Skip to main content

Full text of "De geneesheer in Nederlandsch-Indi©± [electronic resource]"

See other formats


DE  aEJJEESHEEE, 


DERLANDSCB-INDIË, 


ÜOOR 


Dr.  C.  L,  VAN  DER  BURG 


SeaS TE  B£tL 


'ic  Vi'r,.!eiii^'iiig  lol  ixivui'UuiUi;;;  der  genoeiikumii; 
^v  't<>nsch,.;!p<^ti  in  Néfiorland'ch-In-.lKi. 


BATAVIA , 

jLi  rcw^x  4»  Co* 

V  1882. 


isciplina 
Vitae 
Scipio 
Ex  Biblioteca 

Dr.  D.  de 

Visser 
Smits 


f 


KING'S 
College 

LONDON 
Emnded  1829 

'Bv^NTo^y  Library  / 


200713565  3 


1 


KING'S  COLLEGE  LONDON 


DE  &EIEESHEEE 

IN 

NEDERLANDSCH-INDIE. 


Het  auteursrecht  van  dit  werk  is  verzekerd  overeenkomstig  de 
Wet  van  28  Juni  1881  {Ind.  Stbl.  No.  199.) 


LE  GENEESHEER 


IN 


NEDERLANDSCH-INDIË, 


DOOR 


Dr.  C.  L,  VAN  DER  BURG. 


EERSTE  DEEL. 

Land,  klimaat  en  bewoners;  bygiène;  de  uitoefening  der  geneei- 

knndige  praktik. 


Uitgegeven  door  de  Vereeniging  tot  bevordering  der  geneeskundige 
wetenschappen  in  Nederlandscli-Indië. 


BATAVIA , 
ERNST  de  Co, 
1882. 


'De  stelling:  de  minimis  non  curat  lex ,  moet  ten  opzichte  der 
'geneeskunde ,  worden  omgekeerd." 

ROBERT  DrUITT. 


1 


IIHOÏÏD. 


VOORREDE  voor  het  eerste  deel  Pagina  I. 

INLEIDING   •  1. 

Indeeling  van  het  boek,  4. 

LAND  EN  KLIMAAT  •  6. 

Uitgestrektheid,  6.  —  Verdeeling,  6.  —  Bodem,  7.  — 
Grootte,  8.  -  Klimaat,  9.  —  Invloed  van  warmte 
en  vochtigheid,  16.  —  Oostmousson,  18.  —  West- 
mousson,  20.  —  Licht,  22.  —  Stof,  23.  —  Maanlicht, 
23.  —  Aardbevingen,  24.  —  Grondwater,  25. 

WONINIIEN   .28. 

In  het  algemeen,  28.  —  Scholen,  29.  —  Kazernen, 
33.  —  Gevangenissen,  36.  —  Hospitalen,  37.  — 
Kerken,  mesigit's;  39.  —  Komedie-gebouwen,  40.  — 
Logementen,  40.  —  Liefdadigheidsgestichten,  40.  — 
Woningen  der  Europeanen,  41.  —  ld.  der  Chineezen, 
52.  —  ld.  der  inlanders,  54. 
Aanhargsel:  Begraafplaatsen   •  57. 

BEWONERS   .59. 

Getalsterkte,  59.  —  Inlanders,  60.  —  Chineezen,  82. — 
Europeanen,  86.  —  Armeniërs,  92.  —  Kleurlingen, 
92.  —  Arabieren,  103.  —  Negers,  103. 

KLEEOING     .104. 

Inlanders,  104.  —  Chineezen,  106.  —  Arabieren 
en  Hindoes,  106.  —  Europeanen,  kleurlingen  cn 
Negers,  106.  —  Militairen,  113. 

BADEN  EN  LICHAAMSREINIGING  {Mincralo  Wateren)  .  .  .116. 
Koude  baden,  117.  —  Volbaden,  117.  —  Stortbaden, 
119.  —  Regen,  119.  —  Schepbaden,  120.  —  Aantal 
baden  en  tijd  van  hel  bad,  121.  —  Zeep,  123.  — 
Daden  bij  menstruatie,  123.  ~  Kramas,  124.  — 
Tjèhok,  125.  —  Zitbaden,  125.  —  Baden  voor 
pasgeborenen,  125.  —  ld.  voor  kinderen,  126.  — 
Tc  zamen  baden,  126.  —  Zeebaden,  127.  —  Minerale 
bronnen,  128.  —  Badplaalscn  ia  Europa,  131.  — 
Reiniging  van  den  soldaat  132. 


a 


INHOUD. 


Aanhangsel:  Inlandsche  schoonheidsmiddelen  ....  Pagina  132. 
VOEGSELS   .137. 

In  het  algemeen   ■  137. 

Voedsels  van  dierlijken  oorspong  141. 

Viervoetige  dieren,  141.  —  Vleeschblikken,  145.  — 
Deng-deng,  146.  —  Melk,  146.  —  Boter,  147.  — 
Vogels,  148.  —  Eieren,  151.  —  Vogelnestjes,  152.  — 
Reptielen,  152.  —  Visschen,  153.  —  Trasi,  157.  — 
Tempoja,  158.  —  Ongewervelde  dieren,  158,  — 
Honig,  159. 

Voedsels  van  planlaardigen  oorsprong   ■    161 . 

Rijst,  162.  —  Rijstbouw,  167.  —  Sago.  172.  — 
Amylaceae .  172.  —  Peulvruchten ,  174.  —  Aard- 
vruchten, 174.  —  Kokospalm,  175.  —  Pisang, 
177.  —  Groenten,  178.  —  Vruchten,  178.  —  Suiker, 
187.  —  Ingelegde  groenten  en  vruchten,  —  189,  — 
Champignons,  190. 

Toespijzen    .   -190. 

rjabé,  190.  —  Pèté,  193.  —  Asem,  enz.  194.  — 
Kurkuma,  195.  —  Kerrie,  195.  —  Ingelegde  zuren, 
196.  —  Soja,  197. 

Aanhangsel:  Eetbare  aardsoorten   >  198. 

DRANKEN   .290. 

Water,  200.  —  Rivierwater,  201.  —  Zuivering, 
203.  -  Pulwater,  205.  —  IJs,  205.  —  Koffie  en  thee, 
208.  —  Tjien  tjau,  skottong,  oghio,  209.  —  Verdere 
dranken  210.  —  Serbat,  211.  —  Spiritualiën,  211.  — 
Bier,  213.  —  Arak,  toewak  kras,  214.  —  Bier, 
217.  —  Keu,  218. 

ETENSUREN  EN  SAMENSTELLING  DER  MAALTIJDEN  .    .  .219. 
Inlanders,  219.  —  Europeanen,  222.  —  Soldaten, 
223.  —  Kleurlingen,  224.  —  Chineezen,  225. 

VOEDING  DER  KINDEREN   .227. 

Moedermelk,  227.  —  Min,  227.  —  Kunstmatige  voe- 
ding, 228.  —  Oudere  kinderen,  230. 

GENOTMIDDELEN   .232. 

Het  rooken  van  tabak,  232.  —  Het  kauwen  van 
sirih,  234.  —  Hel  schuiven  van  opium,  236.  — 
Hasisch,  240. 

Aanhangsel:  De   coïtus   •  240. 


INHOÜD. 


3 


1  BEWEGING  EN  RUST  .Pagina  243. 

Inlanders,  243.  —  Cliincezen,  244.  —  Europeanen, 
244.  —  Slaap,  248.  —  Pt</i7  en  oeroel,  249.  — 
Rijtuigen,  251.  —  Het  dragen  van  kinderen,  254. 

AKKLIMATISATIE   .  255. 

Statistiek,  256.  —  Sterfte  in  hel  lej^er,  257.  — 
Onwaarde  der  statistiek  en  de  redenen  daarvan 
260.  —  Europeanen  in  de  statistiek,  265.  —  Invloed 
van  het  tropische  klimaat  in  hel  algemeen,  267.  — 
Symptomen,  268.  —  Leeftijd,  268.  —  Geslacht, 
269.  —  Mannen,  269.  —  Bloelsoraloop,  269.  — 
Slaperigheid  en  slapeloosheid,  270.  —  Milt,  371.  — 
Spijsverteringskanaal,  272.  —  Lijkverschijnselen, 
273.  —  Urine-afscheiding,  274.  —  Huid,  274.  — 
Zvv'eet,  274.  —  Roode  hond,  276.  —  Muskieten, 
278.  —  Furunkels,  280.  —  Huidkleur  in  het  alge- 
meen, 280,  —  Haren  en  nagels  281,  —  Gevoelig- 
heid der  huid,  281.  —  Yermoeidlieid  282.  —  Tremor, 

282.  —  Erethismus  nervosus,  282.  —  Genitaliën, 

283.  —  Smegma,   283.  —  Het  psychische  leven, 

284.  — Vorming  van  gemoed  en  verstand,  291.  —  Vrou- 
wen, 294.  —  Geslachtsleven,  294.  —  Anaemie,  295.  — 
Oud  worden,  297.  —  Kinderen,  298.  —  Ontwikke- 
ling, menstruatie,  301.  —  Zonnewarmte  en  werken 
in  den  grond,  303.  —  Temperamenten,  305.  —  Inlan- 
ders. 307.  —  Kleurlingen.  307.  —  Chineezen,  308.  — 
Verplaatsing  naar  bergstreken,  309.  —  Verplaatsing 
naar  Europa,  314.  —  Schoolgaan,  320.  —  Voortplan- 
ting van  Europeanen,  321 .  —  Kolonisatie,  324. 

LEEFREGELEN   .329. 

HE  UITOEFENING    DER   GENEESKUNDIGE    PRAKTIJK  IN 

HET  ALGEMEEN   .333. 

Bevoegdheid,  333,  —  Onbevoegden,  334.  —  Straf- 
bepalingen, 340.  —  Wie  praktijk  uitoefent,  341.  — 
Vroedvrouwen,  342.  —  Stadsgeneesheeren,  344.  — 
Civiele  geneesheeren,  346.  —  Particuliere  genees- 
heeren,  347.  —  Uitgaven  en  inkomsten,  348,  — 
Positie,  350,  —  Hulp  inroepen,  351,  —  Tijd 
en  aantal  der  visites,  353.  —  Vervoermiddelen, 
353,  —  Trommel,  354.  —  Gerechtelyke  geneeskunde. 
355.  —  Certificaten,  356,  —  Onderlinge  verhouding, 
367.  —  Consulten,  369.  —  Specialiteiten,  370.  — 


4 


INHOUD. 


Wetenschappelijke  omgeving,  371.  -  Opleiding 
van  inlanders  lot  geneesheer,  374.  —  Uitrusting, 
374. 

ALPHABETISGH  REUISTIiR  Pagina  377. 

ALPHABETISCllE  LIJST  VAN  EIGENNAMEN   417. 


YOOEEEDE 


voor  het  eerste  d.eeU 


Liefde  tot  het  land,  waarin  iic  de  tweede  lielft  van  mijn 
leven,  dus  mijne  liesle  levensjaren,  doorbracht,  en  liefde  tot 
mijn  werkkring  hebben  mij  dit  boek  doen  samenstellen. 

Hoe  dikwijls  is  het  mij  voorgekomen,  en  zeker  vele  Indische 
geneeskundigen  met  mij,  dat  ik  dagen  lang  moest  zoeken  om 
een  schijnbaar  eenvoudige  zaak  te  welen  te  komen?  Vele 
deelen  van  verschillende  tijdschriften,  of  vele  brochures  en 
boeken  moesten  worden  nageslagen  eer  het  doel  was  bereikt  — 
of  niet  bereikt. 

Dan  kwam  dikwijls  de  wensch  bij  mij  op,  hadden  wij  maar 
een  boek,  waarin  de  zaken  uit  Nederlandsch-Indic ,  die  voor 
een  geneesheer  noodig  zi.]n  te  weten ,  bij  elkaar  voorkomen  , 
al  was  zulk  een  boek  niet  volkomen.  Denkende,  dat  anderen 
dit  gemis  ook  wel  zullen  bespeurd  hebben,  besloot  ik,  reeds 
voor  vele  jaren,  te  pogen  zulk  een  hoek  te  schrijven;  ik  ver- 
zamelde gegevens,  maar  wilde  die  eerst  rangschikken,  nadat 
ik  meende,  door  een  langdurig,  onafgebroken  verblijf  en  door 
eene  uitgebreide  praktijk,  genoeg  ondervinding  te  hebben  ge- 
kregen om  zelfstandig  te  kunnen  oordeelen  en  eigen  mededee- 
lingen  te  kunnen  doen. 

In  de  inleiding  heb  ik,  in  korie  trekken,  het  doel  van  dit 
werk  uileen  gezet;  thans  wensch  ik  het  een  en  ander  in  het 
midden  te  brengen  over  de  bewerking  van  dit  eerste  deel. 

De  inhoud  er  van  is  vooral  hygiène,  voorafgegaan  door  eenige 
mededeelingen  over  land,  klimaat  en  bewoners,  waarvan  de 
kennis  mij  nuttig  scheen  voor  den  geneesheer,  en  gevolgd  door 


VOORREDE. 


hel  verliaal  van  hel  een  en  ander,  dal  de  uiloefening  der  ge- 
neeskundige prakUjk  in  Indië  bijzonders  oplevcrl. 

Ik  schreef  geen  leerboek  der  hygiène  voor  Nederlandsch-lndië, 
noch  een  boek  voor  hel  publiek.  In  beide  gevallen  zou  de  be- 
handeling eene  geheel  andere  hebben  moeien  zijn ,  dan  zij 
thans  is.  Een  leerboek  zou  veel  uilgebreider  moeien  wezen , 
zou  zaken  moeien  behandelen,  die  Ibans  achlerwege  konden 
blijven,  en  veel  syslemalischer  moeien  zijn  bewerkl.  Een  po- 
pulair boek  zou  bijna  alles  kunnen  missen,  wat  Ihans  is 
niedegedeeld  over  inlanders,  Chineezen  en  andere  bewoners, 
daar  hel  alleen  voor  Europeanen  nul  zou  kunnen  hebben ;  de 
loon  moesl  dan  ook  anders  geweest  zijn,  en  geheel  andere 
zaken  zouden  moeien  behandeld  zijn. 

Ik  schreef  een  boek  voor  gevormde  geneesheeren ,  die  zich  in 
Indië  willen  vesligen,  in  de  hoop,  dal  ook  de  medici,  die 
daar  reeds  langer  verblijf  hielden ,  hel  zouden  kunnen  gebrui- 
ken, om  er  eens  iels  in  op  te  zoeken  of  hun  herinnerings- 
vermogen Ie  hulp  te  komen.  Voor  zoover  de  hygiène  belrefl, 
beschouwe  men  de  mededeelingen  als  aanvullingen  van  het- 
geen over  de  behandelde  onderwerpen  in  elk  handboek  der 
gezondheidsleer  te  vinden  is,  meer  bepaald  als  aanvullingen 
mei  hel  oog  op  de  bijzondere  omstandigheden  in  Neder- 
landsch-Indië.  Bij  de  bewerking  stelde  ik  mij  voor,  in  gesprek 
te  zijn  met  eenige  collega's,  al  nam  die  samenspreking  den 
vorm  eener  alleenspraak,  en  wel  van  een  heel  lange,  aan. 
Daardoor  leed  somtijds  de  zuiver  syslemalische  behandeling 
der  onderwerpen  en  dwaalde  hel  gesprek  wel  eens  af.  Dat 
kon,  dacht  mij,  geen  kwaad;  'l  boek  zou  er  meer  leesbaar 
door  worden,  vrijer  in  de  behandeling,  terwijl  de  moeielijk- 
heid,  die  daaruit  ontslaat  om  iels  op  Ie  zoeken,  wordl  opgeheven 
door  de  toevoeging  van  een  zeer  uitgebreid,  alphabelisch  register 
der  behandelde  onderwerpen.  In  dal  register  is  hel  zoeken  zoo 
gemakkelijk  mogelijk  gemaakt,  door  de  onderwerpen  onder 
elk  zelfstandig  naamwoord  te  brengen ,  dat  de  zaak  aanduidt, 
bijv.  opvoeding  der  kinderen,  slaat  onder  opvoeding  en  onder 


VOORREDE. 


llt 


kinderen;  karbouwenvleesch  onder  Bos  bubnhis,  buffel,  harho , 
karbouw,  kebo,  moending  en  vleesch ,  enz. 

Waar  mij  dat  noodig  scheen,  deelde  ik  Maleische,  Javaansche, 
Sundaneesche  of  uit  eene  andere  taal  genomen  woorden 
mede;  daartoe  was  alleen  duidelijkheid  een  leiddraad;  nimmer 
evenwel  werd  een  dier  woorden  gebruikt  zonder  toelichting 
door  toevoeging  van  een  Nederlandsch  woord  of  van  eene 
wetenschappelijke  diagnose.  Taalkennis  stond  daarbij  niet  op 
den  voorgrond;  dus  is  niet  altijd  er  bij  gezet  in  welke  taal 
eene  zaak  den  opgegeven  naam  draagt,  maar  koos  ik  hel  meest 
gebruikelijke  woord;  over  de  spelling  dier  woorden,  uit  een  der 
Polynesische  talen  genomen ,  zeide  ik  het  een  en  ander  op  pag. 
162;  al  die  woorden  zijn  cursief  gedrukt  om  vergissingen  te 
voorkomen. 

Ten  opzichte  der  wetenschappelijke  diagnosen  teeken  ik  aan, 
dal  ik,  zooveel  mogelijk  maar  één  naam  opnoemde  en  welden 
meest  gebruikelijken  of  dien  van  het  meest  voorkomende  voor- 
werp. Er  zou,  zonder  die  bekorting,  geen  eind  aan  sommige 
diagnosen  komen ;  bij  de  visschen  o.  a.  en  bij  de  planten  is  het 
geen  zeldzaamheid  te  vinden  dat  een  zelfde,  Maleische  naam 
op  drie,  vier  of  meer  dieren  of  planten  toepasselijk  is;  daarom 
achtte  ik  mij  verplicht  eene  kritische  keuze  te  doen  uit  het 
bestaande  materiaal;  dat  was  meer  in  overeenstemming  met 
de  strekking  van  een  boek,  waarin  zoölogie  en  botanie  niet 
op  den  voorgrond  konden  staan.  Uit  dat  oogpunt  scheen  het , 
voor  dit  eerste  deel,  niet  noodig  de  autoriteitsnamen  bij  de 
diagnose  te  noemen. 

Met  groolere  zorg  en  meer  en  détail  trachtte  ik  zulke  onder* 
werpen  te  behandelen,  waarover  weinig  of  niets  is  gepubliceerd^ 
zooals  bijv.  het  baden,  de  aanwijzingen  voor  het  verblijf  in 
een  koel  klimaat,  of  voor  een  vertrek  naar  Europa,  en  der- 
gelijken. 

Ik  hoop  door  dit  boek  te  gemoet  te  komen  aan  de  klacht 
van  zoovelen,  dal  het  bezit  eener  groote  bibliotheek  in  hdië^ 
bij  hel  dikwijls  veranderen  van  woonplaats,  zoo  lastig  is; 


IV 


VOOBREDE. 


immers  om  lekluur  Ie  hezillen  over  de  medische  onderwerpen, 
daar  (e  liiiis  behoorende,  moei  men  zich  voorzien  van  de  reeds 
lamelijk  uitgebreide,  wetenschappelijk  tijdschriften,  waarin  die 
behandeld  worden.  Eene  concentratie  van  wal  den  Indisclien 
medicus  noodig  is  te  welen  kan  die  klacht  doen  verkleinen. 
Dal  de  eerste  poging  daartoe  vele  gebreken  zal  bezitten ,  is 
eene  opmerking,  waarvan  ik  de  waarheid  volkomen  gevoel. 
Bij  de  beoordeeling  van  dit  werk  moge  men  dit,  hoop  ik, 
niet  uil  hel  oog  veiliezen.  Üaar  komt  bij,  dat  ik  voortdurend 
te  Batavia  gevestigd  was,  eersl  als  olTicier  van  gezondheid, 
daarna  als  particulier  geneesheer;  velen  nu,  die  meer  van  yWié 
zagen,  beweren,  dat  zulk  een  Balaviaasche  ondgasl  Indië  niet 
kent.  Hel  zal  mij  dan  ook  niel  verwonderen,  als  het  gezegde : 
«audiunl,  qui  auditi  dicunl,  videnl,  qui  bene  sciunl"  hier 
toepasselijk  zal  zijn  en  men  aan  het  boek  een  Balaviaschen 
slempel  niel  zal  kunnen  betwisten.  Ik  meende  daarin  evenwel 
geen  reden  te  vinden,  mijn  plan  te  lalen  varen;  vooral,  omdat 
hel  regelmatig  bezoek  der  vergaderingen  van  de  vereeniging  lol 
bevordering  der  geneeskundige  wetenschappen  in  Nederlandsch- 
Indië  mij  telkens  de  gelegenheid  opende  met  collega's  in 
aanraking  te  komen,  die  den  Jndisclieii  Archipel  op  alle  moge- 
lijke plaatsen  hadden  bezocht. 

Met  voorbedachten  rade  liet  ik  bijna  alles  buiten  bespreking 
wal  in  geneeskundige  werken,  in  andere  talen  geschreven  over 
hel  heele  klimaat  en  zijne  gevolgen,  is  gepubliceerd;  niet 
omdat  ik  aan  die  werken,  handelende  meestal  over  Fransche 
en  Engelsche  koloniën,  geen  waarde  toeken;  integendeel,  ik 
achtte  het  noodig  die  voor  mij  zelveu  Ie  bestudeeren ;  maar, 
omdat  ik  dit  boek  een  zuiver  Nederlandsch-lndisch  karakter 
wenschle  Ie  doen  iiebben  en  houden.  Een  zeer  enkele  maal 
wees  ik  op  Brilsch-lnd  ë  of  op  Singapore,  waar  dal  niet  ver- 
meden kon  worden. 

Overigens  zal  hel  wel  ailijd  de  persoonlijke  meening  zijn, 
die  aangeeft,  wat  er  in  oen  boek  van  dezen  aard  behandeld 
moei  worden  en  wal  niel.    Alleen  de  hoop,  dat  de  keuze  der 


VOORREDE. 


V 


besproken  onderwerpen ,  de  goedkeuring  der  meerderheid  moge 
verwerven,  moei  den  schrijver  leiden  bij  die  keuze.  Zoo  zijn 
er  bijzonderheden  uit  hel  leven  der  inlanders,  der  Chineezen^ 
der  bewoners  in  hel  algemeen  aangestipt ,  die,  hoewel  niet 
behoorende  op  zuiver  medisch  terrein,  toch  kunnen  bijdragen, 
de  bevolking  beier  te  doen  kennen  en  beoordeelen.  Van  der 
Hoeven's  «Anthropologisch  onderzoek"  leert  ons,  dat  zulke 
zaken  ook  waarde  hebben  voor  deu  praktiseerenden  arts. 

Dit  eerste  deel  vormt  een  voldoend,  op  zich  zelf  slaand  geheel, 
naar  het  mij  toeschijnt,  om  de  uitgave  d;iarvan  te  rechtvaar- 
digen, terwijl  niet  met  zekerheid  kan  worden  beloofd,  wanneer 
hel  tweede  en  derde  deel  zullen  verschijnen.  liet  rangschikken 
en  bewerken  mijner  aanleekeningen  is  mij  alleen  mogelijk  in 
de  weinige  avonduren,  die  mijne  overige  werkzaamheden  mij 
vrij  laten ;  hoe  onregelmatig  die  vrije  uren  voorkomen,  zal  men 
gemakkelijk  inzien.  Daarom  kan  ik  alleen  beloven ,  zoo  spoedig 
mogelijk,  de  beide  andere  deelen  te  zullen  gereed  maken. 

Moge  dit  boek,  als  een  eerste  poging  op  dit  gebied, 
eenigszins  voldoen  aan  het  plan,  waarmede  het  werd  bewerkt; 
moge  het  door  mijne  collega's,  onder  wie  ik  zoo  vele  vrienden 
lel,  ontvangen  worden  met  die  welwillendheid,  waarover  ik 
mij  zoo  dikwijls  mocht  verheugen;  moge  het  tevens  aanleiding 
geven  lot  op-  en  aanmerkingen,  die  zullen  kunnen  dienen  om 
later  een  leerboek  of  eenige  leerboeken  over  de  hier  behandelde 
onderwerpen  te  doen  verschijnen. 

Wij  willen  immers  hopen,  dal  de  lijd  zal  komen,  waarin 
leerboeken  over  hygiène,  ziekte-  en  genezingsleer ,  materies 
medica,  enz.,  speciaal  voor  Nederlandsch-hidië,  noodig  zullen  zijn, 
omdat  er  medici  voor  en  in  Indië  gevormd  zullen  worden  1 
Thans  is  een  leerboek  nog  niet  noodig,  daar  de  gelegenheid 
ontbreekt  om  uitsluitend  voor  Jnsulinde  lol  medicus  te  worden 
opgeleid. 

Het  is  mij,  na  hel  afdrukken  van  dit  boek,  gebleken,  dat 
eene  dubbele  kaart,  als  bedoeld  is  op  pug.  8,  voorkomt  achte  r 
Kuijper's  r>  Oost- Indië",  dal  de  op  pag.  29  genoemde  school , 


Vi 


VOOkREOfe. 


gevestigd  in  een  vroeger  pliolographisch  alelier,  is  verdw^enen, 
en  dat  de  lokalen  van  het  Gymnasium  Willem  III,  op  pag. 
32  als  minder  goed  aangeduid,  door  anderen  zijn  vervangen. 

Ook  verdient  aangeteekend  te  worden,  dat  op  den  Juli 
1882  een  nieuw  BReglement  op  de  hiirgerlijke  geneeskundige 
dienst  in  Nederlanclsch-lndië  (Gouv.  besluit  50  Maart  1882  ,  Staats- 
blad n°.  97)"  in  werking  zal  treden.  Ik  heb  mijne  bedenkingen 
tegen  dat  Reglement,  als  «Kantteekeningen",  gepubliceerd  in 
het  Bafaviaasch  Handelsblad  van  den  6«"  en  8""  Mei  1882. 
Enkele  opmerkingen  in  het  laatste  hoofdstuk  van  dit  deel  wor- 
den daardoor  gewijzigd;  evenwel  kan  over  de  werking  van  dat 
nieuwe  Reglement  eerst,  na  eenigen  tijd,  geoordeeld  worden; 
bovendien  blijft  het  grootste  gedeelte  van  het  daar  gezegde 
toch  van  kracht. 

Ten  slotte  vergunne  men  mij  een  woord  van  oprechten  dank 
aan  mijnen  vriend  Dr.  C.  H.  A.  Westhoff,  die  zich  de  moeite 
getroostte  het  geheele  manuscript  en  de  drukproeven  door  te 
lezen,  en  die  mij  daarbij  menigen  nuttigen  wenk  en  menige 
belangrijke  opmerking  ten  beste  gaf.  Zijne  collegiale  hulp 
wordt  door  mij  op  hoogen  prijs  gesteld. 

Batavia,  Mei  1882. 

Dr.  C.  L.  V.  D.  Bimo. 


IILEIDIIG. 


In  de  oorspronkelijke  Nederlandsche  lilteralimr  over  genees- 
kunde ontbreekt ,  naar  ik  meen ,  tot  nog  toe  een  werk ,  dat 
afzonderlijk  bestemd  is  de  ziekten  te  bespreken,  die  vooral  in 
de  keerkringsgewesten  veelvuldig  voorkomen.  Zeer  zeker 
hebben  vele  Nederlandsche  geneesheeren,  zoowel  als  die  van 
andere  nationaliteiten  in  Nederlandschen  dienst,  zich  verdien- 
stelijk gemaakt  door  het  schrijven  van  boeken  en  tijdschrift- 
artikelen, die  alleen  over  ziekten,  als  de  boven  bedoelden,  handelen. 
Evenwel  bestaat  er  geen  werk  in  de  Nederlandsche  taal,  dat 
als  een  handboek  voor  de  ziektekunde  over  tropische  ziekten 
kan  worden  beschouwd. 

Het  voor  de  17'=  eeuw  zeer  goede  boek  van  Dr.  Bontius 
i.s  in  het  Latijn  geschreven  en  niet  in  zijn  geheel  in  het 
Nederlandsch  vertaald.  Wil  men  de  bijdragen  door  Neder- 
landers geleverd  voor  de  betere  kennis  der  tropische  ziekten 
bestudeeren  dan  is  het  noodig  een  groot  aantal  verhandelingen 
te  verzamelen,  die  in  zeer  verschillende  Nederlandsche  en 
Nederlandsch-Indischc  tijdschriften  zijn  verspreid  en  levens 
kennis  Ie  nemen  van,  als  brochures  of  kleine  boekwerken 
uitgegeven,  monographiën  over  tropische  ziekten.  Is  het  dus 
van  belang  te  achten,  een  boek  te  bezitten ,  in  onze  moedertaal 
geschreven,  dat  de  hierbedoelde  ziekten  regelmatig  bespreekt, 
zeker  is  dat  niet  minder  het  geval,  wanneer  men  bedenkt ,  dal 
Nederland  de  tweede  plaats  inneemt  in  de  rij  der  mogendheden , 
die  uitgebreide  bezittingen  hebben  ifi  de  keerkringsstreken. 

Te  verwonderen  is  het  wel ,  dat  in  zulk  een  staal  zoo 
weinig  werk  gemaakt  wordt  van  de  studie  der  ziekten,  die 


2 


het  meest  in  tropische  landen  voorkomen ,  waar  het  de  vorming 
van  geneesheeren  geldt.  Aan  de  hoogescholen  werd  vroeger 
de  leer  der  ziekten  van  de  tropen  nimmer  alzoiiderlijk  onder- 
wezen; zij  werden  wel  besproken  op  de  colleges,  die  aan  pathologie 
euz.  waren  gewijd,  maar  de  leeraren,  die  geroepen  waren  ook 
daarin  onderwijs  te  geven,  hadden  in  den  regel  hoogst  zelden 
gelegenheid  persoonlijke  ondervinding  op  den  voorgrond  te 
plaatsen.  Er  zijn  inderdaad  ziekte-processen ,  die  in  verreweg  de 
meeste  handboeken  der  gcneesknnde  niet  eens  genoemd  vvorden  , 
en  waarvan  de  kennis  toch  nooilig  moet  geacht  worden  voor 
den  geneesheer,  die  kor  teren  of  langeren  lijd  in  de  tropische 
gewesten  zal  moeten  pracliseeren. 

Bij  de  opleiding  der  militaire  geneeskundigen  aan  's  Rijks 
kweekschool  te  Ulrechl  werd  ten  minste  rekening  gehouden 
met  de  heslemming  van  sommige  kweekeliiigen  voor  Oost-  of 
Wesl-Indië,  van  anderen  voor  de  zeemacht.  Maar  allen 
genoten  hetzelfde  onderwijs  gezamenlijk  en  nimmer  werd 
gebruik  gemaakt  voor  het  speciale  onderwijs  van  de  ondervinding 
door  geneesheeren  in  Indië  opgedaan.  Bij  de  verplaatsing  van 
het  korps  kandidaten  voor  militaii'en  geneesheer  naar  Amsterdam 
werd  in  zooverre  gedacht  aan  de  belangen  der  voor  Indië  en 
voor  de  Marine  bestemde  leerlingen ,  dal  hun  de  gelegenheid 
gegeven  werd  de  lessen  te  volgen,  die  door  een  der  oudste 
officieren  van  gezondheid  van  de  zeemacht  over  tropische 
ziekten  werden  gegeven. 

De  geneesheer,  die  in  Indië  aankomt,  heeft  in  den  eersten 
tijd  een  moeielijken  werkkring.  Niet  zelden  slaat  hij  plotseling 
alleen  te  midden  eener  hevolking,  wier  taal  hij  niet  kent, 
wier  gewoonten  hem  volkomen  vreemd  zijn,  en  tegenover 
ziekten,  die  hij  wellicht  wel  eens  heeft  hooren  noemen,  maar 
nooit  heeft  ge/.ien  en  gewoonlijk  ook  niet  heeft  bestudeerd. 
De  eigenaar.ligheiien,  die  de  geneeskundige  praktijk  oplevert 
ten  gevolge  van  het  menschenras,  waarmede  hij  te  doen 
heeft,  of  van  het  klimaat,  waarin  hij  zich  bevindt,  zijn  hem 
volkomen  vreemd  tn  hij  heeft  eeni^je  maanden,  noodig  om  zich, 


5 


ten  minste  eon  weinig,  te  oriënteeren.  Zelfs  de  gewone, 
dagelijksciie  gang  van  zaken  is  hem  onbekend  en  iiij  ondervindt 
groole  moeieliikheden  lot  hel  vinden  van  een  Juist  antwoord 
op  lot  hem  gerichte  vragen  over  hel  al  of  niet  geoorloofde 
van  het  gebruik  van  spijzen  en  dranken,  welker  namen  nog 
nooit  zijn  oor  bereikten ;  over  hel  gewenschle  van  hel  gebruik  van 
baden;  over  het  schadelijke  of  onschadelijke  gebruik  van  in- of 
uitwendig  toegepaste  inlandsche  geneesmiddelen  en  dergelijken 
meer. 

Algemeene  regelen  mogen  hem  daarbij  leiden  tot  het  geven 
van,  in  zijn  oog,  zeer  gepaste  antwoorden  —  niet  zelden  slaat 
hij  de  plank  mis,  omdat  de  studie  hem  niel  in  staat  stelde 
genoeg  Ie  weten  van  de  omstandigheden ,  die  zijn  oordeel 
moeten  vestigen. 

Andere  moeielijkheden  doen  zich  voor  bij  de  beoordeeling 
der  noodzakelijkheid  van  een  verblijf  in  de  bergstreken  of  van 
een  vertrek  naar  Europa. 

Over  de  meeste  dier  aangelegenheden  is,  vooral  in  het 
Geneeskundig  Tijdschrift  voor  Nederlandsch-Indië ,  wel  iels  te 
vinden,  ook  wel  in  de  boeken,  die  als  populaire  handleidingen 
zijn  gepubliceerd,  naar  voldoende  kunnen  die  hulpmiddelen 
niel  worden  genoemd. 

Toen  ik  nader  kennis  maakte  met  Munaret's  hoek:  Le 
médecin  des  villes  et  des  campagnes,  kwam  de  wensch  hij  mij 
op,  dal  voor  Indië  een  dergelijk  werk  mocht  beslaan. 

Eindelijk  besloot  ik  iets  dergelijks  le  beproeven,  al  heb  ik 
voor  mij  zeiven  de  volle  overtuiging  dien  geesligen  schrijver 
op  lange  na  niet  le  kunnen  navolgen.  Juister  druk  ik  mij 
uil  door  le  zeggen,  dal  genoemd  boek  den  laalslen  sloot  gaf 
aan  een  reeds  lang  gekoesterd  plan,  om  een  werk  over  de 
geneeskundige  praktijk  in  Indië  le  schrijven. 

De  zaak  was  voornamelijk,  dal,  naar  mijne  meening,  in 
zulk  een  boek  veel  moest  vermeld  worden ,  wat  men  in  den 
regel  in  geneeskundige  hoeken  niel  aantreft.  AIunaret  nu  gaf 
hel  voorbeeld,  dal  hel  nul  heeft  ook  die  dingen  in  een  werk 


4 


bijeen  te  brengen  en  dat  voorbeeld  spoorde  mij  tot  navolging 
aan.  Evenwel  bepaalt  zich  daartoe  dan  ook  de  overeenkomst , 
zooals  bij  eene  oppervlakkige  vergelijking  reeds  blijken  zal. 

Dit  werk  is  dus  te  beschouwen  als  een  boek  voor  gevormde 
geneesheeren ,  die  naar  Indië  wenschen  te  gaan  of  daar  gevestigd 
zijn.  Misschien  is  er  voor  studeerenden  ook  wel  wat  in  te 
vinden,  maar  zeer  zeker  niet  genoeg,  zonder  daarbij  andere 
geneeskundige  werken  te  raadplegen. 

Ik  stel  mij  voor  drie  afdeelingen  te  onderscheiden,  waarvan 
de  eerste,  in  algemeene  trekken  de  praktijk  in  Indië  te  be- 
handelen zal  hebben,  eii  waarin  dus  onderwerpen  besproken 
worden,  die  de  geneesheer  voor  alles  dient  te  kennen,  om 
geen  vreemdeling  te  zijn  in  het  land,  waar  hij  zieken  zal 
verplegen ,  terwijl  daarin  verder  de  hygiënische  maatregelen  in 
de  lieele  gewesten  behandeld  worden. 

De  tweede  afdeeling  heeft  ten  doel  de  kennis  van  ziekte- 
voi  men ,  die  in  Indië  meer  dan  in  andere  landen  worden  waar- 
genomen,  en  de  verschillen  te  doen  zien,  die  in  het  ziekte- 
verloop, de  behandeling  en  dergelijken  voorkomen.  Daarbij 
slaat  voortdurend  Nederlandsch- Indië  op  den  voorgrond  en 
slelde  ik  mij  telkens  vragen  van  dezen  aard:  Moet  deze  ziekte 
geheel  beschreven  worden?  Is  het  alleen  noodig  enkele  afwij- 
kingen te  beschrijven?  Geeft  alleen  de  behandeling,  de  voor- 
zegging, de  oorzakenleer  aanleiding  tot  opmerkingen?  Het 
gevolg  daarvan  is  dus,  dat  bijv.  longlering  niet  wordt  be- 
schreven, maar  daarbij  alleen  op  de  behandeling  wordt  gelet; 
dal  Indische  spruw,  framboesiae  en  dergelijke  uitgebreider 
worden  besproken;  aandoeningen  van  de  lever  een  groote 
plaals  innemen,  enz. 

Een  derde  afdeeling  kan  materia  Indica  genoemd  worden  en 
bespreekt  Indische  geneesmiddelen. 

Ik  achtte  het  onnoodig  in  een  boek  van  dezen  aard  lelkens 
de  bronnen  optegevcn,  waaruil  ik  putte. 

Men  begrijpt  licht,  dat,  al  heeft  eene  ruime  ondervinding 
mij  in  staat  gesteld  een  eigen  oordeel  te  vellen  over  de  meeste 


6 


der  behandelde  onderwerpen,  toch  dikwijls  te  rade  werd 
gegaan  met  hetgeen  anderen  reeds  bekend  maakten,  evenzeer 
als  ik  meende  soms  te  mogen  herhalen ,  wat  reeds  vroeger  door 
mij  was  gepubliceerd,  maar  toch  hier  te  huis  behoorde.  Nu 
en  dan  plaatste  ik  ter  aanwijzing  een  naam  lusschen  haakjes 
of  noemde  een  opstel,  dat  mij  van  dienst  was. 


LAID  EI  KLIMAAT. 


Zeker  zal  men  hier  wel  geene  uitgebreide  beseliri.iviiig,  in 
geneeskiiiuligen  zin ,  van  Nedeiiandsch-Indië  verwachten.  Er 
kan  alleen  eene  algemeene  beschouwing  geleveril  worden , 
terwijl  al  hel  belangrijke,  wat  over  verschillende  plaatsen 
als  geneeskundige  topographische  beschrijvingen  is  gepubliceerd, 
achterwege  dient  te  blijven.  Behalve  dat  zelfs  een  uittreksel 
van  die  plaatsbeschrijvingen  een  boekdeel  zoude  vullen ,  zou 
hel  altijd  een  uittreksel  blijven  en  de  geneesheer,  die  zich 
op  een  bepaalde  plaats  wil  vestigen,  toch  in  de  noodzakelijk- 
heid verkeeren  zich  eigen  te  maken ,  wat  over  die  plaats , 
vooral  in  Indische  tijdscbrilten ,  is  bekend  gemaakt.  Eene 
lieschouwing  van  Insulinde  in  het  algemeen  mag  evenwel 
niet  ontbreken. 

De  Oost-Indische  Archipel  ligt,  voor  zooverre  zij  onder 
Nederlandsch  gebied  behoort,  tusschen  93°  en  141°  Oosterlengte 
van  Greenwich  en  tusschen  7°30'  Noorderbreedte  en  9°  Zuider- 
breedte; dus  geheel  en  al  in  het  heete  klimaat.  Zij  bestaat  uit 
eene  verzameling  groole  en  Ideine  eilanden ,  die ,  wat  haar 
dierenwereld  en  haar  plantengroei  betreft,  voor  een  gedeelte 
tot  Azië  moeten  v/orden  gebracht,  terwijl  een  ander  gedeelte 
meer  de  typen  van  Australië  vertoont. 

Alfred  Russel  Wallage  was  de  man ,  die  hel  eerst  aan- 
toonde dat  de  oostelijke  en  westelijke  helft  van  Insulinde  niet 
aan  elkaar  gelijk  zijn,  uit  een  physisch-geographisch  oogpunt. 
Hij  vond  in  die  twee  gedeelten  contrasten  in  bijna  alle 
afdeelingen  der  natuur;  in  de  geologische  fornialiën,  in  den 
plantengroei,    in  de  dierenwereld,  in  de  diepten  der  zee, 


7 


in  de  menschenrassen.  Al  die  con trasten  hier  op  Ie  sommen 
ligt  buiten  ons  gebied;  genoeg  zij  het  op  te  merken,  dat 
Swnalra,  Borneo,  Java  en  de  tasschen  gelegen  eilanden,  uit 
dit  oogpunt  beschouwd,  tot  Az'ë  moeien  worden  gerekend; 
terwijl  de  oostelijker  gelegen  eilanden,  Celehes,  de  Moluhkei  en 
de  eilanden  ten  oosten  van  Java  tot  Auslralië  naileren.  Alleen 
voor  de  nienschen rassen  moet  Wallace's  meeiiing  worden  ver- 
meld, dat  de  Maleijers,  waarvan  de  Maleisclie  Archipel  zijn 
naam  onlleent  en  die  in  geen  ander  wcreMdoel  voorkomen, 
de  bewoners  der  westelijke  helft  zijn,  terwijl  de  Papoea's ,  die 
de  ooxtelijke  helft  bewonen,  als  een  geheel  afzonderlijk  ras 
moeten  worden  beschouwd.  De  grenslijn  evenwel,  die  de 
heide  mon'--chcnrassen  van  elkander  scheidt,  ligt  iels  meer 
ooslelijk  dan  die  de  beide  afileelinjren  uit  een  zoölogisch  en 
bolani  ch  oogpunt  begrenst.  Waar  in  dit  boek  van  inhinders 
gesproken  wordt,  is  het  Maleisehe  ras  in 'iet  algemeen  bedoeld , 
terwijl,  bij  onderlinge  ve'^schillen  tusschen  de  bewoners  van 
ondeischeidene  plaatsen,  daarop,  voor  zooveel  mij  noodig  voor- 
kwam ,  is  geweien. 

De  bodiMu  der  eilanden  van  den  Indischcn  Archipel  is  van 
zeer  verschillende  samenstelling. 

Terwijl  sommige  eilanden  alleen  gevormd  zijn  door  koraal- 
banken, zijn  anderen  door  vulkaniscl:e  uiiharslingen  ontstaan 
en  weder  anderen  door  heiile  lovmaliër»  te  z;imen  gevormd. 

De  binnenlanden  van  J,iva  o.  a.  beslaan  uit  groole  berg- 
vl.iklen,  met  vele  nog' werkzame  en  uilgtNloofle  vulkanen;  de 
veelal  sieil  af^'esnedon  en  hoog3  zuidkust  van  dat  eiland  is 
grooiendeels  gevormd  uit  sedimentaire  zand-  en  kalksteen, 
basalt-  en  andesiel-rotsen ,  allen  van  teriiaire  vorminr,  terwijl 
de  noordkust  door  aanslil.'bincr  zich  voortdurend  uilhreidt.  Aan 
die  noordkust  zijn  hier  en  daar  breede  stranden,  die  evenwel 
op  sommige  gedeelten  al  zeer  spoedig  eenige  honderde  voeten 
rijzen.  Ook  Sumalra  beslaat  aan  de  kusten,  voor  een  groot 
gedeelte,  uit  aantijeslihden  grond;  maar  de  binnenlanden  hebben 
hooge,  waaronder  enkele  vuurspuwende,  bergen.    Borneo  is 


8 


door  Eiiropoaneii ,  jilleen  aan  de  lage,  moerassige  kusten 
bewoond.  De  Molu/cken  hebben  in  het  algemeen  een  rolsach- 
ligen,  viilkanischen  bodem. 

VVenscht  men,  in  korle  woorden,  aanlegeven  boe  hel  slaat 
met  den  invloed  dier  eilanden  op  de  gezondheid,  dan  is  het 
nuttig  eene  verdeeling  te  maken  in  kustplaatsen  en  in  plaatsen 
in  de  binnenlanden  gelegen;  waarbij  de  eersten  moeten  worden 
beschouwd  als  de  warmste  niet  alleen,  maar  ook  als  die, 
waar  zich  de  meeste  miasmatische  invloeden  doen  gevoelen ;  dus 
als  de  ongezondste.  Dit  geldt  voor  Java,  Swnatra ,  Borneo  en 
de  tusschen  gelegen  eilanden,  terwijl  de  Moluksche  eilanden, 
ook  aan  de  kustplaatsen,  niet  ongezond  zijn. 

Men  maakt  zich  dikwijls  geen  goede  voorstelling  van 
de  grootte  der  genoemde  eilanden ;  nuttig  kan  het  daarom  zijn 
een  paar  vergelijkingen  te  maken ;  de  provincie  Friesland  is 
kleiner  dan  de  residentie  Batavia;  Wallage  geeft  een  kaartje, 
waaruit  blijkt,  dat  Engeland,  Schotland  en  Ierland  in  hunne 
gewone  ligging  binnen  den  omtrek  van  het  eiland  Borneo 
gemakkelijk  kunnen  plaats  vinden,  terwijl  er  dan  nog  zeer 
belangrijke  stukken  land  overschieten.  Hij  merkt  verder  op, 
dat,  indien  men  kaarten  had  van  Insulinde  en  van  Europa, 
geteekend  op  dezelfde  schaal,  en  men  de  uiterste  westpunten 
op  elkaar  legde,  het  eerste  zich  lot  ver  in  Centraal  Azië  zou 
uitstrekken.  Sumatra  is  grooter  dan  Groot  Brittaniè  en  Ierland 
samen;  Java,  en  Luzon  zijn  ieder  veel  grooter  dan  Ierland. 

Het  zij  mij  vergund,  ter  verduidelijking  nog  een  paar  voor- 
beelden in  cijfers  aan  te  voeren.  De  getallen,  achter  de 
landen  geplaatst,  zijn  vierkante  geographische  mijlen. 

Borneo       12962   Duilschland     11800  (zonder  A'/^a."?  en 

Sumatra      7828   Frankrijk         9748.  Lotharingen). 

Celehes        3294   Groot- Brittanië  3948. 

Java  2313   Cuba  2510. 

Timor  613   Nederlanden  ö94. 

Dat  is,  meen  ik,  voldoende  om  eenige  denkbeelden  te  vormen 
omlrent  de  belangrijke  grootte  van  den  Nederlandsch-Indischen 


9 


Archipel.  RcvrcenHlend  mag  het.  inderdaad  genoemd  worden , 
dat  de  Nederlanders,  sedert  meer  dan  Iwee  eeuwen  bezitters 
van  die  uitgestrekte  gewesten,  in  hel  algemeen  zoo  weinig 
kennis  bezitten  van  die  grootte.  Daartoe  draagt  waarschijnlijk 
veel  bij  het  feit,  dal  de  Europeesche  bewoners  van  Indië  zich 
zoo  dikwijls  verplaatsen,  waardoor  na  een  langdurig  verblijf 
bijna  alle  Europeanen  elkaar  eenigszins  bekend  zijn. 

De  Indische  Archipel  heeft,  een  klimaat,  zoo  warm  en  zoo 
vochtig,  dat  men  een  dergelijken  toestand  bijna  in  geen  ander 
deel  der  aarde  aantreft,  Wij  moeten  een  blik  werpen  op  de 
meteorologische  verschijnselen  in  dat  gewest.  Waarnemingen 
van  dien  aard  worden  op  zeer  vele  plaatsen  in  Indic  gedaan, 
maar  helaas!  niet  allen  verdienen  vertrouwen.  De  beste  zijn, 
zooals  wel  van  zelve  spreekt,  die  van  het  magnetisch  en 
meteorologisch  observatorium  te  Bitavia.  Reeds  vroeger  heb 
ik  een  overzicht  van  de  daar  gedane  waarnemingen,  uil  oen 
geneeskundig  oogpunt  belangrijk  te  achten,  gepubliceerd  en 
meen  dat  hier  gedeeltelijk  te  moeten  herhalen.  Het  strekt 
zich  uit  over  de  jaren  1866  tot  1875.  Het  is  van  belang 
te  weten,  dat  het  genoemde  observatorium  ligt  op  6°ll'0"  Zui- 
derbreedte en  een  tijdsverschil  heeft  oostelijk  van  Greenwich  van 
7  urjen  7  minuten  en  19  seconden,  terwijl  het  slechts  zeven 
meiers  boven  de  oppervlakte  der  zee  is  verheven. 

De  verschillen  in  den  barometerstand  zijn  zoo  gering,  dat 
zij  uit  een  geneeskundig  oogpunt  geen  waarde  bezitten;  de 
gemiddelde  stand  is  758,62  millimeters,  wat,  gereduceerd  tot 
het  zeepeil,  eene  hoogte  geeft  van  759,4  m.m. 

De  temperatuur-waarnemingen  hebben  eene  veel  hoogere 
waarde,  voor  ons  doel.  Alle  cijfprs  van  den  thermometer- 
stand zijn  die  van  de  verdeeling  volgens  Celsius. 

De  gemiddelde  temperatuur  bedraagt  25°84. 

De  hoogste  temperatuur  was  33°7 ;  de  laagste  bedroeg  19"4. 
Terwijl  dus  hel  grootste  verschil  lusschen  alle  aangeteekende 
cijfers  14°5  bedroeg,  was  het  grootste  verschil  in  de  dagelijk- 
sche  gemiddelden  slechts  5° 35. 


10 


De  warmste  maanden  van  het  jaar  zijn  April,  Mei,  Juni, 
Augustus,  September,  October  en  November,  waarin  de  ther- 
mometer gewoonlijk  boven  het  jaarlijksche  gemiddelde  rijst, 
terwijl  de  temperatuur  in  de  overige  maanden  daaronder  blijft. 
In  December,  Januari  en  Februari  heersclien  W.  Z.  W. ,  W. 
en  W.  N.  W.  winden  en  dati  is  het  koeler,  terwijl  van  Mei 
tot  October  Oostewinden  waaien  en  de  temperatuur  dan  hooger 
is.    Bij  volle  maan  is  het,  in  den  regel,  iets  warmer. 

Wal  de  dagelijksche  wijzigingen  in  den  warmtegraad  betreft, 
valt  op  Ie  merken,  dut  het  gedurende  IOV2  a  11  uren  van 
de  vierentwintig  warmer  is  dan  de  gemiddelde  temperatuur. 
Het  koelst  is  het  's  morgens  tusschen  5  en  6  ure  en  wel 
ongeveer  een  kwartier  voor  zonsopgang;  hoewel  de  juiste 
tijd  in  de  verschillende  maanden  eenigszins  varieert. 

Het  grootste  verschil,  dal  op  één  dag  werd  gezien ,  bedroeg 
11°2,  en  hel  kleinste  was  1°5.  In  hel  algemeen  is  het 
dagelijksche  verschil  het  grootst  in  Augustus  en  hel  kleinst 
in  Februari,  waaruit  zich  gemakkelijk  het  feit  laat  verklaren, 
dat  de  westmousson ,  die  in  Februari  heerscht ,  minder  onaan- 
genaam op  het  lichaam  inwerkt,  dan  de  oostmousson. 

Verdeelen  wij  den  dag  in  vieren  dan  vinden  wij : 

Van  zonsopgang  tol  's  middags  12  ure,  de  grootste 
warmte  in  October  en  November,  de  geringste  in  Januari  en 
Februari. 

Van  's  middags  12  ure  tol  zonsondergang,  de  hoogste  tem- 
peratuur in  Mei,  Augustus  en  September,  de  laagste  in  Januari 
en  Februari. 

Van  zonsondergang  tot  middernacht,  de  hoogste  warmtegraad 
in  April,  Mei  en  September,  de  laagste  in  December,  Januari 
en  Februari. 

Van  middernacht^  tot  zonsopgang  is  het  het  warmst  in  Juli 
en  Augustus,  het  koelst  in  April  en  Mei. 

Over  deze  waarnemingen  zal  nog  straks  iets  in  hel  midden 
gebracht  worden,  terwijl  wij  de  meteorologische  observaliën 
hier  eerst  allen  bij  elkaar  wiïlen  plaatsen. 


11 


Werd  reeds  gezegd,  dat  Indië  zeer  vochtig  is,  dit  blijkt 
duidelijk  uit  de  hier  volgende  cijlers.  Stelt  men  de  saturatie 
van  den  dampkring  op  1000,  dan  in  de  gemiddelde  vochtigheid 
858;  de  grootste  in  Februari  882;  de  geringste  in  Augustus 
790.  In  de  maanden  van  Januari  tot  Mei,  in  Augustus  en 
September  is  het  's  morgens  om  zes  ure  het  vochtigst ;  terwijl 
de  grootste  vochtigheid  wordt  waargenomen  bij  Westewind 
en  de  geringste  bij  N.  N.  0.  wind. 

De  dampspanning  is  gemiddeld  20.62  m.m,:  zij  is  het  hoogst 
in  April,  21.40  m.m.;  het  laagst  in  Augustus,  19.47  m.m. 
Een  minimum  vindt  men  dagelijks  om  6  en  11  ure 's  morgens , 
en  een  maximum  om  9  of  10  ure  's  morgens  en  om  6,  7  of 
8  ure  *s  avonds. 

Wat  de  gemiddelde  hoeveelheid  gevallen  regen  betreft,  be- 
draagt die  jaarlijks  1928  m.m.  De  geringste  hoeveelheid  viel 
in  1868  en  bedroeg  1377  m.m.;  de  grootste,  2501,  in  1872. 
Naar  den  tijd  van  het  jaar  verschilt  de  hoeveelheid  regen  zeer; 
in  Januari  valt  de  meeste;  in  Augustus  de  minste,  waarbij 
in  het  oog  moet  worden  gehouden ,  dat  er  in  Juni  en  October 
nog  twee  maxima,  in  Mei  en  November  twee  minima  zijn 
waarlenemen.  De  helft  van  de  jaarlijksclie  hoeveelheid  regen 
valt  in  December,  Januari  en  Februari. 

Donder,  die  66  tot  77  raaien  per  jaar  wordt  waargenomert, 
hoort  men  het  meest  in  November,  het  zeldzaamst  in  Juni. 

Wat  de  windrichting  betreft,  en  nu  volg  ik  niet  meer  de 
genoemde  meteorologische  warnemingen,  is  die  in  de  twee 
groole  seizoenen,  Oost-  en  Westmousson,  reeds  door  de 
namen  zelve  verduidelijkt.  Die  beide  moussons  komen  nog 
uitgebreid  te  sprake.  Thans  willen  wij  reeds  opmerken ,  dat  de 
kustlanden,  die  de  warmste  zijn,  belangrijken  invloed  onder- 
vinden van  de  land-  en  zeewinden.  Te  Batavia  is,  zooals  van 
zelve  spreekt,  de  zeewind,  een  Noorde-,  de  landwind,  een 
Zuidewind.  Over  de  oorzaken  van  hel  ontstaan  dier  winden 
behoef  ik  niet  uittewijden.  De  zeewind  komt  ongeveer  tef^en 
10  ure  's  morgens  door,  wordt  langzaam  sterker  en  bereikt 


12 


tegen  2  a  5  ure  's  middags  zijn  maximum ,  om  langzaam 
afnemend  legen  6  ure  's  avonds  op  te  houden.  Er  volgl  dan 
een  paar  uren  windstille,  waarna  de  landwind  even  langzaam 
doorkomt,  's  nachts  haar  maximum  bereikt  en  tegen  ongeveer 
7  of  8  ure  's  morgens  eindigt.  De  zeewind  is  gewoonlijk  veel 
sterker  dan  de  landwind.  De  eerste  is  meestal  heet  en  des 
te  warmer,  naarmate  hij  over  een  breedere  strook  verhit 
land  is  heengestreken ;  zoodat  hij  in  plaatsen,  meer  naar  hel 
binnenland  gelegen ,  werkelijk  hinderlijk  zijn  kan. 

De  landwind  daarentegen  is  meestal  zeer  koel;  die  koele 
wind  doet  geen  kwaad,  terwijl  de  heele,  opdroogende  zeewind 
veel  meer  aanleiding  geeft  lot  katarrhale  en  rheumatisclie  aan- 
doeningen, een  onderwerp,  waarop  wij  nog  nader  terugkomen. 
Bovendien  brengt  die  zeewind  nadeelige  hestanddeelen  in  de 
lucht,  ten  gevolge  van  het  strijken  over  de  meest  moerassige 
en  ongezondste  gedeelten  van  het  strand. 

Voor  andere  plaatsen  in  Indië  bestaan  niet  zulke  juiste 
meteorologische  waarnemingen  als  voor  Batavia.  Blijkt  uit  de 
hoven  opgegeven  cijfers,  dat  de  gemiddelde  temperatuur  te 
dier  stede  is  25°84,  men  vindt  die  door  vroegere  waarnemingen 
hooger  opgegeven  en  wel  26°19.  Dat  verschil  moet  hoogst 
waarschijnlijk  geweten  worden  aan  de  mindere  zorg,  die  men 
vroeger  wijdde  aan  het  opstellen  van  den  thermometer.  In 
het  meteorologisch  observatorium  toch  is  de  standaard-thermo- 
meter, met  de  meeste  zorg,  onttrokken  aan  den  invloed  van 
uitstraling,  wind,  verdamping  enz.  Vooral  de  uitstraling  van 
den  grond  maakt  de  temperaluurwaarnemingen ,  in  den  regel, 
iets  hooger.  Dit  mag  niet  uit  het  oog  worden  verloren  bij 
de  heoordeeling  van  den  warmtegraad,  gedaan  op  gewone 
thermometers.  Voor  den  medicus  is  het  van  belang  in  het 
oog  te  houden,  dat  de  mensch,  als  levend  en  zich  bewegend 
voorwerp,  wel  aan  den  algemeenen  gang  van  de  temperatuur, 
zooals  de  standaardthermometer  die  aanwijst ,  is  onderworpen , 
maar  bovendien  al  de  invloeden  ondervindt,  waaraan  die 
warmtemeter  onttrokken  is.    Door  hel  loopen  en  verblijven 


13 


in  den  zonneschijn,  in  den  wind,  in  den  regen,  door  ver- 
damping van  het  zweet  en  door  vele  andere  oorzaken ,  is  de 
niensch  onder  zoo  geheel  andere  omstandigheden ,  dat  voor 
hem  het  temperatuursverschil  grooter  is  dan  de  standaard- 
thermometer  dat  doet  kennen. 

Het  schijnt  mij  wel  nuttig  van  enkele  helangrijke  plaat- 
sen in  Nederlandsch  Indië,  waar  meteorologische  waarne- 
mingen gedaan  zijn ,  aanteekening  te  houden  van  den  gemiddelden 
warmtegraad,  al  mag  daarbij  niet  uit  het  oog  worden  verloren , 
dat  de  nauwkeurigheid  der  opgaven  zelfs  geene  vergelijking 
toelaat  met  die  van  het  meteorologisch  -ohservatorium  te 
Batavia. 

Voor  Soerabaija  vindt  men  eene  gemiddelde  temperatuur 
van  27°4. 

Te  Bajoewangie  was  dat  gemiddelde  ^^'^6  (Zollinger)  ; 
Te  Klatten  (Soera/carta)  23°5  (Schneider); 
Te  Padang ,  U°l  (Rpiche)  ; 
Te  Padang-Pandjang ,  2o°ö  (Kervel); 
Te  Fort  de  Koek,  21°2  (Charlier); 
Te  Pajakombo,  25°  (Sneltjes)  ; 
Te  Siboga,  28°3  (Wrede); 
Te  Padang-Sidempoean ,  24°8  (James); 
Te  Solok,  25°3; 
Te  Rau,  24°5; 
Te  Ajerbangis,  25°1 ; 
Te  Singkel,  27°ö ; 
Te  Goenoeng  Siloli,  28°  1 ; 
Te  Tebing-Tingie ,  26°4  (Lindman)  ; 
Te  Telok-Belong ,  29°3  (Wienecke); 
Te  Benkoelen,  29°5  (de  Uuuter); 
Te  Muntok,  28°9  (Lindgreen)  ; 
Te  Pengaron,  25°9  (üeelken); 
Te  Bandjermasin ,  27°8  (Hel^rich)  ; 
Tc  Montrado,  26°71  (Filet); 
Te  Singkawang,  2B°1  (Sünnemann  Uebentiscu); 


e 
e 


14 


Te  Makasser,  2B°8  (Broekmeijer)  ; 

Te  Maros,  26o4  (Bol); 

Te  Bonlhain,  26^45  (Huberïs  van  Assenraad/, 

Te  Amboina ,  26°4  (Mounike)  ; 


Te  Ternate,  26°7  (Bosman);  1  g 

Indien  wij  de  waarnemingen,  waaruit  de  bovenstaande 
gemiddelden  geput  zijn,  in  hun  geheel  overzien  en  vooral  als 
wij  een  blik  werpen  op  die  van  Batavia,  leeren  wij  daaruit 
hoe  gering  in  werkelijkheid  de  temperatuursverschillen  zijn. 
Die  voortdurende  hooge  warmtegraad  zou  waarschijnlijk  niet 
zoo  goed  verdragen  worden ,  indien  er  niet  een  factor  aanwezig 
was,  welke  ten  opzichte  van  de  inwerking  der  liooge  tempe- 
ratuur op  het  menschelijk  lichaam  niet  mag  worden  uit  hel 
oog  verloren.  Die  factor  is  het  geringe  verschil  in  duur  van 
dag  en  nacht;  met  zeer  kleine  verschillen  staat  de  zon  twaalf 
uren  lang  aan  den  hemel  om  daarna  voor  een  even  langen 
tijd  te  verdwijnen,  liet  gevolg  er  vtm  is,  dat  de  warmte  in 
Indiè  dragelijker  is  dan  in  de  heete  zomerdagen  in  Europa  en 
Noord-Ameri/m ,  waar  de  zonnewarmte  zooveel  meer  uren  van 
het  etmaal  ter  inwerking  vrij  staan.  Er  is  gedurende  den 
korten  nacht  in  die  streken  maar  zeer  weinig  afkoeling  moge- 
lijk; bovendien  brengt  de  inrichting  van  steden  en  huizen 
mede,  dat  de  warmte  beter  verdragen  wordt. 

Ook  brengen  de  reeds  genoemde  afwisselingen  tusschcn  land- 
en zeewind  daartoe  zeer  veel  bij.  Minder  is  dit  liet  geval 
met  We  Ooste-  en  Westewinden ,  die  ih  de  naar  hen  genoemde 
móussons  waaien.  Vooral  in  den  droegen  mousson  zijn  de 
hecrschende  winden  voor  het  gevoel  niet  zelden  brafidend  heel. 

In  de  overgangperioden  lusschen  de  beide  nioussons  zijn 
de  windrichtingen  meer  afwisselend,  hecrscht  dikwijls  wind- 
stilte en  onvveder,  en  is  gewoonlijk  de  warmte  het  meest  hin- 
derlijk voor  het  gevoel.  Als  algemeene  regel  moeten  die  kenle- 
ringslijden  als  do  ongezondste  worden  aangemerkt. 

Op  hel  eiland  CeJebcs  waait  somtijds  een  zeer  sterk  opdroo- 
gende  wind. 


Omtrent  de  regenwaarnemingen  verschijnen  maandelijks  ^ 
van  wege  het  observatorium,  uitgebreide  mededeelingen  over  den 
geheelen  Jndiscken  Archipel.  Voor  verreweg  het  grootste  gedeelte 
worden  die  door  geneesheeren  gedaan  en  is  het  dus  gemakke- 
lijk daarover  het  noodige  voor  iedere  plaats  te  kennen.  In 
West-Jam  regent  het  meer  dan  in  Oost-Java.  Op  de  plaatsen 
binnen  *s  lands  meer  dan  op  de  kustplaatsen.  Buitenzorg  Java, 
maar  nog  meer  Padang-Pandjang  op  Sumatra,  zijn  als  buiten- 
gewoon rijk  aan  regen  bekend. 

Natuurlijk  verandert  de  gemiddelde  warmtegraad  naarmate 
men  plaatsen  bezoekt,  die  hooger  of  lager  gelegen  zijn.  De 
bergstreken  zijn  veel  koeler,  soms  zelfs  zeer  koud  en  al  is 
de  sneeuwlinie  onder  den  evenaar  op  een  groeten  afstand  van 
de  aardoppervlakte  toch  worden  rijp  en  ijs  in  de  hoogste 
bergstreken  wel  eens  gezien.  Bovendien  zijn  de  dagelijksche 
verschillen  in  den  thermometerstand  op  de  bergen  veel  grooter 
dan  in  lager  gelegen  gedeelten.  Op  de  5mrforo,  in  de  residentie 
Kadoe,  bijvoorbeeld  vind  ik  de  temperatuur  aangegeven  als  te 
zijn  's  morgens  26°  over  dag  44°  en  's  avonds  36°  FAHR.  Een 
veel  grooter  verschil  dus,  dan  voor  Batavia  is  genoemd. 

Zeker  is  het  niet  Van  -  belang  ontbloot  Ie  weten ,  dat  in 
het  algemeen  op  Java  de  naar  het  westen  gekeerde  berghel- 
lingen koeler  zijn  dan  de  ooslelijke. 

De  betrekkelijke  vochtigheid  is  niet  zelden  ook  in  de  hoog- 
gelegen plaatsen  grooter  dan  in  laaggelegene.  In  het  algemeen 
is  de  graad  van  vochtigheid  in  den  Indschen  Archipel  zeer  gvoo\ . 
Men  kan  die  gemiddeld  op  880  stellen,  als  1000  genomen 
wordt  voor  saluratie. 

liet  laat  zich  gemakkelijk  denken ,  dat  die  groote  vochtigheid, 
gepaard  met  zeer  hooge  temperatuur,  aanleiding  geeft. tot  ver- 
schijnselen ,  die  elkaar  schijnbaar  tegenspreken.  Zoo  is  de  eerste 
oorzaak  van  de  groote  moeite  in  het  bewaren  van  boeken, 
instrumenten  en  eigenlijk  van  alles,  wat  men  noodig  heeft; 
terwijl  (Ie  tweede  even  lastig  kan  zijn  bij  bewerkingen  ,  waarbij 
men  wel  eenigen  lijd  iets  nat  zou  willen  houden;  ieder,  diQ 


16 


zich  scheert,  weel  dat  hij  zich  moet  haasten ,  omdat  anders  de 
zeepschuini  is  opgedroogd.  Inlanders  droogen  zich  na  hel  baden 
niet  af,  maar  loopen  toch  niet  met  natte  Itleederen ,  waarbij 
ook  de  invloed  van  den  wind  niet  buiten  rekening  mag  wor- 
den gelaten.  In  den  droogen  monsson  ziel  men  niet  zelden 
de  uileinden  der  groote  bladeren  van  pisang-hoornen ,  van  vele 
i^arens  en  andere  planten  gedeeltelijk  bruin,  zelfs  zwart  ver- 
brand door  de  inwerking  de  zonnestralen,  terwijl  het  meer 
naar  den  stam  gelegen  gedeelte  eene  frissche,  groene  kleur  heeft. 

Beide  factoren,  warmte  en  vochtigheid,  dragen  dan  ook  bij 
lol  een  ruime  ontwikkeling  van  betrekkelijk  lagere  organismen 
in  de  planten-  en  dierenwereld,  waardoor  de  bibliotheken, 
zoowel  door  schimmelvorming  als  door  het  voorkomen  van 
zeer  vele  diertjes,  belangrijk  worden  geschaad.  Ook  op  hel 
mensclielijk  lichaam  oefenen  die  beide  oorzaken  een  groolen 
invloed  uit,  die  uil  de  cijfers  der  meleorologische  waarnemingen 
niet  zoo  dadelijk  kan  worden  opgemaakt.  Zoo  is  de  voort- 
durende, belangrijke  vochtigheid  der  lucht  zeker  een  der 
voornaamste  oorzaken,  dat  verreweg  de  meeste  menschen  bij 
eenige  krachtsinspanning,  vooral  bij  mcchanischen  arbeid,  bij 
lichaamsbeweging,  zeer  sterk  zweeten,  al  is  de  gewone  tem- 
peratuur, onder  den  dagelijkschen  gang  der  werkzaamheden 
voldoende  om  het  langs  de  huid  afgescheiden  vocht  voordurend 
Ie  doen  verdampen,  zonder  dat  zich  zweetdroppels  vormen, 
len  minste  bij  personen,  die  langeren  tijd  in  het  tropische 
klimaat  verblijf  hielden  en  dus  als  geakklimaleerd  beschouwd 
kunnen  worden.  Juist  deze  omstandigheden  maken  het  be- 
grijpelijk, dat  verkoudheden  zoo  dikwijls  en  in  zoo  lievigen 
graad  voorkomen  in  een  land,  waar  men  a  "^iori  hel  tegen- 
overgestelde verwachten  zou.  Immers  de  inwerking  der  zeer 
warme  zonnestralen  geven  voor  een  oogenblik  aanleiding  lol 
zeer  snelle  verdamping  der  over  hel  lichaam  verspreide  droppels 
zweel,  wal  vooral  bcguiisligd  wordt,  zoo  hel  Ie  gelijker  lijd 
waail.  Dan  is  hel  verdampen  dikwijls  zoo  snel  en  wordl 
levens    de    wcrkdadigheid    der    huid    voor    eenige  oogen- 


17 


blikken  zoo  legen  gehouden,  dal  het  verdampte  zweet  zijne 
zouten  als  kleine  kristallen  op  de  huid  teruglaat,  die  zich 
dan  als  een  zeer  ruwt  stof  voor  hel  gevoel  met  de  hand  laten 
herkennen.  Sommige  gevoelen  dan  ook,  hij  hel  plotseling 
komen  in  den  slerken  zonneschijn  ,  enkele  malen  koude  rillingen, 
die  waarschijnlijk  verklaard  moeien  worden  uit  de  zeer  snelle 
verdamping  van  hel  vocht,  dat  aan  de  huidoppervlakte  is 
verzameld. 

Wat  hier  gezegd  is,  moet  voornamelijk  van  toepassing  wor- 
den heschouwd  op  Europeanen  ,  die  reeds  langeren  tijd  in  Indië 
verhlijf  hielden.  Pasaangekomenen  Iranspireeren  in  den  regel 
veel  sterker.  Hunne  huid  werkt,  door  de  nog  ongewone  om- 
geving, waarin  zij  geplaatst  zijn,  veel  meer  door  sterke  af- 
scheiding der  zweetklieren ,  en  wel  in  die  male ,  dat  de  op- 
droogende  werking  der  hec;te  zonnestralen  minder  of  in  het  geheel 
niet  hemerkhaar  is.  Werkelijk  zien  wij  dan  ook,  dat  zijniet 
zooveel  door  verkoudheids-  en  rheumatisclie  aandoeningen  wor- 
den aangetast,  dan  reeds  langer  verhlijf  houdenden.  De  inhoor- 
lingen  vertoonen  al  die  verschijnselen  in  veel  mindere  male. 
Zeer  zeker  ziet  men  wel  eens  een  koelie ,  wien  het  zweet  met 
hreede  stralen  langs  het  lichaam  gutst,  wanneer  hij  met  een 
zwaren  last  heiaden  rondloopt,  of  anderen  zwaren  arheid 
verricht.  Maar  de  gewone  regel  is,  dat  zij  niet  zeer  sterk 
zweelen,  terwijl  een  regelmatige  verdamping  aanleiding  geeft, 
dat  hunne  huid,  op  het  aanvoelen,  zeer  koel  is.  Het  is  niet 
al  Ie  gewaagd  hier  een  voortdurende  inwerking  van  het  klimaat 
hij  opvolgende  geslachten  aan  te  nemen  en  te  zeggen ,  dat 
inboorlingen,  reeds  hij  hunne  geboorte ,  de  mindere  gevoeligheid 
voor  hitle  en  vochtigheid  hebben  overgeërfd  van  hunne  ouders. 
Immers  vindt  .men  denzelfden  toestand,  al  is  die  dikwijls  niet 
zoo  sterk  uitgedrukt,  bij  kleurlingen  en  treft  men  die  niet 
aan  bij  kinderen  uit  zuiver  Europesche  ouders  geboren, 
terwijl  kinderen  uit  Indo-Europeanen  geboren,  dus  een 
tweede  of  derde  Europesche  generatie  in  Indië,  al  meer  tot 
de  inlanders  naderen,  wat  hunne  huidwerkdadigheid  betreft. 


18 


Ieder  weet,  dal  in  hel.  algemeen  zich  Iwce  tegengestelde 
tijdperken  in  de  weêrsgesleldheid  voordoen ,  die  als  Oost-  en 
Westmousson  hestempeid  worden  en  waarvan  de  eerste 
(voor  het  gedeelte  van  den  Archipel,  dat  aan  den  schrijver 
dezes  meer  hepaald  hekend  is)  in  de  maanden  Mei  tol  Novemher  , 
de  tweede  van  Novemher  tot  Mei  heerscht.  Dat  er  dikwijls 
jaren  komen,  waarin  de  afscheiding  niet  zoo  hijzonder  duidelijk 
is,  laat  zich  hegrijpen,  ofschoon  die  mindere  duidelijkheid  wel 
meer  afhangt  van  den  algemeenen  indruk  dan  van  juisle 
waarneming.  De  uitdrukkingen  Oost-  en  Westmousson  zijn 
uit  een  wetenschappelijk  oogpunt  zeker  te  verkiezen  hoven 
drooge  en  natte  mousson,  omdat  de  windrichlingen  wel  degelijk 
iri  die  lijden  juist  zijn,  zooals  de  mousson  genoemd  wordt 
en  dit  met  den  regen  niet  zoo  volkomen  hel  geval  is.  Wel 
valt  verreweg  de  meeste  regen  in  Januari,  Fehruari  en  De- 
cember, maar  dè  Oostmousson  is  volstrekt  niet  altijd  droog, 
zelfs  is  er  in  Juni  en  Oktoher  nog  een  maximum  waarlenemen 
van  gevallen  regen  raassa's. 

Een  hlik  in  de  stalen  der  regenwaarnemingen  overtuigt  ons 
al  spoedig,  dat  er  niet  veel  dagen  zijn,  waarop  geen  regen 
valt,  al  is  de  hoeveelheid  hoogst  veranderlijk.  Toch  zal,  niet- 
tegenstaande deze  waarheden ,  de  indruk ,  dien ,  vooral  de 
kustplaatsen  ,  op  den  pasaangekoraenen  maken ,  zeer  verschillen 
naar  den  lijd,  waarop  hij  in  Indië  aankomt.  Zoo  zal  de  eerste 
opwelling  in  het  midden  der  Oostmousson,  hij  aankomst  Ie 
Batavia,  in  den  regel  niet  zeer  aangenaam  zijn.  Een  spiegel- 
gladde zee,  door  geen  of  zeer  weinig  wind  bewogen,  ziet  hij 
voor  zich  en  onder  eene  verschroeiende  warmte  nadert  hij  den 
ingang  der  rivier,  waarvan  de  oevers  uil  een  donkerbruine, 
soms  wat  roodgekleurde,  uitgedroogde,  met  .groole  spleten 
voorziene  klei  bestaan,  terwijl  het  waler  eene  ondoorschijnende , 
vuil  bruingeele  massa  gelijkt.  De  donkerhlauwc ,  hoogstens 
door  eenige  lichte,  wille  wolken  afgebroken,  heldere  hemel 
welft  zich  hoven  hem.  De  witgepleisterde  huizen  en  de  met 
kiezelzand  bestrooide  wegen  weêrkaatsen  een  sterk  en  schillerend 


19 


licht  ,  zoo  slerk,  dal  de  waarneming  van  délails  op  eenigszins 
grooleren  afstand  niel  mogelijk  is,  wal  nog  verergerd  wordl 
door  de  slerke  luclillriilingen  der  opslijgende,  verhille  lucht. 
Is  er  volstrekt  geen  wind,  dan  is  op  groote  vlakten  lucht- 
spiegeling geen  zeldzaamheid.  De  wegen  zelve  vertoonen  kleine 
scheuren  en  barsten  terwijl  langs  de  randen  enkele  grasscheuten 
zichtbaar  zijn ,  die  met  moeite  eenige  groene  kleur  laten 
schemeren  door  de  dikke,  hen  bedekkende  stoflaag.  Terwijl 
hij  de  stad  doorrijdt,  gewoonlijk  in  een  hotsend  en  vuil 
rijtuig,  dat  den  algemeen  gebruikten  naam  » wagen"  geen 
oneer  aandoet,  ziet  hij  alle  gebouwen  en  de  weinige  hoornen 
met  een  dikke  laag  stof  bedekt,  die  gewoonlijk  een  bruin- 
roodachtige  kleur  vertoont.  Ontmoet  hij  hier  of  daar  eene 
vlakte,  die  met  gras  bedekt  schijnt,  dan  neemt  hij  daarop 
dezelfde  roodbruine  kleur  waar,  met  enkele  groene  schakee- 
ringen, waarin  sommige  geheel  zwart  verbrande  plaatsen  zijn 
te  zien,  terwijl  de  hoornen  ook  daar  met  diezelfde  stoflaag 
zijn  bedekt  en  alleen  pas  uitgeloopen  takjes  der  tamarinde- 
boomen  en  waringins  (Urosligma  benjaminum  en  andere  soorten) 
een  helder  lichtgroene  kleur  vertoonen.  De  inlanders,  die 
zich  te  voet  bewegen ,  munten  niet  uit  door  overvloed  of 
rtjkdom  van  kleêren  en  bij  hen,  die  vrachten  dragen,  vormt 
het  afloopende  zweet,  vermengd  met  stof ,  wankleurige  figuren 
op  rug  en  borst.  Overal  vindt  hij  dal  stof,  de  wanhoop  der 
zindelijke  huisvrouwen ,  terug  en  eerst  tegen  den  avond  begii;t 
de  indruk  wat  minder  ongunstig  te  worden.  Dan  laten  zich 
de  verschillende  kleurschakeeringen  en  daardoor  de  vormen  der 
voorwerpen  beter  onderscheiden.  In  de  door  stof  bedekte 
heggen  neemt  hij  toch  kleine,  witte,  roode  en  paarsclie  bloemen 
waar  en  het  groen  der  boombladeren  wordt  meer  zichtbaar; 
maar  lang  duurt  dat  niel.  Spoedig  is  de  nacht  met  zijne 
duisternis  ingevallen,  eene  duisternis,  die  hij  zelden  zoo  in  zijn 
geboorteland  waarnam. 

Heft  een  heldere  sterrenhemel  of  een  prachtige  maneschijn 
die  duisternis  op  en  komt  de  landwind  eenige  verfrisschiug 


20 


brengen,  dan  vertoont  zich  voor  hem  eene  natuur,  die  hij 
nimmer  zoo  zag  en  die  hem  in  verrukking  brengen  kan.  Het 
zoo  schitterende  maanlicht,  waarbij  zeer  goed  kan  worden 
gelezen,  verbleekt  de  sterren,  die  anders  zichtbaar  zouden  zijn 
in  den  omtrek  der  plaats,  waar  de  maan  staat,  terwijl  verder 
daarvan  verwijderd  die  sterren  pralen  met  een  glans,  die 
slechts  zeer  zelden  in  een  helderen  winternacht  in  Europa 
wordt  gezien.  De  schijnende  melkweg  breidt  zich  als  een 
lichtende  streek  over  den  hemel  uit;  met  vreugde  worden  de 
sterrebeelden ,  de  Groote  Beer  en  Orion ,  herkend ,  terwijl  zich 
aan  de  tegenovergestelde  zijde  de  Scorpioen  en  het  Zuiderkruis 
verloonen.  Niet  zelden  is  die  nachtelijke  pracht  voorafgegaan 
door  sterk  weerlicht  in  het  zuiden,  waarbij  zich  de  boven  de 
hergen  opgestapelde  wolken  telkens  op  andere  wijze  verlicht, 
phantastisch  gekleurd ,  voordoen. 

De  diep  ingesneden  bladeren  van  de  palmen,  die  principes 
der  plantenwereld,  worden  zacht  door  den  wind  bewogen,  en 
doen,  om  het  beeld,  door  een  uitstekend  schrijver  (van  Nievelt) 
gebezigd,  overtenemen,  denken  aan  zich  bewegende,  schitte- 
rende zwaarden,  waarin  het  maanlicht  wordt  teruggekaatst. 

Komt  dezelfde  vreemdeling  evenwel  in  de  Westmousson  in 
[ndië  aan,  dan  is  het  beeld,  en  dus  de  eerste  indruk,  geheel 
anders.  De  lichtblauw  gekleurde  hemel  is  afwisselend  met 
witte,  grijze,  of  donker  gekleurde  wolken  bedekt,  die  niet 
zelden  als  schapenwolkjes  zich  voordoen,  terwijl  de  zee  niet 
zoo  kalm  en  effen  is,  ja  niet  zelden  de  sterke  golfslag  aaiilei- 
ding  wordt,  dat  voorloopig  aan  verlaten  van  het  schip  niet 
kan  worden  gedacht.  De  wind  steekt  dan  met  vrij  hevige 
kracht  op,  die  eveiwvel  niet  te  vergelijken  is  met  storm  in 
Europa  en  een  zware,  ondoorzichtige,  alle  geluid  verdoovende 
regen  breekt  door:  een  regen,  waarvan  Du.  Bontius  zeide , 
dat  zij  aan  een  tweede  Deucalions  vloed  doet  denken.  Na 
zulk  P'  bui  wordt  het  kalmer;  een  aangenaam,  door  de 
^jtemperd,  licht  wordt  door  de  verschillende  voor- 
We:  i**",  zelfs  op  grooten  afstand,  teruggekaatst,  zoodal  de  licht- 


21 


Mauw  gekleurde  bergen  een  fraaien  achtergrond  vormen  voor  het 
schoone  panorama.  De  rivieren  zijn  met  water  gevuld,  dat  thans 
helderder  is,  maar  toch  nimmer  doorschijnend,  en  de  oevers  zijn 
bedekt  met  een  heerlijken  plantengroei.  De  verschillende  tinten 
van  groen  zijn  thans  gemakkelijker  waar  te  nemen ,  en  zelfs  de 
donker  gekleurde,  oudere  bladeren  vertoonen  een  frischheid, 
die  alleen  door  de  jonge  uilloopers  wordt  overtroffen.  Tusschen 
dien  hoofdtoon  vindt  men  de  geele  of  roodgekleurde  bladeren 
van  andere  boomsoorten  verspreid ,  terwijl  bloemen  en  vruchten 
gemakkelijker  te  onderscheiden  zijn.  De  spoedig  opgedroogde , 
slechts  voor  korten  lijd  morsige  wegen  weêrkaalsen  niet  zulk 
een  sterk  licht  en  de  witgepleisterde  huizen  zijn  niet  met  de 
onoogelijke,  dikke  stoflaag  bedekt.  Men  vindt  bet  niet  bijzonder 
warm,  omdat  de  zon  niet  zoo  langdurig  achter  elkaar  schijnt 
en  de  weslewind  verkoeling  aanbrengt,  terwijl  des  avonds 
bij  zonsondergang  het  drukke  gefluit  en  getilp  der  vogels  een 
aangenauien  indruk  maakt,  die  wat  later  op  den  avond  wordt 
gewijzigd  door  het  voordurend  gebrom,  gesi^  en  getjirp  der 
duizende  insecten  en  door  de  verbazende  geluiden  door  een 
massa  groote  kikvorschen  voortgebracht.  De  avonden  zijn 
gewoonlijk  donkerder  door  den  dikwijls  betrokken  hemel ,  maar 
in  het  algemeen  heerschl  er  meer  frischheid  en  levendigheid 
dan  in  den  Ooslmousson. 

Deze  beelden  der  beide  moussons  zijn  voornamelijk  op  de  kust- 
plaatsen toepasselijk,  daar  de  afscheiding  der  jaargetijden  in  de 
binnenlanden,  vooral  in  de  hooger  gelegen  streken,  niet  zoo 
scherp  is  en  de  eiken  middag  vallende  regens  de  gebeele  natuur 
daar  een  frisscher  aanzien  geven.  Dikwijls  stelt  men  zich 
die  prachtige  natuur  niet  juist  voor.  Multatuli  heeft 
veel  meer  gelijk  door  Jnsulinde  »een  gordel  van  smaragd" 
Ie  noemen,  dan  ter  Haar  door  te  spreken  van  het  «land  der 
kleuren,  land  der  zon";  juister,  maar  minder  fraai,  zou  de 
laatste  gezegd  hebben:  «land  der  kleur  on  land  der  zon",  als 
hij  onder  kleur  uitsluitend  de  groene  had  verstaan.  Gerust 
kan  gezegd  worden,  dal  de  overige  kleuren,  die  men  door  de 


22 


prachtige  leckeiiingen  van  bloemen  eii  vruchten  leert  kennen, 
moeten  worden  gezocht,  maar  niet  van  zelf  in  hel  oog  vallen. 

Het  sterke  licht,  nog  teruggekaatst  door  breede  wegen  en 
witgepleisterde  huizen ,  maakt  het  nemen  van  bijzondere  maat- 
regelen bij  verblijf  in  de  open  lucht  niet  noodig.  Alleen  bij 
verhoogde  gevoeligheid  van  het  netvlies  kan  het  nuttig  zijn  een 
rookbril  (van  zoogenaamd  London-smoke-glas  vervaardigd,  dat 
is  glas,  waarin  zeer  fijn  verdeelde  koolslof  is  gemengd)  Ie 
dragen,  die  niet  te  sterk  getiiï^mag  zijn.  Opmerkingswaardig 
is  het,  hoeveel  meer  men  door  zulk  een  bril  op  het  midden 
van  den  dag  ziet  en  bet  gebruik  er  van  zou  zeker  aan  te 
bevelen  zijn  aan  personen ,  die  een  landschap  wenschen  te 
teekenen.  De  bijzonderheden  worden  veel  duidelijker  waargeno- 
men. Het  zonlicht  is  het  meest  hinderlijk  in  de  eerste  mor- 
genuren ,  tot  ongeveer  negen  ure  voor  den  middag.  Zoodra 
de  zonnestralen,  na  dat  uur,  meer  de  loodrechte  richting  na- 
deren ,  is  het  licht  niet  zoo  hinderlijk  meer.  Ieder ,  die  werk- 
zaamheden in  de  open  lucht  te  verrichten  heeft ,  is  dat  feit  bekend. 
Evenwel  mag  nimmer  het  voortdurend  gebruik  van  de  zoo 
even  genoemde  rookbrillen  voor  gezonde  oogen  worden  toege- 
staan; men  is  verplicht  dat  zeer  bepaald  af  te  raden. 

Ten  gevolge  van  de  buitengewoon  groote  afstanden ,  die  de 
pracliseerende  geneesheer  voor  de  uitoefening  zijner  betrekking 
heeft  afteleggen,  worden  de  geneeskundige  bezoeken  altijd  in 
een  rijtuig  gedaan.  Het  groote  tijdverlies ,  dat  daarvan  het  gevolg 
is  ,  wordt  nuttig  besteed  door  te  lezen.  Ue  practicus  brengt  zoo 
doende  een  groot  gedeelte  van  den  dag  door  lezende  bij  eene  zeer 
sterke  verlichting  en  na  eenige  jaren  ondervindt  hij  daarvan 
den  invloed  in  hel  feit,  dal  hij  des  avonds  sterker  kunst- 
licht noodig  heeft  om  goed  te  zien ,  waarbij  de  inrichting  der 
galerijen,  die  aan  eene  zijde  open  zijn,  wellicht  van  invloed 
is,  omdat  natuurlijk  van  die  open  zijde  geen  terugkaatsing  van 
licht  plaats  vindt.  Al  is  hel  duidelijk  dal  hel  accomadalie- 
vermogen  niet  lijden  kan  onder  die  voortdurende  inwerking 
van  sterk  licht,  zoo  blijkt  het  toch  niels  ongewoons  te  zijn, 


23 


dat  des  avonds  een  licht  convexe  bril  veel  bijdraagt  tot  het 
gemakkelijlt  maken  van  den  arbeid.  Misschien  is  evenvvrel  in 
de  voortdurende,  sterke  contractie  der  pupil  daartoe  een  oor- 
zaak te  vinden;  immers  zou  men  daarbij  kunnen  denken  aan 
een  vermoeidheid  van  alle  accomodatie-spieren ,  w^at  nog  des 
te  meer  aanneembaar  is ,  omdat  het  heete  klimaat  eene  ver- 
slapping van  het  zenuw-  en  spierstelsel  in  het  algemeen 
veroorzaakt.  Al  kan  op  physiologische  gronden  het  verband 
tusschen  deze  beide  functiën  niet  bepaald  worden  aangetoond, 
maar  moeten  integendeel  pupilbeweging  en  inspanning  der  ac- 
comodatiespieren  als  afzonderlijke  spierwerkzaamheid  worden 
beschouwd,  zoo  staat  het  genoemde  feit  toch  vast.  Dat  die 
invloeden  zich  bij ,  zelfs  zeer  geringe  hypermetropie ,  spoediger 
doen  gevoelen,  behoeft  wel  geen  betoog. 

In  de  huizen  heerscht  over  dag  gewoonlijk  een  getemperd  licht, 
ten  gevolge  van  het  sluiten  der  jalousiën.  Nadeelige  gevolgen 
daarvan  zijn  de  sterke  verlichting  der  open  galerijen  en  de 
soms  belangrijke  duisternis,  die  in  de  gesloten  kamers 
heerscht.  Die  voortdurende ,  snelle  afwisseling,  bij  beweging  in 
huis,  tusschen  donker  en  licht  maakt  het  netvlies  gevoeliger  voor 
indrukken  en  geeft  meermalen  aanleiding  tot  prikkeling  der 
retina  met  vaatverwijding,  een  ziekelijke  toestand,  die  vooral 
bij  myopen  buitengewoon  dikwijls  gezien  wordt. 

Het  reeds  meermalen  vermelde  stof  (dat  voornamelijk  in  de 
Oostraousson  van  de  wegen  opwaait  en  bestaat  uit  fijn  gereden 
kiezelsteenen  gemengd  met  opgedroogde  paardenmest)  is  oor- 
zaak van  het  veelvuldig  voorkomen  van  conjunclivitis,  vooral 
van  conjunctivitis  vesiculosa  en  phlyctenulosa ,  terwijl  bij  inlan- 
ders, die  zich  niet  laten  behandelen,  of  als  zij  dat  doen  toch 
steeds  de  oogen  sterk  blijven  wrijven ,  ook  keralilis  geen  zeld- 
zaamheid is. 

Van  den  invloed,  dien  het  maanlicht  rechtstreeks  op  den 
mensch  zoude  hebben,  is  het  moeielijk  zich  een  denkbeeld  te 
vormen.  De  temperatuur  is  bij  helderen  maneschijn,  volgens 
den  standaardthermometer,  iets  hooger,  dan  in  donkere  nachten. 


Maar  hier  lilijkl  duidelijk,  dal  de  volkoiiieii  afsluiting  van 
dal  inslrunienl  van  alle  vreemde  invloeden  niet  hel  juisle 
hceld  geefl  van  wal  in  de  naluur  geschiedl  en  voor  de  praküjk 
noodig  is  Ie  welen.    Voor  hel  gevoel  zijn  die  heldere  avonden 
en  nachlen  gewoonlijk  koeler  dan  de  donkere  en ,  waarschijnlijk 
zal  hel  wel  aan  sterkere  uilslraling  moeien  worden  toege- 
schreven ,  dal  verkoudheidsziekten  na  hel  verhlijf  in  de  open 
lucht,  op  zulke  avonden ,  meer  dan  op  andere  voorkomen.  Eigen- 
aardig is  de  mode  op  de  hoofdplaatsen  om  juist  die  heldere 
avonden  nil  Ie  kiezen  tol  hel  geven  van  muziekuitvoeringen , 
vuurwerk  en  dergelijken  in  de  open  lucht;  een  natuurlijk 
gevolg  trouwens  van  hel  aangename  licht,  dal  de  maan  dan 
verspreidt.    Evenwel  noemde  ik  die  mode  eigenaardig,  omdal 
iedereen  weet,  hoe  gemakkelijk  dan  kou  geval  wordt  en  men 
toch  juist  die  tijden  hUift  verkiezen  tol  een  verhlijf  huiten , 
terwijl  men  anders  's  avonds  Ie  huis  zijnde  er  niet  aan  denkt 
gehruik  Ie  maken  van  tuinen  of  erf.    Na  zulke  avonden  ,  vooral 
als  hel  's  middags  heeft  geregend ,  is  de  geneesheer  dikwi.]ls 
in  de  gelegenheid  hij  kinderen  darmkatarrhen  waar  te  nemen 
en  hij  volwassenen  neus-verkoudheden ,  lichte  hronchitiden  en 
facialis-aandoeningen   te  zien.    En  paar  malen  zag  ik  ver- 
lamming der  laalslgenoemdc  zenuw,  door  die  oorzaak,  ont- 
staan.   Een  maanhoofd  heb  ik  nimmer  waargenomen.  Zeer 
veelvuldig  was  ik  evenwel  in  de  gelegenheid  personen  te  zien, 
die  geregeld  de  eene  of  andere  katarrhale  ongesteldheid  ver- 
toonen ,  na  verblijf  in  den  helderen  maneschijn. 

Nu  en  dan  komen  aardbevingen  voor,  die  voor  den  genees- 
heer alleen  belang  kunnen  hebben  door  het  ontstaan  van 
belangrijke  verwondingen  en  door  den  invloed,  dien  angst  en 
schrik  op  hel  zenuwslcisel  kunnen  uitoefenen.  Van  het  laatste 
zag  ik  belangrijke  gevallen  door  de  uilwerking,  die  zij  hadden 
op  het  verloop  eener  reeds  beslaande  ziekte.  De  aardbeving 
zelve  veroorzaakt  dikwijls  duizeligheid  of  misselijkheid  en 
braking.  Verder  wordt  beweerd  ,  dat  na  aardbevingen  de  sterfte 
grooter  zoude  zijn  en  er  meer  ziekten  zouden  voorkomen. 


28 

Dit  geloof  is  onder  inlanders  algemeen.  Ook  Dr.  Rlbekeii 
meende,  na  de  door  hem  bijgewoonde  aardbevingen  in  Mei  en 
Juni  1842,  een  grooler  aantal  zieken  te  hebben  geobserveerd. 
Hij  deelt  mede,  dal,  terwijl  vóór  de  aardbevingen  vooral  veel 
inlermittentes  gewoon  waren ,  na  dat  natuurverschijnsel  integen- 
deel die  koortsen  verdwenen  en  plaats  maakten  voor  katarrhen 
en  rheumatische  aandoeningen.  Ik  geloof  evenwel,  dat  op  hel 
ontstaan  der  laatstgenoemde  aandoeningen  minder  die  aard- 
schuddingen  van  invloed  waren  dan  het  tevens  door  Dr.  Blekker 
medegedeelde  feil,  dal  aan  die  aardbevingen  eenige  buijige 
dagen  voorafgingen  en  de  regentijd  lot  hel  laatst  van  Juni 
aanhield,  terwijl  hij  anders  in  den  regel  in  Mei  geëindigd  is; 
cr'waren  menigvuldige  en  hevige  onweders,  van  stortregen,  hevige 
windvlagen  en  snelle  temperatuurswisselingen  vergezeld. 

Ik  heb  zelf  meermalen  en  enkele  lameliik  hevige  aardschud- 
dingen  bijgev^roond ,  maar  van  een  dergelijken  algemeenen 
invloed  op  den  genius  epidemicus  evenmin  iels  kunnen  be- 
merken, als  van  het  toenemen  van  hel  aantal  zieken.  Boven- 
dien, zoo  hel  feil  waar  was,  zou  hel  er  mei  den  gezondheids- 
loesland  van  Ternate  en  Banda ,  van  Padang  en  omstreken  , 
en  van  vele  andere  plaatsen  in  Indië  treurig  uitzien,  omdat 
het  aantal  daar  voorkomende  aardbevingen  waarlijk  niel  gering 
is.  Wie  belang  slelL  in  den  gang  en  de  veelvuldigheid  van 
dal  natuurverschijnsel  in  den  Indischen  Archipel,  kan  de  gegevens 
er  voor  vinden  in  de  uitgebreide  staten  voorkomende  in  hel 
Natuurkundig  ïijdschrifl  voor  Nederlandsch- Indië ,  welke  staten 
elk  jaar  worden  voortgezel. 

Ten  opzichte  van  de  afwisseling  der  moussons  verdient 
nog  afzonderlijke  vermelding  de  buitengewoon  groole ,  en 
dikwijls  zeer  snelle  afwisseling  in  den  stand  van  hel  zooge- 
naamde grondwater.  Er  behoort  niet  veel  opmerkingsgave 
loe  om  den  zeer  verschillenden  stand  van  hel  water  in  allerlei 
soorten  van  pulten  waar  te  nemen;  in  den  Oostmousson  zeer 
ledig,  zoodat  er  niel  zelden  gebrek  aan  water  ontslaat,  zijn 
zij  in  den  Westmousson  dikwijls   tot  Injna  gelijk  met  den 


beganen  grond  gevuld.  Maar  dal  verschil  is  ook  na  elke 
regenbui  duidelijk  te  zien. 

Indien  de  zeer  verleidelijke  theorie  van  Naegeli  ,  omtrent  den 
invloed  der  splljtzw^ammen ,  waarheid  is,  en  de  steeds  voort- 
gaande onderzoekingen  daaromtrent  duiden  er  hoe  langer 
hoe  meer  op,  dan  is  zeker  Indië  het  land,  waar  zich  de 
invloed  van  die  organismen  sterk  moet  doen  gevoelen.  Werkelijk 
zijn  er  dan  ook  vele  feiten,  welke  die  theorie  steunen.  Eene 
ruime  ondervinding  leerde  ons,  dat  verreweg  de  gezondste 
tijden  van  het  jaar  die  zijn,  waarin  voortdurende  warmte  en 
droogte  of  voortdurende  regen  en  vochtigheid  heerschen.  Men 
vatte  het  woord  droogte,  in  dezen  zin,  niet  in  een  al  te  nauwe 
beteekenis  op,  na  hetgeen  is  medegedeeld  over  de  betrekkelijke 
vochtigheid  der  lucht.  Evenwel  is  het  een  niet  te  ontkennen 
feit,  dat  bij  den  overgang  van  den  West-  in  den  Ooslmousson 
de  hoogte  van  het  rivier-  en  putwater  daalt  en  dat  vooral  de 
oevers  der  rivieren  hoe  langer  hoe  meer  blootkomeu  en  onder 
den  invloed  der  zonnewarmte  uitdroegen.  Dan  vallen  er  nu 
en  dan  weder  regens,  die  de  oevers  in  een  kleimassa  veran- 
deren ,  die  daarna  op  nieuw  opdroogt.  Het  zelfde  proces  heeft 
plaats  in  de  kentering  tusschen  den  Oost-  en  Westmousson. 
Juist  in  die  tijden  nu  worden  de  meeste  ziektegevallen  waar- 
genomen, is  het  het  drukste  in  de  praktijk.  Zeer  zeker 
werken  ook  nog  andere  invloeden  in  dien  tijd  mede  om 
ziekten  te  doen  ontstaan,  zoodat  sporadische  gevallen  ook  dan 
het  meest  voorkomen,  maar  epidemiëen ,  vooral  van  besmettelijke 
ziekten,  zijn  dan  gewoonlijk  hel  hevigst,  al  kunnen  zij  nog 
eenigen  tijd  doorgaan,  als  de  mousson  zelve  reeds  is  ingetreden. 
Naegeli  zoekt  nu  juist  in  die  afwisseling  van  droogte  en 
vochtigheid  de  hoofdoorzaak  voor  het  vermenigvuldigen  der 
splijtzwammen  en  hel  zou  niet  Ie  verwonderen  zijn  als  eene 
vertrouwbare  statistiek  op  Java  een  steun  werd  voor  zijne 
theorie.  Dergelijke  waarnemingen  zouden  alleen  met  goed  gevolg 
kunnen  gedaan  worden  door  geneesheeren ,  wier  studiën  niet 
worden  gestoord  door  de  beslommeringen  der  praktijk.  De 


27 


pracliseerende  artsen  kunnen  den  algeiueenen  indruk  terug- 
geven ,  dien  de  gang  van  zaken  op  hen  inaakle.  Een  onhc- 
Iwislbaar  feil  is  liel  in  de  laalsie  20  jaren,  dal  de  lijden, 
vooral  van  de  kentering  lusschen  Oost-  en  Wcstnionsson ,  hel 
grootste  aantal  zieken  oplevenien  en  dat  epïdeiiiiën  inecslai  in 
de  kenleringslijden  zelve,  ol"  kort  daarna  een  aanvang  namen. 

Bij  de  hier  besproken  invloeden  van  het  land,  en  wat 
daarbij  behoort,  zou  gevoegd  kunnen  worden  den  gang  van 
zaken,  die  het  gevolg  is  van  de  inwerking  van  de  voortdurend 
heerschende  warmte  op  hel  menschelijk  lichaam.  Beier  schijnt 
hel  evenwel  daarvoor  later  een  afzonderlijk  hoofdstuk  over 
akklimatisatie  Ie  nemen. 


WONINGEN. 

Wij  moeien  leii  opzichie  der  woningen  eenige  rubrieken 
afzonderlijk  beschouwen,  die  alleen  bij  uilzondering  in  elkaar 
loepen.  De  woningen  namelijk  voor  vele  personen  Ie  zamen , 
die  der  Europeanen,  der  inlanders  en  der  Ghineezen.  Slechts 
in  zeldzame  gevallen  woont  een  Europeaan  in  een  Cbineesch 
huis,  meer  nog  in  een  inlandsche  woning,  terwijl  Ghineezen 
dikwijls  in  inlandsche  woningen  trekken. 

Vooraf  ga  de  opmerking,  dat  gebouwen  met  verdiepingen 
in  hel  algemeen  niel  zijn  aan  Ie  bevelen ;  een  voorname  reden 
om  liever  alleen  gelijkvloers  Ie  bouwen ,  al  geschiedt  dat  ook 
met  eenige  ophooging,  en  geen  bovenhuizen  aan  te  brengen, 
ligt  in  de  veelvuldigheid  der  aardbevingen ;  een  tweede  reden 
is  dat  de  benedenkamers,  juist  door  die  verdieping  vochtiger 
en  minder  luchtig  worden;  een  derde,  dal  trappen  te  moeten 
klimmen  in  een  heet  klimaat  onder  de  ferme,  lichamelijke  in- 
spanningen behoort ,  die  op  zich  zelve  reeds  vermoeiender 
zijn  dan  in  een  koeler  gewest,  terwijl  ongewoonte  dal  nog 
verergert. 

Hel  is  een  zeldzaamheid  huizen  te  vinden,  die,  bij  een  lang- 
dnrigen  Ooslmousson .  niel  hier  of  daar  barsten  in  de  muren , 
soms  alleen  in  de  kalkbedekking ,  vertoonen.  Die  barsten  kunnen 
in  den  regel  niel  veel  kwaad,  en  gewoonlijk  komt  de  afwijking 
in  den  natten  Weslmousson  weder  in  orde.  Vooral  particuliere 
woningen  hebben  daarvan  veel  Ie  lijden;  gouvernemenlsge- 
bnuwen  minder. 

Publieke  gebouwen  :  scholen,  kazernen,  gevangenissen,  keiling- 


29 


kwartieren,  hospitalen,  kerken,  komediegebouwen  en  dergelijke 
vallen  tot  nu  toe  in  Indië  niet  zoo  buitengewoon  onder  de 
zaken,  waarover  de  meening  der  geneeskundigen  bij  oprichting 
wordt  gevraagd.  Toch  zou  dat  zeker  veel  nut  hebben, 
'lis  wellicht  goed,  al  is  het  ook  in  het  kort,  op  de  inrichting 
van  dergelijke  gebouwen  Ie  wijzen ,  zooals  zij  dikwijls  is  en 
zooals  zij  te  wenschen  zou  zijn.  Uitgebreid  kan  dat  onderwerp 
hier  natuurlijk  niet  worden  behandeld;  't  zou  op  zich  zelve 
een  groot  boekdeel  kunnen  vullen,  terwijl  de  geneesheer, 
geroepen  om  zijne  meening  over  dit  onderwerp  te  zeggen, 
toch  in  elk  afzonderlijk  geval  de  bijzonderheden  moet  raad- 
plegen en  verstandig  zal  doen  kennis  te  nemen  van  hetgeen 
de  litteratuur  iiem  daaromtrent  leert.  Gelukkig  is  het  te 
achten,  dat  houwmeesters,  vooral  in  den  lateren  tijd,  ook 
hunne  studiën  aanvullen  door  eene  grondige  kennis  der 
maatregelen,  die  de  hygiëne  in  het  algemeen  voor  huizen 
noodzakelijk  acht. 

Een  zeer  belangrijke  zaak  is  de  inrichting  der  scholen. 
Niemand  trekt  het  in  twijfel,  dat  een  eerste  voorwaarde  voor 
de  gezondheid  der  kinderen,  bij  het  gezamenlijk  verblijf  ge- 
durende eenige  uren  in  één  lokaal ,  is  de  goede  hygiënische  ■ 
inrichting  van  dat  lokaal. 

Vooral  particuliere  scholen  (en  ik  spreek  hier  meer  bepaald 
van  het  mij  bekende  Batavia)  laten  dikwijls  zeer  veel  te 
wenschen  over.  De  meeste  dier  scholen  zijn  gevestigd  in 
gewone  huizen,  zonder  dat  er  eenige  wijzigingen  werden 
aangebracht,  toen  zij  voor  scholen  werden  bestemd.  Een  der 
scholen  voor  voorbereidend  onderwijs  is  gevestigd  in  een  lokaal, 
dat  vroeger  als  photographisch  atelier  werd  gebezigd.  .Wie 
zijn  portret  wel  eens  in  Indië  heeft  doen  maken ,  kent  de 
hooge,  meestal  benauwde,  warmtegraad,  die  in  dergelijke 
inricbtingen  heerscht.  Elk  geneesheer  heeft  kunnen  opmerken , 
hoe  dikwijls  vooral  zeer  kleine  kinderen  ziek  worden,  nadat 
hun  portret  is  gemaakt  en  sommige  photographen  zijn  daarvan 
zoo  overtuigd,  dat  zLj  de  ouders  van  te  voren  waarschuwen 


30 


vöor  hel  gevaar.  Ten  einde  zoo  snel  mogelijk  Ie  kunnen  werken ; 
bestelt  de  photograaf  gewoonlijk  kleine  kinderen  legen  hall' 
negen  of  negen  ure  's  morgens;  het  sterke  licht  maakt  dan 
een  zeer  kort  poseeren  mogelijk;  maar  de  warmte  is  dan  in 
het  atelier  al  zeer  groot  en  niet  zelden  moeten  de  kinderen 
jiieermalen  achtereen  poseeren.  't  Is  niet  te  verwonderen  ^ 
dat,  hij  de  meestal  ongewone  kleeding  op  dat  uur  van  den 
dag  en  hel  vervoer  in  ongeschikte  rijtuigen  ,  de  kinderen  na 
zulk  een  uilstapje  ziek  worden.  Waar  men  mij  raadpleegde,  gaf 
ik  steeds  als  mijne  mcening,  dat  kinderen  niet  in  hun  eerste 
levensjaar  moeten  worden  hlootgesleld  aan  de  gevaren  van 
hel,  al  is  het  ook  kortstondige,  verblijf  in  een  pholographisch 
atelier.  Dat  in  een  lokaal,  vroeger  tol  zulk  een  doei  gebruikt, 
eene  school  voor  de  kleinste  kinderen  beslaat,  is  dus  geheel 
aftekeuren.  De  nieuwe,  zoogenaamde  Fröbelschool,  Ie  Batavia 
door  de  Vereeniging  voor  voorbereidend  onderwijs  opgericht, 
voldoet  zeer  goed  aan  de  eischen  der  hygiëne. 

Ook  de  overige  particuliere  scholen  bieden ,  uit  een  hy- 
giënisch oogpunt,  vele  punten  aan,  die  als  gebreken 
moeten  worden  opgevat.  Zij  zijn  meermalen  in  zeer  sterk 
behouwde  buurten  geplaatst  en  reeds  daardoor  bestaat  er 
gebrek  aan  den  noodigen  luchttoevoer,  die  nog  woidt  vermin- 
derd door  het  sluiten  der  jalousien  of  door  het  aanbrengen 
van,  met  dik  katoen  bekleede,  horretjes  in  de  raam-  en  deur- 
openingen, hetwelk  wordl  noodig  geacht  ten  einde  de  aandacht 
der  kinderen  niet  naar  huilen  af  te  leiden.  Niet  zelden  geeft 
de  plaatsing  der  schoolborden  nog  op  nieuw  aanleiding  om  de 
luchlverversching  Ie  verminderen.  In  sommige  scholen  bestaan 
de  lokalen  alleen  uit  een  soort  van  loodsen ,  die  aan  de  eene 
zijde  door  een  muur  zijn  afgesloten.  Daarbij  hi-efl  men  hel 
nadeel,  dal  er  bijna  geen  luchlstrooming  bestaat  en  dat  het 
licht  slcchls  'van  ccnen  ,  en  wel  dikwijls  van  den  verkeerden  kant 
invalt.  Hovendien  geeft,  als  er  niet  zooveel  boomen  slaan, 
dal  het  lichl  ,  maar  daaidoor  ook  de  ventilatie,  verminderd 
wordl,  de  grond  een  slerke  rellex,  die  men  dan  tracht  te 


31 


verminderen  door  hel  aanbrengen  van  zeilen  (uil  dik  zeildoek 
vervaardigde  schermen).  Daardoor  wordt  dus  het  lokaal  bijna 
geheel  afgesloten  en  is  het,  door  de  reten  der  zeilen  invallende, 
licht  zeer  nadeelig  te  achten. 

Op  den  toestand  van  den  bodera  wordt  in  hel  geheel  geen 
acht  gegeven  en  men  ziet  dikwijls  tegen  de  muren  in  die 
schoollokalen  een  landkaartachtige,  groene  teekening  op  een 
paar  voeten  afstand  van  den  bodem ,  door  de  optrekkende 
vochten  en  gevormde  schimmels  veroorzaakt. 

Ook  laten  de  slaapzalen,  eigenlijk  niets  dan  gewonej| ka- 
mers, veel  te  wenschen  over.  Met  veel  moeite  is  het  niij 
destijds  gelukt  ten  minste  wat  meer  luchtverversching  Ie 
krijgen ,  door  in  een  paar  kostscholen  de  klamboe' s  (bedgordijnen) 
af  te  schaffen.  Er  waren  wel  ouders,  die  bezwaar  hadden, 
om  de  mogelijke  muskielensteken ;  maar  de  onderwijzers 
zagen  gelukkig  het  noodzakelijke  der  verwijdering ,  zoowel  voor 
luchtverversching  als  voor  beter  toezicht,  in.  Privaten  en 
badkamers  laten  ook  meestal  veel  te  wenschen  overig. 

In  veel  beteren  toestand  verkeeren  de  gouvernementsscholen. 
Die  lokalen  zijn,  in  de  laatste  jaren  hoog  uit  den  grond  ge- 
bouwd ,  mei  flinke  vloeren  van  Eskozijnsche  sleenen  voorzien 
en  hebben  de  noodige  voorzorgen  voor  het  beletten  van  het 
zien  naar  builen,  door  doelmatig  aangebrachte  jaloesiën ;  er 
beslaat  gelegenheid  tot  goede  verlilatie,  al  wordt  daarvan  niet 
altijd  het  noodige  gebruik  gemaakt;  het  eenige,  wat  ik  er  op 
aan  te  merken  heb,  is,  dat  de  zon  er  niet  genoeg  kan  inschij- 
nen  op  dagen ,  dat  het  lokaal  niet  gebezigd  wordt.  Dit  is  eeu 
gevolg  van  omloopende  galerijen  of  afdaken.  Ook  zou  de  plaat- 
sing der  vier  lokalen ,  waaruit  die  scholen  in  den  regel  beslaan, 
op  één  rij,  te  verkiezen  zijn  boven  de  thans  gevolgde,  waarbij 
de  vier  kamers  gevormd  worden  door  een  groot  vierkant,  door 
middel  van  twee  elkaar  kruisende  muren ,  in  vieren  te  verdee- 
len.  Verder  dunkt  mij  een  achlj(^ekige  vorm  der  schoollokalen 
nog  beier,  dan  een  vierkante;  hiermede  bedoel  ik,  dat  het 
goed  zoude  zijn  de  vier  hoeken  schuin  af  te  werken,  bijv, 


32 


door  het  aanbrengen  van  muurkasten  of  smalle  schuin  geplaatste 
pilaren. 

üe  plaatsing  der  gouvernemenlsscholen  is  in  het  algemeen 
goed  gekozen;  de  ruimte  er  om  heen  is  groot  genoeg. 

De  inrichting  voor  middelbaar  onderwijs ,  hel  Gymnasium 
Willem  III,  voldoet  in  hel  algemeen  tamelijk  goed  aan  de 
hygiënische  eischen.    Toch  zou  meer  ventilatie  in  de  school- 
lokalen wenschelijk  zijn.    Er  zijn  alleen  ramen  aan  eene  zijde 
en  een  of  twee  deuren,  er  tegenover;  de  laatste  zijn  evenwel 
onder  de  lesuren  altijd  gesloten.    De  ramen  der  schoollokalen 
liggen  aan  de  Noord-Oosl-  en  aan  de  Zuid- Westzijde  en  komen 
onder  een  smal  afdak  uit,  wat  minder  gunstig  geacht  wordt. 
Ik  was  in  de  gelegenheid  waartenemen,  dat  in  een  der  lokalen 
verscheidene  jongelieden  tegelijk  ziek  werden  met  zeer  hevige, 
reniitteerende  koortsen  en  typheuse  verschijnselen.    De  oorzaak 
kon  in  het  lokaal  zelf  evenmin  worden  opgespoord  als  in  de 
naaste  omgeving  er  van,  maar  de  ziekte  kwam  niet  meer  voor, 
toen  de  kamer  eene  andere  beslemming  kreeg.    Na  de  opheffing 
van  het  internaat  (in  1879)  wordt  de  uitstekend  geventileerde 
en  zeer  gezonde,  buitengewoon  ruime  slaapzaal  niet  meer  ge- 
bruikt.   De  beste  controle  op  de  goede  inrichting  van  het 
Gymnasium,  len  aanzien  der  hygiëne,  leveren  de  ziekenre- 
gislers.    Hoogst  zeldzaam  waren    belangrijke  ziektegevallen ; 
lichte  katarrhen  en  verder  chirurgische  aandoeningen ;  kwets- 
uren, beenbreuken,  enz.  namen  het       grootste  ziekencijfer 
in.    In  negen  jaren,  dat  mij  de  geneeskundige  behandeling 
der  leerlingen  was  opgedragen ,  kwamen  onder  hen  slechts 
drie  sterfgevallen  voor  en  wel  één  (inlander)  aan  longlering 
met  hevige  bloeding,  één  aan  moeraskoorts,  en  één  ten  ge- 
volge van  toevallige ,  doodelijke  zclfverwonding  door  een  ge- 
weerschot.   De  beide  eersten  overleden  len  huize  hunner  familie. 
Op  eenige  honderde  jongelieden  is  die  sterfte  bijzonder  gunstig 
te  noemen.    Do  lokalen  van  het  Gymnasium,  waarin  onder- 
wijs wordl  gegeven  in  de  vakken  voor  hel  groole  amblenaars- 
examen,  zijn  veel  minder  goed,  maar  worden  ook  door  een 


kleiner  aantal  personen  en  gedurende  slechts  weinige  uren 
bezocht. 

De  kazernen  zijn  tamelijk  goed;  ten  minste  te  Batavia  zijn 
de  kazernen  in  het  groote,  militaire  kampement  niet  ongezond 
te  noemen,  al  zou  het  wenschelijk  zijn  de  verdiepingen  aite- 
schaffen  en  de  zijgalerijen,  die  door  groote  poortvormige 
openingen  met  de  buitenlucht  in  verbinding  staan  een  anderen, 
veel  minder  besloten  vorm  te  geven.  .  De  kavallerie-kazerne 
te  Batavia  staat,  met  het  daarbij  behoorende  kampement  op 
een  der  plaatsen,  die  als  zeer  ongezond  bekend  zijn. 

De  militaire  geneesheeren  en  de  olTicieren  der  genie  leggen 
zich  voortdurend  met  den  nieesten  ijver  toe  op  het  aanwijzen 
van  verbeteringen  bij  den  bouw  van  nieuwe  of  het  veranderen 
van  oude  kazernen.  De  aanwijzingen  door  Dr.  Swavinq  en 
Dr.  Luchtmans  ,  op  eene  groote  vergadering  der  Vereeniging  tot 
bevordering  der  geneeskundige  wetenschappen  in  1870 gedaan, 
zijn  niet  zonder  vrucht  geweest.  In  het  heete  klimaat  zijn 
vooral,  zooals  voor  alle  gebouwen,  plaatsen  met  een  droo- 
gen,  zandachtigen  bodem,  liefst  in  de  hooggelegen  streken, 
voor  den  bouw  van  kazernen  aan  te  bevelen.  Daarbij  is  het 
paviljoensysteem  het  beste  en  wel  met  ruimen  afstand  tusschen 
de  verschillende  gebouwen.  De  gebouwen  zelve  behooren  zeer 
vele  openingen ,  ramen  en  deuren ,  te  bezitten. 

Er  kunnen  bij  de  gebouwen  overdekte  loodsen  of  aan  de 
Noord-  of  Zuidzijde  overdekte  galerijen  zijn,  waarin  de  soldaten 
over  dag  buiten  de  zon  kunnen  verblijven;  maar  nimmer  moeten 
die  aan  de  Oost-  of  Westzijde  worden  aangebracht ;  daar  mag  het 
dak  alleen  zoover  over  het  gebouw  reiken ,  dat  de  zonnestralen 
nog  gelegenheid  behouden  des  morgens  voor  negen  en  des 
middags  na  drie  uren  in  de  kamers  ol  zalen  te  schijnen. 
Daartoe  is  een  dakoverstek  van  twee  tot  twee  en  een  halven 
nieter  voldoende;  zulk  een  dakoverstek  belet  ook  het  indringen 
van  den  regen,  die  dan,  zonder  in  te  slaan,  een  hoek  van 
40°  met  den  horizon  maken  kan. 

De  richting,  waarin  de  gebouwen  nioelen  slaan,  is  voor  een  groot 

3 


34 


gedeelte  afhankelijk  van  de  meest  gewone  windrichtingen ,  en 
daarbij  dient  in  het  oog  te  worden  gehouden ,  dat  de  wind  wel 
toegang  mag  hebben ,  maar  er  toch  ook  gelegenheid  moet  zijn  er 
zich  voor  te  beschermen.  Zoo  veel  mogelijk  moet  men  evenwel 
bedenken,  dat  de  inwerking  der  zonnestralen  in  de  gebou- 
wen, gedurende  eenige  van  de  minst  warme  uren,  dringend 
noodig  is.  Over  de  plaatsing  van  kazernen  ten  opzichte  der  he- 
melstreken gaf  de  Heer  J.  Ph.  Ermeling  in  het  Tijdschrift  van 
het  Koninklijk  Instituut  van  Ingenieurs,  Afdeeling  AWer/a«tót- 
Indië,  zeer  behartigingswaardige  wenken.  Bij  ijzeren  en 
houten  omwanding  mag  de  zon  niet  te  lang  op  de  wanden 
en  in  de  chambrées  schijnen  omdat  het  anders  te  warm  daar- 
binnen wordt;  daarom  moeten  de  chambrées  van  zulke  kazernen 
de  richting  Oost- West  naderen,  en  wel  ongeveer  Oost-Zuid- 
Oost,  naar  West-Noord-West.  Bij  die  richting  heeft  men  in 
de  periode  der  Noorder  declinatie  (dus  van  Mei  tot  October 
ongeveer)  voldoende  morgenzon  en  zoo  weinig  mogelijk  avondzon. 
In  de  overige  maanden  zal  men  meer  avondzon  hebben.  Voor 
de  bewoners  der  kazernen  is  de  morgenzon  verkieslijk,  omdat 
de  gebouwen  's  morgens  ontruimd  zijn  en  de  bewoners  dus 
dan  den  minsten  last  van  de  zon  hebben.  Niet  altijd  kan  die 
beste  richting  gevolgd  worden ;  wanneer  het  bijv.  op  eene 
plaats  bijna  uilsluitend  's  namiddags  regent,  dan  zal  eene 
plaatsing  meer  in  Oost-Noord-Oost  naar  West-Zuid-West  ver- 
kieslijk zijn ,  ten  einde  in  den  Westmousson  de  meeste  morgenzon 
in  de  chambrées  te  krijgen.  Bij  sleenen  omwandingen  bestaat 
er  geen  bezwaar  om  de  ruime  toetreding  der  zonnestralen  in 
de  kamers  te  verzekeren.  Smalle ,  bamboezen  kazernen  moeten 
dezelfde  richting  hebben  als  houten  of  ijzeren. 

Ten  opzichte  van  de  windrichting  merkt  dezelfde  schrijver 
op,  dat  het,  over  het  algemeen,  de  voorkeur  verdient,  indien 
de  meest  heerschende  en  hevigste  winden  zich  bewegen  in  de 
lengterichting  van  het  gebouw,  dus  loodrecht  op  de  chambrées. 
Bij  de  nieuwere  kazernen  is  de  plaatsing  der  ramen ,  tus- 
schen  de  rijen  kribben,  van  belang,  omdat  daarbij  de  muren  die 


35 


kribben  groolendeels  beschuiten,  wanneer  de  wind  loodrecht 
op  liet  gebouw  slaat.  Een  phinlsoen  om  het  gebouw  kan  veel 
bijdragen  lot  beschutting  legen  wind. 

De  luchtverversching  in  kazernen ,  Miospitalen  en  dergelijken 
wordt  voor  een  grool  gedeelte  verkregen  door  nok-ventilatie , 
waarbij  eene  schuine  plaatsing  der  plafonds  is  aan  te  bevelen; 
verder  moeien  onder  en  boven  de  ramen  openingen  zijn  aan- 
gebracht, waarvan  de  bovenste  door  jaloezieën,  de  onderste 
door  pivoleerende,  houten  luiken  kunnen  worden  gesloten; 
evenwel  kan  de  hooge  warmtegraad  der  lucht  tusschen  het 
dak  en  het  plafond  aanleiding  geven  tot  een  zoo  sterke  ver- 
plaatsing van  lucht,  dat  de  intrede  van  versche  lucht  door 
ramen  en  andere  openingen  voor  de  bewoners  het  gevoel  van 
onaangenamen  tocht  veroorzaakt.  Dit  kan  men  trachten  te 
verminderen  door  tussclienschollen  tusschen  dak  en  plafond  te 
brengen.  Ook  zijn  daken  van  ijzer  of  pannen  met  nokven- 
tilatie  bij  hevigen  regen  laslig  door  het  inregenen ,  terwi]! 
atappen  daken  dan  niet  meer  als  ventilators  werken ,  omdat  de 
alap  slap  wordt  en ,  naar  beneden  hangende  ,  de  opening  afsluit. 

De  nieuwste  kazernen  te  Magelang,  te  Malang  en  te  Buitenzorg 
voldoen  veel  meer  aan  de  eischen  der  hygiène  dan  de  oudere; 
hel  algemeene  model  dezer  nieuwe  verblijven  is  een  groot 
vierkant  middengebouw  voor  dagverblijf  en  daaraan  aan  twee 
zijden  verbonden  slaapzalen,  waarvan  er  een  of  twee  aan  elke 
zijde  staan.  Officieren,  die  als  soldaat  in  het  leger  dienden, 
hebben  evenwel  bezwaren  legen  deze  inrichting,  vooral  met 
het  oog  op  het  verblijf  der  vrouwen  en  kinderen  in  de  kazernen  ; 
deze  laatste  zouden  in  die  nieuwe  woningen  geen  voldoende 
dagverblijf  bezitten,  waarin  de,  afzonderlijk  met  dat  doel 
opgerichte,  loodsen  maar  gedeeltelijk  voorzien. 

De  bovengenoemde  algemeene  regelen  zijn  voor  hospitalen , 
keltingkwarlieren  en  stadsverbanden  evenzeer  te  volgen.  De 
Heeren  Van  der  Elst  en  Walland  hebben  een  uitstekend  plan 
voor  hospilaalbouw  gegeven  in  Deel  XIX  van  het  Geneeskundig 
Tijdschrift   voor  iV.  ƒ.,  waarvan  vele  détails  ook  voor  de 


anderen  der  genoemde  gebouwen  iiutlig  kunnen  zijn.  Dc 
studiën  dier  bijzonderheden  kunnen  hier  gecne  plaats  vinden ; 
ik  ben  verplicht  mij  tot  algemeene  opmerkingen  te  bepalen . 
omdat  elk  afzonderlijk  gebouw  ook  tot  afzonderlijke  beschou- 
wingen aanleiding  geeft  en  de  kennis ,  noodig  tot  het  geven 
van  behoorlijke  adviezen  in  dergelijk  gevallen,  zoo  groot  is,  dat 
zij  uit  een  aantal  werken ,  onderling  vergeleken ,  moet  verkregen 
worden.  Daar  de  bedoeling  van  dit  werk  veel  meer  is  den 
praktiseerenden  geneesheer  lot  leiddraad  te  strekken  dan  den 
gouvernementsgeneesheer  of  den  officier  van  gezondheid  in 
hunne  speciale  betrekkingen ,  meen  ik  met  het  gezegde  Ie  kunnen 
volstaan,  wat  de  kazernen  betreft;  evenwel  zal  ik  straks  nog 
eenige  opmerkingen  moeten  geven  over  hospitalen. 

In  den  regel  zullen  adviezen  over  zulke  gebouwen  niet 
worden  gevraagd  aan  jongere  geneeskundigen,  tenzij  zij  als 
eerstaanwezende  officier  van  gezondheid  of  als  alleen  staande, 
plaatselijke  geneesheer  dienst  verrichten ;  gewoonlijk  worden  die 
adviezen  alleen  door  de  chefs  van  den  dienst  of  van  de  afdeelingen 
uitgebracht,  dan  wel  die  van  jongere  geneeskundigen  in  hunne 
handen  gesteld ;  bij  belangrijke  bouwplannen  op  kleinere  plaatsen 
worden  daarheen  oudere  geneeskundigen  in  kommissie  gezonden 
om  hunne  meening  te  doen  kennen ,  wat  ook  altijd  plaats  heeft 
bij  de  oprichting  van  kazernen,  kampementen ,  reconvalescenten- 
gestichten  en  dergelijken ;  somtijds  is  dit  ook  het  geval  bij  de 
oprichting  of  wijziging  van  gevangenissen,  waarbij  rekening 
te  houden  valt  met  de  voorschriften  van  het  Departement  van 
Justitie  omtrent  de  afscheiding  der  verschillende  soorten  van 
gevangenen  en  dergelijke  meer. 

De  behoorlijke  inrichting  van  zulk  een  gebouw  behoort  zeker 
tol  de  moeielijkste  vraagstukken.  De  gevangenissen  in  zijn 
in  het  algemeen  slecht,  maar  het  valt  niet  te  ontkennen, dal  er 
belangrijke  bezwaren  verbonden  zijn  aan  het  vereenigeii  van  de 
noodige  zekerheid  der  afsluiting,  van  de  afscheiding  der  verschil- 
lende klassen,  en  van  de  hygiënische  maatregelen.  Vooral  schijnt 
het  mij  toe,  dat  de  menschlievendheid,  hoe  schoon  die  ook  zijn 


37 


moge ,  wel  eens  wat  al  te  ver  kan  worden  gedreven  tegenover 
l>ersonen ,  die  der  maatschappij  tol  last  verstrekten  en  wier  ver- 
wijdering daaruit,  voor  korteren  of  langeren  tijd  noodig  wordt 
geacht.  Men  begrijpe  mij,  hoop  ik,  niet  verkeerd.  Vooral  de 
verdienstelijke  studiën  van  Dn.  C.  Swaving  over  de  «Oorzaken  der 
ongezondheid  van  de  gevangenissen  op  Java"  hebben  doen  zien , 
hoe  langen  tijd  de  hygiène  verwaarloosd  is  bij  de  inrichting  van 
die  gebouwen  tot  opsluiting.  Maar  al  houdt  men  de  regelen 
der  gezondheidsleer ,  zooveel  mogelijk ,  in  het  oog  ,  toch  behoeft 
een  gebouw,  tot  straffen  bestemd,  geen  paleis  te  zijn.  De 
eischen  der  hygiène  moeten  hare  grenzen  hebben  en  er  ligt, 
schijnt  het,  iels  onbillijks  in,  den  gestraften,  voor  de  maat- 
schappij door  eigen  schuld  onb ruikbaren  individu,  in  beter  en 
aangenamer  verhoudingen  te  brengen  dan  hem  ,  die  niets  mis- 
deed. Men  zou  zoo  meenen,  dat  het  meer  op  den  weg  der 
echte  humaniteit  ligt  eerst  voor  de  braven  in  de  maatschappij 
zorg  te  dragen  en  de  slechten  later  een  beurt  te  geven.  Ge- 
lukkig is  het  daarom,  dat  al  reeds  voor  krankzinnigen  maat- 
regelen zijn  genomen  Ier  betere  verpleging  dan  tot  nog  toe 
het  geval  was.  Alleszins  is  het  verantwoord  te  achten,  dal 
die  ongelukkigen ,  wier  tijdelijke  of  voortdurende  verwijdering 
uit  de  maatschappij  noodzakelijk  wordt  geacht,  het  zoo  goed 
mogelijk  hebben,  in  alle  opzichten.  Voor  hen  is  het  oprichten 
van  gebouwen,  die  op  paleizen  gelijken,  geene  nutlelooze  uil- 
gave,  evenmin  als  het  aftekeuren  valt,  dat  hun  leven  op  aller- 
Jei  wijze  wordt  veraangenaamd;  wat  bovendien  de  geneeskun- 
dige behandeling  dringend  eischt.  Of  evenwel  de  philanthropie 
niet  wat  al  te  ver  wordt  gedreven,  door  het  verblijf  in  ge- 
vangenissen, vooral  voor  inlanders ,  lot  een  desideratum  te  maken, 
is  een  belangrijke  vraag.  Toch  schijnt  dat  in  den  laalsten  lijd 
wel  eenigszins  het  geval  te  zijn. 

ÜQ  civiele  hospitalen  voldoen,  over  het  algemeen,  al  zeer 
weinig  aan  de  vereischten,  die  voor  zulke  gebouwen  moeten 
gesteld  worden.  Zonder  in  nadere  beschouwingen  te  treden 
over  al  de  gebreken  die  de  tegenwoordige  stadsverbanden  aan- 


SS 

kleven  en  waarvan  ook  sommige  militaire  hospitalen  niet  vrij 
zijn,  moet  nog  eens  worden  herhaald,  dat  hel  paviljocnsysleeni 
verreweg  het  meeste  voordeelen  aanbiedt ,  en  dat  over  een  zoo 
groot  mogelijke  ruimte  voor  de  omgeving  moet  worden  beschikt. 
Reeds  werd  bij  de  beschouwingen  over  kazernen  in  enkele 
nadere  détails  gelreden ,  die  ook  op  deze  gebouwen  van  toepas- 
sing zijn.  Hier  verdient  nog  Ie  worden  vermeld,  dal  de  zie- 
kenzalen in  den  regel  voor  niet  meer  dan  20  of  hoogstens  50 
lijders  moeten  zijn  ingericht,  terwijl  elk  bed  een  bodemop- 
pervlakle  moet  hebben  van  minstens  8  vierkante  meters  en  de 
kubieke  ruimte  voor  eiken  lijder  ongeveer  40  kubieke  meiers 
moet  bedragen.  Er  behoort  voor  elke  afdeeling  van  lijders  een 
afzonderlijk  dagverblijf  te  beslaan ,  wal  de  luchtverontreiniging 
in  de  zalen  verminderl;  de  rust  van  zware  zieken  bevordert; 
lichtere  zieken  in  de  gelegenheid  stelt  zich  te  vermaken  of  nuttig 
bezig  te  houden  en  hen  minder  bloot  slell  aan  hel  zien  van  hel 
lijden  der  ernstiger  kranken ;  aan  die  minder  ernstige  patiënten 
een  afzonderlijke  eetzaal  verschaft,  dus  bijdraagt  tol  de  zindelijk- 
heid in  de  zalen;  en  ten  slotte  voorkomt,  dal  in  de  ziekenzaal  te 
veel  kasten,  tafels,  enz.  worden  geplaatst,  die  den  kubieken 
inhoud  verminderen  en  altijd  verzamelplaatsen  van  stof  en 
vuil  zijn. 

Is  het  beschikken  over  veel  ruimte  in  de  omgeving  nuttig 
voor  luchtverversching  en  voor  het  aanleggen  van  een  plant- 
soen, men  wordt  daarbij  beperkt  door  de  eischen  eener  goede 
administratie  en  voldoende  politie.  Daarom  zijn  bospitalen  voor 
niet  meer  dan  600  bedden  aanteveleu.  Ook  is  een  opeenhoo- 
ping  van  een  groot  aantal  zieken,  bi]  de  beste  hygiënische 
voorzorgen,  niet  wenschelijk. 

De  paden  in  het  plantsoen  moeten  goed  aangestampt  en  mei 
fijn  grint  bedekt  worden. 

De  plaatsing  van  de  kribben  in  hel  midden  der  zalen ,  mei  de 
hoofdeinden  naar  elkaar,  maakt  de  reiniging  gemakkelijker  en 
vermijdt  de  doode  hoeken  ten  opzichte  der  \enlilatie.  De 
vensters  worden  van  jaloezieën  voorzien,  ten  einde  hel  licht  te 


39 


kunnen  temperen,  dat,  bij  de  genoemde  plaatsing  der  kribben, 
hinderlijk  zou  kunnen  zijn.  Hoe  hooger  de  vensters  zijn,  des  te 
beter;  liefst  tot  aan  de  zoldering  toe.  Het  aantal  en  de  grootte 
der  vensters  en  der  deuren  is  afhankelijk  van  het  aantal  bedden ; 
voor  elk  bed  behoort  2,5  vierkante  meter  lichtvlaklö  genoraeo 
te  worden. 

Terwijl  de  vloeren  minstens  0,60  meter  hooger  moeten  liggen 
d;m  de  begane  grond  der  omgeving,  behoort  die  verhooging 
door  droog  zand  verkregen  te  zijn.  Een  kleine  helling  van  het 
raidden  der  vloer,  naar  de  zijden  is  wenschelijk  voor  de  ge- 
makkelijker reiniging.  De  muren  der  hospitalen  worden  door 
cemenlbepleislering,  stucwerk  of  door  beschildering  zoo  lm- 
permeabel  mogelijk  gemaakt,  omdat  ruwere  bekalking  meer 
aanleiding  geeft  tot  het  bewaren  van  stof,  slechte  gassen  en 
dergelijken. 

Een  gladde  zoldering,  zonder  balken,  is  de  beste;  bij  nok- 
ventilatie  moet  vooral  öp  hel  zindelijk  houden  van  het  dak  wor- 
den gelet  en  moet  de  noodige  inrichting  tot  afsluiting  bestaan. 

Dat  een  operatiekamer  en  een  kamer  voor  geopereerden  af- 
zonderlijke gebouwen  vormen ,  spreekt  van  zelve.  In  de  laatste 
moet  elke  zieke  over  minsten  50  kubieke  meiers  lucht  kunnen 
beschikken. 

Ten  slotte  de  opmerking,  dal  deuren  of  openingen ,  die  naar 
andere  bewoonde  vertrekken  voeren ,  niet  tot  het  venlilatie- 
oppervlak  mederekenen,  omdat  men  nooit  het  eene  bewoonde 
vertrek  door  het  andere  mag  ventileeren  (Van  der  Elst  en 
VValland.) 

Overal,  maar  vooral  en  hel  heele  khmaat,  is  het  van  belang 
ook  de  aandacht  te  vestigen,  op  de  hygiënische  verhoudingen 
van  gebouwen  ingericht  voor  publieke  vermakelijkheden  of  voor 
groole  bijeenkomsten  van  anderen  aard  als :  kerken ,  mesigits  en 
dergelijke.  Ventilatie  en  nog  eens  ventilatie  is  daar  hoofdzaak. 
Hel  geringe  verschil  van  den  warmtegraad  in  en  builen  de  gebou- 
wen geeft  aanleiding,  dat  er  zelden  of  nooit  tocht  bestaat. 
Als  er  maar  genoeg  openingen  in  de  omwandingen  zijn  is 


40 


er  altijd  een  voldoende  luchtstroom  ,  zonder  dat  afzonderlijke  in- 
richtingen voor  liichlverversching  noodig  moeten  worden  geacht. 
Van  zelf  wordt  door  de  aanwezigheid  van  vele  menschen  in 
een  lokaal  de  lucht  warmer  en  treedt  door  de  openingen  naar 
buiten  om  door  versche  lucht  vervangen  te  worden.  De  meeste 
kerken  voldoen  niet  aan  dal  vereischte,  terwijl  bovendien  de 
deuren,  onder  de  godsdienstoefening ,  nog  worden  gesloten.  Bij 
de  oprichting  van  nieuwe  kerken  zou  op  het  noodige  aantal  deuren 
en  Yensters,  vooral  der  laatstgenoemden,  moeten  worden  gelet. 

De  gebouwen  bestemd  voor  publieke  amusementen  (kome- 
die, opera  en  dergehjken)  leveren  in  Indië  het  bezwaar  op, 
dat  hel  zeer  moeielijk  is  de  noodige  openingen  aan  Ie  bren- 
gen en  toch  een  goede  akustiek  te  behouden.  Hel  schijnt  noo- 
dig en  heler  de  laatste  liefst  aan  de  eersten  op  te  offeren ,  wat 
dan  ook  gewoonlijk  gebeurt.  Hoe  dikwijls  heb  ik  zangers  en 
zangeressen  hooren  klagen  over  de  inspanning,  die  van  hunne 
stem  werd  gevorderd  door  het  zingen  in  een  gebouw ,  dal 
bijna  rael  een  open  loods  was  te  vergelijken.  Dal  die  klach- 
ten niet  overdreven  zijn  ,  is  duidelijk  en  wordt  wel  bewezen 
door  het  auditorium,  dat  zich  met  luisteren  buiten  het  ge- 
bouw tevreden  stelt  {nonton). 

Groole  muziekuitvoeringen  hebben  gewoonlijk  in  de  open 
lucht  plaats.  Dal  door  hel  bijwonen  daarvan  meermalen  ziek- 
ten ontstaan  stipte  ik  reeds  aan.  Niet  alleen  hel  bijwonen  van 
zulke  vermakelij  li  heden  des  avonds  kan  nadeelige  gevolgen  heb- 
ben, maar  ook  hel  ongewone  verblijf  in  de  morgenlucht 
(gewoonlijk  van  7 — 9  ure)  heeft  invloed ,  vooral  op  Europeesche 
kinderen;  die  invloed  openbaart  zich  het  eerst  door  slaperig- 
heid en  niet  zelden  door  andere  lichte  ongesteldheden.  Ook 
een  morgen-muziekuitvoering  sleept  in  den  regel  eenige ,  gelukkig 
meestal  niet  gevaarlijke,  buikaandoeningen  na  zich. 

De  logementen  zijn  in  hel  algemeen  slecht ,  uit  een  hygiënisch 
oogpunt.    De  katners  krijgen  te  weinig  lucht  en  zonlicht. 

De  liefdadigheidsgeslicblen  zijn  voor  hel  grootste  gedeelte  in 
gewone,  soms  eenigszins  lol  het  doel  gewijzigde,  huizen  ge- 


41 


vesligd.  Enkele  voldoen  goed;  andere  zeer  weinig  aan  de 
eischen  der  liygiène. 


Wij  kunnen  nu  overgaan  lol  de  beschouwing  der  woningen 
van  de  Europeesche  bevolking. 

Bijna  alle  Europeescbe  woonhuizen  zijn  naar  hel  zeilde  lype 
gevormd  niet  slechls  weinig  wijzigingen.  Groot  of  klein,  ge- 
lijken zij  bijzonder  veel  op  elkaar. 

Allen  zijn  gebouwd  naar  den  ouden  Griekschen  bouwtrant, 
al  is  het  dan  ook ,  dat  wetenschappelijke  bouwmeesters  terecht, 
vooral  de  kleinere  huizen,  als  groteske  navolgingen  van  dien 
stijl  beschouwen.  Hislorisch  laat  zich  hel  ontstaan  van  de  voor- 
liefde tot  dien  stijl  verklaren  uit  het  feil,  dat  de  oude  Oost- 
Indische  Compagnie  op  de  minst  gezonde  gedeellen  vaii  het 
stand,  dikwijls  de  eenigen ,  die  voor  haar  beschikbaar  waren, 
steden  bouwde  in  den  trant  der  Nederlandsche  sleden.  De 
invloed  van  gebrek  aan  lucht  deed  zich  daar,  tegelijk  met 
malaria-invloeden,  gevoelen.  Groole  sterfte  en  epidemiën  waren 
het  gevolg  er  van.  Men  breidde  dus  de  steden,  meer  land- 
waarts in,  uil  en  wenschle  tevens  ruime,  luchtige  huizen. 
Het  gevolg  was,  dat  er  gebouwen  ontstonden  met  zeer 
ruime  voor-,  binnen-  en  achtergaleri.jen ,  die  zoo  groot  geno- 
men werden,  dat  er  voor  de  kamers  te  weinig  plaats  over- 
schoot. Toen  de  groole,  veel  bezochte  receptiën  en  partijen 
nog  in  zwang  waren,  hadden  de  bewoners  dier  huizen  genoe- 
gen van  de  ruime  zalen,  waarin  zoovele  personen  tegelijk  zich 
konden  bewegen ,  dansen ,  eten  en  kaartspelen.  Nu  de  lijden 
minder  gunstig  zijn,  uit  een  fiiianliëel  oogpunt ,  zijn  die  huizen 
voor  velen  Ie  ruim  en  zijn  de  groole  galerijen  ongezellig,  duur 
om  gemeubileerd  Ie  worden,  en  zouden  velen  de  kamers  groe- 
ier vvenschen.  De  nieuwste  modellen  der  hoofdofficierswoain  - 
gen  zijn  de  beste,  die  ik  ken. 

Hel  algemeene  type  nu  is  dit :  een  open  voorgalerij ;  een  binnen- 


42 


galerij  met  kamers  er  naast;  een  open  achtergalerij.  Dat  soms 
een  paar  kamers  van  de  voor-  of  achtergalerij  zijn  afgenomen ; 
dal  een  aan  drie  zijden  open  pendopo  zich  achter  het  huis  hevindt ; 
dat  de  binnengalerij  nu  eens  in  de  lengte-,  dan  weder  in  de 
dwarsche  afmeting  van  het  huis  ligt,  zijn  kleine  wijzigingen.  Als 
regel  moet  worden  gesteld,  dat  er  slechts  aan  elke  zijde  ééne  rij 
kamers  mag  zijn  met  deuren,  die  naar  de  binnengalerij,  en 
deuren  of  ramen,  die  naar  buiten  opengaan.  Binnenkamers,  die 
licht  en  lacht  uit  de  tweede  hand  ontvangen,  zijn  steeds  on- 
gezond en  mogen,  als  zij  nu  eenmaal  bestaan,  nooit  tot  slaap- 
kamers worden  gebezigd.  Het  is  wenschelijk,  vooral  aan  de 
kustplaatsen,  dat  de  lengte-as  van  het  huis  van  Noord-  naar 
Zuid  verloopt  met  eene  afwijking  van  hoogstens  18 — 19°.  Ook 
in  de  binnenplaatsen  blijft  die  richting  het  meest  wenschelijk 
met  het  oog  op  de  mogelijkheid  om  de  zonnestralen  steeds  in 
de  kamers,  die  dan  naar  Oost  en  West  gekeerd  zijn ,  te  kunnen 
doen  schijnen. 

Bij  die  plaatsing  heeft  men  aan  de  Noord-  en  Zuidkusten 
der  eilanden  nog  het  voordeel,  dat  de  land-  en  zeewind,  als 
men  dat  verlangt,  door  de  geheele  lengle  van  hel  huis  kunnen 
worden  geleid,  wat  aan  de  Oost-  en  Westkusten  dan  niet  het 
geval  is,  maar  waar  insolatie  toch  hoofdzaak  blijft. 

Men  vergelijke,  in  elk  afzonderlijk  geval,  het  gezegde  over 
de  richting  der  kazernen  en  passé  de  daar  gegeven  regelen  , 
naar  omstandigheden  gewijzigd,  op  particuliere  gebouwen  toe. 

Heeft  men  de  vrije  keus  van  grond  lot  oprichting  van  een 
nieuw  huis,  dan  is  een  hooggelegen,  zandachtig  terrein  altijd 
het  beste.  Die  vrije  keus  komt  niet  dikwijls  voor;  men 
moet  dan  trachten  zicb  te  helpen  door  den  grond  goed  omle- 
spilten  en  eenigen  tijd  braak  Ie  laten  liggen ;  de  omzetting  van 
aanwezige,  organische  stolfen  is  dan  gemakkelijker  en  vrije 
luchtbeweging  bevordert  de  verwijdering  van  schadelijke  gassen. 
Daarna  kan  vermenging  met  zand,  of  zeer  langen  tijd  in  de 
zon  gedroogde  koraalsteen,  den  bodem  verbeteren.  De  aarde, 
die  wordt  uitgegraven  tot  het  maken  der  fundamenten,  mag, 


43 


onder  zulke  omstandigheden,  niet  gebruikt  worden  tot  het 
ophoogen  yaii  de  vloeren;  daartoe  moet  zand  worden  gebezigd. 
Flet  is  voordeelig  de  huizen  flink  hoog  uit  den  grond  te  bou- 
wen en  wel  des  te  hooger  naarmate  zij  meer  naar  den  zee- 
kant of  naar  rivieroevers  gelegen  zijn.  Men  kan  gemakkelijk 
waarnemen,  dat  de  vroeger  bij  de  scholen  genoemde,  groene, 
landkaartachtige  teekening  tegen  de  muren  des  te  hooger  stijgt, 
naarmate  men  de  zee  nadert.  Wordt  er  gezorgd ,  dat  er  eenige 
ventilatie  onder  de  huizen  door  kan  plaats  hebben ,  dan  is  dat 
zeer  nuttig.  Bij  huizen  met  steenen  vloeren  behooren  daartoe 
gewelven  aangebracht  te  worden ;  bij  die  met  planken  vloeren 
kunnen  steenen  neuten  en  daarop  geplaatste  balken  voldoende 
worden  geacht.  De  hoogte  boven  den  grond  verschilt  naar  de 
omstandigheden,  maar  kan  gemiddeld  op  een  halven  lot  een 
meter  gesteld  worden. 

Steenen  vloeren  zijn  steeds  te  verkiezen ;  het  beste  zijn  van 
marmeren  of  Eskozijnsche  steenen.  Behalve  het  groote 
voordeel,  dat  die  vloeren  veel  minder  nadeelige  sloffen  in  zich 
kunnen  opnemen  en  gemakkelijker  schoon  te  houden  zijn  dan 
houten  vloeren  of  die  van  gewonen ,  rooden  steen ,  bieden  zij 
ook  veel  meer  weerstand  aan  de  veroveringen,  die  de  witte 
mieren  zich  dikwijls  veroorlooven.  Zij  hebben  alleen  hel  na- 
deel, dat  men  er  aan  gewoon  moet  zijn,  omdat  zij  anders  de 
onderste  lichaamshelft  te  sterk  afkoelen ,  en  bij  kinderen ,  die 
er  met  bloote  voeten  oploopen  of  zeer  dun  gekleed  er  op  zit- 
ten, licht  aanleiding  geven  lot  darmkatarrhen  en  fluor  albus. 

De  witte  mieren ,  waarover  bij  de  voedingsmiddelen  uitge- 
breider gesproken  wordt ,  zijn  voortdurend  te  bestrijden  vijan- 
den in  bijna  alle  huizen.  Dagelijks  herhaald  toezicht  is  drin- 
gend noodzakelijk.  Er  zijn  verschillende  middelen  ter  ver- 
drijving en  dooding  aanbevolen;  niet  verdampende,  minerale 
vergiften  schijnen  het  nieesl  werkzaam  te  zijn  en  daaronder 
staal  sublimaat  bovenaan ,  dat  in  sterke  oplossing  in  de  ope- 
ningen, door  de  dieren  zelve  gemaakt,  wordt  gegoten,  of 
waarmede  de  grond  onder  de  vloeren  wordt  vermengd.  Die 


44 


sublimaatoplossingen  moeten  altijd  met  een  sterk  riekende 
stof,  bijv.  terpentijnolie  woiden  vermengd,  om  daardoor 
toevallige  vergiftigingen  te  voorkomen.  Wellicbl  zullen  ook 
stukken  gelatine,  waarin  zwavelkoolstof  fijn  verdeeld  is, 
en  die  in  den  laatsten  lijd  vooral  in  Frankrijk  legen  gewone 
mieren  mei  goed  gevolg  zijn  aangewend,  hier  nuttig  worden 
bevonden.  De  gelatine  lost  door  de  vochligbeid  van  den  bodem 
langzaam  op  en  geeft  zoo  telkens  aan  de  zwavelkoolstof  gele- 
genheid om  te  verdampen.  De  gewone  wille  mieren  heelen  in 
hel  Maleisch  rajap;  een  kleine,  zeer  lastige  soort  heet  rangas. 
De  wetenschappelijke  namen  vindt  men  bij  de  voedingsmiddelen 
genoemd. 

Ora  hel  huis  moet  de  grond  goed  vast  aangehoogd  zijn  en 
met  graszoden  worden  bedekt;  nog  beter  is  het,  rondom 
het  geheele  huis  een  schuin  afloopende,  goed  gecementeerde 
stoep  te  hebben.  Daardoor  beeft  hel,  in  stroomen  van  de 
daken  neervallende,  water  beter  gelegenheid  zich  van  heihuis 
zelf  Ie  verwijderen. 

Breede,  om  het  geheele  huis  loopenile  galerijen  beletten 
zoowel  de  inwerking  van  de  zonnestralen,  als  de  behoorlijke 
luchlverversching.  Hoogstens  mag  hel  dak  eenigszins  uitsteken , 
of  in  plaats  daarvan  de  ramen  alleen  door  zeer  kleine 
afdaken  worden  beschut,  die  alleen  het  indringen  van  den 
regen,  zoowel  als  le  bevigen  zonneschijn  beletten,  maar  dus 
ook  licht  onderscheppen.  Zij  moeten  ongeveer  anderhalve  el 
breed  en  liefst  van  ijzer  vervaardigd  zijn. 

De  muren  zijn  in  de  grootere  huizen  van  steen;  in  de 
kleinere  dikwijls  van  planken  of  van  bamboe.  Vooral  op 
plaatsen,  waar  veel  aardbevingen  voorkomen,  zijn  planken 
omwandingen  te  verkiezen.  De  muren,  zoowel  van  steen  als 
van  bamboe,  moeten  worden  aangestreken  met  kalk.  Dal  is 
veel  beter  dan  behangsels ,  die  dan  ook  maar  zeldzaam  worden 
gezien.  De  laatste  geven  te  veel  gelegenheid  tot  aaiizameling 
van  slof  en  vereischen  bovendien  zeer  groote  kosten  voor 
onderhoud. 


4;'> 

Hoe  eenvoudiger  de  muren  zijn,  hoe  minder  versierselen 
met  lofwerk  en  dergelijken  er  zijn  aangebracht,  des  te  beter. 
Ook  het  dikwijls  zeer  fraaie  stukadoorwerk  is  een  verzamelplaats 
van  stof  en  wordt  door  eene  soort  van  sluipwespen  gaarne 
gebruikt  lot  het  maken  hunner  aarden  woningen.  Zoowel  uit 
een  hygiënisch  als  uit  een  fuiantieei  oogpunt  zijn  de  eenvou- 
dige, witgekalkte  muren  verreweg  het  best. 

De  zolderingen  der  woningen  worden  gewoonlijk  van  hout 
vervaardigd,  waarbij  de  planken  dan  onder  tegen  de  balken 
worden  aangespijkerd.  Die  houten  zolderingen  zijn  in  den 
regel  geverfd.  Evenwel  worden  niet  zelden  tot  het  maken 
van  plafonds  stevige  matten  van  gevlochten  bamboe  gebezigd, 
die  dan  met  Chineesch  papier  worden  beplakt  en  daarna  met 
kalk  gewit.  Vooral  in  de  wqningen  van  minder  allooi  vindt 
men  zulke  plafonds;  ook  in  sommige  iulandsche  scholen.  Zij 
zijn  zeer  bepaald  af  te  keuren,  omdat  de  kalk  gemakkelijk 
los  laat,  vooral  door  het  loopen  van  rallen,  muizen  en  zulke 
dieren  over  het  plafond,  door  het  uildroogen  en  scheuren  van 
het  papier,  enz.  Die  losgelaten  kalk  zweeft  in  de  lucht  en 
is  oorzaak  tot  katarrhale  ontstekingen  der  luchtwegen,  maar 
nog  meer  lot  inflannnalic  der  conjuncliva.  Houten  zolderingen 
zijn  dus  veel  beter;  maar  men  zorge  daarvoor  hijzonder  droog 
hout  te  nemen,  omdat  de  planken  anders  inkrimpen  en  zoo 
doende  vrij  breede  openingen  in  de  voegen  ontstaan,  waardoor 
stof  en  vuil  naar  beneden  valt.  In  de  hijgebouwen  voor 
bedienden  is  in  den  regel  geen  zoldering ,  tiiaar  eenvoudig 
het  dak. 

De  vensters  moeten  zoo  groot  mogelijk  genomen  worden  en 
behooren  zoowel  glazen  ramen ,  als  jaloezieën  lot  sluiting  Ie 
hebben,  evenzeer  als  de  deuren,  die  in  de  open  lucht  uit- 
komen. Voor  binnendeuren  der  kamers  is  hel  beter  geheele 
deuren  met  paneelen  te  gebruiken.  In  den  regel  kunnen  de 
glazen  ramen  geopend  blijven,  ook  des  nachts,  ten  minste  aan 
die  zijden  van  hel  huis,  waar  de  wind  niet  Ie  veel  indringt; 
de  jaloezieën  geven  bij  sluiting  nog  genoeg  doorslrooming  van 


46 


lucht  en  maken  de  kamers  minder  benauwd.  Voor  de 
jaloezieën  huilens  huis  is  eene  groene  kleur  aan  Ie  hevelen.  Het 
verdient  te  worden  afgeraden  om  de  vensters  van  zoogenaamde  - 
statie-  of  overgordijnen  te  voorzien;  zij  heiemmeren  de  lucht- 
verplaatsing te  zeer  en  geven  hovendien  eene  slechte  verdeeling 
van  licht. 

De  beste  daken  zijn  die  van  djalli-hoül  (Tectonia  grandis) 
met  pannen  gedekt;  de  zeer  duurzame  daken  van  geribd  ijzer 
maken  de  huizen  te  warm,  maar  sirappen  kunnen  met  goed 
gevolg  worden  gebruikt.  Goede  sirappen  worden  vervaardigd 
uit  de  wortels  van  (i;rt//t-boomen  of  van  ijzerhout  (Eusideroxylon 
Zwageri);  het  zijn  plankjes  in  den  vorm  van  platte  pannen.  In 
plaats  van  hout  wordt  ook  dikwijls  de  minder  duurzame  bamboe 
gebezigd.  Vooral  moeten  de  zinken  of  koperen  gooteu  tus- 
schen  de  daken  hoog  genoeg  worden  gemaakt,  omdat  zij  bij 
de  zeer  hevige  regens  overloopen,  dus  lekken  en  daardoor  te 
veel  vochtigheid  in  huis  brengen.  Het  reinigen  dier  gooten, 
vooral  het  verwijderen  van  ingewaaide  bladeren,  enz.  vereischt 
groote  zorg,  maar  is  dringend  noodig. 

In  verreweg  de  meeste  huizen  bestaat  de  bevloering  uit 
vierkante,  roode  gebakken  vloersteenen ;  daaroverheen  wordt 
soms  vilt,  zeer  sterk  geteerd,  uitgespreid,  of  de  voegen  tus- 
schen  de  steenen  met  teer  eenige  malen  aangestreken ;  terwijl 
daarover  nu  matten  gelegd  worden ,  die  hij  vloeren  van  marmer 
of  Eskozijnsclie  steenen  niet  noodig  zijn.  In  het  laatste  geval 
heliooren  alleen  in  de  slaapkamers  kleine  tapijten  of  matten 
bij  de  bedden  te  worden  gelegd.  De  vloermatten  zijn  gemaakt 
van  rotan,  fijn  riet  of  gespleten  bamboe. 

De  eerste  zijn  de  meest  gebruikelijke;  zij  bestaan  uit  aan 
elkaar  verbonden,  in  de  lengte  gepleten,  rolan  en  zijn  zeer 
koel.  Uit  een  medisch  oogpunt  bieden  zij  het  nadeel  aan,  dat 
zij,  vooral  nieuw  zijnde,  zeer  glad  zijn  in  de  lengterichting 
der  rolan  en  zoo  aanleiding  gCvcn  lot  uitglijden  met  de 
gevolgen  daarvan:  verzwikking,  ontwrichting,  beenbreuken, 
jiiaar  verreweg  het  meest  tot  eene  afschaving  der  huid,  die 


47 


dan  evenwijdige,  op  regelmatige  afstanden  geplaatste,  roode 
streepjes  vormt.  De  rolan  laat  dikwijls  los  en  staal  dan  met 
een  boogje  naar  boven ;  ])ehalve  dat  bet  gevaar  bestaat  daar 
over  te  vallen ,  zag  ik  meermalen  verwondingen  van  den  voetrug; 
veroorzaakt  door  insnijden  van  den  zeer  sclierpen  rofawrand, 
wanneer  de  bloote  voet  onder  zulk  een  boogje  kwam.  Ver- 
wondingen van  den  voetzool  door  uitstekende  stukjes  rotan, 
en  bij  een  val  ook  van  andere  licbaanideelen ,  o.  a.  van  bet 
oog,  nam  ik  dikwijls  waar.  Inlandscbe  bedienden  bebben  de 
gewoonte  bij  zieke  kinderen  een  klein  stukje  rotan,  uit  de 
mat  gesneden,  met  speeksel  op  de  glabella  te  kleven ,  waardoor 
zij  veriicbting  meenen  aan  te  brengen.  De  ro/a«malteu  zijn 
door  den  officier  van  gëzondbeid  C.  de  Moon  tot  uitstekende 
verbandstukken  gemaakt,  waarover  later  wordt  gebandeld. 

De  fijne,  uit  Britsch-Jndië  aangevoerde,  dikwijls  met  zeer 
fraaie,  zwarte  en  roode  figuren  versierde  matten  bebben  de 
genoemde  nadeelen  niet,  maar  zijn  zeer  duur. 

Matten  van  gevlocb ten ,  geplette  ^^amftoe,  zoogenaamde  Buiten- 
zorgsche  matten ,  bebben  bet  gebrek  van  dikwijls  uitsteeksels 
te  krijgen  en  daardoor  verwondingen  te  veroorzaken. 

Het  gebeele  bekleeden  van  den  vloer  met  tapijtwerk,  dat 
in  den  laatsten  lijd  bier  en  daar  in  de  mode  is  gekomen , 
verdient  onvoorwaardelijk  afkeuring. 

In  bet  algemeen  zijn  de  meubelen  op  verkoopingen  (venduties) 
aangekocbt  en  doet  bel  vermengen  van  allerbande  soorten 
van  meubelen  den  goeden  smaak  geen  eer  aan.  Bij  uitzondering 
bestaal  er  eenbeid  in  bet  ameublement,  die  alleen  bij  de  rij- 
ken wordt  aangetroffen. 

In  de  buizen  vindt  men  geene  muurkasten.  In  die  leemte 
moet  dus  worden  voorzien  door  bouten  kasten  Ie  plaatsen. 
Deze  nemen  altijd  een  zeer  groole  plaats  in  en  dus  veel  lucbt 
weg.  Daarom  is  bet  aan  te  bevelen ,  die  kasten ,  zooveel 
hiogelijk,  in  de  galerijen  te  zetten  ten  einde  den  kamerinlioud 
niet  te  verkleinen.    De  grootte  der  kamers  is  locb  meestal, 


48 


zooals  gezegd  werd,  voor  een  groot  gedeelte  opgeofferd  aan 
de  meerdere  ruimte  der  galerijen. 

Zeer  groole  ijzeren  ledikanten  zijn  de  beste;  zij  zijn  voor- 
zien van  meestal  zeer  harde  met  kapok  gevulde  liultzakken, 
kussen  en  rolkussens.  't  Is  een  voordeel  te  achten  in  groote 
hedden,  voor  twee  personen,  twee  aan  elkaar  sluitende  bult- 
zakken te  plaatsen ,  wat  vooral  voor  een  gemakkelijker  be- 
handeling van  zieken  aaanbevelingswaardig  is. 

De  ledikanten  worden  •  omgeven  met  zeer  doorzichtige  gor- 
dijnen [klamboe),  die  meestal  geopend  blijven  en  door  zooge- 
naamde ombrassen  worden  opgehouden;  onder  die  gordijnen 
bevindt  zich  een  tweede  stel  van  tule  of  eene  andere  zeer 
dunne  stol",  dat  door  haken  kan  worden  opgenomen  en  bij  het 
naar  bed  gaan  gesloten  wordt,  nadat  het  bed  met  een  soort 
van  bezempje  {sapoe  lidi)  is  gereinigd  van  muskieten  {iijamoek). 
Dat  wegjagen  van  muskieten  noemt  men  kipas.,  eigenlijk  waaien. 

Ook  voor  kinderen  worden  liefst  ruime,  ijzeren  ledikanten 
genomen,  waarvan  de  omwandingen  met  dunne  kussens  wordiMi 
bekleed,  ten  einde  kneuzingen  bij  bet  omwentelen  te  voorko- 
men. Men  voorziet  kinderbedden  meestal  van  een  stuk  zeildoek 
of  van  een  fijne  mat.  Die  fijne  matten  onder  het  gewone 
laken,  worden  door  Europeanen  gaarne  gebruikt,  omdat  zij 
een  aangename  koelte  aan  het  bed  geven.  De  bultzakken 
moeten  zoo  dikwijls  mogelijk  naar  buiten  worden  gebracht  om 
te  luchten ,  en  ook  dikwi^jls  met  nieuwe  kapok  (van  Gossypiuni 
indicum  en  G.  arborcum)  worden  voorzien.  Rolkussens  [banlal 
goeloemj)  zijn  zeer  aangenaam,  daai  zij  de  koelte  vermeerderen, 
omdat  de  lichaamsdeelen  bij  hel  gebruik  ervan  elkaar  niet 
raken.  Voor  kinderen  moeten  zij  worden  afgeraden,  omdat 
zij  wrijving  der  genitaliën,  met  de  gevolgen  daarvan,  kunnen 
veroorzaken.  l\(dkussens  zijn  gemakkelijk  bij  verbanden  voor 
beenbreuken,  o.  a.  bij  ribbenbreuk,  omdat  zij  veel  lol  hel 
onbeweeglijk  houden  van  den  lijder  kunnen  bijdragen. 

Het  meest  algemeenc  verlichtingsmiddel,  buiten  Ualavia,  is 
petroleum  en  voor  nachtlichten  klapperolie,  soms  kadjang-oWc. 


49 


Te  Batavia  wordt  algemeen  gasverliclillng  gebezigd.  Het  is 
mI"  Ie  raden  's  nachts  het  gaslicht,  tol  een  klein  vlammetje  neêr- 
gedraaid,  te  laten  branden,  omdat  dikwijls  groote  kapellen  en 
motten  binnenvliegen,  die  zulk  eene  kleine  vlam  uitmaken,  waarna 
het  lichtgas  zich  in  de  kamer  verspreiden  kan. 

De  bijgebouwen,  stalling,  keuken,  hediendenkamers,  bad- 
kamer, privaat,  enz.,  behooren  langs  opene,  maar  overdekte 
galerijen  bereikbaar  te  zijn. 

De  stal  vereischt  bijzondere  oplettendheid  ten  opzichte  van 
behoorlijke  afwatering,  liefst  langs  goten  met  Portland-cement 
vervaardigd.  Zoo  mogelijk  moeien  die  goten  in  een  stroomeud 
water  uitloopen. 

De  keukens  hebben  zeer  dikwijls  geen  schoorsteenen ,  maar 
een  verdeeld  dak.  waarvan  de  bovenste  helft  iets  over  de 
onderste  heensteekt.  Een  lange,  steenen  bank  met  eenige  van 
voren  opene,  vierkante  galen,  vormt  de  stookplaats.  Als 
stookmaleriaal  wordt  hout,  dikwijls  niet  geheel  droog,  gebruikt. 
De  rook  moet  een  uitweg  vinden  door  de  opening  in  liet  dak. 
Voor  een  Hollaudsche  huismoeder  ziet  zulk  een  Indische  keuken 
er  afschikwekkend  uit.  Alles  is  met  roet  en  bruine  stof  bedekt. 
Dat  hel  keukenpersoneel  dikwijls  aan  oogontstekingen,  vooral 
conjunclivilis,  en  aan  lichte  laryngitis  lijdt,  is  dus  niet  te 
verwonderen. 

Badkamers  en  privaten  vertoonen  gewoonlijk  al  zeer  weinig 
luxe,  wat  voor  de  eerste  vreemd  kan  genoemd  worden  in  een 
land,  waar  dagclijksche  baden  gewoonte  en  vereischle  zijn. 
Hel  spreekt  van  zelve,  dat  behoorlijke  afwatering  een  hoofd- 
vereischle  is,  terwijl  een  verhooging  van  den  vloer,  die  droog 
kan  blijvfMi,  aanbeveling  verdient.    De  voortdurende  vochtigheid 
van  den  vloer  en  van  de  muren  der  badkamer  is  de  natuurlijke 
aanleiding  lol  snelle  vorming  van  schimmels  en  lagere  soorten 
van    wieren.     Het  schoonhouden  der  vloeren  vereischt  een 
bijzondere  zorg,  omdat  de    licht  groene  aanslag,  door  die 
planten,  die  vloeren  bijzonder  glad  maakt  en  dus  hel  gevaar 
voor  vallen,  mei  de  gevolgen  daarvan  als  beenbreuken,  onl- 

4 


50 


wrichlingen ,  enz.,  groot  maakt.  Toch  zijn  de  vloeren  ge- 
woonlijk zoo  glad,  dal  het  nuttig  is  in  elke  hadkamer  een 
vloer  van  houten  rasterwerk  te  iiehben ;  als  er  zwangere 
vrouwen  zijti.,  die  gebruik  moeien  maken  van  de  badkamers, 
is  zulk  een  houten  vloer  dringend  noodig. 

De  privaten  zijn  gewoonlijk  boven  eenvoudige,  geniclselde 
putten  geplaatst,  waarin  de  faecaal massa's  met  den  stand  van 
het  grondwater  rijzen  en  <lalen.  Die  boven  stroomend  waler 
verdienen  verreweg  de  voorkeur.  De  privaten  zijn  een  gelief- 
koosde verblijfplaats  van  kakkerlakken ,  waai  tegen  eene  oplossing 
van  borax  in  gom  een  uitstekend  vergif  is.  Eie  oplossing 
wordt  in  kleine  poljes  hier  en  daar  neergezet. 

Bij  elk  huis  behoort  minstens  eene  put,  die,  al  is  het  water 
ongeschikt  voor  drinkwater,  toch  in  hel  noodige  wasch-  en 
badwater  kan  voorzien.  Over  het  waler  te  Batavia  gaf  de 
Heer  J.  C.  Bernelot  Moens  in  Deel  XV,  en  over  dat  te 
Tjilaljap  de  Heer  J.  B.  Nagelvoort  in  Deel  XVI  van  het 
Geneeskundig  Tijdschrift  voor  N.  I.  zeer  belangrijke  mededëe- 
lingen.  Thans  voorzien  de  Artesische  putten*  op  vele  plaatsen 
in  Indië  de  bevolking  van  eene  voldoende  hoeveelheid,  uitstekend 
drinkwater. 

De  gewone  putten  worden  in  kleinere  woningen,  o.  a.  in 
het  militaire  kainpement  te  Welievrfden ,  wel  eens  voor  twee  of 
vier  woningen  bestemd,  wal  ook  op  andere  plaalsAhel  geval  is. 

Hoe  ruimer  de  omgeving  van  een  huis  is,  beter.  Als 

regel  moeten  de  huizen  dus  zoover  mogelijk  uit  elkaar  slaan. 
De  oudere,  naar  Europeeschen  trant  gebouwde  sleden,  zooals 
de  stad  Batavia,  Samaranq ,  Soerahain,  zijn  daar^^r  oiigezonder, 
omdat  de  noodige  lucblverversching  ontbreekt.  Dil^ijls  kan 
men  nog  waarnemen ,  hoe  in  die  opeen  gehoopte  huizen  een 
onaangename,  drukkende' warmte  heer.scht.  De  erven  om  de 
huizen  kunnen  vooral  aan  ^de  iNoord-  en  Zuidzijde  van  boomen 
worden  voorzien.  Aan  den  Oost-  en  Westkant  mogen  de  boomen 
niet  zoo  dicht  bij  de  huizen  staan,  dal  zij  de  inwerking 
der  zonnestralen  verhinderen.    VVarinyin-hooiim\  mogen  nieL 


81 


(licht  bij  de  huizen  slaan  omdat  hunne  zeer  uitgebreide  wortels 
de  fundamenten  ondermijnen  en  de  massa's  afvallende  vruchten 
daken  en  goten  verontreinigen.  Klapperboomen  zijn  in  tuinen  af 
te  raden,  vooral  zoo  er  kinderen  in  huis  zijn  ,  wegens  het  gevaar 
der  verwonding  of  dooding  door  afvallende  vruchten  en  bladeren. 

Hel  rein  bouden  der  erven  en  van  de  sloolen  {dok/can)  daar- 
omheen zou,  in  het  algemeene  belang,  meer  politioneel  toezicht 
vereiscben  dan  thans  wel  het  geval  is.  Gelukkig  staan  de  huizen 
gewoonlijk  nog  al  ver  uit  elkaar  en  kan  de  wind  er  tussclien 
door  spelen,  want  de  wijze  waarop  de  erven  gereinigd  worden , 
kan  niet  anders  dan  zeer  nadeelig  voor  de  gezondheid  zijn. 
Er  wordt  namelijk  niet  geharkt,  maar  de  afgevallen  bladeren, 
enz.  worden  met  een  bijzonder  soort  van  stijve  bezems 
{sapoe  lidï)  bij  elkaar  geveegd,  waarbij  zeer  veel  stof  wordt 
ontwikkeld.  Ieder,  die  de  studiën  van  Pasteur,  Tyndall  en 
zoovele  anderen ,  over  de  stofdeelljes  in  de  lucht  en  hun 
invloed  op  de  verspreiding  van  kiemen,  bestudeerd  heeft,  zal 
begrijpen  hoe  slecht  een  dergelijke  reinigings-methode  is. 
Minder  nadeel  bestaat  bij  het  verbranden  van  den  afval  der 
erven  na  het  vegen  ,  dat  ook  dikwijls  geschiedt.  Indien  de  steeds 
toenemende  bebouwing  met  kleinere  huizen  (groote  worden  in 
de  laatste  2ü  jaren  niet  gemaakt)  doorgaat,  zal  hel  nuttig  zijn 
een  dergelijk  aanvegen  der  erven ,  in  het  belang  der  volksge- 
zondbeid,  teJ»'bieden. 

Het  verdient  aanbeveling,  op  groote  erven ,  vooral  als  er 
veel  struikgewas  is,  ganzen  te  houden.  Zij  verdrijven  de 
slangen,  wanrscbijnlijk  door  hun  geschreeuw,  en  maken  dus 
bet  verbiijl'  vofl^r. 

Ter  ve(P)eling  zijn  soms  boven  de  etenstafels  groote  beweeg- 
lijke schermen  {ponglcaj  opgehangen,  die  door  een  louw  heen 
i;n  weder  worden  getrokken ;  vooral  de  Engelschen  houden 
veel  van  die,  uit  Dritsch-Indiè  overgebrachte,  gewoonte.  Per- 
sonen, die  er  niet  aan  gewoon  zijn,  krijgen  daardoor  licht 
rheuwalischc  aandoeningen. 


De  woningen  (^er  Gliineczen,  op  de  lioofdplaalsen ,  zijn  ge- 
woonlijk v;in  sleen  en  staan  zeer  diclil  op  elkander,  waarhij 
tegen  eikaar  slaande  iiuizen  altijd  veel  verschil  in  grootte 
of  in  plaatsing  verloonen;  daardoor  ziet  een  Cliineesche  wijk 
er  erg  onregelmatig  uit.    Dal  verschil  in  vorm  is  met  opzet 
aangehracht,  om  de  goede  geesten  de  herkenning  gemakkelijk 
Ie  maken.    Het  algemeene  lype  is  een  ruime  veslihule,  die  in 
de  groolere  huizen  door  eene  voormuur  met  eene  houten , 
verlakte  deur  en  twee  vensters  is  afgesloten ;  die  vensters 
gaan  nooit  of  hoogst  zelden  open.    In  kleinere  huizen,  vooral 
zoo  zij  winkels  zijn,  is  de  voorwand  overdag  geheel  open  en 
wordt  's  avonds  en  's  nachts  door  perpendiculair  naast  elkaar 
geplaatste,  losse  planken  afgesloten.    Aan  deuren  en  vensters 
zijn  rood  of  geel  gekleurde  papiertjes  met  spreuken  er  op 
bevestigd.    In  de  veslihule  slaat  allijd  tegenover  de  deur  de 
offertafel,    met  een  paar  slinkende  vetkaarsen  of  gloeiende 
offerhoutjes  en  daarboven  hangt  de  afbeelding  van  een  afgod. 
Een  smalle  deur  naast  die  lafel  voert  in  ceu  klein  gangetje, 
dal  uitkomt  op  eene,  in  het  midden  opene,  plaats,  waarom- 
heen een  overdekte  galerij.    Naast  het  gangetje  vindt  men  een 
slaapkamer  met  eene  deur  in  den  gang  en  een  allijd  geslolen 
glazen  vensier,  dat  in  de  galerij  uitkomt.    Andere  kamers 
komen  in  de  galerij  uil,  of  zijn  er  boven  geplaatst. 

Zulk  een  Chineeschc  slaapkamer  wordt  voor  driekwart  ingeno- 
men door  een  bouten  ledikant,  dat  van  voren  nog  is  afgesloten 
door  zijden,  met  goud  geborduurde  goi'dijnen ,  en  dat  niet  te 
bereiken  is,  dan  over  een  zeer  breede  en  groole  bank,  op  lage 
poolen,  voor  dat  bed  geplaatst.  Buitengewoon  vuüe  gordijnen 
van  neteldoek  sluiten  bet  weinigje  licht,  dal  door  het  venster 
zou  komen  af,  terwijl  de  deur,  dikwijls  gesloten,  nog  wordt 
voorzien  van  een  sitsen  of  zijden  gordijn  .  waaroverheen  een 
zoogenaamde  hree,  zijnde  een  gordijn  van  (ijnc  hamlm  ver- 
vaardigd, door  de  gespleten  /»rt/»/>oe-sIokjes  op  zeer  korten  af- 
stand van  elkaèr  door  touw  te  verhinden.  Die  kree's  worden 
ook  somtijds  in  Europeesche  buizen  gebezigd  tot  afsluiting  der 


U.) 

(Ier  galerijen;  zij  zijn  hiclilig,  maar  moeten  worden  opgehaald, 
als  men  naar  builen  wil  zien,  omdat  de  evenwijdig  loopende 
strepen,  waar  men  door  heen  zien  kan,  vermoeieiid  op 
het  netvlies  werken ,  waarschijnlijk  door  de  vorming  van  na- 
heelden.  Die  heide  gordijnen  worden  nimmer  opgehaald  en  men 
moet  er  onder  door  kruipen  om  in  de  kamer  te  komen.  Bijna 
altijd  hrandt  in  de  kamer,  dag  en  nacht,  een  roodgeverwde 
vetkaars  of  een  klein  petroleumlampje.  Als  men  nu  nog  weet, 
dat  de  hultzak  in  het  hed  hijna  nooit  wordt  verwisseld  en 
nimmer  naar  buiten  gebracht;  dat  verlossingen ,  ziekte  en  ster- 
ven daarop  hehben  plaats  gehad ;  dat  hel  bed  zelf  en  de  hank 
daarvoor  jaren  achtereen  dienen  tot  slaapplaats  van  vader , 
moeder,  kinderen  en  hunne  verzorgsters,  dan  laat  het  zich 
begrijpen,  dat  er  van  frischheid  in  zulk  eene  kamer  zelfs  geen 
sprake  zijn  kan.  De  bank  voor  hel  bed,  dikwijls  een  ftfl/e-6a/e 
van  bamboe,  maakt  hulp  hij  kunstmatige  verlossingen  bijzonder 
lastig.  Men  moet  dan  op  die  bank  en  soms  wel  in  het  hed 
geknield  liggen.  Zelfs  het  gewone  ziekenonderzoek  wordt  daar- 
door bemoeielijkt,  maar  dal  duurt  gelukkig  niet  zoolang  als 
kunsthulp  hij  eene  bevalling.  De  hank  verwijderen  gaat  niet, 
omdat  zij  daartoe  te  groot  is ;  hoewel  de  vrouwen  daartegen 
veel  bezwaren  hebben,  is  het  nog  het  best  haar  op  die  bank 
te  doen  plaats  nemen ,  en  dan  heeft  men  wéér  den  last ,  dat 
zij  veel  te  laag  liggen. 

De  groolere  woningen  bezitten  dikwijls  ruime  galerijen ,  maar 
de  slaapkamers,  al  zijn  zij  wat  grooler,  zijn  allijd  benauwd 
en  hehben  te  weinig  lucht.  Uit  een  hygiënisch  oogpunt  is 
het  zeer  wonderbaarlijk  waar  te  nemen,  dat  de  Chineezen , 
over  het  algemeen,  zoo  gezond  blijven  in  die  huizen  en  bij 
hunne  wijze  van  leven;  een  onderwerp,  waarover  nog  nader 
zal  worden  gesproken. 

De  Ch  ineesche  woningen  zijn  gewoonlijk  zeer  vol  mei  meubelen 
van  allerhande  soort;  bij  rijken  vindt  men  Europeesche  en 
Chineescbe;  bij  armen  enkel  Chineesche  meubelen  en  verder 
huisraad  van  bamboe.    Vele  bedrijven  worden  in  de  woonhuizen 


^4 


zelve  uitgeoefend  en  er  schiet  voor  bewoning  niet  veel  meer, 
dan  de  reeds  besproken  slaapkamer  over.  Dat  er  onder  die  be- 
drijven zijn,  welke  nadeelig  op  de  gezondheid  moeten  inwer- 
ken, is  daidelijk.  Men  moet  zelf  hebben  ondervonden  welke  be- 
nauwende geuren  er  heerschen  in  de  woningen  van  een  blauw- 
vcrwer  of  van  een  toekang  batik  (verwer  van  saronr/s,  hoofddoeken, 
enz.)  om  er  zich  een  denkbeeld  van  te  kunnen  vormen. 

De  vensters  zijn  met  blinden  gesloten ,  die  in  horizontale 
richting  in  het  midden  opengaan.  De  onderste  helft  wordt 
soms  door  een  paar  stukken  hout  of  bamboe  gesteund  en  doet 
dan  als  tafel  dienst.  De  bovenlielfl  wordt  met  een  touw  aan 
den  muur  bevestigd. 

De  woningen  worden  op  nieuwe  jaar  goed  gereinigd  en  daarbij 
wordt  zeer  veel  water  verbruikt,  dat  evenwel  niet  wordt  weg- 
genomen, waardoor  de  huizen  bijzonder  vochtig  blijven.  Op 
andere  tijden  van  het  jaar  is  er  geen  schoonmaak  noodig  geacht 
en  wordt  hoogstens  nu  en  dan  eens  geveegd. 

Reeds  is  gezegd,  dat  die  woningen  zeer  dicht  op  elkaar  staan, 
meestal  zelfs  tegen  elkaar  aan.  De  straten  zijn  bovendien  smal, 
dienen  niet  zelden  tot  hel  houden  van  pasar  (markt)  en  zin- 
delijkheid is  daarbij  een  ongekende  zaak. 

Stalling  voor  paarden  wordt,  in  de  meeste  gevallen,  buiten 
de  woningen  gezocht.  Indien  Chineezen  in  meer  alleen  slaande 
huizen  wonen,  houden  zij  gaarne  varkens,  aan  wier  verblijf 
niet  de  minste  zorg  wordt  besleed. 

Als  men  een  Chinees  in  behandeling  heeft  en  voor  het  huis 
een  vuurtje  ziet  branden,  is  de  bebandeling  afgeloopen ,  omdat 
de  patiënt  dood  is.  Er  worden  dan  ook  dadelijk  witte  gordijnen 
voor  de  deur  gehangen  en  een  paar  groole  papieren  lanlaarnen 
met  roode  en  zwarte  letters  voor  den  ingang  geplaatst. 


De  woningen  der  inlanders  zijn  van  bamboe  vervaardigd, 
soms  met  houten  stijlen  als  geraamte. 

Hel  dak  is  van  bamboe-hxlien  en  mei  alap  gedekt.  Afap  is 
de  aan  elkaar  bevestigde  bladeren  van  verschillende  palm-. 


H8 

hamhoe-  en  groole  grassoorten;  Hasskarl  noemt  negentien  plan- 
ten, wier  bladeren  tot  atap  gebezigd  worden.  De  uitgeloogde  en 
gedroogde  bladeren  worden  daartoe  in  een  dwarsche  richting 
nm  een  lat  of  platgeslagen  stuk  bamboe  gebogen,  zoodat  elk 
blad  een  derde  van  hel  naast  liggende  bedekt ,  en  dan  met  een 
gespleten  stuk  rotan  bevestigd. 

Er  is  over  den  bouw  en  de  inrichting,  even  zeer  als  over  de 
soorten  der  inlandsche  huizen  heel  wat  te  zeggen.  Het  uitge- 
breidste en  beste,  wat  ik  daarover  ken,  is  wat  Java  betreft  be- 
schreven in  Vetii's  Java.  Voor  mijn  doel  is  die  détailteekening 
niet  noodig.  Voldoende  is  het  te  weten,  dat  de  meeste  huizen , 
in  Wesl'Java,  op  den  vlakken  grond  gebouwd  zijn ,  die  daartoe 
soms  eenigszins  is  opgehoogd  en  aangestampt.  De  woning  zelve 
bestaat  uit  een  voorgalerij,  door  een  eenvoudig  afdak  van  alap 
gevormd ,  meestal  met  een  hekwerk  van  bamboe  omgeven ,  of  aan 
de  zijwanden  afgesloten  door  een  pa^ar  (omheining)  van  gespleten 
en  tamelijk  ruw  gevlochten  bamboe.  In  die  galerij  staal  een 
balé-balé,  dat  is  een  bank  van  bamboe  vervaardigd.  Vele  werk- 
zaamheden ,  bijv.  weven ,  spinnen  en  dergelijken  worden  in  die 
galerij  uitgeoefend.  Binnenshuis  vindt  men  twee  kamers,  die  tot 
slaapvertrekken  dienen  ,  en  daar  achter  nog  een  kleine,  overdekte 
plaals  tol  keuken  ingericht.  Paarden  worden  meestal  gestald 
in  een  zoogenaamde  gadogan,  een  groole,  lioulen  kooi ,  mei  a/a/? 
gedekt.  Kippen,  kallen  (met  een  zeer  korten,  haakvormigen 
staart)  en  een  leelijke  soort  van,  op  jakhalzen  gelijkende, 
honden  loopen  vrij  rond.  De  laatste  elen  alle  mogelijke  afval 
en  uitwerpselen  en  hebben  daardoor  het  nul,  iets  tot  de  zin- 
delijkheid bij  te  dragen. 

In  de  voorgalerij  vindt  men  gewoonlijk  een  paar  kleine ,  ronde 
kooien  van  mandwerk  met  de  veel  geliefde,  grijsgevlekle  tor- 
telduiven. De  omwanding  der  huizen  beslaat  uit  gevlochten 
bamboe,  niet  zelden  met  bulfclmest  en  zand  opgevuld ,  somtijds 
mei  kalk  gewit;  bij  de  rijkeren  ook  wel  uit  planken.  Zulke 
huizen  latendoor  verschillende  openingen  lucht  genoeg  toe. 
De  uren  en  venste^rs,  welke  laatsle  ook  eenvoudig  openingen 


t$6 

in  de  omwaiidingen  zijn,  kunnen  niet  hamboezen  luiken  worden 
gesloten.    Ook  de  sluiting  gescliiedl  door  bamboezen  schuiven. 

Zulke  inlandsche  woningen  worden  dikwijls  door  min  ge- 
goede Europeanen  bewoond  en  schijnen  geen  nadeeligen  invloed 
op  de  gezondheid  uitteoetenen.  Alleen  moet  men  er  aan  den- 
ken, dal  bij  koortsen  met  huiduitslag,  vooral  bij  mazelen, 
de  verpleging  in  die  huizen  een  bijzondere  aandacht  vordert 
ten  opzichte  van  tocht. 

Omtrent  den  invloed,  dien  de  woningen  der  inlandsche 
vorsten  op  Java,  de  steenen ,  ommuurde  kraton' s,  op  de  ge- 
zondheid uitoefenen,  heb  ik  geen  ondervinding  opgedaan  en 
onthoud  mij  dus  van  hel  uilen  eener  meening,  evenzeer  als  om- 
trent dien  van  de  woningen  op  de  overige  eilanden. 

Zooals  men  weet  zijn  de  inlandsche  huizen  gewoonlijk  lol 
/campong's  vereenigd.  Voor  kampong  het  woord  «dorp"  te  be- 
zigen kan  alleen  er  toe  strekken  er  een  verkeerd  begrip  van 
te  geven.  De  kampong's  worden  gewoonlijk  door  een  enkelen 
rijweg  en  verder  door  smalle  in  alle  richtingen  kronkelende 
voetpaden  doorsneden.  De  voetpaden  zijn  zoo  smal,  dal  hulp 
door  brandspuiten  bij  l)rand  dikwijls  onmogelijk  wordt.  Al 
die  wegen  zijn  slecht,  't  Zijn  kleiwegen ,  die  door  't  loopen 
meestal  in  hel  midden  iels  hooger  worden ,  en  in  den  West- 
of  nallen  mousson  in  modder  worden  herschapen  ,  zoo  glad , 
dal  hel  loopen  er  op  door  schoenen  dragende  Europeanen  bijna 
onmogelijk  wordt. 

De  reinheid  in  de  kampong's  behoort  tol  de  daar  onbekende 
zaken.  De  pullen  zijn  gewoonlijk  eenvoudige  galen  in  den 
grond;  enkele  malen  met  een  bamboe-pagar  omgeven.  Vele 
van  die  putten  zijn  schijnbaar  gedempt  door  er  een  paar 
boomstammen  of  een  sluk  gevlochten  bamboe  overheen  te 
leggen,  en  er  dan  aanle  <tp  te  werpen.  Later  verrol  dal  hout 
of  die  bamboe  en  wie  hel  ongeluk  treft  er  overheen  Ie  loopen, 
luimell  naar  heneden.  Gewoonlijk  hebben  die  pullen  een  zeer 
kleine  middellijn  en  blijft  de  vallende  er  in  hangen,  geklemd 
tusschen  de  wanden.    Mij  zijn  vele  gevallen  van  kneuzing,  ver- 


57 

wonding,  becnbreiikpn  en  dooil  door  zulk  een  val  bekend.  Ook 
slorlen  er  wel  eens  paarden  in ,  wat  mij  zelf  is  voorgekomen 
op  een  erf,  aan  een  Europeaan  loebeboorende  en  door  lieni 
bebouwd,  waar  de  groole  rijweg  naar  bet  buis  over  zulk  een 
niet  bekende,  slecbt  gedempte  put  heen  liep. 


AANHANGSEL. 


De  verschillende  begraafplaatsen  laten,  zoowel  w;it  ligging, 
als  wat  inrichting  betreft,  veel  Ie  wenscben  over.  De  inland- 
sche  kerkhoven  zijn  overal  verspreid  en  de  bedekking  met 
aarde  is  in  den  regel  onvoldoende.  De  Gbineesche  begraaf- 
plaatsen, vooral  die  van  rijke  Chineezen ,  zijn  veel  beter  en 
de  groote,  uil  vier  zware  balken  van  zeer  hard  hnnl ,  vervaar- 
digde kisten  worden  in  gemetselde  kelders  gi'plaalsl.  De 
kerkhoven  der  Europeanen  slaan  onder  goed  toezicht  van 
plaatselijke  kommissiën  en  gewoonlijk  onder  beheer  van  een 
Europeeschen  beambte.  Zij  munten  uit  door  fraaien  aanleg  en 
nel  onderhoud,  zoowel  als  door  een  menigte  monumenten, 
die  evenwel  dikwijls  denzelfden  vorm  vertoonen.  Er  zijn 
vele  gemetselde  grafkelders  in  persoonlijk  eigendom ;  de  gewone 
graven  worden  om  de  tien  a  twaalf  jaren  geledigd.  De  voch- 
tigheid van  den  bodem  en  de  hooge  warmtegraad  dragen 
veel  bij  tot  uiterst  spoedige  omzetting  van  lijken. 

Dierenlijken,  vooral  van  paarden,  worden  op  grootere  plaatsen 
op  afzonderlijk  daarvoor  bestemde  plaatsen  begraven.  Die 
begraafplaatsen  staan  onder  toezicht  der  politie,  wat  evenwel 
veel  te  wenscben  over  laat.  In  de  binnenlanden  is  dal 
wegruimen  van  dierenlijken  dikwijls  geheel  onvoldoende ,  zoo- 
als de  ondervinding  leerde  in  de  epizoötie,  die  in  1878  begon 
en  thans  (1880)  nog  aanhoudt.  Er  waren  b:^.palingen  in 
overvloed  op  het  verbranden  en  begraven  der  groote  hoe- 
veelheden   gestorven    dieren,    maar    de    toepassing  daarvan 


S8 

liet  zeer  veel  te  wensclicn  overig.  Zelfs  gebeurde  het, 
dal  de  slecht  bedekte  kuilen,  die  tot  begraven  gediend 
hadden,  openberstten  door  de  uitzetting  der  daarin  besloten 
lichamen,  en  de  gasvormige  producten  der  ontbinding  door 
die  openingen  ontsnapten.  Aan  de  weinige  zorg  bij  het 
begraven  van  karbouwenlijken  werd  het  ontstaan  en  voort- 
duren eener  koorts-epidemie  in  Wesl-Java  door  sommigen  toe- 
geschreven. 


BEWONERS. 


Zonder  eenc  nauwkeurige,  anlhropologische  studie  Ie  willen 
maken  van  de  bewoners  der  Nederlandscli-Indisclie  eilanden , 
zullen  wij  een  blik  werpen  op  de  bevolking  en  wel  voor- 
namelijk uit  het  oogpunt  der  geneeskundige  praktijk. 

De  geneesheer  in  Indië  heeft  te  doen  met  de  meest  ver- 
schillende menschenrassen ,  die  zoowel  zuiver,  als  op  alle 
mogelijke  wijzen  gekruist,  dat  land  bewonen. 

De  hoofdfactor  is  natuurlijk  de  inlandsche  bevolking,  dat 
wil  zeggen  de  twee  vroeger  genoemde  hoofdgroepen,  de  Maleijers 
en  de  Papoea's.  Die  beide  groepen  omvatten  nog  verschillende 
soorten,  waarvan  het  hoofdtype  hetzelfde  blijft,  maar  die  in 
bijzonderheden,  zoowel  van  lichaamsbouw  als  van  kleeding, 
met  elkaar  verschillen.  Op  het  eiland  Java  vindt  men  bijv. 
Soendaneezen  en  Javanen ,  als  voornaamste  bewoners ,  ofschoon 
bijna  alle  andere  volkeren  vertegenwoordigd  zijn;  op  Madüra, 
Madureezen;  op  Sumaira,  Maleijers,  Battaks,  Atjineezen;  op 
Borneo,  Dajaks,  en  zoo  voorts;  in  de  Molukken,  vooral  men- 
schen,  die  tot  de  tweede  hoofdgroep  hehooren  of  er  toe  naderen, 
dus  Papoea's,  Alfoeren,  Boegineezen ,  enz. 

Daarop  volgen  in  getalsterkte  de  Chineezen  en  hunne  af- 
stammelingen; daarna  Europeanen  en  daarmede  bij  de  wet 
gelijkgestelden;  vervolgens  Arabieren,  nog  eenige  andere 
vreemde  oosterlingen  en  eindelijk  Plegers.  Er  is  geen  groot 
voorstellingsvermogen  toe  noodig  om  te  begrijpen  welk  een 
eigenaardige  afwisseling,  vooral  onder  de  bevolking  der  hoofd- 
plaatsen, bestaat,  waar  al  die  soorten  van  menschen  met  al 
hunne  kruisingen  voorkomen.  De  medicus  zal,  bij  de  uitoefening 


60 


van  zijn  ambt,  rekening  te  houden  hebben  mei  de  nationaliteit 
zijner  patiënten  en  de  eigenaardige  gewoonten  en  hehl)elijkheden  ^ 
die  eik  volk  aani)iedl.  Daarom  bespreek  ik  vooral  zulice  bij- 
zonderheden, weilce,  in  een  of  ander  opzicht  voor  de  behan- 
deHng  van  zieken,  ol'  meer  uit  een  physiologiscb  standpunt 
belangrl.ik  kunnen  worden  geacht. 

Jk  zie  mij  genoodzaakt  in  een  werk,  op  persoonlijke  onder- 
vinding gegrondvest,  te  zwijgen  van  wat  ik  niet  zelf  weet 
en  gezien  heb,  met  uitzondering  van  een  enkele  opmerking 
hier  en  daar ,  die ,  in  verband  met  de  strekking  van  het  boek , 
niet  mocht  achterwege  blijven.  Dan  is  evenwel  de  schrijver, 
bij  wien  ik  te  rade  ging,  telkens  genoemd. 

Wie  met  Dajaks  te  doen  heelï  zal  Perel\er's  boek  over  dat 
volk;  wie  naar  Memdo  gaat  Van  HoÉyvELL's  werk  kunnen 
raadplegen  en  zoo  vele  andere  geschriften.  Evenwel  gelden 
de  volgende  opmerkingen  voor  het  grootste  gedeelte  der  bevol- 
king van  Indiè. 


Wij  beginnen  met  de  inlanders. 

In  de  gewone,  particuliere  praktijk  beperkt  zich  de  behan- 
deling van  inlanders  meestal  tot  die  der  bedienden  van  Euro- 
peanen; veel  zeldzamei  wordt  hulp  ingeroepen  door  hen,  die 
op  zich  zelve  in  de  kampomfs  wonen.  Officieren  van  gezond- 
heid en  stadsgeneesheeren  hebben  in  de  hospitalen  steeds  een 
zeer  groot  aantal  inlanders  in  behandeling,  maar  de  gang  van 
zaken  daar  verschilt  hemelsbreed  met  die  in  de  buitenpraktijk. 
In  die  gestichten  immers  is  ligging  en  voeding  bij  de  wet 
geregeld  en  daarbij  is  rekening  gehouden  met  de  gewoonten 
der  verpleegden,  voor  zoo  verre  dat  mogelijk  is.  Hun  worden 
ligmatjes  en  katoenen  of  lederen  liooldkussens,  met /ca/M/c  gevuld  , 
verstrekt;  somlijds  ook  een  enkele  deken  en  aan  zware  zieken 
een  bultzak;  terwijl  de  voeding  beslaat  uit  rijst  mei  eenige 
ilijspijzen,  eieren,  vleesch ,  geroosterde  kip  en  dergolijken. 

Daarmede  eindigt  den  invloed,  dien  de  nationaliteit  op  den 
gang  van  zaken  heeft,  en  de  geneesheer  behoeft,  bij  de  behan- 


61 


deling,  verder  iiiel  op  allerlei  vooroordeelen  Ie  lellen,  maar 
kan  rustig  zijn  gang  gaan.  Dikwijls  is  hel,  vooral  bij  een 
grool  aanlal  zieken,  mei  hel  oog  op  de  onvoldoende  vertrouw- 
haarheid  van  het  hediendenpersoneel  der  ziekengeslichlen', 
nullig  de  behandeling  zoo  Ie  regelen ,  dal  men  zelf  van  hel 
innemen  der  geneesmiddelen  geinige  zijn  kan.  üaarloe  laat 
men  eenigen  voorraad  Iegelijk  bereiden  van  de 'meest  gebrui- 
kelijke medicijnen,  liefst  in  vloeibaren  vorm,  omdat  men 
zich  dan  beter  kan  overtuigen,  dal  die  zi.jn  doorgeslikt;  men 
laai  den  palienl  eenvoudig  ^Irima  kassie"  (ik  dank  u)  zeggen, 
wal  hij  naluurlijk  mei  een  mondvol  vloeistof  niet  doen  kan. 
Die  maatregel  is  niet  overbodig,  omdat  anders  vele  der 
voorgeschreven  geneesmiddelen  niet  worden  gebruikt. 

De  behandeling  van  de  meeste  koortsen ,  van  sypbilis  en 
dergelijke  kan  gemakkelijk  op  die  wijze  worden  ingesteld. 

De  voeding,  die  van  het  hoogste  belang  moet  worden  geacht, 
vereischt  streng  toezicht  op  bel  administratieve  en  bedienende 
personeel.  Omruilen  en  verkoopen  van  spijzen  zijn  geen 
zeldzaamheden  en  hel  is  moeielijk  die  geheel  Ie  voorkomen. 

Bij  de  behandeling  der  bedienden  van  particulieren  heb  ik 
mij  ais  regel  gesteld,  den  paliënlen  altijd  eerst  de  vraag  te 
slellen ,  of  zij  Europeesche  geneesmiddelen  willen  Hpl)ben  of 
niel.  Zeer  dikwijls  is  hel  antwoord  ontkennend  en  men  voor- 
komt dan  onnoodige  uilgaven  van  den  kant  der  meesters.  Als 
hel  zich  laat  aanzien,  dat  eene  ongesleldheid  niet  bijzonder  snel 
verbeteren  of  herstellen  zal,  is  de  beste  raad  om  zulk  een 
bediende  naar  zijnen  kampong  te  laten  vertrekken;  want  een 
inlander  (en  ook  Ghineezen  en  andere  oosterlingen)  neemt  het 
niel  kwalijk  als  een  patiënt  dood  gaal,  maar  wel  als  hij, 
niellegenslaande  de  ingestelde  behamleling,  lang  ziek  blijft. 
Na  een  dag  of  drie,  vier  verzoeken  zij  gewoonlijk  om  bet 
eerst  eens  aan  Ie  zien  of  itdandscbe  ohai  (geneesmiddelen)  Ie 
mogen  bezigen. 

De  kamers ,  die  in  de  bijgebouwen  aan  bedienden  ter  be- 
woning worden  gegeven,  zijn  gewoonlijk  zeer  slechte  woon- 


62 

kamers  en  nog  slechtere  verblijven  voor  zieken.  Vier  muren  , 
waarvan  de  voorste  een  deur  en  een  open  venster  meteen  houten 
luik  heval  en  een  dak,  zonder  zoldering,  vormen  dal  verblijf. 
De  deur  en  hel  luik  worden  zorgvuldig  gesloten;  de  zieke  ligt 
op  een  lalé-balc.,  waarvoor  een  gordijn  van  sits  hangt.  De 
zindelijkheid  laat  alles  Ie  wenschen  over.  Eene  palUa  (eene 
lamp,  vervaardigd  uil  een  bakje  van  een  kokosschil  met 
olie  gevuld,  waarin  een  opgerold  stukje  katoen  als  pil) 
dient  's  avonds  tot  verlichting.  Is  de  ziekte  van  eenigszins 
ernsligen  aard,  dan  wordt  de  kamer  zoo  benauwd  mogelijk 
gemaakt,  door  de  vulling  met  het  gelieele  personeel  van 
familie  of  bekenden ,  terwijl  een  bak  mei  smeulend  vuur 
de  noodige  kooloxydc  aanbrengt,  vermengd  met  den  rook  van 
op  dat  vuur  gebrande  doepa  (myrrhe)  of  menjang  (benzoë), 
danggie  (zie  onder),  gèla  kanari  (Canarium  comnmne)  of sawoe 
manila  (Sapola  achras). 

Die  berookingen  geschieden ,  uil  bijgeloof,  op  Donderdag- 
avond altijd. 

De  stanggie  is  een  compositum  van  verschillende,  plantaardige 
en  dierlijke  welriekende  stoffen.  Die  van  Makassar  wordt  voor 
de  beste  gehouden.    Mij  werden  als  beslanddeelen  genoemd: 

l\assé  (civel  van  V'ivcrra  Zibelha); 

Timpaus  (de  hallen,  testes,  van  Viverra  Indica (.?)); 

Kiong  (een  schelpdier); 

Kajoe  garoe  (hel  hout  van  Ficus  procera); 

Menjang  mirra  (roode  benzoë); 

Kajoe  Ijindana  (Sandalum  album); 

Kajoe  poeljoe  (verschillende  Myrtaceae) ; 

Rassamala  (Liquidambar  Altingiana) ; 

Suiker  ^niel  de  beste  soorten). 

Te  Batavia  wordt  in  plaats  van  suiker  ook  gedroogd  suikerriet 
gebruikt.  In  dé  Vreanger  mengt  me»  er  wel  lakka  (^Myrislica 
iners)  en  akar  Ijamakka  (de  wortel  van  Dianella  monlana)  onder. 
Er  zijn  ook  andere  samenstellingen,  die  in  kleinigheden  van 
de  genoemde  afwijken. 


65 


De  genoemde  omgeving  vindt  men  ook  bij  inlanders,  in  den 
kampong  wonende  in  bamboe-hmzen ,  terwijl  zij  niet  zelden 
ook  bij  Chiiicezen  en  bij  de  zoogenaamde  inlandsche  kinderen 
wordt  aangelrolTen. 

Een  groot  verschil  in  subjectieve  opvatting  door  den  lijder 
leveren  de  uit-  en  inwendige  aandoeningen.    Terwijl  de  pijn 
van  wonden,  beenbreuken,  verzweringen  en  dergelijke  licht 
wordt  geteld,  is  er  gewoonlijk  een  groote  overdrijving  in 
de    uitingen,    als    er    pijn    in  den  buik  ol'  in  het  hoofd 
bestaat.    Vooral    vrouwen    hebben    er    slag    van    dan  een 
ijsselijk  misbaar  te  maken,  of  volkomen  tegengesteld,  neer  te 
liggen  zonder  te  willen  spreken ,  met  gesloten  oogen ,  schijn- 
baar den  mond  niet  kunnende  openen  en  dikwijls  met  ver- 
schijnselen die  aan  hysterie  doen  denken.    In  den  beginne, 
als  men  daaraan  niet  gewoon  is,  staal  men  aan  grove  ver- 
gissingen ten  opzichte  der  prognose  bloot  en  wel  het  meest 
door    die    voor   verschillende  aandoeningen  Ie  ongunstig  Ie 
stellen,  het  zij,  dat  men  geen  rekening  houdt  met  het  meestal 
zeer  gunstige  verloop  van  verwondingen,  hetzij  dat  de  klachten, 
door  de  lijders  over  inwendige  aandoeningen  geuit,  Ie  zeer 
voor  volkomen  juist  worden  gehouden.    Pas  korten   tijd  in 
Indië  werd  mij  eene  inlandsche  vrouw  gebracht  met  eene 
doordringende,  gesneden  wond  door  het  kniegewricht,  wartrovcr 
ik  een  visum  repertum  opmaakte  met  ongunstige  prognose 
voor  het  verloop.   Mijn  chef  aan  hel  hospitaal  maakte  mij 
oplettend  op  hel  gewoonlijk  gunstige  verloop  van  dergelijke 
verwondingen  bij  inlanders  en  achtte  de  voorzegging  te  ernstig 
geslcLl;  werkelijk  genas  die  zieke  in  eenige  dagen,  zonder 
eenig  nablijvend  slecht  gevolg. 

Bijzonder  iioog  belang  stelt  de  inlander  altijd  in  den  eetlust 
en  bet  r>lni  soeka  makan  nasi"  (hij  heeft  geen  trek  in  rijst)  is 
een  criterium  voor  hem  van  ernstige  ziekte. 

I^ij  de  opsomming  der  verschijnselen  of  bij  het  beantwoorden 
van  gestelde  vragen,  is  het  dikwijls  moeielijk  van  den  lijder 
zeil  behoorlijke  antwoorden  te  ontvangen.    Uij  is  ziek  en 


64 

laat    ilat  pralen  aan  de  omgeving  over,  waarvan  er  een, 
Iwee,  drie  of  meer  l.e  gelijk  hel  antwoord  geven.  Welen 
die  niet  dadelijk   te  antwoorden ,  dan  lierlialen  zij  de  vraag 
aan    den    lijder   en  dienen  zoo  als  lussclienpersonen.  Zoo 
mogelijk  is  dus  het  begin  van    het  onderzoek  het  verwij- 
deren   van   die  ongewenschte  tolken.     Dat  de  geneesheer , 
tot  behoorlijk  handelen,  minstens  het  gewone,  algemeen  ge- 
sproken Maleisch  moet  kennen,  is  duidelijk.    Hij  lette  dan  vooral 
op  de  intonatie  van  het  antwoord ,  die  zeer  veel  afdoet  lot 
de  waarde  van  het  gezegde.    Indien  er  bijv.  gezegd  wordt  van 
een  zieke:  »dia  balok  sadja",  zonder  een  bepaalden  klemtoon, 
dan  beteekent  dat,  dat  er  wat  hoest  bestaat,  maar  van  weinig 
beleekenis;  hoort  men  evenwel  denzelfden  zin,  maar  mei  den 
klemtoon  op,  of  beter  een  iets  langer  aanhouden  van  den  let- 
tergreep ha,  dan  wordt  bedoeld,  dat  de  hoest  erg  is  en  wel 
des  te  erger  naarmate  die  lettergreep  langer  wordt  aange- 
houden.    In    het   eersle   geval  zou  men  dien   zin  kunnen 
vertalen:   «hij  hoest  wat,  en  anders  mankeert  hem  niets;" 
in  het    tweede:   »hij  doet  niets  dan    hoesten".    Wordt  er 
gezegd:    «dia   balok   doang"  met  een  heel  lang  aangehou- 
den   a   in    balok,   dan  beteekent  dat,  dat  er  voortdurend 
hoest,  zonder  ophouden,  bestaat.    Bi.]  dat  voorbeeld  zullen  wij 
het  laten;  het  diende  alleen  om  de  aandacht  te  vestigen  op  dat 
lang  aanhouden  van  ééne  lettergreep  in  het  woord,  waarop 
het  meeste  gewicht  wordt  gelegd.    Die  eigenaardige  wijze  om 
de  aandacht  vooral  op  een  woord  te  vestigen,  wordt  overge- 
bracht op  het  iNederlandsch ,  dat  de  zoogenaamde  inlandsche 
kinderen  spreken  ,  wat  daardoor  een  zeer  vreemde  uitdrukking . 
^oms  iels  zangerigs .  krijgt.    Alleen  oplellen  en  oefening  kunnen 
er  loe  leiden  de  noodige  waarde  aan  de  antwoorden  te  geven. 
De  eigenaardige  taal,  die  Nederlandscli  verbeelden  moet  en 
door  die  zoogenaamde  inlandsche  kinderen  gesproken  wordl , 
leert  men  al  spoedig  verslaan,  al  komt  het  ook,  zelfs  na  jaren 
lang  verblijf,  vnnr.  dal  men  ooii'^  non  iMikolo  iiildrnkking  niet 


65 


vat.  Zeer  ciirieiise  voorbeelden  zouden  daarvan  zijn  op  te  geven  , 
maar  daarvoor  schijnt  het  mij  hier  niet  de  plaats. 

Na  dit  uitstapje  s|)reken  wij  nu  verder  over  de  inlanders, 
als  patiënten.  Bij  /mmpow^-bewoners  wordt  de  geneesheer  hoogst 
zelden  bij  hel  begin  der  ziekte  geroepen.  Gewoonlijk  zi.jn  reeds 
eenige  middelen  van  algemeene  bekendheid  gebruikt,  of  is  er 
al  een  doekoen  aan  het  werk  geweest.  Chinine,  castorolie, 
oogdroppels  en  sanlonine  (nog  meer  semen  santonici,  dat  den 
eigenaardigen  naam  van  obal  Ijekok,  «medicijn,  die  met  geweld 
moet  worden  ingegeven"  draagt)  hebben  burgerrecht  gekregen 
en  worden  als  huismiddelen  veel  gebruikt.  Zij  worden  gewoon- 
lijk in  de  particuliere  apotheken  gekocht.  Men  kan  er  vrij 
goed  op  rekenen,  dat  de  geneesmiddelen,  die  zijn  voorgeschre- 
ven ,  worden  gebruikt,  wanneer  de  patiënt  er  zelf  om  gevraagd 
heeft ,  maar  moet  zich  volstrekt  niet  verwonderen ,  als  er  nog 
wat  anders  bij  genomen  wordt.  De  diëetregeling  is  hel  lastigst, 
omdat  die  zoo  zelden  wordt  opgevolgd  en  het  hoofd  voedings- 
middel,  de  hard  gekookte  rijst,  in  vele  gevallen  nadeelig  is, 
maar  niet  wordt  nagelalen. 

Bovendien  vindt  men  steeds  eenige  maatregelen  genomen  ,  die, 
als  gevolg  van  verschillende  soorten  van  bijgeloof,  geluk  moeien 
aanbrengen  voor  den  patiënt.  Ik  sprak  reeds  van  het  branden 
van  vuur,  waarop  doepa  of  menjang ,  enz.  gestrooid  wordt. 
Verder  wordt  op  verschillende  lichaamsdeelen  een  kruisje  of 
een  ander  teeken  gemaakt  met  vochtige  .s?WA- kalk ,  waarop  dan 
nog  dikwijls  een  schijfje  citroen  wordl  geplakt,  öf  het  halve 
lichaam  wordt  ingewreven  mei  curcuma  ,  soms  mei  prikkelende 
middelen,  als  azijn,  kajoepoeli-oVic  en  dergelijke  gemengd.  Ver- 
schillende bladeren,  lusschen  een  paar  sleenen  Gjn  gemaakt, 
vormen  een  groen  gekleurd  mengsel,  dat  op  het  voorhoofd, 
op  de  maagstreek  enz.  wordt  ingewreven/  Hel  mengen  en 
kneuzen  van  versche  bladeren  geschiedt  op  een  langwerpig  vier- 
kanten, door  voortdurend  gebruik  eenigszins  uitgeholden,  har- 
den sleen,  waarop  de  bladeren,  mecslal  reeds  tusschen  de 
vingers  een  weinig  gekneusd,  verder ,  met  wal  water  of  olie,  tot 


66 


een  pap  worden  bereid,  door  er  een  cilindervorniigen  steen  lang- 
zaam over  heen  en  weêr  te  rollen.  Zulk  een  sleen  heet  baloe 
pipisan.  Opmerkingswaardig  is  hel  geduld,  dal  de  vrouwen 
bij  zulk  eene  bewerking  aan  den  dag  leggen.  Sommige 
bladeren  worden  eersl  geklopt,  andere  hoven  een  gloeiend 
vuur  licht  geroosterd  en  dan  lusschen  de  vingers  gerold  en 
met  olie  voorzien,  waardoor  zij  •  zachte,  lenige  pleisters 
vormen.  Welke  bladeren  daarvoor  al  zoo  in  aanmerking 
komen,  wordt  later  ter  sprake  gebracht. 

Indien  dergelijke  geneesmiddelen  alleen  voor  uitwendig  ge- 
bruik, hij  inwendige  aandoeningen,  bestemd  zijn,  is  het  ver- 
standig zich  niet  al  te  veel  tegen  het  loepassen  er  van  te 
verzetten,  daar  het  vertrouwen  er  in  zeer  groot  is.  In  vele 
gevallen  hechten  de  inlanders  hooge  waarde  aan  het  bespuwen 
der  lijders  met  het  door  een  ^«W/t-pruim  rood  gekleurde  speeksel , 
vooral  als  die  vieze  operatie  door  een  hadji  (priester)  kan 
worden  gedaan.  Gebeden ,  sedeka's  (feestmalen)  en  dergelljken 
moeten  natuurlijk  ook  helpen. 

Wij  zullen  nog  meermalen  gelegenheid  hebben  op  vele  han- 
delingen te  wijzen,  die  het  gevolg  zijn  van  bijgeloof.  Dat 
bijgeloof  is  zoozeer  met  het  volksbestaan  vereenzelvigd ,  dat 
het  misschien  eerst  over  eenige  eeuwen  mogelijk  zal  zijn,  er 
geen  rekening  mede  te  houden.  De  voorzegging,  de  geheele 
gang  van  zaken ,  moet  mei  dat  bijgeloof  overeenkomen ,  al 
zouden  ook  verschillende  middelen  noodig  zijn ,  om  het  ge- 
wenschte  resultaat  te  verkrijgen.  Een  verstandig  protest 
er  tegen  helpt  volstrekt  niet  en  kan  ook,  bij  den  alge- 
meenen  stand  der  geestesontwikkeling,  thans  nog  niet 
helpen.  Eerst  eene  veel  meer  algemeene  beschaving  zal 
later  wellicht  eenig  resultaat  geven;  maar  het  is  bekend, 
dat  ook  bij  de  meest  beschaafde  volken  alle  bijgeloof  nog  niet 
is  verdwenen.  Wie  lang  in  Indië  is,  zal  hebben  geleerd,  dal 
zijn  eigenbelang  medebrengt  rekening  te  houden  met  het  ge- 
zegde en  toetegeven,  waar  het  geen  kwaad  kan.  Vooral  hij 
de  praktijk  over  kinderen,  ook  van  Europeanen  ,  bestaal  er  sonjs 


67 


werkelijk  gevaar,  indien  men  niet  loegeefl  aan  de  ingevvorleUle 
denkbeelden  der  inlandsclie  bedienden ,  die  zich  niel  ontzien 
een  handje  te  hel[»en,  wanneer  hun  eenmaal  opgevatte  denkbeeld 
niet  dadelijk  uitkomt. 

De  verzorging  der  kinderen  is,  ongelukkig  genoeg,  dikwijls 
voor  het  grootste  gedeelte  opgedragen  aan  baboe' s  (kindermeiden), 
die  met  haar  bijgelool"  de  Europeesche  kindermeiden  verre 
overschaduwen.  In  dit  opzicht  staan  de  hall-inlandsche 
kindermeisjes  niet  veel  hooger  dan  gewone  inlandsche  vrouwen. 
Natuurlijk  mag  nooit  iets  worden  toegegeven ,  wat  ook  maar 
in  het  minst  misschien  schadelijk  zou  kunnen  worden. 

Maar  het  toestaan  van  volkomen  onschadelijke  zaken  kan 
wel  eens  nut  hehhen.  Een  enkel  voorbeeld  ter  toelichting.  Ik 
had  een  Europeesch  kind  van  eenige  maanden  oud  in  behan- 
deling, dat  bij  het  nauwkeurigste  onderzoek  en  de  telkens 
herhaalde  waarneming  geen  enkele  alwijking  vertoonde,  maar 
vuorldurend  huilde,  ten  gevolge  daarvan  niet  voldoende  rust 
had  en  vermagerde.  De  moeder  verhaalde  mij,  ten  einde 
raad,  dat  de  baboe  beweerde,  het  kind  zou  zeker  beter  worden, 
ais  het  dooi'  een  hadji  met  sirik  werd  bespuwd ;  de  vraag  was 
alleen  oi"  dat  kwaad  kon  doen.  Ik  antwoordde,  door  dat 
verhaal  de  overtuiging  te  hebben,  dat  die  baboe  het  kind  op 
de  een  ol"  andere  wijze  deed  schreeuwen ,  alleen  om  den  haar 
bekenden  hadji  een  weinig  geld  te  doen  verdienen ;  en  ook 
dat  die  onoogelijke  operatie  geen  kwaad  kon  doen.  Men  liet 
den  priester  komen,  betaalde  hem  goed  en  van  dat  oogenblik 
al",  was  het  kind  rustig;  natuurlijk  omdat  de  baboe  hel  niet 
meer  plaagde  en  haar  zin  had  gekiegen. 

Men  weet,  dat  inlanders  groote  waarde  hechten  aan  zekere 
uitwendige  teekenen,  vooral  ten  opzichte  van  den  haargroei 
bij  dieren,  die  zij  voor  hun  gebruik  noodig  hebben;  ook  bij 
menschen  heciiten  zij  daaraan  veel  gewicht.  Zoo  herinnert 
men  zich,  hoe  de  inlandsche  hooiden  in  den  «Max  Havelaar"  van 
MuLTATun  elkander  ojimeikzaam  maakten  op  den  oeser-oeseran . 
(een  haarwervel)  bij  den  kleinen  Max.    Vooral  voor  vrouwen 


68 


zijn  sommige  kenteekenen  zeer  gunstig,  bijv.  twee  kruinen  op 
het  hoofd,  een  lange  hals,  groole  ooren  bij  een  korle  gestalte , 
saamgegroeide  wenkbrauwen ,  sproeten  in  het  kuiltje  van  den 
hals,  een  lange  neus,  een  recht  vooruitstekende  groole  leen; 
vooral  zeer  gunstig  is  het  als  de  vrouw  lang  hoofdhaar  draagt 
en  zij  dit,  uit  hel  bad  komende,  over  den  rechter  schouder 
laat  hangen.  3Iinder  gunstig  acht  men  duime  of  korte  haren , 
korte,  stompe  vingers,  van  het  hoofd  afwijkende  ooren, 
haarwervels  op  den  rug  van  de  hand,  enz.  De  kenteekenen 
van  meer  intiemen  aard  laten  wij  rusten  (v.  d.  Toorn). 

Buitengewoon  omslachtig  zijn  de  maatregelen,  die  noodig 
worden  geacht  bij  verlossingen ;  het  is  goed  eens  een  blik  op 
den  gang  van  zaken  bij  de  bevalling  eener  inlandsche  vrouw  Ie 
werpen,  natuurlijk  alleen  uit  een  geneeskundig  oogpunt,  daar 
er  bij  een  elhnographische  beschrijving  nog  veel  meer  zou  moeten 
worden  vermeld.  Beschouwen  wij  eerst  de  ontwikkeling  der 
inlandsche  vrouw  len  einde  het  beeld  beter  te  voltooien. 

De  inlandsche  vrouw  is  in  den  regel  vroeger  huwbaar 
dan  de  Europeesche;  evenwel  niet  veel  vroeger  dan  niet- 
inlandsche  meisjes  in  Indië  geboren.  De  gemiddelde  lijd  der 
eerste  menstruatie  valt  in  het  13^  a  14"  levensjaar.  De 
haren,  die  zich,  omstreeks  dien  tijd,  onder  de  armen 
en  aan  de  schaamdeelen  ontwikkelen,  worden  zorgvuldig  uil- 
getrokken ,  evenzeer  als  de  baardharen  bij  den  man ,  bij  wien 
de  schaamharen  evenwel  blijven  bestaan.  In  de  hand- 
boeken voor  gerechtelijke  geneeskunde  wordt,  bij  verregaande 
verrotting,  o.  a.  als  een  onderscheid  tusschen  een  mannen- 
en  een  vrouwenlijk  opgenoemd,  dat  de  haren  op  den 
mons  veneris  zich  bij  den  man  met  een  punt,  in  den  vorm 
van  een  driehoek ,  naar  boven  uitstrekken ;  terwijl  zij  bij  de 
vrouw  horizontaal  eindigen.  Dit  gaat  voor  inlanders  niet  door; 
bij  mannen  eindigt  die  haargroei  zeer  dikwijls  ook  horizontaal. 

Men  zal  altijd  moeite  hebben  den  jui-'tcn  leeftijd  van  een 
inlander  te  bepalen;  daar  slechts  enkele,  meer  beschaaf- 
den   die   kennen,    blijft    hel    altijd   een  gissen  en  raden. 


69 


Daarom  is  de  juiste  leeftijd  van  het  intreden  der  menstruatie 
niet  met  zekerheid  hekend.  De  geslachtsdrift  is  al  spoedig  vrij 
sterk  ontwikkeld  en  vele  meisjes,  aan  dien  drift  geen  weêrstand 
kunnende  hieden,  roepen  de  hulp  in  eener  doekoen  (meestal 
een  oude  vrouw,  die  als  geneeskundige  bekend  staat)  om  te 
zorgen,  dat  zij  geen  kinderen  kunnen  krijgen,  al  houden  zij 
regelmatig  en  zelfs  druk  intiemen  omgang  met  mannen.  Hoe- 
wel gelukkig  de  gewoonte,  om  eene  inlandsche  vrouw  als 
huishoudster,  dat  wil  zeggen  als  vaste  concuhine,  te  nemen, 
meer  en  meer  verdwijnt,  zoo  komt  die  toch  nog  dikwijls  genoeg 
voor  en  een  der  hoofdbepalingen  daarbij  is,  dat  de  vrouw 
zich  verbindt  geen  kinderen  te  zullen  krijgen ;  eene  voorwaarde, 
die  in  de  meeste  gevallen  wordt  vervuld.  Wérkelijk  schijnen 
die  doekoen's  de  kunst  te  verstaan  door  uitwendige  manipulatiën 
eene  liggingsverandering  van  den  uterus,  door  voor-  ofachter- 
overkanteliug ,  te  weeg  te  brengen ,  welke  een  grootere  kans  geeft, 
om  niet  zwanger  te  worden.  Voor  zooverre  daarvan  blijkt , 
ziet  men  er  geene  nadeelige  gevolgen  van.  Wenschen  die 
maagden  (?)  later  te  huwen,  dan  weten  de  doekoen*s  den 
uterus,  alwéér  door  uitwendige  handgrepen,  op  zijne  plaats 
terug  te  duwen,  en  zoo  de  vrouw  weder  in  een  toestand  te 
brengen,  die  haar  geschikt  maakt  zwanger  te  worden,  wat 
elke  man  als  een  vereischte  voor  eene  goede  vrouw  stelt.  De 
operatie  geschiedt  in  beide  gevallen,  terwijl  de  patiënt  op  den 
rug  ligt  door  drukken,  wrijven  en  knijpen  van  den  buik, 
waarbij  nooit  de  uitwendige  genitaliën  worden  aangeraakt. 
Vrouwen,  die  zich  zoo  lieten  bewerken,  verklaarden  mij,  dat 
zij,  onder  de  operatie  veel  pijn  in  de  liezen  en  in  de  streek 
van  het  heiligbeen  hadden  gehad,  soms  eenige  moeielijkheid 
bij  de  urineloozing  ondervonden,  maar  dat  alles  na  twee  of 
drie  dagen  rust  te  bed,  weder  in  orde  was  gekomen.  Daar 
de  mannen,  hoewel  niet  overal,  bij  het  huwelijk  er  opgesteld 
zijn  bloed  te  zien  na  de  uitoefening  van  den  eersten  coitus, 
welen  de  dus  bewerkte  vrouwen,  hem  wel  eenige  droppels 
te  vertoonen  en  voor  ongerepte  maagden  te  fungeeren. 


70 


Die  genoemde  doeltoen*s  worden  ook  wel  door  Kuropeesche , 
gehuwde  vronwen  geroepen  om  Ie  voorkomen,  dal.  zij  Ie  veel 
kinderen  krijgen.  Hel,  is  evenwel  opmerkelijk ,  dat  de  bedoelde 
operatie  Itij  vrouwen,  die  reeds  een  of  meermalen  zwanger 
waren ,  hel  beoogde  doel  bijna  nooit  bereikt. 

Terwijl  de  Eiiropeesclie  geneesbeeren  •  geen  bepaalde  lee- 
kenen  kennen,  om  hel  beslaan  der  graviditeit,  in  het 
begin,  met  volkomen  zekerheid  vasi  Ie  slellen,  beweren 
de  inlandsche  vroedvrouwen,  dal  zij  die  zekerheid  i"eeds 
8  of  hoogstens  14  dagen  na  de  conceptie  bezitten.  Zij 
rekenen  tol  die  zekere  symptomen:  blauwe  kringen  onder 
en  om  de  oogen,  zwelling  van  den  hals,  sterk  pulseeren  en 
beven  van  de  balsslagaderen ,  kloppöu  van  de  slagaderen  in 
den  onderbuik  (art.  iliac.  exl.  en  art.  epigastr.) ,  donker  blauwe 
kleur  der  aderen ,  uitzetting  der  benpen ,  zwelling  der  borsten 
met  uilzetting  der  melkvaten  en  dergelijken;  vooral  spelen  de 
lusten  daarbij  een  groote  rol  en  wordt  het,  in  hel  belang  van 
het  kind,  noodig  geacht,  daaraan  altijd  te  voldoen,  wat  tot 
de  zonderlingste  verlooningen  aanleiding  geeft,  zooals  wij  o.  a. 
bij  de  eetbare  aarde  nog  nader  zullen  vermelden. 

De  normale  ligging  van  het  kind ,  meenen  zij ,  is  met  hel 
hoofd  naar  beneden  en  den  anus  naar  boven,  lerwijl  bij  do 
geboorte  hel  hoofd  naar  voren  en  de  anus  naar  het  heiligbeen 
gericht  wordt.  Geregeld  worden  klachten  der  aanslaande 
moeder,  van  welken  aard  ook,  verklaard  uil  eene  verkeerde 
ligging  der  vrucht,  die  men  dan  door  wrijvingen  en  uit- 
wendige manipulatiën  tracht  Ie  verbeteren.  Soms  schrijft 
men  die  klachten  ook  toe  aan  bel  niet  voldoen  aan  den  wil 
van  hel  kind. 

Bij  de  verlossing  ligt  de  barende  vrouw  op  een  maljc ,  lerwijl 
de  doekoen  lusschen  de  uiteen  gelegde  beenen  neêrhnrkl  en 
met  hare  vingers,  met  olie  bevochtigd ,  de  uitwendige  genitaliën 
wrijft.  Verder  word!  de  buik  op  de  plaals,  waar  de  baar- 
moeder Ie  voelen  is,  gestreken,  gewreven  en  geknepen  (oeroeZ). 
Üe  vliezen  breken  zij  niel  door,  maar  honden  zich  altijd  aan 


71 


uitwendige  handgrepen  en  brengen  de  vingers  of  de  hand 
niet  in  de  vagina,  behalve  als  er  een  hand  of  voet  voorvalt, 
die  zij  dan  trachten  terug  te  brengen.  Dan  wordt  tevens  door 
wrijven  en  knijpen  van  den  buik  getracht  eene  keering  op  het 
hoofd  te  krijgen. 

Duurt  de  verlossing  te  lang  naar  haren  zin ,  dan  wordt  een 
lange  doek,  boven  den  baarmoederbodem,  sterk  om  het  middel 
gesnoerd;  den  echtgenoot,  -  die  zooveel  mogeliik  altijd  moet 
tegenwoordig  zijn,  omdat  het  kind  verlangt  bij  den  vader  Ie 
komen ,  gelast  voortdurend  op  het  hoofd  der  barende  te  blazen, 
of  met  zijn  uitgespreide  beenen  over  haar  heen  te  gaan  staan 
en  zoo  van  haar  weg  te  loopen.  't  Kind  zal  hem  dan  volgen, 
denken  zij.  Is  de  aanstaande  vader  niet  aanwezig,  dan  wordt 
zijn  hoofddoek  op  een  rijststamper  geplaatst,  opdat  het  kind 
dien  voor  den  vader  zou  aanzien.  Komt  het  kind  niet,  dan 
worden  deuren,  vensters,  kisten  en  kasten  open  gezet,  zelfs 
alle  kleine  doosjes,  naaldenkokers,  enz.  opengemaakt,  mannen 
en  vrouwen  laten  het  haar  loshangen ,  er  wordt  mei  geld 
gerammeld,  soms  in  een  koperen  bekken,  of  een  bakje  met 
gekookte  rijst  en  wat  geld  er  in  voor  de  genitaliën  geplaatst, 
in  de  hoop  daardoor  het  kind  naar  buiten  te  lokken.  Helpt 
dal  alles  niet,  dan  wordt  er  gebeden  en  de  man  moet  een 
rijststamper  onder  of  langs  het  huis  werpen,  terwijl  de 
kraamvrouw  op  den  buik  wordt  gestampt  en  getrapt. 
Nog  verzoekt  de  doekoen  dan  de  oudste  der  aanwezige 
vrouwen  hare  voeten  in  koud  water  te  mogen  wasschen, 
waarna  zij  dit  water  aan  de  barende  te  drinken  geeft.  Ook 
wordt  haar  wel  urine  te  drinken  gegeven  van  den  oudsten 
man  of  van  den  hoogsten  in  rang  van  het  geslacht.  Geeft 
dat  ook  niets,  dan  laat  men  de  zaak  aan  •Toean  AHah"  (God) 
over  en  doet  niets  meer  of  roept  een  Ëuropeesche  vroedvrouw 
of  een  dokter. 

Komt  het  hoofd  door,  dan  steunen  sommigen  den  bilnaad; 
scheurt  die  in,  dan  laten  zij  de  wond  aan  de  natuur  over. 


72 


Bij  bloeding  worden  de  ledematen  sterk  afgebonden  en  een 
doek  met  azijn  om  het  hoofd  gelegd. 

Hel  pasgeboren  kind  blijft  liisschcn  de  beenen  der  kraam- 
vrouw liggen  tot  de  nageboorte  is  uilgedreven.  Daarna  wordt 
de  navelstreng  tusschen  vinger  en  duim  gedrukt  en  het 
bloed  er  uit  naar  hel  kind  toegedreven,  om  de  hichl ,  zeggen 
zij ,  in  den  buik  van  hel  kind  te  persen.  De  navelstreng 
wordt  dan  op  een  afstand  van  drie  vingerbreedten  afgebonden ; 
soms  nog  op  een  tweede  plaats  ook,  en  daarna  met  een  scherp 
stukje  bamboe,  welad  geheeten,  doorgesneden.  Een  mes  of  een 
schaar  houden  zij  voor  branderig;  liever  bijten  zij  den  na- 
velstreng door,  wat  hel  kind  onkwetsbaar  zou  maken. 

Het  kind  wordt  nu  gewasschen  met  een  mengsel  van  water , 
curcuraa  en  kalk ,  soms  met  wat  azijn,  en  daarna  met  bedah 
(rijstmeel)  bepoederd  en  in  een  sarong  (rok)  gerold.  De 
navel  wordt  mei  geraspte  klapperdop  of  met  fijngemaakte 
betelbladeren  en  zout  bedekt  en  op  de  groote  fontanel  een  pap 
van  versche,  gekneusde  bladeren  gelegd,  waartoe  soms  een 
mengsel  van  dawon  inggoe,  (bladeren  van  Ruta  graveolens)  met 
azijn  gebezigd  wordt,  maar  die  meestal  beslaan  uit  nsam 
(Tamarindus  Indica) ,  djeroek  tipis  (Citrus  limonellus)  en 
temoetis  (de  bekende  radix  zedoariae  van  Curcunia  zerumbelj. 

De  moeder  wordt  met  lauw  water  gewasschen  of  liever 
begoten  en  moet  dan  in  een  half  zittende,  half  liggende  houding 
een  paar  uren  blijven  rusten ,  maar  niet  slapen ,  wat  door 
trekken  aan  het  hoofdhaar  belet  wordt.  Somtijds  wordt  hel 
lichaam  met  een  mengsel  van  betelbladeren  en  peper  ingesmeerd 
en  een  drank  ingegeven,  bestaande  uit  een  mengsel  van  asch, 
tamarinde  en  zout  in  water  opgelost,  waarmede  ook  wel  de 
genitaliën  worden  gewasschen.  Als  de  lochiae  cruentae  sereus 
worden  mag  de  vrouw  opslaan  en  de  buik  wordt  dan ,  op  eene 
l>ijzonilere  manier,  zeer  stijfzin  een  lang  en  smal  laken  ge- 
wikkeld, dat  daartoe  aan  een  der  stijlen  van  hel  huis  wordt 
bevestigd,  lerwijl  de  vrouw  iloor  heéij  en  weèr  draaiende 
bewegingen  dien  doek  aandoet.    Men  meenl,  dal  daardoor 


I 


73 

opstijging  van  de  baarmoeder  en  van  het  Moed  naar  het  hart  en 
hel  lioofd  wordt  legen  gegaan.    Die  doek  heel  beng/wen.  . 

De  moeder  mag  nu  ook  baden,  wal  zij  trouwens -wel  eens 
vroeger  doel.  Evenwel  blijft  zij,  naar  aanleiding  der  voor- 
schriften van  den  Islam ,  veertig  dagen  na  de  bevalling  onrein  , 
of  beter  uitgedrukt  de  reiniging,  adoes  nipas ,  duurt  veertig  dagen. 
Die  ofiicieele  veertig  dagen  hebben  hun  invloed  ook  op 
Europeesche  vrouwen  doen  gelden,  die  zich  veelal  in  al  dien 
tijd  niet  durven  baden. 

De  nageboorte  wordt  mei  zout  en  tamarinde,  soms  met 
asch  en  azijn  in  een  pol  gedaan  en  dan  of  begraven,  of  in  " 
hel  water  (rivier  of  zee)  geworpen,  of  wel  met  den  pot  in 
den  nok  van  het  huis  opgehangen.  Wordt  zij  begraven,  dan 
wordt  gewoonlijk  tevens  een  klapper  geplant,  die  dan  den 
leeftijd  van  hel  kind  aangeeft.  Meermalen  wordt  de  nageboorte 
ook  op  een  klein  vlotje  van  bamboe  gelegd ,  met  bloemen  en 
vruchten  omgeven,  en,  door  een  paar  kaarsjes  verlicht,  in 
de  rivier  geplaatst,  om  zoo  afledrijven;  dal  alles  is  dan  een 
offer  aan  de  boaja's ,  die  beschouwd  worden  de  zielen  der  voor- 
vaderen in  zich  te  huisvesten.  De  boafa  is  de  zoogenaamde  kaaiman 
(Crocodillus  biporcatus).  De  nageboorte  mag  niet  met  warm 
waler  in  aanraking  komen ,  dan  zou  hel  kind  ziek  worden. 

Vooral  wordt  groole  aandacht  gewijd  aan  de  oneffenheden 
in  den  navelstreng.  Een  geheel  gladde  streng  duidt  er  op, 
dat  er  geen  kinderen  meer  zullen  volgen;  hoe  meer  knobbels 
of  oneffenheden  er  in  zijn ,  hoe  meer  kinderen  de  moeder  nog 
zal  krijgen,  terwijl  ineenloopende  knobbels  op  later  te  ver- 
wachten tweelingen  duiden. 

Bij  schijndoode  kinderen  blaast  de  doe/con  door  een  bamboe 
hard  in  hel  oor;  bij  het  met  den  helm  geboren  worden , 
verwijdert  zij  de  vliezen. 

Ongeveer  twee  of  drie  dagen  na  de  bevalling  laten  de 
vrouwen,  ook  vele  Europeesche  en  half  Europeesche ,  zich  door 
doekoen' s  den  buik  knijpen  en  wrijven,  wat  angkat  proel  ge- 
noemd wordt,  woordelijk:  den  buik  oplichten;  zij  meenen, 


74 


(ïat  de  baarmoeder  vooral  is  afgezalU,  en  dat  die  naar  hoven 
moei  worden  gewerkt;  een  geloof  waarschijnlijk  ontslaan 
door  de-  niel  zeldzaam  voorkomende  verslapping  van  den 
vagina-wand,  mei  zeer  geringe  nilzakking. 

Hel  kind  heeft  niet  veel  kleêren  noodig.  Eene  oio  (een 
gelijkheenigc  driehoek  van  dubbel,  dikwijls  sterk  gekleurd , 
katoen,  of  het  bovenstuk  van  met  goud  geborduurd  laken, 
waarvan  de  top  rond  is  weggesneden  en  die  borst  en  buik 
bedekt,  wanneer  het  uitgesneden  gedeelte  aan  den  hals  wordl 
gelegd  en  mei  banden  bevestigd,  terwijl  de  heide  punten  van 
den  driehoek  om  de  lendenen  worden  gevoerd  en  met  handen 
vastgemaakt) ,  een  baadje  of  buisje  van  katoen  en  een  broekje 
of  een  lap  katoen,  als  kleine  luier;  ziedaar  alles.  In  de  eerste 
weken  wordl  de  groote  fontanel  altijd  bedekt  gehouden  met 
de  genoemde  pap  van  planlendeelen.  Gewoonlijk  zoogt  de 
moeder  het  kind  zelve,  maar  algemeen  is  hel  vooroordeel, 
dat  het  kind  niet  genoeg  voedsel  krijgt  op  die  manier.  Hel 
moet  ook  eten  hebben  en  daarom  wordl  tamelijk  zacht  ge- 
kookte rijst  gemengd  met  rauwe,  of  even  gepofte  pisang  radja 
of  pisang  ambon  (Musa  paradisiaca) ,  cn  dal  mengsel  den  kin- 
deren ,  reeds  in  de  eerste  levensdagen  in  den  mond  gestopt , 
op  de  wijze,  waarop  worst  wordl  gestopt.  Zelfs  geschiedt 
dil  al  voor  dat  'de  zogsecrelie  voldoende  is  ter  zooging. 
Dit  instoppen  heel  doelang.  Verwonderlijk  is  het ,  dal  de 
meeste  kinderen  die  behandeling  verdragen  en  er  bij  groeien  , 
al  komt  hel  een  enkele  maal  voor,  dat  die  manoeuvre 
de  prop  rijst  in  de  luchtpijp  doet  verdwalen  en  het  kind 
dus  stikt. 

Een  praktisch  speelgoed,  om  bel  zoo  eens  te  noemen ,  hebben 
de  inlandsche  moeders  voor  zeer  kleine  kindereu.  Speelgoed 
is  minder  juist,  omdat  hel  alleen  dient  oni  er  naar  te  kijken. 
Het  beslaat  uil  een  stervormig  kussentje  van  verschillende 
soorten  van"  sterk  gekleurd  kaloen,  waarvan  franjes  hangen 
van  glaskralen  ,  kleine  stukjes  gekleurd  kaloen ,  kleine ,  gekleurde 
kwastjes ,  enz.    Dit  voorwerp  wordt  boven  het  kind  opgehangen 


75 


of  vasi  gehouden  en  biedt,  door  de  levendi{,'e  klenrschakecringen 
een  telkens  van  nanzien  veranderend  voorwerp,  waarnaar  de 
kinileren  gaarne  zien.  Door  vele  Europeanen  wordt  zulk 
een  kussentje  voor  kleine  kinderen  gebruikt  en,  met  recht, 
als  praktisch  aanbevolen. 

Het  is  bekend,  dal  bij  sommige  nog  weinig  beschaafde 
volken  het  vreemde  gebruik  bestaal,  dat  o,  a.  in  ^mrn  bekend 
is  onder  de  uitdrukking  «faire  la  couvade".  De  zaak  is,  dat 
de  vader  van  hel  pasgeboren  kind  zich  ziek  en  zwak  voordoet, 
onmiddelijk  na  de  geboorte,  terwijl  de  moeder  handelt,  alsof 
er  niets  gebeurd  was.  Over  den  waarschijnlijken  oorsprong 
van  deze  zonderlinge  handelwijze  gaf  de  Heer  G.  A.  Wilkrn 
belangrijke  mededeelingen  in  den  «Indischen  Gids".  Flel  ge- 
bruik beslaat  in  den  Indischen  Archipel  op  hel  eiland  Boeroe, 
waar  Van  der  Hart  hel  waarnam ,  nadat  hel  reeds  door 
Wouter  ScuouTEit  met  de  volgende  woorden  beschreven  was: 
«De  vrouw  blijft  na  haare  verlossing  niet  in  bed;  maar  zij 

•  begeeft  zig  aanstonds  mei  hel  jonggeborene  naar  de  rivier, 
»en  zig-zelve,  als  ook  hel  teder  wigl,  wel  gewasschen  en 
«gereinigd  hebbende,  keerl  zij  wederom  lot  haare  bezigheden , 

•  en  alles  loopl  wel  af.  Maar  daarentegen,  wanneer  eene 
«zwarlin  in  de  kniam  komt,  laat  de  man,  die  zig  zeer  zieklijk 
»en  belachlijk  weel  aan  te  stellen,  zig,  als  kraamheer,  ter 
"deege  koesteren  en  oppassen,  terwijl  de  zwakke  kraamvrouvv 
«aan  hel  werk  moet,  om  den  man  wal  lekkers  toe  te  bereiden , 
»en  hem  wat  voedzaams  te  geven,  opdat  hij  spoedig  weêr  op 

•  de  been  mag  komen". 

Zinnelijkheid  van  het  geslachtsleven  is  eene  eigenschap,  die 
sterk  bij  inlanders  van  beide  sexen  is  ontwikkeld;  misschien 
brengt  het  voorldui-end  verblijf  iti  een  Idirnaal  mei  hooge 
temperatuur  er  het  zijne  toe  bij.  Zeer  zeker  is  de  geringe 
ontwikkeling  van  het  moralitejlsgevoel  ten  opzichte  der  geslachts- 
drift daarbij  van  invloed.  De  inlanders  houden  wel  de  actie  van 
geslacblelijke  vermenging,  en  al  wat  daarmede  in  onmiddelijk 
verband  staal,  voor  de  omgeving  geheim,  dat  wil  zeggen  niets 


?6 


anders  dan  die  actie  zelf  ;  zij  vinden  liet  geven  van  een  zoen ,  in 
liel  |)nl)liek  of  eigenlijk  hel  besnufTelen  en  beruiken  van  eens  an- 
ders aangezicht  {tioem),  waarin  hun  kussen  bestaat,  onfatsoenlijk 
maar  houden  gesprekken  met  hunne  kaniaraden,  hunne  vrouwen 
en  zelfs  met  hunne  meesters  of  meesteressen,  die  de  laatste 
niet  zelden  doen  blozen,  als  zij  er  nog  niet  aan  gewoon  zijn. 
De  zaken  worden  ronduit  en  dikwijls  tamelijk  ruw  bij  haar 
naam  genoemd  en  het  is  bijzonder  moeielijk  te  voorkomen ,  dal 
Europeesche  kinderen,  hij  wier  opvoeding  men  eenige  reserve 
wenschelijk  acht,  niet  reeds  op  zeer  jeugdigen  leeftijd  kennis 
hebben  gekregen  van  zaken ,  die  zelfs  ouderen  in  Europa  niet 
altijd  bekend  zijn.  Kleine  kinderen  loopen  bij  een  bevalling 
rond  en  kijken  toe  wat  er  gebeurtff  verhalen  het  geziene  aan 
elkaèr  en  maken  opmerkingen  over  het  verschil  in  geslacht  bij 
mensch  en  dier.  Alle  zaken,  die  men  in  den  regel  voor 
kinderen  te  weten  minder  wenschelijk  acht,  worden  in  hunne 
tegenwoordigheid  besproken  en  dikwijls  met  voorliefde  van 
alle  kanten  bekeken,  't  Is  niet  te  verwonderen ,  dat  ten  gevolge 
daarvan  de  geest  in  de  ontwikkelingsperiode  en  dikwijls  reeds 
lang  voor  dien  lijd,  zich  met  beschouwingen  bezig  houdt,  die 
met  de  geslachtsdrift  in  verband  staan.  Niet  genoeg  kan 
Europeeschen  ouders  worden  aanbevolen ,  op  dergelijke  om- 
standigheden toe  te  zien ;  want  de  treurigste  gevolgen  er  van 
zijn  elk  geneesheer  bekend.  Pogingen  bijv.  om  den  coitus 
uil  te  oefenen  lusschen  broertjes  en  zusjes  van  6  en  5  jaren , 
onanie  met  de  gevolgen  van  dien  en  dergelijken  kon  men 
waarnemen.  Bij  inlanders  is  onanie  een  zeldzaamheid;  vooral 
waarschijnlijk  omdat  het  voldoen  aan  geslachlelijken  lust  niet 
zeer  bemoeilijkt  wordt.  Evenwel  komen  alle  vormen  van  afwij- 
kingen in  de  geslachtsdrift  voor,  waarover  het  niet  noodig 
schijnt  verder  uil  te  wijden. 

Nog  moet  met  een  enkel  woord  worden  melding  gemaakt . 
dat  niet  overal  in  den  liidischen  Archipel  hel  vroeger 
genoemde  denkbeeld  heeft  ingang  gevonden,  dal  eene  jonge 
vrouw,  als  maagd,  ten  huwelijk  wordt  genomen.  Integendeel, 


77 


het  bij  vele,  minder  beschaafde  volken  bestaande  oordeel  over 
eene  vrouw,  die  langen  lijd  maagd  blijft,  vindt  men  ook  hier 
terug.  Zoo  bijv.  bij  de  Balaks  op  5umfl/ra ;  hoewel  bij  hen  eene 
verloofde  of  getrouwde  vrouw,  die  zich  vrijheden  met  andere 
mannen  dan  haar  eigenen  veroorlooft,  Ier  dood  wordt  veroor- 
deeld, zijn  jonge  meisjes  geheel  en  al  vrij  in  hare  handelingen 
en  zal  eene  maagil  geblevene,  jonge  dochter  niet  hcht  ten 
huwelijk  worden  gevraagd.  De  Batak  wenscht  zich  eene 
vrouw,  die  veel  aantrekkelijks  voor  mannen  heeft  en  daarvan 
bewijzen  ondervond;  hij  zet^t,  zeker  plastisch  genoeg:  «Het 
»is  geen  lekkere  koek,  waarop  zich  nooit  een  vlieg  nederzet" 
(Henny). 

Ook  het  tijdelijk  verruilen  of  uilleenen  van  getrouwde  vrouwen 
wordt  in  Indië  gevonden.  De  Dajaks  o.  a.  in  de  Wester-Af- 
deeling  van  Borneo  ruilen  dikwijls  onderling,  voor  eenigen  lijd , 
van  echtgenoot,  en  komt  een  vreemdeling  in  eene  kampong 
aan ,  dan  moet  de  man  die  denzelfden  naam  als  die  vreemdeling 
draagt,  hem  huisvesten  en  zijne  vrouw  afslaan.  De  orang- 
sekah  van  Billiton,  die  op  prauwen  wonen,  hebben  ook  zulk 
eene  gewoonte.  Krijgt  de  prauw-bewoner  bezoek  van  een 
man,  dan  laat  hij  die  met  zijne  vrouw  alleen  en  gaat  on^der- 
tusschen  op  een  trom  slaan ,  lerwijl  hij  zich  naar  het  voorste 
gedeelte  van  de^  prauw  begeeft;  dit  slaan  van  de  trom,  be- 
geleid door  een  soort  van  lijkzang,  heet  lontjong  (Ecoma. 
Verstege). 

Het  jus  primae  noctis  wordt  op  sommige  plaatsen  nog  door 
den  vader  der  bruid  uitgeoefend ,  o.  a.  bij  de  Alfoeren  van  hel 
district  Tonsawang  en  bij  de  Balaks  in  de  afdeeling  Groot  en 
klein  Mandeling;  bij  de  laatste  voornamelijk  onder  de  hoofden 
en  aanzienlijken;  hel  draagt  daar  den  naam  mandai  (Riedel, 
Wilken). 

Hel  geloof,  dat  het  zien  eener  geslachtelijke  vereeniging  lot 
navolging  aanspoort,  brengt  den  Javaan,  die  de  rijst  als  een 
persoon  beschouwt,  er  toe,  om  des  naehls  met  zijne  vrouw 
naakt  langs  de  rijstvelden  te  loepen  en  daar  aan  Linga  en 


78 


Yoni,  wij  zouden  zeggen  aan  Veniis,  Ie  offeren  (Sollewijn 
Gelpke).  Mei  hetzelfde  doel  gaat  de  bewoner  van  Noessa-laoet 
[Molukicen)  des  nachts  naakt  in  zijn  plantsoen  en  bootst,  bij 
de  hoornen  slaande,  de  acte  van  den  coitus  na  (v.  Hoe^vell). 

Uitwendige  aandoeningen  worden  veel  meer  waargenomen 
dan  inwendige  en  daarbij  staan  verwondingen  op  den  voorgrond. 
Toevallige  verwondingen  van  de  voeten  zijn  oaluurlijk  zeer 
veelvuldig  bij  menschen ,  die  slechts  bij  uitzondering  sandalen 
[keplèlt)  dragen.  Op  de  hoofdplaatsen  worden  die  alleen  door 
rijkeren  en  dan  nog  meestal  alleen  in  huis  gedragen ;  soms  in  den 
eenvoudigen  vorm  van  plankjes  met  twee  blokjes  cr  onder 
en  een  ronden  knop  er  boven  op,  die  tusschen  den  groolen 
en  den  tweeden  leen  wordt  vastgehouden ;  soms  als  lederen 
zolen  met  van  gouddraad  voorziene  bovenstukken ,  die  de  leenen 
vrijlaten.  In  de  bergstreken  dragen  de  koelie's  stukken  buifel- 
leer  met  een  paar  bandjes  aan  den  voet  bevestigd,  omdat 
de  groole  wegen  daar  mei  ruw  stukgesloolen  keien  zijn  bedekt. 

llhagades  der  voeten  zijn  bijzonder  veelvuldig  en  kunnen, 
onder  een  afzonderlijken  vorm,  als  blah  verloopen,  een  ziekle- 
vorm,  die  later  besproken  wordt. 

De  voetverwondiugen  verloopen  betrekkelijk  gunslig;  bij 
bloeding  bindt  de  gewonde  hel  lid  zoo  laag  mogelijk,  mei 
een  dun  touwtje  af,  of  gebruikt  panawar  djambi,  pengawar 
djambi  (Cibolium  djambianum)  of  gebrand  katoen.  Overigens 
worden  dikwijls  mengsels  van  bladeren  gebruikt  om  de  wonden 
op  te  vullen.  Tetanus  is  niet  zeer  veelvuklig,  maar  komt 
toch  voor.  Ue  moeielijksl  te  genezen  wonden  zijn  die  door 
bamboe  veroorzaakt;  zij  geven  aanleiding  lot  uilgebreide  ver- 
zweringen op  de  plaats  der  verwonding  en  dikwijls  nog  tol 
hot  ontslaan  van  verzweringen  op  andere  plaatsen  van  het 
lichaam.  Misschien  moet  hierbij  dikwijls  aan  een  slechlon 
bodem,  door  constitutionele  aandoeningen,  gedacht  worden, 
wanl  syphilis  is  geen  /.eldzaamheid. 

Andere  verwondingen  ontslaan  veelal  door  scherpe  werk- 
tuigen en  soms  door  onwillekeurige  huornsloolen  van  buffels. 


79 


Kinderen ,  die  op  den  rug  dier  dieren  rijden ,  worden  dooi' 
een  onwillekeurige  beweging  van  den  kop  der  buffels  soms 
belangrijk  in  den  buik  verwond. 

De  nablijvende  litteekens  hebben  een  veel  lichtere  kleur 
dan  de  normale  huid,  maar  worden  met  der  tijd  dikwijls 
donkerder;  zoodat  de  kleur  dier  teekens  als  een  kenmerk  van 
den  ouderdom  kan  worden  beschouvvd.  Er  is  dus  een  periode, 
waarin  de  litteekens  weinig  in  het  oog  loopen. 

De  verwonding  na  de  besnijdenis  [masok  slam)  komt  zeer 
zelden  in  behandeling,  hoewel  sommige  jongens  vrij  belangrijke 
ontslekingsverschijnselen  met  koorts,  na  die  operatie,  krijgen. 
De  besnijdenis  zelve  ziet  men  slechts  bi.]  uitzondering.  De 
jongen  wordt  met  den  operateur  omgeven  door  eenige  sarong's, 
die  een  paar  omstanders  vasthouden.  Eenige  uren  van  Ie  voren 
is  den  adspirant-geloovige  een  koud  bad  toegediend ,  dat  somtijds 
herhaald  wordt,  en  gedurende  al  die  uren  worden  de  geni- 
taliën met  koud  water  begoten,  waardoor  eenige  mindere 
gevoeligheid  ontstaat.  Het  praeputium  wordt  met  de  vingers 
naar  voren  getrokken  en  dan  met  een  scherp  stuk  bamboe  of 
mei  een  slomp  mes  afgesneden ,  waarbij  gewoonlijk  de  binnenste 
plaat  niet  wordt  gekliefd.  Deze  wordt,  zoo  noodig,  met  een 
ruk  over  den  glans  heen  getrokken ,  waardoor  eene  inscheuring 
ontstaat.  Na  de  operatie  wordt  koud  water  gebruikt  of  eenige 
samentrekkende,  gekneusde  bladeren  met  wat  curcuma  op 
de  wond  geappliceerd.  Dat  na  zulk  eene  ruwe  behandeling  nog 
al  eens  ontsteking  volgt,  is  niet  leverwonderen.  Zelden  even- 
wel wordt  daarvoor  Europeesche  geneeskundige  hulp  ingeroepen. 
Ook  bij  meisjes  wordt  een  klein  gedeelte  van  de  clitoris  weg- 
genomen. 

Lichtere  kleur  van  enkele  huidplaalsen  komt  dikwijls  voor 
{panue)  en  wordt  bij  Europeanen  ook  wel  gezien,  vooral  op 
de  donkerder  gekleurde  licbaamsgedeellen. 

Die  sterkere  wijzigingen  in  de  huidkleur  zijn  gemakkelijk 
waartenemen,  maar  hel  vereischl  eenige  oefening,  of  ten  minste 
een  langer  verblijf  in  Indiè,  om  te  kunnen  waarnemen  of  eei^ 


80 


inlander  bleek  ziet,  er  slecht  uit  ziet.  Komt  men  pas  in  een 
land  aan,  dan  valt  een  algemeene  type  het  meest  in  het  oog, 
dit  is  in  alle  landen  zoo,  maar  vooral  daar,  waar  de  huidkleur 
zeer  donker  is.  In  den  beginne  vindt  men,  dat  alle  inlanders 
op  elkaar  gelijken  en  in  de  eerste  dagen  vergist  men  zich 
wel  eens  tussclien  mannen  en  vrouwen  (vooral  als  de  eerste 
geen  hoofddoek  op  hebben).  Later  ziet  men  minder  het  type, 
dan  wel  de  individuen  en  vindt  dan  even  groole  verschillen  als 
tusschen  onze  eigene  rasgenoolen.  Hoe  langer  men  in  een 
land  verblijf  houdt,  hoe  moeielijker  het  wordt  het  type  goed  Ie 
vatten  en  te  beschrijven.  De  beste  beschrijving  van  een  volks- 
type, wat  het  uiterlijk  betreft,  wordt  geleverd  door  hem,  die 
korten  tijd  ergens  verblijft. 

Bijzondere  vermelding  verdient  nog  de  gewoonte  om  sirih 
te  kauwen,  waarover  later  uitgebreider  gesproken  zal  worden. 
Hier  moet  alleen  vermeld  worden,  dat  de  mondholte  daardoor 
veranderingen  in  aanzien  ondergaat.  Het  tandvleesch,  het  ge- 
hemelte en  de  tong  worden  helder  vuurrood  gekleurd ;  ook 
het  speeksel  krijgt  die  kleur  ;  de  tanden  worden  zwart  en 
dof;  bij  oudere  individuen  krijgt  de  tong  in  het  midden  een 
donker  bruine,  soms  bijna  zwarte  kleur  met  roode  randen  en 
spleten;  zij  krijgt  een  droog  en  ruw  voorkomen;  de  lippen 
woi'den  rooder  en  de  huid  om  de  lippen  lichter,  bij  zeer  oude 
menschen  zelfs  wit,  verkleurd.  Daarbij  onstaan  in  de  mond- 
hoeken niet  zelden  kloven  en  lichte  ulceraties. 

Het  afvijlen  der  snijtanden,  bij  de  puberteil,  wordt  aanlei- 
ding, dat  de  tandpulpa  bloot  komt,  in  ontsteking  geraakt  en 
dien  ten  gevolge  vrij  dikwijls  periostitis  van  den  landkasrand 
der  bovenkaak  ontstaat;  soms  met  caries  van  het  bovenkaaks- 
been.  De  sterke  zwelling  van  den  bovenlip  en  den  neus  is 
daarbij  opmerkelijk.  Dal  afvijlen  der  landen  geschiedt  door 
priesters  of  door  dockoen's.  De  snijtanden  der  bovenkaak  worden 
afgebeileld  {latah)  of  met  puimsteen  afgeslepen  (pasnh).  Daar 
het  glazuur  door  die  bewerking  verdwijnt,  worden  de  landen 
jnet  der  tijd  zwart;  hel  gevolg  daarvan  is,  dat  niet  afgeslepen, 


81 


(lus  wille  landen  leelijk  worden  gevonden  en  de  inlanders  er 
zich  op  toeleggen  hun  landen  zoo  spoedig  mogelijk  mooi  zwarl 
Ie  maken.  Welke  middelen  zij  daarloe  hezillen  bespreek  ik 
nader  bij  de  inlandsche  cosmelica.  Die  eigenaardige  mode 
heeft  aanleiding  gegeven  om  wille  landen  mei  verachting 
«landen  als  van  een  hond"  Ie  noemen. 

Hel  verdient  opmerking,  dal  volgens  verschillende  waar- 
nemers de  normale  lichaamslemperaUuir  bij  inlanders  lager 
is  dan  bij  Europeanen.  Geneesheeren ,  die  vele  waarnemingen 
daarover  deden ,  stellen  die  op  36°5  C. 

Onder  de  ziekten ,  die  veel  voorkomen ,  behooren ,  vooral 
bij  kinderen  en  hij  vrouwen ,  verbazende  hoeveelheden  wormen. 
Buikaandoeningen  zijn  niet  zoo  algemeen.  Rheumalische 
toestanden  worden  nog  al  eens  gezien.  Aderspatten  kun- 
nen, vooral  bij  koelie's  een  belangrijken  omvang  bereiken. 
Syphilis  is  zeer  verspreid,  maar  koml  zelden  onder  regel- 
matige behandeling,  van  daar  vele  oude  litteekenen,  verlies 
van  den  neus,  van  hel  oog  en  dergelijke.  Lepra  komt  meer- 
malen voor  en  heel  kusta  en  kendal.  Phlhisis  pulmonalis  is 
volstrekt  geen  zeldzaamheid.  Pneumonie  wordt  bijna  nooit,  in 
bevigen  graad ,  gedurende  hel  leven  gezien  ;  pneumonia  calarrhalis 
nu  en  dan ,  terwijl  die  ook  bij  de  sectie  niet  zelden  wordt 
gevonden.  Aslhma  komt  zeer  dikwijls  voor.  Miasmatische 
ziekten  zijn  veelvuldig.  Misvormingen,  als  aangeboren  gebre- 
ken, komen  zelden  voor;  evenwel  vindt  men  ze  toch.  Vele 
oogen  hebben  helangrijke  cornea-vlekken ,  gewoonlijk  bel  gevolg 
van  conjunclivitis  neonalorum.    Flerygion  is  zeer  algemeen. 

Over  lala  en  mata  glap,  waarover  men  zoo  dikwijls  hoort 
pralen,  kan  hier  niet  worden  uitgewijd.  Krankzinnigheid  is 
niet  zeldzaam ;  crétins  worden  ook  aangetrolï'en ;  zij  hebben 
dikwijls  visioenen ;  de  meeste  crétins  vindt  men  in  de 
Palembangsche  bovenlanden.  I?eri-beri  is  op  sommige  plaatsen 
endemisch,  op  andere  nu  en  dan  (jpidemisch. 

Hel  bovenstaande  is  een  korte  ()[»s()mming,  die  in  hot 
tweede  gedeelte  van  dit  Itoek  nader  wordt  uitgewerkt. 

Ü 


82 


De  begrafenis  heeft  zeer  spoedig  na  den  dood,  maar  altijd 
bij  dag,  plaats.  Sterft  iemand  *s  middags  legen  3  of  4  ure, 
dan  wordt  er  liaast  gemaalit  om  de  begrafenis  nog  voor  zes 
ure  te  doen  plaats  hebben,  't  Is  niet  te  verwonderen ,  dat , 
onder  zulke  omstandigheden,  nog  wel  eens  van  schijndood 
wordt  gehoord. 

Ten  slotte  nog  de  vermelding  van  eene  gewoonte,  die  alleen 
om  der  curiositeits  wille  hier  eene  plaats  vinden  kan.  Inland- 
sche  vrouwen  meenen  het  uitwerpen  van  slijm  bij  hoest,  de 
ontlasting  van  faecaliën  en  dergelijken  bij  kinderen  gemak- 
kelijker te  maken  door  zelve  mede  te  kuchen,  te  schrapen, 
te  drukken,  enz.  Het  is  een  vreemde  vertooning  eene  baboe 
te  zien  nederhurken  voor  een  kind,  dat  bezig  is  zijne  behoefte 
te  doen,  en  die  vrouw  steeds  te  hooren  herhalen  è-è,  è-è.  Die 
gewoonte  is  zoo  algemeen ,  dat  men  soms  de  ontlaste  sloifen 
zelve  door  die  twee  letters  aanduidt. 


De  Chineezen ,  in  het  bijzonder  de  meer  bemiddelde ,  laten  zich 
gaarne  door  Europeesche  geneesheeren  behandelen.  Zij  hebben , 
vooral  bij  koortsachtige  ziekten ,  in  het  algemeen  meer  vertrouwen 
in  Europeesche  dokters  dan  in  die  van  hun  eigen  landaard  of 
in  inlandsche  doekoen's.  Evenwel  worden  de  laatste  ook  wel 
geraadpleegd,  als  Cliineezen  met  inlandsche  vrouwen  zijn 
gehuwd.  Dit  is  eigenlijk  een  kleine  afwijking  op  den  gewonen 
gang  van  zaken.  Immers  wij  kunnen  opmerken,  dal  bij 
Chineezen  juist  het  omgekeerde  geschiedt  wat  bij  Europeanen 
plaats  vindt,  indien  beide  met  inlandsche  vrouwen  imwen  of 
in  concubinaat  leven. 

De  Europeesche  man  neemt  dan  zeer  veel  inlandsche  ge- 
woonten over,  schikt  zich  bijzonder  naar  de  vrouw,  zijne 
kinderen  hebben  meer  een  inlandsch  type;  in  een  woord,  de 
Europeaan  gaat  achteruit.  De  Chinees  evenwel  blijft  Chinees 
in  zijn  handelen,  gewoonten,  voeding,  enz.;  zijne  kinderen 
hebben  veel  meer  het  Chineesche  lype;  de  inlandsche  vrouw 
schikt  zich  in  Chineesche  kleeding,  gewoonten  en  gebruiken. 


83 


Men  kan  dus  zeggen,  dat  de  inlandsclie  vrouw,  in  dit  opzicht , 
den  Europeaan  tot  zich  trekt,  terwijl  zij  omgekeerd  door  den 
Chinees  wordt  aangetrokken.  Misschien  is  een  reden  hiervoor 
te  vinden  in  de  omstandiglieid ,  dat  Europeanen,  in  den  regel, 
inlandsche  concubines  krijgen,  die  reeds  moeder  geweesl  zijn 
van  een  zuiver  inlandsch  kind,  terwijl  de  Ghineezen  er  bij- 
zonder veel  werk  van  maken  altijd  eene  maagd  te  krijgen  als 
echtgenoot  of  concubine.  Al  kan  de  statistiek  nog  niet  uil- 
maken, dal  de  feiten  juist  zijn  waargenomen,  loch  is  de 
bewering  bekend,  hoe  de  kinderen  eener  weduwe,  die  reeds 
vroeger  moeder  was,  niet  zelden  op  den  eersten  man  gelijken. 
Ook  van  dieren  wordt  dat  gezegd ;  al  kan  ik  in  weten- 
schappelijke werken  geen  bepaalde  feiten  vinden,  zoo  hebben 
mij  toch  liefhebbers  van  honden  verhaald  en  doen  zien ,  dat  de 
jongen  eener  leef,  bij  latere  geboorten ,  meermalen  overeenkomst 
bezitten  met  den  reu,  die  het  dier  voor  de  eerste  maal  be- 
zwangerde. Veefokkers  zeggen  hetzelfde  omtrent  hun  dieren 
en  vrij  algemeen  is  het  geloof,  dat  een  merrie,  die,  de  eerste 
maal  zwanger  van  een  ezel,  een  muildier  voortbracht,  later 
nooit  meer  veulens  werpt,  die  niet  eenige  overeenkomst  met 
een  ezel  of  een  muildier  vertooneri. 

De  Heer  J.  E.  Tbysmann  verhaalde  mij ,  dal  bij  planten  iets 
dergelijks  gezien  wordt.  Ent  men  namelijk  een  lak  met  ge- 
kleurde bladeren  op  een  boom  van  dezelfde  soort,  die  alleen 
groene  bladeren  heelt,  en  laai  die  goed  tot  ontwikkeling  komen, 
dan  zal,  ook  na  verwijdering  van  dien  lak,  de  boom  zelf 
gekleurde  bladeren  voortbrengen. 

Men  heeft  gesproken  van  een  stempel,  dien  de  uterus, 
ontvangen  zou,  bij  de  vorming  van  de  eerste  vrucht.  Dit 
beteekent  natuurlijk  niets.  Evenwel  zou  het  voor  de  physiologie 
der  voortplanting  van  belang  zijn,  indien  de  hier  genoemde 
zaken  nader  werden  bestudeerd.  Zeer  zeker  is,  in  ons 
geval,  de  omgeving  niet  geheel  builen  rekening  Ie  lalen, 
daar  hel  bekend  is,  hoezeer  ook  daardoor  invloed  op  hel 


84 


individu  wordL  uitgeoefend,  zooals  wij  hij  de  bespreking  der 
kleurlingen  nader  zullen  zien. 

Ten  opzichte  van  hel  geduld  hij  geneeskundige  hehandeling 
komen  Chineezen  en  inlanders  met  elkacir  overeen;  lang  mag 
de  hehandeling  niet  duren  of  zij  roepen  andere  hulp  in. 
Daardoor  heeft  de  praktijk,  hij  Chineezen  iels  onaangenaams. 
Men  moet  maar  doen ,  alsof  men  't  niet  merkt ,  als  een  ander 
geneesheer  tegelijk  den  lijder  hehandelt  en  overigens  dal  in 
geen  geval  kwalijk  nemen.  De  praklijk  wordt  in  hel  oog  van 
sommigen  daardoor  verlaagd  lot  geldmakerij,  eene  meening, 
die  niet  geheel  onjuist  is  Ie  noemen.  Er  is  evenwel  niet  veel 
legen  te  doen.  Ook  hij  Chineezen  zijn  altijd  vele  omstanders 
hij  zieken.  Reeds  hij  de  beschouwing  over  Chineesche  woningen 
zagen  wij  hoe  slecht  de  slaapkamers  uit  een  hygiënisch  oog- 
punt zijn;  levens  zijn  zL]  zoo  donker,  dat  het  onderzoek 
daardoor  nog  wordt  bemoeilijkt.  Hel  is  mij  maar  zelden 
gelukt  een  ernstige  patiënt  uit  zulk  een  ongezonde  kamer  te 
doen  verplaatsen  naar  een  luchtiger  verblijf.  Trouwens  mijne 
ondervinding  in  de  praklijk  bij  Chineezen  is  niel  zeer  groot. 
Op  de  hoofdplaatsen  namelijk  bevindt  zich  die  praktijk 
gewoonlijk  in  handen  van  een  of  twee  dokters  en  is  hel  een 
zeldzaamheid,  dal  een  ander  geneesheer  eens  een  Chinees 
behandelt.    Consulten  komen  nog  al  voor. 

Chineesche  geneesmiddelen,  waarvan  de  meeste,  zooals  later 
blijken  zal,  bekend  zijn,  worden  dikwijls  Iegelijk  mei  de,  door 
den  Europeeschen  geneesheer  voorgeschrevene,  gebruikt.  De 
doseering,  vooral  van  de  sterker  werkende,  is  slecht  en  niel 
zelden  komen  er  gevallen  voor,  waarin  aan  vergiftiging  door 
medicijnen  te  denken  valt. 

Zeer  vreemde  praktijken  worden  daarbij  gezien.  Bij  een 
kind,  lijdende  aan  stuipen,  zag  ik  Chineesche  dokiers  onder 
de  nagels  van  vingers  en  leenen  naalden  steken ,  met  de  be- 
doeling, zeiden  zij,  om  openingen  Ie  maken,  waardoor  de 
sélan  (duivel)  ontsnappen  kon. 

De    mond  van  pasgeboren   kinderen  wordt  van  slijm  en 


85 


speeksel  gereinigd  door  er  vermillioen  (Ijoe-séh)  in  te  wrijven; 
ditzelfde  middel  wordt  op  de  gesmette  plaatsen  der  huid 
gestrooid,  zooals  inlanders  daarvoor  hèdak  (rijstpoeder)  en 
Europeanen  pulvis  lycopodii  bezigen. 

Ernstige  zieken  vindt  men  soms  in  hun  beste  kleederen  met 
handschoenen  aan  te  bed ,  of,  met  het  bovenlijf  naakt ,  bezig  met 
groote  woede  een  sabel  door  de  lucht  Ie  slaan,  om  den  duivel 
Ic  dooden.    Reide  vertooningon  kunnen  diaphoretisch  werken. 

Dc  Giiineesche  dooden  houdt  men  zoolang  mogelijk  boven 
aarde;  wel  worden  zij  vrij  spoedig  gelegd  in  eene,  dikwijls 
reeds  bij  het  leven  aangeschafle  kist,  maar  de  ter  aarde  be- 
stelling heeft  zoo  laat  mogelijk  plaats.  Daar  voor  hel 
bewaren  van  hel  lijk  een  tamelijk  hooge,  dagelijks  toe- 
nemende belasting  moet  worden  betaald ,  is  het  natuurlijk 
een  luxe,  dat  bewaren  te  rekken.  In  tegenstelling  met 
de  zeer  eenvoudige  inlandsche  begrafenis,  wordt  bij  de 
Chineesche  buitengewoon  veel  vertoon  gemaakt.  Nadeelige 
gevolgen  heeft  bet  bewaren  der  lijken  niet,  omdat  zij  in  de 
kisten  volkomen  zijn  afgesloten. 

Sommige  feesten  geven  aanleiding  tot  verwondingen  en 
andere  aandoeningen.  Zoo  is  de  hoofdzaak  bij  een  dier  feesten 
{po'to  of  reboelan)  hel  bemachtigen  van  spijzen  en  snuisterijen , 
waarbij  dikwijls  vechtpartijen  plaats  vinden.  Bij  het  feest 
genaamd  Tsap-go-meh  worden  zeer  groote,  van  bamboe  en 
hout  vervaardigde  toestellen  rondgedragen.  Deze  zijn  met 
papier  beplakt  en  verbeelden  huizen ,  schepen ,  bloemen , 
diei(?n,  enz.  Daarbij  worden  kleine  kinderen  ook  tot  decoratief 
gebruikt.  Zij  worden  op  kleine  stulsels  bovenaan  bamboezen 
spijlen  vastgesnoerd  en  zoo  rondgedragen,  meestal  in  een 
dikken  walm  van  bi)  den  optocht  gebruikte  fakkels.  Lange 
krukken  dienen  om  de  kinderen  nu  en  dan  onder  de  armen 
te  steunen.  Uren  lang  worden  die  arme  kleinen  zoo  rondge- 
voerd. Men  zegt,  dat  er  wel  eens  de  dood  op  volgt;  ik 
weet  uit  eigen  ondervinding  niet  of  dat  waar  is. 

De  Cbineezen  zijn  zeer  wellustig  en  hebben  dikwijls,  als  zij 


86 


het  kunnen  belalen,  een  harera.  Onanie  is  een  fout,  waaraan 
vele  kinderen  zich  schuldig  maken,  en  die  niel  wordt  tegen 
gegaan.  De  ouders  laciien  er  om  en  antwoorden ,  als  men  er  op 
wijst:   »och,  hij  vindt  zoo  prettig"  {dia  poenja  soeha  bagitoe). 

Er  schijnt  zich  betrekkelijk  vroeg  presbiopie  te  ontwikkelen; 
vele  Chineezen  hebben  een  convexen  bril  noodig  bij  hun 
werk.  Zij  nemen  daarvoor  Europeesche  brillen,  liefst  met 
groole  glazen;  of  in  China  vervaardigde  brillen  uit  een  zeer 
doorzichtigen ,  soms  met  donker  bruine  of  zwartachtige  vlekken 
voorzienen  steen  geslepen  (een  soort  van  bergkristal).  Cataracla 
senilis  komt  nog  al  eens  voor,  evenzeer  als  nu  en  dan  myopie. 

Hoogst  zelden  ziet  men  Chineesche  vrouwen  met  de  bekende 
kleine,  door  inwikkeling  misvormde  voelen;  die  voeten  zelve 
ontdaan  van  het  verband,  heeft  nimmer  een  geneesheer  in  iwrfté 
gezien.  Mrs.  Graij  zag  die  in  China  een  enkele  maal  en  be- 
schreef dat  in  de  Revue  britlanique  van  1880 — Sept. 

Er  wonen  in  Nederlandsch  Indië  drie  soorten  van  Chineezen , 
namelijk:  de  Ké-,  de  Hokkian-,  de  Canlon-Chineezen.  De 
cerslgenoemden  houden  hel  meest  de  gewoonten  van  hun  ge- 
boorteland, zijn  de  slimste  en  doorgaans  de  meest  ontwikkelde. 

De  Chineezen  nemen,  ter  gelegenheid  van  hun  nie^iwejaars- 
feest ,  dat  eenige  dagen  duurt,  nimmer  geneesmiddelen.  Zij 
hebben  een  bijgeloof,  dat  epidemiën  bestreden  kunnen  worden , 
door  koppen  van  schapen  op  de  hoeken  der  straten  in  den 
grond  te  graven ;  ook  houden  zij ,  in  zulke  tijden ,  optochten , 
steken  veel  vuurwerk  af,  doen  bezweringen  en  beloften  ,  enz. 
Zij  laten  niet  zelden  Chineezen  uit  China  overkomen,  die  met 
dergelijke  aangelegenheden  goed  bekend  zijn,  ten  einde  deze 
menschen  zorg  te  doen  dragen ,  dat  er  niets  aan  de  formali- 
teiten ontbreekt. 


De  Europeanen  in  Nederlandsch  Indië  zijn  voor  het  grootste 
gedeelte  Nederlanders;  verder  veel  Engelscben  en  Duilschers 
en  eenige  andere  iialionalileilen.  Hel  is  voor  den  praclisecrcn- 
den  geneesheer  noodzakelijk  vele  talen  voldoende  te  verslaan 


87 


en  te  spreken  om  zijne  patiënten  behoorlijk  te  behandelen. 
Nederlandsch ,  Engelsch ,  Duitsch,  Fransch  en  Maleisch,  zooals  dal 
gewoonlijk  gesproken  wordt,  zijn  in  de  eerste  plaats  dringend 
noodig.  Gemakkelijk  is  het  als  men  wat  Javaansch  en  enkele  Ghi- 
neesche  woorden  kent.    Verder  kunnen  de  eischen  al  niet  gaan. 

Ontegenzeggelijk  heeft  het  langdurig  verblijf  in  de  tropen  een 
belangrijken  invloed  op  de  persoonlijkheid  en  beginnen  vele 
Europeanen  iets  typisch  Indisch  te  krijgen ,  waaraan  zij ,  bij 
terugkomst  in  Europa,  gewoonlijk  te  herkennen  zijn.  Ik  bedoel 
hiermede  niet,  dat  de  huidkleur  donkerder  wordt,  iets  wat  ik  bij 
het  akklimatisatieproces  wil  bespreken,  maar  wel  de  geheele 
wijze  van  zijn  en  handelen.  Daar  men,  zelfs  op  de  hoofd- 
plaatsen ,  niet  kan  beweren ,  in  het  midden  der  volle  Europeesche 
beschaving  te  zijn ,  maar  zich  vele  dingen  moet  ontzeggen  en  zich 
dikwijls  zelve  moet  helpen,  wat  op  de  meer  eenzaam  gelegene 
plaatsen  nog  sterker  is ,  komt  men  daardoor  in  de  noodzakelijkheid 
zich  met  vele  zaken  te  bemoeien,  die  in  Europa  aan  anderen 
kunnen  worden  overgelaten.  Het  gevolg  daarvan  is  het 'vormen 
van  een  goed  uitgedrukte,  persoonlijke  meening  en  het  gevoel 
van  anderen  te  kunnen  missen,  das  een  hooge  mate  van  zelfge- 
noegzaamheid,  die  niet  altijd  een  aangename  eigenschap  kan 
worden  genoemd. 

De  Europeesche  maatschappij  in  Indië  draagt  het  karakter 
van  ongedurigheid,  een  gevolg  van  de  voortdurende  verande- 
ringen van  personeel  en  van  het  vaststaande  feit,  dat  slechts 
weinigen  in  Indië  komen  met  het  doel  om  er  te  blijven. 

Daardoor  ontstaat  de  zucht  om  spoedig  of  veel  geld  te  ver- 
dienen, of  een  goede  maatschappelijke  positie  te  krijgen;  liefst 
beiden. 

Het  valt,  helaas,  niet  te  ontkennen,  dal  er  menschen  naar 
Indië  logen,  wier  geestelijke  ontwikkeling  op  een  lagen  trap 
stond,  maar  die  door  hard  werken  of  door  gelukkige  om- 
standigheden, zich  daar  een  positie  veroverden,  hetzij  in  de 
ambtelijke,  hetzij  in  de  finantiêele  wereld,  die  verheven  was 
boven  de  plauls,  die  zij  do  )r  hun  verstald  en  hiuiie  bimU  vm  li3.i 


88 


moeten  iiiiienien.  't  Is  niet  Ie  verwonderen ,  dat  gebrek  aan 
inlellectueele  uitspanningen,  gepaard  niet  den  invloed ,  dien  liet 
klimaat  op  hel  sensoriuni  in  hel  algemeen  uitoefende ,  er  toe  leidde, 
zulke  personen  genot  te  doen  vinden  in  meer  zinnelijke  vermaken  . 
die  den  stempel  der  beschaving  missen.  Te  betreuren  valt 
hel  zeker,  dal  sommige  schrijvers  die  uitzonderingen  (en  uit- 
zonderingen worden  zij  hoe  langer  hoe  meer)  als  het  beeld 
hebben  willen  doen  doorgaan  van  alle  uit  Indië  lerugkeercnde 
Europeanen ,  en  daardoor  zich  aan  onwaarheid  schuldig  maakten 
in  hunne  schilderingen.  Bij  onze  beschouwingen  over  den 
invloed  van  het  klimaat  zullen  wi.]  gelegenheid  vinden  over  dit 
onderwerp  uitvoerig  te  spreken. 

Tot  voor  weinige  jaren  was ,  met  enkele  uilzonderingen 
(waaronder  de  soldaten  behoorden)  de  blanke  huidkleur  vol- 
doende om  een  lid  der  groote  Europeesche  maatschappij  Ie 
zijn,  dat  met  de  andere  leden  ongeveer  in  positie  gelijkstond. 
Natuurlijk  niet  in  ambtelijke  positie,  inaar  wel  in  maatschap- 
pelijken  stand.  Er  was  maar  één  sociale  stand.  Later  is  dat 
veranderd;  er  is  een  tweede  stand  gevormd,  die  meer  afge- 
scheiden is  van  den  eerslbedoelden.  Er  zijn  personen  gekomen , 
die  handenwerk  verrichten,  die  aan  groole  fabrieken  en 
dergelijke  inrichtingen  verbonden  zijn,  die  kleine  winkels 
openden ,  enz.  Verdween ,  ten  gevolge  van  den  voor  allen  gelijken  , 
maalschappeUiken  omgang,  in  vroegeren  tijd,  bij  de  uitspraak 
der  taal,  al  spoedig  elk  provincialisme,  om  plaats  te  maken  voor 
gewoon  Nederlandscb  doorspekt  met  woorden  ,  die  alleen  in  hidië 
de  hun  toegekende  beteekenis  hadden ,  thans  vindt  men  vele 
personen,  die  nog  plat  Amsterdamsch,  Ilotterdamsch  en  der- 
gelijke idiomen  spreken.  Aan  de  bedoelde,  eigenaardige  Indische 
woordvormen  en  woordijcteekenissen  herkent  men  niet  zelden 
den  man,  die  langen  tijd  in  Indië  verblijf  hield.  Ongetwijfeld 
dragen  vele  der  bedoelde  uitdrukkingen  het  kenmerk,  af- 
komstig te  zijn  uil  den  lijd ,  toen  niet  hel  beschaafdste 
gedeelte  van  ISedetiand's  bevolking  naar  «den  Oosr  loog.  Dal 
kanapé's   -'banken",   rijtuigen   » wagons"  en  dergelijken  meer 


89 


genoemd  worden,  bevestigt  die  ineening;  dat  het  veelvuldig 
voorkomen  van  darmaandocningen  oorzaak  was  lol  de  uit- 
drukking: "het  in  den  buik  hebben",  en  dal  de  mededeeling 
da^van,  ook  in  gezelschappen,  niet  onder  stoelen  of  banken 
werd  geschoven ,  is  een  andere  bijdrage  tol  de  juistheid  er 
van.  Er  wordt  evenwel  ten  dien  opzichte  bij  een  jongere 
generatie  veel  verbetering  in  de  vormen  waar  genomen. 

Sommige  zinvormingen  zijn  uit  hel  Maleisch  overgenomen , 
als:  »zich  lekker  of  onlekker  voelen"  en  dergelijken. 

De  voortdurende  verandering  van  personeel  brengt  ook  onge- 
stadigheid in  den  kring  der  medische  praktijk  mede.  De  meeste 
inwoners  zijn  door  verandering  van  eigen  woonplaats  of  door 
de  verplaatsing  der  geneesheeren  zoo  gewoon  telkens  door  een 
anderen  dokter  behandeld  te  worden,  dat  zij  er  gemakkelijk 
toe  overgaan  van  geneesheer  te  verwisselen.  Een  huisdokter, 
in  de  ouderwelsche .  Nederlandsche  beteekenis  van  dat  woord  , 
komt  zelden  voor.  Natuurlijk  is  er  geen  regel  zonder  uilzon- 
dering.   Ik  kom  trouwens  op  dit  onderwerp  nog  later  lerug. 

De  opvoeding  der  kinderen  is  in  de  laatste  jaren  oneindig 
veel  beter  dan  vroeger  het  geval  was.  Vooral  de  groolere 
ontwikkeling  van  het  huiselijke  leven  draagt  daartoe  veel  bij. 
Er  zijn  meer  en  beschaafdere,  Europeesche  vrouwen  gekomen 
en  hel  gevolg  daarvan  is,  dat  de  moeders  thans  de  verpleging 
en  opvoeding  harer  kinderen  minder  dan  vroeger  aan  haboe*s 
overlaten.  De  .schandelijke  handelwijzen  der  baboe's  om  kleine 
kinderen  zoel  Ie  houden ,  die  vroeger  ïiiet  zelden  voorkwamen , 
zijn  zoo  goed  als  verdwenen.  Toch  heeft  men  inlandsche 
bedienden  noodig  en  blijven  zij  toezicht  vereischen.  De 
geneesheer  A.  M.  J.  Holsius  deelde  in  deel  XVII  van  hel 
Geneesk.  Tijdschr.  v.  N.  I.  eene  vergiftiging  van  zijn  eigen 
kind  mede  door  de  zaden  van  Datura  stramonium  (?  fastuosum) 
(heijoeboeng) ,  welke  de  baboe  in  het  bed  strooide  ten  einde 
hel  kind  stil  te  houden. 

Een  volkomen  :'Aiivere  statistiek  omlrenl  de  sterfte  van 
Europeanen    in    Indië   is  niet  goed  mogelijk.     De  meesten 


90 


verblijven  slechts  van  hun  20— 25ste  jaar  tot  hun  40 — 45sle 
in  Indië,  terwijl  voor  de  groote  massa  (iiiililairen  en 
ambtenaren)  eene  keuring,  vóór  hun  vertrek,  is  voorgeschre- 
ven en  dus  gewoonlijk  gezonde  individuën  aankomen.  De 
expediliën,  met  haren  nasleep,  bederven  al  dadelijk^le 
statistiek  voor  müitairen,  hoewel  de  daardoor  onstane  fout 
eenigszins  kan  worden  voorkomen  door  groote  tijdruimten  voor 
het  overzicht  te  nemen.  De  militaire  sterftestatistiek  is  nog 
de  beste,  daar,  zooals  wij  later  zullen  zien,  de  registers 
van  den  burgerlijken  stand  voor  dat  doel  volkomen  onbruik- 
baar zijn. 

Bijna  alle  Europeanen  zijn  anaemisch;  een  toestand,  die 
alleen  in  de  twee  eerste  levensjaren  zeldzaam ,  overigens  regel 
is.  De  Europeesche  meisjes,  in  Indiè  geboren,  zijn  vroeger 
geslachtsrijp,  dan  die  in  Europa  geboren. 

Mannen  zijn  in  den  regel  gezonder  dan  vrouwen. 

De  hoofdfactor  der  ziekten  wordt  gevormd  door  aandoeningen 
van  den  spijsverteringstoestel  en  zijne  aanhangselen,  verder 
door  miasmatische  ziekten.  De  veelvuldigheid  der  darmaan- 
doeningen geeft  aanleiding  tot  het  feit ,  dat  de  meeste  huismoe- 
ders zich  onledig  houden  met  de  beschouwingen ,  die  Kamerling 
in  zijn  »Aspasia"  als  een  bijzondere  liefhebberij  van  Perigles' 
echtgenoote  heeft  genoemd.  Zij  zijn  daarbij  in  haar  recht ,  en 
de  geneesheeren  vinden  in  die  moederlijke  zorg  dikwijls  belang- 
rijke aanwijzingen  voor  de  diagnose. 

Het  is  noodig  met  de  nationaliteit  rekening  te  houden. 
Dikwijls  worden  behandelingswijzen,  die  in  hel  vroegere  land 
der  inwoning  werden  voorgeschreven,  medegebracht.  Vooral 
Engelschen  hebben  afwijkingen  in  de  gewoonlijk  in  Duilschland 
en  Nederland  gevolgde  behandeling  en  men  moet  daarvan  wal 
weten.  «Bilious  aiïeclions"  slaan  bij  hen  boven  aan  en  er  wor- 
den veelal  sterk  werkende  geneesmiddel!  voorgeschreven ;  opium  , 
brandy,  champagne,  kalkwaler  zijn  geliefde  medicijnen. 

Franschcn  houden  meer  van  zachte  en  verkoelende  mixturen 
met  lichte  aelherea.    Uitwendig  vinden  zij  alle  heil  in  arnica 


91 


en  hare  hereidingen,  Icrwijl  zij  groote  voorstanders  zijn  van 
dépolmiddelen. 

Hel  verdient  vermelding,  dal  vele  Europeesche  vrouwen  de 
eigenaardige  houding  van  het  lichaam  bij  hel  loopen  van 
inl^üsche  vrouwen ,  maar  nog  meer  van  kleurlingen ,  over- 
nemen. Die  houding  is  bijzonder  recht ,  met  den  buik  eenigszins 
vooruit  en  de  armen  langs  het  lichaam  ;  hel  is  niet  overbodig 
daarop  acht  te  geven ,  omdat  de  geheele  houding  soms  doet 
denken  aan  zwangerschap,  die  toch  niet  beslaat.  Vergissingen, 
op  het  uiterlijk  afgaande,  komen  nog  al  eens  voor.  Maar  het 
is  niet  die  houding  alleen ,  welke  wordl  nagebootst.  Opmerkens- 
waardig is  de  neiging  van  Vele  Europeesche  vrouwen,  maar 
nog  meer  van  kreoolsche ,  om  de  gewoonten  van  half  inlandsche 
vrouwen  over  te  nemen.  Men  vindt  onder  de  kreolen  percents- 
gewijze meer  vrouwen  met  inlandsche  gewoonten,  ondeugden 
en  neigingen  dan  onder  de  kleurlingen.  Dit  is  een  gevolg  van 
de  opvoeding,  die  dikwijls  aan  bedienden  wordl  overgelaten, 
terwijl  kleurlingen  meer  hun  best  doen  tot  Europeanen  te 
naderen. 

Wij  kunnen  in  het  algemeen  de  praktijk  der  zoogenaamd 
interne  ziekten  onder  vier  hoofdgroepen  brengen.  Zij  zijn : 
1°  verkoudheids-  en  rheumatische  ziekten;  2°  malaria-aandoe- 
ningen; 3°  die  ten  gevolge  van  anaemie;  4°  ziekten  van 
den  spijsverteringstoestel  en  zijne  aanhangselen,  speciaal  van 
de  lever. 

Deze  vier  vormen  de  hoofdzaak  in  de  particuliere  praktijk, 
waarin  vrouwen  en  kinderen  verreweg  het  grootste  contingent 
zieken  leveren.  Anaemie  is  de  hoofdfactor  van  al  de  ziekten , 
waaraan  vrouwen  lijden ;  fluor  albus  is  zeer  gewoon ;  vetvor- 
ming  op  iets  meer  gevorderden  leeftijd  bijna  constant. 

Chirurgische  aandoeningen  zijn  zeldzamer  dan  interne ;  groote 
operaties  komen  weinig  voor.  Syphilis ,  oogziekten  en  been- 
breuken vormen  hel  hool'dcijfer  dier  zieken.  Personen ,  die 
genoeg  inkomen  of  fortuin  bezitten,  besluiten  al  spoedig  om 
de  eenc  of  andere  operatie,  die  niet  onmiddelijk  noodig  isj 


92 


uilleslellen  lot  zij  in  Europa  daartoe  kunnen  overgaan.  In 
enkele  gevallen  is  dal  ook  wel  aanlcraden. 

Dikwijls  worden  lijdelijke  ol"  voortdurende  verplaatsingen 
naar  een  koeler  klimaat  gevraagd  of  aangeraden ,  een  onderwerp 
waarover  later  uitgebreid  gehandeld  wordt. 

Verlossingen  worden  op  de  hoofdplaatsen  in  den  regel  door 
Europeesche  vroedvrouwen  verricht;  de  geneesheer  assisteert 
alleen  bij  buitengewone  gevallen.  In  de  binnenlanden  lielpen 
veelal  inlandsche  vroedvrouwen  {doekoen' s). 

Weinige  Europeesche  vi'ouwen  zijn  instaat  zelve  hare  kinderen 
behoorlijk  te  zoogen. 

Het  begraven  van  overledenen  moet  in  het  warme  klimaat 
sneller  plaats  vinden  dan  in  Europa  en  het  is  de  gewoonte , 
dat  de  teraardebestelling  den  dag  na  het  overlijden  ge- 
schiedt . 


De  Armeniërs,  die,  voor  een  groot  gedeelte,  eene  afzonder- 
lijke klasse  in  de  Indische  maatschappij  vormen,  moeien  met 
de  Europeanen  op  eene  lijn  worden  gesteld,  uit  het  oogpunl 
beschouwd,  waarop  wij  ons  thans  geplaatst  hebben.  Zi] 
vormen  een  afzonderlijke  klasse,  omdat  zij  zich  gewoonlijk 
weinig  met  het  overige  gedeelte  der  maatschappij  inlaten  en 
onder  elkaar  huwen,  met  elkafir  omgaan,  enz.  Zij  zijn 
gewoonlijk  een  lichamelijk  ferm  ontwikkeld  ras  van  inenschen , 
die  eenvoudig,  maar  goed  leven  en  zeer  huiselijk  zijn;  zich  als 
trouwe  patiënten  onderscheiden,  daar  zij  bijna  nooit  met 
zoogenaamd  inlandsche  geneesmiddelen  knoeien;  verstandelijk 
goed  zijn  gevormd  en  bijna  allen  Nederlandsch  of  Engelsch 
(sommigen  alleen  Maleischj  als  vreemde  taal  spreken. 


Een  afzonderlijke  beschouwing  verdienen  de  menschen  van 
gemengd  ras  en  vooral  de  afstam mclingen  van  Europeanen 
door  vermenging  met  inlandsche  of  half-inlandsche  vrouw. 


93 


In  verschillende  boeken  over  hdië,  zoowel  van  natuur- weten- 
scliappelijken  als  van  lillérarischen  aard ,  worden  typen  van  dat 
gemengde  ras  gegeven ;  in  de  laatstgenoemde  boeken  dikwijls 
alleen  om  den  lezer  te  amuseeren  met  de  vreemde  wijziging, 
die  de  Nederlandsche  taal  in  hun  mond  ondergaal. 

Daardoor  vormt  men  zich  gew^oonlijk  een  onjuist  beeld  van 
die  menschen.  Al  tracht  de  schrijver  de  uitspraak  der  woorden 
nog  zoo  juist  door  letlercombinatiën  weêr  te  geven ,  de  lezer 
zal  alleen  dan  welen,  hoe  hij  die  lezen  moet,  wanneer  hij 
zelf  de  reeds  genoemde,  eigenaardig  zangerige  wijze  van  spre- 
ken heeft  gehoord.  De  uitbreiding,  die  hel  aantal  scholen  ,  vooral 
Gouvernemenlsscholen  ,  in  de  laatste  jaren  heefl  ondergaan ,  doel 
die  taaiwijziging  meer  en  meer  verdwijnen ;  zeker  worden 
nog  wel  uitdrukkingen  gebezigd,  die  sterk  aan  het  Maleisch  doen 
denken  en  is  het  moeielijk  ook  zuiver  Europeesche  kinderen  te 
doen  vrij  blijven  van  een  Indisch  accent,  maar  in  hel  algemeen 
hoort  men  veel  minder  dan  vroeger  den  hier  bedoelden  taal- 
vorm spreken.  De  beste  voorbeelden ,  die  ik  er  van  in  de  litté- 
raluur  ken ,  vindt  men  in  de  boeken  (romans  en  schetsen)  van 
Mevr.  Frank.  Zij  heeft  zich  onthouden  van  de  overdrijving, 
waaraan  zoovele  anderen  zich  schuldig  maakten,  vooral  waar- 
schijnlijk, omdat  het  zoo  moeilijk  is  den  juisten  vorm  dier 
spreektaal  na  te  volgen. 

Men  kan  gerust  beweren,  dal  hel  gemengde  ras  in  den 
regel  Ie  weinig  wordt  bestudeerd  en  dal  dien  ten  gevolge 
enkele,  dikwijls  slechte,  voorbeelden,  als  type  hebben  gediend. 
Die  menschen  zijn,  hun  eigendommelijke  opvoeding  en  ont- 
wikkeling in  aanmerking  genomen,  zoo  slecht  niet,  als  zij 
maar  al  te  dikwijls  worden  voorgesteld.  Zij  zijn  anders  dan 
Europeanen,  anders  dan  inlanders,  natuurlijk  —  zij  zijn  eene 
soort  op  zich  zelve. 

Gelukkig  vindt  men  personen  genoeg,  die  zich  hunner  aan- 
trekken en  hen  juister  beoordeelen.  Onder  die  personen  behoort 
in  de  eerste  plaats  de  Heer  A.  J.  W.  van  Drlden,  die  in  zijn 
"Indisch  Staatsbestuur"  de  kleurlingen  recht  laat  wedervaren 


en  hen  mei  warmte  verdedigd  tegen  onware  beschul- 
digingen. 

De  geneesheer  behoort  met  hunne  neigingen  en  gewoonten 
rekenschap  te  houden;  hij  moet  hunne  taal  kunnen  verslaan  en 
vooral  niet  doen  blijken,  als  hij  de  eene  of  andere  onduidelijk- 
heid daarin  niet  dadelijk  begrijpt.  Liever  een  omweg  gemaakt 
om  er  achter  te  komen,  wal  de  lijder  meent,  dan  rechtsteeks 
te  vragen,  wal  hij  bedoelt,  't  Laatste  heeft  iets  vernederends 
in  hun  oog,  omdat  zij  meenen  en  wenschen  goed  Nederlandsch 
te  kunnen  spreken, 

De  geneesheer  vindt  onder  de  mannelijke  kleurlingen  nu 
eens  robuste,  buitengewoon  sterke  menschcn,  dan  weder  zeer 
magere,  zwakke,  anaemische  individuen.  Die  twee  typen  maken 
het  grootste  aantal  uil.  liet  eerste  is  het  meest  gewone  bij 
kleurlingen,  die  hunne  jeugd  in  Europa  hebben  doorgebracht, 
't  Schijnt,  dat  het  gematigde  klimaat  een  zeer  gunstigen  in- 
vloed op  de  lichamelijke  ontwikkeling  dier  menschen  uitoefent, 
vooral  in  den  tijd,  dat  de  gro.ei  het  sterkst  is.  Hel  tweede 
type  is  algemeen  bij  de  armere  klasse,  die  dikwijls  in  de 
meest  ongezonde  buurten  (vooral  in  den  onmiddelijken  omtrek 
der  stad  Batavia)  woont.  Eenige  jaren  ondervinding ,  als  officier 
van  gezondheid  der  Bataviasche  schutterij,  hebben  mij  de  waar- 
heid doen  kennen ,  dat  de  beide  genoemde  typen  scherp  tegenover 
elkander  staan  en  niet  dikwijls  lusschenlrappen  voorkomen. 

Bij  vrouwelijke  kleurlingen  is  dal  minder  bet  geval.  >Vij 
vinden  bij  haar,  vooral  hel  volgende:  in  de  jeugd,  kinderen 
met  dikke  buiken,  weinig  ontwikkelde  borstkas  en  magere 
exlremiteiten ;  dan  vroege  geslachtsrijpheid  (in  hel  15*  leven  jaar 
gemiddeld),  waarbij  de  buik  in  omvang  afneeml,  de  borstkas 
en  de  extremiteiten  beier  onlwikkelen ,  handen  cn  voelen  klein 
blijven  en  niet  zelden  fraai  zijn  gevormd;  dikwijls  belangrijk 
groole  borstklieren;  zeer  lang,  rijk  en  dik,  zwart  haar, 
gelijkend  bijna  op  paardenhaar  wat  de  grofheid  betreft ; 
tamelijk  groole  vruchtbaarheid  of  volkomen  slerilileil.  Na  het 
dertigste  jaar  begint  meestal  een  belangrijke  velvorming-^ 


neemt  de  omvang  van  het  lichaam  uitermate  toe.  Gewoon- 
lijk zijn  de  moeders  goede  minnen  voor  hare  kinderen. 

Behalve  de  malaria-invloeden ,  die  als  hoofdoorzaak  lot  het 
ontstaan  van  het  zwakke  type  moeten  worden  heschouwd  ,  en  die 
tevens  aanleiding  geven  tot  het  voorkomen  van  koortsen ,  moet 
onder  de  oorzaken  tot  ziekte  worden  gerekend  de  slechte, 
ondoelmatige  voeding,  die  aanleiding  is  tot  vele  buikziekten. 
Verder  vindt  men  veel  syphilis,  en  zeer  dikwijls  longtering. 
(Ik  behoud  dezen  naam,  die  in  de  laatste  jaren  bestrijders 
vindt,  omdat  hij  in  duidelijkheid  en  kortheid  wint,  wat  hij 
in  juistheid  derft). 

De  verstandelijke  ontwikkeling  der  kleurlingen  loopt  zeer 
uiteen.  Er  zijn  hoogst  beschaafde,  goed  ontwikkelde  personen 
bij,  met  een  ferm  verstand  en  helder  oordeel;  maar  ook 
anderen,  wier  domheid  (niet  enkel  onwetendheid)  aan  bet 
ongelooflijke  grenst,  zonder  nog  stompzinnigheid  te  kunnen 
worden  genoemd.  Vooral  voorbeelden  van  de  laatste  soort 
dienen  in  romantische  verhalen  tot  amusement  van  den  lezer, 
maar  ook  tot  verkeerde  beoordeeling,  in  het  algemeen,  buiten 
Indië. 

Het  karakter  der  kleurlingen  is  een  mengsel  van  overdreven 
goedhartigheid  en  verregaande  slechlheid.  De  laatste  is  zoowel 
het  gevolg  van  slechte  opvoeding  als  van  ijverzucht  en  onder- 
drukking, 'l  Is  nu  eenmaal  zoo ,  dat  nog  vele  Europeanen  op 
hunne  afstammelingen  van  gemengd  bloed  neêrzien,  als  opeen 
menschenras  van  geringer  allooi,  al  maken  zij  een  enkele  uil- 
zondering op  die  beschouwing,  bijv.  voor  hunne  eigene  vrouw 
en  hare  kinderen.  Ook  inlanders  en  Chineezen  deelen  die  nieening, 
wellicht  ten  gevolge  van  het  feit,  dat  kleurlingen  gewoon  zijn 
met  beiden  meer  familiaar  omlegaan  dan  Europeanen  dat  in 
in  den  regel  doen.  Toch  geeft  zoowel  de  behandeling  uil  de 
hoogte  door  Europeanen ,  als  uit  gemeenzaamheid  door 
inlanders  en  Chineezen ,  den  kleurlingen  een  gevoel  van  onder- 
drukking, dal  niet  zelden  aanleiding  wordt  tol  haal,  welke, 
bij  de  meestal  lol  drift  geneigde  inborst,  de  schromelijksle 


96 


gevolgen  voor  hel  karakter  na  zich  sleept.  Daarhij  is  een 
hoofdtrek  van  hun  karakter  jaloezie,  die  door  de  handelingen 
der  vrouwelijke  kleurlingen  wel  eeiiig  recht  van  heslaan  heelt. 
Zeer  waar  is  voor  hen  het  gezegde  van  Sghilleu  :  «Eiiersuchl 
isl  eine  Leidensclial't ,  die  uiil  Eil'er  sucht  was  zu  leiden 
schalTt".  In  dal  opzicht  hehhen  de  typen-scheppende  roman- 
schrijvers niet  overdreven.  Dal  er  aanleidingen  genoeg  zijn 
tol  jaloezie,  ook  hij  gehuwden,  is  zelfs  eenmaal  (misschien 
wel  meer)  openlijk  in  een  jaarverslag  door  hel  hooge  kerkhestuur 
in  hidië  gepubliceerd. 

Maar  ik  sprak  ook  van ,  zelfs  overdreven ,  goedhartigheid  en 
niet  zonder  reden.  Kleurlingen  hebben  veel  voor  elkaar  en 
voor  hunne  of  hare  vrienden  over;  zij  ontzien  zich,  zoo  noodig, 
geen  moeite  en  kosten  om  anderen  genoegen  te  doen  en  ver- 
toonen  daarhij  dikwijls  groote  zelfopoffering.  De  vrouwen 
zijn,  als  zij  eenmaal  vertrouwen  hebben  in  eene  ingestelde, 
geneeskundige  behandeling,  zeer  goede  en  onvermoeibare  zieken- 
verpleegsters;  evenwel  moet  de  geneesheer  scherp  toezien,  dal 
er  niet  Iegelijk  geknoeid  wordt  met  een  inlandsche  doefcon,  en 
voortdurend  bedacht  zijn  op  den  invloed  van  inlandsche  voor- 
oordeelen  en  van  bijgeloof. 

Vooral  groote  waarde  moet  de  medicus  hechten  aan  de 
besludeering  van  het  karakter  zijner  patiënten  en  hun  ver- 
trouwen trachten  Ie  winnen  door  eens  een  praatje  te  maken 
over  onderwerpen  van  den  dag,  door  hel  aannemen  van  een 
sigaar  (ook  al  is  die  slecht)  of  van  kleine  geschenken  van 
vruchten  en  dergelijke.  Vooral  minder  ontwikkelden  zijn  voor 
zulke  zaken  zeer  gevoelig. 

Een  zeker  wantrouwen  tegenover  Europeanen  is  geene  zeld- 
zaamheid ;  dal  wantrouwen  uil  zich  vooral  door  een  eigenaardige 
geheimzinnigheiil ;  men  zal  bij  hel  binnen  komen  iemand 
plotseling,  zonder  reden,  zien  wegloopen  en  dan  kalm  terug- 
komen; of  bij  het  passecren  van  oen  deur,  die  zien  toeslaan; 
of  een  papier,  een  brief  bijv.,  zien  on)keoren,  zonder  dat  men 
plan  had  cr  in  te  kijken ;  ergens  een  doekje  over  zien  werpwi , 


97 


terwijl  er  iiiels  is,  enz.  Vragen  worden  niel  een  omweg  of 
niet  beantwoord;  daardoor  maken  kleurlingen  dikwijls  een 
slechten  indruk  bij  hunne  komst  in  Europa. 

Eigenaardig  is  de  wijze  waarop,  vooral  vrouwelijke,  kleur- 
lingen diepe  droefheid  te  kennen  geven;  zij  blijven  namelijk 
te  bed  liggen,  alsof  zij  ziek  zijn;  wellicht  is  een  gevoel  van 
spierzwakte  bij  droefheid  daarvan  oorzaak,  terwijl  zij,  in 
hunne  jeugd,  niet  leerden  zich  in  het  minst  te  beheerschen. 

Slechts  zelden  zal  men  kleurlingen  aantreffen,  die,  ten 
opzichte  van  hel  verdragen  van  het  klimaat,  meer  lot 
Europeanen  naderen;  gewoonlijk  verhouden  zij  zich,  uil  dal 
oogpunt,  als  inlanders.  Als  regel  kan  een  verblijf  in  de 
gematigde  luchtstreek  voor  hen  onnoodig  worden  geacht. 
Hunne  huid  komt  veel  meer  met  die  der  inlanders  overeen, 
zij  is  gewoonlijk  koel  en  eenigszins  vochtig  bij  het  aanvoelen. 
Ook  de  kleur  nadert  meer  tot  die  van  hel  Maleische  ras ,  maar 
varieert  van  bijzonder  donkerbruin  lol,  in  zeldzame  gevallen, 
blank.  De  kleur  van  hel  haar  is  zwart  of  zeer  donker- 
bruin; bij  enkelen  blond,  hoewel  dat  een  uitzondering  blijft. 
Dat  kleursverschil,  ook  van  de  huid,  is  soms  zeer  opmerkelijk. 
Men  vindt  bijv.  de  dochter  van  een  Europeeschen  man  en  eene 
Javaansche  vrouw  niet  zeer  donker  gekleurd ,  maar  de  kinderen 
dier  dochter,  ook  van  een  Europeeschen  vader  buitengewoon 
donker.  Het  waarom  ligt  in  hel  duister;  het  eenige,  wat 
daarbij  iets  Ier  verklaring  geven  kan,  is  het  atavisme,  de 
neiging  tot  teruggang  lol  vroegere  vormen,  waarover  de 
theoriën  van  Dar  win  nadere  toelichtingen  geven,  't  Is  trouwens 
geen  zeldzaamheid,  ook  zonder  kruising,  te  vinden,  dal  klein- 
kinderen op  de  grootouders  gelijken. 

Hel  gelaatslype  nadert  altijd  meer  lol  hel  Maleische;  kleine 
ingedrukte,  eenigszins  breede  neus,  donkerbruine  iris,  voor- 
uitstekende juk-  en  opperkaaksbeenderen ,  breede  lippen. 
Toch  zijn  bij  dal  type  mooie  vrouwen  niet  zeldzaam  en 
is  de  lichaamsbouw  in  den  regel  zeer  fraai  bij  jonge 
lieden,  terwijl  de  bewegingen  zich  door  losheid  en  bevallig- 

-  7 


98 


lieid  onderscheklen ;  bekend  is  hel,  dat  "lipperljes"  uilsle- 
kende  danseuses  zijn. 

Hel  zou  ons  Ie  ver  voeren ,  de  Iheoriën  omlrcnl  den  invloed 
van  vader  en  moeder  op  iiel  kind ,  waarover  reeds  Viur.iLius 
eene  gevestigde  meening  had,  nader  uit  een  te  zeilen.  De 
mccning  van  dien  Romein ,  dal  de  moeder  vooral  invloed 
lieeft  op  de  grooUe  van  hel  kind ,  vindt  in  de  kleurlingen  wel 
eenigcn  steun.    Zij  zijn  gewoonlijk  niet  groot. 

üe  lenigheid  der  gewrichlen,  die  hij  sommige  inlandsche 
vrouwen  zoo  buitengewoon  groot  is,  vindt  men  bij  kleurlingen 
bijna  in  dezelfde  mate.  Meermalen  zag  ik  de  mogelijkheid 
om  de  vingers  achterover  te  buigen  tot  op  de  dorsaalvlakle 
van  den  voorarm.  Men  weel ,  dal  de  inlandsche  danseuses 
zich,  door  oefening,  er  bijzonder  op  toeleggen  die  lenigheid 
te  verkrijgen,  en  wie  het  nooil  zag,  zal  tcekeningen  van 
die  danseressen  dikwijls  overdreven  vinden,  indien  phologram- 
raen ,  dus  door  de  natuur  zelf  gemaakte  afbeeldingen ,  niel 
daar  waren  om  het  feil  te  bewijzen.  Vele  kleurlingen  houden 
er  van  om  hunne  gewrichten  door  rekking  of  snelle  beweging 
te  doen  kraken,  wat  de  inlanders  ook  aangenaam  vinden. 
Over  eene  andere  gewoonte,  hel  knijpen  en  wrijven  {pHjif) 
spreek  ik  later  uitvoeriger. 

Ook  de  levenswijze  der  kleurlingen  nadert,  als  zij  niet  door 
omstandigheden  tot  eene  andere  worden  gedwongen ,  wat  de 
voeding  betreft  lot  de  inlandsche  manier  van  leven ;  en  al  zijn 
zij  gedwongen  een  Europeesche  modus  vivendi  Ie  volgen,  tocli 
zullen  zij,  bij  elke  gelegenheid,  trachten  daarvan  af  te  wijken. 
Wat  rijst  met  de  handen  Ie  kunnen  elen ,  eenige  inlandsche 
kwee-kwee  (gebakjes)  te  kunnen  machtig  worden  of  zich  te 
goed  Ie  kunnen  doen  aan  wal  onrijpe  vruchten  met  suiker 
en  Spaansche  peper  {roedjak) ,  blijft  steeds  een  genot. 

Nog  is  hel  der  opmerking  waardig,  dat  kleurlingen,  maar 
ook  dikwijls  in  hidië  geboren  Europeanen  (kreolcn)  bij  een 
langdurig  verblijf  in  Europa  al  hel  typisch  Indische  in  hunne 
handelingen  en  denkwijzen  verliezen  en,  in  £'uro/w ,  met  Euro- 


9Ö 

peanen  volkomen  gelijk  slaan.  Keeren  zij  evenwel  naar  Indié 
lerug  clan  bedoort  het  tol  de  zeldzame  uilzonderingen ,  zoo  zij 
Europeescli  blijven;  al  spoedig  nemen  zij  weder  Indische,  beier 
noem  ik  hel,  inlandsche  gewoonten  en  denkwijzen  op  nieuw  aan. 
Hel  zien  der  tropische  plantenwereld  schijnt  voldoende  om 
al  de  Europeesche  invloeden  weder  in  kracht  te  doen  ver- 
minderen. Terwijl  ook  de  huidkleur  in  Europa  iets  lichter 
wordt,  begint  die  bij  terugkomst  al  spoedig  weêr  een  donkerder 
tint  te  krijgen.  Ik  herinner  mij  hierbij,  hoe  een  goed  opmerker , 
eenmaal,  toen  hem  werd  gezegd:  »'t  is  of  jufvrouw  X  na 
haar  terugkomst  in  Indië  weêr  donkerder  van  kleur  is  gewor- 
den", antwoordde;  »Och!  dal  is  niet  Ie  verwonderen; 
't  waas  van  Europeesche  beschaving,  dal  er  over  lag,  trekt 
er  weêr  afl". 

Er  worden  onder  de  kleurUngen  enkelen  gevonden,  die  een 
groot,  bijna  onbeperkt  vertrouwen  hebben  in  de  geneeskundige 
behandeling  door  Europeesche  dokters,  maar  de  meeste  ver- 
kiezen verreweg  de  inlandsche  behandeling  en  knoeien  toch  in 
hel  geheim,  al  lalen  zij  zich  schijnbaar  door  hun  geneesheer 
verzorgen. 

In  het  algemeen  zijn  zij  zeer  productief  voor  het  menschelijk 
geslacht.  Terwijl  de  statistiek  in  Europa  aantoont,  dat  de 
gemiddelde,  normale  productie  der  vrouw  op  één  kind  in  de 
Iwee  jaren  moet  worden  gesteld,  koml  dat  gemiddelde  voor 
kleurlingen  hooger  en  is,  in  vele  gevallen,  één  kind  per  jaar. 
Dit  is  misschien  een  gevolg  van  hel  feit,  dat  de  menstruatie 
meestal  ééne  maand  na  den  partus  op  nieuw  intreedt,  ook 
al  zoogen  de  moeders  hare  kinderen  zelve.  Tweelingen  zijn 
niet  veelvuldig.  De  pogingen  tol  het  voorkomen  van  zwanger- 
schap zijn  niet  algemeen  of  onvoldoende;  vele,  tot  den  hoogeren 
stand  behoorende  vrouwen  maken  na  den  coitus  gebruik  van 
koud-walerinspuitingen.  Veel  meer  worden  pogingen  aange- 
wend lot  hel  opwekken  van  abortus ,  dikwijls  met  goed  gevolg. 
Mechanische  middelen  worden  daartoe  nooit  of  lioogst  zeldzaam 
gebruikt,  ten  minste  niet  direkt  op  de  vrucht  en  hare  omgevinjj 


100 


inwerkende,  ineclianische  middelen,  wel  indirekle  als  rijden, 
dansen,  zich  laten  vallen  en  dergelijke;  bijna  altijd  ediler 
wordt  er  wal  voor  ingenomen,  waaronder  de  onzinnigste ,  soms 
zeer  gevaarlijke  raiddëlen ;  zoo  zag  ik  fijn  gestampt  glas  met 
buskruid  en  brandewijn  er  voor  nemen,  waardoor  een  gastro- 
enteritis  met  doodelijken  uilgang  ontstond;  vele  plantaardige 
middelen  worden  daarvoor  aanbevolen  en  helaas!  ook  genomen. 
In  het  derde  deel  van  dit  boek  zullen  die  nader  besproken 
worden ;  een  belangrijke  vergiftiging  door  de  zaden  van  Croton 
Tiglium  (?)  heb  ik  onder  zulke  omstandigheden  gezien.  Soms 
worden  ook  prikkels  op  den  buikwand ,  de  genitaliën  en  de 
onderste  ledematen  aangewend. 

Hel  is  een  der  onaangename  zaken  in  de  praktijk,  dat  den 
geneesheer  zoo  dikwijls  gevraagd  wordt  naar  middelen  om  de 
vrucht  af  te  drijven,  een  verzoek,  dat  natuurlijk  even  regel- 
matig van  de  hand  wordt  gewezen.  De  ondervinding  leert, 
dat  men  het  daarbij  moet  lalen  en  geen  pogingen  moet  aan- 
wenden de  vrouw,  of  dikwijls  ook  den  echtgenoot,  tot  andere 
gedachten  te  brengen  door  morele  overtuiging;  dit  wordt  zeer 
euvel  geduid  en  men  wendt  zich  tot  een  anderen  dokter,  die 
natuurlijk  evenzeer  weigert ;  dan  wordt  eene  doekoen  geroepen  , 
die  wel  zoo  »lief"  is  den  eenen  of  anderen  raad  te  geven. 

Terwijl  fluor  albus  en  dergelijke  vloeiingen  bij  kleurlingen 
veel  minder  voorkomen  dan  bij  Europeesche  vrouwen,  zijn 
afwijkingen  in  den  stand  (kantelingen)  en  in  den  vorm 
(knikkingen)  der  baarmoeder  niet  zeldzaam.  Het  vertrouwen 
in  de  behandeling  van-  zulke  aandoeningen  is  door  de  vele, 
goede  resultaten ,  die  trouw  worden  oververteld ,  zeer  toe- 
genomen. 

■  Die  trouw  worden  oververteld"  schreef  ik  daar,  en  niet 
zonder  reden,  't  Is  opmerkelijk  hoe  gaarne  kleurlingen  onder 
elkaar  gesprekken  voeren ,  die  in  betrekking  slaan  lol  beval- 
lingen,  menstruaalstoornisscn,  uteruslijdcn ,  enz.  Er  behoort 
niet  zelden  veei  geduld  toe,  die  verbalen  aan  te  hooren^  welke 
lol  in  de  geringste  bijzonderheden  mededeelingen  inhouden 


101 


over  doorgestane  of  bijgewoonde  verlossingen,  of  over  de 
stoornissen,  die  vriendinnen  en  kennissen  in  haar  menstriiaal- 
periode  hadden.  Al  die  zaken  hoezenien  haar  buitengewoon 
belang  in. 

Een  karaktertrek  van  mannelijke  kleurlingen  is,  dat  zij 
allen  wenschen  op  bureau's  of  kantoren  werkzaam  te  zijn. 
Handenarbeid  is  hun  onaangenaam;  hoogstens  als  opzichter, 
en  bij  meer  ontwikkeling  als  machinist,  willen  zij  werken, 
maar  bureauwerk  is  hun  illusie.  Zij  schrijven  in  den  regel 
zeer  netjes.  Wordt  lichaamsbeweging  noodzakelijk  bevonden, 
dan  is  de  jacht  daartoe  een  geliefkoosd  middel ,  een  uitspanning 
trouwens,  die  zij  toch  gaarne  nemen. 

De  kleurlingen,  krijgen  spoediger  een  oud  voorkomen  dan 
Europeanen  en  naderen  ook  in  dat  opzicht  meer  tot  inlanders. 
Bij  vrouwen  valt  dat  spoedig  oud  worden  veel  meer  in  het 
oog  dan  bij  mannen ;  misschien  hangt  dat  wel  samen  met  de 
verandering,  die  de  huidkleur  bij  haar  ondergaal  door  de  algemeen 
gebruikelijke  gewoonte  om  het  gelaat,  den  hals  en  het  bovenste 
gedeelte  van  de  borst  met  rijstpoeder  (bedak)  te  bepoederen. 
De  openingen  der  zweetkliertjes  worden  op  den  duur  daar- 
door verstopt  en  hel  daarin  verblijvende  rijslmeel  verandert  van 
kleur,  waardoor  een  teint  ontstaat,  die  hel  best  door  het  woord 
groezelig  wordt  aangeduid.  De  afscheiding  van  het  zweet  wordt 
er  door  belemmerd  en  de  huid  krijgt  een  droog  en  flets  aanzien. 
Het  is  werkelijk  verwonderlijk,  dal  velen  hel  bepleisleren  met 
zulk  een  wille  massa  mooi  vinden. 

Enkele,  meestal  vrouwelijke,  kleurlingen  kauwen  sirih,  vooral 
als  zi.j  wat  ouder  worden.  Men  moet  daarop  soms  rekenen 
bij  de  beoordeeling  van  de  kleur'  der  tong  en  der  lippen. 

Misbruik  van  alcoholica  of  van  opium  is  zeldzaam ;  uitputting 
door  overdreven  voldoen  aan  den  geslachtsdrift  komt  veel  voor. 

Terwijl  dikwijls  de  zeer  fraaie,  wille  landen  der  kleurlingen 
worden  bewonderd  en  vrouwen  buitengewoon  veel  werk 
maken  van  hel  onderhoud  dier  deelen ,  door  die  bijv.  met 
afzonderlijk  daarvoor  gezochte,  kleine,  ronde,  witte  steentjes 


102 


te  wrijven,  hebben  mij  loch  de  Nedcrlandschc ,  Fransche  cn 
Amerikaynsche  landartsen,  die  ik  leerde  kennen,  verklaard 
bijna  nooit  zulke  belangrijke  landaandoeningen  in  andere  landen 
Ie  liebben  gezien  als  bij  kleurlingen  in  Indië.  Die  hceren  hebben 
dan  ook  voortdurend  een  drukke  en  winstgevende  praktijk. 

Ten  slotte  zij  opgemerkt,  dat  het  altijd  een  nioeielijke  taak 
zal  blijven  een  goed  overzicht  van  kleurlingen  te  leveren ; 
de  redenen  daarvoor  zijn  vooral  de  builengewooii  veelvuldige 
kruisingen  der  rassen  cn  ook  de  onzekerheid  der  afstammingJ 
Bij  de  geringe  moraliteit  blijft  het  laatste  punt  altijd  zeer 
moeielijk  uit  te  maken.  Van  de  kruisingen  stelle  men  zich  hel 
meest  gekompliceerde  voor.  Ik  ken  hier  menschen,  wier  af- 
afstamming  aldus  te  formuleeren  vall : 

Europeaan    Afrikuansche    Armeniër    Soendancesclie    Europeaan  Javaansclie 
Negerin  vrouw  vrouw 

zoon  doclilcr 

(loclüer 

(lochler. 

Tot  welk  volkstype  moet  men  zulk  een  kind  nu  rekenen? 
Hel  negertype  is  overheerschcnd  in  dit  geval,  wal  ook  wel  Ie 
begrijpen  is.  De  kruisingen  komen  evenwel  nog  veel  samen, 
gesteldcr  voor. 

De  oude  Portugcesche  namen,  die  men  bij  kleurlingen  aantreft, 
strekken  dunkt  mij  lol  bewijs,  dat  hunne  voortplanting,  reeds 
sedert  een  paar  eeuwen,  niets  te  wenschen  overlaat. 

Voor  een  statistiek,  die  eenige  waarde  voor  de  physiologie 
zou  hebben,  zijn  de  registers  van  den  burgerlijken  stand  on- 
bruikbaar. De  wel  kent  Europeanen  en  met  hen  gelijkge.slcldcn: 
de  laalslen  nu  bevatten  allerlei  soort  van  menschen  en  hel 
is  mij  bekend,  dal  bijv.  een  inlandsche  Christen,  gehuwd  met 
eene  inlandsche  vrouw,  zijne  kinderen  uil  dal  huwelijk  in  de 
regislers  van  den  burgerlijken  stand  liet  inschrijven  als  Eu- 
ropanen. Mij  behoeft  daarvoor  zijn,  mceslal  uit  den  bijbel 
genomoji,  naam  maar  een  kleine  wijziging  Ie  geven  en  bijv. 
.To^AT^A^'  lol   Jonathans  Ie  vervornuMi ;  zijn  geboorle-  arip  nf 


103 


luivvelijksacle  worden  locli  niet  gevraagd.  Men  begrijpt  hoe 
luoeilijii  hel  wordl  dan  zuivere  gegevens  te  vei  krijgen  ;  ja  zelfs  , 
dat  de  nioeielijkhcid  lol  o« mogelijkheid  slijgl,  zooals  ik  later 
uilvoerig  bespreken  zal. 


De  Arabieren  kan  men  uil  een  praktisch  oogpunt  gelijk  slclien 
luel  inlanders.  Het  is  noodig  iets  van  de  oude  Iheoriën  omtrent 
warmte  en  koude  bij  ziekten  en  van  de  geneesmiddelen  der 
nude  Arabische  school  Ie  kennen.  Zij  zijn  zeer  sterk  in  die 
onderscheidingen  en  volgen  die  school  in  hunne  meeningen. 


De  Negers  zijn  slechts  in  een  gering  aanlnl  aanwezig;  zij 
zijn  bijna  allen  afkomstig  uil  hel  leger,  sedert  den  tijd,  dal 
van  de  Kust  van  Guinee  Negers  als  soldalcn  werden  aangevoerd. 
Hun  alslammelingen  met  inlandsche  vrouwen  houden  hel  neger- 
lypc  zeer  sterk,  zelfs  ccnige  geslachten  lang.  Zij  zijn  in  het 
leger  gelijkgesteld  mei  Europeanen  en  worden  len  gevolge 
daarvnn  door  de  inboorlingen  zwarte  Hollanders  »orang  wolanda 
üam"  genoemd.  Zij  zijn  zeer  grootc  liefhebbers  van  spiritualiën 
on  daardoor  erge  dronkaards.  Uil  een  physiologisch  oogpunt 
bicden  zij  o.  a.  de  bijzonderheid  aan  van  buitengewoon  grootc 
genilalicn  Ie  hebben.  Dr.  G.  Luciitm.\ns  verhaalde  van  een 
Neger,  die  tweemalen  een  lintworm,  waarvan  hij  een  stuk  was 
kwijl  geraakt,  in  de  urethra  bracht  en  zoo  hel  voorkomen  van 
een  lacnia  in  de  blaas  simuleerde.  Men  kan  daaruit  opmaken , 
boe  groot  hel  lumcn  der  urethra  bij  die  inenschcn  is.  Guinea- 
worm  hob  ik  nooit  gezien. 


KLEEDOG. 


Bij  de  beschrijving  de  kleeding  zal  ik  mij  weder  tol  algemeen- 
heden bepalen  ;  evenzeer  als  dat  ook  bij  de  behandeling  der 
inwoners  heeft  plaats  gehad.  Soms,  't  is  waar,  werd  en 
wordt  ook  hier  tot  bijzonderheden  afgedaald,  maar  dan  was 
dat  uit  een  geneeskundig  oogpunt  noodzakelijk.  Ik  schrijf 
geen  ellinographie  van  den  Inchschen  Archipel,  maar  geef 
alleen  opmerkingen  uil  die  wetenschap  voor  zoo  verre  zij 
van  meer  rechtstreeks  belang  zijn  voor  den  beoefenaar  der 
geneeskunde.  Het  kan  wenschelijk  zijn  in  enkele  opzichten 
later  door  het  raadplegen  van  meer  uitgebreide  werken  de 
soms  bijna  aphoristische  mededeelingen  aan  te  vullen ;  vooral 
voor  de  streek,  waar  men  gevestigd  is.  Batavia,  waar  ik 
thans  Uhaiis.  meer  dan  20  jaren  verblijf,  geeft  zoo  wal 
van  alles  Ie  zien,  en  op  eigen  ondervinding  baseerde  ik  mijne 
schetsen,  aangevuld  mei  de  studie  van  wat  anderen  publiceerden. 

De  gewone  klceding  van  den  inlander  beslaat  uil  een  vrij 
groolen,  vierkanten,  met  figuren  gekleurden,  kaloenen  doek, 
die  in  elkaar  gevouwen  op  hel  hoofd  wordt  gedragen ;  uit  een 
gekleurd,  katoenen  baadje ;  een  nauwe ,  katoenen  broek  en  een 
lange,  kaloenen  sjerp  die  oui  het  middel  wordt  gewonden  (kaiti 
pandjang).  De  vrouwen  dragen  geen  hoofddoek ;  soms  in  den 
zonneschijn  alleen  een  stuk  gekleurd  katoen  over  hel  hoofd; 
een  langer  baadje  dan  dc  mannen,  dal  lol  over  de  kniëen  reikt 
en  op  de  borst  dubbel  gevoerd  is;  een  sarong,  die  bij  wijze  van 
rok  wordl  gedragen;  dc  .lavaansche  vrouwen  bovendien  een 
borstdoek  ,  terwijl  door  allen  een  zeer  langen  doek  (slendang)  over 
den  schouder  wonll  geworpen,  die  gewoonlijk  dient  om  hel  een 
of  ander  Ie  dragen,    iumlcron  loopoii  naak! ,  of  dragen  de  vroeger 


106 


genoemde  oto  (pag.  74)  benevens  een  gouden  of  zilveren  plaat 
tot  bedekking  der  schaamdeelen ,  dié  ampok-ampolc  heel.  Dat 
is  de  kleeding  van  den  middelstand  en  van  alle  inlanders  in 
hun  gewone  doen,  waarbij  nog  komt  de  toedoenf/ ,  een  groote, 
platte  hoed  van  hamboe,  met  verf  en  vernis  voorzien,  die 
door  vrouwen  bij  het  werken  op  het  land  ook  wel  gedragen 
wordt. 

Feestelijk  uitgedoschl ,  dragen  de  mannen  dikwijls  een  vest 
lot  boven  loegeknoopt,  een  baadje  en  een  broek  van  laken  en 
sandalen  (zie  pag.  78)  of  schoenen.  De  vrouwen  hebben  dan 
dikwijls  kleedingslukken  van  zijde.  Over  de  hoogst  ondoel- 
matige, bij  staatsblad  voorgeschrevene,  officieele  klecding  der 
inlandsche  ambtenaren  zal  ik  niets  zeggen ;  zij  wordt  trouwens 
maar  enkele  uren  in  liet  jaar  aangetrokken. 

Arme  lieden  dragen  alleen  een  baadje  en  een  stuk  sarong; 
koeliê's  onder  hun  werk  meestal  alleen  een  korlen  saronri.  De 
gewone  kleeding  wordt  altijd  door  aangehouden  en  alleen  bij 
het  baden  voor  een  oogenblik  afgelegd ;  soms  bij  het  slapen 
iets  uitgetrokken ;  is  het  pakje  versleten ,  dan  wordt  een  nieuw 
aangeschaft.  Veel  zindelijkheid  in  de  kleeding  is  een  bijzon- 
derheid; zij  wordt  eenmaal  per  jaar  vernieuwd  en  de  mooiste 
klécren  worden,  in  óén  huisgezin,  gedragen  door  den  oudsten 
zoon.  Het  eenige  klcedingstuk ,  waaraan  veel  waarde  gehecht 
wordt  is  de  hoofddoek,  setanrjan  kepala,  die  o.  a.  zeer  zorg- 
vuldig voor  natworden  wordt  beveiligd. 

Javanen  en  de  meeste  Soendaneezen  dragen  altijd  een  kris. 
Hel  is  onnoodig  over  dit  wapen  nader  uiltewijdcn;  men  zou 
daarover  een  afzonderlijk  boek  kunnen  schri.jven. 

Als  regel  wordt  hel  hoofdhaar  bij  volwassenen  niet  afgesneden. 
Bij  kinderen  wordt  het  hoofd  kaal  geschoren ;  bij  jongens  heeft 
dit  uiterlijk  op  hun  Iwecdc  jaar  plaats,  waarbij  dan,  volgens 
voorschrift  van  Moiumed,  twee  lokken  moeten  blijven  slaan; 
die  koeijir  of  rjemhak  heelen;  bij  meisjes  blijft  alleen  op  de 
kruin  wal  haar  staau  {koenljoewj).  Het  afknippen  daarvan 
{locgel)  heeft  hij  de  licsnijdcnis  en  hij  het  huwelijk  plaats. 


106 


ï)c  beschrijving  van  tien  haartooi  kan  liicr  achterwege  blijven, 
onder  aanlcekcning  alleen,  dat  de  vrouwen  niet  zelden  valsche 
haarvlechten  in  haar  eigene  haren  mengen. 


De  Chineezen  diagcn  als  gewone  kleeding  een  strooien  hoed 
met  tamelijk  hreedcn  rand;  een  .witle  kabaai,  waarover  nog 
ren  dergelijke  ol"  een  zwarte;  een  zeer  wijde,  zwarte  of  blauwe, 
katoenen  broek,  waarvan  hel  kruis  bijna  tusschen  de  knieën 
komt;  laken  schoenen  met  dikke,  zachte  zolen,  bij  goed  wêer, 
en  met  houten  zolen,  die  in  hel  midden,  in  de  dwarste  gesple- 
ten zijn,  bij  regen.  Hunne  zeer  fraaie  slaalsiekleeding  en 
die  bij  begrafenissen  is  dezelfde,  die  in  China  wordt  gedragen. 
De  C4hiiieesche  vrouwen  kleeden  zich  in  den  regel  als  inland- 
schc  en  alleen  bij  buitengewone  gelegenheden  in  de  echte 
Chineesche  kleeding.  Waaiers  [kipas)  en  zonne-  of  regen- 
schermen [pajong)  -zijn  zeer  gewild.  De  laatste,  van  bamboe 
en  papier  vervaardigd,  worden  ook  door  inlanders  en  Europeanen 
gebruikt. 


De  Arabieren  dragen,  zoowel  als  de  Hindoes,  die  somtijds 
tijdelijk  verblijf  houden,  de  kleeding,  die  zij  in  hun  eigen 
land  droegen,  voornamelijk  beslaande,  bij  beiden,  uit  wil 
katoen;  bij  Arabieren  vermeerdci-d  met  een  gekleurd,  dikwijls 
trcborduurd  vcsl. 

Deze  klccding  van  niet-Euro|)eancn  gecfl  weinig  aan- 
leiding tot  beschouwingen.  Zij  schijnt  in  het  algemeen  zeer  goed 
voor  hel  klimaat  geschikt  en  wordt  dan  ook  door  Europeanen 
voor  een  gedeelte,  namelijk  als  nacht- en  buiskleeding,  gevolgd. 


De  Europeanen,  kleurlingen  en  Negers  hebben  dezelfde 
kleeding.  Zij  volgen  de  Europeeschc  modes  voor  avond- 
en feestklecding,  zoowel  voor  mannen  als  voor  vrouwen.  Hij 
de  gewone  bezigliedcn  worden  doormannen  in  den  regel  wille, 


107 


Icaloencn  klcederen  gedragen;  wat  bij  vriendschappelijke  le- 
zamenkonistcn  ook  wel  gebeurt.  De  mceslen  dragen  een 
overhemd,  oen  das,  een  wille  broek,  kousen,  verlakte  of 
witte,  linnen  schoenen  en  een  wille  jas.  Bij  laken  of  gekleurde 
broeken  wordl  een  onderbroek  gedragen ;  velen  hebben  flanellen 
onderheniden.  Daar  drukking  om  het  middel  dikwijls  slecht 
wordt  verdragen,  hebben  sommigen  de  gewoonte  om  bretels  te 
nemen,  wat  aanbeveling  verdient,  flel  hoofddeksel  is  de  gewone 
kleine  zwarte  of  grijze  hoed ,  soms  een  helmhoed  van  kurk ; 
bijna  nooit  strooien  hoeden.  Vroeger  liepen  mannen  des 
namiddags  gewoonlijk  blootshoofds,  wal  llums  zelden  meer 
geschiedt. 

De  nachtkleeding  beslaat  uil  een  zeer  wijde  nachlbroek 
van  dun,  gekleurd  (of  gebatikt)  katoen  en  een  witte  kabaai. 
In  huis  slolTen  (tjanella). 

De  vrouwen  dragen  in  huis  sarong  en  fcahnk,  waaronder 
een  hemd,  of  een  onderlijfje  (koetang)  en  soms  cenc  broek; 
verder  sloffen,  die  In  de  laatste  jaren  mei  hooge  bakken  worden 
voorzien.  Een  hoed  wordt  slechts  bij  zeldzame  gelegen- 
heden  opgezet,  ofschoon  hoeden  hoe  langer  hoe  meer  in  gebruik 
komen,  bij  hel  reizen  per  spoorlrein,  bij  feestelijke  bijeenkom- 
sten en  dergelijke.  Handschoenen  worden  gewoonlijk  alleen 
op  partijen  gedragen. 

Als  de  dames  dure,  gebatikte  of  zijden  sarongs  dragen,  hebben 
zij  veelal  de  gewoon  Ic  er  een  tweeden,  minder  duren  onder  aan 
te  doen. 

De  gewone  sarong  is  een  uilslekende  onderlegdoek  bij  ver- 
lossingen. Zij  is  groot  genoeg;  allijd  dubbel,  gemakkelijk  te 
verwisselen  en  wordl  door  bloed  niet  sterk  gekleurd.  Ook 
voor  zickenklceding  is  die  open  rok  zeer  geschikl.  Men  zij 
er,  vooral  bij  aandoeningen  van  hel  darmkanaal,  op  bedacht 
hel  dragen  van  kousen  en  zelfs  van  een  broek  des  nachts, 
voor  Ie  schrijven,  omdat  de  sarong  door  de  bewegingen  inbed 
naar  boven  schiiifl  en  zoo  de  ondersle  licliaamshclfl  Ie  veel 
wordl  afgekoeld. 


108 


Sommige  mannen,  o.  a.  alle  Engelschen,  dragen  's  nachts 
een  sarong. 

De  mannelijke  kleurlingen  hebben  bijna  uitsluitend  witte  klee- 
deren. Hunne  vrouwen,  in  den  middelstand,  bijna  altijd  saro/i^ 
en  witte  kahnia.  Japonnen  zijn  een  uilzondering,  evenzeer  als 
kousen,  broeken  en  hemden.    Koetmufs  zijn  zeer  gebruikelijk. 

Zeker  voldoet  de  wijze,  waarop  de  Europeanen  zich  kleeden, 
volstrekt  niet  aan  de  eischen  van  het  klimaat  en  de  genees- 
heeren  geven  het  voorbeeld  van  ondoelmatige  kleeding  door 
altijd  zwarte  kleêren  te  dragen.  Op  hoofdplaatsen  ten  minste 
gaan  zij  altijd  zoo  gekleed.  De  reden  daarvan  is  niet  Ie  zoeken 
in  de  poging  om  er  deftig  uit  te  zien,  maar  wel  in  de  nood- 
zakelijkheid. Men  rijdt  den  ganschen  morgen  rond  door  stof  of 
regen,  komt  ook  in  kleine  huizen,  ontmoet  dikw'jls  niet  zeer 
zindelijke  kinderhanden,  enz.;  het  gevolg  daarvan  is,  dat 
pogingen  om  witte  kleederen  te  dragen  schipbreuk  leiden  op 
de  omstandigheden,  welke  zulke  witte  kleêren  al  spoedig  een 
minder  frisch  aanzien  geven.  Zwart  houdt  zich  beter,  al  is 
het  overigens  niet  aan  te  hevelen. 

Hel  is  natuurlijk  weinig  rationeel  gedurende  de  warmste 
uren  van  den  dag  meer  en  dikkere  kleedingstukken  te  dragen 
dan  gedurende  den  koelen  avond-  en  nachttijd ;  maar  de  gepaste, 
luchtige  nachtkleeding  is,  ten  minste  in  haren  tegenwoordigen 
vorm,  ongeschikt  voor  de  dagelijksche  bezigheden,  üe,  in  vele 
opzichten,  praktische  Engelschen  dragen  o.  a.  in  Britsch  India 
en  te  Singapore  een  veel  betere,  dagelijksche  kleeding,  die 
eenigszins  nadert  tot  de  kabaai  en  nachtbroek.  Zij  hebben 
witte  pantalons  en  witte,  met  ééne  rij  knoopen  tot  aan  den 
hals  gesloten  jassen,  met  een  kleinen,  opstaanden. kraag  en 
groote,  kurken  hoeden  met  wit  katoen  of  witte  zijde  bekleed. 
Men  vindt  dat  evenwel  niet  gedistingeerd  genoeg  in  de  Neder- 
landsche  kolonie. 

Als  de  meeste  praktische  en  uit  een  hygiënisch  oogpunt 
beste  kleeding  moet  men  de  wit  katoenen  noemen.  Linnen 
is  te  warm.    Liclilo,  zoogenaamde  Ghinecsche  zijde  i.s  ook  goed. 


109 


Het  (h-ageii  van  (lanel  is  aanbevelingswaardig,  omdat  hel. 
een  slechle  warmtegeleider  is,  zooals  alle  wollen  stoffen,  en 
tevens  veel  vocht,  door  de  huid  afgezonderd,  opslorpt.  Door 
de  dikte  van  het  flanel  kan  de  verdamping  van  dat  vocht  slechts 
betrekkelijk  langzaam  plaats  vinden,  wat,  in  verband  met  de 
slechte  warmtegeleidiiig ,  het  snelle  veranderen  van  temperatuur 
aan  de  lichaamsoppervlakte  voorkomt.    Herinnert  men  zich 
hierbij  wal  over  de  inwerking  van  zonnewarmte  en  wind 
vroeger  is  gezegd  (pag.  16),  dan  springt  hel  voordeel  van  flanel 
duidelijk  in  het  oog.  Er  zijn  ook  vele  inlanders,  die  flanel  dragen 
en  voor  reizigers  moet  men  flanellen  onderkleeren  als  onmisbaar 
beschouwen,    Hoe  theoretisch  juist  deze  beschouwingen  ook 
zijn,  geef  ik  toch  aan  ouders  nimmer  den  raad  hunne  gezonde 
kinderen,  van  jongs  af,  aan  flanel  te  gewennen,  omdat  ik  het 
voor  beter  houd,  het  lichaam,  zoo  mogelijk,  tegen  de  telkens 
terugkeerende  invloeden  van  den  atmospheer  te  harden.  Men 
moet  evenwel  met  de  individualeit ,  den  erfelijken  aanleg,  enz. 
rekening  houden  ;  zoo  moet  aan  personen ,  die  eenmaal  dysenterie, 
Indische  spruw  of  andere  belangrijke  darmaandoeningen  door- 
stonden ;  die  neiging  hcbbcu  tot  rheumatische  ziekten ;  bij  wie 
longtering  erfelijk  is ,  enz.  het  dragen  van  flanel  worden  voor- 
geschreven.   Evenzeer  is  het  noodig  voor  allen ,  die  veel  in  de 
open  lucht  werken.    Steeds  moet  voor  onderkleederen  wit 
flanel   worden  gebezigd.    De  zeer  gebruikelijke,  donker  ge- 
kleurde, flanellen   jassen  zijn  voor  den  avond  of  den  nacht 
ook  aan  te  bevelen,  vooral  voor  geneesheeren ,  die  zoo  dik- 
wijls 's  nachts  worden  geroepen;  beter  acht  ik  voor  hen 
evenwel  een  ruime,  tamelijk  dikke   chambrecloak ,  die  het 
voordeel  aanbiedt,  dat  men  spoedig    klaar   en  toch  warm 
genoeg  gekleed  is.    Andere  personen  doen  goed,  wanneer  zij 
's  avonds  uilgaan  gebruik  Ie  maken  van  een  plaid  of  een  warmen 
omslagdoek.    Zoo  oppervlakkig  beschouwd  zou  men  meenen , 
dut  in  een  warm  land,  waar  de  st.indaardlhermometer  200 
weinig  verschillen  doet  kennen,  dergelijke  maatregelen  overbodig 
moeten  worden  geacht;  de  ondervinding  doel  hier  evenwel  een 


iiö 


uitspraak,  die  legen  die  hescliouwing  iiidiiiisclil.  Zeker  ziilieii 
er  genoeg  Europeanen ,  die  lang  in  Indië  verblijf  hielden , 
gevonden  worden,  welke  hel  hier  gezegde ,  schouderophalend , 
overdreven  noemen,  onidal  zij  zelve  nimmer  zulke  voorzor- 
gen namen  en  er  loch  geen  nadeel  van  ondervonden;  maar  zij 
verkeeren  in  lielzelfde  geval  als  moeders,  die  haar  kinderen 
pap  geven,  omdat  er  ook  wel  kinderen  met  papvoeding  lerecht 
komen.  Ferdinanu  de  Lesseps  zeide  in  een  toast  op  het  af- 
scheidsdiner der  eerstvertrekkende  personen  ter  doorgraving  der 
landengte  van  Panama:  «VVeesl  niet  bevreesd  voor  hel  klimaat, 
«maar  wacht  u  in  dat  warme  land  voor  koude!";  die  raad  is 
uitstekend.  Elk  geneesheer  heeft  in  Indië  ruimschoots  gelegenheid 
ondervinding  op  te  doen  over  de  inwerking  van  de  temperatuurs- 
verschillen der  lucht  en  van  den  wind ;  hij  zal  na  die  ondervinding 
het  hier  gezegde  beamen. 

In  huis  zijn  deze  maatregelen  onnoodig.  Hoe  meer  hel  huis 
openstaat,  des  Ie  beter;  men  behoeft  niet  bang  te  zijn  voor 
locht,  die  eigenlijk  in  Indië  niet  voorkomt.  Immers  tocht 
ontstaat  vooral  door  hel  verschil  in  temperatuur,  dat  in 
koudere  streken  heerschen  kan  tusschen  verwarmde  kamers 
en  koude  gangen  of  tusschen  het  warme  huis  en  de  koude 
buitenlucht;  hij  is  ook  wel  het  gevolg  van  hel  indringen  van 
sterken  wind  in  nauwe  en  met  hoeken  voorziene  straten. 
Al  die  oorzaken  voor  tocht  beslaan  in  Indië  niel.  De  warm- 
tegraad binnen-  en  buitenshuis  verschilt  niel  genoeg  om 
luchtstroomen  te  doen  ontstaan,  die  tocht  kunnen  genoemd 
worden.  Zeer  sterke  windsli'oomingen  zijn  zeldzaam  en  de 
wegen  zijn  breed,  de  huizen  laag  genoeg  om  die  slroomingen 
gemakkelijk  te  doen  passeeren.  'lis  waar ,  't  kan  wel  eens 
ferm  door  de  huizen  heen  waaien ,  niaar  die  wind  heeft  in  den 
regel  niel  den  nadeeligen  invloed  v;in  locht ,  omdat  hij  niet 
zoo  veel  verschil  in  warmte  oplevert. 

Men  begrij()e  mij  vooral  niel  verkeerd  en  beschuldige  mij 
niet  van  inconsequentie,  als  ik  vroeger  gewezen  heb  op  den 
Jnvloed  der  snelle  verdamping  van  hel  zweel  bij  de  inwerking 


111 


van  wind  en  thans  ilic  inwerking  scliijnbaar  gering  acht.  Ik 
heb  toen  vooral  ook  den  machtigen  invloed  der  zonnestralen 
er  hij  in  aanmerking  gebracht,  waaraan  '■ik  meen  grootere 
waarde,  in  dit  opzicht,  te  moeten  toekennen  dan  aan  den  wind. 

Het  besie  hoofddeksel,  al  is  hef  niet  zeer  fraai  van  vorm, 
is  een  helmhoed  van  kurk  of  van  gevlochten  bamboe  met  witte 
zijde  of  wit  katoen  bekleed.  Daarin  is  van  binnen  een  dunnen, 
meestal  brimboezen  of  strooien  rand,  die  om  het  hoofd  sluit. 
Die  kurken  helmhoeden  zijn  licht,  absorbeeren  weinig  warmte 
cn  laten  genoegzaam  lucht  doorslroomen. 

Als  schoeisel  zijn  witte ,  linnen  schoenen  ,  met  lederen  banden 
versterkt,  aan  te  bevelen.  De  gewoonlijk  gedragen,  verlakte 
schoenen  worden  in  den  zonneschijn  gloeiend  heet. 

De  sloffen,  die  in  huis  worden  gedragen  door  mannen,  zijn 
alleen  in  huis  bruikbaar.    Reeds  een  kleine  wandeling,  met 
sloffen  aan,  geeft  een  krampachtig  gevoel  van  vermoeidheid  in 
de  voetzolen;  dal  is  niet  te  verwonderen,  als  men  bedenkt, 
dat  de  sloflen  aan  den  hiel  geen  steun  vinden  en  dus  met  de 
(ienigszins  omgebogen  teenen  moeten  worden  vastgehouden. 
Nog  veel  erger  is  dit  hel  geval  met  de  thans  in  de  mode  zijnde 
damessloffen  met  zeer  hooge,  bijna  onder  het  midden  der 
voetzool  geplaatste,  bakken,  die  een  bijzonder  kleine  ondervlaklc 
hebben.    Behalve  al  de  nadeelen ,  die  door  verschillende  schrijvers 
aan  schoenen  met  hooge  hakken  zijn  toegeschreven  cn  waar- 
onder de  verplaatsing  van  het  zwaartepunt  des  lichaams  in  de 
buikbolle,  met  al  de  gevolgen  daarvan,  wel  het  voornaamste 
is,  hebben  die  hoog  gehakte  sloffen  nog  het  nadeel  der  telkens 
herhaalde  spiercontracliën  in  den  voetzool;  die  spiersamentrek- 
kingen  zijn  bij  hooge  hakken  slerker,  omdat  het  achterste 
gedeelte  der  sloffen,  door  die  aanhangsels,  zwaarder  wordt. 
Ik  heb  ecnigc  vrouwen  maanden  lang  zien  lijden  aan  hevige, 
krampachtige  pijnen  in  de  planta  pedis,  die  aan  geen  andere 
oorzaak  konden  worden  toegeschreven,  dan  aan  die  hooge 
hakken.    Plaatselijke  behandeling  hielp  in  die  gevallen  volstrekt 
niet  en  bet  eenige,  afdoende  hulpmiddel  bleek  mij  te  zijn,  hel 


112 


tlragen  van  pantoffels  (geen  sloffen)  ol' schoenen  zonder  hakken. 
Dan  verdween  de  pijnlijke  aandoening,  na  eenigen  lijd ,  van  zelve. 
Ik  heb  de  vasle  overluiging  dal  afwijkingen  in  den  sland 
van  den  ulerus  en  menslrualie-sloornissen  niel  zelden  hel  gevolg 
zijn  van  die  ongelukkige  mode  oni  hooge  hakken  onder  de 
schoenen  en  sloffen  Ie  dragen. 

De  gewoonte  der  vrouwen  om  te  huis,  «ongekleed"  le  zijn 
geeft  nog  aanleiding  lol  enkele  beschouwingen.  «Ongekleed" 
beteekenl  het  dragen  van  sarong  en  habaia ;  bij  vrouwen ,  die 
zeer  op  een  schoonen  lichaamsbouw  gestold  zijn  (en  dal  zijn 
natuurlijk  de  meesten)  vermeerderd  mei  een  vrij  dik  en  stijf 
onderlijfje  (koetang).  Die  losse,  luchtige  kleeding  is  voor  het 
heete  klimaat,  en  vooral  voor  hel  verrichten  van  huiselijke 
bezigheden  zeer  passend.  Zij  is  een  navolging  der  inlandsche 
kleeding  en  werd  al  vroeg  in  Indië  gedragen  door  daar  gevestigde 
Europeesche  vrouwen,  zooals  o.  a.  blijkt  uil  de  plaat  en  de 
beschrijving,  die  Van  Linscuoten  reeds  in  hel  laatst  der 
16'  eeuw  daarvan  gaf.  Evenwel  moet  hel  dragen  daarvan 
niel  worden  overdreven .  zooals  maar  al  le  dikwijls  gebeurt. 
Voor  kleurlingen,  die  niel  in  de  noodzakelijkheid  komen  zich 
ook  wel  eens  anders  le  kleeden ,  is  deze  opmerking  overbodig  ; 
voor  Europeesche  vrouwen  niel.  Zij  verwennen  zich  dikwijls 
door,  ook  des  namiddags  en  's  avonds  in  sarong  en  habaia 
rond  le  loopen  en  voelen  zich  dan  onaangenaam  ,  stijf,  bemoeilijkt 
in  de  ademhaling,  enz,  als  zij  eens  gekleed  moeten  zijn  in 
Europeesche  klceding.  De  grootere  hoeveelheid  klcedcren ,  die 
dan  moei  worden  aangetrokken ,  geeft  bovendien  aanleiding 
tol  meer  warmteontwikkeling  en  als  men  eenige  vrouwen  bij 
elkaar  ziel  bijv.  op  een  avondbijeenkomsl ,  is  hel  niet  moeilijk 
uit  Ic  maken ,  wie  gewoon  is  zich  's  avonds  te  klecdcn  en  wie 
niet.  De  laats-le  doen  zich  al  spoedig  door  een  hoogcre  gelaats- 
kleur cn  door  sterke  zwcetalscheiding  kennen.  Zwangerschap 
maakt  bij  die  verwende  personen  een,  in  Europeesche  oogen, 
behoorlijke  kleeding,  onmogelijk.  Indien  vrouwen  nu  eenmaal 
zoo  verwend  zijn,  dan  zijn  voor  de  avond-  cn  nachluron  kabaaien 


113 


van  een  dikkere ,  warmere  stof  aan  Ie  bevelen,  evenzeer  als  dal  hel 
geval  is  bij  anaeniisclie ,  of  van  ziekle  herslellende  vrouwen.  In 
die  zoogenaamde  overkabaaien  beerschl  dikwijls  een  groole  luxe. 

De  kleeding  der  Europeesche  kinderen  is  zeer  goed.  Zij 
voldoel  aan  alle  eisclicn.  Pasgeborenen  krijgen  een  buikband 
van  dubbel  katoen,  waarvan  bel  buitenste  sluk  in  banden  is 
gespleten  (een  veelhoofdig  verband),  gorita  o^ambel  genaamd  en  die 
slraks  nader  beschreven  wordl,  Iwee,  laler  één  katoenen  luier, 
die  eenvoudig  wordt  omgeslagen  en  met  een  broeden  band 
bevestigd  en  een  kabaai. 

De  gorila  wordl  bij  Europeesche  kinderen  gebruikt  lot  ongeveer 
de  7*  of  8"  maand. 

Iels  groolere  kinderen  dragen  dikwijls  een  oio,  waarover 
reeds  gesproken  is;  nog  groolere  een  lijfje  en  een  broek ,  waarbij 
moei  worden  opgemerkt,  dal  de  broek  met  knoopen  aan  bet 
lijfje  moet  bevestigd  worden,  en  zelf  met  een  knoop  moei  zijn 
gesloten.  Banden,  die  om  het  middel  worden  vastgemaakt 
zijn  te  veroordeelen ,  omdat  zij  de  beweging  van  hel  bloed , 
zoowel  als  die  der  spijsmassa  in  hel  darmkanaal,  hinderlijk  zijn. 
De  meeste  kinderen  Joopen  blootsvoets,  en  dragen  kousen  en 
schoenen  alleen  bij  bijzondere  gelegenheden. 


De  kleeding  der  militairen  is  onpraktisch,  wal  reeds  blijkt 
uit  bet  feit,  dat  de  gewone  uniform,  zoowel  door  ofTicieren 
als  door  soldalen,  op  expeditiën  dadelijk  wordl  gewijzigd.  Zij 
verkiezen  een  tamelijk  ruime,  wollen  jas,  in  den  vorm  van 
een  alilla  met  ééne  rij  knoopen  en  voorzien  van  zakken  met 
kleppen  er  overheen,  een  strooien  hoed  dikwijls  met  een  sluk 
pisangblad  er  in  en  linnen  schoenen ;  enkelen  houden  veel  van 
slopkousen.  De  kleeding,  die  de  soldaat  nu  moei  aanschaflen 
uit  de  magazijnen,  heeft,  wat  de  bovenklêeren  betreft,  vooreerst 
hel  nadeel  van,  als  zij  nieuw  is,  veel  blauwe  kleurstof  af  Ie 
geven,  zoodal  de  banden  en  dikwijls  bet  gelaal  daarmede 
besmet  zijn;  passen  doel  zij  bijna  nooit  en  de  dunne  katoenen 

9 


114 


slof  liangl  in  alles  behalve  artistieke  plooien  om  liet  lichaam 
en  de  beenen. 

De  kleur  is  ongeveer  dezelfde  als  die  der  klceding  van  met 
dwangarbeid  gestrafte  inlanders:  wal  niet  bijzonder  plcizlerig  is. 

Het  hoofddeksel ,  een  soorl  van  képi  is  veel  U;  zwaar  en 
beschut  volstrekt  niet  voor  zon  en  regen. 

Ook  het  schoeisel  pasl  slechts  zelden  goed. 

Er  valt  ten  dien  opzichte  zeer  veel  Ie  verbeteren ;  vele 
proeven  zijn  en  worden  genomen  met  andere  hoofddeksels, 
wollen  hemden  (a  la  Garibaldi),  buikbanden,  couvre-nuque's 
en  dergel  ijken,  maar  resultaten  daarvan  zijn  mij  niet  bekend. 

Den  soldaten  wordt  tevens  een  overjas  verstrekt  van  een 
vrij  dikke,  grijsbruine  stof,  die  den  regen  goed  legenhondl 
en  aan  de  vereischten  voldoet. 

De  officieren  hebben,  gelijk  van  zelve spieekl,  eenige groolere 
vrijheid  in  hunne  kleeding.  Toch  zou  die  veel  te  verbeteren 
zijn,  waarvoor  (1881)  plannen  beslaan,  naar  men  zegl.  Of 
hel  wensclielijk  is,  zooals  thans  geschiedt,  alle  inililairen  van 
het  geheele  leger  dezelfde  kleeding,  mei  zeer  kleine  wijzigingen 
voor  de  verschillende  wapens  Ie  doen  dragen,  is  eeiie  vraag, 
die  hier  niet  behandeld  kan  worden. 


Wij  komen,  voor  Europeanen,  dus  tot  het  resnllaat,  dal 
de  beste  kleeding  beslaat  in  flanellen  ondergoed  en  katoenen 
bovenkleêren ,  met  een  helmhoed  en  linnen  schoenen ,  die  door 
lederen  slrooken  versterkt  zijn. 

Voor  vrouwen  zijn  lichlgekleurde,  ruime  peignoirs  aan  te 
bevelen  en  waren  de  thans  bijna  geheel  niet  meer  in  gebruik 
zijnde  samaars  zeer  praktisch  en  uit  een  hygiënisch  oogpunt 
uitstekend. 

Nog  verdient  vermelding ,  dat  alle  personen ,  die  aan 
een  belangrijke  buikaandoening  hebben  geleden  of  daartoe 
voorl)cschikt  zijn,  het  voortdurend  dragen  van  een  buikband 
moet  worden  aanbevolen,  terwijl  aan  vrouwen,   ouder  die 


omslandigheden,  hel  dragen  van  een  broek  nioel  worden  voor- 
geschreven. 

De  verbanddoeken,  die  gedurende  de  menslrnanlperiode  ge- 
woonlijk worden  gedragen,  vervaardige  men  van  niel  Ie  grof 
katoen,  al  vereischt  een  dunnere  slof  ook  meer  verwisseling  dan 
een  dikke.  Te  dikke  doeken  geven  ,  bij  de  groolere  gevoeligheid 
der  huid  aanleiding  lol  onlvellingen  en  hel  dikwijls  verwisselen 
is  op  zich  zelf  een  voordeel.  Hel  voorkoml  prikkeling  der  toch 
reeds  eenigszins  geirrileerde  genitaliën  en  de,  als  gevolg  daarvan  , 
optredende  fluor  albus. 

Na  de  bevalling  is  hel  dragen  van  een  goriia  algemeen  in  gebruik. 
De  yorila  of  amhet  is  een  veelhoofdig  verband  uil  Iwee  gelijk- 
vormige, langwerpig  vierkante  stukken  kaloen  vervaardigd, 
waarvan  de  middenstukken  op  elkaar  bevestigd  zijn.  Hel  eene, 
in  zijn  geheel  gelalen,  stuk  wordt  om  den  buik  gelegd;  hel 
andere,  in  hoofden  verdeelde,  wordt  daarover  heen  bevestigd 
door  de  hoofden  van  weerszijden  aan  elkaar  vast  Ie  knoopen. 
De  gorita  is  een  zeer  nuttig  kleedingsluk ,  dat  goed  aansluil, 
omdat  men  de  hoofden  naar  eigen  keus  kan  vaslknoopen  of 
losser  bevestigen . 


BADEN  EN  LICHAAMSREINIGING. 

{Minerale  wateren). 

Al  hebben  zich,  in  de  laalsle  jaren,  o.  a.  in  Oostenrijk 
(v.  Hebra)  stemmen  doen  hooren ,  die  de  leer  verkondigen , 
dat  de  huidkuituur,  door  veelvuldig  wasschen  en  baden,  eer  na- 
dan  voordeelig  moet  worden  geacht,  zoo  heelt  de  honderde 
jaren  lange  ondervinding  toch  geleerd,  dat  de  reiniging  en 
verpleging  der  huid  in  een  heet  klimaat  wel  degelijk  moei  geacht 
worden  noodig  te  zijn  tot  hel  behoud  der  gezondheid.  Wel  vindt 
men  menschen,  die  zich  nimmer  baden  ,  omdal  zij  er  niet  tegen 
kunnen ,  en  die  zich  dus  bepalen  tot  wasschingen ,  soms  met 
lauw  warm  water;  maar  die  enkele  uitzonderingen,  waarover 
nog  later  gesproken  zal  worden ,  bevestigen  eenigszins  den 
algemeenen  regel.  Wij  hebben  reeds  vroeger  opgemerkt,  hoezeer 
de  huidwerkdadigheid  in  een  warm  klimaat  wordt  aangewakkerd 
en  het  laat  zich  begrijpen,  dat  zorg  voor  een  orgaan  van  zoo 
hoog  belang,  van  het  grootste  gewicht  moet  worden  beschouwd. 
Herinnert  men  zich  hierbij  de  globale  cijfers,  die  de  physiologie 
voor  de  zweetkliertjes  aangeeft,  als  bedragende  ongeveer  2800 
per  vierkanten  duim  of  niet  minder  dan  7,000,000  ongeveer 
voor  een  man  van  gewone  groolle,  terwijl  de  lengle  der 
zweetklieren  te  zamen  op  ongeveer  28  mijlen  geschat  wordt, 
dan  springt  de  noodzakelijkheid  van  builengewone  zorg  voor 
die  belangrijke  organen  nog  meer  in  het  oog. 

Het  is  bekend ,  dal  hel  zweel  dikwijls  een  bijzonderen , 
eigenaardigen  geur  verspreidt ,  die  voor  verschillende  individuen, 
soms  voor  verschillende  familiën,  verschillend  is;  ja  waardoor 
enkele  menschenrassen  zich  van  anderen  onderscheiden,  üe 
alles  behalve  opwekkende  schildering,  die  ür.  Munarkt  ons 


117 


geeft,  van  de  gem'en,  die  een  Fransclie  boer  verspreidt ,  als  hij 
den  geneesheer  raadpleegt  over  anndoeningen  der  voelen  of 
der  genitaliën ,  vindt  gelukkig  in  Indië  geen  toepassing.  Wel 
kan  men  opmerken ,  dat  de  donkergekleurde  raenschcn  ,  in  hel 
algemeen,  sterker  rieken  dan  de  lichter  gekleurden,  terwijl 
de  eigenaardige  mengeling  van  de  geuren  van  boter-,  bekken- 
en andere  zuren  bij  de  eersten  over  het  geheele  lichaam 
verspreid  is  en  bij  de  laatstcn  zich  meer  lokaal  voordoet 
vooral  onder  de  oksels  en ,  bij  mindere  zorg  voor  reinheid ,  ook 
aan  de  voeten ,  vooral  tussclien  de  teenen.  Tusschcn  die  uiter- 
sten vindt  men  verschillende  trappen  van  geurverspreiding , 
die  vrij  regelmatig  toe-  of  afnemen,  naarmate  de  huidkleur  don- 
kerder of  lichter  is. 

Hetzelfde  verschil  valt  op  te  merken  bij  de  afscheiding  van 
huidsmeer,  die  bij  donkergekleurdcn  sterker  is  en  aanleiding 
geeft,  dat  de  huid,  in  den  regel,  des  te  glanziger,  soms  zelfs 
glimmend,  wordt,  naarmate  de  kleur  minder  licht  is. 

Het  water  te  Batavia,  dal  tot  baden  gebruikt  wordt,  heeft 
een  gemiddelde  temperatuur  van  26  a  27°  C.  Dat  water  wordt 
gebruikt  of  als  volbad ,  door  onderdompeling ,  of  als  schepbad , 
ten  minste  door  Europeanen  en  hunne  omgeving.  Inlanders 
on  Cbineezen  baden  veelal  in  de  rivieren,  waarin  het  water 
een  iets  hoogerc  temperatuur  heeft. 

Omtrent  den  invloed,  die  het  volbad  op  het  normale,  men- 
schelijke  lichaam  heeft,  deed  Dr.  Künbrt,  officier  van  gezondheid, 
te  Batavia,  belangrijke  waarnemingen.  Bij  een  luchttemperatuur 
van  31°  (alles  volgens  den  honderddeeligen  thermometer)  begaf 
hij  zich  in  een  waterbad  van  26°  9,  dat  600  kilogram  water 
bevatte.  De  lichaamstemperatuur,  in  de  mondholte  gemeten, 
na  het  ontkleeden ,  was  56°  8. 

Vooraf  zij  nog  gezegd  dat  de  hoogere  luchttemperatuur  geen 
invloed  op  die  van  het  water  had,  dat,  voortdurend  bewogen  ,  na 
8  uren  met  de  lucht  in  aanraking  geweest  te  zijn  slechts  0°1 
in  warmte  toenam. 

Na  20  minuten  verblijf  in  bet  volbad  was  het  gevoel  van 


118 


koude  zeer  sterk;  door  hel  klappertanden  was  het  nioeielijk 
de  temperatuur  in  de  mondholte  te  hcpalen.  De  ademhaling 
was  normaal,  12  maal  per  minuut;  de  pols  evenzoo,  80  slagen 
per  minuut.  De  temperatuur  in  de  n)ondholtc  steeg  eerst  tot 
57°3  en  daalde  later  tot  37°2;  zij  bleef  dus  hooger  dan  de  voor 
het  bad  waargenomene.  Die  stijging  is  waarschijnlijk  hel  gevolg 
van  hel  wegdrijven  van  het  bloed  uit  de  extremiteiten,  wat  des 
Ie  waarschijnlijker  wordt,  als  men  weel,  dal  de  warmtegraad 
tusschcn  de  leenen,  na  hel  bad,  was  gedaald  tot  28°. 

De  warmtegraad  van  hel  badwater,  die,  zooals  gezegd  is, 
bij  hel  begin  der  proef  26°9  bedroeg,  was  bij  hel  einde  27°2 , 
dus  0°3  gestegen. 

Wordt  die  tcmperatuursstijging  uitgedrukt  in  kilo-caloriëii  (één 
kilo-calorie  is  gelijk  aan  de  hoeveelheid  warmte  noodig  om  één 
kilogram  water  één  graad  in  temperatuur  te  doen  stijgen) , 
dan  zijn  in  20  minuten  door  hel  lichaam  180  kilo-caloriën  aan 
hel  waler  afgegeven.  Volgens  Liebermeister's  proeven  nu  zijn 
180  kilo-caloriën  voldoende  om  37  grammen  eiwit  of  20  grammen 
vet  of  40  grammen  koolhydraten  te  verbranden. 

Een  gewoon  gebouwd  mensch  geeft  in  20  minuten  50  kilo- 
caloriën  af,  welke  hoeveelheid  hij  sterke  beweging  lot  100 
caloriën  stijgt.  Het  bad  ontnam  dus  aan  het  lichaam  bijna 
hel  dubbele  van  de  hoeveelheid  warmle ,  die  bij  slerke  beweging 
verloren  wordt.  Hieruit  kan  men  de  gevolgtrekking  maken,  dal 
een  gewoon  koud  volbad  de  stofwisseling  zeer  slerk  bevordert. 
(Hel  is  dus  tegen  aangewezen  bij  koorts).  Dat  de  stofwisseling 
vermeerdert  blijkt  uit  het  feil,  dal  de  lichaamstemperatuur 
niet  daalde.  (Bij  koorts  is  de  stofwisseling  toch  al  veimccrderd 
en  een  bad  doel  dus  kwaad.) 

Deze  proef  bewijst  evenwel  niet  geheel  afdoende,  daar 
Dr.  Künert  zelf  bij  een  latere  proef,  die  40  minuten  duurde, 
sleehls  120  kilo-caloriën  verlies  vond. 

In  alle  gevallen  wordt  de  stofwisseling  door  een  koud  volbad 
vermeerderd  en  ik  ben  hel  volkomen  met  de  zoo  even  aangegeven 
mcening  van  Dn.  Künert  eens,  dal  in  den  regel ,  zulk  een  bad 


119 


kwaad  doel  hij  koorts,  al  zijn  cr  omslaiidigheden ,  waarin  zeer 
koude  ijsbaden,  door  hel  verlagen  der  lemperaliuir,  hij  koorls 
nul  kunnen  doen. 

Slorlhadcn  zijn  nicl  zoo  algemeen  in  gehruik,  evenmin  als 
volhaden.  De  meesl  gewone  manier  van  haden  voor  Euro- 
peanen is  hel  schepbad.  Slorl-  en  volhaden  hehooren  meer 
lol  de  arlikelen  van  weelde,  len  minsle  op  de  hoofdplaal- 
sen.  Hel  vullen  der  daarloe  henoodigde  valcn  vereischl  handen- 
arbeid in  ruimeren  zin  dan  voor  schepbaden  en  kosl  dus  meer 
geld.  In  de  bergstreken  wordt  nog  al  gebruik  gemaakt  van 
stortbaden,  die  dan  door  hel  aanbrengen  van  een  hollen 
bamboe,  patUjoran  genaamd,  in  den  loop  eener  beek  worden 
gevormd  en  meestal  in  de  open  luchl  worden  genomen.  Men 
moei  aan  zulke  stortbaden  gewoon  zijn  om  die  aangenaam  te 
vinden ,  hoewel  sommige  personen  die  dadelijk  de  voorkeur  geven 
boven  anderen.  De  afkoeling  is,  voor  hel  subjectieve  gevoel, 
veel  grooter  door  een  ferm  stortbad  dan  door  een  volbad. 
Niet  zelden  gaal  de  eerste  aanwending  van  een  stortbad  met 
een  gevoel  van  beklemdheid  gepaard,  wal  ook  wel  bij  baden 
met  otlderdompeling  plaats  vindt.  Hoe  weinig  men  dal  ver- 
wachten zou,  zijn  toch  cenige  gevallen  van  verdrinken  in  de 
badkamer  bekend,  die  waarschijnlijk  hel  gevolg  zijn  van  dat 
plotseling  opgekomen  gevoel  van  beklemdheid  met  onmacht 
gep.iard. 

Dal  stortbaden ,  regenbadon ,  douches  en  koud-waleromslagen 
in  een  heel  klimaat,  als  geneeskundige  behandelingswijze,  even- 
zeer aanwending  kunnen  vinden  als  in  een  koelere  luchtstreek , 
spreekt  van  zelve.  Wij  beperken  ons,  voor  hel  oogenblik, 
evenwel  lot  het  nemen  van  baden  door  gezonde  personen. 

Voor  Europeanen  heelï  het  loopen  in  een  Iropischen  slorlrcgen, 
ten  minste  als  dal  wal  lang  duurl,  gewoonlijk  nadeelige  ge- 
volgen; belangrijke  katarrhale  of  rheumalischc  aandoeningen, 
niet  zelden  met  koorls  gepaard,  zijn  daarvan  dc  gewone  gevolgen. 
Zclls  zag  ik  duor  hel  langdurige  verblijf  in  een  regenbui  hevige 
;«;>n<lo.'ningen  van  hel  centrale  zenuwstelsel  onslaan.  Voor  inlaa- 


120 


ders  kan  het  verblijf  in  tien  regen  geen  kwaad  en  zij  verlustigen 
er  zich  in ,  vooral  de  kinderen ,  oni  naakt  in  een  ferme  hui  te 
loopen.  Wanneer  wij  later  de  akklinialisalie  hespreken,  zullen 
wij  gelegenheid  hebben  op  die  gehardheid  tegen  weórsinvloeden 
terug  te  komen. 

Zooals  gezegd  is,  worden  aan  de  kustplaatsen  gewoonlijk 
schephaden  genomen  {siram)  en  wel  door  mannen  ,  in  den  regel, 
geheel  naakt ,  door  vrouwen  gekleed  in  een  sarong.  Hel  koude 
water  wordt  met  een  schepper  [qajonq] ,  van  blik,  zink  of  van  een 
uilgeholden  klapperdop  vervaardigd,  over  het  lichaam  geworpen. 
Velen  hebben  daarbij  de  minder  goede  gewoonte  het  geheele 
hoofd,  of  ten  minste  het  behaarde  gedeelte  daarvan,  niet  te 
bevochtigen,  wat  natuurlijk  aanleiding  geeft  lol  vermeerderden 
bloedsaandrang  naar  de  hersenen.  Bij  bestaande  maag-  of 
darmkalarrhen  geeft  de  afkoeling  der  huid  en  hel  terugdringen 
van  het  bloed  uit  de  huid-haarvalen  dilavijls  aanleiding  lot  een 
gevoel  van  drukking  en  volheid  in  hel  epigastrium.  Dal  kan 
worden  voorkomen  door  eerst,  met  de  hand,  hoofd  en  borst 
nal  Ie  maken,  dan  een  fermen  straal  water  te  laten  vallen 
op  dc  maagstreek  en  eerst  daarna  hel  gewone  schepbad  te 
nemen. 

Schephaden  moeien  niel  langer  dan  een  kwartier  duren. 

Bij  een  langdurig  verblijf  in  Indië  wordt  niet  zelden  hel 
gebruik  der  gewone  schephaden  onaangenaam;  men  vind! 
personen ,  die  vele  jaren  achtereen  gewoon  waren  zich  dagelijks 
tweemalen  te  baden  en  dan  bemerken ,  dat  zij,  door  hel  voort- 
zetten dier  gewoonte,  een  koortsig  gevoel  krijgen,  dat  enkele 
malen  lot  werkelijke  koorts  slijgl.  Den  zulken  is  hel  gebruik 
van  volbaden  aan  te  bevelen ,  die  dan  gewoonlijk  goed  worden 
verdragen. 

Inlanders,  en  de  meesie  Chineezen,  beschouwen  het  nemen 
van  ecu  bad  alleen  als  een  middel  tot  afkoeling  en  niet  lol 
reiniging;  zij  gebruiken  geen  zeep,  en  loopen  even  naar  de 
rivier  of  naar  een  put,  als  ze  het  warm  hebben,  cnjroogcn 
zich  niel  af,  wal  ook  niet  noodig  is. 


121 


Het  voorschrift  om  na  hel  baden ,  liefst  met  een  ruwen  hand- 
doek, zich  sterk  af  te  wrijven,  is  in  Europa  noodzakelijk; 
't  kan  in  Indië  geen  kwaad,  maar  het  is  niet  absoluut  noodig,  om 
daarmede  zoo  consciëntieus  te  zijn.  't  Water  verdampt  toch 
snel  genoeg. 

Üe  werkelijke  reiniging  van  het  lichaam  heeft  bij  inlanders 
en  Ghineezen  niet  plaats;  Europeanen  nemen  ook  wel  eens 
een  bad  ter  verfrissching  alleen  ,  maar  heschouwen  het  toch  in  den 
regel  als  een  middel  om  door  zeep  en  door  wrijvingen  hel 
lichaam  van  de  aanklevende  veldeelen  of  onreinheden  te  zuiveren. 
Verfijnde  inlanders  hebben  mij  wel  gezegd,  dat  de  aangenaamste 
manier  van  baden  was  zich  eerst  eenige  scheppen  water  over 
het  lichaam  te  werpen,  dan  wat  te  wachten,  tol  men  een 
gevoel  van  koude  krijgt  door  de  verdamping  van  het  water, 
en  daarna  op  nieuw  zich  te  sirammen.  Dit  voorschrift  wordt 
door  Europeanen  van  zelve  opgevolgd,  omdat  zij  zich  eerst 
het  lichaam  nat  maken,  daarna  inzeepen  en  dan  nog  eens 
schepbaden  gebruiken. 

De  meeste  Europeanen  baden  tweemalen  daags;  mannen 
gewoonlijk  's  morgens  vroeg,  bij  het  opstaan  en  's  middags  tegen 
5  of  6  ure,  als  zij  van  hunne  werkzaamheden  terugkeeren; 
vrouwen  wat  later  op  den  dag  tegen  10  of  11  ure,  als  zij 
hare  huiselijke  bezigheden  hebben  verricht  en  dan  nog  eens 
's  middags.  Zeer  dikwijls  wordt  den  geneesheer  raad  gevraagd,, 
omtrent  den  meest  doelmatigen  tijd  van  den  dag  tot  het  baden. 
Uit  een  physiologisch-hygiënisch  oogpunt  dient  men  te  bedenken, 
dat  alle  plotselinge  veranderingen  van  temperatuur,  op  de  be- 
reikbare lichaamsdeelen  aangebracht ,  nadeelige  gevolgen  kunnen 
hebben ;  daarom  kan  ik  mij  niet  vereenigen  met  den  raad ,  in 
vele  boeken  gegeven,  om  onmiddclijk  na  het  verlaten  van  het 
bed  een  koud  bad  te  nemen.  Al  is  de  gewoonte  om  in  bed 
een  deken  of  een  bedekkend  laken  te  gebruiken  volstrekt  niet 
algemeen,  toch  heeft  men  bij  hel  verlaten  van  hel  bed  een 
gevoel  van  verhoogden  warmtegraad,  die  natuurlijk  niet  essen- 
tieel bestaat.    De  plotselinge  afkoeliug  in  het  bad  kan  niet 


122 


voüi'cleelig  zijn  voor  de  gezoiulhcid;  daarom  heb  ik  allijd  aan- 
geraden, niet  onniiddclijk  uil  hel  bed  naar  de  badkamer  Ie 
gaan,  maar  zich  Ie  bepalen  lol  hel  uilspoclcn  van  den  mond,  hel 
afvvasschen  van  gelaat,  hals,  borst  en  handen  en  dan  eerst  een  hall 
uur  of  een  uur  rond  te  loopen  voor  hel  bad  genomen  wordt. 
Toch  zal  men  personen  aantrclTen ,  die  ook  na  zulke  voorzorgen 
het  morgenbad  niet  aangenaam  vinden;  mannen  worden  ge- 
woonlijk door  hunne  werkzaamheden  verhinderd  later  in  den 
morgen  te  baden  en  bevinden  zich  dan  wel  bij  het  bad  van 
's  middags  o  ol"  6  ure.  De  gewoonte,  die  zeer  enkelen  volgen, 
om  meer  dan  tweemalen  daags ,  zelfs  des  avonds  voor  bet  naar 
bed  gaan  te  baden  (al  behooren  onder  die  enkelen  ook  genees- 
heeren),  verdient  afkeuring;  er  is  dan  een  te  veelvuldige  afwis- 
seling in  de  invloeden ,  die  op  de  huid  inwerken. 

In  de  meeste  boeken  over  hygiëne  wordt  aangeraden  niet  onmid- 
delijk  na  het  eten  te  baden.  Inlanders  en  Chineezen ,  ook  vele 
Europeanen,  storen  zich  daaraan  volstrekt  niet.  Ik  geloof  ook 
niet,  dal  er  eenig  nadeel  in  is  om,  kort  na  het  gebruik  van 
spijzen ,  schepbaden  te  nemen.  Er  is  in  Europa  meermalen 
plotselinge  dood ,  onder  die  omstaniligheden ,  waargenomen , 
maar  de  nieuwste  onderzoekingen  omtrent  dal  onderwerp, 
vooral  in  Dmlschland,  hebben  bij  de  sectie  doen  zien,  dat 
de  dood  daarbij  het  gevolg  was  van  stikking  door  het  indringen 
van  spijsmassa'.s  in  het  strottenhoofd  en  in  de  luchtpijp.  De 
verklaring  van  den  plolselingen  dood  wordt  tegenwoordig  daarom 
gezocht  in  de  groolere  gevoeligheid  om  misselijk  te  worden 
door  de  kabbeling  van  het  water,  terwijl  de  dan  waarschijnlijk 
ontstane  braking,  door  de  drukking  van  hel  water  onmogelijk 
of  zeer  moeilijk  geworden,  aanleiding  gecfl,  dal  de  spijzen  in 
de  organen  voor  de  ademhaling  worden  gedreven  en  zoo  stikking 
veroorzaken.  Voor  zooverre  mij  beliend  is,  heeft  nooit  iemand 
in  Indië  gehoord  van  oen  nadcclig  gevolg  van  het  baden  kort 
na  hel  eten. 

Worden  algemeenc  baden  niet  goed  verdragen  dan  komen  ferme 
wassdiiiip^'Mi  iiinl  /('cinvatfn" ,  gevolgd  door  die  mei  zuiver  waler 


125 


te  pas.  Voor  gezonde  niensclien  is  hel  oniiooJig,  zuiver  water 
Ic  vernieiigeii  mei  arak,  brandewijn,  eau  de  Cologne,  azijn, 
vinaigre  de  loilclle  oi'  andere  riekende  loilelarlikelen.  Bij 
sommige  zieklen  kunnen  die,  zooals  men  weel,  Ie  pas  komen. 
Hel  vrij  algemeen  verspreide  gebruik  om  welriekende  bloemen 
in  bel  vvaler  Ie  werpen  hecfl  geen  enkel  nadeel. 

De  eenvoudigste  zcepsoorlen  {saboen)  zijn  de  beste.  De  gewone 
wille  zeep,  die  ook  in  Indië  zelf  uil  klapperolie  (cocoszeep)  bereid 
wordt,  is  zeer  aan  te  bevelen,  Voor  kinderen,  wier  huid,  bij 
de  gewone  kleeding,  meer  met  onreinheden  in  aanraking  komt 
en  voor  volwassenen,  die  veel  builens  buis  werken,  dus  ook 
voor  geneesheeren ,  is  hel  gebruik  van  eenvoudig  bereide  teerzeep 
zeer  aan  Ie  bevelen.  Voor  kleine  ontvellingen,  licble  huidaan- 
doeningen ,  als  kleine  puistjes  en  dcrgelijken ,  is  teerzeep  een  goed 
werkend  geneesmiddel.  De  geur  der  teer  verdwijnt  bijna 
dadelijk  na  afwasscbing  mei  koud  water. 

Nog  moei  de  geneesheer  hel  zijn  plicht  achten  te  wijzen 
op  hel  groole  gevaar,  waaraan  vrouwen  van  alle  nationaliteiten 
zich  blootstellen  door  te  baden  gedurende  den  lijd  der  mcnslrua. 
Er  is  wel  geen  geneesheer  ecnigen  tijd  in  de  heele  luchtstreek, 
die  geen  voorlbceldcn  heeft  gezien  van  lichte  ongesteldheden 
lol  zeer  eriislig  ziek  zijn  ten  gevolge  van  overtreding  van  dil 
gebod.  'iGaal  soms  jaren  lang  goed  en  dan  komt  er  in  eens 
hevige  ziekte  van  den  ulerus,  of  zelfs  een  algemeene  aandoening 
van  bet  lichaam,  die  zich  alleen  laat  verklaren  door  hel  baden 
in  de  menslruaal-periode.  Verreweg  de  meeste  vrouwen  hebben 
kunnen  opmerken ,  hoe  beginnende,  maar  nog  niet  waargenomene, 
bloedvloeiing  plotseling  onderdrukt  kan  worden  door  een  koud 
bad  en  verder,  hoe  hel  eerste  bad,  na  de  afgeloopen  stonden 
dikwijls  aanle'ding  geeft,  dat  er  voor  eenigc  uren  weêr  wal 
i)loed  verschijnt.  Voorzichtigheid  is  hier  zeer  noodzakelijk  en 
zelfs  moet  aangeraden  worden,  bij  de  toch  noodzakelijke  was- 
schingcn ,  niet  met  blootc  voelen  door  het  in  de  badkamer  slaande 
water  te  loopen  ,  maar  daarbij  liefst  bouten  sandalen  aan  Ie  doen. 

Na  oenc  normale  verlossing  geschiede  de  reiniging  nicl  lauw 


124 


warm  water;  den  tweeden  of  derden  dag  inct  gewoon  koud  water; 
terwijl  een  gewoon  bad  den  8'%  9""  of  10'»  dag  kan  worden 
toegestaan;  het  wel  wal  onreine  volksgeloof,  dat  de  vrouw  de 
eerste  40  dagen  niet  mag  baden ,  berust  op  geen  enkelen  ratio- 
nelen  grondslag.  Bij  welke  ziekten  wel  of  niet  mag  gebaad 
worden  bespreek  ik  later. 

Voor  bel  reinigen  van  het  hoofdhaar  wordt  vrij  algemeen 
gebruik  gemaakt  van  een  zeer  lichte  oplossing  van  potasch , 
in  den  vorm  van  mcrang.  Dit  beet  kramas  en  is  een  samen- 
gestelde handeling,  die  meestal  met  behulp  van  een  tweede 
persoon  wordt  uitgevoerd.  Men  bezigt  daarvoor  de  verbrande 
stengels  van  de  rijstplant,  die  in  water  worden  gezet,  waar- 
door natuurlijk  de  zouten  er  van,  en  wel  voornamelijk  de 
potasch,  worden  opgelost.  Die  oplossing  {merang  geheeten) 
wordt ,  na  24  uren  gestaan  te  hebben ,  door  een  doek 
gefitreerd  [saring)  om  tot  uitwasscbcn  van  het  haar  en 
afwasschen  van  de  huid  des  hoofds  te  kunnen  worden  gebruikt. 
Is  het  haar  daarmede  goed  uitgewasscben,  dan  volgt  een 
tweede  wassching  met  zuiver  water  en  ten  slotte  nog  eene 
met  water,  waarin  citroensap  van  djeroek  tipis  (Citrus  limo- 
nellus)  is  gemengd;  daardoor  wordt  natuurlijk  het  nog  aan- 
wezige alkali  weggenomen.  Somtijds  wordt  dat  cilroenwater 
met  sterk  riekende  bloemen  geurig  gemaakt,  of  zulk  bloemen- 
water afzonderlijk  gebruikt.  Vooral  door  inlandsche  en  half- 
inlandsche  vrouwen  wordt  daarna  het  drooge  en  ruwe  haar 
met  verscbe  klapperolie  lenig  gemaakt.  Inlanders  bezigen 
tot  reiniging  van  bet  hoofdhaar  ook  de  bladeren  der  kafimóhó 
(Kleinhovia  hospita).  Daar  de  beschreven  reiniging  van  het 
hoofd  een  langen  tijd  vereischt  en  die  operatie  in  de  badkamer, 
met  een  halfnaakt  lichaam,  geschiedt,  moeten  Zwakke  of  van 
ziekte  herstellende  personen  er  voorzichlig  mede  zijn.  Gemak- 
kelijk ontstaan  dien  ten  gevolge  vcrkoudlieidsziekten . 

Door  alle  Europeanen  en  door  vele  inlanders  ,  vooral  hoog- 
geplaatsten,  is  de  gewoonte  aangenomen,  om  aan  tafel  een  glas 
of  kom    mol    wnlor    voor   iedercn    persoon  te  zei  ton ,  ter 


125 


reiniging  van  de  handen.  Dal  water  vvordl  dikwijls  aan- 
genaam riekend  gemaakt,  door  er  de  l)laden  van  djeroek  poeroet 
(Papeda  Rumpliii)  in  Ie  leggen. 

Een  uilslekend  nuUige  gewoonte  is  door  de  Europeanen  van 
de  inlanders  overgenomen  ,  namelijk  hel  gebruik  van  koud  water 
ter  reiniging  na  sloelonllasling  en  urineloozing ;  zij  maken 
daartoe  ook  wel  gebruik  van  zoogenaamde  bidel's.  Dat  was- 
schen ,  door  middel  van  eene  flesch ,  heet  fjèbo/c  en  is  bij 
Nederlanders  in  Jndiè  bijna  algemeen.  De  Engelschen,  die  zich 
altijd,  zoo  veel  mogelijk,  aan  hunne  gewoonten  uil  het  moe- 
derland vasthouden,  blijven  meestal  ook  hierin  de  Earo- 
peesche  wijze  van  reiniging  met  oud  couranten-papier  volgen. 
Er  kan  wel  geen  quaeslie  bestaan  over  het  groote  voordeel, 
dal  de  reiniging  met  water  bezit.  Er  worden  daartoe  altijd' 
op  de  privaten  flesschen,  met  water  gevuld,  gevonden  en  de 
normale  luchttemperatuur  doet  de  verdamping  van  water  snel 
genoeg  plaats  vinden  om  hel  afdroegen  onnoodig  te  maken. 

Zitbaden  vinden ,  hoewel  niet  algemeen  in  gebruik  ,  toch  tame- 
lijk veel  aanwending.  Sommigen  krijgen,  bij  het  zitten  in  koud 
water,  bloedsaandrang  naar  het  hoofd;  om  dien  te  voorkomen 
is  het  raadzaam  eerst  hel  gewone  schepbad  en  daarna  hel 
zitbad  te  nemen. 

De  baden  tol  reiniging  van  pasgeboren  kinderen  behooren,  even- 
zeer als  in  Europa,  eenigszins  verwarmd  te  zijn  lol  ongeveer  54°C. 
Moet  daartoe  rivierwater  gebruikt  worden  ,  wat  in  den  droogen 
lijd  op  strandplaatsen  zonder  Artesische  putten  meestal  het 
geval  is,  dan  moet  dal  water  eerst  geruimen  tijd  gestaan 
hebben  ter  bezinking,  want  dal  rivierwater  is  altijd  vuil.  Nog 
beter  is  hel  te  Gltreeren.  Overigens  geschiedt  de  reiniging 
als  in  Europa  gebruikelijk  is.  Al  dadelijk  wordt  na  het 
eerste  bad  bèdak  (rijslmeelpoeder)  als  strooipoeder  gebruikt 
en  dal  vervangt  in  den  regel  ook  het  in  Europa  gebruikelijke 
heksenmeel.  Inlanders  laten  reeds  den  tweeden  of  derden  dag 
na  de  geboorte  de  kinderen  in  gewoon  koud  water  (dus  van 
ongeveer  26°C,  temperatuur)  baden  en  daarmede  wordt  geen 


12G 


kwaad  geJadn.  Voor  Eui'opeescho  kinderen  is  hel  evenwel 
voorzichlig,  gedurende  de  eerste  3  of  4  weken  nog  lauw  warme 
baden  Ie  geven,  vooral  omdat  bij  verreweg  de  meeste  kinderen 
zich  lichte  geelzucht  onwikkelt.  Men  gewenne  het  kind  lang- 
zamerhand aan  eene  lagere  temperatuur  van  het  badwater. 

Een  had  daags  is  voldoende;  het  be.^t  wordt  dat  gegeven 
in  den  morgen  tegen  ongeveer  negen  ure.  Terwijl  natuurlijk 
de  onmiddelijke  reiniging  met  water,  na  elke  urineloozing 
en  na  elke  onlasting,  dringend  noodig  is,  is  het  tevens  goed 
des  middags  tegen  vijf  ure  het  kind  nog  eens  geheel  af  te  waschen, 
met  lauw  warm  water  in  de  eerste  weken  en  met  koud  water 
als  hel  grooler  is.  In  het  algemeen  kunnen  kinderen  zeer  lang 
volbaden  blijven  nemen;  de  bewegingen  in  zulk  een  bad  zijn  zeer 
nuttig;  krijgen  zij  schephaden,  dan  moeten  die  boven  hel  hoofd 
worden  uitgestort  en  wel  twaalf  lol  vijftien  malen  achtereen.  Na 
het  tweede  jaar  kunnen  schephaden  tweemalen  daags  worden 
gegeven.  Sommige  geneesheeren  raden  aan  hel  lichaam  der 
kinderen  met  olie  in  te  wrijven,  eene  handeling,  waarvan  ik 
het  nul  niet  kan  begrijpen;  integendeel  kan  zij  door  onder- 
drukking der  huidwerkzaamheid  nadeelig  zijn.  Zwembaden 
zijn  aan  te  bevelen,  op  plaatsen,  waar  daartoe  gelegenheid 
bestaat. 

In  Brilsch-lndië  wordt  veel  gebruik  gemaakl  van  lauw  warme 
baden,  wat  in  Nederlandscli- Indië  slachls  hoogst  zelden  en  bijna 
alleen  als  geneeskundige  behandelingswijze  plaatsvindt.  Een  lauw 
warm  bad  kan  soms  een  alleraangenaamst  gevoel  geven ,  vooral 
bij  groote  vermoeidheid.  Ik  ondervond  dat  zelf  meermalen.  Het 
versch  verkregen,  Artesisch  putwater  is  lauw  warm  en  kan  als 
badwater  worden  gebezigd.  Te  5fl/auw  is  voor  de  bevolking  een 
tamelijk  groot,  gemetseld  bassin  met  Artesisch  water  opgericlil, 
waarvan  druk  gebruik  wordt  gemaakt  tot  baden. 

Uit  een  moreel,  maar  evenzeer  uil  een  physiologisch-hygië- 
nisch  oogpunt,  keur  ik  hel  gezamenlijk  baden  van  verschil- 
lende pcrsoneii,  vooral  in  badkamers,  af.  Het  is  bij  jonge 
iijcisjes  van  12—18  of  20  jarigen  leeftijd  gebruikelijk  om 


127 


bij  hiorgenbezoeken  Ie  zamen  naar  de  badkamer  Ie  gaan; 
laai  hel  zicb  reeds  deuken,  dal  de  gevolgen  daarvan,  bij  den 
invloed  van  een  warm  klimaat  en  op  den  genoemden  leeftijd, 
niet  Ier  beschrijving  geschikt  zijn,  daar ,  zooals  J.  L.  Casper 
terecht  opmerkt,  het  heiliger  doel  der  zedelijkheid  hooger  slaat 
dan  hel  heilige  doel  der  wetensohap,  niet  minder  is  de  werke- 
lijkheid,  die  men  somtijds  door  intieme  niededoelingen  leert 
kennen.  Het  behoort  onder  de  plichten  der  ouders,  oni  dat  samen 
baden  van  jonge  meisjes ,  zonder  een  enkele  uilzoiulering ,  streng 
Ie  verbieden.  Een  slecht  voorbeeld  evenwel,  doet  volgen  en 
daarom  is  het  gelukkig,  dat  de  vroeger  niet  zelden  voorkomende 
uilspanning,  om  met  een  groot  gezelschap  mannen  en  vrouwen 
te  gelijk  een  bad  te  nemen,  bijna  geheel  is  verdwenen;  maar 
zelfs  het  baden  van  man  en  vrouw  te  gelijk  behoort  niet  plaals 
te  vinden,  al  zou  het  alleen  zijn  ter  vermijding  der  glossen 
die  inlanders  zich  niet  ontzien  daarop  te  maken. 

Nog  een  enkel  punt  komt  bij  de  lichaamsreiniging  in  aanmer- 
king. Een  bewijs  voor ,  maar  ook  een  gevolg  van  de  sterkere  huid- 
werk  znamheid,  is  de  snellere  groei  van  haren  (mm6og/)  en  nagels 
{lioelcoe),  zoodal  beiden  spoediger  na  elkat^r  moeten  verkort  worden 
dan  in  Europa.  Behalve  de  gewone  waarneming,  die  ieder  voor 
zich  zeiven  daaromtrent  doen  kan,  vroeg  ik  er  de  kappers  naar,  die 
in  Europa  ook  dat  bedrijf  hadden  uitgeoefend  en  allen  verzekerden 
jnij,  dat  de  haargroei  in  het  heete  klimaat  sneller  plaats  vindt. 

Het  gebruik  van  tandpoeders  en  mondwater  geeft  tol  geene 
l)ijzondere  opmerkingen  aanleiding. 

Er  beslaat  in  fndië  zeer  weinig  gelegenheid  tot  het  gebruik 
van  zeebaden.  Alleen  een  paar  afgelegen  plaatsjes  zijn  daartoe 
geschikt,  en  dan  nog  moet  men  bekend  zijn  met  den  Chineeschen 
eigenaar  van  een  enkel,  tamelijk  bruikbaar  huis,  waarin  men 
zich  dan  moet  behelpen.  Bovendien  ontbreekt  de,  in  andere 
zeebadplaatsen,  zoo  gunstig  werkende  golfslag.  Alleen  te  Ma- 
Ita^mr  is  die  golfslag  eenigszins  aanwezig;  daar  worden  dan 
ook  wel  zeebaden  genomen,  vooral  omdat  daar  gccne  rivier  in  zee 
uitmondt  en  er  dus  weinig  krokodillen  zijn. 


128 


Als  geneeskundig  voorsclirift  is  hel  aanwendon  van  zecl)aden 
bijna  in  hel  prelieel  niel  in  gebruik.  Aan  de  slrandpiaalsen  kan  wel 
eens,  bijv.  bij  chronische  beenzwceren ,  geiiruik  gemaakl  worden 
van  locale  baden  mei,  in  lonnen  aangevoerd ,  zeewaler ;  die  aan- 
voer kost  evenwel  zooveel  geld  aan  transport,  dat  aan  kunst- 
matig nagemaakt  zeewater  de  voorkeur  wordt  gegeven. 


Nederlandsch'indië  bezit  op  verschillende  plaatsen  bronnen , 
die  mineraalwater  leveren.  In  de  dertig  eerste  deelen  van  het 
Naluurkundig  Tijdschrift  voor  N.  I.  komen  3115  mededeelingen 
voor  over  minerale  bronnen  in  Nederlandsch-Indiê;  bovendien 
nog  negen  dergelijke  beschrijvingen  in  het  Geneeskundig 
Tijdschrift  voor  N.  I.,  vijf  in  hel  Indisch  Magazijn,  negen 
in  het  Natuur-  en  Geneeskundig  Archief  voor  N.  I.  en  vijf 
in  hel  Tijdschrift  voor  N.  I..  Uit  deze  opsomming  blijkt  wel 
de  rijkdom  van  Insidinde  aan  minerale  bronnen.  De  meesten 
zijn  evenwel  op  plaatsen  gelegen ,  die  niel  gemakkelijk  te 
bereiken  zijn;  uit  een  praktisch  geneeskundig  oogpunt  be- 
hoeven zij  dus  niet  vermeld  te  worden.  In  de  genoemde 
opstellen  wordt  van  verreweg  de  meeste  wateren  de  scheikun- 
dige samenstelling  medegedeeld.  De  kennis  daarvan  danken 
wij  vooral  aan  den  Heer  P.  J.  Maier,  terwijl  verder  onder- 
zoekingen gedaan  zijn  door  de  Heeren  J.  C.  Bernelot  Moens, 
SciiARLÉE,  Rost  van  Tonningen,  Altheer,  Bleekrode  en 
anderen.  Met  hel  oog  op  de  ligging  van  de  meeste  bronnen 
heeft  het  geen  nut  hier  die  chemische  onderzoekingen  nader 
uil  een  te  zetten,  evenmin  als  het  noodig  is  al  die  bronnen 
te  noemen. 

Een  zeer  korl  overzicht  mag  evenwel  met  ontbreken ; 
bet  is  opgemaakt  volgens  de  gegevens,  die  Dr.  Fr.  SonNRiDER 
in  een  Bijblad  van  het  Tijdschrift  van  hel  Aardrijkskundig 
Genoolschpp  Ic  Amsterdam  vermeldde.  Hij  onderscheidt  twee 
hoofdsoorten :  de  warme  minerale  bronnen  (thermen)  en  de 
koude  zuurbionnen  (nalropegac). 


129 


fn  Nederlandsch-Indië  zijn  195  warme  bronnen  bekend,  waar- 
van op  Java  93,  op  Celebes  67  en  op  de  overige  eilanden  33 
voorkomen.  Zij  ontslaan  allen  door  hel  waler  van  den  damp- 
kring en  bevallen  vrij  zwavelzuur ,  zoulzuiir,  boorzuur,  kiezel- 
zuur  en  koolzuur;  zwavelzure,  zoutzuie  en  koolzure  alkaliën 
en  aarden ;  zwavelalkaliën  en  zwavelaarden . 

Van  de  warme  bronnen,  die  bereikbaar  zijn,  worden  de 
volgende  opgenoemd  : 

Vijf  palen  van  Djamboe  dipa  ligt,  3500  voel  boven  de  zee, 
aan  de  zuidelijke  belling  van  den  Tankoeban-prahoe ,  WdxmQ 
bron,  waarvan  bet  waler  opwelt  in  een  kunstmatig  bekken. 
De  inlanders  maken  van  dit  waler  veel  gebruik  legen  rbeuraa- 
tisme.  De  temperatuur  er  van  is  40°.  {Djamboe  dipa  vier  palen 
voorbij  Lembang ,  beeft  een  gemiddelde  luchttemperatuur  van  21°, 
die  soms  tol  15°  daalt.)  De  samenstelling  komt  eenigszins  overeen 
met  Aix  les  Bains  in  Savoye  (de  vermaarde  Aqm  graiissima  der 
Romeinen),  met  Warmbrmn'in  Süeziëen  met  Toeplitz'm  Bohemen, 
Het  is  dus  een  warm,  adstringeerend,  ijzerhoudend  water, 

In  de  nabijheid  van  Tji-atar,  in  Krawang ,  liggen  de  warme 
bronnen  Tji-punnas  (op  5872  voel)  en  Tj'i-pabela  (op  TiijOO  voet). 

Tji-pannas  beeft  een  temperatuur  van  43°;  bel  water  smaakt 
zeer  zuur  en  is  groenachlig  van  kleur. 

Tji-pabela  houdt  zwavel  en  aluin.  Reide  bronnen  liggen  tegen 
de  helling  van  den  Tangfcoeban-prahoe . 

Op  hel  plateau  van  Rengalengan  liggen  twee  bronnen  aan 
den  voel  van  den  Goenoeng  Wajang.  De  samenstelling  is  die 
van  verdund  Karlsbader  waler;  bet  klimaat  is  aangenaam  koel ; 
de  ligging  4300  voel  boven  de  zee. 

Nabij  Pandeglang  in  Bantam,  op  drie  palen  afstand  van  die 
plaats,  is  eene  bron  tegen  de  Oostelijke  belling  van  den  Goe- 
meng  -  Kar  ang,  waarbij  een  badhuisje  is  opgericht. 

De  bron  Kali-angal  aan  den  voet  van  den  Goenoeng- Sindoro , 
dicht  bij  Wonosobo,  is  een  indifferente  Iherme. 

Tjipanas  ligt  op  een  uitlooper  van  den  Gedeh ;  3328  voel 
hoog,  dicht  bij  hel  reconvalescenlenges licht  Sindanglaja. 


130 


Sisipan,  aan  den  groolen  weg  van  Buitenzorg,  ligt  dicht  bij  hel 
gezondheids-élahlissemenl  Gadok  en  l)ezit  een  primitief  ingericht 
badhuisje,  niet  twee  kaniers,  elk  met  eene  in  den  grond  gemetselde 
badkuip.  Het  water  is  troebel,  melkachtig  wil,  heeft  een 
temperatuur  van  34°,  riekt  en  smaakt  onaangenaam  naar  zwa- 
velwalerstofgas.    Het  komt  veel  overeen  met  Homburger  water. 

Tji-koppo  ligt  ten  zuiden  van  Gadok  en  behoort  tot  de 
ijzerhoudende  bronnen . 

In  Rembang  ligt  de  badplaats  j&e/f/ï  of  jBoeM,  een  zwavelbron. 

De  bron  Sigorili  bij  Baloe,  op  eenigen  afstand  van  Malang. 

Op  hel  eiland  Madoera  ligt  bij  Sampang  een  zwavelbron,  die 
veel  door  inlanders  tegen  huidziekten  wordt  gebruikt. 

Zes  en  zestig  heete  bronnen  zijn  in  de  Minahassa,  tusschen 
Tondano  en  Langowang,  gelegen.  Bleeker  noemt  die  streek  het 
hoogland  van  Towpasso.  Het  klimaat  is  er  aangenaam  koel , 
2700  voeten  boven  de  zee,  en  niei  zoo  vochtig  als  het  hoogland 
van  Java.  Op  den  zuidelijken  oever  van  het  meer  van  Tondano 
ligt  de  warme  bron  van  Kakas  met  helder,  kokend  kalk  water. 

Op  Sumalra  verdienen  vermelding  de  bronnen  van  Matoea, 
in  de  omstreken  van  Bondjol. 

De  koude  of  lauw  warme  bronnen  zijn  alcalische,  met  een 
praedomineerend  gehalte  aan  koolzure  natron,  en  muriatische, 
met  veel  chloornatrium  (tot  58  gram  per  liter  water),  terwijl 
allen  iodium  bevatten. 

In  alle  residentiën  van  Java  worden  dergelijke  bronnen  ge- 
vonden; zij  zijn  dikwijls  in  afgelegen  streken  gelegen  of,  als 
zij  bereikbaar  zijn,  is  het  loch  niet  mogelijk  er  langen  tijd 
van  gebruik  te  maken,  omdat  in  de  overige  verzorging  niet 
kan  worden  voorzien. 

In  de  residentie  «Soera/^a/a  vindt  men  te  midden  der  rijstvelden 
de  iodium-bronnen  van  Waroe  en  dicht  daarbij  die  van  Geneek- 
watoe  in  hel  Gendeng ■gchergia.  Zij  zonden  tot  gebruik  geschikt 
kunnen  gemaakt  worden. 

In  de  residentie  Samarang  ligt  Pelanlomgan ,  een  bad-élablis- 
sement,  waarvan  de  geschiedenis  en  de  tegenwoordige  slaat 


131 


uitvoerig  in  Deel  XVI  van  hel  Geneeskundig  Tijdschrift  voor 
N.  I.  beschreven  zijn  door  den  officier  van  gezondheid  N.  P. 
VAN  DER  Stok. 

Eene  belangrijke  bron  is  daar  de  Pablengan  bij  Kali-oela, 
waarvan  het  water  door  Europeanen  in  plaats  van  Selterswaler 
wordt  gedronken  en  door  inlanders  wordt  gebruikt  tot  het  bereiden 
van  een  zeer  geurigen  rijstkoek,  gemblong  geheelen  (Veth). 

Ook  op  de  andere  eilanden  komen  eenige  iodi urn-houdende 
bronnen  voor. 

1)r.  Schneider  zegt,  aan  het  slot  van  zijn  belangrijk  opstel,  hoe 
daaruit  blijkt:  «dat  de  bovenlanden  van  West-Java  als  aan- 
» gewezen  zijn  tot  de  oprichting  van  een  établissement  voor 
«warme  baden;  dat  Soerahaja  een  bij  uitnemendheid  geschikte 
«plaats  is  voor  de  oprichting  van  établissementen  voor  iodium- 
» baden;  dal  Semauw  dringend  moet  worden  aanbevolen  voor 
»de  stichting  van  een  asyl  voor  de  ongelukkige  leprozen  der 
«Moluhken;  dal  het  hoogland  van  Tompasso  voor  een  algemeen 
«sanitarium  hijzonder  geschikt  is." 

Uit  Europa  worden  alle  soorten  van  minerale  wateren 
naar  Indië  aangevoerd,  en  zij  worden  dikwijls  gebruikt  bij 
dezelfde  ziekten ,  waarvoor  zij  in  Europa  aangewezen  zijn. 
Het  effect  van  Je  reis  naar,  en  van  het  verblijf  op  de  bad- 
plaatsen ontbreekt  natuurlijk,  terwijl  bovendien  zeer  vele 
flesschen  bedorven  aankomen. 

Ik  geloof,  dat  de  geneesheer  in  /»rftë  voorzichtig  handelt, 
zoo  hij  zich  onthoudt  van  het  aanbevelen  van  een  bepaalde 
badplaats  in  Europa,  bij  het  zenden  van  patiënten  tot  herstel 
hunner  gezondheid  naar  de  gematigde  luchtstreek.  Ten  eerste 
duurt  de  reis  naar  Europa  ongeveer  vijf  a  zes  weken,  in  welken 
lijd  de  lijder  onder  geheel  andere  omsiandigbeden  verkeert, 
en  dus  hel  ziektebeeld  niet  zelden  belangrijke  wijzigingen 
heeft  ondergaan ,  en  ten  tweede  zal  een  in  Europa  gevestigde 
geneesheer  geacht  moeten  worden  beter  op  de  hoogte  Ic  zijn 
van  de  verpleging,  de  omgeving,  de  levenswijze,  de  kosten 


132 


en  zoovele  andere  omslandiglieJen ,  die  op  de  keuze  eener  bad- 
plaats invloed  kunnen  uitoefenen. 

Op  dil  onderwerp  kom  ik  nog  terug  hij  de  beschouwingen 
over  hel  wegzenden  van  lijders  naar  een  koelere  luchlslreek. 


Ten  slolle  verdient  nog  met  een  enkel  woord  melding  te  worden 
gemaakt  van  bet  hoogst  moeielijke  hygiënische  vraagstuk  omtrent 
de  reiniging  van  den  soldaat.  Onder  gewone  omstandigheden, 
in  vredestijd,  is  de  lichaamsreiniging  in  de  kazernen  niet  moeielijk, 
In  de  groote  garnizoenen,  en  in  vele  kleine,  bestaat  gelegen- 
heid tot  het  nemen  van  een  bad,  meestal  een  rivierbad,  inde 
dienstvrije  uren.  Op  de  dagen,  dat  groote  manoeuvres, 
parades  enz . ,  in  den  regel  des  morgens  vroeg,  worden  gehouden, 
ontbreekt  de  tijd  om  vóór  het  begin  der  exercitiën  zich 
beboorlijk  te  wasschen  of  Ie  baden.  Op  expeditiën  is  het, 
zooals  wel  van  zelve  spreekt,  dikwijls  gedurende  vele  dagen 
onmogelijk  aan  de  lichaamsreiniging  de  noodige  zorg  te  beste- 
den; maar  men  weet  het:  a  la  guèrre  comme  a  la  guerre, 
daaraan  valt  niets  veranderen.  In  alle  gevallen  geeft  de  ruime 
gelegenheid  tot  het  nemen  van  rivierbaden  in  Indië  nimmer 
aanleiding  tol  beschouwingen,  als  die  der  verbazende  moeiten, 
waarmede  de  militaire  geneeshöer  in  Europa,  ten  opzichte  der 
lichaamsreiniging  van  den  soldaat,  heeft  te  kampen . 


AANHANGSEL. 

Inlandsche  schooHheidsmiddelen, 

De  inlanders  houden  bijzonder  veel  van  reukmiddelen ,  die 
bijna  allen  uit  het  plantenrijk  afkomstig  zijn ,  ofschoon  enkelen 
van  dieren  worden  verkregen,  zooals  de  bekende  civet,  rassé 
en  limpaus  (zie  pag.  62).  Zeer  algemeen ,  ook  bij  kleurlingen 
en  bij  sommige  Europeanen,  is  het  gebruik  om  versche  of 
gedroogde  bloemen ,  bladeren  en  wortels  tusschen  de  kleederen 


133 


te  leggen,  die  daardoor  een  geur  verkrijgen,  welke  niet 
zelden  alleen  voor  inlandsche  of  half-inlandsclie  neuzen  aan- 
genaam is. 

Indië  is  zeer  rijk  aan  welriekende  planten;  sommigen  rieken 
zelfs  zoo  sterk,  dat  de  geur  iels  bedwelmends  heeft  en  hoofd- 
pijn daardoor  veroorzaakt  wordl. 

Onder  de  planlendeelen,  die  tusschen  de  kleederen  gelegd  wor- 
den, vinden  wij  de  wortels  van  akar  wangie  (Andropogon 
rauricatus)  in  bijna  elke  kleêrenkast;  de  jonge,  gedroogde  takken 
van  dillem  of  djoelcoel  leklam  (Pogostenion  sp.  div.) ;  de  bladeren 
van  paiidan  rampeh  (Pandanus  latifolius  en  odoratissinms) ;  de 
versche  of  gedroogde  bloemen  der  volgende  planten:  melalti, 
malaUi  (Jasmin um  Sarabac) ;  tandjong  (Mimusops  Elengi);  kananga 
wangie  (Uvaria  odorata) ;  kananga  aroij  (Artobatrys  intermedia); 
melatli  tongkeng  (Pergularia  odoratissima) ;  patjar  koekoe  (Law- 
sonia  alba);  poedak  (Pandanus  inermis);  krak-nassi  (Pergularia 
accedens);  kambodja  (Plumiera  acutifolia);  sirih  gadieng  (Nyctanlhes 
arbor  tristis);  tjampakka  (Talauma  champacca ,  T.  mutabilis, 
Kneda  Horsfieldii)  en  anderen. 

Inlanders  branden  ook  wortels  en  hout ,  soms  eenige  soorten 
tegelijk,  en  hangen  de  kleederen  dan  in  den  rook ,  die  de  aethe- 
rische  oliën  medevoert.  Zoo  worden  dikwijls  te  zamen  verbrand: 
akar  tjampakka  (Dianella  montana),  kajoe  garoe  (Ficus  procera) 
en  lakka  (ftlyristica  iners);  ook  bezigt  men  daartoe  tembako, 
tabak  (Nicotiana  sp.  div.). 

Het  lichaam  zelf  wordt  met  welriekende  stoffen  ingewreven ; 
zoo  houden  de  vrouwen  er  van  om  zich,  na  het  baden,  in  te 
wrijven  met  de  fijngestampte  bast  van  kapiiiango  (Dysoxylum 
laxiflorum);  terwijl  verder  het  illineeren  der  huid  met  eene 
vette  olie,  gemengd  met  aetlierischc  oliën  ,  zeer  gewild  is. 
De  vette  oliën  zijn  gewone  klapperolie, /««//««(/-olie  (van  Arach is 
hypogaea) ,  en  widjen-oWe  (van  de  zaden  van  Sesamum  indicum) ; 
deze  vette  oliën  maakt  men  welriekend  door  haar  te  koken 
met  sommige  der  bovengenoemde  bloemen  of  l)laderen,  of  door 
haar  te  vermengen  met  kajoepoetie-o\ie  (van  Melaleuca  leuca  - 


134 


(lendron  en  andere  soorten)  of  met  kaneclolie  (van  verschillende 
Cinnamomum-soorten). 

Diezelfde  oliën  worden  ook  als  liaarolic  gebezigd,  waarbij  de 
klapperolie,  die  licht  rans  wordt,  een  zeer  kenbaren  geur  verspreidt. 

Tol  bepoedering  van  het  aangezicht,  den  hals,  en  soms 
van  bijna  het  geheele  lichaam,  is  algemeen  beda/c  in  gebruik. 
Bèdak  is  niets  anders  dan  een  fijn  rijstemeel,  vervaardigd  van 
uitgegisle  rijst,  welke  gisting  geschiedt  door  er  voortdurend  water 
op  '^gieten ,  dal  telkens  wordt  weggeworpen ,  zoolang  het  nog  zuur 
wordt;  bèdak  wordt  veelal  met  de  eene  of  andere  geur  door- 
trokken, door  er  de  reeds  genoemde  bloemen,  wortels  enz. 
lusschen  te  leggen.  Dal  poeder  wordt  door  Europeanen  ,  vooral 
door  vrouwen  en  kinderen,  veel  gebruikt ;  de  nadeelen  van  het 
voortdurend  bepoederen  daarmede  zijn  reeds  vroeger  opgesonid 
(pag  101). 

De  Javaan  heeft  bovendien  verschillende  zalven,  waarmede 
hij  7.\ch  het  lichaam  inwrijft;  bij  plechtige  gelegeitlieden  zijn 
hel  bovenlijf  en  de  armen  bloot,  en  die  worden  dan  met,  meestal 
door  curcuma,  koenjit,  koening ,  koenir  (Curcuma  longa),  geel- 
gekleurde  zalf,  uit  plantaardige  vetten  vervaardigd  ,  ingesmeerd  > 
soms  worden  ook  die  zalven  welriekend  gemaakt,  welriekend 
namelijk  in  inlandschen  zin.  Die  zalven  dragen  den  naam  boreh. 
De  boreh  is  tamelijk  vast,  kleverig  en  geeft  een  onaangenaam 
gevoel  op  de  huid,  vooral  als  zij  opdroogt;  daarom  wordt  aan 
hooggeplaatste  vrouwen  wel  toegestaan  in  bruidkostuum,  waarbij 
armen  en  schouders  ook  bloot  zijn,  zich  in  plaats  van  met 
boreh  in  te  wrijven  met  het  uitgeperste  sap  van /wnrfan- bladeren 
(Pandanus  odoratissimus),  dat  aan  de  huid  een  zacht  blonde 
lint  geeft. 

Reeds  werd  opgemerkt  (pag.  80)  dat  de  tanden,  door  het 
kauwen  van  airih  eene  zwarte  kleur  krijgen;  evenwel  worden 
ook  nog  andere  middelen  gebezigd  ,  die  aan  de  tanden  de  zoo 
gewenschte,  zwarte  kleur  geven  en.  uit  een  inlandsch  oogpunt, 
dus  als  schoonheidsmiddelen  in  aanmerking  komen.  Immers 
de  Javaan  vindl.  dien,  door  de  inwerking  van  hel  mengsel,  dat 


13Ö 


bij  5in^-kaiiwen  gebruikt  wordt ,  roodgekleurde»  mond  met 
zwarte  tanden  zoo  fraai,  dal  hij  den  mond  zijner  liefste  vergelijkt 
met  een  door  rijpheid  opengebarsten  granaatappel.  Als  middelen 
nu,  die  de  landen  mooi  zwart  maken,  mangsi  gigi,  komen  in 
aanmerking:  het  eten  der  onrijpe  vruchten  van  delima  (Panica. 
granalum).  waarbij  dan  klapperwater  gedronken  wordt;  het 
sap,  dat  bij  het  schillen  en  daarna  branden  uit  de  takken  der 
ki-bangbara,  Iti-takètan  oi  ki-tjaliket.  (Anlidesma  heterophyllum) 
vloeit  en  op  ijzer  wordt  gedroppeld;  de  gestampte  schil  van 
ki-kores  bodas  of  ki-kores  laldki.  (Psychotria  sp.);  het  sap  van 
ki-merak  (Scepasma  huxifolia);  de  schil  of  bast  van  poetat 
(Barringlonia  sp.),  die  gekauwd  wordt  en  waarna  klapperwater 
wordt  gedronken,  waarin  een  stuk  heet  ijzer  is  geworpen, 
dat  er  8  dagen  in  moet  blijven  liggen;  het  sap  van  tater  (Solanum 
verbascifolium);  hel  sap,  dal  uit  het  eene  einde  der  afgesneden 
takken  van  tjoefer  (Ricinus  salicinus)  loopt,  als  het  andere 
einde  wordt  verhit,  en  dat  op  ijzer  is  gedroppeld;  en  eenige 
anderen  meer. 

Als  tandpoeder  gebruikt  men  de  tot  kool  verbrande  schil  van 
de  betel  noot,  pinang  (Areca  katechu). 

De  Ghineesche  vrouwen  houden  er  van  om  zich  zwarte, 
hoog  op  het  voorhoofd  geplaatste,  half-cirkelvormigc  wenk- 
brauwen Ie  schilderen,  terwijl  de  eigen  wenkbrauwen  wor- 
den afgeschoren.  Zij  verwen  bovendien  de  randen  der 
oogleden  zwart,  de  koonen  wit  of  rood  enz.  Ter  bevordering 
van  den  haargroei  gebruiken  zij  het  vet  van  den  kruin  van 
hel  paard  (ma). 

Arabieren  maken  de  oogharen  en  de  wenkbrauwen  zwart 
met  eene  bismuth-bereiding ,  en  houden  zeer  veel  van  rozen- 
olie, als  cosmelicum. 

Vele  inlanders  verwen  de  nagels  rood  met  een  mengsel  van 
oliën  en  het  sap  van  patjar  koekoe  (Lawsonia  alba). 

Ter  bevordering  van  den  groei  der  kinderen,  van  den  haar- 
groei, van  de  zachtheid  der  huid,  van  de  ontwikkeling  der 
vrouw,  van  de  spijsvertering,  van   de  krachtsontwikkeling, 


136 


van  den  glans  der  oogen,  in  een  woord  van  de  schoonheid  in 
het  algemeen,  komen,  volgens  iiilandsclie  hegrippen,  die  ook 
bij  Ghineesche  en  Europeesche  kleurlingen  ingang  hebben 
gevonden,  verschillende  dranken  en  inwrijvingen  in  aaninerkin  g, 
die  niet  onder  de  geiieesmiddelen  geleld,  maar  als  cosmetica 
worden  aangemerkt.  Zij  dragen  in  het  algemeen,  den  naam  djamoe 
en  bestaan  uit  zeer  verschillende,  in  den  regel  vrij  schuldelooze. 
afkooksels  en  aftreksels  van  kruiden,  soms  ook  uit  hel  uitge- 
perste sap  van  stengels  en  bladeren.  Zoo  vindt  men  aanbevolen 
Ier  verkrijging  van  een  fijne  huid  het  inwrijven  van  hel  vruchten- 
sap der  blimbing  besi  (Averrhoa  Garambola) ;  of  wrijvingen 
mei  den  geslamplen  bast  van  hapinango  (üysoxylum  laxiflorum), 
zoowel  als  met  den  onderaardschen  stam  van  pangleh  (Zingiber 
graraineum). 

Ik  noem  alleen  deze,  omdat  men  die  nog  onder  de  cosmetica 
kan  rangschikken ,  terwijl  de  eigenlijk  djamoe's,  naar  Euro- 
peesche beoordeeling,  meer  tot  de  geneesmiddelen  naderen. 
L;ilcr  hoop  ik,  in  het  derde  deel,  in  de  gelegenheid  te  zijn 
de  samenstelling  van  eenige  dier  mengsels  op  te  geven ,  vooral 
met  het  oog  op  den  invloed,  hoe  gering  dan  ook,  dien  zij  op 
de  gezondheid  hebben  kunnen. 


VOEDSELS. 


In  het  algemeen. 

Wij  komen  nu  aan  een  zeer  belangrijk  gedeelte  onzer  alge- 
raeene,  levens  hygiënische,  beschouwingen  over  Nederlandsch- 
Indië. 

Terwijl  de,  in  de  vorige  afdeelingen  vrij  streng  uil  elkaar 
gehoudene,  niedeeHngen  over  inlanders,  Chineezen  en  Europeanen 
bij  de  reinigingsmiddelen  al  eenigszins  in  elkaar  beginnen  Ie 
loopen,  zal  dil  (hans  nog  meer  hel  geval  zijn,  omdat  vele 
voedsels  door  allen  worden  gebruikt. 

Op  de  grooterc,  aan  zee  gelegen  plaatsen  is  de  keuze  der 
voedsels  al  zeer  gemakkelijk.  Wenscht  men  eene  voedingswijze 
Ie  volgen,  die  met  de  in  het  moederland  gebruikelijke  over- 
eenkomt, dan  is  het  niet  moeielijk  dien  smaak  Ie  volgen,  al  is 
het,  dal  men  het  eten  minder  lekker  vindt  en  er  minder 
afwisseling  in  kan  brengen.  Nog  gemakkelijker  is  het  natuurlijk 
eene  inlandsclie  tafel  te  hebben. 

Op  binnenplaatsen,  maar  vooral  op  buitenposten,  wordt  de 
zaak  lastiger  en  is  men  wel  genoodzaakt  zich  vooral  tol  de 
voortbrengselen  van  het  land  te  bepalen,  aangevuld  door  ver- 
duurzaamde levensmiddelen,  die  men  met  zich  voert  of  in 
voorraad  heeft. 

Een  Hollandsche  huismoeder  zou  vreemd  opzien,  zoo  zij 
zich  plotseling  verplaatst  zag  in  de  goedang  (provisiekamer) 
van  een  eenigszins  bemiddeld ,  Europeescb  huishouden  in  de 
binnenlanden.  De  groote  afstanden,  dikwijls  ook  de  moeielijke 
aanvoer  over  slechte  wegen,  maken  hel  in  voorraad  houden 


158 


van  groole  hoeveelheden  noodzakelijk  en  de  (joedatif)  krijgt 
daardoor  iets  van  een  wel  voorzicncn  winkel. 

Vervalschingen  van  |>rodnclen,  door  hel  land  zelve  voortge- 
bracht, zijn  zcldz  aam.  Een  paar  hekende  vcrvalschingen,  door 
bijmenging  met  andere  sloffen,  zullen  o.  a.  bij  de  melk,  hij 
de  visschen,  hij  den  wijn,  enz.  ter  sprake  komen.  Officieel 
worden  levensmiddelen  voor  den  handel,  in  den  regel,  niet 
gekeurd.  Het  slachtvee  wordt,  hoewel  niet  regelmatig,  door 
veeartsen  gekeurd.  Voor  leveranliën  aan  hel  gouvermenl  heeft 
keuring  door  daartoe  benoemde  kommissiën  plaats. 

De  groole  warmte  en  de  vochtige  lucht  zijn  oorzaak,  dat 
levensmiddelen,  die  niet  op  eene  of  andere  wijze  verduurzaamd 
zijn,  spoedig  bederven.  Vleesch  en  visch  kunnen  in  de  laag 
gelegen  plaatsen  niet  langer  dan  hoogslen  2X24  uren  worden 
goed  gehouden ;  vette  vleeschspijzen ,  waaronder  vooral  de 
vogels  medetellen,  worden  zeer  gauw  rans.  Amylacea,  met 
melk  gekookt,  zijn  binnen  24  uren  zuur  geworden;  zulke 
spijzen,  voor  kinderen  als  pap  klaargemaakt,  moeten  in  een  kom 
raet  water  worden  geplaatst  en  na  hoogslen  7  uren  gestaan 
Ie  hebben  niet  meer  worden  verstrekt.  Alle  met  azijn  bereide 
spijzen  krijgen  binnen  weinige  dagen,  als  zij  met  de  lucht  in 
aanraking  zijn,  een  bedekking  met  schimmels,  waardoor  zij 
nog  niet  dadelijk  als  bedorven  zijn  te  beschouwen,  voor  zoo 
verre  zij  onder  den  azijn  bleven.  In  het  algemeen  is  hel 
goed  de  schotels  met  spijzen^  ter  bewaring,  in  een  bak  mei 
water  te  plaatsen,  opdat  de  veelvuldig  voorkomende  mieren 
er  niet  bij  zouden  komen ;  daartoe  plaatst  men  onder  de  poolen 
der  etenskasten  ook  blikken  bakjes  met  water,  of  sleenen  bakjes 
met  eene  verhooging  in  het  midden,  zoodat  de  poolen  droog 
blijven,  maar  met  een  kunstmatig  minialuurgrachtje  zijn  om- 
geven. Ook  worden  wel  vliegenkasten,  met  gaas  bekleed,  aan 
touwen  opgehangen,  en  daarin  het  eten  geplaatst  ;  dil  doet  men 
tegen  de  mieren  meer  dan  tegen  de  vliegen,  die  niet  zooveel 
voorkomen.    IJskistcn  en  ijskasten  zijn  nullig  lol  het  bewaren 


139 


van  spijzen.  Geneesmiddelen,  die  zoet  smaken  of  spoedig  gisten, 
moeten  altijd  in  een  kom  met  water  worden  geplaatst. 

De  groote,  algcmeene  regelen  der  voedingsleer  moeten  in 
Indié  evenzeer  als  in  Europa  worden  toegepast;  zij  behoeven 
hier  niet  te  worden  herhaald.  Wel  verdient  aangeteekend 
te  worden,  dat  het  verblijf  in  de  heele  luchtstreek  minder  ver- 
bruik van  vet  vereischt  dan  dal  in  de  koudere  strekken. 

Dierlijke  voedsels  zijn  in  beide  evenzeer  noodzakelijk  en 
moge  vet  in  mindere  hoeveelheid  noodig  zijn,  hel  kan  toch 
niet  worden  gemist. 

De  Europeaan  geniet  niet  zelden  in  Indië  betere  inkomsten 
dan  in  zijn  vaderland  en  is  daardoor,  vooral  zoo  hij  tot  de 
lagere  klassen  der  maatschappij  behoort,  in  staat  zich  beter  te 
voeden.  Bedenkt  men,  dat  voor  verwarming  in  het  geheel 
geen  uitgaven  noodig  zijn  en  voor  kleeding  minder  dan  in 
Europa,  terwijl  men  zich,  zoo  noodig,  in  een  zeer  klein,  soms 
van  bamboe  gebouwd  huis  kan  vestigen,  dan  valt  het  in  het 
oog,  dat  de  voeding  beter  kan  zijn  dan  die  in  Europa  was. 
Werkelijk  hongerlijden  komt  onder  Europeanen  bijna  nooit  voor. 
Slechte,  ondoelmatige  voeding  veel  meer  bij  de  hoogere  dan 
bij  de  lagere  standen,  omdat  de  laatste  minder  uitgaven  hebben 
aan  mode-  en  luxe-arlikelen  en  geen  stand  hebben  op  te  houden. 
Het  is  dikwijls  treurig,  zoo  weinig  oplettendheid  er  geschonken 
wordt  aan  het  eten  en  toch  is  goed  en  doelmatig  voedsel  in 
een  heet  klimaat  voor  niet-inboorlingen  een  levensquaeslie,  omdat 
alle  voedingsmiddelen  de  organen  passeeren,  die  onder  de  partes 
minoris  resistentiae  moeten  gerekend  worden,  en  de  behoorlijke 
vernieuwing  van  bloed,  bij  de  voortdurende  hooge  temperatuur, 
misschien  een  belangrijker  factor  in  het  leven  uitmaakt  dan 
in  koelere  streken. 

De  vraag  of  de  voedingswijze  van  vreemdelingen  moet  ge- 
wijzigd worden  in  den  zin,  waarin  inboorlingen  gewoon  zijn 
die  te  volgen,  dan  wel  of  zij  beier  doen  hunne  vroegere  levens- 
wijze vol  te  houden,  wordt  verschillend  beantwoord. 

Ik  moen,  dat  hier  de  gulden  middenweg  moet  worden  he- 


140 


wandeld  en  ben  daartoe  door  waarneming  der  feiten  gekomen. 
Reeds  a  priori  laat  het  zich  begrijpen,  dat  eene  plotselinge 
verandering  in  de  voedingswijze  nadecligen  invloed  moet  uiloe- 
feneu,  omdat  de  gewoonte  ten  rechte  onder  de  sex  res  non 
nalurales  wordt  gerangschikt. 

Wie  in  zijn  geboorteland  aan  vleeschvoeding  gewoon  is  en 
onmiddellijk  overgaat  tot  het  eten  van  rijsl  met  Spaan  sche  peper 
en  gedroogde  visch,  algewisseld  door  vreemde  vruchten,  moet 
daarvan  nadeelen  ondervinden. 

De  Chineezen,  die  in  vele  opzichten  als  voorbeeld  kunnen 
strekken  van  taaie  emigranten,  blijven  een  groot  gedeelte  hunner 
eigene  gewoonten  volgen  en  combineeren  die  met  enkelen  van 
de  inlandsche  levenswijze.  Zoo  doen  ook  de  meeste  Europeanen, 
vooral  de  Nederlanders.  De  Engelschen  en  ook  vele  Franschen, 
volgen  veel  meer  hunne  oude,  Europeesche  wiize  van  leven , 
vooral  voor  de  laatslen  niet  zelden  met  minder  goede  gevolgen ; 
de  Engelschen  hebben  gewoonlijk  een  zeer  sterke  constitutie 
en  schijnen  er  beter  legen  te  kunnen  om  hunne  gewoonten 
van  »home"  te  volgen.  Daarentegen  is  de  soupe  maigre,  met 
hel  Indische  brood  en  eau  rougée,  die  vele  Franschen  als  voedsel 
nuttigen,  eene  zeer  onvoldoende  combinatie. 

Terwijl  ik  mij  voorbehoud  later  op  de  verdeeling  der  maaltijden 
terug  Ie  komen,  is  het  hier  de  plaats  Ie  verhalen,  hoe  enkele 
malen,  vooral  op  eenigszins  gevorderden  leeftijd  aankomende, 
Nederlanders,  een  afkeer  loonen  van  de  Indische  levenswijze  en 
dan  »op  zijn  HoUandsch"  willen  blijven  leven  door  het  nuttigen  om 
zeven  ure  's  morgens  van  een  eenvoudig  ontbijt  van  brood  en  kaas 
met  thee,  om  twaalf  ure  koffie  met  brood  en  om  zeven  ure  's  avonds 
een  Europeesche  tafel.  Zij  zijn  wel  genoodzaakt  die  manier  van 
leven  te  lalen  varen,  daar  zij  al  spoedig  bemerken,  dal  die 
niet  met  het  klimaat  in  overeensleiiiiiiiiig  is.  Men  moge  be- 
weren, dat  hel  heetc  klimaat  een  geringere  hoeveelheid  dierlijk 
voedsel  nondig  maakt  en  daarvoor  theoretische  gronden  aan- 
voeren, de  zoo  algemeen  onder  Europeanen  voorkomende  bloeds- 
armoede  doet  in  de  praktijk  het  onjuiste  van  die  theorie  zien. 


141 


Is  die  beschouwing  evenwel  gedurende  eenigen  lijd  lot  maalslaf 
en  leiddraad  gebruikt,  dan  wordt  door  den  geneesheer  een 
krachtige  voeding,  vooral  van  dierlijke  spijzen:  vleesch,  eieren 
melk,  bouillon,  voorgeschreven  en  kost  het  de  grootste  moeite 
den  eens  beganen  misslag  te  herstellen. 

Goed,  dierlijk  voedsel  is  ook  in  het  heete  klimaat  dringend 
noodig,  al  behoeft  daarbij  niet  zooveel  vet  gebruikt  te  worden, 
als  in  koude  streken.  Evenwel  verdient  het  opmerking,  dat 
de  Chineezen,  die  zeer  veel  vette  spijzen  gebruiken,  zich  daarbij 
goed  bevinden. 

Volgens  Dr.  F.  J.  van  Leent's  beschouwingen  over  beri-beri, 
zou  die  ziekte  juist  het  gevolg  zijn  van  het  gebrek  aan  genoeg- 
zaam vet,  bij  de  voeding  der  inlanders. 

In  de  volgende  bladzijden  leg  ik  er  mij,  volgens  het  plan 
van  dit  boek,  op  toe  de  voedingsmiddelen  fe  bespreken,  die  of 
in  Europa  niet  in  gebruik  zijn  of  onder  een  anderen  vorm  van 
toebereiding  daar  worden  gebezigd.  Daarbij  behandel  ik  eerst 
de  spijzen  van  dierlijken  oorsprong,  dan  de  plantaardige  voe- 
dingsmiddelen, vervolgens  de  toespijzen  en  eindelijk  de  dranken. 

Na  eene  beschouwing  over  de  verdeeling  der  maaltijden,  zal 
ik  de  voeding  der  kinderen  bespreken ,  om  daarna  de  zooge- 
naamde genotmiddelen  te  leeren  kennen. 


Voedsels  van  dierlijken  oorspong. 

Dat  er  onder  de  voedingsmiddelen  uit  het  dierenrijk  afkomstig 
sommigen  zijn,  die  door  godsdienstige  voorschriften  voor  onrein 
gehouden  worden ,  is  bekend.  Wij  behoeven  die  hier  niet  op 
te  noemen,  maar  zullen  er,  zoo  noodig,  op  wijzen. 

Het  rundvleesch  slaat  boven  aan,  vooral  als  voedsel  voor 
Europeanen.  Er  zijn  zeer  goede  ossen,  vooral  van  Madura,  waar 
Sumanap  de  hoofdplaats  der  veeteelt  is.  Verder  worden  op 
verschillende  plaatsen  runderen  [mpie,  sampie,  lemboé),  die  zeer 
veel  naderen  tot  de  zebu ,  aangefokl.  De  bult  dezer  dieren  is 
zeer  gezocht.    Pasaangekomcnen  vinden  bet  rundvleesch  meestal 


142 

flauw  van  smaak  en  dit  ligt  evenzeer  aan  de  geheel  andere 
voeding  van  hel  dier,  als  zeker  ook  aan  de  weinige  zorg,  die 
zoowel  gedurende  hel  leven  als  na  den  dood  voor  het  rund 
gedragen  wordt.  Er  zijn  namelijk  wel  slachterijen,  maar  geen 
geoefende  slachters  en  de  verdeeling  van  hel  vleesch  heeft  toch 
helangrijken  invloed  op  den  smaak.  Voor  hiefsluk  hijv.  worden 
allerlei  verschillende  stukken  verkocht,  die  er  niet  veel  van 
hehhen.  Somtijds  krijgt  men  uitstekende  stukken  vleesch. 
Het  vleesch  van  Balineesche  runderen  heeft  een  zoetachtigen 
smaak  en  riekt  eenigszins  naar  muskus,  'l  Is  daarom  veel 
minder  waard  en  wordt  niet  gaarne  gegeten. 

Met  een  enkel  woord  zij  hier  vermeld,  dal  de  slachterijen, 
zoowel  door  plaatsing  als  door  inrichting,  zeer  slecht  aan  de 
hygiënische  eischen  voldoen. 

Hel  vleesch  der  wilde  runderen,  bantemj ,  (Bos  Sondaïcus) 
is  zeldzaam  verkrijgbaar. 

Kalfsvleesch  is  zelden,  of  nooit,  te  krijgen.  Een  zeer  enkele 
maal  mest  een  veehouder,  voor  zich  zeiven,  een  kalf,  en  dan 
kunnen  vrienden  eens  een  stuk  len  geschenke  krijgen.  In  den 
handel  komt  het  piet  voor. 

Het  rundvleesch  is  zeer  geschikt  lol  hel  bereiden  van  soep 
en  bouillon. 

Onder  de  runderen  neemt  de  karbouw,  kêho,  karbo,  moetiding, 
(Bos  bubalus)  een  eerste  plaats  in.  Karbouwenvleesch  wordt 
zeer  veel  gegeten  en  is,  als  het  afkomstig  is  van  jonge  dieren, 
die  niet  voor  veldarbeid  of  als  trekvee  in  het  algemeen  gébruikt 
zijn,  zeer  smakelijk.  Inlanders  eten  ook  veel  karbouwenvleesch, 
maar,  ten  gevolge  van  een  waarschijnlijk  Ilindoesch  bijgeloof, 
nimmer  hel  vleesch  van  zoogenaamde,  witte  karbouwen. 

Hel  slaclïlcn  en  verorberen  van  een  karbouw  .speelt  bij  alle 
inlandsche  feestmalen  een  hooge  rol.  Hel  vleesch  van  oude 
karbouwen  heeft  een  Hauw  zoeten  smaak ,  die  ook  eigen  is 
aan  soep  of  bouillon  van  karbouwenvleesch  bereid  en  die  dat 
vleesch  daardoor  vonr  /nik  coii  licrridintr  iiiindcr  t,fesrbikt 
Iiiakeu. 


145 


De  Chineezen  elen  nooil  karhoiiwenvleescli. 
Uil  het  rele  Malpigliii,  dikwijls  iiiel  een  kleine  laag  der  culis, 
van  de  karhouwenhuid,  worden  langwerpig  vierkante  stukjes,  als 
kleine  balkjes  gevormd  ,  gesneden  en  na  eene,  niet  altijd  dezelfde, 
bereiding,  gedroogd.  Zij  vormen  dan  de  zoogenaamde /«w/)oe/c 
Icarbo,  die,  vooral  in  Midden- Java  zeer  veel  Inj  de  rijst  wordt 
gegeten,  nadat  zij  in  olie  of  in  boter  gebakken  zijn. 

De  tong,  lida,  wordt  dikwijls  gerookt  en  gedroogd,  en  vooral 
Ie  Tjandfoer  op  die  wijze  goed  bereid. 

Scha  pen  vleesch,  kambing  wolanda ,  domba,  biri'biri,  is  veel 
minder  vel  dan  in  Europa  en  is  zeer  aangenaam  van  smaak. 
Bij  bel  toenemen  der  Engelscbe  bevolking  wordt  er  meer 
gebruik  van  gemaakt  dan  vroeger.  Inlanders  elen  bet  ook 
wel,  maar  loch  minder  dan  geitenvleescb ,  dal  daging  kambing 
beet;  daging  beteekent  vleescb  in  bet  algemeen. 

Hertenvleescb ,  menjangan,  roessa  (Gervus  equinus,  G.  nia- 
riannus,  G.  russa,  en  de  van  BriLsch-lndië  ingevoerde  Gervus 
dama)  is  zelden  Ie  verkrijgen  op  de  boofdplaatsen ;  lief- 
bebbers  van  de  jacbt  verscbatfen  bet  zich  /elven;  't  is  zeer 
lekker,  als  de  herten  in  bel  wild  geschoten  zgn.  In  de  bin- 
nenlanden worden  ook  wel /cüZaw//'*  (Gervus  munljac)  en  A;a)i/;Y/'A' 
(Moscbus  Javanicus)  gegeten. 

Van  de  hazen  komt  op  Java  de  Lepus  nigricollus  in  bet 
wild  voor;  zij  wordt  klienlji  of  /ww^e/oe  genaamd,  maar  ook  wel 
onder  den  naam  haaspeper  levend  verkocht.  Dal  is  de  eenige 
vorm,  waaronder  hazen  gegeten  worden,  en  dan  zijn  zij  nog 
niet  te  vergelijken  mei  de  Europeesche  soorten.  Konijnen 
(Lepus  cuniculus)  zijn  uit  Ewopa  aangevoerd  en  mei  een  zeer 
enkele  uitzondering,  altijd  wil;  zij  komen  als  voedsel  bijna 
niet  in  aanmerking  en  heelen  klienlji. 

Varkenvicesch,  babi,  wordt  veel  gebruikt.  De  Gbineezen 
zijl»  er,  even  als  de  meeste  niel-Mahomedaansche  inlanders, 
groolc  liefhebbers  van  en  teclen  varkens  aan.  De  Indi- 
sche varkens  hebben  meestal  een  geheel  zwarte,  of  zwart 
bruine  bnid  met  een  schuin  verloopenden,  witten  band  van 


144 


den  sniiil  naar  den  lials  (Siis  villalus).  Soms  wordt  jaclil 
gemaakt  op  wilde  varkens,  babi  oefan  (Sus  barbalus),  die 
een  uitstekend  vleescli  leveren.  Het  varkensvleescli  is  veel 
minder  vet,  dan  in  Europa;  het  heeft  een  witte  kleur  en  gelijkt, 
ook  in  den  smaak,  veel  op  kalfsvleesch.  Bij  de  rijsttafel 
worden  kleine,  vierkante  stukjes  varkenvleesch,  aaneen  houtje 
geregen  en  geroosterd  {sesalè,  die  ook  van  ander  vlecsch  gemaakt 
wordt)  gegeten. 

De  Chineezen  bereiden,  behalve  bouillon,  nog  een  zeer  gezocht 
gerecht  met  dit  vleesch,  namelijk  bnh-mi.  De  bestanddeelen 
daarvan  zijn,  behalve  varkenvleesch  en  vel,  oesters,  garnalen , 
bouillon  van  varkensvleesch ,  een  soort  van  vermicelli  uit  rijst 
bereid,  mi  genaamd,  verschillende  groenten  en  een  soort  van 
platte  champignons,  koeping  tikoes  geheeten  (Exidia  purpures- 
cens,  E.  pelliculae.  Deze  champignonsoort  komt  ook  in 
Duitschland  voor  als  Exidia  auriculae  Judae).  Het  is  een 
zwaar  verteerbaar  gerecht,  dat  evenwel  door  Europeanen 
ook  gaarne  genuttigd  worden. 

Paarden  vleesch  is  in  den  laatslen  lijd  op  Midden-Java  ook 
wel  door  inlanders  als  voedsel  gebezigd  . 

Hondenvleescb  wordt  enkele  malen  door  lvé-r4hineezon 
gegeten;  vooral  zijn  zij  belast  op  zeer  jonge,  liefst  zwarte 
honden,  die  met  uien ,  aardappelen ,  soja  en  eenige  andere 
ingrediënten  tot  een  soort  van  ragout  worden  gemaakt.  Ook 
Batlaks  eten  hondenvleescb.  In  China  worden  ook  kallen 
en  ralten  gegeten,  maar  de  Chineezen  in  Indiè  eten  die  nooit 

Zelden  komt  hel  zeer  smakelijke  vleesch  der /m/on^s,  vliegende 
honden  (Pleropus  edulis)  ter  tafel. 

Op  Nieuw-Guinea  worden  enkele  buideldieren,  waaronder  de 
koeskoes  (Pbalangista  oriënlalis),  daar  mab  genaamd  ,  gegeten. 

Zeer  dikwijls  wordt  vleesch  gebruikt,  dat  op  tle  eene  of  andere 
wijze  verduurzaamd  is,  als  gerookt  vleesch;  ham;  saucijs;  worst 
in  stopfleschen  mcl  zoul  verpakt;  ranw  spek  in  blik ;  vele  toebe- 
reide vleescbspijzen  en,  in  vet  gedompeld,  in  blik  verpakt.  In  hel 
algemeen  zijn  die  toebereide  vleescbspijzen  door  het  verpakken 


14S 


en  bewaren  in  blik  van  hoedanigbeid  veranderd;  zeer  versch 
bereide  blikken  hebben  dikwijls  nog  veel  van  den  oorspronke- 
lijken  smaak  bebouden,  maar  verreweg  de  meesten  hebben  allen 
denzelfden,  niel  onaangenamen  smaak.  Het  vleesch  zeifis  evenwel 
eenigszins  ontleed,  want  de  vezels  laten  van  elka^ir  los,  zoodat 
bet  vleesch  gemakkelijk  in  de  lengte  te  verdeelen ,  maar  moeielijk 
te  snijden  is.  De  meest  versche  vleesch  blikken  komen  uit 
Ausfralië,  en  die  zijn  de  beste;  de  scbapentongen  bijv.  houden 
zich  zeer  goed;  evenwel  is  het  niet  Ie  ontkennen,  dat  zulk 
vlee-sch  spoedig  tegenstaat  en  voor  dagelijksch  gebruik  niet  kan 
dienen.  Ik  meen  dat  te  moeten  toeschrijven  aan  deeentoonig- 
heid  van  den  smaak,  terwijl  bovendien  proeven  bewezen  hebben 
dat  de  voeding  met  dat  vleesch ,  op  den  duur ,  storend  op  de 
spijsvertering  werkt. 

In  Australië  wordt  het  vleesch  ongekookt  in  de  bussen  ge- 
daan ;  deze  worden  daarna  geheel  gevuld  met  bouillon  of  met 
water  en  dan  toegesoldeerd ;  ten  slotte  worden  zij  ïn  een  bad 
met  zout  water  tol  boven  100°C.  verhit;  de  inhoud  van  die 
blikken  bevat  dus  alle  voedende  bestanddeelen  van  het  vleesch. 

De  vleeschblikken  met  fijne  soorten  van  vogels,  enz.  komen 
natuurlijk  alleen  voor  rijkeren  in  aanmerking.  Men  kan  gerust 
beweren,  dat  in  Jndië  meer  algemeen  gebruik  gemaakt  wordt 
van  wat  de  Duilschers  in  één  woord  "Delicatessen"  noemen 
dan  in  Europa.  Sardijnen,  paté  de  foie  gras  en  andere 
soorten,  anchovis,  haring  en  dergelijken  komen  tamelijk  veel- 
vuldig op  tafel.  Het  zoogenaamde  vleesch-extract  van  Liebig  wordt 
alleen  gebruikt  om  soep  of  bouillon  krachtiger  te  maken ; 
alleen  genomen  is  het  een  onsmakelijke  zelfstandigheid ,  die 
niet  genoeg  voedingstoffen  bevat.  Fleschjes  met  bouillon-extract 
van  NiEUWENHUuzEN  zijn  zeer  goed  en  ook  voor  zieken  aante- 
bevelen;  'l  is  een  zeer  sterk,  maar  vloeibaar  vleesch-aftreksel , 
zonder  vet,  dat  of  met  heet  waler  vermengd  een  goede,  aan- 
genaam smakende  bouillon  vormt,  of  onvermengd  theelepels- 
gowijze  kan  genomen  worden;  in  dien  laatslcn  vorm  deed  het 
dikwijls  veel  nut,  o.  a.  bij  hevige  verbloedingen. 

lü 


146 


Een  inlandsclie  wijze  om  vlcesch  Ie  verduurzamen  is  de 
bereiding  van  deng-deng.  Deng-deng  wordt  van  alle  vleescli- 
soorlen  gemaakt,  maar  dal  van  herlenvleescli  bereid  is  bijzon- 
der gewild.  Het  vleescb  wordt  in  platte  stukken  gesneden 
en  zooveel  mogelijk  van  pezen  en  van  vet  ontdaan.  Die 
stukken  worden  aan  beide  zijden  ferm  ingewreven  met  zout 
(garam),  peper  (lada),  tamarinde  (nsam)  en  langkwas  (Alpinia 
galanga)  en  daarna  in  de  zon  gedroogd,  waarbij  er  bij- 
zonder op  gelet  wordt,  dal  zij  niet  door  regen  worden 
bevocbligd.  Zij  worden  dan  zeer  bard  en  blijven  lang  goed. 
Bij  bet  gebruik  worden  zij  óf  eenvoudig  geroosterd,  óf  met 
wat  olie  of  boter  gebakken.  Deng-deng  is  een  goed,  aange- 
naam smakend  voedsel,  dat  gemakkelijk  scliijnt  te  verteren. 
Deng-deng  beeft  bet  voordeel,  dat  alleen  de  Imitenste  lagen 
goed  uitgedroogd  zijn,  die  daardoor  bet  middengedeelte,  dat 
alle  voedingssloiTen  blijft  bevatten,  legen  rotting  bescbermen. 
In  de  Transvaal  noemt  men  soorgelijk  toebereid  vleescb, 
biltong. 

Melk,  soesoe,  is  van  verscbillende  dieren  in /«(//é  verkrijgbaar, 
Op  plaatsen ,  waar  koeien  worden  gebouden ,  is  koemelk  de 
meest  gebruikte  soort  en  verscbilt  in  samenstelling  niet  merk- 
baar van  die  der  koeien  in  Europa.  Het  verkrijgen  van  goede, 
zuivere  melk  van  leveranciers  is  zeer  mocielijk ;  want  al  zijn 
die  menscben  zelve  er  op  gesteld  goede  en  zuivere  melk  te 
leveren,  bunne  bedienden  zijn  gewoonlijk  weinig  te  vertrouwen. 
Het  melken  zelf  vereiscbt  reeds  een  buitengewoon  nauwkeurig 
toezicbt;  al  boudl  men  zelf  koeien,  de  koeicnjongen  {toelcang 
sampie)  zal  altijd  tracblen  eenige  melk  ter  verkoop  meester 
te  worden  en,  gesteld  al,  dat  men  met  een  eerlijken  inlander  Ie 
doen  lieeft,  locb  aal  de  gewone  slordigbeid  en  de  wcimge  zorg  voor 
reinbeid  een  groote  oplcttcndbeid  van  den  meester  noodig  maken. 

De  flesscben",  voor  de  melk  gebezigd,  worden  zonder  zeer 
streng  toezicbt,  niet  voldoende  of  in  bet  geliecl  niet  gereinigd. 

Menscben  met  een  fijn  ontwikkelden  smaak  proeven  wel 
onderscbeid  tusscben  de  melk  van  Europcescbe  en  van  Indisclie 


i47 


koeien.  De  laatste  smaakt  iels  wateracliliger,  namelijk  minder 
zoet,  en  heeft  een  zeer  enkele  maal  een  lichten ,  muskusaclitigen 
bijsmaak.  ; 

Karhouwenmelk  wordt  slechts  hoogst  zeldzaam  of  nooit  ge- 
nuttigd, meer  die  van  geiten.  Deze  dieren  zijn  gemakkelijk  te 
onderhouden  door  gras  en  bladeren  (vooral  waroe  (Hibiscus  elatus) 
en  dadap  (Erythrina  sp.  div.))  en  kosten  zeer  weinig  geld  bij  aan- 
koop. Het  is  bovendien  een  voordeel,  dat  men  de  geiten  kan 
melken,  wanneer  men  wil,  en  dus  op  elk  oogenblik  versche 
melk  heeft. 

Ezelinnenmelk  is  in  Indië  nooit  verkrijgbaar.  Er  zijn  geen  ezels. 

Mij  zijn  gevallen  bekend  waarin  paardenmelk,  van  het  gewone 
Javaan.sche  paard,  werd  gedronken  en ,  gedurende  een  epizoölie 
van  veepest,  zelfs  als  kindervoedsel  werd  gebruikt  voor  zui- 
gelingen. 

Chineesche  kinderen  zuigen  wel  eens  bij  bonden. 

Op  vele  huitenhezillingen  is  geen  koemelk  te  krijgen ;  geiten- 
melk somtijds  schaars.  In  dat  geval  wordt  door  Europeanen 
meestal  gebruik  gemaakt  van  gecondenseerde  melk  uit  blik 
waarvan  de  zoogenaamde  » Swiss  condenscd  milk"  boven- 
aan slaat.  Die  gecondenseerde  melk  is,  o.  a.  bij  een  hevige 
koorlsepidemie  in  de  residentie  Banlam  ook  aan  inlandsche  kin- 
deren verstrekt,  als  de  moeders  Ie  veel  waren  uitgeput  om  hen 
zelve  te  zoogen. 

De  vervalscliingen,  die  bij  te  koop  aangeboden  melk  voorkomen, 
zijn  gewoonlijk  water,  meestal  uit  een  rivier  of  sloot  afkomstig, 
dus  slecht  water,  dat  een  zanderig  bezinksel  in  de  fleschen 
teruglaat,  en  ook  wel  klappermelk  (eenc  emulsie  van  klapperolie) 
of  klapperwater;  zeer  zelden  wordt  daartoe  suikerwater  gebe- 
zigd; terwijl  ook  afgeroomde  melk  wordt  verkocht  voorgoede. 
Somtijds  is  goede  karnemelk  verkrijgbaar,  onder  anderen  te 
Batavia  op  bepaalde  dagen. 

Boter,  montéga,  wordt  soms  in  Indië  bereid,  maar  is  dan 
gewoonlijk  minder  aangenaam  van  smaak  dan  de  uit  het  bui- 
tenland aangevoerde.    Ook  die  laatste  is,  vooral  voor  Hollanders, 


148 


geen  lekkernij;  daarvoor  verschilt  zij  Ie  veel  van  de  in  Nederland 
gebruikelijke.  Zij  komt  voor  in  blikken,  of  wel  in  groolere 
vaatjes,  die  dan  gesloten  en  nog  in  een  tweede  vat,  met  zout 
gevuld,  worden  verpakt.  Vloeibare  boter  f^/fie)  wordt  uil /'er^ié 
aangevoerd,  maar  alleen  door  Armeniërs  gebruikt. 

Kaas,  kedjoe,  wordt  in  verschillende  soorten  uil  Europa 
aangebracht. 

Onder  de  vogels  bekleeden,  wat  de  voeding  betreft,  de  kippen 
eene  eerste  plaats.  Er  zijn  bij  Europeanen  en  Chineezen  bijna 
geen  gewone  maaltijden  zonder  kip,  in  den  eenen  of  anderen 
vorm  toebereid.  De  kippen,  a/jam,  die  iets  kleiner  zijn  dan 
Europeesche  kippen,  zijn  op  vele  kleinere  plaatsen  bijna  het 
eenige  dierlijke  voedsel  en  voor  een  pasaangekomenen  is  het 
verbazingwekkend  wat  er  al  niet  van  die  vogels  wordt  gemaakt. 
Voor  de  Europeesche  tafel  vindt  men  van  de  gewone  gebraden 
kuikens  tot  kippenbeefstuk  toe  en  voor  de  half-inlandsche  rijsttafel 
zijn  de  variatiën  der  bereiding  van  hoendervleesch  ontelbaar; 
zelfs  de  magen  dier  vogels  worden  daarbij  in  stukjes  gesneden 
toegediend  als  sambal  {z'ie  later  bij  de  toespijzen). 

Kippenvleesch  is  een  goed  voedingsmiddel;  evenwel  komen 
er  aan  de  zoogenaamde  rijsttafel  enkele  moeielijk  verteerbare 
bereidingen  van  voor.  Dit  boek  zou  door  een  opsomming  dier 
verschillende  bereidingen  ontaarden  in  een  kookboek. 

Het  schijnt  mij,  wanneer  de  geneesheer,  die  zich  in  Indtë 
vestigt,  kennis  genomen  heeft  van  de  zaken,  die  daar  als  etens- 
waren worden  gebruikt,  niet  overbodig  toe,  zoo  hij  zich 
de  moeite  getroost  eens  een  Indisch  kookboek  in  te  zien. 
Het  zal  hem  dan  gemakkelijk  vallen  te  beoordeelen ,  hoe  het 
met  de  verteerbaarheid  en  de  voedingswaarde  der  te  gebruiken 
spijzen  staat;  en  dit  kan  hem  niet  onverschillig  zijn,  reeds  voor 
gezonden,  die  hem  raad  vragen,  maar  nog  meer  voor  de  beoor- 
deeling der  spijzen,  die  zieken  of  reconvalescenten  wcnschen 
te  nuttigen  en  waarbij  hij,  vooral  in  den  beginne,  namen 
hoort  van  toebereide  scholcis,  die  nog  nimmer  zijn  trommelvlies 


149 


bereikten.  Kan  men  in  ^t<ro/>a  op  de  vraag  :  » mag  ik  kip  eten?" 
in  den  regel  onmiddellijk  een  antwoord  geven,  in  Indië  behoort 
de  arts  wel  degelijk  eerst  te  vragen,  welke  bereiding  daarvan 
bedoeld  wordt;  daarom  moet  hij  ten  minste  eenigszins  op  de 
hoogte  zijn  van  de  beslanddeelen ,  die  in  de  bereidingen  voor- 
komen. Vooral  bij  inlandsche  en  hali'-inlandsche  vrouwen 
vindt  men,  als  zij  ziek  zijn  of  geweest  zijn,  den  vreemdslen 
trek  naar  spijzen  en  behoort  men  vragen  daarover  Ie  kunnen 
beantwoorden. 

Ik  acht  hel  hier  de  plaats  met  een  enkel  woord  er  op  te 
wijzen,  dat,  ten  opzichte  der  voeding  van  zieken,  de  meest 
bizarre,  soms  bijgeloovige  denkbeelden  bestaan,  waarmede  men 
rekening  heeft  te  houden.  Zoo  er,  om  een  paar  voorbeelden 
te  noemen,  ontsteking  bestaat,  verzwering  intreedt,  of  zweren 
zichtbaar  zijn,  is  het  geloof  algemeen  dat  kippenvleesch 
nadeel  doel;  bij  huidziekten  zou  het  eten  van  visch  nadeelig 
zijn;  bij  oogziekten  vooral  garnalen,  i/mn  bandang ,  enz. 
Alleen  eene  zeer  langzaam  voortgaande,  algemeene  beschaving 
zal  dergelijke  denkbeelden  kunnen  wegnemen ,  en  in  dal  opzicht 
doet  de  verpleging  in  hospitalen  goed,  omdat  daar  kan  gezien 
worden  hoe  o.  a.  kippenvleesch  geen  nadeel  doel  aan  verzwe- 
ringen. Onder  het  minder  ontwikkelde  publiek  moei  de  genees- 
heer wel  eens  toegeven  en  dan,  in  hel  hier  bedoelde  geval, 
toelaten,  dat  rundvleesch  alleen  gebruikt  wordt;  toch  kan  hij 
er  telkens  op  wijzen,  dat  kippenvleesch  geen  kwaad  doet;  alleen 
onlhoude  hij  zich  het  imperatief  voor  te  schrijven,  als  er  iels 
anders  te  ,  krijgen  is ,  omdat  die  handeling  geen  ander  effekt 
zou  hebben  dan  het  vertrouwen  in  zijne  kunde  te  verminderen. 
Deze  en  dergelijke,  eigenlijk  tamelijk  onschadelijke,  vooroor- 
dcelen  zijn  het  waarop  ik'  vroeger  doelde  toen  ik,  bij  hel 
bespreken  der  inlanders  in  het  algemeen,  zeide  hoe  soms  de 
noodzakelijkheid  bestaat  om  toe  te  geven,  wat  men  niet  bepaald 
goed  acht  (pag.  66). 

Wie  geroepen  is  voor  ziekeninrichtingen  en  dergelijken  kippen 
te  koopen,  denke  er  aan,  die  altijd  levend  Ic  koopen,  jonge 


löO 

• 

(lieren  te  nemen  en ,  na  zich  overtuigd  te  hebben ,  dat  in  den 
krop  geen  steentjes,  zand,  enz.  zijn  gebracht,  voor  een  dozijn 
kippen  een  gewiciit  te  eischen  van  minstens  negen  pond. 

Kippenbouillon  wordt  veel  gebruikt,  zoowel  alleen  als  in 
soepen,  terwijl  eene,  ook  voor  zieken,  goede  bereiding  bestaat, 
in  rijst,  waarin  een  stuk  kippen-  of  duivenvleesch  wordt  gaar 
gekookt  of  gestoomd  {nasi  tim). 

Dc  bekende  Ghineesche  schotel ,  Idm-lo  genaamd ,  bevat 
als  hoofdbestanddeel  kippenvleesch  met  een  soort  van  macaroni , 
groenten ,  soja  enz. 

Kapoenen  {ajam  kebiri)  zijn  zeer  gewild;  de  operatie,  noodig 
tot  hel  vormen  dezer  dieren,  wordt  op  primitieve  en  ruwe 
wijze  uitgevoerd  door  de  cloak  in  te  snijden  en  de  testes 
op  het  gevoel  met  den  vinger  te  verwijderen. 

Nog  moet  melding  gemaakt  worden  van  de  in  het  wild  leven- 
de kippen,  bosch-kippen  zooals  zij  genoemd  worden  (Gallus 
bankiva),  die  in  het  Maleisch  ajam  alas,  ajam  oetan  heeten ; 
zij  worden  zeldzaam  gegeten,  maar,  als  zij  een  enkele  maal 
worden  geschoten,  leveren  zij  een  vogelvleesch ,  dal  door  kenners 
zelfs  boven  dat  der  Europeesche  patrijzen  wordt  geroemd. 

In  de  tweede  plaats  komen  de  eenden,  hèbèk,  itik,  als  voe- 
dingsmiddel, onder  de  vogels  in  aanmerking.  Zij  worden  veel 
minder  gegeten  dan  kippen,  waarvan  het  gemiddelde  verbruik, 
onder  Europeanen  en  iuet  hen  gelijkgestelden ,  wordt  geschal 
op  één  kip  per  dag  en  per  hoofd.  Tamme  eenden  worden 
tamelijk  veel  verbruikt,  vooral  door\le  Chineezen,  en  daaronder 
behooren  de  gewone,  in  Indië  voorkomende  eend  (Anas  radjah), 
die  in  het  oog  valt  door  haar  zeer  opgerichlen  gang,  welke 
dien  der  pinguïns  nadert,  en  de  zoogenaamde  Manilla-eend 
(Anas  moschata),  die  veel  grootcr  is,  maar  alleen  als  jong  dier 
geslacht  aangenaam  smaakt.  Van  de  wilde  eenden  is  vooral 
de  meliwi  (ook  helibi  genaamd,  Anas  arcuala)  zeer  gewild. 

Ganzen,  (jangsa,  (Anser  cincreus)  worden  evenzeer  als  kal- 
koenen, kalkoen,  (Meleagris  gallopavo)  veel  verorberd.  Er 
valt  niols  bijzonders  over  te  zeggen,  dan  alleen,  dat  vele 


151 


in  Indiö  geboren  vrouwen  geen  kalkoenenvleescli  willen  elen, 
oniilat  hel  kwastje  op  de  horst  aan  varkens  doel  denken  en 
varkensvieesch ,  in  navolging  der  Maliomedanen,  liefst  niet  ge- 
nuttigd wordt. 

Duiven,  boeroeng  dara,  pocnec,  zijn  zeer  gezocht  en  komen 
op  Europeesche  tafels  dikwijls  voor.  Daaronder  vooral  jonge, 
gewone  duiven ,  maar  ook  perfcoetoel's  (Turtur-soorten). 

Andere  vogels  zijn  zeldzamer,  hehalve  snippen  (Scolopax 
stenura),.  al  verliezen  die  veel  van  haar  aangenamen  smaak» 
daar  zij,  ten  verkoop,  worden  gevangen  en  niet  gescholen. 

Nog  hehooren  genoemd  te  worden  patrijzen,  ajam-aj'aman, 
(Perdrix  Javanica)  en  enkele  vogels,  tot  de  groote  afdeeling  der 
vinken  behoorende;  terwijl  pauwen,  boeroeng  mèrafc  (Pavo 
muticus)  een  zeer  enkele  maal,  in  de  binnenlanden,  worden 
geschoten.  Reizigers,  o.  a.  mijn  vriend  Dr.  Adolf  Bernard 
Meijer  ,  verhaalden  mij ,  dat  zij  op  afgelegen  plaatsen  soms 
langen  tijd  alleen  pauwenvleesch  aten. 

Uit  Europa  worden  ook  blikken  met  vogels  aangevoerd, 
waaromtrent  hetzelfde  valt  op  te  merken  als  over  vleesch- 
blikken  in  hel  algemeen. 

De  eieren,  tèlor ,  worden  versch  nagenoeg  alleen  van  kippen 
en  eenden  gegeten.  De  eendeneieren  worden  vooral  Ie  Ma- 
lang,  maar  ook  op  andere  plaatsen,  toebereid  met  zout  en 
als  gezouten  eieren  opbewaard  om  voornamelijk  bij  de  rijsttafel 
te  worden  gegeten.  Die  bereiding  geschiedt  door  asch  of  tol 
poeder  gestampte  baksteenen,  met  een  gelijke  hoeveelheid  zout 
te  vermengen  en  er  met  water  een  kleiachtige  massa  van  te 
maken ,  die  om  hel  ei  wordt  gelegd  en  bevestigd  door  alles  in 
een  groot  blad  te  rollen.  Na  tien  dagen  zoo  bewaard  te  zijn, 
zijn  zij  klaar,  maar  meestal  laat  men  hen  langer  liggen.  Zij 
hecten  dan  lèlor  asin,  en  hebben  uitwendig  eene  zwarte  kleur, 
die  zich  somtijds  aan  de  buitenste  eiwitlagen  mededeelt,  't  Is 
niet  te  ontkennen,  dat  zij  dikwijls  een  minder  aangenamen 
smaak  hebben,  die  nu  eens  aan  bedorven  eieren  herinnert,  dan 
eens  een  gewaarwording  van  bloemengeur   geeft,  die  men 


1Ö2 


bij  eieren  niet  wengcht.  Goede,  gezouten  cicicii  z,iju  evenwel 
een  goed  voedsel  en  kannen  op  expeditiën,  bij  epideniicn  en 
dergelijken  van  veel  nut  zijn. 

Soms  worden  eieren  van  parclboendcrs  gebezigd,  terwijl 
ganzeneieren  in  den  regel  alleen  in  gebak  worden  gebruikt. 

Bij  bet  clerenverbruik  beboort  men  te  weten ,  dat  een 
inlandscb  bijgelool'  die  voor  zeer  scbadelijk  boudt  bij  alle  aan- 
doeningen der  buikorgancn  en  vooral  bij  diarrbec.  Dit  nu  is 
een  vooroordeel,  dat  bestreden  beboort  te  worden;  de  meeste 
buiklijders  verdragen  zeer  goed  eiwit  of  eieren  in  bun  gebeel 
en  bet  is  dikwijls  bet  eenige  afdoende  middel  om  bunne  kracbten 
te  onderboudcn. 

Onder  de  voortbrengselen  van  bel  vogelonrijk,  die  tol  voedsel 
dienen,  bebooren  nog  de  eetbare  vogclnesljes  (sarang  boerocng) , 
afkomstig  van  de  gierzwaluwen  ol  salangancn  (Hirundo  s.  Cyp- 
sclus  csculenla).  Vooral  de  Cbineezen  becbten  zeer  groote 
waarde  aan  de  versterkende  kracbl  dezer  nestjes  en,  daar  bel 
cUn  er  van  geen  kwaad  doet,  kan  men  bet  gebruik  wel  toe- 
slaan; er  is  aan  die,  als  ze  gaar  gekookt  zijn,  slljmige 
massa's  niet  veel  smaak. 

Scbildpaddcn  worden  zelden  gegeten  ;  alleen  de  hora-kora  (Cis- 
tudo  Diardii)  komt  nog  al  eens  op  Cbineescbe  tafels  voor.  Vele 
Cbineezen  en  enkele  Europeanen  zijn  groote  licfbebbers  van 
de  scbildpadcieren,  die  bij  koking  niet  volkomen  stollen,  een 
zacbte  scbaal  bezitten  en,  in  het  algemeen,  een  glibbcrigen 
indruk  maken.  Die  scbildpadeieren  zijn  afkomstig  van  de /?cw/oc 
(Garelta  imbricala) ,  bel  dier ,  dat  de  bekende  scliildpad  voor  den 
bandel  levert,  en  welks  vleescb  ook  wel  eens  gegeten  wordt. 

Vooral  door  Cbineezen  ',  maar  ook  wel  door  inlanders  en  enkele 
Europeanen,  \yorden  kikvorscben ,  gekookt  of  gebraden ,  gebruikt ; 
meestal  de  kodokh  tjina  (Rana  Drama),  en  somtijds  een  veel 
voorkomende  paddensoort,  kodokh  (Bufo  melanosticlusj. 

Van  de  slangen  eten  de  Cbineezen  soms  de  oelar  snwah 
(Pylboii  bivitlalus). 


163 


Een  zeer  enkele  maal  koiut  bij  hen  ook  het  vleesch  der  le- 
guanen, minjawa/i,  bijawak  (Varanus  hivillaUis)  Ier  lafel. 

Visch  wordt  zeer  veel  gegeten  door  alle  volksslannneii  in 
Indië,  Zij  vormt  wel  liet  hoofdhcslaiuldeed  der  dierlijke  vocdsels 
voor  den  inlander,  die,  soms  verschc,  maar  gewoonlijk  visch 
in  gedroogdcn  staat  eet.  Gedroogde  visch  heet  in  het  Maleisch 
ikan  kring.  Die  drooging  geschiedt  bij  groote  visschen ,  na 
verwijdering  der  ingewanden,  eenvoudig  op  stellingen  in  de 
zonnewarmte,  meestal  zonder  dat  zij  eerst  ingewreven  zijn  met 
zout;  terwijl  kleine  visschen,  altijd  zonder  zout,  in  hun  geheel 
in  het  zand  worden  gelegd  om  door  de  zonnestralen  gedroogd  te 
worden.  Gedroogde  visch  blijft  niet  langer  dan  ongeveer  drio 
maanden  goed  en  wordt  al  vroeger  flauw  van  smaak. 

Ik  zal  mij  moeien  beperken  tol  de  opgave  van  de  meest 
belangrijke,  ook  door  Europeanen  gegeten,  visclisoorlen ,  daar 
eene  opsomming  van  alle  eetbare  soorten ,  zoo  niet  onmogelijk 
zeer  vervelend  zou  zijn  en  een  groote  plaats  zou  innemen, 
zonder  nut  Ie  doen.  Dr.  P.  Blbeker  noemde  in  zi.jne  «Bijdrage 
tot  de  geneeskundige  lopographie  van  Batavia*'  meer  dan  380 
daar  ^voorkomende ,  eetbare  vischsoorten  op.  In  hel  algemeen 
is  visch  een  goede  voeding  en  dat  moet  ook  van  gedroogde 
visch  worden  gezegd ,  waarbij  de  opmerking  niet  achter- 
wege mag  blijven,  dat  niet  zeer  nauwkeurig  acht  wordt 
geslagen  op  den  ouderdom  der  visschen  na  het  vangen,  zoodat 
niet  zelden  eenigsziiis  bedorven  visch  gedroogd  wordt,  die 
natuurlijk  nadeelig  is  voor  de  gezondheid.  Dii.  C.  0.  Gelpke, 
schrijft  aan  hel  gebruik  van  gedroogde  visch  het  ontstaan  vm 
beri'beri  toe:  hoe  goed  zijn  opstel  over  dat  onderwerp  ook 
geschreven  moge  zijn  en  met  hou  groote  overtuiging  hij  zijne 
meening  (die  toch  veronderstelling  blijft)  verdedigt,  het  valt 
niet  te  ontkennen,  dal  de  legenschriften  van  de  Heeren  Van 
WER  Elst  en  ür.  VVernicu  die  meening  een  grooten  schok 
hoblioii  toegebracht.    Men  zou  trouwens  ook  meenen,  datfter/- 


1K4 


beri  dan  veel  incnigviildiger  moest  voortkomen,  omdat  bijna 
alle  inlanders  gedroogde  viscli  eten. 

Van  slechts  enkele  vischsoorleu  heeft  de  ondervinding  geleerd, 
dat  zij  voor  zieken  nadeelig  zijn;  van  anderen,  dat  zij  vergiftig 
zijn,  terwijl  bovendien  wordt  beweerd,  hoe  enkele  visschen 
opzettelijk  met  vergif  bedeeld  worden,  daar  de  vangst  geen 
voortdurend  geluk  zou  aanbrengen,  als  er  geen  slachtoffer  bij 
valt.    Die  vergiftigingen  behooren  hier  niet  verder  te  huis. 

üe  Chineezen  zijn  bijzonder  goede  kenners  van  visch  en  ook 
de  groote  verbruikers  van  versche  visch. 

Haaienvleesoh ,  i/can  pocijoeh ,  hijoe ,  (Carcharias  Javanicus)  is 
zeer  hard,  maar  wordt  vooral  gedroogd  en  gerookt  gegeten, 
terwijl  haaienvinnen  een  duur  betaalde  délicatesse  voor  de 
Chineesche  tafel  zijn.  Die  vinnen  zijn  eenvoudig  in  de  zonne- 
warmte gedroogd  en  vormen  dan  eene  hoornachtige  massa,  welke 
bij  koking  opzwelt.  Men  bezigt  die  vinnen,  evenals  de  eetbare 
vogelnestjes,  in  soep.  De  haaien  heeten  in  het  Chineesch /io«f/ 
hi\  de  haaienvinnen,  die  in  kleine  stukjes  gesneden  in  den 
handel  voorkomen,  hong  hi  koet. 

Onder  de  roggen  is  de  ikan  paré  (Trygon  lymna)  zeer  gezocht 
en  een  rog  met  zwart  vleesch  een  lekkernij  voor  Chineezen. 

De  lopliobranchii,  sclerodermen  en  gymnndonten  zijn  de  eenigc 
familiën  der  visschen ,  die  nooit  door  inlanders  worden  gegeten, 
hetzij  omdat  men  ze  te  hard  vindt,  of  omdat  aan  hun 
vleesch ,  bijzonder  aan  dat  der  gymnodonten ,  vergiftige ,  bedwel- 
mende eigenschappen  worden  toegeschreven. 

Paling  (Anguilla  Elphinstonëi),  ikan  moa,  peloes,  oelinri,  inecslal 
ikan  paling  genaamd ,  wordt  niet  zeer  veelvuldig  gevangen , 
behalve  in  enkele  streken,  zooals  bijv.  de  Preanger-Fiegentschappcn, 
maar  evenaart  de  Europeesche  palingen  in  smaak,  soms  ook 
in  grootte. 

Van  de  clupeidae  vindt  men  enkele  echte  haringsoortcn,  die 
als  ikan  lemhang  (Spratella  kowala)  en  ikm  boelan-hoelan . 
(Mcgalops  macrophibalmus)  bekend  zijn,  terwijl  hiertoe  ook 
behoort  een  elftsoort,  ikan  Irocboek  (Clupca  macrura),  die  op 


155 


Suimlra's  Noortl-Oostkusl  in  groolen  getale  voorkomt  en  waarvan 
de  gezouten  en  gedroogde  kuit ,  ook  Iroeboe/c  gelieeten ,  een  voor- 
naam voedingsmiddel  der  inlanders  uitmaakt.  De  Heer  Gramberg 
gaf  in  » den  Indischen  Gids"  interessante  mededeelingen  ^over  de 
vangst  en  de  bereiding  van  dien  visch. 

Onder  de  ancliovissoorten  is  vooral  de  i/can  tri  (Eugrauli 
encrasiclioloides ;  E.  rliinorhyngos  en]  E.  tri)  zeer  gezocht. 
Deze  kleine  visschen  worden  gewoonlijk  gedroogd  of  gezouten 
en  dan  gebakken  gegeten.  De  i/can  tri  wordt  ook  gebezigd 
om  er  de  zoogenaamde  Makassaarsche,  roode  vischjes  van  te 
bereiden,  die  voornamelijk  te  Mi/cas^ar  worden  gemaakt ,  maar 
ook  wel  op  andere  plaatsen.  De  vischjes  worden  van  den  kop 
ontdaan,  met  zout  gemengd  en  daarna  behandeld  met  water, 
waarin  roode  rijst,  peper  en  ragie  is  gekookt.  Ragie  is  een 
gistslof  en  wordt  gemaakt  uit  rijst,  uien,  /c^n^/oer  (Kaempleria 
galanga) ,  peper  en  cenige  andere  ingrediënten ,  waarvan  een 
poeder  gemengd  is.  Op  het  eiland  Celebes  heel  de  ilsan  tri, 
ikan  loerie. 

Ikan  bandang  of  bandeng  (Lutodeira  of  Chanos  oriëntalis)  is 
een  zeer  smakelijk  voedsel;  evenwel  moet  men  dien  visch 
bepaald  verbieden  aan  koortslijders  en  aan  patiënten  met  ge- 
prikkelden  toestand  van  het  darmkanaal. 

J/can  terbang  (geen  vliegende  visch,  zooals  zijn  naam  aan- 
duidt, Exocoetus  Javanicus)  behoort  tot  de  zeldzaamheden  der 
vischmarkl. 

Tot  de  karpers  behooren  o.  a.  ikan  tambra  of  kanljra  (Barbus 
lambra)  en  ikan  maas  of  oelam  emas,  goudvisch  (Carassius 
auratus),  uit  Chi7ia  afkomstig,  maar  in  Indië ook  geteeld.  Die 
goudvisschen ,  vooral  in  de  Preanger  voorkomende,  zijn  buiten- 
gewoon lekker. 

Op  Java  worden  enkele  meervallen  verkocht  en  in  verschil- 
lende vormen  gegeten.  De  meest  voorkomende  is  ikan  léléh, 
loendoe  of  keting  (Clarias  punctatus)  vooral  in  hel  meer  van 
Grati,  residentie  Pasocroean. 

Hippoglossus  Crumci  wordt  door  Europeanen  bot,  en  in 


156 


navolging  daarvan  door  inlanders  ihan  hol,  genoemd ,  terwijl 
aan  enkele  Plaguria-soorlen,  zoowel  als  aan  Solea  cornula,  den 
naam  long,  iltan  lidah  wwdl  gegeven. 

Ikan  kapas-kapas  ( Gerres-soorlen)  zijn  voor  de  Cliineezen 
een  lekkernij. 

Ikan  kakap  (Lales  calcaril'er)  is  een  in  zee  levende  baars , 
die  gewoonlijk  verscli  gekookl  wordl  gegeten,  maar  zeer 
moeielijk  goed  te  krijgen  is  ;  bijna  altijd  is  hel  vleesch  eenigs- 
zins  week  of  meelachtig  geworden  bij  hel  vervoer.  Slechts 
zeldzaam  hoort  men  den  verbasterden  naam  » kaalkop " 
voor  dien  visch  bezigen.  Verwante  soorten  zijn  Diacope  en 
Mesoprion,  waarvan  de  Diacope  melallicus  als  ikan  kakap  meirak 
bekend  staat.  Verder  behoort  lol  de  baarzen  de  Jacob  Everlsen, 
door  de  inlanders  meestal  ikan  krapoe  genoemd  (Epinephelus 
variolosus  en  E.  crapao). 

Onder  de  Caesio-soorten  is  vooral  ikan  eikor  kocning  (Caesio 
erylhrogaster)  gewild,  alsook  der  ikan  /jm/a/oe  (Caesio  pinjaloe). 
Evenals  de  genoemde  Caesio  erylhrogaster  wordt  ook  Caesio 
xanlhonolus  in  het  Malcisch  ikan  eikor  koening  geheeten  en 
wordt  vooral  gedroogd,  onder  de  naam  ikan  f)oe/oe,  gen  uil  igd ; 
een  naam,  die  ook  wordt  gegeven  aan  gedroogde  ikan  gigi 
djaran  (Otolilhus  lateoides,  lilhoides,  argcnteus,  microdon  en 
macrophlhalmus ;  in  het  Chineesch  sam-neh). 

Inlanders  eten  veel  ikan  kapas  (Chrysophys  Derda),  die  aan 
Europeanen  niet  bevalt. 

Ikan  ketang-ketang  (Drepane  punclalaj  en  ikan  keper  (Scato- 
phagus  argus,  drek  visch)  worden  evenzeer  als  ikan  gnmprct 
(Platax  xanlhopus,  P.  gamprel)  alleen  door  inlanders  gegeten, 

Sillago-soorlen ,  waaronder  vooral  S.  maculala,  worden  spiering 
genoemd  en  evenals  die  visch  bereid.  De  Chineezen  noemen 
hem  sha-tsan, 

Sphyraena  jello  en  S.  obtusata  dragen  den  naam  snoek  of 
sènoek. 

Ikan  koeroc  (Polynomus  in  alle  soorten)  en  ikan  lajor^ 
(Trichiurus  haumcla)  worden  ook  gebruikt. 


1K7 


Onder  do  makrcolrüi  bcklondl  ilcan  Icom/jonr/ ,  fcmihont/ {Hcmu\- 
hor  k;iii;igiirla)  oom;  oorsl(!  pliials.  Hol,  is  ooti  zoor  Hiriakolijko 
viscli,  dio  gedroogd  don  naam  i/mn  hldnli  of />'}^i«/nlraagl, ;  ook 
wordt  daarvan  (icn  soori  van  liokking  horoid.  Vorder  worden 
onder  do  niakreolsoorlen  gegelen  do  volgende  vissehon :  ikan 
Imfiri  (Cyinhiuni-soorlrin);  iltmi  talang  ((ïliorineniiiH);  ilcan  Bltlar 
(Solar  inaerurus);  ikan  fcwen  (Caranx  Koslori);  i/can  hochoc 
(Laolarins  didïealnins),  voel  golijkende  o|»  ikan  kemhowj,  wordl, 
(!V(;nwel  door  l)niklijders  minder  goed  v(!rdragon ;  ikan  pampd 
it\  hawal  itam  (l*arasl,oinal,eus  nigor). 

Onder  do  mngilidao  worden  ikan  hclmak  (Mngil  IJorniJonHisj 
ontl(!r  do  lonlliidao  ikan  lironarKj-hronawj  {}n\',\r\\\\\u'm  ponla/ona) 
gohozigd. 

Van  de  lahyrinlhilormon  is  oen  zoor  veel  gegoten  visoli  deopVam 
.ilgomeon  voorkoinen<lo  ikan  ijnhnes  ol'  koolonk  (O|»liioce|»lialu« 
slrialus),  die  verscli  en  ook  in  zuur  ingemaakt  gebruikt  wordt. 
Dit  laalste  wordt,  lot  toospijs  voor  do  rijsttafel ,  ook  mot  andore 
vissclien,  vooral  met  ikan  komlmuj  en  ikan  linr/iri,  gedaan. 
Ikan  qahoes  wordl  ook  gedroogd  en  onder  dien  vorm  is  vooral 
de  van  Siam  ingevoerde  zeer  gewild;  daarvan  zijn  Iweo soorten 
lickend,  namelijk:    Opliioceplialus  guaclia  en  0.  harca. 

Tot  de  laatstgenoemde  familie  liolioort  ook  de  i)eroomdsle  en 
meest  gozoclile  der  Indische  vissehon,  de  ikan  goarami  {ih\\\\n)- 
monus  olfax).  Het  verhruik  dier  vissehon  is  zoo  groot,  dal 
kunstmatige  teelt  noodig  is,  om  aan  de  voortdurende  aanvrage 
te  kunnen  voldoen. 

Een  groot  aantal  vissehon  wordt  op  eene  hijzonder  wijze 
horoid,  waarhij  zij  gedoollolijk  tot  rotting  overgaan.  Deze  zeer 
slinkende  hereiding  heet  Irasi.  De  kleinere  vissehon  komen 
daarbij  vooral  in  aanmerking  en  worden  in  hun  geheel ,  meestal 
met  garnalen  vermengd,  mei  water  en  zout  in  een  gesloten, 
aarden  pol  gezel,  waarin  men  liet  mengsel  zoolang  laai  giglen 
lot  alles  in  een  pap  is  veranderd.  Het  water  wordl  er  afge- 
goten en  als  saus  gehruikl ,  lewijl  do  ovorhiijvende  ma.ssa  in 
koekon  wordt  gedroogd.    Inboorlingen  houden  van  die  spijs  zoo- 


168 


veel,  (lal  een  rijsHafel  zonder  (rasi  niel  in  orde  is;  ook  vele 
Europeanen  zijn  er  liefliel)bers  van.    Te  Palembang  vfor(\l  Irasi 
vermengd  niel  visch  en  doerian,  daarna  in  een  blad  gepakt  en 
gepofl.    Dil  mengsel,  dat  meer  dan  een  jaar  wordt  bewaard 
stinkt  natuurlijk  verbazend  en  draagt  den  naam  lempoja. 

Onder  de  visscben,  die  gedroogd  gegeten  worden,  verdienen 
nog  vermelding  de  ifcan  sèpat  (Tricbopus  tricboplerus.  T. 
slriatus)  en  de  alleen  als  délicatesse  uit  Brilsch-lndië  aange- 
voerde Bombaij  ducks  of  hummaloh.  Deze  laatste  viscb  beboort 
tot  bet  zeldzaam  voorkomende  geslacbt  Harpodon  en  beet  Har- 
podon  nebereus  (GüntherI 

Van  enkele  visscben  wordt  hel  vleescb  tol  koekjes  in  elkaar 
geperst  en  deze  worden  dan  gedroogd  en  kroepoek  ikan  geraamd; 
die  koekjes  worden,  lot  gebruik,  eerst  gebakken. 

Uit  Europa  en  Amerika  v/orden  ook  viscbsoorten  in  blik,  ge- 
zouten of  gedroogd  aangevoerd.  Zoo  kan  men  zicb  voorzien  van 
zalm,  waarvan  de  Nederlandscbe,  gekookt  of  gerookt,  de  besle 
is,  baring,  bokking,  ancbovis,  paling,  sardijnen,  zouleviscb, 
slokviscb  en  dergelijken  meer,  die  bijna  alleen  door  Europea- 
nen, soms  ook  door  Cbineezen  gegeten  worden. 

Onder  de  ongewervelde  dieren  zijn  er  maar  weinigen,  die  door 
Europeanen  als  voedsel  worden  gebruikt ;  door  inlanders  en 
Cbineezen  evenwel  zijn  er  velen  zeer  gewild. 

Van  de  Cepbalopoden  worden  verscbillende  inklvisscben 
(Loligo  Javaniea,  Sepia  aculeala)  gegeten. 

Onder  de  weekdieren  komen  in  aanmerking  de  oester,  liram 
(Oslrea  imbricata),  die  veel  mei  de  Europeescb  oester  over- 
eenkomt, maar  iets  kleiner  is;  zij  wordl  door  Europeanen 
rauw  en  gekookt  gebruikt,  maar  de  inlanders  elen  die  nimmer 
anders  dan  gekookt  met  groenten  of  met  tamarinde.  lUj  Eu- 
ropeanen komen  meermalen  vergiftigingen  er  door  voor.  Er 
beslaat  nog  een  minder  goede  soort,  overeenkomende  met 
mosselen  en  koepang  of  lolo  genaamd.  Oesters  moeten  altijd 
van  den  zoogenaamden  baard  (byssus)  worden  ontdaan,  omdat, 


159 


naar  hel  scliijnt,  juist  in  tlal  gcileelle  de  sloffen  voorkomen, 
die  aanleiding  geven  lol  vergiftiging.  Bij  liet  koken  van  oesters 
wordt  in  liel  dagelijksclie  leven,  even  als  bij  garnalen,  een 
zilveren  lepel  mede  gekookt;  blijft  die  blank,  dan,  zegt  men^ 
is  er  geen  kans  op  vergiftiging. 

Cliineezen  eten  dikwijls  kleine  slakkensoorlen,  toetoei,  kej'ong, 
gelijkende  op  de  alikruik. 

De  kokhaan,  krang  (Cardium  edulis)  is,  in  de  maanden, 
waarin  zij  ter  markt  komt,  een  zeer  gezochte  spijs.  Op  enkele 
eilanden  wordt  ook  het  weekdier  uit  de  reuzenschelp  (Tridacne 
gigas)  gegeten;  op  Java  niet. 

Onder  de  insekten  wordt  van  de  zoo  schadelijke  witte  mieren 
ook  als  geliefkoosd  voedsel  gebruik  gemaakt.  Die  dieren  heelen 
in  het  Maleisch  rajap  en  hebben  in  de  zoölogie  namen,  die  op 
hun  zeer  vernielende  levenswijze  betrekking  hebben,  als  Termes 
fatale,  moidax,  atrox,  destructor  en  dergelijke.  De  meest 
voorkomende  soort  is  Termes  Sumalranum.  De  mannetjes  en 
Avijfjes  dezer  witte  mieren  krijgen,  bij  hunne  laatste  ontwikkeling, 
vleugels  en  vliegen  dan  's  avonds  in  zeer  groote  massa's  om 
hel  licht.  Men  noemt  die  vliegende  witte  mieren,  larong.  De 
inlanders  plaatsen  een  kom  met  water  onder  het  licht,  dat  dan, 
daarin  teruggekaatst  wordende,  die  dieren  aantrekt.  Zij  worden 
daarin  vallende,  opgevangen,  van  hunne  vleugels  ontdaan  en 
dan  geroosterd  of,  met  meel  vermengd,  lot  een  soorl  van 
koeken  gebakken  en  zoo  gegeten.  Zij  zouden  dan  eenigszins 
naar  amandelen  smaken. 

Sommige  inlanders,  maar  vooral  vrouwelijke,  Chineesche  kleur- 
lingen, zijn  groote  liefhebbers  van  een  kleine  bijensoort,  tawon 
(Melipoma  minula  of  M.  vidua  ?);  die  diertjes  worden  of  alleen,  of 
mei  een  stuk  honigraat  in  een  blad  gewikkeld ,  daarna  geroos- 
terd en  zoo  gegeten.  De  honig,  madoe,  is  meestal  afkomstig 
van  Melipoma  minula,  maar  in  hel  wild  vindt  men  ook  nog 
andere  soorlen,  die  evenwel  voor  hel  grootste  gejileelte  nog  niel 
wetenschappelijk  gcdclermineei  d  zijn.  Honig  is  een  zeer  gezochte 
spijs,   vooral   ook  bij  de  bereiding  van  sommige  gebakken. 


160 


Groote  sprinkhanen,  walang,  worden  in  de  Preanger-Regeul- 
schappen  als  toespijs  hij  de  rijsl  gehruikl,  waartoe  zij  even  worden 
geroosterd,  pèpès,  tot  de  vleugels  verschroeid  zijn;  zoo  eet 
men  daar  ook  wel  den  bekenden  veenmol  of  aardhond,  andjing 
(ana  (Gryllotalpa  vulgaris). 

De  Papua*s  op  Nieuw-Guinea  eten  alle  inseklen,  maar  vooral 
groote  kevers. 

Enkele  inlanders  eten,  bij  wijze  van  sambal,  ook  de  zoo  naar 
kaarsvet  riekende,  en  voor  den  rijstbouw  hoogst  nadeelige, 
walang  sangiel  (Stenocoris  varicornis),  die  lot  de  groote  familie 
der  wantsen  behoort. 

Deze  inseklen  kunnen  evenwel  al  even  weinig  tol  voedings- 
middelen gerekend  worden,  als  de  luizen,  koetoe,  die  de  inlandsche 
vrouwen  opeten ,  als  zij,  achter  elkaar  gezeten,  malkander 
den  dienst  der  hoofdreiniging  bewijzen. 

Eene  cicade  wordt  op  Java  onder  den  naam  gareng  gebruikt ; 
de  rupsen  en  poppen  van  den  rf/afi-vlinder  dienen  evenzeer 
lol  voedsel,  als  de  larve  van  een  lor,  welke  larve  oelar  rotan 
genoemd  wordt.  Hel  is  niet  van  belang  nog  meer  dergel  ijken 
op  te  sommen. 

Onder  de  krabben  worden  vooral  kepieting  (Porlunus  pelagicus) 
en  redjoengan  (Palinurus  sexdenlalus)  gegoten.  Vooral  de  eer- 
sten zijn  zeer  gezocht,  en  worden  gegeten,  nadat  het  vleesch 
uil  de  schalen  genomen  en  met  hunne  eieren,  met  pieterselie 
en  andere  bijmengselen  is  fijn  gehakt,  en  dan  op  nieuw  in 
de  schalen  is  gedaan  en  gebakken.  Ook  worden  zij  in  keiri 
gekookt  bij  de  rijsttafel  gebezigd.  Enkele  kreeften  en  garnalen 
zijn  zeer  aangenaam  van  smaak  en  worden  veel  gegeten. 
Er  komen  door  garnalen,  oedang,  (Palinurus  homarus)  nog  al 
eens  gevallen  van  vergiftiging  voor,  Ier  wijl  sommige  personen 
lasl  hebben  van  zwelling  en  jeukte  van  het  mondslijmvlies  en 
de  lippen,  na  het  eten  van  garnalen.  Ook  zag  ik  menschen, 
die  er  hoeslaanvallen  door  kregen. 

Van  de  garnalen  worden  koekjes  of  op  macaroni  gelijkende 
slakken  gemaakt,  die  gedroogd -in  den  handel  komen,  en  met 


161 


olie  of  boler  gebakken,  opzwellen  en  een  zeer  goed,  aangenaam 
smakend  voedsel  leveren.  Die  koekjes  heelen  kroepoek  oedang. 
Verder  bestaat  er  een  zeer  voedzame  bereiding  van  garnalen, 
pelis  genaamd,  vervaardigd  door  de  garnalen  in  baar  gebeel, 
met  buid  en  al,  tot  een  dikke,  roodbruine  gelei  te  koken,  die 
soms  tot  koekjes  wordt  gevormd  en  daarna  gedroogd. 

De  Cbineezen  eten  de  garnalen  soms  rauw,  in  wijn  dronken 
gemaakt,  waarbij  zij  de  springende  dieren  opvangen  en  dan 
levend  verbruiken. 

Van  de  mimi  (Limulus  Moluccanus)  worden  de  eieren  met 
rijst  en  azijn  lol  een  smakelijke  spijs  bereid. 

Onder  de  bololuriën  vindt  men  vele  eetbare,  en  dan  ook  veel  ge- 
bruikte, die  den  algemeencn  naam  Iripang  dragen.  De  Cbineezen 
zijn  daarvan  groote  liefbebbers.  De  Iripang  wordt,  na  de 
vangst,  gedurende  een  balf  uur  boven  vuur  opgebangen,  dan 
ingesneden  en  geledigd;  vervolgens  gedurende  drie  uren  in 
aromaliscb,  zout  water  gelegd  en  daarna  boven  vuur  gerookt. 
De  Cbineezen  bescbouwen  deze  spijs  als  een  apbrodisiacum. 

Oesters  en  kreeflen  wordeii  ook  in  blik,  vooral  Amerika, 
aangevoerd. 

Opmerkelijk  is  nog  de  bij  de  inlanders  beslaande  meening, 
dat  alles,  wal  uil  de  zee  koml,  goed  is  voor  voeding  van  den 
menscb.  Dit  geloof  brengt  er  ben  zelfs  toe,  nu  en  dan  de  zoo 
buitengewoon  naar  zwavelwalcrslofgas  riekende  krokodillen- 
eioren  Ie  elen. 


Voedsels  van  planlaardigen  oorsprong. 

Bij  de  voorafgaande  bescbouwingen  over  de  voedsels,  die  uit 
bet  dierenrijk  worden  verkregen,  bobben  wij  eenigszins  de 
volgorde  verkozen,  die  in  zoölogiscbe  boeken  op  den  voorgrond 
Ireedl.  Dit  was,  zoowel  voor  bel  overzicbl  als  voor  de  beban- 
deling  der  onderwerpen,  bet  meest  aan  te  bevolen.  Bij  de 
Ibans  volgende  bespreking  der  plantaardige  voedsels  is  aan 
eene  botaniscbe  volgorde  niel  te  denken;  in  de  cersle  plaats. 


162 


omdat  het  gewicht  der  heschoiivving  grooler  is,  naar  male 
de  planten  een  grooterc  hoeveelheid  voedsel  leveren  of  een  meer 
uitgehreid  verhruik  vinden,  en  in  de  tweede  plaats,  omdat 
aan  volledigheid  hij  dit  onderwerp  nog  veel  minder  kan  worden 
gedacht,  dan  hij  de  voeding  met  dierlijke  Voorthrengselen. 
Hasskarl  somt,  in  zijn  hekende  hoekje  over  de  nuttige  planten 
van  Java,  4ö6  planten  op,  die  als  voedsel  worden  gehruikt; 
het  spreekt  wel  van  zelf,  dat  het  onnoodig  is  die  allen  afzon- 
derlijk te  hehandelen.  Hadden  wij  ons  voorgenomen  alleen 
de  Europeesche  hevolking  van  iVet/er/aM(/sc/i-/«(/te  en  hare  levens- 
wijze in  het  oog  te  houden  dan  zou  de  zaak  veel  eenvoudiger 
zijn;  maar  wij  willen  hier,  evenmin  als  vroeger ,  de  iiihoorlingen 
en  de  Chineezen  uit  het  oog  verliezen.  Al  vindt  men  in  verreweg 
de  meeste  hand-  en  leerboeken  over  gezondheidsleer  ook  de 
voeding  met  plantaardige  spijzen  in  heele  landen  behandeld, 
toch  vlei  ik  mij ,  dat  er  nog  wel  enkele  zaken  hij  in  aan- 
merking kunnen  gebracht  worden,  die  niet  in  die  boeken  te 
vinden  zijn. 

Bovenaan,  't  behoeft  nauwelijks  gezegd  te  worden,  staal  de 
rijst,  die,  behalve  voor  de  bevolking  der  oostelijk  gelegen  eilanden, 
Amhon,  Termie,  Banda,  Bat  jan,  enz.,  de  hoofd  voeding  der 
bewoners  van  Nederlandsch-Indië  uitmaakt. 

De  rijstplant  heet,  evenals  de  gedroogde  rijst,  in  den  bolster 
en  nog  aan  de  stelen  bevestigd,  in  hel  Maleisch  padi;  in  hel 
Sundaneesch  pareh.  Zijn  de  rijpe  vruchten  zonder  stelen,  dan 
heeten  zij  gaba,  bangsal;  terwijl  zij  van  hare  bolsters  onUlaan 
den  naam  bras,  beias,  dragen;  de  gekookte  rijst  voert  den 
naam  nasi,  kedjo. 

(Dit  opsommen  van  eenige  woorden  uit  Polynesische  talen  geeft 
mij  aanleiding  lol  de  volgende  opmerkingen.  Er  komt  in  den 
laatsten  tijd  meer  eenheid  in  de  wijze,  waarop  de  talen  van  den 
Nederlandsch-Indischen  Archipel  met  Lalijnsche  letters  worden 
voorgesteld;  dal  is  een  gelukkig  verschijnsel  en  het  zou  voor  een 
auteur,  over  welke  aangelegenheid  ook  in  die  streken,  zeer  nullig 


163 


zijn  zich  de  besle  schrijfwijze  eigen  Ie  maken  en  die  Ie  volgen , 
zoodra  hekend  is,  wal  de  hesle  is. 

Ik  had  mij  voorgenomen,  mei  hel  oog  op  dil  hoek,  eenigszins 
op  de  hoogle  Ie  Irachlen  Ie  komen ,  hoe  ik  die  vreemde  woorden 
schrijven  moesl,  maar  kwam  al  spoedig  lol  de  onldekking,  dat 
dit  een  wanhopige  poging  zijn  zou,  daar  ieder  der  hekende 
aiilorileilen  zijne  eigene  schrijfwijze  voor  de  hesle  houdt. 
Bovendien  hemerkle  ik,  dal  de  kansen  op  scherpe  kritiek  des 
te  grooler  werden,  naarmate  ik  mij  aan  de  eene  of  andere 
wijze  zou  aansluiten,  en  er  is  iels  onaangenaams  in,  gehekeld 
Ie  kunnen  worden  over  zaken,  waarvan  ik  zelf  gaarne  erken 
geen  voldoende  kennis  te  bezitten.  Daarom  heb  ik  mij  aan  geen 
slelscl  gebonden  en  de  woorden  opgeschreven,  zooals  zij  klinken 
in  de  ooren  der  meesle  Nederlanders.  Leest  men  Duilsche, 
Pranscbe  of  Engelsche  hoeken,  waarin  Maleische,  Javaansche 
of  Sundaneesche  woorden  voorkomen,  dan  is  het  dikwijls  niet 
mogelijk  te  begrijpen  wat  er  mede  bedoeld  wordt,  zonder  die 
hardop  Ie  lezen  in  de  uitspraak  der  taal,  waarin  men  trachtte 
de  klanken  leruglegeven.  Gebrekkig  blijft  die  voorstelling  altijd. 
Men  kan  eene  dergelijke  taal  alleen  in  haar  eigene  spelling, 
dikwijls  alleen  met  haar  eigene  lellerleekens  goed  schrijven. 
Al  de  andere  manieren  zijn  een  gebrekkig  hulpmiddel,  zoodat 
geleerden  zelfs  beweren,  dat  hel  Maleisch,  door  het  daarvoor 
alleen  gebruikelijke  Arabische  letterschrift,  slechts  onvolkomen 
kan  worden  voorgesteld.  Zoo,  om  eens  bij  onze  rijst  Ie  blijven, 
is  padi,  naar  ik  meen,  geschreven  in  den  vorm,  dien  de  geleerden 
in  Oostersche  talen  beweren,  dal  het  meesle  nadert  lol  de 
voorstelling  in  het  Arabische  letterschrift;  dat  moge  juist  zijn , 
maar  ieder  hoort  dal  woord  zóó  uitspreken,  dat  wij,  Nederlan- 
ders, paddie  zouden  schrijven.  Bij  hel  woord  bras  hooren  wij 
dikwijls  een  zeer  korte  e  lusschen  de  b  en  de  r,  dus  bcras, 
daar  Maleiers  en  Sundaneezen  geen  twee  medeklinkers  na  elkaar 
kunnen  uitspreken. 

'l  Klinkt  in  de  ooren  der  lieeren  taalgeleerden  zeker  ontzettend 
ouderwelsch,  maar  toch  is  hel  een  feil ,  dal  de  thans  gewoonlijk 


164 


gevolgde  manieren  om  liel  Maleiscli,  zooveel  mogelijk  naar  zijn 
eigen  aard,  mei  de  bij  ons  gebruikelijke  IcUerteekens  afteheelden 
en  daartoe  zoo  weinig  mogelijk  letters  Ie  bezigen ,  het  lezen 
ervan  niet  gemakkelijker  maakt.  Wie  geen  afzonderlijke 
studie  van  de  waarde  der  letters  enz.  maakte,  begrijpt  veel 
gemakkelijker  wat  Van  Linsgiioten,  Bontius,  Valentijn,  Hass- 
KARL,  om  er  niet  meer  te  noemen,  met  hunne  onregelmatige 
manier  van  schrijven  in  het  Maleisch,  bedoelden  dan  wal 
sommige  nieuwere  schrijvers  wenschen  te  zeggen. 

Deze  uitweiding  boude  men  mij  ten  goede). 

De  rijst  (Oryza  sativa)  heeft  een  groot  aantal  variëteiten, 
waarvan  in  den  botanischen  tuin  te  Buitenzorg  in  1866  een 
tachtigtal  voorkwamen. 

Voor  ons  doel  is  het  noodig  te  welen,  dat  men  onderscheid 
moet  maken  lusschen  bras  padi  en  bras  kelon  oi poeloel;  de  eerste 
is  de  gewone  rijst,  de  tweede  draagt  den  wetenschappelijken  naam 
Oryza  glutinosa.  Zij  onderschcidl  zich  door  de  half  wille,  half 
roode  kleur  der  meer  langwerpige  en  minder  doorschijnende 
korrels  en  verder  door  de  bijzonderheid,  dat  zij  bij  het  koken 
zeer  kleverig  wordt.  Vooral  voor  het  bereiden  van  verschillende 
inlandsche  gebakjes  {kwee-kwee)  vindt  die  kelan  een  ruime 
aanwending;  zij  is  zeer  moeielijk  verteerbaar  en  dus  nooit  aan 
Ie  bevelen.  Van  beide  soorten  onderscheidt  men  nog  eene  witte 
{bras  poelih ,  beias  bodas) ,  eene  roode  {bras  meirak,  beias  burriim) 
en  eene  zwarte  variëteit  [bras  Ham,  beias  hiedung).  De  beide 
laatste  soorten  worden  door  menschen  niet  veel  gegeten;  terwijl 
de  zwarte  soort  een  eenigszins  samenlrekkenden  smaak  heeft, 
wordt  de  roode  moeielijk  verdragen  en  kan  zelfs  aanleiding 
geven  lot  diarrhee. 

Bij  de  bekende  samenstelling  der  gewoonlijk  genuttigde,  witte 
rijst  (volgens  Watson  gemiddeld  op  elke  100  deelen :  15  water, 
78  zetmeel,  7  stikstof  houdende  stofTcn,  0.5  vel  en  0.5  anorga- 
nische bestanddeelcn ;  Sciiarlée  en  Berinelot  AIoens  gaven  in  Deel 
XI  van  hel  Geneeskundig  Tijdschrift  voor  N.  I.  de  chemische 
bestanddeelcn  van  verschillende  soorten  van  rijsl  op)  is  hel 


166 


niet  Ie  verwonderen,  dat  er  groole  hoeveelheden  van  in  het 
lichaam  moeien  worden  gevoerd  om  een  voldoende  hoeveelheid 
voedingsstof  daarnil  Ie  verkrijgen.  Nog  meer  wordt  dat  het 
geval  door  do  wijze  van  loehereiding,  die  in /wJjé' algemeen  ge- 
hruikelijk  is.  Men  weet  namelijk,  dat  rijst,  evenals  vele  zelmeel- 
hondende,  plantaardige  voedsels  in  het  algemeen,  des  te  meer 
voor  voeding  geschikt  is,  naarmate  zij  sterker  is  gekookt,  omdat 
dan  des  te  meer  zetmeel  in  dextrine  is  omgezet.  De  eischen, 
die  inhoorlingen ,  en  in  navolging  van  hen  ook  de  Europeanen 
in  Indië,  aan  goed  hereide  rijst  stellen,  zijn  evenwel  van 
dien  aard,  dat  van  een  voldoend  gaar  koken  geen  sprake 
kan  zijn.  De  Indische  vrouwen  wenschen  de  rijst  heel  van 
korrel,  goed  wit  en  zeer  weinig  of  niet  aan  elkaar  klevende 
te  zien ;  om  dat  doel  te  hereiken  wordt  de  bras  in  een 
mandje  gedaan  en  in  water  (zoo  mogelijk  in  stroomend 
water)  zeer  lang  uitgewasschen,  waardoor  alle  poeder  en 
alle  gebroken  korrels  worden  verwijderd.  De  rijst  wordt  dan 
met  zeer  weinig  water  of  alleen  met  sloom  gekookt,  evenwel 
slechts  zoolang  tot  de  korrels  wel  uilzellen,  maar  niet  aan 
elkaélr  kleven  of  uit  elkaar  vallen. 

Meestal  geschiedt  dat  stoomen,  koekoes,  in  een  mandje  van 
dicht  in  elkaar  gevlochten  rolan  of  hamhoe,  dat  op  de  wijde 
opening  van  een,  met  water  gevulden,  koperen,  bijna  bolvor- 
migen  ketel  (dondang)  geplaatst  wordt,  zoodal  de  heetc  water- 
damp door  dat  mandje  en  zijrt  inhoud  heenstrijkt. 

Deze  bereidingswijze  verklaart  dus,  waarom  door  personen, 
die  zich  hoofdzakelijk  met  rijst  voeden ,  zulke  verbazende  hoeveel- 
heden daarvan  worden  tot  zich  genomen. 

De  rijst  verteert  gemakkelijker  koud  dan  warm;  inlanders 
eten  haar  in  den  regel  koud;  in  het  algemeen  zijn  koude  spijzen 
te  verkiezen  in  een  heet  klimaat.  De  reden,  waarom  de  inlanders 
de  rijst  koud  eten,  berust  evenwel  niet  op  de  kennis  van  die  gemak- 
kelijker vcrlcerbaarheid,  maar  wel  op  vooroordeel.  Zij  mecnen 
namelijk,  dat  het  elen  van  warme  rijst  aanleiding  geelt  tot  blind 
worden.  Da.  BoiMius,  die  zoo  gaarne  alles  geloofde,  wat  inlanders 


166 


hein  vertelden,  zegt  ook,  dat  warme  rijst  nadeelig  werkt 
op  het  geheele  zenuwstelsel  en  zoo  blindheid  daardoor  ont- 
slaan kan.  Wij  vinden  bij  dien  schrijver  meermalen  zulke 
sprookjes. 

Van  groolor  belang  is  de  meeuing  van  Rochabd,  dat  het  eten 
van  rijst  onder  de  oorzaken  zou  behooren  tot  het  ontstaan  van 
bcri'beri;  eene  meening,  die  door  Dr.  B.  Simmons  wel  niet 
gedeeld  wordt,  maar  bij  dien  schrijver  toch  ecnigen  steun  vindt, 
daar  hij  beweert,  dat  de  betere  soorten  van  rijst  door  lijders 
aan  die  ziekte  slecht  verdragen  worden  en  eene  verandering 
van  voeding,  met  gerst  en  boenen,  hoog  noodig  is.  Hij  kan 
niet  uitmaken  of  het  nul  ontslaat,  doordat  de  laatstgenoemde 
voedingsmiddelen  meer  laxccrcnd  werken  of  doordat  zij  meer 
polasch  bevatten  dan  rijst,  die  weinig  potasch  houdt.  Misschien, 
meent  Simmons,  is  eene  reden  Ie  vinden  in  de  bereidingswijze 
der  rijst  in  Japan,  waar  hij  zijne  waarnemingen  deed;  men 
ontdoet  haar  daar  namelijk  geheel  van  de  buileuslc  schors. 

Dat  sterk  stampen  der  rijst,  om  haar  mooi  wil  te  krijgen, 
geschiedt  somtijds  ook  in  Indië.  Terwijl  de  omhulsels,  door 
het  eerste  afslampen  verkregen,  de  zemelen  dus ,  (/cc/«A; heelen, 
draagt  hel  stof,  bij  een  tweede  stamping  verkregen,  den  naam 
dcdak  aloes,  woordelijk  fijne  zemelen.  Die  dédak  aloes  wordl 
wel  gebezigd  tot  het  maken  van  een  soort  van  pap,  die  6oc6ocr 
bckaloel  heel. 

Er  is  ook  eene  manier  in  gebruik  om  rijst  veel  gaarder  te 
koken,  al  doen  de  inboorlingen  dal  weinig.  Die  zeer  gaar 
gekookte  rijst  heet  dan  niet  meer  Jiasi,  maar  rijstepap,  boehocr 
nasi,  terwijl  halfgaar  gekookte,  maar  toch  reeds  zacht  geworden 
rijst  nasi  lembek  genoemd  wordt.  Wordl  de  rijst  door  stooming 
in  een  gesloten,  aarden  vat,  zeer  gaar  gekookt,  dan  is  zij  een 
uitstekend  voedingsmiddel;  zij  draagt  dan  den  naam  nasi  lim, 
en  wordt  niet  zelden  bereid  door  er  een  stuk  kip  of  een  duif 
mede  in  te  laten  stoomcn,  waardoor  zij  ook  uilslckcnd  geschikt 
is  lot  voedsel  voor  kinderen.  Het  is  in  dut  geval  voorzichtig  die 
nasi  tim  ten  overvloede  nog  door  een  zeef  te  persen. 


167 


Hel  kan  wel  overbodig  geacht  worden  al  de  preparaten 
van  rijst  hier  op  te  sommen,  die  als  versnaperingen ,  maar 
ook  juist  daarom  wel  degelijk  als  voedingsmiddelen,  voor  de 
inlanders  optreden.  Zij  worden  in  het  algemeen  alleen  door 
hen  goed  verdrdgen,  die  van  hunne  jeugd  af  gewoon  zijn  geraakt 
die  versnaperingen  te  gebruiken. 

Voor  inlandsche  kinderen  en  voor  die  van  kleurlingen  zijn 
zij  niet  zelden  de  hoofdvoeding.  De  soorten,  die  bij  de  koking 
goed  kunnen  uitzetten,  zijn  gemakkelijker  verleerbaar  dan  de 
andere;  daarom  kan  gablok  (zeer  gaar  gekookte  rijst,  na  de 
koking  in  pisang-hhAeren  gestopt)  worden  aanbevolen  en  is 
ketoepal  (ongekookte  rijst  met  wat  zout  in  mandjes  van  klapper- 
bladeren vervaardigd  gestuwd,  en  daarna  gekookt)  moeielijk 
verteerbaar;  over  gemblong  sprak  ik  reeds  vroeger  (pag.  131). 

Het  bovenstaande  zal  wel  voldoende  zijn  om  een  oordeel  te 
vellen  over  het  al  of  niet  wenschelijke  van  het  eten  der  ver- 
schillende rijstbereidingen . 

Goede  rijst  moet  fraai  wit  van  kleur  zijn,  doorschijnend, 
vast  en  droog,  geen  muffen  reuk  en  geen  zuurachtigen  smaak 
hebben,  zooveel  mogelijk  uit  heele,  volle  korrels  heslaan,  niet 
door  insekten  zijn  aangevreten,  in  de  hand  genomen  daaraan 
geen  wit  poeder  afgeven  en  vrij  zijn  van  alle  vreemde  hesland- 
deelen ,  vooral  van  kalk ,  die  men  wel  bezigt  om  aan  oude  rijst 
het  voorkomen  van  nieuwe  te  geven;  die  kalk  blijft,  bij  om- 
roeren ,  aan  de  hand  als  een  wit  poeder  kleven . 

Er  mag  hier  wel  met  een  enkel  woord  melding  worden 
gemaakt  van  den  rijstbouw,  zooals  die  gewoonlijk  in  hdië 
plaats  vindt,  en  wel  alleen  voor  zoover  die  uit  een  hygiënisch 
oogpunt  belangrijk  is. 

De  sawah's  (rijstvelden)  zijn  vierkante  of  langwerpig  vierkante 
vakken  van  verschillende  grootte,  meestal  legen  de  hellingen 
der  hergen  boven  elkaar  aangelegd.  Elk  vak  op  zich  zelf  is 
bijna  horizontaal  gelegen  en  geplaatst,  zooals  dat  met  de  berg- 
helling  het  best  strookte.    Die  sawah's  zijn  ieder  op  zich  zelf  * 


168 


omgeven  door  een  niet  zeer  hoog  dijkje  {galengan),  dat  levens 
als  voetpad  dienst  doet.  Van  boven  af  (soms  met  zeer  veel 
moeite  zoo  hoog  opgevoerd)  loopt  water  op  die  sawak's  en 
gaat  van  elke  hooger  gelegene  met  een  klein  watervalletje, 
door  eene  opening  in  het  dijkje,  naar  een  lagere.  Als  de 
sawa/i's  eenigen  lijd  onder  water  hehhen  geslaan,  stopt  men 
den  waleraanvoer  ten  einde  de  jonge,  aangekweekte  rijst- 
plantjes in  den  omgeploegden  modder  te  planten.  Eenige 
dagen  later  wordt  weêr  water  toegelaten  cn  loopt  alles  op 
nieuw  onder,  om  weêr  droog  te  worden,  als  de  rijst  rijp 
is.  Dit  is  eene  korte  en  zeer  onvolledige,  maar  voor  ons  doel 
voldoende,  beschrijving  van  den  gang  van  zaken  hij  den  nallen 
rijstbouw;  de  andere,  drooge  manier  van  rijslaaiiplanl  koml 
daarbij  niet  in  aanmerking. 

Er  is  namelijk  veel  geschreven,  zoowel  in  Europa  als  in 
Brüsch-ludië  en  in  de  Fransche  koloniën ,  over  den  nadeeligen 
invloed  van  den  natten  rijstbouw  op  den  gezondheidstoestand 
der  bewoners  in  den  omtrek  dier  rijstvelden. 

Vooral  R.  Baird  Smitu  heeft  in  zijn  werk  over  de  irrigatie  in 
Picmont  en  Lombardije  de  zaak  voor  Italië  in  bijzonderheden 
nagegaan.  Hel  is  daarbij  gebleken,  dat  in  dat  land  de  natte 
rijstkultuur,  vooral  gedurende  den  tijd  van  hel  snijden,  algemeen 
voor  ongezond  wordt  gehouden;  ofschoon  de  nadeelen  daarvan 
bijna  niet  worden  ondervonden  door  de  vaste  bevolking  der  streek, 
waar  de  kuituur  plaats  vindt,  maar  wel  door  personen,  die  in 
dien  drukken  tijd  van  rijst  snijden  slechts  lijdelijk  daar  verblijf 
houden. 

In  de  genoemde  landen  zijn  reeds  sedert  eenige  eeuwen 
strenge  bepalingen,  vooral  tegen  de  uitbreiding  der  rijstkultuur^ 
gemaakt,  die  evenwel  niet  zoo  streng  worden  toegepast.  In 
Lombardije  zijn  de  oudste  voorschriften  daaromlent  van  4  Sep- 
tember 1575,  in  Piemont  van  1608;  daarbij  is  vooral  het  oog 
gevestigd  op  de  bepaling  der  hoegrootheid  van  kringen  om 
bewoonde  plaatsen,  die  als  verboden  kringen  voor  rijstbouw 
moesten  worden  aangemerkt. 


169 


Als  men  bedenkt,  dat  in  Indië  minstens  4/S  der  inlandsche  bevol- 
king midden  in  de  door  haar  bewerkte  sawah's  woont ,  en  daar 
gezond  is  en  vermenigvuldigt,  zelfs  bijzonder  sterk  in  aantal 
toeneemt,  dan  kan  reeds  daaruit  het  besluit  worden  opgemaaki, 
dat  de  rijstbouw  in  Indië  niet  zulk  een  nadeeligen  invloed  op 
de  gezondheid  uitoefent.  Mag  men  al  van  eenige  accomodalie 
der  bevolking  tegen  schadelijke  invloeden  van  dien  aard  denken, 
het  feit,  dat  de  rijstbouw  slechts  gedurende  eenige  maanden 
van  het  jaar  plaats  vindt,  verzet  zich  wel  eenigszins  tegen 
hel  aannemen  van  zulk  eene  accomodatie.  Zeer  zeker  kan  de 
afwisselende  droogte  en  vochtigheid  der  rijstvelden  er  toe  bij- 
dragen om  de  ontwikkeling  van  schadelijke  zelfstandigheden  te 
vermeerderen  en  vooral  zal  de  gewone  slordigheid,  waarmede 
de  inlanders  na  het  snijden  der  padi  de  overgebleven  stengels 
op  de  sawah's  achterlaten,  aanleiding  geven  tot  het  vormen 
van  rottingsproducten.  Evenwel  verlieze  men  daarbij  niet  uit 
het  oog,  dat  ook  al  zeer  spoedig  op  nieuw,  op  die  tijdelijk 
droogliggende  velden,  zich  veel  en  snel  groeiend  onkruid  ont- 
wikkelt, indien  zij  niet  onmiddelijk  worden  gebruikt  voor 
den  verbouw  van  de  zoogenaamde  tweede  gewassen  (palawidj'a), 
zooals  mais,  tarwe,  peulvruchten,  oebi  djaiva,  enz.,  enz. 
Daardoor  worden  natuurlijk  vele  sloffen  verbruikt,  die  anders 
lol  de  vorming  van  nadeelige  schimmels,  gassen  enz.  zouden 
bijdragen,  waarbij  verder  kan  worden  aangevoerd,  dat  de 
poreusheid  van  den  grond  afneemt,  wanneer  er  veel  afval  op 
blijft  liggen,  en  dus  de  gelegenheid  tot  het  vormen  van  poelen 
met  stilstaand  water  grooter  wordt.  Bovendien  heeft  de  ontle- 
ding der  achtergebleven  plantendeelen ,  onder  den  invloed  van 
de  voortdurend  heerschende  hooge  temperatuur  en  van  de  na- 
blijvende vochtigheid  van  den  bodem,  zeer  snel  plaats. 

Wij  komen  tot  het  besluit,  dat  de  gewone  wijze  van  rijstbouw , 
de  natte  namelijk,  als  nadeelig  voor  de  gezondheid  moet 
worden  beschouwd  en  dat  de  drooge  verbouwing  beter  zou 
zijn.  De  nadeden  zijn  evenwel  in  Indië  bij  den  straks  in  het 
kort  beschreven  aanleg  der  sawah's  niet  zoo  groot,  als  zij  in 


170 


Noord-llalië  zijn,  waar  voornamelijk  die  mocrasacliligc  gronden 
lot  rijslhouw  worden  gebezigd,  welke  voor  andere  cultures  geheel 
en  al  ongeschikt  bleken. 

Er  is  nog  een  andere  factor  !)ij  den  rijstbouw  in  het  spel, 
die  zeer  zeker  op  de  gezondheid  van  mensch  en  dier  een  nadee- 
ligen  invloed  uitoefent.  Hij  is  gelegen  in  het  feit,  dat  de 
inlanders  liefst  ploegen  in  den  modder;  daardoor  wordt  gedu- 
rende eenigen  tijd  het  water  op  en  in  den  omtrek  der  rijst- 
velden drabbig  en  onzuiver  en  toch  drinkt  de  onverschillige 
landbouwer  nu  en  dan  een  handvol  van  dien  dunnen  modder.  Dal 
daar  ziek  worden  het  gevolg  is,  kan  geen  verwondering  wekken. 
Bij  buffels  vindt  men  in  de  maag  soms  vrij  groole  massa's 
modder,  die  waarschijnlijk  wel  hebben  bijdragen  tot  den  dood 
van  hel,  door  dikwijls  overmatigen  arbeid,  reeds  uilgepulte 
dier.  De  hier  genoenidc  schadelijke  invloeden  echter  zijn  wel 
een  gevolg  van  de  omstandigheden  aan  den  rijstbouw  verbonden, 
maar  niet  van  dien  bouw  zeiven. 

Indien  de  rijstbouw  zoo  bepaald  nadeelig  voor  de  gezondheid  is, 
zou  dat  zeker  den  inlander  wel  cenigszins  zijn  gebleken,  en  als 
het  waar  is,  wat  Dr.  J.  II.  F.  Sollewijn  Gelpke  beweert,  dal 
de  rijstbouw  in  bijna  alle  residenliën  van  Java  belangrijke  ver- 
liezen in  geld  ten  gevolge  heeft,  zouden  die  beide  factoren  zeker 
reeds  sedert  lang  aanleiding  gegeven  hebben  tot  het  opheffen 
dier  kuituur  door  de  bevolking  zelve. 

Kunnen  wij  niet  met  zekerheid  aauloonen,  dat  de  rijst- 
kultuur  op  de  inlandsche  bevolking  een  nadeeligen  invloed 
uitoefent,  wat  haar.  gezondheidsloestand  betreft,  iets  ander 
is  bet,  en  van  algemeene  bekendheid,  dat  Europeanen  dik- 
wijls koortsachtige,  miasmatische  ziekteverschijnselen  krijgen 
in  den  tijd  na  het  /)fl<Ze-snijden,  vooral  zoo  zij  in  de 
onmiddelijkc  nabijheid  van  sawah's  wonen.  Die  observatie 
heeft  omtreeks  het  jaar  1875  aan  de  militaire  autoriteiten 
aanleiding  gegeven  omtrent  den  gang  van  zaken  inlichtingen 
te  vragen,  met  het  oog  op  groote  garnizoensplaatsen,  die 
midden  in  de  sawah's  gelegen  zijn,  zooals  bijv.    Willem  1. 


171 


Hel  is  mij  niet  bekend,  of  men  toen,  hij  de  zeer  iiil- 
eenloopende,  meestal  llieoretiscli  behandelde,  adviezen  lol 
een  bepaald  resultaat  is  gekomen.  Opmerkenswaardig  komt 
het  mij  voor,  dat  de  meeningen,  door  verschillende,  meestal 
hooggeplaatste,  militaire  geneeskundigen  uitgebracht,  het  gevolg 
hadden,  dat  men  meende  met  het  als  waarheid  aannemen  dier 
meenigen  eenigszins  voorzichtig  te  moeten  zijn. 

Immers  zoo  redeneerde  men,  »al  kan  de  hygiëne  nauwkeurig 
•  zeggen,  wat  voor  de  gezondheid  van  een  woonoord  noodzakelijk 
„is  —  uit  de  ziekteverschijnselen  eener  plaats'*  \meti  bedoelde 
zeker:  op  eene  plaats  waargenomen)  »af  te  leiden,  welk  aandeel 
«ieder  der  aan  te  wijzen"  (aangewezen)  »nadeelige  omstandig- 
«heden  daaraan  heeft,  moet  uit  den  aard  der  zaak  niet  anders 
»dan  hij  benadering  kunnen  geschieden." 

Die  redeneering  is  juist;  de  theorie  alleen  is  niet  voldoende ; 
een  bepaald  en  goed  onderzoek  naar  den  invloed  van  elk  der 
omstandigheden  op  zich  zelf  is  noodig  en,  het  behoeft  wel 
niet  gezegd  te  worden,  zeer  moeielijk ;  soms  zelfs  zal  het  niet 
mogelijk  zijn  een  zuiver  resultaat  Ie  krijgen. 

Houdt  men  in  bet  oog,  dat  de  rijstbouw  de  voornaamste  kuituur 
in  Indi'ë  is,  dan  begrijpt  men  het  hooge  gewicht,  dat  aan  het 
verbieden  van  dien  bouw  in  een  bepaalden  kring  moet  worden 
gehecht;  de  bepaling  van  de  grootte  van  zulk  een  kring  is  zeer 
moeielijk  en  daarbij  mag  niet  worden  vergeten ,  dat  de  vergrooting 
van  den  straal,  lelkens  een  belangrijke  toename  van  de  opper- 
vlakte ten  gevolge  heeft .  Zoo  geeft  een  straal  van  100  el  41/2  bouw 
grond;  van  500  el,  110  bouw;  van  2500  el,  2800  bouw;  van 
\jOOO  el,  11000  bonw;  van  8000  el,  30000  bouw;  NB.  een 
bouw  is  gelijk  aan  500  llijiilandsche  voelen  of  7096,5  vierkante 
meiers.  Bepaalt  men  eenmaal  verboden  kringen  ,  dan  zal  de 
straal  allijd  even  groot  moeten  zijn  voor  verschillende  plaalsen, 
omdat  de  uitgestreklieid  dier  plaatsen  in  den  regel  van  weinig 
invloed  zal  zijn  op  verspreiding  der  nadceligc  stollen.  Er  is 
ook  voorgesteld  om  zulke  plaatsen  op  een  tamelijk  grooten  afstand 


172 


te  omringen  met  een  soort  van  licg  van  planten,  die  dan  de 
schadelijke  sloffen  zou  tegeniiouden . 

Men  mag  evenwel  gerust  aannemen,  dat  het  voorschrijven 
van  verhoden  kringen  een  veel  minder  nuttig  effect  zal  hehhen 
dan  de  zorg  voor  een  behoorlijke  afwatering  en  het  behouwen 
met  een  tweede  gewas,  dat  van  zelf  aanleiding  geeft  lot  het 
opruimen  vaiï  het  groolste  gedeelte  der  Ie  velde  gebleven  over- 
blijfselen van  den  rijstbouw  en  lot  heler  toezicht  op  de  dan 
op  nieuw  bebouwde  akkers. 

Wat  het  eten  van  rijst  betreft  leert  de  groote ,  reeds  eeuwen 
lange  ondervinding,  dat  het  ruime  gebruik  van  dit  voedings- 
middel niet  nadeelig  is ;  echter  verdient  opmerking,  dat  de  beste 
rijst  voor  voortdurend  gebruik  is  oude  rijst,  daar  de  nieuwe, 
pas  geoogste  rijst  bij  enkele  menschen  irriteerend  op  het  darm- 
kanaal werkt  en  dus  aanleiding  geeft  lot  diarrhee.  Wellicht 
is  deze  irrileerende  werking ,  in  verband  met  het  bovengezegde, 
ook  tot  de  oorzaken  te  rekenen ,  die  den  rijstbouw  een  slechten 
naam  uit  een  hygiënisch  oogpunt  hebben  bezorgd. 

Als  voedingsmiddel  in  plaats  van  rijst  treedt,  in  de  straks 
genoemde  oostelijk  gelegen  eilanden  der  Molukken,  de  sarjo  als 
volksvoeding  op.  De  sago  is  meestal  afkomstig  van  Cycas  sago , 
C.  circinalis  of  C.  revoluta,  maar  wordt  ook  verkregen  uit 
Saguerus  saccharifer,  {aren  of  kawoeng),  Corypha  gebanga 
[gehang)  en  Melroxylon  en  Sagus  sp.  div.,  zooals  Sagus  laevis, 
S.  Rumphii  en  anderen  {kireij,  /cirai);  de  stammen  dier  hoornen 
worden  daartoe  omgekapt,  geklopt  en  het  merg,  lot  korrels 
gebracht,  als  sago  gebruikt;  de  laatstgenoemde  plant  levert  de 
slechtste  soort.  De  goed  gekookte  sago  levert  een  tamelijk 
goed  voedingsmiddel;  zij  wordt  op  verschillende  manieren 
bereid ;  zoo  wordt  van  lol  pap  gekookte  sago,  met  klapperwater 
en  arert^-slroop,  ccne  spijs  gemaakt,  die  djendol  heel;  sago- 
koekjes  zijn  minder  goed  verteerbaar. 

Arrowroot,  afkomstig  van  Maranlha  Indica,  wordt  bijna 


173 


alleen  als  voedingsmitUlel  voor  kinderen  of  zieken  door  Euro- 
peanen gebezigd. 

Aardappels  [{kanlang,  kenlang)  worden  op  vele  plaalsen  aan- 
geplant, en  zijn  bij  Europeanen  geregeld  op  lafel;  zij  zijn 
meestal  minder  smakelijk  dan  de  Enropeesche  en  men  vindt 
er  weinig  verscheidenheden  van.  De  beste  komen  van  Soerabaja; 
deze  zijn  groot,  melig  en  aa.ngenaam  van  smaak  en  worden 
door  velen  lekkerder  gevonden  dan  die  in  Europa.  In  de  Preanger- 
Regenlsckappsn  worden  aardappelen ,  met  uien  lot  !)allen  samen- 
gemengd,  in  de  warong's  verkocht. 

Maïs  (Zea  mays)  wordt  op  enkele  plaatsen,  bijv.  in  het  Tengersche 
gebergte  en  op  het  eiland  Madoera,  boven  de  rijst  gesteld  en  ook 
op  Celebes  veel  gegeten.  Zij  draagt  in  het  Maleisch  den  naam 
djagoeng ,  in  de  Molukken  miloe  (welke  naam  zeker  wel  is  afgeleid 
van  het  Portugeesche  milho  da  India) ,  en  wordt  halfrijp,  geroos- 
terd ook  als  lekkernij  gebruikt ;  de  halfrijpe  korrel  bevat  een  zeer 
zoel,  melkachtig  vocht.  Mais,  vermengd  met  suiker  en  rijstemeel 
en  met  dikke  klappermelk  tot  koekjes  gebakken ,  vormt  kwee 
ialam.  Op  Madoera  worden  de  fijngemaakte  korrels  tot  een 
bal  gekneed  en  vermengd  met  de  fijngemalen  binnenbast  van 
hidaia  of  hapasoengan  (Sonneratia  acida),  die  een  wrangen, 
zuren  smaak  bezit. 

Goede  maïs  moet  helder  geel  van  kleur  cn  hard  van  korrel 
zijn,  en  mag  niet  gerimpeld  wezen,  daar  zij  dan  onrijp  is. 

De  tarwe  beet  in  het  Maleisch  Irigoe,  ook  een  Porlugeesch 
woord;  zij  wordt  niet  anders  aangeplant  dan  door  een  enkelen 
landheer  bij  wijze  van  bijzonderheid.  De  hoofdvoorraad  voor 
de  bakkerijen  komt,  ook  als  meel,  uit  Europa,  vooral  als  Hon- 
gaarsch  meel.  Werkelijk  lekker,  goed  brood  (roti)  is  zeldzaam 
te  verkrijgen;  te  Batavia  komt  een  der  beste  soorten  niet  in 
den  handel  voor  en  wordt  in  de  hospitalen  verstrekt.  Enkele 
bakkers  maken  roggebrood,  dat  ook  aangevoerd  wordt  in 
blikken,  terwijl  door  Chineezen  langs  de  deuren  slechte  soorten 
van  wittebrood,  soms  mei  veel  zemelen  vermengd,  worden 
rondgevent,  o.  a.  de  roli  Ijinijing. 


i74 


Beschuit  {bis/cwiel)  wordt  in  de  Europeesche  en  Cliineesclie 
bakicerijen  bereid  ;  de  nicesl  gerenommeerde  in  die  van  Samarang. 
Van  de  groote  beschuillabriek  van  IIunïley  en  Palmer  Ie  Readinff 
worden  de  verschillende  soorten,  waarvan  sommigen  lot  koekjes 
naderen,  in  zeer  groote  lioeveelheden ,  ook  door  inlanders,  ge- 
kocht. Zelfs  in  de  binnenlanden  vindt  men  die  beschuitjes  in 
de  warong's  voorhanden. 

Onder  de  peulvruchten  is  een  groot  aantal  als  voedsel  in 
gebruik,  vooral  als  toespijzen  bij  de  rijst,  waarvoor  zoowel  de 
vruchten  als  de  bladeren  in  aanmerking  komen.  Zooals  bekend 
is  bevallen  vooral  de  vruchten  een  groote  hoeveelheid  voedings- 
stof. Ik  bepaal  mij  tol  het  opsommen  van  eenige  soorten  als: 
katjang  hoonljies,  de  gewone  snijboon  (Phaseolus  vulgaris); 
katjang  idjoe  (Phaseolus  radiatus);  katjang  kapri,  pollong  (Pisum 
salivum);  katjang  iris  (Cajanus  Indicus);  katjang  manila 
(Voandzeia  sublerranea);  katjang  lanah  of  katjang  tjina  (Arachis 
hypogaea),  waarvan  de  bereidingen  den  naam  katjang  goreng, 
katjang  bondar ,  enz.  dragen;  van  deze  laatste  is  ook  de  olie, 
door  warme  persing  verkregen,  in  gebruik;  die  kaljang-oYie , 
minjak  katjang,  vervangt  in  de  bergstreken ,  waar  geen  klapper- 
hoornen  groeien,  de  klapperolie,  terwijl  de  lerugbl ij vende  koeken, 
boengkil,  gegeten  worden. 

Onder  de  aardvruchten,  in  het  algemeen  oebi,  oeivi,  ivi  genaamd, 
zijn  de  jams  (Dioscorea)  weinig  gewild.  Sommigen  zijn  zelfs 
eenigszins  vergiftig,  zooals  de  gadoeng  (Dioscorea  Iriphylla). 
De  knollen  der  gadoeng  worden  aan  schijfjes  gesneden,  met 
asch  bestrooid,  en  in  de  zon  gedroogd;  daarna  worden  zij 
gedurende  8  of  10  dagen  in  stroomend  water  geweekt  en 
telkens,  gedurende  dien  (ijd,  afgewasschen.  Het  waler,  waarin 
dal  weeken  en  afwasschen  geschiedt,  krijgt  zeer  prikkelende 
eigenschappen  en  geeft  aanleiding  tot  hoesten.  In  het  begin 
van  1879  kwam  onder  de  inlanders  te  Samarang  een  drooge 
hoest  voor,  waaraan  duizenden  leden;  men  beweerde,  dat  die 


175 


hoest  zijn  ontstaan  te  danken  had  aan  hel  drinkwater,  dal 
uil  de  rivieren  gehaald  werd,  terwijl  juist  in  dien  tijdstroom- 
opwaarts  zeer  veel  gadoeng  uitgewasschen  werd.  Goed  uitgewas- 
schen  levert  de  gadoeng  een  voedsel,  dat  gelijk  staat  met 
amylacea . 

Somtijds  wordt  keladi,  in  het  Sundaneesch  talès  [tallas), 
in  het  Javaansch  Unnjal,  (Colocasia  antiquorum)  gegeten.  In 
de  omstreken  van  Buitenzorg  o.  a.  vindt  men  daarvan  kleine 
aanplantingen.  Vele  uit  Australië  afkomstige  variëteiten  wor- 
den evenwel  voornamelijk  als  sierplanten  aangekweekt,  om 
de  sierlijke  en  fraai  gekleurde  bladeren.  De  bolvormige 
wortels  houden  veel  zetmeel,  maar  moeten  eerst  gekookt  of 
geroosterd  worden,  omdat  zij  anders  prikkelend  op  het  darmkanaal 
werken. "  Ook  de  jonge  bladeren  dezer  plant  worden  gegeten. 

Oebi  djawa,  kalela  (Balalas  edulis),  waarvan  door  Dr.  Boscii 
beweerd  werd,  dal  het  eten  er  van  een  oorzaak  zou  zijn  tol 
het  ontstaan  van  aphthae  Iropicae,  worden  vooral  in  Midden- 
Java  verbouwd.    Zij  zijn  een  goed  voedsel. 

Kentang ,  kantang  is  de  naam,  die  aan  Europeesche  aardappels 
zoowel  als  aan  Coleus  tuberosus  wordt  gegeven;  de  laatsten 
heeten  in  het  Sundaneesch  koemili. 

Vooral  in  de  residentie  Bantam  wordt  de  kassave  of  maniok 
(Janipha  manihot)  aangeplant.  Zij  heel  in  hel  Sundaneesch 
hoei  dangdur.  De  wortels  vormen ,  gekookt  of  gebakken ,  een 
aangename  spijs;  ook  worden  de  jonge  bladeren  als  groente 
gegeten,  terwijl  uit  de  wortels  eene  meelsoort,  maniokka ,  bereid 
wordt.  Dit  meel  heet  kassave  als  hel  in  de  lucht  is  gedroogd 
en  tapiocca  als  het  die  bereiding  op  heete,  ijzeren  platen 
heeft  ondergaan. 

De  plant,  die,  in  de  inlandsche  huishouding,  een  der  hoógsle 
plaatsen  (zoowel  in  eigenlijken  als  in  overdracblelijken  zin)  in- 
neemt is  de  kokospalm  (Cocos  nucifera),  waarvan  de  klappers 
afkomstig  zijn.  Die  naam  klapper  is  een  verbastering  van  hel 
Sundaneesche  halapa,  en  wordl  in  alle  talen  gebezigd,  ofschoon 


176 


die  vrucht  wel  degelijk  andere  namen  bezit,  die  ik  alleen  pro 
memoria  opleeken.  De  Maleisclie  naam  dan  is  njioer,  de 'Jaag 
Javaansclie  hrambil.  Wij  hebben  voor  het  oogenblik  alleen  te 
doen  met  den  klapperboom  als  verschaffer  van  voedingsmid- 
delen en  teekenen  daarom  aan,  dat  het  water  uit  de  noot, 
klapperwater,  in  's  Sundaneesch  Ijai  doewègan,  een  zoetachligen 
smaak  heeft  en  soms  wordt  gedronken.  Men  beschuldigt  dit 
klapperwater,  waarover  bij  de  dranken  nader  gesproken  wordt, 
aanleiding  te  geven  lot  lendenpijn,  als  men  het  langdurig  of  in 
groote  hoeveelheden  gebruikt ;  misschien  staat  dit  in  verband 
met  de  onmiskenbare,  diurelische  werking  ervan. 

Van  de  jonge,  halfrijpe  klappers  wordt  het  binnenbekleedsel 
der  noot,  rauw  of  op  verschillende  wijzen  gekookt,  gegeten. 
De  Papoea's  op  Nieuw  Guinea  schrappen  het  binnenste  gedeelte 
van  de  kokosnoot,  die  bij  hen  moenki  heet,  met  een  schelp  af, 
en  maken  er  met  klapperwater  eene  brij  van,  die  moenlti-la 
genoemd  wordt,  en  die  op  geen  feest  mag  ontbreken.  Ook 
woidt  er,  gebak,  zelfs  voor  de  Europeesche  tafel,  van  bereid 
(klapperlaart). 

De  halfrijpe  vruchten  zijn  onmisbaar  bij  de  toebereidingen 
voor  de  rijsttafel. 

Geheel  rijpe  noten  worden  gebezigd  tot  het  bereiden  der 
bekende  klapperolie.  Het  binnenste  bekleedsel,  het  kiemwit, 
eigenlijk  de  pit  zelve,  wordt  daartoe  geraspt  {santen  en  oesan). 
Die  santen  of  santan  wordt  gebezigd  bij  het  bereiden  vnn  spijzen; 
0.  a.  wordt  daarmede  een  zeer  smakelijke  rijstepap,  {boehocr 
santan)  bereid,  die  bij  diarrhee  moet  verboden  worden.  Uil 
de  geperste  santan  wordt,  door  koking  en  waterverdamping, 
klapperolie  {minjak  helapa)  gemaakt,  die  in  vele  gerechlen  boler 
of  in  Europa  gebruikelijke  oliën  vervangt,  f.lie  olie  wordt 
ook  gebezigd  voor  de  vervaardiging  der  vroeger  genoemde 
kokoszeep.) 

De  bladknoppcn,  die  zich  aan  hel  bovenste  gedeelte  van  den 
boom  bevinden,  hel  hart  genaamd  {poetjoek  o{hocmoct),\yo\\\c\\ 
als  groente  gegeten  en  hebben  den  smaak  van  zeer  fijne,  wille 


177 


kool;  daarvan  wordt  ook  een  ingelegd  zuur  {aljar),  voor  hel  gebruik 
bij  vleesch  en  rijst,  gemaakt.  Klappernolen,  die  beginnen  uit 
Ie  loopen,  hebben  een  zeer  saprijk,  wil  uitspruitsel,  fómbotig 
genaamd,  dat  veel  gegeten  wordt,  als  groente. 

Van  de  Saguerus  saccharifer  {aren  of  kawoeng)  wordt  even- 
zeer hel  hart  (dodol)  als  loepijs  bij  de  rijst  genuttigd,  terwijl 
de  onrijpe  vruchten,  boewa  atap,  gebraden  gegeten  worden  of 
wel  als  roedjak  hoelang -kaleng  worden  toebereid.  Die  vruchten 
in  suikersiroop  ingemaakt  worden  ook  naar  Europa  verzonden 
onder  den  naam  glibbertjes.  Over  de  suiker,  uil  deze  planl 
bereid,  spreek  ik  later. 

(Het  beklimmen  der  klapperboomen  en  andere  palmen  geeft 
zelden  aanleiding  lot  ongelukken ;  wel  hel  afklimmen,  vooral 
als  de  onderste,  verdorde  bladeren  niet  met  de  noodige  zorg 
verwijderd  zijn  en  dus  afbreken.) 

Van  een  kleinen  palm,  de  Zalacca  edulis,  salak,  worden  de 
vruchten  rauw  en  gesloofd  gegeten.  Zij  zijn  zeer  moeielijk 
verteerbaar. 

De  pisang  (Musa  sapientium  en  Musa  paradisiaca)  heeft  een 
buitengewoon  groot  aantal  verscheidenheden.  Er  zijn  ongeveer 
een  bOlal  van  bekend.  De  vruchten  zijn  zeer  smakelijk  en 
voedzaam,  ten  gevolge  van  haar  rijke  gehalte,  ongeveer  77% 
aan  zetmeel,  en  suiker;  zij  hebben  een  wil,  melig  vruchlvleesch 
van  verschillenden,  zoelachtigen,  lichlzurenof eenigszins sanien- 
Irekkenden  smaak,  en  worden  zoowel  rauw,  als  gekookt  of 
gebakken  gegeten.  Zij  maken  een  hoofdbestanddeel  uit  van  de 
pap,  die  aan  jonge,  zelfs  aan  pas  geboren  kinderen  wordt  toe- 
gediend, waarbij  zij  met  gaar  gekookte  rijst  worden  vermengd. 
Daartoe  wordt  gewoonlijk  pisang  radja  gekozen. 

De  lekkerste  soorten  zijn  pisang  maas,  radja,  soesoe ,  ambon, 
radja  seré,  enz.  Men  leert  al  spoedig  die  soorten  lierkennen 
en  eigen  smaak  beslist  veelal  hel  gebruik  cr  van. 

Inlanders  eten  het  meest  pisang  kloeloek,  zoowel  rauw  als 
tot  groente  bereid;  ook  schrijven  zij  daaraan  geneeskrachtige 

12 


178 


eigenschappen  loe.  De  Europeanen  prefereeren  die  soorl  uiel, 
maar  hebben,  even  als  de  Cliiiieezen,  voorliefde  voor  pisang 
soesoe  en  pisamj  maas. 

De  pillen  van  den  kenari  (Canarium  commune)  smaken  naar 
amandalen  en  worden  ook  in  plaats  daarvan  gebezigd  in  gebak. 
Zij  zijn  moeielijk  te  verleren  en  daardoor  zeer  schadelijk  voor 
kinderen, 

Tangkil,  kasoengka  (Gnetum  gnemon,  funiculare,  ediile)  levert 
in  de  jonge  bladeren  een  groente  en  in  de  vruchten ,  die  naar 
knoflook  smaken,  een  voedingsmiddel. 

Als  groenten  komen  nog  in  aanmerking  Amaranlus  oleracaeus 
(bajèm,  sènggang),  die  veel  op  spinazie  gelijkt ;  Solanum  melongenu 
{têrong),  de  in  Frankrijk  als  aubergines  bekende  vruchten ; 
Cucurais  sativus  (kelimon),  de  gewone  komkommer;  Cucumis 
melo,  meloenen;  Cilrullus  edulis  [samangka),  de  watermeloen; 
Allium  Cepa  (bawany),  uien;  Allium  sativum  {bramhang),  knoflook; 
eindelijk  nog  de  jonge  uitspruitsels  der  bamboe  (^Bambusa  spec.) 
welke  veel  suiker  houden  en  die  ook  als  zuur  worden  ingemaakt 
{atjar  bamboe).  De  naam  bamboe,  ofschoon  van  Malabaarschen 
oorsprong,  is  ook  onder  de  inlanders  algemeen  in  gebruik. 

(De  wonden  door  bamboe  veroorzaakt,  genezen  buitengewoon 
moeielijk  en  zullen  in  het  Iweede  deel  afzonderlijk  besproken 
worden.    Daartoe  behooren  meestal  de  bekende  ran/oe-wonden.) 

Uien  en  knoflook  {bawang)  zijn  een  onmisbaar  bestanddeel 
van  de  toespijzen  bij  de  rijst;  bovendien  komen  zij  in  verreweg 
de  meeste  voorschriften  van  inlandsche  geneesmiddelen  voor. 

Ik  zal  mij  van  eene  verdere  opsomming  der,  als  groente 
gebezigde  bladeren,  enz.  onthouden,  daar  die  geen  praktische 
waarde  zou  bezitten. 

Thans  zullen  wij  nog  eenige  vruchten  (boewa-boeiva)  beschou- 
wen, die  veel  worden  gegeten  en  wel  dikwijls  onrijp,  vooral 
door  de  mindere  standen.  Het  eten  van  onrijpe  vruchten  is 
zoo  algemeen,  dal  hel  onder  de  gewone  wijze  van  voedsel 
nemen  moei  worden  gerekend.    Bij  epidemiön  van  cholera  moei 


179 


het  belet  worden;  daartoe  wordt  niet  alleen  de  verkoop  ver- 
boden, maar  zelfs  de  bloesems  aan  de  boomen  worden 
vernietigd. 

Natuurlijk  kan  niet  van  elke  vrucht  hel  voor-  of  nadeel  van 
het  eten  worden  aangegeven. 

De  gevolgde  orde  is  gedeeltelijk  die  uit  Veth's  Java. 

Nanas,  ananas  (Ananassa  sativa) ;  zij  houdt  zeer  scherpe 
zuren  en  wordt  door  vrouwelijke  kleurlingen  zelden  gegeten; 
werkelijk  schijnt  er  eenige  waarheid  te  schuilen  in  de  bewering, 
dat  het  elen  van  ananas  aanleiding  zou  kunnen  zijn  lot  het 
ontstaan  van,  maar  vooral  tot  verergering  van  reeds  bestaanden 
fluor  albus,  terwijl  het  verder  niet  te  ontkennen  valt,  dat  de 
ananas  als  emmenanogon  en  aborlivum  kan  werken ,  welke 
laatste  eigenschap  door  inlanders  wordt  geëxploiteerd.  Vooral 
pasaangekomen  moeten  voorzichtig  zijn  met  eten  dezer  vruchten, 
die  door  de  scherpe  zuren  prikkelend  op  het  darmslijmvlies 
kunnen  werken ,  evenzeer  als  door  de  nioeielijke  verleerbaarheid 
van  de  stukken  van  het  vruchlvleesch ,  dat  veel  cellulose  houdt; 
verder  bevordert  het  gebruik  de  galsecretie  en  de  secerneerende 
werking  der  nieren,  vooral  als  de  vrucht  nog  niet  rijp  is.  Bij 
het  elen  moet  de  rijpe  ananas  van  hare  schil  worden  ontdaan, 
en  in  water  worden  afgewasschen,  terwijl  vele  personen  gaarne 
wat  zout  er  bij  gebruiken,  wat  de  prikkelende  werking  op 
het  darmkanaal  schijnt  te  verminderen. 

De  zoogenaamde  Builenzorgsche  ananas,  eene  uil  West-Indië 
ingevoerde  variëteit,  wordt  door  sommigen  boven  de  gewone 
soort  verkozen,  hoewel  de  laatste,  als  zij  zeer  rijp  is,  zoeter 
van  smaak  en  saprijker  is.  Slukjes  van  hel  vruchlvleesch 
worden  ook  in  azijn,  als  zuur  ingelegd,  bij  de  rijsttafel  en  bij 
vleeschspijzcn,  gegelen. 

Laboe  ajar  (Lagenaria  idolatrica)  is  een  aangenaam  smakende 
vrucht,  die  als  geneesmiddel  en  levens  voedingsmiddel  bij 
sommige  buikaandoeningen,  o.  a.  Indische  spruw,  moet  worden 
beschouwd . 

Djamboe,  in  verschillende  soorten,  als  o.  a.  djamhoe  monjel 


180 

(Anacardiiim  occidentale),  waarvan  de  vruclilslelen ,  die  peer% 
vormig,  vleezig  en  zeer  saprijk  zijn  worden  gegeten;  djamboe 
wolanda,  de  advokaat  (Pcrsea  gratissima),  meestal  fijn  gewreven, 
en  met  brandewijn  of  koffie  en  suiker  vermengd,  gegeten; 
djamhoe  hidji  (Psydium  guajava);  deze  vrucht  heeft,  zooals  de 
Maleische  naam  reeds  aanduidt,  zeer  vele  zaden,  die,  onverteerbaar 
als  zij  zijn,  aanleiding  geven  tot  darmprikkeling,  waarbij  lichte 
proclitis  (Van  der  Elst)  en  zelfs  dood ,  onder  op  cholera  ge- 
lijkende verschijnselen,  is  waargenomen  (Semmelink)  (men  zij 
op  de  mogelijkheid  eener  darmaandoening  door  die  oorzaak 
voortdurend  bedacht);  djamhoe  ajar  (Jambosa  aquea) ;  djamboe  ajar 
mawar  (Jambosa  vulgaris) ;  djamboe  hol  (Jambosa  domestica) ; 
djamhoe  Semarang  (Jambosa  alba) ;  allen  vruchten,  die  rauw  en 
gestoofd  door  vele  personen  lekker  worden  gevonden,  terwijl 
anderen  haar  als  weinig  smaak  bezittende  niet  hoogschatten. 
Vooral  kinderen  houden  zeer  veel  van  de  gewone  djamboe- 
soorten  en  ik  heb  geen  nadeel  gezien  van  het  eten  er  van. 

Pèpaja ,  papaja ,  papajer  (Carica  papaja) ,  die  de  in  den 
laatslen  tijd  zoo  veel  besproken  eigenschap  bezit  van  in  haar 
melksap  een  oplossend  vermogen  voor  vleesch  te  hebben. 
De  papajer  werd  reeds  langen  lijd  in  Indië  bij  slechte  spijs- 
vertering voorgeschreven,  voor  dat  die  eigenaardige  werking 
van  het  sap,  qua  talis,  was  bekend  gemaakt.  Het  vruchtvleesch 
wordt  onrijp,  gestoofd  of  met  suiker  ingemaakt  en  gedroogd, 
iangkoè  (ook  van  andere  vruchten  bereid)  genaamd ,  gegeten  en 
rijp,  rauw  gemitligd,  soms  vermengd  met  wijn  en  suiker.  De 
papajer  behoort  onder  de  vruchten,  waarvnn  het  matige  gebruik 
wel  kan  worden  aanbevolen,  al  kan  het  overvloedige  eten  er  van 
nadeelig  worden,  omdat  er  somtijds  lichte  diarrhee  na  volgt ;  ook 
beweert  men,  dat  hel  overmatig  gebruik  aanleiding  zou  geven 
bijmannen  lot  tijdelijke  impotenlie,  bij  vrouwen  tot  het  ontslaan 
van  fluor  albus,  wat  ook  geneeskundigen  meenen  te  hebben 
waargenomen.  De  papajerpitlcn  smaken  zeer  sterk  naar  de 
Europeesche  sterrekers,  en  worden  ook  wel  gebruikt,  evenwel 
vooral  als  geneesmiddel, 


181 


Saoe  (Miiiiusops  Manilkara,  M.  Bojeri  en  M.  Kauki),  vooral 
saoe  manila  (Sapota  achras),  die  eenigszins  in  smaak  op  de 
mispel  gelijkt,  maar  veel  fijner  en  aangenamer  is  dan  de  mispel. 

Boewa  nona  (Anona  reticulata),  en  sirikaja  (Anona  squamosa), 
zeer  zoele^  meclaclitig  smakende  vruchlen,  waaraan  men,  voorna- 
melijk aan  de  eerste,  een  apiirodisiacalische  werking  toeschrijft, 
wat  reeds,  voor  Bontius'  tijd,  aan  de  Europeanen  bekend  was, 
zooals  blijkt  uit  de  mededeelingen  van  Andreas  Cleijer. 

Nangka  tvolanda,  zuurzak  (Anona  muricata)-,  waarvan  het 
vruchlvleescli  met  suiker  wordt  gegeten  en  liefst  eerst  moet 
worden  doorgezeefd,  omdat  de  aan  de  pitten  hangende  vezels 
een  onaangenaam  gevoel  in  den  mond  veroorzaken.  De  zuurzak 
beval,  zooals  de  naam  reeds  aanduidt,  vrij  sterk  prikkelende 
zuren;  men  moet  voorzichtig  zijn  met  het  gebruik  er  van. 

Namnam  (Cynometra  cauliflora)  wordt  slechts  zelden  rauw, 
meestal  gekookt,  ook  bij  wijze  van  appelmoes,  gegeten. 

Krandji  (Dialium  Indum),  naar  tamarinde  smaliende  vruchlen. 

Delima,  dalima  (Punica  granatum),  de  granaatappel,  een  zeer 
zure,  maar  aangenaam  smakende  vrucht,  die  veel  meer  als 
geneesmiddel  dan  als  voedsel  gebezigd  wordt. 

Bidava.  (Zizyphus  jujuba),  vooral  door  de  Chineezen  zeer  gezocht. 

Gajam,  gajang ,  (Inocarpus  edulis),  waarvan  de  vruchlen, 
gekookt  of  geroosterd  worden  gegeten. 

Balimbing,  belimbing  manis  (de  zoete  variëteit  van  Averrhoa 
carambola). 

Doerian  (Durio  zil)elhinus),  eene  zeer  sterk,  naar  verrotte 
uien,  slinkende  vrucht,  waarvan  het  vruchtvleesch  door  inlanders 
algemeen  en  gaarne  wordt  gegeten;  vele  Europeanen  houden 
ook  van  het  gebruik  dier  vruchlen.  Na  het  eten  zijn  dikwijls 
cenige  congestie  naar  het  hoofd  en  buitengewoon  veel  oprispingen 
waartenemen. 

De  vrucht  is,  voor  wien  zich  over  den  stank  heeft  heen 
gezet,  zeker  een  goede  voeding,  al  is  zij  wat  moeilijk  te  ver- 
teren. Men  schrijft  haar  eene  opwekkende  werking  voor  den 
geslachtsdrift  en  de  diurese  toe. 


182 


Wallage  geef  een  enlhusiastische  besclirijving  van  hel  genot 
om  Borneosche  doerian  te  eten;  velen  zullen  die  uitwijding  niet 
onjuist  noemen.  Daarom  geeft  ik  ten  opzichte  van  deze  vrucht 
een  paar  aanhalingen  uit  twee  schrijvers  over  dit  onderwerp, 
die  ook  Wallage  bekend  waren  en  uit  des  laatslen  werk,  dat, 
in  de  Nederlandsche  vertaling  door  prof.  Veth,  den  naam 
y>lnsulinde"  daagt. 

Van  Linsguoïen  schreef  in  zijn  in  1614  uitgegeven  «Itinerarium" 
in  het  57'Capittel:  «Van 't  fruyt  üuryoens  van  Malacca"  het  vol- 
gende: «wordt  so  seer  ghepresen  van  een  yeghelijck  diet  gheproefl 
•heeft,  dal  ment  niet  en  can  compareren  met  geenderlej'  fruyte 
»van  de  werell,  want  in  smaeck  ende  goetheydl  affirmeren 
»dal  hel  alle  fruylen  te  hove  gaet;  raaer  eersl  alsmense  op 
«doet,  riecken  gelyck  oft  hel  verrotten  ayun  waer,  maer  in  den 
«smaeck  heeftmen  de  leckerheyt." 

Paludanus  (eigenlijk  ten  Broecke  geheeten),  stadsdoctor  te 
Enkhuizen y  schreef  aanteekeningen  op  het  reisverhaal  van 
Van  Linschoten  en  zoo  zegt  hij  van  de  doerian:  »Dil  fruyt 
»is  ook  in  sulcken  vvaerdye  by  die  Lesers"  (inzamelaars),  «dal 
«sy  meenen  men  mocht  daer  niet  af  versadighen,  gheven 
«daeromme  dit  fruyt  heerlycke  namen,  en  de  schryven  Epigram- 
»men  daer  af." 

Wallage  zegt,  naar  de  vertaUng  van  professor  Veïh: 
«Wanneer  de  vrucht  in  de  huizen  gebruikt  wordt,  is  de  reuk 
«dikwijls  zoo  hinderlijk,  dal  vele  personen  nooit  kunnen  besluiten 
«haar  te  prueven.  Dit  was  ook  met  mij  het  geval  toen  ik  er 
»te  Malakka  het  eersl  de  proef  van  wilde  nemen,  maar  op 
«Borneo  vond  ik  een  rijpe  vrucht  op  den  grond  liggen,  die 
»ik  buiten's  huis  kon  elen,  en  toen  ik  er  eenmaal  de  landen  in 
«gezet  had,  was  ik  voor  altijd  lol  een  doerian-eler  bekeerd." 

En  verder:  «van  de  basis  lot  aan  de  spits"  (der  meidorens 
voorziene,  kokosnoolgroole  vrucht),  »kan  men  vijf  flauwe  lijnen 
«bespeuren,  waarover  de  dorens  zich  een  weinig  welven;  dil 
•  zijn  de  voegen  der  capsellen  of  kluisjes  waarin  de  vrucht  is 
«verdeeld,  en  waarlangs  zij  met  een  stevig  mes  en  eene  krach- 


185 


»lige  hand  kan  venleeld  worden.    De  vijf  kluisjes  zijn  van 

•  binnen  satijnachlig  wit,  en  gevuld  mei  eene  eivormige"  (beier 
eiachtige)  » massa  van  zacht  roomkleurig  vleesch,  waarin  twee 
»of  drie  zaden  Ier  grootte  van  kastanjes  besloten  liggen.  Dit 
«vleesch  is  het  eetbare  deel,  maar  is  in  aard  en  smaak  volkomen 

•  onbeschrijflijk. 

«Eene  rijke  boterachtige  vlade,  sterk  gekruid  met  amandelen, 
nkan  er  in  het  algemeen  eenig  denkbeeld  van  geven,  maar 

•  tevens  is  het  of  u  daarbij  geuren  worden  toegewuifd  die  u 
nroomknas,  uiensaus,  bruine  sherry  en  andere  geheel  ongelijk- 
«soorlige  zaken  voor  den  geest  brengen.  Bovendien  heeft  het 
«vleesch  eene  weêrgalooze,  raalsche  en  weelderige  lijmigheid, 
«die  den  fijnen  smaak  nog  verhoogt. 

«De  vrucht  is  noch  zoet,  noch  zuur,  noch  sappig,  maar 
«men  meikt  niets  van  het  gemis  dezer  hoedanigheden,  want 
«zij  is  in  hare  soort  onverbeterlijk.  Zij  brengt  nooit  walging  of 
«eenige  andere  onaangename  gewaarwordingen  te  weeg,  en  hoe 
«meer  men  er  van  eet,  hoe  meer  men  er  van  verlangt  te  eten. 
«Inderdaad  doerians  te  eten  is  een  waar  genot ,  dat  alleen  waard 
«is  dat  men  er  eene  reis  naar  het  oosten  voor  onderneemt. 

«Wanneer  de  vrucht  rijp  is,  valt  zij  van  zelve  af  en  de  eenige 
«manier  om  doerians  in  volkomenheid  te  eten,  is  het  oogenblik 
«van  haren  val  af  te  wachten,  wanneer  ook  de  reuk  minder 
«overweldigend  is.  Onrijpe  doerians  verschaffen,  gekookt 
«zijnde,  eene  zeer  goede  groente,  maar  worden  ook  rauw  door 
»de  Dajaks  gegeten.  In  een  goed  vruchtenjaar  worden  groote 
«hoeveelheden  gezouten  en  in  pollen  en  bamboezen  het  geheele 
«jaar  over  bewaard,  maar  zij  krijgen  dan  voor  Europeanen 
«een  allerwalgehjkslen  stank,  ofschoon  de  Dajaks  ze  in  dien 

•  toestand,  als  toespijs  bij  de  rijst  zeer  hoogschallen.  Men 
'  vindt  in  de  bosschen  twee  verscheidenheden  van  wilde  doerians 
«met  veel  kleinere  vruchten,  die  bij  de  ééne  van  binnen  oranje 
«zijn:  en  het  is  waarschijnlijk,  dat  groote  doerians,  boven 

•  beschreven,  die  nimmer  in  het  wild  voorkomen,  van  deze 
«afstammen.    Het  zou  misschien  niet  juist  zijn  te  zeggen, 


184 


«dat  de  doerian  de  beste  van  alle  vruchten  is;  want  zij  kan 
»de  plaats  niet  vervullen  van  de  zuuraclilige  sappige  soorten, 
«die,  zooals  de  oranje,  de  druif,  de  mangga  en  de  mangislan, 
»door  hare  verfrischende  en  verkoelende  hoedanigheden  zoo 
«gèzond  en  zoo  aangenaam  zijn;  maar  als  een  voedsel  van 
»den  uitgezochtsten  smaak  opleverende^  is  zij  onovertroffen. 
«Indien  ik  er  slechts  twee  mocht  aanwijzen,  als  de  volko- 
•menlieid  in  de  beide  klassen  vertegenwoordigende,  zou  ik  zeker 
«niet  aarzelen  mijne  keus  op  de  doerian  en  de  oranje  als 
«koning  en  koningin  der  vruchten  te  doen  vallen. 

«De  doerian  is  echter  somtijds  gevaarlijk.  Wanneer  de 
«vruchten  beginnen  te  rijpen,  vallen  zij  van  lijd  tot  tijd  af, 
«zoodat  personen  die  onder  de  hoornen  wandelen  of  werken, 
«ieder  oogenblik  met  een  ongeluk  bedreigd  worden.  Als  een 
«doerian  in  haren  val  iemand  treft,  brengt  zij  veelal  een 
«vreeselijke  wond  te  weeg,  daar  de  sterke  dorens  het  vleesch 
«openscheuren,  terwijl  de  slag  zelf  duchtig  nederkomt ; 
«evenwel  is  juist  dit  de  oorzaak  dat  er  zelden  den  dood  op 
«volgt,  dewijl  de  overvloedige  uitstorting  van  bloed  de  ontste- 
«king  voorkomt,  die  anders  zou  kunnen  plaats  grijpen.  Een 
«Dajaksch  opperhoofd  verhaalde  mij  dat  hij  eens  tegen  den 
«grond  was  geworpen  door  een  doerian  die  op  zijn  hoofd 
«nederkwam,  maar  dat,  ofschoon  hij  hij  zich  een  zekeren 
«dood  voorstelde,  hij  na  een  korten  tijd  hersteld  was. 

«Dichters  en  volksleeraars,  oordeelende  naar  onze  Europecsche 
«boomen  en  vruchten,  beweren  vaak  dat  hooge  hoornen  altijd 
«kleine  vruchten  dragen,  zoodat  haar  val  onschadelijk  is  voor 
«den  mensch,  en  dal  de  groote  vruchten  altijd  over  den  grond 
«kruipen.  Maar  de  waarheid  is  dat  twee  van  de  grootste  en 
«zwaarste  bekende  vruchlcnsoorten ,  de  brazilie-nool  (üerthol- 
«letia  excelsa)  en  de  doerian,  aan  zeer  hooge  boomen  groeien, 
«waarvan  zij  nedervallen  zoodra  zij  rijp  worden,  zoodal  zij 
«de  inboorlingen  dikwijls  verwonden  en  somtijds  dooden.  Hieruit 
«kunnen  wij  twee  dingen  leeren,  vooreerst  dat  wij  geen  alge- 
«meene  gevolgen  moeten  trekken  uil  eene  zeer  eenzijdig  kennis 


185 


»(ler  natuur;  cu  leu  tweede,  dat  boomeii  cii  vruchten,  even- 
» zeer  als  de  zoo  verscheidene  voortbrengselen  van  hel  dierenrijk, 
«blijken  niet  uitsluitend  te  zijn  ingericht  voor  hel  nut  en  het 
«gemak  van  den  niensch." 

Bij  die  laatste  beschouwing  hadden  de  klappers  zeer  zeker 
eene  plaats  verdiend,  Verwonding  en  dood  door  het  nedervallen 
van  klappers  komt  veelvuldig  voor.  De  lange  aanhaling  uit 
Wallage  vindt  haren  grond  in  de  keurige  beschrijving  en  in  de 
uileenloopende  raeeningen,  die  men  over  die  vrucht  kan  liooren 
verkondigen. 

Men  beweert,  dat  de  onaangename  oprispingen,  na  betelen 
van  doerian,  kunnen  worden  voorkomen  of  ten  minste  verminderd 
door  uit  een  geledigden  (/oerw/i-schil  wat  water  of  thee  te 
drinken. 

Timboel  of  kaloewie  (Artocarpus  incisa)  levert  zeer  moeielijk 
verteerbare,  maar  voedselrijke  vruchten,  die  door  duizende 
inlanders  als  een  hoofdvoedsel  worden  gegeten ,  nadat  er  een 
soort  van  brood  van  bereid  is. 

Soekoen  (Artocarpus  laevis);  nangka  (Artocarpus  integrifolia) ; 
tjampMak  (Artocarpus  polyphenia);  lèrèp  (Artocarpus  elaslica); 
al  deze  vruchten,  maar  vooral  de  nangka  en  de  Ijampédak,  worden 
ook  door  Europeanen  gebruikt,  maar  zijn  moeielijk  verleerbaar. 
De  sterke  geur  der  nangka  herinnert  aan  dien  van  doerian.  Men 
kent  zeven  soort  van  nangka,  waarvan  de  grootste  dangdang , 
de  kleinste  kêndil  heel;  bij  de  Mflw,9/fa //è/èw^' groeien  de  vruchten 
aan  de  wortels. 

Tj'érmö  (Cicca  nodiflora),  zuurachtig  van  smaak ,  wordt  vooral 
geconfijt  gegeten. 

Boeni  (Antidesma  bunius)  met  zure  vruchten;  lerwijl  de 
bladeren  als  groente  worden  gesloofd. 

Manggis,  mangistan  (Garcinia  mangoslana),  een  zeer  lekkere, 
gezonde  vrucht,  waarvan  Dr.  Doistius  mei  zooveel  ophef  gewag 
maakt,  dal  hij,  de  gewoonte  van  zijnen  tijd  volgende,  door 
boven  hel  hoofdstuk,  waarin  hij  eene  vrucht  beschrijft,  een 
epigram  te  plaatsen,  daarin  zegt,  dat  zij  de  gouden  appelen 


186 


van  H^sperië  smaak  verre  overtreffen.  Deze  regels  bij 
BoNTius  luiden; 

»Cedant  Hesperii  longe  liinc,  Mala  aiirea,  fructus; 

«Ambrosia  pascit  Mangöstan,  cl  Neclare,  divos." 

Deze  vrucht  mag ,  volgens  inlandsche  meeningen,  niet  aan 
koortslijders  worden  toegediend  en  zou  ook  Ie  verkoelend 
zijn  voor  buiklijders.  In  het  algemeen  zijn  inlanders  hanger 
voor  het  eten  van  raangistan  dan  van  eenige  andere  vrucht. 

Djeroek,  alle  Citru^-soorten,  waarvan  wij  aantcekenen ,  als 
zoete  soorten  djeroek  manis,  djeroek  ketjil  of  djeroek  keproh 
(Cilrus  aurantium),  de  chinaasappel,  gewoonlijk  minder  lekker 
dan  in  Europa;  djeroek  djep'^en  (de  zoete  variëteit  van  Citrus 
nohilis);  djeroek  herdoeri  (Citrus  macracantha);  en  als  zure  soorten: 
djeroek  asem  (Citrus  grandis  en  de  zure  variëteit  van  Citrus 
nobilis) ;  djeroek  tipis  (Citrus  liraonellus),  zeer  geschikt  tot  het 
maken  van  limonade;  djeroek  matjan,  djeroek  hesar ,  djeroek  bali, 
pompelmoes  (Citrus  decumana).  In  het  algemeen  moeten  de 
djeroeA-soorten  worden  uitgeperst  of  uitgezogen ,  daar  de  cellen 
er  van  veel  cellulose  bevatten.  Het  aantal  soorten  zou  nog 
met  een  belangrijk  quantum  kunnen  worden  vermeerderd, 
maar  de  voornaamste  zijn  thans  genoemd.  De  inlanders  kennen 
de  rf;eroe/c-soorten  allen  als  zeer  gezond  en  beweren,  dat  die 
vrucht  bij  geen  enkele  ziekte  -behoeft  te  worden  nagelaten. 

Boekoe,  langsat  (Lansium  domesticum),  een  aangenaam 
smakende,  gezonde  vrucht,  die  evenwel,  naar  het  oordeel  der 
inlanders,  opgezetheid  van  de  maag  zou  veroorzaken,  en  somtijds 
aanleiding  zou  geven  tot  het  ontstaan  van  hoest.  Bij  buikaan- 
doeningen is  het  aan  te  raden  geen  doekoe* s  te  eten,  daar  zij  niet 
gemakkelijk  verteerbaar  zijn. 

Ramboetan,  met  de  zoeter  smakende  variëteit  kapoelasan, 
(Nephelium  lappaceum),  waarvan  de  bekleeding  der  zaden  zeer 
onverteerbaar  is,  maar  het  vruchtvleesch  aangenaam,  zoel 
zuur  smakend  en  gezond.  De  inlanders  beweren,  dat  bestaande 
hoest  en  keelpijn  door  het  eten  dezer  vruchten  verergert,  terwijl 
er  lichte  irritatie  van  het  raondslijmvHes,  zelfs  met  vorming  van 


187 


kleine  zweertjes,  door  zoude  ontstaan.  Die  bewering  is  niet 
van  allen  grond  ontbloot. 

Sommigen  beschouwen  hapoelasan  als  een  afzonderlijke  soort, 
Nephelium  longanum;  terwijl  door  de  Ghineezen  is  ingevoerd 
de  l'tsji  (Nephelium  lilchi),  die  ook  bijna  uitsluitend  door  hen 
wordt  gegeten. 

Een  slechte  gewoonte,  door  inlanders  en  dikwijls  door  anderen 
gevolgd,  is  het  openbijten  van  den  ramhoetan;  men  moet  de 
schil  met  een  mes  openen.  Bij  het  doorbijten  kan  een  den 
haartjes  van  de  vrucht  in  het  gehemelte  geraken  en  daar  tol 
abscesvorming  aanleiding  geven;  zulk  eeu  absces  in  het  zachte 
gehemelte  nam  de  Heer  H.  S.  Pinkhof  o.  a.  eenmaal  waar. 

Mangga  (Mangifera  Indica),  een  zeer  gewilde  vrucht;  meïi 
schrijft  aan  het  ruime  gebruik  er  van  het  ontstaan  van  furunkels 
toe;  wat  te  verklaren  valt  uil  het  feit,  dal  die  huidaandoening 
meer  dan  anders  wordt  gezien  in  den  mangga-\A]i[.  De  •vrucht 
heeft  een  smaak,  die  hel  midden  houdt  tusschen  peen  en  zwarte 
bessen;  enkele  soorten,  vooral  de  mangga  kwinie  rieken  zeer 
sterk;  ook  de  mangga  pakèL  Er  zijn  25  soorten  van  bekend 
waarvan  de  mangga  kopjor  de  saprijkste,  maar  ook  de  vezelachtigste 
is.    De  geele  mangga  podang  is  ook  zeer  gezocht. 

Djcngkol  (Pithecolobium  gerainum)  behoort  tot  de  peulvruch- 
ten, die  door  de  inlanders  gaarne  worden  gegeten;  die  vrij 
groole,  stinkende  vruchten,  worden  plat  gedrukt  en  geroosterd 
voor  hel  gebruik.  Wordt  er  veel  van  verorberd,  dan  schijnt 
de  aetherische  olie,  daarin  voorkomende,  een  prikkelende  werking 
vooral  op  de  sluitspier  van  de  pisblaas  uitteoefeiien,  ten  minste 
dan  wordt  meermalen  een  belangrijke  kramp  van  die  spier 
waargenomen,  terwijl  de  sterke  vulling  der  blaas  tot  hevige 
pijnen  aanleiding  geeft. 

Op  hel  eiland  Banka  elen  de  inboorlingen  gaarne  de 
vruchten  van  Hopea-soorten  {kawang,  lawang)  als  toespijs  bij 
de  rijst;  zij  worden  daartoe  op  de  rijst  zelve  gaar  gekookt. 

De  inlanders  zijn  groote  liefhebbers  van  suiker,  goela ,  en, 
als  zij  geil  hebben,  wordt  er  veel  vuti  verbruikt  in  koffie 


188 


thee,  lauw  water,  gebak  enz.  Zooals  bekent!  is  wordt  tle  suiker 
bereid  uit  het  suikerriet  (Saccharum  olTiclnaruni),  teboe,  dat 
in  stukken  gesneden  en  geschild  als  lekkernij  wordt  gegeten. 
De  jonge  uitspruitsels  worden  ook  als  gekookte  groente  bij  de 
rijst  gebruikt.  De  suiker,  die  in  //if/<e  algemeen  gebezigd  wordt, 
is  niet  geraffineerd.  Geraffineerde  suiker  wordt  uit  Europa 
aangevoerd,  vooral  voor  de  apotheken  en  zeldzaam  voor  huiselijk 
gebruik. 

Een  bijzondere  bereiding  der  suiker,  die  zeer  gezocht  is, 
is  de  goelali,  die  eenigszins  aan  fondants  doet  denken  en 
bereid  wordt  door  eene  waterige  oplossing  van  suiker  niet  een 
zeer  kleine  hoeveelheid  azijn  te  vermengen  eii  die  massa  tot 
een  dikke  stroop  uittedampen ,  welke  stroop  onder  het  vast 
worden  sterk  wordt  uitgerekt;  daardoor  ontstaan  in  de  lengte 
geribde  stokjes  van  die  suikermassa.  Het  eten  van  goelali 
acht  ik,  met  de  inlanders,  nadeelig  voor  kinderen;  er  ontstaat 
diarrhee  door. 

De  goela  djawa,  goela  aren  of  goela  ilam  is  afkomstig  van 
de  aren-palm  (Saguerus  saccharifer) ;  zij  wordt  verkregen  door 
den  bloemstengel,  terwijl  die  nog  aan  den  boom  bevestigd  is, 
met  een  stuk  hout  (van  de  Tetranlhera  rubra,  hoeroe  burriim) 
week  te  kloppen  en  die  stengel  drie  of  vier  weken  later  afte- 
snijden,  waarna  een  groote  hoeveelheid  licht  geel,  zeer  zoet  sap, 
dat  loewak'  aren  heet,  uit  de  gemaakte  wond  loopt.  Daar 
de  inlanders  planten  beschouwen  als  bewustzijn  hebbende 
wezens,,  gaan  bewerkingen,  als  de  genoemde,  met  ceremo- 
niën gepaard,  die  een  vreemden  indruk  maken.  De  noodige 
gebeden  en  olïers  gaan  vooraf;  het  kloppen  geschiedt  eerst 
zachtjes  en  dan  hoe  langer,  des  te  harder;  hef  sap  wordt  eerst 
in  kleine,  bamboezen  kokertjes  opgevangen,  die  langzamerhand 
in  grootte  toenemen.  Al  die  voorzorgen  vindt  men  noodig  voor 
een  ruimen  oogst;  als  men  iu  eens  te  hard  gaat  kloppen,  of 
met  een  groot  stuk  bamboe  aankwam,  zou  de  boom  er  van 
schrikken  en  daardoor  zou  de  uitvlood  van  sap  verminderen. 
Dat  uilloopende  sap  wordt  door  koking  ingedikt  en  heeft  dan 


189 


een  donkere  kleur,  lerwijl  die  suiker  altijd  vochtig  is.  Wordt 
aan  de  bereiding  grootere  zorg  besteed,  dan  krijgt  men  een 
vrij  drooge,  licht  geel  gekleurde  suiker.  De  eerste  wordt  wel 
in  plaats  van  de  Europeesche  keukenstroop  gebezigd.  Soms  wordt 
goela  djawa  bereid  uit  de  langhap  (Saguerus  langkap)  en  die 
soort  is  nog  zoeter  dan  de  reeds  genoemde. 

Vooral  legen  den  tijd  van  het  Europeesche  nieuwjaar  worden 
gedroogde  dadels  [Itorma)  aangevoerd,  die  de  Chineesche  handelaren 
als  nieuwjaargeschenk,  tegelijk  met  de  vroeger  genoemde  iangkoé, 
thee,  met  gouddraad  geborduurde  sloffen,  Chineesch  vuur- 
werk en  dergelijken  aan  hunne  Europeesche  kennissen  ten 
geschenke  aanbieden. 

Bijna  alle  groenten  en  vruchten  zijn,  op  verschillende  manieren 
verduurzaamd  te  krijgen,  als  in  blik,  ingemaakt,  in  slopflesschen^ 
enz.  In  de  koelere  streken  worden  die  Europeesche  groenten 
ook  aangekweekt  en  naderen  dikwijls  zeer  tot  de  oorspronkelijke. 
Een  enkele  maal  zijn  daar  aangekweekte  druiven  en  aardbeien 
te  krijgen,  die  evenwel  niet  met  de  Europeesche  kunnen 
wedijveren.  Uit  Australië  en  soms  uit  Europa  worden,  bij  de 
snellere  communicatie-middelen  in  de  laatste  jaren ,  versche 
vruchten  aangevoerd,  als  appels,  noten,  hazelnoten,  kastanjes 
en  dergelijken;  die  aanvoer  geschiedt  meestal  in  ijs. 

Van  vele  Europeesche  vruchten  vindt  men  als  «delicatesse" 
geleien,  conserven,  enz. 

Ten  opzichte  van  geconserveerde  groenten  moet  nog  worden 
vermeld,  dat  gedroogde  groenten  niet  te  fijn  verdeeld  mogen 
zijn,  wat  op  een  te  lang  bewaren  duidt  en  dat  zij  niet  schim- 
melachtig of  duf  mogen  rieken.  De  blikken  doozen,  die  tot 
verpakking  dienen  mogen  niet  buikig  zijn  opgezwollen,  wat 
op  daarin  verblijvende  gassen  duidt;  de  groenten  uit  blik  en 
de  ingelegde  groenten  mogen  nooit  week  of  papperig  zijn. 

CacGft  (Theobroma  cacoa) ,  tjo/daad,  wordt  in  een  Ie  kleine 
hoeveelheid  aangeplant  om  onder  de  voedingsmiddelen  te  kunnen 
worden  gerekend. 


190 


Ei"  lieersclit  onder  de  inlanders,  maar  nog  meer  onder  de 
kleurlingen  en  kreolen,  een  vaste  overluiging,  dal  het  eten 
van  vruchten  des  morgens  zeer  gezond  is,  des  middags  minder 
voordeelig,  en  des  avonds  hepaald  gevaarlijk.  Eene  wederleg- 
ging dier  meening  is  wel  overhodig. 

Reeds  hij  de  ananas  is  gezegd,  dal  die  vrucht  door  sommigen 
met  wat  zoul  wordt  gegelen;  in  hel  algemeen  is  het  verder 
goed  eenig  zoul  te  nulligen  hij  die  vruchten,  welke  harsachtige 
bestanddeelen,  ^e^aA,  houden,  zooals  hijv.  mangga,  salak,  doekoe , 
enz. 

Van  de  lagere  planlenvormen  komen  nog  enkelen  in  aan- 
merking voor  de  voeding.  Ik  noemde  reeds  vroeger  de 
champignon  koeping  tikoes  (Excidia  purpurescens,  E.  pelliculae); 
sommigen  worden  gekookt  gegelen,  zooals  Lycoperdon  pulsillum 
[djamoer  fombong);  de  djamoer  kelang  (Agaricus  sp.);  terwijl 
de  Ghincezen  liefhebhers  zijn  van  sjocngko  (Agaricus  alulaceus), 
die  gedroogd  uit  Chïjia  wordt  aangevoerd.  In  de  Molukken 
vindt  men  een  eelhare  champignon,  de  oelat  (Agaricus  sajor  kajoe). 
Djamoer  bankong  (Pachyma  tuber-regium)  wordt  als  genees- 
middel gebezigd,  maar  ook  gegeten. 

Deze  beschouwing  over  de  voedingsmiddelen  zal,  naar  ik 
meen,  voldoende  worden  geacht,  al  zouden  er  nog  velen,  van 
minder  belang,  kunnen  worden  bij  gevoegd. 


Toespijzen. 

De  eerste  plaats  voor  de  inlandsche  tafel  neemt  daarbij  in 
de  Ijabé,  lombok,  Spaansche  peper  (Capsicum  annuum  en 
andere  soorlen). 

De  aangename,  prikkelende,  sterk  aromatische  smaak  der  Capsi- 
cum-soorlen  is  bekend  ;  evenwel  overtreft  de  smaak  der  verscbe 
vrucht  verre  die  der  gedroogde,  of  in  azijn  of  zoul  ingelegde. 
De  hmbuk  wordt  op  verschillende  wijzen  bij  de  rijst  gegeten, 
hetzij  in  nalura  in  wal  zoul  geslipt;  lielzij  inet  zoul  fijn  ge- 


191 


wreven ;  hel  zij  met  kamiri  (Aleurilcs  Iriloba)  en  een  weinig  suikef 
vermengd  en  met  klapperolie  of  boter  even  gebraden;  terwijl  verder 
van  sambal-sainbalan  met  die  vrucht  worden  bereid.  Onder 
sambal- sambalan  verslaat  men  allerlei  mengsels  van  groenten , 
vleesch-  en  visch-spijzen ,  die  op  kleine  schaaltjes  hij  de  rijst 
worden  toegediend;  ieder  neemt  daarvan  eene  zekere  hoeveelheid 
naar  eigen  smaak,  en  het  zich  zeiven  op  het  bord  toebereiden 
van  een  lekkere  rijsttalel  hangt  voor  een  groot  gedeelte  af 
van  de  behoorlijke  dosering  dezer  bij-  en  toespijzen ;  men  vindt 
daaronder,  om  enkele  voorbeelden  te  noemen:  gesneden  kom- 
kommers, met  wat  azijn  en  in  de  schuinle  afgesneden /omfto/c; 
gekookte  snijboomen  met  lombok;  kippenmagen,  in  stukjes 
gesneden;  garnalen,  in  hun  geheel  gebraden,  of  gedroogd  en 
met  een  saus  bereid ;  fijn  uitgeplozen  en  gebraden  kippenvleesch 
(aboen-aboen);  versch  ingelegde  komkommers  met  kerrie  bereid; 
hard  gekookte  eieren  met  ijabé,  zout  en  sans  {sambal  penganten) 
en  een  bijna  ontelbaar  aantal  andere  mengsels,  dikwijls  met 
Irasie,  pelé  enz.  vermengd. 

Ook  in  de  samenstelling  der  /cerrte-soorlen  komt  de  Spaansche 
peper  voor. 

Verder  wordt  daarmede  de  vroeger  reeds  genoemde  roedjak 
bereid,  door  de  lombok  in  een  aarden  pannetje  met  een  weinig 
trasie,  suiker,  enz.  te  vermengen,  en  daarin  rijpe  en  onrijpe 
vruchten  te  leggen,  die  vooraf  in  schrijven  gesneden  zijn. 

Onder  de  gewoonlijk  gebi'uikle  soorten  der  tj'abé  bekleedt 
de  gewone,  roode  eene  eerste  plaats  (Capsicum  annuum  en  Cap- 
sicum  frutescens,  Ijabè  besir  genaamd);  verder  heeft  men  nog 
een  groolc,  groene  soort,  ijabé  idjoe  (Capsicum  bicolor)  en  een 
kleine  groene,  tjabé  rawiet,  of  tjabé  sètan  gebeden  (Capsicum 
fasligialum). 

Er  groeien  in  hel  heele  klimaat  zeer  vele  specerij-achlige 
planten ,  die  dus  eene  groole  hoeveelheid  aelherische  olie  bevatten, 
en  »het  schijnt"  zegt  Dr.  Bleeker  «dat  de  natuur  hier  heeft 
•  willen  tegemoet  komen,  in  de  zoo  verzwakkende  kliniaals- 
» werking  op  den  mensch,  door  milde  productie  van  specerijen 


192 


«en  toongevende  eigenschappen  bezittende  planlen,  die  den 
«mensch  als  het  ware  den  weg  aanwijzen,  waarop  de  alonie 
»des  ligchaams,  vooral  der  slijmvliezen  is  te  voorkomen  of  te 
"genezen.  De  inlander,  meer  natuurmcnsch ,  heeft  zich  die 
"aanwijzing  ten  nutte  gemaakt  door  het  kaauwen  van  sirih  en 
«andere  specerijachtige  basten  en  kruiden,  door  het  zich  illineren 
»met  aelherische  oliëen  enz;  maar  de  Europeaan,  die,  al  het 
«overige  gelijkstaande,  meer  nog  door  den  klimaalsinvloed  heeft  te 
«lijden  dan  de  inboorling,  veracht  in  zijne  wijsheid,  wat  de 
«natuur  hem  zoo  dringend  beveelt;  en  zoo  de  mannen  zich  de 
•  veerkracht  des  ligchaams  op  andere  wijzen  welen  te  behouden 
«of  te  herstellen,  de  vrouwen  ondervinden  daarvan  maar  al  te 
«zeer  de  bedroevende  gevolgen." 

Deze  aanhaling  uil  Bleeker's  «Bijdragen  lot  de  geneeskundige 
«topographie  van  Baiavia"  heb  ik  niet  gedaan  met  het  oog 
op  de  daarin  gepredikte  teleologie,  maar  wel,  omdal  ook 
naar  mijne  meening  het  gebruik,  in  behoorlijke,  maar  niet 
overdreven  male,  van  die  prikkelende  middelen,  en  vooral  van 
Ijabé,  nuttig  moet  worden  geacht.  Natuurlijk  moet  rekening 
gehouden  worden  met  den  loesland  van  hel  darmkanaal;  maar 
wij  spreken  hier  van  gezonde  menschen. 

Terecht  vergelijkt  Dr.  Pettenkofer  hel  malige  toevoegen  van 
specerijen  bij  de  overige  voedsels,  mei  het  smeren  van 
de  deelen  eener  stoommachine  met  olie.  Het  goede  smeersel, 
zegt  hij,  «kan  de  beweegkracht  noch  vervangen,  nociraanvullen , 
«maar  maakt  de  beweging  der  machineriën  gemakkelijk  en 
«regelmatig  en  vertraagt  belangrijk  hare  slijtage." 

Hoe  dikwijls  hoort  men  het  elen  van  (jabé  door  leeken  afkeuren 
en  zelfs  het  gebruik  er  van  afraden  door  geneeskundigen.  In 
den  regel  evenwel  zijn  dal  jongere  gcnecshceren ;  oudere  praclici, 
die  langer  in  Indië  zijn,  bevelen  niet  zelden  liet  gebruik  eener 
malige  hoeveelheid  fjabó  aan,  vooral  bij  mocielijke  spijsvertering 
en  bij  personen,  die  door  haemorihoidale  aandoeningen  laslige 
verschijnselen  builen  het  darmkanaal  waarnemen.  Die  raad 
heeft  in  den  regel  goede  gevolgen;  opmerking  verdient  het 


193 


zeker,  dat  Dr.  Vidal,  in  Europa,  de  aandacht  der  geneeskun- 
digen vestigde  op  het  nut  van  cxlractuni  capsici  annui  hij 
haeniorrhoidale  congesliën. 

Men  hite  zich  dus,  door  den,  in  den  heginne,  wel  wat  al  Ie 
sterken  smaak,  niet  afschrikken  tot  het  eten  eener  kleine 
hoeveelheid  gewone  Spaansche  peper.  De  Ijahê  rawiel  is  al  te 
sterk  en  verdient  minder  aanbeveling. 

Het  drinken  van  water  doet  het  heete  gevoel  in  den  mond 
sterker  worden. 

De  inlanders  rekenen  de  tjahé  onder  de  koude  middelen,  in 
tegenstelling  met  de  gewone  peper,  die  zij  onder  de  heete 
rangschikken. 

Het  eten  van  tjahè  vermeerdert  de  afscheiding  van  het  speeksel, 
evenzeer  als  die  van  het  maagsap,  en  bevordert  daardoor  de 
spijsvertering,  vooral  van  amylacea.  Volgens  sommigen  (IIenoch) 
geeft  het  eten  der  prikkelende  specerijen  aanleiding  tot  lever; 
hyperaemie;  terwijl  anderen  (Hudd)  er  cholagoga  in  zien. 

De  toevoeging  van  ijahé  aan  de,  met  azijn  ingelegde,  komkom- 
mers, augurken,  uien  enz.  (zuren),  maakt  de  inwerking  dier  zuren 
op  het  slijmvlies  van  het  darmkanaal  minder  schadelijk;  evenwel 
geeft  groene  tjahé  met  azijn  ingemaakt,  bij  haemorrhoidaal- 
lijders  aanleiding  tot  pijn  en  persing  bij  den  stoelgang.  Ook 
is  het  eten  van  jonge  tjahè  meermalen  oorzaak  tot  het  ontslaan 
van  buikpijnen;  sommige  personen  zijn  er  zeer  gevoelig  voor. 

Als  toespijs  bij  de  rijst  moei  ook  beschouwd  worden  de  pelè^ 
waarvan  de  inlanders  zoo  groolc  liefliebbers  zijn ,  dat  die  boom 
(Parkia  Africana)  zelden  in  de  dorpen  wordt  gemist.  De  peté- 
boonen  worden  door  Europeanen  wel  slinkboonljes  genoemd, 
omdat  die  peulvruchlcn  een  zeer  sterken  ,  knoflookachtigen  geur 
verspreiden.  Dr.  Jan  ten  Buink  meende,  in  een  zijne  lillcra- 
rische  werken,  de  opmerking  te  mogen  maken,  dat  vele  landen 
en  plaatsen  door  een  bepaalden  geur  worden  gekenmerkt,  en 
karakleriseert  de  Javaansche  kampong  door  den  geur  van /?ë^<^. 
Zij  werkt  prikkelend  op  het  syslema  uropoëticum. 

\'ó 


104 


Uit  het  plantenrijk  telt  Hasskarl  119  toespijzen  bij  de  rijst 
op  en  hel  hoogste  cijfer  is  daarmede  niet  bereikt.  De  meeste 
geven  geen  aanleiding  lot  bijzondere  opmerkingen. 

Enkelen  er  van  worden  hier  nog  genoemd. 

Asem,  tamarinde  (Tamarindus  Indica),  waarvan  de  vruchten, 
met  suiker  ingelegd,  eene  bereiding  vormen,  die  in  ^wo/ja  meer 
aftrek  vindt  dan  in  Indië.  ïn  de  Indische  keuken  zijn  de  ver- 
sche  of  gedroogde  vruchten  onmisbaar,  daar  zij  voor  allerhande 
bereidingen  worden  gebezigd.  Zij  vervangen  cenigszins  de  citroe- 
nen, al  worden  die  ook  gebruikt.  Tamarinde  bevat  veel  scherpe 
zuren,  zooals  acidum  malicum,  citricum,  tartaricum  en  tevens 
bitartaras  kalicus;  daardoor  werkt  zij  eenigszins  purgeerend. 
In  kleine  hoeveelheden  gebruikt  doet  zij  geen  nadeel;  daarom 
kan  bij  verschillende  buikaandoeningen  het  eten  van,  mei  aseyn 
bereide,  spijzen  worden  toegestaan.  Zoo  is  een  zeer  geliefkoosde 
spijs,  ajam  goreng  asem,  dat  zijn  poolen,  vleugels,  of  stukjes 
vleesch  van  kippen,  met  wat  zout  en  tamarinde  ingewreven 
en  daarna  in  boter  of  olie  gebraden. 

Bij  gebrek  aan  osem-vruchlen  worden  de  kleine  bladeren 
van  den  tamarindeboom  in  de  plaats  daarvan  gebezigd. 

Van  widjen  (Sesamum  Indicum)  worden  de  kleine  zaden 
op  verncliilleude  soorten  van  gebak  gestrooid. 

Vanille  (Vanilla  planifolia)  is  bijna  alleen  bij  Europeanen 
in  gebruik. 

Kruidnagelen,  Ijenké,  (Caryophyllum  aromaticum),  en  noten- 
muskaat, pala  (Myrislica  fragrans),  komen  met  koriander 
ketoembar  ^Coriandrum  sativum)  als  specerij  in  aanmerking, 
waarbij  nog  de  kardemom,  kapoelaga,  kapol  (Amomun  carda- 
momuni)  kan  worden  gevoegd,  die  later  ter  sprake  wordt  ge- 
bracht, bij  het  kauwen  van  sirih. 

Van  de  kèlor  (Morynga  plerygosperma  en  Morynga  polygona. 
maar  vooral  van  de  eerste)  worden  de  bladeren  en  de  onrijpe 
vruchten  als  groenten  gegelen,  terwijl  de  worlelschors  als 
vervangmiddel  van  den  mierikswortel  dienst  doet,  en  dien  wortel 
door  smaak  en  geur  tamelijk  goed  vervangt. 


19S 


Ciircuma,  koenir  (Ciirciima  longa,  viridiflora  en  andere  soorlen), 
ook  konneng,  koenljie  genaanid,  wordl  zeer  veel  gebruikt;  de 
knollen  en  de  ineen  gerolde,  jonge  bladeren,  rauw  of  gekookt, 
als  groente,  vooral  door  kraamvrouwen ;  de  curcunia  zelf  als 
kleuringsniiddel  van  verscbillende  spijzen.  Zij  beeft  een  Hebt 
adstringeerende  werking. 

Kaneel,  kajoe  manis  (Cinnainomum  aromalicuni),  kiamies, 
wordt  tol  dezelfde  doeleinden  als  in  Europa  gebruikt,  terwijl 
de  scbil  en  de  bladeren  ook  wel  dienen  tot  bereiding  van 
tliee  voor  de  inlanders,  die  ook  de  sintok  (Cinnaniomum  sintok), 
de  koelit  lawan  (Cinnamomum  culilawan)  en  de  massoi  (Cin- 
namomum  species?)  daartoe  bezigen. 

Kerri  is  een  samenstel  van  verscbillende  kruiden,  als  klapper 
(olie  en  santen),  curcuma ,  gedroogde  gemberwortel ,  langkwas 
(Alpinia  galaiiga),  uien,  tfab?,  djinlen  (Anisodrilus  carnosus, 
Carum  carvi),  kenljoer  (Kaempferia  galanga),  ketoembar  (Corian- 
drum  sativum),  serè  (Graminea ,  spec.  div.),  en  lada  (peper, 
Piper  nigrum,  album),  afgekookt  in  bouillon  van  kippenvleescb, 
krabben,  en  dergehjken.  Daarin  worden  nog  verscbillende  vleescb- 
of  plantaardige  spijzen  gemengd  naarmate  men  de  eene  of  andere 
soort  van  kerri  wil  bereiden  :  zoo  komen  daarvoor  in  aanmerking 
bondol,  moendoe  (Lycopersicum  esculentum),  de  bekende  pomme 
d'amour;  asem  zeylon  (de  zure  vrucbten  der  Garcinia  cambogia) 
en  anderen,  waarvan  de  opsomming  te  ver  zou  voeren,  Kerri 
is  een  smakelijk  toevoegsel  bij  de  rijst,  dat,  evenwel  meer  door 
Europeanen  dan  door  inlanders  en  kleurlingen  wordt  gebruikt. 
De  laalsten  verkiezen  gewoonlijk  afkooksels  van  bladeren  en 
vrucbten  in  water  of  in  bouillon. 

Dikwijls  wordt  ook  visch,  vooral  ikan  kembong  in  bouillon 
met  de  noodigc  bijmengsels  gekookt,  en  na  24  uren  gestaan 
te  bebben,  onder  den  naam  jmidang  opgediscbt. 

Meer  nauwkeurige  opgaven  omtrent  de  samenstelling  dezer 
gerecbten  bebooren  in  een  kookboek  te  huis;  in  bet  algemeen 
zijn  zij  voedend,  licbt  prikkelend  en  maken  de  rijsttafel  lekker- 
der en  voedzamer. 


196 


De  slraks  genoemde,  gedroogde  gemberwortel  (van  Zingiber 
officinale)  heet  in  hel  maleisch  djahé,  en  Avordt  zeer  veelvuldig 
bij  de  bereiding  van  spijzen  gebruikt.  Dat  zij ,  met  suiker 
gekookt,  een  aangenaam  smakende  confituur  levert,  die  ook 
gedroogd  in  den  handel  voorkomt,  is  bekend. 

Wij  zullen  hiermede  de  opsomming  der  verschillende  hoemboe- 
boemboe  (kruiderijen)  eindigen,  al  is  dat  onderwerp  nog 
zeer  voor  uitbreiding  vatbaar.  De  voornaamste  hebben  wij 
genoemd  en  leekenden  daarbij  de,  ook  in  Europa  algemeen 
gebruikelijke,  als  peper,  mostaard,  enz.  niet  aan,  omdat  zij 
geen  aanleiding  geven  '  tot  bijzondere  opmerkingen  voor  het 
doel,  dat  wij  steeds  voor  oogen  houden. 

De  zuren,  dat  wil  zeggen  de  met  azijn  ingelegde  vruchten,  worte- 
len, enz.,  zijn  voor  een  groot  gedeelte  dezelfde  als  in  Europa  en  wor- 
den ook  van  daar  aangevoerd,  waarbij  nog  eenige  Indische  produc- 
ten komen  als  bijv.  de  Jonge  uitspruitsels  der  bamboe;  de  asem 
zeylon  (Garcinia  cambogia) ;  het  hart  van  den  klapper ,  en  vele 
anderen ;  zij  dragen,  in  het  algemeen ,  den  naam  aljar-atjaran. 

Djeroek  aaem  (Citrus  grandis),  t/yéroe/i;  (Citrus  liraonellus) 
en  andere  citroensoorten  worden  meestal  met  zout  ingelegd  en 
daarbij  fjabé  en  andere  specerijen  gevoegd;  soms  wordt  de 
opengesneden  vrucht  daarmede  opgevuld.  Slechts  zeldzaam 
legt  men  die  vruchten  met  azijn  in. 

De  vruchten  der  gendrin,  gandaria  (Rouea  gandaria),  worden 
met  zout  ingelegd  en  maken  dan  bij  de  rijsttafel  een  zeer  ge- 
wilde toespijs  uit,  waaraan  de  inlanders  een  opwekkende  wer- 
king voor  den  eetlust  toeschrijven ;  eene  meening,  die  gewettigd 
wordt,  door  het  feit,  dat  de  gendria  aangenaam  bitter  smaakt. 

Visch  in  zuur  is  ook  veel  in  gebruik. 

Azijn  {Ijoeka)  wordt  uit  Europa  aangevoerd,  of  in  hidië 
bereid  o.  a.  uit  den  palmwijn  en  uit  de  pisang,  terwijl  ook 
tamarinde  als  vervangraiddel  gebezigd  wordl.  De  Europeesche 
azijn  is  meeslal  tc  verkiezen,  ook  al  is  die,  op  de  Europeesche 
manier,  in  Indië  vervaardigd. 


197 


Zooals  bekend  is,  wordl  het  zout  {garam),  als  regeerings-mono- 
polie  verkoclil,  voor  verreweg  hel  grootste  gedeelte  bereid  uit  zee- 
water door  eenvoudige  verdamping.  Er  wordl  ook  zout  uil  Europa 
aangevoerd,  in  slopflesschen ,  onder  den  naam  tafelzout,  terwijl 
reeds  vroeger  is  vermeld,  dat  de  kleine  vaatjes  met  boter  in 
grootere  vaten  met  grof  zont  verpakt  zijn ;  dit  laatste  wordt, 
na  zuivering,  ook  gebezigd. 

De  inlanders  hebben  veel  behoefte  aan  zout  en  verkie- 
zen verreweg  het  gouvernementszout,  dat  ten  "gevolge  der 
bereiding,  eenige  magnesiazouten  houdt,  waardoor  het  een 
licht  bitteren  smaak  verkrijgt.  Dat  gehalte  aan  magnesia-zouten 
is  wellicht  de  oorzaak,  dat  bij  kinderen  niet  zelden  buikloop, 
met  wat  bloeding,  ontstaat,  door  het  eten  van  rijst  met  los  zout 
er  bij,  een  voedsel,  waarop  vele  kinderen  zeer  verzot  zijn. 

Op  elke  tafel  vindt  men  een  fleschje  soja,  hetzij  Japansche 
soja,  of  inlandsche,  die  den  naam  kéljap  draagt  en  waaronder 
de,  te  Tangerang,  in  de  residentie  Batavia,  bereide  de  beste  is ; 
zij  wordt  kéljap  benleng  genaamd. 

De  Japansche  soja  wordt  bereid  door  het  meel  der  soja- 
boonen  (Glycine  hispida)  en  tarwemeel  te  roosteren  en  te 
vermengen  met  een  gistende  brei  van  tarwemeel.  Dit  mengsel 
blijft  eenige  dagen  in  een  warm  vertrek  slaan,  tot  alles  met  eene 
laag  schimmel  is  bedekt;  daarna  wordt  die  massa  uitgetrokken 
met  een  oplossing  van  keukenzout  in  water  en  hel  daardoor 
verkregen  vocht  3 — 5  jaren  in  vaten  bewaard,  waarna  het 
wordl  gefiltreerd  en  in  de  bekende,  grijze  kruikjes  afgetapt 
voor  den  handel. 

Zoete  soja  is  hetzelfde  preparaat,  maar  vermengd  met  wal 
honig  of  met  gegiste  rijst. 

De  bereiding  der  kéljap  benteng  wordt  geheim  gehouden. 
De  Heer  P.  du  Cloux,  assistent-resident  [q  Tangerang  (in  1881), 
had  de  beleefdheid,  op  mijn  verzoek,  te  trachten  iels  van  de 
bereiding  te  welen  te  komen.  Er  zijn  een  paar  Chineezen,  die 
het  geheim  er  van  bezitten.    Eene,  mij  door  genoemden  Heer 


198 


toegezonden,  Maleiche  hescli  rij  ving  der  bereiding  zegt  daarover : 
»de  katjang  kedUch"  (ook  wel  haljang  f//e/JOc/j,r/ gelieelen,  Soya 
hispida,  waarschijnlijk  wel  dezclfile  planL  als  Glycine  hispida) 
«moet  eerst  gedurende  5  uren  gekookt  worden,  en  dan  slerk 
«worden  omgeroerd;  daarna  moet  de  massa  ongeveer  7  dagen 
nliinnen  's  huis  blijven  gisten  op  groole,  platte  manden,  l'elampah 
"geheelen,  waarbij  zij  opdroogt  en  beschimmelt,  en  dan  door  een 
»zeef  worden  uitgeperst.  Nu  wordt  op  nieuw  met  veel  water  op- 
» gekookt  tot  alles  gaar  is.  Ondertusschen  worden  verschillende 
«boemboc-boemboc  (kruiderijen)  met  water  vermengd,  en  wel 
vpekak,  anghoea,  pekljic  en  nog  vier  andere  soorten,  gemengd 
»mel  suiker,  zout  en  beko  (een  soort  van  noga  uit  suiker  bereid). 
»Dit  aftreksel  der  boemboe-boemboc  wordt,  met  kleine  hoeveel- 
«heden,  bij  de  gekookte  katjang  kedeleh  gevoegd." 

De,  Heer  Du  Cloux  deelde  mij  nog  mede,  dat  een  der  vier 
ongenoemde  kruiderijen  een  nadeeligen  invloed  op  de  oogen 
zou  hebben ,  zobdat  een  der  f  hineezen,  trouwens  een  oude  man 
die  de  beste  kótjap  maakte,  geheel  blind  zou  zijn  geworden. 

De  drie  genoemde  ingrediënten  zijn:  pèkalc,  adas  Ijina, 
steranijs,  Ilicium  anisatum;  anghoea  behoort  tot  de  Compositae ; 
pekljie  is  lïores  cassiae  van  de  Cinnamomum  cassia  of  C. 
aromaticum, 

Men  beweert,  dat  er  door  de  rondvcnters  wel  eens  verval- 
scbing  der  kótjap  plaats  heeft  met  menschelijke  urine. 

Wanneer  men  weet,  dat  100  deelcn  soya-booiien  57, 7o 
deelen  eiwit  en  20,89  declen  vet  houden,  dan  kan  het  geen  ver- 
wondering baren,  dat  de  kèljap  naar  bouillon  smaakt  en  een 
nuttig  bijvoegsel  bij  verschillende  spijzen  moet  worden  geacht. 


AANHANGSEL. 

Nog  met  een  enkel  woord  herdenken  wij  het  eten  van  aard- 
soorten, die  als  lekkernij  op  verschillende  plaatsen  van  den 
Indischcn  Archipel  worden  verbruikt.  De  inlanders  noemen  die 
eetbare  aarde  met  een  algemeenen  naam  ampoh,  en  men  vindt  die 


199 


in  bijna  eiken  warong  (inlandsclien  winkel)  Ie  koop,  waar  zij 
vooral  door  zwangere  vrouwen  wordt  gekocht,  in  de  raeening, 
dat  het  nog  ongeboren  kind  er  zoo  op  gesteld  is ;  daarom  eten 
die  vrouwen  ampoh  zoolang  zij  zwanger  zijn,  maar  laten  het 
onmiddelijk  na  de  verlossing. 

De  Dajaks  van  den  stam  der  Modang's  eten  de  in  de  zon 
gedroogde  aarde,  die  zij  lamh  hlop  of  tanah  lijal  noemen; 
terwijl  de  ampoh  op  Jam ,  vooral  in  Bantam,  eerst  wo(;dt  ge- 
bakken. Te  Soerabaia  is  eene  soort,  die  zoutachtig  smaakt 
ten  gevolge  van  het  bestrijken  der  half  gedroogde,  van  zand 
bevrijde  aardkoekjes  met  pekel.  Het  chemische  onderzoek 
dezer  zoogenaamde,  eetbare  aarden  heeft  alleen  anorganische 
beslanddeelen  aangetoond,  met  bitumineuse  klei  en  er  kan  geen 
voedingswaarde  aan  deze  stoffen  worden  toegekend. 

In  de  steenkolenmijnen  van  Borneo  wordt,  vooral  door  opium- 
schuivers, een  soort  van  koolschiefer  gegeten,  dat  als  vergif 
werkt  en  bij  langdurig  gebruik  den  dood  ten  gevolge  heeft, 
al  kaïi  chemisch  geen  vergiftig  bestanddeel  worden  aangetoond. 
Over  de  verschijnselen,  die  het  gevolg  zijn  van  het  eten  van 
koolschiefer,  wordt  in  het  2^  deel  nader  gesproken,  zoowel  als 
over  die,  welke  men  meent  na  het  voortdurend  gebruik  der  gele, 
roode,  witte  of  zwarte  ampoh  te  hebben  waargenomen  bij  per- 
sonen, die  er  zoo  aan  verslaafd  zijn  als  opiumschuivers  aan 
opium. 

Volgens  Altheer  moet  de  reden  van  het  verbruik  dezer 
aarde  gezocht  worden  in  het  feit,  dat  zij  vooral  bestaal  uit 
bitumineuse  klei,  die  in  kleine  holten  lucht  houdt  ingesloten 
en  daardoor  een,  voor  de  liefhebbers,  aangenamen  prikkel  ver- 
oorzaakt. Door  die  ingesloten  lucht  wordt  ook  die  eigenaar- 
dige geur  naar  aarde  veroorzaakt,  die  na  de  eerste  regens  op 
een  droogen  grond  zoo  sterk  kan  zijn  in  Indië. 


DEAIKEI. 


De  eerste  plaats  onder  de  dranken  bekleedt  hel  waler. 
Evenals  over  al  de  andere  onderwerpen ,  in  dit  boek  behandeld, 
spreek  ik  hier  alleen  over  het  drinkwater,  voor  zoo  verre  de 
beschouwingen  daarover  niet  in  elk  werk  over  hygiène  Ie  vin- 
den zijn;  de  vcreischlen  voor  goed  drinkwater  worden^bekend 
verondersteld. 

Reeds  wees  ik,  met  een  enkel  woord  (pag  50),  er  op, 
dat  de  Heeren  Berneloï  Moens  en  Nagelvoort  belangrijke  op- 
stellen publiceerden  over  hel  drinkwater  in  Inlië,  en  wel  de 
eerste  over  dal  Ie  Bafnvia,  de  tweede  over  dal  Ie  Tjilaljap. 
Vooral  de  eerstgenoemde  verhandeling  kan  als  een  model  be- 
schouwd worden  van  de  wijze,  waarop  dit  onderwerp  in  elk 
speciaal  geval  behoorl  Ie  worden  behand.eld.  Hier  spreken 
wij  evenwel  niet  van  een  speciaal  geval,  maar  van  het  drink- 
water in  Indië  in  hel  algemeen. 

Kan  met  eenig  rechl  worden  beweerd,  dal  de  inlanders 
niet  bijzonder  keurig  op  hun  drinkwater  zijn ,  toch  ver- 
dient hel  opmerking,  dal  zij,  zoodra  er  werkelijk  goed 
waler  Ie  verkrijgen  is,  dat  verkiezen  boven  slecht.  Hel 
bewijs  daarvoor  vindt  men  in  hel  feil  ,  dat  zij  algemeen  Ar- 
tesisch-putwater  zijn  gaan  gebruiken  op  de  plaatsen,  waar 
zulke  pullen  geboord  zijn  en  voor  hel  algcnietMi  gebruik 
zijn  opengesteld.  He  gczondhcidstocslnnd  der  bevolking  is 
daardoor,  op  die  plaatsen,  belangrijk  verbeterd;  maar  daar- 
voor was  lijd  noodig.  Immers  weel  men,  dal  hel  men- 
schelijk  lichaam  zich  zoo  aan  liet  gebruik ,  ook  van  min- 
der voor  de  gezondheid  voordeeligc ,  zaken  gewennen  kan . 


201 


dal  de  verwisseling  dier  minder  goede  ingesla  mei  belere  niet 
dadelijk  een  gunslig  gevolg  heefl.  Toen  de  eerslc  Arlesische 
pullen  (semoer  boor)  Ie  Batavia  voor  het  publiek  waren  open- 
gesteld, was  het  niet  zeldzaam,  voorar kinderen ,  in  behande- 
ling te  krijgen  met  lichte  darmkalarrhen ,  waarvan  hel  ont- 
slaan aan  geene  andere  oorzaak  kon  worden  toegeschreven 
dan  aan  de  verandering  van  hel  drinkwater.  Later  kwam 
dat  niet  meer  voor,  dan  eene  enkele  maal  bij  personen,  die 
van  andere  plaatsen  kwamen.  Hel  Artesisch  putwater  houdt 
somtijds  een  weinig  zwavelwalerslofgas ,  wal  bemerkbaar  is 
door  den  reuk  bij  de  pulten  zelve;  evenwel  is  de  hoeveel- 
heid van  dat  gas  zoo  gering,  dat  het  verdampt  door  de 
warmte  van  het  waler  zelf  en  daarin  niet  chemisch  kan  wor- 
den aangetoond.  Ook  ziet  men  wel  eens  een  klein  vliesje 
op  het  water,  gevormd  door  daarop  drijvende  petroleum  (mt- 
njak  tanah). 

Waar  geen  Arlesische  pullen  zijn,  wordt  rivierwater  of 
regenwater  gedronken.  Hel  rivierwater  is,  in  de  laag  gele- 
gen plaatsen,  meestal  zeer  slecht;  reeds  in  hel  tweede  hoofd- 
stuk (pag.  18)  werd  er  op  gewezen ,  dal  het  rivierwater 
op  die  plaatsen  gewoonlijk  eene  bruine  of  gele  kleur  heeft 
en  allijd  Iroebel  is;  deze  kleuring  is  hel  gevolg  van  hel 
medeslepen  van  vele  organiscbe  en  anorganische  sloften.  Er 
zijn  zooveel  sloffen  daarin  voorhanden,  dat,  al  zet  zich  het 
grootste  gedeelte  daarvan  als  slib  binnen  24  uren  af,  rivier- 
water uil  de  Tji-lioeng  (die  door  Batavia  stroomt)  na  5  tot 
6  maanden  gestaan  te  hebben  nog  niet  geheel  helder  gewor- 
den is  en  men  het  zelfs  door  papier  niet  geheel  helder 
kan  fillreeren.  Het  feil  der  slerke  kleuring  van  het  rivier- 
waler  is  zelfs  oorzaak,  dal  vele  rivieren  daarna  haren  naam 
dragen  in  de  landstaal:  tji  betcekenl  waler  of  rivier;  Tji- 
lioenrj  is  de  geele  rivier;  Tji-hodas ,  hel  witte  waler;  Tji-bur- 
rum,  de  roodc;  Tji-andjoer ,  de  modder-rivier ,  enz. 

Terwijl  de  slroomen,  beken  en  riviertjes  in  de  bergstreken 
dikwijls  zeer  liclder  en  ongekleurd  waler  bevatten,  dal  in 


202 


smaak  veel  met  regenwater  overeenkomt,  wordt  de  troebel- 
heid en  de  kleuring  sterker  naar  male  de  weg,  dien  het  waler 
heeft  afgelegd,  langer  is.  Dat  is  niet  te  verwonderen ,  als  men 
weet,  dat  de  grond,  waarover  hel  water  stroomt,  in  de  hooger 
gelegen  streken,  vooral  uit  vulkanische  sloffen  hestaai,  nog  met 
weinig  andere  grondsoorten  hedekt,  maar  ^dal,  in  de  lagere  stre- 
ken, vooral  de  ijzerhoudende  heslanddeelen  toenemen,  terwijl 
het  rivierwater,  in  de  rivier  zelve,  tot  allerlei  doeleinden  ge- 
bezigd wordl.  In  de  eerste  plaats  worden  alle  drekstoffen  der 
bewoners  van  alle  hampong's  langs  de  rivieren  daarin  gedepo- 
neerd; verder  dient  de  rivier  lot  badplaats  voor  de  menschen 
en  dieren,  die  aan  hare  oevers  wonen,  en  die  minstens  eens, 
maar  gewoonlijk  meermalen  daags  daarin  een  bad  nemen;  al 
beslaan  er  verbodsbepalingen  op  het  werpen  van  vuil  en  doode 
dieren  in  de  rivier,  de  zoo  dikwijls  voorbij  drijvende  krengen 
leveren  hel  bewijs,  dat  daaraan  niet  de  hand  wordt  gehouden, 
evenmin  als  aan  zoovele  andere  bepalingen  der  wet  in  Jndiö. 
De  onderzoekingen,  o.  a.  der  Rivers  poUulion  Commission 
in  Engeland  hebben  geleerd,  dat  de  oxydalie  der  organische 
sloffen  in  rivierwater  slechts  zeer  langzaam  voortgaat,  zoodat 
bijv.  een  stroom  van  15  mijlen  lengte,  bij  een  temperatuur  van 
18°  C,  geen  merkbaren  invloed  heeft  op  de  hoeveelheid  orga- 
nische stoffen  in  hel  rivierwater.  Het  is  dus  niet  te  verwonderen, 
dat  vooral  de  Noordkust  van  Java  door  aanslibbing  zich  uit- 
breidt, en  wel  gemiddeld  jaarlijks  met  25  voelen.  Dit  wordl 
nog  duidelijker,  als  men  een  blik  slaat  op  het  volgende  slaalje, 
dat  uit  de  verhandeling  van  den  Heer  Bernelot  Moens  is 
overgenomen  en  waaruit  de  hoeveelheid  slib  in  de  Tji-lioeng 
op  verschillende  lijden  blijkt. 


203 


D  a  l  u  111 

A  f>  I' 

W  a  a  i'  11  c  111  i  n  g. 

Aiior£2faiiisclie 

O 

E         1    •  1 

kubieke  meier. 

Orcauische 

dlül  IJcI 

kubieke  meier. 

Totale 

lioeveeliieid 

slib  per 
kubieke  meier. 

grauiinen. 

grammen. 

grammen. 

12    Juli  1869. 

29.10 

5.23 

34.33 

13     —  — 

27.00 

4.80 

31.80 

14     —  — 

55.22 

10.80 

66.02 

15     —  — 

27.85 

5.15 

33.00 

16     —  — 

22.55 

5.00 

27.55 

17  — 

26.86 

5.14 

32.00 

25  Februari  — 

748.06 

130.00 

878.06 

28  April  — 

91.70 

15.50 

107.00 

8  Juni  1870. 

10180.00 

9  Maart  1871. 

70.56 

i6.44 

87.00 

De  snelheid ,  waarmede  die  zeer  verschillende  hoeveelheid  slib 
door  het  waler  w.ordt  medegevoerd,  varieert  evenzeer  en  bedroeg 
bijv.  op  den  8'"  Juni  1870,  toen  er  een  zeer  hooge  waterstand 
(bandjir)  was,  1,4  meter  per  seconde;  op  den  9''"  Maart  1871 
was  zij  0,72  meter  per  seconde.  Volgens  berekening  zouden 
bij  bandjir,  in  elke  seconde,  89  kubieke  meters  waler  worden 
afgevoerd,  die  niet  minder  dan  907  kilogrammen  slib  bevatten. 

Het  rivierwater  schijnt,  bij  de  wijze  waarop  het  door  Euro- 
peanen gebruikt  werd  en  soms  nog  woidt,  geen  bepanld  nadee- 
ligen  invloed  uit  te  oefenen.  De  inlanders,  die  niet  veel  werk 
van  de  zuivering  maken,  leden  onder  hel  gebruik  er  van  zeer 
zeker ,  wat  wel  bewezen  wordt  door  de  reeds  genoemde  ver- 
betering van  den  gezondheidstoestand  in  het  algemeen,  nadat 
er  zuiverder  water  voor  hen  verkrijgbaar  was. 

De  zuivering,  zooveel  mogelijk,  die  door  Europeanen  gevolgd 
wordt,  beslaat  vooreerst  in  het  lalen  bezinken  in  groole  aarden 
vaten,  lampajang  genaamd.    Deze  valen  bebbcn  een  pecrvorm 


204 


met  hel  dunste  gedeelte  naar  onderen  en  een  niet  zeer  wijde 
opening  bovenin;  zij  zijn  soms  tot  vier  voelen  lioog  en  men 
vindt  die  nog  in  versclieidene  huizen ,  in  een  afzonderlijke 
waterkamer,  in  den  grond  vaslgemelseld.  Die  tampajamfs  vroeger 
vooral  uil  Japan  aangevoerd,  worden  door  dal  gebruik  aan  Imnne 
oorspronkelijke  beslemniing  onllrokken,  daar  zij  in /a/mm  dienst 
doen  in  een  soort  van  tonnenstelsel  voor  faecaalmassa's.  Is 
het  water  in  die  vaten  genoegzaam  bezonken ,  dan  wordl  het 
afgeschept  en  door  leksleenen  {baloe  saringan)  gefiltreerd. 

Deze  leksleenen,  die  vooral  van  Grissee  worden  aange- 
voerd, bestaan  uil  kalkzandsleen ,  welke  in  den  vereischten 
vorm  is  uitgehouwen,  al  naar  dat  men  holle,  omgekeerde,  vier- 
zijdige piramiden  wenscht,  of  wel  cilindervormige  vaten.  De 
eerste  worden  op  een  houten  stelling  geplaatst  en  men  giet 
het  water  boven  in  de  holle  van  den  poreuzen  steen,  waaruil 
het  dan,  als  de  leksteen  goed  is,  langzaam  naar  beneden 
droppelt  en,  voor  het  wordt  opgevangen  met  veel  lucht 
in  aanraking  komt,  waardoor  hel  nog  eenige  schadelijk  be- 
standdeelen  verliezen  kan;  evenwel  zij  men  er  op  bedacht  de 
stellingeu  geheel  aflesluiten  door  een  kastje,  dat  zijdelings 
met  eene  deur  geopend  wordt;  daardoor  voorkomt  men, 
dat  het  water,  bij  het  nedervallen  stof  uit  de  lucht  opneemt, 
in  plaats  van  door  oxydalie  schadelijke  deelen  te  verliezen. 
Deze  leksleenen  zijn  de  beste.  De  cilindervormige  leksleenen 
worden  in  een  vat  met  water  geplaatst,  dat  dan  van 
buiten  naar  binnen  dringt,  maar  waarbij  men  natuurlijk  het 
voordeelige  contact  met  de  lucht  mist.  Andere  wijzen  om  te 
fillrceren  zijn  in  het  dagelijksche  leven  bijna  niet  in  gebruik; 
alleen  wordl  wel  eens  onder  in  de  leksleenen  een  laagje  houlskool 
(arang)  geplaatst,  waarop  eenige  kiezelsleenljcs  gelegd  worden. 
Dat  is  zeer  aan  te  bevelen,  daar  de  in  het  water  zwevende  slofTen 
dan  niet  zoo  in  den  steen  zeiven  dringen  en  dit  laagje  gemakkelijk 
en  dikwijls  kan  worden  verwisseld. 

Voor  het  fillrceren  van  groolere  hoeveelheden  waler  kunnen 
leksleenen  niet  in  aanmerking  komen,  daar  men  op  die  wijze 


gemitldeltl  slechts  viev  liters  w.iter  per  uur  kan  fiitreeren. 
Er  moet  dan  een  der  andere,  bekende  wijzen  van  zuivering 
worden  toegepast. 

Het  putwater  moet,  voor  het  als  drinkwater  gebezigd  wordt, 
evenzeer  worden  gefiltreerd;  men  kieze  vooral  putten,  die  ver 
van  bewoonde  gebouwen  staan  en  in  welker  nabijheid  zich  geen 
privaten,  zinkputten  of  stallen  bevinden.  Het  putwater  bevat 
vele  organische  bijmengselen ,  als  microscopische  planten  en 
dieren,  waarvan  Terpsinoë  musica,  Melosira  orichalcea,  Arcella 
aculeata,  Arcella  vulgaris,  Cypris-soorten ,  Synedra  subtilis, 
soorten  van  Navicula  en  Cymbella,  Surirella,  waarschijnlijk 
ook  Synedra  giganlea;  verder  Actinophrys,  Anioeba,  Vorticella, 
Amphileptus  en  Rotiferen,  onder  de  dieren  en  Chtonoblaslus 
elongatus,  Leptotrix  en  andereii  onder  de  planten. 

Het  beste  drinkwater  is,  op  plaatsen,  waar  geen  Artesische 
putten  zijn,  of  het  water  dier  putten  niet  drinkbaar  is,  het 
regenwater.  Als  er  een  ferme  regenbui  gevallen  is,  die  de  lucht, 
de  daken  en  de  goten  goed  heeft  gereinigd,  is  het  daarna  vallende 
water  wel  het  zuiverste,  dat  men  verkrijgen  kan.  Het  is 
evenwel  eenigszins  lastig,  dat  men  localileit  en  een  groot  aantal 
lampaj-.ng's  moet  bezitten  om  dat  water,  ook  in  den  droogen 
mousson,  in  genoegzame  boeveelheid  voorhanden  te  hebben. 

Na  den  tijd,  dat  er  geregelde  aanvoer  van  ijs  {ajar-baloe)  uit 
Amerika  plaats  vond,  maar  vooral  nadat  ijsfabrieken  regel- 
matig de  noodige  hoeveelheid  bevrozen  water  voor  de  consumptie 
leverden,  is  het  gebruik  van  waler  als  gewonen  drank  zeer 
toegenomen  en  is  de  algemeene  gezondheidstoestand  onder  de 
Europeanen  onbetwistbaar  ook  daardoor  verbeterd.  Werd  vroeger 
een  excuus  gevonden  voor  het  verbazende  verbruik  van  bier, 
rooden  en  Rijn-wijn,  jenever  en  brandy  in  de  slechte  samen- 
stelling van  het  drinkwater,  dat  voorwendsel  wordt  niet  meer 
aangevoerd ,  nadat  ijs  in  voldoende  hoeveelheid  aanwezig  is  om 
het  drinkwater  tol  een  Jieerl ijken,  verfrisschenden  drank  te 
maken. 


206 


Ik  hel)  wel  gelezen,  o.  a.  in  Praeger's  «Iiulisclie  studiën," 
(lat  ijs,  voor  gezonden,  onnoodig  en  soms  schadelijk  is,  ja  zelfs, 
huikzieklen  kan  verwekken.  Die  uitspraak  kan  ik  mij  alleen 
verklaren  uit  de  omstandigheid,  dat  de  Heer  Praeger,  als 
oflicier  van  gezondheid  van  Z.  M.  Marine,  bijna  altijd  aan 
boord  van  schepen  doorbracht,  waar  het  gebruik  van  ijs  en 
ijswaler  in  dien  tijd  niet  tot  den  gewonen,  dagelijkschen  gang 
van  zaken  behoorde.  Immers,  al  kan  ik  de  uitspraak  billij- 
ken, dat  ijs  voor  gezonden  onnoodig  is,  ik  kan  niet  toestem- 
men, dat  hel  gebruik  er  van  ongezond  zou  zijn.  liet  gebruik 
van  ijs  is  thans,  ook  onder  de  inlandsclie  bevolking  der  hoofd- 
plaatsen, algemeen,  zoowel  tol  eenvoudige  afkoeling  van  ver- 
schillende dranken,  als  tol  vervaardiging  van  gepraepareerd  ijs 
(ijs  u  la  vanille,  met  vruchten,  enz).  Nadeelige  gevolgen  van 
het  gebruik  ziet  men  niet,  en  in  de  militaire  hospitalen  is  het 
verstrekken  van  ijswaler  als  drank,  zooveel  mogelijk,  algemeen 
gemaakt.  Bij  personen,  die  niet  aan  het  gebruik  van  ijswaler 
gewoon  zijn,  kan  men  wel  eens  lichle  buikpijn  waarnemen, 
soms  ook  duizeligheid,  wanneer  zij  in  eens  een  groole  hoeveel- 
heid ijswaler  gebruiken ,  maar  daartoe  bepaalt  zich  dan  ook  het 
schadelijke;  die  uilwerking  wordt  nooit  gezien  bij  menschen , 
die  er  aan  gewoon  zijn.  Dat  ijs  wel  aanleidmg  kan  geven  tot 
plotselinge  samentrekking  van  de  spieren  van  den  maagwand, 
blijkt  uit  de  oprispingen  van  gassen,  die,  vooral  bij  lijders  aan 
maagkatarrh,  na  hel  drinken  van  een  glas  ijswaler  volgen. 

In  Europa  is  het  denkbeeld  geuit,  dat  de  veelvuldig  in  Indië 
voorkomende  maagkalarrlien  aan  het  drinken  van  ijswaler  zouden 
moeten  worden  toegeschreven,  maar  die  aandoeningen  komen 
te  veel  voor  ook  op  plaatsen,  waar  geen  ijs  is  Ie  krijgen,  om 
die  meening  te  onderschrijven. 

Hel  is  een  zeldzaamheid  menschen  te  onlmoelen,  bij  wie  het 
gebruik  van  ijs  altijd  aanleiding  tol  buikpijnen  of  tol  lichte 
diarrhec  geeft;  toch  vindt  men  die  nu  en  dan.  Natuurlijk  kan 
het  bij  enkele  buikaandoeningen  voorkomen,  dat  het  voort- 
durend gebruik  van  ijs  moei  worden  afgeraden,  of  slechts 


207 


kleine  hoeveelheden  mogen  wonlcn  (oegeslaan,  en  dan  is  het 
nog  veel  minder  nadeelig  eenige  lengen  ij.swaler  loe  te  dienen, 
dan  vaste  spijzen,  die  in  ijs  zijn  afgekoeld,  hijv.  rijstepap,  Ie  laten 
eten;  dit  kan  verkhiard  worden  uit  de  omstandigheid,  dat  ijs- 
water  gemakkelijker  de  temperaliiur  van  het  lichaam  aanneemt 
dan  eene  hoeveelheid  rijstepap,  die  zoo  koud  in  de  maag  aan- 
komende, daar  gedurende  eenigen  tijd,  als  het  ware,  als  een 
interne,  koude  fomentatie  hlijfl  werken. 

Er  wordt  te  Batavia  in  de  ijsi'ahrieken  meestal  gehruik  ge- 
maakt van  goed  gezuiverd  rivierwater.  Het  Arlesisch-put- 
water  is  warm  en  moet  lang  slaan  eer  het  hruikhaar  is ; 
toch  wordt  het  wel  gehezigd,  maar  het  daaruit  vervaar- 
digde ijs  heeft  dikwijls  een  gele  tint  of  is  zeer  wit,  niet 
doorzichtig,  ten  gevolge  van  het  in  kleine  hlaasjes  ingesloten 
koolzuur.  Vooral  bij  groolc  hoeveelheden,  hijv.  aan  boord  van 
stoomschepen,  wordt  beweerd,  dat  het  zooveel  lucht  houdende 
ijs  sneller  smelt  dan  het  doorzichtige,  zoogenaamde  klompijs. 
De  Heer  Neuhaus  vond,  dat  een  half  pond  klompljs  wegsmolt 
in  4  uren  en  18  minuten,  terwijl  een  luchlhoudend  stuk 
van  dezelfde  zwaarte  in  4  uren  versmolten  was.  Bij  andere 
proeven  verschilde  die  lijd  geen  vijf  minuien.  Het  laat  zich 
trouwens  begrijpen,  dal  ijs  met  veel  ingesloten  lucht  gemakke- 
lijker smelt,  omdat  al  die  openbarstende  blaasjes  eene  groolere 
oppervlakte  vormen. 

Dat  ijs  lot  het  afkoelen  van  allerlei  spijzen  en  dranken  ge- 
bruikt wordt,  spreekt  wel  van  zelve.  In  alle  groole  huis- 
houdingen vindt  men  een  tot  dat  doel  ingerichte  ijskist  of  ijs- 
kast, waarin  ook,  met  goed  gevolg,  licht  in  gisting  overgaande 
geneesmiddelen   kunnen  worden  geplaatst. 

Over  hel  geneeskundig  gebruik  van  ijs  spreken  wij  na- 
tuurlijk hier  niet. 

Op  vele  kleinere  plaatsen  worden  door  parlictilieron,  soms  door 
het  gouvernement,  kleine  ijsmachines  van  Carric  gehouden ,  die, 
vooral  bij  ziekte,  allernuttigst  zijn. 

Dat  de  inlanders  een  dronk  kool  water  altijd  hebben  ge- 


208 


waanleerd,  blijkl  uil  de  algemeen,  eii  wie  weel  sederl  lioevele 
eeuwen,  onder  hen  gebruikelijke  koelkruiken  (gendie),  die  uil 
eene  eenigszins  poreuse  aardsoorl  bereid,  en  voorzien  van  een 
nauwen  hals,  het  waler  zeer  langzaam  doorlaten,  len  gevolge 
waarvan  de  oppervlakle  dier  kruiken  allijd  vochtig  is ;  hel  op  die 
oppervlakte  verdampende  water  ontlrekl  natuurlijk  warmte 
aan  de  watermassa,  in  die  kruiken  voorhanden. 

Omtrent  koffie  {fcoppie)  en  thee  (/e)  dient  vermeld  Ie  wor- 
den, dal  van  de  eerstgenoemde  door  Europeanen  in  Indië  ge- 
woonlijk een  zeer  slerk  extract  gemaakt  wordt,  waarvan  een 
weinig  met  veel  melk  vermengd,  wordt  gebruikt.  Arabieren 
daarentegen  roosteren  telkens  een  kleine  hoeve/lheid  boonen,  niet 
meer  dan  voor  ééne  maal  noodig  is,  en  maken  daarvan  een  niet 
slerk,  dus  weinig  bitter,  maar  zeer  geurig  aftreksel. 

De  inlanders  drinken  in  de  koflie  en  Iheeaflreksels  geen 
melk,  maar  wel  suiker,  vooral  in  het  eerste.  Op  sommige  plaat- 
sen, zooals  in  de  Freanger  en  op  Sumalm,  drinken  zij  een 
aftreksel  van  de  zacht  geroosterde  koffiebladeren,  die  in 
chemische  samenstelling  niet  veel  mei  de  vruch len  verschillen ; 
ook  worden  gebrande  kofïïeboonen  wel  gemengd  met  gebrande 
djagong,  maïskorrels.  Zij  maken  soms  een  aftreksel  van  de 
geroosterde  vruchten  der  cacoa  (Theobroma  cacoa);  die  vruch- 
ten zijn  evenwel  zeldzaam  Ier  hunner  beschikking;  overigens 
zijn  zij  groole  liefhebbers  van  een  kopje  heet  water,  enkel  of 
met  wal  suiker  gemengd. 

De  Chineezen  drinken  de  Ihee  zeer  slap,  slechts  even  afge- 
trokken, liefst  in  reeds  lang  in  gebruik  zijnde,  kleine,  sleenen 
Irekfiolten,  en  zonder  suiker  of  melk. 

Koffieboonen,  die  niet  goed  gedroogd  zijn,  kunnen,  zoo  zij 
als  lading  aan  boord  van  schepen  zijn  ingenomen,  aanleiding 
geven  lol  belangrijke  zicktclocvnllen;  waarschijnlijk  onlwik- 
kelen  zich  nadeelige  beslanddeclen  door  broeiing  en  schimmel- 
vorming. Een  zeer  treurig  \oorhecld  van  vergifliging  door 
zulk  een  lading,  van  eene  geheele  bemanning  van  hel  schip, 


209 


door  zulk  ccne  lading,  leverde,  in  hel  jaar  1879,  hel  Neder- 
landsche  schip  «Casliaan  Pol";  lien  van  de  negenlien  man  der 
equipage  overleden,  lerwijl  negen  ziek  hieven  en  telkens  reci- 
diveerden; toen  zij  hersleld  waren  en  de  equipage  was  aangevuld, 
overleed,  in  éénc  week,  weder  een  der  nieuw  aangeworven 
schepelingen  en  waren  zeven,  onder  wie  vier  nieuwe,  ziek. 
De  reis  met  die  lading  moest  worden  opgegeven. 

Langs  de  wegen  wordt  een  drank  rondgevenl,  waarvan  de 
inlanders  groole  liefhebhers  zijn  en  dien  z\}  tjien  tjau  noemen. 
Die  drank  heslaat  uit  suikerwater  met  een  weinig  aggar-aggar 
en  soelassie-\n[len. 

Worden  de  hladeren  van  eene  slingerplant,  dawon  Ijienijau, 
daaronder  gemengd,  dan  noemt  men  dien  drank  fjien  tjau  idjoe, 
omdat  die  bladeren  een  groene  gelei  leveren. 

Aggar-aggar  is  waarschijnlijk  Fucus  amylaceus;  de  vierkante 
stukken  vormen  bij  koking  eene  reuk-  en  smukolooze  gelei; 
zij  wordt  in  de  Indische  keuken  in  plaats  van  vischlijm  en 
gelatine  gebruikt. 

Soelassie  of  lampas  is  Ocimiim  gratissimum  en  andere 
Ocimum-soorten. 

Tjien  tjau  is  eene  klimplant  en  heet  ook  wel  aroy  lawoeloe 
of  aslrawoeloe  (Cissampelos  hirsula  of  C.  Pareira,  de  moeder- 
plant der  radix  Pareira  brava,  en  verschillende  soorten  van 
Slephaniae,  o.  a.  Slephania  capitata). 

Somtijds  worden  de  bladeren  der  lida  boaja  (Aloë  harba- 
densis)  in  dien  drank  gemengd. 

Een  andere  onschuldige  drank,  die  langs  de  deuren  wordt 
verkocht,  heel  skollong  en  bestaat  uit  lauw  warm  water  met 
suiker  en  hladeren  van  (/;êroe/f/?oeroe/ (Papeda  lUimphii),  in  welk 
mengsel  kleine  stukjes  hard  gekookte  aggar-aggar  ronddrijven 

Nog  eenvoudiger  is  oghio,  bestaande  uit  suikerwater  met 
aggar-aggar  en  ijs.    In  plaats  van  aggar-aggar  neemt  men 


210 


ook  wel  koelang-kaleng,  dal  zijn  in  stukken  gesneden  glibberljes 
(zie  pag.  177). 

Klapperwater  wordt  soms  gedronken,  maar  meer  als  genees- 
middel en  bij  gebrek  aan  ander  waler  gebezigd;  bet  wordt, 
zooals  ik  reeds  vroeger  zeide,  bescbuldigd,  bij  langdurig  ge- 
bruik, lendenpijnen  te  veroorzaken. 

Onder  de  dranken,  door  inlanders  gebruikt,  moeten  nog  de 
volgende  genoemd  worden. 

Het  waler,  dat  in  de  geledingen  der  bamboe  voorkomt, 
wordt  als  verkoelende  drank  gebezigd. 

Van  de  verscbillende  c/yé/'oe/c-soorten ,  vooral  van  de  dje- 
roek asam  (Cilrus  grandis),  gebruikt  men  bet  sap  lot  het 
maken  van  limonade. 

De  half  rijpe  vruchten  der  gëbang  (Corypha  gebanga)  dienen 
lot  hel  bereiden  van  een  verkoelenden  drank,  evenzeer  als  de 
vruchten  van  hoë  kassoer  (Calamus  ornalus);  oók  wel  die  van 
deringoe  of  dringau  (Calamus  aromaticus  en  Calamus  dulcis) , 
waarvan  ook  de  wortelstokken  worden  gebezigd. 

Tol  hetzelfde  doel  dienen  de  vruchten  van  kadongdong  (Pou- 
parlia  dulcis)  en  het  sap  van  kiboeloe  (Metabolus  spec.  div.) 

De  gedroogde  wortels  van  babadoUan  of  djoekoet  bauw  (Age- 
ratum  conyzoides)  worden  als  thee  gelrokken,  evenals  het  houl 
van  hoeroe  kisereh  (Tetranlhera  diversifolia)  en  van  hoeroe 
menlek  (Polyadenia  pauciflora)  en  de  bast  van  kajoe  manis  dja  wa 
(Cinnamomum  iners),  kajoe  manis  tjina  (Cinnamonumi  aroraati- 
cum)  en  kajoe  manis  zeylon  (Cinnamomum  Zeylanicum) ,  benevens 
de  bast  en  de  bladeren  van  kitehdja  (Cinnamomum  nitidum) ;  zoo 
ook  de  afgeschrapte  en  geklopte  wortel  van  kiljantoeng  lalaki 
(Polyallhia  snbcordala). 

Kras  toelang  (Chloranthus  oflicinalis)  wordt  in  zijn  geheel  met 
wortel  en  al  tot  een  aangenamen  drank  afgetrokken  en  vooral  bij  hel 
beklimmen  van  bergen  of  bij  vermoeiende  wandelingen  gedronken. 

Tjabè  aroy  (Chavica  densa  en  Ch.  officinarum)  verschaft  vruch- 
ten, die  worden  gestampt  en,  met  waler  en  suiker  vermengd, 
een  aangenamen  drank  vormen,  banrek  genaamd. 


211 


Aan  de  meeste  dezer  dranken  wordt  tevens  eene  geneeskrach- 
tige werking  toegeschreven. 

Een  licht  geelbruin  gekleurd  poeder ,  serbat  oï pokkah  geheelen, 
wordt  met  kokend  water  afgetrokken  en  dan  warm  of  koud 
gedronken.  Dit  aftreksel  is  verwarmend  en  het  poeder  wordt 
wel  naar  Europa  gezonden,  waar  kleurlingen  het  aftreksel 
's  winters  drinken. 

Serbat  bestaat  uit  de  volgende  stoffen,  gedroogd  en  onder 
elkander  gemengd: 

tjabé  djawa  (Chavica  densa) , 

tjenké  (Garyophyllus  aromaticus), 

pala  (Myrislica  "fragrans) , 

kardemongo  (Amoraum  cardamomum), 

poetjoek  (Corypha  umbraculifera) , 

djahé  (Zingiber  officinale) , 

seré  (Glumaceae  of  Gramineae), 

de  vruchtschil  van  djeroek  poeroet  (Citrus  papeda  sive  Papeda 
Rumphii), 
lada  (Piper  nigrum), 
kajoe  manis  (Cinnanomum  sp.  div.) 

Niet  te  sterke  aftreksels  van  serbat  zijn  wel  aan  te  bevelen. 
Er  wordt  ook  eene  siroop  van  bereid,  voor  den  handel. 

Hel  behoeft  wel  niet  gezegd  te  worden ,  dat  het  gebruik  van 
spiritualiën  in  het  algemeen  nadeelig  is;  in  het  heele  klimaat, 
waarvan  wij  den  invloed  óp  het  organisme  later  zullen 
beschouwen,  is  dal  nog  meer  het  geval  dan  in  koelere 
streken  en  wij  mogen  daarom  den  invoer  van  grootere  hoeveel- 
heden Ijs  een  geluk  achten,  daar  die  van  zelve,  zooals  wij 
reeds  zagen,  aanleiding  heeft  gegeven  tot  een  minder  ver- 
bruik van  sterke  dranken. 

Alle  in  Europa  gebruikelijke  alcoholhoudende  dranken  worden 
in  Indië  ingevoerd  en  daar  worden  nog  andere  vervaardigd. 

Verschillende  soorten  van  fijne  wijnen,  o.  a. Port  en  Madeira, 
worden,  evenals  sommige  likeuren,  door  Chineesche  kleinhan- 


^12 


delaren  iiageüiaakt  en  niet  zelden  mei  de  oorspronkelijke  of 
zeer  goed  nagemaakte  éliquetten  in  den  handel  gebracht.  Tot 
het  kleuren  de  wijnsoorten  wort\i\\e,\  kembang  sa paloe  {liihiscus 
rosa  sinensis)  gebezigd ,  somtijds  ook  kasoemba,  saffloer,  afkom- 
stig van  Carthamus  tinclorius,  eene  kleurstof,  die  droog  zijnde, 
groen  ziet,  maar  in  oplossing  eene  helder  roode  kleur,  als 
Magenta-rood,  aanneemt.  Voor  de  bereiding  van  nagemaakte 
likeuren  dienen  arak  en  inlandsche  suiker;  de  smaak  wordt  er 
aan  gegeven  door  aromatische  planten ,  zoo  als  o.  a.  adas  (Pim- 
pinella  anisum),  djinlan  (Anisodrilus  carnosus),  enz. 

In  het  algemeen  zijn  de  wijnen ,  die  ingevoerd  worden ,  minder 
versneden,  zwaarder,  meer  alcoholhoudend.  Het  gebruik  er 
van  zal,  onder  sommige  omstandigheden,  als  geneesmiddel 
noodig  zijn;  maar  het  voortdurend,  dagelijksch  gebruik  is 
onnoodig. 

De  Armeniërs  krijgen  uit  Perzië  wel  eens  Schiraz-vfiiw , 
die  voor  zieken  Port-  of  Madeirawijn  vervangen  kan. 

Wij  behoeven  de  uilwerking  van  het  misbruik  van  alcoholica  hier 
niet  uit  een  te  zetten,  maar  merken  alleen  op,  dal  Dr,  Sachs  te 
Cairo  (die  de  beste  monographie  over  leververeltering  schreef, 
welke  er  bestaal)  het  ontstaan  van  leverabscessen  in  de  eerste 
plaats  toeschrijft  aan  habitueel  gebruik ,  maar  nog  meer  aan  mis- 
bruik van  sterken  drank.  Zeer  zeker  is  in  die  uilspraak  veel  waars, 
al  komen  leververetteringen  ook  wel  eens  voor  bij  personen, 
die  geen  misbruik,  noch  habitueel  gebruik  maken  van  spiritua- 
liën, zooals  bij  pas  aangekomenen ,  bij  wie  vooral  de  invloeden 
van  het  heete  klimaat  in  aanmerking  komen,  daar,  zooals  wij 
later  zullen  zien  de  leverfuncliën ,  in  den  beginne  van  hel  ver- 
blijf binnen  de  tropen,  zeer  worden  gewijzigd.  Voor  een  15 — 20 
lal  jaren  voorspelden  wij  (toen  eenigc  jonge  oflicieren  van 
gezondheid)  de  veranderingen,  die  wij  in  de  lever  bij  sectie 
zouden  vinden,  niet  zelden  naar  de  militaire  bclrekking,  die  de 
overledene  had  hekleed,  zonder  dat  wij  zijne  historia  morbi 
kenden,  en  een  gewone  aardigheid  was  de  lever  naar  de 
militaire  charge  te  benoemen  en  van  een  mincurs-Iever,  een 


213 


slafmiiziekanlen-lever,  enz.  te  pralen;  wij  hadden  dan  tevens 
een  beeld  voor  ons  van  de  paUiologisch-anatomische  verande- 
ringen, die  wij  daarmede  aanduidden.  Daarbij  stonden  lever- 
abscessen  en  raiiskaallever  op  den  voorgrond. 

Voor  Europeesche  vrouwen,  meer  dan  voor  mannen,  kan 
het,  bij  de  gewoonlijk  beslaande  anaemie,  nuttig  zijn  een  glas 
rooden  wijn  voor  Ie  schrijven :  vooral  ook ,  omdat  zij ,  in  den  regel, 
weinig  gebruik  maken  van  de  prikkelende  toespijzen  der  rijstlatel. 

Inlanders  drinken  geen  wijn  uitgezonderd  enkele  bedienden 
of  hooggeplaalslen,  die  veel  met  Europeanen  in  aanraking 
komen;  kleurlingen  zelden;  vrouwelijke  kleurlingen  bijna  nooit; 
daarom  kan  men  bij  hen  met  een  enkel  glas  wijn  soms  uit- 
werkingen krijgen,  waarvoor  bij  Europeanen ,  die  aan  prikkels 
gewoon  zijn,  kamfer  of  muskus  noodig  is. 

Hel  kan,  vooral  bij  Europeesche  vrouwen,  nuttig  zijn  een 
glas  bier,  meer  bepaald  porterbier  aantebevelen  bij  het  eten 
wanneer  er  niet  te  weinig  eetlusl  bestaat  en  dus  een  voldoende 
hoeveelheid  vaste  spijzen  tegelijk  met  het  bier  wordt  genomen. 
Het  lichtgekleurde,  Engelsche  bier,  pale-ale,  beval  meer  al- 
cohol en  is  minder  aanbevelingswaard.  Licht,  Hoüandsch  bier 
kan  minder  kwaad. 

Indien  men  een  bepaalde  soort  porterbier  wil  voorschrijven, 
is  het  misschien  niet  van  belang  ontbloot  te  welen,  dat  hel, 
in  Nederland,  in  de  bierbrouwerij  »de  Valk",  bereide  bier  meer 
extracticfstolTen  en  minder  alcohol  houdt  dan  het  Engelsche, 
zooals  uit  de  onderstaande  opgave  blijken  kan. 

Exlra-sloul. 

Engclsch   7.48°/o  exlr   S.ö^/q  alc. 

uit  «de  Valk:"   8.88      id   6.0  id. 

Brown  stout. 

Engelsch   6.14°/o  exlr   6.7°/o  alc. 

uit  »de  Valk:"   7.66       id   4.  id. 

De,  in  Indië  bereide,  sterke  dranken  zijn  arak,  loeivak  kras 
en  inlandsch  bier. 


214 


De  arak  moet  bereid  worden  door  destillatie  der  vloeistof, 
die  men  na  de  gisting  van  rijst  verkrijgt.  De  rijst  wordt 
daartoe  zacht  gekookt,  met  veel  v^^ater  omgeroerd  en  bij  dit 
mengsel  eene  giststof,  tempeh,  gevoegd.  Nadat  de  gisting  is 
afgeloopen,  wordt  de  vloeistof  overgehaald.  Tempeh  komt  in 
samenstelling  met  ragie  (zie  pag.  155)  overeen;  er  wordt  dan 
evenwel  katjang  bij  het  mengsel  gevoegd.  In  de  laatsle'jaren  wordt 
rijst  alleen  zelden  tot  bereiding  van  arak  gebezigd ;  zij  wordt  ver- 
mengd met  den  afval  der  suikerfabrieken  (stroop  of  melasse),  of  die 
stroop  wordt  alleen,  zonder  rijst,  gebezigd.  In  de  omstreken 
van  Batavia  werken  de  enkele ,  daar  bestaande,  suikerfabrieken 
nog  op  de  oude  manier,  waardoor  dus  veel  suiker  in  de  stroop 
terugblijft.  Batavia  levert  dan  ook  de  beste  arak,  die  bijna 
het  dubbele  kost  van  die  uil  Oost-Java,  waar  de  overblijven- 
de stroop  veel  minder  suiker  houdt.  Volgens  Bontius  en  Valen- 
TiJN  zouden  de  Ghineezen  in  Indië  zeenetels  of  zeekwallen 
(Uhizostoma  purpureum  en  R.  capillatum)  bij  de  am/f-bereiding 
gebruiken,  ten  einde  dat  vocht  sterker  prikkelende  eigenschap- 
pen te  geven;  of  dat  nog  geschiedt,  is  mij  niet  bekend. 

De  Ghineezen  onderscheiden  twéé  soorten  van  arak,  die  zij 
san-tjoe  en  hong-tjoe  noemen. 

In  Midden-  en  Oost-Java  heel  de  arak  uil  gewone  rijst 
bereid  badeg,  terwijl  die,  uit  kètan,  den  naam  brom  draagt. 

De  arak  voor  den  binnenlandschen  handel  houdt  meer  dan 
60°/o  alcohol;  die  voor  den  uitvoer  bestemd  somtijds  lot  807o' 

Goede  arak  moet  helder,  kleurloos  of  lichtgeel  gekleurd  zijn, 
en  bij  wrijving  tusschen  de  handen  een  eigenaardigen ,  onaan- 
genamen,  alleen  aan  arak  eigen  geur  verspreiden. 

De  werking  van  arak  op  het  lichaam  moet  met  die  van  goe- 
de jenever  op  eene  lijn  gesteld  worden. 

De  toewak  kras  wordt  uil /oetua/c  of  bereid.  Deze  laalsle 
is  het  sap  uit  den  bloemstengel  van  de  aren-  of  areng-paliu, 
die  ook  r^owoe/oe-palm  genoemd  wordt  (Saguerus  saccharifer 
of  Arenga  saccharifera).    Er  wordt  ook  zulk  een  sap  uit  den 


215 


klapperboom  bereid,  dat  pahmvijn  heet,  maar  minder  gewild 
is.  Ter  verkrijging  van  toewak  vyrordt  de  bloemstengel  behan- 
deld, zooals  verhaald  is  bij  de  bespreking  der  gocla  aren 
(pag.  188) 

Op  het  eiland  Madura  is  de  toewak  afkomstig  van  den 
lonlarpalm,  kaboeng,  katvoeng  of  ^iwa/e/i  (Rorassus  flabelliformis), 
evenals  dat  op  vele  andere  plaatsen  in /w(/êe  ook  het  geval  is.  De 
zeer  zoete  toewak  smaakt  naar  rook,  omdat  de  bamboezen  kokers, 
waarin  zij  wordt  opgevangen,  eerst  slerk  berookt  worden, 
ten  einde  de  snelle  gisting  eenigszins  tegen  te  gaan. 

De  pas  opgevangen  toewak,  die  toewak  manis  of  legen  heet, 
wordt  niet  aljjemeen  gedronken,  omdat  vele  menschen  er  buik- 
loop door  krijgen.  Daarentegen  werkt  zij  bij  sommige  darm- 
katarrhen  en  bij  aphthae  tropicae,  somtijds  nuttig.  Toewak 
wordt  als  gist  gebruikt  in  de  bakkerijen  (somtijds  komt  daartoe 
de  moer  in  aanmerking,  die  na  de  suikerbereiding  overblijft). 

Dit  versche  sap  nu  geraakt  zeer  spoedig,  namelijk  na  een  paar 
uren,  in  gisting;  het  smaakt  dan  aangenaam,  is  kleur- er  reu- 
keloos en  onschadelijk  bij  het  gebruik;  het  blijft  evenwel  niet 
lang  in  dien  toestand,  daar  de  gisting  doorgaat  en  het  sap  dan 
troebel,  melkachtig  van  kleur  wordt  en  een  zuren,  prikkelen- 
den smaak  en  een  onaangenamen,  eenigszins  naar  zwavelwater- 
stofgas  zweemenden  geur  krijgt.  Dat  zwavelwaterstofgas  is  che- 
misch aantetoonen  door  bevochtigd  loodpapier,  al  is  de  hoeveel- 
heid te  gering  voor  quantitatieve  bepaling.  Die  goed  gegiste 
toewak  nu  is  de  toewak  kras,  sterke  toewak,  ook  wel  sagueer 
genaamd,  zooals  die  gewoonlijk  wordt  verkocht*  Daarvan 
levert  één  boom,  onder  behoorlijke  behandeling  ongeveer  8 
liters  daags  en  dat  gedurende  ongeveer  drie  maanden.  Als  de 
gisting  tot  het  einde  toe  snel  is  voortgegaan ,  waardoor  bijna 
al  de  suiker,  binnen  eenige  uren,  in  alcohol  is  omgezet,  ver- 
krijgt men  de  jonge  sagueer;  is  evenwel,  na  afloop  der  eerste, 
sterke  gisting,  die  men  bovengisling  zou  kunnen  noemen, het 
vocht  gebotteld,  dan  ontstaat  er  een  langzame  nagisling ,  die  na 
gerulmen  tijd,  een  drank  vormt,  welke  oude  sagueer  genoQmA 


216 


wordt.  Uil  dit  vocht  bereidt  men  azijn,  die  4^2  a  8°/o  azijnzuur 
beval,  en  een  onaangenauien  bijsmaak  en  geur  bezit;  die  azijn 
wordt  daarom  bijna  alleen  door  inlanders  gebezigd  (J.  H.  Schmidt). 

Toewa/t  of  sagueer  bevat  minder  alcohol  dan  hel  lichtste  bier ; 
zij  houdt  niet  meer  dan  3%  alcohol ,  die  bovendien  een  onaan- 
genaraen,  branderingen  geur  heeft  en  zeer  scherp,  branderig 
smaakt,  welke  smaak  eenige  uren  lang  nablijft.  Men  drinkt 
de  sagueer  óf  in  den  toeslandj  zooals  zij  boven  is  beschreven, 
óf  wel  afgetrokken  op  bittere  planiendeelen ,  zooals  in  de 
Molukhen,  op  den  wortel  van  Garcinia  cornea ,  een  boom ,  die 
met  den  mangisian  eenige  overeenkomst  heeft.  Op  Siimatra's 
Westkust  wordt  de  soeri  (versche  palmwijn)  afgetrokken,  terwijl 
er  gisting  plaats  heeft,  op  Icoeliel  kajoe  katjang-katjang  (Jagera), 
koeliet  lawan  (Cinnamomum),  kocliet  lanseh  (Lansium  domes- 
licum)  enz.,  welke  bewerking  eenige  malen  achter  elkaar, 
met  lusschenpoozing  van  eenige  dagen  plaats  heeft ,  waarna  hel 
afgegoten,  geheel  heldere  vocht  den  naam  toewak  krijgt,  die 
dan  zeer  bitter  smaakt  (Teysmann).  De  dirigeereude  officier 
van.  gezondheid  P.  C.  v.  Goens  had  de  goedheid  te  Padang  voor 
mij  een  onderzoek  te  doen  instellen,  naar  de  daar,  vooral 
door  Europeesche  soldalen,  veel  gedronken  soerie.  Zij  wordt 
daar  meestal  uit  klapperboomen  bereid,  die  door  Niassers  van 
de  Maleische  eigenaren  lol  dat  doel  worden  gehuurd.  Die 
boomen  brengen  gemiddeld  V2  —  1  kilo  vocht  daags  op.  De 
gistende  soerie  wordt  gedurende  12  lol  18  uren  afgetrokken 
op  een  aromatisch-bitlcren  boombast,  afkomstig  van  eene  klim- 
plant, konidei  (Briedelia  lomentosa?),  ook  konidei-alaes-dalon 
genoemd;  eene  andere  klimplant,  galize,  olize  oioli-oli,  in  het  Sun- 
daneesch  aroij  garoet  penljang  gehecten  (Entada  pursaetha),  komt 
daarvoor  ook  in  aanmerking.  Beide  planten  groeien  in  hel  wild. 
Die  boomschors  wordt  in  de  zon  gedroogd  en  daarna  boven 
vuur  geroosterd  en  oppervlakkig  verkoold;  hij  kan  dan  twee- 
malen worden  afgetrokken.  Voor  eenige  jaren  werd,  in  plaats  van 
de  genoemde  boombasten,  ook  de  bast  van  den  gutta-percha- 


217 


boom  (Urosligma  glabellum)  gebezigd ;  thans  schijnt  dat  niet 
meer  het  geval  te  zijn. 

Volgens  mededeeling  van  Dr.  Fr.  ScHNKiDEn  mengt  men,  op 
het  eiland  Madura,  in  den  loewah  diiiwijls  kctjochoeng  (Dalura 
fasluosa),  len  einde  het  vocht  bedwelmender  te  maten. 

Al  de  soorten  loewah,  die  op  kruiden  of  basten  zijn  afgetrokken, 
behooren  lot  de  oude  toewak.  Eigenaardig  is  het ,  dat  de 
toewak,  die,  wat  zijn  alcohol-gehalte  betreft  als  een  tamelijk 
onschuldige  drank  moet  worden  beschouwd ,  zeer  schadelijk , 
zelfs  gevaarlijk  wordt,  wanneer,  onmiddelijk  na  het  gebruik 
er  van ,  spiritualiën ,  van  welken  aard  ook ,  worden  gedronken^ 
Al  is  maar  een  kleine  hoeveelheid  bier ,  ara/c  of  jenever  genomen, 
dan  ontslaat  er  een  allerhevigste  dronkenschap,  waarbij  de 
drinkers  razend  worden.  Men  beeft  eene  verklaring  van  dit 
vreemde  verschijnsel  willen  vinden  in  de  omstandigheid ,  dat 
de  spiritus  in  eens  al  het  koolzuur  vrij  mankt,  dat  in  de 
sterk  gistende  toewak  voorhanden  is  en  dientengevolge  her- 
senhyperaemie  ontstaat,  vooral  bij  habitueele  drinkers,  die 
loch  al  neiging  tot  vaaluitzclling  hebben.  Mogelijk  speelt  ook 
de  betrekkelijk  groole  hoeveelheid  koolzuur,  die  in  het  bloed 
opgenomen  wordt  hierbij  eene  rol  (J.  H.  ScuiinDT).  Waar- 
schijnlijker is  het  evenwel,  dat  de  sagiieer  er  toe  bijdraagt, 
om  de  alcohol  van  de  genoemde  dranken  zeer  snel  te  doen 
oxydeeren,  wat  als  het  essentieële  der  alcoholintoxicatie  moet 
worden  beschouwd,  terwijl  de  veelvuldige  bijmenging  van 
ketjoehoeng  niet  uit  bet  oog  mag  worden  verloren. 

Het  drinken  van  sagueer  is  aan  de  soldaten  van  het  Neder- 
landsch-Indische  leger  streng  verboden,  maar  dat  verbod  wordt 
niet  altijd  nagekomen. 

Te  Batavia,  misschien  ook  wel  in  andere  plaatsen,  wordt  langs 
de  huizen  een  licht  bruin  gekleurde,  tamelijk  sterk  mousseerende 
drank  verkocht,  die  bier  genoemd  wordt;  dat  inlandsche  bier 
wordt  gestookt  uit  kclan  Ham  en  onder  de  gisting  wordt  daarbij 
ragie  gemengd. 


218 


Dat  zijn  wel  de  voornaamste  dranken ,  buiten  de  uit  Europa 
aangevoerde,  die  in  Indië  vi^orden  gebruikt.  Er  zijn  nog  wel 
eenige  andere  bekend,  bijv.  de  door  Dn.  N.  von  Mikluciio  Maclay 
vermelde  uit  Nieuw- Gidnea ,  maar  die  komen  voor  ons  doel  niet  in 
aanmerking.  Evenwel,  al  was  hel  alleen  om  der  curiosileits 
wille,  kunnen  wij  nog  met  een  enkel  woord  melding  maken 
van  den,  door  dien  schrijver  bekend  geworden ,  drank,  dien  de 
Papoea's  bereiden  uit  een  Piper-soort,  waarschijnlijk  Piper 
methysticum,  keu  genaamd.  Hij  wordt  gemaakt,  door  de 
versche  /oett-bladeren  door  kleine  jongens  te  doen  kauwen ;  wie 
moede  wordt  geeft  zijn  kauwsel  aan  een  ander,  tot  het  ten 
slotte  zacht  genoeg  is  geworden;  in  een  klapperdop  met  een 
gaatje  er  in ,  wordt  wat  gras  gedaan  en  daarop  worden  al  die, 
met  speeksel  sterk  doortrokken,  gekauwde  ballen  gelegd  en 
dan  uitgeperst.  Het  grijsgroene  vocht  wordt  in  een  anderen 
klapperdop  opgevangen  en  uit  afzonderlijk  daarvoor  bestemde 
bekers  gedronken;  daarbij  hebben  de  drinkers,  want  alleen  de 
mannen  maken  er  gebruik  van,  het  meesle  genot,  als  zij,  tegelijk 
met  het  verorberen  van  die  dikke,  zeer  bitter  smakende 
lekkernij,  kunnen  urineeren. 


ETEUSÏÏREI  m  SA1EÏ[STELLIÏÏ(} 
DEE  lAALTIJDEI. 


Dikwijls  wordl  door  schrijvers  over  Indië  geklaagd  over  de 
moeilijkheid  om  van  een  onderwerp  een  goed  heeld  te  geven, 
daar  de  plaatselijke  omstandigheden  bijna  alles  doen  varieeren; 
zoo  is  het  ook  met  de  zaak,  die  hier  besproken  wordt.  Wij 
zullen  trachten  eene  beschrijving  te  maken,  die  zooveel  mogelijk 
in  het  algemeen  juist  is  en  beginnen  met  de  maaltijden  der 
inlanders;  in  dit  geval  meer  bepaald  der  Javanen;  natuurlijk 
worden  daarmede  de  /cam/jow^-bewoners  bedoeld  en  niet  de 
bedienden,  in  dienst  bij  Europeesche  huishoudens,  waarvan 
zij  sommige  gewoonten  hebben  overgenomen. 

Er  wordt  in  eene  inlandsche  huishouding. eens  per  dag  ge- 
kookt en  wel  's  morgens  tamelijk  vroeg ;  reeds  werd  vroeger 
opgemerkt,  dat  de  rijst  nog  eenigszins  hard  moet  blijven,  na 
de  koking,  en  dat  zij  koud  wordt  genuttigd. 

De  maaltijden  hebben  tweemalen  daags  plaats,  namelijk  eens 
's  morgens  tegen  elf  ure,  mangan  awan,  en  eens  's  avonds  bij 
zonsondergang,  mangan  wêngi.  Die  maaltijden  bestaan  in  een 
zeer  groote  hoeveelheid  rijst,  waarbij  altijd  zout,  lombok  en 
trassi  wordt  gevoegd,  en  meestal  eenige  in  water  gekookte 
groenten  {sajor).  Op  de  pasar-Aagen  (marktdagen)  is  de  lafei 
verrijkt  met  wat  gedroogde  of  gezouten  visch;  die  luxe  komt 
dus  eenmaal  in  de  vijf  dagen  voor. 

's  Morgens  vroeg  wordl  een  kopje,  tamelijk  slappe  koffie  of 
water  gedronken ;  beide  altijd  met  een  weinig  suiker.  Als  er 
wat  geld  over  is,  wordt  's  morgens  het  eene  of  andere  rijst- 
gebak  {Icwec-fcwee) ,  wal  kelocpal  of  gablok  gegeten  ,  en  in  den  loop 
van  den  dag  wat  vruchten  {boewa)  of  een  rauwe  komkommer. 


220 


Wij  merkten  reeds  op  pag.  16S  op,  dat  de  inlanders  zeer 
groote  hoeveelheden  rijst  eten  en  verklaarden  de  hehoefte  aan 
die  groote  massa  o.  a.  uit  de  wijze,  waarop  de  rijst  wordt 
toehereid.  De  gewone  hampong-hewoncrs  eten ,  gemiddeld  per 
dag  en  per  volwassen  persoon,  617  grammen  (één  hali)  rijst. 

Men  weet,  dat  in  de  rijst  de  verhouding  van  stikslofhoudende 
tot  stikstol'vrije  heslandeeleii  is  als  10  tot  123. 

Daar  nu  de  ervaring  leert,  dat  de  voeding  van  het  men- 
schehjk  lichaam  het  hesle  plaats  vindt,  wanneer  in  de  voedings- 
middelen op  één  deel  stikstof  houdende  voedingstof,  5,5  tol 
hoogstens  4,5  deelen  stikstofvrije  voedingstoffen  aanwezig  zijn, 
is  het  duidelijk,  dat  de  verhouding  van  1  op  12,3  bij  de  rijst 
zeer  nadeelig  is. 

Gemiddeld  heeft  een  gezond  mensch  in  24  uren  noodig  130 
grammen  eiwit,  84  grammen  vet  en  404  grammen  koolhydra- 
ten. Wilde  men  dus  door  rijst  alleen  de  130  grammen  eiwit 
invoeren,  dan  zouden  er  2562  grammen  rijst  per  dag  moe- 
ten worden  gegeten,  eene  hoeveelheid,  die  niet  kan  worden 
genomen.  Tot  den  noodzakclijken  toevoer  van  de  genoemde 
hoeveelheid  vetten  of  koolhydraten  zouden  575  grammen  rijst 
voldoende  zijn. 

(ïn  alle  gevallen  voldoet  rijst  heter  aan  de  voorwaarden  lol 
voldoenden  aanvoer  van  voedingstoffen  dan  de  aardappelen , 
waarvan  voor  het  eiwitverhruik  10000,  voor  dat  der  koolhy- 
draten 2059  grammen  zouden  moeten  worden  genomen.) 

Bij  de  gewone  voeding  van  den  /mm/^ow^f-bewoner  wordt  dus 
een  voldoende  hoeveelheid  vellen  en  koolhydraten  door  die 
617  granmien  rijst  in  het  lichaam  gebracht;  zelfs  zou  die 
hoeveelheid  grooler  zijn  dan  noodig  is,  indien  de  bereiding 
der  rijst  niet  zoo  slecht  was.  Nu  worden  er  nog  vetten  en 
koolhydraten,  maar  tevens  eene  hoeveelheid  eiwit  (waaraan 
3/4  van  hel  noodige  onbreckt  in  de  rijst)  ingevoerd  door  hel 
vleesch,  de  visch  en  door  de  leguminosae ,  die  in  water  gekookt, 
bij  de  rijst  worden  gegeten,  terwijl  de  tamelijk  groote  massa 
koekjes  {kwec-lcwee)  nog  daartoe  bijdragen;  de  vruchten  blijven 


221 


tevens  niel  builen  rekening,  evenmin  als  hel  onmisbare  zoul, 
(lat  men  op  ongeveer  25  grammen  daags  stellen  l(an. 

Uit  (leze  redenering  blijkt  voldoende,  boe  het,  bij  de  schijnbaar 
slechte  voeding  van  den  inlander,  mogelijk  is,  dat  de  man  een 
tamelijk  groole  hoeveelheid  werk  verrichten  kan. 

Bij  rijkeren  is  de  rijsttafel  beter  voorzien  en  komt  er  versch 
of  gedroogd  vleesch  {dengdeng)  bij. 

Alleen  bij  feestmalen  vindt  men  een  grootere  verscheidenheid 
van  spijzen,  en  worden  ook  borden  verstrekt,  waarvan  de 
plaats  anders  wordt  ingenomen  door  een  stuk  pisang-hluü  of 
een  ander  groot  blad.  Die  feestmalen  {sèdékah)  hebben  minstens 
twaalf  malen  in  een  jaar  plaats,  bij  verschillende  aangelegen- 
beden van  den  landbouw,  en  nog  bovendien  op  bepaalde  lij- 
den vócjr,  bij  en  na  de  geboorte,  na  het  overlijden,  enz. 
De  opsomming  van  de  tijden ,  waar  op  sedekah's  plaats  vin- 
den ,  behoort  hier  niet  te  huis ;  wel  verdient  de  gewoonte  ver- 
melding, dat  ieder,  die  als  gast  een  dergelijk  feest  bijwoont, 
er  iets  toe  bijdraagt  het  feestvieren  mogelijk  te  maken.  Daar- 
door kosten  die  herhaalde  shlekaWs  betrekkelijk  veel  geld  aan 
iedereen  en  kan,  bij  een  matige  berekening,  geschal  worden, 
dal  een  niet  rijke  inlander  ongeveer  V12  a  Vu  van  wat  zijne 
huishouding  in  een  geheel  jaar  aan  voeding  kost,  alleen  aan 
slamelan's  (iWaleische  naam  voor  sedehaWs)  uitgeeft.  Dat  zulk 
een  belangrijke  uitgave  invloed  uitoefent  op  de  overige,  gewone 
voeding,  spreekt  wel  van  zelve. 

De  inlanders  hebben  de  rijst  met  al  de  ingrediënten,  die 
zij  er  bij  eten,  elk  afzonderlijk  in  een  schoteltje  of  potje  of 
op  een  boomblad,  vóór  en  om  zich  heen  slaan  en  nemen  dan 
met  de  beide  eerste  vingers  en  den  duim  van  de  rechterhand 
een  kleine  portie,  die  een  weinig  wordt  samengedrukt  en 
waarbij  afwisselend  iels  van  een  der  toespijzen  in  den  mond 
wordt  gebracht.  Altijd  hebben  zij  een  bakje  of  kommetje 
met  water  naast  zich  staan,  waarin  de  hand  nu  en  dan  wordt 
afgewasschen  of  vochtig  gemaakt. 

Alleen  voor  vloeibare  bijspijzen  wordt  een  kleine,  steenen, 


222 


vrij  diepe  lepel  {sendok)  met  zeer  korlen,  sleufvormig  uitgehol- 
den  steel  gebezigd.  Vleescli  cq  visch  worden  met  de  handen 
uit  elkaar  gehaald;  slechts  voor  vruchten  met  harde  bekleedselen 
bezigen  zij  een  mes  van  inlandsch  maaksel. 

De  strenge  opvolging  der  voorschriften  van  Mahomed  voor  het 
vasten,  de  poewasa,  die  eene  maand  duurt,  wanneer  overdag  zelfs 
geen  speeksel  mag  worden  ingeslikt,  het  veel  elen  in  dien  tijd 
na  zonsondergang,  en  het  inhalen  der  schade,  zoodra  de 
poewasa  voorbij  is,  veroorzaken,  als  zoovele  dieëtfouten,  dik- 
wijls darmaandoeningen.  Het  verdient  evenwel  opmerking, 
dat  men  in  een  heet  klimaat  langer  kan  vasten  dan  in 
een  koelere  luchtstreek,  omdat  er  minder  verlies  van  warmte 
plaats  heeft. 

Europeanen  eten  gewoonlijk  driemalen  daags ;  's  morgens  om 
7  ure,  's  middags  om  1  ure  en  's  avonds  om  7  of  8  ure.  De 
samenstelling  der  maaltijden  verschilt  naar  de  plaats,  waar 
men  woont,  zoowel  als  naar  den  flnanliëelen  toestand  van  het 
gezin.  Op  kleinere  plaatsen  en  bij  lieden  met  een  beperkt 
inkomen  is  rijst  met  kip  en  groenten  de  hoofdschotel  der  drie 
maaltijden.  Op  grootere  plaatsen  en  bij  ruimer  middelen  is 
daarin  gewoonlijk  meer  afwisseling. 

De  dag  wordt  in  den  regel  geopend  met  een  kop  koffie  of 
een  glas  melk;  ook  is  het  drinken  van  Selters-water ,  bij  het 
opstaan,  niet  ongewoon  en  verdient  aanbeveling.  Hel  ontbijt 
Ie  zeven  ure  bestaat  uit  brood,  eieren,  vlecsch,  enz.  met  thee 
of  koffie  en  wordt  naar  smaak  en  omstandigheden  gewijzigd. 
Het  drinken  van  een  morgendrank  om  11  ure  is  uitzondering. 
Personen ,  die  te  huis  werken ,  of  om  één  ure  ongeveer  te  huis 
komen  om  te  eten,  nuttigen  dan  de  rijsttafel,  waarvan  de  om- 
vang alweêr  zeer  verschilt;  velen  eten  na  de  rijst  met  toe- 
behooren  nog  gebraden  vleesch  met  gekookte  of  gebakken  aard- 
appelen, met  groenten  of  slade.  Zij,  die  op  hunne  bureaux 
of  andere  werkplaatsen  dien  middagmaaltijd  nemen ,  elen  soms 
rijsttafel,  maar  ook  dikwijls  brood  met  vleesch  en  vruchten 


223 


of  een  eenvoudige,  koude,  Europeesclie  lafel.  Ten  15  ure  on- 
geveer wordt  Ihee  gedronken,  terwijl  des  avonds  ten  7  a  8 
ure  een  gewone  Europeesclie  tafel  den  dag  besluit.  Die  avond- 
disch  is,  voor  verreweg  de  meeste  Europeanen,  ruimer  van  spijzen 
voorzien,  dan  zij  in  Europa  gewoon  waren. 

In  de  laatste  jaren  is  ijs  water,  vooral  midden  op  den  dag, 
de  lioofddrank  en  wordt  bij  de  avondtafel  een  glas  wijn  gedron- 
ken. Het,  in  de  romans  en  novellen,  opgesomde  gebruik  van 
sopi-ajar  (jenever  of  brandewijn  met  water)  is  belangrijk  over- 
dreven te  acblen  voor  den  tegenwoordigen  tijd. 

Op  stoomschepen,  die  in  Indië  reizen  doen,  zijn  de  etens- 
uren dezelfde  als  aan  wal,  maar  op  die  in  de  vaart  naar  en 
van  Europa  is  de  tijd  van  het  eten  anders ;  daar  wordt  's  mor- 
gens vroeg  ontbeten,  tegen  10  ure  rijsttafel  en  tegen  5  ure 
Europeesche  lafel  verstrekt. 

In  de  kazernen  zijn  de  uren  van  voeding,  voor  het  ontbijt 
lusschen  ö  en  6  ure  's  morgens,  en  verder  10  ure  's  morgens 
en  3^2  ure  's  middags. 

De  voeding  der  soldaten  is  voldoende,  zelfs,  als  er  niets 
verloren  gaat,  meer  dan  voldoende.  Houdt  men  bij  de  hier 
volgende  opgaven  in  het  oog,  wal  op  pag.  220  gezegd  werd 
omtrent  de  voeding  van  den  ^am/jow^-bewoner ,  dan  springt 
de  gunstige  toestand,  waarin  de  inlandsche  soldaat  zich  ten 
opzichte  van  het  hem  toegekende,  dagelijksche  ration  bevindt, 
duidelijk  in  het  oog. 

Hij  krijgt  immers,  volgens  tarief  no.  15,  per  dag: 
6150  grammen  rijst, 

250       »       versch  rund-  of  buffelvleesch , 
40       »       koffie , 
25        »  zout, 
5        »       azijn , 
behalve  de  toespijzen,  die  hij  zelve  aankoopt. 
Hel  versche  rund-  of  bullelvleesch  wordt,  zoo  noodig  ver- 
vangen door: 


224 


200  grammen  gedroogd  vleescli  {dengdemj), 
300       »       gczoiilen  vleescli, 
200        »       vleescli  uil  blikken,  ui' 
400        »       gedroogde  viscli. 
Voor  Europeesche  soldalen  is,  bij  dalzelfde  tarief,  de  dage- 
gelijksche  voeding  bepaald  op: 
51)0  grammen  rijsl, 

570        »       verscli  rund-  of  buffel vleescb  , 
40       »       koffie , 
25        »  zoul, 
10       »       azijn,  en 
200       »       versch  brood. 
Ter  afwisseling  of  uil  noodzaak  kan  bel  verscbe  rund-  of 
bufTelvleescb  vervangen  worden  door: 
300  grammen  gerookl  spek, 

300        "       verscb  varkenvleescb  (één  maal  's  weeks), 

250        »       dengdeng , 

400       »       gezoulen  vleescb , 

300        »       vleescb  uil  blikken,  of 

375  »  gezoulen  spek. 
Als  er  geen  verscb  brood  verkrijgbaar  is  voor  boogslens  70 
cenlen  per  Nederlandscb  pond,  wordl  de  daarvoor  vaslgeslclde 
idemnileil  loegekend,  terwijl  groenten  en  toespijzen,  in  de 
garnizoenen  voor  eigen  rekening  worden  aangekocbt.  Op  expe- 
dilië/i  wordl  alles  door  bel  gouvernement  verkocbt. 

Kleurlingen  eten  in  den  regel  rijsl,  en  volgen  de  gewoonten 
der  inlanders  ten  dien  opzicble  veel  meer  dan  van  Europeanen. 

ïloeveel  luxe  er  soms  ook  op  de  Europeescbe  tafels  lieersclit 
locb  moei  voor  bel  grootste  gedeelte  der  Europeescbe  en  balf- 
Europeescbe  bevolking,  en  wel  bepaald  vour  bel  vrouwelijk 
element  daarin,  de  voeding  gcbeel  onvoldoende  worden  geacbl. 
Er  ontbreekt  aan  de  maaltijden  de  noodige  boeveelbeid  eiwil  en 
vel,  in  welken  vorm  dan  ook  ;  rijsl  mei  sajor  is  deboofdzaak, 
somtijds  twee-  of  driemalen  daags.  Is  er  vleescb  of  viscb  op 


225 


lafel  dan  wordt  daarvan  een  minimum  gegeten;  's  morgens 
vroeg  een  kop  koflie;  in  den  loop  van  den  morgen  Imee-hwee 
en  vruchten,  en  verder  rijst  met  sajor ,  dat  is  in  vele  huis- 
houdens de  hoofdzaak.  Dit  ligt  aan  twee  oorzaken  en  wel,  ten 
eerste  aan  de  neiging  van  de  meeste  vrouwelijke  kleurlingen 
om  de  inlandsche  gewoonten  te  volgen  en  ten  tweede  aan  het 
feit,  dat  de  meeste  mannen  niet  te  huis  zijn  op  den  tijd  der 
middagtafel,  maar  hun  die  gehracht  wordt  op  de  plaats  hunner 
werkzaamheid;  de  vrouwen  hebben  dan  geen  lust  voor  zich 
zeiven  moeite  Ie  doen  voor  een  goede  tafel,  terwijl  zij,  hij  de 
zeer  eenvoudige  spijzen,  levens  geen  last  hebben,  om  hare  kin- 
deren het  eten  op  te  dringen;  want  de  kinderen  in  Indië 
hebben  dikwijls  weinig  eetlust. 

De  Chineezen  hebben  de  gewoonte  om  driemalen  daags  Ie 
eten  en  wel  om  7,  om  12  en  om  7  ure.  Zij  eten  de  rijst 
altijd  zacht  gekookt  en  daarbij  veel  visch,  varkensvleesch  en 
groenten;  rundvleesch  nooit.  Zij  zijn  groote  liefhebbers  van 
vruchten  en  betalen  voor  zeldzame  of  bijzonder  lekkere  vruchten 
veel  geld.  Dij  feestmalen  trachten  zij,  zooveel  mogelijk,  aan  den 
smaak  van  al  hunne  gasten  te  gemoet  te  komen  en  zoo  vindt 
men  daarbij  niet  zelden  een  ruime,  Chineesche  tafel,  zooals  in 
China  gebruikelijk  is  en  een  niet  minder  ruime,  Europeesche 
lafel  voor  de  overige  vrienden. 

Ten  einde  eenig  denkbeeld  te  geven,  wat  er  op  zulk  een 
Chineeschen  feestdiscli  al  zoo  voorkomt,  laat  ik  hier  eene 
opsomming  volgen  der  spijzen  van  een  Chineeschen  maaltijd,  die 
door  den  Heer  en  Mevrouw  Gray  te  Canton  werd  bijgewoond  en 
door  de  laatste  werd  beschreven.  Het  is  niet  ongewoon ,  bij 
Chineezen  in  Indië,  ook  zulk  een  rijk  beladen  tafel  aan letreflen. 

Bij  elk  bord  slaat  peper,  zout,  suiker  en  soja. 

Op  te  tafel  waren  uitgestald  en  daarvan  kon  ad  libilnm  gebruik 
gemaakt  worden: 

in  schrijven  gesneden  Sinaasappelen , 

in  schrijven  gesneden  peren, 


226 


bittere  amandelen, 
gedroogde  noten, 
kleine  stukjes  eendvogelvleesch , 
groen  geverwde,  hard  gekookte  eieren, 
kleine  stukjes  varkensvleesch. 
De  volgende  spijzen  werden ,  in  de  op  Ie  noemen  volgord 
rondgediend : 
vleesch  van  zeeschildpadden , 
gekookte  eend, 

gehakt  van  duivenvleesch  en  ham , 

soep  met  vogelnestjes, 

gesloofd  schapenvleesch  met  jonge  bamboe, 

oesters  of  mosselen, 

gekookte  krabben, 

gestoofde ,  zwarte  visch  (ikan  paré) , 

thee  en  koekjes, 

kip  met  ham, 

schildpadsoep  met  stukjes  vet  van  schildpadden , 

haché  van  hondenvleesch  (zie  pag.  144), 

gestoofd  vleesch  van  een  zwarte  kat, 

gestoofd  rattenvleesch , 

soep  met  eene  soort  van  macaroni  (mi), 

gezouten  visch, 

gezouten  eieren, 

kleine  stukjes  varkensvleesch, 

ham  met  groenten, 

stelen  van  de  rijstplant, 

rijst  in  water  gekookt, 

meloenpitten , 

dronken  garnalen,  (zie  pag.  161), 
verschillende  soorten  van  soep. 

Vele  van  deze  .  spijzen  zijn  reeds  vroeger  beschreven  b 
de  opsomming  der  voedingsmiddelen. 


VOEDIIG  DEE  KIIDEEElï. 

De  voeding  der  kinderen  werd ,  ten  opzichte  van  kinderen 
van  inlanders,  in  het  eerste  levenjaar,  vroeger  besproken  (pag. 
74).    Reeds  spoedig  eten  zij  alles  mee. 

Voor  Europeesche  kinderen  gelden  in  het  algemeen  de  voor- 
schriften, die  ook  in  Europa  gebruikelijk  zijn. 

Moedermelk  staat  natuurlijk  voor  zuigelingen  bovenaan,  en 
anders  eene  min.  Inlandsche  minnen  moeten  aan  een  nauw- 
keurig onderzoek  onderworpen  worden  voor  men  haar  in  dienst 
neemt,  en  vereischen  een  voordurend,  streng  toezicht  op 
reinheid  en  voeding.  Daar  het  eene  hooge  uilzondering  is  eene 
Europeesche  vrouw  tot  min  te  kunnen  krijgen,  moet  die  raad  zeer 
streng  worden  opgevolgd.  Is  het  in  den  regel  moeielijk  eene  goede 
min  te  krijgen,  omdat  de  fanatieke  Mahomedanen  eene  vrouw 
onrein  achten,  als  zij  het  kind  van  een  ka/ir  heeft  gezoogd  , 
nog  moeielijker  is  het,  de  eenmaal  gevondene  min,  die  meestal  uil 
de  laagste  sferen  der  maatschappij  afstamt,  eenig  denkbeeld 
te  geven  van  wat  Europeanen  reinheid  noemen.  Het  houden 
van  eene  min  is  zeer  duur;  voor  Batavia  ten  minste  kan  men 
rekenen,  dat  loon,  voeding,  kleeding,  enz.  ongeveer  /  100, 
per  maand,  bedraagt.  Men  mag  nimmer  eene  min  aannemen, 
waarvan  het  bekend  is,  dat  zij  lata  is,  een  eigenaardige ,  voor 
zoover  mij  bekend ,  alleen  bij  inlanders  voorkomende  toestand 
van  het  zenuwstelsel ,  waarover  hier  niet  verder  kan  gehandeld 
worden ,  maar  die  in  het  tweede  deel  van  dit  werk  ter  sprake  zal 
komen.  Men  bedenke  bij  het  keuren  eener  min,  dat  onvoldoende 
voeding  in  de  kampong,  en  het  onoordeelkundig  laten  zuigen 
van  haar  eigene  kinderen,  aanleiding  kunnen  zijn  om  het  zog 
bij  den  eersten  aanblik  als  te  dun,  te  waterachtig  Ic  beschouwen. 


228 


Dal  is  dan,  op  zich  zelveu  nog  geen  reden  om  de  vrouw  af 
Ie  wijzen,  daar,  onder  betere  voeding,  de  hoedanigheid  van 
het  zog  ook  beter  wordt,  als  de  vrouw  overigens  gezond  is. 
Die  verbetering  geschiedt  langzaam,  omdat  men  ook  eerst 
langzamerhand  de  voeding  der  min  veranderen  kan.  Zulk  eene 
vrouw,  gewoon  aan  het  verorberen  van  rijst  met  zoul  en  tjabé 
en  aan  vruchten  voor  voeding,  en  water  of  slappe  koflie  voor 
drank ,  zou  ziek  worden,  indien  zij  in  eens  een  andere  voeding 
kreeg;  men  gewenne  haar  langzaam  aan  vleeschvoeding,  maar 
Iioude  overigens,  zooveel  mogelijk,  het  voedsel,  waaraan  zij 
van  kindsbeen  af  gewoon  was ,  in  het  oog. 

Indien  eene  min  is  goedgekeurd,  mag  zij  niet  in  functie  treden, 
voor  zij  met  zeep  goed  is  afgewasschen  en  zich  heeft  geicvamast 
(zie  pag.  124),  terwijl  hare  kleederen  moeten  worden  verwisseld. 

Eene  min  in  huis  is  een  persoon,  die  voortdurend,  onafge- 
broken toezicht  vereischt  en  die  bijna  altijd  een  bron  van 
onophoudelijke  ergernis  is  voor  de  moeder.  Dat  toezicht  moet 
zich  niet  alleen  bepalen  tot  de  lichaamsreiniging  en  de  voeding, 
maar  ook  het  zog  moet  nu  en  dan  worden  onderzocht  en  de 
min  moet  zich  verbinden  nimmer,  dan  onder  vertrouwbaar 
toezicht,  hel  huis  te  verlaten.  Dat  is  de  eenige  wijze 
om  te  voorkomen,  dat  zij  schadelijke  zaken  gebruikt  in  de 
eene  of  andere  warong;  dat  zij  gedurende  den  tijd,  waarin  zij 
zich  als  min  verhuurde,  zwanger  wordt;  dat  zij,  zoo  zij  van 
Ghineesche  afkomst  is,  misbruik  maakt  van  arak  of  andere 
sterke  dranken;  dat  zij  zich  van  opium  of  keljochoeng  voorziet 
(zie  pag.  89)  om  het  kind  stil  te  houden. 

Is  men  genoodzaakt  tot  kunstmatige  voeding,  door  middel 
van  zuigflesschen ,  zijn  toevlucht  te  nemen,  dan  vereisclien  die 
flesschen  een  buitengewone  zorg  in  het  heete  klimaat,  waar 
de  omzetting  van  organische  stoffen  zoo  snel  plaats  vindt.  De 
beste  zuigflesschen  zijn  die,  welke  een  plat  eivormige  gedaante 
hebben  en  behalve  dc  opening ,  bestemd  voor  den  zuigdop,  nog 
een  tweede,  zijdclingsche  opening  bezitten,  die  lucht  toelaat. 
Zij  hebben  het  dubbele  voordcel,  dat  er  geen  uitgeademde 


229 


lucht  door  de  melk  heenslrijkt  en  dat  het  gebruik  er  van 
voortdurend  loezi(3ht  vereischl;  men  kan  toch  het  kind  niet 
alleen  laten  liggen  met  zulk  een  zuigflesch  met  een  gat  er  in. 
Kan  men  bedoelde  flesschen  niet  krijgen,  dan  zijn  de  gewone, 
lange  eau  de  cologne  flesschen  bruikbaar.  De  llesschen  moeten 
met  zand  en  lauw  warm  water  minstens  tweemalen  daags 
worden  schoongemaakt  en  liefst  met  een  lichte  oplossing  van 
bicarbonas  natricus  worden  nagespoeld.  De  zuigdoppcn  van 
caoutschouk  vereischen  bijzondere  zorg  en  moeten  in,  telkens 
te  ververschen,  water  worden  bewaard. 

De  bewaring  der  melk,  die  zoo  spoedig  zuur  wordt  in 
verdient  besproken  te  worden.  De  melk  moet,  dadelijk  na  de 
ontvangst,  worden  gekookt  en  in- open  vaten,  met  een  vliegen- 
deksel  van  ijzergaas  bedekt,  worden  bewaard.  Een  zeer  goede 
melksoort  tot  voeding  voor  kinderen  is  geitenmelk,  terwijl  men 
bovendien  gemakkelijker  een  geit  dan  een  koe  kan  houden.  Er 
werd  reeds  gemeld,  dat  paarden-  en  hondenmelk  wel  eens  in  aan- 
merking kunnen  komen ;  de  laatste  zal  echter  wel  tot  de  Chineezen 
beperkt  blijven.  Omtrent  de  verdunning  der  dierenmelk  met 
water,  om  baar  voor  kinderen  geschikt  te  maken,  behoef  ik 
hier  niets  mede  te  declen. 

Op  vele  plaatsen  in  Indic  is  geen  melk  te  krijgen,  dan 
de  gecondenseerde  melk  in  blikken ,  waarover  ik  reeds  op  pag. 
147  sprak.  Om  als  voedsel  voor  zuigelingen  te  dienen,  moet 
zij  met  ongeveer  zestien  deelen  water  worden  aangemengd. 

Voor  kunstmatige  voeding  komt  verder  in  aanmerking  rijst, 
die  zeer  gaar  moet  gekookt  worden  tot  boeboer  en  dan  nog 
worden  doorgezeefd.  Tot  hel  maken  van  pap,  eene  voeding, 
die  men,  door  omstandigheden  gedwongen ,  somtijds  wel  geven 
moet,  kunnen  verder  dienen  maizena,  afkomstig  van  de  Carnouba- 
palm  (Goryfa  cerifera)  in  Brazilië;  zeer  fijn  bereid  maismeel; 
Hards'  farinaceons  food  for  infanls;  farine  lactöe  en  andere, 
dergelijke  bereidingen.  Zij  moeten  allen  dikwijls  op  nieuw  worden 
klaar  gemaakt  en  men  mag ,  als  algemccnen  regel ,  stellen ,  dat 


230 


zulke  pappen  in  de  warme  slreken  niet  langer  dan  5  tot  7 
uren  goed  blijven. 

Voor  een  groot  gedeelte  heb  ik,  bij  hel  opsommen  der  bij- 
zonderheden voor  de  voeding  der  zuigelingen,  gebruik  gemaakt 
van  het  boekje  over  dit  onderwerp  door  den  Heer  N.  P.  van 
DER  Stok  bewerkt. 

Reeds  vroegtijdig  kan  men  eiwit,  met  water  verdund,  toedienen, 
maar  moet,  zoo  mogelijk,  de  eieren  van  kippen  nemen,  die 
men  zelf  houdt  en  voedt. 

Vooral  moet  er  op  gelet  worden,  dat  aan  zuigelingen  geen 
vaste  spijzen  worden  gegeven,  ook  niet  door  de  min,  die  de 
volle  overtuiging  heeft,  dat  het  kind  honger  lijdt,  als  het  geen 
eten  krijgt. 

Is  het  kind  een  jaar  oud,  dan  begint  men  het  een  kippen- 
kluifje of  een  stuk  vleesch  te  laten  uitzuigen  en  zacht  gekookte 
rijst  met  bouillon  te  geven. 

Van  de  vruchten ,  die  reeds  zeer  vroeg ,  in  het  laatste  gedeelte 
van  het  eerste  en  in  het  tweede  levenjaar,  in  aanmerking 
kunnen  komen,  noem  ik  de  pisang  {vooral  pisang  radja  seré),  de 
boewa  nona,  de  sirikaja,  enz. 

Brood  (als  een  goede  soort  te  verkrijgen  is)  en  vleesch, 
aardappelen  en  groenten,  worden  even  als  in  Europa  gebruikt 
en  het  behoeft  geen  betoog,  dat  alle  prikkelende  spijzen  en 
dranken  voor  kinderen  vermeden  moeten  worden.  Een  goed 
voedsel  is  ook  de  kroepoek,  mits  van  garnalen  of  visch  gemaakt. 

De  beste  dranken  voor  kinderen  zijn  water,  melk  en  zeer 
slappe,  koude  thee;  terwijl  ook  een  slap,  koud  geworden 
aftreksel  van  dawon  saga  (Abrus  praecatorius)  aanbeveling 
verdiend. 

Voor  vele  kinderen,  boven  de  twee  jaren  oud,  wordt  het  noo- 
dig,  hun  dagelijks  een  kleine  hoeveelheid ,  met  water  verdun- 
den, rooden  wijn  toe  te  dienen.  Die  lichte  prikkel,  onder 
den  maaltijd  gegeven,  is,  bij  de  dikwijls  zwakke  en  anaemi- 
sche  individuen,  een  gunslig  moment,  om  de  weinige  eetlust 
aan  te  wakkeren.    Algemeen  zijn  de  klachten  der  moeders 


231 


over  de  groote  moeite,  die  zij  hebiien  om  de  kinderen  ledoen 
elen ;  daarbij  komt  de  gewoonte  van  velen ,  vooral  kleurlingen, 
om  geen  regelmaat  in  den  etenstijd  te  houden,  de  kinderen 
lusschentijds  inlandsche,  slecht  verteerbare  gebakjes  {kwee-kwee) 
toe  te  dienen  en  het  eten  te  doen  verstrekken ,  zonder  de  kin- 
deren te  dwingen,  daartoe  plaats  aan  eene  tafel  Ie  nemen.  Ik 
acht  de  zoo  algemeen  gevolgde  gewoonte  om  het  kind  te  laten 
rondloopen  en  spelen,  terwijl  een  baboe,  met  een  bord  rijst 
c.  a.,  het  naloopt  en  nu  en  dan  een  hap  toedient,  zeer  nadeelig. 
De  voeding  wordt  daardoor  onregelmatig  en  het  toezicht  er 
op  onmogelijk.  Men  zij  vooral  bedacht,  dat  de  baboe's  van 
de  wandelingen  der  kinderen  voortdurend  trachten  gebruik  te 
maken  om  hun  eenig  inlandsch  gebak  toe  te  voegen;  die 
menschen  meenen  hel  goed,  maar  doen  daarmede  kwaad. 


GEIOTIIDDELEU. 


Onder  dezen  naam,  die  uit  een  taalkundig  oogpunt  niet  zui- 
ver gevormd  is,  maar  volkomen  de  bedoeling  uitdrukt,  meen 
ik  drie  handelingen  te  moeten  brengen,  die  algemeen  in  ge- 
bruik zijn,  namelijk:  hel  rooken  van  tabak;  het  kanvoren  van 
sirih;  en  het  schuiven  van  opium. 

Door  Europeanen  worden  zeer  veel  sigaren  gerookt;  waren, 
tol  voor  weinige  jaren ,  bijna  alleen  Manilla-sigaren  in  zwang, 
in  dezen  tijd  worden  ook  veel  Havana's,  of  wat  daarvoor 
verkocht  wordt,  en  vooral  sigaretten  van  de  bekende  fabriek 
Laferme  en  pijpen  gerookt;  voor  de  laatste  komt  bijna  uit- 
sluitend tabak  in  aanmerking,  die  uit  Europa  is  aangevoerd. 
De  genoemde  sigaretten ,  gevuld  met  zoogenaamde  Turksclie 
tabak,  geven  meer  dan  andere  sigaren  aanleiding  tot  keelpijn 
en  hoest  en  dat,  niettegenstaande  zij  het  voordeel  hebben,  dat 
de  tabak  niet  in  den  mond  komt.  De  Javasche  en  de  Sumatra- 
tabak  heeft  goede  soorten;  onder  de  laatste'  is  er  eene,  de 
ranoe,  die  buitengewoon  zwaar  is  en  alleen  in  sigaretten  ge- 
rookt wordt.  De  inlanders  noemen  de  sigaren  van  Manilla-  of 
Havana-  model  sëroetoe.. 

De  tabak  zelve  draagt  den  naam  lemhako  of  bako ,  in  hel 
Hoog-Javaansch  sala;  terwijl  de  bij  hen  gebruikelijke  sigaretlcn 
den  naam  roho  (rokok)  dragen,  in  het  Hoog-Javaansch  linling. 

Die  sigaretten  beslaan  uit  zeer  6in  gesneden  tabak ,  gerold 
in  een  of  ander  gedroogd  blad,  waartoe  somtijds  de  tabak  zelve 
in  aanmerking  komt,  maar  gewonnlijk  andere  bladeren  gebe- 
zigd worden.  Die  bladeren  zijn  o.  a.  de  zeer  jonge,  noch  nicl 
ontrolde  bladeren  van  de  «rcn-palm  ^Saguerus  saccharifer); 
de  bladeren  van  de  kalakalrie  of  iviroe  (Licuala  sp.  div);  de 


253 


joüge  bladeren  van  de  nipa  (Nipa  frulicans),  die  daartoe  eerst 
worden  afgekookt  en  aan  de  ecne  zijde  van  de  epidermis  ont- 
daan en  de  bladeren  van  djagong  (Zea  niais). 

De  inlanders  bewaren  de  fijn  gesneden  tabak  in  pakjes, 
gemaakt  van  //ar/eawgf-bladeren  (Agiaoneraa  simplex),  waardoor 
zij  een  beteren  smaak  zoude  krijgen,  of  in  lipoeng ,  palal 
/^/?oe«^/-bladeren  (Phrynium  latifoliiim). 

Over  het  pruimen  van  tabak  wordt  later  nog  gesproken. 

De  invloed,  dien  het  gebruik  van  tabak  in  den  eenen  of 
anderen  vorm  op  de  gezondheid  heeft,  is  in  Indic  geene  andere 
dan  in  Europa.  Wellicht  rooken  de  Europeanen  in  hdïë  meer; 
daartoe  draagt  zeker  bij,  dat  de  gewone  lokalen  van  verblijf  in 
huis  zoo  met  de  open  lucht  in  verband  slaan  en  dus  de 
tabaksrook  voor  anderen  niet  hinderlijk  is.  In  lokalen,  waar 
veel  menschen  verzameld  zijn,  als  komediegebouwen,  concert- 
zalen enz.,  wordt  niet  gerookt. 

De  Chineezen  rooken  tabak  uit  tamelijk  lange  pijpen  van 
bamboe  of  eene  rietsoort  vervaardigd,  waaraan  een  zilveren 
of  koperen  mondstuk  en  een  zeer  klein  kopje  van  dat  meiaal 
om  er  de  tabak  in  Ie  doen.  Zulk  een  pijp  is  in  een  paar 
trekken  geledigd.  De  tabak  is  zeer  fijn  gesneden,  zoogenaamd 
apenhaar,  cn  dikwijls  geparfumeerd. 

Arabieren  rooken  wel  uit  de  bekende  mrgileh  of  Ispeboek, 
te  Batavia  gewoonlijk  houga  geheelen,  een  recht  opstaande  pijp, 
waarin  op  de,  meestal  met  aromatische  kruiden  vermengde,  tabak 
een  kooltje  vuur  gelegd  wordt,  en  waaronder  zich  een  waterre- 
servoir bevindt ,  tot  afkoeling  van  den  tabaksrook.  Een  lang, 
elastisch  roer,  met  een  barnsteenen  mondstuk,  maakt  die  pijp 
volledig.  Ik  heb  mij  meermalen  bezondigd,  en  aan  de  étiquette  te 
kort  gedaan,  door  eenige  trekken  uit  zulk  een  pijp  te  weigeren. 

Sommige  kleurlingen  hebben  de  slechte  gewoonte  den  tabaks- 
rook in  de  luchtwegen  te  slurpen  en  daar  cenigen  tijd  te 
houden,  om  dien  dan,  onder  het  spreken  door  mond  en  neus, 
naar  buiten  te  laten  komen. 


254 


Hel  ótVi/t-kauwen  is  onder  de  inlanders,  van  alle  standen  en 
van  heide  seksen,  algemeen,  zoodal  zelfs  in  ziekeniiirichlin- 
gen  de  ingmliënlen  daarvoor,  behoorlijk  afgepast,  aan  de 
lijders  worden  verslrekt.  Alleen  onthouden  zich  dikwijls  daarvan 
vrouwen,  die  veel  niet  Europeanen  in  aanraking  komen.  Gewoon- 
lijk beginnen  zij  mei  hel  kauwen  lusschen  hel  liende  en  vijftiende 
levensjaar.  Ook  kleurlingen,  vooral  vrouwen,  kauwen  somtijds 
sirih. 

De  ingrediënten ,  die  voor  het  «iVi^-kauwen  in  aanmerking 
komen,  zijn: 

1°.  de  bladeren  der  «iWA-planl,  die  in  ü'wro/ja  onder  den,  uil 
hel  Tamiel  afkomstigen,  naam  betel  bekend  is,  in  liel  Laag- 
javaansch  soeroeh,  in  hel  Hoogjavaansch  sêdah  heel  en  die 
den  welenschappelijken  naam  van  Chavica  voert.  Chavica  zijn 
klimmende  Piperaceën,  waarvan  twee  soorten  worden  gebruikt : 
de  Chavica  siriboa,  sirih  berêm,  sirih  mehra ,  sirih  boa,  roode 
sirih,  die  het  scherpste  aroma  bevat,  en  de  Chavica  belle,  sirih 
hodas,  sirih  poetih,  witte  sirih.  Die  Ghavica-soorten  groeien 
als  klimplanten  tegen  de  stammen  der  /c5/or-boomen  (Moringa 
pterygosperma  en  polygona),  welke  daarvoor  afzonderlijk  worden 
gestekt  en  aangeplant.  Bij  gebrek  aan  «iVtA-bladeren  worden 
deze  wel  vervangen  door  die  van  de  Piper  malamiri  (_aroy 
kehkep,  aroy  bakatlak),  of  die  van  de  Entada  monoslachya 
(tfarioe). 

2°.  Fijne  schelpkalk,  kapoer  sirih,  sirih-kaik,  uit  schelpen 
gebrand. 

5°.  Gambier  y  katechu,  afkomstig  vooral  van  Uncaria  gambir, 
maar  ook  van  Periploca  Mauritiana,  Cherodendrum  inanie, 
Uncaria  ferruginea  (die  op  Sumatra's  Westkust  den  naam 
gambier-tocpay  of  kait-kail-loepay  voert)  en  Jasminum  spec.  div. 

Ter  bereiding  van  gambier  worden  de  bladeren  met  water 
zeer  lang  afgekookt,  cn  dat  vocht,  na  verwijdering  der  blade- 
ren, ingedikt  en  in  kleine,  vierkante,  houten  bakjes  lol  stol- 
ling gebracht. 

Gambier  heeft  een   scherpen,   bitteren,  sauieulrekkeudeu 


25B 


smaak.  Er  zijn  vooniamelijk  drie  soorten  van  bekend ,  van  welke 
de  witste,  gambier  kemhang ,  de  beste  is;  deze  wordt  in  stukjes 
vcrkoclit ,  die  den  vorm  hebben  van  kleine  tulbanden  (het  'ge- 
bak bedoel  ik). 

4°.  de  betelnoot,  pinang,  afkomstig  van  de  Areca  katechu, 
pinang  of  djambeh;  de  noot  wordt  bij  het  gebruik  van  de  schil 
ontdaan  en  in  stukjes  gesneden. 

ö°.  tabak. 

Al  die  ingrediënten  bevinden  zich  in  eene  daartoe  ingerichte 
doos,  de  jyiViA-doos,  pakinangan,  die  van  hout  of  metaal  (bij 
rijken  soms  van  zilver  of  goud)  vervaardigd  is  en  twee  afdee- 
lingen  voor  de  opgenoemde  stoffen  heeft.  De  eerste  is  de  doos 
zelve  voor  de  aj>«^- bladeren ,  de  tweede  heet  gagragan  en  beval 
doosjes  en  bakjes,  waarvan  een  afzonderlijk  bakje  bestemd  is  voor 
de  nat  gemaakte  5ir?7i-kalk,  met  een  stiftje  er  in ,  en  een  mesje, 
in  den  vorm  van  eea  klein  hakmesje,  tot  het  snijden  van  den 
pinang-noot;  verder  is  er  een  bakje  voor  de  pinang  zelve,  een 
doosje  voor  tabak  en  een  doosje  voor  gamhier. 

Op  twee  of  drie  op  elkaar  gelegde  stViA-bladeren ,  waarvan  eerst 
de  steel  is  afgedraaid  en  de  punt  afgebroken,  wordt  een  weinig 
natte  kalk  gesmeerd ;  een  klein  stukje  piriang-noot ,  met  of  zonder 
gambier  en  wat  tabak,  wordt  daarin  gerold;  de  bladeren  dan 
toegevouwen  en  dit  pakje  gekauwd.  Vooral  als  er  geen  gam- 
hier in  gedaan  is,  krijgt  het  speeksel  daardoor  eene  roode  of 
vuil-bruinroode  kleur;  het  speeksel  wordt  nimmer  ingeslikt, 
maar  als  het  zich ,  in  een  tamelijk  groote  hoeveelheid,  heeft 
aangezameld,  met  een  krachtigen  straal  uitgespogen,  ter  op- 
vanging waarvan  binnenshuis  een  kwispeldoor,  tampal  loeda 
[loeda  is  speeksel),  pahidon,  pakètjohhan,  wordt  gebezigd,  dat 
niet  zelden  van  een  edel  metaal  gemaakt  en  fraai  bewerkt  is. 

Bovendien  wordt,  ouder  het  kauwen  der  yin/i-piuim  in  den 
vollen  mond,  nog  een  weinig  tabak  tusschen  de  tanden  en 
lippen  gebracht;  bij  het  spuwen  of  spreken  wordt  dat  tabaks- 
pruimpje even  uit  den  mond  genomen  en  tusschen  de  vingers 
uitgeperst,  of  wel  met  de  tong  tusschen  de  bovenlip  en  heü; 


236 


tandvleescli  geschoven,  waardoor  dus  die  bovenlip  wordl  voor- 
uilgebracht  en  opgewipt. 

Zoo  de  pi7iaHg-uo{en  schaars  zijn  en  dus  te  duur  worden , 
vervangt  men  die  wel  door  de  rendoe  of  hienbieng  (Pinanga 
Kuhlii),  en  zeldzamer  door  de  zeer  harde  en  zeer  biltere 
noten  der  pimnr/  lansa  (Areca  glandiformis). 

Een  bekende  schrijver  (f.  c.  w.)  zegt  omtrent  de.  gewaar- 
wordingen bij  het  5inA-kauwen:  »gambier  of  kalk,  alleen  in 
»den  mond  genomen,  moeten  allerakeligst  smaken;  mét  de 
«arekanoot  smaakt  ze  reeds  wat  beter  ;  maar  eerst  dan,  wanneer 
»bet  versche  siriblad  daarbij  gevoegd  wordt,  ontslaat  het  ware 
^ensemble,  dat  zamentrekkende,  prikkelende,  half  pijnlijke, 
»half  wellustige  gevoel,  dat  honger  en  dorst  doet  vergeten, 
>'en  het  geheele  zenuwstelsel  in  beslag  neemt." 

De  veranderingen,  die  de  mondholte  en  hare  omgeving 
door  het  5trtA-kauwen  ondergaan,  zijn  reeds  opgegeven  bij  de 
algemeene  beschouwingen  over  de  inlanders  (pag.  80),  waar  zij, 
meende  ik,  te  huis  behoorden,  omdat  zij  een  eigenaardigen 
stempel  aan  het  gelaat  dier  menschen  geven;  evenzeer  zijn  de 
middelen,  die  gebruikt  worden  om  de  zwarte  verkleuring  der 
landen  nog  sterker  te  maken,  reeds  genoemd  (pag.  134). 

Het  «ViVi-kauwen  schijnt  niet  nadeelig  voor  de  gezondheid 
te  zijn.  De  minder  aangename  geur,  dien  de  uitgeademde  luchl 
door  dat  kauwen  verkrijgt ,  wordt  verbeterd  door  de  zaden  van 
kardemom  (Amomum  cardamomum),  kapol,  kapoelaga,  of  van 
Elettaria  cardamomum,  hanggasang  lumhoel,  te  kauwen. 

Overigens  is  het  beleefd  om  sirih  te  kauwen,  als  men  tegen 
zijn  meerderen  spreekt,  omdat  daardoor,  naar  men  meent,  do 
uitgeademde  lucht  wordt  gezuiverd. 

Hoe  l)elangrijk  het  verl)ruik  van  opium  in  den  Indischen  Archipel 
is  verbreid,  kan  worden  opgemaakt  uit  het  feit,  dal  er  onder 
de  inlanders  een  fictieve  munt  beslaat,  die  gélénga  heel,  en 
cenc  waarde  vertegenwoordigt  van  ongeveer  zes  centen ,  dat 
wil  zeggen  den  prijs  van  de  kleinste  hoeveelheid  opium,  die 


237 


men  kan  koopen.  Zelfs  arme  /mm/?oM<jf-bc\voners  Lesleden 
ongeveer  elf  a  Iwaalf  gulden  'sjaars  aan  opium.  Men  kan 
aannemen ,  dat  de  gewone  Javaan  bijna  een  vijfde  gedeelte 
van  wat  hij  voor  het  dagelijksche  onderhoud  van  zijn  huisgezin 
noodig  heeft,  opoffert  aan  dat  opiumverbruik. 

Er  zijn  enkele  gedeelten  van  Indic,  waar  het  opiumschui- 
ven niet,  of  slechts  zeer  zelden,  voorkomt;  op  Java  onder  anderen 
niet  in  de  Preanger-Regenlschappen ,  waar  de  invoer  van  opium 
verboden  is;  terwijl  de  Soendauees  geen  opium  rookt,  komen 
enkele  gevallen  van  overtreding  dier  bepalingen  voor  onder 
daar  gevestigde  Javanen  of  vreemde  oosterlingen. 

Tot  het  rooken  of  schuiven  van  opium  is  noodig  een  opium- 
pijp,  pedoetan,  of  bedoeddan,  een  olielampje,  waartoe  dikwijls 
de  vroeger  reeds  genoemde,  halve  klapperdop,  met  een  pitje  er 
in,  dient  en  de  opium  zelve,  die  bereid  verkocht  wordt. 

Ongeprepareerde  opium  heet  in  het  Maleisch  madat,  in  het 
Javaansch  apjoen,  de  geprepareerde  tjandoe.  Dat  prepareeren 
geschiedt  door  de  madol  in  warm  water  zooveel  mogelijk 
op.  te  lossen,  die  oplossing  door  een  doekje  te  filtreeren,  en  het 
zoo  verkregen  vocht,  op  een  zacht  vuur,  door  koking  uitledam- 
pen.  Die  tjandoe  wordt  met  een  weinig  suiker  vermengd,  en 
daaraan  wal  fijn  gesneden  tabak  toegevoegd;  het  mengsel 
wordt  lot  een  balletje  van  de  grootte  van  een  erwt  gekneed 
en  is  dan  klaar  om  gerookt  te  worden.  In  plaats  van  tabak 
neeml  men  ook  wel  de  zeer  fijn  gesneden  bladeren  van  awar- 
aivar  (Ficus  septica),  fijn  gesneden  Chineesch  papier,  een  stukje 
pisang  of  wal  ghuljè  (haschisch);  de  Chineezen  ook  wel  opium 
asch.  Die  gereed  gemaakte  balletjes  dragen  dan  weer  den 
naam  madat. 

In  plaats  van  die  versch  bereide  balletjes  vergenoegen  armen 
zich  wel  met  het  uitschraapsel  der  opiumpljp;  evenals  in  tabaks- 
pijpen vormt  zich  namelijk  een  aanzetsel  in  den  kop  der 
pijpen  en  in  het  roer;  om  van  dat  aanzetsel  niels  Ie  doen 
verloren  gaan,  sluit  men  hel  mondstuk  met  cenigc  ge- 
droogde bladeren  af.   Soms  wordt  een  exlracl  van  andiwalie 


238 


(Tinospora  crispa)  in  plaals  van  opium  gebezigd.  Verschillende 
aromatica  mengt  men  nu  en  dan  onder  de  geprepareerde 
opium. 

De  bovengenoemde  opiumpijp,  pedoetan,  is  een  matig  dik  stuk 
bamboe,  dal  aan  de  eene  zijde  is  afgesloten,  gewoonlijk  door 
hel  natuurlijke  middelschot,  dal  zich  juist  bij  eene  geleding 
bevindt.  Die  bamboe  is  somtijds  zeer  fraai  met  ingesneden 
figuren  voorzien.  Dichtbij  de  afsluiting  is,  in  een  kleine  ope- 
ning, de  pijpenkop  geplaatst,  die  den  vorm  van  een  puntig 
schaaltje  heeft,  soms  met  een  tolv^mige  verdikking  er  onder, 
en  die  gemaakt  is  uit  hoorn,  hout,  ivoor,  roode  aarde,  of  met 
ijzer,  zilver  of  goud  beslagen,  dan  wel  uil  die  metalen  zelve 
vervaardigd. 

Het  balletje  bereide  opium  wordt  op  hel  kopje  gelegd,  een 
weinig  aangedrukt ,  aan  de  lamp  aangestoken  en  dan  door 
zuiging  aan  het  open  einde  der  bamboe  opgerookt;  er  ontstaat 
daarbij  een  licht  sissend  geluid,  dal  aanleiding  gegeven  heeft 
tol  de  benaming  opiumschuiven.  Het  rooken  zelf  geschiedt 
niet  altijd  op  dezelfde  wijze.  Soms  wordt  de  rook  alleen  eenige 
oogenblikken  in  den  mond  gehouden  en  dan  gewoonlijk  door  den 
neu3  uitgeblazen;  dal  heet  in  hel  Javaansch  ngesis;  meestal 
evenwel  wordt  hij  ingeslikt  of  liever  in  de  luchtpijp  geslurpt, 
daar  ecnigen  tijd  gelaten  en  dan  door  mond  en  neus  verwij- 
derd; dat  noemt  men  nfrèt. 

Is  de  pijp  in  tien  lot  twaalf  trekken  ledig  gerookt ,  dan  legt 
de  rooker  zich  neer,  om  onder  den  invloed  van  hel  gebruikte 
in  slaap  te  vallen.  Die  slaap  is  gewoonlijk  zeer  kalm  en  de 
slaper  vertoont  eigenlijk  geen  verschijnselen  van  opiumvergif- 
tiging. Dr.  N.  voN  MiCLUcno  Maclay  nam  op  zich  zeiven  eene 
proef  met  hel  rooken  van  opium,  waarbij  hij  werd  geobserveerd 
door  Dr.  C.  Cloüth  te  Honlmig,  en  beschreef  die  proef  in  hel 
Natuurkundige  Tijdschrift  voor  N.  I.,  Deel  XXXV.  Uil  het  daar 
gezegde  ziet  men,  dal  het  rooken  der  eerste  pijpen  al  zeer 
weinig  effect  had,  en  eerst  bij  de  twee  en  twintigste  pijp  een 
gevoel  van  welbehagen  ontstond,  met  sterk  geinjiceerde  conjunc- 


239 


tivae,  terwijl  bij  de  zes  en  twinligsle  pijp  eenige  verminderiag 
van  het  aantal  polsslagen  en  ademhalingen  (2  per  minuut  min- 
der) was  waartenemen. 

Dr.  Maclav  rookte,  in  2^/4  uur,  107  grein  geprepareerde 
opinm  uit  27  pijpen  en  ondervond  geene  nawerking.  Hij  vat 
de  resultaten  zijner  proef  samen  in  deze  woorden  :  «Tenslotte 
•merk  ik  nog  op,  ten  eerste  dat  men  minstens  langer  dan 
»een  uur  voortdurend  moet  rooken,  om  eene  in  het  oog  vallen- 
»de  werking  van  de  opium  te  bespeuren;  ten  tweede,  dat 
"eerst  de  béwegingsorganen  worden  aangedaan  en  daarna  de 
«zenuwcentra;  ten  derde,  dat  de  zintuigen  (gezicht  en  gehoor) 
»aan  verkeerde  indrukken  lijden,  maar  dat,  ten  vierde,  geen 
nhallucinadën,  beelden  of  droomen  onder  het  opinmrooken  optre- 
»den  (Ik  druk  hier  bepaald  op,  omdat  mijne  waarnemingen 
«met  de  opgaven  van  de  meeste  schrijvers,  die  over  opium- 
«rooken  spreken,  in  tegenspraak  zijn).    De  werkzaamheid  der 

•  hersenen  is  eer  gedeprimeerd  dan  opgewekt,  het  denken 
«wordt  voortdurend  langzamer  en  moeielijker.  Het  geheugen 
«vermindert  en  ten  slotte  denkt  men  aan  niets. 

«Nadat  men  een  voldoende  hoeveelheid  opium  gerookt  heeft, 
«komt  men  in  een  toestand  van  dieps  rust;  deze  toestand  is 

•  zeer  eigenaardig;  men  heeft  een  gevoel,  dat  men  naar  niets, 
•absoluut  volstrekt  niets  (ahsolut  gar  nichts),  verlangt. 

•Daar  men  zich  volstrekt  niets  herinnert,  volstrekt  niet  denkt, 
«niets  wenscht,  zoo  is  men  in  een  toestand  om  zijn  eigen  »ik" 
»te  verliezen. 

•Dit  gevoel  van  rust  en  van  nie(s  te  verlangen  is  zoo  aan- 
«Irekkeiijk  en  zoo  aangenaam,  dal  men  hel  betreuren  zou  uil 

•  dien  toesland  gewekt  te  worden." 

De  meeningen  omtrent  den  invloed  van  het  matige  opinm- 
rooken op  de  gezondheid  zijn  even  verschillend,  als  omtrent 
dien  van  het  alcoholgebruik.  Ik  verklaar  mij  een  bepaalde 
tegenstander  er  van.  De  gevolgen  van  het  veelvuldige  en  ruime 
gebruik  behooren  in  hel  tweede  deol  van  dit  boek  te  huis. 

Het  opiumschuiven  heeft,  wat  de  rijkeren  betreft,  in  het 


240 


eigen  huis  plaals,  terwijl  minder  betlcelden  gewoonlijk  gebruik 
maken  van  de  zoogenaamde  opiumkit,  een  hoogst  eenvoudig, 
meestal  van  bamboe  opgetrokken  lokaal,  waarin  eene  balé-balé, 
met  een  paar  hoofdkussens,  het  ameublement*  uitmaakt.  Der- 
gelijke lokalen  zijn  meestal  verbonden  met  de  depóts,  waarde 
amfioenpachter  zijn  bedrijf  laat  uitoefenen,  en  niet  zelden  is 
een  lupinarium  daarbij,  of  dicht  in  de  buurt  aanwezig. 

Somtijds  wordt  onder  de  tabak  voor  sigaretten  wal  opium 
gemengd. 

Enkele,  weinige  inlanders  drinken  een  kleine  hoeveelheid 
ijandoe  in  koflie  opgelost  of  maken  gebruik  van  hascliiscb,  in 
den  vorm  van  een  drank,  van  sigaretten  of  van  een  tabaks- 
pruim. 


AANHANGSEL. 


Met  een  enkel  woord  kan  hier  nog  melding  gemaakt  wor- 
den van  de  moeite,  die  Ooslersche  volken  in  hel  algemecii  zich 
geven  om  de  uitoefening  van  den  geslachtsdrift  tot  een  grooter 
genot  te  maken. 

De  inlanders  en  de  Chineezen  brengen  een  band  van  in  elkaar 
gevlochten  paardenhaar,  waarvan  aan  alle  zijden  de  uiteinden 
der  haren  naar  buiten  steken,  om  hel  collum  glandis,  of  leggen 
verschillende,  prikkelende,  aromatische  middelen  op  den  penis^ 
ten  einde  de  geslachtsorganen  der  vrouw  te  irriteeren;  die 
mengsels  heelen  djoegi,  een  woord,  dat,  volgens  Roorda  van 
Eysinca,  in  het  Nedcrlandsch  zou  zijn  overgenomen  als  jochie. 
Het  werkwoord  mendgoegi  beteekenl  aangenaam  prikkelen  en 
wordt  O.  Oi  gebezigd  voor  het  wrijven  der  ooglidsranden , 
waartoe  de  Chineezen  een  afzonderlijk  instrumentje  bczillen. 

Papoea's  gaan  zoover,  dat  reeds  aan  kleine  meisjes  een  soort 
van  gymnastische  oefeningen  worden  geleerd,  die  later  den  man 
ten  goede  zouden  komen  bij  de  uitoefening  van  den  coitus , 
terwijl  de  Dajaks,  die  bovendien  zeer  dikwijls  pederasten  zijn, 
den  penis  dicht  bij  den  glans  doorboren  met  een  scherp  stukje 


241 


hout  of  been  en'aan  de  uitstekende  einden  van  dal  houtje  balletjes 
of  spoortjes  bevestigen ,  die  moeten  dienen  om  de  inwendige  vlakte 
van  de  vagina  te  prikkelen  en  daardoor  sterkere  samentrekkingen 
van  den  constrictor  cunni  te  krijgen.  Een  zoo  toegeruste  penis 
bevindt  zich  o.  a.  in  het  pathologisch-anatomische  kabinet  van 
het  Groole  Militaire  Hospitaal  te  WeKevreden. 

De  Chineezen  gebruiken,  ter  opwekking,  inwendig  de  zeer 
duur  betaalde  wortel  van  Panax  quinquefolium,  die  som  gehee- 
len  wordt. 

Inlanders  hechten  groote  waarde  aan  den  met  veel  omslag 
bereiden  en  gedroogden  penis  van  de  hoaja  (Crocodillus  biporcatus) 
en  van  de  doejong  (Halicore  dujong);  het  afschraapsel  van  die 
gedroogde  deelen  wordt  met  waler  vermengd  of  afgetrokken 
en  dat  water  gedronken. 

Eetbare  vogelnestjes,  schildpadeieren,  haaievinnen,  Iripang, 
doerian,  boewa  nona  genieten  een  zekere  vermaardheid  ten  dezen 
opzichte. 

Een  kleine  visch ,  ikan  tangkoer  genaamd ,  die  ik  niet  nader 
kan  bepalen,  wordt,  gedroogd,  in  den  gordel  om  het  middel 
gedragen,  waardoor  de  geslachtdrift  zou  worden  opgewekt; 
die  visch  is  zoo  zeldzaam ,  dat  somtijds  honderd  gulden  voor 
een  exemplaar  betaald  wordt.  Hij  komt  alleen  voor,  zoover 
ik  weel,  in  de  residentie  Banjoemaas. 

Men  vindt  somtijds  medegedeeld,  dal  Arabieren  gebruik 
maken  van  obal  legen,  om  sterk  te  worden  [djamoe  koewat). 
In  die  obat  légèn  zou  arsenik  aanwezig  zijn  en  zij  zou  wel 
eens  in  zoo  groote  hoeveelheid  gebezigd  worden,  dat  er  de 
dood  op  volgt.  Het  is  evenwel  waarschijnlijk,  dat  die  obat 
legen  hetzelfde  preparaat  is,  waarover  Dr.  J.  Groneman  te 
Djogfakarta  belangrijke  mededeelingen  deed  in  Deel  XXI  van 
hel  «Geneeskundig  Tijdschrift  voor  N.  I."  Die  stof,  ook  wel 
dendang  genaamd,  wordt  door  enkele  Javanen  en  kleurlingen 
als  aphrodisiacum  gebruikt,  daar  zij  meenen,  dat  vermindering 
van  het  vermogen  om  erectiën  te  krijgen  daardoor  zou  verbe- 
teren of  herstellen.    Meestal  evenwel  bezigt  men  die  obat  l'gèn  als 

1& 


242 


geneesmiddel  tegen  verlamming  der  onderste  ledematen  en 
legen  syphilitische  iiuidaandoeningen.  Volgens  genoemden 
schrijver  is  de  bedoelde  stof:  1°.  de  dènddng  zelve,  een  kever, 
behoorende  tot  de  Canthariden ,  die  hij  voorstelt  Lytta  tetanica, 
toxifera  of  toxiphaga  te  noemen ;  en  2°.  de  lêgèn,  die  in  rolco's  ver- 
kocht wordt,  bestaande  uit  de  drekstoffen  van  die  kevers  en 
hunne  larven,  welke  gedroogd,  tot  gruis  gebracht  en  in  een 
palmblad  zijn  gewikkeld.  De  rolco  lêgèn,  van  3 — 5  grammen 
wegende,  kosten  ƒ  5  tot  /  10  per  stuk. 

De  Heer  E.  Verschoofp  onderzócht  beide  stoffen  chemisch  en 
vond  in  de  roko  lèqèn  12,47°/o  strychnine,  in  de  kevers  even- 
zeer die  slof;  in  beiden  komen  geen  brucine  of  cantharidine  voor. 

Het  komt  mij  overbodig  voor  hier  meer  dergelijke  handel- 
wijzen medetedeelen ,  hoewel  aanteekening  verdient ,  dat  de 
opium,  tengevolge  zijner  deprimeerende  werking,  door  Chinee- 
zen  en  inlanders  wordt  gerekend  te  behooren  tot  de  middelen, 
die  den  geslachtsdrift  bevoordeelen.  De  verklaring  dezer  con- 
tradictio in  terminis  vindt  men  in  de  hier  volgende  aanhaling 
uit  Jan  Huygbn  van  Linsgdoten's  «Iterinarium,  ofte  Schip- 
vaert  naer  Oost  ofte  Portugaels  Indien."  (Anno  1614),  welk 
werk  ik  reeds  meermalen  aanhaalde  en  waarvan  een  oudere 
editie  bestaat,  die  ik  evenwel  niet  ter  beschikking  had.  Na 
over  eenige  redenen  gesproken  te  hebben ,  die  aanleiding  geven 
tol  gebruik  en  misbruik  van  «Amfion",  zegt  hij:  »maer  ghe- 
»bruyckent  meest  om  die  oncuysheyt,  want  maeckl  dat  een 

•  persoon  zijn  zaet  langh  op  hout  ende  verlancksaem  comt, 
nt'welcke  die  Indiaensche  vrouwen  geerne  hebben  om  met  den 
«man  gelijckelick  haren  nature  te  volbrenghen ,  doch  die  't 
•veel  eet  en  useerl  worter  metier  tijl  gheheel  impotent  eiï 
«onvruchtbaer  af,  want  verdroogt  eh  vercout  geheelijc  het  zaet 

•  vande  persoon  diet  ghebruyct,  gelijckl  de  Indianen  zelfs 
»betuyghen,  waarom  hel  van  die  groole  lleeren  seer  weynigh 
fgebruyckl  wort,  dan  alieenlijck  om  oorsake  hoven  verhaelt." 


BEWEGIM  EI  EUST. 


Er  wordt,  als  regel,  door  de  Europeanen,  Armeniërs  en  Chi- 
neezen  in  Indië  veel  gearbeid.  Heeft  men  zich,  in  Europa, 
wel  het  denkbeeld  gevormd,  dat  het  heete  klimaat  van  zelve 
een  meer  gemakkelijk  leven  mede  brengt,  dan  blijkt  het,  al 
spoedig  na  aankomst  in  Indië,  dal  men  zich  heeft  vergist. 

Inlanders  werken  somtijds  ook  veel,  maar  zeer  onregelmatig. 
Er  zijn  lijden  van  het  jaar,  dat  de  landbouw  van  de  bewoners 
veel  werk  eischt,  of  dat  heeredienslen  moeten  worden  gepres- 
teerd, maar  andere  tijden,  dat  er  weinig  behoeft  gewerkt  te 
worden.  Van  de  bevolking  kan  met  zeer  enkele  uitzonderin- 
gen worden  beweerd,  dat  zij  weinig  of  niets  meer  doet,  dan 
voor  haar  levensonderhoud  noodig  is,  en  dat  is  niet  veel;  de 
vruchtbare  bodem  levert  gemakkelijk  genoeg  voedsel;  kleeding, 
wij  zagen  dat  reeds,  is  niet  veel  noodig;  verwarming  is  onbe- 
kend, en  dus  is  een  kleine  verdienste  voldoende;  sparen  is  een 
groote  zeldzaamheid ,  onder  de  geringére  volksklasse ;  bij  het 
bouwen  van  huizen  en  de  bearbeiding  van  het  veld  helpen 
bovendien  de  bewoners  en  eigenaars  elkaar. 

Lichaamsbeweging  maken  de  inlanders  over  het  algemeen 
genoeg ;  zij  kunnen  verbazende  afstanden  te  voet  afleggen ,  zelfs 
beladen  met  zware  lasten ,  en  zij  zijn  allen  goede  paardrijders. 
Hun  geloof  aan  het  onverbiddelijke  noodlot  maakt  hen,  als 
de  omstandigheden  daartoe  leiden,  tot  uitstekende,  moedige, 
zelfs  lichtzinnige  jagers.  Men  leide  uit  het  feil,  dal  hel  hoofd- 
Voedingsmiddel ,  de  rijst ,  weinig  voedingswaarde  beval ,  niet 
het  gevolg  af,  dat  de  inlanders  weinig  spierkracht  en  arbeids- 
vermogen bezitten.  Integendeel  verrichten  zij  zwaren  arbeid, 
als  hel  noodig  is,  en  kunnen  dat  lang  volhouden.    Bij  behoorlijk 


244 


toezicht  en  goede  belaling  kunnen  zij  zeer  veel  werk  doen.  Dal 
bewijzen  de  arbeiders  in  fabrieken  en  aan  groole  werken,  bijv. 
het  kappen  van  bosschen  ,  grondverzet  en  dergelijken  ;  voor  bel 
laatste  kan  men ,  om  een  voorbeeld  te  noemen,  op  2  a  3  kubieke 
meters  per  man  en  per  dag  rekenen. 

De  inlanders  slapen,  als  het  bun  te  pas  komt,  op  alle  uren 
van  den  dag  en  overal,  met  of  zonder  een  klein  rolkussen  als 
hoofdkussen:  zij  houden  zich  volstrekt  niet  aan  nachtrust;  bij 
helderen  maneschijn  zitten  zij  dikwijls  een  groot  gedeelte  van 
den  nacht  bij  elkaar;  bij  feesten  denken  zij  niet  om  slaap; 
maar  daarentegen  kunnen  zij  overdag  uitstekend  en  vast  slapen, 
al  wordt  er  ook  veel  rumoer  gemaakt;  door  dit  feit  worden 
de  van  hen  gevorderde  nachtdiensten,  als  gardoe  (nachtwacht) 
minder  drukkend. 

Chineezen  leven  regelmatiger ;  zij  gaajJ  om  half  negen 's  avonds 
naar  bed  en  staan  om  vijf  ure  's  mórgens  op.  Zij  zijn  ge- 
woonlijk zeer  arbeidzaam  en  hebben,  vooral  als  handwerkslieden, 
voldoende  lichaamsbeweging. 

Wat  de  Europeanen  betreft  is  de  afwisseling  tusschen  rust 
en  beweging,  slapen  en  waken,  zeer  uileenloopend. 

Verreweg  de  meeste  Europeanen  maken  te  weinig  lichaams- 
beweging ;  het  valt  evenwel  niet  te  ontkennen ,  dat  niet  zelden 
de  oorzaak  daarvan  gezocht  moet  worden  in  de  dagelijksche 
werkzaamheden.  De  meeningen,  in  Europa  vrij  wel  gevestigd, 
omtrent  den  aard  en  de  uitgebreidheid  der  persoonlijke  werk- 
zaamheden van  Europeanen  in  Indië,  zijn  onjuist.  Het  blijkt 
telkens  uit  geschriften ,  dat  in  Europa  bet  denkbeeld  bestaat , 
hoe  het  heete  klimaat  van  zelf  aanleiding  geeft  tot  mindere 
lichamelijken  of  geestelijken  arbeid;  dat  blijkt  nog  meer  bij 
de  waarnemingen  van  pas  aangekomen  of  vreemdelingen,  die 
niet  zelden  hunne  verbazing  te  kennen  geven  over  de  groole 
hoeveelheid  werk,  die  door  één  persoon  in  /«c//*?  wordt  gedaan. 
Er  zijn  maar  weinigen ,  die  een  gemakkelijk  leven  leiden. 


245 


Ambtenaren  werken,  oni  den  koristen  tijd  te  noemen,  van  8  ure 
's  morgens  tol  3  ure  *s  middags  en  moeten  dikwijls,  zoo  zij  een 
iels  hoogere  positie  dan  klerken  innemen ,  ook  nog  's  avonds  te 
huis  arbeiden,  waarbij  als  regel  geldt,  hoe  hooger  positie,  hoe 
meer  werk;  kooplieden  gaan  tegen  9  ure  naar  hunne  kantoren 
(lokalen,  die  altijd  gesloten  zijn,  als  er  niet  in 'gearbeid  wordt 
en  die  dus  des  morgens  alles  behalve  frisch  kunnen  worden 
genoemd)  en  keeren  om  5  of  6  ure  huiswaarts,  terwijl  velen 
nog  's avonds  werken;  aan  de  groote  bouwwerken  zijn  alle 
geëmployeerden  12  uren  van  de  24  in  arbeid ;  op  de  landbouw- 
ondernemingen worden  de  vroege  morgen-  en  de  namiddaguren 
besteed  voor  het  toezicht  en  de  regeling  der  werkzaamheden 
op  het  land,  terwijl  dan  de  dag  en  de  avond  door  administratieve 
bezigheden  worden  ingenomen;  op  de  suikerfabrieken  moet  in 
den  oogsttijd  dikwijls  hét  werk  des  nachts  worden  doorgezet; 
militairen,  in  de  garnizoenen,  hebben  gewoonlijk  geen  zwaren 
arbeid,  op  expediliën  daarentegen  wel;  en  de  geneesheeren 
hebben  waarlijk  niet  te  klagen  over  te  veel  vrijen  tijd ;  civiele 
dokters  hebben  hunne  ziekeninrichlingen ,  waarin  meestal  te 
veel  zieken  zijn  voor  het  kleine,  geneeskundige  personeel,  dat 
bovendien  armen  'en  laag  bezoldigde  ambtenaren  behandelen  moet 
en  zich  genoodzaakt  ziet  in  een  behoorlijk  levensonderhoud  te 
voorzien  door  particuliere  praktijk ;  particuliere  geneesheeren,  die 
een  praktijk  van  eenige  beteekenis  hebben ,  zijn ,  ook  ten  gevolge 
der  verre  afstanden,  het  grootste  gedeelte  van  den  dag  aan  het 
werk  en  in  het  aantal  militaire  geneeskundigen  is  meestal  een  zoo 
groot  Ie  kort,  dat  zij  niet  over  veel  vrijen  tijd  kunnen  beschikken. 
Ik  heb  omstreeks  de  jaren  1865  en  1864,  toen  een  Oöicier  van  ge- 
zondheid van  het  Nederlandsche  leger,  bij  zijn  kortstondig  verblijf 
in  Indië,  zijne  verbazing  te  kennen  gaf  over  het  groote  aantal  Efe- 
ken,  dat  door  jongere  Officieren  van  gezondheid  behandeld  werd, 
nagegaan  in  welke  verhouding  de  dienst,  in  Indiö  op  sommige 
plaatsen,  stond  tot  die  in  Nederland.  Van  de  toen  verkregen 
resultaten  noem  ik  twee  voorbeelden:  hel  aantal  verpleegde 
zieken  te  Onrust  en  te  Nijmegen  was  ongeveer  gelijk.    In  dq 


246 


laalslgenoemde  stad ,  bevonden  zicli  een  hooi'dofiicier  van  gezond- 
heid ,  twee  der  eersle,  twee  der  tweede,  der  twee  derde  klasse 
en  een  militaire  apotheker  der  derde  klasse;  terwijl  op  het 
eiland  Onrust  was  geplaatst  één  officier  van  gezondheid  sèc. 
Hel  aantal  verpleegde  zieken  in  het  Groote  Militaire  Hospitaal  te 
Weltevreden  bedroeg  gemiddeld  de  helft  van  het  geheele  getal  ver- 
pleegde militairen  in  geheel  Nederland;  in  dat  hospitaal  deden 
dienst  een  dirigeerende  officier  van  gezondheid;  twee  der  eersle, 
drie  der  tweede,  drie  der  derde  klasse;  een  militaire  apotheker 
der  eerste,  een  der  tweede  en  drie  der  derde  klasse ;  hel  geheele 
aantal  varieerde  wel  eens,  maar  bedroeg  gemiddeld  acht  of  negen 
geneesheeren  en  vijf  of  zes  apothekers,  van  wie  er  altijd  eenige 
levens  bezig  waren  met  het  afleggen  van  hel  examen  voor  een  hoo- 
geren  rang,  terwijl  in  de  apotheek  ook  alle  recepten  voor  het  gar- 
nizoen en  voor  het  geheele  personeel  van  de  groote  gouvernements- 
kostschool (het  Gymnasium  Willem  III)  moesten  worden  toebereid. 
Ik  had,  in  een  ander  boekje,  de  gelegenheid  op  te  merken  hoe  de 
zoo  belangrijke  Listersche  opereermethode  soms  niet  kon  worden 
toegepast  wegens  gebrek  aan  tijd.  Doch  genoeg  hiervan.  Hel 
leit  staal  vast,  dat  er  in  den  regel  zeer  weinig  vrijen  lijd 
overschiet  voor  Europeanen,  die  hun  werkkiug  in  Indié  kozen. 

Is  het  eenigszins  mogelijk,  dan  doel  men  verstandig,  vooral 
indien  de  gewone  werkzaamheden  een  zittend  leven  medebren- 
gen, met  eenige  oogenblikken  in  de  vroege  morgenuren  of  de 
koelere  avondstonden  aan  den  arbeid  te  ontwoekeren,  ten  einde 
eene  wandeling  te  maken,  paard  te  rijden  of  gymnastie  te  doen. 

Paardrijden  is  zeker  het  meest  nuttig,  omdat  daarbij  zoovele 
spiergroepen  in  werking  komen ,  zonder  dil  er  buitengewone 
vermoeidheid  ontstaat  en  ook  omdat  de  snelle  beweging  door 
de  lucht  gunstig  werkt  op  de  ademhalingswerktuigen.  Even- 
wel moeten  wandelingen,  of  hel  toeren  in  een  goed  rijtuig, 
O.  a.  bij  aandoeningen  van  de  lever  of  van  de  milt,  boven  paard- 
rijden worden  gesteld.  Vele  mannen  doen  voorzichtig  een  sus- 
pensoir  te  dragen,  daar  hel  scrotum  meestal  slap  nederhangl. 
De  beste,  maar  ook  de  duurste,  mij  bekende  suspensoirs  zijn 


247 


de  »U.  S.  Army  suspensory  bandage's"  van  Rawson,  die  hen 
"Palent  elastic  self-adjusliug"  noeiuL  Vrouwen  moeien  een 
korsel  of  een  koetang  dragen  lol  ondersleuning  der  borslklieren  , 
die  anders,  bij  het  sclmdden,  pijnlijk  worden. 

Verkiest  men  een  ferme  wandeling  in  de  morgenuren,  dan 
is  hel  aan  te  bevelen  eerst  een  kop  koffie  of  thee  te  drinken. 
Wie  liefhebberij  in  bloemen  heeft,  kan  in  den  luin  werken, 
maar  mist  dan  natuurlijk  het  opwekkende  van  een  meer  gelijk- 
matige en  sterkere  spierbeweging;  en  juist  die  is  wenschelijk 
om  door  de  eenigszins  versnelde  hartsbeweging  de  nadeelen  Ie 
voorkomen  der  congestiën,  die  als  uitwerkselen  der  klimaats- 
invloeden moeten  worden  beschouwd,  een  onderwerp,  waarop 
later  wordt  teruggekomen. 

Gymnaslie  is  voor  kinderen  en  jongelieden  zeer  aanbeveliugs- 
waard  en  wordt  dan  ook,  gelukkig,  op  de  meeste  scholen  be- 
oefend ;  dat  voor  die  in-  en  tevens  uitspanning,  zooveel  mogelijk,  de 
koelste  uren  behooren  te  worden  gekozen,  is  duidelijk.  Vooreerst- 
beginnenden  is  het  best  de  namiddaguren,  na  5  ure ,  te  nemen , 
omdat  de  ongewone  inspanning,  gedurende  de  vroege  morgen- 
uren ,  een  zoo  groote  afmatting  Ie  weeg  brengt,  dat  het  leeren 
daarna  moeielijk  wordt.  Is  men  eenmaal  aan  gymnastische 
oefeningen  gewoon,  dan  kunnen  die  ook  's  morgen  vroeg  geno- 
men worden  en  is  dat  te  verkiezen  boven  den  middag. 

Roeien,  biljarten  en  dergelLjken  zijn  niet  minder  nuttig;  het 
laatste  verdient  ook  aanbeveHng  voor  vrouwen,  die  wel  wat  al  te 
veel  beschuldigd  worden  van  leêg  te  zitten.  Het  is  in  de 
laatste  jaren  volstrekt  geen  bijzonderheid,  vrouwen  te  ontmoeten, 
die  dagelijks  een  ferme  wandeling  doen  of  paardrijden;  maar 
bovendien  geeft  een  Indisch  huishouden  werk  genoeg  aan  dc 
nijvere  huisvrouw,  die  hare  plichten  betracht  en  wel  werk, 
waarbij  het  niet  te  pas  komt  in  een  luiaard-  of  wipstoel  te  zitten. 
Het  dikwijls  gegeven  type  van  eene  dikke  schommel,  die  mei 
een  sèlangan  Icoentjie-koentjie  (een  sleutelbos  aan  een  zakdoek 
geknoopt)  over  den  schouder,  van  het  bed  naar  een  wipstoel 
schuift,  en  alleen  wat  opleeft  in  het  bad,  verdwijnt  meer  en 


U8 

meer.  Bij  het  verminderen  van  het  aantal  fortuinen  van  eenig 
aanbelang,  is  van  zelve  de  noodzakelijkheid  lot  meer  werken, 
ook  voor  vrouwen,  geboren.  De  Engelschen  vooral  zijn  de 
personen,  die  systematisch  de  meeste  lichaamsbeweging  in 
hdië  maken  en  daartoe  wandelen,  paardrijden,  croquet  en  zoo- 
vele andere  spelen  verkiezen. 

Het  niet  nemen  van  beweging  is  volstrekt  niet  altijd  hel  gevolg 
van  de  deprimeerende  werking  van  het  klimaat,  maar  veel  meer 
van  luiheid.  Wie  in  Indië  aankomende  een  drukken  werkkring 
vindt,  is  gewoonlijk  gezonder  dan  wie  den  eersten  tijd  ineen 
luiaardstoel  kan  doorbrengen ;  ook  dit  bespreken  wij  later. 

Niet  ieder  heeft  dezelfde  hoeveelheid  slaap  noodig;  dat  hangt 
af,  de  gewoonte  daar  gelaten,  van  de  constitutie.  De  meeste 
Europeanen,  die  over  dag  hard  werken,  slapen  8  a  9  uren,  het- 
zij alleen  's  nachts,  hetzij  verdeeld  in  tweëen,  de  grootste  helft 
des  nachts  en  een  of  twee  uren  op  den  middag.  Dat  laatste 
is  evenwel  volstrekt  niet  algemeen.  Praeger,  die  weinig  tijd  aan 
den  wal  doorbracht,  trekt  tegen  dien  middagslaap  te  velde,  en 
zegt,  dat  hoogstens  een  half  uur  sluimeren  in  een  luiaardstoel 
mag  worden  toegestaan.  Hij  schrijft  aan  dien  middagslaap 
zooveel  leelijke  gevolgen  toe,  dat  ik  die  maar  niet  zal  opsom- 
men, vooral  ook,  omdat  ik  het  volstrekt  niet  met  hem  eens 
ben  en  er  geen  argumenten  Ie  wêerleggen  vallen ,  daar  hij 
alleen  beschuldigt,  maar  niets  betoogt;  was  dat  laatste  het 
geval,  dan  zou  ik  meenen  er  niet  over  te  mogen  zwijgen. 
Wiens  werkzaamheden  er  toe  leiden  des  middags  niet  Ie  rusten, 
doet  het  best,  dat  ook  nooit  te  doen;  zulk  een  enkele  maal 
er  lusschen  in ,  heeft  de  middagslaap  niets  verkwikkends , 
maar  geeft  integendeel  een  onaangenaam  gevoel  bij  het  opstaan. 
Voor  wien  het  gewoon  is,  is  die  slaap  zeer  verkwikkend  en 
bijna  een  noodzakelijkheid.  Praktiseerende  genecshceren ,  die 
een  geheelen  morgen  van  7  tot  2  ure  hebben  rondgereden, 
doen  verstandig,  's  middags  minstens  één  uur  te  slapen.  Dr. 
C.  SwAviNG,  die  meer  dan   30  jaren  in  Indiè  doorbracht, 


249 


was  die  meeiiiiig  evenzeer  toegedaan  en  gaf  den  raad  daartoe 
aan  zijn  jongere  collega's.  Het  is  dan  ook  een  aangenomen  gebruik 
der  geneesheeren ,  als  de  tijd  hun  daartoe  niet  ontbreekt. 

Ik  meen,  dat  het  hier  de  plaats  is  op  een  paar  gewoonten 
te  wijzen,  die  door  inlauders  algemeen,  door  kleurlingen  veel, 
door  Europeanen  somtijds  worden  opgevolgd ;  ik  bedoel  piljU 
en  oeroet.  Die  beide  bewerkingen  zijn  niet  geheel  dezelfde; 
pitjit  is  meer  knijpen,  oeroet  wrijven.  Dat  systematisch  knijpen 
en  wrijven  nuttig  kunnen  zijn,  ook  bij  abnormale  toestanden 
van  het  lichaam ,  is  bekend  en  dat  beiden  als  aangename  prik- 
kels reeds  bij  de  volkeren  de  oudheid  in  zwang  waren  behoeft 
niet  herinnerd  te  worden.  Zeer  zeker  zijn  die  bewerkingen  hoogst 
aangenaam  bij  groole  spiervermoeidheid,  en  hoewel  somtijds  zeer 
pijnlijk  onder  de  operatie,  is  het  effect  er  van  uitstekend. 
Nadeelen  van  die  behandeling  zijn  alleen  waarneembaar  bij 
raenschen,  die  er,  om  het  zoo  te  noemen  misbruik  van  maken 
en  er  zoo  door  verwend  zijn,  dat  zij  er  niet  meer  builen  kun- 
nen, en  bijv.  niet  kunnen  slapen  zonder  geknepen  en  gewreven  te 
worden;  dat  vindt  men  wel  eens  bij  vrouwen.  Wij  laten  de  aan- 
wijzingen van  de  toepassing  dezer  wrijvingen  bij  ziekelijke  toe- 
standen rusten ,  tol  waar  wij  die  zullen  noemen  bij  de  behandeling 
van  zieken  en  bespreken  hier  alleen  het  gebruik  er  van  in  het 
dagelijksche  leven. 

Men  zou  de  gewoonte  bijna  onder  de  middelen  tot  genot 
kunnen  brengen. 

In  den  regel  worden  beide  handelingen  door  reeds  bejaarde, 
inlandsche  vrouwen  uitgeoefend;  in  zeldzame  gevallen  vindt 
men  een  man ,  die  er  slag  van  heeft.  Daar  ik  misschien  later 
niet  meer  in  de  gelegenheid  ben  er  op  tc  wijzen ,  deel  ik  hier 
nog  mede,  dat  de  geneesheer  dikwijls  zich  verbazen  moet 
over  de  scherpe  ontwikkeling  van  het  gevoel  bij  die  toekang 
pitjil  {loekatig  is  in  het  algemeen  iemand,  die  een  bedrijf 
nitoefent,  door  het  tweede  woord  aangegeven),  in  gevallen 
waarin  hij  zelve  niets  abnormaals  vindt.    Wel  is  waar  zou 


250 


men  het  «rtrfa  oerat  saW  (er  zit  een  pees  of  een  zenuw  ver- 
keerd) der  toekang  pitjit  op  eene  lijn  kunnen  stellen  mei  die 
rheumatiek ,  waarvan  gezegd  is  : 

»Was  man  sich  nicht  erklaren  kann, 
«Schreiht  man  dem  Rheumatismus  an," 
maar  't  resultaat  der  behandeling  op  die  diagnose  gegrond , 
weêrspreekt  die  meening  te  dikwijls,  om  de  zaak  zoo  sterk 
te  veroordeelen.  Het  is  mij  (en  niet  mij  alleen ,  maar  meer- 
malen met  andere  medici  te  zamen)  dikwijls  voorgekomen,  dat 
klachten  over  locale  pijn  hij  volwassenen ,  of  voortdurend 
schreien  met  duidelijke  locale  pijn  bij  kinderen,  niet  uit  een 
pathologisch-anatomischen  grond  konden  worden  verklaard, 
waarbij  dan  ook  niets  hielp;  terwijl  nu  de  toekang  pitjit  een 
oerat  sala  voelde,  en  die  niet  door  anderen  te  herkennen  viel, 
was  het  resultaat  der  zeer  pijnlijke  massage  in  den  regel  hel 
bewijs,  dat  zij  goed  had  gevoeld. 

Bij  pitjit  wordt  met  de  volle  hand  geknepen,  en  met  de 
duimen  gewreven ;  het  laatste  meestal  op  die  plaatsen ,  waar 
een  zenuwtak  op  een  harde  onderlaag  kan  worden  gedrukt, 
zooals  bijv.  de  nervus  supraorbitalis  bij  haar  uittreden  uit  het 
foramen  supraorbitale.  Daarbij  worden  in  den  regel  geen  olie 
of  degelijke  zaken  gebruikt.  Men  staat  verwonderd  over  de 
groote  kracht  en  'nog  meer  over  het  langdurige  volhouden  , 
waarover  zulk  een  oude  vrouw  kan  beschikken.  De  spier- 
massa's worden  een  voor  een  met  de  volle  hand  geknepen  en 
gekneed,  de  zenuwen  in  haren  loop  met  de  duimen  gewreven. 
Oeroet  is  meer  het  wrijven  van  de  spiermassa's  in  haar  verloop, 
waarbij  de  beweging  der  hand  door  een  vette  olie,  liefst  met  een 
aetherische  gemengd,  wordt  gemakkelijk  gemaakt.  Kajoe-poetih- 
olie  is  daarvoor  veel  in  zwang,  maar  ook  klapperolie  en  andere 
oliën  zijn  in  gebruik.  Meestal  worden  beide  methoden  gecom- 
bineerd en  daaraan  toegevoegd  het  buigen  en  rekken  der  ge- 
wrichten, zoodat  die  het  bekende  knappende  geluid  voortbrengen, 
dat,  bij  toeval  ontslaan,  iedereen  wel  bij  zich  zeiven  heeft  waar- 
genomen, maar  dat  inlanders  en  kleurlingen  dikwijls  willekeurig 


281 


voortbrengen,  terwijl  zij  die  gewoonte  aangenaam  vinden.  Dat 
laten  knappen  der  gewichten,  vooral  van  de  vingers,  doen 
zij  ook  veelal  als  zij  verlegen  zijn.  Ook  in  Europa  is  het 
bekend,  dat  de  meeste  Indische  kinderen  (les  petits  pays  chauds 
uit  Alphonse  Daudet's  Jack)  dat  kunstje  hebben  geleerd. 

Na  de  pijnlijke  operatie  nu  van  pitjit  en  oeroet  ontstaat  een 
gevoel  van  welzijn,  een  aangename,  zachte,  tinteling  in  de 
behandelde  lichaarasdeelen ;  vermoeidheid  en  pijnlijke  aandoe- 
ningen, door  congeslieve  toestanden  ontslaan,  verminderen  en 
de  onder  handen  genomene  betreurt  geen  oogenblik  de  korte 
opoffering,  die  hij  zich  door  het  pijn  lijden  getroostte. 

Dikwijls  worden  de  gewreven  ledematen,  of  het  geheele 
lichaam,  daarna  ingewreven  met  param,  een  poeder  bereid 
uil  Ijabè  djawa  (Piper  longum,  Piper  densum),  bras  ketan  (Oryza 
glutinosa)  en  bras  padi  (Oryza  sativa),  waarbij  somtijds  wat 
ragie  (zie  pag.  155)  cf  kentjoer  (Kaempleria  galanga)  gevoegd 
wordt.  Inlanders  mengen  dit  poeder  gewoonlijk  met  waler; 
Europeanen  en  kleurlingen  ook  wel  met  arak,  brandewijn  ol" 
eau  de  Cologne. 

Dr.  F.  J.  Kerst  beweert,  dat  hel  overdreven  gebruik  maken 
van  pitjit  aanleiding  geeft  tot  zwakte  der  gewrichtsbanden  met 
de  gevolgen  daarvan ,  spontane  onlwrichlingen.  Ik  heb  die 
bewering  niet  kunnen  bevestigen. 

Bij  locale  pijnen  wordt  ook  eene  afleiding  op  de  huid  ge- 
maakt, door  die  lang  en  zacht  met  een  cent  (doewit)  te 
wrijven  tot  er  een  lichte  ontvelling  ontstaan  is;  die  operatie 
heet  krok. 

Onder  de  passieve  bewegingen  bekleedt,  in  Indic,  bet  rijden 
in  een  rijtuig  de  ccrsle  plaats.  Vele  betrekkhigeii  brengen 
van  zelve  de  noodzakelijkheid  van  het  gebruik  van  rijtuigen  mede. 
Op  de  groolere  plaalseii  is  de  uitoefening  van  de  meeste  werkzaam- 
heden niet  mogelijk  zonder  vervoermiddel.  Toeren  voor  plei- 
zier  of  voor  gezondheid  heeft  meestal  des  morgens  vroeg,  of  des 
namiddags  of  des  avonds  plaals ;  's  morgens  zeer  vroeg  kan  de 


262 


zon  hel  aangename  van  hel  rondrijden  nog  al  sterk  vermin- 
deren. Voor  het  genieten  van  frissche  lucht  is  het  rijden 
in  een  open  rijtuig,  ook  voor  reconvalescenten,  zeer  aanle- 
bevelen;  daartoe  zijn  de  morgenuren,  tussohen  half  zes  en 
half  acht,  het  meest  geschikt,  mits  er  geen  te  sterke  nevel 
hangt;  voor  den  landwind,  die  des  avonds  doorkomt  zijn  som- 
mige reconvalescenten  zeer  gevoelig,  maar  dat  is  's  morgens 
minder  het  geval;  het  toeren  (even  als  hel  zitten)  blootshoofds 
in  den  helderen  maneschijn  leidt  bij  sommigen  tol  hoofdpijn, 
waarom  zij  dan  gebruik  maken  van  een  parasol. 

Wil  men  nuttig  effect  zien  van  rijtoeren  bij  herstellenden, 
dan  moet  hel  rijden  plaats  vinden  in  een  rijtuig  op  vier  wielen  ; 
de  zoo  in  de  mode  zijnde  dos-a-dos  op  twee  wielen  zijn 
daarvoor  ongeschikt.  In  de  eerste  plaats  deelen  zich  al  de 
bewegingen  van  het  paard  aan  het  voertuig  mede;  ten  tweede 
rijdt  men  gewoonlijk  achteruit  en  mist  daardoor  voor  een  groot 
gedeelte  den  invloed  der  inademing  van  een  frisschen  lucht- 
stroom; en  ten  derde  tocht  het  (ik  weet  geen  juistere  uit- 
drukking er  voor)  onregelmalig  in  die  dos-a-dos.  Vooral  vrouwen 
houden  er  van  om,  alleen  gekleed  in  sarong  en  kabaai,  rijtoeren 
in  den  vroegen  morgen  te  doen  en  dan  zijn  juist  dos  a  dos 
zeer  nadeelig.  Wie  er  zijn  aandacht  op  vestigt,  zal  spoedig 
zien,  hoe  de  sarong  als  een  ballon  opgeblazen  wordt  door 
den  daaronder  spelenden  wind,  en  het  is  duidelijk  dat  de 
daardoor  ontstaande  afkoeling  der  onderste  ledematen  en  van 
den  onderbuik  aanleiding  geeft  tol  ziekten  der  buiksinge- 
wanden. Zoo  zng  ik  meermalen  darmkatarrhen ,  katarrhale 
dysenteriën  en  katarrhalen,  witten  vloed,  ook  wel  onderdrukte 
menstruatie  ontstaan  door  het  koude  vatten  in  een  dos-a-dos. 

Veel  beter  zijn,  voor  minvermogenden,  karretjes  op  veèren 
{kahar  peer),  die  vele  nadeelen  der  dos-a-dos  niet  bezitten. 
De  verhuurde  dos-a-dos  verdienen  hun  naam  ten  volle,  daar 
er  zelfs  geen  rugleuning  tot  steun  in  hel  midden  is  aangebracht. 
Over  de  keuze  van  een  rijtuig  voor  praktiseerendc  artsen  spreek 
ik  in  het  laatste  hoofdstuk. 


255 


Wiegen  zijn  in  Indië  gelukkig  niet  in  gebruik,  behalve  bij 
de  Chineezen ,  wier  kinderen  altijd  gewiegd  worden.  Sommige 
haboe's  leeren  aan  de  kinderen  de  slechte  gewoonte  om  in  een 
schommelstoel  in  slaap  te  worden  gemaakt,  wat  natuurlijk 
minstens  even  nadeelig  is  als  de  stoolende  beweging  der 
Europeesche  wiegen,  al  is  de  beweging  der  laatste  zijdelings, 
die  der  stoelen  van  voren  naar  achteren. 

Schommelstoelen  zijn  in  elk  huisgezin  voorhanden  en  steeds 
in  de  voorgalerij,  de  gewone  plaats  om  bezoeken  te  ontvangen 
aanwezig ;  zij  worden ,  in  de  laatste  jaren ,  veel  meer  gebruikt 
om  er  eenvoudig  op  te  zitten  dan  om  er  in  te  schommelen 
(gojang);  het  is  werkelijk  een  uitzondering  anderen,  dan  oud- 
gasten,  uren  lang  heen  en  weer  te  zien  wiegelen  in  zulk 
een  stoel. 

Wij  zullen  in  een  volgend  hoofdstuk  zien,  dat  de  bloedsomloop 
verandert  in  een  heet  klimaat ;  thans  wordt  alleen  opgemerkt 
dat  een  gevoel  van  vermoeidheid  en  zwaarte  in  de  beenen 
daarvan  een  in  het  oog  loopend  en  tamelijk  algemeen  voor- 
komend symptoom  is.  Het  onmiddelijke  gevolg  van  dal  gevoel 
is  de  lust,  bijna  zeide  ik  de  behoefte  om  de  onderste  lede- 
maten hoog  te  plaatsen.  De  daarvoor  zoo  geschikte  luiaard- 
stoelen  van  verschillend  model  zijn  dan  ook  algemeen  in 
gebruik.  De  behoefte  om  de  beenen  hooger  te  plaatsen  is  veel 
sterker  bij  mannen,  dan  bij  vrouwen ;  moge  de  gewoonte,  door 
de  étiguelte  gevormd,  daartoe  veel  bijdragen,  wellicht  is  de 
maande] ijksche  bloedvloeiing  en  de  daardoor  verminderde  bloeds- 
ophooping  in  den  onderbuik  ook  niet  geheel  zonder  invloed. 

Alleen  meer  beschaafde  inlanders  gebruiken  nu  en  dan  een 
luiaard-  of  een  schommelstoel;  als  zij  behoefte  hebben  om  de 
beenen  uit  Ie  strekken  gaan  zij  op  een  balé-balé  liggen;  overi- 
gens is  een  door  hen  geliefde  positie  hel  zitten  met,  onder  het 
lichaam,  gekruiste  beenen,  of  ook  wel  het  eenvoudig  nederhurken 
[djongkok),  dal  zij  bijzonder  lang  kunnen  volhouden. 

Zeer  kleine  kinderen  van  inlanders  worden  gewoonlijk  Ie  slapen 


254 


gelegd,  ten  minste  overdag,  in  een  mand,  met  groote  openingen 
tusschen  het  vlechtwerk,  die  hier  of  daar  aan  een  paar  touwen 
wordt  opgehangen  en  dan  geschommeld;  in  plaats  van  den 
mand  treedt  ook  wel  een  sarong  of  een  kain  pandjang ,  die  dan 
een  soort  van  hangmat  vormt,  welke  ajoen-ajoenan  (schommel) 
genoemd  wordt. 

Pasgehoren,  Europeesche  kinderen  worden  gedurende  de 
eerste  maanden  gelegd  op  een  zeer  dunnen,  met  kapok  gevuldeii 
bultzak  en  daarop  gedragen.  Die  kleine  bultzak  beeft  den 
weinig  welluidenden  naam  pislap.  Op  dien  pislap,  liggen  de 
kinderen  ook  te  slapen  en  worden  dan  legen  muskielensleken 
beveiligd  door  een  kodjong ,  zijnde  een  met  gaas  bekleede, 
kleine  tent,  van  ijzer  of  roUan  vervaardigd,  die  in  elkander 
kan  worden  geslagen,  op  dezelfde  wijze  als  een  rijtuigkap. 

Kinderen ,  die  nog  niet  of  niet  lang  kunnen  loopen ,  wor- 
den gedragen  in  een  langen  doek ,  slendang  geheeten ,  die 
gewoonlijk  over  den  rechterschouder  van  de  draagster  door 
eenvoudig  insteken  van  het  eene  einde  wordt  bevestigd;  eene 
manier  van  vastmaken,  waarover  men  zich  verwonderen  moei, 
dat  die  stevig  genoeg  is.  In  den,  op  de  linkerheup  der  draagster, 
gevormden  zak  wordt  het  kind  geplaatst,  meestal  met  de  beenen 
schrijlings  over  de  heup  der  vrouw.  De  methode  is  voor  de 
draagster  en  het  kind  gemakkelijk  en  in  den  regel  zonder  nadeel; 
zij  brengt  evenwel  mede  de  noodzakelijkheid  om  zeer  op  de 
reinheid  en  vooral  op  huidziekten ,  bij  de  baboe's,  te  lellen  ,  lerwijl 
het  niet  te  ontkennen  valt,  dat  er  zich  door  de  aanraking  der 
beide  lichamen  nog  al  waniite  ontwikkelt.  De  drukking,  die 
de  draagdoek  te  weeg  brengt,  kan  soms  aanleiding  geven  lol 
belemmering  in  den  aderlijken  bloedsomloop  van  de  onderste  lede- 
maten; ik  zag  er  wel  eens  licht  oedema  pednni  door onistaan, 
vooral  bij  zwakke  kinderen. 


AKKLIIATISATIE. 


Ten  einde  een  kort  opschrift  boven  dit  hoofdstuk  te  kunnen 
plaatsen,  koos  ik  het  woord  akklimalisalie ,  dat  ongeveer 
uitdrukt,  wat  thans  ter  bespreking  komt.  Nadat  wij  een  blik 
hebben  gev/orpen  op  het  land,  het  klimaat  en  de  woningen, 
die  ons  het  meest  geschikt  voorkomen  voor  de  verschillende 
bewoners,  hebben  wij  die  mensclien  zelve  in  het  kort  beschouwd, 
hun  kleeding,  lichaamsreiniging  en  voeding  nagegaan  en  zijn 
geëindigd  met  hel  een  en  ander  in  het  midden  te  brengen 
over  beweging  en  rust.  Op  die  gegevens  steunende,  kunnen  wij 
nu  onderzoeken,  welke  uitwerking  de  genoemde  invloeden  op 
de  besproken  menschen  uitoefenen  en  in  zooverre  is  dus  het 
gekozen  opschrift  onjuist,  omdat  niet  uitsluitend  den  invloed 
van  het  klimaat  en  het  gewennen  daaraan  door  vreemden 
hier  ter  sprake  moeten  komen.  Ik  meen,  dal  in  den  regel, 
door  schrijvers  over  het  akkUmatisalie-proces,  de  overige  in- 
vloeden, buiten  den  hoogen  warmtegraad,  te  veel  uit  het  oog 
verloren  zijn  en  dientengevolge  verschijnselen  aan  het  klimaat 
werden  toegeschreven,  waarvoor  wel  andere  oorzaken  zijn 
op  te  sporen. 

Hel  spreekt  wel  van  zelve,  dat  de  voor-  of  nadeelen  van 
een  land  zich  het  duidelijkst  zullen  openbaren  bij  individuën, 
die  niet  in  dat  land  te  huis  behooren ,  en  zoo  zal  hier  van  zelve 
de  invloed  op  de  Europeanen  en  op  de  Chineezen  op  den 
voorgrond  treden  ,  al  zullen  wij  daarbij  dien  op  de  inlanders 
niet  veronachtzamen.  De  in  vroegeren  lijd  dikwijls  gestelde 
vraag:  of  de  mensch  geschikt  is  om  onder  alle  hemelstreken 
te  leven  en  voort  te  planten,  moet,  in  zoo  algemeenen  zin 


256 


gesteld,  bevestigend  beantwoord  worden;  immers  er  leven 
onder  alle  liemelstreken  mensclien . 

Een  andfti-e,  gewicliliger  vraag,  eigenlijk  alleen  een  beter 
geformuleerde  uitdrukking  der  vorige,  is  deze:  kan  het  eene 
raenscbenras ,  onder  een  zekere  bemelslreek  levende  en  daaraan 
gewoon  zijnde,  zonder  nadeel  voor  het  individu  en  met  de 
mogelijkheid  lol  voortplanling  naar  een  andere  hemelstreek 
worden  overgeplaatst? 

De  mogelijkheid  dier  overplaatsing,  zonder  nadeel  voor  het 
individu,  wordt  bewezen  door  hel  groote  aantal  mensclien,  dal 
daartoe  ten  voorbeeld  strekt;  evenwel  is  niet  elk  individu 
geschikt  om  eene  groote  verandering  van  klimaat,  met  den 
aankleve  daarvan,  te  doorstaan.  Ongetwijfeld  is  er  wel 
niemand,  die  belangrijke  verwisseling  van  luchtstreek  be- 
proeft, zonder  er  eenig  gevolg  voor  zijn  gezondheidstoestand 
van  te  ondervinden,  en  zijn  er  menschen,  wier  lichaamsgestel 
hen  voor  zulk  eene  verwisseling  volkomen  ongeschikt  maakl. 

Dftl  er  in  Nederlandsch-Indië  zeer  vele  plaatsen,  zelfs  land- 
streken, zijn,  die  niel  alleen  voor  den  vreemdeling,  maar  ook 
voor  den  inboorling  nadeelig  op  de  gezondheid  inwerken ,  is 
hekend. 

Hel  zal,  vooral  ter  voorkoming  van  herhalingen,  wel  niet 
mogelijk  zijn,  al  wal  lol  dat  onderwerp  behoort,  onder  afzon- 
derlijke rubrieken  Ie  brengen,  als  daar  zijn :  de  invloed  van  de 
heete  luchtstreek  op  den  inboorling;  die  op  den  vreemdeling, 
zoowel  bij  zijne  aankomst,  als  bij  langer  verblijf;  demogelijk- 
heid de  voorplanting  van  vreemdelingen  en  dus  van  kolonisatie; 
de  grootere  of  mindere  geschiktheid  om  aan  vreemde  invloeden 
weêrsland  Ie  bieden;  de  slalistische  gegevens,  die  er  bestaan, 
om  enkele  opmerkingen  nader  toe  te  lichten,  enz.,  enz.  Mij 
schijnt  hel  beter  en  zeker  aangenamer  al  die  onderwerpen  Ie 
behandelen,  waar  zij,  als  van  zelve,  bij  den  gang  der  redenee- 
ring eene  plaats  zullen  vinden. 

Wij  willen  eerst  een  blik  werpen  op  de  gegevens  voor  statis- 
tiek in  Jndiè,  in  hel  algemeen,  en  de  weinige  vertrouwbaarheid 


257 


(lier  cijfers  aanloonen.  Wil  men  zich  bepalen  tot  wat 
beliend  is  geworden  omtrent  de  sterfleverhouding,  dan  zijn 
de  meest  vertrouwbare  bronnen  daarvoor  te  vinden  in  de 
verslagen  van  den  militair-geneeskundigen  dienst.  De  eind- 
cijfers zijn,  zooals  wel  van  zelve  spreekt,  juist :  de  legersterkle 
is  bekend  en  hel  aantal  overledenen  evenzoo;  op  de  juistheid 
dier  cijfers  valt  dus  niels  aanlemerken ;  wil  men  die  evenwel 
gebruiken  om  een  inzicht  te  krijgen  op  den  werkelijken  gang 
van  zaken,  dan  moeten  de  resultaten  van  een  zoo  groot  mogelijk 
aantal  jaren  worden  genomen,  ten  einde  den  invloed  te  ver- 
minderen, die  expeditiën,  enz.  op  den  normalen  gang  van  zaken 
hebben  gehad.  De  groote  waarde  evenwel  der  militaire  sta- 
tistiek is  voornamelijk  gelegen  in  de  omstandigheid,  dat  daarbij 
Europeanen  (met  uitsluiting  der  Negers,  die  overigens  in  het 
leger  als  Europeanen  worden  bescbouwd)  en  inlanders  uit  elkan- 
der zijn  gehouden,  terwijl  beiden,  zooveel  mogelijk,  onder  dezelfde 
voorwaarden  verkeerden,  waardoor  een  vergelijking  op  goeden 
grondslag  rust.  *t  Is  waar,  die  gegevens  loopen  alleen  over 
mannen,  en  wel  over  mannen  van  ongeveer  20 — SOjarigen 
leeftijd ,  allen,  zooveel  mogelijk  gezond  bij  hunne  indiensttreding, 
levende  onder  denzelfden  gang  van  zaken,  waarbij  alleen  de 
voeding  en  kleeding  naar  het  ras  is  gewijzigd.  Ik  wil  daar- 
om hier  eenige  cijfers  mededeelen,  die  betrekkelijk  groote  waarde 
hebben  voor  onze  volgende  beschouwingen. 
•  De  sterfte  der  Europeanen  bij  het  Nederlandsch-Indische 
leger  was  van  het  jaar  1819  tot  1849  gemiddeld:  11.39°/o. 

De  grootste  sterfte  kwam,  in  die  periode,  voor  in  het  jaar 
1828,  toen  zij  bedroeg  29.41°/o,  en  de  kleinste  in  hel  jaar  1848, 
toen  zij  slechts  5°/o  was. 

Omtrent  de  inlandsche  troepen  heb  ik  over  die  jaren  geene 
goede  gegevens  kunnen  vinden.  De  genoemde  cijfers  zijn  even- 
wel van  belang,  omdat  wij  zullen  zien,  dat  in  een  volgende 
periode  de  gemiddelde  sterfte  onder  de  Europeanen  is  afgenomen. 

Van  het  jaar  1850—1879,  dus  over  eene  periode  van  dertig 
jaren  zijn  de  cijfers  der  sterfte  in  het  leger,  voor  de  eilanden 

17 


Java  en  Madura ,  met  nauwkeurigheid  bekend  en  de  hierbij 
gevoegde  slaat  geeft  een  overzicht  daarvan,  waarbij  bovendien 
de  kuslpbialsen  zijn  afgescheiden  van  de  plaatsen  in  liet  bin- 
nenland, eene  afscheiding,  die  reeds  vroeger  als  nuttig  is 
genoemd. 

PROCENTISCHE  sterflcverhouding  in  het  Nederlandsch- 
Indischo  leger  over  hel  dertigjarig  tijdvak 
van  1850 — 1879,  voor  de  eilanden  Java 
en  Madura. 


Gemiddeld. 

voor 

de  kustplaat- 
sen. 

voor  deplaalsen 
binnen  's  lands 

Europeanen. .  . 

Ö.95 

7.276 

4.625 

Inlanders  

3.78 

4.211 

2.5Ö 

Eer  wij  overgaan  tot  cene  nadere  beschouwing  dezer  cijfers, 
is  hel  wellicht  nuttig  ook  de  beide  uitersten  te  noemen ,  die 
in  die  dertigjarige  periode  zijn  voorgekomen. 

De  grootste  procentische  sterfte,  voor  Europeanen  aan  de 
kustplaatsen  vindt  men  in  1861  met  1 3.002% ;  de  kleinste  in 
1879  met  3.09°/o. 

De  grootste  sterfte  op  die  plaatsen,  voor  inlanders,  in  187& 
met  7.32°/o  en  de  kleinste  in  1850  met  2.467°/o. 

Voor  de  plaatsen  binnen  's  lands  was  het  ongunstigste  jaar 
voor  Europeanen,  1851  met  8.136°/o  en  het  gunstige  1872 
met  1.63°/o. 

Voor  inlanders  was,  op  die  binnen  's  lands  gelegen  plaatsen,  de 
grootste  sterfte  in  1855  met  7.4°/o,  de  kleinste  daarentegen 
in  1861  mei  0.435°/o. 

Plaatsen  wij  nu  al  die  cijfers  nog  eens  op  een  duidelijke 
manier  naasl  elkaar. 


259 


MANNEN. 


Europeanen. 

Inlanders. 

(rpmiddpld     slerfle-Drocenl  in 

10  Ï!irpn 

5.95 

3.78 

Gemiddeld  voor  de  kustnlaatsen. 

7.276 

4.211 

iTpiniHrlpUl  vnnr  rlp  nlriii  1  ^pn  hin- 

nen  's  lands  

4.625 

2.36 

firnnl<j|p  sferffp  nn  dft  liiistnlaat- 

cpn    rpcn  in            pn  in  1  H7R 

1 3.002 

7.32 

Kleinste  sterfte  on  de  kQstolaat- 

spii   rpsn  in  1679  en  in  1830 

3.09 

2.467 

Grootste  sterfte  op  de  plaatsen 

binnen  's  lands,  resp.  in  1851 

en  in  1855  

8.136 

7.4 

Kleinste  sterfte  op  de  plaatsen 

binnen  's  lands,  resp.  in  1872 

en  in  1861  

1.63 

0.435 

Is  bet  bij  de  vergelijking  van  de  eerste  en  de  tweede  rij 
dezer  cijfers  wel  gewaagd  oni  te  zeggen,  dal  percentsgewijze 
gewoonlijk  bijna  tweemaal  zooveel  Europeanen  sterven  als  er 
inlanders  overlijden,  en  dat  gunstige  cn  ongunstige  omstandig- 
beden  een  grooteren  invloed  schijnen  uitlcoefenen  op  de  eersten 
dan  op  de  laatsten?  Ik  geloof  het  niet!  De  cijfers  toonen 
beide  stellingen  duidelijk  aan ,  al  zal  misschien  de  aanmerking 
niet  achterwege  kunnen  blijven,  dat  verschillende  jaren  in  de 
laatste  rubrieken  met  elkaar  vergeleken  worden  en  niet  uit 
het  oog  mag  worden  verloren,  dat  Europeesche  soldaten  veel 
spiritualiën  drinken,  terwijl  inlanders  dal  niet  doen. 

Voor  de  bezillingen  van  Nederland  in  Indië,  buiten  de  eilan- 
den Java  en  Madiira  gelegen,  vinden  wij  over  dezelfde  dertig 
jaren:  voor  Europeanen  eene  gemiddelde  sterfte  van  4.11°/o; 
de  grootste  sterfte  viel,  met  6.38°/o,  in  het  jaar  1877 ;  de  kleinste, 


260 


mei  1.98°/o,  in  liet  jaar  1873.  Voor  inlanders  bedroeg,  op  die 
plaatsen,  de  gemiddelde  sterfte  2.18°/o,  waarbij  de  grootste 
sterfte,  3,56°/o,  plaats  bad  in  1852,  de  geringste,  1.36°/o,  in  1873, 
Het  jaar  1873  was  dus  wel  een  zeer  gezond  jaar,  buiten  Java 
en  Madura,  terwijl  in  het  algemeen  blijkt,  dat  de  zoogenaam- 
de buitenbezittingen  minder  slacbtoffers  eiscben  dan  genoemde 
eilanden. 

Wij  bespreken  hier  de  sterfleverhoudingen  in  het  algemeen 
en  daarom  zijn  de  genoemde  cijfers  volkomen  vertrouwbaar. 
Bij  eene  andere  gelegenLeid  (in  mijne  monographie  over  Indi- 
sche spruw)  heb  ik  de  redenen  uit  elkaêir  gezet,  waarom  de 
statistiek  der  sterfteoorzaken  veel  minder  vertrouwen  moet 
inboezemen.  Daar  heb  ik  er,  in  algemeene  bewoordingen, 
op  gewezen,  hoe  de  statistische  gegevens  in  de  oöicieele,  koloniale 
verslagen  moeten  worden  gewantrouwd,  omdat  dieniet  met  de 
noodige  zorg  worden  opgemaakt.  De  autoriteit,  die  ten  slotte 
zich  de  taak  ziet  opgedragen,  uit  de  hem  verstrekte  gegevens 
het  algemeene  overzicht  te  doen  samenstellen,  verricht  een 
tamelijk  vruchteloozen  arbeid,  omdat  de  gegevens  zelve  niet 
deugen.  Die  uitspraak  verdient  nadere  toelichting,  omdat  zij 
anders  eenvoudig  als  eene  verdachtmaking  kan  worden  ter 
zijde  gelegd. 

Reeds  in  het  bovengenoemde  boek  zeide  ik  van  de  mili- 
taire ziektestatisliek,  dat  de  steeds  gevolgde  dienstregeling 
zuivere  gegevens  onmogelijk  maakt. 

» Ieder  officier  van  gezondheid"  zoo  schreef  ik  daar  «moest 
»(en  moet  nog)  op  de  lijst,  die  lot  het  voorschrijven  van  ge- 
» neesmiddelen  aan  eiken  zieke  bij  zijne  komst  in  het  hospitaal 
«verstrekt  wordt,  binnen  twee  dagen  de  diagnose  der  ziekte 
«invullen,  ten  einde  het  wachtregister  te  kunnen  in  orde  houden. 
»In  dat  wachtregister  wordt  de  diagnose  niet  meer  veranderd ; 
»de  zieke  telt  dus  altijd  onder  dezelfde  rubriek  door.  Sterft 
«hij  nu,  dan  wordt  hij  opgenomen  onder  de  overledenen  aan 
»de  ziekte,  onder  welker  naam  hij  voorkomt.  Wel  kan  inde 
»sectie-regislers  worden  nagegaan  aan  welke  ziekte  hij  over- 


261 

•  leden  is  (er  is  daarvoor  eene  afzonderlijke  kolom),  maar  die 

•  registers  woiden  voor  de  statistiek  der  summier-rapporten 
»niet  gebruikt.  Iemand,  die  dus  in  hel  hospitaal  komt  met 
»een  ontwrichten  duim  en  sterft  aan  cholera,  vindt  men  in 
»de  summier-rapporten  onder  de  luxationes,  als  overledene." 

Maar  er  is  meer.  Niet  ieder  beseft  het  gewicht  eener  be- 
hoorlijke statistiek,  of  heeft  lust  die,  onmogelijk  te  contro- 
leeren, dienstverrichting  behoorlijk  uillevoeren,  en  zoo  zijn  er 
geneesheeren ,  die,  het  samenstellen  dier  staten  onder  de  ver- 
velende werkzaamheden  rekenende,  zich  de  zaak  zoo  ge- 
makkelijk mogelijk  maken.  De  cijfers  eenvoudig  te  fantaseeren 
is  al  te  gewaagd,  daarom  worden  de  kolommen,  die  gewoonlijk 
een  klein  aantal  zieken  bevatten  behoorlijk  ingevuld  en  de  som 
daarvan  afgetrokken  van  het  geheele  aantal  verpleegde  zieken, 
om  het  verschil  te  plaatsen  in  de  rubriek  febris  inlermittens 
of  een  andere  veel  voorkomende  ziekte.  De  hier  uitgebrachte 
beschuldiging  beperkt  zich  natuurlijk  tot  een  klein  aantal 
personen,  maar,  al  is  er  maar  één,  die  dat  doet,  dan  ont- 
neemt zijne  handeling  de  waarde  aan  alle  andere  gegevens, 
en  maakt  al  het  andere  werk  geheel  er  al  onnut. 

Ik  beweer  volstrekt  niet,  dat  iets  dergelijk  alleen  in  Indië 
gebeurt,  maar  wel,  dat  hel  daar  ook  voorkomt;  de  staten 
moeten  kloppen,  dat  is  de  hoofdzaak. 

Zoo  gaat  het  met  vele  statistieken  en  daarom  heeft  de  onder- 
vinding mij  lol  een  pessimist  gemaakt  by  hel  zien  van  cijfers, 
met  goede  bedoelingen  op  hel  papier  gebracht. 

Met  de  gegevens  voor  de  stalen  van  den  civiel-geneeskuudigen 
dienst  is  het  dikwijls  nog  erger  gesteld. 

De  meeste  geneesheeren ,  met  dien  dienst  belast,  beschouwen 
hunne  betrekking  als  een  bijbaantje,  elpourcause.  De  slechte 
bezoldiging  dwingl  hen  in  hun  levensonderhoud  te  voorzien 
door  hel  uitoefenen  van  burgerpraktijk  en  daarvoor  zou  geen 
tijd  overschieten,  als  zij  hun  dienst  goed  deden. 

De  administratie  is  dus  geheel  en  al  bijzaak  en  wordt  door  het 
ondergeschikte  personeel  gemaakt;  hoe  zou  het  anders  mogelijk 


262 


zijn  herstelden  van  een  gewclddadigen  dood ,  in  de  officieële 
slalen,  tegen  Ie  komen,  zooals  een  paar  malen  geschied  is; 
bovendien  worden  de  slalen  gedeeltelijk  geleverd  door  dokter*s 
djawa,  wier  begrip  van  goede  statistiek  gelijk  staat  aan  dat 
der  meeste  inlanders. 

Voor  de  sterflestalislieken  der  bevolking  leveren  inlaiulschc 
ambtenaren  de  gegevens;  onder  hen  zijn  er  dikwijls,  vooral 
onder  de  dii  minores,  die  niet  kunnen  schrijven.  Verschijnen 
zij  dus  eenmaal  in  de  veertien  dagen  bij  hunne  chefs  om 
de  noodige  opgaven  te  doen,  dan  zijn  die  opgaven  bij  het 
verlaten  hunner  woning  gewoonlijk  nog  juist:  er  zijn  in  de 
afgeloopen  halve  maand  gestorven  een  man,  cene  vrouw  en 
twee  kinderen;  geboren  twee  jongens  en  een  meisje ;  gestorven 
drie  karbouwen  en  een  sapie;  geboren  twee  karbouwen-kalveren; 
enz.,  enz.  Op  de  wandeling  naar  de  plaats,  waar  de  opgave 
geschieden  zal,  worden  die  cijfers  nog  eens  herhaald,  maar 
die  wandeling  is  lang,  rust  noodig  en  na  die  rust  zijn  de 
cijfers  wal  in  de  war ,  zoodat  in  de  officieële  opgaven  kinderen 
met  karbouwen ,  menschen  met  elkaar  en  met  dieren  verwisseld 
worden  en  in  een  woord  de  cijfers  gefantaseerd  zijn.  Beter  is 
het,  denkt  zulk  een  inlandsch  hoofd,  maar  iets  te  zeggen,  dan  het 
niet  te  weten  en  soms  bekruipt  hem  de  lust  om  te  antwoorden 
met  de  de  woorden,  die  hij  zoo  gaarne  bezigt:  vhagimana 
toewan  poenja  soeka"  (zooals  het  mijnheer  aangenaam  is),  wat 
hij  evenwel  niet  durft,  met  het  oog  op  het  gewicht,  dat  hij 
aan  zijne  opgaven  ziet  hechten. 

De  officier  van  gezondheid  J.  G.  X.  Broekmeijer  verhaalde,  dat 
hij ,  te  Malang  geplaatst  zijnde,  bij  een  cholera-epidemie  gclrolTen 
werd  door  het  hooge  cijfer  der  geneeskundig  behandelden, 
dat  wil  zeggen,  der  lijders,  aan  wien  door  de  inlandschc  hoofden 
cholera-mixtuur  van  Bleeker  was  verstrekt ,  en  nog  meer  door 
het  belangrijke  aantal  herstelden.  Daar  niemand  anders  dan 
hij  zelf  de  cholera-mixtuur  bereid  had,  ging  hij  de  hoeveelheid 
daarvan  na,  cn  nu  bleek  hem,  dat  van  dc  herstelden  ieder 


265 


hoogstens  ecu  kwart  eetlepel  van  dien  drank  iiad  kunnen 
krijgen. 

Wie  den  gang  van  zaken  observeerde ,  zal  niet  aarzelen 
hel,  door  mij,  tegen  de  inwendige  waarde  der  slalislische 
gegevens  in  Indiö,  aangevoerde,  te  onderschrijven. 

Dr.  P.  Bleeker  heeft  zich,  in  zijne  reeds  genoemde  Bijdragen 
tot  de  geneeskundige  topographie  van  Batavia,  en  in  eenige 
andere  opstellen  en  werken,  dikwijls  zeer  veel  moeite  getroost 
om  statistische  gegevens  bij  elkaar  te  krijgen,  en  somtijds  de 
oorzaken  trachten  op  te  sporen  van  de  belangrijke  verschillen 
tusschen  zijne  opgaven  en  die  van  anderen,  bijv.  van  Dr.  W.  Bosch. 
Hij  erkende  zelf  de  onjuiste  grondslagen,  waarop  die  cijfers 
berusten,  maar  ging  toch  met  dien,  mijns  inziens  tamelijk 
waardeloozen ,  arbeid  voort. 

Men  mag,  bij  geen  enkele  statistische  beschouwing  over  de  be- 
weging eener  bevolking,  volkomen  juiste  cijfers  verwachten; 
alleen  zooveel  mogelijk  juiste  opgaven  zijn  bereikbaar  en  daar- 
mede moet  in  het  algemeen  de  bevolkings-statistiek  tevreden 
zijn;  maar  «zooveel  mogelijk  juist"  is  toch  heel  wat  anders, 
dan  «bepaald  onjuist"  of  «geheel  gefantaseerd."  Wanneer  wij 
zien,'  dat,  in  de  ofTicieel  uitgegeven  Regeerings-Almanak  voor 
Nederlandsch-lndië ,  ten  opzichte  der  cijfers  van  de  hoegroot- 
heid der  bevolking  op  de  Buitenbezittingen,  drie  rubrieken 
worden  aangenomen  en  wel:  «1°  cijfers,  die  als  tamelijk 
•  nauwkeurig  kunnen  worden  aangemerkt;  2°  cijfers  bij  be- 
snadering verkregen;  3°  cijfers  berustende  op  loutere  gissing", 
dan  vinden  wij  daarin  op  nieuw  een  bewijs,  en  nog  wel  een 
oflicicel  erkend  bewijs  voor  de  onwaarde  dier  opgaven. 

Uit  de  handelingen  der  Nederlandsch-Indische  Levensver- 
zekering- en  Lijfrente-Maatschappij  blijkt  duidelijk,  dat  de 
sterftetafels ,  door  haar  aangenomen,  te  ongunstig  voor  den 
levensduur  zijn  opgemaakt,  dus  dat  een  verkeerde  statistiek 
daaraan-  ten  grondslag  lag. 

Reeds  op  pag.  102  gaf  ik  een  voorbeeld  van  de  wijze, 
waarop  de  opgaven  voor  den  burgerlijken  stand  onjuist  worden ; 


264 


ik  sprak  daar  ook  met  een  woord  van  de  kruisingen  der  men- 
schenrassen,  die  er  zoo  belangrijk  toe  bijdragen  de  statistiek, 
ook  in  de  hier  bedoelde  registers,  onvertrouvvbaar  Ie  maken. 

In  artikel  109  van  het  «Reglement  op  het  beleid  der  rege- 
»ring  van  Nederlandsch-Indiè"  luidt  de  tweede  alinea:  »Met 
«Europeanen  worden  gelijkgesteld  alle  Christenen  en  alle  per- 
•sonen,  niet  vallende  in  de  termen  der  volgende  zinsnede." 
Die  volgende  zinsnede  nu  is :  »Met  inlanders  worden  gelijkge- 
•steld  Arabieren,  Mooren,  Chinezen  en  allen,  die  Mahomedanen 
»of  heidenen  zijn." 

Daar  evenwel  de  vierde  alinea  van  dat  zelfde  artikel  luidt : 
»De  inlandsche  Christenen  blijven  onderworpen  aan  het  gezag 
»der  inlandsche  hoofden,  en  met  opzigt  tol  regten,  lasten  en 
»verpligtingen  aan  dezelfde  algemeene,  gewestelijke  en  gemeen- 
» lelijke  verordeningen  en  instellingen,  als  de  inlanders,  die  het 
•  Christendom  niet  belijden",  volgt  daaruit,  dat  zij  voor  de 
opgaven  van  den  burgerlijken  stand  niet  te  huis  hehooren  bij 
Europeanen. 

Dat  daarvan  wel  afwijkingen  voorkomen,  vermeldde  ik  reeds 
Ier  aangehaalde  plaatse  en  is  een  gevolg  van  de  neiging  dier 
inlandsche  Christenen  om  zich,  zooveel  mogelijk,  met  Euro. 
peanen  gelijk  te  stellen. 

Besturende  en  rechterlijke  ambtenaren  verklaarden  mij  meer- 
malen, dat  het  een  der  moeilijkste  zaken  is,  om,  met  hel 
genoemde  art.  109  voor  zich,  alle  inwoners  tevreden  te  stellen. 

Bovendien  kan,  volgens  datzelfde  artikel,  de  Gouverneur- 
Generaal,  in  overeenstemming  met  den  Kaaii  van  Nederlandsch - 
Indië,  uitzondering  maken  op  de  toepassing  der  daar  gestelde 
regels;  en  dat  gebeurt  wel. 

Nog  brengt  het  erkennen  van  kinderen  de  statistiek  in  de 
war.  Mij  zijn  gevallen  bekend,  waarin  kinderen  van  Chineczen 
en  van  inlanders  bij  inlandsche  vrouwen,  door  Europeanen  als  de 
hunnen  zijn  erkend  en  dus  als  Europeanen  zijn  ingeschreven 
bij  den  burgerlijken  stand,  omdat  de  moeders  dier  kinderen  dat 
als  voorwaarde  stelden  bij  hare  indiensttreding  als  concubine. 


26S 


Wij  laten  die  zeldzame  gevallen  builen  beschouwing;  maar 
vestigen  de  aandacht  er  op,  dal,  al  onthouden  zich  de  inland- 
sche  Christenen  in  den  regel  van  opgaven  aan  den  ambtenaar 
van  den  burgerlijken  stand  voor  Europeanen,  er  loclinogeene 
mengeling  overblijft,  die  ik  hier  nog  iets  uitgebreider  wil 
bespreken. 

üe  zoogenaamde  Europeanen  dan  bestaan : 

1°.  uil,  over  de  geheele  wereld  geboren,  blanken  en  hunne 
afstammelingen  met  vrouwen  van  denzelfden  oorsprong,  dus 
kreolen ; . 

2°.  Malaijo-EuTopeanen,  onder  welken  naam  ik  wensch  Ie 
verslaan  afstammelingen  van  de  eerstgenoemden,  mei  mannen, 
maar  meestal  mei  vrouwen  van  Maleische,  Javaansche,  Sunda- 
neesche,  Boegineesche ,  enz.,  enz.,  afkomst  en  verder  ieder 
kind  van  die  vrouwen,  dal  door  een  Europeaan  als  het  zijne 
woidl  beschouwd; 

5°.  Malaijo-Europeöidei ,  die  de  groote  rubriek  bevallen  van 
afstammelingen  uit  de  2«  rubriek,  op  nieuw  mcl  zuivere ,  of 
reeds  gemengde  rassen  gekruist ; 

4°.  Chinezöide-Europeanen ,  van  Europeesche  vaders  en 
meestal  Malaijo-Chineesche  moeder; 

5°.  Chinezöide-Europeöidei ,  afstammelingen  uit  de  kruising 
van  2  en  4  of  3  en  4 ; 

6°.    Sommige  Negers  (als  zij  n.  1.  Christenen  zijn) ; 

7".  Afstammelingen  van  Negers  met  vrouwen  uit  de  rubrie- 
ken 2,  3,  4  en  5; 

8°.   Alle  nog  niet  opgesomde  kruisingen  van  alle  rubrieken ; 

Nog  vindt  men  afstammelingen  van  Europeanen  met  Ceylo- 
neesche  vrouwen,  maar  die  zijn  weinig  in  getal. 

Deze  kleurlingen  leveren  dus  bijdragen,  en  wel  de  grootste 
hoeveelheid,  lol  de  statistiek  der  Europeanen,  als  men  de  registers 
van  den  burgerlijken  stand  daartoe  wenschl  Ie  bezigen.  Die 
boeken  zijn  dus  daarvoor  onbruikbaar. 

Misschien  zal  de  bevolkings-stalisliek,  voor  zooverre  de 
inlanders  betreft,  over  eenige  jaren  eenigszins  beter  bekend 


260 


kunnen  worden  uit  de  kohieren  der  palcnlbclasling ;  de  fiscus 
laai  niemand  onlsnappcn.  Voor  Europeanen  hlijfl  arl.  109 
Reg.  Kegl.  altijd  een  nadecligcn  invloed  uilocfcncn  uil  een 
elhnographisch  oogpunl. 

Ook  de  slalisliek  de  Cliineezen  lijdt  aan  hel  gebrek,  dal  ge- 
mengde rassen  er  onder  'zijn  gebracht,  voornamelijk  Maleijo- 
Chineezcn,  met  hunne  afstammelingen,  Malaijo-Chinczöiden. 

Ik  meen  nu  voldoende  de  redenen  te  hebben  aangegeven , 
waarom  de  statistiek  in  hidië  niet  deugt  en,  bij  de  beslaande 
wettelijke  voorschriften,  niet  deugen  kan.  Reeds  gaf  ik  de 
redenen,  op,  waarom  die  van  de  sterfte  in  het  leger  meer  ver- 
trouwen verdient  en  teeken  ten  overvloede  nog  aan,  dal  de 
gemengde  rassen  daarin  door  een  zoo  klein  cijfer  vertegen- 
woordigd zijn ,  dat  de  invloed  daarvan,  over  hel  groole  aantal 
jaren,  verloren  gaat. 

Het  voorafgaande  is  tevens  mijne  verantwoording,  waarom 
ik  van  geene  andere  officieele  cijfers,  dan  reeds  genoemde, 
gebruik  maak ,  waarhij  nog  moet  worden  in  hel  oog  gehouden, 
dal  de  sterfte  onder  de  Europeesche  militairen  een  liooger 
cijfer  zou  aan  wijzen,  indien  niet  zoovelen,  door  slepende 
zieklen  aangetast,  naar  Europa  terug  werden  gezonden,  voor 
zij  den  lijd  hadden  in  Indië  dood  te  gaan.  Evenwel  worden 
ook  inlanders  afgekeurd  en  kan  dus  de  vergelijking  doorgaan- 
Het  staatje,  op  pag.  259,  geeft  ons  de  overtuigmg,  dat  de 
sterfte  van  Europeanen  in  de  hooger  gelegen  plaatsen  binnen 
's  lands  anderhalf  maal  kleiner  is  dan  in  de  kustplaatsen , 
en  van  inlanders  bijna  tweemalen  kleiner.  Daaruit  volgt  al 
dadelijk,  dal  de  invloeden  op  die  twee  groole  rubrieken  van 
woonplaatsen  zoo  verschillend  zijn,  dat  men  die  niet  te  gelijk 
kan  bespreken.  Dit  verschil  moet  dus  vooral  in  klimaals- 
invloeden  worden  gezocht,  omdat  de  overige  levensomstandig- 
heden gelijk  zijn.  Mogen  lol  die  klimaats-invloeden  zeer  zeker 
gerekend  worden  de  malaria,  die  aan  de  kustplaatsen  veel 
meer  hare  werking  doen  gevoelen ,  zonder  twijfel  is  daarin 
niet  de  eenige  oorzaak  te  zoeken.    Wie  ooit  de  kustplaatsen 


267 


verliet,  om  uaar  het  biiincnlaiul  te  gaan,  heeft  de  overtuiging 
gekregen ,  dat  de  hoogere  ligging  wel  een  grootere  koelte  mede- 
brengt, maar  ook  daarin  niet  alléén  de  oorzaak  kan  gelegen  zijn, 
dat  men  zich,  bij  eene  elevatie  van  800  voelen  bijv.,  reeds 
zooveel  aangenamer  en  ruimer  voelt,  meer  eetlust  heelt,  enz., 
een  onderwerp,  waarop  wij  nog  moeten  terugkomen. 

Wij  zullen  nu  vooreerst  nagaan,  welken  invloed  het  tropische 
klimaat  op  den  mensch  in  het  algemeen  heeft. 

De  hoofdzaak  voor  hel  menschelijke  leven  is  een  proces  van 
oxydatie,  dus  van  verbranding,  dat  bemiddeld  wordt  door 
ademhaling  en  bloedsomloop.  Op  die  beide  functiën  nu  heeft 
de  voortdurende  hooge  warmtegraad  een  belangrijken  invloed , 
die  hier  in  de  eerste  plaats  ter  sprake  komt ,  terwijl  de  daar- 
uit voortvloeiende  symptomen  daarna  uitgebreider  behandeld 
kunnen  worden.  Evenals  bij  zoovele  geneeskundige  onder- 
werpen grijpe/i  echter  ook  hier  de  symptomen  en  hunne  oor- 
zaken in  elkaar. 

Men  houde  vooral  in  hel  oog,  dat  de  energie  der  spier- 
werking in  een  heel  klimaat  mindei*^is  dan  in  een  koud.  Terwijl 
in  het  laatste  de  koude,  frissche  lucht  op  zich  zelve  reeds  als 
een  prikkel  kan  worden  beschouwd  tot  energische  samentrek- 
kingen der  ademhalingspieren,  missen  de  longen  in  de  heele 
luchtstreek  dien  weldadigen  prikkel ;  in  verband  met  de  minder 
energische  spierwerking,  zet  dus  haar  celweefsel  zich  bij  de  in- 
ademing minder  belimgrijk  uit  en  biedt  daardoor  een  minder 
groote,  met  haarvaten  voorziene  oppervlakte  voor  de  inwerking 
der  dampkringslucht  aan  Is  over  de  geheele  wereld  een  nu 
en  dan  intredende,  diepere  ademhalingsbeweging,  een  zucht, 
als  een  normaal  verschijnsel  te  beschouwen,  in  de  heele  zone 
komt  zuchten,  zonder  nog  abnormaal  te  worden,  veel  menig- 
vuldiger,  tusschen  de  normale  ademhalingen,  als  een  gevolg  van 
het  gezegde,  voor.  Het  onmiddellijke  resultaat  van  de  minder 
diepe  ademhalingen  is,  dat  het  bloed  minder  zuurstof  opneemt 
uit  den  dampkring,  die  bovendien,  volgens  velen,  in  dezelfde 


268 


ruimte  reeds  iels  minder  zuurstof  bevat,  oiadal  de  dampkrings- 
lucht leii  gevolge  van  de  warmte  sterker  is  uitgezet ,  terwijl 
door  proeven  bewezen  is,  dat  het  bloed  uit  sterk  uitgezette 
lucht  minder  zuurstof  opneemt  dan  uit  gewone.  Mindere  opname 
van  zuurstof  heeft  een  mindere  vorming  van  slagaderlijk  bloed 
ten  gevolge ;  het  bloed  wordt,  in  het  algemeen,  van  eene  meer 
veneuse  gesteldheid 

De  lever  nu  neemt  gedeeltelijk  de  functie,  aan  de  longen 
toekomende,  over  en  verwerkt,  om  het  zoo  eens  te  noemen, 
meer  aderlijk  bloed  tot  de  door  haar  uitgescheiden  producten. 

Laat  dit  voorloopig  voldoende  zijn,  als  voorafgaande,  algemeene 
beschouwing,  terwijl  wij  nu  de  symptomen,  die  als  gevolgen 
van  het  besprokene  in  aanmerking  komen,  nader  bezien  en 
er  tevens  andere  bijvoegen. 

De  warmte  heeft  eene  hoofduitwerking,  die  bestaal  in  om- 
vangsvermeerdering  der  lichamen,  welke  haren  invloed  ondervin- 
den. Het  menschelijke  lichaam  wordt  dus  door  de  warmte 
ook  uitgezet  en  wel  het  gemakkelijkst  die  gedeelten  er  van, 
welke  niet  in  beenige  holten  besloten  zijn.  De  verschijnselen 
die  de  voortdurende  inwerking  der  warmte  in  het  leven  roept, 
zullen  dus,  a  priori,  reeds  te  verwachten  en  van  meer  belang 
zijn  in  die  organen,  welke  eene  gemakkelijker  en  ruimere  uit- 
zetting toelaten. 

De  te  beschrijven  symptomen  komen,  zooals  wel  van. zelve 
duidelijk  is ,  niet  bij  ledereen  en  niet  steeds  in  dezelfde  hevig- 
heid voor.  Vooral  dient  men  daarbij  het  geslacht  en  den  leeftijd 
in  het  oog  te  houden,  hoewel  zeer  vele  andere  omstandigheden 
den  gang  der  akklimalisatie  kunnen  wijzigen,  zooals  de  tijd 
van  het  jaar,  waarin  men  aankomt,  de  constitutie,  de  leef- 
wijze, het  bestaan  van  epidemiën  enz.  Deze  allen  zijn  echter 
minder  essentieel. 

Omtrent  den  leeftijd  zij  opgemerkt,  dat  kleine  kinderen,  als 
de  zeereis  hun  geen  nadeel  doet,  de  verplaatsing  goed  doorslaan, 


269 


evenzeer  als  bejaarde  personen,  die  gewoonlijk  weinig  van  den 
invloed  van  hel  heete  klimaat  Ie  lijden  hebben,  ja,  zich  daarin 
meermalen  aangenamer  voelen,  dan  in  een  kouder  klimaat. 

Dat  evenwel  het  goed  verdagen  dier  verplaatsing  door  Eu- 
ropeesche  kinderen  cum  grano  salis  moet  worden  opgevat,  zullen 
wij  nog  later  zien. 

De  meest  ongeschikte  leeftijd  tot  overplaatsing  is  wel  die 
der  puberteit,  wat  zich  lichtelijk  laat  verklaren.  Het  organisme 
verkeert  in  dien  tijd  toch  reeds  in  een  opgewekten,  geprikkel- 
den  toestand  en  elke  nieuwe  prikkel  laat  dus  te  sterker  zijnen 
invloed  gevoelen. 

De  geschikste  leeftijd,  tot  een  behoorlijk  gewennen  aan  het 
vreemde  klimaat,  kan  lusschen  het  vijfentwintigste  en  veertigste 
levensjaar  worden  geplaatst. 

Het  geslacht  heeft  een  zoo  belangrijken  invloed,  dat  ik  mij 
genoodzaakt  zie  over  mannen  en  vrouwen  afzonderlijk  te 
spreken. 

Al  wat  hier  over  de  symptomatologie  bij  pas  aangekomenen 
gezegd  wordt,  kan  van  toepassing  zijn  bij  langer  verblijfbouden- 
den,  omdat  het  gebeurt,  dat  ook  bij  de  laatstgenoemden  zich  plot- 
seling een  ernstiger  uitwerking  van  het  klimaat  doel  gevoelen ; 
ook  herhalingen  van  hetzelfde  proces  bij  denzelfden  persoon 
doen  zich  voor. 

Eerst  dus  de  mannen. 

De  bloedsomloop  is  in  den  regel  in  den  beginne  versneld; 
de  hartslag  energisch;  de  frequentie  van  den  pols  varieert 
slerk  naar  de  lijden  van  den  dag  en  naar  andere  omstandig- 
digheden.  In  den  vroegen  morgen  het  minst  frequent,  wordt 
de  pols  bij  lichaamsinspanning,  zelfs  bij  kleine  bewegingen, 
zooals  bukken,  loopen,  mechanischen  arbeid  in  hel  algemeen, 
veel  menigvuldiger,  maar  komt  daarna  ook  spoedig  wêer  lot 
de  gewone  frequentie  terug. 

Vooral  in  de  middaguren,  lusschen  1  en  4  ure,  is  die 


270 


vermeerdering  belangrijlt  en  kan  zelfs  nu  en  dan  stormachtig 
worden  genoemd ;  daarop  hebben ,  ook  zeer  geringe,  psychische 
indrukken  een  grooten  invloed,  bijv.  hel  plotseling  ontwaken 
na  den  middagslaap.  Die  toeneming  van  het  aantal  polsslagen 
heeft  evenwel  geen  nadeelige  uitwerking ;  de  ondervinding  leert 
aan  ieder ,  dat  men  zich  het  gezondst  en  het  aangenaamst  gevoelt, 
naar  mate  men  meer  werkt,  ook  al  is  dat  werk  van  mecha- 
nischen  aard.  't  Valt  niet  te  ontkennen,  dat  hel  klimaat  zelf, 
maar  nog  meer  de  eentonigheid  der  omgeving,  een  nederdriikken- 
den  invloed  uitoefent  op  den  Europeaan,  die  zich  naar  Indië 
verplaatste.  Werken,  arbeiden,  zich  inspannen  is  daartegen 
het  meeste  gevolgrijke  middel ;  zoowel  voor  hem ,  die  zich  niet 
gelukkig  gevoelende,  daarin  afleiding  vindt,  als  voor  hen,  die 
tevreden  met  hun  lot,  hunne  gezondheid  daardoor  onderhouden. 

De  snellere  bloedsomloop,  in  jerband  met  de  reeds  besproken, 
minder  energische  ademhaling,  geeft  aan  hel  bloed  een  meer 
veneuse  gesteldheid.  Zijn,  in  het  begin  van  het  verblijf,  de 
aderen  in  de  huid  van  het  hoofd  en  den  hals  reeds  sterker 
uitgezet,  later  deelen  daarin  ook  die  der  ledematen  en  varices 
zijn  dan  geen  ongewoon  verschijnsel.  Een  gevolg  dier  veneuse 
congestie,  vooral  naar  het  hoofd  is  niet  zelden,  in  den 
beginne,  een  zeer  belangrijke  slaperigheid  met  goed  uitgedrukte 
behoefte  aan  veel  slaap.  Ongelukkig  hij ,  die  dan  wel  die 
slaperigheid  bespeurt,  maar  daaraan  geen  gevolg  kan  geven. 
Bij  sommigen  namelijk  geeft  die  congestie  aanleiding  lol  een 
meer  geprikkelden  toestand  der  hersenen ,  ten  gevolge  waarvan 
slapeloosheid  ontstaat,  die,  als  zij  eenmaal  er  is,  door  allerlei 
omstandigheden  wordt  onderhouden ,  waartoe  allen ,  die  er  aan 
lijden,  wel  eene  eerste  plaats  zullen  gunnen  aan  de  muskieten 
(njamoelc),  die  plaag  van  alle  nieuw  aangekomenen  en  van  vele  oud- 
gasten.  Die  lijdelijke  slapeloosheid,  gepaard  met  een  gevoel  van 
.slaperigheid,  bij  pasaangekomenen ,  gaat  gewoonlijk  spoedig 
voorbij ,  om  voor  eene  sterke  neiging  tot  slaap  plaats  te 
maken. 

Ontstaat  evenwel  slapeloosheid  bij  personen  ,  die  reeds  langen 


lijd  in  Indië  verblijf  hielden  en  is  daarvoor  geen  andere  oorzaak 
op  te  sporen  dan  dat  verblijf,  dan  heeft,  volgens  mijne  onder- 
vinding, maar  één  middel  effect,  en  dat  middel  is  vertrek  naar 
Europa.  Insomnolentie  wordt  maar  al  te  veel  oorzaak  tot  een 
habiluéel  gebruik  van  opiaten,  die  in  de  laatste  jaren  door 
chloralhydraat  vervangen  zijn.  Dat  de  slapeloosheid  niet  zelden 
het  gevolg  is  van  de  zoo  veelvuldig  voorkomende  hartaandoe- 
ningen,  is  een  feit,  maar  evenzeer,  dat  zij  voortkomt,  zonder 
eene  andere,  aanwijsbare  oorzaak,  dan  den  invloed  van  het 
klimaat.  In  beide  gevallen  is  vertrek  naar  Europa  aangewezen 
en  in  het  laatste  geval  gewoonlijk,  na  een  één-  of  tweejarig 
verblijf  in  de  gematigde  luchtstreek,  afdoende  in  de  gunstige 
gevolgen. 

Uit  een  zuiver  physiologisch  oogpunt  valt  omtrent  bloed  en 
bloedsomloop  in  een  heel  klimaat  nog  zeer  veel  te  onderzoeken; 
zoodat  bijv.  chemische  samenstelling  na  een  korter  of  langer  ver- 
blijf; verhoudingen  der  bloedsdrukking;  bepalingen  van  verbruikte 
zuurstof,  van  uitgevoerd  koolzuur  en  dergelijken  ontbreken.  In 
onze  tropische  bezittingen  zullen  dergelijke  onderzoekingen  even- 
wel nog  geruimen  tijd  braak  blijven  liggen,  omdat  de  geneesheeren 
te  veel  andere  werkzaamheden  hebben  te  verrichten  en  boven- 
dien voortgezette,  speciale  studiën  daarvoor  noodig  zijn.  Is  de 
ontwikkeling  der  maatschappij  eenmaal  zoover  gekomen,  dat 
er  aan  eene  inrichting  voor  hooger  onderwijs  in  Indië  kan 
worden  gedacht,  dan  zal  de  tijd  daar  zijn  om  deze  en  derge- 
lijke onderzoekingen  op  louw  te  zetten  en  ons  een  dieperen 
blik  in  den  gang  van  het  leven  in  Indië  te  doen  werpen  dan 
door  symptomatologie,  met  speculatieve  redeneeringen,  alleen 
mogelijk  is. 

De  milt,  een  orgaan  van  het  hoogste  gewicht  bij  de  bloeds- 
iiiaking,  ondergaat,  op  plaatsen,  waar  geen  miasmatische 
invloeden  werkzaam  zijn,  in  den  regel  geene  belangrijke 
veranderingen.  Bij  inlanders  vindt  men  de  milt  niet  zelden 
klein ,  zelfs  samengekrompen. 


272 


De  genoemde  wijzigingen  in  blocdomloop  en  ademhaling 
oefenen  ook  liaren  invloed  uil  op  het  spijsverleringskanaal  en 
zijne  aanhangselen,  waarvan  wij  de  lever  reeds  met  een  enkel 
woord  noemden.  Pas  aangekomenen  hebben  somtijds  een  ver- 
bazenden  eetlust,  die  door  Dr.  Wassink  werd  toegeschreven 
aan  de  vermeerderde  functie  der  lever,  maar  wellicht  alleen 
nog  nablijft  ten  gevolge  van  de .  zeereis,  waarop  de  eetlust 
voortdurend  goed  was,  of  waarna  de  gevolgen  der  doorgestane 
zeeziekte  een  gevoel  van  noodzakelijkheid  tot  voedselloevoer 
doen  ontstaan. 

Lang  duurt  die  opgewekte  eetlust  evenwel  niet,  maar  blijft 
gewoonlijk  het  langst  bestaan  voor  het  etensuur  van  de  zooge- 
naamde rijsttafel,  ten  12  of  1  ure  's  middags;  's  avonds  is  zij 
al  zeer  gering;  de  meesten  gevoelen  al  spoedig  dien  Irek  tot 
eten  verminderen,  maar  krijgen  daarentegen  behoefte  aan  zuur- 
achtige, vooral  ook  koude,  dranken  en  aan  verfrisschend , 
saprijk  ooft.  Die  behoefte  is  zoo  sterk,  dat  velen  in  deu  beginne 
bijna  alle  vruchten,  met  een  enkele  uitzondering,  flauw  van 
smaak  vinden.  Later  verdwijnt  die  trek  naar  zuurachtige 
dranken  gewoonlijk  en  is  ijswaler  het  meest  gezocht,  als  niet  de 
slechte  gewoonte  om  spiritualiën  te  drinken  de  overhand  krijgt. 

Een  lichte  darmkatarrh,  somtijds  met  constipatie,  is  in  den 
beginne  dikwijls  aanwezig. 

Na  een  langdurig  verblijf  ontslaat  droogheid  van  de  mond- 
en keelholte  met  dorst,  nog  verergerd  door  het  habitueele  rooken 
van  Manilla-sigaren,  waarbij  de  zoogenaamde  cavila's  een  sterkere, 
dusdanige  uilwerking  hebben  dan  gewone  manilla's.  De  tong  is 
rooder  dan  gewoonlijk  of  met  een  licht,  wil,  geel  tol  groengeel 
beslag  bedekt.  Bij  bel  ontwaken,  zoowel  des  morgens  als  des 
middags,  bestaat  er  een  onaangename  smaak  in  den  mond ;  velen 
hebben  een  lichten  maagdarmkalarih,  die  zich  uil  door  misse- 
lijkheid, meestal  's  morgens  vroeg,  eene  misselijkheid,  die  licht 
tot  braking  aanleiding  geeft  van  een  slijmerige,  grauw  gekleurde, 
zuurachlig-bitter  smakende  massa;  vooral  het  poetsen  der  landen 


273 


met  een  tandenborstel  of  hel  gorgelen  met  water  geeft  aanlei- 
ding tot  braken. 

Bij  velen ,  die  lange  jaren  in  hel  heete  klimaat  doorbrachten, 
wordt  een  zeer  lichte  darmkatarrh  geboren,  die  zich  voorna- 
melijk uit,  doordat  de  ontlaste  dreksloffen  nimmer  vast  zijn, 
maar  altijd  brei-  of  walerachlig,  terwijl  des  morgens  vroeg, 
in  de  beide  eerste  uren  na  hel  ontwaken,  drie  of  vier  zeer 
dunne  stoelgangen  plaats  vinden,  die  zich  in  den  loop  van 
den  dag  niet  herhalen.  Die  lichie  morgendiarrhëen  zijn  waar- 
schijnlijk het  gevolg  van  de  inwerking  der  koudere  mor- 
genlucht. 

Is  de  galafscheiding  in  den  beginne  vermeerderd,  later  ver- 
mindert zij  meer  en  meer,  terwijl  uitzetting  van  de  lever 
lot  de  gewone  verschijnselen  behoort. 

Bij  akklimaliseerenden,  die  aan  een  toeval  van  anderen  aard 
gestorven  zijn,  geeft  de  sectie  ons  een  inzicht  in  de  veran- 
deringen der  spijsverteringsorganen.  Hel  slijmvlies  der  mondholte 
is  bleek,  de  papillen  der  long  zijn  zeer  zichtbaar;  de  keelholte 
en  de  slokdarm  hebben  een  normaal  slijmvlies,  soms  met  enkele 
roode  plekken;  de  maag  vertoont  een  lichie  kalarrh,  met  meer 
vaaluilzelling  aan  de  carvatura  major ;  het  gelieele  darmkanaal 
heeft  een    licht    veneus-congeslieven  toestand,  die  naar  het 
onderste  gedeelte  erger  wordt;  de  klieren  van  het  darmslijm- 
vlies zijn  dikwijls  met  secreet  gevuld.    De  lever  is  bijna  altijd 
cenigszins  hyperlrophisch ;  *el  meest  vindl  men  de  rechterkwab, 
vooral  naar  boven,  vergroot,  hoewel  zij  ook  dikwijls  onder  de 
ribben  uitsteekt;  de  lobus  Spiegelii  is  minder  vergroot  en  de 
linkerkwab  het  minst.    (Men  boude  in  het  oog,  dat  ik  hier  van 
een  akklimatisalie-proces  spreek  en  niet  van  meer  belangrijke 
ziektetoestanden  in  de  lever,  waarbij  de  linkerkwab  zeer  zeker 
niet  op  den  achtergrond  treedt;  integendeel  bij  lang  verblijf- 
houdenden  vertoont  zich  congestie  uiterst  gemakkelijk  naar  den 
lobus  sinistrus.)    Makroscopisch  is  het  leverweefsel  niet  veran- 
derd; bloedvaten  en  galbuizen  zijn  wijd;  de  galblaas  houdt 
eene  zeer  donker  gekleurde,  kleverige  gal. 

18 


274 


De  urine-afsclieiding  vermindert  en  blijft  beneden  de  boeveel- 
heid, in  een  koeler  klimaat  iifgescheiden :  de  urine  zelve  is  dikwijls 
troebel,  geeft  een  sterken,  eenigszins  ammoniakalen  geur,  en 
gaat  spoedig  in  gisting  over.  Vele  personen  urineeren'  niet 
meer  dan  2  of  5  malen  in  bet  etmaal  en  ieder,  die  later 
Europa  bezoekt,  merkt  op,  dat  daar  bij  hem  een  grooie 
aandrang  tot  urineeren  zich  dikwijls  herhaalt,  terwijl  een 
langdurig  verblijf  in  bet  koele  klimaat  noodig  if  om  die  her-  /  S 
haalde  pisloozing  te  verminderen. 

De  huid,  't  spreekt  bijna  van  zelve,  vertoont  eene  zeer  groote 
werkdadigheid ;  wij  moeten  die  evenwel  nader  beschouwen.  Zij 
uit  zich  het  eerst,  na  aankomst,  door  een  buitengewoon  sterke 
zweetafscheiding ,  die  dan  geene  bijzondere,  andere  uilwerking 
op  het  organisme  vertoont.  Dat  transpireeren  bestaat  voort- 
Hurend,  maar  is  het  sterkst  in  de  middaguren.  Ik  herinner 
mij,  hoe  een  nog  maar  kort  in  fndië  verblijf  houdende  medicus 
mij  eens,  des  middags,  terwijl  ik  te  bed  lag,  kwam  roepen  en 
zich  verbaasde  over  den  toestand,  waarin  vooral  de  hoofdkussens 
zich  bevonden ;  later  vernam  ik,  dat  hij  zich  ernstig  over  mijn 
gezondheidstoestand  verontrust  had,  omdat  hij  zulk  eene 
zweetafscheiding  niet  anders  dan  colliquatief  meende  te  kunnen 
noemen ;  toch  was  ik  volkomen  gezond.  Ook  's  nachts  gaat  dat 
sterke  zweelen  door  en  de  kleederen  moeten  bij  het  opstaan 
dadelijk  verwisseld  worden.  Niet»  zelden  is  de  ergste  tran- 
spiratie aan  het  hoofd  en  den  hals  voorhanden ;  maar  ook 
het  overige  lichaam  deelt  daarin,  vooral  de  rug.  Het  zweet 
ig  waterachtig,  vloeit  in  stralen  weg  en  riekt,  vooral  kort 
na  de  aankomst,  zuurachtig,  terwijl  het  ook  zuur  reageert;  of  de 
chemische  samenstelling  gewijzigd  is,  moet  nog  worden  onder- 
zocht. Voortdurend,  ook  bij  rust,  bestaat  er  zweetafscheiding. 
die  dan  evenwel  gemakkelijk  en  regelmatig  verdampt  en  bij 
snellere  verdamping  aanleiding  kan  geven  tol  de  vorming  der 
vroeger  vermelde,  naaldvormige  kristallen  op  het  voorhoofd  of 
den  kalen  schedelhuid  fpag.  17). 


275 


Bij  de  minste  inspanning  evenwel,  bijv.  bij  hel  in-  en  liil- 
stappen  in  een  rijtuig,  bij  bukken,  trappen  klimmen,  wordt 
die  transpiratie  sterker;  terwijl  ook  inspannende  geestesarbeid 
dien  invloed,  al  is  het  niet  zoo  slerk  als  lichaamsbeweging, 
uiloefenl.  Ook  de  bedekking  met  kleederen  maakt  de  zweet- 
afscheiding  heviger;  zij  is  bijv.  sterker  om  hel  middel,  waar 
broeken  en  rokken  worden  vastgehaald,  doordringt  daar  de 
kleederen  met  vocht,  en  de  verdamping  daarvan  kan  aanleiding 
zijn  tot  lokale,  rheumalische  aandoeningen,  bijv.  lumbago. 
Die  lokale,  sterkere  transpiratie  kan  in  het,  lol  voorbeeld 
gekozen,  geval,  verminderd  worden,  door  het  dragen  van 
bretels,  die  de  vaslsnoering  om  hel  middel  onnoodig  maken. 

Bij  personen,  die  zich  geregeld  baden  en  behoorlijk  reinigen 
is  slechts  zelden  den  eigenaardigen  geur  van  het  zweet  onder  de 
oksels  waarlenemen.  Sterker  is  die,  bij  minder  goede  reiniging 
en  na  sterke  lichaamsinspanning;  zij  is  meer  waarneembaar 
op  warme  regendagen,  dan  bij  groote  droogte,  wat  wel  hel  gevolg 
zijn  zal  van  de  snellere  verdamping  op  de  laatstgenoemde 
dagen,  die  in  den  regel  een  geringer  vochtigheidsgehalle  bezitten. 
Die  geur  verschilt  zeer  duidelijk  bij  verschillende  menschenrassen 
en  men  behoeft  niet  de  ontwikkeling  van  hel  reukorgaan  to 
bezitten ,  die  de  bekende  abdis  maagden  van  gedefloreerde 
vrouwen  deed  onderscheiden,  om  dal  rasverschil  waarlenemen. 

Opmerkenswaardig  is  de  sterk,  bijna  donker  roode  kleur, 
die  de  huid  al  spoedig  aanmeent  in  de  okselholten ,  aan  de 
binnenvlakten  der  dijen  en  somtijds  aan  het  scrotum,  welke 
kleur  later  in  eene  bruin  gele  verandert  en  bijna  altijd  blijft; 
vooral  is  die  bruine  verkleuring  aan  de  dijen  in  het  oog  loopend 
bij  personen,  die  bovendien  aan  herpes  circinalus  leden,  en 
weinigen  loopen  daarvan  vrij. 

Bij  een  langer  verblijf  in  Indië  wordt  de  werkzaamheid 
der  huid  niet  zelden  zeer  onregelmatig,  ook  al  is  dat  niet 
dadelijk  als  een  ziekteverschijnsel  aan  te  merken. 

Komt  iemand  in  den  Weslmousson  aan,  dan  bestaal  er  veel 
kans,  dat  de  huidwerkdadigheid  voorloopig  zich  op  geene  andere 


27G 


wijze,  dan  de  boven  beschrevene,  uil ;  in  den  Ooslniousson  even- 
wel, ontwikkelt  zich,  in  den  regel,  lichen  tropicus ,  roode  hond, 
kembang  kringat. 

Die  roode  hond  behoort  zeker  onder  de  anomalieën  der  huid 
en  zou,  als  zoodanig,  nader  beschreven  moeten  worden  inliet 
tweede  deel  van  dit  boek.  Evenwel  is  lichen  tropicus  een  zoo 
constant  verschijnsel  bij  akklimateerenden ,  al  verschoont  hij 
niet  geheel  en  al  oudgasten,  en  is  van  eene  behandeling  zoo 
weinig  te  verwachten,  dat  ik  mij  verantwoord  acht,  die  aandoening 
hier  nader  te  beschrijven.  Dat  er  van  medicatie  geen  sprake 
is,  hangt  samen  met  den  raad,  dien  de  pas  aangekomene  al  dadelijk 
ontvangt,  om  aan  dien  rooden  hond  niets  te  laten  doen,  omdat  die 
hem  »een  ziekte  uitspaart",  en  zeer  zeker  met  de  ondervinding  van 
alle  geneesheeren,  dat  er  niet  veel  aan  te  doen  is.  Wasschingen 
met  leerzeep  of  met  zwak  alkalische  oplossingen,  bijv.  met  zemel- 
water,  geven  wel  eens  wat  verlichting.  En  nu  de  verschijnselen 
van  deze  gemakkelijk  recidiveerende,  soms  maanden  lang  aanhou- 
dende huidaandoening,  waarvan,  naar  mijne  meening,  op  het 
laatste,  internationale,  geneeskundige  congres  te  Londen,  ten 
onrechte  is  beweerd,  dat  zij  onder  dezelfde  rubriek  van  ziekten  zou 
moeten  worden  gebracht  als  mazelen,  roodvonk  en  scarlatina. 

De  roode  hond  vertoont  zich  als  zeer  kleine,  hoog  roode 
vlekjes,  die  bij  nauwkeurige  beschouwing  in  hun  midden  een 
klein  blaasje  vertoonen,  somtijds  zoo  klein,  dat  het  alleen  met 
een  loup  zichtbaar  is;  daarbij  zijn  die  vlekjes,  in  het  midden, 
eenigszins  verheven  en'  bevindt  zich  het  zeer  kleine,  met  door- 
schijnend vocht  gevulde,  blaasje  op  die  verhevenheid ;  gewoonlijk 
echter  zijn  die  blaasjes  door  wrijven  verdwenen.  Voor  dat  de 
uitslag  zichtbaar  is,  gaat  gedurende  een  paar  dagen  sterk 
zweelen  en  huidjeukte  vooraf. 

Hoewel  over  het  geheele  lichaam  roode  hond  kan  voor- 
komen, zijn  de  binnenvlakten  der  armen,  de  zijvlakten 
der  vingers  (tusschen  de  vingers)  en  de  handrug  toch  de 
plaatsen,  waar  hij  zich  hel  meest  en  hel  sterkst  ontwikkelt. 
De    rug    en    de    buik  worden  niet  zeldzaam,    het  aange- 


277 


zicht  en  hel  hoofd  mintlei',  de  onderste  Icdeiiialen  hijna  nooit 
aangedaan ;  de  hals  evenwel  is  een  geliefkoosde  zitplaats  dier 
huidaandoening.  Nimmer  komt  de  uitslag  op  de  slijmvliezen 
voor.  De  eruptie  is  in  een  paar  dagen  lot  het  hoogste  punt 
gestegen,  blijft  daarop  een  dag  of  vier,  vijf  staan,  om  meteen 
afschilfering  van  zeer  kleine  schilfers  te  eindigen,  't  Proces  is 
daarmede  evenwel  niet  uil,  want  terwijl  sommige  knopjes  af- 
schilferen, ontwikkelen  zich  wêer  nieuwe,  en  zoo  gaal  het  dikwijls 
maanden  lang  door.  Eenmaal  zulk  een  langdurige  aanval  door- 
slaan hebbende,  is  men  nog  volstrekt  niet  gevrijwaard  voor 
latere  accessen,  en  zelfs  de  oudste  oudgast  slaat  er  nog  wel 
eens  aan  bloot.  Behalve  het  onuitstaanbare,  jeuken  en  steken, 
vooral  in  de  middaguren  en  des  nachts,  ondervinden  de  aan- 
getasten er  geen  nadeel  van ;  koortsreactie  is  nooit  aanwezig. 
Hel  stekende  jeuken  kan  evenwel  zoo  erg  zijn,  dal  het  den 
slaap  verstoort  en  werken  bijna  onmogelijk  maakt. 

Zonder  dat  er  een  eruptie,  of  zells  een  geprikkelenden  toe- 
stand van  de  huid  door  het  oog  waarneembaar  is ,  hebben  lang 
verblijfhoudenden,  in  de  middaguren,  somtijds  last  van  een 
hinderlijk  jeuken  aan  de  onderste  ledematen ,  meer  bepaald  ter 
plaatse  tusschen  de  Achillespees  en  den  binnenenkel,  maar  ook 
dikwijls  op  den  voelrug. 

Roode  bond  komt  bijna  uitsluitend  voor  bij  Europeanen,  vooral 
bij  pas  aangekomenen,  ook  bij  Europeesche,  in  Indië  geboren 
kinderen  (kreolen),  minder  bij  kleurlingen  en  bijna  nooit  bij 
inlanders.  Het  dagelijks  nemen  van  een  bad  doet  geen  kwaad ; 
de  ziekte  »slaat  er  niet  door  naar  binnen",  maar  neemt  dikwijls 
onder  huidkuituur  toe.  Bij  een  verblijf  in  hoog  gelegen  streken 
ontslaat  zij  zeldzaam  en  geneest  daar  spoedig.  Of  roode  hond 
een  afleiding  maakt  van  de  gevoelige,  inwendige  organen,  vooral 
van  de  lever  en  hel  darmkanaal,  is  niet  zeker,  maar  wel  waar- 
schijnlijk. De  meening,  dat  ferm  ontwikkelde  lichen  Iropicus 
een  ziekte  uitspaart,  heeft  in  zooverre  eenigen  grond,  dat  zeld- 
zaam leveraandoeningen  van  eenig  belang  worden  gezien  bij 
personen,  die  erg  roeden  hond  hebben;  terwijl  omgekeerd 


278 


pas  aangekomenen,  wier  huid  niel  zulk  een  sterke  aandoening 
vertoont,  meer  bilieuse  verschijnselen  of  diarrhëen  krijgen.  Wil 
men  lichen  Iropicas  tot  de  ziekelijke  aandoeningen  rekenen , 
dan  is  hij  eene  akklimatisalie-ziekte,  die  zich  soms  uitstapjes 
bij  oudgasten  veroorlooft. 

Hoe  blanker  en  teederder  de  huid  is,  hoe  meer  kans  er  op  een 
ferme  eruptie  bestaat.  Personen  met  zulk  een  fijne  huid  moeten 
voorzichtig  zijn  met  het  krabben,  daar  het  openscheuren  der 
epidermis  niet  zelden  aanleiding  geeft  tot  lastige  ulceratiën, 
vooral  aan  de  onderste  ledematen. 

Nu  wij  toch  spreken  over  de  noodzakelijkheid  om  voorzichtig 
Ie  zijn  mei  het  krabben,  is  het  hier  de  plaats  er  op  te  wijzen, 
dat  die  voorzichtigheid ,  vooral  voor  nieuw  aangekomenen , 
dringend  iioodig  is  bij  het  bestaan  van  rauskielensteken.  Velen 
gewennen  nooit  aan  die  beestjes,  en  één  muskiet  in  het  bed  ont- 
neemt hen  de  nachtrust;  anderen  worden  er  tamelijk  ongevoelig 
voor,  maar  pas  aangekomenen  lijden  er  zeker  het  meest  door. 
Volgens  C.  L.  Doleschall,  die  zich  met  het  bestudeeren  der 
Indische  dipteren  veel  bezig  hield,  komen  op  Java  voorname- 
lijk Culex  Nero,  C.  luridus,  C.  setulosus  en  C.  cingulalus 
voor,  maar  ook  ïipula  Javensis.  Op  het  eiland  Amboti  vond 
hij  de  grootste  Indische  nmg,  C.  Amboinensis,  verder  C. 
subulifer,  C.  aureostriatus  en  C.  variegatus  en  Tipula  longi- 
cornis;  terwijl  Tipula  praepotens  in  den  geheelen  Archipel 
gevonden  wordt.  Zeker  zullen  er  nog  wel  andere  soorten 
zijn,  die  wij  nog  niet  kennen.  Men  spreekt  nooit  van  muggen, 
maar  van  muskieten,  een  naam  door  de  Porlugeezen  uit  Amerika 
overgebracht;  in  't  Maleisch  heeten  die  diertjes  7?/amoe/:,  terwijl 
een  kleine  soort,  waarvan  de  wetenschappelijke  naam  mij  niet  met 
zekerheid  bekend  is,  agas  genoemd  wordt,  en  vrij  belangrijke 
zwelling  bij  het  steken  veroorzaakt.  Hoewel  alle  muskieten 
lastig  en  hare  steken  onaangenaam  zijn,  moeten  C.  setulosus  cn  C. 
luridus,  die  een  gestreept  achterlijf  bezitten,  als  de  venijnigste  wor- 
den beschouwd.  De  muskieten  in  /«rfjc  steken  zoowel  bij  dag  als 


279 


bij  nacht,  terwijl  Von  Humboldt  in  AmmAa -opmerkte,  dat  de 
muggen  daar  alleen  's  nachts  lastig  waren.  Zij  versmaden  geene 
huidplaals,  maar  hebben  wel  preferentie;  zoo  zijn  vooral  de 
zachte  deelen  van  den  voet,  onder  en  achter  de  enkels  en  de 
polsen  zeer  door  haar  geliefd. 

Het  bestrijken  der  huid  met  een  aftreksel  van  quassia  ver- 
hindert de  muskieten  om  te  steken ;  terwijl  ook  olie-inwrijvingen 
daartegen  helpen. 

Het  gevolg  van  haar  steek  is  een  witte  of  roode,  ronde,  sterk 
jeukende  zwelling,  die  van  zelve  weêr  verdwijnt;  het  jeuken 
vermindert  zeer,  door  op  de  zwelling  een  paar  indruksels,  bijv. 
met  den  nagel  te  maken,  zonder  te  krabben,  of  lichte  ammonia- 
oplossing  er  op  te  strijken.  De  zwelling  is  veel  sterker  als  men 
pas  aankomt,  dan  later ;  wordt  zulk  een  zwelling  open  gekrabd, 
dau  ontstaat  een  zweer,  die  meestal  een  slecht  aanzien  heeft, 
dikwijls  voortvreet,  ook  in  de  diepte,  voortdurend  sterk  jeukt 
en,  speciaal  aan  de  onderste  ledematen,  bijzonder  moeielijk 
geneest.  Toen  ik  pas  eenige  dagen  in  Indië  was,  werd  mij,  in  Juli 
1861,  het  artillerie-kampement  te  Tjikoenier,  bij  Bekassie  (onder 
Mr.  Cornelis),  als  standplaats  aangewezen.  Onbekend  met  wat 
ik  daar  noodig  had,  sliep  ik  er  den  eersten  nacht  zonder 
Idamboe;  mijne  voeten  waren  bij  het  ontwaken  zoo  door  raus- 
kielenstekeu  gezwollen,  dat  het  onmogelijk  was  kousen  aan  te 
hebben.  Bovendien  had  ik  het  ongeluk  gehad  die  knobbels 
achter  den  enkel,  stuk  te  wrijven  of  te  krabben,  en  gedurende 
de  drie  eerste  maanden  van  mijn  verblijf  leed  ik  aan  hoogst 
onaangename,  bijna  fistelvormig  doordringende  uicera  op  die 
plaatsen. 

Maar  er  kunnen  ook  ernstiger  gevolgen  optreden.  Eenige 
dagen  na  mijne  komst  te  Tjikoenier  kwam  daar  een  sergeant, 
die  pas  uit  Europa  was  gearriveerd.  De  man  was,  na  twee 
dagen  verblijf,  als  bedekt  met  muskielensteken  en  kreeg  ten 
gevolge  daarvan  zulke  belangrijke  reactieverschijnselen,  zoo  hevige 
koorts,  dat  ik  de  verpleging  in  het  kampement  niet  durfde 


280 


voortzetten  en  hem  naar  hel  hospitaal  Ie  Weltevreden  moest 
evacueeren. 

Bij  pas  geborene  ol'  bij  zeer  jonge  kinderen  geven  de  mus- 
kietensteken,  in  den  regel,  geene  zwelling ;  dit  komt  waarschijn- 
lijk omdat  die  wondjes  niet  worden  gewreven.  Men  vindt 
alleen  zeer  kleine,  omschrevene,  roode  puntjes],  die  veel  over- 
eenkomst hebben  met  de  roode  vlekjes  na  den  beet  van  wand- 
luizen en  die  het  gevolg  zijn  eener  zeer  lichte  irritatie. 

Een  andere  huidaandoening,  die  gemakkelijk  bij  pas  aan- 
gekomen ontstaat,  maar  ook  oudgasten,  vooral  in  de  kente- 
ringstijden aantast,  is  furunculose.  Zij  is  een  wezenlijke 
ziekte  en  ik  zal  die  dus  hier  niet  nader  beschrijven.  Alleen 
meen  ik  te  mogen  aan  teekenen,  dal  goed  gekarakteriseerde 
steenpuisten  veel  meer  bij  volwassenen  dan  bij  kinderen 
voorkomen,  bij  welke  laatste  gewoonlijk  eigenaardige,  meestal 
langwerpig  ronde,  roodblauw  gekleurde  huidabcessen  ontstaan. 
Ook  die  abcessen  bespreek  ik  in  het  tweede  deel. 

01',  als  gevolg  der  vermeerderde  huidwerkzaamheid,  ook  moet 
worden  beschouwd,  de  donkerder  kleur,  die  de  huid  op  den 
duur  aanneemt,  ligt  in  het  duister. 

Dat  iedereen  bleeker  wordt,  is  een  gevolg  van  anaeuiie,  die 
zich  bij  den  verminderden  eellnsl,  de  geringere  energie  der 
ademhaling  en  de  afmatting  na  lichaamsinspanning,  waardoor 
beweging  in  de  open  lucht  wordt  nagelaten,  wel  laat  verklaren  , 
vooral  omdat  die  oorzaken  voortdurend  blijven  inwerken. 
Behalve  dat  bleekzien  evenwel,  verkrijgt  de  huid  ook  een  donker- 
der kleur,  van  lichtgeel  tot  vuilgeel,  bijna  bruin;  die  verkleuring 
is  het  sterkst  aan  het  gelaat  en  de  handen,  en  somtijds  goed  afge- 
bakend op  de  grenzen  der  plaatsen,  waar  de  bedekking  mei  klee- 
deren begint.  Bovendien  komt  zij,  zooals  wij  zagen,  regelmatig 
aan  de  dijen  en  ouder  de  oksels  voor ;  zij  ontwikkelt  zich  het  meesl 
bij  personen,  die  veel  in  de  open  lucht  verkeeren  en  die  dan 


281 


«door  de  zon  verbrand"  heelen.  Practiseereiide  geneesheeren 
hebben  daarom  gewoonlijk  een  donkere  huidkleur. 

Weinige  personen  behouden  hun  Europeesche  leint,  en  toch  krij- 
gen deze  nog  dikwijls  kleine,  geel- of  bruinachtig  gekleurde  vlek- 
ken, die  iets  van  levervlekken  hebben.  Die  vlekken  komen  aan  alle 
lichaamsdeelen  voor,  maar  veranderen  dikwijls  van  intensiteit 
en  ook  van  plaats.  Zij  behooren  tot  de  zeer  lichte  vormen 
van  lentigo  of  chloasma  endemicum.  Een  middel ,  dat  dikwijls 
helpt  om  ze  te  doen  verdwijnen,  is  een  mengsel  van  azijn, 
hèdak  en  den  wortel  van  langkwas  (Alpinia  galanga);  vooral 
dames  vragen  daaromtrent  dikwijls  raad. 

Kinderen,  het  meest  zeer  blanke  kinderen,  krijgen  nu  en 
dan,  uiterst  kleine,  scherp  omschrevene,  donkerbruin  tot  bijna 
zwart  gekleurde  vlekjes,  die,  niet  grooter  dan  een  grootespel- 
deknop  wordende,  zich  nu  hier  dan  daar  vertoonen,  gedurende 
twee  of  drie  weken  blijven  bestaan  en  dan  van  zelve  weêr 
verdwijnen.  Die  pigmentafzettingen  dragen  in  het  Maleisch  den 
karakteristieken  naam  taai  lalar,  vliegenscheetjes. 

Dat  haren  en  nagels  sneller  groeien  werd  reeds  gezegd; 
blonde  mannen  toonen  groote  neiging  tot  kaal  worden ;  donker 
gekleurde  haren  worden  spoedig  grijs.  Bij  Armeniërs  valt  het 
haar  dikwijls  pleksgev/ijze  uit.  Zelden  zag  ik  uitvallen  van 
het  haar  op  den  kruin  bij  Chineezen.  Ook  de  oudste  Chineezen 
hebben  nog  een  haarstaart,  ofschoon  men  zegt,  dat  zij  wel 
eens  kaal  worden,  maar  dan  den  staart  wat  lager  laten  staan. 

De  verhoogde  werkza.imheid  der  huid  maakt  eene  meer 
zorgvuldige  en  herhaalde  reiniging  van  zelve  noodzakelijk, 
't  Gevolg  van  beiden  is,  dat.de  huid  gevoeliger  wordt  voor 
uitwendige  indrukken  en  ook  zachter.  Bij  de  gewoonte  o.  a. 
om  altijd  dunne  kousen  en  lichte  schoenen  te  dragen,  wordt 
de  huid  der  voetzool  veel  gevoeliger  en  vindt  men  er  minder 
eelt  ontwikkeld.  Ik  heb  zelfs  wel  eens  lannine-oplossing  moeten 
doen  gebruiken,  als  waschmiddel  en  als  bad  voor  den  voetzool, 


282 


len  einJc  de  pijnlijkheid  bij  hel  loopen  Ie  verminderen,  die  onmid- 
delijk  hij  de  geringste  ongelijkheid  van  den  hodem  ontstond 
en  hel  gevolg  was  van  niet  genoeg  te  loopen. 

De  voortdurende,  verhoogde  warmtegraad  wordt,  zooals  wel 
van  zelve  spreekt,  door  het  gevoel  waargenomen  als  hitte, 
soms  met  drukking  in  het  hoofd,  lichte  migraine  of  duizeligheid 
gepaard.  Snelle  vermoeidheid  bij.  lichaamsinspanning  en  zelfs 
een  gevoel  van  uitputting  zijn  niet  zeldzaam;  dat  gevoel  van 
vermoeidheid  kan  zeer  langen  lijd  achtereen,  zelfs  bij  goeden, 
rustigen  slaap,  blijven  aanhouden;  na  eiken  arbeid,  van  welken 
aard  en  hoe  kort  ook,  ontstaat  de  behoelte  om  zich  uit  te 
strekken  of  om  de  beenen ,  terwijl  men  zit ,  een  hooger  steun- 
punt  te  geven;  dit  moe  zijn  komt  nog  dikwijls  in  de  latere 
jaren  van  hel  verblijf  in  een  heel  klimaat  voor,  nadat  de 
eigenlijke  akklimatlsatie  reeds  lang  is  afgeloopen.  Eigenlijk 
ziek  zijn  is  die  toestand  niet,  maar  hij  grenst  er  aan.  Hel 
n:;eest  afdoende  middel  er  tegen  is  hel  verblijf  gedurende 
eenigen  tijd  in  een  koeler  klimaat,  in  de  bergstreken  dus ;  zelfs 
ziel  men  goede  resultaten ,  wanneer  de  werkzaamheden  van 
den  aangetasten  geen  voortdurend  verblijf  in  de  bergen  gedurende 
ecnige  dagen  mogelijk  maken ,  van  hel  zijn  's  avonds  en  's  nachts 
in  een  koelere  streek;  daarbij  is  het  evenwel  een  vereischte, 
dat  de  verplaatsing  er  heen  gemakkelijk,  bijv.  per  spoorlein, 
kan  plaats  vinden.  Kan  de  verplaatsing  volstrekt  niet  ge- 
schieden, dan  zag  ik  meermalen  goede  resultaten  van  de  toe- 
diening van  een  decocl.  cortic.  Peruv.  rubri. 

Op  dezelfde  wijze  kan  men  wel  verbetering  brengen  in  een 
lichten  tremor,  die  bij  enkelen,  na  een  langdurig  verblijf  in 
Indtë  optreedt,  zonder  dal  misbruik  van  alcoholica  of  andere 
zaken  daartoe  aanleiding  gaf.  Ik  kan  niet  met  zekerheid 
zeggen,  of  die  beving  ten  gevolge  van  een  centrale  of  van 
een  peripherische  oorzaak  ontstaat. 

Niet  zelden  uit  zich  een  zeer  zenuwachtige  toestand 
(erethismus  nervosus)  door  het  feil,  dal  men  bij  de  geringste 


283 


aanleiding  tranen  in  de  oogen  krijgt,  zonder  dat  een  verhaal, 
gegeven,  gelezen  of  gehoord,  zoo  aandoenlijk  is,  en  er  voor 
werkelijk  treurige  feiten  een  zekere  ongevoeligheid  heslaal. 

De  genitaliën  ondervinden  een  grooteren  bloedsaandrang; 
terwijl  de  algemeene  verslapping  der  spieren  aanleiding  is, 
dat  het  scrotum  gewoonlijk  slap  en  lang  neêr  hangt,  treden 
nachtelijke  erectiën  en  pollutiones  veelvuldiger  op;  de  geslachts- 
drift is  sterker;  evenals  van  alle  smeerklieren,  is  de  werkzaam- 
heid van  die  aan  het  praeputium  vermeerderd ;  hij  niet  behoorlijke 
reiniging,  of  bij  phymosis  congenilalis ,  die  veelvuldig  voor- 
komt bij  kreolen,  hoopt  zich  veel  smegma  op  en  geeft  aanleiding 
lot  een  eikeldruiper,  die  door  behoorlijke  reiniging  geneest. 
Dat  de  circumcisie,  als  godsdienstige  instelling,  onder  de 
hygiënische  voorschriflen  in  heete  landen  moet  gerekend  worden, 
is  van  algemeene  bekendheid. 

De  algemeen  vermeerderde  afscheiding  van  smegma  blijkt, 
behalve  uit  de  reeds  genoemde,  zure  reactie  van  het  zweet, 
die  op  een  grooter  gehalte  aan  vetzuren,  uit  de  glandulae 
sebaceae  afkomstig,  duidt,  ook  uit  de  sterkere  ophooping 
van  oorsmeer  in  den  uitwendigen  gehoorgang,  waarin  die  stof 
zich  dikwijls  tot  uitgedroogde,  harde  stukken  verdikt,  die  dan 
aanleiding  geven  lot  oorsuizingen ,  doofheid  en  olitis  externa 
van  een  goedaardig  karakter.  Reiniging,  met  voorzichtige  ver- 
wijdering der  stukken,  is  de  van  zelf  aangewezen  medicatie, 
die  men  dikwijls  doet  verrichten  door  Chineesche  oorenschoon- 
makers (een  afzonderlijk  beroep).  Die  Chineezen  gebruiken 
daartoe  meestal  te  scherpe  instrumentjes,  maar  zijn  ove- 
rigens handig  in  hun  vak.  Waarschijnlijk  moei  wel  aan 
die  vermeerderde  werkdadigheid  der  smeer-  en  slijniafschei- 
dende  klieren  hel  feil  worden  loegeschrcven ,  dal,  zelfs 
weinig  belangrijke  kalarrhale  slijmvliesaandoeningen  (olitis, 
conjunclivilis,  urclhrit;s,  fluor  albus  en  dergelijken)  in  Indië 
zooveel  langer  duren  dan  in  Europa. 

Velen   hebben  last  van  sterke  afscheiding  van  zeer  laai 


284 


neusslijui,  zoo  laai  on  samenhangend,  dal  hel  uiocielijk  hij 
hel  snuiten  van  den  neus  verwijderd  kan  worden ,  en  daardoor 
hel  openhouden  van  den  mond ,  vooral  onder  iiel  slapen , 
noodig  maakl.'  In  den  droogen  lijd  is  dil  verschijnsel  hel 
slerksl  uilgedrukl.  Anderen  krijgen  eiken  dag  aanvallen  van 
niezen,  welke  nieshuien  ieder  niel  zelden  20  gewijzigde 
ademhalingshewegingen  hehhen.  Dal  ten  slotte  ziekelijk  niesen 
aanleiding  kan  worden  tol  de  noodzakelijkheid  van  een  vertrek 
naar  Europa  is  door  verscheidene  gevallen  bekend. 

Wat  nu  den  invloed  v,an  hel  klimaat,  met  al  hetgeen  daarbij 
behoort,  op  hel  psychische  leven  betreft,  zien  wij,  dat  bij 
velen  het  geheugen  vermindert,  wat  zich  vooral  schijnt  te 
openbaren  door  de  moeite,  die  men  heefl  om  eigennamen 
Ie  onthouden  en  wel  de  meest  recent  gehoorde  hel  moeie- 
lijkst.  Ook  ondervindt  men,  na  een  lang  verblijf,  dat 
inspannende  geestesarbeid  in  de  avonduren  aanleiding  wordt 
tol  droomen  over  de  behandelde  onderwerpen  en  tot  onrus- 
tiger slaap.  Maar  dat  is,  naar  ik  meen,  ook  alles  wat 
er  teu  nadeele  van  die  inwerking  kan  worden  gezegd.  Wan- 
neer de  loodrechte  zonnestralen  zoo  bedenkelijk  werkten  op 
hel  centrale  zenuwstelsel,  als  wel  beweerd  wordt,  dan  zou 
men  mogen  verwachten,  dat  er,  vooral  onder  vreemdelingen 
meermalen,  gevallen  van  zonnesteek  werden  gezien ;  toch  is  dal 
maar  hoogst  zeldzaam  het  geval ;  noch  bij  Europeanen ,  noch 
bij  Chineezen,  die  hun  bijna  volkomen  kaalgeschoren  schedel 
(behalve  het  kleine  plekje  op  den  kruin,  waarop  de  haarslaart 
groeit)  aan  die  zonnestralen  blootstellen  en  dien  soms  alleen 
bedekken  door  een  strooien  hoed,  is  zonnesteek  eene  aandoening, 
die  dikwijls  voorkomt.  Bijna  alleen  wordt  hij  wel  eens 
waargenomen  bij  Europeesche  soldaten,  op  militaire  excursiën, 
en  dan  heeft  het  zware,  donker  gekleurde  hoofddeksel  daaraan 
zeker  wel  mede  schuld,  evenals  misschien  ook  jenevermisbruik. 

Of  de  drift,  de  opvliegendheid,  die  men  bij  velen  kan  waar- 
nemen, aan  den  invloed  van  hel  klimaat  moet  worden  toege- 


285 


schreven,  of  dat  lol  hel  ontstaan  daarvan  bijdraagt  de  indolentie 
der  inlanders,  mei  wie  men  dagelijks  in  aanraking  komt,  is 
eene  vraag,  die  ik  geneigd  ben,  in  den  laastgenoemden  zin  Ie 
beantwoorden.  Het  groole  aantal  phlegmatische  pe^onen,  die  zich 
om  genoemde  reden  driftig  maken,  brengt  mij  lol  die  conclusie. 

Dr.  SwAViNG,  die  zich  zoo  dikwijls  en  zoo  buitengewoon 
verdienstelijk  maakte  voor  Nederlandsch-lndië,  al  werden  die  ver- 
dienslen  zelden  erkend,  heeft  eene  opsomming  gegeven  van  al 
de  akeligheden,  die  ten  aanzien  der  psyche,  al  zoo  aan  hel 
heete  khmaal  werden  toegeschreven.  Wal  hij  daarover  schreef, 
is  zoo  juist,  dat  ik  mij  niet  onthouden  kan  het  hier  over  te 
nemen,  vooral  ook  omdat  het  Natuur-  en  Geneeskundig  Archief 
voor  Nederlandsch-lndië,  waarin  zijne  mededeelingen  voorkomen, 
niet  gemakkelijk  meer  te  verkrijgen  is.  Hij  schrijft  daar  (ik 
laat  de  nolen  achterwege): 

«Heeft  men  zeer  verschillend  over  de  uitwerking  der  Tropen- 
» warmte  op  het  organisme  geoordeeld,  niet  minder  verschillend 
«heeft  men  omtrent  die  uitwerking  op  den  raenschelijken  geest 
«gedacht. 

«Wil  men  enkele  Europeesche  schrijvers  en  zelfs  bewoners 
«van  dezen  Archipel  gelooven,  dan  zoude  men  meenen,  dat  wij 
nslechls  als  planten,  als  zieke  planten  kunnen  leven.  Velen 
«hebben  vóór  en  mei  Geigel  opgeleekend,  dat  de  warmte  der 
•  verzengde  streken  den  menschelijken  geest  doet  insluimeren. 
«Anderen  bevestigen,  dat  het  ïropen-klimaal  den  man  tol 
' vrouw,  lot  grijsaard  maakt.  Van  anderen  vernemen  wij, 
«dat  het  klimaat  onzer  streken  den  mensch  tot  dier  verlaagt; 
«dat  zinnelijk  genot  over  den  geest  zegepraalt.  En  eindelijk 
» lezen  wij,  dat  in  heete  landen  geene  bestendigheid,  geene 
«gematigdheid  heerschl;  dal  de  beschroomdheid  in  laagheid ,  de 
«stoutmoedigheid  tol  woestheid,  de  inspanning  des  geesles  tol 
«razernij,  de  jaloerschheid  tot  wreedheid  overgaat.  Kunstenen 
«Wetenschappen  zijn  hier  volgens  hen  door  geheimzinnigheden 
«verduisterd,  de  godsdienst  door  dweeperij  bezoedeld,  hel  gezond 
«versland  door  fabelen  beneveld.    De  schrandere  bewoners  dezer 


286 


«streken ,  vervolgt  men ,  dorsten  naar  eer  en  aanzien,  doen 
«somwijlen  zeer  belangrijke  ontdekkingen  en  verheffen  zich 
«alsdan  met  veel  geluk ;  doch  zij  kunnen  zich  niet  staande  houden. 
«Die  traagheid  van  geest  en  ligchaam,  waarvoor  zij  eenc 
nonwederstaanbare  neiging  koesteren,  maakt  hem  vroeg  of 
«spade  werkeloos  e:i  verlaagt  hen.  Helaas!  wanneer  wij  rond - 
»oni  ons  zien  en  den  Inlander,  den  Chinees, ja  den  Europeaan 
«van  naderbij  beschouwen,  dan  moeten  wij  het  bekennen,  dat 
»er  onder  hen  vele  als  planten,  als  dieren,  als  onbestendige 
«schepselen  leven.  Maar  moeten  wij  dit  aan  de  aanhoudende 
«warmte  toeschrijven?  Bestaan  er  in  dat  beschaafd,  van  alle 
«zijden  bevoorregt,  Europa  geene  dieren  of  planten  in  mensche- 
«lijke  gedaante?  Wij  hebben  aan  menigen  Inlander  meer 
«gevoel  en  oordcel  dan  aan  den  lompen  grasmaaijer  toege- 
«schreven,  en  wij  hebben  menigen  Chineeschen  handwerkman 
«naauwgezetter  en  vlugger  zien  werken  dan  vele  Hollandsche 
«anbachtslieden.  Waarom  schrijft  men  toch  in  Europa  ten 
«onregle  zooveel  nadeel  aan  het  klimaat  toe?  Is  hel,  omd;it 
»zij  gaarne  aldaar  voor  de  edelste  en  geestrijkste  menschen  , 
«zooals  vo>i  Lillrow  zich  uitdrukt,  willen  gehouden  zijn?  Waar- 
«ora  bevestigt  zoo  menig  Europeaan  alhier  het  ten  onregte 
«vermoed  nadeel?  Is  het,  omdat  hij  slaffeloos  als  plant  of  als 
«dier  wil  leven?  of  is  het,  dat  hij  als  een  buitengewoon  wezen 
«wil  beschouwd  worden,  indien  hij,  niettegenstaande  dien  ho(»gst 
«nadeeligen  invloed  der  warmte,  zich  als  zedelijk  schepsel 
«ontwikkeld  heeft? 

«Met  eenc  moederlijke  zorgen  liefde ,  met  de  grootste  voorzig- 
«tigheid  en  oplettendheid  neemt  de  natuur  ons  ligchaannn  haren 
«hof  op,  alwaar  de  zomer  bijna  niet  eindigt,  waar  de  renk-organen 
«onophoudelijk  opgewekt  worden.  Zoude  nu  diezelfde  Natuur 
«door  hare  eenvoudigheid  en  verscheidenheid,  ons  oog  uit  den 
«slaap  trachten  te  houden,  terwijl  zij  onzen  geest  in  slaap  wiegl, 
«terwijl  zij  ons  hart  toeschroeil?  (»?!"). 

«Wal  zoude  men  in  Europa  van  eenen  tropen-bewoner  denken, 
«die  vertelde,  dat  men  in  de  gematigde  luchtstreken  niet 


287 


«zelfstandig  kan  denken  of  handelen,  dewijl  er  dan  eens 
»eene  benaauwende  hitte  beslaat,  die  hij  niet  kent;  dewijl  er 
«dan  eens  eene  koude  aanwezig  is,  waarvan  hij  zich  geene  idéé 
«kan  koesteren?  Zoude  men  niet  met  Schubert  antwoorden, 
«warmte  noch  vochtigheid,  land  noch  water  kunnen  den  niensch 
«weinig  veranderen,  zoo  lang  in  hem  een  element  leeft  en 
«werkzaam  is,  dat  even  als  de  zon  en  het  water  de  bewoonde 
«landen  derzelver  vochtigheid  geeft,  en  de  scheppende  gelijk 
«de  strijdende  elementen  der  natuur  in  bedwang  houdt.  En 
«dit  zeggen  wij  ook  met  Schubert;  want  niet  de  warmte  van 
«ons  klimaat  ( welke  door  zóó  vele  bijomstandigheden ,  zoo 
«als  wij  later  zullen  zien,  getemperd  wordt)  doet  onzen  geest 
«inslapen  of  de  zinnelijkheid  najagen;  maar,  zoo  nis  Hippocra- 
y>les  en  Salhistius  en  andere  gezegd  hebben,  de  verregaande 
«vadsigheid  en  ledigheid;  want  is  het  gevoel  voor  het  schooue 
«en  het  heilige  eens  bij  den  mensch  ontwikkeld ,  dan  is  geene 
«zon,  al  staat  zij  tweemaal  in  het  jaar  regtstandig  op  ons  hoofd, 
«in  staat  dat  gevoel  te  onderdrukken. 

«Even  zoo  zeer  als  in  Europa  het  hart  en  het  hoofd  van  den 
•  mensch  door  opvoeding,  door  opleiding  ontwikkeld  worden, 
«even  zoo  zeer  za'  zich  hier  de  mensch  ontwikkelen,  die  als 
«mensch  opgevoed  en  opgeleid  is.  En  even  zoo  zeer  als  in 
r>Europa  het  voorbeeld  van  beschaafde  mannen  de  jongere  op- 
»wekt,  om  met  ijver  en  nauwgezetheid  hunne  maatschappelijke 
«pliglen  te  vervullen,  even  zoo  wordt  hier  de  mensch  opge- 
«wekt,  wanneer  hij  ziet,  dat  mannen,  ouder  van  dagen,  hooger 
«in  aanzien,  ware  voorstanders  zijn  van  alles  wat  goed  en 
«edel,  van  alles  wat  regtvaardig  en  heilig  is;  wanneer  hij 
«ziel,  dat  zij  geenszins,  zooals  in  de  gematigde  landen  door 
«sommigen  gezegd  en  zelfs  geschreven  wordt,  als  planten,  als 
«dieren,  als  onbestendige,  karaklerlooze  menschen  leven.  En 
«al  ware  het  niet  opzettelijk  betoogd ,  dat  in  Nederland' s-Indië 
«Kunsten  en  Wetenschappen  beoefend  zijn  nog  heden  beoefend 
«worden,  dan  zouden  wij  evenwel  verklaren,  dat  de  warmte, 
«wel  is  waar,  invloed  heeft  op  de  zielskracht  van  den  Euro- 


288 


•peaan;  maar  geen'  verdoovenden,  geen'  onderdrukkenden,  of 
«vernietigenden,  dan  met  eigen  wil.  Het  is  door  dien  wil,  dal 
»de  menscl)  zich  van  het  redeloos  dier  onderscheidt;  het  is 
»door  dien  wil,  dat  de  raensch  niet  aan  eene  hepaalde  geo- 
ngraphische  hreedle  des  aardhodems,  gelijk  de  meeste  planten 
»en  dieren ,  verhonden  is.  Onder  alle  hemelstreken  kan  hij 
«zijn  geslacht  voortplanten,  en  naar  male  de  mensch  meer 
«ontwikkeld  en  heschaafd  is,  naar  die 'male  kan  hij  van  de 
«de  eene  streek  naar  de  andere  overgeplaatst  worden." 

Tol  zoover  Dr.  Swaving.  Hij  schreef  dal  alles  ongeveer 
veertig  jaren  geleden  en  er  hehoorde  moed  toe  dat  Ie  doen  , 
vooral  dat  toen  te  doen.  Maar  Swaving  had  dien  eenig  waren 
en  goeden  moed,  waarvan  Dr.  J.  G.  Fran-tz  eenmaal  schreef, 
dat  hij  er  toe  leidt  zijne  raeening  »le  verkondigen  met  dal 
«alles  medeslepende  geweid,  dat  hel  kermerk  is  der  innige, 
«waarachtige  overtuiging". 

Waarom  er  moed  noodig  was,  zoo  Ie  schrijven  indien  tijd? 
Men  zie  nog  eens  wat  ik  schreef  op  pag.  87,  voornamelijk 
over  de  Europeesche  maatschappij  in  vroeger  jaren.  Daarhij 
hrachl  ik  in  herinnering,  hoe  velen  naar  Indië  togen  en  daar 
een  positie  op  de  eene  of  andere  wijze  verkregen ,  die  niet 
altijd  in  overeenstemming  kon  worden  geacht  met  den  graad 
hunner  intelleclueele  ontwikkeling.  Niet  wonderlijk  is  het ,  dat 
zulke  personen  de  weelde  van  hun  verkregen  standpunt  niet 
konden  verdragen  en  door  toegeven  aan  hiiheid  en  aan  uitspat- 
tingen vau  verschillenden  aard,  hij  hunne  terugkomst  in  i^'j/ro/M 
den  ongunsligen  indruk  te  weeg  hrachlcn ,  dien  wij  loerden 
kennen,  terwijl  de  waargenomen  veranderingen  aan  het  heete 
klimaat  werden  toegeschreven.  In  Europa  vonden  zulke  men- 
schen  zich  van  zelve  misplaatst;  in  den  ref^cl  te  veel  geld 
hezitlende  om  met  hunne  vroegere  slandgenoi  ten  op  eene  lijn 
zich  te  hewegen,  waren  zij  Ie  weinig  beschaafd,  om  zich  in 
hoogere  kringen  hehoorlijk  Ie  huis  Ie  voelen. 

Zeer  zokrr,  zoolang  liulir  Nederland  loehehoori,  heeft  men  in 
de  tropischii  gewesten  mannen  gevonden,  wier  energie  voldoende 


289 


was  om  tegenstand  tc  bieden  aan  de  uitwerkselen  van  het 
klimaat;  die  mannen  waren  het,  welke,  met  vasten  wil  zich 
verzettende  tegen  hel  gevoel  van  lichamelijke  afmatting,  den 
geest  vrij  hielden  van  indommelen  en  daarvan  de  blijken 
gaven  door  groote  organiseerende  talenten  of  door  wetenschap- 
pelijke onderzoekingen,  terwijl  zij  Juist  door  die  energie  ook 
den  invloed  verminderden,  dien  het  klimaat  op  hun  lichaam 
uitoefende.  Behoorlijke  inspanning  van  den  geest  deed  hen 
van  zelve  vergeten,  dal  het  klimaat  aanleiding  geeft  tot  ver- 
hoogde opwekking  van  den  geslachtsdrift  en  deed  hen  tevens 
vermijden  toe  te  geven  aan  den  drang  om  veel  te  drinken. 
Die  laatste  drang  leidde  er  anderen  toe  misbruik  te  maken 
van  spirituosa,  welke  dienden  oiu  het  weinig  frissche  water 
een  aangenamen  smaak  te  bezorgen.  Twee  verzwakkende, 
nadeelige  momenten  werden  dus  door  eigen  wil  opgeheven. 
Maar  zij,  die  dien  wil  bezaten,  waren  dan  ook  de  meest 
ontwikkelden,  de  meest  beschaafden,  en  zij  vormden  de  min- 
derheid, die,  na  terugkomst  in  Europa  vooral,  door  de  meer- 
derheid zoo  werd  overschaduwd,  dat  men  alleen  oordeelde 
naar  de  laatste  en  dan  meende  juist  te  oordeelen;  zelfs  zou 
ecne  statistiek  de  juistheid  dier  meening  hebben  doen  kennen , 
als  men  de  moeite  genomen  had,  die  te  maken. 

Waarom  nu  was  hel  eene  uitzondering  meer  ontwikkelden 
naar  Indië  te  zien  gaan  ?  Er  was  in  Europa  minder  behoefte 
aan  weelde,  minder  overbevolking  uit  een  finantiëel  oogpunt. 
Een  vertrek  naar  Indië  had  iets  vernederends ,  zelfs  voor  de 
familie  van  den  vertrekkende  en  nog  vindt  men  stijfhoofdigen, 
die  het  zoeken  van  een  bestaan  in  hidië  als  een  schande  be- 
schouwen ,  al  is  dal  denkbeeld  zeer  veel  in  kracht  en  omvang 
verminderd.  Wonder  was  het  niet,  dat  er  zoo  over  gedacht 
werd.  Vele  inlandsche  oorlogen  maakten,  dat  men  iedereen 
gebruiken  kon  om  naar  »den  Oost"  te  gaan,  en,  meenden 
de  bewindhebbers  daar,  dal  er  vrouwen  Ie  kort  kwamen, 
welnu,  gevangenissen  en  publieke  huizen  leverden  hel  ontbre- 

19 


290 


keilde.  Helaas!  ook  weeshuizen  werden  misbruikt  om  de  daar 
verpleegde  meisjes  hel  gelal  der  eerstgenoemde  vrouwen  te 
doen  aanvullen!  Herinneringen  aan  dergelijke  feilen  blijven 
bij  een  volk  langen  lijd  hangen,  wortelen  zich  vast  en  de 
gevolgen  er  van  blijven  beslaan,  al  zijn  de  feiten  zelve  vergelen  ; 
van  daar  dus,  dat  fatsoenlijke  menschen  er  legen  op  zagen 
zich,  zonder  de  zekerheid  van  eene  goede  positie  te  hebben, 
naar  Indiè  te  begeven. 

Nog  verdient  opmerking,  dat  de  heler  ontwikkelden,  wier 
geest  niet  leed  onder  gewaande  klimaalsinvloeden ,  in  den  regel, 
niet  zoo  heel  lang  in  Indië  verblijf  hielden.  Is  hel  noodig 
hier  een  groole  reeks  namen  te  noemen  van  hen,  die  zich  op 
wetenschappelijk  of  op  staatkundig  gebied  onderscheidden  in  den 
hier  bedoelden  tijd?  Ik  geloof  het  niel;  de  herinnering  aan 
mannen  als  Jan  Pieterszoon  Coen  ,  Kr.  Joan  Maetsuyker  , 
Hendrik  Zwaardecroon  ,  Gustaaf  Willem  Baro.v  van  Imhoff, 
Mr.  Heruun  Willem  Daendels,  Jean  Chrétien  Baud  op  het 
laatstgenoemde,  van  Dr.  Andries  Cleyer,  Dr.  Jacobus  Bontius, 
RuMPeiüs,  IIoasFiELD,  Blume,  Dr.  Pieter  Bleeker  op  hel  eerst 
genoemde  gebied  (om  alleen  overledenen  te  noemen),  is  voldoende 
om  mijnebewering  te  staven. 

Toen  SwAViNG  zijne  meening  uitsprak,  baseerde  hij  die 
op  juiste  waarneming,  maar  waren  de  afwijkingen  van  den 
waren  gang  van  zaken  in  de  maatschappij  nog  voorbeerschend. 
Daarom  roemde  ik  den  moed,  dien  hij  bij  het  uilen  zijner 
denkbeelden  ten  toon  spreidde.  Laler  bevestigde  de  geschie- 
denis de  juistheid  van  wal  hij  toen  reeds  verkondigde.  Naar- 
mate het  verblijf  in  Indië  minder  voordeel  opleverde ;  naarmate 
het  maken  van  fortuin,  in  pecuniëelen  zin,  daar  moeielijker  werd ; 
naarmate  er  door  grooteren  toevoer  van  intellectuëele  krachten 
minder  kans  bestond  om,  zonder  veel  moeite,  snel  vooruit  te 
komen ;  naarmate  de  invoer  van  ijs  hel  gebruik  van  spiritualiën 
deed  afnemen;  naar  diezelfde  male  bleek  hel  meer  en  meer,  dat 
verstandelijke  ontwikkeling  zeer  goed  mogelijk  was  in  een  heel 
klimaat  en  het  voeren  van  een  leven ,  dat  aan  dieren  of  planten 


"191 

doel  (leiikeu,  geen  noodwendig  gevolg  van  de  gioote  en  voorldureh- 
de  hille.  Langzamerhand  zal  zich,  ook  in  Europa,  de  overtuiging 
gaan  vestigen,  dat  de  geestvermogens  en  de  in tellectuëele  arbeid, 
in  Jndië  gevormd  en  verbruikt,  niet  alleen  voordeelen  afwerpen 
voor  den  individu  zeiven,  maar  ook  voor  het  moederland.  Waar 
wij  zien,  dat  in  Indië  opgevoede  en  gevormde  jongelieden  mei 
glans  de  wetenschappelijke  examens  in  Europa  afleggen  en  daarbij 
niet  zelden  hunne  Europeesche  collega's  vooruit  zijn ,  moet 
zich  wel  de  meening  eene  plaats  verwerven,  dal  het  heele 
klimaat  niet  ongeschikt  maakt  tot  studie.  Heeft  die  overtuiging 
zich  eenmaal  baan  gebroken,  dan  zullen  de  Europeesche  bewo- 
ners van  Indië  zich  niet  meer  door  het  hoofd  van  hun  Depar- 
tement in  Nederland  hooren  toevoegen,  dat  hunne  hersenen 
door  de  Indische  zon  een  uitdroogingsproces  hebben  ondergaan ; 
maar  daartoe  is  het  ook  noodig,  dat  niet  een  der  eersten,  die 
daarvan  beschuldigd  werd,  later  in  Europa  teruggekeerd  en 
zelf  geroepen  als  raadsman  der  kroon  te  fungeeren,  het  denk- 
beeld doel  rijzen,  hoe  zijne  hersenen  weer  vocht  genoeg  hebben 
opgenomen,  om  zuiverder  (?  Nederlandsche)  denkbeelden  Ic 
gaan  voortbrengen  over  aangelegenheden,  die  hij  in  Jndië  geheel 
anders  inzag. 

Wellicht  zullen  Indische  geneeskundigen  zich  dan  ook  kun- 
nen verheugen  in  eenige  meerdere  erkenning  hunner  werkzaam- 
heid door  collega's  in  Nederland,  wat  lot  heden  maar  hoogst  zelden 
hel  geval  was. 

Beweer  ik  nu,  dal  Indië  geheel  aan  de  eischen  voldoet,  die 
voor  een  goede  ontwikkeling  van  gemoed  en  versland  noodig 
zijn?  Zeer  zeker  niet!  Ik  beweer  alleen,  dat  Swaving's 
denkbeelden  juist  waren,  ten  opzichte  van  de  mogelijkheid, 
om  een  reeds  goed  ontwikkelden  geest  zich  hier  slaande  Ie 
doen  houden  en  verder  te  vormen.  De  vorming  van  hel 
gemoed  en  hel  verstand  vereischen  meer,  dan  de  uitmunten- 
de gelegenheden,  die  goede  scholen  aanbieden  om  te  ieeren. 
De  Europeesche  inwoners  van  Nederlandsch- Indië  wenschen 
terechl  hunne  afstammelingen  te  zien  gevormd  in  een  Euro- 


292 


peesche  maalscliappij,  mei  ruimer  inziclilen,  mei  meer  middelen 
in  die  maalscliappij  zelve,  lol  vorming  van  den  menscli ,  dan 
de  Europeesche  samenleving  in  hel  land  hunner  inwoning 
aanbiedt.  Waarlijk,  hel  is  niet  Ie  verwonderen,  dal  zij  hel 
noodig,  dringend  noodzakelijk,  vinden  hunne  kinderen  naar  ^wro;;a 
te  zenden  om  tol  mannen  te  worden  gevormd,  die  een  helderen 
blik  in  hel  leven  hebben  geslagen,  die  zelfstandig  leerden  den- 
ken en  handelen,  die  de  kunsten  leerden  waardeeren  en 
liefhebben.  Want  al  is  hel  mogelijk  een  behoorlijke  dosis 
wetenschap  in  Indië  te  veroveren,  er  ontbreekt  aan  de  opvoeding, 
wat  de  Franschen  Téducation  de  la  rue  noemen;  er  ontbreekt 
een  groole,  beschaafde  maatschappij;  er  ontbreekt  kunst,  in 
den  waren  zin  van  dat  woord. 

Er  ontbreekt  Téducation  de  la  rue  op  die  breede,  stoffige 
gemacadamiseerde  rijwegen  der  Europeesche,  zoowel  als  op  de 
smalle  kleiwegen  der  inlandsche  buurten;  waar  zich  nergens 
een  gebouw  met  architektonische  schoonheid  vertoont;  nergens 
de  industrie,  van  welken  aard  ook,  hare  producten  ten  toon 
stelt ;  nergens  opgewekt  volksleven  bestaal ;  waarop  zich  alleen 
stille,  bedaarde  inlanders  vertoonen,  die  geen  denkbeeld  hebben 
van  Europeesche  beschaving  of  kennis,  maar  in  hunne  gesprekken 
zoo  dikwijls  zaken  aanroeren,  die  men  den  jongelieden 
liever  niet  doet  hooren;  waarop  Europeanen  kalm  wandelen 
of  rondrijden. 

Er  ontbreekt  een  groole,  beschaafde  maatschappij,  die  eens 
wat  anders  te  hooren  geeft,  dan  gesprekken  over  promotie, 
expeditiën  of  bals.  Het  is  niet  te  verwonderen,  dal  er  iels 
kleinsteeds  blijft  in  een  omgeving,  waarvan  het  aantal  Europea- 
nen (en  mei  hen  gelijkgeslelden)  in  de  grootste  sleden ,  als 
Batavia  nog  geen  5500,  en  Soerabaija  nauwelijks  öOOO  bedraagt, 
of  te  Samarang  nog  geen  oöOOlal  kan  bereiken  (1881).  Zulk 
eene  maatschappij  moest  al  ongeschikt  zijn  voor  behoorlijke  opvoe- 
ding en  ontwikkeling,  al  droeg  de  inlandsche  en  Chineesche 
omgeving  er  niel  in  ruime  male  loe  bij,  die  ongeschiktheid  nog 
te  vergroolen. 


293 


Er  ontbreekt  kunst  en  de  mogelijkheid  van  kunstbeschouwing, 
in  Europeeschen  zin.  't  Eenige  wat  daarvan  Ic  vinden  is,  bestaat 
in  litteratuur,  die,  zonder  behoorlijke  leiding,  zoo  veel  kwaad  kan 
doen.  Somtijds  kunnen  goede  muziekuitvoeringen  worden  ge- 
hoord. Bouwkunst,  die  waarde  heeft  voor  geest  en  gemoed  bestaat 
er  niet ;  beeldhouwkunst  is  zoo  goed  als  onbekend,  en  schilderijen 
zijn  vervangen  door  gravures  en  platen,  die  in  groolen  getale  voor- 
handen zijn,  maar  weinig  afwisseling  aanbieden,  daar  zij  met 
honderde  eenvormige  exemplaren  Ie  gelijk  worden  aangevoerd. 
Vochtigheid  en  inseklen  maken  het  moeielijk  een  schilderijen- 
verzameling te  bezitten.  Wat  de  inlandsche  kunst  (s.  v.  v.) 
betreft,  zij  is  in  voldoende  mate  voorhanden ;  er  zijn  zeer  fraaie 
musea  van;  naar  zij  is  meer  nuttig  tot  studie  voor  reeds  ge- 
vormden,  dan  tot  vorming  van  den  geest,  in  Europeeschen  zin. 

De  conclusie  dezer  beschouwingen  is  dus  deze:  liet  heete 
klimaat  is  op  zich  zelve  geen  beletsel  tot  vorming  en  ontwik- 
keling van  den  geest,  evenmin  als  tot  instandhouding  der 
geestelijke  vermogens;  maar  andere  omstandigheden  in  de  Indi- 
sche maatschappij  maken  de  opvoeding  in  Europa  noodzakelijk. 

Natuurlijk  is  hierbij  het  bekende  gezegde:  »mens  sana  in 
corpore  sauo"  van  toepassing.  Wiens  lichaam  al  te  veel  den 
invloed  van  het  klimaat  ondervindt,  behoudt  ook  geen  vrij 
werkenden  geest.  Evenwel  kan  de  wilskracht  zeer  veel  uit- 
werken ten  goede  en  die  wilskracht  behoort  men  te  bezitten 
om,  met  goed  gevolg,  het  heete  klimaat  te  verdragen. 

De  veranderde  omgeving ,  waarin  de  Europeaan  zich  geplaatst 
ziet,  bij  zijne  komst  in  hdië,  dc  geheel  andere  gewoonten 
en  de  gewijzigde  levenswijze  kunnen  aanleiding  geven  tot  eene 
gedrukte  gemoedstemming,  soms  zelfs  tot  heimwêe;  maar  men 
zal  die  toch  wel  geen  uitwerkingen  van  [het  heete  klimaat 
willen  noemen.  De  invloed  daarvan  openbaart  zich  het  meest 
op  het  lichaam,  en  het  wordt  lijd  nu  eens  na  te  gaan  welke 
wijzigingen  van  de  beschrevene  en  welke  nog  niet  genoemde 
verschijnselen  zich  bij  de  vrouw  voordoen. 


204 


Wal  ik  heb  medegedeeld  over  de  veranderingen  in  ademhaling 
en  bloedsomloop  is  op  de  vrouwen  evenzeer  toepasselijk ,  als 
op  de  mannen.  De  overige  verschijnselen  evenwel  in  de  functién 
der  huid,  van  hel  darmkanaal,  enz.  zijn,  in  den  regel,  bij 
vrouwen  veel  minder  onlwikkeld,  al  behoorl  licben  tropicus 
niet  onder  de  zeldzaamheden.  Voornamelijk  doet  zich  bij  hiar 
de  invloed  van  hel  klimaat  kennen  in  de  geslachtssfeer,  die 
bij  de  vrouw  een  zoo  gewichlig  moment  iu  haar  leven  vormt; 
daardoor  vinden  wij  dus  nog  niet  genoemde  symptomen. 

Vooreerst  neemt  de  afscheiding  van  de  vaginale  slijm  toe, 
wordt  zelfs  zoo  ruim,  dal  er  een  goedaardige,  witte  vloed 
ontstaat,  die  somtijds  een  heviger  karakter  aanneemt,  zoo- 
dal de  afgescheiden  vochten  aanleiding  geven  tol  roodheid, 
jeukte,  met  de  gevolgen  daarvan,  ontvellingen  en  pijn. 
De  menstruatie  neemt  toe:  de  bloedvloeiingen  in  de  periode 
zijn  ruimer  en  hel  tijdsverloop  tusschen  hel  verschijnen  der 
stonden  wordt  korter.  Niet  zelden  is,  gedurende  de  zeereis, 
reeds  afwijking  bespeurd ,  meestal  door  vermindering  of  weg- 
blijven der  menstrua.  Bij  pas  aangekomen,  jong  gehuwden 
lette  men  daarop,  om  zich  niette  vergissen  mei  zwangerschap. 
De  schade,  om  dal  wegblijven  zoo  eens  te  noemen,  wordt  evenwel 
spoedig  ingehaald,  door  de  ruimere  vloeiing  en  ook  door  de 
kortere  periodiciteit  in  den  beginne.  De  menstrua  vertoonen  zich 
somtijds  na  14 — 21  dagen  op  nieuw  en  hel  bloedverlies  kan  zoo 
slerk  zijn,  dat  het  op  dat  bij  abortus  gelijkt.  Meestal  herstelt 
zich  na  eenige  maanden  de  periode  van  ongeveer  28  dagen, 
maar  blijft  de  sterkere  vloeiing  beslaan,  die  langer,  4— 6  dagen, 
aanhoudt  en  gevolgd  wordt  door  een  overvloedige  afscheiding 
van  vaginale  slijm. 

Bedenkt  men  hel  gezegde  op  pag.  280  omtrent  de  oorzaken, 
die  aanleiding  geven  lot  anaemie,  dan  valt  in  hel  oog,  dal  die 
bloedsloesland  zich  veel  sneller  en  veel  heviger  zal  ontwikkelen 
bij  vrouwen.  Het  periodieke,  ruime  bloedverlies  wordt  niet 
zoo  spoedig  hersteld,  omdat  de  eetlust  per  se  reeds  minder  is, 
terwijl  bovendien,  als  men  niel  over  ruime  geldmiddelen  Ie 


29!> 

beschikken  heeft ,  de  afwisseling  van  voedsel  Ie  gering  is  om 
dien  aan  Ie  wakkeren,  en  een  ferme,  goede  voeding  niet  zelden 
ontbreekt.  Die  anaemie  geeft  alwêer  aanleiding  om  de  ge- 
noemde verschijnselen  in  de  genitaliën  fe  doen  verergeren. 
Oorzaak  en  gevolg  verwisselen  van  rol  en  h'?lpen  elkaar. 

De  vatbaarheid  voor  conceplie  is  zeergroot  of  geheel  afwezig ; 
neiging  tot  miskraam  en  abortus  zelve  komen  dikwijls  voor. 
De  symptomen  der  anaemie  behooreii  hier  niet  te  huis;  zij 
moeten  bij  de  bespreking  der  ziektebeelden  worden  behandeld. 
Wel  mag  hier  worden  medegedeeld ,  dat  het  voedingsproces  niel 
zelden  wordt  gestoord,  door  het  voorkomen,  langs  den  rand 
der  tong  en  op  het  slijmvlies  der  mondholte  in  het  algemeen, 
van  kleine,  ronde,  met  geelachtig  gekleurden  bodem  voorziene 
zweertjes,  met  scherpe,  als  afgestoken  randen,  welke  het 
kauwen  bemoeielijken. 

De  bloedsarmoede  der  Europeesche  vrouwen ,  die  zich  zoo 
snel  ontwikkelt,  raaakt  haar  bovendien  bijzonder  gevoelig  voor 
uitwendige  invloeden  en  beschikt  haar  voor  tot  ziekten  van 
het  darmkanaal  en  de  ademhalingswerktuigen,  meestal  van 
katarrhale'n  aard,  terwijl  de  verhoogde  werking  in  de  geslachts- 
deelen  ook  den  uterus  en  de  eierstokken  tot  ziek  worden 
praedisponeerl.  Dat  alles  maakt  de  vrouwen,  in  den  regel, 
ongeschikt  om  hare  kinderen  te  zoogen. 

De  beschaafde,  Europeesche  vrouw,  uit  hare  vroegere 
omgeving  weggerukt,  vindt  daarvoor  weinig  in  de  plaats; 
heeft  zij  een  werkring  gevonden ,  die  haar,  zoo  zij  onge- 
huwd is,  een  groot  gedeelte  van  den  dag  bezig  houdt,  dan 
vindt  zij  daarin  eene  afleiding,  die  evenwel  de,  in  Europa 
zooveel  gemakkelijker,  omgang  met  andere  beschaafde  vrouwen 
niel  geheel  vervangen  kan.  ïs  zij  gehuwd,  dan  geeft  de 
huishouding  werk  genoeg,  als  hel  gezin  groot  is;  in  kleine 
gezinnen  evenwel  doet  zich  gemakkelijk  verveling  gevoelen. 
Zeide  ik,  dat  de  omgang  met  andere  beschaafde  vrouwen  iii 
Europa  gemakkelijker  is,  dan  baseerde  zich  die  uitspraak,  zoowel 
op  het  feil,  dal  men,  om  elkaar  in  Indie  te  ontmoeten,  om  uit 


296 


te  gaan,  een  rijtuig  noodig  heeft,  ais  op  het  tweede  feil,  dat  in 
die  kleine  maatschappij  de  keuze  van  vriendinnen  veel  beperkter 
is.  Daarom  verlangen  zoovele  vrouwen  naar  Europa  terug, 
waar  zij  gezonder  waren  cn  eene  omgeving  vonden,  die  meer 
met  hare  wenschen  strookte.  Uilzonderingen  daarop  zijn  nicL 
zeldzaam  evenwel;  ik  wees  er  reeds  vroeger  op  (pag.  91), 
dat  vele  Europeesche  vrouwen  eene  neiging  vertoonen  om  inland- 
sche  gewoonten  overlenemen,  en  zulke  vrouwen  voelen  zich 
in  Indië  veel  meer  te  huis.  Voor  vele  moedors  voegt  zich  bij 
het  gezegde  nog  de  overtuiging  der  noodzakelijkheid  om  de  vorming 
en  opvoeding  harer  kinderen  aan  vreemden,  iu  een  verwijderd 
land  te  moeten  overlaten,  en  draagt  dal  schrikbeeld  van  het  weg- 
zenden harer  lievelingen  er  toe  bij,  haar  gemoedstoestand  neder - 
gedrukt  te  doen  zijn.  Zoo  werken  ook  die  psychische  oorzaken  op 
het  organisme  en  vermeerderen  de  slechte  bloedsmaking. 

Zooals  bekend  is,  sluit  anaemie  de  vetvorming  niet  uit,  maar 
begunstigt  die  integendeel  somtijds.  Vrouwen  nemen  veel  minder 
beweging  dan  mannen ,  ook  al  brengt  de  gang  van  zaken  in 
een  Indo-Europeesch  huishoudeu  mee,  dat  de  huismoeder, 
vooral  in  de  morgenuren,  werk  genoeg  heeft.  Verreweg  dc 
meeste  Europeesche,  en  nog  meer  de  half-Europeesche,  vrouwen 
beginnen  in  de  eerste  jaren  van  het  vierde  decennium  haars 
levens  dik  te  worden;  vreemdelingen  kunnen,  reeds  spoedig 
na  hunne  aankomst,  in  den  regel  de  opmerking  niet  onderdruk- 
ken, dat  er,  onder  hooggeplaatste  vrouwen,  vele  een  belangrijken 
omvang  bezitten.  De  waarnemingen,  daartoe  noodig,  worden 
gemakkelijk  gemaakt,  door  de  gewoonte  om,  voor  deftige  kleeding, 
de  japonnen  vooral  niet  te  hoog  te  doen  zijn,  en  ook  aan 
dc  mouwen  zoo  weinig  mogelijk  lengte  te  geven. 

De  anaemie  geeft  tevens  aanleiding  tot  slechte  bloedsverdee- 
ling  met  al  de  gevolgen  daarvan,  een  onderwerp,  dat  in  de 
pathologie  te  huis  behoort,  maar  waarvan  hier  alleen  wordt 
aangeteekend,  dat  de  gelaatskleur,  bij  het  dragen  van  een  korset, 
des  avonds  wel  eens  iets  roze-achtigs  hebben  kan.  Bovendien 
in  het  bekend,  dat  personen,  die  niet  veel  ijzer  in  het  bloed 


297 


hebben,  er  des  morgens  slechter  uitzien  dan  later  op  den  dag, 
waarop  dan  ook  meer  werk  gemaakt  wordt  van  het  toilet. 
Dat  wist  CoNSTANTiN  HuYGENS  reods,  toen  hij  in  zijn  «Batava- 
Tempe"  schreef: 

»'s  Morgens  raeckt  men  aen  de  waerheit, 

Wat  hel  Meisken  voor  geftell , 

Wat  voor  haer,  eu  ofs'  oock  haer  heit , 

Wat  gedaente,  vleesch  of  veil." 
Minder  dichterlijk,  maar  met  evenveel  juistheid  in  de  bedoe- 
ling, hoort  men,  bij  de  beoordeeling  der  vrouwelijke  schoonheid 
in  fndië,  wel  de  vraag:  »Hebt  ge  haar  aan  den  boom  gezien?" 
Het  vertrek  der  stoomboolen  van  den  boom,  de  douane, 
heeft  namelijk  gewoonlijk  's  morgens  om  zeven  ure  plaats,  en 
het  is  gebruikelijk  dan  vrienden  en  kennissen  uitgeleide  te  doen. 
'tis  onbetwistbaar,  dat  een  's  middags  of  's  avonds  verkregen 
indruk  »aan  den  boom"  dikwijls  eene  belangrijke  wijziging  onder- 
gaat. De  dames  weten  dat  zeer  goed;  een  liooge  japon  en 
een  kleine,  van  den  hoed  neêrhangeude,  voile  zijn  de  gewone 
middelen,  door  haar  gebruikt,  om  te  zorgen,  dat  men  niet  zoo 
gemakkelijk  »aen  de  waerheit  raeckt." 

Europeesche  vrouwen  worden,  wat  de  somatische  verschijn- 
selen verder  aangaat,  spoedig  oud  in  het  heete  klimaat;  toch 
nog  niet  zoo  snel  als  hare  inlandsche  geslachtsgenooten,  die 
tegen  haar  24  of  25°""  jaar  alle  frischheid  hebben  verloren. 
Vooral  de  mammae,  die  zooveel  bijdragen  tot  het  vormen  van 
schoone  omtrekken,  worden  zeer  spoedig  slap  en  gaan  hangen. 
De  borstklieren,  ook  van  ongehuwden,  die  tegen  haar  23°"  of  26'" 
jaar  in  Tndië  komen,  welke  in  den  beginne  de  normale  vastheid 
en  elasticiteit  bezitten,  zijn,  in  den  regel  reeds  na  eenige  maanden, 
van  die  eigenschappen  beroofd ;  zeer  enkele  uitzonderingen  komen 
daarop  voor;  de  kunst  helpt  de  gewenschle  vormen  nabootsen, 
want  het  gewone  middel,  het  voortdurend  dragen  van  een 
koetang  (onderlijfje),  is  toch  meestal  onvoldoende  om  den  schoonen 
vorm  te  behouden.  De  tepels  en  hunne  kringen  worden,  ook 
zonder  zwangerschap,  donkerder  van  kleur;  waarschijnlijk  is 


298 


dat  wel  een  gevolg  van  de  groole  gemakkelijkheid,  waarmede 
zich  pigment  in  die  deelen  afzet,  in  verband  met  hel  besprokene 
over  de  verandering  der  huidkleur  in  het  algemeen. 

Men  vergunne  mij  hier  eene  opmerking,  die  niet  rechtstreeks 
bij  dit  onderwerp  behoorl.  Bij  zeer  vele  vrouwen  zag  ik  op 
den  tepelkring  een  of  meer  verspreide  haren,  die  den  voim  en 
bouw  van  de  haren  onder  den  oksel  of  op  den  schaamlieuvel 
hadden ;  die  haartjes  vond  ik  bij  meisjes  of  jongehuwden  (ook 
in  Europa  geborenen)  tot  hel  24*'«"  of  25«'«n  jaar.  Toen  er 
eenmaal  mijne  a^mdachl  op  gevestigd  was,  zag  ik  die  dikwijls  lot 
dien  leeftijd,  maar  later  niet  meer.  De  vraag,  of  zij.  uilgetrokken 
waren,  werd  steeds  ontkennend  beantwoord.  In  gee/»  handboek 
der  topographische  of  stelselmatige  anatomie  vind  ik  die  haren 
vermeld,  wat  mij  vreerad  voorkonit;  alleen  Hyrtl  spreekt  van 
haarzakjes,  vooral  bij  brunetten. 

Kinderen  verdragen ,  als  zij  boven  de  drie  jaren  oud  zijn  , 
gewoonlijk  de  verplaatsing  uit  een  knel  naar  een  warm  klimaat 
goed.  Zeer  kleine  kinderen  blijven  gezond,  als  de  zeereis 
hun  geen  kwaad  heeft  gedaan;  maar  die  zeereis,  zoowel  heen 
als  terug,  is  voor  de  kleinen  nadeelig.  Daartoe  dragen  ver- 
schillende omstandigheden  bij.  Voor  zuigelingen  is  de  zeeziekte 
der  zoogster,  wier  zogafscheiding  daardoor  vermindert ,  nadee- 
lig, ook  omdat  dan  eene  kunstmatige  voeding,  dikwijls  met 
ondoelmatige  voedingsmiddelen,  moet  worden  beproefd.  Het 
verblijf,  ten  minste  gedurende  den  slaap,  in  de  niet  ruime, 
warme  bulten,  de  ongewone  voeding,  het  veranderen  van  het 
drinkwater,  de  dikwijls  ondoelmilige  kleeding  zijn  zoovele 
iTiomenlen,  die  bij  elke,  onk  de  kortste,  zeereis  hunnen  nadee- 
ligen  invloed  doen  gevoelen.  Het  meest  gewone  gevolg  is  een 
darmkatarrh,  die  op  zich  zelf  dikwijls  doodelijk  verloopt,  en 
door  zeeziekte,  waaraan  ook  de  kleinste  kinderen  kunnen  lijden, 
nog  verergerd  wordt.  Vaste  regel  moet  hel  zijn,  kinderen 
beneden  hel  jaar  oud,  volslrekt  niet  Ie  doen  reizen  en  in  geen 
geval  een  zeereis  te  laten  maken. 


299 


De  steifte  der  Europeesche  kinderen  is  geringer  in  Indtë 
dan  in  Europa.  Al  kan  dat  niet  met  cijfers  worden  bewezen, 
't  feit  zelf  lijdt  wel  geen  twtjfel. 

De  oorzaak  van  die  mindere  sterfte  moei  voornamelijk  gezocht 
worden  in  twee  omstandigheden,  en  wel  1°  de  betere,  sociale 
positie  der  ouders  in  het  algemeen  en  2"  het  ontbreken  of  het 
milder  verloop  van  eenige  ziekten,  aan  den  kinderlijken  leef- 
tijd eigen. 

Immers  werkelijke  armoede  komt,  onder  Europeanen  in 
Indië,  hoogst  zelden  voor;  bekrompen  omstandigheden  wel. 
Maar  zulk  een  minder  goede  positie  is  veel  dragelijker  dan  in 
Europa,  omdat  men  geen  koude  kent  en  aanvoer  van  versche 
lucht  in  genoegzame  hoeveelheid  kan  plaats  vinden.  Bovendien 
is  het  toch  altijd  mogelijk  den  kinderen  een  betere  verpleging 
te  geven  dan  in  Europa,  omdat  de  ouders ,  des  gevorderd,  zich 
kunnen  behelpen  met  goedkoope  en  eenvoudige  voeding,  gedu- 
rende eenigen  tijd.  De  gemakkelijkheid,  waarmede  baden  kunnen 
worden  toegediend;  waarmede  de  hoogst  eenvoudige  kleeding 
kan  verwisseld  worden  of  des  noods  kan  worden  gemist ; 
waarmede  voortdurend  hulp  kan  worden  verleend,  omdat  er 
bijin  geen  getrouwde,  Europeesche  vrouwen  werk  builen 
's  huis  verrichten  (behalve  vroedvrouwen,  die  gewoonlijk  toch 
niet  veel  meer  aan  't  kinderen  krijgen  doen) ;  waarmede  in 
een  behoorlijke  voeding  kan  worden  voorzien,  zoowel  als  in 
hel  verblijf  in  frissche  lucht;  waarmede  voor  armen  of  slecht 
bezoldigden  geneeskundige  hulp  kan  worden  verkregen ;  dat 
alles  is  in  hel  voordeel  der  kinderen. 

Vele  der  ziekten  ,  aan  den  kinderlijken  leeftijd  eigen ,  komen 
niet  voor  of  verloopen  veel  minder  hevig  dan  in  Europa.  Ovoup 
bijv.  wordl  nimmer  gezien,  evenmin  als  roodvonk  of  scarlalina ; 
dauwworm  komt  niet  voor;  mazelen  verloopen  gewoonlijk  met 
weinig  hevige  verschijnselen;  kinkhoest  heeft  nooit  de  hevige  symp- 
tomen, die  haar  in  Europa  kenmerken;  epidemisch  optredende 
ziekten,  behalve  cholera  en  koortsen,  maken  gewoonlijk  geene 
groote  invasiën,  treden  niet  zoo  in  bepaalde  buurten  hevig 


500 


op,  maar  verloonen  meer  hier  en  daar,  mei  onregelmatige 
sprongen,  voorkomende  gevallen;  daarentegen  komen  nog  al 
eens  sporadische  gevallen  van  meestal  epidemisch  heerscliende 
ziekten,  als  cholera,  pokken,  diphterilis,  enz.  voor.  Dit  laatste 
is  waarschijnlijk  het  gevolg  van  de  groote  oppervlakte,  die  de 
steden  in  Indië  heslaan,  waarhij  opeenhooping  van  huizen  niet 
veel  voorkomt.  De  huizen  zelve  hebhen ,  in  den  regel ,  ook 
een  groote  oppervlakte,  zoodat,  wanneer  een  lijder  aan  eene 
besmettelijke  ziekte  in  een  gedeelte  van  het  huis  verpleegd 
wordt,  een  ander  gedeelte,  bijv.  het  bijgebouw,  op  grooleren 
afstand  van  den  lijder  is  dan  die  afstand  tusschen  eenige 
huizen  in  Europa  bedraagt,  terwijl  bovendien  de  lucht  zich 
tusschen  de  gebouwen  gemakkelijk  verplaatst.  Die  groote  afstan" 
den  maken  het  ook  mogelijk  om  zieken  een  rustiger  verblijf 
te  geven,  daar  het  verkeer  op  de  wegen  niet  buitengewoon  groot 
is,  en  die  wegen  verder  van  de  huizen  afliggen.  Hoogst  zeld- 
zaam is  het  noodig  stroo  of  dergelijke  stoffen  op  de  gemacada- 
miseerde wegen  te  doen  leggen ,  ten  einde  het  geraas  te 
verminderen. 

De  ziekten,  die  kinderen  het  meest  aantasten,  zijn  aandoe- 
ningen van  het  darmkanaal  en,  in  sonmiige  streken,  koortsen. 

In  de  laatste  j;iren  zijn  de  darmaandoeningen  meestal  katar- 
rhale,  zelden  dysenterische;  zij  worden  dikwijls  gevolgd  door 
cerebrale  affectiën  en  wel  vooral  door  meningitis  basilaris. 

Al  is  de  sterfte  der  kinderen  geringer,  toch  valt  het  niet 
te  ontkennen,  dat  kinderen  van  Europeesche  ouders  buitenge- 
woon gevoelig  zijn  voor  uitwendige  invloeden  en,  niet  ten 
onrechte,  noemde  Dr.  S.  L.  IIeijmann  hen  nvulnerabele  wezens 
»in  vergelijking  met  de  Javaansche  en  zelfs  met  de  verbasterde 
•  (kinderen):  broeikasplanten ,  die  men  bestendig  koesteren  en 
«verplegen  moet,  zullen  ze  voortkomen." 

Kinderen  van  inlanders  loopen  in  den  regel  naakt  door 
zonneschijn  en  regen,  door  wind  en  wêer,  en  ondervinden 
daarvan  geen  nadeden,  Icrwijl  Europeesche  kinderen  dal  alles 
niet  ongestraft  kunnen  doen.    Pas  geborenen  zien  er  goed  uit, 


501 


hebben  een  rosé  huidkleur  en  krijgen  al  spoedig  die  eigenaar- 
dige, roode,  zoogenaamde  vleeschkleur ,  die  men  bij  kleine 
kinderen  zoo  gaarne  ziel;  zij  zijn,  bij  goede  voeding,  niet 
anaemisch  en  kunnen  tamelijk  wel  wêersland  bieden  aan  on- 
gunstige invloeden  van  wind  en  wêer.  Het  is  noodig  bij  de 
gewone  morgen-  en  middagwandelingen  der  baboe  een  parasol 
mede  te  geven,  omdat  zulk  een  klein  kind  l)ijna  altijd  op  den 
rug  ligt  en  de  hemel  een  te  groote  lichtsterkte  heeft  voor  de 
nog  zwakke  oogen.  De  kinderen  groeien  gewoonlijk  goed  en 
ontwikkelen  lichamelijk  sneller  dan  in  Europa ;  wie  veel  kinderen 
daar  zag,  krijgt  bij  zijne  komst  in  Indië  a\  spoedig  de  onder- 
vinding, dat  hij  de  kinderen  jonger  moet  schatten  dan  hun 
uiterlijk  dicteert.  In  of  na  het  tweede  levensjaar  verdwijnt 
meestal  de  rose  huidkleur  en  beginnen  de  kleinen  bleek  te 
zien,  terwijl  zich  bij  allen  een  meer  of  minder  hevige 
graad  van  bloedsarmoede  ontwikkelt.  Juist  die  bloedsar- 
moede  maakt  hen  zoo  gevoelig  voor  temperatuurswisselingen . 
't  Is  immers  bekend,  dat  anaemische  personen  vermindering 
van  warmtegraad  al  spoedig  als  koude  waarnemen. 

De  in  Indië  geboren,'Europeesche  kinderen  zien  dus  bleek  en  als 
zij  veel  in  de  open  lucht  zijn ,  geel  of  bruinachtig,  met  niet  zeer 
roode  lippen;  verreweg  de  meeslen  hebben  lichtgekleurd,  blond 
haar;  meestal  kleine  handen  en  voelen;  goede  spiervorming, 
vooral  als  die  door  gymnastische  oefeningen,  hoe  eenvoudig 
ook,  onderhouden  wordt ;  zij  zijn  groot  voor  hun  leeftijd;  de  land- 
wisseling  komt  iels  vroeger  dan  in  Europa,  meestal  omstreeks 
het  zesde  jaar;  ook  de  ontwikkeling  van  het  genitaal-sysleem 
heeft  vroeger  plaats  dan  in  Europa;  de  groei  der  haren 
onder  den  oksel  en  op  den  mons  veneris  is  dikwijls  tegen  hel 
10"'''  jaar  waar  te  nemen;  meisjes  van  9 — 11  jaar  hebben  reeds 
beginnende  zwelling  der  borstklieren  en  tegen  het  14'"  levens- 
jaar komen  de  menses  door. 

Gedurende  zes  jaren  teekende  ik  van  168,  in  /nt/iè  geboren , 
Europeesche  meisjes  het  levensjaar  op,  waarin  de  menstruatie 
zich  voor  het  eerst  vertoonde.  Ik  heb  die  gevallen  gedélailleerd 


3U2 


medegedeeld  in  hel  19'^^  Deel  van  hel  Geneeskundige  Tijdschrifl 
voor  JSederlandsch'Indië,  en  geef  hier  alleen  een  verkort  overzicht, 
in  groepen  verdeeld,  waarhij  eene  vergelijking  mei  de  door  prof. 
Evers  in  Nederland  vei-kregen  cijfers  mogelijk  is.  De  cijfers 
zijn  percentsgewijze  genomen.  De  menstruatie  irad  in: 
Op  den  leefUjd  van:  In  Indië:    In  Nederland: 

10  lot  en  met  U  jaar  ....      53.63  20.88 
15    »    »    »     18    »    .    .    .    .      43.45  57.77 
19  jaar  en  daarhoven    ....       2.97  21.34. 
Het  grootste,  percentsgewijze  aantal  valt  in  hdië  op  het 
veertiende,  met  26,78,  en  het  grootste  in  Nederland  op  hel 
achliende  jaar,  met  16,35.    Deze  cijfers  spreken,  ook  zonder 
commentaar,  duidelijk  genoeg. 

Het  feil,  dat  hijna  alle  kinderen  zoo  Week  zien,  ten  minste  in 
de  laag  gelegen  landen,  maakt  dal  kinderen,  die  pas  uil  ^'w/o/ja 
aankomen  en  nog  een  Europeesche  kleur  hehhen,  den  indruk 
geven  van  iels  opgewondens,  iets  koortsachligs.  Men  mag  zoo 
eens  zeggen:  »wat  heefl  dal  kind  een  heerlijke  kleur",  de 
waarheid  is,  dat  de  eerste  indruk,  ten  gevolge  van  hel  tot 
gewoonte  geworden  zien  van  hleeke,  gezonde  kinderen,  niet 
aangenaam  is.  Kinderen,  die  in  de  hergslreken  geboren  zijn, 
hebben  niet  die  geprononceerd  roode  kleur  als  in  Europa, 
maar  toch  een  veel  frisscher  teint  dan  die  uit  de  benedeiilanden, 
en  maken  dan  ook  een  zeer  gunstigen  indruk.  Vooral  Batavia 
is  hekend  om  de  buitengewoon  hleeke  kleur,  die  de  Europee- 
sche kinderen  er  bezitten,  ook  al  zijn  ze  zeer  gezond. 
Enkele  hooglanden  zijn  hekend  om  hunne  gezondheid,  bijv.  de 
vlakten  bij  Bandong,  in  de  B reanger- Regentschappen ,  waar  de 
opzichlers  bij  de  kinakuituur,  met  hunne  kinderen,  toonbeelden 
van  frischheid  zijn. 

Jongens  van  16-  of  17jarigen  leeftijd  zien  er  gewoonlijk 
slecht  uil,  wal  moet  worden  toegeschreven,  zoowel  aan  de, 
in  de  meeste  huishoudingen  onvoldoend  eiwithoudende  voeding, 


303 


als  aan  de  op  dien  leeftijd  reeds  sterke,  geslachtelijke  neigingen, 
die  gewoonlijk  niet  worden  te  keer  gegaan. 

Als  algemeenen  regel  moet  men  aannemen ,  dat  kinderen, 
lot  hun  12'  of  15'  jaar,  niet  buiten  's  huis  moeten  werken  of 
spelen,  van  's  morgens  9  tot  's  middags  4  ure. 

Het  schoolbezoek  kan  natuurlijk  plaats  vinden,  omdat  zij 
dan  binnen's  huis  verblijf  houden;  men  zal,  op  de  groote 
plaatsen,  wel  doen,  te  zorgen,  dat  de  kinderen  op  zoo  kort 
mogelijken  afstand  van  de  scholen  wonen. 

Het  is  vooral  de  zonnewarmte,  tusschen  de  genoemde  uren, 
die  veel  nadeel  doet  aan  het  lichaam  van  den  Europeaan  in 
het  algemeen  en  van  het  kinderlijke  lichaam  in  het  bijzonder. 
Voortdurende  inspanning  naar  lichaam  of  naar  geest  doet  geen 
kwaad;  integendeel,  ik  herhaal  nog  eens,  dat  hij  het  gezondst 
i.'?,  die  veel  werkt;  maar  lichamelijke  arbeid  in  den  brandenden 
zonneschijn  raag  voor  een  enkele  maal,  zoo  nu  en  dan,  verdragen 
worden,  dag  in  dag  uil  zijn  die  loodrechte  zonnestralen  moordend 
voor  den  Europeaan ,  vooral  als  hij  daarbij  in  den  grond  moet 
werken.  Zeer  zeker  kunnen  vele  maatregelen  genomen  worden 
om  die  hoogst  nadeelige  gevolgen  zooveel  mogelijk  te  voorkomen, 
wanneer  het  voortdurend  verblijf  in  de  zon  noodzakelijk  is, 
zooals  bijv.  bij  groote  bouwwerken.  Onder  die  maatregelen 
tellen  wij  dan  een  behoorlijke,  doelmatige  kleeding,  vooral  de 
goede  keus  van  het  hoofddeksel;  het  regelmatige  gebruik  van 
hel  bad;  goed  geregelde  voeding;  hel  slapen  in  een  andere 
streek ,  waarheen  de  verplaatsing  gemakkelijk  geschieden  kan ; 
bel  vermijden  van  spiritualiën  en  vooral  van  excessen  in  Bacho 
of  in  Venere;  hel  nu  en  dan  afbreken  der  werkzaamheden  en 
hel  tijdelijk  verblijf,  gedurende  eenige  dagen  bijv.,  in  een  koel 
klimaat;  de  schepping  der  mogelijkheid  om  van  tijd  tot  tijd, 
onder  hel  werk,  in  de  schaduw,  uitterusten ,  bijv.  door  het 
plaatsen  van  tijdelijke  nfdakken  van  atap  op  bamboe  stijlen,  en 
dergelijken  meer. 


304 


Reeds  aan  Dn.  J.  Bontius  v;as  die  nadeelige  werking  van  de 
zouneslralen  bekend  en  hij  «ontraadt  (en  stelligste"  aan  Euro- 
peanen in  Indië  »om  over  dag  tussclien  negen  en  vier  uren  op 
«straat  te  gaan,  van  wege  de  ondragelijke  liitte,  die  een  ieder 
«zoodanig  gevoelt,  dat  hij  in  een  kwartier  uur  zich  meer 
«vermoeit,  dan  op  andere  tijden  van  den  dag  in  twee  uren. 
«(Aan  rijtuigen  dacht  men  toen  niet).  Ofschoon  de  namid- 
«dag  niet  zóó  nadeelig  is,  als  de  vóórmiddag,  zoo  raadt  hij 
«aan  van  twaalf  tot  vier  uren  geene  amhlshezigheden  waar 
«te  nemen,  maar  een  weinig  Ie  slapen,  of  met  aangename 
«lectuur  zich  te  vermaken.  Vermoeiende  bezigheden,  hetzij 
«huiten-  of  hinnens  huis  moeten  van  5  tol  9  ure  's  morgens , 
»of  *s  avonds  na  vier  uren  verricht  worden"  (Swaving). 

Bij  de  tegenwoordige  inrichting  der  Indische  maatschappij 
is  de  raad  van  Bontius  voor  de  meesten  niet  opvolghaar; 
terwijl  het  algemeene  gebruik  van  vervoermiddelen  de  omstan- 
digheden heeft  veranderd.  Toch  blijven  zijne  opmerkingen 
van  waarde,  ook  voor  dezen  tijd. 

Vooral  het  bewerken  van  den  grond  voor  den  landbouw , 
voor  den  bouw  van  huizen  enz.  is  zeer  nadeelig  voor  den  Eu- 
ropeaan; dat  werk  moet  door  inlanders  geschieden,  en  is  voor 
hen  somtijds  ook  nadeelig.  Verbazend  is  het  aantal  personen, 
dal  het  leven  inschoot  bij  den  aanleg  van  den  groolen  postweg 
over  Java,  onder  Daendels  ,  al  raag  men  die  sterfte  niet  alleen 
aan  den  invloed  van  de  zonnewarmte  en  het  bewerken  van 
den  grond  toeschrijven.  De  geschiedenis  leert  ons  daarvoor 
nog  andere  oorzaken.  Maar  ook  latere,  grootc  werken,  zooals 
bijv.  het  bouwen  der  vesting  Willem  J,  en  bet  kampement 
Ie  Amharawa,  doen  ons  zien,  hoe  nadeelig  dat  werken  in  den 
grond  is.  Daar  werden  van  het  werkvolk  geen  dagen  lang  du- 
rende voetreizen  gevorderd,  voor  zij  de  plaats  van  hun  arbeid 
hadden  bereikt;  daar  werden  geen  zwangere  vrouwen,  grijsaards 
en  kinderen  aan  bet  werk  gesteld ;  bijna  alle  inlanders  waren 
veroordeelden ;  toch  werd  bet  verplaatsen  dier  veroordeelden 
naar  Willem  1,  bijna  gelijkgesteld  met  de  doodstraf;  niet  oïTi- 


305 


cieel  natuurlijk,  maar  door  iedereen,  die  iels  van  den  gang 
van  zaken  wist.  Dat  het  zelf  bewerken  van  den  grond  een 
zoo  nadeeligen  invloed  uitoefent  op  den  gezondheidstoestand, 
raag  wel  een  der  redenen  zijn,  waarom  ook  kleurlingen  zoo 
zelden  het  landhouwheilrijf  uitoefenen,  al  hebben  zij  zich  zeiven 
dat  niet  als  oorzaak  voorgesteld. 

Niet  iedereen,  ik  zeide  dal  reeds,  ondervindt  de  invloeden 
van  hel  heele  klimaat,  en  wat  daarbij  koml,  even  sterk.  Een 
krachtige  lichaamsbouw,  een  sterke  constitutie,  de  eerste 
mannelijke  leeftijd  zijn  even  zoovele  gunstige  momenten. 

Het  is  bekend,  dat  men  gewoonlijk  vier  temperamenten  aan- 
neemt, namelijk  hel  sanguinische,  hel  nerveuse,  hel  lymphatische 
en  het  bilieuse;  ook  eene  andere  verdeehng  in  driëen  is  niet 
ongewoon:  hel  pblegmaliscbe,  bet  sanguinisch-cbolerische  en 
hel  melancholische  temperament.  Die  laatste  verdeeling,  door 
Heijmann  gevolgd  bij  zijne  beschouwingen  over  den  invloed 
van  hel  heete  klimaat,  heeft  voor  dat  doel  praclische  waarde. 
Daarom  werpen  wij  een  blik  op  die  drie  vormen, 

Pblegmaliscbe  lieden  zijn  slank,  hebben  een  zachte,  vveeke 
huid,  zweeten  gemakkelijk  en  krijgen  licht  huidaandoeningen. 
Zij  hebben  een  bleek  geel  voorkomen  en  vooral  een  gele  huid- 
tinl  op  de  bedekte  gedeelten  van  hel  lichaam;  de  kleur  van 
haren  en  oogen  is  donker ;  de  spierbewegingen  zijn  krachtig  en  er 
ontslaat  niet  spoedig  vermoeidheid.  Goede  eetlust  en  krachtige 
spijsvertering  kenmerken  hun  gestel,  zoodal  diëelfoulen  weinig 
stoornis  geven.  Zij  houden  niet  van  veel  inspanning  van  den 
geest  en  blijven  tamelijk  onverschilhg,  onbezorgd  voor  de  toe- 
komst.   Zij  zijn  meestal  in  denzelfden  kalmen  geestestoestand. 

Sanguinisch-cbolerische  inenschen  zijn  groot  en  gespierd  of  kort 
en  dik,  met  een  stevig  beenderenstelsel,  breede  borst  en  ferm  ge- 
vormden  buik.  De  huid  is  droog  en  ruw  op  het  aanvoelen  en  scheidt 
weinig  zweet  af,  dikwijls  alleen  op  enkele  plaatsen  des  lichaams. 
De  huidkleur  is  geelachtig,  in  het  aangezicht  met  pleksgewijs 
doorschemerende    roodheid.    De   spierkracht  is  weinig  onl- 

20 


306 


wikkeld.  De  eellusl  is  in  den  regel  goeJ,  maar  de  spijsver- 
tering gescliiedl  langzaam;  donker  gekleurde,  drooge,  harde 
stoelonllaslingen.  Ongelijke  Itloedsverdeeling  komt  veel  voor 
en  vy^el  vooral  vermeerderde  bloedsaandrang  naar  de  hersenen 
en  naar  de  buiksingewanden.  Bij  een  zwakken  hartslag  is  de 
pols  vol  en  week.  Klachten  over  oorsuizingen,  hoofdpijn,  duize- 
ligheid en  over  haemorrhoïdaal-symptomen  zijn  veelvuldig.  Zulke 
personen  zijn  geneigd  lol  drilt,  houden  zich  gaarne  mei  arbeid 
des  geesles  onledig,  verliezen  bij  tegenspoed  snel  den  moed, 
maar  kunnen  ook  uitgelaten  vroolijk  zijn. 

Het  melancholische  temperament  vertoont  slanken  lichaams- 
bouw met  ingedrukte  borstkas,  dunne  beenderen,  fijne,  wille, 
drooge  huid,  slappe  spiervezelen,  en  bij  de  hypochondriën  uitgezet- 
ten buik.  Bij  blonde  haren  en  lichtgekleurde  oogen,  hebben 
de  wangen  eene  roode  kleur.  De  personen  met  dit  temperament 
zijn  niet  sterk ,  en  worden  spoedig  moe  bij  lichaamsbeweging. 
De  eetlust  is  goed,  de  darmbeweging  snel,  meestal  zijn  er 
eenige  stoelgangen,  met  onverteerde  spijzen  gemengd,  per  etmaal. 
De  krachtige,  snelle  pols  is  regelmatig.  Zij  hebben  neiging 
tol  dweepen  met  een  opgevat  denkbeeld.  In  hunne  jeugd  leden 
zij  aan  neusbloedingen  of  aan  klierzwellingen. 

Die  drie  typen  vloeien  door  overgangsvormen  in  elkaar,  zooals 
in  de  natuur  nimmer  vaste  typen  volkomen  geïsoleerd  staan. 
Zij  hebben  voor  onze  beschouwingen  groole,  praclische  waarde, 
omdat  menschen,  die  het  meest  naderen  lol  hel  eerst  beschre- 
ven type,  het  gemakkelijkst  akklimatiseeren,  hel  best  weêrsland 
bieden  aan  de  invloeden  van  hel  heele  klimaat;  terwijl  de 
laatst  genoemden  de  minst  geschikte  individuen  zijn  voor  over- 
plaatsing naar  de  verzengde  zone. 

De  sanguinisch-cliolerischc  personen  krijgen  gemakkelijk  ziek- 
ten ,  die  in  indië  veel  voorkomen  en  een  inllammaloir  karakter 
bezitten,  zooals  dysenleiie,  leveraandoeningen  en  dergelijken, 
maar  bieden  ook  vele  kansen  van  herstel  aan  en  verdragen  ge- 
woonlijk, na  zulk  een  zoogenaamden  «baarschen  sloot",  vrij  goed, 
voor  hun  verder  verblijf  de  invloeden  van  het  klimaat. 


3Ö7 


'l  Behoeft  wel  nauwelijks  vermelding,  dal  inlanders  en  kleur- 
lingen den  invloed  van  hel  heele  klimaat  evenzeer  ondervinden,  al 
zijn  zij,  in  het  algemeen,  meer  geschikt  om  daaraan  wêerstand 
Ie  bieden. 

Men  vindt,  voor  zoover  mij  hekend  is,  nergens  melding 
gemaakt  van  hel  feit,  dal  er  inlanders  zijn,  die  onder  dien 
invloed  ziek  worden  naar  een  koeler  klimaat  moeten  worden 
gezonden;  meer  bepaald  wordt  onder  koeler  klimaat  hier  alleen 
verslaan  de  koehire  streken  van  Indië  zelve.  Dal  malaria- 
streken  moeten  worden  verlaten  voor  gezondere  plaatsen,  wordt 
daarmede  niet  bedoeld;  maar  men  vindt  nu  en  dan  een  inlander, 
op  wien  de  heele  luchlstreek  zelve  nadeelig  inwerkt,  en  die 
herstel  kan  vinden  door  een  tijdelijk  of  voortdurend  verblijf 
in  de  koudere  bergstreken.  Vooral  bij  reconvalescenten  kan  dat 
Ie  pas  komen.  Dal  het  wegzenden  uit  de  warmere  plaatsen  naar 
koudere  o.  a.  bij  beri-beri  van  buitengewoon  veel  nut  is,  blijkt 
uit  de  belangrijke  geldelijke  opofferingen,  die  bel  gouvernement 
zich  voor  de  lijders  aan  die  ziekte  getroost,  ten  einde  de  bedoelde 
verplaatsing,  op  geneeskundig  advies,  mogelijk  Ie  maken. 

Hetzelfde  wordt  trouwens  onder  alle  hemelstreken  waarge- 
nomen en  wij  weten,  hoevele  in  Noord-Europa  geborenen  en 
te  buis  behoorenden  de  klimaalsinvloeden  daar  niet  verdragen ; 
zelfs  zijn  er  Noord-Europeanen ,  die  in  het  heele  klimaat 
zich  gezonder  gevoelen,  dan  ooit  in  Europa  het  geval  was. 

Kleurlingen  zijn  reeds  veel  gevoeliger  voor  de  bedoelde 
inwerkingen  dan  inlanders;  voor  hen  kan  het,  onder  dezelfde 
omstandigheden,  waaronder  Europeanen  lijdelijk  of  voor  goed 
naar  Europa  moeten  worden  teruggezonden ,  ook  noodig  worden 
dien  maatregel  te  nemen.  Men  kan  ben  evenwel  uil  een  zuiver 
anihropologiscb  oogpunt,  ten  opzichte  dier  invloeden,  niet  geheel 
gelijk  slcUen  met  Europeanen.  Het  is  een  onwederspreekbaar 
feit,  dal  de  Darwinscuiü  theorie  van  den  strijd  om  het  leven, 
zich  ook  hierin  doet  kennen.  De  afstammelingen  van  menschcn, 
die  gedurende  honderde  of  duizende  geslachten  wêerstand  hebben 
geboden  aan  de  verschillende  inwerkingen  van  de  plaats  hunner 


'08 


inwoning,  zijn  heler  legen  die  inweiidngen  bestand  dan  de  af- 
lien,  die  er  zich  als  vreemdelingen  néerzel- 
leden.  Maar  zij,  die  van  I)eide  soorten  afstammen,  de  kleurhngen 
dus,  nemen  va:i  heide  ouders  wal  over,  en  men  vindt  daarom 
onder  hen  personen,  die  niets  van  die  inwerkingen  Ie  lijden  heb- 
ben, zoowel  als  anderen,  die  eene  nog  tamelijk  groote  gevoelig- 
heid hebben  overgeërfd. 

De  afstammelingen  dier  kleurlingen  bieden  des  te  beter  tegen- 
stand, naarmate  hun  geslacht  langer  in  het  beete  klimaat 
verblijf  hield;  waarbij  evenwel  het  individuëele  gestel  niet  uil 
het  oog  mag  worden  verloren,  evenmin  als  dat  bij  de  inlanders 
zelve  hel  geval  is. 

Moge  hel  vreemd  klinken  en  schouderophalend  worden  aan- 
geboord, dal  wel  eens  een  vertrek  naar  Europa  noodig  werd  geacht 
voor  een  pur-sang  inlander,  men  zij,  bij  de  beoordeeling  van 
het  wegzenden  van  kleurlingen,  gematigd  in  bet  uilen  zijner 
meening  omtrent  de  noodzakelijkheid  daarvan. 

Chineezen  zijn  uilstekende  emigranten ;  zij  verdragen,  wellicht 
heler  dan  eenig  ander  menschonras,  de  overplaatsing,  zoowel 
naar  beete,  als  naar  koelere  landen.  Van  hel  eerste  vinden 
wij  de  voorbeelden  bij  duizenden  in  Indië;  voor  hel  laatste 
leveren  Amerika  en  Australië  hel  bewijs.  Dal  is  des  Ie  meer 
Ie  verwonderen,  omdat  zij  zoo  weinig  van  hunne  zuiver 
Chineesche  gewoonten  afwijken,  en  in  den  bouw  hunner  huizen, 
in  hunne  kleeding,  voeding  en  leefwijze  zoo  Chineesch  blijven. 
Een  der  hoofdoorzaken  van  die  gehechtheid  aan  de  oorspronke- 
lijke gebruikeïi  is  zeker  Ie  zoeken  in  de  onveranderlijkheid  hunner 
godsdienstige  instellingen,  inzichten  en  overtuigingen.  Die 
instellingen  brengen  mede  bet  vieren  van  feesten,  op  bepaalde 
dagen  en  gedurende  zekere  lijden,  terwijl  hel  vieren  daarvan 
alleen  mogelijk  is,  door,  over  hel  algemeen,  de  Chineesche 
gewoonten  Ie  blijven  volgen.  Reeds  had  ik  gelegenheid  bij  het 
hespreken  van  dal  volk  en  van  zijne  woningen,  enkele  opmer- 
kingefi  daarover  Ie  maken  en  ik  wees  daarbij  levens  op  hel 
gebrek  aan  zindelijkheid  in  de  dicht  op  een  gehoopte  woningen. 


"09 


Houdt  men  daarbij  in  hel  oog  hunne  gewoonfe  om  zeer  vette, 
eiwitlioudende  en  mocielijk  verteerbare  voedsels  te  nuttigen, 
dan  is  de  wêersland  ,  dien  zij  aan  de  invloeden  van  hel  vreemde 
klimaat  bieden,  wel  een  bewijs  voor  bniine  krachtige  con- 
stitutie. 

De  Chineezen  zijn  praktische  lui;  zoodra  zij  geld  genoeg 
daartoe  bezitten,  verschatïen  zij  zich  in  de  koelere  streken 
(waar  hun  hel  verblijf  ten  minste  niet  is  ontzegd)  een  pied-a-terre, 
om  daar  nu  een  dan  eenige  dagen  Ie  kunnen  doorbrengen. 
Voor  hen  bestaal  ook  dikwijls  de  noudzak'^lijkheid  van  een  ver- 
plaatsing naar  een  koeler  klimaat. 

Dat  de  verplaatsing  naar  die  koelere  streken  of  een  vertrek, 
voor  eenigen  lijd  of  voor  goed,  naar  Europa  voor  Europeanen 
dikwijls  dringend  noodig  is,  blijkt  uil  het  reeds  besprokene 
van  zelf.  De  omstandigheden,  waaronder  een  zoodanige,  tijdelijke 
of  voortdurende  verplaatsing  moet  worden  voorgeschreven,  zijn 
evenwel  eene  nadere  beschouwing  overwaardig.  Er  is  wel- 
licht geen  onderwerp,  dal  tol  de  zuivere  Indisch-medische 
zaken  behoort,  waarover  de  meeningen  der  geneesheeren  meer 
verschillen. 

Ik  wensch  thans  over  deze  zaak  alleen  Ie  spreken,  voor  zooverre 
zij  in  betrekking  staal  lot  de  klimaalsin vloeden,  ook  bij  ziek- 
ten, om  in  hel  laatste  hoofdstuk  van  dit  deel  nog  lerug  te  komen 
op  de  daarvoor,  in  de  meeste  gevallen,  gevorderde  geneeskun- 
dige cerliflcalen ,  en  om  in  bet  tweede  deel,  bij  de  bespreking 
der  ziektevormen  telkens  er  op  te  wijzen,  als  een  ziekte  aan- 
leiding geeft,  lol  hel  uitbrengen  van  een  advies  in  dien  geest. 

Heeft  men  zich  de  moeite  getroost  te  lezen,  wal  tot  hier  loe 
over  de  verschillende  inwerkingen  van  hel  Indische  leven  en 
hel  klimaat  op  den  Europeaan  is  gezegd ,  dan  zal  men  zich 
herinneren  dat  de  ontwikkeling  van  anaemic ,  met  al  hare 
gevolgen,  bovenaan  slaal. 

Zoo  behoort  dan  ook  anaemie ,  al  is  die  niet  alleen  het  gevolg 
van  klimaalsinvloeden ,  maar  door  andere  omstandigheden  ver. 


310 


oorzaakl,  bovenaan  de  lijst  der  voorwaarden,  waaronder  een 
verblijf  in  de  bergstreken  en,  bij  hevige  gevallen,  een  vertrek 
naar  Europa  moet  worden  aanbevolen. 

Alle  reconvalescenten  van  eenigszins  ernstige  ziekten  komen 
in  aanmerking  voor  een  verblijf  in  de  bergstreken  en  men 
verlieze  daarbij  vooral  niel  uil  het  oog,  dat  de  tijd,  waarop 
hel  vertrek  moei  plaals  vinden,  van  grool  gewicht  is.  Zoo 
zal  het  bij  koortsen,  die  een  gevolg  zijn  van  miasmata,  noodig 
wezen  die  verplaatsing  zoo  snel  mogelijk  Ie  doen  geschieden, 
zelfs  al  is,  op  het  aanslaande  verblijf  van  den  lijder,  genees- 
kundige hulp  niet  of  moeielijk  Ie  verkrijgen ;  de  verplaatsing  zelve 
is  een  energisch  medicamenl  en  men  kan  den  noodigen  raad 
geven  vooi  mogelijke  toevallen.  Welke  Indische  geneesheer  kent 
niet,  uil  zijne  eigene  praktijk,  die  plotselinge  ommekeer  in 
koortsachtige  ziekten,  bij  verplaatsing  naar  een  andere  omgeving  ? 

Er  is,  in  het  algemeen,  maar  ééne  legenaanwijzing  voor 
die  verplaatsing,  maar  die  heeft  dan  ook  een  zeer  groot  gewicht ; 
zij  is  het  beslaan  van  diarrhee,  van  welken  aard  ook.  Reeds 
vroeger  merkle  ik,  met  een  enkel  woord  op,  dat  darmkatarrhen 
gemakkelijk  in  de  bergstreken  ontstaan,  en  tevens  hoe  dat 
minder  moet  worden  toegeschreven  aan  het  drinken  van  het 
heldere  bronwater,  zooals  door  het  publiek  algemeen  wordt 
aangenomen,  dan  wel  aan  de  zorgeloosheid,  waarmede  men 
zich,  in  die  koelere  streken,  aan  dezelfde  luchtige  kleeding  houdt 
als  in  de  warmere  kustplaatsen. 

Maar  juist  voor  zieken  is  die  luchtige  kleeding  alleraange- 
naamst, terwijl  niel  zelden  reeds,  gedurende  eene  buikziekte» 
een  warmere  bedekking  is  aangeraden  en  dus  een  nog  war- 
mere in  de  bergstreken  noodig  zou  zijn.  Een  ruime  ondervinding 
heeft  mij  geleerd,  dat  in  elke  diarrhee  een  legenaanwijzing 
moet  worden  gezien  voor  de  verplaatsing  naar  bergstreken. 
Ontwikkelt  zich  dus,  len  gevolge  van  of  na  eene  doorgestane 
dysenterie,  ha(;morrhoidaal-diarrhee,  Indische  spruw  of  welke 
andere  darmaandoeiiing  ook,  anaemie,  dan  mag  daartegen  nimmer 
een  verblijf  in  de  bergstreken  worden  aangeraden,  voor  de  diarrhee 


311 


volkomen  genezen  is;  vooral  bij  darmkatarrheii  is,  len  dien  op- 
zichte, de  meest  mogelijke  voorzichtigheid  aan  te  raden.  Veel- 
eer komt  hij  ernstige  anaeraie,  als  de  genoemde  oorzaken  blij- 
ven voorduren  ,  een  vertrek  naar  Europa  te  pas.  Wonen  zulke 
lijders  in  sterk  bevolkte  huiirlen,  dan  kan  het  nuttig  zijn  hun 
den  rand  te  geven,  voor  eenigen  tijd  len  minste,  huu  verblijf  te 
vestigen  in  huizen  met  eene  ruime,  vlakke  omgeving,  die  veel 
verschen  liichtaanvoer  toelaat;  eene  omstandigheid,  die  ook  in 
de  lager  gelegen  landen  wel  te  vinden  is. 

Beslaande  milt-  en  leverzwellingen;  slauungeu  in  het  laatst- 
genoemde orgaan;  circulalie-stoornissen  len  gevolge  van  lichte 
aandoeningen  van  hel  harl ;  de  vroeger  (pag.  282)  beschreven 
vermoeidheid;  lichte  maagkalarrhen ;  verlies  van  den  eetlust, 
zonder  belangrijke  organische  stoornissen ;  zeer  vele  stoornissen 
in  de  spheer  van  het  zenuwstelsel;  belangrijke  eruptiën  op 
de  huid;  ziedaar  even  zoo  vele  aanwijzingen  voor  het  tijdelijk 
verblijf  in  koelere  slreken. 

Bovendien  is  het  nemen  van  rust,  na  dikwijls  jaren  langen, 
onafgebroken  arbeid,  voor  velen  niet  anders  nïogelijk,  dan  door 
zich  lijdelijk  aan  hunne  omgeving  te  onttrekken,  waarbij  dan 
de  koelere  bergstreken  met  haar  verfrisschende,  opwekkende 
lucht  wel  het  eerst  in  aanmerking  komen. 

P.sychische  oorzaken  kunnen  hel  noodig  maken  een  verblijf 
in  de  bergstreken  niel  in  reconvalescenlengestichten  te  doen 
plaats  vinden.  Hel  logeeren  bij  bevriende  familiën  ,  of  bij 
bloedverwanten,  kan  dikwijls  gunstiger  zijn  dan  hel  verblijf 
in  een  geslicht.  Dit  behoeft  wel  geen  nader  betoog,  maar  moest 
vermeld  worden,  omdat  in  de  door  het  gouvernement  geeischle 
certificaten  een  dergelijke  afwijking  van  den  gewonen  regel 
met  redenen  moet  worden  omkleed. 

Voor  overigens  gezonde  menschen  in  hel  toch  sterk  aante- 
bevelen,  na  een  lang  verblijf  in  de  laag  gelegen  landen,  eenige 
dagen  in  de  hoogere  streken  door  te  brengen. 

Zoo  zou  het  voor  praktiseerende  geneesheeren  bijzonder 
groote  waarde  hebben,  indien  zij  jaarlijks  in  de  mogelijkheiti 


312 


waren  zich,  gedurende  bijv.  ééne  week,  aan  de  praktijk  Ie  kunnen 
onlrekicen  en  rust  te  nemen.  Dat  is  evenwel  niet  doenlijk, 
omdat  de  ondervinding  leert,  hoe  de  omvang  der  praktijk 
er  steeds  onder  lijdt,  ook  al  is  de  afwezigheid  nog  zoo 
kort,  wanneer  die  onttrekking  aan  de  gewone  bezigheden 
niel  door  ziekte  dringend  worden  geëischl.  Men  wil  nu  eenmaal 
niet,  dat  een  dokter  zich  eens  eene  vrijheid  veroorlooft,  die 
ieder  ander  niet  euvel  wordt  geduid. 

Is  het,  in  de  laatstgenoemde  gevallen,  tamelijk  onverschillig, 
waarheen  de  patiënt  zich  begeeft,  als  hij  maar  rust  geniet 
en  uit  de  te  warme  streken  zich  verwijdert,  voor  andere 
lijders  is  dat  niet  zoo  onbepaald.  Menschen ,  die  aan  aslhma- 
tische  aanvallen  onderhevig  zijn ,  hebben  veel  kans  zulk  een 
aanval  te  krijgen  ,  zoo  zij  zich  Ie  snel  naar  koelere,  maar  vooral 
naar  levens  vochtige,  streken  verplaatsen.  Ook  zij  men  voor- 
zichtig met  allen ,  die  licht  ontstekingachtige  aandoeningen 
der  luchtwegen  krijgen  en  met  lijders  aan  longenturberculose. 
Voor  hen  kan  een  tijdelijk,  maar  niet  te  kort,  verblijf  in 
de  bergstreken  gunstig  zijn ,  mits  de  verplaatsing  daarheen 
langzaam,  dus  liefst  bij  étappen  geschiedt.  Daartoe  bestaat 
bijna  overal  gelegenheid,  omdat  de  reconvalescenlengeslichten 
op  verschillende  hoogten  gelegen  zijn.  De  volgende  plaatsen 
liggen  op  de  daarbij  uitgedrukte  hoogten  boven  de  opper- 


vlakte der  zee: 

Batavia  {Waterlooplein)  ........  5  meter. 

Bidara  Tjina   28  » 

Kampong  Makassar ,   (reconvalescentengesticht)  iels  hooger. 

Buitenzorg   265  meter. 

Gadok  (reconvalescenten  gesticht.)  .    .    .    .  ±  480  » 

De  top  van  den  Megamendoeng  ±  1800  » 

Soekaboemi  [Preanger)   601  » 

Iji-panas  (een  buitenverblijf  van  den  Gouver- 
neur-Generaal,  bij  het  reconvalescenten- 
geslicht  Sindanglaija)   1078  » 

Tjandjoer  {Preanger)  '  .  471  » 


313 


Bandong  (Preanger)   714  meter. 

Garoet  [Preanger)   710  » 

Soemadang  [Preanger)   450  » 

Poerwa/carta  (Krawang)   76  » 

De  pasangrahan,  een  lijdelijke  verhlijl'plaiils  op 

het  plateau  van  den  Diëng,  [Banjoeinnas).    .  2045  » 

Magelang  [Kedoe]   384  » 

Samarang   4  » 

Oengaran  {Oenarang,  veel  door  reconvales- 
centen bezocht)   313  » 

Willem  1    476  » 

Bojohli  (Soerakarla)  +  408  » 

Solo  +  100  » 

Klatten  +  200  » 

Djokjakarla   113  » 

Madioen   67  x 

Malang  (Pasoerocan)                                .  +  450  » 

Tosari  (Pasoeroeau)  +  1750  » 

Pau  [Padangsche  benedenlanden)   298  » 

Solok  (Padangsche  bovenlanden)   376  » 

Padang  Pandjnng  fidem)  +  730  » 

Fo^'t  de  Koek  [Padangsche  bovenlandden)   .    .  +  922  » 

Padang  Sidempoean  [Tapanoli)   283  » 

Het  meer  van  Tondano  [Celebes)   692  » 


Dal  zijn  eenige  der  voornaamste  plaatsen,  die  bereikbaar 
zijn ,  ook  voor  zieken.  In  elke  Regeerings-Almanak  van  Neder- 
landsch-Indië  komt  eene  opgave  voor  van  alle  plaatsen,  waarvan 
de  hoogte  is  bepaald;  ik  zocht  daaruit  die,  welke  voor  hel 
hier  besproken  doel  in  aanmerking  kunnen  komen,  en  voegde 
er  Batavia  en  Samarang  Ier  vergelijking  bij. 

De  invloed,  dien  zulk  eene  verplaatsing  naar  hoogerc 
slreken,  in  hel  algemeen,  op  den  gezondheidtoestand  heelt,  is 
zeer  belangrijk. 


314 


Dat  laat  zich  begrijpen,  omdat  met  de  hoogte  de  groote 
warmtegraad  afneemt;  in  die  hnogere  streken  de  huizen  gewoonlijk 
veel  verder  uit  elkaèr  liggen  en  er  dus  gemakkelijker  Incht- 
verversching  plaats  heeft;  terwijl  bovendien,  in  den  regel, 
raalaria-invloedfMi  daar  van  veel  minder  brteekenis  zijn.  Hoe 
veel  gezonder  de  plaatsen  binnen  's  lands  gelegen  in  hel  algemeen 
zijn,  bleek  reeds  vrreger  uit  de  daarvan  gegevene  korte,  statis- 
tische beschouwingen. 

Een  der'  eerste  verschijnselen  voor  overigens  gezonde, 
geakklimatiseerde  personen,  bij  een  bezoek  aan  de  bergstreken, 
is  vermeerdering  van  den  eetlust.  Daarbij  voelt  men  zich 
oneindig  minder  spoedig  vermoeid  bij  lichaamsinspanning,  is 
men  lichter  in  zijne  bewegingen,  slaapt  gewoonlijk  heter, 
voelt  zich  meer  opgewekt,  in  een  woord,  men  komt  daar 
tot  de  overtuiging ,  dat  het  heete  klimaat  niet  zonder  invloed 
bleef  op  het  gestel,  al  merkte  men  er  schijnbaar  niet  zoo 
heel  veel  van,  terwijl  men  daarin  verblijf  hield.  Onder  den 
algemeen  opwekkenden  invloed  der  lagere  temperatuur  is, 
voor  de  meeste  reconvalescenten ,  de  zoo  vermeerderde 
eetlust  een  der  hoofdmomenten  van  gunstigen  aard.  Het 
is  dus  de  eerste  plicht  van  allen,  die  inrichtingen  van 
welken  aard  ook  voor  herstellenden  in  een  koeler  klimaat  be- 
heeren,  te  zorgen  dat  de  voeding  uistekend  zij,  ten  einde  de 
gunstige  werking  van  de  omgeving  te  gemoet  te  komen. 

Wat  nu  de  aanwijzingen  betreft  om  lijders  naar  Europa 
te  zenden  tot  het  herstel  hunner  geschokte  gezondheid,  komen 
in  de  eerste  plaats  in  aanmerking  de  hevige  vormen  van  alle 
aandoeningen,  die  aanleiding  geven  lot  het  zenden  naar  koeler 
klimaat.  Verder,  zooals  ook  reeds  werd  opgemerkt,  de  noodzake- 
lijkheid tot  het  maken  eener  badkuur  in  een  der  bekende,  Europee- 
sche  hadplaatsen ;  dan  de  vroeger  besproken  slapeloosheid;  verder 
vele  hartziekten  en  aneurysmata,  enkele  nierziekten,  diabetes 
mellilus,  vetzucht,  marasmus  en  vooral  de  reconvalescentie 
vau  belangrijke  verwondingen.    Daarbij  verdient  overweging , 


51b 


dal  hel  voor  sommige  groote  opuratiën  en  vooral  voor  die,  waar 
hel  op  de  ge  iefendheid  en  de  ondervinding  van  den  operateur 
aanltoml,  zeer  wenschelijic  kan  zijn,  die  in  É't<ro/;a  door  speciali- 
teiten te  doen  uitvoeren.  Onder  die  operaliën  reken  ik  hijv. 
ovariotomiën ,  die  van  kankergezwellen  van  de  borstklier, 
sommige  sleensnijdingen ,  enkele  plastische  operaliën,  die  voor 
polypen  in  het  strottenhoofd  en  dergelijken  meer. 

Hel  bltift  steeds  aan  de  heoordeeling  van  den  behandelen 
medicus  overgelaten,  of  hij  zich  in  slaat  achl  eene  kunslbe- 
weiking  zelve  Ie  doen,  dan  of  hij  meent  beter  te  handelen 
met  die  aan  specialiteiten  op  te  draden.  De  moeiel  ijk  beid  om 
de,  tol  en  na  sommige  operaliën  noodige,  instumenten  te  ver- 
krijgen mag  daarbij  niet  uil  hel  oog  worden  verloren;  terwijl 
men  tevens  wel  degelijk  hel  belang  van  personen  en  van  hel 
land  (wal  de  pecunieële  gevolgen  betreft)  moei  overwegen  en 
met  elkaar  in  verband  brengen. 

Aandoeningen  van  het  darmkanaal  en  van  de  luchtwegen 
zijn  geen  tegenaanwijzingen  voor  een  vertrek  naar  Europa,  mits 
in  een  gunsligen  lijd  van  hel  jaar  ondernomen ;  men  zorge  dus,  dat 
zulke  lijders  tegen  hel  begin  van  den  zomer  in  Noord-Europa 
kunnen  zijn,  of  rade  hen  anders  aan,  gedurende  den  winler  in  hel 
Zuiden  van  Europa  te  verblijven.  Integendeel  kunnen  de  ziek- 
ten der  genoemde  organen  zulk  eene  verplaatsing  dringend 
noodig  maken;  men  ziet  daarvan  dikwijls  zeer  gunstige  gevol- 
gen, reeds  onder  de  zeereis,  terwijl  eene  poging  om  in  de 
bergen  van  Indië  herstel  te  vinden  mislukte.  De  gebeele  ver- 
andering van  voeding,  lucht,  omgeving;  de  onttrekking  aan  alle 
invloeden,  die  nadeelig  konden  zijn,  ook  al  merkte  men  dat 
niet  zoo  dadelijk,  brengen  hel  hare  daartoe  bij. 

Een  legenaanwijzitig  voor  hel  gaan  naar  Europa  is  een 
booge  leeftijd,  liet  bekende  spreekwoord ,  dal  men  oude 
hoornen  niet  verplanten  moet,  gaal  ook  daarbij  door.  Ik 
reken,  in  het  algemeen,  dat  menschen.  die  ver  in  de  zestig 
jaren  oud  zijn  en  een  groot  aantal  jaren  in  Indië  woonden, 
daar  moeten  blijven,  ook  omdat,  zooals  reeds  vroeger  werd 


316 


gezegd,  oude  inenschen  zich  gewoonlijk  iii  liel  lieele  klimaat 
aangenamer  voelen  dan  in  hel  koudere. 

Er  zijn  nog  andere  aandoeningen,  die  een  verlrek  naar  Europa 
noodzakelijk  maken;  maar  die  Ie  noemen  is  niel  zoo  gemak- 
kelijk, 't  Zijn  van  die  ziekten,  waarvan  Dr.  J.  G.  Frantz  zoo  juisl 
zeide :  «Gelooft  ons  toch ;  wij  genezen  geen  nameïx ;  wij  bestrijden 
«verschijnselen;  wij  heffen,  waar  hel  zijn  kan,  de  zieklc- 
«oorzaken  op;  wij  verwijderen  schadelijke  invloeden  en  doen 
«gunstige  geboren  worden,  en  soms,  ofschoon  wij  uw  lijden 
«verzachten,  ofschoon  wij  u  -elfs  waarlijk  genezen  —  welen 
«wij  zelve  den  naam  niet  van  wat  u  «scheelde".  Want  er 
«zijn  vele  ziekten  zouden  naam!" 

Die  uitspraak  van  Dr.  Frantz  behoudt  nog  altijd  hare  waarde, 
al  schrijft  de  nieuwere  richting  der  ziektekunde  voor,  dat  hel 
herkennen  eener  aaridoening  zijnen  grond  moet  vinden  in 
aantoonbare,  anatomische  veranderingen.  Zoowel  bij  vele  sloor- 
nissen in  de  werking  van  den  geest,  als  bij  enkelen  in  hel 
lichaam,  is  het  nog  niet  gehikt  de  anatomische  basis  le  vinden, 
die  de  afwijkingen  physiologisch  voldoende  toelicht.  Onder  die 
stoornissen  behoort  o.  a.  de  volgende. 

Wij  krijgen  in  Indië  personen  voor  ons,  die  na  een  langer 
of  korter  verblijf  in  het  heete  klimaat,  in  een  toestand  zijn  ge- 
komen, welke  moeielijk  aan  iets  anders  dan  aan  de  voortdurende 
inwerking  der  daar  heerschende  invloeden  kan  worden  toege- 
schreven. Een  niet  zeer  hooge  graad  van  anaemie,  gepaard 
met  verlies  van  eetlust;  slechte  slaap,  met  wakker  schrikken; 
spoedige  vermoeidheid  na  elke  lichamelijke  of  geestelijke  inspan- 
ning; een  voortdurend  gevoel  van  afgematheid;  lusleloosheid 
in  den  vroeger  aangenamen  werkkring;  gedeprimeerde  toestand 
van  den  geest;  opzien  tegen  moeielijkheden,  maar  vooral  een 
zekere  angst  voor  een  aanstaanden  Oost-moussou ;  hel  afwezig 
zijn  van,  le  constaleeren,  pathologische  veranderingen  in  eenig 
orgaan;  ziedaar  in  algemeene  trekken  zulk  een  toestand  be- 
schreven. Laat  men  zulke  personen  voor  een  geruimen  tijd 
naar  de  bergstreken  gaan,  dan  beginnen  zij  zich  daar  iets 


517 


heler  ie  voelen;  meenen  niet  zelden,  dal  zij  hersteld  zijn ;  maar, 
reeds  eenige  weinige  dagen  na  den  lerugkeer  lol  warmere 
plnalsen,  beginnen  al  de  verschijnselen  op  nieuw.  Zij  erkennen 
somtijds,  op  de  daarloe  gedane  vragen,  dat  zij  alle  heil  ver- 
waclilen  van  een  tocht  naar  Europa,  maar  zeggen  dal  meestal 
niet  uil  zich  zelve. 

Zulke  personen ,  wier  toestand  eenigszins  aan  heimwee  grenst 
maar  zeer  zeker  geen  heimwee  is,  moeten  worden  weggezon- 
den en  komen,  mei  nieuwe  krachten  toegerust,  hersteld  lerug. 

Hel  is  onmogelijk  te  zeggen,  na  hoeveel  jaren  verhiijf  in 
Indië,  zulk  een  heeld  zich  ontwikkelen  kan.  Ziet  men  het  nu 
eens  zeer  langzaam  voortgaan,  en  krijgt  men,  voor  zich  zelve, 
de  overluiging,  dal  die  onbepaalde  klachten  zullen  leiden  lol 
de  noodzakelijkheid  van  een  vertrek,  in  andere  gevallen  gaat 
hel  proces  spoediger,  zelfs  lamelijk  snel,  in  eenige  weken. 

Die  afwijkingen  in  de  somatische  en  psychische  verschijnse- 
len zijn  hel,  die  gemakkelijk  aanleiding  geven  lot  simulatie,  en 
de  geheele  gang  van  zaken  moet  dus  door  den  medicus,  met  nauw- 
keurigheid, worden  bestudeerd,  opdat  hij  niet  misleid  worde. 
Daar  bijna  alle  symptomen  subjectief  zijn,  moet  de  geneesheer 
trachten,  zooveel  hij  kan,  achter  alle  omstandigheden  Ie  komen, 
die  aanleiding  kunnen  zijn,  om  den  toestand  voor  te  wenden, 
maar  ook  achter  die ,  welke  hem  de  moreele  overluiging  schen- 
ken ,  dal  de  klagende  persoon  een  zieke  is. 

Juisl  die  onbepaalde,  maar  wel  degelijk  beslaande,  afwij- 
kingen genezen  gewoonlijk  al  spoedig,  na  het  vertrek  naar 
Europa;  zij  verbeteren,  ja  verdwijnen  zelfs  op  de  zeereis. 
Daardoor  geven  zulke  lijders  aanleiding,  bij  hunne  komst  in 
Nederland,  lot  eenc  onjuiste,  meermalen  onbillijke  beoordeeling 
omtrent  de  niet  merkbare  noodzakelijkheid,  die  toch  bestond, 
om  Indië  tijdelijk  vaarwel  te  zeggen.  Ontegenzeggelijk  loopen 
er  onder  die  weggezondenen  wel  eens  simulanten ,  maar  voor 
de  meeslen  was  het  noodig ;  en ,  men  vergete  vooral  niet 
hel  »in  dubiis  absline",  dat  hier  dringend  noodzakelijk  is. 
Het  leven  kan  er  meê  gemoeid  zijn;  liever  erkenne  de  genees- 


318 


heer,  dal  liij  is  beetgenomen  door  een  enkelen,  dan  dal  hij 
velen  bloolslelt  aan  gevaar.  Vergissingen,  bij  reclilerlijke 
vonnissen  wel  voorgekomen,  hebben  geen  annleiding  gegeven, 
de  rechterlijke  uitspraken  te  doen  minachten;  waarom  moet 
dal  dan  mei  medische  uitspraken  hel  geval  zijn  ?  Beide  weten- 
schappen zijn  vrije,  en  de  persoonlijke  overtuiging  mag  niet 
huiten  rekening  blijven.  Bij  het  bespreken  der  cerlificalen 
wordt  daarover  nog  iels  in  het  midden  gebracht. 

Ik  behoor  volstrekt  niel  lot  de  geneesheeren,  die  zich  verant- 
woord achten  personen  naar  Europa  terug  te  zenden,  welke 
een  bepaalden  lijd  in  hel  heete  klimaat  hebben  doorgebracht. 
Sommige  medici  vinden  daartoe  vrijheid  na  een  tien-,  andere 
na  een  vijftienjarig  verblijf.  Deze  quaeslie  doel  zich  voorna- 
melijk voor  bij  ambtenaren,  die,  door  het  overleggen  van  een 
geneeskundig  certificaat,  pecunieele  voordeden  genieten,  gedu- 
rende een  verlof  naar  Nederland,  welke  niet  zijn  weggelegd 
voor  hen,  die  eenvoudig  gebruik  maken  van  de  bepalingen, 
waardoor  zij  na  een  twaalf-  of  een  vijftienjarig,  onafgebroken 
verblijf  in  Jndië,  recht  verkrijgen  dal  land  tijdelijk  te  verlaten. 
Er  moeten,  dal  behoeft  wel  geen  nader  beloog  dunkt  me, 
ziekteverschijnselen  zijn,  om  ziekte  te  constateeren  en  de 
geneesheer  is  niel  geroepen,  uit  een  verkeerde  opvatting  van 
humaniteit,  hel  land  te  dwingen  grootere  uilgaven  te  doen,  voor 
een  enkelen  persoon,  dan  bepaald  noodig  zijn.  Het  is  een  gebrek 
in  de  wetgeving,  dal  personen ,  die  meermalen  gedurende  langen 
lijd  door  ziekte  in  de  onmogelijkheid  waren  dienslen  Ie  pres- 
leeren,  bij  een  tocht  naar  Europa  nog  voordeden  genieten 
boven  hen,  die  voortdurend  hunne  krachten  ten  dienste  van 
den  slaat  hebben  gebruikt.  Zeer  zeker  hebben  zieken  in 
Europa  meer  geld  noodig  dan  gezonden;  maar  daartegenover 
slaal,  dal  zij,  die  niet  ziek  waren,  in  den  regel  meer  werkten 
en  reeds  daardoor  aanspraak  mogen  m;iken  op  meer  ontspan- 
ning, naar  lichaam  en  gecsl,  den  laatslcn  vooral,  in  eene  Euro- 
pee^che  maatschappij.  De  noodzakelijkheid  van  een  hoogcr 
verlofslraclcmenl  voor  zieke,  en  wel  speciaal  voor  minder  goed 


519 


bezoldigde,  ainblenaren ,  zou  telkens  door  eene  kommissie  moe- 
ien worden  geconslaleerd.  Hoe  zulk  eene  kommissie  zou 
moeien  werken  bespreek  ik  in  het  laatste  hoofdstuk. 

Sommige,  overigens  gezonde  menscheu,  die  naar  Europa  zijn 
geweest,  vertoonen  bij  terugkomst  in  Indië  een  veel  groolere 
gevoeligheid  voor  de  klimaats-  en  andere  invloeden  dan  vóór 
bun  verlrek.  Niet  alleen  paychisch  zijn  zij  gevoeliger,  maar 
ook  werken  die  invloeden  krachtiger  op  hel  lichaam  dan  vroe- 
ger en  niet  zelden  maken  zij  een  zeer  hevig  akklimatisatie- 
proces,  in  den  eenen  of  anderen  vorm,  op  uieuw  door.  Daarbij 
komt  dan  gewoonlijk  ontevredenheid;  men  vond  iü  Europa  aWes 
beter:  de  maatschappij,  de  voeding,  de  kleeding,  (^e  uitspannin- 
gen, alles  in  één  woord;  dit  wisten  zij  vroeger  ook  wel,  maar 
toen  hinderde  hel  niet  zoo  erg,  dan  na  een  paar  jaren  in  die 
andere  omgeving  ter  verfrissching  Ie  hebben  doorgebracht, 
't  Meeste  kans  op  zulk  een  onaangename  uilwerking  van  een 
tocht  naar  Europa  bestaat  voor  menschen,  die  niet  al  te  jong 
meer  zijn,  bijv.  veertigers  ongeveer. 

Op  pag.  120  heb  ik  melding  gemaakt  van  het  feit,  dat 
sommige  menschen,  vooral  na  een  langdurig  verblijf  in  Indië, 
hel  baden  met  koud  water  niet  goed  meer  verdragen  en  daar 
koorts  door  krijgen.  Ook  dit  verschijnsel  wordt  wel  eens 
als  argument  aangevoerd  voor  de  nadeelige  inwerking  van  het 
klimaat  en  door  leeken  als  reden  aangegeven,  waarom  een 
vertrek  naar  Europa  noodig  zou  zijn.  Het  beloog,  dat  het 
argument  geen  steek  houdt,  is  overbodig ;  al  is  hel  nu  juist 
niet  prettig,  als  men  zich  bij  die  voortdurende  warmte  niet 
eens  verfrischen  kan  door  een  bad,  en  al  is  de  regel,  dat  het 
baden  noodzakelijk  is  voor  een  gezond  mensch  in  Indië,  de 
omstandigheid  alleen,  dat  die  afkoeUng  niet  verdragen  wordt, 
is  geen  reden  om  Indië  te  verlaten.  Iels  anders  wordt  hel, 
wanneer  dieper  liggende  oorzaken  kunnen  worden  opgespoord, 
die  het  ontslaan  van  koorts  telkens  na  een  bad,  verklaren 
kunnen;  maar  het  grootste  aantal  niel  badende  Europeanen 
is  toch  volkomen  gezond. 


520 


Men  verguiinc  mij,  al  behoort  hel  niisschen  niet  rechlslreeks 
lol  de  gevolgen  der  kliniaalsinvloeden ,  hier  eene  opmerking 
in  le  voegen  over  een  verschijnsel,  dal  mij,  in  mijne  praktijk, 
een  paar  malen  is  voorgekomen,  dal  ook  andere  geneesheeren 
waarnamen  en  waarvan  ik  mij  zeiven  de  verklaring  hen  schnldig 
gebleven.  Wellicht  koml  hetzelfde  in  Europa  ook  voor,  maar 
mij  is  dal  niel  bekend.  Ik  heb  namelijk  bij  een  paar  jongens 
en  meisjes  van  10— 15  jarigen  leeftijd  een  soort  van  idiosyncrasie 
(dal  woord  drnkt  de  zaak  hel  best  uit)  gevonden  >oor  school- 
bezoek. Oe  kinderen  waren  zoowel  kreolen  als  kleurlingen. 
Nadat  zij  eenige  dagen  de  school  bezocht  hadden,  ontstond 
hoofdpijn;  werd  hel  schoolgaan  doorgezel,  dan  kregen  zij 
koorls;  die  koorts  verdween,  ook  zonder  behandeling,  als  de 
school  niet  meer  werd  bezocht,  en  kwam  telkens,  bij  herhaalde 
proefnemingen,  lenig.  Dat  dit  niel  kon  worden  toegeschreven 
aan  den  toestand  der  schoollokalen  bleek  uil  verschillende 
omstandigheden;  werden  die  kinderen  in  een  andere  kamer, 
bij  een  anderen  onderwijzer  geplaalsl,  of  werden  zij  naar 
een  geheel  andere  school  gezonden ,  de  zaak  bleef  dezelfde. 
De  genoemde  verschijnselen  bleven  volkomen  weg  bij  huis- 
onderwijs, waarbij  evenveel  of  meer  gevorderd  werd  van  de 
inlellectueele  inspanning.  De  eenige  verklaring,  die  ik  mij  van 
de  zaak  heb  kunnen  geven ,  is  dal  de  tocht  naar  de  school , 
door  zonneschijn,  regen,  wind  enz.  door  zulke  jongelieden  niet 
verdragen  werd.  Vreemd  is  de  zaak  zeer  zeker,  want  ik  had 
onder  hen  een  zeer  sterk  geboiivvden,  krachtig  ontwikkelden 
knaap  van  gemengii  Europeesch  en  Javaansch  ras,  wiens  lichaams- 
gestel overigens  niet  toeliet  aantenemen,  dal  een  beclje  zon 
enz.  hem  zoo  zou  hinderen.  De  regelmatige,  dagelijksche  terug- 
keer even  wei  van  die  invloeden  scheen  de  eenige  oorzaak  le 
zijn  van  de  aandoening.  Dal  is  de  reden,  waarom  ik  meende 
die  waarneming  hier  eene  plaats  le  mogen  gunnen,  al  doe  ik 
hel  met  eenige  reserve. 


321 


Wij  kunnen  nu  nog  een  blik  werpen  op  de  voortteeling 
van  een  mensclienras  in  het  klimaat,  waarin  het  oorspronkelijk 
niet  woonde. 

Dat  is  eene  zaak,  waarover  veel  is  geschreven,  en  het  onder- 
werp slaat  in  nauw  verband  met  de  mogelijkheid  eener  kolo- 
nisatie in  Indié.  Ik  heb  mij  jaren  lang  er  op  toegelegd  voor- 
beelden te  verzamelen  eener  lang  voorgezette  voortplanting 
van  in  fndië  geboren  Europeanen  (dus  kreolen  of  Euraziaten) 
onder  elkander ;  verder  dan  het  tweede  of  derde  geslacht  kwam 
ik  daarbij  niet,  omdat  er  altijd  weder  een  versch  Europeesch  of 
inlandsch  element  bij  optrad.  De  verste  afstamming,  die  ik 
zelf  kon  constaleeren,  ziet  men  uit  het  hier  volgende  schema, 
waarin  de  eerste  rij  personen  voorstelt  in  Europa  geboren,  en 
de  volgende  in  Indië  geborenen;  M.  beleekent  man;  V.  vrouw; 
de  met  een  x  geteekende  heb  ik  niet  persoonlijk  gekend. 

M.  Mx.    Vx.  M.  V.  Mx.  V. 

twee  kinderen  met  een  zuiver  Europeesch  type. 

Tijdens  ik  onderzoekingen  over  dit  onderwerp  in  het  werk 
stelde,  werd  mij  van  eenige  zijden  medegedeeld,  dat  er  in  de 
Moluicken  een  eiland  was,  waarop  Europeanen  zich,  zonder 
vermenging  met  inlanders,  sedert  een  paar  eeuwen  hadden 
voortgeplant;  die  menschen  zouden  blank  zijn,  blond  haar  heb- 
ben, enz.  Hoevelen,  in  die  streken  verblijf  houdenden  ik 
er  ook  naar  vroeg,  men  bleef  mij  bepaalde  antwoorden  schuldig; 
men  had  er  wel  eens  van  geboord,  maar  dal  was  alles.  Die 
zeer  onbepaalde,  en  daarom  door  mij  niet  vertrouwde,  mede- 
deelingen  vinden  evenwel  eene  goed  geloofbare  bevestiging 
in  betgeen  Dr.  A.  B.  Meijer  te  Dresden,  in  de  bekende  Peter- 
mann's  Millbeilungcn,  zegt  over  een  brief,  dien  hij  aangaande 
dat  onderwerp  ontving  van  den  lieer  J.  G.  F.  Hiedel.  Volgens 
dien  Heer  wonen  op  het  eiland  Kiser,  behoorende  lot  de  Alor- 

21 


322 


groep  of  de  Zuid-Ooster-eilanden  der  Moluhken,  mesliezen  die 
reeds  sederl  hel  einde  der  17*^  eeuw  daar  gevesligd  zijn  en 
onder  elkaar  voorlpianlen.  Zij  zijn  Icraclilig  gebouwd  en 
sommige  mannen  en  vrouwen  liebben  blond  haar  en  zijn  zoo 
blank  als  ^oord■Europeanen.  Zij  hebben  allen  kleine  handen 
en  voelen.  Naar  hunne  namen  Ie  oordeelen,  zouden  zij  afslammen 
van  Hollanders,  Franschen  en  Duilschers;  zij  spreken  geen 
Maleisch,  maar  Kisersch  met  eenige  wijzigingen;  hunne  voorva- 
deren waren  soldalen  in  diensl  der  Üosl-Indische  Compagnie,  die 
op  Kiser  twee  forlen  bezal,  waarvan  de  overblijfselen  nog  aanwe- 
zig ziju. 

Hel  eiland  Kiser  of  Kisser  ligt  op  8°  Zuider-breedle,  len 
Noord-Oosten  van  limor;  het  behoort  lot  de  residentie  Amftoma, 
adsistent-residenlie  Banda.  Op  de  kaart  door  Melvill  van 
Carnbée  van  hel  Gouverment  der  Moluhken  vindt  men  op  dat 
eiland  eene  kampong,  die  den  naam  Lekdoor ,  zeker  wel  van 
Nederlandschen  oorsprong,  draagt. 

Maar  aanleiding  dezer  mededeeling  had  de  chef  van  den  genees- 
kundigen diensl,  de  Heer  D.  J.  de  Leeuw,  de  beleefdheid  mij  ten 
gebruike  af  te  slaan  een  rapport  onilrenl  eene  reis  door  den  dirigee- 
renden  officier  van  gezondheid  L.  C.  A.  Rombach,  in  November 
1880,  gedaan  naar  de  Zuid-Ooslev- Eilanden  (Residenlie  Amhoina). 

Die  reis  maakte  de  Heer  IloaiBACH  in  gezelsciiap  van  den 
resident  van  Amboina,  den  lieer  J.  G.  F.  Riedel. 

Uit  zijn  rapport  neem  ik  hel  volgende  over: 

«Den  24""  November  zetten  wij  koers  naar  het  eiland 
•waar  de  radja  afwezig  was,  die  zich  ter  afdoening  van  zaken 
»op  hel  eiland  Weiler  ophield.  Wij  namen  een  loods  aan  buord, 
«die  ons  den  volgenden  dag  veilig  bracht  naar  ^au,  eene 
«strandplaats  op  Weller ,  waar  wij  den  radja  van  Kisser, 
«Zacuarias  Bakker  vonden,  " 

n Radja  Hakker  aan  boord  genomen  hebbende,  stoomden  wij 
«naar  Kisser,  waar  wij  des  avonds  len  i>  ure  aankwamen  en 
«ons  dadelijk  in  draagstoelen  begaven  naar  Dciflshaven,  eene 
kampong,  bewoond  door  afslammsilingen  van  Hollanders,  waar 


323 


»eene  kerk  en  eene  school  zijn  en  een  schoolnieesler  arbeidt, 
»die  uit  Amboina  daarheen  is  gezonden. 

»In  de  vorige  eeuw  had  de  Oost-Indische  Compagnie  eene 
«vrij  groole  hezelting  op  het  eiland  Kisser ,  die  gelegerd  was 
')in  het  fort  Voilenhoven,  aan  het  strand  gelegen. 

»De  muren  van  deze  versterking  zijn  nog  aanwezig;  van 
»de  gehouwen  is  echter  niets  Ie  hespeuren.  Tevens  waren 
»er  een  resident  en  vermoedelijk  andere  civiele  amhtenaren 
»op  het  eiland  aanwezig,  zoodat  er  een  vrij  talrijk  Europeesch 
«personeel  werd  gevonden. 

«Hunne  afstammelingen  wonen  nog  op  het  eiland  en  hebben 
«zich  niet  vermengd  met  de  oorspronkelijke  bewoners,  die  lot 
«heden  nog  heidenen  en  niet  veel  beter  dan  wilden  zijn. 

«De  Hollandsche  afstammelingen  dragen  allen  Hollandsche 
«namen,  als:  Bakker,  Joosten,  Kaffen  ,  Lertes,  enz.  Zij 
«zijn  Christenen  en  zenden  hunne  kinderen  vlijtig  naar  school 
»en  kerk.  Hunne  kleeding  komt  met  die  der  Ambonsche 
«burgers  overeen;  zij  spreken  Maleisch,  dat  met  Ambonsch- 
«Maleisch  veel  overeenkomt. 

«Vrijmoedig  kwamen  oude  en  jonge  mannen ,  vrouwen  en 
«kinderen  ons  te  gemoet  en  ontvingen  ons  gaarne  in  hunne 
«huizen,  die  wel  van  inlandsch  maaksel,  maar  stevig  en  flink 
«gebouwd  zijn  en  zeer  zindelijk  worden  gehouden.  Het  was 
»een  vreemd  gezicht  voor  ons,  die  weken  lang  overal  wilden 
«hadden  aangetroffen,  zoo  op  eens  te  nndden  dezer  kolonie 
«verplaatst,  menschen  te  zien,  onder  welke  met  blonde 
«iiaren  en  blauwe  oogen,  die  een  zekere  mate  van  beschaving 
«deelachtig  waren.  Zij  voeden  zich  met  rijst,  karbouwen- 
«vleesch  en  visch  en  gebruiken  ook  veel  gekookte  djagong. 
"Mangga's  en  oranje-appelen  zijn  in  menigte  op  Kisser  voorhanden. 

«Ik  vermoed,  dat  de  velden  door  skiven  bewerkt  worden, 
«die  zij  op  hunne  handelsreizen  in  Porlugeesch  Timor  koopen. 
«Eene  oude  dame.  Mevrouw  de  weduwe  Joosten,  was  zoo 
«goed  ons  ecae  slavin  te  loonen,  pas  onlangs  van  Timor-Deli 
«aangebracht  en  te  Kisser  verkocht. 


324 


«Koortsen  komen  veel  Ie  Kisser  voor.  Ik  kreeg  vele  aan- 
» vragen  om  cliinine,  welk  geneesmiddel  hier  zeer  goed  bekend 
»is;  ook  vroeg  men  mij  wormpoeders." 

Dit  belangwekkende  eiland  levert  in  een  gedeelte  zijner 
bewoners  dus  het  onwedersprekelijke  bewijs,  dat  de  voort- 
planting van  Europeanen  in  het  heele  klimaat  mogelijk  is. 
Men  verlieze  hierbij  de  opmerking  van  den  Heer  Rombach  niet 
uil  het  oog,  dat  zij  niet  zelve  den  grond  bebouwen. 

Toch  moet  dat  feit  als  een  uilzondering  op  den  regel  worden 
aangemerkt.  De  physisch-geographische  toestand  van  het  eiland 
Kisser  is  mij  niet  genoeg  bekend,  om  een  oordeel  uit  te  spreken 
over  den  invloed,  dien  de  omgeving  op  die  bewoners  kan 
gehad  hebben,  evenmin  is  het  mij  bekend,  hoe  zij  in  hun 
onderhoud  voorzien,  welke  bedrijven  zij  uitoefenen,  enz.,  allen 
zaken,  die  van  hel  hoogste  gewicht  moeten  worden  geacht 
bij  de  behandeling  der  vraag  of  eene  kolonisatie  in  Indië 
uitvoerbaar  is. 

Men  moet  onder  kolonisatie  toch  verstaan  de  mogelijkheid 
der  vestiging,  van  het  onderhoud  des  levens,  van  de  voort- 
planting van  het  geslacht,  alles  zonder  nadeel  voor  de  gezond- 
heid en  zonder  een  terugkeer  naar  of  nieuwen  aanvoer  uit 
hel  moederland.  Dat  daarbij  een  niet  geringe  plaats  inneemt 
de  mogelijkheid  om  werkzaamheden  van  welken  aard  ook  te 
verrichten  en  wel  zoo,  dat  de  concurrentie  met  de  oorspron- 
kelijke of  lalere  bewoners  kan  worden  volgehouden ,  spreekt 
wel  van  zelve.  Men  moet  zich  daartoe  op  een  economisch 
standpunt  plaatsen,  dat  bij  de  bewerking  van  dit  boek  niet 
te  huis  behoort,  daar  wij  ons  alleen  op  een  physiologisch 
houden  te  hebben,  waarbij  voor  ons  doel  vooral  het  oog  wordt 
geslagen  op  Europeanen. 

Voor  de  Chineezen ,  om  over  hen  eerst  een  enkel  woord  te 
spreken ,  zou  men  zoo  oppervlakkig  beschouwd  meenen ,  dat 
de  mogelijkiieid  eener  kolonisatie  in  Indic  volkomen  bewezen 
is;  men  verlieze  daarbij  evenwel  twee  belangrijke  factoren  niet 
uit  het  oog,  en  wel  len  eerste,  dat  verreweg  het  grootste 


525 


getal,  zoo  niet  alle  Ghineezen,  die  zich  naar  Indië  begeven, 
uit  de  zuidelijkste  gedeelten  van  het  Hemelsche  rijk  afkomstig 
zijn;  dus  uit  een  klimaat,  dal  dichter  komt  bij  dat,  waarheen 
zij  zich  begeven;  en  ten  tweede,  dat  slechts  hoogst  zeldzaam 
Ghineesche  vrouwen ,  uit  China  afkomstig,  in  Indië  worden 
aangetroffen ,  ten  gevolge  waarvan  bijna  alle  in  Indië  geboren 
Ghineezen  Malayo-Ghineezen  zijn,  die  natuurlijk  andere  ver- 
houdingen ten  opzichte  van  het  klimaat  vertoonen.  Die  Malayo- 
Ghineezen  nu  hebben,  door  hunne  opvoeding  in  zuiver  Ghineesche 
gewoonten  en  in  den  Chineeschen  godsdienst,  een  geheel  ander 
karakter  dan  de  Malayo-Europeanen  of  de  Europeesche  kreolen; 
bij  de  eersten  is  energie  voor  handel  en  handwerken  een 
kenmerkende  eigenschap,  terwijl  de  kleurlingen  van  Europeesche 
afkomst  bijna  allen  een  afkeer  hebben  van  bedrijven,  waarbij 
met  de  handen  moet  gearbeid  worden.  De  Ghineezen  en 
hunne  afstammelingen  verkeeren  dus  in  veel  gunstiger  om- 
standigheden. 

Wat  zijn  nu  de  feiten,  die  aanleiding  geven  om  te  meenen, 
dat  kolonisatie  van  Europeanen,  het  vormen  van  een  blijvende 
Europeesche  maatschappij  in  fndië,  niet  mogelijk  moet  worden 
geacht? 

Zij  zijn,  in  het  jaar.  1873,  in  een  daaromtrent  uitge- 
bracht rapport  door  de  Vereeniging  tot  bevordering  der  genees- 
kundige wetenschappen  in  Nederlandsch-Indië  kort  en  zakelijk 
uiteengezet.  Van  dat  rapport,  opgemaakt  naar  aanleiding  eener 
over  die  quaestic  gedane  vraag  door  de  Nederlandsche  Maat- 
schappij van  Nijverheid  te  Haarlem  ,  maak  ik  bij  de  volgende 
opmerkingen  gebruik,  zonder  het  geheel  en  al  te  volgen. 

De  daarin  besproken  feilen  zijn  in  de  eerste  plaats  die , 
welke  door  de  staatskoinmissie  van  1857  legen  de  mogelijkheid 
eener  kolonisatie  waren  aangevoerd,  en  wel: 

1°.  een  minder  krachtvol  leven ;  waarbij  alleen  groote  energie, 
een  sterke  wil  en  de  hoop  op  bereiking  van  hel  doel,  dal  men 
zich  stelde,  een  tegenwicht  in  de  schanl  vve«-pen.  Dal  minder 
krachtvolle  leven  is  ons  bij  de  beschouwing  der  physiologische 


326 


inwerkingen  van  het  klimaat  genoegzanin  gebleken  uil  de. 
veranderingen,  die  de  verschillende  fiincliën  des  lichaams 
ondergaan. 

2°.  Het  meer  blootgesteld  zijn  aan  ziek  worden.  Onder 
de  gunstigste  onistandigheden  is  de  gezondheid  steeds  slechts 
betrekkelijk  goed,  met  zeer  groote  gevoeligheid  voor  weêrs- 
invloeden  en  voor  excessen  van  welken  aard  en  hoe  gering 
ook.  Al  houdt  men  al  het  vroeger  gezegde,  omtrent  de  on- 
nauwkeurigheid der  statistische  gegevens  in  het  oog,  toch  is 
het  een  feit,  dat  de  levensduur  der  volwassenen .  in  het  algemeen, 
geringer  is  dan  die  in  Europa.  Zeer  enkele  uitzonderingen 
kiuinen  alleen  lot  bevestiging  van  den  regel  dienen. 

5°.  De  kindersterfte  is  geringer,  en  het  aantal  geboorten 
overlreft  dat  der  sterfgevallen;  dit  zou  dus  ten  voordeele  komen 
der  kolonisatie;  maar  de  bewijzen,  dat  de  voortplanting  goed 
kan  voortgaan,  ontbreken,  behalve  voor  dat  ééne  geval  op  het  eiland 
Kiser.  Evenwel  is  de  vermeerderde  sterftekans  der  volwassenen 
in  verband  tot  het  groote  aantal  geboorten,  geen  afdoend  argu- 
ment tegen  de  mogelijkheid  een  kolonisatie.  De  sterftekans  is 
bovendien  onder  den  invloed  der  oorzaken  op  pag.  290  opgesomd 
belangrijk  verminderd,  vooral  in  de  laatste  jaren, 

4°.  Er  was  beweenl ,  dat  Enropeanen  in  tropische  gewesten 
minder  geschikt  zijn  voor  handenarbeid.  De  ervaring  geeft 
voor  die  bewering-  niet  het  minste  recht.  Zij  gaat  alleen  dooj', 
wanneer  de  arbeid  in  de  open  Uicht  moet  geschieden,  met 
diepe  bewerking  van  den  grond.  De  slerlle  onder  de  Euro- 
peesche  werklieden  van  den  construcliewinkel  te  Soerabaija  en 
van  vele  partikuliere  fabrieken  is  niet  grooler  dan  die  onder 
amlere  betrekkingen  in  de  maatschappij;  en  dat,  bij  het  werken 
in  de  open  luchl,  het  nemen  van  behoorlijke  maatregelen  legen 
de  nadeeligc  invloeden,  veel  goeds  kan  uitoefenen,  bewijst  hel 
aanleggen  van  de  haven  te  Tandjoufj-Prioh  bij  Batavia:  een  der 
hoofdzaken  daarbij  is,  dat  Europeanen  dos  nachts  niet  inopfen 
verblijven  op  de  plaats,  waar  de  grond  is  omwoeld. 

Omtrent  den  handenarbeid  moet  wel  in  hel  oog  worden 


527 


gehouden,  dat  de  algemeene  spierzwakte  en  het  gevoel  van  ver- 
moeidheid dien  moeielijlter  mogen  maken,  maar  dat,  hij  hehoor- 
lijke  voeding  en  verpleging,  die  arheid  zeer  goed  kan  worden 
volgehouden. 

Het  hier  gezegde  heeft  vooral  hetrekking  op  de  laag  gelegen 
kustlanden;  men  krijgt  de  overtuiging,  dat  kolonisatie  daar, 
onmogelijk  is,,  omdat  zij  van  zelve  landbouw  insluit  en  de 
bewerking  van  den  grond  het  verblijf  in  de  brandende  zonne- 
stralen noodig  maakt,  terwijl  tevens  het  onstaan  van  malaria 
door  die  bewerking  wordt  vermeerderd. 

In  de  hoog  gelegen  binnenlanden  zijn  de  omstandigheden 
geheel  anders;  op  eene  hoogte  van  3000  tot  5000  voeten  zal 
de  Europeaan  veel  gemakkelijker  aan  het  klimaat  gewennen. 
Evenwel  zal  ook  op  die  hoogte  de  veldarbeid  voorzorgen 
vereischen  en  men  zich  moeien  bepalen  tot  tuinbouw,  koffieteelt  en 
veeteelt,  terwijl  de  arbeid  in  de  open  lucht  alleen  mag  geschie- 
den van  6  tot  10  ure  's  morgens  en  van  3  tot  6  ure 's  avonds. 

Vooral  moet  de  bewerking,  nog  meer  het  aanleggen  van 
sawah's,  het  kappen  van  bosschen  en  het  maken  van  wegen 
streng  worden  vermeden. 

Zal  men  van  eene  wezenlijke  kolonisatie  kunnen  spreken, 
dan  behooren  ook  vrouwen  Ie  emigreeren  en  wij  hebben  reeds 
uitgebreid  besproken,  hoe  ongunstig  het  klimaat,  met  al  wat 
daarbij  komt,  op  Europeesche  vrouwen  inwerkt.  Het  is  niet 
Ie  verwonderen,  dat,  terwijl  de  geslachlsdrifl  in  het  heele  klimaat 
vermeerderd  is,  de  Europeesche  mannen  dikwijls  hunne  sukke- 
lende vrouwen  achterstellen  bij  gezonde,  krachtige  en  gemakkelijk 
ter  dispositie  zijnde,  inlandsche  vrouwen.  De  produkten  zijn  dus 
dan  weer  kleurlingen  en  de  eigenlijke  kolonisatie  treedt  op  den 
achtergrond. 

Bovendien  blijft  de  economische  zijde  der  knlonisalie,  waarbij 
de  mngelijkbeid  eene  concurenlie  in  den  strijd  des  levens  met 
de  inboorlingen  op  den  voorgrond  treedt,  bier  builen  beschou- 
wing, maar  mag  niet  uil  het  ong  woiden  verloren,  als  de  zaak 
uil  een  politiek  standpunt  zal  worden  behandeld. 


328 


Wij  komen  op  grond  van  al  de  voorafgaande  beschouwingen 
en  medegedeelde  feiten  tot  het  resultaat,  dat  een  ware  koloni- 
satie van  zuivere  Europeanen  in  Indië  tot  de  pia  vota  zal 
blijven  beboeren  en  dat  het,  met  een  goeden  wil,  wel  niet 
verder  gebracht  zal  kunnen  worden,  dan  tot  de  vorming,  in 
de  bergstreken,  van  eene  soort  van  Europeesche,  maar  vooral 
half-Europeesche,  maatschappijen,  bestaande  uit  oud-gedienden, 
die  aan  het  klimaat  en  levens  aan  de  Indische  wijze  van  leven 
gewoon  zijn  geraakt.  Door  de  vorming  van  zulke  maat- 
schappijen, die  zeker  ten  algemeenen  nutte  zouden  komen, 
zullen  wij  de  Engelschen  in  Britsch-Indië  op  zijde  streven,  die 
dergelijke  slichtingen,  om  die  zoo  eens  te  noemen,  hebben  in 
het  Darjeeling-Stalion  op  hel  Himalaya-^ehevgle,  Ie  Oovamund 
in  Madras,  Ie  Mysore  en  op  andere  plaatsen.  Maar  wij  zijn 
dan  nog  ver  verwijderd  van  hel  ideaal  eener  kolonisalie. 


LEEFREGELEN 

Het  stellen  van  algemeene  regelen  ,  om  zooveel  doenlijk  de 
gezondheid  te  bewaren,  heeft  een  onbetwistbaar  nul.  Uit  een 
praktisch  oogpunt  is  dat  nut  evenwel  grooler  voor  maatregelen 
van  algeraeenen  aard,  dan  voor  de  toepassing  der  voorschriften 
door  elk  individu.  Mogen  er  zich  voor  de  uil  voering  der 
algemeene  maatregelen  somtijds  moeielijkheden  voordoen ,  die 
een  sociaal  karakter  dragen ;  bij  het  bepalen  van  voorschriften 
voor  individuen,  vinden  wij  bezwaren,  die  of  het  gevolg  zijn 
van  pecunieële  omstandigheden ,  of  van  den  onwil ,  om  zich 
aan  een  minder  aangenamen  gang  van  zaken  te  onderwerpen. 

Kunnen  gevormde  medici  gemakkelijk  uit  het  voorgaande 
regelen  opstellen  lot  het  behoud  der  individueele  gezondheid  in 
Jndië,  een  kort  résumé  van  het  medegedeelde,  met  enkele 
opmerkingen,  die  daar  geen  plaats  konden  vinden,  zal  wellicht 
niet  overbodig  zijn. 

Voor  Europeanen  gelden  de  volgende  regelen. 

De  keuze  van  een  geschikte  woonplaats  is  wel  hel  eerste, 
waarop  men  te  letten  heeft;  maar  waaraan  men  gewoonlijk 
het  minste  kan  doen.  Het  verblijf  in  de  bergstreken ,  kort  na 
aankomst,  is  zeer  aantebevelen.  Kan  dat  niet,  dan  kiezc 
men  toch  de  woonplaats  zoover  mogelijk  van  het  zeestrand. 
Op  het  eiland  Java  zijn  Rembang,  Bagclen  en  Kedoe  de 
gezondste  residenliën,  terwijl  wel  mag  worden  aangeteekend , 
dat  aan  de  kustplaatsen  de  maanden  Juni,  Juli  en  Augustus 
het  kleinste  zickcncijfer  leveren,  en  in  de  bergstreken  de 
maanden  Januari,  Februari  en  Maart  de  gezondste  zijn. 
Vroeger  werd  reeds  gezegd,  dat  in  den  tijd  der  kenteringen 


330 


rle  meeste  zieken  voorkomen,  voornamelijk  in  de  kentering  van 
den  Oost-  tot  den  Westmoesson. 

Over  de  keuze  van  een  woning  is  uitgebreid  genoeg  gehandeld. 
Men  kieze  hooge  huizen,  zonder  verdieping,  die  toegang 
verleenen  aan  zon  en  wind;  sluite  des  nachts  de  jaloezieën, 
maar  niet  de  glazen  ramen,  behalve  op  moerassige  plaatsen; 
on  plaatse  de  Itedden  eenigszins  hoog  van  den  grond. 

De  beste  kleeding  is  die  van  wit  katoen,  met  een  groot, 
licht  hoofddeksel. 

Het  dageliiksche  bad  moet.  zoo  spoedig  mogelijk,  eene 
gewoonte  worden,  terwijl  iudividueele  bijzonderheden  het  aantal, 
den  duur  en  den  lijd  der  baden  moeten  regelen.  Voor  verreweg 
de  meeste  personen  is  een  schepbad  of  een  stortbad,  des  morgens 
ongeveer  een  uur  na  het  verlaten  van  het  bed,  't  meest  aan  te- 
hevelen  en  is  een  tweede  bad ,  's  middags  tegen  5  a  6  ure, 
nuttig. 

Langzamerhand  gewenne  men  zich  aan  de  Indische  tafel,  en 
vermijde  in  den  beginne  de  sterk  prikkelende  toespijzen, 
zoowel  als  de  vruchten,  die  scherpe  zuren  houden,  vooral 
ananas,  en  zeer  waterachtige  vruchten,  zooals  laboe  afar, 
komkommers  en  dergelijken.  Voor  behoorlijke,  eivvithoudende 
voeding  moet  gezorgd  worden  en  vet  niet  geheel  vermeden. 
Bij  een  langer  verblijf  moeten  ook  de  prikkelende  toespijzen, 
vooral  tjahé,  als  een  noodzakelijk  bijmengsel  worden  beschouwd 
en  met  mate  worden  gebruikt.  Personen,  die  nooit //oft^ eten, 
beginnen  te  lijden  aan  atonie  van  het  darmkanaal,  in  den 
regel  met  constipatie,  soms  met  diarrhee. 

De  beste  drank  is  water;  op  de  warme  plaatsen  ijswaler, 
dat  meestal  een  temperatuur  van  4°  C.  heeft.  Daarop 
volgen  melk,  koolzuurhoudende,  minerale  wateren  en  limonade. 
Spiritualiën  zijn  altijd  nadeelig.  Koffie  en  thee  zijn  goed. 
Wil  men  's  morgens  vroeg  uitgain,  dan  is  een  kop  koffie  of  een 
glas  melk,  gebruikt  voor  men  hel  huis  verlaat,  aantebevelen. 

Rooken  is  niel  aanleraden,  maar  zoo  algemeen,  dat  deze 


331 


raad  hijna  iets  bespottelijks  krijgt.  In  alle  gevallen  is  het 
verstandig  niet  te  rooken,  voor  het  onthijt  is  genuttigd. 

Men  kan,  psychisch  en  physisch,  zoo  hard  werken  als  men 
wil ;  maar  gnnne  zich  ook  de  noodige  rust.  Tredurende  de  koelere 
uren  van  het  etmaal  zijn  bewegingen  in  de  open  lucht  aante- 
bevelen,  terwijl  een  slaap  van  minstens  8  uren  der  24  noodig 
is;  die  slaap  kan  in  eens  worden  genoten,  of  in  een  middag- 
en een  nachtslaap  worden  verdeeld.  Vooral  aan  de  kustplaatsen 
moet  men  nachts  niet  werken ;  sterke  vermoeienissen  moeten 
vermeden  worden;  al  kan  het  geen  kwaad,  dat  men  zich  nu 
en  dan  eens  bijzonder  inspant  en  moe  maakt,  toch  is  het 
noodig,  voor  een  gewenscht,  langdurig  verblijf  in  de  tropen» 
zooveel  mogelijk  te  voorkomen,  dat  er  dagelijks  belangrijke 
vermoeidheid  bestaat.  Vooral  moet  men  voorzichtig  zijn  met 
het  afmatten  van  den  geest,  en  als  men  bemerkt ,  dat  men 
7ich  eeniere  dagen  achtereen  te  veel  heeft  ingespannen  ,  is  het 
nemen  van  rust  dringend  noodig.  Een  der  eerslc  feekenen, 
dat  men  te  veel  geestesarbeid  verricht  heeft ,  is  slapeloosheid 
of  ten  minste  moeielijk  inslapen. 

Een  kalm,  tevreden  leven  is  een  groole  factor  lot  gezondheid. 
Daarom  bestudeere  men  het  karakter  van  den  inlander, 
leere  vooral  de  eigenaardigheden  der  laai  en  der  inlandsclie 
gewoonten,  waardoor  men  zich  niet  al  te  zeer  ergert  aan  han- 
delingen, die  niet  stronken  met  een  Europeeschen  gedachten- 
gang. 

Excessen  in  Venere  moeten  vermeden  worden.  Na  alle 
uitspattingen,  maar  vooral  na  de  hiergenoemden,  is  het  lichaam 
vatbaarder  voor  ziel<  worden. 

Gezondheidsmaatregelen,  door  hel  individu  toe  te  passen,  be- 
hoeven voor  inlanders  niet  Ie  worden  voorgeschreven.  De  tijd 
daarvoor  is  nog  niel  gekomen ;  eerst  zal  de  algemeene  ontwik- 
keling van  het  volk  nog  reuzenschreden  moeten  doen,  vooraan 
de  toepassing  van  regelen,  die  men  wensrhelijk  acht,  kan  wor- 
deii  gedacht.  Het  is  al  wel,  als  men  bij  zieken  cenige  nadeeligo 
invloeden  kan  afweren.    De  meeste  kans  van  slagen  hebben 


332 


nog  algemeciic  verordeningen  die  door  hel  bestuur  kunnen 
gegeven  worden  en  voorzieningen  in  hel  algemeen  belang. 
Onder  de  eersten  tellen  wij  vooral  hel  rein  houden  van  de 
kampong's  en  van  de  erven  van  de  huizen  en  het  beho'^rlijk 
verwijderen  van  afval  door  verbranding  of  door  depositie  op 
eene  bepaalde  plaats;  onder  de  tweede  de  behoorlijke  afwatering, 
de  verlichting,  de  zorg  voor  goed  drinkwater  en  hel  verbieden 
van  den  verkoop  van  nadeelisje  stoffen,  vooral  van  vergiften  en 
van  sommige  vruchten,  tijdens  heerschende  epidemieën  van 
cholera,  enz. 

Voor  Chineezen  en  andere  Oosterlingen,  die  den  Indischen 
Archipel  bewonen,  vervalt  de  opsomming  van  levensregelen 
evenzeer;  zij  is  volkomen  onvruchtbaar. 


DE  ÜITOEPEUna  DEB,  &EIEES' 
KUraaE  PRAKTIJK  II 
HET  ALGEIEEI. 


Het  schijnt  mij  nuttig,  met  het  doel,  dat  hij  het  schrijven 
van  dit  werk  in  hel  oog  werd  gehouden,  het  slothoofdstuk 
van  dit  deel  te  wijden  aan  de  heschouwing  van  enkele  omstan- 
digheden, die  de  uiloefening  der  geneeskundige  praktijk  in 
Jndië  kenmerken.  Mij  onlhreekl  geheel  en  al  de  ondervinding 
van  wat  in  Europa  en  andere  heschaafde  landen  in  de  praktijk 
omgaat.  Spoedig  nadat  ik  hel  recht  had  verworven  de  genees- 
kundige praktijk  uil  te  oefenen,  vertrok  ik  naar  Batavia  en  werkte 
daar  als  officier  van  gezondheid  en  als  praktiseerend  geneesheer. 
Men  vergeve  het  mij  dus,  zoo  ik  somtijds  iels  mocht  mede- 
deelen,  wal  over  de  geheele  wereld  zoo  is. 

De  uiloefening  der  geneeskundige  praktijk  in  Nederlandsch- 
Jndië  slaat  aan  iedereen  vrij.  Wel  hestaat  er  een,  hij  Gouver- 
nemenls  Besluit  van  25  Juli  1867,  no.  7  gewijzigd,  Slaalshlad 
van  1827  no.  68,  waar  in  arlikel  17  gezegd  wordl:  »Nie- 
nmand  zal  vermogen  eeiiige  genees-,  heel-,  verlos-  of  arlsenij- 
«mengkundige  praktijk  uit  Ie  oefenen,  zonder  daartoe,  na 
«magliging  van  den  Gouverneur-Generaal  en  op  voordragt  van 
»dcn  Chef  over  den  geneeskundigen  dienst,  eene  akle  van 
«toelating  van  den  Direkleur  van  Onderwijs,  Eeredienst  en 
» Nijverheid  Ie  iiebhep  hekomen,"  maar  in  het  gewone  leven 
is  de  toepassing  van  die  ijepaling  uitermate  beperkt.  Alleen 
de  bevoegde  geneesheer,  bevoegd  door  de  nooJige  getuigschrif- 
ten of  examens,  die  plan  heeft  zicb  in  Indië  Ie  vestigen,  moet 


334 


zich  aan  die  bepaling  ondervvei  jieu  en  daartoe  een  zegel  van 
ƒ  150  of,  voor  verlos-  of  arlsenijniengkuude  van  f  24,  depo- 
neeren.  Ieder,  die  niet  bevoegd  is  als  geneesheer,  kan  genees- 
kundige praktijk  uitoefenen  zonder  die  akte  van  toelating,  en 
er  zijn  onderhoud  in  vinden. 

Het  spreekt  wel  van  zelve,  dat  dit  niet  in  een  geschrevene 
wel  is  opgenomen ,  maar  het  feit  hestaai. 

De  geneeskundige  praktijk  onder  de  inlanders  en  Chineezen 
is,  voor  zooverre  zij  de  uiloefening  daarvan  door  hunne  land- 
genoolen  betreft,  aan  geen  enkele  bepaling  gebonden,  met 
uilzondering  van  die  der  do/der' s  Djawa. 

Alleen  bevoegde,  Europeesclie  medici  hezilten  een  geschreven 
wet  en  hel  is  een  voordeel,  dat  zij  daardoor  gestempeld  wor- 
den tot  officieel  erkende  deskundigen,  tegen  belaling  der  boven- 
genoemde akle  en  van  2%  van  hun  brulo-ihkomen. 

Al  de  andere  praktiseerende  personen  zijn  daarvan  vrij, 
omdat  zij  niet  officieel  erkend  zijn,  al  weel  iedereen,  dat  zij 
in  hun  levensonderhoud  voorzien  door  het  geneeskundig  (?) 
behandelen  van  zieken.  Het  schijnt  mij  hier  de  plaats  de 
laalstgenoemde  menschen,  wat  nader  te  beschouwen. 

Bekend  is  hel  grappige  verhaal  van  L.  Joubebt,  in  zijne 
«Erreurs  populaires  du  fait  de  Ia  médicine  el  du  régime  de 
»sanlé,"  over  den  beroemden  nar  Gonelle.  Alpoonse  d'Este, 
hertog  van  Ferrara,  bracht  eens  het  gesprek  op  het  bedrijf, 
dal  de  meeste  beoefenaars  vindt.  Men  noemde  allerhande 
bedrijven  en  ambachten,  maar  Gonelle  beweerde,  dal  de 
geneeskundigen  de  overhand  hadden :  hij  ging  eei.c  weddenschap 
aan,  om  dat  den  herlog,  die  hel  legensprak,  binnen  vier  en 
twintig  uren  Ie  bewijzen.  Den  volgenden  morgen  ging  Goaelle 
op  weg,  met  een  slaapmuts  op,  een  dikken  doek  om  hel 
gezicht,  zijn  hoed  er  overheen  en  een  mantel,  met  hoog 
opgeslagen  kraag,  om.  De  eerste,  dien  hij  ontmoelle,  vroeg 
hem,  Wilt  hem  deerde.    Hij  anlvvoonldu :  »»ik  heb  een  wanhopige 


535 


kiespijn".  De  ander  gaf  hem  onmiddelijk  een  uilslekend  voor- 
sciirifl  daartegen.  Gonelle  toekende  zijn  naam  op,  doende  alsof 
hij  hel  recept  wilde  opschrijven.  Een  oogenhlik  laler  ontmoet 
hij  een  ander  en  hetzelfde  tooneel  herhaalt  zich;  dat  gaal  zoo 
door,  terwijl  ieder  heweert,  dal  zijn  voorschrift  hel  hesle  is. 
In  het  paleis  aangekomen ,  geeft  hel  geheele  persone(;l  hem 
voortschriften,  allen  bewerende  liet  beste  te  bezitten.  6i.j 
den  hertog  binnengetreden,  roept  deze  hem  toe:  »GoiNelle! 
wal  scheelt  er  aan!"  «Kiespijn,  Monseigneur,  hevige  kiespijn!'» 
dO!  dan  weel  ik  een  middeltje  om  er  u  dadelijk  af  Ie  helpen; 
ge  moei  dal  en  dal,"  maar  Gonelle  liet  hem  niel  uitpraten, 
wierp  zijn  doek  en  slaapmuts  af  en  zei:  »Dus,  Monseigneur 
u  is  ook  geneeskundige?  Van  mijn  huis  naar  hier  ben  ik 
maar  eene  straal  doorgegaan,  en  ik  heb  er  al  over  de  twee 
honderd  ontmoet;  ik  heb  mijn  weddenschap  gewonnen,  Avanl 
gij  vindt  wei  niel  zooveel  beoefenaars  van  een  ander  bedrijf 
in  zoo  korten  lijd."  Joubert  voegl  er  de  beschouwing  bij,  hoe 
weinig  menschen  er  zijn,  die  zich  niel  verbeelden  veel 
van  geneeskunde  te  welen,  en  gewoonlijk  meer  dan  eea 
geneeskundige. 

Vinden  wij  dus  overal  die  amateurs  der  geneeskundige 
praktijk,  in  Jndië  vormen  zij  een  bepaalden  stand,  die  een  zeer 
groot  en  zeer  algemeen  vertrouwen  geniet. 

Die  stand  wordt  bijna  geheel  gevormd  door  half-Europeesche 
vrouwen  van  een  zekeren  leeflijd;  huidkleur  en  ouderdom  gaven 
Dr.  G.  Wassink  aanleiding  haar  Ie  betitelen  als  «extract- recep- 
tenboeken in  perkamenten  banden". 

Die  vjouwen  worden  door  het  j^eheele  Europeesche  publiek 
erkend  als  geneeskundigen,  zoodal  hel  geen  bijzonderheid  is, 
als  den  geneesheer  de  voorslag  gedaan  wordt,  iti  een  of  ander 
ziektegeval  met  haar  te  consulteeren.  Men  neme  hier  de 
woorden,  het  Europeesche  publiek,  in  den  meest  uitgeslreklen 
zin;  er  zijn  maar  zeer  enkelen,  die  ontsnappen  aan  de  daar- 
over gevestigde  meening;  zelfs  zijn  er  bevoegde  geneesheeren , 


356 


die  zich  niet  verzeilen  legen  zulk  eene  behandeling  van  hunne 
vrouwen  en  kinderen,  ja  zich  zeiven  er  aan  onderwerpen. 

Ueeds  meermalen  had  ik,  in  vroegere  geschriften,  gelegen- 
heid op  die  vrouwen  te  wijzen,  en  in  algemeene  bewoordin- 
gen aan  te  loonen,  hoeveel  kwaad  zij  kunnen  doen.  Niemand 
doel  daarvan  eene  ruimere  ondervinding  op  dan  de  arts  in 
Indië',  bij  bijna  alle  aandoeningen  van  hel  darmkanaal,  bij 
velen  van  de  lever,  en  bij  zeer  vele  zieklevormen,  die  men 
onder  de  chirurgische  moei  rekenen,  wordt  hare  hulp 
ingeroepen.  Niet  alleen  minder  ontwikkelden  doen  dat,  ook 
de  hoogslgeplaalslen ;  ook  ambtenaren,  die  door  den  aard 
hunner  betrekking  geroepen  zijn,  dergelijke  misbruiken  legen  te 
gaan  en  te  vervolgen. 

Die  vrouwen  trachten,  zooveel  mogelijk,  geheim  te  houden , 
wal  zij  toedienen ,  om  de  dubbele  reden,  dal  dan,  per  se,  alleen 
haar  geneesmiddel  goed  is,  en  dal  het  zelf  leveren  van  genees- 
middelen geldelijk  voordeel  geeft.  Bovendien  verschaft  dil 
haar  gelegenheid  tol  hel  schrijven  van  rekeningen  voor  verschafte 
kruiderijen.  Haar  geheele  kennis  bepaalt  zich  niet  zelden  lot 
een  paar  voorschriften  van  afkooksels  of  aftreksels  van  planl- 
aardige  beslauddeelen ,  lerwijl  verder  een,  meestal  geschreven, 
receptenboek  dienst  doet  bij  minder  algemeen  voorkomende  ziekte- 
gevallen. Van  herkennen  van  een  zieklevorm  is  daarbij  gewoon- 
lijk geen  sprake,  ook  niel  al  wapenen  zij  zich  met  een  slelhos- 
koop  en  een  thermometer,  maar  zij  hebben  allijd  een  diagnose 
klaar : 

»Denn  cben,  wo  Begrilfe  fehlen, 
»Da  slelll  ein  VVorl  zur  rechten  Zeil  sich  ein." 
Een  van  die  receptenboeken,  afkomstig  van  Mevr.  E.  van 
Gent,  Detelle,  is  gedrukl;  zeer  vele  geschrevene  heb  ik  gezien. 
Het  zijn  merkwaardige  boeken,  om  der  curiosilcils  wille;  zij 
doen  ons  nu  en  dan  denken ,  aan  boeken  van  dien  aard  uil 
den  ouden  lijd;  vooral  blijven  de  Arabische  begrippen  omtrent 
kond  en  warm  daarin  voorheerschen. 
l)e  upschriflen  voor  zulke  recepten  vcrloonen  de  vreemdste 


3S7 


dingen ;  soms  zijn  de  zalien  ruw  bij  liaren  naam  genoemd , 
soms  onder  Ooslersclie  beeldspraali  verborgen.  Eenige  voor- 
beelden, bier  en  daar  verzameld,  mogen  dat  loelicbten: 

Als  men  niet  kan  loopen; 

Als  de  beenen  krom  zijn ; 

Om  de  baarmoeder  droog  te  maken; 

Tegen  liet  builen  van  kinderen; 

Om  de  baarmoeder  af  te  sluiten; 

Als  de  mantri  onderweg  sterft. 

Dit  laatste  is  een  voorbeeld  van  beeldspraak;  het  opscbrift 
beteekent  onvolkomene  impotentia  virilis,  zoodat  een  erectie  wel 
plaats  beeft,  maar  zeer  snel  verdwijnt;  mantri  is  de  titel  van 
een  inlandschen  opzichter. 

't  Schijnt  mij  overbodig  voorbeelden  van  dwaze  voorschriften 
te  geven;  zij  komen  overal  voor,  ook  in  Europa;  zij  zijn  daar 
niet  minder  vreemd  en  met  bijgeloovige  handelingen  doorspekt 
dan  in  Indië.  Vele  voorschiften  zijn  van  inlanders  overgenomen, 
vele  anderen  zijn  een  mengsel  van  inlandsche  middelen  met 
die  uit  de  Europeesche  apotheken.  Zij  hebben  nu  en  dan  een 
goede  uitwerking,  maar  doen  somtijds  veel  kwaad.  Derenom- 
mée  dier  middelen  vindt  haren  grond  in  hel  feit,  dat  gelukte 
genezingen  zooveel  mogelijk  worden  bekend  gemaakt  en  slecht 
afgeloopen  gevallen  worden  geheim  gehouden.  Het  minste  kwaad 
wordt  nog  door  de  opvolging  dier  voorschiften  gedaan  in  gevallen 
van  chronische  diarrhee,  waar  adstringentia  te  pas  komen ;  hel 
is  bekend,  hoe  capricieus,  om  het  zoo  eens  te  noemen,  die 
chronische  diarrheën  zich  tegenover  geneesmiddelen  vertoonen; 
waar  wij  de  werking  alleen  aan  tannine  kunnen  toeschrijven, 
zien  wij  toch  dal  het  niet  onverschillig  is,  van  waar  die  tannine 
kwam,  evenmin  als  hoe  zij  wordl  gegeven;  daarom  helpen 
dikwijls  de  inlandsche  adstringentia.  Omgekeerd  doet  de  toe- 
diening dier  samentrekkende  middelen  in  het  begin  van 
een  inflammatoire  darmaandoening  veelal  kwaad.  Mij  zijn 
^n  paar  gevallen  met  doodelijken  afloop  bekend  en  vele,  die 
gelukkiger  eindigden,  van  peritonitis,  die  moest  worden  geacht 

22 


358 


ontstaan  te  zijn  door  de  ontijdige  toediening  van  zeer  sterke 
adslringentia  in  het  acule  ontsleiiingslijdperk  eener  darm- 
aandoening. 

De  zuiver  symplomalisclie  behandeling  geeft  ook  v^el  eens  aan- 
leiding tot  ernstige  verschijnselen.  Ik  zal  een  paar  voorheelden 
noemen. 

Een  lijder,  met  hevige  verbloeding  uil  den  tractus  inleslinalis, 
was  door  analeplica  enz.  weêr  zoover  gebracht,  dat  hij  bij 
kennis  was,  geen  koude  exlremileilen  meer  had,  enz.;  alleen  klaag- 
de hij  nog  over  een  gevoel  van  benauwdheid  in  de  maagstreek. 
Eene  zeer  bekende  dame  werd  geroepen.  De  uitspraak  was: 
«benauwd  op  de  maag,  dus  een  fermen  lepel  castorolie." 
Die  werd  toegediend  en  de  lijder  was  eenige  uren  later  aan 
een  nieuwe  darmbloeding  bezweken. 

Ik  had,  met  twee  collega's,  een  kind  in  behandeling  met 
morbus  Brightii.  Wij  hadden  een  darmkatarrh  opgewekt.  Er 
moest  een  dame  bijkomen.  Ik  waarschuwde  voor  het  gevaar 
daarvan,  omdat  ik  verwachtte,  zooals  ik  de  ouders  mededeelde, 
dat  weinig  urineeren  en  veel  stoelgang  aanleiding  zouden  geven 
tot  het  toedienen  van  diuretica  en  adslringentia.  Wat  ik  voor- 
speld had  gebeurde;  er  werd  een  groote  flesch  met  kruiden  ver- 
strekt, die  moesten  worden  afgekookt.  Het  kind  kreeg  vermeer- 
derde urinelozing,  volkomen  conslipalio  alvi,  meteorismus,  peri- 
tonitis en  was  den  derden  dag  dood.  »Er  was,"  zoo  zeide  men, 
"toch  niet  zooveel  gegeven;  maar  zeventien  kopjes  van  het 
«aftreksel"! 

Ik  verhaal  deze  zaken  om  den  pas  in  Indië  gevestigden  genees- 
heer er  op  voor  te  bereiden,  wat  hem  te  wachten  slaat;  niet  om 
de  zaak  zelf  te  veranderen  >  dat  zou  een  onbegonnen  werk  zijn. 

Velen,  en  zelfs  raenschen,  die  men  geen  kunde  ontzeggen 
kan,  hechten  veel  meer  waarde  aan  z.  g.  inlandsche  genees- 
middelen, toegediend  door  verstandelijk  weinig  ontwikkelde  per- 
sonen ,  dan  aan  de  behandeling  door  een  medicus.  Bovendien 
is  het  denkbeeld  algemeen,  dat  wij,  medici,  de  inlandsche 
geneesmiddelen  niet  kennen.    De  meeste,  Indische  geneesheeren 


539 


kennen  die  wel  en  gebruiken  alleen  die,  waarvan  zij  welen  , 
dal  eenig  effect  te  wachten  vall. 

Nog  komt  hel  voor,  dat  men,  bij  een  zieke  geroepen ,  na  het 
onderzoek,  de  gewone  vraag  krijgt:  wat  i»  het  eigenlijk  ?  Ant- 
woord bijv.:  haemorrhoidale  diarrhee;  dan  wordt  gezegd ,  «ziet 
»ii ,  dat  wou  ik  maar  welen ,  wat  het  is ;  want  dan  kan  ik  inland- 
»sche  medicijnen  nemen  van  Mevr.  X;  zij  weet  natuurlijk  niet 
»uil  te  maken  wat  ik  mankeer,  maar  als  ze  dat  nu  hoort,  dan 
»ke«t  zij  wel  de  medicijnen  er  voor."  Dus  vormen  van  dezelfde 
ziekte  bestaan  in  hare  oogen  niet.  Elke  ziekte  kan  door  een  = 
verbonden  worden  met  de  eene  of  andere  infusie  van  een  zeer 
weinig  bepaalde  massa  kruiden. 

De  bepaling  der  hoeveelheid  geschiedt  namelijk  nooit  bij  het 
gewicht,  maar  bij  een  aantal  bladeren;  een  stukje  zoo  groot 
als  een  vinger;  een  handvol,  enz.  enz. 

Men  vindl  wel  eens  aardige  ontmoetingen  door  die  knoeierijen. 

Ik  had  een  kind  voorgeschreven  infusio  fol.  psydii  pyriferi 
legen  kalharrhale  diarrhee.  Na  een  paar  dagen  was  het  hersteld 
en  nu  zei  mij  de  moeder,  dat  ik  hel  niet  kwalijk  moest  nemen, 
de  drankjes  waren  wel  klaar  gemaakt ,  maar  niet  ingegeven ; 
het  kind  had  thee  gebruikt  van  djamhoe  bidji.  Daar  de  patiënt 
dicht  bij  de  apotheek  woonde,  waar  de  drankjes  waren 
bereid ,  zond  ik  daarheen  het  verzoek  om ,  in  't  Maleisch , 
op  te  geven,  wat  ik  aan  hel  kind  van  N.  N.  had  voorgeschreven. 
Men  kan  zich  hel  verbaasde  gezicht  dier  moeder  denken,  toen 
het  antwoord  luidde:  thee  van  djamboe  bidji. 

Ook  worden  wel  eens  Chineezen  geraadpleegd ,  vooral  bij 
keelaandoe.iingen  en  bij  sommige  longzieklen;  ook  bij  consli- 
lutioneele  syphilis,  bij  kanker,  enz. 

Ik  acht  dit  min  verkwikkelijke  onderwerp  thans  voldoende 
besproken. 

De  pas  aangekomene  geneesheer  bereidde  zich  voor  op  te 
verwachten  misleiding  in  bijna  elk  geval  eéner  buikziekte,  dat 
hij  niet  in  een  hospitaal  behandelt;  op  misleiding,  omdat  hem 
gewoonlijk  niet  wordt  medegedeeld,  dat  er  andere  voorschril- 


540 


ten  gevolgd  werden  en  hij  de  zijne  alleen  gaf  om  de  omgeving 
van  den  lijder  in  slaat  te  stellen,  bij  slechten  aQoop,  den  arts 
daarvan  de  schuld  te  kunnen  geven;  hij  goeden  afloop,  hem 
Ie  vertellen,  dat  hij  is  beet  genomen.  En  dat  verwacht/e  hij 
niet  alleen  van  oudgaslen;  'tis  bijna  ongelooflijk,  maar  toch 
waar,  dat  pas  aangekomenen  zich  soms  in  de  eerste  weken  al 
aan  die  knoeierij  overgeven. 

Een  enkele  dier  dames  moge  werk(ïlijk  meenen  uit  raensch- 
lievendheid  te  moeten  handelen  en  dan  ook  elke  betaling,  elk 
geschenk  weigeren,  de  meesten  laten  zich  zeer  ruim  betalen 
en  schrijven  anders  rekeningen,  alsof  zij  ingrediënten  voor  de 
keuken  geleverd  hadden. 

Nog  komen  soms  Hindoe's  in  Nedeiiandsch-Indië,  die  zich  voor 
geneeskundigen,  meestal  voor  oogdokters,  uitgeven.  Naeenige 
dagen  verblijf  verdwijnen  zij  plotseling.  Ik  heb  twee  dier  men- 
schen  moeten  onderzoeken  op  hunne  kennis,  maar  ben  niet 
verder  gekomen  ,  dan  de  wetenschap,  dat  zij  cataract  waarschijn- 
lijk ambrosia  noemen ,  en  die  met  een  snepper  opereeren. 

Er  bestaan  strafbepalingen,  o,  a.  Gouv.  Besl.  van  2  Sept.  1847, 
no.  2,  bijblad  op  het  Staatsblad  no.  809,  en  Staatsblad  18S5, 
no.  68,  op  de  uitoefening  der  geneeskundige  praktijk  door  onbe- 
voegden ;  zij  worden  nimmer  toegepasi ,  maar  allen  te  niet  gedaan 
door  Staatsblad  18o3,  no.  99,  waarin  bepaald  wordt:  «Deze 
«strafbepalingen  zijn  niet  toepasselijk  op  inlanders  en  daarme- 
»de  (?)  gelijkgestelde  personen,  en  mede  niet  op  Europeanen 
»of  met  hen  gelijkgeslelden,  die  bij  ontstentenis,  afwezigheid  of 
"belet  van  bevoegde  genees-  of  heelkundigen ,  eene  hulp  aan  zieken 
»of  gewonden  hebben  verleend  door  toediening  van  gcnees- 
•  middelen  als  anderzins." 

Als  er  bij  stond,  achter  het  woord  heelkundigen,  »of  hij 
wgrooter  vertrouwen  van  den  lijder  in  de  behandeling  van 
»niet  bevoegden,"  dan  was  de  zaak  nog  duidelijker  en  meer 
overeenkomstig  de  werkelijkheid. 

Als  curiositeit  deel  ik  nog  mede,  dat  voor  zulk  eene  vrouw, 


?i41 

die  een  groole  vermaardheid  had,  een  gedenkteeken  op  haar 
graf  is  opgericht,  waartoe  overigens  wetenschappelijk  ontwik- 
kelde menschen  zelfs  hijdragen  leverden. 

Men  ontmoet  van  die  ziektebeelden  ,  waaraan  men  zoo  dadelijk 
geen  touw  kan  vastmaken ,  vooral  hij  Chineezen ;  zij  zijn  meestal 
hel  g€volg  van  toegediende  geneesmiddelen. 

Daarom  is  het  nuttig  te  weten,  wat  er  al  zoo  gegeven  wordt 
als  medicijn,  en  wanneer;  er  zijn  bovendien  enkele,  werkelijk 
goede  medicijnen  onder. 

Die  goede  en  die  onwerkzame  te  leeren  kennen  is  hel  doel 
van  het  derde  deel  van  dit  werk,  waarover  ik  Ihans  niets 
meer  zal  zeggen. 

Nu  wij  gezien  hebben ,  wat  het  onaangenaamste-  is  bij  de 
particuh'ere  praktijk  in  Indië,  willen  wij  over  de  uitoefening 
dier  praktijk  zelve  nog  het  een  en  ander  mededeelen. 

Verreweg  de  meeste  geneesheeren  in  Indië  zijn  officieren  van 
gezondheid,  of  oud-officieren  van  gezondheid;  zeldzaam  komen 
particuliere  doctoren,  als  zoodanig,  aan. 

In  den  laalsten  lijd  komen  somtijds  ook  gouvernements- 
geneesheeren  in  Indië;  zij  verkeeren  evenwel  in  bijzondere 
omstandigheden ,  die  straks  nader  worden  aangegeven. 

Dat  er  maar  zelden  particuliere  geneesheeren ,  op  eigen  risico , 
naar  Indië  gaan,  is  het  gevolg  van  het  feit,  dat  hel  leven  in 
Indië  duur  is  en  inen  over  een  zeker  kapitaal  moet  kunnen 
beschikken  om  in  den  eersten  tijd  te  kunnen  leven.  Weinige 
officieren  van  gezondheid  gaan  naar  lnd>c  met  het  vooraf  opge- 
vatte doel  om  den  militairen  dienst  te  verlaten  ;  meestal  brengen 
toevallige  omstandigheden  hen  daartoe. 

Een  .  lang  verblijf  op  eene  plaats,  waar  zij  hel  vertrouwen 
van  hel  publiek  hebben  weten  te  winnen  cn  waar  het  hun 
bleek,  dat  geld  genoeg  te  verdienen  vall,  is  een  reden  om 
zich  daar  te  ve.«ligen;  de  aanbieding  van  een  vertrekkend 
collega,  die  alleen  ergens  als  geneesheer  gevestigd  was,  een 


542 


tweede;  slechte  vooruitzichten  in  de  promotie  of  overplaatsingen, 
die  raen  niet  verlangt  te  volgen,  vormen  een  ander  argument, 
en  zoo  meer. 

Men  begint  dus,  na  eervol  ontslag  als  officier  van  gezondheid 
te  hebben  gekregen,  als  particulier  geneesheer;  maar  niet  zelden 
is,  al  spoedig,  weder  gelegenheid  om  in  den  dienst  van  het 
Gouvernement  te  treden,  hetzij  als  civiele  geneesheer ,  hetzij  als 
stadsgeneesheer. 

De  gemakkelijkheid,  waarmeê  dat  geschiedt ,  maakt,  dat  men 
er  lichter  toe  overgaat  een  ontslag  aan  te  vragen.  Ik  kan 
dat  onderwerp  van  een  geheel  vrij  standpunt  bespreken  ,  omdat 
ik,  na  meer  dan  acht  jaren  officier  van  gezondheid  te  zijn  ge- 
weest, den  dienst  verliet,  alleen,  omdat  ik  meende  eene  betere 
toekomst  te  gemoet  te  gaan  als  particulier  geneesheer ;  er  stond 
mij  in  den  militairen  dienst  niets  legen;  aan  een  overgang  in 
civieleu  dienst  heb  ik  nimmer  gedacht,  om  redenen,  die  ik 
niet  nader  behoef  uit  een  te  zetten,  daar  zij  wellicht  vol- 
doende uit  de  volgende  raededeelingen  zullen  blijken.  Ik  sta 
dus  op  een  neutraal  standpunt,  wat  mij  recht  geeft  het  een 
ander  over  den  civielen  geneeskundigen  dienst  te  zeggen , 
zonder  ooit  tot  eene  oratio  pro  domo  te  komen. 

Den  militairen  geneeskundigen  dienst  laat  ik  rusten;  meer 
bevoegden  dan  ik,  die  reeds  dertien  jaren  geleden  mijn  militaire 
betrekking  nederlegde,  mogen  daarover  schrijven;  ook  over  de 
artsen  voor  het  krankzinnigenwezen  kan  hier  niets  worden 
gezegd,  dan  dat  hunne  positie  en  hunne  tractementen ,  als 
vaste  ambtenaren,  goed  en  billijk  zijn  geregeld. 

De  particuliere  en  civiele  (dus  dienst)  praktijk  wordt  uit- 
geoefend door  o/ficieren  van  gezondheid,  die  nog.  geen  hoofd- 
officier zijn,  door  civiele  en  door  particuliere  geneesheeren ; 
verder  door  do/cter's  djawa;  de  verloskundige  praxis  bijna  ge- 
heel door  Europeesche  en  door  inlandsche  vroedvrouwen ;  de 
laatste  zijn  zoowel  vrouwen,  die  een  examen  daartoe  hebben 
afgelegd,  (van  welke  er  nog  maar  weinige  over  zijn,  terwijl 


345 


de  school  tot  opleidinf^  dier  vroedvrouwen  te  Batavia  is  opge- 
heven) als  inlandsche  vrouwen,  Hoekoeu's,  die  zich  zeiven  de 
kennis  van  accouchpiise  toekennen. 

De  hanileh'nn:en  dier  dncknen's  zijn  bij  de  beschouwing  der 
inlanders  uitfrebreid  medegedeeld. 

De  Europeesclie  vroedvrouwen  genieten  in  de  Europeesche 
maatschappij  algemeen,  en  in  de  Chineesche  ^enififszins,  een  groot 
vertrouwen;  zij  hebben  een  zoo  gronten  invloed  op  de  dames, 
dat  haar  raad  bijna  altijd  hooger  gesteld  wordt  dan  die  der 
geneesheeren  ;  zij  durven  dan  ook  bijna  alle  verloskundige  kunst- 
bewerkingen verrichten ;  geneesmiddelen  toedienen,  enz.;  zien  dik- 
wijls met  eenige  minachting  op  die  geneesheeren  neer,  welke  bij 
verlossingen  worden  geroepen ;  willen  die  aan  het  verstand  bren- 
gen, wat  zij  moeten  doen,  en  beroepen  zich  op  hare  groote  onder- 
vinding tegenover  wetenschappelijke  kennis,  Zij  hebben  eene  zoo 
goed  gevestigde  positie  in  de  maatschappij,  dat  tegen  hare  onwet- 
tige handelingen  even  weinig  maatregelen  kunnen  genomen  wor- 
den als  tegen  die  der  vroeger  genoemde,  practiseerende  dames. 

Wij  behoeven  ons  niet  op  te  houden  met  eene  bespreking 
der  wettelijke  bepalingen  op  de  uitoefening  der  praktijk;  vooral 
de  werkkring  en  de  positie  der  geneesheeren  is  het  onderwerp, 
dat  ik  in  het  oog  wensch  Ie  houden. 

Het  is  billijk ,  dat  de  ofiicieren  van  gezondheid ,  die  op  de  meeste, 
kleine  plaatsen  civielen  dienst  te  verrichten  hebben ,  tegen  eenige 
geldelijke  belooning,  op  groolere  plaatsen  de  gelegenheid  niet 
ontnomen  is  particuliere  praktijk  uit  te  oefenen,  in  hun  vrijen  tijd. 

De  civiele  geneesheeren  beslaan  uit  twee  soorten,  namelijk  de 
stadsgeneesheeren  te  Batavia,  Samarang  en  Soerabaija,  die 
ambtenaren  zijn  in  een  bijzondere  betrekking,  en  uit  civiele 
geneesheeren ,  die  geen  ambtenaren  zijn.  Tn  sommige  gevallen 
sluit  het  Gouvernement  nog  een  soort  van  abonnement  met  een 
geneesheer  voor  de  behandeling  van  een  gedeelte  zijner  amb- 
tenaren of  geëmployeerden,  zooals  bijv.  voor  de  leeraren  van 


544 


hel  Gymnasium  Willem  III  of  voor  hel  mindere  personeel  bij 


De  sladsgeneesheeren  op  de  drie  genoemde  plaalsen  zijn  amb- 
tenaren in  eene  bijzonder  positie.  Zij  bekleeden  hun  ambtelijke 
betrekking  als  bijbetrekking  bij  die  als  practiseerend  geneesheer. 
Voor  de  meeslen  hunner  is  de  gewone  praktijk  hoofdzaak, 
zijn  hunne  ambtelijke  betrekkingen  bijzaak. 

Dal  wordt  door  hel  Gouvernement  zelve  erkend,  zooals  uit 
feiten  is  gebleken.  Hel  bezit  dus  ambtenaren  ,  met  al  de  rechten 
aan  dien  titel  verbonden,  als  vast  Iraclement,  vrije  overtocht 
naar  Europa ,  met  hun  huisgezin ,  verlofslraclement ,  wacht- 
geld en  pensioen,  maar  over  wie  hel  niet  verder  kan  beschikken, 
nadat  de  benoeming  lot  stadsgeneesheer  voor  eene  plaats  is 
geschied.  Dat  moge  vreemd  klinken,  het  feit  is  waar.  Onte- 
genzeggelijk lijdt  in  den  regel  de  dienst,  aan  de  sladsgenees- 
heeren opgedragen,  onder  den  invloed  der  particuliere  praktijk. 
Die  dienst,  welke  ook  voor  andere  personen  belast  met  den 
civielen  geneeskundigen  dienst  dezelfde  is,  bestaat  uit  het  toe- 
zicht op  de  vaccine;  het  behandelen  in  en  buiten  de  stadsver- 
banden van  publieke  vrouwen,  gevangenen,  pradjoerit's,  djajang- 
sekar's,  krankzinnigen,  keltingi^angers,  behoefligen  (dat  is  ieder, 
die  het  hoofd  van  het  plaatselijk  bestuur  als  zoodanig  aanwijst), 
mindere  ambtenaren,  en  de  inlandsche  bevolking  bij  epidemiên, 
in  het  algemeen  bij  ziektegevallen;  het  wekelijksch  visiteeren 
van  prosliluées,  dansmeiden,  enz;  de  uitoefening  der  gerechtelijke 
geneeskunde ;  hel  voeren  der  correspondentie  over  den  geheelen 
dienst  en  het  aanhouden  van  de  archieven  daarover;  —  en  voor 
de  sladsgeneesheeren,  hel  lidmaatschap  der  kommissiën  van 
geneeskundig  toevoorzicht  (dus  publieke  hijgiène) ,  hel  afnemen 
van  examens,  en  de  verzorging  der  zieken  in  enkele  gestichten, 
zooals  het  oude-mannenhuis  tc  fio^auio ,  het  Chineesche  hospitaal 
aldaar,  die  zelfde  gestichten  te  Samarang ,  plus  de  beide  wees- 
huizen, het  bedelaarsgeslicht ,  enz. 

De  dienst  der  sladsgeneesheerea  staal  onder  hel  toezicht  der 


(lirigeerende  officieren  van  gezondheid,  als  presidenten  der  kom- 
missiën van  geneeskundig  toevoorzichl;  die  der  civiele  geneeslièe- 
ren  onder  dal  van  den  inspecteur  van  den  civielen  geneeskundigen 
dienst,  die  zich  met  de  drie  honfplaatsen  niet  mag  bemoeien. 
Dit  laatste  hangt  samen  met  het  bestaan  der  bovengenoemde 
kommissiën  van  geneeskundig  toevoorzichl,  terwijl  er  misschien 
eenig  verband  beslaat  tusschen  de  uitzondering  der  hoofdplaatsen 
op  den  algemeenen  regel  en  de  bepaling,  dat  de  eerste  stads- 
geneesheer (te  Batavia)  moet  zijn  medicinae  doctor  of  het  examen 
moet  hebben  afgelegd  voor  officier  van  gezondheid  der  eerste 
klasse,  terwijl  die  eischen  niet  bestaan  voor  eene  benoeming 
tol  inspecteur  van  den  civielen  geneeskundigen  dienst. 

Als  men  nu  weel,  dat  in  de  civiele  hospitalen  of  stadsver- 
banden altijd  honderde  lijders  zijn,  onder  welke  steeds  vele 
belangrijke  verwondingen  en  chirurgische  aandoeningen;  dal 
hel  getal  der  mindere  ambtenaren  met  hunne  gezinnen  en  der 
behoefligen  zeer  groot  is,  dan  begrijpt  men  gemakkelijk,  dat 
er  geen  lijd  overschieten  kan  voor  eene  uitgebreide  praktijk, 
wanneer  al  die  daarop  recht  hebbende  menschen  eerst  krijgen 
wat  hun  toekomt.  Evenwel  heeft  degene,  die  de  bepalingen 
maakte  en  de  tractementen  der  sladsgeneesheeren  regelde,  die 
laatste  zoo  laag  gesteld ,  dat  geen  geneesheer  de  genoemde 
betrekking  zou  willen  vervullen ,  als  hij  er  geen  particuliere 
praktijk  bij  mocht  uitoefenen;  de  wet  zelve  is  oorzaak^  dat  de 
dienst  niet  behoorlijk  wordt  uitgeoefend. 

Dal  kan  alleen  goed  gedaan  worden ,  als  de  sladsgeneesheeren 
zich  geheel  kunnen  wijden  aan  hun  dienst,  door  hen 
voldoende  te  betalen ,  door  hen  het  recht  van  praktijk ,  met 
uilzondering  van  consulten,  belangrijke  operatiën  enz.  te 
onlïeggen  en  hen  geheel  en  al  met  andere  ambtenaren,  ook 
ten  opzichte  der  plaatsing,  gelijk  te  stellen;  want  al  acht 
ik  de  zeer  vele  mutaliën  verkeerd,  zij  kunnen  somtijds  noodig 
zijn  in  hel  belang  van  den  dienst.  Wil  men  de  sladsgenees- 
heeren dezelfde  rechten  geven  als  aan  de  officieren  van 
gezondheid,  beneden  den  rang  van  hoofdofficier,  dal  wil  zeggen, 


346 


wil  men  hun  het  recht  tot  gewone,  particuliere  praktijk  laten 
hehouden,  dan  is  het,  in  alle  gevallen,  dringend  noodig,  dat 
de  boven  hen  geplaatste  autoriteiten  zorgen  ,  hun  de  overtuiging 
Ie  doen  bijblijven,  dat  de  betrekking  van  stadsgeneesheer 
de  eerste  plaats  in  hunne  werkzaamheden  behoort  in  te  nemen, 
de  hoofdzaak  moet  blijven,  en  dus  de  particuliere  praktijk  bij- 
zaak worden,  evenals  bij  de  militaire  geneesheeren. 

Dit  onderwerp  is  niet  aangenaam  ter  bespreking ,  omdat 
daarbij  schijnbaar  beschuldigingen  van  plichtverzuim  tegen  be- 
paalde personen  wordt  uitgebracht;  dit  denkbeeld  is  evenwel 
verre  van  mij;  ik  beweer  alleen,  dat  de  bepalingen  dwingen 
lot  het  terugbrengen  der  dienstbezigheden  van  de  stadsgenees- 
heeren  tot  een  minimum,  zonder  bepaulde  plichtsverzaking, 
omdat  particuliere  praktijk  hen  gelegenheid  moet  geven  tot  een 
behoorlijk  voorzien  in  de  levensbehoeften;  ik  betoog  alleen  de 
wcnschelijkheid,  dat  de  macht  hebbenden  daarin  verandering 
brengen  ten  nutte  van  het  algemeen. 

De  civiele  geneesheeren  hebben  den  bovengenoemden  dienst, 
maar  zijn  geen  ambtenaren;  zij  ontvangen  maandelijks  ƒ200, 
zonder  pensioen,  zonder  recht  op  vrij«u  overtocht  bij  terugkeer 
naar  Europa,  of  bij  ziekten  zonder  verlofstraclement.  Zij  moeten 
dus  in  hun  levensonderhoud  gedeeltelijk,  in  hunne  toekomst 
geheel,  voorzien  door  de  uitoefening  der  particuliere  praktijk. 
Op  vele  plaatsen  is  het  aantal  personen,  die  betalen  kunnen 
voor  de  geneeskundige  behandeling,  te  klein  om  aan  die  civiele 
artsen  een  eenigszins  behoorlijk  bestaan  te  verzekeren,  nog 
minder  om  in  hunne  toekomst  te  kunnen  voorzien.  Het 
bewijs  daarvoor  vindt  men  in  de  voortdurende,  vrijwillige  ver- 
plaatsingen dier  geneesheeren,  gepubliceerd  in  dc  Javaschc  Courant, 
het  olTiciecle  nieuwsblad;  zij  probccrcn  telkens  of  het  ergens 
anders  niet  beter  gaat.  FTunne  positie  is  dikwijls  niet  benij- 
denswaardig; zoo  zij  niet  zorgen  goede  vrienden  te  blijven 
met  de  hoofden  van  het  plaatselijke  bestuur,  hebben  zij  altijd 
door  last  van  opdrachten,  van  hemoeielijking  bij  het  krijgen 


347 


van  transportmiddelen ,  ja  zelfs  bij  de  uitoefening  hunner  prak- 
tijk, want  het  hoofd  dor  plaats  geeft  den  toon  aan;  laat  hij 
een  anderen  (meestal  militairen)  geneesheer  uit  eon  der  nabij 
zijnde  plaatsen  komen  voor  de  behandeling  van  zich  zeiven 
of  de  zijnen,  dan  volgt  een  groot  gedeelte  van  het  publiek, 
vooral  van  het  gegoede  publiek,  en  de  civiele  geneesheer  lijdt 
honger,  't  Is  treurig,  maar  waar;  werkelijk  geld  maken,  ge- 
noeg om  tamelijk  onbezorgd  de  toekomst  te  gemoet  te  gaan, 
is  zeer  moeielijk. 

Particuliere  geneesheeren,  die  als  zoodanig  uit  fiVtropct  komen, 
hebben  met  zeer  veel  moeielijkheden  te  kampen ;  zij  hebben 
weinig  kans  op  praktijk.  De  particuliere  geneesheeren,  die 
een  goede,  of  een  noemenswaardige  praktijk  hebben,  zijn  oud- 
officieren van  gezondheid,  die  zich  in  die  kwaliteit  een  bazis 
gevormd  hebben ,  waarop  zij  verder  hebben  voortgebouwd. 
Mij  is  maar  een  enkel  voorbeeld  bekend  van  een  Engelschen 
geneesheer,  die  zich  dadelijk  als  particulier  vestigde  en  geld 
genoeg  verdiende;  van  Nederlandsche  artsen  ken  ik  er  geen. 

Die  Engelsche  geneesheeren  werden  door  hunne  landgenooten 
geholpen,  voornamelijk  aan  praktijk  onder  de  Chineezen,  die 
meestal  gaarne  hunne  chefs  of  handelsvrienden  aangenaam 
willen  zijn.  Zij  lieten  zich,  op  Engelsche  manier  betalen  en 
offerden  alle  gemakken  des  levens  gedurende  eenige  jaren  op,  met 
het  vooruitzicht  van  een  betere  toekomst  «at  home." 

Het  hier  besprokene  raakt  vooral  de  finantieele  zijde 
van  de  praktijk;  zij  mag  niet.  buiten  beschouwing  blijven, 
want  men  begint  al  spoedig  te  behoorcn  onder  die  oudere 
medici,  waarvan  een  aardige  opmerker  getuigde,  dat  zij  een 
kleur  krijgen,  als  zij  niet  worden  betaald,  terwijl  jongere 
dokters  zulk  een  gelaatsverandering  ondergaan ,  als  zij  wel 
betaald  worden.  De  finantieele  kwestie  is  voor  hem,  die  naar 
een  vreemd  land  vertrekt,  eene  hoofdzaak;  was  zij  dat  niet, 
hij  zou  in  zijn  eigen  land  gebleven  zijn.    De  hoop  een  hetero 


548 


toekomst  daar  te  gemoet  te  gaan  dan  in  zijn  vaderland,  deed 
hem  de,  diliwijls  overdreven  voorgestelde,  maar  loch  beslaande, 
gevaren  der  verplaatsing  trolseeren.  Daarom  breng  ik  die 
zaak  hier  te  sprake. 

Een  geneesheer  heeft,  om  te  kunnen  leven,  in  den  tegen- 
woordigen  tijd,  zoo  laag  mogelijk  gesteld,  lo  Batavia  noodig 
ƒ  1000  a  ƒ  1200  's  raaands;  Samirang  en  te  Soerabaija 
iets  minder,  omdat  hij  minder  paarden  behoeft  te  houden;  op 
de  binnenplaatsen  minstens  ƒ  400.  De  buitenposten  komen 
niet  in  aanmerking,  omdat  men  dnar  geen  publiek  vindt,  groot 
genoeg  om  een  dokter  van  de  praktijk  te  doen  bestaan ;  de 
officieren  van  gezondheid,  die  er  gevestigd  zijn,  voorzien  vol- 
doende in  geneeskundige  hulp. 

Een  nauwkeurig  bijgehouden  statistiek  der  ontvangsten  van 
twee  geneesheeren ,  die  beide  eene  groote  praktijk  te  Batavia 
hadden,  omvattende  een  tijdperk  van  circa  3S  jaren ,  heeft 
geleerd,  dat  de  pracliseerende  arts  aldaar  gemiddeld  /  2,35 
per  bezoek  ontvangt;  dat  wil  zeggen,  als  elke  geneeskundige 
handeling  bij  den  zieke,  dus:  gewone  visites  zoowel  als  de 
hooger  betaalde  consulten,  verlossingen,  operatiën,  assistentie 
daarbij,  consulten  buiten  Batavia,  brieven,  avond-,  middag-  en 
nachtvisites,  voor  één  bezoek  geldt,  elk  zoodanig  bezoek  /  2,35 
opbrengt. 

Daaruit  b'.ljkt  van  zelve,  hoeveel  meer  er  verdiend  wordt, 
en  zou  worden  ontvangen ,  als  het  publiek  regelmatig  betaalde. 
Het  verlies,  om  het  zoo  eens  te  noemen,  is  niet  gering. 

De  prijs  der  visites  is  van  /  2,50  tol  /  5;  voor  consulten , 
de  eerste  maal  /  25,  de  volgende  keeren  een  dubbele  visite; 
lusschen  1  en  4  ure  's  middags  en  van  8  lol  11  ure 's  avonds 
worden  dubbele  visites  in  rekening  gebracht,  evenzeer  als  voor 
geappointeerde  bezoeken;  nachlvisites  worden  viermaal  gere- 
kend; assistentie  bij  operatiën  bedraagt  /  25;  de  operatiën 
zelve  worden  berekend  naar  haar  gewicht  en  naar  de  maat- 
schappelijke positie  der  lijders;  behoorlijk  betaald  worden  zij 


549 


zeldzaam;  het  publiek  heeft  geen  geld  genoeg  om  Ie  betalen, 
zelfs  niet  volgens  hel  matige  tarief  der  provincie  Zuid- Holland. 

Meer  dan  een  lijder  in  ecu  huisgezin  betaalt  niet  afzonderlijk; 
op  kostscholen  en  dergelijke  inrichtingen  natuurlijk  wel.  Over 
certificaten  spreek  ik  later.  Verlossingen  worden  gewoonlijk  mei 
/  100  betaald. 

Stadsgeneesheeren  zijn  verplicht  zich,  ten  opzichte  van  het 
berekenen  der  prijzen  voor  geneeskundige  behandeling  van 
ambtenaren,  wonende  in  hunne  wijk,  te  houden  aan  de 
bestaande  bepalingen,  die  zich  trouwens  voor  gewone  visites 
uitstrekken  tusschen  2  en  6  gulden  per  visite. 

Bij  bezoeken  op  grooteren  afstand  worden,  behalve  de 
transportkosten,  grootere  sommen  gerekend,  voor  tijdverlies, 
in  den  regel  a  /  1  per  paal. 

Sommige  familieën  abonneeren  zich  tegen  een  bepaalde  som 
per  maand  of  per  jaar. 

Gewoonlijk  wordt,  na  afloop  van  elk  kwartaal,  eene  quitantie 
geschreven  voor  geneeskundige  behandeling,  zonder  nadere 
specificatie.  Vergelijkt  men  de  rekeningen  der  Indische  ge- 
neesheeren  met  die  van  andere  plaatsen,  dan  zijn  die  zeer 
laag  te  noemen,  vooral  met  het  oog  op  de  duurte  der  levensbehoef- 
ten en  de  hooge,  gedwongen  uitgaven.  Te  Londen  belaaltmen 
een  pond  sterling  per  visite;  te  Singapore  één  guinje  of  een 
pond  sterling;  in  Australië  evenzeer;  in  Europa  gemiddeld 
ƒ  0.73  tot  ƒ  3  per  visite,  enz. 

In  vroegere  jaren  betaalden  de  Chineezen  meer  voor  genees- 
kundige behandeling  en  waren  vrijgevig  met  geschenken.  Thans 
is  dat  veel  minder  bet  geval.  Toen  een  geneesheer  aan  een 
zeer  rijken  Chinees  een  tamelijk  hooge  rekening  zond  voor  de 
behandeling  van  een  niet  langdurige,  maar  ernstige  ziekte, 
maakte  de  Cbinees  aanmerking  op  de  geeischte  som.  Bij 
de  opmerking  van  den  geneesheer,  dat  die  palient  aan  zijn 
rechtsgeleerden  raadsman  veel  lioogere  sommen  i)etaalde  voor 
somtijds  minder  ernstige  omstandigheden,  kon  de  man  de  op- 
merking niel  achterwege  laten:    »Dat  is  waar,  maar  eeii 


350 


nadvokaal  moet  ook  lang  over  de  zaak  nadenken  (perkara  pikir), 
r>en  de  dokier  schrijft,  in  een  oogenblik,  alles  op  een  klein 
«papiertje". 

De  Indische  geneesheeren  ontvangen  Ie  weinig  voor  hun 
werkzaamheden;  zij  hebben,  vooral  op  de  hoofdplaatsen,  groole 
uitgaven  ten  behoeve  hunner  praktijk.  Te  Balavia  bijv.  strekt 
zich  de  ruimte,  waarop  het  publiek  woont,  dat  voor  genees- 
kundige behandeling  in  aanmerking  komt,  over  eene  oppervlakte 
van  ongeveer  28  vierkante  palen  uit;  een  paal  is  ongeveer  20 
minuten  gaans.  Het  is  te  begrijpen,  dat  voor  de  uiloefening 
zijner  werkzaamheden  de  geneesheer  dus  veel  paarden  noodig 
heeft.  Acht  is  wel  het  kleinste  getal;  want  al  heeft  men  een 
kleine  praktijk,  de  afteleggen  afstanden  zijn  daardoor  niet 
verminderd ;  integendeel  een  dokter,  die  een  uitgebreide  praktijk 
heeft,  kan  zijne  perken  stellen  en  in  sommige  buurten  geen 
patiënten  aannemen.  Men  moet  volgens  vertrouwbare  opgaven 
aannemen,  dal  het  onderhoud  van  al  wal  tol  het  vervoer  van 
den  geneesheer  behoort,  hem  /  60Ü0  's  jaars  kost;  andere 
onkosten  voor  den  practiseerenden  arts  zijn  bekend:  boeken, 
tijdschriften,  instrumenten,  adminislratie-koslen,  enz. 

Het  is  opmerkenswaardig,  dat  het  Gouvernement  in  sommige 
gevallen  erkent,  dat  de  praktiseerende  geneesheer  voor  de 
uiloefening  van  zijn  ambt  onkosten  heeft,  in  andere  niet. 
Zoo  betaalt  bij  minder  paardenbelasting  dan  anderen;  maar 
hel  wordt  niet  erkend,  bij  de  toepassing  der  wet  op  de  patent- 
belasting, dal  hij  uilgaven  heeft,  om  zijn  bedrijf  op  den  be- 
slaanden  voel  voort  te  zetten.  De  arls  mag  van  zijn  brulo- 
inkomen  niets  aftrekken  voor  onkosten  I 

Dit  zij  voldoende  om  een  denkbeeld  te  geven  van  den  gang 
van  zaken,  wat  het  pecuniëele  deel  betreft. 

Mei  uitzondering  van  de  besproken  inmenging  der  onbevoeg- 
den, is  de  uitoefening  der  medische  praxis  in /nrf/c  aangenaam. 
De    geneesheeren  beklecden  in  de  maatschappij  eene  goede 


351 


positie,  zoo  zij  zelf  geen  aanleiding  geven  tol  liet  tegendeel. 
Zij  worden  mei  onderscheiding  behandeld  en  in  den  regel 
beleefd  ontvangen.  Op  ongelegen  lijden  staal,  met  zeldzame 
uilzonderingen,  een  voertuig  van  den  patiënt  ter  hunner  be- 
schikking; dit  is  ook  het  geval,  als  de  geneesheer  met  spoed 
wordt  geroepen;  men  kan  er  vrij  zeker  van  zijn,  dal  de  spoed 
om  te  komen  niet  bijzonder  groot  is,  als  bel  verzoek  niet 
gepaard  gaat  mei  de  komst  van  een  vervoermiddel ;  in  negen 
van  de  tien  malen,  dal  de  dokier  met  spoed  geroepen  wordt, 
zonder  dal  er  levens  een  rijtuig  wordt  gezonden,  en  hij  dan 
om  een  vervoermiddel  vraagt,  komt  dat  niet  en  wordt  bijeen 
later  afgelegd  bezoek  hem  medegedeeld,  dat  het  zóó  erg  niet 
was,  of  dat  de  paarden  moe  waren  of  iels  dergelijks;  uit 
die  mededeelingen  blijkt  dan,  dat  het  er  niets  toe  doet  of  de 
dokier  zelf  moe  was  of  zijn  paarden  waren  afgereden:  men 
probeerde  maar  eens  of  hij  menschlievend  genoeg  zou  zijn 
om  te  komen  met  zijn  paarden,  die  er  toch  voor  zijn. 

Zoo  mogelijk  trachten  de  lijders,  die  voor  de  eerste  maal 
een  geneesheer  verzoeken  te  komen,  bij  tijds  de  aanvrage 
daartoe  Ie  geven ;  iels  wal  bijzonder  van  belang  is  met  hel 
oog  op  de  groote,  af  Ie  leggen  afstanden.  Daarom  worden 
ook  meestal  brieven  aangenomen  in  de  eeiie  of  andere  apo- 
theek, die  ver  van  de  woning  des  geneesheers  gelegen  is, 
eene  zeer  te  apprécieeren  beleefdheid  der  apothekers.  Te 
Batavia  is  een  gemakkelijke  wijze,  om  den  geneesheer  te  waar- 
schuwen, dat  men  hem  noodig  heeft,  door  het  bevestigen  van 
een  klein  vlaggetje  aan  den  ingang  van  bet  erf;  dit  kan 
altijd  geschieden  langs  de  wegen ,  waarvan  men  zeker  weet, 
dat  de  dokier  er  dagelijks  voorbijkomt;  hel  uitsteken  dier 
vlaggetjes,  waarvoor  elke  arts  zijn  eigene  kleur  kiest,  heeft 
het  dubbele  voordeel  van  de  kans  Ie  verminderen  om  tweemaal 
denzelfden  weg  Ie  moeten  rijden  en  tevens,  van  de  patiën- 
ten niet,  gedurende  soms  een  paar  uren,  van  een  hunner 
bedienden  te  outrooven. 

De  beste  manier,  die  een  patiënt  kan  aannemen,  om  zijn 


(lokier  Ie  ontbieden  is  het  zenden  van  zijn  visitekaartje,  met 
den  naam  van  den  gewenschten  geneesheer  er  op  geschreven; 
die  manier  wordt  veel  gevolgd,  heeft  het  voordeel  van  kort 
Ie  zijn  en  bovendien  duidelijk;  men  behoeft  dan  geen  onlees- 
bare handteekeningen  te  ontcijferen.  Mondelinge  boodschappen 
hebben  alle  kans  om  niet  goed  of  in  het  geheel  niet  Ie  recht 
te  komen;  brieven  of  kaartjes  worden  ontvangen  en  op  eene 
aangewezen  plaats  neêrgelegd ;  mondelinge  boodschappen  komen 
soms  bij  een  paardenjongen,  een  naaister  of  een  baboe  te  recht 
en  worden  dan  vergeten;  maar  al  ontvangt  men  die  zelve, 
dan  zijn  meestal  de  Europeesche  namen  zoo  verknoeid,  dat 
zij  onherkenbaar  ziju.  Is  het  onbescheiden  voorbeelden  Ie 
geven  ?  Ik  hoop  het  niet !  Sommige  oud  inwoners  worden 
door  de  gansche  bevolking  bij  hun  voornaam  genoemd,  en 
ieder  kende,  te  Batavia,  toewan  Piet,  njonja  Kooljie,  enz. 

Dat  is  dus  niet  lastig,  terwijl  die  personen  ook  gewoonlijk 
denzelfden  geneesheer  sedert  jaren  hebben. 

Maar  andere  namen  worden  allervreemdst  veranderd  tot 
onherkenbaar  wordens  toe;  zoo  bijv.  om  algemeen  bekende 
namen  en  hunne  wijzigingen  te  noemen : 


FÜRST 

wordt  Pioes , 

Van  Haeften 

» 

Panaslerl , 

Gaymans 

» 

Hemmes , 

Galois 

» 

Halowa , 

Van  HtJUT 

» 

Panwiel , 

Devonshire 

» 

Dipoengsir , 

In  't  Velt 

» 

Empel , 

Cressonnier 

» 

Karsanjee , 

Lantius 

» 

Lantoes , 

LORRAINE 

» 

Leuring , 

Van  der  Burg 

Samborok,  enz. 

onder  den  laatst  vermelden  naam  werden  mij  wel  brieven 
toegezonden  door  Europeanen,  die  dien  naam  van  inlanders 
of  Chineezen  zoo  hadden  verslaan.    Dal  die  veranderingen  zeer 


583 


lastig  kunnen  zijn  is  duidelijk;  het  is  mij  gebeurd,  dat  ik  bij 
een  cholera-lijderes  geroepen  werd,  met  een  mondelinge  bood- 
schap, maar  na  vier  vergeefsohe  pogingen  het  zoeken  naar  de 
patiënt  moest  opgeven;  eerst  twee  dagen  later  vernam  ik,  wie 
mij  had  laten  roepen  en  werd  het  mij  gelukkig,  na  bespre- 
king, niet  euvel  geduid,  dal  ik  de  patiënt  niet  had  kunnen 
vinden.  Er  zijn  lachverwekkende  vergissingen  door  zulke 
boodschappen  hekend. 

De  gewone  tijd  van  den  dag,  waarop  geneeskundige  visites 
worden  afgelegd  is  van  *s  morgens  7  tol  's  middags  één  ure , 
en  in  den  namiddag  van  5 — 8  ure.  Men  kan  aannemen ,  dal 
in  de  Europeesche  praktijk  gemiddeld  zes  visites  per  uur  kun- 
nen worden  gemaakt;  in  de  praktijk  onder  Chineezen  veel 
meer,  omdat  zij  dichter  bij  elkaar  wonen  en  er  geen  praatjes 
worden  gemaakt.  De  Zondag  is,  in  den  regel,  de  drukste  dag; 
dan  zijn  de  heeren  niet  op  hunne  bureau*s  of  kantoren  en  de 
kinderen  niet  naar  school;  dal  is  dus  een  geschikte  dag  om 
den  dokter  eens  te  raadplegen. 

Ten  opzichte  van  het  aantal  visites  mag  men  aannemen, 
dal  duizend  visites,  gemiddeld  's  raaands  gemaakt,  niet  mogen 
worden  overschreden  om  de  gezondheid  van  den  geneesheer 
niet  Ie  benadeelen  en  lijd  genoeg  te  laten  voor  behoorlijk 
onderzoek.  Bij  dat  gemiddelde  komen  dan  van  zelf  dagen  voor, 
die  zooveel  te  doen  geven,  dal  hel  werk  over  de  hand  loopt; 
wat  vooral  hel  geval  is,  als  men  een  paar  ernstige  zieken  heeft, 
die  ver  van  elkaar  wonen  en  meermalen  daags  moeten  worden 
bezocht. 

Nog  iels  over  de  vervoermiddelen ;  hel  is  van  veel  belang 
een  goed  rijluig  Ie  hebben;  de  keuze  daarvan  hangt  af  van 
persoonlijken  smaak.  Drie  voertuigen  komen  op  de  hoofdplaatsen 
vooral  in  aanmerking;  de  railord,  de  coupé  en  de  palankijn. 
De  overige  rijtuigen  zijn  Ie  zwaar,  of  die  voor  één  paard  Ie 
lastig  in  het  gebruik.    In  een  milord  zil  men  gemakkelijk, 

23 


5B4 


maar  het  in-  en  uitstijgen  met  gesloten  kap  is  lastig;  als  er 
geen  bekleedsel  van  den  bok  naar  de  kap  is  aangebracht,  hin- 
dert de  zon  voortdurend,  brandt  op  de  schoenen  en  men  kan 
niet  goed  lezen-,  men  is  slecht  beschut  tegen  regen  en  wind. 

Een  coupé  is  beter,  maar  biedt  niet  veel  ruimte  aan  om  wat 
mede  Ie  nemen. 

Een  palankijn  met  schuifdeuren  heeft  een  geheele  bank 
vrij,  beschut  goed  tegen  regen  en  zon,  laat  veel  lucht  door- 
slrooming  toe,  maar  is  gewoonlijk  zwaar. 

Voel  ruimte  in  het  rijtuig  is  aangenaam,  omdat  men  boeken 
mede  neeral  voor  studie  of  lektuur  en  gewoonlijk  een  trommel 
of  een  kislje  met  instrumenten  en  eenige  geneesmiddelen,  die 
onmiddelijk  te  pas  kunnen  komen.  Zulk  een  trommel  is 
noodig,  mét  het  oog  op  den  grooten  afstand,  waarop  men 
zich  dikwijls  van  huis  of  van  eene  apotheek  bevindt;  er 
behoort  in  te  zijn:  een  trousse,  eenige  tandinstrumenten , 
een  stethoskoop,  een  of  meer  Ihermomelers ,  een  oog-  en 
een  oorspiegel,  eenige  naalden  lot  verwijtiering  van  vreemde 
lichamen  uit  het  oog,  liechlingsnaalden  en  draden,  een 
tourniquet,  een  spuitje  voor  onderliuidsche  iiijecliën,  een 
verlostang,  een  paar  windsels  en  eenige  geneesmiddelen, 
zooals  laudanum,  morphine-Ojdossing  en  bloedslel|)ende  middelen. 

Men  kieze  dus  een  gesloten  rijtuig,  coupé  of  pahinkijn,  voor 
de  morgenvisiles,  een  milord  voor  de  middagprakttjk. 

Luxe  behoeft  daarin  evenmin  te  beslaan  als  in  de  keuze 
van  paarden,  waarvan  de  gewone  iolaiidsciie ,  Javaansche 
paarden  het  best  zijn  voor  het  rondrijden;  zij  zijn  sterk  en 
taai,  vooral  ais  men  licht,  inlaiidsch  tuig  bezigt;  zij  zijn  gned- 
kooper  dan  andere  paarden  en  bieden  beter  legenslaud  aan  de 
invloeden  van  het  weder.  Bij  de  verzorging  der  |)aarden  is 
hel  goed  veel  toe  te  geven  aan  hel  bijgeloof  der  koetsiers, 
waarover  ik  niet  verder  zal  uitweiden;  alleen  leeken  ik  dit 
aan,  omdat  verzet  tegen  den  wil  der  knel.siers  niet  zelden  bet 
gevolg  heeft,  dat  de  paarden  dood  gaan;  want  zulk  een  inlan- 


3ÖÖ 

der  wil  in  den  regel,  coüle  que  coüle,  geUjk  hebben  in  zijné 
beweringen  omtrent  voeding,  verpleging,  enz. 

In  de  binnenlanden  zijn  veel  zoogenaamde  araéricaines  in 
gebruik,  vooral  tot  het  afleggen  van  groole  afstanden;  ook 
wordt  daar  wel  te  paard  gereden,  speciaal  bij  inspectiën  over 
de  vaccine,  enz. 

De  regeling  der  vaccine  in  Nederlandsch-Indië  zal  bij  de  be- 
spreking der  pokken  beschreven  worden. 

Bij  heerschende  epidemieën,  vooral  koorts-,  pokken-  en  cholera- 
epidemieën,  wordt  de  behandeling  der  inlandsche  bevolking 
opgedragen  aan  geneeskundigen ,  die  naar  de  plaats  des  onheils 
worden  gezonden.  Gewoonlijk  zijn  zij  officieren  van  gezond- 
heid; ook  wel  de  inspecteur  van  den  civielen,  geneeskundigen 
dienst;  de  behandeling  is  gewoonlijk  globaal,  in  massa;  indivi- 
dueele  behandeling  is  onmooglijk,  daarom  wordt  een  algemeen 
geneesmiddel  verstrekt,  dat  door  assistenten  en  inlandsche 
hoofden  wordt  uitgedeeld,  waarbij  somtijds  ook  voedingsmid- 
delen van  regeeringswege  worden  gegeven.  Dat  daarbij  zeer 
veel  knoeierijen  plaats  vinden  is  van  algemeene  bekendheid ; 
vooral  is  verkoop  van  de  medicijnen ,  die  gratis  moeten  ver- 
strekt worden ,  algemeen ;  het  tegengaan  daarvan  behoort  tol 
de  handelingen  der  politie. 

De  uitoefening  der  gerechtelijke  geneeskunde,  vooral  bestaande 
in  het  uitbrengen  van  adviezen,  heeft  meeslal  weinig  beteeke- 
nis.  De  visa  leperla  zijn  zeer  kort  en  zakelijk,  en  bepalen 
zich,  in  den  regel,  tot  het  beschrijven  cener  verwonding ;  zooals 
van  zelve  spreekt,  is  dit  vooral  van  toepassing  op  de  inlandsche 
bevolking,  terwijl  op  afgelegen  plaalsen,  dergelijke  visa  reper- 
ta  wel  worden  opgemaakt  door  inlandsche  hoofden.  Voor 
Europeanen  komt  er  meestal  een  geneesheer  bij  Ie  pas;  eene 
rnoeielijkheid  daarbij  is  de  zeer  snelle  verrotting  in  het  vochtige, 
heele  klimaat.    Scheikundige  onderzoekingen  Mj  inloxicatiën 


356 


hebben  meestal  hooger  waarde,  omdat  de  verrotting  daarbij 
dikwijls  van  veel  minder,  of  van  geen  invloed  is. 

Niettegenstaande  heel  wat  bepalingen,  reglementen,  enz.  staat 
de  geneeskundige  politie  niet  hoog.  Het  zoo  belangrijke  onder- 
werp der  prostitutie  is  in  een  algemeen  reglement  opgenomen, 
maar  dal  reglement  is  niet  overal  toepasselijk,  terwijl  in  bijna 
elke  residentie  de  bepalingen  verschillen.  De  ingeschreven  pro- 
slituées  worden  eens  of  tweemalen  's  weeks  door  den  eenen  of 
anderen  geneeskundige  onderzocht;  maar  haar  getal  smelt  weg  bij 
het  groote  aantal  vrouwen,  dat  zich  aan  clandestiene  prostitutie 
overgeeft.  Het  is  niet  gewaagd  te  zeggen,  dat  het  gemakke- 
lijker zou  zijn  het  kleine  cijfer  te  bepalen  der  vrouwen,  die  geen 
prostituée  zijn,  in  den  uitgestreksten  zin  van  het  woord,  dan 
omgekeerd;  dat  ziet  vooral  op  de  inlandsche  maatschappij  en, 
zooals  wij  vroeger  zagen,  is  het  vrij  goed  van  toepassing  op 
die  der  kleurlingen;  ten  minste  in  de  groote  steden  kan  die 
uitspraak  gelden.  In  de  kampong's,  in  de  binnenlanden,  is 
dat  wellicht  minder  het  geval.  In  enkele  gedeelten  van  den 
Indischen  Archipel  is  prostutitie  eene  zonde,  die  met  den  dood 
wordt  gestraft,  zooals  bijv.  bij  de  zoo  weinig  beschaafde 
bewoners  van  het  eiland  Nias. 

Het  is  moeielijk  zich  een  denkbeeld  te  vormen  van  het  aantal 
geneeskundige  cerliBcalen,  dat  van  de  dokters  wordt  gevorderd. 
Vooraf  wensch  ik,  als  mijne  persoonlijke  meening  te  doen  ken- 
nen, dat  de  geneesheer  nimmer  afgegeven  certificaten,  van  welken 
aard  ook,  afzonderlijk  in  rekening  moet  brengen.  Een  certi- 
ficaat is  noodig  of  niet  noodig;  in  het  eerste  geval  staat  het 
gelijk  mei  een  mondelingen  of  schriflelijken  raad,  met  een  recept, 
waarvoor  men  ook  geen  afzonderlijke  betaling  eischl;  in  het 
tweede  geval  geeft  men  het  niet  af.  Ik  acht  hel  strijdig  met 
de  waardigheid  van  den  geneeskundigen  stand,  door  hel  eischen 
van  buitengewone  betaling  voor  een  certificaat,  demogelijkheid 
eener  beschuldiging  te  doen  ontslaan,  dal  men  certificaten  ver- 


557 


koopt.  Slechts  korten  lijd  heb  ik  voor  certificaten  afzonderlijk 
gerekend,  in  den  tijd  toen  wij  aan  de  onleerende  bepaling 
waren  onderworpen,  dat  elk  cerliBc:;at  afgedreven,  op  den  ambtseed, 
nog  eens  mondeling  moest  worden  beëedigd;  het  was  billijk, 
toen  zich  den  verloren  tijd  voor  een  tocht  naar  het  residentie- 
bureau te  doen  betalen.  Ik  rekende  in  één  geval  zoo  hoog 
aan  een  armen  lijder,  dat  ik  hem  tevens  kon  verzoeken  zich 
daarover  te  i)eklagen;  daardoor  kwam  ik  in  de  gelegenheid  de 
zaak  ernstig  ter  sprake  te  doen  brengen,  en  ik  erkende  dadelijk 
met  dat  doel  gerekend  te  hebben;  mijn  wensch,  de  overtollige 
en  onteerende,  mondelinge  beëediging  te  zien  vervallen,  werd 
daardoor  vervuld. 

Eene  uitzondering  op  he'  bovengezegde  maken  certificaten, 
waarop  de  bandleekeningen  van  meer  dan  een  geneesheer  wor- 
den gevorderd,  zooals  dat  dikwijls  voor  chefs  of  geëmploieerden 
van  handelshuizen  bepaald  is  bij  vertrek  naar  Europa  wegens 
ziekte;  de  geneesheeren ,  die  daarbij  den  gewonen  medicus  in 
zijne  verklaring  sleunen,  beschouwen  zich  als  consulenten,  en 
te  recht.  Verder  behooren  afzonderlijk  betaald  te  worden  uil- 
gebreide  stukken  voor  gerechtelijk  onderzoek,  en  hel  beantwoorden 
der  vragen  door  maatschappijen  voor  levensverzekering  gesteld. 
Zij  ei»chen  keuringen,  onderzoekingen  van  bijzonderen  aard, 
veel  tijd,  soms  afzonderlijke  studie  en  behooren  dus  ook  afzon- 
derlijk te  worden  gehonoreerd.  lu  Indië  bestaat  de  goede  ge- 
woonte, dat  die  maalschappijen  den  geneesheer  betalen,  die  advies 
uitbrengt;  het  gewone  honorarium  voor  elk  advies  is  ƒ  25. 

Welke  certificaten  Avorden  al  zoo  gevraagd  ?  Ik  zal  er  eeni- 
gen  opsommen,  waarvan  velen  ook  in  Europa  voorkomen,  anderen, 
naar  ik  meen,  alleen  het  gevolg  zijn  der  Indische,  administratieve 
bepalingen. 

De  belangrijkste  verklaringen,  in  hunne  gevolgen,  zijn  ge- 
woonlijk die,  ten  behoeve  van  ambtenaren,  voor  een  lijdelijk 
vertrek  naar  Europa,  of  naar  de  binnenliinden  lol  herstel  der 
gezondheid,  welke  laatste  somtijds  een  langdurig  verblijf  als 
noodzakelijk   aanwijzen  en  dus  tot   overplaatsing  aanleiding 


388 


geven.  Reeds  werden  de  aanwijzingen  vnor  dergelijke  verkla- 
ringen uit  een  gezel.  De  vorm,  waaronder  die  certificaten  worden 
geëischt  is  slecht;  hij  is  deze: 

«Geneeskundig  certificaat. 
oDe  onderge'.eekende,   praktiseerend  (stads-,  civiele,  enz.) 

•  geneesheer  te  verklaart,  op  den  eed  bij  de  aanvaar- 

r>ding  zijner  heirekking  afgelegd,  dat  hij  een  verlof  voor  den 

•  lijd  van  minstens  naar  ....  dringend  noodzakelijk 

«acht  tot  herstel  der  gezondheid  van  

«(datum) 

"Handteekening" 
De  cursief  gedrukte  woorden  worden  door  de  voorschriften 
geëischt:  ook  moet  de  plaats,  waarheen  de  lijder  zal  gaan 
nauwkeurig  worden  aangewezen,  en,  zoo  die  plaats  ver  afligt, 
met  redenen  worden  omschreven,  waarom  geen  dichter  hij 
gelegen  plaats  kan  worden  verkozen. 

Mijne  bezwaren  tegen  dien  vorm  zijn  1°.  de  uitdrukking  «op 

•  den  eed  bij  de  aanvaarding  zijner  betrekking  afgelegd";  som- 
migen hebben  den  Hippocratischen  eed  gedaan ;  anderen  alleen  dien 
als  officier  bij  het  leger ;  weder  anderen  den  eed  voor  den  Raad 
van  Justitie,  gevorderd  bij  Resolutie  van  15  November  1829, 
No.  12;  enkelen  dien,  toen  zij  benoemd  werden  tol  stadsge- 
neesheer. De  uiy'drukking  is  dus  onjuist  en  zou  moeten  zijn  : 
«op  den  eed  daartoe  afgelegd,"  of  «op  zijnen  ambtseed". 

Ook  het  woord  «verlof"  moest  vervangen  worden  door  «ver- 
blijf*'; dat  laatste  gaal  den  geneesheer  aan,  hel  toeslaan  van 
verlof  is  een  administratieve,  geen  medische,  handeling. 

De  woorden  «dringend  noodzakelijk"  zijn  even  zeer  een  slecht 
gekozen  vorm ;  zij  vallen  in  dezelfde  kategorie  van  verklaringen 
als  die  voor  krankzinnigen  vereischt  worden ,  welke  niet  aan 
behoorlijke  behandeling  in  een  geslicht  kunnen  worden  onder- 
worpen, of  er  inoel  verklaard  worden,  dal  zij  gevaarlijk  zijn 
voor  hunne  omgeving.  Men  kan  immers  een  verblijf  in  een 
koeler  klimaat  hoogst  wenschclijk  achten,  zonder  dat  er  levens- 
gevaar bestaat  voor  den  lijder,  als  bij  op  de  plaats  zijner  inwo- 


559 


ning  blijft,  of  zonder  dat  men  met  zekerheid  kan  zeggen,  dat 
hij  daar  niet  herstellen  kan.  Dan  is  de  verplaatsing,  stricte 
dictii,  niet  dringend  noodzakelijk.  Zooals  de  bepalingen  nu  zijn 
wordt  de  medicus  gedwongen ,  als  hij  eene  verplaatsing  nuttig 
of  zeer  wenschelijk  acht,  die  dringend  noodzakelijk  te  noemen; 
de  humaniteit  eischt  in  dat  geval  den  wettelij ken  vorm  te  volgen, 
ook  al  zou  men  liever  een  andere  uitdrukking  bezigen. 

Het  zou  zeker  gunstig  zijn,  zoo  de  bepaling  bestond,  dat 
elke  ambtenaar,  als  dat  maar  eenigszins  mogelijk  is,  jaarlijks 
het  recht  had  op  eene  vacantie  van  bijv.  veertien  dagen,  waarin 
hij  dan  rust  kon  nemen  of  van  de  kustplaatsen  zich ,  op  eigen 
kosten,  kon  verplaatsen  naar  de  bergstreken.  Dan  zouden  de 
certificaten,  wegens  vermoeidheid,  niet  meer  behoeven  te 
worden  afgegeven,  terwijl  de  medicus  die  thans  niet  mag 
weigeren. 

Een  zeer  vreemde  bepaling  (waarvan  somm'ge  autoriteiten 
beweren,  dat  zij  in  1881  is  ingetrokken,  anderen,  dat  zij  nog 
bestaat)  is  hel,  dat  aan  ambtenaren,  die  een  binnenlandsch 
verlof  wegens  ziekte  hebben  genoten,  na  afloop  van  elke  maand 
verlenging  er  van,  een  nieuw  certificaat  moet  worden  afgegeven, 
waarin,  alweêr  onder  eede,  wordt  verklaard,  dat  de  genoten 
verlenging  van  verlof,  wegens  ziekte,  dringend  noodig  geweest 
is;  zonder  die  verklaring  wordt  hun,  over  die  maand,  geen 
traktement  uitbetaald.  De  bedoeling  van  dat  alles  is  mij  niet 
duidelijk;  de  beweeggronden  zijn  mij  onbekend;  het  eenige 
nut  er  van,  dat  ik  vinden  kan,  is  de  opbrengst  van  zestig 
centen,  die  als  prijs  voor  het  zegeltje  in  's  lands  kas  vlf^eien. 

Certificaten  voor  eene  overplaatsing  zijn  van  denzelfden  vorm 
onpfeveer;  daarbij  wonlt  gewoonlijk  geen  bepaalde  plaats 
genoemd,  maar  de  plaalsing  in  een  koel  klimaat  voor  onbepaal- 
den  tijd,  als  noodig  aangewezen. 

Als  regel  meen  ik  (e  mogen  stellen,  dat  de  geneesheer  zeer 
vrijjïevig  moet  zijn  met  de  verklaring,  dat  een  verblijf  binnen 
's  lands,  liefst  zoo  weinig  m)geli)k  uit  de  l)uurt,  noodig  is; 
maar  streng  behoort  te  wezen  in  de  eischen,  die  bij  zich  stelt, 


360 


voor  eene  verklaring,  dat  een  vertrek  naar  Europa  noodig  is. 
Mij  is,  bij  het  bespreken  dezer  zaak,  wel  eens  gezegd,  dat  een 
praktiseerende  geneesheer  alleen  te  maken  heeft  met  den  toe- 
stand eh  den  wil  van  den  lijder  en  niets  met  de  gevolgen,  die 
zijne  verklaring  voor  het  land  heeft.  Die  redeneering  schijnt 
mij  onjuist;  er  wordt  geen  certificaat  afgegeven  ten  voordeele 
van  den  een,  of  het  heeft  een  nadeel  voor  een  ander;  onver- 
schillig of  het  nadeel  personen,  den  staat,  den  dienst  of  wat 
dan  ook  betreft;  de  geneesheer  moet,  als  eerlijk  man  en  ge- 
trouw aan  zijn  eed,  de  belangen  zijner  lijders  ook  hierin  behar- 
tigen, maar  mag  niet  uit  het  oog  verliezen,  dat  de  hem  geschonken 
macht  geheel  is  gegrondvest  op  een  onbepaald  vertrouwen  in 
zijne  eerlijkheid.  Hij  beschikt  door  zijne  verklaring  over  de 
uitgave  van  duizende  en  nogmaals  duizende  guldens;  daarmeê 
moet  hij  rekening  houden,  ook  al  is  hij  niet  in  dienst  van 
den  staat. 

Het  gouvernement  is,  ten  opzichte  van  burgerlijke  ambtenaren 
voldaan  met  de  verklaring  door  één  bevoegden  geneeskundige 
afgegeven  en ,  al  is  die  verklaring  niets  dan  een  advies,  slechts 
hoogst  zeldzaam,  als  er  zeer  dringende  en  afdoende  redenen 
van  anderen  aard  bestaan,  wordt  van  dal  advies  afgeweken 
en  de  ambtenaar,  wien  het  geldl,  bijv.  op  wachtgeld  gesteld 
of  pensioen  verleend.  Nu  de  zaak  eens  zoo  geregeld  is,  verdient 
het  goedkeuring,  dat  aan  die  geneeskundige  adviezen  hooge, 
bijna  absolute  waarde  wordt  gehecht;  aan  de  medici  staat  het, 
Ie  zorgen,  dat  die  waarde  niet  vermindere.  De  beide  hoofd- 
factoren daartoe  noemde  ik  reeds;  zij  zijn:  strikte  eerlijkheid 
en  hel  niet  in  rekening  brengen  van  het  certificaat. 

Men  staat  bloot  aan  misleiding;  dat  was  al  zoo  in  Rachel's 
tijd  en  de  voortgaande  beschaving  en  ontwikkeling  maakt  die 
gemakkelijker;  maar  men  misleide  niet  anderen.  Treurig  is 
hel,  dal  somtijds  beslaand  of  in  het  vooruilzicht  zijnd  broods- 
gebrek voor  vrouw  en  kinderen,  er  toe  leiden  kan  eene  verklaring 
af  te  leggen,  die  niet  geheel  juist  is.    Men  bedenke  hierbij,  wal 


361 

ik  schreef  over  de  somtijds  gelieele  afhankelijkheid  dei'  genees- 
kundigen van  de  hoofden  van  bestuur. 

Ik  acht  den  legenv^roordigen  gang  van  zaken,  in  dat  opzicht, 
slecht. 

Voor  militairen  wordt  de  verklaring  eener  kommissie  gevor- 
derd, bij  het  noodzakelijke  van  een  vertrek  naar  Europa;  voor 
vele  particulieren,  vooral  in  den  handel,  evenzeer ;  waarom  dan 
niel  voor  civiele  ambtenaren  ?  Men  zegt,  dat  het  zenden  naar 
de  plaatsen,  waar  zich  eene  kommissie  bevindt ,  van  degenen , 
die  in  aanmerking  zouden  komen,  te  veel  geld  zou  kosten  door 
reizen  en  overplaatsen;  ik  ben  overtuigd  dat  deze  uilgaven  veel 
geringer  zouden  zijn  dan  thans  die  voor  verloven  naar  Europa. 

Voor  de  verloven  binnen  's  lands  is  de  verklaring  van  één 
geneesheer  voldoende.  Voor  die  naar  Europa,  of  naar  wij 
wenschen  ook  naar  Australië,  zouden  kommissoriale  certificaten 
noodig  zijn.  Ik  zou  eene  regeling  wenschen,  die  ik  hierbij  in 
*t  kort  opgeef,  als  of  zij  er  reeds  was,  terwijl  opmerkingen 
tusschen  haakjes  geplaatst  zijn. 

Aan  eiken  Europeeschen  ambtenaar  kan,  wegens  ziekte,  een 
verlof,  voor  den  tijd  van  niet  langer  dan  twee  jaren,  builen 
Nederlandsch-lndië  worden  toegestaan. 

Dit  verlof  kan,  na  eene  kommissie  van  deskundigen  gehoord 
te  hebben,  in  Europa  tweemalen  worden  verlengd,  telkens  voor 
den  tijd  van  zes  maanden. 

De  ambtenaar,  die  voor  een  verlof  wegens  ziekte  buiten 
Nederlandsch-lndië  in  aanmerking  komt,  moet  daartoe  een,  onder 
eede,  afgelegde  verklaring  overleggen  van  zijn  gewonen  genees- 
heer, waaruit  de  noodzakelijkheid  of  de  wenschelijkheid  van 
een  verblijf  gedurende  een  zekeren  tijd  in  een  gematigde 
zóne  blijkt. 

(In  verband  met  het  gezegde  op  pag.  358  zou  zulk  een 
certificaat  moeten  luiden : 

"Ik  ondergeleekende,  ....  geneesheer  Ic  .  .  .  .  verklaar, 
•  op  mijtien  ambtseed,  dal  de  gezondheidstoestand  van  ...  , 


362 

•  zoodanig  heefl  geleden,  dat  zijn  herstel  in  Nederlandsch- fndië 
«niet  waarschijnlijk  (niet  mogelijk)  is  (dat  het  verblijf  in 
»de  koele  bergstreken  van  Nederlandsch- Indië  gebleken  is  niet 
«voldoende  Ie  zijn  tot  herstel),  zoodat  ik  een  verblijf  in 
» Nederland    (Europa,   Australië,    enz)    voor    hem  noodig 

»(v\renschelijk)  acht,  gedurende  den  tijd  van  minstens  

•  enz.  enz.'* 

Dit  is  geen  bezwaar  voor  personen  op  plaatsen,  waar  geen 
dokter  is;  zij  moeten  nu  evenzeer  een  certificaat  overleggen  ) 

De  ambtenaar,  aan  wien  zulk  een  certificaat  is  afgegeven, 
verkrijgt  daardoor  het  recht  zich  te  begeven  naar  de  dichtst 
bij  zijne  woonplaats  gelegen  plaats,  waar  een  geneeskundige 
kommissie,  als  onder  bedoeld,  is  gevestigd. 

Die  geneeskundige  kommissie  onderzoekt,  des  gevorderd  met 
voorlichting  van  den  behandelenden  geneesheer,  het  geval  en 
geeft,  bij  overeenstemmende  meening,  daarvan  blijk,  door  het 
bestaande  certificaat  voor  «gezien"  te  teekenen.  Bij  verschil 
van  meening  lusschen  den  onderteekenaar  en  de  kommissie 
wordt  het  certificaat  niet  voor  gezien  geteekend  en  heeft  dan 
geen  verdere  waarde.  Diezelfde  kommissie  bepaalt  de  al  of 
niet  noodzakelijkheid  van  een  verhoogil  verlofstraktement  wegens 
ziekte,  volgens  de  bestaande  bepalingen,  door  bij  het  woord 
gezien,  in  het  eerste  geval  te  voegen:  «voor  verhoogd  verlofs- 
traktement." 

(Deze  regeling  voorkomt  het  afgeven  van  certificaten  wegens 
ziekte,  uit  verkeerd  begrepen  humaniteit;  thans  komt  het  wel 
voor,  dat  een  ambtenaar  recht  heeft  op  verlof  wegens  langdu- 
rig, onafgebroken  verblijf  in  Indië,  gedurende  12  of  15  jaren, 
maar,  zonder  ziek  te  zijn,  het  medelijden  van  den  geneesheer 
tracht  op  te  wekken  en  door  een  certificaat  een  hooger  verlofs- 
trakleinent  wenscht  machtig  te  worden.  Reeds  vroeger  wees 
ik  er  op,  dat  dit  niet  altijd  noodig  is;  het  schijnt  mij  alleen- 
verantwoord  in  de  gevallen,  genoemd  op  pag.  515.) 

De  bedoelde,  geneeskundige  kommissie  bestaat  uit  drie  be- 
voegde geneesheeren  en  kan  gevormd  worden,  op  elke  plaats, 


waar  meer  dan  Iwee  bevoegfle  geneesheeren  gevestigd  zijn. 
Waar  meer  dan  drie  zulke  geneesheeren  wonen,  wordt  de 
kommissie  gevormd  volgens  een  rooster,  dat  de  president  in 
bewaring  heeft;  op  dat  rooster  komen  voor  alle  officieren  van 
gezondheid,  stads-,  civiele  en  particuliere  geneesheeren  ter  plaatse 
aanwezig.  De  leden  voor  elke  kommissie  worden  steeds  door 
den  president  aangewezen;  zij  worden  niet  langer  dan  voor 
ééne  enkele  maal  benoemd  en  aan  den  lijder  wordt  niet  vooraf 
medegedeeld,  wie  in  de  kommissie  plaats  neemt. 

(Deze  laatste  bepaling  is  noodig  in  het  belang  der  geneeshee- 
ren; immers,  indien  van  te  voren  bekend  gesteld  wordt,  wie 
in  de  kommissie  plaats  neemt,  of  als  zij  benoemd  wordt  voor 
een  zekeren  lijd,  zullen  alle  belanghebbenden  zich  uitsluitend 
lot  hare  leden  wenden  ter  behandeling). 

Als  president  treedt  op  de  oudste  officier  van  gezondheid 
in  rang  of  de  oudste  geneesheer  in  jaren. 

(Hel  laatste  voor  het  thans  nog  ondenkbare  geval,  dal  in 
Indië  drie  burgerlijke  geneesheeren  op  eene  plaats  zouden  zijn, 
waar  geen  officier  van  gezondheid  gevestigd  is.  Als  regel  zal 
nu  de  president  een  dirigeerende  officier  van  gezondheid  zijn , 
aan  wien  de  praktijk  is  ontzegd  en  die  dus  op  een  geheel 
neutraal  standpunt  staat.  Op  dit  oogenblik  (Maart  188?)  bevin- 
den zich  drie  of  meer  geneesheeren  op  de  volgende  plaatsen  : 
Batavia,  Buitenzorg  (met  Batoe  loelis),  Samarang ,  Willem  ƒ, 
Djokjokarla,  Scerabaija  Malang ,  Padang ,  Fort  de  Koek,  Atjeh, 
Makassar ,  terwijl  des  noods  nog  kommissiën  kunnen  gevormd 
worden  te  Bandoeng  of  te  Tjandjoer;  misschien  ook  op  andere 
plaatsen  door  oproeping  van  een  dichl  bij  zijnden  of  toevallig 
aanwezigen  geneesheer.) 

Over  den  ambtenaar,  voor  wien  de  kommissie  een  vertrek 
niet  noodzakelijk  acht,  wordt  nader  beschikt;  hij  wordt  be- 
schouwd gedurende  zijn  reizen  naar  de  kommissie,  het  verschijnen 
daarvoor,  en,  bij  weigering  van  het  certificaat,  ook  daarna  lol 
zijne  wederplaatsing,  als  in  diensl  op  reis  te  zijn,  maar  zon- 
der daggeld. 


564 


Het  advies  der  kommissie  is  eene  uitspraak  in  het  hoogste 
ressort;  aan  het  Gouvernement  hlijfl  het  overgelaten,  dat  advies 
al  of  niet  op  te  volgen  door  toestaan  van  verlof  of  door 
pensioneering,  enz. 

De  ambtenaar,  voorzien  van  het  eerstgenoemde  certificaat, 
is  verplicht,  onraiddelijk  na  aankomst,  bedoeld  stuk  aan  den 
president  der  kommissie  te  zenden.  Geschiedt  die  inzenriing 
niet  binnen  12  uren  na  zijne  aankomst,  dan  verliest  daardoor 
de  lijder  zijn  recht  op  reizen  in  dienst  voor  deze  omstandigheid. 

De  president  roept  de  kommissie  bijeen,  hoogstens  24  uren 
nadat  hij  het  cerliflcaal  heeft  ontvangen. 

De  president  en  de  leden  des  kommissie  hebhen  geen  recht 
op  geldelijke  belooning  voor  dien  arbeid.  Elke  geneesheer  is 
verplicht  aan  de  oproeping  te  voldoen;  alleen  ziekte  is  een 
verontschuldiging  tot  weigeren. 

Alle  ambtenaren  zijn  aan  deze  bepalingen  onderworpen,  met 
uitzondering  van  den  Gouverneur-Generaal.  Ten  zijnen  opzichte 
wordt,  voor  een  verlof  wegens  ziekte  buiten  Nederlandsch-Indië, 
het  advies  uitgebracht  door  de  kommissie,  genoemd  in  artikel 
17  van  het  Regeerings-Reglement,  welke  kommissie  beslaat 
uil  »het  hoofd  van  de  geneeskundige  dienst,  den  oudste  in 
«rang  van  de  ter  plaatse  aanwezige  ofTicieren  van  gezondheid 
»en  den  stads-geneesheer  te  Batavia".  (Het  is  zeker  wel  de 
bedoeling  om  onder  het  hoofd  van  den  geneeskundigen  dienst  te 
verstaan  den  Chef  van  dien  dienst  en  niet  den  Direkleur  vau 
Onderwijs,  Eeredienst  en  Nijverheid,  evenzeer  als  waarschijnlijk 
de  eerste  stadsgeneesheer  bedoeld  is.) 

Door  het  vorenstaande  heb  ik  mijne  persoonlijke  meeningen 
omtrent  die  certificaten  en  den  gang  van  zaken  daarvoor,  naar 
hel  mij  toeschijnt,  voldoende  uil  een  gezet.  De  macht,  thans 
aan  praktiseerende  geneeslieeren  toegekend,  is  veel  Ie  groot. 
Indien  het  mogelijk  was  door  letters  personen  voor  te  stellen , 
zonder  dat  zij  in  de  kleine,  Indische  maatschappij  onmiddelijk 
herkenbaar  waren,  zou  ik  zeer  sprekende  voorbeelden  kunnen 


365 


geven  van  de  werkelijk  valsche  posilie,  waarin  hel  Gouverne- 
ment kan  gebracht  worden  door  die  certiGcalen. 

De  weiischelijkheid,  door  sommigen  verdedigd,  om  alle  Eii- 
ropeesche  ambtenaren,  na  een  onafgebroken,  lienjarig  verblijf 
in  Indië,  per  se  een  verlof  naar  Europa  te  geven ,  kan  ik  niel 
beamen.  Mij  schijnen  de  l)ei=laande  iiepalingeii  voor  verlof 
na  een  15-,  onder  zekere  omstandigheden  na  een  12-jarig, 
onafgebroken  verblijf  voldoende. 

Dit  zij  genoeg  om  aan  te  loonen ,  dal  de  geheele  zaak  der 
buitenlandsche  verloven  eene  belangrijke  herziening  behoeft,  wat 
trouwens  meermalen  erkend  is.  Zulk  eene  herziening  zou  moe- 
ten geschieden  door  personen,  die  de  zaak  goed  kunnen  be- 
oordeelen  en  die  zelve  er  geen  het  minste  belang  bij  hebben , 
haar  te  laten,  zooals  zij  thans  is;  dus  in  iVerfer/a?trf,  door  oud- 
ambtenaren uit  Indië,  onder  wie  een  der  vroegere  chefs  van  den 
geneeskundigen  dienst  en  liefst  ook  een  geneesheer,  die  in  de 
particuliere  praktijk  den  gang  van  zaken  heeft  leeren  kennen. 

Wat  zou  het  ook  voor  de  practici  oneindig  aangenamer  zijn, 
zoo  zij,  in  ziektegevallen,  die  niet  aan  de  groote  klok  worden 
gehangen,  geen  kans  meer  liepen  rechtstreeksche  of  zijdeling- 
sche  beschuldigingen  te  hooren  van  een  ambtenaar  aan  een 
certificaat  te  hebben  geholpen ;  de  eerbied,  door  het  Gouver- 
nement voor  dergelijke  verklaringen  geloond ,  zou  dan  ook 
bestaan  bij  de  individuën  zelve,  terwijl  thans  velen  zich  niet 
ontzien  aanbiedingen  te  doen  tol  het  verkrijgen  van  zulk 
een  papier,  of  chefs  voor  hunne  onderschikten  een  verlof  trachr 
(en  te  krijgen  wegens  ziekte,  omdat  zij  hen  wel  om  andere 
redenen  wenschen  kwijt  te  zijn.  Dergelijke  verzoeken  zijn 
alleen  het  gevolg  van  de  meening,  dal  er  wel  verklaringen 
worden  afgegeven,  die  niet  volkomen  juist  zijn. 

Bij  de  certificaten  vooral  moet  de  geneesheer  voor  zich  zeiven 
voldoening  vinden  in  de  overtuiging,  dal  hij  handelde  volgens 
zijn  beste  welen,  bona  fide ,  en  een  tegenwicht  tegen  de  soms 
hoogst  onaangenaame  opmerkingen  daarover. 


566 


Verder  worden  ook  in  Indtë  allerhande  cerlificaten  vereischl, 
die  overal  nu  en  dan  voorkomen  als  :  voor  geschiklheid  of 
ongeschiklheid  voor  den  eenen  of  anderen  dienst ;  voor  afwezig- 
heid bij  trouwplechtigheid,  bij  gerechtelijke  verhoeren,  op  de 
bureau's;  voor  de  begrafenis  bincen  den  vastgeslelden  termijn; 
voor  den  dood  door  natuurlijke  oorzaken  ten  behoeve  van  levens- 
verzekering, enz.  enz. 

Alleen  de  cerlificaten  voor  ondergane  vaccinatie  moeten  nog 
met  een  woord  besproken  worden.  In  den  regel  wordt  het 
inenten  zelf  gedaan  door  inlandsche  ambtenaren,  daartoe 
afzonderlijk  opgeleid  en  benoemd ;  zij  heeten  mantri  Ijatjar,  vacci- 
nateurs.  Het  is  billijk  aan  die,  gewoonlijk  zeer  geoefende  mannen, 
de  inenting  over  te  laten,  onder  medisch  toezicht,  omdat  zij 
daarin  een  gedeelte  van  hun  bestaan  vinden.  Wenschen  ou- 
ders hunne  kinderen  door  den  medicus  te  zien  gevaccineerd,  dan 
is  daartegen  natuurlijk  geen  bezwaar,  maar  tchijnt  het  billijk 
dan  toch  den  mantri  tjaljar  eene  vergoeding  te  geven. 

De  verklaringen  in  Indië  afgegeven  zijn  dus  in  vorm  ver- 
schillend met  die  in  Nederland.  Voor  de  toelating  op  de  scholen 
is  het  voldoende  op  gewoon  papier  te  schrijven,  dat  N.  N. 
met  goed  gevolg  is  ingeënt,  of  dat  hij  de  duidelijke 
kenteekenen  draagt  van  met  goed  gevolg  te  zijn  gevacci- 
neerd. Maar  bij  vertrek  naar  Europa  is  hel  lastig,  als  men 
geene  goed  ingerichte  certificaten  heeft  afgegeven.  Daarom 
geef  ik  aan  de  kinderen,  die  door  mij,  of  onder  mijn  toezicht, 
zijn  ingeënt,  dadelijk  na  afloop  van  het  proces,  eene  verkla- 
ring op  zegel  (van  25  centen);  »dat  N.  N.  met  goed  gevolg 
»is  gevaccineerd,  dat  de  pokken  een  normaal  verloop  hebben 
» gehad  en  goed  gevormde  litteekens  hebben  nagelaten." 
Staal  er  dat  niet  alles  in,  dan  worden  zulke  verklaringen  niet 
zelden  van  onwaarde  geachl. 

Ten  slotte  omlrent  de  certificaten,  in  het  algemeen,  nog  de  op- 
merking, dat  de  geneesheer  wel  doet,  met  daarin  niets  minder, 
maar  ook  niets  meer  te  zeilen  dan  noodig  is. 
Zoo  is  hel  voldoende  voor  de  verklaringen,  dat  een  verblijf 


^61 

in  Europa  of  in  een  koel  klimaat  noodzakelijk  is,  alleen  te 
spreken  van:  »lot  herstel  der  gezondheid"  of  «wegens  ziekte", 
en  daarbij  geene  diagnose  te  noemen,  waaraan,  in  den  regel, 
niemand  iels  heeft,  maar  die  somtijds  onaangenaam  is  voor 
den  patiënt,  In  de  certificaten  voor  militairen  wordt  het  noe- 
men van  een  ziektenaam  vereischl ;  evenwel,  als  die  openbaring 
voor  den  lijder  minder  pleizierig  is ,  heeft  men  toch  algemeene 
termen,  die  niet  veel  zeggen,  zooals :  langdurige  koorts,  kwaad- 
sappigheid, buikziekte,  huidziekte,  enz. 

In  de  certificaten,  afgegeven  aan  ongeschikte  dienstplichtigen 
voor  de  schutterij  moet  men  daarentegen  alleen  constateeren 
aan  welke  ziekte  de  candidaat-schutter  lijdt,  maar  de  heoordeeling 
der  geschiktheid  of  ongeschikheid  voor  den  dienst  overlaten  aan 
de  officieren  van  gezondheid.  Wenscht  men  de  aandacht  dier 
officieren  te  vestigen  op  het  meer  of  min  hevige  van  den  ziekte- 
vorm,  dat  somtijds  niet  dadelijk  in  het  oog  loopt,  dan  geschiede 
dat  door  een  particuliere  mededeeling  en  niet  op  het  certificaat. 

Kortheid  en  duidelijkheid  is  voor  elke  verklaring  een  eerste 
vereischle. 

De  verhouding  der  geneesheeren  onderling  is  gewoonlijk  zeer 
aangenaam  en  zoo  goed,  als  men  dat  wenschen  kan ;  zeker 
draagt  veel  daartoe  bij,  dat  verreweg  de  meerderheid  hare 
opleiding  genoot  aan  dezelfde  inrichting  voor  medisch  onderwijs 
en  dat  de  leerlingen  van  zeven  achtereen  volgende  studiejaren 
elkander  daar  persoonlijk  hebben  gekend. 

De  bepalingen,  die  in  1873  te  New-York,  als  «code  of 
medical  el  bics",  en  in  dalzelfde  jaar  door  bet  «arztliche  Be- 
zirksverein"  td  München,  zijn  aangenomen;  dergelijke,  die  eerst 
onlangs  ook  te  Praag  zijn  vastgesteld,  hadden  te  Batavia  al 
cenen  vasten  grond  in  18G6,  toen  bijna  gelijkluidende  verorde- 
ningen door  de  praktiseerende  geneesheeren  onderling  werden 
goe.lgekeurd. 

Het  züu  Ie  ver  voeren  de  bovengenoemde  codes  in  hun 
geheel  te  overzien.   Te  Batavia  sloten  zich  de  meeste  geneeS' 


368 


heeren  aan  een  in  eene  «vereeniging  van  praktiseeren - 
de  geneeslieeren",  die  len  doel  heeft  de  bevordering  vooral  der 
maatschappelijke  belangen  van  de  leden  en  der  praktiseerende 
geneesheeren  in  het  algemeen.  Hoofdzaken  zijn  daarbij,  dal 
de  leden  verplicht  zijn,  bij  ziekte  van  een  hunner,  diens 
gewone  praktijk  voor  hem  waar  te  nemen,  en  dat  zij  zich  ver- 
binden geene  pogingen  in  het  werk  te  stellen  de  patiënten  van 
anderen  in  hunne  clientèle  te  zien  overgaan.  In  de  codes  bo- 
vengenoemd wordt  onder  »patiënl"  verstaan  de  lijder,  dien  men 
op  het  oogenblik  in  behandeling  heeft,  zoolang  hij  niet  den 
wensch  heeft  geuit  een  anderen  geneesheer  te  willen  raadple- 
gen. Te  Batavia  wordt  de  beteekenis  van  hel  woord  » patiënt'* 
uitgebreider  genomen,  en  daarmede  bedoeld  de  persoon,  die 
men,  als  hij  ziek  is,  gewoonlijk  behandelt,  dus  eigenlijk  cliënt. 
Hoe  men  het  woord  ook  opvatte,  in  beide  gevallen,  zal  de 
nieuw  geroepene  medicus  goed  handelen ,  zoo  hij  den  lijder 
verzoekt,  zijn  vroegeren  geneesheer  in  kennis  te  stellen  met 
de  gemaakte  verandering.  Toen  ik  Nederland  verliet,  was  in 
elke  familie  een  huisdokter  en  chirurgijn  en  werd  bij  uitzonde- 
ring in  belangrijke  gevallen  wel  eens  een  professor  geraadpleegd. 
Uit  de  openingsrede  van  Prof.  Huet,  in  de  algemeene  vergade- 
ring der  Nederlandsche  maatschappij  lol  bevordering  der  ge- 
neeskunst in  1881,  bleek  mij  evenwel,  dat  ten  dien  opzichte 
ook  in  Nederland  veel  is  veranderd. 

De  bespreking  der  verhouding  van  de  medici  onderling  en 
die  tegenover  het  publiek,  is  niet  nieuw.  Bij  de  oudste  schrij- 
vers vinden  wij  daarover  aanduidingen ;  tamelijk  uitgebreid  is 
zij  besproken  door  Hufeland,  nog  heler  en  helderder  door 
MuNARBT,  in  het  in  de  inleiding  genoemde  boek;  verder  door 
Dr.  J.  G.  Frvntz,  in  zijne  «Opvoeding  van  den  geneesheer," 
en  later  o.  a.  in  de  zoo  even  aangehaalde  code  en  in  hel 
boekje  van  het  »arlzliche  Bezirksverein"  te  München.  Voor 
beginnende  arisen  acht  ik  de  kennis  dier  werken  onmisbaar; 
voor  ouderen  is  de  inzage  er  van  dikwijls  niet  onnut  lol  scher- 
ping van  hun  geheugen. 


369 


Terwijl  ik  mij  een  groole  legenslander  verklaar  van  alle 
exclusivisme,  ilus  ook  van  dal  in  den  geneeskundigen  stand,  meen 
ik  mei  volle  recliL  mij  Ie  mogen  scharen  onder  hen,  die  echle  colle- 
gialiteit op  zeer  hoogen  prijs  stellen.  Aaneensluiting  is  noodig, 
omdat  wij ,  hij  de  halve  kennis ,  die  het  puhliek  van  de  medi- 
sche weienschap  meent  Ie  hezitlen,  zoo  licht  hloot  staan  aan 
verkeerde  heoordeeling.  Daarom  is  ook  het  gebruik  eener 
niet  algemeen  bekende  taal  voor  het  schrijven  van  recepten 
wenschelijk.  Daarom  toone  de  jongere  arts  eerbied  voor  de 
ondervinding  van  zijn  ouderen  collega,  maar  deze  laatste 
omgekeerd  voor  de  nog  versch  in  het  geheugen  liggende,  welen- 
schappelijke,  zij  het  ook  dikwijls  schoolsche,  kennis  der  jongeren. 
Daarom  scliokke  de  een  noch  de  ander  het  vertrouwen  van 
den  patiënt  in  zijn  eenmaal  gekozen  geneesheer,  door  raadge- 
vingen of  hel  uilen  eener  meening ,  huiten  dien  man  om ; 
zelfs  zij  hij  voorzichtig  in  houding  en  gebaren.  De  medicus, 
wiens  raad  gevraagd  wordt  door  een  lijder,  die  onder  behan- 
deling is  van  een  zijner  collega's,  zij  legen  over  dien  paliënl 
geen  geneesheer.  Bij  de  strenge  toepassing  van  dil  principe 
zal  men  zich  wel  gevoelen,  al  is  het  dikwijls  moeielijk  het 
vol  te  houden;  het  is  de  eenig  mogelijke,  maar  ook  de  eenig 
volkomene  eerlijkheid  tegenover  zijne  amhlgenoolen. 

In  een  consult  kome  men  rond  voor  zijne  meening  uil  tegen- 
over den  ambtgenoot  en  late  aan  den  behandelenden  genees- 
heer over,  hoe  hij  denkt  een  meeningsverschil  in  het  gelijk 
te  brengen  of  aan  den  lijder  of  diens  omgeving  mede  te  deelen. 
Wie  lang  praktiseert  weet,  dat  consulten  slechts  in  weinige 
gevallen  veel  waarde  hebben,  in  de  gewone  praktijk.  Er 
beslaat  in  Indië  onder  het  puhliek  een  groole  neiging  om  con- 
sulten Ie  vragen ,  als  de  aandoening  wat  lang  duurt ;  men  is 
zoo  gewoon  aan  snel  verloopende  zieklcvormen,  dal  bij  chroni- 
sche processen  niet  zelden  de  lange  duur  aan  den  geneesheer 
geweien  wordt,  al  zegt  men  het  niet  altijd  rechtstreeks;  ook 
bij  ernstige  ziektegevallen  wordt  vrij  spoedig  om  een  consult 
gevraagd.    Velen  herinneren  zich,  mei  mij,  den  geneesheer 

24 


370 


te  Batavia,  die  dikwijls  in  zulke  gevallen  werd  geraadpleegd 
en  dan  de  gewoonte  had  Ie  zeggen;  «Nu,  dal  is  een  regle- 
mentair geval;  we  kunnen  wel  over  iets  anders  pralen." 
Hoewel  de  behandelende  arts  nimmer  het  verzoek  om  een 
consult  moei  weigeren  zal  hij  hel  toch  hij  minvermogenden 
zijn  plicht  moeten  achten,  er  op  Ie  wijzen,  zoo  hij  de  geldelijke 
uilgaven  daaraan  verhonden  hepaald  onnoodig  vindt.  Natuur- 
lijk kunnen  consulten  wel  hooge  waarde  hehhen,  als  bijzondere 
ziektegevallen  eene  speciale  studie  Ier  onderkenning  en  behan- 
deling hebben  vereischt. 

In  Indië  is  het  publiek  Ie  klein  om,  behalve  aan  landartsen, 
aan  specialiteiten  op  geneeskundig  gebied  een  voldoende  voeding, 
zonder  iels  meer,  Ie  geven. 

De  gewoonte,  om  een  enkelen  medicus  de  geheele  behandeling 
van  alle  voorkomende  zieklegevallen  in  een  huisgezin  op  Ie 
dragen,  is  daarop  ook  van  invloed.  Er  zijn  geen  dokters, 
chirurgen  en  accoucheurs  in  Indië  zooals  in  Europa;  er  zijn 
geneesheeren ,  die  al  de  takken  der  geneeskunde  Iegelijk  uitoefe- 
nen; dit  is  een  gevolg  van  het  feit,  dat  op  verreweg  de  meeste 
plaatsen ,  waar  medici  gevestigd  zijn ,  er  maar  één  is  en  de 
inwoners  dus  er  aan  gewoon  zijn ,  dat  die  dokler  voor  alles 
optreedt. 

Wil  men  zich  op  eenen  tak  der  wetenschap  meer  speciaal 
toeleggen,  dan  is  daartegen  geen  bezwaar,  zooals  wel  van 
zelve  spreekt,  maar  men  bedenke  wel,  dat  het  materiaal  er 
voor  gewoonlijk  gering  is,  zoo  gering  dal  de  finantiëele 
gevolgen  der  behandeling  onvoldoende  zijn  om  zelf  in  de  minst 
geringe  eischen  van  een  levensonderhoud  Ie  voorzien. 

Het  gevolg  van  al  de  genoemde  of  aangeduide  omslandig- 
lieden  is,  dat  de  geneeskundigen  in  Indië  worden  praktische 
artsen ,  die  meestal  ruime  ondervinding  op  doen  op  het  meest 
nilgeslrekle  gebied  der  geneeskundige  wetenschap. 

Het  geheele  Geneeskundige  Tijdschrift  voor  Nederlandsch- 


371 


indië,  dat  sedert  dertig  jaren  het  licht  ziet,  draagt  den  stempel 
van  den  werkiiring  der  geneeskundigen  in  Indië. 

«Theoretische  studiën  worden  er  zelden  in  aangetroffen," 
zoo  schreef  ik  vroeger.  «Daar  zij  in  den  regel  overstelpt  zijn 
»door  de  vverkzaaralieden  aan  ziekenbehandeling  en  -verpleging 
«verhonden,  of  door  hurean-beziglieden ,  moeten  de  dokters 
»in  Indië  zoeken  naar  een  oogenblik  om  hunne  waarnemingen 
«voor  publicatie  geschikt  te  maken  

«Dikwijls  zijn  de  mededeelingen  dan  ook  volstrekt  niets 
«anders  dan  ziektegeschiedenissen,  visa  reperta,  korte  berichten 
«enz.,  die  evenwel  hare  praktische  waarde  bezitten  ~cn  in 
»vele  gevallen  meer  waarde  hebben  dan  uitgebreide  theoretische 
«beschouwingen,  —  ten  minste  voor  hen,  die  nog  niet  gewoon 
«zijn  aan  de  praktijk  in  de  heete  gewesten,  en  die  daarin  een 
«schat  van  waarnemingen  vinden,  welke  als  wegwijzers  voor 
«hunne  handelingen  kunnen  strekken." 

Verder  maken  de  herhaalde  overplaatsingen  der  officieren 
van  gezondheid  aan  die  geneesheeren  het  doen ,  maar  nog 
meer  het  voortzetten,  van  welenscbappelijke  onderzoekingen 
zeer  moeielijk.  Meerm;ilen  zijn  enkelen  met  uitgebreide  studiën 
begonnen,  maar  moesten  die  staken,  daar  hun  woonplaats  veran- 
derde; rechlslreeksche  of  zijdelingsche  verzoeken  om,  in  het 
belang  van  zulk  eene  studie,  ter  plaatse,  waar  zij  waren  te 
mogen  blijven,  stuitten  in  den  regel  af  op  «het  belang  van  den 
dienst",  een  argument,  waarvan  de  helderheid  voor  sommigen 
wel  eens  wat  te  wenschen  overlaat.  Ook  de  zuivere  weienschap 
heeft  hare  belangen,  die,  schijnt  het,  niet  uit  het  oog  mogen 
worden  verloren. 

Dit  brengt  mij  van  zelve  tot  de  hepreking  der  wetenschap- 
pelijke omgeving  van  den  Indischen  geneesheer.  Hij  moet, 
op  kleinere  pbiatsen,  gewoonlijk  zich  zeiven  voorzien  van  de 
noodige  litteratuur,  door  tijdschriften.  Op  de  groolere  plaatsen 
bestaan  geneeskundige  leesgezelschappen.    Wal  hij  het  meest 


372 


noodig  heeft  zijn  die  tijdschriften,  die  een  overzicht  geven  van 
de  geheele  medische  wetenschap ;  ik  hehoef  die  niet  te  noemen. 

Verder  hestaat  te  Batavia,  in  het  Groote  Militaire  Hospitaal 
Ie  Weltevreden,  eene  iiitgehreide,  medische  hibliotheek,  waaruit 
door  eiken  geneesheer  in  Indië  boeken  kunnen  worden  geleend 
op  eigen  verantwoordelijkheid  van  den  leener  voor  beschadiging 
of  weg  raken.  Die  bibliotheek  wordt  door  een  tamelijk  ruime 
subsidie  van  het  Gouvernement  aangevuld  en  in  orde  gehouden. 

De  Vereeniging  tol  bevordering  der  geneeskundige  weten- 
schappen in  Neder landsch- Indië,  waarvan  bijna  alle  geneesheeren, 
pharmaceuten  en  veeartsen  lid  zijn,  heeft  een  veel  kleinere 
bibliotheek,  maar  bezit  een  tal  van  tijdschriften,  door  ruiling 
en  aankoop  voor  de  leestafel  verkregen.  Ook  die  bibliniheek 
is  ter  dispositie  door  leening. 

De  Koninklijke  Natuurkundige  Vereeniging  in  Nederlandscli- 
Indië  bezit  in  hare  boekenverzameling  een  schat  van  werken , 
die  voor  den  medicus  van  belang  kunnen  zijn,  vooral  voor 
beschrijvende  natuurkennis. 

Het  Bataviaasch  Genootschap  van  Kunsten  en wetenschappen, 
meer  dan  honderd  jaren  bestaande,  heeft  eene  zeer  groote  en 
prachtige  bibliotheek,  waarin  de  geneesheer  vele  bronnen  voor 
studie  kan  vinden. 

Die  drie  vereenigingen  geven  tijdschriften  uit,  waarvan  het 
Geneeskundige  Tijdschrift  voor'  Nederlandsch-Indië  in  het  bezit 
van  eiken  geneesheer  behoort  te  zijn;  .het  Natuurkundige 
Tijdschrift  een  tal  van  mededeelingen  bevat,  die  voor  hem 
van  helang  kunnen  worden  geacht;  terwijl  het  Tijdschrift  voor 
Taal,  Land-  en  Volkenkunde  op  het  laatstgenoemde  gebied 
vooral  leerzaam  is  ter  betere  kennis  van  de  patiënten,  die  zich 
kunnen  voordoen. 

Reeds  op  pag.  299  en  volg.  heb  ik  op  eenige  voordcelige 
omstandigheden  gewezen  bij  de  behandeling  van  zieken  in 
Indië;  voornamelijk  treedt  de  gemakkelijke  luchtvcrversching,  en 
de  oorzaak  daarvan,  op  den  voorgrond. 


573 


Die  oorzaak  is  de  uitgebreidheid  der  bewoonde  plaatsen  en 
der  huizen  in  de  lengte  en  breedte,  maar  niet  in  de  hoogte. 

Verder  is  bij  de  behandeh'ng  der  zieke  Europeanen  een  voor- 
deel, dot  werkelijke  armoede  hoogst  zeldzaam  is  en  de  noodza- 
kelijkste uitgaven  ten  minste  tijdelijk  kunnen  worden  bestreden  ; 
het  geraak,  waarmede  crediet  wordt  verleend,  is  daarbij  van 
belang.  Voor  ongehuwde  mannen  is  het  raadzaam  zich  bij 
eenigszins  belangrijke  ziekteprocessen ,  die  verpleging  door  de 
omgeving  vereischen,  in  een  hospitaal  te  doen  opnemen.  Zieken- 
verplegers of  verpleegsters  zijn  zeer  moeielijk  te  verkrijgen. 

Inlanders  kunnen  in  de  stadsverhanden  op  de  hoofdplaatsen 
of  in  de  hospitalen  op  kleinere  plaatsen  worden  opgenomen. 

De  particuliere  praktijk  levert  weinig  gelegenheid  tot  het 
doen  van  belangrijke  operatiën ,  omdat  de  gevallen,  waarin  die 
noodig  zijn,  zeldzaam  voorkomen  en  als  zij  er  zijn,  de  ver- 
pleging in  hospitalen  gewoon  is. 

De  algemeene  gang  van  ziekenbebandeling  bespreek  ik  in 
de  inleiding  van  het  tweede  deel. 

Een  enkel  woord  over  eene,  mijns  inziens,  hoogst  belangrijke 
zaak  moge  hier  nog  eene  plaats  vinden.  Reeds  werd  aangestipt, 
dat  besmettelijke  zieken  op  groeten  afstand  van  gezonden  kun- 
nen worden  verpleegd;  maar  wordt  door  de  geneesheeren  wel 
genoeg  in  het  oog  gehouden,  dat  zij  zich  zeiven  mogen  vrij- 
waren, voor  zooveel  dat  hun  plicht  niet  in  den  weg  staat, 
voor  besmetting? 

Prof.  Marey  heeft  dit  onderwerp,  o.  a.  in  de  Juli-aflevering 
van  de  Revue  Brittannique  van  1880,  besproken  en  komt  tot  de 
conclusie,  dat  de  geneesheeren  nimmer  hulp  mogen  weigeren, 
maar  wel  alle  maatregelen  mogen  nemen  om  niet  besmet  te 
worden.  Dit  is  bijv.  toegepast  door  de  medici,  die  de  pest  in 
Rusland  bestudeerden.  Hij  meent,  dat  de  geneesheer  bijv.  niet 
geroepen  is  hij  tracheotomie,  wegens  croup  of  diphtherie,  de  mem- 
branen des  noods  weg  Ic  zuigen,  waardoor  velen  reeds  gestorven 
zijn;  dat  is  de  zelfopolTering  te  ver  gedreven,  omdat  de  medicus 
niet  zelden  sterft  tot  behoud  van  een  individu,  dat  hem  niet 


574 


vervangen  kan.  Het  kan  goed  zijn  daarop  de  aandaclil  Ie 
vestigen. 

Er  beslaat  te  Batavia  eene  school  ter  opleiding  van  dokter's 
djnwa,  die  sedert  een  dertigtal  jaren  min  of  meer  geoefende  in- 
landers tol  geneesheeren  tracht  Ie  vormen.  Ik  heb  aan  die 
school  gedurende  zeven  jaren  onderwijs  gegeven,  toen  daartoe 
nog  gebezigd  werd  de  Malcische  (aal  of  liever  de  convenlioneele 
laai,  die  Maleisch  genoemd  wordt.  Die  taal  was  daar  noodig 
om  ten  minste  eenigszins  begrepen  te  worden  door  de  inlan- 
ders, afkomstig  uit  alle  deelen  van  den  Archipel.  De  resultaten, 
waren  niet  schitterend,  al  werden  er  enkele,  praktisch  bruik- 
bare menschen  gevormd.  Thans  leeren  de  leerlingen  aan  die 
school  eerst  Nederlandscb  en  gaan  daarna  eerst  over  tot  stu- 
diën ,  betrekking  hebbende  op  geneeskunde.  De  resultaten 
daarvan  zijn  nog  niet  voldoende  te  constateeren ;  de  nieuwe 
inrichting  is  nog  te  kort  daarvoor  in  werking. 

Vroeger  werden  ook  inlandsche  vrouwen  tol  vroedvrouwen 
opgeleid  in  een  daarvoor  bestemd  gesticht;  zij  werden  zeer  goed 
voor  de  praktijk,  maar  die  inrichting  is  opgeheven,  omdat  de 
daar  opgedane  beschaving  de  leerlingen  nog  meer  geschikt  bleek  te 
maken  voor  concubines  bij  Europeanen  ,  dan  voor  vroedvrouwen. 

Ten  slotte  een  en  ander  over  wat  men  eene  uitrusting  voor 
Indië  noemt.  In  den  regel  wordt  te  veel  medegenomen  uit 
Nederland  en  daarbij  ook  veel  wal  ondoelmatig  is. 

Een  goed  cilinderhorologe  met  een  secondcnwijzer  is  drin- 
gend noodig;  ankerhorologes  bederven  spoedig  en  blijken,  op 
den  duur,  onbruikbaar. 

Van  de  instrumenten  neme  men  alleen  de  hoogstnoodzakelijke 
mede. 

Het  onderhoud  daarvan  kost  buitengewoon  veel  tijd  en  moei- 
te; hoe  minder  staal  er  aan  voorkomt,  des  Ie  heler;  scharen, 
korentangen,  pincetten,  enz.  bebooren  zooveel  mogelijk  van 


378 


zilver  of  liever  van  Berlijnsch  zilver,  dat  steviger  is,  Ie  zijn 
ook  vernikkelde  instrumenten  zijn  goed. 

De  donzen,  étni's  enz.  ter  bewaiing  van  instrumenten,  moeien 
van  goed  droog  hout  zijn,  zonder  Itekleeding  niet  fluweel  en 
met  koperen  scliainieren,  sloten  eu  stelliukjes  om  messen  en 
dergeliji(en  op  te  plaatsen.  Aili;  slaiil  moei  met  eon  neulraal  vet 
worden  ingewreven,  daartoe  k.m  iii  Indië  de  minjak  lawang , 
ook  ka IV mg ,  tingkowaiig ,  tnngkawnng,  gebruikt  worden  ;  dit  vel 
is  afkomstig  van  Hopea-soorten. 

Men  kan  bij  verschillende  apothekers  bijna  alle  noodige  in- 
strnmenten  krijgen,  wat  een  groot  voordeel  is,  omdat  de  ver- 
pakking en  verzending  naar  Indië  oefening  en  kennis  daarvan 
vereischt  bij  den  afzender.  Wie  in  de  gelegenheid  is  in  Europa 
het  slijpen  van  fijnere  instrumenten  te  leeren,  zal  wel  doen 
daarvan  gebruik  te  maken.  Hel  is  zeer  moeielijk,  dal  goed 
gedaan  te  krijgen. 

Ook  boeken  vereischen  zeer  veel  zorg  door  de  vochtigheid  , 
de  insekten  en  de  muizen,  die  hen  beschadigen. 

Ik  noemde  vroeger  een  paar  middelen  tegen  inseklen  op  pag. 
43,  öO  en  158.  Veel  luchten  is  een  der  bes(e  middelen ;  hoe- 
kenkasten moeten  van  djali-honl  (leak-hout,  van  Tectona  grandis) 
vervaardigd  worden;  evenzoo  de  zeer  praktische  boekenkisten, 
die  ik  door  officieren  van  gezondheid  zag  gebruiken.  Deze  kisten 
waren  als  boekenkasten  ingericht  en  door  een  schuifdeksel, 
dat  mei  een  slot  voorzien  was,  gesloten;  dergelijke  kisten  op  en 
naast  elkaar  geplaatst  vormen  een  doelmatige  boekenkast. 

Wie  zelf  een  apotheek  moet  houden  doet  verstandig  die  in 
Indiö  in  te  richten  en  volledig  te  houden;  er  zijn  in  Nederland 
of  liever  in  Europa  maar  enkele  apothekers,  die  voldoende  op 
de  hoogte  zijn  van  de  verpakking  voor  Indië  en  dal  zijn  de 
leveranciers  •  der  groole  apotheken  in  Jndië.  Men  staat  soms 
verbaasd,  als  men  ziet  hoe  medicijnen  er  uit  zien,  die  in 
aankomen  en  door  niet  voldoend  deskundigen  zijn  verpakt. 

Titels  en  diplomata  zijn  goed ;  ieder  geneesheer  in  Jndië  is 
van  zelf  dokier,  zoöals  over  bijna  de  geheele  wereld;  de  dr. 


376 


wordt  door  het  publiek  en  soms  door  den  medicus  zelf  voor 
zijn  naam  geplaatst,  al  bestaat  het  recht  daartoe  niet  altijd. 
Niet  iedereen  schijnt  te  begrijpen,  dat  het  Nederlandsche  «arts", 
sedert  de  nieuwe  wet  op  de  uitoefening  der  geneeskunde,  een 
andere  beteekenis  lieefl  dan  het  Duitsche  »Arzt."  De  vertaling 
van  het  laatsgenoemde  woord  door  hel  eerste  zou  men  onwettig 
kunnen  noemen.  De  wetgeving  is  op  dat  punt  voor  Indië  zeev 
onvoldoende;  men  heeft  wetten,  maar  past,  als 't  zoo  uitkomt» 
ook  Nederlandsche  wellen  onder 's  hands  toe;  er  ontbreekt  een 
behoorlijke  regeling,  waarvan  de  bespreking  ons  te  ver  zoude 
voeren. 


ALPHABETISCH  RE&ISTER. 


NB. 


De  plaalsnamen  en  de  woorden  uit  polynesische  luien 
cursief  gedrultt. 


Aandoeningen,  chirurgische,  63,  78, 91, 
373. 

 ,  rheiunalisclie,  17 ,  51 , 

81,  91,  119,  275. 
Aanslibbing.  7,  202. 
Aarde,  eetbare,  198. 
Aardappel,  173,  220. 
Aardbei,  189. 
Aardbeving,  24,  28. 
Aardhond,  160. 
Aardvruchten,  174. 
Ahoenaboen,  191. 
Abonnement,  Gouvernoincnl,  343. 

 .  particulieren.  349. 

Abortiva,  S9,  179. 
Abortus,  99,  295. 
Abrus  praccalorius,  230. 
Acanllmrus  pentazona,  157. 
Accomodalie-vermogen,  22. 
Achilles-pees,  277. 
Aciduin  citricum,  194. 

  malicum,  194. 

  lartaricum,  194. 

Actinoplirys,  205. 
Adas,  212. 


Adas  tjina,  198. 

Ademhaling,  267. 

Aderspal,  81. 

Adoes  nipas,  73. 

Advies,  geneeskundig,  36.  360. 

Advokaat,  180. 

Aetherea,  90. 

Afdak,  44. 

Afdrijving  der  vrucht,  99. 
Affection,  bilious,  90. 
Afgod.  52. 

Afschaving  der  huid,  46. 
Agaricus,  190. 

  alulaceus,  190. 

  sajor-kajoe,  190. 

Agas,  278. 

Agcratum  conyzoides,  210.  ^ 
Aggar-aggar,  209. 
Aglaonemd  simplex,  233.  — 
Aix  les  Bains,  129. 
Ajam,  148. 

 ajaman,  151, 

  alas,  150. 

 goreng  asain,  194. 

— - —  kebiri,  150. 
  octan,  150. 


Ajar-baiigies.  13. 
Ajar  baloe,  205. 
Ajoen-ajoenan,  254. 


378 


Akar  ijampakha,  62,  133. 

 wangie,  133. 

Akklimatisalie,  120.  255. 
Akte  van  toelating,  333. 
Alcoholica,  212. 
Ale,  pale,  213. 
Aleurites  Iriloba,  191. 
Alfoeren,  59,  77. 
Alikruik.  159. 
Allium,  178. 

 cepa,  178. 

  salivum,  178. 

Aloë  barbadensis,  209. 
A/or -groep,  321. 

-Alpinia  galdftga,  146,  195,  281. 
Amandel,  178. 
Amaranthus  oleraceus,  178. 
Ambet,  113,  115. 
Amhoina,  162,  278,  322. 
Ambrosia,  340. 
Ambtenaren,  mindere,  344. 
Américaine,  355. 
Amerika,  158,  161,  279. 
Amfion,  242. 
Ammonia,  279. 
Amoeba,  205. 
Amomum  cardamomum,  194,  211,  236. 
Amphileplus,  205. 
Amjioh,  198. 

 ,  goeie,  199. 

 ,  roode,  199. 

■   ,  wilte.  199. 

 ,  zwarie,  199. 

Ampok  ampok.  105. 
Amylacea,  138. 

Anaemie,  91,  140.  213,  294,  309. 
Anacardium  occidentale,  180. 
Ananas,  179,  190. 

 ,  Builenzorgsche,  179. 

 ,  West-Indische,  179. 

Ananassa  saliva,  179. 


Anas.  150. 

 arcuata,  150. 

 raoschata,  150. 

  radjah,  150 

Anchovis,  145.  155,  158. 

Andesiet,  7. 

Andiwalie,  237. 

Andjing-lana,  160. 

Andropogon  muricalus,  133  .-— — " 

Aneurysma,  311. 

Anghoea,  198. 

Angkat  proet,  73. 

Anguilla  Elphinstonëi,  154. 

Anisodrilus  carnosus,  195.  212. 

Ankerhorologe,  374. 

Anona,  181. 

  muricata,  181. 

  reliculata,  181. 

  squamosa,  181. 

Anser  cinereus.  150. 
Antidesma  bunius  185.  ■ 

 heterophyllum,  135. 

Apenhaar,  233. 

Aphrodisiacum,  161,  181. 

Aphlhae  Iropicae,  175,  215. 

Apjoen,  237. 

Apotheek,  351,  375. 

Appel,  189. 

Appelmoes,  181. 

Aqiia  graUssima,  129. 

Arabieren,  59,  103,  135,  208,  233. 

 ,  kleeding  der,  106. 

Arachis  hypogaea .  133,  174.  — 
Arak,  123,  212,  228. 
Arang,  204. 
ArccUa  aculeala.  205. 

  vulgaris,  205. 

Archief.  Natuur-  en  Geneesk,  128, 285. 
Archipel,  Maleische.  7. 

 ,  Oost-lmUsche ,  6.  15,  278. 

Areca  kateclm,  135,  235.  ^ 


579 


Areca  glandiformis,  236. 

Aren,  172.  177,  188,  214,  232. 

^ren-slroop  172. 

Arenga  saccharifera,  214. 

Armeniërs,  92,  212,  281. 

Armoede,  299,375. 

Arnica,  90. 

Aromatica,  238,  240. 

kroy  astraxvoeloe,  209. 

 bakattak,  234. 

 garoet  penljanq,  216. 

 kehkep,  234. 

 tawoeloe,  209. 

Arrowroot,  172. 
Arsenik,  241. 

Artobolrys  intermedia,  133. 
Artocarpus,  185. 

  elaslica,  185. 

  incisa,  185. 

  integrifolia,  185. 

  laevi.s,  185. 

  polyphema;  185. 

Arts,  376. 
Arzt,  376. 
Asem,  72,  194. 

  zeylon,  195. 

Asch,  72,  174. 

Assistentie  bij  operatiën,  348. 
Aslhma.  81.  312. 
Atap,  35,  54. 
Atavisme,  97. 

Atelier,  pholograpliisch,  29. 
Atilla,  113. 
Atjar,  177,  196. 

  bamboe,  178,  196. 

Atjeh,  363. 
Atjineezen,  59. 
Aubergine,  178. 

Australië,  6,  145,  175, 189,  349,  361. 
.-  Averrhoa  carambola,  136,  181. 
Avondeten,  222. 


kwar-awar,  237.  — — 
Azië,  6. 

 ,  centraal,  8. 

Azijn,  65,  72, 123, 138, 196, 216, 281. 

B, 

Haadje,  74,  104. 
Baard  der  oesters,  158. 
Baardiiaar,  68. 
Baarmoeder,  74,  100. 
Baars,  156. 
BabadoUan,  210. 
Babi,  143. 

  oetan,  144. 

Baboe,  67,  82,  89. 
Bad,  116,  330. 

—  na  bevalling,  73. 

— ,  duur  van  het,  120,  126. 

—  établissement,  130. 

— ,  gevaren  bij  het,  119,  122. 
— ,  gezamenlijk,  126. 

—  kamer,  31,  49. 

—  voor  kinderen,  125. 

—  kuur,  131. 

— ,  lauw  warm,  126. 

—  bij  menstruatie,  123. 

— ,  niet  verdragen  van  het,  120,  122. 

—  plaats.  131. 

—  voor  pasgeborenen,  125. 
— ,  regen-,  119. 

— ,  rivier-,  132. 

— ,  schep-,  117,  119,  125. 

— ,  stort-,  119. 

— ,  tijd  van  het,  121,  124. 

— ,  vol-,  117,  119.  126. 

—  water.  50,  117. 
_,ijs-.  119. 

— ,  zee-,  127. 
— ,  zit-,  125. 


380 


Bad,  zwem-,  126. 
Badeg.  214. 

Baden,  aanlal  pei'  dag,  121,  r2(). 

Badjoe,  74,  104. 

Bagelen,  329. 

Bah-mi,  144. 

Bahoe,  171. 

Bajem,  178. 

Bakkerij,  173. 

Bako,  232. 

Bal,  62. 

BaU-halé,  53,  61,  253. 
Bnlimbing  manis,  181. 
firtmfcoe,  44,  52,  78, 119,  178,  106. 
Bambu.sa,  178. 

Band  vau  paardenhaar,  240. 

Banda,  25.  162,  322. 

Bandjermasin,  13. 

Bandjir,  203. 

Bandoeng,  302,  313,  363. 

Bangmï,  162. 

Banjoemaas,  241,  313. 

Banjoewangie,  13. 

Bank,  52.  88. 

fifl»/trt,  187. 

Bflnrc/c,  210. 

Banlal  goeloeng,  48. 

fiawtom,  129,  175,  199. 

Banteng,  142. 

Bapasoengan,  173. 

Barbus  lambra,  155. 

Barometerwaarneniinpen,  9. 

Barringtonia,  135. 

Barslen  in  de  muren,  28 

Bassin,  126. 

Balalas  edulis,  175. 

mavia,  8.  11,  14,  33,  48,  50.  62,  104, 
117,  200,302,312,326.343 
348,  350,  363.  367. 

 ,  bevolkinjr  van,  292. 

Batik,  107. 


Baljm,  160,  162. 
Batoe,  130. 

  pijii^an,  66. 

  farinqan,  204. 

  loelis,  363. 

Ballaks.  59.  77,  144. 
Baivang,  178. 
Bazalt,  7. 
Béarn,  75. 
Bèbèk.  150. 
Bed,  48,  53. 

Bèdak,  72.  85,  101,  125,  134,  281. 
Bedelaarsgesticbl,  344. 
Rederven  van  spijzen,  138. 
Bedienden,  60. 

Uediendenkamers,  45.  49.  61. 
Bedgordijn,  48,  52. 
Bedoeddan,  237. 
Bedrijf,  54. 

Beenbreuk,  46.  48.  57.  03,  91. 
Beenen,  gekruiste,  253. 
Begraafplaats,  57. 
Bei^rafenis,  82,  85. 
Begraven,  82,  85,  92. 
Behandeling  van  inlanders,  61. 
Beiiangsel,  44. 
Belioefligeii,  344. 
Beias,  162. 

  bodai,  164. 

 hurrum.  164. 

 hiedung,  164. 

Bcka^si,  279. 
lieko,  198. 
Bekli,  130. 
Belibi,  150. 
Bdimbing  best,  136. 

 ■■  mavis.  181. 

llcngkocn,  73. 
Bcnkoelcn,  13. 
Benzüë,  62. 
 ,  roode,  62. 


581 


Bêras,  163. 

Bereidiiif»  van  geneesmiddelen,  65. 
Bergkristal,  86. 

—  streek,  119,  327. 

—  vlakte,  7. 

Beri-beri.  81,  141,  153.  166. 
Beroep,  101. 
Berooking.  62. 
Berlliolletia  excelsa,  184. 
Beruiken,  76. 
Beschuit,  174. 

 ,  Engelsclie,  174. 

Besmetting,  300,  373. 
Besnuffelen,  76. 
Besnijdenis,  79,  105. 
Betel.  234. 

  bladeren,  72,  234. 

  noot,  135,  235. 

Beving.  282. 

Bevloering,  39.  43,  46,  49. 
Beweging,  243. 
Bewoners,  59. 

 ,  getalsterkte  der,  59. 

Bezem.  48,  51. 
Bibliotheek,  372. 
Pidara,  181. 

  tjina,  312. 

Vidata,  173. 
Bidet,  125. 
Biefstuk,  142. 
Bienbieng,  236. 
Bier,  213. 

— ,  Engelsch,  213. 

— ,  inlandsch,  213,  217. 

Byawak,  153. 

Biliton,  13. 

Billarlen,  247. 

Bilnaad,  scheuring  der,  71. 

—  tong,  146. 
Binnenkamer,  42. 
Biri-biri,  143. 


Biskwiet,  174. 

Bismuth,  135. 

Hilartaras  kalicus,  194. 

Bladeren.  132. 

Blah,  78. 

Bleekheid,  80,  280. 

Blikken  met  spijzen,  144,  151. 

Blimbing  besi,  136. 

  manis,  181. 

Blindheid,  165. 
Bloed,  268. 
Bloeding,  72. 

Bloedsarmoede,  91,  140,  213,  294. 

Bloedsomloop,  269. 

Bloedsverdeeling,  296. 

Bloemen,  123,  132. 

Bloesem,  179. 

Boaja,  73,  241. 

Bodem,  33. 

Boeboer  brkatoel,  166. 

  nasi,  166,  229. 

  santen,  176. 

Boeken,  375. 
Boekenkast,  375. 

 kist,  375. 

Boegineezen,  59. 
Boekti,  130. 

Boemboe-boembne,  196,  198. 
Boengkil,  174. 
Boeni,  185. 
Boeroe.  75. 
Boeroeng  dara,  151, 

 merak,  151. 

Poewa,  178. 

  aUip,  177. 

  nona.  181.  230,  241. 

Bohcmcn  129. 
Bojolali,  313. 
Bokking,  157. 
Bombay-ducks,  158. 
Bondjol,  130. 


382 


Bondot,  195. 
Bonlhain,  14. 

Boodschappen,  mondeliiifie.  352. 

Roomen.  50. 

Roon.  J66,  297. 

Boorzuur.  129. 

Rorassus  flabelliforinis,  215. 

Borelu  134. 

Borneo,  7,  13,  59,  199. 
Rorst,  297. 

  doek,  104. 

Bos  Imbalus.  142. 

Bos  sondaïcus.  142. 

Boschkip.  150. 

Bo<=schen.  kappen  van,  327. 

Bot.  155. 

Boler,  147. 

Bouea  gandaria,  196. 

Bouillon,  142,  144.  150,  195. 

Bouillon-extract,  145. 

Bouw,  171. 

Brambang,  178. 

Brandewijn,  123,  223 

Brandy,  90. 

Bras.  162. 

 Ham.  164. 

  kèlan,  164. 

  meirak,  164. 

  podi,  164. 

  poelih,  164. 

Brazilië,  229. 
Brazilie-noot,  184. 
Bretels,  107. 

Briedelia  tomentosa.  216. 
Bril,  22,  86. 
— ,  Chineosche,  86 
— ,  London-srnoke;  22. 
 ,  rook,  22. 

Brilsch-Indië,  47,  51.  108, 143, 158, 

168,  328. 
Broek,  74,  104,  106.  113. 


Brom,  214. 

Bronchitis,  24. 

Bronnen ,  alcalische,  130. 

 ,  iodium,  130. 

 ,  koude,  128,  130. 

 ,  niurialische.  130. 

 ,  warme,  128,  131. 

 ,  ijzerhoudende,  130. 

 ,  zwavel,  130. 

Brood,  173,  185. 
Brown,  stoul,  213. 
Brucine,  242. 
Bruidsküsluuni.  134. 
Bullel,  78,  142,  170. 
llullelmest,  55. 
Buffo  melanostictus,  152. 
Bult.  141. 
Buideldier,  144. 
Buikband,  113. 
Buitenposten,  137,  348. 
Buitenzorq,  15, 35, 130, 164, 175, 312, 
363. 

Bultzak,  48,  53. 

Bunivialoh,  158. 

Bussen  met  spijzen,  145,  151. 

Buskruid,  100. 

Bijen,  159. 

Bijgebouwen,  45,  49, 
Bijgeloof,  62,  65,  142,  149,  354. 
Bijspijzen.  60. 
Byssus,  158. 

C. 

Cacao,  189,  208. 
Caesio ,  156. 

  erythrogaster,  156. 

  pinjaloe,  156 

  xanlhonolus,  156. 

Cajanus  Indicus.  174.  


583 


Calamus  aromaticus,  210. 

  (lulcis,  210. 

  ornalus,  210. 

Canarium  commune,  62,  178. 
Canthariden  242. 
Canlliaridine,  242. 
Canton-Chineezen,  86. 
Capsicum,  190. 

  annuum,  190. 

  bicolor,  191. 

Capsicum  fastjgialum,  191. 

  frutescens,  191. 

Caranx  Fosteri,  157. 
Carassius  auralus,  155. 
Carcharias  Javanicus,  154. 
Cardium  edulis,  159. 
Caretta  imbricata,  152. 
Carica  papaja,  180. 
Caries,  80. 
Carnouba-palm,  229. 
Carthamus  tinctorius,  212. 
Carum  carvi,  195. 
Caryophillus  aromaliciis,  194,  211. 
Cassave,  175. 
Castorolie,  65, 
Cataract,  340. 
Cataracta  senilis,  86. 
Cavila's,  272. 

Cclehes,  7,  129,  173,  313. 
Cent,  251. 
Cepbalopoden,  158. 
Ceiliflcaat,  311,  3.56,  366. 

  na  afloop  van  verlof,  359. 

 ,  betaling  voor,  356. 

  voor  de  schutterij,  367. 

 ,  eed  voor,  357. 

 ,  model  van,  358.  361,  366. 

  voor  vaccine,  366. 

  verlof  naar  de  bergen,  357. 

  verlof  naar  Europa,  357. 

Cervus,  143. 


Cervus  dama,  143. 

  cquinus,  143. 

  mariannus,  143. 

—         muntjac,  143. 

  russa,  143. 

Chambrecloak,  109. 
Chambrée,  34. 
Champagne,  90. 
Champignon,  144,  190. 
Chanos  oiientalis,  155.  '-"^ 
Chavica,  234. 

  betle,  234.  " 

  densa,  210. 

  ofQcinarum,  210. - 

  siriboa,  234,    — " 

Clierodendrum  inanie,  234.  — 
China,  86,  144,  155,  190. 
Chinaasappel,  186. 

Chineezen,  59,  63.  82,  140,  208,  233, 
266,  281,  308,  324,  339, 
349. 

 ,  Canton-,  86. 

 ,  Ilokkian-,  86. 

 ,  Ké-,  86,  144. 

 ,  kleeding  der,  106. 

 ,  praktijk  bij,  82,  84. 

Chinezoide-Europeanen,  265. 
Chinezoide-Europeoidei,  265. 
Chinine,  65, 
Chirurgie,  373. 
Chloasma  enderaicum,  281. 
Chloral-hydraat,  271. 
Chloranlus  ollicinalis,  210. 
Cholera,  178,  300. 
Chloor-nalrium,  130. 
Chorimenus,  157. 
Christen,  inlandsche.  102,  264. 
Chrysopliys  Berda,  156. 
Chlonoblaslus  elongalus.  205.  — 
Cibotium  djambianum,  78. 
Cicade,  160. 


384 


Cicca  nodiflora,  185. 
Cilinder-horologe,  374. 
Cinnan^mum,  134,  195,  211,  216. 

 aromaticuin,  195,  210. 

 cassia,  196, 

 culilawan,  195. 

 iners,  210. 

 nilidum,  210. 

 sintok,  195. 

 Zeylanicum,  210. 

Circulatie-stoornis,  311. 
Circumcisie,  283. 
Cisludo  Diardii,  152. 
Gissampelos  hirsuta,  209. 

  Pareira.  209. 

Citroen,  65. 
Citroensap,  124. 
CilruUus  edulis,  178. 
Cilrus,  186. 

  aurantiuin,  186. 

  decumana,  186. 

  grandis,  186,  196,  210. 

  limonellus,  72,  124, 186,  196. 

  macracanllia,  186. 

  nobilis,  186. 

  papeda,  211. 

Civet,  132. 

Clarias  punctatus,  155. 
Cliënt,  368. 
Clitoris,  79. 
Clupea  macrura,  154. 
Clupeidae,  154. 
Cocos  nucifera,  175. 
Coitus,  69,  76,  240. 
Colcus  tuberosus,  175. 
Colocasia  antiquorum,  175. 
Compositae,  198. 
Conceptie  295. 
Concubinaat,  82. 
Coiioubine,  09,  374. 
Congcstio  rclinae,  23. 


Conjunctivitus,  23,  49,  283. 

  neonatorum,  81, 

  phlyctenulosa,  23, 

  vesiculosa,  23. 

Conserf,  189. 
Constipatie,  272. 
Constitutie,  305. 
Constructie-winkel,  326. 
Consult,  84;  348.  369. 
Coriandrum  sativum,  194. 
Cornea-vlekken,  81.  • 
Corypha  cerifera,  229. 

  gebanga,  172,  210. 

  umbraculifera.  211. 

Cosmetica,  132,  136. 
Coupé,  353. 
Couvade,  faire  la,  75. 
Couvre-nuque,  114. 
Crétins,  81. 

CrocodiUus  biporcalus,  73,  241. 
Crolon  Tigliura,  100. 
Croup,  299. 
Cuba,  8. 
Cucumis,  178. 

  melo,  178. 

  sativus,  178. 

Culex,  278. 

  Amboinensis,  278. 

  aureoslrialus,  278. 

  cingulalus,  278. 

  luridu,s,  278. 

  Nero,  278. 

  setulosus,  278. " 

  subulifer,  278. 

  variegalus,  278. 

Curcuma,  65,  72,  79,  134,  195. 

  longa,  134,  195. 

  viridiflora,  195. 

 Zerunibct,  72. 

Cycas  oircinalis,  172. 
  revolttta,  172. 


Ó83 


Cycas  sago,  172. 
Cymbella,  205. 
Cymbrium,  157. 
(lynomelra  caulillora,  181. 
Cypris.  205. 

Cypselus  esculenla,  152. 

D. 

Dadap,  147. 
Dadel,  189. 
Daging,  143. 
Dajak,  59,  77,  199,  240. 
Dagverblijf,  35,  38. 
Dak,  46. 
Dakoverstek,  33. 
Daliina,  135,  181. 
Dampspaniiing,  11. 
Danseres,  98,  344, 
Darjceli7ig  station,  328. 
Darmaandoeningen,  24,  43,  90,  120, 
201,  206,  215,  272,  298,  310. 

Das,  107. 

Dalura  fastuosa,  89,  217. 

 slrammoniuin,  89. 

Dauwworm,  299. 
Dawon  inggoe.  72. 

  saga,  230. 

  tjienljau,  209. 

Üecoclum  corlicis  Pernviani  nibri,  282. 
Dëdak,  166. 

  aloes,  166. 

Deken,  60. 
Delftshaven,  322. 
Delicalesson,  145. 
Dëlima,  135,  181. 
Dëndang,  241. 
Uengdeng,  146. 
Depólmiddelcn.  91. 
Deringoc.  210. 

I 


Deur,  39,  52,  55. 
Dexlrine,  165. 
Diacope,  156. 

  metallicus,  156. 

Dialium  Indum,  181. 

Dianella  monlana,  62,  133. 

Diaphorese,  85. 

Diëet.  65,  222. 

ötëng'-gebergle.  313. 

Dienst  der  civiele  gen ee?lieeren,  344. 

  stadsgeneesheeren,  344. 

Dieren,  ongewervelde,  158. 
Dillem,  133. 
Dioscorea,  174. 

 triphylla,  174. 

Diphlerilis,  300. 
Diploma,  375. 
Dipteren,  278. 
Ujaqong,  173,  208,  232. 
Djahé,  196,  211. 
Djajang-sekar's,  344. 
Vjambeh,  234. 
Djamboe,  179. 

  ajar,  180. 

  ajar  maivar,  180. 

  bidji,  180,  339. 

  bol,  180. 

  dipa,  129. 

  monjet,  179. 

  Semarnnq,  180. 

  Wolanda,  180. 

Djamoe,  136. 

  koewal,  241. 

Djamoer ,  190. 

_    bankong,  190. 

  kelang.  190. 

  lombong,  190. 

Djati-hoüi,  46,  375. 
/'/afi-vlinder,  160. 
D,endol,  172. 
Djeiiknl,  187, 

25 


586 


Djeroek,  m.  210. 

  asem,  186,  196,  210. 

  bali,  186. 

  berdoeri,  186. 

.   besaar,  186. 

.   djepoen,  186. 

.   kèprok,  186. 

,   ketjil,  186. 

.   manis,  186. 

.   matjan,  186. 

.   poeroet,  125,  209,  211. 

 tipis,  72,  124,  186,  196. 

Djinten,  195,  212. 
üjoegi,  240. 
Djoekoet  baauw,  210. 

  Icklam,  133. 

Djokdjokarla,  313,  363. 
Djongkok,  253. 
Dodo/,  177. 
Doejong,  241. 
/)oeAw,  186.  190. 
Z>oeA-oen,  65,  C9,  73,  80,  92, 

100,  342. 
Doelang,  74. 
Doepa,  62,  65. 
Doerian,  158,  181,  241. 

Doewit,  251. 

Do/cfer  d/flwa,  262,  334,  342,  374. 

Domba,  143. 

Dondang,  165, 

Donder,  11. 

Dood,  50,  54,  57,  85. 

Doodkist,  Chineesche,  57. 

Doofheid,  283. 

Dorp,  56. 

Dos-A-dos,  252. 

Douche,  119. 

Draagdoek,  254. 

Dranken,  136,  200,  272.  330. 

.  ,  Chineesche,  208. 

.  ,  inlandsche,  208,  213. 


Dranken  voor  kinderen,  230. 

  der  Papuas,  218. 

 ,  sterke,  211,  213. 

ürekvisch,  156. 
Urepane  puiiclala,  156. 
üriil,  284. 
Dringau,  210. 

Drinkwater,  50,  170,  175,  200. 
Droefiieid,  97. 
Druif,  189. 
Huif,  151. 

Duüschland,  8,  144. 
Duivel,  84. 

Durio  Zibelliinus,  181. 

Duur  van  iiel  bad,  120,  126. 

Dysoxylum  laxiflorum,  133,  136. 

E. 

Eau  de  Cologne,  123. 
Educalion  de  la  rue,  292. 
É-è,  82. 
Eed,  357,  358. 
Eend,  150. 

 ,  Manilla-,  150. 

Eendenei,  151. 

Eetlust,  63.  225.  272,  311. 

Ei,  60,  151,  191. 

— ,  eenden-,  151. 

— ,  ganzen-,  152. 

— ,  gezouten,  151. 

— ,  kippen-,  151. 

— ,  krokodillen-,  161. 

— ,  parelhoen-,  152. 

-,  schilpad-,  152,  241 

Eikeldruiper,  283. 

Eiwit,  230. 

Eletlaria  cardainoniuin,  236. 
Embrassen,  48. 
Eninienanoga,  179. 


87 


Endemie,  81. 
Energie,  293. 
Engeland,  8. 
Engeischen,  90,  140. 
Engraulis,  155. 

 encrasiciioloiiles,  155. 

 rhinorhyngos,  155. 

 tri,  155. 

Entada  Qionoslachya,  234. 

 pursaeliia,  216. 

Epidemie,  58,  81,  86,  152,  178,  355. 
Epinephelus  crapao,  156. 

  variolosus,  156. 

Epizöotie,  57. 
Erectio  peni.»,  283,  337. 
Erethismus  nervosus,  282. 
Erf,  50. 

Eruptie  op  de  huid,  311. 
Eryliirinae,  147. 
Ktenstafel,  51. 
—  tijd,  219. 
Etiquette,  233. 
Euraziaten,  321. 

Europa,  3,  8,  14 ,  131,  143,  158, 
168,  349. 

 ,  zenden  naar,  131. 

Europeaan,  59,  86,  140,  265. 

Europeanen,  voortplanling  van,  321. 

Eusideroxylon  Zwageri,  46. 

Examens,  344. 

Excessen,  331. 

Exidia  auriculae  Judao,  144. 

  pellicuiae,  144,  190. 

  purpurescens,  144,  190. 

Exocoetus  Javanicus,  155. 
Expeditie,  152,  224. 
Extractum  capsici  annui,  193. 
Extra-stout,  213. 
Ezel,  147. 


F. 

Fabrielien,  326. 
Farine  laclée,  229. 
Feesten,  85. 

 ,  Cliineesche,  85. 

 -,  inlaniUthe,  142. 

Feestmaal,  66,  142,  221,  225. 
Ficus  procera,  62,  133. 

  spptica,  237. 

Filtreeren,  125,  204. 

Flanel,  107.  109. 

Flesschen  ter  reiniging,  125. 

Flores  cassiae,  198. 

Fluor  albus,  43,  91,  100,  115,  179, 

283,  294. 
Fondants,  188. 

Fontanel,  pap  op  ile  groote,  72,  74. 
Food,  Hards'  larinaceous,  229. 
Fort  de  Koek,  13,  313,  363. 
Frankrijk,  8. 
Fransclien,  90,  140. 
Friesland,  8. 
Fröbelschool,  30. 
Fucus  amylaceus,  209. 
Fundament,  42. 
Furunkels,  187,  280. 

Gaba,  162. 
Gablok,  167. 
Gadoeng,  174. 
Gadogan,  55. 
Gadok,  130,  312. 
Gagraggan,  235. 
Gajam,  181. 
Gajang,  181. 


3£8 


Gujong.  120. 
Galafscheiding,  273. 
Galengnn.  168. 
Galerij.  22,  41,  44. 
Galhc.  216. 
Gallus  bankivu,  150. 
Gambier,  234. 

  kcmhang,  235. 

  toepay,  234. 

Gandaria,  196. 
Gang  fa,  150. 
Gans.  51,  150. 
Ganzenei,  152. 
Garam,  197. 
Garcinea.  185. 

 cambogia,  195,  196. 

—   cornea,  216. 

  niangoslana.  185. 

G ar eng,  160. 

Garnaal,  144,  149,  157.  160. 

 .  dronken,  161. 

Garoel,  313. 
Gaslicht,  49. 
Gebak,  164,  176,  178. 
Gebang,  172,  210. 
Gebeden,  66. 
Gebouwen,  publieke,  28. 
Geboorlen.  aanlal,  326. 
Gebrek,  aangeboren.  81. 
Gec,  148. 
Geir,  143. 
Gelaalslype,  97. 
Gelatine,  44,  209. 
Gelei,  189. 
Gelcnga,  236. 
Gcmbak,  105. 
Gember,  195,  196.' 
Gemblong,  131,  167. 
Geinoedslocslaiul,  296. 
Gc7jrf6'H^-gebergte,  130. 
Gendic,  208. 


Oendjc  237. 
Gendria,  195. 

Geneeskunde,  gerechlclijke,  68,  344, 
355. 

j  Geneesheeren,  247,  281,  291,  341. 

 ,  Chinecsche  84. 

 ,  civiele,  342,  343,  346. 

 ,  bescherming  legen  be- 
smetting, 373. 

 ,  geabonneerd  hij  't  Gou- 
vernement, 343. 

 ■  ,  gouvernenients-,  341. 

 ,  kleeding  der,  108. 

 .  voor  krankzinnigen, 

342. 

 ,  opleiding  der.  2. 

 ,  particuliere,  341,  347. 

— —  ,  positie  der,  351. 

  ,  praktiseerende,  311. 

 ,  stads-,  60,  342,  343. 

 ,  I rommel  voor,  354. 

 ,  verhouding  onderling 

der,  367. 

— — — — ,  uitgaven  der,  348,  350. 

 ,  vervoermiddelen  voor, 

353. 

 ,  wijze  van  hulp  in  roe- 
pen der,  351. 
Geneesmiddelen,  61.  139,  337. 

—  ,  bereiding  van  inland- 

sche,  65. 

 ,  Chineeschc,  84,  341. 

.  —  — ,  toediening  van.  61. 

Genitaliën,  115,  283.  294. 
Gcnoek  tvatoe,  130. 
Genootschap  v.  K.  en  W..  Hataviaasch. 
372. 

Genotmiddelen.  232. 
Gerres-soorlen,  156. 
Gerst,  166. 


389 


Geslacht,  invloed  bij  akklimalisatic, 

269,  294. 
Geslachtsdrift,  69,  75.  240. 
Geslachtsrijpheid,  90,  94,  301. 
Geslichlen,  krankzinnigen-,  37. 

 .  liefdadigheids-,  40. 

Getalsterkte  der  bewoners,  59,  292, 
Gëtah,  190. 

 kanari,  62. 

Geur  van  het  zweet,  116. 

Gevaar  bij  baden,  119,  122. 

Gevangenen,  344. 

Gevangenis,  36. 

Gewas,  tweede,  169,  172. 

Gewrichten,  kraken  der,  98,  250. 

 ,  zwakte  der  banden,  251. 

Gierzwaluw,  152. 
Gids,  Indische,  75. 
Gist,  214,  215. 
Glabella,  47. 
Glas,  gestampt,  100. 
Glazuur,  80. 
Glibberljes,  177,  210. 
Glumaceae,  211. 
Glyc'ne  hispida,  197. 
Gnelum  edule,  178. 

  funiculare,  178. 

  gnemon,  178. 

Goedang,  137. 
Goedhartigheid,  95. 
Goela,  187. 

  aren,  188. 

  djawa,  188. 

  itam,  188. 

Goelali,  188. 
Goenneng  gëdeh,  129. 
Goenoeng  harang ,  129. 
Goenoeng  sindoro  ,  129. 

 ,  sitoli,  13. 

 ,  wajang,  129. 

Gojang,  253. 


'  Golfslag,  127. 
I  Gotnoeloe-\)s]m,  214. 
Goot,  26. 

Gordijn,  46,  48,  52. 
Gorüa,  113,  115. 
Gos.sypium  arhoreum,  48. 

 ,  Indicum,  48. 

Goudvisch ,  155. 
Gouvernementsscholen,  31. 
Gouverneur-Generaal ,   vertrek  naar 
Europa  van  den,  364. 
Graniineae.  195,  211. 
Granaatappel,  181. 
Graviditeil,  70. 
Greemvich,  9. 
Grissee,  204. 

Groei  van  het  haar.,  67.  127,  135. 

  van  de  nagel?.  127. 

Groente,  144. 

 — ,  ingelegde,  189. 

Groot- Br ittnniê  ,  8. 
Groot-MandeHng.  77. 
Grootte  van  Nederlandsch-lndiê,  8. 
Grondwater,  25 

Grond,  werken  in  den,  244,  303. 

 voor  woningen  33,  42,  44. 

Gryllotalpa  vulgaris,  160. 
Guinea-worm,  103. 
Gutta-percha-boom,  216. 
Gymnasium  Willem  III,  32,  344. 
Gymnastie,  240,  247. 
Gymnodonten,  154. 

fl. 

Haai,  154. 

Haaievinnen,  154,  241. 
Haar,  baard-,  68. 

  groei,  67,  127,  135,281,301. 

 ,  hoofd-,  68,  105,  124. 


590 


Haarkleur,  97. 

 ,  oksel-,  68,  301. 

  olie,  134. 

— sclinam-,  68,  301. 

  staart,  281. 

 ,  tepel-,  298. 

  tooi,  106. 

  vlecht,  106. 

  wervel.  68. 

Haas,  143. 
Haa^pcper,  143. 
Hadp,  66,67. 
Haemorrhoideu  193. 
Hakken  aan  sloffen,  107,  111. 
Halicorc  dujonp,  241. 
Hand.loek.  121. 
Handenarhriil,  101  326. 
Handschoen,  107. 
Hanggasang  lumboet,  236. 
Harem,  86. 

Haring.  145,  154,  158. 
Harpodon,  158. 

  nehereus,  ir>8. 

Hars,  190. 
Hartziekte,  311. 
Haschiscii,  237,  240. 
Havanna-cigaren,  232. 
Hazelnoot,  189. 
Heimwee,  316. 
Heksennieel,  125. 
Helmhoed,  107.  111,  114. 
Hemd,  107,  114. 
Hert,  143.  146. 
Hibiscus  elatus,  147. 

  rosa  sincosis,  212. 

flijoe ,  154. 

//iffie/at/rt-Kchergte,  328. 
Himloe.  106.  340. 
Hippoglossus  Criimei,  155. 
Hirundo  esculenta  152. 
Hitle.  282. 


Uoë-kassoer,  210. 
Hoed,  105,  111.  113. 
Hoei  dangdur,  175. 
Hoemorl,  176. 
Hoeroe  burrum,  188. 
 ■  kisereh,  210. 

— —  mcntek,  210. 
Hoest,  174,  186. 
Ilokkian-Chineezen,  86. 
Holoturiën,  161. 
Homburger  water,  130. 
Hond,  55.  144. 

 ,  vliegende.  144. 

 -.  roode,  276. 

Hongerlijden,  139. 
Hong-tjoe,  214. 
Honig  159. 
Honigraat,  159. 
Hong-hi,  154. 
Hong-hi-koet,  154. 
Hoofddeksel,  114. 

  doek.  54.  104,  105. 

 haar  68,  105,  124. 

  kussen,  60. 

Hopea,  187,  375. 

Horologe,  374. 

Hospitaal.  35,  38.  373. 

  bouw.  35. 

_  ,  Chineesch.  344. 

 .  ,  civiel,  37. 

 _,  militair,  38. 

Houding  van  het  lichaam,  91. 

Ilnuga,  233. 

Houtskool,  204. 

Huid,  97,  274,  811. 

—    abces,  280. 

  f.mctie,  17.  274.  281. 

  jeukte,  277. 

  kleur,  275,  280,  302. 

 kuituur,  116.  281. 

  smeer,  117,  283. 


391 


Huid,  suiellen  der  ,  85. 

 werkdadiglieid ,  116. 

lluishoudsler ,  69. 

Hulp  inroepin  van  geneeslieeren,  351. 
Huwelijk,  105. 
Huwbaarheid,  68. 
llypermetropie,  23. 
Hysterie,  63. 

1. 

Ierland,  8. 

Jkan  bandang,  149,  155. 

  bandeng,  155. 

 bawal  itam.  157. 

 bcdah,  157. 

  belanak,  157. 

  boelan-boelan,  154. 

 bot,  156. 

  bronang-bronang,  157. 

 cihor  koening,  156. 

 gaboes,  157. 

 gampret,  150. 

 giqi  djaran,  156. 

 goerami,  157. 

 kakap,  156. 

 meirak,  156. 

 kantjra,  155. 

  kapa^.  156. 

  kapas-kapas,  156. 

  kembong,  157,  195. 

  kèper,  156. 

 kèlang-këlang,  156. 

 kUing,  155. 

 koeroe,  156. 

  kombong,  157. 

■  kootoek,  157. 

 krapal.  156. 

  /crmgr,  153. 

 /ctyee,  157. 


/Aan  /flyor,  156. 

  Ze7é/t,  155. 

  lidah,  155. 

  loendoe,  155. 

 /oeri'e,  155. 

  7naaf,  155. 

  mofl,  154. 

 oeling,  154. 

 paling,  154. 

 pampel,  157. 

 pare,  154. 

  pëdah,  157. 

 /)ë/oe.v,  154. 

 pinjaloe,  156. 

 poeloe,  156. 

■  poel;oet.  154. 

 S6'/ar,  157. 

 së/?a/,  158. 

 soesoe,  157. 

 talang,  157. 

  tambra,  155. 

 langkocr,  241. 

  lembang,  l'i4. 

  let  bang,  155. 

—  tengiri,  157. 

  /rt,  155. 

  troeboek,  154. 

Illicium  anisalum,  198. 
lllineeren  der  luiid,  131. 
Impolenlie,  180. 

/«rfte,  Ijodem  van  Neder landsch-,  7. 

 ,  grootte  ,6,8. 

— — ,  grond  ,7. 

 ,  verdeeling  van  Nederlandsch-, 

6.  7. 

Indolentie,  285. 
Inggoe,  72. 
Inklvi,scii,  158. 

Inlanders,  7,  17,  59,  243,  307. 

 ,  leelUjd  der,  79. 

  als  patiënten,  60. 


39^ 


Inocarpus  edulis,  181. 
Insekten,  159. 
Insolalic,  42. 

Inspecteur  van  den  civiel  geneeskun- 
digen dienst,  345. 
Inspuiting  van  koud  water,  99. 
Instrumetiten,  315,  374. 
Insulinde,  6,  8. 
Intonatie  in  het  Maleisch,  64. 
Invloed   van  aardbevingen,  24,  28. 

  —  bergklimaat;  313. 

  —  Europa,  98. 

  —  de  heete  luchtstreek,  267. 

  —  koud  water  baden,  117. 

  —  maanlicht,  23. 

 stof,  23. 

  —  zonlicht,  22. 

  —  zonnestralen ,  284. 

Inwrijving  met  olie,  126,  133. 
lodium-bronnen ,  130. 
Islam,  73. 
Italië,  168. 
Itik,  150. 

J. 

Jacob  Everlsen,  156. 
Jagera,  216. 
Jakhals,  55. 
Jaloezie,  96. 
Jaloezieën,  38,  45. 
Jaoibosa,  180. 

  aiba,  180. 

  aquosa,  180. 

  dome.stica,  180. 

  vulgaris,  180. 

Jams,  174. 

Janipha  manihot,  175. 

Japan,  204. 

Japon,  108. 

Jas,  107,  108,  113. 

, — ,  flanellen,  19. 


Jasminum,  133,  234. 

  sambac,  133. 

Java,  7,  55,  58,  129,  278,  329. 
Javanen,  59. 
Jenever,  214,  223. 
Jeuken,  277. 
Jochi,  240. 

Jus  priniae  noclis,  77. 

K. 

Kaaiman,  73. 

Kaalheid,  281. 

Kaalkop,  156. 

Kaas,  148. 

Kabaai-,  106. 

Kabaia,  107,  112. 

Kaboeng.  215. 

Kadongdong,  210. 

Kaempferia  galanga,  155,  195. 

Kafir,  227. 

Kahar  peer,  252. 

Kain  pandjang,  104. 

Kaü-kail  toepay,  234. 

Kajoe  garoe,  62,  133. 

 manis,  195,  211. 

 manis  djawa,  210. 

 tjina,  210. 

 zeylon,  210. 

 poeli-oViQ,  65,  133. 

 poeljoe,  62. 

  tjindana,  62. 

Kahas,  130. 

Kakkerlakken,  middel  legen,  50 
Kalakatric,  232. 
Kaiapa,  175. 
Kalfbvleesch,  142. 
Kali-angkat,  122. 
Kali-Oela,  131. 
Kalk.  45,  55,  72. 
 ,  sirih;  65,  234. 


393 


Kalkwaler,  90.  130. 
—  steen,  7. 
Kalkoen,  150. 
Kaloeivie,  185. 
Kalong,  144. 
Kambing,  143. 

  tvolanda,  143. 

Kambodja,  133. 
Kamer,  42,  61. 

  voor  geopereerden,  39. 

Kamiri,  191. 

Kampong,  56,  00,  63,  193. 

  bewoners,  65. 

  Makassar,  312.  • 

Kananga  aroy,  133. 

  ivangie,  133. 

Kanapé,  88. 

Kaneel,  195. 

Kanker,  339. 

Kankergezwel,  315. 

Kantang,  173,  175. 

Kanteling  van  den  uterus,  100. 

Kanljil,  143. 

Kapinango,  133,  136. 

Kapoelaga,  194,  236. 

Kapoelasan,  186. 

Kapoen,  150. 

Kapoer  sirih,  234. 

Kapok,  48,  60. 

Kapol,  194,  236. 

Kar,  252. 

Karakter  der  kleurlingen,  95. 
Karbo,  142. 
Karbouw,  142. 
Karbouwenbuid,  143. 
Kardemom,  194,  236. 
Kardcrnongo,  211. 
Karlsbadcr-walcr,  129. 
Karnemelk,  147. 
Karpers,  155. 
Kasoemba,  212. 


Kasoenka,  178. 
Kassave,  175. 
Kast,  47. 
Kastanje,  189. 
Kat,  55,  144. 
Katecbu,  234. 
Katela,  175. 
Kati,  220. 
Katimóhó,  124. 
Katjang,  174. 

  boonljies ,  174. 

  bonder,  174. 

  djepoenq,  198. 

  goreng,  174. 

  ü//oe,  174. 

  ïV/.?,  174. 

  kapri,  174. 

  /f6'(/c'^e/i,  198. 

  manila,  HA. 

  olie,  48,  133,  174. 

  ta7ia,  11 L 

  tjina,  174. 

Katoen.  108,  114,  115. 

 ,  gebrand,  78. 

Kawang,  187. 
Kaweloe,  143. 
Kaïvoeng,  172,  177,  215. 
Kazerne,  33. 
Kebo,  142. 
Ké-Chineezen,  86. 
Kedoe,  313,  329. 
hedjo,  162. 
Kedjoe,  148. 
Kejong,  159. 
K^ladi,  175. 
/fó/or,  194,  234. 
Kcmbang  kringal,  276. 

  sapatoe,  212. 

Ac-nari,  178. 
Kendal,  81. 
Kcnlang,  173,  175. 


594 


Kenleekenen  van  gravidileil,  70. 
Kentering,  14,  329. 
Kentjoer,  155,  195. 
Képi,  114. 
Kèpiting,  160. 
Keralilis,  23. 
Kerri,  160,  191,  195. 
Kerk,  39. 

Këtan,  164,  214,  217. 
Kelel,  165. 
Këtimon,  178. 
Ketjap,  197. 

  bénteng,  197. 

Kctjoeboeng,  89,  217,  228. 
Ketoembar,  194. 
Ketoepat,  167. 
Ketlinggangers,  344. 
  kwartier,  35. 

Keu,  218. 

Keuken,  49,  55. 

Keuring,  90,  138. 

Kevers,  160. 

Kiamies,  195. 

Ki-bangbara,  135. 

Ki-boeloe,  210. 

Kidang,  143. 

Kiemwit,  176. 

Kiezelzuur,  129. 

Ki-kores  bodas,  135. 

.   laldki,  135. 

Kikvorsch,  152. 

Kimerak,  135. 
Kim-lo,  150. 

Kind,  pasgeboren,  72,  125. 
Kinderen,  268,  298. 

 bad  voor,  125. 

-,  bij  Chincesche  feesten,  85. 


 ,  erkenning  van,  264. 

— ,  groei  der,  135,  301. 

 ,  zoogen.  inlandsche,  63, 

92. 


Kinderen  van  inlanders,  300. 

— ,  opvoeding  der,  76,  89, 

231.  291. 
— ,  voeding  der,  166,123,227. 
Kinderkleeding,  74,  113. 

-  meid,  66,  89. 

-  sterfte,  299,  326. 

-  ziekten,  299. 
Kinkhoest,  299. 
Kiong,  62. 

Kip,  55,  60,  148,  195. 
Kippenei,  151. 

— maag,  191. 
Kipas,  48,  106. 
Kir  ai,  172. 
Kirey,  172. 
Kiser,  321. 
Kissir,  321. 
Ki-takètan,  135. 
Ki-tehdja,  210. 
Ki-ljaliket,  135. 
Ki-tjantoeng  lalaki,  210. 
Klamboe,  48. 

Klapper,  73,  175,  185,  195,  196. 

  boom,  51,  177,  215. 

  dop,  72. 

  melk,  147. 

 olie,  48.  124,  133,  174, 

176,  195. 

.         taart,  176. 

  water,  135,  147,  172, 176. 

210. 

Klatten,  13,  313. 
Kleeding,  104,  330. 

  der  Arabieren,  106. 

 —  Chineezen ,  106. 

 —  Europeanen,  106.  114. 

 .  geneesheeren,  108. 

 inlanders,  104. 

 .   kinderen,  74,  104,113. 

 — kleurlingen,  106. 


KleeiUng  iler  iniliuüren,  113. 

  Negers,  106. 

  onicicicn,  114. 

Klei,  biUiraineuse,  199. 
Kleinhovia  Iiospila,  124. 
Kleiii  Mandeling,  77. 
Klèlèk,  78  (in  den  tekst  staat  foutief 
keplèk). 

Kleur  der  huid,  275,  280,  302. 
Kleurlingen,  17.  91,  307. 

 ,  kleeding  der,  106,  108. 

 ,  mannelijke,  94. 

 ,  vrouwelijke,  94. 

— —  ,  lypen  van  ,  94. 

 ,  voeding  der,  224. 

Klientji,  143. 

Klieren,  oppervlakte  der  zweet-,  116. 
Klimaat,  6,  9. 

  van  Batavia,  9. 

  —  de  bovenlanden,  309. 

 ,  koel,  309. 

  van  de  kusl plaatsen,  309. 

    Nederlandsch-Indië,  9. 

Klompijs,  207. 

Kneda  llorsfieldii,  133. 

Kneuzing,  56. 

Knikking  van  den  uterus,  100. 
Knoeierij  in  de  praktijk,  339. 
Knoflook,  178. 
Knijpen,  98. 
Kodjong,  254. 
Kodokh,  152. 

  Ijina,  152. 

Knelang-kaleng,  210. 
Koelie,  78. 

Koclit  kajoe  kaljang-kaljang,  210. 

  lawan,  216. 

  lanseh,  216. 

Koelkruik,  208. 
Kocmili,  175. 
Koening,  134. 


Koenir,  134,  195. 
Koenjit,  134. 
Koentjie,  195. 
Koentiocng,  105. 
Koepang,  158. 
Kcepivg  tikoes,  144^  190. 
Koekoe,  127. 
Kotkoes,  165. 
Koelitit  lawan,  195. 
Koeskoes,  144. 

Koetang,  107,  112,  247.  297. 
Koetjir ,  105. 
Koe  toe,  160. 
Kollie,  187,  208. 

  bladeren,  208. 

  boom,  208. 

  lading,  208. 

Kokliaan,  159. 
Kokospalm,  175. 

 noot.  176. 

 zeep,  123,  176. 

Koloniën,  Fransche,  168. 
Kolonisatie,  321. 
Komediegebouwen,  40. 
Komkommer,  178,  191. 
Kommissie  voor  certificaten,  361. 

 van  geneeskundig  toevoor 

zicht.  344. 
Konidei,  216. 

  aloes-dalon,  216. 

Konneng,  195. 
Konijn,  143. 
Kooi,  55. 
Kookljoek,  148. 
Kpoloxyde  62, 

—  schiefer,'  199. 

—  zuur,  129. 

Koorts,  56,  61,  118,  120,  29'J. 
Koppic,  208. 
Kora-kora,  152. 
Koriander,  194. 


396 


Korina,  188. 
Korsel,  247. 
Knslsfholen,  349. 
Koude,  ]03. 

  viillen,  24. 

Kousen,  107. 
Kriiatniiecr,  75. 

Kraamvrouw,  belianileling  der,  72. 

Krab,  160,  195. 

Erak  7mssi,  133. 

Kramas,  124. 

Kramb.l,  176. 

Krandji,  181. 

I\rang.  159. 

Krankzinnigen,  344. 

Krankzinnigengesliclit,  37. 

Krankzinnigheid,  81. 

Eras  loelang,  210. 

Kraton,  56. 

Krawang,  129,  313. 

Krce,  52. 

Kreeft.  161. 

Kreolen,  91,  321. 

Krib,  38. 

Kringen,  verboden,  168. 
Eris.  105. 

Kristallen  uit  zweet,  17. 
Kroepoek,   143,  158,  IGl,  230. 

.   ikan,  158,  230. 

  karbd,  143. 

  oedang,  161,  230. 

Krok,  251. 
Krokodil,  127. 
Krokodiilenei,.  161, 
Kruiderijen,  196.  198. 
Kruidnagelen,  194, 
Kruin.  68. 

Kruissing  van  rassen,  59,  82,  102. 
Kunst,  293. 

 bescbouwing,  293. 

 ,  inlandscbe,  293. 


Kunsllicbt,  22. 
Knrk,  111. 
Kussen,  76. 
Kmta,  81. 

Kusl|.laalsen,  8,  120,  266. 
Kwee-kwee,  98,  164,  231. 
— —  talam.  173. 
Kwispeldoor,  235. 

L. 

Lahoe  afar,  179. 
Luliyrinlliiformen,  157. 
Lactariiis  delicalulus,  157. 
Lada,  195.  211. 
Lagenaria  i  lolalrica,  179. 
Lakka,  (»2,  133. 
Lampas,  209. 
Landbouw,  243. 

 wind,  11,  14,  252. 

Langkap,  189. 
Langkivas,  146,  195,  281. 
Langoivang,  130. 
Langmt,  186. 

Lansium  doinesticuin,  186,  216. 
Lantaarn,  papieien,  54. 
Laryngitis,  49. 
Larong,  159. 
Lata,  81.  227. 
Lales  calcaiifer,  156. 
Lawsonia  alba,  133,  135. 
Lectuur,  293,  371. 
Ledikant,  48,  52. 
Leefregel,  329. 

Lceftij  1,  invloed  bij  akklimalisati 
268. 

  van  inlanders,  68. 

Legen,  214. 
Leguaan,  153, 
Lekdoor,  322. 


597 


Lelislcen,  204. 
Lembang,  219. 
Lemboc,  141. 
Leniglieiil,  98. 
Lenligo,  281. 
Lepel,  222. 
Lepra,  81. 
Leprozon,  131. 
Leplolrix  205. 
Lepus  cuiiiculus,  143. 

 nigricollis,  143. 

Leven,  invloed  der  tropen  op  hel  psy- 

cliisclie,  284. 
Levensverzekering-  en  Lijfrente  MaaL- 

schappij.  N.  L,  263. 
Leverabsces,  212. 

  functie,  212,  268. 

  verellcring,  212. 

  vlokken,  281. 

  zwelling,  246,  311. 

Lichaamslmuding  der  vrouwen,  91. 

  reiniging,  116. 

  temperatuur  bij  inlanders,  81. 

Liclien  Iropicus  276. 
Licht.  22. 
Licuala,  232. 
Licla,  143. 

 boaja,  209. 

Liefdadigheidsgestichten,  40. 
Ligging  der  vrucht,  70. 
Liggingsverandering  van  den  uterus, 
69. 

Ligmatje,  60. 
Likeur,  210. 

  vervalsching ,  212. 

Limonade,  186,  210. 
Liirulus  Moluccanus,  161. 
Linnen,  108  114. 
Linga,  77. 
Linnjal,  175. 
Linting,  232. 


Lipocng,  233. 
Lippen  jes,  98. 
Liquidambar  Allingiana,  62. 
Litsji,  187. 
Liticeken,  79. 
Lochiae,  72. 
Loeda  235. 
Logementen,  40. 
Loligo  Javajiica,  158. 
Lombardije,  168. 
Londen,  349. 
Lombok,  190. 

  sé/an  191. 

Longonlsteking,  81. 

 tering,  95,  312. 

 ziekten,  339. 

Lon/ar-palra ,  215. 
Lontjong ,  77. 
Loodsen,  33,  35. 
Lophohranchi,  154. 
Luchtvel  versching,  50.. 
Luiaardstoel,  253. 
Luier,  74. 
Luis,  100. 
Liiml)ago.  275. 
Lupinarium,  240. 
Lutodeira  orientalis,  155. 
Luzon,  8. 

Lycopersicum  esculenlum,  195. 
Lycop^rdon  pulsillum,  190. 
Lijk,  68. 

Lijken,  bewaren  van  Chineesche,  85. 
Lytta,  242. 

  telanica,  241. 

  toxifera,  242. 

  toxiphaga,  241. 

M. 

^fa,  135. 


598 


Maagd,  69,  76. 
Maagkatarrh,  120. 
Maalüjden,  219. 

 ,  Cliinee;che,  225. 

 .  Europoesche,  222. 

 ,  Inlaiuüclie,  219. 

  der  solilalen.  223, 

  op  ?loorascliepeii,  223. 

MaanliooW,  24. 
MaanlicliL,  20,  23,  252. 
Maatregelen   bij   inlandsche  zieken, 
60. 

Maatschappij,  Eiirnpeesche,  292,  328. 

 ,  half  Europcotclie,  328. 

31ab,  144. 
Machinist,  101. 
Macula  corneae,  81. 
Madat,  237. 
Madeira-wijn,  211. 
Madioen,  313. 
Madoe,  159. 
Madras,  328. 

Madura,  59,   130,    141,  173,  215, 
217. 

Madureezen,  59. 
Magelang,  35,  313. 
Magenta-rood,  212. 
Maïs,  169,  173,  208,  229. 
Maizena,  229. 

Mah-asser,  62,  127,  155,  363. 
Makreel,  157. 

Malnng,  35,  130,  151,  313,  363. 
Malalli,  133. 

  longkeng,  133. 

Malaria.  91,  95,  266. 
Maleijcrs,  59. 

Malayo-Chinezoiden,  260,  325. 

 Europcai  cn,  265. 

 Europeoidëi,  205. 

Mamma,  297. 

Mail ,  acclimalisatie  van  den,  269. 


Mandai,  77. 
Mandeling,  77. 
Mangan  aivan,  219. 

  ivcngsi,  219. 

Mangga,  187,  190. 

  hopjor,  187. 

 kwnie,  187. 

 fakel,  187. 

  fodang,  187. 

Manggis,  185. 
Mangifera  Iiidica,  187. 
Manpislan,  185,  216. 
Mangsi  gigi.  135. 
Maniila-eeud,  150. 

 sigaren,  232.  272. 

Maniok,  175. 
Maniokka,  175. 
Mantri,  337. 

 ijatjar,  366. 

Marantha  Indica ,  172. 
Marasmus,  314. 
Markt,  54. 
Marmer,  43. 
Maros,  14. 
Massoi,  195. 
Massok  slam,  79. 
Mala  glcp,  81. 
Maleria  Indica,  4. 
Maloea,  130. 
Matten,  46. 

  in  bed,  48. 

Mazelen,  56,  299. 
Meel,  173. 
Meerval,  155. 
Meer  van  Grnli,  155. 
Mecsler-Conelis,  279. 
Mcgalops  macn)i)liih;diuus ,  154. 
Mcga-nicihloenq,  312. 
Melagris  gallopavo.  150. 
Melideucii  leucadcndron,  133. 
Melasse,  214. 


599 


Melatti,  133. 

  tongkcng,  133. 

Melipoma  minuta,  159. 

 •    vidua,  159. 

Meliwics,  150. 
Melk,  138,  146. 

 ,  ezelzinnen-,  147. 

 ,  geilen-,  147,  229. 

 ,  honden-,  147. 

 ,  karbouwen-,  147. 

 ,  koeien-,  146. 

 ,  moeder-,  277. 

 ,  paarden-,  147. 

 ,  verduurzaamde,  147,  227. . 

  vervalsching,  147. 

Meloen,  178. 

 piUen,  226. 

Melosira  orichalcea,  205. 
Menado,  60. 
Mendjoegi,  240. 
Monjang,  62,  65. 

  mirra,  62. 

Menjangan,  143. 

Meustrualie,  68,  115.  123,  294,  301. 

  stoornis,  112.  294. 

Menu  van  een  Cliineescli  diner,  225. 

Merang,  124. 

Mes,  222,  235. 

Mesigil,  39. 

Mesoprion,  156. 

Jlestiezen,  322. 

Metabolus,  210. 

Melroxylon,  172. 

Meubelen,  47,  53. 

Mi,  144. 

Middageten,  222. 

 slaap.  248,  331. 

Middel  tegen  kakkerlakken,  50. 

 witte  mieren,  43. 

Middelen  voor  abortus,  99,  100. 
Mieren,  beschutting  tegen,  138. 


Mieren,  vviltc,  43,  159. 

Mierikswortel,  194. 

Milho  da  India,  173. 

Miik,  Swiss  condensed,  147. 

Miloe,  173. 

Milord,  353. 

Milt,  271. 

—  zweUing,  246,  311. 
Mimi,  161. 

Mimusops  Bojeri,  181. 

  Elengi,  133. 

  kauki,  181. 

  Manilkara;  181. 

Min.  227. 
Minahassa,  130. 
Minjak  katjang,  174. 

  kawang,  375.  . 

  klapa,  176. 

  tanah  201. 

  tawang ,  375. 

  tangkawang ,  375. 

  tingkawang,  b75. 

Minjawah,  153. 

Miskraam,  99,  295. 

Misleiding  in  de  praktijk,  339,  360. 

Mispel,  181. 

Misvorming,  81. 

Mithheilungen,  Petermann's,  321. 
Modang's,  199. 

Model  voor  certificaat,  358,  361,  366. 
Moending,  142. 
Moendoe,  195. 
Moenki,  176. 
  la,  176. 

Molukken,  7,  14,  59,  131,  172,  190, 

216,  321. 
Mondholte  bij  sirih-kanwen,  80. 

 ,  zweren  in  de,  295. 

Mondwater,  127. 
Montcgu,  147. 
Monlrddo,  13. 


400 


Moraliteit,  75. 

Jloringa  polypona,  194,  234. 

  pleryjfosperina.  194,  234. 

Mosclius  Javanicus,  143. 
Blossel,  158. 
Mousson,  11. 

 ,  Oost-,  11,  18,  205. 

 ,  West-,  11,  18,  20. 

Mug,  278. 

Mugil  Dornëensis,  157. 
Mugilidae,  157. 
Muiichen,  367. 
Blimlok,  13. 
Musa,  177. 

  paradisiaca,  74,  177. 

  sapientium,  177. 

Muskaat-lever,  213. 
Muskiet,  48,  270,  278. 
Muskielensteek,  278. 
Muur,  39,  44. 

  kast,  47. 

JIuziekuitvoering,  24,  40. 
Myopie,  23. 

Myrislica  fragrans,  194,  211. 

  incrs,  02,  133. 

Myrrhe,  62.' 
Myrtaceae,  02. 
Hhjsore,  328. 

N. 

Nachlbrock,  107,  108. 

  klet-iling,  107,  108. 

  licht,  48. 

 slaap,  248.  331. 

Kaïleelen   van  inlauilsche  voorscliril- 

ten,  338. 
Naegeli's  theorie,  26. 
Nageboorte,  72,  73. 
Nagels,  groei  der,  127.  281. 


Nagels,  verwen  der,  135. 
Namen,  Portugeosche,  102. 

  verandering  van,  352. 

Nam-nam,  181. 
Nunns,  179. 
Natigka,  185. 

  ilaugdang,  185. 

  kcndil,  ]85. 

  tjè'.èng,  185. 

  tvolanda,  181. 

Nargileh,  233. 
Nasi,  162. 
Nassi,  162. 

 .  lembck,  166. 

  ti7n,  150,  166. 

Nationaliteit,  59,  90. 
Natron,  koolzure,  130. 
Natropegae,  128. 
Navel,  72. 

 streng,  72. 

Navicula,  205. 
Nederhurken,  253. 
Nederland,  1,  8,  140. 
Negers,  59.  103,  265. 
Nephelium  lappaceura,  186. 

  litchi,  187. 

  longanum,  187. 

Netvlies,  23. 
Neusslijm,  284. 
Neiv-York,  367. 
Ngesis,  238. 
Nias,  356. 
Niasscr,  216. 
Nicotiana,  133. 
Nicrzioklen,  314. 

NicmvGuiuen,  144,  160,  176,218. 

Nieuwjaarsgeschenk.  189. 

Nieuwjaar,  Chineesch,  80. 

Niezen.  284. 

Nipa,  233. 

Nipa  fruticans,  233. 


401 


Njamoek,  48,  270,  278. 

Njêrèt,  239. 

Njioer,  176. 

Noessa-laul,  78. 

Nonton,  40. 

Nokvcnlilalie,  35. 

iS'oord-Amcrika,  14. 

Noot,  189. 

Nolenmuskaat,  194. 

Nyctanlhes  arl)or  tristis.  133. 

0. 

Ohal,  61. 

  Icgèii,  241. 

— —  tjekok,  65. 

Observatctfium,  meteorologisch,  9. 
Ocimum  gralissimum,  209. 
Ocbi,  174. 

  (Ijaiva,  168,  175. 

Oedang,  160. 
Ocdema  pedum,  254. 
Oelam  êmas,  155. 
Oelar  rotan,  160. 

  sawah,  152. 

Oe/af,  190. 
Oenarang,  313. 
Oengarang,  313. 
Ocröf  ya/a,  250. 
Oeroef,  249. 
Ocsan,  170. 
Oeser-oeseran,  67. 
Oester,  144,  158,  161. 
Oewie,  174. 
Offerhoutje,  52. 
 tafel,  52. 

üllicieren,  klecding  der,  114. 
Oiïicier  van  gezondheid,  33,  36,  60, 

242,  341. 
Oghio,  209. 


Okselhaar,  68. 
Oli-oH,  216. 
Olie,  aetherische,  133. 
— ,  kajoe-poeli-,  133. 
— ,  kaneel-,  134, 
— ,  katjang-,  48,  133. 
— ,  klapper-,  48,  133. 

 ,  rozen-,  135. 

 ,  welriekende,  133. 

— ,  ivid/en-,  133. 
Oiize,  216. 
Onanie,  76,  86. 

Onbevoegden,  praktijk  door,  334. 

 ,  straf hcpalingen  tegen, 

340. 

Onderbroek,  107. 
Onderdrukking  van  zweet,  16. 
Onderhemd,  107, 
Onderlijfje,  107,  112,  297. 
Onderwijs,  scliolen  voor  voorberei- 
dend, 29. 
Onderzoek,  gerechtelijk,  355. 

 ,  scheikundig,  355. 

Ongedurigheid,  87. 
Ongekleed  z'ijn  112. 
Onreinheid  na  de  bevalling,  73. 

  der  voedsels  141. 

Ontbijt,  222. 
Ontvelling,  115. 
Ontwricht'ng,  46,  49,  251. 
Omslagen  met  koud  water,  119. 
Oogdokter,  llindoescbe,  340. 
— droppels,  65. 
— leden,  135. 
— ziekten,  91. 

Oorcn,  schoonmaken  der,  283. 
Oorsuising,  283. 
Oostenrijk,  116. 
Oost-Indië,  2. 

Oostmousson,  11,  18,  19,  20. 
Oovamund,  328. 

26 


402 


Opera,  40. 

Operatie,  91,  315,  348,  373. 

 kamer,  39. 

Ophiocephalus  barca,  157. 

  guacha,  157. 

  slrialus,  157. 

Opiaten,  271. 

Opium ,  90,  228,  242. 

 asch,  237. 

  pijp,  237. 

  sclmivcn,  232,  237. 

  verbruik,  236. 

Opleiding  der  geneesheeren,  2. 
Oppervlakte  der  zweelklieren,  116. 
Opschrift  van  inlandsche  recepten,  336. 
Opvliegendheid,  284. 
Opvoeding,  76,  89,  231,  291. 
Opzichter,  101. 
Orang  sèkah,  77. 

  wolanda  itam,  103. 

Oryza  glulinosa,  164. 

 ^  sativa,  164. 

Os,  141. 

Osphromenus  olfax,  157. 
Oslrea  imbricata,  158. 
Olitis  externa,  283. 
Oto,  74,  105,  113. 
OtoUthus  argenteus,  156. 

  lateoides,  156. 

  lilhoides,  156. 

  macrophthalmus,  156. 

  microdon,  156. 

Oude-mannenhuis,  344, 

Oud  worden,  spoedig,  101,  297. 

Ovariotoniie,  315. 

Overdrijving  van  pijn,  63. 

Overgordijn,  46. 

Overhemd,  107. 

Overjas,  114. 

O  verkabaai,  113. 

OverplaatKing,  371. 


P. 

Paal,  349,  350. 
Paard,  135,  144,  354. 

 rijden,  246,  355. 

Pahlegan,  131. 

Pachynia  luber  regium,  190. 

Pad,  152. 

Padang,  13,  25,  313,  363. 

 Pandjang,  13,  15,  313. 

 Sidempoeang,  13,  313. 

Paddie,  163. 
Padi,  162. 

  snijden,  170. 

Pagar,  55,  56. 
Pahidon,  235. 
Payakomba,  13. 
Pajong,  106. 
Pakinangan,  235. 
Pakèt-johhan,  235. 
Pala,  194,  211. 
Palankijn,  353. 
Pulawidja,  169. 
Pale-ale,  213. 
Palembang,  81,  158. 
Paling,  154,  158. 
Palinurus  homarus,  160. 

  sexdentatus,  160. 

Palita,  62. 
Palmwijn,  196,  215. 
Panaivar  djambi,  78. 
Panax  quinquefolium,  241. 
Pandan,  134. 

  rampeh,  133. 

Pandanus  inermis,  133. 

.   lalifolius,  133. 

  odoratissimus,  133,  134. 

Pandeglang,  129. 
Pangléh,  136. 
Panoe,  79. 


403 


Pantjoran,  119. 

Pantoflel,  112. 

Pap,  138,  172,  176,  177. 

—  op  de  groote  fontanel,  72,  74. 

Papaja ,  180. 

  pillen,  180. 

Papajer,  180. 

Papeda  Rumphii,  125,  209,  211. 

Papier,  Chineesch,  45,  237. 

Papoea's,  7,  59,  160,  176,  218, 240. 

Param,  251. 

Parasol,  252,  301. 

Parastomaleus  niger,  157. 

Pareh,  162. 

Parkia  Africana,  193. 

Pasah,  80. 

Pasar,  54. 

 dag,  219. 

Pasoeroean,  155,  313. 
Pasgeborenen,  bad  voor,  125. 
Patat-lipoeng,  233. 
Pal(?,  de  foie  gras,  145. 
Patiënt,  368. 

J'aliënten,  inlanders  als,  60. 
Patjar  koekoe,  133,  135. 
Patrijs,  150, 
Pauw,  151. 
Paviljoensysteem,  38. 
Pavo  mulicus,  151. 
Pederast,  240. 
Pcdoelan,  237. 
Peer,  225. 
Peignoir,  114. 
Pëkak,  198.' 
Pekljie,  198. 
Pelantoengan,  130. 
Pengaron,  13. 
Penawar  djambi,  78, 
Penis,  240. 

Penis  van  den  boaja,  241. 
 doejoeng,  241. 


Penis  der  Negers,  103. 
Penjoe,  152. 
Papaja,  180. 
Peper,  72,  193,  195. 

  ,  Spaansche,  190. 

Pèpès  ,  160. 

Perdrix  Javanica,  151. 

Pergularia   accedens,  133. 

  odoratissiraa,  133. 

Periode,  luaandclijksciie ,  68,  112, 

115,  123,*  301 
Perioslilis,  80. 
Periploca  Mauritiana,  234. 
Per  koeloet,  151. 
Pcrsea  gratissima,  180. 
Persië,  148. 
Pelé,  191,  193. 
fêlis,  161. 

Petroleum,  48,  53,  201. 
Peulvruchlen,  168,  174,  187. 
Phalangisla  orienlalis,  144. 
Phascolus  radialus,  174. 

  vulgaris,  174. 

Phrynium  lalifolium,  233. 
Plubisis  pulmonalis,  81. 
Pbymosis  congenitalis,  283. 
Piemont,  168. 
Pielerselie,  160. 
Pigmenlafzetling,  281. 
Pimpineila  anisum,  212. 
Pinang,  135,  235. 

  lama,  236. 

Pinanga  Kuiilii,  236, 
Pindang,  195. 
Piper  album,  195. 

  malamiri,  234.. 

  melbyslicum,  218. 

  nigrum,  195,  211. 

Pipcraceac,  218,  234. 
Pisang,  117,  196,  230,  237. 
  ambon,  74, 


404 


Pisang-hM,  113,  167. 

  kloetorh,  177. 

  maas,  177. 

  radja,  74,  177,  230. 

  serc,  177. 

  soesoe,  177. 

Pislap,  254, 
Pisum  salivura,  174. 
Pilhec(ilol)ium  geminum,  187. 
Pitjil,  98.  249. 

Plaalscn  binnen  's kinds,  8,  42,  137, 266. 

 ,  kusi,-,  8,  42,  137,  266. 

Plafond,  45. 

Plagiiiia,  156. 

Plaid,  109. 

Planta  pedis,  111. 

Planten,  welriekende,  133. 

Plantsoen,  35,  38. 

Platax  gamprct,  156. 

  xanlhopus,  156. 

Plumicra  aculifoli  t,  133. 
Pneumonia  catarrhalis,  81. 
Poeclak,  133. 
Poeloct.  164. 
Poenee,  151. 
Poerivaharla,  313. 
Poelat,  135.  - 
Poeljoeh,  176,  211. 
Poeivasa,  222. 
Pogoslemon,  133. 
Pokkah,  211. 
Pokken.  300. 

Politie,  geneeskundige,  51,  57,  356. 
Pollong,  174. 
Poliutiones,  283, 
Pols,  269. 

Polyadenia  paucidora,  210. 
Polyalllii.i  subcordata,  210. 
Polvnenius,  156. 
Polypen.  315. 
Pouime  d'amour,  195. 


Pompelmoes,  186. 
Ponglia.  51. 
Poppen,  160. 
Porlerbier,  213. 
Porlunus  pelagicu.s,  160. 
Portwijn,  211. 

Posilie  der  geneeskundigen,  351. 
Postweg,  304. 
Polasch,  124,  166. 
Po-lo,  85. 

Poujtarlia  dulcis,  210. 

Praag,  166. 

PradjoerU's  344. 

Praktijk  in  liet  algemeen,  333. 

  bij  Cbineezen,  82,  84,  334. 

  —  inlanders,  60,  334. 

  door  onbevoegden,  335. 

 wie  uitgeoefend,  333, 

342. 

Prauw,  77. 

Preanger-Regcnlschappen,  62,  154. 

160,  173,  208,  237,  302,  312. 
Presbiopie,  86. 
Priester,  66,  80. 
Prikkels  op  den  buikwand,  100. 
Privaat,  31,  49. 
Proctilis,  180. 
Prognose,  63. 
Prostilulie,  356. 
Prostituees,  344,  356. 
Provisiekamer,  137. 
Prijs  der  visites,  348. 
Psyclie,  285. 
Psycbolria  135. 
Psydium,  180. 

  guajava,  180. 

  pyrifcrum,  339. 

Pteropus  edulis,  144. 
Plerygion,  81. 
Publiek,  335. 
Pubcrleit,  80,  269. 


405 


Tunica  granalum,  135,  181.  . 
Pul,  50,  56,  205, 

— ,  Arlesischc,  50,  126,  200,  207. 
Pijn,  63. 
Pijp,  232,  233. 

 ,  opium-,  237. 

Pylhon  biviilalus,  152. 

Quassia,  279. 

R. 

I\a(lix  Pareira  l)rava,  209. 

  zedoariae,  72. 

Ragie,  155. 

Ragout  van  hondenvleescli,  144. 

Rajap,  159. 

Ramboet,  127. 

Ramhoetan,  186. 

Rana  Brama,  152. 

i?an/oe-wonilen,  178. 

Rangas,  44. 

Ras,  Maleischc,  7. 

Rasanmla,  62. 

Rasé,  62,  132. 

Rassen,  kruising  der,  102. 

Rat,  144. 

Rau,  13,  313. 

Peboelan,  85. 

Rcccplcnboek,  inlandscli,  336. 
Recepten  ,  nadeclen  van  inlandsclio,  337. 

 ,  opsclirifLen   van  inlnndsche, 

336. 

Reconvalcscenlfngosliclit,  311,  314. 
Recljocngan,  160. 
Regeerings-almanak,  263,  313. 

 reglement,  264. 

Regen,  11,  20,  33. 


Regen,  loopen  in  den,  119. 

 scherm,  106. 

  waarnemingen,  11,  15. 

  water,  201,  205. 

Registers  van  den  burgerlijken  sland, 

]02,  203. 
Reiniging  na  de  bevalling,  72,  123. 

  der  erven,  51. 

Rekeningen,  349. 
Rembang,  130,  329. 
Rendoe.  236. 
Rmgalengan,  129. 
Rele  Maipigliii,  143. 
Relina,  23. 
Reukmiddelen,  132. 
Reuzenschelp,  159. 
Rliagades,  78. 
Rheun  alick,  250. 
Rliizosloma  ca[iilluin,  214. 

 purpureum,  214. 

Ribbenbreuk,  48. 

Riciiling  der  gebouwen,  33,  42. 

Ricinus  salicinus,  135. 

Ri vier wa  Ier,  125,  201,  207. 

Roedjak,  98,  191. 

  koelang-kaleng,  177. 

Roeien,  247. 
Roesa,  143. 
Rog,  154. 
Roggei)rood,  173. 
Rok,  72. 
Roko,  232. 
Rokok,  232. 

  lï'gèn.  2A2. 

Rolkussen.  48,  244. 

Roodvonk,  209. 

Rook,  opslurpen  van,  233. 

  welriekende,  133. 

Rookbril,  22. 
Rooken.  330. 
Rola7i,  46,  47. 


406 


Roti,  173. 

  Ijinljing,  173. 

Roliferen,  205. 
Rozenolie,  135. 
Ruilen  van  vrouwen,  77. 
Rund,  141. 

 ,  Baüneosch,  141,  142. 

  vlcesch,  141. 

 ,  wild,  142. 

Rupsen,  160. 
Rust,  243,  311,  331. 
Ru  la  graveolens,  72. 
Rijden,  242,  251. 
Uijk,  Hemelsche,  325. 
Rijp,  15. 

Rijst,  60,  162,  167,  214. 
— —  Louw,  167. 
 ,  jonge,  172. 


  koek,  131. 

 meel,  72,  134. 

  pap,  176,  207. 

—  poeder,  85,  101,  125. 

 ,  roode,  164. 

 ,  samenstelling  der,  164,  220. 

  stengel,  124. 

 ,  stampen  der,  166. 

 stelen,  226. 

  tafel,  165,  176,  222. 

 ,  toebereiding  der,  165. 

  veld,  130,  167. 

  voeding  van  zuigelingen,  166, 

299. 

 ,  wiltc,  164. 

 ,  zwarte,  166. 

Rijtuig,  8H,  251,  353. 
Rijweg,  56. 


S. 


Saboen,  125. 

Saccharuin  oiïicinarum,  188. 


Saffloor,  212. 
Sago,  172. 

  koekje,  172. 

Sagueer,  215. 

 ,  jonge,  215. 

 ,  oude,  215. 

Saguerus  langkap,  189. 

  saccharifer,  172.  177,  188, 

214,  232. 
Sagus,  172. 

  laevis,  172. 

 .   Rumpliii,  172. 

Salak,  177,  190. 
Salanganen,  152. 
Samaar,  114. 
Samangka,  178. 

Samarang,  50,  130,  174  313,  343, 
348.  363. 

 ,  bevolking  van,  392. 

Sambal,  191. 

  sambalan,  191. 

  pengantcn,  191. 

Sam-geh,  156. 
Sampang,  130. 
Sampi,  141. 
Sandaal,  78,  105. 
Sandaluni  album,  62. 
Sanitarium,  131. 
Santan,  176. 
Santen,  176,  195. 
San-tjoe,  214. 
Santonine,  65. 
Saoe,  62,  181. 

 manila,  62,  181. 

Sapi,  141. 
Sapoe-lidi,  48,  51. 
Sapola  acbras,  62,  181. 
Sarang-boeroeynj,  152. 
Sardijn,  145,  158. 
Saring,  124. 

Sarong,  54,  72,  104,  107,  112,  120. 


407 


Sata,  232. 
Savoye,  129. 
Saivah,  167,  327. 
Sawoe,  62, 181. 

  manilla,  62,  181. 

Scarlatina,  299. 
Scalophagus  argus,  156. 
Scepasma  buxifolium,  135. 
Schaamhaar,  68. 
Schaap,  143. 
Schapenlong,  145. 
Schelpdier,  62. 
Schelpkalk,  234. 
Schepbad,  117,  119,  125. 
Schepper,  120. 
Scherm.  51. 

Scheuring  der  bilnaad,  71. 
Schildpad,  152. 

 ei.  152,  241. 

Schimmels,  138. 
Schiraz-wiin,  212. 
Schoeisel,  114. 
Schoen,  106,  111,  114. 
Scholen,  28. 

 ,  voor  dokter' s  djawa,  374. 

 ,  Fröbel-,  30. 

 ,  gouvernemenls-,  31. 

 ,  inlandsche,  45. 

 ,  parliculiere,  29. 

 voor  voorbereidend  onderwijs, 

29. 

  voor  vroedvrouwen ,   342 , 

374. 

Schommmelsloel,  253. 
Schoolbezoek,  303,  320. 
Schoonheidsmiddelen,  132. 
Schotland,  8. 
Schutterij,  367. 
Schijndood,  73,  82. 
Sclcrodermen,  154. 
Scolopax  slernula,  151, 


Scomber  kanagurla,  157. 
Scrotum,  246. 
Sectie,  212,  273. 
Sedah,  234.' 
Sedêkah,  66,  221. 

Selar  macrurus,  157. 

Selterswater,  131,  222. 

Semarang,  50,  130,  174,  313,  348, 
363. 

Semauw,  131. 

Semen  santonici,  65. 

Semoer  boor,  201. 

Scndok,  222. 

Senggang,  178. 

Senoek,  156. 

Sepia  aculeala,  158. 

Serbnt,  211. 

  stroop,  211. 

Seré,  195,  211. 

Seroeloe,  232. 

Sesamum  indicum,  133,  194. 
Sêsaté,  144. 
Sétan,  84. 

Sëlangan  kepain,  105. 

  koentji-koentji,  247. 

Sha-tsan,  156. 
Siam,  157 
Siboga,  13, 
Sierplant,  175. 
Sigaar,  232,  272. 
Sigarette,  232,  240. 

  Laferme,  232. 

Sigoriti,  130. 
Silesië,  129. 
Sillago,  156. 

  raaculata,  156. 

Simulatie,  317. 
Sinaasappel,  225. 
Sindanglaija,  129,  312. 
Sindoro,  15. 
Singapore,  108,  349. 


408 


Sinqkcmang,  13. 
Singkel,  13. 
Sinlok,  195. 
Siram,  120,  121. 
Sirap,  46. 
Siriliaja,  181,  230. 
Sirih,  60,  134,  234. 

  berem,  234. 

 ,  hospuwem  met,  66,  67. 

  boa,  234. 

  boclas,  234. 

  doos,  235. 

 gadieng  133. 

 liulk,  65,  234. 

  kauwen,  80,  101,  134,  194, 

232,  234. 

  mehra,  234. 

 poeti,  234. 

  pruim,  235. 

 rooile,  234. 

 ,\vi!le,  234. 

Sisipan,  130. 

Siwalen,  215. 
Sjerp,  104. 

Sjoengko,  190. 

Skollong,  209. 

Slaap,  242,  248,  270,  331. 

Slaapkamer,  52,  55. 

Slaapzalen  op  scholen,  31. 

Slaclilcrij.  142. 

Slachlvee,  138. 

Slak,  159. 

Slctmelan,  221. 

Slang,  51,  152. 

Slapeloosheid,  270. 

Slaperigheid,  270. 

Slechtheid,  95. 

Slendang,  104,  254. 

Slib.  201,  203. 

Slof.  107,  111. 

Slokkan,  51. 


Slool,  51. 

Slijm,  vaginale,  294. 
Smeer ,  huid-,  283. 

 ,  oor-,  283. 

 ,  voorhuids-,  283. 

Smegma,  283. 

—          auris,  283. 

  culis.  283. 

  pracputii,  280. 

Snceuwlinie,  15. 
Sneppcr  voor  cataract,  340. 
Snip,  156. 
Snoek,  150. 
Snijboon,  191. 
Snij  landen,  vijlen  der,  80. 
Snekaboemi,  312. 
Soekoen,  185. 
Soelasnc,  209. 
Socmadang,  313. 
Soendaneezen,  59. 
Soep,  142,  145. 

Socrabaja,  13,  50.  130,  17.}.  199 
326,  343,  348,  363. 

 ,  bevolking  van,  292. 

Soeraka^'ta,  13,  313. 
Soeri,  216. 
Soeroeh,  234. 
Soesoe,  148. 
Soja ,  197. 

  boon,  197. 

 ,  zoele,  197. 

Solanum  melongena,  178. 

 —  verbascifolium,  135. 

Soldaat,  kl-aeding  van  den,  113. 

 ,  reiniging  van  den,  132. 

— .  ,  voeding  van  den,  223. 

Solea  cornuta,  156. 
Solo,  313. 
Solok,  13,  313. 
Som,  241. 

Sonneralia  acida,  173. 


409 


Sopi  ajar,  223. 

Soya  liispida,  198. 

Specialilcit,  370. 

Speeksel,  bij  siVi/j-kauwen,  235. 

Speelgoed,  74. 

Spliyraena  jello,  156. 

 ■  oblusata,  156. 

Spiering,  156. 

Spierwerking,  267. 

Spinazie,  178. 

Spiritualiën,  211. 

Spratella  kowala,  154. 

Sprinkhaan,  160. 

Spruw,  Indische,  175,  179. 

Spijsverteringskanaal,  272. 

Stadsgeneesheer,  60,  342,  343. 

Stadsverband,  35,  38,  345.  373. 

Stal,  49,  54. 

Stand,  burgerlijke,  102,  263. 

 ,  maalschappclijke,  88. 

Stanggie,  62. 

Statistiek,  89,  90,  102,  256. 
Staüüng,  311. 

Steen,  tot  bereiding  van  ohat,  65. 

  kolenmijn,  199. 

  snijding,  315. 

 ,  Eskozijnsche,  31,  43. 

Stempel  op  den  uterus,  83. 
Stepliania  capilata,  209. 
Steranijs,  198. 
Sterfte,  32,  257,  326. 
Slernocoris  varicornis,  160. 
Slerrckers,  180. 
Stinkboontjes,  193. 
Stoep,  44. 
Stof,  19,  51. 
Stofwisseling,  118. 
Slokvisch,  158. 

Stondenvloed,  68,  112,  115,  123,  301. 
Stooinen,  165. 
Stoomschip,  223. 


Stoot,  baarsche,  306. 
Stortbad,  119. 
Stout  porlcr,  213. 

 ,  extra-,  213.  . 

Straat,  54. 

Strafbepalingen   tegen  onbevoegden, 
340. 

Strooipoeder,  125. 
Stroomsnelheid,  203. 
Stroop,  214. 
Strychnine,  242. 
Studie,  291,  371. 
Stijlen,  54. 
Sublimaat,  43,  44. 
Suiker,  62,  187,  198. 

  riet,  62,  188. 

Sumanap,  141. 

Simatra,  7,  8,  13,  59,  130,  208,  216. 

Surirella,  205. 

Sus  barbalus,  144. 

—  bivittatus,  144. 

Suspensoir,  246. 

Synedra  giganlca,  205. 

  subtil  is,  205. 

Syphilis,  61,  78,  81,  91,  95,  242,  339. 

T. 

Taai  Mar,  281. 

Taal,  64,  87,  88,  92,  93,  162. 

Tabak,  133.  232,  234,  237. 

 ,  Java-,  232. 

  pruimeu,  233,  235.  • 

 ,  Ranoe-,  232. 

 .  rooken,  232,  272. 

 ,  Sumalra-,  232. 

 ,  Turksche,  232. 

Tafelzout,  196. 

Talauiia  cliainpacca,  133. 

  niulabilis,  133. 


410 


Talès,  175. 
Tallus,  175. 

Tamarinde,  19,  73.  194,  196. 
Tamarimlus  iiidica,  72,  194. 
Tampajang,  203,  205. 
Tamput  loeda,  235. 
Tanah  Mop,  199. 

 lijat,  199. 

Tandarts,  102,  370. 
Tanden,  afvijlen  der,  80. 

  van  klcurlin^'cn,  101. 

 ,  zwarle  verkleuring  der,  80, 

134. 

 ,  wisseling  der,  301. 

Tandjong,  133. 

  Priok,  326,  344. 

Tandpoeder,  127,  135. 
Tangcrang,  197. 
Tangkil,  178. 
Tanghoehan  prahoe,  129^. 
Tangkoé,  180,  189. 
Tannine,  281. 
Tapanoli,  313. 
Tapiocca,  175. 
Tapijt,  47. 
Tarwe,  169,  173. 
 •  meel,  197. 

Tatah,  80. 

Tater,  135. 

Tawang,  187. 

Taivon,  159. 

Té,  208. 

Teakhout,  375. 

Tebing-tingie,  13. 

Teboe,  188. 

Tectona  grandis,  46,  375. 
Teer,  46. 

 zeep,  123,  276. 

lelok-belong,  13. 
Telor,  151. 
  asin,  151. 


Tembako,  133,  232. 
Temoc-tis,  72. 
Temperament ,  305. 

 ,  bilieus,  305. 

 ,  lympliatisch,  305. 

 ,  melancholisch  ,    305  , 

306. 

 ,  nerveus,  305. 

 ,  phlegmalisch,  305. 

 ,  sanguinisch,  305. 

 .,  sanguiuisch-cholerisch, 

305,  306. 
Temperatuur  van  het  badwater,  117. 

 des  lichaams,  81,  117. 

 waarnemingen,  9,  12. 

Tempeh,  214. 
Tempo  ja,  158. 
Teng-er-gebergte,  173. 
Tepel,  297. 

  haar,  298. 

Tcrep,  185. 
Termes  alrox,  159. 

  destructor,  159. 

  fatale,  159. 

 mordax,  159. 

  Sumatrauum,  159. 

lernate,  25,  162. 
Térong,  178. 
Terpsinoë  musica,  205. 
Terugkeer  uit  Europa,  319. 
Testes,  62. 
Talampah,  198. 
Tetanus,  78. 

Tetianthera  divcrsifolia,  210. 

.  rubra,  188. 

Teuthidae,  157. 
Thee,  188,  208. 
Theobrouia  cacao,  18^,  208. 
Theorie  van  Nakgeli,  26. 
Thermen,  128. 
Timboel,  181. 


411 


Timar,  8,  322. 

 Deli,  323. 

 ,  Portugeescli,  323. 

Timpaus,  62,  132. 
Tinospora  crispa,  238, 
Tioem,  76. 
Tipula  Javcnsis,  278. 

 longicornis,  278. 

 praepotens,  278. 

Tjabé.  190,  195. 

  aroy,  210. 

  besaar,  191. 

  clja  wa,  211. 

 •  idjoe,  191. 

 » jonge,  193. 

  raxviet,  191,  193. 

  sétan,  191. 

Tjai  doewêgan,  176. 

Tjampakka,  133. 

Tjampeclak,  185. 

Tjandoe,  237,  240. 

Tjandjoer,  143,  312,  363. 

Tjanella,  107. 

Tjariang,  233. 

Tjarioe,  234. 

ryè&o/j,  125. 

T7e?i/vé,  194,  211. 

Tjermé,  185. 

Tyi,  201. 

— andjoer,  201. 

— fl/flr,  129. 

— bodas,  201. 

— burrum,  201. 

— kocnior,  279. 

— hoppo,  130. 

— ia^y«/),  50,  200. 

— liivocnq,  201. 

—pabella,  129. 

— pannas,  {Duilenzorg),  129,  312. 

 ,  {Krawang),  129. 

Tyien  <;V«i,  209. 


ï)'ten  //au  trf/oe,  209. 
Tjoejer,  135. 
T/oe/ca,  196. 
Tjoe-séh,  85. 
Tjoklaad.  189. 
Tocht,  39,  110. 
Toedoeng,  105. 
Toef/ë/,  105. 
Toekang  batik,  54. 

 /3t7yi7,  249. 

 sampie,  146. 

Toelating,  akte  van,  333. 

Tocplitz,  129. 

Toeren,  251. 

Toespijs,  174,  190,  194. 

Toestand,  zenuwachtige,  282. 

Toetoet,  159. 

Toewa/c,  188,  214. 

 .  aren,  188. 

  kras,  213. 

  nianis,  215. 

 •,  oude,  217. 

 ,  sterke,  215. 

 ,  zoele,  215. 

Tombong,  177. 

Tompasso,  lioogland  van,  130. 
Tondano,  130,  313. 
Tong,  143,  (visch),  156. 

 ,  zweren  aan  de,  295. 

Tor,  100. 

TorleUluif,  55. 

Tosari,  313. 

Toto,  158. 

Tranen,  283. 

Transvaal,  146. 

Trasi,  157,  191. 

Tremor.  282. 

Trichiurus  iiaumela,  156. 

Trichopus  Iriclioplerus,  158. 

 slrialus,  158. 

Tridacne  gigas,  149. 


412 


Trigoe,  173. 
Tripang,  IGI,  241. 
Troc'boek,  155. 
Trommel,  354. 
Trygon  lymna,  154. 
Tsap-go-meh,  85. 
Tsjiebock,  233. 
Tuin,  50. 
Turtur,  151. 
Tijdschriflen,  371. 

Tijdschrift,  Aardrijkskundig  Genool- 
schap,  128. 

 ,  Geneeskundig,  v.  N.  I.,  3, 

35,  50,  128,  131,  164,  241, 
3G9,  372. 

  van  liet  Koninklijk  Instituut 

van  Ingenieurs,  34. 

— :  .Natuurkundig,  voor  N.  I., 

25,  128,  238,  372. 

 voor  N.  I.,  128. 

 voor  Taal-,  Land-  en  Vol- 
kenkunde V.  N.  I.,  372. 

Type,  80. 

  van  Clüncesche  woningen,  52. 

  van  Europeesche  woningen,  41. 

  van  kleurlingen,  94. 

U. 

Ui,  155,  173,  178,  195. 

Uilgaven,  geldelijke,  der  geneeshee- 

ren,  348,  350. 
Uitputting,  314. 
Uilrusting,  374. 
Uncaria  lerruginea,  234. 

 gambir,  234. 

Uniform.  115. 
Urcllirilis»,  28.3. 
Urme,  274. 


Urosliguia  benjarainuni,  19. 

 .  glabelluro,  217. 

Uterus,  123. 

 ,  kanteling,  100. 

 ,  knikking,  100. 

 ,  liggingsverandering,  69,  112. 

Uvaria  odorata,  133. 

V. 

Vacanlie,  311,  359. 
Vaecinalcur,  366. 
Vaccine,  355,  366. 

  bewijs,  366. 

Vanilla  planifoiia,  194. 
Vanille,  194. 
Varanus  biviltatus,  153. 
Varices,  81. 
Varken,  54,  143. 
Vaslcn,  222. 
Veearts,  138. 
Veenmol.  160. 
Vendutie,  47. 
Venster,  39,  45,  54. 
Venus,  78. 

Verandering  der  mondholte  bij  sirih- 

kauwen,  80. 

  van  namen,  352. 

Verbanddoek,  115. 
Verblijf  in  de  open  lucht,  24. 
Verbranden  van  afval,  51. 
Verdamping  van  zweel,  16. 
Verdeeling  van  Ncd.  Indië,  physi- 

sche,  6. 
Verdieping,  28. 
Verdrinken,  119. 

Vcreenigiiig  lol  bev.  der  (Jen.  We- 
lensch.  in  N.  L,  33, 
325.  372. 

 ,  Koninkl.  Naluurk,,  372. 


41 


Vereeniging  van  praktiseerende  genees- 
heeren,  368. 

 voor  voorbereidend  onder- 
wijs, 30. 

Vereischten  ter  benoeming  tot  stads- 
geneesheer, 345. 
Vergiftiging,  81,  154.  159,  174,  199, 
208,  355. 

Verhouding  der  geneesheeren  onder- 
Ung,  367. 

Verkoudheid,  16,  17,  24,  91. 

Verlamming,  242. 

Verlichting,  48,  53,  61. 

Verlof  naar  de  bergstreken,  2,  92. 

309,  357. 
 Europa,  2,  92,  314.  357. 

  t  wenschelijke 

bepalingen),  361. 

Verlofstractement.  319,  362. 

Verlossing,  53,  70,  92,  123,  349. 

 ,  bloeding  na  de,  72. 

  bij   inlandsche  vrouwen , 

70,  71. 

Verloop  van  wonden,  63. 

Veimicelli,  144. 

Vermillioen,  85. 

Vermoeidheid,  282,  359. 

Vercordeelden.  204. 

Verrotting,  355. 

Verspreiding  van  epidemische  ziekten. 
299. 

Vervalsch'ngen,  138. 

Vervalsching  van  likeur,  212. 

 melk,  147. 

 soja,  198. 

  —  visch,  154. 

 wijn,  212. 

V  ervoerniiddelen,  353. 
Vcrwer,  54. 

Verwonding,  47,  51,  56,  78,  85. 

V  erzorging  van  kinderen,  67. 


Verzorging  van  paarden,  354. 

  —  zieken,  300. 

Verzwering,  63. 

Verzwikking,  46. 

Vest,  106. 

Vet,  138. 

— kaars,  52. 

— vorming,  91,  296. 

Vilt,  46. 

Vinaigre  de  toilette,  123. 
Vinken,  151. 

Visch,  138,  149,  153,  195. 

 in  blik,  158. 

 ,  gedroogde,  153,  157,  158. 

 lijm,  209. 

 ,  roode,  155. 

  in  zuur,  157,  196. 

Visites,  348. 

 ,  aantal  per  dag,  353. 

 ,    —  maand,  353. 

 ,  prijzen  der,  348. 

 ,  tijd  der,  353. 

Visum  repertum,  355. 
Viverra  Indica,  62. 

  Zibetha,  62. 

Vleesch,  60,  138. 

  extract,  145. 

 ,  verduurzaamd,  144. 

Vlekken  op  de  cornea,  81. 

 ,  roode,  275. 

Vliegen,  138. 

 —  kast.  138. 

  scheetjes,  281. 

Vloed,  witte,  43,  91,  100,  115, 179, 

283,  294. 
Vloer,  39,  43,  46,  49. 
Voandzeia  subtcrranea,  174. 
Vochtigheid,  11,  15,  54. 
Voeding,  136,  219,  330. 

 der  kinderen,   147,  166; 

173,  227. 


414 


Voeding  der  kleurlingen,  224. 

 soldalen,  223. 

Voedsel  136. 

  uil  hel  dierenrijk,  141. 

_   —  —  plantenrijk,  161. 

Voet  dor  Clüneesclie  vrouwen,  86. 

Voetpad,  50. 

Voetvervvonding,  78. 

Voetzool,  111. 

Vogelnestjes.  152,  241. 

Vogels,  138,  148. 

Volbad,  117,  119.  126. 

Vollcnhoven.  323. 

Voorkomen,  oud,  101. 

Vooroordeelen,  61, 

Voortplanting  der  Europeanen,  321. 

—  kleurlingen,  99, 102. 

Voorzegging,  66. 
Vorticella,  205. 

Vroedvrouw ,  Europeesche, 92, 299, 342. 

 .Inlandsche,  92,  342. 

 ,  school  voor  inlandsche  , 

342,  374. 
Vrouw,  acclimalisatie  van  de,  294. 

 ,  Europeesche,  91,  247. 

 ,  Chineesche,  86.  135,  325. 

—  ,  vóór  het  huwelijk,  77,  94. 

 ,  prakliseercnde,  335. 

.  ,  publieke,  344. 

 ,  uilleenen  van  de,  77. 

Vrucht,  afdrijving  der,  99. 

.  ,  ligging  der,  70. 

Vruchten,  178,  190. 

.  ,  onrijpe,  98,  178. 

Vulkanen,  7. 

Vijlen  der  tanden.  80. 

W. 

Waaier,  106. 


Waarnemingen,  barometer,  9. 

 ,  dampspanning,  11. 

 .  regen,  15. 

 ,  temperatuur,  9, 12. 

 ,  vochtigheid,  11. 

Wagen,  19,  88. 
Walang,  160. 

 sangiet,  160. 

Wandelen,  247. 
Wantrouwen,  96. 
Wants,  160. 
Waringin,  19,  50. 
Warmte,  103,  268. 
Warmbrmn,  129. 
Waroe,  130. 

 bladeren,  146. 

Warong,  173,  199. 
Wasch water,  50. 
Wassching,  116.  122. 
Waler,  200. 

 ,  artesisch-put-,  50,  126,  200, 

207. 

 ,  bad-,  50,  117. 

  uil  bamboe,  210. 

 ,  drink-,  50,  170,  175,  200. 

 ,  heet,  208. 

  kamer,  204. 

 ,  lauw.  188. 

 mineraal-,  116.  128,  131. 

 put-,  50.  205. 

 ,  regen-,  201,  205. 

 .  rivier-,  125,  201,  207. 

 Selters-,  131,  222. 

 ,  wasch-,  50.  t 

  zuivering,  203. 

Watermeloen,  178. 
W'aterlooplein,  312. 
Weekdieren,  158. 
Wecihuizen,  344. 
Wegen,  aanleggen  van,  327. 
Wólad,  72. 


415 


Wellust,  85. 
Weltevreden,  50. 
Wenkbrauw,  135. 
West-Indiè,  2,  179. 

 -Java,  131. 

AVestmousson,  11,  18,  20. 
Wetten,  333,  376. 
mtter,  322. 
Wi,  174. 
Widjen,  194. 

  olie,  133. 

Wieg,  253. 

 ,  inlandsche,  254. 

Willem  1,  170,  304.  313,  363. 
Wind,  11. 

 ,  drooge,  op  Celeben,  14. 

 ,  land-,  11,  14. 

  stilte,  14. 

 ,  zee-,  11, 14. 

Wiroe,  232. 

Wond.  63.  178,  184. 

Woning,  28  330. 

  der  Europeanen,  41,  330. 

 —  Chineezen,  52. 

 —  inlanders,  54. 

Wo7iosobo,  129. 
Woonplaats,  329. 
Wormen,  81. 
Wortels,  132. 
Wrijven,  98,  121. 

  met  olie,  126. 

Wijn,  212. 

 ,  Madeira.  211. 

 ,  Port,  211. 

  vervaisciiing,  212. 

 ,  Schiraz.  212. 

IJ. 

Yoni,  78. 


IJs,  -15,  189.  205. 

—  bad,  119. 

—  fabriek,  205,  207. 
— ,  geprepareerd,  206. 

—  kast,  138,  207. 

—  kist,  138,  207. 

—  machine,  207. 

— ,  smelten  van,  207. 
IJzer,  46.  135. 
Ijzerhout,  46. 

Z. 

Zalacca  edulis,  177. 
Zalf,  134. 
Zalm,  158. 
Zand,  43,  55. 
Zandsteen,  7. 
Zea  mais,  173. 
Zebu,  141. 
Zeebad,  127,  128. 
— kwal,  214. 
— netel,  214. 
— reis,  272,  298. 
— wind,  11,  14. 
— ziekte,  298. 
Zeep ,  120,  123. 

 ,  kokos-,  123. 

 ,  leer-,  123. 

Zegel,  334,  359. 
Zelfgenoegzaamheid,  87. 
Zemelen,  166. 
Zenuwstelsel,  166. 
Zetmeel,  165. 
Ziekenkleeding.  107. 

 onderzoek,  53. 

 verpleging,  300,  373. 

 zaal,  38. 

Ziekten,  besmettelijke,  300,  373, 
 der  darmen,  91. 


416 


Ziekten,  huid-,  130. 

.  ,  nüasmalWche,  81,  91. 

Zingiber  gramineuni,  136. 

  officinale,  196,  211. 

Zinnelijkheid,  75. 

Zitbad,  125. 

Zizyphus  jujuba,  181. 

Zoenen,  76. 

Zoldering.  39,  45. 

Zonlicht,  22. 

— nescherm,  106,  301. 

— nesteek,  284. 

— warmte,  303. 

Zoogen,  74,  92,  227,  295. 

Zool,  106. 

Zout,  72.  190,  197,  221. 
Zoutevisch,  158. 
Zoutzuur,  129. 
Zuchten,  267. 

Zuid-Ooster-Eüanden,  322. 
Zuigeling,  74,  92,  227,  298. 
Zuigdop,  229. 
Zuigflesch,  228. 
Zuivering  van  water,  203. 


Zuur,  ingelegd,  177,  196. 
Zuurzak,  181. 

Zwangerschap,  70,  99.  122,  199. 
Zwavelaardcn,  129. 

 alkaliën,  129. 

 bronnen,  130. 

 koolstof,  44. 

 waterstofgas,  201. 

 zuur,  129. 

Zweer,  279 

 ,  in  de  mondholte,  295. 

Zweet,  274. 

  afscheiding,  16,  112,  274. 

 ,  geur  van  het,  116,  275. 

  klieren,  116. 

  kristallen,  17,  274. 

 ,  onderdrukking  van,  16. 

 ,  snelle  verdamping  van,  If» 

274. 
Zwembad,  126. 
Zwijn,  143. 

Zijde,  Chineesche,  106,  111. 
Zijgalerij,  33. 


ALPIABETISCHE  LIJST 

VAN 

EIGENNAMEN. 


Altheer,  J.  J.,  128.  199. 
assenraad,  w.  iiuberts  van,  14. 

Baird  Smith,  R.,  168. 

Berkelot  Moens,  J.  C,  50,  128, 164, 

200,  202. 
Bleeker,  Dr.  P.,  25,  130, 153,  191, 

192,  202,  263. 
Bleekrode,  S.  A.,  Ja.,  128. 
Bol,  P.  A.,  14. 
BoLsiüs,  A.  M.  J.,  89. 
Bo£Cu,  W.,  175,  263. 
BoNTius,  Dr.  Jacobüs,  1,  20, 164,  165, 

181,  185,  214,  304. 
Bosman,  J.  T.,  14.  • 
Brikk,  Dr.  Jan  ten,  193. 
Broecke,  ten,  181. 
Broekjieijer,  J.  G.  X.,  14,  262. 
Büdd,  193. 

Carnbée,  Melvill  van,  322. 
Casper,  J.  L.,  127. 

ClIARLlER,  G.    F.,  13. 

Cleuer,  Andreas,  181. 
Cloütii,  C,  238. 
Cloux,  P.  du,  179. 

DARVi^IN,  Cii.,  97. 


Daüdet,  A.,  251. 
Deelken,  C.  H.  E.,  13. 
Deleen,  A.  J.  W.  van,  93. 
dolescuall,  g.  l.,  278. 

EcoMA  Verstege,  G.  M.  G.  A.  M  ,  77. 
EiJsiNGA,  Roorda  van,  240. 
Elst,  A.  van  der,  35,  39,153,180. 
Ermeung,  J.  Pil,  34. 

F.  G.  W.,  236. 

Filet,  G.  J.,  13. 

Frank,  Mevr.,  93. 

Frantz,  Dr.  J,  G.,  288,  316,  368. 

Geigel,  285. 
Gelpke,  0.,  153. 

Gelpke,  Dr.  I.  II.  F.,  Sollewijn,  78, 
170. 

Gent,  BIevr.  E.  van,  336. 
Goens,  P.  C.  van  216. 
Gramberg,  J.  A.  G.,  155. 
Gram,  Mevr,  86,  225. 
Groneman,  I.,  241. 

GÜNIUER,  158. 

Haar,  B.  ter,  21. 
Hart,  van  der,  75. 


418 


Hasskakl,  J.  K.,  55,  162,  164,  194. 

Hebua,  Von,  116. 

Heijjiann,  300. 

Helfricii,  C,  13. 

IIenny,  W.,  77. 

Henoch,  193. 

IllPPOCRATES,  287. 
HOEUVELL,  VAN,    60,  78. 

IIüET,  Prof.,  368. 

IIUBERTS   VAN    AsSENRAAD,  W.,  14. 
HüFELAND,  368. 
HüMBOLTT,   A.  V.,  279. 

hüygens,  constantin,  297. 
Hyrti,,  J.,  298. 

James,  J.  A.,  13. 
joübert,  l.,  334. 

Kervel,  L.  P.,  13. 
Kerst,  F.  J.,  251. 
KüNERT,  J.  M.  E.,  117,  118. 

I/EENT,  Dr.  F.  J.  VAN,  141. 

LEEDve,  D.  J.  DE,  322. 

Lesseps,  F.  DE,  110. 

LlEBERMEISTER,  118. 
LlNDCREEN,    J.  J.,  13. 
LiNDMAN,    L.,  13. 

LiNsciioTEN.  J.  VAN,  112, 164, 182,  242. 
LiTTROw,  Von  286. 
LüCHïMANs,  Dr.  G.,  33,  103. 

Maclay,  N.  VON  MiKLüciio,  218,  238. 
Maier,  P.  J.,  108. 
Marey,  373. 

Meijer,  Dr.  A.  B.,  151,  321. 
HIellvill  van  Carnbée,  322. 
MiKLUciio  Maclay,  N.  von,  218,  238. 
MoENs,  J.  C.  Bernelot,  50, 128,  164, 

200,  202. 
MojiicKE,  0.  G.  J.,  14. 


Mooij,  G.  DE,  47. 
MüNARET,  3,  116,  368. 
MULTATULI,   21,  67. 

Naegeli,  26. 

Nagelvoort,  J.  B.,  50,  200. 
Neuhaüs,  F.  W.,  207. 

NiEVELT,   G.    VAN,  20. 

Paludanus,  181. 
Pasteur,  51. 
Perelaer,  M.  T.  H.,  60. 
Pettenkofer,  192. 

PiNKIIOFF,  U.    S.,  187. 

Praeger,  L.  F.,  200,  248. 

Rebentisch,  Sonnemann,  J.  H.  A.  B„  13. 
Reiche,  M.  Th.,  13. 
Riedel,  J.  G.  F.,  77,  321. 

ROUHARD,  166. 

RoMBACH,  L.  C.  A.,  322. 
Roorda  van  Eijsinga,  240. 
Rost  van  Tonningen,  D.  W.,  128. 
Rüijter,  11.  C.  K.  F.  DE,  13. 

Sachs,  212. 
Sallustu;s,  287. 
Sciiarlée,  A.,  128,  164. 
SciiMiDT,  J.  H.,  216,  217. 
SciiNEiDER,  Fr.,  13,  128,  131,  217. 
Schouten,  W.,  75. 
sciiübert,  287. 
Semmelink,  J.,  180. 
S1.MM0NS,  Dr.  B.,  166. 
Smith,  R.  IIaird,  168. 
Sneltjes,  C.  J.,  13. 
SoLLEWijN  Gelpke,  Dr.  J.  II.  F.,  78, 
170. 

Sonkemann  Rebentisch,  J.  H.  A.  B.,  13. 
Stok,  N.  P.  van  der,  131,  230. 
SwAviNG.  Dr.  C.,  33. 248, 285, 288, 304 


419 


TEijsMAhtr,  J.  E.,  83,  216. 
ToNxiNGEN,  Rost  van,  D.  W.,  128. 
Toom,  J.  L.  van  der,  68. 
Tyndall,  51. 

Valentijn,  164,  214. 
VEnscHooFP,  E.,  242. 
Verstege,  Ecoma,  C,  M.  G.  A  M.,  77. 
Veth,  P.  .1.,  55,  131,  179,  182. 

ViDAL,  193. 
VlRGILIÜS,  98. 


Wallage,  A.  R.,  6,  7,  8,  182,  185- 

Walland,  A.,  35,  39, 
Wassink,  Dr.  G.,  272,  335. 
Watson,  164. 
Wernjch,  153. 
Wienecke,  G.  J.,  13. 
Wilken,  6.  A.,  75,  77. 
Wreüe,  J.,  13. 

Zollinger,  H.,  13. 


♦ 


r 


/  / 


[ 


1