei niet onwaarschijnlijk, dat de verstrekking van
dergelijke wapenen of^ . -l .tuigen in de gevangenis niet dan met toestemming
van hooger hand gest. '«a*n kan, zonder dat echter, gelijk sommige schrij-
vers willen, de Keizé als het ware hem, door de toezending van een’ sabel of
dolk, de straf oplegt, 4 zich den buik open te snijden. Ofschoon dit nu juist
niet dagelijks <gebev ds het echter niet zelden, dat zulke gevallen plaats vin-
den, vooral bij ede jden of staatsmannen, die hunnen pligt verzaakt hebben,
of wel over eenig verkeerd gedrag vermeenen zich niet te kunnen ver-
antwoorden, gelijk het allernoodlotligst voorval aanduidt, dat in de maand
October 1808 door toedoen van het Engelsch oorlogsschip The Phaeton
plaats had.
Deze bodem stevende geheel onverwachts de Baai van Nagasakki binnen ,
niet langs het gewone vaarwater, maar door een gat, hetwelk door rotsen en
droogten allergevaarlijkst is, en daarom zelfs door de groote Japansche bal-
ken vermeden wordt. Het schijnt, dat ook zijne aankomst door de Japan-
ners niet ontdekt was, zoodat alle de toebereidselen om een schip te ontvangen
38
bijdrage tot de kennis
ontbraken , en hetzelve aan den Takabokko of Papenberg (1) ten anker
lag, vóórdat de Gouverneur van Nagasakki het minste van het opzeilen
wist. Geen kwaad vermoedende , en denkende , dat het een Ilollandsch
schip ware, zoo zond men op de gewone wijze d/i Gecommitteerden van
de llollandsche Factorij met de Japansche Bavgjds en Tolken naar de
buitenreede , en toen de eerstgenoemden aan hoord waren , werd eerst de
Engelsche vlag geheschen. Zij eischten ververschingen , waaronder levend
vee , enz. , onder bedreiging van geweld te z\ llen gebruiken , en de Hol-
landers als krijgsgevangenen te zullen medevoe ■en. De Japanners mogten
niet overkomen; de geschutpoorten werden peopend en de gewapende
v/acht, die zich op het dek vertoonde, was voor l»len alles behalve tee-
kenen van vredelievende gezindheid of oogmerl en. Zonder de twee Hol-
landers aan boord te hebben, zoude de Engelsch nan niet geslaagd wezen;
maar de uitlevering van deze deed den Gouv( meur eindelijk besluiten
de vcrversching af te geven , en zelfs de Jap 'usche wet te kwetsen ,
door hun koebeesten te zenden, welke in Japan 'iet gedood mogen wor-
den. Het tij was den Engelschman gunstig, nadat hij van den 4'^®“ Oc-
tober ’s middags tot den 6'^'“ ’s morgens in die stelling gelegen had, en
geenszins het gevaar schijnt ingezien te hebhen, om toen huiten het gat
te geraken, dat evenzeer een loodsmans vaarwater was dit mogt hij als een
gelukkig oogenblik rekenen, daar reeds den volgenden morgen elfduizend
gewapende mannen op de been waren , en honderden van vaartuigen aan den
mond van de Baai gereed lagen , om dezelve op die plaats te doen zinken , en
daardoor het schip den uitgang te beletten, hetgeen ongetwijfeld de gru-
(1) Takahohko of Papenberg is een klein Eilandje in de Baai , op eene mijl afstands ,
in het gezigt van Nagasakki gelegen, waarbij de llollandsche schepen, op de buiten-
reede zijnde, ten anker liggen. Deze berg vertoont zich ook bij het inkomen , wanneer
men lusschen de twee Catallos komt opzeilen.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
39
welijkste wederwraak ten gevolge zoude gehad hebben. Naar de Europe-
sche wetten zoude er zekerlijk voor dit ongeval geene straf op den Gou-
verneur van Nagasakki, die in geen geval deze gebeurtenis had kunnen
verhoeden, hebben kunnen worden toegepast; doch volgens de Japansche
wet kon hij zich aan zijn Hof niet verantwoorden, en besloot dit onheil
/ or cenen eerlijken dood af te wenden. Nadat hij zeer beraden met
den GGk<^ro, zijnen eersten adjunct, alle bestellingen gemaakt had, begaf
hij zieh, om het Gouvernementshuis van den Keizer niet te ontheiligen,
in zijn Tjaya of tuinhuis, alwaar hij, na den laatsten beker op de Ja-
pansche wijze geledigd te lebben, zich door eene snede met de sabel dwars
in den buik het levefi beram, en waarin zijn vriend hem behulpzaam was,
door hem met een smal Ier met, hetwelk op zijde van de sahelscheede insluit,
mede in den nek eene sn Jle en onfeilbare doodwond toe te brengen. Daar ,
zoo als ik reeds aangemi rkt heb , de Baai van Nagasakki door de Lands-
heeren van Fiseeng en T ikfoeseeng bezet wordt, waren deze ook aanpligt-
verzuim schuldig; doch vijl er nu reeds een offer was gevallen, die als ware
het voor de groote feut geboet had, onderging de Landsheer de verligte
straf van honderd dar en arrest , en zijn paleis met planken gedurende dien
tijd digtgespijkerd t’^ houden, benevens de boete van een jaarlijksch pen-
sioen van duizend Kohangs of dertien duizend gulden ten behoeve van
de vrouw en dg kindei'f^u des overledenen -Gouverneurs, die matsdayra
DSOESJO KO CAMIE heette; en volgens de berigten zouden, behalve deze,
zich j,og vijf bevelhebbers , die op de verschillende \ osten in de Baai ,
namens hunnen Landsheer, commandeerden, door he' buiksnijden eene
schandelijke straf hebben voorgekomen. Dit voorval heeft eene scherpe
waakzaamheid op de Japansche kusten ten gevolge gehad , en strekke
tot eene waarschuwing voor alle vreemdelingen , die op eene of andere
wijze dezelve mogten aandoen , om alle zachtzinnigheid te gebruiken. Hier-
bij echter moet ik aanmerken , dat de vreemdelingen , die geene vijandelijke
40
bijdrage tot de kennis
oogmerken aan den dag leggen, wèl behandeld worden, blijkens de heusclie
wijze, waarmede de zoo langdurige als strenge behandeling in de gevangen-
schap van den Russischen Kapitein Golownin bij de Japanners eindigde.
Of het aan de waakzaamheid der Regeriig, dan wel aan de geringe
behoeften der Japanners moet worden toegeschreven , dat er weinig misdaden
worden gepleegd, is mij onbekend; zeker is het, dat de geschillen, hetvn
crimineele of pecuniëele, niet, zoo als in Europa, aan de orde van dag
zijn, en daartoe draagt ook, zonder twijfel, de siedelijke Policie veel bij. die,
behalve aan de suppoosten van den Ottona en and> re st lelijke beambten , ook
aan Hoofden van huisgezinnen is opgedragen. I.ene wijk bestaat gewoonlijk
uit twee straten of Matsi, en elke straat, zestig Ikjes Cl drie honderd negen-
tig voet lang. wordt 's avonds afgesloten met een nek. waarbij een wachthuis
geplaatst is met eene groote lantaarn, op welke i de naam van de wijk ge-
schreven staat. Gewoonlijk na tien ure des avo '.ds wordt het groote hek
gesloten, en moeten de voorbijgangers door het tïvendeurtje gaan, waarbij
ook wachters geplaatst zijn, die de rondes maken er ieder uur rondkleppen.
Het hoofd van eene wijk stelt om de vijf en soms drie huizen een onder-
hoofd aan, die verpligt is, zijne buren gade te slaan i en het regt van toe-
gang te allen tijde tot de huizen heeft, om bij eer^g geschil de zaak te
kunnen voorlichten, en als bevrediger of aanklager t .sschen beide te ko-
men; voorts voert hij ook het bevel, om, in geval van brand of oproer,
zich met de leden dier huisgezinnen naf-r het punt ter vereCniging in de
wijk te begeven, mn waar zij weder aan een’ hooger bevelhebber i^schik-
baar worden geste’d, zoodat zij op die wijze, te allen tijde en in weinige
oogehblikken, de gansche bevolking onder de wapenen of ter hulpe kunnen
roepen. De benoeming van deze zoogenaamde Kfoemi gasjira’s of huis-
bazen geschiedt op voordragt der ingezetenen , en zij strekken tevens voor
de buren bij elke gelegenheid , wanneer zij voor een’ publiek persoon ver-
schijnen moeten, tot hulp of getuige, waarvoor zij geen ander voordeel ge-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
41
nieten , dan op zekere feestdagen , als Nieuwjaar enz. , op visch of eenige
andere versnaperingen door hunne buren onthaald te worden. Het geringste
dorp is op die wijze gadegeslagen, en er is in dit gansche Land, hetwelk
zoo uitgestrekt is , niet péne s( huilplaats voor een’ misdadiger te vinden. De
Burgerlijke Stand is niet alleen een maatregel , welke bij hen veel vroeger dan
in Europa bekend was, maar tevens op een’ veel volmaakter voet iiigerigt;
want behalve dat er van de huwelijken, geboorten en sterfgevallen open-
bare aangiften moeten ged; an worden , kan niemand verhuizen , zonder
bewijzen van goed gedrag uit zijne laatste wijk te kunnen vertoonen , en
daartoe behoort insgelijks, dat hij met gecne ontöerende schulden bezwaard
zij. Door oniëercnde i^diulden verstaan de Japanners de artikelen van weelde
en knevelarij , alsmede die welke uit ongeoorloofde speculatiën of winzucht
voortspruiten. Voor het overige is het bij hen, vooral onder de ambtena-
ren , niet vreemd , dat zi voor de dagelijksche behoeften langdurig oploo-
pende rekeningen maken ^ welke dikwijls tot op het tweede en derde
geslacht worden overges‘'areven.
De geheime spionnen zijn daarenboven nog een scherp zw'aard in alle
zaken van bestuur. Fp doen zich steeds verachtelijke wezens op, die zich
als zoodanig laten gel ruiken , om zich in te dringen , of eene kwade zaak ,
door hen zelve te bc jten , daardoor te vereffenen. V oor dergelijke spionnen
kan men zich in Japan onmogelijk wachten , vermits men deze in alle stan-
den en onder allerlei vermommingen aantreft, die meestal van de Ministeriën
te Jedo worden gezonden , en hunne rol heerlijk weten te spelen. Zij
nemen ongekunsteld alle houdingen aan, van koopman, kwakzalver, pries-
ter, koelie of knecht, of wat hun slechts dienstig kan zijn, om alle twijfel-
achtige zaken te bespieden. In de kleine Vorstendommen zegt men , dat
zij zelden durven komen, uit gevaar van ontdekt te worden, en welligt
eene deerlijke strafte zullen ondergaan; maar in de Keizerlijke Staten dur-
ven zij te stouter dit bedrijf uitoefenen, want ingeval hen de nood dringt
6
42
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
hunne geloofsbrieven af te leggen , vertoonen zij het Ministerieel Sjap of
zegel, met eene akte, welke alle Autoriteiten gelast, om alle hulp te ver-
kenen, en zelfs hunne bevelen te gehoorzamen. Dit veroorzaakt ook,
dat de Japanners niet openhartig met elkander over ernstige zaken, vooral
betrekkelijk het Japansch Gouvernement, durven spreken, en zich in
dat opzigt niet verder uitlaten, dan hun stand of hunne betrekking zulks
gebiedt j terwijl zij daarentegen, en misschiem ook om dezelfde reden, vro-
lijker in de onderlinge verkeering zijn, en b\nne gesprekken minder met
twistredenen zijn vermengd, waartoe de politieke bemoeijenissen van een
ieder, in Europa, zoo veel aanleiding geven. Van een’ zoogenaamden Spion
of Dwarskijker, gelijk de Japanner hem noemt, bhb ik een geval bij ge-
woond , dat genoegzaam bevestigt , welke vrees ( ie menschen soms aanjagen.
Een mijner Japansche vrienden, die, geheel b. langeloos , ons ten dienste
stond, om vele onderhandsche commissiën wair te nemen, en ons zelfs
in het verkrijgen en binnenbrengen van verbod, ’e zeldzaamheden behulp-
zaam was, had op zekeren dag, juist op het ogenblik dat hij eenen
winkel binnenging, om zich weder een gering vooiwerp, onder de rubriek
van wapenen beboerende, die dus mede onder de ver 'odene artikelen gesteld
waren, aan te schaffen, eenen persoon ontmoet dien hij onmiddellijk
herkende , zonder hem juist terstond te kunnen noe hen. In aller ijl tot
ons geloopen , was hij niet weinig ontsteld en bevreesd, daar deze persoon
zekere mamta kinzo was, dien hij vroeger in Jedo meermalen als een’
voornaam’ beambte had aangetroffen , en hier nu in het kleed van eenen
geraeenen reiziger zag. Men moet daarbij weten, dat den voornoemden
reiziger reeds een gerucht was voorafgegaan, en die persoon onder de hand
als een gevaarlijk voorwerp was aangekondigd , al hetwelk den jongeling in
zijne vrees bevestigde en in zijn lot de ongelukkigste gevolgen deed voor-
zien, daar hij, éénmaal voor den regter verschijnende, zich in gemoede
aan het overtreden der Keizerlijke wetten en het schenden van zijnen
VAN HET JAPANSCIIE RIJK.
43
eed schuldig rekende. Door de menigvuldige diensten, vrelke hij den
Hollanders bewees , was hij niet gerust gesteld met de kleinigheden van
mij terug te bekomen , welke hij mij in het geheim bezorgd had , maar
bleef den anderen dag van l^iet eiland weg, mij den volgenden brief
achterlatende , welke , om deszelfs bijzonderen stijl , hier letterlijk is
overgenomen.
De Heer van Ovehneel Disscher ! tnoet UWelE. niet kwaalijk neenen,
dat ik nu zo onmanierlijk behandelt, terwijl ik aan U zoo jets beloofd
heb ; maar durf ik dezelke zaaken niet doen , zo als U gezegt ; want ben ik
de Japander en weetHk zeer goed van onze Keijlijklijk Wetten, daar en
tegen zulke zaken in het ieheim doet; zomtijds dezelve bekent word , dan
word ik groot misdaad vc,yh onze Keijzer, maar als wij van ’t Opperhoofd
een Dienstloon krijgt, dai moet ik aan de Heer en gedient hebben, zo als
zij gezegt hebben , daarn wil ik niet meer aan de heeren te dienen en De-
zima te komen, en Ver ek ik aan üwel dat het Opperhoofd voor mij Dit
3 aar niets te geeven , door, dat ik zoo traag en metnorieloos wierd. al
dat ik nu naar and re landen te weg gaat , wees gelust , zou ik nooit
zeggen van de heer n, en verzoek ik zeer vriendelijk aan mijne Vader,
dat hij allengskens . o ouderdom wierd.
Men Avist mij niet anders te zeggen , dan dat de schrijver van dezen brief
de stad verlaten had; doch dit komt mij ecnigzins bedenkelijk voor, daar
de Japansche Policie te streng is, om niet eenen reiziger zonder pas zeer
spoedig te arresteren; ik geloof dus integendeel, dat hij de voorspraak
van den stedelijken Regter heeft weten in te roepen, en zich een ge-
heim arrest in zijne woning heeft getroost, totdat de commissie van den
voornoemden bespieder was afgeloopen en vergeten, gelijk ik ook naderhand
tot mijn grootst genoegen vernomen heb, dat hij in geene onaangenaam-
6 ^^
44
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
heden is gewikkeld geworden. Het is overtuigend gebleken, dat genoemde
MAMTA RiNZo werkelijk in Nagasakki gekomen Avas, om de handelingen
der Gouverneurs ten aanzien der Hollandsche en Chinesche zaken te be-
spieden; dezelve heeft voor de Regering vroeger eene ontdekkingsreis naar
het noordelijk gedeelte van Jesso , Krafto en de Curilischc Eilanden ge-
daan en wordt ook als zoodanig bij het Werk van den Russischen Kapitein
Golownin {Mijne lotgevallen hij de Japanners) aangehaald, en het is lèiet
onwaarschijnlijk , dat hij zijn Gouvernement v'ioor den omgang met vreemde-
lingen eene vrees en cenen argwaan heeft weten aan te jagen, waaruit zijne
verachtelijke zending naar Nagasakki is ontstaan , ahvaar het gezag onvermij-
delijk te naauwgezet wordt gehandhaafd, dan dat z>“'ne zending die zoude
behoeven te verbeteren ; doch voor eenen ve'nsaard , als mamta rinzo ,
was het van aanbelang, om zijn eigenbelang te bevorderen en in hoogere
betrekking op te klimmen.
i
Zoo zeer er op alle wijzen voor de bestendij. i zekerheid der Regering
is gezorgd, bestaat er niet minder eene gelijke rde in het financiëele
stelsel , hetwelk in dat Rijk ook beter dan ergci anders op zulk eenen
geregelden voet gehouden kan worden , omdat hel oofddeel van buiten-
gewone uitgaven zelden of nooit in aanmerking ko at. Een misgewas of
een slechte oogst is het grootste ongeluk , dat den Staat kan overkomen ,
vermits de inkomsten daarvan afhangen , en de meeste bezoldigingen in
eene hoeveelheid rijst bestaan, die of in natura óf naar den marktprijs
wordt betaald ; niettemin wordt hierin te gemoet gekomen , door de maga-
zijnen bij een ruim gewas rijkelijk te voorzien, en altijd eenen gróoten
voorraad te hebben , om alle ongelegenheid te kunnen verhoeden.
Zoo veel mij bekend is , bestaan er in Japan geene openbare staatsschul-
den , noch behoeft de inwoner eenige andere lasten aan de Kroon te beta-
len of op te brengen, dan een vijfde gedeelte van den algemeenen oogst.
VAN HET JAPANSE HE RIJK.
45
die door de rentmeesters wordt ingezameld of getaxeerd , en zelfs betaald
moet worden, al ware het land ook ledig gebleven, en hieruit zullen zoo-*
wel de inkomsten voor den Keizer uit zijne Domeinen , als voor de Lands-
heeren uit hunne Provinciën^ worden gevonden. De stedelijke Regering
en de tempels behoeven daarentegen eenig onderhoud, dat gevonden wordt
uit eene zoogenaamde vrijwillige gift , welke men Fassak noemt , en die
elk inwoner in de negende maand, op eene plegtige wijze, aan den Gou-
verneur, Stedehouder, de Burgemeesters, Ottona's, en het Hoofdbestuur in
het algemeen komt aanbieden. Niettemin kunnen zij deze gift niet anders
dan in evenredigheid van hunne betrekking of bunnen stand regelen , en mag
zulks als de betaling o® de traktementen dier ambtenaren worden gerekend ,
welke overigens zeer ger nge bezoldiging van den Staat genieten. Ieder
ingezeten is daarenboven aangeslagen voor eene tax over zijne gebouwde
eigendommen of vaste go deren , waaruit het plaatselijk onderhoud der
steden moet gevonden wo' len , die echter in iederen stand ligtelijk te dra-
gen is , en , om daai van en Amorbeeld bij te brengen , voor eenen dagloo-
ner , die zes stuivers P llandsch daags verdient , niet meer dan óen’ en een’
hal ven gulden ’s jaars edraagt.
Zoo zeer de han^ i ook vrij is x^an alle belasting en de ambtenaar zich
voor zijne registraties' paspoorten, of andere openbare stukken, die zijn zegel
vereischen , niet mag laten betalen , is het een algemeen gebruik , dat
iedere dienst , xvelke men verlangt , door eenige geringe geschenken wordt
aangekondigd. Dezelve bestaan in geld, rijst, een bord met visch, eijeren,
vruchten, eenige boeken papier, alles, wat in de huishouding te pas komt,
en al naarmate de dienst belooning vereischt ,' hetgene de veroorloofde emo-
lumenten der ambtenaren uitraaakt, De stedelijke regering en administratie
zijn opgedragen aan eenen Raad van Ambtenaren, die men ook Burge-
meesters kan noemen , en van welke ieder op zijne beurt een jaar lang
als voorzitter regeert : zij worden bijgestaan door oenen Rentmeester ,
46
BIJBRAGE TOT BE KENNIS
Otlonas of Wijkmeesters, en stellen, onder goedkeuring van den Gouver-
neur , in de Keizerlijke Bomeinen , of, van den Landsheer , in de Prins-
dommen , zoodanige klerken en bedienden aan , als de Administratie en
Policie van hunne stad vereischen. Ten plïjgten lande zijn het Schouten en
Wijkmeesters, die deze dienst vervullen , en in hun district het gezag
uitoefenen , welke evenzeer als in onze Europesche steden voor de invorde-
ring der lasten en het onderhoud van de plaats en de wegen moeten zor-
gen. Be opbouwingen en reparatiën worden gewoonlijk aanbesteed , hetgeen
in Japan wegens de veelvuldige wachthuizen, bruggen, poorten, waterwer-
ken, muren of paggers nog al kostbaar en omslagtig is. Het brandspuit-
wezen is mede op eenen zeer volmaakten voet , verschoont niemand ,
van wat rang hij ook zijn moge , om daarbij eene plaats te bekleeden. Ieder
is in zijne betrekking verpligt , om van alle voorvallen en handelingen
naauwkeurig aanteekening te houden, en daarva"* een extract aan het Gou-
vernement in te zenden. De post van klerk of secretaris, met deze werk-
zaamheid belast , is zeker niet de gemakkelijks* ^ , en vereischt eene aan-
houdende bezigheid, benevens eene volledige kenn s aan al hetgene in die
betrekking kan voorkomen, opdat zijn meester ziel op zijnen raad kunne
verlaten, vermits de Japanners gewoon zijn alle aa.' vragen of requesten te
toetsen aan vroegere voorbeelden , en af te wijzd.’ of in te willigen ,
naarmate hun Archief daartoe aanleiding geeft; zij zrjn anders zeer verlegen
en huiverig om eene beslissing te nemen, en durven, in twijfelachti-
o^e gevallen, niet anders dan die van het Gouvernement inroepen. In
de Keizerlijke Domeinen zijn van wege het Hof ook Financieministers of
Rekenmeesters geplaatst, die jaarlijks moeten vervangen worden. Zij
zijn verpligt , de administratie der inkomsten gade te slaan , en voor
eene rigtige storting en verantwoording , welke bij de Keizerlijke Geld-
kamers of Thesaurie moet gedaan worden, te zorgen, gelijk te Naga-
sakki , alwaar zij een groot regt op den handel der vreemdelingen heffen ,
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
47
doch daarentegen eene talrijke menigte ambtenaren moeten onderhouden. Bij
die Geldkamers kunnen de ingezetenen tegen genot van intressen eenig
kapitaal deponeren, en in het tegenovergesteld geval ook voorschotten
bekomen, mits dat zij, indien het laatste plaats heeft, een ambt of eene
bediening bekleeden , waarvan het inkomen kan ingehouden worden. Op
deze wijze zijn vele ambtenaren met schulden bezwaard , daar er ook
al wederom eene staatslist van wege het Gouvernement in doorstraalt, om
den ambtenaren eene groote verpligting op te leggen, ten einde van der-
zelver bestaan steeds meester te zijn.
In het algemeen zijn de steden of plaatsen in Japan zindelijk onderhou-
den; maar de ligging i;n welvaart verschilt te veel van de eene stad met
de andere, om ze alle even fraai te noemen; doch ik gevoel, de gedach-
ten mijner lezers reeds in alle deze uitweidingen te zijn vooruitgeloopen ,
zonder hun van de gesteldheid eener Japansche stad op zich zelve mel-
ding te hebben gemaakt , i waaromtrent ik alle reden heb te vermoeden,
dat de begrippen zeer uil enloopen en onvolledig zijn. Menigmaal hoorde
men, van Overzeesche Landen sprekende, dat men China met Japan
verwarde, of de inbooilingen dezer Landen met hunne minder beschaafde
naburen en de Oosterlingen, als Maleijers , enz., gelijk stelde, en dat
zij Slaven en Zwarten genoemd werden; doch ieder reiziger, die deze
streken bezocht heeft', voelt zich gedrongen, die bekrompene denkbeelden
op te helderen en voor de waarheid partij te trekken. liet schijnt
een aangenomen stelsel bij iederen vreemdeling, om vooral die men-
schen in alle goede hoedanigheden verre beneden zich te rekenen; ja
ik heb niet zelden de vraag moeten oplossen , of de Japanners alle
hunne kunsten en wetenschappen in Europa hadden opgedaan , en niet
zelden hooren aanmerken , dat het te betreuren was , dat die Natie ,
gelijk de Turken , als slaven geregeerd werden. In die evenredigheid
zal men dus de geringere klasse wel bijna met zwervende horden
48
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
hebben gelijk gesteld , die zich , even als de Negers , in de bosscben
hutten houwen , en althans niet op het denkbeeld zijn gekomen , dat er
in dat Land steden van den eersten , tweeden en derden rang bestaan , die
zoowel als de kusten en eenzame streken j^ven regelmatig als Europa be-
woond worden.
In een bergachtig Land als Japan vcrtoonen zich de meeste plaatsen in
de heerlijkste ligging aan den rivier- of zeekant, meren of andere bin-
nenwateren, welke aan het vertier en den handel bevorderlijk kunnen zijn;
de bergen zijn even zeer bewoond als de dalen , en zelden vertoont zich
eene uitgestrektheid gronds, waar men niet onderscheidene steden, dorpen
en gehuchten kan tellen. Het zijn niet de hoog > torens , even als in
Europa , die het eerst de nabijheid eener stad aankondigen , maar het ge-
woel en de drokte langs de wegen , zoodat men zich dikwijls verheelden
zoude , dat de gansche bevolking dagelijks naar buiten stroomde , om de
schoone omstreken te genieten. Behalve in steile gebergten zijn de
wegen met zeer veel zorg onderhouden, en ^ le stal ontzettend breed,
opdat de groote optogten der Prinsen en Vasal.,eL. elkander ongehinderd
kunnen voorbijtrekken. Zij maken dikwijls de fraaiste lanen van spar-
re-, ceder-, kastanje- of kersenhoomen uit, en in de effene streken,
alwaar meesttijds rivieren of binnenwateren naar de volkrijke plaatsen
afstroomen , wordt dit aangename tooneel nog door het gestadig ver-
tier van vaartuigen verlevendigd. Het zijn vooral de tempels , die zich
het eerst van de overige gehouwen onderscheiden. Meestal op heuvels ,
in een fraai lommer gelegen, leveren die groote gebouwen eene gunstige
verwachting op van de plaatsen , waartoe zij behooren , omdat de Japan-
ners daaraan veel kunst en sieraden besteden. Wanneer de stad de resi-
dentie is van eenen vorst, dan is dezelve van grachten en wallen orageven,
met bolwerken en torens, van drie tot vijf verdiepingen hoog, en met
geduchte poorten voorzien , om den vijand af te weren ; de meeste plaat-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
49
sen zijn echter slechts van twee of drie kanten toegankelijk , dat is van de
zijde der groote wegen , en overigens van eenvoudige grachten of slooten
en hagen omringd; de ingang 'is alleen met een eenvoudig hekwerk, even
als de wijken in de steden, afgesloten, en door eene wacht bewaakt. Meer-
malen zijn de steden me^ rivieren of grachten doorsneden, die met hard-
steenen bruggen van het eene gedeelte naar het andere in groote en breede
straten toegang openen. De straten zijn zeer regelmatig , en in de plaatsing
der gevels moet eene gelijke schikking worden in acht genomen; ook mogen
de huizen niet meer dan ééne verdieping hebben, behalve het dak, omdat
zulks eene onderscheiding is voor kasteden en vestingwerken. Men is ook
verpligt de voetpaden ‘^oor zijn huis met groote gehouwen steenen te onder-
houden , en voor het schoonhouden te zorgen. De geheele grond is op de
meeste plaatsen met platte steenen belegd of met steen of grint tot eenen
harden gelijken vloer gepuind; de huizen, over het algemeen, vertoonen
uitwendig weinig sieraadV ^mdat de Japanner het gedeelte aan de straat uit-
komende, voor zijne hedh^Aden en als bergplaats inrigt, en het achterste ge-
deelte , met den tuin , tot 'iijn verblijf, zoo aangenaam en gemakkelijk mogehjk ,
betimmert. Het is bijkans niet mogelijk eenen vreemdeling de menigvuldigheid
der winkels voor te steil en, en hem de aangename vertooning van die magazijnen
te doen beseffen, welke, allersierlijkst en zindelijk gerangschikt , open en bloot
aan de straat, zoo veel menschen lokken, om derzelver kooplust of nieuwsgie-
righeid te voldoen. De ambachtslieden, die hunne nering mede aan de straat
uitoefenen, beginnen hunnen arbeid met het krieken van den dag en zijn
zeer ijverig in hunne broodwinning, terwijl de vrouw voor het huishouden
zorgt, en met het weven of eene andere bezigheid nog eenig onderhoud wint.
De stille of particuliere woningen zijn digt en hebben veelal de vensters
voor het onderste gedeelte met houten latten of traliën beschoten. Aan de
huizen van aanzien vindt men eene voorplaats of bassecour, welke rondom
met muurwerk of eene houten beschutting van de straat is afgescheiden. Dit
7
50
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
voorplein behoort met éénvormige keisteenen belegd te zijn, en dient tot
eene vertoefplaats voor het gevolg van iederen hoogen beambte, waarbij
gewoonlijk eene loots of een ander bijgebouV met breede luifels dient , om
aan de draagstoelen en bedienden eene sch'iilplaats te geven. De Japan-
ners kennen geene olieverw, noch gebakken steen maar, door eene compo-
sitie van klei tusschen houten ramen gekneed en daarna met eene fijnere
specie, in kalk gemengd, bestreken, krijgt zulks het aanzien van steenen muren ,
die veelal met eene planken schutting tegen regen en lucht zijn voorzien.
De daken zijn met pannen belegd, even als in Europa, en bij de boeren
met stroo of spaanders bedekt. Daar ik hierna , onder het hoofddeel van
de huishouding, de verdere inrigting der woningen 'zal verklaren, behoud
ik mij de verdere uitbreiding deswege voor. Er is geene stad of plaats
hoe gering ook, waarin niet eenige groote en fraaije gebouwen, onder den
naamvan Tjaya of theehuizen bekend, gevonden worden , welke eenen te vrijen
teugel aan de neiging tot losbandigheid en verleic^^ng geven. Deze gebouwen
zijn keurig ingerigt, en leveren aan den wellust alles wat de beurs kan bekos-
tigen. Het is de grootste uitspanning der Japanners, aldaar hunne avonden ,
in gezelschap van jonge meisjes, die zij Teekakie noemen , door te brengen. Deze
meisjes zijn kinderen, meestal van behoeftige ouders, die zeer jong aan
een der gepatenteerde huizen worden afgestaan; wanneer zij veertien of
vijftien jaren bereikt hebben, moeten zij de keuze van eiken man inwilligen ,
doch keeren daarentegen op hun vijf en twintigste jaar, geheel vrij van
die leefwijze, in het ouderlijke huis terug. Niet zelden vinden die meisjes
iemand, welke haar van dien stand loskoopt; doch meestal worden het
beklagenswaardige wezens , die op den jongen leeftijd van vijf en twintig
jaren voor de maatschappij verloren zijn.
Tot een ander gild behooren wederom de Geeko’s of Samsiespeelsters ,
ook jonge meisjes, die doorgaans zeer schoon en wèl opgevoed zijn, welke
mede in de theehuizen geroepen worden, om het gezelschap met het
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
51
bespelen der Japansclie Samsie (1) of Koto (2) en dansen te vermaken,
waarbij de Japansche wijn of Sakki en allerhande versnaperingen niet ver-
geten worden. Deze huizen zin zoo algemeen en menigvuldig, dat zelfs
in de groote steden daarvoor j ïheele straten zijn afgezonderd, en het is
onder mannen geen geh>^im, dat men er van tijd tot tijd eenen vrolij-
ken avond gaat doorbre^ngen ; zelfs nemen zij somwzjlen hunne vrouwen
mede derwaarts. Het is onbestaanbaar met de goede zeden, hierover
zoo ligtvaardig als de Japanners te denken. Men wil, dat dit oor-
spronkelijk is van den Sjogoen juritomo, die, bij gelegenheid van zijnen
grooten veldtogt , overal voorregten aan zulke huizen verleende , om aan zijn
leger eenige uitspannivg te verschaffen, en hetzelve te sterker aan zich
te verbinden, zijnde het vroeger ten eenemale met de achtbaarheid van
den Dayrie strijdig, om zulke inriglingen in het openbaar onder zijn
gebied te dulden. Gelijk de wegen overal bezaaid zijn met herbergen of
vertoef huizen, om uit toerusten of te huisvesten, zijn de steden daarvan
niet minder rijkelijk vooralen, terwijl dezelve aldaar veelal ontzettend ruim
en uitgestrekt zijn, omdat een Landsheer, op reis zijnde, al zeer ligt hon-
derd en meer personen in zijn gevolg heeft, waarvan de gemeenen alleen in
kleine herbergen worden afgezonderd. Voor het overige strekt een brief of
stedelijk getuigschrift tot genoegzame aanbeveling voor de pelgrims of den
behoeftigen reiziger , om zich bij de tempels aan te melden , die daartoe
bijzondere gebouwen onderhouden, en hun, even als sommige Europesche
kloosters, kost en huisvesting geven. Een burgerman is des noods voor zes
stuivers daags op reis gespijzigd en gehuisvest, De boeren of vreemdelingen
hebben vast bepaalde dagen , waarop zij hunne waren in de steden ter markt
*
(1) De Samsie is eene guitar met drie snaren,
(2) De Koto is eene liggende harp met dertien snaren.
52
BIJDRAGE TOT DI^ KENNIS
mogen brengen, en verschaffen dddr eenen overvloed, die op het laatst der
markt voor verminderde prijzen ook den geringen man voorziet. Kwakzal-
vers met wonder-medicamenten , horoscoop' rekkers (verloopene priesters) ,
zoetelaarsters en kunstenmakers maken dL vereenigingspunt dikwijls tot
eenc kermis, waar niettemin eene goede policie I ierscht, en bovendien elk
een door groote plakkaten , hetzij Keizerlijke of Stedelijke bevelen inhoudende ,
met groote letters op steen of houten borden, tegen alle overtreding gewaar-
schuwd wordt. Doorgaans is er digt hij het huis van den Gouverneur of
Stedehouder eene puije of een gevel , afgesloten door eenen steen of een houten
traliewerk, alwaar de Keizerlijke plakkaten en hooge bevelen worden
aangeplakt of uitgeschreven, en eene hooge of verlf3vene plaats, die men
wel een schavot zou kunnen noemen , hetwelk gedekt , en met eenen
steen of een houten traliewerk is omgeven, van waar de puhlicatiëii van wege
de Magistraat luid worden afgekondigd. Zoo vindt men ook langs de
straten hier en dddr afgodsbeeldjes tot de .BMiilyrfo-sekten behoorende, op
steenen voetstukken of in kleine cellen of tempt ,tjes, die bij zekere feest-
dagen des avonds worden verlicht, of aan welke ook eenige bloemen en
rijst worden geofferd. In de bergachtige streken wordt het versche water
even als in Duitschland door fonteinen of waterleidingen verkregen; doch
anders maken zij evenzeer gebruik van pompen en regenbakken , of groote
martevanen , zijnde groote steenen potten , die in het Landschap Fizeeng
worden gebakken, en tot twee okshoofden water houden, hetgeen een
artikel is, dat mede jaarlijks wordt uitgevoerd, om er op Batavia het
drinkwater in te bewaren, waartoe zij buitengemeen geschikt zijn.
Wanneer men van eenen berg op eene Japansche stad ziet, kan men
het best de regelmatigheid in derzelver verdeeling onderscheiden, en
levert zij in alle hare eenvoudigheid een der schoonste gezigten op. De
witte muren en zwarte daken doen alles zeer éénvormig voorkomen , en
maken , dat men dit gezigt met dat der Kaapstad zoude kunnen vergelijken ,
VAN HET JAPAN SC HE RIJK.
53
welke door de reizigers, die laar op eenen groeten afstand beschouwen,
bij een kaartenhuis vergeleken wordt.
Vermits de Japanners het , ebruik van schoorsteenen niet in hunne
huizen invoeren, mag men hel hoofdzakelijk aan de gebrekkige wijze van
stoken toeschrijven , dat -^r zoo dikwijls brand ontstaat ; dit heeft door de
ligte wijze van bouwen ^ nog veel schadelijker gevolgen , dan in Europa.
Niet zelden verbranden geheele straten, wanneer de wind sterk genoeg is,
om het vuur aan de belendende huizen mede te deelen , niettegenstaande de
middelen tot blussching ten spoedigste worden aangebragt. Iedere wijk-
meester heeft , behalve de pompen en andere gereedschappen, altijd eenige
emmers met water gevvdd, die op eene stellaadje in piramide voor zyn
huis staan, benevens eenen hoop zand, hetwelk zij voorgeven een niet
minder nuttig middel ter blussching te zijn. Men wil, dat in de groote
steden , vooral te Jedo , het graauw zich dikwijls aan brandstichting
schuldig maakt, ten einde ijene gelegenheid tot rooven te hebben, of om
zich arbeid te verschaffen Ifloor het opruimen en weder opbouwen, hetgeen
spoed vereischt , en een hooger dagloon belooft. Het is te verwonderen ,
hoe zij moeds genoeg hebben , om die misdaad te plegen , dewijl om dezelve
alléén meer doodvonnissen worden geveld, dan voor alle andere te zamen,
en even buiten de stad de gereg'.'’plaats bij aanhoudendheid de overblijf-
selen vertoont van de boosdoeners, die, zonder genade, voor dat feit levend
worden verbrand,
De wijze van reizen in het Land, van de eene plaats tot de andere,
gaat niet zoo ras als in Europa; maar niettemin is het postwezen op
eenen niet minder gcregelden voet, dan alle andere publieke instellingen.
Ofschoon het Land bergachtig is, zoude evenwel het gebruik van rijtuigen
zeer goed kunnen worden ingevoerd , al ware het dan ook slechts voor de
gelijke wegen; en of het dus aan de zucht voor hunne oude gewoonten is
toe te schrijven, of dat het belang voor den gemeenen man wordt in acht
54
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
genomen, om allen vervoer over land op s< houders te doen, zeker is het,
dat de Japanners zich vergenoegen, op dez t langzame , doch zekere wijze ,
hun gansche Land door te trekken, en he^ paard als lastdier gebruikende,
evenzeer als de dragers , in eenen vasten l| ed , naar de bestemde plaatsen
te zien trekken. De posterijen zijn eene Staal^nrigting, waarvoor ieder
Landsheer in zijn gebied moet zorgen , en welke cp alle groote wegen door
ambtenaren wordt vervuld. Naarmate van den moeijelijken weg zijn de
stations van anderhalf tot vier uren gaans, alwaar men van dragers en
paarden verwisselt , en in weinige minuten , des verlangende , zijne reis kan
vervolgen; doch de beleefdheid en gedienstigheid van de schoone dienstmeisjes
in de vertoefhuizen houden den reiziger meestal Vat langer op, om zich
met thee of spijs te ververschen. Voor eenen grooten optogt gaan altoos
treinmeesters of bezorgers vooraf, en maken, dat de benoodigde hoeveel-
heid menschen en paarden gereed zij ; zeer zelden is dit alles niet in de vol-
maaktste orde, en loopt zonder veel geraas o]^ beweging af, waaromtrent
ik, van mijne Hofreis gewag makende, meer paauwkeurige berigten zal
geven. Langs de kusten en op alle binnenwateren zijn geregelde post-
vaartuigen aangelegd , om personen en goederen te vervoeren , die zoodanig
ingerigt zijn, dat zij, bij stil weder of tegenwind, met behulp van riemen
altoos vorderen, en zelden eene buitenge ,voon lange reis maken. De brief-
wisseling geschiedt met dragers, die den koffer met de brieven aan eenen
langen boom op den schouder hangen, en achter elkander loopen, met
eenen postbediende daarnevens , welke op het eerste station zijne ver-
trouwde commissiën in handen van zijnen vervanger overgeeft, op welke
wijze er dagelijks meer dan twintig uren afstands worden afgelegd. Eene
vlag met het Keizerlijk of ander wapen, dat op den koffer wappert, is het
teeken, waarvoor ieder voorbijganger moet wijken, en dikwijls ook ge-
bruiken zij bellen, om zich bij den avond te laten hooren.
Het is den reizigers door allerhande kaarten en tarieven gemakkelijk
VAN EET JAPANSCIIE RIJK.
55
gemaakt, om zonder de minste verdere aanbeveling of kennis het gansche
Land door te trekken. Men vir dt daarop met alle naauwkeurigheid aange-
teekend, welke betalingen of -s jrpligtingen er gevorderd kunnen worden,
afstanden, overvaarten, voornai le tempels, herbergen, feesten en andere
belangrijkheden , die een(\ vreemdeling nuttig en aangenaam kunnen zijn ,
en hem voor alle knevelarij en twist vrijwaren. Het algemeene punt^
waarvan alle afstanden gerekend worden, is de Nipon Basi of de brug van
Japan , midden in de hoofdstad Jedo gelegen , die wel niet juist het centrum
van het Rijk uitmaakt, maar als zoodanig ten behoeve der regelmatigheid
wordt gehouden. Het is onbegrijpelijk, hoe soms twee of drie personen
het kunnen uithouden'^ om een’ man in zijn’ norimon of draagstoel en
kleine noodwendigheden, die te zamen wel op een gewigt van honderd
vijf en tw’^fitig Nederl. pond worden gerekend, op één’ dag acht a tien
mijlen (1) afstand te kunnen vervoeren; want vele menschcn, die niet
door de posterijen willen Jbediend zijn, omdat hun dit duurder te staan
komt, huren twee of drie dragers soms voor eene reis van vijftig mijlen
in ééns af, en volbrengen die in eenen bepaalden tijd met dezelfde men-
schen. Des avonds , en vooral met slecht weder in de bergachtige streken ,
hebben die menschen eene zure kostwinning, daar de wegen steenachtig
en ongelijk zijn, en zij geheel in het donkere voort moeten. Waanneer
de regen hun belet , om de fakkels of de papieren lantarens aan te
houden, besteden zij soms den driedubbelen tijd, en dit zoude ie-
mand dikwerf doen besluiten , om op zijne voeten de nachtherberg op
te zoeken.
De gegoede ingezetenen maken gebruik van uurwerken, waarvan het
zamenstel wel naar de Europesche gevolgd zal zijn, maar welke eene andere
tijdsverdeeling hebben, die niettemin naar de middagzon wordt geregeld.
(I) Eene Japansclie mijl te land mag veilig op een uur gaans gerekend worden.
56
BIJDRAGE TOT D ü KENNIS
b
Zij verdeelen den dag in twaalf uren , w dke eigenlijk de namen voeren
der hemels teekenen , maar in de telling ee le vreemde aanwijzing hebben.
Zoo w'ordt, als het middag is, en wij h( I twaalf ure rekenen, bij hen
negen geteld; te één ure, half negen; te twee ure, acht; te drie ure,
half acht; te vier ure, zeven, enz., totdat, wan leer het middernacht is,
en wij weder twaalf ure tellen, terwijl het in die afdaling bij hen drie
ure moest worden, zij weder met negen beginnen. Wat hiervan de
reden zij, weet ik niet; Avant de Japanners, die het mij hebben willen
verklaren, schenen hiervan de oorzaak te gebrekkig te kennen, om er
den waren oorsprong van te kunnen opgeven. Hoe zonderling deze wijze
van telling ook wezen moge, zoude het geene onre jelmatigheid in de tijds-
verdeeling te weeg brengen; maar er komt iets anders bij, hetgeen hiertoe
aanleiding geeft, namelijk: dat men op Iret oogenblik van w/ine-opgang
altoos zes uren telt, en insgelijks zes uren bij zonne- ondergang , zoodat de
uren van den dag en nacht, naar gelang de.; saizoenen, vrij wat van
'P
elkander verschillen; hetgeen te gemoet wordt gekomen , door den slinger
van het uurwerk te verlengen of te verkorten. Met zonne-opgang, op den
middag en bij zonne-ondergang hoort men in de tempels door eene zAvare
klok den tijd aankondigen, en bij tusschenpoozen de volle uren slaan,
betgeen voor de ingezetenen voldoende is om den dag te verdeelen, en
den ambachtsman te waarschuwen , dat het tijd is om aan het werk te
gaan, of daarvan te rusten, ten einde ongestoord die uren vreedzaam met
zijne familie en vrienden door te brengen.
Alvorens in eenige verdere bijzonderheden te treden , ga ik nu over ^
om eene dwaling aangaande dat Land te bestrijden, welke ik reden heb
om te denken, dat vrij algemeen is aangenomen.
Men stelt zich namelijk gcAVOonlijk voor, dat de Japanners onder een
volstrekt Despotismus leven, en bij gevolg Aveinig geluk en tevredenheid ge-
nieten. In hunnen omgang heb ik echter juist het tegendeel ondervonden.
VAN EET JAPANSCHE RIJK.
57
liet Despotismus bestaat hier rlechts in naam, en niet in de daad. Elk
een is aan strikte wetten gel onden, kent dezelve, en weet, hoe ver
hij gaan kan. Niemand, hoe A^^rheven in stand of rang, kan door eenige
willekeurige handelwijs den o°idergeschikte eenige vrees of neiging tot
kuiperij aanjagen. Ik Vil echter niet zeggen, dat de Japansche wetten
onvoorwaardelijk volmaakt zijn; zulk eene volmaaktheid toch is onbestaan-
baar met de dwalingen en de gebreken der menschen, want waar voorregten
worden verleend , heerscht ook onregtvaardigheid , en dus zal het in Japan wel
even als in alle andere Landen gelegen zijn, al ware het zelfs, dat ieder
dacht naar pligt en geweten te hebben gehandeld. Boven de wet is in
Japan niemand verhevjn, en alle de genoemde inrigtingen strekken, om
eene veiligheid voor personen en eigendommen te weeg te brengen, welke
moeijelijk in, Europa in dien hoogen graad is aan te treffen; al ware het
ook niet anders dan uit hoofde van het lot des oorlogs, waaraan toch de
Europesche Staten zonder uitsluiting zoo aanhoudend zijn blootgesteld. De
Japanner, die zijnen pli?^ betracht, is volkomen vrij en onafhankelijk.
Slavernij is een onbekend woord , en zelfs worden er geene leendiensten
zonder belooning gevorderd, De nijvere ambachtsman staat in hooge ach-
ting; de mindere klassen hebhen weinig behoeften; terwijl het gezegend
klimaat en de vruchtbare grond eenen overvloed van voortbrengselen op-
leveren, die voor eene dubbele bevolking voldoende zouden kunnen wezen.
Armoede tot broodsgebrek is in Japan onbekend, en de beleefde en
zachte omgang van den meerdere met den mindere boezemt algemeene
tevredenheid en vertrouwen in. Elk gevoelt zich in zijnen stand gelukkig:
de knecht zoekt zich niet te verheffen boven zijnen meester ; de jeugd
tracht van zijne vluggere vermogens geen misbruik te maken, om den
ouderdom het gezag te ontwringen. Ik onderwerp met bescheidenheid
deze uitweiding aan een iegelijk, en vraag: of men zeggen kan, dat er ineen
Land despotismus heerscht, waar de wetten, en die slechts alléén, regeren;
8
58
BIJDRAGE TOT D i KENNIS
waar elk voor de wet volkomen gelijk isj vaar alles strekt, om personen
en eigendommen te beschermen ; waar d ; meerderen de minderen niet
met trotschheid, maar met zachtmoedigheu behandelen; en eindeli]’k neem
ik de vrijheid te vragen , of de hooggeroe' ide verlichting onzer dagen tot
nog toe in staat is geweest, om diezelfde heil'ijke uitkomsten en voor-
deelen wel aan éénen éénigen der Europesche Skaten , in gelijke mate als
in Japan, te verzekeren?
In Japan is juist de staat der aanzienlijken , vooral der hooge ambtenaren,
diegene, welke mij het minst verkieslijk voorkomt, omdat deze aanhoudend
aan eene slaafsche dienst verbonden zijn, en het leven met het waarnemen
van ijdele ceremoniën doorbrengen. Van daar dan “ook het groote verschil
\ in uiterlijke gedaante en karakter van den hoogmoedigen staatsdienaar , die
eene gemaakte houding aanneemt en terughoudend in den c-^gang is, en
den burgerman, die, sterk van ligchaam, frisch ontloken, zich lustig aan
den arbeid begeeft, en de vruchten daarvan in den schoot zijns gezins
gulhartig met hetzelve deelt. Van de trotsch\feid der Japanners hebben
wij reeds genoeg gezegd , om dit als een’ hooldtrek in hun karakter te
doen kennen; buiten hunne eigene natie geene andere kennende, met
welke zij zich kunnen vergelijken, en op iedere bladzijde hunner oude
Geschiedenis den roem hunner wapenen ziende schitteren, verheelden zij
zich het dapperste volk der wereld te zijn. Het is moeljelijk, de ware
inborst van eene natie te schetsen, die, in haren omgang met ons, zoo
terughoudend is, en zelfs zich gedwongen ziet, om zich van de ongunstigste
zijde te doen beoordeelen; want de tolken, de éénigen, aan wie wij ons
kunnen aoen verstaan, zijn ambtshalve verpligt, om eene huichelende rol
te spelen, ten einde al hetgeen wij verlangen naar de Japansche Wet, inwilli-
gend of afkeurend, te plooijen; doch dit meen ik van hun gedrag en hunne
verhalen met mijne ondervinding te kunnen overeenbrengen, dat zij, van
de goede zijde beschouwd, werkzaam, eerlijk, billijk, standvastig, getrouw,
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
59
geduldig, beraden, hulpvaardig en niet geldzuchtig zijn. Hunne ondeugden
zoude ik achten te bestaan in geheimzinnigheid en achterhoudendheid in
den omgang, haatdragendheid ei wraakzuchtigheid , koel in wederwaardig-
heden, wellustigheid en hijgelo ivigheid, echter zonder geestdrijverij. Met
een lagchend gelaat, som-ï met oenen enkelen rimpel van wrevel, wordt de
grootste twist behandeld, terwijl hij wel, zoo veel hem mogelijk is, de wraak
smoort, doch nietvóörderzelyer voldoende bevrediging verdooft. Zij zijn matig
in spijs en drank, hoogst zindelijk en naauwkeurig , bedaard in alle verrigtingen,
en beginnen niets , zonder het doelen de gevolgen te hebben overwogen. De
mannen zijn tamelijk groot van gestalte, zeer wel gemaakt en sterk; de
vrouwen daarentegen J'lein; zij bederven hare gestalte en houding, door
het sterk binden van nreede gordels om de heupen, hetgeen den groei
belemmert, e^ aan de voeten eene binnenwaartsche houding geeft, zoodat
de gang Van eene Japansche vrouw niet zeer bevallig is. In de jeugd
zien zij er zeer goed uit, met frissche gezonde kleuren, roode wangen en
een blank gelaat, somtijds' iVel met eene bruine tint, gelijk dit ook in het
Zuiden van Europa ondei de vrouwen zeer verschillend plaats grijpt. Maar
de visschers en ambachtslieden, die zich veel aan de lucht blootstellen, en
vooral die , welke de stranden bewonen , zijn somtijds zóó bruin, dat men schier
niet gelooven zoude, dat zij met de overigen tot dezelfde natie behoorden.
In het algemeen hebben de Japanners een breed voorhoofd en lang gezigt ,
eenen eenigzins platten neus en kleinen mond , schoone tanden en 'zwart haar ,
waarvan beide seksen veel werk maken. De oogen van den Japanner heb-
ben iets eigenaardigs, hetgeen hem bijzonder van alle volkeren onderscheidt,
namelijk, dat de ooghoeken niet in eene horizontale lijn staan, uaar elk
oog op zich zelf eene schuinsche rigting vertoont, en de binnenhoek van
hetzelve veel lager staat dan de buitenhoek. Het zijn evenwel niet de
oogappels of de oogholten, welke schuins in het hoofd zitten; maar welligt
kan deze trek veroorzaakt zijn door het sterk aanhalen en binden van het haar ,
8 ^
60
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
langs beide zijden, naar het aehterhoofd; hetwelk, indien dit slechts bij een
enkel geslacht plaats Tond , wel geen’ alg nneenen karakteristieken trek
zoude geven, maar dat, nu het, door langt urigen tijd, zoo algemeen door
beide seksen aangenomen en in gebruik g raakt is, zeer wel dien vorm
aan de oogen kan gegeven hebben.
Van alle verderfelijke ziekten, welke in Europa. heerschen, is ook Japan
niet vrij , hoezeer eenige kwalen vóór den omgang met vreemdelingen
onbekend waren; en daar de geneeskunde bij hen nog niet tot eenen
hoogen trap is geklommen, is het daaraan toe te schrijven, dat er vooral in
de jeugd vele kinderen bezwijken. De Yaccine is in Japan nog niet
ingevoerd, en alleen bekend uit eenige proeven, Cf(ior den geneesheer bij
1 de Nederlandsche Factorij in de laatste jaren aangewend, waarmede de
Japansche doctoren veel ophef hadden, doch zonder gevolgen ,'^ijn geweest,
omdat de pokken niet genoegzaam gevat hadden. Het schijnt uit herhaalde
proeven overtuigend gebleken te zijn, dat de koepokstof, welke men op
Java verkrijgt, niet van genoegzame kracht is\fj en er zoude dus van de
zijde van het Japansche Gouvernement eene aanvrage of althans eene toe-
lating moeten geschieden, om drie of vier kleine kinderen over te voeren,
van welke de stof gedurende de reis van de eene op de andere werd
overgebragt, om dit heilzame middel op Japan te kunnen voortplanten,
hetwelk, wegens de vooringenomenheid der inwoners tegen alle vreemde
instellingen , nog niet zoo spoedig in het werk gesteld zal worden. De
inenting met de natuurlijke pokken, daarentegen, dagteekent zich van oude
tijden , en zullen zij waarschijnlijk van de Portugezen geleerd hebben. Dit
geschiedt met gedroogde pokstof, die door een buisje of pennetje in de
neusgaten wordt geblazen. Het getal slagtoffers, die op alle leeftijden door
de kinderziekte worden weggerukt, is allerontzettendst ; doch wanneer
men de gevaren der pokken of mazelen en dergelijke ziekte is te boven
gekomen, bereiken de Japanners eenen zeer hoogen ouderdom, en wordt
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
61
een leeftijd van zestig jaren als zeer gemiddeld gerekend. De gele en schar-
laken koortsen , en andere c pidemische kwalen , welke in de warme
Landen woeden , zijn in Japan even zeldzaam als in alle andere gematigde
luchtstreken.
Het is voor den goeden smaak stuitend, wanneer men ziet, hoe een
meisje, hetwelk zich in den jeugdigen leeftijd van zestien tot twintig jaren
in den echt begeeft , en dikwijls zeer schoon is, nu eensklaps zich van
vele natuurlijke bevalligheden berooft; hare ivoorwitte tanden worden
zwart gemaakt, de wenkbraauwen afgeschoren , de lippen geverwd , en
haar blos wit geblanket; Avant dit zijn alle vereischten van den kuischen
stand, dien zij in de ij^aatschappij gaat bekleeden. Voeg hierbij het nadeel
der warme baden , diê de Japansche vrouwen in alle saizoenen genoegzaam
dagelijks gehpwiken, en men begrijpt, dat zij op haar vijfentwintigste jaar
reeds het voorkomen van tien jaren ouder hebben.
De Japansche vrouwen zijn trouwe echtgenooten en teedere moeders;
zij vinden in die gevoelens' % in het volbrengen van hare huisselijke pligten
al haar geluk en genoegen; doch deze deugden worden niet altoos door hare
echtgenooten met gelijke teederheid beantwoord, die, zoo als ik reeds
vroeger heb gemeld, tijd en gewin dikwijls in ongeoorloofde gezelschappen
verspillen, waaraan de bijwijverij ook niet weinig toebrengt. Dit is m
Japan een geoorloofd kwaad, en moet veel stoornis in het huisselijk geluk
te weeg brengen. Doch het is eene parel in het karakter der Ja-
pansche vrouwen, dat, ondanks alle aanleiding en gelegenheid, welke
het gedrag der mannen geeft, om zich insgelijks aan verleiding bloot te
stellen, de ontromv der vrouwen in Japan als zonder voorbeeld wordt
gerekend.
Onder de aanzienlijke standen hebben de verlovingen reeds op eenen
jeugdigen leeftijd plaats; Avant staatkunde of andere belangen gcAcn aan-
leiding, om wederzijdsche familiën door den huwelijksband te verbinden,
62
. BIJDRAGE TOT DE KENNIS
zoodat de peisoonlijke genegenheid dikwijls als zeer toevallig mag gerekend
worden. Hieruit kan ook wel de wet, cie het nemen van bijvrouwen
toelaat, ontstaan zijn. Het getal dier bijvrouwen is, zoo ver ik weet, niet
bepaald, doch gaat zelden dat van twee te uoven. Een Japanner van eenig
vermogen maakt van die gezelligheid gebruik, al )vare het ook slechts om
zekere weelde aan zijne huishouding bij te zeK.en, en dit kwaad is op
deze wijze ook van minder ongelukkige gevolgen voor de huisvrouw , gelijk
ik zelf meermalen ooggetuige geweest ben van de beste verstandhouding,
welke er tusschen deze Dames heerschte, die met elkander eenen zuster-
lijken omgang hielden. Zoo draagt de man ook altijd zorg, dat zijne huis-
vrouw worde geëerbiedigd en de bijvrouw haar\jiten dienste sta; ook
vermijdt hij, om zijne gemalin openlijke reden tot jaloezij te geven; maar
wanneer beide te gelijk zich in eenen gezegenden toestand bevinden, en er
twee of meer soorten van kinderen rondhuppelen , zitten zij daarom toch te
gelijk aan, en dit brengt geene tweedragt in het huisgezin te weeg. Dat er
bij het kiezen van zulke bijvrouwen wel op ha^f bevalligheid gelet wordt ,
is niet te verwonderen; doch indien zij geene verdere goede eigenschappen
had , bij voorbeeld om het huishouden te kunnen besturen , de gasten op te
wachten, en dienstbaar aan het huisgezin te kunnen zijn, zoude zij weldra
verhuizen, of te veel verwijten moeten aanhooren, om zich op den duur in
dien staat te kunnen schikken; terwijl zij, in geval van eensgezindheid,
eindelijk als een lid der familie wordt beschouwd, en daaraan voor altoos
verbonden blijft. De bijvrouwen scheren zich de wenkbraauwen niet ; doch
het zwart maken der tanden is bij alle vrouwen of meisjes, die den
ouderdom van achttien jaren bereikt hebben, aangenomen.
Wanneer een huwelijk niet met kinderen wordt gezegend, vindt er al
ligt eene scheiding plaats , en in dit geval is de vrouw zeer beklagenswaar-
dig, daar zij, zonder goedwilligen onderstand, geen regt tegen haren man
kan doen gelden, gelijk ook in alle andere regtszaken of openlijke stukken dc
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
63
vrouw nimmer als persoon wordt aangemerkt, en haar getuigenis geen afdoend
besluit kan doen nemen ; zij ha igt dus , in welken stand der Maatschappij
ook geplaatst, van den bijstand harer betrekkingen of goede vrienden af;
maar de wijze instellingen hej ben zoodanig voor haar gezorgd, dat zij
immer eene bescherming » geniet , verklarende dezelve hare naaste betrek-
king verpligt, om haar e ondersteunen; terwijl zij bovendien te ijverig en
te handig is , om in dat gezegende Land ook niet op zich zelve te kunnen
bestaan.
liet is niet twijfelachtig, of de volkstelling van het Japansche Rijk kan
met alle juistheid plaats vinden, en de wet brengt mede, dat jaarlijks hiervan
aan de Regering versla : wordt gedaan, waarvan de uitkomst, evenmin als
van alle overslagen, aan het volk wordt medegedeeld. De algemeene
berigten ecl^ komen hierop neder, dat de bevolking van het gansche
Rijk met de bezittingen op Jesso, Corea en Lieoukieou uit niet minder dan
vier en dertig millioenen zielen bestaat , hetwelk door sommigen ook wel
op veertig millioenen word , begroot. Het is daarbij zeer vreemd, dat de
leertouwers of vilders, om de verachtelijkheid van hunne broodwinning, zoo
als ik hiervoren reeds heb aangemerkt, in die volkstelling niet mede wor-
den gerekend, ofschoon hun getal wel op een half millioen menschen kan
geschat worden. Ook is het bekend , dat het getal der vrouwelijke kunne
grooter is, dan dat van het andere geslacht, hetgeen, volgens de Japansche
Staatkunde, alleen genoegzaam reden geeft, om de bijwijverij toe te laten.
Hierbij komt ook nog in aanmerking, dat al de Priesters van de Budsdo-
sekte, waarvan het getal, met h.itmo dienaars er bij gerekend, vrij aan-
zienlijk is, zich niet in den huwelijken staat kunnen begeven.
Ik meen alle reden te hebben, om de vrouw in het maatschappelijk leven
van Japan op geenen minderen trap te stellen, dan in Europa plaats heelt.
Zij deelt welligt nog meerder het leed en den arbeid met den man dan
het genot , in evenredigheid van hetgeen eener Europesche vrouw te beurt
64
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
valt; en ik vlei mij gelegenheid te zullen vinden, om aUes, wat ik ten
aanzien van het karakter der beide sekse*i in deze algemeene inleiding
heb betoogd , bij afzonderlijke hoofddeelen jiader op te helderen.
I'
e
'V.
V
\
(/ 'ty^n’ 'iyay^</c ^^yré' yiycc'?zy papan ,
EN
E A A » E T E E I> H E I » .
j
Japan of Nipon, bij sommige oude schrijvers, onder anderen bij marco
POLO, ook wel Ztpavgri genaamd, wordt door de inboorlingen lYihon
geheeten. Het bestaat drie groote en eene menigte kleinere eilanden,
die eenen archipel uitmaken, welke zich uitstrekt van 30 tot 45 graden
Noorderbreedte, en van 146 tot 166 graden Oosterlengte van Greenwich.
De Zuidelijkste punt is de Provincie Sadsuma op het eiland Kisju, die
ongeveer vijf en twintig mijlen van de Kaap Nomo, bij de Baai van
Nagasakki, is gelegen. Deze Kaap is de beste landsverkenning voor de
Hollandsche schepen , . welke jaarlijks langs de Straat van Formosa der-
waarts stevenen. Het eiland Kisju strekt zich uit tot ruim 34 graden ,
en is op zijn best dertig Duitsche mijlen breed. Het daaraan grenzende
en grootste eiland heet Nipon , en laat tusschen beiden slechts eenen naau-
wen doortogt van twee of drie mijlen , die , even als de geheele Japansche
kust, door klippen en ondiepten zeer onveilig is, doch, gelijk men zegt,
voor groote schepen bevaarbaar zoude zijn. Het derde groote eiland heet
Saikokf, dat slechts half zoo groot is als het eerstgemelde, en in evenre-
9
66
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
digheid het minst bewoond wordt; hetzelve ligt als ingesloten tusschen het
eiland Kisju en eenen uithoek van het grootr eiland Nipon, en laat tus-
schen beiden eene Straat met vele eilanden ^ doorzaaid , welke zelfs voor
de Japansche loodsen een gevaarlijk vaarwater is, maar niettemin eene
menigte havens heeft, waarin de Japansche zeebeden, met alle vei-
ligheid, de zoo woedende orkanen en onstuimigel. Zuidzee kunnen ont-
wijken. Het eiland Nipon strekt zich in eene rating Noord-Oostwaarts
tot op 42 graden Noorderbreedte uit, en bevat in deszelfs grootste breed-
te niet meer dan eene uitgestrektheid van veertig Duitsche mijlen,
terwijl de uiterste punt onder de Provincie van Osju behoort, en niet
meer dan zes of zeven Duitsche mijlen van MatS'. ^ai of de Kust van
Jesso gelegen is, hetwelk de Noordelijkste bezitting^ van het Japansche
Rijk uitmaakt. Ofschoon ik met dit Land ten hoogste ingenr^,;<n ben, is
het boven mijne krachten, om dat gunstig tafereel te schilderen, hetwelk
dit aardsche paradijs en de schoone Natuur en Ugging van hetzelve zou-
den vereischen. Hoe gering die groep van eilandeil zich ook in de nabij-
heid der magtige naburige Rijken van China en Rusland vertoone, heeft nog
geen dezer Staten het durven wagen, om het bezit daarvan aan de bewoners
te betwisten, of eenige aanspraak te doen gelden, om in de rijke voortbreng-
selen der Natuur, waarmede deze grond zoo algemeen is gezegend, te
deelen. De bezittingen der Japanners strekken zich uit tot de Lieoukieou-
of Likweesche-eilanden, die, in de rigting van Formosa, naarde Zuidelijke
punt van Japan gelegen zijn; zoowel als tot het eiland Tsuzima, dat,
in de Straat van Corea , tegen die kust, en tot op eene breedte van 46
graden Noordwaarts, is gelegen, welke laatste bezittingen zijn, die onder
het Land van KvaJ^to en de Curilische eilanden behooren , waardoor de
Japansche eilanden aan alle kanten eenen voormuur hebben , die hen tegen
den eersten aanval hunner naburen zoude dekken.
Wanneer men de Japansche kusten nadert, vertoonen die over het
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
67
algemeen een zeer hoog land, en ofschoon er een aantal veilige havens
zijn, is helzeer gevaarlijk dezvlve aan te doen, omdat er, zelfs op tamelijke
diepten, en nog eenen geruircffin afstand van hel land, vele blinde klippen
liggen, waarvan men sommigen alleen met laag water zien kan; overigens
vindt men de baaijen over hel algemeen bedriegelijk, omdat zij zelden ver
landwaarts inloopcn enJ meestal zeer ondiep zijn. Ook de stroomen zijn
in de nabijheid dier mSnigvuldige Straten en Kapen zeer snel en hoogst
verleidelijk, en tot dus verre nog niet naauwkeurig dan alleen bij de
Japansche loodsen bekend. Behalve de zware iyphons of travaden, die in
de maanden Junij to^ Augustus in de Japansche en Chinesche zeeën uit
het Zuiden tot de W; sterstreek van het kompas woeden, met eene felheid,
schier op alle andere plaatsen onbekend, gelijk de Heer Krusenstern ook
in deze na’ ’^eid heeft ondervonden, is de dampkring in den wintertijd op
zee zoo heijig en met dampen beneveld, dat er dagen achtereen geene
waarnemingen met behulp van zon of maan genomen kunnen worden,
waardoor niet zelden de;flfapansche vaartuigen verloren gaan of op de na-
burige eilanden schipbreuk lijden. Het is eene stoutheid in dit vak, dat
zij met die zwakke middelen zulke gevaren trotseren, daar de Japansche
vaartuigen genoegzaam op alle punten, welke zij bevaren, in tijds eene
vrijkplaats zouden kunnen vinden tegen de woedende golven, die zich uit
de Chinesche , Japansche en Coreasche zeeën in den Oostelijken Oceaan
tegen hunne kusten komen verbrijzelen; doch de gehardheid der Japanners
tegen strenge koude en overgroote hitte schijnt hen die gevaren gering te
doen tellen , en stelt hen in dit opzigt gelijk met vele onzer Hollandsche
zeelieden, alsof het water hun element ware.
Het afwisselend klimaat van Japan geeft hun Land een voorregt boven
de naburige Aziatische Rijken; de juiste graad van gematigdheid is zoodanig,
dat het alle Europesche voortbrengselen oplevert. De planten uit de Indiën,
die eene gestadige warmte vereischen, zijn hieronder niet begrepen; maar
9 ^
68
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
voor het overige komen hier ook de meeste gewassen , welke tusschen de
Keerkringen te huis behooren, voort. De r verwisseling der jaargetijden
mag men stellen gelijktijdig met de onze in te'vallen; doch in eenen anderen
graad. De winter, welke in de laatste maand gerekend wordt te beginnen,
is ruw, koud en onstuimig; de sneeuw, die dikwijls valt, wordt echter
door de stralen der doorbrekende zon welras (fitdooid, gelijk ook de
ijskorst, welke des nachts de stille beekjes of rijstvelden bedekt, bij dag
weder smelt. Dit is echter niet het geval in het Noordelijk gedeelte van
Japan, waar de vorst zoo sterk is, dat geheele Karavanen over het ijs
trekken; terwijl deze hooge graad van koude schijnt toegeschreven te
moeten worden aan de nabijheid der groote ijsbergen' van Tartarijë, Avelke
door de sterke Noord-oostewinden op dat gedeelte van Japan over-
waait. Men kan rekenen, gedurende vier volle maanden, eirwr^s langer,
te moeten stoken, hoezeer dikwijls een afwisselende schoone dag een
voorjaarsfeest oplevert. Een aantal heesters en hoornen, welke hunne
bladen behouden, totdat het voorjaar dezelve ^et het jonge groen ver-
wisselt, leveren te midden der andere gewassen, die reeds in Februari]
beginnen uit te botten, steeds een groeizaam tafereel op. Men ziet
soms den Mékan of zuren oranjeappel aan de hoornen, terwijl dezelve met
sneeuw bedekt zijn; alsdan is de tarwe ook reeds ver gevorderd, en be-
looft tegen de maand Mei eenen goeden oogst. Wanneer men dan voor
den wind beschut is, en de zonnestralen geniet, zoude men zich eerder
verheelden in den zomer dan in den winter te zijn. De thermometer van
Fahrenheit teekent in het Zuidelijk gedeelte van dit Land, als te Nagasakki,
zelden minder dan 30 graden; doch de koude is in evenredigheid gevoeliger
dan in Europa, alwaar de bouworde en kleeding beter tot verwarming
zijn ingerigt, en men mag in dit opzigt Japan met Italië gelijk stellen,
welke Landen in het algemeen ten opzigte van lands- en luchtgesteldheid
veel overeenkomst hebben. Met het voorjaar is de ontluiking der Natuur
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
69
allerschoonst en vruchtbaar, en levert in de tuinen en plantsoenen, door
de menigte bolbloemen en vnichtboomen , meer bloemen dan groen op, en
vinden de Japanners een uitstekend genoegen in het telen van dubbele
bloemen, waardoor de vrucht verloren gaat; doch de kersen- en pruimboo-
meu vertoonen hierdoor, de schoonste schilderij , welke men met de oogen
zien kan; elke bloem is Irie- en vierdubbel, en de sterke voortplanting van
dergelijke heesters vorr^t langs de wegen zulk een schoon, doch vreemd
tafereel, dat men, zonder eigene overtuiging, zulks in eene schilderij voor-
gesteld ziende, hetzelve voor onbestaanbaar zoude houden. Het voorjaar
is van veel regen vergezeld, en de luchtsgesteldheid is matig tot de maand
Junij ; doch ongevee^ in het laatst van deze of het begin der daaraanvol-
gende maand, terwTfl eene sterke hette zich reeds doet gevoelen, komt de
zoogenaaro of regenraousson door, die meestal eene maand met de
hevigste slagregens aanhoudt, en de wolken op het aardrijk nederdrukt.
De vochtige , zware en benaauwde lucht is dan zoo broeijend en onverdra-
gelijk, dat alles naar veiddeming hijgt, terwijl de zonnestralen, zoo die al
doorbreken, eene hette medebrengen, Avelke nieuwe en benaauwde dampen
verwekt. Hoe nuttig deze besproeijing ook voor het aardrijk wezen moge,
wordt de wensch van velen vervuld, wanneer dit tijdperk A'oorbij is; hetzelve
wordt gevolgd door eenen hee ten zomer, die, door één gerekend, op den ther-
mometer van Fahrenheit tusschen de 75 tot 100 graden teekent. Zelden is
de warmte des nachts minder dan 8o graden, zonder dat er eenige wind
of verkoeling aan de lucht is; de dagen, Avelke veel warmer, gewoonlijk
92 a 94 graden, zijn, worden door een Zuider bries eenigzins afgekoeld;
doch zoo men buiten de gelegenheid is, om dat voorregt te genieten,
overtreft de hette zelfs verre de temperatuur van Java. De eenAmudige
reden, dat de zon gedurende deze maanden langer aan den hemel is, dan
op lagere breedten, en aan het aardrijk geen tijd tot verkoeling AAordt
gelaten, zal wel de ware oorzaak zijn van dien hoogen graad van warmte,
70
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
die het leven voor menschen en vee schier onmogelijk zoude maken, wanneer
dezelve van langeren duur ware , of zoo de dampkring, even als in de verzengde
luchtstreken, met kwade dampen was besmrt. De herfst is wel het aan-
genaamste en bekoorlijkste saizoen; de heldere en drooge Incht geeft fris-
sche nachten en eene verkwikkende warmte , en lokt elk een tot reizen en
vermaken uit; vele feestvieringen worden ook tot idat saizoen verschoven,
hetgeen, alles te zamen genomen, de wegen en .binnenwateren op aller-
hande wijze verlevendigt.
Het is uit de strekking, die de Japansche eilanden op de kaart hebben,
niet onduidelijk op te maken, dat dit bergachtige land eene keten uitmaakt,
en met de Cm^ilische eilanden, Kamtschatka en het^aste land van Noord-
Amerika verbonden is geweest , en het is mij steeds voorgekomen , dat zij
voor hunne gemeenschap in het Noordelijk gedeelte de meeSP^;^orzorg in
acht nemen, en er als het ware meer bezorgd voor zijn, dan voor eenen
inval van de zijde hunner andere naburen , de Tartaren , Chinezen , of
Indianen.
Het geheele Land is bergachtig en telt vijf vulkanen, waarvan ik slechts
de Woensen in de Provincie van Simabara , een paar dagreizen van Na-
gasakki, gezien heb. Er gaat geen jaar voorbij, waarin niet door uitbar-
stingen en aardbevingen zeer groote verwoestingen en overstroomingen
worden aangerigt, die somtijds zoo lang aanhouden, dat de inwoners er het
Land om verlaten, of dagen achtereen, uit vrees voor de aardbevingen,
hunne huizen ontvlugten , en zich in de opene lucht eene hut of een afdak
bouwen, gelijk dit in den jare 1784 op Decima het geval was, toen de
nabijgelegene berg van Simabara zoo aanhoudend braakte , en daarna door
zware aardbevingen werd gevolgd , dat de Hollanders op Decima , gedurende
eenige dagen, zich op gemelde wijze in de opene lucht ophielden. Ik heb
meermalen aardbevingen bijgewoond , welke zóó sterk waren , dat zij spie-
gels en schilderijen in beweging bragten, en wel vijf tot tien seconden aan-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
71
hielden, hetgeen wel tot vijf- è zesmaal daags, doch in een’ veel minde-
ren graad, herhaald werd; ?elfs werd het op onze schepen, die met dit
stille weder zonder de minste 'beweging in de Baai lagen, gevoeld, hetwelk
toe te schrijven was aan eenen ruk, dien het anker door de trilling van
den grond hekwam , we%e natuurlijk aan het schip werd medegedeeld. Het
gevoel van eene aardhe ing maakt voor het eerst eenen zeer onaangenamen
indruk, en jaagt den ïmenschen eenen zwaren schrik aan, waardoor het
niet geheel ongelijk is aan de werking van eenen electrieken schok. Zel-
den gevoelt men aardbevingen dan bij zeer stil weder ; men zoude bijna
zeggen , dat de Natuur "'voor die oogenblikken stil stond , om dit verschijn-
sel nog ontzaggelijke?^ te maken.
De bergen bevatten eenen rijkdom van mineralen , niet alleen genoegzaam
voor de bf ' óif-' der talrijke bevolking , maar ook om daarvan jaarlijks eene
aanzie’ ’’ik hoeveelheid tot den uitvoer aan den Nederlandschen en Chinee-
schen handel te kunnen toestaan, en nog daarenboven den waarborg van
een aantal mijnen, die v'ïet aangeroerd mogen worden, te behouden. De
rijkste goudmijnen zijn in de Provincie Nagata tegenover het eiland Sado ,
en in de Provincie Suringa , beide op het groote eiland Nipon , gelegen ,
hoewel het eiland Sado zelf, benevens de Provincie Sadsuma en meer
andere, ook goud opleveren (1). Er wordt op den bodem van vele rivieren
ook stofgoud gevonden, en men zegt, dat die hoeveelheid zoo groot is,
dat, na een hoog getij, bij eene sterke afwatering, de boorden van de
• „
. D
(1) Dans la traduction d’un livre Japonnais, iaiitdïé FooJioua Siriak ^ Mr. klapboih,
il y a noté : qu’en Fan 647 de notre ère, on pre'senta de lor au Dairi, tiré de Hle
de Tsouzinia, entre Ie Japon et Ia Core'e, et en 749 on lui présenta de lor de Ia pi o
vince de Mouts , dans Ie Japon même.
II est LIen probable que c’est Ia proyince de Mouzatsi, au lieu de celle de Mouts,
laquelle est inconnue a Fauteur.
72
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
rivier Tenriugawa een schitterend verschiet opleveren; doch het gereede
middel niet kennende, om dit stofgoud te- wasschen en van het zand te
reinigen , wordt er weinig werk van genrnakt , als de kosten van hunne
Avijze van bearbeiding naauwelijks goed makende. Het zilver is minder
overA'loedig , en heeft, in evenredigheid van het goud, ook eene hoogere
waarde, welke men bij hen als één tot twaalf magJstellen; terAvijl het hier,
genoegzaam in dezelfde zwaarte genomen, voor^de waarde van één tot
zestien staat. In oude tijden was de uitvoer van dat metaal zoo buiten-
matig groot, dat dadraan ook veel de tegenwoordige schaarschheid wordt
toegeschreven , en in plaats dat wij vroeger wel hi' t meeste voordeel door
den uitvoer van zilver hadden, doen wij hun tegf«iAVOordig eene dienst,
door jaarlijks eene zekere hoeveelheid harde specie, 'iooral dukatons, aan
te voeren.
Het rood koper , (1) Akaganee genaamd , is zeer overvloedig , en in som-
mige mijnen met eene alliage van goud en zilver vermengd, dat echter
(1) Dans la traduction Fooliousiriak page 4. » Sous GnENsiiOTENO , 43® Bairi, au prin-
» tems de la première année du Nengo Wado, 708 de notre ère, on lui pre’senta du
» cuivre de la province de Moutsatsi ; ainsi la de'couverte du cuivre au Japon eut lieu
)) 1368 ans après sinmouteno ; quelques e'crivains assurent que ce me'tal y ait e'te connu
» auparavaut , mais ce cuivre venait de pays étrangers. Cette découverte est d’ailleurs
1 ) constate'e par Ie nom même du nengo, sous lequel elle fut faite, car Wado en Japo-
» uais et hothoung en Chinois signifient cuivre Japonais.”
Het is zeker, dat er vóór dit tijdperk reeds koperen munt in Japan geslagen is; de
munt van Wado tyinhay of Wado ho thoung is mij wel bekend, en heeft eene groote
waarde bij de Japanners, beschouwende zij dezelve als een behoedmiddel voor eenen
krijgsman , die eene dergelijke munt op den hoed draagt ; doch ik geloof, dat de
Japanners, de kennis hebbende om koperen munt te slaan, ook wel vroeger dit metaal
zelf uit hun Land getrokken zullen hebben.
VAN HET J A P A N SC H E R I J K.
73
de raffinadeurs er schoon weten uit te trekken, vóórdat het ons geleverd
wordt. Het vervoer der Ho’landers en Chinezen bedraagt jaarlijks nog
achttien a vier • en twintig duf :end pikels , of bijna anderhalf millioen Ne-
derlandsche ponden (kilogrammes) , en daarenboven is het verbruik in het
Land ontzettend , daar het in vele gevallen , als beslag voor poorten , brug-
i
gen en vaartuigen , alsmc de tot dekking van kostbare gebouwen, tot goten
en vele huishoudelijke 1'ehoeften, gebruikt wordt, waarvoor wij ijzer en
lood zouden bezigen.
Het geel koper is veel minder overvloedig, en wordt alleen tot fijne
gereedschappen gebezig l; terwijl er nog eene soort van witachtig koper
voorkomt , dat uit ka ler , zilver en bismuth bestaat , doch weinig gevon-
den wordt, en om "^szelfs harde zelfstandigheid niet dan met vermenging
van andere '^^cflen door hen te verwerken is.
Het ijzer is niet overvloedig en is in evenredigheid zeer duur , maar
schijnt genoegzaam voor de ^jehoefte ; daarentegen leveren de mijnen en
groeven het heerlijkste st-'*?l , en voorts eenig tin , lood , zwavel , steenko-
len , marmer en hardsteen. Dit laatste vooral is zeer overvloedig , hetgeen
eene groote vervulling voor de bouwkunst oplevert. Ook vindt men de
zeldzaamste versteeningen , overvloed van kristallen , agaat, jaspis, e-ornalijn
en andere edelgesteenten , waarop de Japanners geen’ prijs stelien, omdat
de werktuigen , die er bij ons het sieraad en de waarde aan geven , hun
ontbreken en onbekend zijn. De kusten zijn zeer rijk in koraalgewas-
sen en vreemde schelpdieren, waaronder de paarlen in de zoogenaamde
hai no tamma of parelschelp , en de awabi , mede een schelpvisch , voor-
komen , die vooral in de Provincie Omura nog al m jnigvuldig zijn , maar
met zeer vele moeite en kosten worden opgedoken.
De amhre gris wordt kjbezira no kfoesa , of uitwerpsel van den wal-
visch , genoemd , en dikwijls in groote hoeveelheid aan de kusten gevonden.
De beste qualiteit is grijs en droog , de mindere geel of bruin en zalfach-
10
74
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
tig. In Japan gebruikt men dezelve als geneesmiddel, terwijl zij naar
Indiën vervoerd wordt , om tot eene zelfstandigheid te dienen voor de kostbare
oliëteiten, die, daarmede vermengd en tot Irtdlen gemaakt , als een reukwerk,
door de vrouwen in gouden bollen aan den zakdoek worden gedragen.
De rotsachtige kusten vertoonen aan den oever van onpeilbare zeeën
de Natuur in eene ontzagverwekkende hóudii g , terwijl het afhellen-
de strand de golven breekt en een verschiet 1 ' van talrijke eilanden en
zandplaten oplevert, die voor de menigvuldige visschersdorpen , welke
het strand bezoomen , een onbekommerd bestaan door de rijke voortbreng-
selen dier kusten opleveren.
De inwendige gesteldheid des Lands levert ec*! heerlijk tafereel van
vruchtbaarheid en welvaart op. Indien de bergen >'’et alle even vrucht-
baar zijn, spaart de ijverige landbouwer geene moeite, Oi-’'’die zelfs tot
.aan de kruin tot de heerlijkste akkers van allerhande voortbrengselen te
bebouwen , en , even als in de bergachtige streken van Duitschland , am-
phitheatersgewijze af te platten, terwijl zij, dotr het maken van dijkjes of
walletjes, aan de zware overstroomingen van het bergwater eenen bepaalden
loop trachten te geven , en op de rijstvelden te vereenigen of af te doen
loopen ' naarmate h?t gewas zulks vordert.
Een der schoonste bergen is de vermaarde Foesi Jamma, die sinds ruim
honderd jaren heeft opgehouden vuur te braken en tusschen de elf en twaalf
duizend Parijsche v eten hoog is. In eene zachte helling verliest zich die
colossus in het schoonste landschap , dat men zich kan voorstellen. Tot
de maand Junij is de top nog altijd met sneeuw bedekt, en de maand
Augustus is de éénige tijd, dat men denzelven beklimt, om, ten gevolge
eener gelofte, in bedevaart de góden, die op den top in steenen cellen
geplaatst zijn, te aanbidden. Als ooggetuige kan ik zeer goed begrijpen,
dat de Japanners zich nooit van het schoone en vruchtbare van dien
berg en deszelfs omstreken kunnen verzadigen, gelijk de menigvuldige
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
75
teekeningen en allerhande afgietsels bewijzen, waarin die vorm voorkomt,
en de romans en gedichten, waarin die berg beschreven en bezongen wordt.
Ee menigvuldige hooge bergen , vormen vischrijke rivieren , meren en binnen-
wateren, ook warme en koude bronnen, welke, behalve het schoone en aan-
gename , hetwelk zij aanbieden , de inwendige gemeenschap zeer bevorderen.
De wegen zijn niet overal ;ven goed; want in het gebergte is het hoogst moei-
jelijk, de waterstrooming m af te keeren, vooral in omstreken, die weinig
bewoond en door zware oosschen bijna ontoegankelijk zijn, gelijk bij voor-
beeld in het Facconische gebergte, alwaar het terrein zoodanig woest en
met heuvels in het gel 3rgte zelf is bezaaid , dat men, ook met Europe-
sche middelen, werk .oude hebben, om eenen goed gebaanden weg te
behouden. In de^ d^^trikten van eene meer cffene oppervlakte zijn de
wegen breed goed onderhouden, en vertoonen de akkers en boeren-
erven eene groote regelmatigheid in derzelver afscheidingen met tusschen-
wegen, overeenkomstig de Japansche orde en policie. De meeste rivieren
zoeken eene uitwatering naè f den zeekant , en daar het land niet zeer breed
is, vormen de steile bergen verscheidene zeer snelle stroomen , die zich
dikwijls in één bed vereenigen. De meeste rivieren zijn vrij ondiep en
niet dan met platbodemde vaartuigen te bevaren, gelijk de Tenrtu Gawa,
de Joda Gawa enz.; doch de stroom van de Oyu Gawa is zoo snel, dat
zich geen vaartuig daarop wagen durft. Het bed van deze rivier is wel
een vierde Duitsche mijl breed, en bevat daarin twee a drie stroomen,
die zelden zoo hoog rijzen, dat zij zich vereenigen. Wanneer het watei
daarin hooger is dan vijf voet , is alle gemeenschap afgebroken ; doch anders
wordt alles overgedragen op berries en op de schouders der oeverbewo-
ners , die van hunne jeugd tot deze zoo moeijelijke als gevaarlijke brood-
winning zijn opgeleid. De gehardheid van deze menschen gaat alle begiip
te boven , daar zij dit werk op eenen thermometer van dertig graden ,
zoowel als op eenen stand van zes en negentig a honderd graden , met
10 *
76
bijdrage tot de kennis
dezelfde vaardigheid verrigten; naarmate de stroom hoog of laag is, wordt
de betaling op een vast tarief gerekend. ^ Ieder drager wordt door één’
of twee zijner medgezellen ondersteund, (jm te verhoeden, dat de woe-
dende stroom hem niet wegslepe. Het is eene daadzaak, hoewel het
ongeloofelijk schijnt, dat elk, aan dit bedrijf niet gewoon, zich op den
ongelijken klipachtigcn bodem niet zoude kunnen staande houden, en,
al kwame het water slechts aan de knie, door den stroom zou worden
weggesleept, terwijl er bijna geen voorbeeld bes. iat, dat er eenig ongeluk
aan de doorwaders is overgekomen, hetgeen aai hunne bijzondere spier-
kracht is toe te schrijven; en hoe zeker men ook van dezen veiligen over-
togt is, kan ik niet ontkennen, dat het huive ige oogenblikken zijn,
wanneer het leven op die wijze aan de ligchaams>v -achten van menschen
is toe vertrouwd. - ‘
Ik vergroot geenszins de schoonheid der Japansche landschappen, wan-
neer ik die met Zwitserland en het gedeelte, dat ik van Italië heb ge-
zien, vergelijk; de heerlijke gezigten en vei^-assende meren, welke ik
aldaar aantrof, doch vooral het Lago Maggiore , bragten mij voor een
oogenblik geheel in Japan terug, en ik behoef al het fraaije en vrolijke;
dat de omliggende dorpen en kapellen, alsmede het vertier langs de
wegen betreft, niets te verkleinen, om het met Japan gelijk te stellen.
Integendeel, ik zoude bijna durven zeggen, dat een meer, als dat bij
en Oots , het laatste bij Miaco gelegen, nog schooner is dan het Lago Mag-
giore. Bij eenen zomerschen dag zweven op zulk een meer honderden van
zeiltjes, en het is als bezaaid met ontelbare speelvaartuigen , die ’s avonds
geïllumineerd zijn en met muzijk de wandelaars naar het strand lokken , om
zich in die uitspanning te verheugen. Japan is ook in evenredigheid meer
bevolkt en de' groote landwegen zijn zóó sterk bewoond , dat men schier
onmerkbaar van het eene dorp in het andere komt, die op kleine afstanden
door groote en kleine steden worden afgewisseld. In alle rigtingen vertoo-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
77
nen zich gehuchten en tempels; lieden van aanzien, die met hun gevolg
en in palankijns reizen; anderen, die, te paard gezeten, dikwijls in twee
manden, op de zijden van hetz' Jve hangende, hunne kinderen medevoeren ,
terwijl men de pelgrims , priesters en bedevaartgangers overal ontmoet. Het
gezang der koelies of dragers vervrolijkt de wegen onder het dragen van
hunnen last , en al die afwisseling en levendigheid maken het reizen in dit
Land zoo aangenaam , ah ergens elders mogelijk kan zijn. In geen Land zou
de muilezel van meer nu’ wezen dan in Japan; doch dat dier is ddar weinig
bekend. Van de stieren sn ossen maken zij daarentegen voor den landbouw
en tot het dragen van ? isten gebruik , doch trekken verder weinig nut van
deze dieren, welke vo gens de Japansche wet niet mogen gedood worden;
melk en boter gelp uiken zij evenmin , als beschouwende zulks als het
bloed van viervoetig dier, welk gebruik hen, volgens de SintoAcer ,
onrein zoude maken , om hunne tempels en Camis te bezoeken. De bos-
schen leveren veel wild op , als herten , wilde varkens , hazen , konijnen ,
faizanten, hoenders, enz. e allen geliefkoosde spijzen voor de Japansche
keuken. De landbewoners worden veel gekweld door vossen en door de
Yama Inoe of wilde honden ; behalve dat zij van het ongedierte , als rot-
ten , muizen en schadelijke insecten , veel te lijden hebben. Men vindt
ook op het eiland Saikokf beeren en springbokken of gemzen , waarvan
zij de huid, de beenderci en het hoorn zeer kunstig tot allerlei aardig-
heden bewerken.
Het is opmerkenswaardig, dat men zich op de meeste plaatsen tot een uit-
sluitend bedrijf bepaalt, of liever, dat zich op iedere plaats fabrijken bevin-
den, welke in een of ander ambacht of kunstwerk uitmunten. De Japanner,
die zich altoos het beste zoekt te verschaffen, geeft van zelvende voorkeui aan
deze fabrijken, en door de middelen, die in het werk gesteld moeten worden,
om zich over en weêr die goederen aan te schaffen, is er oone levendigheid in
den handel en in de ambachten, welke alle begrip te bove»v gaat. Zoo is.
78
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
bij voorbeeld, 31iaco beroemd wegens het lak en verguldwerk, Owari
voor zilverwerk, Foetjoc voor fijn mandenwerk, Faceonie voor draai- en
ingelegd werk, Mya en Kwane voor ijzer-y^aren, Minakfoets voor vlecht-
werk van bezemdraad, Osacca voor gemeener lakwerk en grooten rijst-
handel, en zoo zijn er honderde plaatsen te noemen. Ik heb ook inderdaad
ondervonden, dat werkelijk de roem van alle die bedrijven niet ingebeeld
is , maar dat de fabricaten van die plaatsen , we’ke gezegd worden in een
of ander vak uit te munten, ook werkelijk dien ‘ >em verdienen, door alle
fabricaten van gelijken aard in andere plaatsen te overtreffen.
Vóórdat wij overgaan tot eene schets van de cijiAbare Landen, welke met
het Keizerrijk Japan in betrekking staan, acht i>' het dienstig, mijnen
lezers de hoofdverdeeling van het Land te doen kenne'', of de zeven land-
streken of hoofdwegen, waaronder de 61 Provinciën of Jr:*'" doramen zijn
ingedeeld, gelijk zulks door Keizer siüsiun, die in het laatst der
6'^® eeuw regeerde, is vastgesteld.
Zij dragen de benaming van: Tookaydoo , %'^^ozandoo , Ilokrikfdoo , Sa-
niendoo , Savjoodoo, Nankaydoo en Saykaydoo.
Vooraf moet men weten, dat de vijf Kroonlanden of de vijf Provin-
ciën der keizerlijke inkomsten daaronder niet begrepen zijn, en, afge-
zonderd van de zeven landstreken, den naam dragen van:
Gokinay , hetgene beteekent de landschai pen in de nabijheid van
Midco (1), dat is, Jamasiro, Jamato , Idsoemi , Cawate en Setsoe.
De onderverdeelingen der genoemde zeven hoofdwegen zijn, als volgt.
1. Tookaydo (2), dat is het Oostelijk Schier-eiland , of de Provinciën
(1) Miaco destijds de hoofdzetel het gaiische Rijk zijnde, maakten derzelver om-
streken de Kroonlanden uit.
(2) Tookaydoo is de weg, dien wij, hij het maken der Hofreis, van Miaco naar Jedo
moeten nemen.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
79
Iga, Ise, Sima, Owari, 3Iicawa, Totomi, Soeroega, Kay , Moezasi ,
Awa , Katsoesa ■, SimowoezO/ , F i’^ate f Istoe en Sagami.
2. Toozandoo beteekent het Oostelijk vaste land of de landschappen
Oomi , Mino, Fida, Sinano, Kootsoeke , Simiotsoeke , Moetsoe en Dewa.
3. Hokrikfdoo, of de Noordelijke vaste landen Wakkasa, Jetsizin,
Kago, Noto, Jeetsju, Jeetsjigo en Sado.
4. Saniendoo, of het Noordelijk gedeelte benoorden Miaeo , bevat de
landschappen Tanha, Taigi , Tazima, Inaha, Ilooki, Istoemo, Iwa-
mi , Ogi.
5. Sanjoodoo, of de Aczuiden Miaco liggende Landen Harima, Blima-
soeka, JBizen, Bitjen, A ngo , Aki, Soewoo, Nagato.
6. Nankaydoo, of>*net Zuidelijk Schier-eiland , bevattende de Provinciën
Kiy > Awa, Ajo^tzi , Sanoeki, Jio , Tosa.
7. Saykaydgo, het Westelijk Schier-eiland, of de Provinciën Tsik-
foezing , Figo , Boedsen, Boev^o , Fizin, Oosoemi, Sadsuma, Tsikfoengo,
Fioego,. ^
Men rekent, behalve de opgenoemde zes en zestig Provinciën, ook die
nog van Iki en Tsoezima , welke te zamen het getal van acht en zestig,
uitmaken.
Daar ik menigmaal van zes en zeventig Provinciën heb gehoord, schijnt
het , dat later de (ro^o-eilanden , Firando , Ilatsisio , Matsoema en nog vier
andere gedeelten als landschappen zijn ingedeeld, waaromtrent ik niet in
staat ben eene naauwkeurige opheldering te geven.
Het Rijk van Corea, dat ten Noord-oosten van Japan een Schier-eiland
uitmaakt, grenst ten Noorden aan Mantchouoc-Tartarye en ten Westen
aan China. Het schijnt, dat reeds vroegtijdig de Chinezen aldaar eene
heerschappij hebben uilgeoefend, die tot hunne beschaving heeft medege-
werkt. In de belangrijke vertaling uit het Chineesch-Japansch van den
Heer- Klaproth, getiteld: „Sankokf tsou ran to sets, mi Apercu yénéral
80
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
(les trois Royawnes (1) , wordt er reeds twee eeuwen vóór Christus geboorte
van Koningen en Steden in Corea gemeld en zijn zij destijds welligt even
zoo zeer beschaafd geweest als de JapaAers. De roem der Japansche
wapenen heeft, gelijk hier boven gezegd is, reeds in het begin der derde
eeuw onzer jaartelling op de Coreërs gezegevierd , en hen te onder gebragt,
waarna de woelingen in Japan zelve aanleiding gegeven hebben, om van
het regt op Corea af te zien, totdat, in het laaOt der zestiende eeuw^ de
Keizer of Siogoen tatko sama op nieuw zijn ou'1 regt heeft doen gelden,
en een verdrag met hen sloot, ten gevolge waarva?' de Coreërs jaarlijks hunne
eerbewijzing aan het Japansche Hof moeten kometV^ verrigten , doorbet aan-
bieden van geschenken , die meestal in tijgervellen, . ^iezjien , oi Sum , stoïïen ,
paarden en ter jagt afgerigte valken bestaan. De Lai^ ^sheer van het eiland
Tsuzima, dat circa op 50 mijlen afstand tusschen de kusten- van Japan en
Corea is gelegen, heeft eene bezetting op Fousan, gelegen op de Oostkust
van Corea, en ontvangt ook, namens zijnen Siogoen, de gezanten, mo-
gende de Coreërs alleen bij gelegenheid van d3i komst tot den troon van
eenen nieuwen Keizer of Dynastie in Jedo verschijnen.
Corea, gelijk wij het nog voor een oogenblik zullen noemen, is in drie
gewesten verdeeld, met name Sjienza , Ihakfsay en Corea; thans draagt
het den naam van Tsiozen en is verdeeld in acht Provinciën, genaamd
KinJtidoo , Kaandoo, Bahaydoo , Tiksakdoo , Terradoo, Keksiakdoo, Baam-
doo, en Hamikiandoo , die weder onderverdeeld zijn in een en veertig Prins-
dommen , met drie en dertig steden van den derden rang. De hoofdstad ,
(1) De duidelijke en juiste vertaling van dit Werk geeft een volledig oveizigt vaii
Cor'éa, Ae LieouMcou-dAaxiAm. en Jesso , iets, dat wij tot dus verre zoo volledig hebben
ontbeerd j waarom ik gemeend heb, hetzelve, benevens de berigten, door mij omtrent
die Landen ingewonnen, ter rigtsnoer te moeten nemen bij deze schets der Landen ^
welke aan Japan cijnsbaar zijn.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
81
Ilantching geheeten, ligt in het midden van het Rijk, en is de woonplaats
van den Koning. i
Het is onbetwistbaar, dat d>: inboorlingen de wetenschappen van de
Chinezen hebben geleerd, en ook vroeger alleen hun beeldschrift {écriture
idéographique) gekend hebben; doch in het jaar 374 onzer jaartelling von-
den zij een alphabet uit, dat, even als in Japan, niet anders dan door min
gevorderden wordt gebruikt, en tot uitlegging dient naast het Chinesche
schrift , hetwelk uitsluitem tot weten‘'''happelijke geschriften wordt gebezigd.
De Coreeërs zijn op ve- re na met de Japanners in voortgang van weten-
schappen en beschaving (*iiet gelijk gebleven , hetgeen ten duidelijkste wordt
aangetoond door hunne voortbrengselen en door de Coreiische vaartuigen,
welke nu en dan op ok; Japansche kusten vervallen en alsdan in Nagasakhi
opgebragt wordi.iTi, De bouw dier vaartuigen, zoowel als het geheele toe-
stel van touw, ijzer en houtwerk, is zeer gebrekkig. Het scheepsvolk, dat
die vaartuigen voert , is ruw, onzindelijk, klein, doch sterk. Zij zijn gekleed
met eene wijde broek en ecu’ dergelijken overrok , die tot aan den hals is
toegeknoopt; voorts dragen zij groote lompe schoenen, of strooijen sandalen,
en een’ witten ronden hoed met eenen grooten rand op het hoofd. Eene
houten tabaksdoos , die in eenen lederen gordel hangt , en eene lange pijp in
de hand, maakt hun éénige sieraad uit. De klcederen zijn van grof linnen;
doch bij de voorname lieden van gebloemde zijde, terwijl deze de hoeden met
vederen versiei'd, en kralen op de kleêren geregen hebben. Zij dragen het
haar op het hoofd tot eenen knoop bijeengebonden, en lange baarden. Wij
hoorden hen dikwijls uren lang zingen, hetgene tot hunne godsdienstige
oefeningen behoort, vooral bij de nieuwe en volle maan en bij eenen helde-
ren hemel. Overigens moet in het Land zelf de .Swc^/ia-sekte de heerschende
zijn, en hunne tempels aan deze Godheid toegewijd wezen. Slechts ééns be-
vond zich op een dezer vaartuigen eene vrouw, die slechts eenen enkelen
keer door ons gezien is. Zij was even leelijk als de mannen, droeg eenen
11
82
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gekleurden rok en kabaai, benevens eenen strooijen hoed met vederen
versierd, terwijl zij zich met witte en oranjekleuren zwaar geblanket had.
Volgens de overlevering worden de Coreasi^e vrouwen , even als de Chine-
sche, opgesloten, en men denkt, dat in hun Land de vrouwen zich niet
dan gesluijerd op de straat mogen begeven.
Hoezeer Corea in natuurlijke voortbrengselen rijk is, schijnen de inboor-
lingen er weinig meer partij van te trekken, dan de nooddruft vereischt ,
en eene geringe kennis van de bewerking der netalen te hebben.
Corea levert veel goud , doch weinig ijzer op. De kleinigheden , die ons
ter sluik door de inwoners worden aangeboden, wt ren van weinig aanbelang ,
daar zij meestal armoedige visschers zijn, die «p de Japansche kusten
vervallen; dezelve bestonden in houten kommen, kOi:.ws, blaadjes, hechten,
doozen, meestal uit één stuk gesneden, en met tijgers, «^gels of andere
dieren gegraveerd. Terwijl hun vaartuig weder in orde wordt gemaakt,
vervaardigen zij stroomatten of muilen, en^ winnen met waterdragen, of
eenig ander zwaar werk ten dienste der Japani.grs, nog eenigen onderstand,
terwijl zij in een klein etablissement logeren , dat onder het opzigt van een’
afgevaardigde van den Landsheer van Tsxizima wordt bewaakt. Het is
eene groote vreugde, wanneer de tijd nadert, dat hun vaartuig in staat is
weder zee te kunnen kiezen , welk vertrek meestal op eene nieuwe of volle
maan plaats heeft, en door vele godsdienstoefeningen, als zingen, dansen
en offeren , wordt voorafgegaan.
De Lieoukieou-eildinAen zijn gelegen op den graad noorderbreedte , tus-
schen het eiland Formosa en het zuidelijk gedeelte van Japan, uitmakende een
klein Koningrijk, hetwelk hoofdzakelijk aan het Chinesche Rijk cijnsbaar is.
Tusschen dit Land en China wordt wederzijds groote handel gedreven, waardoor
deze eilanders in de gelegenheid zyn , om gestadig aan de Japansche markt met
hunne eigene produkten ook eenen voorraad van Chinesche goederen aan te
voeren. Deze handel wordt uitsluitend aan den Landsheer van Sadsuma toe-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
83
gelaten, en niet zonder jaloezij door de andere Landsheeren aangezien. De
Geschiedenis meldt , dat die vo^- st in vroegere tijden eene overwinning op
Lieoukteou zoude behaald hebbePi, waardoor hij het regt verkregen heeft,
om dit Land in cijnsbaarheid te behouden, gelijk hij er thans ook werkelijk
bezetting in heeft liggen. Men wil anders ook, dat, gelijk men de Pro-
vincie Sadsuma, om hare groote krijgsmagt en derzelver moed, eene hei-
melijke onderscheiding toekent, en geene strenge wetten durft voorschrij-
ven, men hem om dezclfd ' reden de aanmatiging op Lieoukieou niet betwist.
Het klimaat dezer eilan^in, als op lager breedte gelegen, is warmer, dan
dat van Japan. Het Lanf is zeer vruchtbaar, en brengt, behalve suiker , die
de Lieoukieouers naar J^ipan voeren, vele geneesmiddelen, porseleinen, lak
en snijwerken, zijdc^^offen , paarden, reukwerken, rooden inkt en andere
waren voort, die soms in Japan zeldzaam zijn , en deels uit hun eigen Land,
of met andere goederen uit China worden getrokken en vervolgens aldaar
■worden ingevoerd. Deze liedm komen meer met de Chinezen dan met de Ja-
panners overeen , en nemen /^an beide natiën aan , hetgeen hun goed dunkt. Zi j
hebben tempels van de Budsdo- en Awfo-sekten, om beide natiën te believen,
en er worden eeretitels door beide vorsten aan de Koninklijke familie van
Lieoukieou verleend. Alle de jonken van die eilanden komen onmiddellijk in
de Provincie Sadsuma aan; doch het gebeurt niet zelden, dat de bepaalde
jonken, welke met eenen Keizerlijken pas uit China op Japan varen, kwans-
Avijs ook eerst op de Sadsumasche kust vervallen , vdordat zij in de be-
stemde havens van Nagasakki komen, waarvan de sluikhandel in het
landschap Sadsuma wel het hoofdoogmerk zal wezen.
Het eiland Yeso is gelegen tusschen den en graad Noorder breed-
te , en grenst ten Zuiden zeer na aan de Provincie Osju van het groote eiland
Nipon , en ten Noorden aan het eiland Krafto, (oneigenlijk op vele kaarten
den naam van Saghaliên dragende,) en de Curilische eilanden. Hetzelve
behoorde vroeger aan de inboorlingen , die onder den naam van Aino s
* li
84
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
bekend zijn, waarvan het woord Teso de Chinesche vertaling is. liet
zuidelijk gedeelte, aan de Japansche zijde gelegen, werd in 1443 onzer
jaartelling door den Prins taicedo nobou rWo veroverd, Aviens nazaten in
1594 van den Siogoen voor dat Land den naam van Matsmaye ontvingen,
gelijk ook nog een gedeelte van dit eiland, omtrent zeventig mijlen lang, nog
heden ten dage dus genoemd wordt. Ook draagt de hoofdstad van Mats-
maye , hetwelk hij de inwoners Toto Teso geheeten wordt, dien naam , en de
Landsheer den titel A'an Blatsmaye idsoe no kam sama, die, evenals inde
andere Japansche Staten, het volle gezag uitoefent De Geschiedenis meldt,
dat de Japanners reeds veel vroeger eenig gezag & zekeren handel op Teso
hebben gehad , hetgeen wel met hunne belangen o ereenkomt , vermits dit
Land hun Aveinig kost, en A’^eel opbrengt, alsgoud, iij t, tabak, gedroogden
zalm , Avalvisch , timmerhout , gedroogde Tripang (1) , zeekat , caviar ,
(1) Tripang is een slljmdier , Aoioiftjma iwWosa, het > ook in den Indischen Archipel
wordt gevonden, en, gedroogd zijnde, op het eiland 'Celcbes aan de Chinezen wordt
verkocht. De Japanners noemen hetzelve Namako , en eten het zoowel versch als gedroogd.
Het heeft eene langwerpig ronde gedaante en eene ruwe, gespikkelde huidj het vleesch
is zeer lijmig, doch vóórdat het zich in den mond oplost, even als knarsbeen. Men
onderscheidt de tripangs of namako’s tot in vijftien verschillende soorten, naarmate zij
f van .-c;csch zijn. De beste soorten zijn met blinkende gouden spikkels, even als-
of de klippen , waarop zij zich onder water hechten , haar dat metaal mededeelden. De
tripang , welke op Teso gevangen wordt , is een monopolie van den Keizer , en levert zeer
groote inkomsten op. Men gewent de Yesoers reeds in hunne jeugd tot den gevaarlijken
en moeijelijkén arbeid , om dit voortbrengsel tot 30 voet onder water van de klippen
los te rukken ; alsdan tot eene harde zelfstandigheid gedroogd zijnde , even alsof men een
stuk ruw hout ziet, dat van 4 tot 6 duim lang is, kan hetzelve jaren lang goed blijven,
en strekt het tot eene lekkernij voor de Japansche keuken, daar het, bij de bereiding,
deszclfs vorigcn lijmachtigen en tevens aangenamen smaak terug krijgtj vooral met de
Japansche Sakki laat zich dat vreemde zeeprodukt zeer goed gebruiken.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
85
pelterijen, medicinale planten, enz. De inwoners onderbet gebied van
Matsmaye worden sterk tot den- landbouw aangemoedigd , en betalen eene
geringe schatting, terwijl de J^anners van hunne vlijt gebruik maken,
om het overtollige hunner winsten, in vergelijking der geringe behoeften,
met voorwerpen te ruilen, die, tot hunne geliefltoosde uitspanning van jagt
en visscherij behoorende, met groote voordeelen worden verhandeld.
De uitgestrektheid van het Japansche gebied op Teso is niet zoo groot als het
kleinste gedeelte der vijf hrovinciën, waarin Teso wordt afgedeeld, die door
een menschenras, dat geU noch behoeften kent, maar van de jagt en visch-
vangst leeft, bewoond women. Zij kleeden zich met de huiden van dieren , als
beeren, wolven, vossen , jrevers , enz. , welke met pijl en boog worden geschoten;
echter voorzien zich JÊ rijke Yesoërs van Chinesche en Japansche stoffa-
gie, die hun in ruiling met de inwoners van Krafto of Matsmaye ge-
worden; voorts schikken zij zich op met gouden of zilveren oorringen,
en andere versierselen van knoopen en kralen, en stellen veel prijs
op kleederen, welke met ^^^^oone kleuren zijn afgezet en geborduurd.
Zij hechten alleen eenig ontzag aan het regt door ouderdom verkregen, daar
hunne verschillen door de grijsaards worden beslist , doch zijn in zekere op-
zigten gelijk aan de dieren. De broeder leeft hier met zijne zuster , en elk
volgt er zijnen lust, zonder aan eenige wetten te zijn gebonden; zelfs
kan men zeggen , dat de wetten der Natuur bij eenigen dier schepsels on-
bekend zijn, als men bedenkt, dat, volgens de vertaling van den Heer
Klaproth uitbet Japansche Werk: Sankokf tsou ran toseis, een jonge beer
aan de borst eener zuigende vrouw wordt opgevoed, om daaivaninden win-
tertijd eenen lekkeren beet te genieten , en om de gal van dat dier te bezitten ,
die zij als een nuttig en heilzaam geneesmiddel beschouwen. In de voornaam-
ste gehuchten, welke zij bewonen, en die meestal aan de zeekust zijn gele-
gen, is een huis of gebouw, dat zij Oun Amyöheeten, alwaar de Japanners
tomen, om hunnen ruilhandel te drijven, voor welke vergunning de Amos
86
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
ook eene tax in huiden of gedroogden visch aan den Landsheer van Mats-
maye moeten opbrengen. Het Land is zeer berg- en rotsaehtig , zon-
der regelmatige wegen, en daardoor /oor eenen vreemdeling ontoe-
gankelijk. Een volk , aan zulk eene verharde leefwijze gewoon , moet
sterke ligchaamskrachten 'hebben. Zij leven van de jagt en vischvangsl,
terwijl de vrouwen voor het verder onderhoud zorgen. Hun éénig wapen
is de hoog met vergiftige pijlen, die elke wond doodclijk maken, en hen
van de grootste wilde dieren meester doen wi.uden. Eenige messen en
oude sabels, die hun mede tot eenig gerijf dienen, worden hun door de
Japanners toegevoerd.
Het is door de gemeenschap met de Ainos, dat -de Japanners soms gele-
genheid krijgen, met de bewoners der Curilische eihjaden, die onder het.
Russische gebied behooren, in aanraking te komen j deze varen ook op deTeso-
sche kust, en drijven met de bewoners yan Kraffo veel handel in pelterijen.
Zij worden door de Japanners Oorousya geheeten , en hoezeer zij , verre
van de hoofdplaats verwijderd, in beschaving^p den laagsten trap hunner
landgenooten mogen geplaatst worden, geven de Japanners hun verreweg den
voorrang boven de Tesoë7^s, en er bestaat eene strikte order van de Japan-
sche Regering ten aanzien der verstandhouding, welke zij met die eilanders
mogen houden.
Het is niet te verwonderen, dat de Japanners zich verre boven hunne
naburen verheven achten, en meenen het magtigste Rijk der wereld te
bewonen. De meer \erlichten onderhen zijn echter te verstandig, om niet het
tegendeel te begrijpen, en weten zich van den waren staat der wereld
door hunne werktuigen en beschrijvingen zeer goede denkbeelden te vor-
men. Velen zouden uit zucht voor de wetenschappen hun Land wel voor
eenigen tijd willen verlaten, om hunne nieuwsgierigheid te bevredigen, en
de verkregene kundigheden aan hunne landgenooten te kunnen mededeelen;
doch de wet verbiedt zulks, en ik geloof niet, dat eenig Japanner, hoe gun-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
87
stig men hem ook de Europesche wereld moge afschilderen , genegen zoude
wezen, die reis aan te nemen, Jndien hij niet de gegronde hoop kon voe-
den, van zijn inderdaad zoo scloon en gezegend Vaderland na een kort
tijdperk terug te zullen zien, om bij zijnen dood in den schoot zijner moe-
derlijke aarde, en bij de gebeenten zijner voorouders te rusten.
De twee geleerde karakters, naast de titelplaat van dit hoofddeel ge-
plaatst, beteekenen Nipon of Japan.
WETE1¥J8CIIAP1PE]¥«
■■SfOr.--n.
Het ontbreekt den Japanners niet aan lust en gt 7oel voor letterkunde en
wetenschappen. Zij stellen dezelve op prijs en uouden ze tot nut der
maatschappij gaarne zoeken uit te breiden; doch het ’-p^eldschrift der Chine-
zen, hetwelk alleen voor wetenschappelijke en letterkundige geschriften is
aangenomen, brengt eene verwarring te weeg, die hunne natuurlijke
schranderheid en aanleg als verdooft en hunne begrippen in eenen doolhof
van hersenschimmige stelsels verwart , waardoo.p hunne verzen , fabelen en
zoogenoemde wijsbegeerte , noch op gronden , noch op daadzaken steunende ,
geen het minste nut hebben , doch niettemin door hen als de bloem der
Japansche letterkunde worden aangemerkt. Dewijl zij voor ieder woord
een afzonderlijk karakter gebruiken , is het ligt na te gaan , hoe gebrekkig
hunne gedachten moeten worden uitgedrukt , en hoe moeijelijk de ware zin
eens schrjivèrs' ook door den besten taalkundige wordt verstaan. Men neme
slechts in aanmerking, dat er meer dan honderd duizend Chinesche karak-
ters of verschillende beteekeiiissen bestaan, waarvan de Japanners over het
algemeen zich geene groótere hoeveelheid eigen maken , dan die algemeene
woorden of uitdrukkingen , welke zij in hun beroep of bedrijf noodig heb-
ben , hetgeen zich bij velen wel van vijf honderd tot twee duizend zal
bepalen , terwijl men degenen , die meer weten , en vooral een getal van
tien duizend karakters kennen , voor groote geleerden houdt , zonder te
e
BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK. 89
letten , of hiermede vergezeld gaat de kennis van zaken , die er vereischt
wordt , om van dezelve een nuttig gebruik te maken. Derhalve bestaat de
iitudie der fraaije letteren en \^tenschappcn grootendeels in het aanleeren
en verstaan van eene groote hoeveelheid karakters , en het tijdperk van
’smenschen leeftijd schiet te kort, om deze studie tot volledigheid te bren-
gen. Het is niet twijfelachtig, of de Japanners hebben de bronnen hun-
ner wetenschappen van de Chinezen ontleend en van hen in de eerste
plaats het schrift overgenomen ; doch het is dubbel te verwonderen , dat ,
toen zij de moeijelijkheid daarvan inzagen , en in de eeuw een alphabet
uitvonden , tot op heAejj nog niet het doelmatige hebben ingezien , om
die gemakkelijker wijzq^ van schrijven in alle zaken in te voeren en het
Chinesche schrift af schaffen. De Japanners zijn te schrander, dan
dat men zoude kunnen vooronderstellen, dat zij hiervan de voordeelen niet
zouden inzien , en ik mag de reden , waarom zij er tot hiertoe niet toe
besluiten, alleen toeschrijven aan hunne gehechtheid aan oude instellingen,
waarbij misschien nog koir/f'dat men den gemeenen of eenvoudigen man
heeft willen beletten zich op studiën toe te leggen, die met zijne be-
stemming in de maatschappij strijdig schijnen, of eene schadelijke afleiding
aan zijn beroep zouden kunnen te Aveeg brengen.
Het alphabet bestaat uit zeven en veertig letters , en er is vierderlei som t
A^an schrift , bekend onder de namen van het Kalakane , Tliragane , Ma-
nyokane en Jamatogane. Het eerste Avordt ook Avel het mannenschrift
genoemd, omdat het tot aanteekeningen of ophelderingen gebruikt wordt
in gedrukte Chinesche boeken, bij moeijelijke of dubbelzinnige karakters,
alsmede voor naaiuAVOorden , benamingen van steden en dergclijken ; iedere
letter maakt op zich zelve eene syllabe uit, en de eenvoudigheid dier
letters zoude dezelve zeer geschikt maken , om , even als onze typen , als
beAveegbare letteren voor de drukkunst te bezigen. Het Hiragane , of
ook vrouAvenschrift geheeten , heeft hetzelfde alphabet , doch eene
12
soms
90
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
meer ronde of soort van cursijf-letter , en is zeer geschikt , om er vlug en
vloeijend mede te schrijven. Het wordt door de vrouwen in het algemeen tot
briefwisseling gebezigd , en de meeste werJ en , welke voorschriften betrek-
kelijk de zeden en gewoonten , kleine verhalen , en wat verder tot het onder-
wijs behoort, bevatten, worden in Hiragane-leÜQx gedrukt. Het Manyokane-
cn Jama/o/^awe-alphabet is meer zamengesteld ; het Manyohane vooral schijnt
de oorspronkelijke letter te zijn , die uit de Chinesche karakters is ontleend ,
gehjk het Katakane wederom uit dit schrift, welks letter ten duidelijkste in
het Manyokane is terug te vinden, gelijk insgelijks de Tliragane-letlex eene
verkorting is van de Jamatokane. Daar deze alp «abetten door onderschei-
dene werken genoegzaam zijn bekend gemaakt, Lopaal ik mij slechts, om
bij de titelplaat van dit hoofddeel eene schets v>!a het Katakane-schxih
te geven, waarbij aan te merken is, dat de lettergrepen, die met mede-
klinkers beginnen, door de bijvoeging van daartoe aangenomene teekens,
eenen harden of zachten klank verkrijgen. Hoezeer dit alphabet naar
onze volgorde moet worden gelezen , behooBt men te weten , dat de Ja-
panners , even als dc Chinezen , van boven naar beneden en van de regter-
naar de linkerhand schrijven , en dit weinige Japansch dus in tegenover-
stelling hunner volgorde is geplaatst.
De klank der Japansche woorden heeft hoegenaamd geene overeenkomst
met die der Chinesche taal j dezelve luidt zacht en is zeer moeijelijk te
verstaan, doordien men de woorden geheel anders uitspreekt dan schrijft,
en dezelve in de zamenvoeging eener rede verscheidene lettergrepen ver-
liezen, welke niet gehoord of uitgesproken worden. Ik verwijs mijne
lezers , die in de kennis der Japansche taal eenig belang stellen , naar de
schriften van Dr. von Siebold , in het elfde deel der Verhandelingen van
het Bataviasche Genootschap, anno 1825, voorkomende, alsmede tot de
Werken van den Heer Abel Remusat, enz.
Daar mijne vorderingen in die taal zich alleen bepalen tot eene gebrek-
VAN HET JAPANS CHE RIJK.
91
kige kennis van woorden, die genoegzaam waren, om mij in den beperk-
ten omgang met de Japanners , zoo veel onze belangen vereischten, te
doen verstaan, zoude al hetgeri# ik van de gronden dier taal zeggen kan,
slechts eene herhaling zijn van de hierboven aangehaalde geschriften; doch
ik meen grond te hebben om te vooronderstellen, dat men niet hopen
moet, groote vorderingen in het Japansch te zullen maken, zonder eerst
het Chineesch geleerd te hebben. De Japansche lectuur bestaat meestal
in beeldschrift, en vereischt zelfs voor den meest gevorderde een aantal
woordenboeken. Hieraan ontbreekt het dan ook niet. Men heeft er,
die voor eenen Japannr zoowel geschikt zijn , om zijne denkbeelden in
het Chineesch te schreven , als om zich dat schrift begrijpelijk te maken.
Het vereischt reeds dne zekere kennis , om in het woordenboek een
Chineesch karakter te kunnen opslaan, vermits de volgorde gerangschikt
is naar de worteltrekken, die het geraamte van een karakter uitmaken,
hetwelk, door de omkleeding van allerhande bijteekenen, soms tot honderd
verschillende beteekenissen^^ijzigd wordt.
De Japansche woordenboeken zijn alphabetisch , doch sommige hebben eene
inrigting, waardoor elke letter in Monhoes of hoofddeelen verdeeld is, van
welke verdeeling de zinnebeelden veertien in getal zijn, als: l)Hemel en Aarde ;
2) Getijden; 3) Godsdienst; 4) Rangen; 5) Menschdom; 6)Namen; 7) Levens-
behoeften; 8) Ligchaamsdeelen; 9) Dieren; 10) Planten; 11) Gereedschap-
pen; 12) Maten en Gewigten; 13) Werkwoorden, Voornaamwoorden, Voor-
zetsels en Bijwoorden ; 14) Verkorte woorden. Indien die wegwijzer niet van
de eenvoudigste is , brengt dezelve een zeker nut voor mingevorderden en
de jeugd mede, doordien zij, een woord willende weten, daarbij over de ei-
genschap van hetzelve moeten nadenken , hetgene als eene nuttige oefening
voor den geest mag worden aangemerkt. Ik zou hier eene uitgebreide woor-
denlijst kunnen laten volgen , doch dit zou aan het doel , hetwelk ik mij
'oorstelde, niet beantwoorden: dan, daar ik tot dus verre geene vertalingen
12 *
92
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gevonden heb van eene Japansche rede , of van eene zamenvoeging van
woorden , die eenen volzin bevatten , zal ik aan het einde van dit hoofddeel
eenige zamenspraken laten volgen, waardoor men zich eenigermate een
denkbeeld der Japansche taal zal kunnen maken, en het zal voor som-
migen nuttig zijn , om de vervoegingen der werkwoorden daarin gade te
slaan; waarbij aan te merken valt, dat de woorden hier niet orthographisch
geschreven, maar volgens den klank, welke bij de uitspraak wordt ge-
hoord, uitgedrukt zijn.
In geen geval kunnen de Hollanders verplist worden , het Japansch
te verstaan; integendeel is het aanleeren dier taal eigenlijk verboden,
en al hetgene , hetwelk wij van die kennis ver.«araelen, moet onder de
grootste geheimhouding en in vertrouwen behani M worden. Daaraan
is het toe te schrijven, dat de Japansche woordenboeken, welligt op die
wijze onvolledig bijeengebragt. tot dus verre niet openbaar zijn gemaakt,
en het éénigc Werk, hetwelk van dien aard zoude kunnen bestaan, is ge-
durende eenigen tijd verloren geweest. Hetzefw verdient én uit aanmerking
der groote werkzaamheid, die het vereischt heeft, én daar de roem hier-
van aan een’ Hollander toekomt , hier te worden aangehaald. Ik hedoel
het woordenboek , hetwelk door den lieer Doeff , met voorkennis der
Japansche Regering, en met behulp van een tiental der kundigste tolken,
is bijeenverzameld, gedurende een tijdvak van verscheidene jaren, welke
hij door den oorlog in Europa , en de in bezitneming der Hollandsche
Koloniën , op het eenzelvig Decima doorbragt , alwaar hij , afgescheiden van
de gansche wereld, zonder schepen te zien aankomen, of zonder eenige
berigten hoegenaamd uit Europa te ontvangen, aan dit belangrijk Werk
zijnen ledigen tijd, zijne langdurige kennis , ondervinding en vlijt heeft kun-
nen toewijden. De omstandigheden alleen konden het volvoeren van zulk
eene taak mogelijk maken; de vriendschap der Japanners, de kennis hunner
zeden en gebruiken , en de vordering in de taal zelve , welke de Heer
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
93
Doeff gemaakt had , waren hiertoe noodig. Doch vooral werd hiertoe
eene ongemeene vlijt en een onbeschrijfelijk geduld vereischt, gelijk blijkt
wanneer men nagaat, dat dit \ierk, naar het Ncderduitsche en Fransche
..■ordenboek van Halma gevolgd, bij iedere dubbelzinnige beteekenis
door voorbeelden is opgehelderd , en eene uitgebreidheid van bijna twee
duizend vijf honderd bladzijden beslaat. Het oorspronkelijke berust in
Japan , en het exemplaar , door den Heer Doeff heimelijk afgeschreven ,
is bij zijne terugreize naar Europa, door de schipbreuk van het schip
de Admiraal Evertsen, verloren geraakt. Het was door een buitenge-
woon toeval, dat ik h 1823 het spoor van dit Werk ontdekte, en
de gelegenheid verkree",, om hetzelve af te schrijven, gelijk ik ook het
geluk heb gehad zuP ■ in het jaar 1829 ten einde te brengen , met dit
onderscheid alleen , dat mijne kopij drie deelen quarto bevat , en dus min-
der volledig is dan het oorspronkelijke ; de Jdank der Japansche vertaling
is daarenboven met de gCAVone Kalakane-letter door een’ kundigen Japan-
schen taalkenner naast ie|ir woord uitgeschreven , en nadat ik hetzelve
aan Z. M. den Koning heb aangeboden, is dit exemplaar thans in de
Bibliotheek van het Koninklijk Instituut te Amsterdam berustende. Hoe-
zeer ik mij niet de bevoegdheid aanmatig, over de Japansche taal te
oordeelen , mag ik ten aanzien van het bovengemelde W erk aanmerken ,
dat ik, door menigvuldige vergelijkingen, steeds de ingewikkeldste woor-
den wèl en zuiver bepaald heb gevonden ; en ik zoude mij , ter eere
van den oorspronkelijken schrijver, zoowel als van ons Vaderland, de
moeite van een tweede en volledig afschrift nog eens getroost hebhen,
indien mijn verblijf op Japan niet door eene andere bestemming ware at-
gebroken. In Japan zal voorzeker de naam van den verdienstelijken ont-
werper van dien arbeid niet verloren gaan, daar dit Werk, op eene
kostbare en hoogst naauwkeurige wijze uitgevoerd , in s Keizers bibliotheek
is geplaatst. Wij wenschen , dat te eeniger tijd de geleerde wereld.
94
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
door eene Europesche uitgave , in de gelegenheid zal gesteld worden , om
ook deze werkzaamheid op gelijken prijs te stellen.
Het schijnt, dat het dus den Japanhers niet zwaar valt, om eene
vreemde taal te leeren, daar die, in vergelijking hunner eigene taal, veel
minder studie en inspanning vereischt. Het verdient bijzondere opmerking,
hoe vele geleerden er in de Hoofdstad Jedo gevonden worden, die de
Hollandsche taal verstaan, en zich in hunne studiën van Hollandsche
Werken bedienen. Onder anderen zijn de genees-, heel-, schei-, slerre- ,
natuur- en artsenijkunde de meest geliefkoosde vakken , waarvan tot
bewijs kan strekken , dat de geneeskundige \ f ”ken van Boerhave , van
van Gesscher, van Plenk, de Bataafsche Apothe -ic, het Huishoudkundig
Woordenboek van Chomel en het Natuurkundig Si ‘oolboek van den Heer
J. Buijs werkelijk door de Japanners geheel of ten deele in hunne taal
zijn overgebragt.
De Japanners zijn onvermoeid in hunne leergierigheid; zij komen niet
zelden van het andere gedeelte des Rijks naaY’ Nagasakki , om zich bij de
Hollanders en Chinezen te oefenen. Bovenal zijn het de geneesheeren ,
die zich vooral in de laatste jaren meer dan ooit opgedaan , en bijzondere
proeven hunner vatbaarheid en vorderingen hebben gegeven. Het ware
echter te wenschen, dat deze vorderingen meer algemeen waren, want
indien men al eenige kundige Japansche geneesheeren aantreft , mag men
echter het grootste gedeelte kwakzalvers noemen , die , zonder voorafgaande
studie , zich voor Doctor uitgeven , en , door toevallig in hunne eerste
praktijk wèl te slagen, dikwijls eenig vertrouwen winnen, hetwelk menig
lijder de gezondheid of het leven kost. De meeste geneesmiddelen worden
uit het dieren- en plantenrijk getrokken , vermits hun de scheikunde slechts
oppervlakkig bekend is. Voorheen geloofden vele Japanners , dat er ge-
neesmiddelen waren, welke de bovennaluurlijke kracht bezaten, om ’smen-
schen leven te verlengen en de ergste kwalen te genezen , en nog zijn er
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
95
o esniddelen, die, uit eene zekere bijgeloovigheid , ontzettend duur be-
worden , zoo als de doorschijnende Sum of Nizjien van Tartarijë,
klein worteltje, dat, ter leiSgte van een’ vinger, met drie a vier hon-
gulden betaald wordt. Het aftreksel of gelei van den Eenhoorn, en
andere , meestal lijmachtige of opwekkende middelen , worden voort-
durend aangeprezen , doch in het algemeen zijn de Japanners te verstandig ,
om met te weten, dat de geneesmiddelen slechts eene verligting en ont-
wikkeling dei ziekte kunnen te weeg brengen, die door de Natuur tot
genezing moeten medewerk Vooral overwinnen de Japanners hunne ziek-
ten veel door eenen stre-ger* rh matigen leefregel; ook zijn er thans v^ele
geneesheeren , die de kl^hcht der Europesche geneesmiddelen kennen, en
dezelve met oordeel w^'cen toe te dienen. Anatomische kennis is bijna
vreemd aan de Japanners; want wegens hun bijgeloof_djüLiaa’n--o'j_<yiïeije
ledematen afzetten, of bij hen ontleden, en- daardoor zijn r'' i de Chi-
rurgie minder bedieven dan in de medicijnen, hoezeer zij zich ook alle
moeite geven, om daarvan d,/or de Hollandsche Werken eenige theoretische
kennis te verkrijgen.
Het 7iioxa branden en de naaldsteek zijn twee middelen, welke bij den
Japanner steeds in zwang blijven, en inderdaad met goed gevolg in het
werk worden gesteld; voor hoofdpijnen, duizelingen, jichtpijnen en gevatte
koude is de moxa een goed, doch pijnlijk middel; men heeft namelijk kleine
bolletjes of pitjes, van zwam gemaakt, die, naar gelang van de kwaal, ten
getalle van vijf of meerder, op den rug, de borst, den voet, of andere
deelen des ligchaams worden geplaatst, en, daarna aangestoken, door de
huid tot in het vleesch doorbranden , en ieder afzonderlijk eene wond
maken, welke. bij herhaling op dezelfde wijze gebrand wordt; de afleiding
der kwade stoffen, daardoor ontstaande , mag met de uitwerking van eene
fontenel worden gelijk gesteld.
De steeknaalden worden wel vier duim diep in alle pijnlijke deelen des
96
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
ligchaaras gestoken , doch zijn zoo fijn en dun , dat die operatie , in plaats
van pijnlijk, niet anders dan eene tinteling der zenuwen, welke zij raken,
doet gevoelen ; dit middel wordt insgelijks voor gevatte koude , en vooral
tegen kwade vochten, die zich tusschen de vliezen geplaatst hebhen, sterk
aangeprezen.
Niettegenstaande in het algemeen de Avetenschappen nog weinig ontwik-
keld zijn, is het te verwonderen, hoe zij met de weinige middelen, Avelke zij
bezitten, om hunne kennis te vermeerderen, nog zulke groote vorderingen
hebhen kunnen maken, als blijkt uit de Werken, die in alle vakken
door de drukpers worden bekend gemaakt. I. "Ine kennis der scheikunde
is genoegzaam , om hen in staat te stellen de meta. 3n te zuiveren , buskruid
te maken , verwen te bereiden , en heeft ook re 'ds aanleiding gegeven ,
ogi„d? ViJcKtuIJS het nut van eenige geneesmiddelen uit het Mineraalrijk te
leeren kennen. De kunst •’n glas fe maken en te slijpen bezitten zij in
eene hooge mate, waarvan ik in Jedo stalen, gezien heb, die Avit van kleur,
en allerkunstigst geslepen , voor Europeesch kristal zouden doorgaan , indien
niet de ligtheid en broosheid daaraan deden twijfelen.
Op de sterrekunde leggen zich de Japanners bijzonder toe. De almanak,
vroeger naar dien der Chinezen geAmlgd , Avordt met zeer veel naauwkeu-
righeid door de Sterrekundigen te Jedo berekend , en verder aan het Hof
van den Dayri , met betrekking tot de heilige dagen, bepaald, en op die
autoriteit uitgegeven. De werktuigen en boeken, uit Nederland aangevoerd,
stellen hen in staat , door waarnemingen aan zon , maan en sterren , de
juiste ligging der plaatsen van hun Land te bepalen, en hoogten, afstan-
den en lengten te berekenen. De Keizerlijke Academie te Jedo is ook
thans in het bezit van chronometers, waarAmn zij het gebruik hebben
leeren kennen. Zij bezitten ook barometers en andere werktuigen , om
de hoogten der bergen te meten; en door dit alles bestaan er tegenwoor-
dig zulke goede kaarten Amndiet Japansche Rijk, als er van eenig Euro.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
97
p Land zoude kunnen verlangd worden; dezelve zijn zoo naauwgezet
juist, dat ook de grootte van de onbeduidendste klip of droogte daarop
met de voetmaat is aangeteekeCd.
idkunde, als een voornaam hulpmiddel voor de Geneeskunde, wordt
jtig beoefend, gelijk blijkt uit eene eigene botanische nomenclatuur, en
vooral uit de menigvuldige Japansche kruidkundige Werken , waarin het
huishoudelijk en geneeskundig gebruik der planten wordt beschreven en
aangewezen.
Insgelijks bezitten zij v^scheidene W erken over de dier- , wis- en natuur-
kunde, wijsbegeerte en ^dichtkunde, en ofschoon zij de twee laatste vak-
ken met geestdrift benir ;cn, heb ik geen groot denkbeeld van de voor-
treffelijkheid der voo^/rengselen van hunnen geest in dit gedeelte der
letterkunde. De aard der Chinesche taal moet hunne vord^rjngen in deze
grootelijks verhinderen. Ik vermoed, daXJi^iSSae dusgenoemde wijsgeerige
schriften meestal bestaan up bijgeloov^ stellingen, en grootendeels de
verklaringen behelzen dei jelachtige geschiedenis hunner halve Goden
en Stamvaders. In mijne verzameling bevinden zich vele dichtkundige
W erken , waarin zij den lof der Goden en derzelver groote daden bezingen.
Wanneer men hen deze dichtstukken hoort lezen, geschiedt zulks bi] wijze
van gezang, waarin wel veel uitdrukking is, maar welker melodie onaan-
genaam klinkt , gelijk de geheele Oostersche toonkunst voor de aan Euro-
pesche muzijk gewende ooren onbevallig is.
De kinderen uit alle standen der maatschappij bezoeken de lagere scholen;
leeren lezen en schrijven, en daardoor de geschiedenis van hun Land
kennen. In sommige dier scholen wordt onderwijs gegeven in de Japansche
zeden en gebruiken, en voorts in al datgene, wat tot eene beschaafde op-
voeding betrekking heeft. Hiertoe behoort bij de jongens het rekenen , de
omgang met menschen , het maken van opstellen , briefschrijven en boekhou-
den. De meisjes worden onderwezen in handwerken, de wijze van dienen,
13
98
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
kleeden, en verder hetgeen eener moeder en goede huishoudster kan te pas
komen. Vooral is het een bijzonder vereischte voor beide sesen , hoedanig
zij hunne medemenschen , naar gelang van leerzelver rang of stand , moeten
onderscheiden, om aan de verschuldigde eerbewijzingen of étiquette niets
te laten ontbreken. Ook moeten zij den almanak grondig kennen, ten
einde voor alle verrigtingen of ondernemingen gelukkige dagen te kiezen,
want het zoude als een gebrek aan opvoeding worden gerekend , als
iemand van rang of geboorte op den tweeden , zesden of tienden dag der
maand op reis ging , in het huwelijk trad , of eene andere gewigtige on-
derneming begon. Voor het eerste moet er een o wen getal in den datum
zijn, als 7, 11 , 15, 21 , enz.; doch voor eene onc nneming als het huwe-
lijk wordt de planeet geraadpleegd, waarbij de p 'esters te pas komen.
Men ma.o-.in het algemeen zeggen, dat de geringere lieden in Japan boven
vele Europesche volken hei, '-"oorregt genieten van in zoo verre te kunnen
lezen en sehrijven, als genoegzaam is •»>uur mi belang van derzelver bedrijf
of stand, ten einde aanteekening of briefwrs. g te houden, en zich te
verlustigen in eene eenvoudige lectuur, meestal bestaande in fabelen, verha-
len en geschiedenissen , welke , met koddige prenten opgehelderd , voor dien
stand van menschen opzettelijk in het licht worden gegeven.
",r zijn voorzeker in Japan geene inrigtingen voorhanden, om tot de
kennis der hoogere wetenschappen te geraken , welke met onze hooge-
scholen gelijk staan; evenwel bestaat er eenige overeenkomst met dezelve
in het Collegie van geleerden, die in Jedo als directeuren van ’s Keizers
rijke verzamelingen zijn aangesteld, welke hunne kundigheden mededee-
len, om de wetenschappen voor teruggang te bewaren en in stand te
houden, In de Provinciën geschiedt dit op eene kleinere schaal, doch het
ontbreekt den leergierigen zelden aan de gelegenheid , om hunne studiën
voort te zetten, en de onderwijzer vindt niet minder eene aangename
voldoening in deze taak , die hem vereert en beroemd maakt. Z j houden
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
99
op die wijze colleglën en redevoeringen , en nemen hierbij eenen strengen
regel in acht, want pligtverzui,-n kan niet zonder beleediging aan den een’
of ander plaats vinden ; en ofschoon wij niet verder in staat zijn , om over
de leerzaamheid der Japanners te oordeclen , dan voor zoo verre de Holland-
sche taal betreft , moet men echter bekennen , dat, in evenredigheid van den
weinigen omgang , welken de tolken met ons hebben , er velen gevonden
woiden , die de taal grondig verstaan en nog beter verstaan dan spreken.
Zij maken meestal fouten in de uitspraak van de R en de L, en van de II
en de B, omdat deze laters in hunne taal niet volmondig of hard, maar
met eene lisping ntgeswoken worden.
Hoezeer de JipanMrs goede matrozen zijn, kunnen zij zich echter niet
op eene grondige ktAois der zeevaart beroemen , omdat zij het gebied van
hun Rijk niet verlatende, ook geene gelegenheid hpbh^ *' k ^ te
oefenen. De vier hoofdstreken van het ko*^'as , noord , oost , zuid en west ,
zijn elk verdeeld in drw. y^oVcn, welke te zamen de namen der twaalf
hemelteekenen dragen.
De twee karakters naast de titelplaat van dit hoofddeel beteekenen
oneindige liefde , hetwelk als eene zinspeling op de Japansche taal en
letterkunde wordt toegepast , daar er , trouwens , zeer veel lust en inspan-
ning vereischt wordt, om in die wetenschappen vorderingen te maken.
13
e
JAPANSCHE WOORDVOEGINGEN.
EERSTE ZAMENSPRAAK.
Wat hoor ik?
If^atakfs wa \ani goto leo kikf de arooaka ?
Het is iemand.
F ito de ar. -
Paar is iemand aan de deur.
Fito ga to no i'jhani or.
TFatakfs wa koê wo kikf.
Wie komt daar in ?
Bare ga oetst ur ka ?
Is er iemand?
F'-to gc
Wie zal het zijn ?
Sure loa re de arooka?
Wat is dat voor een man ?
Doo jeu fito de arka ?
Kom nader. ^
Tsikakf j oré.
Ik heb geroepen. ...
TFatakfs ga jonda.
Verstaat gij mij niet? .
Omay wakaran ka?
Men roept mij , geloof ik.
Fito ga walakfs wo jobikoto , omoo.
Ik geloof, dat men mij roept.
Fito ga watakfs wo job to omoo.
Roept gij mij ?
Omay wa watakfs-iwo jobikai?
Hebt gij mij geroepen ?
Omay wa watakfs wo joodaka?
Wie roept mij ?
Darega watakfs wo job ka ?
Zie voor u.
Anata wo iniro.
Ziet gij mij niet ?
Omay toa watakfs wo mienka?
Zijt gij blind?
Omay wa meekfra de arka?
Wien zie ik ?
Bare to watakfs wo mir ka?
Ha ! het is mijn beste vriend.
Kore wa walakfs no jooke hooju de ar.
Ik zag u niet.
TFatakfs wa anata wo mien de atta.
BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK. 101
Gij zegt het altijd, maar gij doet het nooit.
Zult gij uw woord houden?
Zult gij doen hetgeen gij zegt ? '
Ja, ik beloof het u.
Gij zult welkom zijn.
Oniay tetsdemo jeu,sikasi omay watsoeini sen.
Omayiva omayno kotoba wo tamois de arooha ?
Omay no jeukoto wo soer de arooka?
Nar hodo watakfs anata niwoeko jau.
Omay toa joki tok kita.
TWEEDE ZAMENSPRAAK.
Mijnheer! men -vraagt naar u.
Daar is een man aan de demQ
Daar is iemand om u te spr'^en.
Het is een man , die naar d vraagt.
Wat voor een man is heVj
Kent gij hem?
Hoe heet hij?
Ik ken hem niet.
Ik weet niet hoe hij heet. ■>'5^
Ik weet niet, wie hij is.
Ik heb hem hier nooit gezien.
Hoe is hij gekleed?
Hij heeft een’ lichtgraauwen rok aan.
Hebt gij hem gezegd, dat ik te huis was?
Hebt gij hem ingelaten?
Hij is in de zijkamer.
Zeg hem, dat hij wachte.
Ik zal hem gaan spreken.
Ik zal gaan zien wie het is.
Ha! zijt gij het. Mijnheer?
Ik hen zeer blijde u te zien.
Hoe gaat het u al?
Heel wel , Goddank !
Zal ik u geen belet aandoen?
Kimi , fito ga anata wo tazoenoer.
Fito ga to no sobani or.
Anata ni hanas tanie no fito de ar.
Anata wo iadsoenoer fito de ar.
Sore wa doo jeu fito de arka?
Omay wa anofito wo sitteor ka ?
Anofito n'' ..dwa auo j, , ka ?'
T^'jtcakfs wa anofito wa siran.
Anofito wa doojeu jara watakfs wa siran.
Anofito loa dare de ar jara watakfs wit siran.
Watakfs wa anofito ivo koko de Isoei ni min.
Anofito wa doojeu kimono wo kité or ka?
Anofito iva sora iro no oewagt wo kite ofs ta.
Watakfs ga oetsi ni otla to omay wajeutak ka ?
Omay wa anofito ivo oetsi ni iretaka?
Anofito wa tonari heja ni or.
Anofito ni mate to jeu.
Watakfs anofito ni ite itvoo.
Dare de ar jara ite mier.
Sorewa omay de arka?
Watakfs hanahade joro kob anata ni oote.
Anata ivo doosite otstaka ?
Itaite jokf atta.
Watakfs anata no samadake niwanaranka?
102
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Ik. doe u misschien belet.
Ik zal op een’ anderen tijd wel eens weer-
komen.
Waarom dat?
Ik bid u te blijven.
Ik heb niets te doen.
Gij doet mij geen belet.
Daar komt volk.
Daar zijn lieden, die naar u vragen.
Dat spijt mij.
Ik was begeerig u te spreken.
Het zal voor een’ anderen keer zijn.
Ik zal eene andere gelegenheid afwachten.
_ oogenbilkk J». vvet.»..-.''''n.
Gij zult mij zeer verpligten.
Ik zal u zeer verpligt zijn.
Zoudt gij die moeite wel willen nemen?
Zeer gaarne.
Waarom niet?
Vergeet het dan niet.
Ik beloof het u.
Wanneer belieft het u dat ik wederkome ?
Als het u believen zal.
Gaat gij na den middag uit?
Ik zal tot vijf ure te huis zijn.
Gij zult mij te drie ure hier hebben.
Doe hetgeen gij zegt.
Ik zal u wachten.
Gij zult niet te vergeefs komen.
W aialifs anatani sizen na samadake soer,
Watakfs tazits ni maia koer de aroo,
Sore wa nazini?
Watakfs wa anata no orkoto wo negati.
Watakfs wa soer koto ga nakka,
Omay loa watakfs ni samadake wa sen.
Fito ga kfoer,
Anata ivo tazoenoer fito de ar.
Kore wa r takfs kinodokf de ar.
Watakfs wu} matani hanas koto wo konom
de otta.
Sorewa mala r> tokf ni sju.
Walakfs wa niata no fima wo matoo.
FFatakfs zik‘> ■~>i mala koeju,
Omay wa watakfs ni onga ar.
■ :’u
f'f u." nay m anga ar.
Omay wa kono tayge wo jokf nas?
halte konom.
Naze ni?
Sikar&ba sorewo wasroer na.
Watakfs sorewa oeke jau,
Mata watakfs ga kfoer koto wa itsoe anata
wa konomka ?
Anata no konom tok,
Omay toa hir soegi ni idsoerka ?
Watakfs toa nanats kan made oets ni oroo.
Omay toa watakfs wo jats han mata kokoni
mats de aroo,
Omay jeu toore ni soer.
Watakfsi anata wo matoo.
Omay wa matsgai nasi ni kfoe.
\
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
103
Blijf bij uw gezelschap.
Gij neemt te veel moeite.
Ik verdien zoo veel eer niet.
Ga dan niet verder.
Ik zal tot aan de deur gaan.
Ik zal u zóó niet uitlaten.
Pas op.
De stoep is heel glad.
Val niet.
Tot flusjes toe.
I Anata no hoojuu no hooni ore,
Omay wa amari tatjgi wo soer.
JVataJifs sajoo ni wa sen,
Sikaraba omay tookf wa jukf na.
TV ntakfs wa to no soba made jukoo.
I Watakfs anata wo sono soto ni wa dazan.
Mamore.
Kono tsyokfrokf hanahada snepetsoekf.
Oetsyaur na.
' Kengo de ore.
^DERDE ZAMENSPRAAK.
Is het eten gereed?
Is de tafel gedekt?
Zullen wij haast eten?
Het is tijd om te eten.
Ik heb honger.
En ik heb dorst.
Ik kan niet langer wachten.
Het eten is nog niet gereed.
Het vleesch is nog niet gaar genoeg.
Het is nog niet laat.
Het is nog geen één uui-.
Vergeef het mij.
Het is daar zóó geslagen.
Ik heb de klok hooren slaan.
Het was maar half ée'n.
Het eten zal in een kwartier uur gereed zijn,
Gg zult niet lang wachten.
Syokfzi wa jooi site arka?
Sipokf wa ***»•«?, V/
JVê'ik'fs wa kajahf taboeka?
Taber ziboen de ar.
TVatakfs wa fimozi ka kfoefoekf ni ar.
Zoosite ioatakfs nodo ga kawakf.
TVatakfs nagakf mats koto ga déken.
Sijokfzi wa mada jooi site naika.
Nikf ga mada zjuboen ni nien,
Mada osokf wa nai.
3Iada kokonots han wa nai.
TVatakfs ni uroe sarejo,
Jma nari or.
TVatakfs mijzan no nar nowo kijeta.
Sorewa kokonots hansoegi de atta.
Sijokfzi wa sihantok no oetsi ni jooi sur.
Omay nagakf matan de aroo.
Wasch uwe handen ondertusschen.
Droog die aan dit servet.
Sono aidani anata no te wo araje.
Kono tenogoi wo kose,
104
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Ga niet heen.
Zet u aan tafel.
Men gaat het eten opdoen.
Daar is eene goede plaats.
Die stoel is -voor u te laag.
Deze is hooger.
Zit dan neer.
Maak geene pligtplegingen.
Ik ben hier heel wel.
Belieft het u, dat wij God bidden?
Bid God, Anthonie!
Leg de handen zaïnen.
"Wiens tafelbord is dit?
^ .. •, ^
Hebt gij een servet? ' \
Geef mij hier een schoon servet.
Belieft het u mij brood te geven, Vader?
Daar is brood.
Geef mij brood als het u belieft.
Zult gij al dat brood wel eten?
Hebt gij niet te veel ?
Ik geloof neen.
Eet zindelijk.
Gij eet te ras.
Gij zijt te gulzig.
Gij neemt te veel zout.
Gij eet meer vleesch dan brood.
Eet meer brood bij uw vleesch.
Veeg uwen mond af eer gij drinkt.
Katr na.
Sipohf ni kakaré.
Fito "‘ga sijokfziwo kazari ni jukf,
Asko ni joki tokoro ga ar.
Ano tsyokrokf wa analani amari fikfoei.
Kore wa amari takay.
Sikaraba sita ni soware.
Zioe ni sare jo,
TF atakfs wa koko ga itatte jokfar.
Meimei domo wa haisoer anata wo obosi
\ta
mes ka.
in
Antonie hai i o sero.
Te wo itsi do, ni oke.
t.
Kono hatsi wL darega toka?
Sorewa watakfs noio de ar.
Oniay wa tenogoi wo motte or ka?
u ’ ^ 'nn.' vo jar ka kimi ni.
Todosan ^bosimesnaraba watakfsni panwo
atarejo ?
Pan wa asko ni ar.
Anata no obosi mesinaraba watakfs ni
panwo atarejo,
Omay wa moo sono panwo laboer ka?
Omay wa amari ookfwa nay ka?
Watakfs sajoo ni wa omohan.
Kirey ni tabero.
Omay wa amari hajakf taber.
Omay wa amari kilaiiakf ar,
Omay wa amari ookf siwo wo motsijur.
Omay wa panjori nikfwo jokei ni taber.
Nikf jori pan wo jokei ni taber.
Omay ga nom majeni kfoetsi wo nogoje.
VAN HET
JAPANSCIIE RIJK.
105
Zit regt op uwen stoel.
Leun niet op de tafel.
Zult gij haast gedaan hebben? !
Gij hebt genoeg gegeten.
Vouw uw servet op.
Dank God.
Groet het gezelschap.
Gij groet niet wel.
Gij houdt uwen hoed niet wel. '''
Let er eene andere maal beter
Kent gij uwe les reeds?
Ik ga die loeren.
Vergeet het toch niet.
Ga vroeg naar de school.
Houd u op straat niet op.
Gaat men dus heen?
Uw dienaar, mijne Heeren en Mehifvr- xi
Dag, Vader! dag. Moeder!
- &
Zïllo site ore,
Sipokf tii te wo oltf na, ,
Oniay loa moo simoolakka ?
Omatj wa zijuuhoen taheta.
Tenogoi wo agero.
Kalasike Nakf.
Ilooju ni dengon wo re.
Oniay wa dengon too sen.
Omay no bosi ga jokf nay,
Tazits ni jokalo ivo kaboere.
Omay wa kykosjo sitte or ka?
TV itakfs sorewo narai ni jukf.
TVasroer na.
Hajakf gakfkoo joke.
Mitsi kfoesa c".--
Mog^.uir ka ?
Sikara okfsama.
Sikara todosa kagasan.
VIERDE ZAMENSPRAAK.
Ik vind u eindelijk te huis.
Zyt gij gekomen, dat ik er niet was?
Ik heb dat ongeluk gehad.
Wanneer zijt gij dan gekomen?
Gisteren ochtend,
Is het wel waar?
Men heeft het mij niet gezegd.
Ik wist er niets van.
Hoe laat was het toen gij gekomen zijt ?
Het was negen ure.
Ik was toen bij den Heer.
Watakfs anata no oetsi ni or no ivo miia.
JVatakfa oran toki omoy wa kitaha ?
Sajoode nai.
Sikara omay its kitaka ?
SakfUijoo,
Soreica makoto de arka ?
Fito ga watakfs ni iwan,
Watakfs sorewo komman,
Omay no kitaioki wa nandoki de atlaka?
lizoets kan de atta.
Watakfs kimi no hooni otta.
14
100
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Wat is er van uwe dienst?
Ik wilde welen hoe gij vaart.
Ik ben u zeer verpligt.
Neem eenen stoel.
Neem uw gemak.
Wat zullen wij doen ?
Waarmede zullen wij den tijd doorbrengen?
Wilt gij een partijtje piket spelen?
Ik heb geen’ lust om te spelen.
Ik wil niet meer spelen.
Ik verlies altijd.
Ik ben te ongelukkig in bet spelen.
Doen wij wat anders.
... .
Pr"’-on wij dan zamen.
Zeer gaarne.
Hen heeft mij gezegd, dat gij Fransch leert.
Wie beeft het u gezegd?
Het heugt mij niet meer.
Het is iemand , wiens naam ik vergeten ben.
Maar de naam doet niets tot de zaak.
Het Fransch kan u te pas komen.
Ik oordeel , dat gij wel doel.
Zijt gij reeds veel gevorderd?
Verstaat gij iets?
Leest gij ter deeg?
Het scheelt veel.
Ik begin eerst.
Ik weet bijna nog niet met al.
Sedert wanneer hebt gij geleerd ?
Nanitoo gojooga arka ?
Omay ga doosite orjara watakfs kiki tay-
Wi \akfs anata ni katasike nay.
Tsijokrokf wo tore.
Zijoo ni sero.
Watakfs domo wa naniwo sjuka?
Naniwo site toki ivo soegosooka!
Omay wa piketspel konomanka?
Watakfs wa asobi wa konoman.
Watakfs i;"t tsitto mo azoban.
Watakfs tl zjozjo makkfoer.
Waiakfs wa'-nakfsami wa hanahada
foesaijwa.
Watakfs domj wa nanisc hoka no koto wo
soer.
Sikaraba watakfs domo toa fitots ni hanaso.
Omay ijl frans go wo , kieko soerto , fto
ga watukfs ni juta.
Darega sorewo anata ni hanasi taka ?
BIoo watakfs oetagai nasi.
Barede attaka toatakfs ni nawo wasoereta.
Sikasi naiva naninio narau,
Frans .go iva anatani soowoo soer.
Omay ga jokf soer koto wo , watakfs kenté or.
Omay wa zjituboen dekoer ka?
Omay wa nande mo wakarka?
Omay joode kikasenka?
Ookf tsigau.
Watakfs hasimoer.
PFalakfs mada ikkoo siran.
Omay wa iiskara narootakka ?
VAN HET JAPANSCIIE RIJK.
107
lloe langen tijd hebt gij geleerd?
Omtrent drie maanden.
Gij weet dan niet veel.
Gij kunt het wel denken.
Spreek een weinig met mij.
Ik durf niet.
Wat Yreest gij?
Ik kan niet spreken.
Zeg hetgeen gij weet.
Niemand hoort ons.
Men moet Yiij moedig zijn men eene
taal wil leeren.
Men moet met ieder een spaken.
Anders zult gij uw leven niet leeren.
zijt te beschroomd.
Mijn meester zegt het ook.
Hij heeft gelijk.
Lees een zijdje van dat boek.
Laat mij u hooren lezen.
<»ij zult om mij lagchen.
Ik sprak al de woorden niet wel uit.
vrij begaat geene merkelijke fouten.
Gij spreekt vrij wel uit.
Dat gaat zoo kwalijk niet.
Gij vleit mij.
Vergeef mij.
Ik vlei u niet.
Ik zeg het in regten ernst.
Gij behoordet het Franscli in het Luitscli
over te zetten.
Wij zullen het haast doen.
Omay no naroota kotowa ikftsoeki bakara ni
narka?
Ojozo sanga gets ni nar.
Sikaraba omay wa ookf wa siran,
Omay wa jokf obojur,
IV aiakfs ito soekosi hanaze.
IV aiakfs wa konoman.
Omay wa nani ni osoroerka?
IVatakfs wa iwan.
Omay ga siltor kolo wo jé.
Fito wa keité wa oran.
Fito kotoha WO keiko siiai naraba osoroer
koto iva naran.
Fito wa fitori büori ni iwaneb' .ran,
Zoosenebaomau - ’ —
Onxffj^ va amari okfsite or.
W atakfs no sonsymo soreioo iwar.
Anofilo onazi kolo de ar.
Kono sijomots wo fito kfoeri jome.
IVatakfs 'vi jonde kikasero,
Omay wa walakfs ico waraoo.
IVatakfs wa koloba wa mina jieu.
Omay no matsigai kamowazoe ni je.
Omay wa jokfjuu.
Korewa zajoo ni tcarka wa nai.
Omay wa walakfs wo damas.
IVatakfs ni uroe sarejo.
IVatakfs wa anata wo damasi wa sen,
IVatakfs ica massoegf ni juu.
Omay wa frans go too daits go ni nawas
koto mo dekfoer.
atakfs domo toa sorewa hajakf dekfoer.
14 ♦
108
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Zeg eens in het Fransch
Gij spreekt zoo zacht, dat meu u niet
kan verstaan.
Verstaat gij mij niet?
Ik begin te verstaan wat gij zeggen wilt.
Ik weet uwe gedachten.
Spreek duidelijker.
Schik de woorden beter.
Gij spreekt te ras.
Gij stamert.
Gij rabbelt.
Gij zegt het niet wel.
Zeg ik het niet ter'*
■'T uaL "itspreken.
Gij hebt bet gevonden.
Gij hebt uwen tijd niet kwalijk besteed.
Gelooft gij dat?
Verstaat gij mij wel als ikFranscb spreek?
Kan ik mij doen verstaan?
Zou een Franschman mij wel kunnen
verstaan ?
Twijfelt gij daaraan ?
Gij zult zonder moeite leeren, zoo ras gij
de woordbuigingen en tijdvoegingen wèl
zult kennen.
Alles zal wel gaan.
De beginselen zijn altijd moeijelijk.
Ik bedank u voor de goede hoop, die gij
mij geeft.
Tsijoto fram go de jute miro,
Omay wa sajoo ni sidsoehani juu filo ga
iétkari koto ga deken hodo ni,
Omay wa watakfs gajukoto wo wakaranka?
Omay wo nanidemo jukoto wa wakari
kakatta.
fV atakfs wa anata no zonzijori wa sitle ur.
Soemijakane jé.
Kotoba wa nawase,
Omay wa,“mari hajakf ju.
Omay wa 'mor.
Omay wa hi'^akaki soer.
Omay wa jok'' iwan,
ff'atakfs soreva massoegf ni iwanka?
Fito wa kono kotoba wo sajooni iwaneba
naran,
0">ati nreio.o silé or.
Omay w ' asiki koto wo soer na.
Omay wa ^lorewo oboyta orka?
Watakfs ga, frans go wo , jutoori ni, omay
wa watakfs gajukoto wo jokf wakarka?
IFataks wakar koto ga dekfoer ka?
Frans zien ga, toatakfs ga, jukoto w o jokf
wakar mono ka?
Omay wa sore ni oelagai ga arka?
Omay wa taygi nasi ni narai or , omay ga
hajakf kotoba no tsoekai jooto tokitoo wo
jokf siroe naraba.
Nanidemo dekfoer.
Hazimé wa tsoeneni moets kasikf ar.
Watakfs anata no joki osiewo katasiké
nakf ar.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
109
Hoe vaart mijn beste vriend?
Ha! zijt gij het?
Vergeef mij.
Ik zag u niet.
Ik ging naar u toe.
Ik kvfam u bezoeken.
Gij eert mij ten hoogste.
Wilt gij intreden?
Belieft het u in te treden ?
Laat ons liever wandelen. /
Wilt gij eene wandeling d|en?
Laat ons een kuijertje gaaiA doen.
Laat ons een huitenluchtje scheppen.
Met al mijn hart.
Ik zal doen al wal u LeKove’, v,-))
Waar zullen wij gaan ?
Waar wilt gij gaan?
Waar zult gij mij brengen?
Weet gij eene mooije wandeling?
Gaan wij naar de Maliebaan.
Het is vrij ver van hier.
Is het niet wat ver?
kan zoo ver niet gaan.
Het is een groot uur gaans.
Ik vaar niet al te wel.
IL ben zoo wat zwakjes.
Laat ons langs de vest wandelen.
IL ben er mee tevreden.
Welke poort zullen wij uitgaau ?
IF alakfs nojoJti hoojuu ica ikaga koeraskn?
Korevm sorewa ornay de arka?
W itakfs ni juroesarejo ,
W atakfs anala min de atta.
TF itakfs anata no hooni itala.
TV atakfs anata teo mi mayni kata,
Omay wa watakfs ni sonky wo nas,
Ontay tea oetsi ni iranka?
Obos mes nara oetsi ni iroe?
Watakfs domo iva maworoo iré.
Omay isa mawarkoto wa konoman ka?
W itnt~r ^-atsoeki ba ni ikooja,
uictA/s domo.- _
Watakfs wa anata no konomi wa nani-
dcrno soer,
TVatakfs domo wa doko nijukooka?
Omay wa watakfs loo doko ni tsoerete jukfka ?
Omay wa doko ni jukf koio wo konomka ?
Omay wa joki mawari ivo sitte or ka?
Watakfs domo tamatsoeki ban ni jukkoo.
Koko jori tookf ar.
Amari tookf wa nai ka ?
Watakfs wa tookf jukf koto wa deken.
Fitotoki mits de ar.
TVatakfs kiboen ga jokf nay.
Watakfs tsilo jowakf ar.
Watakfs domo wa soro jukoo ja.
TVatakfs sore ni wa moren,
Dono mon wo watakfs domo wa loroo ka?
VIJFDE ZAMENSPRAAK.
I
110
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Laat ons de Leijdsche poort uitgaan.
Wij zullen de ütrechtsche weer inkomen.
Zoo als het u believen zal.
Kent gij dien Heer?
Ik heb hem ergens gezien.
Ik weet niet, waar ik hem gezien heb.
Gij hebt hem hij mijn’ boekverkooper
kunnen zien.
Gij hebt gelijk.
Daar is het, dat ik hem gezien heb.
Hij is van eene zeer goede inborst.
Zijn omgang is zeer aangenaam.
Hij is van •'^n aangenaam onderhoud.
IS süuit. . vciu.iderd.
Het is dezer dagen zeer slordig weer gev, '“St.
Het is van daag schooner weer dan gisteren.
Het waait bijna niet.
Men schept hier eene zachte lucht.
Het begint warm te worden.
De zon heeft reeds veel kracht.
Laat ons in de schaduw gaan.
Wat is het schoon op het land!
Ik mag dat eerste groen wel zien.
Daar zullen haast bladen aan de hoornen zijn.
Zie hier een aangenaam gezigt.
Wij gaan een weinig te ras.
Laat ons wat zachter aantreden.
Ik begin moede te worden.
Ik hen al moede.
Laat ons wat rusten.
Laat ons op deze bank gaan zitten.
IValakfs domo Leidsche mon wo zanja.
TVatakfs domo tea Utrecht wo mata iroo.
Anainno ohosi mest naraba-
Omay wa konofito wo siite orka?
Watakfs aiwfito ico j osode miia.
Watakfs anofito wo dokode niita jara wa-
takfs siran,
Omay wa anofito wo watakfs no syomois
oerino hoo de mita.
Omay no jv^oori.
IFatalifs u Hk to wo mita tokoro wa asho de ar.
Anofitü wa jo' j, fio de ar.
Anofito no maz wari loa itatte konomasikf ar.
Anofito wa ko tornasikf mamotte or.
Tenki wa soemijakani hareta.
Konits wa asiki tenki de aita,
wa sakf'^-Hs jori jokt tenki.
• 1
Kaze Wu oekosi mo foekan,
Koko wa jhr koo,
Alskfoenari kakata.
Johodo atska,
TFatakfs domo tva kage wo juukoo.
Iladake no ktreinar mono wa nanide arooka!
Walakfs wa hazimele kono awomono wo mir.
Asko ni kajak f kini hawo mots.
Kokono konomasik key wo miro.
TVatakfs domo wa soekosi kajakf jukf.
TVatakfs domo wa soekosi sidsoekani arookf.
Watakfs wa kitsqekf nari kakatta.
JVatakfs loa nioo kitsoekf ar,
Watakfs domo wa soekosi jasmooja.
7P atakfs domo wasono banko ni ité soewaroo.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
111
De wandeling heeft mij goed gedaan.
Ik wandel heel gaarne.
Dat is zeer goed voor de gezondheid,!
Ik wandel dikwijls alleen.
Gij houdt dan veel van de eenzaamheid,
liet landleven zou mij wel behagen.
Het is des zomers goed op het land te zijn,
Wij zijn bij de poort.
Wij hebben genoeg gewandeld.
Laat ons weer de stad intredej
Ik mag het wel lijden.
Het wordt laat.
Het is hij zessen.
Het is hij half , zeven.
Het is zoo laat niet op dien wijzer.
De klok slaat.
Luister wel toe.
Het is een heel uur.
Het zal zes ure zijn.
Het is tijd , dat wij scheiden.
De groetcnis tot uwent.
Ik zal niet in gebreke blijven.
Holioo wa watakfs ni jokf alta.
ff^ütahls hohoo ivo ilatte konoiuasikf,
Kengo ni wa hanahada jokf ar.
W alakfs bakari maydo tnaicar.
Omay wa samsikf aroo.
Tahata ga watakfs wa hanahada soekf.
Inaka wa nats ga jokf ar.
W atakfs domo wa mon no sobani or.
JFatakfs domo wa zjuboen mawatla.
PFatakfs domo wa mata sitsju wo toroo.
JFatakfs wa joi,
Osokf nar.
Moets ziboen de ar,
Moots lian de ar.
Zoo osokf wa “'"j.
^leye^^a tar, ^
Jokf kiïla.
Sorewa tsijodo filotokf de ar.
Moets de aroo,
JFatakfs domo wa jamoer ziboen de ar,
Anata no hooni dengon wo nas.
fj^atakfs wusoeren de aroo.
ZESDE ZAMENSPRAAK.
Wees welkom, Mcj uf vrouw !
Ik kom u bezoeken.
Ik kom een uurtje met u doorbrengen.
SÜ Let wel hebben?
Zal ik u geen belet aandoen?
In geenerlei wijze.
Gij doet mij het grootste vermaak van de
wereld.
Ij Okf sama jokf kita,
j JFatakfs omay wo mimay ni kita,
I JFatakfs anata to tsijotto tsoeke jani kfoer.
i Omay wa sorewa konomka?
I JFatakfs anata ni samada keni wa naran?
Soekosi mo naran,
Omay wa watakfs ni sekaide no oota noosimi
WO nasita.
112
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Gij zijt mij Toorgekomen.
Hoe dat?
Ik was voornemens u te gaan bezoeken.
Ik zou tegen den avond bij u geweest zijn.
Gij zijt ter goeder uur gekomen.
Kan ik u ergens toe dienstig zijn?
Ik zal u straks over eene reis spreken ,
die ik doen moet.
Wat hoort gij nieuws?
Wat zegt men van waar gij komt?
„Ik LZj eene tija. ^ gehoord.
Wat hebt gij gehoord?
Jufvrouw M. is de bruid.
Is het waar ?
Is het wel mogelijk?
Iedereen zegt het.
Men heeft mij verzekerd van ja.
Met wion trouwt zij ?
Zij trouwt met den Heer Baron.
Hij is niet leelijk naar men zegt.
Hij heeft vele middelen.
Mejufvrouw M. heeft niet veel minder.
Haar vader geeft haar vijftig duizend gul-
den mede.
Het is een zeer schoon huwelijk.
Mejufvrouw M. heeft vele verdiensten.
Wanneer zullen zij trouwen ?
Men weet den dag nog niet.
Omay wa samada kote or.
Soretca ika ga? of Nasika?
W at. kfs anaia wo mimai ni jukf zonzi
jori de atta.
Watakfs jahoen ni anaia no hooni ita
monotoo,
Omay wa joki toki kita,
JV atakfs anatani doko demo tsoetomosr koio
ga narka?
Watakfs anf^ta ni ima watakfs senebanaran
dootsju 1. /, koto WO kanasoo,
Omay wa na ,iwo foezels wo kikf ka ?
Omay wa do,,pkara kfoerkoto fito ga doo-
jute ka?
Watakfs wa tajoofi wo kiïta.
Omay naniwo kiitakka?
Moe.§m ' ,no JU, wa jomé de ar.
Sorewa . flkoto ka?
Sou,A„. m i^o ?
Fito goto ni juu.
Fito ga watakfs ni makoto to juta,
Kariwa dareto konrei soer ka?
Kariwa Baron sama to konrei soer.
Anofto wa fito no hanas ni hanahadajokf ar.
Anafito wa ookf no mono wo motte or,
Okf no M, wa soek no wa motte wa oran.
Karega ojazi ja kano onago ni goman
gulden motaseté jar.
Sorewa kireinar jéngoeme de ar,
Ookf no M. wa hanahada tsoetomi sajo de ar.
Karenadowa iets konry sur ka ?
Fito wa mada fidori wa siran.
VAN HET JAPAN SCI! E RIJK.
113
Hoe oud Is de Heer B?
Hij is nog jong.
Hij is maar twintig jaar oud. 1
Hoe oud is de bruid?
Zij is nog geen achttien.
Dat is een heel lief paar.
Het is niet zonder reden.
De beide huizen zullen nu zeer blijde zijn.
Ik zal u wat anders zeggen.
Hn wat?
Ik ga naar Frankrgk.
Is het wel waar?
Gij Yerbaast mij. ^
Wanneer zult gij yertrekkeV
Toekomende weck.
Spot gij er niet mede?
Ik spreek met ernst.
Met wien gaat gij?
Ik ga met mijne moei S.
Gij gaat eene schoone reis doen.
Gij zult veel vermaak hebben.
Gij zult een schoon Land zien.
Ga met ons.
Ik wensch het wel ^ maar ik kan niet.
Gij weet wel , dat ik niet kan.
Uw vertrek bedroeft mij.
Ik zal u misschien nooit weer zien.
Hoe lang zult gij op reis wezen?
Twee of drie maanden.
De tijd zal mij hier lang schijnen.
Gij zult mij nooit vergeten.
Noch ik u.
B. Kimi wa ihfoets ni narka?
Anofito tca mada wakakf ar.
Anofito wa tsijodo hatatf ni ar.
Jome wa ihfoets ni narka?
Karewa mada zjuhats ni wa naran,
Korewa hanahada konomasiki foekf de ar.
Wake wa nai.
Riohoo tonii ni ima wa itatte joro koboo.
Watakfs anatani nanizo hoka no hanas,
Soosite nani wo ?
Watakfs frans kolf ni jukf.
Sorewa makoto de arka 7
Omay wa watakfs wo tamagar.
Omay wa its tatska ?
Kitar nanoeka ni.
Omo'^ wa damasi wa senka ?
Watakfs makoto wo hanas.
Omay wa dare to jukfka?
Watakfs wa watakfs no oba no-S-to jukf.
Omay wa joki tobino sini jukf.
Omay ica omosiroo karoo.
Omay wa joki kfoeni wo misas de aroo.
W atakfs domo to jukoo.
Watakfs wa sorewo koi negan, sikasi deken.
Watakfs deken koto wa omay ica jokf silte or.
Anata no suttats ni watakfs kanasii.
Watakfs anatani foelosite wa omeni kakaran.
Omay wa doredakeno dootsju de arooka?
Ni, san, gagels.
Tüki ga watakfs nagakf naroo.
Watakfs anata wo tsoeini wasoeren.
II Watakfs wa mada anatawo.
15
114
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Ik zal altijd aan u denken.
Ik zal u alle -veertien dagen schrijven.
Uwe brieven zullen niet onbeantwoord
blijven.
Ik zal u wat meebrengen.
Wat zult gij mij medebrengen?
Zult gij uwe belofte houden ?
Wees daarvan verzekerd.
Ik zweer u eene eeuwige vriendschap.
G>j kunt staat maken op de mijne.
JF atakfs tsoene ni anata wo omooie or.
FF alahfs anata ni zjujoka goto ni kake okf 'ocr.
Ana^ji no tegami ni hento soer de aroo.
W atakfs anata ni nanizo motte kfoer.
Omay wa watakfs ni naniwo motte kfoerka?
Omay no jakfsokf wo tamotarejo?
Sorewa kitto makoto.
TFatakfs anata ni isjo maziwari too seisi soer.
Omay wa watakfs no koto wo kita omoote
orka.
ZEVENDE ZAMENSPRAAR
Waar w&vi.t de Nicolaas?
Weet gij het huis van den Heer ïf-?
Het is dat groote nieuwe huis.
Ik bedank u.
Het is geen dank waardig.
Is de Heer N te huis?
Neen , Mijnheer ! hij is uit.
Waar is hij gegaan ?
Bij zijn’ advokaat.
Zal hij haast weerkomen?
Ik kan het u niet zeggen.
Ik wenschte hem te spreken.
Kan ik hem uwe boodschap niet doen ?
Ik moet hem zelf spreken.
Ik zie hem komen.
Mijnheer! ik kom u mijne geringe dienst
aanbieden.
Nicolas ktmi wa dokoni soende orka?
Omay wa IV. kimi no je wo silte orka ?
Kono ookina sintakf de ar.
FF atakj^ ata ni katasike nakf.
Sorewa oreyni osoban.
N... kimi wa oets ni orka?
Jja anojito wa dete or.
A.nofito wa doko ni ite orka ?
Karega saibanjakf no hooni.
Anofito wa hajakf kayerooka?
PFatakfs sorewa {waren.
TVatakfs anofito ni hanas koto wo negan.
fVatakfs anofito ni tsoekaysoer koto wa
dekenka ?
Watakfs anofito ni zisin nihanaseneba narau.
FF atakfs anofito no kfoer no wo mir.
Watakfs anatani watakfs no soekosi no tsoe
no mewo sinikita.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
115
Ik heb de groetenis aan u te doen.
Van wegen wien?
\
Van den Heer N.
Gij komt dan van Parijs?
Gij zijt welkom , Mijnheer !
Mijnheer B. verzoekt mij u wèl te onthalen.
Gij kunt over mij beschikken.
Ik heb niets , of het is tot uwe dienst.
;n zayi,
I
dat wi
Ik zal u het fraaiste doen z
hier hebben.
Ik zal u zeer verpligt zijn
Gij hebt nog niet ontheten
Gij zult wel koffij drinken^
Neem de moeite van te gaan zitten
Wat zegt gij van Holland?
Het is een zeer schoon land.
Gij hebt hier schoone juffers.
Hier en daar gelijk op andere plaatsen,
Gij zijt over land gekomen?
Ik hen door Amsterdam gekomen.
Het IS eene zeer schoone stad.
Waar hebt gij dezen nacht geslapen?
In den Rooden Leeuw.
Dat is eene goede herberg.
Men wordt er zeer wel gediend.
Hebt gij geld noodig?
zal duizend gulden noodig hebben.
Mijnheer! om u dienst te doen.
tva üfiatu ni dengon ga ay,
Dare jori?
IV... kimt jori,
Ornay tca Parijs jori kilakka ?
Omay wa jokf kita.
B. kimi ga anata wo jokf torimots koto tco
tanonda.
Omay tva tvatakfs no koto ni tsooite osBwa,
W'atakfs wa ikkoo nay.
Watakfs anatani watakfs domo ga koko ni
motte or kireynar mono wo miju.
W atakfs anata ni kaiasike nakf ar.
Omay wa mada asayan wa tabenka.
Omay wa koffij wo nomanka.
Okake nasare.
Omay wa Hollanda kokf wo doo omoyka ?
Hanahoda joki kfoeni de ar,
Omay wa kokoni joki moesmé tco motté or.
Soko kokoni hoka no tokoro mo onazikoto.
Omay wa kfceni mawatte kitaka?
W itakfs wa Amsterdam jori kitaka.
Ilanahada joki mats de ar.
Omay wa jazen wa doko ni netaka ?
Rooden Leeuw ni.
Kcrewa joki jadoja de ar.
Ilanahada jokf torimots.
Kane no sujoo wa naika ?
Watakfs wa anatani sen Gulden hodo irijoo
ga ar.
Nar hodo anata ni tsoetomoer tame ni.
15 *
OV»> ÜIV ZEliDZAAlElEEDXinir.
Wanneer men over een Land schrijft, hetwelk, gelijk Japan, hij eiken
voetstap den vreemdeling zoo vele voorwerpen ■ mbiedt, welke geheel
verschillen van alles , waaraan men elders gewoon ,vas , en waar men zich
dus als in eene andere wereld verplaatst vindt , kan men bijna alles tot
het hoofddeel van zeldzaamheden brengen.
In het Land zelf heerseht zulk eene Ir' ''"dere drift voor alles, wat
de Japanners Mizerasji of zeldzaamheden noemen, dat ik het belangrijk
acht , van dezelve eenig bijzonder gewag te maken.
De zeldzaamheid van eenig voorwerp wordt vooral in Japan door de
oudheid bepaald ; kunst en sieraad zijn hieraan ondergeschikt , en worden
ook wel tot het zeldzame gerekend ; maar oudheid geeft bovenal de groote
waarde aan voorwerpen, en de Japanners geven aan al wat oud is de
voorkeur in hunne verzamelingen. Al wat den naam van eene oudheid
draagt , heeft waarde , en geniet eer en onderscheiding. De rijkste van
het Land buigt zich eerbiedig voor den grijsaard j wanneer deze zijne
stem verheft, zwijgen jongere lieden. Wanneer de zoon tot jaren van
onderseheid is gekomen, verdubbelt hij zijnen ijver en zijne werkzaam-
heid , om zijnen vader eenen rustigen ouden dag te doen genieten ; hij
neemt alle zorgen op zich , en dient hem met eene ondergeschiktheid , die
hem als door de Natuur in het hart schijnt geschreven te zijn. De oud-
}
BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK. 117
heid herinnert den Japanner den roem zijner voorvaderen j zij waren het,
die, uit een’ chaos van onbeschaafdheid, twist en verwarring, eene ge-
lukkige maatschappij stichtten. De voorvaders stamden af van de bo-
vennatuurlijke wezens, de Goden, wijsgeeren en helden. In dien tijd
gebeurden er wonderen ; de menschen bereikten hooger ouderdom. Doch
boven dit alles geldt bij de Japanners het gevoel van ware ouderliefde
en erkentelijkheid jegens hen , aan Avie zij hun bestaan verschuldigd zijn ,
en die hun in de dagen hunner jeugd zoo veel liefde en bezorgdheid
betoonden. Die zorg wordt vooral aan de ouders op hoogen leeftijd door
de kinderen vergolden ,^^n na hunnen dood blijft bij voorkeur alles dier-
baar, hetgeen die gelie'^en aan deze zijde des grafs hebben moeten achter-
laten ; elk zoodanig v. . rwerp verlevendigt de herinnering aan hetgeen hun
zoo waardig was, en tSt vijftig jaren na hunnen dood Avordt hunne nage-
dachtenis met eerbewijzingen en offeranden op het ouderlijk graf gevierd.
HocAvel al hetgeen de Japanners zeldzaamheden kunnen noemen zich bepa-
len moet tot voortbrengselei van hun eigen Land , of tot die der naburige Rij-
ken, veroorzaakt de vroegere staat van bescha\dng en ongestoorde rust,
dat die voorraad niettemin zeer aanmerkelijk is , en als eene nationale zucht ,
om dezelve te bewaren en te vermeerderen, bijzondere aandacht verdient.
Men nadert geenen tempel, of men zal reeds aan den ingang een voor-
werp vinden , hetwelk aan de oudheid herinnert , zoo als het opschrift des
stichters op eene zuil gegraveerd , een sparreboom door hem geplant , of
eene poort door hem gebouAvd , somtijds een gedenkteeken ter eere van
eenen held of geestelijke. Elk Japanner meent , bij het bezoeken van
zulk eenen tempel , daardoor het eerste offer zijner pligtmatige hulde te
brengen, dat hij zich den oorsprong, de geschiedenis en de bijzonder-
heden dezer gedenkteekenen door een’ der kerkelijke bedienden doet
uitleggen , terAvijl hij vervolgens zijne groote verwondering en belangstelling
te kennen geeft , en eindelijk , tot bewijs van zijn bezoek , een heilig
118
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
prentje of zijnen naam op het gedenkteeken achterlaat. Hoewel een
Budsdo-iemT^eX op zich zelven eene fraaije vertooning oplevert , door de
menigvuldige beelden , altaren, muzijkinstrumenten en offeranden , die zich
hier in alle vormen , op de kunstigste en kostbaarste wijze vervaardigd , ter
eere van den gever vertoonen , en zich door de buitengewone zindelijk-
heid alleraangenaamst voordoen , blijven echter de schatten en reliquiën
van den tempel nog voor het oog verborgen , en berusten onder de bijzon-
dere bewaring van den Priester. Slechts bij enkele gelegenheden wordt
het publiek tot de bewaarplaats dier schatten Joegelaten , en men genaakt
niet dan met het grootst ontzag de dddr bewaari wordende gewijde voor-
werpen. De ontzagverwekkende houding van den >riester verwekt bij die
gelegenheden eene algemeene belangstelling. Een der leeken vraagt dan
met de grootste bescheidenheid verlof, om de voon, & pen te ontblooten , of
Avel, om dezelve in handen te nemen. Die voorwerpen bestaan in heilige
geschriften van twee duizend en meer jaren oud , waarvan ik er sommi-
■V
gen heb gezien , die op het schoonste papier . iet de kleinste letter en de
grootste duidelijkheid waren geschreven , even alsof ze gelakt waren , en
waarvan een enkel blad zeer zeker in Europa als eene hooge zeldzaam-
heid zoude geacht worden; voorts gouden beelden, voorstellende eene of
andere godheid of eenen heiligen persoon, handschriften hunner wetten en
voorschriften, wapens en vlaggen, kleederen en andere sieraden, dikwijls
wanstaltige gedaanten in hout of steen, en somtijds zelfs zoo kunstig
nagemaakt , dat men werkelijk het bestaan dezer monsters voor een oogen-
blik zoude gelooven.
De Japansche fabelleer is rijk genoeg , om den vindingrijken geest van den
vervaardiger van zulke voorwerpen ruime stoffe te geven, en de Japanners
gelooveu aan huime Cami’s of góden geene grootere eer te kunnen bewij-
zen , dan door een voorwerp te offeren , dat zeldzaam of vreemd is. Hieruit
zullen ook wel de Sirenen of Meerminnen, die in de jaren 1822 en 1823
VAN HET JAPANS CIIE RUIL
119 '
te Parijs en Londen vertoond werden, ontstaan zijn. Deze Sirenen worden
zamengesteld uit den kop van eenen aap en den staart van eenen visch , dien
men Jacob Everts noemt; dezelve zijn zoo fraai gemaakt en zoo bedrie-
gelijk voor het oog , dat de Amerikaansche kapitein , die zulk een stuk te
Batavia van een’ mijner vrienden voor twee duizend Spaansche matten had
gekocht , er welligt zijn schip en zijne lading mede vrijgevaren heeft , met
hetzelve in alle verschillende plaatsen voor geld te vertoonen. Deze Meermin
was de tweede van die soort , welke ik in Japan gezien heb. Er was er
nog eene , die eenige maarul^n te voren door den Heer Cock Blomhoff was
aangekocht, en toen deze lêerste Meermin op het eiland Decinia werd ver-
toond , en naderhand e eigendom der Hollanders werd , was er dagelijks
een groote toeloop van Japanners om dit monster te zien , die volstrektelijk
aan de echtheid van dit Wk niet twijfelden, en op de gewone wijze hunnen
eerbied betoonden , door met het hoofd tot op de matten te hukken.
Men verhaalde, dat deze Sirene in het Landschap Katsa , op de
noordkust van Japan, door en’ armen visscher, soibe genaamd, gevangen
en met andere visschen in het net opgehaald was. Zij zoude eenige weinige
oogenblikken geleefd , eenen goeden oogst gedurende tien jaren voorspeld ,
en tevens eene besmettelijke ziekte aangekondigd hebben , welke men gene-
zen kon door haar ligchaam of afbeeldsel te bezitten. Geen wonder dus ,
dat vele bijgeloovigen zich eene prent van dit schepsel aanschaften, en
alzoo de visscher of eigenaar, voor zijne uitvinding, ruim is beloond
geworden. Toen wij naderhand ontdekten, wat hiervan was, scheen het
verschil van den fabrijksprijs van dertig theilen, of zestig gulden, en twee
duizend Spaansche matten op Batavia al te aanlokkelijk , om niet eene
kleine speculatie in die wonderstukken te ondernemen, gelijk mij dan ook
allerhande modéllen gewierden , die werkelijk van den zonderlingsten aard
waren, als: menschen met twee hoofden, of het aangezigt op den buik
of met duivelskoppen , draken met twee koppen , enz., waarvan ik eenige
120
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
heb uitgekozen, die, voor zoo verre ik dezelve heb kunnen bewaren,
in mijn kabinet te ’s Gravenhage voorhanden zijn.
Wanneer een voornaam persoon eenen tempel bezoekt, laat hij gewoonlijk
ter gedachtenis eenig zeldzaam voorwerp na; hiertoe behooren reukvazen ,
oude munten, prentverbeeldingen, wapens of naturaliën; ook wel eenig
geld , waarmede men kostbaarheden koopen kan.
De zware klokken bij de Japansche tempels verdienen ook bijzondere
opmerking, zoowel om hare ontzaggelijke grootte, als om de kunstige bas-
reliëfs daarin gegoten; dezelve zijn zonder kle^*?!, maar worden door een
hout geslagen, dat in het klokkenhuisje naast klok hangt, en horizon-
taal van buiten tegen de klok aangebotst worde >de, eenen ontzettenden
klank voortbrengt. Het is niet onwaarschijnlijk , dat deze klokken , even
als de Indische en Chineesche Tamtams en Gofiggons, bestaan uit eene
bijzondere alliage , die te bros is , om met metalen hamers of klepels
geslagen te worden, doch, met eene weel ' f gebotst, een sterk geluid
veroorzaken.
De zeldzaamheden van een Japansch paleis zijn weder van eenen geheel
anderen aard , en bestaan hoofdzakelijk in oude kostbare schermen , die de
wanden versieren, en waarop de roemrijke gevechten, de gewijde plaatsen
hunner voorvaderen , de tijdrekenkunde eener dynastie of van een geslacht
afgebeeld zijn; voorts uitmuntende verzamelingen van wapenen, harnassen
en onderscheidingsteekenen. De binnenvertrekken pronken met uitgebreide
bibliotheken, veelal keurig gewerkte handschriften, die, even als eene
legende, naauwkeurig de geschiedenis der lotgevallen van elke dynastie,
of edel geslacht , bevatten en nog heden ten dage met ijver worden voort-
gezet. De oudste lakwerken , die voorzeker de voorkeur boven de heden-
daagsche verdienen, worden ook door de Japanners boven de nieuwere
verkozen, omdat zij oud, en omdat zij beter zijn dan de nieuweren. Hoe
groot ook de lof zij, wmlkcn men in Europa aan het Japansch verlakt geeft.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
121
/.iet men alleen in het Land zelf den hengsten trap dier kunst, en mag men
veilig rekenen , dat , uitgezonderd eenige weinige stukken , "welke wij alleen
bij toeval of op de hofreis als lèn geschenk bekomen, al hetgene in Europa
wordt aangebragt, met het ware kostbare vergeleken, van mindere soort is.
Van die eerste soort van lakwerken zijn echter in de verzameling van
Zijne Majesteit den Koning verscheidene voorwerpen voorhanden. Vooral
verdient hier als een hoogst fraai stuk aangehaald te worden een kistje
met verscheidene loketten , alleruitvoerigst in het goud en salvokaat ver-
lakt, met verscheidene familiewapenen en bas-reliefs, hetwelk zich in het
bezit van den Heer Bai^a Fagel te ’s Gravenhage bevindt.
De antieke metalen l^foem- en reukvazen, en de pronktafeltjes , waarop
men dezelve plaatst , Let kunstig geslepen houtwerk , hetwelk eene soort
van kabinet in een Jappnsch salon uitmaakt, wordt door oudheid of kun-
stige bewerking van meer of mindei’e waarde , en voor des te kostbaarder
geacht, omdat hierin het weinige ameublement eener kamer bestaat.
De étiquette en gewoonte ' ïaten in Japan niet toe , om met verzamelingen
of liefhebberijen, in een of ander vak, de vertrekken op te sieren j ook
geschiedt dit mogeliik niet , uit vrees voor brand. Niettemin zal men naau-
welijks onder de gegoede klassen eenen Japanner vinden, die niet een
of ander stokpaardje of liefhebberij heeft , en veel geld besteedt tot het
aanleggen van verzamelingen , als van schilderijen , waarover ik gelegenheid
zal hebben in een volgend hoofddeel te spreken, en munten, die ook
werkelijk in Japan hoogst merkwaardig zijn. Ik heb daarom voor de
twee geleerde karakters naast de titelplaat van dit hoofddeel den stempel
der oudste munt , die men Hanrio noemt , gekozen , en hoezeer men
mij verzekerd heeft, dat dit eene Japansche munt was, durf ik zulks niet
stellig meer schrijven , nadat ik de vertaling van den Heer Klaproth, uit
het Japansche Werkje, getiteld: Fookoua Siriak , ou Traité sur l’ origine
des richesses au Japon, gelezen heb, volgens hetwelk in A“. 683 onzer
16
122
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
jaartelling voor het eerst in Japan koperen munt geslagen, en vóór
dien tijd alle handel bij wijze van ruiling zou zijn gedreven, terwijl.
honderd jaren oud is ; hetgeen mij doet vooronderstellen , dat de Hanrio
eene Chineesche munt zijn moet. Aan vele oude munten, vooral ko-
peren, wordt eene bijgeloovige eigenschap toegekend: sommigen be-
schouwt men als behoedmiddel tegen ongelukken in den oorlog, of wel
tegen gevaren op zee ; anderen weder tegen aanstekende ziekten , ook
tegen den slangenbeet, of ter afwending van armoede. Zij worden als
wijls tegen goud opgewogen. ue aiuicKe gom. ■ en zilvermunten zijn
ten uiterste zeldzaam, vooral de Obang, die van eenen ovalen vorm,
zes duim lang en vier duim breed is, zoodat zy de grootte van eene
hand beslaat; men kan dezelve eigenlijk meer eene medaille noemen,
omdat die munt alleen voor den Keizer wordt geslagen , en door hem
als eene bclooning wordt uitgereikt , nadat^Soor eene soort van zegel-
beambte daarop met zeer zwaren inkt eene groote letter geschreven is,
die, uitgewischt zijnde, weder hernieuwd moet worden. De innerlijke
waarde van dit stuk wordt op drie honderd gulden geschat, doch doet
eene agio van tien tot twaalf pCt. De eer van zulk een stuk, uit ’s Keizers
handen bekomen, in eene famihe te bezitten, mag met eene ridderorde
hij ons worden gelijk gesteld, en bij plegtige gelegenheden wordt dit
eerbewijs door den gastheer aan zijne vrienden vertoond. Er bestaan
verscheidene Japansche beschrijvingen van muntverzamelingen , en ook
een Werkje door den Landsheer van Tamba geschreven, .over eene door
hem gemaakte verzameling van Europesche munten. Wij hebben in Jedo
eene verzameling gezien van zeer oude Europesche gegraveerde platen,
die bereids honderd vijftig jaren in ééne familie waren bewaard gebleven
en ons voorkwamen van groote kunstwaarde te zijn, De Keizer heeft
volgens de mij medegedeelde berigten , ^ de bedoelde munt negentien
talisman of amulet om den
derzelver waarde dik-
VA]\ HET JAPANS CHE RIJK.
123
pakhuizen opgevuld met de kostbaarste vreemde en andere zeldzaamhe-
den, die, weinigen tijd na den aankoop of de aanwinst, allerkeurigst
worden geplaatst in nette kasten , doch daarna zelden of nooit het licht
zien, tenzij bij eene voorkomende gelegenheid, om over een of ander
voorwerp berigt en ophelderingen te erlangen.
Al wat het rijk der natuur zeldzaams oplevert , wordt duur betaald, ten
einde de zucht der groote Heeren tot het bijeenbrengen van verzamelingen
te voldoen ; vooral verkiest men hetgene eenen hoogen ouderdom heeft ,
als versteeningen en overblijfselen, die van vroegere overstroomingen ,
uitbarstingen en verwoe<'.ingen getuigen, welke vóór ettelijke eeuwen
hebben plaats gehad, '.r worden in Japan ook tempels en andere gebou-
wen opgedolven , die , even als te Herculanum en Pompeji , door aard-
bevingen of uitbarstingen van vulkanen zijn te gronde gegaan. Hier-
van zijn onder anderen in mijn kabinet eenige kommen uit den tempel
Kiomizi voorhanden.
Ofschoon de Mammouth ' ai Japan niet bekend schijnt , worden er ook
overblijfselen van groote dieren gevonden, gelijk ook van eenige an-
dere dieren en planten, welke tegenwoordig niet meer aanwezig zijn.
Hoezeer men zich op de Japansche kronijk niet dan na den tijd van
ziMOE TENNo kan verlaten , schijnt er zekerheid te wezen , dat hunne
overleveringen in de oude Geschiedenis , omtrent eene plaats gehad
hebbende algemeene overstrooming , niet van grond ontbloot zijn. De
Japanners hebben eenen bijzonderen smaak, om aan alle wanstaltige
gedaanten van steen, mineraliën, schelpen, houtwerken of gewassen
eenen vorm te geven , die dezelve tot sieraad of huisselijk gebruik
geschikt maakt. Menig nietig voorwerp wordt door den vindingrijken
geest een stuk , dat zoowel in onzen smaak valt , als in dien der
Japanners , gelijk ik slechts tot voorbeeld zal bijbrengen de bestand-
deelen van de meermin, hiervoren aangehaald; doch het is moeijelijk,
16 "
124
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
mijne lezers geheel in den smaak der Japanners te doen deelen. Daar
zij, bij voorbeeld, eenen ouden gebarsten^ pot boven eene fraaije por-
seleinen vaas verkiezen, en een lomp oud stuk hout, dat slechts voor het
gebruik eenigzins is gefatsoeneerd , liever gebruiken dan eene gepolijste
bloemtafel , of zich veeleer van eenen ouden gedeukten koperen water-
ketel bij een kostbaar theeservies willen bedienen, zoo zijn er honderde
voorwerpen, die alleen door de Japansche zucht tot oud- en zeldzaam-
heden zekere waarde verkrijgen.
Hoe ongeloofelijk zulks ook schijnen moge^an ik echter verzekeren,
kleederen te hebben zien dragen, die meer da^vijftig jaren oud waren j
deze waren gemaakt van zoogenaamde TaffachelaA, een linnen weefsel of
gingan, dat veel op de kust van Bengalen werd gemaakt en van oneindig
betere hoedanigheid dan het tegenwoordige was. Hen heeft ons verzekerd,
dat er van dergelijke stoffen in Jedo stukjes voorhanden waren uit den
eersten aanvoer van de Hollanders in de zeventiende eeuw; alleen
uit zucht tol hel oude , welke den Japanners zoo eigen is , wordt dit
alles zoo zorgvuldig bewaard; juist het tegendeel van hetgeen er in Europa
plaats heeft, alwaar men zich beijvert, om telkens aan gebouwen , meubelen,
kleederen, en wat het ook zijn moge, eene nieuwe gedaante te geven,
terwijl niet zelden de kostbaarste stukken, door eene verandering der
mode, alle waarde verliezen, ja somtijds zelfs belagchelijk worden.
De Japanners beweren, dat in het algemeen al het oude fabrijk- en
kunstwerk deugdzamer is dan het tegenwoordige, zoowel in hetgene hun
eigen Land oplevert , als al hetgene er van buiten ’s Lands wordt aan-
gevoerd, en men is bij hen dikwijls beter dan hier in de gelegenheid om
zulks te beoordeelen , omdat zich dit door de stalen , welke zij zoo zorg-
vuldig mogelijk van alle goederen bewaren, laat aantoonen; hetgeen niet
zelden moeijelijkheden in het prijsmaken van onzen jaailijkschen aanvoer
oplevert.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
125
Als een zinnebeeld des ouderdoms hechten de Japanners veel aan de
Camé of schildpad, en den Matsi of sparreboom , welke ook in hunne
teekeningen geliefkoosde voorwerpen zijn. In het aankweeken van dien
boom hebben zij het tot het uiterste gebragt , want men vindt in tuinen
sparreboompjes in potten , die soms meer dan honderd jaren oud zijn , en
tevens op eenen onevenredigen , lompen en misvormden stam welig groen
dragen j ten hoogste mogen deze drie voet hoog en even zoo breed zijn.
Van dit uiterste heb ik , in het tegenovergestelde , sparreboomen bij de
tempels gezien, die eene merkwaardige grootte hadden, en waarvan de
takken van jongs af staken van zeven a acht voet hoog uitgeleid
waren, waardoor één bc /m de oppervlakte van drie honderd voet middellijns
overschaduwt. Even gelijk de Japanners een dergelijk zonderling verwron-
gen gewas hoven eenen gaven , zuiveren stam of eenen schoonen vrucht-
boom verkiezen, even zoo geven zij ook aan een fraai zeegewas, dat
tot sieraad kan dienen, of aan eenen steen, welke tot eenig gebruik kan
worden gefatsoeneerd, of n.ar de gedaante van eenig voorwerp gelijkt, boven
edele gesteenten de voorkeur. Zij verstaan de kunst niet om dezelve te
slijpen , en deze juweelen hebben dan ook geene waarde in den handel.
De plaats , welke de bijouteriën of juwelierswerken in Europa bekleeden ,
wordt in Japan door zeker kunstwerk vervangen , hetwelk zij zeer hoog
schatten en onder hunne kostbaarste kleinooden rangschikken. — Dit
kunstwerk noemen zij Sjakfdo, en bestaat uit doosjes, platen en versier-
selen, uit verschillende edele metalen vervaardigd. De grond is meestal
zwart, door eene vermenging van goud met ijzer en koper, en de figuren,
daarop voorgesteld, worden er met onderscheidene stukjes metaal ruw inge-
dreven, en door beitels tot de hoogste uitvoerigheid bijgewerkt. De
kleuren, welke in Europa door eene scheikundige zamenstelling aan het
émail worden gegeven, zijn in het i^a^i/o-werk door de natuurlijke
kleuren van elk metaal voorgesteld , en de grootste kunstenaars van Genève
126
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
hebben mij verklaard , dat die zeldzame kunst in Europa nog niet bekend
was. De meeste dier voorwerpen zijn klein en eenvoudig ; het is vooral
in den smaak , om dezelve aan de stootplaten en het gevest der sabels
te hebben, als ook aan de slootjes voor de brieventasch , de ceintuurhaken
of dergelijken , en men betaalt zulk werk , naarmate van den ouderdom en
de kunst, met honderde en duizende guldens. Dikwijls heeft er in het
werk van dien aard eene vervalsching plaats, die zeer kennelijk is, omdat
de figuren alsdan in de metalen plaat gegoten of gedreven zijn en in het
vuur worden gekleurd. Van deze artikelen worden slechts zeldzaam aller-
fraaiste stukken uitgevoerd , om den hoogen prpiy^ dien men er in het Land
zelf aan hecht, en welke in Europa niet betaaldlX zoude worden; evenmin
als men kostbare Europeaansche zaken in Japan tot' eenen evenredigen prijs
zou kunnen plaatsen. ^
Het is bekend , dal de Japansche kusten rijk zijn in alle mogclijke schelp-
dieren en de parel-oester niet zeldzaam voorkomt, vooral in het Landschap
Omura , alwaar de Landsheer eenige paarlen n|f.n ontzettende grootte moet
bezitten. Ik heb meermalen eenige paarlen gezien, die te koop werden
aangeboden, doch altijd zeer ongelijk in grootte, en zoo duur, dat men
vooronderstellen moet , dat zij zeldzaam worden gevonden , of de kosten
van de duikers al te hoog zijn. Er is thans, op aanvrage van den Japan-
schen Keizer, eene duikelaarsklok aangekocht, die hem weldra door ons
Gouvernement zal worden toegezonden ; mogelijk zal men hierdoor meerdere
ophelderingen verkrijgen. Indien dezelve met een goed gevolg wordt ge-
bruikt , zullen de paarlen zeker een artikel van uitvoer opleveren , daar
het gebruik van hals- en oorsieraden bij de Japansche Dames niet bekend
is, en de Geestelijken zich wel zullen blijven vergenoegen, om hunne
rozekransen van kralen of hout te gebruiken. — Kleine paarlen, als
geneesmiddel tot poeder gestampt, houdt men voor een zuiverend middel,
hetwelk alleen door rijke lieden gebruikt zal kunnen worden. De roode
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
127
paarlen zijn zeldzamer dan de witte, en ik heb dezelve nimmer te zien
kunnen krijgen.
Er is welligt geen Land in de wereld, alwaar zoo veel handel in oud- en
zeldzaamheden wordt gedreven als in Japan. Dit bepaalt zich niet alleen
tot zulke zaken , als hierboven vermeld zijn ; maar er bestaan zelfs winkels
van allerhande soorten van levende dieren, als vogels, honden, katten, bok-
ken, herten, krekels, jonge beeren, witte muizen, vechthanen, zeer kleine
hoenders , waaijereenden , konijnen , alsmede van heerlijke bloemisterijen ,
zeldzame huiden, schelpen, mineraliën, zaden, enz. Wanneer deze voorraad
in Nagasakki bestond, z^ade het minder moeite kosten eene verzameling
bijeen te brengen j dar daar deze magazijnen alleen in de groote steden,
als Jedo , Miaco en Osacca , worden gevonden , moeten wij alles door de
derde en vierde hand verkrijgen , en ten duurste betalen. — In de schet-
sen van den Heer Meijlan wordt gewag gemaakt van een medicijndoosje,
dat zes duim hoog , vier duim breed en anderhalve duim diep was , waarin
een sparreboompje, een ban hoes en een pruimboompje groeiden, hetwelk
voor honderd kobangs of twaalf honderd gulden om de zeldzaamheid werd
verkocht, en de liefhebbers durven niet minder honderde guldens voor
eenen fraaijen vogel, een schoothondje of ander zeldzaam of fraai dier be-
steden. — Door deze zucht voor al wat zeldzaam is, zijn de eischen, die
jaarlijks door den Keizer en de Rijksgrooten aan de Hollanders gedaan wor-
den , opgevuld met de koddigste vragen , even alsof in Europa de Natuur
en de kunst het onmogelijke konden daarstellen, waarvan meestal het gevolg
is, dat men zich van die commissiën moet verschoonen, of ze door eenig
ander voorwerp zoekt te doen vervangen.
De zonderlinge omschri]ving der voorwerpen , zoo als die op de
origineele eischen voorkomen , zijn te kluchtig , om daarvan niet eenige
staaltjes aan te halen, als zijnde , bij voorbeeld, daaronder aangevraagd
geworden :
128 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK.
Een pees Horlogie van rariteit , dat klokkie slaat met twee pop , en
daarbij eb en vroed met de zon en maan zoo als hij opgaat.
twee p^. waterhondie , die wel zwemmen op water.
80 taffachelasse d'heraysse dolmala (1) br. 34 duimen lang 36 voeten
als nevenstaande staartje, is om liefhebben.
1 p^. kaswaars (2) van groote soort.
1 Hollands kat met drie kleuren.
1 boek almanak van zeven planeten, en een boek tot het maken van
dezelve gebruikelijk is.
1 vogel van Chinesche karakter (3). c
1 stel mortier waarmede men de bombe van '(16 pond steen (4) schiet
met regt machine op de nieuwste wijze gemaakt daarbij.
4 Loerie groote soort met verscheidene vederen.
Uit deze opgave blijkt , dunkt mij , genoegzaam de nieuwsgierigheid en de
onderzoekingsgeest der Japanners , en tevens , dat onze tolken niet altijd
groote orthographisten zijn. a?
(1) Eene stof, die op de lust van Bengalen wordt geweven.
(2) Een cazuaris.
(3) Dit wordt in den eisch met eene Chinesche omschrijving opgehelderd.
(4) Tamma beteekend steen; zij gebruiken dit woord ook voor kogel.
"Swl..
■■y
»v »''o-
'■ ./ . ■
•< . :
I' v:r - .:>
I .* 1 ' ,,,->'
■ . * »
'ï/ -f- ■-• •
ƒ j 7 ^‘. . .
-ff
.,^.v 24 •^i,
r ‘m; *ï*\ *'•*■■' v"
, ■ ■ 7-
* ■? . *5 ^ • • * •
’ V “ i • • ' • ^<*r * ' c-^-- ■ • ' . ,
I' V .1^' **2 • /‘.V • » * *' ■ •
! i i*' ^ % ♦ . > . V' '
?t ,riê-4:sM^: -c-i '.- ^
' >f:-V ■
‘ iA !L j?i '*^T> « ^'^■■‘■-^:'% •«•• '
• • «V»- i *• • • • • i y-i ■ ’ ‘ . \ .
‘“ '2^lkÏ‘*4^** * 'V^^- 4'" ■
' , ï'fcv : ,."
- • vt.' ■ vv > :•• •.-. V
4 . ■
; * »? .r.'"'*' ■■■
/■ .7 -
^ 1 • ^ • \J i. ■- - * -
■ ■»■«. » • •'■-• •»-■■--
. ■'•» . .
■'*
■%p' -..7
' >
-■>>
' 4 V*
, ,i-'
-i:M
i.-rr-
.'*> •; 5 ^*;
. r - S-ir'' '
' -
• A
J ^ c]t C ^ o IU%>
//n-e//' y^ym:^-''
Tx:s2Ki:]viLiJ]¥iiT«
Deze kunsten hebben zejj'^rlijk in Japan op ■verre na die hoogte niet bereikt ,
op welke dezelve in Eur jpa gevonden wordenj echter zijn hare voortbrengse-
len ddarom belangrijk voor den vreemdeling, omdat men zich door dezelve een
beter denkbeeld vormepi kan van een Land en volk, hetwelk zich van de gan-
sche wereld afgezonderd houdt , en daardoor den ijverigsten onderzoeker bui-
ten de gelegenheid stelt, om zijne belangstelling en nieuwsgierigheid op de
plaats zelve te voldoen. It j heb om die reden dit Werk van eene hoeveelheid
platen doen vergezellen, die getrouwelijk naar de voortbrengselen der Ja-
pansche School en de Natuur zijn gevolgd , en die ik , inzonderheid de af-
beeldingen van eenen man en eene vrouw uit Japan , als goed gelijkend
durf aanbevelen. In dit hoofddeel zal ik eenige Japansche gebruiken aan-
halen , welke in mijne verzameling door afbeeldingen worden voorgesteld.
In het vak der schilderkunst zijn de Japanners niet zeer bedreven, en
kennen weinig of niets van het gebruik van olieverf. Des te meer erva-
ren zijn zij in het behandelen van waterverwen , welke zij zoowel uit
het mineraal- als plantenrijk weten te trekken, en die zulke schitte-
rende kleuren opleveren , als men te vergeefs in Europa zou zoeken. De
schetsen en omtrekken zijn stout , en de teekeningen zonder schaduw
onverbeterlijk, maar in het uitwerken van de perspectief zijn zij zeer ten
achteren. Er heerscht echter in de eenvoudigste schetsen en teekeningen
17
130
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
in het algemeen eenc zekere overeenstemming, die aan de voorstelling gevoel
bijzet , en dezelve eene bevattelijke en aangename houding doet verkrijgen.
f ..
Afzonderlijke afbeeldingen van vogels en bloemen zijn over het algemeen
door de naauwkeurigheid , waarmede dezelve zijn uitgevoerd , en de schoone
dekverwen, boven dergelijke Europcsche teekeningen te verkiezen. In het
voeren van het penseel hebben zij eene bijzondere vlugheid, terwijl zij in
het schetsen zóó geoefend zijn , dat zij zelden noodig hebben eenige trekken
uit te wisschen. Het gebruik van elastieke gom is hun onbekend; de eerste
aanleg geschiedt met houtskool, of wel terstond met flaauwe inktstreken.
Gelijk de Chinezen eene manier hebben, om op n*|n zoogenaamd rijstpapier
descho onste teekeningen te maken, zoo hebben d^ Japanners eene eigene
wijze , om op eene fijne soort van zijden gaas te teekenen ; dit gaas is aan
de eene zijde gelijmd, en doet zich, wat de zachtheid der teekening
betreft, aangenamer voor dan het Chinesche rijstpapier. Zij kennen he*
gebruik van potlood niet , maar hunne penseelen zijn , benevens die der
Chinezen, de beste der wereld. — Het hertenj en vossenhaar wordt het
meest voor dezelve gebezigd. De verwen worden niet in stukken, maar
in poeder bereid en langdurig gewreven , en onder dezelve meestal ééne
of twee korrels gekookte rijst gemengd , om den glans en de zelfstandigheid
te verbeteren. — Het verbruik van zwarten inkt is in Japan niet minder
dan in China, en wordt er even goed gemaakt. De roode inkt van de
beste soort wordt uit Lieoukiem getrokken.
Men zoude zich van de teekenkunst der Japanners een al te ongunstig
denkbeeld maken, wanneer men dezelve alleen wilde beoordeelen naar de
proeven , welke door de Hollanders naar Europa worden gebragt. Doch
men moet bedenken , dat wij deze stukken slechts door tusschenkomst van
een’ enkel’ teekenmeester te Nagasakki kunnen verkrijgen. Deze is uit-
sluitend gemagtigd , aan de Hollanders te leveren , en al wat hij werkt
moet eerst aan de Regering vertoond worden , opdat men beoordecle , of
VAN II ET JAPANSCIIE RIJK.
i31
de geteekende voorwerpen mogen worden uitgevoerd. Deze kunstenaar,
hoezeer vlug en ervaren, kan onmogelijk dit werk alleen af, en gebruikt
daartoe zijne knechts en leerlingen , die het evenzeer als de meester als eene
kostwinning beschouwen , en , daar zij overtuigd zijn van geene mededingers
te hebben, het Averk, zoo goed of kwaad als zij verkiezen, aüeveren.
Niettemin heb ik stukken gezien, die, in hunne soort, in Europa den prijs
zouden behalen. Ook aan oude schilderijen hechten de Japanners bovenal
hooge waarde , en betalen er tot duizend kobangs of twaalf duizend gulden
voor. Zij stellen er eene groote eer in , om ook in dit vak verzamelingen te
maken; doch zij vertoon a dezelve niet, op de Europesche wijze, in lijsten
of achter glazen , maar jlakken de teekening op eene lange rol papier , met
eenen gekleurden zijden rand, welke rol door de ZAvaarte van eenen stok,
met eenen ivoren knops, glad nederhangt. De zoogenaamde Toko of de
hoogerhand in een vertrek is alleen met eene teekening versierd , die
bij plegtige gelegenheden wordt verAvisseld met eene andere , welke een
zinnebeeldig of toepasselijk Onderwerp bevat; veelal vindt men, als hunne
geliefkoosde voorwerpen, op die pronkstukken den , kraanvo-
gels , schildpadden , sparreboomen , enz. De kraanvogel is het zinnebeeld
van geluk, de schildpad van lang leven en de sparreboom van liefde en
ouderdom; Avaarom ook voor de twee karakters naast de plaat van dit
hoofddeel die van Sparreboom en Bamboes gekozen zijn.
De toekenkunst schijnt zich bij de Japanners reeds voegtijdig tot eenen
zekeren graad ontwikkeld te hebben; vele schutten en antieke teekeningen,
die men in tempels vindt , dragen het merk van eenen hoogen ouderdom ,
ofschoon het toch bijkans ongeloofelijk is, dat er, gelijk de Japanners
beweren , eenige van de elfde eeuw onder zouden wezen.
Nimmer heb ik in Japan van een goed portretschilder gehoord , en geloof
het aan eenig bijgeloovig denkbeeld te moeten toeschrijven, dat de inwoners
zich niet op die kunst toeleggen. In het maken van een beeld is bij hen
17 "
132
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
het grootste vereischte , de kleederen en de houding met alle naauwkeu-
righeid na te bootsen; het aangezigt echter is nimmer gelijkend. In het
algemeen Tolgen zij de Chinesche manier en bewonderen onze Europesche
schilderijen minder dan hunne ouderwetsche schetsen. —
Door de moeijelijke zamenstelling van de Chinesche karakters leert de
jeugd reeds vroeg het penseel met vaardigheid gebruiken, hetgeen haar
naderhand, vooral in de ambachten, zeer te pas komt, om een plan ot‘
ontwerp , hetwelk zij door het schrift moeijelijk kunnen uitdrukken en doen
verstaan, in eene ruwe schets voor te leggem De Japansche boeken zijn
daarom ook opgevuld met prenten en afbeeldingenj( die, even als het schrift ,
met houtsneêplaten worden gedrukt; zijnde de kun t van in koper te grave-
ren eerst in de laatste tijden, en slechts als eene eenvoudige proef, aange-
wend. Het ware , uit hoofde van de onmogelijkheid om hunne taal met be-
weegbare typen of letters te drukken, voor de Japanners te wenschen, dat de
steendruk bij hen wierde ingevoerd, zoowel om de kosten en den arbeid van
het houtsnijden , als om de verbetering , die «deze laatste kunst vereischt.
Door het bijeenbrengen eener verzameling van teekeningen heb ik dikwijls
bijzonderheden in hunne zeden en gebruiken opgemerkt , die ik anders veel-
ligt zoude hebben voorbijgezien, welke opmerkingen mij dan gelegenheid tot
nader en naauwkeuriger onderzoek hebben gegeven. Ik zal daarvan alleen
de korte beschrijving van de verschillende tijdperken van het menschelijk
leven aanhalen, die ons, even als vele andere daadzaken, niet dan door ver-
halen of dergelijke voorstellingen, als er in het Museum voorhanden zijn, wor-
den overgeleverd , en die voor een ieder meer of min belangrijk zullen wezen.
De zwangere vrouw, die de hoop voedt, aan de maatschappij eenen
nieuwen telg te schenken, ontvangt in de vierde maand harer zwangerschap
oenen band om het lijf, welke van eene rood katoenen stof moet zijn en
maandelijks vaster wordt aangehaald; dit is in navolging van de Keizerin
siNGOE KOGOE, toen zij haren togt naar Corea deed; en behalve dat de
\ aN het japansche rijk.
133
vrouwen zich bij die gewoonte goed schijnen te bevinden , is het ondergaan
van die pijniging een bijgeloovige dwang geworden.
Wanneer het kind geboren is moet de kraamvrouw zeven dagen in
dezelfde houding blijven zitten, van achteren en op beide zijden door de-
kens of rijstbalen ondersteund. Er moet gezorgd worden, dat zij, gedurende
dien tijd , niet veel slape en een sober voedsel gebruike , bestaande uit
rijst, met roode boontjes, of azoeki mamé , gekookt, en een weinig visch, of
boonensap {miso genaamd) , dat met eijeren wordt toebereid. Na den zevenden
dag ontvangt de kraamvrouw van hare vrienden gelukwenschingen en geschen-
ken , en op den een en twi’^cigsten dag wordt het kind het hoofd kaal gescho-
ren. Dit haar wordt zor^jvuldig bewaard en gewoonlijk aan de zee geofferd.
De jongens worden op den dertigsten en de meisjes op den een en der-
tigsten dag door de ouders of nabestaanden naar den tempel gebragt , om
eenen naam van den Priester te ontvangen. Aan dezen worden onder de
hand drie namen opgegeven , en na de planeten geraadpleegd te hebben ,
prevelt hij een gebed , en «preekt den naam van het kind uit , welke
plegtigheden niet zonder geschenken en feestvieringen afloopen.
Wanneer de vrouw honderd dagen kraams is, rusten al de lasten van het
huishouden en bestier weder op hare schouders , en zij mag nu ter bedevaart
gaan of eenige andere door haar aan den tempel gedane gelofte vervullen.
Een jongen treedt zijn eerste tijdperk met het derde jaar in. Men
doet hem alsdan eenen gordel of band over de losse kabaai , en van dien
tijd af leert men hem bidden. Op zijnen vijfden verjaardag wordt
hij gekapt. Tot dien tijd toe was het haar afgeschoren, op twee lokken
na, die aan weerszijden van het hoofd los nederhingen; nu laat men
hetzelve vrijelijk groeijen, en bindt het op het achterhoofd bijeen. Men
trekt hem nu het complimentgewaad aan, en hij kan nu ook zijne geluk-
wenschingen in den tempel opdragen, terwijl het hem voortaan geoorloofd
is aldaar te bidden.
134
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
De leeftijd van vijftien jaren is het tijdperk van de ontluiking der
jongelingschap; nu wordt het haar op het platte gedeelte van het hoofd
geschoren, het lange haar van de beide zijden stijf op het aehterhoofd
bijeengebonden , en met een staartje van drie a vier duim , dat met
pommade bijeengevouwen wordt , naar voren op het hoofd gebogen. Dit
is het algemeene kapsel der Japanners, hetwelk zij tot hunnen dood
gebruiken. Het afgeschoren haar wordt zorgvuldig bewaard, om in het
graf mede gegeven te worden. Het spreekt van zelf, dat jong en oud,
en dus ook de kinderen, die op hun vijfde jaar het complimentgewaad
aankrijgen, daarbij eene sabel dragen; zij worden daardoor reeds vroeg
zoowel met het nut , als het schadelijke van a't wapen bekend. Het
is natuurlijk , dat hierbij de algemeene wensch ontstaat , om dit wapen ,
hetwelk nimmer hunne zijde verlaat, des noods^tot verdediging te kun.
nen gebruiken, en dit geeft aanleiding, dat over het algemeen de Japan-
ners zich zeer sterk in de schermschool oefenen, zoowel met de lans of
piek, als om eene of twee sabels te gelijk te gebruiken.
Daar de jongeling thans mondig geacht wordt , en gewoonlijk op dien leeftijd
reeds eenen post bekleedt, wordt er weldra aan het huwelijk gedacht.
Het meisje van zijne keus krijgt daarvan den eersten wenk door eene
bloem of eenig ander klein geschenk met zijnen naam , dat haar door
tusschenkomst van een’ derde wordt toegezonden , en indien hij zulks niet
terug ontvangt , worden er van beide zijden bemiddelaars benoemd , om de
onderhandsche toestemming der ouders te vragen en de voorwaarden
van het huwelijk te schikken. Wanneer dit geschied is, volgen er een
aantal geschenken voor de bruid, zoowel voor haren opschik en voor
hare kleeding, als voor het op handen zijnde feest. De jongeling ziet zijne
aanstaande sleehts éénmaal in het geheim vóór het huwelijk , en wanneer
de dag van de plegtige voltrekking verschenen is , vertrekt de bruid in
optogt met alle hare betrekkingen en eigendommen, vergezeld van de
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
135
bemiddelaars en den vader des bruidegoms, naar de woning van laatst-
o^emelden, alwaar de bruidegom haar bij het aangeregte feest verwacht.
Bij deze gelegenheid hebben er een aantal plegtigheden plaats, die in het
werkje van Titsingh breedvoerig zijn beschreven. Het huwelijk wordt
vervolgens door den priester ingezegend , en in den tempel , waartoe het
paar behoort , aangeteekend. Wanneer het huwelijk met kinderen ge-
zegend wordt en de ouders hooge jaren verkrijgen, dragen zij hun ambt
of hunne kostwinning op den zoon of schoonzoon over , en laten hem in het
bezit en beheer van alles , zich alleen een verblijf in het achter- of boven-
huis voorbehoudende, he*^-«-elk de Japanners inkioe noemen. Zij wijden
zich vervolgens aan de 'etrouwe vervulling van Godsdienstige pligten , het
doen van bedevaarten, en leven overigens geheel stil en van de wereld
afgezonderd. ^
Hoezeer de Japanners in het algemeen en zonder uitzondering, krach-
tens de afstamming van hunne Cami’s, Sintoïsten zijn, nemen zij, indien
zij niet , even als de Dayr'e , tot de Budsdo-\eQx zijn overgegaan , toch
op zekeren ouderdom die Godsdienst aan, omdat dezelve in eene eeuwig-
durende hereeniging na dit leven een troostrijker en gunstiger verschiet
belooft. Wanneer het laatste oogenblik nadert, komt de Bonsang of
.SMz/srfo-priester zijne gebeden uitspreken, en blijft nog eenen geruimen
tijd bij het lijk, bij tusschenpoozen gebeden zingende, en met eenen ivoren
hamer op eene metalen trom slaande, om de hulp der góden in te roepen,
en de afgestorvene zielen van de vrienden des overledenen te waarschuwen.
Dit wordt nog weken lang in het sterfhuis volgehouden. Het lijk wordt
zoo mogelijk nog denzelfden dag gewasschen, en hoezeer het ook vroeger
in gebruik was , hetzelve op eene plegtige wijze te verbranden , schijnt
dit thans weinig of nooit meer plaats te vinden , maar worden de dooden
in balies gezet, in eene biddende houding op de gewone Japansche wijze
zittende. Het is onbegrijpelijk, hoe zij de verstijfde ledematen weder zoo
136 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RUK.
buigzaam krijgen, om het lijk in die gebogene houding te plaatsen, het-
geen enkel gedaan wordt met een fijn wit poeder, hetwelk, naar men
mij berigtte , hoofdzakelijk arsenicum of 'rattenkruid zoude zijn. De lijk-
staatsie is niet minder treffend en schoon , dan alle andere Japansche optog-
ten ; zij wordt verzeld van priesters en andere beambten , vrienden en bloed-
verwanten , welke laatsten in wit rouwgewaad de lijkbaar dragen. Zoodra
het lijk uit het huis gedragen is, wordt de poort door het branden van
eenen houtstapel gezuiverd , en aan de poort van den tempel , waar de
overledene wordt bijgezet , wordt zijne aankomst door de priesters met
het slaan op de bekkens aangekondigd. Mem spreekt nog op het graf
de laatste gebeden uit, en het lijk wordt eenig>3 voeten onder de aarde
begraven. Deze plaats wordt voorloopig met een zindelijk afdak gedekt,
totdat hetzelve door eene steenen graftombe wordt vervangen. De nabe-
staanden bezoeken dagelijks het graf, en offeren daar bloemen en gebeden.
Bij een voornaam persoon wordt het graf gedurende twintig dagen door
één’ of twee priesters bewaakt , die naderh;^nd hun bezoek even als de
familie verminderen ; doch tot vijftig jaren na het overlijden wordt zeer
zeker het graf allerzindelijkst onderhouden, en jaarlijks, op het algemeene
sterffeest, de nagedachtenis des overledenen gevierd.
Een volk, hetwelk, ^ slijk de Japanners, van onmiddellijk Goddelijke
afstamming waant te >jn, en, op dien grond, zich zoo verheven en
eervol gelooft, moet wel, uit den aard der zaak zelve, zich eenige
godsdienstige instellingen en pligten opleggen en daaraan de grootste
M’^aarde hechten. In allen gevalle vloeit uit het zoo evengemelde denk-
beeld voort, dat, zoo lang de Japanners de gezegde fabelachtige overleve-
ring nopens hunne oorspronkelijke afstamming blijven aankleven, zij de
stamvaders hunner natie als Goden of Hoogste \Vezens moeten vereeren
en dienen. Zoo lang zij toch in hunnen Mikaddo of Dayrie den waren
afstammeling van den eersten stichter huns volks , tenzio dayzin erkennen ,
zullen zij nimmer de leer hunner voorouderen , de zoogenaamde ^S^/^^o-leer
of vereering der Cami's of Hemelhewoners , verzaken.
Deze Sinto-leer:, als oorspronkelijke Japansche Godsvereering , verdient
derhalve bij de Japanners om haren ouderdom onder de verscheidene
eerediensten of secten , die zij thans omhelzen , nog altijd den eersten rang ;
TENZIO DAYZIN wordt als oudste en patroon der secte vereerd. Volgens de
Sinto-\Qex wordt ’s menschen bestaan, zoowel als de gansche omvang
der Natuur en het geheele uitspansel, geregeerd door eenen éénigen God,
die, als oppermagtig, te zeer boven alles verheven is, om zich met de
nietigheid der menschen in te laten. Tusschen dezen éénigen of opper-
18
138
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
magiigen God en den mensch dienen, als de tolken van dezen laatsten,
de Hemelbewoners, Hemelgoden, of Cami's, met welke de Dayrie voor-
ondersteld wordt in onmiddellijke verstandhouding te verkeeren , en waarom
deze dan ook vereerd wordt als de Middelaar tot ’s menschen geluk. Aan
de zon , de maan en de sterren , als de woonverblijven der hemelsche gees-
ten, wordt insgelijks eene godsdienstige hulde toegebragt. Volgens de
Sinto-leer bestaat het hoogste goed daarin, dat men dien gelukstaat op
aarde erlange , welke door zuiverheid van hart , getrouwe vereering der
góden , gehoorzaamheid jegens de Regering ^ vermijding van alle overtre-
dingen tegen de geboden der gezegde leer, verlnrijgbaar is. Door gehoor-
zaamheid jegens de Regering wordt, in eenen gidsdienstigen zin, vooral
verstaan de verknochtheid aan den Dayrie , als afstammeling der Hemelgo-
den ; deze verknochtheid staat op den voorgrond , en maakt de zuil uit , op
welke het gansche Japansche stelsel van staatkunde is gegrondvest. In het
blind vertrouwen op de groote wijsheid en heiligheid van hunnen Mikaddo
of Dayrie laten de Japanners zich alle voorschriften en wetten, door hem
tot zekerheid van den Staat ingesteld , welgevallen , en volgen die als zoo
vele godsdienstige pligten op. Eene schennis dier gehoorzaamheid zoude ten
ecnenmale den roem der Goden-afstamming verbreken, waaraan de Japanner
.alles hecht , terwijl hij voor het overige zich enkel bepaalt tot het leereu
kennen der weinige geboden , als daar zijn : niet te liegen , niet te stelen ,
geen overspel te bedrijven, geen dier te dooden, de vereischte bedevaarten
te volbrengen, de Cami’s te vereeren, en, gelijk boven gezegd is, in des
Dayries beschikkingen te berusten, zonder te onderzoeken, op welke gron-
den de onderscheidene voorschriften en wetten door hem gegeven zijn,
gelijk hij ook nimmer omtrent zijne godsdienst eenige opheldering verlangt,
als gevoelde de Japanner zich te nietig en geheel onbevoegd, om in de
verborgenheden der aardsche en hemelsche regering door te dringen.
Op de godsdienstpligten der Sintoïsten nader zullende terugkomen ,
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
139
zal ik eerst eene schets geven van hunne begrippen nopens een volgend
leven. Deze zijn inderdaad zeer bekrompen , zoodat hun zelfs het volkomen
vertrouwen ontbreekt op het vooruitzigt , om , na eenen reinen wandel op
aarde , in volmaaktere gewesten met dien hoogen trap van gelukzaligheid te
w'orden vergolden , welke hun de leer van Buddha belooft. Niet dat zij ge-
looven , dat de dood voor eeuwig het bestaan van den mensch zoude vernie-
tigen; maar zij vermeenen, dat de voor hunnen geest of voor hunne ziel
bereide belooning zich beperkt tot het in de Hemelsche gewesten bekleeden
eener meerder of minder luiste'^rijke plaats, in het gevolg van den God of Cami,
welken zij op aarde hebbe' i aangebeden. Indien daarentegen hun wereldsch
gedrag strafschuldig is, g^looven zij, dat bij hun overlijden de ziel overgaat
in het ligchaam van eenen vos, van eene slang of van eenig ander door hen
veracht dier , in welken toestand alsdan de menschelijke geest eene reeks van
jaren op aarde omzwerven en, door het ondergaan der zwaarste folteringen,
zijn eenmaal gepleegd misdrijf boeten moet , totdat hij in voldoende mate
gezuiverd is, om in de nabijheid van zijnen Cami te worden toegelaten; doch
altijd is die gelukstaat op eenen lageren trap geplaatst dan die der gewesten,
welke zij het Hemelsch Paradijs, het verblijf hunner góden, noemen, en die
voor den gewonen mensch te zeer verheven en ontoegankelijk geacht worden.
In het vroeger vermelde door de Sinto-\cex verkondigde gebod tot ge-
hoorzaamheid aan de Regering is het algemeene voorschrift tot zedigheid ,
eerlijkheid en naarstigheid vervat. Voorts eischt die leer , als bijzondere
pligtvervullingen , de Goden te bidden, derzelver tempels te bezoeken en
in stand te houden , zich voor alle besmetting te hoeden , waartoe ook
vooral behoort, zich van het dooden van viervoetige dieren, van het zien
van bloed, van het zien of aanraken van doode ligchamen, van het aanhoo-
ren van lasterlijke , onkuische , ruwe of wreede taal te onthouden. Het
verzuimen van écnen dezer pligten ontzegt den Japanner, voor korteren
of langeren tijd, den toegang tot den tempel.
18
140
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
De tempelen der Sintoïsten worden Blia (huis der onsterfelijke zielen)
genoemd. Zij zijn zeer eeriToudig en klein, meestal in een eenzaam oord,
zeer zelden aan eenen grooten landweg gelegen. De toegang of weg
tot eenen Mia wordt voor de reizigers aangeduid door eene houten of
steenen poort , die weder naar eene tweede poort geleidt , totdat men
eindelijk door nog verscheidene dergelijke poorten, welke op zekere afstan-
den van elkander over den weg staan, langs kronkelwegen aan het
tempelgebouw komt. Hetzelve is vierkant , voor het grootste gedeelte van
hout, ter hoogte van drie a vier voet boven den grond opgetimmerd;
rondom hetzelve is eene insgelijks houten gaanderij aangebragt, die door
den grooten luifel van het dak wordt overdekt. iPwendig wordt de tempel
zeer zindehjk gehouden, met fijne matten belegd, zonder eenige andere
sieraden of kleuren , dan die van het glad geschaafde hout en der zuiver
witte wanden. Regt tegenover den ingang ziet men in den tempel een
wit houten tralie- of rasterwerk, waarachter zich een glad geslepen, ronde,
met eenige strooken wit papier omhangene,'* metalen spiegel vertoont, als
het zinnebeeld der secte , welker eigenaardige beteekenis voor den Sintoïst ,
als van zelve , in het oog valt. De spiegel is de terugkaatsing van het gewe-
ten ; wie er zich in spiegelt , wanneer hij zijnen God aanroept , wordt met
eenen heiligen eerbied doordrongen , en aangespoord , om zich zelven voor
zijne overtredingen de verdiende boete op te leggen. Te gelijker tijd ver-
toont hem deze spiegel de onreinheid zijner ziel , daar zij hem zijn gelaat
en den uiterlijken vorm zijns ligchaams onvolkomen en wanstaltig vertoont.
Het wit papier rondom den spiegel is het zinnebeeld der zuiverheid, naar
welke hij moet streven, om van zijn hart alle besmetting te weren en
hetzelve vlekkeloos aan de dienst zijner Goden te wijden. Indien er al in
eenen Mia eenige beeldtenis wordt gevonden, zoo is het altijd die des
Stichters van den tempel, of wel van één’ der Camts, aan wien dezelve
is toegewijd. Doch zoodanig afbeeldsel is niet te allen tijde in den tempel
VAN HET JAPANSCHE RUK.
141
zigtbaar, en wordt met de overige tot denzelven behoor ende reliquiëu
alleenlijk op zekere bepaalde feestdagen vertoond. In buitengewoon groote
il^v/heeft een Camm, of priesterlijke bediende, de wacht; doch meestal
zijn deze gebouwen gesloten , en worden de gebeden verrlgt op de buiten-
gaanderij voor een houten raamwerk, alwaar ook eene offerkist is geplaatst.
Ieder, die hier den pligt van het gebed komt vervullen, reinigt zich vooraf
de handen en het aangezigt in eenen hardsteenen bak of vijver, die bij
eiken Mia gevonden wordt, trekt vervolgens aan eene aan den ingang
des tempels geplaatste bel, om de Cami’s te waarschuwen, en op den
grond nederknielende eruhet hoofd ter aarde buigende, verrigt hij voorts
in weinige oogenblikkem zijn gebed. Een Mia van eenig aanbelang beslaat
eenen grooten omvang gronds , meestal in eene bergachtige , fraai beplante
ligging gekozen. Alvorens tot het eigenlijke verblijf van den Cami te
komen , hetwelk zich in het hoogst aan den berg gelegen gebouw bevindt ,
gaat men langs verscheidene trappen door hardsteenen poorten , die naai-
de woonhuizen der Canusi’s .en naar de tot den tempel behoorende gebou-
wen geleiden. Deze zijn omringd door fraaije plantsoenen, tuinen, vijvers,
bruggen, steenen lantarens, poorten of gedenkteekenen , en sommigen der-
zelve zijn opgevuld met, aldaar den Goden geofferde, zeldzaamheden, uit
allerlei kunstgewrochten bestaande , die zeer zindelijk onderhouden en
sierlijk voorgesteld worden.
Het staat den Canusi’s vrij , zich in den echtestaat te begeven , en
buiten dienst zich gelijk ieder ander Japanner te kleeden. Zij hebben
ook het hoofd niet kaal geschoren, zoo als de Buddha-pviestevs. Naar
mate van hunnen rang dragen zij , gelijk de Keizerlijke bedienden , ééne
of twee sabels , en de vervulling hunner geestelijke pligten vordert slechts
weinige inspanning of vermoeijenis. Leerredenen worden er niet ge-
houden, en de verborgenheden hunner Godsvereering zijn van te verhe-
venen aard, dan dat zij den volke zouden kunnen medegedeeld worden.
142
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Hunne werkzaamheden bestaan in de eer des Tempels te handhaven, door
denzelven zindelijk en sierlijk te onderhouden , de ingezetenen tot de
vervulling derzelver pligten jegens de maatschappij en jegens hunne Cami's
aan te sporen, geluksvoorspellingen te doen, het horoscoop te trekken,
kinderen namen te geven, enz. In zoo verre men hen dienaars van het
geloof raag noemen, zijn zij eerbewijzingen en gehoorzaamheid verschuldigd
aan den Dayrie , of het hoofd der Amto-secte ; doch vermits alle de
instellingen dier leer er toe strekken , om de maatschappij door éénen
band aan de Japansche staatkunde te ketene^n , volgt noodwendig daaruit ,
dat het Bestuur van den Koeho er groot belang bij heeft, om de Sinto-
leer ter instandhouding harer volle kracht te ipnderschragen, en over
haar deszelfs gezag en invloed uit te oefenen j zoodat, eigenlijk gezegd,
de Japansche Regering en staatsregeling uit de achting voor den Goddelijken
oorsprong der Sintoïsten derzelver onwrikbaar bestaan hebben ontleend.
Een der hoofdpligten van den Sintoïst is gelegen in het volbrengen
der bedevaarten, onder welke die naar den< tempel te Isi, de geboorte-
plaats van den stichter , tenzio datzin , volstrekt niet mag worden
nagelaten. Men mag veilig aannemen, dat geen Japanner sterft, zon-
der althans éénmaal in zijn leven die heilige plaats bezocht te hebben,
om zijne eerbewijzingen te doen en aflaatbrieven te halen. Deze togt
wordt door de meesten hunner te voet afgelegd, en zij, die vermeenen
eene zware boete te moeten volbrengen, begeven zich derwaarts barre-
voets, en stellen zich vrijwillig bloot aan allerlei ongemakken en vermoei-
jenissen, om daardoor den last hunner zonden te verligten. Meermalen
ontmoet men dergelijke voetgangers, die, getrouw aan hunne in tijden
van rampspoed en nood afgelegde geloften , gedurende de gansche pelgri-
maadje hunnen leeftogt bedelen , en slechts het hun tot legerstede dienende
kussen, in eene eenvoudige mat gewikkeld, op den rug dragen. Anderen
dragen het afgeschoren hoofdhaar, op eene plank gespijkerd, op de borst.
VAN HET JAPANSCHE RUK.
143
en brengen dit of eenig ander voorwerp, uit iets, dat hun dierbaar of
zeldzaam is, bestaande, ten offer. Deze bedevaartgangers zijn gedurende
den tijd , welken zij aan dezen gewigtigen togt besteden , nog stipter dan
anders aan hunne godsdienstpligten verbonden , en daarin zóó naauwgezet ,
dat zij vermeenen zouden onverrigter zake te moeten terugkeeren, indien
zij met de geringste onreinheid besmet werden. Den aflaatbrief brengen
zij van Isi mede in een met de grootste zorg digt gevouwen papier ,
waarop van buiten de naam van den grooten tempel, Dai Singu, als
ook die van den Canusi en ,het jaartal geschreven zijn. Dit stuk wordt
door de pelgrims op het «zorgvuldigst in eene houten doos gedragen , en ,
te huis gekomen, binderv^zij hetzelve met vergulde of andere fraaije koor-
den op eene daartoe bestemde zuiver wit geschaafde plank, die, met
kunstkeurig gevormde letters beschreven, gewoonlijk in het slaapvertrek,
of bij geringe lieden aan den haard , wordt ten toon gesteld , hetwelk hun
alzoo eene gestadige herinnering geeft aan de door hen te vervullen plig-
ten, met aanmaning tevens, a om in derzelver voltrekking te volharden,
dc bedevaart te hervatten, en ook vooral om de aflaatbrieven te bestellen,
die jaarlijks van Isi naar alle oorden des Rijks worden verzonden; zoo
als ook nog de Almanak mede tot eene inkomst voor den Tempel te Isi
verstrekt , welke uitsluitend aldaar gedrukt en door het gansche Land
wordt verspreid.
De Keizer , of Koebo , voldoet aan de godsdienstige verpligting tot de
gezegde bedevaart , door het jaarlijks zenden van een gezantschap naar den
eersten Tempel zijner secte te Isi, hetgeen van zelf met rijke geschen-
ken vergezeld gaat. Van de aan den Dayrie verschuldigde eerbewijzingen
kwijt hij zich op gelijke wijze, door het afvaardigen van gezanten naar
het geestelijke Hof te Miaco. De menigvuldige kerkelijke dienaars te Isi
betoenen aan de bezoekers dier geheiligde plaats alle hulpvaardigheid ,
en zelfs vindt de behoeftige pelgrim, gedurende zijn verblijf aldaar, ten
144
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
liurment kosteloos huisvesting ; meestal echter worden deze geestelijken
mildelijk beloond , en zij schijnen geenszins verpligt te zijn de liefdegaven ,
die hun aangeboden worden , af te wijzen.
De Japanners, die ten aanzien hunner bedevaarten, zoowel als nopens
de zielsverhuizing, ligtgeloovig zijn, verzuimen niet zich uit de planeten
en gesternten voorspellingen te laten doen, hetgeen alsdan vergezeld
gaat met het uitdeden van heiligprentjes en verzegelde briefjes , die tot
allerlei behoedmiddelen dienen moeten , en welke door beide secten in
een zijden zakje aan eene koord, mamoria genoemd, als talisman, op de
bloote borst gedragen worden. Geen onheil -vreezen zij meer, dan door
den vos bezocht te worden, en ik heb zelfs «enigen der kundigste en
meest verlichte Japanners ontmoet , die aan dit bijgeloof onderhevig waren ,
en zich vastelijk overtuigd hielden, dat de zielen der booze menschen in
den Kitsoenai of vos overgingen. Door het gansche Land zijn Tempelen
aan dat dier, of liever aan Inari Day Miosin , den God der vossen,
toegewijd. t
In de meeste huizen vindt men Mia's of kleine wit-houten tempeltjes
met den eenen of anderen beschermgod, die de dagelijksche begroeting
der huisgenooten ontvangt , en aan wien bloemen en brandende pitten
van welriekend hout worden geofferd.
Tot de secte der Sintoïsten behooren ook de Jamabosi’s (l) , of Sintoïs-
tische kluizenaars, die zekeren giekno giossa als den stichter hunner orde
opgeven, en, vóór omtrent twaalf honderd jaren , tot godsdienstpligt
hadden voorgeschreven, de grootste moeijelijkheden te tarten, nimmer
het leven in rust te genieten, maar in de woestijnen rond te dolen, ten
einde aan de Cami’s de grootste hulde toe te brengen. Deze wijze van
boetedoening is later door velen gevolgd geworden, die meenden, zich op
(1) Jamahosi lieteekent Lergsoldaat.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
145
de gewone wijze niet van hunne zonden te kunnen vrijhidden, tot-
dat eindelijk dit stelsel een toereikend getal aanhangers heeft verkre-
gen , om eene aanzienlijke geestelijke orde uit te maken. Het opper-
hoofd derzelve houdt zijn verblijf te Midco , en volbrengt slechts éénmaal
in het jaar met zijne wèl bemiddelde orde-broeders eenen togt naar
eenen hunner Tempelen in de gebergten ; doch de behoeftigen onder
hen dolen bij voortduring rond , en hebben geen ander middel van
bestaan, dan op de genade van anderen rond te zwerven. Velen ne-
men de kwakzalverij bij de Land, en even als bij ons de Hongaarsche
en Poolsche landloopers , * onder den naam van OUe-koopen bekend, ven-
ten zij alsdan hunne w*)nderkunstige geneesmiddelen uit. Zij zijn ge-
wapend met eene sabel en eenen stok met ringen , en overigens zeer
kenbaar door hunne zonderlinge kleeding. Het schijnt, dat zij den voor-
noeinden giossa, onder den naam van füdo, als hunnen voornaamsten
God vereeren; en dat het bestijgen van den hoogen en vermaarden berg
Foegie , wanneer in den zonler deszelfs kruin zonder sneeuw of ijs is ,
een’ hunner meest geliefkoosde pelgrimstogten uitraaakt. Indien de ware
Airtfo-leer wegens hare zuivere eenvoudigheid verre boven de overige
eerediensten is te verkiezen, valt het daarentegen des te meer te be-
jammeren, dat de ware zedelijke grondbeginselen van dit geloof niet in
derzelver eenvoudigheid worden onderwezen , en dat de denkbeelden
der Sintoïsten, met opzigt tot der menschen eeuwige bestemming, geen
schoener en meer verheven verschiet opleveren; hierin vermeen ik dan
ook , dat de oorzaak te zoeken zij , dat de later ingevoerde Budsdo-her ,
of die der vreemde afgoden, zoo algemeen is omhelsd geworden. De
Budsdo-leer toch verschaft, in duizende afgoden, aan den bijgeloovige de
middelen , welke hem in zijne goede voornemens behulpzaam zijn , en streelt
zijne verbeelding door uiterlijke tempelpraal en zinnelijke vergelijkingen,
die den min verlichte het verhevenste denkbeeld van een hemelsch Paradijs
19
146
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gestadig voor oogen stellen. Bovendien wordt deze leer door de priesters
in het openbaar verkondigd , en daarbij de weg tot het Paradijs voor ieder
opengesteld. Dit noopt den Japanner , om zich met genoegen alle aardsche
opofferingen te getroosten , ten einde dien hoogen gelukstaat te bereiken ;
terwijl de Sintoïsten, hierin twijfelachtig, zich de weinige hoofdregels hunner
secte zelve moetende uitleggen , in den blinde voortdolen , en dus weinig of
geen’ troost en toevlugt kunnen vinden , dan in hun eigen gedrag. Eene
godsdienstleer als de Sinto , op de natuurlijke zedeleer gegrond , verdiende
duidelijk te worden opgehelderd , verklaard*, en trapswijze met den voort-
gang der beschaving , op alle omstandigheden zonder geheimzinnigheid
te worden toegepast ; maar dan zoude de Dayr 'e of Mikaddo ontmaskerd
en eene heiligschennis begaan worden, welke de Japansche verlichting tot
dus verre niet kan trotseren. De eigenschappen, welke de Bayrie zich
toekent, zouden met het gezond verstand niet zijn overeen te brengen, en
hij zoude weldra alle achting en invloed verliezen.
Eer wij van de andere godsdiensten gewag maken, welke de Japan-
ners in het vervolg van tijd omhelsd hebben, zonder daarom de Sinto-
pligten te verzaken, behoort men te weten, dat de Dayrie of Mikaddo
voortdurend zijne waardigheid als het hoofd dier secte heeft behouden.
Men beschouwt hem als uit het geslacht van tenzio datzin gesproten ,
met Goddelijke magt en luister bekleed, en men dient hem met al die
zuiverheid en onderscheiding, welke het menschelijk vernuft heeft kunnen
bedenken, ten einde hem, boven alle aardsche wezens , den meesten eerbied
en achting te hetoonen. Sedert hij heeft opgehouden het wereldsch
gezag uit te oefenen , heeft men voor hem en zrjn Hof, in de stad Midco ,
een paleis doen bouwen, en sedert dien tijd is het gansche Hof van den
Dayrie aldaar bij voortduring gevestigd. Men kan niet twijfelen , of het
inwendige van hetzelve is op alle wijzen tot het aangenaamste verblijf
ingerigt. Uitwendig ziet men slechts hooge muren en grachten, die het
VAN HET JAPANSE HE RIJK.
147
kasteel omringen , en hooge torens , welke zich boven hetzelve verheffen. De
Dayrie verlaat ook nimmer dit paleis , dan hij enkele gelegenheden , wanneer
hij naar den tempel Tsjiwoinjo gaat om te bidden. Hij wordt bij die gelegen-
heid derwaarts gedragen , of wel gereden in eene kostbaar verlakte kar met
ossen bespannen. Hetgeen men verhaalt , dat de heiligheid van zyn persoon
niet zoude toelaten, dat hij door de zon beschenen wierde of de aarde
zijne voeten aanraakte, is zeer' twijfelachtig en moeijelijk met de zinnelijke
leefwijze van dat Hof overeen te brengen. Hij heeft eene vrouw en
twaalf bijvrouwen, die elk afzraderlijkc paleizen bewonen. Men verhaalt ,
dat de muzijk, dans- en tooneelkunst of dergelijke vermakelijkheden , als-
mede de dichtkunst en vele andere wetenschappen tot de geliefkoosde
studie en uitspanning belmoren der menigvuldige gezinnen en hooge beamb-
ten , die in het gevolg van den Mikaddo met hem binnen de muren
van dit paleis wonen. Al wat de Dayrie nuttigt, wordt in nieuwe
potten gekookt, en deze, zoowel als de schotels en bekers, welke men
hem bij den disch voorzet, warden na het gebruik dadelijk verbroken. Hij
rookt slechts ééns uit dezelfde pijp en bekomt dagelijks geheel nieuwe klee-
deren en beddegoed ; doch alle deze stukken zijn van eene eenvoudige of
min kostbare hoedanigheid , om de ontzettende uitgaven , hiertoe vereischt ,
niet al te hoog te doen oploopen. De inkomsten van den Dayrie bestaan
in eenige domeinen in de omstreken van Midco gelegen , maar hoofdzakelijk
wordt zijn Hof door den Koebo bekostigd, hetgeen met zoo veel karigheid
o^eschiedt , dat een hoog beambte van den Dayrie zich zeer gelukkig acht ,
wanneer hem, bij gelegenheid van eenig gezantschap, een kleedingstuk of
iets dergelijks geschonken wordt. De Dayrie heeft de magt , om elk een
naar verdienste, waardigheid of geboorte te vereeuwigen, door hem onder
het getal der heiligen te plaatsen , of ook met eenen geestelijken rang te
l)egiftigcn , hetgeen dikwijls gebeurt , omdat dit met kostbare tegenge-
schenken , die mede een gedeelte zijner inkomsten uitmaken , moet worden
19
148
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
vergolden. Deze onderscheiding wordt echter niet verleend, zonder eerst
het advijs of de goedkeuring van den Koeho verkregen te hebben. De
Koeho heeft zich in het algemeen en in allen opzigte van de handelingen
des Mikaddd s verzekerd, en houdt eene bezetting van Keizerlijke troe-
pen in het kasteel van den Dayrie, die kwanswijs eene eerewacht uitma-
ken , om hem in geval van nood te verdedigen , maar eigenlijk dienen , om
van den persoon zijner Heiligheid te allen tijde meester te zijn.
Men schijnt dus uit dezen maatregel te moeten afleiden , dat de Regering
dezen heiligen persoon niet volkomen vertrc-uwt, en hem enkel laat blijven
bestaan , om eenen steun te behouden in de oude Sinto-\eer , die hoofdza-
kelijk op het beginsel rust , dat men den Staat ^n de maatschappij eerlijk
moet dienen. Voor het overige mag men stellen, dat het gezag van den
Dayrie eigenlijk zeer gering is, zoodat de titel van Geestelijken Keizer,
dien men hem , als de vertaling van het woord Mikaddo of Dayrie , toe-
kent, zeer oneigenlijk is, en alleen dienen kan, om hem van den Koeho te
onderscheiden, daar men hem, naar de leiterlijke beteekenis. Zoon des
Hemels moest noemen, of hem eenen Goddelijken naam geven, omdat hij
door het volk geacht wordt boven de menschen verheven te zijn , en met de
Cami’s of góden in onmiddellijke verstandhouding te staan. Dit gevoelen is zoo
sterk, dat men in de tiende Japansche maand de Cami’s of góden en heiligen
der Ain/o-lecr niet gaat bezoeken, omdat dit de vast bepaalde tijd is, waarin
zij hunne opwachting bij den Mikaddo gaan maken, en dus aan menschen
geen gehoor verleenen kunnen.
De hooge rangen en titels dergenen , die het geestelijke Hof uitmaken ,
zijn die voor den Mikaddo of Dayrie zelven , van ;
Daysio Dayzin, hetwelk beteekent, de Opperheiligste.
Kwanbakf, of heilige persoon, die den Dayrie vertegenwoordigt en het
gezag uitoefent. Deze rang kan niet aan den Koeho worden gegeven , omdat
de onophoudelijk bij den Mikaddo verblijven en regeren moet.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
149
Sadayzin, of de eerste dienaar aan de linkerhand (1), welke rang
in 1822 aan den tegenwoordigen Koebo is verleend , omdat hij vijftig jaren
had geregeerd. Deze waardigheid stelt hem in den rang der góden ; doch
het verkrijgen daarvan heeft onnoemelijke schatten aan de Kroon gekost,
liet was eene groote zeldzaamheid , eenen Keizer met dezen rang begiftigd
te zien , daar dezelve na den beroemden tayko sama aan geen wereldlijk
persoon was verleend. De tegenwoordige Kroonprins bekwam te gelijker tijd
in 1822 den rang van Nadayzin.
Woedayzin, of de dienaar, die aan de regterzijde van den Dayrie de
eerste plaats bekleedt. De Nisnomar of Kroonprins kan dezen graad niet
vóór den ouderdom van vejrtig jaren verkrijgen.
Nadayzin, of de tweede dienaar aan de regterzijde.
Woedayzio, of de Opperheer-Regter , in de beteekenis van Grootmeester
van het Hof — ook genaamd de derde dienaar aan de regterzijde.
Daynagon , of de vierde groot-dienaar aan de regterzijde. Dit is een
titel , die aan de naaste ver\\ anten van den Koebo kan gegeven worden ,
wanneer zij den ouderdom van veertig jaren bereikt hebben.
Tsiunagon is de derde klasse in de hooge rangen aan het Geestelijk Hof,
welke niet gegeven wordt dan aan de bloedverwanten van den Keizer ,
mits veertig jaren oud zijnde.
Zionagon behoort mede tot de derde klasse , maar in eenen minderen
rang en wordt alleen aan geestelijke beambten gegeven.
De titels van Matsdayra en Cami behooren eigenlijk ook door den
Dayrie verleend te worden ; het eerste heeft de beteekenis van Graaf en
het andere van Ridder aan het Geestelijk Hof; doch vermits de benoemingen
(1) In Japan wordt de linkerzijde voor de hoogere hand gehouden, omdat het hart
van den mensch aan die zijde van het ligchaam is geplaatst, en omdat het edel staal
aan dien kant gedragen wordt.
150
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
daarvan geschieden op voordragt van den Koeho, en vele liooge ambte-
naren met deze titels vereerd worden , raag men dezelve als eenen rang
onder den rijksadel aanmerken. Even gelijk de bezigheden van den Koeho
in ontelbare pligtplegingen bestaan , even zoo leeft de Dayrie onder het
genot eener onafgebrokene hulde en eerbewijzing , waarvan geene genoeg-
zame beschrijving te geven is. Beiden , de Koebo en de Dayrie , slijten
hun leven als in eenen gestadigen droom , en het is in hunnen onverander-
lijken staat van zaken en bestuur niet mogelijk , te berekenen , hoe
lang hun Rijk nog op dezen voet zal bestaran , wanneer zij uit dien droom
ontwaken zullen. — Een twist tusschen den ifayrie of den Koebo zoude ,
mijns inziens, de éénige oorzaak kunnen zijn, on3 de Japansche Staatkunde
en denkwijze te veranderen, want alsdan zouden deze beide personen, wier
raagt thans beteugeld wordt , zich het éénhoofdige gezag aanmatigen , of mo-
gelijk , bij de ontwikkeling van een aantal partijen , geheel en al bezwijken.
Men bestempelt in het algemeen elk een, die tot het gevolg van den
Dayrie behoort , met den naam van Kiige , 'hetwelk beteekent : Geestelijke
Heer; zij dragen wijde tabbaards met zeer wijde mouwen en eene zwart
verlakte muts. In de gewijde vertrekken van den Mikaddo zijn zij gekleed
met wyde broeken , waarvan do pijpen den geheelen voet bedekken en den-
zelven nog wel twee ellen naslepen. Zij dragen verder vele gekleurde
versierselen van krip en andere fraaije zijde- of goudstoffen , die als kleppen
vóór op de borst hangen , waarvan de afbeeldingen veel overeenkomst met
de dragt der Roomsche Priesters hebben.
De vrouwen aan het Hof van den Dayrie dragen het haar zeer lang op
de schouders nederhangende , en kleeden zich in zeer lange en wijde kost-
bare japonnen, somtijds acht of tien over elkander, van verschillende
kleuren en borduursels. Deze japonnen worden met eeneri enkelen band
om het lijf vastgehouden en zijn van eenen bijzonder langen sleep voor-
zien. Vooral zijn de onderste randen van dezelve met fijne watten opge-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
151
^uld, hetwelk eenige lagen op elkander maakt, die, wanneer zij gezeten
zijn, haar eenen omtrek geven als eenen berg van schitterend dons,
waardoor die Dames op geen vier voet te naderen zijn.
De waardigheid van Mikaddo gaat op den oudsten zoon over , en er is
alle reden om te gelooven, dat het zelden aan opvolgers zal ontbreken.
De dood van den Dayrie wordt geheim gehouden , totdat zijn zoon of
opvolger hem in die waardigheid vervangen heeft, en het heet alsdan, dat
de Dayria verdwenen is ; want het woord sterven zoude hem met de men-
schen gelijk stellen , en derhalve vernederen. De Dayrie echter maakt met
de andere Sintoïsten geene uitzondering, om tevens vóór zijnen dood de
' Bud^do-\eev aan te nem^n, hetgeen bevestigt, hoe gebrekkig de uitleg-
ging van de Sintoïstische fabelachtige stellingen zijn moet, als Zijne
Heiligheid zelve geen krachts genoeg bezit , om , in vertrouwen op dezelve ,
zijn bestaan op deze wereld met de hoogere bestemming van Cami , in
de rij der Goden, te verwisselen.
Hoezeer de Christelijke leer eenen algemeenen bijval in Japan had
gevonden, zoodat verscheidene Vorsten dezelve hadden omhelsd, en zelts
de Jezuïten bij den Keizer tayko sama en deszelfs Hof in achting stonden ,
schijnt het evenwel, dat deze Geestelijken aan het hof van den Dayrie
geene proselieten gemaakt hebben. Er heeft echter eene scheuring onder
de Sintoïsten plaats gehad, nadat de vreemde Indiaansche en Chinesche
godenleer naar Japan werd overgebragt. Zonder hunne eigene leer te verza-
ken hebben zij dezelve trachten te wijzigen en daarmede overeen te brengen,
terwijl zij de eigenschappen van den Indiaanschen God Amida, in de ziel van
tenziodItzin verplaatst, en daardoor van beide Godsdiensten datgene aange-
nomen hebben, wat hun het beste toescheen. Aldus is de Sinto-Budsdo’s-
leer ontstaan , welke zeer veel aanhang heeft gevonden , en naderhand onder
de benaming van de Riobu-secte is blijven bestaan. Het is overtuigend
gebleken, dat, toen de leer van schakia of siaka uit China, na de eerste
152
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
eeuw onzer jaartelling, Lij de Sintoïsten is ingevoerd, de dienst der vreemde
afgoden allengs is toegenomen, en dat men het geloof aan eene eeuwige
gelukzaligheid boven het streven naar een onvolmaakt aardsch geluk verko-
zen heeft. In deze stellingen zijn zij later door de zedeleer van confutsee ,
(bij vele schrijvers confuciüs genoemd) vrij wat versterkt.
SlAKA is, volgens de Japansche overlevering, geboren op het eiland
Ceylon ; de Siammers geven hem den naam van Büdho, en de Chinezen
dien van schakia of Foë. De Japanners en Chinezen gelooven, dat hij geboren
is uit eene maagd, en stellen dit tijdperk o|3 ruim 1200 jaren vóór Christus
geboorte. Volgens de Siammers zoude dit echter slechts 542 jaren vódr onze
jaartelling geweest zijn, en sommigen vermeenen, dat hij van Egyptischen
oorsprong zoude wezen. Hij wordt voorgesteld zittende op de Oostersche
wijze , met de heenen kruiselings , met kroes haar en zwarte huid , dikwijls
met drie hoofden , of tusschen twee afgoden geplaatst , in overeenstemming
van de leer zijner volgers, dat de Almagt uit eene Drieëenheid zoude bestaan.
De Japansche Bonzen of priesters zeggefJ, dat hij, op zijn negentiende
jaar, zich gedurende zes jaren in de woestijnen van Siam heeft opgehou-
den, om zich met alle gestrengheid te beproeven, en daardoor te ver-
dienen, dat de mensehen door hem vergiffenis van zonden konden erlan-
gen. Zijne verdiensten zouden toen zoo hoog geschat en beloond zijn
geworden, dat hij eene onbepaalde magt verkregen had, om alle levende
en zelfs levenlooze wezens te heiligen. Niettemin beval hij den menschen
boetvaardigheid , ten einde zich van zonde te reinigen. Vooral eischte hij
vasten en den kinderdoop, ter nagedachtenis van den doop, die aan hem
door draken was bediend geworden (1). Hij ging vervolgens naar Indië ,
(1) In de Japansche Uwdsdo-tempels treft men den draak dikwijls als een’ bescherm-
geest aan ; de nokken der daken zijn er veelal mede versierd, of het snijwerk in de
poorten, zoowel als reukvazen en andere versierselen bij het altaar of de offeranden.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
153
om zijne leer te verkondigen , welke in de eerste plaats medebragt het
bestaan van één’ God in drie personen. Hij schreef vele boeken , die hij
met zijne leer door zijne discipelen deed verspreiden , doch welke boeken
hij bij zijnen dood alle voor valsch en onwaar verklaarde , hun als zijnen
uitersten wil alleen tien geboden , als de ware leer bevattende , nalatende ,
en de opvolging daarvan aanbevelende.
De vijf eerste geboden waren door hem in schrift gegeven , doch de an-
dere vijf aan zijne discipelen mondeling medegedeeld. De eerste verbieden:
1". het liegen;
2°. het stelen; ’
3". zich te bekommeren of te kwellen over gedane zaken, welke geeneu
keer kunnen nemen ;
4°. niets te dooden wat leven heeft ontvangen , en
5°. geen overspel te bedrijven.
De vijf andere behelzen verwarde zedekundige lessen, welke minder
getrouw zijn overgebragt. Het is wyders bekend , dat het verbod van
sterken drank te gebruiken ook onder de leer van sjaka begrepen was.
Hij stelt de zielen van menschen en dieren gelijk en onsterfelijk, en
leert, dat de deugd beloond en het kwaad gestraft zal worden, en dat
de wroeging dergenen , die straf verdiend hebben , hun zwaarste kruis zal
uitmaken , terwijl de goeden hunnen toestand in het Paradijs als de hoogste
zaligheid zullen beschouw'en. Onder de vele duizenden zijner discipelen
had hij eene schifting gemaakt , en eindelijk uit het getal van honderd
een tiental verkoren , om zijne leer te beschrijven. In deze leer wordt
dikwijls gesproken van eenen Profeet, die vóór hem zoude bestaan
hebben, welke bij de Japanners der Budsdo-secte , onder den naam van
AMIDA, als hun Zaligmaker wordt vereerd. Deze amida zoude alleen tot
heil der menschen de zwaarste beproevingen doorgestaan, en den troost
nagelaten hebben, dat men door zijne leer het koningrijk der hemelen
20
154
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
zoude binnentreden. Nooit heeft men sterker voorbeelden van standvas-
tigheid bij martelaren gevonden, toen het Christendom in Japan werd
vervolgd , dan onder de vroegere belijders van amida ; zij lieten zich van steile
rotsen op de klippen verpletteren, levend verbranden, en op alle wijzen
martelen, in het vast vertrouwen, dat daardoor hunne zonden zouden
worden geboet, en zij hunnen Zaligmaker zouden vergezellen. Dit alles is
bij de latere Japanners door bedevaarten , vasten of het doen en volbrengen
van geloften , om den góden te behagen, vervangen. Het wordt door meer
dan éénen schrijver oj>gegeven , dat de leenjvan sjaka eerst in het vijf en
zestigste jaar na Christus geboorte in China is overgebragt; en daarbij tevens
als eene bijzondere omstandigheid aangehaald , dat deze wet , of het heilige
boek van sjaka, aan den Keizer op een wit paard werd aangeboden;
hierom ziet men ook aan den ingang van vele 5 wt/sz/o- tempels een paard,
levensgrootte in hout gesneden, hetwelk op zekeie feestdagen met bloem-
kransen versierd wordt.
Sedert ruim 2200 jaren vóór Christus geboOj’-te hadden de Chinezen , even
als de Japanners , de godsdienst hunner Cami's of eene Aiwfo-godsdienst
naar de zedelessen van hunne Keizers tee gio en tee siun aangenomen, en
volhardden daarin tot omtrent 600 jaren vóór Christus geboorte , toen er
eene nieuwe leer verkondigd werd door zekeren Roosi , cenen wijsgeer, die
met de ziel van Kosso roesatz, eenen der oudste leerlingen van sjaka, op de
wereld was gekomen. Deze nieuwe leer was echter geheel strijdig met die van
SJAKA, en bestond in eene soort van afgodendienst, welke gelukkiger wijze
weinige jaren daarna toegelicht werd door den alom in het Oosten beroem-
den wijsgeer confütsee of confuciüs , die erkend werd als van den hemel ge-
zonden te zijn , om de menschen te leiden en te onderrigten. Het valt niet
te ontkennen , dat zijne leer gegrond is op rede en gezond verstand , en
dat zijn voorbeeld en gedrag, zoowel als zijne schriften, alleen menschelijk
geluk en opgeklaarde deugd bevorderen en beöogen. Zijne zedeleer is
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
155
vervat in vier boeken, welke in Japan den titel voeren van Sjiesjo Daygahf,
hetwelk beteekent groote geleerdheid , waarvan twee stukken door hem
zelven, en de andere door zijne tM^ee voornaamste discipelen mosji en tsjujo
geschreven zijn, welke boeken de voorheen meer bekrompene godsdienst-
begrippen aanmerkelijk hebben opgehelderd.
Ten aanzien van de zielsverhuizing en vergelding van goed en kwaad
schijnen zijne stellingen wel duister; maar welligt heerscht er een gebrek
in de verklaring zijner ware gevoelens. Hij beschouwt de menschen als
allen tot ééne algemeene ziel iehoorende , waarvan alle bestaande voorwer-
pen uitgaan, en welke tot deze wereld met eenen schitterenden of bene-
velden glans wederkeeii-en , naarmate van de wijze , waarop zij zich van
hunne aardsche bestemming gekweten hebben.
Ook zouden, volgens hem, alle ligchamen hunnen vorm van de vijf
hoofdstoffen ontvangen? en, insgelijks tot die elementen teruggekeerd,
wederom andere vormen vervullen , waardoor de wereld bestendig dezelfde
bestanddeelen behoudt. De^ volgers dezer secte bidden den Hemel om het
dagelijksch onderhoud , om een onbesmet gedrag en een zuiver geweten ,
zoowel om den weg voor hunnen evenmensch tot den gelukstaat te banen ,
als om zelve met den glans eener fonkelende ster onder de hemelsche lig-
chamen te schitteren. De zuivere aanklevers dezer stellingen zijn bekend
onder den naam van Afwjfo-secte , welke later van al de anderen , die in
Japan heerschten, het meest vatbaar was voor , en genegen tot de omhelzing
van de Christelijke godsdienst, omdat door dezelve de duisterheid, welkeer
in hunne begrippen over het leven na dit leven heerscht , werd opgehelderd ,
terwijl voorts derzelver zedeleer het best met hunne gevoelens overeenstemde.
Het zoude vreemd wezen , indien er onder de Japansche bevolking over-
eenstemming in zaken van godsdienst plaats had , nadat zulke verschillende
leerstelsels naar hun Land waren overgebragt. Gelijk meest overal , heeft
eene verschillende beschouwing verschillende godsdienstige secten doen
20 -^
156
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
ontstaan , en hunne afgoden en heiligen zijn door den naijver der aanbidders
schier ontelbaar geworden.
Verre weg de meeste Japanners kennen niet eens het onderscheid tus-
schen de verschillende Budsdo-secten , doch zijn op die punten onderling
zeer verdraagzaam,
De leer van sjaka is eerst in de zesde eeuw met vrucht langs Corea
bij de Japanners ingevoerd , en men mag dezelve thans , onder den naam van
B udsdo-secte , voor de heerschende godsdienst houden, De .Bwdsrfo- tempels
zijn fraai gelegen , rijk en kunstig gebouwd ei. inwendig opgevuld met aller-
hande afgoden en heerlijke altaren. Het terrein van eenen groeten Budsdo-
tempel is niet zelden één of meer uur gaans in- den omtrek, en is een
wezenlijke lusthof met fraaije tuinen , kunstige gebouwen en afgodsbeelden ,
die aldaar in groote menigte gevonden worden.
Ieder Japanner bewaart zijnen beschermgod , beslaande uit een verguld
of fijn gesneden beeldje, in eene der beslotene gaanderijen van den tempel,
waartoe hij behoort, en gaat denzelven op zekere feestdagen aanbidden. De
B udsdo-pviestcrs houden openbare redevoeringen over de boeken van sjaka j
zij mogen niet trouwen , noch in bedevaart naar Isi gaan , omdat zij met
onreinheden besmet zijn, door het bezoeken en aanraken van doode lig-
chamen, hetgeen met de Sinto-leer strijdig is. In hoe verre zij aan den
Bayrie ondergeschikt zijn, is mij niet genoegzaam gebleken; doch het is
zeker, dat zij buiten hunne kerkelijke waardigheid geen’ den minsten
invloed in het maatschappelijk leven uitoefenen, en buiten hunne dienst
niet meer dan elk inwoner geacht worden.
De Japanners zijn, met al hunne beschaafdheid en vernuft, ten uiterste
bijgeloovig, hetgeen alleen is toe te schrijven aan de Sinto-ittx , die zij
volgens de wet niet kunnen verzaken. Indien er ooit eene natie met
overtuiging tot het Christendom is overgegaan , was het de Japansche in
de zestiende en zeventiende eeuw.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
157
Ik laat het aan anderen over, om te onderzoeken, welke oorzaken
den voortgang van het Christendom in Japan gestuit hebben; doch elk,
die de Japansche natie kent, zal mij moeten toestemmen, dat het thans
onmogelijk is te berekenen, wanneer het tijdperk daór zal zijn, dat de
heilrijke Christelijke leer , die men zoo hartelijk gaarne aan dit weldenkende
volk zoude toewenschen , door hen zal worden aangenomen.
Ik eindig dit hoofddeel met de plegtige verklaring, dat men nooit van
de Hollanders in Japan gevergd heeft, het kruisbeeld, en dat van de
Maagd maria, te honen, te ï^appen of te bespuwen. Al hetgeen hiervan
door verschillende schrijvers elkander wordt nageschreven, is loutere leu-
gentaal en laster. Dc.A van de Japanners zelve heeft men deze kruis-
trapping , na de uitroeijing van het Christendom , steeds geëischt , vooral
in de Provinciën Tsikfoeseeng , Simaharra en Setz, als ook in het gebied
van Nagasakki , alwaar dit gebruik nog jaarlijks bij den aanvang van het
jaar wordt volgehouden.
De twee geleerde karj^kters naast de titelplaat van dit hoofddeel
beteekenen: God of Cami.
EN
OORlrOG^TUlO.
»
Indien ooit een volk zich beroemen mag zijne magt en onafhankelijk-
heid door dapperheid en kracht van wapenen gevestigd te hebben , is
zeker de Japansche natie daartoe geregtigd. Bij herhaling hebben de
Japanners steeds binnen- en buitenlands tegen* overmagt te kampen gehad,
en daar , waar hun belang medebragt , hunne naburen te beoorlogen ,
hebben zi] altoos de overwinning behaald.
Nadat de Keizerin singoe kogoe , in het begin der derde eeuw, op de
Coreërs eene groote overwinning had behaald, beproefden de Tartaren
in het laatst der achtste eeuw , om de Japanners te overrompelen. Hunne
vloot werd grootendeels door schipbreuk op de Japansche kust, en de
overblijfselen door de Japanners zelve, vernield. In het jaar 1279 (1),
toen de Keizer van Tartarije , ché tsou, zich meester van geheel China
had gemaakt , en alle naburen hem als Souverein van dat magtig Rijk ,
door het zenden van gezantschappen , erkend hadden , waren de Japan-
ners de éénigen, welke hem die hulde weigerden, waarschijnlijk uit
(1) Hisioire des peuples qui ont été trihuiaires de la Chine , tmduite par Ie sarant Amyot.
tlo Jïisits
f
1
I
i'i ‘
■;
[ ï'
ii .
f
bijdrage tot de kennis van het JAPANSCHE rijk. 159
wraak over cle vroegere aanrandingen , en nog meer , om de zucht tot
veroverino^, die de Tartaren bezielde , te trotseren. Deze wilden echter
op nieuws beproeven, de Japanners te onderwerpen, en rustten geza-
menlijk met de Coreërs eene vloot uit van duizend zeilen, bemand met
honderd duizend krijgslieden , die in het jaar 1281 in de achtste maand
(September) in de nabijheid van het eiland Firando wederom schipbreuk
leden , zoodat naauwelijks het tiende gedeelte van dat leger den dood ont-
kwam. Het is waar, dat de ligging van Japan, de veranderlijke winden,
alsmede de zware stormen orkanen, die er heerschen, het naderen
der kusten zeer moeijelijk maken, en zij dan ook hoofdzakelijk de laatste
overwinningen daaraan te danken hebben; maar de burgeroorlog in hun
eigen Land wegens het Christendom gevoerd, de twisten tusschen de ge-
slachten van GENSKE en heyke , welke onder die weinigen behooren , die
ons bekend zijn, levereft niet dan de treffendste bewijzen van den moed
en de dapperheid der Japanners op. Een Japanner kan lang scherts of
kortswijl verdragen en verlaat liever het gezelschap, dan dat hij door eenen
enkelen onvergenoegden blik zou doen blijken , dat hij zich beleedigd
gevoelt; maar wanneer ééns zijn gemoed vol is, wederhoudt niets zijne
wraak : steunende hij hierin op de leer , dat men zich van dezelve kan zui-
veren, door zich zelven door het buiksnijden het leven te benemen. In
het burgerlijk leven heeft men dagelijks voorbeelden, welke bewijzen, hoe
weinig zij den dood vreezen , en dat zij dien menigmaal boven eene
schending hunner eer verkiezen; ook brengen zij zich dikwijls om het
leven, wanneer zij zich op eene of andere wijze niet over eene aangedane
beleediging of onregtvaardigheid kunnen wreken. Wee dan ook wanneer
het zwaard uit de scheede komt, want wie iemand met het bloote zwaard
dreigt, is doodschuldig. Een Japanner is hierom huiverig, zijne sabel, die
altijd blank en scherp is als een scheermes , aan zijne vrienden , ter
bevrediging hunner nieuwsgierigheid , te vertoonen ; dit zijdgeweer ver-
160
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
laat hij nimmer, en wanneer hij hetzelve onder het eten of in de kamer
naast zich op den grond legt, draagt hij de grootste zorg om er niet
tegen te stoeten, ja zelfs vermijdt hij er over heen te stappen. Ik
heb, hij de vermelding van het leven der Japanners op verschillende
jaren, bereids vermeld, hoe jong reeds de kinderen aan het dragen van het
zwaard gewend worden. De plegtige wijze, waarop zij hetzelve uit de ouder-
lijke handen ontvangen , en de lessen , welke hun daarbij gegeven worden ,
zoowel als de voorbeelden uit de geschiedenis hunner voorvaderen, moeten
strekken, om hun aan dit wapen eene zekere waarde te doen hechten, en
hun dat ontzag en eergevoel in te boezemen, hetwelk aan het dragen van
een zwaard verbonden is. Hieraan moet ik ook toeschrijven, dat men den
kinderen nimmer eenige wapenen tot speelgoed geeft, hetgene zoowel met
de Sinio-lcer als met de hooge waarde, welke de Japanners aan wapenen
hechten, overeenkomt. Wanneer hunne ligchaaieiskrachten genoeg ont-
wikkeld zijn, om dezelve te kunnen gebruiken, oefenen zij zich op aller-
hande wijze in de behandeling daarvan. Nabij vele tempels vindt men
een stuk gronds, alwaar het boogschieten geleerd wordt, hetwelk ik meer-
malen bijgewoond heb. De boogschutter plaatst zich met de eene knie
op den grond, houdt den boog loodregt vóór zich, en schiet aldus op
eenen afstand van twee a drie honderd pas op eenen veder- of papierbos ,
die op eenen stok ter hoogte van eenen mensch is gebonden. De pijl
rijst eerst met eenen hoog in de lucht, en treft vervolgens met zulk eene
kracht en juistheid het doel , dat men zich er over verwonderen moet.
Het gebruik van de sabel heb ik nooit gezien. De Japanners hebben eene
soort van zeer lange sabel , die in het veld met twee handen even als
pieken en hellebaarden gebruikt wordt. Ieder Japanner van eenige op-
voeding beoefent de schermkunst, en bezoekt vervolgens vlijtig de rijschool,
om ook v.mpenen te paard te leeren gebruiken.
Het is, zoo als thunberg opgeeft , niet onwaarschijnlijk , dat het eerste schiet-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
161
geweer door de Portugezen in Japan gebragt is. Deze waren verwonderd
over de vaardigheid, waarmede de Japanners zich welras van hetzelve be-
dienden. Het is mogelijk, dat, gelijk deze schrijver opmerkt, vóór zestig
jaren het schietgeweer zeer onvolkomen in Japan werd nagemaakt; doch
de loopen zijn zoo goed, zoo niet heter, dan die van Europeaansche geweren.
Over het algemeen schieten de Japansche geweren kogels van minder
grootte dan de onze, omdat het metaal of ijzer veel zwaarder of dikker
gegoten is , hetgeen verligt wordt door eene kleine kolf, die te kort
is, om het geweer tegen den sclSiuder te kunnen leggen; het wordt slechts
aan de wang gebragt, eh geeft een vrij zeker schot. In het maken der
sloten is men in Japan veel ten achteren, en in plaats van vuursteenen
heeft men nog lonten ; ook geloof ik , dat het buskruid daar zoo krachtig
niet is als in Europa ; doch dit alles zoude spoedig verbeterd worden , wan-
neer de nood vereischte, ‘dat men zich aan deze verbeteringen ernstig liet
gelegen zijn.
Ik geloof met grond te kunnen verzekeren, dat de Japanners, zoo lang
zij niet geheel en al hunne godsdienstige en staalkundige gevoelens verzaken,
onoverwinnelijk zijn, daar een Japanner wel sterven, maar zich niet over-
geven wil; ja zelfs wanneer hij zich te zwak gevoelde, of een lafaard
ware , kan hij toch de hem toebetrouwde post onmogehjk ontruimen ,
wijl er voor hem nimmer eenige grond ter verschooning of verantwoor-
ding zijn kan. De grootste bedreiging , het krachtigste woord en het
sterkste blijk der aangeborene trotschheid dezer eilanders bestaan in de
met nadruk uitgesprokene woorden: »Ik ben Japanner.” Dit betee-
kent, dat hij van Goddelijken oorsprong is, de wetten van zijn Land
eerbiedigt en handhaaft, zijnen pligt vervult, en den Slaat getrouwelijk
dient; dat hij geregtigd is, daartoe ieder een te verpligten, en, zoo hij door
geweld gedwongen wordt, om de middelen te gebruiken, welke in zijne magt
staan, en hij komt te sneuvelen, dat alsdan een eerlijke dood hem ter
21
162
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
belooning strekt, en hij in de rij zijner geheiligde Cami’s en heldhaftige
voorouders geplaatst wordt. Het Land wordt door de Natuur verdedigd,
en wie zal de stoutheid hebben, zich met eene eensgezinde bevolking van
dertig a veertig millioenen zielen te meten, van welke meer dan een
derde gedeelte het zwaard draagt?
Men zal zich mogelijk bij het beschouwen der afbeelding van een’ Japansch
Veldheer niet wel een denkbeeld kunnen vormen van de zonderlinge klee-
ding, waarin deze Officier is uitgedost; evenwel is hierin niet meer vreemds
dan in onze oude ridder-kleederdragten ; êoch de Japansche harnassen zijn
ruim zoo zwaar en pronken naar den smaak van net Land met eenige andere
sieraden. Al wat ik van dien aard in de verzamelingen van Europa gezien
heb, komt niet bij het kunstige zoowel als inderdaad schoone en kost-
bare van eene fraaije Japansche wapenrusting, want deze voorwerpen zijn
het vooral, waaraan de kunstenaar zich het allermeest laat gelegen zijn.
De groote Heeren , aldus gekleed en gewapend , zitten te paard , behalve
dat zij alsdan dat ruime voorkleed , de hek karna , waaraan men geenen
anderen naam dan broek kan geven , met de eenvoudige huisbroek ver-
wisselen , die met losse schutbladen van ijzer op elkander is bedekt en het
harnas voor het been uitmaakt. Zij zijn tot het dragen dier kleeding door
hunnen adellijken rang en den post , dien zij bekleeden , geregtigd , en de
overige onderscheidingsteekenen , die zij daarin voeren , bestaan in wapenen
en sieraden op den helm, en in de wapenen en tropheën, welke, tot
hun gevolg behoorende , worden nagedragen.
Wanneer men de Japanners naar hunne soldaten vraagt , noemen zij , bij
A'oorbeeld in Nagasakki, hunne Gouverneurs , Secretarissen, Konstapelma-
joor , Busschietermeester , Burgemeesters , en meer anderen , die de hoofden
van het Bestuur uitmaken; de mindere beambten, en in het algemeen elk ,
die eene sabel draagt , zijn hunne bedienden. De adel geeft altoos eene
militaire onderscheiding, en in geval van oorlog voeren de edellieden het
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
163
bevel over de ondergeschikte bedienden of beambten , die tot hunnen tak
van bestuur behooren, en zich vrijwillig als soldaten onder hen scharen.
Al degenen , die tot de policie en de wachten behooren , zijn , behalve met
de sabel, ook met geweren of bogen gewapend. In de Prinsdommen heb ik
ondervonden, dat men aan eenige edellieden den titel van Samoeray geeft,
en daardoor uitsluitend militaire gezaghebbers of soldaten verstaan worden.
De rang van Matsdayra is weder een hooger titel, die gevoerd wordt
door de bevelhebbers der vestingen en andere hoogst belangrijke posten ,
aan welke de wachten , die genoegzaam in iedere plaats en langs de grens-
scheidingen van elk afzonderlijk grondgebied zijn gelegen , ondergeschikt zijn.
Wijders bleek het mij ook , dat de bedienden dezer bevelhebbers , die wij
soldaten zouden noemen, alleen voor de gewapende dienst bezoldigd werden ,
en hel geheel openbare beheer dier Staten op eenen militairen voet ingerigt
was. De Landsheeren rr^peten eenen borgtogt in klinkende munt stellen,
en hunne militaire magt zal ook wel door de Regering beperkt zijn. Voor
het overige behoort elk manspersoon tot de landweer, en elk is de post
aangewezen, welken hij in geval van nood moet betrekken, zoodat een
ieder , wie hij ook zijn moge , onmiddellijk deszelfs eigen goed en bezitting
verlaten moet, om voor de eigendommen van het Gouvernement te zorgen
en dezelve te verdedigen.
Een volk , dat in geen twee honderd jaren oorlog gevoerd heeft , is niet
in staat, om anders dan bij overlevering over de krijgskunde te spreken;
doch in Japan zijn die lessen een ieder zoodanig ingeprent en aangeprezen,
dat hij veilig zijn gedrag en karakter aan de daden en de voorbeelden
zijner voorouders , zoo als dezelve hem worden overgeleverd , kan spiegelen.
Omtrent het maken van evolutiën of krijgskundige bewegingen en com-
mando’s, heb ik weinig meer opheldering kunnen bekomen, dan voor zoo
veel ik zelf uit den trein van eenen militairen optogt heb kunnen opmaken.
Het werd ons vergund , dien trein in het geheim te Nagasakki te zien voorbij
21
164
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
trekken. Behalve te Nagasakki heeft er in Jedo, en dus waarsehijnlijk
ook in de andere steden des Rijks, van tijd tot tijd zulk een optogt plaats.
Men noemt denzelven eene staatsie-jagt ; doch ik heb reden, om denzelven
eerder voor eene militaire inspectie te houden, omdat het gansche gevolg
in wapenrusting is uitgedost , en er , behalve de wapenen , die men tot
de jagt kan bezigen, een aantal manschappen waren met grof schietgeweer
en onderscheidingsteekenen voorzien, alsof zij te velde trokken. Het was
een ontzagwekkend feest; elk nam deel aan hetzelve en voldeed aan
zijne nieuwsgierigheid , doch nam de mcicste stilte in acht , waardoor de
optogt met de meest mogelijke orde afliep. De straten en de wegen waren
zindelijk geveegd ; men zag bijna niemand op straat , en elk loerde door
de jalousiematten en de vlaggen of schanskleeden , waarmede de huizen
behangen waren. Toen de nadering van den trein werd aangekondigd ,
beval men ernstig , om zich van lagchen te onth(ïuden , of ook geene andere
oorzaak tot storing te geven, of gebrek aan ontzag te toonen. Vóóraan
gingen vier mannen met bezems , die altijd^ den trein van een groot heer
voorafgaan , om het volk te waarschuwen met het roepen van stay , stay ,
hetwelk beteekent ; » Zit neder of buig u.” Ook dragen zij eenen bezem ,
om de ongelijke steenen, of iets anders, wat dezen doortogt hindert, uit
den weg te ruimen.
De voorhoede werd geopend door :
Acht Jagers met geweren en brandende lont, allen met platte verlakte
hoeden, eene korte kabaai of een overkleed van groen katoenen stof, met
wapenen op de borst , en eene sjerp van bruinachtig lint ; voorts eene ge-
spannen broek , met sandalen aan de voeten vastgebonden en eene korte sabel.
Een’ Gokens of Opperbanjoost, zijnde een der gecommitteerden of klerken
van den Gouverneur , gekleed als de vorigen , doch in zijden stof en met
twee sabels. Deze is gevolgd van :
Eenen Dienaar, die eene piek draagt, en
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
165
Een’ met twee hassambakko' s of kleederkasten.
Een’ Dienaar, met twee manden, die men Kappa Cago’s noemt, waarin
de regenmantels worden geborgen.
Drie Dienaars, elk twee sabels dragende.
Vijf Onderbanj oosten of Policiebeambten , met twee sabels.
Negen stads Ottona's of Wijkmeesters, gaande drie aan drie, ne-
vens elkander, in zijde gekleed, met platte verlakte hoeden, en iedei
twee sabels.
Achttien Bedienden van de ..bovengemelde Wijkmeesters, in gekleurde
linnen kleederen, met plutte stroohoeden.
Twee en zeventig Jagers met geweer en brandende lont, bij paren naast
elkander gaande , doch niet aangesloten , maar op afstanden van wel zes
voet tusschen beide.
Den Dorpsschout van 4ret nabij gelegene plaatsje Auwoera, zijnde het
grondgebied, werwaarts de optogt heentrok.
Hij was gekleed in het gew^one compliment-gewaad , doch ook met eene
militaire broek en vaste sandales.
Vijf Dienaars.
Tien Jagers met geweer en brandende lont, gekleed in groen linnen
overrokken en bruin verlakte hoeden. Zij voerden met zich vier jagthonden
aan witte koorden.
Twee Directeuren der Keizerlijke rijstmagazijnen , in bruin zijden over-
rokken, dragende zwart verlakte hoeden en elk twee sabels.
Zes Dienaars , tot hun gevolg behoorende , eenvoudig met de sabel
gewapend.
Den Bnsschielermecster ot Commandant der stadswacht, genaamd iakad
BTsaosKi SAMA, prachtig uitgedost, rittende op een paard, hetwelk door
twee bedienden aan den toom geleid werd.
Zes Jagers met metalen donderbussen.
i
168
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Den zoon van den Busschietermeester.
Een’ man, dragende eene draaibas van tachtig catjes of circa vijftig
Nederlandsch pond gewigt , welke door den Busschietermeester uit de vrije
hand wordt afgeschoten. — Ik heb gelegenheid gehad, dit wapen later
van nabij te zien , en inderdaad bevonden , dat dit geene fabel was ; de
genoemde ambtenaar is, uit hoofde van zijne buitengewone ligchaamskracht ,
tot die waardigheid opgeklommen.
Tien Jagers met buitengewoon groote donderbussen , alle keurig onder-
houden, en op eene statige wijze bij paren ^-gaast elkander gedragen wordende.
Vijftien man met gewone donderbussen gewapend.
Vier en twintig man met groote donderbussen , gevolgd door
Twaalf Dienaren.
Na eene korte tusschenpoozing komt :
Een Vaandeldrager, als voorafganger van desi Burgemeester takasima
siROBE SAMA , tevcns Commissaris der Keizerlijke Schatkamer , te paard
gezeten, dragende eenen overrok van goudstof en bruin verlakten hoed
met gouden wapen.
Het paard wordt door twee voetknechten geleid en achter hem volgen :
Tien Dienaars.
Een man, dragende eene lange piek, waarvan het staal met een fraai
verlakt foudraal is bedekt.
Een geborduurd vaandel en
Zes Jagers met donderbussen.
De Burgemeester jaksizi kiuzaoion sama, te paard.
Twee Dienaars.
De zoon van genoemden Burgemeester’.
Vier Jagers, met fraaije bogen en pijlen.
Zes Dienaren , alleen met sabels gewapend.
De zoon van den Burgemeester sejemon sama.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
167
Twee Jagers met bogen en pijlen.
Zeven en twintig Jagers met geweer en brandende lonten.
Acht Dienaren, met sabels.
Een Opperbanjoost of gecommitteerde van den Gouverneur.
Vier Dienaren.
Een Piekendrager.
Een Dienaar , met twee verlakte hassambakko’ s of kleerkasten.
Een ander met twee Kappa Cagds, om er de regenmantels in te beware.i.
Dertig Jagers, zijnde Onderba..joosten , met geweren en brandende lonten.
Zes lljfbedienden van oen Gouverneur, elk met twee sabels gewapend.
Een vaandel met gouden letters op een wit veld geborduurd.
Tien Dienaren , dragende elk eene lange piek, met verlakte foudralen en
zijden kwasten versierd.
Acht en veertig verschillende beambten en bedienden, in zijde of linnen
gekleed, elk met twee sabels.
Acht bedienden met hassamihakko’ s of kleêrkolfers.
Vier dito, met dito, van fijn mandenwerk gevlochten.
Twee harnaskasten , of vierkante kabinetten, met prachtige foudralen eii
gouden borduursels bekleed, elke kast door twee man gedragen wordende.
Twee prachtig verlakte sabelkasten , insgelijks fraai versierd, en elk door
eenen man gedragen wordende.
Een Tjabinio of theegereedschap , bestaande uit twee kasjes, die aan
weêrslijde van eenen stok hangen, de eene zijde met vuur en een’ ketel
met warm water, en aan den anderen kant den toestel, om altijd thee te
kunnen hebben.
Twee man, dragende eenen verlakten emmer, waterschepper en halster,
alles voor het paard van den Gouverneur.
Een fraai gezadeld rijpaard, door twee voetknechten geleid wordende.
Veertien Dienaars , elk met twee sabels.
168
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Acht Bedienden met Kappa Cago’s , als voren.
Zes anderen , elk met twee hassambakko’s.
Drie Dienaren, elk met twee sabels.
De Gokaro of Secretaris van den Gouverneur , te paard.
Vier Dragers, elk met twee hassambakko’s.
Vier andere , met twee Kappa Cago’s.
Zes Dienaars , elk met twee sabels.
Vier dito andere, met lange pieken.
Een versiersel , even als dat van den Gouverneur , met vederen , doch
minder kostbaar. ''
De Burgemeester fizamats kifij sama, te paard.
Twee Jagers , met geweer en brandende lonten.
Een Piekendrager.
Twee Kappa Ca^o-dragers.
De Norimon of Palankijn van den Gouverneur, door twee man gedragen,
met zes dragers, allen groote en kloeke mannen, die aan weerszijden
loopen , in blaauw linnen gekleed , eene sabel op zijde , en een’ gekleurden
waaijer op den rug in den gordel.
Zeven en twintig Jagers, met boog en pijlen.
Een Opperbanjoost of klerk van den Gouverneur,
Vijf Dienaren, elk met twee sabels.
Een Piekendrager.
Een Hassambakko-dvagev.
Een Kappa Cago-dra^er.
Tien Jagers , met geweren.
Drie dito, met donderbussen.
Drie dito , met waldhorens.
Een dito, met eene groote trommel, fraai verlakt, verguld en met
zijden kwasten versierd.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
169
Een Beambte, met twee sabels.
Een Opperbanjoost, als voren.
Vijf Dienaren, met sabels.
Een Piekendrager.
Een Hassamhakko-Axdi^er , als voren.
Twee Kappa Ca^o-dragers.
Een versiersel of onderscheidingsteeken , zijnde in den vorm van een’
ragebol, met fraaije vederen, en eene afhangende vlag van wit laken, met
gouden cijfers geborduurd.
Twee lange pieken, met foudralen van rood laken, en geborduurd met
afhangende zijden kwasten.
Een staatsie-boog in een geel zijden foudraal.
Twee lange pieken, even als de vorigen, prachtig versierd.
Een vaandel, met goudén letters op een rood veld.
Een Opperbanjoost of Kabinetsklerk van den Gouverneur.
Op eenige schreden afstandS volgt
De Gouverneur van Nagasakki , genaamd mamija tsikfoezien no cami sama ,
zittende op een kostbaar gezadeld paard , met twee voetknechten aan weers-
zijden. Hij was gekleed in een prachtig gewaad van gouden en zilveren stof ,
en een’ verlakten helm op het hoofd , die met zilveren randen en een gouden
wapen blonk; hij droeg twee sabels, en den staf van commando op den
rug, in den gordel, en had, even als de gansche trein, eene ernstige en
trotsche houding; er heerschte vooral nu zulk eene diepe stilte, dat men
eerder denken zoude in eene onbewoonde straat , dan op eene plaats te zijn ,
waar zoo vele duizenden van aanschouwers bijeen waren.
Het vaandel van den Gouverneur met gouden letters op een blaauw veld
geborduurd.
Vijf Piekendragers.
Elf Dienaren, elk twee sabels dragende.
22
170
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Veertien Jagers met geweer en brandende lonten.
De Rentmeester takaki sakjemon, te paard en kostbaar uitgedost.
Twee Dienaars , naast het paard gaande.
De zoon van den Rentmeester , te paard.
Twaalf Dienaars, elk met twee sabels.
Een aanzienlijk gevolg van bedienden met hassambakko' s en andere be-
hoeften, allen in gelijke geregelde orde optrekkende.
Ziedaar de opgave van den trein des Gouverneurs van JV agasakki , een’
man, die, wel is waar, aldaar het hoogste gezag bekleedt, maar in Jedo ,
in het gevolg van zijnen Keizer zijnde, naauwelijks de eer geniet, om de
muilen van Zijne Majesteit te mogen dragen, waaruit is af te leiden, hoe
talrijk de trein moet zijn, als de Keizer of Koebo eene staatsiejagt geeft (1).
Men mag dezen optogt zoowel eene militaire als godsdienstige plegtigheid
noemen , eensdeels om de trotsche houding , orde en keurige wapenen ,
(1) Het schijnt, dat dit alleen eene uitzondering' maakt, om hem welligt eenmaal
’sjaars de vrije buitenlucht te laten genieten. Het heet niettemin nog incognito te ge-
schieden, omdat de trein onberekenbaar groot en kostbaar is, wanneer de Koebo in
het openbaar verschijnt.
Vóór eenige jaren is het plan geweest, dat de Keizer eene reis zoude doen naar Nico, zes
en dertig mijlen van Jedo gelegen, om de graven zijner voorouders te bezoeken, hetgeen
om de ontzettende kosten en den grooten omslag gestaakt is moeten worden. Ieder Lands-
heer moest hem met de grootste staatsie vergezellen, en dit zoude, met des Keizers talrijk
gezin, een gevolg van meer dan een millioen menschen hebben uitgemaakt. De gan-
sche weg moest met vertoefhuizen zijn gebouwd geworden , alle wegen gelijk gemaakt ,
en nieuwe aangelegd geworden zijn , omdat vóór den Keizer niemand den gebaanden
weg mag betreden, de bruggen vernieuwd, en de geheele toestel van een ieder fonkel-
nieuw zijn. De rekening voor ’s Keizers bijzondere kosten tot deze reis was geschat
op twee millioen Kobangs of vijf en twintig millioen gulden voor de eerste uitrusting ,
en bovendien zes duizend Kobangs reiskosten per mijl. Dit zoude de Landsheeren ook
geheel geruïneerd hebben.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
171
en ten anderen om den eerbied , die er mede vergezeld gaat , welke ook
wel degelijk wordt in acht genomen , uit eerbied en ontzag voor de Cami's
en de heiligen der Aw^o-leer, die dat Ryk door dapperheid hebben ge-
vestigd j daarom bewaren de groote Heeren in de kast bij hun harnas ook
den metalen spiegel, het zinnebeeld der Sintoisten , en de sabel, om zich,
ingevolge dier leer, eerder het leven te benemen, dan smaad, belee-
diging of nederlaag te lijden. Er was, behalve de genoemde trommel,
welke echter even min als de waldhorens geroerd werd, hoegenaamd
geene muzijk , en de trein dtiUrde eeuen geruimen tijd , daar dezelve bij
paren optrok, die met irie schreden achter elkander gingen. Zij trokken
de stad rond naar eenen berg, alwaar men eenige schoten hoorde vallen
op het wild, dat daartoe naar die plaats was gedreven. Wij zagen met de
kijkers velerhande beweging en eenige tenten en schanskleeden , die ge-
spannen waren om zich te verpoozen, en waar die Heeren, naar gewoonte,
zich wel wat te goed gedaan zullen hebben.
Wij hebben reeds te veel van de goede orde zoo der policie als van alle
openbare vereenigingen gesproken , om niet verzekerd te zijn , dat in
hunne gewapende magt eene afdeeling van corpsen plaats vindt; zelfs heeft
men mij verzekerd , dat dezelve zich tot onderdeden van een hoofd voor
ieder vijf man uitstrekt. De vaandels dienen tot het veldteeken der Com-
pagnie. Ingeval van oorlog voert de Commandant, die te paard zit , het
vaandel aan eenen stok, welke achter in het harnas vast zit, en boven het
hoofd uitsteekt. Die van hoogeren rang voeren het vaandel wederom
kostbaarder, en doen zich door de schitterende onderscheidingsteekenen ,
welke hen volgen , erkennen.
Wanneer de Japanners, in linie geschaard, in het open veld eenen
Europeschen vijand het hoofd moesten bieden , zouden zij zonder twijfel de
nederlaag lijden ; maar , voor zoo veel ik uit hunne teekeningen en beschrij-
vingen heb kunnen opmaken , vechten zij , wanneer de zaak ernstig wordt ,
22 *
172
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
man tegen man, en men zoude alsdan tegen eenen kampvechter hebben te
strijden, die zijn leven zeer duur zou verkoopen. Zij wisten in hunne laatste
oorlogen nog zeer weinig van het geschut , en dit is derhalve zeer onvol-
maakt gebleven , hoezeer ik toch draagbare metalen kanonnen gezien heb , die
wel veel schade aan de manschappen zouden kunnen toebrengen , doch welke
geenszins in staat zijn eene vesting te bedwingen. In evenredigheid hunner
vuurwapenen zijn daarom de vestingen vrij sterk, door de hooge muren,
die van gehouwen steen met aarde opgeworpen , en van buiten met witten
kalk gevoegd of toegemetseld zijn; de bre\.de grachten en zware poorten
maken de verdere verdediging uit , en de torerfe , welke meestal drie of
vier verdiepingen hoog zijn, bestaan, even als de muren, uit gehouwen of
keisteen. In de hoogste verdieping is het verblijf van den Commandant,
gedeeltelijk als eene onderscheiding , en gedeeltelijk om zijne onderhoorigen
beneden zich te kunnen gadeslaan.
De Zeemagt der Japanners bestaat meer uit pronkvaartuigen , dan uit
bodems , die voor de zee en tot verdediging geschikt zijn. Elk landschap ,
dat aan de kusten grenst, heeft eene bepaalde vlag, of cijfer, die ook in
het zeil geschilderd is. Alle die vaartuigen zijn tot roeijen geschikt , en voe-
ren soms tot zestig riemen. Dezelve zijn zeer groot en keurig ingerigt,
met afzonderlijke vertrekken voor het gevolg , en op het dek eene hut , in
twee of drie vertrekken afgedeeld voor den Commandant , wiens plaats voor
den mast is. Die vaartuigen zijn rondom versierd met schanskleeden , van
verschillende kleuren; achter op staan de wapens en andere onderscheidings-
teekenen te pronk. Ook is aldaar de plaats van den trommelslager, die
met één’ of twee stokken de trommel roert , hetwelk den roeijers dient om
de maat te houden, en om hun gezang, dat zij daarbij aanheffen, minder
hinderlijk te doen zijn ; aan den enkelen of dubbelen slag van de trom kan
men den rang van den persoon onderscheiden , die met het vaartuig
komt oproeijen , om hem, aan den wal komende, volgens zijnen rang te
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
173
ontvangen , en de aan den wal liggende vaartuigen uit den weg te doen
-Taan. De voornaamste staatsievaar tuigen zijn allerkostbaarst, met lak-,
croud- en ander kunstwerk versierd, en worden zorgvuldig ouder afdaken
in eene binnenhaven bewaard, alwaar dezelve met hoog getij op het
drooge komen. De kleinere vaartuigen worden vooral gebouwd , om vlug
op het water te zijn, en zouden alleen in vereeniging met elkander tot
het enteren van groote schepen kunnen dienen. In den zin dus, dien
wij aan het woord hechten, hebben de Japanners geene zeemagt, doch
zij kunnen de vijandelijkheden hunner naburen op hunne , door de Natuur ,
zoo wèl verdedigde kustJn en grond gerustelijk afwachten.
Van al het scherp, dat ik immer heb gezien, is er niets bij de Japansche
sabels te vergelijken. Behalve de hoogst fijne en scherpe snede , zijn dezelve
gepolijst als de fraaiste scheermessen, en gehard, om alles te weer-
staan, Een spijker wordt er mede doorgehakt, en men heeft mij verhaald,
dat de liefhebbers hunne sabels aan den beul leenen , om ze ook de proef
te laten doorstaan , wanneer er iemand wordt onthoofd. Het is niet
vreemd, dat voor het eenvoudig lemmet van eene sabel duizend gulden
wordt betaald, en de waarde van een lemmet is vooral niet te bepalen,
wanneer hetzelve van oude afkomst is.
De pieken en de hellebaarden , even als al het staal , tot hunne wapenen
behoorende , zijn even fraai en sterk, en allerzindelijkst met foudralen en geves-
ten of stokken voorzien, De Japanners hechten eene groote waarde aan de
rogvellen , die van Siam en uit Bengalen worden getrokken , om er het
gevest van de sabel mede te bekleeden. De huid van dezen visch is ruw en
met verhevene prikkels bezet , welke zoo hard als ivoor zijn , en heeft (boven
op den rugj eene rij van grootere verhevene spikkels of korrels, die er de
grootste waarde aan geven. Men zegt algemeen , dat er, onder de tegenwoor-
dige , weinige zeldzame worden gevonden , maar dat een rogvel meermalen
met duizende gulden is betaald geworden, wanneer de middelste korrel de
174 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RUK.
grootte heeft van eene groene erwt , en de rij aan weerszijden tot kleinere
korrels vermindert. — Zij weten die ^rellen hagelwit te koken en te
slijpen, en het is nog jaarlijks het werk van den Secretaris des Nagasak-
kischen Gouverneurs , om uit den aanvoer van die vuile en bedorvene
huiden eenige te kiezen, die voor het Hof bestemd blijven.
Het is in Japan streng verboden, om wapenen uit te voeren. Dit verbod
staat in verband met de godsdienstige begrippen der Japanners , en met de
achting, die zij voor hunne Cami's en dappere voorzaten koesteren, en
moet ook strekken, om den uitvoer van hu >'7 kostbaar staal voor te komen.
De Japanners zijn te zeer van onze vorderingen in de krijgskunde over-
tuigd , om te gelooven , dat wij hunne wapenen als modéllen zouden bezigen ;
maar zij koesteren het bijgeloovig begrip , dat er aan de wapenen zelve
dapperheid is verknocht, en dat die dapperheid met het wapen van hun
Land zoude wijken. Het is daarom hoogst moeijelijk , al vindt men ook
gelegenheid, om eenige van hunne wapens meester te worden, kostbare
stukken te verkrijgen, en onmogelijk, om de kostbaarste stukken van het
Japansche geweer naar Europa over te brengen , welke zouden moeten
dienen, om een waar en overtuigend denkbeeld van de pracht en weelde
in hunne krijgstoerustingen te geven.
De geleerde karakters naast de titelplaat van dit hoofdstuk beteekenen ;
» Edel en Dapper.” —
-'/rieé
/>■•? ///i
c/c<^r '/Aue^y .
IPRACItT El¥ WEEliEE.
Indien het, even als in Europa , ook aan elk in Japan geoorloofd was ,
zulk eenen uiterlijken staat te voeren, en zoo veel weelde te ontwik-
kelen, als men verkoos, en met elks bijzonder vermogen overeenkomstig
achtte , dan zoude men bij zulk een eergierig volk als de Japanners niet
minder dan bij ons eene “kostbare praalvertooning het bijzonder vermogen
der ingezetenen veelal zien te boven gaan. Dit zoude noodwendig eene
menigte nieuwe behoeften doen ontstaan, en eenen afgunstigen naijver
verwekken, welke in den afgezonderden staat van dat Land niet zoude
te bevredigen zijn. Hierdoor zoude de thans heerschende onderlinge ver-
draagzaamheid onmogelijk , en het maatschappelijk verband verbroken
worden. De Japanners behoeven zich echter, naar gelang van hun bijzon-
der vermogen , niets te onthouden van hetgeen het gemak -en genoe-
gen des levens bevorderen kan; maar de zucht tot pracht is bij hen door
veelvuldige onderscheidingen zoodanig beperkt , dat er wegens dezelve
minder dan in Europa eenige wangunst kan ontstaan , aangezien bij hen
het uiterlijk praalvertoon alleen verbonden is aan de ambtswaardigheid ,
welke elk bekleedt, en die hem alleen het regt geeft, om in deszelfs
persoon , gevolg of bezittingen die pracht te vertoonen , welke zijne
waardigheid medebrengt.
Voor menig een, die met velen zijner medeburgers niet in pracht en
176
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
praal gelijken tred kan houden, wordt de zucht tot kostbare weelde de
drijfveer, om alles in het werk te stellen, zich te verheffen, ten einde
een prachtig leven te kunnen leiden. Zulke personen gevoelen zich als
tot eene zekere minderheid teruggezet, zoo lang zij dezen wen«ch niet
verkregen hebben; gelukt hun dit eenmaal, zoo worden de begeerten
eindeloos, naar welker vervulling zij rusteloos streven; zij pogen zich
steeds hooger en hooger te verheffen, totdat het graf hen stuit, of een
onvoorzien gevolg hunner ijdelheid a%f deze schitterende begoochelin-
gen een einde maakt en hen onverhoeds in het .verderf doet nederstorten.
Het is wel met ’s raenschen natuurlijken aanleg overeenkomstig, om
zijne steeds klimmende verlangens nimmer bevredigd te zien, en evenzeer
is de leer te billijken , volgens welke ieder regtschapen menseh zijn gebo-
ren regt op een gelijk aandeel in welvaart en gezag in deze wereld doet
gelden; doeh in het maatschappelijk leven is d* verwezenlijking van zoo-
danig stelsel niet denkbaar. Alleen de trapswijze verdeeling van rang,
stand en vermogen kan aan het maatschappelijk bestaan geluk en besten-
digheid verzekeren; en met zijnen stand vergenoegd te zijn is wel het
grootste heil voor den burger en den Staat.
De Japanner , die zijnen God of Ccuni om reinheid van harte smeekt ,
kan niet om eene verheffing van stand bidden, waarvan het gevolg moest
wezen, dat een zijner raedemenschen vernederd worde; maar intusschen
wordt het niet minder tot smaad gerekend, wanneer men zich beneden
zijnen stand plaatst, en niet daar, waar het behoort , een’ voegzamen luister
en deftigheid , overeenkomstig stand en geboorte , vertoont en doet gelden.
Ik heb in vorige hoofddoelen reeds voldoende aangetoond, hoe zeer uit-
wendige praeht in Japan met de neiging overeenkomt , doch rijk te zijn
is alleen niet genoeg, om, gelijk in Europa, door uiterlijke praal en weelde
boven anderen uit te steken. Elk burger geniet zijn wettig regt, doch weet
evenzeer, dat alle praalvertoon, of eenige andere aanmatiging, welke hem
VAN HET JAPANSCHE RUK.
177
niet voegt, hem uit zijnen vriendenkring zoude doen verstooten , en de
wakende zorg der Regering ten scherpste op hem doen vestigen. Want
deze Regering ziet de voordeelen eener trapswijze afdaling en verdeeling
der maatschappelijke standen te wèl in, om dezelve niet met alle naauw-
gezetheid te handhaven.
Een iegelijk, van den Keizer tot den geringsten dienaar, weet, in hoe
verre hij door uiterlijke pracht mag schitteren. Doch dit kan aan den
eenvoudigen burger niet benijdensAvaardig voorkomen, indien hij bedenkt,
hoe duur die praal door de hoogere standen met slaafsche dienst en onder-
geschiktheid moet gekocht worden. De ambtenaar is daarenboven gedwon-
<rcn, alle pligtplegingen,^ Avelke zijne dienstbetrekking van hem eischt ,
stiptelijk na te leven.
Het Staatsbeheer der Japanners is gegrondvest op een stelsel van maat-
schappelijke verordeningei^l, door welke aan ieder ingezeten onherroepelijk
de gelegenheid wordt henomen , zich boven zijnen stand te verheffenj doch
men nmg met regt daarbij woegen, dat dit alleen dragelijk zijn kan
onder hunne wetten, die elks aandeel, hetwelk hem in de maatschappij
te beurt valt , als ware het voor eeuwig , verzekeren. De mindere wordt
vooral met zachtheid geregeerd , en elk voorregt brengt zoo vele evenredige
verpligtingen mede , dat elk een reden gevoelt , om zich in zijnen stand
tevreden te achten.
Tot nadere toelichting van dit stelsel, zoo als dat in Japan wordt in
werking gehouden, zullen de volgende ophelderingen niet ondienstig zijn.
De Lizer, die magtige Souverein , voor wien niets te edel of te ver-
heven is, mag zelfs niet zijn paleis verlaten, omdat hij , buiten dit verheven
en aardsch paradijs, alles te nietig vinden, en zijne Avaardigheid door
allerlei gebreken, die hem konden voorkomen . zoude gekwetst worden.
Hij kent dus noch zijn Rijk , nocb zijne onderdanen ; doch voor zich zelven
moet hij zich gelukkig gevoelen , daar deze houding en wijze van zien hem
23
178
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
van kindschheid af ingeprent wordt ; het eigenlijke doel hiervan echter is ,
oin den Keizer te beletten misbruik te maken van zijn gezag en van zijne
pracht, en om te voorkomen, dat er ongelijke voorregten worden toebe-
deeld , of in het algemeen om te zorgen , dat de welvaart van het Land niet
aan de willekeur van één éénig Souverein worde toebetrouwd.
De Landsheer of Prins heheerscht een Vorstendom of Land, hetwelk hij
zelden of nimmer ziet. Hij is gebonden aan het Hof van den Keizer en moet
er dagelijks verschijnen, en zijne praal naar gelang zijner waardigheid op-
houden. Indien hem de eer zijns hoogen rangs nog iets te wenschen mogt
overlaten, is zijn lot echter niet benijdenswaardig; want zich hooger te
verheffen , of naar de kroon te dingen , is door de krachtdadigste en waak-
zaamste zorg onmogelijk gemaakt. Deze Vorsten hebben ter naauwernood
genoegzame middelen , om hunnen hoogen stand en gevolg te onderhouden,
en wanneer men ontdekte, dat een Landsheer , dc )r schatten bijeen te zame-
len, eenigen meerderen invloed verwierf, zijn er gereede middelen, om
hem van dien overtolligen rijkdom te ontdoen , want daartoe is een eervol
bezoek, hetwelk hem door den Keizer gegeven wordt, of eenige geestelijke
rang , dien men hem verleent , voldoende , dewijl deze zulke kosten verei-
schen , dat er de vernietiging van zijn vermogen het gevolg van is.
Naar mate dc pracht hij de ambtsbetrekkingen trapswijze afneemt, rijst
het gezag , of liever een dadelijk uitvoerend beheer in de zaken , en altoos
in dien graad , dat de hoogste Authoriteit niets zonder ondergeschikte be-
ambten in het werk kan stellen, zoodat al die uiterlijke pracht alleen
ingebeelde onderscheiding en geen gezag medebrengt.
De Staatsdienaren zijn in Japan zoo talrijk , en verdringen zich onderling
zoodanig , dat de voorbeelden zeer zeldzaam zijn , dat de zoon tot hoogeren
rang klimt, dan tot dien , welken zijn vader bereikt heeft. Dit wil echter niet
zeggen, dat men in Japan niet bevorderd kan worden, want voordat men tot
de grenzen van hetgeen men bereiken kan gekomen is, moet men eerst alle
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
179
die trapswijze betrekkingen doorloopen , welke aan zulk cencn stand verbon-
den zijn , zelfs zonder de minste bezoldiging , zoo lang de vader leeft. Anders
toch zoude het bepaalde getal loontrekkende ambtenaren kunnen vermeer-
deren. Door deze inrigting gebeurt het niet zelden , dat een vader zijne
kinderen en kleinkinderen moet onderhouden. Het is wel waar, dat de
inkomsten en de eer, aan eenen bepaalden rang verknocht, op deze wijze
als voor eeuwig aan ééne familie verzekerd worden; doch dit lot is daaren-
tegen dan ook minder benijdenswaardig voor hen, die in eenen lageren
stand geplaatst zijn, bij voorbeeld voor een burger, die, hetzij als koop-
man, winkelier, of door eenige andere nering of hantering te drijven,
in zijnen ijver en zijne kostwinning een genoegelijk en gelukkig bestaan
vindt. Deze is, wel is waar, tot onderdanigheid jegens den Staatsbeambte
verpligt; maar in de uitoefening van zijn min of meer winstgevend
beroep is hij geheel ongestoord , en geniet de meest mogelijke vrijheid.
Hoe rijk of bemiddeld hij ook zijn moge, vermag hij geene pracht of
weelde te vertoonen, en zich dus niet met den ambtenaar gelijk te stellen.
Hiertoe bestaan verordeningen , welke een iegelijk in zijnen stand beperkt
houden. Daarbij komt ook nog , dat in Japan de maatschappelijke onder-
scheiding alleen door nederigheid en hulpvaardigheid , zachtheid en toegevend-
heid in den omgang onder en met elk zijner medeburgeren is te winnen.
Een voor eeuwen gestorven Japanner zoude, indien hij eens uit het graf
verrees , alles in denzelfden toestand wedervinden , gelijk hij het verlaten
had; hij zoude vermeenen, zoowel van zijne woning, als van elke andere
plaats nimmer te zijn gescheiden geweest, of althans aan dezelve zeer wei-
nige veranderingen ontdekken. De juist bepaalde verordeningen toch , die
in de uiterlijke zoowel als in de onderlinge leefwijs stiptelijk in acht
moeten genomen worden, beletten in Japan eene onderlinge verplaatsing
van stand en middelen , die ook onvermijdelijk eene verandering in het
Staatsbeheer en in deszelfs onafhankelijkheid zoude kunnen te weeg bren-
23
180
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gen. Diezelfde verordeningen brengen ook onvermijdelijk met zich, dat,
van den eersten Staatsbeambte tot den geringsten onderdaan, ieder de
hem afgebakende ondergeschiktheid gevoelt , en vermits de Japanner
daarin nergens eenige uitzondering ziet maken, en ieder zich zulks laat
vzelgevallen , kost het hem volstrekt gcene moeite, de wetten en gebruiken
te gehoorzamen; ja, vele van die gebruiken strekken zelfs, om in de za-
menleving die gemeenzaamheid te doen ontstaan, met welke de Japanners
elkander onthalen bij de feestvierende vereenigingen, welke ter bereiking
van het opgemelde doel door de Staatsregeling werden ingesteld en aange-
moedigd, en daardoor zeer algemeen en menigvuldig zijn.
Even als de Japanner gehouden is zijne onderscheidingsteekenen te voe-
ren , is hij ook bepaald in zijne kleederdragt , waarin echter omtrent de
vrouwen minder naauw gelet wordt, die zich dan ook met alle mogelijke
fraaije kleuren en sieraden optooijen. De mannen daarentegen hebben vaste
voorschriften, hoe zij in het openbaar moeten verschijnen. In het plegt-
gewaad zelfs van den eersten minister is in uiterlijken vorm en kleur geen
het minste onderscheid met dat van den eenvoudigsten ambtenaar of dienaar.
De trapswijze afdaling der rangen wordt aangeduid door het bezigen eener
minder kostbare kleedingstoffe , alsmede door minder kostbare sabels , klei-
nooden, zegels en raedicijndoozen , brieventasschen en dergclijke kleinighe-
den, welke zij bij zich dragen. De kabaai moet van zwarte zijden stofFe, met
daarin geweven wapens op de borst, wezen, terwijl de complimentmantel
en de overbroek van een gespikkeld blaauw linnen beboeren te zijn. Behalve
in krijgsgewaad mogen zij geene handschoenen dragen, en althans daarmede
niet onder hunne meerderen verschijnen. Evenmin mogen zij , wanneer zij
van de derde tot de negende maand ter audiëntie verschijnen , zich aldaar
met tabies of sokken vertonnen ; het voorhoofd en de baard moeten dan
geschoren zijn: want hij zoude, door de minste onreinheid aan zijne
kleeding of figuur, worden afgeAvezen. Een burger mag geene sabel noch
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
181
complimentmanlel dragen, dan op groote feestdagen; en wanneer hij voor
een’ ambtenaar wordt geroepen, ja zelfs, wanneer hij als koopman op
Decima verschijnt , mag hij niet anders dan in katoen of linnen gekleed
wezen. Niemand mag zijn huis of gevel hooger dan zes ikjes, of nagenoeg
zes en dertig voet, optrekken, of daaraan uitwendig met glasruiten of sieraad
van lak- of verguldwerk pronken , waarom dan ook , gelijk ik reeds in
een vorig hoofddeel vermeld heb, de Japanners het achterhuis tot hun
voornaamste verblijf het meest betimmeren. Vooral wordt ook de zucht
naar vreemde goederen geweerd'rten einde die niet tot voorwerpen van
behoefte te maken: een voorbeeld kan dit aantonnen. Toen men bemerkte,
dat het voor de mannen een voorwerp van weelde uitmaakte , om laken-
sche mantels te gebruiken , en de vrouwen haren grootsten pronk zochten
in de caretten haarpennen , werden deze vreemde dragten dadehjk ver-
boden. Deze haarpennen worden wel allerkeurigst in Japan bewerkt,
maar de Chinezen brengen er de schildpad vóór aan, hetgeen dus eene
vertering veroorzaakt, die buiten ’sLands genoten wordt, en dat men juist
wilde tegengaan. De donkere soort heeft weinig waarde , maar zij weten er
al de gele kleur uit te snijden, en aan één te liji .en of te gieten, tot zoo
dik als men verlangt, waardoor het eene bewerking ondergaat, die zulV
een haarversiersel het uiterlijk aanzien van ziuver gelen baifistecn geeft;
en dit staat werkelijk op het gitzAvarte haar zeer bevallig. De goe-
deren, die wij jaarlijks aanvodk-en, worden hoofdzakelijk gesleten aan de
errooten van het Rijk, en de koopman krijgt er het slechtste deel van,
Lodat men zelden huizen of kleedingstukken vindt, die met onze voort-
breng, cis pronken; cn zoo dit al gebeurt, dan drogen zij . bij voorbeeld,
een chitsen kleed onder hunne Joponsche stof, ot maken er kleinigheden
van, die meer zeldzaam gehouden worden, dan dat zij tot wezenlijk gebruik
zouden dienen.
Hunne weinige behoeften en de eenvoudige inrigting hunner leefwijze»
182
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
zoowel als de vaste loop der openbare aangelegenheden , moeten natuurlijker
wijze veel ledigen tijd geven. Deze tijd moet wel op eene of andere wijze
besteed worden , wil men niet door werkeloosheid een nog grooter kwaad ,
dan dat, hetwelk men van de weelde en pracht vreest, doen geboren Avorden.
Hiervoor is ruim gezorgd , door de ontelbare pligtplegingen en beleefdheids-
vormen, die het palladium der Japansche zeden uitmaken, en waarin men
veilig rekenen mag, de helft hunner zorg en bezigheid te bestaan. Geen
vreemdeling kan zich een denkbeeld vormen, tot in welke nietige kleinig-
heden deze pligtplegingen moeten worden gevolgd. Om deze reden wordt
de jeugd hierin door goede voorbeelden en door boeken geoefend , en door
afbeeldingen onderrigt, hoe men zich kleeden en te voorschijn komen moet ,
hoe men het huishouden bestiert , gasten ontvangt , hen bedient , bezoeken
en geluk Avenschingen aflegt, feesten bijwoont, enz. — Wanneer men in
de bijzonderheden van deze regels komt , wordt er zelfs geleerd , hoe
men de kaars snuiten en den beker aan den mond moet brengen. Een
Japanner stelt er prijs op, om alle de voorschriften van dien aard te
volgen en er in bedreven te zijn.
Niet slechts onder de hoogere standen gewent men zich onderling aan
die tallooze onderscheidingen en beleefdheidsvormen, maar dezelve zijn niet
minder onder de eenvoudigste lieden aangenomen, die b. v. elkander met
» Mijnheer en ÜE.” aanspreken, onderling ook de onderscheidene ceremoniën
nakomen, en vooral die jegens hunne meerderen zeer goed weten in acht
te nemen. Dit geschiedt alleen uit trotschheid , om zich in dit opzigt niet
anders dan als fatsoenlijk en welopgevoed te doen kennei; . zoodat men , als
een’ karaktertrek der Japanners, ook de wellevendheid en zucht tot
hoofschen levensvorm mag aanmerken.
Er heerscht bovendien onder den burgerstand eene gulle gastvrijheid, en
wanneer de tijd eener feestviering nadert, helpt de een den ander, door
het geven van geschenken, opdat er niets moge ontbreken. Menigeen
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
183
moet zich dikwijls zijn gansche leven lang bekrimpen en behelpen , om toch
maar in het ceremoniëel der Japansehe feesten , voor zoo verre zijn stand
die van hem vordert , niet te kort te komen. Het gansche huis ziet er uit als
inwendig geheel vernieuwd , door de fraaije schutsels , reine matten en den
pronk , dien men bij feestelijke gelegenheden , ook bij de eenvoudigste be-
ambten, aantreft. Doch niet zelden zijn alle deze fraaiheden tot de duurste
renten en alleen tegen eenen zekeren borgtogt opgenoinen, en slechts voor
zulke bijzondere dagen in het bezit van den gebruiker, gelijk ook met
hunne fraaije sabels dikwijls het geval is. In allen gevalle blijkt hieruit , dat
de Japanner niet onverschillig is voor uiterlijke weelde en praal, en dat,
ofschoon hij zich boven zijnen staat niet mag verheffen, hij echter niet na-
laat , om deze neiging tot praal op te volgen , wanneer hem zulks wordt
toegelaten, gelijk bij openbare en zekere andere feestvieringen geschiedt.
In het geheele Ooster is het geven van geschenken in gebruik, doch
nergens meer dan in Japan, alwaar de kennismaking altoos beginnen moet ,
met elkander een blijk van gulhartige genegenheid te geven. — In het
algemeen mag het er voor gehouden worden, dat met die geschenken eene
voorafgaande belooning wordt bedoeld voor eenige gunst of dienstbewij-
zing , die er verlangd wordt ; en hoezeer de ambtenaren openlijk geene
geschenken mogen aannemen , is de zoogenaamde nayboen of binnenkant
voldoende , om de geschenken , die zij ontvangen , als een groot gedeelte
hunner inkomsten te kunnen aanmerken.
In dit geval bestaan dezelve veelal in geld, hetwelk steeds met de uiterste
kieschheid wordt aangeboden. Anders in het gewoon verkeer moet elk
daaromtrent zijne voorwerpen kiezen en inrigten naar hetgeen gelegenheid
en stand , hetzij als meerdere of ondergeschikte , vorderen. Zoo geeft b. v. de
meerdere aan zijnen mindere kleederen of stukken van behoefte , terwijl
er in het omgekeerde iets gekozen wordt , dat zeldzaam of bevallig is.
Die verhouding regelt ook de étiquette , welke bij het aanbieden der geschen-
184
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
ken moet in acht genomen worden. Men durft zich geenszins openliji'
verklaren over het eigenbelang , dat het geven van geschenken ten doe
heeft, maar dit wordt verbloemd en door tusschenkomst van eenen be-
diende of Secretaris bij de Authoriteit overgebragtj want zij kan zich niet
vernederen, om met eenen verzoeker of requestrant daarover te handelen,
terwijl deze daardoor ook eene groote beleediging afwendt, indien zijn
verzoek wordt afgewezen, en hij tracht alleen door het afleggen van een
compliment hij zijnen meerdere dezen aan zijn belang te herinneren.
Elke bijzondere ontmoeting of gelegenheid maakt het geven van geschen-
ken over en weder tot eenen onvermijdelijken beleefdheidsvorm ; dezelve
zijn ook dikwijls zoo nietig, dat die, behalve de keurige wijze, waarop
dezelve aangeboden worden, dikwijls de aandacht niet waardig zijn. Een
paar boek papier , een tiental eijeren , een paar waaijers , een bord visch
of dergelijken , dat slechts eenige stuivers waarde heeft , wordt niettemin
in keurige doosjes en met gekleurde koordjes op een sierlijk blad of zin-
delijk toonbord aangeboden. Het is altijd v;.rgezeld van eenen gekleurden
papieren strik , welke het zinnebeeld of teeken van geluk uitmaakt j
ook zijn daarin aangenomene vormen , en de kennis daarvan behoort ook
tot de opvoeding der jonge meisjes, die de regels, welke hier, naar gelang
der omstandigheid, moeten in acht genomen worden, belmoren te kennen.
De orde en plegtstatigheid , die in de onderlinge verkeering heerschen, ver-
dienen in het bijzonder gekend te worden. Het groeten en eomplimentmaken
gaan aldus in Japan toe. Het is daarbij geen gebruik elkander de hand te
reiken , even min als de vrouwen te omhelzen ; een groet op de straat ge-
schiedt door gedurende eenige oogenblikken in eene buigende houding te
blijven staan, doch binnen’s huis zet men zich tegenover elkander op
de matten en buigt het hoofd tot op dezelve neder. Deze wijze
van zitten is zeer moeijelijk voor hen , die aan dezelve niet gewoon zijn ,
doch anders zeer gemakkelijk , omdat daarbij het geheele ligchaam rust , en
VAN HET JAPAN SCHE EIJK.
185
raen, zonder de Europesche omslagtigheid van meubelen, als: tafels, stoe-
len , kanapé’s , enz. alles om zich heen op de matten plaatst. De Japanner
knielt eerst neder , met de voeten binnenwaarts gekeerd , laat alsdan het
ligchaam op de beenen nederzakken, in dier voege, dat de billen op de
hielen rusten. In deze houding nu wordt het compliment gemaakt, door
de handen op den vloer te plaatsen , en het hoofd regtstandig tot op den
grond voorover te buigen, — zoodanig, dat het gansche ligchaam in een
gedrongen is, zich zoo klein mogelijk vertoont en met eenen middelmatigen
hoenderkorf gemakkelijk te overdekken zoude zijn. Het is vooral eene
groote onbeleefdheid de voeten te vertonnen , en de Europeërs beleedigen
dikwijls onwetend de Japanners, door, op hunne wijze in eenen stoel
gezeten , de voeten te veel vooruit te steken. In gezegde houding op
den grond liggende, prevelen zij binnen ’s monds eenige gelukwenschin-
gen, die wederzijds met hé- hé- hé worden beantwoord, terwijl voor het
overige, bij dergelijke statige ontmoetingen, niets beteekenende zaken,
vooral de weêrgesteltenis , het eerste onderwerp van het gesprek uitmaken.
Vervolgens dient men pijpen, tabak en thee voor, en eindelijk banket of
andere lekkernijen , die op een blad wit papier aangeboden en met stokjes
aangevat worden. Het gebruik eischt , dat men deze lekkernijen zorgvuldig
in een papier te zamen pakke en met zich neme, en zelfs, dat men, op
een statig gastmaal, al wat van den disch overschiet, netjes ingepakt mede-
neme in de kasten, hassambakko’ s , welke ieder man van aanzien altijd in
zijn gevolg heeft.
Hoe matig ook de Japanner in leefwijze en behoeften zijn moge, en
hoe karig ook de vertrekken zijner woning van huisraad zijn voorzien ,
is echter bij hem een gastmaal altijd zeer kostbaar en luisterrijk. Het
kenmerkt zich zoowel door menigte als keurigheid van geregten en door
veelvuldige verscheidenheid van lakwerken, welke gewoonlijk zeven-
of achtmaal verwisselen , doch die ook wel tot dertig- of veertigmaal in
24
186
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
verschillende hoedanigheid en vorm worden voorgezet ; want de tot het disch-
gereedschap behoorende lakwerken , porseleinen , enz, , zijn in soort ,
gedaante en kleur eigenaardig geschikt voor elke bijzondere spijze , die in
dezelve wordt aangeboden. De hoofdschotel bestaat meestal uit eenen keuri-
gen grooten visch, in gelei of met aangename den smaak prikkelende sausen;
van dezen visch worden de oogen aan de twee voornaamste der aanwezige
gasten voorgediend. Bij den Sakki, den éénigen wijn, dien de Japanners
bezitten, worden velerlei toespijzen voorgezet, die men elkander zeer netjes
in kleine schoteltjes of wel op de hand toedient , welke spijzen onder
anderen bestaan in hard gekookte eijeren, gezouten gember, gebraden wild,
oesters , en meer dergelijke versnaperingen , die ^n kleine stukjes gesneden
worden opgebragt. Bij iedei’e plegtstatige gelegenheid komt een toonbord
voor , met eenige fijn gesneden reepen , of lange strooken van den awabi ,
een schelpdier, hetwelk, gedroogd, als eene ;zeer gezonde spijze geacht
wordt , uithoofde van deszelfs lijmige , de vochten versterkende , deelen.
Dit gebruik strekt , om zich de matigheid der voorouderen , die dit sober
voedsel als hunne edelste spijze aanmerkten , te herinneren. Bij den aan-
vang van het gastmaal gaat alles zeer statig; wanneer ieder der aanzitten-
den gediend is, verzoekt de gastheer de vrienden hun ozjien of bakje
te openen, en, na eene algemeene buiging, begint ieder zijn sausje te
slurpen, en met twee houten stokjes het voedsel te nuttigen, wordende alles
derwijze toegediend , dat men geen mes noodig heeft. In de tusschenpoo-
zing is de gastheer verpligt bij al de vrienden rond te gaan en met ieder
hunner eenen kleinen teug wijns te nuttigen , waardoor men over en weder
meer gemeenzaam wordt , terwijl men eindelijk de dischgenooten door
muzijk en zang vervrolijkt. De Japanners stellen ook eenen grooten
prijs op het branden van welriekende kruiden , als klambak (1) , sandel-
(1) Klambak is de hars van zekeren boom , die op het eiland Borneo wordt aan-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
187
hout, mastik, wierook en dergelijke, die wel aangenaam rieken, doch vooral
de aandacht verdienen uit hoofde van den keurigen toestel, die tot dit
branden wordt gebezigd. Dit is ook het geval met de zoogenaamde gemalen
thee , welker gebruik met de grootste deftigheid en pracht vergezeld gaat.
De beste en kostbaarste thee van den eersten pluk wordt te dien einde
gedroogd en tot het fijnste poeder gemalen; één theelepeltje van dit
poeder is toereikende voor een kommetje vocht, en de bereiding geschiedt
eenvoudio' door op de thee kokend water te gieten, en alsdan het mengsel
met een zeker keurig en fijn, iit verscheidene takjes gespleten bamboesje
te kloppen, totdat er eenig schuim op komt. Het is inderdaad een zeer
aangename, doch verhittende drank, en hoezeer voor de liefhebbers in
deze toebereiding een groot ceremonieel is gelegen , was het voor ons , die
bij zulk eene gelegenheid ook de Japansche wijze van op den grond te
zitten dienden te volgen, een wezenlijke arbeid, die plegtigheden met gerekt
geduld te moeten bijwonen. Een aantal vuurtesten van onderscheidene ge-
daante , eene vaas met fijne kolen , ouderwetsche kommen , zilveren lepel-
tjes, zijden doekjes, bezempjes en eene menigte andere gereedschappen,
behooren bij deze theebereiding , om dezelve naar eisch en op het zindelijkst
te volbrengen , terwijl bij zulk eene gelegenheid de zaal versierd moet zijn
met eene prent , voorstellende een’ kraanvogel (als zinnebeeld van het
Geluk) of wel met de beeldtenis van den Wijsgeer darma, die als de be-
schermheilige der gezegde theebereiding wordt vereerd.
Onder de weinige meubelen, welke een vertrek versieren, kan niet
gemist worden eene bloemvaas of een pot of bak met eenig levend
gewas, dat van tijd tot tijd verwisseld wordt en telkens gekozen is
overeenkomstig met en toepasselijk op het feest , waarvoor dit voorwerp
getroffen , en welke op Java kayoe garo , en in het Hollandsch hij de Japanners
Agulhout genoemd wordt.
24 *
188
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
moet prijken. De vaste regels daartoe behooren , als een huishoudkundige
pligt, beschouwd en gekend te worden. In zeker Japansch Werk komen
daaromtrent de volgende voorschriften voor :
WIJZE OM BLOEMEN EN TAKKEN IN HANA IKE OF BLOEMPOTTEN TE STELLEN.
»In de lente neemt men takken met vele bloemen, en weinige bladeren van
hoornen, doch geene oude takken. Des zomers bloemen van planten met vele
bladeren , en weinige soorten in een bouquet , om er een luchtig of koel aanzien
aan te geven. In den herfst takken met eenige gedeeltelijk bruin geworden ,
en met mos begroeide bladeren , en in den winter takken van den Sparceder of
lboeki , die den guren winter aanduiden.
Met nieuwjaar worden de bloeijendc pruim Soeisen. en Kinsenkim gebezigd.
Met het Poppenfeest de perzik , de wilg , de Kwanzo en Jamahoeki. —
Bij het Vlaggefeest , de bamboes , de kalmus , de bijvoet en de anjelier , die ,
in tegenoverstelling van de voorgaande , welke een Meisjesfeest vertegenwoordigen ,
en weeke planten zijn , gebruikt worden , om , als zijnde harde en bittere planten ,
dit Jongensfeest voor te stellen.
Bij het Starre- of Sterffeest , de Kikia , Sen , Ookwa en Kazi , alle met treu-
rende of hangende bladeren.
Bij het feest in Koeguats of negende Maand , het moederkruid , de hanekam ,
enz. en bij eene huwelijksplegtigheid gebruikt men Ae Jroi , Liotdkihai , dat
is sparreboom , pruim en bamboes in eenen steenen bloempot , welke de drie
geliefkoosde gewassen bij den Japanner zijn , die het zinnebeeld van lang leven ,
vrolijkheid en rijkdom uitmaken. Het is tevens bij het rangschikken van alle
planten of bloemen een algemeeue regel , voor zoo veel dezelve op te volgen is ,
geene planten te bezigen met vier bloemen of vier bladeren , noch die met een
enkel blad , maar bij voorkeur oneffen getallen te kiezen.
Bij een Lijk- of Rouwfeest mogen geene roode bloemen worden gebruikt j deze
w'orden bij uitzondering gekozen voor kinderen of jonge lieden.
In eenen hangenden bloempot plaatst men eenen overeindstaanden tak , en een’
nederhan genden bloementak , als wilgen , enz.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
189
Om in een Nizioehi Ire , of een’ bloempot met twee rijen boven elkander , bloemen
te plaatsen , moet in acht genomen worden , dat de kleuren der twee lagen veel
met elkander verschillen.
Een Oki Hanaike of groote bloemenbak , die eenen langen rand heeft , vereischt
bloemen , welke plat zijn , en geene bladeren laten overhangen , die de mat
of den vloer raken.
Insgelijks vereischt de étiquette , dat in eenen bloempot met ooren of hand-
vatten geene bloemen afhangen , die met de ooren een kruis uitmaken , hetgeen
ook in aanmerking komt met een blo''mmandje , dat in eenen beugel bangt.
Een Tsoukfoene is eene b’oemvaas van eenen ovalen vorm ; hierin gebruikt men
twee takken ^ waarvan de ééne overeind staat en de andere afhangt , om het
modél van een vaartuig door een zeil en eenen riem voor te stellen.”
Ik heb deze uitweiding over het zoogenoemde bloemsteken gemaakt , om
de voorbeelden, zoo dikmaals door mij aangehaald, te bevestigen, dat er
(
werkelijk vaste regels voor alle dergelijke étiquettes bestaan, die in druk
zijn uitgegeven. Thans zal ik over de pracht en weelde handelen , die
bij hunne algemeene feestvieringen in acht genomen worden.
De vastendagen : deze zijn de eerste , de vijftiende en achtëntwiii-
tigste dag van elke maand, welke daarom complhnentdagen genoemd, en
als zondagen mogen aangemerkt worden. De Japanners bezoeken vooral
den tempel , en brengen daarna den dag door met vermakelijkheden en
plegtige bezoeken. Ook nemen de burgerlieden meestal op die dagen hunne
rust of uitspanning.
De eerste is altijd op den eersten dag der nieuwe maan, welke zij Tsiiatz
noemen.
De vijftiende is de dag der volle maan, en wordt het plegtigst gevierd.
Aan het Hof hebben op dien dag de groote gehoorgevingen plaats. De
achtentwintigste of de laatste dag der maan, hoezeer minder geteld , is
een algemeene bededag voor de Budsdoïsten.
190
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Alle gehoorgevingen bij den Keizer of andere hooge Staatsbeambten
bestaan enkel in het maken van het nederig compliment op eenen tame-
lijken afstand , en er behoort reeds een zekere rang toe , om tot die pligt-
pleging te worden toegelaten. De orde, welke bij zulke gehooren wordt
in acht genomen, is meer treffend dan de uiterlijke pracht. Aan de
poort of den ingang van het paleis vindt men altoos eene wacht,
die reeds weet, welke personen al of niet mogen binnentreden, en
vervolgens in de vertoefzaal een secretaris of ceremoniemeester, die naar
rang de namen afleest, volgens welke itien ten gehoore wordt toegelaten.
Hoe grooter de waardigheid is van hem, die het compliment ontvangt,
des te ruimer is ook de zaal. Dezelve is hoogst zindelijk, doch niet schit-
terend. Van het gehoor bij den Keizer en de rijksraden komen de meesten
terug, zonder te weten, of zij hun compliment voor de muren of voor
een’ persoon gemaakt hebben, want bij het inkomen der zaal gaat men
reeds gebogen, en men zet zich in die houding 'neder , met het gezigt de
matten rakende, zoo lang dit gehoor duurt, zoodat men niet in de gelegen-
heid is te zien , wat er in de zaal omgaat. Ook is de afstand soms tot 20
matten of ruim 100 voeten van dengenen , voor wien men verschijnt. Zich
op te rigten, of wel, bij het uitgaan, nieuwsgierig rond te kijken, zoude
voor eene groote onbeleefdheid worden gehouden. Gelukkig duurt ook deze
ceremonie zeer kort, want nadat iemand binnengekomen is, en op zijne plaats
neêrgebogen ligt, wordt zijn naam door eenen Ceremoniemeester opgelezen,
waarna hij onmiddellijk het teeken bekomt van te vertrekken. Vooral wordt
er nimmer bij zulke openbare gelegenheden over eenigerlei zaken gesproken:
hierdoor zoude de waardigheid van den gehoorgever geschonden worden.
Uit een Staatkundig oogpunt beschouwd , is de reden hiervan , dat men het
doen van inblazingen verhinderen en allerlei belangzuchtige vragen vermij-
den wil, die strijdig zijn met den gewonen loop en regel, en waardoor in
het algemeen de vaste behandeling der zaken zoude gestoord worden.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
191
Het gebeurt echter niet zelden, dat bij dergelijke gehoorgevingen blijken
van eerbelooning en aanprijzing worden uitgereikt, en de grootste onder-
scheiding, welke iemand op deze wijze kan te beurt vallen, is het beko-
men van een plegtig gewaad of een zijden overkleed, waarin het wapen
■van den Keizer, Gouverneur, of ander hoog beambte, die zulks geeft,
geweven is. Dit is het grootste sieraad en eereblijk, hetwelk men dragen
kan. Eene sahel of een ander wapen te ontvangen is nog grootere onder-
scheiding; doch dit gebeurt zeldzaam. Ridderorden zijn bij hen onbekend,
en alle eereteekenen worden in het gevolg of den stoet opgemerkt.
Men zoude de feestvieringen en volksvermaken der Japanners in drie
soorten kunnen onderscheiden; tot de eerste behooren de algemeene feest-
dgo-en , die ter eere van hunne Cami's of de godsdienst door hot gansche
Land gevierd worden ;
tot de tweede, die feesten, welke iedere stad zich in het bijzonder ver-
schaft , en die aan het volk gelegenheid tot vreugdebedrijven geven , en
tot de derde de afwisselende vermaken of feesten, welke de saizoenen
en de gelegenheid des tijds opleveren.
De algemeene feestdagen zijn: vooreerst de Sioguats of het nieuwe jaar,
gewoonlijk in het begin onzer maand Februarij invallende, dat, even als
in Europa, door wederzijdsche gelukwenschingen wordt gevierd, hetwelk
tot den zevenden dag aanhoudt. De geringste ambachtsman mag zich
alsdan in complimentsgewaad kleedcn en eene sabel dragen; de straten
wemelen van personen van beide seksen, die hunne bezoeken gaan afleggen
en gevolgd worden door bedienden, die de geschenken medevoeren, waar-
mede de gelukwenschingen gepaard moeten gaan. In alle huizen worden
groote koeken gemaakt van gekookte rijst, die daarna tot eene taaije ,
leemachtige zelfstandigheid gestampt, tot eenen platten ronden vorm,
dien men Moots noemt , gekneed en op even zoo vele toonhorden , als er
leden des huisgezins zijn , worden te pronk gesteld. Hierbij wordt ook
192
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gevoegd een papier met zout , eene houtskool , eene rist of een stokje met
gedroogde vijgen, een kreeft, een paar oranjeappelen en eene strook van
den awabi-yisch. De koek zelf brengt de beteekenis van naauwvereenigde
vriendschap mede en is met het zout en den awabi , als zinnebeelden van
matigheid , versierd , terwijl de kreeft en de oranjeappels den ouderdom
voorstellen ; deze zinnebeelden brengen den wensch mede , dat men zooda-
nigen ouderdom moge bereiken , dat men , even als de kreeft , gekromd
ga en, even als de oranjeappel , door den ouderdom rimpels verkrijge.
liet Poppenfeest of Sanguats no Sekfoe wordt gevierd op den derden
dag der derde maand, ter nagedachtenis, gelijk de fabel zegt, van eene
vrouw, die dagelijks bad, om met kinderen te worden gezegend, totdat
zij eindelijk beviel van vijftig eijeren , waarover zij zich zoodanig schaamde ,
dat zij dezelve in eene doos verborg en de rivier liet afdrijven. Eene
arme vrouw vischte de doos op , en deed de eijeren uitbroeijen , met dat
gevolg, dat er vijftig kindertjes uit te voorschijn kwamen, voor welke
de goede vrouw dek noch voedsel had, terwijl zij hen vervolgens den kost
met bedelen liet zoeken. Het was geen groot toeval , dat eindelijk ook
de eigen moeder deze kinderen ontmoette ; door het verhaal hunner zon-
derlinge geboorte, openbaarde zich de wederkeerige betrekking, en de
kinderen vonden vervolgens bij haar de teederste verzorging, terwijl zij
met dien wedergevonden’ schat den gezegendsten ouden dag en eenen
hoogen leeftijd bereikte. — Men heeft die vrouw onder het getal der
Heiligen geplaatst, en zij wordt hedendaags door dit feest vereerd, en
door de vrouwen aangebeden , die in haren eersten wensch deelen , om met
kinderen gezegend te worden.
In de huizen, waar zich meisjes bevinden, die in het afgeloopen jaar zijn
geboren, en ik meen zelfs tot op haar tweede jaar, worden allerhande
versieringen aangerigt, allen bestaande in huizen, beeldjes, meubelen,
enz., welke het Geestelijke Hof Amorstellen, alles zeer uitvoerig en keurig
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
193
in miniatuur nagebootst , welke nabootsing zeer kostbaar , docb buitengemeen
aardig en netjes is. Tevens worden alle jonge meisjes , gedurende de drie
dagen , welke het feest duurt , sierlijk opgeschikt , en een ieder neemt aan
hetzelve en aan de daaruit voortvloeijende gastmalen met gelukwenschiri-
gen deel.
Het zoogenaamde Goguats no Sekfoe of Vlaggenfeest , in de vijfde maand ,
op den vijfden dag plaats hebbende, is een vreugdedag voor de kinderen
van het mannelijk geslacht. Voor al de huizen , waar kleine jongens zijn ,
worden groote vlaggen geplant , en hunne vertrekken met wapenen en oor-
logstuig versierd. Dit feest wordt met niet minder luister gevierd dan het
Poppenfeest, en dient ter herinnering aan de overwinning, welke de Japan-
ners , in vroegere tijden , op de Chinezen of Tartaren behaald hebben.
Het Starrenfeest of Tanabata no Sekfoe wordt gevierd ter eere van de
Goden Inkai en Tanabata, die, naar de meening der Japanners, onder de
gedaante van starren regeren; deze gelegenheid loopt wel niet zonder ver-
maken en vreugdebedrijven af, maar het Lantaven- of Stevjfeest , dat op den
dertienden dag der zevende maand begint , is allermerkwaardigst en luister-
rijk. — Men stelt , dat de afgestorvene zielen drie jaren noodig hebben , om
naar het aardsche paradijs te reizen , of althans om daar toegelaten te wor-
den ; gedurende dien tijd komen zij jaarlijks op dezen dag in hunne woning
terug, en zijn deelgenooten van het feest, dat ter hunner eere wordt aan-
gerigt. Hiertoe wordt het gansche huis gereinigd , en een voortreffelijke
maaltijd gereed gemaakt , om de zielen der overledenen te onthalen.
Op het graf is een klein huisje getimmerd , waaronder bloemen en bran-
dende reukpillen worden geofferd , bij welke nog verschillende schoteltjes
met spijzen gevoegd worden, als ook eene fijn geschaafde plank, waarop
de namen der overledenen, die verwacht worden. Het geheele graf is met
papieren lantarens verlicht , en des avonds gaat de familie met brandende
fakkels derwaarts, om de overledenen met zich naar hunne woning te roe-
194
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
pen. Aldaar terug gekomen, begint het gastmaal, waarbij even zoo vele
plaatsen ledig blijven, als men afgestorvene zielen verwacht. De ledige plaat-
sen worden even als de andere bediend , en men voert het gesprek, en
eene houding, alsof de afgestorvenen werkelijk daarbij tegenwoordig waren.
Den veertienden des avonds wordt dezelfde optogt naar het graf hervat, en
na middernacht , dus den vijftienden , des morgens , of den dag der volle
maan, keert men, met daartoe gemaakte schuitjes, van stroo te zamen
gesteld , onder het aanheffen van gezangen naar het strand , alwaar men
het schuitje van rijst, geld en al het noodige voorziet, en daarna met de
eb zeewaarts laat afdrijven, zoodat de ziel des overledenen aldus naar zijne
hemelsche gewesten is teruggekeerd. In eene stad als Nagasakki, die rondom
in bergen ligt, vertonnen zich de verlichte graven, welke alle op deze
bergen aangelegd zijn, overheerlijk, en eenige uren na het vertrek der afge-
storvene zielen , als de vloed hunne schuitjes weder binnen voert , is de
baai daarmede als bedekt, terwijl de Japanners er vaardig bij zijn, om nog
te zien , wat de goede ziel in zijn vaartuig heeft achtergelaten ; hetgeen
een dubbel feest voor menigen armen visscher oplevert.
De Matsuri of het Kermisfeest, hetwelk reeds den derden der negende
maand begint, doch waarvan eigenlijk de negende en elfde de plegtigste
dagen zijn, is een vreugdefeest, waaraan in de gansche wereld niets ge-
lijk is; en daar nu juist te Nagasakki de naamdag van hunnen Patroon
suWA op dezen dag invalt , is het een dubbel feest , dat ik gelegenheid
zal hebben, van de Nederlandsche faktorij sprekende, te schetsen.
Het feest van tensio daizin , den oppersten der aardsche Goden en alge-
meenen beschermer van het Rijk, wordt gevierd op den zestienden van de
negende maand , door plegtige omgangen met eerbewij zingen en offeranden
aan den tempel en algemeene vreugdebedrijven, ter nagedachtenis van
hunnen Stichter , die niet minder dan 250,000 jaren hun Rijk zoude heb-
ben geregeerd.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
193
Onder de tweede klasse der feestvieringen zoude men kunnen opnemen
dezulken , die niet algemeen gevierd worden , waartoe onder anderen be-
lmoren de tempel Matsuries , of de verjaardagen van den Patroon of Stichter
des tempels, die zoo menigvuldig zijn, dat er welligt geen dag in den almanak
voorkomt, buiten de zoogenaamde ongelukkige dagen, op welken niet een der-
gelijk feest is aangekondigd. — Alsdan is de geheele tempel versierd en om-
ringd van kramen, die, benevens allerhande kunstvertooningen , de mensclien
derwaarts lokken , om het feest zno volkrijk mogelijk te maken , daar zulks
tot eere van den tempel verstrekt. Op deze dagen worden alle de heilige
overblijfselen of reliquiën van den Tempel ten toon gesteld, hetwelk den
Priester, uit hoofde der giften, die van alle kanten in het afgesloten hek-
werk van den Tempel toestroornen , vrij wat dankbetuigingen en gebeden kost.
Zoo wordt in de eerste maand gevierd het feest van den God inarie daij
MlosiN, als den beschermer tegen brand. Hij wordt ook als de God der
vossen en van den landbouw aangeraerkt, in welke hoedanigheid hij op den
achtsten dag der elfde maard wordt vereerd.
Op den vijftienden van de tweede maand is het de verjaring van den dood
van den God sjakka. In den üwrfsrfo- tempel , te zijner vereering gesticht ,
worden op dien dag schilderijen ten toon gesteld, welke de laatste zijner
lessen bevatten , en zijnen toestand , op het sterfbed liggende , voorstellen.
Op den elfden dag der derde maand wordt de nagedachtenis van den
beroemden Keizer gokgen sama gevierd.
Op den achtsten dag der vierde maand is de geboortedag van sjakka,
een algemeen reinigingsfeest voor de kinderen.
Van den zevenden tot den zeventienden dag der zesde maand viert men
het feest van GiwoN, den God des Koophandels, terwijl de kooplieden ook
in het bijzonder JEBESi, den God der Visschen , daïkokf, den God des
Rijkdoms, tostokf, den God des Ouderdoms , en fottei, den God van alle
ondernemingen , vereeren.
25
196 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCilE RIJK.
Ik geloof, dat men over de onderscheidene Japansche feesten alleen eenige
hoekdeelen zoude kunnen volschrijven , en het strekke tot een bewijs , hoe
zeer de Japanners zich onderling, door dergelijke feestvieringen , genoegens
en gezellig verkeer trachten te verschaffen. Hierbij kan men voegen, dat,
niettegenstaande deze menigte der telkens terug komende feesten, allen,
naar gelang van de meerdere of mindere waarde, die men er aan hecht,
met geestdrift worden gevierd.
Daar de feestvieringen , welke ik vder eene derde afdeeling zoude op-
nemen, eene geschikter plaats onder de uitspanningen en vermaken der
Japanners bekleeden , zal ik daarover in het volgende hoofddeel handelen.
De twee geleerde karakters naast de titelplaat van dit hoofddeel
beteekenen : » Glinsterend Juweel.”
3 a-:][3aii,$clTC /jcx'r/u/^azé
6?i Ky//x/xz^'zéf/n^,
uiTSPAafamsGEisr
E^'
"V E 3K- M A K. E A*
Van elke gelegenheid, om zich het hart te vervrolijken en alle zorg en
kommer van zich af te vieren, wordt door de Japanners gretiglijk gebruik
gemaakt; en hoogst zonderling is inderdaad de in ons oog overdrevene
verknochtheid aan hunne uitspanningen en vermaken. Eene nalatigheid
in het genieten van dezelve rekenen zij sehier als pligtverzuim. Dit geldt
niet alleen voor hun’ eigen’ persoon, maar ook voor hunne vrouwen, kinderen,
bloedverwanten, enz., die hen bij alle feestvieringen vergezellen en daarin
deelgenooten zijn moeten, telkens wanneer deze of gene gelegenheid, ofwel
het gewoonlijk aan het vermaak toegewijde jaargetijde hen daartoe oproe-
pen. Bij zoodanige feestvierende vereenigingen zijn dan ook de Japanners
uitermate blijgeestig en zelfs tot uitgelatenheid vrolijk; ieder hunner poogt,
zoo veel slechts in zijn vermogen ligt, eene rol te vervullen, die iets tot de
algemeene vrolijkheid bijdraagt. Des winters houden zij talrijke bijeenkom-
sten, in welke zij, even als wij, onder het gulst onthaal vrolijk en vol-
op zich vergasten aan de vermaken en de genietingen van eenen ruimen en
keurigen avonddisch. Wanneer de meisjes hare Samsie of guitar beginnen
198
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
te roeren, is zulks het sein ter aflegging van het tot dus verre in acht
genomen ceremonieel; nu neemt ieder zijne plaats onder de gasten,
en drinkt, danst of zingt naar eigene verkiezing. Daarbij komen vooral
eene menigte wed- en pandverbeuring-spelen te pas, welke voornamelijk
ten doel hebben , het drinken van poenitet op te leggen. Het natuurlijk
gevolg van dit alles is, dat dikwijls de een of ander beschonken raakt,
en dan somtijds het overige gezelschap tot overlast verstrekt. Hun wijn
of sakki, die warm en met dikwijk- ’ic-haalde, doch kleine teugen gedron-
ken wordt , werkt daardoor nog sterker op de pinnen ; maar zoodra ge-
voelen zij ook niet, dat zij hun glaasje wat te dikwijls hebben aangespro-
ken, of zij zoeken terstond den roes te verdrijven of althans te matigen,
door het gebruik van ettelijke kopjes thee. Hierdoor worden zij op éénen
en denzelfden avond menigwerf tot drie- of viermaal toe beurtelings be-
schonken en nuchteren, tot eindelijk de maat ^zóó vol gemeten wordt,
dat zij bewusteloos naar huis moeten gebragt worden.
In de toonkunst hebben de Japanners, in «vergelijking met hunne bedre-
venheid in andere kunsten, slechts weinige vorderingen gemaakt. Met
eenen schat van allerlei keurig en netjes bewerkte en fraai versierde
blaas- en snarentuigen , bekkens , trommels en klokken , weten zij wel
een harmonisch geluid voort te brengen , doch in hetzelve mengen zich
zoo vele schelklinkende en scherpe toonen, dat deze soort van eoncert
niets heeft van het teedere , noch van het vervrolijkende , even min als
van het krachtvolle onzer Europesche muzijk. Behalve de daiko of trom-
mel en de tsoezumi (eene soort van tambourin), de fluit, enz. zijn de
koto of harp, en de samsie of guitar de meest geliefkoosde instrumenten
der Japansche vrouwen, wier spel daartoe geschikt is. Doorgaans gaat deze
door vrouwen uitgevoerde muzijk nog met zang en dans gepaard. Hun dans
is eigenlijk slechts een levendig gebarenspel, vergezeld door bevallige bewe-
gingen met de armen en het ligchaam. Hierbij vertoonen zij eene soort van
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
199
sterk uitgedrukte pantomime, door, met waaijers of eene shawl in de hand,
velerlei soorten van standen aan te nemen en bevallige groepen te vor-
men. De voeten , door de lange overkleeden bedekt , blijven hierbij altoos
op den grond en onzigtbaar, dewijl het volgens de wetten der Japansche
welvoegelijkheid betamelijk is , dezelve zoo min mogelijk te vertoonen.
Hun gezang stemt wel met de muzikale speeltuigen overeen , doch is voor
ons verre van aangenaam , en geheel ontbloot van alle uitdrukking des
gevoels. Zij bezitten evenwel eei^nenigte liederen, romances en balla-
den, waarin de roem hunner helden wordt bezongen. Dit schijnt voor de
Japansche ooren zeer treffend te zijn; althans uren achtereen kunnen zij
er zich mede verlustigen.
Hunne orchestmeesters , indien zij dien naam verdienen, zijn gewoonlijk
blind en oefenen de toonkunst als broodwinning. Zij behooren tot eene
zekere vereeniging of stichting van blinden, welker leden Fekis worden
genoemd. Deze vereeniging kan eenigzins als eene godsdienstige orde
beschouwd worden, dewijl velen der leden van dezelve naar de leer van
Jamabosi overhellen en den geestelijken stand hebben aanvaard. Deze
orde heeft eenen tweeledigen oorsprong; vooreerst zegt men, dat zeker
jong Prins, senmimar geheeten, eene vurige liefdedrift koesterde voor eene
Prinses, welke hem echter door den dood werd ontrukt; hierover weende
hij zoo sterk, dat zijne tranen hem het gezigt deden verliezen, waarop hij
het geestelijk plegtgewaad aannam, en onder de bescherming van den
Keizer , zijnen vader , eene maatschappij stichtte , in welke niet anders
dan blinden mogen aangenomen worden. Ten tweede geeft men als oor-
sprong dezer blinden-instelling het volgende op. Toen jitritomo, in den
oorlog, welken hij tegen het geslacht der gendzei voerde, derzelver opper-
sten veldheer kakekigo had gevangen genomen , overlaadde hij dezen met
weldaden en zocht hem zelfs aan , om zich onder zijne vanen te bege-
ven ; doch weigerde steeds zijnen gevangene op vrije voeten te stellen.
200
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Toen aan kakekigo andermaal dit aanzoek werd herhaald , ontstak zijne
wraakzucht tegen jüritomo. Hij voerde dezen toe , dat , dewijl het hem
niet mogt gebeuren, den moord zijns meesters op diens moordenaar te
wreken , hij ook het hatelijk aanschijn van dezen niet langer wilde aan-
schouwen. Hierop rukt hij zich de beide oogen uit , en biedt dezelve
JURITOMO als een bewijs zijner getrouwheid jegens zijnen ouden meester aan.
JuRiTOMO wordt door deze daad bewogen, om hem naar zijn Land te laten
terug keeren. Aldaar gekomen zi jnd^ rigtte kakekigo een ander genoot-
schap van blinden op , bekend onder den naam van Fekis , en tot hetwelk
de meeste leden der vroeger gestichte blinden-instelling zijn toegetreden ,
behoudende alzoo de vereeniging der Fekis de overhand , die dan ook nog
ten huidigen dage onder een geheel eigen , afgescheiden , op zich zelf staand
bestuur wordt geregeld en in stand gehouden.
De tooneelspelen behooren tot de meest geliefkoosde uitspanningen der
Japanners, en waarlijk, hunne schouwburgen, vooral in de groote steden,
hebben mijne verwachting verre overtroffen, vooral wat de mimiek of het
gebarenspel, de ongedwongenheid en den lossen zwier in de houding hetroi.
De tooneelversieringen , schermen en kleeding waren vol smaak en zeer zin-
delijk; doch de decoratiën zijn voor eenen vreemdeling, uit hoofde van de
zonderlinge wijze van in het schilderen de lijnen te plaatsen , dikwijls zeer
moeijelijk te begrijpen. Hunne tooneelstukken , die meestal fragmenten
hunner geschiedenis , heldendaden en gevechten van het voorgeslacht , zede-
lessen , en vooral ook liefdegevallen ten onderwerp hebben , zijn dikwerf
zeer leerzaam en nuttig. In hunne heldentooneelen straalt vooral hunne
wraakzucht als nationale karaktertrek door, doch is altijd gepaard met
fleren moed. Ik zag ook van hunne strafoefeningen met de pijnbank eene
tooneelmatige voorstelling, die dezelve als ontzettend wreed kenmerkte.
De tooneelspelers zijn kostbaar gekleed; de vrouwenrollen worden door
mannen vervuld , want de schoone sekse schijnt zich niet daartoe te willen
VAN HET JAPANSCHE Pi'lJK.
201
verledigen, of wel, gevoelt zich te zwak, om deze, bij de Japanners
inderdaad vermoeijende, en bovendien als broodwinning nog in hun oog
vernederende, kunstoefening op zich te nemen.
Hoezeer men hunne kunst ook bemint, zijn nogtans de Japansche tooneel-
spelers niet geacht, want het wordt als vernederend beschouwd, zich tot
eens anderen vermaak in allerlei bogten te wenden, en voor dien tijd zijn
eigen karakter te verzaken. Bovendien zijn er de tooneelspelers over het
algemeen van een losbandig en zed^n.os gedrag. Zy worden echter ruim-
schoots met geld beloond, want het bezoeken van den schouwburg is in Japan
zeer kostbaar. Het wordt in de spelers als een groot talent beschouwd, wan-
neer zij in hetzelfde stuk onderscheidene rollen weten te vervullen. Zij schil-
deren en blanketten zich het aangezigt zeer vet , en nemen eene gedwongene
stem aan, welke zij vooral in de heldenrollen zoo hevig overspannen, dat
een Europeer het naauwelijks begrijpen kan, hoe het mogelijk is, zulk eene
stemverheffing ook slechts gedurende een kwartier uurs vol te houden. Het
tooneel en het gansche lokaal van den schouwburg, hetwelk wij te Osacca
bezochten, is van zeer grooten omvang, en had, zonder den bak mede te
rekenen, drie verdiepingen, welke met smaakvolle siei'lijkheid , op de wijze
onzer loges, waren afgedeeld. Telkens, wanneer in het stuk eenige zang
voorkwam, was zulks, zoowel als de orchestmuzijk , nog vervelender, dan
hunne drink- of gezelschapsliedjes. Ook was het voor ons vreemd, van
tijd tot tijd de tooneelspelers, dwars door den bak, naar het tooneel
te zien gaan ; dit geschiedt om hunnen persoon en theaterdos meer kennelijk
te maken; welligt ook, wijl de inrigting van het werktuigelijke hunner
schermen nog niet tot die mate van volkomenheid is gebragt, dat zij in staat
zijn, alles gelijktijdig uit den weg te ruimen, en tegelijk in hetzelfde
oogenblik den toegang door de schermen weder vrij te laten. De vrouwen,
die het stuk komen zien, maken er een punt van weelde, pracht en mode
uit, om zich tot twee- of driemaal, gedurende de tooneelvoorstelling , te
26
202
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
verkleeden, ten einde alzoo den r^kdom hunner kleederen te doen opmer-
ken. Hier doen zich de Japansche Dames door eenen bediende Tolgen ,
die haar ettelijke yolledige kleedingstukken nadraagt.
Onder de jongere meisjes zagen wij er Telen , die , behalve wegens hare
kleeding, ook door hare bekoorlijke schoonheid, allezins onze oplettendheid
waardig waren. Van de ten tooneele gevoerde onderwerpen, zijn altijd in
bekorte zamenvatting boekjes gedrukt.
De schouwburgen spelen meestal bij dag ; vroeg in den namiddag begin-
nende, en laat in den avond eindigende. De stukken, altijd ten getale
van twee of meerder op éénen schouwburg-avond voorgedragen, worden
niet geregeld, elk op zich zelf, maar beurtelings uit de onderscheidene
stukken een bedrijf, afgespeeld , zoodat men niet slechts in de tusschenbe-
drijven, maar ook gedurende de vertooning van een bedrijf, uit zoodanig
stuk als men niet verlangt te zien , ruime gelegenheid geeft , om zich in de
nabijgelegcne theehuizen te vermaken.
Behalve de schouwburgen vindt men in Japan, even als bij ons, eene
menigte kunstvertooningen , die tot algemeene verlustiging strekken ; als ;
de schouwspelen van goochelaars , koorddansers en luchtspringeis , maskera-
den , chinesche schimmen , optica-spiegels , ry- en schermscholen , wedloo-
pen, kampvechters of worstelaars, boogschutters, en dergelijken meer, die
eene groote menigte aanschouwers tot zich lokken. Tot hunne onderlinge
spelen of huisselijke vermaken , bij het geven of ontvangen van bezoek ,
behooren het schaakspel, hetwelk veel overeenkomst heeft met het onze,
en eene soort van damspel; voorts ook gezelschapsspelen met dobbelsteenen
en devies-spelen met kaarten. Alle kans- of waagspel , of het eigenlijk
gezegde dobbelen , is ten strengste verboden ; doch er zijn sommige plaat-
sen , waar dit in het verborgen geschiedt , want in het openbaar mag
men noch dobbelstcenen noch speelkaarten vertoonen. Over het alge-
meen kan men zeggen, dat de Japanners alle spelen driftig najagen, en
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
203
zeer vlug en bevattelijk zijn , om alles , wat men hun van onze Europe-
sche spelen overbrengt, spoedig en gemakkelijk te begrijpen en dezelve
mede te spelen.
In de groote wereld vinden de jonge Dames vermaak, gedurende hare
gezelschapsvereeniging fijne handwerken te vervaardigen , zoo als het zamen-
stellen van fraaije doosjes, kunstbloemen, vogeltjes en andere diertjes,
brieventaschjes , beursjes, het vlechten van koordwerk tot haarsieraad, en
dergelijke voorwerpen meer , welke, zij tot het geven van geschenken ,
hetwelk bij hen in groot^gebruik is , bestemmen. Deze bezigheden strekken
ook, om in huis de lange winteravonden te korten. Daarentegen biedt
de schoone Natuur in de lente eene ruime gelegenheid tot allerlei landelijke
vermakelijkheden aan. Vooral strekken daartoe de tallooze, hunne baaijen
en rivieren als overdekkende, heerlijke, fraaije speehaartuigen, die op
het keurigst en zeer gemakkelijk zijn ingcrigt. Onder het genot van een
goed onthaal en vrolijke muzijk zweven zij in deze vaartuigen van des
namiddags tot laat in den , nacht op het water. Zoo lang de zon nog
boven de kim is, schuilen zij in eene bogt of zoeken tot ankerplaats eene
baai, eene inham, waar de hette van den dag door de verkwikkende zeewind-
jes wordt bekoeld, en van waar zij een bekoorlijk schoon uitzigt genieten
over het strand of het nabij gelegen oord. Dit is werkelijk een vermaak,
hetwelk slechts onder begunstiging van zulk een heerlijk klimaat, en in
zulke schoone landstreken als die van Japan, genoten kan worden. Hunne
meren en rivieren zijn des avonds, als ware het, geheel en al verlicht, door
de fraai gekleurde papieren lantarens, welke zij in hunne speelvaartuigen
hebben, en men hoort intusschen van alle kanten de muzijk spelen, gepaard
met hun gezang of luidruchtig jonAo-spel, hetwelk ook bij de Italianen
onder het volk in zwang is, en enkel in eene soort van weddingschap be-
staat, om elkander te doen drinken. Twee vrienden, tegenover elkander
geplaatst, stellen zich daartoe in postuur; terwijl zij beide ieder eene vuist
26 *
204
BIJDKAGE TOT DE KENNIS
op- en nederheffen en daarbij één’ of meerdere vingers vooruit steken, roe-
pen zij te gelijker tijd een getal , oin de uitgestokene vingers van beide vuis-
ten te raden, hetwelk natuurlijker wijs niet meer dan tien kan zijn, dat
dengenen , die het juiste getal der uitgestokene vingers geraden heeft , ver-
pligt, om poenitet te drinken. Het gezelschap plaatst zich ook wel rondom
eene groote met water gevulde porceleinen kom, in welke een poppetje
drijft, hetwelk een waaijertje in de hand heeft. Terwijl het water geroerd
wordt om het poppetje in beweging te brengen, laat de Samsie of guitarre
eenen hierop toepasselijken dreun hooren, waarbij het gezelschap met
akkoorden zingt; nanatoya, modamada beteekenende , »hij drijft nog,
hij is nog niet gekomen,” totdat eindelijk het poppetje, stilstaande, den
veroordeelde aanwijst , die het sakkiebakje moet ledigen.
Behalve de troepen van harlekijns, goochelaars en potsenmakers, die
zich verhuren om de gezelschappen te vermaken, zijn er nog andere der-
gelijke lieden, die onder de gasten genoodigd worden, en zich voor hunne
begaafdheid, om het gezelschap door hunne gesprekken en vertellingen te
vervrolijken, laten betalen, makende deze er hunne studie van, om alles
te w'eten , wat er in eene landstreek of stad omgaat; vooral zijn zij in de
Chronique scandaleuse der ingezetenen ingewijd, en weten zij, zoo door
het voorbeeldig in acht nemen der wellevendheidswetten als door kiesche
aardigheden en zinrijke gezegden , aan het gezelschap eenen goeden toon
te geven. Onder de lieden van dezen stempel, die onder anderen in de
hoofdstad Jedo , even als de guitarspeelsters , een Genootschap uitmaken ,
bevinden er zich ook anderen, om zieke personen door hun gezelschap op
te beuren en te vervrolijken. Men zal ligtelijk toestemmen, dat de aan-
merking , welke ik bij zekere gelegenheid met opzigt tot een’ dier snaken
maakte , dat zij ten laatste in hunne vrolijkheid zeer vrijpostig en onge-
bonden worden , niet van grond ontbloot is ; doch zij zijn hun talent of
beroep zoo volkomen meester , dat zij bij de ergste onbeschoftheid gevat
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
205
zijn, om onmiddellijk dengenen, dien het raakt, wie hij ook zijn moge ,
in eene goede plooi terug te brengen.
Ieder jaargetij, elke maand levert in Japan een feest op, of verschaft
een vermaak of wel eene geliefkoosde bezigheid, waaraan gezamenlijk deel
genomen wordt , en welke ik zoude rangschikken onder de derde afdeeling
der vermaken, waarvan ik mij bij het vorige hoofddeel de beschrijving
had voorbehouden.
Dezelve zijn bereids in het van den Heer Meijlan zoo juist als
onderhoudend medegedeeM, dat ik vermeend heb die orde met eene kleine
verandering te moeten volgen, beginnende met de twaalfde of laatste
maand, wanneer de Japanners zich bezig houden, om, tegen het op
handen zijnde nieuwjaarsfeest, de gevels hunner huizen of de deur te
versieren met eene poort, uit sparre- en bamboestakken zamengesteld ,
die met strootouwen aan elkander zijn gebonden. Boven aan in het
midden van dien boog ziet men eenige oranjeappelen en een’ kreeft
geplaatst , benevens een stuk houtskool , en een papiertje met rijst en
zout , als eene zinnebeeldige toepassing op de spaarzaamheid en de be-
hoeftigheid hunner voorouders. Jong en oud leenen hunne hulp, om
dit werk, zoowel als de bereiding der Bloots of nieuwjaarskoeken, bij tijds
in gereedheid te brengen , en bieden van deze koeken op oudejaars-
dag hunne naaste betrekkingen of vrienden aan , die dezelve gedurende
het feest in de ontvangkamer te pronk stellen , met den naam van den
gever daarbij op een papier geschreven. De twee laatste dagen van het
jaar zijn, benevens de 15'^® van de 7'^® maand, bestemd voor de vereffening
van alle openslaande rekeningen. Vooral den laatsten avond begeeft zich
geen Japanner ter rust , dan nadat alles is afgeloopen , en hij zoude zijn
crediet en goeden naam verliezen , indien hij zich niet tot zijnent liet vin-
den. Omringd van papieren, geldkisten en hoopen koperen munt, wacht
hij de zaakgelastigden af, die de vorderingen hunner meesters komen ont.
206
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
vangen, en waartoe men stevige klanten kiest , die niet ligt loslaten ,
voor zij het geld hebben ontvangen. De stad is gedurende dien gan-
schen nacht levendiger dan anders hij dag, en wanneer de morgenstond
komt , houdt alle aanmaning van regtswege op , en begeeft elk zich ter
rust. Hiervan is het gevolg, dat men den eersten dag van het nieuwjaar
weinige gelukwenschen ontvangt of doet, en op den nieuwjaarsmorgen
de beweging langs de straten grootendeels alleen door vrouwen en kinde-
ren plaats heeft. - — ^
De Japanners zijn zoo hijgeloovig, dat zij wapen, dat éénmaal ’s jaars
de geestelijke duivel hen komt bezoeken, en dat hij zich in de woningen
verbergt , indien men niet de vereischte zorg gebr>iikt , om hem den toegang
te beletten. De verstandhouding tusschen den Dayrie en de hemelsche
Goden verschaft echter den eerstgenoemde de gelegenheid, om den tijd
vooraf te weten , wanneer de duivel, in welke gedaante dan ook , verschijnen
zal. Dit deelt hij door middel van den almanak aan de bevolking mede ,
en gewoonlijk valt dit bezoek des duivels in de laatste dagen van het oude ,
of de eerste van het nieuwe jaar voor. De wapenen, welke zij tot het
verdrijven van den duivel bezigen, zijn heet gebraden graauwc erwtenj de
Heer van den huize , of een daartoe verzocht vriend , komt des avonds na
zes ure, om de vereischte plegtigheid te verrigten, en nadat alle lichten
zijn uitgedoofd , gaat hij , vergezeld van een’ der huisgenooten , die den
bak met gloeijende erwten draagt, door het gansche huis, en werpt in
alle hoeken eenige erwten, onder het geschreeuw van kfoewaoets oenjaziti ,
zoodat de duivel , niet wetende waar zich te bergen , zich in de blaaspijp
verschuilt, die, van bamboes gemaakt, daartoe opzettelijk in de keuken
gereed ligt , en welke , na den afloop van het werpen der erwten , buiten
tegen de stoep wordt verbrijzeld. Gemeenlijk wordt deze plegtigheid door
een huisselijk onthaal besloten.
Hoezeer het zoogenaamde Jefoem of beeldtrappen wel geene feestviering
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
207
of uitspanning voor de Japansche natie is , maar integendeel eene treurige
herinnering geeft aan de menigvuldige slagtolfers, die om het Christelijk
o^eloof hun leven hebben verloren , brengt toch deze plegtigheid , in de
plaatsen , vraar dezelve geschiedt , eenen dag mede , die , al ware het ook
alleen om de familie-vereenigingen , als eene uitspanning is aan te merken.
Iedereen weet den dag tusschen den derden en achtsten van de eerste maand,
wanneer hij den Ottona of Wijkmeester te wachten heeft , om de afzwering
van het Christendom te hernieuwen , .en vereenigt alsdan zijne huisgenooten,
om hem op het statigst tq. ontvangen. Deze ambtenaar gaat , vergezeld van
eenige policie-bedienderi en klerken , aan de huizen rond met zijne regis-
ters en kruisbeelden , het, beeld van de Moedermaagd en andere. Dezelve
zijn meest van hout , en , volgens de overlevering , oud , versleten en
zeer klein. In de woning binnengetreden , leest de Ottona de namen
der huisgenooten op , die beurtelings , tot zelfs de jonggeboren kinderen en
zieken toe, met de bloote voeten het kruisbeeld moeten aanraken. Bij velen
is de oorsprong dier instelling vergeten, en daarbij wordt weinig anders
gedacht , dan dat men eenvoudig de bevelen der overheid gehoorzaamt.
Het is vreemd, dat de Japanners, zonder er openlijk voor uit te komen,
eenen afkeer hebben , om het beeld der Moedermaagd met het kind te
trappen, en dat het aan eene wijk, waaraan dit te beurt valt, als een
ongeluk wordt toegcrekend.
Na den zesden dag der eerste maand , wanneer de gelukwenschingen
van het nieuwjaarsfeest zijn afgeloopen, is het een feest voor de kinde-
ren, om de poorten en de versierselen, vóór de huizen gemaakt, weder
af te breken, en daarna te verbranden. Dit meent men, dat de lucht
zoude zuiveren van alle dampen, die besmetting en ziekten zouden kunnen
veroorzaken.
De tweede Japansche maand levert een heerlijk lentetafereel op; de koude
winter wijkt nu voor de aangename zonnestralen en zachte oostewinden.
208
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
De boomen vertoonen de knoppen van het nieuwe groen, en de dubbele
kersen- , pruim- en abrikozenbloesem bedekt allerwegen de boomen en de
plantsoenen ; vrienden en kennissen gaan nu elkander bezoeken , en
worden , bij het genot der schoone Natuur , rijkelijk onthaald. Ook
scheppen de jongens gedurende deze maand een groot genoegen in het
oplaten van vliegers, die den vorm van een schuinsch vierkant hebben
en zonder staart zijn. Zij weten dezelve , ook wanneer zij reeds hoog
in de lucht gerezen zijn , door een’ ^ag met de hand , op alle wijzen te
rigten , en hebben het bovenste einde van het tpuw veelal met rijstwater
of fijn glaspoeder gelijmd , om elkander den vlieger af te snijden ! Er is
een dag, namelijk de 15'^®, dat onder anderen ie^Nagasakki iedereen, ook
bejaarde personen en lieden van aanzien, in die algemeene vreugde deel-
nemen, en, even als kinderen, hierin een groot behagen scheppen, zoodat
alsdan de lucht van vliegers met allerlei kleuren en versierselen wemelt.
In de derde maand Sanguats heeft het strandvermaak plaats. Daar
alsdan het water op het laagst is, verzamelen zich eene menigte kinderen,
van beide sekse , aan het strand , om er alikruiken , mosselen en andere
schelpdieren te zoeken , en vermaken zich dan met de bij dit feest gebrui-
kelijke plagerijen, als elkander met zeewater te besprengen, de mandjes
om te werpen, enz. enz.
Ook hebben de meisjes gedurende deze maand een balspel, met eenen
met katoen gevulden bal, welke met de hand tegen den grond wordt ge-
slagen, en opstuitende telkens met eene genoegzame kracht weder naar
beneden wordt geslagen , tot het daarbij behoorende gezang ten einde is.
Deze oefening heeft veel overeenkomst met het raketspel , doch vereischt
meer juistheid in het treffen van den bal.
In de vierde maand wordt het land beploegd , en de eerste pluk van
de thee gedaan 5 en het is eene geliefkoosde uitspanning der kinderen,
daarbij de hand te mogen leenen.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
209
In de vijfde maand worden de jonge rijstspr uitjes in de omgeploegde
akkers geplant, en daarbij tevens aan den Watergod allerhande offeranden
gedaan , om dien arbeid met eenen miiden regen te zegenen.
I)e zesde maand , welke na de regenmousson gewoonlijk zeer heet en
droog is, vereischt, dat men het land beglete. liet warme luchtgestel
lokt alsdan des te meer gezelschappen uit, om zich des avonds in speel-
vaartuigen te verkoelen en te verfrisschen. Gelijk in Holland de maanden
April en Mei algemeen gebezigd worden, om het gansche huis schoon
te maken, de haarden en kagchels weg te ruimen, en alles een verfris-
schend aanzien te geven, zoo nemen de Japanners voor dit werk de
zevende maand; dan w'^rden ook inzonderheid de putten en de daken
gereinigd en de haardsteden bepleisterd.
Hatsiguats is de achtste maand, in welke het vermaak gezocht wordt bij
het aanschouwen van eenen koddigen dans , welke door eenige personen
als duivels gekleed , langs de wegen en straten verrigt wordt. Behalve de
momaangezigten dragen zij eene soort van arlekijnspak met vier kleuren ,
wit, zwart, rood en groen, als zijnde de kleuren, die de geestelijke
Keizer aan den Duivel heeft toegekend, toen er zich een twist opdeeti
over de kleur , welke den Duivel eigenaardig Avas. Zij dragen ook stok-
ken en eene trommel op den rug, waarop zij, onder het dansen, de
maat slaan , en daarbij hunne bedrevenheid in sterke ligchaamsoefeningen
ten toon spreiden.
In de maand Kfoeguais staan de herfstbloemen in vollen bloei, en de
Japanners maken van dien bloeitijd een volksfeest. De aankweekers dier
bloemen , die niets verzuimd hebben , om door kunst en vlijt de Natuur
tot het volmaaktste schoon te leiden, vinden nu hunne belooning in de
bewondering hunner vrienden over hunne schoone verzameling,
In de maand Ziuguats maken zij toebereidselen voor den aanstaanden
Avinter , voorzien zich van kleedcren en brandstoffen , en leggen gezouten
27
210 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK.
kool , radijs en andere groenten in. Het najaar , dat in Japan -verrukkelijk
schoon en helder is, lokt elk naar buiten, om nog het laatste groen te
zien , dat nu rosachtig van kleur is , doch , vooral tegen de bergen , een
fraai verschiet oplevert. De oranje- en granaatbooraen zijn nog met vruch-
ten beladen , en de landman brengt nu zijnen oogst ter markt , om in de
behoeften van den op handen zijnde winter te voorzien.
Behalve vele Tempelfeesten of Matsuries, die in de drie laatste maanden
voorvallen , viert men in de elfde m-'nd of Zuitsiguats het tijdstip , dat
de jongens vijf jaren bereikt hebben; men kle:dt hen dan, m tegen-
woordigheid der nabestaanden, in het Compliment- gewaad, en scheert hun
het hoofd, welke plegtigheid door eene priesterljke inzegening, en, even
als alle andere bijzondere gelegenheden, van wat aard ook, door een
feestelijk onthaal gevolgd wordt.
Dit hoofddeel pronkt op de titelplaat met twee geleerde karakters, welke
T) Een Gezelschap in vrolijkheid” beteekenen.
itan^ aifT)Ui osiw . //r ^V' (i/y
0/>^- .
Een volkrijk Land, hetwelk, zonder eenige gemeenschap met naburen, en
zonder eenigen toevoe»- van elders te behoeven, op zich zelf bestaat, moet
in deszelfs natuurlijke voortbrengselen wel rijkelijk en overvloedig zijn
gezegend , tenzij de inwoners van zulk een Land de voorwerpen , welke
tot nut en geraak des levens strekken, niet kennen of dezelve weten
te ontberen, en in hunnen van beschaving tevreden
zijn met dat meerdere of mindere, hetwelk zij alleen tot dekking en
voeding bezitten.
Indien de voorouders der Japanners, van den rijkdom hunnes Lands
onkundig, in de beoefening der grootste matigheid en eenvoudigheid geluk-
kig leefden, is dit thans het geval niet meer. Deze natie is heden ten
dage aan haren voortdurenden ijver en eigene opeenvolgende ontdekkingen
verschuldigd, dat zij thans van al wat het rijk der Natuur oplevert partij
kan trekken , om in de behoeften en de genoegens des levens te voorzien ,
doch altijd slechts in zoodanige mate, dat de behoefte nimmer de voortbreng-
selen kan overtreffen of vooruitloopen. Ook behoeft er geene gedwongene
bebouwing of arbeid aangewend te worden , om daarin te voorzien ; want
niet alleen koesteren de Japanners daartoe eene te groote achting voor den
landbouw , maarzij bewijzen tevens eenen diepen eerbied voor de geheele Na-
tuur. Inzonderheid scheppen zij groot behagen in de beschouwing des sterren-
212
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
hemels en in het onderzoek naar hetgeen de aarde in haren schoot bevat ,
of voortbrengt. Insgelijks zijn zij onvermoeid , om ook het dorste gedeelte
van hunnen grond in vruchtbare akkers te herscheppen.
Het schoone Rijk van Japan, onder het gunstigste klimaat gelegen, en
omringd van eenen Archipel, waarvan de vischrijke wateren met de
vruchtbaarheid der eilanden en gebergten wedijveren, levert aan menschen
cn dieren zulk eenen overvloed, alsof dit kleine plekje gronds tot de
oorspronkelijke voorraadschuur der geheele aarde gekozen ware. Het
is daarbij zeer bewonderenswaardig, dat eene Natie, bij dit overtollige
bezit, zich in het matig gebruik dier gaven zoo volkomen gelijk blijft, en
hoe zij, door eene zachte behandeling en een spaarzaam gebruik der
dieren, als ware het, de inenschelijke verhevenheid boven dezelve heerlijk
doet uitblinken , en dus eene uitzondering maakt boven de wulpsche be-
geerte van den mensch in het algemeen, om alles, wat leven heeft ont-
vangen , slaafs en dienstbaar aan zich te onderwerpen.
Gelijk het buiten mijn bereik ligt, in het^ veld der natuurlijke his-
torie te treden , laat ook de beknoptheid van mijn bestek niet toe , meer
dan eene korte schets te geven der beschrijving van zoodanige dieren,
planten en natuurlijke voortbrengselen, als in de Japansche huishouding
en tot vertier worden gebezigd , terwyl wij ons durven vleijen , dat het
nieuw en onafmetelijk veld, hetwelk den natuuronderzoeker tot dus verre
van dit Land is onbekend gebleven, weldra door de onvermoeide zorgen,
die daaraan in de laatste jaren door Dr. von Siebold zijn toegewijd , voor
den wetenschappelijken onderzoeker zal worden geopend.
Evenmin als er Sirenen of Meerminnen in de Natuur worden gevonden ,
bestaan er ook niet die verschillende monsters, welke de Japanners in hunne
teekeningen voorstellen, cn die zij zoo kunstig, als naar het leven gevolgd,
weten zamen te stellen ; daaronder behooren draken , sphynxen , ge-
horende tijgers en leeuwen , die men voornamelijk bij de Budsdo-tempels
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
213
vindt, en welte het aanzien hebben, van vreemde afkomst te zijn. Zij
houden het niettemin voor een groot wonder, en hechten er eene bijzon-
dere waarde aan, wanstaltige gedierten te bezitten, als bij voorbeeld een
dier met drie pooten of twee koppen , gelijk men van zulke voorbeelden
in hunne kronijken vindt aangeteekend , en zij beschouwen dergelijke mis-
geboorten als de voorwerpen , waarin de ziel van een boos raensch is
overgeplaatst , en welke door de ccifnics of góden tot eene waarschuwing
aan het menschelijk geslacht worden vertoond.
De verscheidenheid yan viervoetige dieren en vogels is in Japan niet zoo
menigvuldig , als men welligt in zulk een uitgestrekt Land en in zulk eene
rijke Natuur zou verwachten. Dit is wel voornamelijk aan de talrijke
bevolking toe te schrijven, die slechts weinig onbebouwden grond of groote
bosschen overlaat, waarin wilde dieren en vogels ongestoord hun verblijf
kunnen houden.
Onder de wilde dieren in Japan behooren beeren, wilde bokken, gemzen ,
vossen, wmlven en wilde honden; de drie laatste zijn zeer talrijk, en bren-
gen den landman veel nadeel en stoornis toe; ook hebben de inwoners veel
last van bunzems, rotten en muizen, die door de slechte muren niet uit
de huizen geweerd kunnen worden. In eenige streken van het noordelijk
gedeelte , vooral op het eiland Saikokf, worden apen met roode aangezigten
gevonden , behalve nog meer andere soorten , die , zoowel als de beeren , tam
gemaakt kunnen worden , allerhande kunsten moeten leeren , en met hunne
meesters het Land doorreizen, om door hunne potsenmakerijen den kost te
verdienen. De herten, wilde varkens, hazen en konijnen leveren eene
overvloedige jagt , welke ook bij de Japanners eene geliefkoosde uit-
spanning is , en voor een ieder openstaat.
liet is vreemd, dat, daar in de nabijgelegene landen de tijgers, olifanten,
rhinocerossen , wilde buffels en vele andere wilde dieren gansch niet zeld-
zaam zijn , daarvan in Japan geene andere overblijfselen meer gevonden
214
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
worden, dan beenderen en versteeningen , welke duidelijk het vroeger
bestaan van der gelijke dieren in Japan kenmerken. Onder de last- en
huisdieren telt men in Japan den buffel, die veel gelijkenis met den Oost-
indischen , en ook een’ bult op den rug heeft ; dezelve wordt voor den
landbouw en als lastdier gebezigd , even als de ossen , die volmaakt gelijk
?ijn aan de Hollandsche runderen. Als slagtvee worden deze dieren in
Japan niet gebruikt ; doch gestorven of heimelijk gedood zijnde , worden
de huid , de hoornen en de beenderen t^ velerlei nuttige einden bewerkt.
De dienst der rijtuigen in dit Land onbekend zpnde , worden de paar-
den alleen voor de manege gebruikt; men vindt onder dezelve zeer fraaije
rassen, van verschillende grootte, sterk en welgemaakt; dezelve dienen
overigens als lastdieren, om in het gevolg der groote heeren hunne ba-
gaadjes mede te voeren , en het is zelfs voor den reiziger eene goedkoope
manier, om te paard het Land door te trekken. De Japansche boeren
hechten weinig meer waarde aan paarden dan aan ossen, omdat het
onderhoud voor paarden kostbaarder is en ineer zorg vereischt , zoodat
deze dieren in dit Land minder overvloedig zijn, en niet zoo hoog als in
Europa geacht worden. In het algemeen zijn er de paarden niet zeer groot,
en in sommige provinciën , Fizeeng bij voorbeeld , zelfs buitengewoon klein.
Be Japansche paarden, als sterker gebouwd zijnde dan de Javasche, zouden
zeer nuttig wezen, om het ras der laatsten te verbeteren; doch zij mogen niet
uitgevoerd worden , hoe dikwijls wij daartoe ook aanzoek bij de Regering
gedaan hebben, omdat zij dit dier, als tot de oorlogstoerusting behoorende,
onder die artikelen begrijpen , waarvan de uitvoer ten strengste verboden is.
Hoezeer het Land alle geschiktheid heeft voor het gebruik en de dienst
der ezels , alsmede voor de schapenfokkerij , zijn deze dieren weinig of niet
bekend; terwijl die, welke van elders zijn aangebragt , als eene zeld-
zaamheid worden beschouwd.
Van een wild zwijn maken de Japanners soms wel gebruik voor de
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
215
keuken, maar zij hebben eenen af keer van tamme varkens, welke alleen
in de omstreken van Nagasakki voor het gebruik der Chineesche faktorij
en der Hollanders worden aangefokt.
Honden en katten zijn er in Japan zeer menigvuldig , vooral het ras
der zoogenaamde straathonden , die werkelijk geen’ meester hebben ,
maar in de steden rondzwerven , en hun voedsel vinden op zekere
daartoe bepaalde plaatsen of hoeken in de straten, alwaar de inwoners
het overschot hunner spijzen tot, ..onderhoud van die dieren brengen.
Zonder het minste nut pf genoegen van die honden te trekken, worden
zij gespaard en niet gedood, omdat zeker keizer, onder het hemel teeken
en het jaar van den hond geboren, dat dier in zijne bescherming nam ,
welke bescherming, even als alle Japansche instellingen, voortdurend
in gebruik is gebleven. Ook vindt men er zeer fraaije kleine honden
met korte stompe neuzen en groote oogen , die eene bijzondere soort
uitmaken, zeer dartel zijn, en waaraan de Japanners zich zoodanig
hechten , dat men dezelve dij^wijls voor geen goud verkrijgen kan. De
katten zijn hun bijzonder nuttig tegen het veelvuldig ongedierte; zij hebben
eenen korten stompen staart , hetgeen de Japanners als de oorzaak aan-
merken, dat zij niet zoo moedig zijn voor de muizen- en rottenvangst, als
de Europesche katten , die wij hun somtijds overlaten. Men heeft mij ver-
zekerd , dat de Chinezen te Nagasakki bij uitsluiting honden en katten
van eene gitzwarte kleur tot zich lokken , en dezelve met gretiglieid
slagten en eten, en dat op Canton zelfs rotten tot hetzelfde einde wor-
den verkocht; hetgeen tot een nieuw voorbeeld strekt van het verschil
van zeden en gebruiken der Chinezen en Japanners, welke laatsten
den grootsten afkeer van zulk eene spijs zouden toonen, en in het
algemeen van al wat vleesch en vooral vet is eenen walg hebben. Men
vindt in Japan ook egels, eekhorens, mollen, en welligt nog andere vier-
voetige dieren , die mij niet bekend zijn.
216
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
liet kruipend gedierte en de insekten in het algemeen zijn menigvuldig;
onder anderen slangen , waarvan ook sommige voor vergiftig gehouden
worden , hagedissen , padden en kikvorsehen van buitengemeene grootte ,
landschildpadden, duizendbeenen , slakken en velerhande wormen, mieren
en luizen, die veel schade toebrengen, vooral dan, wanneer de rijstvelden
in de maand Junij geenen genoegzamen regen ontvangen, om dit schadelijk
gedierte af te weren.
Onder de vlinders of kapellen vindt,^en minder onderscheid met die in
ons Land, dan wel met de torren; de verscheidenheid der laatste is
allerbelangrijkst , en dikwijls zonderling. Aan allerhande soorten van bijen ,
vliegen , sprinkhanen enz. ontbreekt het niet. De krekels worden gevan-
gen, in zeer fraaije kooitjes opgekweekt en bewaard ; en , daargelaten , of
het geluid of gesjilp, in hetwelk de Japanners behagen vinden, ons zoude
bevallen, zegt men, dat ^ die diertjes zeer gezellig en verstandig zijn, en
zich geheel aan hunnen meester gewennen , waarna zij het verblijf in de
fijne en kunstig bewerkte kooitjes hoven de vrijheid verkiezen.
Onder de vogelen bekleedt de arend de eerste plaats; men vindt er twee
soorten , grijze en witte ; doch geen van beiden zijn zeer groot.
De Tsoeri of kraanvogel wordt van alle vogels hij de Japanners het
meest geacht , en mag ook niet gedood worden. Dit geschiedt niettemin
wel cens heimelijk, om dezelve, bij eene buitengewone gelegenheid, als
hoofdschotel op te disschen. De ooijevaars verlaten ’s winters het
Land, en komen niet weder vóór het goede saizoen; hetzelfde doen
verscheidene andere trekvogels. Reigers , faizanten , eendvogels , ganzen ,
duiven, snippen, meeuwen zijn er overvloedig, als ook vinken, nach-
tegaals , leeuwrikken , kanarievogels en veel ander pluimgedierte. Doch
vele Chinesche vogels ontbreken hier , en de papegaaijen , loeries, kaka-
toua’s en béos, uit de Oost-Indiën , worden in Japan duur betaald. Twee
soorten van roofvogels doen in Japan groot nadeel en overlast, te weten
YAN HET JAPANS CUE RIJK.
217
de kiekendief, eene soort van groote havik, en de raven, die overal
zeer menigvuldig zijn, en wel verjaagd, doch ook niet gedood worden,
omdat men beweert, dat zij de landerijen, en vooral de stranden, van veel
ongedierte zuiveren; alsmede, omdat de wet verbiedt, alle dieren , welke
niet eetbaar zijn, te dooden. Van de gewone hoenders en derzelver eijeren
wordt als voedsel veel partij getrokken. Haarenboven heeft men nog in
Japan eene soort van krielhaantjes en hennetjes, die zeer fraai en tieri»^
. , ■‘o
zijn, en in de menageriën gehor-’en worden, gelijk ook fraaije waaijer-
eenden, goud- en zilveri kensche faizanten , duiven en fraai gevederde of
zingende inlandsche en vreemde vogels.
Van al den rijkdom, welken de Natuur oplevert, is niets te verge-
lijken met de bevolking der Japansche zeeën, en het gebruik, dat van al
derzelver voortbrengselen wordt getrokken. Dit kan zoowel toegeschreven
worden aan de neiging , om in alles de matigheid hunner voorouders te
blijven volgen , als aan de omstandigheid , dat zij geene runderen slagten.
Het spek van den walvisch wordt zelfs tot voedsel gebruikt , en is in
zekere tijden van het jaar , vooral in den wintertijd , eene algemeene spijs.
Zoo wordt ook , bij voorbeeld , zeker zeekroos , dat zich aan de stranden
tusschen de klippen zet , gedroogd , en bij volle schotels opgedischt. Zeekat-
ten, trijiangs, bonites en zeekwallen worden ook op allerlei wijze gegeten,
en men heeft genoegzaam het gansche Land door den heerlijksten visch , als
snoek, baars, zalm, steenbrasem, Jacob Everts , eene soort 'van kabeljaauw ;
ook tongen , tarbot, paling , haring en vele andere soorten. De sardijn (ansjo-
vis) wordt dikwijls zoo overvloedig gevangen , dat dezelve tot mest voor
de landerijen wordt gebruikt. Kreeften, garnalen, krabben, oesters, alikrui-
ken , mosselen , zijn er niet minder overvloedig en verstrekken allen tot
voedsel. De Japanners eten des zomers het vleesch van den dolfijn of
bomtes , in hunne taal katsoewo geheeten , en nog andere soorten van visch ,
„eheel raauw , en ik heb zelfs ondervonden , dat wanneer men het voor-
28
218
BIJDRAGE TOÏ DE KENNIS
oordeel tegen zulk eene spijs ter zijde stelt, die visch, in sakki en soya
geweekt en met mostaard gegeten , eene lekkernij kan worden.
In een’ algemeenen zin kan men zeggen , dat de gansche bevolking den
visch beschouwt als eene hoofdspijs , even als wij het vleesch, en in eene
meer of mindere mate verschijnt er dagelijks visch op hunnen disch. Vele
soorten vangt men niet eens, of zij worden, als eene zeldzaamheid , tegen den
gewonen prijs van anderen visch aangeboden, zoodat er eigenlijk in Japan
iiiets gemakkelijker is, dan zich in dit-ak verzamelingen te maken, indien
men genoegzaam van flesschen en spiritus is voorzien, om alle die voor-
werpen Ie bewaren: want glaswerk en spiritus kan men aich in Japan
niet aanschaffen.
Het Land is niet overal even vruchtbaar, doch door kunst en vlijt hlijtt
er weinig onbebouwd, en doen zelfs de kruinen der bergen niet onder
voor de heerlijke akkers, die dezelve omringen. De grootste kunst bij
hunnen akkerbouw is , voor behoorlijke bevochtiging en afleiding van water
te zorgen. Ook wordt het land bemest, waartoe de drek van menschen en
dieren, en, zoo als hierboven gemeld is, haring, sardijn of andere over-
tollige visch gebruikt wordt; ook bedienen zich de boeren van ranken
van patatters, loog, gestampte schelpen enz., of bladen, die spoedig tot
rotting overgaan. Er is niets onaangenamer voor een’ reiziger , dan de
stank der landerijen , die kort te voren bemest zijn , en die van de vaalten
en mestputten, welke, vooral in de dorpen, bij elk huis zijn geplaatst, om
die te vergaderen en gestadig naar het land te vervoeren.
De rijst is een voornaam voedsel , en derhalve het grootste voorwerp van
landbouw. De Japansche soort is even goed als die van Carolina, zoo met nog
grooter van korrel en voedzamer. Naarmate de grond daartoe geschikt is,
wordt er koren, boekweit, tarwe, garst, haver, boonen en erwten ver-
bouwd. Het meel wordt tot onderscheidene spijzen , en ook tot voedsel voor
het vee gebruikt. Het lijn- en raapzaad wordt gebruikt om er olie uit te
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
219
persen; het gierst- en mostaardzaad, tot gerijf van de huishouding. Uit de rijst
wordt de zoogenaamde sakki gebrouwen , en men bereidt ook uit het koren
eene soort van slechten brandewijn. De beroemde Japansche soya is het
brouwsel van eene zekere soort van boonen, die aan kleine ranken groei-
jen, en, nadat ze hard gedroogd zijn, eene bereiding ondergaan, en dikmaals
gekookt en met zout vermengd, die aangename saus opleveren, waarvan
in het Land zelf eene ontzettende hoeveelheid verbruikt wordt.
De voornaamste groenten, welke^in Japan gekweekt worden, zpn kool en ,
rapen, ook wortelen, patatters of zoete aardappelen, snijboonen, erwten,
uijen, sa\adc ,fokjifokji, eene blaauwe vrucht, ter grootte van eene peer, die
aan korte ranken groeit, en eenigzins naar artisjokken gelijkt. Ook maken
de Japanners veel werk van de gember, die, even als de kool en de radijs,
in het zout gelegd, bij de rijst wordt gegeten. De Gombo, een wortel,
die veel overeenkomst met onze aardakers heeft, is zeer goed, en de cham-
pignons wel de beste , die ik immer gezien heb ; deze worden gedroogd ,
en laten zich zeer goed bewaren. Het kost geene moeite , om in dit Land
alle soorten van Europesche groenten te kweeken , en op de Hofreis vonden
wij op onderscheidene plaatsen aardappelen , die naar Japan overgebragt en
zeker zonder veel moeite jaarlijks voortgekweekt moeten zijn. De Japanners
maken echter van fijne groenten, als bloemkool, aspergies, doperwten, enz.
geen werk, evenmin als van den schat van vruchten, die hun Land met
zeer geringe moeite zoude opleveren. Behalve de zorg van eenige weinige
kenners en liefhebbers, die het genoegen en sieraad van eenen vrucht-
dragenden boom op prijs stellen, groeijen de hoornen, nadat zij geënt zijn,
in het wilde voort , en dragen niettemin eenen schat van vruchten , maar
klein of wormstekig , en missen, door die achteloosheid, al het aangename
der voldragene vruchten. De kersenhoom is op die wijze niets meer dan
een fraai bloeijende boom, daar de pit slechts met een vlies bedekt is,
zoodat het geene vrucht genoemd mag worden. Wanneer de pruimen , abri-
28 -^
220
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
kozen en perziken nog onrijp zijn, worden dezelve in het zout gelegd, en
raauw, als toespijs, met de rijst gegeten. Men treft somtijds nog wel eens
goede peren en druiven aan , maar de appelen zijn onbruikbaar. De
moerbezieboom, hoezeer al het aangename van deszelfs geurige vrucht mis-
sende, wordt, als voedsel voor den zijdeworm, overal geplant. De fram-
boos en de aardbezie groeijen alleen in het wildj ook zijn de vruchten,
vooral van de laatste, zeer smakeloos. De Itsjigo, eene soort van framboos,
die slechts redelijk is , wordt door ons^zeer lekker gevonden , wanneer in
de maand Junij de hitte onverdragelijk is, en n^en zich van alle die ver-
kwikkende vruchten verstoken ziet , welke in alle andere warme Landen zoo
overvloedig zijn. De granaatboom levert eene schoone , doch smakelooze
vrucht, insgelijks de vijgeboom; doch er is eene soort van vijgen, in hunne
iaa]. Kaki genaamd, welke bolrond is, met eene fijne roode schil, welke
vijgen zich den ganschen winter door laten bewaren en zeer sappig zijn. De
beste Japansche vruchten zijn de watermeloenen , Soeiqua genoemd , en ver-
schillende soorten van kantcloepen , en bovenal de oranje- of China’ s-appelen,
waarvan men wel twintig soorten telt, welke het gansche Land door zeer
overvloedig zijn; die vrucht wordt eerst tegen den winter rijp, en men
ziet alsdan dikwijls de appelen met sneeuw bedekt. De zure mékan of
oranje wordt uitgeperst, en als limoensap bewaard, daar de echte citroen
hiertoe ontbreekt. Men vindt in Japan ook vele kastanjes, en somtijds
okker- en hazenoten ; in plaats van de zwarte peper , behelpen zij zich met
de risjes of Spaansche peper. Men ziet uit alle deze voortbrengselen, dat
het klimaat en de grond van Japan, gelijk ik reeds vroeger heb aange-
merkt, meestendeels met het middengedeelte van Italië zijn gelijk te stellen,
en dus oneindig minder overeenkomst hebben met Azië en de overige warme
Landen in deszelfs nabuurschap, dan met het zuidelijk gedeelte van Europa.
Hoe menigvuldig ook het getal is der planten, welke tot voedsel, zoowel
als tot geneesmiddel of ander nuttig gebruik strekken, moet ik mij in de
VAN HET JAPANSCIIE RIJK.
221
behandeling der twee laatstgenoemde soorten ook slechts tot een klein
aantal bepalen , welke bijzondere aanmerking verdienen.
De Theeboom schijnt een heester, die zich zeer gemakkelijk laat voort-
planten; de smaak van het aftreksel der bladen van deze plant verschilt
veel van de Chinesche thee, en is een zweetverdrijvend middel. Ik gelool,
dat het zeer moeijelijk zoude zijn , om den smaak der Europeanen aan
deze thee te wennen , en dus dezelve tot een handelsartikel te maken ;
doch ik zoude dezelve als geneesmiddel en als eenen gezonden drank voor
de hospitalen zeer nuttig achten. Men zou dezelve , even als in Japan ,
niet te sterk, en zonder suiker of melk, moeten nuttigen.
De wegen zijn veelal bezoomd met fraaije wasboomen, cipressen, dennen-
of sparreboomen , hinoki- en eikenboomen; de eerste leveren trossen van
kleine bolletjes, welke uitgekookt worden , en eene zelfstandigheid opleveren,
die wel min der is dan het was der bijen, maar toch zeer goed, om er
kaarsen van te maken.
De cipres-, ceder- en dennenboomen leveren het voornaamste timmerhout;
het hinoki is fijner, en meer met ons lindehout gelijk te stellen. Daaren-
boven hebberi zij den kamferboom , die , behalve de gom , een heerlijk
timmerhout verschaft. De ijzerboom , wilde kaneelboom , de kéagie , eene
soort van eikenhout , en een aantal andere soorten , dienen den schrijnwerker ,
om er de kunstigste voorwerpen uit te vervaardigen ; doch geen van alle
deze is , wat het nuttig gebruik betreft , te vergelijken met de fraaije
Japansche Bamboes, die zoo veel nuttige eigenschappen bezit, en, in het
bouwen en in de handwerken, het goedkoope , deugdzame en fraaije in
zich vereenigt. Wanneer de bamboes nog even boven den grond is uit-
gebot , levert dezelve eene lekkernij ; het is dus niet oneigenaardig , dat
de Japanners die plant tot het zinnebeeld van geluk nemen. Zij gebruiken
ook in de geneeskunde de vlier , de leliën , de kamillen , het zoethout ,
het sassefras, het moederkruid en vele andere planten.
222 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RUK.
De Zijdeworm levert genoegzame stoffen voor weelde en pracht, en de
Katoenboom voor de algemeene behoefte , en daarenboven wordt er veel
vlas en hennip gebouwd. De Papierboom levert, door deszelfs fijne vezel
achtige bladen , allerhande soorten van sterk en deugdzaam papier ; ook
worden de vezels dezer plant tot het weven van stoffen gebezigd.
DeVernisboom brengt eene gom voort , welke alleen dien heerlijken glans
en die deugd aan het Japansche lakwerk geven kan, welke hetzelve zoo
eigenaardig kenschetst; terwijl de bezemboom , nadat de vrucht is uit-
gebloeid en lange trossen van fijne bruine draden overlaat, zeer geschikt
is om touwwerk te vlechten en tot vele andere einden gebruikt te worden.
Het voorjaar levert de heerlijkste heibloemen . en daarna eene verschei-
denheid van heesters , die verrukkelijk zijn , waaronder de camelia , bij de
Japanners Tsoehakki genaamd , altijd merkwaardig blijft. Het valt meer in
den smaak der Japanners , om de heesters aan te kweeken en op wan-
staltige stammen over te enten, dan zich met zaadbloemen af te geven.
Rozen in alle kleuren, kamperfoelies, violetten , reseda’s , klokjes, ridderspo-
ren, zonnebloemen, goudsbloemen en allerhande soorten van mos versieren
de bloemperken, en wanneer de wintertijd bereids alle die planten van bladen
en bloemen heeft beroofd, blijven er nog een aantal boomen en heesters
over, wier groeikracht de gure koude trotseert en welke altoos de overblijf-
sels of de ontluiking der schoonste en vruchtbaarste Natuur vertoonen.
i
Het is bezwaarlijk eenen vreemdeling te doen begrijpen , dat de eenvou-
digheid der Japansche huishouding zoo veel gemak en genoegenkan te
weeg brengen , en nog moeijeliiker, om hem te overtuigen , dat de aanzienlijke
dezelfde regels van eenvoudigheid volgt. Wanneer men in zulk een Land ge-
plaatst is, beseft men eerst de zorgen, die, in vergelijking, de omslagtigheid
eener Europesche huishouding medebrengt. In Japan bestaat de grootste
onderscheiding in eene keurig zindelijke betimmering, eene uitgezóchte be-
kleeding van vloer, plafond en wanden, zonder overlading van meubelen
of andere onnutte versierselen. In Europa leidt onze leefwijs ons
zelve tot het verzuimen van onze pligten jegens de Maatschappij ; want al
de tijd, die aan kleeding of toilet, aan het bijeenbrengen, besturen en on
derhouden van de ontelbare meubelen en sieraden , welke tot eene Europesche
huishouding worden vereischt , besteed wordt, is verloren voor ons zelve en
het gezellig verkeer. Dan, vermits onze staat van zaken eene mededinging
medebrengt, die noodwendig voortdurend nieuwigheden invoert, welke op
eene of andere wijze weder moeten verbruikt worden, is het verschil van grond-
beginselen tusschen Europa en Japan te groot, om de gebruiken van het eene
werelddeel tot rigtsnoer van het andere te willen doen strekken. Ik keer
dan terug tot de beschrijving der huisselijke inrigtingen der Japanneis.
Reeds bij het binnentreden in een Japansch huis wordt men ge
224
BIJDKAGE ÏOÏ DE KENiMS
troffen door den hoogen trap yan keurige zindelijkheid. Elk wordt
op straat door zijne bedienden gevolgd, die bij slecht weder.de klompen
aan de poort van het huis, waarin men gaan wil, met een paar van stroo
gevlochten muilen verwisselt; maar zelfs dit schoeisel blijft in het voor-
huis staan , en niemand , ook niet bij de geringste klasse , zoude het wagen ,
anders dan op de kousen, of blootsvoets, de galerijen binnen te treden,
veel minder de vloermatten met schoenen of muilen te besmetten. Het
voorhuis is zoodanig ingerigt , dat hetzelve tot bergplaats strekt van palan-
kijns , zonne- en regenschermen , schoenen en ook.yan de wapenen , of onder-
scheidingsteekenen , die men in zijn gevolg voert, en in het algemeen van
al die meubels of kleederen, welke gebruikt worden , wanneer de leden van
C
den huize zich op straat begeven; ook is deze plaats tevens geschikt tot
een’ ruimen ingang, alwaar de bedienden of zulke lieden, welke niet
verder in het huis binnengelaten worden , kunnen vertoeven. Naar mate
van den plaatselijken toestand , zijn de keuken , de badplaats en het verblijf
der huisbedienden aan het voorste gedeelte der huizen , of wel bij eenen tuin
of eene binnenplaats, die zoodanig toegankelijk is, dat al het onaangename
en lastige, aan deze gedeelten eener woning verbonden, de huishouding
niet hindert en de woonvertrekken met elkander vereenigd blijven. Eene
planken galerij omringt het geheele huis, en, uitgezonderd deze, is de
gansche vloer belegd met eene soort van stroomatrassen , die met een fijn ge-
vlochten mattenblad zijn overtrokken, waarvan de randen in de lengte met
zwart of gebloemd lint geboord worden. Deze matten worden overigens
overal op dezelfde maat gemaakt en houden nagenoeg een Ikje of 2| oude
Amsterdamsche El in de lengte , en de helft van die maat in de breedte ,
waarnaar zich de bestekken in den aanleg van huizen of vertrekken en
afscheiding regelen. In een Japansch huis gaat geen grond verloren door
gangen , portalen of doorloopen ; men komt van het eene vertrek in het
andere , en door de buitengalerij vindt men eenen toegang tot alle gedeelten
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
225
van het huis. De vertrekken zijn afgescheiden door muren, welke zeer ziri-
delijk bepleisterd of met gekleurd papier behangen zijn; veelal worden
dezelve ook vervangen door schuifdeuren, die met keurig verlakte lijsten
en fraaije schilderijen of ook wel eenvoudig met wit papier zijn beplakt,
en welke , ter zijde geschoven , twee of meerder vertrekken met elkander
vereenigen en de huizen in den zomer zeer koel maken. Daarentegen
is dit een nadeel in het wintersaizoen , en de gebrekkige wijze van stoken
maakt de Japansche gehouwen beter tot zomer- dan winterverblijven ge-
schikt. Het gebruik van '-.choorsteenen in Japan onbekend zijnde , gebruikt
men, om de huizen te verwarmen, alleenlijk houtskolen, die in bakken
of vazen van koper of aardewerk gestookt worden. De consumptie van
houtskolen is derhalve hier zeer groot en maakt een voornaam artikel van
handel en vervoer uit. Dezelve worden verkocht bij zoogenaamde kanassers
of manden van takken en stroo te zamen gebonden, die circa 70 a 80
Arasterdamsche ponden houden , en welke in de bergachtige streken met
runderen worden vervoerd. Zelfs het gruis of poeder van de houtskolen
gaat niet verloren , maar wordt , met water gemengd , tot kluiten gekneed ,
die nog meer warmte dan de kolen zelve geven. De overmatige zinde-
lijkheid van vloer , plafond en wanden maakt alzoo het sieraad van een
Japansch vertrek uit ; ook worden er dikwijls vele kosten aangewend ,
om in kunst van snij- en schilderwerk en tevens in kostbaar hout aan
paneelen en stijlen uit te blinken. De voornaamste pracht in eene kamer
is de zoogenaamde Toko, eene soort van nis of kast, die aan de hooger-
hand van de kamer in den muur is gemetseld, en door middel van eenige
planken en afdeelingen geschikt is, om eene bloemenvaas , eene schilderij en
schrijfgereedschap te bevatten, welk laatste in papier, penseelen en inkt
bestaat en in ieder Japansch huisgezin voorhanden is; terwijl de Toko,
door het kostbare en kunstig bewerkte hout een zeer fraai aanzien heeft.
In de slaap- of algemeene woonkamer alleen worden koffers en kabinetten
29
226
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gevonden, om kleederen en huisraad te bergen; voor het overige echter
zijn alle vertrekken vierkant en ledig , en het zoude als eene onbeleefdheid
worden gerekend , iemand van rang , anders dan in eene der laatste , op te
wachten. Het beddegoed wordt ’s morgens opgeruimd in opzettelijk daartoe
bestemde kasten , en bestaat , zonder linnengoed , uit dunne matrassen , met
katoenen watten gevuld. Alleen des zomers gebruikt men tegen de mus-
kieten gazen behangsels , welke zeer goed aan het oogmerk voldoen , en
naar willekeur overal kunnen gebruikt worden ; dezelve worden opgehan-
gen aan vier koorden, die aan de punten vrn den hemel, welke tot
dat einde boven de slaapplaats wordt bevestigd, vast gemaakt, en in
de hoeken van het vertrek aan een’ ring of spijker aangehaald worden.
Deze beschutsels of schermen dienen in het algemeen, doch bijzonder
in de slaapvertrekken, om het bed af te zonderen. In behoeftige
huisgezinnen schikken zich dikwijls alle de huisgenooten onder hetzelfde
behangsel , en hebben in den zomer op hunne zachte vloermatten verder
niets noodig, dan het slaapkussen, hetwelk, om deszelfs eenvoudigheid,
wel eenige nadere beschrijving verdient. Het bestaat slechts uit een blokje
hout , ongeveer ter lengte van | , hoogte i en breedte | voet , waarop zij
met den nek rusten, en hetwelk soms aan de bovenzijde van een rolletje,
met watten opgevuld, voorzien is. Men bindt de kleine kinderen, die in
den slaap veel woelen, wel een dergelijk blokje aan den hals, om te zor-
gen, dat zij dit hoofdkussen niet verliezen. Het is daarentegen ook een
gebruik , en tevens eene soort van weelde , dat men dergelijk slaap-
kussen als een fraai kistje inrigt met laadjes, in hetwelk door de Ja-
pansche Dames papier, kammetjes, haarpennen , sleutels of dergelijke
geborgen worden.
Het vensterglas wordt in Japan vervangen door deugdzaam en ongemeen
sterk en fijn papier, eenvoudig, ongeölied op de ramen geplakt, welke
met houten schuiven of vensters tegen het ruwe weder worden beschut.
VAN HET JAPANSCHE RIJK. 227
Des avonds gebruikt men olie en kaarsen van vet en boomwas , van welke
de pitten van papier, en hol zijn, waardoor zij hetzelfde uitwerksel te
weeg brengen als onze zoogenoemde Engelsche lampen.
Het eerste , wat iederen gast zonder onderscheid wordt aangeboden , is
een klein kopje thee, pijpen en tabak. Het schijnt, dat de Portu-
gezen hen van de laatstgenoemde plant voorzien hebben, met dat gevolg,
dat het rooken door beide seksen zoo algemeen is aangenomen , dat ieder
zijne pijp en tabaksdoos gestadig bij zich draagt, en, zelfs in de drokste
bezigheden, bij tusschenpopzen eenige oogenblikken afzondert, om met smaak
eenige pijpjes te rooken en thee te drinken. Zij kerven den tabak zeer
fijn, bijna als garen, doch gebruiken dien geheel zuiver, zonder vermen-
o-ing met opium of andere verdoovende of welriekende middelen, en, even
als de Chinezen, met kleine bolletjes in korte pijpen. Onder de Japansche
Dames is het eene beleefdheid, een bewijs van vriendschap of genegenheid ,
de aangestokene pijp haren vrienden of vriendinnen aan te bieden.
Behalve de berging in kasten of kabinetten en koffers, hebben de lieden
van eenig aanzien kort bij hunne woning een gebouw , dat zij het brand-
vrije pakhuis heeten , hetwelk bemuurd en zwaar bepleisterd is. Zelfs de
deuren zijn door pleisterwerk tegen de schade van brand beveiligd, terwijl
de vensters van koper gemaakt zijn, zoodat zij in deze gebouwen veilig
hun fijnste huisraad en hunne kleinooden vertrouwen, die, bij het ontstaan
van brand in hunne ligt betimmerde huizen, zeer moeijelijk te redden
zouden wezen. De keukens zijn zeer ruim , van alle mogelijke gereedschap-
pen en goede stookplaatsen of fornuizen voorzien , en mets is bij de zin-
delijkheid, die hier, in hunne badkamers en geheime plaatsen heerscht, te
vergelijken. De Japanners baden zich doorgaans om den anderen dag in
heet water, en dragen altijd een klein handdoekje bij zich, om nimmer
verlegen te zijn, daar zij bij de geringste onreinheid gewoon zijn de han-
den te wasschen.
29
228
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Niets is in Japan gebrekkiger, dan de wijze van sluiten; al wat van
grendels, hengsels of boomen van ijzer wordt gemaakt, is zeer ligt en
dun; over het algemeen zijn de vensters en deuren gesloten met een’
houten boom , of een hangslot , welk laatste van zulk een eenvoudig zamen-
stel is , dat men elk slot met een’ krommen spijker kan openmaken ; doch
men beschouwt dit ook niet als eene zekere sluiting, zoo lang het zegel er
nog aan ontbreekt. Met dit verzegelen gaat men aldus te werk; men
neemt eene smalle strook papier , die als een lint toegevouwen , en om
het slot gelegd wordt, bindt de einden tot een’ platten knoop op het slot,
en nadat de twee einden zijn afgesneden, wordt er op den knoop een
sjap of zegel gedrukt, hetwelk niemand buiten den eigenaar durft openen.
Deze wijze van sluiten geeft zoo veel zedelijken waarborg, dat er bijna
geen voorbeeld bestaat, dat men zulk een zegel geschonden heeft, het-
geen ook met den dood zoude gestraft worden.
Het is daarentegen geene zeldzaamheid , dat er veel zwaarder arbeid dan
het kwetsen van een zegel ondernomen wordt , om dieverijen te plegen ,
en dat eerder muren of daken gebroken worden , dan dat men eenc
heiligschennis aan het zegel zoude begaan.
De man is onbepaald heer en meester van het huisgezin ; vrouw ,
kinderen en bedienden regelen zich ten stiptste naar zijne wetten en
bevelen, en dienen hem inderdaad met hartelijkheid, zonder dat hier-
mede eene gedwongene heerschappij gepaard gaat, of ook zich eenige
ondergeschiktheid doet gevoelen ; maar alles spruit voort uit erkentelijkheid ,
en strekt tot belooning voor de zorgen en de verantwoordelijkheid, hem
als hoofd des huisgezins opgelegd.
Dewijl het trotsche karakter van een’ Japanner niet toelaat , buiten des-
zelfs ambt of openbare bediening nog eenig ander middel van bestaan
of onderhoud te zoeken , zoo gebeurt het niet zelden , dat er onder de
klasse der ambtenaren eene bekrompenheid van inkomsten heerscht , en
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
229
alsdan kenmerken zich eerst de verdiensten eener Japansche vrouw, die
zich door zorgen en opofferingen alle moeite geeft, om toch voor het
uiterlijke haren man niets te laten ontbreken, ten einde zich, overeenkom-
stig zijnen stand , in het openbaar te kunnen vertoonen. Het is van zulke
huishoudingen, even als van vele dergelijke bij ons, moeijelijk na te gaan,
hoe zij zich door de wereld redden; maar raoeijelijker nog, hoe zij deel
kunnen nemen aan de algemeene volksfeesten , of andere plegtigheden ,
waaraan zich in Japan, gelijk reeds gezegd is, niemand kan onttrekken,
en welke daar altoos me; groote Kosten gepaard gaan. Ik vervolg hier
verder mijne beschrijving van de huishouding der Japanners, voor zoo
verre mji dezelve in den gelukkigen middelstand bekend is.
Het eerste werk is des morgens, hunnen God of Cami, dien zij in een
klein tempeltje in een der huisvertrekken bewaren, te begroeten, en ik
heb zelf gezien, dat vrome Japanners , met het krieken van den dag, in de
opene lucht, met het aangezigt naar het Oosten gebogen, hun gebed
allegden. Ook begint de Japanner nimmer zijnen maaltijd, zonder de han-
den, te zamen gevouwen, tot aan het voorhoofd te brengen, en daarbij
met een paar woorden den Algoede indachtig te zijn; terwijl de maaltijd
op dezelfde wijze door eene dankzegging wordt gevolgd.
Nadat men zich met het rooken van een paar pijpjes tabak heeft ont-
nuchterd, gebruikt men onmiddellijk het ontbijt, bestaande in eenige kom-
metjes rijst met een weinig gezouten kool of radijs en getrokken thee.
Rijst is de hoofdspijs der Japanners; zij eten dezelve driemaal daags en
altoos eenvoudig, zoo droog mogelijk, afgekookt, zoodat genoegzaam iedere
korrel afzonderlijk blijft. Dit heerlijke en gezonde voedsel zoude niet op
den duur te gebruiken zijn, als men hetzelve met melk, suiker of andere
op den duur walgende toespijzen nuttigde ; maar met hunne matige neven-
geregten , als gezouten kool , Connenion of gezouten radijs , Mebos ot ge-
zouten pruimen, Sioga of gezouten gember, en hunne welbereide visch en
230
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gevogelte, als ook met hunne Sakki- en Aoyö- sausen, is de rijst op den duur
de aangenaamste en minst schadelijke van alle bekende spijzen. Evenmin als
op onze tafels de vleeschschotel ontbreekt , wordt bij de Japanners de visch
vergeten ; zij eten denzelven op allerlei wijzen : gekookt, gezoden , gebraden
en gedroogd ; doch in kleine hoeveelheid met de rijst ; en in alle saizoenen
en gelegenheden is de thee de drank, welken men bij den maaltijd nuttigt.
Zij eten ook bij den maaltijd vele andere spijzen, als gekookte groenten,
wortelen, kool, rapen, spinazie, de jonge bamboes, wanneer die begint
uit den grond te botten, patatters, boonen en andere peulvruchten;
alsmede champignons, uijen, meelspijzen, eijerkoeken en vermicelles, bij
hen Siomen genoemd; maar in het bijzonder gaat er niets voor den
disch verloren van al hetgeen de zee oplevert : van den walvisch tot
den geringsten schelpvisch verstrekt alles tot voedsel; ja zelfs wordt het
wier of kroos , nadat het tegen de klippen is gedroogd , door hen als
spijs gebruikt.
Met hoeveel graagte zij ook het walvischspek nuttigen , heb ik mij nooit
met dien smaak kunnen vereenigen , doch daarentegen de raauwe henii
of kaiaoewo , die, in sakki en soya gedoopt, en met mostaard gegeten,
zeer veel van een half gaar gebraden beefsteak heeft, zeer smakelijk gevon-
den. Een der fijnste visschen is de Japansche Steenbrasem; kreeften en
garnalen zijn er overvloedig , en de monden van sommige rivieren wemelen
van zalm. Op Jesso vindt men den stokvisch , en de sardijn is er overvloe-
dig genoeg , om daarmede het land te bemesten. Paling , snoek , baars , in
één woord , alle soorten van visch , welke men in Europa heeft , zijn in
Japan zoo menigvuldig, dat aan deszelfs uitgestrekte bevolking nimmer de
vischschotel bij den maaltijd ontbreekt. De Japanners hebben een’ afkeer
van vet, en gebruiken daarom noch boter, noch varkensvleesch , juist
het tegenovergestelde van de Chinezen, die alle hunne spijzen in eenen
bodem van vet opdisschen. Beide natiën eten met twee houten stokjes ,
VAN HET JAPANSE HE RIJK.
231
waarmede zij zeer behendig alles weten op te nemen, en in de Japansclie
keuken wordt alle spijs zoodanig opgedaan, dat er, bij het nuttigen,
niets dan de stokjes vereischt worden , en deze , met eenen enkelen saus-
lepel, het eenvoudige tafelgereedschap uitmakeii. Men dient het eene
geregt na het andere in porseleinen of kleine verlakte houten bakjes, van
deksels voorzien , op een zwart verlakt blaadje voor , en elk bekomt eene
gelijke portie, welke geregten telkens worden verwisseld, waarbij tevens
van de nevengeregten en toespijzen door een’ der bedienden wordt rond-
gediend, en uit eenen „eindelijken bak met rijst worden steeds de kom-
metjes gevuld, zoo lang de maaltijd duurt. Bij een middagmaal wordt er
weinig sakki gebruikt; de Japanner doet zich daaraan liever des avonds te
goed, Avanneer zijne bezigheden zijn afgeloopen , en hij, na dezelve genut-
tigd te hebben, zich ter rust begeeft.
Des avonds te acht ure zetten zich de huisgenooten weder om den
maaltijd, altijd door mannelijke en vrouwelijke bedienden omringd, die
hen van het noodige voorzien. Het is bij een gastmaal allerbelangrijkst ,
op te merken, hoe afgemeten de houding is der dienstboden bij het
naderen der gasten , en hoe deze laatste opletten , om toch niets aan de
onderlinge eerbewijzingen en onderscheidingen te laten ontbreken. Vooral
moet men ook de groote verscheidenheid en pracht der lakwerken en
porseleinen bewonderen , die er in het gereedschap ten toon gespreid
worden. Bij elke verwisseling van spijs ontdekt men eene verscheiden-
heid van kleur en gedaante, ook van het kostbaarste lakwerk uit
schotels, bakken of assietten, en kommetjes in allerhande vormen be-
staande. Het porselein is veel minder in getal, en wordt slechts voor
weinige spijzen bij uitzondering vereischt, daar het Japansche lakwerk
sterk en deugdzaam genoeg is , om er zelfs alle vloeibare en kokende of
scherpe spijzen in op te disschen, Men kan aan den gastheer en de gastvrouw
niet beter voldoen, dan wanneer men alle deze fraaiheden bewondert, naar
232
BIJDRAGE TOT DE KENxNIS
de waarde en zeldzaamheid van het kostbaar huisraad vraagt, en overigens
zich aan spijs en drank in ruime mate te goed doet.
Alle Japansche vrouwen spelen min of meer de Samsie of guitar , en
zingen daarbij, om het gezelschap vrolijk te houden, en dit is, vooral in
het avonduur, terwijl de mannen hun bakje mat Sakki ledigen, hare gelief-
koosde uitspanning. De Sakki , of het rijstbier , wordt zelden anders dan
gewarmd gedronken ; deze drank is , koud zijnde , van een’ onaangenamen
geur, en het is in het algemeen zonderling, dat de Japanners zoo veel af-
keer hebben van koud drinken, en dat zelfs hunne gemeene arbeidslieden
liever het water koken met eenige weinige theebladen, dan dat zij het
heerlijkste koude bronwater zouden verkiezen; ik vermeen, dat zij deze
gewoonte met vele andere Oostersche volken gemeen hebben. Ofschoon de
vrouwen aan hare huishoudelijke en moederlijke pligten zeer getrouw zijn ,
beminnen zij echter sterk het gezellig verkeer met vrienden , en bezoeken
dezelve gaarne. Zij vertoonen zich ook op wandelingen , en genieten met
genoegen de schoone Natuur. Eene vrouw of een meisje van goeden huize
ziet men altijd gevolgd van hare bediende , en die van de hoogere standen
laten zich dragen in norimons of draagkoetsen , en hebben dus in dit opzigt
wederom niets gemeens met de verfoeijelijke gebruiken der Chinezen ten
aanzien hunner vrouwen.
Ik geloof niet , dat er eene natie is , die zoo veel het penseel of de
pen voert, als de Japanners; zij behandelen alles schriftelijk, en houden
over het algemeen zulk eene uitgebreide briefwisseling, dat zoowel man-
nen als vrouwen hiermede een groot gedeelte van den tijd doorbrengen.
Tot het schrijven van brieven gebruiken zij aaneengeplakte velletjes, die
bij de rol worden verkocht, en het is niet zeldzaam, eenen brief van vijf
en meer ellen te zien. Zij kennen lak noch ouwelen, maar hechten den
omslag met eene enkele korrel rijst of een weinig stijfsel vast, en zetten
met het penseel daarover eene letter , of wel hun sjap of zegel.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
233
Men zendt gewoonlijk de kinderen naar de school of geeft hun te huis
schrijf- en taalmeesters, terwijl overigens de vader de meeste zorg draagt
voor de opvoeding der zonen, en de moeder voor die der dochters. Men
leert de meisjes onderscheidene handwerken , welke echter in Japan veel
eenvoudiger zijn dan bij ons, omdat men de kleederen slechts los aaneen-
rijgt , en de stoffaadje voor ieder kleedingstuk op de maat geweven
wordt, zoodat er, bij het snijden van hetzelve, weinig verloren raakt, en
ook de zelfkanten er aan blijven. Niettemin is de opschik der Japansche
Dames nog al omslagtig^, en geeft veel tijdverdrijf; want zij verwisselen
genoegzaam elke maand en bij iedere bijzondere gelegenheid van kleederen ,
of geven er een ander aanzien aan, door de garneersels en boordsels te
vernieuwen of ook wel enkel van kleur te veranderen; en, daar de meeste
kabaaijen meer of min gewatteerd zijn , moeten die bij het wasschen geheel
van de Avatten ontdaan, en met dezelfde moeite, welke aan het maken
van een nieuw kleed verbonden is, weder opgemaakt worden.
Mannen zoowel als vrouwen zijn zeer naauwgezet en zindelijk op hun
kapsel; om dit in orde te brengen, hebben zij altoos hulp noodig. Ik
verwijs mijne lezers aangaande den vorm van hun hoofdtooisel naar de
twee Japansche portretten in dit Werk voorkomende, alleen daarbij
opmerkende , dat de haarversiersels der vrouwen bestaan in schildpadden
pennen en een gekleurd lint , en dat onder het haar één of tAvee zoo-
genaamde karkassen of roostertjes van koperdraad gebonden worden, om
den vereischten vorm aan het kapsel te geven.
Vele mannen trekken zich den baard uit, en dragen althans nimmer kne-
vels of bakkebaarden. De algemeene dragt is een zwart zijden overjapon,
en, naarmate van het saizoen, een of meerder onderkleederen van dezelfde
gedaante, doch in olijf- of eenige andere donkere kleur, zijnde het boven-
kleed versierd met witte familiewapens op de borst en een op den rug
tusschen de schouders. Het onderkleed is van krip, en des zomers dragen
30
234
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
zij hetzelve van Caiahira, eene soort van linnen weefsel, veel overeen-
komst met het Fransch batist hebbende; maar in het algemeen dragen zij
weinig eigenlijk linnen. De klcederen zijn alle zeer ruim, en reiken tot
op den voet. Zij slaan dezelve sluitend over elkander, zoodat het gansche
ligchaam gedekt is, en binden zich op de heup een’ gordel van eene zijden
stof, ter breedte van vier vingers, die de kleederen in ééns aan het lijf
vasthoudt. De mouwen hunner kabaaijen zijn vooral zeer wijd, en van
onderen half digt genaaid, hetwelk d'*zelve als een zak geschikt maakt,
om een handdoekje en dikwijls allerhande zake'^i, vooral smullerijen, of
iets in het geheim , te verbergen ; behalve dit hebben zij geene zakken
tot berging , maar dragen op de borst , tusschen de kabaai , een Santok
of eene portefeuille , waarin zij papier , brieven en allerlei zakgereed-
schap bewaren. De neusdoek wordt bij de Japanners door een vel fijn
papier vervangen , en daarna in de mouw bewaard , totdat zij gele-
genheid vinden , zich daarvan te ontdoen. Het papier wordt daartoe
opzettelijk tot eenen zekeren vorm gesneden, en ieder Japanner is
steeds van een stel nieuwe neusdoeken voorzien. Pijp en tabaksdoos
worden ook doorgaans in de mouw geborgen, en wanneer zij nog iets bij
zich dragen , is het een fijn verlakt doosje met eenige geneesmiddelen ,
en een doosje met hun sjap of zegel, dat aan eene zijden koord in den
gordel met eenen knoop of zoogenoemde Nitski is vastgehecht. Ook moet
men vooral den waaijer niet vergeten, welke hun even onmisbaar is, als ons
de handschoenen. Daar de meeste Japanners op de eene of andere wijze
in dienst zijn van het Gouvernement , of tot eenige publieke Magt of
betrekking behooren, ziet men er minder zonder, dan met sabels; sommigen
dragen er ééne en velen twee naast of boven elkander op de linker-
zijde in den gordel, en men mag dit wapen wel als een deel van de
Japansche kleeding aanmerken, zonder hetwelk inderdaad de Japanner
niet gekleed is. Buiten’s huis behoort ook tot de volkomene kleeding
VAN HET JAPANSCIIE RIJK.
235
van eenen Japanner een mantel met mouwen, van zijden, gazen of eenige
andere gevoerde stof, meestal van eene zwarte of donkere kleur, die
hem tot aan de knie los over de kleederen hangt. Een vreemd en zon-
derling kleedingstuk is de zoogenaamde Hakkama , waaraan geen andere
naam°dan die van broek te geven is, daar hetzelve het onderlijf tot op
de voeten bedekt; dezelve sluit op de heup en staat van onderen breed
uit, door langwerpig schuinsche plooijen, welke er in gesteven zijn. Elk
mac^ dezelve niet met zijne gew,9ne kleeding dragen; maar daarentegen
is ieder, die in plegtgiiwaad verschijnt, verpligt er zich mede te klee-
den Deze eenvoudige kleeding der Japanners is hun echter zeer hinder-
lijk bij alle ligchaamsbeweging, en belemmert natuurlijker wijze den gang;
hierbij komt nog het ongemakkelijk schoeisel van muilen of klompen,
waarmede zij langs den grond slepen; gelukkiger wijze weet de ambachts-
man al dezen omslag te ontwijken; zelfs vereenvoudigt hij de zaak wat
al te veel en verrigt zijn werk bijna geheel naakt, enkel met een’ lap om
den middel, en een’ kabaai los om de schouders nederhangende , en aldus
.aat hij ook langs wegen en 'straten. In huis en onder zijne huisgenooten
In vrienden maakt de Japanner geene zwarigheid, om, even als ik den
ambachtsman beschreven heb, in de warme dagen genoegzaam geheel naakt
te zitten, en dikwijls ziet men de vrouwen het bovenlijf en den boezem
ontblooten, zonder dat zij hierin iets onbetamelijks vinden. Doch de
hoogere standen vermijden dit; ook geschiedt zulks niet in tegenwoordig-
heid van iemand , voor wien men ontzag heeft.
De vrouwen gebruiken wit blanketsel voor den hals en het aangezigt , en
rood voor de lippen, hetwelk bronsachtig opdroogt en ontegenzeggelijk
voor huid en kleur nadeelig is. Over het bloote lijf dragen zij eenen borst-
rok en een schortje van rood krip en des zomers van linnen gaas, doch
corchetten en keurslijven zijn haar onbekend. De vorm van hare kahaaijen
verschilt weinig met die der mannen, maar de vrouwen vervaardigen dezelve
30 *
236
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
in allerlei schitterende kleuren en van onderscheidene stoffen , geborduurd
met gouden en andere figuren , en met gekleurde boordsels afgezet. Ins-
gelijks dragen zij doorgaans twee of drie kabaaijen van verschillende kleuren
over elkander, die, naar mate van het saizocn , met watten zijn gevoerd;
des zomers zijn dezelve daarentegen van doorschijnend gaas, en bij uitstek
fijne zijden en linnen weefsels.
De kleederen of kabaaijen worden met eenen smallen band aan het lijf
gebonden; daarenboven dragen de vrouwen eenen dubbelen band, die
zwaar gevoerd is, van eene dikke stoffaadje, ter -lengte van zes en breedte
van ruim eene halve Amsterdamsche el; deze wordt tweemaal om het
lijf gewonden, en op den onderrug met eenen grooten strik toegeknoopt.
In dezen band dragen de vrouwen den waaijer en eene portefeuille, kleiner
dan die der mannen, welke van papier, een kwastje met blanketsel, en
kleine schaartjes, mesjes, enz., voorzien is; ook wordt vooral de pijp
niet vergeten, indien dezelve niet door de bedienden, die haar volgen,
bewaard wordt. Zij dragen evenmin hals- of oorsieraden, braceletten
of ringen, als handschoenen of hoeden. Een waaijer of een zonnescherm
beschut haar tegen de warmte , en bij zeer strenge winterkoude ziet
men haar wel eens met een’ zijden doek , met fijne watten gevoerd , los
over het hoofd geslagen. De mannen, die met een kaal geschoren kruin
en voorhoofd nog veel meer aan de uitersten van bovenmatige hette en
felle koude zijn blootgesteld, hebben ook niet anders dan een’ platten
stroohoed, die onder de kin wordt vastgebonden, om zich tegen de zo-
merhette te dekken, en durven daarvan nog zelfs geen vast gebruikmaken;
ook moeten zij denzelven telkens afnemen , wanneer zij slechts in de verte
iemand van onderscheiding , of van een’ hooger rang zien aankomen.
De grootste rijkdom der Japansche vrouwen bestaat in een groot aantal
kleedingstukken en wat verder tot haren opschik behoort; zeer zelden
zijn zij in het bezit van geld of andere eigendommen, tenzij haar zulks
VAN HEÏ JAPANSCHE RIJK,
237
uitdrukkelijk bij uitersten wille te beurt -valt; het is dus zeer haar belang,
door schoonheid en goede hoedanigheden uit te munten, dewijl zij anders
lio-telijk haar gansche leven van voogden of nabestaanden afhangen.
Gelijk in alle Landen cene smaakvolle kleederdragt gunstig is voor
schooiie en jonge vrouwen, zoo is ook die van Japan geene uitzondering
op dezen regel; dezelve kleedt inderdaad zelfs de jeugd zeer goed, maar
voor het overige zijn de kostbare stoffen en fraaije kleuren het eeni^e ,
wat de kleeding der vrouwen \?èl doet staan. Anders bedekt dezelve
de leest en de schoonli^eid eener vrouw te veel , en heeft over het alge-
meen eene ongunstige uitwerking, gelijk ik reeds, ineen vorig hoofd-
deel , omtrent den gang en de houding der schoone sekse in Japan heb
opgemerkt.
In hoe verre het regt van erfstelling bij de Japanners gaat, is mij niet
overtuigend gebleken; doch zeker weet ik , dat er in alle gevallen voor een
opvolger in den post of de broodwinning wordt gezorgd, en de familiebe-
trekkingen, voor zoo veel er .vrouwen of onmondige kinderen overblijven,
ten laste van den zoon of opvolger komen, waardoor het huishouden en
de nabestaanden minder dan elders door het overlijden van een hoofd des
huisgezins worden verstrooid, en er steeds in de familie een heilzame band
van vereeniging blijft bestaan. Wanneer er geen testament bestaat ,
wordt de nalatenschap , ten overstaan van den Ottona of Wijkmeester ,
onder de naaste bloedverwanten verdeeld ; doch ik vermeen , dat de
vrouwen niet medeërven,of althans door een’ man moeten zijn geadsisteerd,
waarvoor ook wel, bij gebrek van zoons, door broeders of nabestaanden
in tijds is gezorgd. In het algemeen wordt het laatste oogenblik niet
afgewacht, om in dit alles te voorzien; maar de ouders vinden er een
genoegen in , om op zekeren gevorderden leeftijd zich aan de drokste
bezigheden te onttrekken , hunne kinderen in het bezit hunner goederen te
stellen , en in derzelver midden eene ongestoorde rust te genieten. Kinder-
’i
238
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
en ouderliefde heb ik altijd bevonden twee hoofddeugden te zijn, welke
bijzonder in het karakter der Japanners schitteren; zulks bewijst de on-
ophoudelijke zorg , die zij , van de geboorte af, aan hunne kinderen toewij- . '
den, tot zelfs op den leeftijd, dat de ouders zich zelve aan hen overgeven;
als wanneer dit alles wederkeerig door de kinderen wordt beantwoord , en
niets dan de dood die naauwe betrekkingen scheiden kan. Ik begrijp niet,
hoe sommige schrijvers hebben kunnen vermelden, dat de Japanners som-
wijlen de kleine kinderen, bij de gebooïte, smoren; zulk eene barbaarsche
handelwijze is in Japan niet bekend, en zoude gewisselijk ten strengste
gestraft worden. Het w'as, wel is waar, vóór eenige eeuwen gebruikelijk,
(en dit geschiedde bij wijze van opoffering uit godsdienstige overreding ,)
dat de vrouwen of bedienden zich levend bij den man of meester
lieten begraven; maar het karakter van den Japanner is te edel, om de
handen aan de onsohuld van kinderen te slaan; veel eerder zou de
teedere moeder zich opoffe»en , eer men haren zuigeling eenig letsel J
kon toebrengen. t
De sterfte onder de kinderen, vooral door de kinderpokken en de
mazelen, is zeer groot; maar niettemin neemt de bevolking van het
Japansche Rijk jaarlijks toe. Men ziet over het algemeen zeer weinige
gebrekkige lieden, doordien zij nimmer oorlogen, en geene ledematen
afzetten; doch dit neemt niet weg, dat er vele hjders en kwalen zijn, die
door de gebrekkige geneeswijze verwaarloosd worden, zoodat de Japanners
in hunne talrijke huisgezinnen, ook van dien kant, vele zorgen hebben.
De dienstboden zien meestal het geslacht van hunnen meester groot
worden , en dienen zeer dikwijls hun leven lang dezelfde familie , hetgeen
eene wederzijdsche gehechtheid en trouwe dienst te weeg brengt. Ik heb
reeds aangaande de in Japan bestaande veelwijverij te kennen gegeven,
dat dezelve niet die stoornis in de maatschappij of in het huishouden
te weeg brengt, welke men zich zou kunnen verbeelden.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
239
De invloed en de uitwerking van dezelve is geheel verschillende met
die van alle dergelijke gebruiken, welke in Turkije, China en andere
min beschaafde Landen bestaan, alwaar men de vrouw beneden hare
waarde stelt; en ik geloof, dat, zoo als de Japansche huisgezinnen over
het algemeen zijn te zamen gesteld, de leden, die hetzelve uitmaken,
ieder in zijnen stand gelukkig en tevreden zijn, en tot elkanders wel-
zijn medewerken.
&
9
AMSACH VXllV, CiX:BOUWX:]V
ElV
■'*
VAARTUIGI.]¥.
JVJen zoude der Europesche Nijverheid te kort doen, indien men be-
weerde , dat dezelve met de kunst van den Japanschen ambachts- of hand-
werksman niet kan wedijveren. Doch in het algemeen kan geen voorwerp,
in Europa vervaardigd, evenzeer de proef doorstaan, als datgene, waaraan
de Japansche ambachtsman de laatste hand heeft gelegd. Men moge dit ge-
deeltelijk toeschrijven aan den bepaalden en onveranderlijken staat, waarin
zich de Japansche werkman bevindt, welke hem verhindert, om van stand
en beroep te veranderen : het is tevens zeker , dat hij zich meer algemeen
dan elders op beroep of nering met kracht en ijver toelegt, en aldus,
door geene ijdele zucht tot standsverwisseling gekweld, met ongeloofelijke
vlijt dien hoogen trap van volkomenheid bereikt heeft, op welken wij
hem met bewondering aanstaren. Hij bezit het onbeschrijfelijkst geduld ,
zoowel in de theoretische als praktische behandeling van zijn werk, en
overlegt zeer lang, vddr hij iets aanvangt of onderneemt; doch, dit een-
maal geschied zijnde , gaat het werk zeer vlug voort.
Nergens ziet men kostbaarder gereedschappen, noch grooter verscheiden-
/i/o-orc
'"^f€j/e/^ </o 09 ^ i/(M’£/ (ul ^'ro^ly-i
I
I
4 .
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
241
heid van dezelve, dan in Japan. Zij worden aldaar voor elk ambacht afzon-
derlijk vervaardigd , en er is geene Natie , welke grooter waarde aan gereed-
schappen hecht , dan de Japansche. Men ga van den eenvoudigsten timmer-
man of opperman tot den glasslijper of horlogiemaker , en men vindt overal
de grootste zorg aan het gereedschap besteed; ieder stuk, hetwelk aan roest
of beschadiging onderhevig is, wordt in een’ koker of foudraal van bamboes
bewaard, en niet alleen het staal of ijzerwerk, maar zelfs het houtwerk aan
hetzelve is zindelijk bewerkt. Mefi mag veilig stellen, dat de Japansche
ambachtslieden, over hef"' algemeen, dagelijks meer dan een uur, zoo
niet langer, op hunne gereedschappen doorbrengen. Van enkele grove
stukken wordt het slijpen aan een’ knecht of jongen toevertrouwd , doch
meestal behandelt ieder zijne eigene werktuigen, en ziet dezelve zeer
ongaarne door een’ ander gebruiken. Over het algemeen gebruiken zij
ook dezelfde gereedschappen , als die , van Avelke men zich in Europa be-
dient, doch van eene minder zware soort. Er is bijna geen ambacht,
hetwelk niet zittende wordt uitgeoefend; zelfs de smid zit bij het aan-
beeld. Zij weten zich bijzonder goed in eene kleine werkplaats te behelpen,
en zijn daarbij hoogst zindelijk. Wanneer de tusschentijden daar zijn, om te
eten, te rooken of thee te drinken, kan men hen nimmer overreden, zelfs
niet bij de drokste bezigheden, zulks te verschuiven of uit te stellen; maar
overigens zijn zij zeer ijverig, en werken elkander bij omslagtige ondernemin-
gen, als het bouwen van huizen, of aanleggen van groote zamengestelde wer-
ken , met veel aandacht en toegevendheid in de hand. De timmerman is
ongemeen vaardig met den krommen dissel, en bewerkt daarmede eene
gewone plank met dezelfde zuiverheid, alsof die geschaafd ware; de boor
is niets anders dan eene stalen pen , die bij de punt eenigzins breeder en
tevens plat is; ook is het staal somtijds eenvoudig vierkant met eenen
regten ronden houten steel, die van boven iets dunner is dan beneden,
welken hij, met eene drukking, tusschen de handen heen en weder drilt,
31
242
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
en er zeer behendig spijkergaten mede boort. Met de schaaf en den beitel
werkt hij, geheel tegenovergesteld als bij ons, naar zich toe, en vindt
een groot gemak in alles zittende te werken , terwijl hij zich alsdan met
veel behendigheid van zijne voeten tot het vasthouden eener plank, ot
dergelijke, weet te bedienen. De Japanner stelt zich niet tevreden, met
aan zijne voorwerpen slechts uiterlijk een gunstig aanzien te geven ; maar
zelfs het inwendige, de bodem, of al hetgene niet onmiddellijk zigtbaar
is, moet evenzeer de proef kunnen doorstaan; en niet dat zulks het geval
zoude zijn met fijne voorwerpen , als lakwerk ^of hetgene uit de handen
van eenen schrijnwerker komt, maar dit is een legel, welke in acht ge
nomen wordt bij de nietigste voorwerpen, zelfs bij die, welke tot de behoeften
der geringste klasse dienen, en dus allerdoehnatigst en tot een langdurig
gebruik ingerigt zijn. Er is ook in dat Land geen gebrek aan bouwstoffen,
welke dienen kunnen, om de schoonste voorwerpen te vervaardigen, terwijl
de Japanners geleerd hebben, dezulken, die zij minder overvloedig bezitten,
als bij voorbeeld het ijzer, tin, sommige verwen, enz. te bezuinigen, zonder
dat er daarom iets aan hunne inrigting ontbreekt. Ik heb vroeger , zoo
bij de beschrijving van het kostbaar Sjak/do-vrex^ als van hunne wapens,
aangetoond, hoe heerlijk zij de metalen weten te bewerken; doch ook het
dagelijksche , tot de huishouding behoorende, is in ijzer en koper niet minder
goed gemaakt; evenwel heb ik bevonden, dat, behalve het gegoten ijzer, hun
werk in deze metalen, zoowel als goud en zilver, minder goed gehard is,
en zij dezelve niet zoo goed weten te polijsten.
Defraaije Japansche stoffen zijn te hekend , dan dat zij breederen lof zouden
behoeven. Het weefgetouw levert zoowel in zijde , als linnen , en katoenen
stoffen, tot zelfs van den papierboom , het fraaiste, hetwelk men vinden
kan. In het weven met gouddraad schijnen zij , even als de Chinezen , nog
achterlijk te blijven , omdat zij het gouddraad niet kunnen maken. Datgene ,
hetwelk de Japanners in plaats van gouddraad gebruiken, is een fijne
VAN HET JAPANS CUE RUK.
243
draad, van den papierbootn gesponnen en met goud overdekt, die wel
..eschikt is, om gouden figuren op de stoffen te leggen, maar niet om met
andere garens vermengd te worden.
Voor zoo veel ik over het Chineesch porselein kan oordeelen, meen
ik, dat dit, over het algemeen, boven het Japansche leverkiezen is.
Men wil, dat dit moet toegeschreven worden aan den niet genoegzamen
TTOorraad van die fijne porselein- aarde , welke daartoe wordt vereischt.
In vroegere tijden was het een ttïk van handel der Oost-Indische Com-
pagnie , jaarlijks ettelijke'' duizenden borden, schotels, kommen, enz. van
het fijnste porselein uit te voeren, hetgeen vooral gemakkelijk was, toen
wij onze betrekkingen nog op Firando hadden, alwaar vele porseleinfa-
brijken zijn; men heeft in het vervolg dien handel geheel laten varen, omdat
dezelve veel verlies gaf, hetgeen oorzaak is, dat de Oost-Indische por-
seleinen jaarlijks zeldzamer worden. Het Japansche aardewerk is daaren-
tegen goedkoop en zeer fraai, vooral het grove, dat tot kookpannen en
ander keukengereedschap gebezigd wordt.
Men heeft in Japan veel op met allerhande snij- en beeldhouwwerk;
tempels en grafsteden zijn opgevuld met gehouwen, gesneden of m
metaal gegotene afgoden, beelden of monumenten; doch men mag in dat
vak den Japanschen met geen’ Europeschen kunstenaar gelijk stellen ,
even min als in het bouwen met steen, of het aanleggen van groote
bouwkundige werken. Behalve de ruime keus in zoo veel verscheidenheid
van timmerhout, hebben de Japanners de Bamboes, en wel eene van de
fijnste en beste soorten. Van deze plant wordt eene ongeloofelijke partij
getrokken; trouwens, hheft ook alleen de eigenschap, om tot zoo
veel verschillende einden met nut gebruikt te kunnen worden, zelfs tot
waterleidingen en goten langs de huizen. Zij is hard en onbuigzaam;
derzelver huid is door een natuurlijk vernis bedekt, hetwelk de Bamboes
fraai en deugdzaam maakt, terwijl zij daardoor tevens bestand is, om
31 *
‘244
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
langdurige droogte of vochtigheid te verduren. Wanneer de bamboes
gekloofd is, laat dezelve zich buigen, tot draden schillen zoo fijn als
garen , en verliest niets van deugd of sterkte , waardoor men er de heer-
lijkste vlechtwerken en allerhande fijne voorwerpen van maakt.
Het beroemde Japansche lak is eene hars of gom , welke uit zekeren
heester, oeroesi no ki of vernisboom, wordt getrokken, doch eene lang-
durige bearbeiding vereischt, vóórdat dezelve kan gebruikt worden.
De vermenging met de verwen gescliedt door eene langdurige wrijving
op koperen platen, en het verlakken zelf cischè een nog grooter geduld,
want nadat de eerste laag vernis zeer dun gelegd en hard gedroogd is,
wordt dit met een’ fijnen steen of bies afgeslepen , en op nieuws gelakt ,
hetwelk tot vijf- en meermalen wordt hervat; welke bewerking de groote
deugd aan het lakwerk geeft , dat hetzelve nimmer berst , en tegen hette
en vochtigheid , ja zelfs tegen kokend water bestand is. Het schitterend
parelmoer bestaat uit blaadjes, die men door het kloven van de zooge-
naamde awabi-schelp verkrijgt , en naar de figuur , welke men wil voor-
stellen , uitgesneden , aan den achterkant gekleurd en in het lak worden
gelegd; waarna zij vervolgens de bewerking van het menigvuldige vernissen
ondergaan en daardoor eenen schitterenden glans bekomen.
In het vervaardigen van werktuigkundige zamenstellingen zijn de Japan-
ners niet onbedreven : dit bewijzen hunne watermolens , draaibanken en
vele andere gereedschappen, zelfs de uurwerken, die zij zoo kunstig uit
de hand bewerkt vervaardigen ; maar het Japansche Gouvernement zoude
niet dulden, dat de machinerie, even als in Europa, den arbeid ontnam
aan zoo vele handen , welke men op geene andere wijze aan den kost
zoude weten te helpen. Deze gezindheid heeft de Japansche Regering
reeds doen blijken , bij gelegenheid dat men den Keizer een modél van
een’ oliemolen ten geschenke zond; men bewonderde hetzelve, maar
zond het geschenk terug, met de aanmerking, dat het voor de Japansche
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
245
bevolking te schadelijk zoude zijn, dit modél te behouden. De Japanners
hechten in het algemeen meer waarde aan hetgeen met de hand , dan wat
door machinerie wordt vervaardigd. De tolken en Japanners , die met
ons omgaan, bestempelen dit laatste, en over het geheel al wat slecht en
ligt gewerkt is, met den naam van Neurenbergsch, en al wat solide en
massief is , met dien van Londsnsch of Amstei^damsch werk.
Een Ambachtsman wordt, naar de innerlijke waarde van het werk, het
welk hij verrigt , slecht beloond ; doch dit is overeen te brengen met den
langen tijd , dien hij daaiéan besteedt : een timmermansgezel wint hoogstens
vijf maas of een’ gulden daags , en voor kunstenaars mag men het dagloon
niet hooger dan anderhalven gulden als het meest rekenen. Zij leven
hiervan met hun huishouden wel eenvoudig , doch goed , doordien de
vrouw daarbij eene 'kleine nering uitoefent , of wel door Aveven of eenige
andere bezigheid den man te gemoet komt.
Hoezeer het karakter der Japanners meer eer- dan winzuchtig is, ken-
nen echter de kooplieden hun belang zeer goed. Zij zijn ondernemend en
handelen in het groot in vele artikelen van verbruik, als rijst, tripang,
hout, ijzer, enz. Deze klasse van menschen zijn doorgaans de rijkste
eigenaars van het Land. Zij zijn zeer standvastig in hunne speculatien ,
en in het bepalen of eischen van de prijzen hunner goederen. Ook zijn zij
trouw aan hun woord en aan hunne verbindtenissen, doch woekeraars voor
degenen , die hunne middelen of hun krediet tot bijstand moeten vragen ,
want een pCt. in de maand, zoo niet meer, is de gewone rente.
De Japanners gebruiken gouden, zilveren en koperen muntspeciën,
waarvan de theil als de grondslag of de éénheid kan worden aangemerkt;
doch deze bestaat slechts in de berekening, gelijk vroeger onze ponden-
vlaamsch , en niet in specie; de theilzwaarte staat gelijk met ruim van
het oude Amsterdamsche pond; dit gewigt aan gestempeld zilver is de
standmunt cn heeft eene innerlijke waarde van circa twee Hollandschc
246
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gulden. De Kobavg, eene ovale platte munt, houdt de waarde van zes
theüen zilver , doch doet buiten de hoofdstad Jeclo altijd een agio j dezelve
is verdeeld in onderdeelen van halve , vierde , achtste en zestiende gedeel-
ten, die alle in goud geslagen zijn. In het zilver heeft men zoogenaamde
schuiljes , die voor vier theil, twee maas doorgaan, maar niet altijd juist
even zwaar zijn. Het overige gestempelde zilver, kodama genoemd, bestaat
uit bolletjes van allerhande grootte , die ruw en ongefatsoeneerd zijn en
in de betaling alleen in gewigt kunnen; worden toegeteld.
De zoo menigvuldig in Japan in omloop zij'iije munt zijn de pitjes,
eene specie van slecht koper met erts vermengd , die in het midden een
vierkant gat hebben, waarmede zij aan hossen van honderd stuks worden ge-
regen; tien van deze bossen bijeen gebonden maken weder eene theil uit,
en men heeft koperen munten , die vijf der opgenoemde pitjes waardig zijn.
In het gewigt zoowel als in de berekening der munt is de iheil ver-
deeld in tientallige onderdcelen; zij houdt tien maas, een maas tien
konderijn , een konderijn tien kasjes ; dan volgen er nog , in de benaming
der onderdeelen , pookjes en posjes ; doch het geëikt gewigt loopt niet
verder dan konderijnen of een honderdste gedeelte van eene theil, hetwelk
niet minder dan hunne balansen zeer naauwkeurig is gemaakt. In het
gewigt hebben zij ook aangenomen het zoogenaamde katje, dat gelijk staat
met zestien theilen , en wij stellen in de omzetting onzer goederen met
de Japanners, welke in dat gewigt wordt gerekend, een pikol, of 100
van die katjes, gelijk met 1205 oude Amsterdamsche ponden. Zij wegen
alle grove goederen met de Daats , en gebruiken de balans alleen voor
het wegen van zilver of fijne waren.
De lengtemaat is de Sjakf oï waaijer (afgedeeld in tien duimen), waarvan er
zes en een half op een Ikje gaan, welke maat, zoo als bereids gezegd is, gelijk
staat met 2| oude Amsterdamsche El. De vochten worden gemeten met gan~
tivgs , eene maat, welke bijna aan den inhoud van twee flesschen gelijk is.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
247
Zij sparen niets aan kisten en bekleedsels, om de goederen, in het ver-
voeren of opslaan , voor alle bederf of verlies te behoeden. Van kleine of
fijne voorwerpen, als lak, porselein, verguld koperwerk, fijne stoffen,
en zoo vele andere goederen, is ieder stuk bewaard in eene zindelijke,
vast bewerkte doos , welke dikwijls even zoo veel waarde heeft als het
voorwerp, dat dezelve bevat; en om alles te pakken, gebruiken zij fijne
en grove watten, fijn geschaafde houten krullen en papier, maar nimmer
hooi, doch wel kamfer, voor het’' bederf; uitwendig bezigen zij geolied
papier , alsmede matten éh touwen van stroo gevlochten , welke daarna , even
als ik hiervoren ten opzigte der sloten heb vermeld, worden verzegeld.
De handel wordt, evf*n als in Europa, met behulp van wisselbrieven,
bankiers, en andere middelen van crediet, gedreven; doch tweemaal in
het jaar vindt er eene algemeene verrekening plaats, zoowel tusschen de
kooplieden onder elkander , als de winkeliers met hunne klanten. In
Nagasakki waren die termijnen in het midden der zevende, en de drie
laatste dagen der laatste of twaalfde maand. De oudejaarsnacht is wel het
drokste tijdstip; elk, die zijn’ goeden naam en faam wil bewaren, is ver-
pligt zich te huis te laten vinden , en zit met zijne boeken en contanten ,
bijgestaan door zijne klerken , gereed , om ieder af te wachten , terwijl
hij zijne zaakgelastigden uitzendt, om op gelijke wijze met zijne schuldena-
ren af te rekenen. Ongelukkig zijn dan degenen , die zich gedurende dien
tijd verbergen moeten , uit vrees van achterhaald , en door de geld-
ophalers, die gansch niet gemakkelijk zijn, schandelijk bejegend en voor
het oog van alle omstaanders beschaamd gemaakt te worden. Hoe drok
ook de straten wemelen van al dat volkje, dat zich nog des nachts
rept, om alles te vereffenen, is het zonderling, dat iedereen zich den
volgenden of nieuwjaarsdag in gala vertoont, alles rustig is, en ervan
geene oude schulden meer wordt gesproken , voordat wederom de nieuwe
termijn van betaling verschijnt. Men herinnere zich echter, dat nimmer
248
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
eene schuld kan afsterven of verjaren , en dat die altijd op den erfgenaam of
plaatsvervanger overgaat , en de schuldeischer immer zijn regt blijft behouden.
De eigendom der vaste goederen is in Japan, door behoorlijke regis-
tratiën bij het Plaatselijk Bestuur , verzekerd ; er zijn echter gevallen ,
dat wanneer men al te lang verzuimt een land te bebouAven , of een
gebouw te onderhouden, de Regering zich daarvan meester maakt.
Een Japansch huis behoort nagenoeg om de vijftig jaren vernieuwd te
worden , althans wat het voornaamste an het gebouw , als dak en muren ,
betreft, omdat men voor dezelve geen steen, maï^r hout, en leem of klei
bezigt , en grootendeels hierbij niet anders dan ceder- of dennenhout ge-
bruikt, hetwelk, door verw noch eenig ander behoedmiddel gedekt, in
dien tijd vermolmd of verteerd is.
Doorgaans worden de gebouwen bij aanbesteding gesticht. Hierbij dient
tot maatstaf de hoeveelheid matten, welke de oppervlakte van den grond
beslaat. Men komt overeen omtrent de hoedanigheid van het hout , en
van alles, wat aard- en nagelvast is, waarin ook de sluiting en de binnen-
deuren begrepen zijn , en naar deze hoedanigheid regelt zich de prijs per
mat of ikje. Alle losse schuiven of ramen , behangsels en sieraden worden
afzonderlijk door den eigenaar besteld.
Het is bij enkele zware gebouwen wel gebruikelijk , dat men onder den
buitenmuur, of onder de hoofdstijlen, gehouwen steen als fondament legt
of metselt; maar anders worden eenvoudig, nadat de oppervlakte van
den grond wèl gehard , in een gestampt en effen is gemaakt , de gewoon-
lijk op den afstand van een ihje van elkander staande regtstandige stijlen
van den buitenmuur gevoegd in eene vierkante lijst van steen of balken ,
die rondom slechts weinige duimen in en boven den grond ligt. Deze
hoofdstijlen worden, vooral van boven, vereenigd door zeer zware balken,
en tusschen beide op halverwege door dwarsbalkjes en latwerk , waartus-
schen op die plaatsen, Avelke men tot muur wil bepleisteren, weder een
VAN HET J A P A N S C II E R IJ K.
249
raam of vlechtwerk wmrdt gemaakt van buigzame bamboes , en het overig
gedeelte blijft dan van zelf, op de bepaalde tusschenruimte , voor deuren en
ramen open. De eerste bemuring geschiedt met kleiaarde , die met fijn
gekapt stroo eenige dagen geweekt en zwaar door een gewerkt is , waardoor
zich die bestanddeelcn zeer wel met elkander verbinden. Dit mengsel , op de
gevlochten ramen gestreken, geeft, gedroogd zijnde, eene harde korst, die
geschikt is, om er naderhand eene fijnere specie, uit cement en aarde
bestaande, op te doen hechten. Ditvzou het gebouw doen voorkomen alsof
hetzelve van steen ware, noch meestal beschiet men hetzelve van buiten nog
met dunne planken , om het afbladeren van den kalk te beletten. Inwendig
zijn die muren óf met een papieren behangsel bekleed , óf ten minste met
zeer fijnen kalk bestreken, welke, met eene groene of andere kleur ver-
mengd , de wanden zeer zindelijk en sierlijk doen voorkomen. Naar mate
der inwendige ruimte van een gebouw, vercischt hetzelve een grooter of
kleiner getal houten stijlen, zoo tot afscheiding der vertrekken, als om meer-
der steun te geven aan het dak , hetwelk inderdaad nog zwaarder is dan de
Europesche daken, en eenen last op het huis veroorzaakt, die aan hetzelve
een sterk en onverzettelijk verband geeft. De daken loopen, zoo als bij ons, in
eene schuinsche helling , en dragen in het midden , over de lengte of de vorst
van het gebouw, eenen bijzonder zwaren balk, welke met de lijst van het huis
door de schuinsche dakribben wordt verbonden ; dit geraamte , met planken
beschoten , wordt met eene laag van hetzelfde mengsel als men voor de
muren bezigt, twee a drie duim dik, bedekt, welke laag wederom met
houten spaanderen Avordt bekleed, en over dezelve eene huid van pannen
ontvangt , die nog met kalk aangestreken , en hier en daar met lange
spijkers in dit sponsachtig dak gehecht worden. Zoo de Japanners zich
het gemis van schoorsteenen getroosten, worden ook hunne daken door
die kokers niet ontsierd; in de keukens of plaatsen, waar rookend vuur
wordt gestookt , heeft men vensters of luiken boven de fornuizen , die ,
32
250
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Iioe gebrekkig dan ook, in de plaats A^an sclioorsteenen gebruikt worden.
De vloer der huizen ligt altijd twee a drie voet boven den grond en
rust op dwarsbalken , die tusschen de stijlen worden vastgetimmerd. Op
gelijke wijze wordt de bezoldering ingerigt , wanneer het huis uit meer
dan écne verdieping bestaat; anders is het plafond van zeer dun en ligt
hout gemaakt , en de vliering of de zolder , zoo als wij de overblijvende
ruimte noemen zouden , wordt niet gebruikt.
De Japanners bedienen zich bij hot timmeren van zeer weinige spijkers
of ander ijzerwerk ; het geheele geraamte zit '^J.oor middel van voegen in
elkander, en een eenvoudig pak- of woonhuis laat zich met een klein ver-
lies van muur- of metselwerk zeer gemakkelijk uit elkander nemen en met
dezelfde bouwstoffen elders oprigten. De plaatsen , die zij tegen inwatering
voorzien willen, Avorden, bij gebrek aan lood, met koper gedekt, en Amn
dat metaal Avorden ook de goten gemaakt, zoo als ook de lijsten en het beslag
van gevels en poorten. Daar ik geene bouwkundige kennis bezit , Aveet ik ook
geene benaming te geven aan den stijl, dien zij in hunne bouworde volgen,
maar men merkt niettemin daarin eene regelmatigheid en overeenstemming
op, die voor het gezigt zoo aangenaam zijn, als dezelve de nieuwsgierigheid
opwekken, om ook het binnenste der gebouwen te zien, te meer, daar de
meeste groote huizen , gelijk ik reeds heb aangehaald , met eenen muur en
een voorplein van de straat zijn afgescheiden. Zij houden A^eel van eenen
ruimen ingang, en van eene groote en kostbare poort en luifel, die wel het
meeste sieraad van den gevel uitmaken , en naast een aantal raamwerk
gCAVOonlijk op den regtervleugcl Amn het huis staan, liet schijnt, dat zij,
om licht en vrolijkheid in de huizen te winnen, eerder verkiezen in de
breedte dan in de diepte te bouwen. De huizen nemen van achteren
meestal den vorm van een’ driehoek, en verschaffen daardoor van zelve
eene geschikte plaats voor eenen tuin , die , hoe klein dezelve ook somtijds
AA'Czen moge , echter altoos met kunst en smaak is aangelegd.
VAN HET JAPANSCHE Pi IJK.
251
De ligging van het Japansche Rijk vereischt van zelve eene verscheiden-
heid van middelen van vervoer, ten einde de gemeenschap langs de
woeste zeeën, snelvlietende stroomen en ondiepe rivieren te onderhou-
den; en wie de kaart van Japan vóór zich neemt, zal het niet vreemd
vinden, dat de Japanners, met behulp hunner vaartuigen, zelfs tot in het
bergachtigste gedeelte van hun Land kunnen doordringen. Zij zijn in het
zamenstellen dier bodems, even als in alle andere inrigtingen, zich zelven gelijk
gebleven en maken daarin geene v'^randering , noch wijziging, volgens de
Europesche of Chineschc vaartuigen, die zij toch jaarlijks zien. Hunne
grootste schepen zijn de vaartuigen of barken , welke van Matsmaye , op
de kust van Jesso, over en weder naar Nipon varen en die omtrent
60 tonnen goederen laden, behalve dat er eene goede plaats voor reizigers
en scheepsvolk overblijft. Dezelve zijn tot honderd Amsterdamsche voeten
lang, 25 a 30 breed, en gaan zelden meer dan zes voet diep. Het boord
van deze vaartuigen loopt van het midden tot aan den voorsteven zeer spits
toe , doch de achtersteven behoudt deszelfs volle breedte; zij zijn doorgaans
"ebouwd van ceder- of dennen- en boven water veel van kamferhout en
voeren eenen zwaren mast , een weinig meer achterwaarts dan de helft van
het schip , waaraan zij een ontzettend groot vierkant zeil hijschen ; ook staat
er op den boeg nog een kleine mast, om een dergelijk klein zeiltje of klui-
ver te kunnen gebruiken. Alle vaartuigen , zonder onderscheid , mogen aan
den achtersteven niet digt getimmerd worden , hetwelk in verband staat met
de wet, welke den Japanner verbiedt, het Land te verlaten; het roer hangt
daardoor in eene opening tusschen den achtersteven, zoodat de hekbalken
in het midden gescheiden zijn , en hierdoor het vaartuig zeer zwak en voor
verre reizen hoogst gevaarlijk is. In plaats van de kiel met koper te beklee-
den, worden de schepen op strand gehaald en door een ligt houtvuur van
onderen geschroeid of gebrand. De Japanners kennen het gebruik van pik
noch teer, en voorzien boven water alles, wat aan inwatering onderhevig
32
252
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
is , met koperen platen , en , nadat het vaartuig geladen is, met groote stroo-
matten, welke de lading onder het dek zoowel als den hovenlast heveiligen.
Zij weten deze vaartuigen, even als hunne huizen, door het afschutten met
schermpjes en papieren ramen , tusschendeks voor reizigers zeer aangenaam
en hewoonbaar te maken, en niets gaat de zindelijkheid der Japansche vaar-
tuigen in het algemeen te hoven. De zeilen zijn van katoen geweven , en de
touwen meerendeels van stroo of van den draad van den bezemboom , som-
tijds ook van vlas of katoen vervaardigd. Het roer wordt tusschendeks be-
stuurd en er is derhalve altijd iemand noodig , om ^Jen stuurman op te geven,
hoe hij sturen moet , waarvoor zij hunne vaste termen hebben. Hij gebruikt
alleen een kompas tot wegwijzer en steunt verder op zijne ondervinding , die
hem zelden bedriegt; ook hebben de Japanners daarenboven het geluk, meest
overal, bij het opkomen van slecht weder eene veilige haA-en te vinden. Zij zijn
overigens stoute zeelieden , die zeer knap met hunne vaartuigen weten om te
gaan. Wanneer het stil weder is, nemen zij de lange riemen te haat, die wel
juist bij die groote vaartuigen weinig nut doen, maar bij kleinere met bui-
tengewoon goed gevolg gebruikt Avorden. De meeste barken zijn versierd met
een’ groeten tros van zAVart, gevlochten koord, welke voor den steven hangt,
alsmede met één of meer vlaggetjes, op welke het wapen van hunne provincie
of Avel een cijfer prijkt, en in de kajuit vindt men altijd een fraaije Mia of een
tempeltje met een afgodsbeeld, hetwelk, vooral door de zeelieden, trouw
wordt aangebeden en vereerd.
Men telt in Japan, behalve de bovengenoemde lastbark oi Sakay Boene ,
de volgende verschillende soorten van vaartuigen, als: Ilaya Boene ol
veerschuit , die van een zeil en acht riemen is voorzien. Men kan in dit
vaartuig in bijzondere gevallen zelfs zestien riemen aanbrengen , zoodat
men met hetzelve altijd slechts korte reizen maakt.
Ban Foené is een wacht-vaartuig der policiebeambten , en wordt ter reede
van Nagasakki gebruikt. Hetzelve voert het wapen der stad en het Keizerlijk
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
253
cijfer , en wordt des avonds door lantarens , waarop diezelfde figuren ge-
schilderd zijn, verlicht.
Kawa Foené, een riviervaartuig, hetwelk vooral op de binnenwateren
in de omstreken van Midco en Ossacca wordt gebruikt; hetzelve is
ongemeen zindelijk, en wordt, behalve als lastvaartuig, ook als speeljngt
gebezigd , tot welk einde hetzelve door het opslaan van eene tent met ver-
trekjes zeer spoedig kan worden ingerigt,
Watasi Foené, een overhaal vaartuig, dat op de snel stroomende en ondiepe
rivieren gebruikt wordt , en een’ geheel platten en veerkrachtigen bodem
heeft. Dit vaartuig wordt niet op dezelfde wijze als andere getimmerd ,
maar bestaat uit dunne planken , die met bamboes aan elkander zijn genaaid.
Nezoemé Boené , eene lastpraauw in den vorm onzer zolderschuiten, en
tot hetzelfde einde om goederen te lossen ingerigt.
Kayo Boené, eene sloep, die de groote vaartuigen gebruiken, om van en
naar boord te varen en die zij in zee op den boeg van het schip plaatsen.
Sakkana Boené, een visschersvaartuig , voerende een matten zeil of ook
wel riemen naar verkiezing. Deze zijn vooral zeer scherp , en ik moet ten
opzigte der Japansche riemen opmerken, dat men met dezelve veel meer
kracht kan doen , dan wij met de onze ; dezelve zijn veel langer , staan
eenigzins rond , en hangen met eene kleine speling , in een touw , aan het
boord vast; de roeijer, die alleen in eene staande houding dezelve in
beweging kan brengen, wrikt gestadig met eene groote kracht den riem
heen en weder , niet in eene rigting dwars van het vaartuig , zoo als bij
ons de riemen worden gebruikt , maar langs scheeps , en daar de riem
nimmer uit het water komt, is de beweging minder zwaar; terwijl ik ver-
meen , dat één derzelve twee van onze riemen in kracht overtreft , en
het werk vooral niet vermoeijender is.
%
» I V x: ^ x: ]¥•
iVlen herinnere zich uit de voorrede, van waar de verdeeling der twaalf
hoofddeelen , in dit Werk voorkomende, is ontleend. Dit Hoofddeel heeft
geene bijzondere bestemming , en zoude zeer "itgebreid kunnen wor-
den , wanneer men over eene menigte zaken wilde handelen , welke nog
onaangeroerd zijn; mijn doel was alleen een Kort Overzigt oï eene Schets
van het Japansche Rijk te geven, en ik hoop dit oogmerk te hebben be-
reikt. Liever wil ik in dit Iloofddeel iets zeggen van de Hollandsche Fak-
torij te Nagasakki, en van de belangrijke zoogenoemde Hofreis naar Jedo,
en dit alles laten voorafgaan door een uittreksel uit mijn dagboek, op
de reis van Java naar Japan gehouden, hetwelk vooral opmerkelijk is ten
aanzien van het ceremoniëel, dat er bij de nadering en aankomst door
vreemdelingen moet in acht genomen worden.
REIS VAN JAVA NAAR JAPAN.
De Handel tusschen Neêrlandsch Indië en Japan wordt gedreven met
twee schepen, die jaarlijks omstreeks het laatst der maand Junij of in
het begin van Julij te Batavia worden uitgerust.
¥
>
rf
X
•rfc
BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK. 255
In het jaar 1820 , toen ik mijne eerste reize naar Japan deed, werden
> ; -toe de koopvaardijschepen de Nieuwe Zeelust en de Fortitude gekozen,
en ik bevond mij op den eerstgemelden bodem , groot 300 lasten , welke door
Kapitein p. zw^rt gevoerd werd. Wij gingen den 17- Juni] des morgens
vroeg onder zeil, en salueerden de reede van Batavia met zeven schoten.
De stilte bclettede ons , om zelfs den volgenden dag uit het gezigt der reede
te geraken; maar den 19- ankerden wij bij den Zuider Wachter , en ver-
lorln een' man van de .equipagie „ dien men, op de gewone wijze in
de hangmat gebonden, .r^ver boord zetlede, waarbij, zoo als altijd, eene
.enoc-zame zwaarte van kogels of steenkolen werd gebonden, om het lijk
onmiddellijk te doen zinken.
Wij zagen ook het zoogenaamde ArmmWew bankje, eene zandplaat , welke ,
met stil water, slechts op eene mijl afstands van het dek te zien is. Den
20- ankerden wij bij den Noorden Wachter, en zagen aan bakboord de
duizend eilanden; den 21- ankerden wij wederom ’s avonds, en er stierf
weder een man van het scheepsvolk.
Den 22- ligtten wij bij tijds het anker met eene goede bries en zagen
Lucipara, een onbewoond eiland; nu en dan hadden wij zware donderbui-
jen, zuidelijken wind en frissche koelte. Wij kwamen ’s avonds ten anker,
vermits het moeijelijk en ongeraden is des nachts door de straat Banka
te zeilen. Heden verloren wij den derden man van ons scheepsvolk , en
hadden nog vele zware zieken , zoowel onder de Europesche als Maleysche
matrozen (1).
(1) Niet aUeeu is de reedc van Batavia als ongezond bekend, maar dikwijls ziet men
op de schepen , welke lang in Irrdië blijven, zich eene sterfte openbaren, alsof de bodem
zelf besmet ware, welke besmetting zich aan het scheepsvolk mededeelt. Dit scheen al-
thans het geval met den Nieua^en Zeelust, dienu, sedert deszelfs vertrek mt Europa , m
den tijd van twee en een halfjaar, slechts weinigen van de uit Holland medegenomene
cquipagie over had, en reeds tweemaal de matrozen met vreemdelingen en Maleyers had
256
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Den 23*'^ Junij kwamen wij in de straat Banka, en stuurden langs de
Sumatrasche kust, die laag, en in deze streken zeer weinig bewoond
zagen aan stuurboord, op bet Eiland Banka, den berg Manopin , doch hiel-
den zoo kort mogelijk bij de Suraatrasche kust , omdat er aan de overzijde
vele klippen en banken liggen. Men beeft altijd goede verkenning aan de
peilingen op de hoeken van het land van Sumatra en aan het lood; doch de
groote boom , dien men bij de kaart op de tweede punt plaatst , hebben wij
evenmin toen, als in eene volgende reis, die ik ir 1825 deed, aangetroffen.
Ook den 24®“ des avonds moesten wij weder vo r anker komen , schuins
over Muntok, de hoofdplaats van het eiland Banka.
Den 25®“ raakten wij eindelijk buiten de straat, zagen den mond der rivier
van Palembang , en een aantal rooverspraauwen, en te 8 ure de zoogenoemde
klip Fredrik Hendrik , eene uitstekende rots , welke tot het Eiland Banka
behoort, en vooral bij den ingang van de straat oplettendheid vereischt.
Den 26®“ zagen wij de zeven Eilanden , bij de Maleyers Pulo Toejoe
genoemd , welke , volgens onze waarnemingen , te oostelijk op de kaarten
aangeteekend zijn.
Den 28®“ zagen wij des namiddags aan stuurboord de F*7tory-Eilanden ,
en be- nden ons, volgens waarnemingen, weder op 1 22' Noorder Breedte
en 105° 37' lengte oost van Greenwich.
Den 30®“ hadden wij zware onweêrsbuijen ; het schip slingerde geweldig.
Den 17®“ Julij was de lucht betrokken en zeer buijig, zoodat er eene
rif in het voormarszeil werd gelegd.
moeten voltallig maten. 'j, Onder anderen had hetzelve vóór twee maanden negen man
betomen , die van een Amcritaansch schip ter sluit waren overgeloopen , van wclte er
reeds vijf dood zijn , en de negende op Japan is begraven geworden. Oot sinds de reize ,
die dit schip nu ten tweedenmale naar Japan deed, is wederom de geheele equipagie ,
■van den tapitcin tot den tajuitwachter , uitgestorven, en de bodem zelf is , niettegen-
staande vele voordeelige reizen , nimmer weder in Holland teruggetomen.
VAN HET J A P A N S C H E Pi IJ K.
2&7
Hierbij gebeurde het ongeluk, dat een man van de ra viel, en hevig
gekwetst werd, zoodat hij binnen weinige minuten overleed.
Den hadden wij den wind W. Nw. met zware buijen ; konden
geene breedte krijgen, en waren, volgens gegist bestek, op 7“ 38 , N. b. en
105“ 13' lengte beoosten Greenwich. Des namiddags gisten wij het Eiland
Pulo Condore 16| mijlen van ons, doch liepen het met m het gezigt , maar
stuurden op Pulo Sapatu aan, om daaraan eene zekere verkenning te
krijgen. Pulo Condore vovdl bewoond door Cochin-Chinezen. De Engel-
sclien hadden er in 170^1 een fort, maar schijnen er geen voordeel genoeg
in gezien te hebben, om dit etablissement aan te houden.
Den 3^“ hadden wij voor onze middags-breedte 9“ 20' en 107“ 8' lengte.
Wij ontdekten des nai- ddags Pulo Sapatu, eene klip, welke eene aller-
yreemdste vertooning 'ir zee oplevert. Men zoude in de tijden, van welke
de fabelkunde gewaagt, met regt deze rots voor eene wijkplaats der zeegoden
gehouden hebben, dewijl dezelve zich zeer steil en wit vertoont, waar-
door het schijnt, alsof er midden in zee een paleis gebouwd is. Het Maleysche
woord Pulo Sapatu heteekent' Chinesche schoen; en inderdaad, dit eiland
heeft dien vorm, wanneer men het Nw. tot W. t. N. van zich brengt. Men
ziet ook even achter de groote klip de zoogenoemde Kaiwyks- eilanden,
eenige kleine uitstekende rotsen, en boven alle die klippen vliegfeii steeds
eene menigte van vogels , waarvan wij er verscheidene bij het schip kregen.
Wederom hadden wij een’ doode onder de Bengaalsche matrozen; dezelve
werd door zyne makkers eerst zindelijk gewasschen , kreeg voorts zijne
iesto kleedcten aan, -waarna mon hem het schip ronddroe|!, en, onder
hel aanheffen Tan geheden en gerangen, in kleeden gewikkeld, over
boord zettede.
Van den 4e>» tot den 9'” Julij verloren wij nog een’ Bengalees, en met
het slechte regenachtige weder waren die ongelukkige inlandsche zieken,
welke men niet anders dan in de boot op het dek konde logeren, zeer te
33
258
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
beklagen. Evenmin als de Europeanen, in hun logies, op het gezelschap
der Beugalezen gesteld waren , zouden deze zich onder hen willen begeven.
Zij koken hunnen eigen’ pot, hebben hunne eigene stookplaats en keu-
kengereedschap , en zouden niet dan welligt alleen in den uitersten nood
iets eten, hetwelk door de hand van een’ Europeaan was gegaan. Wij
kregen voor ons bestek 16“ 24' Nb. en 114“ 16' lengte en loodden op de
Macclesjields-hd:t\\.
Den 1D“ Julij hadden Avij eene hetro’ ken lucht >n een’ toenemenden wind
uit het Westen tot W. Nw. Wij legden twee revCxi in de marszeils, borgen
klein zeil , bragten de lenspoorten aan de kajuitsraraen , en draaiden bij
voor de fok, kluiver en bezaan. Veel zeewater kregen wij over, en
hadden ’s nachts hevigen storm, met zwaren regen.
Den 12®" stuurden Avij, het weder bedaarder zijnde, weder koers.
Den 14®" was er stilte met ontzaggelijk zware deining; wij peilden ten
12 ure Pedro Branka , naar gissing twee mijlen van ons, en zagen
’s namiddags aan bakboord de Chinesche kust. De hevige kentering der
stroomen , die hier elkander ontmoeten , zoude dikwijls doen gelooven ,
dat men op eene bank ware; het Avater bruischt alsof het kookt; niette-
min heeft men hier cene diepte van 40 vademen , en geen onheil van
ondiepten te vreezen.
Den 15®" was het water zeer vuil, en als met eene soort van slijm bedekt;
dit is een uitwerpsel van visschen, hetwelk de zeelieden op storm ver-
dacht doet zijn ; inderdaad was dit nu het geval , vermits de Avind hevig
toenam, eu er moesten weder reven in de marszeils gelegd worden. Wij
hadden volgens gegiste breedte 22“ 23', en moesten dus in de Straat
Formosa zijn.
Den 16®" was het weder zeer onstuimig, doch minder hevig dan de zee,
die van alle kanten opliep en het schip allergcAveldigst deed werken. Wij
waren sterk om de Oost gezet.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
259
Den 17“=“ waren weer en wind handzamer, maar het water altijd zeer
hol. Wij hadden, volgens waarneming, voor de middagsbreedte 24° 52', en
daar de instructie , welke de Japansche ambtenaren van Batavia medekrij-
«■en, zegt, om het geheime sein, dat de Japanners telken j aar opgeven,
om het volgende jaar hij het naderen der Japansche kust ter verkenning
te hijschen , op 25 graden te openen , had die plegtigheid na het opmaken
van het hestek plaats.
Het bedoelde sein was eene vlag, met de kleuren wit, rood en wit, ho-
rizontaal onder elkandJr, om van den voor top te hijschen, als men in het
gezigt van Japan is , en des avonds eene lantaarn.
Den 18°“ hadden wij den Noordhoek van het Eiland Formosa in het zui-
den van ons, en rekenden derhalve in de Japansche Golf te zijn.
Den 21®“ was de wind zuidelijk, met eene brarazeils-koelte , en wij
hadden voor middagsbreedte 31° 11'.
Nu werd er gezorgd, om, bij eene gunstige gelegenheid, alles tot het
binnenzeilen der Japansche reede in gereedheid te hebben.
Den 22®“ Julij was de wind Z. W. Wij zagen met den dag de Kosiki-
eilanden , welke tot het gebied van den Landsheer van Sadsuma behooren.
Daar de wind ging liggen, werden wij door den stroom tot bij de Baai van
Arnaoca gedreven. Dit was ook het geval met de Fortitude , welke wij ,
na dezelve verscheidene dagen gemist te hebben , hier terug vonden. Tegen
den avond werkten wij op tot op de hoogte van Kaap IV ombo , en des
namiddags kwam ons eene sloep op zijde , met de zoogenaamde geheim-
raeesters, die eene wacht aan de kusten hebben, en tevens door de uit-
kijkers worden gewaarschuwd, om bij de nadering van elk vreemd schip
naar buiten te gaan, ten einde hetzelve te verkennen. Zij hragten een
document mede, door het Hollandsch Opperhoofd geteekend , om den
naam van het schip, enz., op te geven; dit stuk werd ons in eene doos,
aan eenen langen stok gebonden , overhandigd , en zij bekwamen het op
33 ’
260
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
dezelfde wijze ingevuld terug , zonder dat één hunner een’ voet aan boord
van ons schip zettede.
Den 23'“ viel er des morgens vroeg aanhoudend dikke regen , naderhand
klaarde het weder op en werd het zeer warm. Wij voedden alle hoop,
om heden, met de zeebries, de Baai van Nagasakki te bereiken.
Het gebruik en de wet brengen mede , dat geen schip den Papenherg
mag voorbij zeilen, zonder dat twee personen van bet binnenkomende schip,
als gijzelaars, bij de Cavallos , den ingv-ng der Bad, aan de Japanners zijn
afgeleverd, en ik had mij uit nieuwsgierigheid a-ngeboden , om tot deze
zending te behooren. Te twee ure kwam inderdaad de sloep aan boord,
met een bevel van de Faktorij , om ons aan wal te begeven; in dit vaar-
tuig bevonden zich twee Japansche tolken, dekzijemon enzEROSKi, de eerste
ook onder den iiaam van Schuitje en de andere onder dien van Jager
bij de Hollanders bekeiad, vergezeld van eenige gewapende stads-banj oosten.
Het was ons zeer vreemd, door den eersten Hollandsch te hooren spre-
ken , en hunne nieuwsgierigheid deed ons , door een onderhoudend gesprek ,
den tijd kort vallen. Wederkeerig deden wij elkander de eerste vraag
naar het schip de Louisa Mathilda , dat in het voorgaande jaar van
Japan gezeild en niet te regt gekomen was , waarop niemand voldoende
konde antwoorden , en waarvan ook sinds nimmer iets ontdekt is.
Het verlies van dit schip werd algemeen toegeschreven aan het ver-
keerd stuwen van de zoo moeijelijke koperlading , waardoor hetzelve
waarschijnlijk in volle zee uiteengewerkt en te gronde is gegaan. Wij
bewonderden middelerwijl de heerlijke baai van Nagasakki , die , wan-
neer de Hollandsche schepen binnenkomen, van vaartuigen wemelt. De
wachten , welke hier en daar ter zijde van de baai liggen , zijn met
schanskleeden versierd, zoowel als de vaartuigen, welke zich ex officia
in de baai bevinden. Er heerscht eene algemeene drukte en vrolijk-
heid, en vooral in het hart dergenen , die sinds acht maanden van alle
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
261
gemeenschap met hunne landgenooten waren verstoken geweest, alsmede
van hen, die, na eene zeereis op zulk eenen grooten afstand van het
Vaderland , zich weder in de nabijheid van vrienden , en in zulk een
belangrijk Land, bevinden. Weinige oogenblikken , nadat wij den TVteMwew
Zeelust hadden verlaten, zagen wij dien bodem de Cavallos, of de twee
punten op zijde van den ingang der Baai, salueren, terwijl hij door eene
reeks van honderd boegseervaar tuigen werd opgewerkt; en dit heerlijk
gezigt werd nog luiste rijker door de menigvuldige vlaggen, die onze
schepen van alle toppen der masten en raas voeren.
Het land aan weerszijde van de Baai is hoog en met schoone akkers
bebouwd ; hier en daar door dorpen , aan het strand liggende , afgebro-
ken. De acht roeijers van ons vaartuig werkten met alle kracht en snel-
heid , onder het geschreeuw van hassien Yósa , en wij kwamen , na een
half uur aldus voortgeroeid te zijn , aan de Takaboko of Papenherg , die
juist den hoek van de stad Nagasakki en de Cavallos uitmaakt. Wij
moesten hier aanleggen bij het vaartuig van den Opperbanjoost , of den
gecommitteerde van den Gouverneur, die het bevel over het opzeilen
der Hollandsche schepen voerde. Men visiteerde ons, en wij legden een
compliment bij genoemden Opperbanjoost af, waarna wij in het vorige
vaartuig teruggingen , en verlof kregen om te vertrekken.
Wederom voortroeijende , passeerden wij de keizerswachten , die aan
weerszijden van de Baai liggen : dit gezigt en de stad IVagasakki vóór
zich, met de Hollandsche en Chinesche Faktorijen in het verschiet; de
Hollandsche schepen aan het opzeilen; de menigte van vlaggen en speel-
vaartuigen, die van alle kanten wemelen, en de algemeene vreugde en het
gejoel van al het volkje, dat op dien dag in de weer is, maakt, wanneer
men dit voor het eerst ziet , een betooverend geheel. Wij landden aan de
waterpoort van het eiland Dechna , en , na een compliment bij den wacht-
hebbenden Opperbanjoost aan de poort, werden wij bij bet Opperhoofd
262
BIJÜRAGE TOT DE KENNIS
1
binnengeieid. liet was eenige uren later , toen ons schip voor de Faktorij
ten anker kwam, uit hoofde der menigvuldige ceremoniën, die men in acht
te nemen heeft, en de vertraging, welke het ankeren aan den Papenherg ,
zoowel als hetboegseren met zulk eene menigte van kleine bootjes, vereischt.
Zij hebben, behalve het salut bij de Cavallos, ook aan de Hollandsche
o-ecommitteerden , die aan boord komen, daarna aan den Papenherg , voorts
aan de keizerswachten eene dubbele, en vervolgens aan de reede van Naga-
sakki eene begroeting met eereschoten He geven , ^‘n dit geschiedt met zulk
eene menigte van Japarinei’s aan boord, dat men b\|na geen meester van het
schip is, nadat men bij den Papenherg is aangekomen. Het schip is alsdan
onder de policie van het Japansche Bestuur, en de Opperbanjoost , die
aan boord komt, gaat niet aan wal, voordat het schip ter reede yawNaga-
sakki geankerd ligt, kruid, geweren en wapens heeft gelost, en het
scheepsvolk zoowel als de aangekomene passagiers of Ambtenaren zijn ge-
monsterd. De stukken blijven daarentegen aan boord, en zoo lang de schepen
ter reede van Nagasakki liggen , zijn dezelve door een vaartuig met Gou-
vcrnementsdienaren, die op de Boei van het anker liggen , bewaakt. Zonder
een uitdrukkelijk verlof mag niemand van of naar boord varen, en men
wordt alsdan nog altijd vergezeld van tolken en bespieders. Aan boord
van het schip zelf blijven noch komen Japanners, behalve degenen,
wier tegenwoordigheid bij het lossen of laden wordt vereischt ; alsdan komt
een opperbanjoost , die den ganschen tijd in de kajuit , of achter op het
dek, onder eene zonnetent gezeten, het gezag voert. Alles wordt bij het
aan boord komen gevisiteerd. Wanneer men , na die eerste drokte op het
eilandje Decima aangeland , des avonds de poorten ziet sluiten , en in dit
klein bestek , onder die naauwgezette bepalingen , zijne vrijheid geheel ver-
loren ziet, is het voor een’ pas aankomende schier onbegrijpelijk, hoe het
mogelijk zijn kan, zich jaren lang dit leven te getroosten, en ik heb mij
zelven in mijn langdurig verblijf aldaar dikwijls afgevraagd , of het de gene-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
263
o^enhcid was der Japansche Natie, dan wel de gewoonte, naar welke zich
de mensch weet te schikken , dat wij ons in dit afgezonderd en eenzelvig
plekje , met bespiegelende vooruitzigten , gelukkig en tevreden rekenden.
Het Opperhoofd, Titsingh , een man van hooge jaren, verklaarde, zijne
genoegelijkste dagen op Japan te hebben doorgebragt. Velen zijner opvol-
<rers heb ik in denzelfden zin over Decima hooren spreken , en reken het
O
dus , ten vervolge van dit hoofddeel , niet ondoelmatig , ook van deze
plaats in het bijzonder ii gewagen.
m'
D E C I M A,
DE FACTORIJ DER NEDERLANDERS OP JAPAN.
f'. 1
n
I\a den eersten aanleg van het eiland JDecima hiervoren (bladz. 20) te
hebben vermeld, zal mijne beschrijving van het invrendige van dat plekje
gronds welligt nog hetgeen men er van verwacht te boven gaan.
De ligging tegen de stad Nagasakki , van welke wij slechts door een smal
kanaal van omtrent dertig voet breed zijn afgescheiden , maakt , dat men
van dien kant weinig uitzigt heeft, te meer, daar de gansche wal met
huizen is bebouwd , Avelke het gezigt op de straat , Jedomatsi genaamd ,
beneemt ; doch daarentegen heeft de geheele overige omtrek van het Eiland
een vrij gezigt over de uitgestrektheid der Baai , zoowel zee- als landwaarts.
Deze Baai is altoos levendig, en er heerscht op dezelve eene gedurige be-
weging van vaartuigen. Ter linkerzijde ziet men op een bergachtig gedeelte
van de stad , alsmede op heerlijke akkers en dorpen , die zich in het ver-
schiet verliezen. In de breede straat van het Eiland , welke , met eene kleine
bogt , van de waterpoort tot het andere einde strekt , zijn de huizen der
Hollandsche ambtenaren , die ieder eene afzonderlijke woning hebben. Deze
zijn een Opperhoofd, een Pakhuismeester, een Scriba of Negotie-boekhouder,
een Geneesheer, vijf Assistenten of Klerken en twee Pakhuisknechts. De
Nederlandsche Regering geeft hun de tafel, en zij vereenigen zich, met uit-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
265
zondering der Pakhuisknechts , te dien einde tweemaal daags bij het Opper-
hoofd, die een zeer groot en goed betimmerd gebouw bewoont, hetwelk
vooral ook daarom zoo ruim is ingerigt, om er de Japansche Grooten
naar behooren te kunnen ontvangen. De overige huizen zijn naar den rang
der bewoners minder groot, en van meerdere of mindere gemakken voor-
zien, naar mate zij daaraan willen ten koste leggen; meestal gebruikt men
het benedenhuis als bergplaats , en het bovenhuis als woning. Behalve
dat deze genoemde straat aan weêr'aijden ook met pakhuizen tusschen de
woonhuizen is aangevuld { staan er ook langs de heiningen of paggers eenige
gebouwen als pakhuizen en woningen tot verblijf der Japansche tolken, der
Oltoncis of Burgemeesters van het eiland , der zoogenoemde Kasserossen of
huisbazen (in het Japansch kfoerni gasira geheeten), en der wachten van
het eiland, terwijl er voorts nog eenc plek gronds overblijft, welke,
behalve de kockraal, twee tuinen bevat, waarbij een ruim gebouw, het-
welk gewoonlijk gebruikt wordt ter opneming der nieuwe Opperhoofden,
welke aankomen, om hunnen voorganger af te lossen.
Men betaalt jaarlijks, voor ^ de door ons gebruikt wordende gebouwen,
eenen vast bepaalden huurprijs , waarvoor de Japanners de pakhuizen geheel
onderhouden en des noods vernieuwen; doch van de woningen gaat hun
alleen de ruwe betimmering aan, als: dak, muur, zolder, vloer, trap,
venster , stoep , kombuis en verdere ruwe opstand ; doch al het raam- en
lijstwerk, behangsels en meubilaire inrigting is voor rekening van den
bewoner of zoogenaamden eigenaar , welke echter geene herstellingen zonder
toestemming van de huisbazen doen kan. Op dezelfde wijze zijn er ook
woningen ingerigt, welke de gezagvoerders der schepen, die op Japan aan
wal huisvesten, kunnen betrekken. De huizen der Hollanders zijn wel niet
groot, maar zindelijk, en op de Europesche wijze gemeubileerd; men voor-
ziet zich van hetgeen hiertoe vereischt wordt op Java, of de Japanners ma-
ken dit naar onze bestelling. liet is geoorloofd zoo vele bedienden te nemen
266
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
als men Yerkiest, doch de mannelijke dienstboden mogen des nachts niet
op het Eiland blijven. Hoezeer ik niet weet, dat er eene stellige wet be-
staat , welke den Hollanders verbiedt, hunne vrouwen op Decitna te
brengen, hebben de Japanners zulks te allen tijde geweerd, en hunne toe-
stemming daartoe geweigerd. Ook hebben zij nimmer gedoogd, dat een
Europeaan zijn kind, hetwelk hij bij eene Japansche vrouw bezit, mede-
name ; zulke kinderen mogen niet eens op het Eiland geboren worden ,
evenmin als er een Japanner op mrg sterven, en het wordt als eene
bijzondere gunst aangemerkt, als dergelijke kindert i in hunne jeugd op het
Eiland mogen komen, en door het koopen van eene dienst, door tusschen-
komst en bekrachtiging van het Japansch Gouvernement, mogen worden
bezorgd. Deze kinderen staan gelijk met alle overige Japanners, en er
wordt in geen geval te hunnen opzigte eenige uitzondering gemaakt.
Uitgenomen den tijd van het lossen en laden der schepen , blijft de
waterpoort altoos gesloten. De gemeenschap met de stad heeft alleen plaats
door de landpoort , alwaar eene steenen brug over het kanaal ligt. Die
poort is altoos bezet met eene wacht van oosten, of policiebeambten,
welke echter met het inwendige van het Eiland niets uitstaande hebben.
Deze houden aanteekening van alles, wat er in- en uitgaat, en laten niemand
binnen dan dengenen, die daartoe geregtigd is. Met uitzondering van de
opper- en ondertolken, en eenige andere ambtenaren , wordt iedereen gevi-
siteerd. Voor deze lijfsbetastingen zoowel als de visitatie der goederen is een
bijzondere bediende, die op een klein bankje in de poort is gezeten. Echter
mag hij de visitatie niet doen, dan in het bijzijn van een’ der Banjoosten,
en hij wordt door zijne landgenooten , die nog al gewoon zijn iets geheims
in de mouw te verbergen , oogenschijnlijk gevreesd , doch heimelijk veracht.
De vaste, op het Eiland dienstdoende beambten , zijn drie s of eilands-
burgemeesters , die elkander dagelijks op den middag vervangen en het Japansch
gezag op het Eiland uitoefenen. Zij moeten kennis dragen van alles, wat
VAN II ET JAPANSCIIE HUK.
267
er op het Eiland aangevoerd wordt j ook mag er, zonder hun medeweten,
geen Japanner bij de Hollanders komen. Het staat aan hen , den tolk of
leverancier, die zich aanmeldt, te verzeilen, of denzelven een’ Kasseros
mede te geven. Volgens de wet, mag niemand bij de Hollanders komen,
zonder door een’ dier ambtenaren, of zoogenaamde Dwarskijkers, vergezeld
te wezen, hoewel er oogluikend niet stiptelijk aan deze wet wordt voldaan ;
deze Dwarskijkers zijn echter niet zeer moeijelijk, en hun gezelschap is
weinig hinderlijk aan de kleine geheimen, welke men voor hen zou moeten
verbergen. Behalve de A.wee Dwarskijkers der tolken verstaan zij niet eens
het Hollandsch, en vallen dikwijls in slaap bij het gesprek, waarvan zij
niets begrijpen, en dat zij als steenen poppen aanhooren.
De tolken zijn zeer talrijk j zij hebben hun collegie op het Eiland, alwaar
nacht en dag een of twee hunner de wacht houden. Jaarlijks wordt er een
van de Oppertolken als Opper- , en een van de Ondertolken als Onder-
rapporteur aangesteld , die de zaken over en weder tot de Regering brengen
en het bestuur over de werkzaamheden hebben. Een Dwarskijker , die
tevens de Ilollandsche taal <fierstaat, maakt met de vier Opper- en vier
Ondertolken het collegie uit, of liever sjappen of zegelen de echte verta-
lingen der orders, briefwisseling, afrekeningen en andere stukken. Meer-
malen is echter dit getal overcompleet, en er zijn, behalve deze, nog wel
een vijftigtal tolken, die in verscheidene rangen zijn afgedeeld, als provi-
sioneele, temporaire, Vice-Ondertolken, leerling-tolken , particuliere tolken,
enz. , welke in den negotietijd meest allen hunne vaste dienst hebben.
Des nachts is er nog eene wacht op het Eiland van vijf man , die , met
de Ottona's, één- of tweemaal de ronde doet, en wij zijn door al die
bewaking zoodanig voor gevaar verzekerd, dat men gerust met open
deuren en vensters naar bed kan gaan.
Wanneer er op het Eiland iets met lossen of laden, of wel in de pak-
huizen te verrigten valt, komt er een Opperbanjoost of gemagtigde van
34 *
268
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
den Gouverneur op het Eiland , met een gevolg van lijfwachten en eenigc
tolken; zijne aankomst wordt aan de tolken en andere bedienden, die op
het Eiland aanwezig zijn, aangekondigd door het schreeuwen Amn; nOeidi
di goezarimasi hetwelk beteekent : »hij komt!” De Oltona's en tolken
scharen zich, volgens rang, nevens elkander aan den ingang van het
lokaal, waar de Opperbanjoost plaats neemt, en buigen zich wanneer de
genoemde beambte voorbijgaat. Deze geeft verlof om de werkzaamhe-
den te beginnen, verleent pasbrieven zegels, en zendt zijne bedienden,
om de sloten der pakhuizen te doen ontzegelca, altijd vergezeld van
Onderbanj oosten en schrjvers, die de wacht moeten houden, zoo lang er
in het pakhuis wordt gewerkt , totdat hetzelve weder gesloten en op nieuw
verzegeld is. Wanneer wij verlangen iets van boord naar onze woning te
nemen, moet zulks met verlof van den Opperbanjoost geschieden, en
hetgeen als handelsartikel kan worden aangemerkt, gaat in een afzonderlijk
of het zoogenaamde Kambang-T^akhuis , alwaar de ambtenaren en schepelin-
gen hunne goederen bergen, welke publiek verkocht moeten worden. Het
is verboden contant geld te bezitten en iiitet de Japansche kooplieden te
handelen. Er zijn bepaalde leveranciers voor de Faktorij , die, zoo zij
alles niet zelve maken, het verlangde aanbesteden, en op het Eiland
bezorgen ; voor alles , wat levensmiddelen betreft , hebben wij eenen leve-
rancier, die in de stad, doch even over de brug, woont, en die aan de
landpoort, door twee plankjes tegen elkander te kleppen, op het Eiland
wordt geroepen. Deze leveranciers hebben een bepaald tarief van alle
prijzen, hetwelk wel eens zoo hoog is als de stadsprijzen , ten einde daar-
door de kosten hunner inrigting en het onderhoud van zoo vele noodwen-
dige bedienden goed te maken. In het leveren van negoticgoedcren of
Japansche kraraerijen zijn de Compradoors zeer billijk, en leveren de
beste artikelen. Boejejion en sasaya zijn de twee leveranciers voor lak-
en verguldwerk; voor oude modéllen hebben zij een vast en billijk tarief,
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
269
maar bij de geringste verandering, die men hun opgeeft, zijn zij schreeu-
wend duur , en men behoort in de bestellingen zeer naauwkeurig te zijn ,
dewijl zij zich geene de minste moeite geven in het navolgen van Euro-
peschc modéllen , waardoor het stuk , dat aan hunnen smaak wordt
overgelaten , doorgaans bedorven wordt. In het algemeen kan men nimmer
verwachten, dat de Europesche modéllen, die men hun opgeeft, zoo goed
en deugdzaam worden afgewerkt als hunne eigene uitvindingen , even als
waren zij jaloersch , dat hunne pra'cht in de handen van vreemdelingen
blinken mogt. Even zoo zijn ook de leveranciers van stoffen , porselein ,
aarde- en koperwerk. Wil men iets van zilver of goud gemaakt hebben,
dan moet men er dat metaal bij geven , want het is verboden hetzelve uit
te voeren. Wij zijn ook gebonden aan den timmerman , dien de Opperrap-
porteur-tolk jaarlijks op het Eiland laat werken. Alle deze lieden zijn
voorzien van een sjap of zegel, waarmede zij voor hunnen persoon vrij-
heid hebben de poort door te gaan. Er zijn ook Japansche Geneesheeren
en Naaldstekers, die voor de dienst van het Eiland zijn aangesteld, ingeval
de Hollandsche Doctor afwezig is , of zelf hulp noodig heeft , en
deze worden te allen tijde aan de poort doorgelaten, zoowel als de
tuinlieden, wasschers, enz., welke van de Compradoors een sjap of zegel
krijgen, ten blijke van vergunning om op Decima te werken. Maar alle
deze lieden moeten met hun bloed sjappen, of de "ymorschriften beëedigen ,
welke hun ten aanzien van den omgang met de Hollanders worden voor-
gelegd. Een vreemdeling, die het Eiland verlangt te zien , gaat aan de
poort als bediende van een’ der tolken of ambtenaren door, of wel bekomt
hij daartoe in het geheim verlof van den poortwachter, hoezeer het eigenlijk
verboden is. Geen Hollander kan het Eiland verlaten, zonder de goedkeuring
van de Japansche Regering door middel der rapporteur-tolken te heb-
ben verkregen; deze wordt nimmer geweigerd, doch hij wordt altoos verge-
zeld van eenige tolken, banjoosten, klerken en verdere Japansche bedien-
270
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
den , die hem als op de hielen volgen , en naarmate het aantal Hollanders
grooter of kleiner is , ook in grooter of kleiner getale medegaan.
Eene wandeling in of buiten de stad is altijd eene wezenlijke uitspan-
ning, welke echter, om de kosten, niet dikwijls, althans zelden meer dan
één- of tweemaal in de maand , voorvalt , dewijl de wandelaar verpligt
is den trein van Japanners, die hem vergezelt, te onthalen. Men heeft
in de omstreken van Nagasakki de heerlijkste gezigten en wandelingen , en
men bepaalt gewoonlijk op zulk een'*dag een vast punt ter vereeniging ,
hetzij in of buiten de stad, alwaar zich de Ii\)llandsche en Japansche
keuken laat vinden, en de vrienden zich onderling vermaken. Bij derge-
lijke gelegenheden zijn de Banjoosten zeer inschikkelijk, om onze nieuws-
gierigheid te bevredigen, en laten ons zelfs, door een enkelen tolk veige-
zeld , commissiën verrigten ; dit geschiedt ook meestendeels , omdat zij ruim
van alles voorzien worden , en zich op hun gemak te goed doen , en wel-
ligt meer, dan wij zelve van het onthaal genieten. Het wordt wel
oogluikend toegelaten, dat men de winkels binnentreedt, en, door tus-
schenkomst van den Compradoor , iets koofjt ; maar voor het overige mag
men in geene burgerhuizen komen; de éénigste gebouwen, welke de
vreemdeling mag binnen treden , zijn de tempels en beroemde Tjaya's of
theehuizen, die zoo goed en luimig in de vijfde afdeeling van het Werkje
van den Heer metlan zijn beschreven, dat ik daarvan niets meerder zeggen
kan, dan dat dezelve ten hoogste geschikt zijn, om een gezelschap van
vrolijke gasten op te wachten. Wanneer men in den tempel zijnen intrek
neemt, wordt men door den kaalgeschoren’ priester in zijn plegtgewaad
ontvangen; doch naderhand, nadat de eerste statige opwachting is afgeloo-
pen , is hij de man , die , zwaar beschonken , met zang en dans de meeste
potsen aanrigt, en zijne geboden overtreedt, door ham, vleesch, boter, en
wat hem meer verboden is, boetvaardig te nuttigen. Alle verteringen,
welke in de stad worden gemaakt, betaalt de Compradoor, en brengt
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
271
dezelve met twintig pCt. winst in rekening. Ieder heeft zijne loopende
rekening met dien leverancier, welke dagelijks wordt bij geschreven, waar-
van men met het einde van elke maand een bewijs afgeeft; even zoo wordt
ook gehandeld met alle de goederen, welke van de overige leveranciers
gekocht worden. Deze bewijzen worden door het Tolken-collegie geveri-
fieerd , en vervolgens door de Crediteuren bij de Geldkamer ingelcverd.
Deze loopende rekeningen worden vereffend met de opbrengst der bij-
zondere ATn?ra6aw5-goederen, welke ten'’ overstaan van de Geldkamer verkocht
en afgeleverd worden ; zij ontvangt het geld van de kooplieden , en opent
ons voor dat bedrag een crediet , echter met korting van vijf en dertig pGt.,
hetwelk dus de belasting op de bijzondere verkoopen uitmaakt. Bij het
vertrek der schepen heeft iedereen te zorgen, dat zijne rekening sluit, en
de Japanners zijn te dien opzigte zeer naauwkeurig , zoodat er zelfs na de
groote drokte , welke bij het vertrek der schepen plaats vindt, en de
omslagtige wijze van liquidatie, zelden eene fout wordt gevonden.
De Japanners zijn verzot op al wat vreemd is, en betalen de eene of
andere zeldzaamheid, welke ii' hunnen smaak valt, en voor ons soms
van zeer weinig waarde is, dikwijls zeer duur. Indien het nieuwtje er
afgaat , stellen zij den prijs daarentegen zoo laag , dat men dergelijke zaken
dikwijls terugvoert. De artikelen, waarvoor zij doorgaans een’ redelijken
prijs besteden , en welke in den bijzonderen Handel geoorloofd zijn , bestaan
in sandelhout, bindrotting, klapperolie, kajoepoetilie, drop, saffraan, kina-
bast, kreeftsoogen , theriac , muskus , aloë, duivelsdrek, arabische gom , gin-
zengwortel, ijslandsche mos, en meer andere geneesmiddelen; zoo ook
horoloo^ies mechaniek of muzijkwerken , oud perziaansch en ander leder,
fijn geslepen glaswerken , allerhande hijouteriën en snuisterijen , Hollandsche
genees- en sterrekundige Werken , doch vooral vreemde vogels of ge-
dierten. Vele dezer artikelen komen niet op Kamhang , of worden niet
publiek verkocht; maar de tolken zijn de onderhandsche kooplieden, om
272
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
zulks bij ruiling met Japansche stoffen , enz. te verhandelen. Er zijn afzon-
derlijke beambten, onder de benaming van kennislieden, die men bij ons
schatters zoude noemen , welke alle goederen sortceren , en aan iedere soort
eenen naam geven, naar welke rangschikking de publieke verkoop plaats
heeft. Vooraf moet van alles een monster van het artikel zelf aan den Gou-
verneur vertoond worden , en deze schijnt het voorregt te hebben , om tot
den prijs, welken de koopman biedt, zich eene zekere hoeveelheid, en wel
het beste, uit te kiezen j hetzelfde hoeft plaats met de Burgemeesters der
stad Nagasakki, en dit is zeer ten nadeele Amü de kooplieden. Het is
daarcnboA'en meer dan waarschijnlijk , dat de Geldkamer alsdan niet de vijf
en dertig pCt. regten bekomt, maar dat die Ileeren zoo veel minder betalen.
Op den 20®“ der negende maand moeten de schepen, volgens een keizer-
lijk bevel, naar de buitenreede of den Papenberg vertrekken, en het is wel
zonderling, dat dit nog nimmer gemist heeft, hoe moeijelijk het ook dikwijls
door weer en wind geweest is , om de schepen van de stad te brengen. Zij
bekomen alsdan het kruid en de kleine amunitie terug, en het eerst aange-
komen schip geeft ’s morgens en ’s avonds hé\. gewone wachtschot. Gewoon-
lijk krijgt men kort vóór dit vertrek op het Eiland en aan boord der sche-
pen een bezoek van den aftredenden en aankomenden Gouverneur, die
' elkander in deze maand vervangen. De toebereidselen en de pligtplegingen
bij dergelijke gelegenheden zijn niet gering: de straten en de gebouwen
worden schoongemaakt, en de grond met een pad wit zand bestrooid. De
huizen moeten gesloten blijven, en niemand mag zich op straat begeven.
Genoemde Heeren Avorden bij het Opperhoofd onthaald, en brengen eenen
geduchten stoet van gevolg mede. Bij dergelijke gelegenheden moet men
zich getroosten, om het Japansch compliment op de matten af te leggen,
en zoo lang men hen verAvelkomt of hun den afscheidsgroet geeft , op den
grond te zitten, op dezelfde wijze, als de Japanners zulks gewoon zijn.
Hoeveel deze wijze ook verschilt van het Europeesch gebruik , zoude
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
273
het van vreemdelingen, vooral in hun eigen Land, in het zeldzame geval
dat zij met ons spreken, te veel gevergd zijn , indien men begeerde, dat zij
zich geheel en al , bijzonder in hunne zeden en gewoonten , naar onze
gebruiken zouden schikken; dit ware zelfs met hunne inrigtingen ónmoge-
lijk. Indien men daarentegen voor eeneu Japanner, die zich op den grond
zet , eene Europesche buiging maakte , en hem in eene staande houding
wilde toespreken, zoude dit voor beiden zeer oneigenlijk zijn; de een ziet
naar boven en de andere naar beneden, terwijl men daarenboven den
Japanner op die wijze immer bcleedigcn moet , omdat deze , zich bui-
gende, tegen de beenen zoude zien, en men in geen geval elkander iets
kan aanbieden of een’ beker van vriendschap ledigen, zonder allo goede
manieren te kwetsen of te verzaken. Het is dus geenszins eene onder-
danigheid, die wij aan de Japanners beloonen , door hun bij die gelegen-
heid een compliment tegen de malton te maken; men volgt het landsge-
bruik, en het is onbetwistbaar, dat men, bij vreemde volkeren zijnde,
derzelvcr vriendschap wint door hunne gebruiken zoo veel mogelijk te
eerbiedigen.
Buiten genoemde plegtige gelegenheden ontvangen wij de Japanners, in
den dagelijkschen omgang, naar onze wijze; zij zetten zich op stoelen,
en de tolken zijn gaarne aan onzen disch. Zij krijgen tweemaal ’sjaars
eene partij of gastmaal bij het Opperhoofd , ter gelegenheid van ’s Konings
Verjaardag en bij het Nieuwejaar , en hebben alsdan de gewoonte, om,
behalve dat zij zich zelve ruim te goed doen, al het overschietende mede te
nemen; de meesten pakken het eten in papier , en verbei-gen het in hunne
wijde mouwen.
Be tolken zijn over het algemeen weinig in de Ilollandsche taal be-
dreven; zij spreken dezelve buiten den negolietijd weinig, en schrijven
nog minder die taal ; ook wordt van hen niet meer gevergd , dan de
Gouvernementsorders verstaanbaar over te leveren , en door hunne tus-
35
274
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
schenkomst de behandeling der zaken te bespoedigen , waartoe geene
groote taalkennis vereischt wordt. Al bet wetenschappelijke wordt door
de Japansche Geneesheeren in Jedo oneindig beter verstaan, omdat deze er
zich met meer belangstelling op toeleggen; doch niettemin moet ik regt
laten wedervaren aan eenige onzer tolken, als de Heeren Joziwo GONOSKE,
SINSAYMON, SAKFSABRO, TJUZERO, TITSNOSKE en KiMSATMON, die te ijverig en
in de taal te kundig zijn, om niet als geschikte taalmannen bijzonder
o
vermeld te worden.
Het gansche beheer der Hollandsche en Chinesche zaken is aan den
Gouverneur van JVagasakki toevertrouwd. Hij is met zijn leven voor onze
personen en handelingen verantwoordelijk, en van daar, dat men meer
beperkt is , dan anders het geval zoude zijn ; want het Hof kan zich op
dien groeten afstand niet met huishoudelijke inrigtingen inlaten. Hetzelve
doet zijn gezag alleen in bijzondere gevallen gelden , als in het bepalen
van den kopertax, de verhooging der prijzen, of dergelijke gewigtige geval-
len ; doch is overigens in geen geval met ons in aanraking , dan door tus-
schenkomst van genoemden Gouverneur , die wederom zijne burgemeesters
en Geldkamer-Coramissarissen met het Tolken-Collegie gebruikt, om de
zaken onmiddellijk met ons te regelen en af te doen. Het is genoegzaam
bekend, dat onze vroegere, zoo voordeelige handel op Japan, die aan de
fabrijken op de kusten van Bengalen en Koromandel zoo veel vertier
gaf, en ons daartegen van groote hoeveelheden goud en zilver voorzag,
zich thans bepaalt tot een’ eenvoudig jaarlijkschen uitvoer van 7 a 11000
pikols koper en 500 pikols kamfer, zijnde dit de éénige artikelen, welke
voor rekening van het Indisch Bestuur uitgevoerd worden. De Japanners
bekomen van ons, op hun verlangen, poedersuiker, sapanhout, tin,
olifantstanden, kruidnagelen, poetjoek, katjoe , zwarte peper, kwikzilver,
lakens, chitsen, goud- en zilverstoffen, fijne hamans, Taffachelassen, po-
lemieten , alsmede ducatons , welke artikelen alle tot vast bepaalde prijzen
VAN HET J A P A N S C II E R I J K.
275
worden verhandeld , en met welker opbrengst het koper , de kamfer en de
lasten van den handel moeten worden betaald. Men noemt deze rekening
Kompagnies, omdat dezelve, geheel afgescheiden van alle andere rekenin-
cren van bijzondere personen, uitsluitend van Gouvernementszaken wordt
gehouden. Hoezeer de prijzen der goederen bij een contract zijn vastge-
steld, behoort er jaarlijks vrij wat geduld en overreding, om dezelve te
bedingen; want bij het geringste verschil, dat er in het aangebragte met
hunne oude monsters en stalen bevonden wordt, trachten zij de prijzen te
verminderen, hetgeen, eenmaal ingestemd, eene onherroepelijke wet voor
het vervolg zoude worden. Het is waar, dat wij dikwijls reden hebben,
ons over de tolken te beklagen, welke de éénigen zijn, die onze belangen
kunnen voorstaan en overbrengen, en dikwijls van achterhoudendheid
moeten worden verdacht; doch hunne betrekking is zeer moeijelijk, daar
zij, aan den anderen kant naast hunnen Heer en Meester geplaatst, aan-
gespoord worden, om het belang van hun eigen Gouvernement voor te
staan. Somtijds komt men eerst na verloop van eene maand, welke onaf.
gebroken met debatten over "'den prijs wordt doorgebragt, met elkander
overeen, en doorgaans stemmen zij dan eindelijk in eene billijke schikking.
Het Opperhoofd heeft jaarlijks twee vast bepaalde audientien bij den
Gouverneur, de eerste, om de zoogenaamde fassak of recognitie aan te
bieden ; en de tweede tot afscheid , voordat de schepen naar den Papenherg
vertrekken. De pakhuismeester vergezelt hem bij die gelegenheden der-
waarts , als ook bij de pligtplegingen bij den Rentmeester, bij den Bus-
schieter-raeester, bij de twee Opper-Opper-Commissarissen der Geldkamer,
en bij de negen Opperburgemeesters der stad Nagasakki. Het Opperhoofd
is alleen bevoegd een’ degen te dragen, en heeft in zijn gevolg, naar de
Japansche wijze, twee hassamhakkd s , Kappa Kagds en een groot zonne-
scherm, terwijl de dragers van zijn’ norimond versierd zijn met het cijfer
der Oost-Indische Compagnie , en een’ grooten waaijer , dien zij op den rug
35 ”
276
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
in den band dragen, met de kleuren der Nederlandscbe -vlag. Wanneer de
Hollanders in de stad ergens vertoeven , wordt ook de nationale vlag voor
het huis gehangen. Zij lokt van alle kanten de nieuwsgierigen , en zal in
dit Rijk, zoo lang Japan deszelfs naam behoudt, geëerd blijven, zoo als
dezelve tot nu toe aanhoudend geacht werd en ongeschonden gebleven is.
liet eiland Decima verliest zich aan den voet van den berg , waartegen
de stad Nagasakki gebouwd is, doch wordt van de meeste punten ontwaard
door de Nederlandsche vlag, die zich boven hetzelve verheft. Ofschoon in
het schoonste klimaat, en de gematigde luchtstreek van 32“ , 45' N. B. en
130°, 15' Ooster lengte \a.nGreenivich gelegen, ïs Decima echter niet zeer
gezond, doordien hetzelve van grachten en modderbanken is omringd, en
sterke hette, zoowel als de vochtigheid, aan de lage ligging eigen is.
De stad Nagasakki telt ongeveer eene bevolking van zestig duizend zie-
len , en is zeer regelmatig gebouwd. Als de éénige plaats, waar vreem-
delingen hun verblijf houden, is dezelve zeer welvarend, te meer nog,
doordien zij bewoond Avordt door eene menigte beambten en voorname
kooplieden, en daarenboven een’ toeloop van vreemdelingen heeft, die
jaarlijks naav Nagasakki komen, om hun voordeel te doen, en hunne com-
missiën voor de grooten des Rijks uit te voeren.
Men telt in en om de stad , zoo ik meen , zestig tempels van verschil-
lende secten , A'an welke die van den God süwa de A'oornaamstc is. Deze
Godheid is de patroon der stad , waarvan het feest , gelijk ik bladz. 194
heb aangemerkt, op den dag der 9° maand wordt gevierd.
Op zeker plein in de stad wordt cene groole hut van stroo gebouwd,
van voren open, en met schansklceden versierd, waarin de rijkdommen van
den tempel , nadat de processie is afgeloopcn , worden ten toon gesteld.
De omdragt van het afbeeldsel van süwa, in eene prachtig verlakte en
vergulde kast, deszelfs menigvuldige kostbare wapens en heilige ornamenten,
geschiedt door geestelijke bedienden , vergezeld door de Opperpriesters in
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
277
palankijns en te paard , de afgevaardigden der Gouverneurs te paard , met
een gevolg beambten van allerlei rang, allen in plegtgewaad, en schitte-
rend gekleed, die in de statigste orde optrekken, nadat zij de plegtig-
heden in den tempel verrigt hebben. Deze bestaan in het overreiken van
eenen eenvoudigen beker met Sakki gevuld , tot herinnering aan den
stichter, en aan den bekrompenen staat hunner voorouders.
De groote tempel is versierd met vlaggen, en wordt door elk op deze
dagen in plegtgewaad bezocht, waarbij hunne offeranden niet vergeten wor-
den. Daarna beginnen de spelen en vertooningen , welke bij beurten door tien
of elf wijken der stad jaarlijks worden bekostigd, en waarbij niets ontzien
wordt, van hetgene eenigermate tot pracht , luister of vermaak kan bijdragen.
Bijzonder zijn het kinderen van zeven tot veertien jaren, welke daarbij
de hoofdrol spelen. Iedere straat vormt drie of vier jonge tooneelspclers
en geoefenden, om den trein te vergezellen en te besturen. Vooraf gaat
een groot gevaarte of eene kap van laken, die, om een’ hoepel vastge-
maakt, rondom nederhangt. Van den man, die hetzelve op een’ bamboes
draagt , worden niets dan de >vöeten gezien , en hij heeft daaraan eene ge-
duchte vracht, vooreerst door het zwaar geborduurd lakensch kleed, dat
wel twaalf ellen doek bevat, en vervolgens door de versierselen van het
bovenste gedeelte van dit pronkstuk. Hiervoor wordt een zinnebeeldig voor-
werp gekozen, bestaande uit vogels of dieren, die bijzonder geacht zijn; een
vermaard man of eene beroemde vrouw; ook wel ambachtsgereedschappen ;
een bosch met sneeuw bedekt, of iets, dat op de welvaart van het Land
of zulk eene straat zinspeelt , of ook wel den roem of de eenvoudigheid van
het Voorgeslacht herinnert. Daarna volgen vele muzikanten, die met trom-
mels, bekkens en fluiten op het vreemdst uitgedost, en, met den Ottona aan
het hoofd, door een aantal bedienden, tot de straat behoorende, vergezeld
zijn. Hierna vertoont zich een trein van kinderen, die den optogt van
een’ hunner Dayries of groote helden voorstellen. Dit gevolg verdient
278
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
inderdaad bewondering; gekleed en gewapend naar de wetten van dien
tijd , gaan zij in den statigsten optogt voort , gevolgd van alle diena-
ren van het Hof, zoowel mannen als vrouwen, die alle pronk van een
Japansch Hof en eene pracht en weelde ten toon spreiden, en alle denk-
beeld van keurige netheid overtreffen. Bij lederen trein zijn een aantal
kleine norimonds en bedienden , om de kinderen , als zij vermoeid worden ,
op te nemen. Na dit gevolg komen de tooneelkunstenaars; in een oogenblik
plaatst men twee a drie banken , elk van eene mat grootte , naast elkan-
der , en daarop eenige schermen en decoratiën , en de Acteurs vertoonen ,
onder het geluid van samsies , trommels en andere muzijkinstrumenten ,
hun schouwspel, hetwelk niet langer dan een half kwartier uurs duurt,
doch, zoowel in spraak, gebarenspel als gevoel, zeer ongedwongen en met
geestdrift wordt v urgesteld. Dit afgeloopen zijnde , volgen er eene
menigte muzikanten, norimonds, bedienden en familiebetrekkingen, bij de
kinderen behoorende, die den trein sluiten , en weder plaats voor de
volgenden maken.
De eerste vertooning geschiedt vóór de Sivoohut, waarvan hiervoren is
gesproken , ter eere van den God süwa , en rondom dat plein zitten eene
menigte aanschouwers , onder welke ook de leden der Regering en de Hol-
landers elk afzonderlijke stellaadjes hebben, om dit feest bij te wonen.
De vertooningen geschieden op onderscheidene punten der stad , en de
elf of twaalf treinen volgen elkander altijd geregeld, zonder dat er ergens
eenige wanorde plaats vindt, niettegenstaande de groote menigte van men-
schen, welke dit feest bijwonen.
Wanneer de eerste stoet of optogt te zeven ure des morgens opkomt ,
is het gewoonlijk twaalf ure op den middag, voordat de laatste heeft ge-
speeld, en tot laat in den avond ontmoet men nog dezelfde treinen
aan een ander gedeelte der stad , zoodat men niet behoeft te vragen ,
of de krachten en vermogens dezer kinderen op de proef gesteld worden.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
279
Het feest duurt Tcrscheidene dagen , maar de en 1 1-1= dag der maand
Kfoeguats zijn de plegtigste , en staan alle bedrijven stil. De geringste
Koelie is dan als een Heer , en in plegtgewaad gekleed , en alle huizen
worden met schutsels en tapijten versierd , en van buiten met schanskleeden
behangen, waar achter de vrienden elkander onthalen, en van s morgens
tot ’s avonds zich met eten, drinken en muzijk verlustigen. Het valt ge-
woonlijk lederen inwoner om de vijf of zes jaren te beurt , dat zijne straat
in dat kostbare feest moet deelen, en het is onbegrijpelijk, hoe er zulke
groote verteringen kunnen goedgemaakt worden, daar er slechts enkele stuk-
ken van het vorige jaar worden gebruikt, doch overigens al wat kleeding
en opschik betreft , nieuw en van de beste stolFagie , wordt aangekocht.
Deze godsdienstige plegtigheid wordt dus, even als alle andere, in Japan met
algemeen vreugdebedrijf gevierd , doch zóó eenstemmig en met onderlinge
verdraagzaamheid, lust en orde, dat men met de Japanners moet instem-
men, dat de Goden niet aangenamer kunnen worden vereerd of gediend;
en ik mag er bijvoegen, dat het Matsurifeest zoo veel bijzonderheden en
verscheidenheid bevat , dat «ene uitvoerige en naauwkeurige beschrijving
van hetzelve de beknoptheid van dit Werk zoude overschrijden.
Voordat wij het eiland Decima verlaten, moeten wij nog een ander
plekje gronds bezoeken , waarop de Hollanders veel betrekking hebben;
het is: de rustplaats hunner dooden, of de begraafplaats, op Inassa,
aan de overzijde van de Baai bij den tempel van dien naam gelegen.
Dikwijls nemen wij onze wandelingen derwaarts, en komen nimmer op die
plaats, zonder bevreemd en getroffen te zijn door de herinnering aan de
nagedachtenis onzer vrienden, welke hier door fraaijc grafzerken en
monumenten, met Hollandsche opschriften, onder zulk eene menigte van
Japansche graven , in aandenken worden gehouden. Men vindt wel de
meeste onzer graven niet ver van elkander, maar toch tusschen Japansche
vermengd, en dit is al weder een bewijs , dat de Japanners niet zoo klein-
i
280 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK.
geestig zijn als zij schijnen, daar zij evenzeer zouden kunnen vergen, deze
overblijfselen van vreemden naar eene ver afgelegene plaats te voeren, of,
gelijk men hen van vroegere tijden nageeft , in zee te werpen. In tegen-
deel , de priester van dien tempel, welke een . naauwkeurig register van
de aldaar begravenen houdt , doet zijne dienst voor de overledene Hollan-
ders, even zeer als voor de afgestorvene Japanners. Men vindt op de
graven dikwijls bloemen, rijst en water geofferd; ook worden dezelve zin-
delijk onderhouden, waarvoor jaarlijks eene kleine gift aan den genoemden
temjicl geschiedt. Wanneer een Hollander op Japan sterft, wordt hij door
den Opperbanjoost vóór de begrafenis geschouwd , en in tegenwoordigheid
van de Onderbanjoosten gekist. Het Eiland rondgedragen zijnde, gevolgd
door de aanwezende Europeanen , zet men het lijk in eene sloep, hetzij aan
de waterpoort, of in de stad aan den zoogenaamden Mosseltrap, en twee
of meer vaartuigen vergezellen de begrafenis. De priester , met twee zijner
onderpriesters , ontvangt het lijk aan den ingang van den tempel, en
geleidt den trein naar het graf, alwaar een tafeltje in gereedheid is
gebragt, op hetwelk zich twee vazen bevinden, in welke welriekende pitten
ontstoken zijn , alsmede twee borden banket , met een klein bekken. De kist
op den rand van het graf gebragt zijnde, plaatst zich de priester vóór de-
zelve en vóór het genoemde tafeltje, en doet een luid gebed; de jonge
priesters slaan tusschen beide op het bekken, en eindelijk geeft hij met den
staf, dien hij in de hand houdt , drie slagen op de kist, onder het herhaald
uitroepen van Ndinoc A.inid(t outs ! hetwelk beteekent: » God amida! bid
voor hem, Hiermede eindigt de plegtigheid , en de priester neemt de
twee flesschen arak , twee lange pijpen , en het zwart satijnen kleed ,
waarmede de kist gedekt was, en welk een cn ander hem, volgens oud
gebruik, wordt aangeboden, in dank aan.
vivxxw
Ij D ^g^gEL^^^ ^
REIS NAAR JEDO.
De Hollanders, die in Japan hun verblijf houden, worden daar niet zoo
zeer als kooplieden beschouwd, maar veeleer als Beambten, of, gelijk de
Japanners hen noemen', Jakfnins, om de vriendschapsbetrekkingen tusschen
de beide Natiën te onderhouden. Het is in die betrekking, dat zij toegang
hebben tot het Hof, werwaarts zij dan ook vroeger als zoodanig jaarlijks
eene reis deden. Sedert 1790 echter heeft dit slechts om de vier jaren
plaats, terwijl in de tusschenjaren de bepaalde gescbenken door eene
Commissie van tolken en ap^'cre bedienden worden opgevoerd , als wanneer
de in Jedo blijvende Gouverneur van ISagasakki, in hunnen naam , de
pligtpleging ten Hove onder het aanbieden van die geschenken aflegt.
Wanneer de tijd voor deze reis nadert, wordt er vrij wat toestel ge-
maakt, en zijn de Japanners nog meer bezorgd, dan de Hollanders zelve,
om met het gansche gevolg in de uiterste orde en netheid te verschijnen.
Voor deze laatste , die zelden in het geval komen , om zulk eene belang-
rijke reis ten tweedenmale te doen , is het inwinnen van berigten , omtrent
het belangrijkste wat hun kan voorkomen, en omtrent de gebruiken, welke
zij in acht te nemen hebben, alsmede het kennismaken met de reisgenoo-
ten, en het aanschaffen van benoodigdheden, de voornaamste bezigheid.
Men is gewoon zich tot deze reis meer dan naar gewoonte uit te dosschen ,
als een overblijfsel der in oude tijden bestaan hebbende Indische gebruiken ;
36
282
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
men voorziet zich ook in het bijzonder van kleinigheden, als: kralen, glazen,
pennetjes, ringetjes, spelden, knoopjes en andere Neurenberger bijouteriën,
om op de reize onder de geringe lieden uit te deelen, die er eene bij-
zondere waarde aan hechten , om het een of ander uit de handen van een’
Hollander of eenigen anderen vreemdeling te ontvangen; waarom zij zich
ook alle moeite geven, om de Hollanders te zien, en nog meer, om eene
sedachtenis van hen te bekomen.
O
Toen ik het genoegen had de IlofreiS' mede te doen , was de Heer j, cock
BLOMHOFF, Ridder der Orde van den Ncderlandschen Leeuw, en Opper-
hoofd van onzen Handel op Decima, de Nedcrlandsche Gezant, welke
dezelve ten tweedenmale deed, en dien ik als Scriba of Secretaris, met
den Geneesheer n. tullikgh , vergezelde. *
De Japansche beambten bestonden uit eenen Opperbanjoost, die het hoofd
is van den trein, en, doordien hij met een’ Keizerlijk gezant reist, overal
wordt geëerbiedigd eia ten trouwste gediend. Zijne onderhoorigen zijn
drie Onderbanjoosten , en wij hadden verder tot onze hulp en gezelschap
den Oppertolk zoejenaga sinsaysion , den On^grtolk nakajama sakfsabro
en den Vice-Ondertolk sige tokizero. Om een denkbeeld van den grooten
omslag dezer Reis te geven , zal ik in het kort eene schels laten volgen
van den geheelen optogt der geschenken enbagaadje, naar de volgorde,
zoo als die langs de wegen worden vervoerd.
De zoogenaamde Ilofreisbark , waarvan wij voor ons zelve alleen gebruik
maken van Simonosekij naar Osacca, vertrekt eenige dogen vroeger van
Nagasakki, alleen beladen met de mondbehoeften, bestaande in een der-
tigtal kisten , en van de overige bedienden eenige bagaadje , die men
vooreerst niet noodig heeft. Al het overige gaat over land , beginnende
met tien of twaalf lange koffers, volgepakt met lakens, chitsen, polemie-
ten , lakenrassen , kroonrassen , perpetuanen , Taffachelassen , Armozijnen ,
goudstoffen en wat meer voor geschenken bestemd is , alles naauwkeurig
VAN HET JAPANSCHE HUK.
283
afgemeten en ten zorgvuldigste in geolied papier gepakt, vervolgens met
eene fijne raat, en daarna met eene stroomat, die allen op eene bepaalde
maat en vorm zijn vervaardigd, omwonden, terwijl men eindelijk de kast of
den koffer met zwart touw digt bindt, verzegelt, en op eene slede of
berrie vastsjort, welke laatste tevens aan den langen stok of boom is
vastgemaakt, waaraan die last door twee of drie man wordt gedragen.
Twaalf tot vijftien gezadelde paarden, ieder beladen met twee a dne
knasters, of dozen van stroo gevloditen, welke uit- en inwendig met sterk
l^apier beplakt, en, ’ïiven als de koffers, allerhande stoffen tot geschen-
ken bevatten, en voorzeker niet minder goed verzorgd zijn.
Wij hadden ook ditmaal twee estra-koffers, met pendules, tot buitengewone
geschenken bestemd, 'die onder de andere geschenken werden opgevoerd,
en te zaraen eenen afzonderlijken trein uitmaken, welke altoos eenige uren
vooraf gaat , onder het beheer van een’ treinmeester , twee schrijvers of
klerken der tolken, een’ koelicmeester, en nog een paar gouvernements-
bedienden, die, behalve de koelicmeester, gedurende deze reis altijd
twee sabels dragen; somr^Igen hebben een norimond of palankijn, en de
anderen huren beurtelings een’ Cango of draagstoel , om uit te rusten ,
en elkander ter bewaking dier goederen te vervangen.
Daarna volgen onze groote bagaadjekoffers, welke ook ingepakt zijn , en
niet dan in groote steden worden geopend. Het Opperhoofd heeft twee
zeer groote kasten of koffers , en vier knasters , en de ScrHha en doctor
hetzelfde met hun beiden. Opperbanjoost , tolken, Onderbanj oosten , alle
zijn in hunne bagaadje bepaald, doch het een met het andere genomen is
eene vracht, Avaartoe ten minste honderd menschen en tAvinlig paarden
worden vereischt, dcAvijl ook onder deze bagaadje het beddegoed van al
de bedienden is begrepen, hetwelk op paarden wordt vervoerd. Eenmaal
met de bark in Osacca aangekomen, moeten alle de goederen, welke tot
dus verre van JVagasakki in de bark geladen waren, ook over den groo-
36 ^
284
BlJDRvlGE TOT DE KENNIS
ten landweg worden gedragen , hetgeen den hierTorengemelden trein alsdan
met een veertigtal goed voorziene kisten en koffers vermeerdert.
De mondbehoeften, welke door het Opperhoofd worden medegenomen,
bestaan in wijnen en andere dranken, boter, kaas, gerookt en gezouten
vleesch, koffij , suiker, specerijen, banket, confituren en wat meer van
dien aard en in Japan niet te bekomen is; doch Avild , gevogelte, vooral
goede hoenders, groenten, visch , enz. vindt men overal genoegzaam, en
dit weten de koks zich zeer goed aan Ie schaffen, om ons dagelijks eene
goede tafel te bereiden. De twee Japansche koks , die ook op het Eiland
bepaald in dienst van het Opperhoofd zijn en ons vergezellen, hebben
altijd twee stel tafelgereedschap voor drie of vijf personen bij zich, hetwelk
in een daartoe ingerigt buffet wordt geborgen, met eene kleine pro-
visie van hetgeen zij voor weinige dagen denken noodig te hebben; de
eene bestelt het eten in de middagherberg , en de andere zorgt voor
’s avonds; zij reizen des nachts of vroegtijdig genoeg vooruit, om alles in
te rigten, en vinden in de bepaalde logementen, keuken en verdere nood-
wendigheden ter hunner beschikking, zoodat"<<wij het genoegen hebben,
des middags en ’s avonds altijd de tafel gedekt te vinden ; zelfs draagt men
bij ieder buffet drie stoelen en eene tafel mede , en men wordt in den beginne
zeer verrast, van zich, zoo geheel afgescheiden van al wat Europeesch is,
eensklaps in een vertrek te vinden, Avaar de tafel, met welbereide spijzen
Amorzien, het denkbeeld van zich in zulk een vreemd Land te beA’inden
geheel Avegneemt. Ons heddegoed Avordt ook in groote kisten medegevoerd;
doch behalve het tot dus verre vermelde is er niets in ons persoonlijk
gevolg, hetAvelk afzonderlijk eene meer volledige beschrijving verdient.
Vooraf gaat een Treinmeester, met een’ Koeliemeester, Avaarna de tAvee
jongste Onderbanj oosten in norimonds volgen , elk met zijn’ bediende bij
zich, en vergezeld van tAvee hassambakkodragers.
Ook is er doorgaans een schrijver van de tolken , welke dezen trein in
VAN HET JAPANSE HE RIJK.
285
zija’ Cango of draagstoel voorafgaat, daarna de Vice-Ondertolk en Onder-
tolk ieder met zijnen bediende, en twee Ilassambakkodragers.
De Hollandsche Geneesheer in zijn’ norimond, een der vaste Japansche
bedienden van het Opperhoofd op Decima , en een bediende , die het
Japansch Gouvernement hem gedurende de reis toevoegt, welke laatste
tevens eene soort van Dwarskijker is.
De medicijnkist, door twee man gedragen wordende, met kleeden overdekt.
De Scriba in zijn’ norimond m*A twee bedienden , even als de Doctor ,
door drie of vier ma‘a gedragen wordende.
Een jzorw^owc^s-oppasser.
Twee Koeliemeesters.
Het Hollandsch Opperhoofd in zijn’ norimond met acht dragers , welke
op hunne kabaaijen met het cijfer der Oost-Indische Compagnie versierd
zijn, en die elkander van tijd tot tijd aflossen ; tevens aan weerszijden twee
bedienden, welke elkander, even als die van de twee andere Hollanders,
’s morgens en ’s middags vervangen.
Een bediende , welke de/tthoenen en muilen in eene lederen doos bewaart.
Een TjaUnto of twee kasjes (die aan een’ stok gedragen worden), welke
ïuur on kokend water heratten, om te allen tijde thee te kunnen maken,
en die voorts tot berging van eenige versnaperingen dienen.
Een drager met eenen stoel of een krukje.
Het zoogenaamde Opperhoofdskantoor , of eene ladetafel tot berging van
papieren, enz.; dezelve is zwart verlakt, en met een rood lakensch over-
kleed bedekt, waarop het gouden cijfer van de Oost-Indische Compagnie.
Hetzelve wordt door drie man gedragen.
Twee paar Ilassamhakkos , kleine koffertjes met kleederen voor dagelijk-
sche behoefte, van het Opperhoofd en tweepaar van den Scriba en Doctor.
Twee dragers met Kappa Cago's, zijnde manden, waarin de lantarens
en regenkleeden worden geborgen.
286
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
De üppertolk in zijn' norimond, met twee bedienden, gevolgd van zijn
kantoor ; en twee hassambakkd s en Kappa Cago ; deze ambtenaar houdt
de kas en de administratie der ongeldcn , welke hij aan de geldkamer
moet verantwoorden, en daarna volgt:
Do Opperbanjoosl met twee bedienden, achter welke een Piekenc^rager.
De Harnaskast, inhoudende zijne oorlogstoerusting.
Twee Ilassambakkd s.
Twee Kappa Cago's, en eindelijk:
De oudste Onderbanjoost, met eenige bedienden', die te voet of in
draagstoelen den trein volgen; en met eenige dragers van Hassambakkd s
en ander reistuig den trein sluiten.
Men merkt in deze volgorde op, dat in de Japansehe optogten altijd de
hoogste in rang den mindere laat voorafgaan; de linkerzijde is bij de Japan-
ners de hoogerhand, en men ontmoet dikwerf in hunne gebruiken der-
gelijke tegenstrijdigheden met onze gewoonten.
A®, 1822, den 6'“ Februarij. Heden, den 15'“ der Japansehe eerste
maand [Sioguats), den vastgestelden dag voor \ns vertrek, kwamen reeds
vroegtijdig de Japansehe bedienden op het Eiland , om de geschenken en de
bagaadje af te halen, cn wij vertrokken te half negen ure van het Eiland,
uitgeleid wordende door de overblijvende Hollanders tot aan den Mossel-
trap. Het gezag op het Eiland bleef aan den oudst aanwezenden ambtenaar
aanbevolen , en wij gingen in den norimond onder den toeloop van eene
menigte volk en vrienden , die ons reeds hier wachtten , om ons uit te
geleiden. Volgens gebruik vertoefden wij buiten de stad in den Tempel
Tenzin, alwaar de Opperbanjoost ons ontving, en wij gezamenlijk met
een aantal Japansehe vrienden afscheid moesten drinken. Van hier ver-
trekkende tegen twaalf ure, vonden wij aan de grensscheiding der stad,
en op verschillende andere plaatsen , Tolken , Leveranciers en eene
menigte Japanners, die ons hunnen laatsten groet bragten, waarna wij te
VAN HET JAPAN SC HE RIJK.
287
Jao-ami kwamen, waar Avij het middagmaal hielden, en eindelijk ’s avonds
te 10 ure in Isahai , alwaar wij in den Tempel logeerden, en veel
hinder hadden van de koude en slechte rookende kolen.
In Omura, de hoofdplaats van het Landschap van dien naam , hielden
wij den volgenden dag, 7 Februarij , het middagmaal; aan de grensscheiding
stonden een paar soldaten, om ons te begroeten, en de toeloop van volk
was hier zoodanig , dat er zelfs in het logement geweld gebruikt moest
worden, om hetzelve te keeren ƒ "hoezeer zij alleen uit niemvsgierigheid
elkander verdrongen,* om ons te zien, zonder ons of elkander met die woest-
heid en onbescheidenheid te bejegenen, welke men dikwijls bij soortgelijke
,.elc'>^enhedcn onder de lagere klassen der Europeërs aantreft. Wij hielden
het nachtverblijf in "'Sonogi, en overal, Avaar wij ’s avonds aankAvamen ,
werd gewoonlijk met den Opperbanjoost en de tolken overlegd, welken
afstand men den volgenden dag zoude afleggen. Dit geschiedt echter meer
volgens oud gebruik, dan uit noodzakelijkheid, en dient ook tevens om
de goede vriendschap te onderhouden, en de gelegenheid te hebben die
Ilecren op een glas punc^' te onthalen, Avant de reis is reeds zoo memg-
malen gedaan , dat de verdceling der middag- en nachtherhergen geAvoon-
lijk dezelfde blijft.
Den 8“". builen Sonogi gingen wij Avandelen , en hielden ons een oogenblik
op hij de hut van een’ grijsaard , die van zijne jeugd af altijd genoegen
had geschept in het zien voorbijtrekken der Hollanders. Ilij was bijna
00 jaren oud, en hier met een groot gedeelte van zijn geslacht vergaderd;
meer dan veertig malen had hij nu reeds onzen trein zien opreizen, en
scheen regt gelukkig dien dag weder te beleven; hij kreeg van het Op-
perhoofd eenen drinkpenning, om zijn gezin te onthalen. Wij ontmoetten
heden een transport van eenige Coreërs , die in het landschap lYagats
schipbreuk hadden geleden , en thans naar Nagasakki vervoerd werden.
In Oresino hezigtigden Avij het warme had , en waren reeds hier in de
288
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
veqjligting , eenige kleinigheden uit te deelen aan de Japansche Dames ,
die verzochten ons onder het middagmaal te mogen bezoeken.
Des avonds bezagen wij in Takywo een zeer fraai badhuis van den
Landsheer, alwaar insgelijks eene warme bron gevonden wordt.
Den 9®*^ vroor het sterk ; alle rijstvelden waren met ijs bedekt.
Wij waren des morgens met lantarens afgereisd , en kAvamen nu onder
het gebied van Fizeeng , alwaar wy eenige soldaten ten geleide
kregen. Wij gingen den grooten j5.r.mferboom in het gehucht Odan
voorbij; deszelfs stam is beneden geheel hol, en men rekent, dat er
tAvaalf menschen in kunnen zitten te sackineren. Men vindt van buiten
tegen den stam den God kavanon zeer groot uitgehouwen, en van alle
kanten aan dien boom prentjes en namen geplakt.
Wij namen het middagmaal in Oetsoeisoei , en kAvamen ’s namiddags
door Saga, de hoofdstad van het Landschap Fizeeng; deze plaats is meer
dan een uur gaans lang en beroemd wegens de schoone vrouAven. Des
avonds kwamen Avij te Kansaki , en overnachtten aldaar in den Tempel
Sinkosi van de /^o^w-Sekte. vu
j0en i'0isden wij door eene vlakke streek , en kAvamen door ver-
scheidene dorpen, van welke wij in Tazjiro het middagmaal hielden. By
het dorp Ilarda begint het grondgebied van Tsikwiseeng. Wij kAvamen
vroegtijdig in Jamaij , ahvaar een kabinet van steenen te bezigtigen is ,
Avelker beschouAving ons echter zeer uit de hand viel en der moeite niet
waardig is. De oude Onderbanjoost , die ons vergezelde, had, vóór veertig
jaren, ook de Hofreis met het Opperhoofd titsingh gemaakt, en insge-
lijks bij die gelegenheid dit zelfde kabinet van steenen moeten bezigtigen.
Den 11®" hadden wij eenen moeijelijken togt over het Fiamistogie' s-
gebergte , dewijl de wegen ZAvaar beregend en alzoo voor de dragers zeer
glibberig waren. Volgens gebruik bleven wij een paar uren in de plaats
van dien naam , om de vrienden op Sakki , enz. te onthalen , hetAvelk
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
289
geschiedt , om den trein van geschenken en andere zware bagaadje tijd te
creven, om vooruit te komen, daar wij denzelven anders zouden inhalen,
en, gelijktijdig op eene plaats komende, om van dragers en paarden te
verwisselen, er verwarring in die beschikkingen ontstaan zoude.
In Oesino, aan den voet van het gebergte, moesten wij weder eenigen
tijd vertoeven , alwaar de hospes faizanten , eendvogels en eijeren ter
verwelkoming aanbood.
Na in Jetska het middagmaal Ie kcbbeii gehouden , kwamen wij ’s avonds
met donker voor de .rivier Setogawa, alwaar dertig vaartuigen gereed
lagen, die in tien minuten den ganschen trein overvoerden, De menig-
vuldige lantarens en flambouwen maakten dezen overtogt zeer gunstig en
fraai. Wij hielden hel''nachtvcrblijf te Kayanossa.
Den 12"“. Hoezeer men overeengekomen was, om vroegtijdig te vertrekken,
was er op het bepaalde uur niemand gereed , waarschijnlijk door de groote
vermoeijenissen van gisteren. Wij gingen te voet, met een paar dienaars
vooruit, en legden den ganschen weg tot Kokura, hetwelk vijf uren
«^aans is te voet af, alwaar wij de eersten van den trein waren. De
Aveg liep eerst door fraaije sparrebosschen , en naderhand , langs een
bergachtig gedeelte, naar den zeekant, alwaar men de heerhjkste gezigten
op het groote eiland JSipon heeft. Kokura , de zetel van den Landsheer ,
is eene groote stad, met een kasteel, zeer fraai gelegen aan het kanaal,
dat de Eilanden Nipon en Kiusju van een scheidt, op eenen afstand van
ongeveer 60 mijlen of uren gaans van Nagasakki. De inwoners zijn
gewoon, den Hollandschen geneesheer hier over hunne ziekten te raadplegen;
en inderdaad, ’s namiddags was het huis opgevuld met allerhande lijders,
die zoo veel mogelijk verpleegd en met geneesmiddelen begiftigd werden.
Den 13"" staken wi] over naar Simonoseky , het westelijkste punt van het
groote Eiland Nipon , alwaar wij tot den 22"" vertoefden , om onze Bark
te laden en op eenen goeden wind te wachten.
37
290
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Men ziet op genoemden overtogt in het verschiet de stad Dayrie , in
vroegere tijden de zetel van den geestelijken Keizer, en midden in het
vaarwater de klip , waarop de vermaarde tatko sama schipbreuk leed , het-
geen den gezagvoerder van zijn vaartuig het leven kostte. Men heeft op
dezelve eene zuil of een tempeltje gebouwd , zoowel ter gedachtenis aan dit
voorval , als aan het sneven van eenen jongen Prins uit het geslacht van
HEYKE , ANTOKFTENNO genaamd , die, in de armen van zijne minne of voedster ,
zijn leven opofferde , om niet aan zgfie vijanden uitgeleverd te worden.
De minne namelijk verdronk zich met den zevenjarigen Prins.
Simonoseky is eene handelplaats, alwaar buitengemeen veel scheepvaart
is. Men drijft hier een’ grooten handel in rijst, tarwe en andere granen,
gedroogden visch en houtskolen, en werkt er ongemeen fraai in steen,
waarvan wij eenige kleinigheden kochten. De stad ligt aan de zee , en
telt , onder verscheidene andere , den vermaarden tempel Amidais , welke
ter gedachtenis aan den jongen held , van wien hiervoren is gewag
gemaakt, gesticht werd. Hij is bij dezen tempel met deszelfs voornaamste
dienaren begraven, en men vertoont hier zijn"' wapens, afbeelding en ook
deszelfs beeld levensgrootte in brons gegoten.
Voor de Japanners is de bezigtiging van dezen tempel allerbelangrijkst,
daar zij er het gansche verhaal van dien oorlog, in schilderijen met
opschriften en uitleggingen, vinden. Wij kregen gelegenheid, om dikwijls
in deze stad te wandelen, en de omstreken te bezigtigen, welke inderdaad
in den zomer verrukkelijk zijn. Ook waren de Opperbanjoost , de tolken
en de herbergier, welke laatste tevens Burgemeester was, zeer inschik-
kelijk, om ons in alle vermaken te doen deelen, en zij waren des
avonds meestal hij ons met vrolijk gezelschap, om ons verblijf aldaar
zoo aangenaam mogelijk te maken. Genoemde hospes had den bijnaam
gekregen van van den beug, en, hoezeer geen woord Ilollandsch sprekende,
vond hij genoegen , om alle Ilollandsche manieren te leeren , en zich aller-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
291
hande goederen aan te schaffen, welke in een geheim kamertje werden
bewaard, en waaronder zich zeer oude, en sedert onheugelijke tijden
bijeengebragte dingen bevonden, die soms allerzonderlingst gerangschikt
waren. Niettemin had hij den eersten middag , toen ons buffet met tafel-
gereedschap wat lang uithleef , genoeg van deze voorwerpen , om ons van
het noodige te voorzien, en als hij ’s avonds regt luimig wilde zijn, kwam
hij in Hollandsche kleeding te voorschijn, welke niet minder koddig was
dan zijne Hollandsche verzameling!
Den 23^“. Hoezecw den vorigen dag reeds ingescheept, moesten wij door
tegenwind tot heden blijven liggen. Onze groote bark, die het grootste
«redeelte van den trein aan boord had, was met de Hollandsche vlag ver-
sierd en van schanskleeden voorzien ; ook was er nog een tweede vaartuig
aangelegd, om het overige gevolg in te nemen. Wjj werden door eenige
kleine vaartuigen uit de haven gehoegseerd, en vonden , buiten komende ,
eene ontelbare menigte zeilen, die ook eenige dagen door tegenwind waren
terug gehouden. De wind was N. N. W. met frissche koelte ; te drie ure
’s namiddags voeren wij vnorbij den uithoek van Buvgo en te zeven ure
waren wij reeds voorbij Iwoüma. Wij Helen alle andere vaartuigen achter
ons, en waren eindelijk vcrpligt, door de sterk aanscbietende zee en den
hevigen wind het zeil te minderen.
Den 24®“ woei er een noordewind ; wij waren des morgens vroeg bij
Kamiro, en hadden een heerlijk gezigt op het Eiland Saikokf, van hetwelk
de toppen der bergketenen alle met sneeuw bedekt waren. Tegen den
middag liep de wind naar het westen, en waren wij vervolgens genoodzaakt
voor Mitarya ten anker te komen, alwaar wij nachtverblijf hielden, na er
alvorens eene Japansche 5«Mf-partij bijgewoond te hebben, bij welke gele-
genheid wij eenige samsiespeelsters van het beroemde Firozima hoorden.
Ik moet echter bekennen, dat wij in die muzijk, evenmin als in al
hetgeen wij tot dus verre van dien aard in Japan gehoord hadden, behagen
37 *
292
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
schepten ; doch wij bewonderden daarentegen de stipte orde en onder-
scheiding, die men ons bewees, daar ieder op de straat zich bukte totdat
wij voorbij waren , en twee inenschen met bezems den trein voorafgingen ,
om door het roepen van Slayl Stay! het volk van onze aankomst te verwit-
tigen , en de geringste steenen of vuiligheid van den weg op te ruimen.
Den 25®“. Weer en wind toelatende om te vertrekken, scheepten wij
reeds vroegtijdig alles in , en kwamen voorbij Miwara , hetwelk van een
groot Kasteel met verscheidene torens ^‘verzien is. Wat hooger , tegen den
berg, ziet men eenen groeten tempel. De Japanners- wierpen meest alle
een klein tonnetje , met Sakki gevuld , en dertien pitjes of duiten daarbij
gebonden, over boord, om aan den God AomjoïVa te offeren. De visschers,
die deze tonnetjes opvangen , verzuimen niet , dezelve aan hunnen patroon
of beschermheer in den tempel van dien naam, daar kort bij gelegen,
te bestellen. Wij zagen aan bakboord het dorp Tasima en het landschap
Firozima , en lieten den
26®“, ’s morgens ten zeven ure, het anker vallen te BI oer o , hebbende,
in vijf en veertig uren tijds, 117 mijlen afgelegd Wij werden ultgenoodigd
in het Landsheers vertoefhuis onzen intrek te nemen , en deden vervolgens
eene wandeling naar den tempel Bloero no Bliosin , welke zeer schoon
tegen den berg gelegen is, en onderscheidene schoone gebouwen bevat,
waaronder zich vijf tempeltjes of kapellen , naast elkander gelegen en van
een’ prachtigen gevel van snij- en verguldwerk voorzien, bijzonder ondci--
scheidden. Vóór elk derzelve stond eene offerkist, en de deuren Avaren
kostbaar met koper beslagen en van een groot slot voorzien , hetwelk, zoo
men voorgaf, van wege den Dayrie was verzegeld, terwijl deze kapellen
de overblijfselen van voorname heiligen zouden bevatten. Men vindt in eene
der galerijen van den tempel, onder A'cle andere pronkstukken, eene groote
schilderij van twee Hollandsche schepen in v'olle zee , welke door zekeren
Koeliemeester, jiski genaamd, in het j aar 1804, aan denzelven A^ereerd werd.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
293
Voorts bezochten wij den tempel Zjowoenzi, alwaar men bet graf aantoont
van zekere tomogimi , de eerste onkuische Japansclie vrouw, en deden nog
eene groote wandeling in de nabijheid van en door Moero, eene plaats ,
welke tevens beroemd is wegens het fraaije lederwerk, dat dezelve en
de omstreken opleveren.
Den 27«“ Februarij vertrokken wij van Moero , en hielden het middag-
maal in Sozio , alwaar wij met vaartuigen de rivier van dien naam over-
staken. In deze omstreken zijnawele leertouwers, of zoogenaamde beuk-
straten , waarvan in vorige hoofdstukken melding is gemaakt , en welke
onder de afstanden niet geteld worden. Des avonds kwamen wij in Fimezi,
eene Stad met een fraai Kasteel , en kregen eenige kramers, die ons eenig
lederwerk aanbodem; hetwelk zii ongemeen kunstig weten te bewerken.
Den 28^“ trokken wij de rivier Itsigawa over, en gingen ter zijde van
den grooten weg af, om eenige vermaarde tempels te bezigtigen. De eerste
was 'die van Sone no Tenzin; men wees ons hier eenen sparreboom van
983 jaren, welke als een groote schat wordt aangemerkt, met nog eenen
anderen, minder oud, dcdi van eenen zeer grooten omvang, en eene ont-
zettende oppervlakte beslaande, beiden in een zindelijk en smaakvol plant-
soen van fraaije hoornen en gewassen. Het inwendige van den tempel
bevatte fraaije zalen, welke door schilder-, verguld- en beeldhouwwerk zeer
bezienswaardig zijn.
In den Tempel Onoje zagen wij eene groote klok, en bij den tempel
Itsnohoden eenen vierkanten steen van veertig voeten hoog en dertig
voeten breed, loopende van onderen spits toe en rustende op een klem
voetstuk, dat in een vijvertje stond; het zonderlinge van dit gevaarte was,
dat hetzelve boven tegen den berg lag, zonder dat men kon bespeuren,
dat het op die plaats uit den berg zelven was gehouwen; eene dergelijke
zwaarte naar boven te werken, zoude in Japan ondoenlijk zijn, en dit is
reden genoeg in dit Land , om er een bijgeloovig denkbeeld aan te hech-
294
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
ten: de Japanners zeggen namelijk, dat zekere Godheid diensteen aldaar
in éénen nacht tot een gedenkteeken heeft geplaatst.
Wij trokken de rivier Ary over en bezagen nog eenen jSwc^sc/o-tempel
te Takisago, met fraai beeldwerk, en eenigc, bij hen, zeer kostbare oud-
heden. Des avonds kwamen wij in Kagasawa , alwaar wij overnachtten, en
Den Maart reisden wij door tot Fiogo , eene zeehaven , alwaar de
hofreis-bark de overige goederen ontscheepte, welke niet in Bloero gelost
waren. Wij trokken heden aanhoudend '"“Öoor steden en dorpen, van welke
onder anderen Ookfboe in eene vallei zeer schoon ge’egen is. Bij Akasi,
mede eene fraaije stad, trokken wij de rivier over, langs eene brug, welke
op zeven en vijftig hardsteenen zuilen is gebouwd, ’s Namiddags vertoefden
wij in een Theehuis , Soeba genaamd , beroemd wegfens zekere soort van
vermicelli, waarvan alle de Japannei’s eene portie namen. Regt tegenover
dit huis is het gedenkteeken en de begraafplaats van zekeren sigismay , een’
kroon -generaal en zoon van den Dayrie adsmotnotenno , die hier in den
oorlog tegen heïke sneuvelde. Wij kregen hier een’ jongeling mede , die
in deze omstreken de plaatsen aanwees , en de bijzonderheden verhaalde ,
welke dezen in de Japansche geschiedenis zoo zeer beroemden veldslag
betroffen.
Den 2®“ en 3®“ reisden wij door vele koornvelden en zagen vele Sakkie-
brouwerijen , en in het algemeen een groot vertier langs de wegen. Ook
ontdekten wij eene zekere soort van kleine wagentjes met ossen bespannen,
en trokken, onder vele andere plaatsen, door de steden JVtsnofnie, Ama-
gasakki , Kanakki , alsmede over de rivier Josogawa , waarna wij des avonds
ten zes ure in de groote koopstad Osacca aankwamen. De straten waren
zoodanig met nieuwsgierigen opgevuld , dat de Policie met moeite de orde
kon bewaren. Men had gaarne de intrede in deze stad te voet gedaan ,
doch om den oploop moesten wij in den norimond blijven , en zagen dus
ook weinig van de menigvuldige en fraaije winkels. In het voorbijgaan
I
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
295
ontwaarden wij ook het groote Kasteel met deszelfs hooge torens , en omringd
van muren en breede grachten. Het is bovendien geen gebruik , dat men
in de opreis deze stad bezigtigt; want het belangrijke voornemen, om den
Keizer het Hof te maken, laat niet toe, dat men zich aan vermaken
overgeeft, voordat deze plegtigheid is afgeloopen. Niettemin kregen wij in
ons logement vele bezoeken van Ambtenaren, Geneesheeren en andere
geleerden, of nieuwsgierigen, die zich eerst lieten aanmelden, en, naar
gelang van hunnen staat, werden ^ontvangen en onthaald.
Den 6'’" Maart vertrokken wij uit Osacca , door de stad Jodo, en over
de rivier van dien naam , langs eene houten brug , op zes en dertig bogen
gebouwd. De stad zelve is voorzien van een goed kasteel , met breede
«Trachten. Des avonds kwamen wij in Foezimie, alwaar vele kramerijen
worden gemaakt, en waar wij door een aantal koopvrouwen werden
overvallen, die zeer goed haar belang kennen, en zelden den reiziger
laten voorbijgaan, zonder hem iets van hare waren op te dringen.
Den 7"“. Van Foezimie tot Miako, een afstand van meer dan twee
uren, wandelt men aanhoudend door eene straat met winkels en fabrijken.
Ontelbaar zijn de menigte magazijnen van aardewerk, zaadwmkels, wild,
gevogelte, theehuizen, brouwerijen en wat dies meer is; terwijl de leven-
digheid, veroorzaakt door talrijke reizigers, dezen weg tot eene alleraange-
naamste wandeling maakt.
In Miako waren wij beter gehuisvest, dan in Osacca, en hadden niet
minder ontelbare bezoeken; waaronder ook de gewone pligtplegingen ,
welke de Gouverneurs dezer steden door hunne Secretarissen doen ver-
vullen. Miako, ook wel Kioto genaamd, is de zetel van den Bayrie ,
en bevat, volgens opgave, eene bevolking van 600,000 zielen. Heerlijk
zijn de tempels, zoowel als de ligging van de rivier, welke door
de stad stroomt, en de vruchtbare omstreken. Men houdt de vrouwen
in deze stad voor de schoonste van Japan, en stelt de kunsten en
296
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
wetenschappen hier in den eersten rang. Hier is het vereenigingspunt
der vreemdelingen uit alle oorden des Rijks, die hunne bedevaarten naar Isi
doen, of zich van de fijne fahrijkwaren komen voorzien. Men houdt deze
stad voor het Paradijs van Japan en vooral van zeer gezond te zijn , en hoe-
zeer wij hier evenmin als te Osacca buiten de deur kwamen, hadden wij
den ganschen dag het huis opgevuld met kramers , of vrienden , die ons
bezochten, en wij hadden dus gaarne hier het verblijf nog wat verlengd.
Den 1D“ Maart kwamen wij te Oo/^?'^ene plaats, voortreffelijk gelegen
aan het meer van dien naam, hetwelk in deze omstreken in den zomertijd
wemelt van speelvaartuigen , en door de inwoners van Miako als hunne
lustplaats wordt aangemerkt. Wij hielden hier het middagmaal en over-
nachtten in Kfoezats.
Den 12®“ kwamen wij in Minakfoets , alwaar zeer fraai werk van bezem-
draad wordt vervaardigd. Wij hadden gelegenheid, om ons van hetzelve iets
aan te schaffen , daar het weder te slecht was , om langs deze bergachtige
wegen vroegtijdig genoeg het bestemde nachtverblijf te Seki te bereiken.
Den 13®”. Wij reisden langs bosch- en bergaffitige wegen, die vooral bij
het dorp Soesockatogi zeer steil zijn , cn kwamen door verscheidene kleine
plaatsjes , onder anderen door Sakkctfiostct , alwaar bpna huis aan huis tot
herbergen zijn irigerigt. Te Seki komende, kreeg het Opperhoofd, even als
in alle andere nachtherbergen , een geschenk van eijeren en groenten, hetwelk
gemeenlijk datgene is, hetwelk de Japanners ter verwelkoming aanbieden,
waartegen men hun wederkeerig een paar flesschen arak of likeuren ten
geschenke geeft.
Den 14®”. Wij vertrokken met lantarens en hadden moeite, om door de
zware sneeuw te komen, hetgeen in deze maanden in dit Land iets zeldzaams
is. In Camijama duurde het omtrent een half uur, eer wij die plaats ten
einde waren. Men treedt dezelve binnen door zware poorten, met eene
sterke wacht bezet en met vlaggen en wapenen versierd.
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
297
De Oppertolk onthaalde ons ’s namiddags te Tomida in een welgelegen
yertoefhuis, op schelpvisch ; voorts trokken wij de rivier Matsiagawa
over langs eene houten brug, van 450 oude ellen lang, en kAvamen eerst
laat in den avond te Kwane, eene stad met een kasteel, en welke zeer
gunstig voor den handel is gelegen. Kwane en Mia zijn beroemd wegens
derzelver goede fabrijken in ijzerAvaren.
Den 15'“ roeiden Avij de rivier op, tusschen vlak land, en ontscheepten
ons te 12 ure in , trokken over Ac^^rWxev Nikocjawa , en menige dorpen
en kleine plaatsjes. Bij i de rivier Foetatsdegaiva zagen wij eene groote
schutsluis , en bij het dorp Bloxnha werden wij met platbodemde vaartuigen
over de rivier Blamhagawa gezet. In Mia komende , Averden ons uit de
keurige ijzerfabrijken allerhande koopwaren aangeboden, welke, hoezeer
juist niet voor ons gebruik berekend, echter, om d^^-zelver nette bewer-
king, aanleiding gaven, dat er veel van . werd.
Den 16'“ kAvaraen Avij laNar'- - eene stad beroemd door hare katoen-
fabrijkcn. Des avonds trokken wij bij Jahaki over de rivier van dien naam
lano-s eene brug van 208 ikjes. of zes honderd Amsterdamsche ellen lang.
De Avegen Avaren hier, over het algemeen , zeer breed en zindelijk , aan weers-
zijden met ceder- en sparreboomen beplant. Wij ontmoetten thans vele op-
togten A^an Japansche Grooten. Slechts voor zeer hooge personaadjes hielden
wij een’ oogenblik op, doch alle de overige ruimden den weg voor onzen
trein; de geringe lieden stegen zelfs van het paard, of hielden in hunnen
draagstoel stil, om het compliment te maken. In de nachtherberg te
Ocasakhi bestond het present van den hospes uit een bord met hazelnoten
en gedroogden hamagori of schelpvisch.
Den 17'“ bemerkten Avij , dat Ocasakki eene groote plaats was; wij Aver-
den bijna een half uur gedragen, eer Avij de stad ten einde waren.
Dezelve heeft een kasteel met hooge torens, en is de geboorteplaats van
den Keizer gongen. De wegen waren afwisselend vlak en bergachtig,
38
298
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
achtig, overal met rijst, koren, soms ook boekweit, kool en ander gewas
bebouwd. Wij hielden het middagmaal in Goju, ook eene groote plaats,
en overnachtten in Josida, mede eene fabrijkstad, vooral in allerhande
tempelversiersels, als afgodbeeldjes , bloemen en andere aardigheden,
waarmede de Japanners hunne huizen bij zekere gelegenheden, als het
Poppen- of Ilinafeest, oppronken.
18®“ Maart. Des middags kwamen wij in Aray , eene plaats, gelegen aan
een ondiep, doch vrij uitgestreklo meer , hetwelk niet te vermijden is,
wanneer men langs dezen weg naar Jedo reisti‘ Aan den oever van het
kanaal , alwaar de vaartuigen ter overvaart liggen , is cene groote Keizerlijke
Wacht , welke niemand laat doorgaan , zonder eenen pas van den Opperregter
van Miako te vertoonen , hetwelk een staatkunoig doel schijnt te hebben,
om namelijk te beletten, dat de Prinsen en andere Grooten van het Rijk niet
naar eigene verkiezing de hoofdstad zouden kunnen verlaten, noch zich der-
waarts begeven. Deze wacht heeft het regt , om alle goederen en bagaadje
te onderzoeken, en daarom gaat men altijd te voet voorbij dezelve. Het
Opperhoofd ging ook bij den Commandar\t een compliment afleggen, om
hem te bedanken voor het verlakte landsheersvaartuig , hetwelk met
Hollandsche vlaggen voor onzen overtogt gereed lag. Na anderhalf uur
roeijens kwamen wij aan de overzijde te Maysakka, en overnachtten in
Hamamatsi , alwaar wij een groot gevolg vonden van den Landsheer of
Prins van Owari, des Keizers bloedverwant, welke alhier verwacht werd.
Den 19®“ passeerden wij , gelijktijdig met een gedeelte van dien fraaijen
optogt , de snelstroornende rivier Tenriogawa , waartoe platbodemde vaar-
tuigen worden gebezigd. Na eenen sterken regen glinstert de oever , of
het zand , van stofgoud , hetwelk de Japanners nog niet gemakkelijk weten
af te scheiden. In Blitski komende , vonden wij meer dan de helft van
die plaats verbrand; alleen de zoogenaamde brandvrije pakhuizen waren
hier en daar nog vrij gebleven, ’s Middags aten wij in Ookfoerai , en
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
209
kwamen vervolgens door Nagorie, alwaar vele gekleurde matten worden
gemaakt; en door Kakigawa, alwaar het Opperhoofd g. hemmt op zijne
Hofreis in het jaar 1798 is overleden ; zijn lijk werd bij den tempel Tennenzi
ter aarde besteld. Wij hielden het nachtverblijf te Nitisakka , eene geringe
plaats, die althans geene bijzondere melding zoude verdienen, ware het niet
door de bij uitstek minzame en vriendschappelijke wijze, waarop wij door
de huisgenooten van ons verblijf werden ontvangen en bezig gehouden. Zij
zagen ons den volgenden dag m'it aandoening vertrekken , en de hospes
vergezelde met zijn" zoon een’ halven dag reizens den trein, om toch zoo
lang roogclijk ons bijzijn te genieten.
Den 20™ reisden wij door eene zeer bergachtige streek, en langs steile en
zeer moeijelijke wegén. Het is eene des te aangenamer verrassing voor den
reiziger, om op dezen verraoeijenden togt vertoef huizen te vinden, van
waar de zoo lieve als mooije dienstmeisjes komen toesnellen, om hem
bronwater, thee en andere verfrissching aan te bieden, en hem uit te
noodigen , eenige oogenblikken bij haar uit te rusten. Wij bleven boven
op den berg in een der .theehuizen, Sintsjaya genaamd, alwaar ons het-
zelfde voorregt als anderen reizigers te beurt viel, en wij moesten onze
Japansche vrienden instemmen, dat de roem der schoone sekse in dit
oord zich bewaarheidt: reden genoeg, om aan deze meisjes, zoo als door-
gaans, ook een aandenken van een ringetje, haarpennetje of andere der-
gelijke kleinigheid tot een aandenken te verceren. Het is van deze
plaats, dat men het eerste gezigt heeft op den vermaarden Foezjieberg,
die zijne witte kruin boven de anderen uitsteckt, en dezelve in de
wolken verliest.
De volgende vertoefplaats was te Kamija en juist op den middag kwa-
men wij voor de rivier Ojegawa. Het bed van dezelve was ruim eene
vierde mijl breed; doch de snelvlietende stroom zelf slechts omtrent vijftig
voeten , en de bodem is met zware ongelijke steenen bedekt , die het
38
300
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
doorwaden moeijelijk en gevaarlijk maken. De norimonds werden op berriën
met lange boomen gebonden , en elk op die wijze door twaalf of zestien
menschen overgedragen ; anderen zaten op de schouders der dragers. Het
water kwam de dragers tot omtrent aan de borst , en zij werden met
alle kracht door eenige hunner raedgezellen ondersteund en tegengehouden,
om te beletten , dat de stroom hen van de waadbare plaats deed afwijken.
Deze lieden ontvangen voor hunnen mocijelijken arbeid een hoog loon, doch
niet in vergelijking van de gevaren en ongemakken , welke zij hebben uit
te staan; zij moeten zelfs in de felste koude te allen tijde gereed zijn, om
zich tegen den bepaalden prijs tot dit werk te laten gebruiken. Met hoog
water en zeer slecht weder worden de reizigers door seinen van den
tegenovergestelden oever verwittigd, dat de rivier niet waadbaar is, en
menigmalen ziet men alsdan den overtogt dagen achtereen gestremd.
Reeds vroegtijdig kwamen wij in Sumada, alwaar wij berigt ontvingen , dat
wij in de plaats onzer bestemming, Foezjie Jeda, niet konden overnachten,
hetgeen veroorzaakt werd door eenen brand , welke omtrent drie honderd
huizen in de asch had gelegd, hetwelk zich indei-daad den volgenden dag,
21 Maart, toen wij er doorkwamen , bevestigde. Wij reisden aanhoudend door
steden en dorpen, als Oemesima, Okahé , Mariko, en werden, even als bij de
Ojegawa, over de rivier Abegawa gedragen, waarna wij in Foetjoe aankwa-
men; deze stad is eene zeer vermaarde fabrijkplaats van alle soorten van fijne
vlecht-, draai- en lakwerken; alsmede van kunstig in bamboes en hout ver-
vaardigde mandjes, doosjes, of Japansch gereedschap. De kooplieden over-
stelpten het vertrek met de keurigste verzamelingen, welke men zich van
dien aard kan voorstellen ; doch nadat er eene keus gedaan was , konden
wij het over den prijs niet eens worden, te meer, daar wij van vorige
gelegenheden wisten, dat men veel overeischte, en dit gaf aanleiding, dat
zij zeer laat in den nacht genoegzaam onverrigter zake vertrokken.
Den 22®" Maart hielden wij het middagmaal te Okielz , en vertoefden
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
301
naderhand in Kfoerasawa, heerlijk aan de zee en den Toet van het
Satatogies-%ehex%l& gelegen. De ondertolk onthaalde hier het gezelschap
volgens een oud gebruik , en wij reisden naderhand voort langs het strand
en zeer vruchtbare rijst- en korenvelden. In het voormelde gebergte -von-
den wij ook den papierboom zeer menigvuldig en in vollen bloei.
Den 23'“. Heden hielden wij het middagmaal te Josiwara en kwamen
daarna in Harra, alwaar wij een bezoek aflegden bij een’ der voornaamste
ingezetenen, om deszelfs fraaije tuinen, bloemen, planten, vogels, enz. te zien.
Dit overtrof verre weg al hetgeen wij tot dus verre van dien aard hadden
ontmoet ; maar in het bijzonder was het zomerhuis verrukkelijk , hetwelk
in den tuin stond, v'aarovcr zelfs onze Japansche reisgcnooten verstomd wa-
ren. De zindelijkheid, de smaak en de verscheidenheid van plantsoen, als
ook de zoo kostbare verscheidenheid van heesters en hunne geliefkoosde
dwergboomen, rots- en grotwerken, vijvers, enz. maakten dit plekje gronds
tot eenen lusthof. Wij werden in het zoo liefelijk zomerhuisje op
vruchten en banket onthaald, en moesten naderhand in de groote woning
Sakki en Japansch ete'i gebruiken , hetwelk bij dergelijke gelegenheden
niet dan met tegengeschenken kan worden beantwoord.
Het weder was buitengemeen schoon, en de Foegieberg was nu geheel vrij
voor ons gezigt , reizende wij gestadig langs deszelfs voet , in de heerlijkste en
vruchtbaarste oorden, en nog schooner ligging, dan ik mij had kunnen
voorstellen. Het is geen wonder, dat de Japanners dien berg door menig-
vuldige teekeningen en afbeeldingen voorstellen. Men wordt niet verza-
digd van dit gezigt, en herhaalde malen bleven wij staan, om die schoone
en trotsche Natuur te bewonderen. De omstreken worden vooral sterk
bewoond en zijn bijzonder vruchtbaar. Voorts heeft genoemde berg in zoo
langen tijd geen vuur gebraakt, dat men vermeent, met alle veiligheid dien
grond te kunnen bewonen en geene uitbarstingen meer te vreezen te hebben.
Den 24'“ vertrokken wij zeer vroegtijdig van Noemasoe en voorbij
302
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
Mesima , en begonnen te 7 ure ’s morgens het E’üsAonies-gebergte te beklim-
men; het weder was Tochtig, en de wolken dreven langs den grond: dit
maakte de wegen , die buitendien steenachtig en zeer ongelijk zijn , hoogst
moeijelijk voor de dragers. Alle die schoone gezigten, welke zich in
andere gebergten opdoen , vertoonen zich hier niet minder bekoorlijk ,
door de Truchtbaarhcid , zoowel der woeste natuur als der bebouwde
akkers. De wegen zouden voor rijtuigen ontoegankelijk wezen, en wor-
den op sommige plaatsen zelfs te gevaarlijk, om in den norimond te blijven
zitten. Te half één ure kwamen wij in het dorp hetwelk zeer fraai,
en digt aan het vischrijke meer Togiets gelegen is. Het is in deze plaats en
in dit gebergte, Avaar de schoonste kunststukken in Irk- , snij- en draaiwerk
worden vervaardigd; en niemand kan den kooplust weêrstaan, wanneer hij
derzelver magazijnen binnentreedt. Een paar mijlen voorbij Fakonie komt
men bij een’ der Amornaaraste kooplieden van Ilatta, en naderhand bij die
van Imolto, Avelke tevens bijzonder zijn ingerigt, om de groote Heeren, die
hier langs reizen, te ontvangen, en, naar landsgebruik, van thee, banket
en andere versnaperingen door schoone meisjes‘''^e laten bedienen. Wij
vonden de prijzen hier billijker dan in Foctjoe , en kochten verscheidene
mozaïk- en ook fraai bewerkte Japansche mand- en lakwerken, en kAvamen
eerst ’s avonds te tien ure in ons logement te Odawara.
Bij dergelijke moeijelijke togten ontvangen de dragers altijd buitenge-
Avoon drinkgeld, en ik moet tot lof dier geringe lieden zeggen, dat,
hoezeer hun post dikAvijls zeer moeijelijk Avas, zij nimmer de minste onte-
vredenheid betoonden of het geringste oponthoud veroorzaakten, niettegen-
staande Avij , gedurende de geheele reis van Miako tot Jedo, altoos dezelfde
dragers voor de norimonds behielden.
Den 25'°. W^i] reisden heden tot Foezjie Sawa, door verscheidene
steden, dorpen en welvarende omstreken, en den
tot Kawasaky. Wij ontwaarden hoe langer hoe meer, dat wij in
VAN HET JAPANSCHE RIJK. 303
de nabijheid eener groote stad kwamen; beweging langs de wegen; groote
optogten, groote vertoef huizen , en zelfs een weinig verschil in kleeding
en sommige gebruiken kenmerkten dit duidelijk, en ’s avonds werden wij
verrast door den in Jedo blijvenden tolk sazjuro, met een zijner vrien-
den, die ons hier kwamen verwelkomen. Ook kwam de hospes van
Nagasakkya, het lokaal, waar de Hollanders in Jedo hun verblijf houden,
zijnen groet brengen.
Op den 27®“ was met het aanbreken van den dag alles in rep en roei ,
elk was even drok bezig ; de beste kleederen werden aangetrokken en wij
verlieten te negen ure Kawasaky , trokken over de rivier Rokfgogawa,
en kwamen te half twaalf ure in Sinagawa, de voorstad van Jedo, onder-
een’ verschrikkelijken toeloop van mcnschen , hebbende van Miako tot
hier eenen afstand van 133 Jap-^-sche mijlen, welke men op zoo vele uren
gaans kan rekenen, afgelegd. Wij waren genoodzaakt, hier cenigen tijd te
vert'- en, en een aantal bezoeken op te Avachten van vrienden en ken-
nissen, welke ons, zoowel als den Opperbanjoost en de tolken, kwamen
verwelkomen. Te twee ure , vertrokken wij van hier, en wandelden tot
voorbij het paleis van den trins van Sadzuma, die in 1818 in persoon bij
het Opperhoofd een bezoek had afgelegd. De trein werd voorafgegaan en
begeleid door eenige stadssoldaten , hoofdzakelijk om de orde te bewaren ;
de straten Avaren zoodanig vol menschen , dat men naauwelijks iets van de
huizen zien kon; en hoezeer onze geleiders op eene vrij gevoelige wijze het
volk afweerden, belette zulks niet , dat men de dragers der norijnondshijixa
verdrong. Doorgaans gingen wij door breede straten , aan beide zijden met
steenen geplaveid, en, even als in andere steden, regelmatig met huizen
bebouwd!" Men ziet hier zeer groote gebouwen en winkels , de laatsten
met schanskleeden behangen. Voor dergelijke winkels en vooral ddar,
waar stoffen verkocht worden, staan eenige jongens, die de waren aan-
prijzen en om het hardst schreeuwen , ten einde de aandacht der voorbij-
304
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
gangers op dezelve te vestigen. Men houdt hier , even als in Engeland ,
veel van groote uithangborden en opschriften voor die magazijnen , en of-
schoon hier geene rijtuigen het gedruisch en de drukte vermeerderen, kan
ik de beweging in die stad niet beter dan met die van Londen vergelijken.
Reeds lang voordat wij te Sinagawa kwamen , trokken wij , onder het
gewoel van eene talrijke schare , door breede straten , welke alle tot de
stad Jerfo mogen worden gerekend, en van de laatstgenoemde plaats tot aan
ons verblijf, waren wij nog ruim twee uren onder weg, houdende eenen
gestadigen en meer dan gewonen tred. Nagasakkya jf onze herberg ligt digt
bij het Keizerlijk paleis, dat het middelpunt der stad uitmaakt, en volgens
opgave eene halve mijl diameter zoude beslaan, volgens welke rekening de
gansche stad Jedo op vijf a zes uren gaans in diameter mag worden gesteld.
Het denkbeeld, de nieuwsgierigheid, die bij de intrede binneii zulk
eene groote stad wordt opgewekt, niet te kunnen bevredigen, maakt
natuurlijkerwijze eenen onaangenamen iudruk, want alleen bij gelegenheid
der audientiën , komt men op straat , en er schiet dus niets over , dan
zijn heil te zoeken in den omgang met vrjpnden en nieuwsgierigen, die
ons komen bezoeken , en zich tevreden te stei,en met de berigten , welke
men van hen inwint. Omtrent te half vijf ure ’s namiddags kwamen wij in
Nagasakkya aan, alwaar wij vier vertrekken hadden, die, uitgezonderd
twee ramen, Avelke op eene naauwe straat uitzien, alle aan de binnen-
plaats zijn gelegen. Het Opperhoofd betrekt twee vertrekken; de Scriba
en de Doctor hebben eene vrije kamer, en de vierde is de algemeene zaal
en tot ontvangen van bezoeken ingerigt, terwijl dezelve door de Hollandsche
stoelen , tafels , tapijt en eenige kleine meubelen weldra een Europeesch
aanzien verkrijgt. De bedienden hebben hunne vertrekken op dezelfde ver-
dieping, en de Opperbanjoost en de tolken, zoowel als de andere bedienden
van den trein, aan de andere gedeelten van dit gebouw , terwijl de geschenken
in een daartoe ingerigt brandvrij pakhuis worden verzekerd. Er is geen
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
305
twijfel, dat het onder de menigvuldige bedienden, die ons omringden, aan
dwarskijkers of spionnen heeft ontbroken. Deze dwarskijkers doen zich,
vooral te Jedo , onder allerlei vermommingen voor , hetzij als kooplieden ,
geestelijken of beambten , en men is derhalve altijd op zijne hoede , om
niemand eenig vertrouwen te schenken , dan dien , welken men eenigermate
heeft leeren kennen; hoezeer ik niets zoude weten te verzinnen, hetwelk
door drie Europeanen in den korten tijd, dien zij in Jedo doorbrengen,
ten uadeele, of tot gevaar van den Staat, zoude kunnen ondernomen wor-
den. De geheimen bepalén zich*' dus hier voornamelijk tot het aanschaffen
van eenige goederen en zeldzaamheden, welke op Decima nooit te ver-
krijgen zijn, en tot het houden van een’ meer ongedwongen’ omgang, dan
de wet voorschrijft, met' eenige Japanners, die men als zijne vrienden
beschouwt. Aan de poort van ons gebouw is eene dubbele wacht, die altijd
rondom het huis gaat, en den voorbijganger verbiedt, zich hier op te
houden; eigenlijk zoude niemand tot ons mogen worden toegelaten dan
degenen , die ambtshalve iets bij ons te verrigten hebben , en zou daarvan
nog eerst kennis moeten gegex^ra worden aan den in 7e</o verblijvenden Gou-
verneur van Nagasakki; maar de Japansche of binnenkant is zoo
heilzaam in dit opzigt, dat ieder, door eene kleine aanbeveling aan den
hospes of aan onze bedienden, wordt toegelaten, en wij dikwijls racer dan
ons lief is met bezoeken worden overladen. Het spreekt van zelf, dat de
bedienden ons eerst de personen moeten aanmelden , voordat zij dezelve
binnen leiden; meestal zijn zij van eenige aanbeveling voorzien, en daarliet
moeijelijk is hierin eenige uitzondering te maken, loopt het menigwerf zoo
drok, dat de kamer te klein wordt, en men, om eens weder vrij te zijn, of
van het gezelschap ontslagen te raken, de zaal voor eenige oogenblikken moet
ruimen. In Jedo aangekomen zijnde, kregen wij een plegtig bezoek van
den Gouverneur mamta, vergezeld van onzen Opperbanjoost. Bij dergelijke
gelegenheden , en wanneer er hooge beambten ambtshalve komen , maakt
39
306
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
men hun wederkeerlg het eerste compliment op de Japansche wijze , maar
daarna bedient men zich van stoelen, en wordt overigens ieder op de
Europeaansche wijze ontvangen. Ons voornaamste gezelschap was de
genoemde Onder tolk Saizjüro, de geneesheeren castragawa, ook genaam
BOTANICUS, GENTAK, woEDAGAWA, TJOAN , de Keizerlijke stcrrekundigc , bijge-
naamd GLOBius , die allen Hollandsch verstonden , en dagelijks omtrent een
of ander opheldering kwamen vragen. Ook waren er verscheidene diena-
ren van den Landsheer van Na^ats , die, even als hun Heer, eenen
Hollandschen naam gevraagd hadden, en .gaarne bij ons waren, al ware
het slechts om onze gebruiken te leeren kennen.
Zoo lang de audientiën bij den Keizer nog riet afgeloopen waren , had
men veel te doen met de sorteering en schikking der geschenken. De
extra-geschenken werden afgeteekend, elke lap laken werd aan weersziiden
gezegeld, en iedere portie op zindelijke toonborden geplaatst, en aldus
naar de paleizen in de vertoefzalcn gebragt op den dag, dat onze gezant
dezelve kwam aanbieden. De menigvuldige bezoeken van de Secretarissen
en Gouverncurs-gecommitteerden deden ook blijken, dat zij vol zoig waren
.oor den aangekondigden dag; .ooral joeg hun de geringste ongesteldheid
.an het Opperhoofd eene groote vrees aan, want het verzuimen van deze
plegtigheid, of eenige fout tegen de étiquette, wordt aan den Gouverneur
van Nagasakki geweten , en het zoude dezen zeer moeijelijk -allen zich
te verschoonen, of zich van de verantwoording deswege te zuiveren.
Uet ontbrak niet aan kooplieden of kramers, die ons de schoonste
waren aanboden, zelfs tot veel billijker prijzen, en oneindig beter, dan
, , . linpïopr men nimmer zoogenaamde
wij in NagasakU gewoon waren; en hoezeer men
‘ lil 1 ..onn tipt politer weinig moeite, )om
verbodene goederen medebragt, kostte het eciiicr a
dezelve .» verkrijgen. Daar nu de hospes, en de beambten op hupne
beurt, derzelver vrienden ot kennissen bij ons bragten . konden z.j
evenmin die kennissen van ons weren, welke wij gaarne zagen, en dit
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
307
maakte , dat wij dikwijls tot Iaat in den nacht bezoeken ontvingen ; vooral
de groote personaadjen , die niet dan in het geheim, of aan den binnen-
kant, belet vroegen, kwamen altijd des avonds Iaat; zelden gebeurde het,
dat hierbij niet eenig geschenk vooraf ging, meestal bestaande in stoffen,
lakwerk, fijn papier, waaijers, brieventasschen , tabaksdoozen en pijpen,
of Bliseratie' s , (de verbasterde Japansche naam van het woord zeldzaam-
heden,) omdat zij Aveten, dat de Hollanders op dergelijke zaken gesteld
zijn. Wanneer het geschenk van a, aarde of belang vras, werd hun door
het Opperhoofd iets als tege igeschenk aangeboden, hetwelk echter met
alle omzigtigheid door eene tweede hand moest geschieden , en in het
bijzonder was onze gezant bedacht, om op deze wijze de vriendschap van
den Gouverneur en andere beambten, AA'elke onze zaken behandelen, te
winnen. Hoezeer, volgens de order, bij ons geene vrouwen mogen Avor-
den toegelatcn, Avas de toeloop der sclioone sekse in deze plaats dikAvijls
nog menigvuldiger dan ergens elders. Soms bragt een enkel Heer zes
Dames mede, vooral des avonds, Avaardoor de aanzienlijke voorraad van
banket en likeuren, dien wij hadden medegebragt , sterk verminderde.
O*' ,, ,
Bij deze bezoeken pakten*" zij menigmaal de koffers met kleêren uit, zagen
met verwondering hoe alles gemaakt was, en waren zeer nieuwsgierig, om
te weten, hoedanig die kleederen aan het lijf gingen. Wij bemerkten duide-
lijk hare groote belangstelling en verwondering , en waren dikAvijls genood-
zaakt, om haar het een of ander te geven, of, door bemiddeling van hare die-
naren, die zij er op uitzonden, eenige artikelen van Avaarde over te doen. In
allen gevalle moesten zij iets tot gedachtenis medenemen , al waren het ook
slechts een paar Hollandsche woorden op haren Avaaijer , kabaai of een stuk
papier geschreven; doch, genoegzaam op deze bezoeken voorbereid, konden
wij meestal de uitverkorenen met eenige ringetjes of andere kleinigheden
gelukkig maken. De Opperhoofds-dienaren van Decima, die allen Hollandsch
verstaan , zijn meestal onze onderhandsche tolken , en bij zoodanige gelegen-
39 “^
II
308 BIJDRAGE TOT DE KENNIS
heid groote Ileeren, daar de Landsheeren en andere hooge personen, die
aan den binnenkant komen , zich eerder van onze dienaren dan van de
Gouvernements-tolken bedienen. Meestal komen die groote Heeren laat in
den avond, en maken zich niet altoos bekend vóór den volgenden dag,
wanneer zij een’ hunner Secretarissen zenden met eenig geschenk, om voor
de ontvangst te bedanken. Men maakt dan ook bij dergelijke gelegenheid
geene de minste pligtpleging, en zij komen dikwijls in linnen- of gemeene
burgerkleederen , zoo als ook hun gevolg, die, wanneer de Prins regt ver-
genoegd en vrolijk is, zeer gemeenzaam wordyjo, en Mies opschrijven, wat zij
van ons verhaal, of de inlichtingen, die zij ons vragen, verlangen te ont-
houden. Zij zijn altijd minzaam , onderhoudend e£i onvermoeid in het doen
van allerhande vragen , meestal onze Europesche kunsten , wetenschappen ,
zeden en gebruiken, of de ligging en regering van Holland en onze Indi-
sche bezittingen, betreffende: maar zij reppen nooit van hunne eigene
staatkunde. Wij ontvingen op die wijze bezoeken van de Secretarissen van
den Landsheer van Sadsuma, welke een geschenk bragten van twaalf fraaije
vogels, vijftien zeldzame planten, een paar ^ kleine hoenders, een paar
konijnen, een paar waaijer-eenden, en eenige stukken zijden stof, doch alles
zoo keurig in kooijen en doozen , dat de waarde en de kosten daarvan
zeker meer beliepen, dan de inhoud zelf. Wij ontvingen ook bezoeken
yan de Landsheeren van Matsmay en van Tamha, van den Secretaris des
Keizers, minagawa sagami genaamd, van den Landsheer van Mito , broe-
der van den Keizer , en voorts een aantal Secretarissen van de Landsheeren
van Nakats, Firakatta, Owari, Caga, enz., zoodat wij over eenzaamheid
of verveling niet te klagen hadden,
Den April. Heden was de bestemde dag voor de plegtige audiëntie
bij den Keizer van Japan. Den vorigen avond ontvingen wij nog een statig
bezoek van den Opperbanjoost, om ons dit te herinneren, met aanbeveling,
om des morgens te zes ure in het paleis te zijn. Wij gingen inderdaad tegen
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
309
dat uur van huis in groot costuum, en met ons gevolg in complimentgewaad.
Het Opperhoofd is bij deze gelegenheid alleen in het fluweel gekleed, en
heeft, onder zijn gevolg, den ^xooli^n Pajong, een’ degen, twee hassambak-
ko’s, met dikke koorden en kwasten, en wij (Scriba en Doctor) elk een’
hassambakko , welke aan eenen langen steel door een’ man gedragen
wordt en naast de norimonds gaat het dubbel getal der bedienden, die
men gewoonlijk heeft. Na weinige minuten gaans kwamen wij aan eenen
hoogen muur en over eene brug door de eerste poort van het gebied van
het Keizerlijk paleis, alwaar wij eene groote wacht vonden, terwijl wij aan
wederszijde' der breede wegen groote gebouwen zagen, welke uitwendig
even eenvoudig als anjere Japansche huizen, doch hooger opgetrokken
waren.
Aan de tweede brug komende , gingen wij uit de norimonds en te voet
tot aan de derde brug en kwamen voorts door eene groote poort en langs
eene staatsiewacht. Van deze laatste poort af moesten wij blootshoofds
gaan. waarom wij de hoeden aan onze bedienden gaven; verder kwamen
wij no- door verscheidene ^reede straten , tot aan de zoogenaamde wacht
Tan Ldcrd ,mn, regl Jtot de laatste poort Tan hel eigenlijk TOrblijt
de. Keizers. In deze Tvachl kregen trij een Terlrek om te TCrtoeTen ,
toldat de Rijksgrooten , welke op dozen audrentie-dag Terwacht werden,
binnen zouden gekomen zijn. Middelerwijl ontvingen wij hier bezoeken van
den Gouverneur van Nagasakki, van de Commissarissen der vreemdelingen
en van den kommandant der wacht, welke ons op de Japansche wijze com-
plimenteerden. Gedurende een paar uren, die wij hier vertoefden, zagen
wij de optogten, die herwaarts stroomden, elk voorafgegaan door eenige
hezemdragers, die aanhoudend schreeuwden Stay ! Stay! en de steenen of
onreinheid van den weg ruimden. Aan de poort van het paleis stil hou-
dende, gaat alleen de Landsheer of hooge beambte, wie hij ook zijn moge,
met zijnen Secretaris binnen, gevolgd door een paar bedienden , welke den
310
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
pajong boven het hoofd dragen, en bij het paleis de sabel en de muilen
bewaren. Eindelijk werd het ook onze beurt, en daar het juist regende,
kwam het ook te pas , dat onze gezant den grooten pajong gebruikte. Wy
vonden achter het eerste plein nog een tweede, en daarna een groot
voorplein, met eivormige steenen belegd. De drokte en oploop heeft mij
in deze oogenblikken weinig meer doen opmerken , dan het groote portaal
met eene luifel overdekt, welke tot ingang naar het paleis verstrekt. Het
gebouw zelf ligt op eene hoogte , e« is , even als andere huizen , eenige
voeten uit den grond gebouwd, waardoor -jjien wüarschijnlijk van eenige
punten een fraai gezigt over de stad moet hebben. Men geleidde ons
hoeksgewijze langs eenige breede galerijen , waFjvan de regterzijde met
groote vertrekken was betimmerd , en de linkerzijde gemeenschap had
met de opcne lucht. Men zeide ons , dat deze vertrekken de vertoefplaat-
sen waren der dagelyks aan het Hof verkeerende Rijksgrooten, en ook
ons werd eene dergelijke zaal aangewezen, die allersierlijkst was betim-
merd , en met heerlijk verlakte en vergulde schuiven, matten en zolder
pronkte. Wij plaatsten ons in eenen der hoeken van dit vertrek, nu eens
staande , en dan weder op de Japansche wijze üo de matten nederzittende ,
doch werden onophoudelijk bespied door degenen, die dit vertrek voorbij
gingen; want de schuiven, welke hetzelve van de galerij afschutten , waren
weggenomen. Hier zaten ook twee of drie Keizerlijke dwarskijkers, die
op zekere afstanden door het gansche paleis schijnen de wacht te houden.
Afwisselend kregen wij hier bezoeken van onzen Nagasakkischen Gou-
verneur , van de Commissarissen der vreemdelingen , de Keizerlijke bozen ,
of kamerpagies, en onder anderen ook van den Landsheer van Ftzeeng ,
die allen zeer wellevend waren; maar ook waren er een aantal vrij-
postigen, vooral jonge lieden, die dikwijls zeer onbeschaamd voor ons
kwamen staan , en na ons van nabij beschouwd en van het hoofd tot de
voeten opgenomen te hebben , zonder de minste groet of buiging heen-
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
311
gingen, en welke men dan ook niet beter kan straffen, dan door,
zonder eenigen schijn van ontevredenheid, den langen mantel, welken
men draagt, tot aan den hals toe voor hen te sluiten. Na een uur
in dit vertrek te hehhen doorgebragt, vergezelden wij het Opperhoofd
naar de Audiëntiezaal, alwaar hem aan den derden pilaar de plaats
werd aangewezen, waar het compliment moet gemaakt worden. Dit ver-
trek was zeer groot, doch eenvoudig, zonder pracht ; de geschenken, door
ons medegehragt, stonden hier op zindelijke toonborden gerangschikt; men
wees ons regt tegenover den ƒ igang eene eenigzins verhevene plaats, alwaar
de Keizer verscheen, aan de linkerzijde van dezelve de plaatsen van de
bloedverwanten en Rijks aden, en zoo vervolgens naar rang. Hoezeer al
hetgeen men in dit paleis ziet, uitmunt door keurige en zindelijke betimme-
ring, zoowel als door een meer grootsch voorkomen dan alle andere ge-
bbuwen , is dit gedeelte , dat wij zagen , eigenlijk te veel aan de openbare
dienst toegewijd , dan dat men aldaar pracht of weelde zoude kunnen aan-
treffen. De sloten en het beslag van deuren en schuiven was colossaal , en
het lak- , verguld- en snijwr.k rijk, doch eenvoudig. Wederom in de ver-
toefzaal teruggekomen, kxVam er een zwaar onweder opzetten, hetwelk
gelukkiger wijze maar eene bui van eenige oogenblikken was , daar anders
wettigt de audiëntie zoude zijn uitgesteld , omdat Zijne Majesteit zeer be-
vreesd \?as voor den donder. Omstreeks elf ure werd het Opperhoofd ter
audiëntie geroepen, welke, na een kwartier afwezig te zijn geweest, bij
ons in de vertoefzaal terugkeerde. De gansche plegtigheid bestond in het
compliment op de Japansche wijze, bij de aangeavezene plaats, te maken, en
in die houding eenige seconden met het hoofd op de matten te leggen, tot-
dat er geroepen werd: Capitan Holcmda! Behalve een zacht gesuis,
waarmede de Japanners diepen eerhied inboezemen , heerschte er eene
doodsche stilte. De Gouverneur van Nagasakki en de Oppertolk waren
de éénigen, die het Opperhoofd vergezelden, en hem het teeken gaven.
312
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
dat hij vertrekken konde , hetgeen, even als bij het inkomen, in eene
gebogene houding geschiedt, zoodanig, dat men wel een aantal menschen
ziet , maar , zonder de Japansche wellevendheid te kwetsen , niet kan
rondzien naar hetgeen anders de bijzondere aandacht en nieuwsgierigheid
zoude wekken.
Van hier vertrokken wij naar het paleis van den Kroonprins, alwaar
dezelfde ceremonie plaats vond , doch niet voor den Kroonprins zelven ,
maar voor drie daartoe benoemde Rijisraden. Het paleis van den Nisnomar
of Kroonprins is fraai gelegen op eenen heuve , alwaar men eenigermate een
denkbeeld van de uitgestrektheid van het Keizerlijk paleis kan vormen , doch
geenszins van de stad , waarvan ons oog het einde' niet kon bereiken. Wij
hadden ons heden zeer wel met de afgelegde complimenten kunnen tevreden
stellen; maar toen begon eerst de lastige en zeer vermoeijende audiëntie bij
dertien Rijksraden , die ook allen binnen de muren van het paleis wonen.
Zij lieten ons overal door hunne Gokaro’s of Secretarissen ontvangen , met
de verschooning , dat die Heeren nog in het paleis waren ; doch het is meer
waarschijnlijk, dat zij achter de schuiven z*-ten te gluren, om ons des
te vrijer te kunnen opnemen; althans er was achter die schermen zoo veel
beweging en gedrang , dat wij met regt moesten vooronderstellen , dat hier
een aantal raenschen verscholen zaten, om ons te zien. Bij een dier bezoeken
werd dit vermoeden tot zekerheid gebragt , daar eensklaps eene schuif be-
zweek, en er een gansche hoop vrouwen voor den dag kwam, die ook
even schielijk wisten te vlugten , en zeker veel op hare rekening hebben
gekregen van op deze wijze de étiquette van onze ontvangst te hebben
geschonden. Bij ieder werd elk onzer pijpen , tabak , groene gemalen thee en
groote borden met banket voorgezet ; het laatste werd door de Japanners zorg-
vuldig ingepakt, en in onze hassmnbakko s medegenomen. Men vroeg op
verscheidene plaatsen om den hoed en den degen van het Opperhoofd en
onze horlogiën te mogen bezigtigen; terwijl ik den onaangenamen post had.
VAN HET JAPANSCIIE RIJK.
313
om bij ieder bezoek eenige vellen papier met roodaarde te beschrijven,
hetgeen mij, behalve door de vermoeijenissen van den dag, ook door de
zittende houding op de matten, ten laatste vooral zeer moeijelijk, ja bijkans
ondoenlijk werd. Het was ’s avonds half tien ure , toen wij van deze
eervolle pligtplegingen te huis kwamen, en toen moesten wij nog een
aantal bezoeken en gelukwenschingen afwachten, als ware het, of men
door complimenten onze krachten en gezondheid op de proef wilde stellen ;
want het werd op het laatst eerie koortsachtige beweging, onder welke
menig een zoude bezAveken
Den volgenden dag werd ^ gelijke wijze als bij de Rijksraden eene be-
groeting bij den Gouvern^ van Jedo afgclegd, alwaar wij ook door den
Secretaris ontvangen, en op de Japansche wijze op Sakhi en warm eten
onthaald werden; waarna wij nog eene audiëntie hadden bij de Uvee
Tempelheeren. De Gouverneur van Nagasakki konde ons niet afwach-
ten, waarschijnlijk, omdat hij zeer eenvoudig is gehuisvest, en hier, onder
het menigvuldig getal van groote Heeren, zijnen geringen staat voor ons
wilde verbergen. Inderdaad ^gen wij in het paleis van den Keizer den-
zelfden man, die zich in mgasakki zoo sterk doet gelden, hier als een
bediende ronddraven , waardoor zich hoe langer hoe meer mijne vroeger
gemaakte aanmerking bevestigde, dat werkelijk alleen de hoogere standen
in Japan, waaronder ik voornamelijk reken degenen, die aan eene hoofsche
dienst zijn gebonden, als slaafsch beschouwd moeten worden.
Den 9®“ ghigen ^j in dezelfde orde als op den 6«", uitgezonderd dat
Avij nu in het zwart gekleed waren, ter afscheidsaudientie bij den Keizer
en den Kroonprins, alwaar het Opperhoofd de gewone geschenken van zijden
geschenkrokken ontving, en bovendien een buitengCAvoon geschenk van
honderd twintig schuitjes zilver, houdende nagenoeg eene waarde van
vijf honderd iheilen. Ook Averden aan onzen gezant bij den Keizer eenige
reo-lemenlen voorgelezen, die wij in ons verkeer met de Japansche natie
40
314
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
moeten nakomen, en nadat dit plegtig gehoor was afgeloopen, ontving
het Opperhoofd in het logement de gezanten van de Rijksraden, Tempel-
heeren. Gouverneurs, enz. , welke in naam hunner Heeren en Meesters
afscheid kwamen nemen, en voor de aangebodene geschenken bedanken;
terwijl zij ons daarentegen elk eenige zijden kabaaijen aanboden, welke
echter van eene mindere hoedanigheid Avaren dan die, welke door den
Keizer worden geschonken.
Bij het afleggen der audiëntie Wden wij nog gelegenheid, om een
gedeelte der stad te zien , onder andere! de Nipon basi of hrug van
Japan, van waar alle de afstanden des Rijks worden gerekend; dezelve
ligt OA'er eenc smalle rivier, welke door de sr ad loopt, en heeft verders
niets merkwaardigs, dan dat zij is ingewijd door eenen grijsaard van
143 jaren oud, genaamd samasakie sjesaxmon, die deze brug het eerst
overging , als eene zinnebeeldige voorspelling der duurzaamheid van die
stichting. Zijne vrouw Avas 139; zijn zoon, ZESO genaamd, 112, en des-
zelfs vrouw 109 jaren; de zoon van deze laatste was 92 en derzelver schoon-
dochter 89 jaren; deze hadden Aveder eei^n zoon van 70 jaren , terAvijl
dcszelfs vrouw 69 jaren oud was ; Avelke laatsteVederom eenen zoon hadden
van 41 en eene behuwddochter van 39 jaren. Dit alles was zeker een
buitengeAvone zamenloop , hocAvel het anders niet vreemd is, in Japan
menschen te vinden , die den ouderdom van honderd jaren bereikt hebben.
Den 12®“ April. Wij hielden heden eene zitting voor het Collegie van
Keizerlijke Artsen, Avclke altoos eenmaal aan den buitenkant, in tegen-
Avoordigheid van den Opperbanjoost, worden ontvangen. Zij waren zestien
in getal, en hielden ons circa vijf uren bezig met allerhande vragen,
meestal hun vak betrelTende, en over het algemeen zóó beredeneerd, en
met Avederleggingcn op de antwoorden, die onze Doctor hun gaf, dat
deze met regt moest toestemmen , dat zijne kunde op de proef Avas gesteld.
Den 13^>^ en 14“ kwamen, op dezelfde Avijze als den vorigen dag, de
VAN II ET JAPANSCHE RIJK.
315
Keizerlijke sterre- en natuurkundigen, met eenige geneesheeren. Het
Opperhoofd, door onpasselijkheid dit bezoek niet kunnende afpachten,
moest ik zijne plaats vervullen , en kon niet anders dan hun ten antwoord
staan, hoe moeijelijk het ook ware, om in die door mij onbeoefende vak-
ken aan de weetgierigheid van zoo vele kundige menschen te voldoen.
De punten van onderzoek liepen voornamelijk over de uitvinding en de
werking van den controleur, barometer en thermometer, de tijdreke-
nin<^ , het kompas , de lengte op zee , den loop van zon , maan en ster-
ren en andere physlsche da mathematische onderwerpen, waaromtrent ik,
minder door eigen kun-.e , dan wel door de toevlugt tot eenige boeken, te
dien einde medegenomen, hun eenigermate kon voldoen; gelukkig waren
deze geleerden ook groote liefhebbers van het onderraaansche , en toen het
mij gelukte , om hunne aandacht op de liqueuren en confituren te bepalen ,
liep de bijeenkomst eervol voor mij af.
Hoe lastig ook deze dienstpligtige bezoeken zijn , moet ik bekennen , dat
wij ons verblijf in Jedo alleraangenaamst onder het afwisselend gezelschap
van de zoogenaamde Ilo^landsche vrienden , tot welke in het bijzonder die
<releerden behoorden, d-oorbragten ; ook de familie van onzen hospes gen-
NEMON , en de Opperbanjoost zoowel als de tolken SINSAYJION en sakfsabro ,
droegen veel daartoe bij , dewijl zij zeer oogluikend en inschikkelijk waren
omtrent alles , wat bij ons omging , terwijl wij , in het tegenovergestelde
geval , zeer vervelende dagen in Jedo zouden hebben moeten doorbrengen.
De Opperbanjoost en de Hospes onthaalden ons op een buitengewoon
keurig gastmaal, waaraan geene kosten noch zorg gespaard waren, om een
denkbeeld van de Jedosche weelde en étiquette ten toon te spreiden. Vele
der zoogenaamde Hollandsche vrienden verschenen bij die gelegenheid in
Ilollandsche kleeding , die van oude tijden allengkens was bijeen gebragt ,
en, te zamen genomen, een alderkoddigst geheel opleverde. Zij gaven
oxis door dit alles, zoowel als door menige bereidwillige diensten, de ondub-
40 *
316
BIJDRAGE TOT DE KENNIS
belzinnigste blijken van vriendschap en genegenheid, en ik geloof zelfs, dal
men wel iemand zoude hebben kunnen overhalen, om ons in Japansche
kleeding des avonds de stad rond te leiden, indien men het niet voor on-
geoorloofd had gehouden, zulke brave lieden aan de gevaren bloot te
stellen , die het ontdekken van zulk eene overtreding der wet voor hen
ten gevolge zoude kunnen hebben; Avant zonder dat men eenig geweld of
de minste mishandeling te vreezen had , zoude de oploop van menschen ,
in zulk eene groote stad als Jedo , de grootste verwarring en moeijelijkheid
kunnen veroorzaken. Wij ondervonden dit reed’, wanneer wij ons aan de
ramen, die op de straat uitzagen, vertoonden, als ’^anneer men, noch door
policie , noch door geweld, de menigte kunnende kieren, toevlugt moest
nemen tot het vriendelijk verzoek, om ons niet langer te vertoonen.
Gedurende ons verblijf gebeurde het onderscheidene malen dat er brand
ontstond , en op zekeren avond had dit onheil op drie punten van de stad
gelijk plaats, hetgeen wij van een platje, dat boven op het dak van ons
huis Avas, zeer duidelijk konden zien, Eene der brandende straten was
niet ver van ons verwijderd, doch nadat men b^jekend had, dat door de
streek van den wind de brand aan ons gebouAV niet kon schaden , bekreunde
men zich niet verder om de gevolgen, en men verhaalde den volgenden
dag, dat er slechts eene straat was afgebrand, hetgeen men als vrij wel
afgeloopen beschouwde.
Gedurende de laatste dagen van ons verhlijf ontvingen wij aanhoudend
bezoeken , tot zelfs aan den morgen van ons vertrek , al hetwelk eindelijk
besloten werd door de afscheidsgroeten van de Secretarissen der Nagasak-
kische en Jedosche Gouverneurs.
Den 2D“ April. Het werd vier ure in den namiddag eer wij uit de
drokte geraakten. De beweging in en buiten ’shuis was boven alle beschrij-
Aung, en toen wij op de straat kwamen, waren wij verpligt de norimonds
voor den groeten toeloop van menschen te sluiten , die , niettegenstaande de
VAN HET JAPANSCHE RIJK.
317
harde middelen, welke de wacht, die ons geleidde, tot afwering van het
.xemeen gebruikte , elkander verdrongen , om de Hollanders te zien. Digt
bij het paleis van den Vorst van Sadsuma gingen wij uit de norimonds
en wandelden hetzelve voorbij, om de familie van dien achtingwaardigen
o-rijsaard te groeten, welke zich, zoowel als de Landsheer, tot dat einde aan
de ramen vertoonde ; en omstreeks half zeven ure kwamen wij in de voor-
stad Sinagauua , alwaar wij opgewacht werden door onze Jedosche vrien-
den die den avond hier bij ons doorbragten en afscheid kwamen nemen.
Den 22'’“ April onze re s voortzettende, ontmoetten wij, een paar mijlen
verder in Omocr, de tw;:;e zoons van den Landsheer van Nagatz , die zich
herwaarts begeven kAdden, om ons aan den binnenkant te ontmoeten,
waartoe zij welligt in Jedo geene geschikte gelegenheid hadden gevonden.
De oudste beantwoordde ons compliment zeer minzaam, daarbij de Hol-
landsche woorden uitende; y, Eerstemaal gezien” hetwelk bij de Japanners
in hunne taal een term is, dien zij meestal gebruiken, wanneer men
elkander voor den eersten keer ontmoet. Genoemde jonge Prink had ook
den Hollandschcn bijnagtjn Tan maurits , en scheen, even als zijn vader,
veel met onze natie Jjn gebruiken op te hebben. Zij hadden een aantal
dienaren bij zich, die ons dikwijls in Jedo kwamen zien, en thans ook
afscheid van ons namen.
Wij vervolgden onze terugreis langs denzelfden weg, dien wij gekomen
waren , doch vonden nu de schoonc omstreken en de milde Natuur met
het heerlijke kleed versierd, dat alleen aan den zomer eigen is. In Harra
bezochten wij nog eens het fraaije verblijf en den tuin , welke in de opreis
reeds zoo veel schoons beloofde , hetgeen thans door eene verscheidenheid
van fraaije bloemen en door een heerlijk lommer werd verwezenlijkt.
Te Kakigawa bezigtigden wij het graf van het Nederlandsche Opperhoofd
HEJnir, bij den tempel Tennenzi, zijnde eene fraaije zerk met een Hollandsch
opschrift , omringd door een steenen hek , hetwelk , zoowel als de grond ,
318
bijdrage tot de kennis
was vervallen, en waarvoor onze gezant eene jaarlijksche bijdrage tol
onderhoud levert.
Den 30®“ April bezlgtigden wij eenen vermaarden tempel te Gozozi, al-
waar ons verscheidene reliquiën van den Keizer gokgen , die in dit Land-
schap geboren en opgevoed is , werden vertoond. Toevallig werd hier juist
het feest van den patroon van dezen tempel gevierd, door feesten en
vreugdebedrijven , in den omtrek of het grondgebied van dit gebouw , het-
welk rondom met vlaggen en kransen was versierd. De oudheden van
GOKGEN SAMA, als zijne wapenen, kleedmg, i. uzyktuig, geschriften, af-
beelding en andere heilige voorwerpen , werden ons met de meeste zorg
en voorzigtigste behandeling vertoond, en dit werd o. s als eene uitstekende
eer toegerekend, die aan de hooge geestelijken met complimenten en bui-
gingen, en aan de mindere bedienden met eenige itsjiboc's , oï stukjes goud
van circa drie gulden waarde , werd beantwoord.
Den 6®“ Mei kwamen wij in Miako en hadden den achtsten daaraanvol-
gende audiëntie bij den Opperregter en de Gouverneurs van Miako , die
ons even als de Rijksraden te Jedo, doch in perse on, ontvingen.
Het vertrek uit deze stad verhaast wordende , hadden wij slechts een’
dag, om den beroemden tempel Tsjiwovjo , en dien van Giwon enDaywits
te bezigtigen, welke laatste met 33333 afgodsbeelden pronkt, en in het
Werk van kaempfer beschreven is.
Volgens gebruik gingen wij ook naar de Nikin-Tjaya , een beroemd
theehuis , alwaar wij , in eene geheel opene tent , beleefd ontvangen en goed
onthaald werden; er waren hier zoo vele bezoeken en gezelschappen
bijeen, dat wij niet zonder reden vooronderstelden, dat wij hier enkel ^e-
noodigd waren, om aan de Miakosche inwoners gelegenheid te geven, de
vreemdelingen uit verre Landen te kunnen opnemen.
Den 13“ Mei gingen wij ter audiëntie bij den GouTemeur Tan Osacca
die ook jaarlijks eenige geschenken ontvangt. Wij werden hier onthaald
VAN HET JAPANSE HE HUK.
319
en bezigtigden eenige tempels , en tevens al wandelende ook deze voorname
koopstad zelve. Den volgenden dag gingen wij naar den schouwburg, een
zeer groot lokaal, alwaar men voor ons en den trein de beste plaatsen had
ingeruimd. Men gaf bij afwisseling treurspelen, gevechten en tooneelspelen,
waarvan het onderwerp meestal op de oude geschiedenis des Lands be-
trekking had. De decoraticn en kleedingcn waren zeer schoon, maai-
de vrouwenrollen werden ook door mannen vervuld , en de muzijk was
vervelend ; dit zijn de éénige aanmerkingen, welke wij op de anders zoo
voldoende, als ongekum Lolde voorstelling te maken vonden, en welke
overigens in allen opzigte c<-ize verwachting overtrof.
Van Osacca vertrokk^ ,/ij naar Fiogo , alwaar wij weder vele belang-
rijke tempels bezigtigden, en den 22™ Mei scheepten wij ons in, en gin-
gen den volgenden dag onder zeil, landden den 25™ in Tomo, om wat
drinkwater en verversching in te nemen, en kwamen den 28™ Mei in
Shnonoseky. • Van hier vertrokken wij naar Kokura met vaartuigen , en
vervolgden toen de terugreis over land naar Nagasakki, terwijl het
grootste gedeelte der bagaodje , en de goederen , die wij onder weg ge-
kocht hadden , met de Ilofreisbark vertrokken en eenige dagen na ons
op de bestemde plaats a-‘ kwamen.
Den Junij kwamen wij ’s avonds in Jagami, ruim twee mijlen van
Nagasakki gelegen , alwaar ons verscheidene tolken , enz. met de behou-
dene terugreis kwamen geluk wenschen. Reeds hadden wij den vorigen
avond in Omura met onze reisgenooten een afscheidsmaal gehad , en zij
ontvingen van het Opperhoofd eenige geschenken tot aandenken. In
Jagami werden alle koffers en bagaadje gevisiteerd en verzegeld , doch dit
geschiedde met zoo veel bescheidenheid en oogluiking , dat , al waren er ook
verbodene goederen in geborgen geweest , men nogtans alles ongehinderd zou
hebben laten doorgaan. Den 5™ Junij ’s morgens vroeg vertrekkende, kwa-
men ons van tijd tot tijd tusschen Jagami en Nagasakki allé onze kennissen
320 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET JAPANSCHE RIJK.
te gemoet, en eindelijk ook onze op Decima achtergeblevene landgenooten,
welke wij na eene afwezigheid van honderd twintig dagen, die wij zoo ge-
heel onder een vreemd volk hadden doorgehragt, met veel genoegen weder
zagen. Niet minder waren wij, na deze belangrijke reis, die in de laatste
dagen door de sterke hette zeer vermoeijend was, verblijd, dat wdj
wederom de vrije en stille rust op het eenzame Decima konden smaken.
De spoed en de drokte , waarmede deze reis geschiedt , zoowel als de
beperking, waaraan men onderworpen is, veroorzaakt, dat de nieuwsgierig-
heid slechts gedeeltelijk voldaan wordt; doe,' ook behalve dat is het toch
nog bezwaarlijk , om , zonder de trouwe hulp en medewerking van eenen
kundigen en bereisden Japanner, eene slechts middelmatige kennis op te
doen en partij te trekken van de groote verscheidenheid van voorwerpen ,
alsmede van de bewijzen van maatschappelijke welvaart en beschaving,
welke van alle kanten de aandacht van den reiziger, vooral van den vreem-
deling, moeten trekken. Als eene bijzonderheid mag hier worden aange-
merkt, dat er onder de bevolking der gansche overige wereld tegenwoordig
slechts acht Hollanders bestaan , die de Hoohktad van Japan , misschien de
grootste der wereld, hebben bezocht. Gaarnd.had ik in een later tijdvak
mij cene tweede reis naar Jedo ten nutte gsm,' kt , nadat ik met de aan-
gelegenheden van dat Rijk meer bekend was g,cworden ; doch alstoen den
post van Pakhuismeester (eersten ambtenaar na het Opperhoofd) hekleeden-
de, was mij, bij zijne afwezigheid, de directie op Decima aanbevolen. In
het jaar 1829 heb ik in deze betrekking afscheid van Japan genomen, en
de herinneringen aan mijn langdurig verblijf in hetzelve, zoowel als
mijne aanhoudende pogingen, om eenigermate tot de kennis van dat Land
en Volk bij te dragen, zullen mij des te aangenamer zijn, wanneer dit
Werk de toegevende goedkeuring mijner Landgenooten mag ondervinden.
i
f
I
ï
?
f
I.
t
i
;
I
r