DE aEJJEESHEEE,
DERLANDSCB-INDIË,
ÜOOR
Dr. C. L, VAN DER BURG
SeaS TE B£tL
'ic Vi'r,.!eiii^'iiig lol ixivui'UuiUi;;; der genoeiikumii;
^v 't<>nsch,.;!p<^ti in Néfiorland'ch-In-.lKi.
BATAVIA ,
jLi rcw^x 4» Co*
V 1882.
isciplina
Vitae
Scipio
Ex Biblioteca
Dr. D. de
Visser
Smits
f
KING'S
College
LONDON
Emnded 1829
'Bv^NTo^y Library /
200713565 3
1
KING'S COLLEGE LONDON
DE &EIEESHEEE
IN
NEDERLANDSCH-INDIE.
Het auteursrecht van dit werk is verzekerd overeenkomstig de
Wet van 28 Juni 1881 {Ind. Stbl. No. 199.)
LE GENEESHEER
IN
NEDERLANDSCH-INDIË,
DOOR
Dr. C. L, VAN DER BURG.
EERSTE DEEL.
Land, klimaat en bewoners; bygiène; de uitoefening der geneei-
knndige praktik.
Uitgegeven door de Vereeniging tot bevordering der geneeskundige
wetenschappen in Nederlandscli-Indië.
BATAVIA ,
ERNST de Co,
1882.
'De stelling: de minimis non curat lex , moet ten opzichte der
'geneeskunde , worden omgekeerd."
ROBERT DrUITT.
1
IIHOÏÏD.
VOORREDE voor het eerste deel Pagina I.
INLEIDING • 1.
Indeeling van het boek, 4.
LAND EN KLIMAAT • 6.
Uitgestrektheid, 6. — Verdeeling, 6. — Bodem, 7. —
Grootte, 8. - Klimaat, 9. — Invloed van warmte
en vochtigheid, 16. — Oostmousson, 18. — West-
mousson, 20. — Licht, 22. — Stof, 23. — Maanlicht,
23. — Aardbevingen, 24. — Grondwater, 25.
WONINIIEN .28.
In het algemeen, 28. — Scholen, 29. — Kazernen,
33. — Gevangenissen, 36. — Hospitalen, 37. —
Kerken, mesigit's; 39. — Komedie-gebouwen, 40. —
Logementen, 40. — Liefdadigheidsgestichten, 40. —
Woningen der Europeanen, 41. — ld. der Chineezen,
52. — ld. der inlanders, 54.
Aanhargsel: Begraafplaatsen • 57.
BEWONERS .59.
Getalsterkte, 59. — Inlanders, 60. — Chineezen, 82. —
Europeanen, 86. — Armeniërs, 92. — Kleurlingen,
92. — Arabieren, 103. — Negers, 103.
KLEEOING .104.
Inlanders, 104. — Chineezen, 106. — Arabieren
en Hindoes, 106. — Europeanen, kleurlingen cn
Negers, 106. — Militairen, 113.
BADEN EN LICHAAMSREINIGING {Mincralo Wateren) . . .116.
Koude baden, 117. — Volbaden, 117. — Stortbaden,
119. — Regen, 119. — Schepbaden, 120. — Aantal
baden en tijd van hel bad, 121. — Zeep, 123. —
Daden bij menstruatie, 123. ~ Kramas, 124. —
Tjèhok, 125. — Zitbaden, 125. — Baden voor
pasgeborenen, 125. — ld. voor kinderen, 126. —
Tc zamen baden, 126. — Zeebaden, 127. — Minerale
bronnen, 128. — Badplaalscn ia Europa, 131. —
Reiniging van den soldaat 132.
a
INHOUD.
Aanhangsel: Inlandsche schoonheidsmiddelen .... Pagina 132.
VOEGSELS .137.
In het algemeen ■ 137.
Voedsels van dierlijken oorspong 141.
Viervoetige dieren, 141. — Vleeschblikken, 145. —
Deng-deng, 146. — Melk, 146. — Boter, 147. —
Vogels, 148. — Eieren, 151. — Vogelnestjes, 152. —
Reptielen, 152. — Visschen, 153. — Trasi, 157. —
Tempoja, 158. — Ongewervelde dieren, 158, —
Honig, 159.
Voedsels van planlaardigen oorsprong ■ 161 .
Rijst, 162. — Rijstbouw, 167. — Sago. 172. —
Amylaceae . 172. — Peulvruchten , 174. — Aard-
vruchten, 174. — Kokospalm, 175. — Pisang,
177. — Groenten, 178. — Vruchten, 178. — Suiker,
187. — Ingelegde groenten en vruchten, — 189, —
Champignons, 190.
Toespijzen . -190.
rjabé, 190. — Pèté, 193. — Asem, enz. 194. —
Kurkuma, 195. — Kerrie, 195. — Ingelegde zuren,
196. — Soja, 197.
Aanhangsel: Eetbare aardsoorten > 198.
DRANKEN .290.
Water, 200. — Rivierwater, 201. — Zuivering,
203. - Pulwater, 205. — IJs, 205. — Koffie en thee,
208. — Tjien tjau, skottong, oghio, 209. — Verdere
dranken 210. — Serbat, 211. — Spiritualiën, 211. —
Bier, 213. — Arak, toewak kras, 214. — Bier,
217. — Keu, 218.
ETENSUREN EN SAMENSTELLING DER MAALTIJDEN . . .219.
Inlanders, 219. — Europeanen, 222. — Soldaten,
223. — Kleurlingen, 224. — Chineezen, 225.
VOEDING DER KINDEREN .227.
Moedermelk, 227. — Min, 227. — Kunstmatige voe-
ding, 228. — Oudere kinderen, 230.
GENOTMIDDELEN .232.
Het rooken van tabak, 232. — Het kauwen van
sirih, 234. — Hel schuiven van opium, 236. —
Hasisch, 240.
Aanhangsel: De coïtus • 240.
INHOÜD.
3
1 BEWEGING EN RUST .Pagina 243.
Inlanders, 243. — Cliincezen, 244. — Europeanen,
244. — Slaap, 248. — Pt</i7 en oeroel, 249. —
Rijtuigen, 251. — Het dragen van kinderen, 254.
AKKLIMATISATIE . 255.
Statistiek, 256. — Sterfte in hel lej^er, 257. —
Onwaarde der statistiek en de redenen daarvan
260. — Europeanen in de statistiek, 265. — Invloed
van het tropische klimaat in hel algemeen, 267. —
Symptomen, 268. — Leeftijd, 268. — Geslacht,
269. — Mannen, 269. — Bloelsoraloop, 269. —
Slaperigheid en slapeloosheid, 270. — Milt, 371. —
Spijsverteringskanaal, 272. — Lijkverschijnselen,
273. — Urine-afscheiding, 274. — Huid, 274. —
Zvv'eet, 274. — Roode hond, 276. — Muskieten,
278. — Furunkels, 280. — Huidkleur in het alge-
meen, 280, — Haren en nagels 281, — Gevoelig-
heid der huid, 281. — Yermoeidlieid 282. — Tremor,
282. — Erethismus nervosus, 282. — Genitaliën,
283. — Smegma, 283. — Het psychische leven,
284. — Vorming van gemoed en verstand, 291. — Vrou-
wen, 294. — Geslachtsleven, 294. — Anaemie, 295. —
Oud worden, 297. — Kinderen, 298. — Ontwikke-
ling, menstruatie, 301. — Zonnewarmte en werken
in den grond, 303. — Temperamenten, 305. — Inlan-
ders. 307. — Kleurlingen. 307. — Chineezen, 308. —
Verplaatsing naar bergstreken, 309. — Verplaatsing
naar Europa, 314. — Schoolgaan, 320. — Voortplan-
ting van Europeanen, 321 . — Kolonisatie, 324.
LEEFREGELEN .329.
HE UITOEFENING DER GENEESKUNDIGE PRAKTIJK IN
HET ALGEMEEN .333.
Bevoegdheid, 333, — Onbevoegden, 334. — Straf-
bepalingen, 340. — Wie praktijk uitoefent, 341. —
Vroedvrouwen, 342. — Stadsgeneesheeren, 344. —
Civiele geneesheeren, 346. — Particuliere genees-
heeren, 347. — Uitgaven en inkomsten, 348, —
Positie, 350, — Hulp inroepen, 351, — Tijd
en aantal der visites, 353. — Vervoermiddelen,
353, — Trommel, 354. — Gerechtelyke geneeskunde.
355. — Certificaten, 356, — Onderlinge verhouding,
367. — Consulten, 369. — Specialiteiten, 370. —
4
INHOUD.
Wetenschappelijke omgeving, 371. - Opleiding
van inlanders lot geneesheer, 374. — Uitrusting,
374.
ALPHABETISGH REUISTIiR Pagina 377.
ALPHABETISCllE LIJST VAN EIGENNAMEN 417.
YOOEEEDE
voor het eerste d.eeU
Liefde tot het land, waarin iic de tweede lielft van mijn
leven, dus mijne liesle levensjaren, doorbracht, en liefde tot
mijn werkkring hebben mij dit boek doen samenstellen.
Hoe dikwijls is het mij voorgekomen, en zeker vele Indische
geneeskundigen met mij, dat ik dagen lang moest zoeken om
een schijnbaar eenvoudige zaak te welen te komen? Vele
deelen van verschillende tijdschriften, of vele brochures en
boeken moesten worden nageslagen eer het doel was bereikt —
of niet bereikt.
Dan kwam dikwijls de wensch bij mij op, hadden wij maar
een boek, waarin de zaken uit Nederlandsch-Indic , die voor
een geneesheer noodig zi.]n te weten , bij elkaar voorkomen ,
al was zulk een boek niet volkomen. Denkende, dat anderen
dit gemis ook wel zullen bespeurd hebben, besloot ik, reeds
voor vele jaren, te pogen zulk een hoek te schrijven; ik ver-
zamelde gegevens, maar wilde die eerst rangschikken, nadat
ik meende, door een langdurig, onafgebroken verblijf en door
eene uitgebreide praktijk, genoeg ondervinding te hebben ge-
kregen om zelfstandig te kunnen oordeelen en eigen mededee-
lingen te kunnen doen.
In de inleiding heb ik, in korie trekken, het doel van dit
werk uileen gezet; thans wensch ik het een en ander in het
midden te brengen over de bewerking van dit eerste deel.
De inhoud er van is vooral hygiène, voorafgegaan door eenige
mededeelingen over land, klimaat en bewoners, waarvan de
kennis mij nuttig scheen voor den geneesheer, en gevolgd door
VOORREDE.
hel verliaal van hel een en ander, dal de uiloefening der ge-
neeskundige prakUjk in Indië bijzonders oplevcrl.
Ik schreef geen leerboek der hygiène voor Nederlandsch-lndië,
noch een boek voor hel publiek. In beide gevallen zou de be-
handeling eene geheel andere hebben moeien zijn , dan zij
thans is. Een leerboek zou veel uilgebreider moeien wezen ,
zou zaken moeien behandelen, die Ibans achlerwege konden
blijven, en veel syslemalischer moeien zijn bewerkl. Een po-
pulair boek zou bijna alles kunnen missen, wat Ihans is
niedegedeeld over inlanders, Chineezen en andere bewoners,
daar hel alleen voor Europeanen nul zou kunnen hebben ; de
loon moesl dan ook anders geweest zijn, en geheel andere
zaken zouden moeien behandeld zijn.
Ik schreef een boek voor gevormde geneesheeren , die zich in
Indië willen vesligen, in de hoop, dal ook de medici, die
daar reeds langer verblijf hielden , hel zouden kunnen gebrui-
ken, om er eens iels in op te zoeken of hun herinnerings-
vermogen Ie hulp te komen. Voor zoover de hygiène belrefl,
beschouwe men de mededeelingen als aanvullingen van het-
geen over de behandelde onderwerpen in elk handboek der
gezondheidsleer te vinden is, meer bepaald als aanvullingen
mei hel oog op de bijzondere omstandigheden in Neder-
landsch-Indië. Bij de bewerking stelde ik mij voor, in gesprek
te zijn met eenige collega's, al nam die samenspreking den
vorm eener alleenspraak, en wel van een heel lange, aan.
Daardoor leed somtijds de zuiver syslemalische behandeling
der onderwerpen en dwaalde hel gesprek wel eens af. Dat
kon, dacht mij, geen kwaad; 'l boek zou er meer leesbaar
door worden, vrijer in de behandeling, terwijl de moeielijk-
heid, die daaruit ontslaat om iels op Ie zoeken, wordl opgeheven
door de toevoeging van een zeer uitgebreid, alphabelisch register
der behandelde onderwerpen. In dal register is hel zoeken zoo
gemakkelijk mogelijk gemaakt, door de onderwerpen onder
elk zelfstandig naamwoord te brengen , dat de zaak aanduidt,
bijv. opvoeding der kinderen, slaat onder opvoeding en onder
VOORREDE.
llt
kinderen; karbouwenvleesch onder Bos bubnhis, buffel, harho ,
karbouw, kebo, moending en vleesch , enz.
Waar mij dat noodig scheen, deelde ik Maleische, Javaansche,
Sundaneesche of uit eene andere taal genomen woorden
mede; daartoe was alleen duidelijkheid een leiddraad; nimmer
evenwel werd een dier woorden gebruikt zonder toelichting
door toevoeging van een Nederlandsch woord of van eene
wetenschappelijke diagnose. Taalkennis stond daarbij niet op
den voorgrond; dus is niet altijd er bij gezet in welke taal
eene zaak den opgegeven naam draagt, maar koos ik hel meest
gebruikelijke woord; over de spelling dier woorden, uit een der
Polynesische talen genomen , zeide ik het een en ander op pag.
162; al die woorden zijn cursief gedrukt om vergissingen te
voorkomen.
Ten opzichte der wetenschappelijke diagnosen teeken ik aan,
dal ik, zooveel mogelijk maar één naam opnoemde en welden
meest gebruikelijken of dien van het meest voorkomende voor-
werp. Er zou, zonder die bekorting, geen eind aan sommige
diagnosen komen ; bij de visschen o. a. en bij de planten is het
geen zeldzaamheid te vinden dat een zelfde, Maleische naam
op drie, vier of meer dieren of planten toepasselijk is; daarom
achtte ik mij verplicht eene kritische keuze te doen uit het
bestaande materiaal; dat was meer in overeenstemming met
de strekking van een boek, waarin zoölogie en botanie niet
op den voorgrond konden staan. Uit dat oogpunt scheen het ,
voor dit eerste deel, niet noodig de autoriteitsnamen bij de
diagnose te noemen.
Met groolere zorg en meer en détail trachtte ik zulke onder*
werpen te behandelen, waarover weinig of niets is gepubliceerd^
zooals bijv. het baden, de aanwijzingen voor het verblijf in
een koel klimaat, of voor een vertrek naar Europa, en der-
gelijken.
Ik hoop door dit boek te gemoet te komen aan de klacht
van zoovelen, dal het bezit eener groote bibliotheek in hdië^
bij hel dikwijls veranderen van woonplaats, zoo lastig is;
IV
VOOBREDE.
immers om lekluur Ie hezillen over de medische onderwerpen,
daar (e liiiis behoorende, moei men zich voorzien van de reeds
lamelijk uitgebreide, wetenschappelijk tijdschriften, waarin die
behandeld worden. Eene concentratie van wal den Indisclien
medicus noodig is te welen kan die klacht doen verkleinen.
Dal de eerste poging daartoe vele gebreken zal bezitten , is
eene opmerking, waarvan ik de waarheid volkomen gevoel.
Bij de beoordeeling van dit werk moge men dit, hoop ik,
niet uil hel oog veiliezen. Üaar komt bij, dat ik voortdurend
te Batavia gevestigd was, eersl als olTicier van gezondheid,
daarna als particulier geneesheer; velen nu, die meer van yWié
zagen, beweren, dat zulk een Balaviaasche ondgasl Indië niet
kent. Hel zal mij dan ook niel verwonderen, als het gezegde :
«audiunl, qui auditi dicunl, videnl, qui bene sciunl" hier
toepasselijk zal zijn en men aan het boek een Balaviaschen
slempel niel zal kunnen betwisten. Ik meende daarin evenwel
geen reden te vinden, mijn plan te lalen varen; vooral, omdat
hel regelmatig bezoek der vergaderingen van de vereeniging lol
bevordering der geneeskundige wetenschappen in Nederlandsch-
Indië mij telkens de gelegenheid opende met collega's in
aanraking te komen, die den Jndisclieii Archipel op alle moge-
lijke plaatsen hadden bezocht.
Met voorbedachten rade liet ik bijna alles buiten bespreking
wal in geneeskundige werken, in andere talen geschreven over
hel heele klimaat en zijne gevolgen, is gepubliceerd; niet
omdat ik aan die werken, handelende meestal over Fransche
en Engelsche koloniën, geen waarde toeken; integendeel, ik
achtte het noodig die voor mij zelveu Ie bestudeeren ; maar,
omdat ik dit boek een zuiver Nederlandsch-lndisch karakter
wenschle Ie doen iiebben en houden. Een zeer enkele maal
wees ik op Brilsch-lnd ë of op Singapore, waar dal niet ver-
meden kon worden.
Overigens zal hel wel ailijd de persoonlijke meening zijn,
die aangeeft, wat er in oen boek van dezen aard behandeld
moei worden en wal niel. Alleen de hoop, dat de keuze der
VOORREDE.
V
besproken onderwerpen , de goedkeuring der meerderheid moge
verwerven, moei den schrijver leiden bij die keuze. Zoo zijn
er bijzonderheden uit hel leven der inlanders, der Chineezen^
der bewoners in hel algemeen aangestipt , die, hoewel niet
behoorende op zuiver medisch terrein, toch kunnen bijdragen,
de bevolking beier te doen kennen en beoordeelen. Van der
Hoeven's «Anthropologisch onderzoek" leert ons, dat zulke
zaken ook waarde hebben voor deu praktiseerenden arts.
Dit eerste deel vormt een voldoend, op zich zelf slaand geheel,
naar het mij toeschijnt, om de uitgave d;iarvan te rechtvaar-
digen, terwijl niet met zekerheid kan worden beloofd, wanneer
hel tweede en derde deel zullen verschijnen. liet rangschikken
en bewerken mijner aanleekeningen is mij alleen mogelijk in
de weinige avonduren, die mijne overige werkzaamheden mij
vrij laten ; hoe onregelmatig die vrije uren voorkomen, zal men
gemakkelijk inzien. Daarom kan ik alleen beloven , zoo spoedig
mogelijk, de beide andere deelen te zullen gereed maken.
Moge dit boek, als een eerste poging op dit gebied,
eenigszins voldoen aan het plan, waarmede het werd bewerkt;
moge het door mijne collega's, onder wie ik zoo vele vrienden
lel, ontvangen worden met die welwillendheid, waarover ik
mij zoo dikwijls mocht verheugen; moge het tevens aanleiding
geven lot op- en aanmerkingen, die zullen kunnen dienen om
later een leerboek of eenige leerboeken over de hier behandelde
onderwerpen te doen verschijnen.
Wij willen immers hopen, dal de lijd zal komen, waarin
leerboeken over hygiène, ziekte- en genezingsleer , materies
medica, enz., speciaal voor Nederlandsch-hidië, noodig zullen zijn,
omdat er medici voor en in Indië gevormd zullen worden 1
Thans is een leerboek nog niet noodig, daar de gelegenheid
ontbreekt om uitsluitend voor Jnsulinde lol medicus te worden
opgeleid.
Het is mij, na hel afdrukken van dit boek, gebleken, dat
eene dubbele kaart, als bedoeld is op pug. 8, voorkomt achte r
Kuijper's r> Oost- Indië", dal de op pag. 29 genoemde school ,
Vi
VOOkREOfe.
gevestigd in een vroeger pliolographisch alelier, is verdw^enen,
en dat de lokalen van het Gymnasium Willem III, op pag.
32 als minder goed aangeduid, door anderen zijn vervangen.
Ook verdient aangeteekend te worden, dat op den Juli
1882 een nieuw BReglement op de hiirgerlijke geneeskundige
dienst in Nederlanclsch-lndië (Gouv. besluit 50 Maart 1882 , Staats-
blad n°. 97)" in werking zal treden. Ik heb mijne bedenkingen
tegen dat Reglement, als «Kantteekeningen", gepubliceerd in
het Bafaviaasch Handelsblad van den 6«" en 8"" Mei 1882.
Enkele opmerkingen in het laatste hoofdstuk van dit deel wor-
den daardoor gewijzigd; evenwel kan over de werking van dat
nieuwe Reglement eerst, na eenigen tijd, geoordeeld worden;
bovendien blijft het grootste gedeelte van het daar gezegde
toch van kracht.
Ten slotte vergunne men mij een woord van oprechten dank
aan mijnen vriend Dr. C. H. A. Westhoff, die zich de moeite
getroostte het geheele manuscript en de drukproeven door te
lezen, en die mij daarbij menigen nuttigen wenk en menige
belangrijke opmerking ten beste gaf. Zijne collegiale hulp
wordt door mij op hoogen prijs gesteld.
Batavia, Mei 1882.
Dr. C. L. V. D. Bimo.
IILEIDIIG.
In de oorspronkelijke Nederlandsche lilteralimr over genees-
kunde ontbreekt , naar ik meen , tot nog toe een werk , dat
afzonderlijk bestemd is de ziekten te bespreken, die vooral in
de keerkringsgewesten veelvuldig voorkomen. Zeer zeker
hebben vele Nederlandsche geneesheeren, zoowel als die van
andere nationaliteiten in Nederlandschen dienst, zich verdien-
stelijk gemaakt door het schrijven van boeken en tijdschrift-
artikelen, die alleen over ziekten, als de boven bedoelden, handelen.
Evenwel bestaat er geen werk in de Nederlandsche taal, dat
als een handboek voor de ziektekunde over tropische ziekten
kan worden beschouwd.
Het voor de 17'= eeuw zeer goede boek van Dr. Bontius
i.s in het Latijn geschreven en niet in zijn geheel in het
Nederlandsch vertaald. Wil men de bijdragen door Neder-
landers geleverd voor de betere kennis der tropische ziekten
bestudeeren dan is het noodig een groot aantal verhandelingen
te verzamelen, die in zeer verschillende Nederlandsche en
Nederlandsch-Indischc tijdschriften zijn verspreid en levens
kennis Ie nemen van, als brochures of kleine boekwerken
uitgegeven, monographiën over tropische ziekten. Is het dus
van belang te achten, een boek te bezitten , in onze moedertaal
geschreven, dat de hierbedoelde ziekten regelmatig bespreekt,
zeker is dat niet minder het geval, wanneer men bedenkt , dal
Nederland de tweede plaats inneemt in de rij der mogendheden ,
die uitgebreide bezittingen hebben ifi de keerkringsstreken.
Te verwonderen is het wel , dat in zulk een staal zoo
weinig werk gemaakt wordt van de studie der ziekten, die
2
het meest in tropische landen voorkomen , waar het de vorming
van geneesheeren geldt. Aan de hoogescholen werd vroeger
de leer der ziekten van de tropen nimmer alzoiiderlijk onder-
wezen; zij werden wel besproken op de colleges, die aan pathologie
euz. waren gewijd, maar de leeraren, die geroepen waren ook
daarin onderwijs te geven, hadden in den regel hoogst zelden
gelegenheid persoonlijke ondervinding op den voorgrond te
plaatsen. Er zijn inderdaad ziekte-processen , die in verreweg de
meeste handboeken der gcneesknnde niet eens genoemd vvorden ,
en waarvan de kennis toch nooilig moet geacht worden voor
den geneesheer, die kor teren of langeren lijd in de tropische
gewesten zal moeten pracliseeren.
Bij de opleiding der militaire geneeskundigen aan 's Rijks
kweekschool te Ulrechl werd ten minste rekening gehouden
met de heslemming van sommige kweekeliiigen voor Oost- of
Wesl-Indië, van anderen voor de zeemacht. Maar allen
genoten hetzelfde onderwijs gezamenlijk en nimmer werd
gebruik gemaakt voor het speciale onderwijs van de ondervinding
door geneesheeren in Indië opgedaan. Bij de verplaatsing van
het korps kandidaten voor militaii'en geneesheer naar Amsterdam
werd in zooverre gedacht aan de belangen der voor Indië en
voor de Marine bestemde leerlingen , dal hun de gelegenheid
gegeven werd de lessen te volgen, die door een der oudste
officieren van gezondheid van de zeemacht over tropische
ziekten werden gegeven.
De geneesheer, die in Indië aankomt, heeft in den eersten
tijd een moeielijken werkkring. Niet zelden slaat hij plotseling
alleen te midden eener hevolking, wier taal hij niet kent,
wier gewoonten hem volkomen vreemd zijn, en tegenover
ziekten, die hij wellicht wel eens heeft hooren noemen, maar
nooit heeft ge/.ien en gewoonlijk ook niet heeft bestudeerd.
De eigenaar.ligheiien, die de geneeskundige praktijk oplevert
ten gevolge van het menschenras, waarmede hij te doen
heeft, of van het klimaat, waarin hij zich bevindt, zijn hem
volkomen vreemd tn hij heeft eeni^je maanden, noodig om zich,
5
ten minste eon weinig, te oriënteeren. Zelfs de gewone,
dagelijksciie gang van zaken is hem onbekend en iiij ondervindt
groole moeieliikheden lot hel vinden van een Juist antwoord
op lot hem gerichte vragen over hel al of niet geoorloofde
van het gebruik van spijzen en dranken, welker namen nog
nooit zijn oor bereikten ; over hel gewenschle van hel gebruik van
baden; over het schadelijke of onschadelijke gebruik van in- of
uitwendig toegepaste inlandsche geneesmiddelen en dergelijken
meer.
Algemeene regelen mogen hem daarbij leiden tot het geven
van, in zijn oog, zeer gepaste antwoorden — niet zelden slaat
hij de plank mis, omdat de studie hem niel in staat stelde
genoeg Ie weten van de omstandigheden , die zijn oordeel
moeten vestigen.
Andere moeielijkheden doen zich voor bij de beoordeeling
der noodzakelijkheid van een verblijf in de bergstreken of van
een vertrek naar Europa.
Over de meeste dier aangelegenheden is, vooral in het
Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië , wel iels te
vinden, ook wel in de boeken, die als populaire handleidingen
zijn gepubliceerd, naar voldoende kunnen die hulpmiddelen
niel worden genoemd.
Toen ik nader kennis maakte met Munaret's hoek: Le
médecin des villes et des campagnes, kwam de wensch hij mij
op, dal voor Indië een dergelijk werk mocht beslaan.
Eindelijk besloot ik iets dergelijks le beproeven, al heb ik
voor mij zeiven de volle overtuiging dien geesligen schrijver
op lange na niet le kunnen navolgen. Juister druk ik mij
uil door le zeggen, dal genoemd boek den laalslen sloot gaf
aan een reeds lang gekoesterd plan, om een werk over de
geneeskundige praktijk in Indië le schrijven.
De zaak was voornamelijk, dal, naar mijne meening, in
zulk een boek veel moest vermeld worden , wat men in den
regel in geneeskundige hoeken niel aantreft. AIunaret nu gaf
hel voorbeeld, dal hel nul heeft ook die dingen in een werk
4
bijeen te brengen en dat voorbeeld spoorde mij tot navolging
aan. Evenwel bepaalt zich daartoe dan ook de overeenkomst ,
zooals bij eene oppervlakkige vergelijking reeds blijken zal.
Dit werk is dus te beschouwen als een boek voor gevormde
geneesheeren , die naar Indië wenschen te gaan of daar gevestigd
zijn. Misschien is er voor studeerenden ook wel wat in te
vinden, maar zeer zeker niet genoeg, zonder daarbij andere
geneeskundige werken te raadplegen.
Ik stel mij voor drie afdeelingen te onderscheiden, waarvan
de eerste, in algemeene trekken de praktijk in Indië te be-
handelen zal hebben, eii waarin dus onderwerpen besproken
worden, die de geneesheer voor alles dient te kennen, om
geen vreemdeling te zijn in het land, waar hij zieken zal
verplegen , terwijl daarin verder de hygiënische maatregelen in
de lieele gewesten behandeld worden.
De tweede afdeeling heeft ten doel de kennis van ziekte-
voi men , die in Indië meer dan in andere landen worden waar-
genomen, en de verschillen te doen zien, die in het ziekte-
verloop, de behandeling en dergelijken voorkomen. Daarbij
slaat voortdurend Nederlandsch- Indië op den voorgrond en
slelde ik mij telkens vragen van dezen aard: Moet deze ziekte
geheel beschreven worden? Is het alleen noodig enkele afwij-
kingen te beschrijven? Geeft alleen de behandeling, de voor-
zegging, de oorzakenleer aanleiding tot opmerkingen? Het
gevolg daarvan is dus, dat bijv. longlering niet wordt be-
schreven, maar daarbij alleen op de behandeling wordt gelet;
dal Indische spruw, framboesiae en dergelijke uitgebreider
worden besproken; aandoeningen van de lever een groote
plaals innemen, enz.
Een derde afdeeling kan materia Indica genoemd worden en
bespreekt Indische geneesmiddelen.
Ik achtte het onnoodig in een boek van dezen aard lelkens
de bronnen optegevcn, waaruil ik putte.
Men begrijpt licht, dat, al heeft eene ruime ondervinding
mij in staat gesteld een eigen oordeel te vellen over de meeste
6
der behandelde onderwerpen, toch dikwijls te rade werd
gegaan met hetgeen anderen reeds bekend maakten, evenzeer
als ik meende soms te mogen herhalen , wat reeds vroeger door
mij was gepubliceerd, maar toch hier te huis behoorde. Nu
en dan plaatste ik ter aanwijzing een naam lusschen haakjes
of noemde een opstel, dat mij van dienst was.
LAID EI KLIMAAT.
Zeker zal men hier wel geene uitgebreide beseliri.iviiig, in
geneeskiiiuligen zin , van Nedeiiandsch-Indië verwachten. Er
kan alleen eene algemeene beschouwing geleveril worden ,
terwijl al hel belangrijke, wat over verschillende plaatsen
als geneeskundige topographische beschrijvingen is gepubliceerd,
achterwege dient te blijven. Behalve dat zelfs een uittreksel
van die plaatsbeschrijvingen een boekdeel zoude vullen , zou
hel altijd een uittreksel blijven en de geneesheer, die zich
op een bepaalde plaats wil vestigen, toch in de noodzakelijk-
heid verkeeren zich eigen te maken , wat over die plaats ,
vooral in Indische tijdscbrilten , is bekend gemaakt. Eene
lieschouwing van Insulinde in het algemeen mag evenwel
niet ontbreken.
De Oost-Indische Archipel ligt, voor zooverre zij onder
Nederlandsch gebied behoort, tusschen 93° en 141° Oosterlengte
van Greenwich en tusschen 7°30' Noorderbreedte en 9° Zuider-
breedte; dus geheel en al in het heete klimaat. Zij bestaat uit
eene verzameling groole en Ideine eilanden , die , wat haar
dierenwereld en haar plantengroei betreft, voor een gedeelte
tot Azië moeten v/orden gebracht, terwijl een ander gedeelte
meer de typen van Australië vertoont.
Alfred Russel Wallage was de man , die hel eerst aan-
toonde dat de oostelijke en westelijke helft van Insulinde niet
aan elkaar gelijk zijn, uit een physisch-geographisch oogpunt.
Hij vond in die twee gedeelten contrasten in bijna alle
afdeelingen der natuur; in de geologische fornialiën, in den
plantengroei, in de dierenwereld, in de diepten der zee,
7
in de menschenrassen. Al die con trasten hier op Ie sommen
ligt buiten ons gebied; genoeg zij het op te merken, dat
Swnalra, Borneo, Java en de tasschen gelegen eilanden, uit
dit oogpunt beschouwd, tot Az'ë moeien worden gerekend;
terwijl de oostelijker gelegen eilanden, Celehes, de Moluhkei en
de eilanden ten oosten van Java tot Auslralië naileren. Alleen
voor de nienschen rassen moet Wallace's meeiiing worden ver-
meld, dat de Maleijers, waarvan de Maleisclie Archipel zijn
naam onlleent en die in geen ander wcreMdoel voorkomen,
de bewoners der westelijke helft zijn, terwijl de Papoea's , die
de ooxtelijke helft bewonen, als een geheel afzonderlijk ras
moeten worden beschouwd. De grenslijn evenwel, die de
heide mon'--chcnrassen van elkander scheidt, ligt iels meer
ooslelijk dan die de beide afileelinjren uit een zoölogisch en
bolani ch oogpunt begrenst. Waar in dit boek van inhinders
gesproken wordt, is het Maleisehe ras in 'iet algemeen bedoeld ,
terwijl, bij onderlinge ve'^schillen tusschen de bewoners van
ondeischeidene plaatsen, daarop, voor zooveel mij noodig voor-
kwam , is geweien.
De bodiMu der eilanden van den Indischcn Archipel is van
zeer verschillende samenstelling.
Terwijl sommige eilanden alleen gevormd zijn door koraal-
banken, zijn anderen door vulkaniscl:e uiiharslingen ontstaan
en weder anderen door heiile lovmaliër» te z;imen gevormd.
De binnenlanden van J,iva o. a. beslaan uit groole berg-
vl.iklen, met vele nog' werkzame en uilgtNloofle vulkanen; de
veelal sieil af^'esnedon en hoog3 zuidkust van dat eiland is
grooiendeels gevormd uit sedimentaire zand- en kalksteen,
basalt- en andesiel-rotsen , allen van teriiaire vorminr, terwijl
de noordkust door aanslil.'bincr zich voortdurend uilhreidt. Aan
die noordkust zijn hier en daar breede stranden, die evenwel
op sommige gedeelten al zeer spoedig eenige honderde voeten
rijzen. Ook Sumalra beslaat aan de kusten, voor een groot
gedeelte, uit aantijeslihden grond; maar de binnenlanden hebben
hooge, waaronder enkele vuurspuwende, bergen. Borneo is
8
door Eiiropoaneii , jilleen aan de lage, moerassige kusten
bewoond. De Molu/cken hebben in het algemeen een rolsach-
ligen, viilkanischen bodem.
VVenscht men, in korle woorden, aanlegeven boe hel slaat
met den invloed dier eilanden op de gezondheid, dan is het
nuttig eene verdeeling te maken in kustplaatsen en in plaatsen
in de binnenlanden gelegen; waarbij de eersten moeten worden
beschouwd als de warmste niet alleen, maar ook als die,
waar zich de meeste miasmatische invloeden doen gevoelen ; dus
als de ongezondste. Dit geldt voor Java, Swnatra , Borneo en
de tusschen gelegen eilanden, terwijl de Moluksche eilanden,
ook aan de kustplaatsen, niet ongezond zijn.
Men maakt zich dikwijls geen goede voorstelling van
de grootte der genoemde eilanden ; nuttig kan het daarom zijn
een paar vergelijkingen te maken ; de provincie Friesland is
kleiner dan de residentie Batavia; Wallage geeft een kaartje,
waaruit blijkt, dat Engeland, Schotland en Ierland in hunne
gewone ligging binnen den omtrek van het eiland Borneo
gemakkelijk kunnen plaats vinden, terwijl er dan nog zeer
belangrijke stukken land overschieten. Hij merkt verder op,
dat, indien men kaarten had van Insulinde en van Europa,
geteekend op dezelfde schaal, en men de uiterste westpunten
op elkaar legde, het eerste zich lot ver in Centraal Azië zou
uitstrekken. Sumatra is grooter dan Groot Brittaniè en Ierland
samen; Java, en Luzon zijn ieder veel grooter dan Ierland.
Het zij mij vergund, ter verduidelijking nog een paar voor-
beelden in cijfers aan te voeren. De getallen, achter de
landen geplaatst, zijn vierkante geographische mijlen.
Borneo 12962 Duilschland 11800 (zonder A'/^a."? en
Sumatra 7828 Frankrijk 9748. Lotharingen).
Celehes 3294 Groot- Brittanië 3948.
Java 2313 Cuba 2510.
Timor 613 Nederlanden ö94.
Dat is, meen ik, voldoende om eenige denkbeelden te vormen
omlrent de belangrijke grootte van den Nederlandsch-Indischen
9
Archipel. RcvrcenHlend mag het. inderdaad genoemd worden ,
dat de Nederlanders, sedert meer dan Iwee eeuwen bezitters
van die uitgestrekte gewesten, in hel algemeen zoo weinig
kennis bezitten van die grootte. Daartoe draagt waarschijnlijk
veel bij het feit, dal de Europeesche bewoners van Indië zich
zoo dikwijls verplaatsen, waardoor na een langdurig verblijf
bijna alle Europeanen elkaar eenigszins bekend zijn.
De Indische Archipel heeft, een klimaat, zoo warm en zoo
vochtig, dat men een dergelijken toestand bijna in geen ander
deel der aarde aantreft, Wij moeten een blik werpen op de
meteorologische verschijnselen in dat gewest. Waarnemingen
van dien aard worden op zeer vele plaatsen in Indic gedaan,
maar helaas! niet allen verdienen vertrouwen. De beste zijn,
zooals wel van zelve spreekt, die van het magnetisch en
meteorologisch observatorium te Bitavia. Reeds vroeger heb
ik een overzicht van de daar gedane waarnemingen, uil oen
geneeskundig oogpunt belangrijk te achten, gepubliceerd en
meen dat hier gedeeltelijk te moeten herhalen. Het strekt
zich uit over de jaren 1866 tot 1875. Het is van belang
te weten, dat het genoemde observatorium ligt op 6°ll'0" Zui-
derbreedte en een tijdsverschil heeft oostelijk van Greenwich van
7 urjen 7 minuten en 19 seconden, terwijl het slechts zeven
meiers boven de oppervlakte der zee is verheven.
De verschillen in den barometerstand zijn zoo gering, dat
zij uit een geneeskundig oogpunt geen waarde bezitten; de
gemiddelde stand is 758,62 millimeters, wat, gereduceerd tot
het zeepeil, eene hoogte geeft van 759,4 m.m.
De temperatuur-waarnemingen hebben eene veel hoogere
waarde, voor ons doel. Alle cijfprs van den thermometer-
stand zijn die van de verdeeling volgens Celsius.
De gemiddelde temperatuur bedraagt 25°84.
De hoogste temperatuur was 33°7 ; de laagste bedroeg 19"4.
Terwijl dus hel grootste verschil lusschen alle aangeteekende
cijfers 14°5 bedroeg, was het grootste verschil in de dagelijk-
sche gemiddelden slechts 5° 35.
10
De warmste maanden van het jaar zijn April, Mei, Juni,
Augustus, September, October en November, waarin de ther-
mometer gewoonlijk boven het jaarlijksche gemiddelde rijst,
terwijl de temperatuur in de overige maanden daaronder blijft.
In December, Januari en Februari heersclien W. Z. W. , W.
en W. N. W. winden en dati is het koeler, terwijl van Mei
tot October Oostewinden waaien en de temperatuur dan hooger
is. Bij volle maan is het, in den regel, iets warmer.
Wal de dagelijksche wijzigingen in den warmtegraad betreft,
valt op Ie merken, dut het gedurende IOV2 a 11 uren van
de vierentwintig warmer is dan de gemiddelde temperatuur.
Het koelst is het 's morgens tusschen 5 en 6 ure en wel
ongeveer een kwartier voor zonsopgang; hoewel de juiste
tijd in de verschillende maanden eenigszins varieert.
Het grootste verschil, dal op één dag werd gezien , bedroeg
11°2, en hel kleinste was 1°5. In hel algemeen is het
dagelijksche verschil het grootst in Augustus en hel kleinst
in Februari, waaruit zich gemakkelijk het feit laat verklaren,
dat de westmousson , die in Februari heerscht , minder onaan-
genaam op het lichaam inwerkt, dan de oostmousson.
Verdeelen wij den dag in vieren dan vinden wij :
Van zonsopgang tol 's middags 12 ure, de grootste
warmte in October en November, de geringste in Januari en
Februari.
Van 's middags 12 ure tol zonsondergang, de hoogste tem-
peratuur in Mei, Augustus en September, de laagste in Januari
en Februari.
Van zonsondergang tot middernacht, de hoogste warmtegraad
in April, Mei en September, de laagste in December, Januari
en Februari.
Van middernacht^ tot zonsopgang is het het warmst in Juli
en Augustus, het koelst in April en Mei.
Over deze waarnemingen zal nog straks iets in hel midden
gebracht worden, terwijl wij de meteorologische observaliën
hier eerst allen bij elkaar wiïlen plaatsen.
11
Werd reeds gezegd, dat Indië zeer vochtig is, dit blijkt
duidelijk uit de hier volgende cijlers. Stelt men de saturatie
van den dampkring op 1000, dan in de gemiddelde vochtigheid
858; de grootste in Februari 882; de geringste in Augustus
790. In de maanden van Januari tot Mei, in Augustus en
September is het 's morgens om zes ure het vochtigst ; terwijl
de grootste vochtigheid wordt waargenomen bij Westewind
en de geringste bij N. N. 0. wind.
De dampspanning is gemiddeld 20.62 m.m,: zij is het hoogst
in April, 21.40 m.m.; het laagst in Augustus, 19.47 m.m.
Een minimum vindt men dagelijks om 6 en 11 ure 's morgens ,
en een maximum om 9 of 10 ure 's morgens en om 6, 7 of
8 ure *s avonds.
Wat de gemiddelde hoeveelheid gevallen regen betreft, be-
draagt die jaarlijks 1928 m.m. De geringste hoeveelheid viel
in 1868 en bedroeg 1377 m.m.; de grootste, 2501, in 1872.
Naar den tijd van het jaar verschilt de hoeveelheid regen zeer;
in Januari valt de meeste; in Augustus de minste, waarbij
in het oog moet worden gehouden , dat er in Juni en October
nog twee maxima, in Mei en November twee minima zijn
waarlenemen. De helft van de jaarlijksclie hoeveelheid regen
valt in December, Januari en Februari.
Donder, die 66 tot 77 raaien per jaar wordt waargenomert,
hoort men het meest in November, het zeldzaamst in Juni.
Wat de windrichting betreft, en nu volg ik niet meer de
genoemde meteorologische warnemingen, is die in de twee
groole seizoenen, Oost- en Westmousson, reeds door de
namen zelve verduidelijkt. Die beide moussons komen nog
uitgebreid te sprake. Thans willen wij reeds opmerken , dat de
kustlanden, die de warmste zijn, belangrijken invloed onder-
vinden van de land- en zeewinden. Te Batavia is, zooals van
zelve spreekt, de zeewind, een Noorde-, de landwind, een
Zuidewind. Over de oorzaken van hel ontstaan dier winden
behoef ik niet uittewijden. De zeewind komt ongeveer tef^en
10 ure 's morgens door, wordt langzaam sterker en bereikt
12
tegen 2 a 5 ure 's middags zijn maximum , om langzaam
afnemend legen 6 ure 's avonds op te houden. Er volgl dan
een paar uren windstille, waarna de landwind even langzaam
doorkomt, 's nachts haar maximum bereikt en tegen ongeveer
7 of 8 ure 's morgens eindigt. De zeewind is gewoonlijk veel
sterker dan de landwind. De eerste is meestal heet en des
te warmer, naarmate hij over een breedere strook verhit
land is heengestreken ; zoodat hij in plaatsen, meer naar hel
binnenland gelegen , werkelijk hinderlijk zijn kan.
De landwind daarentegen is meestal zeer koel; die koele
wind doet geen kwaad, terwijl de heele, opdroogende zeewind
veel meer aanleiding geeft lot katarrhale en rheumatisclie aan-
doeningen, een onderwerp, waarop wij nog nader terugkomen.
Bovendien brengt die zeewind nadeelige hestanddeelen in de
lucht, ten gevolge van het strijken over de meest moerassige
en ongezondste gedeelten van het strand.
Voor andere plaatsen in Indië bestaan niet zulke juiste
meteorologische waarnemingen als voor Batavia. Blijkt uit de
hoven opgegeven cijfers, dat de gemiddelde temperatuur te
dier stede is 25°84, men vindt die door vroegere waarnemingen
hooger opgegeven en wel 26°19. Dat verschil moet hoogst
waarschijnlijk geweten worden aan de mindere zorg, die men
vroeger wijdde aan het opstellen van den thermometer. In
het meteorologisch observatorium toch is de standaard-thermo-
meter, met de meeste zorg, onttrokken aan den invloed van
uitstraling, wind, verdamping enz. Vooral de uitstraling van
den grond maakt de temperaluurwaarnemingen , in den regel,
iets hooger. Dit mag niet uit het oog worden verloren bij
de heoordeeling van den warmtegraad, gedaan op gewone
thermometers. Voor den medicus is het van belang in het
oog te houden, dat de mensch, als levend en zich bewegend
voorwerp, wel aan den algemeenen gang van de temperatuur,
zooals de standaardthermometer die aanwijst , is onderworpen ,
maar bovendien al de invloeden ondervindt, waaraan die
warmtemeter onttrokken is. Door hel loopen en verblijven
13
in den zonneschijn, in den wind, in den regen, door ver-
damping van het zweet en door vele andere oorzaken , is de
niensch onder zoo geheel andere omstandigheden , dat voor
hem het temperatuursverschil grooter is dan de standaard-
thermometer dat doet kennen.
Het schijnt mij wel nuttig van enkele helangrijke plaat-
sen in Nederlandsch Indië, waar meteorologische waarne-
mingen gedaan zijn , aanteekening te houden van den gemiddelden
warmtegraad, al mag daarbij niet uit het oog worden verloren ,
dat de nauwkeurigheid der opgaven zelfs geene vergelijking
toelaat met die van het meteorologisch -ohservatorium te
Batavia.
Voor Soerabaija vindt men eene gemiddelde temperatuur
van 27°4.
Te Bajoewangie was dat gemiddelde ^^'^6 (Zollinger) ;
Te Klatten (Soera/carta) 23°5 (Schneider);
Te Padang , U°l (Rpiche) ;
Te Padang-Pandjang , 2o°ö (Kervel);
Te Fort de Koek, 21°2 (Charlier);
Te Pajakombo, 25° (Sneltjes) ;
Te Siboga, 28°3 (Wrede);
Te Padang-Sidempoean , 24°8 (James);
Te Solok, 25°3;
Te Rau, 24°5;
Te Ajerbangis, 25°1 ;
Te Singkel, 27°ö ;
Te Goenoeng Siloli, 28° 1 ;
Te Tebing-Tingie , 26°4 (Lindman) ;
Te Telok-Belong , 29°3 (Wienecke);
Te Benkoelen, 29°5 (de Uuuter);
Te Muntok, 28°9 (Lindgreen) ;
Te Pengaron, 25°9 (üeelken);
Te Bandjermasin , 27°8 (Hel^rich) ;
Tc Montrado, 26°71 (Filet);
Te Singkawang, 2B°1 (Sünnemann Uebentiscu);
e
e
14
Te Makasser, 2B°8 (Broekmeijer) ;
Te Maros, 26o4 (Bol);
Te Bonlhain, 26^45 (Huberïs van Assenraad/,
Te Amboina , 26°4 (Mounike) ;
Te Ternate, 26°7 (Bosman); 1 g
Indien wij de waarnemingen, waaruit de bovenstaande
gemiddelden geput zijn, in hun geheel overzien en vooral als
wij een blik werpen op die van Batavia, leeren wij daaruit
hoe gering in werkelijkheid de temperatuursverschillen zijn.
Die voortdurende hooge warmtegraad zou waarschijnlijk niet
zoo goed verdragen worden , indien er niet een factor aanwezig
was, welke ten opzichte van de inwerking der liooge tempe-
ratuur op het menschelijk lichaam niet mag worden uit hel
oog verloren. Die factor is het geringe verschil in duur van
dag en nacht; met zeer kleine verschillen staat de zon twaalf
uren lang aan den hemel om daarna voor een even langen
tijd te verdwijnen, liet gevolg er vtm is, dat de warmte in
Indiè dragelijker is dan in de heete zomerdagen in Europa en
Noord-Ameri/m , waar de zonnewarmte zooveel meer uren van
het etmaal ter inwerking vrij staan. Er is gedurende den
korten nacht in die streken maar zeer weinig afkoeling moge-
lijk; bovendien brengt de inrichting van steden en huizen
mede, dat de warmte beter verdragen wordt.
Ook brengen de reeds genoemde afwisselingen tusschcn land-
en zeewind daartoe zeer veel bij. Minder is dit liet geval
met We Ooste- en Westewinden , die ih de naar hen genoemde
móussons waaien. Vooral in den droegen mousson zijn de
hecrschende winden voor het gevoel niet zelden brafidend heel.
In de overgangperioden lusschen de beide nioussons zijn
de windrichtingen meer afwisselend, hecrscht dikwijls wind-
stilte en onvveder, en is gewoonlijk de warmte het meest hin-
derlijk voor het gevoel. Als algemeene regel moeten die kenle-
ringslijden als do ongezondste worden aangemerkt.
Op hel eiland CeJebcs waait somtijds een zeer sterk opdroo-
gende wind.
Omtrent de regenwaarnemingen verschijnen maandelijks ^
van wege het observatorium, uitgebreide mededeelingen over den
geheelen Jndiscken Archipel. Voor verreweg het grootste gedeelte
worden die door geneesheeren gedaan en is het dus gemakke-
lijk daarover het noodige voor iedere plaats te kennen. In
West-Jam regent het meer dan in Oost-Java. Op de plaatsen
binnen *s lands meer dan op de kustplaatsen. Buitenzorg Java,
maar nog meer Padang-Pandjang op Sumatra, zijn als buiten-
gewoon rijk aan regen bekend.
Natuurlijk verandert de gemiddelde warmtegraad naarmate
men plaatsen bezoekt, die hooger of lager gelegen zijn. De
bergstreken zijn veel koeler, soms zelfs zeer koud en al is
de sneeuwlinie onder den evenaar op een groeten afstand van
de aardoppervlakte toch worden rijp en ijs in de hoogste
bergstreken wel eens gezien. Bovendien zijn de dagelijksche
verschillen in den thermometerstand op de bergen veel grooter
dan in lager gelegen gedeelten. Op de 5mrforo, in de residentie
Kadoe, bijvoorbeeld vind ik de temperatuur aangegeven als te
zijn 's morgens 26° over dag 44° en 's avonds 36° FAHR. Een
veel grooter verschil dus, dan voor Batavia is genoemd.
Zeker is het niet Van - belang ontbloot Ie weten , dat in
het algemeen op Java de naar het westen gekeerde berghel-
lingen koeler zijn dan de ooslelijke.
De betrekkelijke vochtigheid is niet zelden ook in de hoog-
gelegen plaatsen grooter dan in laaggelegene. In het algemeen
is de graad van vochtigheid in den Indschen Archipel zeer gvoo\ .
Men kan die gemiddeld op 880 stellen, als 1000 genomen
wordt voor saluratie.
liet laat zich gemakkelijk denken , dat die groote vochtigheid,
gepaard met zeer hooge temperatuur, aanleiding geeft. tot ver-
schijnselen , die elkaar schijnbaar tegenspreken. Zoo is de eerste
oorzaak van de groote moeite in het bewaren van boeken,
instrumenten en eigenlijk van alles, wat men noodig heeft;
terwijl (Ie tweede even lastig kan zijn bij bewerkingen , waarbij
men wel eenigen lijd iets nat zou willen houden; ieder, diQ
16
zich scheert, weel dat hij zich moet haasten , omdat anders de
zeepschuini is opgedroogd. Inlanders droogen zich na hel baden
niet af, maar loopen toch niet met natte Itleederen , waarbij
ook de invloed van den wind niet buiten rekening mag wor-
den gelaten. In den droogen monsson ziel men niet zelden
de uileinden der groote bladeren van pisang-hoornen , van vele
i^arens en andere planten gedeeltelijk bruin, zelfs zwart ver-
brand door de inwerking de zonnestralen, terwijl het meer
naar den stam gelegen gedeelte eene frissche, groene kleur heeft.
Beide factoren, warmte en vochtigheid, dragen dan ook bij
lol een ruime ontwikkeling van betrekkelijk lagere organismen
in de planten- en dierenwereld, waardoor de bibliotheken,
zoowel door schimmelvorming als door het voorkomen van
zeer vele diertjes, belangrijk worden geschaad. Ook op hel
mensclielijk lichaam oefenen die beide oorzaken een groolen
invloed uit, die uil de cijfers der meleorologische waarnemingen
niet zoo dadelijk kan worden opgemaakt. Zoo is de voort-
durende, belangrijke vochtigheid der lucht zeker een der
voornaamste oorzaken, dat verreweg de meeste menschen bij
eenige krachtsinspanning, vooral bij mcchanischen arbeid, bij
lichaamsbeweging, zeer sterk zweeten, al is de gewone tem-
peratuur, onder den dagelijkschen gang der werkzaamheden
voldoende om het langs de huid afgescheiden vocht voordurend
Ie doen verdampen, zonder dat zich zweetdroppels vormen,
len minste bij personen, die langeren tijd in het tropische
klimaat verblijf hielden en dus als geakklimaleerd beschouwd
kunnen worden. Juist deze omstandigheden maken het be-
grijpelijk, dat verkoudheden zoo dikwijls en in zoo lievigen
graad voorkomen in een land, waar men a "^iori hel tegen-
overgestelde verwachten zou. Immers de inwerking der zeer
warme zonnestralen geven voor een oogenblik aanleiding lol
zeer snelle verdamping der over hel lichaam verspreide droppels
zweel, wal vooral bcguiisligd wordt, zoo hel Ie gelijker lijd
waail. Dan is hel verdampen dikwijls zoo snel en wordl
levens de wcrkdadigheid der huid voor eenige oogen-
17
blikken zoo legen gehouden, dal het verdampte zweet zijne
zouten als kleine kristallen op de huid teruglaat, die zich
dan als een zeer ruwt stof voor hel gevoel met de hand laten
herkennen. Sommige gevoelen dan ook, hij hel plotseling
komen in den slerken zonneschijn , enkele malen koude rillingen,
die waarschijnlijk verklaard moeien worden uit de zeer snelle
verdamping van hel vocht, dat aan de huidoppervlakte is
verzameld.
Wat hier gezegd is, moet voornamelijk van toepassing wor-
den heschouwd op Europeanen , die reeds langeren tijd in Indië
verhlijf hielden. Pasaangekomenen Iranspireeren in den regel
veel sterker. Hunne huid werkt, door de nog ongewone om-
geving, waarin zij geplaatst zijn, veel meer door sterke af-
scheiding der zweetklieren , en wel in die male , dat de op-
droogende werking der hec;te zonnestralen minder of in het geheel
niet hemerkhaar is. Werkelijk zien wij dan ook, dat zijniet
zooveel door verkoudheids- en rheumatisclie aandoeningen wor-
den aangetast, dan reeds langer verhlijf houdenden. De inhoor-
lingen vertoonen al die verschijnselen in veel mindere male.
Zeer zeker ziet men wel eens een koelie , wien het zweet met
hreede stralen langs het lichaam gutst, wanneer hij met een
zwaren last heiaden rondloopt, of anderen zwaren arheid
verricht. Maar de gewone regel is, dat zij niet zeer sterk
zweelen, terwijl een regelmatige verdamping aanleiding geeft,
dat hunne huid, op het aanvoelen, zeer koel is. Het is niet
al Ie gewaagd hier een voortdurende inwerking van het klimaat
hij opvolgende geslachten aan te nemen en te zeggen , dat
inboorlingen, reeds hij hunne geboorte , de mindere gevoeligheid
voor hitle en vochtigheid hebben overgeërfd van hunne ouders.
Immers vindt .men denzelfden toestand, al is die dikwijls niet
zoo sterk uitgedrukt, bij kleurlingen en treft men die niet
aan bij kinderen uit zuiver Europesche ouders geboren,
terwijl kinderen uit Indo-Europeanen geboren, dus een
tweede of derde Europesche generatie in Indië, al meer tot
de inlanders naderen, wat hunne huidwerkdadigheid betreft.
18
Ieder weet, dal in hel. algemeen zich Iwce tegengestelde
tijdperken in de weêrsgesleldheid voordoen , die als Oost- en
Westmousson hestempeid worden en waarvan de eerste
(voor het gedeelte van den Archipel, dat aan den schrijver
dezes meer hepaald hekend is) in de maanden Mei tol Novemher ,
de tweede van Novemher tot Mei heerscht. Dat er dikwijls
jaren komen, waarin de afscheiding niet zoo hijzonder duidelijk
is, laat zich hegrijpen, ofschoon die mindere duidelijkheid wel
meer afhangt van den algemeenen indruk dan van juisle
waarneming. De uitdrukkingen Oost- en Westmousson zijn
uit een wetenschappelijk oogpunt zeker te verkiezen hoven
drooge en natte mousson, omdat de windrichlingen wel degelijk
iri die lijden juist zijn, zooals de mousson genoemd wordt
en dit met den regen niet zoo volkomen hel geval is. Wel
valt verreweg de meeste regen in Januari, Fehruari en De-
cember, maar dè Oostmousson is volstrekt niet altijd droog,
zelfs is er in Juni en Oktoher nog een maximum waarlenemen
van gevallen regen raassa's.
Een hlik in de stalen der regenwaarnemingen overtuigt ons
al spoedig, dat er niet veel dagen zijn, waarop geen regen
valt, al is de hoeveelheid hoogst veranderlijk. Toch zal, niet-
tegenstaande deze waarheden , de indruk , dien , vooral de
kustplaatsen , op den pasaangekoraenen maken , zeer verschillen
naar den lijd, waarop hij in Indië aankomt. Zoo zal de eerste
opwelling in het midden der Oostmousson, hij aankomst Ie
Batavia, in den regel niet zeer aangenaam zijn. Een spiegel-
gladde zee, door geen of zeer weinig wind bewogen, ziet hij
voor zich en onder eene verschroeiende warmte nadert hij den
ingang der rivier, waarvan de oevers uil een donkerbruine,
soms wat roodgekleurde, uitgedroogde, met .groole spleten
voorziene klei bestaan, terwijl het waler eene ondoorschijnende ,
vuil bruingeele massa gelijkt. De donkerhlauwc , hoogstens
door eenige lichte, wille wolken afgebroken, heldere hemel
welft zich hoven hem. De witgepleisterde huizen en de met
kiezelzand bestrooide wegen weêrkaatsen een sterk en schillerend
19
licht , zoo slerk, dal de waarneming van délails op eenigszins
grooleren afstand niel mogelijk is, wal nog verergerd wordl
door de slerke luclillriilingen der opslijgende, verhille lucht.
Is er volstrekt geen wind, dan is op groote vlakten lucht-
spiegeling geen zeldzaamheid. De wegen zelve vertoonen kleine
scheuren en barsten terwijl langs de randen enkele grasscheuten
zichtbaar zijn , die met moeite eenige groene kleur laten
schemeren door de dikke, hen bedekkende stoflaag. Terwijl
hij de stad doorrijdt, gewoonlijk in een hotsend en vuil
rijtuig, dat den algemeen gebruikten naam » wagen" geen
oneer aandoet, ziet hij alle gebouwen en de weinige hoornen
met een dikke laag stof bedekt, die gewoonlijk een bruin-
roodachtige kleur vertoont. Ontmoet hij hier of daar eene
vlakte, die met gras bedekt schijnt, dan neemt hij daarop
dezelfde roodbruine kleur waar, met enkele groene schakee-
ringen, waarin sommige geheel zwart verbrande plaatsen zijn
te zien, terwijl de hoornen ook daar met diezelfde stoflaag
zijn bedekt en alleen pas uitgeloopen takjes der tamarinde-
boomen en waringins (Urosligma benjaminum en andere soorten)
een helder lichtgroene kleur vertoonen. De inlanders, die
zich te voet bewegen , munten niet uit door overvloed of
rtjkdom van kleêren en bij hen, die vrachten dragen, vormt
het afloopende zweet, vermengd met stof , wankleurige figuren
op rug en borst. Overal vindt hij dal stof, de wanhoop der
zindelijke huisvrouwen , terug en eerst tegen den avond begii;t
de indruk wat minder ongunstig te worden. Dan laten zich
de verschillende kleurschakeeringen en daardoor de vormen der
voorwerpen beter onderscheiden. In de door stof bedekte
heggen neemt hij toch kleine, witte, roode en paarsclie bloemen
waar en het groen der boombladeren wordt meer zichtbaar;
maar lang duurt dat niel. Spoedig is de nacht met zijne
duisternis ingevallen, eene duisternis, die hij zelden zoo in zijn
geboorteland waarnam.
Heft een heldere sterrenhemel of een prachtige maneschijn
die duisternis op en komt de landwind eenige verfrisschiug
20
brengen, dan vertoont zich voor hem eene natuur, die hij
nimmer zoo zag en die hem in verrukking brengen kan. Het
zoo schitterende maanlicht, waarbij zeer goed kan worden
gelezen, verbleekt de sterren, die anders zichtbaar zouden zijn
in den omtrek der plaats, waar de maan staat, terwijl verder
daarvan verwijderd die sterren pralen met een glans, die
slechts zeer zelden in een helderen winternacht in Europa
wordt gezien. De schijnende melkweg breidt zich als een
lichtende streek over den hemel uit; met vreugde worden de
sterrebeelden , de Groote Beer en Orion , herkend , terwijl zich
aan de tegenovergestelde zijde de Scorpioen en het Zuiderkruis
verloonen. Niet zelden is die nachtelijke pracht voorafgegaan
door sterk weerlicht in het zuiden, waarbij zich de boven de
hergen opgestapelde wolken telkens op andere wijze verlicht,
phantastisch gekleurd , voordoen.
De diep ingesneden bladeren van de palmen, die principes
der plantenwereld, worden zacht door den wind bewogen, en
doen, om het beeld, door een uitstekend schrijver (van Nievelt)
gebezigd, overtenemen, denken aan zich bewegende, schitte-
rende zwaarden, waarin het maanlicht wordt teruggekaatst.
Komt dezelfde vreemdeling evenwel in de Westmousson in
[ndië aan, dan is het beeld, en dus de eerste indruk, geheel
anders. De lichtblauw gekleurde hemel is afwisselend met
witte, grijze, of donker gekleurde wolken bedekt, die niet
zelden als schapenwolkjes zich voordoen, terwijl de zee niet
zoo kalm en effen is, ja niet zelden de sterke golfslag aaiilei-
ding wordt, dat voorloopig aan verlaten van het schip niet
kan worden gedacht. De wind steekt dan met vrij hevige
kracht op, die eveiwvel niet te vergelijken is met storm in
Europa en een zware, ondoorzichtige, alle geluid verdoovende
regen breekt door: een regen, waarvan Du. Bontius zeide ,
dat zij aan een tweede Deucalions vloed doet denken. Na
zulk P' bui wordt het kalmer; een aangenaam, door de
^jtemperd, licht wordt door de verschillende voor-
We: i**", zelfs op grooten afstand, teruggekaatst, zoodal de licht-
21
Mauw gekleurde bergen een fraaien achtergrond vormen voor het
schoone panorama. De rivieren zijn met water gevuld, dat thans
helderder is, maar toch nimmer doorschijnend, en de oevers zijn
bedekt met een heerlijken plantengroei. De verschillende tinten
van groen zijn thans gemakkelijker waar te nemen , en zelfs de
donker gekleurde, oudere bladeren vertoonen een frischheid,
die alleen door de jonge uilloopers wordt overtroffen. Tusschen
dien hoofdtoon vindt men de geele of roodgekleurde bladeren
van andere boomsoorten verspreid , terwijl bloemen en vruchten
gemakkelijker te onderscheiden zijn. De spoedig opgedroogde ,
slechts voor korten lijd morsige wegen weêrkaalsen niet zulk
een sterk licht en de witgepleisterde huizen zijn niet met de
onoogelijke, dikke stoflaag bedekt. Men vindt bet niet bijzonder
warm, omdat de zon niet zoo langdurig achter elkaar schijnt
en de weslewind verkoeling aanbrengt, terwijl des avonds
bij zonsondergang het drukke gefluit en getilp der vogels een
aangenauien indruk maakt, die wat later op den avond wordt
gewijzigd door het voordurend gebrom, gesi^ en getjirp der
duizende insecten en door de verbazende geluiden door een
massa groote kikvorschen voortgebracht. De avonden zijn
gewoonlijk donkerder door den dikwijls betrokken hemel , maar
in het algemeen heerschl er meer frischheid en levendigheid
dan in den Ooslmousson.
Deze beelden der beide moussons zijn voornamelijk op de kust-
plaatsen toepasselijk, daar de afscheiding der jaargetijden in de
binnenlanden, vooral in de hooger gelegen streken, niet zoo
scherp is en de eiken middag vallende regens de gebeele natuur
daar een frisscher aanzien geven. Dikwijls stelt men zich
die prachtige natuur niet juist voor. Multatuli heeft
veel meer gelijk door Jnsulinde »een gordel van smaragd"
Ie noemen, dan ter Haar door te spreken van het «land der
kleuren, land der zon"; juister, maar minder fraai, zou de
laatste gezegd hebben: «land der kleur on land der zon", als
hij onder kleur uitsluitend de groene had verstaan. Gerust
kan gezegd worden, dal de overige kleuren, die men door de
22
prachtige leckeiiingen van bloemen eii vruchten leert kennen,
moeten worden gezocht, maar niet van zelf in hel oog vallen.
Het sterke licht, nog teruggekaatst door breede wegen en
witgepleisterde huizen , maakt het nemen van bijzondere maat-
regelen bij verblijf in de open lucht niet noodig. Alleen bij
verhoogde gevoeligheid van het netvlies kan het nuttig zijn een
rookbril (van zoogenaamd London-smoke-glas vervaardigd, dat
is glas, waarin zeer fijn verdeelde koolslof is gemengd) Ie
dragen, die niet te sterk getiiï^mag zijn. Opmerkingswaardig
is het, hoeveel meer men door zulk een bril op het midden
van den dag ziet en bet gebruik er van zou zeker aan te
bevelen zijn aan personen , die een landschap wenschen te
teekenen. De bijzonderheden worden veel duidelijker waargeno-
men. Het zonlicht is het meest hinderlijk in de eerste mor-
genuren , tot ongeveer negen ure voor den middag. Zoodra
de zonnestralen, na dat uur, meer de loodrechte richting na-
deren , is het licht niet zoo hinderlijk meer. Ieder , die werk-
zaamheden in de open lucht te verrichten heeft , is dat feit bekend.
Evenwel mag nimmer het voortdurend gebruik van de zoo
even genoemde rookbrillen voor gezonde oogen worden toege-
staan; men is verplicht dat zeer bepaald af te raden.
Ten gevolge van de buitengewoon groote afstanden , die de
pracliseerende geneesheer voor de uitoefening zijner betrekking
heeft afteleggen, worden de geneeskundige bezoeken altijd in
een rijtuig gedaan. Het groote tijdverlies , dat daarvan het gevolg
is , wordt nuttig besteed door te lezen. Ue practicus brengt zoo
doende een groot gedeelte van den dag door lezende bij eene zeer
sterke verlichting en na eenige jaren ondervindt hij daarvan
den invloed in hel feit, dal hij des avonds sterker kunst-
licht noodig heeft om goed te zien , waarbij de inrichting der
galerijen, die aan eene zijde open zijn, wellicht van invloed
is, omdat natuurlijk van die open zijde geen terugkaatsing van
licht plaats vindt. Al is hel duidelijk dal hel accomadalie-
vermogen niet lijden kan onder die voortdurende inwerking
van sterk licht, zoo blijkt het toch niels ongewoons te zijn,
23
dat des avonds een licht convexe bril veel bijdraagt tot het
gemakkelijlt maken van den arbeid. Misschien is evenvvrel in
de voortdurende, sterke contractie der pupil daartoe een oor-
zaak te vinden; immers zou men daarbij kunnen denken aan
een vermoeidheid van alle accomodatie-spieren , w^at nog des
te meer aanneembaar is , omdat het heete klimaat eene ver-
slapping van het zenuw- en spierstelsel in het algemeen
veroorzaakt. Al kan op physiologische gronden het verband
tusschen deze beide functiën niet bepaald worden aangetoond,
maar moeten integendeel pupilbeweging en inspanning der ac-
comodatiespieren als afzonderlijke spierwerkzaamheid worden
beschouwd, zoo staat het genoemde feit toch vast. Dat die
invloeden zich bij , zelfs zeer geringe hypermetropie , spoediger
doen gevoelen, behoeft wel geen betoog.
In de huizen heerscht over dag gewoonlijk een getemperd licht,
ten gevolge van het sluiten der jalousiën. Nadeelige gevolgen
daarvan zijn de sterke verlichting der open galerijen en de
soms belangrijke duisternis, die in de gesloten kamers
heerscht. Die voortdurende , snelle afwisseling, bij beweging in
huis, tusschen donker en licht maakt het netvlies gevoeliger voor
indrukken en geeft meermalen aanleiding tot prikkeling der
retina met vaatverwijding, een ziekelijke toestand, die vooral
bij myopen buitengewoon dikwijls gezien wordt.
Het reeds meermalen vermelde stof (dat voornamelijk in de
Oostraousson van de wegen opwaait en bestaat uit fijn gereden
kiezelsteenen gemengd met opgedroogde paardenmest) is oor-
zaak van het veelvuldig voorkomen van conjunclivitis, vooral
van conjunctivitis vesiculosa en phlyctenulosa , terwijl bij inlan-
ders, die zich niet laten behandelen, of als zij dat doen toch
steeds de oogen sterk blijven wrijven , ook keralilis geen zeld-
zaamheid is.
Van den invloed, dien het maanlicht rechtstreeks op den
mensch zoude hebben, is het moeielijk zich een denkbeeld te
vormen. De temperatuur is bij helderen maneschijn, volgens
den standaardthermometer, iets hooger, dan in donkere nachten.
Maar hier lilijkl duidelijk, dal de volkoiiieii afsluiting van
dal inslrunienl van alle vreemde invloeden niet hel juisle
hceld geefl van wal in de naluur geschiedl en voor de praküjk
noodig is Ie welen. Voor hel gevoel zijn die heldere avonden
en nachlen gewoonlijk koeler dan de donkere en , waarschijnlijk
zal hel wel aan sterkere uilslraling moeien worden toege-
schreven , dal verkoudheidsziekten na hel verhlijf in de open
lucht, op zulke avonden , meer dan op andere voorkomen. Eigen-
aardig is de mode op de hoofdplaatsen om juist die heldere
avonden nil Ie kiezen tol hel geven van muziekuitvoeringen ,
vuurwerk en dergelijken in de open lucht; een natuurlijk
gevolg trouwens van hel aangename licht, dal de maan dan
verspreidt. Evenwel noemde ik die mode eigenaardig, omdal
iedereen weet, hoe gemakkelijk dan kou geval wordt en men
toch juist die tijden hUift verkiezen tol een verhlijf huiten ,
terwijl men anders 's avonds Ie huis zijnde er niet aan denkt
gehruik Ie maken van tuinen of erf. Na zulke avonden , vooral
als hel 's middags heeft geregend , is de geneesheer dikwi.]ls
in de gelegenheid hij kinderen darmkatarrhen waar te nemen
en hij volwassenen neus-verkoudheden , lichte hronchitiden en
facialis-aandoeningen te zien. En paar malen zag ik ver-
lamming der laalslgenoemdc zenuw, door die oorzaak, ont-
staan. Een maanhoofd heb ik nimmer waargenomen. Zeer
veelvuldig was ik evenwel in de gelegenheid personen te zien,
die geregeld de eene of andere katarrhale ongesteldheid ver-
toonen , na verblijf in den helderen maneschijn.
Nu en dan komen aardbevingen voor, die voor den genees-
heer alleen belang kunnen hebben door het ontstaan van
belangrijke verwondingen en door den invloed, dien angst en
schrik op hel zenuwslcisel kunnen uitoefenen. Van het laatste
zag ik belangrijke gevallen door de uilwerking, die zij hadden
op het verloop eener reeds beslaande ziekte. De aardbeving
zelve veroorzaakt dikwijls duizeligheid of misselijkheid en
braking. Verder wordt beweerd , dat na aardbevingen de sterfte
grooter zoude zijn en er meer ziekten zouden voorkomen.
28
Dit geloof is onder inlanders algemeen. Ook Dr. Rlbekeii
meende, na de door hem bijgewoonde aardbevingen in Mei en
Juni 1842, een grooler aantal zieken te hebben geobserveerd.
Hij deelt mede, dal, terwijl vóór de aardbevingen vooral veel
inlermittentes gewoon waren , na dat natuurverschijnsel integen-
deel die koortsen verdwenen en plaats maakten voor katarrhen
en rheumatische aandoeningen. Ik geloof evenwel, dat op hel
ontstaan der laatstgenoemde aandoeningen minder die aard-
schuddingen van invloed waren dan het tevens door Dr. Blekker
medegedeelde feil, dal aan die aardbevingen eenige buijige
dagen voorafgingen en de regentijd lot hel laatst van Juni
aanhield, terwijl hij anders in den regel in Mei geëindigd is;
cr'waren menigvuldige en hevige onweders, van stortregen, hevige
windvlagen en snelle temperatuurswisselingen vergezeld.
Ik heb zelf meermalen en enkele lameliik hevige aardschud-
dingen bijgev^roond , maar van een dergelijken algemeenen
invloed op den genius epidemicus evenmin iels kunnen be-
merken, als van het toenemen van hel aantal zieken. Boven-
dien, zoo hel feil waar was, zou hel er mei den gezondheids-
loesland van Ternate en Banda , van Padang en omstreken ,
en van vele andere plaatsen in Indië treurig uitzien, omdat
het aantal daar voorkomende aardbevingen waarlijk niel gering
is. Wie belang slelL in den gang en de veelvuldigheid van
dal natuurverschijnsel in den Indischen Archipel, kan de gegevens
er voor vinden in de uitgebreide staten voorkomende in hel
Natuurkundig ïijdschrifl voor Nederlandsch- Indië , welke staten
elk jaar worden voortgezel.
Ten opzichte van de afwisseling der moussons verdient
nog afzonderlijke vermelding de buitengewoon groole , en
dikwijls zeer snelle afwisseling in den stand van hel zooge-
naamde grondwater. Er behoort niet veel opmerkingsgave
loe om den zeer verschillenden stand van hel water in allerlei
soorten van pulten waar te nemen; in den Oostmousson zeer
ledig, zoodat er niel zelden gebrek aan water ontslaat, zijn
zij in den Westmousson dikwijls tot Injna gelijk met den
beganen grond gevuld. Maar dal verschil is ook na elke
regenbui duidelijk te zien.
Indien de zeer verleidelijke theorie van Naegeli , omtrent den
invloed der splljtzw^ammen , waarheid is, en de steeds voort-
gaande onderzoekingen daaromtrent duiden er hoe langer
hoe meer op, dan is zeker Indië het land, waar zich de
invloed van die organismen sterk moet doen gevoelen. Werkelijk
zijn er dan ook vele feiten, welke die theorie steunen. Eene
ruime ondervinding leerde ons, dat verreweg de gezondste
tijden van het jaar die zijn, waarin voortdurende warmte en
droogte of voortdurende regen en vochtigheid heerschen. Men
vatte het woord droogte, in dezen zin, niet in een al te nauwe
beteekenis op, na hetgeen is medegedeeld over de betrekkelijke
vochtigheid der lucht. Evenwel is het een niet te ontkennen
feit, dat bij den overgang van den West- in den Ooslmousson
de hoogte van het rivier- en putwater daalt en dat vooral de
oevers der rivieren hoe langer hoe meer blootkomeu en onder
den invloed der zonnewarmte uitdroegen. Dan vallen er nu
en dan weder regens, die de oevers in een kleimassa veran-
deren , die daarna op nieuw opdroogt. Het zelfde proces heeft
plaats in de kentering tusschen den Oost- en Westmousson.
Juist in die tijden nu worden de meeste ziektegevallen waar-
genomen, is het het drukste in de praktijk. Zeer zeker
werken ook nog andere invloeden in dien tijd mede om
ziekten te doen ontstaan, zoodat sporadische gevallen ook dan
het meest voorkomen, maar epidemiëen , vooral van besmettelijke
ziekten, zijn dan gewoonlijk hel hevigst, al kunnen zij nog
eenigen tijd doorgaan, als de mousson zelve reeds is ingetreden.
Naegeli zoekt nu juist in die afwisseling van droogte en
vochtigheid de hoofdoorzaak voor het vermenigvuldigen der
splijtzwammen en hel zou niet Ie verwonderen zijn als eene
vertrouwbare statistiek op Java een steun werd voor zijne
theorie. Dergelijke waarnemingen zouden alleen met goed gevolg
kunnen gedaan worden door geneesheeren , wier studiën niet
worden gestoord door de beslommeringen der praktijk. De
27
pracliseerende artsen kunnen den algeiueenen indruk terug-
geven , dien de gang van zaken op hen inaakle. Een onhc-
Iwislbaar feil is liel in de laalsie 20 jaren, dal de lijden,
vooral van de kentering lusschen Oost- en Wcstnionsson , hel
grootste aantal zieken oplevenien en dat epïdeiiiiën inecslai in
de kenleringslijden zelve, ol" kort daarna een aanvang namen.
Bij de hier besproken invloeden van het land, en wat
daarbij behoort, zou gevoegd kunnen worden den gang van
zaken, die het gevolg is van de inwerking van de voortdurend
heerschende warmte op hel menschelijk lichaam. Beier schijnt
hel evenwel daarvoor later een afzonderlijk hoofdstuk over
akklimatisatie Ie nemen.
WONINGEN.
Wij moeien leii opzichie der woningen eenige rubrieken
afzonderlijk beschouwen, die alleen bij uilzondering in elkaar
loepen. De woningen namelijk voor vele personen Ie zamen ,
die der Europeanen, der inlanders en der Ghineezen. Slechts
in zeldzame gevallen woont een Europeaan in een Cbineesch
huis, meer nog in een inlandsche woning, terwijl Ghineezen
dikwijls in inlandsche woningen trekken.
Vooraf ga de opmerking, dat gebouwen met verdiepingen
in hel algemeen niel zijn aan Ie bevelen ; een voorname reden
om liever alleen gelijkvloers Ie bouwen , al geschiedt dat ook
met eenige ophooging, en geen bovenhuizen aan te brengen,
ligt in de veelvuldigheid der aardbevingen ; een tweede reden
is dat de benedenkamers, juist door die verdieping vochtiger
en minder luchtig worden; een derde, dal trappen te moeten
klimmen in een heet klimaat onder de ferme, lichamelijke in-
spanningen behoort , die op zich zelve reeds vermoeiender
zijn dan in een koeler gewest, terwijl ongewoonte dal nog
verergert.
Hel is een zeldzaamheid huizen te vinden, die, bij een lang-
dnrigen Ooslmousson . niel hier of daar barsten in de muren ,
soms alleen in de kalkbedekking , vertoonen. Die barsten kunnen
in den regel niel veel kwaad, en gewoonlijk komt de afwijking
in den natten Weslmousson weder in orde. Vooral particuliere
woningen hebben daarvan veel Ie lijden; gouvernemenlsge-
bnuwen minder.
Publieke gebouwen : scholen, kazernen, gevangenissen, keiling-
29
kwartieren, hospitalen, kerken, komediegebouwen en dergelijke
vallen tot nu toe in Indië niet zoo buitengewoon onder de
zaken, waarover de meening der geneeskundigen bij oprichting
wordt gevraagd. Toch zou dat zeker veel nut hebben,
'lis wellicht goed, al is het ook in het kort, op de inrichting
van dergelijke gebouwen Ie wijzen , zooals zij dikwijls is en
zooals zij te wenschen zou zijn. Uitgebreid kan dat onderwerp
hier natuurlijk niet worden behandeld; 't zou op zich zelve
een groot boekdeel kunnen vullen, terwijl de geneesheer,
geroepen om zijne meening over dit onderwerp te zeggen,
toch in elk afzonderlijk geval de bijzonderheden moet raad-
plegen en verstandig zal doen kennis te nemen van hetgeen
de litteratuur iiem daaromtrent leert. Gelukkig is het te
achten, dat houwmeesters, vooral in den lateren tijd, ook
hunne studiën aanvullen door eene grondige kennis der
maatregelen, die de hygiëne in het algemeen voor huizen
noodzakelijk acht.
Een zeer belangrijke zaak is de inrichting der scholen.
Niemand trekt het in twijfel, dat een eerste voorwaarde voor
de gezondheid der kinderen, bij het gezamenlijk verblijf ge-
durende eenige uren in één lokaal , is de goede hygiënische ■
inrichting van dat lokaal.
Vooral particuliere scholen (en ik spreek hier meer bepaald
van het mij bekende Batavia) laten dikwijls zeer veel te
wenschen over. De meeste dier scholen zijn gevestigd in
gewone huizen, zonder dat er eenige wijzigingen werden
aangebracht, toen zij voor scholen werden bestemd. Een der
scholen voor voorbereidend onderwijs is gevestigd in een lokaal,
dat vroeger als photographisch atelier werd gebezigd. .Wie
zijn portret wel eens in Indië heeft doen maken , kent de
hooge, meestal benauwde, warmtegraad, die in dergelijke
inricbtingen heerscht. Elk geneesheer heeft kunnen opmerken ,
hoe dikwijls vooral zeer kleine kinderen ziek worden, nadat
hun portret is gemaakt en sommige photographen zijn daarvan
zoo overtuigd, dat zLj de ouders van te voren waarschuwen
30
vöor hel gevaar. Ten einde zoo snel mogelijk Ie kunnen werken ;
bestelt de photograaf gewoonlijk kleine kinderen legen hall'
negen of negen ure 's morgens; het sterke licht maakt dan
een zeer kort poseeren mogelijk; maar de warmte is dan in
het atelier al zeer groot en niet zelden moeten de kinderen
jiieermalen achtereen poseeren. 't Is niet te verwonderen ^
dat, hij de meestal ongewone kleeding op dat uur van den
dag en hel vervoer in ongeschikte rijtuigen , de kinderen na
zulk een uilstapje ziek worden. Waar men mij raadpleegde, gaf
ik steeds als mijne mcening, dat kinderen niet in hun eerste
levensjaar moeten worden hlootgesleld aan de gevaren van
hel, al is het ook kortstondige, verblijf in een pholographisch
atelier. Dat in een lokaal, vroeger tol zulk een doei gebruikt,
eene school voor de kleinste kinderen beslaat, is dus geheel
aftekeuren. De nieuwe, zoogenaamde Fröbelschool, Ie Batavia
door de Vereeniging voor voorbereidend onderwijs opgericht,
voldoet zeer goed aan de eischen der hygiëne.
Ook de overige particuliere scholen bieden , uit een hy-
giënisch oogpunt, vele punten aan, die als gebreken
moeten worden opgevat. Zij zijn meermalen in zeer sterk
behouwde buurten geplaatst en reeds daardoor bestaat er
gebrek aan den noodigen luchttoevoer, die nog woidt vermin-
derd door het sluiten der jalousien of door het aanbrengen
van, met dik katoen bekleede, horretjes in de raam- en deur-
openingen, hetwelk wordl noodig geacht ten einde de aandacht
der kinderen niet naar huilen af te leiden. Niet zelden geeft
de plaatsing der schoolborden nog op nieuw aanleiding om de
luchlverversching Ie verminderen. In sommige scholen bestaan
de lokalen alleen uit een soort van loodsen , die aan de eene
zijde door een muur zijn afgesloten. Daarbij hi-efl men hel
nadeel, dal er bijna geen luchlstrooming bestaat en dat het
licht slcchls 'van ccnen , en wel dikwijls van den verkeerden kant
invalt. Hovendien geeft, als er niet zooveel boomen slaan,
dal het lichl , maar daaidoor ook de ventilatie, verminderd
wordl, de grond een slerke rellex, die men dan tracht te
31
verminderen door hel aanbrengen van zeilen (uil dik zeildoek
vervaardigde schermen). Daardoor wordt dus het lokaal bijna
geheel afgesloten en is het, door de reten der zeilen invallende,
licht zeer nadeelig te achten.
Op den toestand van den bodera wordt in hel geheel geen
acht gegeven en men ziet dikwijls tegen de muren in die
schoollokalen een landkaartachtige, groene teekening op een
paar voeten afstand van den bodem , door de optrekkende
vochten en gevormde schimmels veroorzaakt.
Ook laten de slaapzalen, eigenlijk niets dan gewonej| ka-
mers, veel te wenschen over. Met veel moeite is het niij
destijds gelukt ten minste wat meer luchtverversching Ie
krijgen , door in een paar kostscholen de klamboe' s (bedgordijnen)
af te schaffen. Er waren wel ouders, die bezwaar hadden,
om de mogelijke muskielensteken ; maar de onderwijzers
zagen gelukkig het noodzakelijke der verwijdering , zoowel voor
luchtverversching als voor beter toezicht, in. Privaten en
badkamers laten ook meestal veel te wenschen overig.
In veel beteren toestand verkeeren de gouvernementsscholen.
Die lokalen zijn, in de laatste jaren hoog uit den grond ge-
bouwd , mei flinke vloeren van Eskozijnsche sleenen voorzien
en hebben de noodige voorzorgen voor het beletten van het
zien naar builen, door doelmatig aangebrachte jaloesiën ; er
beslaat gelegenheid tot goede verlilatie, al wordt daarvan niet
altijd het noodige gebruik gemaakt; het eenige, wat ik er op
aan te merken heb, is, dat de zon er niet genoeg kan inschij-
nen op dagen , dat het lokaal niet gebezigd wordt. Dit is eeu
gevolg van omloopende galerijen of afdaken. Ook zou de plaat-
sing der vier lokalen , waaruit die scholen in den regel beslaan,
op één rij, te verkiezen zijn boven de thans gevolgde, waarbij
de vier kamers gevormd worden door een groot vierkant, door
middel van twee elkaar kruisende muren , in vieren te verdee-
len. Verder dunkt mij een achlj(^ekige vorm der schoollokalen
nog beier, dan een vierkante; hiermede bedoel ik, dat het
goed zoude zijn de vier hoeken schuin af te werken, bijv,
32
door het aanbrengen van muurkasten of smalle schuin geplaatste
pilaren.
üe plaatsing der gouvernemenlsscholen is in het algemeen
goed gekozen; de ruimte er om heen is groot genoeg.
De inrichting voor middelbaar onderwijs , hel Gymnasium
Willem III, voldoet in hel algemeen tamelijk goed aan de
hygiënische eischen. Toch zou meer ventilatie in de school-
lokalen wenschelijk zijn. Er zijn alleen ramen aan eene zijde
en een of twee deuren, er tegenover; de laatste zijn evenwel
onder de lesuren altijd gesloten. De ramen der schoollokalen
liggen aan de Noord-Oosl- en aan de Zuid- Westzijde en komen
onder een smal afdak uit, wat minder gunstig geacht wordt.
Ik was in de gelegenheid waartenemen, dat in een der lokalen
verscheidene jongelieden tegelijk ziek werden met zeer hevige,
reniitteerende koortsen en typheuse verschijnselen. De oorzaak
kon in het lokaal zelf evenmin worden opgespoord als in de
naaste omgeving er van, maar de ziekte kwam niet meer voor,
toen de kamer eene andere beslemming kreeg. Na de opheffing
van het internaat (in 1879) wordt de uitstekend geventileerde
en zeer gezonde, buitengewoon ruime slaapzaal niet meer ge-
bruikt. De beste controle op de goede inrichting van het
Gymnasium, len aanzien der hygiëne, leveren de ziekenre-
gislers. Hoogst zeldzaam waren belangrijke ziektegevallen ;
lichte katarrhen en verder chirurgische aandoeningen ; kwets-
uren, beenbreuken, enz. namen het grootste ziekencijfer
in. In negen jaren, dat mij de geneeskundige behandeling
der leerlingen was opgedragen , kwamen onder hen slechts
drie sterfgevallen voor en wel één (inlander) aan longlering
met hevige bloeding, één aan moeraskoorts, en één ten ge-
volge van toevallige , doodelijke zclfverwonding door een ge-
weerschot. De beide eersten overleden len huize hunner familie.
Op eenige honderde jongelieden is die sterfte bijzonder gunstig
te noemen. Do lokalen van het Gymnasium, waarin onder-
wijs wordl gegeven in de vakken voor hel groole amblenaars-
examen, zijn veel minder goed, maar worden ook door een
kleiner aantal personen en gedurende slechts weinige uren
bezocht.
De kazernen zijn tamelijk goed; ten minste te Batavia zijn
de kazernen in het groote, militaire kampement niet ongezond
te noemen, al zou het wenschelijk zijn de verdiepingen aite-
schaffen en de zijgalerijen, die door groote poortvormige
openingen met de buitenlucht in verbinding staan een anderen,
veel minder besloten vorm te geven. . De kavallerie-kazerne
te Batavia staat, met het daarbij behoorende kampement op
een der plaatsen, die als zeer ongezond bekend zijn.
De militaire geneesheeren en de olTicieren der genie leggen
zich voortdurend met den nieesten ijver toe op het aanwijzen
van verbeteringen bij den bouw van nieuwe of het veranderen
van oude kazernen. De aanwijzingen door Dr. Swavinq en
Dr. Luchtmans , op eene groote vergadering der Vereeniging tot
bevordering der geneeskundige wetenschappen in 1870 gedaan,
zijn niet zonder vrucht geweest. In het heete klimaat zijn
vooral, zooals voor alle gebouwen, plaatsen met een droo-
gen, zandachtigen bodem, liefst in de hooggelegen streken,
voor den bouw van kazernen aan te bevelen. Daarbij is het
paviljoensysteem het beste en wel met ruimen afstand tusschen
de verschillende gebouwen. De gebouwen zelve behooren zeer
vele openingen , ramen en deuren , te bezitten.
Er kunnen bij de gebouwen overdekte loodsen of aan de
Noord- of Zuidzijde overdekte galerijen zijn, waarin de soldaten
over dag buiten de zon kunnen verblijven; maar nimmer moeten
die aan de Oost- of Westzijde worden aangebracht ; daar mag het
dak alleen zoover over het gebouw reiken , dat de zonnestralen
nog gelegenheid behouden des morgens voor negen en des
middags na drie uren in de kamers ol zalen te schijnen.
Daartoe is een dakoverstek van twee tot twee en een halven
nieter voldoende; zulk een dakoverstek belet ook het indringen
van den regen, die dan, zonder in te slaan, een hoek van
40° met den horizon maken kan.
De richting, waarin de gebouwen nioelen slaan, is voor een groot
3
34
gedeelte afhankelijk van de meest gewone windrichtingen , en
daarbij dient in het oog te worden gehouden , dat de wind wel
toegang mag hebben , maar er toch ook gelegenheid moet zijn er
zich voor te beschermen. Zoo veel mogelijk moet men evenwel
bedenken, dat de inwerking der zonnestralen in de gebou-
wen, gedurende eenige van de minst warme uren, dringend
noodig is. Over de plaatsing van kazernen ten opzichte der he-
melstreken gaf de Heer J. Ph. Ermeling in het Tijdschrift van
het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, Afdeeling AWer/a«tót-
Indië, zeer behartigingswaardige wenken. Bij ijzeren en
houten omwanding mag de zon niet te lang op de wanden
en in de chambrées schijnen omdat het anders te warm daar-
binnen wordt; daarom moeten de chambrées van zulke kazernen
de richting Oost- West naderen, en wel ongeveer Oost-Zuid-
Oost, naar West-Noord-West. Bij die richting heeft men in
de periode der Noorder declinatie (dus van Mei tot October
ongeveer) voldoende morgenzon en zoo weinig mogelijk avondzon.
In de overige maanden zal men meer avondzon hebben. Voor
de bewoners der kazernen is de morgenzon verkieslijk, omdat
de gebouwen 's morgens ontruimd zijn en de bewoners dus
dan den minsten last van de zon hebben. Niet altijd kan die
beste richting gevolgd worden ; wanneer het bijv. op eene
plaats bijna uilsluitend 's namiddags regent, dan zal eene
plaatsing meer in Oost-Noord-Oost naar West-Zuid-West ver-
kieslijk zijn , ten einde in den Westmousson de meeste morgenzon
in de chambrées te krijgen. Bij sleenen omwandingen bestaat
er geen bezwaar om de ruime toetreding der zonnestralen in
de kamers te verzekeren. Smalle , bamboezen kazernen moeten
dezelfde richting hebben als houten of ijzeren.
Ten opzichte van de windrichting merkt dezelfde schrijver
op, dat het, over het algemeen, de voorkeur verdient, indien
de meest heerschende en hevigste winden zich bewegen in de
lengterichting van het gebouw, dus loodrecht op de chambrées.
Bij de nieuwere kazernen is de plaatsing der ramen , tus-
schen de rijen kribben, van belang, omdat daarbij de muren die
35
kribben groolendeels beschuiten, wanneer de wind loodrecht
op liet gebouw slaat. Een phinlsoen om het gebouw kan veel
bijdragen lot beschutting legen wind.
De luchtverversching in kazernen , Miospitalen en dergelijken
wordt voor een grool gedeelte verkregen door nok-ventilatie ,
waarbij eene schuine plaatsing der plafonds is aan te bevelen;
verder moeien onder en boven de ramen openingen zijn aan-
gebracht, waarvan de bovenste door jaloezieën, de onderste
door pivoleerende, houten luiken kunnen worden gesloten;
evenwel kan de hooge warmtegraad der lucht tusschen het
dak en het plafond aanleiding geven tot een zoo sterke ver-
plaatsing van lucht, dat de intrede van versche lucht door
ramen en andere openingen voor de bewoners het gevoel van
onaangenamen tocht veroorzaakt. Dit kan men trachten te
verminderen door tussclienschollen tusschen dak en plafond te
brengen. Ook zijn daken van ijzer of pannen met nokven-
tilatie bij hevigen regen laslig door het inregenen , terwi]!
atappen daken dan niet meer als ventilators werken , omdat de
alap slap wordt en , naar beneden hangende , de opening afsluit.
De nieuwste kazernen te Magelang, te Malang en te Buitenzorg
voldoen veel meer aan de eischen der hygiène dan de oudere;
hel algemeene model dezer nieuwe verblijven is een groot
vierkant middengebouw voor dagverblijf en daaraan aan twee
zijden verbonden slaapzalen, waarvan er een of twee aan elke
zijde staan. Officieren, die als soldaat in het leger dienden,
hebben evenwel bezwaren legen deze inrichting, vooral met
het oog op het verblijf der vrouwen en kinderen in de kazernen ;
deze laatste zouden in die nieuwe woningen geen voldoende
dagverblijf bezitten, waarin de, afzonderlijk met dat doel
opgerichte, loodsen maar gedeeltelijk voorzien.
De bovengenoemde algemeene regelen zijn voor hospitalen ,
keltingkwarlieren en stadsverbanden evenzeer te volgen. De
Heeren Van der Elst en Walland hebben een uitstekend plan
voor hospilaalbouw gegeven in Deel XIX van het Geneeskundig
Tijdschrift voor iV. ƒ., waarvan vele détails ook voor de
anderen der genoemde gebouwen iiutlig kunnen zijn. Dc
studiën dier bijzonderheden kunnen hier gecne plaats vinden ;
ik ben verplicht mij tot algemeene opmerkingen te bepalen .
omdat elk afzonderlijk gebouw ook tot afzonderlijke beschou-
wingen aanleiding geeft en de kennis , noodig tot het geven
van behoorlijke adviezen in dergelijk gevallen, zoo groot is, dat
zij uit een aantal werken , onderling vergeleken , moet verkregen
worden. Daar de bedoeling van dit werk veel meer is den
praktiseerenden geneesheer lot leiddraad te strekken dan den
gouvernementsgeneesheer of den officier van gezondheid in
hunne speciale betrekkingen , meen ik met het gezegde Ie kunnen
volstaan, wat de kazernen betreft; evenwel zal ik straks nog
eenige opmerkingen moeten geven over hospitalen.
In den regel zullen adviezen over zulke gebouwen niet
worden gevraagd aan jongere geneeskundigen, tenzij zij als
eerstaanwezende officier van gezondheid of als alleen staande,
plaatselijke geneesheer dienst verrichten ; gewoonlijk worden die
adviezen alleen door de chefs van den dienst of van de afdeelingen
uitgebracht, dan wel die van jongere geneeskundigen in hunne
handen gesteld ; bij belangrijke bouwplannen op kleinere plaatsen
worden daarheen oudere geneeskundigen in kommissie gezonden
om hunne meening te doen kennen , wat ook altijd plaats heeft
bij de oprichting van kazernen, kampementen , reconvalescenten-
gestichten en dergelijken ; somtijds is dit ook het geval bij de
oprichting of wijziging van gevangenissen, waarbij rekening
te houden valt met de voorschriften van het Departement van
Justitie omtrent de afscheiding der verschillende soorten van
gevangenen en dergelijke meer.
De behoorlijke inrichting van zulk een gebouw behoort zeker
tol de moeielijkste vraagstukken. De gevangenissen in zijn
in het algemeen slecht, maar het valt niet te ontkennen, dal er
belangrijke bezwaren verbonden zijn aan het vereenigeii van de
noodige zekerheid der afsluiting, van de afscheiding der verschil-
lende klassen, en van de hygiënische maatregelen. Vooral schijnt
het mij toe, dat de menschlievendheid, hoe schoon die ook zijn
37
moge , wel eens wat al te ver kan worden gedreven tegenover
l>ersonen , die der maatschappij tol last verstrekten en wier ver-
wijdering daaruit, voor korteren of langeren tijd noodig wordt
geacht. Men begrijpe mij, hoop ik, niet verkeerd. Vooral de
verdienstelijke studiën van Dn. C. Swaving over de «Oorzaken der
ongezondheid van de gevangenissen op Java" hebben doen zien ,
hoe langen tijd de hygiène verwaarloosd is bij de inrichting van
die gebouwen tot opsluiting. Maar al houdt men de regelen
der gezondheidsleer , zooveel mogelijk , in het oog , toch behoeft
een gebouw, tot straffen bestemd, geen paleis te zijn. De
eischen der hygiène moeten hare grenzen hebben en er ligt,
schijnt het, iels onbillijks in, den gestraften, voor de maat-
schappij door eigen schuld onb ruikbaren individu, in beter en
aangenamer verhoudingen te brengen dan hem , die niets mis-
deed. Men zou zoo meenen, dat het meer op den weg der
echte humaniteit ligt eerst voor de braven in de maatschappij
zorg te dragen en de slechten later een beurt te geven. Ge-
lukkig is het daarom, dat al reeds voor krankzinnigen maat-
regelen zijn genomen Ier betere verpleging dan tot nog toe
het geval was. Alleszins is het verantwoord te achten, dal
die ongelukkigen , wier tijdelijke of voortdurende verwijdering
uit de maatschappij noodzakelijk wordt geacht, het zoo goed
mogelijk hebben, in alle opzichten. Voor hen is het oprichten
van gebouwen, die op paleizen gelijken, geene nutlelooze uil-
gave, evenmin als het aftekeuren valt, dat hun leven op aller-
Jei wijze wordt veraangenaamd; wat bovendien de geneeskun-
dige behandeling dringend eischt. Of evenwel de philanthropie
niet wat al te ver wordt gedreven, door het verblijf in ge-
vangenissen, vooral voor inlanders , lot een desideratum te maken,
is een belangrijke vraag. Toch schijnt dat in den laalsten lijd
wel eenigszins het geval te zijn.
ÜQ civiele hospitalen voldoen, over het algemeen, al zeer
weinig aan de vereischten, die voor zulke gebouwen moeten
gesteld worden. Zonder in nadere beschouwingen te treden
over al de gebreken die de tegenwoordige stadsverbanden aan-
SS
kleven en waarvan ook sommige militaire hospitalen niet vrij
zijn, moet nog eens worden herhaald, dat hel paviljocnsysleeni
verreweg het meeste voordeelen aanbiedt , en dat over een zoo
groot mogelijke ruimte voor de omgeving moet worden beschikt.
Reeds werd bij de beschouwingen over kazernen in enkele
nadere détails gelreden , die ook op deze gebouwen van toepas-
sing zijn. Hier verdient nog Ie worden vermeld, dal de zie-
kenzalen in den regel voor niet meer dan 20 of hoogstens 50
lijders moeten zijn ingericht, terwijl elk bed een bodemop-
pervlakle moet hebben van minstens 8 vierkante meters en de
kubieke ruimte voor eiken lijder ongeveer 40 kubieke meiers
moet bedragen. Er behoort voor elke afdeeling van lijders een
afzonderlijk dagverblijf te beslaan , wal de luchtverontreiniging
in de zalen verminderl; de rust van zware zieken bevordert;
lichtere zieken in de gelegenheid stelt zich te vermaken of nuttig
bezig te houden en hen minder bloot slell aan hel zien van hel
lijden der ernstiger kranken ; aan die minder ernstige patiënten
een afzonderlijke eetzaal verschaft, dus bijdraagt tol de zindelijk-
heid in de zalen; en ten slotte voorkomt, dal in de ziekenzaal te
veel kasten, tafels, enz. worden geplaatst, die den kubieken
inhoud verminderen en altijd verzamelplaatsen van stof en
vuil zijn.
Is het beschikken over veel ruimte in de omgeving nuttig
voor luchtverversching en voor het aanleggen van een plant-
soen, men wordt daarbij beperkt door de eischen eener goede
administratie en voldoende politie. Daarom zijn bospitalen voor
niet meer dan 600 bedden aanteveleu. Ook is een opeenhoo-
ping van een groot aantal zieken, bi] de beste hygiënische
voorzorgen, niet wenschelijk.
De paden in het plantsoen moeten goed aangestampt en mei
fijn grint bedekt worden.
De plaatsing van de kribben in hel midden der zalen , mei de
hoofdeinden naar elkaar, maakt de reiniging gemakkelijker en
vermijdt de doode hoeken ten opzichte der \enlilatie. De
vensters worden van jaloezieën voorzien, ten einde hel licht te
39
kunnen temperen, dat, bij de genoemde plaatsing der kribben,
hinderlijk zou kunnen zijn. Hoe hooger de vensters zijn, des te
beter; liefst tot aan de zoldering toe. Het aantal en de grootte
der vensters en der deuren is afhankelijk van het aantal bedden ;
voor elk bed behoort 2,5 vierkante meter lichtvlaklö genoraeo
te worden.
Terwijl de vloeren minstens 0,60 meter hooger moeten liggen
d;m de begane grond der omgeving, behoort die verhooging
door droog zand verkregen te zijn. Een kleine helling van het
raidden der vloer, naar de zijden is wenschelijk voor de ge-
makkelijker reiniging. De muren der hospitalen worden door
cemenlbepleislering, stucwerk of door beschildering zoo lm-
permeabel mogelijk gemaakt, omdat ruwere bekalking meer
aanleiding geeft tot het bewaren van stof, slechte gassen en
dergelijken.
Een gladde zoldering, zonder balken, is de beste; bij nok-
ventilatie moet vooral öp hel zindelijk houden van het dak wor-
den gelet en moet de noodige inrichting tot afsluiting bestaan.
Dat een operatiekamer en een kamer voor geopereerden af-
zonderlijke gebouwen vormen , spreekt van zelve. In de laatste
moet elke zieke over minsten 50 kubieke meiers lucht kunnen
beschikken.
Ten slotte de opmerking, dal deuren of openingen , die naar
andere bewoonde vertrekken voeren , niet tot het venlilatie-
oppervlak mederekenen, omdat men nooit het eene bewoonde
vertrek door het andere mag ventileeren (Van der Elst en
VValland.)
Overal, maar vooral en hel heele khmaat, is het van belang
ook de aandacht te vestigen, op de hygiënische verhoudingen
van gebouwen ingericht voor publieke vermakelijkheden of voor
groole bijeenkomsten van anderen aard als : kerken , mesigits en
dergelijke. Ventilatie en nog eens ventilatie is daar hoofdzaak.
Hel geringe verschil van den warmtegraad in en builen de gebou-
wen geeft aanleiding, dat er zelden of nooit tocht bestaat.
Als er maar genoeg openingen in de omwandingen zijn is
40
er altijd een voldoende luchtstroom , zonder dat afzonderlijke in-
richtingen voor liichlverversching noodig moeten worden geacht.
Van zelf wordt door de aanwezigheid van vele menschen in
een lokaal de lucht warmer en treedt door de openingen naar
buiten om door versche lucht vervangen te worden. De meeste
kerken voldoen niet aan dal vereischte, terwijl bovendien de
deuren, onder de godsdienstoefening , nog worden gesloten. Bij
de oprichting van nieuwe kerken zou op het noodige aantal deuren
en Yensters, vooral der laatstgenoemden, moeten worden gelet.
De gebouwen bestemd voor publieke amusementen (kome-
die, opera en dergehjken) leveren in Indië het bezwaar op,
dat hel zeer moeielijk is de noodige openingen aan Ie bren-
gen en toch een goede akustiek te behouden. Hel schijnt noo-
dig en heler de laatste liefst aan de eersten op te offeren , wat
dan ook gewoonlijk gebeurt. Hoe dikwijls heb ik zangers en
zangeressen hooren klagen over de inspanning, die van hunne
stem werd gevorderd door het zingen in een gebouw , dal
bijna rael een open loods was te vergelijken. Dal die klach-
ten niet overdreven zijn , is duidelijk en wordt wel bewezen
door het auditorium, dat zich met luisteren buiten het ge-
bouw tevreden stelt {nonton).
Groole muziekuitvoeringen hebben gewoonlijk in de open
lucht plaats. Dal door hel bijwonen daarvan meermalen ziek-
ten ontstaan stipte ik reeds aan. Niet alleen hel bijwonen van
zulke vermakelij li heden des avonds kan nadeelige gevolgen heb-
ben, maar ook hel ongewone verblijf in de morgenlucht
(gewoonlijk van 7 — 9 ure) heeft invloed , vooral op Europeesche
kinderen; die invloed openbaart zich het eerst door slaperig-
heid en niet zelden door andere lichte ongesteldheden. Ook
een morgen-muziekuitvoering sleept in den regel eenige , gelukkig
meestal niet gevaarlijke, buikaandoeningen na zich.
De logementen zijn in hel algemeen slecht , uit een hygiënisch
oogpunt. De katners krijgen te weinig lucht en zonlicht.
De liefdadigheidsgeslicblen zijn voor hel grootste gedeelte in
gewone, soms eenigszins lol het doel gewijzigde, huizen ge-
41
vesligd. Enkele voldoen goed; andere zeer weinig aan de
eischen der liygiène.
Wij kunnen nu overgaan lol de beschouwing der woningen
van de Europeesche bevolking.
Bijna alle Europeescbe woonhuizen zijn naar hel zeilde lype
gevormd niet slechls weinig wijzigingen. Groot of klein, ge-
lijken zij bijzonder veel op elkaar.
Allen zijn gebouwd naar den ouden Griekschen bouwtrant,
al is het dan ook , dat wetenschappelijke bouwmeesters terecht,
vooral de kleinere huizen, als groteske navolgingen van dien
stijl beschouwen. Hislorisch laat zich hel ontstaan van de voor-
liefde tot dien stijl verklaren uit het feil, dat de oude Oost-
Indische Compagnie op de minst gezonde gedeellen vaii het
stand, dikwijls de eenigen , die voor haar beschikbaar waren,
steden bouwde in den trant der Nederlandsche sleden. De
invloed van gebrek aan lucht deed zich daar, tegelijk met
malaria-invloeden, gevoelen. Groole sterfte en epidemiën waren
het gevolg er van. Men breidde dus de steden, meer land-
waarts in, uil en wenschle tevens ruime, luchtige huizen.
Het gevolg was, dat er gebouwen ontstonden met zeer
ruime voor-, binnen- en achtergaleri.jen , die zoo groot geno-
men werden, dat er voor de kamers te weinig plaats over-
schoot. Toen de groole, veel bezochte receptiën en partijen
nog in zwang waren, hadden de bewoners dier huizen genoe-
gen van de ruime zalen, waarin zoovele personen tegelijk zich
konden bewegen , dansen , eten en kaartspelen. Nu de lijden
minder gunstig zijn, uit een fiiianliëel oogpunt , zijn die huizen
voor velen Ie ruim en zijn de groole galerijen ongezellig, duur
om gemeubileerd Ie worden, en zouden velen de kamers groe-
ier vvenschen. De nieuwste modellen der hoofdofficierswoain -
gen zijn de beste, die ik ken.
Hel algemeene type nu is dit : een open voorgalerij ; een binnen-
42
galerij met kamers er naast; een open achtergalerij. Dat soms
een paar kamers van de voor- of achtergalerij zijn afgenomen ;
dal een aan drie zijden open pendopo zich achter het huis hevindt ;
dat de binnengalerij nu eens in de lengte-, dan weder in de
dwarsche afmeting van het huis ligt, zijn kleine wijzigingen. Als
regel moet worden gesteld, dat er slechts aan elke zijde ééne rij
kamers mag zijn met deuren, die naar de binnengalerij, en
deuren of ramen, die naar buiten opengaan. Binnenkamers, die
licht en lacht uit de tweede hand ontvangen, zijn steeds on-
gezond en mogen, als zij nu eenmaal bestaan, nooit tot slaap-
kamers worden gebezigd. Het is wenschelijk, vooral aan de
kustplaatsen, dat de lengte-as van het huis van Noord- naar
Zuid verloopt met eene afwijking van hoogstens 18 — 19°. Ook
in de binnenplaatsen blijft die richting het meest wenschelijk
met het oog op de mogelijkheid om de zonnestralen steeds in
de kamers, die dan naar Oost en West gekeerd zijn , te kunnen
doen schijnen.
Bij die plaatsing heeft men aan de Noord- en Zuidkusten
der eilanden nog het voordeel, dat de land- en zeewind, als
men dat verlangt, door de geheele lengle van hel huis kunnen
worden geleid, wat aan de Oost- en Westkusten dan niet het
geval is, maar waar insolatie toch hoofdzaak blijft.
Men vergelijke, in elk afzonderlijk geval, het gezegde over
de richting der kazernen en passé de daar gegeven regelen ,
naar omstandigheden gewijzigd, op particuliere gebouwen toe.
Heeft men de vrije keus van grond lot oprichting van een
nieuw huis, dan is een hooggelegen, zandachtig terrein altijd
het beste. Die vrije keus komt niet dikwijls voor; men
moet dan trachten zicb te helpen door den grond goed omle-
spilten en eenigen tijd braak Ie laten liggen ; de omzetting van
aanwezige, organische stolfen is dan gemakkelijker en vrije
luchtbeweging bevordert de verwijdering van schadelijke gassen.
Daarna kan vermenging met zand, of zeer langen tijd in de
zon gedroogde koraalsteen, den bodem verbeteren. De aarde,
die wordt uitgegraven tot het maken der fundamenten, mag,
43
onder zulke omstandigheden, niet gebruikt worden tot het
ophoogen yaii de vloeren; daartoe moet zand worden gebezigd.
Flet is voordeelig de huizen flink hoog uit den grond te bou-
wen en wel des te hooger naarmate zij meer naar den zee-
kant of naar rivieroevers gelegen zijn. Men kan gemakkelijk
waarnemen, dat de vroeger bij de scholen genoemde, groene,
landkaartachtige teekening tegen de muren des te hooger stijgt,
naarmate men de zee nadert. Wordt er gezorgd , dat er eenige
ventilatie onder de huizen door kan plaats hebben , dan is dat
zeer nuttig. Bij huizen met steenen vloeren behooren daartoe
gewelven aangebracht te worden ; bij die met planken vloeren
kunnen steenen neuten en daarop geplaatste balken voldoende
worden geacht. De hoogte boven den grond verschilt naar de
omstandigheden, maar kan gemiddeld op een halven lot een
meter gesteld worden.
Steenen vloeren zijn steeds te verkiezen ; het beste zijn van
marmeren of Eskozijnsche steenen. Behalve het groote
voordeel, dat die vloeren veel minder nadeelige sloffen in zich
kunnen opnemen en gemakkelijker schoon te houden zijn dan
houten vloeren of die van gewonen , rooden steen , bieden zij
ook veel meer weerstand aan de veroveringen, die de witte
mieren zich dikwijls veroorlooven. Zij hebben alleen hel na-
deel, dat men er aan gewoon moet zijn, omdat zij anders de
onderste lichaamshelft te sterk afkoelen , en bij kinderen , die
er met bloote voeten oploopen of zeer dun gekleed er op zit-
ten, licht aanleiding geven lot darmkatarrhen en fluor albus.
De witte mieren , waarover bij de voedingsmiddelen uitge-
breider gesproken wordt , zijn voortdurend te bestrijden vijan-
den in bijna alle huizen. Dagelijks herhaald toezicht is drin-
gend noodzakelijk. Er zijn verschillende middelen ter ver-
drijving en dooding aanbevolen; niet verdampende, minerale
vergiften schijnen het nieesl werkzaam te zijn en daaronder
staal sublimaat bovenaan , dat in sterke oplossing in de ope-
ningen, door de dieren zelve gemaakt, wordt gegoten, of
waarmede de grond onder de vloeren wordt vermengd. Die
44
sublimaatoplossingen moeten altijd met een sterk riekende
stof, bijv. terpentijnolie woiden vermengd, om daardoor
toevallige vergiftigingen te voorkomen. Wellicbl zullen ook
stukken gelatine, waarin zwavelkoolstof fijn verdeeld is,
en die in den laatsten lijd vooral in Frankrijk legen gewone
mieren mei goed gevolg zijn aangewend, hier nuttig worden
bevonden. De gelatine lost door de vochligbeid van den bodem
langzaam op en geeft zoo telkens aan de zwavelkoolstof gele-
genheid om te verdampen. De gewone wille mieren heelen in
hel Maleisch rajap; een kleine, zeer lastige soort heet rangas.
De wetenschappelijke namen vindt men bij de voedingsmiddelen
genoemd.
Ora hel huis moet de grond goed vast aangehoogd zijn en
met graszoden worden bedekt; nog beter is het, rondom
het geheele huis een schuin afloopende, goed gecementeerde
stoep te hebben. Daardoor beeft hel, in stroomen van de
daken neervallende, water beter gelegenheid zich van heihuis
zelf Ie verwijderen.
Breede, om het geheele huis loopenile galerijen beletten
zoowel de inwerking van de zonnestralen, als de behoorlijke
luchlverversching. Hoogstens mag hel dak eenigszins uitsteken ,
of in plaats daarvan de ramen alleen door zeer kleine
afdaken worden beschut, die alleen het indringen van den
regen, zoowel als le bevigen zonneschijn beletten, maar dus
ook licht onderscheppen. Zij moeten ongeveer anderhalve el
breed en liefst van ijzer vervaardigd zijn.
De muren zijn in de grootere huizen van steen; in de
kleinere dikwijls van planken of van bamboe. Vooral op
plaatsen, waar veel aardbevingen voorkomen, zijn planken
omwandingen te verkiezen. De muren, zoowel van steen als
van bamboe, moeten worden aangestreken met kalk. Dal is
veel beter dan behangsels , die dan ook maar zeldzaam worden
gezien. De laatste geven te veel gelegenheid tot aaiizameling
van slof en vereischen bovendien zeer groote kosten voor
onderhoud.
4;'>
Hoe eenvoudiger de muren zijn, hoe minder versierselen
met lofwerk en dergelijken er zijn aangebracht, des te beter.
Ook het dikwijls zeer fraaie stukadoorwerk is een verzamelplaats
van stof en wordt door eene soort van sluipwespen gaarne
gebruikt lot het maken hunner aarden woningen. Zoowel uit
een hygiënisch als uit een fuiantieei oogpunt zijn de eenvou-
dige, witgekalkte muren verreweg het best.
De zolderingen der woningen worden gewoonlijk van hout
vervaardigd, waarbij de planken dan onder tegen de balken
worden aangespijkerd. Die houten zolderingen zijn in den
regel geverfd. Evenwel worden niet zelden tot het maken
van plafonds stevige matten van gevlochten bamboe gebezigd,
die dan met Chineesch papier worden beplakt en daarna met
kalk gewit. Vooral in de wqningen van minder allooi vindt
men zulke plafonds; ook in sommige iulandsche scholen. Zij
zijn zeer bepaald af te keuren, omdat de kalk gemakkelijk
los laat, vooral door het loopen van rallen, muizen en zulke
dieren over het plafond, door het uildroogen en scheuren van
het papier, enz. Die losgelaten kalk zweeft in de lucht en
is oorzaak tot katarrhale ontstekingen der luchtwegen, maar
nog meer lot inflannnalic der conjuncliva. Houten zolderingen
zijn dus veel beter; maar men zorge daarvoor hijzonder droog
hout te nemen, omdat de planken anders inkrimpen en zoo
doende vrij breede openingen in de voegen ontstaan, waardoor
stof en vuil naar beneden valt. In de hijgebouwen voor
bedienden is in den regel geen zoldering , tiiaar eenvoudig
het dak.
De vensters moeten zoo groot mogelijk genomen worden en
behooren zoowel glazen ramen , als jaloezieën lot sluiting Ie
hebben, evenzeer als de deuren, die in de open lucht uit-
komen. Voor binnendeuren der kamers is hel beter geheele
deuren met paneelen te gebruiken. In den regel kunnen de
glazen ramen geopend blijven, ook des nachts, ten minste aan
die zijden van hel huis, waar de wind niet Ie veel indringt;
de jaloezieën geven bij sluiting nog genoeg doorslrooming van
46
lucht en maken de kamers minder benauwd. Voor de
jaloezieën huilens huis is eene groene kleur aan Ie hevelen. Het
verdient te worden afgeraden om de vensters van zoogenaamde -
statie- of overgordijnen te voorzien; zij heiemmeren de lucht-
verplaatsing te zeer en geven hovendien eene slechte verdeeling
van licht.
De beste daken zijn die van djalli-hoül (Tectonia grandis)
met pannen gedekt; de zeer duurzame daken van geribd ijzer
maken de huizen te warm, maar sirappen kunnen met goed
gevolg worden gebruikt. Goede sirappen worden vervaardigd
uit de wortels van (i;rt//t-boomen of van ijzerhout (Eusideroxylon
Zwageri); het zijn plankjes in den vorm van platte pannen. In
plaats van hout wordt ook dikwijls de minder duurzame bamboe
gebezigd. Vooral moeten de zinken of koperen gooteu tus-
schen de daken hoog genoeg worden gemaakt, omdat zij bij
de zeer hevige regens overloopen, dus lekken en daardoor te
veel vochtigheid in huis brengen. Het reinigen dier gooten,
vooral het verwijderen van ingewaaide bladeren, enz. vereischt
groote zorg, maar is dringend noodig.
In verreweg de meeste huizen bestaat de bevloering uit
vierkante, roode gebakken vloersteenen ; daaroverheen wordt
soms vilt, zeer sterk geteerd, uitgespreid, of de voegen tus-
schen de steenen met teer eenige malen aangestreken ; terwijl
daarover nu matten gelegd worden , die hij vloeren van marmer
of Eskozijnsclie steenen niet noodig zijn. In het laatste geval
heliooren alleen in de slaapkamers kleine tapijten of matten
bij de bedden te worden gelegd. De vloermatten zijn gemaakt
van rotan, fijn riet of gespleten bamboe.
De eerste zijn de meest gebruikelijke; zij bestaan uit aan
elkaar verbonden, in de lengte gepleten, rolan en zijn zeer
koel. Uit een medisch oogpunt bieden zij het nadeel aan, dat
zij, vooral nieuw zijnde, zeer glad zijn in de lengterichting
der rolan en zoo aanleiding gCvcn lot uitglijden met de
gevolgen daarvan: verzwikking, ontwrichting, beenbreuken,
jiiaar verreweg het meest tot eene afschaving der huid, die
47
dan evenwijdige, op regelmatige afstanden geplaatste, roode
streepjes vormt. De rolan laat dikwijls los en staal dan met
een boogje naar boven ; ])ehalve dat bet gevaar bestaat daar
over te vallen , zag ik meermalen verwondingen van den voetrug;
veroorzaakt door insnijden van den zeer sclierpen rofawrand,
wanneer de bloote voet onder zulk een boogje kwam. Ver-
wondingen van den voetzool door uitstekende stukjes rotan,
en bij een val ook van andere licbaanideelen , o. a. van bet
oog, nam ik dikwijls waar. Inlandscbe bedienden bebben de
gewoonte bij zieke kinderen een klein stukje rotan, uit de
mat gesneden, met speeksel op de glabella te kleven , waardoor
zij veriicbting meenen aan te brengen. De ro/a«malteu zijn
door den officier van gëzondbeid C. de Moon tot uitstekende
verbandstukken gemaakt, waarover later wordt gebandeld.
De fijne, uit Britsch-Jndië aangevoerde, dikwijls met zeer
fraaie, zwarte en roode figuren versierde matten bebben de
genoemde nadeelen niet, maar zijn zeer duur.
Matten van gevlocb ten , geplette ^^amftoe, zoogenaamde Buiten-
zorgsche matten , bebben bet gebrek van dikwijls uitsteeksels
te krijgen en daardoor verwondingen te veroorzaken.
Het gebeele bekleeden van den vloer met tapijtwerk, dat
in den laatsten lijd bier en daar in de mode is gekomen ,
verdient onvoorwaardelijk afkeuring.
In bet algemeen zijn de meubelen op verkoopingen (venduties)
aangekocbt en doet bel vermengen van allerbande soorten
van meubelen den goeden smaak geen eer aan. Bij uitzondering
bestaal er eenbeid in bet ameublement, die alleen bij de rij-
ken wordt aangetroffen.
In de buizen vindt men geene muurkasten. In die leemte
moet dus worden voorzien door bouten kasten Ie plaatsen.
Deze nemen altijd een zeer groole plaats in en dus veel lucbt
weg. Daarom is bet aan te bevelen , die kasten , zooveel
hiogelijk, in de galerijen te zetten ten einde den kamerinlioud
niet te verkleinen. De grootte der kamers is locb meestal,
48
zooals gezegd werd, voor een groot gedeelte opgeofferd aan
de meerdere ruimte der galerijen.
Zeer groole ijzeren ledikanten zijn de beste; zij zijn voor-
zien van meestal zeer harde met kapok gevulde liultzakken,
kussen en rolkussens. 't Is een voordeel te achten in groote
hedden, voor twee personen, twee aan elkaar sluitende bult-
zakken te plaatsen , wat vooral voor een gemakkelijker be-
handeling van zieken aaanbevelingswaardig is.
De ledikanten worden • omgeven met zeer doorzichtige gor-
dijnen [klamboe), die meestal geopend blijven en door zooge-
naamde ombrassen worden opgehouden; onder die gordijnen
bevindt zich een tweede stel van tule of eene andere zeer
dunne stol", dat door haken kan worden opgenomen en bij het
naar bed gaan gesloten wordt, nadat het bed met een soort
van bezempje {sapoe lidi) is gereinigd van muskieten {iijamoek).
Dat wegjagen van muskieten noemt men kipas., eigenlijk waaien.
Ook voor kinderen worden liefst ruime, ijzeren ledikanten
genomen, waarvan de omwandingen met dunne kussens wordiMi
bekleed, ten einde kneuzingen bij bet omwentelen te voorko-
men. Men voorziet kinderbedden meestal van een stuk zeildoek
of van een fijne mat. Die fijne matten onder het gewone
laken, worden door Europeanen gaarne gebruikt, omdat zij
een aangename koelte aan het bed geven. De bultzakken
moeten zoo dikwijls mogelijk naar buiten worden gebracht om
te luchten , en ook dikwi^jls met nieuwe kapok (van Gossypiuni
indicum en G. arborcum) worden voorzien. Rolkussens [banlal
goeloemj) zijn zeer aangenaam, daai zij de koelte vermeerderen,
omdat de lichaamsdeelen bij hel gebruik ervan elkaar niet
raken. Voor kinderen moeten zij worden afgeraden, omdat
zij wrijving der genitaliën, met de gevolgen daarvan, kunnen
veroorzaken. l\(dkussens zijn gemakkelijk bij verbanden voor
beenbreuken, o. a. bij ribbenbreuk, omdat zij veel lol hel
onbeweeglijk houden van den lijder kunnen bijdragen.
Het meest algemeenc verlichtingsmiddel, buiten Ualavia, is
petroleum en voor nachtlichten klapperolie, soms kadjang-oWc.
49
Te Batavia wordt algemeen gasverliclillng gebezigd. Het is
mI" Ie raden 's nachts het gaslicht, tol een klein vlammetje neêr-
gedraaid, te laten branden, omdat dikwijls groote kapellen en
motten binnenvliegen, die zulk eene kleine vlam uitmaken, waarna
het lichtgas zich in de kamer verspreiden kan.
De bijgebouwen, stalling, keuken, hediendenkamers, bad-
kamer, privaat, enz., behooren langs opene, maar overdekte
galerijen bereikbaar te zijn.
De stal vereischt bijzondere oplettendheid ten opzichte van
behoorlijke afwatering, liefst langs goten met Portland-cement
vervaardigd. Zoo mogelijk moeien die goten in een stroomeud
water uitloopen.
De keukens hebben zeer dikwijls geen schoorsteenen , maar
een verdeeld dak. waarvan de bovenste helft iets over de
onderste heensteekt. Een lange, steenen bank met eenige van
voren opene, vierkante galen, vormt de stookplaats. Als
stookmaleriaal wordt hout, dikwijls niet geheel droog, gebruikt.
De rook moet een uitweg vinden door de opening in liet dak.
Voor een Hollaudsche huismoeder ziet zulk een Indische keuken
er afschikwekkend uit. Alles is met roet en bruine stof bedekt.
Dat hel keukenpersoneel dikwijls aan oogontstekingen, vooral
conjunclivilis, en aan lichte laryngitis lijdt, is dus niet te
verwonderen.
Badkamers en privaten vertoonen gewoonlijk al zeer weinig
luxe, wat voor de eerste vreemd kan genoemd worden in een
land, waar dagclijksche baden gewoonte en vereischle zijn.
Hel spreekt van zelve, dat behoorlijke afwatering een hoofd-
vereischle is, terwijl een verhooging van den vloer, die droog
kan blijvfMi, aanbeveling verdient. De voortdurende vochtigheid
van den vloer en van de muren der badkamer is de natuurlijke
aanleiding lol snelle vorming van schimmels en lagere soorten
van wieren. Het schoonhouden der vloeren vereischt een
bijzondere zorg, omdat de licht groene aanslag, door die
planten, die vloeren bijzonder glad maakt en dus hel gevaar
voor vallen, mei de gevolgen daarvan als beenbreuken, onl-
4
50
wrichlingen , enz., groot maakt. Toch zijn de vloeren ge-
woonlijk zoo glad, dal het nuttig is in elke hadkamer een
vloer van houten rasterwerk te iiehben ; als er zwangere
vrouwen zijti., die gebruik moeien maken van de badkamers,
is zulk een houten vloer dringend noodig.
De privaten zijn gewoonlijk boven eenvoudige, geniclselde
putten geplaatst, waarin de faecaal massa's met den stand van
het grondwater rijzen en <lalen. Die boven stroomend waler
verdienen verreweg de voorkeur. De privaten zijn een gelief-
koosde verblijfplaats van kakkerlakken , waai tegen eene oplossing
van borax in gom een uitstekend vergif is. Eie oplossing
wordt in kleine poljes hier en daar neergezet.
Bij elk huis behoort minstens eene put, die, al is het water
ongeschikt voor drinkwater, toch in hel noodige wasch- en
badwater kan voorzien. Over het waler te Batavia gaf de
Heer J. C. Bernelot Moens in Deel XV, en over dat te
Tjilaljap de Heer J. B. Nagelvoort in Deel XVI van het
Geneeskundig Tijdschrift voor N. I. zeer belangrijke mededëe-
lingen. Thans voorzien de Artesische putten* op vele plaatsen
in Indië de bevolking van eene voldoende hoeveelheid, uitstekend
drinkwater.
De gewone putten worden in kleinere woningen, o. a. in
het militaire kainpement te Welievrfden , wel eens voor twee of
vier woningen bestemd, wal ook op andere plaalsAhel geval is.
Hoe ruimer de omgeving van een huis is, beter. Als
regel moeten de huizen dus zoover mogelijk uit elkaar slaan.
De oudere, naar Europeeschen trant gebouwde sleden, zooals
de stad Batavia, Samaranq , Soerahain, zijn daar^^r oiigezonder,
omdat de noodige lucblverversching ontbreekt. Dil^ijls kan
men nog waarnemen , hoe in die opeen gehoopte huizen een
onaangename, drukkende' warmte heer.scht. De erven om de
huizen kunnen vooral aan ^de iNoord- en Zuidzijde van boomen
worden voorzien. Aan den Oost- en Westkant mogen de boomen
niet zoo dicht bij de huizen staan, dal zij de inwerking
der zonnestralen verhinderen. VVarinyin-hooiim\ mogen nieL
81
(licht bij de huizen slaan omdat hunne zeer uitgebreide wortels
de fundamenten ondermijnen en de massa's afvallende vruchten
daken en goten verontreinigen. Klapperboomen zijn in tuinen af
te raden, vooral zoo er kinderen in huis zijn , wegens het gevaar
der verwonding of dooding door afvallende vruchten en bladeren.
Hel rein bouden der erven en van de sloolen {dok/can) daar-
omheen zou, in het algemeene belang, meer politioneel toezicht
vereiscben dan thans wel het geval is. Gelukkig staan de huizen
gewoonlijk nog al ver uit elkaar en kan de wind er tussclien
door spelen, want de wijze waarop de erven gereinigd worden ,
kan niet anders dan zeer nadeelig voor de gezondheid zijn.
Er wordt namelijk niet geharkt, maar de afgevallen bladeren,
enz. worden met een bijzonder soort van stijve bezems
{sapoe lidï) bij elkaar geveegd, waarbij zeer veel stof wordt
ontwikkeld. Ieder, die de studiën van Pasteur, Tyndall en
zoovele anderen , over de stofdeelljes in de lucht en hun
invloed op de verspreiding van kiemen, bestudeerd heeft, zal
begrijpen hoe slecht een dergelijke reinigings-methode is.
Minder nadeel bestaat bij het verbranden van den afval der
erven na het vegen , dat ook dikwijls geschiedt. Indien de steeds
toenemende bebouwing met kleinere huizen (groote worden in
de laatste 2ü jaren niet gemaakt) doorgaat, zal hel nuttig zijn
een dergelijk aanvegen der erven , in het belang der volksge-
zondbeid, teJ»'bieden.
Het verdient aanbeveling, op groote erven , vooral als er
veel struikgewas is, ganzen te houden. Zij verdrijven de
slangen, wanrscbijnlijk door hun geschreeuw, en maken dus
bet verbiijl' vofl^r.
Ter ve(P)eling zijn soms boven de etenstafels groote beweeg-
lijke schermen {ponglcaj opgehangen, die door een louw heen
i;n weder worden getrokken ; vooral de Engelschen houden
veel van die, uit Dritsch-Indiè overgebrachte, gewoonte. Per-
sonen, die er niet aan gewoon zijn, krijgen daardoor licht
rheuwalischc aandoeningen.
De woningen (^er Gliineczen, op de lioofdplaalsen , zijn ge-
woonlijk v;in sleen en staan zeer diclil op elkander, waarhij
tegen eikaar slaande iiuizen altijd veel verschil in grootte
of in plaatsing verloonen; daardoor ziet een Cliineesche wijk
er erg onregelmatig uit. Dal verschil in vorm is met opzet
aangehracht, om de goede geesten de herkenning gemakkelijk
Ie maken. Het algemeene lype is een ruime veslihule, die in
de groolere huizen door eene voormuur met eene houten ,
verlakte deur en twee vensters is afgesloten ; die vensters
gaan nooit of hoogst zelden open. In kleinere huizen, vooral
zoo zij winkels zijn, is de voorwand overdag geheel open en
wordt 's avonds en 's nachts door perpendiculair naast elkaar
geplaatste, losse planken afgesloten. Aan deuren en vensters
zijn rood of geel gekleurde papiertjes met spreuken er op
bevestigd. In de veslihule slaat allijd tegenover de deur de
offertafel, met een paar slinkende vetkaarsen of gloeiende
offerhoutjes en daarboven hangt de afbeelding van een afgod.
Een smalle deur naast die lafel voert in ceu klein gangetje,
dal uitkomt op eene, in het midden opene, plaats, waarom-
heen een overdekte galerij. Naast het gangetje vindt men een
slaapkamer met eene deur in den gang en een allijd geslolen
glazen vensier, dat in de galerij uitkomt. Andere kamers
komen in de galerij uil, of zijn er boven geplaatst.
Zulk een Chineeschc slaapkamer wordt voor driekwart ingeno-
men door een bouten ledikant, dat van voren nog is afgesloten
door zijden, met goud geborduurde goi'dijnen , en dat niet te
bereiken is, dan over een zeer breede en groole bank, op lage
poolen, voor dat bed geplaatst. Buitengewoon vuüe gordijnen
van neteldoek sluiten bet weinigje licht, dal door het venster
zou komen af, terwijl de deur, dikwijls gesloten, nog wordt
voorzien van een sitsen of zijden gordijn . waaroverheen een
zoogenaamde hree, zijnde een gordijn van (ijnc hamlm ver-
vaardigd, door de gespleten /»rt/»/>oe-sIokjes op zeer korten af-
stand van elkaèr door touw te verhinden. Die kree's worden
ook somtijds in Europeesche buizen gebezigd tot afsluiting der
U.)
(Ier galerijen; zij zijn hiclilig, maar moeten worden opgehaald,
als men naar builen wil zien, omdat de evenwijdig loopende
strepen, waar men door heen zien kan, vermoeieiid op
het netvlies werken , waarschijnlijk door de vorming van na-
heelden. Die heide gordijnen worden nimmer opgehaald en men
moet er onder door kruipen om in de kamer te komen. Bijna
altijd hrandt in de kamer, dag en nacht, een roodgeverwde
vetkaars of een klein petroleumlampje. Als men nu nog weet,
dat de hultzak in het hed hijna nooit wordt verwisseld en
nimmer naar buiten gebracht; dat verlossingen , ziekte en ster-
ven daarop hehben plaats gehad ; dat hel bed zelf en de hank
daarvoor jaren achtereen dienen tot slaapplaats van vader ,
moeder, kinderen en hunne verzorgsters, dan laat het zich
begrijpen, dat er van frischheid in zulk eene kamer zelfs geen
sprake zijn kan. De bank voor hel bed, dikwijls een ftfl/e-6a/e
van bamboe, maakt hulp hij kunstmatige verlossingen bijzonder
lastig. Men moet dan op die bank en soms wel in het hed
geknield liggen. Zelfs het gewone ziekenonderzoek wordt daar-
door bemoeielijkt, maar dal duurt gelukkig niet zoolang als
kunsthulp hij eene bevalling. De hank verwijderen gaat niet,
omdat zij daartoe te groot is ; hoewel de vrouwen daartegen
veel bezwaren hebben, is het nog het best haar op die bank
te doen plaats nemen , en dan heeft men wéér den last , dat
zij veel te laag liggen.
De groolere woningen bezitten dikwijls ruime galerijen , maar
de slaapkamers, al zijn zij wat grooler, zijn allijd benauwd
en hehben te weinig lucht. Uit een hygiënisch oogpunt is
het zeer wonderbaarlijk waar te nemen, dat de Chineezen ,
over het algemeen, zoo gezond blijven in die huizen en bij
hunne wijze van leven; een onderwerp, waarover nog nader
zal worden gesproken.
De Ch ineesche woningen zijn gewoonlijk zeer vol mei meubelen
van allerhande soort; bij rijken vindt men Europeesche en
Chineescbe; bij armen enkel Chineesche meubelen en verder
huisraad van bamboe. Vele bedrijven worden in de woonhuizen
^4
zelve uitgeoefend en er schiet voor bewoning niet veel meer,
dan de reeds besproken slaapkamer over. Dat er onder die be-
drijven zijn, welke nadeelig op de gezondheid moeten inwer-
ken, is daidelijk. Men moet zelf hebben ondervonden welke be-
nauwende geuren er heerschen in de woningen van een blauw-
vcrwer of van een toekang batik (verwer van saronr/s, hoofddoeken,
enz.) om er zich een denkbeeld van te kunnen vormen.
De vensters zijn met blinden gesloten , die in horizontale
richting in het midden opengaan. De onderste helft wordt
soms door een paar stukken hout of bamboe gesteund en doet
dan als tafel dienst. De bovenlielfl wordt met een touw aan
den muur bevestigd.
De woningen worden op nieuwe jaar goed gereinigd en daarbij
wordt zeer veel water verbruikt, dat evenwel niet wordt weg-
genomen, waardoor de huizen bijzonder vochtig blijven. Op
andere tijden van het jaar is er geen schoonmaak noodig geacht
en wordt hoogstens nu en dan eens geveegd.
Reeds is gezegd, dat die woningen zeer dicht op elkaar staan,
meestal zelfs tegen elkaar aan. De straten zijn bovendien smal,
dienen niet zelden tot hel houden van pasar (markt) en zin-
delijkheid is daarbij een ongekende zaak.
Stalling voor paarden wordt, in de meeste gevallen, buiten
de woningen gezocht. Indien Chineezen in meer alleen slaande
huizen wonen, houden zij gaarne varkens, aan wier verblijf
niet de minste zorg wordt besleed.
Als men een Chinees in behandeling heeft en voor het huis
een vuurtje ziet branden, is de bebandeling afgeloopen , omdat
de patiënt dood is. Er worden dan ook dadelijk witte gordijnen
voor de deur gehangen en een paar groole papieren lanlaarnen
met roode en zwarte letters voor den ingang geplaatst.
De woningen der inlanders zijn van bamboe vervaardigd,
soms met houten stijlen als geraamte.
Hel dak is van bamboe-hxlien en mei alap gedekt. Afap is
de aan elkaar bevestigde bladeren van verschillende palm-.
H8
hamhoe- en groole grassoorten; Hasskarl noemt negentien plan-
ten, wier bladeren tot atap gebezigd worden. De uitgeloogde en
gedroogde bladeren worden daartoe in een dwarsche richting
nm een lat of platgeslagen stuk bamboe gebogen, zoodat elk
blad een derde van hel naast liggende bedekt , en dan met een
gespleten stuk rotan bevestigd.
Er is over den bouw en de inrichting, even zeer als over de
soorten der inlandsche huizen heel wat te zeggen. Het uitge-
breidste en beste, wat ik daarover ken, is wat Java betreft be-
schreven in Vetii's Java. Voor mijn doel is die détailteekening
niet noodig. Voldoende is het te weten, dat de meeste huizen ,
in Wesl'Java, op den vlakken grond gebouwd zijn , die daartoe
soms eenigszins is opgehoogd en aangestampt. De woning zelve
bestaat uit een voorgalerij, door een eenvoudig afdak van alap
gevormd , meestal met een hekwerk van bamboe omgeven , of aan
de zijwanden afgesloten door een pa^ar (omheining) van gespleten
en tamelijk ruw gevlochten bamboe. In die galerij staal een
balé-balé, dat is een bank van bamboe vervaardigd. Vele werk-
zaamheden , bijv. weven , spinnen en dergelijken worden in die
galerij uitgeoefend. Binnenshuis vindt men twee kamers, die tot
slaapvertrekken dienen , en daar achter nog een kleine, overdekte
plaals tol keuken ingericht. Paarden worden meestal gestald
in een zoogenaamde gadogan, een groole, lioulen kooi , mei a/a/?
gedekt. Kippen, kallen (met een zeer korten, haakvormigen
staart) en een leelijke soort van, op jakhalzen gelijkende,
honden loopen vrij rond. De laatste elen alle mogelijke afval
en uitwerpselen en hebben daardoor het nul, iets tot de zin-
delijkheid bij te dragen.
In de voorgalerij vindt men gewoonlijk een paar kleine , ronde
kooien van mandwerk met de veel geliefde, grijsgevlekle tor-
telduiven. De omwanding der huizen beslaat uit gevlochten
bamboe, niet zelden met bulfclmest en zand opgevuld , somtijds
mei kalk gewit; bij de rijkeren ook wel uit planken. Zulke
huizen latendoor verschillende openingen lucht genoeg toe.
De uren en venste^rs, welke laatsle ook eenvoudig openingen
t$6
in de omwaiidingen zijn, kunnen niet hamboezen luiken worden
gesloten. Ook de sluiting gescliiedl door bamboezen schuiven.
Zulke inlandsche woningen worden dikwijls door min ge-
goede Europeanen bewoond en schijnen geen nadeeligen invloed
op de gezondheid uitteoetenen. Alleen moet men er aan den-
ken, dal bij koortsen met huiduitslag, vooral bij mazelen,
de verpleging in die huizen een bijzondere aandacht vordert
ten opzichte van tocht.
Omtrent den invloed, dien de woningen der inlandsche
vorsten op Java, de steenen , ommuurde kraton' s, op de ge-
zondheid uitoefenen, heb ik geen ondervinding opgedaan en
onthoud mij dus van hel uilen eener meening, evenzeer als om-
trent dien van de woningen op de overige eilanden.
Zooals men weet zijn de inlandsche huizen gewoonlijk lol
/campong's vereenigd. Voor kampong het woord «dorp" te be-
zigen kan alleen er toe strekken er een verkeerd begrip van
te geven. De kampong's worden gewoonlijk door een enkelen
rijweg en verder door smalle in alle richtingen kronkelende
voetpaden doorsneden. De voetpaden zijn zoo smal, dal hulp
door brandspuiten bij l)rand dikwijls onmogelijk wordt. Al
die wegen zijn slecht, 't Zijn kleiwegen , die door 't loopen
meestal in hel midden iels hooger worden , en in den West-
of nallen mousson in modder worden herschapen , zoo glad ,
dal hel loopen er op door schoenen dragende Europeanen bijna
onmogelijk wordt.
De reinheid in de kampong's behoort tol de daar onbekende
zaken. De pullen zijn gewoonlijk eenvoudige galen in den
grond; enkele malen met een bamboe-pagar omgeven. Vele
van die putten zijn schijnbaar gedempt door er een paar
boomstammen of een sluk gevlochten bamboe overheen te
leggen, en er dan aanle <tp te werpen. Later verrol dal hout
of die bamboe en wie hel ongeluk treft er overheen Ie loopen,
luimell naar heneden. Gewoonlijk hebben die pullen een zeer
kleine middellijn en blijft de vallende er in hangen, geklemd
tusschen de wanden. Mij zijn vele gevallen van kneuzing, ver-
57
wonding, becnbreiikpn en dooil door zulk een val bekend. Ook
slorlen er wel eens paarden in , wat mij zelf is voorgekomen
op een erf, aan een Europeaan loebeboorende en door lieni
bebouwd, waar de groole rijweg naar bet buis over zulk een
niet bekende, slecbt gedempte put heen liep.
AANHANGSEL.
De verschillende begraafplaatsen laten, zoowel w;it ligging,
als wat inrichting betreft, veel Ie wenscben over. De inland-
sche kerkhoven zijn overal verspreid en de bedekking met
aarde is in den regel onvoldoende. De Gbineesche begraaf-
plaatsen, vooral die van rijke Chineezen , zijn veel beter en
de groote, uil vier zware balken van zeer hard hnnl , vervaar-
digde kisten worden in gemetselde kelders gi'plaalsl. De
kerkhoven der Europeanen slaan onder goed toezicht van
plaatselijke kommissiën en gewoonlijk onder beheer van een
Europeeschen beambte. Zij munten uit door fraaien aanleg en
nel onderhoud, zoowel als door een menigte monumenten,
die evenwel dikwijls denzelfden vorm vertoonen. Er zijn
vele gemetselde grafkelders in persoonlijk eigendom ; de gewone
graven worden om de tien a twaalf jaren geledigd. De voch-
tigheid van den bodem en de hooge warmtegraad dragen
veel bij tot uiterst spoedige omzetting van lijken.
Dierenlijken, vooral van paarden, worden op grootere plaatsen
op afzonderlijk daarvoor bestemde plaatsen begraven. Die
begraafplaatsen staan onder toezicht der politie, wat evenwel
veel te wenscben over laat. In de binnenlanden is dal
wegruimen van dierenlijken dikwijls geheel onvoldoende , zoo-
als de ondervinding leerde in de epizoötie, die in 1878 begon
en thans (1880) nog aanhoudt. Er waren b:^.palingen in
overvloed op het verbranden en begraven der groote hoe-
veelheden gestorven dieren, maar de toepassing daarvan
S8
liet zeer veel te wensclicn overig. Zelfs gebeurde het,
dal de slecht bedekte kuilen, die tot begraven gediend
hadden, openberstten door de uitzetting der daarin besloten
lichamen, en de gasvormige producten der ontbinding door
die openingen ontsnapten. Aan de weinige zorg bij het
begraven van karbouwenlijken werd het ontstaan en voort-
duren eener koorts-epidemie in Wesl-Java door sommigen toe-
geschreven.
BEWONERS.
Zonder eenc nauwkeurige, anlhropologische studie Ie willen
maken van de bewoners der Nederlandscli-Indisclie eilanden ,
zullen wij een blik werpen op de bevolking en wel voor-
namelijk uit het oogpunt der geneeskundige praktijk.
De geneesheer in Indië heeft te doen met de meest ver-
schillende menschenrassen , die zoowel zuiver, als op alle
mogelijke wijzen gekruist, dat land bewonen.
De hoofdfactor is natuurlijk de inlandsche bevolking, dat
wil zeggen de twee vroeger genoemde hoofdgroepen, de Maleijers
en de Papoea's. Die beide groepen omvatten nog verschillende
soorten, waarvan het hoofdtype hetzelfde blijft, maar die in
bijzonderheden, zoowel van lichaamsbouw als van kleeding,
met elkaar verschillen. Op het eiland Java vindt men bijv.
Soendaneezen en Javanen , als voornaamste bewoners , ofschoon
bijna alle andere volkeren vertegenwoordigd zijn; op Madüra,
Madureezen; op Sumaira, Maleijers, Battaks, Atjineezen; op
Borneo, Dajaks, en zoo voorts; in de Molukken, vooral men-
schen, die tot de tweede hoofdgroep hehooren of er toe naderen,
dus Papoea's, Alfoeren, Boegineezen , enz.
Daarop volgen in getalsterkte de Chineezen en hunne af-
stammelingen; daarna Europeanen en daarmede bij de wet
gelijkgestelden; vervolgens Arabieren, nog eenige andere
vreemde oosterlingen en eindelijk Plegers. Er is geen groot
voorstellingsvermogen toe noodig om te begrijpen welk een
eigenaardige afwisseling, vooral onder de bevolking der hoofd-
plaatsen, bestaat, waar al die soorten van menschen met al
hunne kruisingen voorkomen. De medicus zal, bij de uitoefening
60
van zijn ambt, rekening te houden hebben mei de nationaliteit
zijner patiënten en de eigenaardige gewoonten en hehl)elijkheden ^
die eik volk aani)iedl. Daarom bespreek ik vooral zulice bij-
zonderheden, weilce, in een of ander opzicht voor de behan-
deHng van zieken, ol' meer uit een physiologiscb standpunt
belangrl.ik kunnen worden geacht.
Jk zie mij genoodzaakt in een werk, op persoonlijke onder-
vinding gegrondvest, te zwijgen van wat ik niet zelf weet
en gezien heb, met uitzondering van een enkele opmerking
hier en daar , die , in verband met de strekking van het boek ,
niet mocht achterwege blijven. Dan is evenwel de schrijver,
bij wien ik te rade ging, telkens genoemd.
Wie met Dajaks te doen heelï zal Perel\er's boek over dat
volk; wie naar Memdo gaat Van HoÉyvELL's werk kunnen
raadplegen en zoo vele andere geschriften. Evenwel gelden
de volgende opmerkingen voor het grootste gedeelte der bevol-
king van Indiè.
Wij beginnen met de inlanders.
In de gewone, particuliere praktijk beperkt zich de behan-
deling van inlanders meestal tot die der bedienden van Euro-
peanen; veel zeldzamei wordt hulp ingeroepen door hen, die
op zich zelve in de kampomfs wonen. Officieren van gezond-
heid en stadsgeneesheeren hebben in de hospitalen steeds een
zeer groot aantal inlanders in behandeling, maar de gang van
zaken daar verschilt hemelsbreed met die in de buitenpraktijk.
In die gestichten immers is ligging en voeding bij de wet
geregeld en daarbij is rekening gehouden met de gewoonten
der verpleegden, voor zoo verre dat mogelijk is. Hun worden
ligmatjes en katoenen of lederen liooldkussens, met /ca/M/c gevuld ,
verstrekt; somlijds ook een enkele deken en aan zware zieken
een bultzak; terwijl de voeding beslaat uit rijst mei eenige
ilijspijzen, eieren, vleesch , geroosterde kip en dergolijken.
Daarmede eindigt den invloed, dien de nationaliteit op den
gang van zaken heeft, en de geneesheer behoeft, bij de behan-
61
deling, verder iiiel op allerlei vooroordeelen Ie lellen, maar
kan rustig zijn gang gaan. Dikwijls is hel, vooral bij een
grool aanlal zieken, mei hel oog op de onvoldoende vertrouw-
haarheid van het hediendenpersoneel der ziekengeslichlen',
nullig de behandeling zoo Ie regelen , dal men zelf van hel
innemen der geneesmiddelen geinige zijn kan. üaarloe laat
men eenigen voorraad Iegelijk bereiden van de 'meest gebrui-
kelijke medicijnen, liefst in vloeibaren vorm, omdat men
zich dan beter kan overtuigen, dal die zi.jn doorgeslikt; men
laai den palienl eenvoudig ^Irima kassie" (ik dank u) zeggen,
wal hij naluurlijk mei een mondvol vloeistof niet doen kan.
Die maatregel is niet overbodig, omdat anders vele der
voorgeschreven geneesmiddelen niet worden gebruikt.
De behandeling van de meeste koortsen , van sypbilis en
dergelijke kan gemakkelijk op die wijze worden ingesteld.
De voeding, die van het hoogste belang moet worden geacht,
vereischt streng toezicht op bel administratieve en bedienende
personeel. Omruilen en verkoopen van spijzen zijn geen
zeldzaamheden en hel is moeielijk die geheel Ie voorkomen.
Bij de behandeling der bedienden van particulieren heb ik
mij ais regel gesteld, den paliënlen altijd eerst de vraag te
slellen , of zij Europeesche geneesmiddelen willen Hpl)ben of
niel. Zeer dikwijls is hel antwoord ontkennend en men voor-
komt dan onnoodige uilgaven van den kant der meesters. Als
hel zich laat aanzien, dat eene ongesleldheid niet bijzonder snel
verbeteren of herstellen zal, is de beste raad om zulk een
bediende naar zijnen kampong te laten vertrekken; want een
inlander (en ook Ghineezen en andere oosterlingen) neemt het
niel kwalijk als een patiënt dood gaal, maar wel als hij,
niellegenslaande de ingestelde behamleling, lang ziek blijft.
Na een dag of drie, vier verzoeken zij gewoonlijk om bet
eerst eens aan Ie zien of itdandscbe ohai (geneesmiddelen) Ie
mogen bezigen.
De kamers , die in de bijgebouwen aan bedienden ter be-
woning worden gegeven, zijn gewoonlijk zeer slechte woon-
62
kamers en nog slechtere verblijven voor zieken. Vier muren ,
waarvan de voorste een deur en een open venster meteen houten
luik heval en een dak, zonder zoldering, vormen dal verblijf.
De deur en hel luik worden zorgvuldig gesloten; de zieke ligt
op een lalé-balc., waarvoor een gordijn van sits hangt. De
zindelijkheid laat alles Ie wenschen over. Eene palUa (eene
lamp, vervaardigd uil een bakje van een kokosschil met
olie gevuld, waarin een opgerold stukje katoen als pil)
dient 's avonds tot verlichting. Is de ziekte van eenigszins
ernsligen aard, dan wordt de kamer zoo benauwd mogelijk
gemaakt, door de vulling met het gelieele personeel van
familie of bekenden , terwijl een bak mei smeulend vuur
de noodige kooloxydc aanbrengt, vermengd met den rook van
op dat vuur gebrande doepa (myrrhe) of menjang (benzoë),
danggie (zie onder), gèla kanari (Canarium comnmne) of sawoe
manila (Sapola achras).
Die berookingen geschieden , uil bijgeloof, op Donderdag-
avond altijd.
De stanggie is een compositum van verschillende, plantaardige
en dierlijke welriekende stoffen. Die van Makassar wordt voor
de beste gehouden. Mij werden als beslanddeelen genoemd:
l\assé (civel van V'ivcrra Zibelha);
Timpaus (de hallen, testes, van Viverra Indica (.?));
Kiong (een schelpdier);
Kajoe garoe (hel hout van Ficus procera);
Menjang mirra (roode benzoë);
Kajoe Ijindana (Sandalum album);
Kajoe poeljoe (verschillende Myrtaceae) ;
Rassamala (Liquidambar Altingiana) ;
Suiker ^niel de beste soorten).
Te Batavia wordt in plaats van suiker ook gedroogd suikerriet
gebruikt. In dé Vreanger mengt me» er wel lakka (^Myrislica
iners) en akar Ijamakka (de wortel van Dianella monlana) onder.
Er zijn ook andere samenstellingen, die in kleinigheden van
de genoemde afwijken.
65
De genoemde omgeving vindt men ook bij inlanders, in den
kampong wonende in bamboe-hmzen , terwijl zij niet zelden
ook bij Chiiicezen en bij de zoogenaamde inlandsche kinderen
wordt aangelrolTen.
Een groot verschil in subjectieve opvatting door den lijder
leveren de uit- en inwendige aandoeningen. Terwijl de pijn
van wonden, beenbreuken, verzweringen en dergelijke licht
wordt geteld, is er gewoonlijk een groote overdrijving in
de uitingen, als er pijn in den buik ol' in het hoofd
bestaat. Vooral vrouwen hebben er slag van dan een
ijsselijk misbaar te maken, of volkomen tegengesteld, neer te
liggen zonder te willen spreken , met gesloten oogen , schijn-
baar den mond niet kunnende openen en dikwijls met ver-
schijnselen die aan hysterie doen denken. In den beginne,
als men daaraan niet gewoon is, staal men aan grove ver-
gissingen ten opzichte der prognose bloot en wel het meest
door die voor verschillende aandoeningen Ie ongunstig Ie
stellen, het zij, dat men geen rekening houdt met het meestal
zeer gunstige verloop van verwondingen, hetzij dat de klachten,
door de lijders over inwendige aandoeningen geuit, Ie zeer
voor volkomen juist worden gehouden. Pas korten tijd in
Indië werd mij eene inlandsche vrouw gebracht met eene
doordringende, gesneden wond door het kniegewricht, wartrovcr
ik een visum repertum opmaakte met ongunstige prognose
voor het verloop. Mijn chef aan hel hospitaal maakte mij
oplettend op hel gewoonlijk gunstige verloop van dergelijke
verwondingen bij inlanders en achtte de voorzegging te ernstig
geslcLl; werkelijk genas die zieke in eenige dagen, zonder
eenig nablijvend slecht gevolg.
Bijzonder iioog belang stelt de inlander altijd in den eetlust
en bet r>lni soeka makan nasi" (hij heeft geen trek in rijst) is
een criterium voor hem van ernstige ziekte.
I^ij de opsomming der verschijnselen of bij het beantwoorden
van gestelde vragen, is het dikwijls moeielijk van den lijder
zeil behoorlijke antwoorden te ontvangen. Uij is ziek en
64
laat ilat pralen aan de omgeving over, waarvan er een,
Iwee, drie of meer l.e gelijk hel antwoord geven. Welen
die niet dadelijk te antwoorden , dan lierlialen zij de vraag
aan den lijder en dienen zoo als lussclienpersonen. Zoo
mogelijk is dus het begin van het onderzoek het verwij-
deren van die ongewenschte tolken. Dat de geneesheer ,
tot behoorlijk handelen, minstens het gewone, algemeen ge-
sproken Maleisch moet kennen, is duidelijk. Hij lette dan vooral
op de intonatie van het antwoord , die zeer veel afdoet lot
de waarde van het gezegde. Indien er bijv. gezegd wordt van
een zieke: »dia balok sadja", zonder een bepaalden klemtoon,
dan beteekent dat, dat er wat hoest bestaat, maar van weinig
beleekenis; hoort men evenwel denzelfden zin, maar mei den
klemtoon op, of beter een iets langer aanhouden van den let-
tergreep ha, dan wordt bedoeld, dat de hoest erg is en wel
des te erger naarmate die lettergreep langer wordt aange-
houden. In het eersle geval zou men dien zin kunnen
vertalen: «hij hoest wat, en anders mankeert hem niets;"
in het tweede: »hij doet niets dan hoesten". Wordt er
gezegd: «dia balok doang" met een heel lang aangehou-
den a in balok, dan beteekent dat, dat er voortdurend
hoest, zonder ophouden, bestaat. Bi.] dat voorbeeld zullen wij
het laten; het diende alleen om de aandacht te vestigen op dat
lang aanhouden van ééne lettergreep in het woord, waarop
het meeste gewicht wordt gelegd. Die eigenaardige wijze om
de aandacht vooral op een woord te vestigen, wordt overge-
bracht op het iNederlandsch , dat de zoogenaamde inlandsche
kinderen spreken , wat daardoor een zeer vreemde uitdrukking .
^oms iels zangerigs . krijgt. Alleen oplellen en oefening kunnen
er loe leiden de noodige waarde aan de antwoorden te geven.
De eigenaardige taal, die Nederlandscli verbeelden moet en
door die zoogenaamde inlandsche kinderen gesproken wordl ,
leert men al spoedig verslaan, al komt het ook, zelfs na jaren
lang verblijf, vnnr. dal men ooii'^ non iMikolo iiildrnkking niet
65
vat. Zeer ciirieiise voorbeelden zouden daarvan zijn op te geven ,
maar daarvoor schijnt het mij hier niet de plaats.
Na dit uitstapje s|)reken wij nu verder over de inlanders,
als patiënten. Bij /mmpow^-bewoners wordt de geneesheer hoogst
zelden bij hel begin der ziekte geroepen. Gewoonlijk zi.jn reeds
eenige middelen van algemeene bekendheid gebruikt, of is er
al een doekoen aan het werk geweest. Chinine, castorolie,
oogdroppels en sanlonine (nog meer semen santonici, dat den
eigenaardigen naam van obal Ijekok, «medicijn, die met geweld
moet worden ingegeven" draagt) hebben burgerrecht gekregen
en worden als huismiddelen veel gebruikt. Zij worden gewoon-
lijk in de particuliere apotheken gekocht. Men kan er vrij
goed op rekenen, dat de geneesmiddelen, die zijn voorgeschre-
ven , worden gebruikt, wanneer de patiënt er zelf om gevraagd
heeft , maar moet zich volstrekt niet verwonderen , als er nog
wat anders bij genomen wordt. De diëetregeling is hel lastigst,
omdat die zoo zelden wordt opgevolgd en het hoofd voedings-
middel, de hard gekookte rijst, in vele gevallen nadeelig is,
maar niet wordt nagelalen.
Bovendien vindt men steeds eenige maatregelen genomen , die,
als gevolg van verschillende soorten van bijgeloof, geluk moeien
aanbrengen voor den patiënt. Ik sprak reeds van het branden
van vuur, waarop doepa of menjang , enz. gestrooid wordt.
Verder wordt op verschillende lichaamsdeelen een kruisje of
een ander teeken gemaakt met vochtige .s?WA- kalk , waarop dan
nog dikwijls een schijfje citroen wordl geplakt, öf het halve
lichaam wordt ingewreven mei curcuma , soms mei prikkelende
middelen, als azijn, kajoepoeli-oVic en dergelijke gemengd. Ver-
schillende bladeren, lusschen een paar sleenen Gjn gemaakt,
vormen een groen gekleurd mengsel, dat op het voorhoofd,
op de maagstreek enz. wordt ingewreven/ Hel mengen en
kneuzen van versche bladeren geschiedt op een langwerpig vier-
kanten, door voortdurend gebruik eenigszins uitgeholden, har-
den sleen, waarop de bladeren, mecslal reeds tusschen de
vingers een weinig gekneusd, verder , met wal water of olie, tot
66
een pap worden bereid, door er een cilindervorniigen steen lang-
zaam over heen en weêr te rollen. Zulk een sleen heet baloe
pipisan. Opmerkingswaardig is hel geduld, dal de vrouwen
bij zulk eene bewerking aan den dag leggen. Sommige
bladeren worden eersl geklopt, andere hoven een gloeiend
vuur licht geroosterd en dan lusschen de vingers gerold en
met olie voorzien, waardoor zij • zachte, lenige pleisters
vormen. Welke bladeren daarvoor al zoo in aanmerking
komen, wordt later ter sprake gebracht.
Indien dergelijke geneesmiddelen alleen voor uitwendig ge-
bruik, hij inwendige aandoeningen, bestemd zijn, is het ver-
standig zich niet al te veel tegen het loepassen er van te
verzetten, daar het vertrouwen er in zeer groot is. In vele
gevallen hechten de inlanders hooge waarde aan het bespuwen
der lijders met het door een ^«W/t-pruim rood gekleurde speeksel ,
vooral als die vieze operatie door een hadji (priester) kan
worden gedaan. Gebeden , sedeka's (feestmalen) en dergelljken
moeten natuurlijk ook helpen.
Wij zullen nog meermalen gelegenheid hebben op vele han-
delingen te wijzen, die het gevolg zijn van bijgeloof. Dat
bijgeloof is zoozeer met het volksbestaan vereenzelvigd , dat
het misschien eerst over eenige eeuwen mogelijk zal zijn, er
geen rekening mede te houden. De voorzegging, de geheele
gang van zaken , moet mei dat bijgeloof overeenkomen , al
zouden ook verschillende middelen noodig zijn , om het ge-
wenschte resultaat te verkrijgen. Een verstandig protest
er tegen helpt volstrekt niet en kan ook, bij den alge-
meenen stand der geestesontwikkeling, thans nog niet
helpen. Eerst eene veel meer algemeene beschaving zal
later wellicht eenig resultaat geven; maar het is bekend,
dat ook bij de meest beschaafde volken alle bijgeloof nog niet
is verdwenen. Wie lang in Indië is, zal hebben geleerd, dal
zijn eigenbelang medebrengt rekening te houden met het ge-
zegde en toetegeven, waar het geen kwaad kan. Vooral hij
de praktijk over kinderen, ook van Europeanen , bestaal er sonjs
67
werkelijk gevaar, indien men niet loegeefl aan de ingevvorleUle
denkbeelden der inlandsclie bedienden , die zich niel ontzien
een handje te hel[»en, wanneer hun eenmaal opgevatte denkbeeld
niet dadelijk uitkomt.
De verzorging der kinderen is, ongelukkig genoeg, dikwijls
voor het grootste gedeelte opgedragen aan baboe' s (kindermeiden),
die met haar bijgelool" de Europeesche kindermeiden verre
overschaduwen. In dit opzicht staan de hall-inlandsche
kindermeisjes niet veel hooger dan gewone inlandsche vrouwen.
Natuurlijk mag nooit iets worden toegegeven , wat ook maar
in het minst misschien schadelijk zou kunnen worden.
Maar het toestaan van volkomen onschadelijke zaken kan
wel eens nut hehhen. Een enkel voorbeeld ter toelichting. Ik
had een Europeesch kind van eenige maanden oud in behan-
deling, dat bij het nauwkeurigste onderzoek en de telkens
herhaalde waarneming geen enkele alwijking vertoonde, maar
vuorldurend huilde, ten gevolge daarvan niet voldoende rust
had en vermagerde. De moeder verhaalde mij, ten einde
raad, dat de baboe beweerde, het kind zou zeker beter worden,
ais het dooi' een hadji met sirik werd bespuwd ; de vraag was
alleen oi" dat kwaad kon doen. Ik antwoordde, door dat
verhaal de overtuiging te hebben, dat die baboe het kind op
de een ol" andere wijze deed schreeuwen , alleen om den haar
bekenden hadji een weinig geld te doen verdienen ; en ook
dat die onoogelijke operatie geen kwaad kon doen. Men liet
den priester komen, betaalde hem goed en van dat oogenblik
al", was het kind rustig; natuurlijk omdat de baboe hel niet
meer plaagde en haar zin had gekiegen.
Men weet, dat inlanders groote waarde hechten aan zekere
uitwendige teekenen, vooral ten opzichte van den haargroei
bij dieren, die zij voor hun gebruik noodig hebben; ook bij
menschen heciiten zij daaraan veel gewicht. Zoo herinnert
men zich, hoe de inlandsche hooiden in den «Max Havelaar" van
MuLTATun elkander ojimeikzaam maakten op den oeser-oeseran .
(een haarwervel) bij den kleinen Max. Vooral voor vrouwen
68
zijn sommige kenteekenen zeer gunstig, bijv. twee kruinen op
het hoofd, een lange hals, groole ooren bij een korle gestalte ,
saamgegroeide wenkbrauwen , sproeten in het kuiltje van den
hals, een lange neus, een recht vooruitstekende groole leen;
vooral zeer gunstig is het als de vrouw lang hoofdhaar draagt
en zij dit, uit hel bad komende, over den rechter schouder
laat hangen. 3Iinder gunstig acht men duime of korte haren ,
korte, stompe vingers, van het hoofd afwijkende ooren,
haarwervels op den rug van de hand, enz. De kenteekenen
van meer intiemen aard laten wij rusten (v. d. Toorn).
Buitengewoon omslachtig zijn de maatregelen, die noodig
worden geacht bij verlossingen ; het is goed eens een blik op
den gang van zaken bij de bevalling eener inlandsche vrouw Ie
werpen, natuurlijk alleen uit een geneeskundig oogpunt, daar
er bij een elhnographische beschrijving nog veel meer zou moeten
worden vermeld. Beschouwen wij eerst de ontwikkeling der
inlandsche vrouw len einde het beeld beter te voltooien.
De inlandsche vrouw is in den regel vroeger huwbaar
dan de Europeesche; evenwel niet veel vroeger dan niet-
inlandsche meisjes in Indië geboren. De gemiddelde lijd der
eerste menstruatie valt in het 13^ a 14" levensjaar. De
haren, die zich, omstreeks dien tijd, onder de armen
en aan de schaamdeelen ontwikkelen, worden zorgvuldig uil-
getrokken , evenzeer als de baardharen bij den man , bij wien
de schaamharen evenwel blijven bestaan. In de hand-
boeken voor gerechtelijke geneeskunde wordt, bij verregaande
verrotting, o. a. als een onderscheid tusschen een mannen-
en een vrouwenlijk opgenoemd, dat de haren op den
mons veneris zich bij den man met een punt, in den vorm
van een driehoek , naar boven uitstrekken ; terwijl zij bij de
vrouw horizontaal eindigen. Dit gaat voor inlanders niet door;
bij mannen eindigt die haargroei zeer dikwijls ook horizontaal.
Men zal altijd moeite hebben den jui-'tcn leeftijd van een
inlander te bepalen; daar slechts enkele, meer beschaaf-
den die kennen, blijft hel altijd een gissen en raden.
69
Daarom is de juiste leeftijd van het intreden der menstruatie
niet met zekerheid hekend. De geslachtsdrift is al spoedig vrij
sterk ontwikkeld en vele meisjes, aan dien drift geen weêrstand
kunnende hieden, roepen de hulp in eener doekoen (meestal
een oude vrouw, die als geneeskundige bekend staat) om te
zorgen, dat zij geen kinderen kunnen krijgen, al houden zij
regelmatig en zelfs druk intiemen omgang met mannen. Hoe-
wel gelukkig de gewoonte, om eene inlandsche vrouw als
huishoudster, dat wil zeggen als vaste concuhine, te nemen,
meer en meer verdwijnt, zoo komt die toch nog dikwijls genoeg
voor en een der hoofdbepalingen daarbij is, dat de vrouw
zich verbindt geen kinderen te zullen krijgen ; eene voorwaarde,
die in de meeste gevallen wordt vervuld. Wérkelijk schijnen
die doekoen's de kunst te verstaan door uitwendige manipulatiën
eene liggingsverandering van den uterus, door voor- ofachter-
overkanteliug , te weeg te brengen , welke een grootere kans geeft,
om niet zwanger te worden. Voor zooverre daarvan blijkt ,
ziet men er geene nadeelige gevolgen van. Wenschen die
maagden (?) later te huwen, dan weten de doekoen*s den
uterus, alwéér door uitwendige handgrepen, op zijne plaats
terug te duwen, en zoo de vrouw weder in een toestand te
brengen, die haar geschikt maakt zwanger te worden, wat
elke man als een vereischte voor eene goede vrouw stelt. De
operatie geschiedt in beide gevallen, terwijl de patiënt op den
rug ligt door drukken, wrijven en knijpen van den buik,
waarbij nooit de uitwendige genitaliën worden aangeraakt.
Vrouwen, die zich zoo lieten bewerken, verklaarden mij, dat
zij, onder de operatie veel pijn in de liezen en in de streek
van het heiligbeen hadden gehad, soms eenige moeielijkheid
bij de urineloozing ondervonden, maar dat alles na twee of
drie dagen rust te bed, weder in orde was gekomen. Daar
de mannen, hoewel niet overal, bij het huwelijk er opgesteld
zijn bloed te zien na de uitoefening van den eersten coitus,
welen de dus bewerkte vrouwen, hem wel eenige droppels
te vertoonen en voor ongerepte maagden te fungeeren.
70
Die genoemde doeltoen*s worden ook wel door Kuropeesche ,
gehuwde vronwen geroepen om Ie voorkomen, dal. zij Ie veel
kinderen krijgen. Hel, is evenwel opmerkelijk , dat de bedoelde
operatie Itij vrouwen, die reeds een of meermalen zwanger
waren , hel beoogde doel bijna nooit bereikt.
Terwijl de Eiiropeesclie geneesbeeren • geen bepaalde lee-
kenen kennen, om hel beslaan der graviditeit, in het
begin, met volkomen zekerheid vasi Ie slellen, beweren
de inlandsche vroedvrouwen, dal zij die zekerheid i"eeds
8 of hoogstens 14 dagen na de conceptie bezitten. Zij
rekenen tol die zekere symptomen: blauwe kringen onder
en om de oogen, zwelling van den hals, sterk pulseeren en
beven van de balsslagaderen , kloppöu van de slagaderen in
den onderbuik (art. iliac. exl. en art. epigastr.) , donker blauwe
kleur der aderen , uitzetting der benpen , zwelling der borsten
met uilzetting der melkvaten en dergelijken; vooral spelen de
lusten daarbij een groote rol en wordt het, in hel belang van
het kind, noodig geacht, daaraan altijd te voldoen, wat tot
de zonderlingste verlooningen aanleiding geeft, zooals wij o. a.
bij de eetbare aarde nog nader zullen vermelden.
De normale ligging van het kind , meenen zij , is met hel
hoofd naar beneden en den anus naar boven, lerwijl bij do
geboorte hel hoofd naar voren en de anus naar het heiligbeen
gericht wordt. Geregeld worden klachten der aanslaande
moeder, van welken aard ook, verklaard uil eene verkeerde
ligging der vrucht, die men dan door wrijvingen en uit-
wendige manipulatiën tracht Ie verbeteren. Soms schrijft
men die klachten ook toe aan bel niet voldoen aan den wil
van hel kind.
Bij de verlossing ligt de barende vrouw op een maljc , lerwijl
de doekoen lusschen de uiteen gelegde beenen neêrhnrkl en
met hare vingers, met olie bevochtigd , de uitwendige genitaliën
wrijft. Verder word! de buik op de plaals, waar de baar-
moeder Ie voelen is, gestreken, gewreven en geknepen (oeroeZ).
Üe vliezen breken zij niel door, maar honden zich altijd aan
71
uitwendige handgrepen en brengen de vingers of de hand
niet in de vagina, behalve als er een hand of voet voorvalt,
die zij dan trachten terug te brengen. Dan wordt tevens door
wrijven en knijpen van den buik getracht eene keering op het
hoofd te krijgen.
Duurt de verlossing te lang naar haren zin , dan wordt een
lange doek, boven den baarmoederbodem, sterk om het middel
gesnoerd; den echtgenoot, - die zooveel mogeliik altijd moet
tegenwoordig zijn, omdat het kind verlangt bij den vader Ie
komen , gelast voortdurend op het hoofd der barende te blazen,
of met zijn uitgespreide beenen over haar heen te gaan staan
en zoo van haar weg te loopen. 't Kind zal hem dan volgen,
denken zij. Is de aanstaande vader niet aanwezig, dan wordt
zijn hoofddoek op een rijststamper geplaatst, opdat het kind
dien voor den vader zou aanzien. Komt het kind niet, dan
worden deuren, vensters, kisten en kasten open gezet, zelfs
alle kleine doosjes, naaldenkokers, enz. opengemaakt, mannen
en vrouwen laten het haar loshangen , er wordt mei geld
gerammeld, soms in een koperen bekken, of een bakje met
gekookte rijst en wat geld er in voor de genitaliën geplaatst,
in de hoop daardoor het kind naar buiten te lokken. Helpt
dal alles niet, dan wordt er gebeden en de man moet een
rijststamper onder of langs het huis werpen, terwijl de
kraamvrouw op den buik wordt gestampt en getrapt.
Nog verzoekt de doekoen dan de oudste der aanwezige
vrouwen hare voeten in koud water te mogen wasschen,
waarna zij dit water aan de barende te drinken geeft. Ook
wordt haar wel urine te drinken gegeven van den oudsten
man of van den hoogsten in rang van het geslacht. Geeft
dat ook niets, dan laat men de zaak aan •Toean AHah" (God)
over en doet niets meer of roept een Ëuropeesche vroedvrouw
of een dokter.
Komt het hoofd door, dan steunen sommigen den bilnaad;
scheurt die in, dan laten zij de wond aan de natuur over.
72
Bij bloeding worden de ledematen sterk afgebonden en een
doek met azijn om het hoofd gelegd.
Hel pasgeboren kind blijft liisschcn de beenen der kraam-
vrouw liggen tot de nageboorte is uilgedreven. Daarna wordt
de navelstreng tusschen vinger en duim gedrukt en het
bloed er uit naar hel kind toegedreven, om de hichl , zeggen
zij , in den buik van hel kind te persen. De navelstreng
wordt dan op een afstand van drie vingerbreedten afgebonden ;
soms nog op een tweede plaats ook, en daarna met een scherp
stukje bamboe, welad geheeten, doorgesneden. Een mes of een
schaar houden zij voor branderig; liever bijten zij den na-
velstreng door, wat hel kind onkwetsbaar zou maken.
Het kind wordt nu gewasschen met een mengsel van water ,
curcuraa en kalk , soms met wat azijn, en daarna met bedah
(rijstmeel) bepoederd en in een sarong (rok) gerold. De
navel wordt mei geraspte klapperdop of met fijngemaakte
betelbladeren en zout bedekt en op de groote fontanel een pap
van versche, gekneusde bladeren gelegd, waartoe soms een
mengsel van dawon inggoe, (bladeren van Ruta graveolens) met
azijn gebezigd wordt, maar die meestal beslaan uit nsam
(Tamarindus Indica) , djeroek tipis (Citrus limonellus) en
temoetis (de bekende radix zedoariae van Curcunia zerumbelj.
De moeder wordt met lauw water gewasschen of liever
begoten en moet dan in een half zittende, half liggende houding
een paar uren blijven rusten , maar niet slapen , wat door
trekken aan het hoofdhaar belet wordt. Somtijds wordt hel
lichaam met een mengsel van betelbladeren en peper ingesmeerd
en een drank ingegeven, bestaande uit een mengsel van asch,
tamarinde en zout in water opgelost, waarmede ook wel de
genitaliën worden gewasschen. Als de lochiae cruentae sereus
worden mag de vrouw opslaan en de buik wordt dan , op eene
l>ijzonilere manier, zeer stijfzin een lang en smal laken ge-
wikkeld, dat daartoe aan een der stijlen van hel huis wordt
bevestigd, lerwijl de vrouw iloor heéij en weèr draaiende
bewegingen dien doek aandoet. Men meenl, dal daardoor
I
73
opstijging van de baarmoeder en van het Moed naar het hart en
hel lioofd wordt legen gegaan. Die doek heel beng/wen. .
De moeder mag nu ook baden, wal zij trouwens -wel eens
vroeger doel. Evenwel blijft zij, naar aanleiding der voor-
schriften van den Islam , veertig dagen na de bevalling onrein ,
of beter uitgedrukt de reiniging, adoes nipas , duurt veertig dagen.
Die ofiicieele veertig dagen hebben hun invloed ook op
Europeesche vrouwen doen gelden, die zich veelal in al dien
tijd niet durven baden.
De nageboorte wordt mei zout en tamarinde, soms met
asch en azijn in een pol gedaan en dan of begraven, of in "
hel water (rivier of zee) geworpen, of wel met den pot in
den nok van het huis opgehangen. Wordt zij begraven, dan
wordt gewoonlijk tevens een klapper geplant, die dan den
leeftijd van hel kind aangeeft. Meermalen wordt de nageboorte
ook op een klein vlotje van bamboe gelegd , met bloemen en
vruchten omgeven, en, door een paar kaarsjes verlicht, in
de rivier geplaatst, om zoo afledrijven; dal alles is dan een
offer aan de boaja's , die beschouwd worden de zielen der voor-
vaderen in zich te huisvesten. De boafa is de zoogenaamde kaaiman
(Crocodillus biporcatus). De nageboorte mag niet met warm
waler in aanraking komen , dan zou hel kind ziek worden.
Vooral wordt groole aandacht gewijd aan de oneffenheden
in den navelstreng. Een geheel gladde streng duidt er op,
dat er geen kinderen meer zullen volgen; hoe meer knobbels
of oneffenheden er in zijn , hoe meer kinderen de moeder nog
zal krijgen, terwijl ineenloopende knobbels op later te ver-
wachten tweelingen duiden.
Bij schijndoode kinderen blaast de doe/con door een bamboe
hard in hel oor; bij het met den helm geboren worden ,
verwijdert zij de vliezen.
Ongeveer twee of drie dagen na de bevalling laten de
vrouwen, ook vele Europeesche en half Europeesche , zich door
doekoen' s den buik knijpen en wrijven, wat angkat proel ge-
noemd wordt, woordelijk: den buik oplichten; zij meenen,
74
(ïat de baarmoeder vooral is afgezalU, en dat die naar hoven
moei worden gewerkt; een geloof waarschijnlijk ontslaan
door de- niel zeldzaam voorkomende verslapping van den
vagina-wand, mei zeer geringe nilzakking.
Hel kind heeft niet veel kleêren noodig. Eene oio (een
gelijkheenigc driehoek van dubbel, dikwijls sterk gekleurd ,
katoen, of het bovenstuk van met goud geborduurd laken,
waarvan de top rond is weggesneden en die borst en buik
bedekt, wanneer het uitgesneden gedeelte aan den hals wordl
gelegd en mei banden bevestigd, terwijl de heide punten van
den driehoek om de lendenen worden gevoerd en met handen
vastgemaakt) , een baadje of buisje van katoen en een broekje
of een lap katoen, als kleine luier; ziedaar alles. In de eerste
weken wordl de groote fontanel altijd bedekt gehouden met
de genoemde pap van planlendeelen. Gewoonlijk zoogt de
moeder het kind zelve, maar algemeen is hel vooroordeel,
dat het kind niet genoeg voedsel krijgt op die manier. Hel
moet ook eten hebben en daarom wordl tamelijk zacht ge-
kookte rijst gemengd met rauwe, of even gepofte pisang radja
of pisang ambon (Musa paradisiaca) , cn dal mengsel den kin-
deren , reeds in de eerste levensdagen in den mond gestopt ,
op de wijze, waarop worst wordl gestopt. Zelfs geschiedt
dil al voor dat 'de zogsecrelie voldoende is ter zooging.
Dit instoppen heel doelang. Verwonderlijk is het , dal de
meeste kinderen die behandeling verdragen en er bij groeien ,
al komt hel een enkele maal voor, dat die manoeuvre
de prop rijst in de luchtpijp doet verdwalen en het kind
dus stikt.
Een praktisch speelgoed, om bel zoo eens te noemen , hebben
de inlandsche moeders voor zeer kleine kindereu. Speelgoed
is minder juist, omdat hel alleen dient oni er naar te kijken.
Het beslaat uil een stervormig kussentje van verschillende
soorten van" sterk gekleurd kaloen, waarvan franjes hangen
van glaskralen , kleine stukjes gekleurd kaloen , kleine , gekleurde
kwastjes , enz. Dit voorwerp wordt boven het kind opgehangen
75
of vasi gehouden en biedt, door de levendi{,'e klenrschakecringen
een telkens van nanzien veranderend voorwerp, waarnaar de
kinileren gaarne zien. Door vele Europeanen wordt zulk
een kussentje voor kleine kinderen gebruikt en, met recht,
als praktisch aanbevolen.
Het is bekend, dal bij sommige nog weinig beschaafde
volken het vreemde gebruik bestaal, dat o, a. in ^mrn bekend
is onder de uitdrukking «faire la couvade". De zaak is, dat
de vader van hel pasgeboren kind zich ziek en zwak voordoet,
onmiddelijk na de geboorte, terwijl de moeder handelt, alsof
er niets gebeurd was. Over den waarschijnlijken oorsprong
van deze zonderlinge handelwijze gaf de Heer G. A. Wilkrn
belangrijke mededeelingen in den «Indischen Gids". Flel ge-
bruik beslaat in den Indischen Archipel op hel eiland Boeroe,
waar Van der Hart hel waarnam , nadat hel reeds door
Wouter ScuouTEit met de volgende woorden beschreven was:
«De vrouw blijft na haare verlossing niet in bed; maar zij
• begeeft zig aanstonds mei hel jonggeborene naar de rivier,
»en zig-zelve, als ook hel teder wigl, wel gewasschen en
«gereinigd hebbende, keerl zij wederom lot haare bezigheden ,
• en alles loopl wel af. Maar daarentegen, wanneer eene
«zwarlin in de kniam komt, laat de man, die zig zeer zieklijk
»en belachlijk weel aan te stellen, zig, als kraamheer, ter
"deege koesteren en oppassen, terwijl de zwakke kraamvrouvv
«aan hel werk moet, om den man wal lekkers toe te bereiden ,
»en hem wat voedzaams te geven, opdat hij spoedig weêr op
• de been mag komen".
Zinnelijkheid van het geslachtsleven is eene eigenschap, die
sterk bij inlanders van beide sexen is ontwikkeld; misschien
brengt het voorldui-end verblijf iti een Idirnaal mei hooge
temperatuur er het zijne toe bij. Zeer zeker is de geringe
ontwikkeling van het moralitejlsgevoel ten opzichte der geslachts-
drift daarbij van invloed. De inlanders houden wel de actie van
geslacblelijke vermenging, en al wat daarmede in onmiddelijk
verband staal, voor de omgeving geheim, dat wil zeggen niets
?6
anders dan die actie zelf ; zij vinden liet geven van een zoen , in
liel |)nl)liek of eigenlijk hel besnufTelen en beruiken van eens an-
ders aangezicht {tioem), waarin hun kussen bestaat, onfatsoenlijk
maar houden gesprekken met hunne kaniaraden, hunne vrouwen
en zelfs met hunne meesters of meesteressen, die de laatste
niet zelden doen blozen, als zij er nog niet aan gewoon zijn.
De zaken worden ronduit en dikwijls tamelijk ruw bij haar
naam genoemd en het is bijzonder moeielijk te voorkomen , dal
Europeesche kinderen, hij wier opvoeding men eenige reserve
wenschelijk acht, niet reeds op zeer jeugdigen leeftijd kennis
hebben gekregen van zaken , die zelfs ouderen in Europa niet
altijd bekend zijn. Kleine kinderen loopen bij een bevalling
rond en kijken toe wat er gebeurtff verhalen het geziene aan
elkaèr en maken opmerkingen over het verschil in geslacht bij
mensch en dier. Alle zaken, die men in den regel voor
kinderen te weten minder wenschelijk acht, worden in hunne
tegenwoordigheid besproken en dikwijls met voorliefde van
alle kanten bekeken, 't Is niet te verwonderen , dat ten gevolge
daarvan de geest in de ontwikkelingsperiode en dikwijls reeds
lang voor dien lijd, zich met beschouwingen bezig houdt, die
met de geslachtsdrift in verband staan. Niet genoeg kan
Europeeschen ouders worden aanbevolen , op dergelijke om-
standigheden toe te zien ; want de treurigste gevolgen er van
zijn elk geneesheer bekend. Pogingen bijv. om den coitus
uil te oefenen lusschen broertjes en zusjes van 6 en 5 jaren ,
onanie met de gevolgen van dien en dergelijken kon men
waarnemen. Bij inlanders is onanie een zeldzaamheid; vooral
waarschijnlijk omdat het voldoen aan geslachlelijken lust niet
zeer bemoeilijkt wordt. Evenwel komen alle vormen van afwij-
kingen in de geslachtsdrift voor, waarover het niet noodig
schijnt verder uil te wijden.
Nog moet met een enkel woord worden melding gemaakt .
dat niet overal in den liidischen Archipel hel vroeger
genoemde denkbeeld heeft ingang gevonden, dal eene jonge
vrouw, als maagd, ten huwelijk wordt genomen. Integendeel,
77
het bij vele, minder beschaafde volken bestaande oordeel over
eene vrouw, die langen lijd maagd blijft, vindt men ook hier
terug. Zoo bijv. bij de Balaks op 5umfl/ra ; hoewel bij hen eene
verloofde of getrouwde vrouw, die zich vrijheden met andere
mannen dan haar eigenen veroorlooft, Ier dood wordt veroor-
deeld, zijn jonge meisjes geheel en al vrij in hare handelingen
en zal eene maagil geblevene, jonge dochter niet hcht ten
huwelijk worden gevraagd. De Batak wenscht zich eene
vrouw, die veel aantrekkelijks voor mannen heeft en daarvan
bewijzen ondervond; hij zet^t, zeker plastisch genoeg: «Het
»is geen lekkere koek, waarop zich nooit een vlieg nederzet"
(Henny).
Ook het tijdelijk verruilen of uilleenen van getrouwde vrouwen
wordt in Indië gevonden. De Dajaks o. a. in de Wester-Af-
deeling van Borneo ruilen dikwijls onderling, voor eenigen lijd ,
van echtgenoot, en komt een vreemdeling in eene kampong
aan , dan moet de man die denzelfden naam als die vreemdeling
draagt, hem huisvesten en zijne vrouw afslaan. De orang-
sekah van Billiton, die op prauwen wonen, hebben ook zulk
eene gewoonte. Krijgt de prauw-bewoner bezoek van een
man, dan laat hij die met zijne vrouw alleen en gaat on^der-
tusschen op een trom slaan , lerwijl hij zich naar het voorste
gedeelte van de^ prauw begeeft; dit slaan van de trom, be-
geleid door een soort van lijkzang, heet lontjong (Ecoma.
Verstege).
Het jus primae noctis wordt op sommige plaatsen nog door
den vader der bruid uitgeoefend , o. a. bij de Alfoeren van hel
district Tonsawang en bij de Balaks in de afdeeling Groot en
klein Mandeling; bij de laatste voornamelijk onder de hoofden
en aanzienlijken; hel draagt daar den naam mandai (Riedel,
Wilken).
Hel geloof, dat het zien eener geslachtelijke vereeniging lot
navolging aanspoort, brengt den Javaan, die de rijst als een
persoon beschouwt, er toe, om des naehls met zijne vrouw
naakt langs de rijstvelden te loepen en daar aan Linga en
78
Yoni, wij zouden zeggen aan Veniis, Ie offeren (Sollewijn
Gelpke). Mei hetzelfde doel gaat de bewoner van Noessa-laoet
[Molukicen) des nachts naakt in zijn plantsoen en bootst, bij
de hoornen slaande, de acte van den coitus na (v. Hoe^vell).
Uitwendige aandoeningen worden veel meer waargenomen
dan inwendige en daarbij staan verwondingen op den voorgrond.
Toevallige verwondingen van de voeten zijn oaluurlijk zeer
veelvuldig bij menschen , die slechts bij uitzondering sandalen
[keplèlt) dragen. Op de hoofdplaatsen worden die alleen door
rijkeren en dan nog meestal alleen in huis gedragen ; soms in den
eenvoudigen vorm van plankjes met twee blokjes cr onder
en een ronden knop er boven op, die tusschen den groolen
en den tweeden leen wordt vastgehouden ; soms als lederen
zolen met van gouddraad voorziene bovenstukken , die de leenen
vrijlaten. In de bergstreken dragen de koelie's stukken buifel-
leer met een paar bandjes aan den voet bevestigd, omdat
de groole wegen daar mei ruw stukgesloolen keien zijn bedekt.
llhagades der voeten zijn bijzonder veelvuldig en kunnen,
onder een afzonderlijken vorm, als blah verloopen, een ziekle-
vorm, die later besproken wordt.
De voetverwondiugen verloopen betrekkelijk gunslig; bij
bloeding bindt de gewonde hel lid zoo laag mogelijk, mei
een dun touwtje af, of gebruikt panawar djambi, pengawar
djambi (Cibolium djambianum) of gebrand katoen. Overigens
worden dikwijls mengsels van bladeren gebruikt om de wonden
op te vullen. Tetanus is niet zeer veelvuklig, maar komt
toch voor. Ue moeielijksl te genezen wonden zijn die door
bamboe veroorzaakt; zij geven aanleiding lot uilgebreide ver-
zweringen op de plaats der verwonding en dikwijls nog tol
hot ontslaan van verzweringen op andere plaatsen van het
lichaam. Misschien moet hierbij dikwijls aan een slechlon
bodem, door constitutionele aandoeningen, gedacht worden,
wanl syphilis is geen /.eldzaamheid.
Andere verwondingen ontslaan veelal door scherpe werk-
tuigen en soms door onwillekeurige huornsloolen van buffels.
79
Kinderen , die op den rug dier dieren rijden , worden dooi'
een onwillekeurige beweging van den kop der buffels soms
belangrijk in den buik verwond.
De nablijvende litteekens hebben een veel lichtere kleur
dan de normale huid, maar worden met der tijd dikwijls
donkerder; zoodat de kleur dier teekens als een kenmerk van
den ouderdom kan worden beschouvvd. Er is dus een periode,
waarin de litteekens weinig in het oog loopen.
De verwonding na de besnijdenis [masok slam) komt zeer
zelden in behandeling, hoewel sommige jongens vrij belangrijke
ontslekingsverschijnselen met koorts, na die operatie, krijgen.
De besnijdenis zelve ziet men slechts bi.] uitzondering. De
jongen wordt met den operateur omgeven door eenige sarong's,
die een paar omstanders vasthouden. Eenige uren van Ie voren
is den adspirant-geloovige een koud bad toegediend , dat somtijds
herhaald wordt, en gedurende al die uren worden de geni-
taliën met koud water begoten, waardoor eenige mindere
gevoeligheid ontstaat. Het praeputium wordt met de vingers
naar voren getrokken en dan met een scherp stuk bamboe of
mei een slomp mes afgesneden , waarbij gewoonlijk de binnenste
plaat niet wordt gekliefd. Deze wordt, zoo noodig, met een
ruk over den glans heen getrokken , waardoor eene inscheuring
ontstaat. Na de operatie wordt koud water gebruikt of eenige
samentrekkende, gekneusde bladeren met wat curcuma op
de wond geappliceerd. Dat na zulk eene ruwe behandeling nog
al eens ontsteking volgt, is niet leverwonderen. Zelden even-
wel wordt daarvoor Europeesche geneeskundige hulp ingeroepen.
Ook bij meisjes wordt een klein gedeelte van de clitoris weg-
genomen.
Lichtere kleur van enkele huidplaalsen komt dikwijls voor
{panue) en wordt bij Europeanen ook wel gezien, vooral op
de donkerder gekleurde licbaamsgedeellen.
Die sterkere wijzigingen in de huidkleur zijn gemakkelijk
waartenemen, maar hel vereischl eenige oefening, of ten minste
een langer verblijf in Indiè, om te kunnen waarnemen of eei^
80
inlander bleek ziet, er slecht uit ziet. Komt men pas in een
land aan, dan valt een algemeene type het meest in het oog,
dit is in alle landen zoo, maar vooral daar, waar de huidkleur
zeer donker is. In den beginne vindt men, dat alle inlanders
op elkaar gelijken en in de eerste dagen vergist men zich
wel eens tussclien mannen en vrouwen (vooral als de eerste
geen hoofddoek op hebben). Later ziet men minder het type,
dan wel de individuen en vindt dan even groole verschillen als
tusschen onze eigene rasgenoolen. Hoe langer men in een
land verblijf houdt, hoe moeielijker het wordt het type goed Ie
vatten en te beschrijven. De beste beschrijving van een volks-
type, wat het uiterlijk betreft, wordt geleverd door hem, die
korten tijd ergens verblijft.
Bijzondere vermelding verdient nog de gewoonte om sirih
te kauwen, waarover later uitgebreider gesproken zal worden.
Hier moet alleen vermeld worden, dat de mondholte daardoor
veranderingen in aanzien ondergaat. Het tandvleesch, het ge-
hemelte en de tong worden helder vuurrood gekleurd ; ook
het speeksel krijgt die kleur ; de tanden worden zwart en
dof; bij oudere individuen krijgt de tong in het midden een
donker bruine, soms bijna zwarte kleur met roode randen en
spleten; zij krijgt een droog en ruw voorkomen; de lippen
woi'den rooder en de huid om de lippen lichter, bij zeer oude
menschen zelfs wit, verkleurd. Daarbij onstaan in de mond-
hoeken niet zelden kloven en lichte ulceraties.
Het afvijlen der snijtanden, bij de puberteil, wordt aanlei-
ding, dat de tandpulpa bloot komt, in ontsteking geraakt en
dien ten gevolge vrij dikwijls periostitis van den landkasrand
der bovenkaak ontstaat; soms met caries van het bovenkaaks-
been. De sterke zwelling van den bovenlip en den neus is
daarbij opmerkelijk. Dal afvijlen der landen geschiedt door
priesters of door dockoen's. De snijtanden der bovenkaak worden
afgebeileld {latah) of met puimsteen afgeslepen (pasnh). Daar
het glazuur door die bewerking verdwijnt, worden de landen
jnet der tijd zwart; hel gevolg daarvan is, dat niet afgeslepen,
81
(lus wille landen leelijk worden gevonden en de inlanders er
zich op toeleggen hun landen zoo spoedig mogelijk mooi zwarl
Ie maken. Welke middelen zij daarloe hezillen bespreek ik
nader bij de inlandsche cosmelica. Die eigenaardige mode
heeft aanleiding gegeven om wille landen mei verachting
«landen als van een hond" Ie noemen.
Hel verdient opmerking, dal volgens verschillende waar-
nemers de normale lichaamslemperaUuir bij inlanders lager
is dan bij Europeanen. Geneesheeren , die vele waarnemingen
daarover deden , stellen die op 36°5 C.
Onder de ziekten , die veel voorkomen , behooren , vooral
bij kinderen en hij vrouwen , verbazende hoeveelheden wormen.
Buikaandoeningen zijn niet zoo algemeen. Rheumalische
toestanden worden nog al eens gezien. Aderspatten kun-
nen, vooral bij koelie's een belangrijken omvang bereiken.
Syphilis is zeer verspreid, maar koml zelden onder regel-
matige behandeling, van daar vele oude litteekenen, verlies
van den neus, van hel oog en dergelijke. Lepra komt meer-
malen voor en heel kusta en kendal. Phlhisis pulmonalis is
volstrekt geen zeldzaamheid. Pneumonie wordt bijna nooit, in
bevigen graad , gedurende hel leven gezien ; pneumonia calarrhalis
nu en dan , terwijl die ook bij de sectie niet zelden wordt
gevonden. Aslhma komt zeer dikwijls voor. Miasmatische
ziekten zijn veelvuldig. Misvormingen, als aangeboren gebre-
ken, komen zelden voor; evenwel vindt men ze toch. Vele
oogen hebben helangrijke cornea-vlekken , gewoonlijk bel gevolg
van conjunclivitis neonalorum. Flerygion is zeer algemeen.
Over lala en mata glap, waarover men zoo dikwijls hoort
pralen, kan hier niet worden uitgewijd. Krankzinnigheid is
niet zeldzaam ; crétins worden ook aangetrolï'en ; zij hebben
dikwijls visioenen ; de meeste crétins vindt men in de
Palembangsche bovenlanden. I?eri-beri is op sommige plaatsen
endemisch, op andere nu en dan (jpidemisch.
Hel bovenstaande is een korte ()[»s()mming, die in hot
tweede gedeelte van dit Itoek nader wordt uitgewerkt.
Ü
82
De begrafenis heeft zeer spoedig na den dood, maar altijd
bij dag, plaats. Sterft iemand *s middags legen 3 of 4 ure,
dan wordt er liaast gemaalit om de begrafenis nog voor zes
ure te doen plaats hebben, 't Is niet te verwonderen , dat ,
onder zulke omstandigheden, nog wel eens van schijndood
wordt gehoord.
Ten slotte nog de vermelding van eene gewoonte, die alleen
om der curiositeits wille hier eene plaats vinden kan. Inland-
sche vrouwen meenen het uitwerpen van slijm bij hoest, de
ontlasting van faecaliën en dergelijken bij kinderen gemak-
kelijker te maken door zelve mede te kuchen, te schrapen,
te drukken, enz. Het is een vreemde vertooning eene baboe
te zien nederhurken voor een kind, dat bezig is zijne behoefte
te doen, en die vrouw steeds te hooren herhalen è-è, è-è. Die
gewoonte is zoo algemeen , dat men soms de ontlaste sloifen
zelve door die twee letters aanduidt.
De Chineezen , in het bijzonder de meer bemiddelde , laten zich
gaarne door Europeesche geneesheeren behandelen. Zij hebben ,
vooral bij koortsachtige ziekten , in het algemeen meer vertrouwen
in Europeesche dokters dan in die van hun eigen landaard of
in inlandsche doekoen's. Evenwel worden de laatste ook wel
geraadpleegd, als Cliineezen met inlandsche vrouwen zijn
gehuwd. Dit is eigenlijk een kleine afwijking op den gewonen
gang van zaken. Immers wij kunnen opmerken, dal bij
Chineezen juist het omgekeerde geschiedt wat bij Europeanen
plaats vindt, indien beide met inlandsche vrouwen imwen of
in concubinaat leven.
De Europeesche man neemt dan zeer veel inlandsche ge-
woonten over, schikt zich bijzonder naar de vrouw, zijne
kinderen hebben meer een inlandsch type; in een woord, de
Europeaan gaat achteruit. De Chinees evenwel blijft Chinees
in zijn handelen, gewoonten, voeding, enz.; zijne kinderen
hebben veel meer het Chineesche lype; de inlandsche vrouw
schikt zich in Chineesche kleeding, gewoonten en gebruiken.
83
Men kan dus zeggen, dat de inlandsclie vrouw, in dit opzicht ,
den Europeaan tot zich trekt, terwijl zij omgekeerd door den
Chinees wordt aangetrokken. Misschien is een reden hiervoor
te vinden in de omstandiglieid , dat Europeanen, in den regel,
inlandsche concubines krijgen, die reeds moeder geweesl zijn
van een zuiver inlandsch kind, terwijl de Ghineezen er bij-
zonder veel werk van maken altijd eene maagd te krijgen als
echtgenoot of concubine. Al kan de statistiek nog niet uil-
maken, dal de feiten juist zijn waargenomen, loch is de
bewering bekend, hoe de kinderen eener weduwe, die reeds
vroeger moeder was, niet zelden op den eersten man gelijken.
Ook van dieren wordt dat gezegd ; al kan ik in weten-
schappelijke werken geen bepaalde feiten vinden, zoo hebben
mij toch liefhebbers van honden verhaald en doen zien , dat de
jongen eener leef, bij latere geboorten , meermalen overeenkomst
bezitten met den reu, die het dier voor de eerste maal be-
zwangerde. Veefokkers zeggen hetzelfde omtrent hun dieren
en vrij algemeen is het geloof, dat een merrie, die, de eerste
maal zwanger van een ezel, een muildier voortbracht, later
nooit meer veulens werpt, die niet eenige overeenkomst met
een ezel of een muildier vertooneri.
De Heer J. E. Tbysmann verhaalde mij , dal bij planten iets
dergelijks gezien wordt. Ent men namelijk een lak met ge-
kleurde bladeren op een boom van dezelfde soort, die alleen
groene bladeren heelt, en laai die goed tot ontwikkeling komen,
dan zal, ook na verwijdering van dien lak, de boom zelf
gekleurde bladeren voortbrengen.
Men heeft gesproken van een stempel, dien de uterus,
ontvangen zou, bij de vorming van de eerste vrucht. Dit
beteekent natuurlijk niets. Evenwel zou het voor de physiologie
der voortplanting van belang zijn, indien de hier genoemde
zaken nader werden bestudeerd. Zeer zeker is, in ons
geval, de omgeving niet geheel builen rekening Ie lalen,
daar hel bekend is, hoezeer ook daardoor invloed op hel
84
individu wordL uitgeoefend, zooals wij hij de bespreking der
kleurlingen nader zullen zien.
Ten opzichte van hel geduld hij geneeskundige hehandeling
komen Chineezen en inlanders met elkacir overeen; lang mag
de hehandeling niet duren of zij roepen andere hulp in.
Daardoor heeft de praktijk, hij Chineezen iels onaangenaams.
Men moet maar doen , alsof men 't niet merkt , als een ander
geneesheer tegelijk den lijder hehandelt en overigens dal in
geen geval kwalijk nemen. De praklijk wordt in hel oog van
sommigen daardoor verlaagd lot geldmakerij, eene meening,
die niet geheel onjuist is Ie noemen. Er is evenwel niet veel
legen te doen. Ook hij Chineezen zijn altijd vele omstanders
hij zieken. Reeds hij de beschouwing over Chineesche woningen
zagen wij hoe slecht de slaapkamers uit een hygiënisch oog-
punt zijn; levens zijn zL] zoo donker, dat het onderzoek
daardoor nog wordt bemoeilijkt. Hel is mij maar zelden
gelukt een ernstige patiënt uit zulk een ongezonde kamer te
doen verplaatsen naar een luchtiger verblijf. Trouwens mijne
ondervinding in de praklijk bij Chineezen is niel zeer groot.
Op de hoofdplaatsen namelijk bevindt zich die praktijk
gewoonlijk in handen van een of twee dokters en is hel een
zeldzaamheid, dal een ander geneesheer eens een Chinees
behandelt. Consulten komen nog al voor.
Chineesche geneesmiddelen, waarvan de meeste, zooals later
blijken zal, bekend zijn, worden dikwijls Iegelijk mei de, door
den Europeeschen geneesheer voorgeschrevene, gebruikt. De
doseering, vooral van de sterker werkende, is slecht en niel
zelden komen er gevallen voor, waarin aan vergiftiging door
medicijnen te denken valt.
Zeer vreemde praktijken worden daarbij gezien. Bij een
kind, lijdende aan stuipen, zag ik Chineesche dokiers onder
de nagels van vingers en leenen naalden steken , met de be-
doeling, zeiden zij, om openingen Ie maken, waardoor de
sélan (duivel) ontsnappen kon.
De mond van pasgeboren kinderen wordt van slijm en
85
speeksel gereinigd door er vermillioen (Ijoe-séh) in te wrijven;
ditzelfde middel wordt op de gesmette plaatsen der huid
gestrooid, zooals inlanders daarvoor hèdak (rijstpoeder) en
Europeanen pulvis lycopodii bezigen.
Ernstige zieken vindt men soms in hun beste kleederen met
handschoenen aan te bed , of, met het bovenlijf naakt , bezig met
groote woede een sabel door de lucht Ie slaan, om den duivel
Ic dooden. Reide vertooningon kunnen diaphoretisch werken.
Dc Giiineesche dooden houdt men zoolang mogelijk boven
aarde; wel worden zij vrij spoedig gelegd in eene, dikwijls
reeds bij het leven aangeschafle kist, maar de ter aarde be-
stelling heeft zoo laat mogelijk plaats. Daar voor hel
bewaren van hel lijk een tamelijk hooge, dagelijks toe-
nemende belasting moet worden betaald , is het natuurlijk
een luxe, dat bewaren te rekken. In tegenstelling met
de zeer eenvoudige inlandsche begrafenis, wordt bij de
Chineesche buitengewoon veel vertoon gemaakt. Nadeelige
gevolgen heeft bet bewaren der lijken niet, omdat zij in de
kisten volkomen zijn afgesloten.
Sommige feesten geven aanleiding tot verwondingen en
andere aandoeningen. Zoo is de hoofdzaak bij een dier feesten
{po'to of reboelan) hel bemachtigen van spijzen en snuisterijen ,
waarbij dikwijls vechtpartijen plaats vinden. Bij het feest
genaamd Tsap-go-meh worden zeer groote, van bamboe en
hout vervaardigde toestellen rondgedragen. Deze zijn met
papier beplakt en verbeelden huizen , schepen , bloemen ,
diei(?n, enz. Daarbij worden kleine kinderen ook tot decoratief
gebruikt. Zij worden op kleine stulsels bovenaan bamboezen
spijlen vastgesnoerd en zoo rondgedragen, meestal in een
dikken walm van bi) den optocht gebruikte fakkels. Lange
krukken dienen om de kinderen nu en dan onder de armen
te steunen. Uren lang worden die arme kleinen zoo rondge-
voerd. Men zegt, dat er wel eens de dood op volgt; ik
weet uit eigen ondervinding niet of dat waar is.
De Cbineezen zijn zeer wellustig en hebben dikwijls, als zij
86
het kunnen belalen, een harera. Onanie is een fout, waaraan
vele kinderen zich schuldig maken, en die niel wordt tegen
gegaan. De ouders laciien er om en antwoorden , als men er op
wijst: »och, hij vindt zoo prettig" {dia poenja soeha bagitoe).
Er schijnt zich betrekkelijk vroeg presbiopie te ontwikkelen;
vele Chineezen hebben een convexen bril noodig bij hun
werk. Zij nemen daarvoor Europeesche brillen, liefst met
groole glazen; of in China vervaardigde brillen uit een zeer
doorzichtigen , soms met donker bruine of zwartachtige vlekken
voorzienen steen geslepen (een soort van bergkristal). Cataracla
senilis komt nog al eens voor, evenzeer als nu en dan myopie.
Hoogst zelden ziet men Chineesche vrouwen met de bekende
kleine, door inwikkeling misvormde voelen; die voeten zelve
ontdaan van het verband, heeft nimmer een geneesheer in iwrfté
gezien. Mrs. Graij zag die in China een enkele maal en be-
schreef dat in de Revue britlanique van 1880 — Sept.
Er wonen in Nederlandsch Indië drie soorten van Chineezen ,
namelijk: de Ké-, de Hokkian-, de Canlon-Chineezen. De
cerslgenoemden houden hel meest de gewoonten van hun ge-
boorteland, zijn de slimste en doorgaans de meest ontwikkelde.
De Chineezen nemen, ter gelegenheid van hun nie^iwejaars-
feest , dat eenige dagen duurt, nimmer geneesmiddelen. Zij
hebben een bijgeloof, dat epidemiën bestreden kunnen worden ,
door koppen van schapen op de hoeken der straten in den
grond te graven ; ook houden zij , in zulke tijden , optochten ,
steken veel vuurwerk af, doen bezweringen en beloften , enz.
Zij laten niet zelden Chineezen uit China overkomen, die met
dergelijke aangelegenheden goed bekend zijn, ten einde deze
menschen zorg te doen dragen , dat er niets aan de formali-
teiten ontbreekt.
De Europeanen in Nederlandsch Indië zijn voor het grootste
gedeelte Nederlanders; verder veel Engelscben en Duilschers
en eenige andere iialionalileilen. Hel is voor den praclisecrcn-
den geneesheer noodzakelijk vele talen voldoende te verslaan
87
en te spreken om zijne patiënten behoorlijk te behandelen.
Nederlandsch , Engelsch , Duitsch, Fransch en Maleisch, zooals dal
gewoonlijk gesproken wordt, zijn in de eerste plaats dringend
noodig. Gemakkelijk is het als men wat Javaansch en enkele Ghi-
neesche woorden kent. Verder kunnen de eischen al niet gaan.
Ontegenzeggelijk heeft het langdurig verblijf in de tropen een
belangrijken invloed op de persoonlijkheid en beginnen vele
Europeanen iets typisch Indisch te krijgen , waaraan zij , bij
terugkomst in Europa, gewoonlijk te herkennen zijn. Ik bedoel
hiermede niet, dat de huidkleur donkerder wordt, iets wat ik bij
het akklimatisatieproces wil bespreken, maar wel de geheele
wijze van zijn en handelen. Daar men, zelfs op de hoofd-
plaatsen , niet kan beweren , in het midden der volle Europeesche
beschaving te zijn , maar zich vele dingen moet ontzeggen en zich
dikwijls zelve moet helpen, wat op de meer eenzaam gelegene
plaatsen nog sterker is , komt men daardoor in de noodzakelijkheid
zich met vele zaken te bemoeien, die in Europa aan anderen
kunnen worden overgelaten. Het gevolg daarvan is het 'vormen
van een goed uitgedrukte, persoonlijke meening en het gevoel
van anderen te kunnen missen, das een hooge mate van zelfge-
noegzaamheid, die niet altijd een aangename eigenschap kan
worden genoemd.
De Europeesche maatschappij in Indië draagt het karakter
van ongedurigheid, een gevolg van de voortdurende verande-
ringen van personeel en van het vaststaande feit, dat slechts
weinigen in Indië komen met het doel om er te blijven.
Daardoor ontstaat de zucht om spoedig of veel geld te ver-
dienen, of een goede maatschappelijke positie te krijgen; liefst
beiden.
Het valt, helaas, niet te ontkennen, dal er menschen naar
Indië logen, wier geestelijke ontwikkeling op een lagen trap
stond, maar die door hard werken of door gelukkige om-
standigheden, zich daar een positie veroverden, hetzij in de
ambtelijke, hetzij in de finantiêele wereld, die verheven was
boven de plauls, die zij do )r hun verstald en hiuiie bimU vm li3.i
88
moeten iiiiienien. 't Is niet Ie verwonderen , dat gebrek aan
inlellectueele uitspanningen, gepaard niet den invloed , dien liet
klimaat op hel sensoriuni in hel algemeen uitoefende , er toe leidde,
zulke personen genot te doen vinden in meer zinnelijke vermaken .
die den stempel der beschaving missen. Te betreuren valt
hel zeker, dal sommige schrijvers die uitzonderingen (en uit-
zonderingen worden zij hoe langer hoe meer) als het beeld
hebben willen doen doorgaan van alle uit Indië lerugkeercnde
Europeanen , en daardoor zich aan onwaarheid schuldig maakten
in hunne schilderingen. Bij onze beschouwingen over den
invloed van het klimaat zullen wi.] gelegenheid vinden over dit
onderwerp uitvoerig te spreken.
Tot voor weinige jaren was , met enkele uilzonderingen
(waaronder de soldaten behoorden) de blanke huidkleur vol-
doende om een lid der groote Europeesche maatschappij Ie
zijn, dat met de andere leden ongeveer in positie gelijkstond.
Natuurlijk niet in ambtelijke positie, inaar wel in maatschap-
pelijken stand. Er was maar één sociale stand. Later is dat
veranderd; er is een tweede stand gevormd, die meer afge-
scheiden is van den eerslbedoelden. Er zijn personen gekomen ,
die handenwerk verrichten, die aan groole fabrieken en
dergelijke inrichtingen verbonden zijn, die kleine winkels
openden , enz. Verdween , ten gevolge van den voor allen gelijken ,
maalschappeUiken omgang, in vroegeren tijd, bij de uitspraak
der taal, al spoedig elk provincialisme, om plaats te maken voor
gewoon Nederlandscb doorspekt met woorden , die alleen in hidië
de hun toegekende beteekenis hadden , thans vindt men vele
personen, die nog plat Amsterdamsch, Ilotterdamsch en der-
gelijke idiomen spreken. Aan de bedoelde, eigenaardige Indische
woordvormen en woordijcteekenissen herkent men niet zelden
den man, die langen tijd in Indië verblijf hield. Ongetwijfeld
dragen vele der bedoelde uitdrukkingen het kenmerk, af-
komstig te zijn uil den lijd , toen niet hel beschaafdste
gedeelte van ISedetiand's bevolking naar «den Oosr loog. Dal
kanapé's -'banken", rijtuigen » wagons" en dergelijken meer
89
genoemd worden, bevestigt die ineening; dat het veelvuldig
voorkomen van darmaandocningen oorzaak was lol de uit-
drukking: "het in den buik hebben", en dal de mededeeling
da^van, ook in gezelschappen, niet onder stoelen of banken
werd geschoven , is een andere bijdrage tol de juistheid er
van. Er wordt evenwel ten dien opzichte bij een jongere
generatie veel verbetering in de vormen waar genomen.
Sommige zinvormingen zijn uit hel Maleisch overgenomen ,
als: »zich lekker of onlekker voelen" en dergelijken.
De voortdurende verandering van personeel brengt ook onge-
stadigheid in den kring der medische praktijk mede. De meeste
inwoners zijn door verandering van eigen woonplaats of door
de verplaatsing der geneesheeren zoo gewoon telkens door een
anderen dokter behandeld te worden, dat zij er gemakkelijk
toe overgaan van geneesheer te verwisselen. Een huisdokter,
in de ouderwelsche . Nederlandsche beteekenis van dat woord ,
komt zelden voor. Natuurlijk is er geen regel zonder uilzon-
dering. Ik kom trouwens op dit onderwerp nog later lerug.
De opvoeding der kinderen is in de laatste jaren oneindig
veel beter dan vroeger het geval was. Vooral de groolere
ontwikkeling van het huiselijke leven draagt daartoe veel bij.
Er zijn meer en beschaafdere, Europeesche vrouwen gekomen
en hel gevolg daarvan is, dat de moeders thans de verpleging
en opvoeding harer kinderen minder dan vroeger aan haboe*s
overlaten. De .schandelijke handelwijzen der baboe's om kleine
kinderen zoel Ie houden , die vroeger ïiiet zelden voorkwamen ,
zijn zoo goed als verdwenen. Toch heeft men inlandsche
bedienden noodig en blijven zij toezicht vereischen. De
geneesheer A. M. J. Holsius deelde in deel XVII van hel
Geneesk. Tijdschr. v. N. I. eene vergiftiging van zijn eigen
kind mede door de zaden van Datura stramonium (? fastuosum)
(heijoeboeng) , welke de baboe in het bed strooide ten einde
hel kind stil te houden.
Een volkomen :'Aiivere statistiek omlrenl de sterfte van
Europeanen in Indië is niet goed mogelijk. De meesten
90
verblijven slechts van hun 20— 25ste jaar tot hun 40 — 45sle
in Indië, terwijl voor de groote massa (iiiililairen en
ambtenaren) eene keuring, vóór hun vertrek, is voorgeschre-
ven en dus gewoonlijk gezonde individuën aankomen. De
expediliën, met haren nasleep, bederven al dadelijk^le
statistiek voor müitairen, hoewel de daardoor onstane fout
eenigszins kan worden voorkomen door groote tijdruimten voor
het overzicht te nemen. De militaire sterftestatistiek is nog
de beste, daar, zooals wij later zullen zien, de registers
van den burgerlijken stand voor dat doel volkomen onbruik-
baar zijn.
Bijna alle Europeanen zijn anaemisch; een toestand, die
alleen in de twee eerste levensjaren zeldzaam , overigens regel
is. De Europeesche meisjes, in Indiè geboren, zijn vroeger
geslachtsrijp, dan die in Europa geboren.
Mannen zijn in den regel gezonder dan vrouwen.
De hoofdfactor der ziekten wordt gevormd door aandoeningen
van den spijsverteringstoestel en zijne aanhangselen, verder
door miasmatische ziekten. De veelvuldigheid der darmaan-
doeningen geeft aanleiding tot het feit , dat de meeste huismoe-
ders zich onledig houden met de beschouwingen , die Kamerling
in zijn »Aspasia" als een bijzondere liefhebberij van Perigles'
echtgenoote heeft genoemd. Zij zijn daarbij in haar recht , en
de geneesheeren vinden in die moederlijke zorg dikwijls belang-
rijke aanwijzingen voor de diagnose.
Het is noodig met de nationaliteit rekening te houden.
Dikwijls worden behandelingswijzen, die in hel vroegere land
der inwoning werden voorgeschreven, medegebracht. Vooral
Engelschen hebben afwijkingen in de gewoonlijk in Duilschland
en Nederland gevolgde behandeling en men moet daarvan wal
weten. «Bilious aiïeclions" slaan bij hen boven aan en er wor-
den veelal sterk werkende geneesmiddel! voorgeschreven ; opium ,
brandy, champagne, kalkwaler zijn geliefde medicijnen.
Franschcn houden meer van zachte en verkoelende mixturen
met lichte aelherea. Uitwendig vinden zij alle heil in arnica
91
en hare hereidingen, Icrwijl zij groote voorstanders zijn van
dépolmiddelen.
Hel verdient vermelding, dal vele Europeesche vrouwen de
eigenaardige houding van het lichaam bij hel loopen van
inl^üsche vrouwen , maar nog meer van kleurlingen , over-
nemen. Die houding is bijzonder recht , met den buik eenigszins
vooruit en de armen langs het lichaam ; hel is niet overbodig
daarop acht te geven , omdat de geheele houding soms doet
denken aan zwangerschap, die toch niet beslaat. Vergissingen,
op het uiterlijk afgaande, komen nog al eens voor. Maar het
is niet die houding alleen , welke wordl nagebootst. Opmerkens-
waardig is de neiging van Vele Europeesche vrouwen, maar
nog meer van kreoolsche , om de gewoonten van half inlandsche
vrouwen over te nemen. Men vindt onder de kreolen percents-
gewijze meer vrouwen met inlandsche gewoonten, ondeugden
en neigingen dan onder de kleurlingen. Dit is een gevolg van
de opvoeding, die dikwijls aan bedienden wordl overgelaten,
terwijl kleurlingen meer hun best doen tot Europeanen te
naderen.
Wij kunnen in het algemeen de praktijk der zoogenaamd
interne ziekten onder vier hoofdgroepen brengen. Zij zijn :
1° verkoudheids- en rheumatische ziekten; 2° malaria-aandoe-
ningen; 3° die ten gevolge van anaemie; 4° ziekten van
den spijsverteringstoestel en zijne aanhangselen, speciaal van
de lever.
Deze vier vormen de hoofdzaak in de particuliere praktijk,
waarin vrouwen en kinderen verreweg het grootste contingent
zieken leveren. Anaemie is de hoofdfactor van al de ziekten ,
waaraan vrouwen lijden ; fluor albus is zeer gewoon ; vetvor-
ming op iets meer gevorderden leeftijd bijna constant.
Chirurgische aandoeningen zijn zeldzamer dan interne ; groote
operaties komen weinig voor. Syphilis , oogziekten en been-
breuken vormen hel hool'dcijfer dier zieken. Personen , die
genoeg inkomen of fortuin bezitten, besluiten al spoedig om
de eenc of andere operatie, die niet onmiddelijk noodig isj
92
uilleslellen lot zij in Europa daartoe kunnen overgaan. In
enkele gevallen is dal ook wel aanlcraden.
Dikwijls worden lijdelijke ol" voortdurende verplaatsingen
naar een koeler klimaat gevraagd of aangeraden , een onderwerp
waarover later uitgebreid gehandeld wordt.
Verlossingen worden op de hoofdplaatsen in den regel door
Europeesche vroedvrouwen verricht; de geneesheer assisteert
alleen bij buitengewone gevallen. In de binnenlanden lielpen
veelal inlandsche vroedvrouwen {doekoen' s).
Weinige Europeesche vi'ouwen zijn instaat zelve hare kinderen
behoorlijk te zoogen.
Het begraven van overledenen moet in het warme klimaat
sneller plaats vinden dan in Europa en het is de gewoonte ,
dat de teraardebestelling den dag na het overlijden ge-
schiedt .
De Armeniërs, die, voor een groot gedeelte, eene afzonder-
lijke klasse in de Indische maatschappij vormen, moeien met
de Europeanen op eene lijn worden gesteld, uit het oogpunl
beschouwd, waarop wij ons thans geplaatst hebben. Zi]
vormen een afzonderlijke klasse, omdat zij zich gewoonlijk
weinig met het overige gedeelte der maatschappij inlaten en
onder elkaar huwen, met elkafir omgaan, enz. Zij zijn
gewoonlijk een lichamelijk ferm ontwikkeld ras van inenschen ,
die eenvoudig, maar goed leven en zeer huiselijk zijn; zich als
trouwe patiënten onderscheiden, daar zij bijna nooit met
zoogenaamd inlandsche geneesmiddelen knoeien; verstandelijk
goed zijn gevormd en bijna allen Nederlandsch of Engelsch
(sommigen alleen Maleischj als vreemde taal spreken.
Een afzonderlijke beschouwing verdienen de menschen van
gemengd ras en vooral de afstam mclingen van Europeanen
door vermenging met inlandsche of half-inlandsche vrouw.
93
In verschillende boeken over hdië, zoowel van natuur- weten-
scliappelijken als van lillérarischen aard , worden typen van dat
gemengde ras gegeven ; in de laatstgenoemde boeken dikwijls
alleen om den lezer te amuseeren met de vreemde wijziging,
die de Nederlandsche taal in hun mond ondergaal.
Daardoor vormt men zich gew^oonlijk een onjuist beeld van
die menschen. Al tracht de schrijver de uitspraak der woorden
nog zoo juist door letlercombinatiën weêr te geven , de lezer
zal alleen dan welen, hoe hij die lezen moet, wanneer hij
zelf de reeds genoemde, eigenaardig zangerige wijze van spre-
ken heeft gehoord. De uitbreiding, die hel aantal scholen , vooral
Gouvernemenlsscholen , in de laatste jaren heefl ondergaan , doel
die taaiwijziging meer en meer verdwijnen ; zeker worden
nog wel uitdrukkingen gebezigd, die sterk aan het Maleisch doen
denken en is het moeielijk ook zuiver Europeesche kinderen te
doen vrij blijven van een Indisch accent, maar in hel algemeen
hoort men veel minder dan vroeger den hier bedoelden taal-
vorm spreken. De beste voorbeelden , die ik er van in de litté-
raluur ken , vindt men in de boeken (romans en schetsen) van
Mevr. Frank. Zij heeft zich onthouden van de overdrijving,
waaraan zoovele anderen zich schuldig maakten, vooral waar-
schijnlijk, omdat het zoo moeilijk is den juisten vorm dier
spreektaal na te volgen.
Men kan gerust beweren, dal hel gemengde ras in den
regel Ie weinig wordt bestudeerd en dal dien ten gevolge
enkele, dikwijls slechte, voorbeelden, als type hebben gediend.
Die menschen zijn, hun eigendommelijke opvoeding en ont-
wikkeling in aanmerking genomen, zoo slecht niet, als zij
maar al te dikwijls worden voorgesteld. Zij zijn anders dan
Europeanen, anders dan inlanders, natuurlijk — zij zijn eene
soort op zich zelve.
Gelukkig vindt men personen genoeg, die zich hunner aan-
trekken en hen juister beoordeelen. Onder die personen behoort
in de eerste plaats de Heer A. J. W. van Drlden, die in zijn
"Indisch Staatsbestuur" de kleurlingen recht laat wedervaren
en hen mei warmte verdedigd tegen onware beschul-
digingen.
De geneesheer behoort met hunne neigingen en gewoonten
rekenschap te houden; hij moet hunne taal kunnen verslaan en
vooral niet doen blijken, als hij de eene of andere onduidelijk-
heid daarin niet dadelijk begrijpt. Liever een omweg gemaakt
om er achter te komen, wal de lijder meent, dan rechtsteeks
te vragen, wal hij bedoelt, 't Laatste heeft iets vernederends
in hun oog, omdat zij meenen en wenschen goed Nederlandsch
te kunnen spreken,
De geneesheer vindt onder de mannelijke kleurlingen nu
eens robuste, buitengewoon sterke menschcn, dan weder zeer
magere, zwakke, anaemische individuen. Die twee typen maken
het grootste aantal uil. liet eerste is het meest gewone bij
kleurlingen, die hunne jeugd in Europa hebben doorgebracht,
't Schijnt, dat het gematigde klimaat een zeer gunstigen in-
vloed op de lichamelijke ontwikkeling dier menschen uitoefent,
vooral in den tijd, dat de gro.ei het sterkst is. Hel tweede
type is algemeen bij de armere klasse, die dikwijls in de
meest ongezonde buurten (vooral in den onmiddelijken omtrek
der stad Batavia) woont. Eenige jaren ondervinding , als officier
van gezondheid der Bataviasche schutterij, hebben mij de waar-
heid doen kennen , dat de beide genoemde typen scherp tegenover
elkander staan en niet dikwijls lusschenlrappen voorkomen.
Bij vrouwelijke kleurlingen is dal minder bet geval. >Vij
vinden bij haar, vooral hel volgende: in de jeugd, kinderen
met dikke buiken, weinig ontwikkelde borstkas en magere
exlremiteiten ; dan vroege geslachtsrijpheid (in hel 15* leven jaar
gemiddeld), waarbij de buik in omvang afneeml, de borstkas
en de extremiteiten beier onlwikkelen , handen cn voelen klein
blijven en niet zelden fraai zijn gevormd; dikwijls belangrijk
groole borstklieren; zeer lang, rijk en dik, zwart haar,
gelijkend bijna op paardenhaar wat de grofheid betreft ;
tamelijk groole vruchtbaarheid of volkomen slerilileil. Na het
dertigste jaar begint meestal een belangrijke velvorming-^
neemt de omvang van het lichaam uitermate toe. Gewoon-
lijk zijn de moeders goede minnen voor hare kinderen.
Behalve de malaria-invloeden , die als hoofdoorzaak lot het
ontstaan van het zwakke type moeten worden heschouwd , en die
tevens aanleiding geven tot het voorkomen van koortsen , moet
onder de oorzaken tot ziekte worden gerekend de slechte,
ondoelmatige voeding, die aanleiding is tot vele buikziekten.
Verder vindt men veel syphilis, en zeer dikwijls longtering.
(Ik behoud dezen naam, die in de laatste jaren bestrijders
vindt, omdat hij in duidelijkheid en kortheid wint, wat hij
in juistheid derft).
De verstandelijke ontwikkeling der kleurlingen loopt zeer
uiteen. Er zijn hoogst beschaafde, goed ontwikkelde personen
bij, met een ferm verstand en helder oordeel; maar ook
anderen, wier domheid (niet enkel onwetendheid) aan bet
ongelooflijke grenst, zonder nog stompzinnigheid te kunnen
worden genoemd. Vooral voorbeelden van de laatste soort
dienen in romantische verhalen tot amusement van den lezer,
maar ook tot verkeerde beoordeeling, in het algemeen, buiten
Indië.
Het karakter der kleurlingen is een mengsel van overdreven
goedhartigheid en verregaande slechlheid. De laatste is zoowel
het gevolg van slechte opvoeding als van ijverzucht en onder-
drukking, 'l Is nu eenmaal zoo , dat nog vele Europeanen op
hunne afstammelingen van gemengd bloed neêrzien, als opeen
menschenras van geringer allooi, al maken zij een enkele uil-
zondering op die beschouwing, bijv. voor hunne eigene vrouw
en hare kinderen. Ook inlanders en Chineezen deelen die nieening,
wellicht ten gevolge van het feit, dat kleurlingen gewoon zijn
met beiden meer familiaar omlegaan dan Europeanen dat in
in den regel doen. Toch geeft zoowel de behandeling uil de
hoogte door Europeanen , als uit gemeenzaamheid door
inlanders en Chineezen , den kleurlingen een gevoel van onder-
drukking, dal niet zelden aanleiding wordt tol haal, welke,
bij de meestal lol drift geneigde inborst, de schromelijksle
96
gevolgen voor hel karakter na zich sleept. Daarhij is een
hoofdtrek van hun karakter jaloezie, die door de handelingen
der vrouwelijke kleurlingen wel eeiiig recht van heslaan heelt.
Zeer waar is voor hen het gezegde van Sghilleu : «Eiiersuchl
isl eine Leidensclial't , die uiil Eil'er sucht was zu leiden
schalTt". In dal opzicht hehhen de typen-scheppende roman-
schrijvers niet overdreven. Dal er aanleidingen genoeg zijn
tol jaloezie, ook hij gehuwden, is zelfs eenmaal (misschien
wel meer) openlijk in een jaarverslag door hel hooge kerkhestuur
in hidië gepubliceerd.
Maar ik sprak ook van , zelfs overdreven , goedhartigheid en
niet zonder reden. Kleurlingen hebben veel voor elkaar en
voor hunne of hare vrienden over; zij ontzien zich, zoo noodig,
geen moeite en kosten om anderen genoegen te doen en ver-
toonen daarhij dikwijls groote zelfopoffering. De vrouwen
zijn, als zij eenmaal vertrouwen hebben in eene ingestelde,
geneeskundige behandeling, zeer goede en onvermoeibare zieken-
verpleegsters; evenwel moet de geneesheer scherp toezien, dal
er niet Iegelijk geknoeid wordt met een inlandsche doefcon, en
voortdurend bedacht zijn op den invloed van inlandsche voor-
oordeelen en van bijgeloof.
Vooral groote waarde moet de medicus hechten aan de
besludeering van het karakter zijner patiënten en hun ver-
trouwen trachten Ie winnen door eens een praatje te maken
over onderwerpen van den dag, door hel aannemen van een
sigaar (ook al is die slecht) of van kleine geschenken van
vruchten en dergelijke. Vooral minder ontwikkelden zijn voor
zulke zaken zeer gevoelig.
Een zeker wantrouwen tegenover Europeanen is geene zeld-
zaamheid ; dal wantrouwen uil zich vooral door een eigenaardige
geheimzinnigheiil ; men zal bij hel binnen komen iemand
plotseling, zonder reden, zien wegloopen en dan kalm terug-
komen; of bij het passecren van oen deur, die zien toeslaan;
of een papier, een brief bijv., zien on)keoren, zonder dat men
plan had cr in te kijken ; ergens een doekje over zien werpwi ,
97
terwijl er iiiels is, enz. Vragen worden niel een omweg of
niet beantwoord; daardoor maken kleurlingen dikwijls een
slechten indruk bij hunne komst in Europa.
Eigenaardig is de wijze waarop, vooral vrouwelijke, kleur-
lingen diepe droefheid te kennen geven; zij blijven namelijk
te bed liggen, alsof zij ziek zijn; wellicht is een gevoel van
spierzwakte bij droefheid daarvan oorzaak, terwijl zij, in
hunne jeugd, niet leerden zich in het minst te beheerschen.
Slechts zelden zal men kleurlingen aantreffen, die, ten
opzichte van hel verdragen van het klimaat, meer lot
Europeanen naderen; gewoonlijk verhouden zij zich, uil dal
oogpunt, als inlanders. Als regel kan een verblijf in de
gematigde luchtstreek voor hen onnoodig worden geacht.
Hunne huid komt veel meer met die der inlanders overeen,
zij is gewoonlijk koel en eenigszins vochtig bij het aanvoelen.
Ook de kleur nadert meer tot die van hel Maleische ras , maar
varieert van bijzonder donkerbruin lol, in zeldzame gevallen,
blank. De kleur van hel haar is zwart of zeer donker-
bruin; bij enkelen blond, hoewel dat een uitzondering blijft.
Dat kleursverschil, ook van de huid, is soms zeer opmerkelijk.
Men vindt bijv. de dochter van een Europeeschen man en eene
Javaansche vrouw niet zeer donker gekleurd , maar de kinderen
dier dochter, ook van een Europeeschen vader buitengewoon
donker. Het waarom ligt in hel duister; het eenige, wat
daarbij iets Ier verklaring geven kan, is het atavisme, de
neiging tot teruggang lol vroegere vormen, waarover de
theoriën van Dar win nadere toelichtingen geven, 't Is trouwens
geen zeldzaamheid, ook zonder kruising, te vinden, dal klein-
kinderen op de grootouders gelijken.
Hel gelaatslype nadert altijd meer lol hel Maleische; kleine
ingedrukte, eenigszins breede neus, donkerbruine iris, voor-
uitstekende juk- en opperkaaksbeenderen , breede lippen.
Toch zijn bij dal type mooie vrouwen niet zeldzaam en
is de lichaamsbouw in den regel zeer fraai bij jonge
lieden, terwijl de bewegingen zich door losheid en bevallig-
- 7
98
lieid onderscheklen ; bekend is hel, dat "lipperljes" uilsle-
kende danseuses zijn.
Hel zou ons Ie ver voeren , de Iheoriën omlrcnl den invloed
van vader en moeder op iiel kind , waarover reeds Viur.iLius
eene gevestigde meening had, nader uit een te zeilen. De
mccning van dien Romein , dal de moeder vooral invloed
lieeft op de grooUe van hel kind , vindt in de kleurlingen wel
eenigcn steun. Zij zijn gewoonlijk niet groot.
üe lenigheid der gewrichlen, die hij sommige inlandsche
vrouwen zoo buitengewoon groot is, vindt men bij kleurlingen
bijna in dezelfde mate. Meermalen zag ik de mogelijkheid
om de vingers achterover te buigen tot op de dorsaalvlakle
van den voorarm. Men weel , dal de inlandsche danseuses
zich, door oefening, er bijzonder op toeleggen die lenigheid
te verkrijgen, en wie het nooil zag, zal tcekeningen van
die danseressen dikwijls overdreven vinden, indien phologram-
raen , dus door de natuur zelf gemaakte afbeeldingen , niel
daar waren om het feil te bewijzen. Vele kleurlingen houden
er van om hunne gewrichten door rekking of snelle beweging
te doen kraken, wat de inlanders ook aangenaam vinden.
Over eene andere gewoonte, hel knijpen en wrijven {pHjif)
spreek ik later uitvoeriger.
Ook de levenswijze der kleurlingen nadert, als zij niet door
omstandigheden tot eene andere worden gedwongen , wat de
voeding betreft lot de inlandsche manier van leven ; en al zijn
zij gedwongen een Europeesche modus vivendi Ie volgen, tocli
zullen zij, bij elke gelegenheid, trachten daarvan af te wijken.
Wat rijst met de handen Ie kunnen elen , eenige inlandsche
kwee-kwee (gebakjes) te kunnen machtig worden of zich te
goed Ie kunnen doen aan wal onrijpe vruchten met suiker
en Spaansche peper {roedjak) , blijft steeds een genot.
Nog is hel der opmerking waardig, dat kleurlingen, maar
ook dikwijls in hidië geboren Europeanen (kreolcn) bij een
langdurig verblijf in Europa al hel typisch Indische in hunne
handelingen en denkwijzen verliezen en, in £'uro/w , met Euro-
9Ö
peanen volkomen gelijk slaan. Keeren zij evenwel naar Indié
lerug clan bedoort het tol de zeldzame uilzonderingen , zoo zij
Europeescli blijven; al spoedig nemen zij weder Indische, beier
noem ik hel, inlandsche gewoonten en denkwijzen op nieuw aan.
Hel zien der tropische plantenwereld schijnt voldoende om
al de Europeesche invloeden weder in kracht te doen ver-
minderen. Terwijl ook de huidkleur in Europa iets lichter
wordt, begint die bij terugkomst al spoedig weêr een donkerder
tint te krijgen. Ik herinner mij hierbij, hoe een goed opmerker ,
eenmaal, toen hem werd gezegd: »'t is of jufvrouw X na
haar terugkomst in Indië weêr donkerder van kleur is gewor-
den", antwoordde; »Och! dal is niet Ie verwonderen;
't waas van Europeesche beschaving, dal er over lag, trekt
er weêr afl".
Er worden onder de kleurUngen enkelen gevonden, die een
groot, bijna onbeperkt vertrouwen hebben in de geneeskundige
behandeling door Europeesche dokters, maar de meeste ver-
kiezen verreweg de inlandsche behandeling en knoeien toch in
hel geheim, al lalen zij zich schijnbaar door hun geneesheer
verzorgen.
In het algemeen zijn zij zeer productief voor het menschelijk
geslacht. Terwijl de statistiek in Europa aantoont, dat de
gemiddelde, normale productie der vrouw op één kind in de
Iwee jaren moet worden gesteld, koml dat gemiddelde voor
kleurlingen hooger en is, in vele gevallen, één kind per jaar.
Dit is misschien een gevolg van hel feit, dat de menstruatie
meestal ééne maand na den partus op nieuw intreedt, ook
al zoogen de moeders hare kinderen zelve. Tweelingen zijn
niet veelvuldig. De pogingen tol het voorkomen van zwanger-
schap zijn niet algemeen of onvoldoende; vele, tot den hoogeren
stand behoorende vrouwen maken na den coitus gebruik van
koud-walerinspuitingen. Veel meer worden pogingen aange-
wend lot hel opwekken van abortus , dikwijls met goed gevolg.
Mechanische middelen worden daartoe nooit of lioogst zeldzaam
gebruikt, ten minste niet direkt op de vrucht en hare omgevinjj
100
inwerkende, ineclianische middelen, wel indirekle als rijden,
dansen, zich laten vallen en dergelijke; bijna altijd ediler
wordt er wal voor ingenomen, waaronder de onzinnigste , soms
zeer gevaarlijke raiddëlen ; zoo zag ik fijn gestampt glas met
buskruid en brandewijn er voor nemen, waardoor een gastro-
enteritis met doodelijken uilgang ontstond; vele plantaardige
middelen worden daarvoor aanbevolen en helaas! ook genomen.
In het derde deel van dit boek zullen die nader besproken
worden ; een belangrijke vergiftiging door de zaden van Croton
Tiglium (?) heb ik onder zulke omstandigheden gezien. Soms
worden ook prikkels op den buikwand , de genitaliën en de
onderste ledematen aangewend.
Hel is een der onaangename zaken in de praktijk, dat den
geneesheer zoo dikwijls gevraagd wordt naar middelen om de
vrucht af te drijven, een verzoek, dat natuurlijk even regel-
matig van de hand wordt gewezen. De ondervinding leert,
dat men het daarbij moet lalen en geen pogingen moet aan-
wenden de vrouw, of dikwijls ook den echtgenoot, tot andere
gedachten te brengen door morele overtuiging; dit wordt zeer
euvel geduid en men wendt zich tot een anderen dokter, die
natuurlijk evenzeer weigert ; dan wordt eene doekoen geroepen ,
die wel zoo »lief" is den eenen of anderen raad te geven.
Terwijl fluor albus en dergelijke vloeiingen bij kleurlingen
veel minder voorkomen dan bij Europeesche vrouwen, zijn
afwijkingen in den stand (kantelingen) en in den vorm
(knikkingen) der baarmoeder niet zeldzaam. Het vertrouwen
in de behandeling van- zulke aandoeningen is door de vele,
goede resultaten , die trouw worden oververteld , zeer toe-
genomen.
■ Die trouw worden oververteld" schreef ik daar, en niet
zonder reden, 't Is opmerkelijk hoe gaarne kleurlingen onder
elkaar gesprekken voeren , die in betrekking slaan lol beval-
lingen, menstruaalstoornisscn, uteruslijdcn , enz. Er behoort
niet zelden veei geduld toe, die verbalen aan te hooren^ welke
lol in de geringste bijzonderheden mededeelingen inhouden
101
over doorgestane of bijgewoonde verlossingen, of over de
stoornissen, die vriendinnen en kennissen in haar menstriiaal-
periode hadden. Al die zaken hoezenien haar buitengewoon
belang in.
Een karaktertrek van mannelijke kleurlingen is, dat zij
allen wenschen op bureau's of kantoren werkzaam te zijn.
Handenarbeid is hun onaangenaam; hoogstens als opzichter,
en bij meer ontwikkeling als machinist, willen zij werken,
maar bureauwerk is hun illusie. Zij schrijven in den regel
zeer netjes. Wordt lichaamsbeweging noodzakelijk bevonden,
dan is de jacht daartoe een geliefkoosd middel , een uitspanning
trouwens, die zij toch gaarne nemen.
De kleurlingen, krijgen spoediger een oud voorkomen dan
Europeanen en naderen ook in dat opzicht meer tot inlanders.
Bij vrouwen valt dat spoedig oud worden veel meer in het
oog dan bij mannen ; misschien hangt dat wel samen met de
verandering, die de huidkleur bij haar ondergaal door de algemeen
gebruikelijke gewoonte om het gelaat, den hals en het bovenste
gedeelte van de borst met rijstpoeder (bedak) te bepoederen.
De openingen der zweetkliertjes worden op den duur daar-
door verstopt en hel daarin verblijvende rijslmeel verandert van
kleur, waardoor een teint ontstaat, die hel best door het woord
groezelig wordt aangeduid. De afscheiding van het zweet wordt
er door belemmerd en de huid krijgt een droog en flets aanzien.
Het is werkelijk verwonderlijk, dal velen hel bepleisleren met
zulk een wille massa mooi vinden.
Enkele, meestal vrouwelijke, kleurlingen kauwen sirih, vooral
als zi.j wat ouder worden. Men moet daarop soms rekenen
bij de beoordeeling van de kleur' der tong en der lippen.
Misbruik van alcoholica of van opium is zeldzaam ; uitputting
door overdreven voldoen aan den geslachtsdrift komt veel voor.
Terwijl dikwijls de zeer fraaie, wille landen der kleurlingen
worden bewonderd en vrouwen buitengewoon veel werk
maken van hel onderhoud dier deelen , door die bijv. met
afzonderlijk daarvoor gezochte, kleine, ronde, witte steentjes
102
te wrijven, hebben mij loch de Nedcrlandschc , Fransche cn
Amerikaynsche landartsen, die ik leerde kennen, verklaard
bijna nooit zulke belangrijke landaandoeningen in andere landen
Ie liebben gezien als bij kleurlingen in Indië. Die hceren hebben
dan ook voortdurend een drukke en winstgevende praktijk.
Ten slotte zij opgemerkt, dat het altijd een nioeielijke taak
zal blijven een goed overzicht van kleurlingen te leveren ;
de redenen daarvoor zijn vooral de builengewooii veelvuldige
kruisingen der rassen cn ook de onzekerheid der afstammingJ
Bij de geringe moraliteit blijft het laatste punt altijd zeer
moeielijk uit te maken. Van de kruisingen stelle men zich hel
meest gekompliceerde voor. Ik ken hier menschen, wier af-
afstamming aldus te formuleeren vall :
Europeaan Afrikuansche Armeniër Soendancesclie Europeaan Javaansclie
Negerin vrouw vrouw
zoon doclilcr
(loclüer
(lochler.
Tot welk volkstype moet men zulk een kind nu rekenen?
Hel negertype is overheerschcnd in dit geval, wal ook wel Ie
begrijpen is. De kruisingen komen evenwel nog veel samen,
gesteldcr voor.
De oude Portugcesche namen, die men bij kleurlingen aantreft,
strekken dunkt mij lol bewijs, dat hunne voortplanting, reeds
sedert een paar eeuwen, niets te wenschen overlaat.
Voor een statistiek, die eenige waarde voor de physiologie
zou hebben, zijn de registers van den burgerlijken stand on-
bruikbaar. De wel kent Europeanen en met hen gelijkge.slcldcn:
de laalslen nu bevatten allerlei soort van menschen en hel
is mij bekend, dal bijv. een inlandsche Christen, gehuwd met
eene inlandsche vrouw, zijne kinderen uil dal huwelijk in de
regislers van den burgerlijken stand liet inschrijven als Eu-
ropanen. Mij behoeft daarvoor zijn, mceslal uit den bijbel
genomoji, naam maar een kleine wijziging Ie geven en bijv.
.To^AT^A^' lol Jonathans Ie vervornuMi ; zijn geboorle- arip nf
103
luivvelijksacle worden locli niet gevraagd. Men begrijpt hoe
luoeilijii hel wordl dan zuivere gegevens te vei krijgen ; ja zelfs ,
dat de nioeielijkhcid lol o« mogelijkheid slijgl, zooals ik later
uilvoerig bespreken zal.
De Arabieren kan men uil een praktisch oogpunt gelijk slclien
luel inlanders. Het is noodig iets van de oude Iheoriën omtrent
warmte en koude bij ziekten en van de geneesmiddelen der
nude Arabische school Ie kennen. Zij zijn zeer sterk in die
onderscheidingen en volgen die school in hunne meeningen.
De Negers zijn slechts in een gering aanlnl aanwezig; zij
zijn bijna allen afkomstig uil hel leger, sedert den tijd, dal
van de Kust van Guinee Negers als soldalcn werden aangevoerd.
Hun alslammelingen met inlandsche vrouwen houden hel neger-
lypc zeer sterk, zelfs ccnige geslachten lang. Zij zijn in het
leger gelijkgesteld mei Europeanen en worden len gevolge
daarvnn door de inboorlingen zwarte Hollanders »orang wolanda
üam" genoemd. Zij zijn zeer grootc liefhebbers van spiritualiën
on daardoor erge dronkaards. Uil een physiologisch oogpunt
bicden zij o. a. de bijzonderheid aan van buitengewoon grootc
genilalicn Ie hebben. Dr. G. Luciitm.\ns verhaalde van een
Neger, die tweemalen een lintworm, waarvan hij een stuk was
kwijl geraakt, in de urethra bracht en zoo hel voorkomen van
een lacnia in de blaas simuleerde. Men kan daaruit opmaken ,
boe groot hel lumcn der urethra bij die inenschcn is. Guinea-
worm hob ik nooit gezien.
KLEEDOG.
Bij de beschrijving de kleeding zal ik mij weder tol algemeen-
heden bepalen ; evenzeer als dat ook bij de behandeling der
inwoners heeft plaats gehad. Soms, 't is waar, werd en
wordt ook hier tot bijzonderheden afgedaald, maar dan was
dat uit een geneeskundig oogpunt noodzakelijk. Ik schrijf
geen ellinographie van den Inchschen Archipel, maar geef
alleen opmerkingen uil die wetenschap voor zoo verre zij
van meer rechtstreeks belang zijn voor den beoefenaar der
geneeskunde. Het kan wenschelijk zijn in enkele opzichten
later door het raadplegen van meer uitgebreide werken de
soms bijna aphoristische mededeelingen aan te vullen ; vooral
voor de streek, waar men gevestigd is. Batavia, waar ik
thans Uhaiis. meer dan 20 jaren verblijf, geeft zoo wal
van alles Ie zien, en op eigen ondervinding baseerde ik mijne
schetsen, aangevuld mei de studie van wat anderen publiceerden.
De gewone klceding van den inlander beslaat uil een vrij
groolen, vierkanten, met figuren gekleurden, kaloenen doek,
die in elkaar gevouwen op hel hoofd wordt gedragen ; uit een
gekleurd, katoenen baadje ; een nauwe , katoenen broek en een
lange, kaloenen sjerp die oui het middel wordt gewonden (kaiti
pandjang). De vrouwen dragen geen hoofddoek ; soms in den
zonneschijn alleen een stuk gekleurd katoen over hel hoofd;
een langer baadje dan dc mannen, dal lol over de kniëen reikt
en op de borst dubbel gevoerd is; een sarong, die bij wijze van
rok wordl gedragen; dc .lavaansche vrouwen bovendien een
borstdoek , terwijl door allen een zeer langen doek (slendang) over
den schouder wonll geworpen, die gewoonlijk dient om hel een
of ander Ie dragen, iumlcron loopoii naak! , of dragen de vroeger
106
genoemde oto (pag. 74) benevens een gouden of zilveren plaat
tot bedekking der schaamdeelen , dié ampok-ampolc heel. Dat
is de kleeding van den middelstand en van alle inlanders in
hun gewone doen, waarbij nog komt de toedoenf/ , een groote,
platte hoed van hamboe, met verf en vernis voorzien, die
door vrouwen bij het werken op het land ook wel gedragen
wordt.
Feestelijk uitgedoschl , dragen de mannen dikwijls een vest
lot boven loegeknoopt, een baadje en een broek van laken en
sandalen (zie pag. 78) of schoenen. De vrouwen hebben dan
dikwijls kleedingslukken van zijde. Over de hoogst ondoel-
matige, bij staatsblad voorgeschrevene, officieele klecding der
inlandsche ambtenaren zal ik niets zeggen ; zij wordt trouwens
maar enkele uren in liet jaar aangetrokken.
Arme lieden dragen alleen een baadje en een stuk sarong;
koeliê's onder hun werk meestal alleen een korlen saronri. De
gewone kleeding wordt altijd door aangehouden en alleen bij
het baden voor een oogenblik afgelegd ; soms bij het slapen
iets uitgetrokken ; is het pakje versleten , dan wordt een nieuw
aangeschaft. Veel zindelijkheid in de kleeding is een bijzon-
derheid; zij wordt eenmaal per jaar vernieuwd en de mooiste
klécren worden, in óén huisgezin, gedragen door den oudsten
zoon. Het eenige klcedingstuk , waaraan veel waarde gehecht
wordt is de hoofddoek, setanrjan kepala, die o. a. zeer zorg-
vuldig voor natworden wordt beveiligd.
Javanen en de meeste Soendaneezen dragen altijd een kris.
Hel is onnoodig over dit wapen nader uiltewijdcn; men zou
daarover een afzonderlijk boek kunnen schri.jven.
Als regel wordt hel hoofdhaar bij volwassenen niet afgesneden.
Bij kinderen wordt het hoofd kaal geschoren ; bij jongens heeft
dit uiterlijk op hun Iwecdc jaar plaats, waarbij dan, volgens
voorschrift van Moiumed, twee lokken moeten blijven slaan;
die koeijir of rjemhak heelen; bij meisjes blijft alleen op de
kruin wal haar staau {koenljoewj). Het afknippen daarvan
{locgel) heeft hij de licsnijdcnis en hij het huwelijk plaats.
106
ï)c beschrijving van tien haartooi kan liicr achterwege blijven,
onder aanlcekcning alleen, dat de vrouwen niet zelden valsche
haarvlechten in haar eigene haren mengen.
De Chineezen diagcn als gewone kleeding een strooien hoed
met tamelijk hreedcn rand; een .witle kabaai, waarover nog
ren dergelijke ol" een zwarte; een zeer wijde, zwarte of blauwe,
katoenen broek, waarvan hel kruis bijna tusschen de knieën
komt; laken schoenen met dikke, zachte zolen, bij goed wêer,
en met houten zolen, die in hel midden, in de dwarste gesple-
ten zijn, bij regen. Hunne zeer fraaie slaalsiekleeding en
die bij begrafenissen is dezelfde, die in China wordt gedragen.
De C4hiiieesche vrouwen kleeden zich in den regel als inland-
schc en alleen bij buitengewone gelegenheden in de echte
Chineesche kleeding. Waaiers [kipas) en zonne- of regen-
schermen [pajong) -zijn zeer gewild. De laatste, van bamboe
en papier vervaardigd, worden ook door inlanders en Europeanen
gebruikt.
De Arabieren dragen, zoowel als de Hindoes, die somtijds
tijdelijk verblijf houden, de kleeding, die zij in hun eigen
land droegen, voornamelijk beslaande, bij beiden, uit wil
katoen; bij Arabieren vermeerdci-d met een gekleurd, dikwijls
trcborduurd vcsl.
Deze klccding van niet-Euro|)eancn gecfl weinig aan-
leiding tot beschouwingen. Zij schijnt in het algemeen zeer goed
voor hel klimaat geschikt en wordt dan ook door Europeanen
voor een gedeelte, namelijk als nacht- en buiskleeding, gevolgd.
De Europeanen, kleurlingen en Negers hebben dezelfde
kleeding. Zij volgen de Europeeschc modes voor avond-
en feestklecding, zoowel voor mannen als voor vrouwen. Hij
de gewone bezigliedcn worden doormannen in den regel wille,
107
Icaloencn klcederen gedragen; wat bij vriendschappelijke le-
zamenkonistcn ook wel gebeurt. De mceslen dragen een
overhemd, oen das, een wille broek, kousen, verlakte of
witte, linnen schoenen en een wille jas. Bij laken of gekleurde
broeken wordl een onderbroek gedragen ; velen hebben flanellen
onderheniden. Daar drukking om het middel dikwijls slecht
wordt verdragen, hebben sommigen de gewoonte om bretels te
nemen, wat aanbeveling verdient, flel hoofddeksel is de gewone
kleine zwarte of grijze hoed , soms een helmhoed van kurk ;
bijna nooit strooien hoeden. Vroeger liepen mannen des
namiddags gewoonlijk blootshoofds, wal llums zelden meer
geschiedt.
De nachtkleeding beslaat uil een zeer wijde nachlbroek
van dun, gekleurd (of gebatikt) katoen en een witte kabaai.
In huis slolTen (tjanella).
De vrouwen dragen in huis sarong en fcahnk, waaronder
een hemd, of een onderlijfje (koetang) en soms cenc broek;
verder sloffen, die In de laatste jaren mei hooge bakken worden
voorzien. Een hoed wordt slechts bij zeldzame gelegen-
heden opgezet, ofschoon hoeden hoe langer hoe meer in gebruik
komen, bij hel reizen per spoorlrein, bij feestelijke bijeenkom-
sten en dergelijke. Handschoenen worden gewoonlijk alleen
op partijen gedragen.
Als de dames dure, gebatikte of zijden sarongs dragen, hebben
zij veelal de gewoon Ic er een tweeden, minder duren onder aan
te doen.
De gewone sarong is een uilslekende onderlegdoek bij ver-
lossingen. Zij is groot genoeg; allijd dubbel, gemakkelijk te
verwisselen en wordl door bloed niet sterk gekleurd. Ook
voor zickenklceding is die open rok zeer geschikl. Men zij
er, vooral bij aandoeningen van hel darmkanaal, op bedacht
hel dragen van kousen en zelfs van een broek des nachts,
voor Ie schrijven, omdat de sarong door de bewegingen inbed
naar boven schiiifl en zoo de ondersle licliaamshclfl Ie veel
wordl afgekoeld.
108
Sommige mannen, o. a. alle Engelschen, dragen 's nachts
een sarong.
De mannelijke kleurlingen hebben bijna uitsluitend witte klee-
deren. Hunne vrouwen, in den middelstand, bijna altijd saro/i^
en witte kahnia. Japonnen zijn een uilzondering, evenzeer als
kousen, broeken en hemden. Koetmufs zijn zeer gebruikelijk.
Zeker voldoet de wijze, waarop de Europeanen zich kleeden,
volstrekt niet aan de eischen van het klimaat en de genees-
heeren geven het voorbeeld van ondoelmatige kleeding door
altijd zwarte kleêren te dragen. Op hoofdplaatsen ten minste
gaan zij altijd zoo gekleed. De reden daarvan is niet Ie zoeken
in de poging om er deftig uit te zien, maar wel in de nood-
zakelijkheid. Men rijdt den ganschen morgen rond door stof of
regen, komt ook in kleine huizen, ontmoet dikw'jls niet zeer
zindelijke kinderhanden, enz.; het gevolg daarvan is, dat
pogingen om witte kleederen te dragen schipbreuk leiden op
de omstandigheden, welke zulke witte kleêren al spoedig een
minder frisch aanzien geven. Zwart houdt zich beter, al is
het overigens niet aan te hevelen.
Hel is natuurlijk weinig rationeel gedurende de warmste
uren van den dag meer en dikkere kleedingstukken te dragen
dan gedurende den koelen avond- en nachttijd ; maar de gepaste,
luchtige nachtkleeding is, ten minste in haren tegenwoordigen
vorm, ongeschikt voor de dagelijksche bezigheden, üe, in vele
opzichten, praktische Engelschen dragen o. a. in Britsch India
en te Singapore een veel betere, dagelijksche kleeding, die
eenigszins nadert tot de kabaai en nachtbroek. Zij hebben
witte pantalons en witte, met ééne rij knoopen tot aan den
hals gesloten jassen, met een kleinen, opstaanden. kraag en
groote, kurken hoeden met wit katoen of witte zijde bekleed.
Men vindt dat evenwel niet gedistingeerd genoeg in de Neder-
landsche kolonie.
Als de meeste praktische en uit een hygiënisch oogpunt
beste kleeding moet men de wit katoenen noemen. Linnen
is te warm. Liclilo, zoogenaamde Ghinecsche zijde i.s ook goed.
109
Het (h-ageii van (lanel is aanbevelingswaardig, omdat hel.
een slechle warmtegeleider is, zooals alle wollen stoffen, en
tevens veel vocht, door de huid afgezonderd, opslorpt. Door
de dikte van het flanel kan de verdamping van dat vocht slechts
betrekkelijk langzaam plaats vinden, wat, in verband met de
slechte warmtegeleidiiig , het snelle veranderen van temperatuur
aan de lichaamsoppervlakte voorkomt. Herinnert men zich
hierbij wal over de inwerking van zonnewarmte en wind
vroeger is gezegd (pag. 16), dan springt hel voordeel van flanel
duidelijk in het oog. Er zijn ook vele inlanders, die flanel dragen
en voor reizigers moet men flanellen onderkleeren als onmisbaar
beschouwen, Hoe theoretisch juist deze beschouwingen ook
zijn, geef ik toch aan ouders nimmer den raad hunne gezonde
kinderen, van jongs af, aan flanel te gewennen, omdat ik het
voor beter houd, het lichaam, zoo mogelijk, tegen de telkens
terugkeerende invloeden van den atmospheer te harden. Men
moet evenwel met de individualeit , den erfelijken aanleg, enz.
rekening houden ; zoo moet aan personen , die eenmaal dysenterie,
Indische spruw of andere belangrijke darmaandoeningen door-
stonden ; die neiging hcbbcu tot rheumatische ziekten ; bij wie
longtering erfelijk is , enz. het dragen van flanel worden voor-
geschreven. Evenzeer is het noodig voor allen , die veel in de
open lucht werken. Steeds moet voor onderkleederen wit
flanel worden gebezigd. De zeer gebruikelijke, donker ge-
kleurde, flanellen jassen zijn voor den avond of den nacht
ook aan te bevelen, vooral voor geneesheeren , die zoo dik-
wijls 's nachts worden geroepen; beter acht ik voor hen
evenwel een ruime, tamelijk dikke chambrecloak , die het
voordeel aanbiedt, dat men spoedig klaar en toch warm
genoeg gekleed is. Andere personen doen goed, wanneer zij
's avonds uilgaan gebruik Ie maken van een plaid of een warmen
omslagdoek. Zoo oppervlakkig beschouwd zou men meenen ,
dut in een warm land, waar de st.indaardlhermometer 200
weinig verschillen doet kennen, dergelijke maatregelen overbodig
moeten worden geacht; de ondervinding doel hier evenwel een
iiö
uitspraak, die legen die hescliouwing iiidiiiisclil. Zeker ziilieii
er genoeg Europeanen , die lang in Indië verblijf hielden ,
gevonden worden, welke hel hier gezegde , schouderophalend ,
overdreven noemen, onidal zij zelve nimmer zulke voorzor-
gen namen en er loch geen nadeel van ondervonden; maar zij
verkeeren in lielzelfde geval als moeders, die haar kinderen
pap geven, omdat er ook wel kinderen met papvoeding lerecht
komen. Ferdinanu de Lesseps zeide in een toast op het af-
scheidsdiner der eerstvertrekkende personen ter doorgraving der
landengte van Panama: «VVeesl niet bevreesd voor hel klimaat,
«maar wacht u in dat warme land voor koude!"; die raad is
uitstekend. Elk geneesheer heeft in Indië ruimschoots gelegenheid
ondervinding op te doen over de inwerking van de temperatuurs-
verschillen der lucht en van den wind ; hij zal na die ondervinding
het hier gezegde beamen.
In huis zijn deze maatregelen onnoodig. Hoe meer hel huis
openstaat, des Ie beter; men behoeft niet bang te zijn voor
locht, die eigenlijk in Indië niet voorkomt. Immers tocht
ontstaat vooral door hel verschil in temperatuur, dat in
koudere streken heerschen kan tusschen verwarmde kamers
en koude gangen of tusschen het warme huis en de koude
buitenlucht; hij is ook wel het gevolg van hel indringen van
sterken wind in nauwe en met hoeken voorziene straten.
Al die oorzaken voor tocht beslaan in Indië niel. De warm-
tegraad binnen- en buitenshuis verschilt niel genoeg om
luchtstroomen te doen ontstaan, die tocht kunnen genoemd
worden. Zeer sterke windsli'oomingen zijn zeldzaam en de
wegen zijn breed, de huizen laag genoeg om die slroomingen
gemakkelijk te doen passeeren. 'lis waar , 't kan wel eens
ferm door de huizen heen waaien , niaar die wind heeft in den
regel niel den nadeeligen invloed v;in locht , omdat hij niet
zoo veel verschil in warmte oplevert.
Men begrij()e mij vooral niel verkeerd en beschuldige mij
niet van inconsequentie, als ik vroeger gewezen heb op den
Jnvloed der snelle verdamping van hel zweel bij de inwerking
111
van wind en thans ilic inwerking scliijnbaar gering acht. Ik
heb toen vooral ook den machtigen invloed der zonnestralen
er hij in aanmerking gebracht, waaraan '■ik meen grootere
waarde, in dit opzicht, te moeten toekennen dan aan den wind.
Het besie hoofddeksel, al is hef niet zeer fraai van vorm,
is een helmhoed van kurk of van gevlochten bamboe met witte
zijde of wit katoen bekleed. Daarin is van binnen een dunnen,
meestal brimboezen of strooien rand, die om het hoofd sluit.
Die kurken helmhoeden zijn licht, absorbeeren weinig warmte
cn laten genoegzaam lucht doorslroomen.
Als schoeisel zijn witte , linnen schoenen , met lederen banden
versterkt, aan te bevelen. De gewoonlijk gedragen, verlakte
schoenen worden in den zonneschijn gloeiend heet.
De sloffen, die in huis worden gedragen door mannen, zijn
alleen in huis bruikbaar. Reeds een kleine wandeling, met
sloffen aan, geeft een krampachtig gevoel van vermoeidheid in
de voetzolen; dal is niet te verwonderen, als men bedenkt,
dat de sloflen aan den hiel geen steun vinden en dus met de
(ienigszins omgebogen teenen moeten worden vastgehouden.
Nog veel erger is dit hel geval met de thans in de mode zijnde
damessloffen met zeer hooge, bijna onder het midden der
voetzool geplaatste, bakken, die een bijzonder kleine ondervlaklc
hebben. Behalve al de nadeelen , die door verschillende schrijvers
aan schoenen met hooge hakken zijn toegeschreven cn waar-
onder de verplaatsing van het zwaartepunt des lichaams in de
buikbolle, met al de gevolgen daarvan, wel het voornaamste
is, hebben die hoog gehakte sloffen nog het nadeel der telkens
herhaalde spiercontracliën in den voetzool; die spiersamentrek-
kingen zijn bij hooge hakken slerker, omdat het achterste
gedeelte der sloffen, door die aanhangsels, zwaarder wordt.
Ik heb ecnigc vrouwen maanden lang zien lijden aan hevige,
krampachtige pijnen in de planta pedis, die aan geen andere
oorzaak konden worden toegeschreven, dan aan die hooge
hakken. Plaatselijke behandeling hielp in die gevallen volstrekt
niet en bet eenige, afdoende hulpmiddel bleek mij te zijn, hel
112
tlragen van pantoffels (geen sloffen) ol' schoenen zonder hakken.
Dan verdween de pijnlijke aandoening, na eenigen lijd , van zelve.
Ik heb de vasle overluiging dal afwijkingen in den sland
van den ulerus en menslrualie-sloornissen niel zelden hel gevolg
zijn van die ongelukkige mode oni hooge hakken onder de
schoenen en sloffen Ie dragen.
De gewoonte der vrouwen om te huis, «ongekleed" le zijn
geeft nog aanleiding lol enkele beschouwingen. «Ongekleed"
beteekenl het dragen van sarong en habaia ; bij vrouwen , die
zeer op een schoonen lichaamsbouw gestold zijn (en dal zijn
natuurlijk de meesten) vermeerderd mei een vrij dik en stijf
onderlijfje (koetang). Die losse, luchtige kleeding is voor het
heete klimaat, en vooral voor hel verrichten van huiselijke
bezigheden zeer passend. Zij is een navolging der inlandsche
kleeding en werd al vroeg in Indië gedragen door daar gevestigde
Europeesche vrouwen, zooals o. a. blijkt uil de plaat en de
beschrijving, die Van Linscuoten reeds in hel laatst der
16' eeuw daarvan gaf. Evenwel moet hel dragen daarvan
niel worden overdreven . zooals maar al le dikwijls gebeurt.
Voor kleurlingen, die niel in de noodzakelijkheid komen zich
ook wel eens anders le kleeden , is deze opmerking overbodig ;
voor Europeesche vrouwen niel. Zij verwennen zich dikwijls
door, ook des namiddags en 's avonds in sarong en habaia
rond le loopen en voelen zich dan onaangenaam , stijf, bemoeilijkt
in de ademhaling, enz, als zij eens gekleed moeten zijn in
Europeesche klceding. De grootere hoeveelheid klcedcren , die
dan moei worden aangetrokken , geeft bovendien aanleiding
tol meer warmteontwikkeling en als men eenige vrouwen bij
elkaar ziel bijv. op een avondbijeenkomsl , is hel niet moeilijk
uit Ic maken , wie gewoon is zich 's avonds te klecdcn en wie
niet. De laats-le doen zich al spoedig door een hoogcre gelaats-
kleur cn door sterke zwcetalscheiding kennen. Zwangerschap
maakt bij die verwende personen een, in Europeesche oogen,
behoorlijke kleeding, onmogelijk. Indien vrouwen nu eenmaal
zoo verwend zijn, dan zijn voor de avond- cn nachluron kabaaien
113
van een dikkere , warmere stof aan Ie bevelen, evenzeer als dal hel
geval is bij anaeniisclie , of van ziekle herslellende vrouwen. In
die zoogenaamde overkabaaien beerschl dikwijls een groole luxe.
De kleeding der Europeesche kinderen is zeer goed. Zij
voldoel aan alle eisclicn. Pasgeborenen krijgen een buikband
van dubbel katoen, waarvan bel buitenste sluk in banden is
gespleten (een veelhoofdig verband), gorita o^ambel genaamd en die
slraks nader beschreven wordl, Iwee, laler één katoenen luier,
die eenvoudig wordt omgeslagen en met een broeden band
bevestigd en een kabaai.
De gorila wordl bij Europeesche kinderen gebruikt lot ongeveer
de 7* of 8" maand.
Iels groolere kinderen dragen dikwijls een oio, waarover
reeds gesproken is; nog groolere een lijfje en een broek , waarbij
moei worden opgemerkt, dal de broek met knoopen aan bet
lijfje moet bevestigd worden, en zelf met een knoop moei zijn
gesloten. Banden, die om het middel worden vastgemaakt
zijn te veroordeelen , omdat zij de beweging van hel bloed ,
zoowel als die der spijsmassa in hel darmkanaal, hinderlijk zijn.
De meeste kinderen Joopen blootsvoets, en dragen kousen en
schoenen alleen bij bijzondere gelegenheden.
De kleeding der militairen is onpraktisch, wal reeds blijkt
uit bet feit, dat de gewone uniform, zoowel door ofTicieren
als door soldalen, op expeditiën dadelijk wordl gewijzigd. Zij
verkiezen een tamelijk ruime, wollen jas, in den vorm van
een alilla met ééne rij knoopen en voorzien van zakken met
kleppen er overheen, een strooien hoed dikwijls met een sluk
pisangblad er in en linnen schoenen ; enkelen houden veel van
slopkousen. De kleeding, die de soldaat nu moei aanschaflen
uit de magazijnen, heeft, wat de bovenklêeren betreft, vooreerst
hel nadeel van, als zij nieuw is, veel blauwe kleurstof af Ie
geven, zoodal de banden en dikwijls bet gelaal daarmede
besmet zijn; passen doel zij bijna nooit en de dunne katoenen
9
114
slof liangl in alles behalve artistieke plooien om liet lichaam
en de beenen.
De kleur is ongeveer dezelfde als die der klceding van met
dwangarbeid gestrafte inlanders: wal niet bijzonder plcizlerig is.
Het hoofddeksel , een soorl van képi is veel U; zwaar en
beschut volstrekt niet voor zon en regen.
Ook het schoeisel pasl slechts zelden goed.
Er valt ten dien opzichte zeer veel Ie verbeteren ; vele
proeven zijn en worden genomen met andere hoofddeksels,
wollen hemden (a la Garibaldi), buikbanden, couvre-nuque's
en dergel ijken, maar resultaten daarvan zijn mij niet bekend.
Den soldaten wordt tevens een overjas verstrekt van een
vrij dikke, grijsbruine stof, die den regen goed legenhondl
en aan de vereischten voldoet.
De officieren hebben, gelijk van zelve spieekl, eenige groolere
vrijheid in hunne kleeding. Toch zou die veel te verbeteren
zijn, waarvoor (1881) plannen beslaan, naar men zegl. Of
hel wensclielijk is, zooals thans geschiedt, alle inililairen van
het geheele leger dezelfde kleeding, mei zeer kleine wijzigingen
voor de verschillende wapens Ie doen dragen, is eeiie vraag,
die hier niet behandeld kan worden.
Wij komen, voor Europeanen, dus tot het resnllaat, dal
de beste kleeding beslaat in flanellen ondergoed en katoenen
bovenkleêren , met een helmhoed en linnen schoenen , die door
lederen slrooken versterkt zijn.
Voor vrouwen zijn lichlgekleurde, ruime peignoirs aan te
bevelen en waren de thans bijna geheel niet meer in gebruik
zijnde samaars zeer praktisch en uit een hygiënisch oogpunt
uitstekend.
Nog verdient vermelding , dat alle personen , die aan
een belangrijke buikaandoening hebben geleden of daartoe
voorl)cschikt zijn, het voortdurend dragen van een buikband
moet worden aanbevolen, terwijl aan vrouwen, ouder die
omslandigheden, hel dragen van een broek nioel worden voor-
geschreven.
De verbanddoeken, die gedurende de menslrnanlperiode ge-
woonlijk worden gedragen, vervaardige men van niel Ie grof
katoen, al vereischt een dunnere slof ook meer verwisseling dan
een dikke. Te dikke doeken geven , bij de groolere gevoeligheid
der huid aanleiding lol onlvellingen en hel dikwijls verwisselen
is op zich zelf een voordeel. Hel voorkoml prikkeling der toch
reeds eenigszins geirrileerde genitaliën en de, als gevolg daarvan ,
optredende fluor albus.
Na de bevalling is hel dragen van een goriia algemeen in gebruik.
De yorila of amhet is een veelhoofdig verband uil Iwee gelijk-
vormige, langwerpig vierkante stukken kaloen vervaardigd,
waarvan de middenstukken op elkaar bevestigd zijn. Hel eene,
in zijn geheel gelalen, stuk wordt om den buik gelegd; hel
andere, in hoofden verdeelde, wordt daarover heen bevestigd
door de hoofden van weerszijden aan elkaar vast Ie knoopen.
De gorita is een zeer nuttig kleedingsluk , dat goed aansluil,
omdat men de hoofden naar eigen keus kan vaslknoopen of
losser bevestigen .
BADEN EN LICHAAMSREINIGING.
{Minerale wateren).
Al hebben zich, in de laalsle jaren, o. a. in Oostenrijk
(v. Hebra) stemmen doen hooren , die de leer verkondigen ,
dat de huidkuituur, door veelvuldig wasschen en baden, eer na-
dan voordeelig moet worden geacht, zoo heelt de honderde
jaren lange ondervinding toch geleerd, dat de reiniging en
verpleging der huid in een heet klimaat wel degelijk moei geacht
worden noodig te zijn tot hel behoud der gezondheid. Wel vindt
men menschen, die zich nimmer baden , omdal zij er niet tegen
kunnen , en die zich dus bepalen tot wasschingen , soms met
lauw warm water; maar die enkele uitzonderingen, waarover
nog later gesproken zal worden , bevestigen eenigszins den
algemeenen regel. Wij hebben reeds vroeger opgemerkt, hoezeer
de huidwerkdadigheid in een warm klimaat wordt aangewakkerd
en het laat zich begrijpen, dat zorg voor een orgaan van zoo
hoog belang, van het grootste gewicht moet worden beschouwd.
Herinnert men zich hierbij de globale cijfers, die de physiologie
voor de zweetkliertjes aangeeft, als bedragende ongeveer 2800
per vierkanten duim of niet minder dan 7,000,000 ongeveer
voor een man van gewone groolle, terwijl de lengle der
zweetklieren te zamen op ongeveer 28 mijlen geschat wordt,
dan springt de noodzakelijkheid van builengewone zorg voor
die belangrijke organen nog meer in het oog.
Het is bekend , dal hel zweel dikwijls een bijzonderen ,
eigenaardigen geur verspreidt , die voor verschillende individuen,
soms voor verschillende familiën, verschillend is; ja waardoor
enkele menschenrassen zich van anderen onderscheiden, üe
alles behalve opwekkende schildering, die ür. Munarkt ons
117
geeft, van de gem'en, die een Fransclie boer verspreidt , als hij
den geneesheer raadpleegt over anndoeningen der voelen of
der genitaliën , vindt gelukkig in Indië geen toepassing. Wel
kan men opmerken , dat de donkergekleurde raenschcn , in hel
algemeen, sterker rieken dan de lichter gekleurden, terwijl
de eigenaardige mengeling van de geuren van boter-, bekken-
en andere zuren bij de eersten over het geheele lichaam
verspreid is en bij de laatstcn zich meer lokaal voordoet
vooral onder de oksels en , bij mindere zorg voor reinheid , ook
aan de voeten , vooral tussclien de teenen. Tusschcn die uiter-
sten vindt men verschillende trappen van geurverspreiding ,
die vrij regelmatig toe- of afnemen, naarmate de huidkleur don-
kerder of lichter is.
Hetzelfde verschil valt op te merken bij de afscheiding van
huidsmeer, die bij donkergekleurdcn sterker is en aanleiding
geeft, dat de huid, in den regel, des te glanziger, soms zelfs
glimmend, wordt, naarmate de kleur minder licht is.
Het water te Batavia, dal tot baden gebruikt wordt, heeft
een gemiddelde temperatuur van 26 a 27° C. Dat water wordt
gebruikt of als volbad , door onderdompeling , of als schepbad ,
ten minste door Europeanen en hunne omgeving. Inlanders
on Cbineezen baden veelal in de rivieren, waarin het water
een iets hoogerc temperatuur heeft.
Omtrent den invloed, die het volbad op het normale, men-
schelijke lichaam heeft, deed Dr. Künbrt, officier van gezondheid,
te Batavia, belangrijke waarnemingen. Bij een luchttemperatuur
van 31° (alles volgens den honderddeeligen thermometer) begaf
hij zich in een waterbad van 26° 9, dat 600 kilogram water
bevatte. De lichaamstemperatuur, in de mondholte gemeten,
na het ontkleeden , was 56° 8.
Vooraf zij nog gezegd dat de hoogere luchttemperatuur geen
invloed op die van het water had, dat, voortdurend bewogen , na
8 uren met de lucht in aanraking geweest te zijn slechts 0°1
in warmte toenam.
Na 20 minuten verblijf in bet volbad was het gevoel van
118
koude zeer sterk; door hel klappertanden was het nioeielijk
de temperatuur in de mondholte te hcpalen. De ademhaling
was normaal, 12 maal per minuut; de pols evenzoo, 80 slagen
per minuut. De temperatuur in de n)ondholtc steeg eerst tot
57°3 en daalde later tot 37°2; zij bleef dus hooger dan de voor
het bad waargenomene. Die stijging is waarschijnlijk hel gevolg
van hel wegdrijven van het bloed uit de extremiteiten, wat des
Ie waarschijnlijker wordt, als men weel, dal de warmtegraad
tusschcn de leenen, na hel bad, was gedaald tot 28°.
De warmtegraad van hel badwater, die, zooals gezegd is,
bij hel begin der proef 26°9 bedroeg, was bij hel einde 27°2 ,
dus 0°3 gestegen.
Wordt die tcmperatuursstijging uitgedrukt in kilo-caloriëii (één
kilo-calorie is gelijk aan de hoeveelheid warmte noodig om één
kilogram water één graad in temperatuur te doen stijgen) ,
dan zijn in 20 minuten door hel lichaam 180 kilo-caloriën aan
hel waler afgegeven. Volgens Liebermeister's proeven nu zijn
180 kilo-caloriën voldoende om 37 grammen eiwit of 20 grammen
vet of 40 grammen koolhydraten te verbranden.
Een gewoon gebouwd mensch geeft in 20 minuten 50 kilo-
caloriën af, welke hoeveelheid hij sterke beweging lot 100
caloriën stijgt. Het bad ontnam dus aan het lichaam bijna
hel dubbele van de hoeveelheid warmle , die bij slerke beweging
verloren wordt. Hieruit kan men de gevolgtrekking maken, dal
een gewoon koud volbad de stofwisseling zeer slerk bevordert.
(Hel is dus tegen aangewezen bij koorts). Dat de stofwisseling
vermeerdert blijkt uit het feil, dal de lichaamstemperatuur
niet daalde. (Bij koorts is de stofwisseling toch al veimccrderd
en een bad doel dus kwaad.)
Deze proef bewijst evenwel niet geheel afdoende, daar
Dr. Künert zelf bij een latere proef, die 40 minuten duurde,
sleehls 120 kilo-caloriën verlies vond.
In alle gevallen wordt de stofwisseling door een koud volbad
vermeerderd en ik ben hel volkomen met de zoo even aangegeven
mcening van Dn. Künert eens, dal in den regel , zulk een bad
119
kwaad doel hij koorts, al zijn cr omslaiidigheden , waarin zeer
koude ijsbaden, door hel verlagen der lemperaliuir, hij koorls
nul kunnen doen.
Slorlhadcn zijn nicl zoo algemeen in gehruik, evenmin als
volhaden. De meesl gewone manier van haden voor Euro-
peanen is hel schepbad. Slorl- en volhaden hehooren meer
lol de arlikelen van weelde, len minsle op de hoofdplaal-
sen. Hel vullen der daarloe henoodigde valcn vereischl handen-
arbeid in ruimeren zin dan voor schepbaden en kosl dus meer
geld. In de bergstreken wordt nog al gebruik gemaakt van
stortbaden, die dan door hel aanbrengen van een hollen
bamboe, patUjoran genaamd, in den loop eener beek worden
gevormd en meestal in de open luchl worden genomen. Men
moei aan zulke stortbaden gewoon zijn om die aangenaam te
vinden , hoewel sommige personen die dadelijk de voorkeur geven
boven anderen. De afkoeling is, voor hel subjectieve gevoel,
veel grooter door een ferm stortbad dan door een volbad.
Niet zelden gaal de eerste aanwending van een stortbad met
een gevoel van beklemdheid gepaard, wal ook wel bij baden
met otlderdompeling plaats vindt. Hoe weinig men dal ver-
wachten zou, zijn toch cenige gevallen van verdrinken in de
badkamer bekend, die waarschijnlijk hel gevolg zijn van dat
plotseling opgekomen gevoel van beklemdheid met onmacht
gep.iard.
Dal stortbaden , regenbadon , douches en koud-waleromslagen
in een heel klimaat, als geneeskundige behandelingswijze, even-
zeer aanwending kunnen vinden als in een koelere luchtstreek ,
spreekt van zelve. Wij beperken ons, voor hel oogenblik,
evenwel lot het nemen van baden door gezonde personen.
Voor Europeanen heelï het loopen in een Iropischen slorlrcgen,
ten minste als dal wal lang duurl, gewoonlijk nadeelige ge-
volgen; belangrijke katarrhale of rheumalischc aandoeningen,
niet zelden met koorls gepaard, zijn daarvan dc gewone gevolgen.
Zclls zag ik duor hel langdurige verblijf in een regenbui hevige
;«;>n<lo.'ningen van hel centrale zenuwstelsel onslaan. Voor inlaa-
120
ders kan het verblijf in tien regen geen kwaad en zij verlustigen
er zich in , vooral de kinderen , oni naakt in een ferme hui te
loopen. Wanneer wij later de akklinialisalie hespreken, zullen
wij gelegenheid hebben op die gehardheid tegen weórsinvloeden
terug te komen.
Zooals gezegd is, worden aan de kustplaatsen gewoonlijk
schephaden genomen {siram) en wel door mannen , in den regel,
geheel naakt , door vrouwen gekleed in een sarong. Hel koude
water wordt met een schepper [qajonq] , van blik, zink of van een
uilgeholden klapperdop vervaardigd, over het lichaam geworpen.
Velen hebben daarbij de minder goede gewoonte het geheele
hoofd, of ten minste het behaarde gedeelte daarvan, niet te
bevochtigen, wat natuurlijk aanleiding geeft lol vermeerderden
bloedsaandrang naar de hersenen. Bij bestaande maag- of
darmkalarrhen geeft de afkoeling der huid en hel terugdringen
van het bloed uit de huid-haarvalen dilavijls aanleiding lot een
gevoel van drukking en volheid in hel epigastrium. Dal kan
worden voorkomen door eerst, met de hand, hoofd en borst
nal Ie maken, dan een fermen straal water te laten vallen
op dc maagstreek en eerst daarna hel gewone schepbad te
nemen.
Schephaden moeien niel langer dan een kwartier duren.
Bij een langdurig verblijf in Indië wordt niet zelden hel
gebruik der gewone schephaden onaangenaam; men vind!
personen , die vele jaren achtereen gewoon waren zich dagelijks
tweemalen te baden en dan bemerken , dat zij, door hel voort-
zetten dier gewoonte, een koortsig gevoel krijgen, dat enkele
malen lot werkelijke koorts slijgl. Den zulken is hel gebruik
van volbaden aan te bevelen , die dan gewoonlijk goed worden
verdragen.
Inlanders, en de meesie Chineezen, beschouwen het nemen
van ecu bad alleen als een middel tot afkoeling en niet lol
reiniging; zij gebruiken geen zeep, en loopen even naar de
rivier of naar een put, als ze het warm hebben, cnjroogcn
zich niel af, wal ook niet noodig is.
121
Het voorschrift om na hel baden , liefst met een ruwen hand-
doek, zich sterk af te wrijven, is in Europa noodzakelijk;
't kan in Indië geen kwaad, maar het is niet absoluut noodig, om
daarmede zoo consciëntieus te zijn. 't Water verdampt toch
snel genoeg.
Üe werkelijke reiniging van het lichaam heeft bij inlanders
en Ghineezen niet plaats; Europeanen nemen ook wel eens
een bad ter verfrissching alleen , maar heschouwen het toch in den
regel als een middel om door zeep en door wrijvingen hel
lichaam van de aanklevende veldeelen of onreinheden te zuiveren.
Verfijnde inlanders hebben mij wel gezegd, dat de aangenaamste
manier van baden was zich eerst eenige scheppen water over
het lichaam te werpen, dan wat te wachten, tol men een
gevoel van koude krijgt door de verdamping van het water,
en daarna op nieuw zich te sirammen. Dit voorschrift wordt
door Europeanen van zelve opgevolgd, omdat zij zich eerst
het lichaam nat maken, daarna inzeepen en dan nog eens
schepbaden gebruiken.
De meeste Europeanen baden tweemalen daags; mannen
gewoonlijk 's morgens vroeg, bij het opstaan en 's middags tegen
5 of 6 ure, als zij van hunne werkzaamheden terugkeeren;
vrouwen wat later op den dag tegen 10 of 11 ure, als zij
hare huiselijke bezigheden hebben verricht en dan nog eens
's middags. Zeer dikwijls wordt den geneesheer raad gevraagd,,
omtrent den meest doelmatigen tijd van den dag tot het baden.
Uit een physiologisch-hygiënisch oogpunt dient men te bedenken,
dat alle plotselinge veranderingen van temperatuur, op de be-
reikbare lichaamsdeelen aangebracht , nadeelige gevolgen kunnen
hebben ; daarom kan ik mij niet vereenigen met den raad , in
vele boeken gegeven, om onmiddclijk na het verlaten van het
bed een koud bad te nemen. Al is de gewoonte om in bed
een deken of een bedekkend laken te gebruiken volstrekt niet
algemeen, toch heeft men bij hel verlaten van hel bed een
gevoel van verhoogden warmtegraad, die natuurlijk niet essen-
tieel bestaat. De plotselinge afkoeliug in het bad kan niet
122
voüi'cleelig zijn voor de gezoiulhcid; daarom heb ik allijd aan-
geraden, niet onniiddclijk uil hel bed naar de badkamer Ie
gaan, maar zich Ie bepalen lol hel uilspoclcn van den mond, hel
afvvasschen van gelaat, hals, borst en handen en dan eerst een hall
uur of een uur rond te loopen voor hel bad genomen wordt.
Toch zal men personen aantrclTen , die ook na zulke voorzorgen
het morgenbad niet aangenaam vinden; mannen worden ge-
woonlijk door hunne werkzaamheden verhinderd later in den
morgen te baden en bevinden zich dan wel bij het bad van
's middags o ol" 6 ure. De gewoonte, die zeer enkelen volgen,
om meer dan tweemalen daags , zelfs des avonds voor bet naar
bed gaan te baden (al behooren onder die enkelen ook genees-
heeren), verdient afkeuring; er is dan een te veelvuldige afwis-
seling in de invloeden , die op de huid inwerken.
In de meeste boeken over hygiëne wordt aangeraden niet onmid-
delijk na het eten te baden. Inlanders en Chineezen , ook vele
Europeanen, storen zich daaraan volstrekt niet. Ik geloof ook
niet, dal er eenig nadeel in is om, kort na het gebruik van
spijzen , schepbaden te nemen. Er is in Europa meermalen
plotselinge dood , onder die omstaniligheden , waargenomen ,
maar de nieuwste onderzoekingen omtrent dal onderwerp,
vooral in Dmlschland, hebben bij de sectie doen zien, dat
de dood daarbij het gevolg was van stikking door het indringen
van spijsmassa'.s in het strottenhoofd en in de luchtpijp. De
verklaring van den plolselingen dood wordt tegenwoordig daarom
gezocht in de groolere gevoeligheid om misselijk te worden
door de kabbeling van het water, terwijl de dan waarschijnlijk
ontstane braking, door de drukking van hel water onmogelijk
of zeer moeilijk geworden, aanleiding gecfl, dal de spijzen in
de organen voor de ademhaling worden gedreven en zoo stikking
veroorzaken. Voor zooverre mij beliend is, heeft nooit iemand
in Indië gehoord van oen nadcclig gevolg van het baden kort
na hel eten.
Worden algemeenc baden niet goed verdragen dan komen ferme
wassdiiiip^'Mi iiinl /('cinvatfn" , gevolgd door die mei zuiver waler
125
te pas. Voor gezonde niensclien is hel oniiooJig, zuiver water
Ic vernieiigeii mei arak, brandewijn, eau de Cologne, azijn,
vinaigre de loilclle oi' andere riekende loilelarlikelen. Bij
sommige zieklen kunnen die, zooals men weel, Ie pas komen.
Hel vrij algemeen verspreide gebruik om welriekende bloemen
in bel vvaler Ie werpen hecfl geen enkel nadeel.
De eenvoudigste zcepsoorlen {saboen) zijn de beste. De gewone
wille zeep, die ook in Indië zelf uil klapperolie (cocoszeep) bereid
wordt, is zeer aan te bevelen, Voor kinderen, wier huid, bij
de gewone kleeding, meer met onreinheden in aanraking komt
en voor volwassenen, die veel builens buis werken, dus ook
voor geneesheeren , is hel gebruik van eenvoudig bereide teerzeep
zeer aan Ie bevelen. Voor kleine ontvellingen, licble huidaan-
doeningen , als kleine puistjes en dcrgelijken , is teerzeep een goed
werkend geneesmiddel. De geur der teer verdwijnt bijna
dadelijk na afwasscbing mei koud water.
Nog moei de geneesheer hel zijn plicht achten te wijzen
op hel groole gevaar, waaraan vrouwen van alle nationaliteiten
zich blootstellen door te baden gedurende den lijd der mcnslrua.
Er is wel geen geneesheer ecnigen tijd in de heele luchtstreek,
die geen voorlbceldcn heeft gezien van lichte ongesteldheden
lol zeer eriislig ziek zijn ten gevolge van overtreding van dil
gebod. 'iGaal soms jaren lang goed en dan komt er in eens
hevige ziekte van den ulerus, of zelfs een algemeene aandoening
van bet lichaam, die zich alleen laat verklaren door hel baden
in de menslruaal-periode. Verreweg de meeste vrouwen hebben
kunnen opmerken , hoe beginnende, maar nog niet waargenomene,
bloedvloeiing plotseling onderdrukt kan worden door een koud
bad en verder, hoe hel eerste bad, na de afgeloopen stonden
dikwijls aanle'ding geeft, dat er voor eenigc uren weêr wal
i)loed verschijnt. Voorzichtigheid is hier zeer noodzakelijk en
zelfs moet aangeraden worden, bij de toch noodzakelijke was-
schingcn , niet met blootc voelen door het in de badkamer slaande
water te loopen , maar daarbij liefst bouten sandalen aan Ie doen.
Na oenc normale verlossing geschiede de reiniging nicl lauw
124
warm water; den tweeden of derden dag inct gewoon koud water;
terwijl een gewoon bad den 8'% 9"" of 10'» dag kan worden
toegestaan; het wel wal onreine volksgeloof, dat de vrouw de
eerste 40 dagen niet mag baden , berust op geen enkelen ratio-
nelen grondslag. Bij welke ziekten wel of niet mag gebaad
worden bespreek ik later.
Voor bel reinigen van het hoofdhaar wordt vrij algemeen
gebruik gemaakt van een zeer lichte oplossing van potasch ,
in den vorm van mcrang. Dit beet kramas en is een samen-
gestelde handeling, die meestal met behulp van een tweede
persoon wordt uitgevoerd. Men bezigt daarvoor de verbrande
stengels van de rijstplant, die in water worden gezet, waar-
door natuurlijk de zouten er van, en wel voornamelijk de
potasch, worden opgelost. Die oplossing {merang geheeten)
wordt , na 24 uren gestaan te hebben , door een doek
gefitreerd [saring) om tot uitwasscbcn van het haar en
afwasschen van de huid des hoofds te kunnen worden gebruikt.
Is het haar daarmede goed uitgewasscben, dan volgt een
tweede wassching met zuiver water en ten slotte nog eene
met water, waarin citroensap van djeroek tipis (Citrus limo-
nellus) is gemengd; daardoor wordt natuurlijk het nog aan-
wezige alkali weggenomen. Somtijds wordt dat cilroenwater
met sterk riekende bloemen geurig gemaakt, of zulk bloemen-
water afzonderlijk gebruikt. Vooral door inlandsche en half-
inlandsche vrouwen wordt daarna het drooge en ruwe haar
met verscbe klapperolie lenig gemaakt. Inlanders bezigen
tot reiniging van bet hoofdhaar ook de bladeren der kafimóhó
(Kleinhovia hospita). Daar de beschreven reiniging van het
hoofd een langen tijd vereischt en die operatie in de badkamer,
met een halfnaakt lichaam, geschiedt, moeten Zwakke of van
ziekte herstellende personen er voorzichlig mede zijn. Gemak-
kelijk ontstaan dien ten gevolge vcrkoudlieidsziekten .
Door alle Europeanen en door vele inlanders , vooral hoog-
geplaatsten, is de gewoonte aangenomen, om aan tafel een glas
of kom mol wnlor voor iedercn persoon te zei ton , ter
125
reiniging van de handen. Dal water vvordl dikwijls aan-
genaam riekend gemaakt, door er de l)laden van djeroek poeroet
(Papeda Rumpliii) in Ie leggen.
Een uilslekend nuUige gewoonte is door de Europeanen van
de inlanders overgenomen , namelijk hel gebruik van koud water
ter reiniging na sloelonllasling en urineloozing ; zij maken
daartoe ook wel gebruik van zoogenaamde bidel's. Dat was-
schen , door middel van eene flesch , heet fjèbo/c en is bij
Nederlanders in Jndiè bijna algemeen. De Engelschen, die zich
altijd, zoo veel mogelijk, aan hunne gewoonten uil het moe-
derland vasthouden, blijven meestal ook hierin de Earo-
peesche wijze van reiniging met oud couranten-papier volgen.
Er kan wel geen quaeslie bestaan over het groote voordeel,
dal de reiniging met water bezit. Er worden daartoe altijd'
op de privaten flesschen, met water gevuld, gevonden en de
normale luchttemperatuur doet de verdamping van water snel
genoeg plaats vinden om hel afdroegen onnoodig te maken.
Zitbaden vinden , hoewel niet algemeen in gebruik , toch tame-
lijk veel aanwending. Sommigen krijgen, bij het zitten in koud
water, bloedsaandrang naar het hoofd; om dien te voorkomen
is het raadzaam eerst hel gewone schepbad en daarna hel
zitbad te nemen.
De baden tol reiniging van pasgeboren kinderen behooren, even-
zeer als in Europa, eenigszins verwarmd te zijn lol ongeveer 54°C.
Moet daartoe rivierwater gebruikt worden , wat in den droogen
lijd op strandplaatsen zonder Artesische putten meestal het
geval is, dan moet dal water eerst geruimen tijd gestaan
hebben ter bezinking, want dal rivierwater is altijd vuil. Nog
beter is hel te Gltreeren. Overigens geschiedt de reiniging
als in Europa gebruikelijk is. Al dadelijk wordt na het
eerste bad bèdak (rijslmeelpoeder) als strooipoeder gebruikt
en dal vervangt in den regel ook het in Europa gebruikelijke
heksenmeel. Inlanders laten reeds den tweeden of derden dag
na de geboorte de kinderen in gewoon koud water (dus van
ongeveer 26°C, temperatuur) baden en daarmede wordt geen
12G
kwaad geJadn. Voor Eui'opeescho kinderen is hel evenwel
voorzichlig, gedurende de eerste 3 of 4 weken nog lauw warme
baden Ie geven, vooral omdat bij verreweg de meeste kinderen
zich lichte geelzucht onwikkelt. Men gewenne het kind lang-
zamerhand aan eene lagere temperatuur van het badwater.
Een had daags is voldoende; het be.^t wordt dat gegeven
in den morgen tegen ongeveer negen ure. Terwijl natuurlijk
de onmiddelijke reiniging met water, na elke urineloozing
en na elke onlasting, dringend noodig is, is het tevens goed
des middags tegen vijf ure het kind nog eens geheel af te waschen,
met lauw warm water in de eerste weken en met koud water
als hel grooler is. In het algemeen kunnen kinderen zeer lang
volbaden blijven nemen; de bewegingen in zulk een bad zijn zeer
nuttig; krijgen zij schephaden, dan moeten die boven hel hoofd
worden uitgestort en wel twaalf lol vijftien malen achtereen. Na
het tweede jaar kunnen schephaden tweemalen daags worden
gegeven. Sommige geneesheeren raden aan hel lichaam der
kinderen met olie in te wrijven, eene handeling, waarvan ik
het nul niet kan begrijpen; integendeel kan zij door onder-
drukking der huidwerkzaamheid nadeelig zijn. Zwembaden
zijn aan te bevelen, op plaatsen, waar daartoe gelegenheid
bestaat.
In Brilsch-lndië wordt veel gebruik gemaakl van lauw warme
baden, wat in Nederlandscli- Indië slachls hoogst zelden en bijna
alleen als geneeskundige behandelingswijze plaatsvindt. Een lauw
warm bad kan soms een alleraangenaamst gevoel geven , vooral
bij groote vermoeidheid. Ik ondervond dat zelf meermalen. Het
versch verkregen, Artesisch putwater is lauw warm en kan als
badwater worden gebezigd. Te 5fl/auw is voor de bevolking een
tamelijk groot, gemetseld bassin met Artesisch water opgericlil,
waarvan druk gebruik wordt gemaakt tot baden.
Uit een moreel, maar evenzeer uil een physiologisch-hygië-
nisch oogpunt, keur ik hel gezamenlijk baden van verschil-
lende pcrsoneii, vooral in badkamers, af. Het is bij jonge
iijcisjes van 12—18 of 20 jarigen leeftijd gebruikelijk om
127
bij hiorgenbezoeken Ie zamen naar de badkamer Ie gaan;
laai hel zicb reeds deuken, dal de gevolgen daarvan, bij den
invloed van een warm klimaat en op den genoemden leeftijd,
niet Ier beschrijving geschikt zijn, daar , zooals J. L. Casper
terecht opmerkt, het heiliger doel der zedelijkheid hooger slaat
dan hel heilige doel der wetensohap, niet minder is de werke-
lijkheid, die men somtijds door intieme niededoelingen leert
kennen. Het behoort onder de plichten der ouders, oni dat samen
baden van jonge meisjes , zonder een enkele uilzoiulering , streng
Ie verbieden. Een slecht voorbeeld evenwel, doet volgen en
daarom is het gelukkig, dat de vroeger niet zelden voorkomende
uilspanning, om met een groot gezelschap mannen en vrouwen
te gelijk een bad te nemen, bijna geheel is verdwenen; maar
zelfs het baden van man en vrouw te gelijk behoort niet plaals
te vinden, al zou het alleen zijn ter vermijding der glossen
die inlanders zich niet ontzien daarop te maken.
Nog een enkel punt komt bij de lichaamsreiniging in aanmer-
king. Een bewijs voor , maar ook een gevolg van de sterkere huid-
werk znamheid, is de snellere groei van haren (mm6og/) en nagels
{lioelcoe), zoodal beiden spoediger na elkat^r moeten verkort worden
dan in Europa. Behalve de gewone waarneming, die ieder voor
zich zeiven daaromtrent doen kan, vroeg ik er de kappers naar, die
in Europa ook dat bedrijf hadden uitgeoefend en allen verzekerden
jnij, dat de haargroei in het heete klimaat sneller plaats vindt.
Het gebruik van tandpoeders en mondwater geeft tol geene
l)ijzondere opmerkingen aanleiding.
Er beslaat in fndië zeer weinig gelegenheid tot het gebruik
van zeebaden. Alleen een paar afgelegen plaatsjes zijn daartoe
geschikt, en dan nog moet men bekend zijn met den Chineeschen
eigenaar van een enkel, tamelijk bruikbaar huis, waarin men
zich dan moet behelpen. Bovendien ontbreekt de, in andere
zeebadplaatsen, zoo gunstig werkende golfslag. Alleen te Ma-
Ita^mr is die golfslag eenigszins aanwezig; daar worden dan
ook wel zeebaden genomen, vooral omdat daar gccne rivier in zee
uitmondt en er dus weinig krokodillen zijn.
128
Als geneeskundig voorsclirift is hel aanwendon van zecl)aden
bijna in hel prelieel niel in gebruik. Aan de slrandpiaalsen kan wel
eens, bijv. bij chronische beenzwceren , geiiruik gemaakl worden
van locale baden mei, in lonnen aangevoerd , zeewaler ; die aan-
voer kost evenwel zooveel geld aan transport, dat aan kunst-
matig nagemaakt zeewater de voorkeur wordt gegeven.
Nederlandsch'indië bezit op verschillende plaatsen bronnen ,
die mineraalwater leveren. In de dertig eerste deelen van het
Naluurkundig Tijdschrift voor N. I. komen 3115 mededeelingen
voor over minerale bronnen in Nederlandsch-Indiê; bovendien
nog negen dergelijke beschrijvingen in het Geneeskundig
Tijdschrift voor N. I., vijf in hel Indisch Magazijn, negen
in het Natuur- en Geneeskundig Archief voor N. I. en vijf
in hel Tijdschrift voor N. I.. Uit deze opsomming blijkt wel
de rijkdom van Insidinde aan minerale bronnen. De meesten
zijn evenwel op plaatsen gelegen , die niel gemakkelijk te
bereiken zijn; uit een praktisch geneeskundig oogpunt be-
hoeven zij dus niet vermeld te worden. In de genoemde
opstellen wordt van verreweg de meeste wateren de scheikun-
dige samenstelling medegedeeld. De kennis daarvan danken
wij vooral aan den Heer P. J. Maier, terwijl verder onder-
zoekingen gedaan zijn door de Heeren J. C. Bernelot Moens,
SciiARLÉE, Rost van Tonningen, Altheer, Bleekrode en
anderen. Met hel oog op de ligging van de meeste bronnen
heeft het geen nut hier die chemische onderzoekingen nader
uil een te zetten, evenmin als het noodig is al die bronnen
te noemen.
Een zeer korl overzicht mag evenwel met ontbreken ;
bet is opgemaakt volgens de gegevens, die Dr. Fr. SonNRiDER
in een Bijblad van het Tijdschrift van hel Aardrijkskundig
Genoolschpp Ic Amsterdam vermeldde. Hij onderscheidt twee
hoofdsoorten : de warme minerale bronnen (thermen) en de
koude zuurbionnen (nalropegac).
129
fn Nederlandsch-Indië zijn 195 warme bronnen bekend, waar-
van op Java 93, op Celebes 67 en op de overige eilanden 33
voorkomen. Zij ontslaan allen door hel waler van den damp-
kring en bevallen vrij zwavelzuur , zoulzuiir, boorzuur, kiezel-
zuur en koolzuur; zwavelzure, zoutzuie en koolzure alkaliën
en aarden ; zwavelalkaliën en zwavelaarden .
Van de warme bronnen, die bereikbaar zijn, worden de
volgende opgenoemd :
Vijf palen van Djamboe dipa ligt, 3500 voel boven de zee,
aan de zuidelijke belling van den Tankoeban-prahoe , WdxmQ
bron, waarvan bet waler opwelt in een kunstmatig bekken.
De inlanders maken van dit waler veel gebruik legen rbeuraa-
tisme. De temperatuur er van is 40°. {Djamboe dipa vier palen
voorbij Lembang , beeft een gemiddelde luchttemperatuur van 21°,
die soms tol 15° daalt.) De samenstelling komt eenigszins overeen
met Aix les Bains in Savoye (de vermaarde Aqm graiissima der
Romeinen), met Warmbrmn'in Süeziëen met Toeplitz'm Bohemen,
Het is dus een warm, adstringeerend, ijzerhoudend water,
In de nabijheid van Tji-atar, in Krawang , liggen de warme
bronnen Tji-punnas (op 5872 voel) en Tj'i-pabela (op TiijOO voet).
Tji-pannas beeft een temperatuur van 43°; bel water smaakt
zeer zuur en is groenachlig van kleur.
Tji-pabela houdt zwavel en aluin. Reide bronnen liggen tegen
de helling van den Tangfcoeban-prahoe .
Op hel plateau van Rengalengan liggen twee bronnen aan
den voel van den Goenoeng Wajang. De samenstelling is die
van verdund Karlsbader waler; bet klimaat is aangenaam koel ;
de ligging 4300 voel boven de zee.
Nabij Pandeglang in Bantam, op drie palen afstand van die
plaats, is eene bron tegen de Oostelijke belling van den Goe-
meng - Kar ang, waarbij een badhuisje is opgericht.
De bron Kali-angal aan den voet van den Goenoeng- Sindoro ,
dicht bij Wonosobo, is een indifferente Iherme.
Tjipanas ligt op een uitlooper van den Gedeh ; 3328 voel
hoog, dicht bij hel reconvalescenlenges licht Sindanglaja.
130
Sisipan, aan den groolen weg van Buitenzorg, ligt dicht bij hel
gezondheids-élahlissemenl Gadok en l)ezit een primitief ingericht
badhuisje, niet twee kaniers, elk met eene in den grond gemetselde
badkuip. Het water is troebel, melkachtig wil, heeft een
temperatuur van 34°, riekt en smaakt onaangenaam naar zwa-
velwalerstofgas. Het komt veel overeen met Homburger water.
Tji-koppo ligt ten zuiden van Gadok en behoort tot de
ijzerhoudende bronnen .
In Rembang ligt de badplaats j&e/f/ï of jBoeM, een zwavelbron.
De bron Sigorili bij Baloe, op eenigen afstand van Malang.
Op hel eiland Madoera ligt bij Sampang een zwavelbron, die
veel door inlanders tegen huidziekten wordt gebruikt.
Zes en zestig heete bronnen zijn in de Minahassa, tusschen
Tondano en Langowang, gelegen. Bleeker noemt die streek het
hoogland van Towpasso. Het klimaat is er aangenaam koel ,
2700 voeten boven de zee, en niei zoo vochtig als het hoogland
van Java. Op den zuidelijken oever van het meer van Tondano
ligt de warme bron van Kakas met helder, kokend kalk water.
Op Sumalra verdienen vermelding de bronnen van Matoea,
in de omstreken van Bondjol.
De koude of lauw warme bronnen zijn alcalische, met een
praedomineerend gehalte aan koolzure natron, en muriatische,
met veel chloornatrium (tot 58 gram per liter water), terwijl
allen iodium bevatten.
In alle residentiën van Java worden dergelijke bronnen ge-
vonden; zij zijn dikwijls in afgelegen streken gelegen of, als
zij bereikbaar zijn, is het loch niet mogelijk er langen tijd
van gebruik te maken, omdat in de overige verzorging niet
kan worden voorzien.
In de residentie «Soera/^a/a vindt men te midden der rijstvelden
de iodium-bronnen van Waroe en dicht daarbij die van Geneek-
watoe in hel Gendeng ■gchergia. Zij zonden tot gebruik geschikt
kunnen gemaakt worden.
In de residentie Samarang ligt Pelanlomgan , een bad-élablis-
sement, waarvan de geschiedenis en de tegenwoordige slaat
131
uitvoerig in Deel XVI van hel Geneeskundig Tijdschrift voor
N. I. beschreven zijn door den officier van gezondheid N. P.
VAN DER Stok.
Eene belangrijke bron is daar de Pablengan bij Kali-oela,
waarvan het water door Europeanen in plaats van Selterswaler
wordt gedronken en door inlanders wordt gebruikt tot het bereiden
van een zeer geurigen rijstkoek, gemblong geheelen (Veth).
Ook op de andere eilanden komen eenige iodi urn-houdende
bronnen voor.
1)r. Schneider zegt, aan het slot van zijn belangrijk opstel, hoe
daaruit blijkt: «dat de bovenlanden van West-Java als aan-
» gewezen zijn tot de oprichting van een établissement voor
«warme baden; dat Soerahaja een bij uitnemendheid geschikte
«plaats is voor de oprichting van établissementen voor iodium-
» baden; dal Semauw dringend moet worden aanbevolen voor
»de stichting van een asyl voor de ongelukkige leprozen der
«Moluhken; dal het hoogland van Tompasso voor een algemeen
«sanitarium hijzonder geschikt is."
Uit Europa worden alle soorten van minerale wateren
naar Indië aangevoerd, en zij worden dikwijls gebruikt bij
dezelfde ziekten , waarvoor zij in Europa aangewezen zijn.
Het effect van Je reis naar, en van het verblijf op de bad-
plaatsen ontbreekt natuurlijk, terwijl bovendien zeer vele
flesschen bedorven aankomen.
Ik geloof, dat de geneesheer in /»rftë voorzichtig handelt,
zoo hij zich onthoudt van het aanbevelen van een bepaalde
badplaats in Europa, bij het zenden van patiënten tot herstel
hunner gezondheid naar de gematigde luchtstreek. Ten eerste
duurt de reis naar Europa ongeveer vijf a zes weken, in welken
lijd de lijder onder geheel andere omsiandigbeden verkeert,
en dus hel ziektebeeld niet zelden belangrijke wijzigingen
heeft ondergaan , en ten tweede zal een in Europa gevestigde
geneesheer geacht moeten worden beter op de hoogte Ic zijn
van de verpleging, de omgeving, de levenswijze, de kosten
132
en zoovele andere omslandiglieJen , die op de keuze eener bad-
plaats invloed kunnen uitoefenen.
Op dil onderwerp kom ik nog terug hij de beschouwingen
over hel wegzenden van lijders naar een koelere luchlslreek.
Ten slolle verdient nog met een enkel woord melding te worden
gemaakt van bet hoogst moeielijke hygiënische vraagstuk omtrent
de reiniging van den soldaat. Onder gewone omstandigheden,
in vredestijd, is de lichaamsreiniging in de kazernen niet moeielijk,
In de groote garnizoenen, en in vele kleine, bestaat gelegen-
heid tot het nemen van een bad, meestal een rivierbad, inde
dienstvrije uren. Op de dagen, dat groote manoeuvres,
parades enz . , in den regel des morgens vroeg, worden gehouden,
ontbreekt de tijd om vóór het begin der exercitiën zich
beboorlijk te wasschen of Ie baden. Op expeditiën is het,
zooals wel van zelve spreekt, dikwijls gedurende vele dagen
onmogelijk aan de lichaamsreiniging de noodige zorg te beste-
den; maar men weet het: a la guèrre comme a la guerre,
daaraan valt niets veranderen. In alle gevallen geeft de ruime
gelegenheid tot het nemen van rivierbaden in Indië nimmer
aanleiding tol beschouwingen, als die der verbazende moeiten,
waarmede de militaire geneeshöer in Europa, ten opzichte der
lichaamsreiniging van den soldaat, heeft te kampen .
AANHANGSEL.
Inlandsche schooHheidsmiddelen,
De inlanders houden bijzonder veel van reukmiddelen , die
bijna allen uit het plantenrijk afkomstig zijn , ofschoon enkelen
van dieren worden verkregen, zooals de bekende civet, rassé
en limpaus (zie pag. 62). Zeer algemeen , ook bij kleurlingen
en bij sommige Europeanen, is het gebruik om versche of
gedroogde bloemen , bladeren en wortels tusschen de kleederen
133
te leggen, die daardoor een geur verkrijgen, welke niet
zelden alleen voor inlandsche of half-inlandsclie neuzen aan-
genaam is.
Indië is zeer rijk aan welriekende planten; sommigen rieken
zelfs zoo sterk, dat de geur iels bedwelmends heeft en hoofd-
pijn daardoor veroorzaakt wordl.
Onder de planlendeelen, die tusschen de kleederen gelegd wor-
den, vinden wij de wortels van akar wangie (Andropogon
rauricatus) in bijna elke kleêrenkast; de jonge, gedroogde takken
van dillem of djoelcoel leklam (Pogostenion sp. div.) ; de bladeren
van paiidan rampeh (Pandanus latifolius en odoratissinms) ; de
versche of gedroogde bloemen der volgende planten: melalti,
malaUi (Jasmin um Sarabac) ; tandjong (Mimusops Elengi); kananga
wangie (Uvaria odorata) ; kananga aroij (Artobatrys intermedia);
melatli tongkeng (Pergularia odoratissima) ; patjar koekoe (Law-
sonia alba); poedak (Pandanus inermis); krak-nassi (Pergularia
accedens); kambodja (Plumiera acutifolia); sirih gadieng (Nyctanlhes
arbor tristis); tjampakka (Talauma champacca , T. mutabilis,
Kneda Horsfieldii) en anderen.
Inlanders branden ook wortels en hout , soms eenige soorten
tegelijk, en hangen de kleederen dan in den rook , die de aethe-
rische oliën medevoert. Zoo worden dikwijls te zamen verbrand:
akar tjampakka (Dianella montana), kajoe garoe (Ficus procera)
en lakka (ftlyristica iners); ook bezigt men daartoe tembako,
tabak (Nicotiana sp. div.).
Het lichaam zelf wordt met welriekende stoffen ingewreven ;
zoo houden de vrouwen er van om zich, na het baden, in te
wrijven met de fijngestampte bast van kapiiiango (Dysoxylum
laxiflorum); terwijl verder het illineeren der huid met eene
vette olie, gemengd met aetlierischc oliën , zeer gewild is.
De vette oliën zijn gewone klapperolie, /««//««(/-olie (van Arach is
hypogaea) , en widjen-oWe (van de zaden van Sesamum indicum) ;
deze vette oliën maakt men welriekend door haar te koken
met sommige der bovengenoemde bloemen of l)laderen, of door
haar te vermengen met kajoepoetie-o\ie (van Melaleuca leuca -
134
(lendron en andere soorten) of met kaneclolie (van verschillende
Cinnamomum-soorten).
Diezelfde oliën worden ook als liaarolic gebezigd, waarbij de
klapperolie, die licht rans wordt, een zeer kenbaren geur verspreidt.
Tol bepoedering van het aangezicht, den hals, en soms
van bijna het geheele lichaam, is algemeen beda/c in gebruik.
Bèdak is niets anders dan een fijn rijstemeel, vervaardigd van
uitgegisle rijst, welke gisting geschiedt door er voortdurend water
op '^gieten , dal telkens wordt weggeworpen , zoolang het nog zuur
wordt; bèdak wordt veelal met de eene of andere geur door-
trokken, door er de reeds genoemde bloemen, wortels enz.
lusschen te leggen. Dal poeder wordt door Europeanen , vooral
door vrouwen en kinderen, veel gebruikt ; de nadeelen van het
voortdurend bepoederen daarmede zijn reeds vroeger opgesonid
(pag 101).
De Javaan heeft bovendien verschillende zalven, waarmede
hij 7.\ch het lichaam inwrijft; bij plechtige gelegeitlieden zijn
hel bovenlijf en de armen bloot, en die worden dan met, meestal
door curcuma, koenjit, koening , koenir (Curcuma longa), geel-
gekleurde zalf, uit plantaardige vetten vervaardigd , ingesmeerd >
soms worden ook die zalven welriekend gemaakt, welriekend
namelijk in inlandschen zin. Die zalven dragen den naam boreh.
De boreh is tamelijk vast, kleverig en geeft een onaangenaam
gevoel op de huid, vooral als zij opdroogt; daarom wordt aan
hooggeplaatste vrouwen wel toegestaan in bruidkostuum, waarbij
armen en schouders ook bloot zijn, zich in plaats van met
boreh in te wrijven met het uitgeperste sap van /wnrfan- bladeren
(Pandanus odoratissimus), dat aan de huid een zacht blonde
lint geeft.
Reeds werd opgemerkt (pag. 80) dat de tanden, door het
kauwen van airih eene zwarte kleur krijgen; evenwel worden
ook nog andere middelen gebezigd , die aan de tanden de zoo
gewenschte, zwarte kleur geven en. uit een inlandsch oogpunt,
dus als schoonheidsmiddelen in aanmerking komen. Immers
de Javaan vindl. dien, door de inwerking van hel mengsel, dat
13Ö
bij 5in^-kaiiwen gebruikt wordt , roodgekleurde» mond met
zwarte tanden zoo fraai, dal hij den mond zijner liefste vergelijkt
met een door rijpheid opengebarsten granaatappel. Als middelen
nu, die de landen mooi zwart maken, mangsi gigi, komen in
aanmerking: het eten der onrijpe vruchten van delima (Panica.
granalum). waarbij dan klapperwater gedronken wordt; het
sap, dat bij het schillen en daarna branden uit de takken der
ki-bangbara, Iti-takètan oi ki-tjaliket. (Anlidesma heterophyllum)
vloeit en op ijzer wordt gedroppeld; de gestampte schil van
ki-kores bodas of ki-kores laldki. (Psychotria sp.); het sap van
ki-merak (Scepasma huxifolia); de schil of bast van poetat
(Barringlonia sp.), die gekauwd wordt en waarna klapperwater
wordt gedronken, waarin een stuk heet ijzer is geworpen,
dat er 8 dagen in moet blijven liggen; het sap van tater (Solanum
verbascifolium); hel sap, dal uit het eene einde der afgesneden
takken van tjoefer (Ricinus salicinus) loopt, als het andere
einde wordt verhit, en dat op ijzer is gedroppeld; en eenige
anderen meer.
Als tandpoeder gebruikt men de tot kool verbrande schil van
de betel noot, pinang (Areca katechu).
De Ghineesche vrouwen houden er van om zich zwarte,
hoog op het voorhoofd geplaatste, half-cirkelvormigc wenk-
brauwen Ie schilderen, terwijl de eigen wenkbrauwen wor-
den afgeschoren. Zij verwen bovendien de randen der
oogleden zwart, de koonen wit of rood enz. Ter bevordering
van den haargroei gebruiken zij het vet van den kruin van
hel paard (ma).
Arabieren maken de oogharen en de wenkbrauwen zwart
met eene bismuth-bereiding , en houden zeer veel van rozen-
olie, als cosmelicum.
Vele inlanders verwen de nagels rood met een mengsel van
oliën en het sap van patjar koekoe (Lawsonia alba).
Ter bevordering van den groei der kinderen, van den haar-
groei, van de zachtheid der huid, van de ontwikkeling der
vrouw, van de spijsvertering, van de krachtsontwikkeling,
136
van den glans der oogen, in een woord van de schoonheid in
het algemeen, komen, volgens iiilandsclie hegrippen, die ook
bij Ghineesche en Europeesche kleurlingen ingang hebben
gevonden, verschillende dranken en inwrijvingen in aaninerkin g,
die niet onder de geiieesmiddelen geleld, maar als cosmetica
worden aangemerkt. Zij dragen in het algemeen, den naam djamoe
en bestaan uit zeer verschillende, in den regel vrij schuldelooze.
afkooksels en aftreksels van kruiden, soms ook uit hel uitge-
perste sap van stengels en bladeren. Zoo vindt men aanbevolen
Ier verkrijging van een fijne huid het inwrijven van hel vruchten-
sap der blimbing besi (Averrhoa Garambola) ; of wrijvingen
mei den geslamplen bast van hapinango (üysoxylum laxiflorum),
zoowel als met den onderaardschen stam van pangleh (Zingiber
graraineum).
Ik noem alleen deze, omdat men die nog onder de cosmetica
kan rangschikken , terwijl de eigenlijk djamoe's, naar Euro-
peesche beoordeeling, meer tot de geneesmiddelen naderen.
L;ilcr hoop ik, in het derde deel, in de gelegenheid te zijn
de samenstelling van eenige dier mengsels op te geven , vooral
met het oog op den invloed, hoe gering dan ook, dien zij op
de gezondheid hebben kunnen.
VOEDSELS.
In het algemeen.
Wij komen nu aan een zeer belangrijk gedeelte onzer alge-
raeene, levens hygiënische, beschouwingen over Nederlandsch-
Indië.
Terwijl de, in de vorige afdeelingen vrij streng uil elkaar
gehoudene, niedeeHngen over inlanders, Chineezen en Europeanen
bij de reinigingsmiddelen al eenigszins in elkaar beginnen Ie
loopen, zal dil (hans nog meer hel geval zijn, omdat vele
voedsels door allen worden gebruikt.
Op de grooterc, aan zee gelegen plaatsen is de keuze der
voedsels al zeer gemakkelijk. Wenscht men eene voedingswijze
Ie volgen, die met de in het moederland gebruikelijke over-
eenkomt, dan is het niet moeielijk dien smaak Ie volgen, al is
het, dal men het eten minder lekker vindt en er minder
afwisseling in kan brengen. Nog gemakkelijker is het natuurlijk
eene inlandsclie tafel te hebben.
Op binnenplaatsen, maar vooral op buitenposten, wordt de
zaak lastiger en is men wel genoodzaakt zich vooral tol de
voortbrengselen van het land te bepalen, aangevuld door ver-
duurzaamde levensmiddelen, die men met zich voert of in
voorraad heeft.
Een Hollandsche huismoeder zou vreemd opzien, zoo zij
zich plotseling verplaatst zag in de goedang (provisiekamer)
van een eenigszins bemiddeld , Europeescb huishouden in de
binnenlanden. De groote afstanden, dikwijls ook de moeielijke
aanvoer over slechte wegen, maken hel in voorraad houden
158
van groole hoeveelheden noodzakelijk en de (joedatif) krijgt
daardoor iets van een wel voorzicncn winkel.
Vervalschingen van |>rodnclen, door hel land zelve voortge-
bracht, zijn zcldz aam. Een paar hekende vcrvalschingen, door
bijmenging met andere sloffen, zullen o. a. bij de melk, hij
de visschen, hij den wijn, enz. ter sprake komen. Officieel
worden levensmiddelen voor den handel, in den regel, niet
gekeurd. Het slachtvee wordt, hoewel niet regelmatig, door
veeartsen gekeurd. Voor leveranliën aan hel gouvermenl heeft
keuring door daartoe benoemde kommissiën plaats.
De groole warmte en de vochtige lucht zijn oorzaak, dat
levensmiddelen, die niet op eene of andere wijze verduurzaamd
zijn, spoedig bederven. Vleesch en visch kunnen in de laag
gelegen plaatsen niet langer dan hoogslen 2X24 uren worden
goed gehouden ; vette vleeschspijzen , waaronder vooral de
vogels medetellen, worden zeer gauw rans. Amylacea, met
melk gekookt, zijn binnen 24 uren zuur geworden; zulke
spijzen, voor kinderen als pap klaargemaakt, moeten in een kom
raet water worden geplaatst en na hoogslen 7 uren gestaan
Ie hebben niet meer worden verstrekt. Alle met azijn bereide
spijzen krijgen binnen weinige dagen, als zij met de lucht in
aanraking zijn, een bedekking met schimmels, waardoor zij
nog niet dadelijk als bedorven zijn te beschouwen, voor zoo
verre zij onder den azijn bleven. In het algemeen is hel
goed de schotels met spijzen^ ter bewaring, in een bak mei
water te plaatsen, opdat de veelvuldig voorkomende mieren
er niet bij zouden komen ; daartoe plaatst men onder de poolen
der etenskasten ook blikken bakjes met water, of sleenen bakjes
met eene verhooging in het midden, zoodat de poolen droog
blijven, maar met een kunstmatig minialuurgrachtje zijn om-
geven. Ook worden wel vliegenkasten, met gaas bekleed, aan
touwen opgehangen, en daarin het eten geplaatst ; dil doet men
tegen de mieren meer dan tegen de vliegen, die niet zooveel
voorkomen. IJskistcn en ijskasten zijn nullig lol het bewaren
139
van spijzen. Geneesmiddelen, die zoet smaken of spoedig gisten,
moeten altijd in een kom met water worden geplaatst.
De groote, algcmeene regelen der voedingsleer moeten in
Indié evenzeer als in Europa worden toegepast; zij behoeven
hier niet te worden herhaald. Wel verdient aangeteekend
te worden, dat het verblijf in de heele luchtstreek minder ver-
bruik van vet vereischt dan dal in de koudere strekken.
Dierlijke voedsels zijn in beide evenzeer noodzakelijk en
moge vet in mindere hoeveelheid noodig zijn, hel kan toch
niet worden gemist.
De Europeaan geniet niet zelden in Indië betere inkomsten
dan in zijn vaderland en is daardoor, vooral zoo hij tot de
lagere klassen der maatschappij behoort, in staat zich beter te
voeden. Bedenkt men, dat voor verwarming in het geheel
geen uitgaven noodig zijn en voor kleeding minder dan in
Europa, terwijl men zich, zoo noodig, in een zeer klein, soms
van bamboe gebouwd huis kan vestigen, dan valt het in het
oog, dat de voeding beter kan zijn dan die in Europa was.
Werkelijk hongerlijden komt onder Europeanen bijna nooit voor.
Slechte, ondoelmatige voeding veel meer bij de hoogere dan
bij de lagere standen, omdat de laatste minder uitgaven hebben
aan mode- en luxe-arlikelen en geen stand hebben op te houden.
Het is dikwijls treurig, zoo weinig oplettendheid er geschonken
wordt aan het eten en toch is goed en doelmatig voedsel in
een heet klimaat voor niet-inboorlingen een levensquaeslie, omdat
alle voedingsmiddelen de organen passeeren, die onder de partes
minoris resistentiae moeten gerekend worden, en de behoorlijke
vernieuwing van bloed, bij de voortdurende hooge temperatuur,
misschien een belangrijker factor in het leven uitmaakt dan
in koelere streken.
De vraag of de voedingswijze van vreemdelingen moet ge-
wijzigd worden in den zin, waarin inboorlingen gewoon zijn
die te volgen, dan wel of zij beier doen hunne vroegere levens-
wijze vol te houden, wordt verschillend beantwoord.
Ik moen, dat hier de gulden middenweg moet worden he-
140
wandeld en ben daartoe door waarneming der feiten gekomen.
Reeds a priori laat het zich begrijpen, dat eene plotselinge
verandering in de voedingswijze nadecligen invloed moet uiloe-
feneu, omdat de gewoonte ten rechte onder de sex res non
nalurales wordt gerangschikt.
Wie in zijn geboorteland aan vleeschvoeding gewoon is en
onmiddellijk overgaat tot het eten van rijsl met Spaan sche peper
en gedroogde visch, algewisseld door vreemde vruchten, moet
daarvan nadeelen ondervinden.
De Chineezen, die in vele opzichten als voorbeeld kunnen
strekken van taaie emigranten, blijven een groot gedeelte hunner
eigene gewoonten volgen en combineeren die met enkelen van
de inlandsche levenswijze. Zoo doen ook de meeste Europeanen,
vooral de Nederlanders. De Engelschen en ook vele Franschen,
volgen veel meer hunne oude, Europeesche wiize van leven ,
vooral voor de laatslen niet zelden met minder goede gevolgen ;
de Engelschen hebben gewoonlijk een zeer sterke constitutie
en schijnen er beter legen te kunnen om hunne gewoonten
van »home" te volgen. Daarentegen is de soupe maigre, met
hel Indische brood en eau rougée, die vele Franschen als voedsel
nuttigen, eene zeer onvoldoende combinatie.
Terwijl ik mij voorbehoud later op de verdeeling der maaltijden
terug Ie komen, is het hier de plaats Ie verhalen, hoe enkele
malen, vooral op eenigszins gevorderden leeftijd aankomende,
Nederlanders, een afkeer loonen van de Indische levenswijze en
dan »op zijn HoUandsch" willen blijven leven door het nuttigen om
zeven ure 's morgens van een eenvoudig ontbijt van brood en kaas
met thee, om twaalf ure koffie met brood en om zeven ure 's avonds
een Europeesche tafel. Zij zijn wel genoodzaakt die manier van
leven te lalen varen, daar zij al spoedig bemerken, dal die
niet met het klimaat in overeensleiiiiiiiiig is. Men moge be-
weren, dat hel heetc klimaat een geringere hoeveelheid dierlijk
voedsel nondig maakt en daarvoor theoretische gronden aan-
voeren, de zoo algemeen onder Europeanen voorkomende bloeds-
armoede doet in de praktijk het onjuiste van die theorie zien.
141
Is die beschouwing evenwel gedurende eenigen lijd lot maalslaf
en leiddraad gebruikt, dan wordt door den geneesheer een
krachtige voeding, vooral van dierlijke spijzen: vleesch, eieren
melk, bouillon, voorgeschreven en kost het de grootste moeite
den eens beganen misslag te herstellen.
Goed, dierlijk voedsel is ook in het heete klimaat dringend
noodig, al behoeft daarbij niet zooveel vet gebruikt te worden,
als in koude streken. Evenwel verdient het opmerking, dat
de Chineezen, die zeer veel vette spijzen gebruiken, zich daarbij
goed bevinden.
Volgens Dr. F. J. van Leent's beschouwingen over beri-beri,
zou die ziekte juist het gevolg zijn van het gebrek aan genoeg-
zaam vet, bij de voeding der inlanders.
In de volgende bladzijden leg ik er mij, volgens het plan
van dit boek, op toe de voedingsmiddelen fe bespreken, die of
in Europa niet in gebruik zijn of onder een anderen vorm van
toebereiding daar worden gebezigd. Daarbij behandel ik eerst
de spijzen van dierlijken oorsprong, dan de plantaardige voe-
dingsmiddelen, vervolgens de toespijzen en eindelijk de dranken.
Na eene beschouwing over de verdeeling der maaltijden, zal
ik de voeding der kinderen bespreken , om daarna de zooge-
naamde genotmiddelen te leeren kennen.
Voedsels van dierlijken oorspong.
Dat er onder de voedingsmiddelen uit het dierenrijk afkomstig
sommigen zijn, die door godsdienstige voorschriften voor onrein
gehouden worden , is bekend. Wij behoeven die hier niet op
te noemen, maar zullen er, zoo noodig, op wijzen.
Het rundvleesch slaat boven aan, vooral als voedsel voor
Europeanen. Er zijn zeer goede ossen, vooral van Madura, waar
Sumanap de hoofdplaats der veeteelt is. Verder worden op
verschillende plaatsen runderen [mpie, sampie, lemboé), die zeer
veel naderen tot de zebu , aangefokl. De bult dezer dieren is
zeer gezocht. Pasaangekomcnen vinden bet rundvleesch meestal
142
flauw van smaak en dit ligt evenzeer aan de geheel andere
voeding van hel dier, als zeker ook aan de weinige zorg, die
zoowel gedurende hel leven als na den dood voor het rund
gedragen wordt. Er zijn namelijk wel slachterijen, maar geen
geoefende slachters en de verdeeling van hel vleesch heeft toch
helangrijken invloed op den smaak. Voor hiefsluk hijv. worden
allerlei verschillende stukken verkocht, die er niet veel van
hehhen. Somtijds krijgt men uitstekende stukken vleesch.
Het vleesch van Balineesche runderen heeft een zoetachtigen
smaak en riekt eenigszins naar muskus, 'l Is daarom veel
minder waard en wordt niet gaarne gegeten.
Met een enkel woord zij hier vermeld, dal de slachterijen,
zoowel door plaatsing als door inrichting, zeer slecht aan de
hygiënische eischen voldoen.
Hel vleesch der wilde runderen, bantemj , (Bos Sondaïcus)
is zeldzaam verkrijgbaar.
Kalfsvleesch is zelden, of nooit, te krijgen. Een zeer enkele
maal mest een veehouder, voor zich zeiven, een kalf, en dan
kunnen vrienden eens een stuk len geschenke krijgen. In den
handel komt het piet voor.
Het rundvleesch is zeer geschikt lol hel bereiden van soep
en bouillon.
Onder de runderen neemt de karbouw, kêho, karbo, moetiding,
(Bos bubalus) een eerste plaats in. Karbouwenvleesch wordt
zeer veel gegeten en is, als het afkomstig is van jonge dieren,
die niet voor veldarbeid of als trekvee in het algemeen gébruikt
zijn, zeer smakelijk. Inlanders eten ook veel karbouwenvleesch,
maar, ten gevolge van een waarschijnlijk Ilindoesch bijgeloof,
nimmer hel vleesch van zoogenaamde, witte karbouwen.
Hel slaclïlcn en verorberen van een karbouw .speelt bij alle
inlandsche feestmalen een hooge rol. Hel vleesch van oude
karbouwen heeft een Hauw zoeten smaak , die ook eigen is
aan soep of bouillon van karbouwenvleesch bereid en die dat
vleesch daardoor vonr /nik coii licrridintr iiiindcr t,fesrbikt
Iiiakeu.
145
De Chineezen elen nooil karhoiiwenvleescli.
Uil het rele Malpigliii, dikwijls iiiel een kleine laag der culis,
van de karhouwenhuid, worden langwerpig vierkante stukjes, als
kleine balkjes gevormd , gesneden en na eene, niet altijd dezelfde,
bereiding, gedroogd. Zij vormen dan de zoogenaamde /«w/)oe/c
Icarbo, die, vooral in Midden- Java zeer veel Inj de rijst wordt
gegeten, nadat zij in olie of in boter gebakken zijn.
De tong, lida, wordt dikwijls gerookt en gedroogd, en vooral
Ie Tjandfoer op die wijze goed bereid.
Scha pen vleesch, kambing wolanda , domba, biri'biri, is veel
minder vel dan in Europa en is zeer aangenaam van smaak.
Bij bel toenemen der Engelscbe bevolking wordt er meer
gebruik van gemaakt dan vroeger. Inlanders elen bet ook
wel, maar loch minder dan geitenvleescb , dal daging kambing
beet; daging beteekent vleescb in bet algemeen.
Hertenvleescb , menjangan, roessa (Gervus equinus, G. nia-
riannus, G. russa, en de van BriLsch-lndië ingevoerde Gervus
dama) is zelden Ie verkrijgen op de boofdplaatsen ; lief-
bebbers van de jacbt verscbatfen bet zich /elven; 't is zeer
lekker, als de herten in bel wild geschoten zgn. In de bin-
nenlanden worden ook wel /cüZaw//'* (Gervus munljac) en A;a)i/;Y/'A'
(Moscbus Javanicus) gegeten.
Van de hazen komt op Java de Lepus nigricollus in bet
wild voor; zij wordt klienlji of /ww^e/oe genaamd, maar ook wel
onder den naam haaspeper levend verkocht. Dal is de eenige
vorm, waaronder hazen gegeten worden, en dan zijn zij nog
niet te vergelijken mei de Europeesche soorten. Konijnen
(Lepus cuniculus) zijn uit Ewopa aangevoerd en mei een zeer
enkele uitzondering, altijd wil; zij komen als voedsel bijna
niet in aanmerking en heelen klienlji.
Varkenvicesch, babi, wordt veel gebruikt. De Gbineezen
zijl» er, even als de meeste niel-Mahomedaansche inlanders,
groolc liefhebbers van en teclen varkens aan. De Indi-
sche varkens hebben meestal een geheel zwarte, of zwart
bruine bnid met een schuin verloopenden, witten band van
144
den sniiil naar den lials (Siis villalus). Soms wordt jaclil
gemaakt op wilde varkens, babi oefan (Sus barbalus), die
een uitstekend vleescli leveren. Het varkensvleescli is veel
minder vet, dan in Europa; het heeft een witte kleur en gelijkt,
ook in den smaak, veel op kalfsvleesch. Bij de rijsttafel
worden kleine, vierkante stukjes varkenvleesch, aaneen houtje
geregen en geroosterd {sesalè, die ook van ander vlecsch gemaakt
wordt) gegeten.
De Chineezen bereiden, behalve bouillon, nog een zeer gezocht
gerecht met dit vleesch, namelijk bnh-mi. De bestanddeelen
daarvan zijn, behalve varkenvleesch en vel, oesters, garnalen ,
bouillon van varkensvleesch , een soort van vermicelli uit rijst
bereid, mi genaamd, verschillende groenten en een soort van
platte champignons, koeping tikoes geheeten (Exidia purpures-
cens, E. pelliculae. Deze champignonsoort komt ook in
Duitschland voor als Exidia auriculae Judae). Het is een
zwaar verteerbaar gerecht, dat evenwel door Europeanen
ook gaarne genuttigd worden.
Paarden vleesch is in den laatslen lijd op Midden-Java ook
wel door inlanders als voedsel gebezigd .
Hondenvleescb wordt enkele malen door lvé-r4hineezon
gegeten; vooral zijn zij belast op zeer jonge, liefst zwarte
honden, die met uien , aardappelen , soja en eenige andere
ingrediënten tot een soort van ragout worden gemaakt. Ook
Batlaks eten hondenvleescb. In China worden ook kallen
en ralten gegeten, maar de Chineezen in Indiè eten die nooit
Zelden komt hel zeer smakelijke vleesch der /m/on^s, vliegende
honden (Pleropus edulis) ter tafel.
Op Nieuw-Guinea worden enkele buideldieren, waaronder de
koeskoes (Pbalangista oriënlalis), daar mab genaamd , gegeten.
Zeer dikwijls wordt vleesch gebruikt, dat op tle eene of andere
wijze verduurzaamd is, als gerookt vleesch; ham; saucijs; worst
in stopfleschen mcl zoul verpakt; ranw spek in blik ; vele toebe-
reide vleescbspijzen en, in vet gedompeld, in blik verpakt. In hel
algemeen zijn die toebereide vleescbspijzen door het verpakken
14S
en bewaren in blik van hoedanigbeid veranderd; zeer versch
bereide blikken hebben dikwijls nog veel van den oorspronke-
lijken smaak bebouden, maar verreweg de meesten hebben allen
denzelfden, niel onaangenamen smaak. Het vleesch zeifis evenwel
eenigszins ontleed, want de vezels laten van elka^ir los, zoodat
bet vleesch gemakkelijk in de lengte te verdeelen , maar moeielijk
te snijden is. De meest versche vleesch blikken komen uit
Ausfralië, en die zijn de beste; de scbapentongen bijv. houden
zich zeer goed; evenwel is het niet Ie ontkennen, dat zulk
vlee-sch spoedig tegenstaat en voor dagelijksch gebruik niet kan
dienen. Ik meen dat te moeten toeschrijven aan deeentoonig-
heid van den smaak, terwijl bovendien proeven bewezen hebben
dat de voeding met dat vleesch , op den duur , storend op de
spijsvertering werkt.
In Australië wordt het vleesch ongekookt in de bussen ge-
daan ; deze worden daarna geheel gevuld met bouillon of met
water en dan toegesoldeerd ; ten slotte worden zij ïn een bad
met zout water tol boven 100°C. verhit; de inhoud van die
blikken bevat dus alle voedende bestanddeelen van het vleesch.
De vleeschblikken met fijne soorten van vogels, enz. komen
natuurlijk alleen voor rijkeren in aanmerking. Men kan gerust
beweren, dat in Jndië meer algemeen gebruik gemaakt wordt
van wat de Duilschers in één woord "Delicatessen" noemen
dan in Europa. Sardijnen, paté de foie gras en andere
soorten, anchovis, haring en dergelijken komen tamelijk veel-
vuldig op tafel. Het zoogenaamde vleesch-extract van Liebig wordt
alleen gebruikt om soep of bouillon krachtiger te maken ;
alleen genomen is het een onsmakelijke zelfstandigheid , die
niet genoeg voedingstoffen bevat. Fleschjes met bouillon-extract
van NiEUWENHUuzEN zijn zeer goed en ook voor zieken aante-
bevelen; 'l is een zeer sterk, maar vloeibaar vleesch-aftreksel ,
zonder vet, dat of met heet waler vermengd een goede, aan-
genaam smakende bouillon vormt, of onvermengd theelepels-
gowijze kan genomen worden; in dien laatslcn vorm deed het
dikwijls veel nut, o. a. bij hevige verbloedingen.
lü
146
Een inlandsclie wijze om vlcesch Ie verduurzamen is de
bereiding van deng-deng. Deng-deng wordt van alle vleescli-
soorlen gemaakt, maar dal van herlenvleescli bereid is bijzon-
der gewild. Het vleescb wordt in platte stukken gesneden
en zooveel mogelijk van pezen en van vet ontdaan. Die
stukken worden aan beide zijden ferm ingewreven met zout
(garam), peper (lada), tamarinde (nsam) en langkwas (Alpinia
galanga) en daarna in de zon gedroogd, waarbij er bij-
zonder op gelet wordt, dal zij niet door regen worden
bevocbligd. Zij worden dan zeer bard en blijven lang goed.
Bij bet gebruik worden zij óf eenvoudig geroosterd, óf met
wat olie of boter gebakken. Deng-deng is een goed, aange-
naam smakend voedsel, dat gemakkelijk scliijnt te verteren.
Deng-deng beeft bet voordeel, dat alleen de Imitenste lagen
goed uitgedroogd zijn, die daardoor bet middengedeelte, dat
alle voedingssloiTen blijft bevatten, legen rotting bescbermen.
In de Transvaal noemt men soorgelijk toebereid vleescb,
biltong.
Melk, soesoe, is van verscbillende dieren in /«(//é verkrijgbaar,
Op plaatsen , waar koeien worden gebouden , is koemelk de
meest gebruikte soort en verscbilt in samenstelling niet merk-
baar van die der koeien in Europa. Het verkrijgen van goede,
zuivere melk van leveranciers is zeer mocielijk ; want al zijn
die menscben zelve er op gesteld goede en zuivere melk te
leveren, bunne bedienden zijn gewoonlijk weinig te vertrouwen.
Het melken zelf vereiscbt reeds een buitengewoon nauwkeurig
toezicbt; al boudl men zelf koeien, de koeicnjongen {toelcang
sampie) zal altijd tracblen eenige melk ter verkoop meester
te worden en, gesteld al, dat men met een eerlijken inlander Ie
doen lieeft, locb aal de gewone slordigbeid en de wcimge zorg voor
reinbeid een groote oplcttcndbeid van den meester noodig maken.
De flesscben", voor de melk gebezigd, worden zonder zeer
streng toezicbt, niet voldoende of in bet geliecl niet gereinigd.
Menscben met een fijn ontwikkelden smaak proeven wel
onderscbeid tusscben de melk van Europcescbe en van Indisclie
i47
koeien. De laatste smaakt iels wateracliliger, namelijk minder
zoet, en heeft een zeer enkele maal een lichten , muskusaclitigen
bijsmaak. ;
Karhouwenmelk wordt slechts hoogst zeldzaam of nooit ge-
nuttigd, meer die van geiten. Deze dieren zijn gemakkelijk te
onderhouden door gras en bladeren (vooral waroe (Hibiscus elatus)
en dadap (Erythrina sp. div.)) en kosten zeer weinig geld bij aan-
koop. Het is bovendien een voordeel, dat men de geiten kan
melken, wanneer men wil, en dus op elk oogenblik versche
melk heeft.
Ezelinnenmelk is in Indië nooit verkrijgbaar. Er zijn geen ezels.
Mij zijn gevallen bekend waarin paardenmelk, van het gewone
Javaan.sche paard, werd gedronken en , gedurende een epizoölie
van veepest, zelfs als kindervoedsel werd gebruikt voor zui-
gelingen.
Chineesche kinderen zuigen wel eens bij bonden.
Op vele huitenhezillingen is geen koemelk te krijgen ; geiten-
melk somtijds schaars. In dat geval wordt door Europeanen
meestal gebruik gemaakt van gecondenseerde melk uit blik
waarvan de zoogenaamde » Swiss condenscd milk" boven-
aan slaat. Die gecondenseerde melk is, o. a. bij een hevige
koorlsepidemie in de residentie Banlam ook aan inlandsche kin-
deren verstrekt, als de moeders Ie veel waren uitgeput om hen
zelve te zoogen.
De vervalscliingen, die bij te koop aangeboden melk voorkomen,
zijn gewoonlijk water, meestal uit een rivier of sloot afkomstig,
dus slecht water, dat een zanderig bezinksel in de fleschen
teruglaat, en ook wel klappermelk (eenc emulsie van klapperolie)
of klapperwater; zeer zelden wordt daartoe suikerwater gebe-
zigd; terwijl ook afgeroomde melk wordt verkocht voorgoede.
Somtijds is goede karnemelk verkrijgbaar, onder anderen te
Batavia op bepaalde dagen.
Boter, montéga, wordt soms in Indië bereid, maar is dan
gewoonlijk minder aangenaam van smaak dan de uit het bui-
tenland aangevoerde. Ook die laatste is, vooral voor Hollanders,
148
geen lekkernij; daarvoor verschilt zij Ie veel van de in Nederland
gebruikelijke. Zij komt voor in blikken, of wel in groolere
vaatjes, die dan gesloten en nog in een tweede vat, met zout
gevuld, worden verpakt. Vloeibare boter f^/fie) wordt uil /'er^ié
aangevoerd, maar alleen door Armeniërs gebruikt.
Kaas, kedjoe, wordt in verschillende soorten uil Europa
aangebracht.
Onder de vogels bekleeden, wat de voeding betreft, de kippen
eene eerste plaats. Er zijn bij Europeanen en Chineezen bijna
geen gewone maaltijden zonder kip, in den eenen of anderen
vorm toebereid. De kippen, a/jam, die iets kleiner zijn dan
Europeesche kippen, zijn op vele kleinere plaatsen bijna het
eenige dierlijke voedsel en voor een pasaangekomenen is het
verbazingwekkend wat er al niet van die vogels wordt gemaakt.
Voor de Europeesche tafel vindt men van de gewone gebraden
kuikens tot kippenbeefstuk toe en voor de half-inlandsche rijsttafel
zijn de variatiën der bereiding van hoendervleesch ontelbaar;
zelfs de magen dier vogels worden daarbij in stukjes gesneden
toegediend als sambal {z'ie later bij de toespijzen).
Kippenvleesch is een goed voedingsmiddel; evenwel komen
er aan de zoogenaamde rijsttafel enkele moeielijk verteerbare
bereidingen van voor. Dit boek zou door een opsomming dier
verschillende bereidingen ontaarden in een kookboek.
Het schijnt mij, wanneer de geneesheer, die zich in Indtë
vestigt, kennis genomen heeft van de zaken, die daar als etens-
waren worden gebruikt, niet overbodig toe, zoo hij zich
de moeite getroost eens een Indisch kookboek in te zien.
Het zal hem dan gemakkelijk vallen te beoordeelen , hoe het
met de verteerbaarheid en de voedingswaarde der te gebruiken
spijzen staat; en dit kan hem niet onverschillig zijn, reeds voor
gezonden, die hem raad vragen, maar nog meer voor de beoor-
deeling der spijzen, die zieken of reconvalescenten wcnschen
te nuttigen en waarbij hij, vooral in den beginne, namen
hoort van toebereide scholcis, die nog nimmer zijn trommelvlies
149
bereikten. Kan men in ^t<ro/>a op de vraag : » mag ik kip eten?"
in den regel onmiddellijk een antwoord geven, in Indië behoort
de arts wel degelijk eerst te vragen, welke bereiding daarvan
bedoeld wordt; daarom moet hij ten minste eenigszins op de
hoogte zijn van de beslanddeelen , die in de bereidingen voor-
komen. Vooral bij inlandsche en hali'-inlandsche vrouwen
vindt men, als zij ziek zijn of geweest zijn, den vreemdslen
trek naar spijzen en behoort men vragen daarover Ie kunnen
beantwoorden.
Ik acht hel hier de plaats met een enkel woord er op te
wijzen, dat, ten opzichte der voeding van zieken, de meest
bizarre, soms bijgeloovige denkbeelden bestaan, waarmede men
rekening heeft te houden. Zoo er, om een paar voorbeelden
te noemen, ontsteking bestaat, verzwering intreedt, of zweren
zichtbaar zijn, is het geloof algemeen dat kippenvleesch
nadeel doel; bij huidziekten zou het eten van visch nadeelig
zijn; bij oogziekten vooral garnalen, i/mn bandang , enz.
Alleen eene zeer langzaam voortgaande, algemeene beschaving
zal dergelijke denkbeelden kunnen wegnemen , en in dal opzicht
doet de verpleging in hospitalen goed, omdat daar kan gezien
worden hoe o. a. kippenvleesch geen nadeel doel aan verzwe-
ringen. Onder het minder ontwikkelde publiek moei de genees-
heer wel eens toegeven en dan, in hel hier bedoelde geval,
toelaten, dat rundvleesch alleen gebruikt wordt; toch kan hij
er telkens op wijzen, dat kippenvleesch geen kwaad doet; alleen
onlhoude hij zich het imperatief voor te schrijven, als er iels
anders te , krijgen is , omdat die handeling geen ander effekt
zou hebben dan het vertrouwen in zijne kunde te verminderen.
Deze en dergelijke, eigenlijk tamelijk onschadelijke, vooroor-
dcelen zijn het waarop ik' vroeger doelde toen ik, bij hel
bespreken der inlanders in het algemeen, zeide hoe soms de
noodzakelijkheid bestaat om toe te geven, wat men niet bepaald
goed acht (pag. 66).
Wie geroepen is voor ziekeninrichtingen en dergelijken kippen
te koopen, denke er aan, die altijd levend Ic koopen, jonge
löO
•
(lieren te nemen en , na zich overtuigd te hebben , dat in den
krop geen steentjes, zand, enz. zijn gebracht, voor een dozijn
kippen een gewiciit te eischen van minstens negen pond.
Kippenbouillon wordt veel gebruikt, zoowel alleen als in
soepen, terwijl eene, ook voor zieken, goede bereiding bestaat,
in rijst, waarin een stuk kippen- of duivenvleesch wordt gaar
gekookt of gestoomd {nasi tim).
Dc bekende Ghineesche schotel , Idm-lo genaamd , bevat
als hoofdbestanddeel kippenvleesch met een soort van macaroni ,
groenten , soja enz.
Kapoenen {ajam kebiri) zijn zeer gewild; de operatie, noodig
tot hel vormen dezer dieren, wordt op primitieve en ruwe
wijze uitgevoerd door de cloak in te snijden en de testes
op het gevoel met den vinger te verwijderen.
Nog moet melding gemaakt worden van de in het wild leven-
de kippen, bosch-kippen zooals zij genoemd worden (Gallus
bankiva), die in het Maleisch ajam alas, ajam oetan heeten ;
zij worden zeldzaam gegeten, maar, als zij een enkele maal
worden geschoten, leveren zij een vogelvleesch , dal door kenners
zelfs boven dat der Europeesche patrijzen wordt geroemd.
In de tweede plaats komen de eenden, hèbèk, itik, als voe-
dingsmiddel, onder de vogels in aanmerking. Zij worden veel
minder gegeten dan kippen, waarvan het gemiddelde verbruik,
onder Europeanen en iuet hen gelijkgestelden , wordt geschal
op één kip per dag en per hoofd. Tamme eenden worden
tamelijk veel verbruikt, vooral door\le Chineezen, en daaronder
behooren de gewone, in Indië voorkomende eend (Anas radjah),
die in het oog valt door haar zeer opgerichlen gang, welke
dien der pinguïns nadert, en de zoogenaamde Manilla-eend
(Anas moschata), die veel grootcr is, maar alleen als jong dier
geslacht aangenaam smaakt. Van de wilde eenden is vooral
de meliwi (ook helibi genaamd, Anas arcuala) zeer gewild.
Ganzen, (jangsa, (Anser cincreus) worden evenzeer als kal-
koenen, kalkoen, (Meleagris gallopavo) veel verorberd. Er
valt niols bijzonders over te zeggen, dan alleen, dat vele
151
in Indiö geboren vrouwen geen kalkoenenvleescli willen elen,
oniilat hel kwastje op de horst aan varkens doel denken en
varkensvieesch , in navolging der Maliomedanen, liefst niet ge-
nuttigd wordt.
Duiven, boeroeng dara, pocnec, zijn zeer gezocht en komen
op Europeesche tafels dikwijls voor. Daaronder vooral jonge,
gewone duiven , maar ook perfcoetoel's (Turtur-soorten).
Andere vogels zijn zeldzamer, hehalve snippen (Scolopax
stenura),. al verliezen die veel van haar aangenamen smaak»
daar zij, ten verkoop, worden gevangen en niet gescholen.
Nog hehooren genoemd te worden patrijzen, ajam-aj'aman,
(Perdrix Javanica) en enkele vogels, tot de groote afdeeling der
vinken behoorende; terwijl pauwen, boeroeng mèrafc (Pavo
muticus) een zeer enkele maal, in de binnenlanden, worden
geschoten. Reizigers, o. a. mijn vriend Dr. Adolf Bernard
Meijer , verhaalden mij , dat zij op afgelegen plaatsen soms
langen tijd alleen pauwenvleesch aten.
Uit Europa worden ook blikken met vogels aangevoerd,
waaromtrent hetzelfde valt op te merken als over vleesch-
blikken in hel algemeen.
De eieren, tèlor , worden versch nagenoeg alleen van kippen
en eenden gegeten. De eendeneieren worden vooral Ie Ma-
lang, maar ook op andere plaatsen, toebereid met zout en
als gezouten eieren opbewaard om voornamelijk bij de rijsttafel
te worden gegeten. Die bereiding geschiedt door asch of tol
poeder gestampte baksteenen, met een gelijke hoeveelheid zout
te vermengen en er met water een kleiachtige massa van te
maken , die om hel ei wordt gelegd en bevestigd door alles in
een groot blad te rollen. Na tien dagen zoo bewaard te zijn,
zijn zij klaar, maar meestal laat men hen langer liggen. Zij
hecten dan lèlor asin, en hebben uitwendig eene zwarte kleur,
die zich somtijds aan de buitenste eiwitlagen mededeelt, 't Is
niet te ontkennen, dat zij dikwijls een minder aangenamen
smaak hebben, die nu eens aan bedorven eieren herinnert, dan
eens een gewaarwording van bloemengeur geeft, die men
1Ö2
bij eieren niet wengcht. Goede, gezouten cicicii z,iju evenwel
een goed voedsel en kannen op expeditiën, bij epideniicn en
dergelijken van veel nut zijn.
Soms worden eieren van parclboendcrs gebezigd, terwijl
ganzeneieren in den regel alleen in gebak worden gebruikt.
Bij bet clerenverbruik beboort men te weten , dat een
inlandscb bijgelool' die voor zeer scbadelijk boudt bij alle aan-
doeningen der buikorgancn en vooral bij diarrbec. Dit nu is
een vooroordeel, dat bestreden beboort te worden; de meeste
buiklijders verdragen zeer goed eiwit of eieren in bun gebeel
en bet is dikwijls bet eenige afdoende middel om bunne kracbten
te onderboudcn.
Onder de voortbrengselen van bel vogelonrijk, die tol voedsel
dienen, bebooren nog de eetbare vogclnesljes (sarang boerocng) ,
afkomstig van de gierzwaluwen ol salangancn (Hirundo s. Cyp-
sclus csculenla). Vooral de Cbineezen becbten zeer groote
waarde aan de versterkende kracbl dezer nestjes en, daar bel
cUn er van geen kwaad doet, kan men bet gebruik wel toe-
slaan; er is aan die, als ze gaar gekookt zijn, slljmige
massa's niet veel smaak.
Scbildpaddcn worden zelden gegeten ; alleen de hora-kora (Cis-
tudo Diardii) komt nog al eens op Cbineescbe tafels voor. Vele
Cbineezen en enkele Europeanen zijn groote licfbebbers van
de scbildpadcieren, die bij koking niet volkomen stollen, een
zacbte scbaal bezitten en, in het algemeen, een glibbcrigen
indruk maken. Die scbildpadeieren zijn afkomstig van de /?cw/oc
(Garelta imbricala) , bel dier , dat de bekende scliildpad voor den
bandel levert, en welks vleescb ook wel eens gegeten wordt.
Vooral door Cbineezen ', maar ook wel door inlanders en enkele
Europeanen, \yorden kikvorscben , gekookt of gebraden , gebruikt ;
meestal de kodokh tjina (Rana Drama), en somtijds een veel
voorkomende paddensoort, kodokh (Bufo melanosticlusj.
Van de slangen eten de Cbineezen soms de oelar snwah
(Pylboii bivitlalus).
163
Een zeer enkele maal koiut bij hen ook het vleesch der le-
guanen, minjawa/i, bijawak (Varanus hivillaUis) Ier lafel.
Visch wordt zeer veel gegeten door alle volksslannneii in
Indië, Zij vormt wel liet hoofdhcslaiuldeed der dierlijke vocdsels
voor den inlander, die, soms verschc, maar gewoonlijk visch
in gedroogdcn staat eet. Gedroogde visch heet in het Maleisch
ikan kring. Die drooging geschiedt bij groote visschen , na
verwijdering der ingewanden, eenvoudig op stellingen in de
zonnewarmte, meestal zonder dat zij eerst ingewreven zijn met
zout; terwijl kleine visschen, altijd zonder zout, in hun geheel
in het zand worden gelegd om door de zonnestralen gedroogd te
worden. Gedroogde visch blijft niet langer dan ongeveer drio
maanden goed en wordt al vroeger flauw van smaak.
Ik zal mij moeien beperken tol de opgave van de meest
belangrijke, ook door Europeanen gegeten, visclisoorlen , daar
eene opsomming van alle eetbare soorten , zoo niet onmogelijk
zeer vervelend zou zijn en een groote plaats zou innemen,
zonder nut Ie doen. Dr. P. Blbeker noemde in zi.jne «Bijdrage
tot de geneeskundige lopographie van Batavia*' meer dan 380
daar ^voorkomende , eetbare vischsoorten op. In hel algemeen
is visch een goede voeding en dat moet ook van gedroogde
visch worden gezegd , waarbij de opmerking niet achter-
wege mag blijven, dat niet zeer nauwkeurig acht wordt
geslagen op den ouderdom der visschen na het vangen, zoodat
niet zelden eenigsziiis bedorven visch gedroogd wordt, die
natuurlijk nadeelig is voor de gezondheid. Dii. C. 0. Gelpke,
schrijft aan hel gebruik van gedroogde visch het ontstaan vm
beri'beri toe: hoe goed zijn opstel over dat onderwerp ook
geschreven moge zijn en met hou groote overtuiging hij zijne
meening (die toch veronderstelling blijft) verdedigt, het valt
niet te ontkennen, dal de legenschriften van de Heeren Van
WER Elst en ür. VVernicu die meening een grooten schok
hoblioii toegebracht. Men zou trouwens ook meenen, datfter/-
1K4
beri dan veel incnigviildiger moest voortkomen, omdat bijna
alle inlanders gedroogde viscli eten.
Van slechts enkele vischsoorleu heeft de ondervinding geleerd,
dat zij voor zieken nadeelig zijn; van anderen, dat zij vergiftig
zijn, terwijl bovendien wordt beweerd, hoe enkele visschen
opzettelijk met vergif bedeeld worden, daar de vangst geen
voortdurend geluk zou aanbrengen, als er geen slachtoffer bij
valt. Die vergiftigingen behooren hier niet verder te huis.
üe Chineezen zijn bijzonder goede kenners van visch en ook
de groote verbruikers van versche visch.
Haaienvleesoh , i/can pocijoeh , hijoe , (Carcharias Javanicus) is
zeer hard, maar wordt vooral gedroogd en gerookt gegeten,
terwijl haaienvinnen een duur betaalde délicatesse voor de
Chineesche tafel zijn. Die vinnen zijn eenvoudig in de zonne-
warmte gedroogd en vormen dan eene hoornachtige massa, welke
bij koking opzwelt. Men bezigt die vinnen, evenals de eetbare
vogelnestjes, in soep. De haaien heeten in het Chineesch /io«f/
hi\ de haaienvinnen, die in kleine stukjes gesneden in den
handel voorkomen, hong hi koet.
Onder de roggen is de ikan paré (Trygon lymna) zeer gezocht
en een rog met zwart vleesch een lekkernij voor Chineezen.
De lopliobranchii, sclerodermen en gymnndonten zijn de eenigc
familiën der visschen , die nooit door inlanders worden gegeten,
hetzij omdat men ze te hard vindt, of omdat aan hun
vleesch , bijzonder aan dat der gymnodonten , vergiftige , bedwel-
mende eigenschappen worden toegeschreven.
Paling (Anguilla Elphinstonëi), ikan moa, peloes, oelinri, inecslal
ikan paling genaamd , wordt niet zeer veelvuldig gevangen ,
behalve in enkele streken, zooals bijv. de Preanger-Fiegentschappcn,
maar evenaart de Europeesche palingen in smaak, soms ook
in grootte.
Van de clupeidae vindt men enkele echte haringsoortcn, die
als ikan lemhang (Spratella kowala) en ikm boelan-hoelan .
(Mcgalops macrophibalmus) bekend zijn, terwijl hiertoe ook
behoort een elftsoort, ikan Irocboek (Clupca macrura), die op
155
Suimlra's Noortl-Oostkusl in groolen getale voorkomt en waarvan
de gezouten en gedroogde kuit , ook Iroeboe/c gelieeten , een voor-
naam voedingsmiddel der inlanders uitmaakt. De Heer Gramberg
gaf in » den Indischen Gids" interessante mededeelingen ^over de
vangst en de bereiding van dien visch.
Onder de ancliovissoorten is vooral de i/can tri (Eugrauli
encrasiclioloides ; E. rliinorhyngos en] E. tri) zeer gezocht.
Deze kleine visschen worden gewoonlijk gedroogd of gezouten
en dan gebakken gegeten. De i/can tri wordt ook gebezigd
om er de zoogenaamde Makassaarsche, roode vischjes van te
bereiden, die voornamelijk te Mi/cas^ar worden gemaakt , maar
ook wel op andere plaatsen. De vischjes worden van den kop
ontdaan, met zout gemengd en daarna behandeld met water,
waarin roode rijst, peper en ragie is gekookt. Ragie is een
gistslof en wordt gemaakt uit rijst, uien, /c^n^/oer (Kaempleria
galanga) , peper en cenige andere ingrediënten , waarvan een
poeder gemengd is. Op het eiland Celebes heel de ilsan tri,
ikan loerie.
Ikan bandang of bandeng (Lutodeira of Chanos oriëntalis) is
een zeer smakelijk voedsel; evenwel moet men dien visch
bepaald verbieden aan koortslijders en aan patiënten met ge-
prikkelden toestand van het darmkanaal.
J/can terbang (geen vliegende visch, zooals zijn naam aan-
duidt, Exocoetus Javanicus) behoort tot de zeldzaamheden der
vischmarkl.
Tot de karpers behooren o. a. ikan tambra of kanljra (Barbus
lambra) en ikan maas of oelam emas, goudvisch (Carassius
auratus), uit Chi7ia afkomstig, maar in Indië ook geteeld. Die
goudvisschen , vooral in de Preanger voorkomende, zijn buiten-
gewoon lekker.
Op Java worden enkele meervallen verkocht en in verschil-
lende vormen gegeten. De meest voorkomende is ikan léléh,
loendoe of keting (Clarias punctatus) vooral in hel meer van
Grati, residentie Pasocroean.
Hippoglossus Crumci wordt door Europeanen bot, en in
156
navolging daarvan door inlanders ihan hol, genoemd , terwijl
aan enkele Plaguria-soorlen, zoowel als aan Solea cornula, den
naam long, iltan lidah wwdl gegeven.
Ikan kapas-kapas ( Gerres-soorlen) zijn voor de Cliineezen
een lekkernij.
Ikan kakap (Lales calcaril'er) is een in zee levende baars ,
die gewoonlijk verscli gekookl wordl gegeten, maar zeer
moeielijk goed te krijgen is ; bijna altijd is hel vleesch eenigs-
zins week of meelachtig geworden bij hel vervoer. Slechts
zeldzaam hoort men den verbasterden naam » kaalkop "
voor dien visch bezigen. Verwante soorten zijn Diacope en
Mesoprion, waarvan de Diacope melallicus als ikan kakap meirak
bekend staat. Verder behoort lol de baarzen de Jacob Everlsen,
door de inlanders meestal ikan krapoe genoemd (Epinephelus
variolosus en E. crapao).
Onder de Caesio-soorten is vooral ikan eikor kocning (Caesio
erylhrogaster) gewild, alsook der ikan /jm/a/oe (Caesio pinjaloe).
Evenals de genoemde Caesio erylhrogaster wordt ook Caesio
xanlhonolus in het Malcisch ikan eikor koening geheeten en
wordt vooral gedroogd, onder de naam ikan f)oe/oe, gen uil igd ;
een naam, die ook wordt gegeven aan gedroogde ikan gigi
djaran (Otolilhus lateoides, lilhoides, argcnteus, microdon en
macrophlhalmus ; in het Chineesch sam-neh).
Inlanders eten veel ikan kapas (Chrysophys Derda), die aan
Europeanen niet bevalt.
Ikan ketang-ketang (Drepane punclalaj en ikan keper (Scato-
phagus argus, drek visch) worden evenzeer als ikan gnmprct
(Platax xanlhopus, P. gamprel) alleen door inlanders gegeten,
Sillago-soorlen , waaronder vooral S. maculala, worden spiering
genoemd en evenals die visch bereid. De Chineezen noemen
hem sha-tsan,
Sphyraena jello en S. obtusata dragen den naam snoek of
sènoek.
Ikan koeroc (Polynomus in alle soorten) en ikan lajor^
(Trichiurus haumcla) worden ook gebruikt.
1K7
Onder do makrcolrüi bcklondl ilcan Icom/jonr/ , fcmihont/ {Hcmu\-
hor k;iii;igiirla) oom; oorsl(! pliials. Hol, is ooti zoor Hiriakolijko
viscli, dio gedroogd don naam i/mn hldnli of />'}^i«/nlraagl, ; ook
wordt daarvan (icn soori van liokking horoid. Vorder worden
onder do niakreolsoorlen gegelen do volgende vissehon : ikan
Imfiri (Cyinhiuni-soorlrin); iltmi talang ((ïliorineniiiH); ilcan Bltlar
(Solar inaerurus); ikan fcwen (Caranx Koslori); i/can hochoc
(Laolarins didïealnins), voel golijkende o|» ikan kemhowj, wordl,
(!V(;nwel door l)niklijders minder goed v(!rdragon ; ikan pampd
it\ hawal itam (l*arasl,oinal,eus nigor).
Onder do mngilidao worden ikan hclmak (Mngil IJorniJonHisj
ontl(!r do lonlliidao ikan lironarKj-hronawj {}n\',\r\\\\\u'm ponla/ona)
gohozigd.
Van de lahyrinlhilormon is oen zoor veel gegoten visoli deopVam
.ilgomeon voorkoinen<lo ikan ijnhnes ol' koolonk (O|»liioce|»lialu«
slrialus), die verscli en ook in zuur ingemaakt gebruikt wordt.
Dit laalste wordt, lot toospijs voor do rijsttafel , ook mot andore
vissclien, vooral met ikan komlmuj en ikan linr/iri, gedaan.
Ikan qahoes wordl ook gedroogd en onder dien vorm is vooral
de van Siam ingevoerde zeer gewild; daarvan zijn Iweo soorten
lickend, namelijk: Opliioceplialus guaclia en 0. harca.
Tot de laatstgenoemde familie liolioort ook de i)eroomdsle en
meest gozoclile der Indische vissehon, de ikan goarami {ih\\\\n)-
monus olfax). Het verhruik dier vissehon is zoo groot, dal
kunstmatige teelt noodig is, om aan de voortdurende aanvrage
te kunnen voldoen.
Een groot aantal vissehon wordt op eene hijzonder wijze
horoid, waarhij zij gedoollolijk tot rotting overgaan. Deze zeer
slinkende hereiding heet Irasi. De kleinere vissehon komen
daarbij vooral in aanmerking en worden in hun geheel , meestal
met garnalen vermengd, mei water en zout in een gesloten,
aarden pol gezel, waarin men liet mengsel zoolang laai giglen
lot alles in een pap is veranderd. Het water wordl er afge-
goten en als saus gehruikl , lewijl do ovorhiijvende ma.ssa in
koekon wordt gedroogd. Inboorlingen houden van die spijs zoo-
168
veel, (lal een rijsHafel zonder (rasi niel in orde is; ook vele
Europeanen zijn er liefliel)bers van. Te Palembang vfor(\l Irasi
vermengd niel visch en doerian, daarna in een blad gepakt en
gepofl. Dil mengsel, dat meer dan een jaar wordt bewaard
stinkt natuurlijk verbazend en draagt den naam lempoja.
Onder de visscben, die gedroogd gegeten worden, verdienen
nog vermelding de ifcan sèpat (Tricbopus tricboplerus. T.
slriatus) en de alleen als délicatesse uit Brilsch-lndië aange-
voerde Bombaij ducks of hummaloh. Deze laatste viscb beboort
tot bet zeldzaam voorkomende geslacbt Harpodon en beet Har-
podon nebereus (GüntherI
Van enkele visscben wordt hel vleescb tol koekjes in elkaar
geperst en deze worden dan gedroogd en kroepoek ikan geraamd;
die koekjes worden, lot gebruik, eerst gebakken.
Uit Europa en Amerika v/orden ook viscbsoorten in blik, ge-
zouten of gedroogd aangevoerd. Zoo kan men zicb voorzien van
zalm, waarvan de Nederlandscbe, gekookt of gerookt, de besle
is, baring, bokking, ancbovis, paling, sardijnen, zouleviscb,
slokviscb en dergelijken meer, die bijna alleen door Europea-
nen, soms ook door Cbineezen gegeten worden.
Onder de ongewervelde dieren zijn er maar weinigen, die door
Europeanen als voedsel worden gebruikt ; door inlanders en
Cbineezen evenwel zijn er velen zeer gewild.
Van de Cepbalopoden worden verscbillende inklvisscben
(Loligo Javaniea, Sepia aculeala) gegeten.
Onder de weekdieren komen in aanmerking de oester, liram
(Oslrea imbricata), die veel mei de Europeescb oester over-
eenkomt, maar iets kleiner is; zij wordl door Europeanen
rauw en gekookt gebruikt, maar de inlanders elen die nimmer
anders dan gekookt met groenten of met tamarinde. lUj Eu-
ropeanen komen meermalen vergiftigingen er door voor. Er
beslaat nog een minder goede soort, overeenkomende met
mosselen en koepang of lolo genaamd. Oesters moeten altijd
van den zoogenaamden baard (byssus) worden ontdaan, omdat,
159
naar hel scliijnt, juist in tlal gcileelle de sloffen voorkomen,
die aanleiding geven lol vergiftiging. Bij liet koken van oesters
wordt in liel dagelijksclie leven, even als bij garnalen, een
zilveren lepel mede gekookt; blijft die blank, dan, zegt men^
is er geen kans op vergiftiging.
Cliineezen eten dikwijls kleine slakkensoorlen, toetoei, kej'ong,
gelijkende op de alikruik.
De kokhaan, krang (Cardium edulis) is, in de maanden,
waarin zij ter markt komt, een zeer gezochte spijs. Op enkele
eilanden wordt ook het weekdier uit de reuzenschelp (Tridacne
gigas) gegeten; op Java niet.
Onder de insekten wordt van de zoo schadelijke witte mieren
ook als geliefkoosd voedsel gebruik gemaakt. Die dieren heelen
in het Maleisch rajap en hebben in de zoölogie namen, die op
hun zeer vernielende levenswijze betrekking hebben, als Termes
fatale, moidax, atrox, destructor en dergelijke. De meest
voorkomende soort is Termes Sumalranum. De mannetjes en
Avijfjes dezer witte mieren krijgen, bij hunne laatste ontwikkeling,
vleugels en vliegen dan 's avonds in zeer groote massa's om
hel licht. Men noemt die vliegende witte mieren, larong. De
inlanders plaatsen een kom met water onder het licht, dat dan,
daarin teruggekaatst wordende, die dieren aantrekt. Zij worden
daarin vallende, opgevangen, van hunne vleugels ontdaan en
dan geroosterd of, met meel vermengd, lot een soorl van
koeken gebakken en zoo gegeten. Zij zouden dan eenigszins
naar amandelen smaken.
Sommige inlanders, maar vooral vrouwelijke, Chineesche kleur-
lingen, zijn groote liefhebbers van een kleine bijensoort, tawon
(Melipoma minula of M. vidua ?); die diertjes worden of alleen, of
mei een stuk honigraat in een blad gewikkeld , daarna geroos-
terd en zoo gegeten. De honig, madoe, is meestal afkomstig
van Melipoma minula, maar in hel wild vindt men ook nog
andere soorlen, die evenwel voor hel grootste gejileelte nog niel
wetenschappelijk gcdclermineei d zijn. Honig is een zeer gezochte
spijs, vooral ook bij de bereiding van sommige gebakken.
160
Groote sprinkhanen, walang, worden in de Preanger-Regeul-
schappen als toespijs hij de rijsl gehruikl, waartoe zij even worden
geroosterd, pèpès, tot de vleugels verschroeid zijn; zoo eet
men daar ook wel den bekenden veenmol of aardhond, andjing
(ana (Gryllotalpa vulgaris).
De Papua*s op Nieuw-Guinea eten alle inseklen, maar vooral
groote kevers.
Enkele inlanders eten, bij wijze van sambal, ook de zoo naar
kaarsvet riekende, en voor den rijstbouw hoogst nadeelige,
walang sangiel (Stenocoris varicornis), die lot de groote familie
der wantsen behoort.
Deze inseklen kunnen evenwel al even weinig tol voedings-
middelen gerekend worden, als de luizen, koetoe, die de inlandsche
vrouwen opeten , als zij, achter elkaar gezeten, malkander
den dienst der hoofdreiniging bewijzen.
Eene cicade wordt op Java onder den naam gareng gebruikt ;
de rupsen en poppen van den rf/afi-vlinder dienen evenzeer
lol voedsel, als de larve van een lor, welke larve oelar rotan
genoemd wordt. Hel is niet van belang nog meer dergel ijken
op te sommen.
Onder de krabben worden vooral kepieting (Porlunus pelagicus)
en redjoengan (Palinurus sexdenlalus) gegoten. Vooral de eer-
sten zijn zeer gezocht, en worden gegeten, nadat het vleesch
uil de schalen genomen en met hunne eieren, met pieterselie
en andere bijmengselen is fijn gehakt, en dan op nieuw in
de schalen is gedaan en gebakken. Ook worden zij in keiri
gekookt bij de rijsttafel gebezigd. Enkele kreeften en garnalen
zijn zeer aangenaam van smaak en worden veel gegeten.
Er komen door garnalen, oedang, (Palinurus homarus) nog al
eens gevallen van vergiftiging voor, Ier wijl sommige personen
lasl hebben van zwelling en jeukte van het mondslijmvlies en
de lippen, na het eten van garnalen. Ook zag ik menschen,
die er hoeslaanvallen door kregen.
Van de garnalen worden koekjes of op macaroni gelijkende
slakken gemaakt, die gedroogd -in den handel komen, en met
161
olie of boler gebakken, opzwellen en een zeer goed, aangenaam
smakend voedsel leveren. Die koekjes heelen kroepoek oedang.
Verder bestaat er een zeer voedzame bereiding van garnalen,
pelis genaamd, vervaardigd door de garnalen in baar gebeel,
met buid en al, tot een dikke, roodbruine gelei te koken, die
soms tot koekjes wordt gevormd en daarna gedroogd.
De Cbineezen eten de garnalen soms rauw, in wijn dronken
gemaakt, waarbij zij de springende dieren opvangen en dan
levend verbruiken.
Van de mimi (Limulus Moluccanus) worden de eieren met
rijst en azijn lol een smakelijke spijs bereid.
Onder de bololuriën vindt men vele eetbare, en dan ook veel ge-
bruikte, die den algemeencn naam Iripang dragen. De Cbineezen
zijn daarvan groote liefbebbers. De Iripang wordt, na de
vangst, gedurende een balf uur boven vuur opgebangen, dan
ingesneden en geledigd; vervolgens gedurende drie uren in
aromaliscb, zout water gelegd en daarna boven vuur gerookt.
De Cbineezen bescbouwen deze spijs als een apbrodisiacum.
Oesters en kreeflen wordeii ook in blik, vooral Amerika,
aangevoerd.
Opmerkelijk is nog de bij de inlanders beslaande meening,
dat alles, wal uil de zee koml, goed is voor voeding van den
menscb. Dit geloof brengt er ben zelfs toe, nu en dan de zoo
buitengewoon naar zwavelwalcrslofgas riekende krokodillen-
eioren Ie elen.
Voedsels van planlaardigen oorsprong.
Bij de voorafgaande bescbouwingen over de voedsels, die uit
bet dierenrijk worden verkregen, bobben wij eenigszins de
volgorde verkozen, die in zoölogiscbe boeken op den voorgrond
Ireedl. Dit was, zoowel voor bel overzicbl als voor de beban-
deling der onderwerpen, bet meest aan te bevolen. Bij de
Ibans volgende bespreking der plantaardige voedsels is aan
eene botaniscbe volgorde niel te denken; in de cersle plaats.
162
omdat het gewicht der heschoiivving grooler is, naar male
de planten een grooterc hoeveelheid voedsel leveren of een meer
uitgehreid verhruik vinden, en in de tweede plaats, omdat
aan volledigheid hij dit onderwerp nog veel minder kan worden
gedacht, dan hij de voeding met dierlijke Voorthrengselen.
Hasskarl somt, in zijn hekende hoekje over de nuttige planten
van Java, 4ö6 planten op, die als voedsel worden gehruikt;
het spreekt wel van zelf, dat het onnoodig is die allen afzon-
derlijk te hehandelen. Hadden wij ons voorgenomen alleen
de Europeesche hevolking van iVet/er/aM(/sc/i-/«(/te en hare levens-
wijze in het oog te houden dan zou de zaak veel eenvoudiger
zijn; maar wij willen hier, evenmin als vroeger , de iiihoorlingen
en de Chineezen uit het oog verliezen. Al vindt men in verreweg
de meeste hand- en leerboeken over gezondheidsleer ook de
voeding met plantaardige spijzen in heele landen behandeld,
toch vlei ik mij , dat er nog wel enkele zaken hij in aan-
merking kunnen gebracht worden, die niet in die boeken te
vinden zijn.
Bovenaan, 't behoeft nauwelijks gezegd te worden, staal de
rijst, die, behalve voor de bevolking der oostelijk gelegen eilanden,
Amhon, Termie, Banda, Bat jan, enz., de hoofd voeding der
bewoners van Nederlandsch-Indië uitmaakt.
De rijstplant heet, evenals de gedroogde rijst, in den bolster
en nog aan de stelen bevestigd, in hel Maleisch padi; in hel
Sundaneesch pareh. Zijn de rijpe vruchten zonder stelen, dan
heeten zij gaba, bangsal; terwijl zij van hare bolsters onUlaan
den naam bras, beias, dragen; de gekookte rijst voert den
naam nasi, kedjo.
(Dit opsommen van eenige woorden uit Polynesische talen geeft
mij aanleiding lol de volgende opmerkingen. Er komt in den
laatsten tijd meer eenheid in de wijze, waarop de talen van den
Nederlandsch-Indischen Archipel met Lalijnsche letters worden
voorgesteld; dal is een gelukkig verschijnsel en het zou voor een
auteur, over welke aangelegenheid ook in die streken, zeer nullig
163
zijn zich de besle schrijfwijze eigen Ie maken en die Ie volgen ,
zoodra hekend is, wal de hesle is.
Ik had mij voorgenomen, mei hel oog op dil hoek, eenigszins
op de hoogle Ie Irachlen Ie komen , hoe ik die vreemde woorden
schrijven moesl, maar kwam al spoedig lol de onldekking, dat
dit een wanhopige poging zijn zou, daar ieder der hekende
aiilorileilen zijne eigene schrijfwijze voor de hesle houdt.
Bovendien hemerkle ik, dal de kansen op scherpe kritiek des
te grooler werden, naarmate ik mij aan de eene of andere
wijze zou aansluiten, en er is iels onaangenaams in, gehekeld
Ie kunnen worden over zaken, waarvan ik zelf gaarne erken
geen voldoende kennis te bezitten. Daarom heb ik mij aan geen
slelscl gebonden en de woorden opgeschreven, zooals zij klinken
in de ooren der meesle Nederlanders. Leest men Duilsche,
Pranscbe of Engelsche hoeken, waarin Maleische, Javaansche
of Sundaneesche woorden voorkomen, dan is het dikwijls niet
mogelijk te begrijpen wat er mede bedoeld wordt, zonder die
hardop Ie lezen in de uitspraak der taal, waarin men trachtte
de klanken leruglegeven. Gebrekkig blijft die voorstelling altijd.
Men kan eene dergelijke taal alleen in haar eigene spelling,
dikwijls alleen met haar eigene lellerleekens goed schrijven.
Al de andere manieren zijn een gebrekkig hulpmiddel, zoodat
geleerden zelfs beweren, dat hel Maleisch, door het daarvoor
alleen gebruikelijke Arabische letterschrift, slechts onvolkomen
kan worden voorgesteld. Zoo, om eens bij onze rijst Ie blijven,
is padi, naar ik meen, geschreven in den vorm, dien de geleerden
in Oostersche talen beweren, dal het meesle nadert lol de
voorstelling in het Arabische letterschrift; dat moge juist zijn ,
maar ieder hoort dal woord zóó uitspreken, dat wij, Nederlan-
ders, paddie zouden schrijven. Bij hel woord bras hooren wij
dikwijls een zeer korte e lusschen de b en de r, dus bcras,
daar Maleiers en Sundaneezen geen twee medeklinkers na elkaar
kunnen uitspreken.
'l Klinkt in de ooren der lieeren taalgeleerden zeker ontzettend
ouderwelsch, maar toch is hel een feil , dal de thans gewoonlijk
164
gevolgde manieren om liel Maleiscli, zooveel mogelijk naar zijn
eigen aard, mei de bij ons gebruikelijke IcUerteekens afteheelden
en daartoe zoo weinig mogelijk letters Ie bezigen , het lezen
ervan niet gemakkelijker maakt. Wie geen afzonderlijke
studie van de waarde der letters enz. maakte, begrijpt veel
gemakkelijker wat Van Linsgiioten, Bontius, Valentijn, Hass-
KARL, om er niet meer te noemen, met hunne onregelmatige
manier van schrijven in het Maleisch, bedoelden dan wal
sommige nieuwere schrijvers wenschen te zeggen.
Deze uitweiding boude men mij ten goede).
De rijst (Oryza sativa) heeft een groot aantal variëteiten,
waarvan in den botanischen tuin te Buitenzorg in 1866 een
tachtigtal voorkwamen.
Voor ons doel is het noodig te welen, dat men onderscheid
moet maken lusschen bras padi en bras kelon oi poeloel; de eerste
is de gewone rijst, de tweede draagt den wetenschappelijken naam
Oryza glutinosa. Zij onderschcidl zich door de half wille, half
roode kleur der meer langwerpige en minder doorschijnende
korrels en verder door de bijzonderheid, dat zij bij het koken
zeer kleverig wordt. Vooral voor het bereiden van verschillende
inlandsche gebakjes {kwee-kwee) vindt die kelan een ruime
aanwending; zij is zeer moeielijk verteerbaar en dus nooit aan
Ie bevelen. Van beide soorten onderscheidt men nog eene witte
{bras poelih , beias bodas) , eene roode {bras meirak, beias burriim)
en eene zwarte variëteit [bras Ham, beias hiedung). De beide
laatste soorten worden door menschen niet veel gegeten; terwijl
de zwarte soort een eenigszins samenlrekkenden smaak heeft,
wordt de roode moeielijk verdragen en kan zelfs aanleiding
geven lot diarrhee.
Bij de bekende samenstelling der gewoonlijk genuttigde, witte
rijst (volgens Watson gemiddeld op elke 100 deelen : 15 water,
78 zetmeel, 7 stikstof houdende stofTcn, 0.5 vel en 0.5 anorga-
nische bestanddeelcn ; Sciiarlée en Berinelot AIoens gaven in Deel
XI van hel Geneeskundig Tijdschrift voor N. I. de chemische
bestanddeelcn van verschillende soorten van rijsl op) is hel
166
niet Ie verwonderen, dat er groole hoeveelheden van in het
lichaam moeien worden gevoerd om een voldoende hoeveelheid
voedingsstof daarnil Ie verkrijgen. Nog meer wordt dat het
geval door do wijze van loehereiding, die in /wJjé' algemeen ge-
hruikelijk is. Men weet namelijk, dat rijst, evenals vele zelmeel-
hondende, plantaardige voedsels in het algemeen, des te meer
voor voeding geschikt is, naarmate zij sterker is gekookt, omdat
dan des te meer zetmeel in dextrine is omgezet. De eischen,
die inhoorlingen , en in navolging van hen ook de Europeanen
in Indië, aan goed hereide rijst stellen, zijn evenwel van
dien aard, dat van een voldoend gaar koken geen sprake
kan zijn. De Indische vrouwen wenschen de rijst heel van
korrel, goed wit en zeer weinig of niet aan elkaar klevende
te zien ; om dat doel te hereiken wordt de bras in een
mandje gedaan en in water (zoo mogelijk in stroomend
water) zeer lang uitgewasschen, waardoor alle poeder en
alle gebroken korrels worden verwijderd. De rijst wordt dan
met zeer weinig water of alleen met sloom gekookt, evenwel
slechts zoolang tot de korrels wel uilzellen, maar niet aan
elkaélr kleven of uit elkaar vallen.
Meestal geschiedt dat stoomen, koekoes, in een mandje van
dicht in elkaar gevlochten rolan of hamhoe, dat op de wijde
opening van een, met water gevulden, koperen, bijna bolvor-
migen ketel (dondang) geplaatst wordt, zoodal de heetc water-
damp door dat mandje en zijrt inhoud heenstrijkt.
Deze bereidingswijze verklaart dus, waarom door personen,
die zich hoofdzakelijk met rijst voeden , zulke verbazende hoeveel-
heden daarvan worden tot zich genomen.
De rijst verteert gemakkelijker koud dan warm; inlanders
eten haar in den regel koud; in het algemeen zijn koude spijzen
te verkiezen in een heet klimaat. De reden, waarom de inlanders
de rijst koud eten, berust evenwel niet op de kennis van die gemak-
kelijker vcrlcerbaarheid, maar wel op vooroordeel. Zij mecnen
namelijk, dat het elen van warme rijst aanleiding geelt tot blind
worden. Da. BoiMius, die zoo gaarne alles geloofde, wat inlanders
166
hein vertelden, zegt ook, dat warme rijst nadeelig werkt
op het geheele zenuwstelsel en zoo blindheid daardoor ont-
slaan kan. Wij vinden bij dien schrijver meermalen zulke
sprookjes.
Van groolor belang is de meeuing van Rochabd, dat het eten
van rijst onder de oorzaken zou behooren tot het ontstaan van
bcri'beri; eene meening, die door Dr. B. Simmons wel niet
gedeeld wordt, maar bij dien schrijver toch ecnigen steun vindt,
daar hij beweert, dat de betere soorten van rijst door lijders
aan die ziekte slecht verdragen worden en eene verandering
van voeding, met gerst en boenen, hoog noodig is. Hij kan
niet uitmaken of het nul ontslaat, doordat de laatstgenoemde
voedingsmiddelen meer laxccrcnd werken of doordat zij meer
polasch bevatten dan rijst, die weinig potasch houdt. Misschien,
meent Simmons, is eene reden Ie vinden in de bereidingswijze
der rijst in Japan, waar hij zijne waarnemingen deed; men
ontdoet haar daar namelijk geheel van de buileuslc schors.
Dat sterk stampen der rijst, om haar mooi wil te krijgen,
geschiedt somtijds ook in Indië. Terwijl de omhulsels, door
het eerste afslampen verkregen, de zemelen dus , (/cc/«A; heelen,
draagt hel stof, bij een tweede stamping verkregen, den naam
dcdak aloes, woordelijk fijne zemelen. Die dédak aloes wordl
wel gebezigd tot het maken van een soort van pap, die 6oc6ocr
bckaloel heel.
Er is ook eene manier in gebruik om rijst veel gaarder te
koken, al doen de inboorlingen dal weinig. Die zeer gaar
gekookte rijst heet dan niet meer Jiasi, maar rijstepap, boehocr
nasi, terwijl halfgaar gekookte, maar toch reeds zacht geworden
rijst nasi lembek genoemd wordt. Wordl de rijst door stooming
in een gesloten, aarden vat, zeer gaar gekookt, dan is zij een
uitstekend voedingsmiddel; zij draagt dan den naam nasi lim,
en wordt niet zelden bereid door er een stuk kip of een duif
mede in te laten stoomcn, waardoor zij ook uilslckcnd geschikt
is lot voedsel voor kinderen. Het is in dut geval voorzichtig die
nasi tim ten overvloede nog door een zeef te persen.
167
Hel kan wel overbodig geacht worden al de preparaten
van rijst hier op te sommen, die als versnaperingen , maar
ook juist daarom wel degelijk als voedingsmiddelen, voor de
inlanders optreden. Zij worden in het algemeen alleen door
hen goed verdrdgen, die van hunne jeugd af gewoon zijn geraakt
die versnaperingen te gebruiken.
Voor inlandsche kinderen en voor die van kleurlingen zijn
zij niet zelden de hoofdvoeding. De soorten, die bij de koking
goed kunnen uitzetten, zijn gemakkelijker verleerbaar dan de
andere; daarom kan gablok (zeer gaar gekookte rijst, na de
koking in pisang-hhAeren gestopt) worden aanbevolen en is
ketoepal (ongekookte rijst met wat zout in mandjes van klapper-
bladeren vervaardigd gestuwd, en daarna gekookt) moeielijk
verteerbaar; over gemblong sprak ik reeds vroeger (pag. 131).
Het bovenstaande zal wel voldoende zijn om een oordeel te
vellen over het al of niet wenschelijke van het eten der ver-
schillende rijstbereidingen .
Goede rijst moet fraai wit van kleur zijn, doorschijnend,
vast en droog, geen muffen reuk en geen zuurachtigen smaak
hebben, zooveel mogelijk uit heele, volle korrels heslaan, niet
door insekten zijn aangevreten, in de hand genomen daaraan
geen wit poeder afgeven en vrij zijn van alle vreemde hesland-
deelen , vooral van kalk , die men wel bezigt om aan oude rijst
het voorkomen van nieuwe te geven; die kalk blijft, bij om-
roeren , aan de hand als een wit poeder kleven .
Er mag hier wel met een enkel woord melding worden
gemaakt van den rijstbouw, zooals die gewoonlijk in hdië
plaats vindt, en wel alleen voor zoover die uit een hygiënisch
oogpunt belangrijk is.
De sawah's (rijstvelden) zijn vierkante of langwerpig vierkante
vakken van verschillende grootte, meestal legen de hellingen
der hergen boven elkaar aangelegd. Elk vak op zich zelf is
bijna horizontaal gelegen en geplaatst, zooals dat met de berg-
helling het best strookte. Die sawah's zijn ieder op zich zelf *
168
omgeven door een niet zeer hoog dijkje {galengan), dat levens
als voetpad dienst doet. Van boven af (soms met zeer veel
moeite zoo hoog opgevoerd) loopt water op die sawak's en
gaat van elke hooger gelegene met een klein watervalletje,
door eene opening in het dijkje, naar een lagere. Als de
sawa/i's eenigen lijd onder water hehhen geslaan, stopt men
den waleraanvoer ten einde de jonge, aangekweekte rijst-
plantjes in den omgeploegden modder te planten. Eenige
dagen later wordt weêr water toegelaten cn loopt alles op
nieuw onder, om weêr droog te worden, als de rijst rijp
is. Dit is eene korte en zeer onvolledige, maar voor ons doel
voldoende, beschrijving van den gang van zaken hij den nallen
rijstbouw; de andere, drooge manier van rijslaaiiplanl koml
daarbij niet in aanmerking.
Er is namelijk veel geschreven, zoowel in Europa als in
Brüsch-ludië en in de Fransche koloniën , over den nadeeligen
invloed van den natten rijstbouw op den gezondheidstoestand
der bewoners in den omtrek dier rijstvelden.
Vooral R. Baird Smitu heeft in zijn werk over de irrigatie in
Picmont en Lombardije de zaak voor Italië in bijzonderheden
nagegaan. Hel is daarbij gebleken, dat in dat land de natte
rijstkultuur, vooral gedurende den tijd van hel snijden, algemeen
voor ongezond wordt gehouden; ofschoon de nadeelen daarvan
bijna niet worden ondervonden door de vaste bevolking der streek,
waar de kuituur plaats vindt, maar wel door personen, die in
dien drukken tijd van rijst snijden slechts lijdelijk daar verblijf
houden.
In de genoemde landen zijn reeds sedert eenige eeuwen
strenge bepalingen, vooral tegen de uitbreiding der rijstkultuur^
gemaakt, die evenwel niet zoo streng worden toegepast. In
Lombardije zijn de oudste voorschriften daaromlent van 4 Sep-
tember 1575, in Piemont van 1608; daarbij is vooral het oog
gevestigd op de bepaling der hoegrootheid van kringen om
bewoonde plaatsen, die als verboden kringen voor rijstbouw
moesten worden aangemerkt.
169
Als men bedenkt, dat in Indië minstens 4/S der inlandsche bevol-
king midden in de door haar bewerkte sawah's woont , en daar
gezond is en vermenigvuldigt, zelfs bijzonder sterk in aantal
toeneemt, dan kan reeds daaruit het besluit worden opgemaaki,
dat de rijstbouw in Indië niet zulk een nadeeligen invloed op
de gezondheid uitoefent. Mag men al van eenige accomodalie
der bevolking tegen schadelijke invloeden van dien aard denken,
het feit, dat de rijstbouw slechts gedurende eenige maanden
van het jaar plaats vindt, verzet zich wel eenigszins tegen
hel aannemen van zulk eene accomodatie. Zeer zeker kan de
afwisselende droogte en vochtigheid der rijstvelden er toe bij-
dragen om de ontwikkeling van schadelijke zelfstandigheden te
vermeerderen en vooral zal de gewone slordigheid, waarmede
de inlanders na het snijden der padi de overgebleven stengels
op de sawah's achterlaten, aanleiding geven tot het vormen
van rottingsproducten. Evenwel verlieze men daarbij niet uit
het oog, dat ook al zeer spoedig op nieuw, op die tijdelijk
droogliggende velden, zich veel en snel groeiend onkruid ont-
wikkelt, indien zij niet onmiddelijk worden gebruikt voor
den verbouw van de zoogenaamde tweede gewassen (palawidj'a),
zooals mais, tarwe, peulvruchten, oebi djaiva, enz., enz.
Daardoor worden natuurlijk vele sloffen verbruikt, die anders
lol de vorming van nadeelige schimmels, gassen enz. zouden
bijdragen, waarbij verder kan worden aangevoerd, dat de
poreusheid van den grond afneemt, wanneer er veel afval op
blijft liggen, en dus de gelegenheid tot het vormen van poelen
met stilstaand water grooter wordt. Bovendien heeft de ontle-
ding der achtergebleven plantendeelen , onder den invloed van
de voortdurend heerschende hooge temperatuur en van de na-
blijvende vochtigheid van den bodem, zeer snel plaats.
Wij komen tot het besluit, dat de gewone wijze van rijstbouw ,
de natte namelijk, als nadeelig voor de gezondheid moet
worden beschouwd en dat de drooge verbouwing beter zou
zijn. De nadeden zijn evenwel in Indië bij den straks in het
kort beschreven aanleg der sawah's niet zoo groot, als zij in
170
Noord-llalië zijn, waar voornamelijk die mocrasacliligc gronden
lot rijslhouw worden gebezigd, welke voor andere cultures geheel
en al ongeschikt bleken.
Er is nog een andere factor !)ij den rijstbouw in het spel,
die zeer zeker op de gezondheid van mensch en dier een nadee-
ligen invloed uitoefent. Hij is gelegen in het feit, dat de
inlanders liefst ploegen in den modder; daardoor wordt gedu-
rende eenigen tijd het water op en in den omtrek der rijst-
velden drabbig en onzuiver en toch drinkt de onverschillige
landbouwer nu en dan een handvol van dien dunnen modder. Dal
daar ziek worden het gevolg is, kan geen verwondering wekken.
Bij buffels vindt men in de maag soms vrij groole massa's
modder, die waarschijnlijk wel hebben bijdragen tot den dood
van hel, door dikwijls overmatigen arbeid, reeds uilgepulte
dier. De hier genoenidc schadelijke invloeden echter zijn wel
een gevolg van de omstandigheden aan den rijstbouw verbonden,
maar niet van dien bouw zeiven.
Indien de rijstbouw zoo bepaald nadeelig voor de gezondheid is,
zou dat zeker den inlander wel cenigszins zijn gebleken, en als
het waar is, wat Dr. J. II. F. Sollewijn Gelpke beweert, dal
de rijstbouw in bijna alle residenliën van Java belangrijke ver-
liezen in geld ten gevolge heeft, zouden die beide factoren zeker
reeds sedert lang aanleiding gegeven hebben tot het opheffen
dier kuituur door de bevolking zelve.
Kunnen wij niet met zekerheid aauloonen, dat de rijst-
kultuur op de inlandsche bevolking een nadeeligen invloed
uitoefent, wat haar. gezondheidsloestand betreft, iets ander
is bet, en van algemeene bekendheid, dat Europeanen dik-
wijls koortsachtige, miasmatische ziekteverschijnselen krijgen
in den tijd na het /)fl<Ze-snijden, vooral zoo zij in de
onmiddelijkc nabijheid van sawah's wonen. Die observatie
heeft omtreeks het jaar 1875 aan de militaire autoriteiten
aanleiding gegeven omtrent den gang van zaken inlichtingen
te vragen, met het oog op groote garnizoensplaatsen, die
midden in de sawah's gelegen zijn, zooals bijv. Willem 1.
171
Hel is mij niet bekend, of men toen, hij de zeer iiil-
eenloopende, meestal llieoretiscli behandelde, adviezen lol
een bepaald resultaat is gekomen. Opmerkenswaardig komt
het mij voor, dat de meeningen, door verschillende, meestal
hooggeplaatste, militaire geneeskundigen uitgebracht, het gevolg
hadden, dat men meende met het als waarheid aannemen dier
meenigen eenigszins voorzichtig te moeten zijn.
Immers zoo redeneerde men, »al kan de hygiëne nauwkeurig
• zeggen, wat voor de gezondheid van een woonoord noodzakelijk
„is — uit de ziekteverschijnselen eener plaats'* \meti bedoelde
zeker: op eene plaats waargenomen) »af te leiden, welk aandeel
«ieder der aan te wijzen" (aangewezen) »nadeelige omstandig-
«heden daaraan heeft, moet uit den aard der zaak niet anders
»dan hij benadering kunnen geschieden."
Die redeneering is juist; de theorie alleen is niet voldoende ;
een bepaald en goed onderzoek naar den invloed van elk der
omstandigheden op zich zelf is noodig en, het behoeft wel
niet gezegd te worden, zeer moeielijk ; soms zelfs zal het niet
mogelijk zijn een zuiver resultaat Ie krijgen.
Houdt men in bet oog, dat de rijstbouw de voornaamste kuituur
in Indi'ë is, dan begrijpt men het hooge gewicht, dat aan het
verbieden van dien bouw in een bepaalden kring moet worden
gehecht; de bepaling van de grootte van zulk een kring is zeer
moeielijk en daarbij mag niet worden vergeten , dat de vergrooting
van den straal, lelkens een belangrijke toename van de opper-
vlakte ten gevolge heeft . Zoo geeft een straal van 100 el 41/2 bouw
grond; van 500 el, 110 bouw; van 2500 el, 2800 bouw; van
\jOOO el, 11000 bonw; van 8000 el, 30000 bouw; NB. een
bouw is gelijk aan 500 llijiilandsche voelen of 7096,5 vierkante
meiers. Bepaalt men eenmaal verboden kringen , dan zal de
straal allijd even groot moeten zijn voor verschillende plaalsen,
omdat de uitgestreklieid dier plaatsen in den regel van weinig
invloed zal zijn op verspreiding der nadceligc stollen. Er is
ook voorgesteld om zulke plaatsen op een tamelijk grooten afstand
172
te omringen met een soort van licg van planten, die dan de
schadelijke sloffen zou tegeniiouden .
Men mag evenwel gerust aannemen, dat het voorschrijven
van verhoden kringen een veel minder nuttig effect zal hehhen
dan de zorg voor een behoorlijke afwatering en het behouwen
met een tweede gewas, dat van zelf aanleiding geeft lot het
opruimen vaiï het groolste gedeelte der Ie velde gebleven over-
blijfselen van den rijstbouw en lot heler toezicht op de dan
op nieuw bebouwde akkers.
Wat het eten van rijst betreft leert de groote , reeds eeuwen
lange ondervinding, dat het ruime gebruik van dit voedings-
middel niet nadeelig is ; echter verdient opmerking, dat de beste
rijst voor voortdurend gebruik is oude rijst, daar de nieuwe,
pas geoogste rijst bij enkele menschen irriteerend op het darm-
kanaal werkt en dus aanleiding geeft lot diarrhee. Wellicht
is deze irrileerende werking , in verband met het bovengezegde,
ook tot de oorzaken te rekenen , die den rijstbouw een slechten
naam uit een hygiënisch oogpunt hebben bezorgd.
Als voedingsmiddel in plaats van rijst treedt, in de straks
genoemde oostelijk gelegen eilanden der Molukken, de sarjo als
volksvoeding op. De sago is meestal afkomstig van Cycas sago ,
C. circinalis of C. revoluta, maar wordt ook verkregen uit
Saguerus saccharifer, {aren of kawoeng), Corypha gebanga
[gehang) en Melroxylon en Sagus sp. div., zooals Sagus laevis,
S. Rumphii en anderen {kireij, /cirai); de stammen dier hoornen
worden daartoe omgekapt, geklopt en het merg, lot korrels
gebracht, als sago gebruikt; de laatstgenoemde plant levert de
slechtste soort. De goed gekookte sago levert een tamelijk
goed voedingsmiddel; zij wordt op verschillende manieren
bereid ; zoo wordt van lol pap gekookte sago, met klapperwater
en arert^-slroop, ccne spijs gemaakt, die djendol heel; sago-
koekjes zijn minder goed verteerbaar.
Arrowroot, afkomstig van Maranlha Indica, wordt bijna
173
alleen als voedingsmitUlel voor kinderen of zieken door Euro-
peanen gebezigd.
Aardappels [{kanlang, kenlang) worden op vele plaalsen aan-
geplant, en zijn bij Europeanen geregeld op lafel; zij zijn
meestal minder smakelijk dan de Enropeesche en men vindt
er weinig verscheidenheden van. De beste komen van Soerabaja;
deze zijn groot, melig en aa.ngenaam van smaak en worden
door velen lekkerder gevonden dan die in Europa. In de Preanger-
Regenlsckappsn worden aardappelen , met uien lot !)allen samen-
gemengd, in de warong's verkocht.
Maïs (Zea mays) wordt op enkele plaatsen, bijv. in het Tengersche
gebergte en op het eiland Madoera, boven de rijst gesteld en ook
op Celebes veel gegeten. Zij draagt in het Maleisch den naam
djagoeng , in de Molukken miloe (welke naam zeker wel is afgeleid
van het Portugeesche milho da India) , en wordt halfrijp, geroos-
terd ook als lekkernij gebruikt ; de halfrijpe korrel bevat een zeer
zoel, melkachtig vocht. Mais, vermengd met suiker en rijstemeel
en met dikke klappermelk tot koekjes gebakken , vormt kwee
ialam. Op Madoera worden de fijngemaakte korrels tot een
bal gekneed en vermengd met de fijngemalen binnenbast van
hidaia of hapasoengan (Sonneratia acida), die een wrangen,
zuren smaak bezit.
Goede maïs moet helder geel van kleur cn hard van korrel
zijn, en mag niet gerimpeld wezen, daar zij dan onrijp is.
De tarwe beet in het Maleisch Irigoe, ook een Porlugeesch
woord; zij wordt niet anders aangeplant dan door een enkelen
landheer bij wijze van bijzonderheid. De hoofdvoorraad voor
de bakkerijen komt, ook als meel, uit Europa, vooral als Hon-
gaarsch meel. Werkelijk lekker, goed brood (roti) is zeldzaam
te verkrijgen; te Batavia komt een der beste soorten niet in
den handel voor en wordt in de hospitalen verstrekt. Enkele
bakkers maken roggebrood, dat ook aangevoerd wordt in
blikken, terwijl door Chineezen langs de deuren slechte soorten
van wittebrood, soms mei veel zemelen vermengd, worden
rondgevent, o. a. de roli Ijinijing.
i74
Beschuit {bis/cwiel) wordt in de Europeesche en Cliineesclie
bakicerijen bereid ; de nicesl gerenommeerde in die van Samarang.
Van de groote beschuillabriek van IIunïley en Palmer Ie Readinff
worden de verschillende soorten, waarvan sommigen lot koekjes
naderen, in zeer groote lioeveelheden , ook door inlanders, ge-
kocht. Zelfs in de binnenlanden vindt men die beschuitjes in
de warong's voorhanden.
Onder de peulvruchten is een groot aantal als voedsel in
gebruik, vooral als toespijzen bij de rijst, waarvoor zoowel de
vruchten als de bladeren in aanmerking komen. Zooals bekend
is bevallen vooral de vruchten een groote hoeveelheid voedings-
stof. Ik bepaal mij tol het opsommen van eenige soorten als:
katjang hoonljies, de gewone snijboon (Phaseolus vulgaris);
katjang idjoe (Phaseolus radiatus); katjang kapri, pollong (Pisum
salivum); katjang iris (Cajanus Indicus); katjang manila
(Voandzeia sublerranea); katjang lanah of katjang tjina (Arachis
hypogaea), waarvan de bereidingen den naam katjang goreng,
katjang bondar , enz. dragen; van deze laatste is ook de olie,
door warme persing verkregen, in gebruik; die kaljang-oYie ,
minjak katjang, vervangt in de bergstreken , waar geen klapper-
hoornen groeien, de klapperolie, terwijl de lerugbl ij vende koeken,
boengkil, gegeten worden.
Onder de aardvruchten, in het algemeen oebi, oeivi, ivi genaamd,
zijn de jams (Dioscorea) weinig gewild. Sommigen zijn zelfs
eenigszins vergiftig, zooals de gadoeng (Dioscorea Iriphylla).
De knollen der gadoeng worden aan schijfjes gesneden, met
asch bestrooid, en in de zon gedroogd; daarna worden zij
gedurende 8 of 10 dagen in stroomend water geweekt en
telkens, gedurende dien (ijd, afgewasschen. Het waler, waarin
dal weeken en afwasschen geschiedt, krijgt zeer prikkelende
eigenschappen en geeft aanleiding tot hoesten. In het begin
van 1879 kwam onder de inlanders te Samarang een drooge
hoest voor, waaraan duizenden leden; men beweerde, dat die
175
hoest zijn ontstaan te danken had aan hel drinkwater, dal
uil de rivieren gehaald werd, terwijl juist in dien tijdstroom-
opwaarts zeer veel gadoeng uitgewasschen werd. Goed uitgewas-
schen levert de gadoeng een voedsel, dat gelijk staat met
amylacea .
Somtijds wordt keladi, in het Sundaneesch talès [tallas),
in het Javaansch Unnjal, (Colocasia antiquorum) gegeten. In
de omstreken van Buitenzorg o. a. vindt men daarvan kleine
aanplantingen. Vele uit Australië afkomstige variëteiten wor-
den evenwel voornamelijk als sierplanten aangekweekt, om
de sierlijke en fraai gekleurde bladeren. De bolvormige
wortels houden veel zetmeel, maar moeten eerst gekookt of
geroosterd worden, omdat zij anders prikkelend op het darmkanaal
werken. " Ook de jonge bladeren dezer plant worden gegeten.
Oebi djawa, kalela (Balalas edulis), waarvan door Dr. Boscii
beweerd werd, dal het eten er van een oorzaak zou zijn tol
het ontstaan van aphthae Iropicae, worden vooral in Midden-
Java verbouwd. Zij zijn een goed voedsel.
Kentang , kantang is de naam, die aan Europeesche aardappels
zoowel als aan Coleus tuberosus wordt gegeven; de laatsten
heeten in het Sundaneesch koemili.
Vooral in de residentie Bantam wordt de kassave of maniok
(Janipha manihot) aangeplant. Zij heel in hel Sundaneesch
hoei dangdur. De wortels vormen , gekookt of gebakken , een
aangename spijs; ook worden de jonge bladeren als groente
gegeten, terwijl uit de wortels eene meelsoort, maniokka , bereid
wordt. Dit meel heet kassave als hel in de lucht is gedroogd
en tapiocca als het die bereiding op heete, ijzeren platen
heeft ondergaan.
De plant, die, in de inlandsche huishouding, een der hoógsle
plaatsen (zoowel in eigenlijken als in overdracblelijken zin) in-
neemt is de kokospalm (Cocos nucifera), waarvan de klappers
afkomstig zijn. Die naam klapper is een verbastering van hel
Sundaneesche halapa, en wordl in alle talen gebezigd, ofschoon
176
die vrucht wel degelijk andere namen bezit, die ik alleen pro
memoria opleeken. De Maleisclie naam dan is njioer, de 'Jaag
Javaansclie hrambil. Wij hebben voor het oogenblik alleen te
doen met den klapperboom als verschaffer van voedingsmid-
delen en teekenen daarom aan, dat het water uit de noot,
klapperwater, in 's Sundaneesch Ijai doewègan, een zoetachligen
smaak heeft en soms wordt gedronken. Men beschuldigt dit
klapperwater, waarover bij de dranken nader gesproken wordt,
aanleiding te geven lot lendenpijn, als men het langdurig of in
groote hoeveelheden gebruikt ; misschien staat dit in verband
met de onmiskenbare, diurelische werking ervan.
Van de jonge, halfrijpe klappers wordt het binnenbekleedsel
der noot, rauw of op verschillende wijzen gekookt, gegeten.
De Papoea's op Nieuw Guinea schrappen het binnenste gedeelte
van de kokosnoot, die bij hen moenki heet, met een schelp af,
en maken er met klapperwater eene brij van, die moenlti-la
genoemd wordt, en die op geen feest mag ontbreken. Ook
woidt er, gebak, zelfs voor de Europeesche tafel, van bereid
(klapperlaart).
De halfrijpe vruchten zijn onmisbaar bij de toebereidingen
voor de rijsttafel.
Geheel rijpe noten worden gebezigd tot het bereiden der
bekende klapperolie. Het binnenste bekleedsel, het kiemwit,
eigenlijk de pit zelve, wordt daartoe geraspt {santen en oesan).
Die santen of santan wordt gebezigd bij het bereiden vnn spijzen;
0. a. wordt daarmede een zeer smakelijke rijstepap, {boehocr
santan) bereid, die bij diarrhee moet verboden worden. Uil
de geperste santan wordt, door koking en waterverdamping,
klapperolie {minjak helapa) gemaakt, die in vele gerechlen boler
of in Europa gebruikelijke oliën vervangt, f.lie olie wordt
ook gebezigd voor de vervaardiging der vroeger genoemde
kokoszeep.)
De bladknoppcn, die zich aan hel bovenste gedeelte van den
boom bevinden, hel hart genaamd {poetjoek o{hocmoct),\yo\\\c\\
als groente gegeten en hebben den smaak van zeer fijne, wille
177
kool; daarvan wordt ook een ingelegd zuur {aljar), voor hel gebruik
bij vleesch en rijst, gemaakt. Klappernolen, die beginnen uit
Ie loopen, hebben een zeer saprijk, wil uitspruitsel, fómbotig
genaamd, dat veel gegeten wordt, als groente.
Van de Saguerus saccharifer {aren of kawoeng) wordt even-
zeer hel hart (dodol) als loepijs bij de rijst genuttigd, terwijl
de onrijpe vruchten, boewa atap, gebraden gegeten worden of
wel als roedjak hoelang -kaleng worden toebereid. Die vruchten
in suikersiroop ingemaakt worden ook naar Europa verzonden
onder den naam glibbertjes. Over de suiker, uil deze planl
bereid, spreek ik later.
(Het beklimmen der klapperboomen en andere palmen geeft
zelden aanleiding lot ongelukken ; wel hel afklimmen, vooral
als de onderste, verdorde bladeren niet met de noodige zorg
verwijderd zijn en dus afbreken.)
Van een kleinen palm, de Zalacca edulis, salak, worden de
vruchten rauw en gesloofd gegeten. Zij zijn zeer moeielijk
verteerbaar.
De pisang (Musa sapientium en Musa paradisiaca) heeft een
buitengewoon groot aantal verscheidenheden. Er zijn ongeveer
een bOlal van bekend. De vruchten zijn zeer smakelijk en
voedzaam, ten gevolge van haar rijke gehalte, ongeveer 77%
aan zetmeel, en suiker; zij hebben een wil, melig vruchlvleesch
van verschillenden, zoelachtigen, lichlzurenof eenigszins sanien-
Irekkenden smaak, en worden zoowel rauw, als gekookt of
gebakken gegeten. Zij maken een hoofdbestanddeel uit van de
pap, die aan jonge, zelfs aan pas geboren kinderen wordt toe-
gediend, waarbij zij met gaar gekookte rijst worden vermengd.
Daartoe wordt gewoonlijk pisang radja gekozen.
De lekkerste soorten zijn pisang maas, radja, soesoe , ambon,
radja seré, enz. Men leert al spoedig die soorten lierkennen
en eigen smaak beslist veelal hel gebruik cr van.
Inlanders eten het meest pisang kloeloek, zoowel rauw als
tot groente bereid; ook schrijven zij daaraan geneeskrachtige
12
178
eigenschappen loe. De Europeanen prefereeren die soorl uiel,
maar hebben, even als de Cliiiieezen, voorliefde voor pisang
soesoe en pisamj maas.
De pillen van den kenari (Canarium commune) smaken naar
amandalen en worden ook in plaats daarvan gebezigd in gebak.
Zij zijn moeielijk te verleren en daardoor zeer schadelijk voor
kinderen,
Tangkil, kasoengka (Gnetum gnemon, funiculare, ediile) levert
in de jonge bladeren een groente en in de vruchten , die naar
knoflook smaken, een voedingsmiddel.
Als groenten komen nog in aanmerking Amaranlus oleracaeus
(bajèm, sènggang), die veel op spinazie gelijkt ; Solanum melongenu
{têrong), de in Frankrijk als aubergines bekende vruchten ;
Cucurais sativus (kelimon), de gewone komkommer; Cucumis
melo, meloenen; Cilrullus edulis [samangka), de watermeloen;
Allium Cepa (bawany), uien; Allium sativum {bramhang), knoflook;
eindelijk nog de jonge uitspruitsels der bamboe (^Bambusa spec.)
welke veel suiker houden en die ook als zuur worden ingemaakt
{atjar bamboe). De naam bamboe, ofschoon van Malabaarschen
oorsprong, is ook onder de inlanders algemeen in gebruik.
(De wonden door bamboe veroorzaakt, genezen buitengewoon
moeielijk en zullen in het Iweede deel afzonderlijk besproken
worden. Daartoe behooren meestal de bekende ran/oe-wonden.)
Uien en knoflook {bawang) zijn een onmisbaar bestanddeel
van de toespijzen bij de rijst; bovendien komen zij in verreweg
de meeste voorschriften van inlandsche geneesmiddelen voor.
Ik zal mij van eene verdere opsomming der, als groente
gebezigde bladeren, enz. onthouden, daar die geen praktische
waarde zou bezitten.
Thans zullen wij nog eenige vruchten (boewa-boeiva) beschou-
wen, die veel worden gegeten en wel dikwijls onrijp, vooral
door de mindere standen. Het eten van onrijpe vruchten is
zoo algemeen, dal hel onder de gewone wijze van voedsel
nemen moei worden gerekend. Bij epidemiön van cholera moei
179
het belet worden; daartoe wordt niet alleen de verkoop ver-
boden, maar zelfs de bloesems aan de boomen worden
vernietigd.
Natuurlijk kan niet van elke vrucht hel voor- of nadeel van
het eten worden aangegeven.
De gevolgde orde is gedeeltelijk die uit Veth's Java.
Nanas, ananas (Ananassa sativa) ; zij houdt zeer scherpe
zuren en wordt door vrouwelijke kleurlingen zelden gegeten;
werkelijk schijnt er eenige waarheid te schuilen in de bewering,
dat het elen van ananas aanleiding zou kunnen zijn lot het
ontstaan van, maar vooral tot verergering van reeds bestaanden
fluor albus, terwijl het verder niet te ontkennen valt, dat de
ananas als emmenanogon en aborlivum kan werken , welke
laatste eigenschap door inlanders wordt geëxploiteerd. Vooral
pasaangekomen moeten voorzichtig zijn met eten dezer vruchten,
die door de scherpe zuren prikkelend op het darmslijmvlies
kunnen werken , evenzeer als door de nioeielijke verleerbaarheid
van de stukken van het vruchlvleesch , dat veel cellulose houdt;
verder bevordert het gebruik de galsecretie en de secerneerende
werking der nieren, vooral als de vrucht nog niet rijp is. Bij
het elen moet de rijpe ananas van hare schil worden ontdaan,
en in water worden afgewasschen, terwijl vele personen gaarne
wat zout er bij gebruiken, wat de prikkelende werking op
het darmkanaal schijnt te verminderen.
De zoogenaamde Builenzorgsche ananas, eene uil West-Indië
ingevoerde variëteit, wordt door sommigen boven de gewone
soort verkozen, hoewel de laatste, als zij zeer rijp is, zoeter
van smaak en saprijker is. Slukjes van hel vruchlvleesch
worden ook in azijn, als zuur ingelegd, bij de rijsttafel en bij
vleeschspijzcn, gegelen.
Laboe ajar (Lagenaria idolatrica) is een aangenaam smakende
vrucht, die als geneesmiddel en levens voedingsmiddel bij
sommige buikaandoeningen, o. a. Indische spruw, moet worden
beschouwd .
Djamboe, in verschillende soorten, als o. a. djamhoe monjel
180
(Anacardiiim occidentale), waarvan de vruclilslelen , die peer%
vormig, vleezig en zeer saprijk zijn worden gegeten; djamboe
wolanda, de advokaat (Pcrsea gratissima), meestal fijn gewreven,
en met brandewijn of koffie en suiker vermengd, gegeten;
djamhoe hidji (Psydium guajava); deze vrucht heeft, zooals de
Maleische naam reeds aanduidt, zeer vele zaden, die, onverteerbaar
als zij zijn, aanleiding geven tot darmprikkeling, waarbij lichte
proclitis (Van der Elst) en zelfs dood , onder op cholera ge-
lijkende verschijnselen, is waargenomen (Semmelink) (men zij
op de mogelijkheid eener darmaandoening door die oorzaak
voortdurend bedacht); djamhoe ajar (Jambosa aquea) ; djamboe ajar
mawar (Jambosa vulgaris) ; djamboe hol (Jambosa domestica) ;
djamhoe Semarang (Jambosa alba) ; allen vruchten, die rauw en
gestoofd door vele personen lekker worden gevonden, terwijl
anderen haar als weinig smaak bezittende niet hoogschatten.
Vooral kinderen houden zeer veel van de gewone djamboe-
soorten en ik heb geen nadeel gezien van het eten er van.
Pèpaja , papaja , papajer (Carica papaja) , die de in den
laatslen tijd zoo veel besproken eigenschap bezit van in haar
melksap een oplossend vermogen voor vleesch te hebben.
De papajer werd reeds langen lijd in Indië bij slechte spijs-
vertering voorgeschreven, voor dat die eigenaardige werking
van het sap, qua talis, was bekend gemaakt. Het vruchtvleesch
wordt onrijp, gestoofd of met suiker ingemaakt en gedroogd,
iangkoè (ook van andere vruchten bereid) genaamd , gegeten en
rijp, rauw gemitligd, soms vermengd met wijn en suiker. De
papajer behoort onder de vruchten, waarvnn het matige gebruik
wel kan worden aanbevolen, al kan het overvloedige eten er van
nadeelig worden, omdat er somtijds lichte diarrhee na volgt ; ook
beweert men, dat hel overmatig gebruik aanleiding zou geven
bijmannen lot tijdelijke impotenlie, bij vrouwen tot het ontslaan
van fluor albus, wat ook geneeskundigen meenen te hebben
waargenomen. De papajerpitlcn smaken zeer sterk naar de
Europeesche sterrekers, en worden ook wel gebruikt, evenwel
vooral als geneesmiddel,
181
Saoe (Miiiiusops Manilkara, M. Bojeri en M. Kauki), vooral
saoe manila (Sapota achras), die eenigszins in smaak op de
mispel gelijkt, maar veel fijner en aangenamer is dan de mispel.
Boewa nona (Anona reticulata), en sirikaja (Anona squamosa),
zeer zoele^ meclaclitig smakende vruchlen, waaraan men, voorna-
melijk aan de eerste, een apiirodisiacalische werking toeschrijft,
wat reeds, voor Bontius' tijd, aan de Europeanen bekend was,
zooals blijkt uit de mededeelingen van Andreas Cleijer.
Nangka tvolanda, zuurzak (Anona muricata)-, waarvan het
vruchlvleescli met suiker wordt gegeten en liefst eerst moet
worden doorgezeefd, omdat de aan de pitten hangende vezels
een onaangenaam gevoel in den mond veroorzaken. De zuurzak
beval, zooals de naam reeds aanduidt, vrij sterk prikkelende
zuren; men moet voorzichtig zijn met het gebruik er van.
Namnam (Cynometra cauliflora) wordt slechts zelden rauw,
meestal gekookt, ook bij wijze van appelmoes, gegeten.
Krandji (Dialium Indum), naar tamarinde smaliende vruchlen.
Delima, dalima (Punica granatum), de granaatappel, een zeer
zure, maar aangenaam smakende vrucht, die veel meer als
geneesmiddel dan als voedsel gebezigd wordt.
Bidava. (Zizyphus jujuba), vooral door de Chineezen zeer gezocht.
Gajam, gajang , (Inocarpus edulis), waarvan de vruchlen,
gekookt of geroosterd worden gegeten.
Balimbing, belimbing manis (de zoete variëteit van Averrhoa
carambola).
Doerian (Durio zil)elhinus), eene zeer sterk, naar verrotte
uien, slinkende vrucht, waarvan het vruchtvleesch door inlanders
algemeen en gaarne wordt gegeten; vele Europeanen houden
ook van het gebruik dier vruchlen. Na het eten zijn dikwijls
cenige congestie naar het hoofd en buitengewoon veel oprispingen
waartenemen.
De vrucht is, voor wien zich over den stank heeft heen
gezet, zeker een goede voeding, al is zij wat moeilijk te ver-
teren. Men schrijft haar eene opwekkende werking voor den
geslachtsdrift en de diurese toe.
182
Wallage geef een enlhusiastische besclirijving van hel genot
om Borneosche doerian te eten; velen zullen die uitwijding niet
onjuist noemen. Daarom geeft ik ten opzichte van deze vrucht
een paar aanhalingen uit twee schrijvers over dit onderwerp,
die ook Wallage bekend waren en uit des laatslen werk, dat,
in de Nederlandsche vertaling door prof. Veth, den naam
y>lnsulinde" daagt.
Van Linsguoïen schreef in zijn in 1614 uitgegeven «Itinerarium"
in het 57'Capittel: «Van 't fruyt üuryoens van Malacca" het vol-
gende: «wordt so seer ghepresen van een yeghelijck diet gheproefl
•heeft, dal ment niet en can compareren met geenderlej' fruyte
»van de werell, want in smaeck ende goetheydl affirmeren
»dal hel alle fruylen te hove gaet; raaer eersl alsmense op
«doet, riecken gelyck oft hel verrotten ayun waer, maer in den
«smaeck heeftmen de leckerheyt."
Paludanus (eigenlijk ten Broecke geheeten), stadsdoctor te
Enkhuizen y schreef aanteekeningen op het reisverhaal van
Van Linschoten en zoo zegt hij van de doerian: »Dil fruyt
»is ook in sulcken vvaerdye by die Lesers" (inzamelaars), «dal
«sy meenen men mocht daer niet af versadighen, gheven
«daeromme dit fruyt heerlycke namen, en de schryven Epigram-
»men daer af."
Wallage zegt, naar de vertaUng van professor Veïh:
«Wanneer de vrucht in de huizen gebruikt wordt, is de reuk
«dikwijls zoo hinderlijk, dal vele personen nooit kunnen besluiten
«haar te prueven. Dit was ook met mij het geval toen ik er
»te Malakka het eersl de proef van wilde nemen, maar op
«Borneo vond ik een rijpe vrucht op den grond liggen, die
»ik buiten's huis kon elen, en toen ik er eenmaal de landen in
«gezet had, was ik voor altijd lol een doerian-eler bekeerd."
En verder: «van de basis lot aan de spits" (der meidorens
voorziene, kokosnoolgroole vrucht), »kan men vijf flauwe lijnen
«bespeuren, waarover de dorens zich een weinig welven; dil
• zijn de voegen der capsellen of kluisjes waarin de vrucht is
«verdeeld, en waarlangs zij met een stevig mes en eene krach-
185
»lige hand kan venleeld worden. De vijf kluisjes zijn van
• binnen satijnachlig wit, en gevuld mei eene eivormige" (beier
eiachtige) » massa van zacht roomkleurig vleesch, waarin twee
»of drie zaden Ier grootte van kastanjes besloten liggen. Dit
«vleesch is het eetbare deel, maar is in aard en smaak volkomen
• onbeschrijflijk.
«Eene rijke boterachtige vlade, sterk gekruid met amandelen,
nkan er in het algemeen eenig denkbeeld van geven, maar
• tevens is het of u daarbij geuren worden toegewuifd die u
nroomknas, uiensaus, bruine sherry en andere geheel ongelijk-
«soorlige zaken voor den geest brengen. Bovendien heeft het
«vleesch eene weêrgalooze, raalsche en weelderige lijmigheid,
«die den fijnen smaak nog verhoogt.
«De vrucht is noch zoet, noch zuur, noch sappig, maar
«men meikt niets van het gemis dezer hoedanigheden, want
«zij is in hare soort onverbeterlijk. Zij brengt nooit walging of
«eenige andere onaangename gewaarwordingen te weeg, en hoe
«meer men er van eet, hoe meer men er van verlangt te eten.
«Inderdaad doerians te eten is een waar genot , dat alleen waard
«is dat men er eene reis naar het oosten voor onderneemt.
«Wanneer de vrucht rijp is, valt zij van zelve af en de eenige
«manier om doerians in volkomenheid te eten, is het oogenblik
«van haren val af te wachten, wanneer ook de reuk minder
«overweldigend is. Onrijpe doerians verschaffen, gekookt
«zijnde, eene zeer goede groente, maar worden ook rauw door
»de Dajaks gegeten. In een goed vruchtenjaar worden groote
«hoeveelheden gezouten en in pollen en bamboezen het geheele
«jaar over bewaard, maar zij krijgen dan voor Europeanen
«een allerwalgehjkslen stank, ofschoon de Dajaks ze in dien
• toestand, als toespijs bij de rijst zeer hoogschallen. Men
' vindt in de bosschen twee verscheidenheden van wilde doerians
«met veel kleinere vruchten, die bij de ééne van binnen oranje
«zijn: en het is waarschijnlijk, dat groote doerians, boven
• beschreven, die nimmer in het wild voorkomen, van deze
«afstammen. Het zou misschien niet juist zijn te zeggen,
184
«dat de doerian de beste van alle vruchten is; want zij kan
»de plaats niet vervullen van de zuuraclilige sappige soorten,
«die, zooals de oranje, de druif, de mangga en de mangislan,
»door hare verfrischende en verkoelende hoedanigheden zoo
«gèzond en zoo aangenaam zijn; maar als een voedsel van
»den uitgezochtsten smaak opleverende^ is zij onovertroffen.
«Indien ik er slechts twee mocht aanwijzen, als de volko-
•menlieid in de beide klassen vertegenwoordigende, zou ik zeker
«niet aarzelen mijne keus op de doerian en de oranje als
«koning en koningin der vruchten te doen vallen.
«De doerian is echter somtijds gevaarlijk. Wanneer de
«vruchten beginnen te rijpen, vallen zij van lijd tot tijd af,
«zoodat personen die onder de hoornen wandelen of werken,
«ieder oogenblik met een ongeluk bedreigd worden. Als een
«doerian in haren val iemand treft, brengt zij veelal een
«vreeselijke wond te weeg, daar de sterke dorens het vleesch
«openscheuren, terwijl de slag zelf duchtig nederkomt ;
«evenwel is juist dit de oorzaak dat er zelden den dood op
«volgt, dewijl de overvloedige uitstorting van bloed de ontste-
«king voorkomt, die anders zou kunnen plaats grijpen. Een
«Dajaksch opperhoofd verhaalde mij dat hij eens tegen den
«grond was geworpen door een doerian die op zijn hoofd
«nederkwam, maar dat, ofschoon hij hij zich een zekeren
«dood voorstelde, hij na een korten tijd hersteld was.
«Dichters en volksleeraars, oordeelende naar onze Europecsche
«boomen en vruchten, beweren vaak dat hooge hoornen altijd
«kleine vruchten dragen, zoodat haar val onschadelijk is voor
«den mensch, en dal de groote vruchten altijd over den grond
«kruipen. Maar de waarheid is dat twee van de grootste en
«zwaarste bekende vruchlcnsoorten , de brazilie-nool (üerthol-
«letia excelsa) en de doerian, aan zeer hooge boomen groeien,
«waarvan zij nedervallen zoodra zij rijp worden, zoodal zij
«de inboorlingen dikwijls verwonden en somtijds dooden. Hieruit
«kunnen wij twee dingen leeren, vooreerst dat wij geen alge-
«meene gevolgen moeten trekken uil eene zeer eenzijdig kennis
185
»(ler natuur; cu leu tweede, dat boomeii cii vruchten, even-
» zeer als de zoo verscheidene voortbrengselen van hel dierenrijk,
«blijken niet uitsluitend te zijn ingericht voor hel nut en het
«gemak van den niensch."
Bij die laatste beschouwing hadden de klappers zeer zeker
eene plaats verdiend, Verwonding en dood door het nedervallen
van klappers komt veelvuldig voor. De lange aanhaling uit
Wallage vindt haren grond in de keurige beschrijving en in de
uileenloopende raeeningen, die men over die vrucht kan liooren
verkondigen.
Men beweert, dat de onaangename oprispingen, na betelen
van doerian, kunnen worden voorkomen of ten minste verminderd
door uit een geledigden (/oerw/i-schil wat water of thee te
drinken.
Timboel of kaloewie (Artocarpus incisa) levert zeer moeielijk
verteerbare, maar voedselrijke vruchten, die door duizende
inlanders als een hoofdvoedsel worden gegeten , nadat er een
soort van brood van bereid is.
Soekoen (Artocarpus laevis); nangka (Artocarpus integrifolia) ;
tjampMak (Artocarpus polyphenia); lèrèp (Artocarpus elaslica);
al deze vruchten, maar vooral de nangka en de Ijampédak, worden
ook door Europeanen gebruikt, maar zijn moeielijk verleerbaar.
De sterke geur der nangka herinnert aan dien van doerian. Men
kent zeven soort van nangka, waarvan de grootste dangdang ,
de kleinste kêndil heel; bij de Mflw,9/fa //è/èw^' groeien de vruchten
aan de wortels.
Tj'érmö (Cicca nodiflora), zuurachtig van smaak , wordt vooral
geconfijt gegeten.
Boeni (Antidesma bunius) met zure vruchten; lerwijl de
bladeren als groente worden gesloofd.
Manggis, mangistan (Garcinia mangoslana), een zeer lekkere,
gezonde vrucht, waarvan Dr. Doistius mei zooveel ophef gewag
maakt, dal hij, de gewoonte van zijnen tijd volgende, door
boven hel hoofdstuk, waarin hij eene vrucht beschrijft, een
epigram te plaatsen, daarin zegt, dat zij de gouden appelen
186
van H^sperië smaak verre overtreffen. Deze regels bij
BoNTius luiden;
»Cedant Hesperii longe liinc, Mala aiirea, fructus;
«Ambrosia pascit Mangöstan, cl Neclare, divos."
Deze vrucht mag , volgens inlandsche meeningen, niet aan
koortslijders worden toegediend en zou ook Ie verkoelend
zijn voor buiklijders. In het algemeen zijn inlanders hanger
voor het eten van raangistan dan van eenige andere vrucht.
Djeroek, alle Citru^-soorten, waarvan wij aantcekenen , als
zoete soorten djeroek manis, djeroek ketjil of djeroek keproh
(Cilrus aurantium), de chinaasappel, gewoonlijk minder lekker
dan in Europa; djeroek djep'^en (de zoete variëteit van Citrus
nohilis); djeroek herdoeri (Citrus macracantha); en als zure soorten:
djeroek asem (Citrus grandis en de zure variëteit van Citrus
nobilis) ; djeroek tipis (Citrus liraonellus), zeer geschikt tot het
maken van limonade; djeroek matjan, djeroek hesar , djeroek bali,
pompelmoes (Citrus decumana). In het algemeen moeten de
djeroeA-soorten worden uitgeperst of uitgezogen , daar de cellen
er van veel cellulose bevatten. Het aantal soorten zou nog
met een belangrijk quantum kunnen worden vermeerderd,
maar de voornaamste zijn thans genoemd. De inlanders kennen
de rf;eroe/c-soorten allen als zeer gezond en beweren, dat die
vrucht bij geen enkele ziekte -behoeft te worden nagelaten.
Boekoe, langsat (Lansium domesticum), een aangenaam
smakende, gezonde vrucht, die evenwel, naar het oordeel der
inlanders, opgezetheid van de maag zou veroorzaken, en somtijds
aanleiding zou geven tot het ontstaan van hoest. Bij buikaan-
doeningen is het aan te raden geen doekoe* s te eten, daar zij niet
gemakkelijk verteerbaar zijn.
Ramboetan, met de zoeter smakende variëteit kapoelasan,
(Nephelium lappaceum), waarvan de bekleeding der zaden zeer
onverteerbaar is, maar het vruchtvleesch aangenaam, zoel
zuur smakend en gezond. De inlanders beweren, dat bestaande
hoest en keelpijn door het eten dezer vruchten verergert, terwijl
er lichte irritatie van het raondslijmvHes, zelfs met vorming van
187
kleine zweertjes, door zoude ontstaan. Die bewering is niet
van allen grond ontbloot.
Sommigen beschouwen hapoelasan als een afzonderlijke soort,
Nephelium longanum; terwijl door de Ghineezen is ingevoerd
de l'tsji (Nephelium lilchi), die ook bijna uitsluitend door hen
wordt gegeten.
Een slechte gewoonte, door inlanders en dikwijls door anderen
gevolgd, is het openbijten van den ramhoetan; men moet de
schil met een mes openen. Bij het doorbijten kan een den
haartjes van de vrucht in het gehemelte geraken en daar tol
abscesvorming aanleiding geven; zulk eeu absces in het zachte
gehemelte nam de Heer H. S. Pinkhof o. a. eenmaal waar.
Mangga (Mangifera Indica), een zeer gewilde vrucht; meïi
schrijft aan het ruime gebruik er van het ontstaan van furunkels
toe; wat te verklaren valt uil het feit, dal die huidaandoening
meer dan anders wordt gezien in den mangga-\A]i[. De •vrucht
heeft een smaak, die hel midden houdt tusschen peen en zwarte
bessen; enkele soorten, vooral de mangga kwinie rieken zeer
sterk; ook de mangga pakèL Er zijn 25 soorten van bekend
waarvan de mangga kopjor de saprijkste, maar ook de vezelachtigste
is. De geele mangga podang is ook zeer gezocht.
Djcngkol (Pithecolobium gerainum) behoort tot de peulvruch-
ten, die door de inlanders gaarne worden gegeten; die vrij
groole, stinkende vruchten, worden plat gedrukt en geroosterd
voor hel gebruik. Wordt er veel van verorberd, dan schijnt
de aetherische olie, daarin voorkomende, een prikkelende werking
vooral op de sluitspier van de pisblaas uitteoefeiien, ten minste
dan wordt meermalen een belangrijke kramp van die spier
waargenomen, terwijl de sterke vulling der blaas tot hevige
pijnen aanleiding geeft.
Op hel eiland Banka elen de inboorlingen gaarne de
vruchten van Hopea-soorten {kawang, lawang) als toespijs bij
de rijst; zij worden daartoe op de rijst zelve gaar gekookt.
De inlanders zijn groote liefhebbers van suiker, goela , en,
als zij geil hebben, wordt er veel vuti verbruikt in koffie
188
thee, lauw water, gebak enz. Zooals bekent! is wordt tle suiker
bereid uit het suikerriet (Saccharum olTiclnaruni), teboe, dat
in stukken gesneden en geschild als lekkernij wordt gegeten.
De jonge uitspruitsels worden ook als gekookte groente bij de
rijst gebruikt. De suiker, die in //if/<e algemeen gebezigd wordt,
is niet geraffineerd. Geraffineerde suiker wordt uit Europa
aangevoerd, vooral voor de apotheken en zeldzaam voor huiselijk
gebruik.
Een bijzondere bereiding der suiker, die zeer gezocht is,
is de goelali, die eenigszins aan fondants doet denken en
bereid wordt door eene waterige oplossing van suiker niet een
zeer kleine hoeveelheid azijn te vermengen eii die massa tot
een dikke stroop uittedampen , welke stroop onder het vast
worden sterk wordt uitgerekt; daardoor ontstaan in de lengte
geribde stokjes van die suikermassa. Het eten van goelali
acht ik, met de inlanders, nadeelig voor kinderen; er ontstaat
diarrhee door.
De goela djawa, goela aren of goela ilam is afkomstig van
de aren-palm (Saguerus saccharifer) ; zij wordt verkregen door
den bloemstengel, terwijl die nog aan den boom bevestigd is,
met een stuk hout (van de Tetranlhera rubra, hoeroe burriim)
week te kloppen en die stengel drie of vier weken later afte-
snijden, waarna een groote hoeveelheid licht geel, zeer zoet sap,
dat loewak' aren heet, uit de gemaakte wond loopt. Daar
de inlanders planten beschouwen als bewustzijn hebbende
wezens,, gaan bewerkingen, als de genoemde, met ceremo-
niën gepaard, die een vreemden indruk maken. De noodige
gebeden en olïers gaan vooraf; het kloppen geschiedt eerst
zachtjes en dan hoe langer, des te harder; hef sap wordt eerst
in kleine, bamboezen kokertjes opgevangen, die langzamerhand
in grootte toenemen. Al die voorzorgen vindt men noodig voor
een ruimen oogst; als men iu eens te hard gaat kloppen, of
met een groot stuk bamboe aankwam, zou de boom er van
schrikken en daardoor zou de uitvlood van sap verminderen.
Dat uilloopende sap wordt door koking ingedikt en heeft dan
189
een donkere kleur, lerwijl die suiker altijd vochtig is. Wordt
aan de bereiding grootere zorg besteed, dan krijgt men een
vrij drooge, licht geel gekleurde suiker. De eerste wordt wel
in plaats van de Europeesche keukenstroop gebezigd. Soms wordt
goela djawa bereid uit de langhap (Saguerus langkap) en die
soort is nog zoeter dan de reeds genoemde.
Vooral legen den tijd van het Europeesche nieuwjaar worden
gedroogde dadels [Itorma) aangevoerd, die de Chineesche handelaren
als nieuwjaargeschenk, tegelijk met de vroeger genoemde iangkoé,
thee, met gouddraad geborduurde sloffen, Chineesch vuur-
werk en dergelijken aan hunne Europeesche kennissen ten
geschenke aanbieden.
Bijna alle groenten en vruchten zijn, op verschillende manieren
verduurzaamd te krijgen, als in blik, ingemaakt, in slopflesschen^
enz. In de koelere streken worden die Europeesche groenten
ook aangekweekt en naderen dikwijls zeer tot de oorspronkelijke.
Een enkele maal zijn daar aangekweekte druiven en aardbeien
te krijgen, die evenwel niet met de Europeesche kunnen
wedijveren. Uit Australië en soms uit Europa worden, bij de
snellere communicatie-middelen in de laatste jaren , versche
vruchten aangevoerd, als appels, noten, hazelnoten, kastanjes
en dergelijken; die aanvoer geschiedt meestal in ijs.
Van vele Europeesche vruchten vindt men als «delicatesse"
geleien, conserven, enz.
Ten opzichte van geconserveerde groenten moet nog worden
vermeld, dat gedroogde groenten niet te fijn verdeeld mogen
zijn, wat op een te lang bewaren duidt en dat zij niet schim-
melachtig of duf mogen rieken. De blikken doozen, die tot
verpakking dienen mogen niet buikig zijn opgezwollen, wat
op daarin verblijvende gassen duidt; de groenten uit blik en
de ingelegde groenten mogen nooit week of papperig zijn.
CacGft (Theobroma cacoa) , tjo/daad, wordt in een Ie kleine
hoeveelheid aangeplant om onder de voedingsmiddelen te kunnen
worden gerekend.
190
Ei" lieersclit onder de inlanders, maar nog meer onder de
kleurlingen en kreolen, een vaste overluiging, dal het eten
van vruchten des morgens zeer gezond is, des middags minder
voordeelig, en des avonds hepaald gevaarlijk. Eene wederleg-
ging dier meening is wel overhodig.
Reeds hij de ananas is gezegd, dal die vrucht door sommigen
met wat zoul wordt gegelen; in hel algemeen is het verder
goed eenig zoul te nulligen hij die vruchten, welke harsachtige
bestanddeelen, ^e^aA, houden, zooals hijv. mangga, salak, doekoe ,
enz.
Van de lagere planlenvormen komen nog enkelen in aan-
merking voor de voeding. Ik noemde reeds vroeger de
champignon koeping tikoes (Excidia purpurescens, E. pelliculae);
sommigen worden gekookt gegelen, zooals Lycoperdon pulsillum
[djamoer fombong); de djamoer kelang (Agaricus sp.); terwijl
de Ghincezen liefhebhers zijn van sjocngko (Agaricus alulaceus),
die gedroogd uit Chïjia wordt aangevoerd. In de Molukken
vindt men een eelhare champignon, de oelat (Agaricus sajor kajoe).
Djamoer bankong (Pachyma tuber-regium) wordt als genees-
middel gebezigd, maar ook gegeten.
Deze beschouwing over de voedingsmiddelen zal, naar ik
meen, voldoende worden geacht, al zouden er nog velen, van
minder belang, kunnen worden bij gevoegd.
Toespijzen.
De eerste plaats voor de inlandsche tafel neemt daarbij in
de Ijabé, lombok, Spaansche peper (Capsicum annuum en
andere soorlen).
De aangename, prikkelende, sterk aromatische smaak der Capsi-
cum-soorlen is bekend ; evenwel overtreft de smaak der verscbe
vrucht verre die der gedroogde, of in azijn of zoul ingelegde.
De hmbuk wordt op verschillende wijzen bij de rijst gegeten,
hetzij in nalura in wal zoul geslipt; lielzij inet zoul fijn ge-
191
wreven ; hel zij met kamiri (Aleurilcs Iriloba) en een weinig suikef
vermengd en met klapperolie of boter even gebraden; terwijl verder
van sambal-sainbalan met die vrucht worden bereid. Onder
sambal- sambalan verslaat men allerlei mengsels van groenten ,
vleesch- en visch-spijzen , die op kleine schaaltjes hij de rijst
worden toegediend; ieder neemt daarvan eene zekere hoeveelheid
naar eigen smaak, en het zich zeiven op het bord toebereiden
van een lekkere rijsttalel hangt voor een groot gedeelte af
van de behoorlijke dosering dezer bij- en toespijzen ; men vindt
daaronder, om enkele voorbeelden te noemen: gesneden kom-
kommers, met wat azijn en in de schuinle afgesneden /omfto/c;
gekookte snijboomen met lombok; kippenmagen, in stukjes
gesneden; garnalen, in hun geheel gebraden, of gedroogd en
met een saus bereid ; fijn uitgeplozen en gebraden kippenvleesch
(aboen-aboen); versch ingelegde komkommers met kerrie bereid;
hard gekookte eieren met ijabé, zout en sans {sambal penganten)
en een bijna ontelbaar aantal andere mengsels, dikwijls met
Irasie, pelé enz. vermengd.
Ook in de samenstelling der /cerrte-soorlen komt de Spaansche
peper voor.
Verder wordt daarmede de vroeger reeds genoemde roedjak
bereid, door de lombok in een aarden pannetje met een weinig
trasie, suiker, enz. te vermengen, en daarin rijpe en onrijpe
vruchten te leggen, die vooraf in schrijven gesneden zijn.
Onder de gewoonlijk gebi'uikle soorten der tj'abé bekleedt
de gewone, roode eene eerste plaats (Capsicum annuum en Cap-
sicum frutescens, Ijabè besir genaamd); verder heeft men nog
een groolc, groene soort, ijabé idjoe (Capsicum bicolor) en een
kleine groene, tjabé rawiet, of tjabé sètan gebeden (Capsicum
fasligialum).
Er groeien in hel heele klimaat zeer vele specerij-achlige
planten , die dus eene groole hoeveelheid aelherische olie bevatten,
en »het schijnt" zegt Dr. Bleeker «dat de natuur hier heeft
• willen tegemoet komen, in de zoo verzwakkende kliniaals-
» werking op den mensch, door milde productie van specerijen
192
«en toongevende eigenschappen bezittende planlen, die den
«mensch als het ware den weg aanwijzen, waarop de alonie
»des ligchaams, vooral der slijmvliezen is te voorkomen of te
"genezen. De inlander, meer natuurmcnsch , heeft zich die
"aanwijzing ten nutte gemaakt door het kaauwen van sirih en
«andere specerijachtige basten en kruiden, door het zich illineren
»met aelherische oliëen enz; maar de Europeaan, die, al het
«overige gelijkstaande, meer nog door den klimaalsinvloed heeft te
«lijden dan de inboorling, veracht in zijne wijsheid, wat de
«natuur hem zoo dringend beveelt; en zoo de mannen zich de
• veerkracht des ligchaams op andere wijzen welen te behouden
«of te herstellen, de vrouwen ondervinden daarvan maar al te
«zeer de bedroevende gevolgen."
Deze aanhaling uil Bleeker's «Bijdragen lot de geneeskundige
«topographie van Baiavia" heb ik niet gedaan met het oog
op de daarin gepredikte teleologie, maar wel, omdal ook
naar mijne meening het gebruik, in behoorlijke, maar niet
overdreven male, van die prikkelende middelen, en vooral van
Ijabé, nuttig moet worden geacht. Natuurlijk moet rekening
gehouden worden met den loesland van hel darmkanaal; maar
wij spreken hier van gezonde menschen.
Terecht vergelijkt Dr. Pettenkofer hel malige toevoegen van
specerijen bij de overige voedsels, mei het smeren van
de deelen eener stoommachine met olie. Het goede smeersel,
zegt hij, «kan de beweegkracht noch vervangen, nociraanvullen ,
«maar maakt de beweging der machineriën gemakkelijk en
«regelmatig en vertraagt belangrijk hare slijtage."
Hoe dikwijls hoort men het elen van (jabé door leeken afkeuren
en zelfs het gebruik er van afraden door geneeskundigen. In
den regel evenwel zijn dal jongere gcnecshceren ; oudere praclici,
die langer in Indië zijn, bevelen niet zelden liet gebruik eener
malige hoeveelheid fjabó aan, vooral bij mocielijke spijsvertering
en bij personen, die door haemorihoidale aandoeningen laslige
verschijnselen builen het darmkanaal waarnemen. Die raad
heeft in den regel goede gevolgen; opmerking verdient het
193
zeker, dat Dr. Vidal, in Europa, de aandacht der geneeskun-
digen vestigde op het nut van cxlractuni capsici annui hij
haeniorrhoidale congesliën.
Men hite zich dus, door den, in den heginne, wel wat al Ie
sterken smaak, niet afschrikken tot het eten eener kleine
hoeveelheid gewone Spaansche peper. De Ijahê rawiel is al te
sterk en verdient minder aanbeveling.
Het drinken van water doet het heete gevoel in den mond
sterker worden.
De inlanders rekenen de tjahé onder de koude middelen, in
tegenstelling met de gewone peper, die zij onder de heete
rangschikken.
Het eten van tjahè vermeerdert de afscheiding van het speeksel,
evenzeer als die van het maagsap, en bevordert daardoor de
spijsvertering, vooral van amylacea. Volgens sommigen (IIenoch)
geeft het eten der prikkelende specerijen aanleiding tot lever;
hyperaemie; terwijl anderen (Hudd) er cholagoga in zien.
De toevoeging van ijahé aan de, met azijn ingelegde, komkom-
mers, augurken, uien enz. (zuren), maakt de inwerking dier zuren
op het slijmvlies van het darmkanaal minder schadelijk; evenwel
geeft groene tjahé met azijn ingemaakt, bij haemorrhoidaal-
lijders aanleiding tot pijn en persing bij den stoelgang. Ook
is het eten van jonge tjahè meermalen oorzaak tot het ontslaan
van buikpijnen; sommige personen zijn er zeer gevoelig voor.
Als toespijs bij de rijst moei ook beschouwd worden de pelè^
waarvan de inlanders zoo groolc liefliebbers zijn , dat die boom
(Parkia Africana) zelden in de dorpen wordt gemist. De peté-
boonen worden door Europeanen wel slinkboonljes genoemd,
omdat die peulvruchlcn een zeer sterken , knoflookachtigen geur
verspreiden. Dr. Jan ten Buink meende, in een zijne lillcra-
rische werken, de opmerking te mogen maken, dat vele landen
en plaatsen door een bepaalden geur worden gekenmerkt, en
karakleriseert de Javaansche kampong door den geur van /?ë^<^.
Zij werkt prikkelend op het syslema uropoëticum.
\'ó
104
Uit het plantenrijk telt Hasskarl 119 toespijzen bij de rijst
op en hel hoogste cijfer is daarmede niet bereikt. De meeste
geven geen aanleiding lot bijzondere opmerkingen.
Enkelen er van worden hier nog genoemd.
Asem, tamarinde (Tamarindus Indica), waarvan de vruchten,
met suiker ingelegd, eene bereiding vormen, die in ^wo/ja meer
aftrek vindt dan in Indië. ïn de Indische keuken zijn de ver-
sche of gedroogde vruchten onmisbaar, daar zij voor allerhande
bereidingen worden gebezigd. Zij vervangen cenigszins de citroe-
nen, al worden die ook gebruikt. Tamarinde bevat veel scherpe
zuren, zooals acidum malicum, citricum, tartaricum en tevens
bitartaras kalicus; daardoor werkt zij eenigszins purgeerend.
In kleine hoeveelheden gebruikt doet zij geen nadeel; daarom
kan bij verschillende buikaandoeningen het eten van, mei aseyn
bereide, spijzen worden toegestaan. Zoo is een zeer geliefkoosde
spijs, ajam goreng asem, dat zijn poolen, vleugels, of stukjes
vleesch van kippen, met wat zout en tamarinde ingewreven
en daarna in boter of olie gebraden.
Bij gebrek aan osem-vruchlen worden de kleine bladeren
van den tamarindeboom in de plaats daarvan gebezigd.
Van widjen (Sesamum Indicum) worden de kleine zaden
op verncliilleude soorten van gebak gestrooid.
Vanille (Vanilla planifolia) is bijna alleen bij Europeanen
in gebruik.
Kruidnagelen, Ijenké, (Caryophyllum aromaticum), en noten-
muskaat, pala (Myrislica fragrans), komen met koriander
ketoembar ^Coriandrum sativum) als specerij in aanmerking,
waarbij nog de kardemom, kapoelaga, kapol (Amomun carda-
momuni) kan worden gevoegd, die later ter sprake wordt ge-
bracht, bij het kauwen van sirih.
Van de kèlor (Morynga plerygosperma en Morynga polygona.
maar vooral van de eerste) worden de bladeren en de onrijpe
vruchten als groenten gegelen, terwijl de worlelschors als
vervangmiddel van den mierikswortel dienst doet, en dien wortel
door smaak en geur tamelijk goed vervangt.
19S
Ciircuma, koenir (Ciirciima longa, viridiflora en andere soorlen),
ook konneng, koenljie genaanid, wordl zeer veel gebruikt; de
knollen en de ineen gerolde, jonge bladeren, rauw of gekookt,
als groente, vooral door kraamvrouwen ; de curcunia zelf als
kleuringsniiddel van verscbillende spijzen. Zij beeft een Hebt
adstringeerende werking.
Kaneel, kajoe manis (Cinnainomum aromalicuni), kiamies,
wordt tol dezelfde doeleinden als in Europa gebruikt, terwijl
de scbil en de bladeren ook wel dienen tot bereiding van
tliee voor de inlanders, die ook de sintok (Cinnaniomum sintok),
de koelit lawan (Cinnamomum culilawan) en de massoi (Cin-
namomum species?) daartoe bezigen.
Kerri is een samenstel van verscbillende kruiden, als klapper
(olie en santen), curcuma , gedroogde gemberwortel , langkwas
(Alpinia galaiiga), uien, tfab?, djinlen (Anisodrilus carnosus,
Carum carvi), kenljoer (Kaempferia galanga), ketoembar (Corian-
drum sativum), serè (Graminea , spec. div.), en lada (peper,
Piper nigrum, album), afgekookt in bouillon van kippenvleescb,
krabben, en dergehjken. Daarin worden nog verscbillende vleescb-
of plantaardige spijzen gemengd naarmate men de eene of andere
soort van kerri wil bereiden : zoo komen daarvoor in aanmerking
bondol, moendoe (Lycopersicum esculentum), de bekende pomme
d'amour; asem zeylon (de zure vrucbten der Garcinia cambogia)
en anderen, waarvan de opsomming te ver zou voeren, Kerri
is een smakelijk toevoegsel bij de rijst, dat, evenwel meer door
Europeanen dan door inlanders en kleurlingen wordt gebruikt.
De laalsten verkiezen gewoonlijk afkooksels van bladeren en
vrucbten in water of in bouillon.
Dikwijls wordt ook visch, vooral ikan kembong in bouillon
met de noodigc bijmengsels gekookt, en na 24 uren gestaan
te bebben, onder den naam jmidang opgediscbt.
Meer nauwkeurige opgaven omtrent de samenstelling dezer
gerecbten bebooren in een kookboek te huis; in bet algemeen
zijn zij voedend, licbt prikkelend en maken de rijsttafel lekker-
der en voedzamer.
196
De slraks genoemde, gedroogde gemberwortel (van Zingiber
officinale) heet in hel maleisch djahé, en Avordt zeer veelvuldig
bij de bereiding van spijzen gebruikt. Dat zij , met suiker
gekookt, een aangenaam smakende confituur levert, die ook
gedroogd in den handel voorkomt, is bekend.
Wij zullen hiermede de opsomming der verschillende hoemboe-
boemboe (kruiderijen) eindigen, al is dat onderwerp nog
zeer voor uitbreiding vatbaar. De voornaamste hebben wij
genoemd en leekenden daarbij de, ook in Europa algemeen
gebruikelijke, als peper, mostaard, enz. niet aan, omdat zij
geen aanleiding geven ' tot bijzondere opmerkingen voor het
doel, dat wij steeds voor oogen houden.
De zuren, dat wil zeggen de met azijn ingelegde vruchten, worte-
len, enz., zijn voor een groot gedeelte dezelfde als in Europa en wor-
den ook van daar aangevoerd, waarbij nog eenige Indische produc-
ten komen als bijv. de Jonge uitspruitsels der bamboe; de asem
zeylon (Garcinia cambogia) ; het hart van den klapper , en vele
anderen ; zij dragen, in het algemeen , den naam aljar-atjaran.
Djeroek aaem (Citrus grandis), t/yéroe/i; (Citrus liraonellus)
en andere citroensoorten worden meestal met zout ingelegd en
daarbij fjabé en andere specerijen gevoegd; soms wordt de
opengesneden vrucht daarmede opgevuld. Slechts zeldzaam
legt men die vruchten met azijn in.
De vruchten der gendrin, gandaria (Rouea gandaria), worden
met zout ingelegd en maken dan bij de rijsttafel een zeer ge-
wilde toespijs uit, waaraan de inlanders een opwekkende wer-
king voor den eetlust toeschrijven ; eene meening, die gewettigd
wordt, door het feit, dat de gendria aangenaam bitter smaakt.
Visch in zuur is ook veel in gebruik.
Azijn {Ijoeka) wordt uit Europa aangevoerd, of in hidië
bereid o. a. uit den palmwijn en uit de pisang, terwijl ook
tamarinde als vervangraiddel gebezigd wordl. De Europeesche
azijn is meeslal tc verkiezen, ook al is die, op de Europeesche
manier, in Indië vervaardigd.
197
Zooals bekend is, wordl het zout {garam), als regeerings-mono-
polie verkoclil, voor verreweg hel grootste gedeelte bereid uit zee-
water door eenvoudige verdamping. Er wordl ook zout uil Europa
aangevoerd, in slopflesschen , onder den naam tafelzout, terwijl
reeds vroeger is vermeld, dat de kleine vaatjes met boter in
grootere vaten met grof zont verpakt zijn ; dit laatste wordt,
na zuivering, ook gebezigd.
De inlanders hebben veel behoefte aan zout en verkie-
zen verreweg het gouvernementszout, dat ten "gevolge der
bereiding, eenige magnesiazouten houdt, waardoor het een
licht bitteren smaak verkrijgt. Dat gehalte aan magnesia-zouten
is wellicht de oorzaak, dat bij kinderen niet zelden buikloop,
met wat bloeding, ontstaat, door het eten van rijst met los zout
er bij, een voedsel, waarop vele kinderen zeer verzot zijn.
Op elke tafel vindt men een fleschje soja, hetzij Japansche
soja, of inlandsche, die den naam kéljap draagt en waaronder
de, te Tangerang, in de residentie Batavia, bereide de beste is ;
zij wordt kéljap benleng genaamd.
De Japansche soja wordt bereid door het meel der soja-
boonen (Glycine hispida) en tarwemeel te roosteren en te
vermengen met een gistende brei van tarwemeel. Dit mengsel
blijft eenige dagen in een warm vertrek slaan, tot alles met eene
laag schimmel is bedekt; daarna wordt die massa uitgetrokken
met een oplossing van keukenzout in water en hel daardoor
verkregen vocht 3 — 5 jaren in vaten bewaard, waarna het
wordl gefiltreerd en in de bekende, grijze kruikjes afgetapt
voor den handel.
Zoete soja is hetzelfde preparaat, maar vermengd met wal
honig of met gegiste rijst.
De bereiding der kéljap benteng wordt geheim gehouden.
De Heer P. du Cloux, assistent-resident [q Tangerang (in 1881),
had de beleefdheid, op mijn verzoek, te trachten iels van de
bereiding te welen te komen. Er zijn een paar Chineezen, die
het geheim er van bezitten. Eene, mij door genoemden Heer
198
toegezonden, Maleiche hescli rij ving der bereiding zegt daarover :
»de katjang kedUch" (ook wel haljang f//e/JOc/j,r/ gelieelen, Soya
hispida, waarschijnlijk wel dezclfile planL als Glycine hispida)
«moet eerst gedurende 5 uren gekookt worden, en dan slerk
«worden omgeroerd; daarna moet de massa ongeveer 7 dagen
nliinnen 's huis blijven gisten op groole, platte manden, l'elampah
"geheelen, waarbij zij opdroogt en beschimmelt, en dan door een
»zeef worden uitgeperst. Nu wordt op nieuw met veel water op-
» gekookt tot alles gaar is. Ondertusschen worden verschillende
«boemboc-boemboc (kruiderijen) met water vermengd, en wel
vpekak, anghoea, pekljic en nog vier andere soorten, gemengd
»mel suiker, zout en beko (een soort van noga uit suiker bereid).
»Dit aftreksel der boemboe-boemboc wordt, met kleine hoeveel-
«heden, bij de gekookte katjang kedeleh gevoegd."
De, Heer Du Cloux deelde mij nog mede, dat een der vier
ongenoemde kruiderijen een nadeeligen invloed op de oogen
zou hebben , zobdat een der f hineezen, trouwens een oude man
die de beste kótjap maakte, geheel blind zou zijn geworden.
De drie genoemde ingrediënten zijn: pèkalc, adas Ijina,
steranijs, Ilicium anisatum; anghoea behoort tot de Compositae ;
pekljie is lïores cassiae van de Cinnamomum cassia of C.
aromaticum,
Men beweert, dat er door de rondvcnters wel eens verval-
scbing der kótjap plaats heeft met menschelijke urine.
Wanneer men weet, dat 100 deelcn soya-booiien 57, 7o
deelen eiwit en 20,89 declen vet houden, dan kan het geen ver-
wondering baren, dat de kèljap naar bouillon smaakt en een
nuttig bijvoegsel bij verschillende spijzen moet worden geacht.
AANHANGSEL.
Nog met een enkel woord herdenken wij het eten van aard-
soorten, die als lekkernij op verschillende plaatsen van den
Indischcn Archipel worden verbruikt. De inlanders noemen die
eetbare aarde met een algemeenen naam ampoh, en men vindt die
199
in bijna eiken warong (inlandsclien winkel) Ie koop, waar zij
vooral door zwangere vrouwen wordt gekocht, in de raeening,
dat het nog ongeboren kind er zoo op gesteld is ; daarom eten
die vrouwen ampoh zoolang zij zwanger zijn, maar laten het
onmiddelijk na de verlossing.
De Dajaks van den stam der Modang's eten de in de zon
gedroogde aarde, die zij lamh hlop of tanah lijal noemen;
terwijl de ampoh op Jam , vooral in Bantam, eerst wo(;dt ge-
bakken. Te Soerabaia is eene soort, die zoutachtig smaakt
ten gevolge van het bestrijken der half gedroogde, van zand
bevrijde aardkoekjes met pekel. Het chemische onderzoek
dezer zoogenaamde, eetbare aarden heeft alleen anorganische
beslanddeelen aangetoond, met bitumineuse klei en er kan geen
voedingswaarde aan deze stoffen worden toegekend.
In de steenkolenmijnen van Borneo wordt, vooral door opium-
schuivers, een soort van koolschiefer gegeten, dat als vergif
werkt en bij langdurig gebruik den dood ten gevolge heeft,
al kaïi chemisch geen vergiftig bestanddeel worden aangetoond.
Over de verschijnselen, die het gevolg zijn van het eten van
koolschiefer, wordt in het 2^ deel nader gesproken, zoowel als
over die, welke men meent na het voortdurend gebruik der gele,
roode, witte of zwarte ampoh te hebben waargenomen bij per-
sonen, die er zoo aan verslaafd zijn als opiumschuivers aan
opium.
Volgens Altheer moet de reden van het verbruik dezer
aarde gezocht worden in het feit, dat zij vooral bestaal uit
bitumineuse klei, die in kleine holten lucht houdt ingesloten
en daardoor een, voor de liefhebbers, aangenamen prikkel ver-
oorzaakt. Door die ingesloten lucht wordt ook die eigenaar-
dige geur naar aarde veroorzaakt, die na de eerste regens op
een droogen grond zoo sterk kan zijn in Indië.
DEAIKEI.
De eerste plaats onder de dranken bekleedt hel waler.
Evenals over al de andere onderwerpen , in dit boek behandeld,
spreek ik hier alleen over het drinkwater, voor zoo verre de
beschouwingen daarover niet in elk werk over hygiène Ie vin-
den zijn; de vcreischlen voor goed drinkwater worden^bekend
verondersteld.
Reeds wees ik, met een enkel woord (pag 50), er op,
dat de Heeren Berneloï Moens en Nagelvoort belangrijke op-
stellen publiceerden over hel drinkwater in Inlië, en wel de
eerste over dal Ie Bafnvia, de tweede over dal Ie Tjilaljap.
Vooral de eerstgenoemde verhandeling kan als een model be-
schouwd worden van de wijze, waarop dit onderwerp in elk
speciaal geval behoorl Ie worden behand.eld. Hier spreken
wij evenwel niet van een speciaal geval, maar van het drink-
water in Indië in hel algemeen.
Kan met eenig rechl worden beweerd, dal de inlanders
niet bijzonder keurig op hun drinkwater zijn , toch ver-
dient hel opmerking, dal zij, zoodra er werkelijk goed
waler Ie verkrijgen is, dat verkiezen boven slecht. Hel
bewijs daarvoor vindt men in hel feil , dat zij algemeen Ar-
tesisch-putwater zijn gaan gebruiken op de plaatsen, waar
zulke pullen geboord zijn en voor hel algcnietMi gebruik
zijn opengesteld. He gczondhcidstocslnnd der bevolking is
daardoor, op die plaatsen, belangrijk verbeterd; maar daar-
voor was lijd noodig. Immers weel men, dal hel men-
schelijk lichaam zich zoo aan liet gebruik , ook van min-
der voor de gezondheid voordeeligc , zaken gewennen kan .
201
dal de verwisseling dier minder goede ingesla mei belere niet
dadelijk een gunslig gevolg heefl. Toen de eerslc Arlesische
pullen (semoer boor) Ie Batavia voor het publiek waren open-
gesteld, was het niet zeldzaam, voorar kinderen , in behande-
ling te krijgen met lichte darmkalarrhen , waarvan hel ont-
slaan aan geene andere oorzaak kon worden toegeschreven
dan aan de verandering van hel drinkwater. Later kwam
dat niet meer voor, dan eene enkele maal bij personen, die
van andere plaatsen kwamen. Hel Artesisch putwater houdt
somtijds een weinig zwavelwalerslofgas , wal bemerkbaar is
door den reuk bij de pulten zelve; evenwel is de hoeveel-
heid van dat gas zoo gering, dat het verdampt door de
warmte van het waler zelf en daarin niet chemisch kan wor-
den aangetoond. Ook ziet men wel eens een klein vliesje
op het water, gevormd door daarop drijvende petroleum (mt-
njak tanah).
Waar geen Arlesische pullen zijn, wordt rivierwater of
regenwater gedronken. Hel rivierwater is, in de laag gele-
gen plaatsen, meestal zeer slecht; reeds in hel tweede hoofd-
stuk (pag. 18) werd er op gewezen , dal het rivierwater
op die plaatsen gewoonlijk eene bruine of gele kleur heeft
en allijd Iroebel is; deze kleuring is hel gevolg van hel
medeslepen van vele organiscbe en anorganische sloften. Er
zijn zooveel sloffen daarin voorhanden, dat, al zet zich het
grootste gedeelte daarvan als slib binnen 24 uren af, rivier-
water uil de Tji-lioeng (die door Batavia stroomt) na 5 tot
6 maanden gestaan te hebben nog niet geheel helder gewor-
den is en men het zelfs door papier niet geheel helder
kan fillreeren. Het feil der slerke kleuring van het rivier-
waler is zelfs oorzaak, dal vele rivieren daarna haren naam
dragen in de landstaal: tji betcekenl waler of rivier; Tji-
lioenrj is de geele rivier; Tji-hodas , hel witte waler; Tji-bur-
rum, de roodc; Tji-andjoer , de modder-rivier , enz.
Terwijl de slroomen, beken en riviertjes in de bergstreken
dikwijls zeer liclder en ongekleurd waler bevatten, dal in
202
smaak veel met regenwater overeenkomt, wordt de troebel-
heid en de kleuring sterker naar male de weg, dien het waler
heeft afgelegd, langer is. Dat is niet te verwonderen , als men
weet, dat de grond, waarover hel water stroomt, in de hooger
gelegen streken, vooral uit vulkanische sloffen hestaai, nog met
weinig andere grondsoorten hedekt, maar ^dal, in de lagere stre-
ken, vooral de ijzerhoudende heslanddeelen toenemen, terwijl
het rivierwater, in de rivier zelve, tot allerlei doeleinden ge-
bezigd wordl. In de eerste plaats worden alle drekstoffen der
bewoners van alle hampong's langs de rivieren daarin gedepo-
neerd; verder dient de rivier lot badplaats voor de menschen
en dieren, die aan hare oevers wonen, en die minstens eens,
maar gewoonlijk meermalen daags daarin een bad nemen; al
beslaan er verbodsbepalingen op het werpen van vuil en doode
dieren in de rivier, de zoo dikwijls voorbij drijvende krengen
leveren hel bewijs, dat daaraan niet de hand wordt gehouden,
evenmin als aan zoovele andere bepalingen der wet in Jndiö.
De onderzoekingen, o. a. der Rivers poUulion Commission
in Engeland hebben geleerd, dat de oxydalie der organische
sloffen in rivierwater slechts zeer langzaam voortgaat, zoodat
bijv. een stroom van 15 mijlen lengte, bij een temperatuur van
18° C, geen merkbaren invloed heeft op de hoeveelheid orga-
nische stoffen in hel rivierwater. Het is dus niet te verwonderen,
dat vooral de Noordkust van Java door aanslibbing zich uit-
breidt, en wel gemiddeld jaarlijks met 25 voelen. Dit wordl
nog duidelijker, als men een blik slaat op het volgende slaalje,
dat uit de verhandeling van den Heer Bernelot Moens is
overgenomen en waaruit de hoeveelheid slib in de Tji-lioeng
op verschillende lijden blijkt.
203
D a l u 111
A f> I'
W a a i' 11 c 111 i n g.
Aiior£2faiiisclie
O
E 1 • 1
kubieke meier.
Orcauische
dlül IJcI
kubieke meier.
Totale
lioeveeliieid
slib per
kubieke meier.
grauiinen.
grammen.
grammen.
12 Juli 1869.
29.10
5.23
34.33
13 — —
27.00
4.80
31.80
14 — —
55.22
10.80
66.02
15 — —
27.85
5.15
33.00
16 — —
22.55
5.00
27.55
17 —
26.86
5.14
32.00
25 Februari —
748.06
130.00
878.06
28 April —
91.70
15.50
107.00
8 Juni 1870.
10180.00
9 Maart 1871.
70.56
i6.44
87.00
De snelheid , waarmede die zeer verschillende hoeveelheid slib
door het waler w.ordt medegevoerd, varieert evenzeer en bedroeg
bijv. op den 8'" Juni 1870, toen er een zeer hooge waterstand
(bandjir) was, 1,4 meter per seconde; op den 9''" Maart 1871
was zij 0,72 meter per seconde. Volgens berekening zouden
bij bandjir, in elke seconde, 89 kubieke meters waler worden
afgevoerd, die niet minder dan 907 kilogrammen slib bevatten.
Het rivierwater schijnt, bij de wijze waarop het door Euro-
peanen gebruikt werd en soms nog woidt, geen bepanld nadee-
ligen invloed uit te oefenen. De inlanders, die niet veel werk
van de zuivering maken, leden onder hel gebruik er van zeer
zeker , wat wel bewezen wordt door de reeds genoemde ver-
betering van den gezondheidstoestand in het algemeen, nadat
er zuiverder water voor hen verkrijgbaar was.
De zuivering, zooveel mogelijk, die door Europeanen gevolgd
wordt, beslaat vooreerst in het lalen bezinken in groole aarden
vaten, lampajang genaamd. Deze valen bebbcn een pecrvorm
204
met hel dunste gedeelte naar onderen en een niet zeer wijde
opening bovenin; zij zijn soms tot vier voelen lioog en men
vindt die nog in versclieidene huizen , in een afzonderlijke
waterkamer, in den grond vaslgemelseld. Die tampajamfs vroeger
vooral uil Japan aangevoerd, worden door dal gebruik aan Imnne
oorspronkelijke beslemniing onllrokken, daar zij in /a/mm dienst
doen in een soort van tonnenstelsel voor faecaalmassa's. Is
het water in die vaten genoegzaam bezonken , dan wordl het
afgeschept en door leksleenen {baloe saringan) gefiltreerd.
Deze leksleenen, die vooral van Grissee worden aange-
voerd, bestaan uil kalkzandsleen , welke in den vereischten
vorm is uitgehouwen, al naar dat men holle, omgekeerde, vier-
zijdige piramiden wenscht, of wel cilindervormige vaten. De
eerste worden op een houten stelling geplaatst en men giet
het water boven in de holle van den poreuzen steen, waaruil
het dan, als de leksteen goed is, langzaam naar beneden
droppelt en, voor het wordt opgevangen met veel lucht
in aanraking komt, waardoor hel nog eenige schadelijk be-
standdeelen verliezen kan; evenwel zij men er op bedacht de
stellingeu geheel aflesluiten door een kastje, dat zijdelings
met eene deur geopend wordt; daardoor voorkomt men,
dat het water, bij het nedervallen stof uit de lucht opneemt,
in plaats van door oxydalie schadelijke deelen te verliezen.
Deze leksleenen zijn de beste. De cilindervormige leksleenen
worden in een vat met water geplaatst, dat dan van
buiten naar binnen dringt, maar waarbij men natuurlijk het
voordeelige contact met de lucht mist. Andere wijzen om te
fillrceren zijn in het dagelijksche leven bijna niet in gebruik;
alleen wordl wel eens onder in de leksleenen een laagje houlskool
(arang) geplaatst, waarop eenige kiezelsleenljcs gelegd worden.
Dat is zeer aan te bevelen, daar de in het water zwevende slofTen
dan niet zoo in den steen zeiven dringen en dit laagje gemakkelijk
en dikwijls kan worden verwisseld.
Voor het fillrceren van groolere hoeveelheden waler kunnen
leksleenen niet in aanmerking komen, daar men op die wijze
gemitldeltl slechts viev liters w.iter per uur kan fiitreeren.
Er moet dan een der andere, bekende wijzen van zuivering
worden toegepast.
Het putwater moet, voor het als drinkwater gebezigd wordt,
evenzeer worden gefiltreerd; men kieze vooral putten, die ver
van bewoonde gebouwen staan en in welker nabijheid zich geen
privaten, zinkputten of stallen bevinden. Het putwater bevat
vele organische bijmengselen , als microscopische planten en
dieren, waarvan Terpsinoë musica, Melosira orichalcea, Arcella
aculeata, Arcella vulgaris, Cypris-soorten , Synedra subtilis,
soorten van Navicula en Cymbella, Surirella, waarschijnlijk
ook Synedra giganlea; verder Actinophrys, Anioeba, Vorticella,
Amphileptus en Rotiferen, onder de dieren en Chtonoblaslus
elongatus, Leptotrix en andereii onder de planten.
Het beste drinkwater is, op plaatsen, waar geen Artesische
putten zijn, of het water dier putten niet drinkbaar is, het
regenwater. Als er een ferme regenbui gevallen is, die de lucht,
de daken en de goten goed heeft gereinigd, is het daarna vallende
water wel het zuiverste, dat men verkrijgen kan. Het is
evenwel eenigszins lastig, dat men localileit en een groot aantal
lampaj-.ng's moet bezitten om dat water, ook in den droogen
mousson, in genoegzame boeveelheid voorhanden te hebben.
Na den tijd, dat er geregelde aanvoer van ijs {ajar-baloe) uit
Amerika plaats vond, maar vooral nadat ijsfabrieken regel-
matig de noodige hoeveelheid bevrozen water voor de consumptie
leverden, is het gebruik van waler als gewonen drank zeer
toegenomen en is de algemeene gezondheidstoestand onder de
Europeanen onbetwistbaar ook daardoor verbeterd. Werd vroeger
een excuus gevonden voor het verbazende verbruik van bier,
rooden en Rijn-wijn, jenever en brandy in de slechte samen-
stelling van het drinkwater, dat voorwendsel wordt niet meer
aangevoerd , nadat ijs in voldoende hoeveelheid aanwezig is om
het drinkwater tol een Jieerl ijken, verfrisschenden drank te
maken.
206
Ik hel) wel gelezen, o. a. in Praeger's «Iiulisclie studiën,"
(lat ijs, voor gezonden, onnoodig en soms schadelijk is, ja zelfs,
huikzieklen kan verwekken. Die uitspraak kan ik mij alleen
verklaren uit de omstandigheid, dat de Heer Praeger, als
oflicier van gezondheid van Z. M. Marine, bijna altijd aan
boord van schepen doorbracht, waar het gebruik van ijs en
ijswaler in dien tijd niet tot den gewonen, dagelijkschen gang
van zaken behoorde. Immers, al kan ik de uitspraak billij-
ken, dat ijs voor gezonden onnoodig is, ik kan niet toestem-
men, dat hel gebruik er van ongezond zou zijn. liet gebruik
van ijs is thans, ook onder de inlandsclie bevolking der hoofd-
plaatsen, algemeen, zoowel tol eenvoudige afkoeling van ver-
schillende dranken, als tol vervaardiging van gepraepareerd ijs
(ijs u la vanille, met vruchten, enz). Nadeelige gevolgen van
het gebruik ziet men niet, en in de militaire hospitalen is het
verstrekken van ijswaler als drank, zooveel mogelijk, algemeen
gemaakt. Bij personen, die niet aan het gebruik van ijswaler
gewoon zijn, kan men wel eens lichle buikpijn waarnemen,
soms ook duizeligheid, wanneer zij in eens een groole hoeveel-
heid ijswaler gebruiken , maar daartoe bepaalt zich dan ook het
schadelijke; die uilwerking wordt nooit gezien bij menschen ,
die er aan gewoon zijn. Dat ijs wel aanleidmg kan geven tot
plotselinge samentrekking van de spieren van den maagwand,
blijkt uit de oprispingen van gassen, die, vooral bij lijders aan
maagkatarrh, na hel drinken van een glas ijswaler volgen.
In Europa is het denkbeeld geuit, dat de veelvuldig in Indië
voorkomende maagkalarrlien aan het drinken van ijswaler zouden
moeten worden toegeschreven, maar die aandoeningen komen
te veel voor ook op plaatsen, waar geen ijs is Ie krijgen, om
die meening te onderschrijven.
Hel is een zeldzaamheid menschen te onlmoelen, bij wie het
gebruik van ijs altijd aanleiding tol buikpijnen of tol lichte
diarrhec geeft; toch vindt men die nu en dan. Natuurlijk kan
het bij enkele buikaandoeningen voorkomen, dat het voort-
durend gebruik van ijs moei worden afgeraden, of slechts
207
kleine hoeveelheden mogen wonlcn (oegeslaan, en dan is het
nog veel minder nadeelig eenige lengen ij.swaler loe te dienen,
dan vaste spijzen, die in ijs zijn afgekoeld, hijv. rijstepap, Ie laten
eten; dit kan verkhiard worden uit de omstandigheid, dat ijs-
water gemakkelijker de temperaliiur van het lichaam aanneemt
dan eene hoeveelheid rijstepap, die zoo koud in de maag aan-
komende, daar gedurende eenigen tijd, als het ware, als een
interne, koude fomentatie hlijfl werken.
Er wordt te Batavia in de ijsi'ahrieken meestal gehruik ge-
maakt van goed gezuiverd rivierwater. Het Arlesisch-put-
water is warm en moet lang slaan eer het hruikhaar is ;
toch wordt het wel gehezigd, maar het daaruit vervaar-
digde ijs heeft dikwijls een gele tint of is zeer wit, niet
doorzichtig, ten gevolge van het in kleine hlaasjes ingesloten
koolzuur. Vooral bij groolc hoeveelheden, hijv. aan boord van
stoomschepen, wordt beweerd, dat het zooveel lucht houdende
ijs sneller smelt dan het doorzichtige, zoogenaamde klompijs.
De Heer Neuhaus vond, dat een half pond klompljs wegsmolt
in 4 uren en 18 minuten, terwijl een luchlhoudend stuk
van dezelfde zwaarte in 4 uren versmolten was. Bij andere
proeven verschilde die lijd geen vijf minuien. Het laat zich
trouwens begrijpen, dal ijs met veel ingesloten lucht gemakke-
lijker smelt, omdat al die openbarstende blaasjes eene groolere
oppervlakte vormen.
Dat ijs lot het afkoelen van allerlei spijzen en dranken ge-
bruikt wordt, spreekt wel van zelve. In alle groole huis-
houdingen vindt men een tot dat doel ingerichte ijskist of ijs-
kast, waarin ook, met goed gevolg, licht in gisting overgaande
geneesmiddelen kunnen worden geplaatst.
Over hel geneeskundig gebruik van ijs spreken wij na-
tuurlijk hier niet.
Op vele kleinere plaatsen worden door parlictilieron, soms door
het gouvernement, kleine ijsmachines van Carric gehouden , die,
vooral bij ziekte, allernuttigst zijn.
Dat de inlanders een dronk kool water altijd hebben ge-
208
waanleerd, blijkl uil de algemeen, eii wie weel sederl lioevele
eeuwen, onder hen gebruikelijke koelkruiken (gendie), die uil
eene eenigszins poreuse aardsoorl bereid, en voorzien van een
nauwen hals, het waler zeer langzaam doorlaten, len gevolge
waarvan de oppervlakle dier kruiken allijd vochtig is ; hel op die
oppervlakte verdampende water ontlrekl natuurlijk warmte
aan de watermassa, in die kruiken voorhanden.
Omtrent koffie {fcoppie) en thee (/e) dient vermeld Ie wor-
den, dal van de eerstgenoemde door Europeanen in Indië ge-
woonlijk een zeer slerk extract gemaakt wordt, waarvan een
weinig met veel melk vermengd, wordt gebruikt. Arabieren
daarentegen roosteren telkens een kleine hoeve/lheid boonen, niet
meer dan voor ééne maal noodig is, en maken daarvan een niet
slerk, dus weinig bitter, maar zeer geurig aftreksel.
De inlanders drinken in de koflie en Iheeaflreksels geen
melk, maar wel suiker, vooral in het eerste. Op sommige plaat-
sen, zooals in de Freanger en op Sumalm, drinken zij een
aftreksel van de zacht geroosterde koffiebladeren, die in
chemische samenstelling niet veel mei de vruch len verschillen ;
ook worden gebrande kofïïeboonen wel gemengd met gebrande
djagong, maïskorrels. Zij maken soms een aftreksel van de
geroosterde vruchten der cacoa (Theobroma cacoa); die vruch-
ten zijn evenwel zeldzaam Ier hunner beschikking; overigens
zijn zij groole liefhebbers van een kopje heet water, enkel of
met wal suiker gemengd.
De Chineezen drinken de Ihee zeer slap, slechts even afge-
trokken, liefst in reeds lang in gebruik zijnde, kleine, sleenen
Irekfiolten, en zonder suiker of melk.
Koffieboonen, die niet goed gedroogd zijn, kunnen, zoo zij
als lading aan boord van schepen zijn ingenomen, aanleiding
geven lol belangrijke zicktclocvnllen; waarschijnlijk onlwik-
kelen zich nadeelige beslanddeclen door broeiing en schimmel-
vorming. Een zeer treurig \oorhecld van vergifliging door
zulk een lading, van eene geheele bemanning van hel schip,
209
door zulk ccne lading, leverde, in hel jaar 1879, hel Neder-
landsche schip «Casliaan Pol"; lien van de negenlien man der
equipage overleden, lerwijl negen ziek hieven en telkens reci-
diveerden; toen zij hersleld waren en de equipage was aangevuld,
overleed, in éénc week, weder een der nieuw aangeworven
schepelingen en waren zeven, onder wie vier nieuwe, ziek.
De reis met die lading moest worden opgegeven.
Langs de wegen wordt een drank rondgevenl, waarvan de
inlanders groole liefhebhers zijn en dien z\} tjien tjau noemen.
Die drank heslaat uit suikerwater met een weinig aggar-aggar
en soelassie-\n[len.
Worden de hladeren van eene slingerplant, dawon Ijienijau,
daaronder gemengd, dan noemt men dien drank fjien tjau idjoe,
omdat die bladeren een groene gelei leveren.
Aggar-aggar is waarschijnlijk Fucus amylaceus; de vierkante
stukken vormen bij koking eene reuk- en smukolooze gelei;
zij wordt in de Indische keuken in plaats van vischlijm en
gelatine gebruikt.
Soelassie of lampas is Ocimiim gratissimum en andere
Ocimum-soorten.
Tjien tjau is eene klimplant en heet ook wel aroy lawoeloe
of aslrawoeloe (Cissampelos hirsula of C. Pareira, de moeder-
plant der radix Pareira brava, en verschillende soorten van
Slephaniae, o. a. Slephania capitata).
Somtijds worden de bladeren der lida boaja (Aloë harba-
densis) in dien drank gemengd.
Een andere onschuldige drank, die langs de deuren wordt
verkocht, heel skollong en bestaat uit lauw warm water met
suiker en hladeren van (/;êroe/f/?oeroe/ (Papeda lUimphii), in welk
mengsel kleine stukjes hard gekookte aggar-aggar ronddrijven
Nog eenvoudiger is oghio, bestaande uit suikerwater met
aggar-aggar en ijs. In plaats van aggar-aggar neemt men
210
ook wel koelang-kaleng, dal zijn in stukken gesneden glibberljes
(zie pag. 177).
Klapperwater wordt soms gedronken, maar meer als genees-
middel en bij gebrek aan ander waler gebezigd; bet wordt,
zooals ik reeds vroeger zeide, bescbuldigd, bij langdurig ge-
bruik, lendenpijnen te veroorzaken.
Onder de dranken, door inlanders gebruikt, moeten nog de
volgende genoemd worden.
Het waler, dat in de geledingen der bamboe voorkomt,
wordt als verkoelende drank gebezigd.
Van de verscbillende c/yé/'oe/c-soorten , vooral van de dje-
roek asam (Cilrus grandis), gebruikt men bet sap lot het
maken van limonade.
De half rijpe vruchten der gëbang (Corypha gebanga) dienen
lot hel bereiden van een verkoelenden drank, evenzeer als de
vruchten van hoë kassoer (Calamus ornalus); oók wel die van
deringoe of dringau (Calamus aromaticus en Calamus dulcis) ,
waarvan ook de wortelstokken worden gebezigd.
Tol hetzelfde doel dienen de vruchten van kadongdong (Pou-
parlia dulcis) en het sap van kiboeloe (Metabolus spec. div.)
De gedroogde wortels van babadoUan of djoekoet bauw (Age-
ratum conyzoides) worden als thee gelrokken, evenals het houl
van hoeroe kisereh (Tetranlhera diversifolia) en van hoeroe
menlek (Polyadenia pauciflora) en de bast van kajoe manis dja wa
(Cinnamomum iners), kajoe manis tjina (Cinnamonumi aroraati-
cum) en kajoe manis zeylon (Cinnamomum Zeylanicum) , benevens
de bast en de bladeren van kitehdja (Cinnamomum nitidum) ; zoo
ook de afgeschrapte en geklopte wortel van kiljantoeng lalaki
(Polyallhia snbcordala).
Kras toelang (Chloranthus oflicinalis) wordt in zijn geheel met
wortel en al tot een aangenamen drank afgetrokken en vooral bij hel
beklimmen van bergen of bij vermoeiende wandelingen gedronken.
Tjabè aroy (Chavica densa en Ch. officinarum) verschaft vruch-
ten, die worden gestampt en, met waler en suiker vermengd,
een aangenamen drank vormen, banrek genaamd.
211
Aan de meeste dezer dranken wordt tevens eene geneeskrach-
tige werking toegeschreven.
Een licht geelbruin gekleurd poeder , serbat oï pokkah geheelen,
wordt met kokend water afgetrokken en dan warm of koud
gedronken. Dit aftreksel is verwarmend en het poeder wordt
wel naar Europa gezonden, waar kleurlingen het aftreksel
's winters drinken.
Serbat bestaat uit de volgende stoffen, gedroogd en onder
elkander gemengd:
tjabé djawa (Chavica densa) ,
tjenké (Garyophyllus aromaticus),
pala (Myrislica "fragrans) ,
kardemongo (Amoraum cardamomum),
poetjoek (Corypha umbraculifera) ,
djahé (Zingiber officinale) ,
seré (Glumaceae of Gramineae),
de vruchtschil van djeroek poeroet (Citrus papeda sive Papeda
Rumphii),
lada (Piper nigrum),
kajoe manis (Cinnanomum sp. div.)
Niet te sterke aftreksels van serbat zijn wel aan te bevelen.
Er wordt ook eene siroop van bereid, voor den handel.
Hel behoeft wel niet gezegd te worden , dat het gebruik van
spiritualiën in het algemeen nadeelig is; in het heele klimaat,
waarvan wij den invloed óp het organisme later zullen
beschouwen, is dal nog meer het geval dan in koelere
streken en wij mogen daarom den invoer van grootere hoeveel-
heden Ijs een geluk achten, daar die van zelve, zooals wij
reeds zagen, aanleiding heeft gegeven tot een minder ver-
bruik van sterke dranken.
Alle in Europa gebruikelijke alcoholhoudende dranken worden
in Indië ingevoerd en daar worden nog andere vervaardigd.
Verschillende soorten van fijne wijnen, o. a. Port en Madeira,
worden, evenals sommige likeuren, door Chineesche kleinhan-
^12
delaren iiageüiaakt en niet zelden mei de oorspronkelijke of
zeer goed nagemaakte éliquetten in den handel gebracht. Tot
het kleuren de wijnsoorten wort\i\\e,\ kembang sa paloe {liihiscus
rosa sinensis) gebezigd , somtijds ook kasoemba, saffloer, afkom-
stig van Carthamus tinclorius, eene kleurstof, die droog zijnde,
groen ziet, maar in oplossing eene helder roode kleur, als
Magenta-rood, aanneemt. Voor de bereiding van nagemaakte
likeuren dienen arak en inlandsche suiker; de smaak wordt er
aan gegeven door aromatische planten , zoo als o. a. adas (Pim-
pinella anisum), djinlan (Anisodrilus carnosus), enz.
In het algemeen zijn de wijnen , die ingevoerd worden , minder
versneden, zwaarder, meer alcoholhoudend. Het gebruik er
van zal, onder sommige omstandigheden, als geneesmiddel
noodig zijn; maar het voortdurend, dagelijksch gebruik is
onnoodig.
De Armeniërs krijgen uit Perzië wel eens Schiraz-vfiiw ,
die voor zieken Port- of Madeirawijn vervangen kan.
Wij behoeven de uilwerking van het misbruik van alcoholica hier
niet uit een te zetten, maar merken alleen op, dal Dr, Sachs te
Cairo (die de beste monographie over leververeltering schreef,
welke er bestaal) het ontstaan van leverabscessen in de eerste
plaats toeschrijft aan habitueel gebruik , maar nog meer aan mis-
bruik van sterken drank. Zeer zeker is in die uilspraak veel waars,
al komen leververetteringen ook wel eens voor bij personen,
die geen misbruik, noch habitueel gebruik maken van spiritua-
liën, zooals bij pas aangekomenen , bij wie vooral de invloeden
van het heete klimaat in aanmerking komen, daar, zooals wij
later zullen zien de leverfuncliën , in den beginne van hel ver-
blijf binnen de tropen, zeer worden gewijzigd. Voor een 15 — 20
lal jaren voorspelden wij (toen eenigc jonge oflicieren van
gezondheid) de veranderingen, die wij in de lever bij sectie
zouden vinden, niet zelden naar de militaire bclrekking, die de
overledene had hekleed, zonder dat wij zijne historia morbi
kenden, en een gewone aardigheid was de lever naar de
militaire charge te benoemen en van een mincurs-Iever, een
213
slafmiiziekanlen-lever, enz. te pralen; wij hadden dan tevens
een beeld voor ons van de paUiologisch-anatomische verande-
ringen, die wij daarmede aanduidden. Daarbij stonden lever-
abscessen en raiiskaallever op den voorgrond.
Voor Europeesche vrouwen, meer dan voor mannen, kan
het, bij de gewoonlijk beslaande anaemie, nuttig zijn een glas
rooden wijn voor Ie schrijven : vooral ook , omdat zij , in den regel,
weinig gebruik maken van de prikkelende toespijzen der rijstlatel.
Inlanders drinken geen wijn uitgezonderd enkele bedienden
of hooggeplaalslen, die veel met Europeanen in aanraking
komen; kleurlingen zelden; vrouwelijke kleurlingen bijna nooit;
daarom kan men bij hen met een enkel glas wijn soms uit-
werkingen krijgen, waarvoor bij Europeanen , die aan prikkels
gewoon zijn, kamfer of muskus noodig is.
Hel kan, vooral bij Europeesche vrouwen, nuttig zijn een
glas bier, meer bepaald porterbier aantebevelen bij het eten
wanneer er niet te weinig eetlusl bestaat en dus een voldoende
hoeveelheid vaste spijzen tegelijk met het bier wordt genomen.
Het lichtgekleurde, Engelsche bier, pale-ale, beval meer al-
cohol en is minder aanbevelingswaard. Licht, Hoüandsch bier
kan minder kwaad.
Indien men een bepaalde soort porterbier wil voorschrijven,
is het misschien niet van belang ontbloot te welen, dat hel,
in Nederland, in de bierbrouwerij »de Valk", bereide bier meer
extracticfstolTen en minder alcohol houdt dan het Engelsche,
zooals uit de onderstaande opgave blijken kan.
Exlra-sloul.
Engclsch 7.48°/o exlr S.ö^/q alc.
uit «de Valk:" 8.88 id 6.0 id.
Brown stout.
Engelsch 6.14°/o exlr 6.7°/o alc.
uit »de Valk:" 7.66 id 4. id.
De, in Indië bereide, sterke dranken zijn arak, loeivak kras
en inlandsch bier.
214
De arak moet bereid worden door destillatie der vloeistof,
die men na de gisting van rijst verkrijgt. De rijst wordt
daartoe zacht gekookt, met veel v^^ater omgeroerd en bij dit
mengsel eene giststof, tempeh, gevoegd. Nadat de gisting is
afgeloopen, wordt de vloeistof overgehaald. Tempeh komt in
samenstelling met ragie (zie pag. 155) overeen; er wordt dan
evenwel katjang bij het mengsel gevoegd. In de laatsle'jaren wordt
rijst alleen zelden tot bereiding van arak gebezigd ; zij wordt ver-
mengd met den afval der suikerfabrieken (stroop of melasse), of die
stroop wordt alleen, zonder rijst, gebezigd. In de omstreken
van Batavia werken de enkele , daar bestaande, suikerfabrieken
nog op de oude manier, waardoor dus veel suiker in de stroop
terugblijft. Batavia levert dan ook de beste arak, die bijna
het dubbele kost van die uil Oost-Java, waar de overblijven-
de stroop veel minder suiker houdt. Volgens Bontius en Valen-
TiJN zouden de Ghineezen in Indië zeenetels of zeekwallen
(Uhizostoma purpureum en R. capillatum) bij de am/f-bereiding
gebruiken, ten einde dat vocht sterker prikkelende eigenschap-
pen te geven; of dat nog geschiedt, is mij niet bekend.
De Ghineezen onderscheiden twéé soorten van arak, die zij
san-tjoe en hong-tjoe noemen.
In Midden- en Oost-Java heel de arak uil gewone rijst
bereid badeg, terwijl die, uit kètan, den naam brom draagt.
De arak voor den binnenlandschen handel houdt meer dan
60°/o alcohol; die voor den uitvoer bestemd somtijds lot 807o'
Goede arak moet helder, kleurloos of lichtgeel gekleurd zijn,
en bij wrijving tusschen de handen een eigenaardigen , onaan-
genamen, alleen aan arak eigen geur verspreiden.
De werking van arak op het lichaam moet met die van goe-
de jenever op eene lijn gesteld worden.
De toewak kras wordt uil /oetua/c of bereid. Deze laalsle
is het sap uit den bloemstengel van de aren- of areng-paliu,
die ook r^owoe/oe-palm genoemd wordt (Saguerus saccharifer
of Arenga saccharifera). Er wordt ook zulk een sap uit den
215
klapperboom bereid, dat pahmvijn heet, maar minder gewild
is. Ter verkrijging van toewak vyrordt de bloemstengel behan-
deld, zooals verhaald is bij de bespreking der gocla aren
(pag. 188)
Op het eiland Madura is de toewak afkomstig van den
lonlarpalm, kaboeng, katvoeng of ^iwa/e/i (Rorassus flabelliformis),
evenals dat op vele andere plaatsen in /w(/êe ook het geval is. De
zeer zoete toewak smaakt naar rook, omdat de bamboezen kokers,
waarin zij wordt opgevangen, eerst slerk berookt worden,
ten einde de snelle gisting eenigszins tegen te gaan.
De pas opgevangen toewak, die toewak manis of legen heet,
wordt niet aljjemeen gedronken, omdat vele menschen er buik-
loop door krijgen. Daarentegen werkt zij bij sommige darm-
katarrhen en bij aphthae tropicae, somtijds nuttig. Toewak
wordt als gist gebruikt in de bakkerijen (somtijds komt daartoe
de moer in aanmerking, die na de suikerbereiding overblijft).
Dit versche sap nu geraakt zeer spoedig, namelijk na een paar
uren, in gisting; het smaakt dan aangenaam, is kleur- er reu-
keloos en onschadelijk bij het gebruik; het blijft evenwel niet
lang in dien toestand, daar de gisting doorgaat en het sap dan
troebel, melkachtig van kleur wordt en een zuren, prikkelen-
den smaak en een onaangenamen, eenigszins naar zwavelwater-
stofgas zweemenden geur krijgt. Dat zwavelwaterstofgas is che-
misch aantetoonen door bevochtigd loodpapier, al is de hoeveel-
heid te gering voor quantitatieve bepaling. Die goed gegiste
toewak nu is de toewak kras, sterke toewak, ook wel sagueer
genaamd, zooals die gewoonlijk wordt verkocht* Daarvan
levert één boom, onder behoorlijke behandeling ongeveer 8
liters daags en dat gedurende ongeveer drie maanden. Als de
gisting tot het einde toe snel is voortgegaan , waardoor bijna
al de suiker, binnen eenige uren, in alcohol is omgezet, ver-
krijgt men de jonge sagueer; is evenwel, na afloop der eerste,
sterke gisting, die men bovengisling zou kunnen noemen, het
vocht gebotteld, dan ontstaat er een langzame nagisling , die na
gerulmen tijd, een drank vormt, welke oude sagueer genoQmA
216
wordt. Uil dit vocht bereidt men azijn, die 4^2 a 8°/o azijnzuur
beval, en een onaangenauien bijsmaak en geur bezit; die azijn
wordt daarom bijna alleen door inlanders gebezigd (J. H. Schmidt).
Toewa/t of sagueer bevat minder alcohol dan hel lichtste bier ;
zij houdt niet meer dan 3% alcohol , die bovendien een onaan-
genaraen, branderingen geur heeft en zeer scherp, branderig
smaakt, welke smaak eenige uren lang nablijft. Men drinkt
de sagueer óf in den toeslandj zooals zij boven is beschreven,
óf wel afgetrokken op bittere planiendeelen , zooals in de
Molukhen, op den wortel van Garcinia cornea , een boom , die
met den mangisian eenige overeenkomst heeft. Op Siimatra's
Westkust wordt de soeri (versche palmwijn) afgetrokken, terwijl
er gisting plaats heeft, op Icoeliel kajoe katjang-katjang (Jagera),
koeliet lawan (Cinnamomum), kocliet lanseh (Lansium domes-
licum) enz., welke bewerking eenige malen achter elkaar,
met lusschenpoozing van eenige dagen plaats heeft , waarna hel
afgegoten, geheel heldere vocht den naam toewak krijgt, die
dan zeer bitter smaakt (Teysmann). De dirigeereude officier
van. gezondheid P. C. v. Goens had de goedheid te Padang voor
mij een onderzoek te doen instellen, naar de daar, vooral
door Europeesche soldalen, veel gedronken soerie. Zij wordt
daar meestal uit klapperboomen bereid, die door Niassers van
de Maleische eigenaren lol dat doel worden gehuurd. Die
boomen brengen gemiddeld V2 — 1 kilo vocht daags op. De
gistende soerie wordt gedurende 12 lol 18 uren afgetrokken
op een aromatisch-bitlcren boombast, afkomstig van eene klim-
plant, konidei (Briedelia lomentosa?), ook konidei-alaes-dalon
genoemd; eene andere klimplant, galize, olize oioli-oli, in het Sun-
daneesch aroij garoet penljang gehecten (Entada pursaetha), komt
daarvoor ook in aanmerking. Beide planten groeien in hel wild.
Die boomschors wordt in de zon gedroogd en daarna boven
vuur geroosterd en oppervlakkig verkoold; hij kan dan twee-
malen worden afgetrokken. Voor eenige jaren werd, in plaats van
de genoemde boombasten, ook de bast van den gutta-percha-
217
boom (Urosligma glabellum) gebezigd ; thans schijnt dat niet
meer het geval te zijn.
Volgens mededeeling van Dr. Fr. ScHNKiDEn mengt men, op
het eiland Madura, in den loewah diiiwijls kctjochoeng (Dalura
fasluosa), len einde het vocht bedwelmender te maten.
Al de soorten loewah, die op kruiden of basten zijn afgetrokken,
behooren lot de oude toewak. Eigenaardig is het , dat de
toewak, die, wat zijn alcohol-gehalte betreft als een tamelijk
onschuldige drank moet worden beschouwd , zeer schadelijk ,
zelfs gevaarlijk wordt, wanneer, onmiddelijk na het gebruik
er van , spiritualiën , van welken aard ook , worden gedronken^
Al is maar een kleine hoeveelheid bier , ara/c of jenever genomen,
dan ontslaat er een allerhevigste dronkenschap, waarbij de
drinkers razend worden. Men beeft eene verklaring van dit
vreemde verschijnsel willen vinden in de omstandigheid , dat
de spiritus in eens al het koolzuur vrij mankt, dat in de
sterk gistende toewak voorhanden is en dientengevolge her-
senhyperaemie ontstaat, vooral bij habitueele drinkers, die
loch al neiging tot vaaluitzclling hebben. Mogelijk speelt ook
de betrekkelijk groole hoeveelheid koolzuur, die in het bloed
opgenomen wordt hierbij eene rol (J. H. ScuiinDT). Waar-
schijnlijker is het evenwel, dat de sagiieer er toe bijdraagt,
om de alcohol van de genoemde dranken zeer snel te doen
oxydeeren, wat als het essentieële der alcoholintoxicatie moet
worden beschouwd, terwijl de veelvuldige bijmenging van
ketjoehoeng niet uit bet oog mag worden verloren.
Het drinken van sagueer is aan de soldaten van het Neder-
landsch-Indische leger streng verboden, maar dat verbod wordt
niet altijd nagekomen.
Te Batavia, misschien ook wel in andere plaatsen, wordt langs
de huizen een licht bruin gekleurde, tamelijk sterk mousseerende
drank verkocht, die bier genoemd wordt; dat inlandsche bier
wordt gestookt uit kclan Ham en onder de gisting wordt daarbij
ragie gemengd.
218
Dat zijn wel de voornaamste dranken , buiten de uit Europa
aangevoerde, die in Indië vi^orden gebruikt. Er zijn nog wel
eenige andere bekend, bijv. de door Dn. N. von Mikluciio Maclay
vermelde uit Nieuw- Gidnea , maar die komen voor ons doel niet in
aanmerking. Evenwel, al was hel alleen om der curiosileits
wille, kunnen wij nog met een enkel woord melding maken
van den, door dien schrijver bekend geworden , drank, dien de
Papoea's bereiden uit een Piper-soort, waarschijnlijk Piper
methysticum, keu genaamd. Hij wordt gemaakt, door de
versche /oett-bladeren door kleine jongens te doen kauwen ; wie
moede wordt geeft zijn kauwsel aan een ander, tot het ten
slotte zacht genoeg is geworden; in een klapperdop met een
gaatje er in , wordt wat gras gedaan en daarop worden al die,
met speeksel sterk doortrokken, gekauwde ballen gelegd en
dan uitgeperst. Het grijsgroene vocht wordt in een anderen
klapperdop opgevangen en uit afzonderlijk daarvoor bestemde
bekers gedronken; daarbij hebben de drinkers, want alleen de
mannen maken er gebruik van, het meesle genot, als zij, tegelijk
met het verorberen van die dikke, zeer bitter smakende
lekkernij, kunnen urineeren.
ETEUSÏÏREI m SA1EÏ[STELLIÏÏ(}
DEE lAALTIJDEI.
Dikwijls wordl door schrijvers over Indië geklaagd over de
moeilijkheid om van een onderwerp een goed heeld te geven,
daar de plaatselijke omstandigheden bijna alles doen varieeren;
zoo is het ook met de zaak, die hier besproken wordt. Wij
zullen trachten eene beschrijving te maken, die zooveel mogelijk
in het algemeen juist is en beginnen met de maaltijden der
inlanders; in dit geval meer bepaald der Javanen; natuurlijk
worden daarmede de /cam/jow^-bewoners bedoeld en niet de
bedienden, in dienst bij Europeesche huishoudens, waarvan
zij sommige gewoonten hebben overgenomen.
Er wordt in eene inlandsche huishouding. eens per dag ge-
kookt en wel 's morgens tamelijk vroeg ; reeds werd vroeger
opgemerkt, dat de rijst nog eenigszins hard moet blijven, na
de koking, en dat zij koud wordt genuttigd.
De maaltijden hebben tweemalen daags plaats, namelijk eens
's morgens tegen elf ure, mangan awan, en eens 's avonds bij
zonsondergang, mangan wêngi. Die maaltijden bestaan in een
zeer groote hoeveelheid rijst, waarbij altijd zout, lombok en
trassi wordt gevoegd, en meestal eenige in water gekookte
groenten {sajor). Op de pasar-Aagen (marktdagen) is de lafei
verrijkt met wat gedroogde of gezouten visch; die luxe komt
dus eenmaal in de vijf dagen voor.
's Morgens vroeg wordl een kopje, tamelijk slappe koffie of
water gedronken ; beide altijd met een weinig suiker. Als er
wat geld over is, wordt 's morgens het eene of andere rijst-
gebak {Icwec-fcwee) , wal kelocpal of gablok gegeten , en in den loop
van den dag wat vruchten {boewa) of een rauwe komkommer.
220
Wij merkten reeds op pag. 16S op, dat de inlanders zeer
groote hoeveelheden rijst eten en verklaarden de hehoefte aan
die groote massa o. a. uit de wijze, waarop de rijst wordt
toehereid. De gewone hampong-hewoncrs eten , gemiddeld per
dag en per volwassen persoon, 617 grammen (één hali) rijst.
Men weet, dat in de rijst de verhouding van stikslofhoudende
tot stikstol'vrije heslandeeleii is als 10 tot 123.
Daar nu de ervaring leert, dat de voeding van het men-
schehjk lichaam het hesle plaats vindt, wanneer in de voedings-
middelen op één deel stikstof houdende voedingstof, 5,5 tol
hoogstens 4,5 deelen stikstofvrije voedingstoffen aanwezig zijn,
is het duidelijk, dat de verhouding van 1 op 12,3 bij de rijst
zeer nadeelig is.
Gemiddeld heeft een gezond mensch in 24 uren noodig 130
grammen eiwit, 84 grammen vet en 404 grammen koolhydra-
ten. Wilde men dus door rijst alleen de 130 grammen eiwit
invoeren, dan zouden er 2562 grammen rijst per dag moe-
ten worden gegeten, eene hoeveelheid, die niet kan worden
genomen. Tot den noodzakclijken toevoer van de genoemde
hoeveelheid vetten of koolhydraten zouden 575 grammen rijst
voldoende zijn.
(ïn alle gevallen voldoet rijst heter aan de voorwaarden lol
voldoenden aanvoer van voedingstoffen dan de aardappelen ,
waarvan voor het eiwitverhruik 10000, voor dat der koolhy-
draten 2059 grammen zouden moeten worden genomen.)
Bij de gewone voeding van den /mm/^ow^f-bewoner wordt dus
een voldoende hoeveelheid vellen en koolhydraten door die
617 granmien rijst in het lichaam gebracht; zelfs zou die
hoeveelheid grooler zijn dan noodig is, indien de bereiding
der rijst niet zoo slecht was. Nu worden er nog vetten en
koolhydraten, maar tevens eene hoeveelheid eiwit (waaraan
3/4 van hel noodige onbreckt in de rijst) ingevoerd door hel
vleesch, de visch en door de leguminosae , die in water gekookt,
bij de rijst worden gegeten, terwijl de tamelijk groote massa
koekjes {kwec-lcwee) nog daartoe bijdragen; de vruchten blijven
221
tevens niel builen rekening, evenmin als hel onmisbare zoul,
(lat men op ongeveer 25 grammen daags stellen l(an.
Uit (leze redenering blijkt voldoende, boe het, bij de schijnbaar
slechte voeding van den inlander, mogelijk is, dat de man een
tamelijk groole hoeveelheid werk verrichten kan.
Bij rijkeren is de rijsttafel beter voorzien en komt er versch
of gedroogd vleesch {dengdeng) bij.
Alleen bij feestmalen vindt men een grootere verscheidenheid
van spijzen, en worden ook borden verstrekt, waarvan de
plaats anders wordt ingenomen door een stuk pisang-hluü of
een ander groot blad. Die feestmalen {sèdékah) hebben minstens
twaalf malen in een jaar plaats, bij verschillende aangelegen-
beden van den landbouw, en nog bovendien op bepaalde lij-
den vócjr, bij en na de geboorte, na het overlijden, enz.
De opsomming van de tijden , waar op sedekah's plaats vin-
den , behoort hier niet te huis ; wel verdient de gewoonte ver-
melding, dat ieder, die als gast een dergelijk feest bijwoont,
er iets toe bijdraagt het feestvieren mogelijk te maken. Daar-
door kosten die herhaalde shlekaWs betrekkelijk veel geld aan
iedereen en kan, bij een matige berekening, geschal worden,
dal een niet rijke inlander ongeveer V12 a Vu van wat zijne
huishouding in een geheel jaar aan voeding kost, alleen aan
slamelan's (iWaleische naam voor sedehaWs) uitgeeft. Dat zulk
een belangrijke uitgave invloed uitoefent op de overige, gewone
voeding, spreekt wel van zelve.
De inlanders hebben de rijst met al de ingrediënten, die
zij er bij eten, elk afzonderlijk in een schoteltje of potje of
op een boomblad, vóór en om zich heen slaan en nemen dan
met de beide eerste vingers en den duim van de rechterhand
een kleine portie, die een weinig wordt samengedrukt en
waarbij afwisselend iels van een der toespijzen in den mond
wordt gebracht. Altijd hebben zij een bakje of kommetje
met water naast zich staan, waarin de hand nu en dan wordt
afgewasschen of vochtig gemaakt.
Alleen voor vloeibare bijspijzen wordt een kleine, steenen,
222
vrij diepe lepel {sendok) met zeer korlen, sleufvormig uitgehol-
den steel gebezigd. Vleescli cq visch worden met de handen
uit elkaar gehaald; slechts voor vruchten met harde bekleedselen
bezigen zij een mes van inlandsch maaksel.
De strenge opvolging der voorschriften van Mahomed voor het
vasten, de poewasa, die eene maand duurt, wanneer overdag zelfs
geen speeksel mag worden ingeslikt, het veel elen in dien tijd
na zonsondergang, en het inhalen der schade, zoodra de
poewasa voorbij is, veroorzaken, als zoovele dieëtfouten, dik-
wijls darmaandoeningen. Het verdient evenwel opmerking,
dat men in een heet klimaat langer kan vasten dan in
een koelere luchtstreek, omdat er minder verlies van warmte
plaats heeft.
Europeanen eten gewoonlijk driemalen daags ; 's morgens om
7 ure, 's middags om 1 ure en 's avonds om 7 of 8 ure. De
samenstelling der maaltijden verschilt naar de plaats, waar
men woont, zoowel als naar den flnanliëelen toestand van het
gezin. Op kleinere plaatsen en bij lieden met een beperkt
inkomen is rijst met kip en groenten de hoofdschotel der drie
maaltijden. Op grootere plaatsen en bij ruimer middelen is
daarin gewoonlijk meer afwisseling.
De dag wordt in den regel geopend met een kop koffie of
een glas melk; ook is het drinken van Selters-water , bij het
opstaan, niet ongewoon en verdient aanbeveling. Hel ontbijt
Ie zeven ure bestaat uit brood, eieren, vlecsch, enz. met thee
of koffie en wordt naar smaak en omstandigheden gewijzigd.
Het drinken van een morgendrank om 11 ure is uitzondering.
Personen , die te huis werken , of om één ure ongeveer te huis
komen om te eten, nuttigen dan de rijsttafel, waarvan de om-
vang alweêr zeer verschilt; velen eten na de rijst met toe-
behooren nog gebraden vleesch met gekookte of gebakken aard-
appelen, met groenten of slade. Zij, die op hunne bureaux
of andere werkplaatsen dien middagmaaltijd nemen , elen soms
rijsttafel, maar ook dikwijls brood met vleesch en vruchten
223
of een eenvoudige, koude, Europeesclie lafel. Ten 15 ure on-
geveer wordt Ihee gedronken, terwijl des avonds ten 7 a 8
ure een gewone Europeesclie tafel den dag besluit. Die avond-
disch is, voor verreweg de meeste Europeanen, ruimer van spijzen
voorzien, dan zij in Europa gewoon waren.
In de laatste jaren is ijs water, vooral midden op den dag,
de lioofddrank en wordt bij de avondtafel een glas wijn gedron-
ken. Het, in de romans en novellen, opgesomde gebruik van
sopi-ajar (jenever of brandewijn met water) is belangrijk over-
dreven te acblen voor den tegenwoordigen tijd.
Op stoomschepen, die in Indië reizen doen, zijn de etens-
uren dezelfde als aan wal, maar op die in de vaart naar en
van Europa is de tijd van het eten anders ; daar wordt 's mor-
gens vroeg ontbeten, tegen 10 ure rijsttafel en tegen 5 ure
Europeesche lafel verstrekt.
In de kazernen zijn de uren van voeding, voor het ontbijt
lusschen ö en 6 ure 's morgens, en verder 10 ure 's morgens
en 3^2 ure 's middags.
De voeding der soldaten is voldoende, zelfs, als er niets
verloren gaat, meer dan voldoende. Houdt men bij de hier
volgende opgaven in het oog, wal op pag. 220 gezegd werd
omtrent de voeding van den ^am/jow^-bewoner , dan springt
de gunstige toestand, waarin de inlandsche soldaat zich ten
opzichte van het hem toegekende, dagelijksche ration bevindt,
duidelijk in het oog.
Hij krijgt immers, volgens tarief no. 15, per dag:
6150 grammen rijst,
250 » versch rund- of buffelvleesch ,
40 » koffie ,
25 » zout,
5 » azijn ,
behalve de toespijzen, die hij zelve aankoopt.
Hel versche rund- of bullelvleesch wordt, zoo noodig ver-
vangen door:
224
200 grammen gedroogd vleescli {dengdemj),
300 » gczoiilen vleescli,
200 » vleescli uil blikken, ui'
400 » gedroogde viscli.
Voor Europeesche soldalen is, bij dalzelfde tarief, de dage-
gelijksche voeding bepaald op:
51)0 grammen rijsl,
570 » verscli rund- of buffel vleescb ,
40 » koffie ,
25 » zoul,
10 » azijn, en
200 » versch brood.
Ter afwisseling of uil noodzaak kan bel verscbe rund- of
bufTelvleescb vervangen worden door:
300 grammen gerookl spek,
300 " verscb varkenvleescb (één maal 's weeks),
250 » dengdeng ,
400 » gezoulen vleescb ,
300 » vleescb uil blikken, of
375 » gezoulen spek.
Als er geen verscb brood verkrijgbaar is voor boogslens 70
cenlen per Nederlandscb pond, wordl de daarvoor vaslgeslclde
idemnileil loegekend, terwijl groenten en toespijzen, in de
garnizoenen voor eigen rekening worden aangekocbt. Op expe-
dilië/i wordl alles door bel gouvernement verkocbt.
Kleurlingen eten in den regel rijsl, en volgen de gewoonten
der inlanders ten dien opzicble veel meer dan van Europeanen.
ïloeveel luxe er soms ook op de Europeescbe tafels lieersclit
locb moei voor bel grootste gedeelte der Europeescbe en balf-
Europeescbe bevolking, en wel bepaald vour bel vrouwelijk
element daarin, de voeding gcbeel onvoldoende worden geacbl.
Er ontbreekt aan de maaltijden de noodige boeveelbeid eiwil en
vel, in welken vorm dan ook ; rijsl mei sajor is deboofdzaak,
somtijds twee- of driemalen daags. Is er vleescb of viscb op
225
lafel dan wordt daarvan een minimum gegeten; 's morgens
vroeg een kop koflie; in den loop van den morgen Imee-hwee
en vruchten, en verder rijst met sajor , dat is in vele huis-
houdens de hoofdzaak. Dit ligt aan twee oorzaken en wel, ten
eerste aan de neiging van de meeste vrouwelijke kleurlingen
om de inlandsche gewoonten te volgen en ten tweede aan het
feit, dat de meeste mannen niet te huis zijn op den tijd der
middagtafel, maar hun die gehracht wordt op de plaats hunner
werkzaamheid; de vrouwen hebben dan geen lust voor zich
zeiven moeite Ie doen voor een goede tafel, terwijl zij, hij de
zeer eenvoudige spijzen, levens geen last hebben, om hare kin-
deren het eten op te dringen; want de kinderen in Indië
hebben dikwijls weinig eetlust.
De Chineezen hebben de gewoonte om driemalen daags Ie
eten en wel om 7, om 12 en om 7 ure. Zij eten de rijst
altijd zacht gekookt en daarbij veel visch, varkensvleesch en
groenten; rundvleesch nooit. Zij zijn groote liefhebbers van
vruchten en betalen voor zeldzame of bijzonder lekkere vruchten
veel geld. Dij feestmalen trachten zij, zooveel mogelijk, aan den
smaak van al hunne gasten te gemoet te komen en zoo vindt
men daarbij niet zelden een ruime, Chineesche tafel, zooals in
China gebruikelijk is en een niet minder ruime, Europeesche
lafel voor de overige vrienden.
Ten einde eenig denkbeeld te geven, wat er op zulk een
Chineeschen feestdiscli al zoo voorkomt, laat ik hier eene
opsomming volgen der spijzen van een Chineeschen maaltijd, die
door den Heer en Mevrouw Gray te Canton werd bijgewoond en
door de laatste werd beschreven. Het is niet ongewoon , bij
Chineezen in Indië, ook zulk een rijk beladen tafel aan letreflen.
Bij elk bord slaat peper, zout, suiker en soja.
Op te tafel waren uitgestald en daarvan kon ad libilnm gebruik
gemaakt worden:
in schrijven gesneden Sinaasappelen ,
in schrijven gesneden peren,
226
bittere amandelen,
gedroogde noten,
kleine stukjes eendvogelvleesch ,
groen geverwde, hard gekookte eieren,
kleine stukjes varkensvleesch.
De volgende spijzen werden , in de op Ie noemen volgord
rondgediend :
vleesch van zeeschildpadden ,
gekookte eend,
gehakt van duivenvleesch en ham ,
soep met vogelnestjes,
gesloofd schapenvleesch met jonge bamboe,
oesters of mosselen,
gekookte krabben,
gestoofde , zwarte visch (ikan paré) ,
thee en koekjes,
kip met ham,
schildpadsoep met stukjes vet van schildpadden ,
haché van hondenvleesch (zie pag. 144),
gestoofd vleesch van een zwarte kat,
gestoofd rattenvleesch ,
soep met eene soort van macaroni (mi),
gezouten visch,
gezouten eieren,
kleine stukjes varkensvleesch,
ham met groenten,
stelen van de rijstplant,
rijst in water gekookt,
meloenpitten ,
dronken garnalen, (zie pag. 161),
verschillende soorten van soep.
Vele van deze . spijzen zijn reeds vroeger beschreven b
de opsomming der voedingsmiddelen.
VOEDIIG DEE KIIDEEElï.
De voeding der kinderen werd , ten opzichte van kinderen
van inlanders, in het eerste levenjaar, vroeger besproken (pag.
74). Reeds spoedig eten zij alles mee.
Voor Europeesche kinderen gelden in het algemeen de voor-
schriften, die ook in Europa gebruikelijk zijn.
Moedermelk staat natuurlijk voor zuigelingen bovenaan, en
anders eene min. Inlandsche minnen moeten aan een nauw-
keurig onderzoek onderworpen worden voor men haar in dienst
neemt, en vereischen een voordurend, streng toezicht op
reinheid en voeding. Daar het eene hooge uilzondering is eene
Europeesche vrouw tot min te kunnen krijgen, moet die raad zeer
streng worden opgevolgd. Is het in den regel moeielijk eene goede
min te krijgen, omdat de fanatieke Mahomedanen eene vrouw
onrein achten, als zij het kind van een ka/ir heeft gezoogd ,
nog moeielijker is het, de eenmaal gevondene min, die meestal uil
de laagste sferen der maatschappij afstamt, eenig denkbeeld
te geven van wat Europeanen reinheid noemen. Het houden
van eene min is zeer duur; voor Batavia ten minste kan men
rekenen, dat loon, voeding, kleeding, enz. ongeveer / 100,
per maand, bedraagt. Men mag nimmer eene min aannemen,
waarvan het bekend is, dat zij lata is, een eigenaardige , voor
zoover mij bekend , alleen bij inlanders voorkomende toestand
van het zenuwstelsel , waarover hier niet verder kan gehandeld
worden , maar die in het tweede deel van dit werk ter sprake zal
komen. Men bedenke bij het keuren eener min, dat onvoldoende
voeding in de kampong, en het onoordeelkundig laten zuigen
van haar eigene kinderen, aanleiding kunnen zijn om het zog
bij den eersten aanblik als te dun, te waterachtig Ic beschouwen.
228
Dal is dan, op zich zelveu nog geen reden om de vrouw af
Ie wijzen, daar, onder betere voeding, de hoedanigheid van
het zog ook beter wordt, als de vrouw overigens gezond is.
Die verbetering geschiedt langzaam, omdat men ook eerst
langzamerhand de voeding der min veranderen kan. Zulk eene
vrouw, gewoon aan het verorberen van rijst met zoul en tjabé
en aan vruchten voor voeding, en water of slappe koflie voor
drank , zou ziek worden, indien zij in eens een andere voeding
kreeg; men gewenne haar langzaam aan vleeschvoeding, maar
Iioude overigens, zooveel mogelijk, het voedsel, waaraan zij
van kindsbeen af gewoon was , in het oog.
Indien eene min is goedgekeurd, mag zij niet in functie treden,
voor zij met zeep goed is afgewasschen en zich heeft geicvamast
(zie pag. 124), terwijl hare kleederen moeten worden verwisseld.
Eene min in huis is een persoon, die voortdurend, onafge-
broken toezicht vereischt en die bijna altijd een bron van
onophoudelijke ergernis is voor de moeder. Dat toezicht moet
zich niet alleen bepalen tot de lichaamsreiniging en de voeding,
maar ook het zog moet nu en dan worden onderzocht en de
min moet zich verbinden nimmer, dan onder vertrouwbaar
toezicht, hel huis te verlaten. Dat is de eenige wijze
om te voorkomen, dat zij schadelijke zaken gebruikt in de
eene of andere warong; dat zij gedurende den tijd, waarin zij
zich als min verhuurde, zwanger wordt; dat zij, zoo zij van
Ghineesche afkomst is, misbruik maakt van arak of andere
sterke dranken; dat zij zich van opium of keljochoeng voorziet
(zie pag. 89) om het kind stil te houden.
Is men genoodzaakt tot kunstmatige voeding, door middel
van zuigflesschen , zijn toevlucht te nemen, dan vereisclien die
flesschen een buitengewone zorg in het heete klimaat, waar
de omzetting van organische stoffen zoo snel plaats vindt. De
beste zuigflesschen zijn die, welke een plat eivormige gedaante
hebben en behalve dc opening , bestemd voor den zuigdop, nog
een tweede, zijdclingsche opening bezitten, die lucht toelaat.
Zij hebben het dubbele voordcel, dat er geen uitgeademde
229
lucht door de melk heenslrijkt en dat het gebruik er van
voortdurend loezi(3ht vereischl; men kan toch het kind niet
alleen laten liggen met zulk een zuigflesch met een gat er in.
Kan men bedoelde flesschen niet krijgen, dan zijn de gewone,
lange eau de cologne flesschen bruikbaar. De llesschen moeten
met zand en lauw warm water minstens tweemalen daags
worden schoongemaakt en liefst met een lichte oplossing van
bicarbonas natricus worden nagespoeld. De zuigdoppcn van
caoutschouk vereischen bijzondere zorg en moeten in, telkens
te ververschen, water worden bewaard.
De bewaring der melk, die zoo spoedig zuur wordt in
verdient besproken te worden. De melk moet, dadelijk na de
ontvangst, worden gekookt en in- open vaten, met een vliegen-
deksel van ijzergaas bedekt, worden bewaard. Een zeer goede
melksoort tot voeding voor kinderen is geitenmelk, terwijl men
bovendien gemakkelijker een geit dan een koe kan houden. Er
werd reeds gemeld, dat paarden- en hondenmelk wel eens in aan-
merking kunnen komen ; de laatste zal echter wel tot de Chineezen
beperkt blijven. Omtrent de verdunning der dierenmelk met
water, om baar voor kinderen geschikt te maken, behoef ik
hier niets mede te declen.
Op vele plaatsen in Indic is geen melk te krijgen, dan
de gecondenseerde melk in blikken , waarover ik reeds op pag.
147 sprak. Om als voedsel voor zuigelingen te dienen, moet
zij met ongeveer zestien deelen water worden aangemengd.
Voor kunstmatige voeding komt verder in aanmerking rijst,
die zeer gaar moet gekookt worden tot boeboer en dan nog
worden doorgezeefd. Tot hel maken van pap, eene voeding,
die men, door omstandigheden gedwongen , somtijds wel geven
moet, kunnen verder dienen maizena, afkomstig van de Carnouba-
palm (Goryfa cerifera) in Brazilië; zeer fijn bereid maismeel;
Hards' farinaceons food for infanls; farine lactöe en andere,
dergelijke bereidingen. Zij moeten allen dikwijls op nieuw worden
klaar gemaakt en men mag , als algemccnen regel , stellen , dat
230
zulke pappen in de warme slreken niet langer dan 5 tot 7
uren goed blijven.
Voor een groot gedeelte heb ik, bij hel opsommen der bij-
zonderheden voor de voeding der zuigelingen, gebruik gemaakt
van het boekje over dit onderwerp door den Heer N. P. van
DER Stok bewerkt.
Reeds vroegtijdig kan men eiwit, met water verdund, toedienen,
maar moet, zoo mogelijk, de eieren van kippen nemen, die
men zelf houdt en voedt.
Vooral moet er op gelet worden, dat aan zuigelingen geen
vaste spijzen worden gegeven, ook niet door de min, die de
volle overtuiging heeft, dat het kind honger lijdt, als het geen
eten krijgt.
Is het kind een jaar oud, dan begint men het een kippen-
kluifje of een stuk vleesch te laten uitzuigen en zacht gekookte
rijst met bouillon te geven.
Van de vruchten , die reeds zeer vroeg , in het laatste gedeelte
van het eerste en in het tweede levenjaar, in aanmerking
kunnen komen, noem ik de pisang {vooral pisang radja seré), de
boewa nona, de sirikaja, enz.
Brood (als een goede soort te verkrijgen is) en vleesch,
aardappelen en groenten, worden even als in Europa gebruikt
en het behoeft geen betoog, dat alle prikkelende spijzen en
dranken voor kinderen vermeden moeten worden. Een goed
voedsel is ook de kroepoek, mits van garnalen of visch gemaakt.
De beste dranken voor kinderen zijn water, melk en zeer
slappe, koude thee; terwijl ook een slap, koud geworden
aftreksel van dawon saga (Abrus praecatorius) aanbeveling
verdiend.
Voor vele kinderen, boven de twee jaren oud, wordt het noo-
dig, hun dagelijks een kleine hoeveelheid , met water verdun-
den, rooden wijn toe te dienen. Die lichte prikkel, onder
den maaltijd gegeven, is, bij de dikwijls zwakke en anaemi-
sche individuen, een gunslig moment, om de weinige eetlust
aan te wakkeren. Algemeen zijn de klachten der moeders
231
over de groote moeite, die zij hebiien om de kinderen ledoen
elen ; daarbij komt de gewoonte van velen , vooral kleurlingen,
om geen regelmaat in den etenstijd te houden, de kinderen
lusschentijds inlandsche, slecht verteerbare gebakjes {kwee-kwee)
toe te dienen en het eten te doen verstrekken , zonder de kin-
deren te dwingen, daartoe plaats aan eene tafel Ie nemen. Ik
acht de zoo algemeen gevolgde gewoonte om het kind te laten
rondloopen en spelen, terwijl een baboe, met een bord rijst
c. a., het naloopt en nu en dan een hap toedient, zeer nadeelig.
De voeding wordt daardoor onregelmatig en het toezicht er
op onmogelijk. Men zij vooral bedacht, dat de baboe's van
de wandelingen der kinderen voortdurend trachten gebruik te
maken om hun eenig inlandsch gebak toe te voegen; die
menschen meenen hel goed, maar doen daarmede kwaad.
GEIOTIIDDELEU.
Onder dezen naam, die uit een taalkundig oogpunt niet zui-
ver gevormd is, maar volkomen de bedoeling uitdrukt, meen
ik drie handelingen te moeten brengen, die algemeen in ge-
bruik zijn, namelijk: hel rooken van tabak; het kanvoren van
sirih; en het schuiven van opium.
Door Europeanen worden zeer veel sigaren gerookt; waren,
tol voor weinige jaren , bijna alleen Manilla-sigaren in zwang,
in dezen tijd worden ook veel Havana's, of wat daarvoor
verkocht wordt, en vooral sigaretten van de bekende fabriek
Laferme en pijpen gerookt; voor de laatste komt bijna uit-
sluitend tabak in aanmerking, die uit Europa is aangevoerd.
De genoemde sigaretten , gevuld met zoogenaamde Turksclie
tabak, geven meer dan andere sigaren aanleiding tot keelpijn
en hoest en dat, niettegenstaande zij het voordeel hebben, dat
de tabak niet in den mond komt. De Javasche en de Sumatra-
tabak heeft goede soorten; onder de laatste' is er eene, de
ranoe, die buitengewoon zwaar is en alleen in sigaretten ge-
rookt wordt. De inlanders noemen de sigaren van Manilla- of
Havana- model sëroetoe..
De tabak zelve draagt den naam lemhako of bako , in hel
Hoog-Javaansch sala; terwijl de bij hen gebruikelijke sigaretlcn
den naam roho (rokok) dragen, in het Hoog-Javaansch linling.
Die sigaretten beslaan uit zeer 6in gesneden tabak , gerold
in een of ander gedroogd blad, waartoe somtijds de tabak zelve
in aanmerking komt, maar gewonnlijk andere bladeren gebe-
zigd worden. Die bladeren zijn o. a. de zeer jonge, noch nicl
ontrolde bladeren van de «rcn-palm ^Saguerus saccharifer);
de bladeren van de kalakalrie of iviroe (Licuala sp. div); de
253
joüge bladeren van de nipa (Nipa frulicans), die daartoe eerst
worden afgekookt en aan de ecne zijde van de epidermis ont-
daan en de bladeren van djagong (Zea niais).
De inlanders bewaren de fijn gesneden tabak in pakjes,
gemaakt van //ar/eawgf-bladeren (Agiaoneraa simplex), waardoor
zij een beteren smaak zoude krijgen, of in lipoeng , palal
/^/?oe«^/-bladeren (Phrynium latifoliiim).
Over het pruimen van tabak wordt later nog gesproken.
De invloed, dien het gebruik van tabak in den eenen of
anderen vorm op de gezondheid heeft, is in Indic geene andere
dan in Europa. Wellicht rooken de Europeanen in hdïë meer;
daartoe draagt zeker bij, dat de gewone lokalen van verblijf in
huis zoo met de open lucht in verband slaan en dus de
tabaksrook voor anderen niet hinderlijk is. In lokalen, waar
veel menschen verzameld zijn, als komediegebouwen, concert-
zalen enz., wordt niet gerookt.
De Chineezen rooken tabak uit tamelijk lange pijpen van
bamboe of eene rietsoort vervaardigd, waaraan een zilveren
of koperen mondstuk en een zeer klein kopje van dat meiaal
om er de tabak in Ie doen. Zulk een pijp is in een paar
trekken geledigd. De tabak is zeer fijn gesneden, zoogenaamd
apenhaar, cn dikwijls geparfumeerd.
Arabieren rooken wel uit de bekende mrgileh of Ispeboek,
te Batavia gewoonlijk houga geheelen, een recht opstaande pijp,
waarin op de, meestal met aromatische kruiden vermengde, tabak
een kooltje vuur gelegd wordt, en waaronder zich een waterre-
servoir bevindt , tot afkoeling van den tabaksrook. Een lang,
elastisch roer, met een barnsteenen mondstuk, maakt die pijp
volledig. Ik heb mij meermalen bezondigd, en aan de étiquette te
kort gedaan, door eenige trekken uit zulk een pijp te weigeren.
Sommige kleurlingen hebben de slechte gewoonte den tabaks-
rook in de luchtwegen te slurpen en daar cenigen tijd te
houden, om dien dan, onder het spreken door mond en neus,
naar buiten te laten komen.
254
Hel ótVi/t-kauwen is onder de inlanders, van alle standen en
van heide seksen, algemeen, zoodal zelfs in ziekeniiirichlin-
gen de ingmliënlen daarvoor, behoorlijk afgepast, aan de
lijders worden verslrekt. Alleen onthouden zich dikwijls daarvan
vrouwen, die veel niet Europeanen in aanraking komen. Gewoon-
lijk beginnen zij mei hel kauwen lusschen hel liende en vijftiende
levensjaar. Ook kleurlingen, vooral vrouwen, kauwen somtijds
sirih.
De ingrediënten , die voor het «iVi^-kauwen in aanmerking
komen, zijn:
1°. de bladeren der «iWA-planl, die in ü'wro/ja onder den, uil
hel Tamiel afkomstigen, naam betel bekend is, in liel Laag-
javaansch soeroeh, in hel Hoogjavaansch sêdah heel en die
den welenschappelijken naam van Chavica voert. Chavica zijn
klimmende Piperaceën, waarvan twee soorten worden gebruikt :
de Chavica siriboa, sirih berêm, sirih mehra , sirih boa, roode
sirih, die het scherpste aroma bevat, en de Chavica belle, sirih
hodas, sirih poetih, witte sirih. Die Ghavica-soorten groeien
als klimplanten tegen de stammen der /c5/or-boomen (Moringa
pterygosperma en polygona), welke daarvoor afzonderlijk worden
gestekt en aangeplant. Bij gebrek aan «iVtA-bladeren worden
deze wel vervangen door die van de Piper malamiri (_aroy
kehkep, aroy bakatlak), of die van de Entada monoslachya
(tfarioe).
2°. Fijne schelpkalk, kapoer sirih, sirih-kaik, uit schelpen
gebrand.
5°. Gambier y katechu, afkomstig vooral van Uncaria gambir,
maar ook van Periploca Mauritiana, Cherodendrum inanie,
Uncaria ferruginea (die op Sumatra's Westkust den naam
gambier-tocpay of kait-kail-loepay voert) en Jasminum spec. div.
Ter bereiding van gambier worden de bladeren met water
zeer lang afgekookt, cn dat vocht, na verwijdering der blade-
ren, ingedikt en in kleine, vierkante, houten bakjes lol stol-
ling gebracht.
Gambier heeft een scherpen, bitteren, sauieulrekkeudeu
25B
smaak. Er zijn vooniamelijk drie soorten van bekend , van welke
de witste, gambier kemhang , de beste is; deze wordt in stukjes
vcrkoclit , die den vorm hebben van kleine tulbanden (het 'ge-
bak bedoel ik).
4°. de betelnoot, pinang, afkomstig van de Areca katechu,
pinang of djambeh; de noot wordt bij het gebruik van de schil
ontdaan en in stukjes gesneden.
ö°. tabak.
Al die ingrediënten bevinden zich in eene daartoe ingerichte
doos, de jyiViA-doos, pakinangan, die van hout of metaal (bij
rijken soms van zilver of goud) vervaardigd is en twee afdee-
lingen voor de opgenoemde stoffen heeft. De eerste is de doos
zelve voor de aj>«^- bladeren , de tweede heet gagragan en beval
doosjes en bakjes, waarvan een afzonderlijk bakje bestemd is voor
de nat gemaakte 5ir?7i-kalk, met een stiftje er in , en een mesje,
in den vorm van eea klein hakmesje, tot het snijden van den
pinang-noot; verder is er een bakje voor de pinang zelve, een
doosje voor tabak en een doosje voor gamhier.
Op twee of drie op elkaar gelegde stViA-bladeren , waarvan eerst
de steel is afgedraaid en de punt afgebroken, wordt een weinig
natte kalk gesmeerd ; een klein stukje piriang-noot , met of zonder
gambier en wat tabak, wordt daarin gerold; de bladeren dan
toegevouwen en dit pakje gekauwd. Vooral als er geen gam-
hier in gedaan is, krijgt het speeksel daardoor eene roode of
vuil-bruinroode kleur; het speeksel wordt nimmer ingeslikt,
maar als het zich , in een tamelijk groote hoeveelheid, heeft
aangezameld, met een krachtigen straal uitgespogen, ter op-
vanging waarvan binnenshuis een kwispeldoor, tampal loeda
[loeda is speeksel), pahidon, pakètjohhan, wordt gebezigd, dat
niet zelden van een edel metaal gemaakt en fraai bewerkt is.
Bovendien wordt, ouder het kauwen der yin/i-piuim in den
vollen mond, nog een weinig tabak tusschen de tanden en
lippen gebracht; bij het spuwen of spreken wordt dat tabaks-
pruimpje even uit den mond genomen en tusschen de vingers
uitgeperst, of wel met de tong tusschen de bovenlip en heü;
236
tandvleescli geschoven, waardoor dus die bovenlip wordl voor-
uilgebracht en opgewipt.
Zoo de pi7iaHg-uo{en schaars zijn en dus te duur worden ,
vervangt men die wel door de rendoe of hienbieng (Pinanga
Kuhlii), en zeldzamer door de zeer harde en zeer biltere
noten der pimnr/ lansa (Areca glandiformis).
Een bekende schrijver (f. c. w.) zegt omtrent de. gewaar-
wordingen bij het 5inA-kauwen: »gambier of kalk, alleen in
»den mond genomen, moeten allerakeligst smaken; mét de
«arekanoot smaakt ze reeds wat beter ; maar eerst dan, wanneer
»bet versche siriblad daarbij gevoegd wordt, ontslaat het ware
^ensemble, dat zamentrekkende, prikkelende, half pijnlijke,
»half wellustige gevoel, dat honger en dorst doet vergeten,
>'en het geheele zenuwstelsel in beslag neemt."
De veranderingen, die de mondholte en hare omgeving
door het 5trtA-kauwen ondergaan, zijn reeds opgegeven bij de
algemeene beschouwingen over de inlanders (pag. 80), waar zij,
meende ik, te huis behoorden, omdat zij een eigenaardigen
stempel aan het gelaat dier menschen geven; evenzeer zijn de
middelen, die gebruikt worden om de zwarte verkleuring der
landen nog sterker te maken, reeds genoemd (pag. 134).
Het «ViVi-kauwen schijnt niet nadeelig voor de gezondheid
te zijn. De minder aangename geur, dien de uitgeademde luchl
door dat kauwen verkrijgt , wordt verbeterd door de zaden van
kardemom (Amomum cardamomum), kapol, kapoelaga, of van
Elettaria cardamomum, hanggasang lumhoel, te kauwen.
Overigens is het beleefd om sirih te kauwen, als men tegen
zijn meerderen spreekt, omdat daardoor, naar men meent, do
uitgeademde lucht wordt gezuiverd.
Hoe l)elangrijk het verl)ruik van opium in den Indischen Archipel
is verbreid, kan worden opgemaakt uit het feit, dal er onder
de inlanders een fictieve munt beslaat, die gélénga heel, en
cenc waarde vertegenwoordigt van ongeveer zes centen , dat
wil zeggen den prijs van de kleinste hoeveelheid opium, die
237
men kan koopen. Zelfs arme /mm/?oM<jf-bc\voners Lesleden
ongeveer elf a Iwaalf gulden 'sjaars aan opium. Men kan
aannemen , dat de gewone Javaan bijna een vijfde gedeelte
van wat hij voor het dagelijksche onderhoud van zijn huisgezin
noodig heeft, opoffert aan dat opiumverbruik.
Er zijn enkele gedeelten van Indic, waar het opiumschui-
ven niet, of slechts zeer zelden, voorkomt; op Java onder anderen
niet in de Preanger-Regenlschappen , waar de invoer van opium
verboden is; terwijl de Soendauees geen opium rookt, komen
enkele gevallen van overtreding dier bepalingen voor onder
daar gevestigde Javanen of vreemde oosterlingen.
Tot het rooken of schuiven van opium is noodig een opium-
pijp, pedoetan, of bedoeddan, een olielampje, waartoe dikwijls
de vroeger reeds genoemde, halve klapperdop, met een pitje er
in, dient en de opium zelve, die bereid verkocht wordt.
Ongeprepareerde opium heet in het Maleisch madat, in het
Javaansch apjoen, de geprepareerde tjandoe. Dat prepareeren
geschiedt door de madol in warm water zooveel mogelijk
op. te lossen, die oplossing door een doekje te filtreeren, en het
zoo verkregen vocht, op een zacht vuur, door koking uitledam-
pen. Die tjandoe wordt met een weinig suiker vermengd, en
daaraan wal fijn gesneden tabak toegevoegd; het mengsel
wordt lot een balletje van de grootte van een erwt gekneed
en is dan klaar om gerookt te worden. In plaats van tabak
neeml men ook wel de zeer fijn gesneden bladeren van awar-
aivar (Ficus septica), fijn gesneden Chineesch papier, een stukje
pisang of wal ghuljè (haschisch); de Chineezen ook wel opium
asch. Die gereed gemaakte balletjes dragen dan weer den
naam madat.
In plaats van die versch bereide balletjes vergenoegen armen
zich wel met het uitschraapsel der opiumpljp; evenals in tabaks-
pijpen vormt zich namelijk een aanzetsel in den kop der
pijpen en in het roer; om van dat aanzetsel niels Ie doen
verloren gaan, sluit men hel mondstuk met cenigc ge-
droogde bladeren af. Soms wordt een exlracl van andiwalie
238
(Tinospora crispa) in plaals van opium gebezigd. Verschillende
aromatica mengt men nu en dan onder de geprepareerde
opium.
De bovengenoemde opiumpijp, pedoetan, is een matig dik stuk
bamboe, dal aan de eene zijde is afgesloten, gewoonlijk door
hel natuurlijke middelschot, dal zich juist bij eene geleding
bevindt. Die bamboe is somtijds zeer fraai met ingesneden
figuren voorzien. Dichtbij de afsluiting is, in een kleine ope-
ning, de pijpenkop geplaatst, die den vorm van een puntig
schaaltje heeft, soms met een tolv^mige verdikking er onder,
en die gemaakt is uit hoorn, hout, ivoor, roode aarde, of met
ijzer, zilver of goud beslagen, dan wel uil die metalen zelve
vervaardigd.
Het balletje bereide opium wordt op hel kopje gelegd, een
weinig aangedrukt , aan de lamp aangestoken en dan door
zuiging aan het open einde der bamboe opgerookt; er ontstaat
daarbij een licht sissend geluid, dal aanleiding gegeven heeft
tol de benaming opiumschuiven. Het rooken zelf geschiedt
niet altijd op dezelfde wijze. Soms wordt de rook alleen eenige
oogenblikken in den mond gehouden en dan gewoonlijk door den
neu3 uitgeblazen; dal heet in hel Javaansch ngesis; meestal
evenwel wordt hij ingeslikt of liever in de luchtpijp geslurpt,
daar ecnigen tijd gelaten en dan door mond en neus verwij-
derd; dat noemt men nfrèt.
Is de pijp in tien lot twaalf trekken ledig gerookt , dan legt
de rooker zich neer, om onder den invloed van hel gebruikte
in slaap te vallen. Die slaap is gewoonlijk zeer kalm en de
slaper vertoont eigenlijk geen verschijnselen van opiumvergif-
tiging. Dr. N. voN MiCLUcno Maclay nam op zich zeiven eene
proef met hel rooken van opium, waarbij hij werd geobserveerd
door Dr. C. Cloüth te Honlmig, en beschreef die proef in hel
Natuurkundige Tijdschrift voor N. I., Deel XXXV. Uil het daar
gezegde ziet men, dal het rooken der eerste pijpen al zeer
weinig effect had, en eerst bij de twee en twintigste pijp een
gevoel van welbehagen ontstond, met sterk geinjiceerde conjunc-
239
tivae, terwijl bij de zes en twinligsle pijp eenige verminderiag
van het aantal polsslagen en ademhalingen (2 per minuut min-
der) was waartenemen.
Dr. Maclav rookte, in 2^/4 uur, 107 grein geprepareerde
opinm uit 27 pijpen en ondervond geene nawerking. Hij vat
de resultaten zijner proef samen in deze woorden : «Tenslotte
•merk ik nog op, ten eerste dat men minstens langer dan
»een uur voortdurend moet rooken, om eene in het oog vallen-
»de werking van de opium te bespeuren; ten tweede, dat
"eerst de béwegingsorganen worden aangedaan en daarna de
«zenuwcentra; ten derde, dat de zintuigen (gezicht en gehoor)
»aan verkeerde indrukken lijden, maar dat, ten vierde, geen
nhallucinadën, beelden of droomen onder het opinmrooken optre-
»den (Ik druk hier bepaald op, omdat mijne waarnemingen
«met de opgaven van de meeste schrijvers, die over opium-
«rooken spreken, in tegenspraak zijn). De werkzaamheid der
• hersenen is eer gedeprimeerd dan opgewekt, het denken
«wordt voortdurend langzamer en moeielijker. Het geheugen
«vermindert en ten slotte denkt men aan niets.
«Nadat men een voldoende hoeveelheid opium gerookt heeft,
«komt men in een toestand van dieps rust; deze toestand is
• zeer eigenaardig; men heeft een gevoel, dat men naar niets,
•absoluut volstrekt niets (ahsolut gar nichts), verlangt.
•Daar men zich volstrekt niets herinnert, volstrekt niet denkt,
«niets wenscht, zoo is men in een toestand om zijn eigen »ik"
»te verliezen.
•Dit gevoel van rust en van nie(s te verlangen is zoo aan-
«Irekkeiijk en zoo aangenaam, dal men hel betreuren zou uil
• dien toesland gewekt te worden."
De meeningen omtrent den invloed van het matige opinm-
rooken op de gezondheid zijn even verschillend, als omtrent
dien van het alcoholgebruik. Ik verklaar mij een bepaalde
tegenstander er van. De gevolgen van het veelvuldige en ruime
gebruik behooren in hel tweede deol van dit boek te huis.
Het opiumschuiven heeft, wat de rijkeren betreft, in het
240
eigen huis plaals, terwijl minder betlcelden gewoonlijk gebruik
maken van de zoogenaamde opiumkit, een hoogst eenvoudig,
meestal van bamboe opgetrokken lokaal, waarin eene balé-balé,
met een paar hoofdkussens, het ameublement* uitmaakt. Der-
gelijke lokalen zijn meestal verbonden met de depóts, waarde
amfioenpachter zijn bedrijf laat uitoefenen, en niet zelden is
een lupinarium daarbij, of dicht in de buurt aanwezig.
Somtijds wordt onder de tabak voor sigaretten wal opium
gemengd.
Enkele, weinige inlanders drinken een kleine hoeveelheid
ijandoe in koflie opgelost of maken gebruik van hascliiscb, in
den vorm van een drank, van sigaretten of van een tabaks-
pruim.
AANHANGSEL.
Met een enkel woord kan hier nog melding gemaakt wor-
den van de moeite, die Ooslersche volken in hel algemecii zich
geven om de uitoefening van den geslachtsdrift tot een grooter
genot te maken.
De inlanders en de Chineezen brengen een band van in elkaar
gevlochten paardenhaar, waarvan aan alle zijden de uiteinden
der haren naar buiten steken, om hel collum glandis, of leggen
verschillende, prikkelende, aromatische middelen op den penis^
ten einde de geslachtsorganen der vrouw te irriteeren; die
mengsels heelen djoegi, een woord, dat, volgens Roorda van
Eysinca, in het Nedcrlandsch zou zijn overgenomen als jochie.
Het werkwoord mendgoegi beteekenl aangenaam prikkelen en
wordt O. Oi gebezigd voor het wrijven der ooglidsranden ,
waartoe de Chineezen een afzonderlijk instrumentje bczillen.
Papoea's gaan zoover, dat reeds aan kleine meisjes een soort
van gymnastische oefeningen worden geleerd, die later den man
ten goede zouden komen bij de uitoefening van den coitus ,
terwijl de Dajaks, die bovendien zeer dikwijls pederasten zijn,
den penis dicht bij den glans doorboren met een scherp stukje
241
hout of been en'aan de uitstekende einden van dal houtje balletjes
of spoortjes bevestigen , die moeten dienen om de inwendige vlakte
van de vagina te prikkelen en daardoor sterkere samentrekkingen
van den constrictor cunni te krijgen. Een zoo toegeruste penis
bevindt zich o. a. in het pathologisch-anatomische kabinet van
het Groole Militaire Hospitaal te WeKevreden.
De Chineezen gebruiken, ter opwekking, inwendig de zeer
duur betaalde wortel van Panax quinquefolium, die som gehee-
len wordt.
Inlanders hechten groote waarde aan den met veel omslag
bereiden en gedroogden penis van de hoaja (Crocodillus biporcatus)
en van de doejong (Halicore dujong); het afschraapsel van die
gedroogde deelen wordt met waler vermengd of afgetrokken
en dat water gedronken.
Eetbare vogelnestjes, schildpadeieren, haaievinnen, Iripang,
doerian, boewa nona genieten een zekere vermaardheid ten dezen
opzichte.
Een kleine visch , ikan tangkoer genaamd , die ik niet nader
kan bepalen, wordt, gedroogd, in den gordel om het middel
gedragen, waardoor de geslachtdrift zou worden opgewekt;
die visch is zoo zeldzaam , dat somtijds honderd gulden voor
een exemplaar betaald wordt. Hij komt alleen voor, zoover
ik weel, in de residentie Banjoemaas.
Men vindt somtijds medegedeeld, dal Arabieren gebruik
maken van obal legen, om sterk te worden [djamoe koewat).
In die obat légèn zou arsenik aanwezig zijn en zij zou wel
eens in zoo groote hoeveelheid gebezigd worden, dat er de
dood op volgt. Het is evenwel waarschijnlijk, dat die obat
legen hetzelfde preparaat is, waarover Dr. J. Groneman te
Djogfakarta belangrijke mededeelingen deed in Deel XXI van
hel «Geneeskundig Tijdschrift voor N. I." Die stof, ook wel
dendang genaamd, wordt door enkele Javanen en kleurlingen
als aphrodisiacum gebruikt, daar zij meenen, dat vermindering
van het vermogen om erectiën te krijgen daardoor zou verbe-
teren of herstellen. Meestal evenwel bezigt men die obat l'gèn als
1&
242
geneesmiddel tegen verlamming der onderste ledematen en
legen syphilitische iiuidaandoeningen. Volgens genoemden
schrijver is de bedoelde stof: 1°. de dènddng zelve, een kever,
behoorende tot de Canthariden , die hij voorstelt Lytta tetanica,
toxifera of toxiphaga te noemen ; en 2°. de lêgèn, die in rolco's ver-
kocht wordt, bestaande uit de drekstoffen van die kevers en
hunne larven, welke gedroogd, tot gruis gebracht en in een
palmblad zijn gewikkeld. De rolco lêgèn, van 3 — 5 grammen
wegende, kosten ƒ 5 tot / 10 per stuk.
De Heer E. Verschoofp onderzócht beide stoffen chemisch en
vond in de roko lèqèn 12,47°/o strychnine, in de kevers even-
zeer die slof; in beiden komen geen brucine of cantharidine voor.
Het komt mij overbodig voor hier meer dergelijke handel-
wijzen medetedeelen , hoewel aanteekening verdient , dat de
opium, tengevolge zijner deprimeerende werking, door Chinee-
zen en inlanders wordt gerekend te behooren tot de middelen,
die den geslachtsdrift bevoordeelen. De verklaring dezer con-
tradictio in terminis vindt men in de hier volgende aanhaling
uit Jan Huygbn van Linsgdoten's «Iterinarium, ofte Schip-
vaert naer Oost ofte Portugaels Indien." (Anno 1614), welk
werk ik reeds meermalen aanhaalde en waarvan een oudere
editie bestaat, die ik evenwel niet ter beschikking had. Na
over eenige redenen gesproken te hebben , die aanleiding geven
tol gebruik en misbruik van «Amfion", zegt hij: »maer ghe-
»bruyckent meest om die oncuysheyt, want maeckl dat een
• persoon zijn zaet langh op hout ende verlancksaem comt,
nt'welcke die Indiaensche vrouwen geerne hebben om met den
«man gelijckelick haren nature te volbrenghen , doch die 't
•veel eet en useerl worter metier tijl gheheel impotent eiï
«onvruchtbaer af, want verdroogt eh vercout geheelijc het zaet
• vande persoon diet ghebruyct, gelijckl de Indianen zelfs
»betuyghen, waarom hel van die groole lleeren seer weynigh
fgebruyckl wort, dan alieenlijck om oorsake hoven verhaelt."
BEWEGIM EI EUST.
Er wordt, als regel, door de Europeanen, Armeniërs en Chi-
neezen in Indië veel gearbeid. Heeft men zich, in Europa,
wel het denkbeeld gevormd, dat het heete klimaat van zelve
een meer gemakkelijk leven mede brengt, dan blijkt het, al
spoedig na aankomst in Indië, dal men zich heeft vergist.
Inlanders werken somtijds ook veel, maar zeer onregelmatig.
Er zijn lijden van het jaar, dat de landbouw van de bewoners
veel werk eischt, of dat heeredienslen moeten worden gepres-
teerd, maar andere tijden, dat er weinig behoeft gewerkt te
worden. Van de bevolking kan met zeer enkele uitzonderin-
gen worden beweerd, dat zij weinig of niets meer doet, dan
voor haar levensonderhoud noodig is, en dat is niet veel; de
vruchtbare bodem levert gemakkelijk genoeg voedsel; kleeding,
wij zagen dat reeds, is niet veel noodig; verwarming is onbe-
kend, en dus is een kleine verdienste voldoende; sparen is een
groote zeldzaamheid , onder de geringére volksklasse ; bij het
bouwen van huizen en de bearbeiding van het veld helpen
bovendien de bewoners en eigenaars elkaar.
Lichaamsbeweging maken de inlanders over het algemeen
genoeg ; zij kunnen verbazende afstanden te voet afleggen , zelfs
beladen met zware lasten , en zij zijn allen goede paardrijders.
Hun geloof aan het onverbiddelijke noodlot maakt hen, als
de omstandigheden daartoe leiden, tot uitstekende, moedige,
zelfs lichtzinnige jagers. Men leide uit het feil, dal hel hoofd-
Voedingsmiddel , de rijst , weinig voedingswaarde beval , niet
het gevolg af, dat de inlanders weinig spierkracht en arbeids-
vermogen bezitten. Integendeel verrichten zij zwaren arbeid,
als hel noodig is, en kunnen dat lang volhouden. Bij behoorlijk
244
toezicht en goede belaling kunnen zij zeer veel werk doen. Dal
bewijzen de arbeiders in fabrieken en aan groole werken, bijv.
het kappen van bosschen , grondverzet en dergelijken ; voor bel
laatste kan men , om een voorbeeld te noemen, op 2 a 3 kubieke
meters per man en per dag rekenen.
De inlanders slapen, als het bun te pas komt, op alle uren
van den dag en overal, met of zonder een klein rolkussen als
hoofdkussen: zij houden zich volstrekt niet aan nachtrust; bij
helderen maneschijn zitten zij dikwijls een groot gedeelte van
den nacht bij elkaar; bij feesten denken zij niet om slaap;
maar daarentegen kunnen zij overdag uitstekend en vast slapen,
al wordt er ook veel rumoer gemaakt; door dit feit worden
de van hen gevorderde nachtdiensten, als gardoe (nachtwacht)
minder drukkend.
Chineezen leven regelmatiger ; zij gaajJ om half negen 's avonds
naar bed en staan om vijf ure 's mórgens op. Zij zijn ge-
woonlijk zeer arbeidzaam en hebben, vooral als handwerkslieden,
voldoende lichaamsbeweging.
Wat de Europeanen betreft is de afwisseling tusschen rust
en beweging, slapen en waken, zeer uileenloopend.
Verreweg de meeste Europeanen maken te weinig lichaams-
beweging ; het valt evenwel niet te ontkennen , dat niet zelden
de oorzaak daarvan gezocht moet worden in de dagelijksche
werkzaamheden. De meeningen, in Europa vrij wel gevestigd,
omtrent den aard en de uitgebreidheid der persoonlijke werk-
zaamheden van Europeanen in Indië, zijn onjuist. Het blijkt
telkens uit geschriften , dat in Europa bet denkbeeld bestaat ,
hoe het heete klimaat van zelf aanleiding geeft tot mindere
lichamelijken of geestelijken arbeid; dat blijkt nog meer bij
de waarnemingen van pas aangekomen of vreemdelingen, die
niet zelden hunne verbazing te kennen geven over de groole
hoeveelheid werk, die door één persoon in /«c//*? wordt gedaan.
Er zijn maar weinigen , die een gemakkelijk leven leiden.
245
Ambtenaren werken, oni den koristen tijd te noemen, van 8 ure
's morgens tol 3 ure *s middags en moeten dikwijls, zoo zij een
iels hoogere positie dan klerken innemen , ook nog 's avonds te
huis arbeiden, waarbij als regel geldt, hoe hooger positie, hoe
meer werk; kooplieden gaan tegen 9 ure naar hunne kantoren
(lokalen, die altijd gesloten zijn, als er niet in 'gearbeid wordt
en die dus des morgens alles behalve frisch kunnen worden
genoemd) en keeren om 5 of 6 ure huiswaarts, terwijl velen
nog 's avonds werken; aan de groote bouwwerken zijn alle
geëmployeerden 12 uren van de 24 in arbeid ; op de landbouw-
ondernemingen worden de vroege morgen- en de namiddaguren
besteed voor het toezicht en de regeling der werkzaamheden
op het land, terwijl dan de dag en de avond door administratieve
bezigheden worden ingenomen; op de suikerfabrieken moet in
den oogsttijd dikwijls hét werk des nachts worden doorgezet;
militairen, in de garnizoenen, hebben gewoonlijk geen zwaren
arbeid, op expediliën daarentegen wel; en de geneesheeren
hebben waarlijk niet te klagen over te veel vrijen tijd ; civiele
dokters hebben hunne ziekeninrichlingen , waarin meestal te
veel zieken zijn voor het kleine, geneeskundige personeel, dat
bovendien armen 'en laag bezoldigde ambtenaren behandelen moet
en zich genoodzaakt ziet in een behoorlijk levensonderhoud te
voorzien door particuliere praktijk ; particuliere geneesheeren, die
een praktijk van eenige beteekenis hebben , zijn , ook ten gevolge
der verre afstanden, het grootste gedeelte van den dag aan het
werk en in het aantal militaire geneeskundigen is meestal een zoo
groot Ie kort, dat zij niet over veel vrijen tijd kunnen beschikken.
Ik heb omstreeks de jaren 1865 en 1864, toen een Oöicier van ge-
zondheid van het Nederlandsche leger, bij zijn kortstondig verblijf
in Indië, zijne verbazing te kennen gaf over het groote aantal Efe-
ken, dat door jongere Officieren van gezondheid behandeld werd,
nagegaan in welke verhouding de dienst, in Indiö op sommige
plaatsen, stond tot die in Nederland. Van de toen verkregen
resultaten noem ik twee voorbeelden: hel aantal verpleegde
zieken te Onrust en te Nijmegen was ongeveer gelijk. In dq
246
laalslgenoemde stad , bevonden zicli een hooi'dofiicier van gezond-
heid , twee der eersle, twee der tweede, der twee derde klasse
en een militaire apotheker der derde klasse; terwijl op het
eiland Onrust was geplaatst één officier van gezondheid sèc.
Hel aantal verpleegde zieken in het Groote Militaire Hospitaal te
Weltevreden bedroeg gemiddeld de helft van het geheele getal ver-
pleegde militairen in geheel Nederland; in dat hospitaal deden
dienst een dirigeerende officier van gezondheid; twee der eersle,
drie der tweede, drie der derde klasse; een militaire apotheker
der eerste, een der tweede en drie der derde klasse ; hel geheele
aantal varieerde wel eens, maar bedroeg gemiddeld acht of negen
geneesheeren en vijf of zes apothekers, van wie er altijd eenige
levens bezig waren met het afleggen van hel examen voor een hoo-
geren rang, terwijl in de apotheek ook alle recepten voor het gar-
nizoen en voor het geheele personeel van de groote gouvernements-
kostschool (het Gymnasium Willem III) moesten worden toebereid.
Ik had, in een ander boekje, de gelegenheid op te merken hoe de
zoo belangrijke Listersche opereermethode soms niet kon worden
toegepast wegens gebrek aan tijd. Doch genoeg hiervan. Hel
leit staal vast, dat er in den regel zeer weinig vrijen lijd
overschiet voor Europeanen, die hun werkkiug in Indié kozen.
Is het eenigszins mogelijk, dan doel men verstandig, vooral
indien de gewone werkzaamheden een zittend leven medebren-
gen, met eenige oogenblikken in de vroege morgenuren of de
koelere avondstonden aan den arbeid te ontwoekeren, ten einde
eene wandeling te maken, paard te rijden of gymnastie te doen.
Paardrijden is zeker het meest nuttig, omdat daarbij zoovele
spiergroepen in werking komen , zonder dil er buitengewone
vermoeidheid ontstaat en ook omdat de snelle beweging door
de lucht gunstig werkt op de ademhalingswerktuigen. Even-
wel moeten wandelingen, of hel toeren in een goed rijtuig,
O. a. bij aandoeningen van de lever of van de milt, boven paard-
rijden worden gesteld. Vele mannen doen voorzichtig een sus-
pensoir te dragen, daar hel scrotum meestal slap nederhangl.
De beste, maar ook de duurste, mij bekende suspensoirs zijn
247
de »U. S. Army suspensory bandage's" van Rawson, die hen
"Palent elastic self-adjusliug" noeiuL Vrouwen moeien een
korsel of een koetang dragen lol ondersleuning der borslklieren ,
die anders, bij het sclmdden, pijnlijk worden.
Verkiest men een ferme wandeling in de morgenuren, dan
is hel aan te bevelen eerst een kop koffie of thee te drinken.
Wie liefhebberij in bloemen heeft, kan in den luin werken,
maar mist dan natuurlijk het opwekkende van een meer gelijk-
matige en sterkere spierbeweging; en juist die is wenschelijk
om door de eenigszins versnelde hartsbeweging de nadeelen Ie
voorkomen der congestiën, die als uitwerkselen der klimaats-
invloeden moeten worden beschouwd, een onderwerp, waarop
later wordt teruggekomen.
Gymnaslie is voor kinderen en jongelieden zeer aanbeveliugs-
waard en wordt dan ook, gelukkig, op de meeste scholen be-
oefend ; dat voor die in- en tevens uitspanning, zooveel mogelijk, de
koelste uren behooren te worden gekozen, is duidelijk. Vooreerst-
beginnenden is het best de namiddaguren, na 5 ure , te nemen ,
omdat de ongewone inspanning, gedurende de vroege morgen-
uren , een zoo groote afmatting Ie weeg brengt, dat het leeren
daarna moeielijk wordt. Is men eenmaal aan gymnastische
oefeningen gewoon, dan kunnen die ook 's morgen vroeg geno-
men worden en is dat te verkiezen boven den middag.
Roeien, biljarten en dergelLjken zijn niet minder nuttig; het
laatste verdient ook aanbeveHng voor vrouwen, die wel wat al te
veel beschuldigd worden van leêg te zitten. Het is in de
laatste jaren volstrekt geen bijzonderheid, vrouwen te ontmoeten,
die dagelijks een ferme wandeling doen of paardrijden; maar
bovendien geeft een Indisch huishouden werk genoeg aan dc
nijvere huisvrouw, die hare plichten betracht en wel werk,
waarbij het niet te pas komt in een luiaard- of wipstoel te zitten.
Het dikwijls gegeven type van eene dikke schommel, die mei
een sèlangan Icoentjie-koentjie (een sleutelbos aan een zakdoek
geknoopt) over den schouder, van het bed naar een wipstoel
schuift, en alleen wat opleeft in het bad, verdwijnt meer en
U8
meer. Bij het verminderen van het aantal fortuinen van eenig
aanbelang, is van zelve de noodzakelijkheid lot meer werken,
ook voor vrouwen, geboren. De Engelschen vooral zijn de
personen, die systematisch de meeste lichaamsbeweging in
hdië maken en daartoe wandelen, paardrijden, croquet en zoo-
vele andere spelen verkiezen.
Het niet nemen van beweging is volstrekt niet altijd hel gevolg
van de deprimeerende werking van het klimaat, maar veel meer
van luiheid. Wie in Indië aankomende een drukken werkkring
vindt, is gewoonlijk gezonder dan wie den eersten tijd ineen
luiaardstoel kan doorbrengen ; ook dit bespreken wij later.
Niet ieder heeft dezelfde hoeveelheid slaap noodig; dat hangt
af, de gewoonte daar gelaten, van de constitutie. De meeste
Europeanen, die over dag hard werken, slapen 8 a 9 uren, het-
zij alleen 's nachts, hetzij verdeeld in tweëen, de grootste helft
des nachts en een of twee uren op den middag. Dat laatste
is evenwel volstrekt niet algemeen. Praeger, die weinig tijd aan
den wal doorbracht, trekt tegen dien middagslaap te velde, en
zegt, dat hoogstens een half uur sluimeren in een luiaardstoel
mag worden toegestaan. Hij schrijft aan dien middagslaap
zooveel leelijke gevolgen toe, dat ik die maar niet zal opsom-
men, vooral ook, omdat ik het volstrekt niet met hem eens
ben en er geen argumenten Ie wêerleggen vallen , daar hij
alleen beschuldigt, maar niets betoogt; was dat laatste het
geval, dan zou ik meenen er niet over te mogen zwijgen.
Wiens werkzaamheden er toe leiden des middags niet Ie rusten,
doet het best, dat ook nooit te doen; zulk een enkele maal
er lusschen in , heeft de middagslaap niets verkwikkends ,
maar geeft integendeel een onaangenaam gevoel bij het opstaan.
Voor wien het gewoon is, is die slaap zeer verkwikkend en
bijna een noodzakelijkheid. Praktiseerende genecshceren , die
een geheelen morgen van 7 tot 2 ure hebben rondgereden,
doen verstandig, 's middags minstens één uur te slapen. Dr.
C. SwAviNG, die meer dan 30 jaren in Indiè doorbracht,
249
was die meeiiiiig evenzeer toegedaan en gaf den raad daartoe
aan zijn jongere collega's. Het is dan ook een aangenomen gebruik
der geneesheeren , als de tijd hun daartoe niet ontbreekt.
Ik meen, dat het hier de plaats is op een paar gewoonten
te wijzen, die door inlauders algemeen, door kleurlingen veel,
door Europeanen somtijds worden opgevolgd ; ik bedoel piljU
en oeroet. Die beide bewerkingen zijn niet geheel dezelfde;
pitjit is meer knijpen, oeroet wrijven. Dat systematisch knijpen
en wrijven nuttig kunnen zijn, ook bij abnormale toestanden
van het lichaam , is bekend en dat beiden als aangename prik-
kels reeds bij de volkeren de oudheid in zwang waren behoeft
niet herinnerd te worden. Zeer zeker zijn die bewerkingen hoogst
aangenaam bij groole spiervermoeidheid, en hoewel somtijds zeer
pijnlijk onder de operatie, is het effect er van uitstekend.
Nadeelen van die behandeling zijn alleen waarneembaar bij
raenschen, die er, om het zoo te noemen misbruik van maken
en er zoo door verwend zijn, dat zij er niet meer builen kun-
nen, en bijv. niet kunnen slapen zonder geknepen en gewreven te
worden; dat vindt men wel eens bij vrouwen. Wij laten de aan-
wijzingen van de toepassing dezer wrijvingen bij ziekelijke toe-
standen rusten , tol waar wij die zullen noemen bij de behandeling
van zieken en bespreken hier alleen het gebruik er van in het
dagelijksche leven.
Men zou de gewoonte bijna onder de middelen tot genot
kunnen brengen.
In den regel worden beide handelingen door reeds bejaarde,
inlandsche vrouwen uitgeoefend; in zeldzame gevallen vindt
men een man , die er slag van heeft. Daar ik misschien later
niet meer in de gelegenheid ben er op tc wijzen , deel ik hier
nog mede, dat de geneesheer dikwijls zich verbazen moet
over de scherpe ontwikkeling van het gevoel bij die toekang
pitjil {loekatig is in het algemeen iemand, die een bedrijf
nitoefent, door het tweede woord aangegeven), in gevallen
waarin hij zelve niets abnormaals vindt. Wel is waar zou
250
men het «rtrfa oerat saW (er zit een pees of een zenuw ver-
keerd) der toekang pitjit op eene lijn kunnen stellen mei die
rheumatiek , waarvan gezegd is :
»Was man sich nicht erklaren kann,
«Schreiht man dem Rheumatismus an,"
maar 't resultaat der behandeling op die diagnose gegrond ,
weêrspreekt die meening te dikwijls, om de zaak zoo sterk
te veroordeelen. Het is mij (en niet mij alleen , maar meer-
malen met andere medici te zamen) dikwijls voorgekomen, dat
klachten over locale pijn hij volwassenen , of voortdurend
schreien met duidelijke locale pijn bij kinderen, niet uit een
pathologisch-anatomischen grond konden worden verklaard,
waarbij dan ook niets hielp; terwijl nu de toekang pitjit een
oerat sala voelde, en die niet door anderen te herkennen viel,
was het resultaat der zeer pijnlijke massage in den regel hel
bewijs, dat zij goed had gevoeld.
Bij pitjit wordt met de volle hand geknepen, en met de
duimen gewreven ; het laatste meestal op die plaatsen , waar
een zenuwtak op een harde onderlaag kan worden gedrukt,
zooals bijv. de nervus supraorbitalis bij haar uittreden uit het
foramen supraorbitale. Daarbij worden in den regel geen olie
of degelijke zaken gebruikt. Men staat verwonderd over de
groote kracht en 'nog meer over het langdurige volhouden ,
waarover zulk een oude vrouw kan beschikken. De spier-
massa's worden een voor een met de volle hand geknepen en
gekneed, de zenuwen in haren loop met de duimen gewreven.
Oeroet is meer het wrijven van de spiermassa's in haar verloop,
waarbij de beweging der hand door een vette olie, liefst met een
aetherische gemengd, wordt gemakkelijk gemaakt. Kajoe-poetih-
olie is daarvoor veel in zwang, maar ook klapperolie en andere
oliën zijn in gebruik. Meestal worden beide methoden gecom-
bineerd en daaraan toegevoegd het buigen en rekken der ge-
wrichten, zoodat die het bekende knappende geluid voortbrengen,
dat, bij toeval ontslaan, iedereen wel bij zich zeiven heeft waar-
genomen, maar dat inlanders en kleurlingen dikwijls willekeurig
281
voortbrengen, terwijl zij die gewoonte aangenaam vinden. Dat
laten knappen der gewichten, vooral van de vingers, doen
zij ook veelal als zij verlegen zijn. Ook in Europa is het
bekend, dat de meeste Indische kinderen (les petits pays chauds
uit Alphonse Daudet's Jack) dat kunstje hebben geleerd.
Na de pijnlijke operatie nu van pitjit en oeroet ontstaat een
gevoel van welzijn, een aangename, zachte, tinteling in de
behandelde lichaarasdeelen ; vermoeidheid en pijnlijke aandoe-
ningen, door congeslieve toestanden ontslaan, verminderen en
de onder handen genomene betreurt geen oogenblik de korte
opoffering, die hij zich door het pijn lijden getroostte.
Dikwijls worden de gewreven ledematen, of het geheele
lichaam, daarna ingewreven met param, een poeder bereid
uil Ijabè djawa (Piper longum, Piper densum), bras ketan (Oryza
glutinosa) en bras padi (Oryza sativa), waarbij somtijds wat
ragie (zie pag. 155) cf kentjoer (Kaempleria galanga) gevoegd
wordt. Inlanders mengen dit poeder gewoonlijk met waler;
Europeanen en kleurlingen ook wel met arak, brandewijn ol"
eau de Cologne.
Dr. F. J. Kerst beweert, dat hel overdreven gebruik maken
van pitjit aanleiding geeft tot zwakte der gewrichtsbanden met
de gevolgen daarvan , spontane onlwrichlingen. Ik heb die
bewering niet kunnen bevestigen.
Bij locale pijnen wordt ook eene afleiding op de huid ge-
maakt, door die lang en zacht met een cent (doewit) te
wrijven tot er een lichte ontvelling ontstaan is; die operatie
heet krok.
Onder de passieve bewegingen bekleedt, in Indic, bet rijden
in een rijtuig de ccrsle plaats. Vele betrekkhigeii brengen
van zelve de noodzakelijkheid van het gebruik van rijtuigen mede.
Op de groolere plaalseii is de uitoefening van de meeste werkzaam-
heden niet mogelijk zonder vervoermiddel. Toeren voor plei-
zier of voor gezondheid heeft meestal des morgens vroeg, of des
namiddags of des avonds plaals ; 's morgens zeer vroeg kan de
262
zon hel aangename van hel rondrijden nog al sterk vermin-
deren. Voor het genieten van frissche lucht is het rijden
in een open rijtuig, ook voor reconvalescenten, zeer aanle-
bevelen; daartoe zijn de morgenuren, tussohen half zes en
half acht, het meest geschikt, mits er geen te sterke nevel
hangt; voor den landwind, die des avonds doorkomt zijn som-
mige reconvalescenten zeer gevoelig, maar dat is 's morgens
minder het geval; het toeren (even als hel zitten) blootshoofds
in den helderen maneschijn leidt bij sommigen tol hoofdpijn,
waarom zij dan gebruik maken van een parasol.
Wil men nuttig effect zien van rijtoeren bij herstellenden,
dan moet hel rijden plaats vinden in een rijtuig op vier wielen ;
de zoo in de mode zijnde dos-a-dos op twee wielen zijn
daarvoor ongeschikt. In de eerste plaats deelen zich al de
bewegingen van het paard aan het voertuig mede; ten tweede
rijdt men gewoonlijk achteruit en mist daardoor voor een groot
gedeelte den invloed der inademing van een frisschen lucht-
stroom; en ten derde tocht het (ik weet geen juistere uit-
drukking er voor) onregelmalig in die dos-a-dos. Vooral vrouwen
houden er van om, alleen gekleed in sarong en kabaai, rijtoeren
in den vroegen morgen te doen en dan zijn juist dos a dos
zeer nadeelig. Wie er zijn aandacht op vestigt, zal spoedig
zien, hoe de sarong als een ballon opgeblazen wordt door
den daaronder spelenden wind, en het is duidelijk dat de
daardoor ontstaande afkoeling der onderste ledematen en van
den onderbuik aanleiding geeft tol ziekten der buiksinge-
wanden. Zoo zng ik meermalen darmkatarrhen , katarrhale
dysenteriën en katarrhalen, witten vloed, ook wel onderdrukte
menstruatie ontstaan door het koude vatten in een dos-a-dos.
Veel beter zijn, voor minvermogenden, karretjes op veèren
{kahar peer), die vele nadeelen der dos-a-dos niet bezitten.
De verhuurde dos-a-dos verdienen hun naam ten volle, daar
er zelfs geen rugleuning tot steun in hel midden is aangebracht.
Over de keuze van een rijtuig voor praktiseerendc artsen spreek
ik in het laatste hoofdstuk.
255
Wiegen zijn in Indië gelukkig niet in gebruik, behalve bij
de Chineezen , wier kinderen altijd gewiegd worden. Sommige
haboe's leeren aan de kinderen de slechte gewoonte om in een
schommelstoel in slaap te worden gemaakt, wat natuurlijk
minstens even nadeelig is als de stoolende beweging der
Europeesche wiegen, al is de beweging der laatste zijdelings,
die der stoelen van voren naar achteren.
Schommelstoelen zijn in elk huisgezin voorhanden en steeds
in de voorgalerij, de gewone plaats om bezoeken te ontvangen
aanwezig ; zij worden , in de laatste jaren , veel meer gebruikt
om er eenvoudig op te zitten dan om er in te schommelen
(gojang); het is werkelijk een uitzondering anderen, dan oud-
gasten, uren lang heen en weer te zien wiegelen in zulk
een stoel.
Wij zullen in een volgend hoofdstuk zien, dat de bloedsomloop
verandert in een heet klimaat ; thans wordt alleen opgemerkt
dat een gevoel van vermoeidheid en zwaarte in de beenen
daarvan een in het oog loopend en tamelijk algemeen voor-
komend symptoom is. Het onmiddelijke gevolg van dal gevoel
is de lust, bijna zeide ik de behoefte om de onderste lede-
maten hoog te plaatsen. De daarvoor zoo geschikte luiaard-
stoelen van verschillend model zijn dan ook algemeen in
gebruik. De behoefte om de beenen hooger te plaatsen is veel
sterker bij mannen, dan bij vrouwen ; moge de gewoonte, door
de étiguelte gevormd, daartoe veel bijdragen, wellicht is de
maande] ijksche bloedvloeiing en de daardoor verminderde bloeds-
ophooping in den onderbuik ook niet geheel zonder invloed.
Alleen meer beschaafde inlanders gebruiken nu en dan een
luiaard- of een schommelstoel; als zij behoefte hebben om de
beenen uit Ie strekken gaan zij op een balé-balé liggen; overi-
gens is een door hen geliefde positie hel zitten met, onder het
lichaam, gekruiste beenen, of ook wel het eenvoudig nederhurken
[djongkok), dal zij bijzonder lang kunnen volhouden.
Zeer kleine kinderen van inlanders worden gewoonlijk Ie slapen
254
gelegd, ten minste overdag, in een mand, met groote openingen
tusschen het vlechtwerk, die hier of daar aan een paar touwen
wordt opgehangen en dan geschommeld; in plaats van den
mand treedt ook wel een sarong of een kain pandjang , die dan
een soort van hangmat vormt, welke ajoen-ajoenan (schommel)
genoemd wordt.
Pasgehoren, Europeesche kinderen worden gedurende de
eerste maanden gelegd op een zeer dunnen, met kapok gevuldeii
bultzak en daarop gedragen. Die kleine bultzak beeft den
weinig welluidenden naam pislap. Op dien pislap, liggen de
kinderen ook te slapen en worden dan legen muskielensleken
beveiligd door een kodjong , zijnde een met gaas bekleede,
kleine tent, van ijzer of roUan vervaardigd, die in elkander
kan worden geslagen, op dezelfde wijze als een rijtuigkap.
Kinderen , die nog niet of niet lang kunnen loopen , wor-
den gedragen in een langen doek , slendang geheeten , die
gewoonlijk over den rechterschouder van de draagster door
eenvoudig insteken van het eene einde wordt bevestigd; eene
manier van vastmaken, waarover men zich verwonderen moei,
dat die stevig genoeg is. In den, op de linkerheup der draagster,
gevormden zak wordt het kind geplaatst, meestal met de beenen
schrijlings over de heup der vrouw. De methode is voor de
draagster en het kind gemakkelijk en in den regel zonder nadeel;
zij brengt evenwel mede de noodzakelijkheid om zeer op de
reinheid en vooral op huidziekten , bij de baboe's, te lellen , lerwijl
het niet te ontkennen valt, dat er zich door de aanraking der
beide lichamen nog al waniite ontwikkelt. De drukking, die
de draagdoek te weeg brengt, kan soms aanleiding geven lol
belemmering in den aderlijken bloedsomloop van de onderste lede-
maten; ik zag er wel eens licht oedema pednni door onistaan,
vooral bij zwakke kinderen.
AKKLIIATISATIE.
Ten einde een kort opschrift boven dit hoofdstuk te kunnen
plaatsen, koos ik het woord akklimalisalie , dat ongeveer
uitdrukt, wat thans ter bespreking komt. Nadat wij een blik
hebben gev/orpen op het land, het klimaat en de woningen,
die ons het meest geschikt voorkomen voor de verschillende
bewoners, hebben wij die mensclien zelve in het kort beschouwd,
hun kleeding, lichaamsreiniging en voeding nagegaan en zijn
geëindigd met hel een en ander in het midden te brengen
over beweging en rust. Op die gegevens steunende, kunnen wij
nu onderzoeken, welke uitwerking de genoemde invloeden op
de besproken menschen uitoefenen en in zooverre is dus het
gekozen opschrift onjuist, omdat niet uitsluitend den invloed
van het klimaat en het gewennen daaraan door vreemden
hier ter sprake moeten komen. Ik meen, dal in den regel,
door schrijvers over het akkUmatisalie-proces, de overige in-
vloeden, buiten den hoogen warmtegraad, te veel uit het oog
verloren zijn en dientengevolge verschijnselen aan het klimaat
werden toegeschreven, waarvoor wel andere oorzaken zijn
op te sporen.
Hel spreekt wel van zelve, dat de voor- of nadeelen van
een land zich het duidelijkst zullen openbaren bij individuën,
die niet in dat land te huis behooren , en zoo zal hier van zelve
de invloed op de Europeanen en op de Chineezen op den
voorgrond treden , al zullen wij daarbij dien op de inlanders
niet veronachtzamen. De in vroegeren lijd dikwijls gestelde
vraag: of de mensch geschikt is om onder alle hemelstreken
te leven en voort te planten, moet, in zoo algemeenen zin
256
gesteld, bevestigend beantwoord worden; immers er leven
onder alle liemelstreken mensclien .
Een andfti-e, gewicliliger vraag, eigenlijk alleen een beter
geformuleerde uitdrukking der vorige, is deze: kan het eene
raenscbenras , onder een zekere bemelslreek levende en daaraan
gewoon zijnde, zonder nadeel voor het individu en met de
mogelijkheid lol voortplanling naar een andere hemelstreek
worden overgeplaatst?
De mogelijkheid dier overplaatsing, zonder nadeel voor het
individu, wordt bewezen door hel groote aantal mensclien, dal
daartoe ten voorbeeld strekt; evenwel is niet elk individu
geschikt om eene groote verandering van klimaat, met den
aankleve daarvan, te doorstaan. Ongetwijfeld is er wel
niemand, die belangrijke verwisseling van luchtstreek be-
proeft, zonder er eenig gevolg voor zijn gezondheidstoestand
van te ondervinden, en zijn er menschen, wier lichaamsgestel
hen voor zulk eene verwisseling volkomen ongeschikt maakl.
Dftl er in Nederlandsch-Indië zeer vele plaatsen, zelfs land-
streken, zijn, die niel alleen voor den vreemdeling, maar ook
voor den inboorling nadeelig op de gezondheid inwerken , is
hekend.
Hel zal, vooral ter voorkoming van herhalingen, wel niet
mogelijk zijn, al wal lol dat onderwerp behoort, onder afzon-
derlijke rubrieken Ie brengen, als daar zijn : de invloed van de
heete luchtstreek op den inboorling; die op den vreemdeling,
zoowel bij zijne aankomst, als bij langer verblijf; demogelijk-
heid de voorplanting van vreemdelingen en dus van kolonisatie;
de grootere of mindere geschiktheid om aan vreemde invloeden
weêrsland Ie bieden; de slalistische gegevens, die er bestaan,
om enkele opmerkingen nader toe te lichten, enz., enz. Mij
schijnt hel beter en zeker aangenamer al die onderwerpen Ie
behandelen, waar zij, als van zelve, bij den gang der redenee-
ring eene plaats zullen vinden.
Wij willen eerst een blik werpen op de gegevens voor statis-
tiek in Jndiè, in hel algemeen, en de weinige vertrouwbaarheid
257
(lier cijfers aanloonen. Wil men zich bepalen tot wat
beliend is geworden omtrent de sterfleverhouding, dan zijn
de meest vertrouwbare bronnen daarvoor te vinden in de
verslagen van den militair-geneeskundigen dienst. De eind-
cijfers zijn, zooals wel van zelve spreekt, juist : de legersterkle
is bekend en hel aantal overledenen evenzoo; op de juistheid
dier cijfers valt dus niels aanlemerken ; wil men die evenwel
gebruiken om een inzicht te krijgen op den werkelijken gang
van zaken, dan moeten de resultaten van een zoo groot mogelijk
aantal jaren worden genomen, ten einde den invloed te ver-
minderen, die expeditiën, enz. op den normalen gang van zaken
hebben gehad. De groote waarde evenwel der militaire sta-
tistiek is voornamelijk gelegen in de omstandigheid, dat daarbij
Europeanen (met uitsluiting der Negers, die overigens in het
leger als Europeanen worden bescbouwd) en inlanders uit elkan-
der zijn gehouden, terwijl beiden, zooveel mogelijk, onder dezelfde
voorwaarden verkeerden, waardoor een vergelijking op goeden
grondslag rust. *t Is waar, die gegevens loopen alleen over
mannen, en wel over mannen van ongeveer 20 — SOjarigen
leeftijd , allen, zooveel mogelijk gezond bij hunne indiensttreding,
levende onder denzelfden gang van zaken, waarbij alleen de
voeding en kleeding naar het ras is gewijzigd. Ik wil daar-
om hier eenige cijfers mededeelen, die betrekkelijk groote waarde
hebben voor onze volgende beschouwingen.
• De sterfte der Europeanen bij het Nederlandsch-Indische
leger was van het jaar 1819 tot 1849 gemiddeld: 11.39°/o.
De grootste sterfte kwam, in die periode, voor in het jaar
1828, toen zij bedroeg 29.41°/o, en de kleinste in hel jaar 1848,
toen zij slechts 5°/o was.
Omtrent de inlandsche troepen heb ik over die jaren geene
goede gegevens kunnen vinden. De genoemde cijfers zijn even-
wel van belang, omdat wij zullen zien, dat in een volgende
periode de gemiddelde sterfte onder de Europeanen is afgenomen.
Van het jaar 1850—1879, dus over eene periode van dertig
jaren zijn de cijfers der sterfte in het leger, voor de eilanden
17
Java en Madura , met nauwkeurigheid bekend en de hierbij
gevoegde slaat geeft een overzicht daarvan, waarbij bovendien
de kuslpbialsen zijn afgescheiden van de plaatsen in liet bin-
nenland, eene afscheiding, die reeds vroeger als nuttig is
genoemd.
PROCENTISCHE sterflcverhouding in het Nederlandsch-
Indischo leger over hel dertigjarig tijdvak
van 1850 — 1879, voor de eilanden Java
en Madura.
Gemiddeld.
voor
de kustplaat-
sen.
voor deplaalsen
binnen 's lands
Europeanen. . .
Ö.95
7.276
4.625
Inlanders
3.78
4.211
2.5Ö
Eer wij overgaan tot cene nadere beschouwing dezer cijfers,
is hel wellicht nuttig ook de beide uitersten te noemen , die
in die dertigjarige periode zijn voorgekomen.
De grootste procentische sterfte, voor Europeanen aan de
kustplaatsen vindt men in 1861 met 1 3.002% ; de kleinste in
1879 met 3.09°/o.
De grootste sterfte op die plaatsen, voor inlanders, in 187&
met 7.32°/o en de kleinste in 1850 met 2.467°/o.
Voor de plaatsen binnen 's lands was het ongunstigste jaar
voor Europeanen, 1851 met 8.136°/o en het gunstige 1872
met 1.63°/o.
Voor inlanders was, op die binnen 's lands gelegen plaatsen, de
grootste sterfte in 1855 met 7.4°/o, de kleinste daarentegen
in 1861 mei 0.435°/o.
Plaatsen wij nu al die cijfers nog eens op een duidelijke
manier naasl elkaar.
259
MANNEN.
Europeanen.
Inlanders.
(rpmiddpld slerfle-Drocenl in
10 Ï!irpn
5.95
3.78
Gemiddeld voor de kustnlaatsen.
7.276
4.211
iTpiniHrlpUl vnnr rlp nlriii 1 ^pn hin-
nen 's lands
4.625
2.36
firnnl<j|p sferffp nn dft liiistnlaat-
cpn rpcn in pn in 1 H7R
1 3.002
7.32
Kleinste sterfte on de kQstolaat-
spii rpsn in 1679 en in 1830
3.09
2.467
Grootste sterfte op de plaatsen
binnen 's lands, resp. in 1851
en in 1855
8.136
7.4
Kleinste sterfte op de plaatsen
binnen 's lands, resp. in 1872
en in 1861
1.63
0.435
Is bet bij de vergelijking van de eerste en de tweede rij
dezer cijfers wel gewaagd oni te zeggen, dal percentsgewijze
gewoonlijk bijna tweemaal zooveel Europeanen sterven als er
inlanders overlijden, en dat gunstige cn ongunstige omstandig-
beden een grooteren invloed schijnen uitlcoefenen op de eersten
dan op de laatsten? Ik geloof het niet! De cijfers toonen
beide stellingen duidelijk aan , al zal misschien de aanmerking
niet achterwege kunnen blijven, dat verschillende jaren in de
laatste rubrieken met elkaar vergeleken worden en niet uit
het oog mag worden verloren, dat Europeesche soldaten veel
spiritualiën drinken, terwijl inlanders dal niet doen.
Voor de bezillingen van Nederland in Indië, buiten de eilan-
den Java en Madiira gelegen, vinden wij over dezelfde dertig
jaren: voor Europeanen eene gemiddelde sterfte van 4.11°/o;
de grootste sterfte viel, met 6.38°/o, in het jaar 1877 ; de kleinste,
260
mei 1.98°/o, in liet jaar 1873. Voor inlanders bedroeg, op die
plaatsen, de gemiddelde sterfte 2.18°/o, waarbij de grootste
sterfte, 3,56°/o, plaats bad in 1852, de geringste, 1.36°/o, in 1873,
Het jaar 1873 was dus wel een zeer gezond jaar, buiten Java
en Madura, terwijl in het algemeen blijkt, dat de zoogenaam-
de buitenbezittingen minder slacbtoffers eiscben dan genoemde
eilanden.
Wij bespreken hier de sterfleverhoudingen in het algemeen
en daarom zijn de genoemde cijfers volkomen vertrouwbaar.
Bij eene andere gelegenLeid (in mijne monographie over Indi-
sche spruw) heb ik de redenen uit elkaêir gezet, waarom de
statistiek der sterfteoorzaken veel minder vertrouwen moet
inboezemen. Daar heb ik er, in algemeene bewoordingen,
op gewezen, hoe de statistische gegevens in de oöicieele, koloniale
verslagen moeten worden gewantrouwd, omdat dieniet met de
noodige zorg worden opgemaakt. De autoriteit, die ten slotte
zich de taak ziet opgedragen, uit de hem verstrekte gegevens
het algemeene overzicht te doen samenstellen, verricht een
tamelijk vruchteloozen arbeid, omdat de gegevens zelve niet
deugen. Die uitspraak verdient nadere toelichting, omdat zij
anders eenvoudig als eene verdachtmaking kan worden ter
zijde gelegd.
Reeds in het bovengenoemde boek zeide ik van de mili-
taire ziektestatisliek, dat de steeds gevolgde dienstregeling
zuivere gegevens onmogelijk maakt.
» Ieder officier van gezondheid" zoo schreef ik daar «moest
»(en moet nog) op de lijst, die lot het voorschrijven van ge-
» neesmiddelen aan eiken zieke bij zijne komst in het hospitaal
«verstrekt wordt, binnen twee dagen de diagnose der ziekte
«invullen, ten einde het wachtregister te kunnen in orde houden.
»In dat wachtregister wordt de diagnose niet meer veranderd ;
»de zieke telt dus altijd onder dezelfde rubriek door. Sterft
«hij nu, dan wordt hij opgenomen onder de overledenen aan
»de ziekte, onder welker naam hij voorkomt. Wel kan inde
»sectie-regislers worden nagegaan aan welke ziekte hij over-
261
• leden is (er is daarvoor eene afzonderlijke kolom), maar die
• registers woiden voor de statistiek der summier-rapporten
»niet gebruikt. Iemand, die dus in hel hospitaal komt met
»een ontwrichten duim en sterft aan cholera, vindt men in
»de summier-rapporten onder de luxationes, als overledene."
Maar er is meer. Niet ieder beseft het gewicht eener be-
hoorlijke statistiek, of heeft lust die, onmogelijk te contro-
leeren, dienstverrichting behoorlijk uillevoeren, en zoo zijn er
geneesheeren , die, het samenstellen dier staten onder de ver-
velende werkzaamheden rekenende, zich de zaak zoo ge-
makkelijk mogelijk maken. De cijfers eenvoudig te fantaseeren
is al te gewaagd, daarom worden de kolommen, die gewoonlijk
een klein aantal zieken bevatten behoorlijk ingevuld en de som
daarvan afgetrokken van het geheele aantal verpleegde zieken,
om het verschil te plaatsen in de rubriek febris inlermittens
of een andere veel voorkomende ziekte. De hier uitgebrachte
beschuldiging beperkt zich natuurlijk tot een klein aantal
personen, maar, al is er maar één, die dat doet, dan ont-
neemt zijne handeling de waarde aan alle andere gegevens,
en maakt al het andere werk geheel er al onnut.
Ik beweer volstrekt niet, dat iets dergelijk alleen in Indië
gebeurt, maar wel, dat hel daar ook voorkomt; de staten
moeten kloppen, dat is de hoofdzaak.
Zoo gaat het met vele statistieken en daarom heeft de onder-
vinding mij lol een pessimist gemaakt by hel zien van cijfers,
met goede bedoelingen op hel papier gebracht.
Met de gegevens voor de stalen van den civiel-geneeskuudigen
dienst is het dikwijls nog erger gesteld.
De meeste geneesheeren , met dien dienst belast, beschouwen
hunne betrekking als een bijbaantje, elpourcause. De slechte
bezoldiging dwingl hen in hun levensonderhoud te voorzien
door hel uitoefenen van burgerpraktijk en daarvoor zou geen
tijd overschieten, als zij hun dienst goed deden.
De administratie is dus geheel en al bijzaak en wordt door het
ondergeschikte personeel gemaakt; hoe zou het anders mogelijk
262
zijn herstelden van een gewclddadigen dood , in de officieële
slalen, tegen Ie komen, zooals een paar malen geschied is;
bovendien worden de slalen gedeeltelijk geleverd door dokter*s
djawa, wier begrip van goede statistiek gelijk staat aan dat
der meeste inlanders.
Voor de sterflestalislieken der bevolking leveren inlaiulschc
ambtenaren de gegevens; onder hen zijn er dikwijls, vooral
onder de dii minores, die niet kunnen schrijven. Verschijnen
zij dus eenmaal in de veertien dagen bij hunne chefs om
de noodige opgaven te doen, dan zijn die opgaven bij het
verlaten hunner woning gewoonlijk nog juist: er zijn in de
afgeloopen halve maand gestorven een man, cene vrouw en
twee kinderen; geboren twee jongens en een meisje ; gestorven
drie karbouwen en een sapie; geboren twee karbouwen-kalveren;
enz., enz. Op de wandeling naar de plaats, waar de opgave
geschieden zal, worden die cijfers nog eens herhaald, maar
die wandeling is lang, rust noodig en na die rust zijn de
cijfers wal in de war , zoodat in de officieële opgaven kinderen
met karbouwen , menschen met elkaar en met dieren verwisseld
worden en in een woord de cijfers gefantaseerd zijn. Beter is
het, denkt zulk een inlandsch hoofd, maar iets te zeggen, dan het
niet te weten en soms bekruipt hem de lust om te antwoorden
met de de woorden, die hij zoo gaarne bezigt: vhagimana
toewan poenja soeka" (zooals het mijnheer aangenaam is), wat
hij evenwel niet durft, met het oog op het gewicht, dat hij
aan zijne opgaven ziet hechten.
De officier van gezondheid J. G. X. Broekmeijer verhaalde, dat
hij , te Malang geplaatst zijnde, bij een cholera-epidemie gclrolTen
werd door het hooge cijfer der geneeskundig behandelden,
dat wil zeggen, der lijders, aan wien door de inlandschc hoofden
cholera-mixtuur van Bleeker was verstrekt , en nog meer door
het belangrijke aantal herstelden. Daar niemand anders dan
hij zelf de cholera-mixtuur bereid had, ging hij de hoeveelheid
daarvan na, cn nu bleek hem, dat van dc herstelden ieder
265
hoogstens ecu kwart eetlepel van dien drank iiad kunnen
krijgen.
Wie den gang van zaken observeerde , zal niet aarzelen
hel, door mij, tegen de inwendige waarde der slalislische
gegevens in Indiö, aangevoerde, te onderschrijven.
Dr. P. Bleeker heeft zich, in zijne reeds genoemde Bijdragen
tot de geneeskundige topographie van Batavia, en in eenige
andere opstellen en werken, dikwijls zeer veel moeite getroost
om statistische gegevens bij elkaar te krijgen, en somtijds de
oorzaken trachten op te sporen van de belangrijke verschillen
tusschen zijne opgaven en die van anderen, bijv. van Dr. W. Bosch.
Hij erkende zelf de onjuiste grondslagen, waarop die cijfers
berusten, maar ging toch met dien, mijns inziens tamelijk
waardeloozen , arbeid voort.
Men mag, bij geen enkele statistische beschouwing over de be-
weging eener bevolking, volkomen juiste cijfers verwachten;
alleen zooveel mogelijk juiste opgaven zijn bereikbaar en daar-
mede moet in het algemeen de bevolkings-statistiek tevreden
zijn; maar «zooveel mogelijk juist" is toch heel wat anders,
dan «bepaald onjuist" of «geheel gefantaseerd." Wanneer wij
zien,' dat, in de ofTicieel uitgegeven Regeerings-Almanak voor
Nederlandsch-lndië , ten opzichte der cijfers van de hoegroot-
heid der bevolking op de Buitenbezittingen, drie rubrieken
worden aangenomen en wel: «1° cijfers, die als tamelijk
• nauwkeurig kunnen worden aangemerkt; 2° cijfers bij be-
snadering verkregen; 3° cijfers berustende op loutere gissing",
dan vinden wij daarin op nieuw een bewijs, en nog wel een
oflicicel erkend bewijs voor de onwaarde dier opgaven.
Uit de handelingen der Nederlandsch-Indische Levensver-
zekering- en Lijfrente-Maatschappij blijkt duidelijk, dat de
sterftetafels , door haar aangenomen, te ongunstig voor den
levensduur zijn opgemaakt, dus dat een verkeerde statistiek
daaraan- ten grondslag lag.
Reeds op pag. 102 gaf ik een voorbeeld van de wijze,
waarop de opgaven voor den burgerlijken stand onjuist worden ;
264
ik sprak daar ook met een woord van de kruisingen der men-
schenrassen, die er zoo belangrijk toe bijdragen de statistiek,
ook in de hier bedoelde registers, onvertrouvvbaar Ie maken.
In artikel 109 van het «Reglement op het beleid der rege-
»ring van Nederlandsch-Indiè" luidt de tweede alinea: »Met
«Europeanen worden gelijkgesteld alle Christenen en alle per-
•sonen, niet vallende in de termen der volgende zinsnede."
Die volgende zinsnede nu is : »Met inlanders worden gelijkge-
•steld Arabieren, Mooren, Chinezen en allen, die Mahomedanen
»of heidenen zijn."
Daar evenwel de vierde alinea van dat zelfde artikel luidt :
»De inlandsche Christenen blijven onderworpen aan het gezag
»der inlandsche hoofden, en met opzigt tol regten, lasten en
»verpligtingen aan dezelfde algemeene, gewestelijke en gemeen-
» lelijke verordeningen en instellingen, als de inlanders, die het
• Christendom niet belijden", volgt daaruit, dat zij voor de
opgaven van den burgerlijken stand niet te huis hehooren bij
Europeanen.
Dat daarvan wel afwijkingen voorkomen, vermeldde ik reeds
Ier aangehaalde plaatse en is een gevolg van de neiging dier
inlandsche Christenen om zich, zooveel mogelijk, met Euro.
peanen gelijk te stellen.
Besturende en rechterlijke ambtenaren verklaarden mij meer-
malen, dat het een der moeilijkste zaken is, om, met hel
genoemde art. 109 voor zich, alle inwoners tevreden te stellen.
Bovendien kan, volgens datzelfde artikel, de Gouverneur-
Generaal, in overeenstemming met den Kaaii van Nederlandsch -
Indië, uitzondering maken op de toepassing der daar gestelde
regels; en dat gebeurt wel.
Nog brengt het erkennen van kinderen de statistiek in de
war. Mij zijn gevallen bekend, waarin kinderen van Chineczen
en van inlanders bij inlandsche vrouwen, door Europeanen als de
hunnen zijn erkend en dus als Europeanen zijn ingeschreven
bij den burgerlijken stand, omdat de moeders dier kinderen dat
als voorwaarde stelden bij hare indiensttreding als concubine.
26S
Wij laten die zeldzame gevallen builen beschouwing; maar
vestigen de aandacht er op, dal, al onthouden zich de inland-
sche Christenen in den regel van opgaven aan den ambtenaar
van den burgerlijken stand voor Europeanen, er loclinogeene
mengeling overblijft, die ik hier nog iets uitgebreider wil
bespreken.
üe zoogenaamde Europeanen dan bestaan :
1°. uil, over de geheele wereld geboren, blanken en hunne
afstammelingen met vrouwen van denzelfden oorsprong, dus
kreolen ; .
2°. Malaijo-EuTopeanen, onder welken naam ik wensch Ie
verslaan afstammelingen van de eerstgenoemden, mei mannen,
maar meestal mei vrouwen van Maleische, Javaansche, Sunda-
neesche, Boegineesche , enz., enz., afkomst en verder ieder
kind van die vrouwen, dal door een Europeaan als het zijne
woidl beschouwd;
5°. Malaijo-Europeöidei , die de groote rubriek bevallen van
afstammelingen uit de 2« rubriek, op nieuw mcl zuivere , of
reeds gemengde rassen gekruist ;
4°. Chinezöide-Europeanen , van Europeesche vaders en
meestal Malaijo-Chineesche moeder;
5°. Chinezöide-Europeöidei , afstammelingen uit de kruising
van 2 en 4 of 3 en 4 ;
6°. Sommige Negers (als zij n. 1. Christenen zijn) ;
7". Afstammelingen van Negers met vrouwen uit de rubrie-
ken 2, 3, 4 en 5;
8°. Alle nog niet opgesomde kruisingen van alle rubrieken ;
Nog vindt men afstammelingen van Europeanen met Ceylo-
neesche vrouwen, maar die zijn weinig in getal.
Deze kleurlingen leveren dus bijdragen, en wel de grootste
hoeveelheid, lol de statistiek der Europeanen, als men de registers
van den burgerlijken stand daartoe wenschl Ie bezigen. Die
boeken zijn dus daarvoor onbruikbaar.
Misschien zal de bevolkings-stalisliek, voor zooverre de
inlanders betreft, over eenige jaren eenigszins beter bekend
260
kunnen worden uit de kohieren der palcnlbclasling ; de fiscus
laai niemand onlsnappcn. Voor Europeanen hlijfl arl. 109
Reg. Kegl. altijd een nadecligcn invloed uilocfcncn uil een
elhnographisch oogpunl.
Ook de slalisliek de Cliineezen lijdt aan hel gebrek, dal ge-
mengde rassen er onder 'zijn gebracht, voornamelijk Maleijo-
Chineezcn, met hunne afstammelingen, Malaijo-Chinczöiden.
Ik meen nu voldoende de redenen te hebben aangegeven ,
waarom de statistiek in hidië niet deugt en, bij de beslaande
wettelijke voorschriften, niet deugen kan. Reeds gaf ik de
redenen, op, waarom die van de sterfte in het leger meer ver-
trouwen verdient en teeken ten overvloede nog aan, dal de
gemengde rassen daarin door een zoo klein cijfer vertegen-
woordigd zijn , dat de invloed daarvan, over hel groole aantal
jaren, verloren gaat.
Het voorafgaande is tevens mijne verantwoording, waarom
ik van geene andere officieele cijfers, dan reeds genoemde,
gebruik maak , waarhij nog moet worden in hel oog gehouden,
dal de sterfte onder de Europeesche militairen een liooger
cijfer zou aan wijzen, indien niet zoovelen, door slepende
zieklen aangetast, naar Europa terug werden gezonden, voor
zij den lijd hadden in Indië dood te gaan. Evenwel worden
ook inlanders afgekeurd en kan dus de vergelijking doorgaan-
Het staatje, op pag. 259, geeft ons de overtuigmg, dat de
sterfte van Europeanen in de hooger gelegen plaatsen binnen
's lands anderhalf maal kleiner is dan in de kustplaatsen ,
en van inlanders bijna tweemalen kleiner. Daaruit volgt al
dadelijk, dal de invloeden op die twee groole rubrieken van
woonplaatsen zoo verschillend zijn, dat men die niet te gelijk
kan bespreken. Dit verschil moet dus vooral in klimaals-
invloeden worden gezocht, omdat de overige levensomstandig-
heden gelijk zijn. Mogen lol die klimaats-invloeden zeer zeker
gerekend worden de malaria, die aan de kustplaatsen veel
meer hare werking doen gevoelen , zonder twijfel is daarin
niet de eenige oorzaak te zoeken. Wie ooit de kustplaatsen
267
verliet, om uaar het biiincnlaiul te gaan, heeft de overtuiging
gekregen , dat de hoogere ligging wel een grootere koelte mede-
brengt, maar ook daarin niet alléén de oorzaak kan gelegen zijn,
dat men zich, bij eene elevatie van 800 voelen bijv., reeds
zooveel aangenamer en ruimer voelt, meer eetlust heelt, enz.,
een onderwerp, waarop wij nog moeten terugkomen.
Wij zullen nu vooreerst nagaan, welken invloed het tropische
klimaat op den mensch in het algemeen heeft.
De hoofdzaak voor hel menschelijke leven is een proces van
oxydatie, dus van verbranding, dat bemiddeld wordt door
ademhaling en bloedsomloop. Op die beide functiën nu heeft
de voortdurende hooge warmtegraad een belangrijken invloed ,
die hier in de eerste plaats ter sprake komt , terwijl de daar-
uit voortvloeiende symptomen daarna uitgebreider behandeld
kunnen worden. Evenals bij zoovele geneeskundige onder-
werpen grijpe/i echter ook hier de symptomen en hunne oor-
zaken in elkaar.
Men houde vooral in hel oog, dat de energie der spier-
werking in een heel klimaat mindei*^is dan in een koud. Terwijl
in het laatste de koude, frissche lucht op zich zelve reeds als
een prikkel kan worden beschouwd tot energische samentrek-
kingen der ademhalingspieren, missen de longen in de heele
luchtstreek dien weldadigen prikkel ; in verband met de minder
energische spierwerking, zet dus haar celweefsel zich bij de in-
ademing minder belimgrijk uit en biedt daardoor een minder
groote, met haarvaten voorziene oppervlakte voor de inwerking
der dampkringslucht aan Is over de geheele wereld een nu
en dan intredende, diepere ademhalingsbeweging, een zucht,
als een normaal verschijnsel te beschouwen, in de heele zone
komt zuchten, zonder nog abnormaal te worden, veel menig-
vuldiger, tusschen de normale ademhalingen, als een gevolg van
het gezegde, voor. Het onmiddellijke resultaat van de minder
diepe ademhalingen is, dat het bloed minder zuurstof opneemt
uit den dampkring, die bovendien, volgens velen, in dezelfde
268
ruimte reeds iels minder zuurstof bevat, oiadal de dampkrings-
lucht leii gevolge van de warmte sterker is uitgezet , terwijl
door proeven bewezen is, dat het bloed uit sterk uitgezette
lucht minder zuurstof opneemt dan uit gewone. Mindere opname
van zuurstof heeft een mindere vorming van slagaderlijk bloed
ten gevolge ; het bloed wordt, in het algemeen, van eene meer
veneuse gesteldheid
De lever nu neemt gedeeltelijk de functie, aan de longen
toekomende, over en verwerkt, om het zoo eens te noemen,
meer aderlijk bloed tot de door haar uitgescheiden producten.
Laat dit voorloopig voldoende zijn, als voorafgaande, algemeene
beschouwing, terwijl wij nu de symptomen, die als gevolgen
van het besprokene in aanmerking komen, nader bezien en
er tevens andere bijvoegen.
De warmte heeft eene hoofduitwerking, die bestaal in om-
vangsvermeerdering der lichamen, welke haren invloed ondervin-
den. Het menschelijke lichaam wordt dus door de warmte
ook uitgezet en wel het gemakkelijkst die gedeelten er van,
welke niet in beenige holten besloten zijn. De verschijnselen
die de voortdurende inwerking der warmte in het leven roept,
zullen dus, a priori, reeds te verwachten en van meer belang
zijn in die organen, welke eene gemakkelijker en ruimere uit-
zetting toelaten.
De te beschrijven symptomen komen, zooals wel van. zelve
duidelijk is , niet bij ledereen en niet steeds in dezelfde hevig-
heid voor. Vooral dient men daarbij het geslacht en den leeftijd
in het oog te houden, hoewel zeer vele andere omstandigheden
den gang der akklimalisatie kunnen wijzigen, zooals de tijd
van het jaar, waarin men aankomt, de constitutie, de leef-
wijze, het bestaan van epidemiën enz. Deze allen zijn echter
minder essentieel.
Omtrent den leeftijd zij opgemerkt, dat kleine kinderen, als
de zeereis hun geen nadeel doet, de verplaatsing goed doorslaan,
269
evenzeer als bejaarde personen, die gewoonlijk weinig van den
invloed van hel heete klimaat Ie lijden hebben, ja, zich daarin
meermalen aangenamer voelen, dan in een kouder klimaat.
Dat evenwel het goed verdagen dier verplaatsing door Eu-
ropeesche kinderen cum grano salis moet worden opgevat, zullen
wij nog later zien.
De meest ongeschikte leeftijd tot overplaatsing is wel die
der puberteit, wat zich lichtelijk laat verklaren. Het organisme
verkeert in dien tijd toch reeds in een opgewekten, geprikkel-
den toestand en elke nieuwe prikkel laat dus te sterker zijnen
invloed gevoelen.
De geschikste leeftijd, tot een behoorlijk gewennen aan het
vreemde klimaat, kan lusschen het vijfentwintigste en veertigste
levensjaar worden geplaatst.
Het geslacht heeft een zoo belangrijken invloed, dat ik mij
genoodzaakt zie over mannen en vrouwen afzonderlijk te
spreken.
Al wat hier over de symptomatologie bij pas aangekomenen
gezegd wordt, kan van toepassing zijn bij langer verblijfbouden-
den, omdat het gebeurt, dat ook bij de laatstgenoemden zich plot-
seling een ernstiger uitwerking van het klimaat doel gevoelen ;
ook herhalingen van hetzelfde proces bij denzelfden persoon
doen zich voor.
Eerst dus de mannen.
De bloedsomloop is in den regel in den beginne versneld;
de hartslag energisch; de frequentie van den pols varieert
slerk naar de lijden van den dag en naar andere omstandig-
digheden. In den vroegen morgen het minst frequent, wordt
de pols bij lichaamsinspanning, zelfs bij kleine bewegingen,
zooals bukken, loopen, mechanischen arbeid in hel algemeen,
veel menigvuldiger, maar komt daarna ook spoedig wêer lot
de gewone frequentie terug.
Vooral in de middaguren, lusschen 1 en 4 ure, is die
270
vermeerdering belangrijlt en kan zelfs nu en dan stormachtig
worden genoemd ; daarop hebben , ook zeer geringe, psychische
indrukken een grooten invloed, bijv. hel plotseling ontwaken
na den middagslaap. Die toeneming van het aantal polsslagen
heeft evenwel geen nadeelige uitwerking ; de ondervinding leert
aan ieder , dat men zich het gezondst en het aangenaamst gevoelt,
naar mate men meer werkt, ook al is dat werk van mecha-
nischen aard. 't Valt niet te ontkennen, dat hel klimaat zelf,
maar nog meer de eentonigheid der omgeving, een nederdriikken-
den invloed uitoefent op den Europeaan, die zich naar Indië
verplaatste. Werken, arbeiden, zich inspannen is daartegen
het meeste gevolgrijke middel ; zoowel voor hem , die zich niet
gelukkig gevoelende, daarin afleiding vindt, als voor hen, die
tevreden met hun lot, hunne gezondheid daardoor onderhouden.
De snellere bloedsomloop, in jerband met de reeds besproken,
minder energische ademhaling, geeft aan hel bloed een meer
veneuse gesteldheid. Zijn, in het begin van het verblijf, de
aderen in de huid van het hoofd en den hals reeds sterker
uitgezet, later deelen daarin ook die der ledematen en varices
zijn dan geen ongewoon verschijnsel. Een gevolg dier veneuse
congestie, vooral naar het hoofd is niet zelden, in den
beginne, een zeer belangrijke slaperigheid met goed uitgedrukte
behoefte aan veel slaap. Ongelukkig hij , die dan wel die
slaperigheid bespeurt, maar daaraan geen gevolg kan geven.
Bij sommigen namelijk geeft die congestie aanleiding lol een
meer geprikkelden toestand der hersenen , ten gevolge waarvan
slapeloosheid ontstaat, die, als zij eenmaal er is, door allerlei
omstandigheden wordt onderhouden , waartoe allen , die er aan
lijden, wel eene eerste plaats zullen gunnen aan de muskieten
(njamoelc), die plaag van alle nieuw aangekomenen en van vele oud-
gasten. Die lijdelijke slapeloosheid, gepaard met een gevoel van
.slaperigheid, bij pasaangekomenen , gaat gewoonlijk spoedig
voorbij , om voor eene sterke neiging tot slaap plaats te
maken.
Ontstaat evenwel slapeloosheid bij personen , die reeds langen
lijd in Indië verblijf hielden en is daarvoor geen andere oorzaak
op te sporen dan dat verblijf, dan heeft, volgens mijne onder-
vinding, maar één middel effect, en dat middel is vertrek naar
Europa. Insomnolentie wordt maar al te veel oorzaak tot een
habiluéel gebruik van opiaten, die in de laatste jaren door
chloralhydraat vervangen zijn. Dat de slapeloosheid niet zelden
het gevolg is van de zoo veelvuldig voorkomende hartaandoe-
ningen, is een feit, maar evenzeer, dat zij voortkomt, zonder
eene andere, aanwijsbare oorzaak, dan den invloed van het
klimaat. In beide gevallen is vertrek naar Europa aangewezen
en in het laatste geval gewoonlijk, na een één- of tweejarig
verblijf in de gematigde luchtstreek, afdoende in de gunstige
gevolgen.
Uit een zuiver physiologisch oogpunt valt omtrent bloed en
bloedsomloop in een heel klimaat nog zeer veel te onderzoeken;
zoodat bijv. chemische samenstelling na een korter of langer ver-
blijf; verhoudingen der bloedsdrukking; bepalingen van verbruikte
zuurstof, van uitgevoerd koolzuur en dergelijken ontbreken. In
onze tropische bezittingen zullen dergelijke onderzoekingen even-
wel nog geruimen tijd braak blijven liggen, omdat de geneesheeren
te veel andere werkzaamheden hebben te verrichten en boven-
dien voortgezette, speciale studiën daarvoor noodig zijn. Is de
ontwikkeling der maatschappij eenmaal zoover gekomen, dat
er aan eene inrichting voor hooger onderwijs in Indië kan
worden gedacht, dan zal de tijd daar zijn om deze en derge-
lijke onderzoekingen op louw te zetten en ons een dieperen
blik in den gang van het leven in Indië te doen werpen dan
door symptomatologie, met speculatieve redeneeringen, alleen
mogelijk is.
De milt, een orgaan van het hoogste gewicht bij de bloeds-
iiiaking, ondergaat, op plaatsen, waar geen miasmatische
invloeden werkzaam zijn, in den regel geene belangrijke
veranderingen. Bij inlanders vindt men de milt niet zelden
klein , zelfs samengekrompen.
272
De genoemde wijzigingen in blocdomloop en ademhaling
oefenen ook liaren invloed uil op het spijsverleringskanaal en
zijne aanhangselen, waarvan wij de lever reeds met een enkel
woord noemden. Pas aangekomenen hebben somtijds een ver-
bazenden eetlust, die door Dr. Wassink werd toegeschreven
aan de vermeerderde functie der lever, maar wellicht alleen
nog nablijft ten gevolge van de . zeereis, waarop de eetlust
voortdurend goed was, of waarna de gevolgen der doorgestane
zeeziekte een gevoel van noodzakelijkheid tot voedselloevoer
doen ontstaan.
Lang duurt die opgewekte eetlust evenwel niet, maar blijft
gewoonlijk het langst bestaan voor het etensuur van de zooge-
naamde rijsttafel, ten 12 of 1 ure 's middags; 's avonds is zij
al zeer gering; de meesten gevoelen al spoedig dien Irek tot
eten verminderen, maar krijgen daarentegen behoefte aan zuur-
achtige, vooral ook koude, dranken en aan verfrisschend ,
saprijk ooft. Die behoefte is zoo sterk, dat velen in deu beginne
bijna alle vruchten, met een enkele uitzondering, flauw van
smaak vinden. Later verdwijnt die trek naar zuurachtige
dranken gewoonlijk en is ijswaler het meest gezocht, als niet de
slechte gewoonte om spiritualiën te drinken de overhand krijgt.
Een lichte darmkatarrh, somtijds met constipatie, is in den
beginne dikwijls aanwezig.
Na een langdurig verblijf ontslaat droogheid van de mond-
en keelholte met dorst, nog verergerd door het habitueele rooken
van Manilla-sigaren, waarbij de zoogenaamde cavila's een sterkere,
dusdanige uilwerking hebben dan gewone manilla's. De tong is
rooder dan gewoonlijk of met een licht, wil, geel tol groengeel
beslag bedekt. Bij bel ontwaken, zoowel des morgens als des
middags, bestaat er een onaangename smaak in den mond ; velen
hebben een lichten maagdarmkalarih, die zich uil door misse-
lijkheid, meestal 's morgens vroeg, eene misselijkheid, die licht
tot braking aanleiding geeft van een slijmerige, grauw gekleurde,
zuurachlig-bitter smakende massa; vooral het poetsen der landen
273
met een tandenborstel of hel gorgelen met water geeft aanlei-
ding tot braken.
Bij velen , die lange jaren in hel heete klimaat doorbrachten,
wordt een zeer lichte darmkatarrh geboren, die zich voorna-
melijk uit, doordat de ontlaste dreksloffen nimmer vast zijn,
maar altijd brei- of walerachlig, terwijl des morgens vroeg,
in de beide eerste uren na hel ontwaken, drie of vier zeer
dunne stoelgangen plaats vinden, die zich in den loop van
den dag niet herhalen. Die lichie morgendiarrhëen zijn waar-
schijnlijk het gevolg van de inwerking der koudere mor-
genlucht.
Is de galafscheiding in den beginne vermeerderd, later ver-
mindert zij meer en meer, terwijl uitzetting van de lever
lot de gewone verschijnselen behoort.
Bij akklimaliseerenden, die aan een toeval van anderen aard
gestorven zijn, geeft de sectie ons een inzicht in de veran-
deringen der spijsverteringsorganen. Hel slijmvlies der mondholte
is bleek, de papillen der long zijn zeer zichtbaar; de keelholte
en de slokdarm hebben een normaal slijmvlies, soms met enkele
roode plekken; de maag vertoont een lichie kalarrh, met meer
vaaluilzelling aan de carvatura major ; het gelieele darmkanaal
heeft een licht veneus-congeslieven toestand, die naar het
onderste gedeelte erger wordt; de klieren van het darmslijm-
vlies zijn dikwijls met secreet gevuld. De lever is bijna altijd
cenigszins hyperlrophisch ; *el meest vindl men de rechterkwab,
vooral naar boven, vergroot, hoewel zij ook dikwijls onder de
ribben uitsteekt; de lobus Spiegelii is minder vergroot en de
linkerkwab het minst. (Men boude in het oog, dat ik hier van
een akklimatisalie-proces spreek en niet van meer belangrijke
ziektetoestanden in de lever, waarbij de linkerkwab zeer zeker
niet op den achtergrond treedt; integendeel bij lang verblijf-
houdenden vertoont zich congestie uiterst gemakkelijk naar den
lobus sinistrus.) Makroscopisch is het leverweefsel niet veran-
derd; bloedvaten en galbuizen zijn wijd; de galblaas houdt
eene zeer donker gekleurde, kleverige gal.
18
274
De urine-afsclieiding vermindert en blijft beneden de boeveel-
heid, in een koeler klimaat iifgescheiden : de urine zelve is dikwijls
troebel, geeft een sterken, eenigszins ammoniakalen geur, en
gaat spoedig in gisting over. Vele personen urineeren' niet
meer dan 2 of 5 malen in bet etmaal en ieder, die later
Europa bezoekt, merkt op, dat daar bij hem een grooie
aandrang tot urineeren zich dikwijls herhaalt, terwijl een
langdurig verblijf in bet koele klimaat noodig if om die her- / S
haalde pisloozing te verminderen.
De huid, 't spreekt bijna van zelve, vertoont eene zeer groote
werkdadigheid ; wij moeten die evenwel nader beschouwen. Zij
uit zich het eerst, na aankomst, door een buitengewoon sterke
zweetafscheiding , die dan geene bijzondere, andere uilwerking
op het organisme vertoont. Dat transpireeren bestaat voort-
Hurend, maar is het sterkst in de middaguren. Ik herinner
mij, hoe een nog maar kort in fndië verblijf houdende medicus
mij eens, des middags, terwijl ik te bed lag, kwam roepen en
zich verbaasde over den toestand, waarin vooral de hoofdkussens
zich bevonden ; later vernam ik, dat hij zich ernstig over mijn
gezondheidstoestand verontrust had, omdat hij zulk eene
zweetafscheiding niet anders dan colliquatief meende te kunnen
noemen ; toch was ik volkomen gezond. Ook 's nachts gaat dat
sterke zweelen door en de kleederen moeten bij het opstaan
dadelijk verwisseld worden. Niet» zelden is de ergste tran-
spiratie aan het hoofd en den hals voorhanden ; maar ook
het overige lichaam deelt daarin, vooral de rug. Het zweet
ig waterachtig, vloeit in stralen weg en riekt, vooral kort
na de aankomst, zuurachtig, terwijl het ook zuur reageert; of de
chemische samenstelling gewijzigd is, moet nog worden onder-
zocht. Voortdurend, ook bij rust, bestaat er zweetafscheiding.
die dan evenwel gemakkelijk en regelmatig verdampt en bij
snellere verdamping aanleiding kan geven tol de vorming der
vroeger vermelde, naaldvormige kristallen op het voorhoofd of
den kalen schedelhuid fpag. 17).
275
Bij de minste inspanning evenwel, bijv. bij hel in- en liil-
stappen in een rijtuig, bij bukken, trappen klimmen, wordt
die transpiratie sterker; terwijl ook inspannende geestesarbeid
dien invloed, al is het niet zoo slerk als lichaamsbeweging,
uiloefenl. Ook de bedekking met kleederen maakt de zweet-
afscheiding heviger; zij is bijv. sterker om hel middel, waar
broeken en rokken worden vastgehaald, doordringt daar de
kleederen met vocht, en de verdamping daarvan kan aanleiding
zijn tot lokale, rheumalische aandoeningen, bijv. lumbago.
Die lokale, sterkere transpiratie kan in het, lol voorbeeld
gekozen, geval, verminderd worden, door het dragen van
bretels, die de vaslsnoering om hel middel onnoodig maken.
Bij personen, die zich geregeld baden en behoorlijk reinigen
is slechts zelden den eigenaardigen geur van het zweet onder de
oksels waarlenemen. Sterker is die, bij minder goede reiniging
en na sterke lichaamsinspanning; zij is meer waarneembaar
op warme regendagen, dan bij groote droogte, wat wel hel gevolg
zijn zal van de snellere verdamping op de laatstgenoemde
dagen, die in den regel een geringer vochtigheidsgehalle bezitten.
Die geur verschilt zeer duidelijk bij verschillende menschenrassen
en men behoeft niet de ontwikkeling van hel reukorgaan to
bezitten , die de bekende abdis maagden van gedefloreerde
vrouwen deed onderscheiden, om dal rasverschil waarlenemen.
Opmerkenswaardig is de sterk, bijna donker roode kleur,
die de huid al spoedig aanmeent in de okselholten , aan de
binnenvlakten der dijen en somtijds aan het scrotum, welke
kleur later in eene bruin gele verandert en bijna altijd blijft;
vooral is die bruine verkleuring aan de dijen in het oog loopend
bij personen, die bovendien aan herpes circinalus leden, en
weinigen loopen daarvan vrij.
Bij een langer verblijf in Indië wordt de werkzaamheid
der huid niet zelden zeer onregelmatig, ook al is dat niet
dadelijk als een ziekteverschijnsel aan te merken.
Komt iemand in den Weslmousson aan, dan bestaal er veel
kans, dat de huidwerkdadigheid voorloopig zich op geene andere
27G
wijze, dan de boven beschrevene, uil ; in den Ooslniousson even-
wel, ontwikkelt zich, in den regel, lichen tropicus , roode hond,
kembang kringat.
Die roode hond behoort zeker onder de anomalieën der huid
en zou, als zoodanig, nader beschreven moeten worden inliet
tweede deel van dit boek. Evenwel is lichen tropicus een zoo
constant verschijnsel bij akklimateerenden , al verschoont hij
niet geheel en al oudgasten, en is van eene behandeling zoo
weinig te verwachten, dat ik mij verantwoord acht, die aandoening
hier nader te beschrijven. Dat er van medicatie geen sprake
is, hangt samen met den raad, dien de pas aangekomene al dadelijk
ontvangt, om aan dien rooden hond niets te laten doen, omdat die
hem »een ziekte uitspaart", en zeer zeker met de ondervinding van
alle geneesheeren, dat er niet veel aan te doen is. Wasschingen
met leerzeep of met zwak alkalische oplossingen, bijv. met zemel-
water, geven wel eens wat verlichting. En nu de verschijnselen
van deze gemakkelijk recidiveerende, soms maanden lang aanhou-
dende huidaandoening, waarvan, naar mijne meening, op het
laatste, internationale, geneeskundige congres te Londen, ten
onrechte is beweerd, dat zij onder dezelfde rubriek van ziekten zou
moeten worden gebracht als mazelen, roodvonk en scarlatina.
De roode hond vertoont zich als zeer kleine, hoog roode
vlekjes, die bij nauwkeurige beschouwing in hun midden een
klein blaasje vertoonen, somtijds zoo klein, dat het alleen met
een loup zichtbaar is; daarbij zijn die vlekjes, in het midden,
eenigszins verheven en' bevindt zich het zeer kleine, met door-
schijnend vocht gevulde, blaasje op die verhevenheid ; gewoonlijk
echter zijn die blaasjes door wrijven verdwenen. Voor dat de
uitslag zichtbaar is, gaat gedurende een paar dagen sterk
zweelen en huidjeukte vooraf.
Hoewel over het geheele lichaam roode hond kan voor-
komen, zijn de binnenvlakten der armen, de zijvlakten
der vingers (tusschen de vingers) en de handrug toch de
plaatsen, waar hij zich hel meest en hel sterkst ontwikkelt.
De rug en de buik worden niet zeldzaam, het aange-
277
zicht en hel hoofd mintlei', de onderste Icdeiiialen hijna nooit
aangedaan ; de hals evenwel is een geliefkoosde zitplaats dier
huidaandoening. Nimmer komt de uitslag op de slijmvliezen
voor. De eruptie is in een paar dagen lot het hoogste punt
gestegen, blijft daarop een dag of vier, vijf staan, om meteen
afschilfering van zeer kleine schilfers te eindigen, 't Proces is
daarmede evenwel niet uil, want terwijl sommige knopjes af-
schilferen, ontwikkelen zich wêer nieuwe, en zoo gaal het dikwijls
maanden lang door. Eenmaal zulk een langdurige aanval door-
slaan hebbende, is men nog volstrekt niet gevrijwaard voor
latere accessen, en zelfs de oudste oudgast slaat er nog wel
eens aan bloot. Behalve het onuitstaanbare, jeuken en steken,
vooral in de middaguren en des nachts, ondervinden de aan-
getasten er geen nadeel van ; koortsreactie is nooit aanwezig.
Hel stekende jeuken kan evenwel zoo erg zijn, dal het den
slaap verstoort en werken bijna onmogelijk maakt.
Zonder dat er een eruptie, of zells een geprikkelenden toe-
stand van de huid door het oog waarneembaar is , hebben lang
verblijfhoudenden, in de middaguren, somtijds last van een
hinderlijk jeuken aan de onderste ledematen , meer bepaald ter
plaatse tusschen de Achillespees en den binnenenkel, maar ook
dikwijls op den voelrug.
Roode bond komt bijna uitsluitend voor bij Europeanen, vooral
bij pas aangekomenen, ook bij Europeesche, in Indië geboren
kinderen (kreolen), minder bij kleurlingen en bijna nooit bij
inlanders. Het dagelijks nemen van een bad doet geen kwaad ;
de ziekte »slaat er niet door naar binnen", maar neemt dikwijls
onder huidkuituur toe. Bij een verblijf in hoog gelegen streken
ontslaat zij zeldzaam en geneest daar spoedig. Of roode hond
een afleiding maakt van de gevoelige, inwendige organen, vooral
van de lever en hel darmkanaal, is niet zeker, maar wel waar-
schijnlijk. De meening, dat ferm ontwikkelde lichen Iropicus
een ziekte uitspaart, heeft in zooverre eenigen grond, dat zeld-
zaam leveraandoeningen van eenig belang worden gezien bij
personen, die erg roeden hond hebben; terwijl omgekeerd
278
pas aangekomenen, wier huid niel zulk een sterke aandoening
vertoont, meer bilieuse verschijnselen of diarrhëen krijgen. Wil
men lichen Iropicas tot de ziekelijke aandoeningen rekenen ,
dan is hij eene akklimatisalie-ziekte, die zich soms uitstapjes
bij oudgasten veroorlooft.
Hoe blanker en teederder de huid is, hoe meer kans er op een
ferme eruptie bestaat. Personen met zulk een fijne huid moeten
voorzichtig zijn met het krabben, daar het openscheuren der
epidermis niet zelden aanleiding geeft tot lastige ulceratiën,
vooral aan de onderste ledematen.
Nu wij toch spreken over de noodzakelijkheid om voorzichtig
Ie zijn mei het krabben, is het hier de plaats er op te wijzen,
dat die voorzichtigheid , vooral voor nieuw aangekomenen ,
dringend iioodig is bij het bestaan van rauskielensteken. Velen
gewennen nooit aan die beestjes, en één muskiet in het bed ont-
neemt hen de nachtrust; anderen worden er tamelijk ongevoelig
voor, maar pas aangekomenen lijden er zeker het meest door.
Volgens C. L. Doleschall, die zich met het bestudeeren der
Indische dipteren veel bezig hield, komen op Java voorname-
lijk Culex Nero, C. luridus, C. setulosus en C. cingulalus
voor, maar ook ïipula Javensis. Op het eiland Amboti vond
hij de grootste Indische nmg, C. Amboinensis, verder C.
subulifer, C. aureostriatus en C. variegatus en Tipula longi-
cornis; terwijl Tipula praepotens in den geheelen Archipel
gevonden wordt. Zeker zullen er nog wel andere soorten
zijn, die wij nog niet kennen. Men spreekt nooit van muggen,
maar van muskieten, een naam door de Porlugeezen uit Amerika
overgebracht; in 't Maleisch heeten die diertjes 7?/amoe/:, terwijl
een kleine soort, waarvan de wetenschappelijke naam mij niet met
zekerheid bekend is, agas genoemd wordt, en vrij belangrijke
zwelling bij het steken veroorzaakt. Hoewel alle muskieten
lastig en hare steken onaangenaam zijn, moeten C. setulosus cn C.
luridus, die een gestreept achterlijf bezitten, als de venijnigste wor-
den beschouwd. De muskieten in /«rfjc steken zoowel bij dag als
279
bij nacht, terwijl Von Humboldt in AmmAa -opmerkte, dat de
muggen daar alleen 's nachts lastig waren. Zij versmaden geene
huidplaals, maar hebben wel preferentie; zoo zijn vooral de
zachte deelen van den voet, onder en achter de enkels en de
polsen zeer door haar geliefd.
Het bestrijken der huid met een aftreksel van quassia ver-
hindert de muskieten om te steken ; terwijl ook olie-inwrijvingen
daartegen helpen.
Het gevolg van haar steek is een witte of roode, ronde, sterk
jeukende zwelling, die van zelve weêr verdwijnt; het jeuken
vermindert zeer, door op de zwelling een paar indruksels, bijv.
met den nagel te maken, zonder te krabben, of lichte ammonia-
oplossing er op te strijken. De zwelling is veel sterker als men
pas aankomt, dan later ; wordt zulk een zwelling open gekrabd,
dau ontstaat een zweer, die meestal een slecht aanzien heeft,
dikwijls voortvreet, ook in de diepte, voortdurend sterk jeukt
en, speciaal aan de onderste ledematen, bijzonder moeielijk
geneest. Toen ik pas eenige dagen in Indië was, werd mij, in Juli
1861, het artillerie-kampement te Tjikoenier, bij Bekassie (onder
Mr. Cornelis), als standplaats aangewezen. Onbekend met wat
ik daar noodig had, sliep ik er den eersten nacht zonder
Idamboe; mijne voeten waren bij het ontwaken zoo door raus-
kielenstekeu gezwollen, dat het onmogelijk was kousen aan te
hebben. Bovendien had ik het ongeluk gehad die knobbels
achter den enkel, stuk te wrijven of te krabben, en gedurende
de drie eerste maanden van mijn verblijf leed ik aan hoogst
onaangename, bijna fistelvormig doordringende uicera op die
plaatsen.
Maar er kunnen ook ernstiger gevolgen optreden. Eenige
dagen na mijne komst te Tjikoenier kwam daar een sergeant,
die pas uit Europa was gearriveerd. De man was, na twee
dagen verblijf, als bedekt met muskielensteken en kreeg ten
gevolge daarvan zulke belangrijke reactieverschijnselen, zoo hevige
koorts, dat ik de verpleging in het kampement niet durfde
280
voortzetten en hem naar hel hospitaal Ie Weltevreden moest
evacueeren.
Bij pas geborene ol' bij zeer jonge kinderen geven de mus-
kietensteken, in den regel, geene zwelling ; dit komt waarschijn-
lijk omdat die wondjes niet worden gewreven. Men vindt
alleen zeer kleine, omschrevene, roode puntjes], die veel over-
eenkomst hebben met de roode vlekjes na den beet van wand-
luizen en die het gevolg zijn eener zeer lichte irritatie.
Een andere huidaandoening, die gemakkelijk bij pas aan-
gekomen ontstaat, maar ook oudgasten, vooral in de kente-
ringstijden aantast, is furunculose. Zij is een wezenlijke
ziekte en ik zal die dus hier niet nader beschrijven. Alleen
meen ik te mogen aan teekenen, dal goed gekarakteriseerde
steenpuisten veel meer bij volwassenen dan bij kinderen
voorkomen, bij welke laatste gewoonlijk eigenaardige, meestal
langwerpig ronde, roodblauw gekleurde huidabcessen ontstaan.
Ook die abcessen bespreek ik in het tweede deel.
01', als gevolg der vermeerderde huidwerkzaamheid, ook moet
worden beschouwd, de donkerder kleur, die de huid op den
duur aanneemt, ligt in het duister.
Dat iedereen bleeker wordt, is een gevolg van anaeuiie, die
zich bij den verminderden eellnsl, de geringere energie der
ademhaling en de afmatting na lichaamsinspanning, waardoor
beweging in de open lucht wordt nagelaten, wel laat verklaren ,
vooral omdat die oorzaken voortdurend blijven inwerken.
Behalve dat bleekzien evenwel, verkrijgt de huid ook een donker-
der kleur, van lichtgeel tot vuilgeel, bijna bruin; die verkleuring
is het sterkst aan het gelaat en de handen, en somtijds goed afge-
bakend op de grenzen der plaatsen, waar de bedekking mei klee-
deren begint. Bovendien komt zij, zooals wij zagen, regelmatig
aan de dijen en ouder de oksels voor ; zij ontwikkelt zich het meesl
bij personen, die veel in de open lucht verkeeren en die dan
281
«door de zon verbrand" heelen. Practiseereiide geneesheeren
hebben daarom gewoonlijk een donkere huidkleur.
Weinige personen behouden hun Europeesche leint, en toch krij-
gen deze nog dikwijls kleine, geel- of bruinachtig gekleurde vlek-
ken, die iets van levervlekken hebben. Die vlekken komen aan alle
lichaamsdeelen voor, maar veranderen dikwijls van intensiteit
en ook van plaats. Zij behooren tot de zeer lichte vormen
van lentigo of chloasma endemicum. Een middel , dat dikwijls
helpt om ze te doen verdwijnen, is een mengsel van azijn,
hèdak en den wortel van langkwas (Alpinia galanga); vooral
dames vragen daaromtrent dikwijls raad.
Kinderen, het meest zeer blanke kinderen, krijgen nu en
dan, uiterst kleine, scherp omschrevene, donkerbruin tot bijna
zwart gekleurde vlekjes, die, niet grooter dan een grootespel-
deknop wordende, zich nu hier dan daar vertoonen, gedurende
twee of drie weken blijven bestaan en dan van zelve weêr
verdwijnen. Die pigmentafzettingen dragen in het Maleisch den
karakteristieken naam taai lalar, vliegenscheetjes.
Dat haren en nagels sneller groeien werd reeds gezegd;
blonde mannen toonen groote neiging tot kaal worden ; donker
gekleurde haren worden spoedig grijs. Bij Armeniërs valt het
haar dikwijls pleksgev/ijze uit. Zelden zag ik uitvallen van
het haar op den kruin bij Chineezen. Ook de oudste Chineezen
hebben nog een haarstaart, ofschoon men zegt, dat zij wel
eens kaal worden, maar dan den staart wat lager laten staan.
De verhoogde werkza.imheid der huid maakt eene meer
zorgvuldige en herhaalde reiniging van zelve noodzakelijk,
't Gevolg van beiden is, dat.de huid gevoeliger wordt voor
uitwendige indrukken en ook zachter. Bij de gewoonte o. a.
om altijd dunne kousen en lichte schoenen te dragen, wordt
de huid der voetzool veel gevoeliger en vindt men er minder
eelt ontwikkeld. Ik heb zelfs wel eens lannine-oplossing moeten
doen gebruiken, als waschmiddel en als bad voor den voetzool,
282
len einJc de pijnlijkheid bij hel loopen Ie verminderen, die onmid-
delijk hij de geringste ongelijkheid van den hodem ontstond
en hel gevolg was van niet genoeg te loopen.
De voortdurende, verhoogde warmtegraad wordt, zooals wel
van zelve spreekt, door het gevoel waargenomen als hitte,
soms met drukking in het hoofd, lichte migraine of duizeligheid
gepaard. Snelle vermoeidheid bij. lichaamsinspanning en zelfs
een gevoel van uitputting zijn niet zeldzaam; dat gevoel van
vermoeidheid kan zeer langen lijd achtereen, zelfs bij goeden,
rustigen slaap, blijven aanhouden; na eiken arbeid, van welken
aard en hoe kort ook, ontstaat de behoelte om zich uit te
strekken of om de beenen , terwijl men zit , een hooger steun-
punt te geven; dit moe zijn komt nog dikwijls in de latere
jaren van hel verblijf in een heel klimaat voor, nadat de
eigenlijke akklimatlsatie reeds lang is afgeloopen. Eigenlijk
ziek zijn is die toestand niet, maar hij grenst er aan. Hel
n:;eest afdoende middel er tegen is hel verblijf gedurende
eenigen tijd in een koeler klimaat, in de bergstreken dus ; zelfs
ziel men goede resultaten , wanneer de werkzaamheden van
den aangetasten geen voortdurend verblijf in de bergen gedurende
ecnige dagen mogelijk maken , van hel zijn 's avonds en 's nachts
in een koelere streek; daarbij is het evenwel een vereischte,
dat de verplaatsing er heen gemakkelijk, bijv. per spoorlein,
kan plaats vinden. Kan de verplaatsing volstrekt niet ge-
schieden, dan zag ik meermalen goede resultaten van de toe-
diening van een decocl. cortic. Peruv. rubri.
Op dezelfde wijze kan men wel verbetering brengen in een
lichten tremor, die bij enkelen, na een langdurig verblijf in
Indtë optreedt, zonder dal misbruik van alcoholica of andere
zaken daartoe aanleiding gaf. Ik kan niet met zekerheid
zeggen, of die beving ten gevolge van een centrale of van
een peripherische oorzaak ontstaat.
Niet zelden uit zich een zeer zenuwachtige toestand
(erethismus nervosus) door het feil, dal men bij de geringste
283
aanleiding tranen in de oogen krijgt, zonder dat een verhaal,
gegeven, gelezen of gehoord, zoo aandoenlijk is, en er voor
werkelijk treurige feiten een zekere ongevoeligheid heslaal.
De genitaliën ondervinden een grooteren bloedsaandrang;
terwijl de algemeene verslapping der spieren aanleiding is,
dat het scrotum gewoonlijk slap en lang neêr hangt, treden
nachtelijke erectiën en pollutiones veelvuldiger op; de geslachts-
drift is sterker; evenals van alle smeerklieren, is de werkzaam-
heid van die aan het praeputium vermeerderd ; hij niet behoorlijke
reiniging, of bij phymosis congenilalis , die veelvuldig voor-
komt bij kreolen, hoopt zich veel smegma op en geeft aanleiding
lot een eikeldruiper, die door behoorlijke reiniging geneest.
Dat de circumcisie, als godsdienstige instelling, onder de
hygiënische voorschriflen in heete landen moet gerekend worden,
is van algemeene bekendheid.
De algemeen vermeerderde afscheiding van smegma blijkt,
behalve uit de reeds genoemde, zure reactie van het zweet,
die op een grooter gehalte aan vetzuren, uit de glandulae
sebaceae afkomstig, duidt, ook uit de sterkere ophooping
van oorsmeer in den uitwendigen gehoorgang, waarin die stof
zich dikwijls tot uitgedroogde, harde stukken verdikt, die dan
aanleiding geven lot oorsuizingen , doofheid en olitis externa
van een goedaardig karakter. Reiniging, met voorzichtige ver-
wijdering der stukken, is de van zelf aangewezen medicatie,
die men dikwijls doet verrichten door Chineesche oorenschoon-
makers (een afzonderlijk beroep). Die Chineezen gebruiken
daartoe meestal te scherpe instrumentjes, maar zijn ove-
rigens handig in hun vak. Waarschijnlijk moei wel aan
die vermeerderde werkdadigheid der smeer- en slijniafschei-
dende klieren hel feil worden loegeschrcven , dal, zelfs
weinig belangrijke kalarrhale slijmvliesaandoeningen (olitis,
conjunclivilis, urclhrit;s, fluor albus en dergelijken) in Indië
zooveel langer duren dan in Europa.
Velen hebben last van sterke afscheiding van zeer laai
284
neusslijui, zoo laai on samenhangend, dal hel uiocielijk hij
hel snuiten van den neus verwijderd kan worden , en daardoor
hel openhouden van den mond , vooral onder iiel slapen ,
noodig maakl.' In den droogen lijd is dil verschijnsel hel
slerksl uilgedrukl. Anderen krijgen eiken dag aanvallen van
niezen, welke nieshuien ieder niel zelden 20 gewijzigde
ademhalingshewegingen hehhen. Dal ten slotte ziekelijk niesen
aanleiding kan worden tol de noodzakelijkheid van een vertrek
naar Europa is door verscheidene gevallen bekend.
Wat nu den invloed v,an hel klimaat, met al hetgeen daarbij
behoort, op hel psychische leven betreft, zien wij, dat bij
velen het geheugen vermindert, wat zich vooral schijnt te
openbaren door de moeite, die men heefl om eigennamen
Ie onthouden en wel de meest recent gehoorde hel moeie-
lijkst. Ook ondervindt men, na een lang verblijf, dat
inspannende geestesarbeid in de avonduren aanleiding wordt
tol droomen over de behandelde onderwerpen en tot onrus-
tiger slaap. Maar dat is, naar ik meen, ook alles wat
er teu nadeele van die inwerking kan worden gezegd. Wan-
neer de loodrechte zonnestralen zoo bedenkelijk werkten op
hel centrale zenuwstelsel, als wel beweerd wordt, dan zou
men mogen verwachten, dat er, vooral onder vreemdelingen
meermalen, gevallen van zonnesteek werden gezien ; toch is dal
maar hoogst zeldzaam het geval ; noch bij Europeanen , noch
bij Chineezen, die hun bijna volkomen kaalgeschoren schedel
(behalve het kleine plekje op den kruin, waarop de haarslaart
groeit) aan die zonnestralen blootstellen en dien soms alleen
bedekken door een strooien hoed, is zonnesteek eene aandoening,
die dikwijls voorkomt. Bijna alleen wordt hij wel eens
waargenomen bij Europeesche soldaten, op militaire excursiën,
en dan heeft het zware, donker gekleurde hoofddeksel daaraan
zeker wel mede schuld, evenals misschien ook jenevermisbruik.
Of de drift, de opvliegendheid, die men bij velen kan waar-
nemen, aan den invloed van hel klimaat moet worden toege-
285
schreven, of dat lol hel ontstaan daarvan bijdraagt de indolentie
der inlanders, mei wie men dagelijks in aanraking komt, is
eene vraag, die ik geneigd ben, in den laastgenoemden zin Ie
beantwoorden. Het groole aantal phlegmatische pe^onen, die zich
om genoemde reden driftig maken, brengt mij lol die conclusie.
Dr. SwAViNG, die zich zoo dikwijls en zoo buitengewoon
verdienstelijk maakte voor Nederlandsch-lndië, al werden die ver-
dienslen zelden erkend, heeft eene opsomming gegeven van al
de akeligheden, die ten aanzien der psyche, al zoo aan hel
heete khmaal werden toegeschreven. Wal hij daarover schreef,
is zoo juist, dat ik mij niet onthouden kan het hier over te
nemen, vooral ook omdat het Natuur- en Geneeskundig Archief
voor Nederlandsch-lndië, waarin zijne mededeelingen voorkomen,
niet gemakkelijk meer te verkrijgen is. Hij schrijft daar (ik
laat de nolen achterwege):
«Heeft men zeer verschillend over de uitwerking der Tropen-
» warmte op het organisme geoordeeld, niet minder verschillend
«heeft men omtrent die uitwerking op den raenschelijken geest
«gedacht.
«Wil men enkele Europeesche schrijvers en zelfs bewoners
«van dezen Archipel gelooven, dan zoude men meenen, dat wij
nslechls als planten, als zieke planten kunnen leven. Velen
«hebben vóór en mei Geigel opgeleekend, dat de warmte der
• verzengde streken den menschelijken geest doet insluimeren.
«Anderen bevestigen, dat het ïropen-klimaal den man tol
' vrouw, lot grijsaard maakt. Van anderen vernemen wij,
«dat het klimaat onzer streken den mensch tot dier verlaagt;
«dat zinnelijk genot over den geest zegepraalt. En eindelijk
» lezen wij, dat in heete landen geene bestendigheid, geene
«gematigdheid heerschl; dal de beschroomdheid in laagheid , de
«stoutmoedigheid tol woestheid, de inspanning des geesles tol
«razernij, de jaloerschheid tot wreedheid overgaat. Kunstenen
«Wetenschappen zijn hier volgens hen door geheimzinnigheden
«verduisterd, de godsdienst door dweeperij bezoedeld, hel gezond
«versland door fabelen beneveld. De schrandere bewoners dezer
286
«streken , vervolgt men , dorsten naar eer en aanzien, doen
«somwijlen zeer belangrijke ontdekkingen en verheffen zich
«alsdan met veel geluk ; doch zij kunnen zich niet staande houden.
«Die traagheid van geest en ligchaam, waarvoor zij eenc
nonwederstaanbare neiging koesteren, maakt hem vroeg of
«spade werkeloos e:i verlaagt hen. Helaas! wanneer wij rond -
»oni ons zien en den Inlander, den Chinees, ja den Europeaan
«van naderbij beschouwen, dan moeten wij het bekennen, dat
»er onder hen vele als planten, als dieren, als onbestendige
«schepselen leven. Maar moeten wij dit aan de aanhoudende
«warmte toeschrijven? Bestaan er in dat beschaafd, van alle
«zijden bevoorregt, Europa geene dieren of planten in mensche-
«lijke gedaante? Wij hebben aan menigen Inlander meer
«gevoel en oordcel dan aan den lompen grasmaaijer toege-
«schreven, en wij hebben menigen Chineeschen handwerkman
«naauwgezetter en vlugger zien werken dan vele Hollandsche
«anbachtslieden. Waarom schrijft men toch in Europa ten
«onregle zooveel nadeel aan het klimaat toe? Is hel, omd;it
»zij gaarne aldaar voor de edelste en geestrijkste menschen ,
«zooals vo>i Lillrow zich uitdrukt, willen gehouden zijn? Waar-
«ora bevestigt zoo menig Europeaan alhier het ten onregte
«vermoed nadeel? Is het, omdat hij slaffeloos als plant of als
«dier wil leven? of is het, dat hij als een buitengewoon wezen
«wil beschouwd worden, indien hij, niettegenstaande dien ho(»gst
«nadeeligen invloed der warmte, zich als zedelijk schepsel
«ontwikkeld heeft?
«Met eenc moederlijke zorgen liefde , met de grootste voorzig-
«tigheid en oplettendheid neemt de natuur ons ligchaannn haren
«hof op, alwaar de zomer bijna niet eindigt, waar de renk-organen
«onophoudelijk opgewekt worden. Zoude nu diezelfde Natuur
«door hare eenvoudigheid en verscheidenheid, ons oog uit den
«slaap trachten te houden, terwijl zij onzen geest in slaap wiegl,
«terwijl zij ons hart toeschroeil? (»?!").
«Wal zoude men in Europa van eenen tropen-bewoner denken,
«die vertelde, dat men in de gematigde luchtstreken niet
287
«zelfstandig kan denken of handelen, dewijl er dan eens
»eene benaauwende hitte beslaat, die hij niet kent; dewijl er
«dan eens eene koude aanwezig is, waarvan hij zich geene idéé
«kan koesteren? Zoude men niet met Schubert antwoorden,
«warmte noch vochtigheid, land noch water kunnen den niensch
«weinig veranderen, zoo lang in hem een element leeft en
«werkzaam is, dat even als de zon en het water de bewoonde
«landen derzelver vochtigheid geeft, en de scheppende gelijk
«de strijdende elementen der natuur in bedwang houdt. En
«dit zeggen wij ook met Schubert; want niet de warmte van
«ons klimaat ( welke door zóó vele bijomstandigheden , zoo
«als wij later zullen zien, getemperd wordt) doet onzen geest
«inslapen of de zinnelijkheid najagen; maar, zoo nis Hippocra-
y>les en Salhistius en andere gezegd hebben, de verregaande
«vadsigheid en ledigheid; want is het gevoel voor het schooue
«en het heilige eens bij den mensch ontwikkeld , dan is geene
«zon, al staat zij tweemaal in het jaar regtstandig op ons hoofd,
«in staat dat gevoel te onderdrukken.
«Even zoo zeer als in Europa het hart en het hoofd van den
• mensch door opvoeding, door opleiding ontwikkeld worden,
«even zoo zeer za' zich hier de mensch ontwikkelen, die als
«mensch opgevoed en opgeleid is. En even zoo zeer als in
r>Europa het voorbeeld van beschaafde mannen de jongere op-
»wekt, om met ijver en nauwgezetheid hunne maatschappelijke
«pliglen te vervullen, even zoo wordt hier de mensch opge-
«wekt, wanneer hij ziet, dat mannen, ouder van dagen, hooger
«in aanzien, ware voorstanders zijn van alles wat goed en
«edel, van alles wat regtvaardig en heilig is; wanneer hij
«ziel, dat zij geenszins, zooals in de gematigde landen door
«sommigen gezegd en zelfs geschreven wordt, als planten, als
«dieren, als onbestendige, karaklerlooze menschen leven. En
«al ware het niet opzettelijk betoogd , dat in Nederland' s-Indië
«Kunsten en Wetenschappen beoefend zijn nog heden beoefend
«worden, dan zouden wij evenwel verklaren, dat de warmte,
«wel is waar, invloed heeft op de zielskracht van den Euro-
288
•peaan; maar geen' verdoovenden, geen' onderdrukkenden, of
«vernietigenden, dan met eigen wil. Het is door dien wil, dal
»de menscl) zich van het redeloos dier onderscheidt; het is
»door dien wil, dat de raensch niet aan eene hepaalde geo-
ngraphische hreedle des aardhodems, gelijk de meeste planten
»en dieren , verhonden is. Onder alle hemelstreken kan hij
«zijn geslacht voortplanten, en naar male de mensch meer
«ontwikkeld en heschaafd is, naar die 'male kan hij van de
«de eene streek naar de andere overgeplaatst worden."
Tol zoover Dr. Swaving. Hij schreef dal alles ongeveer
veertig jaren geleden en er hehoorde moed toe dat Ie doen ,
vooral dat toen te doen. Maar Swaving had dien eenig waren
en goeden moed, waarvan Dr. J. G. Fran-tz eenmaal schreef,
dat hij er toe leidt zijne raeening »le verkondigen met dal
«alles medeslepende geweid, dat hel kermerk is der innige,
«waarachtige overtuiging".
Waarom er moed noodig was, zoo Ie schrijven indien tijd?
Men zie nog eens wat ik schreef op pag. 87, voornamelijk
over de Europeesche maatschappij in vroeger jaren. Daarhij
hrachl ik in herinnering, hoe velen naar Indië togen en daar
een positie op de eene of andere wijze verkregen , die niet
altijd in overeenstemming kon worden geacht met den graad
hunner intelleclueele ontwikkeling. Niet wonderlijk is het , dat
zulke personen de weelde van hun verkregen standpunt niet
konden verdragen en door toegeven aan hiiheid en aan uitspat-
tingen vau verschillenden aard, hij hunne terugkomst in i^'j/ro/M
den ongunsligen indruk te weeg hrachlcn , dien wij loerden
kennen, terwijl de waargenomen veranderingen aan het heete
klimaat werden toegeschreven. In Europa vonden zulke men-
schen zich van zelve misplaatst; in den ref^cl te veel geld
hezitlende om met hunne vroegere slandgenoi ten op eene lijn
zich te hewegen, waren zij Ie weinig beschaafd, om zich in
hoogere kringen hehoorlijk Ie huis Ie voelen.
Zeer zokrr, zoolang liulir Nederland loehehoori, heeft men in
de tropischii gewesten mannen gevonden, wier energie voldoende
289
was om tegenstand tc bieden aan de uitwerkselen van het
klimaat; die mannen waren het, welke, met vasten wil zich
verzettende tegen hel gevoel van lichamelijke afmatting, den
geest vrij hielden van indommelen en daarvan de blijken
gaven door groote organiseerende talenten of door wetenschap-
pelijke onderzoekingen, terwijl zij Juist door die energie ook
den invloed verminderden, dien het klimaat op hun lichaam
uitoefende. Behoorlijke inspanning van den geest deed hen
van zelve vergeten, dal het klimaat aanleiding geeft tot ver-
hoogde opwekking van den geslachtsdrift en deed hen tevens
vermijden toe te geven aan den drang om veel te drinken.
Die laatste drang leidde er anderen toe misbruik te maken
van spirituosa, welke dienden oiu het weinig frissche water
een aangenamen smaak te bezorgen. Twee verzwakkende,
nadeelige momenten werden dus door eigen wil opgeheven.
Maar zij, die dien wil bezaten, waren dan ook de meest
ontwikkelden, de meest beschaafden, en zij vormden de min-
derheid, die, na terugkomst in Europa vooral, door de meer-
derheid zoo werd overschaduwd, dat men alleen oordeelde
naar de laatste en dan meende juist te oordeelen; zelfs zou
ecne statistiek de juistheid dier meening hebben doen kennen ,
als men de moeite genomen had, die te maken.
Waarom nu was hel eene uitzondering meer ontwikkelden
naar Indië te zien gaan ? Er was in Europa minder behoefte
aan weelde, minder overbevolking uit een finantiëel oogpunt.
Een vertrek naar Indië had iets vernederends , zelfs voor de
familie van den vertrekkende en nog vindt men stijfhoofdigen,
die het zoeken van een bestaan in hidië als een schande be-
schouwen , al is dal denkbeeld zeer veel in kracht en omvang
verminderd. Wonder was het niet, dat er zoo over gedacht
werd. Vele inlandsche oorlogen maakten, dat men iedereen
gebruiken kon om naar »den Oost" te gaan, en, meenden
de bewindhebbers daar, dal er vrouwen Ie kort kwamen,
welnu, gevangenissen en publieke huizen leverden hel ontbre-
19
290
keilde. Helaas! ook weeshuizen werden misbruikt om de daar
verpleegde meisjes hel gelal der eerstgenoemde vrouwen te
doen aanvullen! Herinneringen aan dergelijke feilen blijven
bij een volk langen lijd hangen, wortelen zich vast en de
gevolgen er van blijven beslaan, al zijn de feiten zelve vergelen ;
van daar dus, dat fatsoenlijke menschen er legen op zagen
zich, zonder de zekerheid van eene goede positie te hebben,
naar Indiè te begeven.
Nog verdient opmerking, dat de heler ontwikkelden, wier
geest niet leed onder gewaande klimaalsinvloeden , in den regel,
niet zoo heel lang in Indië verblijf hielden. Is hel noodig
hier een groole reeks namen te noemen van hen, die zich op
wetenschappelijk of op staatkundig gebied onderscheidden in den
hier bedoelden tijd? Ik geloof het niel; de herinnering aan
mannen als Jan Pieterszoon Coen , Kr. Joan Maetsuyker ,
Hendrik Zwaardecroon , Gustaaf Willem Baro.v van Imhoff,
Mr. Heruun Willem Daendels, Jean Chrétien Baud op het
laatstgenoemde, van Dr. Andries Cleyer, Dr. Jacobus Bontius,
RuMPeiüs, IIoasFiELD, Blume, Dr. Pieter Bleeker op hel eerst
genoemde gebied (om alleen overledenen te noemen), is voldoende
om mijnebewering te staven.
Toen SwAViNG zijne meening uitsprak, baseerde hij die
op juiste waarneming, maar waren de afwijkingen van den
waren gang van zaken in de maatschappij nog voorbeerschend.
Daarom roemde ik den moed, dien hij bij het uilen zijner
denkbeelden ten toon spreidde. Laler bevestigde de geschie-
denis de juistheid van wal hij toen reeds verkondigde. Naar-
mate het verblijf in Indië minder voordeel opleverde ; naarmate
het maken van fortuin, in pecuniëelen zin, daar moeielijker werd ;
naarmate er door grooteren toevoer van intellectuëele krachten
minder kans bestond om, zonder veel moeite, snel vooruit te
komen ; naarmate de invoer van ijs hel gebruik van spiritualiën
deed afnemen; naar diezelfde male bleek hel meer en meer, dat
verstandelijke ontwikkeling zeer goed mogelijk was in een heel
klimaat en het voeren van een leven , dat aan dieren of planten
"191
doel (leiikeu, geen noodwendig gevolg van de gioote en voorldureh-
de hille. Langzamerhand zal zich, ook in Europa, de overtuiging
gaan vestigen, dat de geestvermogens en de in tellectuëele arbeid,
in Jndië gevormd en verbruikt, niet alleen voordeelen afwerpen
voor den individu zeiven, maar ook voor het moederland. Waar
wij zien, dat in Indië opgevoede en gevormde jongelieden mei
glans de wetenschappelijke examens in Europa afleggen en daarbij
niet zelden hunne Europeesche collega's vooruit zijn , moet
zich wel de meening eene plaats verwerven, dal het heele
klimaat niet ongeschikt maakt tot studie. Heeft die overtuiging
zich eenmaal baan gebroken, dan zullen de Europeesche bewo-
ners van Indië zich niet meer door het hoofd van hun Depar-
tement in Nederland hooren toevoegen, dat hunne hersenen
door de Indische zon een uitdroogingsproces hebben ondergaan ;
maar daartoe is het ook noodig, dat niet een der eersten, die
daarvan beschuldigd werd, later in Europa teruggekeerd en
zelf geroepen als raadsman der kroon te fungeeren, het denk-
beeld doel rijzen, hoe zijne hersenen weer vocht genoeg hebben
opgenomen, om zuiverder (? Nederlandsche) denkbeelden Ic
gaan voortbrengen over aangelegenheden, die hij in Jndië geheel
anders inzag.
Wellicht zullen Indische geneeskundigen zich dan ook kun-
nen verheugen in eenige meerdere erkenning hunner werkzaam-
heid door collega's in Nederland, wat lot heden maar hoogst zelden
hel geval was.
Beweer ik nu, dal Indië geheel aan de eischen voldoet, die
voor een goede ontwikkeling van gemoed en versland noodig
zijn? Zeer zeker niet! Ik beweer alleen, dat Swaving's
denkbeelden juist waren, ten opzichte van de mogelijkheid,
om een reeds goed ontwikkelden geest zich hier slaande Ie
doen houden en verder te vormen. De vorming van hel
gemoed en hel verstand vereischen meer, dan de uitmunten-
de gelegenheden, die goede scholen aanbieden om te ieeren.
De Europeesche inwoners van Nederlandsch- Indië wenschen
terechl hunne afstammelingen te zien gevormd in een Euro-
292
peesche maalscliappij, mei ruimer inziclilen, mei meer middelen
in die maalscliappij zelve, lol vorming van den menscli , dan
de Europeesche samenleving in hel land hunner inwoning
aanbiedt. Waarlijk, hel is niet Ie verwonderen, dal zij hel
noodig, dringend noodzakelijk, vinden hunne kinderen naar ^wro;;a
te zenden om tol mannen te worden gevormd, die een helderen
blik in hel leven hebben geslagen, die zelfstandig leerden den-
ken en handelen, die de kunsten leerden waardeeren en
liefhebben. Want al is hel mogelijk een behoorlijke dosis
wetenschap in Indië te veroveren, er ontbreekt aan de opvoeding,
wat de Franschen Téducation de la rue noemen; er ontbreekt
een groole, beschaafde maatschappij; er ontbreekt kunst, in
den waren zin van dat woord.
Er ontbreekt Téducation de la rue op die breede, stoffige
gemacadamiseerde rijwegen der Europeesche, zoowel als op de
smalle kleiwegen der inlandsche buurten; waar zich nergens
een gebouw met architektonische schoonheid vertoont; nergens
de industrie, van welken aard ook, hare producten ten toon
stelt ; nergens opgewekt volksleven bestaal ; waarop zich alleen
stille, bedaarde inlanders vertoonen, die geen denkbeeld hebben
van Europeesche beschaving of kennis, maar in hunne gesprekken
zoo dikwijls zaken aanroeren, die men den jongelieden
liever niet doet hooren; waarop Europeanen kalm wandelen
of rondrijden.
Er ontbreekt een groole, beschaafde maatschappij, die eens
wat anders te hooren geeft, dan gesprekken over promotie,
expeditiën of bals. Het is niet te verwonderen, dal er iels
kleinsteeds blijft in een omgeving, waarvan het aantal Europea-
nen (en mei hen gelijkgeslelden) in de grootste sleden , als
Batavia nog geen 5500, en Soerabaija nauwelijks öOOO bedraagt,
of te Samarang nog geen oöOOlal kan bereiken (1881). Zulk
eene maatschappij moest al ongeschikt zijn voor behoorlijke opvoe-
ding en ontwikkeling, al droeg de inlandsche en Chineesche
omgeving er niel in ruime male loe bij, die ongeschiktheid nog
te vergroolen.
293
Er ontbreekt kunst en de mogelijkheid van kunstbeschouwing,
in Europeeschen zin. 't Eenige wat daarvan Ic vinden is, bestaat
in litteratuur, die, zonder behoorlijke leiding, zoo veel kwaad kan
doen. Somtijds kunnen goede muziekuitvoeringen worden ge-
hoord. Bouwkunst, die waarde heeft voor geest en gemoed bestaat
er niet ; beeldhouwkunst is zoo goed als onbekend, en schilderijen
zijn vervangen door gravures en platen, die in groolen getale voor-
handen zijn, maar weinig afwisseling aanbieden, daar zij met
honderde eenvormige exemplaren Ie gelijk worden aangevoerd.
Vochtigheid en inseklen maken het moeielijk een schilderijen-
verzameling te bezitten. Wat de inlandsche kunst (s. v. v.)
betreft, zij is in voldoende mate voorhanden ; er zijn zeer fraaie
musea van; naar zij is meer nuttig tot studie voor reeds ge-
vormden, dan tot vorming van den geest, in Europeeschen zin.
De conclusie dezer beschouwingen is dus deze: liet heete
klimaat is op zich zelve geen beletsel tot vorming en ontwik-
keling van den geest, evenmin als tot instandhouding der
geestelijke vermogens; maar andere omstandigheden in de Indi-
sche maatschappij maken de opvoeding in Europa noodzakelijk.
Natuurlijk is hierbij het bekende gezegde: »mens sana in
corpore sauo" van toepassing. Wiens lichaam al te veel den
invloed van het klimaat ondervindt, behoudt ook geen vrij
werkenden geest. Evenwel kan de wilskracht zeer veel uit-
werken ten goede en die wilskracht behoort men te bezitten
om, met goed gevolg, het heete klimaat te verdragen.
De veranderde omgeving , waarin de Europeaan zich geplaatst
ziet, bij zijne komst in hdië, dc geheel andere gewoonten
en de gewijzigde levenswijze kunnen aanleiding geven tot eene
gedrukte gemoedstemming, soms zelfs tot heimwêe; maar men
zal die toch wel geen uitwerkingen van [het heete klimaat
willen noemen. De invloed daarvan openbaart zich het meest
op het lichaam, en het wordt lijd nu eens na te gaan welke
wijzigingen van de beschrevene en welke nog niet genoemde
verschijnselen zich bij de vrouw voordoen.
204
Wal ik heb medegedeeld over de veranderingen in ademhaling
en bloedsomloop is op de vrouwen evenzeer toepasselijk , als
op de mannen. De overige verschijnselen evenwel in de functién
der huid, van hel darmkanaal, enz. zijn, in den regel, bij
vrouwen veel minder onlwikkeld, al behoorl licben tropicus
niet onder de zeldzaamheden. Voornamelijk doet zich bij hiar
de invloed van hel klimaat kennen in de geslachtssfeer, die
bij de vrouw een zoo gewichlig moment iu haar leven vormt;
daardoor vinden wij dus nog niet genoemde symptomen.
Vooreerst neemt de afscheiding van de vaginale slijm toe,
wordt zelfs zoo ruim, dal er een goedaardige, witte vloed
ontstaat, die somtijds een heviger karakter aanneemt, zoo-
dal de afgescheiden vochten aanleiding geven tol roodheid,
jeukte, met de gevolgen daarvan, ontvellingen en pijn.
De menstruatie neemt toe: de bloedvloeiingen in de periode
zijn ruimer en hel tijdsverloop tusschen hel verschijnen der
stonden wordt korter. Niet zelden is, gedurende de zeereis,
reeds afwijking bespeurd , meestal door vermindering of weg-
blijven der menstrua. Bij pas aangekomen, jong gehuwden
lette men daarop, om zich niette vergissen mei zwangerschap.
De schade, om dal wegblijven zoo eens te noemen, wordt evenwel
spoedig ingehaald, door de ruimere vloeiing en ook door de
kortere periodiciteit in den beginne. De menstrua vertoonen zich
somtijds na 14 — 21 dagen op nieuw en hel bloedverlies kan zoo
slerk zijn, dat het op dat bij abortus gelijkt. Meestal herstelt
zich na eenige maanden de periode van ongeveer 28 dagen,
maar blijft de sterkere vloeiing beslaan, die langer, 4— 6 dagen,
aanhoudt en gevolgd wordt door een overvloedige afscheiding
van vaginale slijm.
Bedenkt men hel gezegde op pag. 280 omtrent de oorzaken,
die aanleiding geven lot anaemie, dan valt in hel oog, dal die
bloedsloesland zich veel sneller en veel heviger zal ontwikkelen
bij vrouwen. Het periodieke, ruime bloedverlies wordt niet
zoo spoedig hersteld, omdat de eetlust per se reeds minder is,
terwijl bovendien, als men niel over ruime geldmiddelen Ie
29!>
beschikken heeft , de afwisseling van voedsel Ie gering is om
dien aan Ie wakkeren, en een ferme, goede voeding niet zelden
ontbreekt. Die anaemie geeft alwêer aanleiding om de ge-
noemde verschijnselen in de genitaliën fe doen verergeren.
Oorzaak en gevolg verwisselen van rol en h'?lpen elkaar.
De vatbaarheid voor conceplie is zeergroot of geheel afwezig ;
neiging tot miskraam en abortus zelve komen dikwijls voor.
De symptomen der anaemie behooreii hier niet te huis; zij
moeten bij de bespreking der ziektebeelden worden behandeld.
Wel mag hier worden medegedeeld , dat het voedingsproces niel
zelden wordt gestoord, door het voorkomen, langs den rand
der tong en op het slijmvlies der mondholte in het algemeen,
van kleine, ronde, met geelachtig gekleurden bodem voorziene
zweertjes, met scherpe, als afgestoken randen, welke het
kauwen bemoeielijken.
De bloedsarmoede der Europeesche vrouwen , die zich zoo
snel ontwikkelt, raaakt haar bovendien bijzonder gevoelig voor
uitwendige invloeden en beschikt haar voor tot ziekten van
het darmkanaal en de ademhalingswerktuigen, meestal van
katarrhale'n aard, terwijl de verhoogde werking in de geslachts-
deelen ook den uterus en de eierstokken tot ziek worden
praedisponeerl. Dat alles maakt de vrouwen, in den regel,
ongeschikt om hare kinderen te zoogen.
De beschaafde, Europeesche vrouw, uit hare vroegere
omgeving weggerukt, vindt daarvoor weinig in de plaats;
heeft zij een werkring gevonden , die haar, zoo zij onge-
huwd is, een groot gedeelte van den dag bezig houdt, dan
vindt zij daarin eene afleiding, die evenwel de, in Europa
zooveel gemakkelijker, omgang met andere beschaafde vrouwen
niel geheel vervangen kan. ïs zij gehuwd, dan geeft de
huishouding werk genoeg, als hel gezin groot is; in kleine
gezinnen evenwel doet zich gemakkelijk verveling gevoelen.
Zeide ik, dat de omgang met andere beschaafde vrouwen iii
Europa gemakkelijker is, dan baseerde zich die uitspraak, zoowel
op het feil, dal men, om elkaar in Indie te ontmoeten, om uit
296
te gaan, een rijtuig noodig heeft, ais op het tweede feil, dat in
die kleine maatschappij de keuze van vriendinnen veel beperkter
is. Daarom verlangen zoovele vrouwen naar Europa terug,
waar zij gezonder waren cn eene omgeving vonden, die meer
met hare wenschen strookte. Uilzonderingen daarop zijn nicL
zeldzaam evenwel; ik wees er reeds vroeger op (pag. 91),
dat vele Europeesche vrouwen eene neiging vertoonen om inland-
sche gewoonten overlenemen, en zulke vrouwen voelen zich
in Indië veel meer te huis. Voor vele moedors voegt zich bij
het gezegde nog de overtuiging der noodzakelijkheid om de vorming
en opvoeding harer kinderen aan vreemden, iu een verwijderd
land te moeten overlaten, en draagt dal schrikbeeld van het weg-
zenden harer lievelingen er toe bij, haar gemoedstoestand neder -
gedrukt te doen zijn. Zoo werken ook die psychische oorzaken op
het organisme en vermeerderen de slechte bloedsmaking.
Zooals bekend is, sluit anaemie de vetvorming niet uit, maar
begunstigt die integendeel somtijds. Vrouwen nemen veel minder
beweging dan mannen , ook al brengt de gang van zaken in
een Indo-Europeesch huishoudeu mee, dat de huismoeder,
vooral in de morgenuren, werk genoeg heeft. Verreweg dc
meeste Europeesche, en nog meer de half-Europeesche, vrouwen
beginnen in de eerste jaren van het vierde decennium haars
levens dik te worden; vreemdelingen kunnen, reeds spoedig
na hunne aankomst, in den regel de opmerking niet onderdruk-
ken, dat er, onder hooggeplaatste vrouwen, vele een belangrijken
omvang bezitten. De waarnemingen, daartoe noodig, worden
gemakkelijk gemaakt, door de gewoonte om, voor deftige kleeding,
de japonnen vooral niet te hoog te doen zijn, en ook aan
dc mouwen zoo weinig mogelijk lengte te geven.
De anaemie geeft tevens aanleiding tot slechte bloedsverdee-
ling met al de gevolgen daarvan, een onderwerp, dat in de
pathologie te huis behoort, maar waarvan hier alleen wordt
aangeteekend, dat de gelaatskleur, bij het dragen van een korset,
des avonds wel eens iets roze-achtigs hebben kan. Bovendien
in het bekend, dat personen, die niet veel ijzer in het bloed
297
hebben, er des morgens slechter uitzien dan later op den dag,
waarop dan ook meer werk gemaakt wordt van het toilet.
Dat wist CoNSTANTiN HuYGENS reods, toen hij in zijn «Batava-
Tempe" schreef:
»'s Morgens raeckt men aen de waerheit,
Wat hel Meisken voor geftell ,
Wat voor haer, eu ofs' oock haer heit ,
Wat gedaente, vleesch of veil."
Minder dichterlijk, maar met evenveel juistheid in de bedoe-
ling, hoort men, bij de beoordeeling der vrouwelijke schoonheid
in fndië, wel de vraag: »Hebt ge haar aan den boom gezien?"
Het vertrek der stoomboolen van den boom, de douane,
heeft namelijk gewoonlijk 's morgens om zeven ure plaats, en
het is gebruikelijk dan vrienden en kennissen uitgeleide te doen.
'tis onbetwistbaar, dat een 's middags of 's avonds verkregen
indruk »aan den boom" dikwijls eene belangrijke wijziging onder-
gaat. De dames weten dat zeer goed; een liooge japon en
een kleine, van den hoed neêrhangeude, voile zijn de gewone
middelen, door haar gebruikt, om te zorgen, dat men niet zoo
gemakkelijk »aen de waerheit raeckt."
Europeesche vrouwen worden, wat de somatische verschijn-
selen verder aangaat, spoedig oud in het heete klimaat; toch
nog niet zoo snel als hare inlandsche geslachtsgenooten, die
tegen haar 24 of 25°"" jaar alle frischheid hebben verloren.
Vooral de mammae, die zooveel bijdragen tot het vormen van
schoone omtrekken, worden zeer spoedig slap en gaan hangen.
De borstklieren, ook van ongehuwden, die tegen haar 23°" of 26'"
jaar in Tndië komen, welke in den beginne de normale vastheid
en elasticiteit bezitten, zijn, in den regel reeds na eenige maanden,
van die eigenschappen beroofd ; zeer enkele uitzonderingen komen
daarop voor; de kunst helpt de gewenschle vormen nabootsen,
want het gewone middel, het voortdurend dragen van een
koetang (onderlijfje), is toch meestal onvoldoende om den schoonen
vorm te behouden. De tepels en hunne kringen worden, ook
zonder zwangerschap, donkerder van kleur; waarschijnlijk is
298
dat wel een gevolg van de groole gemakkelijkheid, waarmede
zich pigment in die deelen afzet, in verband met hel besprokene
over de verandering der huidkleur in het algemeen.
Men vergunne mij hier eene opmerking, die niet rechtstreeks
bij dit onderwerp behoorl. Bij zeer vele vrouwen zag ik op
den tepelkring een of meer verspreide haren, die den voim en
bouw van de haren onder den oksel of op den schaamlieuvel
hadden ; die haartjes vond ik bij meisjes of jongehuwden (ook
in Europa geborenen) tot hel 24*'«" of 25«'«n jaar. Toen er
eenmaal mijne a^mdachl op gevestigd was, zag ik die dikwijls lot
dien leeftijd, maar later niet meer. De vraag, of zij. uilgetrokken
waren, werd steeds ontkennend beantwoord. In gee/» handboek
der topographische of stelselmatige anatomie vind ik die haren
vermeld, wat mij vreerad voorkonit; alleen Hyrtl spreekt van
haarzakjes, vooral bij brunetten.
Kinderen verdragen , als zij boven de drie jaren oud zijn ,
gewoonlijk de verplaatsing uit een knel naar een warm klimaat
goed. Zeer kleine kinderen blijven gezond, als de zeereis
hun geen kwaad heeft gedaan; maar die zeereis, zoowel heen
als terug, is voor de kleinen nadeelig. Daartoe dragen ver-
schillende omstandigheden bij. Voor zuigelingen is de zeeziekte
der zoogster, wier zogafscheiding daardoor vermindert , nadee-
lig, ook omdat dan eene kunstmatige voeding, dikwijls met
ondoelmatige voedingsmiddelen, moet worden beproefd. Het
verblijf, ten minste gedurende den slaap, in de niet ruime,
warme bulten, de ongewone voeding, het veranderen van het
drinkwater, de dikwijls ondoelmilige kleeding zijn zoovele
iTiomenlen, die bij elke, onk de kortste, zeereis hunnen nadee-
ligen invloed doen gevoelen. Het meest gewone gevolg is een
darmkatarrh, die op zich zelf dikwijls doodelijk verloopt, en
door zeeziekte, waaraan ook de kleinste kinderen kunnen lijden,
nog verergerd wordt. Vaste regel moet hel zijn, kinderen
beneden hel jaar oud, volslrekt niet Ie doen reizen en in geen
geval een zeereis te laten maken.
299
De steifte der Europeesche kinderen is geringer in Indtë
dan in Europa. Al kan dat niet met cijfers worden bewezen,
't feit zelf lijdt wel geen twtjfel.
De oorzaak van die mindere sterfte moei voornamelijk gezocht
worden in twee omstandigheden, en wel 1° de betere, sociale
positie der ouders in het algemeen en 2" het ontbreken of het
milder verloop van eenige ziekten, aan den kinderlijken leef-
tijd eigen.
Immers werkelijke armoede komt, onder Europeanen in
Indië, hoogst zelden voor; bekrompen omstandigheden wel.
Maar zulk een minder goede positie is veel dragelijker dan in
Europa, omdat men geen koude kent en aanvoer van versche
lucht in genoegzame hoeveelheid kan plaats vinden. Bovendien
is het toch altijd mogelijk den kinderen een betere verpleging
te geven dan in Europa, omdat de ouders , des gevorderd, zich
kunnen behelpen met goedkoope en eenvoudige voeding, gedu-
rende eenigen tijd. De gemakkelijkheid, waarmede baden kunnen
worden toegediend; waarmede de hoogst eenvoudige kleeding
kan verwisseld worden of des noods kan worden gemist ;
waarmede voortdurend hulp kan worden verleend, omdat er
bijin geen getrouwde, Europeesche vrouwen werk builen
's huis verrichten (behalve vroedvrouwen, die gewoonlijk toch
niet veel meer aan 't kinderen krijgen doen) ; waarmede in
een behoorlijke voeding kan worden voorzien, zoowel als in
hel verblijf in frissche lucht; waarmede voor armen of slecht
bezoldigden geneeskundige hulp kan worden verkregen ; dat
alles is in hel voordeel der kinderen.
Vele der ziekten , aan den kinderlijken leeftijd eigen , komen
niet voor of verloopen veel minder hevig dan in Europa. Ovoup
bijv. wordl nimmer gezien, evenmin als roodvonk of scarlalina ;
dauwworm komt niet voor; mazelen verloopen gewoonlijk met
weinig hevige verschijnselen; kinkhoest heeft nooit de hevige symp-
tomen, die haar in Europa kenmerken; epidemisch optredende
ziekten, behalve cholera en koortsen, maken gewoonlijk geene
groote invasiën, treden niet zoo in bepaalde buurten hevig
500
op, maar verloonen meer hier en daar, mei onregelmatige
sprongen, voorkomende gevallen; daarentegen komen nog al
eens sporadische gevallen van meestal epidemisch heerscliende
ziekten, als cholera, pokken, diphterilis, enz. voor. Dit laatste
is waarschijnlijk het gevolg van de groote oppervlakte, die de
steden in Indië heslaan, waarhij opeenhooping van huizen niet
veel voorkomt. De huizen zelve hebhen , in den regel , ook
een groote oppervlakte, zoodat, wanneer een lijder aan eene
besmettelijke ziekte in een gedeelte van het huis verpleegd
wordt, een ander gedeelte, bijv. het bijgebouw, op grooleren
afstand van den lijder is dan die afstand tusschen eenige
huizen in Europa bedraagt, terwijl bovendien de lucht zich
tusschen de gebouwen gemakkelijk verplaatst. Die groote afstan"
den maken het ook mogelijk om zieken een rustiger verblijf
te geven, daar het verkeer op de wegen niet buitengewoon groot
is, en die wegen verder van de huizen afliggen. Hoogst zeld-
zaam is het noodig stroo of dergelijke stoffen op de gemacada-
miseerde wegen te doen leggen , ten einde het geraas te
verminderen.
De ziekten, die kinderen het meest aantasten, zijn aandoe-
ningen van het darmkanaal en, in sonmiige streken, koortsen.
In de laatste j;iren zijn de darmaandoeningen meestal katar-
rhale, zelden dysenterische; zij worden dikwijls gevolgd door
cerebrale affectiën en wel vooral door meningitis basilaris.
Al is de sterfte der kinderen geringer, toch valt het niet
te ontkennen, dat kinderen van Europeesche ouders buitenge-
woon gevoelig zijn voor uitwendige invloeden en, niet ten
onrechte, noemde Dr. S. L. IIeijmann hen nvulnerabele wezens
»in vergelijking met de Javaansche en zelfs met de verbasterde
• (kinderen): broeikasplanten , die men bestendig koesteren en
«verplegen moet, zullen ze voortkomen."
Kinderen van inlanders loopen in den regel naakt door
zonneschijn en regen, door wind en wêer, en ondervinden
daarvan geen nadeden, Icrwijl Europeesche kinderen dal alles
niet ongestraft kunnen doen. Pas geborenen zien er goed uit,
501
hebben een rosé huidkleur en krijgen al spoedig die eigenaar-
dige, roode, zoogenaamde vleeschkleur , die men bij kleine
kinderen zoo gaarne ziel; zij zijn, bij goede voeding, niet
anaemisch en kunnen tamelijk wel wêersland bieden aan on-
gunstige invloeden van wind en wêer. Het is noodig bij de
gewone morgen- en middagwandelingen der baboe een parasol
mede te geven, omdat zulk een klein kind l)ijna altijd op den
rug ligt en de hemel een te groote lichtsterkte heeft voor de
nog zwakke oogen. De kinderen groeien gewoonlijk goed en
ontwikkelen lichamelijk sneller dan in Europa ; wie veel kinderen
daar zag, krijgt bij zijne komst in Indië a\ spoedig de onder-
vinding, dat hij de kinderen jonger moet schatten dan hun
uiterlijk dicteert. In of na het tweede levensjaar verdwijnt
meestal de rose huidkleur en beginnen de kleinen bleek te
zien, terwijl zich bij allen een meer of minder hevige
graad van bloedsarmoede ontwikkelt. Juist die bloedsar-
moede maakt hen zoo gevoelig voor temperatuurswisselingen .
't Is immers bekend, dat anaemische personen vermindering
van warmtegraad al spoedig als koude waarnemen.
De in Indië geboren,'Europeesche kinderen zien dus bleek en als
zij veel in de open lucht zijn , geel of bruinachtig, met niet zeer
roode lippen; verreweg de meeslen hebben lichtgekleurd, blond
haar; meestal kleine handen en voelen; goede spiervorming,
vooral als die door gymnastische oefeningen, hoe eenvoudig
ook, onderhouden wordt ; zij zijn groot voor hun leeftijd; de land-
wisseling komt iels vroeger dan in Europa, meestal omstreeks
het zesde jaar; ook de ontwikkeling van het genitaal-sysleem
heeft vroeger plaats dan in Europa; de groei der haren
onder den oksel en op den mons veneris is dikwijls tegen hel
10"''' jaar waar te nemen; meisjes van 9 — 11 jaar hebben reeds
beginnende zwelling der borstklieren en tegen het 14'" levens-
jaar komen de menses door.
Gedurende zes jaren teekende ik van 168, in /nt/iè geboren ,
Europeesche meisjes het levensjaar op, waarin de menstruatie
zich voor het eerst vertoonde. Ik heb die gevallen gedélailleerd
3U2
medegedeeld in hel 19'^^ Deel van hel Geneeskundige Tijdschrifl
voor JSederlandsch'Indië, en geef hier alleen een verkort overzicht,
in groepen verdeeld, waarhij eene vergelijking mei de door prof.
Evers in Nederland vei-kregen cijfers mogelijk is. De cijfers
zijn percentsgewijze genomen. De menstruatie irad in:
Op den leefUjd van: In Indië: In Nederland:
10 lot en met U jaar .... 53.63 20.88
15 » » » 18 » . . . . 43.45 57.77
19 jaar en daarhoven .... 2.97 21.34.
Het grootste, percentsgewijze aantal valt in hdië op het
veertiende, met 26,78, en het grootste in Nederland op hel
achliende jaar, met 16,35. Deze cijfers spreken, ook zonder
commentaar, duidelijk genoeg.
Het feil, dat hijna alle kinderen zoo Week zien, ten minste in
de laag gelegen landen, maakt dal kinderen, die pas uil ^'w/o/ja
aankomen en nog een Europeesche kleur hehhen, den indruk
geven van iels opgewondens, iets koortsachligs. Men mag zoo
eens zeggen: »wat heefl dal kind een heerlijke kleur", de
waarheid is, dat de eerste indruk, ten gevolge van hel tot
gewoonte geworden zien van hleeke, gezonde kinderen, niet
aangenaam is. Kinderen, die in de hergslreken geboren zijn,
hebben niet die geprononceerd roode kleur als in Europa,
maar toch een veel frisscher teint dan die uit de benedeiilanden,
en maken dan ook een zeer gunstigen indruk. Vooral Batavia
is hekend om de buitengewoon hleeke kleur, die de Europee-
sche kinderen er bezitten, ook al zijn ze zeer gezond.
Enkele hooglanden zijn hekend om hunne gezondheid, bijv. de
vlakten bij Bandong, in de B reanger- Regentschappen , waar de
opzichlers bij de kinakuituur, met hunne kinderen, toonbeelden
van frischheid zijn.
Jongens van 16- of 17jarigen leeftijd zien er gewoonlijk
slecht uil, wal moet worden toegeschreven, zoowel aan de,
in de meeste huishoudingen onvoldoend eiwithoudende voeding,
303
als aan de op dien leeftijd reeds sterke, geslachtelijke neigingen,
die gewoonlijk niet worden te keer gegaan.
Als algemeenen regel moet men aannemen , dat kinderen,
lot hun 12' of 15' jaar, niet buiten 's huis moeten werken of
spelen, van 's morgens 9 tot 's middags 4 ure.
Het schoolbezoek kan natuurlijk plaats vinden, omdat zij
dan binnen's huis verblijf houden; men zal, op de groote
plaatsen, wel doen, te zorgen, dat de kinderen op zoo kort
mogelijken afstand van de scholen wonen.
Het is vooral de zonnewarmte, tusschen de genoemde uren,
die veel nadeel doet aan het lichaam van den Europeaan in
het algemeen en van het kinderlijke lichaam in het bijzonder.
Voortdurende inspanning naar lichaam of naar geest doet geen
kwaad; integendeel, ik herhaal nog eens, dat hij het gezondst
i.'?, die veel werkt; maar lichamelijke arbeid in den brandenden
zonneschijn raag voor een enkele maal, zoo nu en dan, verdragen
worden, dag in dag uil zijn die loodrechte zonnestralen moordend
voor den Europeaan , vooral als hij daarbij in den grond moet
werken. Zeer zeker kunnen vele maatregelen genomen worden
om die hoogst nadeelige gevolgen zooveel mogelijk te voorkomen,
wanneer het voortdurend verblijf in de zon noodzakelijk is,
zooals bijv. bij groote bouwwerken. Onder die maatregelen
tellen wij dan een behoorlijke, doelmatige kleeding, vooral de
goede keus van het hoofddeksel; het regelmatige gebruik van
hel bad; goed geregelde voeding; hel slapen in een andere
streek , waarheen de verplaatsing gemakkelijk geschieden kan ;
bel vermijden van spiritualiën en vooral van excessen in Bacho
of in Venere; hel nu en dan afbreken der werkzaamheden en
hel tijdelijk verblijf, gedurende eenige dagen bijv., in een koel
klimaat; de schepping der mogelijkheid om van tijd tot tijd,
onder hel werk, in de schaduw, uitterusten , bijv. door het
plaatsen van tijdelijke nfdakken van atap op bamboe stijlen, en
dergelijken meer.
304
Reeds aan Dn. J. Bontius v;as die nadeelige werking van de
zouneslralen bekend en hij «ontraadt (en stelligste" aan Euro-
peanen in Indië »om over dag tussclien negen en vier uren op
«straat te gaan, van wege de ondragelijke liitte, die een ieder
«zoodanig gevoelt, dat hij in een kwartier uur zich meer
«vermoeit, dan op andere tijden van den dag in twee uren.
«(Aan rijtuigen dacht men toen niet). Ofschoon de namid-
«dag niet zóó nadeelig is, als de vóórmiddag, zoo raadt hij
«aan van twaalf tot vier uren geene amhlshezigheden waar
«te nemen, maar een weinig Ie slapen, of met aangename
«lectuur zich te vermaken. Vermoeiende bezigheden, hetzij
«huiten- of hinnens huis moeten van 5 tol 9 ure 's morgens ,
»of *s avonds na vier uren verricht worden" (Swaving).
Bij de tegenwoordige inrichting der Indische maatschappij
is de raad van Bontius voor de meesten niet opvolghaar;
terwijl het algemeene gebruik van vervoermiddelen de omstan-
digheden heeft veranderd. Toch blijven zijne opmerkingen
van waarde, ook voor dezen tijd.
Vooral het bewerken van den grond voor den landbouw ,
voor den bouw van huizen enz. is zeer nadeelig voor den Eu-
ropeaan; dat werk moet door inlanders geschieden, en is voor
hen somtijds ook nadeelig. Verbazend is het aantal personen,
dal het leven inschoot bij den aanleg van den groolen postweg
over Java, onder Daendels , al raag men die sterfte niet alleen
aan den invloed van de zonnewarmte en het bewerken van
den grond toeschrijven. De geschiedenis leert ons daarvoor
nog andere oorzaken. Maar ook latere, grootc werken, zooals
bijv. het bouwen der vesting Willem J, en bet kampement
Ie Amharawa, doen ons zien, hoe nadeelig dat werken in den
grond is. Daar werden van het werkvolk geen dagen lang du-
rende voetreizen gevorderd, voor zij de plaats van hun arbeid
hadden bereikt; daar werden geen zwangere vrouwen, grijsaards
en kinderen aan bet werk gesteld ; bijna alle inlanders waren
veroordeelden ; toch werd bet verplaatsen dier veroordeelden
naar Willem 1, bijna gelijkgesteld met de doodstraf; niet oïTi-
305
cieel natuurlijk, maar door iedereen, die iels van den gang
van zaken wist. Dat het zelf bewerken van den grond een
zoo nadeeligen invloed uitoefent op den gezondheidstoestand,
raag wel een der redenen zijn, waarom ook kleurlingen zoo
zelden het landhouwheilrijf uitoefenen, al hebben zij zich zeiven
dat niet als oorzaak voorgesteld.
Niet iedereen, ik zeide dal reeds, ondervindt de invloeden
van hel heele klimaat, en wat daarbij koml, even sterk. Een
krachtige lichaamsbouw, een sterke constitutie, de eerste
mannelijke leeftijd zijn even zoovele gunstige momenten.
Het is bekend, dat men gewoonlijk vier temperamenten aan-
neemt, namelijk hel sanguinische, hel nerveuse, hel lymphatische
en het bilieuse; ook eene andere verdeehng in driëen is niet
ongewoon: hel pblegmaliscbe, bet sanguinisch-cbolerische en
hel melancholische temperament. Die laatste verdeeling, door
Heijmann gevolgd bij zijne beschouwingen over den invloed
van hel heete klimaat, heeft voor dat doel praclische waarde.
Daarom werpen wij een blik op die drie vormen,
Pblegmaliscbe lieden zijn slank, hebben een zachte, vveeke
huid, zweeten gemakkelijk en krijgen licht huidaandoeningen.
Zij hebben een bleek geel voorkomen en vooral een gele huid-
tinl op de bedekte gedeelten van hel lichaam; de kleur van
haren en oogen is donker ; de spierbewegingen zijn krachtig en er
ontslaat niet spoedig vermoeidheid. Goede eetlust en krachtige
spijsvertering kenmerken hun gestel, zoodal diëelfoulen weinig
stoornis geven. Zij houden niet van veel inspanning van den
geest en blijven tamelijk onverschilhg, onbezorgd voor de toe-
komst. Zij zijn meestal in denzelfden kalmen geestestoestand.
Sanguinisch-cbolerische inenschen zijn groot en gespierd of kort
en dik, met een stevig beenderenstelsel, breede borst en ferm ge-
vormden buik. De huid is droog en ruw op het aanvoelen en scheidt
weinig zweet af, dikwijls alleen op enkele plaatsen des lichaams.
De huidkleur is geelachtig, in het aangezicht met pleksgewijs
doorschemerende roodheid. De spierkracht is weinig onl-
20
306
wikkeld. De eellusl is in den regel goeJ, maar de spijsver-
tering gescliiedl langzaam; donker gekleurde, drooge, harde
stoelonllaslingen. Ongelijke Itloedsverdeeling komt veel voor
en vy^el vooral vermeerderde bloedsaandrang naar de hersenen
en naar de buiksingewanden. Bij een zwakken hartslag is de
pols vol en week. Klachten over oorsuizingen, hoofdpijn, duize-
ligheid en over haemorrhoïdaal-symptomen zijn veelvuldig. Zulke
personen zijn geneigd lol drilt, houden zich gaarne mei arbeid
des geesles onledig, verliezen bij tegenspoed snel den moed,
maar kunnen ook uitgelaten vroolijk zijn.
Het melancholische temperament vertoont slanken lichaams-
bouw met ingedrukte borstkas, dunne beenderen, fijne, wille,
drooge huid, slappe spiervezelen, en bij de hypochondriën uitgezet-
ten buik. Bij blonde haren en lichtgekleurde oogen, hebben
de wangen eene roode kleur. De personen met dit temperament
zijn niet sterk , en worden spoedig moe bij lichaamsbeweging.
De eetlust is goed, de darmbeweging snel, meestal zijn er
eenige stoelgangen, met onverteerde spijzen gemengd, per etmaal.
De krachtige, snelle pols is regelmatig. Zij hebben neiging
tol dweepen met een opgevat denkbeeld. In hunne jeugd leden
zij aan neusbloedingen of aan klierzwellingen.
Die drie typen vloeien door overgangsvormen in elkaar, zooals
in de natuur nimmer vaste typen volkomen geïsoleerd staan.
Zij hebben voor onze beschouwingen groole, praclische waarde,
omdat menschen, die het meest naderen lol hel eerst beschre-
ven type, het gemakkelijkst akklimatiseeren, hel best weêrsland
bieden aan de invloeden van hel heele klimaat; terwijl de
laatst genoemden de minst geschikte individuen zijn voor over-
plaatsing naar de verzengde zone.
De sanguinisch-cliolerischc personen krijgen gemakkelijk ziek-
ten , die in indië veel voorkomen en een inllammaloir karakter
bezitten, zooals dysenleiie, leveraandoeningen en dergelijken,
maar bieden ook vele kansen van herstel aan en verdragen ge-
woonlijk, na zulk een zoogenaamden «baarschen sloot", vrij goed,
voor hun verder verblijf de invloeden van het klimaat.
3Ö7
'l Behoeft wel nauwelijks vermelding, dal inlanders en kleur-
lingen den invloed van hel heele klimaat evenzeer ondervinden, al
zijn zij, in het algemeen, meer geschikt om daaraan wêerstand
Ie bieden.
Men vindt, voor zoover mij hekend is, nergens melding
gemaakt van hel feit, dal er inlanders zijn, die onder dien
invloed ziek worden naar een koeler klimaat moeten worden
gezonden; meer bepaald wordt onder koeler klimaat hier alleen
verslaan de koehire streken van Indië zelve. Dal malaria-
streken moeten worden verlaten voor gezondere plaatsen, wordt
daarmede niet bedoeld; maar men vindt nu en dan een inlander,
op wien de heele luchlstreek zelve nadeelig inwerkt, en die
herstel kan vinden door een tijdelijk of voortdurend verblijf
in de koudere bergstreken. Vooral bij reconvalescenten kan dat
Ie pas komen. Dal het wegzenden uit de warmere plaatsen naar
koudere o. a. bij beri-beri van buitengewoon veel nut is, blijkt
uit de belangrijke geldelijke opofferingen, die bel gouvernement
zich voor de lijders aan die ziekte getroost, ten einde de bedoelde
verplaatsing, op geneeskundig advies, mogelijk Ie maken.
Hetzelfde wordt trouwens onder alle hemelstreken waarge-
nomen en wij weten, hoevele in Noord-Europa geborenen en
te buis behoorenden de klimaalsinvloeden daar niet verdragen ;
zelfs zijn er Noord-Europeanen , die in het heele klimaat
zich gezonder gevoelen, dan ooit in Europa het geval was.
Kleurlingen zijn reeds veel gevoeliger voor de bedoelde
inwerkingen dan inlanders; voor hen kan het, onder dezelfde
omstandigheden, waaronder Europeanen lijdelijk of voor goed
naar Europa moeten worden teruggezonden , ook noodig worden
dien maatregel te nemen. Men kan ben evenwel uil een zuiver
anihropologiscb oogpunt, ten opzichte dier invloeden, niet geheel
gelijk slcUen met Europeanen. Het is een onwederspreekbaar
feit, dal de Darwinscuiü theorie van den strijd om het leven,
zich ook hierin doet kennen. De afstammelingen van menschcn,
die gedurende honderde of duizende geslachten wêerstand hebben
geboden aan de verschillende inwerkingen van de plaats hunner
'08
inwoning, zijn heler legen die inweiidngen bestand dan de af-
lien, die er zich als vreemdelingen néerzel-
leden. Maar zij, die van I)eide soorten afstammen, de kleurhngen
dus, nemen va:i heide ouders wal over, en men vindt daarom
onder hen personen, die niets van die inwerkingen Ie lijden heb-
ben, zoowel als anderen, die eene nog tamelijk groote gevoelig-
heid hebben overgeërfd.
De afstammelingen dier kleurlingen bieden des te beter tegen-
stand, naarmate hun geslacht langer in het beete klimaat
verblijf hield; waarbij evenwel het individuëele gestel niet uil
het oog mag worden verloren, evenmin als dat bij de inlanders
zelve hel geval is.
Moge hel vreemd klinken en schouderophalend worden aan-
geboord, dal wel eens een vertrek naar Europa noodig werd geacht
voor een pur-sang inlander, men zij, bij de beoordeeling van
het wegzenden van kleurlingen, gematigd in bet uilen zijner
meening omtrent de noodzakelijkheid daarvan.
Chineezen zijn uilstekende emigranten ; zij verdragen, wellicht
heler dan eenig ander menschonras, de overplaatsing, zoowel
naar beete, als naar koelere landen. Van hel eerste vinden
wij de voorbeelden bij duizenden in Indië; voor hel laatste
leveren Amerika en Australië hel bewijs. Dal is des Ie meer
Ie verwonderen, omdat zij zoo weinig van hunne zuiver
Chineesche gewoonten afwijken, en in den bouw hunner huizen,
in hunne kleeding, voeding en leefwijze zoo Chineesch blijven.
Een der hoofdoorzaken van die gehechtheid aan de oorspronke-
lijke gebruikeïi is zeker Ie zoeken in de onveranderlijkheid hunner
godsdienstige instellingen, inzichten en overtuigingen. Die
instellingen brengen mede bet vieren van feesten, op bepaalde
dagen en gedurende zekere lijden, terwijl hel vieren daarvan
alleen mogelijk is, door, over hel algemeen, de Chineesche
gewoonten Ie blijven volgen. Reeds had ik gelegenheid bij het
hespreken van dal volk en van zijne woningen, enkele opmer-
kingefi daarover Ie maken en ik wees daarbij levens op hel
gebrek aan zindelijkheid in de dicht op een gehoopte woningen.
"09
Houdt men daarbij in hel oog hunne gewoonfe om zeer vette,
eiwitlioudende en mocielijk verteerbare voedsels te nuttigen,
dan is de wêersland , dien zij aan de invloeden van hel vreemde
klimaat bieden, wel een bewijs voor bniine krachtige con-
stitutie.
De Chineezen zijn praktische lui; zoodra zij geld genoeg
daartoe bezitten, verschatïen zij zich in de koelere streken
(waar hun hel verblijf ten minste niet is ontzegd) een pied-a-terre,
om daar nu een dan eenige dagen Ie kunnen doorbrengen.
Voor hen bestaal ook dikwijls de noudzak'^lijkheid van een ver-
plaatsing naar een koeler klimaat.
Dat de verplaatsing naar die koelere streken of een vertrek,
voor eenigen lijd of voor goed, naar Europa voor Europeanen
dikwijls dringend noodig is, blijkt uil het reeds besprokene
van zelf. De omstandigheden, waaronder een zoodanige, tijdelijke
of voortdurende verplaatsing moet worden voorgeschreven, zijn
evenwel eene nadere beschouwing overwaardig. Er is wel-
licht geen onderwerp, dal tol de zuivere Indisch-medische
zaken behoort, waarover de meeningen der geneesheeren meer
verschillen.
Ik wensch thans over deze zaak alleen Ie spreken, voor zooverre
zij in betrekking staal lot de klimaalsin vloeden, ook bij ziek-
ten, om in hel laatste hoofdstuk van dit deel nog lerug te komen
op de daarvoor, in de meeste gevallen, gevorderde geneeskun-
dige cerliflcalen , en om in bet tweede deel, bij de bespreking
der ziektevormen telkens er op te wijzen, als een ziekte aan-
leiding geeft, lol hel uitbrengen van een advies in dien geest.
Heeft men zich de moeite getroost te lezen, wal tot hier loe
over de verschillende inwerkingen van hel Indische leven en
hel klimaat op den Europeaan is gezegd , dan zal men zich
herinneren dat de ontwikkeling van anaemic , met al hare
gevolgen, bovenaan slaal.
Zoo behoort dan ook anaemie , al is die niet alleen het gevolg
van klimaalsinvloeden , maar door andere omstandigheden ver.
310
oorzaakl, bovenaan de lijst der voorwaarden, waaronder een
verblijf in de bergstreken en, bij hevige gevallen, een vertrek
naar Europa moet worden aanbevolen.
Alle reconvalescenten van eenigszins ernstige ziekten komen
in aanmerking voor een verblijf in de bergstreken en men
verlieze daarbij vooral niel uil het oog, dat de tijd, waarop
hel vertrek moei plaals vinden, van grool gewicht is. Zoo
zal het bij koortsen, die een gevolg zijn van miasmata, noodig
wezen die verplaatsing zoo snel mogelijk Ie doen geschieden,
zelfs al is, op het aanslaande verblijf van den lijder, genees-
kundige hulp niet of moeielijk Ie verkrijgen ; de verplaatsing zelve
is een energisch medicamenl en men kan den noodigen raad
geven vooi mogelijke toevallen. Welke Indische geneesheer kent
niet, uil zijne eigene praktijk, die plotselinge ommekeer in
koortsachtige ziekten, bij verplaatsing naar een andere omgeving ?
Er is, in het algemeen, maar ééne legenaanwijzing voor
die verplaatsing, maar die heeft dan ook een zeer groot gewicht ;
zij is het beslaan van diarrhee, van welken aard ook. Reeds
vroeger merkle ik, met een enkel woord op, dat darmkatarrhen
gemakkelijk in de bergstreken ontstaan, en tevens hoe dat
minder moet worden toegeschreven aan het drinken van het
heldere bronwater, zooals door het publiek algemeen wordt
aangenomen, dan wel aan de zorgeloosheid, waarmede men
zich, in die koelere streken, aan dezelfde luchtige kleeding houdt
als in de warmere kustplaatsen.
Maar juist voor zieken is die luchtige kleeding alleraange-
naamst, terwijl niel zelden reeds, gedurende eene buikziekte»
een warmere bedekking is aangeraden en dus een nog war-
mere in de bergstreken noodig zou zijn. Een ruime ondervinding
heeft mij geleerd, dat in elke diarrhee een legenaanwijzing
moet worden gezien voor de verplaatsing naar bergstreken.
Ontwikkelt zich dus, len gevolge van of na eene doorgestane
dysenterie, ha(;morrhoidaal-diarrhee, Indische spruw of welke
andere darmaandoeiiing ook, anaemie, dan mag daartegen nimmer
een verblijf in de bergstreken worden aangeraden, voor de diarrhee
311
volkomen genezen is; vooral bij darmkatarrheii is, len dien op-
zichte, de meest mogelijke voorzichtigheid aan te raden. Veel-
eer komt hij ernstige anaeraie, als de genoemde oorzaken blij-
ven voorduren , een vertrek naar Europa te pas. Wonen zulke
lijders in sterk bevolkte huiirlen, dan kan het nuttig zijn hun
den rand te geven, voor eenigen tijd len minste, huu verblijf te
vestigen in huizen met eene ruime, vlakke omgeving, die veel
verschen liichtaanvoer toelaat; eene omstandigheid, die ook in
de lager gelegen landen wel te vinden is.
Beslaande milt- en leverzwellingen; slauungeu in het laatst-
genoemde orgaan; circulalie-stoornissen len gevolge van lichte
aandoeningen van hel harl ; de vroeger (pag. 282) beschreven
vermoeidheid; lichte maagkalarrhen ; verlies van den eetlust,
zonder belangrijke organische stoornissen ; zeer vele stoornissen
in de spheer van het zenuwstelsel; belangrijke eruptiën op
de huid; ziedaar even zoo vele aanwijzingen voor het tijdelijk
verblijf in koelere slreken.
Bovendien is het nemen van rust, na dikwijls jaren langen,
onafgebroken arbeid, voor velen niet anders nïogelijk, dan door
zich lijdelijk aan hunne omgeving te onttrekken, waarbij dan
de koelere bergstreken met haar verfrisschende, opwekkende
lucht wel het eerst in aanmerking komen.
P.sychische oorzaken kunnen hel noodig maken een verblijf
in de bergstreken niel in reconvalescenlengestichten te doen
plaats vinden. Hel logeeren bij bevriende familiën , of bij
bloedverwanten, kan dikwijls gunstiger zijn dan hel verblijf
in een geslicht. Dit behoeft wel geen nader betoog, maar moest
vermeld worden, omdat in de door het gouvernement geeischle
certificaten een dergelijke afwijking van den gewonen regel
met redenen moet worden omkleed.
Voor overigens gezonde menschen in hel toch sterk aante-
bevelen, na een lang verblijf in de laag gelegen landen, eenige
dagen in de hoogere streken door te brengen.
Zoo zou het voor praktiseerende geneesheeren bijzonder
groote waarde hebben, indien zij jaarlijks in de mogelijkheiti
312
waren zich, gedurende bijv. ééne week, aan de praktijk Ie kunnen
onlrekicen en rust te nemen. Dat is evenwel niet doenlijk,
omdat de ondervinding leert, hoe de omvang der praktijk
er steeds onder lijdt, ook al is de afwezigheid nog zoo
kort, wanneer die onttrekking aan de gewone bezigheden
niel door ziekte dringend worden geëischl. Men wil nu eenmaal
niet, dat een dokter zich eens eene vrijheid veroorlooft, die
ieder ander niet euvel wordt geduid.
Is het, in de laatstgenoemde gevallen, tamelijk onverschillig,
waarheen de patiënt zich begeeft, als hij maar rust geniet
en uit de te warme streken zich verwijdert, voor andere
lijders is dat niet zoo onbepaald. Menschen , die aan aslhma-
tische aanvallen onderhevig zijn , hebben veel kans zulk een
aanval te krijgen , zoo zij zich Ie snel naar koelere, maar vooral
naar levens vochtige, streken verplaatsen. Ook zij men voor-
zichtig met allen , die licht ontstekingachtige aandoeningen
der luchtwegen krijgen en met lijders aan longenturberculose.
Voor hen kan een tijdelijk, maar niet te kort, verblijf in
de bergstreken gunstig zijn , mits de verplaatsing daarheen
langzaam, dus liefst bij étappen geschiedt. Daartoe bestaat
bijna overal gelegenheid, omdat de reconvalescenlengeslichten
op verschillende hoogten gelegen zijn. De volgende plaatsen
liggen op de daarbij uitgedrukte hoogten boven de opper-
vlakte der zee:
Batavia {Waterlooplein) ........ 5 meter.
Bidara Tjina 28 »
Kampong Makassar , (reconvalescentengesticht) iels hooger.
Buitenzorg 265 meter.
Gadok (reconvalescenten gesticht.) . . . . ± 480 »
De top van den Megamendoeng ± 1800 »
Soekaboemi [Preanger) 601 »
Iji-panas (een buitenverblijf van den Gouver-
neur-Generaal, bij het reconvalescenten-
geslicht Sindanglaija) 1078 »
Tjandjoer {Preanger) ' . 471 »
313
Bandong (Preanger) 714 meter.
Garoet [Preanger) 710 »
Soemadang [Preanger) 450 »
Poerwa/carta (Krawang) 76 »
De pasangrahan, een lijdelijke verhlijl'plaiils op
het plateau van den Diëng, [Banjoeinnas). . 2045 »
Magelang [Kedoe] 384 »
Samarang 4 »
Oengaran {Oenarang, veel door reconvales-
centen bezocht) 313 »
Willem 1 476 »
Bojohli (Soerakarla) + 408 »
Solo + 100 »
Klatten + 200 »
Djokjakarla 113 »
Madioen 67 x
Malang (Pasoerocan) . + 450 »
Tosari (Pasoeroeau) + 1750 »
Pau [Padangsche benedenlanden) 298 »
Solok (Padangsche bovenlanden) 376 »
Padang Pandjnng fidem) + 730 »
Fo^'t de Koek [Padangsche bovenlandden) . . + 922 »
Padang Sidempoean [Tapanoli) 283 »
Het meer van Tondano [Celebes) 692 »
Dal zijn eenige der voornaamste plaatsen, die bereikbaar
zijn , ook voor zieken. In elke Regeerings-Almanak van Neder-
landsch-Indië komt eene opgave voor van alle plaatsen, waarvan
de hoogte is bepaald; ik zocht daaruit die, welke voor hel
hier besproken doel in aanmerking kunnen komen, en voegde
er Batavia en Samarang Ier vergelijking bij.
De invloed, dien zulk eene verplaatsing naar hoogerc
slreken, in hel algemeen, op den gezondheidtoestand heelt, is
zeer belangrijk.
314
Dat laat zich begrijpen, omdat met de hoogte de groote
warmtegraad afneemt; in die hnogere streken de huizen gewoonlijk
veel verder uit elkaèr liggen en er dus gemakkelijker Incht-
verversching plaats heeft; terwijl bovendien, in den regel,
raalaria-invloedfMi daar van veel minder brteekenis zijn. Hoe
veel gezonder de plaatsen binnen 's lands gelegen in hel algemeen
zijn, bleek reeds vrreger uit de daarvan gegevene korte, statis-
tische beschouwingen.
Een der' eerste verschijnselen voor overigens gezonde,
geakklimatiseerde personen, bij een bezoek aan de bergstreken,
is vermeerdering van den eetlust. Daarbij voelt men zich
oneindig minder spoedig vermoeid bij lichaamsinspanning, is
men lichter in zijne bewegingen, slaapt gewoonlijk heter,
voelt zich meer opgewekt, in een woord, men komt daar
tot de overtuiging , dat het heete klimaat niet zonder invloed
bleef op het gestel, al merkte men er schijnbaar niet zoo
heel veel van, terwijl men daarin verblijf hield. Onder den
algemeen opwekkenden invloed der lagere temperatuur is,
voor de meeste reconvalescenten , de zoo vermeerderde
eetlust een der hoofdmomenten van gunstigen aard. Het
is dus de eerste plicht van allen, die inrichtingen van
welken aard ook voor herstellenden in een koeler klimaat be-
heeren, te zorgen dat de voeding uistekend zij, ten einde de
gunstige werking van de omgeving te gemoet te komen.
Wat nu de aanwijzingen betreft om lijders naar Europa
te zenden tot het herstel hunner geschokte gezondheid, komen
in de eerste plaats in aanmerking de hevige vormen van alle
aandoeningen, die aanleiding geven lot het zenden naar koeler
klimaat. Verder, zooals ook reeds werd opgemerkt, de noodzake-
lijkheid tot het maken eener badkuur in een der bekende, Europee-
sche hadplaatsen ; dan de vroeger besproken slapeloosheid; verder
vele hartziekten en aneurysmata, enkele nierziekten, diabetes
mellilus, vetzucht, marasmus en vooral de reconvalescentie
vau belangrijke verwondingen. Daarbij verdient overweging ,
51b
dal hel voor sommige groote opuratiën en vooral voor die, waar
hel op de ge iefendheid en de ondervinding van den operateur
aanltoml, zeer wenschelijic kan zijn, die in É't<ro/;a door speciali-
teiten te doen uitvoeren. Onder die operaliën reken ik hijv.
ovariotomiën , die van kankergezwellen van de borstklier,
sommige sleensnijdingen , enkele plastische operaliën, die voor
polypen in het strottenhoofd en dergelijken meer.
Hel bltift steeds aan de heoordeeling van den behandelen
medicus overgelaten, of hij zich in slaat achl eene kunslbe-
weiking zelve Ie doen, dan of hij meent beter te handelen
met die aan specialiteiten op te draden. De moeiel ijk beid om
de, tol en na sommige operaliën noodige, instumenten te ver-
krijgen mag daarbij niet uil hel oog worden verloren; terwijl
men tevens wel degelijk hel belang van personen en van hel
land (wal de pecunieële gevolgen betreft) moei overwegen en
met elkaar in verband brengen.
Aandoeningen van het darmkanaal en van de luchtwegen
zijn geen tegenaanwijzingen voor een vertrek naar Europa, mits
in een gunsligen lijd van hel jaar ondernomen ; men zorge dus, dat
zulke lijders tegen hel begin van den zomer in Noord-Europa
kunnen zijn, of rade hen anders aan, gedurende den winler in hel
Zuiden van Europa te verblijven. Integendeel kunnen de ziek-
ten der genoemde organen zulk eene verplaatsing dringend
noodig maken; men ziet daarvan dikwijls zeer gunstige gevol-
gen, reeds onder de zeereis, terwijl eene poging om in de
bergen van Indië herstel te vinden mislukte. De gebeele ver-
andering van voeding, lucht, omgeving; de onttrekking aan alle
invloeden, die nadeelig konden zijn, ook al merkte men dat
niet zoo dadelijk, brengen hel hare daartoe bij.
Een legenaanwijzitig voor hel gaan naar Europa is een
booge leeftijd, liet bekende spreekwoord , dal men oude
hoornen niet verplanten moet, gaal ook daarbij door. Ik
reken, in het algemeen, dat menschen. die ver in de zestig
jaren oud zijn en een groot aantal jaren in Indië woonden,
daar moeten blijven, ook omdat, zooals reeds vroeger werd
316
gezegd, oude inenschen zich gewoonlijk iii liel lieele klimaat
aangenamer voelen dan in hel koudere.
Er zijn nog andere aandoeningen, die een verlrek naar Europa
noodzakelijk maken; maar die Ie noemen is niel zoo gemak-
kelijk, 't Zijn van die ziekten, waarvan Dr. J. G. Frantz zoo juisl
zeide : «Gelooft ons toch ; wij genezen geen nameïx ; wij bestrijden
«verschijnselen; wij heffen, waar hel zijn kan, de zieklc-
«oorzaken op; wij verwijderen schadelijke invloeden en doen
«gunstige geboren worden, en soms, ofschoon wij uw lijden
«verzachten, ofschoon wij u -elfs waarlijk genezen — welen
«wij zelve den naam niet van wat u «scheelde". Want er
«zijn vele ziekten zouden naam!"
Die uitspraak van Dr. Frantz behoudt nog altijd hare waarde,
al schrijft de nieuwere richting der ziektekunde voor, dat hel
herkennen eener aaridoening zijnen grond moet vinden in
aantoonbare, anatomische veranderingen. Zoowel bij vele sloor-
nissen in de werking van den geest, als bij enkelen in hel
lichaam, is het nog niet gehikt de anatomische basis le vinden,
die de afwijkingen physiologisch voldoende toelicht. Onder die
stoornissen behoort o. a. de volgende.
Wij krijgen in Indië personen voor ons, die na een langer
of korter verblijf in het heete klimaat, in een toestand zijn ge-
komen, welke moeielijk aan iets anders dan aan de voortdurende
inwerking der daar heerschende invloeden kan worden toege-
schreven. Een niet zeer hooge graad van anaemie, gepaard
met verlies van eetlust; slechte slaap, met wakker schrikken;
spoedige vermoeidheid na elke lichamelijke of geestelijke inspan-
ning; een voortdurend gevoel van afgematheid; lusleloosheid
in den vroeger aangenamen werkkring; gedeprimeerde toestand
van den geest; opzien tegen moeielijkheden, maar vooral een
zekere angst voor een aanstaanden Oost-moussou ; hel afwezig
zijn van, le constaleeren, pathologische veranderingen in eenig
orgaan; ziedaar in algemeene trekken zulk een toestand be-
schreven. Laat men zulke personen voor een geruimen tijd
naar de bergstreken gaan, dan beginnen zij zich daar iets
517
heler ie voelen; meenen niet zelden, dal zij hersteld zijn ; maar,
reeds eenige weinige dagen na den lerugkeer lol warmere
plnalsen, beginnen al de verschijnselen op nieuw. Zij erkennen
somtijds, op de daarloe gedane vragen, dat zij alle heil ver-
waclilen van een tocht naar Europa, maar zeggen dal meestal
niet uil zich zelve.
Zulke personen , wier toestand eenigszins aan heimwee grenst
maar zeer zeker geen heimwee is, moeten worden weggezon-
den en komen, mei nieuwe krachten toegerust, hersteld lerug.
Hel is onmogelijk te zeggen, na hoeveel jaren verhiijf in
Indië, zulk een heeld zich ontwikkelen kan. Ziet men het nu
eens zeer langzaam voortgaan, en krijgt men, voor zich zelve,
de overluiging, dal die onbepaalde klachten zullen leiden lol
de noodzakelijkheid van een vertrek, in andere gevallen gaat
hel proces spoediger, zelfs lamelijk snel, in eenige weken.
Die afwijkingen in de somatische en psychische verschijnse-
len zijn hel, die gemakkelijk aanleiding geven lot simulatie, en
de geheele gang van zaken moet dus door den medicus, met nauw-
keurigheid, worden bestudeerd, opdat hij niet misleid worde.
Daar bijna alle symptomen subjectief zijn, moet de geneesheer
trachten, zooveel hij kan, achter alle omstandigheden Ie komen,
die aanleiding kunnen zijn, om den toestand voor te wenden,
maar ook achter die , welke hem de moreele overluiging schen-
ken , dal de klagende persoon een zieke is.
Juisl die onbepaalde, maar wel degelijk beslaande, afwij-
kingen genezen gewoonlijk al spoedig, na het vertrek naar
Europa; zij verbeteren, ja verdwijnen zelfs op de zeereis.
Daardoor geven zulke lijders aanleiding, bij hunne komst in
Nederland, lot eenc onjuiste, meermalen onbillijke beoordeeling
omtrent de niet merkbare noodzakelijkheid, die toch bestond,
om Indië tijdelijk vaarwel te zeggen. Ontegenzeggelijk loopen
er onder die weggezondenen wel eens simulanten , maar voor
de meeslen was het noodig ; en , men vergete vooral niet
hel »in dubiis absline", dat hier dringend noodzakelijk is.
Het leven kan er meê gemoeid zijn; liever erkenne de genees-
318
heer, dal liij is beetgenomen door een enkelen, dan dal hij
velen bloolslelt aan gevaar. Vergissingen, bij reclilerlijke
vonnissen wel voorgekomen, hebben geen annleiding gegeven,
de rechterlijke uitspraken te doen minachten; waarom moet
dal dan mei medische uitspraken hel geval zijn ? Beide weten-
schappen zijn vrije, en de persoonlijke overtuiging mag niet
huiten rekening blijven. Bij het bespreken der cerlificalen
wordt daarover nog iels in het midden gebracht.
Ik behoor volstrekt niel lot de geneesheeren, die zich verant-
woord achten personen naar Europa terug te zenden, welke
een bepaalden lijd in hel heete klimaat hebben doorgebracht.
Sommige medici vinden daartoe vrijheid na een tien-, andere
na een vijftienjarig verblijf. Deze quaeslie doel zich voorna-
melijk voor bij ambtenaren, die, door het overleggen van een
geneeskundig certificaat, pecunieele voordeden genieten, gedu-
rende een verlof naar Nederland, welke niet zijn weggelegd
voor hen, die eenvoudig gebruik maken van de bepalingen,
waardoor zij na een twaalf- of een vijftienjarig, onafgebroken
verblijf in Jndië, recht verkrijgen dal land tijdelijk te verlaten.
Er moeten, dal behoeft wel geen nader beloog dunkt me,
ziekteverschijnselen zijn, om ziekte te constateeren en de
geneesheer is niel geroepen, uit een verkeerde opvatting van
humaniteit, hel land te dwingen grootere uilgaven te doen, voor
een enkelen persoon, dan bepaald noodig zijn. Het is een gebrek
in de wetgeving, dal personen , die meermalen gedurende langen
lijd door ziekte in de onmogelijkheid waren dienslen Ie pres-
leeren, bij een tocht naar Europa nog voordeden genieten
boven hen, die voortdurend hunne krachten ten dienste van
den slaat hebben gebruikt. Zeer zeker hebben zieken in
Europa meer geld noodig dan gezonden; maar daartegenover
slaal, dal zij, die niet ziek waren, in den regel meer werkten
en reeds daardoor aanspraak mogen m;iken op meer ontspan-
ning, naar lichaam en gecsl, den laatslcn vooral, in eene Euro-
pee^che maatschappij. De noodzakelijkheid van een hoogcr
verlofslraclcmenl voor zieke, en wel speciaal voor minder goed
519
bezoldigde, ainblenaren , zou telkens door eene kommissie moe-
ien worden geconslaleerd. Hoe zulk eene kommissie zou
moeien werken bespreek ik in het laatste hoofdstuk.
Sommige, overigens gezonde menscheu, die naar Europa zijn
geweest, vertoonen bij terugkomst in Indië een veel groolere
gevoeligheid voor de klimaats- en andere invloeden dan vóór
bun verlrek. Niet alleen paychisch zijn zij gevoeliger, maar
ook werken die invloeden krachtiger op hel lichaam dan vroe-
ger en niet zelden maken zij een zeer hevig akklimatisatie-
proces, in den eenen of anderen vorm, op uieuw door. Daarbij
komt dan gewoonlijk ontevredenheid; men vond iü Europa aWes
beter: de maatschappij, de voeding, de kleeding, (^e uitspannin-
gen, alles in één woord; dit wisten zij vroeger ook wel, maar
toen hinderde hel niet zoo erg, dan na een paar jaren in die
andere omgeving ter verfrissching Ie hebben doorgebracht,
't Meeste kans op zulk een onaangename uilwerking van een
tocht naar Europa bestaat voor menschen, die niet al te jong
meer zijn, bijv. veertigers ongeveer.
Op pag. 120 heb ik melding gemaakt van het feit, dat
sommige menschen, vooral na een langdurig verblijf in Indië,
hel baden met koud water niet goed meer verdragen en daar
koorts door krijgen. Ook dit verschijnsel wordt wel eens
als argument aangevoerd voor de nadeelige inwerking van het
klimaat en door leeken als reden aangegeven, waarom een
vertrek naar Europa noodig zou zijn. Het beloog, dat het
argument geen steek houdt, is overbodig ; al is hel nu juist
niet prettig, als men zich bij die voortdurende warmte niet
eens verfrischen kan door een bad, en al is de regel, dat het
baden noodzakelijk is voor een gezond mensch in Indië, de
omstandigheid alleen, dat die afkoeUng niet verdragen wordt,
is geen reden om Indië te verlaten. Iels anders wordt hel,
wanneer dieper liggende oorzaken kunnen worden opgespoord,
die het ontslaan van koorts telkens na een bad, verklaren
kunnen; maar het grootste aantal niel badende Europeanen
is toch volkomen gezond.
520
Men verguiinc mij, al behoort hel niisschen niet rechlslreeks
lol de gevolgen der kliniaalsinvloeden , hier eene opmerking
in le voegen over een verschijnsel, dal mij, in mijne praktijk,
een paar malen is voorgekomen, dal ook andere geneesheeren
waarnamen en waarvan ik mij zeiven de verklaring hen schnldig
gebleven. Wellicht koml hetzelfde in Europa ook voor, maar
mij is dal niel bekend. Ik heb namelijk bij een paar jongens
en meisjes van 10— 15 jarigen leeftijd een soort van idiosyncrasie
(dal woord drnkt de zaak hel best uit) gevonden >oor school-
bezoek. Oe kinderen waren zoowel kreolen als kleurlingen.
Nadat zij eenige dagen de school bezocht hadden, ontstond
hoofdpijn; werd hel schoolgaan doorgezel, dan kregen zij
koorls; die koorts verdween, ook zonder behandeling, als de
school niet meer werd bezocht, en kwam telkens, bij herhaalde
proefnemingen, lenig. Dat dit niel kon worden toegeschreven
aan den toestand der schoollokalen bleek uil verschillende
omstandigheden; werden die kinderen in een andere kamer,
bij een anderen onderwijzer geplaalsl, of werden zij naar
een geheel andere school gezonden , de zaak bleef dezelfde.
De genoemde verschijnselen bleven volkomen weg bij huis-
onderwijs, waarbij evenveel of meer gevorderd werd van de
inlellectueele inspanning. De eenige verklaring, die ik mij van
de zaak heb kunnen geven , is dal de tocht naar de school ,
door zonneschijn, regen, wind enz. door zulke jongelieden niet
verdragen werd. Vreemd is de zaak zeer zeker, want ik had
onder hen een zeer sterk geboiivvden, krachtig ontwikkelden
knaap van gemengii Europeesch en Javaansch ras, wiens lichaams-
gestel overigens niet toeliet aantenemen, dal een beclje zon
enz. hem zoo zou hinderen. De regelmatige, dagelijksche terug-
keer even wei van die invloeden scheen de eenige oorzaak le
zijn van de aandoening. Dal is de reden, waarom ik meende
die waarneming hier eene plaats le mogen gunnen, al doe ik
hel met eenige reserve.
321
Wij kunnen nu nog een blik werpen op de voortteeling
van een mensclienras in het klimaat, waarin het oorspronkelijk
niet woonde.
Dat is eene zaak, waarover veel is geschreven, en het onder-
werp slaat in nauw verband met de mogelijkheid eener kolo-
nisatie in Indié. Ik heb mij jaren lang er op toegelegd voor-
beelden te verzamelen eener lang voorgezette voortplanting
van in fndië geboren Europeanen (dus kreolen of Euraziaten)
onder elkander ; verder dan het tweede of derde geslacht kwam
ik daarbij niet, omdat er altijd weder een versch Europeesch of
inlandsch element bij optrad. De verste afstamming, die ik
zelf kon constaleeren, ziet men uit het hier volgende schema,
waarin de eerste rij personen voorstelt in Europa geboren, en
de volgende in Indië geborenen; M. beleekent man; V. vrouw;
de met een x geteekende heb ik niet persoonlijk gekend.
M. Mx. Vx. M. V. Mx. V.
twee kinderen met een zuiver Europeesch type.
Tijdens ik onderzoekingen over dit onderwerp in het werk
stelde, werd mij van eenige zijden medegedeeld, dat er in de
Moluicken een eiland was, waarop Europeanen zich, zonder
vermenging met inlanders, sedert een paar eeuwen hadden
voortgeplant; die menschen zouden blank zijn, blond haar heb-
ben, enz. Hoevelen, in die streken verblijf houdenden ik
er ook naar vroeg, men bleef mij bepaalde antwoorden schuldig;
men had er wel eens van geboord, maar dal was alles. Die
zeer onbepaalde, en daarom door mij niet vertrouwde, mede-
deelingen vinden evenwel eene goed geloofbare bevestiging
in betgeen Dr. A. B. Meijer te Dresden, in de bekende Peter-
mann's Millbeilungcn, zegt over een brief, dien hij aangaande
dat onderwerp ontving van den lieer J. G. F. Hiedel. Volgens
dien Heer wonen op het eiland Kiser, behoorende lot de Alor-
21
322
groep of de Zuid-Ooster-eilanden der Moluhken, mesliezen die
reeds sederl hel einde der 17*^ eeuw daar gevesligd zijn en
onder elkaar voorlpianlen. Zij zijn Icraclilig gebouwd en
sommige mannen en vrouwen liebben blond haar en zijn zoo
blank als ^oord■Europeanen. Zij hebben allen kleine handen
en voelen. Naar hunne namen Ie oordeelen, zouden zij afslammen
van Hollanders, Franschen en Duilschers; zij spreken geen
Maleisch, maar Kisersch met eenige wijzigingen; hunne voorva-
deren waren soldalen in diensl der Üosl-Indische Compagnie, die
op Kiser twee forlen bezal, waarvan de overblijfselen nog aanwe-
zig ziju.
Hel eiland Kiser of Kisser ligt op 8° Zuider-breedle, len
Noord-Oosten van limor; het behoort lot de residentie Amftoma,
adsistent-residenlie Banda. Op de kaart door Melvill van
Carnbée van hel Gouverment der Moluhken vindt men op dat
eiland eene kampong, die den naam Lekdoor , zeker wel van
Nederlandschen oorsprong, draagt.
Maar aanleiding dezer mededeeling had de chef van den genees-
kundigen diensl, de Heer D. J. de Leeuw, de beleefdheid mij ten
gebruike af te slaan een rapport onilrenl eene reis door den dirigee-
renden officier van gezondheid L. C. A. Rombach, in November
1880, gedaan naar de Zuid-Ooslev- Eilanden (Residenlie Amhoina).
Die reis maakte de Heer IloaiBACH in gezelsciiap van den
resident van Amboina, den lieer J. G. F. Riedel.
Uit zijn rapport neem ik hel volgende over:
«Den 24"" November zetten wij koers naar het eiland
•waar de radja afwezig was, die zich ter afdoening van zaken
»op hel eiland Weiler ophield. Wij namen een loods aan buord,
«die ons den volgenden dag veilig bracht naar ^au, eene
«strandplaats op Weller , waar wij den radja van Kisser,
«Zacuarias Bakker vonden, "
n Radja Hakker aan boord genomen hebbende, stoomden wij
«naar Kisser, waar wij des avonds len i> ure aankwamen en
«ons dadelijk in draagstoelen begaven naar Dciflshaven, eene
kampong, bewoond door afslammsilingen van Hollanders, waar
323
»eene kerk en eene school zijn en een schoolnieesler arbeidt,
»die uit Amboina daarheen is gezonden.
»In de vorige eeuw had de Oost-Indische Compagnie eene
«vrij groole hezelting op het eiland Kisser , die gelegerd was
')in het fort Voilenhoven, aan het strand gelegen.
»De muren van deze versterking zijn nog aanwezig; van
»de gehouwen is echter niets Ie hespeuren. Tevens waren
»er een resident en vermoedelijk andere civiele amhtenaren
»op het eiland aanwezig, zoodat er een vrij talrijk Europeesch
«personeel werd gevonden.
«Hunne afstammelingen wonen nog op het eiland en hebben
«zich niet vermengd met de oorspronkelijke bewoners, die lot
«heden nog heidenen en niet veel beter dan wilden zijn.
«De Hollandsche afstammelingen dragen allen Hollandsche
«namen, als: Bakker, Joosten, Kaffen , Lertes, enz. Zij
«zijn Christenen en zenden hunne kinderen vlijtig naar school
»en kerk. Hunne kleeding komt met die der Ambonsche
«burgers overeen; zij spreken Maleisch, dat met Ambonsch-
«Maleisch veel overeenkomt.
«Vrijmoedig kwamen oude en jonge mannen , vrouwen en
«kinderen ons te gemoet en ontvingen ons gaarne in hunne
«huizen, die wel van inlandsch maaksel, maar stevig en flink
«gebouwd zijn en zeer zindelijk worden gehouden. Het was
»een vreemd gezicht voor ons, die weken lang overal wilden
«hadden aangetroffen, zoo op eens te nndden dezer kolonie
«verplaatst, menschen te zien, onder welke met blonde
«iiaren en blauwe oogen, die een zekere mate van beschaving
«deelachtig waren. Zij voeden zich met rijst, karbouwen-
«vleesch en visch en gebruiken ook veel gekookte djagong.
"Mangga's en oranje-appelen zijn in menigte op Kisser voorhanden.
«Ik vermoed, dat de velden door skiven bewerkt worden,
«die zij op hunne handelsreizen in Porlugeesch Timor koopen.
«Eene oude dame. Mevrouw de weduwe Joosten, was zoo
«goed ons ecae slavin te loonen, pas onlangs van Timor-Deli
«aangebracht en te Kisser verkocht.
324
«Koortsen komen veel Ie Kisser voor. Ik kreeg vele aan-
» vragen om cliinine, welk geneesmiddel hier zeer goed bekend
»is; ook vroeg men mij wormpoeders."
Dit belangwekkende eiland levert in een gedeelte zijner
bewoners dus het onwedersprekelijke bewijs, dat de voort-
planting van Europeanen in het heele klimaat mogelijk is.
Men verlieze hierbij de opmerking van den Heer Rombach niet
uil het oog, dat zij niet zelve den grond bebouwen.
Toch moet dat feit als een uilzondering op den regel worden
aangemerkt. De physisch-geographische toestand van het eiland
Kisser is mij niet genoeg bekend, om een oordeel uit te spreken
over den invloed, dien de omgeving op die bewoners kan
gehad hebben, evenmin is het mij bekend, hoe zij in hun
onderhoud voorzien, welke bedrijven zij uitoefenen, enz., allen
zaken, die van hel hoogste gewicht moeten worden geacht
bij de behandeling der vraag of eene kolonisatie in Indië
uitvoerbaar is.
Men moet onder kolonisatie toch verstaan de mogelijkheid
der vestiging, van het onderhoud des levens, van de voort-
planting van het geslacht, alles zonder nadeel voor de gezond-
heid en zonder een terugkeer naar of nieuwen aanvoer uit
hel moederland. Dat daarbij een niet geringe plaats inneemt
de mogelijkheid om werkzaamheden van welken aard ook te
verrichten en wel zoo, dat de concurrentie met de oorspron-
kelijke of lalere bewoners kan worden volgehouden , spreekt
wel van zelve. Men moet zich daartoe op een economisch
standpunt plaatsen, dat bij de bewerking van dit boek niet
te huis behoort, daar wij ons alleen op een physiologisch
houden te hebben, waarbij voor ons doel vooral het oog wordt
geslagen op Europeanen.
Voor de Chineezen , om over hen eerst een enkel woord te
spreken , zou men zoo oppervlakkig beschouwd meenen , dat
de mogelijkiieid eener kolonisatie in Indic volkomen bewezen
is; men verlieze daarbij evenwel twee belangrijke factoren niet
uit het oog, en wel len eerste, dat verreweg het grootste
525
getal, zoo niet alle Ghineezen, die zich naar Indië begeven,
uit de zuidelijkste gedeelten van het Hemelsche rijk afkomstig
zijn; dus uit een klimaat, dal dichter komt bij dat, waarheen
zij zich begeven; en ten tweede, dat slechts hoogst zeldzaam
Ghineesche vrouwen , uit China afkomstig, in Indië worden
aangetroffen , ten gevolge waarvan bijna alle in Indië geboren
Ghineezen Malayo-Ghineezen zijn, die natuurlijk andere ver-
houdingen ten opzichte van het klimaat vertoonen. Die Malayo-
Ghineezen nu hebben, door hunne opvoeding in zuiver Ghineesche
gewoonten en in den Chineeschen godsdienst, een geheel ander
karakter dan de Malayo-Europeanen of de Europeesche kreolen;
bij de eersten is energie voor handel en handwerken een
kenmerkende eigenschap, terwijl de kleurlingen van Europeesche
afkomst bijna allen een afkeer hebben van bedrijven, waarbij
met de handen moet gearbeid worden. De Ghineezen en
hunne afstammelingen verkeeren dus in veel gunstiger om-
standigheden.
Wat zijn nu de feiten, die aanleiding geven om te meenen,
dat kolonisatie van Europeanen, het vormen van een blijvende
Europeesche maatschappij in fndië, niet mogelijk moet worden
geacht?
Zij zijn, in het jaar. 1873, in een daaromtrent uitge-
bracht rapport door de Vereeniging tot bevordering der genees-
kundige wetenschappen in Nederlandsch-Indië kort en zakelijk
uiteengezet. Van dat rapport, opgemaakt naar aanleiding eener
over die quaestic gedane vraag door de Nederlandsche Maat-
schappij van Nijverheid te Haarlem , maak ik bij de volgende
opmerkingen gebruik, zonder het geheel en al te volgen.
De daarin besproken feilen zijn in de eerste plaats die ,
welke door de staatskoinmissie van 1857 legen de mogelijkheid
eener kolonisatie waren aangevoerd, en wel:
1°. een minder krachtvol leven ; waarbij alleen groote energie,
een sterke wil en de hoop op bereiking van hel doel, dal men
zich stelde, een tegenwicht in de schanl vve«-pen. Dal minder
krachtvolle leven is ons bij de beschouwing der physiologische
326
inwerkingen van het klimaat genoegzanin gebleken uil de.
veranderingen, die de verschillende fiincliën des lichaams
ondergaan.
2°. Het meer blootgesteld zijn aan ziek worden. Onder
de gunstigste onistandigheden is de gezondheid steeds slechts
betrekkelijk goed, met zeer groote gevoeligheid voor weêrs-
invloeden en voor excessen van welken aard en hoe gering
ook. Al houdt men al het vroeger gezegde, omtrent de on-
nauwkeurigheid der statistische gegevens in het oog, toch is
het een feit, dat de levensduur der volwassenen . in het algemeen,
geringer is dan die in Europa. Zeer enkele uitzonderingen
kiuinen alleen lot bevestiging van den regel dienen.
5°. De kindersterfte is geringer, en het aantal geboorten
overlreft dat der sterfgevallen; dit zou dus ten voordeele komen
der kolonisatie; maar de bewijzen, dat de voortplanting goed
kan voortgaan, ontbreken, behalve voor dat ééne geval op het eiland
Kiser. Evenwel is de vermeerderde sterftekans der volwassenen
in verband tot het groote aantal geboorten, geen afdoend argu-
ment tegen de mogelijkheid een kolonisatie. De sterftekans is
bovendien onder den invloed der oorzaken op pag. 290 opgesomd
belangrijk verminderd, vooral in de laatste jaren,
4°. Er was beweenl , dat Enropeanen in tropische gewesten
minder geschikt zijn voor handenarbeid. De ervaring geeft
voor die bewering- niet het minste recht. Zij gaat alleen dooj',
wanneer de arbeid in de open Uicht moet geschieden, met
diepe bewerking van den grond. De slerlle onder de Euro-
peesche werklieden van den construcliewinkel te Soerabaija en
van vele partikuliere fabrieken is niet grooler dan die onder
amlere betrekkingen in de maatschappij; en dat, bij het werken
in de open luchl, het nemen van behoorlijke maatregelen legen
de nadeeligc invloeden, veel goeds kan uitoefenen, bewijst hel
aanleggen van de haven te Tandjoufj-Prioh bij Batavia: een der
hoofdzaken daarbij is, dat Europeanen dos nachts niet inopfen
verblijven op de plaats, waar de grond is omwoeld.
Omtrent den handenarbeid moet wel in hel oog worden
527
gehouden, dat de algemeene spierzwakte en het gevoel van ver-
moeidheid dien moeielijlter mogen maken, maar dat, hij hehoor-
lijke voeding en verpleging, die arheid zeer goed kan worden
volgehouden.
Het hier gezegde heeft vooral hetrekking op de laag gelegen
kustlanden; men krijgt de overtuiging, dat kolonisatie daar,
onmogelijk is,, omdat zij van zelve landbouw insluit en de
bewerking van den grond het verblijf in de brandende zonne-
stralen noodig maakt, terwijl tevens het onstaan van malaria
door die bewerking wordt vermeerderd.
In de hoog gelegen binnenlanden zijn de omstandigheden
geheel anders; op eene hoogte van 3000 tot 5000 voeten zal
de Europeaan veel gemakkelijker aan het klimaat gewennen.
Evenwel zal ook op die hoogte de veldarbeid voorzorgen
vereischen en men zich moeien bepalen tot tuinbouw, koffieteelt en
veeteelt, terwijl de arbeid in de open lucht alleen mag geschie-
den van 6 tot 10 ure 's morgens en van 3 tot 6 ure 's avonds.
Vooral moet de bewerking, nog meer het aanleggen van
sawah's, het kappen van bosschen en het maken van wegen
streng worden vermeden.
Zal men van eene wezenlijke kolonisatie kunnen spreken,
dan behooren ook vrouwen Ie emigreeren en wij hebben reeds
uitgebreid besproken, hoe ongunstig het klimaat, met al wat
daarbij komt, op Europeesche vrouwen inwerkt. Het is niet
Ie verwonderen, dat, terwijl de geslachlsdrifl in het heele klimaat
vermeerderd is, de Europeesche mannen dikwijls hunne sukke-
lende vrouwen achterstellen bij gezonde, krachtige en gemakkelijk
ter dispositie zijnde, inlandsche vrouwen. De produkten zijn dus
dan weer kleurlingen en de eigenlijke kolonisatie treedt op den
achtergrond.
Bovendien blijft de economische zijde der knlonisalie, waarbij
de mngelijkbeid eene concurenlie in den strijd des levens met
de inboorlingen op den voorgrond treedt, bier builen beschou-
wing, maar mag niet uil het ong woiden verloren, als de zaak
uil een politiek standpunt zal worden behandeld.
328
Wij komen op grond van al de voorafgaande beschouwingen
en medegedeelde feiten tot het resultaat, dat een ware koloni-
satie van zuivere Europeanen in Indië tot de pia vota zal
blijven beboeren en dat het, met een goeden wil, wel niet
verder gebracht zal kunnen worden, dan tot de vorming, in
de bergstreken, van eene soort van Europeesche, maar vooral
half-Europeesche, maatschappijen, bestaande uit oud-gedienden,
die aan het klimaat en levens aan de Indische wijze van leven
gewoon zijn geraakt. Door de vorming van zulke maat-
schappijen, die zeker ten algemeenen nutte zouden komen,
zullen wij de Engelschen in Britsch-Indië op zijde streven, die
dergelijke slichtingen, om die zoo eens te noemen, hebben in
het Darjeeling-Stalion op hel Himalaya-^ehevgle, Ie Oovamund
in Madras, Ie Mysore en op andere plaatsen. Maar wij zijn
dan nog ver verwijderd van hel ideaal eener kolonisalie.
LEEFREGELEN
Het stellen van algemeene regelen , om zooveel doenlijk de
gezondheid te bewaren, heeft een onbetwistbaar nul. Uit een
praktisch oogpunt is dat nut evenwel grooler voor maatregelen
van algeraeenen aard, dan voor de toepassing der voorschriften
door elk individu. Mogen er zich voor de uil voering der
algemeene maatregelen somtijds moeielijkheden voordoen , die
een sociaal karakter dragen ; bij het bepalen van voorschriften
voor individuen, vinden wij bezwaren, die of het gevolg zijn
van pecunieële omstandigheden , of van den onwil , om zich
aan een minder aangenamen gang van zaken te onderwerpen.
Kunnen gevormde medici gemakkelijk uit het voorgaande
regelen opstellen lot het behoud der individueele gezondheid in
Jndië, een kort résumé van het medegedeelde, met enkele
opmerkingen, die daar geen plaats konden vinden, zal wellicht
niet overbodig zijn.
Voor Europeanen gelden de volgende regelen.
De keuze van een geschikte woonplaats is wel hel eerste,
waarop men te letten heeft; maar waaraan men gewoonlijk
het minste kan doen. Het verblijf in de bergstreken , kort na
aankomst, is zeer aantebevelen. Kan dat niet, dan kiezc
men toch de woonplaats zoover mogelijk van het zeestrand.
Op het eiland Java zijn Rembang, Bagclen en Kedoe de
gezondste residenliën, terwijl wel mag worden aangeteekend ,
dat aan de kustplaatsen de maanden Juni, Juli en Augustus
het kleinste zickcncijfer leveren, en in de bergstreken de
maanden Januari, Februari en Maart de gezondste zijn.
Vroeger werd reeds gezegd, dat in den tijd der kenteringen
330
rle meeste zieken voorkomen, voornamelijk in de kentering van
den Oost- tot den Westmoesson.
Over de keuze van een woning is uitgebreid genoeg gehandeld.
Men kieze hooge huizen, zonder verdieping, die toegang
verleenen aan zon en wind; sluite des nachts de jaloezieën,
maar niet de glazen ramen, behalve op moerassige plaatsen;
on plaatse de Itedden eenigszins hoog van den grond.
De beste kleeding is die van wit katoen, met een groot,
licht hoofddeksel.
Het dageliiksche bad moet. zoo spoedig mogelijk, eene
gewoonte worden, terwijl iudividueele bijzonderheden het aantal,
den duur en den lijd der baden moeten regelen. Voor verreweg
de meeste personen is een schepbad of een stortbad, des morgens
ongeveer een uur na het verlaten van het bed, 't meest aan te-
hevelen en is een tweede bad , 's middags tegen 5 a 6 ure,
nuttig.
Langzamerhand gewenne men zich aan de Indische tafel, en
vermijde in den beginne de sterk prikkelende toespijzen,
zoowel als de vruchten, die scherpe zuren houden, vooral
ananas, en zeer waterachtige vruchten, zooals laboe afar,
komkommers en dergelijken. Voor behoorlijke, eivvithoudende
voeding moet gezorgd worden en vet niet geheel vermeden.
Bij een langer verblijf moeten ook de prikkelende toespijzen,
vooral tjahé, als een noodzakelijk bijmengsel worden beschouwd
en met mate worden gebruikt. Personen, die nooit //oft^ eten,
beginnen te lijden aan atonie van het darmkanaal, in den
regel met constipatie, soms met diarrhee.
De beste drank is water; op de warme plaatsen ijswaler,
dat meestal een temperatuur van 4° C. heeft. Daarop
volgen melk, koolzuurhoudende, minerale wateren en limonade.
Spiritualiën zijn altijd nadeelig. Koffie en thee zijn goed.
Wil men 's morgens vroeg uitgain, dan is een kop koffie of een
glas melk, gebruikt voor men hel huis verlaat, aantebevelen.
Rooken is niel aanleraden, maar zoo algemeen, dat deze
331
raad hijna iets bespottelijks krijgt. In alle gevallen is het
verstandig niet te rooken, voor het onthijt is genuttigd.
Men kan, psychisch en physisch, zoo hard werken als men
wil ; maar gnnne zich ook de noodige rust. Tredurende de koelere
uren van het etmaal zijn bewegingen in de open lucht aante-
bevelen, terwijl een slaap van minstens 8 uren der 24 noodig
is; die slaap kan in eens worden genoten, of in een middag-
en een nachtslaap worden verdeeld. Vooral aan de kustplaatsen
moet men nachts niet werken ; sterke vermoeienissen moeten
vermeden worden; al kan het geen kwaad, dat men zich nu
en dan eens bijzonder inspant en moe maakt, toch is het
noodig, voor een gewenscht, langdurig verblijf in de tropen»
zooveel mogelijk te voorkomen, dat er dagelijks belangrijke
vermoeidheid bestaat. Vooral moet men voorzichtig zijn met
het afmatten van den geest, en als men bemerkt , dat men
7ich eeniere dagen achtereen te veel heeft ingespannen , is het
nemen van rust dringend noodig. Een der eerslc feekenen,
dat men te veel geestesarbeid verricht heeft , is slapeloosheid
of ten minste moeielijk inslapen.
Een kalm, tevreden leven is een groole factor lot gezondheid.
Daarom bestudeere men het karakter van den inlander,
leere vooral de eigenaardigheden der laai en der inlandsclie
gewoonten, waardoor men zich niet al te zeer ergert aan han-
delingen, die niet stronken met een Europeeschen gedachten-
gang.
Excessen in Venere moeten vermeden worden. Na alle
uitspattingen, maar vooral na de hiergenoemden, is het lichaam
vatbaarder voor ziel< worden.
Gezondheidsmaatregelen, door hel individu toe te passen, be-
hoeven voor inlanders niet Ie worden voorgeschreven. De tijd
daarvoor is nog niel gekomen ; eerst zal de algemeene ontwik-
keling van het volk nog reuzenschreden moeten doen, vooraan
de toepassing van regelen, die men wensrhelijk acht, kan wor-
deii gedacht. Het is al wel, als men bij zieken cenige nadeeligo
invloeden kan afweren. De meeste kans van slagen hebben
332
nog algemeciic verordeningen die door hel bestuur kunnen
gegeven worden en voorzieningen in hel algemeen belang.
Onder de eersten tellen wij vooral hel rein houden van de
kampong's en van de erven van de huizen en het beho'^rlijk
verwijderen van afval door verbranding of door depositie op
eene bepaalde plaats; onder de tweede de behoorlijke afwatering,
de verlichting, de zorg voor goed drinkwater en hel verbieden
van den verkoop van nadeelisje stoffen, vooral van vergiften en
van sommige vruchten, tijdens heerschende epidemieën van
cholera, enz.
Voor Chineezen en andere Oosterlingen, die den Indischen
Archipel bewonen, vervalt de opsomming van levensregelen
evenzeer; zij is volkomen onvruchtbaar.
DE ÜITOEPEUna DEB, &EIEES'
KUraaE PRAKTIJK II
HET ALGEIEEI.
Het schijnt mij nuttig, met het doel, dat hij het schrijven
van dit werk in hel oog werd gehouden, het slothoofdstuk
van dit deel te wijden aan de heschouwing van enkele omstan-
digheden, die de uiloefening der geneeskundige praktijk in
Jndië kenmerken. Mij onlhreekl geheel en al de ondervinding
van wat in Europa en andere heschaafde landen in de praktijk
omgaat. Spoedig nadat ik hel recht had verworven de genees-
kundige praktijk uil te oefenen, vertrok ik naar Batavia en werkte
daar als officier van gezondheid en als praktiseerend geneesheer.
Men vergeve het mij dus, zoo ik somtijds iels mocht mede-
deelen, wal over de geheele wereld zoo is.
De uiloefening der geneeskundige praktijk in Nederlandsch-
Jndië slaat aan iedereen vrij. Wel hestaat er een, hij Gouver-
nemenls Besluit van 25 Juli 1867, no. 7 gewijzigd, Slaalshlad
van 1827 no. 68, waar in arlikel 17 gezegd wordl: »Nie-
nmand zal vermogen eeiiige genees-, heel-, verlos- of arlsenij-
«mengkundige praktijk uit Ie oefenen, zonder daartoe, na
«magliging van den Gouverneur-Generaal en op voordragt van
»dcn Chef over den geneeskundigen dienst, eene akle van
«toelating van den Direkleur van Onderwijs, Eeredienst en
» Nijverheid Ie iiebhep hekomen," maar in het gewone leven
is de toepassing van die ijepaling uitermate beperkt. Alleen
de bevoegde geneesheer, bevoegd door de nooJige getuigschrif-
ten of examens, die plan heeft zicb in Indië Ie vestigen, moet
334
zich aan die bepaling ondervvei jieu en daartoe een zegel van
ƒ 150 of, voor verlos- of arlsenijniengkuude van f 24, depo-
neeren. Ieder, die niet bevoegd is als geneesheer, kan genees-
kundige praktijk uitoefenen zonder die akte van toelating, en
er zijn onderhoud in vinden.
Het spreekt wel van zelve, dat dit niet in een geschrevene
wel is opgenomen , maar het feit hestaai.
De geneeskundige praktijk onder de inlanders en Chineezen
is, voor zooverre zij de uiloefening daarvan door hunne land-
genoolen betreft, aan geen enkele bepaling gebonden, met
uilzondering van die der do/der' s Djawa.
Alleen bevoegde, Europeesclie medici hezilten een geschreven
wet en hel is een voordeel, dat zij daardoor gestempeld wor-
den tot officieel erkende deskundigen, tegen belaling der boven-
genoemde akle en van 2% van hun brulo-ihkomen.
Al de andere praktiseerende personen zijn daarvan vrij,
omdat zij niet officieel erkend zijn, al weel iedereen, dat zij
in hun levensonderhoud voorzien door het geneeskundig (?)
behandelen van zieken. Het schijnt mij hier de plaats de
laalstgenoemde menschen, wat nader te beschouwen.
Bekend is hel grappige verhaal van L. Joubebt, in zijne
«Erreurs populaires du fait de Ia médicine el du régime de
»sanlé," over den beroemden nar Gonelle. Alpoonse d'Este,
hertog van Ferrara, bracht eens het gesprek op het bedrijf,
dal de meeste beoefenaars vindt. Men noemde allerhande
bedrijven en ambachten, maar Gonelle beweerde, dal de
geneeskundigen de overhand hadden : hij ging eei.c weddenschap
aan, om dat den herlog, die hel legensprak, binnen vier en
twintig uren Ie bewijzen. Den volgenden morgen ging Goaelle
op weg, met een slaapmuts op, een dikken doek om hel
gezicht, zijn hoed er overheen en een mantel, met hoog
opgeslagen kraag, om. De eerste, dien hij ontmoelle, vroeg
hem, Wilt hem deerde. Hij anlvvoonldu : »»ik heb een wanhopige
535
kiespijn". De ander gaf hem onmiddelijk een uilslekend voor-
sciirifl daartegen. Gonelle toekende zijn naam op, doende alsof
hij hel recept wilde opschrijven. Een oogenhlik laler ontmoet
hij een ander en hetzelfde tooneel herhaalt zich; dat gaal zoo
door, terwijl ieder heweert, dal zijn voorschrift hel hesle is.
In het paleis aangekomen , geeft hel geheele persone(;l hem
voortschriften, allen bewerende liet beste te bezitten. 6i.j
den hertog binnengetreden, roept deze hem toe: »GoiNelle!
wal scheelt er aan!" «Kiespijn, Monseigneur, hevige kiespijn!'»
dO! dan weel ik een middeltje om er u dadelijk af Ie helpen;
ge moei dal en dal," maar Gonelle liet hem niel uitpraten,
wierp zijn doek en slaapmuts af en zei: »Dus, Monseigneur
u is ook geneeskundige? Van mijn huis naar hier ben ik
maar eene straal doorgegaan, en ik heb er al over de twee
honderd ontmoet; ik heb mijn weddenschap gewonnen, Avanl
gij vindt wei niel zooveel beoefenaars van een ander bedrijf
in zoo korten lijd." Joubert voegl er de beschouwing bij, hoe
weinig menschen er zijn, die zich niel verbeelden veel
van geneeskunde te welen, en gewoonlijk meer dan eea
geneeskundige.
Vinden wij dus overal die amateurs der geneeskundige
praktijk, in Jndië vormen zij een bepaalden stand, die een zeer
groot en zeer algemeen vertrouwen geniet.
Die stand wordt bijna geheel gevormd door half-Europeesche
vrouwen van een zekeren leeflijd; huidkleur en ouderdom gaven
Dr. G. Wassink aanleiding haar Ie betitelen als «extract- recep-
tenboeken in perkamenten banden".
Die vjouwen worden door het j^eheele Europeesche publiek
erkend als geneeskundigen, zoodal hel geen bijzonderheid is,
als den geneesheer de voorslag gedaan wordt, iti een of ander
ziektegeval met haar te consulteeren. Men neme hier de
woorden, het Europeesche publiek, in den meest uitgeslreklen
zin; er zijn maar zeer enkelen, die ontsnappen aan de daar-
over gevestigde meening; zelfs zijn er bevoegde geneesheeren ,
356
die zich niet verzeilen legen zulk eene behandeling van hunne
vrouwen en kinderen, ja zich zeiven er aan onderwerpen.
Ueeds meermalen had ik, in vroegere geschriften, gelegen-
heid op die vrouwen te wijzen, en in algemeene bewoordin-
gen aan te loonen, hoeveel kwaad zij kunnen doen. Niemand
doel daarvan eene ruimere ondervinding op dan de arts in
Indië', bij bijna alle aandoeningen van hel darmkanaal, bij
velen van de lever, en bij zeer vele zieklevormen, die men
onder de chirurgische moei rekenen, wordt hare hulp
ingeroepen. Niet alleen minder ontwikkelden doen dat, ook
de hoogslgeplaalslen ; ook ambtenaren, die door den aard
hunner betrekking geroepen zijn, dergelijke misbruiken legen te
gaan en te vervolgen.
Die vrouwen trachten, zooveel mogelijk, geheim te houden ,
wal zij toedienen , om de dubbele reden, dal dan, per se, alleen
haar geneesmiddel goed is, en dal het zelf leveren van genees-
middelen geldelijk voordeel geeft. Bovendien verschaft dil
haar gelegenheid tol hel schrijven van rekeningen voor verschafte
kruiderijen. Haar geheele kennis bepaalt zich niet zelden lot
een paar voorschriften van afkooksels of aftreksels van planl-
aardige beslauddeelen , lerwijl verder een, meestal geschreven,
receptenboek dienst doet bij minder algemeen voorkomende ziekte-
gevallen. Van herkennen van een zieklevorm is daarbij gewoon-
lijk geen sprake, ook niel al wapenen zij zich met een slelhos-
koop en een thermometer, maar zij hebben allijd een diagnose
klaar :
»Denn cben, wo Begrilfe fehlen,
»Da slelll ein VVorl zur rechten Zeil sich ein."
Een van die receptenboeken, afkomstig van Mevr. E. van
Gent, Detelle, is gedrukl; zeer vele geschrevene heb ik gezien.
Het zijn merkwaardige boeken, om der curiosilcils wille; zij
doen ons nu en dan denken , aan boeken van dien aard uil
den ouden lijd; vooral blijven de Arabische begrippen omtrent
kond en warm daarin voorheerschen.
l)e upschriflen voor zulke recepten vcrloonen de vreemdste
3S7
dingen ; soms zijn de zalien ruw bij liaren naam genoemd ,
soms onder Ooslersclie beeldspraali verborgen. Eenige voor-
beelden, bier en daar verzameld, mogen dat loelicbten:
Als men niet kan loopen;
Als de beenen krom zijn ;
Om de baarmoeder droog te maken;
Tegen liet builen van kinderen;
Om de baarmoeder af te sluiten;
Als de mantri onderweg sterft.
Dit laatste is een voorbeeld van beeldspraak; het opscbrift
beteekent onvolkomene impotentia virilis, zoodat een erectie wel
plaats beeft, maar zeer snel verdwijnt; mantri is de titel van
een inlandschen opzichter.
't Schijnt mij overbodig voorbeelden van dwaze voorschriften
te geven; zij komen overal voor, ook in Europa; zij zijn daar
niet minder vreemd en met bijgeloovige handelingen doorspekt
dan in Indië. Vele voorschiften zijn van inlanders overgenomen,
vele anderen zijn een mengsel van inlandsche middelen met
die uit de Europeesche apotheken. Zij hebben nu en dan een
goede uitwerking, maar doen somtijds veel kwaad. Derenom-
mée dier middelen vindt haren grond in hel feit, dat gelukte
genezingen zooveel mogelijk worden bekend gemaakt en slecht
afgeloopen gevallen worden geheim gehouden. Het minste kwaad
wordt nog door de opvolging dier voorschiften gedaan in gevallen
van chronische diarrhee, waar adstringentia te pas komen ; hel
is bekend, hoe capricieus, om het zoo eens te noemen, die
chronische diarrheën zich tegenover geneesmiddelen vertoonen;
waar wij de werking alleen aan tannine kunnen toeschrijven,
zien wij toch dal het niet onverschillig is, van waar die tannine
kwam, evenmin als hoe zij wordl gegeven; daarom helpen
dikwijls de inlandsche adstringentia. Omgekeerd doet de toe-
diening dier samentrekkende middelen in het begin van
een inflammatoire darmaandoening veelal kwaad. Mij zijn
^n paar gevallen met doodelijken afloop bekend en vele, die
gelukkiger eindigden, van peritonitis, die moest worden geacht
22
358
ontstaan te zijn door de ontijdige toediening van zeer sterke
adslringentia in het acule ontsleiiingslijdperk eener darm-
aandoening.
De zuiver symplomalisclie behandeling geeft ook v^el eens aan-
leiding tot ernstige verschijnselen. Ik zal een paar voorheelden
noemen.
Een lijder, met hevige verbloeding uil den tractus inleslinalis,
was door analeplica enz. weêr zoover gebracht, dat hij bij
kennis was, geen koude exlremileilen meer had, enz.; alleen klaag-
de hij nog over een gevoel van benauwdheid in de maagstreek.
Eene zeer bekende dame werd geroepen. De uitspraak was:
«benauwd op de maag, dus een fermen lepel castorolie."
Die werd toegediend en de lijder was eenige uren later aan
een nieuwe darmbloeding bezweken.
Ik had, met twee collega's, een kind in behandeling met
morbus Brightii. Wij hadden een darmkatarrh opgewekt. Er
moest een dame bijkomen. Ik waarschuwde voor het gevaar
daarvan, omdat ik verwachtte, zooals ik de ouders mededeelde,
dat weinig urineeren en veel stoelgang aanleiding zouden geven
tot het toedienen van diuretica en adslringentia. Wat ik voor-
speld had gebeurde; er werd een groote flesch met kruiden ver-
strekt, die moesten worden afgekookt. Het kind kreeg vermeer-
derde urinelozing, volkomen conslipalio alvi, meteorismus, peri-
tonitis en was den derden dag dood. »Er was," zoo zeide men,
"toch niet zooveel gegeven; maar zeventien kopjes van het
«aftreksel"!
Ik verhaal deze zaken om den pas in Indië gevestigden genees-
heer er op voor te bereiden, wat hem te wachten slaat; niet om
de zaak zelf te veranderen > dat zou een onbegonnen werk zijn.
Velen, en zelfs raenschen, die men geen kunde ontzeggen
kan, hechten veel meer waarde aan z. g. inlandsche genees-
middelen, toegediend door verstandelijk weinig ontwikkelde per-
sonen , dan aan de behandeling door een medicus. Bovendien
is het denkbeeld algemeen, dat wij, medici, de inlandsche
geneesmiddelen niet kennen. De meeste, Indische geneesheeren
539
kennen die wel en gebruiken alleen die, waarvan zij welen ,
dal eenig effect te wachten vall.
Nog komt hel voor, dat men, bij een zieke geroepen , na het
onderzoek, de gewone vraag krijgt: wat i» het eigenlijk ? Ant-
woord bijv.: haemorrhoidale diarrhee; dan wordt gezegd , «ziet
»ii , dat wou ik maar welen , wat het is ; want dan kan ik inland-
»sche medicijnen nemen van Mevr. X; zij weet natuurlijk niet
»uil te maken wat ik mankeer, maar als ze dat nu hoort, dan
»ke«t zij wel de medicijnen er voor." Dus vormen van dezelfde
ziekte bestaan in hare oogen niet. Elke ziekte kan door een =
verbonden worden met de eene of andere infusie van een zeer
weinig bepaalde massa kruiden.
De bepaling der hoeveelheid geschiedt namelijk nooit bij het
gewicht, maar bij een aantal bladeren; een stukje zoo groot
als een vinger; een handvol, enz. enz.
Men vindl wel eens aardige ontmoetingen door die knoeierijen.
Ik had een kind voorgeschreven infusio fol. psydii pyriferi
legen kalharrhale diarrhee. Na een paar dagen was het hersteld
en nu zei mij de moeder, dat ik hel niet kwalijk moest nemen,
de drankjes waren wel klaar gemaakt , maar niet ingegeven ;
het kind had thee gebruikt van djamhoe bidji. Daar de patiënt
dicht bij de apotheek woonde, waar de drankjes waren
bereid , zond ik daarheen het verzoek om , in 't Maleisch ,
op te geven, wat ik aan hel kind van N. N. had voorgeschreven.
Men kan zich hel verbaasde gezicht dier moeder denken, toen
het antwoord luidde: thee van djamboe bidji.
Ook worden wel eens Chineezen geraadpleegd , vooral bij
keelaandoe.iingen en bij sommige longzieklen; ook bij consli-
lutioneele syphilis, bij kanker, enz.
Ik acht dit min verkwikkelijke onderwerp thans voldoende
besproken.
De pas aangekomene geneesheer bereidde zich voor op te
verwachten misleiding in bijna elk geval eéner buikziekte, dat
hij niet in een hospitaal behandelt; op misleiding, omdat hem
gewoonlijk niet wordt medegedeeld, dat er andere voorschril-
540
ten gevolgd werden en hij de zijne alleen gaf om de omgeving
van den lijder in slaat te stellen, bij slechten aQoop, den arts
daarvan de schuld te kunnen geven; hij goeden afloop, hem
Ie vertellen, dat hij is beet genomen. En dat verwacht/e hij
niet alleen van oudgaslen; 'tis bijna ongelooflijk, maar toch
waar, dat pas aangekomenen zich soms in de eerste weken al
aan die knoeierij overgeven.
Een enkele dier dames moge werk(ïlijk meenen uit raensch-
lievendheid te moeten handelen en dan ook elke betaling, elk
geschenk weigeren, de meesten laten zich zeer ruim betalen
en schrijven anders rekeningen, alsof zij ingrediënten voor de
keuken geleverd hadden.
Nog komen soms Hindoe's in Nedeiiandsch-Indië, die zich voor
geneeskundigen, meestal voor oogdokters, uitgeven. Naeenige
dagen verblijf verdwijnen zij plotseling. Ik heb twee dier men-
schen moeten onderzoeken op hunne kennis, maar ben niet
verder gekomen , dan de wetenschap, dat zij cataract waarschijn-
lijk ambrosia noemen , en die met een snepper opereeren.
Er bestaan strafbepalingen, o, a. Gouv. Besl. van 2 Sept. 1847,
no. 2, bijblad op het Staatsblad no. 809, en Staatsblad 18S5,
no. 68, op de uitoefening der geneeskundige praktijk door onbe-
voegden ; zij worden nimmer toegepasi , maar allen te niet gedaan
door Staatsblad 18o3, no. 99, waarin bepaald wordt: «Deze
«strafbepalingen zijn niet toepasselijk op inlanders en daarme-
»de (?) gelijkgestelde personen, en mede niet op Europeanen
»of met hen gelijkgeslelden, die bij ontstentenis, afwezigheid of
"belet van bevoegde genees- of heelkundigen , eene hulp aan zieken
»of gewonden hebben verleend door toediening van gcnees-
• middelen als anderzins."
Als er bij stond, achter het woord heelkundigen, »of hij
wgrooter vertrouwen van den lijder in de behandeling van
»niet bevoegden," dan was de zaak nog duidelijker en meer
overeenkomstig de werkelijkheid.
Als curiositeit deel ik nog mede, dat voor zulk eene vrouw,
?i41
die een groole vermaardheid had, een gedenkteeken op haar
graf is opgericht, waartoe overigens wetenschappelijk ontwik-
kelde menschen zelfs hijdragen leverden.
Men ontmoet van die ziektebeelden , waaraan men zoo dadelijk
geen touw kan vastmaken , vooral hij Chineezen ; zij zijn meestal
hel g€volg van toegediende geneesmiddelen.
Daarom is het nuttig te weten, wat er al zoo gegeven wordt
als medicijn, en wanneer; er zijn bovendien enkele, werkelijk
goede medicijnen onder.
Die goede en die onwerkzame te leeren kennen is hel doel
van het derde deel van dit werk, waarover ik Ihans niets
meer zal zeggen.
Nu wij gezien hebben , wat het onaangenaamste- is bij de
particuh'ere praktijk in Indië, willen wij over de uitoefening
dier praktijk zelve nog het een en ander mededeelen.
Verreweg de meeste geneesheeren in Indië zijn officieren van
gezondheid, of oud-officieren van gezondheid; zeldzaam komen
particuliere doctoren, als zoodanig, aan.
In den laalsten lijd komen somtijds ook gouvernements-
geneesheeren in Indië; zij verkeeren evenwel in bijzondere
omstandigheden , die straks nader worden aangegeven.
Dat er maar zelden particuliere geneesheeren , op eigen risico ,
naar Indië gaan, is het gevolg van het feit, dat hel leven in
Indië duur is en inen over een zeker kapitaal moet kunnen
beschikken om in den eersten tijd te kunnen leven. Weinige
officieren van gezondheid gaan naar lnd>c met het vooraf opge-
vatte doel om den militairen dienst te verlaten ; meestal brengen
toevallige omstandigheden hen daartoe.
Een . lang verblijf op eene plaats, waar zij hel vertrouwen
van hel publiek hebben weten te winnen cn waar het hun
bleek, dat geld genoeg te verdienen vall, is een reden om
zich daar te ve.«ligen; de aanbieding van een vertrekkend
collega, die alleen ergens als geneesheer gevestigd was, een
542
tweede; slechte vooruitzichten in de promotie of overplaatsingen,
die raen niet verlangt te volgen, vormen een ander argument,
en zoo meer.
Men begint dus, na eervol ontslag als officier van gezondheid
te hebben gekregen, als particulier geneesheer; maar niet zelden
is, al spoedig, weder gelegenheid om in den dienst van het
Gouvernement te treden, hetzij als civiele geneesheer , hetzij als
stadsgeneesheer.
De gemakkelijkheid, waarmeê dat geschiedt , maakt, dat men
er lichter toe overgaat een ontslag aan te vragen. Ik kan
dat onderwerp van een geheel vrij standpunt bespreken , omdat
ik, na meer dan acht jaren officier van gezondheid te zijn ge-
weest, den dienst verliet, alleen, omdat ik meende eene betere
toekomst te gemoet te gaan als particulier geneesheer ; er stond
mij in den militairen dienst niets legen; aan een overgang in
civieleu dienst heb ik nimmer gedacht, om redenen, die ik
niet nader behoef uit een te zetten, daar zij wellicht vol-
doende uit de volgende raededeelingen zullen blijken. Ik sta
dus op een neutraal standpunt, wat mij recht geeft het een
ander over den civielen geneeskundigen dienst te zeggen ,
zonder ooit tot eene oratio pro domo te komen.
Den militairen geneeskundigen dienst laat ik rusten; meer
bevoegden dan ik, die reeds dertien jaren geleden mijn militaire
betrekking nederlegde, mogen daarover schrijven; ook over de
artsen voor het krankzinnigenwezen kan hier niets worden
gezegd, dan dat hunne positie en hunne tractementen , als
vaste ambtenaren, goed en billijk zijn geregeld.
De particuliere en civiele (dus dienst) praktijk wordt uit-
geoefend door o/ficieren van gezondheid, die nog. geen hoofd-
officier zijn, door civiele en door particuliere geneesheeren ;
verder door do/cter's djawa; de verloskundige praxis bijna ge-
heel door Europeesche en door inlandsche vroedvrouwen ; de
laatste zijn zoowel vrouwen, die een examen daartoe hebben
afgelegd, (van welke er nog maar weinige over zijn, terwijl
345
de school tot opleidinf^ dier vroedvrouwen te Batavia is opge-
heven) als inlandsche vrouwen, Hoekoeu's, die zich zeiven de
kennis van accouchpiise toekennen.
De hanileh'nn:en dier dncknen's zijn bij de beschouwing der
inlanders uitfrebreid medegedeeld.
De Europeesclie vroedvrouwen genieten in de Europeesche
maatschappij algemeen, en in de Chineesche ^enififszins, een groot
vertrouwen; zij hebben een zoo gronten invloed op de dames,
dat haar raad bijna altijd hooger gesteld wordt dan die der
geneesheeren ; zij durven dan ook bijna alle verloskundige kunst-
bewerkingen verrichten ; geneesmiddelen toedienen, enz.; zien dik-
wijls met eenige minachting op die geneesheeren neer, welke bij
verlossingen worden geroepen ; willen die aan het verstand bren-
gen, wat zij moeten doen, en beroepen zich op hare groote onder-
vinding tegenover wetenschappelijke kennis, Zij hebben eene zoo
goed gevestigde positie in de maatschappij, dat tegen hare onwet-
tige handelingen even weinig maatregelen kunnen genomen wor-
den als tegen die der vroeger genoemde, practiseerende dames.
Wij behoeven ons niet op te houden met eene bespreking
der wettelijke bepalingen op de uitoefening der praktijk; vooral
de werkkring en de positie der geneesheeren is het onderwerp,
dat ik in het oog wensch Ie houden.
Het is billijk , dat de ofiicieren van gezondheid , die op de meeste,
kleine plaatsen civielen dienst te verrichten hebben , tegen eenige
geldelijke belooning, op groolere plaatsen de gelegenheid niet
ontnomen is particuliere praktijk uit te oefenen, in hun vrijen tijd.
De civiele geneesheeren beslaan uit twee soorten, namelijk de
stadsgeneesheeren te Batavia, Samarang en Soerabaija, die
ambtenaren zijn in een bijzondere betrekking, en uit civiele
geneesheeren , die geen ambtenaren zijn. Tn sommige gevallen
sluit het Gouvernement nog een soort van abonnement met een
geneesheer voor de behandeling van een gedeelte zijner amb-
tenaren of geëmployeerden, zooals bijv. voor de leeraren van
544
hel Gymnasium Willem III of voor hel mindere personeel bij
De sladsgeneesheeren op de drie genoemde plaalsen zijn amb-
tenaren in eene bijzonder positie. Zij bekleeden hun ambtelijke
betrekking als bijbetrekking bij die als practiseerend geneesheer.
Voor de meeslen hunner is de gewone praktijk hoofdzaak,
zijn hunne ambtelijke betrekkingen bijzaak.
Dal wordt door hel Gouvernement zelve erkend, zooals uit
feiten is gebleken. Hel bezit dus ambtenaren , met al de rechten
aan dien titel verbonden, als vast Iraclement, vrije overtocht
naar Europa , met hun huisgezin , verlofslraclement , wacht-
geld en pensioen, maar over wie hel niet verder kan beschikken,
nadat de benoeming lot stadsgeneesheer voor eene plaats is
geschied. Dat moge vreemd klinken, het feit is waar. Onte-
genzeggelijk lijdt in den regel de dienst, aan de sladsgenees-
heeren opgedragen, onder den invloed der particuliere praktijk.
Die dienst, welke ook voor andere personen belast met den
civielen geneeskundigen dienst dezelfde is, bestaat uit het toe-
zicht op de vaccine; het behandelen in en buiten de stadsver-
banden van publieke vrouwen, gevangenen, pradjoerit's, djajang-
sekar's, krankzinnigen, keltingi^angers, behoefligen (dat is ieder,
die het hoofd van het plaatselijk bestuur als zoodanig aanwijst),
mindere ambtenaren, en de inlandsche bevolking bij epidemiên,
in het algemeen bij ziektegevallen; het wekelijksch visiteeren
van prosliluées, dansmeiden, enz; de uitoefening der gerechtelijke
geneeskunde ; hel voeren der correspondentie over den geheelen
dienst en het aanhouden van de archieven daarover; — en voor
de sladsgeneesheeren, hel lidmaatschap der kommissiën van
geneeskundig toevoorzicht (dus publieke hijgiène) , hel afnemen
van examens, en de verzorging der zieken in enkele gestichten,
zooals het oude-mannenhuis tc fio^auio , het Chineesche hospitaal
aldaar, die zelfde gestichten te Samarang , plus de beide wees-
huizen, het bedelaarsgeslicht , enz.
De dienst der sladsgeneesheerea staal onder hel toezicht der
(lirigeerende officieren van gezondheid, als presidenten der kom-
missiën van geneeskundig toevoorzichl; die der civiele geneeslièe-
ren onder dal van den inspecteur van den civielen geneeskundigen
dienst, die zich met de drie honfplaatsen niet mag bemoeien.
Dit laatste hangt samen met het bestaan der bovengenoemde
kommissiën van geneeskundig toevoorzichl, terwijl er misschien
eenig verband beslaat tusschen de uitzondering der hoofdplaatsen
op den algemeenen regel en de bepaling, dat de eerste stads-
geneesheer (te Batavia) moet zijn medicinae doctor of het examen
moet hebben afgelegd voor officier van gezondheid der eerste
klasse, terwijl die eischen niet bestaan voor eene benoeming
tol inspecteur van den civielen geneeskundigen dienst.
Als men nu weel, dat in de civiele hospitalen of stadsver-
banden altijd honderde lijders zijn, onder welke steeds vele
belangrijke verwondingen en chirurgische aandoeningen; dal
hel getal der mindere ambtenaren met hunne gezinnen en der
behoefligen zeer groot is, dan begrijpt men gemakkelijk, dat
er geen lijd overschieten kan voor eene uitgebreide praktijk,
wanneer al die daarop recht hebbende menschen eerst krijgen
wat hun toekomt. Evenwel heeft degene, die de bepalingen
maakte en de tractementen der sladsgeneesheeren regelde, die
laatste zoo laag gesteld , dat geen geneesheer de genoemde
betrekking zou willen vervullen , als hij er geen particuliere
praktijk bij mocht uitoefenen; de wet zelve is oorzaak^ dat de
dienst niet behoorlijk wordt uitgeoefend.
Dal kan alleen goed gedaan worden , als de sladsgeneesheeren
zich geheel kunnen wijden aan hun dienst, door hen
voldoende te betalen , door hen het recht van praktijk , met
uilzondering van consulten, belangrijke operatiën enz. te
onlïeggen en hen geheel en al met andere ambtenaren, ook
ten opzichte der plaatsing, gelijk te stellen; want al acht
ik de zeer vele mutaliën verkeerd, zij kunnen somtijds noodig
zijn in hel belang van den dienst. Wil men de sladsgenees-
heeren dezelfde rechten geven als aan de officieren van
gezondheid, beneden den rang van hoofdofficier, dal wil zeggen,
346
wil men hun het recht tot gewone, particuliere praktijk laten
hehouden, dan is het, in alle gevallen, dringend noodig, dat
de boven hen geplaatste autoriteiten zorgen , hun de overtuiging
Ie doen bijblijven, dat de betrekking van stadsgeneesheer
de eerste plaats in hunne werkzaamheden behoort in te nemen,
de hoofdzaak moet blijven, en dus de particuliere praktijk bij-
zaak worden, evenals bij de militaire geneesheeren.
Dit onderwerp is niet aangenaam ter bespreking , omdat
daarbij schijnbaar beschuldigingen van plichtverzuim tegen be-
paalde personen wordt uitgebracht; dit denkbeeld is evenwel
verre van mij; ik beweer alleen, dat de bepalingen dwingen
lot het terugbrengen der dienstbezigheden van de stadsgenees-
heeren tot een minimum, zonder bepaulde plichtsverzaking,
omdat particuliere praktijk hen gelegenheid moet geven tot een
behoorlijk voorzien in de levensbehoeften; ik betoog alleen de
wcnschelijkheid, dat de macht hebbenden daarin verandering
brengen ten nutte van het algemeen.
De civiele geneesheeren hebben den bovengenoemden dienst,
maar zijn geen ambtenaren; zij ontvangen maandelijks ƒ200,
zonder pensioen, zonder recht op vrij«u overtocht bij terugkeer
naar Europa, of bij ziekten zonder verlofstraclement. Zij moeten
dus in hun levensonderhoud gedeeltelijk, in hunne toekomst
geheel, voorzien door de uitoefening der particuliere praktijk.
Op vele plaatsen is het aantal personen, die betalen kunnen
voor de geneeskundige behandeling, te klein om aan die civiele
artsen een eenigszins behoorlijk bestaan te verzekeren, nog
minder om in hunne toekomst te kunnen voorzien. Het
bewijs daarvoor vindt men in de voortdurende, vrijwillige ver-
plaatsingen dier geneesheeren, gepubliceerd in dc Javaschc Courant,
het olTiciecle nieuwsblad; zij probccrcn telkens of het ergens
anders niet beter gaat. FTunne positie is dikwijls niet benij-
denswaardig; zoo zij niet zorgen goede vrienden te blijven
met de hoofden van het plaatselijke bestuur, hebben zij altijd
door last van opdrachten, van hemoeielijking bij het krijgen
347
van transportmiddelen , ja zelfs bij de uitoefening hunner prak-
tijk, want het hoofd dor plaats geeft den toon aan; laat hij
een anderen (meestal militairen) geneesheer uit eon der nabij
zijnde plaatsen komen voor de behandeling van zich zeiven
of de zijnen, dan volgt een groot gedeelte van het publiek,
vooral van het gegoede publiek, en de civiele geneesheer lijdt
honger, 't Is treurig, maar waar; werkelijk geld maken, ge-
noeg om tamelijk onbezorgd de toekomst te gemoet te gaan,
is zeer moeielijk.
Particuliere geneesheeren, die als zoodanig uit fiVtropct komen,
hebben met zeer veel moeielijkheden te kampen ; zij hebben
weinig kans op praktijk. De particuliere geneesheeren, die
een goede, of een noemenswaardige praktijk hebben, zijn oud-
officieren van gezondheid, die zich in die kwaliteit een bazis
gevormd hebben , waarop zij verder hebben voortgebouwd.
Mij is maar een enkel voorbeeld bekend van een Engelschen
geneesheer, die zich dadelijk als particulier vestigde en geld
genoeg verdiende; van Nederlandsche artsen ken ik er geen.
Die Engelsche geneesheeren werden door hunne landgenooten
geholpen, voornamelijk aan praktijk onder de Chineezen, die
meestal gaarne hunne chefs of handelsvrienden aangenaam
willen zijn. Zij lieten zich, op Engelsche manier betalen en
offerden alle gemakken des levens gedurende eenige jaren op, met
het vooruitzicht van een betere toekomst «at home."
Het hier besprokene raakt vooral de finantieele zijde
van de praktijk; zij mag niet. buiten beschouwing blijven,
want men begint al spoedig te behoorcn onder die oudere
medici, waarvan een aardige opmerker getuigde, dat zij een
kleur krijgen, als zij niet worden betaald, terwijl jongere
dokters zulk een gelaatsverandering ondergaan , als zij wel
betaald worden. De finantieele kwestie is voor hem, die naar
een vreemd land vertrekt, eene hoofdzaak; was zij dat niet,
hij zou in zijn eigen land gebleven zijn. De hoop een hetero
548
toekomst daar te gemoet te gaan dan in zijn vaderland, deed
hem de, diliwijls overdreven voorgestelde, maar loch beslaande,
gevaren der verplaatsing trolseeren. Daarom breng ik die
zaak hier te sprake.
Een geneesheer heeft, om te kunnen leven, in den tegen-
woordigen tijd, zoo laag mogelijk gesteld, lo Batavia noodig
ƒ 1000 a ƒ 1200 's raaands; Samirang en te Soerabaija
iets minder, omdat hij minder paarden behoeft te houden; op
de binnenplaatsen minstens ƒ 400. De buitenposten komen
niet in aanmerking, omdat men dnar geen publiek vindt, groot
genoeg om een dokter van de praktijk te doen bestaan ; de
officieren van gezondheid, die er gevestigd zijn, voorzien vol-
doende in geneeskundige hulp.
Een nauwkeurig bijgehouden statistiek der ontvangsten van
twee geneesheeren , die beide eene groote praktijk te Batavia
hadden, omvattende een tijdperk van circa 3S jaren , heeft
geleerd, dat de pracliseerende arts aldaar gemiddeld / 2,35
per bezoek ontvangt; dat wil zeggen, als elke geneeskundige
handeling bij den zieke, dus: gewone visites zoowel als de
hooger betaalde consulten, verlossingen, operatiën, assistentie
daarbij, consulten buiten Batavia, brieven, avond-, middag- en
nachtvisites, voor één bezoek geldt, elk zoodanig bezoek / 2,35
opbrengt.
Daaruit b'.ljkt van zelve, hoeveel meer er verdiend wordt,
en zou worden ontvangen , als het publiek regelmatig betaalde.
Het verlies, om het zoo eens te noemen, is niet gering.
De prijs der visites is van / 2,50 tol / 5; voor consulten ,
de eerste maal / 25, de volgende keeren een dubbele visite;
lusschen 1 en 4 ure 's middags en van 8 lol 11 ure 's avonds
worden dubbele visites in rekening gebracht, evenzeer als voor
geappointeerde bezoeken; nachlvisites worden viermaal gere-
kend; assistentie bij operatiën bedraagt / 25; de operatiën
zelve worden berekend naar haar gewicht en naar de maat-
schappelijke positie der lijders; behoorlijk betaald worden zij
549
zeldzaam; het publiek heeft geen geld genoeg om Ie betalen,
zelfs niet volgens hel matige tarief der provincie Zuid- Holland.
Meer dan een lijder in ecu huisgezin betaalt niet afzonderlijk;
op kostscholen en dergelijke inrichtingen natuurlijk wel. Over
certificaten spreek ik later. Verlossingen worden gewoonlijk mei
/ 100 betaald.
Stadsgeneesheeren zijn verplicht zich, ten opzichte van het
berekenen der prijzen voor geneeskundige behandeling van
ambtenaren, wonende in hunne wijk, te houden aan de
bestaande bepalingen, die zich trouwens voor gewone visites
uitstrekken tusschen 2 en 6 gulden per visite.
Bij bezoeken op grooteren afstand worden, behalve de
transportkosten, grootere sommen gerekend, voor tijdverlies,
in den regel a / 1 per paal.
Sommige familieën abonneeren zich tegen een bepaalde som
per maand of per jaar.
Gewoonlijk wordt, na afloop van elk kwartaal, eene quitantie
geschreven voor geneeskundige behandeling, zonder nadere
specificatie. Vergelijkt men de rekeningen der Indische ge-
neesheeren met die van andere plaatsen, dan zijn die zeer
laag te noemen, vooral met het oog op de duurte der levensbehoef-
ten en de hooge, gedwongen uitgaven. Te Londen belaaltmen
een pond sterling per visite; te Singapore één guinje of een
pond sterling; in Australië evenzeer; in Europa gemiddeld
ƒ 0.73 tot ƒ 3 per visite, enz.
In vroegere jaren betaalden de Chineezen meer voor genees-
kundige behandeling en waren vrijgevig met geschenken. Thans
is dat veel minder bet geval. Toen een geneesheer aan een
zeer rijken Chinees een tamelijk hooge rekening zond voor de
behandeling van een niet langdurige, maar ernstige ziekte,
maakte de Cbinees aanmerking op de geeischte som. Bij
de opmerking van den geneesheer, dat die palient aan zijn
rechtsgeleerden raadsman veel lioogere sommen i)etaalde voor
somtijds minder ernstige omstandigheden, kon de man de op-
merking niel achterwege laten: »Dat is waar, maar eeii
350
nadvokaal moet ook lang over de zaak nadenken (perkara pikir),
r>en de dokier schrijft, in een oogenblik, alles op een klein
«papiertje".
De Indische geneesheeren ontvangen Ie weinig voor hun
werkzaamheden; zij hebben, vooral op de hoofdplaatsen, groole
uitgaven ten behoeve hunner praktijk. Te Balavia bijv. strekt
zich de ruimte, waarop het publiek woont, dat voor genees-
kundige behandeling in aanmerking komt, over eene oppervlakte
van ongeveer 28 vierkante palen uit; een paal is ongeveer 20
minuten gaans. Het is te begrijpen, dat voor de uiloefening
zijner werkzaamheden de geneesheer dus veel paarden noodig
heeft. Acht is wel het kleinste getal; want al heeft men een
kleine praktijk, de afteleggen afstanden zijn daardoor niet
verminderd ; integendeel een dokter, die een uitgebreide praktijk
heeft, kan zijne perken stellen en in sommige buurten geen
patiënten aannemen. Men moet volgens vertrouwbare opgaven
aannemen, dal het onderhoud van al wal tol het vervoer van
den geneesheer behoort, hem / 60Ü0 's jaars kost; andere
onkosten voor den practiseerenden arts zijn bekend: boeken,
tijdschriften, instrumenten, adminislratie-koslen, enz.
Het is opmerkenswaardig, dat het Gouvernement in sommige
gevallen erkent, dat de praktiseerende geneesheer voor de
uiloefening van zijn ambt onkosten heeft, in andere niet.
Zoo betaalt bij minder paardenbelasting dan anderen; maar
hel wordt niet erkend, bij de toepassing der wet op de patent-
belasting, dal hij uilgaven heeft, om zijn bedrijf op den be-
slaanden voel voort te zetten. De arls mag van zijn brulo-
inkomen niets aftrekken voor onkosten I
Dit zij voldoende om een denkbeeld te geven van den gang
van zaken, wat het pecuniëele deel betreft.
Mei uitzondering van de besproken inmenging der onbevoeg-
den, is de uitoefening der medische praxis in /nrf/c aangenaam.
De geneesheeren beklecden in de maatschappij eene goede
351
positie, zoo zij zelf geen aanleiding geven tol liet tegendeel.
Zij worden mei onderscheiding behandeld en in den regel
beleefd ontvangen. Op ongelegen lijden staal, met zeldzame
uilzonderingen, een voertuig van den patiënt ter hunner be-
schikking; dit is ook het geval, als de geneesheer met spoed
wordt geroepen; men kan er vrij zeker van zijn, dal de spoed
om te komen niet bijzonder groot is, als bel verzoek niet
gepaard gaat mei de komst van een vervoermiddel ; in negen
van de tien malen, dal de dokier met spoed geroepen wordt,
zonder dal er levens een rijtuig wordt gezonden, en hij dan
om een vervoermiddel vraagt, komt dat niet en wordt bijeen
later afgelegd bezoek hem medegedeeld, dat het zóó erg niet
was, of dat de paarden moe waren of iels dergelijks; uit
die mededeelingen blijkt dan, dat het er niets toe doet of de
dokier zelf moe was of zijn paarden waren afgereden: men
probeerde maar eens of hij menschlievend genoeg zou zijn
om te komen met zijn paarden, die er toch voor zijn.
Zoo mogelijk trachten de lijders, die voor de eerste maal
een geneesheer verzoeken te komen, bij tijds de aanvrage
daartoe Ie geven ; iels wal bijzonder van belang is met hel
oog op de groote, af Ie leggen afstanden. Daarom worden
ook meestal brieven aangenomen in de eeiie of andere apo-
theek, die ver van de woning des geneesheers gelegen is,
eene zeer te apprécieeren beleefdheid der apothekers. Te
Batavia is een gemakkelijke wijze, om den geneesheer te waar-
schuwen, dat men hem noodig heeft, door het bevestigen van
een klein vlaggetje aan den ingang van bet erf; dit kan
altijd geschieden langs de wegen , waarvan men zeker weet,
dat de dokier er dagelijks voorbijkomt; hel uitsteken dier
vlaggetjes, waarvoor elke arts zijn eigene kleur kiest, heeft
het dubbele voordeel van de kans Ie verminderen om tweemaal
denzelfden weg Ie moeten rijden en tevens, van de patiën-
ten niet, gedurende soms een paar uren, van een hunner
bedienden te outrooven.
De beste manier, die een patiënt kan aannemen, om zijn
(lokier Ie ontbieden is het zenden van zijn visitekaartje, met
den naam van den gewenschten geneesheer er op geschreven;
die manier wordt veel gevolgd, heeft het voordeel van kort
Ie zijn en bovendien duidelijk; men behoeft dan geen onlees-
bare handteekeningen te ontcijferen. Mondelinge boodschappen
hebben alle kans om niet goed of in het geheel niet Ie recht
te komen; brieven of kaartjes worden ontvangen en op eene
aangewezen plaats neêrgelegd ; mondelinge boodschappen komen
soms bij een paardenjongen, een naaister of een baboe te recht
en worden dan vergeten; maar al ontvangt men die zelve,
dan zijn meestal de Europeesche namen zoo verknoeid, dat
zij onherkenbaar ziju. Is het onbescheiden voorbeelden Ie
geven ? Ik hoop het niet ! Sommige oud inwoners worden
door de gansche bevolking bij hun voornaam genoemd, en
ieder kende, te Batavia, toewan Piet, njonja Kooljie, enz.
Dat is dus niet lastig, terwijl die personen ook gewoonlijk
denzelfden geneesheer sedert jaren hebben.
Maar andere namen worden allervreemdst veranderd tot
onherkenbaar wordens toe; zoo bijv. om algemeen bekende
namen en hunne wijzigingen te noemen :
FÜRST
wordt Pioes ,
Van Haeften
»
Panaslerl ,
Gaymans
»
Hemmes ,
Galois
»
Halowa ,
Van HtJUT
»
Panwiel ,
Devonshire
»
Dipoengsir ,
In 't Velt
»
Empel ,
Cressonnier
»
Karsanjee ,
Lantius
»
Lantoes ,
LORRAINE
»
Leuring ,
Van der Burg
Samborok, enz.
onder den laatst vermelden naam werden mij wel brieven
toegezonden door Europeanen, die dien naam van inlanders
of Chineezen zoo hadden verslaan. Dal die veranderingen zeer
583
lastig kunnen zijn is duidelijk; het is mij gebeurd, dat ik bij
een cholera-lijderes geroepen werd, met een mondelinge bood-
schap, maar na vier vergeefsohe pogingen het zoeken naar de
patiënt moest opgeven; eerst twee dagen later vernam ik, wie
mij had laten roepen en werd het mij gelukkig, na bespre-
king, niet euvel geduid, dal ik de patiënt niet had kunnen
vinden. Er zijn lachverwekkende vergissingen door zulke
boodschappen hekend.
De gewone tijd van den dag, waarop geneeskundige visites
worden afgelegd is van *s morgens 7 tol 's middags één ure ,
en in den namiddag van 5 — 8 ure. Men kan aannemen , dal
in de Europeesche praktijk gemiddeld zes visites per uur kun-
nen worden gemaakt; in de praktijk onder Chineezen veel
meer, omdat zij dichter bij elkaar wonen en er geen praatjes
worden gemaakt. De Zondag is, in den regel, de drukste dag;
dan zijn de heeren niet op hunne bureau*s of kantoren en de
kinderen niet naar school; dal is dus een geschikte dag om
den dokter eens te raadplegen.
Ten opzichte van het aantal visites mag men aannemen,
dal duizend visites, gemiddeld 's raaands gemaakt, niet mogen
worden overschreden om de gezondheid van den geneesheer
niet Ie benadeelen en lijd genoeg te laten voor behoorlijk
onderzoek. Bij dat gemiddelde komen dan van zelf dagen voor,
die zooveel te doen geven, dal hel werk over de hand loopt;
wat vooral hel geval is, als men een paar ernstige zieken heeft,
die ver van elkaar wonen en meermalen daags moeten worden
bezocht.
Nog iels over de vervoermiddelen ; hel is van veel belang
een goed rijluig Ie hebben; de keuze daarvan hangt af van
persoonlijken smaak. Drie voertuigen komen op de hoofdplaatsen
vooral in aanmerking; de railord, de coupé en de palankijn.
De overige rijtuigen zijn Ie zwaar, of die voor één paard Ie
lastig in het gebruik. In een milord zil men gemakkelijk,
23
5B4
maar het in- en uitstijgen met gesloten kap is lastig; als er
geen bekleedsel van den bok naar de kap is aangebracht, hin-
dert de zon voortdurend, brandt op de schoenen en men kan
niet goed lezen-, men is slecht beschut tegen regen en wind.
Een coupé is beter, maar biedt niet veel ruimte aan om wat
mede Ie nemen.
Een palankijn met schuifdeuren heeft een geheele bank
vrij, beschut goed tegen regen en zon, laat veel lucht door-
slrooming toe, maar is gewoonlijk zwaar.
Voel ruimte in het rijtuig is aangenaam, omdat men boeken
mede neeral voor studie of lektuur en gewoonlijk een trommel
of een kislje met instrumenten en eenige geneesmiddelen, die
onmiddelijk te pas kunnen komen. Zulk een trommel is
noodig, mét het oog op den grooten afstand, waarop men
zich dikwijls van huis of van eene apotheek bevindt; er
behoort in te zijn: een trousse, eenige tandinstrumenten ,
een stethoskoop, een of meer Ihermomelers , een oog- en
een oorspiegel, eenige naalden lot verwijtiering van vreemde
lichamen uit het oog, liechlingsnaalden en draden, een
tourniquet, een spuitje voor onderliuidsche iiijecliën, een
verlostang, een paar windsels en eenige geneesmiddelen,
zooals laudanum, morphine-Ojdossing en bloedslel|)ende middelen.
Men kieze dus een gesloten rijtuig, coupé of pahinkijn, voor
de morgenvisiles, een milord voor de middagprakttjk.
Luxe behoeft daarin evenmin te beslaan als in de keuze
van paarden, waarvan de gewone iolaiidsciie , Javaansche
paarden het best zijn voor het rondrijden; zij zijn sterk en
taai, vooral ais men licht, inlaiidsch tuig bezigt; zij zijn gned-
kooper dan andere paarden en bieden beter legenslaud aan de
invloeden van het weder. Bij de verzorging der |)aarden is
hel goed veel toe te geven aan hel bijgeloof der koetsiers,
waarover ik niet verder zal uitweiden; alleen leeken ik dit
aan, omdat verzet tegen den wil der knel.siers niet zelden bet
gevolg heeft, dat de paarden dood gaan; want zulk een inlan-
3ÖÖ
der wil in den regel, coüle que coüle, geUjk hebben in zijné
beweringen omtrent voeding, verpleging, enz.
In de binnenlanden zijn veel zoogenaamde araéricaines in
gebruik, vooral tot het afleggen van groole afstanden; ook
wordt daar wel te paard gereden, speciaal bij inspectiën over
de vaccine, enz.
De regeling der vaccine in Nederlandsch-Indië zal bij de be-
spreking der pokken beschreven worden.
Bij heerschende epidemieën, vooral koorts-, pokken- en cholera-
epidemieën, wordt de behandeling der inlandsche bevolking
opgedragen aan geneeskundigen , die naar de plaats des onheils
worden gezonden. Gewoonlijk zijn zij officieren van gezond-
heid; ook wel de inspecteur van den civielen, geneeskundigen
dienst; de behandeling is gewoonlijk globaal, in massa; indivi-
dueele behandeling is onmooglijk, daarom wordt een algemeen
geneesmiddel verstrekt, dat door assistenten en inlandsche
hoofden wordt uitgedeeld, waarbij somtijds ook voedingsmid-
delen van regeeringswege worden gegeven. Dat daarbij zeer
veel knoeierijen plaats vinden is van algemeene bekendheid ;
vooral is verkoop van de medicijnen , die gratis moeten ver-
strekt worden , algemeen ; het tegengaan daarvan behoort tol
de handelingen der politie.
De uitoefening der gerechtelijke geneeskunde, vooral bestaande
in het uitbrengen van adviezen, heeft meeslal weinig beteeke-
nis. De visa leperla zijn zeer kort en zakelijk, en bepalen
zich, in den regel, tot het beschrijven cener verwonding ; zooals
van zelve spreekt, is dit vooral van toepassing op de inlandsche
bevolking, terwijl op afgelegen plaalsen, dergelijke visa reper-
ta wel worden opgemaakt door inlandsche hoofden. Voor
Europeanen komt er meestal een geneesheer bij Ie pas; eene
rnoeielijkheid daarbij is de zeer snelle verrotting in het vochtige,
heele klimaat. Scheikundige onderzoekingen Mj inloxicatiën
356
hebben meestal hooger waarde, omdat de verrotting daarbij
dikwijls van veel minder, of van geen invloed is.
Niettegenstaande heel wat bepalingen, reglementen, enz. staat
de geneeskundige politie niet hoog. Het zoo belangrijke onder-
werp der prostitutie is in een algemeen reglement opgenomen,
maar dal reglement is niet overal toepasselijk, terwijl in bijna
elke residentie de bepalingen verschillen. De ingeschreven pro-
slituées worden eens of tweemalen 's weeks door den eenen of
anderen geneeskundige onderzocht; maar haar getal smelt weg bij
het groote aantal vrouwen, dat zich aan clandestiene prostitutie
overgeeft. Het is niet gewaagd te zeggen, dat het gemakke-
lijker zou zijn het kleine cijfer te bepalen der vrouwen, die geen
prostituée zijn, in den uitgestreksten zin van het woord, dan
omgekeerd; dat ziet vooral op de inlandsche maatschappij en,
zooals wij vroeger zagen, is het vrij goed van toepassing op
die der kleurlingen; ten minste in de groote steden kan die
uitspraak gelden. In de kampong's, in de binnenlanden, is
dat wellicht minder het geval. In enkele gedeelten van den
Indischen Archipel is prostutitie eene zonde, die met den dood
wordt gestraft, zooals bijv. bij de zoo weinig beschaafde
bewoners van het eiland Nias.
Het is moeielijk zich een denkbeeld te vormen van het aantal
geneeskundige cerliBcalen, dat van de dokters wordt gevorderd.
Vooraf wensch ik, als mijne persoonlijke meening te doen ken-
nen, dat de geneesheer nimmer afgegeven certificaten, van welken
aard ook, afzonderlijk in rekening moet brengen. Een certi-
ficaat is noodig of niet noodig; in het eerste geval staat het
gelijk mei een mondelingen of schriflelijken raad, met een recept,
waarvoor men ook geen afzonderlijke betaling eischl; in het
tweede geval geeft men het niet af. Ik acht hel strijdig met
de waardigheid van den geneeskundigen stand, door hel eischen
van buitengewone betaling voor een certificaat, demogelijkheid
eener beschuldiging te doen ontslaan, dal men certificaten ver-
557
koopt. Slechts korten lijd heb ik voor certificaten afzonderlijk
gerekend, in den tijd toen wij aan de onleerende bepaling
waren onderworpen, dat elk cerliBc:;at afgedreven, op den ambtseed,
nog eens mondeling moest worden beëedigd; het was billijk,
toen zich den verloren tijd voor een tocht naar het residentie-
bureau te doen betalen. Ik rekende in één geval zoo hoog
aan een armen lijder, dat ik hem tevens kon verzoeken zich
daarover te i)eklagen; daardoor kwam ik in de gelegenheid de
zaak ernstig ter sprake te doen brengen, en ik erkende dadelijk
met dat doel gerekend te hebben; mijn wensch, de overtollige
en onteerende, mondelinge beëediging te zien vervallen, werd
daardoor vervuld.
Eene uitzondering op he' bovengezegde maken certificaten,
waarop de bandleekeningen van meer dan een geneesheer wor-
den gevorderd, zooals dat dikwijls voor chefs of geëmploieerden
van handelshuizen bepaald is bij vertrek naar Europa wegens
ziekte; de geneesheeren , die daarbij den gewonen medicus in
zijne verklaring sleunen, beschouwen zich als consulenten, en
te recht. Verder behooren afzonderlijk betaald te worden uil-
gebreide stukken voor gerechtelijk onderzoek, en hel beantwoorden
der vragen door maatschappijen voor levensverzekering gesteld.
Zij ei»chen keuringen, onderzoekingen van bijzonderen aard,
veel tijd, soms afzonderlijke studie en behooren dus ook afzon-
derlijk te worden gehonoreerd. lu Indië bestaat de goede ge-
woonte, dat die maalschappijen den geneesheer betalen, die advies
uitbrengt; het gewone honorarium voor elk advies is ƒ 25.
Welke certificaten Avorden al zoo gevraagd ? Ik zal er eeni-
gen opsommen, waarvan velen ook in Europa voorkomen, anderen,
naar ik meen, alleen het gevolg zijn der Indische, administratieve
bepalingen.
De belangrijkste verklaringen, in hunne gevolgen, zijn ge-
woonlijk die, ten behoeve van ambtenaren, voor een lijdelijk
vertrek naar Europa, of naar de binnenliinden lol herstel der
gezondheid, welke laatste somtijds een langdurig verblijf als
noodzakelijk aanwijzen en dus tot overplaatsing aanleiding
388
geven. Reeds werden de aanwijzingen vnor dergelijke verkla-
ringen uit een gezel. De vorm, waaronder die certificaten worden
geëischt is slecht; hij is deze:
«Geneeskundig certificaat.
oDe onderge'.eekende, praktiseerend (stads-, civiele, enz.)
• geneesheer te verklaart, op den eed bij de aanvaar-
r>ding zijner heirekking afgelegd, dat hij een verlof voor den
• lijd van minstens naar .... dringend noodzakelijk
«acht tot herstel der gezondheid van
«(datum)
"Handteekening"
De cursief gedrukte woorden worden door de voorschriften
geëischt: ook moet de plaats, waarheen de lijder zal gaan
nauwkeurig worden aangewezen, en, zoo die plaats ver afligt,
met redenen worden omschreven, waarom geen dichter hij
gelegen plaats kan worden verkozen.
Mijne bezwaren tegen dien vorm zijn 1°. de uitdrukking «op
• den eed bij de aanvaarding zijner betrekking afgelegd"; som-
migen hebben den Hippocratischen eed gedaan ; anderen alleen dien
als officier bij het leger ; weder anderen den eed voor den Raad
van Justitie, gevorderd bij Resolutie van 15 November 1829,
No. 12; enkelen dien, toen zij benoemd werden tol stadsge-
neesheer. De uiy'drukking is dus onjuist en zou moeten zijn :
«op den eed daartoe afgelegd," of «op zijnen ambtseed".
Ook het woord «verlof" moest vervangen worden door «ver-
blijf*'; dat laatste gaal den geneesheer aan, hel toeslaan van
verlof is een administratieve, geen medische, handeling.
De woorden «dringend noodzakelijk" zijn even zeer een slecht
gekozen vorm ; zij vallen in dezelfde kategorie van verklaringen
als die voor krankzinnigen vereischt worden , welke niet aan
behoorlijke behandeling in een geslicht kunnen worden onder-
worpen, of er inoel verklaard worden, dal zij gevaarlijk zijn
voor hunne omgeving. Men kan immers een verblijf in een
koeler klimaat hoogst wenschclijk achten, zonder dat er levens-
gevaar bestaat voor den lijder, als bij op de plaats zijner inwo-
559
ning blijft, of zonder dat men met zekerheid kan zeggen, dat
hij daar niet herstellen kan. Dan is de verplaatsing, stricte
dictii, niet dringend noodzakelijk. Zooals de bepalingen nu zijn
wordt de medicus gedwongen , als hij eene verplaatsing nuttig
of zeer wenschelijk acht, die dringend noodzakelijk te noemen;
de humaniteit eischt in dat geval den wettelij ken vorm te volgen,
ook al zou men liever een andere uitdrukking bezigen.
Het zou zeker gunstig zijn, zoo de bepaling bestond, dat
elke ambtenaar, als dat maar eenigszins mogelijk is, jaarlijks
het recht had op eene vacantie van bijv. veertien dagen, waarin
hij dan rust kon nemen of van de kustplaatsen zich , op eigen
kosten, kon verplaatsen naar de bergstreken. Dan zouden de
certificaten, wegens vermoeidheid, niet meer behoeven te
worden afgegeven, terwijl de medicus die thans niet mag
weigeren.
Een zeer vreemde bepaling (waarvan somm'ge autoriteiten
beweren, dat zij in 1881 is ingetrokken, anderen, dat zij nog
bestaat) is hel, dat aan ambtenaren, die een binnenlandsch
verlof wegens ziekte hebben genoten, na afloop van elke maand
verlenging er van, een nieuw certificaat moet worden afgegeven,
waarin, alweêr onder eede, wordt verklaard, dat de genoten
verlenging van verlof, wegens ziekte, dringend noodig geweest
is; zonder die verklaring wordt hun, over die maand, geen
traktement uitbetaald. De bedoeling van dat alles is mij niet
duidelijk; de beweeggronden zijn mij onbekend; het eenige
nut er van, dat ik vinden kan, is de opbrengst van zestig
centen, die als prijs voor het zegeltje in 's lands kas vlf^eien.
Certificaten voor eene overplaatsing zijn van denzelfden vorm
onpfeveer; daarbij wonlt gewoonlijk geen bepaalde plaats
genoemd, maar de plaalsing in een koel klimaat voor onbepaal-
den tijd, als noodig aangewezen.
Als regel meen ik (e mogen stellen, dat de geneesheer zeer
vrijjïevig moet zijn met de verklaring, dat een verblijf binnen
's lands, liefst zoo weinig m)geli)k uit de l)uurt, noodig is;
maar streng behoort te wezen in de eischen, die bij zich stelt,
360
voor eene verklaring, dat een vertrek naar Europa noodig is.
Mij is, bij het bespreken dezer zaak, wel eens gezegd, dat een
praktiseerende geneesheer alleen te maken heeft met den toe-
stand eh den wil van den lijder en niets met de gevolgen, die
zijne verklaring voor het land heeft. Die redeneering schijnt
mij onjuist; er wordt geen certificaat afgegeven ten voordeele
van den een, of het heeft een nadeel voor een ander; onver-
schillig of het nadeel personen, den staat, den dienst of wat
dan ook betreft; de geneesheer moet, als eerlijk man en ge-
trouw aan zijn eed, de belangen zijner lijders ook hierin behar-
tigen, maar mag niet uit het oog verliezen, dat de hem geschonken
macht geheel is gegrondvest op een onbepaald vertrouwen in
zijne eerlijkheid. Hij beschikt door zijne verklaring over de
uitgave van duizende en nogmaals duizende guldens; daarmeê
moet hij rekening houden, ook al is hij niet in dienst van
den staat.
Het gouvernement is, ten opzichte van burgerlijke ambtenaren
voldaan met de verklaring door één bevoegden geneeskundige
afgegeven en , al is die verklaring niets dan een advies, slechts
hoogst zeldzaam, als er zeer dringende en afdoende redenen
van anderen aard bestaan, wordt van dal advies afgeweken
en de ambtenaar, wien het geldl, bijv. op wachtgeld gesteld
of pensioen verleend. Nu de zaak eens zoo geregeld is, verdient
het goedkeuring, dat aan die geneeskundige adviezen hooge,
bijna absolute waarde wordt gehecht; aan de medici staat het,
Ie zorgen, dat die waarde niet vermindere. De beide hoofd-
factoren daartoe noemde ik reeds; zij zijn: strikte eerlijkheid
en hel niet in rekening brengen van het certificaat.
Men staat bloot aan misleiding; dat was al zoo in Rachel's
tijd en de voortgaande beschaving en ontwikkeling maakt die
gemakkelijker; maar men misleide niet anderen. Treurig is
hel, dal somtijds beslaand of in het vooruilzicht zijnd broods-
gebrek voor vrouw en kinderen, er toe leiden kan eene verklaring
af te leggen, die niet geheel juist is. Men bedenke hierbij, wal
361
ik schreef over de somtijds gelieele afhankelijkheid dei' genees-
kundigen van de hoofden van bestuur.
Ik acht den legenv^roordigen gang van zaken, in dat opzicht,
slecht.
Voor militairen wordt de verklaring eener kommissie gevor-
derd, bij het noodzakelijke van een vertrek naar Europa; voor
vele particulieren, vooral in den handel, evenzeer ; waarom dan
niel voor civiele ambtenaren ? Men zegt, dat het zenden naar
de plaatsen, waar zich eene kommissie bevindt , van degenen ,
die in aanmerking zouden komen, te veel geld zou kosten door
reizen en overplaatsen; ik ben overtuigd dat deze uilgaven veel
geringer zouden zijn dan thans die voor verloven naar Europa.
Voor de verloven binnen 's lands is de verklaring van één
geneesheer voldoende. Voor die naar Europa, of naar wij
wenschen ook naar Australië, zouden kommissoriale certificaten
noodig zijn. Ik zou eene regeling wenschen, die ik hierbij in
*t kort opgeef, als of zij er reeds was, terwijl opmerkingen
tusschen haakjes geplaatst zijn.
Aan eiken Europeeschen ambtenaar kan, wegens ziekte, een
verlof, voor den tijd van niet langer dan twee jaren, builen
Nederlandsch-lndië worden toegestaan.
Dit verlof kan, na eene kommissie van deskundigen gehoord
te hebben, in Europa tweemalen worden verlengd, telkens voor
den tijd van zes maanden.
De ambtenaar, die voor een verlof wegens ziekte buiten
Nederlandsch-lndië in aanmerking komt, moet daartoe een, onder
eede, afgelegde verklaring overleggen van zijn gewonen genees-
heer, waaruit de noodzakelijkheid of de wenschelijkheid van
een verblijf gedurende een zekeren tijd in een gematigde
zóne blijkt.
(In verband met het gezegde op pag. 358 zou zulk een
certificaat moeten luiden :
"Ik ondergeleekende, .... geneesheer Ic . . . . verklaar,
• op mijtien ambtseed, dal de gezondheidstoestand van ... ,
362
• zoodanig heefl geleden, dat zijn herstel in Nederlandsch- fndië
«niet waarschijnlijk (niet mogelijk) is (dat het verblijf in
»de koele bergstreken van Nederlandsch- Indië gebleken is niet
«voldoende Ie zijn tot herstel), zoodat ik een verblijf in
» Nederland (Europa, Australië, enz) voor hem noodig
»(v\renschelijk) acht, gedurende den tijd van minstens
• enz. enz.'*
Dit is geen bezwaar voor personen op plaatsen, waar geen
dokter is; zij moeten nu evenzeer een certificaat overleggen )
De ambtenaar, aan wien zulk een certificaat is afgegeven,
verkrijgt daardoor het recht zich te begeven naar de dichtst
bij zijne woonplaats gelegen plaats, waar een geneeskundige
kommissie, als onder bedoeld, is gevestigd.
Die geneeskundige kommissie onderzoekt, des gevorderd met
voorlichting van den behandelenden geneesheer, het geval en
geeft, bij overeenstemmende meening, daarvan blijk, door het
bestaande certificaat voor «gezien" te teekenen. Bij verschil
van meening lusschen den onderteekenaar en de kommissie
wordt het certificaat niet voor gezien geteekend en heeft dan
geen verdere waarde. Diezelfde kommissie bepaalt de al of
niet noodzakelijkheid van een verhoogil verlofstraktement wegens
ziekte, volgens de bestaande bepalingen, door bij het woord
gezien, in het eerste geval te voegen: «voor verhoogd verlofs-
traktement."
(Deze regeling voorkomt het afgeven van certificaten wegens
ziekte, uit verkeerd begrepen humaniteit; thans komt het wel
voor, dat een ambtenaar recht heeft op verlof wegens langdu-
rig, onafgebroken verblijf in Indië, gedurende 12 of 15 jaren,
maar, zonder ziek te zijn, het medelijden van den geneesheer
tracht op te wekken en door een certificaat een hooger verlofs-
trakleinent wenscht machtig te worden. Reeds vroeger wees
ik er op, dat dit niet altijd noodig is; het schijnt mij alleen-
verantwoord in de gevallen, genoemd op pag. 515.)
De bedoelde, geneeskundige kommissie bestaat uit drie be-
voegde geneesheeren en kan gevormd worden, op elke plaats,
waar meer dan Iwee bevoegfle geneesheeren gevestigd zijn.
Waar meer dan drie zulke geneesheeren wonen, wordt de
kommissie gevormd volgens een rooster, dat de president in
bewaring heeft; op dat rooster komen voor alle officieren van
gezondheid, stads-, civiele en particuliere geneesheeren ter plaatse
aanwezig. De leden voor elke kommissie worden steeds door
den president aangewezen; zij worden niet langer dan voor
ééne enkele maal benoemd en aan den lijder wordt niet vooraf
medegedeeld, wie in de kommissie plaats neemt.
(Deze laatste bepaling is noodig in het belang der geneeshee-
ren; immers, indien van te voren bekend gesteld wordt, wie
in de kommissie plaats neemt, of als zij benoemd wordt voor
een zekeren lijd, zullen alle belanghebbenden zich uitsluitend
lot hare leden wenden ter behandeling).
Als president treedt op de oudste officier van gezondheid
in rang of de oudste geneesheer in jaren.
(Hel laatste voor het thans nog ondenkbare geval, dal in
Indië drie burgerlijke geneesheeren op eene plaats zouden zijn,
waar geen officier van gezondheid gevestigd is. Als regel zal
nu de president een dirigeerende officier van gezondheid zijn ,
aan wien de praktijk is ontzegd en die dus op een geheel
neutraal standpunt staat. Op dit oogenblik (Maart 188?) bevin-
den zich drie of meer geneesheeren op de volgende plaatsen :
Batavia, Buitenzorg (met Batoe loelis), Samarang , Willem ƒ,
Djokjokarla, Scerabaija Malang , Padang , Fort de Koek, Atjeh,
Makassar , terwijl des noods nog kommissiën kunnen gevormd
worden te Bandoeng of te Tjandjoer; misschien ook op andere
plaatsen door oproeping van een dichl bij zijnden of toevallig
aanwezigen geneesheer.)
Over den ambtenaar, voor wien de kommissie een vertrek
niet noodzakelijk acht, wordt nader beschikt; hij wordt be-
schouwd gedurende zijn reizen naar de kommissie, het verschijnen
daarvoor, en, bij weigering van het certificaat, ook daarna lol
zijne wederplaatsing, als in diensl op reis te zijn, maar zon-
der daggeld.
564
Het advies der kommissie is eene uitspraak in het hoogste
ressort; aan het Gouvernement hlijfl het overgelaten, dat advies
al of niet op te volgen door toestaan van verlof of door
pensioneering, enz.
De ambtenaar, voorzien van het eerstgenoemde certificaat,
is verplicht, onraiddelijk na aankomst, bedoeld stuk aan den
president der kommissie te zenden. Geschiedt die inzenriing
niet binnen 12 uren na zijne aankomst, dan verliest daardoor
de lijder zijn recht op reizen in dienst voor deze omstandigheid.
De president roept de kommissie bijeen, hoogstens 24 uren
nadat hij het cerliflcaal heeft ontvangen.
De president en de leden des kommissie hebhen geen recht
op geldelijke belooning voor dien arbeid. Elke geneesheer is
verplicht aan de oproeping te voldoen; alleen ziekte is een
verontschuldiging tot weigeren.
Alle ambtenaren zijn aan deze bepalingen onderworpen, met
uitzondering van den Gouverneur-Generaal. Ten zijnen opzichte
wordt, voor een verlof wegens ziekte buiten Nederlandsch-Indië,
het advies uitgebracht door de kommissie, genoemd in artikel
17 van het Regeerings-Reglement, welke kommissie beslaat
uil »het hoofd van de geneeskundige dienst, den oudste in
«rang van de ter plaatse aanwezige ofTicieren van gezondheid
»en den stads-geneesheer te Batavia". (Het is zeker wel de
bedoeling om onder het hoofd van den geneeskundigen dienst te
verstaan den Chef van dien dienst en niet den Direkleur vau
Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, evenzeer als waarschijnlijk
de eerste stadsgeneesheer bedoeld is.)
Door het vorenstaande heb ik mijne persoonlijke meeningen
omtrent die certificaten en den gang van zaken daarvoor, naar
hel mij toeschijnt, voldoende uil een gezet. De macht, thans
aan praktiseerende geneeslieeren toegekend, is veel Ie groot.
Indien het mogelijk was door letters personen voor te stellen ,
zonder dat zij in de kleine, Indische maatschappij onmiddelijk
herkenbaar waren, zou ik zeer sprekende voorbeelden kunnen
365
geven van de werkelijk valsche posilie, waarin hel Gouverne-
ment kan gebracht worden door die certiGcalen.
De weiischelijkheid, door sommigen verdedigd, om alle Eii-
ropeesche ambtenaren, na een onafgebroken, lienjarig verblijf
in Indië, per se een verlof naar Europa te geven , kan ik niel
beamen. Mij schijnen de l)ei=laande iiepalingeii voor verlof
na een 15-, onder zekere omstandigheden na een 12-jarig,
onafgebroken verblijf voldoende.
Dit zij genoeg om aan te loonen , dal de geheele zaak der
buitenlandsche verloven eene belangrijke herziening behoeft, wat
trouwens meermalen erkend is. Zulk eene herziening zou moe-
ten geschieden door personen, die de zaak goed kunnen be-
oordeelen en die zelve er geen het minste belang bij hebben ,
haar te laten, zooals zij thans is; dus in iVerfer/a?trf, door oud-
ambtenaren uit Indië, onder wie een der vroegere chefs van den
geneeskundigen dienst en liefst ook een geneesheer, die in de
particuliere praktijk den gang van zaken heeft leeren kennen.
Wat zou het ook voor de practici oneindig aangenamer zijn,
zoo zij, in ziektegevallen, die niet aan de groote klok worden
gehangen, geen kans meer liepen rechtstreeksche of zijdeling-
sche beschuldigingen te hooren van een ambtenaar aan een
certificaat te hebben geholpen ; de eerbied, door het Gouver-
nement voor dergelijke verklaringen geloond , zou dan ook
bestaan bij de individuën zelve, terwijl thans velen zich niet
ontzien aanbiedingen te doen tol het verkrijgen van zulk
een papier, of chefs voor hunne onderschikten een verlof trachr
(en te krijgen wegens ziekte, omdat zij hen wel om andere
redenen wenschen kwijt te zijn. Dergelijke verzoeken zijn
alleen het gevolg van de meening, dal er wel verklaringen
worden afgegeven, die niet volkomen juist zijn.
Bij de certificaten vooral moet de geneesheer voor zich zeiven
voldoening vinden in de overtuiging, dal hij handelde volgens
zijn beste welen, bona fide , en een tegenwicht tegen de soms
hoogst onaangenaame opmerkingen daarover.
566
Verder worden ook in Indtë allerhande cerlificaten vereischl,
die overal nu en dan voorkomen als : voor geschiklheid of
ongeschiklheid voor den eenen of anderen dienst ; voor afwezig-
heid bij trouwplechtigheid, bij gerechtelijke verhoeren, op de
bureau's; voor de begrafenis bincen den vastgeslelden termijn;
voor den dood door natuurlijke oorzaken ten behoeve van levens-
verzekering, enz. enz.
Alleen de cerlificaten voor ondergane vaccinatie moeten nog
met een woord besproken worden. In den regel wordt het
inenten zelf gedaan door inlandsche ambtenaren, daartoe
afzonderlijk opgeleid en benoemd ; zij heeten mantri Ijatjar, vacci-
nateurs. Het is billijk aan die, gewoonlijk zeer geoefende mannen,
de inenting over te laten, onder medisch toezicht, omdat zij
daarin een gedeelte van hun bestaan vinden. Wenschen ou-
ders hunne kinderen door den medicus te zien gevaccineerd, dan
is daartegen natuurlijk geen bezwaar, maar tchijnt het billijk
dan toch den mantri tjaljar eene vergoeding te geven.
De verklaringen in Indië afgegeven zijn dus in vorm ver-
schillend met die in Nederland. Voor de toelating op de scholen
is het voldoende op gewoon papier te schrijven, dat N. N.
met goed gevolg is ingeënt, of dat hij de duidelijke
kenteekenen draagt van met goed gevolg te zijn gevacci-
neerd. Maar bij vertrek naar Europa is hel lastig, als men
geene goed ingerichte certificaten heeft afgegeven. Daarom
geef ik aan de kinderen, die door mij, of onder mijn toezicht,
zijn ingeënt, dadelijk na afloop van het proces, eene verkla-
ring op zegel (van 25 centen); »dat N. N. met goed gevolg
»is gevaccineerd, dat de pokken een normaal verloop hebben
» gehad en goed gevormde litteekens hebben nagelaten."
Staal er dat niet alles in, dan worden zulke verklaringen niet
zelden van onwaarde geachl.
Ten slotte omlrent de certificaten, in het algemeen, nog de op-
merking, dat de geneesheer wel doet, met daarin niets minder,
maar ook niets meer te zeilen dan noodig is.
Zoo is hel voldoende voor de verklaringen, dat een verblijf
^61
in Europa of in een koel klimaat noodzakelijk is, alleen te
spreken van: »lot herstel der gezondheid" of «wegens ziekte",
en daarbij geene diagnose te noemen, waaraan, in den regel,
niemand iels heeft, maar die somtijds onaangenaam is voor
den patiënt, In de certificaten voor militairen wordt het noe-
men van een ziektenaam vereischl ; evenwel, als die openbaring
voor den lijder minder pleizierig is , heeft men toch algemeene
termen, die niet veel zeggen, zooals : langdurige koorts, kwaad-
sappigheid, buikziekte, huidziekte, enz.
In de certificaten, afgegeven aan ongeschikte dienstplichtigen
voor de schutterij moet men daarentegen alleen constateeren
aan welke ziekte de candidaat-schutter lijdt, maar de heoordeeling
der geschiktheid of ongeschikheid voor den dienst overlaten aan
de officieren van gezondheid. Wenscht men de aandacht dier
officieren te vestigen op het meer of min hevige van den ziekte-
vorm, dat somtijds niet dadelijk in het oog loopt, dan geschiede
dat door een particuliere mededeeling en niet op het certificaat.
Kortheid en duidelijkheid is voor elke verklaring een eerste
vereischle.
De verhouding der geneesheeren onderling is gewoonlijk zeer
aangenaam en zoo goed, als men dat wenschen kan ; zeker
draagt veel daartoe bij, dat verreweg de meerderheid hare
opleiding genoot aan dezelfde inrichting voor medisch onderwijs
en dat de leerlingen van zeven achtereen volgende studiejaren
elkander daar persoonlijk hebben gekend.
De bepalingen, die in 1873 te New-York, als «code of
medical el bics", en in dalzelfde jaar door bet «arztliche Be-
zirksverein" td München, zijn aangenomen; dergelijke, die eerst
onlangs ook te Praag zijn vastgesteld, hadden te Batavia al
cenen vasten grond in 18G6, toen bijna gelijkluidende verorde-
ningen door de praktiseerende geneesheeren onderling werden
goe.lgekeurd.
Het züu Ie ver voeren de bovengenoemde codes in hun
geheel te overzien. Te Batavia sloten zich de meeste geneeS'
368
heeren aan een in eene «vereeniging van praktiseeren -
de geneeslieeren", die len doel heeft de bevordering vooral der
maatschappelijke belangen van de leden en der praktiseerende
geneesheeren in het algemeen. Hoofdzaken zijn daarbij, dal
de leden verplicht zijn, bij ziekte van een hunner, diens
gewone praktijk voor hem waar te nemen, en dat zij zich ver-
binden geene pogingen in het werk te stellen de patiënten van
anderen in hunne clientèle te zien overgaan. In de codes bo-
vengenoemd wordt onder »patiënl" verstaan de lijder, dien men
op het oogenblik in behandeling heeft, zoolang hij niet den
wensch heeft geuit een anderen geneesheer te willen raadple-
gen. Te Batavia wordt de beteekenis van hel woord » patiënt'*
uitgebreider genomen, en daarmede bedoeld de persoon, die
men, als hij ziek is, gewoonlijk behandelt, dus eigenlijk cliënt.
Hoe men het woord ook opvatte, in beide gevallen, zal de
nieuw geroepene medicus goed handelen , zoo hij den lijder
verzoekt, zijn vroegeren geneesheer in kennis te stellen met
de gemaakte verandering. Toen ik Nederland verliet, was in
elke familie een huisdokter en chirurgijn en werd bij uitzonde-
ring in belangrijke gevallen wel eens een professor geraadpleegd.
Uit de openingsrede van Prof. Huet, in de algemeene vergade-
ring der Nederlandsche maatschappij lol bevordering der ge-
neeskunst in 1881, bleek mij evenwel, dat ten dien opzichte
ook in Nederland veel is veranderd.
De bespreking der verhouding van de medici onderling en
die tegenover het publiek, is niet nieuw. Bij de oudste schrij-
vers vinden wij daarover aanduidingen ; tamelijk uitgebreid is
zij besproken door Hufeland, nog heler en helderder door
MuNARBT, in het in de inleiding genoemde boek; verder door
Dr. J. G. Frvntz, in zijne «Opvoeding van den geneesheer,"
en later o. a. in de zoo even aangehaalde code en in hel
boekje van het »arlzliche Bezirksverein" te München. Voor
beginnende arisen acht ik de kennis dier werken onmisbaar;
voor ouderen is de inzage er van dikwijls niet onnut lol scher-
ping van hun geheugen.
369
Terwijl ik mij een groole legenslander verklaar van alle
exclusivisme, ilus ook van dal in den geneeskundigen stand, meen
ik mei volle recliL mij Ie mogen scharen onder hen, die echle colle-
gialiteit op zeer hoogen prijs stellen. Aaneensluiting is noodig,
omdat wij , hij de halve kennis , die het puhliek van de medi-
sche weienschap meent Ie hezitlen, zoo licht hloot staan aan
verkeerde heoordeeling. Daarom is ook het gebruik eener
niet algemeen bekende taal voor het schrijven van recepten
wenschelijk. Daarom toone de jongere arts eerbied voor de
ondervinding van zijn ouderen collega, maar deze laatste
omgekeerd voor de nog versch in het geheugen liggende, welen-
schappelijke, zij het ook dikwijls schoolsche, kennis der jongeren.
Daarom scliokke de een noch de ander het vertrouwen van
den patiënt in zijn eenmaal gekozen geneesheer, door raadge-
vingen of hel uilen eener meening , huiten dien man om ;
zelfs zij hij voorzichtig in houding en gebaren. De medicus,
wiens raad gevraagd wordt door een lijder, die onder behan-
deling is van een zijner collega's, zij legen over dien paliënl
geen geneesheer. Bij de strenge toepassing van dil principe
zal men zich wel gevoelen, al is het dikwijls moeielijk het
vol te houden; het is de eenig mogelijke, maar ook de eenig
volkomene eerlijkheid tegenover zijne amhlgenoolen.
In een consult kome men rond voor zijne meening uil tegen-
over den ambtgenoot en late aan den behandelenden genees-
heer over, hoe hij denkt een meeningsverschil in het gelijk
te brengen of aan den lijder of diens omgeving mede te deelen.
Wie lang praktiseert weet, dat consulten slechts in weinige
gevallen veel waarde hebben, in de gewone praktijk. Er
beslaat in Indië onder het puhliek een groole neiging om con-
sulten Ie vragen , als de aandoening wat lang duurt ; men is
zoo gewoon aan snel verloopende zieklcvormen, dal bij chroni-
sche processen niet zelden de lange duur aan den geneesheer
geweien wordt, al zegt men het niet altijd rechtstreeks; ook
bij ernstige ziektegevallen wordt vrij spoedig om een consult
gevraagd. Velen herinneren zich, mei mij, den geneesheer
24
370
te Batavia, die dikwijls in zulke gevallen werd geraadpleegd
en dan de gewoonte had Ie zeggen; «Nu, dal is een regle-
mentair geval; we kunnen wel over iets anders pralen."
Hoewel de behandelende arts nimmer het verzoek om een
consult moei weigeren zal hij hel toch hij minvermogenden
zijn plicht moeten achten, er op Ie wijzen, zoo hij de geldelijke
uilgaven daaraan verhonden hepaald onnoodig vindt. Natuur-
lijk kunnen consulten wel hooge waarde hehhen, als bijzondere
ziektegevallen eene speciale studie Ier onderkenning en behan-
deling hebben vereischt.
In Indië is het publiek Ie klein om, behalve aan landartsen,
aan specialiteiten op geneeskundig gebied een voldoende voeding,
zonder iels meer, Ie geven.
De gewoonte, om een enkelen medicus de geheele behandeling
van alle voorkomende zieklegevallen in een huisgezin op Ie
dragen, is daarop ook van invloed. Er zijn geen dokters,
chirurgen en accoucheurs in Indië zooals in Europa; er zijn
geneesheeren , die al de takken der geneeskunde Iegelijk uitoefe-
nen; dit is een gevolg van het feit, dat op verreweg de meeste
plaatsen , waar medici gevestigd zijn , er maar één is en de
inwoners dus er aan gewoon zijn , dat die dokler voor alles
optreedt.
Wil men zich op eenen tak der wetenschap meer speciaal
toeleggen, dan is daartegen geen bezwaar, zooals wel van
zelve spreekt, maar men bedenke wel, dat het materiaal er
voor gewoonlijk gering is, zoo gering dal de finantiëele
gevolgen der behandeling onvoldoende zijn om zelf in de minst
geringe eischen van een levensonderhoud Ie voorzien.
Het gevolg van al de genoemde of aangeduide omslandig-
lieden is, dat de geneeskundigen in Indië worden praktische
artsen , die meestal ruime ondervinding op doen op het meest
nilgeslrekle gebied der geneeskundige wetenschap.
Het geheele Geneeskundige Tijdschrift voor Nederlandsch-
371
indië, dat sedert dertig jaren het licht ziet, draagt den stempel
van den werkiiring der geneeskundigen in Indië.
«Theoretische studiën worden er zelden in aangetroffen,"
zoo schreef ik vroeger. «Daar zij in den regel overstelpt zijn
»door de vverkzaaralieden aan ziekenbehandeling en -verpleging
«verhonden, of door hurean-beziglieden , moeten de dokters
»in Indië zoeken naar een oogenblik om hunne waarnemingen
«voor publicatie geschikt te maken
«Dikwijls zijn de mededeelingen dan ook volstrekt niets
«anders dan ziektegeschiedenissen, visa reperta, korte berichten
«enz., die evenwel hare praktische waarde bezitten ~cn in
»vele gevallen meer waarde hebben dan uitgebreide theoretische
«beschouwingen, — ten minste voor hen, die nog niet gewoon
«zijn aan de praktijk in de heete gewesten, en die daarin een
«schat van waarnemingen vinden, welke als wegwijzers voor
«hunne handelingen kunnen strekken."
Verder maken de herhaalde overplaatsingen der officieren
van gezondheid aan die geneesheeren het doen , maar nog
meer het voortzetten, van welenscbappelijke onderzoekingen
zeer moeielijk. Meerm;ilen zijn enkelen met uitgebreide studiën
begonnen, maar moesten die staken, daar hun woonplaats veran-
derde; rechlslreeksche of zijdelingsche verzoeken om, in het
belang van zulk eene studie, ter plaatse, waar zij waren te
mogen blijven, stuitten in den regel af op «het belang van den
dienst", een argument, waarvan de helderheid voor sommigen
wel eens wat te wenschen overlaat. Ook de zuivere weienschap
heeft hare belangen, die, schijnt het, niet uit het oog mogen
worden verloren.
Dit brengt mij van zelve tot de hepreking der wetenschap-
pelijke omgeving van den Indischen geneesheer. Hij moet,
op kleinere pbiatsen, gewoonlijk zich zeiven voorzien van de
noodige litteratuur, door tijdschriften. Op de groolere plaatsen
bestaan geneeskundige leesgezelschappen. Wal hij het meest
372
noodig heeft zijn die tijdschriften, die een overzicht geven van
de geheele medische wetenschap ; ik hehoef die niet te noemen.
Verder hestaat te Batavia, in het Groote Militaire Hospitaal
Ie Weltevreden, eene iiitgehreide, medische hibliotheek, waaruit
door eiken geneesheer in Indië boeken kunnen worden geleend
op eigen verantwoordelijkheid van den leener voor beschadiging
of weg raken. Die bibliotheek wordt door een tamelijk ruime
subsidie van het Gouvernement aangevuld en in orde gehouden.
De Vereeniging tol bevordering der geneeskundige weten-
schappen in Neder landsch- Indië, waarvan bijna alle geneesheeren,
pharmaceuten en veeartsen lid zijn, heeft een veel kleinere
bibliotheek, maar bezit een tal van tijdschriften, door ruiling
en aankoop voor de leestafel verkregen. Ook die bibliniheek
is ter dispositie door leening.
De Koninklijke Natuurkundige Vereeniging in Nederlandscli-
Indië bezit in hare boekenverzameling een schat van werken ,
die voor den medicus van belang kunnen zijn, vooral voor
beschrijvende natuurkennis.
Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en wetenschappen,
meer dan honderd jaren bestaande, heeft eene zeer groote en
prachtige bibliotheek, waarin de geneesheer vele bronnen voor
studie kan vinden.
Die drie vereenigingen geven tijdschriften uit, waarvan het
Geneeskundige Tijdschrift voor' Nederlandsch-Indië in het bezit
van eiken geneesheer behoort te zijn; .het Natuurkundige
Tijdschrift een tal van mededeelingen bevat, die voor hem
van helang kunnen worden geacht; terwijl het Tijdschrift voor
Taal, Land- en Volkenkunde op het laatstgenoemde gebied
vooral leerzaam is ter betere kennis van de patiënten, die zich
kunnen voordoen.
Reeds op pag. 299 en volg. heb ik op eenige voordcelige
omstandigheden gewezen bij de behandeling van zieken in
Indië; voornamelijk treedt de gemakkelijke luchtvcrversching, en
de oorzaak daarvan, op den voorgrond.
573
Die oorzaak is de uitgebreidheid der bewoonde plaatsen en
der huizen in de lengte en breedte, maar niet in de hoogte.
Verder is bij de behandeh'ng der zieke Europeanen een voor-
deel, dot werkelijke armoede hoogst zeldzaam is en de noodza-
kelijkste uitgaven ten minste tijdelijk kunnen worden bestreden ;
het geraak, waarmede crediet wordt verleend, is daarbij van
belang. Voor ongehuwde mannen is het raadzaam zich bij
eenigszins belangrijke ziekteprocessen , die verpleging door de
omgeving vereischen, in een hospitaal te doen opnemen. Zieken-
verplegers of verpleegsters zijn zeer moeielijk te verkrijgen.
Inlanders kunnen in de stadsverhanden op de hoofdplaatsen
of in de hospitalen op kleinere plaatsen worden opgenomen.
De particuliere praktijk levert weinig gelegenheid tot het
doen van belangrijke operatiën , omdat de gevallen, waarin die
noodig zijn, zeldzaam voorkomen en als zij er zijn, de ver-
pleging in hospitalen gewoon is.
De algemeene gang van ziekenbebandeling bespreek ik in
de inleiding van het tweede deel.
Een enkel woord over eene, mijns inziens, hoogst belangrijke
zaak moge hier nog eene plaats vinden. Reeds werd aangestipt,
dat besmettelijke zieken op groeten afstand van gezonden kun-
nen worden verpleegd; maar wordt door de geneesheeren wel
genoeg in het oog gehouden, dat zij zich zeiven mogen vrij-
waren, voor zooveel dat hun plicht niet in den weg staat,
voor besmetting?
Prof. Marey heeft dit onderwerp, o. a. in de Juli-aflevering
van de Revue Brittannique van 1880, besproken en komt tot de
conclusie, dat de geneesheeren nimmer hulp mogen weigeren,
maar wel alle maatregelen mogen nemen om niet besmet te
worden. Dit is bijv. toegepast door de medici, die de pest in
Rusland bestudeerden. Hij meent, dat de geneesheer bijv. niet
geroepen is hij tracheotomie, wegens croup of diphtherie, de mem-
branen des noods weg Ic zuigen, waardoor velen reeds gestorven
zijn; dat is de zelfopolTering te ver gedreven, omdat de medicus
niet zelden sterft tot behoud van een individu, dat hem niet
574
vervangen kan. Het kan goed zijn daarop de aandaclil Ie
vestigen.
Er beslaat te Batavia eene school ter opleiding van dokter's
djnwa, die sedert een dertigtal jaren min of meer geoefende in-
landers tol geneesheeren tracht Ie vormen. Ik heb aan die
school gedurende zeven jaren onderwijs gegeven, toen daartoe
nog gebezigd werd de Malcische (aal of liever de convenlioneele
laai, die Maleisch genoemd wordt. Die taal was daar noodig
om ten minste eenigszins begrepen te worden door de inlan-
ders, afkomstig uit alle deelen van den Archipel. De resultaten,
waren niet schitterend, al werden er enkele, praktisch bruik-
bare menschen gevormd. Thans leeren de leerlingen aan die
school eerst Nederlandscb en gaan daarna eerst over tot stu-
diën , betrekking hebbende op geneeskunde. De resultaten
daarvan zijn nog niet voldoende te constateeren ; de nieuwe
inrichting is nog te kort daarvoor in werking.
Vroeger werden ook inlandsche vrouwen tol vroedvrouwen
opgeleid in een daarvoor bestemd gesticht; zij werden zeer goed
voor de praktijk, maar die inrichting is opgeheven, omdat de
daar opgedane beschaving de leerlingen nog meer geschikt bleek te
maken voor concubines bij Europeanen , dan voor vroedvrouwen.
Ten slotte een en ander over wat men eene uitrusting voor
Indië noemt. In den regel wordt te veel medegenomen uit
Nederland en daarbij ook veel wal ondoelmatig is.
Een goed cilinderhorologe met een secondcnwijzer is drin-
gend noodig; ankerhorologes bederven spoedig en blijken, op
den duur, onbruikbaar.
Van de instrumenten neme men alleen de hoogstnoodzakelijke
mede.
Het onderhoud daarvan kost buitengewoon veel tijd en moei-
te; hoe minder staal er aan voorkomt, des Ie heler; scharen,
korentangen, pincetten, enz. bebooren zooveel mogelijk van
378
zilver of liever van Berlijnsch zilver, dat steviger is, Ie zijn
ook vernikkelde instrumenten zijn goed.
De donzen, étni's enz. ter bewaiing van instrumenten, moeien
van goed droog hout zijn, zonder Itekleeding niet fluweel en
met koperen scliainieren, sloten eu stelliukjes om messen en
dergeliji(en op te plaatsen. Aili; slaiil moei met eon neulraal vet
worden ingewreven, daartoe k.m iii Indië de minjak lawang ,
ook ka IV mg , tingkowaiig , tnngkawnng, gebruikt worden ; dit vel
is afkomstig van Hopea-soorten.
Men kan bij verschillende apothekers bijna alle noodige in-
strnmenten krijgen, wat een groot voordeel is, omdat de ver-
pakking en verzending naar Indië oefening en kennis daarvan
vereischt bij den afzender. Wie in de gelegenheid is in Europa
het slijpen van fijnere instrumenten te leeren, zal wel doen
daarvan gebruik te maken. Hel is zeer moeielijk, dal goed
gedaan te krijgen.
Ook boeken vereischen zeer veel zorg door de vochtigheid ,
de insekten en de muizen, die hen beschadigen.
Ik noemde vroeger een paar middelen tegen inseklen op pag.
43, öO en 158. Veel luchten is een der bes(e middelen ; hoe-
kenkasten moeten van djali-honl (leak-hout, van Tectona grandis)
vervaardigd worden; evenzoo de zeer praktische boekenkisten,
die ik door officieren van gezondheid zag gebruiken. Deze kisten
waren als boekenkasten ingericht en door een schuifdeksel,
dat mei een slot voorzien was, gesloten; dergelijke kisten op en
naast elkaar geplaatst vormen een doelmatige boekenkast.
Wie zelf een apotheek moet houden doet verstandig die in
Indiö in te richten en volledig te houden; er zijn in Nederland
of liever in Europa maar enkele apothekers, die voldoende op
de hoogte zijn van de verpakking voor Indië en dal zijn de
leveranciers • der groole apotheken in Jndië. Men staat soms
verbaasd, als men ziet hoe medicijnen er uit zien, die in
aankomen en door niet voldoend deskundigen zijn verpakt.
Titels en diplomata zijn goed ; ieder geneesheer in Jndië is
van zelf dokier, zoöals over bijna de geheele wereld; de dr.
376
wordt door het publiek en soms door den medicus zelf voor
zijn naam geplaatst, al bestaat het recht daartoe niet altijd.
Niet iedereen schijnt te begrijpen, dat het Nederlandsche «arts",
sedert de nieuwe wet op de uitoefening der geneeskunde, een
andere beteekenis lieefl dan het Duitsche »Arzt." De vertaling
van het laatsgenoemde woord door hel eerste zou men onwettig
kunnen noemen. De wetgeving is op dat punt voor Indië zeev
onvoldoende; men heeft wetten, maar past, als 't zoo uitkomt»
ook Nederlandsche wellen onder 's hands toe; er ontbreekt een
behoorlijke regeling, waarvan de bespreking ons te ver zoude
voeren.
ALPHABETISCH RE&ISTER.
NB.
De plaalsnamen en de woorden uit polynesische luien
cursief gedrultt.
Aandoeningen, chirurgische, 63, 78, 91,
373.
, rheiunalisclie, 17 , 51 ,
81, 91, 119, 275.
Aanslibbing. 7, 202.
Aarde, eetbare, 198.
Aardappel, 173, 220.
Aardbei, 189.
Aardbeving, 24, 28.
Aardhond, 160.
Aardvruchten, 174.
Ahoenaboen, 191.
Abonnement, Gouvernoincnl, 343.
. particulieren. 349.
Abortiva, S9, 179.
Abortus, 99, 295.
Abrus praccalorius, 230.
Acanllmrus pentazona, 157.
Accomodalie-vermogen, 22.
Achilles-pees, 277.
Aciduin citricum, 194.
malicum, 194.
lartaricum, 194.
Actinoplirys, 205.
Adas, 212.
Adas tjina, 198.
Ademhaling, 267.
Aderspal, 81.
Adoes nipas, 73.
Advies, geneeskundig, 36. 360.
Advokaat, 180.
Aetherea, 90.
Afdak, 44.
Afdrijving der vrucht, 99.
Affection, bilious, 90.
Afgod. 52.
Afschaving der huid, 46.
Agaricus, 190.
alulaceus, 190.
sajor-kajoe, 190.
Agas, 278.
Agcratum conyzoides, 210. ^
Aggar-aggar, 209.
Aglaonemd simplex, 233. —
Aix les Bains, 129.
Ajam, 148.
ajaman, 151,
alas, 150.
goreng asain, 194.
— - — kebiri, 150.
octan, 150.
Ajar-baiigies. 13.
Ajar baloe, 205.
Ajoen-ajoenan, 254.
378
Akar ijampakha, 62, 133.
wangie, 133.
Akklimatisalie, 120. 255.
Akte van toelating, 333.
Alcoholica, 212.
Ale, pale, 213.
Aleurites Iriloba, 191.
Alfoeren, 59, 77.
Alikruik. 159.
Allium, 178.
cepa, 178.
salivum, 178.
Aloë barbadensis, 209.
A/or -groep, 321.
-Alpinia galdftga, 146, 195, 281.
Amandel, 178.
Amaranthus oleraceus, 178.
Ambet, 113, 115.
Amhoina, 162, 278, 322.
Ambrosia, 340.
Ambtenaren, mindere, 344.
Américaine, 355.
Amerika, 158, 161, 279.
Amfion, 242.
Ammonia, 279.
Amoeba, 205.
Amomum cardamomum, 194, 211, 236.
Amphileplus, 205.
Amjioh, 198.
, goeie, 199.
, roode, 199.
■ , wilte. 199.
, zwarie, 199.
Ampok ampok. 105.
Amylacea, 138.
Anaemie, 91, 140. 213, 294, 309.
Anacardium occidentale, 180.
Ananas, 179, 190.
, Builenzorgsche, 179.
, West-Indische, 179.
Ananassa saliva, 179.
Anas. 150.
arcuata, 150.
raoschata, 150.
radjah, 150
Anchovis, 145. 155, 158.
Andesiet, 7.
Andiwalie, 237.
Andjing-lana, 160.
Andropogon muricalus, 133 .-— — "
Aneurysma, 311.
Anghoea, 198.
Angkat proet, 73.
Anguilla Elphinstonëi, 154.
Anisodrilus carnosus, 195. 212.
Ankerhorologe, 374.
Anona, 181.
muricata, 181.
reliculata, 181.
squamosa, 181.
Anser cinereus. 150.
Antidesma bunius 185. ■
heterophyllum, 135.
Apenhaar, 233.
Aphrodisiacum, 161, 181.
Aphlhae Iropicae, 175, 215.
Apjoen, 237.
Apotheek, 351, 375.
Appel, 189.
Appelmoes, 181.
Aqiia graUssima, 129.
Arabieren, 59, 103, 135, 208, 233.
, kleeding der, 106.
Arachis hypogaea . 133, 174. —
Arak, 123, 212, 228.
Arang, 204.
ArccUa aculeala. 205.
vulgaris, 205.
Archief. Natuur- en Geneesk, 128, 285.
Archipel, Maleische. 7.
, Oost-lmUsche , 6. 15, 278.
Areca kateclm, 135, 235. ^
579
Areca glandiformis, 236.
Aren, 172. 177, 188, 214, 232.
^ren-slroop 172.
Arenga saccharifera, 214.
Armeniërs, 92, 212, 281.
Armoede, 299,375.
Arnica, 90.
Aromatica, 238, 240.
kroy astraxvoeloe, 209.
bakattak, 234.
garoet penljanq, 216.
kehkep, 234.
tawoeloe, 209.
Arrowroot, 172.
Arsenik, 241.
Artobolrys intermedia, 133.
Artocarpus, 185.
elaslica, 185.
incisa, 185.
integrifolia, 185.
laevi.s, 185.
polyphema; 185.
Arts, 376.
Arzt, 376.
Asem, 72, 194.
zeylon, 195.
Asch, 72, 174.
Assistentie bij operatiën, 348.
Aslhma. 81. 312.
Atap, 35, 54.
Atavisme, 97.
Atelier, pholograpliisch, 29.
Atilla, 113.
Atjar, 177, 196.
bamboe, 178, 196.
Atjeh, 363.
Atjineezen, 59.
Aubergine, 178.
Australië, 6, 145, 175, 189, 349, 361.
.- Averrhoa carambola, 136, 181.
Avondeten, 222.
kwar-awar, 237. — —
Azië, 6.
, centraal, 8.
Azijn, 65, 72, 123, 138, 196, 216, 281.
B,
Haadje, 74, 104.
Baard der oesters, 158.
Baardiiaar, 68.
Baarmoeder, 74, 100.
Baars, 156.
BabadoUan, 210.
Babi, 143.
oetan, 144.
Baboe, 67, 82, 89.
Bad, 116, 330.
— na bevalling, 73.
— , duur van het, 120, 126.
— établissement, 130.
— , gevaren bij het, 119, 122.
— , gezamenlijk, 126.
— kamer, 31, 49.
— voor kinderen, 125.
— kuur, 131.
— , lauw warm, 126.
— bij menstruatie, 123.
— , niet verdragen van het, 120, 122.
— plaats. 131.
— voor pasgeborenen, 125.
— , regen-, 119.
— , rivier-, 132.
— , schep-, 117, 119, 125.
— , stort-, 119.
— , tijd van het, 121, 124.
— , vol-, 117, 119. 126.
— water. 50, 117.
_,ijs-. 119.
— , zee-, 127.
— , zit-, 125.
380
Bad, zwem-, 126.
Badeg. 214.
Baden, aanlal pei' dag, 121, r2().
Badjoe, 74, 104.
Bagelen, 329.
Bah-mi, 144.
Bahoe, 171.
Bajem, 178.
Bakkerij, 173.
Bako, 232.
Bal, 62.
BaU-halé, 53, 61, 253.
Bnlimbing manis, 181.
firtmfcoe, 44, 52, 78, 119, 178, 106.
Bambu.sa, 178.
Band vau paardenhaar, 240.
Banda, 25. 162, 322.
Bandjermasin, 13.
Bandjir, 203.
Bandoeng, 302, 313, 363.
Bangmï, 162.
Banjoemaas, 241, 313.
Banjoewangie, 13.
Bank, 52. 88.
fifl»/trt, 187.
Bflnrc/c, 210.
Banlal goeloeng, 48.
fiawtom, 129, 175, 199.
Banteng, 142.
Bapasoengan, 173.
Barbus lambra, 155.
Barometerwaarneniinpen, 9.
Barringtonia, 135.
Barslen in de muren, 28
Bassin, 126.
Balalas edulis, 175.
mavia, 8. 11, 14, 33, 48, 50. 62, 104,
117, 200,302,312,326.343
348, 350, 363. 367.
, bevolkinjr van, 292.
Batik, 107.
Baljm, 160, 162.
Batoe, 130.
pijii^an, 66.
farinqan, 204.
loelis, 363.
Ballaks. 59. 77, 144.
Baivang, 178.
Bazalt, 7.
Béarn, 75.
Bèbèk. 150.
Bed, 48, 53.
Bèdak, 72. 85, 101, 125, 134, 281.
Bedelaarsgesticbl, 344.
Rederven van spijzen, 138.
Bedienden, 60.
Uediendenkamers, 45. 49. 61.
Bedgordijn, 48, 52.
Bedoeddan, 237.
Bedrijf, 54.
Beenbreuk, 46. 48. 57. 03, 91.
Beenen, gekruiste, 253.
Begraafplaats, 57.
Bei^rafenis, 82, 85.
Begraven, 82, 85, 92.
Behandeling van inlanders, 61.
Beiiangsel, 44.
Belioefligeii, 344.
Beias, 162.
bodai, 164.
hurrum. 164.
hiedung, 164.
Bcka^si, 279.
lieko, 198.
Bekli, 130.
Belibi, 150.
Bdimbing best, 136.
■■ mavis. 181.
llcngkocn, 73.
Bcnkoelcn, 13.
Benzüë, 62.
, roode, 62.
581
Bêras, 163.
Bereidiiif» van geneesmiddelen, 65.
Bergkristal, 86.
— streek, 119, 327.
— vlakte, 7.
Beri-beri. 81, 141, 153. 166.
Beroep, 101.
Berooking. 62.
Berlliolletia excelsa, 184.
Beruiken, 76.
Beschuit, 174.
, Engelsclie, 174.
Besmetting, 300, 373.
Besnuffelen, 76.
Besnijdenis, 79, 105.
Betel. 234.
bladeren, 72, 234.
noot, 135, 235.
Beving. 282.
Bevloering, 39. 43, 46, 49.
Beweging, 243.
Bewoners, 59.
, getalsterkte der, 59.
Bezem. 48, 51.
Bibliotheek, 372.
Pidara, 181.
tjina, 312.
Vidata, 173.
Bidet, 125.
Biefstuk, 142.
Bienbieng, 236.
Bier, 213.
— , Engelsch, 213.
— , inlandsch, 213, 217.
Byawak, 153.
Biliton, 13.
Billarlen, 247.
Bilnaad, scheuring der, 71.
— tong, 146.
Binnenkamer, 42.
Biri-biri, 143.
Biskwiet, 174.
Bismuth, 135.
Hilartaras kalicus, 194.
Bladeren. 132.
Blah, 78.
Bleekheid, 80, 280.
Blikken met spijzen, 144, 151.
Blimbing besi, 136.
manis, 181.
Blindheid, 165.
Bloed, 268.
Bloeding, 72.
Bloedsarmoede, 91, 140, 213, 294.
Bloedsomloop, 269.
Bloedsverdeeling, 296.
Bloemen, 123, 132.
Bloesem, 179.
Boaja, 73, 241.
Bodem, 33.
Boeboer brkatoel, 166.
nasi, 166, 229.
santen, 176.
Boeken, 375.
Boekenkast, 375.
kist, 375.
Boegineezen, 59.
Boekti, 130.
Boemboe-boembne, 196, 198.
Boengkil, 174.
Boeni, 185.
Boeroe. 75.
Boeroeng dara, 151,
merak, 151.
Poewa, 178.
aUip, 177.
nona. 181. 230, 241.
Bohcmcn 129.
Bojolali, 313.
Bokking, 157.
Bombay-ducks, 158.
Bondjol, 130.
382
Bondot, 195.
Bonlhain, 14.
Boodschappen, mondeliiifie. 352.
Roomen. 50.
Roon. J66, 297.
Boorzuur. 129.
Rorassus flabelliforinis, 215.
Borelu 134.
Borneo, 7, 13, 59, 199.
Rorst, 297.
doek, 104.
Bos Imbalus. 142.
Bos sondaïcus. 142.
Boschkip. 150.
Bo<=schen. kappen van, 327.
Bot. 155.
Boler, 147.
Bouea gandaria, 196.
Bouillon, 142, 144. 150, 195.
Bouillon-extract, 145.
Bouw, 171.
Brambang, 178.
Brandewijn, 123, 223
Brandy, 90.
Bras. 162.
Ham. 164.
kèlan, 164.
meirak, 164.
podi, 164.
poelih, 164.
Brazilië, 229.
Brazilie-noot, 184.
Bretels, 107.
Briedelia tomentosa. 216.
Bril, 22, 86.
— , Chineosche, 86
— , London-srnoke; 22.
, rook, 22.
Brilsch-Indië, 47, 51. 108, 143, 158,
168, 328.
Broek, 74, 104, 106. 113.
Brom, 214.
Bronchitis, 24.
Bronnen , alcalische, 130.
, iodium, 130.
, koude, 128, 130.
, niurialische. 130.
, warme, 128, 131.
, ijzerhoudende, 130.
, zwavel, 130.
Brood, 173, 185.
Brown, stoul, 213.
Brucine, 242.
Bruidsküsluuni. 134.
Bullel, 78, 142, 170.
llullelmest, 55.
Buffo melanostictus, 152.
Bult. 141.
Buideldier, 144.
Buikband, 113.
Buitenposten, 137, 348.
Buitenzorq, 15, 35, 130, 164, 175, 312,
363.
Bultzak, 48, 53.
Bunivialoh, 158.
Bussen met spijzen, 145, 151.
Buskruid, 100.
Bijen, 159.
Bijgebouwen, 45, 49,
Bijgeloof, 62, 65, 142, 149, 354.
Bijspijzen. 60.
Byssus, 158.
C.
Cacao, 189, 208.
Caesio , 156.
erythrogaster, 156.
pinjaloe, 156
xanlhonolus, 156.
Cajanus Indicus. 174.
583
Calamus aromaticus, 210.
(lulcis, 210.
ornalus, 210.
Canarium commune, 62, 178.
Canthariden 242.
Canlliaridine, 242.
Canton-Chineezen, 86.
Capsicum, 190.
annuum, 190.
bicolor, 191.
Capsicum fastjgialum, 191.
frutescens, 191.
Caranx Fosteri, 157.
Carassius auralus, 155.
Carcharias Javanicus, 154.
Cardium edulis, 159.
Caretta imbricata, 152.
Carica papaja, 180.
Caries, 80.
Carnouba-palm, 229.
Carthamus tinctorius, 212.
Carum carvi, 195.
Caryophillus aromaliciis, 194, 211.
Cassave, 175.
Castorolie, 65,
Cataract, 340.
Cataracta senilis, 86.
Cavila's, 272.
Cclehes, 7, 129, 173, 313.
Cent, 251.
Cepbalopoden, 158.
Ceiliflcaat, 311, 3.56, 366.
na afloop van verlof, 359.
, betaling voor, 356.
voor de schutterij, 367.
, eed voor, 357.
, model van, 358. 361, 366.
voor vaccine, 366.
verlof naar de bergen, 357.
verlof naar Europa, 357.
Cervus, 143.
Cervus dama, 143.
cquinus, 143.
mariannus, 143.
— muntjac, 143.
russa, 143.
Chambrecloak, 109.
Chambrée, 34.
Champagne, 90.
Champignon, 144, 190.
Chanos oiientalis, 155. '-"^
Chavica, 234.
betle, 234. "
densa, 210.
ofQcinarum, 210. -
siriboa, 234, — "
Clierodendrum inanie, 234. —
China, 86, 144, 155, 190.
Chinaasappel, 186.
Chineezen, 59, 63. 82, 140, 208, 233,
266, 281, 308, 324, 339,
349.
, Canton-, 86.
, Ilokkian-, 86.
, Ké-, 86, 144.
, kleeding der, 106.
, praktijk bij, 82, 84.
Chinezoide-Europeanen, 265.
Chinezoide-Europeoidei, 265.
Chinine, 65,
Chirurgie, 373.
Chloasma enderaicum, 281.
Chloral-hydraat, 271.
Chloranlus ollicinalis, 210.
Cholera, 178, 300.
Chloor-nalrium, 130.
Chorimenus, 157.
Christen, inlandsche. 102, 264.
Chrysopliys Berda, 156.
Chlonoblaslus elongalus. 205. —
Cibotium djambianum, 78.
Cicade, 160.
384
Cicca nodiflora, 185.
Cilinder-horologe, 374.
Cinnan^mum, 134, 195, 211, 216.
aromaticuin, 195, 210.
cassia, 196,
culilawan, 195.
iners, 210.
nilidum, 210.
sintok, 195.
Zeylanicum, 210.
Circulatie-stoornis, 311.
Circumcisie, 283.
Cisludo Diardii, 152.
Gissampelos hirsuta, 209.
Pareira. 209.
Citroen, 65.
Citroensap, 124.
CilruUus edulis, 178.
Cilrus, 186.
aurantiuin, 186.
decumana, 186.
grandis, 186, 196, 210.
limonellus, 72, 124, 186, 196.
macracanllia, 186.
nobilis, 186.
papeda, 211.
Civet, 132.
Clarias punctatus, 155.
Cliënt, 368.
Clitoris, 79.
Clupea macrura, 154.
Clupeidae, 154.
Cocos nucifera, 175.
Coitus, 69, 76, 240.
Colcus tuberosus, 175.
Colocasia antiquorum, 175.
Compositae, 198.
Conceptie 295.
Concubinaat, 82.
Coiioubine, 09, 374.
Congcstio rclinae, 23.
Conjunctivitus, 23, 49, 283.
neonatorum, 81,
phlyctenulosa, 23,
vesiculosa, 23.
Conserf, 189.
Constipatie, 272.
Constitutie, 305.
Constructie-winkel, 326.
Consult, 84; 348. 369.
Coriandrum sativum, 194.
Cornea-vlekken, 81. •
Corypha cerifera, 229.
gebanga, 172, 210.
umbraculifera. 211.
Cosmetica, 132, 136.
Coupé, 353.
Couvade, faire la, 75.
Couvre-nuque, 114.
Crétins, 81.
CrocodiUus biporcalus, 73, 241.
Crolon Tigliura, 100.
Croup, 299.
Cuba, 8.
Cucumis, 178.
melo, 178.
sativus, 178.
Culex, 278.
Amboinensis, 278.
aureoslrialus, 278.
cingulalus, 278.
luridu,s, 278.
Nero, 278.
setulosus, 278. "
subulifer, 278.
variegalus, 278.
Curcuma, 65, 72, 79, 134, 195.
longa, 134, 195.
viridiflora, 195.
Zerunibct, 72.
Cycas oircinalis, 172.
revolttta, 172.
Ó83
Cycas sago, 172.
Cymbella, 205.
Cymbrium, 157.
(lynomelra caulillora, 181.
Cypris. 205.
Cypselus esculenla, 152.
D.
Dadap, 147.
Dadel, 189.
Daging, 143.
Dajak, 59, 77, 199, 240.
Dagverblijf, 35, 38.
Dak, 46.
Dakoverstek, 33.
Daliina, 135, 181.
Dampspaniiing, 11.
Danseres, 98, 344,
Darjceli7ig station, 328.
Darmaandoeningen, 24, 43, 90, 120,
201, 206, 215, 272, 298, 310.
Das, 107.
Dalura fastuosa, 89, 217.
slrammoniuin, 89.
Dauwworm, 299.
Dawon inggoe. 72.
saga, 230.
tjienljau, 209.
Üecoclum corlicis Pernviani nibri, 282.
Dëdak, 166.
aloes, 166.
Deken, 60.
Delftshaven, 322.
Delicalesson, 145.
Dëlima, 135, 181.
Dëndang, 241.
Uengdeng, 146.
Depólmiddelcn. 91.
Deringoc. 210.
I
Deur, 39, 52, 55.
Dexlrine, 165.
Diacope, 156.
metallicus, 156.
Dialium Indum, 181.
Dianella monlana, 62, 133.
Diaphorese, 85.
Diëet. 65, 222.
ötëng'-gebergle. 313.
Dienst der civiele gen ee?lieeren, 344.
stadsgeneesheeren, 344.
Dieren, ongewervelde, 158.
Dillem, 133.
Dioscorea, 174.
triphylla, 174.
Diphlerilis, 300.
Diploma, 375.
Dipteren, 278.
Ujaqong, 173, 208, 232.
Djahé, 196, 211.
Djajang-sekar's, 344.
Vjambeh, 234.
Djamboe, 179.
ajar, 180.
ajar maivar, 180.
bidji, 180, 339.
bol, 180.
dipa, 129.
monjet, 179.
Semarnnq, 180.
Wolanda, 180.
Djamoe, 136.
koewal, 241.
Djamoer , 190.
_ bankong, 190.
kelang. 190.
lombong, 190.
Djati-hoüi, 46, 375.
/'/afi-vlinder, 160.
D,endol, 172.
Djeiiknl, 187,
25
586
Djeroek, m. 210.
asem, 186, 196, 210.
bali, 186.
berdoeri, 186.
. besaar, 186.
. djepoen, 186.
. kèprok, 186.
, ketjil, 186.
. manis, 186.
. matjan, 186.
. poeroet, 125, 209, 211.
tipis, 72, 124, 186, 196.
Djinten, 195, 212.
üjoegi, 240.
Djoekoet baauw, 210.
Icklam, 133.
Djokdjokarla, 313, 363.
Djongkok, 253.
Dodo/, 177.
Doejong, 241.
/)oeAw, 186. 190.
Z>oeA-oen, 65, C9, 73, 80, 92,
100, 342.
Doelang, 74.
Doepa, 62, 65.
Doerian, 158, 181, 241.
Doewit, 251.
Do/cfer d/flwa, 262, 334, 342, 374.
Domba, 143.
Dondang, 165,
Donder, 11.
Dood, 50, 54, 57, 85.
Doodkist, Chineesche, 57.
Doofheid, 283.
Dorp, 56.
Dos-A-dos, 252.
Douche, 119.
Draagdoek, 254.
Dranken, 136, 200, 272. 330.
. , Chineesche, 208.
. , inlandsche, 208, 213.
Dranken voor kinderen, 230.
der Papuas, 218.
, sterke, 211, 213.
ürekvisch, 156.
Urepane puiiclala, 156.
üriil, 284.
Dringau, 210.
Drinkwater, 50, 170, 175, 200.
Droefiieid, 97.
Druif, 189.
Huif, 151.
Duüschland, 8, 144.
Duivel, 84.
Durio Zibelliinus, 181.
Duur van iiel bad, 120, 126.
Dysoxylum laxiflorum, 133, 136.
E.
Eau de Cologne, 123.
Educalion de la rue, 292.
É-è, 82.
Eed, 357, 358.
Eend, 150.
, Manilla-, 150.
Eendenei, 151.
Eetlust, 63. 225. 272, 311.
Ei, 60, 151, 191.
— , eenden-, 151.
— , ganzen-, 152.
— , gezouten, 151.
— , kippen-, 151.
— , krokodillen-, 161.
— , parelhoen-, 152.
-, schilpad-, 152, 241
Eikeldruiper, 283.
Eiwit, 230.
Eletlaria cardainoniuin, 236.
Embrassen, 48.
Eninienanoga, 179.
87
Endemie, 81.
Energie, 293.
Engeland, 8.
Engeischen, 90, 140.
Engraulis, 155.
encrasiciioloiiles, 155.
rhinorhyngos, 155.
tri, 155.
Entada Qionoslachya, 234.
pursaeliia, 216.
Epidemie, 58, 81, 86, 152, 178, 355.
Epinephelus crapao, 156.
variolosus, 156.
Epizöotie, 57.
Erectio peni.», 283, 337.
Erethismus nervosus, 282.
Erf, 50.
Eruptie op de huid, 311.
Eryliirinae, 147.
Ktenstafel, 51.
— tijd, 219.
Etiquette, 233.
Euraziaten, 321.
Europa, 3, 8, 14 , 131, 143, 158,
168, 349.
, zenden naar, 131.
Europeaan, 59, 86, 140, 265.
Europeanen, voortplanling van, 321.
Eusideroxylon Zwageri, 46.
Examens, 344.
Excessen, 331.
Exidia auriculae Judao, 144.
pellicuiae, 144, 190.
purpurescens, 144, 190.
Exocoetus Javanicus, 155.
Expeditie, 152, 224.
Extractum capsici annui, 193.
Extra-stout, 213.
Ezel, 147.
F.
Fabrielien, 326.
Farine laclée, 229.
Feesten, 85.
, Cliineesche, 85.
-, inlaniUthe, 142.
Feestmaal, 66, 142, 221, 225.
Ficus procera, 62, 133.
spptica, 237.
Filtreeren, 125, 204.
Flanel, 107. 109.
Flesschen ter reiniging, 125.
Flores cassiae, 198.
Fluor albus, 43, 91, 100, 115, 179,
283, 294.
Fondants, 188.
Fontanel, pap op ile groote, 72, 74.
Food, Hards' larinaceous, 229.
Fort de Koek, 13, 313, 363.
Frankrijk, 8.
Fransclien, 90, 140.
Friesland, 8.
Fröbelschool, 30.
Fucus amylaceus, 209.
Fundament, 42.
Furunkels, 187, 280.
Gaba, 162.
Gablok, 167.
Gadoeng, 174.
Gadogan, 55.
Gadok, 130, 312.
Gagraggan, 235.
Gajam, 181.
Gajang, 181.
3£8
Gujong. 120.
Galafscheiding, 273.
Galengnn. 168.
Galerij. 22, 41, 44.
Galhc. 216.
Gallus bankivu, 150.
Gambier, 234.
kcmhang, 235.
toepay, 234.
Gandaria, 196.
Gang fa, 150.
Gans. 51, 150.
Ganzenei, 152.
Garam, 197.
Garcinea. 185.
cambogia, 195, 196.
— cornea, 216.
niangoslana. 185.
G ar eng, 160.
Garnaal, 144, 149, 157. 160.
. dronken, 161.
Garoel, 313.
Gaslicht, 49.
Gebak, 164, 176, 178.
Gebang, 172, 210.
Gebeden, 66.
Gebouwen, publieke, 28.
Geboorlen. aanlal, 326.
Gebrek, aangeboren. 81.
Gec, 148.
Geir, 143.
Gelaalslype, 97.
Gelatine, 44, 209.
Gelei, 189.
Gelcnga, 236.
Gcmbak, 105.
Gember, 195, 196.'
Gemblong, 131, 167.
Geinoedslocslaiul, 296.
Gc7jrf6'H^-gebergte, 130.
Gendic, 208.
Oendjc 237.
Gendria, 195.
Geneeskunde, gerechlclijke, 68, 344,
355.
j Geneesheeren, 247, 281, 291, 341.
, Chinecsche 84.
, civiele, 342, 343, 346.
, bescherming legen be-
smetting, 373.
, geabonneerd hij 't Gou-
vernement, 343.
■ , gouvernenients-, 341.
, kleeding der, 108.
. voor krankzinnigen,
342.
, opleiding der. 2.
, particuliere, 341, 347.
— — , positie der, 351.
, praktiseerende, 311.
, stads-, 60, 342, 343.
, I rommel voor, 354.
, verhouding onderling
der, 367.
— — — — , uitgaven der, 348, 350.
, vervoermiddelen voor,
353.
, wijze van hulp in roe-
pen der, 351.
Geneesmiddelen, 61. 139, 337.
— , bereiding van inland-
sche, 65.
, Chineeschc, 84, 341.
. — — , toediening van. 61.
Genitaliën, 115, 283. 294.
Gcnoek tvatoe, 130.
Genootschap v. K. en W.. Hataviaasch.
372.
Genotmiddelen. 232.
Gerres-soorlen, 156.
Gerst, 166.
389
Geslacht, invloed bij akklimalisatic,
269, 294.
Geslachtsdrift, 69, 75. 240.
Geslachtsrijpheid, 90, 94, 301.
Geslichlen, krankzinnigen-, 37.
. liefdadigheids-, 40.
Getalsterkte der bewoners, 59, 292,
Gëtah, 190.
kanari, 62.
Geur van het zweet, 116.
Gevaar bij baden, 119, 122.
Gevangenen, 344.
Gevangenis, 36.
Gewas, tweede, 169, 172.
Gewrichten, kraken der, 98, 250.
, zwakte der banden, 251.
Gierzwaluw, 152.
Gids, Indische, 75.
Gist, 214, 215.
Glabella, 47.
Glas, gestampt, 100.
Glazuur, 80.
Glibberljes, 177, 210.
Glumaceae, 211.
Glyc'ne hispida, 197.
Gnelum edule, 178.
funiculare, 178.
gnemon, 178.
Goedang, 137.
Goedhartigheid, 95.
Goela, 187.
aren, 188.
djawa, 188.
itam, 188.
Goelali, 188.
Goenneng gëdeh, 129.
Goenoeng harang , 129.
Goenoeng sindoro , 129.
, sitoli, 13.
, wajang, 129.
Gojang, 253.
' Golfslag, 127.
I Gotnoeloe-\)s]m, 214.
Goot, 26.
Gordijn, 46, 48, 52.
Gorüa, 113, 115.
Gos.sypium arhoreum, 48.
, Indicum, 48.
Goudvisch , 155.
Gouvernementsscholen, 31.
Gouverneur-Generaal , vertrek naar
Europa van den, 364.
Graniineae. 195, 211.
Granaatappel, 181.
Graviditeil, 70.
Greemvich, 9.
Grissee, 204.
Groei van het haar., 67. 127, 135.
van de nagel?. 127.
Groente, 144.
— , ingelegde, 189.
Groot- Br ittnniê , 8.
Groot-MandeHng. 77.
Grootte van Nederlandsch-lndiê, 8.
Grondwater, 25
Grond, werken in den, 244, 303.
voor woningen 33, 42, 44.
Gryllotalpa vulgaris, 160.
Guinea-worm, 103.
Gutta-percha-boom, 216.
Gymnasium Willem III, 32, 344.
Gymnastie, 240, 247.
Gymnodonten, 154.
fl.
Haai, 154.
Haaievinnen, 154, 241.
Haar, baard-, 68.
groei, 67, 127, 135,281,301.
, hoofd-, 68, 105, 124.
590
Haarkleur, 97.
, oksel-, 68, 301.
olie, 134.
— sclinam-, 68, 301.
staart, 281.
, tepel-, 298.
tooi, 106.
vlecht, 106.
wervel. 68.
Haas, 143.
Haa^pcper, 143.
Hadp, 66,67.
Haemorrhoideu 193.
Hakken aan sloffen, 107, 111.
Halicorc dujonp, 241.
Hand.loek. 121.
Handenarhriil, 101 326.
Handschoen, 107.
Hanggasang lumboet, 236.
Harem, 86.
Haring. 145, 154, 158.
Harpodon, 158.
nehereus, ir>8.
Hars, 190.
Hartziekte, 311.
Haschiscii, 237, 240.
Havanna-cigaren, 232.
Hazelnoot, 189.
Heimwee, 316.
Heksennieel, 125.
Helmhoed, 107. 111, 114.
Hemd, 107, 114.
Hert, 143. 146.
Hibiscus elatus, 147.
rosa sincosis, 212.
flijoe , 154.
//iffie/at/rt-Kchergte, 328.
Himloe. 106. 340.
Hippoglossus Criimei, 155.
Hirundo esculenta 152.
Hitle. 282.
Uoë-kassoer, 210.
Hoed, 105, 111. 113.
Hoei dangdur, 175.
Hoemorl, 176.
Hoeroe burrum, 188.
■ kisereh, 210.
— — mcntek, 210.
Hoest, 174, 186.
Ilokkian-Chineezen, 86.
Holoturiën, 161.
Homburger water, 130.
Hond, 55. 144.
, vliegende. 144.
-. roode, 276.
Hongerlijden, 139.
Hong-tjoe, 214.
Honig 159.
Honigraat, 159.
Hong-hi, 154.
Hong-hi-koet, 154.
Hoofddeksel, 114.
doek. 54. 104, 105.
haar 68, 105, 124.
kussen, 60.
Hopea, 187, 375.
Horologe, 374.
Hospitaal. 35, 38. 373.
bouw. 35.
_ , Chineesch. 344.
. , civiel, 37.
_, militair, 38.
Houding van het lichaam, 91.
Ilnuga, 233.
Houtskool, 204.
Huid, 97, 274, 811.
— abces, 280.
f.mctie, 17. 274. 281.
jeukte, 277.
kleur, 275, 280, 302.
kuituur, 116. 281.
smeer, 117, 283.
391
Huid, suiellen der , 85.
werkdadiglieid , 116.
lluishoudsler , 69.
Hulp inroepin van geneeslieeren, 351.
Huwelijk, 105.
Huwbaarheid, 68.
llypermetropie, 23.
Hysterie, 63.
1.
Ierland, 8.
Jkan bandang, 149, 155.
bandeng, 155.
bawal itam. 157.
bcdah, 157.
belanak, 157.
boelan-boelan, 154.
bot, 156.
bronang-bronang, 157.
cihor koening, 156.
gaboes, 157.
gampret, 150.
giqi djaran, 156.
goerami, 157.
kakap, 156.
meirak, 156.
kantjra, 155.
kapa^. 156.
kapas-kapas, 156.
kembong, 157, 195.
kèper, 156.
kèlang-këlang, 156.
kUing, 155.
koeroe, 156.
kombong, 157.
■ kootoek, 157.
krapal. 156.
/crmgr, 153.
/ctyee, 157.
/Aan /flyor, 156.
Ze7é/t, 155.
lidah, 155.
loendoe, 155.
/oeri'e, 155.
7naaf, 155.
mofl, 154.
oeling, 154.
paling, 154.
pampel, 157.
pare, 154.
pëdah, 157.
/)ë/oe.v, 154.
pinjaloe, 156.
poeloe, 156.
■ poel;oet. 154.
S6'/ar, 157.
së/?a/, 158.
soesoe, 157.
talang, 157.
tambra, 155.
langkocr, 241.
lembang, l'i4.
let bang, 155.
— tengiri, 157.
/rt, 155.
troeboek, 154.
Illicium anisalum, 198.
lllineeren der luiid, 131.
Impolenlie, 180.
/«rfte, Ijodem van Neder landsch-, 7.
, grootte ,6,8.
— — , grond ,7.
, verdeeling van Nederlandsch-,
6. 7.
Indolentie, 285.
Inggoe, 72.
Inklvi,scii, 158.
Inlanders, 7, 17, 59, 243, 307.
, leelUjd der, 79.
als patiënten, 60.
39^
Inocarpus edulis, 181.
Insekten, 159.
Insolalic, 42.
Inspecteur van den civiel geneeskun-
digen dienst, 345.
Inspuiting van koud water, 99.
Instrumetiten, 315, 374.
Insulinde, 6, 8.
Intonatie in het Maleisch, 64.
Invloed van aardbevingen, 24, 28.
— bergklimaat; 313.
— Europa, 98.
— de heete luchtstreek, 267.
— koud water baden, 117.
— maanlicht, 23.
stof, 23.
— zonlicht, 22.
— zonnestralen , 284.
Inwrijving met olie, 126, 133.
lodium-bronnen , 130.
Islam, 73.
Italië, 168.
Itik, 150.
J.
Jacob Everlsen, 156.
Jagera, 216.
Jakhals, 55.
Jaloezie, 96.
Jaloezieën, 38, 45.
Jaoibosa, 180.
aiba, 180.
aquosa, 180.
dome.stica, 180.
vulgaris, 180.
Jams, 174.
Janipha manihot, 175.
Japan, 204.
Japon, 108.
Jas, 107, 108, 113.
, — , flanellen, 19.
Jasminum, 133, 234.
sambac, 133.
Java, 7, 55, 58, 129, 278, 329.
Javanen, 59.
Jenever, 214, 223.
Jeuken, 277.
Jochi, 240.
Jus priniae noclis, 77.
K.
Kaaiman, 73.
Kaalheid, 281.
Kaalkop, 156.
Kaas, 148.
Kabaai-, 106.
Kabaia, 107, 112.
Kaboeng. 215.
Kadongdong, 210.
Kaempferia galanga, 155, 195.
Kafir, 227.
Kahar peer, 252.
Kain pandjang, 104.
Kaü-kail toepay, 234.
Kajoe garoe, 62, 133.
manis, 195, 211.
manis djawa, 210.
tjina, 210.
zeylon, 210.
poeli-oViQ, 65, 133.
poeljoe, 62.
tjindana, 62.
Kahas, 130.
Kakkerlakken, middel legen, 50
Kalakatric, 232.
Kaiapa, 175.
Kalfbvleesch, 142.
Kali-angkat, 122.
Kali-Oela, 131.
Kalk. 45, 55, 72.
, sirih; 65, 234.
393
Kalkwaler, 90. 130.
— steen, 7.
Kalkoen, 150.
Kaloeivie, 185.
Kalong, 144.
Kambing, 143.
tvolanda, 143.
Kambodja, 133.
Kamer, 42, 61.
voor geopereerden, 39.
Kamiri, 191.
Kampong, 56, 00, 63, 193.
bewoners, 65.
Makassar, 312. •
Kananga aroy, 133.
ivangie, 133.
Kanapé, 88.
Kaneel, 195.
Kanker, 339.
Kankergezwel, 315.
Kantang, 173, 175.
Kanteling van den uterus, 100.
Kanljil, 143.
Kapinango, 133, 136.
Kapoelaga, 194, 236.
Kapoelasan, 186.
Kapoen, 150.
Kapoer sirih, 234.
Kapok, 48, 60.
Kapol, 194, 236.
Kar, 252.
Karakter der kleurlingen, 95.
Karbo, 142.
Karbouw, 142.
Karbouwenbuid, 143.
Kardemom, 194, 236.
Kardcrnongo, 211.
Karlsbadcr-walcr, 129.
Karnemelk, 147.
Karpers, 155.
Kasoemba, 212.
Kasoenka, 178.
Kassave, 175.
Kast, 47.
Kastanje, 189.
Kat, 55, 144.
Katecbu, 234.
Katela, 175.
Kati, 220.
Katimóhó, 124.
Katjang, 174.
boonljies , 174.
bonder, 174.
djepoenq, 198.
goreng, 174.
ü//oe, 174.
ïV/.?, 174.
kapri, 174.
/f6'(/c'^e/i, 198.
manila, HA.
olie, 48, 133, 174.
ta7ia, 11 L
tjina, 174.
Katoen. 108, 114, 115.
, gebrand, 78.
Kawang, 187.
Kaweloe, 143.
Kaïvoeng, 172, 177, 215.
Kazerne, 33.
Kebo, 142.
Ké-Chineezen, 86.
Kedoe, 313, 329.
hedjo, 162.
Kedjoe, 148.
Kejong, 159.
K^ladi, 175.
/fó/or, 194, 234.
Kcmbang kringal, 276.
sapatoe, 212.
Ac-nari, 178.
Kendal, 81.
Kcnlang, 173, 175.
594
Kenleekenen van gravidileil, 70.
Kentering, 14, 329.
Kentjoer, 155, 195.
Képi, 114.
Kèpiting, 160.
Keralilis, 23.
Kerri, 160, 191, 195.
Kerk, 39.
Këtan, 164, 214, 217.
Kelel, 165.
Këtimon, 178.
Ketjap, 197.
bénteng, 197.
Kctjoeboeng, 89, 217, 228.
Ketoembar, 194.
Ketoepat, 167.
Ketlinggangers, 344.
kwartier, 35.
Keu, 218.
Keuken, 49, 55.
Keuring, 90, 138.
Kevers, 160.
Kiamies, 195.
Ki-bangbara, 135.
Ki-boeloe, 210.
Kidang, 143.
Kiemwit, 176.
Kiezelzuur, 129.
Ki-kores bodas, 135.
. laldki, 135.
Kikvorsch, 152.
Kimerak, 135.
Kim-lo, 150.
Kind, pasgeboren, 72, 125.
Kinderen, 268, 298.
bad voor, 125.
-, bij Chincesche feesten, 85.
, erkenning van, 264.
— , groei der, 135, 301.
, zoogen. inlandsche, 63,
92.
Kinderen van inlanders, 300.
— , opvoeding der, 76, 89,
231. 291.
— , voeding der, 166,123,227.
Kinderkleeding, 74, 113.
- meid, 66, 89.
- sterfte, 299, 326.
- ziekten, 299.
Kinkhoest, 299.
Kiong, 62.
Kip, 55, 60, 148, 195.
Kippenei, 151.
— maag, 191.
Kipas, 48, 106.
Kir ai, 172.
Kirey, 172.
Kiser, 321.
Kissir, 321.
Ki-takètan, 135.
Ki-tehdja, 210.
Ki-ljaliket, 135.
Ki-tjantoeng lalaki, 210.
Klamboe, 48.
Klapper, 73, 175, 185, 195, 196.
boom, 51, 177, 215.
dop, 72.
melk, 147.
olie, 48. 124, 133, 174,
176, 195.
. taart, 176.
water, 135, 147, 172, 176.
210.
Klatten, 13, 313.
Kleeding, 104, 330.
der Arabieren, 106.
— Chineezen , 106.
— Europeanen, 106. 114.
. geneesheeren, 108.
inlanders, 104.
. kinderen, 74, 104,113.
— kleurlingen, 106.
KleeiUng iler iniliuüren, 113.
Negers, 106.
onicicicn, 114.
Klei, biUiraineuse, 199.
Kleinhovia Iiospila, 124.
Kleiii Mandeling, 77.
Klèlèk, 78 (in den tekst staat foutief
keplèk).
Kleur der huid, 275, 280, 302.
Kleurlingen, 17. 91, 307.
, kleeding der, 106, 108.
, mannelijke, 94.
, vrouwelijke, 94.
— — , lypen van , 94.
, voeding der, 224.
Klientji, 143.
Klieren, oppervlakte der zweet-, 116.
Klimaat, 6, 9.
van Batavia, 9.
— de bovenlanden, 309.
, koel, 309.
van de kusl plaatsen, 309.
Nederlandsch-Indië, 9.
Klompijs, 207.
Kneda llorsfieldii, 133.
Kneuzing, 56.
Knikking van den uterus, 100.
Knoeierij in de praktijk, 339.
Knoflook, 178.
Knijpen, 98.
Kodjong, 254.
Kodokh, 152.
Ijina, 152.
Knelang-kaleng, 210.
Koelie, 78.
Koclit kajoe kaljang-kaljang, 210.
lawan, 216.
lanseh, 216.
Koelkruik, 208.
Kocmili, 175.
Koening, 134.
Koenir, 134, 195.
Koenjit, 134.
Koentjie, 195.
Koentiocng, 105.
Koepang, 158.
Kcepivg tikoes, 144^ 190.
Koekoe, 127.
Kotkoes, 165.
Koelitit lawan, 195.
Koeskoes, 144.
Koetang, 107, 112, 247. 297.
Koetjir , 105.
Koe toe, 160.
Kollie, 187, 208.
bladeren, 208.
boom, 208.
lading, 208.
Kokliaan, 159.
Kokospalm, 175.
noot. 176.
zeep, 123, 176.
Koloniën, Fransche, 168.
Kolonisatie, 321.
Komediegebouwen, 40.
Komkommer, 178, 191.
Kommissie voor certificaten, 361.
van geneeskundig toevoor
zicht. 344.
Konidei, 216.
aloes-dalon, 216.
Konneng, 195.
Konijn, 143.
Kooi, 55.
Kookljoek, 148.
Kpoloxyde 62,
— schiefer,' 199.
— zuur, 129.
Koorts, 56, 61, 118, 120, 29'J.
Koppic, 208.
Kora-kora, 152.
Koriander, 194.
396
Korina, 188.
Korsel, 247.
Knslsfholen, 349.
Koude, ]03.
viillen, 24.
Kousen, 107.
Kriiatniiecr, 75.
Kraamvrouw, belianileling der, 72.
Krab, 160, 195.
Erak 7mssi, 133.
Kramas, 124.
Kramb.l, 176.
Krandji, 181.
I\rang. 159.
Krankzinnigen, 344.
Krankzinnigengesliclit, 37.
Krankzinnigheid, 81.
Eras loelang, 210.
Kraton, 56.
Krawang, 129, 313.
Krce, 52.
Kreeft. 161.
Kreolen, 91, 321.
Krib, 38.
Kringen, verboden, 168.
Eris. 105.
Kristallen uit zweet, 17.
Kroepoek, 143, 158, IGl, 230.
. ikan, 158, 230.
karbd, 143.
oedang, 161, 230.
Krok, 251.
Krokodil, 127.
Krokodiilenei,. 161,
Kruiderijen, 196. 198.
Kruidnagelen, 194,
Kruin. 68.
Kruissing van rassen, 59, 82, 102.
Kunst, 293.
bescbouwing, 293.
, inlandscbe, 293.
Kunsllicbt, 22.
Knrk, 111.
Kussen, 76.
Kmta, 81.
Kusl|.laalsen, 8, 120, 266.
Kwee-kwee, 98, 164, 231.
— — talam. 173.
Kwispeldoor, 235.
L.
Lahoe afar, 179.
Luliyrinlliiformen, 157.
Lactariiis delicalulus, 157.
Lada, 195. 211.
Lagenaria i lolalrica, 179.
Lakka, (»2, 133.
Lampas, 209.
Landbouw, 243.
wind, 11, 14, 252.
Langkap, 189.
Langkivas, 146, 195, 281.
Langoivang, 130.
Langmt, 186.
Lansium doinesticuin, 186, 216.
Lantaarn, papieien, 54.
Laryngitis, 49.
Larong, 159.
Lata, 81. 227.
Lales calcaiifer, 156.
Lawsonia alba, 133, 135.
Lectuur, 293, 371.
Ledikant, 48, 52.
Leefregel, 329.
Lceftij 1, invloed bij akklimalisati
268.
van inlanders, 68.
Legen, 214.
Leguaan, 153,
Lekdoor, 322.
597
Lelislcen, 204.
Lembang, 219.
Lemboc, 141.
Leniglieiil, 98.
Lenligo, 281.
Lepel, 222.
Lepra, 81.
Leprozon, 131.
Leplolrix 205.
Lepus cuiiiculus, 143.
nigricollis, 143.
Leven, invloed der tropen op hel psy-
cliisclie, 284.
Levensverzekering- en Lijfrente MaaL-
schappij. N. L, 263.
Leverabsces, 212.
functie, 212, 268.
verellcring, 212.
vlokken, 281.
zwelling, 246, 311.
Lichaamslmuding der vrouwen, 91.
reiniging, 116.
temperatuur bij inlanders, 81.
Liclien Iropicus 276.
Licht. 22.
Licuala, 232.
Licla, 143.
boaja, 209.
Liefdadigheidsgestichten, 40.
Ligging der vrucht, 70.
Liggingsverandering van den uterus,
69.
Ligmatje, 60.
Likeur, 210.
vervalsching , 212.
Limonade, 186, 210.
Liirulus Moluccanus, 161.
Linnen, 108 114.
Linga, 77.
Linnjal, 175.
Linting, 232.
Lipocng, 233.
Lippen jes, 98.
Liquidambar Allingiana, 62.
Litsji, 187.
Liticeken, 79.
Lochiae, 72.
Loeda 235.
Logementen, 40.
Loligo Javajiica, 158.
Lombardije, 168.
Londen, 349.
Lombok, 190.
sé/an 191.
Longonlsteking, 81.
tering, 95, 312.
ziekten, 339.
Lon/ar-palra , 215.
Lontjong , 77.
Loodsen, 33, 35.
Lophohranchi, 154.
Luchtvel versching, 50..
Luiaardstoel, 253.
Luier, 74.
Luis, 100.
Liiml)ago. 275.
Lupinarium, 240.
Lutodeira orientalis, 155.
Luzon, 8.
Lycopersicum esculenlum, 195.
Lycop^rdon pulsillum, 190.
Lijk, 68.
Lijken, bewaren van Chineesche, 85.
Lytta, 242.
telanica, 241.
toxifera, 242.
toxiphaga, 241.
M.
^fa, 135.
598
Maagd, 69, 76.
Maagkatarrh, 120.
Maalüjden, 219.
, Cliinee;che, 225.
. Europoesche, 222.
, Inlaiuüclie, 219.
der solilalen. 223,
op ?loorascliepeii, 223.
MaanliooW, 24.
MaanlicliL, 20, 23, 252.
Maatregelen bij inlandsche zieken,
60.
Maatschappij, Eiirnpeesche, 292, 328.
, half Europcotclie, 328.
31ab, 144.
Machinist, 101.
Macula corneae, 81.
Madat, 237.
Madeira-wijn, 211.
Madioen, 313.
Madoe, 159.
Madras, 328.
Madura, 59, 130, 141, 173, 215,
217.
Madureezen, 59.
Magelang, 35, 313.
Magenta-rood, 212.
Maïs, 169, 173, 208, 229.
Maizena, 229.
Mah-asser, 62, 127, 155, 363.
Makreel, 157.
Malnng, 35, 130, 151, 313, 363.
Malalli, 133.
longkeng, 133.
Malaria. 91, 95, 266.
Maleijcrs, 59.
Malayo-Chinezoiden, 260, 325.
Europcai cn, 265.
Europeoidëi, 205.
Mamma, 297.
Mail , acclimalisatie van den, 269.
Mandai, 77.
Mandeling, 77.
Mangan aivan, 219.
ivcngsi, 219.
Mangga, 187, 190.
hopjor, 187.
kwnie, 187.
fakel, 187.
fodang, 187.
Manggis, 185.
Mangifera Iiidica, 187.
Manpislan, 185, 216.
Mangsi gigi. 135.
Maniila-eeud, 150.
sigaren, 232. 272.
Maniok, 175.
Maniokka, 175.
Mantri, 337.
ijatjar, 366.
Marantha Indica , 172.
Marasmus, 314.
Markt, 54.
Marmer, 43.
Maros, 14.
Massoi, 195.
Massok slam, 79.
Mala glcp, 81.
Maleria Indica, 4.
Maloea, 130.
Matten, 46.
in bed, 48.
Mazelen, 56, 299.
Meel, 173.
Meerval, 155.
Meer van Grnli, 155.
Mecsler-Conelis, 279.
Mcgalops macn)i)liih;diuus , 154.
Mcga-nicihloenq, 312.
Melagris gallopavo. 150.
Melideucii leucadcndron, 133.
Melasse, 214.
599
Melatti, 133.
tongkcng, 133.
Melipoma minuta, 159.
• vidua, 159.
Meliwics, 150.
Melk, 138, 146.
, ezelzinnen-, 147.
, geilen-, 147, 229.
, honden-, 147.
, karbouwen-, 147.
, koeien-, 146.
, moeder-, 277.
, paarden-, 147.
, verduurzaamde, 147, 227. .
vervalsching, 147.
Meloen, 178.
piUen, 226.
Melosira orichalcea, 205.
Menado, 60.
Mendjoegi, 240.
Monjang, 62, 65.
mirra, 62.
Menjangan, 143.
Meustrualie, 68, 115. 123, 294, 301.
stoornis, 112. 294.
Menu van een Cliineescli diner, 225.
Merang, 124.
Mes, 222, 235.
Mesigil, 39.
Mesoprion, 156.
Jlestiezen, 322.
Metabolus, 210.
Melroxylon, 172.
Meubelen, 47, 53.
Mi, 144.
Middageten, 222.
slaap. 248, 331.
Middel tegen kakkerlakken, 50.
witte mieren, 43.
Middelen voor abortus, 99, 100.
Mieren, beschutting tegen, 138.
Mieren, vviltc, 43, 159.
Mierikswortel, 194.
Milho da India, 173.
Miik, Swiss condensed, 147.
Miloe, 173.
Milord, 353.
Milt, 271.
— zweUing, 246, 311.
Mimi, 161.
Mimusops Bojeri, 181.
Elengi, 133.
kauki, 181.
Manilkara; 181.
Min. 227.
Minahassa, 130.
Minjak katjang, 174.
kawang, 375. .
klapa, 176.
tanah 201.
tawang , 375.
tangkawang , 375.
tingkawang, b75.
Minjawah, 153.
Miskraam, 99, 295.
Misleiding in de praktijk, 339, 360.
Mispel, 181.
Misvorming, 81.
Mithheilungen, Petermann's, 321.
Modang's, 199.
Model voor certificaat, 358, 361, 366.
Moending, 142.
Moendoe, 195.
Moenki, 176.
la, 176.
Molukken, 7, 14, 59, 131, 172, 190,
216, 321.
Mondholte bij sirih-kanwen, 80.
, zweren in de, 295.
Mondwater, 127.
Montcgu, 147.
Monlrddo, 13.
400
Moraliteit, 75.
Jloringa polypona, 194, 234.
pleryjfosperina. 194, 234.
Mosclius Javanicus, 143.
Blossel, 158.
Mousson, 11.
, Oost-, 11, 18, 205.
, West-, 11, 18, 20.
Mug, 278.
Mugil Dornëensis, 157.
Mugilidae, 157.
Muiichen, 367.
Blimlok, 13.
Musa, 177.
paradisiaca, 74, 177.
sapientium, 177.
Muskaat-lever, 213.
Muskiet, 48, 270, 278.
Muskielensteek, 278.
Muur, 39, 44.
kast, 47.
JIuziekuitvoering, 24, 40.
Myopie, 23.
Myrislica fragrans, 194, 211.
incrs, 02, 133.
Myrrhe, 62.'
Myrtaceae, 02.
Hhjsore, 328.
N.
Nachlbrock, 107, 108.
klet-iling, 107, 108.
licht, 48.
slaap, 248. 331.
Kaïleelen van inlauilsche voorscliril-
ten, 338.
Naegeli's theorie, 26.
Nageboorte, 72, 73.
Nagels, groei der, 127. 281.
Nagels, verwen der, 135.
Namen, Portugeosche, 102.
verandering van, 352.
Nam-nam, 181.
Nunns, 179.
Natigka, 185.
ilaugdang, 185.
kcndil, ]85.
tjè'.èng, 185.
tvolanda, 181.
Nargileh, 233.
Nasi, 162.
Nassi, 162.
. lembck, 166.
ti7n, 150, 166.
Nationaliteit, 59, 90.
Natron, koolzure, 130.
Natropegae, 128.
Navel, 72.
streng, 72.
Navicula, 205.
Nederhurken, 253.
Nederland, 1, 8, 140.
Negers, 59. 103, 265.
Nephelium lappaceura, 186.
litchi, 187.
longanum, 187.
Netvlies, 23.
Neusslijm, 284.
Neiv-York, 367.
Ngesis, 238.
Nias, 356.
Niasscr, 216.
Nicotiana, 133.
Nicrzioklen, 314.
NicmvGuiuen, 144, 160, 176,218.
Nieuwjaarsgeschenk. 189.
Nieuwjaar, Chineesch, 80.
Niezen. 284.
Nipa, 233.
Nipa fruticans, 233.
401
Njamoek, 48, 270, 278.
Njêrèt, 239.
Njioer, 176.
Noessa-laul, 78.
Nonton, 40.
Nokvcnlilalie, 35.
iS'oord-Amcrika, 14.
Noot, 189.
Nolenmuskaat, 194.
Nyctanlhes arl)or tristis. 133.
0.
Ohal, 61.
Icgèii, 241.
— — tjekok, 65.
Observatctfium, meteorologisch, 9.
Ocimum gralissimum, 209.
Ocbi, 174.
(Ijaiva, 168, 175.
Oedang, 160.
Ocdema pedum, 254.
Oelam êmas, 155.
Oelar rotan, 160.
sawah, 152.
Oe/af, 190.
Oenarang, 313.
Oengarang, 313.
Ocröf ya/a, 250.
Oeroef, 249.
Ocsan, 170.
Oeser-oeseran, 67.
Oester, 144, 158, 161.
Oewie, 174.
Offerhoutje, 52.
tafel, 52.
üllicieren, klecding der, 114.
Oiïicier van gezondheid, 33, 36, 60,
242, 341.
Oghio, 209.
Okselhaar, 68.
Oli-oH, 216.
Olie, aetherische, 133.
— , kajoe-poeli-, 133.
— , kaneel-, 134,
— , katjang-, 48, 133.
— , klapper-, 48, 133.
, rozen-, 135.
, welriekende, 133.
— , ivid/en-, 133.
Oiize, 216.
Onanie, 76, 86.
Onbevoegden, praktijk door, 334.
, straf hcpalingen tegen,
340.
Onderbroek, 107.
Onderdrukking van zweet, 16.
Onderhemd, 107,
Onderlijfje, 107, 112, 297.
Onderwijs, scliolen voor voorberei-
dend, 29.
Onderzoek, gerechtelijk, 355.
, scheikundig, 355.
Ongedurigheid, 87.
Ongekleed z'ijn 112.
Onreinheid na de bevalling, 73.
der voedsels 141.
Ontbijt, 222.
Ontvelling, 115.
Ontwricht'ng, 46, 49, 251.
Omslagen met koud water, 119.
Oogdokter, llindoescbe, 340.
— droppels, 65.
— leden, 135.
— ziekten, 91.
Oorcn, schoonmaken der, 283.
Oorsuising, 283.
Oostenrijk, 116.
Oost-Indië, 2.
Oostmousson, 11, 18, 19, 20.
Oovamund, 328.
26
402
Opera, 40.
Operatie, 91, 315, 348, 373.
kamer, 39.
Ophiocephalus barca, 157.
guacha, 157.
slrialus, 157.
Opiaten, 271.
Opium , 90, 228, 242.
asch, 237.
pijp, 237.
sclmivcn, 232, 237.
verbruik, 236.
Opleiding der geneesheeren, 2.
Oppervlakte der zweelklieren, 116.
Opschrift van inlandsche recepten, 336.
Opvliegendheid, 284.
Opvoeding, 76, 89, 231, 291.
Opzichter, 101.
Orang sèkah, 77.
wolanda itam, 103.
Oryza glulinosa, 164.
^ sativa, 164.
Os, 141.
Osphromenus olfax, 157.
Oslrea imbricata, 158.
Olitis externa, 283.
Oto, 74, 105, 113.
OtoUthus argenteus, 156.
lateoides, 156.
lilhoides, 156.
macrophthalmus, 156.
microdon, 156.
Oude-mannenhuis, 344,
Oud worden, spoedig, 101, 297.
Ovariotoniie, 315.
Overdrijving van pijn, 63.
Overgordijn, 46.
Overhemd, 107.
Overjas, 114.
O verkabaai, 113.
OverplaatKing, 371.
P.
Paal, 349, 350.
Paard, 135, 144, 354.
rijden, 246, 355.
Pahlegan, 131.
Pachynia luber regium, 190.
Pad, 152.
Padang, 13, 25, 313, 363.
Pandjang, 13, 15, 313.
Sidempoeang, 13, 313.
Paddie, 163.
Padi, 162.
snijden, 170.
Pagar, 55, 56.
Pahidon, 235.
Payakomba, 13.
Pajong, 106.
Pakinangan, 235.
Pakèt-johhan, 235.
Pala, 194, 211.
Palankijn, 353.
Pulawidja, 169.
Pale-ale, 213.
Palembang, 81, 158.
Paling, 154, 158.
Palinurus homarus, 160.
sexdentatus, 160.
Palita, 62.
Palmwijn, 196, 215.
Panaivar djambi, 78.
Panax quinquefolium, 241.
Pandan, 134.
rampeh, 133.
Pandanus inermis, 133.
. lalifolius, 133.
odoratissimus, 133, 134.
Pandeglang, 129.
Pangléh, 136.
Panoe, 79.
403
Pantjoran, 119.
Pantoflel, 112.
Pap, 138, 172, 176, 177.
— op de groote fontanel, 72, 74.
Papaja , 180.
pillen, 180.
Papajer, 180.
Papeda Rumphii, 125, 209, 211.
Papier, Chineesch, 45, 237.
Papoea's, 7, 59, 160, 176, 218, 240.
Param, 251.
Parasol, 252, 301.
Parastomaleus niger, 157.
Pareh, 162.
Parkia Africana, 193.
Pasah, 80.
Pasar, 54.
dag, 219.
Pasoeroean, 155, 313.
Pasgeborenen, bad voor, 125.
Patat-lipoeng, 233.
Pal(?, de foie gras, 145.
Patiënt, 368.
J'aliënten, inlanders als, 60.
Patjar koekoe, 133, 135.
Patrijs, 150,
Pauw, 151.
Paviljoensysteem, 38.
Pavo mulicus, 151.
Pederast, 240.
Pcdoelan, 237.
Peer, 225.
Peignoir, 114.
Pëkak, 198.'
Pekljie, 198.
Pelantoengan, 130.
Pengaron, 13.
Penawar djambi, 78,
Penis, 240.
Penis van den boaja, 241.
doejoeng, 241.
Penis der Negers, 103.
Penjoe, 152.
Papaja, 180.
Peper, 72, 193, 195.
, Spaansche, 190.
Pèpès , 160.
Perdrix Javanica, 151.
Pergularia accedens, 133.
odoratissiraa, 133.
Periode, luaandclijksciie , 68, 112,
115, 123,* 301
Perioslilis, 80.
Periploca Mauritiana, 234.
Per koeloet, 151.
Pcrsea gratissima, 180.
Persië, 148.
Pelé, 191, 193.
fêlis, 161.
Petroleum, 48, 53, 201.
Peulvruchlen, 168, 174, 187.
Phalangisla orienlalis, 144.
Phascolus radialus, 174.
vulgaris, 174.
Phrynium lalifolium, 233.
Plubisis pulmonalis, 81.
Pbymosis congenitalis, 283.
Piemont, 168.
Pielerselie, 160.
Pigmenlafzetling, 281.
Pimpineila anisum, 212.
Pinang, 135, 235.
lama, 236.
Pinanga Kuiilii, 236,
Pindang, 195.
Piper album, 195.
malamiri, 234..
melbyslicum, 218.
nigrum, 195, 211.
Pipcraceac, 218, 234.
Pisang, 117, 196, 230, 237.
ambon, 74,
404
Pisang-hM, 113, 167.
kloetorh, 177.
maas, 177.
radja, 74, 177, 230.
serc, 177.
soesoe, 177.
Pislap, 254,
Pisum salivura, 174.
Pilhec(ilol)ium geminum, 187.
Pitjil, 98. 249.
Plaalscn binnen 's kinds, 8, 42, 137, 266.
, kusi,-, 8, 42, 137, 266.
Plafond, 45.
Plagiiiia, 156.
Plaid, 109.
Planta pedis, 111.
Planten, welriekende, 133.
Plantsoen, 35, 38.
Platax gamprct, 156.
xanlhopus, 156.
Plumicra aculifoli t, 133.
Pneumonia catarrhalis, 81.
Poeclak, 133.
Poeloct. 164.
Poenee, 151.
Poerivaharla, 313.
Poelat, 135. -
Poeljoeh, 176, 211.
Poeivasa, 222.
Pogoslemon, 133.
Pokkah, 211.
Pokken. 300.
Politie, geneeskundige, 51, 57, 356.
Pollong, 174.
Poliutiones, 283,
Pols, 269.
Polyadenia paucidora, 210.
Polyalllii.i subcordata, 210.
Polvnenius, 156.
Polypen. 315.
Pouime d'amour, 195.
Pompelmoes, 186.
Ponglia. 51.
Poppen, 160.
Porlerbier, 213.
Porlunus pelagicu.s, 160.
Portwijn, 211.
Posilie der geneeskundigen, 351.
Postweg, 304.
Polasch, 124, 166.
Po-lo, 85.
Poujtarlia dulcis, 210.
Praag, 166.
PradjoerU's 344.
Praktijk in liet algemeen, 333.
bij Cbineezen, 82, 84, 334.
— inlanders, 60, 334.
door onbevoegden, 335.
wie uitgeoefend, 333,
342.
Prauw, 77.
Preanger-Regcnlschappen, 62, 154.
160, 173, 208, 237, 302, 312.
Presbiopie, 86.
Priester, 66, 80.
Prikkels op den buikwand, 100.
Privaat, 31, 49.
Proctilis, 180.
Prognose, 63.
Prostilulie, 356.
Prostituees, 344, 356.
Provisiekamer, 137.
Prijs der visites, 348.
Psyclie, 285.
Psycbolria 135.
Psydium, 180.
guajava, 180.
pyrifcrum, 339.
Pteropus edulis, 144.
Plerygion, 81.
Publiek, 335.
Pubcrleit, 80, 269.
405
Tunica granalum, 135, 181. .
Pul, 50, 56, 205,
— , Arlesischc, 50, 126, 200, 207.
Pijn, 63.
Pijp, 232, 233.
, opium-, 237.
Pylhon biviilalus, 152.
Quassia, 279.
R.
I\a(lix Pareira l)rava, 209.
zedoariae, 72.
Ragie, 155.
Ragout van hondenvleescli, 144.
Rajap, 159.
Ramboet, 127.
Ramhoetan, 186.
Rana Brama, 152.
i?an/oe-wonilen, 178.
Rangas, 44.
Ras, Maleischc, 7.
Rasanmla, 62.
Rasé, 62, 132.
Rassen, kruising der, 102.
Rat, 144.
Rau, 13, 313.
Peboelan, 85.
Rcccplcnboek, inlandscli, 336.
Recepten , nadeclen van inlandsclio, 337.
, opsclirifLen van inlnndsche,
336.
Reconvalcscenlfngosliclit, 311, 314.
Recljocngan, 160.
Regeerings-almanak, 263, 313.
reglement, 264.
Regen, 11, 20, 33.
Regen, loopen in den, 119.
scherm, 106.
waarnemingen, 11, 15.
water, 201, 205.
Registers van den burgerlijken sland,
]02, 203.
Reiniging na de bevalling, 72, 123.
der erven, 51.
Rekeningen, 349.
Rembang, 130, 329.
Rendoe. 236.
Rmgalengan, 129.
Rele Maipigliii, 143.
Relina, 23.
Reukmiddelen, 132.
Reuzenschelp, 159.
Rliagades, 78.
Rheun alick, 250.
Rliizosloma ca[iilluin, 214.
purpureum, 214.
Ribbenbreuk, 48.
Riciiling der gebouwen, 33, 42.
Ricinus salicinus, 135.
Ri vier wa Ier, 125, 201, 207.
Roedjak, 98, 191.
koelang-kaleng, 177.
Roeien, 247.
Roesa, 143.
Rog, 154.
Roggei)rood, 173.
Rok, 72.
Roko, 232.
Rokok, 232.
lï'gèn. 2A2.
Rolkussen. 48, 244.
Roodvonk, 209.
Rook, opslurpen van, 233.
welriekende, 133.
Rookbril, 22.
Rooken. 330.
Rola7i, 46, 47.
406
Roti, 173.
Ijinljing, 173.
Roliferen, 205.
Rozenolie, 135.
Ruilen van vrouwen, 77.
Rund, 141.
, Baüneosch, 141, 142.
vlcesch, 141.
, wild, 142.
Rupsen, 160.
Rust, 243, 311, 331.
Ru la graveolens, 72.
Rijden, 242, 251.
Uijk, Hemelsche, 325.
Rijp, 15.
Rijst, 60, 162, 167, 214.
— — Louw, 167.
, jonge, 172.
koek, 131.
meel, 72, 134.
pap, 176, 207.
— poeder, 85, 101, 125.
, roode, 164.
, samenstelling der, 164, 220.
stengel, 124.
, stampen der, 166.
stelen, 226.
tafel, 165, 176, 222.
, toebereiding der, 165.
veld, 130, 167.
voeding van zuigelingen, 166,
299.
, wiltc, 164.
, zwarte, 166.
Rijtuig, 8H, 251, 353.
Rijweg, 56.
S.
Saboen, 125.
Saccharuin oiïicinarum, 188.
Saffloor, 212.
Sago, 172.
koekje, 172.
Sagueer, 215.
, jonge, 215.
, oude, 215.
Saguerus langkap, 189.
saccharifer, 172. 177, 188,
214, 232.
Sagus, 172.
laevis, 172.
. Rumpliii, 172.
Salak, 177, 190.
Salanganen, 152.
Samaar, 114.
Samangka, 178.
Samarang, 50, 130, 174 313, 343,
348. 363.
, bevolking van, 392.
Sambal, 191.
sambalan, 191.
pengantcn, 191.
Sam-geh, 156.
Sampang, 130.
Sampi, 141.
Sandaal, 78, 105.
Sandaluni album, 62.
Sanitarium, 131.
Santan, 176.
Santen, 176, 195.
San-tjoe, 214.
Santonine, 65.
Saoe, 62, 181.
manila, 62, 181.
Sapi, 141.
Sapoe-lidi, 48, 51.
Sapola acbras, 62, 181.
Sarang-boeroeynj, 152.
Sardijn, 145, 158.
Saring, 124.
Sarong, 54, 72, 104, 107, 112, 120.
407
Sata, 232.
Savoye, 129.
Saivah, 167, 327.
Sawoe, 62, 181.
manilla, 62, 181.
Scarlatina, 299.
Scalophagus argus, 156.
Scepasma buxifolium, 135.
Schaamhaar, 68.
Schaap, 143.
Schapenlong, 145.
Schelpdier, 62.
Schelpkalk, 234.
Schepbad, 117, 119, 125.
Schepper, 120.
Scherm. 51.
Scheuring der bilnaad, 71.
Schildpad, 152.
ei. 152, 241.
Schimmels, 138.
Schiraz-wiin, 212.
Schoeisel, 114.
Schoen, 106, 111, 114.
Scholen, 28.
, voor dokter' s djawa, 374.
, Fröbel-, 30.
, gouvernemenls-, 31.
, inlandsche, 45.
, parliculiere, 29.
voor voorbereidend onderwijs,
29.
voor vroedvrouwen , 342 ,
374.
Schommmelsloel, 253.
Schoolbezoek, 303, 320.
Schoonheidsmiddelen, 132.
Schotland, 8.
Schutterij, 367.
Schijndood, 73, 82.
Sclcrodermen, 154.
Scolopax slernula, 151,
Scomber kanagurla, 157.
Scrotum, 246.
Sectie, 212, 273.
Sedah, 234.'
Sedêkah, 66, 221.
Selar macrurus, 157.
Selterswater, 131, 222.
Semarang, 50, 130, 174, 313, 348,
363.
Semauw, 131.
Semen santonici, 65.
Semoer boor, 201.
Scndok, 222.
Senggang, 178.
Senoek, 156.
Sepia aculeala, 158.
Serbnt, 211.
stroop, 211.
Seré, 195, 211.
Seroeloe, 232.
Sesamum indicum, 133, 194.
Sêsaté, 144.
Sétan, 84.
Sëlangan kepain, 105.
koentji-koentji, 247.
Sha-tsan, 156.
Siam, 157
Siboga, 13,
Sierplant, 175.
Sigaar, 232, 272.
Sigarette, 232, 240.
Laferme, 232.
Sigoriti, 130.
Silesië, 129.
Sillago, 156.
raaculata, 156.
Simulatie, 317.
Sinaasappel, 225.
Sindanglaija, 129, 312.
Sindoro, 15.
Singapore, 108, 349.
408
Sinqkcmang, 13.
Singkel, 13.
Sinlok, 195.
Siram, 120, 121.
Sirap, 46.
Siriliaja, 181, 230.
Sirih, 60, 134, 234.
berem, 234.
, hospuwem met, 66, 67.
boa, 234.
boclas, 234.
doos, 235.
gadieng 133.
liulk, 65, 234.
kauwen, 80, 101, 134, 194,
232, 234.
mehra, 234.
poeti, 234.
pruim, 235.
rooile, 234.
,\vi!le, 234.
Sisipan, 130.
Siwalen, 215.
Sjerp, 104.
Sjoengko, 190.
Skollong, 209.
Slaap, 242, 248, 270, 331.
Slaapkamer, 52, 55.
Slaapzalen op scholen, 31.
Slaclilcrij. 142.
Slachlvee, 138.
Slak, 159.
Slctmelan, 221.
Slang, 51, 152.
Slapeloosheid, 270.
Slaperigheid, 270.
Slechtheid, 95.
Slendang, 104, 254.
Slib. 201, 203.
Slof. 107, 111.
Slokkan, 51.
Slool, 51.
Slijm, vaginale, 294.
Smeer , huid-, 283.
, oor-, 283.
, voorhuids-, 283.
Smegma, 283.
— auris, 283.
culis. 283.
pracputii, 280.
Snceuwlinie, 15.
Sneppcr voor cataract, 340.
Snip, 156.
Snoek, 150.
Snijboon, 191.
Snij landen, vijlen der, 80.
Snekaboemi, 312.
Soekoen, 185.
Soelasnc, 209.
Socmadang, 313.
Soendaneezen, 59.
Soep, 142, 145.
Socrabaja, 13, 50. 130, 17.}. 199
326, 343, 348, 363.
, bevolking van, 292.
Soeraka^'ta, 13, 313.
Soeri, 216.
Soeroeh, 234.
Soesoe, 148.
Soja , 197.
boon, 197.
, zoele, 197.
Solanum melongena, 178.
— verbascifolium, 135.
Soldaat, kl-aeding van den, 113.
, reiniging van den, 132.
— . , voeding van den, 223.
Solea cornuta, 156.
Solo, 313.
Solok, 13, 313.
Som, 241.
Sonneralia acida, 173.
409
Sopi ajar, 223.
Soya liispida, 198.
Specialilcit, 370.
Speeksel, bij siVi/j-kauwen, 235.
Speelgoed, 74.
Spliyraena jello, 156.
■ oblusata, 156.
Spiering, 156.
Spierwerking, 267.
Spinazie, 178.
Spiritualiën, 211.
Spratella kowala, 154.
Sprinkhaan, 160.
Spruw, Indische, 175, 179.
Spijsverteringskanaal, 272.
Stadsgeneesheer, 60, 342, 343.
Stadsverband, 35, 38, 345. 373.
Stal, 49, 54.
Stand, burgerlijke, 102, 263.
, maalschappclijke, 88.
Stanggie, 62.
Statistiek, 89, 90, 102, 256.
Staüüng, 311.
Steen, tot bereiding van ohat, 65.
kolenmijn, 199.
snijding, 315.
, Eskozijnsche, 31, 43.
Stempel op den uterus, 83.
Stepliania capilata, 209.
Steranijs, 198.
Sterfte, 32, 257, 326.
Slernocoris varicornis, 160.
Slerrckers, 180.
Stinkboontjes, 193.
Stoep, 44.
Stof, 19, 51.
Stofwisseling, 118.
Slokvisch, 158.
Stondenvloed, 68, 112, 115, 123, 301.
Stooinen, 165.
Stoomschip, 223.
Stoot, baarsche, 306.
Stortbad, 119.
Stout porlcr, 213.
, extra-, 213. .
Straat, 54.
Strafbepalingen tegen onbevoegden,
340.
Strooipoeder, 125.
Stroomsnelheid, 203.
Stroop, 214.
Strychnine, 242.
Studie, 291, 371.
Stijlen, 54.
Sublimaat, 43, 44.
Suiker, 62, 187, 198.
riet, 62, 188.
Sumanap, 141.
Simatra, 7, 8, 13, 59, 130, 208, 216.
Surirella, 205.
Sus barbalus, 144.
— bivittatus, 144.
Suspensoir, 246.
Synedra giganlca, 205.
subtil is, 205.
Syphilis, 61, 78, 81, 91, 95, 242, 339.
T.
Taai Mar, 281.
Taal, 64, 87, 88, 92, 93, 162.
Tabak, 133. 232, 234, 237.
, Java-, 232.
pruimeu, 233, 235. •
, Ranoe-, 232.
. rooken, 232, 272.
, Sumalra-, 232.
, Turksche, 232.
Tafelzout, 196.
Talauiia cliainpacca, 133.
niulabilis, 133.
410
Talès, 175.
Tallus, 175.
Tamarinde, 19, 73. 194, 196.
Tamarimlus iiidica, 72, 194.
Tampajang, 203, 205.
Tamput loeda, 235.
Tanah Mop, 199.
lijat, 199.
Tandarts, 102, 370.
Tanden, afvijlen der, 80.
van klcurlin^'cn, 101.
, zwarle verkleuring der, 80,
134.
, wisseling der, 301.
Tandjong, 133.
Priok, 326, 344.
Tandpoeder, 127, 135.
Tangcrang, 197.
Tangkil, 178.
Tanghoehan prahoe, 129^.
Tangkoé, 180, 189.
Tannine, 281.
Tapanoli, 313.
Tapiocca, 175.
Tapijt, 47.
Tarwe, 169, 173.
• meel, 197.
Tatah, 80.
Tater, 135.
Tawang, 187.
Taivon, 159.
Té, 208.
Teakhout, 375.
Tebing-tingie, 13.
Teboe, 188.
Tectona grandis, 46, 375.
Teer, 46.
zeep, 123, 276.
lelok-belong, 13.
Telor, 151.
asin, 151.
Tembako, 133, 232.
Temoc-tis, 72.
Temperament , 305.
, bilieus, 305.
, lympliatisch, 305.
, melancholisch , 305 ,
306.
, nerveus, 305.
, phlegmalisch, 305.
, sanguinisch, 305.
., sanguiuisch-cholerisch,
305, 306.
Temperatuur van het badwater, 117.
des lichaams, 81, 117.
waarnemingen, 9, 12.
Tempeh, 214.
Tempo ja, 158.
Teng-er-gebergte, 173.
Tepel, 297.
haar, 298.
Tcrep, 185.
Termes alrox, 159.
destructor, 159.
fatale, 159.
mordax, 159.
Sumatrauum, 159.
lernate, 25, 162.
Térong, 178.
Terpsinoë musica, 205.
Terugkeer uit Europa, 319.
Testes, 62.
Talampah, 198.
Tetanus, 78.
Tetianthera divcrsifolia, 210.
. rubra, 188.
Teuthidae, 157.
Thee, 188, 208.
Theobrouia cacao, 18^, 208.
Theorie van Nakgeli, 26.
Thermen, 128.
Timboel, 181.
411
Timar, 8, 322.
Deli, 323.
, Portugeescli, 323.
Timpaus, 62, 132.
Tinospora crispa, 238,
Tioem, 76.
Tipula Javcnsis, 278.
longicornis, 278.
praepotens, 278.
Tjabé. 190, 195.
aroy, 210.
besaar, 191.
clja wa, 211.
• idjoe, 191.
» jonge, 193.
raxviet, 191, 193.
sétan, 191.
Tjai doewêgan, 176.
Tjampakka, 133.
Tjampeclak, 185.
Tjandoe, 237, 240.
Tjandjoer, 143, 312, 363.
Tjanella, 107.
Tjariang, 233.
Tjarioe, 234.
ryè&o/j, 125.
T7e?i/vé, 194, 211.
Tjermé, 185.
Tyi, 201.
— andjoer, 201.
— fl/flr, 129.
— bodas, 201.
— burrum, 201.
— kocnior, 279.
— hoppo, 130.
— ia^y«/), 50, 200.
— liivocnq, 201.
—pabella, 129.
— pannas, {Duilenzorg), 129, 312.
, {Krawang), 129.
Tyien <;V«i, 209.
ï)'ten //au trf/oe, 209.
Tjoejer, 135.
T/oe/ca, 196.
Tjoe-séh, 85.
Tjoklaad. 189.
Tocht, 39, 110.
Toedoeng, 105.
Toef/ë/, 105.
Toekang batik, 54.
/3t7yi7, 249.
sampie, 146.
Toelating, akte van, 333.
Tocplitz, 129.
Toeren, 251.
Toespijs, 174, 190, 194.
Toestand, zenuwachtige, 282.
Toetoet, 159.
Toewa/c, 188, 214.
. aren, 188.
kras, 213.
nianis, 215.
•, oude, 217.
, sterke, 215.
, zoele, 215.
Tombong, 177.
Tompasso, lioogland van, 130.
Tondano, 130, 313.
Tong, 143, (visch), 156.
, zweren aan de, 295.
Tor, 100.
TorleUluif, 55.
Tosari, 313.
Toto, 158.
Tranen, 283.
Transvaal, 146.
Trasi, 157, 191.
Tremor. 282.
Trichiurus iiaumela, 156.
Trichopus Iriclioplerus, 158.
slrialus, 158.
Tridacne gigas, 149.
412
Trigoe, 173.
Tripang, IGI, 241.
Troc'boek, 155.
Trommel, 354.
Trygon lymna, 154.
Tsap-go-meh, 85.
Tsjiebock, 233.
Tuin, 50.
Turtur, 151.
Tijdschriflen, 371.
Tijdschrift, Aardrijkskundig Genool-
schap, 128.
, Geneeskundig, v. N. I., 3,
35, 50, 128, 131, 164, 241,
3G9, 372.
van liet Koninklijk Instituut
van Ingenieurs, 34.
— : .Natuurkundig, voor N. I.,
25, 128, 238, 372.
voor N. I., 128.
voor Taal-, Land- en Vol-
kenkunde V. N. I., 372.
Type, 80.
van Clüncesche woningen, 52.
van Europeesche woningen, 41.
van kleurlingen, 94.
U.
Ui, 155, 173, 178, 195.
Uilgaven, geldelijke, der geneeshee-
ren, 348, 350.
Uitputting, 314.
Uilrusting, 374.
Uncaria lerruginea, 234.
gambir, 234.
Uniform. 115.
Urcllirilis», 28.3.
Urme, 274.
Urosliguia benjarainuni, 19.
. glabelluro, 217.
Uterus, 123.
, kanteling, 100.
, knikking, 100.
, liggingsverandering, 69, 112.
Uvaria odorata, 133.
V.
Vacanlie, 311, 359.
Vaecinalcur, 366.
Vaccine, 355, 366.
bewijs, 366.
Vanilla planifoiia, 194.
Vanille, 194.
Varanus biviltatus, 153.
Varices, 81.
Varken, 54, 143.
Vaslcn, 222.
Veearts, 138.
Veenmol. 160.
Vendutie, 47.
Venster, 39, 45, 54.
Venus, 78.
Verandering der mondholte bij sirih-
kauwen, 80.
van namen, 352.
Verbanddoek, 115.
Verblijf in de open lucht, 24.
Verbranden van afval, 51.
Verdamping van zweel, 16.
Verdeeling van Ncd. Indië, physi-
sche, 6.
Verdieping, 28.
Verdrinken, 119.
Vcreenigiiig lol bev. der (Jen. We-
lensch. in N. L, 33,
325. 372.
, Koninkl. Naluurk,, 372.
41
Vereeniging van praktiseerende genees-
heeren, 368.
voor voorbereidend onder-
wijs, 30.
Vereischten ter benoeming tot stads-
geneesheer, 345.
Vergiftiging, 81, 154. 159, 174, 199,
208, 355.
Verhouding der geneesheeren onder-
Ung, 367.
Verkoudheid, 16, 17, 24, 91.
Verlamming, 242.
Verlichting, 48, 53, 61.
Verlof naar de bergstreken, 2, 92.
309, 357.
Europa, 2, 92, 314. 357.
t wenschelijke
bepalingen), 361.
Verlofstractement. 319, 362.
Verlossing, 53, 70, 92, 123, 349.
, bloeding na de, 72.
bij inlandsche vrouwen ,
70, 71.
Verloop van wonden, 63.
Veimicelli, 144.
Vermillioen, 85.
Vermoeidheid, 282, 359.
Vercordeelden. 204.
Verrotting, 355.
Verspreiding van epidemische ziekten.
299.
Vervalsch'ngen, 138.
Vervalsching van likeur, 212.
melk, 147.
soja, 198.
— visch, 154.
wijn, 212.
V ervoerniiddelen, 353.
Vcrwer, 54.
Verwonding, 47, 51, 56, 78, 85.
V erzorging van kinderen, 67.
Verzorging van paarden, 354.
— zieken, 300.
Verzwering, 63.
Verzwikking, 46.
Vest, 106.
Vet, 138.
— kaars, 52.
— vorming, 91, 296.
Vilt, 46.
Vinaigre de toilette, 123.
Vinken, 151.
Visch, 138, 149, 153, 195.
in blik, 158.
, gedroogde, 153, 157, 158.
lijm, 209.
, roode, 155.
in zuur, 157, 196.
Visites, 348.
, aantal per dag, 353.
, — maand, 353.
, prijzen der, 348.
, tijd der, 353.
Visum repertum, 355.
Viverra Indica, 62.
Zibetha, 62.
Vleesch, 60, 138.
extract, 145.
, verduurzaamd, 144.
Vlekken op de cornea, 81.
, roode, 275.
Vliegen, 138.
— kast. 138.
scheetjes, 281.
Vloed, witte, 43, 91, 100, 115, 179,
283, 294.
Vloer, 39, 43, 46, 49.
Voandzeia subtcrranea, 174.
Vochtigheid, 11, 15, 54.
Voeding, 136, 219, 330.
der kinderen, 147, 166;
173, 227.
414
Voeding der kleurlingen, 224.
soldalen, 223.
Voedsel 136.
uil hel dierenrijk, 141.
_ — — plantenrijk, 161.
Voet dor Clüneesclie vrouwen, 86.
Voetpad, 50.
Voetvervvonding, 78.
Voetzool, 111.
Vogelnestjes. 152, 241.
Vogels, 138, 148.
Volbad, 117, 119. 126.
Vollcnhoven. 323.
Voorkomen, oud, 101.
Vooroordeelen, 61,
Voortplanting der Europeanen, 321.
— kleurlingen, 99, 102.
Voorzegging, 66.
Vorticella, 205.
Vroedvrouw , Europeesche, 92, 299, 342.
.Inlandsche, 92, 342.
, school voor inlandsche ,
342, 374.
Vrouw, acclimalisatie van de, 294.
, Europeesche, 91, 247.
, Chineesche, 86. 135, 325.
— , vóór het huwelijk, 77, 94.
, prakliseercnde, 335.
. , publieke, 344.
, uilleenen van de, 77.
Vrucht, afdrijving der, 99.
. , ligging der, 70.
Vruchten, 178, 190.
. , onrijpe, 98, 178.
Vulkanen, 7.
Vijlen der tanden. 80.
W.
Waaier, 106.
Waarnemingen, barometer, 9.
, dampspanning, 11.
. regen, 15.
, temperatuur, 9, 12.
, vochtigheid, 11.
Wagen, 19, 88.
Walang, 160.
sangiet, 160.
Wandelen, 247.
Wantrouwen, 96.
Wants, 160.
Waringin, 19, 50.
Warmte, 103, 268.
Warmbrmn, 129.
Waroe, 130.
bladeren, 146.
Warong, 173, 199.
Wasch water, 50.
Wassching, 116. 122.
Waler, 200.
, artesisch-put-, 50, 126, 200,
207.
, bad-, 50, 117.
uil bamboe, 210.
, drink-, 50, 170, 175, 200.
, heet, 208.
kamer, 204.
, lauw. 188.
mineraal-, 116. 128, 131.
put-, 50. 205.
, regen-, 201, 205.
. rivier-, 125, 201, 207.
Selters-, 131, 222.
, wasch-, 50. t
zuivering, 203.
Watermeloen, 178.
W'aterlooplein, 312.
Weekdieren, 158.
Wecihuizen, 344.
Wegen, aanleggen van, 327.
Wólad, 72.
415
Wellust, 85.
Weltevreden, 50.
Wenkbrauw, 135.
West-Indiè, 2, 179.
-Java, 131.
AVestmousson, 11, 18, 20.
Wetten, 333, 376.
mtter, 322.
Wi, 174.
Widjen, 194.
olie, 133.
Wieg, 253.
, inlandsche, 254.
Willem 1, 170, 304. 313, 363.
Wind, 11.
, drooge, op Celeben, 14.
, land-, 11, 14.
stilte, 14.
, zee-, 11, 14.
Wiroe, 232.
Wond. 63. 178, 184.
Woning, 28 330.
der Europeanen, 41, 330.
— Chineezen, 52.
— inlanders, 54.
Wo7iosobo, 129.
Woonplaats, 329.
Wormen, 81.
Wortels, 132.
Wrijven, 98, 121.
met olie, 126.
Wijn, 212.
, Madeira. 211.
, Port, 211.
vervaisciiing, 212.
, Schiraz. 212.
IJ.
Yoni, 78.
IJs, -15, 189. 205.
— bad, 119.
— fabriek, 205, 207.
— , geprepareerd, 206.
— kast, 138, 207.
— kist, 138, 207.
— machine, 207.
— , smelten van, 207.
IJzer, 46. 135.
Ijzerhout, 46.
Z.
Zalacca edulis, 177.
Zalf, 134.
Zalm, 158.
Zand, 43, 55.
Zandsteen, 7.
Zea mais, 173.
Zebu, 141.
Zeebad, 127, 128.
— kwal, 214.
— netel, 214.
— reis, 272, 298.
— wind, 11, 14.
— ziekte, 298.
Zeep , 120, 123.
, kokos-, 123.
, leer-, 123.
Zegel, 334, 359.
Zelfgenoegzaamheid, 87.
Zemelen, 166.
Zenuwstelsel, 166.
Zetmeel, 165.
Ziekenkleeding. 107.
onderzoek, 53.
verpleging, 300, 373.
zaal, 38.
Ziekten, besmettelijke, 300, 373,
der darmen, 91.
416
Ziekten, huid-, 130.
. , nüasmalWche, 81, 91.
Zingiber gramineuni, 136.
officinale, 196, 211.
Zinnelijkheid, 75.
Zitbad, 125.
Zizyphus jujuba, 181.
Zoenen, 76.
Zoldering. 39, 45.
Zonlicht, 22.
— nescherm, 106, 301.
— nesteek, 284.
— warmte, 303.
Zoogen, 74, 92, 227, 295.
Zool, 106.
Zout, 72. 190, 197, 221.
Zoutevisch, 158.
Zoutzuur, 129.
Zuchten, 267.
Zuid-Ooster-Eüanden, 322.
Zuigeling, 74, 92, 227, 298.
Zuigdop, 229.
Zuigflesch, 228.
Zuivering van water, 203.
Zuur, ingelegd, 177, 196.
Zuurzak, 181.
Zwangerschap, 70, 99. 122, 199.
Zwavelaardcn, 129.
alkaliën, 129.
bronnen, 130.
koolstof, 44.
waterstofgas, 201.
zuur, 129.
Zweer, 279
, in de mondholte, 295.
Zweet, 274.
afscheiding, 16, 112, 274.
, geur van het, 116, 275.
klieren, 116.
kristallen, 17, 274.
, onderdrukking van, 16.
, snelle verdamping van, If»
274.
Zwembad, 126.
Zwijn, 143.
Zijde, Chineesche, 106, 111.
Zijgalerij, 33.
ALPIABETISCHE LIJST
VAN
EIGENNAMEN.
Altheer, J. J., 128. 199.
assenraad, w. iiuberts van, 14.
Baird Smith, R., 168.
Berkelot Moens, J. C, 50, 128, 164,
200, 202.
Bleeker, Dr. P., 25, 130, 153, 191,
192, 202, 263.
Bleekrode, S. A., Ja., 128.
Bol, P. A., 14.
BoLsiüs, A. M. J., 89.
Bo£Cu, W., 175, 263.
BoNTius, Dr. Jacobüs, 1, 20, 164, 165,
181, 185, 214, 304.
Bosman, J. T., 14. •
Brikk, Dr. Jan ten, 193.
Broecke, ten, 181.
Broekjieijer, J. G. X., 14, 262.
Büdd, 193.
Carnbée, Melvill van, 322.
Casper, J. L., 127.
ClIARLlER, G. F., 13.
Cleuer, Andreas, 181.
Cloütii, C, 238.
Cloux, P. du, 179.
DARVi^IN, Cii., 97.
Daüdet, A., 251.
Deelken, C. H. E., 13.
Deleen, A. J. W. van, 93.
dolescuall, g. l., 278.
EcoMA Verstege, G. M. G. A. M , 77.
EiJsiNGA, Roorda van, 240.
Elst, A. van der, 35, 39,153,180.
Ermeung, J. Pil, 34.
F. G. W., 236.
Filet, G. J., 13.
Frank, Mevr., 93.
Frantz, Dr. J, G., 288, 316, 368.
Geigel, 285.
Gelpke, 0., 153.
Gelpke, Dr. I. II. F., Sollewijn, 78,
170.
Gent, BIevr. E. van, 336.
Goens, P. C. van 216.
Gramberg, J. A. G., 155.
Gram, Mevr, 86, 225.
Groneman, I., 241.
GÜNIUER, 158.
Haar, B. ter, 21.
Hart, van der, 75.
418
Hasskakl, J. K., 55, 162, 164, 194.
Hebua, Von, 116.
Heijjiann, 300.
Helfricii, C, 13.
IIenny, W., 77.
Henoch, 193.
IllPPOCRATES, 287.
HOEUVELL, VAN, 60, 78.
IIüET, Prof., 368.
IIUBERTS VAN AsSENRAAD, W., 14.
HüFELAND, 368.
HüMBOLTT, A. V., 279.
hüygens, constantin, 297.
Hyrti,, J., 298.
James, J. A., 13.
joübert, l., 334.
Kervel, L. P., 13.
Kerst, F. J., 251.
KüNERT, J. M. E., 117, 118.
I/EENT, Dr. F. J. VAN, 141.
LEEDve, D. J. DE, 322.
Lesseps, F. DE, 110.
LlEBERMEISTER, 118.
LlNDCREEN, J. J., 13.
LiNDMAN, L., 13.
LiNsciioTEN. J. VAN, 112, 164, 182, 242.
LiTTROw, Von 286.
LüCHïMANs, Dr. G., 33, 103.
Maclay, N. VON MiKLüciio, 218, 238.
Maier, P. J., 108.
Marey, 373.
Meijer, Dr. A. B., 151, 321.
HIellvill van Carnbée, 322.
MiKLUciio Maclay, N. von, 218, 238.
MoENs, J. C. Bernelot, 50, 128, 164,
200, 202.
MojiicKE, 0. G. J., 14.
Mooij, G. DE, 47.
MüNARET, 3, 116, 368.
MULTATULI, 21, 67.
Naegeli, 26.
Nagelvoort, J. B., 50, 200.
Neuhaüs, F. W., 207.
NiEVELT, G. VAN, 20.
Paludanus, 181.
Pasteur, 51.
Perelaer, M. T. H., 60.
Pettenkofer, 192.
PiNKIIOFF, U. S., 187.
Praeger, L. F., 200, 248.
Rebentisch, Sonnemann, J. H. A. B„ 13.
Reiche, M. Th., 13.
Riedel, J. G. F., 77, 321.
ROUHARD, 166.
RoMBACH, L. C. A., 322.
Roorda van Eijsinga, 240.
Rost van Tonningen, D. W., 128.
Rüijter, 11. C. K. F. DE, 13.
Sachs, 212.
Sallustu;s, 287.
Sciiarlée, A., 128, 164.
SciiMiDT, J. H., 216, 217.
SciiNEiDER, Fr., 13, 128, 131, 217.
Schouten, W., 75.
sciiübert, 287.
Semmelink, J., 180.
S1.MM0NS, Dr. B., 166.
Smith, R. IIaird, 168.
Sneltjes, C. J., 13.
SoLLEWijN Gelpke, Dr. J. II. F., 78,
170.
Sonkemann Rebentisch, J. H. A. B., 13.
Stok, N. P. van der, 131, 230.
SwAviNG. Dr. C., 33. 248, 285, 288, 304
419
TEijsMAhtr, J. E., 83, 216.
ToNxiNGEN, Rost van, D. W., 128.
Toom, J. L. van der, 68.
Tyndall, 51.
Valentijn, 164, 214.
VEnscHooFP, E., 242.
Verstege, Ecoma, C, M. G. A M., 77.
Veth, P. .1., 55, 131, 179, 182.
ViDAL, 193.
VlRGILIÜS, 98.
Wallage, A. R., 6, 7, 8, 182, 185-
Walland, A., 35, 39,
Wassink, Dr. G., 272, 335.
Watson, 164.
Wernjch, 153.
Wienecke, G. J., 13.
Wilken, 6. A., 75, 77.
Wreüe, J., 13.
Zollinger, H., 13.
♦
r
/ /
[
1