Skip to main content

Full text of "Natuurlyke historie, of, Uitvoerige beschryving der dieren, planten, en mineraalen"

See other formats


NATUURLYKE  HISTORIE 

O  F 

VITVOERIGE  BESCHRTVING 

DER 

DIEREN,  PLANTEN 

E  N 

MINERAALEN, 

Volgens  het  Samenstel  van  den  Heer 

x  j  $r  3Y  s%  v  of. 

Met  naauwkeurige  Afbeeldingen. 


EERSTE  DEELS,  DERTIENDE  STUK. 
Vervolg  en  Befluit  der 

I    N    S   £    K   T   £  N. 


Tb  AMSTERDAM, 
By  de  Erven  van  F.  H0UTTU1 N. 
M  D  CC  LXIX, 


Digitized  by  the  Internet  Archive 
in  2014 


https:yVarchive.org/details/natuurlykehistor13linn 


INHOUD  van  djtSTUK. 


FYFDE  AFDEELING. 


De  INSEKTEN. 


LXX1I.  Hoofdst.  De  Eigenfchappen  der 

Ongevleugelde  Infek ten  Bladz.  i 

LXXIII.  Hoofdst.  Befcbryving  van  *t  Ge- 
il agt  der  Ongevleugelde  Mo  r- 
ten,  ook  Schieters  genaamd  ■  1  15 
LXXIV.  Hoofdst  Befcbryving  van  9$  Ge- 
flagt  der  Plantvlooijen  ,  dié  men 
ook  Aardvlooijen  noemt.  1  20 

LXXV.  Hoofdst.  Befcbryving  van  9t  Ge- 
il agt  der  Houtluizen,  zo  van  de 
Indien  als  van  ons  WereldsdeeL  1  36 

LXXVI.  Hoofdst.  Befcbryving  van  yt  Ge- 
flagt  der  Luizen,  zo  die  de  Men- 
fchen,  als  die  de  Beefien  van  aller- 
ley  foort  plaagen ,  zynde  grootelyks 
in  gedaante  verfc billende.  ■  47 

LXXVII.  Hoofdst.  Befcbryvingvan  H  Ge- 
flagt  der  VlooiJen  ,  waarin  de 
Weflindifcbe  Zandvlooijen  zyn 
t'buis  gebragt.  ■  94 

LXXVIIL  Hoofdst*  Befcbryving  van  't  Ge* 
flagt  der  Mytfn,  waaronder  ver- 
febeidene  voorkomen  ,  die  men  ge- 
womüyk  Luizen  of  Luisjes  noemt  , 
of  Spinnetjes ;  als  ook  de  Schurft- 
diertjes,  enz.  ■  ui 

LXXIX.  Hoofdst.  Befcbryving  van  H  Ge- 
flagt  der  Kreeft-Spinnen  ,  dus 
wegens  baare  Schaar  agtige  Nypers 
genaamd  ,  tot  welken  de  Lan^poo* 
tige  of  Langbeenige ,  deScorpioen» 
of  Weegluis-Spinnetjes %m  anderen 
zyn  betrokken. 


'  LXXX.  Hoofdst.  Befcbryoing  van  't  Ge- 
Aagt  der  Spinnekoppen  ,  waar- 
in derzelver  IfAgenfcbappm  ,  inzon» 
derbeidten  opz'cbt  van  baar  Vernuft 
en  de  Vooriteeling ,  hreeavoerg  ont- 
vouwd en  nagejpoord  worden  , 
enz.  Bladz.  177 

LXXXI.  HobFDST.  Refcbryving  van  H  Ge- 
ilagt  der  Scorpiolnén,  behelzen* 
de  verfcbeide  Waarneemingen  der 
Hedendaagfchen.xo  ten  opzigtian 
derzelver   Vcnyntgheid ,  als  aan» 

faai  e  de  Voortteeling  en  andere 
Ugerifcb  ïppm  — —  26$ 
LXXXII.  Ho^fdst.  Be fcbryvmgvan  -t  Ge- 
flagt  der  Kuabsen  en  Kreef- 
ten ;  waarin    derzelver  Eigen* 
fcbappen  en   verfcbülendbeden  om* 
fiandig  worden  aangeweezen.  De 
Solduaten  of  Kluizenaars  en  der* 
gelyke  middel/lagtige ,   als  ook  de 
Garnaalen  ,Zee-Vlooij  n ,  en  an- 
deren ,  zyn  daar  077 der  vervat.  29 ƒ 
LXXXIII,  Hoofd.t.  Befcbryving  van  'c  Ge- 
flagt  dér  Water  Vloo/jen, 
waarin  9  behalve  de  eigentlyk  %o- 
genaa-nde,  ook  verfcbeide  andereder» 
gelyke  Diertjes  ,  gelyk  de  Visch* 
juizen  ,  en  zelfs  3  wegens  eenige 
ivereenhmst  var  geftalte  ,  ook  de 
groote  Moiukfe  Krabben  begreepen 

zyn.   45Ö 

LXXXIV.  Hoofdst*  Bercbryvïngvan  't  Ge- 
flagt  der  Pissebedden;  totwdken 
de  Zee-Luizen  en  Walvischluis 
bebouren.                               — —  4^ 
LXXXV.  Hoofdst.  Befcbryving  van  *|  Ge- 
llagt  der  Düiz^NDbeenen.    505 

LXXXVL  Hoofdst  Befcb  ryving  van  9 1  Ge- 

Üagt  der  Millilrnpo'otsm.  * —  531 


AANWYZING  der  PLAATEN 


en  der  Bladzyden, 
alwaar  de  Figuuren  aangehaald  of  befcbreeven  worden* 

Plaat  XCIX.  Afbeelding  van 

de  Plantvlooijen,  en^.  tegenover  Bladz.  17 

Fig.  1.  De  Ongevleugelde  Mot 

of  Schieter.  W.  17 

—  2.  De  zwarte  Plantvloo,    bh  23 

—  3.  De  ruige,  van  onderen,  bl.  30 
- —  4*  De  Water  treeder.        bh  31 

—  5.  Een  Hout*  of  Papier- 

Luis^,  bl  42 

  6.  De  Menfchen  Platluis,  bl.  68 

  7.  De  Koeijen  -  Luis.       bl,  74 

—  8  £te  Kalkoenen  •  Luis.    bl,  85 

De  Af  beddingen  opdeeze  Plaat  zyn,  zo  wel  als  die 
der  naastvolgende,  door  fterke  Vergrooting  mee  hen 
Mikroskoop  getekend ,  gelyk  uit  de  nevens  ^eplaatite 
Voorwerpen 5  in  Natuurlyke  grootte,  blykbaar  is. 

Piraat  C  Afbeelding  vanver- 

fcheide  Luizen,  enz.    tegen  over  Bladz*  93 

Fig.  i.  De  Weegluis.  bl.  93 

—  2.  De  Schaapen  Luis.     Z?/   114  . 
. —  3.  Een  Torren-Luisje.     /;/  150 
~-  4.  Het  Scorpioen  Lulsje  bl.  166 
~  5  De   zogenaamde  Wal 

visch-Luis*  bh  170 

«—  6*  Een  aartig  Sanmamtch 

Spinnetje.  bh  224 


*3 


Pl &At 


Plaat  CL  Afbeelding  van  de 

Kreeft*  Spinnen,  tegen  over  Btedz.  173 

Fig.  u  Ds  Lang  Gearmde 
groote  Weftindifche 
Kreeft-Spin*  hl.  173 

 ,  Zê  Een  aartig  Gedoomde 

Spin.  hl.  267 

 3.  Esn  dito  Staart- Spin- 

nekop.  W.  267 

Plaat  CIT.   Afbeelding  van 

Spinnekoppen.  tegen  over  Bladz,  227 

Fig.  i.  Een  groote  Oostindi- 

fche.  M.  126 
  a#  Een  dito  Guineefche.    b!9  227 

—  3.  Ongemeen  groote  W'eft- 

indifche  Bosch- Spin.  M.  238 

  4.  EenSurinaamsch  Goud- 
groen Spinnetje.      bi.  262 

  5.  Een  dito  Krab  -  agtïg  of 

Krab  Spinnetje*  266 

Plaat  CIII.   Afbeelding  van 

Scorpioenen*  tegen  over  Bladz.  289 

Fig.  1.  -D*  ^röctö  Afrikaan- 

fche.  H 

^  2.  Westindi- 

fche.  W.  290 

mmp  35      Europifche  0/  Ita- 

liaanfche,  W.  291 


Plaat 

1  ,  •  A  H 


Plaat  CIV.  Afbeelding  van 

Krabben.  U&*  w*r Bladï.  3T3 

Tig.  u  De  Hartvormige  Wtfl- 

indifcbe.  bl.  316 

—  2.  Oqftindifcbe  Zandkrab* 

betjes.  K*  33$ 

3.  Onx  Inlandscb  Porfe- 

leinkrabbetje.        W.  335 

Plaat  CV*  Afbeelding  van 
zeer  raare  Kreef- 

—  —  Bladz.375 

Tig.  i.  Gehoornde  Indifche.  bi.  424 

—  2.  Zand- Kreeft,  dito.    bi.  431 

Plaat  CVL  Af  beelding  van 

Pissebedden  ,  enz.     —  —~  Bladz*  435 

Tig.  1.  Een  dikpootige  Zee- 

Vloo.  bl.  435 

—  2#  Vischluis.  bl. 

*  ,  3.  Dito  met  lange  Sprie- 
ten, bl.  4(1 

,  .  4,  De  Groenlandfcbe  Wal- 
vis chluis.  W.  49* 

5.  Dezelfde  van  onderen. bl. 49^ 

(5.  Kabbeljaauws-Luis 

ff  Zee- Wants.       W.  488 


Fig.  7.  De  Gewoone  Dui- 
zendbeen- hl.  510 

—  8.   Onze  Inlandfche 

Millioenpoot.     M,  526 

De  Afbeeldingen  van  deeze  laatfie  Plaat  zyn  aanmerke- 
lyk  grooter  dan  Natnurlyk ,  doch  niet  zo  fterk  vergioot» 
als  die  der  twee  eerfte  Piaaten  van  dit  Stuk. 


BER1GT  voor  den  BOEKBINDER. 

De  Piaaten  moeten  dus  ingevoegd  worden. 
Plaat  XC1X.   tegenover   Bladz.  17 


^.   —     93 

Cl.   173 

CU   227 

C1II.   289 

CiV.   313 

CV.  375 

CVI.  435 


V  V 


BE* 


B  ES  C  HR Y VIN  Ö 

DER 

DIEREN. 

gstssssssssssssssssssssssssssso 
vïfd  e  afdeel  ing* 

De  INSEKÏEN, 


LXXIL  HOOFDSTUK. 

De  Eigenfchappen  der  Ongevleugelde  Infek- 

ten  in  't  algemeen. 

6AA^^  Ongevleugelde  ,  tot  wier  be- 
^  D  ■  fchryvinge  wy  thans  gevorderd  zyni 
})♦  maaken  den  Zevenden  Rang  uit  on- 
der  de  Infekten.  Deeze  verfchillen 
van  de  anderen  meer  in  fchyn,  dan  inderdaad. 
Het  zyn  de  zodanigen ,  aan  welken  de  Natuur 
geen  Vleugelen  vergund  heeft  zelfs  in  haar 
volmaakte  Staat:  't  zy  dat  de  Schepper,  dus, 
dezelven  heeft  willen  bepaalen  aan  het  Aard- 
ryk  en  de  Wateren ;  't  zy,  derzelver  befcha- 
digend  Vermogen  intoomen.  Hoe  naar  zag  het 
'er  voor  de  Menfchen  uit ,  indien  dat  Onge- 
diert,  'i  welk  als  tot  kwelling  van  ons  fchync 
gefchapen  te  zyn  ,  de  Vlooijen  naamelyk  en 
eigentlyke  Luizen,  met  Wieken  was  voor- 
I*  deel.  xin,  stuk.  A  zien. 


2        De  Eigenschappen  der 


.  v-  zien.  Sommigen  derzelven,  wederom,  wel* 
.Afdeel • .  M  .       .  .  5 

LXXII.  ke  Seen  klems  figuur  maaken  onder  die  van 

Hoofd-  deezen  Rang,  weeten,  door  een  verwonderlv- 
bTUKt  ke  Konst,  het  Weefgetouw  der  Menfchen  te 
befchaamen,  en  die  Infekten  zelfs,  waaraan  de 
ruime  Lugt  toteene  wykplaats  is  gegeven  3  haar 
Prooy  te  maaken  :  terwyl  de  Krabben  en 
Kreeften  in  het  Water ,  de  Scorpioenen  en 
Duizendbeenen  op  het  Land  ,  '  haar  beitaan 
vinden ,  even  als  de  Maskers  der  Torren  ,  de 
Rupfen  en  Maden,  in  't  algemeen. 

Yerflin*       De  meeften  der  Ongevleugelde  Infekten  zyn 

mt*Q  van  den  aart  der  Verflindende  of  Roofdieren. 
Zy  haaien  het  Bloed  uit  den  Mensch  of  an- 
dere Dieren:  zy  zuigen  de  Infekten  uit  ,  die 
haar  Aas  zyn  ,  of  verflinden  dezelven  :  ja, 
fommigen  doen  de  Menfchen,  door  haar  Ve- 
nynige  Beet  of  Steek,  den  dood  aan  >  Die,  zelfs3 
welke  tot  Voedzel  of  Lekkerny  (trekken  voor 
het  edelfte  Schepzel  en  voor  andere  Dieren ; 
de  Kreeften  en  Krabben,  naamelyk;  leeven  , 
naar  haare  grootte,  van  Infekten,  Wormen 
of  Schulpvisfchen.  Men  vindt,  onder  de  In- 
fekten van  deezen  Rang  ,  die  alles  byna  vernie- 
len ;  gelyk  de  My ten  hier  te  Lande ,  en  de 
Houtluizen  of  zogenaamde  witte  Mieren  in  de 
Indien.  Het  verwonderlykfte  in  deezen  is ,  dat 
fommigen  tot  dien  trap  van  barbaarschheid  o- 
vergaan,  van  die  van  haar  eigen  Geflagt  ea 
Soort,  levendig,  op  te  vreeten. 

zyveran.     In  de  gedagte  Eigenfchappen  komen  %  even- 

niet.  * 

wel 


Ongevleugelde  Insekten.  3 


wel,  de  Ongevleugelde  Infekten  met  fommi-  v* 

5  Afdeel 
gen  van  de  Gevleugelde  overeen;  maar zy  ver» LXXII. 

fchillen  van  dezelven,  in  't  algemeen,  door  de  Hoofd- 
Verandering  of  Geftalte-wisfeling.  Alle  andere 
Infekten,  byna,  leeven  eerlt  en  groeijen  aan  , 
onder  een  geheel  verfchiliende  gedaante,  dan 
die  is  van  het  volmaakte  Infekt,  waar  zy  uit 
voortkomen ;  het  welk  men  de  Staat  van  Mas- 
ker noemt,  om  dat  het  weezentlyke  Infekt, 
daarin,  als  gemaskerd,  is  opgeflooten,  of  dat 
zy  de  Vorm  bevatten,  waarin  hetzelve  gefatr- 
zoeneerd  wordt.  Dan  gaan  zy  over  tot  den  Staat 
van  Pop  ,  wanneer  de  Lighaamsdeelen  ,  ge-  / 
meenlyk,  reeds  van  buiten  zigtbaar  zyn.  De 
derde  Staat  is,  eindelyk,  indemeeften,  die 
van  volmaaktheid ,  en  daarin  neemen  zy  niets 
in  grootte  toe.  Men  vindt  eenige  weinigen ,  ge- 
lyk  de  Juffers  en  dergelyken  ,  die  een  Twee- 
üaltige ;  anderen ,  gelyk  de  Vliegen  ,  die  een 
Vierllaltige  Verandering  hebben  *.  De  Onge-   f  z?« 
vieugelde,  misfchien  de  Vloo  alleen  uitgezon-  stuk."* 
derd  ,  komen  in  de  zelfde  gedaante  ter  wereld, 
waarin  zy  moeten  voortteelen ;  zy  verfchillen 
van  hec  volmaakte  Infekt  alleen  in  kleinte  des 
Lighaams ,  en  groeijen  dus  onder  die  gedaante, 
of  in  die  Geftalte,  welke  zy  altoos  behouden 
moeten,  zonder  eenige  Verandering  te  onder- 
gaan ,  dan  alleen  die ,  welke  de  vaftheid  der  Lig- 
haamsdeelen, en  miflchien  ook  de  bekwaam- 
heid ter  Voortbrenging  van  huns  gelyken ,  vor* 
dert. 

I.  Deel*  XIII.  stuk.  As  Gei 


4        De  Eigenschappen  der 


.  v-  Gelyk  alle  andere  Infekten,  bvna,  uitgeno- 
Afdeel.  *  m     ,  .  .    '    -  2,,. 

LXXIL  men  "e  Plantluizen  en  eenige  Vliegen ,  Eijer* 

Hoofd-  leggende  zyn;  bevindt  men  ook ,  onder  de  On- 
^TL7K#  f  gevleugelde  ,  maar  weinig  Jongwerpende.  De 
Ey"ri?gCw  1  Pisfebedden ,  die  men  fomtyds  Muurvarkens 
geildc*  noemt ,  zyn  van  dien  aart,  en  men  kanze,  om 
zo  te  fpreeken,  onder  't  oog  doen  baaren.  Een 
Wyfje  neemende  van  dat  Geflagt,  welks  Buik 
uitgezet  is,  en  hetzelve  wat  knypende,  opent 
zig  haar  Lyf ,  en  men  ziet  'er  een  hoop  van 
kleine  leevende  Pisfebedjes  uit  voortkomen,  die 
loopen,envandezelfdeGeftalte  zyn  als  de  Ou- 
den. Het  zelfde  heeft  ook  in  de  Scor pioenen 
en  mooglyk  in  eenige  Myten  plaats.  De  meefte 
anderen ,  gelyk  de  Spinnekoppen ,  Krabben  en 
Kreeften,  enz.  leggen  Eijeren  of  Eijertjes,  uit 
welken ,  na  verloop  van  meer  of  minder  tyds, 
Jongen  voortkomen,  die  insgelyks,  inGeftalte, 
byna  gelyk  aan  de  Ouden  zyn. 
vervellen  Offchoon  deeze  Infekten,  dus,  geene  Ver- 
andering of  Geitaltewisfeling  behoeven  te  on- 
dergaan, komende  door  enkelï  aangroeijing  tot 
den  Staat  van  volmaaktheid ,  in  welke  zy  kun- 
nen voortteelen:  zo  zyn  fommigen  hunner, 
doch ,  eene  Vervelling  of  afwerping  van  Huid 
onderhevig,  en  in  eenigen  heeft  zelfs  een  aan- 
merklyke  byzonderheid  plaats ,  die  gantsch  on- 
gewoon is  in  de  andere  Infekten.  Een  Rups 
of  K  watworm,  ja  de  Maskers  der  Ge  vleugel- 
den in  't  algemeen ,  behouden  altoos  het  getal 
vao  Leden  of  Ringen  ,  waar  uit  hun  Lyf  be- 

flaat; 


Ongevleugelde Insekten. 


3 


ftaat :  doch  onder  de  Ongevleugelde  zyn  'er ,  v- 
in  welken  het  getal  der  Leden ,  met  de  groei-  £XXIï.  * 
jing,  toeneemt.   De  Duizendbeenen  hebben  ,  Hoofd- 
dus,  in  hunne  Jongheid  minder  Ringen  ,  en  s™- 
overzulks  ook  minder  Pooten ,  dan  als  zy  tot 
völwasfenheid  komen.    De  Krabben  en  Kreef- 
ten, die  ook  de  Huid  afwerpen ,  hebben  nog 
eene  meer  verwonderlyke  eigenfehap;  dat  haar 
Pooten,  naamelyk,  afgebroken  zynde,  weder 
aangroeijen  ;  en  de  LangpootigeSpinkrygt  lan- 
ger Pooten. 

Het  Lighaam  van  deeze  Infekten  beftaat ,  tighaams- 
gelyk  dat  der  reeds  befchreevene,  uit  drie  dec-  eeen' 
len  ,  naamelyk  Kop>  Borstftuk  en  Agterlyf: 
maar  men  vindt  'er ,  in  welken  deeze  drie  dee- 
len  niet  zo  gemakkelyk  te  onderfcheiden  zyn, 
als  in  de  Vlooijen ,  Luizen  en  eenige  anderen. 
De  Spinnekoppen ,  by  voorbeeld,  als  ook  ver- 
fcheide  Myten,  fchynen  geen  Kop  te  hebben, 
of  dezelve  is  met  het  Borstftuk  vereenigd, 
voor  aan  hec  welke  de  Oogen  en  Sprieten,  ge- 
lyk  in  de  Krabben,  ingeplant  zyn.  In  ande- 
ren wederom,  gelyk  de  Kreeften,  is  de  Kop 
van  't  Borstftuk  afgefcheiden  en  duidelyk  ken- 
baar. De  Pisfebedden  en  Duizendbeenen  heb- 
ben ook  wel  een  afgezonderde  Kop,  maar  hun 
Lyf,  dat  geheel  uit  Ringen  of  Leedjes  beftaat, 
laat  zig  niet  van  't  Borstftuk  onderfcheiden. 

Behalve  deeze  verfchillendheden  ,  die  zeer  DeSprie- 
blykbaar  zyn  ,  en  den  meeften  invloed  op  de  tea- 
Geftalte  maaken ,  hebben  'er  de  Infekten  van 

h  D£el,  xuu  stuk.         A  3  dee- 


6 


De  Eigen  schappen  der 


deezen  Rang  nog  anderen,  in  de  byzondere 
LXXli;  Lïghaamsdeelen.    De  Sprieten  ,  die  zy  allen 
Hoofd-  hebben,  verfchillen  grootelyks  in  gedaante  en 
stuk.   verciienen  jn  veelen  naauwlyks  dien  naam.  Som- 
migen hebbenze  eenvoudig  en  van  aanmerkelyke 
langte;  gelyk  dat  Dier,  het  welk  men  Suiker* 
Gast  of  ongevleugelde  Mot  noemt:  anderen 
hebbenze  Boomagtig  getakt,  gelyk  dit  in 
t  £je  't  een  Soort  van  Wespjes  ook  waargenomen  is  f  . 

a  ?  I.  S  Ti.  K  , 

pizdt.ns.  Op  den  Kop  van  de, Watervloo,  naamelyk  , 
die  zig  daar  van  tot  zwemmen  en  fpringen  in'c 
Water  fchynt  te  bedienen,  maaken  zy  derge- 
lyke  vertooning.  Die  van  de  Pisfebedden  zyn 
alleenlyk  geknakt,  en  hebben,  by  ieder  Leed- 
je,  een  verfchillende  bogt.  Hetverwonderlykfte 
heeft  in  de  Spinnekoppen  plaats ;  doordien  der- 
zelver  Teelleden  aan  het  end  der  Voeleren 
zyn ,  gelyk  wy  vervolgens  zullen  zien. 

De  Oogen  De  Oogen  deezer  Infekten  Hellen  niet  min- 
der byzonderheden  voor.  Geen  derzei  ven  heeft 
die  kleine  gladde  Oogjes,  welke  agter  op  den 
Kop  van  veelen  der  Vier-  en  Tweevleugeiigen 
zyn,  maar  het  getal  haarer  Oogen  en  derzel- 
ver  plaatzing  doet  ons,  in  fommigen  ,  billyk 
verwonderd  ftaan.  De  meefte  anderen  hebben 
twee  Netswyze  Oogen,  niet  meer  of  miq ;  en 
de  meefte  Geilagten  van  deezen  Rang  zyn  ook 
aan  dat  getal  bepaald  :  maar  men  moet  'er 
van  uitzonderen  die  Watervlooijen ,  in  welken 
men  maar  één  Oog  waarneemt,  en  de  Spinne- 
koppen. In  deeze  laatften  is  niet  alleen  het  ge- 
tal 


Ongevleugelde  Insekten. 


7 


tal  der  Oogen,  welken  zv  'er  doorgaans  agt  V. 
hebben;  maar  ook  derzelver  plaatzing,  'tzy^LXXIl! 
in  't  vierkant ,  in  een  driehoek  of  by  trosjes,  Hoofd- 
nevens  elkander  op  twee  of  drie  ryën,  aan-  STUIC# 
merkelyk,    Ondertusfchen  kan  men  niet  den- 
ken ,  dat  zy  daar  mede  beter  zien  dan  andere 
ïafektenj  die  twee  Netswyze  Oogen  of  met 
Facetten  hebben:  want  haare  Oogen  zyn  van 
eene  enkele  oppervlakte  5  glad  ,  en  onbeweeg- 
lyk.    In  alle  de  genen,  die  geen  Kop  hebben  , 
bovendien  ,  ftaanze  3  gelykerwys  in  de  Krab- 
ben ,  op  het  Borstftuk.   Die  van  de  Langpoo- 
tige  Spin  vindt  men  ,  dat  zonderling  is  ,  als 
midden  op  de  Rug  geplaatft. 

Aangaande  den  Bek  heeft  ,  onder  de  Onge-  dc  Bek. 
vleugelde^niet  minder  verfchil  plaats.  Sommi- 
gen hebben  een  fpitfe  Snuit  ,  die  vry  groot  is, 
naar  het  Lighaam ,  en  waar  mede  zy  vinnig 
kunnen  fteeken,  gelyk  de  Vlooijen  ,  of  ten 
minfte  haar  Voedzel  inzuigen  5  gelyk  de  Lui- 
zen en  Myten.  De  Spinnekoppen ,  Scorpioe- 
nen  en  Duizendbeenen  ,  zyn ,  aan  den  Bek  ,  met 
fterke  Tanden  of  Nypers  voorzien  ,  die  zeer 
fcherp  zyn  3  tot  kwetzen  bekwaam  3  en  in  fom- 
migen ,  zo  't  fchynt ,  met  een  Vergiftig  vogt 
bezwangerd.  Geen  van  beiden  ontdekt  zig  in 
de  Krabben  cn  Kreeften ,  die  het  Aas  door 
middel  van  zekere  Voelertjes  of  Baardjes  3  wel- 
ke zy  aan  den  Bek  hebben  ,  daar  in  kunnen 
brengen. 

Veelen  van  deeze  Infekten  hebben  het  Borst-  Het 

I.  Deel.  XIII.  STUK  A  4  ftuk  Borütó* 


8        De  Eigenschappen  der 


V.    ftuk  zeer  blykbaar ,  gelyk  de  Luizen  ,  by  voor-i 
LXXIL  bee,d  ;  maar  in  anderen  is  hetzelve  met  den  Kop 
Hoofd,  zodanig  verward,  dat  men  het  daarvan  niet 
$tuk.     kan  onderfcbeiden.    Deeze  moet  men  zeggen 
dat  geen  Hoofd ,  of,  (het  welk  miffchien  min- 
der wanluidende  is,)  geen  Borstftuk  hebben; 
gelyk  de  Spinnekoppen  en  verfcheide  Krabben. 
Ondertuflchen  zyn  aan  dit  Deel ,  gelyk  gewoon- 
lyk,  alle  of  eenige  Pooten  aangehecht.  Ande- 
re Infekten  van  deezen  Rang,  gelyk  de  Pitte- 
bedden  en  Duizendbeenen ,  laaten  het  Borstftuk 
niet  van  het  Agterlyf  onderfcheiden     Die , 
welke  met  zes,  agt  of  tien  Pooten  voorzien 
zyn,  hebben  dezelven  altemaal  aan  'i  Borst- 
ftuk ;  doch  de  genen ,  die  meer  hebben  dan  tien 
Pooten ,  hebben  dezelven  aan  de  Ringen  of 
Leden  van  9i  geheele  Lyf. 
Het  Ag-     Het  Agterlyf  heeft  weineg  byzonders ;  dan 
•ply "     dat  het  grootelyks  verfchillende  is  in  die  van 
deezen  Rang.   Jn  fommigen  vindt  men  het 
langwerpig  of  Ovaal ;  in  eenigen  byna  Kloot- 
rond,  en  dit  heeft  zo  wel  plaats  in  de  genen 
daar  het  duidelyk  van  't  Borstftuk  afgezonderd 
is,  gelyk  in  de  Spinnekoppen;  als  in  die,  daar 
't  met  het  Borstftuk  als  één  Lighaam  uitmaakt , 
gelyk  in  de  Scorpioenen.    Die ,  waar  het  ge- 
heele Lyf  uit  egaale  Ringen  of  Leden  beftaat, 
gelyk  de  Duizendbeenen, hebben,  gelykerwys 
de  Maskers  der  Gevleugelde  Infekten,  de  Poo- 
ten aan  deeze  Leden  ingeplant.    In  veele  Krab- 
ben is  het  Agterlyf  zo  veel  kleiner  dan  het 

Borst- 


Ongevleugelde  Insekten.  9 


-Borstftuk,  dat  men  het  naauwlyks  kan  zien:  V. 

A.FDEE 

om  dat  zy  hetzelve,  als  een  Staartje,  onder  't  jj^xil" 
Lyf  omflaan ,  en  daar  verbergen.  Mooglyk  Hoofd- 
hebben  zy  'er  een  dergelyk gebruik  van,  (hoe-STUK* 
wel  in  minder  graad,)  om  op  de  been  of  aan  't 
loopen  te  komen,  als  de  Aardvlooijen  ,  die, 
^  door  middel  van  zulk  een  Staartje,  zulke  ge- 
weldige Sprongen  doen,  en  zo  vlug  huppelen, 
dat  zy  zig  byna  onzigtbaar  maaken.  Sommi- 
gen hebben  byhangzels  als  Staartjes,  aan  het 
end  van  *t  Agterlyf,  wier  gecal  twee  is  ,  of 
drie,  gelyk  in  de  Suikergast ;  ja  in  fommigen 
vier  of  daar  boven.  De  Scorpioen  munt  on- 
der alle  de  ongevleugelde  Iniekten  uit,  dooi- 
de aanzienlyke  Staart,  die  haar  tot  een  Werk- 
tuig van  kragtdaadige  verweering  Itrekt  en  ge- 
vaarlyke  Kwetfuuren  toebrengt  aan  de  Dieren 
en  den  Mensch. 

Het  getal  der  Pooten ,  zo  overeenkomftig  De  poq. 
in  de  Maskers  der  Kapellen  ,  en  nog  meer  in tcn* 
de  volmaakte  Infekten  van  alle  de  voorige  Ran- 
gen, die  'er  altemaal,  om  zo  te  fpreeken,  zes 
hebben:  is,  inde  Ongevleugelde,  een  bylter 
groot  verfchil  onderhevig.  De  Luizen  en 
Vlooijen  hebben  'er  ook  maar  zes;  doch  de  My- 
ten  en  Spinnekoppen  agt :  de  Krabben ,  Kreef- 
ten en  Scorpioenen ,  als  men  de  Schaaren  me- 
de  rekent,  tien:  de  Pisfebedden  veertien.  Ia 
alle  deezen  is  het  getal  der  Pooten  voor  het 
Geflagt  bepaald :  maar  in  dat  der  Duizendbee- 
mn  naar  de  Soorten  verfchil  lende.    Onder  de- 

{•  EEEL  XIII.  STUK.  A  5  Z^h 


io        De  Eigensghappen  der 


V/r  zelvcn  vindt  men  'er  met  twintig,  zeventig, 
iTxxiV.  Ja  over  de  honderd :  om  thans  van  de  Millioen- 
Hoofd-  poot  niet  te  fpreeken,  in  welke  het  getal  der 
stüjc.  Pooten  en  Pootjes  byna  ontelbaar  is  Voorts 
hebben  deeze  Lighaamsdeelen,  in  fommigen, 
nog  aanmerkelykebyzonderheden.  De  Pooten 
beftaan  wel,  in  allen,  uit  drie  voornaamedee- 
len  ,  waarvan  het  bovenfte  de  Dy  of  Bil  ,  hec 
middelde  de  Schenkel,  het  onderfte  de  Voet 
geheten  wordt ,  in  vergelyking  met  het  Lig- 
haamsgeftel  der  Viervoetige  of  Zoogende  Die- 
ren: maar  in  fommigen,  gelyk  de  Spinnekop- 
pen,  hebben  de  twee  bovenfte  deelen,  aan  het 
Gewricht,  als  een  klein  Leedje,  of  dubbelde 
Gewrichten  byna,  gelyk  in  Kinderen,  die>iet 
de  Engelfche  Ziekte  behebt  zyn,  en  in  ande- 
ren beftaat  het  onderfte  deel,  de  Voet  genaamd, 
dat  in  de  vliegende  Infekten,  twee-  drie- ,  vier- 
of  vyf- Ledig  is,  uit  een  veel  grooter  en  fora- 
tyds  verbaazend  getal  van  Leedjes,  waarvan 
de  Langpootige  Spin  ,  die  men  de  Maaijer 
noemt,  een  voorbeeld  uitlevert.  De  groote 
Amerikaanfche  Griffioen-  of  Scorpioen  -  Spin 
heeft,  boven  en  behalve  de  geftalte  der  twee 
voorfte  Pooten,  haar eenigermaate  metdeScor- 
pioenen  en  Krabben  gemeen,  aan  de  twee  vol- 
gende een  foort  van  Zweepen  ,  die  haar 
niet  minder  zeldzaam  maaken  dan  de  lang- 
gearmde  Tor  en  Letterhoute  Bok,  wegens  de 
Jangte  en  figuur  van  twee  haarer  Pooten, 

zyn 


Ongevleugelde  Ins.ekten.  h 


zyn  (*),   De  plaatzing  van  twee  Pooten3  aan  V. 

den  Kop,  is  in  de  Vloo  zo  verwonderlyk,  als  Afdf^u 
de  werking  en  kragt  van  haare  twee  agterfte^^" 
of  Springpooten ;  enz.  stuk. 

Het  ailerzeldzaamfte,  egter,  in  verfcheide-  De  Teel- 
ne  vandeeze  Infekten,  is  de  ftandplaats  vandeleden# 
Teelleden.  De  meeften  hebben  die  wel  aan  *t  end 
van  \  Agterlyf,  en  de  zodanigen  paaren  op  de  ge- 
woone  manier.  Dus  heeft  de  Paaring  van  de 
Vlooijen  ,  en  anderen,  niets  byzonders  in: 
maar  de  Spinnekoppen  hebben  haare  Teel- 
leden geheel  anders  geplaatst.    De  Mannetjes 
draagen  dezelven,  zo  'c  algemeen  Gevoelen  is, 
aan  't  end  van  die  Deelen  voor  aan  den  Kop  , 
welken  men  voor  Sprieten  neemt  3  doch  die 
meer  naar  Voelers  gelyken,  laatende  in  de 
Paaring  een  foort  van  Penis  uit.  In  de  Wyfjes 
daarentegen ,  vindt  men  de  Fulva  onder  aan  het 
Agterlyf,  digt  by  deszelfs  famenhechting  met 
het  Borstftuk.   Dit  zou  de  Paaring  zeer  moeie- 
lyk  fchynen  te  moeten  maaken ;  doch  men  ziet 
in  tegendeel,  dat  zy  die  met  gemak,  en  zeer 
fchielyk,  zo  het  fchynt,  volbrengen.  De  Krab- 
ben, die  in  't  uiterlyk  aanzien  veel  naar  de 
Spinnekoppen  gelyken,  hebben  de  Teelleden 
ook  zeldzaam  geplaatst.   In  de  Mannetjes  be- 
vinden dezelven  zig ,  wederzyds ,  by  den  wor- 
tel van  de  agterfte  Pooten  3  en  de  W yfjes  heb- 
ben twee  openingen  der  Natuurlyke  deelen, 

die 

(*)  Zie  het  IX.  Stuk  cleezer  Natuurlyke  Hljtorle ,  bhdz 
193  ea  522. 

I.  Deel.  XIII.  Stuk* 


12       De  Eigenschappen  der 


V.     die  toegang  gecven  tot  twee  Lvfmoeders,  van 
L^XII.  elkander  afgezonderd:  zo  dat  in  deeze  een 
Hoofd-  dubbelde  Bevrugting  ,   Voortteeling  en  Baa- 
stuk.   rjng5  fchynt  plaats  te  hebben, 
woon-      De  plaats,  daar  deeze  Infekten  leeven,  en 
plaats.     hetVoedzel,  datzy  gebruiken  ,  is  grootelyks 
verfchillende  in  de  byzondere  Geflagten  en 
Soorten.  Sommigen  leeven  op  en  in  de  Aarde; 
anderen  in  gaten  van  Muuren  ,  fcheuren  van 
Boomen ,  reeten   van  Houten  Wanden  of 
Schuttingen;  anderen  op  de  Bladen  der  Plant- 
gewasfen ;  eenigen  op  het  Lighaam  der  Men- 
fehen  en  van  allerley  Dieren.    Dus  worden 
de  leevende  Torren  zelfs,  en  Vliegen,  met 
Myten  bezet  gevonden  ,  die  groote  vernielers 
zyn  van  defchoonheid  der  opgezette  Kapellen. 
De  Levensmanier  der  Spinnekoppen  ,  waarvan 
veelen  als  in  de  Lugt  huisveften,  levert  ande- 
re byzonderheden  uit.   De  Kreeften  zyn  als 
ïAmpbu  tweeflagtige  t  of  Land-  en  Water-Dieren :  zy 
hiA        woonen  in  Gaten  aan  de  kant  van  Rivieren,  en 
gebruiken  derzelver  bodem  tot  haare  Weide  , 
alwaar  zy  haar  Aas  zoeken  ,  even  gelyk  de 
Krabben  op  de  Stranden  en  Zandbanken ,  en  in 
de  Modder ,  aan  de  Oevers  der  Zee.  Van  haar 
verflindende  Aart  is  reeds  gewag  gemaakt ,  en 
ik  zal ,  in  't  vervolg ,   daar  van  omftandiger 
fpreeken. 

Wy  zullen,  alleenlyk,  hier  nog  agt  geeven 
bddeed»  op  de  overeenkomftigheid  ,  welke  'er  plaats 
9*       heeft  in  de  meelten  der  Geflagten  van  deezen 


Ongevleugelde  Insekten.  13 


Rang*  Het  Lyf  derzelven  is  bekleed  met  een  V, 
foort  van  Dop ,  of  Schulpswys'  harde  Korst ,  £|s?j£^ 
welke  aan  veelen  den  naam  van  Gekorltte  of  Hoofd- 
Korstdieren  *  eigen  heeft  gemaakt ,  die  fom-  STuKfc 
migen  aanleiding  gaf,  om  daar  van  een  byzon-  *Jï™Sm 
dere  Klasfe  te  formeeren.  Deeze  Korst  is  aan- 
merkelykst  in  de  Krabben  en  Kreeften ,  aan 
wien  dezelve  tot  een  foort  van  Gebeente  of 
Beenig  Harnas  verftrekt,  om  haar  weekeLig- 
haam  te  befchutten :  maar  veele  Spinnekoppen 
hebben,  mooglyk,  naar  de  grootte  van  haar 
Lighaam,  een  niet  minder  hard  bekleedzel,  dat 
in  fommigen  bezwaarlykmet  een  Speld  te  door- 
booren  is ,  en  zy  zyn ,  daar  binnen ,  niet  min- 
der week  van  zelfftandigheid  9  dan  de  Krab- 
ben. Onder  de  Watervlooijen  vindt  men  'er, 
die  ook  vry  hard  van  Schulp  zyn  ,  en  hoe 
het ,  ten  dien  opzigte,  met  de  Vlooijen  be- 
ftaat,  is  wereldkundig.  Men  zoude,  immers, 
de  Luizen  en  My ten ,  omdat  die  wat  minder 
hard  van  Korst  zyn ,  niet  in  een  byzondere 
Rang  ftellen ,  en  de  Pisfebedden  hebben ,  ten 
opzigte  van  haar  bekleedzel ,  een  oogfchynly- 
ke  overeenkomst  met  de  groote  Gekorite  Die- 
ren ,  niet  minder  dan  de  Scorpioenei>  en  Dui- 
zendbeenen ;  alzo  het  Samenflel  van  derzelver 
Lighaam  veel  naar  dat  van  een  Kreeft-  of  van 
een  Krabbé-Staart ,  gelykt.  Dus  hebben  de 
meefte  Infekten  van  deezen  Rang  ,  boven  en 
behalve  het  gemis  der  Vleugelen,  nog  meer  over- 
eenkomst dan  men,indeeerfte  opflag,  wel  den- 
h  Deel.  XIII,  Stuk» 


H       De  Eigenschappen  der 


jl  .*T.  ken  z0lKÏe-  De  Ongevleugelde  By  is  'er3  om 
LXXïï  datzY  >  wegens  andere  Kenmerken ,  tot  die  van 
Hoofd,  den  vyfden  Rang  behoorde,  van  afgezon- 

S  TUK,  de].d 

Aan  den  anderen  kant  moeten  zy  ook  3  om 
deeze  reden  3  niet  uitgemonfterd  worden  van  de 
Klasfe  der  Infekten:  want  de  meeften  hebben 
derzelver  voornaamfte  Kenmerk  3  het  welk  in 
de  Infnydingen  van  het  bekleedzel  des  Lig- 
^  haams  beftaat3  en  behooren  dus  tot  degenen, 
tx.STUK^  in  'l  Grieksch  Entoma  heeten  f  .  DitKen- 
biadi.  4.  merk  ontbreekt    aan  die  van  de  volgende 
Klasfe ,  doorgaans ;  zo  wel  als  de  Sprieten  en 
Pooten  3  welke  veeleh  'er  rykelyk  bebben3  als 
gezegd  is.   Bovendien  zyn  veele  andere  In- 
fekten 3  in  haar  volmaakte  Staat 3  ook  uitwen- 
dig door  een  harde  Huid3  of  door  Beenige 
•Dekfchilden,  die  naauwlyks  met  een  Speld  te 
doorbooren  zyn3  befchut ;  gelyk  de  Torren  3 
enz. 

qcflagten.    De  Rang  der  Ongevleugelde  bevat  veertien 
Geflagten,  welken  Linn^us3  zeer  gevoeglyk, 
^  zIe    in  drie  Af  deelingen  geplaatft  heeft  \J.  De  eer- 
9t  zelfde,  fte  is  der  genen  die  zes  Pooten  hebben ,  en  den 
bladz,I2C#Kop  van  't  Borstftuk  onderfcheidelyk  :  gelyk 
de  vyf  eerfte  Geflagten,  waaronder  de  Luizen 
en  Vlooijen  behooren.    De  tweede  Afdeeling 
is  van  de  genen  die  meer  Pooten  3  naamelyk  van 
agt  tot  veertien  3  en  den  Kop  met  het  Borst- 
ftuk vereenigd  hebben :  waar  in  zeven  Geflag- 
tea  komen  ,  bevattende  de  Myten  3  Spinne* 

kop* 


Ongevleugelde  Insekten.  15 


koppen  ,  Scorpioenen  ,  Kreeften  ,  Krabben  V. 
en  Water  vlooi  jen.    De  derde  behelft  de  zo-  ^xxil* 
danigen ;  die  veel  Fooien  ,  of  meer  dan  de  Hoofd- 
laatftgemelden,  en  den  Kop  tevens  onderfchei-  STÜ^» 
delyk  hebben  :  gelyk  de  Pisfebedden ,  Dui- 
zendbeenen  en  Millioenpoot ,  die  de  drie  laat- 
ttc  Geflagten  uitmaaken  van  de  Infekten. 

lxXiil  hoofdstuk; 

Eefcbryvivg  van  *t  Geflagt  der  Ongevleu- 
gelde Motten,  ook  Schieters  genaamd. 

'jr*  een  bekwaamer  naam ,  dan  dien  van  Onge-  Naars» 

vleugelde  Mot  j  konden  wy  uitvinden 
voor  een  Geflagt  van  Infekten  ,  die  op  t  uit- 
wendig aanzien  zeer  naar  Mot- Uiltjes,  met  de 
Wieken  om  't  Lyf  geflagen,  gelyken  ,  en 
daarom  ook  wel  van  het  Gemeen,  even  als  die, 
Schieters  genoemd  worden  Suihrgast ,  met 
het  Hoogduitfch  woord  Sukkergast,  dat  Sul- 
zer  gebruikc  heeft ,  overeenkomftig ,  kan 
men  alleenlyk  de  eerfte  Soort  noemen.  De 
Geflagtnaam  Lepisma  ,  welke  zo  veel  als  Schub- 
diertje  betekent,  is  op  de  derde  Soort  niet  toe- 
pasfelyk:  doch  het  is  nog  minder  eigen,  dezel- 

vea 

(*)  De  benaamrng  ven  Schietvjormen ,  die  GRO  NOvIus 
zegt  in  gebruik  te  zyn  ,  geeft  men  niet  met  reden  dan  aan 
de  Maskeis  der  Mot^Kapelietjes* 

If  BfcïL  Xlllt  STUK* 


i6     Uesc-hryving  van 

Afdeel.  ven>  gelyk  Geoffro  { doet>  onder  den  naam  vaü 
LXXlIi. Fohbicina ,  die  tot  de  Oorwormen  behoort*, 

Hoofd-  te  befchryven.  Aldrovandus  heeft  ,  wel  is 
stuk.  .     _  „  ' 

*  zie  't  waar  3  y  die  Infekten  een  afbeelding  ge. 
x.stuk.  voegd,  welke  onzeti  Suikergast  eenigermaatc 
a  2  lc5#£chynt  voorteftellen ;  doch  dit  geeft  geen  ge- 
noegzaame  reden ,  om  den  algemeenen  naam, 
dien  de  Oorwormen  oudtyds  hadden  ,  op  dee. 
ze  zo  verlchillende  Infekten  toe  te  paffen  Hier 
geldt  het  gemeene  Spreekwoord,  dac  alle  ver- 
andering geen  verbetering  is. 
De  Ken-  De  Kenmerken  van  die  van  dit  Geflagt 
merken.  keftaan^  voor  eerft,  daar  in,  dat  zy  zes  Poo- 
ten  hebben,  waar  zy  mede  loopen.  De  Dyën, 
daarvan ,  zyn  breed  en  bedekt  met  d  unne 
Plaatjes,  die  naar  Schubben  gelykea  ,  waar 
onder  het  Infekt  zyne  Pooten,  als  het  dezel- 
ven  intrekt ,  byna  geheel  verbergen  kan.  Aan 
den  Bek  heeft  het  3  behalve  de  Voelertjes  of 
Baardjes  ,  die  kort  en  met  Leedjes  zyn :  twree 
zeer  lange  Borftelagtige  Sprieten.  De  Staart  is, 
in  alle  die  van  dit  Geflagt ,  voorzien  met  drie 
zeer  lange  Borftels:  het  Lyf,  in  de  voornaam- 
ften,  met  Schubben ,  die  over  elkander  fchieten, 
gedekt.  De  Geftalte  lang ,  fmal  en  rolrond- 
agtig. 

soorten.  Drie  Soorten  van  dit  Geflagt  vindt  men 
thans  aangetekend  ,  die  altemaal  in  Europa 
voorkomen,  als  volgt. 


co 


Ongevleugelde  Motten*  17 


(1)  Ongevleugelde  Mot,  die  gefcbubd  is, met  V, 

een  driedubbele  Staart*  LXXHl" 

Hoofd- 

De  aangehaalde  afbeelding  van  den  Fran-  stuk. 
fchen  Autheur  der  befchryvinge  van  de  Infek-    •  ?. 
ten  omftreeks  Parys,  fchynt  vry  veel  van  de^Sri. 
figuur  te  verfchillen,  welke  deeze  Schieters»*- 

,  ,    t  1  , :  V  t^.  ^  Suikergaft. 

by  ons  hebben;  gelyk  uit  Fig.  i9  op  Plaat^ 
XCIX,  veel  meer  met  die  van  Sulzer  over-i^g.  1. 
eenkomende,  blykbaaris.  Het  Lyf,  naamelyk, 
van  de  zyne  was  platagtig  en  nagenoeg  overal 
even  breed ;  daar  dat  der  onze  zeer  rond  is  en 
allengs  verfmallende  naar  het  Staart-end.  Men 
vindtze  in  de  Tuinen ,  zegt  die  Autheur,  on- 
der de  Tobbens  en  Kasfen ,  als  ook  in  de  fplee- 
ten  van  de  Venfter-Luiken  der  Huizen.  Als 
men  ze  aanraakt  3  verliest  zy  van  haare  Schub- 
ben veel 3  en  is  niet  gemakkelyk  te  vangen, 
wegens  haare  vlugheid.   Dit  komt  met  de  on- 
ze overeen ,  die  in  Amerika  in  de  Suiker  en  st 
Huisraad  woont ,  van  daar  gemeen  geworden 
in  Europa,  ja  zelfs  thans  inSweeden;  eeten- 
de  ook  Boeken  en  Wollen  Kleederen  ,  zegt 
LiNNiEUs.  In  Karniolie  fchynt  zy  nog  zeldzaam 
te  zyn :  want  Doktor  Scopol  i  befchryft  'er  eene, 

die 

( 1)  Lepuma  {quamofa  Cmdi  triplici,  $yji.  Nat.  X.  Gen. 
230.  XII.  Gen.  2ÓU  Faun.  Suect  Ed.  II.  1925.  Setoura  fub* 
argenfea  ,  Cauda  fetofa  fetis  hirfutis.  BroWn.  Jam.  425* 
Forbicina.  ALDROV.  ïnf%  570.  T.  2.  f,  5.  GEOFFR.  Par.  Jf# 
p.  613.  T.  10.  f.  3,  SüLTS.  Jnf.  T.  22.  f.  142.  SCHIJF, 
Elem.  T.  75*  ADAM.  MkrGgr.  T.  28.  f.  147. 

I.  Deel,  XIII.  Stuk.  B 


18    Beschryving  van 


V*     die  hem  door  Pater  Wulfen  ,  van  Labacum, 
LXXnV.  toegezonden   was  ;  zynde   nog  geen  vierde 
Hoofd-  Duims  lang  C*).    De  onzen  zyn  gemeenlyk 
stuk*    grooter,  en  deeze  maaken,  by  hem,  de  twee- 
de Soort  uit  (f). 

Dit  Infekt  is  zeer  glad  en  Zilveragtig  blaauw, 
met  de  Sprieten  wit  en  zo  lang  als  't  Lyf  ,  heb- 
bende bovendien  nog  Knobbefige  Baardjes  (4-). 
De  Kop  is  klein  doch  duidelyk  onderfcheiden 
van  het  Borstftuk  ?  dat  gedekt  is  met  twee 
grootere ,  en  verder  beftaaü  het  Agterlyf  uit 
tien  kleinere  Schilden.  De  Staart  heeft  drie  , 
van  elkander  afflaande,  lange  Borftels;  waar 
tuflchen  nog  twee  of  drie  paar  zeer  korte  ,  aan 
den  Aars,  die  als  voor  Pooten  fchynen  te 
kunnen  verftrekkcn. 

n.  (2)  Ongevleugelde  Mot,  die  met  Schilden  ge~ 
vecïpolti-  delit  is>  hebbende  een  driedubbele  Staart. 

Het  laatstgemelde  geeft  den  bynaam  aan 
deeze  nieuwe  Soort  9  welke  door  den  Heer 
Brunniche,  in  Deenemarken ,  is  ontdekt.  Zy 
is  bruinagtig  5  kleiner  dan  de  voorgaande  Soort 
en  breed ;  met  de  Sprieten  zo  lang  als  't  Lyf : 
de  kleine  Sprietjes ,  laager  en  digt  nevens  de 

an- 

(*J  Entmol.  Carnlol.  p  37*. 
("\)  Lepisma  vulgaris.  Ibid. 

(1)  Of  men  die  lange  byharigzels  voor  Sprieten  neeme, 
dan  voor  Voelertjes ,  zal  het  zelfde  zyn  >  alzo  het  eigen tlykc 
gebruik  der  Sprieten  iu  de  Infekten  nog  onbekend  is. 

(2)  Lephmét  fèutati.  Cuida  triplici.  Syft%  Nttt  XII. 


|e. 


OngevLêügelde  Mottên.  19 


anderen ,  hebben  maar  een  derde  dier  langte  V. 
en  zyn  omgekromd,  beftaande  uit  vyf  Leed-^^7 
jes.    Aan  den  Bek  zyn  twee  geknopte  Baard-  Hoofd" 
jes,  en  nevens  den  Bek  zyn  de  Voorpooten  STUIC- 
geplaatst.    Het  Lyf  is  met  Schilden  gedekt  3  en 
de  drie  Staarten  zyn  zo  lang  als  de  Sprieten. 
Bovendien  heeft  ieder  Ring  des  Agterlyfs,  van 
onderen 3  aan  den  rand,  een  Doorn,  die  voor 
Poot  verftrekken  kan.    Zie  daar ,  waarom  dee* 
ze  Soort  de  Veelpotige  genoemd  worde. 

Die  twee  paar  Baardjes,  buiten  en  behalve 
de  lange  Sprieten  ,  welke  als  een  byzonder 
Kenmerk  van  deeze  Soort  zyn ,  heeft  Geoffroy 
ook  waargenomen  in  zyne  tweede  Soort ,  die 
hy  de  Spilronde  Springende  noemt,  en  zegt, dat 
zy  donkerer  is  van  Kleur,  dan  de  voorgaande; 
hoewel  zy  op  de  zelfde  plaatfen  gevonden  wordt, 
zynde  zo  gemeen  niet  omftreeks  Parys  en  ruim 
zo  groot  als  de  platte  (*).  Mooglyk  zou  hier 
onder  wel  een  verfchil  van  Sexe,  dat  in  dee- 
ze Diertjes ,  zo  wel  als  de  Paaring  ,  nog 
niet  ontdekt  fchynt  te  zyn ,  kunnen  plaats 
hebben. 

(3)  Ongevleugelde  Mot,  die  kaal  is>  en  een  ÏII# 

driedubbele  Staart  heeft.  Terrejiris. 

J  Aard-Mot. 

Deeze  gelykt  naar  de  Aardvlooijen ,  doch  is 

grooi 

(•}  Forbicina  teres  faltatrix.  La  Forbicine  Cylindrique. 
Htft*  des  lr,f  enVé  Paris.  T  o  Al.  II.  p.  614, 

($)  Lepisma  nuda,  Cauda  triplici.  Syft,  Nat.  X.  Sp,  s. 
Faun.  Suec.  Ed.  11.  1916, 

U  DEEL-  XIII.  STUKr»  B  2 


20     Beschryving  van 


Naam, 


V.  grooter,  geheel  wit  en  Rolrond.  Zy  heeft  de 
Afdefl 

LXXIV.  Sprieten  half  zo  lang  als  't  Lyf  en  ftomp  3  ge- 
Hoofd    lyk  in  die  van  't  volgende  Geflagt.  Men  vindt- 
k#    re  op  de  Aarde,  zeer  zeldzaam,  in  Sweeden. 
De  Heer  Muller  heeft  niet  dan  deeze  in  Dee- 
nemarken gevonden  (*/.  By  andere  Autheu- 
ren  is  dezelve  onbekend. 


LXXIV.  HOOFDSTUK 

Befchryclig  van  yt  Geflagt  der  Plantvlooijen, 
die  men  ook  wei  Aardvlooijen  noemt. 

,  e  Griekfche  Geilagtnaam  Podura ,  dien  ik 
nergens,  dan  van  onzen  Autheur,  noch 
voor  een  Infekt,  noch  voor  iets  anders,  ge- 
bruikt vind,  is  famengefteld  uit  de  woorden 
Pms  en  OurUj  waar  van  het  eerfte  een  Voet, 
het  andere  een  Staart  betekent  Beide  die 
woorden  zyn  in  famenftelling  met  andere  woor- 
den ,  doch  niet  met  elkander,  zeer  gebruike- 
lyk.  Neem  't  zeer  bekende  woord  Podagra  5 
dat  Voet-Euvel  betekent ,  en  Leptura ,  onder 
de  Infekten ,  tot  een  voorbeeld.  Die  van  dit 
Geflagt  hebben  een  foort  van  Staart,  welke 
zy  als  een  Voet  gebruiken ,  om  op  te  ruften  in 
't  fpringen ;  het  welk  zy  zo  vlug  doen  ,  byna, 
als  de  Vlooi  jen.   En,  dewyl  de  meeften  zig 

op 

(*)  Fauna  bif.  frldrkhsdalina,  p.  Sp- 


DE    PlANTVLOOIJEN.  21 


op  of  omtrent  Plantgewasfen  onthouden  ,  zo  V. 
noem  ik  ze,  in  't  algemeen ,  Plantvlooijen  ?  lxxiv*. 
hoewel  fommige,  in  't  byzbndcr ,  den  naam  Hoofd- 

van  Aardvhoijen    of  ook  van  Watervhwjen  ,  *TÜK* 
verdienen, 

Verfcheide  Soorten  van  dit  Gefiagt  zyn  al-  felgen- 
omme  zeer  bekend  ,  hoewel  weinig  opgemerkt  fcha^ttl# 
by  de  Liefhebbers,  zo  wegens  haare  kleinte, 
als  om  dat  men  ze  niet  gemakkelyk  kan  van- 
gen. Het  zyn  kleine  Diertjes ,  die  in  geftalte 
wel  wat  naar  een  Vloo  gelyken  ,  doch 
niet  alleen  door  haare  lange  Sprieten,  maar 
ook  door  het  W erktuig  ,  dat  zy  om  te  fpringen 
gebruiken,  daarvan  grootelyks  verfchillen.  Op 
gelyke  manier,  byna,  als  voor  de  Kinderen 
het  Borstbeen  der  Eendvogelen  ,  dikwils ,  toe 
een  Springhaan  gemaakt  wordt ,  die  zy  veelal 
een  Hiphaan  noemen;  hebben  deeze  Infektcn 
aan  't  Agterlyf  een  Staart,  die  onder  't  Lyf 
is  omgeboogen  en  Vorks-  of  GafFelswyze  aan  t 
end  gefpleeten ,  zynde  ftyf  en  Veerkragcig. 
Met  deeze  Staart  doen  de  Aard-  of  Plantvlooi- 
jen haaien  Sprong  ,  en  ontfnappen  zeer  dik- 
wils de  vlugfte  Hand,  die  ze  wil  vatten  en  van- 
gen. Onderaan  den  Buik  is  een  foort  van  Sleuf, 
in  welke  deeze  Staart  wykt,  om  het  Infekt  in 
*t  loopen  niet  te  belemmeren :  daar  wordt  de- 
zelve, infommige  Soorten,  als  't  ware  vast* 
gehouden  door  een  Knopje ,  het  welk  tusfehen 
de  enden  infehiet,  en  waarfchynlyk  ftrekt,  om 
dit  Werktuig  met  kragt  te  doen  fpeelen.  Een 

I.  Deel,  kin.  Stuk*  B  3  Plant- 


Beschryving   V  A  N 


Afdfel  Plantvlo°  g^genhebbende,  kan  men,  door 
LXXIV.  dezeiVe  het  Lyf  een  weinig  famen  te  drukken, 
Hoofd-  gemakkelyk  de  werking  zien  van  deeze  Staart , 
stuk.     <jje  jiaar  al§  tot  van  haar  Leven  dienu 

Kenmer.  Behalve  dit  zonderlinge  Werktuig  en  de 
Sprieten  3  die  Borftelagtig  en  van  taamelyke 
langte  zyn ,  vind  ik  nog  als  een  Kenmerk  aan- 
getekend, dat  de  twee  Oogen,  die  zy  heb- 
ben, ieder  uit  agt  zyn  famengefteld  en  dat  zy 
zes  Pooten  hebben  om  te  loopen  :  doch  dit 
laattte  is  haar  met  de  gewoone  Vlocijen  ge- 
meen. 

soorten.  De  Soorten ,  die  te  vooren  tien  waren ,  zyn 
thans  met  vier  nieuwen  vermeerderd,  en  dus 
veertien ,  altemaal  in  Europa  gevonden  Om- 
ftreeks  Parys  beeft  men  'er  tien  waargenomen7, 
in  Karniolie  vyf ,  en  maar  drie  in  Deenemarken. 
De  Heer  Gronovïüs  tekent  'er,  onder  de  In- 
fekten  van  ons  Land  i  geene  aan  Cf). 

t.        C1)  Plant vloo,  die  byna  Kogelrond  is  en  groen* 

Pcdura  , 

•  •  jm    \  I 

Groene.  Deeze  Soort,  die  van  de  Kleur  haaren  by- 
naam  heeft,  onthoudt  zig  op  de  Planten  in 
ons  Wereldsdeel,  komende  menigvuldig  voor 
op  de  jonge  Blaadjes  van  de  Boekweit  in  S wee- 
den, doch  minder  op  de  Siberifche.  Omftrceks 

Pa- 


(f;  Aiï.  Helvet.  Pbyf.  Matb.  Medica.  Vol.  V.  p  35?. 
(i)  Pedura  flibglobofa  viridis.   SyJ?.  Nat.  X,  Gen.  2%it 
X'I.  Gen*  iö2%  Paur..  Suec.  Ed.  II.  N.  1927. 


de   Plant  vlooijen.  23 

Parys  vindt  menze ,  van  dc  Maand  April  af  ,  V. 
op  de  Planten,  zegt  Ceoffroy.  ^xxv' 
De  grootte  is  als  die  van  een  groote  Hoofd-  Hoofd- 
luis :  het  Agterlyf  bleek  groen»  byna  Klootag-  stuk. 
tig  en  van  agteren  zeer  verheven  rond  ,  doch 
van  vooren  een  weinig  Ovaalagtig  uitloopen- 
de.   Zy  heeft  den  Kop  ftomp ,  en  niet  zeer 
ongelyk  aan  dien  der  Cicaden :   de  Oogen 
zwart :  de  Sprieten  geknakt.    Het  Agterlyf  , 
wederzyds  een  hoek  hebbende,  doet  dit  In- 
fekt  eenigermaate  gelyken  naar  de  Plantluizen, 
en  ,  dewyl  het  bovendien  wegfpringt  en  groen  is 
van  Kleur,  ligtelyk  aan  't  Gezigt  ontfnappen. 

(2)  Plant vloo  ,  die  byna  Kogelrond  is  erizwart,  TT 
met  de  Sprieten  zo  lang  als  9t  Ljf  ,  en  aan  y'^'f** 
de  tippen  wit.  tige. 

Deeze  is,  onder  den  bynaam  van  Zwarte, 
voorgefteld  in  de  befchryving  der  Sweedfche 
Dieren.  Zy  onthoudt  zig  op  de  Paddeftoelen 
in  de  Bosfchen  van  Europa ,  en  is  eene  der 
grootften  van  dit  Geflagt. 

Plantvloo  ,  die  Kogelrond  is  en  glanzig  Hl, 
bruin ,  met  lange  Sprieten ,  die  uitveele  Leea-  zwarte. 
jes  beft  aan.  ^v,  Zt 

De 

(2)  Podura  fubglobofa  atra ;  Antennls  longitudine  Corpo- 
ris,  aipfce  aïfiis.  Faun.  Suèc.  Ecl  II.  19:8. 

(3;  Fodura  globofa,  fufca,  nitida;  Antcnnis  longis,  Arti- 
eulis  plurimis.  Faun.  Suec.  Ed,  II.  1929»  Aft*  StochjK  1745» 
p«  296.  Tab.  7. 

!♦  D£EL.  XI II.  STUK*  B  4 


14       Beschryvinc  van 

V.        De  Bruine  was  deeze  genoemd  onder  de 
ixïlV.  Sweedfche  Dieren.  Wy  hebben  haare  vergroo- 
hooiD-  re  Afbeelding  uit  de  Stockholmfe  Verhande- 
stux.  ]ingen  ontleend,  als  in  Fig.  2., met  de  natuur- 
lyke  grootte  daar  nevens»   Men  kan  hier  uit 
begrypen  9  hoedanigen  het  zyn,  die  Geoffroy 
Podures    Globulenjh    noemt  ,    of  Kogelron- 
de Plantvlooijen.    Hy   heeft  'er  eene,  die 
Roetagtig  bruin,  doch  niet  glanzig  maar  dof 
van  Kleur  was,  omftreeks  Parys  waargeno- 
men. 

In  't  korte  zal  ik  hier  de  naauwkeurige  be- 
fchryving  invoegen,  welke  de  Heer  de  Geer 
gegeven  heeft  van  dit  Infekt,  dat  men  gemeen- 
lyk  onder  aan  (lukken  Hout ,  die  op  den 
Grond  leggen ,  daar  het  vogtig  is ,  en  dus  ook 
onder  den  Bast  van  Boomen  vindt.  Zy  woo- 
nen  niet  troepswyze  by  elkander,  maar  elk  op 
zig  zelve  Om  ze  te  vaneen  moet  men  een 
Kommetje  of  Glas,  dat  wat  diep  is,  daar  on- 
der houden,  en  zulk  een  Plantvloo  fchielyk 
daar  in  ftooten:  want  ze  met  de  Vingeren  te 
vatten  gaat  niet  aan,  Zy  fpringen  alsdan  wel 
tegen  de  kant  van  het  Glas  op ,  maar  leggen 
na  den  eerften  Sprong  gantsch  itil,-  als  men  ze 
niet  en  itoort.  Men  zou  haast  vermoeden,  of 
dit  kleine  Diertje  overleg  had,  om  zig  niet  te 
vermoeijen,  ziende  dat  het  dus  den  dans  niet 
kan  ontfpringen :  want  anders  huppelt  het  zeer 
vlug  ,  doch  loopt  langzaam. 

Het  Lyf  is  byna  zo  dik  als  breed ,  en  om- 
trent 


dePlantvlooijen.  25 


trent  een  zesde  Duims  lang ,  overal  metHaairt- 
jes  bezet,  zo  wel  als  de  Kop  en  Pootcn,  en  LXXIy[ 
in  't  geheel  zwartagtig  bruin  van  Kleur.    De  Hoofd- 
Kop  is  byna  vierkant ,  van  vooren  met  een  Bek,  STUK- 
van  boven  met  twee  tropjes  van  Oogen,  ieder 
uit  agt  Oogjes  beftaande,  die  zig  als  halve 
Kegeltjes  vertoonen,  zynde  glinfterend  zwart. 
Het  Lyf  fchyntuit  Ringen  te  beitaan;  gelykerwys 
in  de  meeftc  andere  Infekten.    Aan  de  voor- 
lyklten  derzelven  zyn  de  Pooten  aangehecht , 
in  drie  Paaren ,  ieder  met  een  dubbeld  Klaauw- 
tje,  aan  't  end,  voorzien.    De  Staart, die  van 
agteren  onder  tegen  't  Lyf  gevoegd  is  ,  vindt 
men  zeer  blykbaar  gegaffeld.  Dit  Werktuig  ver- 
toont zig ,  wanneer  het  Infekt  een  Sprong  gedaan 
heeft,  weezentlyk  als  een  Staartje .>  dat  van  agte- 
ren uit  (leekt  3  doch  wel  dra  zig  weder  ombuigt 
om  het  Infekt  tot  een  nieuwen  Sprong  in  ftaat 
te  (tellen. 

Deeze  Poduren  hebben  my  iets  merkwaar-' 

55  J  Zeldzaame 

35  digs  aangetoond.  Tusfehen  de  fpitfen  van  Lighaams- 
„  de  gevorkte  Staart  ziet  men  een  klein  Cylin-  een* 
3,  drisch  Lid,  zittende  by  de  Maag  van  dit  In- 
„  fekt.  Ik  heb,  uit  het  end  van  dit  Lid9  twee 
'9t  doorfchynendeCy lindrifche  deelen  zien  voort- 
„  komen ,  die  byna  zo  lang  waren  als  het  Lyf. 
3,  Het  Diertje  fchootdezelven ,  om  zo  te  fpree- 
„  ken ,  uit  het  gedagte  Cylindrische  Lid ,  aan 
3,  ieder  zyde  één ;  en  ik  hebze  vervolgens  in 
„  dat  zelfde  Lid  weder  zien  intrekken  5  gely- 
35  kerwys  de  Slakken  haare  Hoornen  inhaalen. 
1  mm*,  xui.  stüs.        B  5  n  Dee 


26 


Beschryvinc  van 


m  v-  „  Deeze  twee  deelen  zyn  zeer  week  en  buie- 
LXXIV.  35  zaam;  nat  en  kleveng;  rond  aan  t  end  . 
Hoofd-  „  Door  een  Glas,  waarin  ik  deeze  Poduren 
STÜK#  3,  beflooten  hield,  heb  ik  de  nuttigheid  en  't 
3>  gebruik  van  deeze  Deelen  waargenomen.  Het 
5,  Infekt  liep  langs  de  wanden  van  het  Glas, 
3,  zonder  moeite,  op  en  af.  Ik  zag,  hoe  het 
„  fomwylen  met  de  Pooten  afgleed  en  dreig- 
3,  de  te  vallen,  en,  als  dit  gefchiedde,  zag  ik, 
5,  hoe  de  beide  Cylindrifche  deelen  ylings  uit- 
„  fchooten,  en  zig,  door  middel  van  haare 
,5  natuurlyke  kleverigheid,  aan  het  Glas  voeg- 
^,  den ;  waardoor  het  Infekt  niet  afviel  $  maar 
3,  als  aan  zulke  lange  Draadjes  hing,  en  dus 
„  tyd  won,  om  zig  met  de  Klaauwen,  op 
5,  nieuws,  aan  het  Glas  te  hechten;  dat  het 
ook  altoos  deedt,  en  daarop  weeken  de  gc- 
3,  dagte  Cylindrifche  deelen,  onmiddelyk,  we- 
3,  der  in  haar  Scheede  of  Foudraal.  Zulks  is 
„  de  nuttigheid  van  deeze  merkwaardige  Lig- 
3,  haamsdeelen ;  doch  ik  geloof,  dat  het  In- 
3,  fekt  dezelven  ook  gebruikt,  om  zig  fnellyk 
35  op  een  nieuwe  plaats  vast  te  zetten ,  nadat  het 
3,  de  voorige  verlaten ,  en  zyngewoonen  Sprong 
„  gedaan  heeft.  Mooglyk  hebben  zy  een  nog 
33  menigvuldiger  gebruik,  dat  onbekend  is. 

5)  Eenige  Produren ,  van  de  hier  befchree- 
3,  vene  Soort,  die  ik  gevonden  heb,  (vervólgt 
3,  de  Geer,)  zyn  kleiner  en  groenagtig  van 
„  Kleur  3  met  een  zwartagtige  Stip  op  de  Rug 

33  ge- 


DE     PLANTVLOOIJEN.  3? 


getekend.   Zonder  twyfel  waren  die  jonger  V. 
dan  de  anderen.  LXXIvI 
3,  Dit  is  het  gene  ik  van  deeze  Infekten  heb  Hoofd/ 
kunnen  waarneemen.   Men  zoude  daar  om-  STÜK» 
5,  trent  nog  veel  onderzoeken  mogen :  te  wee- 
3,  ten  i.  haar  onderfcheid  van  Sexe.  2.  de 
53  manier  hoe  zy  Paar  en  en  ten  3  de  Voorttee- 
5,  ling  ;  als  ook  ten  4.  de  lang  te  van  haar 
„  Leven.    Dit  alles  zal  een  vlytig  Liefheb- 
3,  bervan  Natuurlyke  zaaken,door  tyd  en  ge- 
55  duld,  misfchien  in  't  vervolg  ontdekken". 

(4)  Plantvloo3  die  Spilrond  is,  en  glinjlerend  lv- 

bntmblaauw.  Loodkleu- 
rige, 

Deeze3  van  grootte  als  een  gewoone  Luis 
zynde  en  in  geftalte  veel  naar  de  Houtluisjes 
gelykende,  komt  op  de  Boomenof  in  de  Wei- 
den voor,  en  zeer  veel  op  de  Paddeftoelen. 
Men  vindt  'er  nooit  verfeheidene  by  elkander. 
Omftreeks  Parys  is  dezelve  insgelyks  waarge- 
nomen; als  ook  in  Deenemarken  en  hier  te 
Lande. 

(5)  Plant vloo 3  die  Eyrond  is  en  geel,  met  twee  y. 

Roestkleurige  Vlakken  op  de  Rug.  Kie/ne** 

Deeze  nieuwe  Soort  3  in  S weeden  gevonden, 

is 

f4)  Podura  teres  fufco-coemlea  nitida  Faun»  Suec.  Ed.  II. 
1930.  Sulz.  ƒ»ƒ.  Tab.  XXII.  %.  143.  GeoïFR.  Paris,  H. 
p.  iio  N.  9. 

(5)  Podura  ovata  flava,  Dorfo  maculis  duabus  fcxxugincis, 
Syft.  Nat.  XII» 

*.  Deel*  XIII  Stuk* 


28      fBESCHRYVINC  VAN 


V.     is  een  der  allerkleinften.    Zy  heeft  de  Oogen, 

LXxfv  a'S  Van  vooren  en  van  aStere^  °P 

Hoofd-" de  Rug,  bruin-Roestkleurig. 

STUK.  4 

vr        (6)  Plantvloo ,  Se  langwerpig  is  en  Afcbgraauw 
lis.  met  zwarte  merktekens-. 

Sneeuw» 

loopcr.  Dit  Diertje ,  dat  niet  minder  lange  Sprieten 
dan  de  Loodkleurige  heeft ,  onthoudt  zig  in 
de  Boffchen  van  Europa,  komende  troepswy- 
ze  voor  op  de  Sneeuw,  in  S weeden ,  alwaar 
het,  des  wegen,  Snoeloppa ,  dat  is  Sneeuwlooper, 
genoemd  wordt.  Door  het  fmelten  van  de 
Sneeuw  verdwynt  het,  en  komt  by  Zomer  veel 
voor  op  de  Besfea  der  roode  Aalbeziën ,  maar 
alsdan  niet  troepswyze.  Het  loopt  ongemeen 
vlug. 

w        (7)  Plantvloo ,  die  langwerpig  is  en  zwart  , 
vat*.  met  het  Agterlyf  en  de  Sprieten  wit  geban- 

zwerver'  deerd, 

Deeze  nieuwe  Soort  is  onlangs  in  Sweeden 
gevonden. 

vin.  (8)  Plantvloo  ,  die  langwerpig  en  zwart  is , 
Arb*rea>t  met  de  Pooten  en  bet  Vorkje  wit. 

Boomkrui* 


per. 


*  (6)  Podura  oblonga  cinerea  ,  fïgnaturls  nigris.  Faun,  Suec. 
EeL  II.  1931»  Pulex  Nivis.  Epb.  Nat.  Cur.  Dec.  2,  Ann.  3. 
Ohf.  197=  DE  GEER  A&.  Upf  1740.  p  54.  X,  2, 

(7)  Podura  oblonga  nigra  ,  Abdomine  Antennisque  faA 
cli  albi.  SyJÏ.  Nat.  XU. 

(8;  Podura,  oblonga  nigra  ,Pedibt: s  furcaque  albis.  Faun*  Suec» 
Ed.  1. 1177 ,  Cd,  II.  1932.  Scop.  Carntol.  1030.  DE  GEER  AÏÏ' 
Upf.  1740.  p.49.  Tab.I.  Idem.  Acï,  Stockb.  1740.P.  10.  Tab.  1. 


DE    PLANTVLOOIJEN.  2p 


.  In   t  iaar  i?^7,  seduurende  de  Winter-  V. 

,     xr        V       r\        i         i  Afdeel. 
Maanden  November,  December  ,  January  en  ^xxiv. 

February,  vondt  de  Geer,  onder  de  losfe  Hoofd- 
Bast  van  oude  Peereboomcn  ,  een  menigte  van  STUK' 
cleeze  kleine  zwarte  Diertjes ,  van  welken 
Leeuwenhoek  fchynt  te  fpreeken,  als  die  hy 
onder  aan  een  Gras-Zoode  gevonden  hadt  (*> 
Maar  deszelfs  denkbeeld,  als  of  dit  Diertje  te 
vooren  een  Made  was  geweest;  ('t  welk  hy  heeft 
willen  bewyzen  5  doordien  het  Lyf  daarvan  in 
Ringen  is  verdeeld ,  gelykerwys  dat  der  mees- 
te andere  Infekten ; )  vervalt  geheel  door  de 
Waarneemingen  van  gedagten  Kamerheer.  Dee- 
ze  heeft  de  Eijertjes  daar  van  waargenomen  , 
die  roodagtig  en  met  het  bloote  Oog  naauwlyks 
zigtbaaf  waren,  uit  welken,  na  verloop  van 
eènige  Dagen  ,  Diertjes  voortkroopen,  die, met 
het  Vergrootglas  gezien,  even  de  zelfde  geflal- 
te  hadden  als  gedagte  Plantvloo.  In  Karniolie, 
of  daar  omftreeks ,  heeft  men  deeze  Soort ,  die 
in  Oeland  op  de  Efchdoornen,in  't  rottig  Hout, 
en  elders ,  gevonden  wordt ,  tusfehen  de  Plaatjes 
der  Eiken-Zwam  ontdekt.  Eene,  die  door  een 
geelen  Band  op  't  Borstftuk  alleenlyk  van  dee- 
ze fchynt  te  verfchillen ,  nam  Geoffroy,  om- 
ftreeks Parys ,  waar.  Hy  noemtze  ,  deswegen  , 
de  Kingdraager  (f).  De  geftalte  verfchile  wei- 
nig \  an  die  der  volgende  Soort. 

GO 

(*)  Zevcnenzeventigfte  Brief  van  20  Decemb.  1693,  bl. 

(f )  La  Podure  Forte  Anneau.  Injl  Part  K.  p.  609^ 
I.  Dejx.  xi il  Stuk* 


30      BES  CHRY  VING  VAK 


V-  (p)  Plantvloo,  die  langwerpig  en  rui?  is* 
Afdeel.  ,    .    ,  ö  ö  3 

LXXIV.  zwart  en  bruin  bont. 

^ukF.D      Deeze  Soort  heefc  Linn^us  ,  zo  wel  als 
ix.     wy  de  Afbeelding  derzelve  ,   van  gedagten 
Ruig{?    Franschman  ontleend;  zynde  zeer  gefchikt  om 
PL.XCIX.  het  Werktuig  3  waar  de  Plantvlooijen  mede 
3.  fpringen  ,  te  vertoonen :  ten  welken  einde  dit 
Infekt  van  onderen  is  afgebeeld;  doch  niet  zo 
fterk  vergroot  zynde  als  dat  van  Fig.  2. ;  ge- 
lyk  uit  de  nevensgaande  in  Natuurlyke  groot- 
te 3  met  zyn  Staartje  in  een  fpringend  poftuur* 
blykbaar  is*   Het  is  eene  der  grootfte  Soorten 
van  dit  Geflagt,  zegt  Geoffroy,  die  men  zeer 
gemeen  vindt  onder  de  Steenen^op  den  Grond. 

ajt*.  CIC0  Plantvloo,  Me  Rolrond  is  en  graauw  9 
Gegordd-  ]jet  Agterlyf  met  een  zwarten  Gordel,  %an 

uooren  n&it* 

Ia  de  EosfclTen  van  Europa  komt  deeze 
fomtyds  voor. 

xx.       00  Plantvloo,  die  Rolrond  is ,  en  Koper- 

Onzigtl  groen  y  met  een  wit  Vorkje  aan  den  Staar  t» 

tere. 

In  kleinte  wykt  deeze  naauwlyks  voor  de 
Vyfde  Soort ,  zynde  niet  zigtbaar  dan  voor 

een 

(9)  Podura  oblonga  ,  villofa  ,  fufco  nigroque  variegata. 
Syji.  Nat.  XII.Gf.offr.  Paris.  608.  T»  XX.  Fig.  2. 

( !•)  Pcdura  Cylindrica  grifea ,  cingulo  atro  antice  albo. 
Faun.  Suec.  Ed.  II.  1933. 

(11)  Pedura  Cylindrica  acnea »  fUrca  aibi»  Syjlt  Nat.  XXI. 


DE    PLANTVLOOIJEN.  3! 


een  fcherpziende  Oog ,  hoewel  het  Mikros-  V. 
koop  daarop  een  fchoonen  glans  ontdekt,  van  ^xxiV 
heerlyk  Kopergroen  of  Brons.    Men  heeft  ditj300FD-# 
Diertje,  dat  gemeenlyk  loopt  en  zeer  fraay  stuk. 
huppelt,  ook  onlangs  eerst  waargenomen. 


(12)  Plantvloo,  die  zwart  is  en  in  9t  Water  xil 

keft.  Water- 

trcedcr. 


Op  de  Staande  Wateren  wordt  dit  Diertje 
in  menigte  aangetroffen,  alwaar  het, des  mor-p^^x% 
gens  inzonderheid  ,  by  groote  Troepen  aan 
de  kanten  der  Vyvers  zig  onthoudt,  als  't wa- 
re het  Water  affchuimende  ,  dat  daar  door 
zig  als  met  een  zoompje  van  Ys  overtoogen 
vertoont.  Men  heeft  het,  zo  wel  omftreeks 
Parys,  als  in  Karniqlie,  gevonden,  en  het  ont- 
breekt geenzins  in  onze  Slooten  en  Graften. 
Onder  den  naam  van  kleine  zwarte  Infekten, 
die  by  duizenden  te  famen  op  het  Water  zit- 
ten, en  gelyk  de  andere  Plantvlooijen  fprin- 
gen ,  geeft  'er  de  Geer  eene  omftandige  be- 
fchryving  van,  als  volgt. 

In  February  zag  zyn  Ed.  ,  in  kleine  Sloo- 
ten ,  groote  zwarte  Vlakken  op  het  Water  , 
die  hy  bevondt  te  beftaan  uit  een  menigte  van 
kleine  zwarte  Diertjes ,  welke  by  duizenden 
cn  zo  dik  op  en  by  elkander  lagen,  dat  zy 

het 

(12)  Psdura  nigra  aquatica.  Faun,  Suec.  Ed.  II*  1934.  Scop. 
dr».  1027  GEOFFR.  Paris,  6lO.  N.  8.  DE  GEER*  A&.  Upf. 
1740  p- 57.  Tab.  3.  Aft.  Stockb.  1740,  p.  17,  Tab.  3,  4*  LE. 
der  mull.  Epift.  15.  Tab.  7# 

I*  DEEJu.  XIII,  STUK» 


32 


BESCHRYVING  VAN 


V.    het  Water  geheel  bedekten.    Men  vondt  die 
Afdeel,  plekken  meest  aan  den  kant  der  Sloot,  of  hier 
HooFi>'en  ^aar  onder  een  Waterplant.    Zy  bleeven 
stuk.   wel  op  de  zelfde  plaats,  doch  zaten  niet  ftil, 
regtende  zig  geduurig  op  ,  maar  duikende  nooit 
onder  Water.  Ah  hy  met  een  klein  Stokje  daar 
in  roerde  ,  verfpreidden  deeze  Diertjes  zig 
wel  wat  uit  elkander ,  maar,  als  hy  daarmede 
ophieldt,  verzamelden  zy  zig  weder  in  ééns 
plek.    Door  een  Vergrootglas  dezelven  be- 
fchouwende ,  bevondt  hy  ze  met  de  voorgemel- 
den,  die  onder  de  Boombast  zitten,  in  geftalte 
taamelyk  overeenkomftig  ;  doch  daar  waren 
grootere  en  kleinere  onder.  Zy  fpringen  niet , 
dan  geftoord  zynde ,  en  alsdan  blyft  haare 
Staart  een  poosje  uitgeftrekt ;  zynde  op  ver  na 
zo  vlug  niet  als  die  der  Boomen.  Buiten  't  Wa- 
ter kunnen  zy  het  niet  lang  houden  ,  zonder 
vogtigheid ;  verdroogende  dan ,  in  twee  of  drie 
Uuren,   geheelenal  :  daar  de  anderen  in  de 
fterkfte  Zonnefchyn  kruipen  en  huppelen ,  zon- 
der daarvan  eenig  nadeel  te  lyden. 
verhul-      ,5  Buiten  en  behalve  de  zwarte  Vlakken, die 
ding'         deeze  Infekcen  op  het  Water  maaken,  wordt 
„  men  daar  nevens  ook  witte  plekken  gewaar, 
„  die  ik,  by  nader  onderzoek,  (zegt  de  Geer) 
5,  uit  ontelbaar  kleine  witte  Deeltjes  bevondt 
,,  te  beftaan  ,  welke  op  het  Water  by  een  la- 
gen*  Die  Deeltjes,  nu,  met  een  Vergroot- 
glas  onderzoekende,  ontdekte  ik  ,  dat  het 
i3  Huidjes  waren,  welken  myne  Diertjes  af- 

»  ge- 


de  Plant  vloo  i  jen.  33 


35  geworpen  hadden :  want  zy  hadden  even  de  \r. 

*,  zelfde  geftalte  als  haar  Lyf ,  vertoonende  Afdeel. 

LXXIV 

3,  zig  daaraan  de  Sprieten,  Pooten  en  Staart,  Hoofd-' 

en  alle  andere  Ledemaaten*   Ik  had  eenigcn  stuk, 
3j  van  deeze  Diertjes  in  een  Flesch  ,  en  die 
3,  verhuidden  ook  aldaar,  zo  dat  het  my  niet 
„  misfen  kon ,  haare  Velletjes  te  vinden.  Het 
„  zonderlingfte  in  deezenis,  dat  die,  van dee- 
3,  ze  zwarte  Diertjes,  wit  zyn.    Want  in  het 
verwisfelen  of  afleggen  van  haare  Huid , 
„  wanneer  die  haar  te  naauw  wordt,  komen 
„  zy  overeen  met  de  Maskers  van  alle  andere 
3>  Infekten.   Voor  't  overige  fchynt  de  Huid 
33  deezcr  Diertjes  ook  van  die  gefteldheid  te 
33  zyn,  dat  zy  niet  ligt  nat  wordt:  want  als 
3,  men  'er  een  onder  Water  ftuwt,  komt  het 
„  aanftonds  weder  droog  boven.    Evenwel  la- 
„  gen  'er  eenigen  op  den  bodem  van  de  Flesch, 
,,  in  't  Water,  die,  hoe  veel  moeite  zy  ook 
,3  aanwendden  3  niet  weder  boven  konden  ko- 
„  men,  en  zy  hebben  daar,  eenige  Dagen  agter- 
3,  een,  geleefd" 

Onder  de  voorgemelden  bevinden  zig  ee-  Gr$mw& 
nigen,  gelykerwys  onder  de  Boom-Vlooijen, 
die  wat  grooter  en  graauw  zyn,  van  welken 

onze 

(*)  Ik  moet  my  verwonderen,  dat  Geoffrov  van  Schub, 
betjes  of  Pluimpjes  meldt,  die  het  Lyf  van  deeze  Plantvlooi- 
jeq ,  even  als  dat  der  Ongevleugelde  Motten ,  zouden  beklee- 
den,  en  daar  afgaan  door  het  behandelen;  waardoor  zy  tevens 
haare  Kleur  zouden  verliezen.-  maar,  wie  is  in  ftaat  om  zulke 
kleine  Diertjes  te  behandelen '{ 

h  Deel  xiii.  Stuk,  C 


34*        BïSCHRtVING  VA» 


V.     onze  Af  beelding  >  Fig.  4  ,  ontleend  is.  Of 
LXXIv'dte  een  verfchil  van  Sexe  zy,  heeft  hy  niet 
Hoofd-  kunnen  waarneemen.    Het  Infekt  is  langwer- 
stüic.         en  geheei  rujg  9  n[et  minder  dan  die  Soort , 
welke  daar  van  den  bynaam  voert.   Aan  de  ee- 
nc  Spriet  hadt  het  drie  ^  aan  de  andere  vier 
Leedjes,  welk  gebrek,  nog  in  een  ander  ge- 
vonden, geen  plaats  hadtin  de  overigen ,  wier 
Sprieten  altemaal  vierledig  waren.  In  'c  krui- 
pen beweegt  het  deeze  Lighaamsdeelen  onop- 
houdelyk.    De  twee  plekjes  aan  den  Kop  be- 
vatten dc  Oogen ,  wier  getal  in  deeze  Soort 
niet  zo  gemakkelyk  waar  te  neemen  was ,  dan 
in  de  andere.    De  Pooten  zitten,  by  paaren, 
aan  de  drie  voorlte  Ringen :  want  het  Borst- 
ftuk  is,  in  deeze  Infekten,  geenszins  van  het 
Agterlyf  onderfcheidelyk.    De  Staart  is  een 
weinig  anders  y  doch  niet  minder  gegaffeld  ,  en 
tusfchen  derzelver  punten  bevindt  zig  een  der- 
gelyk  Lid,  van  welks  waarfchynlyk  gebruik 

*thdz.  hier  voor>  iets  is  geze§d  *•  zYn  Ed-  geeft  in 
**♦  bedenken ,  of  hetzelve  ook  tevens  zou  kunnen 
dienen  ,  om  eenige  Vogtigheid  in  te  zuigen.  Zy 
kunnen,  zo  wel  als  de  zwarten,  wanneer  zy 
van  't  Water  afgezonderd  zyn ,  niet  lang  ke- 
ven. 

(13)  Plant vloo,  die  in  de  Aarde  zig  onthoudt 

FimetarUl  M  Wt  is. 

£stgd*'  Dce- 

f13)  Têiura  terreftris  alba.  Fau».  Snee,  ld.  II.  j^S. 
SCOP,  Cdrnirf*  1*29, 


i>e  PlantvlooijeIT.  35 


Deeze  onthoudt  zig  in  gemeste  Aarde,  al-AFDE*EL^ 
waar  zy  in  \  vroege  Voorjaar  menigvuldig  is,  LXXIV. 
komende  inzonderheid  te  voorfchyn  ,  als  deHooFD" 
Grond  met  Water  wordt  begooten.  Men  vindt- 
ze  veel  in  Meloen-  en  andere  Broeybakken* 
zig  aldaar  als  vliegende  Stofjes  vertoonende  5 
door  haar  fpringen  (*),    Het  is  een  van  de 
allerkleinften. 

(14)  Plantvloo,  die  wit  is,  met  een  gefplee-  xiv. 
ten  Jlompe  Staart,  die  idtgejirekt  gebouden^^$é 
uoordL 

Omdat  deeze  Soort  niet  kan  fpringen,  krygt 
zy,  tot  onderfcheiding,  den  bynaam  van  Wan- 
delende Plantvloo.  Zy  heeft  het  Lyf  Rolrond, 
langer  dan  de  anderen ,  wit  en  week ;  boven 
den  Aars  een  bruine  Stip:  de  Staart  met  twee 
uitgeftrekte  Borftels,  half  zo  lang  als  'c  Lyf. 
Men  vindtze  op  de  Bergen  onder  't  Mos 

Van  de  witte  Plantvlooijen  vind  ik,  in  de 
befchryving  der  Infekten  omftreeks  Parys, 
geen  gewag  gemaakt.  In  Deenemarken  heeft 

men 

(*)  Dus  volgens  de  Fauna  SuecUa.  In  Syft.  Nat.  XIU 
zegt  LiNN2EüS;Cauda  obtufa  mutica.-  Mnfalit.  Dat  is,  zy 
fpringt  niet. 

(14)  Podura  albi,  Caud*  bifida,  extenil,  obtutë.  Fata* 
óuec.  Ed.  II.  1936. 

(f)  Hier  in  volg  ik  Syft.  Nat.  Ed.  XII:  wtnt  volgens 
de  Fauna  Suecica  zou  zy  zig  in  de  Winterhuizen ,  en  aldaat 
in  de  Potten  en  Tobbens  of  Bakken,  bevinden;  komende 
telkens  te  voorfchyn  ,  als  de  Aaide  begooten  WQïdt, 

I.  Deel»  XUl.  Simt*  C  2 


3<y     Be  s  c  h  r  y  v  in  g  v  an 


V.     Hien  deeze  laatfte  Soort  3  in  de  Aarde  3  waarge- 
nomen  (*). 
Hoofd-  »  «  61 

STUK* 

LXXV.   H  0  0  FDSTÜK. 

Befchry  ving  van  H  Geflagt  der  Houtluizen, 

zo  van  de  Indien  als  van  ons  JVereldsdecl. 

Naam,  r7  eer  gevoeglyk  is  de  benaaming  van  Hout- 
luizen  voor  een  Geflagt  van  Infekten, 
dat  onder  zig  de  genen  bevat  ,  die  gemeen- 
lyk,  in  ons  Land  3.  Houtluis j es  getyteld  wor- 
den. Wat  den  Latynfchen  of  Griekfchen  Ge- 
flagtnaam.  Termes  y  aangaat ,  dien  men  thans 
hier  3  op  deeze  Infekten ,  toegepast  vindt ;  de- 
zelve is  zo  oneigen  niet,  als  men  wel  zou  den- 
ken 5  en  met  weinig  verfchil ,  weleer,  voor  der- 
gelyke  Diertjes  gebruikt  geweest  (f):  zonder 
dat  men  ,  aangaande  deszelfs  afleiding,  toe- 
vlugt  behoeft  re  neemen  tot  eenig  Byge- 
löof  (40. 

Eigen.        Deeze  Infekten  fchynen  zeer  droog  van  aart 
fchappoir  te  Zyn .  ten  minfte  vindt  menze  doorgaans  op 
drooge  plaatfen  en  het  is  niet  dan  droog  V'  oedzel 

dat 

(*)  Faun.  Trtdrkhsda!ma>  p.  89. 

C|)  Poftes  Tarmes   fecat.  Plautus.   A  Tarmite  vitiari. 
Vitiiuv^ 

(4.)  Termes,  a  termino  Vit  as  vel  terminando  Vitam  ;  ut 
Termes  puUatorium ,  qualï  fatale  vel  fatidicum. 


de  Houtluizen. 


3? 


dat  zy  gebruiken.  De  Europifche  worden  ,  dik-  V. 
wils  ,  in  Doozen  en  Laadjes  met  gedroogde  In- 
fekten  gevonden ;  waarzy,  indien  menzc  be*  Hoofd- 
gaan  laat,  fterk  voortteelen.    De  Oost-  en  5TUK* 
Westindifche  maaken  ongelyk  grooter  verwoes- 
ting ;  'tgene  wy  aanftonds  zullen  zien* 

Behalve  zes  Pooten  Ste  hebben  9  gelyk  deKenmcr. 
voorgaanden  en  gelyk  de  gewoone  Luizen  5  ken' 
benevens  twee  Oogen ;  zo  beftaat  het  byzon- 
der  Kenmerk  van  dit  Geflagt  in  twee  Kaaken 
of  Nypers  7  die  in  fommigen  vry  groot  zyn  5 
en  zo  hng  als  de  Sprieten  ,  welke  zy  Eoritel- 
agtig  hebben.  Het  zyn,  gelyk  de  voorigen3 
zeer  kleine  Diertjes. 

Men  heeft  drie  Soorten  van  deeze  Houtlui-  soorten, 
zen  waargenomen  ,  waar  van  twee  in  ons  Wc- 
reldsdeel  j  de  andere  in  de  heete  Landen  ge- 
meen zyn;  als  volgt. 

(i)  Houtluis  3  die  geel  is,  en  waarvan  de  eene  r 
de  Nypers  zo  lang  beeft  als  de  Sprieten.  Termes 

fatale. 

Deeze  Infekten  zyn  het  ,  die  men  in  de  In- Ind  rchc' 
dieft  Houtluizen  of  ütitti  Mieren  heet,  en  van 
welker  vernielende  aart  alle  Reisbeichryvers 
weeten  te  fpreeken.  De  Heer  Adanson  vondt 
op  't  Eiland  Goeree,  aan  de  Kust  van  Sene- 
gal, zeker- klein  Ongedierte,  dat  men  aldaar 
Vagvague  noemde ,  en  door  het  welke  een  Hut 

van 

(i)  Termes  luteum:  alterlus  Maxillis  longitudine  Antenna- 
r*im.  Syiï.  Nat.  X  &  XII. 

I.  Deel.  XIU.  stuk*  C  3 


58       BESCHRYVINC  VAN 


v-  van  Stroo,  naar's  Lands  wyze  nieuw  gemaakt, 
LXXV?  3'n  m^nder  dan  een  Maand  geheel  doorlugtend 
Hoofd,  wierdc.  Niet  alleen  de  Wanden  van  zyne  Hut, 
stuk.  maar  alles,  waar  op  zy  zig  kwamen  nederzet- 
ten, Papier,  Leder,  Hout ,  werdt  van  dit  On- 
gedierte doorgeknaagd ,  bedorven  en  vernield. 
Ongelooflyk  fchielyk  gingen  zy  daar  mede  te 
werk  :  hoewel  hy  alle  avonden  de  Cylindrifche 
Gaanderyën ,  die  zy  al  voortgaande  maaken , 
en  waaronder  zy  even  als  de  Mynwerkers  ar- 
beiden, zorgvuldig  wegdeed;  waren  zy  dik* 
wils,  in  't  midden  van  de  Nagt,  reeds  weder- 
om tot  aan  zyne  Hoofdpeuluw  gevorderd ,  ja 
kwamen  tot  in  zyn  Ledikant ;  alwaar  dit  On- 
gedierte ,  na  het  doorknaagen  van  Lakens  en 
Matras,  op  zyne  Huid  aanviel;  daar  het  op 
een  verwoede  wyze  in  beet,  en,  behalve  de 
Pyn ,  groote  Puisten  veroorzaakte.  Alles ,  wat 
hy  in  't  werk  ftelde  om  ze  te  vernielen  ,  was 
vrugteloos. 

In  Suriname  heeft  men  geen  minder  last  van 
dergelyke  Infekten ,  die  'er  den  naam  voeren 
van  witte  Mieren,  en  zeer  menigvuldig  in  de 
Bosfchenzyn,  leevende,  zo  het  fchynt,  van 
Hout.  Dus  lyden  de  Huizen,  die  aldaar  meest 
van  Hout  gemaakt  zyn ,  ongelooflyk  door  het 
knaagen  van  deeze  Infekten  ,  die  haare  Gaan- 
deryën formeeren  van  het  Poeijer  der  uitge- 
knaagde  Stoffen,  zo  het  fchynt,  met  haar  eigen 
Uitwerpfelen  gemengd,  en  zo  vast  famenge- 
hecht ,  dat  men  die  Nesten  'er  naauwlyks  af 

kan 


de  Houtluizen.  39 


kankrygen,  en  dan  fpringc  het  Diertje  weg,  V. 
door  middel  van  zyne  Nypers  of  Kaaken.  Het  ^xxv. 
beste,  dat  men  daar  tegen  doen  kan,  is  wat  Hoofd- 
Rottekruid  van  boven  in  het  Nest  te  ftrooijen;  STUK% 
ten  welken  einde  men  dat  Vergift  altoos  in  voor- 
raad heeft.   Ook  kan  men  die  Nesten  met  koo- 
kend  Water  begieten  en  dan,  nadat  zy  af  ge- 
boend of  afgefchraapt  zyn,  de  plaats  beftryken 
met  Teer  of  Terpenthyn-Olie;  dat  egter  meer 
omflag  is  en  hinderlyk  door  de  Reuk  ;  zo  wel 
als  het  gebruik  van  ongebluschte  Kalk ,'t  welke 
Linn^eus  aanpryst  (]). 

Op  de  Westindifche  Eilanden  is  dit  Onge 
diert  niet  minder  gemeen  en  fehadelyk  ,!zo  Pater 
La  bat  meldt,  die  met  verwondering  gezien 
heeft,  hoe  vlytig  deeze  Infekten  elkander  hiel- 
pen in  het  toeftoppen  van  een  opening,  welke 
hy  aan  haare  Gaanderyën  gemaakt  hadt.  Hoe 
veelenmen  'er  ook  doodt,  zegt  hy,  zo 'er  maar 
eenige  weinigen  overblyven  ,  zullen  die ,  in 
korten  tyd,  wederom  een  geheele  troep  voort- 
brengen van  dit  Gebroedzel ,  door  het  welke 
Greenen,  Vuuren  en  ander  Hout,  dat  men  uit 
Europa  overbrengt ,  aangetast  wordt ,  als  zag- 
ter  zynde  dan  de  meeste  Westindifche  Hou* 
ten.  Zo  men  ze  laat  begaan,  vergrooten  zy 
haare  Nesten  tot  geheele  Klompen ,  die  zig  als 
harde  Kluiten  van  zwarte  Aarde  vertoonen ,  en 
naauwlyks  te  breeken  zyn;  van  binnen  met 

on~ 

(t)  Cake  yivd  coërccndum.  *yfi.  Nat.  Ed.  XII,  p.  ioig4 
X.  DEEL.  XilU  STUK.  C  4 


40      Beschryving  van 


V.  ontelbaare  Gaanderyën,  van  dikte  als  een  Schryf- 
LXXv"  Pen '  ^00lh°fswyze  doorboord.  In  de  Bos- 
Hoofd-  fchen  en  op  andere  plaatfen ,  vindt  men  dik- 
stük.  wüs  van  deeze  Klompen,  die  zo  groot  en  zwaar 
zyn ,  dat  een  Man  dezelven  naauwlyks  draa- 
gen  kan.  Schoon  men  die  aan  ftukken  hakt  , 
of  afrukt  van  de  plaats  daar  zy  op  zaten,  wy- 
ken  'er  doch  deeze  Mieren  niet  uit,  jaarwer- 
ken veeleer  om  de  breuken  weder  toe  te  muu- 
ren.  Als  men  zodanig  een  Klomp  heeft  opge- 
nomen, en  die  bewaaren  wil,  om  ze  aan  de 
Hoenders  te  geeven  ,  die  zeer  gretig  zyn  naar 
deeze  Infekten;  zo  legt  men  die. Klomp  op  een 
Plankje,  Paal  of  iets,  dat  midden  in  't  Water 
ftaat,  en  breekt  'er,  van  tyd  tot  tyd,  brokken 
af,  die  men  haar  voorwerpt.  Het  is  een  plei- 
zier  te  zien,  hoe  zy  dezelven  met  1'ekenPoo- 
ten  verbryzelen,  en  welk  een  moeite  zy  heb- 
ben ,  om  dit  Gedierte  te  noodzaaken  voor  den 
dag  te  komen,  dat  zy  ze  kunnen  op  pikken. 
Eenden  en  ander  Gevogelte  wordt  daarmede 
vet  gemaakt. 

Geteute.  Zy  gelyken  ,  in  Geftalte,  naar  de  gewoone 
Mieren ,  maar  hebben  een  geelagtige  of  vuil- 
witte Kleur  en  een  affchuwelyke  Reuk.  ,,  De 
5,  eene  (misfchien  het  Wyfje}  heeft  het  Lyf 
,,  van  grootte  als  onze  gewoone  Houtluisjes 
„  (*);  den  Kop  Hoornagtig,  glad ,  eenigermaa- 
w  te  langwerpig  vierkant,  en  geel;  de  Sprie- 

„  een 

(*)  Corpns  magnitudine  Termitis  pulfatoiii.  Ibidem. 


de  Houtluizen. 


4i 


39 


ten  naauwlyks  langer  dan  het  Borstftuk:  de  V* 
„  Kaaken  of  Nypers,    Hoornagtig,  glad^xxvL/ 
55  zwart,  Elsvormig,  een  weinig  krom,  uit* Hoofd* 
3)  iteekende,  zolang  als  de  Sprieten  :  het  Ag-  STUK* 
5,  terlyf  langwerpig ,  eenigermaate  Cylindnsch, 
witagtig:  volgens  Kapitein  Ekentjerg.  De 
andere  (in  Sexe  verfchillende  volgens  R  olan- 
der)  is  in  geftalte  en  grootte  aan  deeze  ge- 
„  lyk ,  maar  heeft  die  uitfteekende  Nypers 
„  niet :  de  Kop  is  ook  wel  geel  doch  rondag- 
„  tig,  met  zeer  korte  Kaaken  :  de  Sprieten 
„  Draadswys  ,  half  zo  lang  als  't  Lighaam  : 
het  Agterlyf  Eyrond  en  witagtig,  volgens 
„  den  eerstgenoemden"  (*). 

(2)  Houtluis.,  die,,  bet  Agterlyf 'langwerpig  > 

den  Bek  rood  beeft  en  de  Oogen  geel.  tlums* 

Europi- 

Omftandig  heb  ik  reeds  ,  in  eeri  vöorig  Stuk  fche' 
van  dit  Werk  f ,  verhaald,  dat  de  naam  vantIX-STu& 
Klopper  verkeerdelyk  gegeven  zy  aan  deeze  z'29^ 
kleine  Infekten  ,  en  houd  zulks  nog  (taande  5 
of fchoon  onze  Ridder ,  op  het  berigt  van  den 

Heer 

(*)  Men  ziet  hier,  welke  zorgvuldigheid  Linn^us  ge- 
bruikt ,  in  de  befêhryving  van  Dieren  ,  die  hy  niet  gezien 
heeft. 

(2)  Termes  Ab'domine  oblongo,  Ore  rubro,  Oculis  luteis» 
Faun  Suec.  Ed.  IU  1937.  SCOP.  CarnUl.  1032.  DER H.  TbeoU 
11 9.  BRADL.  Nat.  T.  27.  f.  3.  RAJ.  lnf.  8.  Phil  Trans.  N.270. 

p.  231.  &  N,  291.  p.  1586.  &  N.  245.  p.  376,  Roland.  Aïï. 

Stockh.  1754-  P-  I5JU  SUJLTZ.  /»ƒ.   T.  22.  f,  144»  GEGIER. 

Far,  II.  p.  601,  Pediculus  12.  SCHiEFF.  Ekm%  T.  12Ö. 
1.  Deel  XIII.  Stuk-  C  5  - 


42     Beichrtvikc  vait 


V,     Heer  Rolander  ,  by  zyn  voorig  Gevoelen 

LXXvf  bIyft^  dat  het  WyfJ*e  van  deeze  Soort  als  een 
Hoofd r  Uurwerk  tikken  zou  aan  Splinters  Hout  (fj. 
•tuk.       jjet  gemeene  spreekwoord-,  immers,  me* 
mand  geeft  ,  dat  by  niet  beeft  9  wederleg t  genoeg- 
zaam dit  Denkbeeld:  alzo  het  Diertje  veel  te 
zwak  is,  om  zulk  een  fterk  Geluid  te  veroor- 
zaaken.   Ten  anderen  overtuigt  ons  de  New- 
toniaanfche  Natuurwet  (4-)  genoegzaam;  dat 
dit  geklop,  het  welk  in  de  Vertaalde  Wys- 
f  bi  aas.  geerige  Verhandelingen  van  BradleyI,  zeer 
belachelyk,  een  Piepend  Geluid  genoemd  wordt* 
geen  andere  oirzaak  tot  zyne  verklaaring  be- 
hoeft ,  dan  de  werking  der  Kloptorretjes  ,  die 
zig  weezenlyk  in  't  Hout  bevinden  ,  en  welke 
men  daadelyk  heeft  zien  kloppen  (§). 
Gtftaite.         fpreek  van  de  zogenaamde  Hout-  of  Pa* 
PL.xciXipjer.Luisjes  y  den  Kinderen  genoegzaam  be- 
5'    kend ,  wier  Afbeelding  by  Vergrooting  niet 
onaartig  is;  gelyk  dezelve,  van  ons  ,  in  Fig. 
5,  wordt  voorgefteld.  Het  Beestje  is,  wegens 
zyne  doorfchynendheid  ,  een  keurlyk  Voor- 
werp  tot  handgebaar  voor  't  Mikroskoop.  Men 
vindtze  altoos  op  drooge  plaatfen ,  doch  wat 
zy  eeten  is  nog  niet  zeer  bekend:  mooglyk 

zyn 

(t)  Faemina  Hoiologii  inftar  pulfatorla,  in  ligneis  feftucis. 
Syft.  Nat.Kd.  XII.  p.  1015. 

(I)  Caufas  rerum  naturalium  non  plures  adrnittendas  cfle, 
quam  qu*  et  verx  funt,  earumque  Phacnomenis  explicandis 
lufficiunt. 

(5)  Zie  dceze  Nstuurlykfi  t&j/ltrie  ,IXtSTUK  bladzt|'c95. 
1.  DEEL.  XIU.  STUK. 


de  Houtluizen.  43 


zyn  het  de  fyne  Vezeltjes  van  Hout,  Papier,,  ^F^*KL 
Linnen  en  Wollen  Stoffen,  die  zy  afknaagen:  LXXV.' 
want  haare  Nypers,  aan  den  Kop,  zullen  , Hoofd- 
door  de  Natuur,  tot  eenig  einde  daar  aan  ge-STUK' 
geven  zyn.  Ondertusfchen  weet  ik  niet ,  dat 
men  een  blykbaare  benadeeling  van  Kleederen 
of  gedroogde  Kruiden  door  dezelven  verneemt: 
maar  van  de  Infekten  fchynt  het,  dat  zy  de 
Schubbetjes  of  Pluimpjes  afknaagen.  Moog- 
lyk  aazen  zy  ook  op  de  Lym ,  waarmede  het 
Schryfpapier  ftyf  gemaakt  wordt :  want  elders 
vind  ik  aangemerkt,  dat  zy  de  Vischlym ,  waar 
mede  men  de  Kruiden  fomtyds  aan  't  Papier 
plakt ,  weg  eeten ,  en  dezelven  dus  los  maa» 
ken  (t)-  In  een  Doos  met  Kapellen  vond  ik 
ze ,  onlangs ,  op  een  verbaazende  manier  ver- 
menigvuldigd. Dit  doet  my  zeer  tvvyfelen  aan 
het  Gevoelen  van  Frisch,  die  zig  verbeeld 
heeft,  dat  deeze  Luisjes,  doorhem  Nag-  Mie- 
ten of  Knaag  -  Myten  genaamd ,  voortkwa- 
men uit  kleine  Eijertjes ,  welken  hy  in  ge- 
droogd Slym  of  Mos,  van  fchimmelig  Wa- 
ter, hadt  gevonden:  hoewel  de  Geftake  van 
het  Diertje,  dat  hy  afbeeldt,  met  die  van  on- 
ze Hout-  of  Papierluisjes  taamelyk  overeen- 
komftig  is.  Geoffroy  ,  die  het  tot  zyn  Ge- 
flagt  der  gewoone  Luizen  t'huis  brengt,  merkt 
aan ,  dat  men  het  ook  ten  Platten  Lande  en  in 
de  Tuinen ,  op  Muuren  en  Boomftammen ,  doch 

als 

(t)  Amotn.  Acai  VOL,  III.  p.  34*. 

I,  Deel.  xiii.  Stuk, 


44      Beschryving  van 

V.  alsdan  bruiner  en  een  weinig  Haairig  zynde, 
Afdeel.  vinc}t. 

Hoofd- 
stuk.       (3-)  Houtluis,  met  het  Agterlyf  Eyrond ,  den 

Fatidïcum.  bleek  9  de  Oogen  bruin* 

Groote. 

In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  fchynt 
deeze  Soort  ,  die  de  voorgaande  aileenlyk  in 
grootte  overtreft,  als  eens  zo  lang  zynde  , 
voornaamelyk  gevonden  te  worden:  zy  is,  door 
den  Heer  Lin'n^eus  ,  eerst  waargenomen  in  een 
Verzameling  van  drooge  Kruiden ,  welken  aan 
zyn  Ed.  door  den  Heer  Loefling  ,  uit  Spanje, 
overgezonden  waren.  Indien,  evenwel,  dee* 
ze  Luisjes  aangroeijen ,  gelyk  men  vast  mag 
Hellen ,  zo  zouden  die  andere  Kenmerken  ook 
wel  noodig  zyn  ,  om  een  befluit  op  te  maa- 
ken ,  noopens  het  weezentlyk  verfchil  van  deeze 
Soorten. 

De  Latynfche  bynaam ,  die  byna  overeenkomt 
met  de  bygeloovige  uitdrukking  van  Dood-Uur , 
Dood-Kraaijer  en  dërgelyken,  welke  men,  waar- 
fchynlykinLapland,aangaande  hetgedagte  Tik- 
ken gebruikt ,  fchynt  voornaamelyk  wegens  de 
Grootte  aan  deeze  laatfte  Soort  gegeeven  te 
zyn :  doch  ik  vind  hetzelve  daarvan  al  zo  wei- 
nig ,  als  van  de  gewoone  Papier-Luisjes ,  be- 
weezen.  Derham  fcheen  het  wel  begreepen 
te  hebben,  volgens  de  aanmerking  van  Ro- 

LAN- 

( s)  Termes  Abdoraine  ovato ,  Ore  pallido  ,  Oculis  fulcis. 
Faun.  Suec*  Ed.  1U  1938.  FKISCH.  /«/.XI.  p,  2.  T.  io. 


de-Houtluizen.  45 


LANDERjdat  een  deel  van  deeze  Diertjes  Vleu-  Af^*£L 
gelen  kreegen ,  en  deeze  laatfte  Autheur  zegt  LXX  vi 
zelf  dat  zy  fpringen.  Geen  van  beiden  nu ,  is  Hoofd- 
immcrs  op  die  Luisjes  toepasfelyk ,  aan  welker STUK# 
geheele  Lyf ,  zo  Roesel  aanmerkt  (f),  niets 
gevonden  wordt ,  dat  hard  genoeg  of  bekwaam 
is ,  om  zulk  een  fterk  Geluid  te  verwekken  , 
en  die  men  met  een  Haair-Penfeel  ligt  dood 
kan  drukken,  Hy  hadt  altoos ,  dit  Tikken  hoo- 
rende,  en  naar  hetzelve  onderzoekende,  een 
Wormpje  in  't  Hout  gevonden,  dat  eigentlyk 
het  Masker  was  van  een  Torretje,  die  een  har- 
den Kop  hebben ,  bekwaam  om  Hout  te  knaa- 
gen  en  derhalve  ook  om  een  dergelyk  Geluid 
te  veroirzaaken.  't  Zy  nu  dit  Tikken  door  een 
Torretje  ,  Wormpje  of  Luisje ,  voortgebragt 
worde,  het  bïyft  zeker  ,  dat  de  naam  van  Ter* 
mes  Fatidicum  even  zo  belachelyk  zy,  als  die 
van  Dood-Uur  of  Doodkraaijer ;  en  die  van 
Aard-  of  Wand-Smit  op  deeze  Luisjes  geheel 
niet  toepasfelyk. 

Ik  heb  nagezien ,  wat  Derham  ,  in  de  Ver- 
handelingen der  Koninglyke  Sociëteit  van  Lon- 
den ,  op  de  door '  onzen  Autheur  aangehaalde 
plaatfen,  van  den  Doodwagter  zegt.  Hy  ge- 
tuigt, deeze  Luisjes  nooit  te  hebben  zien  klop- 
pen, dan  in  en  by  Papier,  doende  zulks  door 
uitzetting  van  het  Lyf  en  niet  met  fden  Kop. 

Ligt 

(t)  Voorbericht  van  de  tweede  Kissfe  ^er  Aard-Torren  ia 
*t  II.  Deel. 
1.  Deel.  XIII,  Stuk. 


4<S      BUCHRYVING  VAN 

Afdeel.  Ligc  is  het  te  begrypen ,  hoe  het  mooglyk  zy  , 

HooriT  eCnig  geraas  in  PaPier  ontftaa,  door  die 

stuk.  "  uitzetting  van  het  Lyf ;  doch  daar  aan  kan  da» 
zekerlyk  dat  Tikken  niet  toegefchreeven  wor- 
den, het  welk  men  in  het  Hout  van  Kisten  * 
Kasfen,  Lesfenaars  of  Kabinetten  verneemt  y 
en  wel  tien,  twintig  [Voeten,  ja  verder  3 
hoorbaar  is:  het  welk  hy  te  vooren  ook,  met 
regt,  aan  de  Hout  -  Torretjes  toegefchreeven 
hadt  (*).    Offchoon  hy  zig,  nu,  even  het 
zelfde  verbeeld  heeft  van  deeze  Papier-luis- 
jes,  welke  hy  deswegen  ook  Dood-wagters 
noemt,  heeft  het  doch  weinig  waarfchynlyk- 
heid,  dat  zy,  al  kon  het  Bygeloof  gebillykt 
worden,  dien  naam  verdienen.   Hy  hadt  het 
"verfchil  van  Sexe  waargenomen ,  daar  in  be- 
ftaande,  dat  het  Wyfjes  grooter  en  helderer 
was  dan  het  Mannetje,  met  geel  gewolkt.  Zy 
kloppen,  zegt  hy,  om  eikanderen  tot  Paaren 
aan  te  lokken,  welke  Paaring  hy  niet  alleen  ge- 
zien, maar  zelfs,  door  na-aaping  van  dat 
kloppen,  het  Mannetje  by  een  dood  Wyfje 
gelokt   hadt;  beginnende  hetzelve,  zig  be- 
droogen  vindende,  wederom  te  kloppen.  De 
Eytjes  hadt  hy  waargenomen  veel  kleinder  te 
zyn  dan  de  Luizen  -  Neeten ,  en  de  Jongen  meen- 
de  hy  naar  Myten  te  gelyken  en  verbeeldde 
zig,  dat  die  op  de  doode  en  gedroogde  Infek- 
ten  aazen. 

(*;  ML  TrmftZt.  N.  245,  p.  37*- 

LXXVi. 


i)  15    Luizen*  47 


V. 

1  Afdeel. 

LXXVI.  HOOFDSTUK. 

STUK* 

Bef chry ving  -jan  V  Geflage  der  Luizen,  zo  die 
de  Menfchen,  als  die  de  Beeften  van  allerley 
foort  plaagen ,  zynde  grootelyks  in  gedaante  ver- 
fcbillende. 


G 


een  haatelyker  Ongedierte ,  in  Europa , 
dan  de  Luizen  ,  wier  bekende  naam ,  in 


c  Nederduitsch ,  genoegzaam  met  den  Engel- 
fchen  Lowfe  of  Lice ,  en  met  den  Hoogduit- 
fchen  Laufe  overeenkomt,  't  Hcbreeuwsch 
woord  Koonim  ,  dat  men  gewoonlyk  voor  Lui- 
zen neemt ,  als  de  derde  Plaag  der  Egyptenaa- 
ren  geweest  zynde,  hebben  de  zeventig  O  ver- 
zetters  ,  in  't  Grieksch  ,  Knipes  vertaald, 
welk  veeleer  Muggen  of  kleine  Wormpjes  bete- 
kent +•  De  algemeene  naam  der  Luizen ,  in  't    .   . ' 

T  Zie  t 

Grieksch,  was  Pbtbeires ,  waar  van  het  beken-  voorgaand* 
de  woord  Pbtbiriajis,  dat  men  voor  eene  Luis-  5™**  blm 
ziekte  neemt,  zyne  afkomst  heeft,  en  de  he- 
dendaagfche  Grieken  fpreeken  het  Pfara  uit , 
dat  met  de  Schurft,  Pfoora,  meer  overeen- 
komst heeft ,  die  op  het  Hoofd ,  zegt  men  , 
dikwils  door  dit  Ongedierte  veroorzaakt  wordt. 
Zy  hadden  'er  nog  andere  naamen  voor,  gelyk 
wy  in  't  Nederduitsch ,  tot  verbloeming ,  ook 
gebruiken.  Diodorus  Siculüs,  van  de  Kwaal 
der  Springhaanen-eetersfpreckende,  noemt  de- 
zelve nu  eens  Pbtbeiras9  dan  Herpeeta.  De  Ita- 
i.  dsei.  xni.  stuk,  liaall. 


48       BËSCHRYVING  VAN 


V.     liaanfche  naam  is  Pedocbw,.  de  Spaanfchen  noe- 
■LXXVI  menze  f$jP*  de  Fran^chen  Pou,   In  't  Latyn 
Hoofd-  '  plagt  menze  weleer  Pedes  te  noemen  (f ; ,  waar 
stuk.    van  het  woord  Pedicukis,  buiten  twyfel,  zyn 

afkomst  heeft. 
Eigen-        Om  van  de  Eigen  fchappen  der  Luizen  in  't 
fchappen.  ajgemeen  te  fpreeken ,  moet  ik  zeggen  ,  dat  het 
een  Ongedierte  is,  't  welk  zig  onthoudt  of  aast 
op  de  Huid,  in  de  Vagten  en  bekleedzelen van 
alle  bekende  Dieren.    De  Visfchen  zelfs  heb- 
ben hunne  zogenaamde  Luizen ,  en  men  vindt 
'er  op  de  Vogelen  ;  ja  op  de  Infekten  zelfs,  ge- 
lyk  op  de  Torren ,  Wespen  en  Vliegen.  Ten 
opzigt  van  deeze  laatften  wordt  de  benaaming 
van  Luizen  te  algemeen  gebruikt;  dewyl  het 
meefte  Ongediert  derzei  ven  agt  Pooten  heeft, 
en  daarom  tot  de  Myten  of  Spinnetjes  behoort 
t'huis  gebragt  te  worden:  zo  wel  als  fommi- 
gen  der  Vogelen.  En,  't  Is  aanmerkelyk,  dat 
op  deeze,  zo  wel  als  op  de  Viervoetige  Die- 
ren, elk  Geflagt  of  Soort,  byna,  een  hyzonder  flag 
van  Luizen  heeft,  die  wel  in  gedaante  ver- 
fchillen,  doch  in  de  weezentlyke  hoedanig- 
heden overeenkomftig  fchynen  te  zyn  met  de 
Luizen  van  den  Mensch. 
Geftake.      Ten  opzigt  van  de  Lighaams-geflalte  zyn 
de  Luizen  meer  of  min  langwerpig  ;  fommigen 

bree- 


(f )  Perinde  euVs  Genus  Leoninum ,  atque  Mufcae ,  Culi- 
ces,  Fedesque,  Pulicesque;  odio  malo  8c  moleftis  omnibus. 
PLAUT.  in  Curculione. 


de     Luizen.  49 


breeder ,  anderen  zeer  fmal  en  dun  ,  gelyk  die  V. 
der  meeste  Vogelen ,  en  eenigen  ,  van  agte-  ^xx VI 
ren,  als  mee  Borftelagtige  Staartjes.   Met  het  hoofd- 
Mikroskoop  gezien,  bevindt  men  de  meesten  stuk* 
Kaarig  of  ruig  aan  't  Lyf.     Sommigen  zyn 
van  aanmerkelyke  grootte  en  grooter  dan  de 
Menfchen-Luizen ;  anderen  by  uitftek  en  nage* 
noeg  onzigtbaar  klein ;  gelyk  die  der  Byën.  Zy 
hebben,  in  *t  algemeen,  den  Kop  taamelyk 
groot,  met  uitfpringende  Oogen  en  duidelyk 
van  het  Borstftuk  onderfcheiden  ;  de  Sprieten 
Draadagtig  dun  voor  'tbloote  Oog.  DePooten 
beftaan ,  als  gewoonlyk ,  uit  drie  deelen , 
waarvan  het  uiterfte,  of  de  Voet,  drie  Lé- 
den heeft. 

De  Geflagts- Kenmerken  zyn,  vooreerst  ,  Kenmer. 
zes  Pooten  te  hebben  en  twee  Oogen:  denkcn*  - 
Bek  met  een  Prikkel  die  zy  uitfleekeri.  Dit 
laatfte  hebben  de  Myten  niet,  en  de  Angel  der 
Vlooijen  verfchilt  van  die  der  Luizen ,  aanmer- 
kelyk.  Voorts  hebben  zy  Sprieten  zo  lang  als 
3t  Borstftuk,  dat  egter  in  allen  niet  ten  naauw- 
keurigfte  moet  begreepen  worden.  Het  Agter- 
lyf  is  platagtig  rond  en  op  zyde  eenigermaate 
in  Kwabben  verdeeld. 

Men  kan,  eigentlyk,  niet  vast  bepaal  en ,  hoe  SooMn 
veel  Soorten  'er  in  dit  Geflagt  plaats  hebben  ; 
dewyl  ieder  Gedierte,  als  gezegd  is,  zyn  by- 
zondere  Luizen  heeft,  Linn^eus  ,  evenwel,  geeft 
'ér  thans  veertig  op,  waarvan  de  Menfchen-Lms 
de  eerfte  is ,  als  volgt. 

Ii  Deel.  XIH.  Stuk,  D  (l  J 


So    Beschryving  van 


V-       (i)  Luis  der  Menfcben. 
Afdeel. 
I  XXVI 

Hoofd-'    De  voo™aamfte  Waarneemers  met  het  Mi- 
stuit.    kroskoop,  Redi,  Bonanni,  Swammerdam  , 
i.     Baker,  Ledermuller,  en  verfcheide  ande- 

HoofXis, ren  >  hebben  de  vergroote  Afbeelding  voor  ge- 
field van  dit  Infekt,  het  welke,  zo  op  het 
Hoofd  als  in  de  Kleederen  der  Menfchen ,  zig 
onthoudt  en  voortteelt ,  en  veelen  een  byster 
Ongemak  veroorzaakt.    Geen  Land  of  Volk 
in  de  Wereld  bekend,  daar  dit  Ongedierte  , 
het  welk  als  den  Mensch  aangeboren  fchynt  te 
zyn  ,  niet  door  vlyt  en  zindelykheid  moet  uit- 
roeid  worden ;  zo  het  niet  tot  eene  Plaag  zal 
verftrekken  van  ons  Geflagt.    De  Amerikaan- 
fche  Wilden,  Afrikaanfche  Negers,  en  Oost- 
indifche  Natiën,  hebben  het  zo  wel,  ja  ruim 
zo  veel  als  de  Europeaanen  ,  en  zyn  'er  zo 
weinig  afkeerig  van,  dat  de  Vrouwluy,  onder 
fommige  Indiaanen  of  Afrikaanen ,  haar  Man- 
nen de  Luizen  van  't  Hoofd  zoeken  y  en  die  al 
gaande  weg  opknappen.  Dat  fommigen  zulks, 
in  ons  Wereldsdeel,  en  onder  de  befchaafde 
Natiën ,  als  een  Geneesmiddel  voor  de  Geel- 
zugt  aanmerken,  is  algemeen  bekend. 

Hoe 

(i)  Pediculus  humanus.  Syft0  Nat.  X.  Gen  233.  XII. 
Gen*  264.  Faun,  Suec.  Ed.  II.  1939.  MouFF.  /«ƒ,259- Red. 
Exp.  T.  i3.  SWAMM.  Quarto.  T.  7.  BibL  Nat.  T.  I.  f, 
3-6.  Alb.  Aran.  T.  42.  BoNANN*  Mier.  f*  55^  Joblot. 
Mier.  I.  pp.  i.   T.  1.  Baker  Mikroskoop.  T.  13.  f.  4. 

SCH/EFF.  Eïem.  T.  95.  SüLTZ.  ïnf.  T*  22.  f,145.  LEDERM. 
Mier*  45.  T.  21. 


DE       L    Ü     I     Z    E    N.  $i 


tioe  affchuwlyk  deeze  Infekten  zyn,  wegens  v- 
het  Ongemak,  dat  zy  door  fterke  Jeukt  ver-  l^XVI. 
oirzaaken  ,  en  wegens  haare  ongemeene  Voort-  Hoofd- 
teeling,  die  ze,  daar  zy  eens  haaren  zetel  ge-STÜK» 
veftigd  hebben,  niet  gemakkelyk  uit  te  i'oeijend^^e"r" 
maakt ;  zy  verfchafFen,  nogthans^  door  haare  tooning. 
menigvuldigheid ,  Voorwerpen  ,  die  het  Oog 
van  een  Liefhebber  der  Natuur  kunnen  ver- 
lustigen.  Zo  men  op  de  uitwendige  gedaante  > 
door  het  Mikroskoop,  agt  geeft,  vertoont zig, 
daarin,  een  welgeproportioneerd  Geftel:  het 
Agterlyf,  van  't  Borst ftuk  af gefcheiden ,  waar- 
aan ,  wcderzydsj,  drie  Pooten  zyn ,  van  behoor- 
lyke  langte ;  met  Klaauwtjes  als  Kreeft-Schaa- 
ren  gewapend  :  een  Kop  van  niet  meer  dan  maa- 
tige  grootte ,  met  twee  Oogen^  en  Sprieten  als 
Hoorntjes.    Men  bevindt  het  geheele  Lyf  be- 
kleed te  zyn  met  fyne  Haairtjes ,  onzigtbaar 
voor  het  bloote  Oog  en  bleek  of  vuilgeelagtig 
van  Kleur.    In  't  midden ,  overlangs ,  door  het 
Lyf  heen,  openbaart  zig  een  Ingewand,  welks 
zonderlinge  beweegingen  den  befchouwer  doen 
verwonderd  ftaan.  !Dit  Ingewand,  nog  met 
Bloed  of  andere  Stoffen  gevuld  zynde  ,  heeft 
eene  roodagtig  bruine  Kleur;  maar  ledig  is  het 
weinig  van  de  Kleur  des  Lighaams  verfchillen- 
de.  Men  moet  het,  zekerlyk ,  voor  de  Maag 
houden ,  welke  de  doorfchynendheid  des  Lig- 
haams van  dit  Infekt  zigtbaar  maakt. 

Wat  de  manier  belangt ,  op  welke  de  Luizen  Mam  et 
haar  Voedzel  nuttigen:  men  behoeft,  om  daar  A™*m 

!♦  deel.  xiii,  stuk»         D  2  van 


52       Beschryving  van 


AFMHf        onderrigt;  te  zYn>  fleSts  een  Luis  3  die  uit* 
Lxï VL  Sehon§erd  is>  volgens  de  manier  van  Leeu- 
Hoofd  .  wenhoek  te  neemen  ,  en  op  zyn  Hand  te 
stuk.     zetten ;  dan  zal  men  wel  haast  gewaar  worden, 
dat  het  Bloedzuigers  zyn  ,  en  dat  het  Spreek- 
woord waar  is  :  een  hongerige  Luis  byt  fcherp. 
Alsdan  ,  voornaamelyk   wanneer  de  Hand , 
vooraf,  tot  roodwordens  toe  gewreeven  is  , 
ziet  men  de  Luis  den  Kop  tusfchen  de  Voor- 
pooten  nederbuigen ,  naar  de  Huid ,  en  aldaar 
eenig  Zweetgaatje  opzoeken,  daar  zy  den  An- 
gel, die  voor  aan  den  Kop  is,  in  fteekt.  Op 
't  oogenblik,  daarna  ,  ziet  een  Waarneemer  , 
die  met  een  Vergrootglas  gewapend  is  ,  het 
Bloed ,  verwonderlyk  vlug,  als  door  een  Pomp, 
opftygen ,  en  zelfs  ,  door  de  Keel ,  tot  in  de 
Maag  dringen.   De  beweegingen  van  die  Inge- 
wand vermeerderen  alsdan  aanmerkelyk :  want 
door  de  uitrekking  van  deszelfs  Spieragtige 
deelen  krygen  die  gelegenheid ,  om  zig  op 
nieuws  famen  te  trekken,  en  men  wordt  alsdan 
gewaar  ,  dat  de  Vuiligheden ,  in  de  dikke  Dar- 
men vervat ,  zig  ook  beginnen  te  be weegen  , 
wordende  dan  dikwils  uitgeworpen.  Het  Voed- 
zel ,  nu ,  in  de  Maag  van  dit  Infekt  ontvangen, 
wordt  aldaar  verwonderlyk  gekleinsd  en  onder- 
een gemengd.    Men  zoude,  in  den  eerften  op- 
flag,  denken,  dat  het  Bloed,  uit  de  Maag, 
naar  ae  verfcheide  Lighaamsdeelen  gevoerd 
werde,  en  houden  dus  het  Ingewand,  welks 
beweegingen  men,  ziet,  voor    een  Hart  of 

Slag- 


de    Luizen.  53 


Slagader  ,  gelyk  in  de  Rupfen  zig  iets  derge-  V. 
lyks  vertoont :  maar  dit  Verfchynzel  komt  van  j  XxvF 
de  Huid  5  die  overal  niet  even  doorfchynende,  Hoofd-  * 
en  van  het  Bloed  zelve ,  dat  niet  van  egaales-ruK. 
Kleur,  of  mooglyk  vermengd  is  met  Uitwerp- 
felen  der  Zweetgaatjes  van  des  Menfchen  Huid. 
Ten  einde  van  eenige  Uuren  ziet  men  dit  Voed- 
zel  allengs  bruiner  en  eindelyk  geheel  zwart- 
agtig  worden,  en  langzaam  verteeren :  hetwelk 
de  Darmen  opvult  met  Vuiligheden,  die  ais 
kleine  ronde  Korreltjes  worden  uitgeworpen. 

Gedagte  byzonderheden  zyn  wy  verfchuldigd  ügliaams- 
aan  de  naauwkeurige  Waarneemingen  van  den 
grooten  Swammerdam  ,  die  door üntleeding  der 
Luizen  tot  nadere  kennis  gekomen  is  van  der- 
zei ver  inwendige  Lighaamsdeelen.    Ik  zal  hem 
niet  navolgen  in  de  befchryving  van  het  Rug- 
ge-Merg ,  dat  drie  aanmerkelyke  Knoopen  heeft; 
noch  in  die  der  Zenuwen,  welke  daarvan  af- 
komen ;  en  zig  uitfpreiden  door  de  Spieren  en 
alle  de  Ingewanden  ,  om  het  Leven,  Gevoel 
en  beweegkragt  aan  dezelven  ,  volgens  alle 
waarfchynlykheid  ,  mede  te  deelen ;  noch  in 
die  van  het  Brein,  met  zyne  Vliezen,  of  van 
het  maakzel  der   Gezigtzenuwen  :  altemaal 
Voorwerpen  wier  fynheid  de  fcherpte  van  meer 
dan  Menfchelyke  Oogen  tot  haarebefchouwing, 
en  een  verbaazend  geduld  ter  onderzoekingc 
vereischt ! 

Als  men  tot  de  Ontleeding  van  een  Luis  wil  Bolletjes  in 
overgaan,  en,  ten  dien  einde,  met  de  punt  c  Bioed* 
J4  Deel.  XIII»  Stuk»  D  3  van 


?4     Beschryving  van 


V.  van  een  Pennemesje  de  Huid  doorfnydt,  zal 
LXXVLda^r  Vogtuitzypelen,  't  welk  in  een  fyn  Glazen 
Hoofd  Buisje  ontvangen  ,  en  met  een  goed  Mikros- 
STL7K#  koop  onderzogt  zynde ,  uit  doorfchynende 
Bolletjes  bevonden  wordt  te  beitaan,  even  als 
de  Koe-Melk,  Swammerdam  twyfelde  of 
deeze  Bolletjes  ,  hoedanigen  men  ook  ,  van 
bleekroode  Kleur,  in  helder  Vogt  dryvende  , 
in  't  Menfchen  Bloed  waarneemt  ,  wel  wee- 
zentlyk  in  de  Vaten  van  zodanige  figuur  zyn , 
en  of  zy  die  niet  veeleer  daar  buiten  aannee- 
men,  wanneer  zy  van  famendrukking  zyn  be- 
vryd.  Ten  opzigt  van  dit  Vogt,  't  welk  hy 
het  Bloed  der  Luizen  noemt,  meende  hy  voor- 
al reden  te  hebben  om  te  denken ,  dat  zig  lig- 
telyk  eenige  deeltjes  van  het  Vet,  of  brokjes 
van  de  Ingewanden,  die  altemaal  (zegt  hy) 
Globuleus  zyn,  of  uit  famengehoopte  Bolletjes 
beftaan  ,  daar  onder  vermengen  hadden  kun- 
nen, en  dus  aangezien  worden  voor  deeltjes 
van  het  Bloed. 
Effen  onder  de  Huid ,  komen  de  Spieragtige 
>pieren.  Vezeltjes  te  voorfchyn,  die  de  Ringen  van  den 
Buik  be weegen.  Van  deeze  vindt  men  'er  die 
breeder  ;  anderen  die  fmaller  en  eenigen  die 
tweebuikig  zyn.  Aan  den  rand  van  het  Agter- 
lyf  is  dit  Diertje  wel  het  meest  gefpierd  ;  al 
waar  tevens  de  Lugtpypjes  of  Stippen  geplaatst 
zyn,  die  tot  de  A^demhaaling  dienen  ;  welke, 
zo  het  fchynt ,  door  de  beweegende  kragt  der 
gedagte  Spieren  gehdpen  wordt,  Zy  vertoo- 
nt 


de    L  ti  I   %   E  n.  55 


nen  zig  als  enkele  Vezeltjes ,  die  men ,  in  Wyn-  v. 
geest  afgefpoeld  en  dan  op  een  Glaasje  voor  Afdeel. 
't  Mikroskoop  gedroogd  zynde ,  ook  uit  Bol-^^** 
letjes  bevindt  te  beftaan.  stuk. 

Van  het  Hart,  dat  in  veele  andere  Infekten  i  Geen 
boven  in  het  Agterlyf ,  aan  de  Rug  ,  geplaatst  rIait# 
is,  zegt  SwammerdaMj  heb  ik  in  de  Luizen 
geen  blyk  kunnen  vinden  :  mooglyk  wegens 
deszelfs  ongemeene  fynte ;  aangezien  het  ook 
in  grootere  Infekten  ?  gelyk  de  Bremfen ,  zeer 
moeielyk  is  te  vinden  :  waarby  komt  de  Sterke 
en  geduurige  beweeging  van  het  Ingewand  3 
dat  mende  Maag  noemt,  in  de  Luizen,  ftrek- 
kende  tot  groote  verhindering  in  het  opzoeken 
van  het  Hart  (*)♦ 

De  zelfstandigheid ,  die  hy  voor  Vet  aan-  Het-  veu 
zag  in  deeze  Infekten,  bellondt  uit  zeer  klei- 
ne en  ten  naaften  by  Klootronde  deeltjes ;  hy 
vondt  'er  ook  grootere  onder  ,  van  onregel- 
maatige  figuur.  Haar  Kleur  was  doorfchynen- 
de,  . gelyk  die  der  meefte  Lighaamsdeelen,  zo 
vast  als  vloeibaar,  van  de  Luis. 

De  Lugt-  of  Longepypjes  (zegt  zyn  Ed. )  Lugt> 
maaken  wel  het  aanmerkelykfle  gedeelte  uit  in  pypjes' 
dit  Infekt :  doch  de  Luizen  hebben  zulks  ge- 
meen met  de  Rupfen,  by  voorbeeld  *,enmet 

au* 

(*)  Myne  bedenkingen  omtrent  de  noodzaaklykheid  of 
niot  noodzaaklykheid  ,  en  plaatsvulling  van  hec  Harr  in  de 
Kapellen  en  andere  Infekten,  kan  men  in  ,tXl.STUK,bladz. 
127,  167,  en  elders  vinden. 

I.  DEEL.  XIII.  STUK.  D  4 


56  BESCHR  Y  VING  VAN 

V.     andere  Infekten.    Het  geheele  Lyf  niet  alleen, 

IXXVÏ maar  de  ^ooten  en  Sprieten  zelfs,  zyn  als 
Hoofd-'  opgevuld  met  deeze  Buisjes,  die  zig  Zilverwit 
stuk.  vertoonen  of  als  glinfterend  Paarlemoer.  Men 
kanze,  om  die  reden,  in  het  leevend  Diertje 
door  de  Huid  heen  zien,  en3  dat  zonderling 
voorkomt  3  zy  verliezen  die  Kleur  niet ,  nadat 
zy  uit  het  Lighaam  van  de  Luis  genomen  zyn; 
wordende  ook  nooit  flap.  Dit  alles  heldert  zig 
op  5  wanneer  men  haar  maakzel  naauwkeurig 
waarneemt  met  het  Mikroskoop:  want  dus  be- 
vindt men  ze  als  uit  Kraakbeenige  Ringetjes  te 
beftaan ,  die  een  Krullyn  maaken  om  de  Vliezi- 
ge Buis ,  gelyk  in  andere  Infekten  :  zo  dat  de 
geftalte  van  zulk  een  Takje 3  in  ['t  ruuwe  be- 
fchouwd  zynde,  eenige  overeenkomst  met  de 
Takjes  van  de  Lugtpyp  in  de  Menfchen  hééft. 
Hoe  kleiner  de  Takjes  worden  ,  hoe  minder 
Ringetjes  zy  hebben  3  tot  dat  zy  eindelyk  zig 
maar  als  Vezeltjes  vertoonen,   In  geene  Soort 
van  Infekten  vondt  Swammerdam  deeze  Lugt- 
pypjes  gemakkelyker  te  befchouwen.  De  Ontlee- 
ding leerde  hem3  datzy  tot  in  de  Darmen,  den 
Eijerftok ,  het  Ruggemerg  3  de  Herfenen  3  en 
dus  tot  alle  inwendige  deelen  doorgaan.  Zy 
komen  af  van  de  Lugtftippen  3  welken  zyn  Ed, 
'er  zes  vondt  aan  ieder  zyde  van  het  Agterlyf 
entwee  aan  't  Borstftuk:  dus  veertien  of  zestien 
jn  't  geheel,  en  overzulks,  indien  'er  door  de 
kleinheid  zyn  Oog  niet  ontglipt  zyn,  minder 
*'tzeifae,dan  in  deRupfen  en  Kapellen  *. 

black.  160.  -p^ 


I 


de    Luizen.  57 


De  Luis  heeft  geen  eigentlyke  Bek,  noch  V. 

~  Afdeel, 
Kaaken  of  Nypers  ,  maar  in  plaats  van  dien  een  LXXVL 

Snuitje  ,  of  liever  een  fpitfen,  hollen  Angel  ;  Hoofd- 


STUK. 


waarmede  zy  het  Bloed  uit  ons  Lighaam  zuigi 
Of  het  de  ongemeene  fynheid  ,   dan  wel  de  s^t4of 
Strudtuur  van  deezen  Angel  zy,  die  maakt, dat 
men  van  haar  zuigen  naauwlyks  Gevoel  heeft, 
is  onzeker.    Dat  zulks  evenwel  plaats  kan  heb- 
ben zonder  Pyn,  en  met  niets  dan  fterke  Jeukt, 
hebben  wy  gezien  in  de  Proefneeming  van 
REAu^uRopde  Spinnekop- Vliegen  of  Vliegen- 
de Luizen  f.  Een  klein  Stompje,  dat  zig  als  fm'txn, 
een  Puntje  vooraan  den  Kop  vertoont,  fchynt ^?UK,,bl# 
de  Scheede  te  zyn  van  dien  Angel,  welke  men 
niet  dan  met  veel  moeite  in  't  gezigt  kan  bren- 
gen, en  hy  wordt  zelden,  dan  by  geval,  onu 
dekt.Deszelfs  uit-  en  inhaalen  wordt5door  Swaivu 
mer dam,  by  dat  van  de  Hoorntjes  of  Sprieten 
der  Slakken  ,  vergeleeken.  Het  Kokertje  met  den 
Angel  openbaart  zig,  zegt  hy,  in  een  Luis  , 
die  men  op  de  Huid  zet,  wanneer  dezelve zuu 
gen  wil ,  aan  een  bruinroode  Kleur ,  door  den 
Kop  heen,  baarblykelyk. 

Aan  de  Keel  „  't  welk  een  fyn  Buisje  is ,  dat  De  Maag 
zig  alleenlyk  onder  't  inzuigen  van  Bloed  ver-  meiu1" 
toont,  volgt  een  taamelyk  groote  Maag:  want 
een  anderen  naam  kunnen  wy  niet  geeven  aan 
dat  Ingewand  ,  van  buiten  zo  zigtbaar  en  vol 
beweeging,  waarvan  hier  voor  gefproken  is       m  si 
Van  vooren  loopt  hetzelve  Vorkagtig,  en  van 
Agteren  dun  uit  in  het  Darm-Kanaal ,  't  welk 

h  Deel.  XI  I  stuk.  J)  j  door 


58     Besc  h«r  yving  van 


Afmel  C*°°r  Cen  aanmer^'e'yke  vernaauwing ,  byna  ges- 
LXXVlJyk  in  de  Viervoetige  Dieren,  van  de  Maag 
Hoofd-  afgefcheiden  wordt.    De  dikke  Darmen  zyn 
èTUIC#    van  de  dunne  niet  zo  duidelyk  onderfcheiden 
als  in  de  Menfchen ;  maar  de  Luis  heeft  vier 
cJcT^na  aanmerklyke  Blinde  Darmen  %  gelykerwys  al- 
le andere  Infekten,  zegt  Swammerdam  :  ten 
ïïïinfle  zekere  Vaatjes,  die  hy  dus  wegens  de 
plaatzing  noemde,  hoewel  hy  haar  enden  niet 
hadt  kunnen  vinden.  In  de  Zyde- Wormen  heeft 
Malpighius  aan  dezelven  den  naam  van  Ader- 

r£a/ja  *Patti§e  Vaten  t  gegeven. 
Desexe     De  zonderlingfte  Waarneeming  is  die,  wel - 

dmfter^  ke  de  deelen  der  Voortteeling  betreft.  Onze 
naauwkeurige  onderzoeker  der  Natuur  hadt  voor- 
heen wel  gezien,  dat  het  eene  Luisje  het  ande- 
re beklom^  doch  met  de  Ontleeding  bezig  5(yn- 
de  heeft  hy  in  alle  de  veertig  Luizen,  die  Van 
hem  ontleed  werden,  een  Eijerftok  gevonden. 
Hier  door  was  hy  tot  het  denkbeeld  gebragt  * 
of  niet  deeze  Infekten,  zo  wel  als  de  Slakken* 
van  beide  Sexen  in  één  Lighaam ,  en  dus  Her- 
maphrodieten  konden  zyn.  De  fterke  verme- 
nigvuldiging van  dit  Ongediert,  zo  men  maar 
één  Luis  aan  't  Lyf  heeft,  fchynt  dit  denk- 
beeld eenigermaate  te  begunftigen ,  en  ik  ver- 
wonder my  dat  zulks,  daar  het  met  minder  om- 
flag  fchynt  te  kunnen  gefchieden  dan  met  de 

4.  zie  't  x.  Plantluizen  4. ,  tot  heden  toe  nog  niet  nader  is 

s93ü.K,bUonderzogt. 

De  Eija>     In  alle  Luizen  zyn  de  Eijerftokken  dubbeld  > 

ftokken,  ^ 


de     Luizen.  59 


cn  ieder  is  gefmaldeeld  in  vyf  Eijerleidingen,  v* 
die  wedcrzyds  in  een  gemeen  Uitwerpbui^je  ofj^xvil 
Kanaal  eindigen,  't  welkeen  byzonderen  uit-HooFD- 
gang  heeft,  onderfcheiden  van  dien  van  hetSTUK* 
Darm  Kanaal.    Men  vindt  er  zo  wel  volmaak- 
te Eytjes  in  ,  als  kleinere  of  onvolmaakte  en 
de  eerde  beginzelen  van  Eytjes  ,  hebbende 
Swammerdam  'er  veertig  kleinere  cn  tiengroo- 
te  Eijeren  in  geteld.    Doch  dit  getal  is  in  by- 
zondere  Eijerftokken  zeer  verfchillende.  Zo 
digt  fluiten  de  Eijerleiders  om  de  Eijeren,  dat 
zy  zig,  daarin,  als  Kraaltjes  *  ofPaarlen,  die 
aan  een  Draad  gereegen  zyn,  vertoonen;  doch 
niet  gemakkelyk  voor  't  gezigt  bloot  te  maaken 
zyn ,  doordien  zy  in  een  menigte  van  Vet  als 
begraven  leggen. 

Deeze  Eijeren  zyn  het  gene  men  Neeten  Neeten. 
noemt  ,  die  eïgentlyk  gefproken  niet  dan  het 
omkleedzel  zyn  van  de  jonge  Luis ,  welke  , 
zo  dra  de  overtollige  vogtigheid  maar  wegge- 
waafemd  is  ,  daaruit  in  volmaakte  Geftalte  te 
voorfchyn  komt  f  weshalve  'er  Swammerdam, 
in  zyne  Rangen  van  Verandering  derlnfekten, 
als  de  eenvoudigfte  zynde,  de  eerfte  plaats 
aan  gaf,  onder  den  naam  van  Dier-Nimf  *,  en  *  Nyynpha 
daartoe  behooren  de  meefte  ongevleugelde  In-  Ammai 

zie  't  IX 

fekten,  als  gezegd  is  f.    Gedagte  vaardigheid  stuk  ,  bi. 
bevordert  de  Voortteeling  der  Luizen  onge- 1  gladz 
meen,  en  maakt  dat  een  Luis,  gelyk  men  ge-hier  voor. 
meenlyk  zegt,  in  een  Etmaal  Grootmoeder 
kan  worden.  Doch  tot  het  uitkomen  der  Nee  - 
1.  deel/xiu  stuk*  teq 


6o 


Beschryving  van 


V.    ten  wordt  eene  maatige  en  egaale  broeijing , 
LXXVI  zonder  al  te  fterke  uitdrooging  of  overmaatige 
Hoofd-  vogtigheid  ,  vereischt,  en  dit  maakt,  dat  'er 
i STUK*    eenige  byzonderheden  in  de  Hiftoi  ie  der  Lui- 
zen zyn,  die  verwonderlyk  voorkomen,  wan- 
neer men  geen  agt  geeft  op  de  tederheid  der 
Neeten,  ja  van  de  Luizenzelf :  wantMenfchen 
die  met  het  Hoofd  bloot  loopen  zyn  weinig 
met  Hoofdluizen  gekweld,  en  dit  Ongediert 
vertrekt  als  de  Mensch  geftorven  is,  zo  dra  het 
Lyk  koud  wordt,  t'eenemaal.    Ook  weet  men, 
dat  zy  in  fchoon  Linnen  het  allerfterkst  ver- 
menigvuldigen.   De  groot fte   Luizen  heeft 
Linn^eus  gevonden  in  de  warmde  hoeken  der 
Koper-Myn  te  Fahlun  in  Dalekarlie. 

Ovie'do  heeft  waargenomen,  dat  op  zeke- 
ren Graad  van  Breedte  ,  in  't  naderen  aan  de 
Linie,  dit  Ongediert  de  Spanjaarden  verlaat y 
die  naar  de  Indien  gaan.  Binnen  de  Keerkrin- 
gen ,  zegt  hy ,  zyn  'er  de  Matroozen ,  hoe 
onzindelyk  anders  op  haar  Lighaam,  van  be- 
vryd ,  en  terug  keerende  krygen  zy  het ,  op 
de  hoogte  van  Madéra,  of  daar  omtrent  ,  al- 
lengs weder.  Het  is  zo  zeer  niet  te  verwon- 
deren ,  dat  menze  in  de  Indien  zeer  zelden 
aan  't  Lyf  heeft,  dewyl  aldaar  niet  dan  dunne 
en  zeer  weinig  Wollen  Kleederen  ,  gebruikt 
worden,Ondertusfchen  fchry  ven  anderen  dit  ftei% 
ven  der  Luizen ,  wanneer  men  inde  heeteLugt- 
ftreekkomt,  aan  het  geweldig  Z  weeten  toe5 
dat  men  'er  doet*   De  Indiaanen  ,  die  lang 

Haair 


D  ë    Luizen»  61 


Haair  hebben ,  gelykde  Spanjaarden  5  wasfchen  ^  V. 
fcig  het  Hoofd  met  Zeepwater  3  of  met  een  af-  LXXVlI 
trekzel  van  Tabak  >  daar  tegen ;  doch  het  kroe-  Hoofd- 
fe  Haair  der  Negeren ,  niet  gemakkelyk  uit  te  STUK* 
kammen  zynde,  ftrekt,  door  de  Natuurlyke 
luiheid  van  dien  Landaart ,  tot  een  Broednest 
van  dit  Ongedierte,  het  welk  fomtyds  Gaten 
en  yzelyke  Zweeren  op  haar  Hoofden  maakt, 
onder  Korften  van   Smeerig  famengekleefd 
Haair  en  Vuiligheden. 

Verfcheide  oude  Autheuren  maaken  gewag  DcLms. 
van  eene  Kwaal,  welke  als  een  ftraf  des  He-Ziekte' 
mels  aangemerkt  werdtTyrannen  overgekomen 
te  zyn ;  naamelyk  5  dat  hun  Lighaam  3  leeven- 
dig,  door  Luizen  werdt  opgevreten.  Dee- 
ze  Luis-Ziekte  zoude ,  volgens  Aldrovandus, 
de  Euangelist  Lükas  op  *t  oog  hebben ,  wan- 
neer hy  van  Herodes  Agrippa  getuigt  3  dat  deeze 
Vorst  door  Wormen  gegeten  of  van  Wormen 
doorknaagd  zy ,  voor  zyn  fterven  *.  Het  woord,  *  Handel. 
egter,  dat  daar  gebruikt  wordt  >  is  in  't  geheel XI1»  v>  23. 
niet  op  Luizen  toepasfelyk.  Josephus  betrok 
ook  de  derde  Plaag  der  Egyptenaaren  tot  eene 
Luis-Ziekte  (f) ;  waarvan  men   in  de  Heilige 
Schriftuur,  niet  het  allerminfte  blyk  vindt. 
Daar  ftaat ,  in  onze  Dortfche  Overzetting  > 

ilegts, 

(t)  Pediculorum  enim  magna  vis  e  corporibus  iEgyptiorum 
fcatebat,  a  quibus  mali  male  perdebantur,  neque  lavacriss 
neque  medicamentoriim  inun&ionibus,  eos  exftinguere  va* 
lentes. 

J.  Deel,  XIIL  Stuk* 


6i      Beschryvinc  van 


V.     flegts;  dat  al  het  ftof  der  Aarde  Luizen  wierdc 


l  in  gantsch  Egyptenland,  die  aan  de  Menfchen 


Afdeel,  • 
LXXVL 

Hoofd-  ende aan  het  Vee  waren  *,  en,  indien  het  zulk 
STÜK'  een  Luis-Ziekte  ware  geweest,  als  Serenus  dc 
vul  v. '17,  Poëet  getuigt  dat  Pherecides,  de  Leermees- 
l8*        ter  van  Pythagoras,  en  de  Tyran  Sylla  aan 
ftierven  ;  zodanig,  dat  dit  Ongediert  hun  ten 
leevenden  Lyve  uitkroop        zou  men  naauw- 
lyks  begrypen  kunnen  ,  hoe  de  Egyptenaaren 
zo  fchielyk  van  die  Plaag  verlost  werden.  An- 
deren ,  en  wel  groote  Taalkundigen ,  meenen , 

.  i  als  gezegd  is  t  >  dat  fret  Hebrecuwfche  woord, 
t  Zie  *t         0  1  >  > 

voorgaande aidaar  gebruikt,  geen  Luizen  maar  Muggen 

STUK.       .  . 

betekene* 

Of  de Kwaal  Phthiriafis,  die  men  oudtyds  ge- 
nomen heeft  voor  eene  Luis-Ziekte,  weezent- 
lyk  een  inwendige  verteering  door  dit  Onge- 
diert ,  en  niét  veeleer  een  foort  van  Schurft  of 
andere  Huidziekte  geweest  zy,  fchynt  men 
met  reden  te  kunnen  twyfelen.  Die  met  Schurft 
behebt  zyn  9  vindt  men  doorgaans  ook  Luizen 
te  hebben ,  zo  wel  als  die  genen ,  welke  hun 
Lighaam  niet  genoeg  reinigen  zegt  Forestus, 
door  wien  gefproken  wordt  van  Gezwellen ,  zo 
aan  den  Hals,  als  op  de  Rug,  waarin  men  9 
toen  zy  geopend  werden,  een  menigte  van 

Lui- 

(*)  Sed  quis  non  paveat  Pherecidis  fa&a  Tragcedi , 
Qui  nimio  fudore  fluens  Animalia  tetra 
Eduxit ,  turpi  mïferum.  qua:  morte  tulerunt* 
Sylla  quoquc  infelix  tali  languore  perefus 
Corruit ,  et  focdo  fe  vidit  ab  agmine  vinei. 


de    Luizen*  Ö3 


Luizen  vondt.   De  vermaarde  Schilder  Block-  a  V- 

Afdeel. 

land,  zegt  hy,  dit  bywoonende,  verhaalde LXXVI. 
mv  ook  een  wonderlyk  Geval.    Hy  zeid'  ,  dat  Hoofd- 

STUK* 

aan  zeker  jong  Schilder,  die  een  ongemeene 
Jeukt  hadt  over  de  geheele  Rug,  door  zynen 
Geneesheer  geraden  werdt ,  van  met  de  bloote 
Rug  digt  tegen  't  Vuur  te  gaan  zitten:  't  welk 
doende  'er  een  menigte  Blaartjes  opreezen ,  die 
men  opende ,  en  daar  in  veele  Luizen  vondt. 
Zo  verhaalt  ook  Amatus  ,  dat  hy  te  Lisfabon 
een  Man  gekend  hadt  van  geen  flegte  afkomst, 
wiens  Lighaam  zo  vol  Luizen  was ,  dat  zyne 
twee  Moorfche  Slaaven  werks  genoeg  hadden, 
om  hem  geduurig  van  dit  Ongediert ,  het  welk 
uit  zyn  Lighaam  kroop,  te  reinigen,  en  het- 
zelve, in  Bakjes,  naar  de  Zee  te  brengen. 
Deeze  Man  was  daar  aan  geftorven  ,  en  dus 
zou  dit  Geval  tot  bevestiging  kunnen  ftrekken 
van  dergelyke  doodelyke  Luisziekten  ,  als  de 
Oudheid,  niet  alleen  in  de  aangehaalde,  maar 
ook  in  andere  Voorbeelden,  gewag  van  maakt; 
(hoe  tegenftrydig  het  fchynt  te  zyn  met  den 
aart  van  dit  Ongedierte  ;)  indien  zulk  een 
groote  Waarneemer ,  alsFoRESTUs,  flegtstee- 
nig  Geval  ontmoet  had  van  eene  dergelyke 
Kwaal.  In  de  meesten  ,  der  gedagte  Voor- 
beelden, fchynt  het  veeleer  een  Wormziekte 
te  zyn  geweest  (*). 

Het 

(*)  Antiochws  Epiphanes  ,  die  als  een  voornaam  voor- 
beeld bygebragt  worde ,  kwam  de  Ziekte,  op  de  Reis,  met 
i«  Deel,  XUL  Stuk.  zwaa. 


64       B  E  S  C  H  R  Y  V  I  N  G     V  A  N 


Afdeel  ^r^sc^  Spreekwoord,  de  Luizen  mn 

LXXVIe  Plat0  >  ^an  geenzins  tot  bewys  verftrekken ,  of 
Hoofd-  eenig  waarfchynlyk  vermoeden  opleveren, dat 
stuk»  ^e  philofooph,  op  zulk  een  deerlyke  en  af- 
fchuwlyke  wyze,om  't  leven  zou  geraakt zya. 
Men  denke  liever,  om  de  weinige  zorge  voor 
de  zuivering  des  Lighaams  ,  aan  zulken  ,  die 
zig  met  verheven  befpiegelingen  geduurig  be- 
zig houdefr,  eigen.  Op  de  Gierigaards  ,  die 
zig  het  noodig  Onderhoud  niet  gunnen,  wordt 
van  de  Italiaanen  het  Spreekwoord  toegepast , 
dat  zy  elendiger  of  armer  dan  een  Luis  3  en  van 

onze 

zwaare  Vyndet  Ingewanden  aan  ,  én  in  Hfrodes  AgrippA 
v/as  het  een  inwendige  Verrotting,  daar  Wormen  uit  kroopen» 
het  welk  met  den  aart  der  Luizen  ftrydig  is.  De  uitwendige 
Zweeren ,  door  Luizen  veroorzaakt ,  fchynen  ook  zelden  zo 
diep  door  te  dringen,  dac  zy  de  Leven sdeelen  aantasten  of 
een  doodelyke  Ziekte  maaken  :  des  ik  het  zonderling  vindt , 
dat  de  Heeren  de  Noeleville  5c  Salérne  ,  Geneesheeren 
te  Qrleans,  dus  dienaangaande  fpreeken  „  Onavu  naitre  fut 
5t  plujïeurs  Per/onnes  une  Matadie  mortelle  ,  provenant  d'une 
j>  tre'5  gtande  quantitê  de  Poux ,  qui  s  engendrent  fut  la  Chair% 
&  qui  font  par  tout  le  Corps  des  Playes  penetrantes  jut" 
„  quaux  Os."  Hift  Nat.  des  Animaux,  TOM  L  Par.  1756* 
p.  574.  Ondertusfchcn  fchynt  men  de  Pbtbiriafis ,  nog,  op 
de  gedagre  hoe  onwaarlchynlyke  en  twyfelagtige  Bcrigten ,  voor 
zulk  een  inwendige  Kwaal  te  neemen  .*  weshalve  ook  dat  Ge» 
val ,  daar  Dr.  M.  'Bern.  Valentinus  van  gewaagt  ,  het 
welke  hem  dooreen  Joodsch  Ooktor  van  Frankfort,  genaamd 
Buxbaum,  verhaald  was ;  betreffende  een  Man  van  veertig 
Jaaren,  die  een  fchrikkelyke  Jeukt  over  't  Lighaam  hadt^  dat 
eindelyk  met  Puiften  opliep,  die  men,  op  zyn  verzoek ,  open- 
de; en  waar  uit  tanta  congèries  Pediculorum  figura  et  magnl- 
tudixis  diverfdt^  data  porta  quafi  fubfultando  erumpebat »  ui 
fere  numerari  nequiverint :  genoemd  wordt,  Phtbiriafts  infoli* 
fa.  Eph.  Nat.  Cur.  feu         Leopoldina,  VOL,  II.  Obft  170-1 


de    Luizen.  65 


onze  Landsgenooten  op  de  genen ,  daar  niets  te  ■ 
haaien  is,  dat  zy  kaïler  dan  een  Luis  zyn.    In ïxXVJ. 
beide  opzigten  niet  minder  aartig,  dan  het  an-  Hoofo- 
dere  Spreekwoord  der  Italiaanen  :  by  zou  een  STÜK* 
Lm  villen  om  de  Huid  te  hebben ,  dat  van  de 
genen, die  ongemeen  fchraapzugtig  zyn, wordt 
gezegd. 

't  Geval  was  grappig,  dat  HomePvUs  met  de  Luizen- 
Visfchers  Jongens  hadt,  die  hem  tot  een  Raad- 
zei  voorftelden  :  ft  geen  <wy  vangen  laaten  u$ 
leggen,  en  dat  ypy  niet  vangen  wordt  van  ons 
naar  huis  gedragen.  Die  wyze  Man  bevondt  zig 
buiten  ftaat,  om  't  zelve  optelosfen.  Zy  ver- 
klaarden het  dan ,  door  te  zeggen ,  dat  zy  de 
Luizen  meenden.  Inderdaad  :  zy  zouden  het 
Raadzel  een  weinig  moeten  veranderd  hebben, 
indien  zy  van  den  Smaak  dier  Volkeren  waren 
geweest,  welke  dit  Ongediert  voor  Snoepery 
opknappen ,  gelyk  men  het  de  Aapen  ziet  doen 
en  de  Hoenderen.  Herodotus  verhaak 
zulks  van  zekere  Scythifche  Natie,  welke  Pu- 
mus  Salce  fchynt  te  noemen.  Andere,  zeer  ge- 
loofwaardige Autheuren ,  maaken  van  dergely- 
ke  Afiatifche  Volkeren  gewag ,  die  Ptolomeus 
in  Sarmatie  plaatst.  Dat  men  ,  hedendaags, 
onder  de  Negers,  Hottentotten,  en  mooglyk 
onder  veele  andere  Wilden  der  Indiën  ,  het 
zelfde  waarneemt,  is  reeds  gezegd.  Ook  vindc 
men,  in  de  Vérzamelingen  der  Natuur- onder- 
zoekeren  van  Duitschland,  de  Historie  van  een 
Man  van  zestig  Jaaren ,  die  in  de  Bosfchen 

1.  deel  ïiii,  stuk*         E  leef- 


66         B  E  S  C  H'  R'  Y  V  I  N  G  VAN 

V.     leefde.,  en  niets  at  dan  de  Luizen  van  zvn  ei- 
LXXVliSen  Liëhaam  (V-    Deeze  moet,  inderdaad, 
Hoofd-  om  zig  daar  mede  te  onderhouden  ,  een  fterken 
stuk»   teelt  van  Luizen  gehad  hebben,  ofmooglyk, 
even  als  cfe  Springhaanen-Eeuers  aan  de  Roodc 
Zee,  op  't  laatste  zelf  van  Luizen  zyn  opge- 
geten. 

Middelen  Het  inwendig  gebruik  der  Luizen  heeft  zo 
ongediett.  ve£l  affchuwlykheid,  dat  men  weinigen  vinden 
zal  die  het  aanraaden  en  nog  minder  die  dit 
volgen  willen :  te  meer  ^  daar  geen  de  min* 
fte  n<  odzaaklykheid  is  voor  zulk  een  vuil  Ge- 
neesmiddel Veeleer  zullen  wy  agt  geeven  op 
de  middelen,  die  tot  vernieling  van  dit  On- 
gediert  aangepreezen  zyn.  Zie  hier,,  woorde- 
lyk,  wat  l  iNNiEUs  dien  aangaande  zegt". 
„  De  Luizen  ,  die  op  \  Hoofd  en  in  de  Klee- 

deren  der  Menfchen  huisvesten,  worden  ge- 
55  dood  door  de  Zaaden  van  Sabadilli  ,  Staphis- 
,,  agria,  Coculi,  Wynruit,  Seldrie,  Ange- 
5)  lica;  Laurierbesfen ,  Saffraan ,  Peper,  wil- 
„  de  Rosmaryn  ,  Lycopodium  ,  Pinguicula  9 

Kwikzilver ;  door  Vorst  eri  hitte.  Door 
„  Hoofd  te  knaagen  verwekken  zy  in  kleine 

Kinderen,  die  zeer  gulzig  zyn  ,Ruidigheiddes 
„  Hoofds,  met  harde  Kor ften ;  tot  een  behoed- 

middel  (trekkende  voor  Verkoudheid ,  Hoest, 
5,  Blindheid,  Vallende  Ziekte  en  andere  Kwaa- 
ien. 

(*)  lïphtrmr.   Natur.  Curh >fvrum.  De<\  i.  Am.  l6Sr« 

obr.  i:6f ' 


x>  e     Luizen.  67 


35  len.   xMs  'er  Regen  op  handen  is ,  ■  daalen  zy  V* 
„  aan  de  zyden  van  't  Hoofd  neder.   Die  der£^^* 
J5  Kleederen  zyn  zo  hard  niet  en  bieeker  danHooFD-" 
„  de-  Hoofdluizen,   Iemand,  die  "de  Vraag  STUK* 
„  kanoplosfen,  waarom  andere  Teelten,  van 
n  dezelfde  Soort,  hardnekkig  op  het  Hoofd 
„  blyven;  anderen  in  de  Kleederen;  die  zou 
gemakkelyk  den  aart  begrypen  van  verfchei- 
3,  de  Befmettelykc  Ziekten  (f). 

(2)  Luis  Ar  Scbaamdeelen.  „  Jfc 

Fediculus 
Pubis. 

Niettegenstaande  de  Nederduitfche  naam  ,  Platlui* 
van  die  Infekt,  op  ver  naa  zo  duidelyk  niet 
is,  als  de  Latynfche  Soort-benaaming,  welke 
Li NNiEüs  gebruikt;  is  dezelve,  doch,  byna, 
niet  minder  haatelyk  voor  een  kuisch  Oor ,  of 
onbekend»   Men  plagtze,  weleer,  de  Wilde  of 
wreedaartige  f  Luis  te  noemen,  in  tegenftel- 1 
ling  van  de  gemeene ,  waar  aan  men  dan  den 
naam  van  Tamme  of  zagtzinnige  {  gaf.  Zy  by-  \manfuam 
ten,  naamelyk,  vinnig,  en  houden  zig  aan  de 
Huid  zeer  vast.   De  Franfchen  noemenze  Mor- 
pions ,  de  D'uicfchers  Fiftz-  Lans  ,  om  dat  zy  zig  op 
plaatfen  van  het  Lighaam3  die  met  kort  Vilt- 

ag* 

(f)  Syjl.  Nat.  Ed.  XII.  p»  1016.  9t  Is  zeker,  dat,  het 
Hoofd  te  wasfehen  met  een  aftrekzei  van  Tabak ,  of  de  Klee* 
deren  met  brandende  Zwavel  te  berooken ,  ook  kragtige  Mid- 
delen zyn  tot  vernieling  van  dit  Ongediert. 

(2)  Pediculus  Pubis.  Faun,  Suec.  Ed.  II.  1940.  MoUFF» 
/«ƒ.  200.  RA}.  Inf.  8.  SCHENK^  Ohferv.  676*  RED*  Exp* 
T<  19.  f.  U  PET.  Gaz.  T.  67*  f.  9« 

I,  DEEL  XIII.  STUK.  E  2 


<58     Beschryvïng  van 


V.     agtig  Haaiï  bezet  zyn ,  gelyk ,  behalve  de  ge- 

LMVI-me^e  ^aar  ^e  v00rnaame  Zetel  is  van  dit  On- 
IIoofd-  gedierr ,  (waarom  zy  ook  Pedkuli  Ingüinaks 
stuk,  heeten;)  onder  de  Oxelen ,  in  de  Baard  en  Wenk- 
braauwen ,  ja  fomtyds  in  de  Nek,  onthouden. 
De  Engelfchen  noemenze,  wegens  de  gedaan- 
te Crabloufe,  en  de  Jtaliaanen,  om  dezelfde  re- 
den', Phttulas  of  Piattones  ,  dat  met  onze  benaa- 
min?  meer  overeenkomst  heeft. 
Geflaïte.  Met  weinig  naauwkeurigheid  fchynen  deeze 
Vïi^C6lx'  haatelyke  Infekten,  tot  nog  toe,  waargenomen 
te  zyn*  Men  vindt,  wel  is  waar, een  afbeel- 
ding, onder  dien  naam,  by  Redi  ,  en  de  fi- 
guur N.  114,  in  't  Werk  van  Bonanni  (*),. 
waarvan  ik  de  verklaaring  niet  had  kunnen  vin- 
den ,  ontdek  ik  thans  dit  Ongediert,  by  fterke 
vergrooting,  te  willen  affehetzen  ;  doch  de  ee- 
ne,  zo  wel  als  de  andere,  zeer  onvolkomen. 
Onze  afbeelding,  in  Fig.  6>  naar  levendige 
Voorwerpen ,  die  ik  niet  dan  met  veel  moeite 
bekomen  heb,  gemaakt,  vertoont,  zo  veel 
mooglyk,  de  waare  Geftalte  van  dit  Jnfekt ; 
jhet  welk  rondagtig  is  en  plat ,  van  agteren  zig 
als  uitgerand  vertoonende  ,  wegens  de  twee 
groote  Tepels  ,  die  egter  niet  altoos  even 
zigtbaar  zyn.  De  groote  Platluizen  hebben  'er 
wederzyds  vyf:  die  allengs  naar  agteren  toe 
vergrooten,  en  met  langs  hoe  meer  Haairtjes, 

aan 

(*)  MUrographia  curltfa  genaamd ,  agtcr  zyne  Ohferv** 
tior.es  circa  Vivinti*t 


de    Luizen.  69 


aan  *t  end ,  bezet  zyn.   De  voorfte  Pooten  zyn  Af^ël 
dunst  en  zo  wel  met  fterke  Klaauwen  voorzien  lxXVI* 
als  de  vier  agterften,  die  de  Leedjes  knobbe- Hoofd- 
lig  dik  hebben,  en 'dat  gene,  't  welk  digst  aanSTUK# 
'l  Lyf  is,  merkelyk  dunner  dan  de  anderen.  Op 
dc  zyden  is  het  Lyfeenigermaate  geribd  en  by- 
na  geheel  doorfchynende,  ja  byna  Zilveragtig, 
Cgelyk  Ray  van  de  Haairtjes  zegt ,  )  die  voor 
9c  overige  zeer  klein  en  dunnetjes  verfprei 
zyn  op  dit  Infekt,  het  welk  een  keurlyk  Voor- 
werp, ten  dienfte  van  't  Mikroskoop  en  tot  na- 
der onderzoekingen  uitlevert*   Het  fchynt  geen 
Borstftuk  te  hebben ;  de  Kop  is  taamelyk  groot 
en  de  Sprieten  zyn ,  getyk  Linnjeus  zegt ,  vyf- 
ledig. 

Uit  deeze  omftandige  befchryving  blykt  9 
waarom  deeze  Diertjes  Platluizen  3  in  Sweeden 
Flatliiuï,  genoemd  worden;  als  ook  wat  de  re- 
den is,  dat  zy  zo  vast  aan  de  Huid  zitten, dat 
menzc  'er  niet  dan  met  moeite  af  kan  rukken. 
Sommigen  verzekeren  zelfs  ,  dat  dit  fomcyds 
met  gefchiedt ,  dan  met  verlies  van  den  Kop  , 
die  dikwils  in  de  Huid  zitten  blyft  ,  volgens 
Mouffetus.  Deeze  Autheur  zegt ,  dat  zy 
met  den  Kop  op  dergelyke  manier  in  de  Huid 
kruipen,  als  dit  de  iTekken  of  Hondsluizen 
doen.  Het  Lyf  is,  naby  den  Kop,  gelyker- 
wys  het  end  der  Pooten,  eenigermaate  geelag- 
tig  bruin. 

Of  deeze  affchuwlyke  Infekten  door  enkele  Middelen 
onzindelykheid  geboren  worden,  dan  dat  men- 'er  tesCR% 
h  deel.  xiii,  E-  3  7-e 


70     Beschryving  van 


V.  ze,  even  als  de  Venusziekte,  voor  een  Straf 
fxxvi  des  ^eme1lS  aanmer^en  m°ge5  is  twyfelagtig: 
Hoofd-  '  aangezien  zy  by  kuifche  Luiden  zeldzaam  ge- 
ÈTuiï.  vonden  worden.  Men  verdryftze ,  zegt  Li n- 
ï^eus,  met  Olie  van  Tabak  (*_):  doch  in  plaats 
van  een  Middel ,  dat  zo  moeielyk  te  bekomen 
is,  zou  men  veel  ligter  het  afkookzel  of  af- 
trekzei van  Tabak  gebruiken  kunnen  ,  of  be- 
lt rooi  jen  de  plaatsbaar  zy  huisvesten  ,met'Snuif- 
tabak,  en  wasfchendie  dan  met  gemeene  groene 
Zeep  weder  af:  zonder  dat  men  zelfs  daar  toe 
llappe  Loog  behoeve  te  gebruiken,  met  Salpe- 
ter en  Kcloquint,  volgens  den  Raad  van  Fo- 
kestus  ,  die  ,  wanneer  men  'er  een  weinig 
Spaanfche  Zeep  by  doet,  zo  deeze  Autheur 
zegt,  niet  alleen  de  Neeten  der  Luizen,  maar 
ook  de  Platluizen  van  de  Schaamdeelen  en 
Baard  vernielt.  Dit  zelfde  middel,  getuige  hy, 
is  tegen  de  Luizen  dienftig,  welken  zeker  Wyf 
als  by  een  wonderwerk  ,  wist  te  verdryven  , 
door  het  Hoofd  en  andere  deelen ,  of  ook  het 
geheeleLyf  af  te  wasfehenmet  gedeftilleerd  La- 
vendelwater (f).  De  Kwikmiddelen  zyn  ,  ge- 
lyk  men  weet  3  wel  het  kragtïgfte  tot  vernie- 
ling van  allerley  Soort  van  Luizen. 

m-  (3)  Luis,  die  het  Anterhjf  rond  meiem  witte 
RicintiJfs.  Streep  % 

Tek.agu-  r* 
ge.  (*)  Pellituroleo  Tabaci.  Syjf.  Nat,  XII,  p.  1017. 

(|;  Petr. 'Foresti  ,  Meel  Alcm.Lib.  ViU.  Obf.  i<5. 

(3]  Pcdiculus  Abdomine  orbiculato  iinea  alba,  Scitfello  tri* 
labo,  alba.  Syft,  Nsa,  XlU 


de     Luizen.  71 


Streep,  bet  Schildje  drielobbig ,  het  Snuitje  v* 

Afdeel. 

wp  heeft.  LXXVI. 

Hoofd- 

In  Amerika  onthoudt  zig  deeze,  die  in  de  stuk0 
Voeten  der  Menichen  3  onder  't  gaan ,  in- 
kruipt  ,  daar  Bloed  uit  zu:gt;  Eijertjes  in  legt 
en  kwaadaartige  Zweeren  veroirzaakt ->  volgens 
Roland  er.  Het  zou  een  Myt  zyn5  indien  zy 
niet  maar  zes  rosagtige  Pooten  had:  de  Bek  is 
lang  en  rolrond  ,  met  Haakjes  van  onderen  : 
iiét  Lyf  rosa.tig;  zegt  Linn^üs. 

Of  hier  mede  van  die  Infekten  bedoeld  wor- 
den 3  welken  men  in  de  Spaanfche  Westindiëa 
Nigua's  en  by  de  Franfchen  Piqués  noemt,  is 
duifter:  want  deBatattes-Luizen,  komen 3  ge- 
lyk  wy  in  't  vervolg  zien  zullen  5  onder  de 
My  ten ,  en  in  -t  Geflagt  der  V  looijen  die,  Welken 
ik  elder?  Zandvlooijen  heb  getyteld  [*)  Zou 
.deeze  ook  die  Venynige  Soort  van  Piqués  zyn, 
welke  de  Franfche  Akademisten  in  Peru  heb- 
ben waargenomen ,  na  dat  zy  dikwijs  daarvan 
waren  aangetast  geweest  ? 

(4)  Luis  van  de  Varkens.»  Wm 

Pediculus 

Op  de  gewoone  Europifche  Zwynen  of  Var-  ^ens 
:kens  5  inzonderheid  die  men  in  Hokken  houdt  5  Luis. 
wordt  deeze  gevonden* 

r5) 

(*)  Tegenvj.  Staae  van  Amerika*  h  en  II,  DEEL»  Zie 
*t  Reg'ster. 

(4)  Pediculus  Suis  Scrophtf,  Faun.  Suec.  Ed*  II,  1942, 
I.  DEEL.  XIII.  STUlw  E  4 


72      Beschryving  van 

V.       Q)  Luis  van  de  Gnineefche  Biggetjes. 
Afdeel. 

LXXVL    Deeze  Diertjes,  thans  in  Europa  niet  onge- 
Hoofö-  mcen   hebben  een  byzondere  Soort  van  Lui- 
v.     zen ,  gelvk  de  meefte  Dieren. 

ForctUu 

yr        (5)  Luis  van  de  Kemelu 

CameU. 

De  Luis  van  het  Kemeldier  ,  vry  grooter 
dan  een  Menfchen-Luis ,  is  door  Redi  afge- 
beeld»  LinnjEüs  hadt  dezelve  niet  gezien. 

(7)  Luis  van  de  Herten. 

Twee  Luizen  ,  van  geheel  verfchillende  fi- 
guur 3  heeft  Redi  ,  onder  den  naam  van  Herten- 
Luizen  ,  voorgefteld  (*).    Elders  geefc  die 
Autheur  de  afbeelding  van  een  Rheebok-Luis, 
geheel  verfchillende  in  gedaante  van  die,  wel- 
ken Fr  isch  vondt  op  de  Vagtvan  een  Rhee  , 
die  hem  door  een  Hoogvorftelyk  Perfoon  3  om 
te  vullen  ,  en  op  te  zetten  ,  was  gegeven: 
zynde  deeze  bruin 5  met  een  dubbele  Rug,  en 
aan  't  geheele  Lyf  Haairig.   Mooglyk  onthou- 

den 

j    f5)  Pediculus  Muris  Porcelli.  Faun.  Suec.  Ed,  II.  1943, 

(6)  Pediculus  Came!'.  |.  Red.  Exp.  T.  20.' 

(7)  Pediculu's  Cervi.  Fjtun.  Suec.  Ed.  II.  1944.  FKISCH 
/»ƒ.  XII.  p.  15.  Tab.  5.  Rkd.  Exp.  T.  5. 

(*;  Naamelyk Tab.  23.  van  zyn  Werkje  in  Duodecimo, on- 
der den  tytel  van  FR.  REDI  Experim.  circa  pnerat,  Infeïl. 
Amftel.  1671. ,  uitgegeven,  alwaar  men  ,  Tab.  19,  den  Pe* 
4k'4lx*  Capreoli  vindt. 


VI. 

Ccrvi. 


de    Luizen.  73 


den  zig,op  dit  Geflagt  van  Beeften,  meer  dan  Af^*el 
ééne  Soort  van  Luizen.  LXXVI. 

Hoofd- 

(8)  Luis  der  Schaopen.  stuk. 


-iNNifius  Helt  vraagswyze  veor,  of  het  de0 


vm. 

vis* 


zelfde  zy  als  die ,  welke  Redi  voor  de  Luis 

vaneen  Afrikaanfchen  Ram  heeft  opgegeven. 

Het  is  zekerlyk  de  gewoone  Schaapenluis  niet, 

die  ik  in  't  voorgaande  Stuk  van  deeze  Natuur  * 

lyke  Historie  befchreeven  heb  *.  *  Biadz. 

621. 

(9)  Luis  der  Koeijen*  ix. 

Bovis* 

(10)  Luis  der  Kalveren.  x. 

Vituli. 

Decze  beide  Soorten  onthouden  zig  op  het 
Rundvee,  in  Sweeden.  De  eerfte,  die  aldaar 
Roeluus  of  Roodluis  geheten  wordt ,  heeft  het 
Lyf  met  agt  Roestkleurige  Streepen,  dwars 
over  de  Rug,  en  vyf  dwarfe  Banden  over  den 
Buik ;  doch  geen  van  alle  decze  Streepen  raakt 
aan  de  Zyden  van  het  Lyf,  die  donkerer  zyn, 
wegens  agt  Roestkleurige  Stippen.  De  Kop  en 
Pooten  zyn  Tegelrood.  De  andere  Soort,  die 
men  in  Sweeden  Blaluus  of  Blaauwluis  noemt , 
is  grooter ,  met  het  Agterlyf  uitgezet  en  fpits, 
bruinagtig  blaauw  van  Kleur,  de  Pooten  kort, 

dik 

(8)  Pedlculus  Ovis  Arietis.  Faun*  Suec,  1945,  RED.  Exp. 
T.  22.  f  1  f 

(9)  Pedicuhs  Bovis  Tauri*  Faun.  Succ.  1946. 

(ic)  Pediculus  Bovis  Tauri ,  Abdomine  plumbeo.  Ibid.  I94r* 
I.  Deel»  XIII,  Stuk,  E  5 


74       B  E  S  C  11  R  Y  V  I  N  C  VAN 

Afmkl.  clik>  cn>  20  wel  aIs  de  KoP  en  't  Borstftuk  , 
LXXV1.  graauw. 

HOOFD-        Met  de   eerfte  Soor(.   fchynt  alIernaast 

KocijcL  roodagtig  Luisje  overeen  te  komen,  het  welk  ik 

pl xcix  ze^>  voor  twee  of  drie  Jaaren  v  van  Koeijen, 
*%.?.  *  die  op  S  tal  ftonden,  gekreegen,  en  tot  heden 
tusfchen  twee  Voor wcrpg laas j es  van  myn  Mi- 
kroskoop  bewaard  heb ;  gelyk  hetzelve  ,  thans, 
in  Tig.  7,  zo  by  vergrooting  als  Natuurlyk,is 
afgetekend.  In  de  eerfte  opflag  fchynt  de  ge- 
daante niet  zeer  veel  van  die  der  gewoone 
Menfchen-Luizen  te  verfchillen  ;  doch  ?  by 
naauwkeurige  befchouwing,  ontdekt  men  wel 
haast,  dat  de  Pooten  veel  dikker  en  de  Klaau- 
wen  ook  anders  gefield  zyn. 

Men  kan  deeze  Koeluizen  verdry  ven ,  zegt 
Linn^us,  met  het  afkookzel  van  wilde  Ros- 
|  lAuz*  marYn  t  9  die  *n  Lapland  en  S weeden  gróeit  9 
en  fcherpe  Donderbaard  of  zogenaamde  Muur* 
peper  .}.,  een  Kruidje  met  fappige  Wormswyze 
Blaadjes,  dat  men  op  oude  Stads-Muuren  of 
ook  aan  de  kanten  der  Bouwlanden  en  op  Hei. 
jen  aantreft.  Het  is  langs  de  geheele  Vriefche 
Zeekust  en  ;op  veel  andere  plaatfen  binnens- 
dyks,  in  Vriesland,  overvloedig  te  vinden, 
wordende  gemeenlyk  Bergknop  genoemd,  vol- 
gens den  Heer  de  Gorter  (*).  Men  zou 
egter,  misfehien,  daar  tegen,  al  zo  gemakke- 

lyk 


(*)  David  de  GoRTF.H )  Flora  Belgic<zt  Ultraj,  1767,  p# 
£25. 


de    Luizen  75 


iyk  een  aftrekzei  van  Tabak  gebruiken  kun-  V. 
nen  Afdeel. 

Cu)  Luis  der  Paarden.  H°°™- 

v      y  STUIT* 

XI 

Van  deeze  ftaat  niets  aangetekend  3  dan  dat  £ 
men  haar  op  de  Paarden  vindu 

Ci 2)  Luis  der' Ezelen. 

De  Luis  der  Ezelen  is  door  Redi  afge-^" 
beeld  (*), 

C13)  Luis  der  Valken.  xfir. 

T'mnun. 

Met  die  der  Roofvogelen  begint  Linn^us  te  sperwer, 
fpreeken  van  de  Luizen  van  het  Pluimgedierte. Luis' 
De  zogenaamde  Steenfchmetfer  of  Tooren- 
Valk  heeft  'er  die  hem  eigen  zyn  3  en  zodanige 
komen  ook  op  de  Sperwers  of  Kuikendieven 
voor.  Frisch  geeft  een  Afbeelding  van  eene 
die hy  noemt  de  Huner-Geyer-Lans 5  verfchillen- 
de  vry  veel  van  die  van  Redi  5  welke  by 
fterke  vergrooting  voorgefteld  is  5  even  als  die 
der  anderen»   Zy  kruipen ,  zegt  hy,  wanneer 

de 

(11;  Pediculus  Eqiu  Caballi.  Faun.Succ.  1948. 

(12)  Pediculus  Equi  Afini  j*.  Red.  Exp4  Tab.  22»%.  li 
■(*)  Men  vindtze  by  Redi  op  Tab.  21,    Ik  kan  niet  begry- 

pen,  waarom  hier  dezelfde  figuur  van  dien  Autheur  aangehaald 
wordt,  als  op  de  Luis  der  Schaapen  .*  te  minder  daar  Lin- 
N-ïeus  dezelve,  geiyk  uit  het  daar  agter  gevoegde  Kruisteken 
blykbaar  is,  zelf  niet  heeft  gezien. 

(13)  Pediculus  Fa'conis   Tinnunculi*    Faun,   Svec.  1949* 
Red.  Exp.  Tab,  1 3.  FlUSCH,  Inf.  XL  p.  24,  ü  3.  Tab,  14, 

I.  Deel*  X1IL  Stuk, 


7<S     Beschrvving  van 


V.     de  Vogel  dood  is  ,  op  de  Haairen  of  Vederen 
LXX VL  boven  aan  den  Snavel  ,  gelyk  alle  andere  Lui- 
Hoofd-  zen.   Zie  hier  de  befchryving,  welke  door  hem 
STUK#    daarvan  gegeven  wordt. 

,,  De  voorfte  Pooten  zyn  zeer  kort ,  men 
s,  kanze  met  de  bloote  Oogen  niet  wel  zien  ; 
„  de  andere  twee  Paaren  t'elkens  wat  langer» 
s,  Aan  't  agterfte  zitten  eenige  Haairtjes.  De 
Ringen  om  het  Lyf  zyn  witagtig ,  en ,  tus- 
„  fchen  ieder  Paar  van  zulke  Streepen  is  een 
„  bruinagtige  Streep  van  glimmende  Haairtjes. 
De  zoom,  langs  het  Lyf  heen,  is  witagtig, 
gelyk  ook  de  Pooten:  de  Kop  glanzig  Kas- 
,,  tanjebruin*" 

Red i  vertoont ,  op  zyne  Eerlte  Plaat,  ge- 
lyk onze  Autheur  te  regt  aanmerkt,  nog  ande- 
re Soorten  van  Luizen ,  die  zig  op  de  Valken 
onthouden,  verfchillende  in  gedaante  vry  veel, 
zo  van  elkander  als  van  deeze.   Van  dezelven 
heeft  Geoffrov  'er  twee  onderfcheiden,  by 
den  naam  van  Havikken  Luis  met  het  Lyf  lang- 
werpig, dat  de  eerfte,  en  met  het  Lyf  ovaal , 
dat  de  derde  is,  op  die  Plaat.    De  tweede 
gelykt  taamelyk  naar  onze  Kalkoenen-Luizen» 
Lms  van      Die  zelfde  Franfche  Autheur  geeftjn  't  byzon- 
denQuifem  (jer  y  de  afbeelding  en  befchry  ving  van  den  Luis 
van  den  Buifert,  een  bekenden  Roofvogel  5 
ook  behoorende  tot  het  Geflagt  der  Valken. 
Deeze  Luis,  zegt  hy,  is  de  grootfte  die  hy 
kent,  hebbende  ten  minfte  de  langte  van  een 
derde  Duims.  De  Kleur  is  helderbruin,  uitge- 

no* 


de    Luizen*  77 

nomen  die  van  den  Euik,  welke  geelagtig  is  AfJ£eu 
met  bruine  randen  en  een  bruine  Streep  in  't  LXXVL 
midden  i  overlangs.  De  Kop  is  langwerpig  en  van  Hoofd- 
voorcn  als  dwars  afgefneeden ,  met  de  Sprieten 
zeer  kort  en  de  Oogen  groot.  Het  Borstftuk, 
van  figuur  cenigermaate  Hartvormig  ,  heeft 
een  boordzel,zo  wel  als  't  Agterlyf,  datlang* 
werpig  is  en  beftaat  uit  tien  Ringen  (*). 

Gedagte  Sperwer-Luis  was  ook  eene  van  de 
grootfte  Luizen,  die  Ljnnjeus  ooit  hadt  gezien, 
en  kwam  met  de  zo  even  befchreevene ,  van 
den  Èmferti  in  veele  opzigten  overeen  (t)*zo 
wel  als  de  Figuur  van  Redi.  Het  is  te  ver- 
wonderen, dat  die  Autheur  alle  de  Luizen  van 
het  Gevogelte  Vlooi  jen  noemde. 

(14)  Luis  der  Raavem  xiv. 

CorvL 

Van  deeze  is  de  afbeelding  gegeven  door?^?veï*" 
dien  zelfden  Autheur.  Linn^eüs  getuigt , 
dat  dit  Diertje  zeer  taay  is  van  zelfftandig- 
heid,  blyvende,  fchoon  men  het  ftyf  met  den 
Vinger  drukt,  nog  in  't  Leven  en  loopende. 
Gepffroy  merkt  aan,  dat  de  af  beelding  van 
de  Raaven-Luis,  door  Redi,  zeer  goed  is, en  1 
hy  houdt  dezelve  voor  een  fraay  Infekt ,  waar 
van  de  Jongen  wit  zyn  met  een  enkele  ry  zwarte 

Stip- 

(*)  Hifi.  des  Inf.  mv? Paris.  Tom.  II.  p.  599. 
(f)  Doktor  scopoli  noemt  de  Luis  van  den  Buifèrt  ook 
Teiiculus  maximus  :  dat  is  de  Grootfte  Luis.  Ent.  Carn.  p.  382* 

(14)  Peditulus  Corvi  Coracis,  Faun*Suec,  1050,  red.  Mxf* 
Tab.  16.  f.  2. 
1,  DtEt.  XIII.  Stuk. 


B  E  S  C  H  R  Y  V  IN  G  VAN 


V.     Stippen  op  ieder  zyde  van  het  Agterlyf.  Doktor 
fxxvf  Scopoli  maakt  van  een  Luis  gewag,  diehyde 
Hoofd-  Geoogde  noemt  (*)T3  wegens  de  Kegelagtige 
stuk.    krujne  Vlakken  op  zyde,  welke  met  een  bleeke 
Stip  getekend  zyn.    Men  vindt  deeze,  zegt 
hy,  overvloedig  op  den  Kop  der  Raaven  en 
Kraaijen,  om  wier  Oogen  de  Neeten  in  een 
Kring  ft  aan. 

xv*       Cx5)  Luis  mn  de  Rots-Merelen. 

Infaufti* 

Deeze  Luis ,  die  men  in  S  weeden,  van  groot- 
te als  een  klein  Hoofdluisje ,  heeft  waargeno- 
men ,  was ,  in  tegendeel  ,  zo  teder  ,  :dat  men 
haar  door  't  enkel  aanraaken  verpletteren  kon. 
Doktor  Scopoli  vondt  ,  op  de  Wielewaal,  een 
witte  Luis ,  die  aanmerkelyk  was ,  wegens  de 
langte  van  haaren  Kop  (f). 


xvn 

Pk<t, 


XVIT. 

Cygni, 


(16)  Luis  der  Adkflerm* 

Deeze  is  door  Redi  waargenomen. 

(17)  Luis  der  Zwaanen. 


(19) 


( * )  Pediculus  'Ocellatus. 

(15)  Pediculus  Corvi  infaufti.  Faun,  Suec*  1951.  Pediculus 
Turdi  Memlac,  montanxdi&L  AB„  Upf.  1736.  p.  37.  N*  3. 

(t)  Pediculus  dolichocephalus*  Entcm.  Carn.  p,  382.  N, 
1038. 

(16)  Pediculus  Corvi  Pica;  |4  Red.  Exp>  Tab.  5. 

(17)  Pediculus  Anatis  Cygni  f,  Red*  Exp,  Tab,  8.  hm. 
Tab,  9.  f  .  3  ï 


de  Luizen. 


79 


(18)  Luis  der  Ganzen.  Afdeel 

LXXVL 

(19)  Luis  der  Moskaat- Eenden.  Hoofd- 

stuk. 

(20)  Luis  der  Taalingen.  xvau 

Anferis^ 

Doktor  Scopoli  heeft,  op  de  Eenden,  een^1^ 
Luis  gevonden ,  die  hy  de  Getande  noemt  ,  als  0**mm 
aan  de  zyden  van  het  Lyf  gekarteld  zynde  ,  ~~  d*t*. 
met  den  Kop  byna  drielobbig.    Een  andere mis. 
nam  hy  op  het  Water-Gevogelte  waar 
die  den  naam  voert  van  Dikhoornige,  dewyl 
haare  Sprieten  zo  dik  zyn  als  Pooten.  Dezel- 
ve was  zeer  lang,  wit  van  Lyf  3  en  byna  o- 
veraleven  breed,  met  de  agterfle  Pooten  drie- 
maal zo  lang  als  de  voorften.    Op  de  Zwaanen 
tekent  Geoffroy,  volgens  Redi  ,  tweederley 
Luizen  aan,  waarvan  de  eene  het  Agterlyf  lang- 
werpig ,  ongcvlakt ;  de  andere  hetzelve  ovaal 
en  wederzyds  met  bruine  Streepen  heeft»  Op 
de  Ganzen  fielt  hy  'er  ook  twee  voor;  de  eene 
met  den  Kop  ovaal  ,  het  Agterlyf  langwerpig 
en  gevlakt;  de  andere  met  den  Kop  driehoekig 
en  het  Agterlyf  ongevlakt.   De  Luis  der  Gan- 
zen is  door  LiNNiEüs  waargenomen.  Op 

de 

(18)  Pedieulus  Anatis  Anferis.  Faun.  Suec.  1952,  RED»  Exp* 
Tab.  io, 

(19)  Pedieulus  Anatis  mofchatö  f.  Red.  Exp.  T*  9.  f4  it1 
(10)  Pedieulus  Anatis  Querquedulje  f«  REDI  Exp»  T.  12. 
(*)  In  Anate  Bolchata.  Ent,  Carn,  ip«  333t  De  andere,  in 

Anate.  Ibid. 

h  DEEL.  XIII*  STUK; 


go      Beschryving  van 


V.     de  Wilde  Eenden ,  in  Italië  Marigiana  genaamd, 
LXX VL  vondt  Red  1  vierderley  Soort  van  Luizen. 
Hoofd- 
stuk.     C2 1 )  Luis  der  Zee-Zwaluwen. 

Stern*. 

Deeze,  veel  overeenkomst  hebbende  metde 
Meeuwen-Luis  van  Red i  ^  is  in  Sweeden  op 
de  Zee  Zwaluwen  waargenomen.  Zy  heeft  den 
Kop  driehoekig,  breed  en  flomp ; het Borstftuk 
zeer  fmal  en  kort ;  het  Agterlyf  ovaal  cn  groot, 
in  't  midden,  overlangs,  zwartagtig;  de  Poo» 
ten  zeer  kort  en  dik. 

xxtt.      (22)  Luis  der  Lepelaaren. 

Platale*. 

xxmi.      C23)  Luis  der  blaauwe  Reigeren. 

Luif.eI"  Schoon  dceze  beide  Vogelen  ook  in  de  Noor- 
delyke  deelen  van  Europa  voorkomen  ,  fchy- 
nen  derzelver  Luizen  ,  doch  ,  in  Sweeden 
niet  waargenomen  te  zyn.  Redi  geeft  de  af- 
beelding van  een  Reiger- Luis,  op  zyn  Zesde, 
als  ook  van  die  van  den  written  Reiger,  op  zy- 
ne  Zevende  Plaat  ;  doch  welke  andere  van 
hem  Linn^us  met  de  aanhaaling  van  de  Vier- 
de Plaat,  waarop  de  Koeten  en  Eenden  Lui- 
zen afgebeeld  zyn  ,  bedoele  ,  is  my  duifter. 

(24) 

(ai)  Pedieulus  Stcmx  Hirundlnis.  F*u%.  Suec.  1953.  Rfd. 
Exp.  Tab.  9.  f.  a. 

(22)  Pedkulus  Flaralex  Leucorodis  t«  RJD  ExP*  Tak  4» 

(23)  Pfdiculut  Ardex  cinerex  f.  Red.  Exp*  Tab. 


f24)  Luis  der  Kraanvogelen.  V. 

Afdeel. 

Frisch  heeft  de  aanmerkelyke  vevfchillend- 
heden ,  die  'er  tusfchen  de  Luis  der  Kraanvo-  STuK# 
gelen,  door  hem  waargenomen,  en  dezelfde  xxiv. 
van  Redi  ,  waren,  in  twaalfderley  opzigten  ,  Grms* 
breedvoerig,  aangeweezen.  Men  kan  op  de  af- 
beeldingen ,  van  den  een  zo  wel  als  van  den 
anderen,  niet  al  te  veel  betrouwen. 

(25)  Luis  der  öyevaarcni  feHI* 

Oijevaars* 

't  Is  waar,  dat  Redt  op  den  Oijevaar  gee-Luis. 
ne  Luizen  vondt,  zo  min  als  op  de  Struis- 
vogelen;  doch  hy  merkt  zelf  aan,  dat  'er  in 
den  Hof , waar  hy  zyneWaarneemingen  hier  om- 
trent in  't  werk  ftelde,  maar  één  enkele  Oije- 
vaar 'opgevoed  werdt ,  en  daarentegen  wel 
twaalf  Struisvogelen  ,  fommigen  eerst  versch 
uit  Numidie  aangebragt ,  zig  aldaar  bevon- 
den (*).  Mooglyk,  zegt  Frisch,  heefthyin 
de  Herfst  naar  dit  Ongediert  laaten  zoeken , 
als  wanneer  deeze  Vogelen  lyviger  zyn  ,  ge- 
broed hebben,  en  dus  de  Luizen  aan  de  Jon- 
gen overgezet;  zo  dat  men  'er,  alsdan,  naauw* 
iyks  één  kan  vinden.  Dit  kwam  echter,  met 

zyrt 

f24)  Pcdiculus  Ardeae  Gruis.  Faun.  Suec.  1954.  Red#  Exp 
Tab.  3-  FRISCH.  Inf.  V.  p  15.  Tab.  4. 

(25)  Pediculus  Ardeae  Ciconise.  Faunm  Suec.  1955-  FÈlsCï*. 
Inf.  VUT.  p.  9.  Tab.  6. 

(*)  Red.  Expeu  circa  gener.  Inf.  Amfteld.  2&71 ,:  m  0uo&; 

I,  deéjL.  Xlil.  STük.  F 


$2     Beschryving  v  a  n 


V„     zyn  welneemen ,  niet  zo  zeer  te  pas ,  ten  op* 
LXXVll  ziSc  van  den  Oijevaar  van  Redi  ,  die  alleen  ia 
Hoofd-  de  gedagte  Hof  werdt  opgevoed.    Voeg  hier 
STUK*    by,  dat  deeze  Vogels  in  Italië  ongemeen  zeld- 
zaam zyn  (*). 

In  't  Voorjaar  zogt  Frisch  en  vondt  op 
de  Oijevaaren  Luisjes  niet  grooter  dan  een 
Hoofdluis  der  Menfchen,  langwerpig  en  by- 
na  overal  even  breed,  met  een  witte  Streep 
langs  de  Rug  heen,  die  met  zes  dwarsdreepea 
zo  veel  kruifen  maakte,  en  dus  een  niet  onaar- 
tig  Voorwerp  5  om  met  het  Mikroskoop  te  be- 
fehouwen.  Tusfchen  die  witte  Streepen  was 
•alles  zwart,  en  op  den  Buik  hadt  het  Diertje 
ook  zwarte  Vlakken',  die  inwaards  gaan.  Aan 
de  zyden  (taken  enkelde  Haairtjes  uit,  zynde 
de  Sprieten  of  Voelhoornen  wat  voorwaardsom- 
geboogen. 

Doktor  Scopoli  heeft  op  de  Oijevaaren,  zo 
hy  zegt  (f),  een  Luis  waargenomen,  die  hy 
niet  alleen  de  Reiger-Luis  noemt  (-[.),  maar 
ookby  de  Kraanen-Luis  van  Frisch  vergelykt  , 
zeggende  alleen  datdeszelfs  afbeelding  al  te  dik 
gehaaird  is;  gelyk  men  ook,  by  den  eerften 
opflag,  haast  zou  denken.  Dit  bevestigt,  meer 
en  meer,  de  ondervindingen  van  Redi;  dat  op 
fommig  Pluimgediert  verfchillende Soorten  van 

Lui- 

(*)  Zie  het  V.  Stuk  deezer  Natuurlyke  Historie  %  bl.  193. 
(t)  In  Ardea  Ciconia.  Entoxn.  Carniol  1084* 
(j)  Pediculus  Ardealis.  Lbid.  N.  1046, 


$  e    Luizen»  83 


Luizen ,  niet  alleen ,  maar  ook  de  zelfde  Soort 

van  dit  Ongediert,  wel  eens,  op  velschillende  LXxvL 

Vogelen  huisveste.  i  fT°°™~ 

C26)  Luis  der  Plevieren.  „ÏXVJ9Ï, 

Van  de  Plevier-Luizen  geeft  Redi,  op  zy- 
ne  Elfde  Plaat,  twee  afbeeldingen ,  dievry  veel 
verfchillen;  alzo  de  eene,  op  de  zyden  ,  als 
gehakkeld  is,  en  de  andere  een  zeer  hoekig 
Borstftuk  heeft.  Zekerlyk  zyn  deezey  ook  , 
by  Vergrooting  afgetekend, 

(27)  Luis  der  Koeien.  yg™JL 

De  Koeten ,  ook  wel  Waterhoentjes  genaamd, 
een  Geflagt  van  Vogelen,  meer  in  gedaante 
dan  in  levensmanier  van  de  Eenden  verfchil- 
lende  (*),  hebben  een  byzondere  Soort  van 
Luizen  ,  zo  Redi  aanmerkt,  Doktor  Scopo* 
li  heeft  'er  een  op  dezelven  waargenomen, 
die  hy  de  Haairige  noemt ;  als  hebbende ,  aan  ft 
agter-end  inzonderheid,  zeer  lange  Haairtjes3 
die  evenwydig  itaan  (f). 

(28)  Luis  van  de  Kluiten.  xxvm 

Ree 'UT vU 

Een  Vogel  met  lange  Pooten ,  wiens  Bek  op-  ro/ir* 

waards 

f26)  Pediculus  Chnradrii  Pluvialls  fv  Rt.d.  Exp*  Tab.  9, 
(17)  Pedkulus  Fulica;  atra;  "f.  Red.  Exp,  Tab.  4. 
(*)  Zie  het  V.  Stwic  deezer  Natuurlykt  Historie ,  bl.  269. 
(t)  Pediculus  pilofus.  Ibid.  N.  1044, 
(a3j  Pediculus  Recurviroftrae  Avofctix.lt,  Oei,  p.  Qo.Faw* 
Suec.  1956. 

I,  DEEL.  XIII  STUK*  F  2 


$4    BëschryviNg  van 


V*     waards  omgekromd  is  ,  die  deswegen  den  La* 
L™XVl'.  tyn^chen  naam  voert,  in 't  Italiaansch  Awfiu 
Hoofd-  m  ;  aan  de  Stranden  van  Europa  voorkomende, 
stuk.    VOedt,  volgens  de  befchryving  der  Sweedfche 
Dieren ,  een  Soort  van  Luizen ,  die  donker 
bruin  en  langwerpig  zyn,  met  den  Kop  fpits, 
het  A^terlyf  byna  gelyk  van  breedte,  dePoo* 
ten  kort  en  krom  3  de  Sprieten  klein  en  ge- 
knopt. 

xxrx.      r^g\  lu}§  van  de  SchoUAakflereiu 

lidimatêpim      v     y  J 

Van  de  roodheid  der  Pooten  is  de  La- 
tynfche  Geflagtnaam  deezer  Vogelen  afkom- 
ftig  (*).  LiNNiEus  heeft,  ;op  zyne  Oelandfche 
Reize,de  Luizen  daarvan,  zo  wel  als  van  de  Klui- 
ten 5  waargenomen :  zynde  die,  van  den  Schol - 
Aakfter  ,  van  grootte  als  een  Vloo  ,  bruingeel 
van  Kleur  (f ;  5  met  den  Kop  rondagtig ,  het 
Lyf  ovaal  en  van  agteren  met  Haairtjes  bezet; 
de  Pooten  en  Sprieten  kort ,  als  in  de  voorige. 

(3  3)  Luis  der  Paawyen. 

De  afbeelding  van  de  witte  Paauwen  Luis, 
by  Redi,  hier  aangehaald,  is  grootelyks  van 

die 

(29)  Pediculus  Haematopi  Otfralegi.  //.  Oei.  p.  90*  Faun* 
Suec.  J957- 

(*)  Zie  het  V*  StuK  deezer  Natuurlijke  Hiflorie ,  bï.  266. 
(f )  Volgens  de  Hoogd,  Veer»  van  den  Oelandfchen  Reis- 
togt ;  in  Faun.  Suee.  ftaat ,  totus glaucus. 

(30)  Pediculus  Pavonis  criftuti  |#  Red.  Tab.  15.  fRIfi^i. 
/*ƒ,  XII.  p»i6#Tah.  3«N.  6* 


XXX. 

Pavonis, 


de    Luizen.  85 


die  der  gewoone  Paauwen ,  op  de  Veertiende  A  ^ 
Plaat ,  verfchillende.    In  Sweeden ,  alwaar  ze-  LXXVl! 
kerlyk  ook  Paauwen  gehouden  worden ,  fchynt  Hoofd- 
'er  LiNNiEüs  geenen  te  hebben  kunnen  vinden* STUK* 
Voor  my  is  alhier  ook ,  vrugteloos ,  naar  dezel- 
ven  gezogt,   Geoffroy  maakt  van  die  van 
Redi  twee  Soorten,  noemende  de  eene  Paau- 
wenluis  met  de  Sprieten  Vorkagtig  ,  langer  dan 
de  Kop ,  het  Agterlyf  ongevlakt  (*).  Dit  fchynt 
maar  uit  de  afbeeldingen  van  Redi  ontleend  te 
zyn,  zonder  dat  hy  deeze  Infekten  zelf  heeft 
waargenomen,  gelyk  Frisch  de  Luis  der  Wit- 
te Paauwen ,  die  in  geftalte  niet  zeer  verfchil- 
jende  was  van  de  laatstgemelde ,  doch  het  Ag- 
terlyf wel  degelyk  gevlakt  hadt,  heeft  gedaan. 
Het  is  een  Luis  van  aanmerkelyke  grootte , 
maakende  ,  by  vergrooting,  een  fraaije  figuur, 
en  verfchillende  van  de  voorgaanden,  inzon- 
derheid, door  de  grootte  van  den  Kop. 

fa  O  Luis  der  Kalkoenen* 

°  J  xxn. 
Dit  laatfte  doet  ook  de  Luis  der  Kalkoenen  fsleagri~ 
uitmunten  >  op  welk  Gedierte  'er  voor  my  2e  Kalkof  t 
zogt  en  gevonden  zyn,  die  ik  dan  ook  ,  vol-  pl  xax. 
gens  de  leevende  Voorwerpen  ,  by  vergroo*  ** 
ting,  naauwkeurig in  Plaat  heb  doen  brengen,  - 
als  in  Fig.  8 ;  met  de  natuurlyke  grootte  daar 

ne- 

(*)  Kift  dei  Inf.  env.  Paris.  Tom*  tl.  p  604. 
(3 O  Pediculus  Meleagridis  Gallo-pavonis.  Faun.  S**C  1958. 
ILed.  Exp.  T.  22?  Frisch.  inf  VIII.  Tab.  4» 

h  DEEL.  XIII.  STUK*  F  3 


35    Bêschryving  van 


Afmel  nevens '  ^oc^  ^et  fc^ynt  my  toe  dat  de  Lui- 
LXXVI.  zen  der  Vogelen,  zo  wel  als  die  der  Men- 
Hoofd    fchen,  naar   den   Ouderdom    ongemeen  in 
Sïm#    grootte  verfchillen.    Deeze   was    eene  der 
grootften.    Men  zogtze  thans  in  November  ; 
misfchien  vallen  zy  in  't  Voorjaar,  of  in  de 
Zomer,  nog  wel  grooter.   Ik  heb  'er  met  te 
meer  pleifier  gebruik  van  gemaakt  ,  om  dat 
'er  nog  geen  goede  afbeelding  van  fcheen  te 
zyn  ;  ten  minfte  niet  op  deezen  naam  i  want 
die,  welke  hier  aangehaald  worden  uit  het 
Werk  van  Fr  i  sch  ,   noemt  deeze  Autheur 
Paauwen-Luizen,  en  verhaalt  omftandig,  hoe 
hy  een  aanmerkelyk  vtrfchil  gevonden  hadt 
tusfchen  die  der  Vederen  van  deezen  Vogel 
en  die  der  Huid ,  welke  hy  de  Huidluis  noemt 
der  Paauwen.    Aan  den  Kop  heeft  deeze  laat- 
fle,  zo  hy  aanmerkt,  tweehoekige  Punten  ' 
die  agterwaards  uitfteeken,  en  waarvan  ik  ge- 
loof dat  die  Vorkagdgheid  in  de  gemelde  fi- 
guur van  Red?,  misfchien  door  verplettering 
tusfchen  Voorwerpglaasjes  dus  wanftaltig  ge- 
maakt .  herkom  (tig  is.    Ten  anderen  heeft 
Frisch   opgemerkt ,  dat  gedagte  Hufdluis  der 
Taau%:en  >  Ur  wed:  rzyde  van  het  middcljie  des  Lig- 
baams,  als  verheven  P^ibbetjes  heeft ,  die  den  tree- 
den  zoom  des  Lyfs  draagm.    Dit  zeldzaame , 
dat  in  de  afbeelding  van  Redi  ook  aangewee- 
zen  fchynt  tezyn,  ontdekt  zigduidelyk  in  on- 
ze Kalkoenen-Luis  n  zo  wel  als  de  Haairtjes 
hier  en  daar  aan  't  Lyf  en  de  punten  agter  aan 

den 


d  e     Luizen,  87 


den  Kop,  die  egter  niet  fcherp  en  ook  niet  v. 
tweehoekio;  9  maar  roüdagdg  zvn,  met  een  lang  Afdeel; 
Haairrje  daarop.    Aan  de  kanten  van  het  Lyf ,  HooFD/ 
alsook  van  agteren,  liaan  hier  en  daar  korte  stuk* 
en  lange  Haairtjes.   De  Sprieten,  die  nevens 
de  Oogen  aan  den  Kop  geplaatst  zyn ,  beftaan 
in  onze  Voorwerpen  niet  uit  drie,  maar  uit  vier 
Leedjes.  Van  het  overige  kan  men  uit  de  ver- 
groote  afbeelding  oordeelea. 

(32)  Luis  der  Hoenderen.  xxxn. 

Het  fchynt  wel  of  deeze  Luizen  ookfomtyds  ^^uis. 
op  de  Hoenderen  voorkomen ,  die  'er  mooglyk 
alsdan  van  de  Kalkoenen  over  gekreegen  zullen 
hebben:  want  eene  Luis  der  Hoenderen  heeft, 
volgens  Linn^bcs,  den  Kop  en  't  Borstftuk 
wederzyds  gefpitst  ,  dat  ik  egter ,  omtrent  het 
Borstftuk,  in  ons  Voorwerp  niet  waarneem  ; 
hoevf  el  zyn  Ed  ,  zo  wel  als  Geoffroy,  zulks  van 
de  Kalkoenen  Luis  verzekeren  ,  welke  deeze 
iaatfte  meent  door  Redi  ,  op  zyn  Eer  fee  Plaat, 
voorgefteld  te  zyn  onder  den  naam  van  Sper- 
wer- cf  Havikken-  Luis ;  doch  behalve  de  on- 
naauwkeurigheid  van  die  afbeelding,  is  daar  in 
niet  het  minfte  blyk  van  hoekigheid  des  Borst- 
ftuks  te  bel  peuren. 


C33)  Luis  der  Kapoenen. 


xxxm. 


'  Pedïcuïus  PhaGani  Galli,  Faun*  Su>c.  1959. 

(33)  Fediculus  Fhafiani  Galli  ,  Abdomiais  margine  nigro» 
Faun.  Suec,  1960.    FmscH,  lnf%  XI.  Tab.  24,  ZUD,  Ext, 

Tab-  16.  %  1, 

I.  -Deel»  xui.  Stuk* 


$8     Beschryving  van 


V.        Dit  laatfte  heeft  aanmerkelyk  plaats  in  de 
tXXVr.  afbeelding  3  welke  Redi,  op  zyne  Zestiende 
Hoofd  Plaat,  geeft  van  de  Kapoenen-Luis,  diemy  eg- 
i^ujc.    ter  z0  kiein  niet:  fchynt  geweest  te  zyn ,  als  de 
Neet  van  een  gewoone  Hoofdluis,  indien  ik  uit 
vergelyking  van  zyne  vergroote  afbeeldingen 
mag  oordeelen.  Het  fchynt  my  toe,  dat  de  Luis 
van  den  Sperwer  of  Kuikendief  van  Frisch, 
die  echter  het  Borstftuk  in  't  allerminst  niet 
hoekig  heeft,  hier  toe  betrokken  zy  (*).  On- 
dertusfchen  worden  door  deeze  Soort ,  die  het 
Agterlyf  zwart  gerand  heeft,  zekerlyk  die 
Luisjes  verftaan ,  veel  kleiner  dan  Hoofdluizen 
der  Menfchen  en  op  't  bloote  oog  langwerpig^ 
welke  een  gemeene  Plaag  der  Hoenderen  zyn, 
en  waar  van  de  Boeren  in  Sweeden  ,  volgens 
onzen  Autheur,  dit  Gedierte  weeten  te  zuive- 
ren ,  door  hetzelve  geftoocen  Peper  ,  met  Bo- 
ter gemengd  ,  in  te  geeven.    Dit  middel  meen 
ik  by  onze  Hoendermelkers  in  gebruik  en  nuttig 
bevonden  te  zyn ,  om  de  Hoenderen  van  de  Pip 
I  of  Snotterigheid  te  geneezen. 

't  Is  fchande  ,  dat  wy  omtrent  zo  gemeene 
Infekten  nog  dermaate  onkundig  zyn  !  De  Luis- 
jes,  welke  Redi,  als  den  Hoenderen  eigen ,  op 

zy- 

(*)  Immers  zo  is  de  afbeelding  T.  24.  op  de  III.  Plaat 
yan  zyn  XI.  Deel,  welken  Geoffroy,  als  op  p.  24.  ver- 
klaard z^nde,  in  navolging  van  Linn/eus  ,  aanhaalt,  onder 
den  nnam  van  Pedkulus  Galli ;  daar  doch  Frisch  Ipreekt 
ven  der  Huner  Geijer*Laus.    Ziebladz.  75. 


de    Luizen.  89 


zyne  Tweede  Plaat  vertoont  (f) ,  zullen  moog  V. 
lyk  die  ,  van  grootte  als  Neeten,  zyn,  ü&wrr^mu 
L jNNiEUs  van  fpreekt;  doch  de  zodanigen  be-  hoofd-* 
hoeren,  wegens  de  agt  Pooten,die  zy  hebben,  STUK- 
baarblykelyk  tot  het  Gellagt  der  Myten 

(34)  Luis  der  Berkhoenderen.  xxxiv. 

Tetraonis. 

De  Luis  der  Paauwen  van  Redt  wordt  hier, 
Vraagswyze 3 door  LiNNiEtrs ,  aangehaald,  die 
deeze  Luis  der  Berkhoenderen ,  welke  het  Agter* 
lyf  vanagteren  Haairig  heeft ,  aldus  befchryft. 
De  Kop  is  half  ovaal,  van  agteren  als  af-  en 
uitgefneeden ,  met  de  agterwaardfe  hoeken  ge- 
knot en  uitgerand;  van  vooren  rond,  van  bo- 
ven plat ;  de  Halskraag  Maanvormig :  het  Ag- 
terlyf  ovaal ,  ftomp  aan  den  rand  met  negen 
Tandswyze  infnydingen:  de  Sprieten  zeer  kort 
en  Itomp. 

(35 )  Luis  der  Sneewvcboentjes-.  xxxv4 

Lagopu 

Deeze ,  in  S weeden  waargenomen,  heeft  het 
Lyf  plat,  wederzyds  ftomp  ;  het  Agterlyf  van 
vooren  fmal,  van  agter  breed,  naar  eenZaad- 
huisje  van  het  Herders  -  Tas  Kruid  gelykende, 
cn  met  een  zwarten  rand  omringd :  waar  de 

Kop 

(t)  Onder  den  naam  van  Putex  Gattin*,  in  zyn  Werkje  3 
Duodecimo ,  als  boven. 

(34)  Pedicutus  Tetraonis  Tetricis.  Faun.  Suec.  1961*  Pule^ 
Pavonis  >  Red,  Exp.  T.  14* 

(35)  Pedicutus  Tetraonis  Lagopi,  Faun*  Suec.  1962* 
1,  Deel.  XIII.  Stuk.  F  5 


po 


Beschryving  van 


v-     Kop  zonder' blykbaar  Eorstftuk  aan  gehecht  is  , 
LX^C VL  van  vooren  ft°rnP  zynde  en  op  de  zyden  uitge- 
Hoofd-  rand.   De  Luis  fig.  3,  op  de  Vierde  Plaat  van 
stuk.    £EDi5  fchynt  wel  eenigzins  naar  deeze  te  ge- 
lyken. 

xxxvi,      (36)  Luis  der  Duiven, 

Duiven* 

Luis.'  Dat  'er  kleine  fmalle  Luisjes  op  de  Duiven 
zig  onthouden  ,  is  iedereen  bekend.  Ik  ver- 
wonder my3  dat  zy  van  LiNNiEus  niet  gezien 
zyn.  Geoffroy  heefczc  genoemd  de  Draad- 
agtig  langwerpige  ,  witagtige,  Luis ,  die  de  zy- 
den van  het  Lyf  wederzyds  Roeftkleurig  of 
bruin  heeft,  De  langwerpigheid  van  den  Kop, 
die  de  gedaante  byna  van  een  Weevers-fpoei 
heeft  3  is  in  deeze  Infekten  zo  zonderling  als 
die  van  het. Lyf  ,  dat  naar  't  end  toe,  alleen- 
!yk  ,  wat  dikker  wordt;  gelyk  de  figuur  van 
Redi  duidelyk  aanwyft. 

Op  de  Wilde  Duiven  heeft  Doktor  Scopoli 
een  geheel  andere  Soort  van  Luizen  waarge- 
nomen , die  hy  de  Tweecandige  noemt,  wegens 
twee  puntjes  aan  het  Eorstftuk,  hebbende  den 
Kop  halfrond 3  breeder  dan  hetzelve,  aan  ie- 
der agterflen  hoek  tweeborfteligrhet  Agterlyf 
ovaal,  plat  en  witagtig;  de  Pooten  wit  (*). 

(37) 

(36)  Pedicutus  Columbs  Oenatis.  f.  red.  Exp%  Tab,  2.- 
f .  u  ' 

(*)  rediculus  bidentatus.  Ent,  Carn,  N,  1050. 


/ 


de    Luizen.  91 

C37)  Luis  der  Meezen.  V. 

Afdeei\.» 

Op  de  Kolemeezen  ,  die  men,  wegens  'iet^^I# 
Geluid  dat  zy  maaken ,  't  welk  tot  aanlokking  STÜK, 
der  Vinken  dient,  ook  wel  Vinkmeezen.  en  xxxvn. 

P  ATI 

op  fommige  plaatfen  Plakkers  noemt ,  heeft 
Frisch  by  hunne  terugkomst  in  de  Maand  April 
een  zonderling  Luisje  waargenomen.  Dit  is, 
behalve  de  breedte  van  het  Lyf,  dat  zig  byna 
vierkant  vertoont  ;  den  kleinen  Kop  en  dikke 
Halskraag ;  aanmerkelyk  wegens  vier  Borltel- 
agtige  Haairtjes  agter  aan.  De  grootften  en 
dikrten  hieldt  hy  voor  de  Wyfjes,  de  anderen 
voor  de  Mannetjes  van  deeze  Soort. 

(38)  Luis  dér  Gicr-Zw.iluwen.  xxmrr. 

HiruniU 


Op  deeze  Soort  van  Zwa'uwen  heeft  men, 
in  S weeden  >  een  bleekagtig  Luisje  waargeno- 
men, dat  het  Agterlyf  Ovaalagtig,  zwart  en 
wit  gevlakt  heeft  >  met  de  zyden  gehaaird  y 
doch  de  agterfte  Haairtjes  grootft. 

(39)  Luis  der  Salm<  Forellen,  xxxix. 

De  Soortnaam  is  die  der  gewoone  of  Ri- 
vier-Forellen;  doch  ik  denk  dat  'er  deezedoor 
te  verdaan  zyn ;  dewyl  ik  niet  geloof,  dat  men 

de 

■ 

(37)  Pedkulus  Pari  majoris  |.  FRISCH.  /«ƒ.  VIII.  p.  9,  T. 
I.  fS. 

(38)  Pedkulus  Hirundinls  apodx,  Faun.  Suec.  1963, 
(39>  Pdïculus  Salmonis  Farionis.  Faun.  Suec,  1964. 

1.  Deel,  XIII.  Stuk. 


92 


BESCHRÏ  VING  VAN 


V.    de  anderen  ooit  in  de  Zee  van  Noorwegen 

LXXVl'van^c  5  en  zonderc^en  kon  men  niet  weeten, 
Hoofd-  dat  'er  deeze  Luis  zig  op  onthoude  '*)  Zy 
stuk.  heeft  het  Lyf  wit,  den  Kop  korter  enbreeder, 
de  Halskraag  zeer  kort,  het  Bqrftftuk  vierkan- 
tig; het  Agterlyf  ovaal  en  plat;  zes  Pooten, 
die  zeer  kort  zyn:  boven  de  Staart  twee  rol- 
ronde Lighaampjes  ,  langer  dan  het  Lyf ,  en 
met  Knobbeltjes  bedekt.  Deeze  doen  haar 
naar  de  gewoone  Vischluizen,  die  in  een  vol- 
gend Geflagt  komen ,  gelyken. 

xxxx. 

4p*s.        (40)  Luis  der  Bfén. 

Byen-  J  ' 

luis,  T    .  * 

Op  eene  Honigby  hadt  Frisch  een  Luisje 
gevonden ,  dat  zeer  groot  was  naar  het  Lig- 
haam  van  de  By;  als  de  grootte  hebbende 
van  een  Luis  der  groote  Vogelen.  Het  was 
zeer  langwerpig,  loopende  van  agteren  fpits, 
en  den  Kop  plat  hebbende,  waar  mede  het, 
zegt  hy ,  tusfchen  de  Voegen  van  het  Agter- 
lyf weet  in  te  booren ,  zo  dat  zy  dikwils  met 
de  helft  van  het  Lyf  daar  in  zitten,  houden- 
de zig  met  de  puntjes  van  den  Kop  zeer  vast. 
LiNNiEus,  die  deeze  Luisjes,  volgens  het 
Kruisteken,  niet  gezien  heeft,  getuigt  even- 
wel dat  zy  zig  op  de  Byën,  aan  het  Schub- 
betje 

(*)  Habitat  in  Salmone  Fdrione  Maris  Norvegici.  Syft*  Nat, 

XII*  p-  1020, 

(40;  Feditulus  Apis  T»  fRisCH.  Inf.  VIII*  T.  16.  p.  34* 


de    Luizen.  93 


betje  der  Onrusten,  onthouden  (*).  Dit  lsApJ*EL> 
nog  meer  te  verwonderen,  dewyl  de  Vier"LXXVI* 
vleugelige  Infekten  nooit  die  Werktuigjes  heb-  Hoofd- 

STUK» 

ben,  welke  men  Onrusten  noemt  (t> 

Dat  ,  echter,  de  Byën  niet  de  eenigfte  In- 
fekten zyn,  op  welken  men  weezentlyke  Lui- 
zen, met  zes  Pooten  naamelyk,  ontmoet, 
blykt  uit  de  Waarneemingen  van  den  vlyti* 
gen  Natuuronderzoeker,   Doktor  Scopoli, 
die  op  de  Gaasvliegen ,  Juffertjes  en  anderen, 
een  Luisje  gevonden  heeft,  dat  hy  de  hoog- 
roode  Luis  noemt,  wegens  de  Kleur  >  in  geftal- 
te  veel  naar  een  Myt  gelykende,  en  op  de 
Veen*Mol  een  andere  befchryft ,  die  van  hem 
de  Snuitige  getytelt  wordt.    Ook  was,  door 
hem,  op  eene  blaauwagtig  paarfe  By,  een 
Luisje  gevonden ,  dat  hy  de  Bokagtii*e  noemt, 
als  hebbende  de  Sprieten  langer  dan  het  Lyf , 
welke  van  haar  geduurig,  doch  langzaam, 
bewoogen  werden  (j).    Gronovius  hadt,  in 
ons  Land,  behalven  de  Menfchen  -  Luizen  , 
niet  dan  de  Kluit- Plevier -Paau  wen-  en  Kal- 
koenen-Luizen, waargenomen  (§). 

De  Weegluis  verdiende ,  myns  oordeels  ,  weegluis. 

,    Pl.  c* 
veel-  Mig.  u 

(*)  Habitat  in  Apibus  ad  (quamulam  Halterum.  Syfl.  N*t. 

%ït  p  I020. 

(t)  Zie  het  voorgaande  STUK  ,  van  deeze  Natuur  lykfi  Hlu 
torie ,  blatlz  392. 

(4.)  EntomoL  Carmoltcay  p.  485  f  386\ 

($)  AH  Helvet  Phyftc.  Math.  Med.  Vol.  V.  p.  35?, 

I,  Deel.  xi il  Stuk* 


9j     Besch'ryving  van 


V.  veeleer  een, plaats  alhier,  onder  het  zo  haa- 
Afbeet 

LXXVl' te'y^  Ongediert,  dan  onder  de  Gevleugelde, 
'Hoofd-  alwaar  dezelve  geplaatst  wordt,  in  het  Ge* 
STÜK'  flagt  der  Wantfen.  Zy  is  tevooren,  aldaar, 
door  my,  omftandig  befchreeven  ;  maar,  de- 
wyl  ik  toen  gee'n  Afbeelding  gegeven  had  van 
dit  Infekt*  wnar  van  de  goede  Afbeeldingen 
zeer  zeldzaam  zyn,  zo  Bonanni  aanmerkt, 
die  het  maar  van  onderen  en  dus  in  een  zeer 
onvoldoende  plaatzing  heeft  doen  vertoonen  ; 
zo  oordeelde  ik  niet  ongevoeglyk,  op  de 
Konst-Plaat,  die  de  Honderdfte  van  deeze  Na- 
ruurlyke  Historie  is,  gebruik  te  maaken  van 
de  keurlyk  door  't  Mikroskoop  getekende  Fi- 
guur welke  de  Heer  George  Philips  hadt 
vervaardigd.  Men  kan  hier  mede  de  voorheen 
opgegevene  Geftalte  vergelyken  (*> 

LXX  VII.  HOOFDSTUK. 

Befchryving  van  't  Geflagt  A?r  Vlooijen,  waar 

in  de  Westindifche  Zandvlooijen  zyn  %  huis 
gebragt, 

TT|e  oorfprong  van  den  Latynfchen  Geflagt-- 
Naam,   JLS  naam  ^  2j4#x9  is  duifter.  Sommigen  hebben 

dien 

(*)  In  het  X.  STUK  van  dceze  Natmrtyfy  Hiftorie %b\»fo+ 


de    Vlooijen.  95 


dien  daar  van  afgeleid,  datzy  uit  Stof  voort-  V. 
komen ,  en,  inderdaad,  dit  hcefc  meer  eigen-  vxxvtfc 
fchap,  dan  dat  het  van  haatte  donker  bruine  Hoofd- 
Kleur  zou  zyn.    Ik  weet  niet3  waarom  men  STÜK' 
niet  gedagt  heeft  op  het  Lacynfche  woord 
Fellere,  dat  ook  Kloppen  of  Stooten  betekent 
(*)  ,  en  ,  in  de  volmaakt  voor  leeden  tyd ,  eea 
dergelyken  uitgang  heeft  *.    Dit  zou  op  de  *  t*M* 
Vlooijen,  wegens  haar  S-tootend  opfpringen, 
dat  haar  als  uit  het  Gezigt  weg  dryft,  niet 
ontoepasfelyk  zyn.    Doch  men  kan  het  ook, 
metVossius,  afleiden  van  het  Griekfche  Psyl- 
la,  of  Psyl'ot ,  't  welk  voor  een  Vloo  gebruikt 
is;  gelyk  men  daar  van  een  duidelyk  blyk  in 
het  Vlookruid  t  heeft,  dus  wegens  de  figuur \Tfyllium 
der  Zaadjes  genoemd  zynde.    Calcaguikus  , 
die  een  Lofdigt'ter  eere  van  de  Vlooijen  heeft 
gefchreeven ,  geeft  ons  de  volgende,  zeer  na- 
tuurlyke,  afleiding  van  dat  woord.    Hy  meent 
dat  de  VIoq  den  Mensch  eerst  de  Aderlaatin^ 

O 

geleerd  heeft,  of  liever  de  uitzuiging  van  het 
Venyn  uit  Vergiftigde  Wonden.  Nu  weet  men 
dat  de  genen,  die  zulks  oudtyds  deeden  ,  P>yl» 
li  genoemd  werden.  De  Hebreeuwfche  naam 
Pargiteesch,  die  van  een  Wortelwoord,  't  welk 
wegwyken  betekent,  afkomflig  zou .  kunnea 
zyn ,  wordt  een  Vloo  vertaald  (f).   De  Itali- 

aa- 

(*)  Tune  has  pepullfli  fores  ?  Ter.  Pellere  Lyram,  Qvid. 

Cf)  Maar  tweemaal  Jccmt  die  in  't  Oude  Teftament  voor  ; 
naamclyk  I.  Samuel  24.  vs  15  ,  en  26.  v.  20.  Op  welke 
iaatfle  plaats  her,  door  de  Zeventigen,  Ziel  vertaald  is. 

U  Deel.  XIII.  stuk» 


Beschryvinc  van 


V. 

Afdeel. 

LXXVU. 

Hoofd- 

STUK» 


Kenmer- 
ken. 


Soorten» 


I. 

Pulex 
irritans. 


aanen  noemenze  Pulce,  de  Spaanfchen  Pulgaf, 
de  Franfchen  Puces.  De  Engelfche  naam  Flea, 
de  Hoogduitfche  Flobe9en  de  Hollandfche  Fho, 
fchynen  altemaal  van  het  fnel  fpringen ,  waar 
door  zy  als  wegvliegen,  herkomftig  te  zyn. 

De  Kenmerken  beftaan  in  zes  Pooten  te  heb- 
ben ,  die  tot  fpringen  bekwaam  zyn ,  benevens 
twee  Oogen  en  Draadagtige  Sprieten :  in  plaats 
van  Bek  een  omgeboogen  Snuit  ,  die  Borftel- 
agtig  is  en  een  verborgen  Angel  heeft :  het  Ag- 
terlyf  op  zyde  plat  of  famengedrukt. 

Behalven  de  gewoone  Vlooi  jen  zyn  in  dit 
Geflagt  ook  de  Amerikaanfche  Zandvlooijen  + 
die  de  tweede  Soort  uitmaaken  ,  begreepen : 
Dus 

CO  Vloei 3  die  de  Snuit  korter  dan  het  Lyf 
heeft. 

Déeze  is  het ,  die  met  de  voorgemelde  naa- 
men,  van  ouds  tot  heden,  bedoeld  wordt,  en 
waar  van  zeer  veele  Autheuren,  als  hier  on« 
der  blykt,  de  afbeelding,  zo  door  de  gewoo- 
ne als  door  het  Zonne-Mikroskoop ,  onder  *t 

Oog 

(i)  Pulex.  Syjt.  Nat.X.  Gen.  234»  XII.  265»  Pulex,  pro- 
bofcide  Corpore  breviore.  Faun*  Suec,  1695.  Scop.  CarnioU 
1055.  RAJ.  Inf.  7.  ALB.  Aran.  T.  41.  BONANN.  Microgf 
%  56,  Anon.  Angl.  p»  204.  £  12.  H00K.  Microgr.  jobLOT- 
Microgr.  I,  pp.  I.  T.  3.  FRiSCH  Inf.  n.  p,  8.  VALISN.  Op.  I. 
T.  25.  f*.  1.  Leetjwfnh.  Ep.  76*  f.  1-20.  Rors.  Inf.  ll* 
M*fc.  T.  2,  3,  4.  Baker  Mikr.  T»  13.  f.  6.  Leder m.  De- 
couvert,  h  T.  2a  SULTZ.  Inf  T.  22.  f.  146% 
Elem.  T.  105* 


DE  VLOOIJEN. 


97 


Oog  gebragt  hebben.  In  geen  derzelven,  ge-  Afde#eLi; 
loof  ik,  heeft  fterker  Vergrooting  plaats,  danLxwii. 
in  die  van  Bonanni  ,  volkomen  met  die  van 
Hooke  overeenkomltig  ,  alwaar  dit  kleine 
Schepzeltje  terlangte  van  byna  een  Amfterdam- 
fen  Voet,  en  ter  dikte  van  by  de  vyf  Duimen 
vertoond  wordt ;  zo  dat  de  Vloo  aldaar  ,  in 
Lighaamelyken  inhoud,  meer  dan  vyf  honderd- 
duizend maal  vergroot  is  voorgefteld. 

De  Vlooijen ,  hoe  laftige  Infekten  ook  door  Eigcn- 
hun  krieuwelen  en  byten  ,  hebben  geenszins  fchappen. 
die  affchuwlykheid ,  als  het  voorgemelde  On- 
gedierte Ovidius  of  die  andere  Autheur  zou 
zekerlyk  anders  niet  hebben  durven  wenfchea 
een  Vloo  te  zyn,  om  by  zyn  Meisje  onder 
de  Kleederen  te  kunnen  kruipen.  Ondertus- 
fchen  ftrekt  dat  Gedigt  niet  veel  tot  lof  der 
Vlooijen  ,  die  immer  zo  gehaat  zyn ,  wegens 
haar  vinnig  byten ,  't  welk  den  Mensch  fom- 
tyds  uit  een  diepen  flaap  wekt  en  geen  rufte 
laat ,  en  nog  bovendien  de  Huid  met  leelyke 
Vlakken  befmetten 

Dus  zyn  de  Vlooijen,  niet  alleen,  een  al- 
gemeene  Plaag  der  Menfchen  en  van  verfcheide 
Dieren,  op  den  geheelen  Aardbodem,  ten  min- 
ile  daar  de  Menfchen  gekleed  gaan  en  Huizen 

bei 

(*)  Parve  Pulex  &  amara  lues,  inimica  Puellis 

Carmine  quo  fungar  in  tua  fa&a  ferox  ? 

Tu  laceras  Corpus  tenerum ,  duriflïme ,  morfu* 

Cujus  cum  fuerit  plena  Cruore  Cutis; 

Emittis  maculas  nigco  de  Corpore  fUTc^s,  &c, 
I.  Deel.  XIII.  Stuk*  G 


Beschryving  van 


V.  bewoonen ,  en  daar  het  tevens  niet  al  te  koud 
vvn1'  of  te- weinig  Zomer  is;  gelyk  in  Lapland,  al- 


vernomen  en  fommige  Menfchen  zyn'ermeer 
dan  anderen  van  geplaagd,  offchoon  zy 
in' een  zelfde  Vertrek  zig  onthouden,  ja  by 
elkander  flaapen.  Van  kranke  Menfchen,  of 
die  op  't  -fterven  leggen,  en  van  de  Lyken  9 
gaan  zy  af.  Men  vindtze ,  byfter  veel ,  in  ou- 
de afgeworpen  Zwaluwen  Nesten. 
Geftaïte.  De  geftalte'Van  een  Vloo  is  meer  zonderling 
dan  verfchrikkelyk :  want  de  Wapening,  als 
uit  over  elkander  heen  leggende  Schilden  of 
fterke  Schubben  beftaande  ,  die  haar  geheele 
Lyf  bekleedt ,  heeft  niets  dat  afgryzenkan  ver- 
wekken ,  en  de  gedaante  Van  den  Kop  3  bene- 
vens die  der  Pooten,  in  't  groot  gezien  fchynt 
eer  een  bedrieglyke  flimheid ,  om  den  Menscb 
door  verborgen  Wapentuig  te  verralTen  ,  dan 
openbaar  geweld  of  gevaarlykheid,  aan  te  dui- 
den (*).  Men  moet  dit  Infekt  onder  de  Sprin- 
gers tellen :  want  tot  loopen  fchyncn  de  Poo- 
ten ,  die  het  de  twee  voorden  aan  den  Kop  en 
de  twee  middelften  langst  heeft,  geheel  onbe- 
kwaam te  zyn,    Door  de  buiging  van  alle  de 


(*)  Pus  kan  ik  niet  goedkeuren,  dat  Geöffroy  van  zy- 
lie  Afbeelding  zegt  .•  On  y  verra  la  figure  terrible  de  cc  pc- 
tit  Animal ,  öcc,  ffift*  des  lnf%  wx  envir.  de  Paris*  Tom, 
II.  p.  6>5» 


Leed- 


DE  VLOOIJEN. 


Leedjes  der  Pooten,  te  gelyk,  die  zig  allen  A  V*  , 

AFDEEL» 

eensklaps  ontfpannen,  en  dus  een  ongeloony-  lxxvu. 
ke  uitwerking  doen,  worden  de  vervaarlyke  Hg°°^* 
Sprongen  veroirzaaktvan  dit  Infekt,  wel  twee. 
honderdmaal  de  hoogte  van  zyn  Lighaam  o- 
vertreffende.    Deeze  maaken  ,   dat  het  byna 
niet,  dan  in  Wollen  Stoffen  of  Haairlgheid 
verward  zynde,  tê  vangen  zy.    De  Ingeze- 
tenen van  Dalekarlie,  in  S  weeden ,  draagen 
derhalve,  zo  wy  leezen,  een  ftukje  van  een 
Haazen-Vagt  aan  't  Lyf ;  welk  Bont  de  Vlooi* 
jen  zeer  beminnen,  en  dikwils  daarin  krui- 
pen. 

Men  moet  zig  niet  alleen  over  den  gewei-  sterkte, 
digen  Sprong  ,  die  een  ongemeene  kragt  en 
vlugheid  in  dezelven  te  kennen  geeft ,  maar  ook 
over  haare  flerkte  verwonderen;  wanneer mea 
de  Konsttuigjes  ziet,  daar  fommigen  deeze In- 
fekten  toe  gebezigd  hebben.    Mouffetus  ver- 
haalt reeds,  dat  zeker  Engelschman  ,  Mark 
genaamd ,  een  Gouden  Kettingje  gemaakt  had* 
van  een  Vinger  lang ,  met  een  Slot  en  Sleutel- 
tje, welk  hy  een  Vloo  wist  aan  te  doen  ,  die 
'er  mede  fprong.    De  grootfte  verwondering  * 
egter,  verdiende  zyn  handigheid  in  deezenrde- 
wyl  die  geheele  Toeftel  nog  geen  Grein  woog. 
Hooice  verhaalt  iets,  dat  meer  bewys  geeft 
van  de  kragt  der   Vlooijen.    Een  Engelsch 
Werkman  hadt  van  Yvoor  een  Karos  gemaakt 
met  zes  Paarden ,  op  den  Bok  een  Koetfier  , 
die  een  Hond  tusfehen  de  Beenen  hadt ;  een 

If  Deel  XIII.  Stuk,  G  2  POS- 


100     Bëschryving  va» 


Hoofd 
stuk. 


Vlooijen. 


Afdeel  ^°^ion  °P  'c  rYPaar^  en  vier  Perfoonen  in  de 
lxxvu    Karos 3  met  twee  Knegts  agter  op;  endiege- 
heele  Toeftel  werdt  door  een  Vloo  voorcge- 
haald. 

Angel  der  Dat  Werktuig  ,  het  welk  men  den  Angel 
der  Vlooijen  noemt,  heeft  de  opmerking  van 
verfcheide  Waarneemers  naar  zig  getrokken  9 
hoewel  doch  weinigen  het  te  regt  befchouwd 
hebben ,  dewyl  'er  niet  gemakkelyk  by  te  ko- 
men is  (*).  Bonanni  fteltons,  op  een  zelf- 
de Plaat  j  de  afbeeldingen  voor,  welke  Tor- 
toni ,  Griendel  en  Hooke  ,  daarvan  in  't  licht 
gegeven  hadden  ,  en  voegt  'er  de  zyne  by  5 
zodanig  ais  deeze  Angel  hem,  door  de  beste 
Mikroskoopen,  was  voorgekomen.  Hy  hadt 
'er  een,  gemaakt  door  den  Hollandfchen  Kon- 
ftenaar  de  Ravesway,  het  welk  hem  in  het 
Snuitje ,  dat  de  Vloo  om  Bloed  te  zuigen  uit- 
fteekt,  vier  deelen  heeft  doen  waarneemen, 
waar  van  'er  twee  na  r  den  krommen  Snabel 
der  Roofvogelen  gelyken  ,  en  dus  een  Bek 
maaken  ,  die  Zydewaards  opengaat ,  zynde 
zeer  fpits  en  Hoornagtig.  Hier  tusfchen,  zegt 

hy, 

(*)  Van  deeze  moeielykhcid  wordt  In  her  Werkje  van  Ba- 
ker ,  ever  de  Mikroskoopen*  Amft.  1744  p  189,  te  regt 
melding  gemaakt ;  doch  dat  het  befte  middel  daar  toe  zou  zyn, 
eerst  den  Kop  en  dan  de  voorfte  Pooten  af  te  fnyden,  om 
dat  men  'tziekoogend  Diertje  dus  gemakkelyker  kan  behandelen, 
komt  my  wonderlyk  voor ;  aangemerkt  de  Angel ,  Boor  of 
ïriem,  daar  het  mede  fteckt,  aan  den  Kop,  tusfchen  de  twee 
Yoorpooten,  is  geplaatst, 


DE    VlöOIJEN.  IOI 

hy,is  een  Snuitje  begreepen ,  dat  uit  een  zeer  ^  Y*/ 
hard  Vlies  beltaat  en  dun  met  Haairtjes  is  be-  lxxviu* 
zet ,  tweevoudig  als  het  Hecht  van  een  Knip-  HooFD~ 
mes  3  bevattende  in  zyne  holligheid  den  An- 
gel ,  daar  de  Vloo  mede  fteekt  en  het  Bloed 
inzuigt.    Die  Angel ,  naamelyk,  is,  als  een 
Buisje,  van  binnen  met  een  holte  voorzien. 
Wanneer  de  Vloo  daarmede  kwetzen  wil ,  dan 
rekt  de  Angel  zig pp  dergelyke  wyze  uit,  als 
wy  dit  fomtyds  de  Aardwormen  zien  doen  > 
wannee*  zy  in  den  Grond  gaan  booren.  Een 
Vloo  met  Lym  aan  Papier  vastgemaakt ,  en 
dezelve  daardoor,  als  t  ware  ,  tot  dolheid 
gebragt  hebbende,  zag  hy  dezelve  den  Angel 
dus  niet  alleen  uitfteeken,  maar  fomtyds  tus- 
fchen  de  deelen  van  den  Bek,  fomtyds  daar 
boven,  fomtyds  daar  beneden  houden  gelyk 
hy  denzelven  met  de  Scheede  en  den  Bek ,  in 
deeze  driederley  Standen ,  heeft  doen  afbeel- 
den (*). 

De  Ouden,  die  voor  de  toevallige  voort- voomee- 
brenging  der  Dieren  waren  ,  maakten  geenlms* 
zwaarigheid  ,  om  te  ftellen ,  dat  de  Vlooijen 
uit  Stof  voortkwamen,  en  daarom  wordt  dit 
Infekt  ook ,  volgens  Isidorus  ,   genoemd  een 
Kind  van  't  Stof       Aristoteles,  evenwel  ,  *Pulverh 
heeft  reeds  erkend,  dat  de  Vlooijen,  zo  wel//w 
als  de  Luizen  en  Weegluizen,  haar  en  oirfprong 
uit  Eijertjes  als  Neeten  hadden  ^  die  door  de 

ou- 


(*)  Zlc  fig*  60.  61 ,  62,  van  zyne  Mlcregraphla  curiefd* 
I.  DfiEL,  XUU  STUK,  G  3 


ioa     Beschryving  van 


V.  ouden  gelegd  waren.  Swammerbam  heeft  deeze 
l jcx overeenkomst  veel  te  ver  getrokken  3  wanneer 
Hoofd  hy  ftelt3  dat  de  Vlooijen,  zo  wel  als  de  Lui* 
bTÜK'  zen,  volmaakt  uit  deEijertjes  voortkomen,  en 
dus  tot  zynen  eerden  Rang  van  Verandering  , 
ook,behooren  zouden.  Dus  fpreeken  fommi* 
ge  Autheuren ,  in  navolging  van  anderen ,  die 
alleenlyk  zyn  eerde  Werk,  in  't  Latyn  ver- 
taalde*), hebben  ingezien ,  en'tis  waar,  dat 
die  fcherpziende  Waarneemer  de  Veranderin- 
gen ,  tot  een  bruine  Kleur ,  in  het  Ey  der  Vloo 
meende  befpeurd  te  hebben ;  doch  naderhand  , 
toen  hem  verhaald  was,  dat  de  Heer  Leeu- 
wenhoek, te  Delft,  het  voortkomen  van  een 
Wormpje  uit  het  Ey  der  Vloo  hadt  waargeno- 
men ,  heeft  hy ,  edelmoedig  ,  zyne  onkunde 
daar  omtrent  betuigd,  en  de  verzekering  y 
dien  aangaande ,  uitgefteld  tot  nader  Waarnee- 
mingen (f). 

vioo.  Leeuwenhoek  ,  dan ,  hadt  waargenomen  9 
wormpje.  ^  ujt  het  gy  c|er  y]00  een  Wormpje  voort- 
kwam, het  welk  zig  in  een  Kasje  beftoot,  en 
tot  aan  het  volgend  Voorjaar  daarin  beflooten 
bleef  Zodanige  Kasjes  ,  dat  eigentlyk  de  Ton- 
netjes zyn,  waarin  het  Wormpje  zig  befpint, 
en  eerst  een  Popje,  dan  een  volmaakte  Vloo 
wordt,  moet  Swammerdam  aangezien  hebben 
voor  Eytjes  der  Vlooijen.   En ,  hoe  ligt  is  het, 

tig 

(*)  Hift.  In/.  gener*lh  Lugd.  Bat.  1733,  p.  66. 

(t)  Biblia  Naiur*  of  BybeL  der  Natuur,  Lcydx  17  37.  p  59, 


DE  VLOOIJEN. 


zig  daarin  te  bedriegen:  dewyl  de  cigentlyke 
Eytjes  of  Neeten  vandeeze  Infekten  zo  moei- lxxvii"/ 
jelyk  te  vinden  zyn;  eensdeels  van  wegen  de  Hoofd- 
kleinte  ,  andersdeels  ,  omdat  zy  veelal  in 
Stoffige  reeten  of  fcheuren  van  Planken  gelegd 
worden:  want  het  Wyfje,dat  aan  de  dikte  zeer  wel 
te  kennen  is,  legt  de  Eytjes  altoos, gelyk  de  Rup- 
fen  j  op  plaatfen ,  waar  de  uitkomende  Jon- 
gen 5  aanflonds ,  hun  Voedzel  vinden  ,  zegt 
Frisch  ,  die  de  volgende  niet  onaartige  aan- 
merkingen over  de  Voortteeling  en  menigvuldig- 
heid der  Vlooijen  op  zekere  plaatfen ,  opgeeft. 

,3  De  Vloo  is,  wanneer  zy  uit  haar  Eytje  Reden  de* 
5)  kruipt  3  eigentlyk  een  kleine  Houtworm  ,  als  |^Jgvui" 
3i  een  Rups  9  voorzien  rnet  zes  Pooten  en  een 
33  Rupfen  Gebit  (*_).  Die  ongefchaafde  ed- 
3,  planken  onder  het  Bedftroo  heeft,  heeft  al-; 
3,  les  by  een  3  wat  tot  opvoeding  der  Vlooi- 
3  3  jen  behoort,  en  derhalve  ook  geen  gebrek 
3,  daaraan.  Want  aldaar  zyn  deeltjes  van  Hout 
33  en  Stroo;  daar  is  warmte  tot  uitbroeding, 
33  door  het  flaapen  op  de  Bedden.  Vermogen- 
3,  de  Luiden  daarentegen,  die  de  Vertrekken 
,3  netjes  met  Steenen  belegd,  of  met  hard  glad 
3,  Hout  gevloerd  hebben ,  lyden,in  de  Zomer, 
3,  op  ver  naa  zo  veel  van  de  Vlooijen  niet. 
3,  Zeker  Amptman  verhaalde  my,  dat  hy  on- 

,3  der 

(*)  Het  Masker  heeft  geen  Pooten,  een  gevorkte  Staarten 
fpint;  de  Pop  heeft  Pooten  en  beweegt  zig  niet;  zegt  Lin- 
n.eus,  Zo  zyn  Ed  dit  wel  waargenomen  heeft  ,  is  het 
weezentlyk  Iets  byzonders, 

I.  Deel.  XIII.  Stuk,  G  4. 


Ï04     Beschryving  van 


V.  5>  der  de  Planken  van  zyn  Vloer  Zaagzel  hadt 
Lxxvfr*  99  laaten  werpen:  wien  ik  antwoordde ,  dat  hy, 
Hoofd-  ^  den  volgenden  Zomer  3  geen  gebrek  aan 
u?>  Vlooijen  hebben  zou;  en,  inderdaad,  hy 
3,  was  genoodzaakt  uit  dat  Vertrek  te  vlugten, 
„  wegens  de  menigte  van  dit  Ongediert.  't 
3,  Gemeene  Volk  verbeeldt  zig,  dat  zy  uit  de 

Pis  voortkomen ;  doch  dit  zyn  ongegronde 
„  meeningen.  Hoe  morfiger  een  Vertrek  is  , 
3,  hoe  meer  Vlooijen  daarin  huisvesten.  Die 
3,  een  Vloer  van  Planken  heeft,  moet  denzel- 
3,  ven,  in  de  Zomer,  alle  Maanden  met  koo- 
„  kend  heet  Water  laaten  fchrobben  ;  het 
3,  welk  dienen  zal  om  de  Eytjes  en  Wormpjes 
33  te  dooden.  Als  de  Wormpjes  tot  volwas- 
3y  fenheid  zyn  gekomen,  vouwen  zy  de  en- 
3,  den  te  famen,  en  fpinnen  een  Tonnetje,  als 
3,  dat  van  een  Zyde-Worm,  om  zig  heen.  Van 
3,  deeze  Tonnetjes  heb  ik  veele  honderden  ge- 
3,  opend,  en  in  eenigen  de  Vlooijen  nog  geheel 
„  wit,  in  anderen  zo  bruin  en  volkomen  aan- 
3,  getroffen,  dat  zy  my  tegen  't  Aangezigt 
3,  fprongen". 

In  de  Verandering  der  Vlooijen  moet,  naar 
het  Jaar  Saizoen ,  een  ongemeen  verfchil  zyn : 
want  men  heeft  ontdekt,  dat  zy,  door  de  Ei- 
tjes, in  een  klein  Glazen  Buisje ,  by  zig,  ge- 
duurig  in  de  Boezem  te  draagen ,  in  9t  midden 
van  de  Zomer  in  vier  Dagen  uitkomen ,  en5 
wanneer  men  de  Wormpjes ,  dan ,  met  dood© 
Vliegen  voedt,  die  zy  gretig -uitzuigen,  zo  ko- 
men 


ü  E  Vlooijen*  105 

men  zy,  in  elf  Dagen,  tot  volwasfenheid , als  Ap . 
wanneer  het  Wormpje  zig  infpint ,  en  ,  na  lxxvii/ 
vier  Dagen  verloops ,  in  een  Popje  verandert,  ^°°FD" 
dat,  na  negen  Dagen  tyds  in  die  Geftalte  gele- 
gen te  hebben  ,  overgaat  tot  den  volmaak- 
ten Staat.   Dus  blykt,  volgens  de  Waarnee- 
mingen van  Leeuwenhoek,  dat  een  Vloo,  in 
omtrent  een  Maand  tyds  ,  haar  Geflagt  kan 
voortplanten.   Op  Honden,  Katten  en  Haazen5 
hechten  zig  de  Eytjes,  die  glinfterend  witzyn3 
aan  de  Haairtjes  digt  by  het  Lyf ,  en  de  uitko- 
mende Wormpjes  zullen,  waarfchynlyk ,  van 
de  fmeerigheid  der  Huid  in  deeze  Dieren ,  hun 
beftaan  vinden. 

De  Paaring  der  Vlooijen  kan ,  wanneer  men 
een  Mannetje  en  Wyfje  in  een  Glazen  Buis 
doet,  die  wel  digt,  doch  niet  Lugtdigt  toege- 
ftopt  is  ,  genoeglyk  waargenomen  worden. 
Men  zegt,  dat  dezelve  op  een  zonderlinge  wys 
gefchiedt;  alzo  het  Mannetje  gedekt  wordt 
door  het  Wyfje.  Leeuwenhoek  heeft  haare 
Ingewanden,  op  dergeiyke  manier  als  Swam- 
merdam  die  der  Luizen,  naamelyk  door  Ont- 
leeding in  een  weinig  Water,  waargenomen. 
Hy  meende ,  in  het  Mannelyk  Zaad  van  deeze 
Jnfekten ,  de  Zaaddiertjes  zeer  duidelyk  te  heb* 
ben  ontdekt. 

De  Vlooijen  onthouden  zig,  als  een  Plaag  Middelen 
der  Menfchen  en  Dieren,  ook  in  alle  Werelds-  on\ze  te 

veraryveiï* 

deelen.   Men  heeft,  derhalve,  van  ouds  al 
verfcheide  Middelen  beproefd  om  ze  te  verjaa- 
X,  Deel,  XIII,  Stuk*  G  j  gens 


105    Beschryving  van 


V.  gen,  die  goed  bevonden  doch  niet  allen  even 
xixv(i  '  gemakkelyk  te  gebruiken  zyn.  Dat  Kruid  , 
Hoofd-  onder  anderen  ,  't  welk  men  Poley  noemt  9 
groeijende  in  Gelderland  in  't  wilde,  zou  daar 
van  den  naam  hebben.  Alst,  Perfikkruid ,  Stin- 
kende Kamille  en  Kun  of  Hoonkruid,  worden 
o6k  als  dienftig,  tot  verdry  ving  van  dit  Onge- 
diert,  opgegeven.  Deeze  Middelen  ,  egter  , 
fchynen  zo  gemakkelyk  niet  te  gebruiken ,  noch 
zo  onfeilbaar  te  zyn,  ls  een  geduurige  zuive- 
ring der  Vertrekken  en  Bedfteden ,  benevens  het 
vlytig  opvangen  van  de  Vlooijen,  dat,  meteen 
weinig  Katoen  in  het  Bedltede  of  Ledikant  te 
floppen,  zegt  men,  gemakkelyk  kan  gefchieden. 
De  Schaapen-Wol,  nog  op  het  Lyf  zittende  , 
fchynt  geen  aangenaame  verblyfplaats  voor  dit 
Ongediert  te  zyn;daar  zy  doch,  't  geen  zeldzaam 
is ,  best  in  Wollen  Dekens  en  Wollen  Kleede- 
ren gevangen  worden.  Mooglyk  zal  die  Vet- 
tigheid in  deeze  Wol,  welke  tot  uitroeijing 
*  zie  het  der  Motten  dienftig  is  * ,  ook  hinderlyk  zyn  aan 

Xï   Stuk  * 

Wadz»723.dë  Vlooijen.  Zy  worden  uitgeroeid  door  dik- 
wils  veegen  van  den  Vloer/  met  Elzebladeren 
of  derzelver  af  kookzel ;  als  ook  door  de  On- 
derlaagen  der  Ledikanten  en  Bedfteden  dik- 
wils  af  te  wasfchen  met  fterke  Loog  van  Pot- 
asch ;  zegt  Doktor  Scopoli. 

T  rltrans     ^  Vloo,  die  de  Snuit  zo  lang  beeft  als 9 1  Lyf. 
zandvioo,  Deeze 

(2)  Pulcx  probofeide  Corporis  longitudine  |,  Tiinga.  Ma- 


PE  Vlooijen. 


107 


Deeze  Infekten  zyn  het,  die  ïk  Zandvkoijen 
genoemd  heb,  komende  met  de  genen,  welken Lxx vin" 
in  Peru,  van  deSpaanfchen,  Nigua's,  en  in  deHoOFI)- 
Westindiën  ,  van  de  Franfchen ,  Piqués  geheten 
worden,  overeen.  Het  fchynt,  dat  men  dit 
Infekt ,  in  Brafil ,  Timga  noeme,  Doch  Lin- 
n^eus  vraagt:,,  Of  de  Vloo  van  Catesby,  die 
5,  door  de  Huid  dringt;  de  Myt  vanBROWNE, 
3,  die  onder  de  Huid  nestelt,  endeTek-agtige 
Luis  van  Rolander,  hiervoor  befchreeven^ 
weezentlyk  in  Soort  verfchillen?  Of  het  ook 
eerst  een  Myt,  dan  een  Luis,  dan  een  Vloo 
„  worde?  Catesby  beeldt  de  zynen  af  meü 
,5  het  Vorkje  van  de  Plantvloo:  Brown  geeft 
„  aan  de  zyne  agt  Pooten,  zo  als  een  Myt 
3,  heeft:  Rolander,  integendeel,  maar  zes 
Springpooten,  als  in  de  Vloo  ,  aan  deeze  : 
„  maar  het  Weegluis-Spinnetje  dringt  op  der- 
35  gelyke  manier  in  het  Lighaam  en  huisvest 
3,  'er  met  Pyn  in.  Die  inde  Westindiën  zyn, 
3,  mogen  derhalve  nader  onderzoeken  ,  van 
33  welk  Geflagt  deeze  Diertjes  en  of  'er  ééne 
„  dan  meer  Soorten  van  zyn* 

De  Heer  Jussieu  heeft,  gelyk  ik  bevoorens 
aanmerkte  *  ,  toen  hy  voor  eenige  Jaaren  zig  *  Biadz, 
in  Perubevondt,  waargenomen;  dar  'er  twee 

ge- 

RF.GR,  Braf.  1249.  SloAN.  Jam,\\.  ip>  191.  Introd.  125.  Pil- 
lex.  Cutem  penetrans.  Catesb*  CaroL  Ui,  p*  10.  T*  10.  f.  3. 
Acams  f ufcus  lub  Cute  nidulans,  Pïobolcide  acutiore,  Biiora* 
Jam*  418. 

Ii  DEEL.  XIII,  STUK. 


io8    Beschryving  van 


V*     geheel  verfchillende  Soorten  zyn  van  dit  On- 

.AFDEEL 

xxxvir.  gedicrt;  de  eene  bruin  als  een  Vloo,  de  ande- 
Hoofd-  re  geelagtig ,  die  beiden  in  de  Huid  kruipen 
«tuk.     Q£  |30oren  en  aldaar  een  Nest  maaken  als  een 

platte  Paarl ,  dat  in  eenige  Dagen  de  grootte 
van  een  Erwt  krygf,  veroirzaakende  een  ge- 
weldige Jeukt  en  Pyn ;  doch  de  laatften  fchee- 
nen  eenigermaate  Vergiftig  te  zyn.  De  eer- 
1'ten,  die  men  ook  Coiques,  en  in  de  Kolonie  van 
Rio  de  Berbice  Mobitjes  noemt  3  kunnen  met 
regt  den  naam  voeren  van  Zancivlooijen ,  alzo 
zy,  naar  't  my  toefchynt,  by  de  Beenen  op- 
fpringen  uit  het  Zand;  daar  die  andere,  geel* 
agtige,  niet  fpringen,  en  deeze  zyn  het  ,  die 
de  kwaadaar  ige  Zvyeeren,  welke  den  Mensch 
kunnen  doen  fterven ,  veroirzaaken. 

Die  fchadelyke  eigenfchap,  van  deeze  Infek- 
*tibt,*  ten,isreeds  lang  bekend  geweest  (*>  „  West- 
fMiL         indie  leverc  ons  ,  uit  het  Geflagt  der  Vlooi- 
3,  jen 5  zegt  Cardanus  *,  de  Nigua  uk,  ze- 
5,  kere  wreede  Pest.  Dit  Diertje  is  veel  kleiner 
dan  een  Vloo,  en,  aan  't  Lyf  zig  hechten- 
de,  vreet  het dermaate  in,  dat  fommigen de 
Voeten  of  ook  de  Handen  kwyt  ra  aken.  Het 
5)  Middel,   dat  men  'er  tegen  uitgevonden 
3,  heeft,  is  de  plaats  met  Olie  te  fmeeren  eq 
,,  met  een  Scheermes  tefchraapen.  Hier  voegt 
lExerc  „  Scaliger  f  3  &  zyne  aanmerkingen,  het 
fubdicaro^  volgende  by*  Het  is  een  klein  Vlooytje , 

dani,23.  „  me£ 

(*)  MouirETüs  ie  Pulkitb*  Inf«  Thcatr.  p.  277. 


de  Vlooi  jek,  roo 

3,  met  een  zeer  fcherpe  Snuit,  dat  de  Beenen,  .  r* 
„  meest,  (zelden  andere  Lighaamsdeelen , )  lxxv  u 
3,  aandoet 3  niet  alleen  van  de  genen  die  loo-  Hoofd- 
33  pen,  maar  ook  die  op  ren  Grond  leggen. 
53  Hierom  gaan  delndiaanen,  doorgaans,  hoog 
5  flaapen.  't  Gezwel  groeit  den  vierden  Dag 
;  aan 3  en  wordt  vervolgens  grooter  dan  een 
5)  Erwt,  zittende  vol  witte  Neetjes  die  zig 
3,  door  't  krabben  met  de  Nagelen  onder  de 
5,  Huid  verfpreiden :  maar  indien  het  Nest  ge- 
33  heel  wordt  uitgehaald  en  in  de  Wonde  war- 
33  me  Asch  geftrooidj  komt  het  tot  Genee- 
3,  zing".'t  Berigt  van  Benzo,^  zyneScheeps- 
tochten3  is  weinig  daar  van  verfchillende  5  die 
zegt.  3,  De  Indiaanen  hebben  veel  te  lyden 
3,  van  kwaadaartige  Infekten  ,  onder  welken 
de  Nigua  is,  die  de  grootte  omtrent  van 
3,  een  Vloo  heeft,  dringende 5  zonder  dat  men 
33  't  voelt,  tusfchen  Vel  en  Vleesch,  en  in- 
33  zonderheid  onder  de  Nagels  der  Toonen  , 
33  in:  want  zy  teelen  voort  in  't  Stof  Het 
3,  gebeurt  dikwils  3  dat  zy ,  zonder  eenig  ge- 
35  voel,  de  grootte  krygen  van  Cicers  of  Lïn- 
3,  zen  3  en  dan  zit  dat  Nest  vol  van  een  me- 
33  nigte  Neeten ,  wordende  niet  «,  dan  met  veel 
3,  moeite  en  pyn,  door  middel  van  een  Naald 
33  of  Doorn  uitgehaald ,  en  de  Wond  met  war- 
33  me  Asch  genezen.  De  Neger-Slaaven  der 
33  Spanjaarden  3  die  zonder  Schoenen  loopen  9 
33  hebben  hier  meest  van  te  lyden  3  en  kry- 
33  genze  fomtyds  zo  menigvuldig  in  de  Bee- 

I,  Deel.  XUI.  Stuk>  33  ÜQU3 


IIÖ     B  E  §  C  HRYVIN.G  VAN 

V.     ,  nen,  dat  men  dit  Ongediert  niet  dan  door 
Adeel.    fnyden  of  branden  daar  uit  kan  krveen.  Hier 
Hoofd-  „  om  ziet  men  ook  veelen  van  de  Negers  , 
STVKj    „  die  hunne  Toonen  dus,  ja  zelfs  de  Voeten^ 
„  verlooren  hebben"* 

Aan  de  Kust  van  Senegal,  in  Afrika  ,  was 
men  ,  zo  de  Heer  Adanson  aanmerkt ,  in  het 
drooge  Saizoen  zeer  geplaagd  met  Zandvlooi- 
jen,  dus  genaamd ,  omdat  zy  zig  in  het  Zand 
der  bewoonde  Hutten  onthouden*  Dit  Zand 
was  'er  zo  vol  van,  dat  zy,  zo  dra  men  de 
Voeten  daarin  gezet  hadc,  de  bloote  Beenen 
byna  geheel  bedekten,  kunnende  door  de  klein- 
te naauwlyks  gezien  worden,  dan  door  haare 
menigte,  Zy  fteeken  niet  vinnig ,  maar  veroir- 
zaaken  een  fchrikkelyke  Jeukt*  Zy  kunnen  niet 
meer  dan  drie  of  vier  Duim  hoog  fpringen,  en 
dit  maakt  dat  de  genen ,  die  een  half  Voet  van 
den  Grond  flaapen,  'er  niets  van  te  dugten 
hebben. 

Het  fchynt  my  toe ,  dat  met  deeze  Pidicellus , 
van  de  voorgemelde  Autheuren  3  zo  wel  als  met 
onze  Zandvloo ,  de  gedagte  Soort  bedoeld 
worde,  diehetLyf,  volgens  LinnjEüs,  rosag- 
tig  bruin,  famengedrukt,  op  zyde  plat, en  hét 
Agrerlyf ,  van  onderen  ,  wit  heeft.  Dat  de  zo- 
genaamde Patattes- Luizen  hier  van  verfchillen, 
zullen  wy  ftraks  zien.- 


LXXVllh 


6  é    M  y  t  fe  ï*.  m 


V. 

Afdeel, 
lxxvui. 

LXXVIII.   H'OOFDSTÜ  K.  Hoofd- 

STUK» 

Befcbryving  van  '1  Geflagc  der  Myten,  «itóar 
DftAiP  verfcheidens  vm>omen ,  die  772^  gewoonlyk 
Luizen  of  Luisjes  noemt,  of  Spinnetjes ;  als 
ook  de  Schurftdiertjes ,  enz. 

2|  T  atynsch  woord  dcarus  ,  dat  voor  een  Ge- 
-L*  flagtnaam  ftrekt  van  deeze  Infekten  , 
fchynt  van  het  Grieksch  Akeiros  ,  als  iets  on- 
deelbaars of  een  ,4 toon,  om  zo  te  fpreeken  , 
betekenende^  afgeleid  te  moeten  worden.  Men 
hieldtze ,  inderdaad,  oudtyds,  voor  de  aller- 
kleinste Diertjes.      Aristoteles  fchryft ,  dat 

in  't  Wasch  een  allerkleinst  Diertje  *  ge-*^«««*/- 

*  ,  .L  x    ,       culum  om* 

boren   wordt,  (zegt  Aldrovandus,)  het  nium  mm* 


mum 


welk  den  naam  van  Acari  voert ;  doch  of  dit 
kleiner  of  gróoter  zy  dan  een  Luisjef,  (waat  ,  „  , 
zo  noemenze  wy  ze  hier  in  Italië,)  kan  ikius 
niet  beoordeelen ;  dewyl  ik  nooit  Acari  ge- 
zien  heb  :  doch  ik  geloof  dat  het  verfchillen- 
^  de  Diertjes  zyn,  die  men  hier  Peüicèllos 
„  noemt ,  omdat  zy  tusfehen  de  Opperhuid  en 
5,  het  Vel  voortkruipen  ;   hoewel  veelen  'er 
ook  den  naam  aan  geeven  van  Sir.mes'\  dat 
is,  Myten.    Men  plagtze,in  't  Neerduitsch5 
ook  wel  Ziertjes  te  noemen,  wegens  de  klein- 
heid; doch  die  naam  wordt  thans  aan  andere 
Infekten  gegeven  ^ ,  en  de  meeiten  hebben  l  zit  het 
x»  deelxiil  stuk*  ver-  ^  ^  * 


112      B  &  S  CHRYVING  VAN 


V.    verfchillcnde  benaamingen,  gelyk  wy  in  de 
Afdeel,  befchryving  der  Soorten  zullen  zien. 
Hoofd1     De  kleinheid,  die  in  de  meeften  aanmerke- 
stuk.     jyjj  is  9  onderfcheidt  dit  Geflagt  zo  zeer  niet , 
keiTer'  als  wel  het  getal  der  Pooten,  't  welk  agt  is  in 
de  Myten.    Zy  komen  met  de  Vlooijen  over- 
een in  het   getal  der   Oogen  ,  die  zy  'er 
twee  hebben  ,  ter  wederzyde  van  den  Kop  , 
en  dit  maakt  hun  voornaamfte  verfchil  van  de 
Spinnekoppen  uit,  naar  welken  zy  veelal  we- 
gens de  Pooten  gelyken  (*).    De  Sprieten  of 
Voelers  zyn  met  Leedjes ,  en  gelyken  naar  Poo- 
ten, zegt  LinNjEüs* 
Soorten.       'c  Getal  der  Soorten  ,  dat  te  vooren  een- 
endertig was ,   is  thans  tot  vyfendertig  ver- 
meerderd, niettegenftaande  nog  verfcheidene 
van  dit  Geflagt  uitgemonfterd ,  en  in  het 
volgende  t'huis    gebragt   zyn.    Men  vindt 
zesentwintig  Soorten  van  Myten  ,  onder  de 
Gedierten  van  Sweeden,  opgetekend, 

(0 


( ♦)  La  Tique  (zegt  GEOFFRoY),  fe  distingne  de  VA» 
raignêe  ,  a  la  quelle  elle  reffemble  beaucoup  "f  par  le  nombre 
different  de  ces  Teux.  't  Blykt  klaar ,  dat ,  ter  plaatfè  van 
het  Kruisteken  ,  of  de  woorden  par  les  Pattes  ,  of  alleen» 
jyk  de  Comma  uitgelaten  zy.  Maar  ,  wanneer  hy  'er  by« 
voegt  ,  dat  dit  Geflagt,  door  de  eenvoudige  Sprieten,  van  dat 
der  Chelifer  en  Phalangium  ,  of  Weegluis -Spinnetje  en 
Schaapherder  Spin,  onderfcheiden  zy,  verfchilt  hy  grootelykq 
van  den  Heer  Linn^eus  ,  die  aan  de  jMyten  Voelers,  naai 
Pooten  gelykende*  geeft*  r-r 


df    Myten.  113 


(O  Myt,  die  rond  is  en  plat,  met  een  ovaale  V, 
Vlak  van  agteren.  Exxvnt 

Hoofd* 

In  Indien  wordt  deeze  Myt  ,  die  als  een  Luis  stuk. 
zig  op  de  OJyphanten  onthoudt  ,  gevonden-  i 
Het  is  mooglyk  wel  de  allergrootfte  van  dit  EUptZtU 
Geflagt,  dewyl  zy  de  grootte  heeft  van  wit  oiyphants- 
Lupinen-Zaad  of  Boontjes ,  zyndedonkerblaauw  Luis- 
van  Kleur,  met  een  dikkerfrand:  van  onderen, 
wederzyds,  drie  Groeven  hebbende.  De  Vlak , 
van  agteren,  is  zwart,  ovaal  en  in  drieën  ge- 
fpleeten. 

(2)  Myt,  die  d<wars±ovaal  is  en  bruin ,  met  een  tr. 
witten  Rand.  J&m***» 


In  de  Oofterfche  Landen  fchynt  deeze  zl 
te  onthouden. 


Egypti- 
fche. 


(3)  Myt,  die  dwars -ovaal  is  en  plat^  met  een  m 
ovaale  Vlak  van  apteren.  Reiuviu$„ 

c  SchaapS* 
Tek. 

Van  de  Schaaps-Luizen,  die  in  't  laatfïe  van 
't  voorgaande  Stuk  befchreeven  zyn  ,  verfchilt 
deeze  Soort  door  het  getal  der  Pooten  en  in 
andere  opzigten,  aanmerkelyk.  Van  de  Tek- 
ken  of  Hondsluizen  worden  zy  onderfcheiden, 

door- 

(1)  Acarus  orbïculatus  depreiïus,  macula  bafeos  ovatl.  Syjï* 
Nat.  X.  Gen.  235.  Xlt.  Gen.  166. 

(2)  Acarus  obovatus  fufcus ,  margine  albo  M  L,  17.  42$. 

f  3)  Acarus  obovatus  planus  >  macula  bafêos  obovata»  Fmn* 
S*cc.  1966.  It.  Oeland.  62  ♦  126,  RAJ.  lnf%  9* 

h  P£EL.  XIII,  STOK  H 


n4     BjrsChryvi-ng  van 


v#    doordien  zy  een  langer  Snuitje  en  het  Lyf  al- 
Afdeel.  toos  plat  hebben ,  met  de  Pooten  donker-rood 
Hoofd-1'  en  de  Rug  Aschgraauw,  het  Agterlyf  Hart- 
stuk.   vormig  met  drie  kleine  zwarte  Stipjes  daar  op. 
De  grootte  is  als  die  van  een  Weegluis.  Zy 
booren  zelden  met  den  Kop  in  de  Huid:  want 
zy  zuigen  'er  maar  nu  en  dan  Bloed  uit,  en 
loozende  Vuiligheden,  die  daar  uit  voortko- 
men ,  van  agteren ,  waardoor  de  Wol  groen 
gekleurd  en  grootelyks  bedorven  wordt;  de- 
wyl  men  'er  die  Smet  naauwlyks  met  heete 
Loog ,  veel  min  met  koud  Water ,  uit  kan  kry- 
gen.   Voeg  hier  by ,  dat  zy  wel  een  Jaar  lee- 
vend  blyven  in  de  afgefchooren  Vagten  der 
Schaapen.   Dit  Ongediert  wordt,  op  Oeland, 
ïn  Sweeden  ,  Fefting  genoemd  ,  onthoudende 
zig  op  de  Runders  en  Honden,  in  deBosfchen, 
zegt  LiNNifcus. 
schaapen»    Zodanige  Schaaps-Tekken ,  als  deeze  ,  my 
^uis4      nog  niet  ter  hand  gekomen  zynde ,  heb  ik  hec 
jw£ a/  niet  ongevoeglyk  geoordeeld ,  den  Leezer  hiel- 
de afbeelding  onder  *%  oog  te  brengen,  van  de 
gewoone  Schaapen-Luis,in  \  voorgaande  Stuk 
befchreeven  *:  want  nergens  vind  ik  dezelve  by 
xilstuk.  vergrooting,  en  zelfs,  niét  dan  by  FRiscH,gantsch 
u*^*20' onvoldoende  afgebeeld,  die  het  ook  zwart- 

enz» 

blaauwe  Luizen  noemt ,  dat  niet  altoos  plaats 
heeft :  ten  minfte  die  van  onze  afbeelding ,  op 
Plaat  C.  fig.  a.  was  veeleer  roodagtig  graauw 
of  Tegelrood ,  met  een  zeer  aartige  Tekening, 
van  roode  Ruitjes  op  't  midden,  en  blaauwe 

Strie* 


I»    E      M    Y    T    E  H< 


Striemen  aan  de  kanten  van  het  Lyf,  die ,  gelyk 
het  geheele  Voorwerp  ,  in  langte  ongevaar  vier  ^y*| 
of  vyfmaal  vergroot,  hier  zeer  natuurlyk  zyn  Hoofd- 
afgebeeld»   De  Voetzool  of  het  onderfle  der  STUK* 
Pooten  ,  waaraan  de  Klaauwtjes  zyn  ,  alleen  , 
was  zwartagtig  blaauw ,  en  van  de  zonderlinge 
gedaante  des  Zuigers, die  aan  't  end  dubbeld  is9 
als  ook  van  de  geheele  Geftalte,  kan  men  ge- 
noegzaam uit  de  afbeelding  oordeelen  Alleen- 
lyk  moet  ik  'er  nog  by  voegen  5  dat  het  wel  waar 
is,  gelyk  Frisch  zegt,  dat  het  Lyf  bezet  zy 
met  Haairtjes ,  doch  dat  het  Infekt  bovendien , 
over  't  geheel ,  zig  als  Sagrynagtig  voordoet , 
en  ongemeen  dik  of  rond  is  van  Lyf. 


(4)  My t ,  die  ovaal  is  en  Roestkleurig ,  van  ag-  rv. 

Indui 
India 
fche. 


teren  een  ovaale  zwarte  Vlakhebbende.  i^^nm 


Deeze ,  in  de  Indien  zeer  gemeen ,  is  langer 
dan  de  voorgaande  Soort. 

O}  Myt ,  die  dwars  •  ovaal  is  en  roodagtig9  v: 
hebbende  het  Schildje  en  de  Knietjes  dernu$ 
Pooten  witagtig. 

Bosch* 

Zeer  omftandig  geeft  ons  de  Heer  Kalm  de  Luis. 
befchryving  van  dit  Infekt,  het  welk  een  011- 
gemeene  Plaag  is  voor  de  genen  die  door  de 

Bos- 

f4)  Actrus  ovalis  ferrugineus ,  macuU  bafeos  ovatd  atra* 
Sy/l.  Nat.  XII. 

(5)  Ac  ar  obovatus  rubicundus*  Scutello  GewcuUsque  ?ۥ 
tfum  albi&s.  Kalm.  Aïï%  Stoc^  1754, 

I.  D£EL,  XIII.  STVK«  H  2 


Il6  Beschryvikg  van 


fc  V.  fchen  van  Noord- Amerika  reizen,  wordende 
Afdeel.  .       .  •  m 

Lxxvai.  aldaar  van  de  S  weeden ,  m  Penfyl  vanie  en  Nieuw 

^t°!cD"  Jerfey  *  skogs-Lus,  dat  is  Boschluis  ,  van  de  En* 

B&kMu  gelfchen  Tiks  of  Seed-Tiks3  dat  is  Tekken  ,  en 

van  de  Hollanders,  by  Albany  ,  Houtluis  of 

Woudluis  getyteld.    „  Men  vindtze  ,  zegt 

die  Heer,  zeer  menigvuldig  in  de  Bosfchen, 
„  zo  van  Nieuw  Jerfey  als  Penfyl  vanie,  doch  , 

hoe  verder  men  Noordwaards  komt,  hoe 
„  minder,  evenwel  werden  wy  'er  indeWoe- 

ftenyën ,  tusfchen  de  Engelfehe  Volkplantin- 

gen  en  Kanada,  grootelyks  mede  geplaagd. 
,,  Men  wierdtze  zelfs  gewaar  ,  terwyl  men 
„  door  de  Bosfchen  ging ;  maar  inzonderheid, 
„  zo  dra  men  zig  op  het  Aardryk  ,  op  den 
„  wortel  van  een  Boom,  of  op  een  omgeval- 

len  Boom ,  nederzette  ;  zo  dat  een  ruste  , 
3,  die  ongeftoord  eenigen  tyd  duurde,  iets  zeld* 
,,  zaams  vvas.    Een  ontelbaare  menigte  van 

deeze  Houtluizen,  Muggen  en  ander  Onge- 
3,  dier  t,  was  gereed  om  ons  te  plaagen ,  als  wy, 
„  om  zo  te  fpreeken ,  maar  een  Schreede  voort- 
ij gingen  in  die  uitgeltrekte  Wildernisfen ; 
3,  doch  voornaamelyk  des  nagts. 

„  De  grootte  van  dit  Ongediert  is  verfchil- 
„  lende.  Veelen  zyn  zo  klein  ,  dat  menze 
3,  naauwlyks  zien,  'k  laat  flaan  vangen  kan  : 
3,  anderen  worden ,  wanneer  zy  zig  vol  Bloed 
99  gezoogen  hebben ,  zo  dik  als  het  end  van  een 
3)  Vinger  ;  doch  de  gewoone  langte  is  een 
p>  twaalfde  Dumpende  breedte,  in  het  mid- 

„  de» 


D    E      M    Y    T    E    N*  117 


3,  den ,  iets  minder.  Het  Lyf  is  een  weinig  j^F^Et- 
„  langwerpig  rond;  dun  en  platagtig ;  van  bo-  lxxviii! 
5,  ven  glad  en  effen,  aan  den  rand,  in  fommi-  HooFD- 

STUK 

3,  gen,  als  gegolfd.  Zyhebhen  een  glinflerend  Bofihluis. 

3,  donkerroode Kleur,  en  een  klein  wit  Vlakje 

5,  op  't  midden  van  de  Rug,  dat  egter  niet  al- 

„  gemeen  is.   De  Kop  is  zeer  klein  ,  met 

„  Draadswyze  Sprieten  en  Snuitje,  die  zig  als 

„  famengevoegd  vertoonen  ,  maakende  met 

„  het  onderfte  des  Lighaams  een  zeer  ftompen 

5,  hoek.   De  Sprieten  zyn  dikker  aan  't  end  , 

„  en  even  lang  als  het  Snuitje ,  dat  naauwlyks 

,„  een  vierde  der  langte  van  het  Lyf  heeft. 

„  Het  Borstftuk  ontbreekt  t'eenemaal  De 

Sprieten  doen  byna  gelyken  dienst  aan  het 
3,  Infekt  als  de  Snuit  :   want ,  wanneer  het 

met  de  Snuit  in  de  Huid  van  een  Dier 
3,  boort,  zo  volgen  de  Sprieten  digt  daar  aan. 

Het  heeft  agt  Pooten,  die  bleekrood,  on- 
„  gehaaird,glad,  glinfterende,  met  zeer  kleine 
„  witte  Klaauwtjes  aan  het  end  gewapend 

zyn  (t). 

„  De  meeften  van  deeze  Infekten  onthouden 
,,  zig  in  het  Gras  en  aan  de  Gewasfen  in  de 
3>  Bosfchen,  inzonderheid  onder  het  afgevallen 
„  Loof  van  het  voorgaande  Jaar,  dat  'er,  zo 

„  wel 

(*)  Hoe  kan  Linneus  dan  onder  de  Kenmerken  ftellen, 
Scutello  albido  ?  Want  Scuttllum  kan  hier  immers  niets  j  dan  het 
Borstfchild  betekenen  ,  en  Kalm  zegt  duidelyk :  tusfehen  Kop 
en  Lyf  vertoont  zig  geen  Borst, 

ft)  Zyn  dit  ook  de  Cenicula  Pedum  ,  die  het  Infekt  Wit* 
a<mg  heeft? 

I.  D£EL,  XIII.  STWK.  H  3 


Il8     Beschryving  van 


V.     „  wel  als  't  Gras,  dikwils  geheel  vol  van  zit*  Op 
Afdeel.      Akkers  ,  Veldenf  en  Weiden,  vindt  menze 
Hoofd-      niet,  Zy  komen  in  't  Voorjaar,  zo  dra  de 
frjütèi  »  Sneeuw  verdweenen  is,  te  voorfchyn,  en 
*  „  blyven  tot  in  't  midden  van  den  Zomer  ; 
5,  maar  in  de  Herfst  wierd  ik  'er  niet  één  ge- 
,  waar ,  hoe  veel  ik  ook  in  de  Bosfchen  liep# 
„  Eerst  kruipen  zy  op  de  Kleederen,  en  dan 
„  aan  't  Lyf ,  alvyaar  zy  onmiddelyk  de  Snuit 
indeeken,  zonder  dat  men  't  gewaarwordt, 
voordat  zy  reeds  zo  diep  ingeboord  zyn ,  dat 
men  ze  niet  zonder  gevaar  weg  kan  krygen. 
v         ,,  Want ,  als  menze  afrukt ,  blyft  gemeenlyk  de 
Snuit  met  den  Kop  zitten,  en  dit  veroorzaakt 
niet  alleen  een  leelyken  Stank  ,  maar  een 
3,  fchrikkelyke  Jeukt,  en  door  krabben  komen 
'er  Zweeren,  die  fomtyds  diep  invreeten. 
„  Ik  heb  Menfchen  gezien,  die,  alleen  door 
3,  het  afrukken  van  deeze  Bosch-Luizen,  een 
„  Gezwel  hebben  gekreegen  ,  dat  in  't  eerst 
35  fiark  etterde ,  eu  eindelyk  zo  diep  gewor- 
„  den  is,  dat  men  het  voorfte  Lid  van  den 
„  Duim  in  het  Gat  kon  leggen  ,  het  welk  een 
35  goede  Vingerbreedte  diep  was.  Gemeenlyk 
9>  komt  altoos,  daar  zy  den  Kop  hebben  inge- 
boord of  Bloed  gezoogen ,  een  hard  Knob- 
beitje,  zo  groot  als  een  groene  Erwt  of 
nog  grooter;  blyvende  dikwils  zes  Weeken, 
5,  eer  het  verdwyne  Wanneer  men  twee  Da* 
3,  gen  in  de  Bosfchen  gereisd  hadt  %  was  het 
Lyf  zo  vol  van  deeze  Knobbeltjes,  waar 


r>  e     M  v  t  1  N- 


119 


van  het  eene  pynlyk  was ,  het  andere  Jeuk-  V. 

Afdeel. 

5  te;  dat  men  naauwlyks  wist,  waar  men  zigLxxviu- 
„  zou  krabben".  Hoofd- 
*fl  Dit  Ongediert  is  byster  laftig,  wanneer 
„  het  in  de  Oorenkomt,  daar  het  naauwlyks 
^  uit  te  krygen  is,  en  die  daar  door  fomtyds 
„  een  Vuist  groot  opzwellen ,  met  een  fchrik- 
0,  kelyke  Pyn.    Zy  kruipen  zeer  langzaam  ea 

plaagen  niet  alleen  de  Menfchen ,  maar  ook 

allerley  Dieren,  Het  Lyf  der  Paarden  is 
^  'er,  aan  den  Buik,  fomwylen  geheel  mede 
„  bedekt,  en  men  verliest  'er  die  in  de  Engel- 
„  fche  Volkplantingen  wel  door ;  aangezien  zy 
„  de  Beeften  geheel  uitmergelen  ,  en  dus  al 
£  kwynende,  met  veel  Pyn,  doen  fterven.Zy 
„  zyn  zeer  taay:  men  kanze  met  de  Nagelen 
„  naauwlyks  te  pletteren  drukken.  Onder  het 
„  Bloedzuigen  zwellen  zy  allengs  uit,  en  ein- 
„  delyk,  zig  vol  gezoopen  hebbende,  vallen 
„  zy  van  zelf  af.  Zulke  twee  Boschluizen  in 
„  een  Bakje  gedaan  hebbende,  daar  de  eene  op 
3>  de  Rug  lag  ,  bleeven  zy  langer  dan  een 

een  Maand  in  't  leven,  en  hadden  middeler- 
5>  wyl  een  groote  menigte  yan  Ey tjes  gelegd , 
„  die  zeer  klein,  rond  en  glinfterend  bruin 

waren.  Geen  voldoende  Middelen  fchy- 
„  nen  'er  nog  ontdekt  te  zyn  tot  voorbehoe- 

ding  tegen  of  tot  verdryving  van  dit  leelyk 
„  Ongediert".   Het  gene  de  Heer  Kalm  best 
bevondt,  was  zulk  een  Luis,  wanneer  zy 
de  Snuit  reeds  ingeboord  hadt  ia  zyne  Huid, 
i,  deel,  xhh  stuk.         H  4  met 


120         BESCHR  YV1NC      V  AN 


.  v-     niet  een  Koorntangetje  te  vatten  en  afteruk- 

A  FT)  FEL. 

rxxv  i' ken  ?  haaiende  dan  aanflonds,  het  geen  'er 
Hoofd-  van  zitten  bleef  ,  ook  uit.   Dikwils  hadden 

STUK.  .  •  1  m 

Bojwiuh.  ZY  zlg  20  va9t  mgebeeten  ,  dat  met  haar 
Snuit  tevens  een  Stukje  Vel  mede  afgerukt 
werdt. 

Alle  oude  Perfoonen  verzekerden  hem  een* 
Itemmig,  dat  men  in  voorige  tyden,  (vyftig 
of  zestig  Jaaren ,  naamelyk ,  geleeden  ,  j  in 
Nieuw  Jerfey  en  Penfylvanie  niets  geweten 
had  van  deeze  Boschluizen ,  die  'er  met  eenc 
Kudde  Vee,  uit  Maryland,  in  het  begin  dee- 
zer  Eeuw  zouden  overgebragc  zyn.   Men  hadc 
voorheen  in  gebruik  gehad  ,  alle  Voorjaaren 
het  afgevallen  Loof ,  in  de  Bosfchen  ,  in  brand 
te  1  teeken ;  waar  door  wel  dit  Gebroedzel  ver- 
nield, maar  tevens  aan  het  jong  Boomgewas 
zo  veel  nadeel  toegebragt  werdt,  dat  de  Re- 
geering dit  in  brand  fteeken  goedvond  te  ver-? 
bieden.    Zulks  is  waarfchynlyk  de  reden,  dat 
het  gedagte  Ongediert  zig  aldaar ,  in  de  laatfte 
Jaaren  >  zo  fterk  vermenigvuldigd  heeft ,  tot 
groot  nadeel  der  Ingezetenen ,  die  in  de  Zomer, 
wanneer  door  de  fterke  Hitte  al  het  Gras  op  'e 
open  Veld  uitdroogt,  geen  ander  middel  heb- 
ben om  de  Beeften  in  't  leven  te  behouden  , 
dan  dezclven  in  de  Bosfchen  te  laaten  loo- 
pen. 

Men  ziet  hier  uit,  zegt  de  Heer  Kalm* 
eensdeels,  het  geluk  der  Landlieden  in  Euro- 
pa, daar  men,  zelfs  ia  de  Noordelyke  deelen, 

01; 


DE      M    Y    T    E    N.  121 


ongeftoord  door  de  Bosfchen  kan  reizen  >  en  ,  V. 
andersdeels,  hoe  klein  een  Ongedierte,  met  deAFDEEL 

-L.XXVIII. 

toelaating  van  den  Almagtigen  Beftuurder  derHooFn-* 
Ondermaanfche  Zaaken ,  een  fchrikkelyke  Land-  STÜK# 
plaag  kan  worden. 

£6)  Myt,  die  bet  Agterlyf  van  agteren  gekar-  Saf^l] 
teld  )  het  Schildje  ovaal  en  eemgermaatef«z*s. 
Oranjekleurig)  den  Staart  in  drieën  ^r-g^edzul" 
deeld  heeft. 

Of  deeze,  die  de  Jatebucu  der  Brafiliaanen 
kon  zyn ,  meer  den  nevensgaande  bynaam  ver- 
dient dan  de  voorgaande ,  zou  men  5  met  reden* 
mogen  twyfelen.  Zy  heeft  de  Voorpooten  , 
digt  aan  het  Lyf ,  met  korte  Spooren,  volgens 
de  Waarneeming  van  Rolander,  die  deeze 
Soort  in  Zuid-Amerika  ontdekt  heeft  3  verfchil- 
lende  van  de  Patattes-Luizen  meer  in  gedaante 
dan  in  eigenfchap.  Zy  zuigt  het  Bloed  uit  de 
Beenen  van  Menfchen,  die  in  \  Land  gaan 
wandelen,  en  kan  daar  naauwlyks  uitgetrok^ 
ken  worden. 

(7)  Myt3  die  Klootagtig  Eyrond  is,  meteen  nh 
ronde  Vlak  van  agteren  en  de  Sprieten^™^ 

geknodsU  Hondsluis. 

Dee- 

(6)  Aatrus  Abdomine  poftice  crenato ,  Scutello  ovato  fob- 
fulvot  Roftro  tripartito.  Syjï*  Nat.  XII.  Jatebucu,  AUrcgr. 
£raf.  245. 

(7)  Acarus  globofo  *  ovatus ,  macuJ4  baieos  rotunda ,  Anten, 
clavatis.  Faun.  Suec.  1967.  Scö*.  Carn.   1057.  AL$R. 

Jnf.  55o.  lUj.  /«Aio.  FRISCH.  Inf.  V.  T. 
Ié  ÖEEl-,  XIII  STUK*  H  J 


122      BESCHRYVING  VAN 

V.       Deeze  Soort  van  Tek^en,  die  men  in  Swee- 
lxxviii.  den  Flott  noemt,  is  by  de  Ouden  bekend  ge- 
Hoofd-  weest  onder  den  naam  van  Ricinus  y  wordende 
STUi5-    by  de  Gn$kzpKroton  geheten,  volgens  Aldro. 
vandüs.   Zy  wisten,  naamelyk,  dat  dit  Dier 
de  eigenfchap  der  Bloedzuigeren  hadt;  doch 
zy  dwaalde*  daarin ,  dat  zy  meenden ,  dat  het 
.  -  geen  opening  had  tot  ontlasting  van  het  inge- 
zoogen  Bloed ,  en  dus ,  zig  vol  gezoopen  heb- 
bende ,  zonder  Voortteeling  moest  fterven. 
De  af  beelding,  immers,  en  befchryving  van 
zulk  een  Infekt,  door  ons  elders  gegeven 
toont  het  tegendeel.   Men  vindtze  op  de  Hon- 
den meest,  doch  ook  op  het  Rundvee  en  de 
Schaapen,  in  ons  Wereldsdeel.   Men  agt,dat 
zy  deeze  leelyke  Infekten  uit  de  Bosfchen  be- 
komen ,  en  dus  zou  het  in  aart ,  misfehien 
niet  veel  van  de  gedag  te  Amerikaanfche  ver- 
fchillen. 

Op  een  van  myne  doode  Westindifche  ge- 
vlakte Adderflangen  ,  heb  ik  e^n  dergelyk  In- 
fekt  vinden  zitten ,  't  welk  volkomen  naar  een 
Blaasje  geleek,  ter  grootte  van  een  kleine  Erwt, 
en  zig  niet ,  dan  toen  ik  het  'er  uitgefneeden  had, 
in  zyn  waare  Geftalte  vertoonde.  De  Kleur 
was  bruin ,  en  dus  zou  het  met  de  gedagte  A- 
merikaanfche  Boschluizen  meer  overeenkomst 
fchynen  te  hebben  dan  met  onze  Tekken,  die 

geel- 


(*)  Zie  het  IX.  DF.FL  iler  Ultgczogte  Verhandelingen , 
feladz.  348.  Plaat  LX*  Fig.  5-7« 


DE      M    Y    T    E    N*  123 


agtig  wit  zyn;  indien  dezelven  niet,  door  het  ^ÏL^ 
inzuigen  van  Bloed  opzwellende,  ook  derge-Lxxvm.' 
lykc  Kleur  verkreegen.    Doktor  Scopoli  geeft  Hoofd- 
ook  een  Roestagtig  bruine  Kleur  aan  de  Eu- 
ropifche  Tekken  i  en  zegt  dat  de  Leedjes  van 
derzei  ver  Pooten  ruig  zyn.    Indien  Linnjrus 
door  gcknodfte  Sprieten  die  Deelen  meent 
welke  in  gedagte  afbeelding  met  de  Letteren 
a  a  zyn  aangeweezen  ;  zo  is  deeze  benaaming 
wat  oneigen. 

Op  een  Zee-Schildpad  heeft  de  voorgemelde 
Italiaanfche  Heer  een  Tek  gevonden,  die  inde 
agtérfte  deelen  van  dat  Dier  5  op  dergelyke 
wyze ,  vast  zat ,  als  de  gewoone  Tekken  aan 
of  omtrent  de  Ooren  der  Honden.  Dezelve 
hadt  het  Lyf  Eyrond  en  bruin ;  met  een  O- 
ranjekleurigen  rand ;  van  agteren  geftreept,  met 
agt  Streepjes ,  onder  met  een  Stip  getekend.  De 
grootte  was  omtrent  als  die  van  een  gewoone 
Weegluis  (*> 

(8)  Myt,  die  de  Pooten  van  bet  Hveede  Paar  vut. 
zeer  dik  heeft.  Crasfipes. 

In  fommige  Tuinen  van  S weeden  is  dit 
Infekt  gemeen ,  onthoudende  zig  op  de  Aarde , 
loopende  heen  weer ,  en  men  vindt  'er  dikwils 
verfcheidene  by  een.  De  grootte  is  als  een 
kleine  Vloo  :  de  Kleur  Kastanjebruin.  Het 

heeft 

(*)  EntomoL  Carnlolka*  p.  387. 

(8)  Acarui  Pedibus    Iccujidajciis  Crasfïslïmis,  Faunt  Sust 
1.  Deel,  XIII.  Stuk. 


I2|  Beschryvinc  van 


V.  heeft  de  Dyën  van  het  tweede  Paar  monftreus 
jlxxviu!  dik  enSchaaragtig  ,  doch  dun  uitloopende  gelyk 
Hoofd-  de  anderen:  hetwelk  diePooten  zeer  wanftal- 

STUK. 

9  tig  maakt ,  welken  het  om  te  vatten  of  te  gry- 
pen  ,  en  geenzins  om  te  loopen  gebruikt ;  zyn- 
de  het  end  van  de  Schaar ,  ten  dien  einde,  buig- 
zaam» 

tx.  m  (</)  Myt  5  die  het  Bomftuk  kruiswyz'  boekig9 
toni!'*'*  de  Pooien  genageld  en  langer  heeft  don 

Vledermui-  ]M  Lyf 

*  Ik  begryp  niet,  hoe  men  de  af  beelding  en 
befchryving  van  de  Vledermuizen-Luis,  door 
Frisch  ,  overeen  zou  kunnen  brengen  met  dee- 
ze  Kenmerken :  want ,  volgens  dien  Autheur  % 
zo  wel  als  volgens  Doktor  Scopoli,  heeft  de- 
zelve het  Lyf  rondagtig,  op  de  Rug  als  met 
Bloemen- Werk  getekend,  waarvan  het  Stam- 
metje in  het  Snuitje  uitloopt  ,  zonder  eenig 
blyk  van  Borstftuk.  Bovendien  zyn  de  Poa- 
ten  aan  't  end  ftomp ,  en  ieder  als  met  een 
Zuiger  voorzien,  geenszins  genageld,  maar 
volmaakt  gelykende  naar  de  afbeelding  en  be- 
fchryving, welke  de  Heer  Baker  van  de  Luis 
•van  den  Vledermuis  heeft  aan  't  licht  gegeven 
(*).  Deeze  Heer  merkt  aan,  dat  de  Vle- 

dei> 

f9)  Acarus  Thoraee  angulato  »  emeïato,  Pedibus  ungurculatis 
Corpore  longioribus.  Faun,  Suec,  1941.  fubPediculo.  Acarus 
Vefpertilionis.  Scop  Carn.  1053.  FRIsCH.  Inf.  VU.  T*  7- 

(*)  Nuttig  gtbruik  vak  't  Mihrosfaop.  Anafterd.  175*.  Pl. 
XV.  p.  418. 


DE      M    Y    T    E    N.  125 


dermuizen-Luis  de  eigenfchap  heeft,  om  deA  v* 
Pooten  agterover  te  flaan,  en  dus,  met  den  lxxviie! 
Buik  om  hoog,  als  op  de  Rug, te  kunnen loo- Hoofd- 
pen.    Ook  fchynt  Frisch  iets  daar  van  waar- STUK% 
genomen  te  hebben  :  want ,  als  zy  moede  wor- 
den, zegt  hy ,  rekken  zy  de  voorde  Voel -Poo- 
ten in  de  hoogte.    Men  moetze  niet  in  'tHaair 
zoeken ,  maar  aan  de  Wieken  der  Vledermui- 
zen. 

(10)  Myt,  met  de  Dyën*  van  het  derde  Paar,  n 

,     '  Pttferinusi 

wtermaate  dik*  vinkea- 

Luis. 

De  afbeelding  van  deeze,  onder  den  naam 
van  Spreeuwen- Vloo  ,  door  Redi  ,  welke 
LiNNiEüs  zo  flegt  oordeelt,  is  inderdaad  veel 
overeenkomftiger  met  die,  waarvan  de  Geer. 
de- afbeelding  gegeven  heeft,  dan  wederom 
die  van  Baker,  welke  op  deeze  Soort  thans 
aangehaald  wordt;  hoewel  Linn^us  haar  niet 
gezien  hadt.  Dat  Luisje,  't  welk  de  gedagte 
Kenmerken  heeft,  is  door  den  Sweedfchen 
Kamerheer  gevonden  op  een  Vink  en  zeer  dui- 
delyk ,  by  ongemeen  fterke  vergrooting ,  afge- 
beeld ,  terwyl  het ,  op  't  bloote  Oog  ,  naauw- 
lyks  zo  groot  was  als  een  Stipje,  Debefchry. 
ving  en  afbeelding  van  dit  monftreufe  Infekc  3 

uit 

fio)  Acarus  Femoribus  rertiis  crasfïsfimts,  Fstun.Suec.  1970+ 
De  Geer  A3.  Stock.  174.0.?  ssï.T.  i.  f.  2.  rfd  J^'v.Tab. 
II. f. 4  Acarus  Vefperti/ionis-  Gfoffr.  Par.lhj>.  627*  PedL 
culus  Vefpertilionis  Baker.  Merefc.  T.  i£, 

2,  DEEL.  Xllh  STUK» 


125    Beschryving  van 


V.  uk  de  Stokholmfe  Verhandelingen  ontleend,  is 
ixwru  thans  *n  43  Nederduitfch  uitgegeven. 

'stuk!      00  Myt,  die  de  worjie  Pooten  zeer  lang  en  in 
xr.  gedmirige  beweeging  heeft. 

Jlfotato» 

rius.  Op  de  Paddeftoelen  ,  en  overzulks  op  Scha- 
poot.  duwagtige  plaatfen  ,  komt  dit  Diertje  voor  , 
het  welk  de  grootte  maar  van  een  Neet  heeft , 
zynde  witagtig  geel  van  Kleur  ,  en  hebbende 
de  voorfle  Pooten  langer  dan  de  anderen ,  van  ge- 
daante als  Voelers  of  Sprieten ,  die  het  onder 
*t  loopen  geduurig  beweegt.  Men  mag  deeze 
dan,  teregt,  Voelpooten  noemen, gelykFiuscH 
die  van  de  Luis  der  Vledermuizen. 

Op  de  blaauwe  Meezen  is ,  in  Italië  ,  een 
Myt  gevonden,  die,  integendeel,  de  Agter- 
lte  pooten  veel  langer  dan  de  anderen  hadt ,  en 
het  voorfle  deel  des  Lyfs  byna  vierkant ,  wor- 
dende, deswegen,  Springhaan-Myc  getyteld. 
Op  deKraaijen,  wederom,  werdc  'er  een  ge- 
vonden, met  het  Lyf  van  agteren  tweehoor- 
nig,  en  niet  grooter  dan  een  Stofje  Snuiftabak. 
Op  de  Spechten,  Lysters,  enz.  wederom  an- 
deren (*) ,  die ,  't  zy  men  ze  Luisjes  noemen 
wil  ofMyten,  wel  waardig  te  onderzoeken  zyn* 
en ,  wegens  haare  kleinte,  zeer  fraaije  Voorwer* 
pen  voor  't  Mikroskoop  uitleveren. 

00  *&*m  Pedibus  primis  longisfimis  motatoriïs,  laur^ 
Sutc.  1971* 

(*J  Entam.  CarrMU  p. 


DE       M    Y    T    E    N.  127 


O)  Myt,  die  de  twee  voorfie  Poolen  langer  Af]JE]U 
en  niettemin  tot  kopen  dienfilg ,  het  lxxviii/ 
Agteviyf  van  agtcren  tweeloornig  heeft.  ^°°FD* 

Aan  de  Stammen  der  Pynboomen,  in  Swee- 
den,  is  deeze  Soort  gevonden,  die  klein  is  en^-  f  . 

*        \   h  Plantlms- 

rood,  hebbende  aan  het  Agterlyf  twee  Hoorn- agtige. 
tjes.,  als  de  Plantluizen, 

O  3)  Myt,  die  zwart  is,  aan  de  zy den  met  coklf- 

een  foort  van  zwarte  Dekfchilden*  tratus.^ 
J  J  Tor-agtige. 

Onder  Steenen  is  deeze  door  den  Heer 
Kalm  waargenomen  ,  zynde  naauwlyks  zo 
groot  als  Papaver-Zaad,  en,  door  't  Mikros- 
koop  gezien ,  van  een  zonderlinge  gedaante» 

(143  Myt,  die  doorfchynend  roodagtig  is ,  met  xiw 
eene  bruine  Flah^  wederzyds,  aan  H  ^g-s^dcz* 
terlyf. 

Deeze  Soort  is  zo  wel  in  S weeden,  als  door 
Doktor  Scopoli  in  Karniolie ,  en  door  Geof- 
fro  ï  omftreeks  Parys,  waargenomen.  De  laat- 
fte  geeft  'cr  zelfs  den  zwierigen  naam  van 

Herfst- 

(ïi)  Acarus  Pedibus  primïs  longïoribus  curforüs,  Abdomi- 

11e  poftice  bicorni.  Faun.  Suec.  1972. 

(1$)  Acarus  ater,lateribus  nigro  fubcoleoptratis»  R  Su*c,  1975, 
( 14)  Acarus  rubicundo  hyalinus  ,    Abdomine  utnrnque 

macula  fufca    Faun    Suec.  1212,  1196.  SCoP.  Carn,  1075. 

Acarus  fufcus   Autumnalis  textor»  GBOïTRt  Paris»  Ih 

Ó2Ó* 

h  DEEL»  XIII.  STUItU 


128       BSSCHR  YVING  VAN 


V.    Herfstiveever  (*)  aan  ,  en  meent  dac  die  Draa- 
txxruj.'  den  >  welken  men  in  de  Herfst  door  de  Lugt 
Hoofd-  zjet  vliegen  of  ook  de  Velden  bedekken  ,  het 
bTVK*    werk  van  deeze  Myten  zyn    en  niet  van 
Spinnekoppen.   Het  Gemeen,  zégt  hy,  nóemt 
**  Fvierfe  dezelven  Draaden  van  de  Maagd  * ,  dat  is  ,  zó 
ik  denk,  vari  de  Lieve  Vrouw,    't  Is  buiten 
twyfel  dat  gene,  't  welk  men  in  Engeland 
Gosfamer  noemt ,  en  fchadelyk  voor  het  Vee 
zou  zyn  ,  maakende,  inzonderheid,  de  Schaa* 
pen  of  Lammeren  ongans.   Dat  woord  wordt 
van  Gosfypium ,  't  welk  Katoen  is ,  afgeleid , 
en  gedagte  Draaden ,  waarvan  men  geheele 
dodjes  kan  verzamelen  ,  zyn^  inderdaad,  Ka- 
toenagtig  „  Men  vindt ,  zegt  hy ,  in  de  Herfst 
3,  dikwlls  de  Bast  der  Boomen,  voornaame- 
3,  lyk  aan  den  Noordzyde  van  den  Stam ,  be- 
5,  dekt  met  fyne  Draadjes  ,   die  denzei  ven 
3,  glad  en  glinfterend  maaken.    Deeze  Web- 
ben,  dié  van  zulke  kleine  Infekten  krie. 
len  en  het  wérk  derzelven  zyn  ,  worden 
dikwils  door  dén  Wind  in  de  Lugt  weg- 
5,  gevoerd ,  en  men  zietze  in  groote  veelheid 
nedervallen  op  de  Velden  en  Tuinen.  On- 
„  der  alle  Myten  is  'er  geene,  die  Draadea 
5,  fpint,  dan  deeze". 
Herfst       De  ongemeene  kleinheid  van  deeze  Infek- 
©raaden.  ten3  die  met  het  bloots  Oog  naauwlyks  zigt- 

baar 

(*)  Le  tisferand  d'Automne.  H*Jl,  des  Inf.  env<  ?*rh% 
T  •  M.  II.  p.  6*6* 


DE      M    Y    T    E    N,  tig 


baarzyn,  kan  gelegenheid  hebben  gegeven,  V. 
omze  voor  vliegende  Sphme!:opjesa.ax\  te  zien ;  ge-  (^f^ 
lyk  Lister  van  de  zodanigen,  door  hem  waar-  EIoofd- 
genomen,  aan  Ray  fchreef:  berigtende-dat  hysTUK' 
die  Webben  zelfs ,  op  een  zeer  hoogen  Tooren 
zynde  in  't  Graaf fchap  York,  boven  hem  inde 
Lugt  had  zien  vliegen.    Onder  aan  de  Bladen 
der  Lindeboomen  en  aan  die  van  andere  Plan- 
ten, ziet  men,  in  de  Herfst,  dergelyk  Spinzel 
menigvuldig:  het  welk  in  de  Winterhuizen  tot 
groot  nadeel  van  de  Planten  ftrèkt ,  die  'er  fom- 
tyds  door  verflikken  en  verflenzen ,  zegt  Lin- 

(15)  Myt,  die  de  zyden  eenigermaate  kwabbig,  u  x\\ 
de  vier  agterjie  Poolen  zeer  lang^  de^myU 
Dyën  en  Kop  Roestkleurig  en  het  Agtet* 
lyf  met  BorJleVg  Haair  bezet  heeft. 

Iemand,  die  ooit  de  Kaasmyt,  welke  de  ge- 
woonfte  en  gemakkelyk  te  bekomen  is ;  meteen 
Mikroskoop  befchouwd,  of  de  af  beeldingen  9 
welken  'er  van  aan  't  licht  gegeven  zyn  ,  ge- 
zien 

(15)  Acarus  lateribus  fublobatis  ,  Pedïbus  quatuor  pofticis 
Jongisiimis  ,  Femoribus  ,  Capiteque  ferrugineis,  Abdomine 
Setofo.  Faun*  Suec,  1975» 


Far'nas» 

Blank.  /«/Tab,  XIV,  fig.  A,B«' 
Lederm.  Mkr.  63  T.  33.  f*  2. 
UONANN.  Mïcr*  f*  112. 

Leeuw.  Epift  77,  t  3  70.  f.9,10* 
RlviN.  Prur.  i3.  f.  D  L. 
E.N.CDec,  2.  Ann.10.  App.34, 


Scabiei. 
Schenk-  Ohf.  676, 

BoNANN    'Mier.  £g,  1  T3«[ 
ALL^N  Comp.  X'.  §  8* 
A&.  Angüc.  N.  283* 
RiviN  Prur-  18.  f.  A,  B. 
AÜ.  Lipf*  IÓ32,  p.  319, 


U  Deel.  XUI.  Stuk,  I 


130     BESCHR  YVING      Y  A  11 


V.     zien  heeft  ,  zal  niet  kunnen  nalaaten  zig  groo- 
lxxvm'  telyks  te  verwonderen ,  over  de  hier  opgege- 
Hoofd-  ven  Kenmerken  van  deeze  Soort,  die  in  alle 
STUK'     opzigcen  ,  byna ,  van  de  weezentlykheid  der 
zaak  verfchillen.    De  Kaasmyt ,  die  men  ook 
fomtyds  in  het  Meel  en  andere  eetbaare  Waa* 
ren  vindt  5  heeft  het  Lyf  van  agteren  dik  en 
rond,  naar  vooren  dunner  en  aan  den  Kop 
fpits  toeloopende ,  zonder  eenige  Kwabbigheid 
op  de  zyden.    Zy  heeft  agt  Pooten  ,  die  ruig 
en  byna  gelyk  van  langte  zyn.    De  Kleur  van 
het  Diertje  is  egaal  en  byna  doorfchynend  geel- 
agtig.   Het  eenigfte,  dat  met  de  opgegevene 
Kenmerken  overeenkomt,  is,  dat  zy  het  Lyf 
overal  bezet  heeft  met  lange  Haairborftels. 

Zodanige  Infekten  ,  voor  't  bloote  Oog 
naauwlyks  zigtbaar,  zyn  het,  die  men  in  on- 
ze Taal  Myten  of  de  Myt  ,  in  't  Fransch  Mi- 
tes9  Sirom  of  Ciron9  in  Italië  Ciro  of  Syro,  in  'ü 
Engelsch  Meat  of  Mite  ,  in  't  Hoogduitsch 
Mübe  noemt  ;  in  Sweeden  MabL  Dewyl  de 
voorde  Pooten  zeer  klein  en  digt  by  den  Kop 
zyn,  zo  hebben  fommigen,  naar 't  fchynt, maar 
zes  Pooten  aan  dezelven  waargenomen ;  gelyk 
dit  blykt  in  de  afbeelding  van  Ledermüller  y 
die  veele  Myten  van  het  Meel  van  Spelt,  by 
elkander  ,  vergroot  voorftelt:  want  het  zou 
zonderling  zyn  ,  dat  'er  een  zo  weezentlyk 
verfchil  plaats  had,  in  Diertjes,  anderzins  van 
denzelfden  aart  en  eenerley  Lighaamsgeftalce. 
Die  Autheur  5  wel  is  waar  >  erkent ,  dat  de 

My- 


n  E    M  v  *  e  n.  131 

Myten  van  de  Kaas  verfchillen  van  die  men  V. 
aan  Varkens-Blaazen  ,  in  Ryst  en  aan  de  A-  LXXviuJ 
mandelen  vindt;  doch  hëtverfchil  is  niet  groot  Hoofd- 
genoeg  ombyzondere  Soorten  ,  gelyk  hy  zegt, STUK* 
daar  van  te  maaken.  Het  eenigfte  verfchil  dat 
de  Engelfche  Heer  Power,  dieookagt  Pooten 
aan  de  Myt  geeft ,  met  die  van  Moutftof  en 
en  Haveren-Meelvondt,  was  dat  deezelaatften 
met  meer  en  langer  witte  Borftels  ,  voornaa- 
melyk  aan  't  agter-end,  bezet  waren,  en  wat 
vlugger  dan  die  van  de  Kaas.  Op  de  Vygen 
hadt  hy  'er,  wel  is  waar,  gevonden,  die  naar 
Torretjes  geleeken ,  alzo  zy  maar  zes  Pooten 
cn  twee  Voelers  aan  den  Kop ,  met  twee  lange 
Sprieten  daar  boven  hadden ;  doch  het  is  zeer 
bedenkelyk,  of  die  Voelers  ook  de  twee  voor- 
He  Pooten  en  de  Sprieten  Haairborflels  kunnen 
geweest  zyn,  welken  Leeuwenhoek,  op  fom* 
mige  Myten  der  Vygen,  veel  langer,  dan  op 
eenige  andere  Myt ,  heeft  waargenomen.  Zy 
waren  traager  en  logger,  zegt  Power,  dan  de 
Myten  van  het  Meel  en  hadden  geen  Borftels; 
hoewel  hy  ook  fommigen  op  de  Vygen  gezien 
hadt,  vol  van  witte  Borftels  en  van  gedaante 
als  die  in  Haveren-Meel.  Deeze  noemt  hy  de 
gewoone  Myt,  welke  hy  ook  gevonden  hadt 
in  Hooy,  in  het  Stof  dat  van  gedroogde  Wor- 
telen valt  3  enz»  (*). 

Groo* 

(*)  Microfcopkal  Obfervatlonu  Lond.  1664*  p.  1% 


!.  Deel.  xhi,  Stuk* 


133    Beschryvinc  va  N 


V.       Grootelyks  is  hiervan  in  gedaante  verfchit- 
Lxxvfn!  lende  dac  Diertje ,  het  welk  fomtyds  in  de 
Hoofd-  blaasjes  van  Schurft  of  ruidigheid  der  Huid 
9TU^*    gevonden  wordt,  en  veel  meer  overeenkomst 
schurft-    met  een  Platluis  heeft.   De  enkele  befchou- 

diertjes, 

wing  der  afbeelding  van  den  Italiaanfchen  Dok- 
tor Bonomus  ,  die  deeze  Schurftdiertjes  eerst 
fchynt  ontdekt  te  hebben,  door  BoNANNi,hier 
aangehaald  ,  welke  de  Heer  Baker,  in  zyn 
Werk  over  de  Mikroskoopen  ,  overgenomen 
heeft,  toont  dit  verfchil  genoegzaam  (■*).  Ook 
fchynt  het  tegenftrydig ,  dat  de  zelfde  Soort  van 
Jnfekten  in  't  eene  geval  geheel  droog  en  open, 
in  'ti  andere  geval  geheel  nat  en  beflooten ;  in 
't  eene  geval  troepswyze ,  in  't  andere  geval 
geheel  eenzaam  en  op  zig  zelf  alleen :  in  't  eene 
geval  zeer  week  van  zelfltandigheid ,  in  't  an- 
dere zo  Korftagtig  hard  zou  zyn,  dat  menze 
tusfchen  de  Nagels,  knippen  kon ,  gelykerwys 
de  Neeten  der  gewoone  Hoofdkazen:  hetwelk 
van  de  Schurftdiertjes  verhaald  wordt,  wel- 
ken Bonanni,  die  zekerlyk  een  goed  Waarnee- 
mer  was,  zegt,  met  zyn  eigen  Oogen  zodanig 
waargenomen  te  hebben ,  als  zy  door  Bono- 
mus, hier  boven  gemeld,  in  overeenkomst  met 
zyne  Figuur  113,  en  nagenoeg  met  die  van  Ba- 
ker, Fig.  2,  zyn  afgebeeld.  Indien  ook 
deeze  Schurftdiertjes  aan  't  Menfchelyk  Lig- 

haam 

(*)  Zie  het  Mikrosfoop  gëmtbfelyk  gtm&aku  Amfïcrd,  1744. 
Jlaat  zin.  Fig%  z  en  I%«  5. 


DE      M    Y    T    E    N.  133 

haam  kwamen  uit  Meel,  wanneer  eenig  Lig-  V. 
haamsdeel  met  hetzelve  beftooven  wordt  (*) ;  Lxxvm! 
zo  zou  die  haatelyke  eigenfchap  al  van  over-  Hoofd- 
lang  hetmisbruik,  van  de  Poeijer3  die  de  bloem  STÜK* 
en  dus  het  edelfte  van  't  gemalen  Koorn  en 
wel  van  de  Tarw  is,  zo  overdaadig  tot  enkele 
grootschheid  en  wellust  weg  te  fmy  ten  of  nut- 
teloos te  maaken,  uit  de  Mode  gebragt  hebben. 
Hoe  dikmaals,  immers,  gebeurt  het,  dat  men 
die  Poeijer  Jaar  en  Dag,  en  op  allerley  broei- 
jige  warme  plaatfen,  in  de  Doozen  laat,  zon- 
der dat  de  Dames  ooit ,  door  zig  het  Aange  * 
zigt,  den  Hals,  den  Boezem  of  de  Handen  te 
poeijeren ,  met  dit  zo  haaielyk  Ongemak  bezet 
raaken,  dat  dikwils  door  uitwendige  Middelen 
niet  te  geneezen  is  (f> 

Ik  heb  dus  de  redenen  omftandig  voorgefteld, 
die  my  doen  twyfelen,  of  het  wel  zo  vast  gaat, 
als  elders  gezegd  wordt ,  dat  de  Myten  van 
het  Meel  dezelfden  zyn  als  die  Diertjes,  wel- 
ke 

(*)  Si  Mater  nut  Nutrix  infantem  Farina  Cereali,  in  qua 
Acari  fopifilme  habitant,  adfperierit,  In  fans  in  ea  parte  pri- 
nio,6c  toto  tandem  Corpore,  Scabic  laboravit.  Amosn,  Acad» 
HU  p.  333. 

("["}  Waarom  deeze  Kwaal  door  inwendigs  hulpmiddelen 
nooit  te  geneezen  is,  Haat  'er  in  't  gedagte  Werk  van  BAK.ER 
bL  370.  Ik  heb  reden  om  dit  om  te  keeren;  dewyi  hec  be- 
kend is ,  dat  'er  dikwils  inwendige  Middelen  vereischt  wor- 
den, om  de  Schurft:  te  geneezen.  Vergelyk  hier  mede  de 
Waarneeming  van  Sc  hen  Klus.  Obferv*  MeL  Franccf.  3600». 
in  O&avo,  op  de  aangehaalde  pag*  676;  alwaar  ik  niet  vind 
dat  hy  van  Diertjes  ,  die  de  Schurft  veioirzaaken  zouden , 
Ipreekt. 

I.  deel  xiii,  stuk,         I  3 


I}4      BESCBRïy  ING  VAN 


V.  ^  ke  de  Schurft  veroirzaaken  (*).  Linn^us, 
rxxvm.4  wiens  Discipel  Avelin,  uit  Dalekarlie,  dit. 
Hoofd-  onder  zyne  Voorzitting ,  verdedigt  hadt ,  zegt 
niettemin  thans  voorzigtiger  :  „  tusfchen  de 
»  Myten  van  het  Meel,  die  van  de  Schurft, 
*3  van  de  Teering  en  van  de  dubbelde  anderen- 
»  dagfe  Koorts,  heb  ik  tot  nog  toe  mmwlyks 
„  ander  verfchil  gevonden,  dan  het  gene  uit 
de  plaats  ontftaat,  waar  zy  voorko- 
3,  men"  (t)-  Zyn  Ed.  heeft  dit  een  weinig 
verzag t,  hebbendein  de  Tiende  Uitgaave  ftel- 
liglyk  verzekerd  gehad  ,  dat  hy  'er  geen  ander 
verfchil  in  had  gevonden  (|) :  des  men  zou 
mogen  denken  of  zyn  Ed.  ook  daaraan  begon  te 
twyfelen,  doordien  hy  reeds  een  weezentlyk 
verfchil,  tusfchen  de  eerstgemelden  en  die  vaa 
de  Roode-Loop ,  had  waargenomen ,  welke  te 
vooren  daarmede  gelyk  gefteld  waren.  Kan 
men  ,  nu,  niet  met  reden  zeggen,  dat  hy  te 
oppervlakkig  en  veranderlik  is  in  alle  zyne  Werken  , 
gelyk  de  Heer  Camper  verzekert  (§)?  Zyn 
Ed.  immers ,  diende  verklaard  te  hebben ,  of  de 

Tee- 

(*)  Acarus,  qui  Farinam  effoetam  facit,  idem  eft  cum  A- 
cïiro  humano  fubentaneo.    Amosn.  Acad.  ut  iupra. 

ff)  Inter  Sirones  Farirue ,  Scabiei,  Phthifeos,  Hemitritxi, 
vix  etiamnum  reperi  alias  diiferentias ,  quam  a  loco  petitas. 
Syft*  Nat.  XII.  p.  1024. 

(I)  Inter  Sirones  Farms,  Scabici  ,  Dyfenterut  Hemitn- 
txi,  non  reperi  alias  difFerentias ,  quam  a  loco  petitas.  Syftm 
Nau  X.  p.  617. 

(§)  Verhand,  over  ck  Lever wormen  van  het  Vee,  Landb,  II» 
Stuk.  p.  3^8. 


D    E      M    V    T    E    N.  Ï35 

Teering  en  gedagte  Koorts,  anders  dan  een  y. 
gevolg  van  Schurft,  in  't  algemeen  ook  door  Afdeel; 
dergelyke  Diertjes  worden  te  weeg  gebragt  Hoofd- 
stuk. 

(16)  Myt,  die  bet  Agterlyf  flomp  Eyrond  en  ^ 
van  agteren  met  vier  Borfieltjes  beeft  ,Laüïs. 
zo  lang  als  7t  Lyf  en  neergeboogen. 

Veelen  zullen ,  in  de  uitfpraak  ,  weinig  on- 
derfcheid  tusfchen  Melkmeid  en  Melkmytmaa- 
ken,  dat  egter,  hier,  een  groot  verfchil  geeft. 
Door  dit  Infekt  verllaan  wy  een  Diertje  uit  het 
Geflagt  der  Myten ,  het  welk  zig  in  oude  Room 
van  Melk  en  in  de  Melkvaten  onthoudt  ;  heb- 
bende het  Lyf  Glasagtig  doorfchynenie,  van 
agteren  zeer  Itomp  ,  met  vier  Borftels ,  die  on- 
der 't  gaan  nafleepen.  De  Bek  en  Pooten  van 
hetzelve  zya  Tegelroodagtig. 

(173  Myt,  die  de  Pooten  met  twee  Bcrjlels,  xvrr. 
bet  Agterlyf  >  dat  Eyrond  is*  van  agte 
ren  met  vier  Borftels  beeft,  die  waterpas 
hopen  en  zo  lang  als  't  Lyf  zyn. 

Aangaande  dit  (hik,  't  welk  veelen  vreemd 
gal  voorkomen, breng  ik  hier  woordelyk  te  berde, 

't  geen 

(16)  Acarusy  Abdomïne  ovato  obtufö,  poftice  Setis  qua* 
tuor  Iongitudine  Corporis,  declinacis.  Syft.  Nat.  Xll. 

(17)  Acarus  Pedibus  Setis  duabus;  Abdominis  ovati  poftica 
Sstis  quatuor,  Iongitudine  Corporis,  horifontaUbiis.  Syjl%  Nat. 
XIL 


ï.  Deel.  XIII.  stuk,  1  4 


vyS    Beschryving  van 


V.     't  geen  gezegd  wordt  in  een  Verhandeling  over 

ï^xvfn  ^c  &eV&$e  Pwften*  die  door  den  Heer  Nyan- 
Öoofd-  der  van  Calmar,  in 't  jaar  1757,  te  Upfal  5  onder 

STm:'    de  Voorzitting  van  Linn^eus  is  verdedigd  (*). 

,3  De  regeerende  Roode  Loop  is  een  inwen- 
33  |dig  Schurft  der  Darmen  ;  gelyk  de  Ontlee- 
3,  ding  der  Lighaamen  van  Menfchenj  die  aan 
3,  deeze  Kwaal  geftorven  waren  3  heeft  aange- 
3,  toond.  Dat  dezelve  door  befmetting  van  den 
3;  Afgang  en  gemeene  Sekreeten  voortgeplant 
33  worde ,  ftaat  by  geen  ervaren  Geneesheer  in 
33  twyfel.  Bartholinus  heeft  reeds  verhaald, 
33  hoe  een  Deencch  Doktor,  in  de  voorgaande 
3,  Eeuw  3  te  Helfïngburg,  meermaalen  met  de 
35  Roode  Loop  bevangen  zynde  geweest,  eia- 
33  delyk  waarnam  3  dat  zyne  Uitwerpfelen  der 
35  Darmen  met  kleine  Diertjes 3  die  weezent- 
)3  lyk  leefden  3  doch  zig  naauwlyks  kenbaar 
55  be  weegden  ,  vervuld  waren.  In  dit  opzigt 
35  kunnen  wy  niet  voorby,  hier  een  Waarnee- 
35  ming  te  plaatzen  ,  door  welke  dit  ftuk  gr  00- 
35  telyks  wordt  opgehelderd. 

3,  Nu  vier  Jaaren  gelee  Jen  kreeg  de  Heer 
55  Rol der  5  die  in  de  kost  was  by  den  Ed- 
„  Heer  Voorzitter,  de  Roode  Loop,  Hy 
33  werdt  'er  met  Rhabarber  en  verzagrende 
33  Middelen,  op  de  gewoone  manier,  van  ge- 
hëzen;  maar,  agt  dagen  daarna,  kreeg  hy 
53  ze  weer ,   en   werdt  wederom  genezen. 

,3  Toen 

(*)  Ammn.  Acai,  Vol»  V*  p.  92,  6:c/Dil£  Zu  ilib  ü- 


DE      M    Y    T    E  N. 


137 


li  Toen  hy  ,  agt  Dagen  daarna ,  ten  der-  V. 
3,  denmaale  met  die  Kwaal  bevangen  werdt,  ^™  vul! 
3,  onderzogt  men  naauwkeurig  naar  de  oir- Hoofd- 
35  zaak,  dat  dezelve  hem  dus  in  't  by zonder STm* 
35  overkwam;  terwyl  alle  de  anderen  van  het 
3,  Huisgezin,  die  een  zelfde  Levensmanier  en 
3,  Tafel  gebruikten  ,  gezond  waren.  De 
3,  Heer  Voorzitter  raadde  den  Patiënt  ,  die 
33  voornaamelyk  zig  toeleid'  op  de  Infekten- 
53  kunde,  dat  hy  zynen  Afgang  onderzoeken 
35  zou  ,  op  dat  het  met  meer  zekerheid  bly- 
3,  ken  mogte,  of  de  Waarneeming  van  Bar- 
3,  tholinus  golde  9  dan  niet.  Dit  gedaan 
hebbende  zeid'  de  Patiënt ,  dat  hy  'er  mil- 
lioenen  van  Diertjes  in  gezien  hadt  ,  die  , 
volgens  zyne  naauwkeurige  befchryving  , 
33  Myten  waren,  en  wel  naast  gelykende  naar 
3,  die  van  het  Meel.  Sommigen  gaven  dan  de 
3,  Schuld  aan  zyn  drinken  by  nagt:  want  3  on- 
3,  der  den  Maakyd  niet  drinkende  ,  was  hy. 
3,  gewoon  eenig  dun  Vogt,  om  de  dorst  te 
s,  lesfchen ,  by  zig  te  houden.  Die  oirzaak,  eg- 
5,  ter,  fcheen  niet  genoegzaam,  tot  dat  hy3 
3,  den  Beker  van  Gene verboomen- Hout,  wel- 
53  ken  hy  daartoe  gebruikte,  befchouwende  , 
3,  daarin  ,  tusfchen  de  ribbetjes  a  een  wit  ftree- 
33  pje  ontdekte,  't  welk  naauwlyks  zigtbaar 
33  was  met  het  bloote  Oog,  maar,  met  een 
3,  Vergrootglas  bekeeken  zynde,  bevondt  hy, 
„  dat  dit  witagtige  niets  anders  was  dan  eenc 
„  ontelbaare  menigte  van  dergelyke  Myten  > 
I,  Djee'l#  XIII,  Stuk*  I  5  33  als 


3? 

25 
55 


13$     BESCHR  YVING  VAN 


V.     „  als  hy  in  zyn  Afgang  gevonden  hadt.  Hy 
fxxfEL  »  nam  verder  waar>  dat  deeze  Diertjes  ,  door 
Hoofd-  ,,  het  gieten  van  Drank  in  den  Beker,  niet  van 
stuk.    ^  pjaats  veranderden;  maar  dat  zy,  omtrent 
„  middernagt,  hunne  plaats  verlaatende,  aan 
33  de  oppervlakte  kwamen,  waarfchynlyk  om 
3,  Aas  te  zoeken;  alwaar  zy  tot  tien  üuren 
33  >  morgens  bleeven,  en  dan  wederom  naar 
3,  de  voorige  plaats  terugkeerden.  Deeze  My- 
„  ten  op  een  vogtig  Schyfje  geplaatst  hebben- 
3,  de,  bevondt  hy,  dat  zy  weinig  aandoening 
3,  hadden  van  verfcheiderley  bygeftorte  Vog- 
33  ten ,  en  zonder  nadeel  door  de  Olie  liepen  ; 
33  maar  Brandewyn  deedt  hun  kwaad,  en  nog 
M  meer  de  Tinéïuur  van  Rhabarber,  '%  welk 
5,  inzonderheid  merkwaardig  is.    Dewyl  de 
„  Rhabarber,  gelyk  men  weet,  een  byzonder 
„  Geneesmiddel  is  voor  de  Roode  Loop,  en 
„  de  fcherpbladerige  Patich,  zeer  naa  met  de- 
3,  zelve  verwant ,  een   gewoon  hulpmiddel 
„  tegen  de  Schurft ;  zo  vinden  wy  hier  de  re* 
33  den  van  die  overeenkomftigheid 

„  De  Diertjes  bleeven  aan  den  Beker ,  fchoon 
33  met  warm  Water  'driemaal  afgewasfchen 
3,  zynde  of  uitgefpoeld,  hardnekkig  hangen. 
„  Hy  vondt  dergelyken,  vervolgens,  dikwils 
„  aan  Vaten  daar  Zuure  drank  in  was,  en  on- 
3,  der  aan  de  Stoppen  der  Biertonnen,  Hierom 
,3  zou  men  vermoeden  mogen  ,  of  niet  die 
„  Roode  Loop,  waar  mede  deLandftreek  van 
33  Schoonen*  Gyinge  genaamd  3  byna  jaarlyks* 

3,  ten 


DE      M    Y    T    E  N. 


55  ten  tyde  van  den  Oogst,  gekweld  wordt,  V. 
„  zo  wel  als  die ,  waarmede  de  Legers  ge-  txxviiu 
3d  plaagd  zyn,  uit  de  zelfde  Soort  van  Myten,  Hoofd.* 
5,  zig  in  Zuure  Drank  verfchuilende ,  en  dan STUK* 
3,  door  den  Afgang,  op  een  befmettende  wy. 
53  ze,  voortgeplant  wordende,  afkomftig  zou 
„  kunnen  zyn.   Om  de  zelfde  reden ,  mooglyk* 
„  was  den  Ifraeliëten,  onder  9t  Oude  Testa- 
„  ment,  aanbevolen,  hunne  Vuiligheid,  zo 
„  dra  die  uitgeworpen  ware ,  met  Aarde  te  be- 

dekken.  Zou  het  voor  die  van  Schonen  en 

de  Soldaaten  in  de  Legers  niet  beter  zyn  9 
„  Aarden  en  Metaalen  Vaten  tot  den  Drank 

te  gebruiken,  daar  deeze  Infekten  zig  niet 
5,  zo  gemakkelyk  aan  hechten?  Onder  't  Ge» 
,,  meeneVolk,  is  al  van  ouds,  het  denkbeeld 
,,  geweest,  dat  men  van  Vogt,  het  welk  de 
3,  geheele  Nagt  in  de  open  Lugtgeftaan  hadt, 

het  bovenfte  moest  afgieten  4  eer  men  'er  , 
„  op  een  nugter  Hart ,  van  dronk.  Gedagte 

Waarneeming  leert  ons,  dat  die My ten  als- 
3,  dan  in  beweeging  zyn,  en  dus  zal  de  On- 
5,  dervinding  zulks  voorgefchreeven  hebben. 

Door  het  drinken  van  verfchaald  Bier  (*) 
„  onftaat  Buikpyn^  welke  een  teug  Brande- 
35  wyn  dikwils  wegneemt ;  zynde  een  middel , 

3)  dat 

(*)  Ik  voeg  'er  by  ,  Bier  s  dewyl  ook  de  gedigre,  dunne 
Drank,  dien  Rolandfji  '$  nagts  uit  zyn  Houten  Beker  ge- 
bruikte, dun,  zuur  of  verfchaald  Bier  fchynt  te  zyn  géweést, 
£ie  Syjl.  Nat.  Ed.  XII, 

I.  Deel.  xill.  Stuk. 


Ï40      B  E  S  C  H  R  Y  V  I  N  G    V  A  N 


V.     3J  dat  naast  aan  de  Rhabarber  komt  3  in  het"- 
Lxxvnt  »  dooden  van  deeze  Infekten". 
Hoofd-     De  Roo-Loop  Diertjes  dan  ,  aan  wier  bc- 
£TUK'    ftaanlykheid  wy  nu  niet  meer  mogen  twyfelen  y  ' 
hebben  3  volgens  LiNifiEus ,  het  Lyf  Glasag- 
tig:  ieder  Poot  van  agteren  gewapend  met 
twee  Haairtjes3  het  eene  in  't  midden  het  an- 
dere aan  *t  end:  het  Agterlyf  Eyrond,  glad  , 
met  vier  Borftelhaairtjes  bepaald  3  die  byna 
langer  dan  het  Lyf  zyn ,  van  elkander  afftaan- 
de,  twee  boven  5  twee  onder. 

XViil  Cl8)  ^yc  met  zmr  ianSe  Borjlelagtige  Poo* 
Exuke-  ten  2  waarvan  de  twee  voorjlen  kon 

rans. 

Myt  van  V$)ï. 

Raazende 

*ch™Jkies  ïn  ^e  Raazenc^e  Schurft  *  worden  ^  zegt  die 
ferina  zelfde  Autheur,  de  Myten  moeielyker  gevon- 
den dan  in  de  gewoone  Schurft,  en  zy  maaken 
ook  een  andere  Soort  uit,  die  de  Vier  Agterpoo- 
ten  tweemaal  zoo  lang  als  het  Lyf  heeft.  Met 
Moskeljaat3  Sivet3  Vrouwen-Gras  Kam- 
fer ,  Olie  van  Berken  -  Bast  y  bewaaren  wy 
(voegt  hy  'er  by)  de  Kleederen  en  Infektcn  - 
Verzamelingen,  voor  de  Myten  ;  welke  Mid- 
delen, inwendig,  ook  met  goed  gevolg,  om 

dee- 


,  (18)  Acarus  Pedibus  longisfimis  Setaceis,  anticis  duobus 
brenbus*  Faun*  Suec,  1976. 

(*)  Gramen  Mariae  Boruüorum.  LoFs.  Pruss.  III.  T.  26. 
Hierocloë.  Gmfx.  Sib,  I.  p,  10  i«  Gramen  paniculatum  odora» 
turn.  êanh»  Pin*  7.  Prodr,  7.  Holcus  odorsttus,  Linn. 


D    E     M    Y    T    E    K.  14» 

deezen  uitflag,  ingetogen  zynde,  weder  uitte 
dryven,  voorgefchreeven  worden.  hoofd-1' 

GedagteSweed  brengt  verderby,  hoe  dat  al-  sTuK> 
le  befmettelyke  Ziekten,  byna,  door  deeze  of 
gene  Autheuren  ,  aan  dergelyke  Diertjes  toe- 
gefchreeven  zyn ,  welken  Langius  in  de  Ma- 
zelen, Kircherus  in  de  Pest,  Hauptmannus, 
naar  Slakken  gelykende,  in  de  Venus  -  Ziekte ; 
Siglerus  in  de  Blutskoorts  -  Puist  jes ,  en  ande- 
ren zelfs  in  die  van  de  Kinderziekte ,  meenen 
gezien  te  hebben.  Dan  vraagt  hy  of  de  Kink- 
hoest, welke  overfpruitende  is,  ook  niet  daar  uit 
zou  kunnen  ontftaan;  aangezien  men  die  insgelyks 
door  Middelen,  welke  voor  de  Infekten  doodelyk 
zyn,  genezen  heeft.  Linn/Eus  oordeelt ,  dat 
men  hier  in  te  ver  kan  gaan  ,  gelyk  zeker 
Fransch  Autheur,  zegt  hy  ,  gedaan  heeft,  die, 
alle  Befmetting  verwerpende ,  een  geheel  hon- 
derdtal verzonnen  heeft,  van  Myten  ,  en  zig 
dus  belachelyk  gemaakt  by  de  geheele  We- 
reld (*>. 

(19)  Myt ,  die  zwart  is  ,  met  de  buiging  der  xix» 
Byen  knobbelig.  f™'*1*' 

Knobbel* 

Aan  doode  Takken  van  Boomen  onthoudt  zig  poot. 
deeze  Soort. 

Oo) 

(*)  M  A.  C.  D.  Gallus  ,  Syfteme  d'un  Medecin  Anglois* 
Paris.  1726.  O&avo.  Male  fapieiis  cffinxit  integram  Centuriam 
Acarorum ,  ridens  Contagia ,  posteris  ipfe  ridendus.  Syft.  Nat. 
XII.  p.  1025. 

(19)  Acarus  niger ,  Femorum  gcniculis  fubglebo&*  F*w* 
$**c.  1977. 

t  DEEL.  XIII.  Stuk* 


14*      BESCHR  Y  VING  VAN 


V.        (zo')  Myt ,  die  het  Adterlyf  platagtig  ,  ruig 

ljuvui.'  en  rml  heeft  *  mn  a&eren  ft°mp ,  wet 

Hoofd-  de  vuorjle  Scbenkekn  bleeker* 


STUK. 


xx.       Van  de  Kust  van  Guinée  is  deeze  onlangs, 
ten  dienste  van  de  Verwerven  ,  begonnen  aan- 


rins 


Verw-Myt* gebragt  te  worden,  zegt  Linjs^us.  Zy  heeft 
het  Lyf  van  grootte  als  de  Tekken  ,  de  gö« 
ftalte  en  Kleur  van  de  -.ardfpinn  tjes  ,  hier 
volgende  ,  en  is,  over  't  geheele  Lyf,  onge- 
meen ruig.  De  Bek  beftaat  uit  twee  roo- 
de  Klaju  ven  De  vier  Voorvoeten  ,  voor- 
waar s  gekeerd  ,  zyn  een  weinig  bleeker  dan 
de  Sehenkelen. 

xxt.       (21)  Myt»  die  fat  dgterlyf  Bloedrood,  plat  en 

Ro?d'w£  rui&  •>  van  aSlcrcn  fimP  heeft  ;  in  't 

terfpmne-  Water  leevende. 

tje. 

Tot  dit  Gefhgt  behooren  zekere  kleine 
Bloedroode  Infekten  ,  die  zig  voor  het  bloote 
Oog  ,  wegens  de  figuur  van  't  Lyf  en  van  de 
Pooien  5  als  Spinnetjes  vertoonen.  Men  vindt- 
ze  in  vogrige  Aarde  en  in  't  Water,  dochdee- 
ze  laatften  moeten  ,  zo  men  w  iargeno  nen 
heeft y  van  de  anaeren  onderfcheiden  worden, 

dewyl 

(io)^A"*rut  A?xtam?ne  rubro  deptesfiulculo  hïrfuto,  pofti- 
-ceobtufo;  Tibiis  anterioribus  psllidioribus .  hyft.  Nat. 

(11 }  Acarus  AbdoTiine  Sangiineo  depresfo  ,  tomentofb  f 
pos  ice  oVafb;  aq  nticus.  Faun.  Sues  1678.  GEOFFK  Par» 
II  p  625  N  8.  ffUSCH*  lnf  VUL  Tab.  3,  B>Q£Sf  SuppL 
1.  T.  25.  SüLTZ,  Jn/t  T,  22.  f.  147* 


D    E      M    Y    T    E    N.  143 


dewyl  die  in  't  Water  niet  fchynen  te  kunnen  AfiJ£  , 
leeven.  Deeze,  die  men  Waterfpinnetjes  ty-LX.w[ii" 
telt ,  zwemmen  zelfs  ia  de  zoete  Wateren  enHooFD-: 

STUK» 

leggen  kleine  roode  Eytjes  op  de  Water-Scor- 
pioenen.  Frisch  vondt  ze  reeds  in  Maart,  met 
haar  geheel  uitgekomen  Gebroedzel,  ineenfyn 
Mos  aan  den  Bast  van  Denneboomen  ,  die  in 
*c  Water,  reeds  half  verrot,  lagen.  Zy  heeft 
geen  Borstiluk,  gelyk  hy  te  regt  aanmerkt; 
maar  de  Pooten  zitten,  even  als  aan  de  lang- 
beenige  Spinnen,  naby  den  Kop  of  Smoel,  aan 
het  ronde  Agterlyf  Van  deeze  Pooten ,  wier 
getal  agt  is,  beftaan  de  agterften  ,  zegt  hy  % 
uit  vyf  Leedjes,  waarvan  de  vier  bovenfte, 
ieder,  op  zyde,  met  drie  dikke  Haairtjes  zyn 
voorzien.  Dit  kan  haar,  zo  hy  oordeelt ,  in't 
zwemmen  van  dienst  zyn.  De  roode  Kleur 
komt  van  een  taay  Vogt,  dat  digt  onder  de 
Huid  legt  en  zig  van  het  witte,  dat  uit  het 
Lyf  komt ,  wanneer  zy  door  drukking  gekneusd 
worden,  affcheidt.  Hy  heeftze,  eenige  Maan- 
den, in  haar  gewoone  Mos  en  Rivier- Water, 
in  't  leven  gehouden  ;  daar  hy  dagely ks ,  ten 
minden  driemaal,  eenig  frisch  Water  by  goot» 
na  dat  hy  een  gedeelte  uitgegooten  hadt.  De 
grootfte  was  zo  groot  niet  als  een  Linzen- 
Zaadje  De  Teelleden  ftonden  effen  agter  de 
Pooten  en  de  Voelers  lagen  over  den  Bek,  die 
alleen  uit  een  Zuiger  fcheen  te  beftaan.  Hy 
kon  de  Oogen  met  geenerley  Glas  ontdekken  , 
en  moest  niettemin  befluiten  dat  zy  zagen; 
i,  deel  xui.  stuk»  want 


144       B  Ë  s  CHRYVING  VAN 


V.  want  eenig  fyn  Meel  als  korrelsgewys  op  hét 
Afdeel.  Water  ftrooi jende,  kwamen  zy  uit  het  Mos 

tXXVJlt  .  .  /  . 

Hoofd  van  daan ,  en  vingen  de  neerdaalende  deeltjes 
stuü.  0p^  Vervolgens ,  echter ,  kwamen  de  groot- 
ilen  zelfs,  wanneer  hy  eenig  Meel  ftrooide, 
niet  meer  te  voorfchyn,  het  welk  hy  aan  der- 
zeiver  loomheid  toefchreef,  voorenaleer  hy, 
gevallig,  me:  een  Mikroskoopglaasje,  dat  wel 
twintigduizendmaal  vergrootte,  kwam  te  ont- 
dekken ,  dat  in  het  Mos  geheele  Klompen  za- 
ten van  jonge  Waterluisjes ,  die  zig  met  een 
gewoon  Vergrootglas  als  witte  Stipjes  ver* 
toonden,  en  dus  kon  hy  met  reden  befluiten  , 
dat  de  deeltjes  van  het  IVIeel,  door  deeze  In- 
fekten,  voor  kleine  Waterluisjes  waren  aange- 
zien. 

xxii.      (22)  Myt,  die  het  Agterlyf  Bloedrood  pleit  en 
ruig,  van  agteren Jiomp  beeft:  in  de  Aar* 
RoodAard-  fa  leevende. 

Spinnetje. 

Dit  zyn  die  roode  Aardfpinnetjes  ,  in  En- 
geland Tant  of  Tarnt  genaamd,  voor  't  welke 
de  OfTenweiders  aldaar  zo  bevreesd  zyn ,  vol- 
gens Ray,  dewyl  men  zig  verbeeldt  dat  het 
voor  de  Runderen  een  Vergift  zy,  dezelven 

mee 

(22)  Acarus  Abdomine  Sanguïnco  deprelïb  tomentsfb,  poftice 
setufo:  terreftris»  Faun-  Suec.  197;.  Scop.  Cam,  1068.  GEOFFR. 
Paris.  II.  p.  624,  N.  7.  It.  Oeland.  84.  List.  Aran.  f.  3&« 
RAJ,  ƒ«ƒ.  41.  N.  38.  BLANK,  Inf.  T.  14*  f.  K 


DE      M    Y    T    E  Ï45* 


met  het  Gras  in  te  Hokken.    Zouden  het  dan  W 
ook  die  roode  Diertjes  kunnen  zyn  ,  waarvan  ^xvuu* 
als  de  Oogst- Weegluis,  in  't  Werk  van  Baker^  Hoofd- 
de  afbeeldingen  befchryving  gegeven  wordt:  STÜKé 
doch  dan  moest  die  Autheur  'er  twee  Pooten 
te  weinig  aan  gezien  hebben.    Deeze  waren  , 
in  de  Oogsttyd,  ongemeen  lastig  voor  de  ge- 
nen die  in  Engeland  >9  alsdan  in  dc  Velden  wan- 
delen ,  inzonderheid  voor  de  Dames,  als  in 
derzelver  Boezem  gaande  zitten ,  en  daar  een 
fchrikkelyke  Jeukt  verwekkende  ;  zo  dat  dee- 
ze  Diertjes  door  den  Wind  in  de  Lugt  fchee- 
nen  voortgedreeven  te  worden 

De  gedaante,  immers,  zweemt  veel  naar  die 
van  dit  ons  roode  Aardfpinnerje ,  *t  welk  in 
Sweeden  Brafro 'genoemd  wordt ,  daar  die  van 
Smaland  de  Waterfpinnetjes  Qiialjler  heeten. 
Beiden  ,  naamelyk  ,  zyn  zy  ,  wegens  de 
Kleur,  zeer  kenbaar,  en  volmaakt  van  eener- 
ley  geftalte:  ja  beiden  als  Fluweelagtig  ruig 
over  't  geheele  Lyf.  Inderdaad  dit  aartige 
Diertje,  9t  welk  zo  gcmakkelyk  te  bekomen  is^ 
verdient,  inzonderheid  ten  opzigt  van  de  Oo* 
gen,  een  nader  onderzoek.  Doktor  Scopolï 
heeft  reeds  waargenomen ,  dat  de  roode  Aard- 
van  de  Waterfpinnetjes,  door  een  Aschgraau- 
we  Kleur  aan  de  zyden  van  het  Lyf  te  heb- 
ben, verfehillende  zyn.  Door  Geoffroy 
is  een   zeer  aartig   bont   Waterlpinnetje , 

van 

(*)  BAKER  Nuttig  gebruikvan't  Mikreskoóp,  Amft.  ff$Ê& 
bhdz.  405. 

X.  Deel.  XllU  Srvi^  K 


145    Beschryving  van 


V.     van   deezen   aart  ,   befchreeven  en  afge* 

Afdeel,  u^ia  s*\ 
L  XXV 111.  DCCAU  v  > 
Hoofd- 

stuk.  (23J  Myt ,  dfe  ^  dgterlyf  uitgezet  rood,  aan 
B*Mrum.  de  zydeji  donkerer  beeft. 

BeiTen* 

spinnetje.  Deeze  komt  zeer  dikvvils  op  het  Geboomte 
inzonderheid  op  de  roode  Aalbeflen  en  derzel- 
ver  Vrugt  voor,  loopende  zeer  fnel.  Zy  heeft 
de  gedaante  van  een  Spinnetje ,  doch  is  onge- 
lyk  kleiner  dan  de  gedagte  roode  Aardfpinne- 
tjes  ,  en  niet  plat  van  Rug  of  niet  gerimpeld 
of  ruig  3  maar  glad  en  gezwollen  van  Lyf ,  met 
eenige  Haairtjes  ,  hier  en  daar  ,  en  aan  het 
Borstftuk,  wederzyds,  een  zwarte  Stip.  Die, 
welke  Doktor  Scopoli,  in  Karniolie  3  waarnam  J 
was  rood,  met  den  Bek  zwart,  de  Voelers  ea 
Pooten  ruig. 

xxtv. 

Mufca*       (^24)  Myt  5  die  het  Agterlyf  ros  9  de  agterfté 

vlieg-  Pooten  Draadagtig  dim  en   zeer  lang 

Lusjes.  feeftm 

9t  Woord  Mufcarum,  dat  men  overal  anders 
leest ,  is ,  in  de  Twaalfde  Uitgaave  van  *fc  Sa- 
menftel  der  Natuur,  die  ik  met  den  aanvang 
van  dit  Stuk  gevolgd  heb  ,  veranderd  in 

Mos* 

(*)  La  Tique  aquatique  panache'e.  Planch.  XX,  %,  7. 

(23)  Acarus  Abdomine  diftento  rubro  ,  lateribus  obfcurio» 
libus.  Faun.  Suec,  1980.  ScoP.  Carn,  1074. 

(24)  Acarus  Abdomine  rufo ;  Pedibus  pofticis  longiflflmis 
liformibus.  Fam%  5^.  I93it  GeoïFRi  Por,  II. p*  624*  Nf  6. 


D    E       M    Y    T    E    N.  147 


Mufcoram^  en  dus  zou  de  Soortnaam  niets  be-ApDE#EL; 
tekenen  kunnen ,  dan  Mos-Myt:  doch  uit  de  lx xv:  11. 
aanhaaling  van  't  Werk  van  Geoffroy  blykt  ,  s°°*  / 
dat  dit  een  Drukfeil  zyn  moet,  hoedanigen 'er, 
tot  verwondering ,   en   tegen   het  bekende 
Spreekwoord  (*)  ,  veel  meer  en  grooter  in 
deeze  Uitgaave  dan  in  de  Tiende  zyn. 
"  Volgens  de  befchryving  der  Sweedfche  Die- 
ren  is  deeze  Myt  de  allerkleinfte.  Gedagte 
Franschman  noemtze  oneindig  klein  (*)  ge- 
lykende  naar  een  bruin  Stipje  ,  dat  men  voor 
geen  Infekt  zou  aanzien ,  indien  men  hetzelve 
niet  zagbeweegen.    In  'c .Derde  Deel  van  Le- 
dermuller,  daar  men  de  gewoone  Huisvlieg5 
met  deeze  Luisjes  beladen  ,  onvergeiykelyk 
fraay  en  groot  vindt  afgebeeld  wordt  ge- 

zegd, dat  zy  op  de  Rupfen  ook  voorkomen  9 
doch  alsdan  rood,  in  plaats  van  helder  bruin 
zyn ,  gelyk  op  de  Vliegen.  Gedagte  Autheur 
neemt  egter  de  twee  lange  agter-uitfteekende 
Borftelhaairtjes  niet  voorPooten,  die  hy 'er  dus 
maar  zes  aan  deeze  Myt  toefchryfe  't  Is  on- 
gelooflyk ,  zegt  hy ,  welk  een  menigte  daarvan 
zig  op  een  enkele  Vlieg  bevinden,  die  waar- 
fchynlyk  grootelyks  geplaagd  worden  door 

dit 

(*)  Ultima  cura  prudentkr. 

(f)  Cette  Mite  eft  infiniment  petite.  Een  zonderlinge  uit* 
drukking  om  een  bepaalde  grootheid  te  betekenen  ,  daar  meu 
dezelve ,  gemeenlyk ,  voor  een  onbepaalde  kleinheid  neemt, 

(5)  Ledkiim.  Amui.  Microfcopique.  Tom.  UI,  Neiyj, 
i/68.  op  't  end» 


148     Beschryving  van 


V.     dit  Ongediert.    Dergelyke  roode  Myten  heefü 

A.FDEEL 

ixxvtiL  men  op  de  Spinnekoppen  waargenomen,  en  die 
Hoofd  -  van  ^e  Hommelbyën  ,  welke  men  Houtboor- 
ders  noemt,  door  Reaumur  afgebeeld  (*), 
welke  'er  zeer  mede  geplaagd  zyn  ,  fchyneti 
die  zelfde  gedaante  te  hebben.  Is  het  dan  wel 
te  verwonderen  dat  een  Vloo,  gelyk  Kirche- 
rus  zegt ,  ook  Luizen  heeft  (f)  ? 

jSélïtaus  C25^  Myt ,  die  Bloedkleurig  is  en  ruuwagtig  r 
Patactes"  met  de  voorfte  Pooten  zo  lang  als  '£  Lyf* 

Luizen» 

Deeze  geftalte  hebben,  volgens  de  Waar- 
neeming van  den  Heer  Rolander,  de  Infek- 
ten,  die  men  te  Suriname  Patattes- Luizen 
noemt,  welke  derhalve  van  de  Piqués  of  Zand. 
WadzG  107  vl°°^en  verfchillende  zyn  Zy  onthouden  zig 
in  't  Gras  en  loopen  de  Menfchen ,  die 'er  door- 
gaan, by  de  Beenen  op,  kruipende  dantusfchen 
Vel  en  Vleesch,  hetwelk  een  onverdraaglyke 
Jeukt  veroirzaakt*  De  genen  ,  echter ,  die 
blootsbeens  5  of  zonder  Koufen  door  het  Land 
gaan ,  zyn  'er  weinig  van  gekweld  :  daar  de 
Zandvlooijen  ,  integendeel  ,  zig  gemakkelyk 
hechten  aan  de  naakte  Huid. 

(26) 

(*)  In/.  Tom.  VI.PLV.fitf-  8,  9. 

(•f)  PoWER.  Experim.  PhiUfophy.  Lond.  1664.  ?•  2°» 
(25)  Acarus  Sangtiineus  fcabriufculus  ,   Pedibus  anteriori* 
Viu  longimdine  Corporu,  Syft.  Nat.  XII, 


D    E      M    Y    T    E    N*  149 


(26)  My  t ,  die  bet  Agterlyf  rood  en  wederzyds  v. 
met  twee  hoogroode  Stippen  heeft.  lxxvuT 

In  het  geele  Pluis  of  Bont  der  Hommel  -  ^ukT 
Byën,  zal  men  dikwils  een  klein  witagtig  zeer  xxvr. 
vlug  loopend  Diertje  vinden ,  dat,  door  het^^£" 
Mikroskoop  gezien,  de  gedaante  van  een  MytByën-Myr. 
heeft ;  hadt  Doktor  Power  ,  voor  meer  dan 
honderd  Jaaren  3  reeds  gezegd  (*)♦  Ik  ver- 
wonder my,  dat  Linn^eus  dien  Autheur  niet 
aangehaald  heeft  op  deeze  Soort  van  Myten  , 
welke  door  hem  van  die  der  Vliegen  afgezon- 
derd is ,  en  evenwel  voorgefteld  onder  den  al- 
gemeenen  naam  van  Myt  der  Infekten ,  die 
kaale  Vleugels  hebben.  Ook  fchynt  'er  een 
aanmerkelyk  verfchil  in  de  geftalte  te  zyn; 
hoewel  deeze  ook  uitermaate  klein  is  en  rood* 
zo  dat  men  de  Oogen  en  Pooten  met  het  bloo- 
te  Oog  niet  kan  onder  fcheiden*  Zy  is  rond 
van  Agterlyf ,  bly  rood  ,  met  eenige  Haair- 
tjes  ,  en  heeft  van  vooren ,  aan  de  zyden  , 
wederzyds  een  paar  donker  roode  Stippen, 
de  eene  voorlyker,  de  andere  agterlyker  ge- 
plaatst. De  Luis  der  Byën ,  uit  Reau- 
mür  hier  aangehaald,  hadt  maar  zes  Poo- 
ten. 

07) 

?  (26)  Acarus  Abdomine  rubro,  lateribus  pun&is  binis  coe- 
cineis.  Faun,  Suec.  1982*  REAUMUR,  V.  Tab,  38.  Pig, 
ï  >  2  *  3. 

(*)  Ibidem,  ut  fupra» 

I.DEEL*  XIII.  STUK,  K  q 


I50      B&SCHRYVINO  VAN 


V.        (27)  Myt,  die  ros  is ,  van  agterenvoitagtig. 

iVFDEEL. 

IlooFD-      Onder  deezen  tytel  begrypen  wy  die  Luisjes, 
stuk.    welke  op  veelerlsy  Torren  en  andere  Infekteti 
xxvn.  voorkomen,  en  zeer  veel  naar  de  Kaasmyten 

Coleoptra-  /  J 

gorum  gelyken,  doch  grooter  en  voor  het  bloote  Oog 
XuisjeT  als  Diertjes  kenbaar  zyn.  Op  leevende  Rhi- 
J>  ^'  nofter-Torren  ,  en  derzelver  K watwormen  , 
heb  ik  'er  zodanigen  gevonden ,  naar  één  van 
welken  de  vergroote  afbeelding,  Pl.  C.  Fg. 
3.,  gemaakt  is,  welke  grootelyk  verfchilt  van 
de  afbeelding  van  Frisch  ,  die  'er  Voorpootea 
als  Sprieten,  en  langer  dan  de  Agterpooten  , 
byna  gelyk  in  de  kleine  Boktorretjes  de  Hoor* 
nen  zyn,  aan  geeft,  noemende  haar  de  ho- 
pende Luis  op  de  Aard-  en  Mest  Torren. 

Van  deeze,  zegt  hy,  zitten  de  Jongen  op 
oude  kragtelooze  Torren,  aan  alle  voegen  des 
LïghaSmsfc  gelyk  Schubben  by  elkander,  ftil$ 
maar  de  Ouden  loopen  geduurig  heen  en  weer. 
Zy  hebben  aan  ieder  Poot  een  enkeld  fpits  Na- 
geltje of  Klaauwtje,  en  tusfehen  de  Voorpoo* 
ten  een  Snuit  met  een  dubbelden  zwarten  Ste- 
kel, om  te  zuigen.  In  de  jongen  is  de  Rug 
geheel  wit  en  helder ,  doch  in  de  Ouden  wordt 
zy  bruin  en  krygt  een  witte  doorfnyding. 
Wanneer  zy  op  een  plaats  komen,  daar  de 

Tor- 
fa?)  Acarus  rufus ,  AfiO  albicanre     Faun    Suec.  197$* 
SCoP.  Carn    1064.  G^OFF.  Par.  II  p  623.  N  4.  BLANK,  Irjl 
T,  I4  f  H-  FR'sCH.  Inf  J\\  T.  1  o  Reaum.  l*f*  VI.  T.  4.  f«  ISj 
24.  ^OJiS*/V:ïV.p.2*.T,I#  f.  I»-IS. 


I>    E      M    Y    T    E    N.  IJl 


Torren  haar  met  de  Pooten  bereiken  kunnen  3  V. 

^  Afdeel 

worden  zy  daar  afgeftreeken,  en,  als  de  TorLXXVIII* 
dood  is  3  loopen  'er  de  oudften  af,  doch  vee*HooFD- 
]en  bly ven  'er  op ,  en  zoeken  nog  eenigen  tyd  STUK* 
haar  Voedzel  daar  uit  te  zuigen.  Dergelyk 
een  Tor  in  een  ledig  Snuif cabaks  Doosje  doen- 
de, kroopen  zy  hem  alle  van  den  Buik  op  de 
Rug  en  ftierven.  Hieruit  befloot  Frisch  ,  dat 
de  Snuiftabak  een  middel  zou  zyn  ,  om  de  Ka- 
narie-Vogeltjes te  zuiveren  van  dergelyke  Luis. 
jes  of  Myten ;  des  hy  die  onder  de  Vederen  op 
de  Huid  ftrooide,  en  met  eenig  Vogt  nat  maak- 
te ,  omze  beter  te  doen  aanhangen. 

3,  Dewyl  deeze  Luisjes  op  een  Vogeltje  ry- 
^  kelyker  Voedzel  vinden  ,  zyn  zy  van  wegen 
„  het  Bloed  roodagtigcr  ,  en  hebbe  een  witten 
3,  wrong  >  van  agteren,  om  het  Rugge-Schild 
39  leggen.  Wanneer  ik  'er  een  kwetfte  ,  liep 
„  'er  een  zwart  Vogt  uit  ,  en  deeze  wrong 
3,  flenkte  wel  ten  halve,  hoewel  de  Luis  haar 
53  Lyf  wederom  van  binnen  opblaazen  kon; 
3,  zo  dat  zig  het  ingezakte  dikwjls  weder  naar 
33  boven  verhief,  doch  wegens  de  gemaakte 
3,  opening  niet  flaan  kon  bly  ven". 

Van  dergelyke  figuur  waren  die  Luisjes , 
welken  de  Heer  Reaümur  ,  in  menigte ,  op  de 
Hommels  waarnam  3  en  die  hy  ook  door  der- 
zelver  Nest ,  op  de  Honigraaten ,  zag  zwerven  3 
befluitende  daaruit  3  dat  het  dit  Ongediertmeer 
te  doen  was  om  de  zoetigheid,  welke  gemeen- 
Jyk  aan  't  ruig  Haair  van  deeze  Byën  kleeft , 

j.  deel.  xiih  stuk,  K  4  daar 


Ip     BÉSCHRYvrtfG  VAN 

V*     daar  af  te  fchuimen;  dan  om  derzelver  Bloed 

xivni! te  zu1Sen-    Zy  ftaan  bY  veele  Autheuren  be* 
Hoofd-  kend ;  doch  Goedaart  was,  zo  hy  meende, 
sxuiv.    c|e  een}gfl;e ^  dJe  zig  verbeeld  had,  dat  zy  aan 
de  Hommels  gegeven  waren  tot  derzelver  voor- 
deel; om  dezelven,  naamelyk,  door  een  foort 
van  prikkeling  of  kitteling  uit  de  loomheid  of 
gevoelloosheid  ,  waarin  zy  zig  doorgaans  be- 
vinden ,  op  te  wekken, 
luisjesvan    De  Luisjes ,  welken  Roesel  op  de  Torren  , 
den  Dood-  die  men  Doodgraavers  noemt  ,  heeft  waarge- 
lor.m'    nomen  en  afgebeeld ,  zyn  door  Linn^èus  tot 
deeze  zelfde  Soort  betrokken»    Die  Autheur, 
't  is  waar,  houdtze  voor  een  zelfde  Soort  ,  als 
die  der  Hqmmelen  en  Mest-Torren  ;  welken 
'er,  zegt  hy,  inzonderheid  in  't  Voorjaar, 
\vanneer  zy  uit  de  Aarde  te  voorfchyn  komen  , 
mede  bezet  zyn:  doch  hy  merkt  tevens  aan, 
dat  de  gedaante  veel  naar  die  van  Spinnetjes  ^ 
en,  ik  voeg  'erby,  naar  die  van  de  gedagteroo- 
de  Aard-  en  Water  -  Spinnetjes ,  inzonderheid 
wegens  de  Kleur,  welke  hy  Oranjebruin  noemt, 
gelykt;  zo  wel  als  met  de  figuur  van  't  end  der 
Pooten ,  naar  de  Luisjes  der  Vledermuizen  , 
door  Baker  afgebeeld.    De  Pooten,  naatne- 
lyk,  der  Luisjes  van  den  Doodgraaver,  heb- 
ben aan  't  end  eene  Kelkswyze  uitbreiding  , 
door  middel  van  welke  zy  zig,  zekerlyk,  aan 
de  gladde  Dékfchilden  van  de  Tor  vasthou- 
den.   Dit  ontbreekt  in  de  gedagte  Luisjes,  wel- 
k,ea  ik  op  de  Rbinuster-Tonen  vondc,  die  al* 


V    E      M    Y    T    E    N.  153 


temaal  wit  waren  of  vuil  geelagtig  wit,  gelyk  V. 
de  Kaasmy ten ,  en  niet  het  voorfte  en  agterfte  ^xxvfiu 
Paar  Pooten  veel  langer  hadden  dan  de  overi-  Hoofd- 
gen ,  het  welk  in  de  Luisjes  van  den  Doodgraa-  STUK* 
ver  zo  blykbaar  was.    Haar  Pooten  waren  ook 
op  ver  naa  zo  ruig  niet  ,  en  de  figuur  van 't  Lyf 
langwerpiger,   met  veel  langer  fpitfer  Snuit. 
Wil  men  nu  alle  dergelyke  Torren-Luisjes  tot 
ééne  Soort  betrekken,  zo  pasfen  zekerlyk  de 
ppgegevene  Kenmerken  niet  op  de  mynen.  Zie 
hier  wat  Roesel  van  de  Voortteeling  der  zy- 
nen  zegt. 

„  Aangezien  deeze  Myten  van  tweederley 
„  Sexe  zyn,  zo  paaren  zy  ook  gelyk  de  Kaas- 
5,  myten  en  andere  van  haar  Geflagt;  blyven- 
3,  de  dan  altoos,  met  het  agterfte  van  haar 

Lyf,  een  poos  aan  elkander  hangen;  waar. 
„  na  hec  Wyfje,  dat  zig  door  haar  dikke  Lig- 
„  haam  genoeg  van  het  Mannetje  onder* 
„  feheidt,  haare  langwerpig  ronde  Eijeren  aan 
3,  de  gedag  te  Torren  of  andere  Schepzelen 
,>  legt*'. 

Of  men  dat  Ontuig ,  waar  mede  de  Mest- 
Torren  zo  dikwils  bezet  zyn,  en  het  welk  de- 
zelven  geheel  ruig  maakt ,  met  Frisch  voor 
weezentlyke  Luizen,  die  aan  het  Lyf  van  den 
Tor,  op  een  Steeltje  of  Buisje  vast  zitten 
dan  liever  voor  Eijeren  of  Poppen  van  de 
voorgemelde  Luizen ,  moet  houden ,  zal  moog- 
lyk  een  naauwkeurig  onderzoek,  in  't  vervolg, 
aan  den  dag  brengen. 

1*  d&el.  uu.  stuk.        K  5  O8) 


154      BESCHRYVING  VAN 


V.  (28)  Myt,  die  bruin  is ,  met  een  tweekleurige 
Afdeel.  Streep  op  de  R112. 

LXXVIII.  r    r  0 

'stukT     °P  Steenen  en  in  de  Velden  komt  deeze 
xx vin.  voor,  die  de  grootte  en  geflalte  heeft  van  het 
Rupeftris.  r00je  Waterfpinnetje ,  doch  donker  van  Lyf 

Steenmvt.  .  ^        '  .    _  . 

"  is,  met  een  Streep  langs  de  Rug,  meestal  van 
vooren  witagtig ,  van  agterenrood,  zo  als  de 
Pooten  zyn. 

xxix.  (29)  Myt ,  die  rood  is  en  de  Sprieten  gejpleeten3 
f'*Jj*  langer  dan  de  Snuit  heeft. 

Gehoqra- 

de'  De  Sprieten ,  die  in  de  andere  My ten  naauw- 

lyks  blykbaar  zyn ,  onderfcheiden  ,  door  haa- 
re  langte  en  figuur ,  deeze  Soort  dermaate  n 
dat  menze,  door  Geoffroy,  in  een  ander  Ge- 
flagt  gebragt  vindt,  onder  den  naam  van  Cbe* 
llfer  of  Schaardraager.  De  afbeelding,  van 
hem  gegeven  ,  toont  echter,  dat  diebenaaming 
niet  geheel  eigen  zy :  want  de  Sprieten  9  die 
dan  de  Nypers  zouden  verbeelden,  loopen  in 
twee  dunne  Draadjes  uit.  Het  Lyf  van  die 
Infekt  is  geheel  rood  ;  maar  de  Pooten  , 
Sprieten  en  Snuit  zyn  wat  bleeker.  Men 
vindt  het  onder  Steenen  en  den  Bast  van  Boo- 
men :  ook  komt  het  fomtyds  op  't  Hoofd  der 

Men- 

(28)  Acarus  fiifcus,  linea  clorfali  bicolore.  Faun.Sue:  19^4, 

(29)  Acarus  ruber  ,  Antennis  bifidis  roftro  longioribus. 
Faun.  Suec  1985.  Chelifer  totus  ruber  ,  Antennis  extreme 
feifeos.  G£QïfK,  iV<  11  p.  618.  T.  20.  f.  5. 


£>    E     M    Y    T    &    K.  IJ5 

Menfchen,  en  veroirzaakt  aldaar  een  geweldi-  v- 

ge  Jeukt.  Lxxviiï. 

Hoofd* 

C3°)  Myt  9       bruin  -  rar  &  5  met  de  Poolen  stuk. 
Bloedkleurig.  xxx. 

Littoraliss 

Op  de  Steenen,  aan  het  Strand  vanOeland,  0cvenny£' 
liep  deeze  Soort  van  Myt,  naar  die,  welke 
op  de  Aalbesfe - boomen  zig  onthoudt,  ge» 
Jykende^  doch  wel  eens  zo  groot ,  in  me* 
nigte. 

f<u)  Myt,  die  bruin  -  rosagtig  is  3  met  het  xxxr. 
Agterlyf  glad  en  Klootrondagtig.  Kamper. 

noelje* 

Aan  de  wortels  der  Paddeftoelen  onthoudt Myc" 
zig  deeze  ,  troepswyze  ,  loopende  zeer  traag. 
Zy  heeft   de  grootte    van    een  gewoons 
Neet. 

(32}  Myc,  die  Klootrondagtig  en  glinjlerend  Xxxir. 
zvoart  blaatirjoagtig  is.  Tremt'u*. 

Blaauwe. 

Op  het  Kwabbig  aangroeizel  der  Genever- 
boomen  is  deeze  gevonden. 

(33)  Myt ,  die  platagtig  Ascbgraauw  is ,  aan  xxxin. 
de  Zyden  ruuw.  Scaker. 

In  Ruuwe* 

f30)  Ac  ar  ui  ftifco-mfas  ,  Pcdibus  Sanguine!**  Faun.  Suec, 
f986.  //.  O  eland.  96. 

(31)  Acarus  fufco-rufefcens ,  Abdomiac  fabglobofo  f  glabro. 
Faun.  Suec  1987. 

(32)  Acarus  fubglobofus ,  atro  coerulefcens ,  nitidus.  Faun* 
$uec  1991. 

(33)  Acarus  clnereus  depreffiis  9  latciibus  fcabris.  Faun* 
$uec.  190*4 

U  D*m>l*  XIII.  Stuk* 


i$6    Beschryving  van 

v-  In  't  vroege  Voorjaar  komt  deeze  in  de  Aar- 
txxviu.de  voor 3  zynde  een  zeer  klein  Diertje,  dat* 
Hoofd-  0p  de  Rug  gelegd  zynde  3  de  Pooten  naar  alle 
STUK-    kanten  uitfteekt. 

srfcïnus  C34)  Myt  ,  die  rood  is,  met  een  dubbelde  brui* 
wilgen-  ne  Streep  %  die  voor-waards  Vorkagtig  is  >  op 

de  Rug. 

Op  de  Wilgen  vindt  men  dit  Diertje  ,  dat 
zeer  veel  gelykt  naar  de  roode  Aardfpinnetjes* 
loopende  zeer  fnel. 


xxxv.  C353  Myt*  die  hoog  geel  is  van  Kleur  ,  met 

'roceus..  een  fl 

«affraan» 

geele.  JtuL 


Croceus.  een  rosfe  Stip^  wederzydsy  aan  '£  Borst 

Saffraan- 


Deeze  ,  die,  dikwils,  by  de  Gall wespjes  in 
*  zie  het  de  zogenaamde   Wilgen  Roozen  *  zig  ont- 
biacjz*  131!  houdt ,  is  byna  zo  klein  als  de  Kaasmyten  ,  en 
dus  niet  onderfcheidelyk  met  het  bloote  Oog  % 
dan  door  de  Kleur,  welke  haar  als  een  Oranje- 
kleurig Stipje  doet  uitmunten. 

LXXIX. 


(34)  Acarus  mber  lined  Dorfali  duplici  fufdl ,  antice  bi* 
furca.  Faun,  Suec.  1989, 

(35)  Acarus  fulvuSj  Thoracis  lateribus  pun&o  ïufg.  Faun, 
SyiG*  1990. 


de  Kreeft-Spin  nek.  157 


I  XXIX 

LX  X  IX.      HOOFDSTUK.  Hoofd/ 

STUK» 

Bcfcbryving  van  't  Geflagt  der  Kreeft  -  Spiist- 
NEn,  dus  wegens  haare  Schaaragtige  Nypetis 
genaamd 9  tot  welken  de  Langpootige  of  Lang- 
beenige  ,  de  Scorpioen-  of  Weegluis- Spinne- 
tjes, en  anderen,  zyn  tfijuisgebragt. 

De  benaaming  van  Langpootige  Spin  is  thans,  Naam* 
nu  'er  zo  veele  nieuwe  Soorten  toe  be- 
trokken zyn,  op  ver  naa  zo  eigen  niet  voor  die  van 
dit  Geflagt,  als  Kreeft -Spin,  't  welk  een 
voornaame  hoedanigheid ,  die  ze  van  de  Spinne- 
koppen  en  Mytenonderfcheidt,  te  kennen  geeft. 
LiNNi^us  heeft  'er  den  Lacynfchennaam  van  Pba^ 
ïangium3  die  weleer  gebruikt  werdt  -om  de  boos. 
aartige  of  fchadelyke  Spinnen  te  betekenen, 
op  toegepast.  En,  die  benaaming  afkomftig 
zynde  van  de  Leedjes  der  Pooten ,  kan  zo  wel 
tot  onfchadelyke  als  tot  de  fchadelyke  Spinne- 
koppen  t'huisgebragt  worden,  gelyk  Aldro. 
vandus  oordeelt.  Dus  heeft  ook  Aristote- 
X,es ,  reeds,  van  Araneus  en  Phalangiwn,  als 
byzondere  Soorten  van  één  Geflagt  zynde ,  ge- 
bruik gemaakt. 

Door  Kreeft-Spinnen  verftaa  ik  thans  zoda-  Kenmec, 
nïgen,  die  wel  agt  Pooten  hebben,  gelyk  de  kcn' 
andere  of  gewoone  Spinnen  ,  maar  voor  aan 
den  Kop  twee  Sprieten ,  Gryjpers  of  Nyptan- 
U  öeel.  xui  stuk*  gen  9 


158    BËSCHR  YVIHG  VAN 


V.     gen ,  meer  of  min  naar  Kreeftfchaaren ,  Voe* 
I XXIX  ten  °^  banden  gelykende.    Haar  Agterlyf  is 
Hoofd-  rqndagtig.  Twee  Oogen  hebben  zy,  naby  el- 
stuk.     kander ,  boven  op  den  Kop  (taande  ,  en  twee 
op  zyde. 

soorten.  In  dit  Geflagt  zyn  ,  behalve  de  gewoon® 
Langpootige  Europifche  Spin  en  die  der  In- 
dien ,  thans  nog  eenige  nieuwe  betrokken  ;  zo 
dat  het  getal  der  Soorten  negen  is„ 


£        (1}  Kreeft-Spin,  die  het  Lyf  klein  en  Rol* 

'an* 
Gros* 

Zee-Spin# 


fbaian»  ronda»ug  9  aan  de  Schouderen  geknobbeld  2 

iïpes.  met  zeer  lange  Footen  heeft. 


In  de  Zee  van  Noorweegen  onthoudt  zig  dit 
Infekt,  dat  zeer  loom  is  ,  de  Schulpen  der  Mos* 
felen  doorboorende  en  uitzuigende.  Het  heeft 
aan  den  Kop  twee  Borftelagtige  Sprieten  ;  aan 
den  Bek  twee  Voelers  ,  die  tweeledig  en  als 
Kreeftfchaaren  zyn.  Bovendien  zyn  'er,  aan  't 
Borstftuk ,  nog  twee  Draadagtige  byhangzels  , 
evenwydig  met  het  Lyf  3  agter  het  Fondament 
gaapende,  en  in  't  midden  gefchaard:  des  het 
naa  verwand  fchynt  te  zyn  met  de  Kreeften. 
Het  heeft  een  lang  3  dun  Staartje  :  maar  dc 
langheid  der  Pooten,  als  in  de  volgende  Soort, 
doen  dit  Schepzel  inzonderheid  uitmunten ; 
terwyl  men  zig  verwonderen  moet ,  dat  die  ge- 

re- 

(i)  Thalangium  Corpore  minuto  Cylitidrico.  Humeris  tu- 
berculato  ,  Pcdibus  longisfimis.  "f.  Syjt.  Nat  X.  Gen.  236.  XII, 
367.  Phalangiuramarinunau  Stroem.  Svndm,  T%uï.iê9 


de  Kreeft-Spinnen.  159 


fegeerd  kunnen  worden  van  een  zo  klein  Lig-  V. 
,ö     .  Afdeel* 
haampje  (*>  LXXIX. 

HOOFD- 

(2)  Kreeft-Spin,  die  bet  Jgterlyf  Eyrond  ,  stuk. 
van  onderen  <wit  beeft.  II# 

Opilio. 

De  Ouden ,  of  die  van  de  voorgaande  en  ^a|P^ 
het  voorde  deezer  Eeuw,  hebben  reeds  deeze 
Soort  van  Spinnekoppen ,  wegens  hunne  lange 
Pooten  zeer  opmerkelyk,  gekend,  die  men  in 
Vrankryk  le  Faucbeur3  dat  is  de  Maaijer,  en 
in  Engeland  the  Sbepherd,  of  ook  de  Oogst- 
Spin  noemt ,  volgens  Lister  ,  om  dat  zy  veel 
voorkomen  in  de  Hooytyd3  of  omtrent  het 
midden  van  den  Zomer  ,  in  open  Velden,  waar- 
van zy  den  naam  van  Schaapherder-Spin  kan 
gekreegen  hebben ,  hoewel  men  haar ,  wegens 
de  Geftalte,  in  ons  Land,  volgens  den  Heer 
Gronovius  Ct}   ook  Langpoot  of  Hooyjoa- 

gen 

(*)  Fig.  6.  op  Plaat  III.  in  't  Ëerfte  Deel  van  Dr.  BAs. 
TERS  Uitf panningen  ,  zou  dergelyk  een  Zee-Spin  kunnen  zyn, 
indien  dezelve  zodanige  Sprieten  en  byhangzels  had.  Fig.  7. 
is,  buiten  twyfel,  een  Myt. 

(ij  Phalangium  Abdomme  ovato,  fubtus  albo,  Faun.Suec* 
Ï992.  SC©P.  Carn.  I122.M0UFF.  Inf.i^,  f.  4,  ALDR.  Inf„  ÓC2. 
f.  4.  Goed»  Inf.  th  T.49,  List.  Angl.  T*  I.  f.  35.  Hoefn,  Infm 
II.  T,  9*  Inf.  39»  N.  35*  BRADL.  Nat,  T.  24.  f .  2,  CLERCK 

Aran.  T.  5»  fi  i°.  SüLTz.  Inf.T.2zJ,  140»  GEOFFR.  i*tfr«  II. 
629.  T.  20.  f.  é. 

(t)  Ten  minfte  fchyntzyn  Ed.  deze  Spin  bedoeld  te  heb- 
hebben ,  wanneer  hy  (in  Aft.  Helvet,  vol.  V.)  de  aanhaaling 
van  Araneus  hyalino  -fulvus ,  Linn.  Syft.  Gen.  235.  N.  14, 
maakt,  alwaar  doch  Linn^eus  niet  van  deezen  Spinnekop 
maar  van  een  zeer  klein  Mytje  (Acarus  telarius)  hier  voor 
bladz.  127.  befchreeven,door  het  welke  de  Herfst  -  draadea  g€* 
jponnen  worden,  fpreekt% 

I*  Deel*  xulstuk» 


IÓO        B'ËSCHRYVING  VAN 


V.  gen  noemt.  De  Sweeden  heeten  dit  Infeke 
LXXIX.  Ldke  °f  La°Cke 

Hofd  - '    „  De  Wyfjes  komen  veel  in  Augustus  voor* 
STÜK'   „  zegt  Ray,  ten  minfte  kan  menze  dan  bést 
van  de  Mannetjes  onderfcheiden ,  doordien 
3,  zy  alsdan  het  Lyf  vol  witte  Eytjes,  die 
3,  volmaakt  rond  zyn,  hebben  ,  doch,  waar  en 
3,  op  welke  manier  zy  haare  Eytjes  leggen  , 
3,  daarvan  heb  ik  nog  niets  vernomen".  By  Lis- 
ter vindt  men  woordelyk  hec  zelfde.  Goe- 
daakt  ,  ondertusfehen  ,  hadt  reeds  waargeno- 
men, dac  zy  voortkomen  uit  zekere  ronde  bol- 
letjes, doorfchynende  als  Kryftal,  die  in  de 
Padde  (loeien    fchynen    begreepen    te  zyn. 
Men  behoeft  llegts  een  gewoone  Paddeftoel  te 
neemen,  die  op  den  Grond  groei  jen,  en  dezel- 
ve op  Aarde  te  leggen  in  een  beflooten  Glas  9 
dat  men  inde  Zonnefchyn  zet;  zo  zal,  in  ee* 
nige  Dagen ,  die  Paddeftoel  ïn  een  zwart  Vogc 
verteerd  zyn ,  daar  hy  Wormpjes  in  waarnam, 
die  in  Vliegen  veranderden  ;  maar  vervolgens 
leverde  dat  Water  als  een  menigte  van  Kry- 
Itallyne  Zandkorreltjes  uit,  welke  allengs  Poo. 
ten  kreegen,  en  eindelyk,  na  drie  Jaaren  ver-* 
loops  j  de  Geftalte  hadden  van  Schaapherder- 
Spinnen.   Even  't  zerfde  hadt  hy  waargenomen 

in 

(*)  Volgens  de  Fauna  Su?cïca9  alwaar  het,  inde  EerfteUic» 
gaave,  voorgefteld  was  onder  den  naam  van^  Acarus  pedibus  om* 
uibus  longisfimis;  dat  echter  aan  Geoffroy  geen  reden  kon 
geeven ,  om  thans  nog  te  fchry  ven ,  dat  het  een  Soort  vao 
Acari  of  Mytcn  is,  by  Linn^us. 


DE    K  R  E  È      T-S  PINNÈN.  l6l 


in  de  ronde  Kris tallyne  bolletjes,  van  grootte  V. 
als  Radys-Zaad,  welke  hem,  in  klein  getal  ,  ^xxTx 
voorkwamen  in  de  Kelkswyze  holligheid  van  Hoofd- 
zekere  Paddeftoelen,  die  geflooten  uit  den8im' 
Grond  komen,  en  vervolgens  open  gaan  of 
ontluiken;  als  wanneer  zy  niet  kwaalyk  naar 
den  Dop  van  een  Eikel,  zegt  hy,  gelyken. 
Deeze  bolletjes  hebben  ook,  zo  hy  getuigt, 
na  dat  zy  op  de  Aarde  gevallen  zyn  5  drie  Jaa- 
ren  noodig  om  de  grootte  en  geftalte  te  ver- 
krygen  van  gedagte  Infekten,  die,  zo  hy  aan- 
merkt, in  het  heetfte  van  den  Zomer  zig 
ganrn  op  de  M elisfe- bladen ,  en  in  de  Schaduw 
van  dat  Kruid,  onthouden:  maar,  zo  dra  het 
koud  wordt,  het  Veld  verlaaten  en  dan  gaan 
weg  kruipen  in  de  reeten  en  fpleeten  of  gaten 
van  oude  Muuren,  Hekken,  Schuttingen,  enz. 

Die  Spinnen,  welke  op  dergelyke  manier  oirfpron^ 
voortkomen  uit  de  eetbaare  Champignons,  deftoeieaf 
hebben  de  Pooten  veel  langer  dan  de  andere , 
en  zy  zyn  het  daar  hy  de  afbeelding  van  geeft, 
hoe  dat  zy  zich  eerst  als  een  rond  Bolletje ; 
dan,  na  zes  Maanden  verloops,  met  kleiner 
Pootjes,  byna  als  een  Myt;  vervolgens,  na 
twee  Jaaren,  en  eindelyk  na  drie  jaaren,  als 
onze  Schaapherder  -  Spinnen ,  zig  vertoonen. 
Die  Soort  van  Spinnekop,  merkt  hy  aan,  ont- 
houdt zig  doorgaans  in  fcheuren  of  reeten  van 
oude  Muuren ,  met  het  Lighaam  verholen  en 
de  Pooten  uitfteekende ,  óm  de  Salpeteragtige 
vogtigheid,  zo  hy  zig  verbeeldt,  te  lekken^ 
I,  Deel,  XIII,  Stuk*  L  di§ 


l6l     Beschryving  van 


Afdeel  dievan  de  Muurenkomt:  doch  hy  fchynt  niet 
LXXIX  beda§t  te  hebben  ,  dat  zy  zig  dan  veeleer  aan 
Hoofd-  nieuwe  Muuren  moeften  onthouden;  als  ook 
STUK#  niet  3  waar  die  menigten  dan  op't  Veld  van  lee- 
ven  Veeleer,  denk  ik,  dat  het  uitfteeken  der 
Pooten,  buiten  deeze  Reeten,  dient,  om  Vlieg- 
jes en  andere  Infekten,  die  5er  langs  loopen, 
onverhoeds  te  vangen  en  op  te  eeten  of  uit  te 
zuigen.  Dat  zy  by  Nagt  loopen  en  dan  met 
elkander  fpeelen ,  kan  zyn  ,  om  dat  *er  alsdan 
niets  voor  hun  te  vangen  valt.  Dit  Spel  zou> 
volgens  hem  ,  voornaamelyk  beflaan ,  in  elkan- 
der van  boven  neder  te  werpen;  doch,  als  het 
ernst  wordt,  mag  men  het,  met  reden,  een 
Gevegt  noemen ;  dewyl  alsdan  ,  dikwils,  een 
van  de  party ën  dood  blyft  Of  dit  ook  uit 
hoofde  van  de  Paaring  gefchiede  ,  gelykby  an- 
dere Spinnekoppen,  merkt  hy  niet  aan,  doch 
heeft  waargenomen ,  dat  de  overwonnene  van 
den  ander ,  na  het  afbreeken  der  Pooten ,  werdt 
uitgezoogen.  Dit  zou,  al  wederom,  uit  gebrek 
van  Voedzel  kunnen  gefchïed  zyir*  maar  hy 
badt,  langen  tyd,  één  van  deeze  Spinnekoppen 
in  't  Leven  gehouden  met  Salpeter- Water  en 
Kalk,  die  van  een  kwaadaartig  naturel  fchèen 
te  zyn ,  en  wie  zou  van  dergelyke  Kost  iets 
anders  verwagten?  Deeze  overtrof  in  dapper- 
heid alle  anderen,  dermaate,dat  zy  'er  tot  der- 
tig agtereen  om  't  Leven  bragt,  waar  onder 
van  de  fterkften  in  haar  Soort.  Hy  hadtze  vrn 
twee  Schulpen  voorzien  3  in  ééne  van  welken 

haar 


de  Kreeft -Spinnen.  153 


haar  drinken  >  in  de  andere  haar  eeten  was ,  doch  V. 
zy  maakte  een  ander  gebruik  daar  van :  want  Lxxfx* 
in  de  eene  Schulp  deedt  zy  alle  de  Pooten  der  Hoofd- 
Spinnekoppen 9  die  zy  overwonnen,  gedood  en  STUK» 
opgegeten  hadc ;  in  de  andere  plaatfte  zy  de 
overblyfzels  van  derzelver  Lighaamen.  Na 
zulk  een  wreede  Zegepraal,  nogthans  ,  bleef 
deeze  Spinnekop  niet  lang  in  't  Leven.  Zy 
zwol  fterk  op,  wierdt  zwarr  van  Kleur  en  ftierf 
eindelyk,  als  of  zy  zig  te  barften  gegeten  had. 

Dit  zonderlinge  vind  ik  by  geen  andere  Air  De  Pooten, 
theuren  aangetekend,  maar  in  de  befchryving  der 
Infekten,  die  omftreeks  Parys  voorkomen, 
wordt  in  't  byzonder  agt  gegeven  op  die  eigen- 
fchap  der  Schaapherder  -  Spinnen ,  den  Kinderen 
zelfs  bekend;  dat  de  Pooten,  daar  afgerukt 
zynde,  zig  nog  eenigen  tyd  be weegen*  Ook 
loopen  zy  daarom  niet  te  minder,  al  zyn  zy 
een  gedeelte  van  den  een  of  anderen  kwyt* 
Die  Autheur  geeft  in  bedenken  y  of  zulk  een 
Infekt  niet ,  op  dergelyke  wyze  als  de  Kreeften 
en  Krabben,  weder  nieuwe  Pooten  krygt,  na 
dat  'er  afgebroken  zyn  ?  Hy  hadt  eens  een  der- 
gelyke Spin  gevonden  met  zeven  lange  Pooten 
en  de  agtftetwee  derden  kleiner  dan  de  anderen ; 
doch  verhaalt  niet,  of  deeze  korte  Poot  van 
dergelyke  Leedjes  als  de  overigen  was  voorzien: 
anders  is  het  niet  veel  byzonders  (*). 

De 

(*)  Voor  eenïge  Weeken  werdt  my  door  den  Heer  Boktor 
B aster,  van  zierikzee,  eene  Waarneeming  medegedeeld 

I.  DEEL.  XIIIt  STUKt  L  % 


I(?4      BESCHRYVING  VAN 


V-        De  geftalte  van  dit  zonderlinge  Infekt,  dafc 
LXXlX-  20  we'  in  Amerika  als  n  Europa  gevonden  worde 
Hoofd   is  wereldkundig:  doch  weinigen  zullen  agt  ge! 
GeMtQ.    geven  höbbeo  op  de  zonderlinge  figuur  der  dee- 
len  voor  aan  den  Kop ,  die  in  dergelyke  omftan- 
digheden ,  van  vegten  of  zyne  p  ooy  te  vatten 
te  vangen ,  aan  Hukken  te  icheuren  of  uic  te 
zuigen,  van  grooten  dienst  moeten  zyn.  Aan 
het  Eyronde  Lyf,  dat  geen  Borstftuk,  veel 
minder  een  Kop  heeft,  zyn  van  vooren  twee 
uitftekjes ,  aan  ieder  van  welken  een  foort  van 
Lancet  gewricht  is;  op  dergelyke  manier,  als 
wy  dit  in  de  groote  Surinaamfche  Spinne- 
kop  ,  op  Plaat  CII  ,   zullen  befchouwen. 
Bovendien  heeft  dit  Infekt  nog  twee  Voelers  9 
die  langer  in  de  Mannetjes  dan  in  de  Wyfjes 
zyn,  en  zig  ,  in  de  eerstgemeiden,  als  twee 
korte  Pooten  vertoonen :   t  welk  mooglyk  de 
reden  zal  zyn ,  dat  fommigen  'er  tien  Pooten 
aan  toefchryven.    Het  heeft  maar  twee  Oogen, 
die  op  de  Rug  digt  by  elkander  ftaan,  en  al- 
leen door  een  fcherpe  Kam  van  één  gefcheiden 
zyn    Dit  onderfcheidt  hetzelve  grootelykfc  van 
alle  andere  Spinnekoppen,  De  langte  der  Poo- 
ten 

van  den  Heer  Slabbrr,  te  Middelburg,  die  aan  een  Haag- 
disje ,  welks  Poot  door  een  ander  befchadigd  en  van  Vleescfa 
ontbloot  was ,  dien  Poot  a^gefneeden  hebbende  ,  daar  aan  een 
nieuw  Poorje ,  doch  veel  korter  dan  de  anderen ,  heeft  zien 
groeijen.  Dus  kreeg  ook  een  Goudvischje,  welk  de  Staart, 
vin  door  een  ander  werdt  afgegeten,  'm  myae  flcscb  cerj 
meuwc  Staart, 


de  Kreeft-Spinnen.  165 


ten  is  verbaazende,  en  fomtyds  wel  van  twee  V. 
Duimen     Maar  het  byzonderfte  van  deeze^^^* 
Pooten  is,  dat  de  Voet  als  uit  ontelbaare  klei- Hoofd-, 
ne  Leedjes  fchynt  famengefteld  te  zyn  ,  'twelkSTUK* 
dit  Lighaamsdeel  zekerlyk  bekwaamer.tot  gry- 
pen  maakt,  en  om  deeze  reden  kan 'er  den  naam 
van  PhalangMK ,  te  regt,  op  toegepast  worden, 
hoewel  die  van  Twee-Oogige  Spin  niet  minder 
eigen  is.   Men  vindt  'er  die  bruin ,  die  rood  of 
geel  zyn  op  de  Rug,   In-  of  uitwendig  kunnen 
zy  den  Mensch  geen  de  minfte  fchade  doen  s 
zegt  Mocffetus* 

(3)  Kreeftfpin  ,  die  het  Lyf  plat,  de  Snuit  Comutué. 

pvoeeboornig  en  de  Voelers  als  Pooten  ^ehoolft- 
heefi. 

Deeze  Soort,  in  Duitschland  ontdekt  door 
D.  Screber  ,  heeft  dergelyke  lange  Pooten  als 
de  Schaapherder-Spin;  maar  het  Lyf  is  plat  en 
de  Snuit  beftaat  uit  twee  Elsvormige  evenwy- 
dige  Hoornen,  met  Voelers  als  Pooten  ,  doch 
een  weinig  korter. 

(4)  Kreeftfpin,  die  het  Agterlyf  platagtig  o~  CJ£;U 

vaal  f 5  . 

Scorpioen 

(3)  Phalangium  Abdomine  depresfb,  RoftrO  bicorni,  Pal-  S-pinnetJc» 
pis  Pediformibus,  Syjl.  Nat  X1LSCH  ïïFF.  Elem,  13  f;  9. 

(4)  Pbalangtum  Abdomine  obovato  depresfo ;  Chelis  IxvU 
bus,  digitis  pilofis.  Syft.  Nat  XI L  Acarus  Cancroides  Faun, 
Suec.  1968.  SCQP,  Carn  1069.  //  Oeland.  84.  S*B  Muf. 
T*LXX*  Pig.  II.  FRISCH  Inf,  VIII,  Ti*.  Roes.  Suppl,  T.  6u 
Schjsff.  Elem.  T.  38.  ClercK,  Aran>  T.  VI.  f»  10;  1  %  ^ 
GF.OFFR  Par.  H,  p.  618, 

I.  Deel.  XUX.  Stvk.  L  3 


166    Beschrïving  van 


Ïu  c. 


V.  vaal  beeft;  met  gladde  Schaar  en  5  die  ruig 

LXxfx!  gevingerd  zyn ,  am  de  Voelers. 

^tuk?      Dit  Infekt,  dat  men ,  wegens  de  Levensma- 
nier 3  het  Weeglqis-Spinnetje  ,  en  wegens  de 
Schaaren  het  Scorpioen-  of  ook  het  Krab-Spin- 
netje  kan  noemen  3  is  te  vooren  't  huis  gebragt 
geweest  in  't  Geflagt  der  Myten*  Anderen 
hebben  't  volftrekt  tot  de  Scorpioenen  betrok- 
ken (*),  daar  het  echter,  als  geen  Staart,  of 
maar  een  zeer  klein  Staartje  hebbende,  datzig 
onder  'c  Lyf  verbergen  kan  ,  zeer  veel  van 
afwykt,  en  dus  nader  tot  de  Krabben  zou  be- 
hooren  ;  waar  van  het ,  door  de  Lighaamsge- 
italte  ,  wederom  ,  grooielyks  verfchilt  3  ge« 
lyk  uit  onze  Afbeelding,  die  hetzelve  naar 
*t  Leven  zeer  vergroot  vertoont  9  duidelyk 
blykbaar  is.   Men  hoore  Frisch  dien  aangaan- 
de  fpreeken. 

33  Hoewel  dit  Infekt  geen  Webbe  maakt ,  en 
33  ook  geene  Spinpunten  noch  openingen  daar 
?3  toe  heeft  3  kan  men  hetzelve  doch ,  even  zq 
3,  gevoeglyk  5  wegens  ?de  geftalte  en  beweeging , 
33  met  den  Heer  Swammerdam  onder  de  Spin- 
3,  nen  of  Spinnekopagtige  Infekten  tellen,  als 
33  anderen  de  Langpootige  Spin  daar  toe  betrek- 
33  ken,  die  ook  geen  Geweefzel  maakt.  De 
33  Scorpioen-Schaaren  onderfcheiden  hetzelve 

3,  van 

(*)  In  't  Werk  vaa  SfiBA  ,  op  de  aangehaalde  Plaat,  inde 
toefchryving  Sladz  112,  en  by  R.OESEJL,  die  het  den  naam 
geeft  van  zeer  klein  Scorpioentje, 


®  e  Kreef  t-S  pinnen.  16? 


3>  van  allerley  ander  klein  Ongediert.   Deeze  V„ 
3>  Schaaren  leggen  aan  de  ééne  fcherpe  zyde^^XLxl 
3  3  daar  het  beweeglyke  deel  van  de  Schaar  is  3  Hoofd- 
„  met  de  punten  wat  onder  zig  geboogen  3  ensTUK* 
33  zyn  meer  rond  dan  breed.  Het  Lighaam  be- 
5y  ftaat  uit  drie  deelen,  Kop  3  Borstftuk  en  Ag- 
33  terlyf ;  daar  de  Spinnekoppen ,  anders ,  maar 
,3  twee  Lighaamsdeelen  hebben  en  deLangpoo- 
„  tige  niet  meer  dan  één  De  Kop  is  van 

33  vooren  fpits  3  en  heeft  zyn  opening  aan  de 
33  punt  3  die  vol  is  van  kleine  wat  uitfteeken- 
33  de  Haairtjes3  tusfchen  welken  de  Zuigftekel 
3,  uitgaat  3  waar  mede  zy  het  Voedzel  naar  zig 
53  neemt  3  en  de  Prooy,  die  haar  tusfchen  de 
3,  Schaaren  valt,  uitzuigt.    Het  moeten  klei- 
33  ner  Dieren  zyn  dan  de  Kachel -Vliegen 3  die 
^3  zy  vangt :  want  als  ik  haar  een  zodanige  reeds 
33  half  doode  Vlieg  toefmeet,  liep  zy  ,  op  de 
,3  minfte  beweeging  der  Pooten  ,  van  dezelve 
33  weg.   Het  Lyf  heeft,  boven  aan  de  Borft, 
33  zo  veel  de  Kleur  aangaat  een  Ring  3  welke 
33  Kaft anje  -  bruin  is  3  gelyk  de  Borft  en  Kop. 
33  De  andere  tien  Ringen  des  Lighaams  zyn 
33  Drekkig  Afchkleur.   De  Ringen  of  Rondfels, 
33  dwars  over  de  Rug^  worden  in^t  midden  door 
3,  een  Kaftanje  -  bruine  Streep  verdeeld  3  en  zyn 
33  bezet  met  korte  Haairtjes ;  gelyk  men  mee 
v  een  Vergrootglas  ook  kleine  Haairtjes  op  de 
93  glad  fchynende  Schaaren  vindt.   De  Schaa- 

33  ren 

(*)  Dat  is  deSchaapherder-Spin^zoevenbefchreeven» 

J<  DEEJU  XIII,  STUK*  L  4 


I(5§     Beschrïving  van 


a  v-    .5  ren  ftaan  onder  aan  den  Hals.   De  Buik  is 
LXXiV     zeer  hol,  en  heeft  zes  Schubben  -  Laagen 
Hoofj}-  „  over  elkander.    Men  kan  de  noodige  Lugt- 
stu«.        gaatjes  daar  aan  niet  zien,  om  dat  dezelven 
3,  zo  zeer  in  de  plooijen  verholen  zitten.  De 
Pooten  geeven  'er  vry  wel  de  gedaante  van 
3,  een  Spin  aan,  hebbende  drie  Leden,  buiten 
r,  en  behalve  het  Kokertje,  waar  inzy  zig  aan 
35  den  Buik  be weegen.   Zy  kan  daar  mede,  ge- 
lykerwys  een  Kreeft  of  :qorpioen,  zeer  ge- 
zwind,  voor-  en  ageer  waards ,  als  ook  zyde- 
3)  waards,  kruipen  ;  houdende  de  Schaaren  ,  te- 
„  vens,  altoos,  regt  vooruit  geltrekt ,  die  zy 
„  anders  op  allerley  wyzen  buigen  kan.  Nooit 
5,  wordt  zy  zo  groot  als  zy  hier  is  afgetekend, 
en  bemint  de  naauwe  Reeten,  waar  in  anders 
5,  geen  Spin  kan  komen  ;  zo  dat  menze  een 
lieeUn-Spin  noemt  ;  dewyl  zy  3  gelyk  een 
33  Weegluis  ,    in  naauwe  Scheuren   en  dik- 
3,  wils  tusfehen  de  Bladen  der  Boeken  en  de 
3,  Banden  zig  onthoudt." 

Dit  Infekt  heeft  by  ons  zyne  woonplaats, 
zegt  Geoffroy  ,  (  die  het  iq  een  byzonder  Ge* 
fiagt,  onder  den  naam  van  Chdïftr  of  Schaar- 
draager,  geplaatst  heeft,)  in  de  Tuinen  onder 
de  Bloempotten  ,  tuffchen  de  half  afgefcheurde 
Bast  der  Boomen ,  en  in  de  Huizen  op  dergely- 
ke  muffe  plaatfen.  Het  leeft  van  Houtluisjes 
cn  Myten  ,  loopende  agterwaards  ,  zegt  Lin* 
NiEUs ,  die  een  Waarneeming  bybrengt  van  Bek. 
gius,  dat  hetzelve  3  by  nagt,  met  den  Kop  in 

de 


de  Kreef  t-S  pinnen.  I6> 


de  Dy  van  een  Boer  gekroopen  zynde,  daaruit  V. 
een  Puist  als  een  Hazelnoot  was  ontdaan,  met  lxxjX* 
een  fchrikkelykc  Pyn  in  dat  geheele  Been.   By  Hoofd- 
ons  wordenze  in  afgeworpen  oude  Nesten  dersrUK* 
Zwaluwen  veel  gevonden. 

C5}  Kreeftfpin,  die  het  Agterlyf  Rolrond 9  met  AcaJ0'ides 
glutine  Schaar  en  5  den  Kop  met  byhangzels  Myt3gtige. 
beeft. 

Deeze ,  in  de  heete  Gewesten  van  Amerika 
zig  onthoudende,  heeft  een  Venynige  beet, zege 
Linn^us,  die  haar  te  vooren  ook  onder  de  My- 
ten  geplaatst,  doch  toen  reeds  getwyfeld  had, 
of  zy ,  zo  wel  als  de  voorgaande ,  niet  tot  de 
Kreef  tspinnen  behoorde  Zy  gelykt,  by  zonder, 
naar  ons  Scorpioen-  of  Weegluis  -  Spinnetje  , 
maar  de  Schaaren  zyn  Eirond  ,  het  Lyf  geelag- 
tig  en  tweemaal  zo  groot  ,  met  het  Agcerlyf 
rolrond. 

(6)  Kreeftfpin ,  die  het  Agterlyf  breed  en  ge-     vr.  1 

/pitst  heeft ,  met  een  Elsvormige  Snuit.        r^m  na~ 

Walksch- 

Toen  ik,  in  't  voqrfte  van  deeze  Natuurlyke  Lllis* 

His, 

(5)  Tbalangium  Abdomine  Cylindrico  »  Ghelk  tevibus  , 
Capite  appendiculato.  Syft.  Nat.  XII.  Acarus  Antennis  Cheli- 
formibus,  Abdomine  Cylindrico,  Capite  appendiculato,  Syft. 
Nat  X  p.  616.  N.  8. 

(6)  Thalanpum  Abdomine  dilatato  muricato  ,  Roftro  Subu- 
lato  Syft  Nut  XI!  Pediculus  Ceti.  Mart  Spits!?,  gj.  T.  Q. 
f.  d  B ASTER  Uitfpann.  II  D.  p.  146.  T.  12.  f  3.  Phalan» 
g'mm  Littorale.  Ström.  Sondm,  209.  Tt  I.  f.  i?»  ryenogonum 
&RT1NNICH  I»//t;ï  f  17..// 

X.  Deel.  Xiil.  Stuk»  L  ƒ 


no  Beschryvïngvan 


V.     Hiftorie,  de  Walvhfchen  befchreef ,  maakte  ik 

LXXlt.tevcns  Sewa§  van  de  Walvisch  -  Luizen.  Het 
Hoofd-  gene  ik,  dien  aangaande,  als  maar  ter  loops, 
stuk.  Qp  ^  piaats  ,  voorftelde,  had  ik  ontleend  uit 
een  nieuw  Fransch  Werk  ,  dat  eene  Verzameling 
van  het  gezegde  der  meefte  hedendaagfche  Au- 
theuren  bevat  (f).  Aldaar  wordt  duidelyk  de 
langte  gefteld  op  zeven  Duimen  of  daarom- 
trent, en  indien  het  Infekt  de  grootte  van  een 
Spinrok  heeft,  gelyk  Boccone  zegt  ,  zou  dQ 
hoogte  van  de  Schulp  niet  veel  minder  zyn.  Ik 
heb  my  verbeeld,  dat  dezelven,  naar  de  groot- 
te der  Walvisfchen ,  ongemeen  verfchillende 
waren  ,  en  dat  de  eigentlyke  Walvischluizen 
onder  zodanige  Doppen ,  het  welk  de  Zee  -  Ei. 
kels  of  Zee- Puisten  zyn ,  huisvesten.  Ik  bezit  'er 
zodanigenals  by  Gualtöieri,  Tab.  ioó.  Lett. 
Q  afgebeeld  zyn,  van  meer  dan  een  Duim  hoog 
en  anderhalf  Duim  breed 
vl.  c.  ]3y  fommige  Liefhebbers  is ,  onder  den  Naam 
'**  '  van  Wal  visch-Luis,  een  Diertje  bekend,  waar  van 
wy  de  Afbeelding  hier  eenigermaate  vergroot 
geeven  ,  om  de  zonderlinge  Geftalte  van  dit 
Schepzel,  die  door  den  Heer  Doktor  Baster 
uitvoerig  is  befchreeven.  Zyn  Ed.  heeft  een 
foort  van  Voelertjes  of  Armpjes  aan  eenigen 
van  deeze  Infekten  waargenomen;  doch  als  mea 

zy- 

(f)  Sa  longueur  eft  de  fepc  Pouces  ou  environ;  mais  il  pa* 
roit  heaucoup  plus  grand ,  lorfcju'i  1  etend  fes  Bras  hors  de  fa 
Coquille.  DiBionn.  des  Animamx.  Paris  17 $9.  pag.  574. 

(*j  Die  Autheur  voegt  agtercfe  befcforyving.  Hunc  BQCCQ» 
coNE  PeMcufstm  BaUn&  nuncupat. 


DE    K  R  E  E  F  T-S  PINNEN.  l?ï 


zyne  Afbeelding  ?,  daarvan  (Lett.D,)  metdie  Afdeel 
van  het  Infekc  van  de  Buikzyde  (Lett.  C)  ver-  LXXIxl 
gelykt,  is  het  duister,  waar  deeze  Armpjes  kun-  Hoofd. 
nen  gezeten  hebben,  die  ik  echter  ook  daar  aan STUK* 
waarneem.    Zy  zaten  ,  volgens  zyn  Ed.  fchry- 
ven ,  onder  aan  den  Buik  ,  digt  by  de  Snuit ; 
waar  ik  denk  dat  zyn  Ed.  mede  zeggen  wil,  on- 
der aan  het  Lighaam  van  dit  Diertje.   In  het 
gene,  naar  't  welke  onze  Afbeelding  C. 
Ffg.  5)  gemaakt  is5  was  'er  geen  blyk  van  te 
vinden;  maar  de  twee  uitpuilingen  aan  de  Rug- 
zyde,  by  het  Snuitje,  fcheenen  zig  zo  wel  als 
Oogen  voor  te  doen,  dat  ik  ze  'er  zekerlykvoor 
zou  gehouden  hebben,  indien  het  Infektniett 
midden  op  de  Rug,  aan  de  andere  Verdeelingen 
van  het  Lyf,  meer  dergelyke  uitpuilingen  hada 
De  Heer  BasTER  verbeeldt  zig  die  Walvisch- 
Luis,  welke  van  Martens  in  zyne  Spitsberg- 
fche  Reize  opgegeven  wordt ,  een  ander  Dier- 
tje te  weezen;  alzo  dezelve  twee  Sprieten  5 
twee  Oogen  en  een  Neusgat  had.   Het  zelfde 
moet  ik  zeggen  van  de  Walvisch  -  Luizen ,  wel- 
ke by  Seba  afgebeeld  zyn ,  alzo  die  twee  Poo- 
ten  zeer  dun ,  en  een  Kop  hadden  met  uitftee» 
kende  Baardjes (*3-Deeze  zyn  ook,  wegens  het 
getal  der  Pooten,  tot  de  Piffebedden  t'huis  ge- 
bragt,  en  gelyken  weinig,  zo  men  in  't  ver- 
volg zien  zal ,  naar  dit  Inlekt ,  dat ,  evenwel  , 
vap  Linn^üs  aldus  befchreeven  wordt; 

(*)  Kabinet  I  D.  p.  14%,  Tab,  XC.  Fig.  j.  Lett.  E,  F,  H» 
It  DEEI*  XIII,  STüK# 


Ij2      BESCHRYVING  VAN 


3> 

3} 


V.       „  Het  gelykt  zeer  veel  naar  de  Piflebed  van 
LXXlX.  "  den  Walvisch,  maar  heeft  geen  meer  Poo- 
hoofd-   3)  ten  dan  agt,  die  allen  volkomen  zyn,  en  uit 
5TUKt     39  verfcheide  Leedjes  beftaan.    De  Rug  is  rood  3 
35  van  veele  Stukken  ,  die  ieder  drie  pun- 
35  ten    hebben  :    de    Staart  Rolrond ,  zeer 
3,  kort  en  geknot ;  de  Snuit  Vliesagtig  ,  eeni- 
3,  germaate  Elsvormig,  ter  langte  van  de  Poo* 
33  ten*   De  gedaante  hebbende  van  de  Piflebed 
35  van  den  Walvisch,  doch  door  de  Snuit  van 
de  overigen  verfchillende  5  en  zonder  Ny- 
pers;  zou  men  dit  Infekt  misfchien  beter  tot 
33  de  Myten  betrekken  kunnen 3  of  maaken 'er 
35  een  byzonder  Geflagt  van." 

(7)  Kreeftfpin  ,  die  bet  Lyf  ovaal  en  plat  beeft, 
Trkll'ina-  met  drie  Rihben  overlangs ,  de  Dyen  der  Foor* 
Drieribb'  poten  eenigermaate  gekamd. 

Dit  Infekt  5  by  Dresden  in  Saxen  waargeno- 
men 5  heeft  het  Lyf  ovaal  en  plat  5  met  vyf 
flaauwe  Infnydingen  en  drie  Ribben  5  waar  van 
deeene,  in  't  midden 5  overlangs,  zig  als  een 
Kiel  vertoont;  van  de  anderen  is  'er,  weder* 
zyds5  boven  den  zydrand,  één.  De  Kleur  is 
bruin.  De  Pooten  zyn  eens  zo  lang  als  het 
Lyf  5  hebbende  de  voorften  de  Dyën  opwaards 
breeder  3  met  eene  eenigermaate  gekartelde 
Kiel. 

m 

(7)  Phalangium  Abdomine  clliptlco  depresfö  tiicarinato^ 
Temoribus  anticis  fubcxiftati».  Syji.  Nat,  XII, 


d  e  Kreeft-Spinnen.  173 


(8)  Kreeftfpin  >  die  takkige  Schaaren  heeft  en 

borstels  aan  bet  Gat  draagt.  Afdeel* 

LXXIX 

Onder  die  van  dit  Geflagt  is  deeze  Soort  de  Hoofd- 
eenigfte,  welke  een  aanmerkelyke  Staart  heeft  STvni. 
De  Geftalte  zweemt  veel  naar  dieder  Scorpioe-  Cmdatunn 

r  Gctfaartc. 

nen,  volgens  de  afbeelding  van  de  twee  uit  Se- 
ba  aangehaald ,  die  van  de  Kust  van  Guinee  ge- 
komen waren ,  zynde  de  eene  het  Wyfje  ,  de 
andere  het  Mannetje.  Niettegenftaande  de 
kwetzende  Staart  'er  aan  ontbreekt ,  en  de  Schaa- 
ren ook  van  een  andere  gedaante  zyn ,  heeft  dc 
Heer  Gronovius  dezelven  doch  tot  de  Scor- 
pioenen  t'huis  g  bragt.  Dat  Voorwerp  3  't  welk 
zig  in  de  Verzameling  van  de  Koningin  van 
Sweeden  bevondt ,  fchynt  uit  Oostindie  3  en 
wel  van  't  Eiland  Java,  afkomftig  te  zyn  ge- 
weest* 

(p^  Kreeftfpin,  die  de  Armen  getand  3  de 

jle  Pooten  Borflelagtigenby  uitftek  lang,  bi&LwgGs*' 
BorstftukNiergelykende  heeft.  puck. 

Fig,  u 

Buiten  twyfel  wordt  hier  dat  Infekt  bedoeld , 
waar  van  Brown  ,  inzyne  befchryving  der  Ge- 
dierten van  Jamaika,  de  Afbeelding  gegeven 

heeft, 

(8)  Phalangium  Chelis  ramofis  ,  Ano  Setifero  M.  L*  ü« 
Scorpio.  GRON  Zooph  952.  SEB.  Muf  1.  T.  70  £  7  9  8. 

f9)  Pbalan%ium  Brachiis  dentatis ,  Pedibus  primis  longlfli* 
mis  Setaceis ,  rhorace  Reniforrni.  M.  L.  U«  427,  Phalangium 
Palpis  long'sfimis  crasfis  *.  Gron.  Zotph  935,  Tarantula  fufca 
major  ,  &c  Brown.  Jam.  409.  T.  XI4,  f.  3.  Cancellus  Ara- 
Oeoides  Piltiver   Vteriogr.  T.  XXJ.  f.  12, 

E«  Deel»  XM.  Stuk. 


174   Beschryving  van 


V.     heeft,  onder  den  naam  van  „  Tarantula  ,  die 
LXxS*"  bruin  is  en  grooter,  met  de  voerde  Pooten 
Hoofd-     dikker,  gedoomd  en  byna  als  Kreeftfchaaren 
STUK#  »  genageld;  die  daar  aan  volgen  zeer  lang  en 
„  dun":  want,  het  gene  hy  de  voorfte  Pooten 
noemt,  zyn  de  Voelers,  Grypers  of  Armen, 
en  de  volgende  zyn  de  eigentlyke  Voorpooten. 
Men  vindt  'er  een  Afbeelding  van  ,  (doch  die 
ten  uiterfte  onvolkomen  is  getekend,)  in  't  Vier- 
de deel  van  Seba,  Fi%.  13  op  Tab  XCIX, 
zynde  naar  een  Voorwerp  gemaakt,  dat  uit  Oost- 
indie  afkomftig  was    Die ,  welke  zig  bevondt 
in  het  Kabinet  van  de  Koningin  van  Sweeden , 
was,  zo  het  fchynt,  uit  Amerika» 

De  Heer  1'Admiraal  de  Tekening  bezitten- 
de ,  die  door  zyn  Ed, ,  voor  eenige  Jaaren ,  ten 
naauwkeurigfte  gemaakt  was  naar  een  zodani- 
gen  Langbeenigen  Spinnekop  ,  heeft  de  goed- 
heid gehad  van  my  dezelve  mede  te  deelen; 
gelyk  ik  die  dan  ook  ,  op  de  nevensgaande 

Plaat,  in  *t  Koper  heb  doen  brengen  (*}.  Dit 

raa* 

(*)  Te  beklaagen  is  't\  dat  deezen  ouden  Heer ,  die  de  Natuurly. 
ke  Hiftorie  zo  veel  dienst  gedaan  heeft ,  en  nog  veel  meer  zou. 
kunnen  doen,  met  dingen  am  't  licht  te  geeven ,  die  niemand 
anders  heeft;  (Zie  het XI.  Stc/k  vandeezeA^/.  Hiftorie  ,  bladz* 
4H9.)  van  tyd  tot  tyd  zo  veel  moeielykheden  worden  aange- 
daan ,  door  Luiden  die  de  grootfte  verpligting  aan  hem  had- 
den; dat  zyn  Ed.  daardoor  belet  wordt,  benevens  de  laftige 
waarneeminge  van  het  Ampt  ,  van  Ykmeefter  Generaal  der 
Trooyfche  Gewigten  ,  zo  veele  Jaaren  reeds  door  hem  bekleed, 
zyne  Liefhebbery  ten  dienfte  van  het  algemeen  voort  te  zet- 
ten ,  cn  de  Wereld  mede  te  deelen ,  het  geenezynelangduuri- 
ge  Ondervindingen  ,  daar  in ,  hem  geopenbaard  hebben. 


de  Kreef  t-S  pinnen.  175 


raare  Stuk  was  door  Mevrouw  Merian  zelve,  v* 
by  haar  Ed.  terugkomst,  van  Suriname  mede- LXXIX, 
gebragt.  De  Heer  SpLomon  van  Loo,  die  de  Hoofd. 
vermaard  fte  Lief  hebber  was  van  zyn  tyd,  heeft  s™* 
deezen  Spinnekop  van  haar  Ed.  bekomen  3  en 
als  een  Pronkftuk  ,  in  een  ronde  Doos ,  met 
Glas  gedekt  5  zorgvuldig  bewaard.  Na  zyn 
Overlyden  kwam  dezelve  ,  benevens  veel  an- 
der fraay  Goed ,  op  een  Verkooping  ,  en ,  op 
een  der  Kykdagen  ,  te  vooren  *  de  Heeren 
Lyonnet  en  1' Admiraal  elkander  aldaar  aan- 
treffende ,  en  beiden  hetzelve  als  zulk  een 
weergaaloos  Stuk  aanmerkende,  maakten  zyeen 
affpraak  ,  van  het  niet  tegen  elkander  op  tc 
jaagen  ,  zullende  het  te  famen  koopen  en  dan 
door  Loting  befliflTen  ,  wie  het  hebben  zou. 
Vier  zulke  Staart  -  Spinnetjes ,  als  de  twee  daar 
nevens  vertoond,  waren  in  dezelfde  Doos  ,  en 
hier  van  zou  de  geen  ,  die  het  kwam  te  verlie- 
zen ,  'er  twee  hebben.  De  Spinnekop  viel ,  by 
het  Lot,  den  Heer  FAdmiraal  te  beurt,  die, 
niettegenftaande  'er  aan  hem  ,  door  gedagteü 
Heer,  op  flaande  voet,  vyfDukaaten  voor  ge- 
booden  werden ,  daar  doch  niet  van  af  (lappen  wil- 
de, maar  dit  fraaije  Stuk  lang  in  zyne  Verza- 
meling bewaard  heeft ;  tot  dat  zyn  Ed.  zig  ein- 
delyk  9  door  lang  aanhoudend  verzoek  van  den 
Heer  C  B.  Voet  en  deszelfs  Huisvrouw ,  heeft 
laaten  overhaalen ,  om  hetzelve  voor  een  goe- 
de Prys  over  te  doen ;  mids  zyn  Ed.  eerst  daar 

van 

I.  DEEL.  XIII.  STUK, 


176     Besühryving  vArr 

Jbraï  >  Yan  Cen  Aftekening  moSt  ma*ken    De  Spinfne- 

LXXIX.  koP*  dan>  berust  tot  heden  in  het  Kabinet  van 

Hoofd-  gedagten  Heer  en  van  zyne  Beminde,  te  Dor- 
stuk.    ,    ,  J 
drecht. 

Wat  de  Geftalte  van  dit  Schepzel  aangaat , 
die  is  in  alle  opzigten  verwonderlyk.   De  Dee- 
len ,  welke  men  elders  als  twee  ovaale  (tukken 
afgebeeld  heeft ,  en  die  'er  waarfchynlyk  den 
naam  van  Niervormig  aan  hebben  doen  geeven, 
maaken  ,  inderdaad ,  te  famen  het  Borst ftuk  uit* 
dat  in  deeze  vry  ongelyk  vati  boven  >  en  op  de 
zyden  hoekig  uitgefneeden  is,  als  't  ware  dus 
gefchikt  tot  het  beter  inneemen  van  de  Kasjes  , 
daar  deknoppen  van  debovenlie  Leden  derPoo* 
ten  zig  in  beweegen.   De  ongemeene  langce 
en  durite  van  derzelver  deelen  vereischte,  inder- 
daad 3  een  diepe  Inleding  ,  gelyk  men  die  ook 
daar  aan  befpeurt,  en  de  beweeglykheid  vor- 
derde dat  die  korte  Leedjes' t  by  ieder  Gewricht»' 
welke  aan  de  Spinnekopperf  eigen  zyn ,  vooral  in 
deeze  niet  ontbraken*   Het  moet  een  zeer  vlug 
Dier  zyn  en  tevens  Roofzugtig ,  hebbende 
tot  het  vangen  van  kleiner  Infekten  waarfchyn- 
lyk die  byfter  lange  Zweep  -  Pooten ,  en  tot  hec 
vatten  of  dooden  derzelven  die  verfehrikkelyke 
W apenen  verkreegen  9  welke  men  Armen  of 
Grypers  kan  noemen ,  hoewel  zy  met  de  Voe- 
lers of  ook  met  de  Sprieten,  in  anderen,  ten 
opzigt  van  de  plaatzing  overeenkomftig  zyn» 
Aan  den  Bek  fchynt  dit  Voorwerp  twee  ontzag* 

lyke 


DE    KREEFTSPINNEN.  ij? 

lyke  Tanden  te  hebben ,  doch  de  Kop  on:breekt  v« 

*  i    i  ,  i  o    *  •      »  '     i  AFDEKT, 

er  aan,  gelyk  in  de  Spmnekoppen  in   t  alge  lxxiS 
meen*    Hec  Lyf  is  JEyrond  en  in  ringen  ver*  Hoofd- 
deeld ,  van  Kleur  wat  bruiner  aan  hec  I3or>tftuk ,  stuk* 
dat  uit  den  geelen  ziet,  gelykerwys  de  Poo- 
ten  ,  maar  de  gefchaarde  Armen  zyn  ook  rood- 
agtig  Kastanje  -  bruin.    Titans  bezit  ik  zelf  zo- 
danig een  Kreeft  Spin  ,  die  ruim  zo  groot  van 
Lyf  en  langer  van  Armen,  doch  wat. korte  van 
Ponten  is. Misfchien  zal  Jeezeeen  Mannetje  zyn. 

18!  www^^^^^^^wwwwwwww^^ 


waarin  êerzdver  &lg*&eme  Eigenfchèppm^  ïn» 
vmderheid  ten  opzigt  van  hun  Vernuft  en  de 
Voort  teeling  ,  breedvoerig  ontvouwd  en  nage- 
fpoord  worden  }  enz. 

[Teel  eenvoudiger  en  klaarder  is  de  afleiding  NaanD* 


*  van  den  naam  der  Spinnen  of  Spin^  ekop- 
pen  ,  in  onze  Taal ,  dan  die  van  het  Latynfch 
woord  Araneus ,  en  van  Araneq  3  dat  men 
zo  wel  voor  de  Webhe,  als  voor  het  Dier 
zelf,  plagt  te  neemen*  Het  kan  geen  Infekc 
betekenen ,  dat  met  de  Logt  zig  voedt ,  gelyk 
Isi  oküs  wil  maar  ,  van  het  lcopen  of  hangen 
in  de  Lugfc  ,  zou  het  kunnen  afkómftig  zyn, 
waar  van  het  Griekfch ,  Arachnt  of  érachrm ,  ook 
afgeleil  wordt ,  en  mooglyk  heeft  deylhei  l  van 
\  Geweefzel,  dac  zy  maaken,  welgelegenheid 
h  deel.  xiii.  stuk.  daar 


LXXX.  HOOFDSTUK. 


BESCHRY  V  ING  VAN 


V.  daar  toe  gegeven.  Het  Meisje  van  dien  naam 
Afdeel,  werdt,  volgens  de  Fabel  -  Hiftone,  om  dat  het 
Hoofd*-'  Minerva  in  geweven  Werk  de  loef  wilde  af- 
s^uk.  fteeken  ,  in  een  Spinnekop  veranderd  (*).  De 
Spinnekop  is  in  de  Paleizen  der  Koningen  , 
*  Prov.  vinden  wy  in  Salomoivs  Spreuken  -  Boek*,  al- 
50.  v  i8.  waar  >t  Hebreeufch  woord  Simmitb  gebruikt  is; 

doch  elders  5  alwaar  van  de  Spinnewebben  ge* 
-\job  8.v  fproken  wordt,  ftaat  het  woord  Gmkobisco  -J-. 
H. 7'/" 5;  £)e  Franfche  naam  Araignée  is,  zo  wel  als  de 
Spaanfche  Arana  en  de  Italiaanfche  Ragni>  van 
het  Latyn  af  komftig :  daar  de  Engelfche  naam 
ópïder  y  de  Hoogduitfche  Spinne,  en  de  Sweed- 
fche  Spindel,  zeer  gelyken  naar  den  Nederduif 
fchen. 

Ej^cn-  De  algemeene  eigenfchap  der  Spinnekoppen , 
fchappen,  wat  jiet  maaken  van  haare  Webbe  betreft ,  is 
zo  wereldkundig,  dat  men  de  Kinderen  daar 
van  niet  behoeft  te  fpreeken.  Ook  wordt  dan 
Werk ,  by  de  meeste  Menfchen  ,  even  zo  ge- 
ring aangezien  ,  als  men  een  hope  die  in  rook 
verdwynt ,  een  arbeid ,  die  vrugteloos  is  en  in 
't  geheel  niet  ten  nutte  ftrekc,  in  gedagte  Schrif- 
tuurplaatfen ,  by  het  maakzel  of  by  het  wee- 
ven  van  Spinnewebben   vergeleeken  vindt. 

In- 

(*)  Rupisopus  Dea,  &  radio,  cjuem  manu  tenebat, 

'   Fronten*  pe  reus  fit  Arachnes* 

AVi  tulit  infelix  ;  laqueoque  animo/a  ligavit 
Guttura:  pendentext  Pallas  miferata  levavit , 
Jitqueitay  vive  quidem ,  pende  tarnen  impr<ibei  dixit  È 
Sic  rautata ,  antiquas  exercet  Araxea  teias. 


DE    SpINNEKOPPEN*  179 


Inderdaad ,  wanneer  men  de  krankheid  van  dat  V. 
Geweefzel  by  de  fterkte  van  de  Stoffen ,  wel  l^Xx" 
ken  het  Menfchelyk  Vernuft,  allengs  opklim-  Hoofö* 
mende,  van  Zyde,  Katoen  ,  Wolle,  VlaschSTÜK* 
of  Hennip ,  weet  te  vervaardigen :  by  die  der 
Netten,  waar  mede  men  den  Zee  -Visch,  Vo- 
gelen of  wilde  Dieren  ,  vangt  ,  wil  verge- 
lyken;  zo  blykt,'  dat  zy  als  een  Stofje  in  de 
Weegfchaal  zyn:  maar  gelykerwys  een  Aas, 
by  voorbeeld  ,  geen  uitwerking  heeft  op  de 
Schaalen  van  de  Groote  Waag  5  en  een  honder- 
fte  van  een  Aas  een  fyn  Balans  je  doet  over- 
flaan;  zo  zal  het  ook,  by  nadere  befchouwing, 
blyken,  dat  'er  in  het  Geweefzel  der  Spinne« 
koppen  niet  minder  fchranderheid  en  nuttigheid 
tot  bereiking  van  de  oogmerken  ,  die  'er  de 
Natuur  mede  bedoeld  heeft  gehad,  uitblinkt, 
dan  in  de  fynfte  Stoffen  van  onze  Manufaktuuren. 
En  't  gene  daar  dat  Geweefzel  dezelven  onein-  < 
dig  in  te  boven  gaat ,  is ,  dat  het  niet  door 
voorgaande  Proeven  allengs  tot  volmaaktheid 
gekomen ,  maar  in  't  Paradys  reeds,  waarfchyn- 
fchynlyk,  even  zo  Konflig  als  heden  in  onze 
Tuinen,  gefponnen  en  geweven  zy* 

Deeze  Infekten,  naamelyk,  (het  welk  nog  Htm  ver- 
aan  de  Menfchelyke  Konst  ontbreekt , )  Spin- nuft# 
nen  en  Weeven  te  gelyk.  Zy  maaken  Draa- 
den ,  die  van  aanmerkelyke  kragt  zyn  ,  van 
eene  S toffe  ,  welke  in  't  geheel  niet  Draad- 
of  Vezelagtig  is :  Draaden  die  zig ,  zonder  ee- 
nig  behulp  van  Spelden,  Naalden,  Spykers5 

1.  deel.  xiii,  stuk*  M  %  Na- 


180    Beschryving  van 


V.     Nagels,  Haaken,  Krammen,  zo  vast  hechten, 
LXXX  dat  de  Webbe  >  hun  Vogelaars  -  Net ,  m  de 
Hoofd-  allerergfte  plaatzing  ,  dat  is  loodregt  ,  be- 
stuk.     ftand  is  tegen  een  aanmerkelyke  beweeging 
van  de  Lugt.   Voeg  hier  by  de  regelmaatig- 
heid  van  hun  Geweefzel  ,  dat  de  Menfchely- 
de  Konst  byna  befchaamt  ,  en  fommigen  iets 
meer  dan  Dierlyks  ;  een  Geest  ,  dien  men 
( te  dwaas  ! )  van  den  invloed  der  Sterren 
ging  afleiden  ;   in  deeze  veragte  Schepzelen 
heeft  doen  onderflellen  ;  terwyl  men  klaarlyk 
zag,  dat  'er  niets  overeenkomffiger  kon  ?yn 
met  de  Oogmerken ,  welke  zy  met  deezen 
arbeid  fcheenen  te  bedoelen,  en  dat  dus  dee- 
ze Dieren  dan  ook  niet  van  Denken  en  Ge- 
ve el  konden  ontbloot  zyn  ;  al  ware  het  dat 
m**n  Paarden  ,  Buffels  en  dergelyken,  in  dat 
opzigt,  met  onvernuftige  Menfchen,  die  men 
ook  wel  Ezels  noemt,  gelyk  mogt  Hellen. 
Kondig-     De  oude  Phüofoophen ,  inzonderheid  ,  heb- 
spinnel1    ben  zig  over  het  Vernuft  der  Spinnekoppen 
koppen,    verwonderd,    Arstoteles  zegt  ,  dat  zy  in 
Wysheid  uitmunten;  zo  door  de  Scheering  die 
zy  maaken  ,  als  door  den  Inflag ,  zonder 
Spoel  ,  den  kondigden  Weever  befchaamen- 
de.    Welk  een  vastheid  van  de  Webbe  te- 
gen den  Wind,  tegen  het  aanhangende  Stof, 
zegt  Plinius  ,  die  zynen  1  eezer  de  langheid 
der  Draaden  tusfehen  twee  Boomen  ,  of  van 
om  hoog  naar  den  Grond,  voor  oogen  (tellende, 
hem  tevens  de  Snelheid  doet  gade  flaan,  waar 

mede 


DE    SPINNEK  OPPEN.  ï8l 


mede  die  Infekten  ,  tot  het  vveeven  van  de  V. 
Webbe,  langs  dien  Draad,  op  en  neder  loo-  lxxx* 
pen  ;  de  vaardigheid ,  waar  mede  zy ,  als  'er  Hoofd- 
roof  in  de  Webbe  komt  ,  zig  der  waards  begee-  STUK* 
ven  ,  om  die  te  vatten  ,  en  de  ny  verheid  in  het 
herftellen  van  het  gene  daar  aan  gebroken  is ; 
als  ook  hoe  fcherp  zy  van  Gevoel  zyn  en  van 
Gezigt.  -ZElianus  oordeelt,  niet  onaartig,  dat 
de  Spinnen  gebooren  zyn  tot  de  Weevery,  en 
dat  de  Draaden,  die  zy  fpinnen  ,  de  allerfyn- 
ilen ,  welke  een  Vrouwe  Hand  formeeren  kan, 
overtreffen.    Euclides  ,  zelf,  moest  haare 
bedrevenheid  in  de  Meetkonst  pryzen,  daarzy 
niets  dan  haare  Pooten  tot  een  PafiTer  of  Maat- 
Jftok  gebruiken ,  en  van  anderen  worden  zy  , 
met  reden ,  daar  in  by  de  Byën  vergeleeken. 
Plutarchus,  gezegd  hebbende  dat  veele  Die- 
ren leerzaam  zyn,  voegt  'er  by:  „maar,  het 
3,  is  misfchien  belachelyk ,  dat  wy  de  Dieren 
3,  in  dit  opzigt  pryzen  ,  daar  Democritus  ver- 
3,  zekert,  dat  de  Menfchen  ,  inde voornaamfle 
5,  noodwendigheden  des  Levens  ,  Leerlingen  / 
,3  zyn  geweest  van  hun;  gelyk  van  de  Spin- 
3,  nen  in  de  Konst  van  Weeven  en  herftellen ; 
3,  van  de  Zwaluwen  in  het  Bauwen  ;  enz'\ 
Het  zelfde,  byna,  getuigt  Seneka,  fpreekende 
fildus:  „Ziet  gy  niet  ,  hoe  onnavolgbaar  dat 
3,  geweefzel  der  Spinnewebben  zy  voor  eenig 
3,  Sterveling  ?  Hoe  veel  Werk  het  zy ,  de  Draa- 
3,  den  in  dier  voegen  te  fchikken  ;  fommigen 
i,  om  vastheid  te  geeven*  anderen  om  een  Nee 
i.  deel.  kul  STUK.  M  3  te 


IS2T    Beschrïvihg  van 


V.        te  maaken,  bekwaam  tof:  het  vangen  van  zo 
tXXX.  3  5  kleine  Diertjes.   Die  Konst  wordt  geboo* 
Hoofd-  r)  ren  en  niet  door  onder wys  verkreegen".  Om 
SÏÜIC#    van  veele  anderen  niet  te  fpreeken ,  zal  ik  al- 
leen ,  wederom ,  de  woorden  bybrengen  van 
Ovidius  ,    die   een    Werkftuk    van  aller- 
grootften  arbeid  en  vernuft  zullende  pryzen, 
zegt  ,  dat  hetzelve  niet  van  de  Konffigheid  der 
Spinnewebhen  zou  moeten  worden  overtrof- 
fen (*> 

spinne-  Alle  Spinnekoppen  zyn,  echter,  van  deezen 
koppen  die  aft  njet .  men  vjncjt  >er  eenteen  die  in  't  s;e- 

geen  web-  0  0 

bemaakec.heel  niet  fpinnen:  men  vindt  'er  die  niet  dan  op 
een  onregelmaatige  wys  eenige  Draaden  fpan- 
nen  of  een  foort  van  Webbe  maaken  voor  de 
Gaten ,  waar  in  zy  zig,  't  zy  aan  Muuren  *  Schut- 
tingen ofBoomen,  onthouden:  men  vindt  'er, 
eindelyk,  die  haare  Webbe  niet  loodregt  maar 
waterpas  of  horizontaal  maaken.  Dit  heeft 
aanleiding  tot  verfcheide  Verdeelingen  gege- 
ven ,  die  meer  of  minder  naauwkeurig  zyn ;  heb- 
bende  de  Ouden  reeds  drie  Hoofdfoorten  ge- 
field van  deeze  Infekten  ,  en  onder  de  genen  , 
die  geen  Webben  maaken  ,  maar  haare  Prooy 
door  vlugheid  en  by  verrasfing  overmeefteren , 
heeft  Lister  drie  Afdeelingen  gemaakt,  van 
Wolf  agtige  ,  Krab-agtige  en  Springers,  van 

wel* 

(*)    Non  illud  Opiis  tenuiflima  vincant  Stamina9 

nee  fummo  quae  pendet  Aranea  tigno.  Libïn  IV.  Mnay 
morpb* 


DE    ÜPINNEKOPPEN,  T8<3 


welke  laatflen  hy  'er  vier  irr  Engeland  waar-  V. 
nam.    Deeze  kunnen  evenwel  een  Web  maa-  lxxx" 
ken  tot  haar  Eijernest  en  Winterleger  (*)♦  Hoofd-* 
Van  de  W'olf-agtige  vondc  hy  'er  vier  in  Enge-  stuk» 
land;  van  de  Krab-agtige  twee,  en  van  dc 
Springende  ook  vier :  dus  in  't  geheel  tien  :  ter- 
wyl  van  de  Webfpinders  doorhem  vierentwin- 
tig in  dat  Ryk  gevonden  waren  ;  waar  onder 
tien  van  de  genen  die  vlakke  Webben  maaken, 
gelyk  de  Tuin  -  Spinnen  ;  zes  die  ze  digt  maa- 
ken, als  lappen  Lywaat  of  Katoen.    Men  ziet 
hier  uit,  dat  het  getal  der  laaiften  verre  daü 
der  eerften  ,  welken  de  He  r  Hombe  g  Zwer- 
vers of  Zwervende  genoemd  hadt ,  te  boven 
gaat* 

De  Heer  Reaum^r  ,  willende  deeze  Infek-  verdeding 
ten  ,  uit  hoofde  van  de  Zyde  ,  w  elke  haar  Tumu^T 
Webbe  uitlevert,naau w  keurig  ter  toets  brengen, 
onder fcheidt  de  vVebfpinners  in  vier  Hoofdfoor- 
ten.  De  Eerfte  is,  van  de  genen  die  haare 
Webben,  wier  geweefzel  vry  digc  is,  zo  veel 
de  ftandplaats  toelaat  s  vi  aterpas  of  Horifon- 
taal  maaken.  Hier  onder  begreep  hy  de  ge- 
nen, 

(*)  De  Sweedfche  Heer  Clf.rk  heeft  zeer  mis ,  wanneeu 
hy  zegt  dat  door  Lister  de  fpringende  Spinnckoppen  in  drie 
Geflagten  onderfcheiden  worden  (  Saltatorum  ClaJJem  in  trio, 
Genera  Lifterus  diftinxit  ,  Luporum ,  Phalangiorum  &  Can* 
criformium;-  Listes.  gebruikt  wel  die  drie  benaamingen  s 
doch  hy  merktze  aan  als  drie  Onderdeeiingen  van  de  Spinne» 
koppen  ,  die  geen  Webbe  maaken  ,  gelyk  ik  hter  gezegd 
keb. 

X.  DE£L,  XIII,  STUK»  M  4 


184       BESCBR  VVING  VA35? 

V.  nen ,  die  men  Huis  -  Spinnen  noemt ,  maaken- 
£™£EJr  ke  haare  Webben  in  de  hoeken  van  Muuren  , 
Hoofd  aan  Balken,  Zolders  of  elders,  en  zodanigen 
stuk.  van  ^  Veldfpinnen,als  aan  haar  Webben  zulk 
een  ftand  geeven*  Zyne  Tweede  Hoofdfoort 
was  van  de  genen ,  die  in  de  Gaten  van  oude 
Muuren  woonen :  de  Derde  van  de  genen ,  wier 
Webben  geen  vlak  geweefzel  ,  maar  als  een 
famenhooping  van  Netten  maaken ,  die  in  ver- 
fcheiden  Vlakten  ftaan,  en  de  Vierde,  einde* 
lyk  ,  van  de  gewoone  Tuin  -  Spinnen  ,  wier 
Webben  zo  zeer  in  't  Oog  loopen  en  zo  ver- 
wonderlyk  zyn  ,  wegens  de  Konftige  figuur 
en  evenredigheid  der  Draaden ,  uit  welken  zy 
beftaan,  en  waar  van  de  Scheering  alcoos  naar 
een  middelpunt  loopt.  Onder  alle  de  Hoofd- 
foorten  was  deeze  de  eemgfte  ,  wier  Tonne- 
tjes of  Beursjes,  daar  zy  de  Eijeren  in  beflui- 
ten  ,  tot  het  weeven  van  Stoffen  gebruikt 
konden  worden. 
't  spin-  Men  hadc ,  naamelyk  ,  ontdekt  ,  dat  het 
*as»  Spinrag ,  't  welk  een  zo  veragcelyk  en  nutte- 
loos ding  fcheen  te  zyn ,  een  foort  van  Zyde 
was  y  welke  kon  aangewend  worden  tendien- 
fte  van  den  Menfch.  In  't  jaar  1709  werden  x 
door  den  Heer  Bon  ,  een  paar  Koufen  en  Hand- 
fchoenen,  daar  van  geweven,  aan  de  Akade- 
mie  der  Weetenfchappen  van  Parys  toegezon- 
den, en  federt  heeft  de  Heer  Reaumur  zig 
toegelegd,  om  te  onderzoeken  ,  of  men  daar 
van  werkelyk  Fabrieken  zou  kunnen  opreg-, 

ten, 


DE    S  P  1  N  N  E  K  O  ?  P  E  N,  18$ 


ten.  Men  hadt  reeds  opgemerkt ,  dat  zy  de  V. 
Draaden  van  haare  Scheering  veel  fterker  dan  { ^xxl 
die  van  den  Inflag  maakten,  doch  toen  werdtHooFo- 
ontdekt,  dat  de  Draaden  van  die  Tonnetjes  of  stuk. 
Beursjes,  waar  in  zy  de  Eijeren  befluiten,  ei- 
gentlyk  de  genen  zyn,  welken  men,  tot  het 
bereiden  van  Stoffen,  hebben  moest.  Deeze 
Tonnetjes  zouden  Zydegeeven ,  die  wit ,  geel, 
graauw ,  Hemelsblaauw  of  Koffykleurig  was  , 
en  bygevolg  meer  verfcheidenheden  van  na- 
tuurlyke  Kleuren  uitleveren,  dan  die  der  Zy- 
dewormen.  De  Koffykleurigen  waren  dezeld- 
zaamften  :  Reaumur  hadt  'er  niet  gevonden 
dan  in  eenige  Velden  van  Genets,  doch  der- 
zeiver  Zyde  was  zeer  fterk  en  fchoon*  Hy 
vergeleek  de  veelheid,  welke  een  Spinnekop 
in  't  Jaar  zou  kunnen  verfchaffen,  met  die  van 
een  Zydeworm  ,  en  bevondt  dat  'er  vier  van 
de  grootften  toe  vereischt  werden ;  alzo  der- 
zeiver  Tonnetjes  zig  niet  zo  fchoon  lieten  af- 
haal en  ,  als  die  der  Zydewormen:  maar,  de- 
wyl  de  Zyde  der  grootften  fterkst  is  ,  zo 
zou  men  mogen  denken  ,  of  die  van  groocer 
Indifche  Spinnekoppen  niet  bekwaamer  daar 
toe  zoude  zyn. 

Een  groot  beletzei  in  het  aanleggen  van  wreed- 
Kweekeryën  van  Spinnekoppen  ,  tot  dit  oog-  aamsheia 
merk,  was  de  wreedaartigheid  van  deeze  In- 
fekten,  die  by  fchaarsheid  van  Voedzel  elkan- 
der \erflinden,  als  wanneer  de  zwakfte  altoos 
de  Prooy  van  den  ftcrkeren  wordt,    Zy  ee- 

U  ©bel.  XIII  Stuk*  M  5  ten  3 


Ï8Ö     BESCHRY  VING  VAN 


V.     ten,  zo  hec  fchynt,  geen  Bladen  of  Vrugten, 
Lx XX."  maar  alleen  Gedierten  5  §elyk  Muggen  en  Vlie- 
Hoofd  gen  ,  't  welk  haar  gewoone  Aas  is  ;  als  ook 
stuk.    pisfebedden  ,  Duizendbeenen,  Rupfen  ,  Ka- 
pellen en  zelfs  Aardwormen ,  wanneer  men  haar 
die  ftukswyze  geeft.    Ongemeen  beminnen  zy 
die  weeke  zelfftandigheid  ,  welke  'er  in  de 
Schafrjes  der  Pluimen  van  het  jong  Gevogel- 
te,  voor  dat  dezelven  uitgefpreid  zyn  ,  be- 
greepen  is,  en  dus  is  het  ligt  te  begrypen  ,  dat  de 
ruige  Surinaamfche,  die  de  Eijeren  der  Ko» 
Jibrietjes  uitzuigen  ,  ook  de  Jongen  of  deeze 
Beestjes  zelf  ,  waar  van  fommigen  niet  veel 
grooter  dan  een  Vlieg  zyn  ,  als  zy  dezelven  in 
3t  Net  kunnen  krygen  ,  niet  fpaaren.  Daar- 
entegen worden  fommigen  van  zekere  Wespen, 
die  men  deswegens  Spinnedooders  noemt,  ge- 
*  zie  't   dood  en  in  haar  Nest  gelleept  *«    Aan  veeier* 
Wadz™2*^ey  Gevogelte  ftrekken  zy  ook  tot  Aas. 
venvnig-     Dewyl'er  Voorbeelden  zyn,  van  Menfchen, 
heidt      die  ,  uit  een  bedorven  Lust  ,  Spinnekoppen 
hebben  gaan  eeten ;  zo  is  het  denkbeeld  ,  als 
of  dezelven,  in 't  algemeen,  Venynig  zouden 
zyn  ,  thans  geheel  verworpen.    Men  weet  3 
evenwel,  dat  fommige  Vergiften  ,  ingenomen 
zynde ,  niet  fchaaden  aan  den  Menfch  ,  en ,  in 
tegendeel ,  door  een  Wonde  met  het  Bloed  ge- 
roengd,  van  verderflyke  uitwerking  zyn.  Van 
myne  ondervinding,  ten  opzigt  van  het  oude 
denkbeeld  ,  als  of  zy  een  byzondere  afkeerig- 
heid  van  de  Padden  hadden ,  en  inftsat  waren, 

die  % 


BE    SPINNEKOPPEN*  I87 


die,  met  een  enkele  (teek  of  beet,  om  't  leven  v. 
te  brengen ,  heb  ik  te  vooren  gewag  gemaakt**  Afdeel. 
en  verder  aangemerkt ,  hoe  het  niet  onwaar- g^^* 
fchynlyk  was  ,  dat  die  groote  WestindifchesTUK. 
misfehien  wel  grooter  Dieren  zouden  durven  *  zie  't 
aandoen.    Ook  heeft  de  Heer  Baker  ,  in  de  biadzT w! 
Tand  van  een  grooten  Spinnekop,  dien  hy  ge- 
droogd  van  't  Eiland  Nevis  gekreegen  hadt* 
aan  't  end  een  klein  Spleetje  ontdekt,  't  welk 
Leeuwenhoek  reeds  in  de  Tanden  van  Spin- 
nekoppen  hadt  waargenomen  ;  doch  de  Heer 
Mead  ,  zo  ervaren  in  het  onderzoek  der  Ver- 
giften ,  die  opening  in  de  Tanden  van  verfchei- 
de  Spinnen  gezogt  en  niet  gevonden  hebben- 
de, dagt  dat  Leeuwenhoek  mis  hadde ,  voor 
dat  dezelve  door  gedagten  Heer  Baker  aan 
hem  vertoond  werdt.    Zyn  Ed.  befchouwde 
zulks  met  verwondering  ,  en  maakte  'er  dit 
Beiluit  uit  op,  dat,  gelykerwys  onder  de  Slan- 
gen alJeenlyk  eenige  Soorten  Tanden  hebben, 
die  doorboord  zyn  tot  uitlaating  van  't  Vergift 
in  de  Wonde  ,  zo  ook  alleenlyk  eenige  Soor- 
ten van  Spinnekoppen  een  opening  in  hunne 
Tanden  hebben ,  en  dat  men  deeze  meer  dan  ge- 
meen Vergiftig  mag  onderftellen  te  zyn  (*). 

Zo  ingeworteld  is  het  denkbeeld  ,  dat  Pad- 
den ,  Haagdisfen,  Spinnekoppen,  en  meer  der- 
ge- 

(*)  BAl£ER  Nuttig  gebruik  van  't  Mikrosfoop,  Attï£*  1756, 
bh  424. 

It  Deel.  XIII,  stuk. 


183      Beschryving  van 


Afdeel  ëG^e  haatelyke  Dieren  ,  Venynig  zyn ,  dat 
LXXX.  veelen  als  voor  't  gezigt  derzelven  fchrkke** 
Hoofd  en  ze  vooral  niet  durven  aanr aaken ;  daar  ,  in  te- 
STUK#  gendeel,  anderen,  zouder  fchroom  de  Tuin- 
spinnen, by  Handen  vol ,  mee  debloote  Hand 
vangen  om  ze  dood  te  trappen  ,  zonder  ee- 
nig  nadeel.  Weinigen  ,  onder  de  hedendaags 
fche  Liefhebbers  der  Natuurlyke  Hiftorie , 
zouden  doch ,  geloof  ik  ,  tot  de  reukeloosheid 
durven  komen  van  den  wyd  vermaarden  Har- 
v^eus,  die  dus  van  eene  Proef,  doorhem  daar- 
omtrent genomen  ,  fpreekt.  ,,  Zelf  heb  ik 
eens,  om  het  door  Ondervinding  te  weeten, 
5,  myn  Hand  meteen  N  ald  gedoken,  en,  op 
„  (taande  voet  ,  die  zelfde  Naald  aan  den 
„  Tand  van  een  Spinnekop  wryvende  ,  (tak 
„  ik  'er  op  een  andere  plaats  mede  in  myn 
3,  Hand:  doch  kon  geen  onderscheid  tusfehea 
3,  de  twee  Steeken  ontdekken".  Daar  was, 
echter ,  merkt  Lister  aan ,  eenig  verfchil  in ; 
dewyl  op  de  plaats  van  den  Venynigen  Steek 
een  rood  Puistje  kwam,  met  Ontfteewing :  zq 
dat  hy  zig  verbeeldde ,  dat  de  Beet  der  Agt- 
Oogige  Spinnen  altoos  gevaarlyk  zy.  Ook  meldt 
Boyle  van  iemand  ,  die  blind  geworden 
was ,  doordien  hy  het  Venyn  van  een  Spinne- 
kop in  de  Oogen  gekreegen  hadt ;  waar  by  mea 
de  Waarneeming  voegen  kan  van  Ptso  ,  die  aan- 
gaande zyn  ontzaglyk  grooten  Brafiliaanfchen 
Spinnekop,  Nhamdu  genaamd  ,  verhaalt,  dat 
men,  in  dezelvente  vangen,  de grootite voor- 


de    Spinne  koppen*  189 


zigtigheid  gebruiken  moet ,   dat  h  t  Venyn  v* 
daar  van  niet  in  de  Oogen  kome ,  als  waar  uit  ^xxxt 
een  volflagen  Blindheid  zoude  ontdaan:  doch  Roofd- 
het  Vogt,  dat,  deeze  (rifekten  u:tgeeven,  enSTUK* 
het  welke  dan  de  oirzaak  van  die  uitwerking 
zou  moeten  zyn ;  loozen  ,  ten  minde  de  ge- 
woone  Spinnekoppen,  zo  Meao  verzekert,  uit 
een  Bek  of  vSnuit,  dien  zy  uitfteeken,  en  bren- 
gen het  dus  in  de  Wond. 

Defchadelyke  eigenfehap  nu  van  dit  Vogt3 
dat  de  Spinnekoppen  dan,  op  deeene  of  ande- 
re manier,  uitgeeven  ,  kan  niet  van  het  Voed- 
zei  ,  dat  zy  gewoonlyk  gebruiken  ,  afgeleid 
worden;  alzo  hetzelve  ook  tot  Aas  itrekt  voor 
't  Gevogelte  En,  dit  Vogt  behoeft  juist  niet 
Venynig  of  Vergiftig,  dat  is  ahoos  en  in  alle 
opzigten  doodelyk  te  zyn  ,  of fc hoon  het  fom- 
wylen  by  groote  veelheid  in  de  omloopende 
Vogten  van  eenig  Diertje  gebragt  zyndc,  der- 
zei ver  beweeging  ftremme.  De  Melk ,  im- 
mers, die  het  gereedfte  en  een  der  beste  Mid- 
delen tot  bedwang  van  fcherpe  Venynen  ,  wel- 
ke ingenomen  zyn  ,  geagt  wordt,  kan,  als  men 
die  in  de  Aderen  fpuit ,  een  Menfch  onmidde- 
lyk  doen  flerven  ,  en  men  brengt  een  voor- 
beeld by,  dat  dezelve,  door  gramfchap  aange- 
ftoken,  een  doodelyk  Vergift  is  geworden  (*). 
Het  een  tn  andere  zal  misfehien  de  reden  zyn  5 

dat 

(*)  AU.  Mei.  EtroUn.  Decad,  II,  Vol.  X»  p»  iq. 
I,  DSEL,  XUI.  STUK. 


IC;0    Beschryving  van 


v.     dat  de  Spinnen  zo  gereedelyk  haare  Prooy  om 
LXXX.  'c  leveD  brengen ,  en  tevens  zo  vaardig  elkan* 
Hoofd»  der  den  Doodfteek  geeven ,  het  welk  wederom 
8     '     een  teken  van  haare  Wreedaartigheid  is.  Wor- 
den 'er  eenigen  by  elkander  in  een  Glas  gedaan* 
zo  zal  men  haast  zien,  hoe  vinnig  zy  op  eb 
kander  aanvallen,  en  hoe  ,  in  korten  tyd,  die 
allen,  op  één  naa  ,  dood  zyn  ;  welke  laatfte, 
Overwinnaar  bly vende ,  niettemin  weinig  nut 
heeft  van  zyne  Zegepraal ,  alzo  hy  ook  gemeen- 
lyk  ,  wel  haast ,  aan  de  bekomen  Wonden 
flerft  C*> 

Anderen  ,  wederom  ,  de  Venynigheid  'der 
Spinnekoppen  geheel  verwerpen  willende ,  bren- 
gen tot  een  Voorbeeld  by ,  hoe  groote  'er  door 
kleine  Vogeltjes  verflonden  worden  ,  die  men 
waarneemt,  dat,  wanneer  men  ze  dit  Aas,  nu 
en  dan ,  in  de  Kouwtjes  'geeft ,  daar  van  on- 
gemeen vrolyk  en  tierig  zyn.  Ook  vestigen 
zy  hun  Oog  op  de  Spinnewebben  ,  die  men 
weet  tot  Bloedftemping  van  grooten  dienst  en 
van  geen  het  minfre  kwaad  gevolg  te  zyn,  in- 
dien menze  op  een  verfche  Wond  legt.  Ver- 
der haaien  zy  aan ,  dat  die  fchadeiyke  eigen- 
fchap  der  Tarantula  van  Apulie  ,  welke  zo 
veel  Gerugt  gemaakt  heeft  in  de  Wereld }  al 
voor  lang  beuzelagtig  is  bevonden,  gelyk  wy 
vervolgens  zullen  zien.   Ook  zyn  die  groote 

Spin* 

(*)  ME  AD»  de  Plenenis,  tugd,  Bat.  1737,  p.  46. 


DE    S  B  I  N  N  E  K  O  f  P  E  N,  T£)I 


Spinnekoppen  zelfs,  welke  men  op  de  West-  v* 

Afdeel» 

indifche  Eilanden  heeft,  geheel  niet  Venynig;  LXXXJ 
zo  Pater  Labat  verzekert  ,  door  een  menig-  Hoofd- 
te  van  Proefneemingen  ,  ondervonden  te  heb- STUJC* 
ben. 

De  Voortteeling  der  Spinnekoppen  is  geen  voorttce- 
geheime  zaak.  Men  ween  dat  zy  een  menigte 
van  Eytjes  leggen  5  en  die  befluiten  in  een  dik 
Katoenagtig  Beursje  van  haar  eigen  Spinzel, 
dat  naar  een  Tonnetje  gelykc.  En  ,  fchoon  zy 
die  Eytjes  niet  uitbroeden  ,  zo  het  fchynt, 
maar  de  verwarming  van  dezelven  aan  de  Zon- 
nefchyn  overlaaten  ,  zyn  'er  doch  >  in* 
zonderheid  onder  de  Zwervende  Spinnen ,  die 
het  Eijer  -  Zakje  en  dus  vervolgens  ook  de  Jon* 
gen  zelf,  op  de  Rug  draagen.  Dit  geeft  dan 
een  aartige  Vertooning;  een  geheel  ruige  Bol 
te  zien,  met  leevende  Haairtjes,,  het  welk  de 
Pootjes  van  gedagte  Jongen  zyn ,  die  als  men 
'er  aan  raakt  zig  verfchuilen  en  daar  afgaan. 
Iets  dergelyks  neemt  men  zo  dikwils  waar  in 
de  Jongen  van  de  gemeene  Tuinfpinnen  , 
die,  wanneer  't gevaar  verdweenen  is  ,  allengs 
weder  by  elkander  kruipen ,  en  zig  tot  een  Bol- 
letje verzamelen ,  even  als  de  Jongen  op  dee- 
ze  Zakdraagende  Spinnen ;  waar  van  in  't  ver- 
volg nader. 

De  Paaring  heeft  meer  duifterheden  in  ge- 
had,  voor  dat  men,  door  Waarneemingen, 
dienaangaande  eenig  licht  kreeg.  De  ge- 
meenzaamheid der    Spinnekoppen  is  byfter 

x.  i)££L*  xiii.  stuk,  klein» 


$$2     BESCHR  YVING  VAN 


v-  klein.  Wanneer  men  'er  twee  in  eene  Webbe 
LX XX."  ziet>  za*  ^at  doorgaans  een  Gevegt  voorfpel- 
Hoofd-  Jen;  hetwelk  zelden ,  dan  met  het  verjaagen 
stik.  of  om  't  leven  brengen  van  den  zwakflen,  ein- 
digt. De  oudeSpinnekoppen,  naamelyk,  be- 
gint op  't  laatst,  na  dat  zy  eenige  Webben  ge- 
fponnen  en  geweven  hebben  ,  de  Stoffagiedaar 
toe  te  ontbreeken ,  en  dus  zyn  deeze ,  tot  huri 
beftaan  ,  genoodzaakt,  zig  van  de  Webbe  van 
een  ander  meefter  te  maaken,  die  zy  dan,  even 
als  haar  eigene  ,  tot  den  Vangst  gebruiken. 
Dikwils  vlugt  die,  welke  de  Webbe  gemaakt 
hadt,  op  het  zien  van  haaren  Vyandy>  en  maakt 
elders  een  andere  Webbe.  Maar  het  gebeurt 
ook  wel,  dat  het  Mannetje  het  Wyfje  een  be- 
zoek komt  geeven  in  de  Webbe  ,  en  dit  ge' 
fchiedt  niet  dan  tot  de  Paaring ,  en  in  zeker 
Saizoen. 

taaring.  De  Tuin  -  Spinnekoppen  paaren  doorgaans  in 
de  Nazomer  of  in  de  Herfst.  Alsdan  zietmeii 
het  Wyfje  flil  in  *t  midden  van  de  Webbe , 
met  het  Borstftuk  nederwaafds,  hangen,  tef- 
wyl  het  Mannetje  daar  om  heen  zwerft:  het 
welk  gemakkelyk  daar  van  te  onder fcheiden 
is  door  zyne  kleinte ,  en  door  de  dikke  Knob- 
bels, aan  't  end  Van  zyne  Voelers  of  Sprieten. 
Het  vordert  langzaam  én  als  met  fchroom  op 
de  Webbe;  het  nadert  zagtelyk  aan  't  Wyfje, 
dat  onbewoogen  op  haar  plaats  blyft ,  en  ,  'er 
eindelyk  geheel  naby  gekomen  zynde,  raakt 
het  effentjes  haar  Poot  met  een  van  de  zyneii 

aan* 


DE      SriNNEKO'P*Etf.  IS3 


aan,  gaande  dan,  als  verfchrikt  zynde,  eenlge  V. 
Schreeden  te  rug.  De  verfcheide  herhaalingen  ^xxx" 
van  dit  werk ,  fchynen  een  Voorfpel  van  de  Hoofd- 
Paaring  te  zyn ,  waar  door  zy  als  met  elkan-  STÜK' 
der  kennis  maaken  ,  en  middelerwyl  zwellen 
de  Armen  van  't  Mannetje  aan  't  end ,  als  't  wa- 
re, uit  of  openen  zig,  en  men  ziet  dat  het 
Knopje  vogtig  zy.  Het  Mannetje ,  alsdan 
llouter  geworden ,  komt  digter  aan  het  Wyf- 
je,  het  welk  fteeds  met  het  Agterlyf  op  waards 
blyft  hangen  ,  en  dus  de  opening  van  haare 
Teeldeelen,  die  naar  een  Spleet  gelykt,  open 
heeft*  Hier  voegt  de  Mannetjes  Spinnekop 
het  Knopje  van  een  zyner  Armen  ,  en  een 
oogenblik  daarna  het  Knopje  van  zynen  anderen 
Arm ,  als  oogenblikkelyk  aan  ;  herhaalende 
zulks  ,  beurtlings  ,  verfcheide  maaien.  Men 
zietze,  fomtyds,  wel  een  half  Uur  bezig  aan 
dit  Minnefpel ,  het  welk  voor  eene  Paaring 
fchynt  te  verftrekken  ,  die  door  den  Heer 
Lyonnet  ,  eerst,  aldus  is  waargenomen,  zo 
de  Heer  Reaumur,  in  een  Brief  van  den  17 
Augustus  1745  ,  aan  één  zyner  Vrienden  te 
kennen  geeft,  fpreekende  aldus. 
5r;  Ik  heb  langen  tyd  gemeend,  twee  Spinnen 
waargenomen  te  hebben  ,  die  Buik  tegen 
„  Buik  gepaard  waren;  maar  de  Heer  Lyon- 
„  wet,  die  zeer  wel  weet  te  zien,  verzekert 
3,  my,  'er  op  een  geheel  andere  manier  te  heb- 
^  ben  zien  Paaren.  Zo  Gy  van  zyne  Waar- 
j,  neeming  onderrigt  geweest  waart,  zoud  Gy 
I*  Deel.xih,  stuk*  N  ^  mis» 


194    Beschryving     v  ah 


V.  „  misfchien  een  weinig  meer  gezien  hebben, 
LXXxT  3>  wanneer  Gy  de  lief  koozingen  opmerkte,  wel- 
Hoüfd-  ken  twee  van  uweWater-Spinnekoppen  elkan* 
*TÜK'    y}  der  fcheenen  te  doen:  want  het  is  een  groot 

3,  voordeel  ,  vooraf  te  weeten  ,  wat  men  kan 

5,  zien. 

3>  Behalven  de  agt  Pooten  hebben  de  Spin- 
33  nekoppen  ,  van  vooren,  als  't  ware,  twee 
3,  Armen,  die  gelykerwys  de  Sprieten  geplaatst 
3,  zyn.  Ieder  Arm  heeft,  in  fommigen,  aan 
3,  9t  end  een  Knopje.  Gedagte  Heer  nam  twee 
3,  Spinnekoppen  waar  ,  die  naar  elkander  ge- 
yy  keerd  waren  ,  en  eenigen  tyd  met  de  Pooien 
J5  fpeelden.  Een  derzelven,  vervolgens,  het 
,  Knopje  openende  van  één  zyner  Armen  9 

kwam  daar  uit  het  Mannelyk  Teeldeel  te 
„  voorfchyn  ,  't  welk  onder  het  Lyf  van  'C 
„  Wyfje  gebragt,  en  ingevoerd  werdt  in  een 
j,  Spleet,  die  aan  deszelfs  beginzel  is  Deeze 
3,  Paaring  is  zeer  verfchillende  van  alle  de  ge- 
33  nen,  welke  ons  de  overige  Infekten  vcrtoo- 
5,  nen :  men  behoorde  daar  toe  te  komen  van 
3,  het  meer  dan  eenmaal  waar  te  nee- 
^  men  (*)". 

Had  de  Hiftorie  der  Spinnekoppen  ,  welke 

die 

(*)  De  Heer  df.  Geer  heeft  ook ,  in  zyne  Akademifche 
Redevoering  ,  te  Stokholm,  in  't  Jaar  1754,  over  de  Voort* 
teeling  der  Infekten ,  van  de  Waarneemingen  van  den  Heer 
Lyonnet,  (als  een  voornaam  Ziender  of  iemand  die,  gelyk 
Leeuwenhoek  ,  meer  zien  kan  dan  een  ander,)  veeleer 
van  zyne  bevinding  ten  dien  opzigte,  gebruik  gemaafct. 


DE     SPINNE  KOPPEN. 


die  vermaarde  Akadcmisc  bezig  was  tebefchry-  V. 
ven ,  aan  't  licht  mogen  komen  ,  zouden  wy  i^xx 
van  eenen  Autheur,  die  de  Wereld  zo  veel  op- Hoofd- 
heldering  gegeven  heeft  omtrent  de  Paaring  STÜK* 
van  de  Juffers  ,  Byën  en  Kapellen,  met  reden 
ook  meer  zekerheid,  inditftuk,  hebben  mo- 
gen verwagten.  Ondertusfchen  wordt  ons  dooi- 
den tegenwoordigen  befchryver  van  de  Hifto- 
rie  der  Infekten,  die  omftreeks  Parys  voorko- 
men, verzekerd,  dat  hy  de  gedagte  Paaring, 
zo  als  ik  die  befchreeven  heb ,  meermaalenhad 
waargenomen.    Clerck  zegt ,  ten  dien  op- 
zigte ,  praposteri  coibant ;  C  dat ,  geloof  ik ,  zeg- 
gen wil,  averegts  of  omgekeerd ,  gelyk  de  Ke- 
rnels en  veele  Kapellen : )  tmius  Ano  cervici  al- 
terras  ftd  applicato,  ut  Mas  commode  inferiorem  fos* 
min®  Afoum  bracbiis  fuis  atiingere poffet.  IDeVuU 
va ,  nu ,  wordt  gefield  te  zyn  van  onderen  by 
den  Hals  van  't  Wyfje ,  aan  't  Agterlyf:  zö 
dat  die  plaatzing  geheel  onbekwaam  was  tot 
zulk  een  Paaring.  Zy  fcheidden,  zegt  hy ,  vreed- 
zaam.   Anderen  verzekeren,  dat  het  Manne- 
tje, op  't  einde  van  de  Paaring,  dikwils  van  het 
Wyfje  een  doodelyke  neep  krygt :  het  welk 
dan  dit  ftuk  nog  zonderlinger  en  verwonderly- 
ker  maakt  :  hoewel  'er  die  zeldzaamheid  van 
afraakt,  dat  de  Spinnekoppen  hunne  Teeldee- 
len  aan  't  end  der  Voorpooten  hebben  zouden; 
gelyk  fommigen  verzekeren. 

Verfcheide  Autheuren  willen ,  dat  déeze  In-  Léeftyi 
fekten  zeer  lang  leeven;  fommigen  fchryven 

i,  deel.  xm.  stuk,  N  2  vap, 


ig6      BESCURYVING  VAN 


V.    van  wel  drie  of  vier  Jaaren.   Of  dit  naauw- 
LXXX. '  keurig  onderzogt  zy ,  weet  ik  niet ;  maar  het  is 
Hoofd-  zeker  ,  dat  zy  den  geheelen  Winter  kunnen 
STL7K#    vasten,  gelyk  veele  andere  Infekten  ,  en  bo- 
vendien ook,  zelfs  in  de  Zomer,  verfcheide 
Maanden  zonder  eeten  zyn.   In  dit  opzigt  ge* 
lykenzydan,  eenigermaate ,  naar  de  Viervoe- 
tige Roofdieren ;  terwyl  het  tamme  Vee ,  dat 
Kruiden  eet  ,  niet  lang  kan  vasten*    Hier  uic 
kan  men  ook  begrypen  ,  hoe  dat  veelen  het, 
zo  geduldig ,  afwagten  ,  dat  'er  eenige  Prooy 
in  haare  Netten  valt.   En  het  is  verwonderly- 
ker,  dat  de  Jongen,  in  de  eerfte  Dagen  ,  zo 
fterk  aangroeijen,  daar  zy  nog  geene  Vliegen 
hebben  kunnen  vangen  ;  dan  dat  zy  de  Huid 
afwerpen,  naar  maate  zy  grooter worden;  het 
welk  de  Ouden  ,  zo  fommigen  verzekeren  , 
eenmaal 's  Jaars  in  't  Voorjaar  doen,  gelyker- 
wys  de  Krabben  en  Kreeften. 
Hetafwer-    De  Huid  ,  welke  de  Spinnekoppen  afwer- 
liuid.aU dC Pen  3  "(zegt  Clerck,)  is  Hoornagtig  en 
„  doorfchynende  ,  doch  Kraakbeenig  en  de 
3y  voorige  geftalte  van  den  Spinnekop  onder 
„  't  Oog  brengende,  zo  ten  opzigt  van  het 
Borstftuk  en  de  plaatzing  der  Oogen  ,  als 
„  van  de  Pooten  en  Armen ;  de  Klaauwen  of 
Tanden  zelfs  niet  uitgezonderd  :  maar  het 
bekleedzel  van  het  Agterlyf  is  een  Vliesje, 
3,  dat  geheel  inkrimpt  en  door  fam  en  trekking 
met  rimpels  zyne  gedaante  niet  behoudt.  De 
ip  Spinnekop,  zyn  Huid  af  zullende  leggen  , 

zoekt: 


DE    SPÏNNEKOPPEN.  19? 

3>  zoekc  een  bekwaame  plaats,  daar  hy  vadzig  Af^'ei 

5,  in  de  Webbe  zig  bewindt :  dan  gaat  de  uit-  £Jt£i/ 

33  wendige  Korst  van  het  geheele  Bortsituk,  Hoofd- 

„  de  Booten,  Armen  en  Tanden,  door  op- 

3>  fcheuring  af,  blyvende  evenwel  een  weinig 

.,,  zitten  aan  het  agterfte  van  het  Borstftuk  3 

5,  met  het  voorlte  deel  opwaards  omgeboogen. 

„  By  deeze  gelegenheid  vervalt  het  Dier  in 

3>  zulk  een  bezefloosheid  en  flaauwte,  dat  het 

3,  geen  Mug  van  zig  weet  af  te  dryven :  maar 

3,  eindelyk  komt  het  tot  zig  zelve,  en  begint, 

3I  zo  veel  de  kragten  toelaaten  ,  door  fchop- 

33  pen  en  plukken  eenige  vlugheid  te  toonen , 

33  tot  dat  het ,  allengs  meer  en  meer  tot  her* 

3,  ftelling  komende,  van  de  oude  Huid  zig  ge- 

3,  heel  ontflagen  heeft.    Dat  groot  gebrek  van 

3,  kragten  3  evenwel,  belet  het  Dier  nog ,  ver- 

3,  der  dan  de  langte  zyns  Lighaams,  van  de 

3,  afgeworpen  Huid  af  te  wyken ;  des  het  in 

3,  de  Webbe  hangen  blyft,  zo  lang  tot  dat  de 

3,  Lugt  deszelfs  Opperhuid  genoegzaam  droog 

3,  en  ftevig  heeft  gemaakt ,  om  den  voorigen 

„  arbeid  en  Levensmanier  te  kunnen  hervat- 

*  ten  CO"- 

Verwonder lyk  is  't ,  hoe  iemand ,  die  de  Bek  of 
Spinnekoppen  een  Bek  toefchryft  of  Mond  (f),  KeeU 
als  in  een  zelfde  adem  zeggen  kan  ,  dat  de 

twee 


(*)  De  ArMnels  Sueckss*  pag.  14, 

ft)  Les  Yeux  ,  les  Antennes  èc  la  Souche  de  i'A&igne* 
ffifil  des  Inf.  env.  Paris.  Tom,  II.  p. 

I,  Deel.  Xiii,  stuk*  N  3 


198   Beschryving  van 


V.  twee  fcherpe  Tanden ,  voor  aan  den  Bek ,  (die 
LXXX~  men  e^Senlyk  als  een  Nyptang  ,  waarmede  zy 
Hoofd-  haar  Prooy  vatten  en  dooden  ,  moet  aanmer- 
stixk,  ken,)  vanbinnen  holzynde,  dienen  om  dezel- 
ve uit  te  zuigen  ,  gelykerwys  de  Mieren- 
leeuw De  opening  van  deeze  Tanden 
wordt  immers  te  duidclyk,  door  de  genen ,  die 
dezelve  in  veele  Spinnekoppen  opgezogt  hebben, 
om  den  zogenaamden  uitgang  van  't  Venyn  te 
vinden;  ontkend,  dan  dat  men  die  voor  alge- 
meen zou  kunnen  houden.  Ook  is  het  zeker, 
dat  veele  van  deeze  Infekcen  hunne  Prooy  niet 
alleen  uitzuigen  ,  maar  grootendeels  verflinden, 
Wy  zullen  dan  met  Frisch  veeleer  gelooven, 
dat  de  Spinnekoppen  weezentlyk  een  Bek  heb- 
ben ,  tusfchen  de  Nypers;  hoewel  de  Tong, 
die  hy  in  deeze  Bek  waargenomen  hadt ,  veel- 
eer de  Zuiger  fchynt  te  zyn,  daar  Mead  van 
fpreekt ,  gelyk  hy  zelf  ook  daar  aan  een  ope- 
ning hadt  waargenomen,  en  zig  verbeeld,  dat 
dit  Werktuig  dienen  kon  ,  om  iets  in  te  zui- 
gen (f).  De  Heer  Clerck  vertoont  zeer  dui- 
delyk  de  opening  in  Plaat ,  die  men  den  Bek 
of  Keel  kan  noemen,  en  die  het  Vogt,  zegthy, 
ontvangt,  dat  door  de  Kaaken  uit  de  Prooy  ge- 
drukt wordt  (.Q.  ~ 

Ik 

(*)  Leur  Plnces,  qiri  font  creufes  en  dedans  ,  leur  tien- 
i.cnt  lieu  de  Machoire  &  de  Bouche.  lbid.  p.  636. 
(f)  Frisch.  Inf.  VIL  Theill.  pag.  8, 
(l)  CJLFKCK  de  Aramis  Suecicis,  Pl,  6t  T.  4.  Fig.  2. 


r>E  Sptnnekoppen.  199 


Ik  fchroom  d  n  niet,  vast  te  (tellen,  dateen  v- 
Spinnekop,  behalve  de  Keei ,  als  de  doorgang  j^xx]* 
gaar  de  Maag  agfigeroerkfc,  ook  een  Bek  heeft,  Hoofd* 
of  opening  van  de  Keel,  die  meteen  foort  van  stuk. 
Lippen  is  geflooten  en  waar  buiten  die  Haaks*  Annem 
wyze  Nypers  zyn  ,  welke  men  ook  Tanden 
kan  noemen.    iVen  kan  niet  zeggen,  dat  hunne 
Bek  uit  deeze  Nypers  beltaat  ;  even  zo  min 
als  wy  zeggen  kunnen  ,  dat  onze  Mond  be- 
Haat  uit  onze  Tanden  (*).    Buitendien  heeft 
de  Spinnekop  ,  aan  den  Bek,  of  van  vooren, 
nog  twee  Deelen ,  die  zodanig  naar  Pooten  ge- 
ly'  en,  dat  fommigen  er  tien  Poocen  aan  toe- 
fchryven ;  doch  het  zyn  veeleer  een  foort  van 
Armen ,  die  zy  als  Handen  of  Voelers  gebrui- 
ken, om  hunne  Prooy  aan  te  vatten,  naar  den 
Bek  of  tusfehen  de  Tanden  te  b-engen,  en  op 
allerley  manieren  te  d-aaijenen  te  wenden.  Zy 
beftann,  ten  minfte,  uit  drie  Leedjes,  en  wor- 
den, onder 't  loopen,  door  het  Infekt  geduu- 
rigbewoogen,  even  als  de  Spreien  of  Hoo- 
rentjes  der  Torren,  enz    Dar  hier  de  Teel- 
deelen  in  de  Mannetjes  aan  zitten,  wordt  thans 
in  't  algemeen  geloofd  (f> 

De 

(*)  La  Bouche  de  l'Araïgnée  conCiRe  dans  deux  fortes  t«- 
naüles,  &C.  Hift  des  Inf.  env.  Paris  ToM«  ïl  p  531.  De 
Spinnekoppen  hebben ,  behüven  d:e  Kla  mwen ,  volgens  BA.* 
Kf.r  ,  nog  twee  ryën  van  Tandjes  aan  het  Ka^je ,  waar  in  de 
Klaauw  als  een  Knipmes  flirt. 

(t)  FRisch  meent  een  Penis  Sc  Scrotum  onder  aan  deii 
Buik  der  Tuinfpinnen  waargenomen  te  hebben,  het  welk  dan 

I.  DEEL.  jjBU  STUK»  N  4  Ta* 


2O0    Beschryvinc  vah 


y.       De  Spinnekop,  hoe  zeer  ook  de  Nederduit- 
LXXXUfche  naam>  die  in  gemeen  gebruik  is,  het  te- 
Hoofd-  gendeel  fchynt  aan  te  duiden,  kan  geen  Kop 
HkLyfi  §ezegd  worden  te  hebben:  want  zyn  geheele 
Lighaam  beftaat  flegts  uit  twee  deelen  ,  die 
met  een  dun  Halsje  aan  elkander  gehecht  zyn, 
en  het  voorfte  derzei  ven  kan  men  den  naam 
van  Borstftuk  niet  weigeren  ;  want  de  Pooten 
zyn  'er,  gelyk  gewoonlyk  ,  ingeplant.  Dit 
Deel  is  van  omtrek  rondagtig ,  doch  platter 
dan  het  Agterlyf ,  't  welk  ih  de  meeften  ,  en 
inzonderheid  in  de  Wyfjes  Spinnen ,  Eyrond  en 
zeer  dik  uitgezet  is ,  doch  in  't  allerminfte  niet 
met  Ringen  overdwars  of  in  Geledingen  ver- 
deeld; zo  dat  men  de  Spïnnekoppen  dan  niet 
met  regt  den  naam  kan  geeven  van  Gekorve- 
nen  (4).   Van  agteren  heeft  het  Lyf  in  de 
Webfpinners  verfcheide  Tepeltjes ,  die  tot  een 
Spintuig  (trekken. 
Het  spin-     Dit  brengt  ons  tqt  befchouwinge  van  dat 
Werktuig ,  het  welk  tot  een  verwonderlyke 
eigenfchap  dient |  het  Spinnen  naamelyk,  daar 
ik  reeds  van  gefprooken  heb.    Aan  *t  end  van 
*t  Agterlyf  heeftde  Wyfjes  Spin ,  behalve  en  by 

de 

van  de  Paaring  een  geheel  ander  denkbeeld  zou  geeven.  De 
Ontleeding  moest  dit  ophelderen.  Swammerdam,  ondertus- 
fchen  ,  heeft  byna  het  zelfde  waargenomen.  BibU  p.  51. 

(I)  Indien  de  vier  Oostindifche  Spinnekoppen  ,  die  in  '% 
Vierde  Deel  van  SEBA ,  op  PLAAT  XCIX.  Fig.  9,  10,  11, 
12  voorkomen ,  wel  zyn  getekend ,  zomoet  deeze.  Regel,  zo 
wel  ten  opzigt  van  het  ^yf  |  als  van  cje  fatnen voeging ,  ecnji 
ge  uitzondering  onderhevig  zyn# 


iüig 


DE    S  P  I  N  N  E  K  O  P  P  E  N.  £OI 


tfe  opening  van  't  Fondament,  verfcheide  Te-  v. 
peltjes,  fomtyds  zes  in  getal,  die  uit  kleinere  ^xX* 
fchynen  famengefteld  te  zyn  Deeze  Tepel-  hoofd-* 
tjes  fchynen  te  (trekken  tot  doorlaating  of  door-  sim. 
zypeling  van  een  taay  of  lymerig  Vogt,  waar 
van  Dokter  Swammerdam  hec  Beursje  hadc 
waargenomen,  Meermaalen  heb  ik  duidelyk 
gezien ,  dat  de  Spinnekoppen ,  met  hunne  ag- 
terfte  Pooten ,  als  uit  hun  Lyf  een  Draad  trek- 
ken ,  die  zy  dan  of  laaten  waai  jen  of  ergens 
aan  vast  maaken ;  doch  nooit  zag  ik  't  geen 
Lister  aanmerkt,  dat  zy  dien  Draad  als  een 
Pyl  uitfchooten.  Dat  lymerig  Vogt  laat  zig, 
buiten  twyfel,  even  als  wy  dit  in  gefmolten 
<3om  zien,  tot  Draaden  uitrekken,  die  5er  de 
Spinnekop  ,  fomtyds  meer  ,  fomtyds  min- 
der in  getal,  te  gelyk  uitgeeft:  waarfchynlyk 
naar  de  veelheid  van  Stoffe,  die  hy  heeft,  of 
ook  naar  dat  de  Draad  fterker  vereifcht  wordt 
te  zyn.  't  Is  niet  te  denken,  dac  zy  door  't 
Fondament  die  Stoffeuitgeeven,  gelyk  fommi- 
gm  verzekerd  hebbeq  (*}  ;  want  dit  zou  de 
Webbe  bezoedelen ,  en  hoe  konden  zy  dan  de 
Draaden  zo  fyn  maaken ;  ook  daar  aan  naar  be- 
lieven hangen  blyven,  enz,  t  Is  zeker  dat  die 
Praaden  qiet  alleen  doorgaans  dubbeld,  maar 

ook 

(*)  Toutes  les   Araïgnees  iïlent  par  TAnus.    elles 

jcttenr  plufieurs  fïls  tout  a  la  fois.  — —  Mr.  Bon  en  a  dis- 
•*ingué  jusqu'au  quinze  ou  vingt  5  au  fortir  de  leur  Anus# 
Jiïülonn,  des  Animaux,  Paris*  1759*  Tom#  I*  p,  156* 

I.  Deel*  XIII,  Stuk*  N  $ 


202      BE8CHRYVING  VAN 


V     ook  fomtyds  wel  tien-  of  twaalfvoudig  zyn» 
LX  XK  Mooolyk  geeft  ieder  Tepeltje  een  dubbelde 
Hoofd-  Draad  uit  ,  't  welk  dan  van  de  gedagte  zes, 
STÜK"    indien  ze  'er  allen  te  gelyk  uitkomen ,  een  getal 
van  twaalf  Draaden  zou  uitmaaken.  Swam- 
merdam  leert  ons ,  hoe  men  dit  best  kan  waar- 
neetpen. 

I^Pooten.  De  Pooten,  die  'er  een  Spïnnekop  agt  heeft, 
ve;dLjnen  cok  ,  wel  degelyk  ,  haare  opmer- 
king. Der  zei  v  er  langte  verfchilt.  In  cle  mee- 
ften  ,  en  inzonderheid  in  de  Webfpinders  ,  tot 
het  gedagte  einde  ;  zyn  de  agterde  langst, 
doch  in  anderen  zo  wel  de  voorde  als  de  ag- 
terfte, en  de  twee  middelde  Paaren  veel  kor* 
ter.  In  die  ,  welken  men  Wolf  -  Spinnekop- 
pen ,  of  ook  Zwervers  noemt  ,  zyn  gemeen- 
lyk  de  voorde  Pooten  allerlangst,  en  in  fom- 
migen  ook  veel  derker  of  dikker  dan  de  ande- 
ren ,  het  welk  inzonderheid  in  de  Springers 
blykbaar  is,  welken  Lister  Phalanda  noemt. 
Deeze  Aurheur  merkt  aan  ,  dat  alle  de  Spin- 
nekoppen  drie  Gewrichten  in  de  Pooten  heb- 
ben;  doch  naderhan  1  heeft  men  waargenomen, 
dat  hunne  Pooten  wel  ,  als  gewoonlyk  ,  uit 
drie  Deelen,  de  Dye,  Schenkel  en  Voet,  be- 
ft aan  ;  maar  dat  deeze  I  *ee!en  ieder ,  van  bo- 
ven, no^  een  kort  Leedje  h  bben;  zo  dat  men 
de  Pooten  van  een  Spinnekop ,  met  ris  h, 
wel  zesledig  kan  noemen.  „  Zy  hebben  alle5 
„  (ze^t  die  Autheur ,  )  zes  Gewrichten  of 
9)  Buigingen,  welke  met  twee  ronde  deelen  ia 

s>  haare 


DE    SPINNEKOPPEN,  203 

«,  hollen  of  dcetqbyla  gaan,  en  over  alle  zyden  V. 

zeer  buigzaam  zyn ;  doch  tevens  by  beurt-  ^xxx* 
5,  wifleling,  gdyk  in  de  Kreeften,  voor  enag-  hoofd- 
„  terwaards  een  Knie  maaken.  Zy  ftaan ,  met  stuk. 
„  de  Schenkels,  van  boven  digc  by  elkander, 
35  en  zyn  daar  donker  ,  van  binnen  gevuld, 
„  het  dikst  en  fterkst;  wordende,  verder  ne- 

derwaards  ,  allengs  dunner ,  en  als  't  ware 

witagtig  doorfchynende.  Zy  hebben  enkele 
3,  regtop  ftaande  Haairtjes,  benevens  de  klei- 
„  ne  leggende  Haartjes,  die  overvloedig  aan 

de  Pooten  zig  bevinden,  gelykerwys  aan  't 
5,  geheele  Lyf". 

De  Oogen  maaken  het  voornaamfte  Kenmerk  Dcoogen. 
uit  van  dit  Geflagt.  De  Natuur,  om  eene re- 
den, ons  onbekend,  aan  de  Spinnekoppen  geen 
gepaarlde  Oogen  of  met  Facetten ,  die  het  ge- 
tal der  Oogen  als  oneindig  groot  in  de  meefte 
andere  Infekten  maaken,  vergund  hebbende, 
fchynt  dit  gebrek  eenigermaate  te  hebben  wil- 
len vergoeden,  door  vermeerdering  van  het  ge- 
tal der  Oogen.  Verfcheide  Natuurkundigen 
hebben  zig  verbeeld,  dat  dit  getal  niet  vast  zy; 
en  dat  fommigen  'er  agt  ,  anderen  maar  zes 
zouden  hebben.  Ook  is  het  waar,  dat  men 
Spinnekoppen  vindt,  die,  by  'c  eerfte  aanzien 
ma^r  zes  Oogen  fchynen  te  hebben :  maar  by 
nadere  befehouwing  heeft  men  bevonden,  dat 
de  twee  uiterfte  Oogen  fomtyds  uit  twee 
famengefteld  zyn  ;  maakende  elk  een  byzonder 
Oög  uit.   Dus  kan  men  dan  vry  algemeen  ver- 

I,  Deel.  Xlil.  Stuk.  ze- 


204    Beschryving  van 


V.     zekeren,  dat  het  getal  der  Oogen  agt  is  in  de 
LXXxT  eigentlyke  Spinnekoppen.  Zy  zitten  onbeweeg- 
Hoofd-  lyk  ,  zo  het  fchynt,  en  kunnen  derhal  ven  al  • 
stuk.    jeeïj  maar  dienen  naar  ^  een  Voorwerp  zig 
regtftreeks  voor  het  een  of  andere  vertoont  , 
en  fchynen  als  uit  een  foort  van  Vergrootglaas- 
jes  te  beftaan,  het  welk  aandeeze  Infekten  een 
goed  Gezigt  van  naby,  doch  niet  van  verre, 
moet  geeven.  De  Heer  Baker  heeft  zulks ,  met 
de  üitgefneeden  Oogen  van  een  grooten  West- 
indifchen  Spinnekop  ,  onderzogt  (*> 
verfchii-     De  onderlinge  plaat  zing  der  Oogen  is  in  de 
piaatzing.  Spinnekoppen  grootelyks  verfchillende.  In 
fommigen  zyn  zy  halfmaansivyze  op  twee  ryën 
gefchikt  3  zodanig  dat  de  vier  middelften  met 
elkander  als  een  Vierkant  formeeren;  terwyl 
de  [anderen  ,  wederzyds  ,  veel  nader  by  el' 
kander  zyn.   In  eenigen  ftaan  de  vier  middel* 
ften  als  in  't  Vierkant,  en  de  twee  buitenften, 
wederzyds ,  tegen  elkander  aan  5  waar  door 
de  Spinnekop  maar  zes  Oogen  fchynt  te  heb- 
ben.   Deeze  laatften  zyn  fchuins  geplaatst  9 
ten  opzigt  van  de  overige.  Men  vindt  'er,  van 
welken  de  twee  voorfte  of  middelde  Oogen 
nevens  elkander  ftaan  ,  en  de  anderen,  wedej- 
zyds  drie ,  een  foort  van  Bouquet  maaken ,  als 
in  een  Driehoek  geplaatst  zynde.     In  andere 
Spinnekoppen  zyn  de  Oogen  gerangeerd  op 

twee 

(*)  Zie  Nuttig  gtbrui}^  va\  *t  JWJiwfyêp,  AiQfl,  17 S 4* 
fcladz.  426. 


de  Spinnekoppen.  <k>5 


twee  Lynen  5  waar  van  de  eerfte  beftaat  uit  zes  V. 
Oogen,  en  dus  de  andere  maar  twee  0°genLXXX^* 
heeft.   In  fommige  Soorten,  eindelyk  ,  gelyk  hoofd- 
in  de  Zwervende  of  Springers  ,  bevindt  menST*K* 
drie  Ryën  van  Oogen,  de  voorlle  van  vier,  de 
anderen  ieder  van  twee ,  maakende  deeze  laat- 
ften  een  foort  van  Vierkant  met  elkander. 
Doorgaans  verfchillen  de  Oogen  5  aanmer- 
kelyk ,  in  grootte ;  doch  dit  heeft  niet  in  allen 
plaats.   Zy  zyn  altoos  op  het  voorde  van  het 
Borstftuk  ,  een  weinig   boven  den  Bek  ge- 
plaatst» 

Op  zulk  een  wyze  heeft  Geoffroy  de  Spin  -  yerdeeiing 
nekoppen  3  die  hem  omftreeks  P  arys  voorgeko»  ngtu 
men  zyn ,  in  vyf  Familiën  verdeeld  ,  volgens 
deplaatzing  der  Oogen,  en  Doktor  Scopoli> 
ook  op  dergelyke  onderfcheiding  gevallen  zyn- 
de3  maakt  'er  wel  zeven  Afdeelingen  van,  die 
wederom  andere  plaatzingen  opgeeven,  en  ik 
twyfel  niet  3  of  men  zoude ,  dit  naauwkeurig 
nagaande ,  'er  byna  zo  veel  verfchil  in  vinden, 
als  'er  Spinnekoppen  zyn  ;  zo  dat  die  manier 
van  onderfcheiding  my  dienftiger  voorkomt  9 
om  by  geval  eens  een  byzondere  Soort  te  be- 
Itempelen,  dan  Familiën  van  deeze  Infekten, 
op  zulk  een  losfen  grondflag  ,  te  formee- 
ren. 

Dat  'er  veelerley  Spinnekoppen  zyn ,  is  ie-  Soorten, 
dereen  bekend  ,  doch  het  getal  der  Soorten  ,  irl 
een  zelfde  Land  ,  tot  honderd  veertig  te  bren- 
gen, gelyk  men  van  den  Heer  Dandridge^  in 

t.  Deel.  xiu.  Stuk.  't 


2CÖ     Beschryving  van 


V.  't  Werk  van  Bradley,  aangetekend  vindt  (*),, 
l^XX  * }S  onSerymc^  en  ^  zou  g^ooven  ,  dat  hier 
Hoofd-  een  grootemisflag  ingefloopenzy-  Lister,  im-» 
stuk*  mers,  geeft  van  de  Spinnekoppen  5  in  Enge- 
land  hem  voorgekomen  ,  niet  meer  dan  agten- 
dertig  Soorten  op ,  waar  onder  nog  de  Twee- 
Oogigen  begreepen  zyn.  Hoefnagel,  die  de 
voorftaamfte  Schilder  van  Keizer  Rudolphus 
was ,  heeft  dertig  Soorten  van  Spinnen  in  af- 
beelding gebragt.  Doktor  Scopoli  vondt  ser5 
iri  Karniolie3  ruim  veertig  en  Geoffroy  telt 
'er  zeventien  omftreeks  Parys.  Linn^us  fielt 
thans  zex  en -en -veertig  Soorten  voor  in  dit  Ge- 
llagt ,  onder  welken  elf  uit  vreemde  Landen. 
Zyn  Ed.  onderfcheidt  dezelven  niet  naar  de 
plaatzing  der  Oógen  ,  maar  volgens  de  zigt- 
baarfte  Kenmerken  en  Eigenfchappen ,  op  dé 
volgende  manier. 

(i)  Spinnekop  5  die  het  Jgterlyf  Rhotrondag- 
tig  bruinrood  heeft  ^  met  een  gejlippeld  wit 
Kruis  daar  op. 

Hoe* 

(*)  Wysgserlge  Verhandeling  tan  de  Werken  der  Natuur^ 
Amfh  1744.  bladz.  190. 

(1)  Aranea  Abdomine  fubglobofo  rubro-  fufco  ,  Cruce  albo 
pandata.  Syft.  Nat.  X.  Gen.  237.  Sy(l.  Nat.  XU.  Gen. 
268.  Faun,  Suec.  1993.  Aranea  LinnxL  Scop.  Carn,  1077^ 
MoUFF*  Inf  233.         ï-  ALDROV.  In/  608.  fïg.  O.  JoNST. 

/«/:  t.  18.  Hg.  17,  19  ,  2o-  Raj-  Inf-  t8-  n*  2.  list* 

Aran.  fig.  2.  FriSCH.  Inf.  VII  T.  4,  CLERCK.  Aran.  *5» 
T,  l«  fïg*  4»  3*  Sch&FF.  Elem,  Tab,  21*  f.  2. 


i. 

j&la&ema. 
Gekroon- 
de. 


DE    SïINNEKOPPEN,  20? 


Hoewel  de  Spinnekoppen ,  die  in  verfchillen- 
de  Landftreeken  van  Europa  voorkomen  ,  zo-  LxxX.' 
danig  verfchillende  zyn ,  dat  de  Dierbefchry-  Hoofd- 
vers  ,  gelyk  Doktor  Scopou  en  Geoffroy  , STUK* 
weinig  overeenkomftigheid  hebben  kunnen  vin- 
den ,  in  die  van  hun  Land  en  anderen;  zo 
fchynt  doch  deeze  eerfte  Soort  van  Sweeden 
vry  algemeen  te  zyn.  Het  is,  naamelyk  die 
bekende  Tuin  -  Spinnekop  5  welke  fomtyds  ter 
grootte,  byna,  van  een  Hazelnoot  voorkomt, 
zo  Lister  aanmerkt,  en  ook  byna  de  Kleur 
daar  van  heeft.  De  tekening  op  de  Rug,  die 
uit  langwerpige  en  ronde  figuuren  van  Stip- 
pen, by  Frisch  vertoond,  is  famengeftjld* 
geeft  een  byzondere  fraayheid  aan  dit  anders 
zo  haatlyk  en  affchuwlyk  Dier  ;  dat  des  we- 
gen ,  met  regt ,  de  Gekroonde  mag  heeten. 
Doktor  Scopoli  ,  die  de  Spinnekoppen  van  zyn 
Land  met  de  naamen  der  voornaamfte  Infek* 
ten  -  Kenneren  beftempelc ,  geeft  aan  deeze  den 
naam  van  Spinnekop  van  Limwiis>  en  hetfchync 
my  toe,  dat  door  zyn  Ed  dergelyke  verfchei- 
denheden  ,  als  in  onze  Tuin  Spinnekoppen  3 
door  my ,  zyn  waargenomen :  want  hy  maakt 
van  eene  geele  van  dien  aart  gewag  ,  welke 
hem  uit  de  Bosfchen  gebragt  werdt  ,  in  t 
laatst  van  September,  en  die,  welke  Geoffro  9 
als  omftreeks  Farys  voorkomende,  befchryfc, 
cn  opgeeft  als  byzondere  Soorten,  gelyk  die 
met  de  Bladerige  Tekening  of  van  een  Pau- 
fen  Kroon  ,  op  het  Agterlyf ;  komen  in  de 
1.  U£el.  xui.  stuk,  plaat- 


I 

C03      BËSCHRÏVirfC  VAfï 


V.    zing  der  Oogen ,  kruislings  by  Paaren ,  en  die 
LXXXL  eigenfchap  overeen ,  dat  zy  de  Webben  Lood* 
Hoofd-  regt  in  het  Geboomte  maaken.    Ook  is  dit 
*TüiC*     haar  eigen ,  dat  zy ,  in  't  midden  van  de  Web 
zittende  ,  dezelve  nu  en  dan  Iterk  hortende 
fchudden :  waar  van  de  reden  my  voorkomt  te 
zyn  dat  zy  dus  onderzoeken,  of  dezelve  nog 
wel  geheel  is  en  gefpannen  zif  :  't  welk  tot 
haar  voornaame  doelwit  wordt  vereischt.  Het 
denkbeeld  van  derzei  ver  geweldige  Vyandfchap 
tegen  de  Padden  en  dat  zy  die  dooden  zou- 
*  zïe    den  >  fehynt  nader  onderzoek  te  vereifchen  *. 
bladz>l86  Het  klein   Gevogelte   fchroomt ,    zo  mirt 
als  de  Wespen  >  deeze  ontzaglyke  Spinnekop- 
pen  aan  te  tasten  ,  te  vatten ,  en  die  aan  haar 
re  Jongen  te  brengen  tot  haar  Aas(*}. 

xi.  (2)  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  KloQtrond  en 
Getekea^"  Netswys  getekend  heeft  3  van  boven  Paar/eb- 

de.  agtig  bruin  gewolkt. 

Daar  de  voorgaande ,  in  Sweeden  ,  meest  in 
de  Boomen  3  en  inzonderheid  op  de  Berken , 
gevonden  wordt  3  komt  deeze  meer  in  de  Tui- 
nen voor  ,  alwaar  zy  door  Celsius  ,  Doktor 
in  de  Godgeleerdheid  3  is  waargenomen.  Zy 
hadt  het  Lyf  witagtig;  het  Borstftukals  door- 

fchy- 

(*)  Bufonum  teterrimus  hoftis  ,  queoi  necat  &  ipfa  ab 
ichneumone  necatur.  Gronov.  Aïï.  Helv.  Phyf.  Mei* 
Vol.  V.  pag  359. 

(1)  Aranea  Abdofnine  globofb  reticulató  9  fupra  purpuras» 
fente  f ufco  -  nebulofö.  Fann*fuect  15)94. 


D  E    S  P  I  N  N  E  K  O  P  P  E  Hé  lOp 


fchynende ;  het  Agterlyf  met  zwarte  ftreepen  v. 
doorreegen,  op  de  zy  de  donker  paarfchagtig :  Afdeel. 
de  Pooten  met  zwarte  Vlakken,  Hoofeh 

STU1C 

(3)  Spinnekop ,  die  het  Lyf  Klootrondagtig  geel,  * 
met  eenige  zwarte  Stippen  beeft.  Cu&utbitU 

na* 

Dit  is  een  groenagtig  geele  Spin ,  die  tegen  Tuin"Spm* 
den  avond  veel  gevonden  wordt  op  de  Bladen 
der  Appelen ,  Peeren  en  andere  Boomen  ,  al* 
waar  het  Wyf je  by  een  ruim  Net  zit ,  waar- 
mede de  Eijeren  los  omwonden  zyn ,  en  niet 
gemakkelyk  daar  van  daan  te  krygen  is,  zegt 
Linnjeus.  Het  getal  der  Eijeren ,  zegt  Cjlerck, 
is  omtrent  veertig  >  die  tot  een  Klompje  famen* 
gevoegd  zyn ,  ter  grootte  van  een  Erwt*  De 
ze  Soort  maakt,  volgens  Lister,  op  de  Haze- 
laaren  horizontaale  Webben  ,  die  men  'er  , 
hier  te  lande,  ook  dikwils  op  vindt;  des  ik  ge- 
loof dat  daar  mede  onze  groenagtig  gee- 
le Tuin -Spinnen,  welke  het  Agterlyf  eeniger- 
maate  Kalabas-agtig  hebben,  gelyk  de  bynaaiö 
aanwyst,  bedoeld  worden, 

(4)  Spinnekop,  die  bet  Agterlyf  Klootronden  jv; 

bleek  geelagtig  heeft.  SeSÈ* 

Dee- 

(3)  Aranea  Abdomlne  fubglobofo  flava ,  Pun&is  qiubtis., 
èm  nigris.  Faun.  Suec.  1995.  fUj.  lnf%  20.  N.  8«  List» 
Aran.  f.  5.  CLERCK.  Aran.  44.  T.  2.  f*  4. 

(4)  Aranea  Abdomine  globofo  pallido  flavdcciue»  Faun± 
Sute.  1996.  Aranea  Kleynii.  SCOP.  Carn.  1099, 

I.DEELt  XIII.  STUK*  O 


4IO     BSSC  H  R  Y  V  I  N  O      V  A  N 


V.  Deeze  bleekgeels  Spinnetjes  ,  met  een  rond 
Afdeel.  a  :   ,  r  .  ^  . 

LXXX.  Agterlyi;,  zyn  in  onze  Turnen  ook  gemeen. 

Hoofd-  Doktor  Scopoo  befchryfc ,  onder  den  naam 
«TUK.  spinnekop  van.Kleyny  een  dergelyke  ,  die 
een  Zwerver  is  3  en  bygevolg  geen  Web  maakt, 
hebbende  de  zelfde  eigenfchap ,  naamelyk  van 
iq  de  Kelk  der  Bloemen ,  na  dat  de  Bloem  af- 
gevallen is  ,  te  gaan  zitten,  om  de  Byën  pf 
Vliegen ,  die  dan  nog  daar  uit  Honig  willen, 
verzamelen ,  te  vangen,  't  Is  bekend ,  dat  'er 
dus  dikwils  Spinnetjes  te  voorfchyn  komen  uit 
afgevallen  Bloemen. 

v-  C5)  Spinnekop ,  die  hei  Agterlyf  rondagtig  geel 
^utlT'  heeft,  met  vier  zwarte  Stippm  vcederzyds  ; 

Apftjppi-  vm  agteren  ros, 

In  S  weeden  maakt  deeze  nieuwe  Soort  een 
Harifontaale  Webbe  ,  op  eene  Meetkonftige 
manier.  De  Kleur  is  bleek  ,  uitgenomen  die 
van  't  Agterlyf . 

vi*  C6)  Spinnekop,  .^  het  Agterlyf  Klootrond 
ta;  zwart  heeft,  met  twee  uitgeholde  Stippen. 

Twecftip- 

F'gQt  Deeze  komt  fom wylen  in  de  Venfteren  voor, 
maakende  haare  Webbeniet  regelmaatig ,  maar 
als  van  verftrooide  Draaden* 

($)^  Aranea  Abdomlne  fubrotundo  fkvo,  ftigmatibus  utriin* 
^ue  quatuor  nigris ,  Ano  rufb.  Syft.  Nat.  XII. 

(6)  Aranea  Abdomine  glpbofo  atlO,  punftis  dUoböS  CKOr 
vatis§  f*m  *9?7«< 


DE    SPINNEKOPPEN*  211 


(7)  Spinnekop  ,  die  het  Agterlyf  Klootrondag»  V. 
tig  wit  beeft,  met  bleekbruine  Vlakken.  ^X^c" 

Hoofd* 

Deeze  >  die  van  de  kleinften  is,  onthoudt  stuk. 
fcig  in  de  Pluimkwasten  van  het  Riet.  AfaËL** 

cea. 

(S)  Spinnekop,  die  bet  Agterlyf  Eyrond,  enK%~^n' 
van  woren  op  de  zyden  /pits  gehoekt  heeft,  ^"z^f1/* 

Deeze,  die  op  de  Boomen  in  Gothland over- 
vloedig gevonden  werdt ,  hadt  fomtyds  de 
grootte  wel  van  een  Lid  des  Duims.  Indien 
het  de  Eer  fte  was  der  Spinnekoppen  van  Clerck, 
dien  deeze  Autheur  de  Hoekige  getyteld  heeft, 
zo  als  hier  aangehaald  wordt ;  dan  zou  het  Lyf 
vry  yood  moeten  zyn  ,  met  een  graauwe  ea 
witte  Tekening  op  de  Rug;  daar  doch,  vol-* 
gens  de  befchry ving  der  Sweedfche  Dieren  9 
op  't  geheele  Lyf  geen  Rood  voorkwam 
Maar  het  Wyfjc  van  deeze,  dat  Clerck  na- 
derhand vondt ,  in  zyne  Fig.  2  ,  afgebeeld  , 
hadt  het  Lyf  niet  zo  gekarteld  op  de  zyden 
als  het  Mannetje ,  geel ,  graauw  en  wit  ge- 
fprenkeld ,  zonder  eenig  Rood.  De  Pooten ..wa- 
ren, inheiden,  graauw  en  geel  bont.  Wy  heb- 
ben 

(7)  Arana  Abdomine  (ubglobofö  albo ,  Maculis  dilute  flis» 
tis.  lèid,  1998. 

(3)  Arama  Abdomine  ovato  ,  antice  Lateribus  angulato 
ïtcuto.  Faun.  Suec.  1999.  It,  GvtkK  2\6.  CLERCK*  Arm* 
22,  T.  1.  f.  u 

(+)  Rubedo  in  toto  Corpoxe  nulla,  Faun*  Suee,  Ed.  II. 
pag.  487. 

h  D££Li  XIIL  STUKv  O  '% 


212     BESC  H  R  YVIÜG  VAN 


V«     ben  hier  ook  dergelyke  Spinnekoppen ,  die  lood- 
LXXX"  reSce  Webben  in  de  Boomen  maaken. 
Hoofd- 
stuk.     (9)  Spinnekop  ,  die  bet  Jgterlyf  Eyrond  en 

Bowft'tca.  bruin  beeft 3  met  <vyf  zwarte  Vlakken  ,  die 

Huis-spin.  omtrent  elkander  raaken  ;  de  voorflen  grootst 

zyncle.  ♦ 

Die,  welke  Doktor  Scopoli  de  Spinnekop  van 
Derham  genoemd  heeft,  is,  zegt  hy ,  aan  alle- 
man bekend.  Zy  onthoudt  zig  in  de  Huizen, 
haar  Webbe  maakende  in  de  hoeken  der  Bed- 
fteden  en  by  de  Venfteren.  Het  Lyf  is  ruig, 
bleek-bruin  of  rosagtig  van  Kleur,  met  het  Ag- 
terlyf  bruin  gevlakt*  Waarfchynlyk  zal  het 
die  dan  ook  zyn ,  waar  Koning  Salomon  van 
meldt ,  dat  zy  met  de  Handen  grypt  en  zig 
onthoudt  in  de  Paleizen  der  Koningen:  want 
deeze  inderdaad  ook ,  volgens  de  aanmerkingen 
van  Scopoli,  de  Armen  aan 't  end  geknodst 
heeft  (*). 

Wy  zullen  hier,  buiten  twyfel,  dergelyke 
hebben.  Zou  het  die  ook  zyn,  welke  Petiver 
noemt  de  allergrootfte  Huisfpin  met  zeer  lange 
ruige  Pooten,  als  welke  door  dén  Heer  Gro- 
novius  is  aangehaald  op  eene  Soort  van  Spin- 
nekoppen  ,  die  by  ons  in  de  Tuinen  en  Hui- 
zen 

(9)  Aranea  Abdomïne  ovato  fufco ,  maculis  nigris  qtünque 
fubcontiguis ,  anterioribus[majoribus.  Faun,  Suec*  2000.  Ara- 
nea Derhamii.  Scop.  Carn.  1104.  RAj.  Inf,  27.  N.I7,LI$T« 
Aran.  59.        1.7.  CLERCK.  Aran.  76*  T.  2.  f.  9. 

(*)  \n  foribus  laso$  fufpendit  Aranea  caltes,  Virg. 


DE    SPINNE  KOPPEN.  <2I3 


zen  gemeen  en  Venynig  zoude  zyn?  Vooreerst 
worden  dus  de  Tuin-  en  Huis- Spinnen  onder  LXXX* 
elkander  verward ,  en  ten  anderen  ware  het  Hoofd- 
te  wenfchen,  dat  zyn  Ed.  ons  eenig  bewys  had STUK# 
bygebragt  3  dat  deezeSpinnekoppen  -  Soort  Ve- 
nynig zy ,  of  Venyniger  dan  anderen ;  om  zig 
daarvoor  te  meer  te  wagten  (*).   Evenwel 3 
om  dat  wy  niet  durven  denken,  dat  zyn  Ed. 
zulks  zonder  Grond  zoude  gezegd  hebben 3  zal 
ik  hier  zyne  Befchryving  van  deezen  Venyni- 
gen  Spinnekop  vertaaien. 

„  Het  Borstftuk  is  Eyrondagtig ,  naar  voo* 
M  ren  een  weinig  verhevener ;  voorts  plat.  en 
53  breed 3  naar  de  randen  toe  met  een  Groefje 
5,  uitgehold  3  in  %  midden  verfierd  met  een 
33  uitpuilende  Ster  van  zes  Straalen  en  eeni- 
M  maate  Haairig.    De  Bek  is  voorzien  met 

twee  fterke  Tanden.  Van  de  agt  Oogea, 
35  aan  den  voorkant  van  het  Borstftuk,  zyn  de 
,3  vier  voorften  grootst  eneenigzinshalfmaans» 
33  wyze  geplaatst  3  metnde  holte  naar  de  agter- 
3,  ften,  die  opeen  regte  lyn  liaan.  De  agt 
33  Pooten  zyn  ruig  en  lang3  allen  even  groot  y 
33  en  omringen  het  Lyf  als  Straalen  uit  een 
33  middelpunt.   De  Voelers  zyn  kort  en  Haai* 

rig. 

(*)  De  Kinderen  oordeelen  gemeenlyk ,  dat  de  difcfle  of 
meest  gezwollen  van  Agterlyf  de  Venynigtten  zyn,  als  welke 
men  meent  fömtyds  gezien  te  hebben ,  dat  van  zelf  geborften 
waren ;  doch  hier  vinden  wy  geheei  andere  Kenmerken  ge- 
opperd. Ondertusfchen  waren  het  Huislpinnen  ,  die  Jülfr% 
$£H uurmans  en  andere  opknapten. 

h  J>BE1.  XIII.  STUK.  O  3 


ftI4     B  E  S  C  H  R  Y  V  I  N  G  VAN 


V.     99  rig.   De  Kleur  is  donker  Asehgraauw  (*). 
LXXX "    ^e  Plaatz5nS  der  0°gen  verfchilt  weinig  van 
Hoofd*  die ,  welke  ons  door  den  Sweedfchen  Heer 
Clerck  voorgefteld  wordt  in  zyne  Huis -Spin - 
nekop  (t;3  die  in  S weeden,  byna  het  geheélè 
Jaar  ,  voorkomt  in  de  Venfters  en  hoeken  del- 
Huizen  ,  en  waar  van  hy  'erin  êene  Karïier* 
die  maar  twee  Venfteren  hadt,  tien  ving.  Zy 
hadden  altemaal  haare  Webbetjes  gemaakt  in 
dc  hoeken  der  Venfteren ,  naauwlyks  een  Vie- 
rendeel-Elle  van  malkander  ,  die  zig  plat  vei> 
toonden ,  doch  in  Tregterswyze  gaten  uitlie- 
pen \  alwaar  de  Spinnekop  op  zyn  roof  te  Ioe? 
ren  zat.     Allen  hadden  zy  die  manier  van 
Spinnen,  en  de  geffcalte  der  Pooten,  die  wel 
ruig  en  geringd  doch  niet  volmaakt  even  lang 
waren,  kwam  in  allen  overeen ;  maar  de  Kleur 
van  -t  Lyf  verfchilde  zodanig,  dat  'er  van  de 
tien  geen  twee  gevonden  werden,  die  daar  in 
overeenkwamen.    De  grondkleur  was  in  de 
meeften  graauw,  in  fommigen  met  eene  Teke- 
ning van  andere  Kleuren ,  fomtyds  hoog  geel. 
Zo  dit  nu  van  die  Venynige  zyn ,  mag  menze 
wel  tevens  Verraaders  noemen ,  om  dat  zy  dus 
voorkomen  onder  eene,  zo  verfchillende  ge- 
daante ! 

Uit  de  figuur  der  Webben  blykt ,  dat  het 

(*)  H«c  In  Hortis  ?  Domibusque  frequens ,  Venenata,  A$fc 
lïtlvet.  Pbyf.  Med*  Vol.  V.  Bafil.  1762.  pag.  350. 

(t)  Araneus  DomefUcus*  Pag.  76.  ut  fuprs* 


DE    SPINNEKOPPEN*  SI5 


de  zelfden  zyn ,  die  Lister  met  zynen  Huis-  V. 
Spinnekop  bedoeld  heeft ,  en  waar  van  hy  aan-  ^^x  ' 
merkt  ,  dat  die  door  Ouderdom  veel  grooter  Hoofd- 
wordt;  niet  zo  zeer  door  uitzetting  van  het  stük* 
Lyf ,  maar  door  de  toeneeming  der  Pooten  in 
langte  ,  dikte  en  ruigte.    Dit  is  een  zeldzaame 
aanmerking;  als  ook,  dat  het  Wyfje  op  't  end 
van  July  haar  Nest  in  't  midden  van  de  Webbe 
by  den  Tregter  maakt ,  fpannende  daar  over 
een  Sneeuw- wit  Geweefzel,  als  of  de  Eijeren 
tusfchen  twee  Webben  zaten.   De  Eijeren  zyn 
witagtig,  en  hangen  niet  aan  malkander,  zo 
dat  als  men  't  beursje,  daar  zy  in  zyn  3  opent, 
dezelven  zig  verfpreiden,  als  of  het  jonge  Spin* 
netjes  waren. 

Ik  twyfel  niet ,  óf  het  is  dit  flag  van  Spin- 
nen, waar  van  men  de  Webben  by  ons  zo  me- 
nigvuldig in  de  hoeken  van  Schaap  -  Stallen , 
Varkens-  en  Hooy-Schuuren ;  in  de  toppen  der 
Hooy-bergen ,  of  ook  zelfs  onder  de  overhan- 
gende Kant  der  Rieten  Daken  ,  aan  Boeren 
Huizen ;  ja  op  alle  luuwe  drooge  plaatfen ,  daar 
het  tevens  niet  al  te  koud  is,  en  die  weinig 
of  niet  gereinigd  worden,  ontmoet.  Of  het 
een  verfchiilende  Soort  zy,  welke  Geoffroy 
de  bruine  Huis -Spin  tytelt,  en  die  de  Pooten 
ook  byfter  ruig  heeft,  zou  menuitdeplaatzing 
der  Oogen  haast  mogen  vermoeden  (*). 

Oo) 

(*)  Arana  atro-fufca  ,  fubvillofa,  Pedibus  atrofufcqquc  ia* 
tfrfe&is.  Hift.  des  Infi  env.  Paris.  Tom.  II.  p*g>  6.\$. 
h  Deel  XIII.  Stuk.  O  4 


&i6   Beschryvi  n  g    va  n 


Yf  (10)  Spinnekop  ,  die  het  Agterlyf  Eyrond  en 
LXXX*  uoitagtig ,  met  drie  overlangfe  Streepen  beeft 

Hoofd-  Van  zwartagtige  Stippen. 

STUK* 

x» 

TrMneata.  ,  Deeze  onthoudt  zigin  de  Bosfchen  van  S wee 

Orieftree-  den. 

kiwi*.  spinnekop  ,  die  het  Agterlyf  Eyrond  en 

oever-  Koperglanzig  zwart  beeft,  aan  *t  endgecl- 

agtig  7?iet  hoornen. 


Dat  men  ^  in  Europa 9  ook  raare  Spinnekop- 
pen  heeft ,  bewysc  deeze  Soort  5  welke  Lin- 
n^us  aan  't  Strand  van  Oei  and  waarnam.  On- 
befchryflyk  veel  dergelyke  Spinnen  hadden  al- 
daar tusfehen  de  Steenen  haare  Webben  hori- 
zontaal langs  den  Grond  uitgebreid,  en  zaten  zelf 
daar  onder.  Haar  geheele  Lyf  was  met  fyne 
Haairtjes  bez$t :  tegen  de  Zon  hadden zy  eeni* 
gen  Koperglans  en  wareq  met  dunne  Staartjes 
voorzien, 

xit.  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  Eyrond  en 

^bUa***  bruin  met  een  witagtige  gevinde  Streep, 

Pooihof-  den  Aars  gevorkt  beeft. 

maakcr. 

Op 

(jo)  Aranea  Abdomine  ovato  albido,  Lineis  tribus  longitu- 
dinalibus  pun&omm  nigricantium.  Faun.  Suec.  2001. 

(11)  Aranea,  Abdomine  ovato  nigro  -seneo,  Ano  fubluico 
bicorni.  Faun.  Suec.  2002.  //.  Oeland.  125.  138. 

(12)  Aranea  Abdomine  ovato  fufco ,  Linea  exalbida  pinna*» 
ta,  Ano  bifurco.  Faun»  Suec.  2003.  lt.G0tbl.i5i.  268.  Kkj* 
bif.  27'  N.  18,  LIST,  Aran.  60.  f.  18.  CLERCK.  Aran,  79- 
T*  2.  U  8. 


DE    S  P  IKNEKÖPPEN.  217 


Op  verfchéide  Weiden  in  Gothland  ,  zegt  V. 
onze  Autheur,  lagen  breede  witte  Spinneweb-£^xx~' 
ben,  aan  welker  eene  zyde  een  Cylindrifche Hoofd-' 
Buis  3  tot  op  den  Grond  nederwaards,  van  deSTÜK* 
Spin  geweven  was  ,  in  welke  zy  haar  woon- 
plaats ,  voor  de  Vogelen  en  voor  de  Zonne  - 
Hitte  beveiligd*  hadt.   Zo  dra  men  aan  haar 
Net  raakte  ,  lleeg  zy  onmiddelyk  opwaards , 
en  zag  rondom  zig  heen  naar  de  Prooy.  Haar 
Borstftuk  was  bleek  graauw  tmet  drie  bleeke 
S treepen  overlangs ;  het  Lyf  glanzig  donker- 
bruin ,  van  onderen  met  drie  bleeke  S  treepen 
en  van  agteren  met  vier  puntjes,  twee  langer, 
twee  korter  zynde. 

Volgens  de  aangehaalde  Autheuren  moet  dit 
een  van  de  grootften  der  Europilche  Spinne- 
koppen  zyn;  dategter,  volgens  de  afbeeldin- 
gen, meer  van  de  uitgeftrektheid  der  Pooten, 
dan  van  de  Lighaamsgrootte,  te  begrypen  is. 
Lister  ,  evenwel ,  zegt ,  dat  zy  te  tellen  is 
onder  de  allergrootfte  Spinnekoppen ,  en  zeer 
gemeen  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Engeland  , 
doch  minder  in  de  Noordelyke ;  hoewel  hy  ze, 
onder  de  Stekelige  Brem  ,  omft reeks  Jork  en 
elders,  ook  dikwils  hadt  gezien»  Ray  merkt  uit 
dien  Schryver  aan,  dat  men  ze  na  St.  Jan  kan 
vinden  in  de  Wilderniflen  van  Distels  en  Door- 
nen, alwaar  zy  dergelyke  Webben  maaken  , 
als  ik  gemeld  heb ;  doch  waar  aan  ook  veele 
enkele  Draaden  ,  van  boven  nederwaards  en 
van  ter  zyden,  naar  dat  het  de  plaats  toelaat  , 


U  J)WU  Xllh  STUK. 


2l8    Beschryvino  van 

V.    gefpannen  zyn3  en  daarom  wordt  deeze  Spin- 
LXXXU  n&op  Labyrmtbicci)  als  een  Doolhof  maakende, 
Hoofd*  genoemd*   Het  nut,  dat  zy  van  deeze  Draa* 
stuk.     den  hebben  >  zegt  hy  ,  is  >  dat ,  wanneer  *er 
Vliegen  tegen  aan  ftootcn^  dezelven  dus  dik- 
vvils  op  de  Webbe  nedervalien  en  dan  gevan- 
gen worden.   Meest  fchynen  deeze  Spinnekop- 
pen,  evenwel ,  te  aazen  op  de  Byën  en  groote 
Mieren  ;  weshalve  zy  haar  Webben  dikwils 
by  de  Mieren  -Nellen  plaatzen. 

Van  deeze  Soort  heeft  Lister  een  Wyfje5 
dat  bevrugt  was  5  lang  in  een  Glas  beflooten 
gehouden ,  geevende  'er  Vliegen  en  andere  In- 
fekten  tot  Voedzel  aan.  Na  verloop  van  een 
Maand  leid  het  Eijeren3  en  om  wondt  die,  de- 
zelven in  't  Glas  ophangende,  met  een  won- 
derbaar geweefzel,  dat  het  maakzel  hadt  ah 
een  Ster,  Bovendien  werdt  het  geheele  Glas, 
door  deezen  Spinnekop ,  met  Draaden  zoda- 
nig vervuld  >  dat  het  zig  als  vol  Rook  vertoon- 
de tusfchen  welke  echter  veele  Gangen  en  als 
een  menigte  van  Kamertjes  overbleeven  ,  zo 
dat  zy  een  vryën  toegang  van  alle  kanten  be- 
hieldt  3  tot  het  Eijerbeursje.  De  Eij eren  kwa- 
men niet  voor  de  Maand  February  uit :  doch 
andere  Beursjes ,  die  van  dergelyke  Spinnekop. 
pen  ,  in  vryheid  zynde  ,  gemaakt  waren  5  op  't 
end  van  Augustus  des  Jaars  1676,  wanneer  het 
een  zeer  heete  Zomer  was  geweest  ,  openen* 
vondt  hy  in  fommigen  reeds  jonge  Spinne* 
fcopjes,  rosagtig  van  Kleun 

De 


DE     S  P  I  N  N  E  K  O  P  f  E  N.  2? 


De  Wcbbe  van  deeze  Spinnekoppen  ,  het 
welk  een  voornaame  byzonderheid  uitmaakt,  lxXx/ 
is  bruinrood  3  volgens  Lister  .,  daar  zy  in  die  Hoofd-  i 
Gothlandfe  wie  was  ,  gelyk  ik  gemeld  heb. STUK# 
Ook  fchryfe  Clerck  'er  Nypers  of  Tanden  aan 
toe ,  die  Loodregt  ,  Haairig  en  zwartagtig  zyn 
van  Kleur  (*).    Dit  is  zeker  ,  dat  deeze  Spin- 
nekoppen ongemeen  dikke  lange  ruige  Pooten 
cn  het  Lyf  z\vartagtig  blaauw  hebben  ;  zo  dat 
men  die,  op  het  aanzien,  veeleer  voor  Veny- 
nig  houden  zou  ,  ten  niinfte  zyn  zy  ruim  zo 
affchuwlyk  als  de  gedagte  Huis  -  Spinnekop- 
pen. 

.   .    \   '-v  ,  j     i  j.  qo:Ja  .  nqZ  '  ;  i 

Cx3)  Spinnekop  ,  die  het  Agterhf  rondagtig  xnr. 

geel  beeft,  met  vier  paarfebe  Stippen  in't  neataJa" 

midden  en  een  paarfebe  Streep  op  ieder ^[geftee* 

zyde*    I  -  .  Mi& 

In  S  weeden  onthoudt  zig  deeze  nieuwe  Soort, 
die  het  Lyf  Glasagtig  doorfchynehde  heeft, 
zynde  van  middelmaatige  grootte.  * 

(14)  Spinnekop,  die  bet  Agterhf  langwerpig  xiv. 

p  Redt 'wit  a. 
^J"  Bekranste* 

(*)  Retinacula  lübnigra  j   ttloia  ,  perpendicularia.  Canf. 
ïaNN.  F.  Suec.  1223*  Cl-ERCK  de  Aran.  Suec,  p.  8o* 

(13)  Aranea  Abdomine  fubrotundo  fiwo  ,  Pundis  quatupr 
Liaeaque  utrimque  purpurafcentibus.  Syft.  Nat.  XIU 

(14)  Aranea  Abdomine  oblongo  -  ovato  ffovo  ,  Amitiloova- 
11  f  Dorlali,  rubi'ö.  Fa<<h.  $uêS.  2004.  RAJ.  /«ƒ.  24*  N.  2  2. 
List.  51.  F.  12.  Frjsch.  3m  P«  &  4« 
€LERCK.  -4r^r..  59,  Pi.      Tab4  9» 

X.  PE££.  XIII.  STUli. 


aao    Beschryving  van 


V.  Eyrond  en  geel  beeft ,  met  een  Ovaalen 

LXXX. '  Rinë*  die  rood  is>  op  de  Rag. 

Hoofd- 
stuk. Witagtige  Spinnekop,  met  een  hoogroodc" 
Kroon  op  het  Eyronde  Lyf  3  heet  de  gene  die 
hier  aangehaald  word  ,  van  Lister.  Uit  de 
afbeelding  van  Clerck  blykt,  dat  zy  mede  lan- 
ge y  ruige  Pooten  heeft.  Door  deezen  Au- 
theur  wordt  ook  die  aangehaald  3  welke  Frisch 
noemt  de  Witte  Tuinfpin3  met  de  Cinnaber- 
roöde  Rug  -  Krans :  desmenze,  met  reden,  de 
Gekranste  noemen  mag,  Zy  onthoudt  zig  in 
de  Tuinen. 

„  XJ-       (*5)  Spinnekop  ,  die  het  Agterlyf  Eyrond  en 

Contlata,  ,     -  ^  , 

Geringde.  zwart  beeft  3  met  een  Ovaalen  witten 

Ring  op  de  Rvg. 

De  aanhaaling  van  den  Ge  vlamden  Spinne- 
kop 3  uit  Clerck  >  vind  ik  met  deeze  befchry- 
ving  niet  zeer  overeenkomflig.   Deeze  is,  op 
Oeland,  in  't  Veld  gevonden. 
# 

xyi.      (16)  Spinnekop  3  die  het  Agterlyf  Eyrond  en 

ïS!dt  hruin>  ™n  vooren  Wl  twee  witte  Stip. 

pen  heefu 

Op  de  Velden  (zegt  Linn^us)  onthoudt  zig 

dee* 

(15)  Aranea  Abdomine  ovato  nigro ,  Annulo  Dorfali  ovali 
albo.  Faun.  Suec.  2005.  It.  Oei.  126  ,  139.  CLERCK.  Aran. 
124.  T.  5*  U  18  ? 

(16)  Aranea,  Abdomine  ovato  fufco ,  Eafï  punftis  duobus 
albis.  Faun,  Sm,  2006,  Cleuck  Aren,  104,  fj,  5,  Tab.  0. 


DE    SPINNEKOPpEN.  221 

deeze,  voor  een  Nest  van  Rupfen  waakende,  v* 

Afdffjl  ! 

waar  van  zy ,  by  hec  uitkomen,  de  een'  na  de  LXXX.' 
andere  vat,  uitzuigt,  wegfmyt;  dan  wederom  Hoofd- 
een  andere  aanvattende,  enz.  STUIC# 

(i 7)  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  Eyrond  en 

wit  beeft  met  Aschgraauwe  Polakken.  Berg-spin. 

Zy  onthoudt  zig  in  Sweeden  op  de  Boo- 
men. 

Cl 3)  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  Eyrond  ens^n^no- 
'hoogrood  heeft ,  met  een  overlangfe  zw^m^^c 
te  Streep  getekend. 

In  Spanje  is  deeze  waargenomen,  van  mid- 
delmaatige  grootte  zynde. 

C19)  Spinnekop  ,  die  bet  Agterlyf  Eyrond  en  N**x*, 
bruin  heeft,  met  witte  Boogswyze dwars* Gemerkt^ 
Streepm. 

C20)  Spinnekop,  die  bet  Agterlyf  bruin  beeft Rt^s 
en  de  Pooten  ros.  .  Rospoot, 

00 

(17)  Aranea  Abdomine  ovato  albo,  maculis  cinereis.  Faun* 
Suec.  2007.  LIST.  Aran%  36.  f.  6? 

(18)  Aranea  Abdomine  ovato  coccineo,  Linei  longitudina* 
li  atra.  Syft.  Nat.  XII. 

( 19)  Aranea  Abdomine  ovato  fufco ,  lineis  albis  transvef- 
{isarcuatis.  Faun.  Suec.  2008» 

(20)  Aranea  Abdomine  fufco  È  pedibus  m&4  Fam%  Sm» 
toog.  , 

h  Deel,  XIIL  Stuk» 


%2Z      Beschryvinc  van 

V.       (2  O  Spinnekop  ,    die  het  Agterlyf  z<wart 

Afbeel.  heeft  5  met  twee  tyitte  Stippen  en  by  '£ 

LXXX.  Borst  (luk  een  wit  Maantje. 

Hoofd-  j 

XXI.  De  laatfte  mogt  zo  wel  de  Gemerkte  ge* 
Nagt*spfn.noemd  worden  als  de  eerfte  van  deeze  drie  Eu- 
ropifche  Spinnekoppen ,  waar  van  de  middelfte 
meest  voorkomt  op  de  Brandenetelen.  Zy 
wordt  Nagt  -  Spin  genoemd  ,  om  dat  zy  over 
Dag  zig  ftil  houdt ,  in  de  Bosfchen ,  en  by  Nagt 
loopt.   De  grootte  is  middelmaatig. 

XXI*  Cm)  Spinnekop  *  die  het  Agterlyf  langwer* 
£xt*»f*.  +1?  en  proenagti?  verzilverd  heeft*  niet 

Uitgcrek-  r  6  ^     ö        Ö7Ö       .     n  , 

-  te,  de  Pooten  overlangs  mtgejtrekt. 

Een  zonderlinge  eigenfehap  van  deeze  Bofch- 
Spinnen  >  die  digt  tegen  de  Takken  aan  zitten 
%net  het  Lyf  ,  houdende  de  vier  voorde  Poo- 
ten voorwaavds ,  de  vier  agterften  agterwaards 
regt  uitgeftrekt.  Dit  is  insgelyks  door  Geof- 
froy  ,  in  een  dergelyke  Spinnekop  5  omftreeks 
Parys  waargenomen.  Zy  zyn  ook  in  ons  Land 
wel  bekend,  zo  wegens  de  groenagtige Zilver- 
kleur  ,  als  wegens  de  langte  en  dunte  der  Poo- 
t-en. Zy  fpinnen  onregelmaatige  Webben  ,  aan 
Slooten  of  Beekjes,  en  ook  wel  in  de  Bosfchen* 
volgens  Lister  ,  die  eene  Waarneeming  om- 
trent 


/si)  Jtfméte  Abdöimne  nigco  puti&is  duobus  albis ,  balïque 
lunula  alba.  Faun.  Suec.  2010.. 

-  faa)  Ara-ma  Abdpmine  longo. ,  Argcnteo .-  virefc?ntc , 
dibus  longitudinaliter  extenfis.  Faun.  Suec.  201 1.  GEQjgtffe 
Paris.  642»  N.  3«Raj*  Inf,  19,  N.  3.  List,  Arm,  |jg.  3* 


DE    SPINNE  KOPPEN.  ö$J 


trent  dc  Paaring  van  deeze  Spinnekoppen  by-  Api]£ 
brengt ,  welke  de  zeldzaame  befcbouwing  van  LXXX.* 
Lyonnet  fchynt  te  bevestigen.  '  Hoofd- 

35  Op  *t  end  van  Mey  9  Czegthy5)  dat  is  STÜK* 
3)  omtrent  den  vyfentwintigften  van  dieMaand3 
33  wilde  het  geval,  dat  ik 3  tegen  Zonne  on- 
3,  dergang  }  verfcheide  van  deeze  Spinnekop- 
33  penzagpaaren :  'c  welkzy,  aan  haare  Draa- 
„  den  zig  aflaatende3  en  onder  de  Webben  in 
3,  de  Lugt  hangende  3  Buik  tegen  Buik  deeden» 
33  Het  Lyf  van  't  Mannetje  was  onder  dat  van 
3,  't  Wyfje  en  regtuit  geftrekt,  en  dat  van  't 
3,  Wyfje  daarover  omgekromd,  raakendehet 
3,  Aarsgat  van  't  zelve  3  aan  't  bovenfte  des 
33  Agterlyfs  van  't  Mannetje  :  waar  aan  ik 
,3  evenwel  geen  ander  Teeldeel  onder fcheiden 
^  kon,  dan  een  der  Hoorntjes  9  't  welk  ge- 
,3  knobbeld  was ,  en  dat  hy  geduurig  aan  het 
3,  bovenfte  des  Agterlyfs  van  't  Wyfje  3  en 
33  zulks  beurtlings  3  fcheen  te  brengen.  On- 
33  dertusfchen  zyn  de  Pooten  en  Webben  * 
3,  van  beiden  3  wonderlyk  ondereen  geftren- 
»  geld". 

(a3)  Spinnekop ,  die  bet  Agterlyf  langwerpig  nnt 
zwart  hetft  3  met  een  witte  Streep  wc- 
derzyds  en  de  Pooten  bruin*  de. 

Deeze  Soort  wordt  gezegd  langs  de  opper- 
vlak- 

Armen  Abdomine  oblongo  nigto ,  linei  «trimque  Ja- 
eerali  alba;  Pcdibus  fufcis*  Fam  Swu&oi*t  C&l&C|ta#4& 
106.  T.  5.  f.  9. 

I,  piei..  XllU  Stuk* 


<2<24       BESCHRYVING  VAN 


V.    vlakte  der  Wateren  te  loopen.  Clerck  verze- 

LXXX*  ^erC  zu^s  n*et  van  ^ea  Spinnekop,  waar  aan 
Hoofd-'  hy  gedagten  bynaam  geeft  3  maar  van  een  an- 

S^&fcls  ^eren  *  ^ien  ^  ^e  Zeefchuimer  f  noemt , 
als  langs  de  Wateren  roovende.  De  afbeel- 
dingen ondertusfchen  en  zelfs  de  plaatzing  der 
Oogen,  verfchillen  weinig.  Zou  ook  de  een 
het  Mannetje,  en  de  andere  het  Wyfje  kun- 
nen zyn  ? 

xxiv.  (24)  Spinnekop  ,  die  bet  Agterlyf  langwer- 
SexpmB*-  pjg^  met  fofe  paaren  mn  uitgeholde  Stip* 

zesftippi-  pen  beeft. 

Deeze,  die  van  taamelyke grootte  is,  woont 
in  de  Bosfchen,  tusfchen  den  Bast  der  Pyn- 
boomen. 


Tldvisfu 
ma* 
Egvpü 
fche. 


SEfc  Spinnekop,  die  bet  Jgterlyf  langwerpig, 

boog  geel  en  glad  beeft. 

Door  Hasselquist  is  deeze  Soort  in  Egypte 
waargenomen ,  en  dus  in  't  Kabinet  van  haare 
Koninglyke  Majefteit  van  Sweeden  gekomen. 
Het  Borstftuk  is  Oranjekleurig  en  de  Pooten 
zyn  niet  gehaaird. 
sminaam-  My  is  onlangs  3  onder  eenig  ander  klein  Goed, 
PL.ec.     van  Suriname  een  zeer  aartig  Spinnekopje  toe- 

^  ge. 

(24)  Arcin?a  Abdomïne  oblongo  ,  pun&oram  excavatorum 
paribus  tribus.  Faun.  Suec.  £013. 

(15)  Aranta  Abdomine  oblongo,  jlavifllmo,  tevu  M,  L, 


DE   S  H  N  N  E  K  O  P  P  E  N.  2*5 


gezonden  >  van  't  welke  wy  de  af  beelding  in  V. 
Fig.  6  ,  op  Plaat  C. ,  by  vergrooting  geeven  ^xxx." 
waar  door  men  van  den  wonderbaaren  ftand  der  Hoofd- 
Oogen ,  en  hoe  ontzaglyk  groot  de  voorflen  in STÜK# 
dit  kleine  Schepzeltjezyn  ,  kan  oordeelen.  Ge- 
dagte  plaatzing  der  Oogen  is  meest  met  die  der 
genen  welken  men  Springers  of  Zwervers  noemt, 
volgens  Doktor  Scopoli's  afbeelding ,  over- 
eenkomftig ;  doch  verfchilt  vry  veel  van  den 
Stand  op  drie  Lynen ,  welken  Geoffroy  aan 
de  Oogen  van  zodanige  Spinnekoppen  toe- 
fchryf t.    Ik  had  het  eerst  voor  een  .Dieren  - 
Luis  aangezien.   Het  Agterlyf  is  zeer  fierlyk , 
met  geel  ros  en  witte  Scippen  getekend  en  het 
Borstftuk  eenigzins  Oranjekleurig  ,  doch  het 
Lyf  voor  't  overige  zwart  bruin  en  van  voo- 
ren ,  zo  wel  als  de  Pooten  ,  bezet  met  witte 
Haairtjes3  die  het  in  't  aanzien  wat  ruig  maa- 
ken,  zynde  de  Pooten  >  anders ,  geelagtig  ros 
van  Kleur. 

(s6)  Spinnekop  ,  die  het  Agterlyf  rondagtig  xxvu 
Kastanje -bruin  beeft   met  twee  witte  fa™"*"1*" 

Stippen.  Tweevlak- 

Deeze ,  die  zig  in  Europa  onthoudt  ,  heeft 
het  Lyf  kleiner  dan  een  Vloo ,  geheel  Kastan- 
jebruin of  donker  Tegelrood:  het  Agterlyf  Ey- 

rond, 

(16)  ^r4ftf4Ab(lominefi»bionindoca89QCO|  pun&isdwta 
albis.  Syfi.  Nat.  XII. 

I.  Oefju  XlXIt  Stuk*  P 


Zl6     Beschryving  van 


V,  rond  3  platagtig  ,  ongelyk  ,  met  twee  witte 
LXXX  *  Vlakken  getekend  ,  waar  van  de  voorde  grootst 
hoofd-'  is  en  uit  twee  famengevoegde  witte  Stippen 
beitaat,  zo  wel  als  de  agterlte,  die  een  wei- 
nig kleiner  is. 


STUK» 


xxviT.  (527)  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  langwerpig, 
Knods"'  en  de  Schenkels,  uitgenomen  die  van  het 

foot'  derde  Paar ,  geknodst  en  Haairig  heeft. 


Gedagte  Kenmerken  hebben  plaats  in  een 
Westindifche  Spinnekop  ,  op  Jamaika  gevon- 
den en  door  Browne  afgebeeld ,  die  dezelve 
noemt.  Langwerpige  geel  bonte  met  de  Poo- 
ten  zeer  lang ,  en  de  onderfte  Leedjes  derzel- 
ven  gezwollen ,  ruig.  Het  is  ,  zegt  die  Au- 
theur,  een  fraaije  Soort,  die  een  lterke  Web 
maakt.  De  Afbeelding  toont,  dat  zy,  ten  op- 
zigt  van  de  Pooten>merkelyk  verfchille,van  dien, 
welken  de  Heer  J.  C.  Philips  hier  levendig 
uit  Oostindie  gekreegen  heeft ,  en  die  nog  in 
zyne  Verzameling  berust ;  zynde  op  Plaat  CII3 
fche" Tu  in  Fig.  1  ,  zeer  naauwkeurig  afgebeeld.  De 
CII,i7;^l4plaatzing  der  Oogen  kan  men  daar  in  duidelyk 
befchouwen.  De  Kleur  van  'i  Lyf  is  geelag- 
tig  met  bruine  Stippen,  en  de  grootte  komt  met 

de 


Oostindt* 


(d7)  Aranea  Abdomine  oblongo;  Tibiis,  excepto  tertio  pa* 
re,  Clavatis  villofis.  SyJL  Nau  XII.  Aranea  oblonga ,  luteo- 
vatiegata ,  Pedibus  longifllmis ,  Articulis  inferiwibus  tiifliidis 
hirfutis,  BRoWN.  Jam.  -f19,  T,  44,  f.  4, 


DE    SPINNEKOPPEN.  £27 

de  Afbeelding  overeen.     In  dezelve  zyn  de  V. 
Voetzooien  der  Pooten  dik  en  ruig.  lxxx" 
Men  vindt  een  groot  verfchil,  ten  opzigtHooFD- 
van  de  plaatzing  der  Oogen,  in  die  Guineefche  S7U^. 

r  0  Guinee- 

Spinnekop ,  uit  de  Verzameling  van  zyn  Broe-fche.f%.z. 
der  3  G.Philips, welke  vertoond  wordt  in  Fig. 
2  ,  van  de  zelfde  Plaat :  hoewel  de  Geflalte 
eigentlyk  niet  zo  veel  verfchilt,  als  ten  aan- 
zien van  de  enden  der  Pooten ,  die  hier  niet  ge  * 
knodst  zyn.  In  beiden  zyn  de  dubbelde  Leed- 
jes der  Schenkelen  zeer  zigtbaar  en  opmer- 
kelyk. 

Q28)  Spinnekop,  die  bet  Agterlyf  langwerpig  xxvnr. 
en  zwart  heeft ,  met  vier  uitgeholde  Stip-  &**£rJ~a 

pen,  Vierftippi- 

Deeze  werdt  op  Oeland  in  de  Huizen  gevon- 
den ,  alwaar  zy  haar  Geweefzel  in  de  Venlte- 
ren  maakte  ,  hebbende  daar  toe  vyf  of  zes 
bleekere  puntjes  aan  het  Agterlyf,  dat  zwart 
met  graauwe  Haairen  was  en  het  Borstftuk 
Roestkleurig,  de  Pooten  bruin. 

(29)  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  langwerpig  J****- 
Eyrond  en  als  met  Fluweel  bekleed  heeft,  cea. 

Fluweel^  » 


«ge. 


(28)  Aranea  Abdomme  oblongo  nigro  ,  pun&is  quatucr 
excavatis»  Faun,  Suec.  2014.  lt,  Oeland,  34. 

(29)  Aranea  Abdomine  [ovato  oblongo  holofericeo  ,  bafl 
fubtus  pun&is  duobus  flavis.  Faun,  Sttec,  2Ql$*  R&JU  faf,ii« 
N.  23.  LIST.  Aran.  71,  ff  23^ 

h  Dzzu  xiii,  stuk-  P  % 


228    Bëschryving  van 


V. 

Afdseu 
LXXX. 


hebbende  daar  aan  van  onderen  ,  by  't 
Borstfluk)  woee  geele  Stippen. 


Hoofd- 
stuk. Onder  de  Zwervende  Spinnekoppen  is  deezc 
een  van  de  aanmerkelykften  ;  zo  wegens  de 
grootte  ,  die  egter  by  de  grootte  der  gewoone 
Tuinfpinnen  veel  te  kort  fchiet,  als  wegens 
de  bruinblaauwe  Kleur  en  dikte  van  haare 
Pooten.  Zy  maakt  een  zeer  kleine  Webbe  ,  die 
als  Linnen  of  Neteldoek  digt  geweven  is ,  tot 
bet  vangen  van  haare  Prooy,  endaar  infor- 
meert zy  ook  haar  Eijernest,  zo  wel  agterde 
losfe  Schors  van  oude  Boomen ,  als  in  de  hoe  * 
ken  van  Schuttingen,  Befchotten  en  Muuren, 
zelfs  in  de  Huizen.  Deeze  zyn  her,  die  men 
zo  dikwils,  in  de  omgekrulde  Boom-  of  Plant- 
bladeren  naar  Rupfen  willende  zoeken ,  uit  het 
Spinzeltje ,  aan  de  agterzyde  gemaakt ,  ziet 
vallen  ,  en  dus  dienen  zy  eenigermaate  tot  ver- 
fchrikking  van  den  Liefhebber,  Haare  zwar- 
te Kleur  heeft  fommigen  ook  doen  denken,  dat 
zy  Venyniger  zouden  zyn  dan  anderen:  doch 
het  Vogt,  dat,  wanneer  men  ze  met  een  Speld 
gekwetst  heeft,  uit  haar  Lyf  vloeit,  is  dun 
en  helder,  en  droogt  in  weinig  Minuuten  op, 
tot  een  zeker  Lym.  Lister  heeft  waargeno- 
men ,  dat  de  Eijeren  van  een  anderen  Spinne- 
jcop,  dien  hy  op  een  Tafel  gelegd  hadt  ,  door 
zulk  een  Zwerver  werden  opgevreten. 


t  DEEL.  XIII.  STUK, 


I)E      SPÏNNEKOPPEN.  229 


C30)  Spinnekop,  die  maar  zes  Oogen  heeft*  V. 

Afdeel, 

Deeze  eigenfchap  verdient  inderdaad  eene  hoofd- 
afzondering  van  de  andere  Soorten.    Lister  stuk. 
twyfelde,  wel  is  waar,  of  zyn  Vergrootglas SJ;*L*. 
hem  ook  bedroogen  had,  met  maar  zes  Oogen  zes-oogi- 
in  dit  Infekt  aan  te  wyzen       ;   doch  ik  vind 
dat  andere  ook  dergelyke  Zes  -  Oogige  Spinnen 
hebben  gevonden.   Doktor  Scopoli  ,  ia  't  by- 
zonder  ,  heeft  'er  eene ,  die  hy  de  Spinnekop 
van  Homberg  noemt,  en  vraagt,  of  het  ook  de 
zelfde  Soort  als  deeze  zy.   De  aart  is ,  ten 
opzigt  van  de  Levensmanier  ,  even  als  die  der 
naastvoorgaande  Soort. 

Alle  de  Spinnekoppen  ,  tot  das  verre  opge* 
celd,  maaken  Webben ,  om  haar  Aas  te  van- 
gen, gelyk  wy  gemeld  hebben;  doch  de  vol- 
gende Soorten ,  waar  onder  veele  Ukheemfche 
zyn,  fpinnen  maar  Draaden  langs  welken  zy 
loopen  ,  of  zig  laaten  afzakken  ,  om  van  de 
een  naar  de  andere  plaats  te  komen ,  zegt  Lin- 

(31)  Spinnekop  ,  die  bet  Borstftuk  rond  van  *™'a 

Wft.  ria 

Wesrindi- 

r         _  iche  fiolen* 

(30)  Aranea  Oculis  tSntum  fenis.  Fam.  Suec.  2016.  List.  Spin, 

Aran>  74.  f.  24,  R.AJ.  Inf.  32.  N.  24. 

(*)  Hoe  kan  dan  gezegd  worden ,  dat  men  geene  Zes  Oogige 
in  Engeland  heeft,  of  dat  zy  dien  Waarneemer  ontglipt  moe- 
ten zyn  ?  Dïïï.  des  Animaux.  Paris.  1759*  Tom.  h  p.  iéu 

(31)  Aranea  Thorace  orhieulato  convexo ,  centro  trans» 
verfe  excavato.  Amoen.  Acad,  I.  p.  323*  M.  L4  U.  42S. 
CSRON,  Zooph.  937.  MARCGJR.  Br  af*  24^.  LAET.  A*ner.  T. 

h  DEEL.  XIII.  STUK»  P  3  ^e 


230    Beschryving  van 


V.  omtrek  en  opwaards  uitpuilende  heeft,  in  "t 

4*55^  midden  overdwars  uitgehold. 

stuk.  Men  heeft ,  in  de  Indien  ,  een  Soort  van 
Spinnen,  die  wegens  haare  grootte  niet  alleen 
maar  ook  wegens  haare  ruigte  affchuwlykzyn, 
Op  de  Westindifche  Eilanden  zou  men  'er  kun • 
nen  vinden  van  wel  een  Vuist  groot,  zegt  La- 
bat,  die  egter  ,  gelyk  door  veele  Proefnee- 
mingen  gebleeken  is,  geenszins  Venynig  zyn, 
en  men  wagt  zigwel  van  ze  te  dooden,  dewyl 
zy  veel  dienst  doen  door  het  vernielen  der  Kak- 
kerlakken, die  in  haare  Webben  zig  verwar- 
ren. Dit  moet  dan  een  ander  flag  van  Spinne- 
koppen  zyn.  Andere  fpreeken  van  zodanigen, 
op  die  Eilanden  voorkomende  ,  wier  Lyf  de 
grootte  van  de  Palm  der  Hand  heeft,  en  ver- 
gelyken  derzelver  Agterlyf  by  een  Duiven-Ey. 
De  twee  Haaken  of  Nypers ,  die  zy  aan  den 
Bek  hebben ,  worden  ,  zegt  men,  in  Goudge- 

t  zet ,  en  dan  gebruikt  tot  Tandeflookers ,  die, 
ver  van  Venynig,  dienftig  zouden  zyn,  om  de 
Tanden  voor  't  bederf  te  bewaaren.  Pater  du 
Tertre  ,  in  tegendeel ,  zegt ,  dat  fammigen 
die  Spinnekoppen  voor  zeer  Venynig  hou- 
den        en  hy  vergelykt  haar  Agterlyf  by 

een 

570.  Worm.  Muf  T.  244.  Clus.  Poflb.  47.  Seis.  Muft 
h  T.  69.  fig.  2  ,  3*  OLEAR.  Muf.  T.  17.  C  3*  MfiüiAN. 
Sur.  T.  18.  ROES.  Add.  T.  1 1 . 
(*)  Hoe  dit  overeen  te  brengen  is  leert  ons  de  Heer  Gkq* 


DE     SPINNEKOPPEN.  231 


een  Hoender -Ey.    Door  Piso  wordt,  on^er^FDEEï- 
de  Dieren  van  Brafil,  van  een  Spinnekop  gewag  i^xXJc/ 
gemaakt,  die  zig  in  de  Spieeten  der  Rotfen  al  Hoofd- 
daar  onthoudt,  zynde  meer  dan  zeven  Duimen STÜK* 
lang. 

Seba  ,  die  zekerlyk  een  weergaalooze  Ver- 
zameling gehad  heeft  van  Zeldzaamheden  dei- 
Natuur,  verzekert  ons,  dat  de  Oostindifche 
Spinnekoppen  nog  grooter  vallen  dan  de  West- 
in  difche.  Hy  heeft  ze  beiden  op  ééne  Plaat 
doen  afbeelden;  zo  wel  die  groote  ruige  Su- 
rinaamfche,  waar  van  ik  thans  fpreek  ,  als  twee 
Ceylonfche ,  die  door  de  fierlyke  Tekening 
op  'c  Borstftuk  uitmunten.  Volgens  zyne  Af- 
beelding ,  evenwel ,  fchynt  de  grooefte  derzel- 
ven  niet  grooter  te  zyn  geweest ,  dan  die  Vv  esc- 
indifche,  naar  welke  onze  Af  beelding  ,  in  Fi^. 
3.  Pl.  CIL,  ftrakste  befchryven,  gemaakt  is. 
Het  Stuk 5  niettemin,  was  zo  ongemeen  ,  'dat 
hy; hetzelve  ,  tot  het  maaken  van  de  Afbeel- 
ding ,  van  den  Heer  ten  Kate  haat  moeten 
leenen  ,  en  hy  hadt  nooit  grooter  Spinnekop 
gezien.  Van  de  andere  Soort  ,  insgeiyks  uit 
Ceylon  ,  doch  veel  kleiner  ,  welke  hy  ook 
wegens  de  Tekening  van  het  Borstftuk,  de  ScbUfl- 
draager  noemt,  hadt  hy  'er  veele  ,  zo  groot 

als 

KOvius  ,  wanneer  hy  zegt*  Avibus  &  hominibus  infe&a 
morfu  venenato ,  hominibus  attamen  non  lethaHs,  Zoofhyl. 
'Gronov.  Fafc,  li.  p.  217*  Linn/kus  zegt:  morfu  diro  *?er- 
pentino  minarur.  Syft»  Nat.  XII.  Dat  niet  minder  doi- 
fter  is. 

I,  Deel*  XIII,  Stuk*  P  4 


23*    Beschryvinc  van 


V.  ais  de  gewoone  Surinaamfche  ruige  Bofch-Spin, 
Afdeel.  ,  ,11,..       ,  , 

LXXX.  thans  zeer  bekend  3  die  insgelyks  *  doch  zeer 

Hoofd-  gebrekkelyk  wat  het  Lyf  belangt ,  door  hem  is 

5TÜK-    in  Plaat  gebragt- 

LinnjEüs  betrekt  tot  deeze  Soort  9  zo  wel 
de  kleine  Ceylonfchevan  Sebaals  de  Surinaam- 
fche j  welke  in  't  Kabinet  van  den  Erfprins  van 
Sweeden  3  aan  de  Akademie  van  Upfal  ge* 
lchonken,  en  naderhand  in  't  Kabinet  van  haa* 
re  Koninglyk  Svveedfche  Majefteit ,  zig  be- 
vonden 3  maar  aan  wier  Pooten  men  geen 
Klaauwtjes  kon  ontdekken ;  of  om  dat  zy  zo 
klein  zyn,  of  ingetrokken  en  in  't  Haair  verbor- 
gen als  de  Klaauwen  der  Katten.  Wat  het 
Lyf  aangaat ,  dit  is  in  deeze  doorgaans  kleiner 
dan  het  Borstituk,  zelfs  in  die  ik  in  Vogt  be- 
waar ;  hoewel  zo  onevenredig  klein ,  zelfs  in 
myne  gedroogde  niet,  als  het  in  de  derde  Fi- 
guur van  Seba  wordt  vertoond  ;  welke  Spin- 
rtekop  aldaar  geheel  wanfchapen  is  afgebeeld» 
Het  Borstftuk  heeft  een  foort  van  indrukkin- 
gen, die  als  Straalen  naar  het  midden  3  waar 
een  Kuiltje  is.,  famenloopen :  doch  een  zoda- 
nige diepe  dwarfe  Spleet,  waar  uit  de  Haair- 
tjes,  die  het  Borstftuk  bedekken  ,  als  uiteen 
middelpunt,  aan  alle  kanten  naar  den  rand  zyn 
pmgeboogen  ;  gelyk  Balk  fchryft ,  dat  men 
in  die  van  het  Kabinet  van  den  Sweedfchen 
Kroonprins  vondt ,  kan  ik  in  de  mynen  niet 
ontdekken.  Hy  fpreekt  ,  dat  zonderling  is  , 
niet  van  de  Voelers  of  Armen  van  deezen  Spin- 


de  Spinnekoppen.  $33 

nekop ,  die  van  fommigen ,  om  dat  zy  in  dikte  V. 
en  gedaante  zo  zeer  naar  Pooten  gelyken  ,  ook  lxxx  * 
Voor  Pooten  gehouden  worden  ,  en  wel  met  Hoofd* 
dit  gevolg,  dat  men,  dus,  aan  deeze  Westin- STUK* 
difche  Spinnekoppen  tien  Pooten  toegefchree- 
ven  heeft. 

Gedagte  Lighaamsdeelen  zyn  buiten  twyfelDe  Armen 

n  i  r  a      of  Voelers. 

geen  Pooten,  maar  veeleer  een  foort  van  Ar- 
men, die  de  Wyfjes  tot  het  vatten  van  de 
Prooy  ,  en  de  Mannetjes  ook  gebruiken  tot 
de  omhelzing  van  de  Wyfjes.  Dat  zy  die- 
een  kunnen,  en  moeten,  om  op  een  Muur  of 
Plank  te  tikken ,  wanneer  een  Spinnekop  ge- 
paard wil  zyn,  is  van  de  Huis- en  Tuin  -  Spin- 
nen nog  eenigszins  te  begrypen ;  doch  de  Veld- 
en Bosch -Spinnen  ,  die  dit  behulp  meer  noo- 
dig  hadden ,  om  elkander  te  vinden  ,  zullen 
moeite  hebben,  om  op  die  wyze  een  hoorbaar 
Geluid  te  maaken.  Ondertusfchen  wordt  zulks 
van  de  Spinnekoppen  in  't  algemeen  verze- 
kerd (*).  Vraagt  men,  hoe  't  mooglyk  is, 
dat  zy  met  de  uit  -  enden  van  ftompe ,  Haai- 
ree Armen,  dit  kunnen  doen ;  zo  moet  ik  zeg- 
gen ,  dat  ik  aan  één  van  myne  ruige  Surinaam- 
fche  daar  toe  zeer  bekwaame  Deelen  ontdekt 
meen  te  hebben.  Dezelve  heeft  niet  zulke 
platte  Scheermesfen  aan  de  Armen  als  die  on* 
gemeen  groote  van  onze  Afbeelding  Plaat 


(*)  BA  STER  Natuurkundige  Uitfp&nt$Kge>t<  h  D£EU 
bladz.  99. 

j.  Deel.  xiii.  Stuk*  P  ƒ 


234    Beschryvino  van 


v^    CIL  Fig.  3,  maar  hy  heeft  een  veel  aartiger 
LXXX?  Soort  van  Lancetten  3  byzonder  naar  dat  Mesje 
Hoofd-  gelykende  ,  't  welk  tot  de  Operatie  van  de 
STÜK-   Aarsfiftel  gebruikt  wordt  ,  zo  als  hetzelve  , 
met  zyn  Hecht,  geopend  wordt  vertoond  (*)  - 
Dit  Werktuigje  is  glanzig  Kastanje  -  bruin  van 
Kleur,  en  zo  groot  byna  als  de  Klaauwen  of 
Tanden  aan  den  Bek ,  die  zwart  zyn  en  met 
dergelyke  Spleetjes  aan  *t  end  >t  als  Baker  die 
in  de  Tanden  van  zyn  grooten  Spinnekop  af- 
beeldt :  doch  in  anderen  wederom  kan  ik  geen 
dergelyke  Spleetjes  ontdekken.    Het  yerfchilt 
alleenlyk  van  de  figuur  der  gedagte  Mesjes, 
daar  in,  dat  het  niet  fcherp  op  zyde  is,  maar 
aan  de  punt ,  alwaar  het  ook  geen  Knopje 
heeft.    Of  nu  hetzelve  niet  veeleer  ,  gelyk  in 
de  Mannetjes  van  Torren  en  andere  Infekten 
iets  dergelyks  aan  de  Voorpooten  waargeno- 
men wordt ,  kan  dienen ,  om  het  Wyf je  in  de 
Paaring  vast  te  houden,  dan  om  hetzelve  op 
zulk  een  zonderlinge  manier  te  bevrugten  als 
men  thans  vastftelt  (f)}  ;  zou  een  Ontleed- 

kun- 

(*)  HElsT«  Infl.  Chirurg.  Pars.  %  TAB*  XXXV.  Fig.  gij 

(f)  Penesin  Palpis,  Vulvae  ad  Axillas;  ancipitia  Conjugia, 
ubi  repulfa  &  pera&a  ,  cum  periculo  Vhx  fiant,  Syft.  Nat. 
XII,  p.  I03T*  De  manier  ondertusfchen ,  op  welke  diefchran- 
dere  Waarneemers  Clerck  en  Lyonnet  zulks  gezien  heb- 
ben ,  is  regt  tegenflrydi'g.  De  eerfte  zegt  p*  65  :  prdtpojïeri 
eoibant ,  unius  Ano  Cervici  alterius  ita  applicato ,  ut  Mas  apte 
&  commode  inferiorem  foeminA  Alvum  Brachiis  fuis  atüngert 
pojjct.  De  ander  p.  67*  Brachium  incurvatum ,  Alvoque  fce- 
min&  addinatum  infra  Peïïus ,  negotium  pcrfiüt.  Het  e'én  kan 

imr 


DE  SPINNEKOPPEN. 


235 


kundig  onderzoek  der  inwendige  Teeldeelen ,  v. 
vandeeze  groote  Spinnekoppen,  best  kunnen  lxxx" 
aanwyzen  (*).    Deelen  >  immers,  die  uit  zo  Hoofd- 
veele  Gewrichten  beftaan  3  als  de  Voelers  ,  STÜK- 
Armen  of  Sprieten  der  Spinnekoppen  ,  fchy- 
nen,  zo  wel  als  de  figuur  tot  inbrenging  ,  tot 
doorlaating  van  de    uitwerpende  Zaadvaten 
onbekwaam  te  zyn :  des  men  met  Reaumur  en 
de  Geer  mogt  wenfchen,  het  gene  de  Heer 
Lyonnet  voorgeeft  gezien  te  hebben  ,  ook 
eens  te  zien. 

Ik  bevind,  vooreerst,  dat  dit  Hoornagtïge 
Deeltje  geenzins  in  alle  deeze  Spinnekoppen 
plaats  heeft.  Ik  vind  het  in  ééne,  diehetLyf 
zeer  klein  heeft,  en  dus  waarfchynlykeen  Man- 
netje is.  Het  fchynt  tot  de  bevrugting  al  zo 
weinig  te  kunnen  dienen,  als  de  gezegde  Ar- 
men, die  Beenagtig  hard  en  met  dergelyke  Ge- 
ledingen ,  als  de  Pooten  ,  voorzien  zyn  ,  en 
overzulks  tot  doorlaating  der  .Zaadvaten  zeer 
onbekwaam  voorkomen  ;  welke  alsdan ,  vol- 
gens 


immers  met  het  andere  niet  befïaan ,  en  in  geen  van  belden 
is  begrypelyk,  hoe  het  Mannetje,  bovenop  zittende,  oogen- 
blikkelyk  na  de  Paaring  zon  kunnen  vermoord  worden  door 
het  Wyfje:  het  welk  wederom  anderen  volftrekt  ontkennen, 
Lyonnet  zegt ,  dn  het  in  alle  andere  gelegenheden  ge- 
fchieit,  behalve  by  de  Paaring.    Sed,  manum  de  tabula. 

(*)  volgens  Dokter  Baster  hebben  zy  de  Oogen  agter  op 
den  Rug  en  de  Teeldeelen  voor  in  het  Hoofd.  Uitfpann  \\  df.fx* 
Lyonnet  hadt  gezegd.  Les  Teux  fur  U  Dos  &  les  panies 
Cer.ïtales  a  la  Tête.  In  not  ad  Leder,  Tom.  li»  p.  $. 

I.  DEEL.  XIII.  STU^ 


235    BESCHR  Y  VING  VAN 


V.  gens  een  tegenftrydige  Natuurwet ,  of  in  het 
^^L,Borstftukoirfprong  hebben,  of  door  den  naau- 
Hoofd-  wen  Hals,  die  het  aan  't  Agterlyf  verbindt, 
stuk.  zouden  moeten  heen  ioopen  Inmiddels  heb  ik 
in  een  andere  ruige  Indifche  Spinnekop,  die 
het  Agterlyf  een  Duim  lang  en  drie  vierde 
Duims  dik  heeft,  en  de  langte  van  het  gehee- 
le  Lyf  over  de  twee  Duimen ,  dat  Spleetje 
van  onderen ,  by  den  Hals  ,  aan  't  Agterlyf 
zeer  zigtbaar  en  aanmerkelyk  groot  gezien. 
Deze  heeft,  aan  de  Armen ,  de  gezegde  Werk- 
tuigen niet,  en  is,  zo  ik  onderftel,  een  Wyf- 
je,  daar  ik  ook  geen  Spleetjesin  de  Tanden 
waarneem.  Zouden  de  Mannetjes  ,  als  dit 
Spleetje  tot  uitlaating  van  Vergift  dient ,  ook 
kwaadaartiger  dan  de  Wyfjes  zyn.  Doch  dit 
alles  diende  men  ,  op  een  menigte  van  West* 
indifche  Bosch  -  Spinnekoppen  ,  naauwkeurig 
waar  te  neemen. 

Het  is  zeker  ,  dat  de  Oogen  ,  van  deeze 
groote  Spinnen  ,  in  een  tropje  op  den  Kop 
ftaan ,  en  omtrent  derzelver  getal  moet  men 
zekerlyk  Vrouw  Merian  gelooven  ,  die  niet 
zegt  dat  'er  zes  maar  dat  'er  agt  zyn, 
waar  van  twee  op  waards  zien  ,  twee  neder - 
waards  en  twee  naar  ieder  zyde.  Het  doet 
weinig  ter  zaake ,  dat  Seba  voorgeeft  ,  maar 

twee 

(*)  Mad.  Merian  pretend,  que  cette  efpece  d'Araignée 
a  fix  Yeux.  Dift.  des  Animaux.  Paris.  1759.  Tom.  I.  pag. 
160.  Doch  ik  ontdek  langs  hoe  meer,  dat  'er  ontelbaars  fouten 
*n  dat  Werk  zyn :  men  kan  'er  in  't  geheel  niet  op  vertrou- 
wen, 


DE    SpINNEKOPPEN.  237 


twee  Oogen  daar  in  te  hebben  kunnen  v^n'A  v# 
den:  want  de  anderen,  die  kleiner  zyn,  ver-LXXx/ 
toonen  zig  zo  duidelyk  niet  ,  in  de  doode  Hoofd- 
Spinnekoppen  van  deezen  aart  ,  om  dat  zy  STUK% 
zig  onder  't  Haair  verbergen.  Evenwel  heb 
ik  'er  één  in  Liqueur  ,  waar  in  de  zes  Oo- 
gen, vier  op  een  ry  ,  en  twee  daar  onder 
naar  den  Bek  toe  ,  zeer  duidelyk  en  Barn- 
fteenagtig  geel  zig  vertoonen.  Dit  is  een 
geheel  andere  plaatzing  als  de  Heer  Grono- 
vius  opgeeft ,  en  ik  vind  ook  niet  dat  de 
grootften  vierkant  zyn.  Deeze  Spinnen  maa- 
ken  geen  lange  Draaden  zegt  Haar  Ed.  en 
fchynt  daar  mede  te  hebben  willen  zeggen  > 
dat  zy  geen  Webben  maaken  ,  of  zulke  lan- 
ge Draaden  niet  als  onze  Tuinfpinnen  :  want 
zy  laaten  zig  ook  by  een  Draad  neder  3  om 
van  de  eene  plaats  naar  de  andere  te  ko- 
med.  Haar  gewoone  Voedzel  zyn  die  groo- 
te  Surinaamfche  Bosch  -  Mieren ,  waarvan  'er 
een  door  ons  is  afgebeeld  *  3  of  ook  andere  *  zie  her 

.  XII  STUK 

Infekten,  zelfs  van  die  kleine  Vogeltjes  3  wel-biadz.  373.* 
ke  menKolibrietjes  of Honigzuigertjes  noemt, 
derzelver  Bloed  of  ook  de  Jongen  en  Eytjes 
uitzuigende ,  wanneer  zy  flegts  daar  by  kun- 
nen komen.  Dat  zy  Venynig  zouden  zyn  of 
fchadelyk  voor  den  Menfch  5  door  byten  of 
fteeken ,  gelyk  Nieühoff  van  dergel yke  Spin- 
nekoppen verzeker^  wordt  door  haar  Ed,  niet 
gemeld. 

C30 


:8    Beschryving  van 


V. 

Afdeel, 
LXXX. 
Hoofd- 
stuk. 
XXXI I. 

lis. 

Doorn- 
poot. 


Ongemeen 
groote. 
PL.  CII. 


(2<i)  Spinnekop  ,  die  aan  de  Schenkels  bem 
weeglyke ,  zwarte  Doornen  beeft. 

Deeze,  door  D.  Shane  te  Suriname  waar* 
genomen  ,  hadt  de  grootte  van  die  der  voor- 
gaande Soort :  het  Borstftuk  was  Ovaalagtig , 
van  agteren  breeder  ,  van  boven  verhevenrond 
en  kaal:  het  Agterlyf  rondagtig,  van  onderen 
met  vier  ryën  van  zwartagtige  Stippen  ,  geel- 
agcig  bruin  van  Kleur  ,  doch  het  Borstftuk  en  de 
Schenkels  Yzergraauw  of  rosagtig.  De  Poo- 
ten, aan  't  end  ongenageld,  hadden,  aan  het 
middelftuk,  gladde,  regte,  zwarte,  beweeg, 
lyke  Doornen. 

Men  ziet  hier ,  wederom  ,  de  ongenageld- 
heid  der  Pooten ,  aan  het  end ,  daar  ik  in  de 
voorgaande  Soort  aan  getwyfeld  heb,  en  die 
zekerlyk  niet  in  alle  de  ruige  Surinaamfche 
Bosch  -  Spinnen  plaats  heeft  ,  bygebragt.  In 
dat  Voorwerp  ,  't  welk  de  beroemde  Heer 
Allamand  ,  Hoogleeraar  in  de  Natuurlyke 
Hiftorie  te  Leiden  ,  my ,  op  myn  verzoek  , 
tot  het  maaken  van  de  Afbeelding ,  Plaat 
CII.  Fig.  3 ,  heeft  doen  bezorgen  ,  zyn  de 
Klaauwtjes  aan  de  enden  van  alle  de  Pooten 
zeer  blykbaar.  Deeze  Spinnekop  wordt  in  het 
Kabinet  van  de  Akademie ,  aldaar ,  in  een 
Flesch  met:  Liqueur  bewaard.  Dezelve,  we- 
gens 


(31)  Aranea  Cmrwn  Smnis  mobilibus  aigris,  D»  Shane* 
AL*.  Aran>  £  169, 


DE     SPINNEKOPPEN.  2g9 


gens  zyne  ongemeenheid ,  my ,  wanneer  ik  voor    ;  V. 
vier  of  vyf  Jaaren  dat  Kabinet  bezigtigde,  be~  lxxx" 
haagd  hebbende ,  werdt  'er  op  myn  verzoek  Hoofd- 
door  Mr.  Fortuin,  toen  te  Leiden  woonen- STUK% 
de5  een  Tekening  van  vervaardigd  :  zo  dat 
deeze  Spinnekop  thans  naar  het  Voorwerp  zel- 
ve ten  naauwkeurigfte  in't  Koper  gebragtzyn- 
de,  aan  'c  licht  verfchynt. 

Dezelve  ts,  zo  die  Hoogleeraar  de  goedheid 
hadt  van  my  te  berigten,  aan  zyn  Wel  Ed. 
van  Suriname  toegezonden.  Het  geheele  Lyf 
en  alle  de  Ledemaaten  zyn  Kastanjebruin  ,  zo 
wel  als  't  Haair  ,  dat  deeze  Spinnekop  3  niet 
rosagtig,  noch  zo  dik  als  de  gewoone  ruige 
Bosch  -  Spinnen  heeft ,  doch  't  welke  hem  niet- 
temin ,  ook,  op  't  gezigt  vry  ruig  maakt.  De 
zwarte  Haakswyze  Tanden  ,  die  hy  aan  den 
Bek  heeft  ,  zyn  verfchrikkelyk ,  zwartagtig  , 
glanzig  bruin  van  Kleur.  De  randen  van  de 
Geledingen  der  Pooten  zyn  glad  en  wit ,  met 
een  Oranjekleurigen  zoom,  die  in  het  Haairige 
verdwynt*  Het  uiterfte  Lid  der  Pooten  is 
tweeledig  en  heeft  twee  zeer  kleine,  kromme, 
zwarte  Klaauwtjes ,  die  op  den  Voetzool  rus- 
ten, zynde  grootendeels  in  het  Haair  verbor- 
gen. Aan  de  twee  voorfte  kleine  Pooten,  die 
den  naam  van  Voelers  of  Armen  voeren  in  dc 
Spinnekoppen ,  zyn  twee  glimmend  roode  dee- 
len,  naar  ftompe  Klaauwen  of  Lancetten  ge- 
lykende,  die  agterwaards  omgeboogen  ftaan. 
Het  Borstftuk,  ver  hevea  Cirkelrond,  gelykt 
I.  deel.  xiii,  Stuk*  door 


240    Beschryving  van 


V.    door  zyne  indrukking  en  Sterswyze  S  treepen, 
Adeel.  grootelyks  naar  een  Zee -Appel.   Het  Agter- 
ïïoofd*  lyf  heeft,  behalve  twee  Tepeltjes  aan  'tend, 
stuk-     nog  twee  lange  dunne  Deelen  ,  die  zeer  dui- 
delyk  drieledig  zyn.   De  eigentlyke  plaatzing 
der  Oogen,  welke  in  een  heuveltje  van  Haair 
voor  op  het  Borstftuk  ftaan  ,  hebben  wy  in 
de  Flesch  niet  kunnen  waarneemen.  Sommi- 
gen zyn  alleen  van  boven  ,  anderen  van  ter 
zyden  zigtbaar,  en  dus  niet  in  het  volkomen 
getal  afgebeeld. 

Niettegen (taande  daarom  ook  de  afmeetin- 
gen van  dit  Voorwerp  niet  ten  naauwkeurig- 
Ite  hebben  kunnen  genomen  worden  9  gelyk 
met  de  anderen  gefehiedt,  waar  van  wy  de 
Afbeelding  in  natuurlyke  grootte  geeven ;  zo 
kan  men  doch  genoeg  verzekerd  zyn  ,  dat 
hetzelve  in  geenen  deele  vergroot  is ,  en 
overzulks  houd  ik  het  voor  een  der  grootfte 
Spinnekoppen ,  die  men  ooit  gezien  heeft.  De 
afftand  van  de  enden  der  voorde  en  agterfte 
Pooten  bedraagt  hier  reeds  omtrent  agt  Ryn- 
landfche  Duimen,  en  zou s  doordezelven  uit- 
geftrekt  te  verbeelden,  nog  veel  grooter heb- 
ben kunnen  gemaakt  worden.  De  langte  van 
den  Brafiliaanfchen  van  Piso,  van  zeven  Dui- 
men ,  zal  niet  anders  te  verftaan  zyn.  Die 
groote  Spinnekop  van  'c  Eiland  Nevis  \  wel- 
ken de  Heer  Baker  befchryft  3  was  merke- 
lyk  kleiner ,  doch  door  drooging  ingekrom- 
pen :  maar  ik  denk  niet  ,  dat  dezelve  veel 

groo- 


BE    S  P  I  N  N  E  K  O  !  f  E  K.  341 


groqter  zal  zyn  geweest ,  dan  deeze  In  v* 

't  Werk  van  Bradley  wordt  gefproken  van  ^xxx " 
een  Westindifchen  Spinnekop  3  fomtyds  bo-  Hoofd» 
ven  de  vyf  Duimen  groot ,  hoedanigen  men STU1C# 
in  't  Kabinet  van  Doktor  Ruisch  ,  te  Amfter- 
dam  3  kon  zien.    Die  ongemeen  groote  Cey- 
lonfche  5  uit  het  Kabinet  van  den  Heer  ten 
Kate,  door  Seba  ,  als  gemeld  is,  in  Afbeel- 
ding gebragt ,  fchynt  naauwlyks  zo  groot  als 
de  onze  geweest  te  zyn  (f).  De  Heer  Gro- 
kovius  ondertusfehen  verzekert  3  dat  de  groot- 
fte  Jangte  van  deeze  ruige  Westindifche  Spin- 
nekoppen  maar  drie  Duimen  is. 

C33)  Spinnekop,  die  eenigermaate  ruig  is ,  met  xxxnr. 
het  Borstftuk  rond  van  omtrek,  op^aards^^ 
uitpuilende;  bet  Agterlyf  Eyrond  en  van  spin* 
grootte  als  het  Borstftuk* 

De  Afbeeldingen;  die  van  deeze  Soort  door 

Lin- 

(*)  zyn  Ed.  meent  *  van  in  't  Leven  tweemaal  zo  groot, 
als  hy  opgeeft  >  dat  ten  opzigt  van  de  Lighaamelyke  grootte 
waar  kan  zyn,  maar  niet  ten  opzegt  van  de  langte,  en  voor- 
al niet  van  die  der  Pooten ,  weiken  zyn  Spinnekop  de  kort- 
Iten  drie  Duimen  lang  hadt  ,  daar  zy  in  deeze  veel  langer 
zyn.  Zie  Nuttig  Cebr.  bladz»  421. 

(f)  lk  heb  een  ruige  Surinaamfche  ,  die ,  opgezet  zynde 
en  gedroogd ,  vyf  Duimen  befpant ,  doch  dezelve  is ,  in  alls 
afmeetingen ,  wel  de  helft  kleiner  dan  deeze  van  het  Lcidfchc 
Jfcabinet  zich  vertoont. 

(33)  Aranea  fubhirfuta ,  Thorace  orbiculato  convexo ,  Ab« 
éomine  ovato  magnitudine  Thoracis.  GRon,  Zoopb.  11.  p* 
317.  Merian.  &urm  13,  T.  18.  fïg  fup,  Sloan.  Jam.  IU 
f.  181.  T.  a35.  f.  I  ,  a#  BRoWN.  Jam.  4a©.  T.  44.  f«  a* 

h  DlEL.  XIII*  STUK,  Q 


24*     B-Ï  SC  HR  TV  ING  VAN 

V.  LxNNiEus  aangehaald  zyn  ,  toonen  genoegzaam  5 
LXXX.'  dat  het  een  Scheel  verfchillende  Soort  is,  dan 
Hoofd-  de  voorgaande.  By  Sloane  wordt  hy  ge- 
STüic,  noemd  de  Groote  ruige  Huisfpin ,  die  bruin  is  en 
de  Pooten  met  zwarte  Vlakken  getekend  heeft. 
Deeze  ruigte  verfchilt  ongemeen  van  die  der 
gewoone  ruige  Surinaamfche  ,  als  men  ligt  uit 
vergelyking  van  de  bovenfte  figuur  op  de  Plaat 
van  Mad.  Merian  ,  met  de  onderften  ,  kan 
waarneemen.  Dezelve  beftaat  flegts  uit  kleine 
fyne  Haairtjes  ,  welke  de  Pooten,  die  niet 
dikker  dan  in  de  Oostindifche  Spinnekop  van 
onze  Afbeelding  ,  Plaat  GIL  Fig.  i. ,  zyn  , 
bekleeden.  Ik  heb  'er  van  deezen  aart  één, 
die  merkelyk  gröoter  is  dan  de  laatstgemelde, 
zynde  het  Borstftuk  byna  een  half  Duim  breed 
en  de  Pooten  ongevaar  twee  Duimen  lang.  De 
ftand  der  Oogen  is  byna  even  als  in  die  Oostin- 
difche, De  grootte  van  het  Agterlyf  kan  men 
in  gedroogde  Spinnekoppen  we  nig  op  betrou- 
wen, en  dit  maakt  het,  in  de  Af  beelding  van 
Browne  ,  wanfchapen  klein.  Het  Dier  ont- 
houdt zig  in  de  Westindiën. 

xxxiv.  («a)  Spinnekop  *  die  aan  de  Dyè'n  drie  dubbelde 
Geoogde*  .  Oogjes  heeft. 

Men  behoeft  zig  thans  niet  te  verwonderen  9 

dat 


(34)  Armta  Fcmoribtts  Occllis  tribus  geminatie  Sjjt* 
Nat,  XI L 


p  E      S-PlNNP  KOPPEN.  H3 


dat  fommigen  de  Teelleden  aan  yt  end  der  Poo- 
ten  ftellen,  daar  men  Spinnekoppen  vindt  met  lxxx] 
de  Oogen  a^n  de  Beenen,    Dit  Voorwerp ,  ten  Hoofd- 
minfte,  uit  de  Verzameling  van  den  Heer  de  iTUK# 
Geer  of  door  denzelven  befchreeven  ,  hadt 
op  ieder  Dye  drie  Vlakken  met  dubbelde  witte 
Oogjes,  en  aan  de  Schenkelen  ook  zulke  Vlak- 
ken ,  doch  minder  in  getal.    Men  zwyge  nu 
van  Argusfen  met  honderd  Oogen  :  dewyl  dee- 
ze  Spinnekop  'er  dan  ,  ten  minfte,  by  de  tag* 
tig  moet  hebben  gehad.   Het  Borstftuk  heeft, 
op  zyne  Vlakte ,  een  dubbelde  zwarte  Vlak  ^ 
en  de  plaats,  daar  anders  de  Oogen  ftaan,  is 
zwart.   Het  Agterlyf  is  bleek  gewolkt ,  met 
een  zwarten  Ring :  de  grootte  als  die  van  de 
Tarantula.    In  China  onthoudt  zig  ,  zegt  men 
dit  Monfter :  des  hec  te  begrypen  is  ,  waarom 
men  op  het  Porfelein  Gedrogten  afgebeeld 
vindt. 

(35)  Spinnekop,  die  onder  aan  '£  Lyf  zwart  xxxv. 
is;  hebbende  de  Pooten^  vanonder  en  ^zwart  u, ran  u' 
gehandeld.  ]g^an* 

Men  zal  naauwlyks  een  Infekt  vinden  5  dat 
op  zig  zelve  meer  gerugt  gemaakt  heeft ,  en 
tevens  onbekender  is  ,  dan  het  Schepzel ,  'c 

wel- 

f  gs)  Atanea  fubtus  atra  ,  Pedibus  fubtus  atro  fafc.'atis# 
Bijl.  Nat.  X.  XII.  Bagliv.  de  TfirantuU.  monogr»  Taran- 
Wblat  Bocc.  Muf  i,  p.  loi*  T,  2.  Bil  ADI*.  Natnr,  T,  24» 

f.  10.  OLKAR.  Muf  21,  T.  12.  ff  4- 

ié  Deel.  XUI.  stuk,  Q  2 


m        B.E5CHKYVÏNG  YAU 


V.  welke  met  den  naam  van  Tarantula ,  weinig 
LXXXi  van  ^en  Italiaatlfchen  naani  Tarantola  verfchil- 
Hoofd-  lende ,  bedoeld  wordt.  Matthiolus  zegt  ,  dat 
TsraKtuia.hQt  een  Soort  vanSpinnekop  is,  Venynigerdan 
de  anderen ,  en  dat  men  'er  dien  naam  aan  ge* 
geven  heeft  van  de  Stad  Tarentum  in  Apulie, 
gemeenlyk  la  Pouille  genaamd,  een  Diftrikt 
behoorende  tot  het  Napelfche  Gebied.  Men 
vindt  het  evenwel  ook,  volgens  dien  Autheur, 
in  andere  Zuidelyke  deelen  van  Italië,  zelfs  in 
de  Kerkelyke  Staat ,  doch  nergens  zo  menig- 
vuldig als  in  Apulie*  Scaliger  noemt  het  de 
Italiaanfche ,  anderen  de  Spaanfche  Spinnekop; 
waar  uit  men  zou  mogen  denken ,  dat  zy  ook 
in  Spanje  gevonden  worden.  Ik  zie  egter  niet 
dat  Doktor  Scorou ,  in  Karniolie,  'er  een  heeft 
waargenomen  ,  daar  hy  dien  naam  of  eigen- 
fchappen  aan  toefchryfc, 

Zy  onthouden  zig,volgens  MATTHiOLüs3in  Ga- 
ten  van  den  Grond,  tusfchen  het  Koorn ,  daar  zy 
uitkomen,  om  de  genen,  die  hetzelve  in-oogften, 
in  de  bloote  Beenen  te  byten ;  waarvan  de  Ge- 
volgen zeer  wonderlyk  zyn.   Sommigen  ,  van 
deeze  Spinnen  gekwetst ,  zegt  hy  ,  zingen ; 
anderen  lachen;  anderen  huilen;  anderen  fchreeu- 
wen,  onophoudelyk,  luidkeels.   Daar  zyn 'er 
die  in  Slaap  vallen,  en  anderen,  wederom,  die 
niet  kunnen  flaapen.    Eindelyk  komen  ieder 
van  hun  verfchillende  Toevallen  over ;  gelyk 
van  te  fpringen  of  te  danfen  ,  te  trillen ,  tc 
zweeten  of  in  geduurige  verfchrikklng  te  zyn, 

of 


BE    SpïNNEKOPPEN.  245 


©f  zelfs  ylhoofdig  te  worden.   Hy  wil  deeze  V. 
verfchillende  Hartstogten  afleiden  van  de  ver-  LXXX." 
fchillende  Kragt  van  het  Venyn  deezer  Dieren,  Hoofd- 
of  van  de  verfchillende  1  emperamenten  der  ^^Jfj/^ 
genen  9  die  door  dezelven  gebeeten  worden. 
Men  heeft  'er  zelfs ,  voegt  hy  'er  by ,  die  zig 
verbeelden  3  dat  het  Venyn  deezer  Spinnek  op- 
pen 9  van  dag  tot  dag  en  van  uur  tot  uur  ,  een 
aanmerkelyke  verandering  ondergaat. 

De  uitwerkingen  van  dit  Venyn  waren  niet 
zeldzaamer  dan  deszelfs  Geneesmiddel ,  het 
welk  volgens  Matthiolus  ,  en  anderen  5  die 
hem  gevolgd  zyn  ,  eeniglyk  en  alleen  in  de 
Mufiek  beftond.  Men  heeft  ons  zeer  naauw- 
keurig  voorgefteld  ,  hoe  dit  Geneesmiddel  in 
gebruik  gebragt  werdt,  en  de  manier  op  w  el- 
ke het  zyne  werkingen  deedt,  tot  de  volkomen 
Geneezing  toe^  van  den  Lyder.  De  Mulikan- 
ten  ,  daar  by  gehaald ,  probeerden  verfcheide 
Deuntjes  op  hunne  Speeltuigen  >  en  'er  zulk 
één  gevonden  hebbende  ,  dat  den  Lyder  be* 
haaglyk  was,  gingen  zy  voort  met  hetzelve  te 
fpeelen.  De  Lyder  begon  eerst  eenige  bewee- 
ging met  Handen  en  Voeten  te  maaken ,  dan 
te  huppelen/  te  danfen ,  en  ging  hier  mede  zo 
fterk  voort ,  dat  hy  geheel  nat  van  Zweet, 
eindelyk ,  door  afmatting  van  zyne  Lighaams** 
kragten,  op  den  Grond nederzeeg,  en  dan  was 
hy  genezen. 

Deeze  Fabel  is  zodanig  verbreid  en  geloofd  De  Dam- 
geworden ,  dat  Menfchen  van  Geleerdheid  dit Ziektc# 
1.  deel  xiil  stuk.        Q  3  al» 


s>4<5    BeschSyvinö  van 


V.     alles  nog  omftandiger  hebben  vóörgedragen  , 
LXXxT  en  i  höèwel  Swammerdam  en  anderen  reeds 
Hoofd-  daar  aan  twyfelden  ,  verwonder  ik  my  nog- 
Tarantu'a  thans  daarover  zo  zeer  niet,  als  dat  onze  be- 
roemde Ridder  thans  nog  hetzelve  bé vestigt  (*). 
Wist  zyn  Ed.  dan  niet  ,  dat  de  Sweedfche 
Doktor  Kahler  ,  Medelid  van  het  Koninglyk 
Geneeskundig  Eollegie  te  Stokholm  ,  in  den 
Jaare  1756  in  Apulie  zynde  ,  aldaar  naauw- 
keurig  naar  die  Ziekte,  welke  men  TarcmtisnMS 
noemt  ,  onderzogt  ,  en  bevonden  heeft  ,  dat 
het  een  Soort  Van  Opftygtog  of  Miltzugt  wa- 
re i  het  Vrouwvolk  y  die  'er  meest  in  huisr  zit- 
ten en  een  vadsig  Leven  leiden ,  even  als  in  an- 
dere deelen  van  Europa,  dikwils  overkomen- 
de, én  dan  ook  fom'tyds  zeldzaamé  Toevallen 
veroirzaakende ;  die  dus  met  geeft  de  minftè 
waarfchynlykheïd  aan  hec  byteri  vèn  een  Spin- 
nekop,  welke  zig  op  't  Lsfnd  bevindt,  konden 
toegefchreeven  worden  (f3?  Zulks  bevestigt 
het  denkbeeld  van  Swammerdam,  aan  Wtèti' 
door  iemand,  die  in  Italië- gereisd  hadt  ,  het 
geneezen  van  deeze  Dans  -  Ziekte  door  deMu- 
fiek  ,  verhaald  vtm  ,  flegts  een  bedrog  van 
Kwakzalvers  en  Landloopers  te  zyn ,  die  dus 
het  onkundig  Gertieen  wisten  te  bedotten,  en 
anderen  van  hun  Geld  te  berooven. 

Dat, 

.  (*}  Rabida  lub  Canlculd  morfu  excitar  famofïim  Tarantis*- 
fllum,  Mufica  tóédèhÖum.  Syfl.  Nat»  XIÏ.  p.  1055. 

(t)  Stokfidm.  Ktrhan&l.  XX.  DÈEJL  voor  't  Jaar  1758.  p. 
|||  enz» 


DE    SpINNE  KOPPEN*  247 


[  Dat,  echter,  het  byten  van  dergelyke  Spin-  ^  v- 
nekoppen,  in  het  heetlte  van  den  Zomer  en  in  j^xxx?* 
zulk  een  heet  Klimaat,  van  anderen  ook  na*  Hoofd- 
deelig  is  aangemerkt ,  blykt  uit  den  Raad,  dien  £J^ula 
de  vermaarde  Geneesheer  J.  Bapt.  Porta,  Middel  er 
volgens  't  verhaal  van  Aldrovandus,  daar  te- 
gen  geeft,  brengende  deszelfs  eigen  woorden, 
wegens  de  zeldzaamheid  van  dit  Geneesmiddel 
by,  die  aldus  luiden.       In  Apulie  groeit  een 
„  Soort  van  Venynigen  Spinnekop ,  gemeenlyk 
3,  Tarantula  genaamd,  wiens  Beet  ten  uiterfle 
„  gevaarlyk  is.    Men  teelt  daar  overvloedig 
„  Koorn  ,  in  't  welke  de  Spaanfche  Vliegen 
„  voortkomen.   Wy,  fceunende  op  deeze  be- 
„  fchouwing*  dat  ter  plaatfe,  waar  de  Kwaal 
,,  heerscht,  ook  het  Geneesmiddel  te  vinden 
zy ;  hebben  ons  verbeeld ,  dat  drie  of  vier 
Spaanfche  Vliegen,  met  het  drinken  in  ge- 
geven  ,   tot  hulp  zouden  kunnen  ftrekken 
5)  voor  de  gebeetenen  ?  en  de  Onderviniiog, 
toen  wy  'er  de  Proef  van  namen,  heeft  ons 
„  niet  bedroogen". 

In  Italië  onthoudt  zig  dit  Dier  voornaame- 
lyk  in  Apulie,  doch  men  vindt  het  ook  in  Bar- 
barie  en  de  Oos terfche Landen, zegt Li^n/üüs, 
die  aldus  hetzelve  befchryft.  Het  Lyf  is  Ascfi- 
graauwagtig»  De  Oogen  zyn  agt  in  getal  ; 
twee  grootere  ,  die  rood  zyn  ,  op  't  Voor- 
hoofd ;  vier  overdwars  ,  onder  deeze,  naby 
den  Bek,  en  t.wee  agcerlykgr  op  de  Rug.  Het 

L  Deel.  XIII,  StUk.  Q  4  Borst- 


*48     BïSCHïïïIHC  VAN 


Afdeel.  Borstftuk  is  Aschgraauw  ,  in  zwarte  plekkei 
LXXX.  verdeeld,  die  aan  het  midddelpunt  famenloo- 
KooFD.  pen.   Het  Agterlyf  is  van  boven  vaal ,  met 

STUK» 

T4r*>it'*k&#m&  banden.  De  Kaaken  ,  Borst ,  het  on- 
derfte  der  Dyën  en  voorfte  deel  van  den  Buik  , 
zyn  zwart:  de  Schenkels  altemaal  Aschgraauw, 
aan  't  onder  -  end  zwart  gebandeerd. 

Volgens  de  Autheuren  zouden  van  dit  Infekt 
verfcheide  Soorten  zyn  ,  in  Kleur  grootelyks 
verfchillende,  en  fommigen  geeven  aan  't  Ag- 
terlyf de  grootte  wel  van  een  Eikel ,  dat  dan 
een  taamelyk  grooten  Spinnekop  zou  uitmaa- 
ken*  De  afbeelding  van  Bradley  ,  naar  een 
Spaanfchen  uit  de  Verzameling  van  de  Koning- 
lyke  Sociëteit  van  Londen  gemaakt ,  vertoont 
hem  zeer  affchuwiyk  5  het  Lyf  en  Borstftuk 
te  famen  meer  dan  een  Duim  lang.  Ik  vermoed 
dat  die  van  Doktor  Scopoli  ,  welke  hy  den 
Spinnekop  van  Reaumur  tytelt  ,  een  dergelyke 
zy  geweest:  want  dezelve  was  zeer  groot  en 
gezwollen ,  hebbende  het  Agterlyf  agt  Lynen 
lang,  zeven  Lynen  dik,  en  Wollig  ruig:  het 
Borstftuk  met  drie  bruine  Streepen  ;  de  Poocen 
bleek  met  zwarte  Knietjes.  Op  het  Agterlyf  y 
dat  geelagtig  op  zyde  en  van  boven  witagtig 
was ,  vertoonden  zig  dertien  Paaren  van  inge- 
drukte zwarte  Stippen  ,  en  van  onderen  één. 
In  Wyngeest  gedompeld  zynde  leefde  hy 
tien  Minuuten  ,  en  het  Lyf  borst  ,  toen  het 
dood  was  3  van  één,   Mea  hadt  dit  Dier  in 


DE    S  PINK  E  K  O  FF  EN.  Z49 


een  omgewonden  Alantswortel-Blad  aan  hem  V* 

,  ...  Afdeel. 
gebragt  (*>  Lxxx. 

't  Is  bekend  ,  dat  men  aan  de  Tarantula  ge  Hoofd- 
lieel  verfchillende  Oogen  toefchryft  ,  van  die  ^0**1*. 
der  andere  Spinnekoppen ,  doch,  waar  in  die  t>e  oogen. 
verfchil  eigentlyk  beftaa ,  is  zo  Wereldkundig 
niet.  De  Oogen  der  anderen  zyn  gemeenlyk 
zwart  of  bruinrood ,  en  gedekt  met  een  harde 
doorfchynende  Korst  ,  die  zy  behouden  na 
hec  fterven  van  het  Dier:  die  van  de  Tarantu- 
la zyn  met  een  week  en  teder  Vlies  be- 
kleed, dat  flap  en  rimpelig  wordt  na  de  dood; 
de  Kleur  is  witagtig  ,  naar  't  geele  trekken- 
de, met  een  fchitterende  glans  als  die  der  Kat- 
ten in  de  duisternis.  Men  kan  dan  te  regt 
zeggen,  dat  dit  Infekt  Vuurige  Oogen  heeft. 
Vier  derzelven  zyn  in  't  vierkant  geplaatst ,  en 
vier  daar  onder ,  op  een  horifontaale  lyn  ,  digt 
aan  de  Nypers  van  den  Bek ,  en  de  vier  eerst- 
gemelden  zyn  ,  volgens  Homberg  ,  van  wien 
deeze  befchryving  der  Oogen  ontleend  is  ,  wel 
een  twaalfde  Duims  breed,  doch  de  overigen 
kleiner.  De  ftand  der  Oogen  was  in  de  Spin- 
nekop  van  Doktor  Scopoli  ^  zo  even  gemeld , 
een  weinig  verfchillende. 

Men  weet ,  dat  'er  fommigen  zyn ,  die  den 
naam  van  Tarantula  aan  de  hier  voor  befchree- 
fene  ruige  Surinaamfche  Bosch  -  Spinnen  gee- 

ven: 


(*)  Entomol.  CtrnioL  p.  593. 

h  BEEL.  XÜli  STUK.  Q  5 


250    Be  s  c  h  ryving  van 


V,     ven :  doch  gantfch  verkeerd.   Zy  hebben  noch 

LXXKL  ^e  Se^aante  5  noc'1  ^e  eigen^chappen  van  dit 
Hoofd*  Schepzel,  dat  enkel  Wollig  op  het  Lyf  wordt 
stuk;  gezegd  te  zvn  en  bovendien  in  Kleur  daar  van 
grootelyks  verfchilt;  om  nu  van  de  Oogen  met 
te  fpreeken,  noch  van  de  plaatfen  daar  het zig 
onthoudt»  Die  naam  is  ook  toegepast  op  een 
Soort  van  Haagdisfen  ,  welke  op  de  Spinnekop- 
pen  Jagt  maakt,  in  Italië, 


xxxvr.  (26)  Spinnekop  'die  fpïingt ;  miï  drie  witte 
fruri>ri:>  batf  Krinoswyze  Streepm  over  H  Lyf. 

Wy  komen  thans  tot  dieSpinnekoppen*  wel- 
ke een  eigenfchap  hebben  ,  daar  de  anderen  ge- 
heel niet  van  fchynen  te  weeten  ;  dat  zy  ,  naa- 
nielyk ,  in  plaats  van  te  loopen  ,  als  de  Vlooi - 
jen  fpringen.  Lister,  ten  minfle,  verzekert 
zulks  van  deeze  Soort,  welke,  zegt  hy,  op 
de  agterfte  Pooten  gaat  (taan ,  als  of  zy  rond- 
om keek,  werwaards  haaren  Sprong  te  rigten, 
en  dan  overvalt  zy  haar  Prooy  ,  met  kleine 
Sprongen.  Getergd  zynde,  geefc  zy  Draaden 
uit  ,  en  maakt  zig  ,  tot  befchutting  voor  de 
Winterkoude,  een  bekleedzel  van  dikke  Web- 
ben, waar  in  zy  tot  aan  het  midden  van  Fe- 
bruary  zig  verfchuilt  ,  dan  voor  den  dag  ko- 
mende om  haar  Aas  te  zoeken.   Allerley  foort 

van 

f36)  Aranea  fèjiens  nigra ,  lineis  femicircularibus  tribus  al. 
bis  transverfis'.  Faun.  Suec.  2017.  List.  Aran.  fig.  31.  Raj. 

'37.  N.  SI.  Bradl.  Natur*  T.  24.  f.  5.  Clerck..  Aran* 
H7.  T.  5.  f-  13»  G20FÏR.  Paris,  II.  p.  650,  N.  1$. 


DE     S?lNNEKOPPE"N.  25I 

van  Muggen  zyn  haar  lieffte  Voedzel.    Men  v. 
vindeze  aan  de  Wanden  der  Huizen,  en  in  de  Afdeel, 
Bosfchen  zeer  gemeen.  höof£' 

(37)  Spinnekop,  die  Jpringt;  met  Kitte  Stip-  xtxvih 
pen  op  de  Rug. 

Boom* 

De  Tekening  maakt  den  voorgaanden  Spin- fpringC|' 
nekop  aanzienlyker  dan  deezen  wit  geflipten, 
die  in  Swëeden  waargenomen  is  ,  zo  aan  dé 
Wanden  als  aan  de  Stammen  der  Booiiien,  floe- 
pende altoos  een  Draad  agter  zig. 

CsS)  Spinnekop  ,  die  fpringt  ;  hebbende  een  ^txyixu 
zwarte  Vlak  op  het  Agterhf ,  welke  rood  st&ufytin. 
gerand  is>  in  *|  midden  volt.  £-r' 

Deeze3  cok  in  S  weeden  gevonden  a  onthoudt 
zich  op  dergelyke  plaatfen  3  als  de  voorgaan- 
den. 


(39)  Spinnekop  ,  die  donker  blaart^  is ,  met  xxxix* 

Watedpm. 


het  AgUtly f  Eyrond  y '  hebbende  een  dzvar- 


Je  Streep  èntwèe  uitgeholde  Slppen. 

Onder  alle  de  Spinnekoppen  is  deeze  een  van 
.  de 


('37)  Aranea  faliens  nigra  ,  Dorfo  pan&ïs  albis,  fffau  Suec. 

(38)  Aranea  faliens  ,  Abdomine  mactüa  nigra,  ta$fj*\tit 
jibra  ,  medio  alba.  Faun.  Sasc*  2019. 

(39)  Aranea  livida ,  Abdomine  ovaüo ,  linea*  tranverfa  Piiri> 
tisque  duobus  excavaris.  Faun.  Suec,  2010.  Gl>£RCK.  Ara^ 
243»  r.  6.  f  8.  GEOFFR,  P^rii.  II.  p,  ó|5.  N.  7- 

I4  D£EL.  XI!  U  STUK. 


2J2     BESCH  Rï  VING  VAN 

V.     de  laatften  ontdekt,  die  wel  de  zonderlingfte 

3*XXX  mag  geheten  worden ,  dewylzy,  tegen  de  na- 

Hoofd-*  tuur  van  alle  anderen  ,  in  en  onder  Water  leeft 

stuk.  en  huishoudt ^  even  als  een  Duikelaar  :  Over- 
ig'  ater» 

/pin.  winterende  in  holle  Hoorntjes  ,  welken  zy  met 
een  Konftig  geweven  Net  gaat  toefluiten.  Het 
is,  onder  de  Europifchen,  eene  van  de  groot- 
Hen  ,  en  hebbende  ook  de  allergrootfte  Klaau- 
wen  aan  den  Bek,  onder  dezelven  ,  met  wel- 
ken zy  zeer  gereed  is  te  byten  :  waar  uit,  zo 
wel  als  uit  de  Kleur  en  andere  omftandighe- 
den,  Linnjeüs  befluit,  dat  deeze,  zo 'er  eene 
Venynig  is,  hetzekerlyk  moet  zyn,  hebbende 
het  Lyf  geheel  blaauwagtig  of  bleekbruin  ;  de 
Pooten  zeer  lang  en  ruig. 

Over  deeze  Spinnekoppen  is,  onlangs,  een 
geheel  Vertoog  in  Vrankryk  uirgegeven 
dat  veele  aanmerkelyke  byzonderheden ,  dezel- 
ven betreffende  ,  vervat.  Ik  zal  het  voor- 
naamfte  daar  uit  mededeelen.  De  geftalte  ver- 
ichilt  niet  veel  van  die  c}er  gewoone  Veld-  of 
Zwervende  Spinnen  ,  en  de  Kleur  is ,  als  men- 
ze  uit  het  Water  gehaald  heeft,  graauwagtig ; 
maar  in  het  Water  vertoonen  zy  zig  blaauw- 
agtig ,  met  het  Eorstftuk  bruin  of  ros.  Men 
vindt  ze  'er  of  omwonden  met  een  Lugtbelletje, 
of  als  met  een  foort  van  Vernis  bedekt,  gely- 
kende  naar  die  Foelie ,  waar  mede  men  de  Spie. 

gels 


(*)  Memotres  pour  comngencer  IHifiotr*  it%  Aratgnées  aquéi+ 
tiquss ,  par  un  Prêtre  dc  l'Oratoire, 


BE    SPINNEKOPPEN.  QJ3 


gels  van  agteren  bekleedt,  of  in  't  geheel  bloot  AfJ£ 
en  met  het  Lighaam  als  doorfchynende.    Ge-  lxxx.* 
meenlyk  zyn  zy  zeer  vlug ,  en  niet  dan  met  be-  Hoofd- 
hendigheid  te  vangen,  doch  fomtyds  als  dood^*,. 
of  in  een  diepe  Slaap,  waar  uit  men  zenaauw.^7** 
lyks  kan  opwekken.     Gedagte  Waarneemer 
heeft  'er,  behalven  degroote,  ook  zeer  kleine 
gevonden ,  die  naauwlyks  dan  door  haar  Lugt- 
belletje  zigcbaar  waren ,  en  welken  hy  niet  voor 
Jongen,  maar  voor  een  byzondere Soort  meen- 
de te  moeten  houden. 

Aan  het  agter- end  hebben  deeze  Waterfpin-  zyspin- 
nen,  zo  wel  als  de  anderen,  Tepeltjes,  trops-^t^'c 
wyze  geplaatst,  die  zy  fomtyds  uitrekken  ,  en 
dan  vertoont  het  zig  ,  als  of  zy  aan  dat  end  een 
groote  opening  hadden ,  met  ftyve  Haairtjes 
omboord.  Deeze  Tepeltjes  dienen  haar  tot 
het  Spinnen  van  Draaden ,  welken  zy  9  ver- 
wardelyk  ,  in  het  Water  maaken ;  of  ook  om 
de  Lugt  in  te  haaien  en  uit  te  laaten ;  waar  toe 
zy  met  haar  agterfte  aan  de  Oppervlakte  gaan  \ 
hangen,  gelyk  fommige  andere  Water -Infek. 
ten  Van  die  Draaden  zyn  fommigen  dik,  en 
anderen  zeer  fyn.  Behalve  de  StofFe,  daar  toe 
dienftig,  geeven  deze  Spinnekoppen  nog  een 
andere  uit ,  die  Glasagtig  fchynt  te  zyn ,  en 
waar  van  zy  een  Soört  van  Waterduikers  Klok 
formeeren,  die  alleen  van  de  gewoonen  ver- 
fchilt,  dat  zy  van  onderen  niet  open  is.  Het  is 
een  Lugtbel,  die  fomtyds  wel  de  grootte  van 
«en  Ockernoot  heeft  >  omwonden  met  die  Glas- 

u  dml.  xuu  stuk.  agti- 


f54    Beschryvïng  van 


V.     agtige  Stoffe,  welke  zy  zeer  Kondig  over  de 
LXXX.  Lugtbel  uitfpreiden,  bevveevende  dezelve  van 
Hoofd-  binnen  met  Spinzel,  dat  zig  als  Borduurwerk 
vsafer-    vertoont.    Gedagte  Antheur  zegt  ,  dat  hy  van 
fptn.       deeze  Klokken  gezien  heeft  ,  die  de  gedaante 
van  een  Nier  hadden  of  van  een  mismaakt  Hart, 
zynde  veel  breeder  dan  hoog  en  dik*   Zy  wa- 
ren aan  de  Wanden  van  het  Glas ,  waar  in  hy 
die  Spinnekoppen  hieldt ,  onder  Water  ,  met 
Draaden  vastgemaakt ,  en,  toen  hy  dezelven 
daar  afgedaan  hadt,  maakte  het  Infekt  weder 
nieuwen  3  die  mee  een  Herken  Band  gefchoord 
waren. 

In  deeze  Lugtbellen  onthoudt  de  Spinne- 
kop  zig,  doch  komt  'er  fomtyds  uit ,  om  haar 
Aas  te  vangen  ,  dat  waarfchynlyk  beftaat  in 
Water- Infekten  van  veelerley  foort,  worden- 
de zelf  ook  van  Water  -  Torren  ,  Water-Scor- 
pioenen  en  van  de  Beesten  ,  daar  de  Juffers  uit 
komen,  opgevreten.  In  't  ftuk  van  wreedaar- 
tigheid  wyken  zy  voor  de  Landfpinnen  niet, 
alzo  zy  elkander  insgelyks  vernielen.  Zy  heb- 
ben dit  byzonders , 1  't  welk  men  ook  in  de  Water* 
*ziehet  Wantzen  waarneemt  * ,  dat  zy  op  de  Rug 
^y^zvvemmen,  en,  even  als  die,  een  Lugtbelletje 
van  de  oppervlakte  met  zig  neemen,  om  zig  te 
onderfteunen,  waar  mede  zy  dan  de  Klok  voor- 
zien. Somtyds  komen  zy  ook  op  't  drooge  ; 
doch  Vliegen  of  dergelyke  Infekten  fchynen 
niet  van  haar  Smaak  te  zyn :  wanneer  men  die 
in  't  Water  wierp,  na  dat  zy  een  Maand,  oog- 

fchya' 


DE;   S  P  INNEKOPPEN.  2J5 


fchynelyk  ,  zonder  eeten   waren   geweest  ,  V# 
fcheenen  zy  'er  doch  niet  aan  te  willen,  enLxXX* 
lieten  dezelven  verrotten.   Haar  Huishouding  Hoofd- 
en  de  manier,  op  welke  zy  de  gedagte  Woo*^^ 
ning  maaken,  is  ongemeen  vermaakelyk  te  be- 
fchouwen.    In  Staande  Wateren  worden  zy 
gemakkelykst  in  de  Mey-  Maand  gevonden. 

Gedagce  Franfche  Pater  vermoedt,  dat  dee- Hunne 
ze  Infekten  Jaarlyks  twee  Dragten  hebben,  dejcs, 
eene  in  't  Voorjaar  ,  de  andere  in  de  Herfst, 
Alsdan  ziet  men  haar  twee  of  drie  Hokjes  heb- 
ben ,  die  in  elkander  uitkomen.  Hy  heeft  dee- 
ze  Waterfpinnen  die  Kamertjes  niet  zien  maa- 
ken  3  dan  in  't  Voorjaar ,  en  hy  meent,  dat 
het  Mannetje  een  ander  Logiment  formeert,  by 
dat  van  't  Wyfje,  doch  daar  van  afgezonderd. 
Dit  Logiment  vervaardigd  zynde  3  gaat  het  Man- 
netje 'er  van  onderen  op  zyde  uit  ,  fleepende 
agter  zig  een  gedeelte  der  StofFe  van  de  Klok, 
waarmede  zyn  Lyf  t'eenemaal  bedekt  is,  tot 
aan  het  Borstftuk;  dat  is  te  zeggen,  hy  maakt 
een  lang  Kanaal  ,  gemeenfchap  hebbende  met 
het  binnenfte  van  zyn  Wooning.  Hy  door- 
boort: den  Wand  van  de  Wooning  van  't  Wyf- 
je ,  aan  de  zyde  van  den  Bodem  ,  en ,  'er  zyn 
Lighaam  inbrengende ,  voegt  zig  het  Kanaal  van 
gemeenfchap  met  de  „  randen  van  de  gemaakte 
opening  famen,  en  fluit  'er  zo  gezwind  aan,  als 
twee  Waterdruppelen  zig  vereenigen. 

Een  geheelen  Dag  heeft  die  Autheur  hetpaanng, 
Wyfje  op  de  rug  leggende  in  haar  Huisje,  met 

I,  DEEL»  XIII.  STUK,  W 


Beschryving  van 


STUK. 
Wilt  et' 
/pin. 


Eijerleg 
ging. 


V.  de  Pooten  uitgeftrekt  gezien,  als  dood,  Eea 
LXXxl"  andere  zag  hy  ,  agterfte  voor ,  daar  in  ko- 
Hoofd-  men,  en  zyn  Lyf  fchuiven  langs  den  Buik 
van  't  Wyfje,  't  welk  na  verloop  van  een 
oogenblik,  als  uit  den  llaap  fcheen  opgewekt 
te  worden ,  en ,  toen  op  de  Beenen  komende  , 
het  Mannetje  naliep ,  dat  met  verhaasting 
vlugtte.  't  Was  niet  ,  dan  na  vier-  of  vyf- 
maal  dit  Spel  aanfchouwd  ,  en  zig  van  het 
onderfcheidend  Kenmerk  derSexenin  de  Land- 
fpinnen  verzekerd  te  hebben,  dat  dieAutheur 
zulks  vastelyk  voor  de  Paaring  hieldt. 

De  Heer  Clerck  ,  die  maar  één  Mannetje, 
tegen  tien  Wyfjes ,  kreeg ,  en  dezelven  by 
elkander  in  een  Glas  met  Water  deedt,  hoop- 
te vrugteloos  iets  van  de  Paaring  waar  te  nee- 
men.  2y  leefden  agt  dagen  zonder  eenig 
Voedzel,  zo  veelhy  wist,  te  gebruiken :  zeer 
vreedzaam:  maar  hy  hadt  op  het  Water  Kroos 
gedaan  ,  om  dat  zy  dé  Schaduw  beminnen : 
zo  kunnen  zy ,  derhalve  ,  van  hetzelve  ,  van 
de  Slym  of  Diertjes  ,  aan  de  Wortelen  van 
dat  Kroos  zittende  ,  iets  genuttigd  hebben. 
Den  negenden  Dag  begonnen  de  Wyfjes  ee- 
nige  Draaden  te  fcheeren,  die  van  het  Kroos 
liepen  naar  den  Wand  van  't  Glas,  en  maak- 
ten daar  van  ,  na  dat  het  Mannetje  'er  van 
afgefcheiden  was,  eindelyk  dergelyke  Woon- 
huisjes  of  Hokjes ,  als  gemeld  is ;  waar  in  , 
binnen  kort,  Zwavelkleurige  Klompjes  Eijeren 
gezien  werden,  die  ongevaar  het  vierde  deel 

op- 


ïe  Spinnekoppen.  £57 

opvulden  van  het  Hokje.   Vervolgens  gingen  5Êr 
de  Wyf jes  zelden  van  hec  Nest  af  :  men  zag  lxxxI* 
ze  dikwils  met  het  Agterlyf  in  de  Lugtbel  en  Hoofd- 
het  voorfte  in  't  Water  hangen  3  dat  om  de  ^tfr~ 
vier  Dagen  de  helft  ververscht  werdt.    Den  7  ƒ/>'**. 
July  zwommen  eenige  Jongen  uitéén  der  Blaas- 
jes, en,  de  anderen  openende,  vondtmen  daar 
in  een  menigte  van  kleine  ronde  Eijertjes. 

Deeze  Autheur  heeft  ,  dat  zonderling  is  * 
geen  tekenen  van  wreedaartigheid  waargeno" 
men  in  de  Water  -  Spinnen  ,  niettegenftaande 
hy  dezelven  ,  om  zulks  te  onderzoeken  ,  tus- 
fchen  't  midden  van  Mey  en  July ,  dat  is  by 
na  twee  Maanden  ,  zonder  Voedzel  gelaten 
hadt ;  doch  aan  den  eenen  kant  kunnen  zy ,  als 
gezegd  is  ,  van  het  Kroos  iets  gebruikt  heb- 
ben of  van  zeer  kleine  Waterdiertjes ;  aan  den 
anderen  kant  kunnen  'er  omftandigheden  zyn , 
ons  onbekend,  die  maaken dat  zy  ,  volgens  ge • 
dagten  Franfchen  Pater,  op  andere  tyden  niet 
minder  wreedaartïg  zyn  en  verflindende ,  dan 
de  gewoone  Tuin  ,  Huis- ,  en  Veldfpinnen* 

(40)  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  Eyrond  en  xl. 
Roestkleurig  bruin  heeft.  z^kdraa- 

-  Aangaande  deeze  Soort  fchreef  my  wylen 
de  Heer  Petrus  Belkmeer  ,  Medicinse  Doc- 
tor te  Enfchedé  ,  in  de  maand  February  des 

Jaars 

(40)  Aranea  Abdomine  ovato  ferrugineo  fiifco.  Faun.  Sut$* 
-E02I.  List.  Aran.  jRÜ.  f.  28.  FKiSCH.  Inf,  VIII,  T,  s, 

1,  Deel.  Xill,  Stuk*  R 


058    Béschr?ving  van 

V.     Jaars  1762,  onder  andere  Zaaken  de  Natuurly- 
LXXX"  ke  Hiftorie  betreffende ,  het  gene  volgt.  „  Weet 
Hoofd-  „  UWEd.  ook  ergens  gelezen  te  hebben  de 
stuk.     ^  Huishouding  van  die  zonderlinge  Spinnekop- 
Zakdraa  ^  ^  ^  weiice  }n  ^et  Syftema  Natum  van  den 
„  Heer  Linnjeus  onder  den  naam  van  Sacci* 
,y  fera  ofZakdraager  voorkomen  ,  en  welke  haa- 
3,  re  Eytjesin  een  zeer  Konlüge  Zak,  uit  eene 
5,  wonderlyke  Stoffe  gemaakt ,  en  op  een  gee- 
„  ftige  wyze  onder  aan  den  Buik  gehecht,  met 
5,  zig  omdraagt.   Hoe  dat,  naamelyk,  deeze 
„  Eytjes  gekipt  zynde  ,  het  jonge  Broedzel 3 
3,  beftaande  in  een  groote  menigte  van  kleine 
3,  Spinnetjes  3  terftond  plaats  neemt  rondom 
3,  het  Lighaam  van  de  Moer,  met  de  Koppen 
3,  aan  deszelfs  Vel  of  Tepeltjes  gehecht ,  't  welk 
„  alsdan  een  grooten  ruigen  Bol  vertoont ,  die 
3,  gefchakeerd  is  met  witte  Stippen:  worden- 
33  de  dit  Broedzel 3  dus,  door  de  tedere  Moe- 
3,  der  vlug  heromgedragen,  endoor  haar  Bloed 
,,  of  andere  Sappen,  zo  het  fchynt,  tot  een  ze- 
3,. keren  trap  opgevoed,  zelfs  met  verlies  van 
3,  haar  eigen  Leven  ?" 

Lister,  die  dit  als  een algemeene eigenfchap 
van  zyne  Wolffpinnen  heeft  aangetekend,  ver- 
beeldt zig ,  dat  de  Jongen  van  deeze  Zakdraa- 
gende  Spin  de  genen  zyn  die  de  Herfstdraa- 
den  maaken  ,  waar  van  voorheen  gefproken 
biadf  i2t  *s  *  en  met  ^ezelven  *n  ^e  Lugt  vliegen 

Die 


(*)  Ex  hls  Pulli ,  tempore  Aatmnnali  ,  aut  luteo  aut  fub- 

cio« 


DE    SPINNEKOPFEN.  Ojy 


Dit  zyn  die  Vliegende  Spinnekopjes ,  waar  van  V. 
hy  aan  Ray  gefchreeven  hadt ;  doch  men  houdt  ^D^u 
thans  dieDraadenafkomftig  te  zyn  vanSpinnende  Hoofd» 
Myten.   De  Webbe  ,  merkt  hy  aan  ,  wordt  *zlura&- 
van  deeze  Zakdraagende  Spinnen  Kloks wyze  -e r# 
gemaakt  op  de  Heijen  en  Velden ,  en  dient  haar 
flegts  tot  een  Nest  om  in  te  kruipen  met  het 
Eijerzakje ,  dat  van  hec  Wyfje  niet  op  de  Rug 
maar  aan  den  Buik  gedragen  wordt,  entwee- 
maal zo  groot  is  als  een  Peperkorrel ,  vliezig  9 
wit  van  Kleur ,  blyvende  ftyf  en  rond,  zelfs 
na  dat  'er  de  Jongen  uitgekroopen  zyn  ,  ter- 
wyl  het  Agterlyf ,  door  de  Eijerlegging  ontle- 
digd  en  verflapt,  dit  Beursje  bedekt  en  daarop 
als  zyne  rusting  heeft ,  volgens  Frisch  ,  die 
aanmerkt,  datde  Spinnekop  dit  Zakje  met  Draa- 
den  vast  aan  't  Lyf  hecht  ,  en  het  zelve  na- 
loopt ,  wanneer  men  't  'er  afgerukt  heeft;  hech- 
tende het  dan  wederom  aan  haaren  Buik,  ge- 
lyk  Swammerdam  ook  heeft  waargenomen. 
Door  Doktor  Scopoli  wordt  deeze  Zakdraager 
de  Spitwekop  vcm  Lyonnet  geheten. 

Van  dergelyke  Wolffpinnen  ,  die  wegens  het  \v0iffpin. 
Roofzugtig  vervolgen  van  haare  Prooy  dusnen- 
genoemd  ,  en  altemaal  langs  de  Aarde ,  zeld- 
zaam op  Boomgewas,  gevonden  worden,  heeft 
Lister  vier  Soorten  in  Engeland  waargeno- 
men, 

croceo  colore  ,  interdum  etiam  flammeo  ,  ad  latera  illuftran- 
tur :  hi  vero ,  fub  idem  tempus ,  imprimis  volucres  ftint  &  ia* 
gentium  filorum  Aëreorum  authores. 

I.  Deei--  XIH.  Stuk*  R  2 


atfo      BïSCHRYVING  VAN 


v#  men,  onder  welken  een  Geele,  met  een  lang- 
Afdeel.  werpig  Lyf ,  de  grootfte  was*  Volgens  zyne 
Hoofd  Afbeelding  geleek  dezelve  wel  naar  die  groote 
stuk.  Oostindifche  Spinnekoppen  ,  by  Seba  afge- 
beeld (*).  Een  bruine  3  die  het  Agterlyf 
fchuins  geftreept  hadt  ,  heeft  hem  voornaame- 
lyk  de  gedagte  eigenfchappen  der  Jongen  ,  in 
de  voorgemelde  Muisvaale  befchreeven ,  doen 
ontdekken.  Hy  meent  ,  dat  zy  de  Draaden 
uitfchieten,  waar  van  hyeen  ongeloof! yke  me- 
nigte op  de  Velden  van  Kambridge,  in  hetjnid- 
den  van  Oktober ,  als  de  Saffraan  wordt  inge- 
zameld, by  zeer  helder  Weer ,  inde  Lugthadt 
zien  zweeven.  Wanneer  men  haar  het  Eijer- 
zakje  tragt  van  't  Lyf  te  trekken ,  mids  men 
het  niet  breeke ;  blyft  hetzelve  aan  een  Draad 
zitten,  die  zig  tot  een  verwonderlyke  langte 
uitrekken  laat,  en,  als  men  het  Zakje  los  geeft, 
door  de  Moer  aanftonds  weder  ingepalmd  wordt. 
Zulke  bekwaamheden  heeft  de  Natuur  de  Schep- 
zelen tot  bevordering  van  haar  beftaan  en  voort- 
teeling  ,  elk  naar  zynen  aart ,  ingefchapen !  De 
vierde  Soort,  die  hy  de  eerfte  plaatst,  is  een 
zwarte  Wolffpin ,  welke  ook  haare  Jongen  op 
de  Rug  draagt ,  en  waaromtrent  hy  als  een  der 
Geheimen  van  Doktor  Rawley,  uit  de  aante- 
keningen van  zynen  Overgrootvader  Doktor 
Lister,  bybrengt,  dat  het  gedestilleerde  Wa- 
ter 

(*)  IV.  DEEL,  PI.  XCIX.       9  -  ia. 


bs   Spinnekoppen.  aór 


ter  van  zwarte  Spinnekoppen  een  zeer  goed^  V. 
Heelmiddel  voor  de  Wonden  zy.  LXXX.' 

Hoofd- 
ei) Spinnekop  ,  die  het  Agterlyf  langwerpig  stuk. 
gewolkt  beeft ,  met  witte  Zydflreepen.  p$ufi°ris. 

Meirfpin. 

Dewyl  Lister  ,  onder  zyne  Wolffpinnen, 
die  altemaal  Zakdraagendezyn,  in  geene  Soort 
gewag  maakt  van  hetBorstfluk,  wederzyds  en 
in  'c  midden  ,  met  een  wit  Streepje  getekend  te 
hebben;  zo  wistLiNNjEüs  niet,  tot  welke  Soort 
van  de  gemelde  vier,  hy  deeze  zwarte,  die  in 
de  uitgedroogde  Meiren  of  Moqrasfen  van 
S  weeden  gemeen  is,  t'huis  zou  brengen. 

(40)  Spinnekop,  die  'het  Agterlyf  langwerpig  XLn 

en  groen  -  geel ,  met  witte  Zydflreepen  q^c^[ 
heeft.  ge. 

Dergelyke  witte  Zydflreepen  heeft  een  Tuin- 
of  Aardfpin,  welke  van  Frisch  onder  de  Sprin- 
gers betrokken  wordt,  om  dat  zy  een  Vlieg, 
die  hy  by  haar  in  het  Glas  wierp  ,  met  een 
Sprong  bemagtigde.  Hy  noemtze  ook  de  Kol- 
ven-Spin,  wegens  de  figuur  van  haare  Armen, 
die  zy  ,  dorftig  zynde  ,  met  het  dikke  end 
in  't  Water  doopt ,  en  dan  het  Vogt  dus  >  daar 
mede ,  aan  den  Bek  brengt ,  waar  in  de  gevan- 
gen 

(41)  Aranea  Abdomine  oblongo  nebulofb,  lineis  lateralibus 
albis.  Faun,,  Suec.  2023. 

(42)  Aranea  Abdomine  oblongo  flavo- vindij  line/s  latera- 
Hbus  albis.  Faun.  Suec.  2022.  JoNST*  lnf%  T.  18,  t\  42» 

h  Vzzl,  XllU  Stuk*        R  S 


261    Beschryving  van 

V.     gen  Vliegen  door  de  Haaken  of  Tanden  gedrukt 
L^XX  worc*en-    Evenwel  ,  merkt  hy  aan,  is  dit  het 
Hoofd-  *  enkele  gebruik  niet  der  gedagte  Armen  ,  wier 
STUiC-     dikfte  deel,  of  Kolf,  aan  het  end  een  Kraak  - 
beenagtig  Werktuigje  heeft  ,  om  de  Prooy 
vast  te  houden;  dat  haar  derhalven  als  tot  Han- 
den dient.   Dat  deeze  Kolven  Teeldeelen  zou* 
den  zyn,  gelyk  men  thans  zig  verbeeldt,  hadt 
hy  niet  opgemerkt.     De  orde  ,  waar  in  hy 
de  Oogen  plaatse  ,  naamelyk  de  vier  onderften 
op  een  regte  lyn ,  en  de  vier  bovenfte  als  een 
omgekeerd  Maantje,  was  door  Doktor  Sco- 
poli  en  Geoffroy  ,  onder  de  Spinnekoppen 
van  hun  Land,  zo  bet  fchynt  niet  waargeno- 
men. 

Gondg  oe-    Gedagte  plaatzing  is ,  wegens  het  opfteeken 
pl.cu.    met  een  sPeld  3  niet  zo  duidelyk  zigtbaar 
tv-  4-     als  de  Kleur,  in  dat  kleine  fierlyk  Goud- 
groene Surinaamfche  Spinnetje  van  Fig.  4;  het 
welk  bovendien  uitmunt  door  de  dikte  en  lang- 
te  van  de  Voorpooten;  weshalve  ik  geloof  dat 
het  ook  tot  de  Zwervende  en  Springers  of  Wolf- 
fpinnen  behoort.  Het  Agterlyf  heeft  diefchoo- 
ne  groene  Koleur,  zo  wel  als  de  Armen,  maar 
het  Borst ftuk  en  de  Pooten  zyn  thans  glanzig 
bruin.   Van  de  Oogen  vertoonen  zig  voor  aan 
den  Kop  twee  groote ,  die  in  't  midden  tus- 
fchen  twee  kleinere  ftaan,  en  aan  deeze  Spin- 
nekopjes  een   fcherp  Gezigc  moeten  gee- 
ven. 

C43) 


DE    SPINNEKOPPEN.  26$ 


(4  3)  Spinnekop  ,  die  bet  Agterlyf  rondagtigftomp  v* 

en  plat;  de  vier  agterjie  Pooten  zeer  kortf^xxï 
heeft.  Hoofd- 
stuk. 

Deeze  Kortheid  der  Agterpooten  merkt  Li- 
ster  als  een  algemeene  eigen  fchap  aan,  van  zy- ^femaa- 
ne  Krabagtige  Spinnen ,  voornaamelyk  aldus  ge- 
naamd wegens  haaren  Gang,  die  zo  zonderling 
is ,  dat  ik  dit  Infekt  wel  de  Potzemaaker  mag 
aaoemen  ,  aangezien  my  de  reden  van  den  La- 
tynfehen  bynaam  nietblykt.  In  de  geftalte,  zo 
als  Frisch  het  afgebeeld  heeft  ,  gelykt  het , 
bovendien,  volkomen  naar  een  Krabbetje.  Hy 
geeft  'er  maar  zesOogenaan,  allen  even  groot* 
doch  Lister  agt,  twee  voor  op  den  Kop,  twee 
agterlyker  en  vier  op  de  zyden ;  die  altemaal 
Vuurig,  met  een  Purperglans,  blinken,  wan- 
neer menzenaauwkeurig  befchouwt,  De  Kleur 
is  in  fommigen  bleek  of  Citroenagtig,  in  an- 
dere hoog  geel,  en  in  eenigen  Oranjekleurig  of 
bruingeel  met  Roozekleurige  Streepen  ,  vol- 
gens Frisch,  die  haar  de  Tuin -Spin  noemt, 
met  lange  Voorpooten  en  een  plat  Agterlyf. 
Die  lange  Voorpooten  zyn  ,  volgens  Geof- 
froy,  by  wien  het  de  eerste  zyner  Spinnekop- 
pen  is ,  geel  en  zwart  geringd.   Deeze  meldt , 

dat 

(43)  Aranea  Abdomine  fabrotundo ,  plano  obtufo ,  Pedi- 
bas  quatuor  pofticis  breviffimis.  Faun.  Su>c.  2027.  Raj.  Inf. 
35.  N.  29.  FRISCH.  Inf.  VII.  T.  5.  CLERCK  Arm.  128* 
f.  5.  LIST.  Aran*  f.  29.  Gkoffr.  Pdris.  II.  p.  641» 

N.  U 

I.  Deel.  XIII.  Stuk*         R  4 


264      BESCHRY  VINC  VAN 


V-     dat  dezelve  haar  Eijerzakje  met  zig  omdraagt ; 
LXXX.  doch  Lister  hadt  hetzelve  aan  een  takje  van 
Hoofd-  Doornige  Brem  vastzittende  gevonden,  wor- 
STtJK'    dende  door  de  Moer  ,  die  'er  als  op  zat  te 
broeden ,  wel  bewaard.   Het  Dier,  zegthy, 
.    fchynt  zig  te  vermaaken  door  het  uitfchie- 
ten  van  Draaden ,  het  loopen  langs  dezelven  en 
daar  aan  hangende  in  de  Lugt  te  flingeren.  Het 
fcheen  hem  een  kwaadaartige  Spin  te  zyn ;  ten 
minste  was  hemde  figuur  en  gang  zeer  affchuw- 
lyk ;  hoewel  hy  nooit  Ongemak  aan  zyne  Han- 
den hadt  befpeurd,  van  het  daar  mede  aan  te 
vatten  en  te  vangen. 

L*v*pJl  C44)  Spinnekop ,  die  het  Agterlyf  hoekig  plat 
BoncpoQt.  heeft,  met  de  Pooten  overdwars uitgejlrekt 

en  bont. 

Met  deeze  fchynt  de  tweede  Soort  der  Krab- 
agtige  van  Lister  overeen  te  komen  3  die  we- 
gens de  vlugheid  in  't  loopen  van  deezen  Au-- 
theur  levipes ,  niet  Icevipes,  genoemd  wordt.  Hy 
telt  dezelve  onder  de  kleinften,  en  merkt  aan, 
dat  men  ze,  's  Winters,  dikwils  verfchoolen 
vindt  in  oude  Vogelnesten  of  in  opgehoopte 
dorre  Bladeren ;  maar  by  Zomer,  zegthy,  ver- 
volgtze  in  Heggen  en  Wildernisfen  haare  Prooy, 
zynde  in  de  Noorderlyke  deelen  van  Engeland 

zeld- 

(44.)  Arme*  Ab  domme  rhombeo  depresfo,  Pedibus  transver» 
ftliter  extenfïs  variegaus.  Tam.  Succ.  2*25.  £ RisCH.  Inf.  X. 
T,  14. 


DE    S  P  I  N  N  E  KOPPEN. 


265 


zeldzaamer.   De  Kleur  was  bruinastis;,  doch,  v* 

i  r?      r  Afdeel. 
wanneer  men  t  Voorwerp  tegen  de  Zon  of  te-  lxXX. 

gen  een  Kaars  hielde  >  als  verguld.  Die,  welke  Hoofd- 
Frisch  de  wit  en  zwart  gefprenkelde  Boom-STÜK# 
fchors  -  Spin  noemt  ,  om  dat  zy  haare  Draaden 
over  de  Scheuren  van  de  Schors  of  in  de  hoek- 
jes der  Takken  fpant,  fchynt  dan,  in  Klem- 
ten  minfte ,  merkelyk  te  verfchillen. 

Deeze  laatfte  Autheur  maakt,  onder  de  Eu-  Gebochel- 
ropifchen,  nog  gewag  van  een  ander  Tuinfpin- 
netje,  't  welk  de  zonderlinge eigenfehap  heeft, 
van  het  Borstftuk,  byna  altoos,  tegen  het  Ag- 
terlyf  omgeboogen  te  Jiouden ,  zo  dat  het  zig 
als  gebocheld  vertoont  of  dubbeld  te  famen ge- 
vouwen, met  de  voorfte  Pooten  over  den  Kop 
heen.  Het  Borstftuk  heeft,  van  boven,  twee 
Vermiljoen  -  roode  Vlakken ,  met  een  witte 
Zoom  ,  waar  tusfehen  een  zwarte  figuur  is  met 
een  witte  Vlak  in  't  midden ,  van  welke  weder- 
zyds  vier  Streepen  afgaan ,  die  een  aartige  men- 
geling van  Kleuren  op  het  Rugge  -  Schild  maa* 
ken.  Dit  Spinnetje,  inderdaad,  is,  zo  wegens 
zyn  Postuur  ,  als  wegens  de  verfcheidenheid 
van  Kleuren ,  dubbel  waardig ,  dat  men  het  in 
een  Glas  houde  ,  om  zyne  werkingen  na  te 
fpooren  (*).  In  onze  Provinciën  is  het  me- 
de niet  onbekend  ;  zo  min  als  de  voorgaande 
Soorten. 

(45) 


(*)  Zie  FfUscH  lnf.%.  THF.ILL,       11.  N.  ï*. 

I.  Deel.  XIII.  stuk.  R  ƒ 


266  Beschryving  van 


v-        (45)  Spinnekop,  die  het  Jgterlyf  balfniaans- 
LXXX."  tójW,  aan  den  omtrek  viertandig  hetfi. 

Hoofd  * 

stuk.       Op  het  Eiland  van  St.  Thomas  is  deeze  Soort 
Tffr^L«-  gevonden,  die  zeer  wel  naar  de  volgende  ge- 
\ie*door-  ty^t»  maar  van  dezelve  verfchilt  door  het  ge- 
nige.      cal  der  Doornen  of  Stekels  aan  het  Agterlyf. 
Zy  heeft  het  Borstftuk  ros  en  de  Pooten  Bloed- 
rood ;  het  Agterlyf  Roestkleurig  en  met  zwar- 
te Stippen  getekend,  aan  den  omtrek  vier  Door 
nen  hebbende  ,  waar  van  de  twee  zydelingfe 
grooter,  de  twee  agterfle  kleiner.    Van  de 
Oogen,  die  'er  vier,  tropswyze  by  elkander, 
op  den  Kop,  en  twee  zydelings  enkeld  flaan, 
heeft  LiNNi^us  maar  zes  in  dit  Voorwerp  kun- 
nen waarneemen. 

xlvi.  (46)  Spinnekop,  die  het  Agterlyf  half  rondag- 
C^crifor-  tjg  ^  am  £m  cmire\  zestandig  heefU 

Krabagti- 

|eL-  cn      De  Afbeelding  van  Sloane  wordt  genoemd: 
5.    Klein  Veldfpinnetje  van  Krabswyze  gedaante , 
dat  een  Spiraale  Web  heeft,  hebbende  het  Ag- 
terlyf van  boven  wit ,  als  met  Vernis  overtoo- 
gen  en  met  zwarte  Stippen  getekend ,  zynde 

op 

f45)  Aranea  Abdomine  ltuiato  ,  ambitu  quadridentato. 
Syjl.  Nat.  XII. 

(46)  Aranea ,  Abdomine  femioibiculato ,  ambitu  iexdenta* 
to.  Syft,  Nat.  XII.  Araneus  Cancriformis  Camperreis ,  Reti- 
culum  fpirale  ne&ens*  Sloan.  Jam,  tl.  p.  197,  T.  235  f* 
4.  Aranea  nigca  Cancriformis,  Bkown.  Jam*  419.  T»  44. 
f.  5. 


DE       SPINNE  KOPPEN.  267 


op  de   zyde    bezet   met   zes    Doorntjes.  v- 

Afdeel. 

Brown  noemt  zyn  Krab -agtig  Spinnetje  vanLXXX^ 
Jamaika,  zwart,  en  zegt,  dat  het  den  Kop  en  Uoofd- 
't  Borstftuk  onderfcheidelyk  heeft,  doch  danSTUK* 
worden  de  twee  dikke  Tanden  of  Nypers  voor 
den  Kop  genomen.   Het  was  in  zekere  Paro- 
chie zeer  gemeen.    Aan  dat  van  onze  afbeel- 
ding, Plaat  CII.  Fig.  5,  ontbreeken  ook  de 
zwarte  Stippen  niet ,  doch  het  getal  der  Ste- 
kels of  Doornen  is  maar  vyf ,  zynde  een  der- 
zei ven  regt  agterwaards  geftrekt.   Men  kan  het 
zekerlyk  ook  onder  de  Krab  -  agtigen  tellen. 
Het  is  van  Suriname  af  komftig. 

(47)  Spinnekop ,  die  agt  Doornen  op  de  Rug  XIiVit 

heeft  ,  de  twee  agterflen  breeder  en  hetsPin°fa*  . 
J    3  ö    J  Agtdoorm- 

Agierlyf  van  onderen  Kegekgtig,  ge. 

Van  de  twee  zeer  aartige  Spinnekoppen ,  dieP]U  CI# 
met  en  benevens  de  grooteKreeftfpin  van  Plaat  2* 
Cl,  door  Mevrouw  Merian  uit  Suriname  me- 
degebragt  waren  >  is  die  van  Fig.  a.  weczent- 
lyk  met  agt  Doornen  aan  het  Lyf  bezet  3  waar 
van  twee  groote  zydelings  uititeeken  en  het 
Agterlyf  als  gevorkt  maaken. 

Ongemeen  lange  Staarten  heeft  de  andere  in  Geftaane. 
Fig.  3*  aan  het  Agterlyf,  dat  op  zyde  met  vier  Fts* 3* 
Doornen  is  bezet  >  en  de  Tanden  of  Nypers  3 

aan 

(47)  Arane*  Spinis  Dorfalibus  o&onis,  pofticis  duabus  pa- 
tentibus:  Abdomine  fubtus  conico.  Syft,  Nat.  XII. 

I.  Deel.  xi  II*  Stuk* 


2(53     Beschryving  van 


V.     den  Bek,  zyn  zo  dik,  dat  men  ze  byna  voor 
LXXXL  een  K°P  zou  aanzien-    Het  derde  paar  Pooten 
Hoofd-  is  in  deeze,  zo  wel  als  in  de  andere,  zeer  kort, 
stuk.     gelyk  in  de  meeste  Spinnen.   Alle  de  Pooten 
fWiynen  aan  't  end  met  twee  Klaauwtjes  voor- 
zien te  zyn. 

LXXXL  HOOFDSTUK. 

Befchryving  van  't  Geflagt  der  Scorpioenen, 
behelzende  verfcheide  Waarneemingen  der  He- 
dendaagfchen,  zo  ten  opzigt  van  derzelver  Ve- 
nynigheid  ,  als  aangaande  de  Voort  teeling  en 

andere  Eigenfchappeiu 


Naam,  TVe  ïn^Len  *  we&e  men  Scorpioenen 
-L'  noemt,  hebben  haare  Griekfchen  naam, 
in  de  meeste  bekende  Taaien,  hedendaags ,  by- 
na onveranderd  behouden,  't  Woord  Skorpios, 
in  't  Latyn  Scorpio  of  Scorpius ,  agt  men,  met 
de  grootfte  reden ,  van  het  uitfchieten  of  uit- 
werpen van  haar  Venyn  afkomftig  te  zyn.  De 
Italiaanen  noemen  dit  Ongediert  Scorpione,  de 
Spanjaarden  Escorpion  ,  de  Duitfchers ,  Fran- 
fchen  en  Engelfchen ,  Scorpion.  Verfcheide 
Latynfche  Autheuren  evenwel ,  waar  onder 
Cicero  en  Plautus,  hebben  het  Nepa  geheten, 
van  welke  benaaming  Columella  dikwils  ge. 
bruik  maakte^    De  Hebreeuwfche  naam  was 

Gmk* 


DE  SCORPIOENKN. 


269 


Gndkrab  ,  en  de  Arabifche  Natarab  ,  Acbrab ,  y. 

enz.  Afdeel* 

LXXXI 

Men  vindt,  in  de  Gewyde  Bladeren  ,  vandee-^00FD-4 
ze  Infekten  gewag  gemaakt  in  de  aanfpraak  van  stuk. 
Koning  Rehabeam  ,  aan  het  Volk  van  Israël ,  plaats, 
welke  figuurlyk  is  5  doch  niettemin  de  kwaad- 
aartigheid  der  Scorpioenen  uitdrukt :  zo  wel  als 
het  woonen  onder  de  Scorpioenen  ,  by  Ese- 
cmël  *  ,  die  men  elders  met  Vuurige  Slangen 
gelyk  gefteld  en  geteld  vindt  onder  het  Onge-  *Ezecb. 
diert  der  dorre,   drooge  Woeftynen  f.  ^n\lf)Ve'ut6' 
de  heete  Landen  zyn  zy  ,  op  verfcheide  plaat-  vil,  v.  15, 
fen  van  den  Aardkloot ,  zo  menigvuldig  ,  dat 
men ,  volgens  het  berigt  der  Autheuren  ,  eeni- 
gen  daarom  heeft  moeten  verlaaten  Q*).  Aan 
de  Kust  van  Guinée ,  inzonderheid  ,  en  in  an- 
dere deelen  van  Afrika,  vindt  men  ze  dikwils, 
op  Schaduwagtige  plaatfen,  in  gaten  vanMuu* 
ren,  onder  Steenen  (f)  of  brokken  Hout,  die 
op  den  Grond  leggen ,  aazende  op  Wormen , 
Vliegen,  Spinnekoppen ,  enz.    Aan  de  Kaap 
der  Goede  Hope  zyn  zy  ook  bekend ;  doch  zo 
gemeen  niet  als  in  de  Oost-  en  Westindiën ;  ja 
men  vindtze  zelfs  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Eu  • 
ropa,  Italië,  Spanje  en  Tyrol;  doch  de  middel- 
fte  en  Noordelyke  deelen  zyn  'er  van  bevryd. 

Dee- 

(*)  In  Ethiopia,  inquitSTRABO ,  ultra  Acridophagos,  Regio 
«ft  deferta  ,  qux  Pascua  Jarga  habet,  ob  Scorpionum  multitu- 
dinem  dereli&a.  Aldrovandus. 

(t)  Sub  orani  Lapidc  ScorpiuS  dormit.    Adagium  Grt« 

U  D£SL.  XIII.  STUK» 


070      B  E  S  C  H  R  Y  V  I  N  G  VAN 


V.        Dceze  Infekten  zyn  eigentlyk  de  genen, 
LXICXl'  wier  Venynigheid  in  't  algemeen  erkend  wordt; 
Hoofd-'  hoewel  niet  zonder  eenige  bepaaling.  Men 
stuk.    heeft,  in  de  eerfte  plaats  ,  reeds  overlanz  op- 
ke  steek,  gemerkt ,  dat  die  der  heetfte  Landen  de  Veny- 
nigfte  ,  en  die  der  gemaatigde  Lugtftreeken 
dikwils  onfchadelyk  zyn.   Ten  anderen  fchynt 
haare  kwaadaartigheid  ook  af  te  hangen  van  den 
tyd  van  't  Jaar,  of  liever  van  haare  ritzigheid* 
Redi,  de  proef  neemende  op  leevende  Scor- 
pioenen ,  welke  hy  van  Tunis ,  aan  de  Barba* 
ryfche  Kust ,  gekreegen  hadt  in  de  Maand  No- 
vember ,  bevondt  dat  derzei  ver  Steek  voor  Dui* 
ven-  en  Hoenderkuikens  onfchadelyk  was ;  maar 
in  t  Voorjaar  doodelyk.   De  eerfte  en  tweede 
Duif,  evenwel ,  die  hy  aan  deeze  Proef  opof- 
ferde ,  ftierven  flegts  van  de  Steek  ;  de  derde 
en  vierde  hadden  'er  geen  aandoening  van  • 
maar',  na  dat  hy  de  Scorpioen  een  Nagt  hadt 
laaten  rusten,  was  zy  in  ftaat  geworden,  om 
wederom  anderen  denDoodfteek  tegeeven.  Dus 
brengen  ook ,  volgens  het  berigt  der  Ou- 
den ,  zelfs  die  op  't  Eiland  Maltha  voorko- 
men ,  den  Menfch  door  haare  Steek  geen  na- 
deel toe  ,  daar  die  van  Egypte  ,  Guinée  en  de 
Indien  ,  volgens  de  Waarneemingen  der  he- 
dendaagfchen ,  gevaarlyke  Wonden  maaken. 
proefnee.     ^e  Heer  Maüpertuis  nam  verfcheide  Proe- 
jiiingenvanven  0p  de  inlandfche  Scorpioenen  te  Mont. 

Mauper-  r  . 

tuis.      peliier  ,  die  aldaar  twee  Duimen  lang  vallen  en 
bleek  geel  zyn  ,  wordende  van  de  Landlieden 


de-Scorpio'enen.      27 1 


opgezogt  ,  en  aan  de  Apotheekers  te  koop  ge- 
veild  (*).  Een  Hond,  aan  het  kaale  van  ^ölxxxi! 
Buik  hebbende  doen  fteeken  van  een  getergde  Hoofd. 
Scorpioen,  begon  dezelve,  een  Uur  daarna, te STUK# 
waggelen ,  en,  het  Lighaam  zeer  gezwollen  heb" 
bende ,  gaf  hy  alles  over,  wat  'er  in  zyne  Maag 
<en  Gedarmte  was ,  braakende  nog  lang  daarna 
een  flymagtig  Speekzei  uit,  dat,  wanneer zyn 
Buik  wederom  gefpannen  was,  zig  op  nieuws 
vertoonde.  Dit  duurde  omtrent  drie  Uuren, 
vervolgens  kreeg  hy  Stuipen  en  ftierf  vyf  Uu- 
ren na  dat  hy  was  geftoken.  Men  hadt  op  de 
plaats  der  Wonde  wel  een  klein  rood  Stipje, 
doch  geene  dergelyke  Zwelling ,  als  van  het 
fteeken  der  Byen  of  Wespen  ontftaat ,  kun- 
nen befpeuren.  Eenige  Dagen  daarna  een 
anderen  Hond  ,  tien  of  twaalf  maaien  3 
op  de  zelfde  plaats  ,  zelfs  door  verfcheide 
getergde  Scorpioenen  ,  hebbende  laaten  kwet- 
zen ,  die  den  Hond  zo  diep  ftaken ,  dat  zy 
'er  aan  hangen  bleeven,  gaf  de  Hond  alleen- 
]yk  eenige  fehreeuwen ,  geduurende  het  ftee- 
ken, zonder  dat  het  hem  eenig  nadeel  fcheen 
te  doen.  Hy  at  en  dronk,  het  gene  hem  ge- 
geven werdt ,  met  veel  fmaak  ,  en  ,  dewyl 
het  een  Hond  uit  de  Buurt  was ,  liet  men 
hem  loopen*  Het  onthaal  was  hem,  niet  te- 
genftaande  de  geleeden  Pyn ,  zo  wel  beval- 
len 

(*)  Menu  de  VA* ad*  Royale  des  Scknces  de  fans  f  de 
VAn  17  31. 

I.  DïEL.  XIII.  STUK. 


372    Beschryvinc  van 

'V.    len  9  dat  hy  dikwils  wederkwam  ,  als  't  ware 

LXXXI*  °m  Z^  t0t  ^er^aa^n§  ^er  voorige  Proeven 
Hoofd-*  aan  te  bieden.  Maupertüis  vermoedende  , 
stuk,  dat  misfehien  zyne  Scorpioenen  van  Venyn 
uitgeput  waren  ,  deedt  nieuwe  komen ,  en  liet 
'er  zeven  andere  Honden  door  fleeken,  zon- 
der dat  zy  eenig  Toeval  kreegen.  Drie  Kui- 
kens zelfs  ,  die  hy  onder  de  Wiek  en  aan  de 
Borst  deedt  kwetzen  door  dit  Ongediert,  ga- 
ven geen  het  minfte  teken  van  eenig  Onge- 
mak. 

Uit  alle  deeze  Proeven  9  zegt  gedagte  Aka- 
demist ,  is  met  reden  te  befluiten  ,  dat  de  Steek 
van  een  Scorpioen ,  hier ,  niet  dan  zelden  doo- 
delyk  zy.  Misfehien  hangt  zulk  af  van  ze- 
kere omftandigheden  >  die  men  moeielyk  kan 
bepaalen.  Redi  merkt  aan ,  dat  de  Adders, 
na  eenige  Beesten  gebeeten  te  hebben ,  hunne 
Venynigheid  verliezen;  maar  dit  kon  in  my- 
ne  laatfte  Scorpioenen  naauwlyks  plaats  heb- 
ben. Hy  hadt  'er  zo  wel  Mannetjes  als 
Wyfjes  toe  gebruikt ;  des  men  het  niet  kon 
afleiden  van  een  verfchil  der  Sexe  Onder- 
tusfehen  meent  hy  dat  de  kragt ,  die  aan  de 
Olie  van  Scorpioenen  tot  geneezing  van  de 
Kwetzuur  toegefchreeven  wordt ,  van  die 
zeldzaame  Venynigheid  haaren  roem  gekree- 
gen  hebbe. 

Men  hadt  den  Heer  Maupertüis  ,  tot  be- 
.     vestiging  van  het  vermogen  der  gedagte  Te- 
gengiften y  dikwils  een  zonderling  Geval  ver- 
haald. 


*)  E    SeoRflöBNSN,  273 


haald.   Men  verzekerde  hem,  dat  een  Muis  ;  Vï 
in  een  Flesch  beflooten  zynde  met  een  Scor-  lxxxt. 
pioen ,  van  denzelven  geftoken  werdt  ,  waar  Hoofd- 
op  in  't  kort  de  dood  volgde  ,  maar  dat  men  STUK# 
toen  een  andere  Muis  nam*  die  ,  insgelyks  ge- 
ftoken wordende ,  zyn  vyand  aantastte  en  op- 
vrat ,  zonder  eenig  nadeel.    Dit  werdt  als  een 
ingeeving  van  de  Natuur  aangemerkt ,  die  het 
Geneesmiddel  voorde  Kwaal  bekend  maakt  aan 
veele  Dieren.   Hy  deedt  dan  ook  een  Muis  in 
een  Flesch  met  drie  Scorpioenen,  waarvan  de- 
zelve wel  haast  verfcheide  Steeken  kreeg ,  die 
haar  deeden  fchreeuwen,  tot  dat  zy,  toornig 
wordende  ,  de  drie  Scorpioenen  dood  beet  , 
zonder  één  van  allen  op  te  vreeten    De  Muis 
gaf  geen  teken  van  eenig  Ongemak  3  en  bleef 
fl-isch  tot  's  anderen  daags  morgens  ,  wanneer 
men  haar  op  een  andere  manier  om  't  leven 
bragt. 

De  Natuurkundigen  de  geweldige  uitwerkin  zitplaat* 
gen  befpeurende,  welken  de  Steek  der  Scor-^tVc* 
pioenen  fomtyds  veroirzaakt ,  hebben  vastge- 
fteld  ,  dat  'er  eenig  Vogt  door  den  Angel  uit- 
geftort  moet  worden  in  de  Wond,  Zy  on- 
derftelden  dan,  dat  die  Angel  aan  't  end  een 
opening  moest  hebben ,  en,  na  dat  Redi  met 
de  keurlykfte  Mikroskoopen  die  opening  niet 
hadt  kunnen  vinden ,  kwamen  zy  tot  de  onder - 
ftelling,  dat  dezelve  onzigtbaar  klein  ware(*;, 

Leeu- 

(*)  Bakf.r  ,  'i  Mik.ro skoop  gemakkelyk  gemaakt*  AmftoA 
174*.  bU  209. 

I«  D££L.  XIII*  STUK.  S 


ü74    Beschryvïnc    v  a  ft 


V.     Leeuwenhoek  evenwel,  gelukkiger  in  dit  Ge- 

LXXXI  val  dan  RrDI>  ontdekte  dat  'er>  in  p!aats  van 
Hoofd-  *  ééne ,  twee  openingen  waren  aan  't  end  van 
stuk.  je  ctaart  der  Scorpioenen  ;  doch  ;  dewyl  de 
befchry ving  en  afbeelding ,  welke  hy  'er  van 
geeft,  een  weinig  verfchilt  van  het  gene  ik 3 
dienaangaande,  gezien  heb,  zegt  Mat  pertuis, 
zal  ik  hier  voordraagen ,  wat  door  my  ,  in  een 
Scorpioen  van  Souvignargues ,  waargenomen 
is. 

„  De  laatfte  Knobbel  van  de  Staart  is  een 
„  klein  Phiooltje,  van  eene  Hoornagtige  zelf- 
„  Handigheid,  uitloopende  in  een  zwarten ,  har- 
3,  den  en  zeer  fpitfen  Hals,  die  de  Angel  is. 
Ik  wierd ,  met  het  Mikroskoop ,  twee  klei- 
ne  Gaatjes  gewaar,  veel  langer  zynde  dan 
„  breed,  die  geenszins  aan  't  end  van  den  An* 
3,  gel,  maar  wederzyds  geplaatst  zyn,  op  ee- 
3,  nigen  afftand  van  de  Punt.    In  verfcheide 
3,  Angels  heb  ik  fomwylen  de  plaatzing  van 
3,  deeze  Gaatjes  een  weinig  zien  verfchillen; 
„  hoewel  zy,  doorgaans,  op  den  zelfden  af- 
3,  ftand  van  de  Punt  aanvang  neemen.  Som* 
33  tyds  heb  ik  ook  het  één  een  weinig  verder 
3,  naar  het  end  gezien  dan  het  ander.  Men 
3,  heeft  zelfs  geen  fterk  vergrootend  Mikros- 
3,  koop  noodig  om  deeze  Openingen  te  zien ; 
3,  zy  zyn  duidelyk  zigtbaar  met  een  Vergroot- 
3,  glas  van  twee  of  drie  Lynen  Brandpunt,  en, 
3,  dat  Redt  ze  niet  in  't  gezigt  heeft  kunnen 
3,  krygen5  komt  waarfchynlyk  daar  van,  dat 

33  hy 


t!  Scorpioènïh.  ^75 


„  hy  aan  de  Punt  van  den  Angel  een  Gaatje  v* 

gezogt  heeft,  het  welk  *er  niet  is,  en  dat f^xxxit 
„  hy ,  altoos  niet  dan  de  Punt  van  den  Angel  Hoofd» 
„  beky kende,  de  weezentlyke  Openingen  nietSTUK* 
3,  heeft  kunnen  zien"*   Of  liever  ,  zo  ik  oor- 
deel, dat  hy  de  Punt  van  den  Angel  niet 
dan  voor  't  Mikroskoop  leggende  en  dus  op 
zyde  bekeeken  heeft:  men  moet  dezelve regt 
op  de  Punt  aan  en  met  een  zo  fterk  vergroo- 
tend  Glas  befchouwen,  dat  die  Punt  zig  ge- 
heel ftomp  vertoont,  en  alsdan  kan  men  die 
openingen  tot  genoegen  zien".    Hier  toe  is 
^,  zelfs  geen  Vergrootglas  noodig ;  het  bolle- 
„  tje  van  't  laatfte  Lid  een  weinig  fterk  druk- 
3,  kende,  ziet  men  het  Vogt  daar  wederzyds 
„  uitloopen,  door  die  twee  Gaatjes"* 

Men  heeft  verbreid,  zegt  die  zelfde  Heer, 
dat  een  Scorpioen ,  in  een  kring  van  gloeijende 
Kolen  beflooten  zynde ,  zig  zelf  den  Doodfteek 
geeft.  Hy  hadt  'er  de  Proef  op  verfcheidene 
van  genomen ,  en  zulks  niet  waar  bevonden. 
Het  gene  reden  gegeven  kan  hebben  tot  dit 
vermoeden,  zegt  hy,  is,  dat  een  Scorpioen, 
verontrust  wordende,  of  getergd,  altoos  zyne 
Staart  op  de  Rug  omflaat,  en  zig  dus  in  Pos- 
tuur ftelt  om  daar  mede  te  fteeken ;  het  welk 
hy  ook  in  dat  Geval  doet,  doch  het  komt  hem, 
aangemerkt  de  hardheid  van  zyn  Huid  ,  on- 
mooglyk  voor ,  dat  dit  Dier  zig  zelf  dus  zou 
kunnen  kwetzen  of  om  't  leven  brengen. 
h  Deel  XIII.  Stuk.         3  2  In- 


Beschryving  van 


Afdeel     Jn^ien  ^e  Scorpioenen  van  Zelfmoord  vry 
LXXXl! te  pleiten  zyn :  men  kan  dit  Ongediert  in  ande- 
Hoofd-  re  opzigten  niet  van  wreedaartigheid  onrfchul- 
wreechar.  di§en    Behalven  het  op  vreeten  van  haar  eigen 
tighcid.    Jongen,  dat  menze  dikwils  heeft  zien  doen, 
verfchoonen  zy  elkander  zo  min  als  de  Spinne- 
koppen»   „  Ik  had  'er ,  zegt  Maupertuis  ,  om- 
„  trent  honderd  by  een  gedaan ;  waar  van ,  in 
3,  weinig  Dagen  3  niet  meer  dan  veertien  over- 
3>  bleeven,  die  alle  de  anderen  hadden  opge- 
3,  vreten.     Men  zou  tot  haar  verfchooning 
„  kunnen  inbrengen ,  dat  zy  geen  ander  Voed- 
33  zei  hadden.    Inderdaad,  ik  wist  een  gerui- 
3,  men  tyd  niet,  wat  van  haar  Smaak  was; 
3,  doch ,  V  liegen  aan  haar  geevende  ,  bevond 
5,  ik ,  dat  zy  die  aten ,  zonder  evenwel  met  haar© 
3,  onderlinge  vernieling  op  te  houden.  Zy  vra- 
ten  ookPiüfebedden  ,  maar,  op  zekeren  dag, 
35  aan  haar  een  grooten  Spinnekop  gegeven 
3,  hebbende,  fcheenen  zy  dit  Geregt  bovenal" 
3,  le  anderen  te  verkiezen.     Drie  of  vier 
„  Scorpioenen  tastten  denzelven  aan ,  en  blee- 
5,  ven  'er  een  langen  tyd  aan  te  kluiven  zit- 
,>  ten". 

ryand-      ^e  Vyandfchap  der  Scorpioenen  tegen  dee- 
fchap tegen  Ze  Infekten  is  onbetwistelyk,    Gedagte  Waar- 
öckoppen.  neenur  heeft  een  Spinnekop  zien  aantasten  en 
dooden  door  een  Scorpioentje ,  dat  veel  klei- 
ner was.    Zy  vatten  de/.elven  eerst  met  één 
of  beide  Schaaren,  en  3  de  Spin  te  groot  of  te 

fterk 


f    DE    SCORPIOENEN.  477 

fterk  zynde ,  om  dus  overweldigd  te  worden ,  v* 
flaan  zy  de  Staart  over  den  Kop  heen ,  en  gee-  lxxxV 
ven  hem  een  Steek  ,  waarna  de  twee  groote  Hoofd? 
Schaaren  hem  overleveren  aan  de  kleintjes  , STUK» 
die  voor  aan  't  Hoofd  zyn ,  waar  mede  zy  dat 
Infekt  aan  ftukken  breeken  en  niet  verlaaten, 
voor  dat  het  geheel  opgevreten  zy. 

Dit  vindt  men  ook  elders  bevestigd  Ze- 
ker Waarncemer ,  in  Duitschland,  hadt,  omzig 
van  deeze  Vyandfchap  te  verzekeren,  leeven- 
de  Seorpioenen  gekogt,  waar  van  hy  'er  één, 
met  een  Spinnekop  ,  in  een  Glazen  Bokaal 
deedt.  De  laatlle  begon  aanftonds  alle  poogin- 
gen aan  te  wenden  ,  om  den  Scorpioen  met  zy# 
ne  Draaden  te  verftrikken,  doch  dit  Infekt,  dus 
getergd  zynde,  bragt  hem  een  doodelyke Steek 
toe  ;  brak  vervolgens  ,  met  zyne  Schaaren  , 
'er  alle  de  Pooten  af,  en,  de  verminkte  Ronp 
aan  den  Bek  brengende  ,  zoog  hy  'er  al  het 
wceke  uit ,  laatende  niets  over  dan  het  Vel. 

In  de  Menfchen  wordt,  fomwylen,  de  Steek  Toe  vallen 
van  een  Scorpioen  door  zwaare  Toevallen  ge-  steek!* 
volgd  Op  't  oogenblik  lydt  men  een  hevige 
Pyn  in  het  gedoken  Deel,  die  gepaard  gaat  met 
Huivering  en  Verdooving  ,  benevens  Koud- 
Zweet,  zo  omftreeks  de  Wond,  als  door  het 
geheele  Lighaam  Die  'er  door  gekwetst  zyn 
gan  de  onderfte  Ledeinaaten,  krygen  zwelling 

ia 


f*)  Mfkem  Nat.  Curiofor.  Dec.  II,  i&%7*  Ann.  6,  OhU 

Li*. 

I.  DEEL.  XIII,  STUK»  S  3 


27$     Beschryving  van 

V.     in  de  Liesfchen;  die  in  de  bovenfte  geftoken 

L X XXI  zyn  >  in  de  °*elen ;  maar,  de  Sceek  zwaar  zyn- 
Hoofd-  de,  gevoelt  men  in  het  Deel  een  Hitte,  als  of 
stuk-  men  zig  gebrand  had:  het  Lighaam  flaat  over- 
al met  Puistjes  uit,  als  Hagel ,  die  Iterk  jeu- 
ken. Het  Aangezigt  is  betrokken  ;  de  Oogen 
verliezen  haar  helderheid ,  de  Leden  haar  be- 
weeging ,  en  dit  alles  gaat  met  een  fterke  Per- 
fing  tot  Afgaan  vergezeld.  Den  Lyder  loopt 
het  Schuim  uit  den  Mond:  hy  braakt  geweldig 
en  valt  in  flaauwte  met  Stuiptrekkingen,  die 
voorboden  zyn  van  de  dood. 
Tegengif-  Deeze  Toevallen  worden  ,  zegt  men,  ver- 
hoed ,  door  het  inwendig  gebruik  van  verzag- 
tende  middelen  ,  gelyk  de  Heemstwortels  eq 
Pinkfternakelen,  welke  laatften  voor  zeer  uit- 
muntende gehouden  worden,  't  zy  menze  als 
gewoonlyk  gebruike ,  dan  gedroogd  en  tot  Poei- 
jer  gemaakt.  Van  anderen  wordt  inzonderheid 
het  Zaad  daar  van  ,  met  Wyn  ingenomen,  voor 
een  onfeilbaar  Middel  gehouden  (*).  Ik  zal 
niet  fpreeken  van  de  Abt,  Averoon,  Donder- 
baard,  Anys,  Look  en  een  menigte  van  ande- 
re Kruiden  ,  die  by  Aldrovanous  ,  als  Tegengif- 
ten van  dit  Venyn,  volgens  den  rang  der  Voor- 
letteren opgeteld  worden  ,  en  door  deeze  of  ge- 
ne Autheuren  aangepreezen  zyn  :  want  zulks 
fteunt  of  alleenlyk  op  de  algemeene  aanmer- 
king, 

(*)  Ex  Vino  Pastïnacse  fi  Sperma  bibatur , 

Compesfcet  diros,  qiios  Scorpius  intulit  i&us* 

JMACR» 


DE    SCORPIOENEN,  279 


king ,  dat  Hartfterkende  en  Zweetdryvende 
middelen  dienstig  zyn  tegen  allerley  Soorten  LXXXI* 
van  Vergiften ,  of  op  de  Ondervinding,  welke  Hoofd- 

•  STUK» 

in  dit  Geval ,  gelyk  wy  gezien  hebben  ,  zeer 
bedrieglyk  is :  niet  minder,  dan  het  by  zigdraa- 
gen  van  Hazelnooten,  dat  elders  voor  een  Be* 
hoedmiddel  opgegeven  wordt  (*). 

In  't  algemeen  wordt  thans  het  beste  Genees-  DeScor. 
middel  voor  den  Steek  der  Scorpioenen  aange-  j£°eknt  ^ 
merkt  te  vinden  te  zyn  in  deeze  Infekten  zelf(  10- een  Ge* 
Men  zoekt  er,  zo  dra  het  mooglyk  is,  een  te  dei. 
krvgen ,  die  men  ,  gekneusd  zynde  ,  op  de 
Wond  legt ,  en  dit  Middel  komt  veiliger  voor, 
dan  dezelvendus,  gelyk  Celsus  wil,  met  Wyn 
in  te  neemen.   In  plaats  van  dien  wordt,  niet 
zonder  reden  ,  het  inwendig  gebruik  van  Vlug- 
ge Alkalyne  Zouten,  gelyk  dat  van  Adderen, 
van  Hartshoorn  of  dergelyke,  met  eenigHart- 
fterkend  Vogt  of  zelfs  met  Veneetfche  Triakel, 
aangepreezen  (|).    Indien  de  Kwetzuur  dan 
tevens  beftreeken  wordt  met  Olie  van  Scor- 
pioenen, zo  zalmen  alles  gedaan  hebben,  wat, 
volgens  de  gezonde  Reden  ,  tot  voorkoming 
van  't  gevaar  vereischt  wordt. 

Die  Olie,  waar  van  men,  onder  de  Winkel-  olie  van 
middelen,  zo  wel  een  üamengeftelde  als  eennen?i0€" 

Ei> 

Di&ionn  les  Ammaux   Paris.  1759.  p.  119. 

(t)  Scorpius  ipfe  fibi  pulchemmuoi  Medicamenten  c$* 
Celsus. 

(i)  ïtift*  Naturelle  des  Anim,  Paris.  3756,  O&ayo.  p.  $4!» 
h  Deel.  xm.  stuk,  S  4 


qSo      Beschryving  van 


V.  Enkele  heeft  ,  is ,  volgens  het  getuignis  der 
LXKXÏ.  Ouden ,  nog  tegen  verfcheide  andere  Kwaaien 
Hoofd-  dienstig.  De  Enkelde  wordt,  als  men,  op  de 
sTUiv.  pjaats  van  £e  Blaas  en  Nieren ,  het  Lighaam  daar 
mede  beftrykt,  (inzonderheid  in  Kinderen,  die 
nog  jong  zyn ),  zeer  aangepreezen  tegen  de  Op- 
llopping  van  het  Wateren.  Tegen  de  Oorpyn 
heeft  men  'er  ook  dienst  van  gehad  ,  mids  een 
Drachme  daar  van  mengende  met  een  half 
Drachme  zoete  Amandel  -  Olie,  en  dan  eenige 
Druppelen  van  die  mengzel,  warm,  in  't  Oor 
laatende  vallen.  De  Samengeftelde  ,  volgens 
het  Voorfchrift  van  Matthiolus,  heeft  veel 
naam  in  Kwaadaartige  Ziekten ,  in  de  Pest  en 
tot  het  dooden  cier  Wormen.  Men  ftrykt  'er 
van  op  de  plaats  van  't  Hart  en  van  de  Maag , 
aan  de  Pols  en  Slag  van 't  Hoofd,  aan  de  Neus- 
gaten en  Voeten  ,  herhaalende  die  flrykingen 
om  de  ;drie  Uuren.  Ook  wordt  'er  tot  week- 
maaking  der  Pleisters  en  Zalven,  tegen  de  Pest- 
builen en  de  Beeten  van  Venynige Beesten,  ge- 
bruik van  gemaakt  (*). 
voomee-  De  Voortteeling  der  Scorpioenen  heeft,  van 
ang'  ouds  ,  aanleiding  gegeven  tot  wonderlyke  en 
belachlyke  denkbeelden.  Sommige  Schryvers 
van  de  voorgaande  Eeuw ,  hebben ,  op  't  ge- 
sag  vanPumus,  vastgefteld,  dat  zy  uit  doode 

Kreef- 

(f)  Tn  de  Stad  Florence  alleen,  gebruikte  men  ,  ten  ry^ 
de  van  Redi  ,  jaarlvks  meer  dan  vierhonderd  Pond  Scorpioe. 
nen ,  tot  het  bereiden  van  de  Olie  tegen  de  Venyncn»  £e  Ge* 
Kr.  In/,  p,  415, 


/ 


DE     SCORPIOENEN.  %%% 


Kreeften  geboren  werden.  Hy  hadt  deeze  Fa-  Af^e#eu 
bel  van  den  Poëet  Ovidius,  die  de  ma-LXXXl! 
nier  daar  toe  aan  de  hand  geeft  (*),  kunnen  Hoofd- 

n  ,  STUK» 

overneemen.  Anderen  hebben  gefchreeven  , 
dat  zy  uit  Krokodillen  of  derzelver  Eijeren 
voortkwamen.  Jakobus  Holleriüs  fchryft, 
dat  zekeren  Italiaan,  door  het  dikwils  ruiken 
van  het  Kruid  dat  men  Bafllicum  noemt ,  een 
Scor pioen  in  %  Hoofd  kwanj ,  die  denzelven 
met  hevige  Pyn  deedt  fterven.  Paró  heeft 
kwanswys  deezen  Scorpioen  in  zyn  Werk 
doen  af  béélden,  Avicenna  zou  ,  volgens  *t 
verhaal  van  Albertus  magnus  ,  een  Vriend 
gehad  hebben,  die,  als  *t  hem  behaagde,  uit 
zeker  rottig  Hout  zodanige  Infekten  deedt 
verfchynen. 

Men  moet  zig  over  deeze  dwaasheid  ver* 
wonderen  ,  daar  voelen  der  Ouden  reeds  van 
de  Paaring  dier  Infekten  verzekerd  waren,  wel- 
ke zy  meenden  dat  in  de  op  zodanige  wys  * 
voortgeteelde  Scorpioenea  plaats  had.  Plinius, 
immers,  getuigt  zulks  van  Afollodorus,  en 
Arisfoteles  verbeeldde  zig.  datzy  Wormp. 
jes,  naar  Eytjes  gelykende,  voortbragten ,  die 
dan  van  hun  werden  uitgebroed,  Eltanus 
hadt  het  beter ,  zeggende ,  dat  zy  jonge  Scor- 
pioentjes  ter  wereld  brengen.  Dit,  naamelyk, 

is 

(*)  Concava  litroreo  ü  demas  brachia  Canao, 
Castéra  fuppcnas  Terra:,  de  parte  fepulta, 
Scorpius  exibit ,  Caudaque  minabitur  unca. 

1.  Deel.  XUI.  Stuk.  S  J 


C82     Beschryving  van 


V.     is  door  Rebi  ,  Swammerdam  ,  Leeuwen- 
LXXXï  H0EK  *   Maüpertüis  en  anderen  bevestigd. 
Hoofd  ' Hier  door  vervalt  dan  ook  de  zonderlinge 
stuk.    uitvinding  van  Kircherüs,  om  Jongen  voort 
te  teelen  uit  doode  Scorpioenen,  die  geflampc, 
en  befproeid  werden  met  Water  ,  daar  Bladen 
van  Bafilicum  in  afgetrokken  waren, 
sterke  ver-    De  fterke  vermenigvuldiging  van  het  Onge- 
diging™^  diert  ,  heeft  aanleiding  gegeven  tot  zulke  on- 
gerymde  gistiqgejfi   De  Ouden  fielden  het  ge- 
tal der  Jongen  van  een  Scorpioen ,  t'eener 
dragt,  elf  tezyn,  maar  Redi  bevondtze  veel 
vrugtbaarder,  merkende  aan,  dat  zy  van  zes- 
entwintig tot  veertig  Jongen  draagen.   Dit  is 
nog  weinig  3  te  vergelyken  by  de  genen,  die 
de  Heer  Mauperiuis  ,  by  het  openen  zyner 
Sccrpioenen,  in  derzei  ver  Lighaam  vondt  ;naa- 
melyk  tot  vyfenzestig  toe. 
*tzyn      De  manier  van  Voortteeling  der  Scorpioenen 
pende 7n-  is  dus  veel  eenvoudiger  dan  die  van  de  meeste 
fekten.     andere  Infekten.   Zy  leggen  geen  Kijeren  ge- 
Jyk  de  Spinnekoppen ,  de  Luizen  en  anderen: 
haar  Jongen  vertoonen  zig  n;et  eerst  onder  de 
gedaante  van  een  Worm,  gelyk  die  der  Tor* 
ren  3  om  in  die  Geftalte  aan  te  groeijen  en  dan 
vervolgens  te  veranderen  in  den  volmaakten 
Staat ;  maar  haare  Voortteeling  heeft  de  mees- 
te overeenkomst  met  die  der  Viervoetige  Die- 
ren ,  en  dus  behooren  zy  weezentlyk  ,  zo  wel 
*Vivipa-  als  de  Pisfebedden,  tot  de  Jongwerpendc*  tnó fok- 
ra*        ten.   Dit  blykt  nog  te  meer  uit  de  plaatzing  > 

in 


DE  SCORPIOENEN. 


283 


in  welke  Redt  dit  gebroedfel  in  het  Lighaam  v* 
vondt  van  de  Moer ,  als  ieder  aan  een  Navel-  lxXXL 
ftrengetje  zittende  binnen  een  Soort  van  Vlies,  Hoofd- 
daar  zy  elk  door  een  fyne  Webbe  als  van  el- STÜK* 
kander  afgefcheiden  waren  :  doch  Swammer- 
dam  houdt  die  Draadjes  voor  Eijerleiders  ea 
betrekt  dus  de  Scorpioenen  tot  zyne  eerfte 
Klasfe  van  Natuurlyke  Verandering  ,  in  welke 
het  Dier  in  de  volmaakte  gedaante  voortkomt 
uit  het  Ey  f,  zig  verbeeldende  dat  de  Eijeren  *Z!e*tix. 
der  Scorpioenen  in  het  Lighaam  worden  uicge-  £™£>.6 
broed.    Hoe  't  zy,  't  is  zeker,  dat  zy,  ge- 
worpen zynde  ,  allengs  aangroei  jen  ,  en,  om 
tot  volwasfenheid  te  komen ,  geen  meer  Ver- 
andering behoeven  te  ondergaan ,  dan  de  afwer- 
ping van  de  Huid. 

De  Geftalte  van  eenScorpioen,  genoegzaam  Gcdaite. 
blykbaar  uit  de  nevensgaande  Afbeeldingen  , 
kan  eigentlyk  niet  by  die  van  een  Kreeft  ver- 
geleeken  worden,  dan  in  zo  verre  de  Samen- 
ftelling  van  het  Lighaam  aangaat,  in  't  welke 
men  geen  zo  duidelyke  onderfcheiding  vindc 
van  Borstftuk  en  Agterlyf,  als  in  de  Spinne- 
koppen ,  maar  waar  van  het  voorde  gedeelte 
vry  wel  naar  een  Kop  gelykt.  Het  Lyfisplat- 
agtig  Eyrond  ,  en  aan  't  agter  ♦  end  met  een 
dunne  Staart  voorzien ,  die  uit  verfcheide  Leed- 
jes beftaat  en  aan  't  end  een  fcherpen  krom- 
men Angel  heeft.  Doch  ik  zal  op  de  byzon- 
dere  Lighaamsdeelen  nog  een  weinig  ftaan 
blyven. 

h  Deel»  XIII.  Stuk*  S WAM- 


284    Beschryving  VAN 


V.  Swammer  dam  zegt ,  dat  de  Kop  der  Scorpioe- 
LXXXl  nen  a*s  met  ^ec  Borstftuk  vereenigd  is,  heb- 
Hoofd-  bende  boven  op  twee  Oogen  ,  en  nog  twee 
stuk.  meer  naar  vooren  toe,  onder  welken  tweeklei- 
dccien^*  ne  Armpjes  of  Nvptangen,  daar  hy  buiten 
twyfel  zig  van  bedient,  om  zyn  Aas  in  ftuk* 
ken  te  breeken  en  aan  den  Bek  te  brengen. 
Deeze  Tangen,  merkt  hy  zeerwel  aan, kun- 
nen van  het  Dier  uitgeftoken  en  wederom  zo- 
danig ingehaald  worden ,  dac  men  'er  niets  ter 
wereld  van  ziet.  Het  Borstftuk  ,  welks  bo- 
ven (te  deel  dan  de  Kop  zou  zyn  ,  heeft  van 
onderen  agt  Pooten  ,  aan  hetzelve  gewricht » 
die  met  Haairtjes  bezet  zyn  en  in  zes  Leedjes 
verdeeld,  waar  van  de  uiterften  twee  kromme 
Nageltjes  of  Klaauwtjes  hebben.  Behalve  dee- 
ze twee  Klaauwcjes,  die  in  de  gemeene  Scor- 
pioenen  zelfs  duidelyk  zigtbaar  zyn ,  heeft  de 
Vost  nog  veeïe  kleine  Nageltjes ,  waar  van  ik 
'er  zeven  tel  aan  ieder  zyde.  Op  eene  zelfde 
ry  ,  tegen  den  voorften  Poot  aan  ,  is  de  Ge- 
wrichtsholligheid  van  de  twee  Armen,  die  dik- 
ker dan  de  Pooten,  en  aan  'i  end  met  twee  ont- 
zaglyke  Schaaren  voorzien  zyn,  welke  Spieren 
hebben,  om  dezelven  fterk  te  kunnen  toekny- 
pen,  even  als  de  Kreeften  en  Krabben.  Dee. 
ze  Schaaren  hebben  Tandswyze  infnydingen 
welke  digt  in  elkander  fluiten.  Het  Agterlyf 
vondt  hy  in  zeven  Ringen  verdeeld,  aan  wier 
agterfte  de  Staart  was,  als  gemeld  is. 
De  stan*    Het  Setal  der  Leedjes  van  de  Staart 3  die  elk 

als 


DE    SCORPIOENEIT.  285 


als  een  Knobbeltje,  en  dus,  zelfs  in  kleine 
Scorpioenen,  zeer  gemakkelyk  te  onderfchei- j xXXll 
den  zyn,  heeft  eenige  aanmerking  veroirzaakt.  Hoofd- 
Swammerdam  hadt  een  groote  OostindifcheSTUlC* 
doen  afbeelden  met  drie  Leedjes  ,  en  fpreekt 
van  een  Westindifche  met  vyf  Leedjes  (*); 
doch  naderhand  merkt  hy  aan  ,  hoe  het  hem 
gebleeken  was,  dat  de  Staart  van  de  eerstge- 
melde  gebroken  en  weder  vastgelymd  ware; des 
hy  het  zelfde  gebrek  in  die  met  vyf  Leedjes 
vermoedt  te  zyn ,  als  hebbende  anders ,  in  de 
Staart  van  alle  Scorpioenen,  zes  Leedjes  waar- 
genomen ff)-  Inderdaad,  wy  vinden  by  Re* 
di  het  zelfde  aangemerkt,  die  echter  verhaalt, 
dat  de  Ouden  van  Scorpioenen  met  zes  en  ze- 
ven Leedjes  fpreeken ,  welke  laatften  zeldzaa- 
mer,  en,  volgens  Pi  in  ius,  Venyniger  dan  de 
anderen  zouden  zyn.  Strabo  ook  en  de  Thai- 
mudisten,  die  van  Bochart,  in  zyne  befchry- 
ving  der  Dieren  uit  de  Heilige  Schriftuur ,  wor- 
den aangehaald  ,  geeven  'er  ,  in  't  algemeen, 
zeven  Leedjes  aan. 

Onder  de  Italiaanfche,  zegt  Redi,  zo  wel  verfcha 
als  onder  de  Egvptifche,  die  in 't  Jaar  1657  d?rScor* 

0  - r  J  J 1  pioenen. 

aan  den  Groot  Hertog  overgezonden  werden , 
heb  ik  nooit  een  Scorpioen  gevonden  mee 
meer  of  minder  dan  zes  Leedjes.  Ik  kan  het 
zelfde  getuigen  van  de  mynen  ,  zo  Inlandfche 

als 

(*)  H;-ft.  Tnf.  Generalis  m  Quaria.  Lugd.  Bat.  173  3» 
(| )  Biblid  Nature  of  Bybel  der  Natuur.  Blads,  ps* 

U  Deel.  XII U  stuk. 


285    Beschryving  van 


V*    als  Uitheemfche  ,  die  ik  'er  thans  meer  dan  twin- 
LXXXL  tig ,  zo  gedroogd  als  in  Liqueur  3  voor  my 
Hoofd-  heb.   Misfchien  heeft  men  dat  kleine  Puntje, 
STUK#     H  welk  fommigen  en  wel  de  minsten  ,  onder 
den  Angel  hebben ,  ook  voor  een  Leedje  ge- 
houden.  Immers  ik  vind  dat  Puntje  niet  dan 
in  myne  Westindifche ,  die  zekerlyk  Venynï- 
ger  dan  de  Europifche  Scorpioenen  zyn.  In 
het  laatfte  Leedje ,  op  één  naa,  is  eenig  ver- 
fchil ,  gelyk  Red  r  te  regt  aanmerkt  ,  zynde 
hetzelve  in  de  Italiaanfche  vry  veel  langer  dan 
de  andere  Leedjes  ,  elk  op  zig  zelve >  maar  in 
die  van  Tunis  even  groot.    Ik  twyfel  of  dit 
verfchil  wel  proef  houde.   De  Kleur  verfchik 
niet  minder  dan  de  grootte.    Die  ontzagïyke 
Afrikaanfche,  van  Fig.  i,  is,  behalve  de  Ge- 
wrichten ,  geheel  zwart ;  ik  heb  een  wat  klei- 
neren, dien  ik  voor  een  Oostindifchen  houde: 
en  volmaakt  naar  den  Ceylonifchen  van  Seba- 
gelykende,  van  Kleur  zeer  fierlyk  glanzig  Kas- 
tanje-  bruin.    Zodanigen  ,  doch  kleiner,  ko^ 
men  ook  onder  myne  Westindifchen  voor ,  en 
anderen  die  geel ,  of  zelfs  die  graauwagtig  zyn. 
Onder  de  Egyptifchen  zyn  de  meésten,  zowel 
als  de  Italiaanfchen  5  zwartagtig  ^  zegt  Redi  • 
doch  in  1  Ryk  van  Tunis  aan  de  Kust  van  Bar- 
barie  ,   komen  'er  in  ongeloGflyke  menigte 
voor ,  die  grooter  zyn  en  van  verfchillende 
Kleur.   Zy  waren,  naamelyk,  uit  den  groenen 
geel  i  wat  bleekagtig  en  als  Barnfteen  door- 
fchynende ,  uitgenomen  de  Schaaren ,  die  wae 

don- 


BE    SCORPIÖENEN*  287 


donkerer  en  als  ondoorfchynendezyn.  Zelden,  v. 
zegt  hy,  vindt  men  geheel  zwarte,  en  fomryds 
zelfs  witte  Scorpioenen  ,  hoedanig  de  Kleur  h0ofd-* 
der   Jongen  ,   volgens  zyne  Waarneeming,  stuk. 
was  (*)• 

Wy  hebben  nog  niet  gelet  op  de  gedaante  Kenmer- 
der  Schaaren,  die  in  eenigen  Peerachtig  breed,  n' 
in  andertn  byna  Draadachtig  fmal  en  dim  is ; 
doch  ,  dewyl  fommigen  dit  voor  een  verfchil 
der  Sexe  houden;  zo  heeft  Linn^eus  een  an- 
der Kenmerk  opgezogt  ,  om  de  Soorten  van 
dit  Geflagt  te  onderfcheiden ;  de  Kammen  ,naa- 
melyk,  welke  zy  onderaan  den  Buik  hebben, 
op  de  fcheiding  van  het  Borstftuk  en  Agterlyf; 
naar  dat  die  uit  meer  of  minder  Tanden  be- 
ftaan.  Het  getal  der  Oogen  (telt  hy  agt  te 
zyn ,  waar  van  twee  op  't  midden  van  de  Rug 
en  drie  wederzyds  aan  het  Borstftuk.  Roesel 
twyfelt ,  of  deeze  laatfte  wel  Oogen  zyn ;  maar 
de  befchouwing  van  mynen  grooten  Fig. 
maakt  zulks  overduidelyk,  en  hier  uit  blykt, 
dat  dit  Schepzel  naar  alle  kanten ,  uitgenomen 
vlak  naar  onderen  ,  kan  zien.  De  agt  Pooten, 
groote  en  kleine 'Schaaren  ,  als  ook  het  maak- 
zei  van  de  Staart,  komen  met  het  voorgemelde 
overeen.  Van  de  drie  Openingen ,  welken  Lin- 
K/Eüs  in  de  Angel  fielt  plaats  te  hebben  Cf), 

heb 

(*)  De  Generat.  InfeBorum.  pt  na. 
(t)  Scorpionum  Anna  foraminibus  tribus  fèateatt  Syfil 
Nat  Xït 

I.  Deel.  XIII.  StüKj 


288     B  E  S  C  H  R  Y  V  I  N  G  VAN 


V.     heb  ik  de  twee  wederzyds  digt  by  de  punt,  m 
tScXLmyne  gedrooSde    Scorpioenen  ,    zo  duide- 
Hoofd-  lyk  waargenomen  *  dat  het  end  van  den  Angel, 
stuk»     regt  0p  je  punt  aan  gezien  ,  zig  volmaakt  als 
een  Vogelsneb  ,  met  twee  Neusgaten  ,  ver* 
toonde  ;  doch  de  uiterfte  punt  ,  zelve,  is  door 
't  Vergrootglas  ftomp  ,  en  zonder  eenige  ope- 
ning. 

soorten.  \  Getal  der  Soorten  van  Scorpioenen  ,  die 
Ltnn^eus  thans  opgeeft  ,  is  zes  ,  waar  onder 
zig  twee  Europifche  bevinden ,  als  volgt. 

i.  ("i)  Scorpioen,  met  de  Kammen  agutandigs  de 
Moor^he.  Schaar  en  eenlgermaaten  Hartvormig  en  gem 


Deeze  woont  in  Afrika.  Ik  heb  'er  geen  , 
met  zo  weinig  Tanden  aan  de  Kammen,  dat 
is  aan  die  Deelen ,  welken  Roesel  Vinnen  noemt, 
daar  dezelve  niet  afgebroken  zyn. 

it  fa)  Scorpioen  ,  met  de  Kammen  zes+tandiz* 
€U5;  de  Schaar  en  eemgermaate  Hartvormig  en 

Op  de  Carpatifche  Bergen ,  hedendaags  Cra- 
pak  genaamd,  aan  de  Grenzen  van  Hongarie5 
Poolen,  Moravie,enz,  ,  was  deeze  Soort  door 

Schal- 

fi)  Scorpzo  Pe&inibus  o&o- dentatls ,  Manibus  iubcordatis 
pun&atis.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  269.  X.  Gen,  238. 

(2)  Scorph  Pe&inibus  fex  •  dentatis ,  Manibus  fubcordatis 
glabris.  |  Syjf.  Nat.  XlU 


DE    SCORPIOENEN.  289 


Sch aller  gevonden*     Gronovius  geeft  'er  V. 
een  op  met  vyf  Tanden  aan  de  Kammen,  ^txXXl. 
de  Schaaren  dik  ,  effen  ,  overlangs  geftreept ;  Hoofd- 
doch  meldt  de  woonplaats  niet.  Zyn  Voor-  STUK*  < 
werp  was  maar  anderhalf  Duim  lang,  zwart- 
agtig  van  Kleur  (*> 

Cs)  Scorpioen,  met  de  Kammen  dertien*  Tan*  nr. 
dig ,  de  Schaaren  eenigermaale  Hartvormig  Afrikaan* 
en  Kamig.  £^UI. 

Fig.  i. 

Deeze  Soort  is  veel  beter  bekend  dan  de 
voorgaanden.  Linn^eus  betrekt  'er  de  Oost- 
indifche  toe  van  Swammerdam  en  Roesel, 
als  ook  den  Ceylonfchen  van  Seba  ;  doch 
waarom  ook  niet  dén  Brafiliaanfchen  van  dien 
zelfden  Autheur  ,  welke  veel  overeenkomst 
met  dat  fraaije  Stuk  van  Plaat  GIII.  Fig.  i , 
uit  myne  Verzameling,  fchynt  te  hebben,  het 
welk  zekerlyk  hier  t'  huis  behoort.  Roesel 
brengt  de  redenen  by ,  waarom  hy  gelooft ,  dat 
dèeze  Soort  van  Scorpioenen  ook  in  Afrika  , 
eri  wel  aan  de  Kust  van  Guinée ,  gevonden 
worde,  Myn  Voorwerp ,  welks  langte  ,  zon- 
der de  Schaaren ,  nagenoeg  agt  Duimen  is  , 

heeft 

(*)  De  Jongen  der  Italiaanfche  hebben  ^  zo  Doktor  Sco« 
K>li  aanmerkt ,  één  Tand  minder  aan  de  Kammen ,  dan  de 
volwasfènen. 

(3)  Scorpio  Peftinibus  tüedecim  -  dentatis  ,  Manïbus  fub- 
cordatis  pilofis.  M.  L.  U.  429»  SWAmm  Bibl,  T.  3.  f.  3* 
Qiarto.  T.  6.  Sf.b,  Muf.  I.  T.  70,  f,  4,  Pet#  Ca»,  T*  ij, 
i\  2.  ROES.  Inf.  III.  p.  390.  T.  6$. 

I.  DEEL»  XIII,  STUK*  T 


spo     BESCKRVVÏNC  VAN 


V.    heeft  de  Kammen  met  veertien  Tanden  ;  doch 
Afdeel*  die  Oostindifche ,  waar  van  ik  hiér  voor  fprak, 
hSL  1  fierlyk  Kastaöje  -  bi-uin  van  Kleur  zynde  , 
stuk.     heeft  de  Kammen  maar  twaalf-  Tandig.  Het 
uiterfte  Lid  van  de  Staart,  op  één  naa,  is  in 
beiden  kennelyk  langer  dan  een  der  anderen, 
en  in  de  gedagte  zwarte,  van  onze  Af  beelding, 
ongevaareen  Duim  lang.   In  beiden  is  de  Buik 
bruinagtig  geel,  op  de  zyden  wit,  zo  wel  als 
de  Voegen  van  het  Lyf ,  en  het  ronde  Leed  je 
met  den  Angel  byna  Koraal  -  rood.    Het  heeft 
geen  klein  puntje  onder  den  Angel.   De  langte 
van  het  laatstgemelde  Voorwerp  is,  gelyk  die 
van  den  Ceylonfchen  van  den  Heer  Grono  - 
vius,  omtrent  vier  Duimen.   Indien  de  Kop 
onder  het  Borstftuk  verborgen  zit ,  gelyk  zyn 
Ed.  fchryft  (*)9  zo  moeten  de  Oogen  dan  op 
het  Borstftuk  ftaan,  waar  van  'er  twee  in  't 
midden,  en  drie  ter  wederzyde  aan  de  Schou- 
ders, in  de  mynen  zig  zeer  duidelyk  vertoo- 
nen.   De  Haairigheid  op  de  Schaaren  en  Poo- 
len van  dien  Oostindifchen ,  is  van  weinig  be- 


(4}  Scorpioen ,  met  de  Kammen  vet.rtieh.Tan* 


(*)  Caput  fub  Thorace  latens.  Zoóphyl.  Gron.  Fafc.  II. 
pag  219. 

(^)Scorpit  Pcaifribtïs  quaruoïdedm  -  dentatis  ,  Manibus 
fubciliatis  ,  Digitis  filiïörmibas.  Roes.  In/.  Hl.  p.  352,  T. 
66.  f.  5, 


lang. 


Amerkus. 
Westindi* 
iche. 
PI.  CIIT. 
Fig,  2. 


ÖË    SCORPIOENEN.  fipï 


Deeze  Soort,  die  dan  de  Westindifche  zou  % 
willen  zyn  ,  is  door  onzen  Autheur  niet  wel  lxxXL 
befchreeven.   Wy  krygen  van  Suriname  Scor-  Hoofd-  , 
pioenen,  die  van  twee  tot  drie  Duimen  langjSTUK# 
en  fommigen  bruinrood  ,  anderen  geel  ,  ande- 
ren, gelyk  die  van  onze  Afbeelding,  Fig.  23 
graauwagtig  van  Kleur  zyn  ;  hoedanig  eenen 
Roesel  vertoont;  maar  in  deeze  allen,  zoveel 
ik  'er  geteld  heb,  zyn  de  Kammen  ieder  met 
agttien  Tanden  voorzien,  en  byden  Angel  van 
de  Staart  is  een  klein  puntje,  dat  in  de  voor- 
gaande Soort  ontbreekt*  De  Schaar  en  zyn  door- 
gaans ook  veel  fmaller  en  loopen  aan  't  end 
Draadagtig  dun  uit*  Het  laatfte  Leedje  op  één 
naa  verfchilt ,  in  fommigen  ,  zo  veel  niet  in 
langte  van  de  andere  Leedjes.    De  Haairigheid 
op  de  Schaaren,  Staart  en  Pooten,  is  niet  zeer 
aaumerkelyk* 

(5)  Scorpioen,  met  de  Kammen  agttien»  Tan*  v. 
dig ,  de  Schaaren  hoekig.  ^mw^ 

Deeze  Kenmerken  hebben  weinig  overeen-  **•  C1W 
komst  met  de  geiteldheid  van  onze  Europifche 
Scorpiocnen,  waar  van  'er  één,  die  wy  zeker 
weeten  uk  Tyrol  afkomftig  te  zyn,  in  Mig.  3, 
is  afgebeeld.     Dezelve  naamelyk  heeft  geen 

agt* 

(5)  Scorpio  Pe&inibus  o&odecim  -  denratis  ,  Manibus  an- 
galatis.  M.  t*  U.  4*9*  Mouff.  /»ƒ.  204*  Aldrov,  lnf% 
577.  RAJ.  Inf  9.  ROES.  Inf  lil,  T.  66.  f.  I,  2.  SGH/EFF, 
Èkm.  T.  113.  SULTZ,  Inf  T-  23.  £  *So. 

I.  DEEL..  XIII.  STUK.  T  2 


a©i    Beschryving  van 


V.  agttien  5  maar  tien  Tanden  in  ieder  Kam  5  en 
LXXxi'.  Doktor  Scopoli  heeft  niet  meer  dan  negen  Kam- 
Hoofd-  tanden  in  de  Kaf  niolifche  waargenomen,  die  te 
stuk.  Gorits  gemeen  is ,  komende  zelfs  in  de  Huizen 
voor.  Gronovius  zal3  waarfchynlyk>  de  Tan. 
den  niet  geteld  hebben ,  in  die  Soort ,  welke 
zyn  Ed.  op  deeze  aanhaaling  befchryft  en  hem 
door  Pater  Poda  was  gezonden  (*) :  doch  zyn 
Ed.  merkt  wel  te  regt  aan ,  dat  dezelve  onder 
den  Angel  geen  puntje  hebben  >  het  welk  Lin- 
n^eus  gezegd  hadt  (f\  'Waarfchynlyk  zyn 
onzen  Ridder  de  Westindifche  voor  de  Italiaan- 
fchen  in  de  hand  geflopt  geweest :  't  welk  nog 
te  meer  te  vermoeden  is  3  om  dat  Roesel  en 
anderen  3  die  de  Europifchen  afbeelden  3  dat 
puntje  ook  daar  aan  niet  hebben  waargenomen* 
't  welk  zekerlyk  in  de  kleine  Surinaamfche  plaats 
heeft.  De  hoekigheid  der  Schaaren  is  genoeg- 
zaam blykbaar. 

In  de  Scorpioenen  van  ons  Wereldsdeel  fchynt 
een  aanmerkelyk  verfchilvan  Kleur  te  zyn.  De 
onze  is  zwartagtig,  gelyk  REDizegt,  dat  de 
meeste  Italiaanfche  zyn,  en  wel  rykelyk  twee 
Duimen  lang  Die,  welken  fommige  Lui- 
den uit  Italië  enTyrol,  levendig  3  in  Doozen 

te 

(*)  Scorpio  Pe&inutn  denticulis  o&odecim  ,  &c#  Zooph» 
Cron.  Fafc.  II.  p,  220.  N.  951. 

(f)  Cauda  fub  aculeo  raucronata  eft.  Syft.  Nat.  X,  XII. 

(4)  Non  raro  biuncialis%  zegt  Doktor  Scojoli  van  deeze- 
pag.  405. 


DE      SCORPIOENEN.  293 


te  Neuremburg  brengen ,  omze  aan  de  Apothe- 

,  i    t    i_    •     r  Afdeel* 

kers  te  verkoopen  ,  waren  ten  deele  bruin  or  lxxXI. 

zwartagtig  rood,  en  altemaal  nog  zeer  Jong;  Hoofd- 
't  welk  daarom  gefchiedt ,  dat  ,  als  'er  een  STUK* 
Oude  zig  by  bevindt  ,  de  anderen  meeften- 
deels  daar  door  opgevreten  worden.  Dat  de 
jongde  wit  waren,  deedt  hem  befluiten  ,  dat 
zy  de  Verhuiding  ondergaan ,  gelyk  andere  In- 
fekten,  en  haare  langzaame  aangroei  jing,  dat 
zy  wel  twee  of  drie  Jaaren  noodig  hebben , 
om  tot  volwasfenheid  te  komen.  Eindelyk 
werden  hem  eenigen  toegebragt,  die  haar  vol- 
komen grootte  hadden ,  en  deeze  waren  ,  aan 
de  bovenzyde,  op  het  Lyf ,  taamelyk  hoog- 
rood, van  onderen  geelagtig,  de  Kop,  Armen 
en  Schaaren  ,  uit  den  blaauwen  zwart ,  met 
eenig  rood  doormengd.  Hy  heeft  zo  wel  de 
Kammen  die  hy  de  Vinnen  noemt  ,  als  den 
Bek  met  de  Nyptangen,  die  daar  nevens  zyn , 
zeer  fraay  in  afbeelding  gebragt,  en  heeft  on- 
der aan  't  Lyf  eene  opening  ontdekt ,  die 
mooglyk  tot  ontlasting  van  Vuiligheden  of 
tot  de  Paaring  zal  dienen.  De  een  ,  die  zeer 
dik  van  Lyf  was,  verbeeldde  hyzich  een  Wyfje 
te  zyn  ;  doch  clan  zou  het  verfchil  der 
Schaaren  ,  ten  dien  opzigte  ,  niet  in  aanmer- 
king komen.  In  de  Kammen  merkt  hy  ook 
aan  ,  dat  maar  tien  Tanden  waren  ,  en  kon 
zulks  met  de  menigte  van  Kam -tanden  , 
welken  Linn^üs  aan  de  Italiaan fche 
I.  Deel.  xiii.  stuk*         T  3  Scor« 


294    Beschryving  van 
V.     Scorpioencn  toefchryft  ,   niet  overeenbren? 

stuk.  00  Scorpioen  5  die  twee- en-  dertig  Tanden 
m  YK  aan  de  Kammen  heeft,  en  de  Scbaaren 

Aaflrahs, 

Zuïdland-  zlcid* 
fche.  ö 

Zodanig  een  wordt  door  Linn^us  thans  ia 
Afrika ,  en  misfchien  ook  in  Amerika ,  gezegd 
te  huisvesten.  Gronovits  brengt  een  Infekt 
t'  huis  onder  dit  Geflagt ,  het  welke  in  't 
geheel  geen  Kammen  ,  de  Staart  Draadagtig 
dun  en  weerloos  of  zonder  Angel  ,  maar  de 
Schaaren,  aan  het  middelde  Lid,  mee  eenfter- 
ken  Doorn  gewapend  heeft.  Het  geleek  voor 
3t  overige  naar  een  Scorpioen  ,  was  Kastanje- 
bruin 5  en  kwam  uit  Indie  (f )  Die  Scor- 
pioen van  Brafil ,  met  twee  Staarten,  waar 
van  Seba  de  afbeelding  geeft,  zal  waarfchyn- 
lyk  door  konst  dus  toegefteld  zyn. 

f*)  Infikten  -  Beiu/t.  III.  Theill.  pag.  3  82. 
(%)  Scorpio  rc&inibus  triginta  duo  dentatis  ,  Manibus  lx. 
vibus.  Syft.  Nat.  X.  Sp.  5* 

(t)  Scorpio  Pe&initms  nullis  &c.  Zooph.  Gron*  Fase,  ir.p. 


LXXXtf". 


de  Krabben. 


*93 


LXXXII 

LXXXII.     HOOFDSTUK.  Hoofb, 

STUK» 

Befchryving  van  't  Geflagt  der  Krabben  en 
Kreeften;  waar  inderzelver  gemeene  eigenfchap* 
pen  en  verfcbülendheden  >  zo  ten  opzigt  van  deeze 
Dieren  in  h  algemeen ,  als  van  derzelver  byzonde- 
re  Soorten,  owflandig  worden  aangeweezen*  De 
Soldaaten  of  Kluizenaars  en  dergelyke  middel- 
Jlagtige9  als  ook  de  Garnaalen ,  Zee  -  Vlooijen 
en  anderen ,  zyn  daar  onder  vervat. 

TT\e  Krabben  en  Kreeften  worden  door  Naam. 
rraf  LiNNiEus  in  een  zelfde  Geflagt  t'huis  ge- 
bragt.  Zyfchynen,  inderdaad,  ongemeen  naa 
met  elkander  vermaagfchapt  te  zyn  ,  en  ,  in 
hoedanigheid  zo  zeer  van  de  Scorpioenen  ver* 
fchillende,  konden  zy5  naauwlyks,  op  derge- 
lyke manier,  als  die  ,  onderfcheidcn  worden. 
De  gaaping  zou  te  klein  zyn  geweest ,  tusfchen 
deeze  twee  Geflagten ,  welke  ook  beide  onder 
den  Latynfchen  naam  van  Corner  begreepen 
zyn.  Dewyl,  echter  ,  de  Krabben  en  Kreeften 
zo  zeer  in  gedaante  verfchillen,  zal  ik  van  elk 
in  't  byzonder  fpreeken. 

KRABBEN. 

De  Nederduitfche  naam  der  Krabben  zal  van 
bet  Hoogduitfche  woord  Krebs  afkomstig  zyn, 
dat  men  in  't  Fransch  navolgt  met  den  naam 

l.  Deel.  xill.  Stuk.       T  4  van 


29(5    BESCHR  YVING  VAN 


^  van  Crabe  ,  en  in  't  Engelfch  met  dien  van  the 
Lxxm*:  Cra&-  De  S  weeden  noemenze£ra&/;a.  Van  het 
Hoofd-  Latynfche  woord  Cancer,  dat  van  het  Griekfch 
stuk.  KarHnos  fchynt  geformeerd  te  zyn,  hebben  de 
Italiaanen  hun  Crancbio  en  Granzo^  de  Spaan- 
fchen  hun  Cangreio  ontleend.  De  Griekfche 
naam  heeft  een  zeer  duidelyke  afleiding  van  de 
beweeglykheid  der  Oogen  ,  die  iets  byzonders 
is  in  deeze  Infekten. 
van^de'1  Aristoteles  geeft  tot  Kenmerken  van  de 
Kreeften.  Krabben  op,  dat  zy  het  Lighaam  rond  hebben, 
zonder  Staart,  en,  fchoon  dit  wel  niet  volko- 
men waar  is,  zo  blykt  nogthans,  dat  de  alge* 
meene  naam  van  dit  Geflagt  toepasfelyker  z;y 
op  de  Krabben  dan  op  de  Kreeften  ,  die  zeer 
blykbaar  geftaart  zyn.  Sommigen  hebbenze 
onder  de  Visfchen  t'huisgebragt ,  doch  de  Poo- 
ten  maaken  een  zeer  duidelyke  onderfcheiding. 
Anderen  betrekkenze  tot  de  Zee  -  Schepzelen 
of  Waterdieren,  die  geen  Bloed  hebben,  waar 
van  Plinius  drie  Geflagt  ca  telt ;  die  zagt  van 
Huid  zyn  ;  die  het  Lighaam  met  een  Kom  be- 
kleed hebben  ;  en  *  die  in  een  harde  Schaal 
huisvesten,  gelyk  de  Hoorens  en  Schulpen. 
Aldrovanöus  ,  deeze  verdeeling  volgende  , 
befchryfc  zodanige  Waterfcheplzelen  in  drie  Boe- 
ken, met  by voeging  van  een  vierde  over  de 
Plantdieren ,  en  dus  maaken  de  Kreeften ,  Krab- 
ben ,  Garnaalen  en  dergclyken  ,  zyn  geheele 
tweede  Boek  uit  ;  als  onder  de  bloedelooze 
Pieren,  van  dien  aart '3  de  eenigften  zynde, 

welke 


de  Krabben. 


297 


welke  een  Korstagtig  bekleedzel  hebben.    De  V. 
Torren  echter  en  anderen  ,  hebben  dat  ook  >AjXmL  ' 
zelfs  de  Scorpioenen  ;  des  zulks  geen  onder- Hoofd- 
fcheid  maakte,  of  beletten  kon,  van  de  Krab-slUiv' 
ben  in  de  Afdecling  der  Dieren  ,  die  de  Infek- 
ten  bevat,  te  plaatzen  ;  te  minder  ,  daar  die 
naam  aan  dezelven  ,  ten  minfte  aan  de  Kreef- 
ten, Garnaalen,  Zee  •  Vlooijen  en  dergelyken  , 
wegens  de  verdeelingen  of  infnydingen  van 
haar  Korstagtig  bekleedzel,  dat  verfcheide  Rin- 
gen om  het  Lyf  maakt ,  weezentlyk  behoor- 
de. 

In  verfcheide  opzigten  zyn  de  Krabben  ver'r^^ 
wonderlyke,  ja  byna  affchuwelyke  Dieren.  Haar  ***** 
rnaakzel,  vooreerst,  noch  misfelyker  dan  dat 
van  een  Spinnekop,  alzo  haar  Lyf  maar  uitéén 
enkel  ituk,  zonder  Kop,  Borstftuk  of  Staart, 
fchyntte  beliaan  :  de  langte  derPooten,  die  in 
fommigen  geheel  buitenfpoorig  is ;  de  grootte  van 
de  Schaaren,  die  zy  hebben,  en  de  gedoorn- 
heid  van  de  Schulp,  geeft  haar  een  zonderling 
aanzien.  Haar  gang  is,  bovendien  ,  niet  minder 
vreemd,  dan  die  van  fommige  Spinnetjes,  en 
in  eènigén  zo  vlug  ,  dat  zy  een  Menfch  ,  die 
op  zyn  hardde  draaft ,  oncloopen.  Behalve 
voorwaard s  ,  gaan  zy  dikwijs  ter  zyden  uit, 
en  fomwylen  ook  wel  agtervvaards,  indien  zy 
kunnen.  Zy  leeven  zo  wel  op  %  Land  als  in 
en  ondqr  Water;  ja  eenige  Soorten  fchynen 
naauwlyks  Water  te  behoeven,  onthoudende 
?ig  meest  op  't  drooge,  in  de  Bosfchen.  Men 

I.  Deel,  xiil.  Stuk.  T  ƒ  kan 


£98     Beschryving  van 


V,    kan  de  gewoone  Krabben  ook  verfcheide  Wee- 
Afdeel. tejj  ?  ja  Maanden,  levendig  bewaaren ,  zonder 
lxxxh.  Water.    Men  vindt  'er  in  de  Rivieren  en  in 
tsTUK.  cje  ^ee  3  doch  van  de  eerst  gemelde  *  zo  't 
fchynt,  niet  dan  in  de  Zuidelyke  deelen  van 
Europa,  ten  minste  in  Duitfchland  of  Vrank- 
ryk  niet  ,  maar  wel  en  overvloedig  ,  volgens 
Matihiolüs  ,  in  Toskanen.    Ook  waren  de 
Rivier -Krabben  by  de  Oude  Geneeshecren  > 
zo  Grieken  als  Arabieren  ,  in  de  grootfte  ag~ 
ting.    De  Zee* Krabben  vindt  men,  zowel 
in  de  heete,  als  in  gemaatigde  en  koude  dee- 
len des  Aardkloots  ;  ja  overal  ,  byna  ;  daar  de 
Zee  eenigc  Kust  bcTpoelt. 
Paaring.      Gelyk  onder  de  Inlokten  ,  in  't  algemeen, 
zo  zyn  'er  onder  de  Krabben  ook  Manne- 
tjes en  Wyfjes  ,  die  eenigermaate  in  Kleur, 
en  tevens  in  Geftake  verfchillen.    Het  Man- 
netje is  rooder  dan  het  Wyfje  ,  dat  blaauw- 
agtiger  is  en  de  Staart  veel  breedcr  heeft  y 
om  de  Eijeren  daar  mede  te  kunnen  vasthou- 
den.   In  de  Paartyd  fchynt  'er  als  een  Oor- 
log plaats  te  hebben  tusfehen  de  Mannetjes , 
die  elkander  ,  by  herhaaling  ,  met  den  Kop, 
gelyk  de  Rammen  ,  ftooten.    De  Paaring  ge- 
fchiedt  zeer  natuurïyk ,  wordende  het  W yf  * 
je  ,  dat  op  de  Rug  legt  ,  van  het  Mannetje 
gedekt,  zodanig  dat  Buik  tegen  Buik  en  Staart 
tegen  Staart,  gevoegd  worde*   Sommigen  leg- 
gen de  Eijers  in  het  Zand  ,  aan  den  Oever 

van 


de  Krabben* 


*99 


van  de  Zee  of  Rivieren ,  alwaar  die  dan  door  v- 


De  Krabben  paaren  hier  te  Lande  in  't  Voor HüOFJ 

•  STUK» 

jaar  ,  wat  vroeger  ol  laater  naar  't  Saizoen,  en 
eenige  Weeken  daar  na  begint  men  de  Eijer- 
tjes  aan  de  Staart  te  zien  ,  die  in  't  eerst  geel- 
agtig  wit  van  Kleur  zyn,  doch,  naar  dat  zyin 
grootte  toeneemen  ,  allengs  rood  of  Oranje- 
kleurig worden.  Leeuwenhoek  begrootte  het 
getal  derzelven^  in  ééne  Krab3  op  twee  mil- 
lioenen,  het  welk  een  verbaazende  Voorttee* 
ling  zou  veroirzaaken .  indien  niet  een  groote 
menigte  tot  Spys  ftrekte  van  Visfehen  en  an- 
dere Waterdieren. 

De  Natuur  heeft  de  Krabben  met  een  der-  verfmk 
gelyke  eigenfchap  ,  als  de  meeste  andere  In-  in* 
fekten,  begaafd  5  van  naamlyk  haar  bekleedzel 
fomtyds  af  te  werpen ,  te  verhuiden  of  te  rui- 
jen ,  gelyk  men  't  dikwils  noemt.  Dit  doen  zy 
gemeenlyk  in  de  Zomer,  en  dan,  met  een  nieu- 
we Korst  verfchynende  ,  houden  zy  zig  eenige 
Dagen  ftii,  als  afgemat  of  zwak  op  het  Zand 
leggende ,  tot  dat  haar  bekleedzel  genoegzaam 
Iterk  geworden  is,  om  haar  tebefchutten.  Ge- 
duurende  dien  tyd  eeien  zy  ook  niet ,  en  men 
zou  haar  dus  gemakkelyk  vangen  kunnen  ,  in- 
dien zy  alsdan  niet  geheel  vermagerd  waren. 
Men  ziet ,  derhalve  ,  dat  zulks  niet  aan  het 
afneemen  van  de  Maan  toe  te  fchryvenzy  5  ge- 
lyk de  Ouden  beuzelden.  Vervolgens  hunne 
h  Deel.  xui.  stuk*  krag- 


de  Zonnelchyn  worden  uitgebroed. 


Afdeel,  ' 

LXXXII. 
HOOFD* 


300      BESCHR  YVING  VAN 


V.     ten  weder  bekomen  hebbende  5  hervatten  zy 

ixxxil'  haar  gewoone  Levensmanier. 

Hoofd-  De  Krabben  eeten  allerley  Soort  vanGedier- 
bTük'  te  9  dat  zig  niet  voor  haar  in  eene  harde  Schaal 
ecze'  kan  verfchuilen*  Wormen  ,  Slakken  en  alle 
Slymerige  of  weeke  Schepzelen ,  zo  in  't  Wa- 
ter als  op  't  Land  voorkomende  ,  ja  zelfs  Gras? 
Kruiden ,  Aard  en  Boom  -  vrugten  3  zyn  haare 
Spyze:  want  zy  blyven  niet  altoos  onder  Wa- 
ter ,  en  men  vindt  'er  die  zig  geduurig  op  't 
drooge  onthouden.  Dat  zy  de  Oesters  zeer 
beminnen  3  blykt  uit  het  Berigt  der  Ouden  y 
aangaande  haare  loosheid  5  om  dien  Visch  te 
kunnen  bekomen.  Deeze  verhaalen3  dat  een 
Krab  met  haare  Schaaren  een  Steentje  neemt, 
en  't  zelve  tusfchen  de  Schaalen  van  een  gaa- 
pende  Oester  in  fteekt ,  waar  door  die  dan  de- 
zelven  niet  kan  fluiten ,  en  dus  van  de  Krab* 
op  haar  gemak  5  wordt  uit  de  Schulp  gehaald 
en  opgegeten.  Onder  de  Kerkvaderen  hebben 
verfcheidene  deeze  loosheid  der  Krabben  opge- 
vyzeld  ,  en  Ambrosius  3  in  't  byzonder  ,  be- 
fchryft  dezelve  uitvoerig  ,  gelyk  Oppjanus 
ook  in  zyn  Gedigt:  (*).  i9  Die  loosheid  ,  van 
9,  Oesters  te  betrappen ,  meen  ik  dat  alle  Krabben 
55  bezitten5zegt  Aldrovandus:  want  inde Moe- 
,3  rasfen  van  zoete  Wateren  >  zo  wel  als  in  Rivie- 
ren, 


(   —  Parvum  madida  de  rupe  lapillum 

Obliquus  tollit  Cancer,  Chelisque  recurvis 
Continet ,  in  Testis  Lapidem  demitnt  apertls ,  &c. 


de  Krabben.  301 


„  ten  3  ver  van  de  Zee  af,  komen  ook  Oesters  V. 
3,  voor,  zo  wel  als  Krabben."  lxxxu^* 
Dat  deeze  Dieren  niet  van  voorzigtigheid  Hoofd- 
ontbloot  zyn,  blykt  uit  de  byzonderheden ,  die STUK* 
men  ons  verhaalt  van  de  Land -Krabben  derK^aa^e"ng 
Westindiën.    Zy  ontwyken  den  Mensch  met 
de  vlugt,  wanneer  hy  met  een  Stok  is  gewa- 
pend, en  keeren  zig,  als  men  ze  vatten  wil , 
gemeenlyk  op  de  Rug,  om  zig  dus  met  haare 
Schaaren  te  kunnen  verdedigen.   By  een  Poot 
gevat  wordende ,  laaten  zy  een  ftuk  daar  van 
in  de  loop ,  om  haar  leven  dus  te  redden ,  en 
den  vanger  te  ontkomen.    Zy  hebben ,  zo  wel 
als  de  Haagdisfen  en  veele  Slangen ,  de  gewoon- 
te, om  zig  eenmaal  's  Jaars  naar  't  Strand  te 
begeeven  5  en  zig  daar  in  't  Zeewater  te  baa- 
den ,  9t  welk  tot  geen  ander  oogmerk  fchynt  te 
dienen  ,  dan  om  ,  na  dat  zy  de  Eijeren  aldaar 
in  ft  Zand  hebben  geworpen ,  de  Huid  week  te 
maaken,  om  dus  dezelve  afteleggen.  Mid- 
delerwyl  worden  dus  ook  de  Eijeren  van  de 
Staart  los  gemaakt  en  komen  op  't  Strand  uit, 
daar  men  de  jonge  Krabbetjes  wel  haast  ziet 
kruipen ,  en  eerlang  de  groente  zoeken ,  trek- 
kende vervolgens  met  de  Ouden,  troepswyze, 
Landwaard  in.    Zie  daar  een  wonderlyke  in- 
geeving  der  Natuur  ,  welke  deeze  Dieren  den 
koers  aanwyst  naar  de  Zee  ;  en  haar  op  den  be- 
hoorlyken  tyd  derwaards  doet  vertrekken ,  om 
dus  de  Voortteeling ,  zo  wel  als  de  Verhuiding, 
ter  uitvoering  te  kunnen  brengen.  Men  wil , 

I.  Deel.  XIII*  Stuk*  dat 


302     Beschryving  van 

V.     dat  haare  Marsch  3  uit  de  Bosfchen  naar  het 
lxx fiiL'  Strand  ,  altoos  in  een  regte  lyn  gefchiedde  , 
Hoofd-  zonder  eenige  omwegen;  zo  dat  zy  zelfs  over 
stuk.     Huizen  ,  Kerken  en  Bergen  klimmen  (*)  ^ 
klauterende  by  Muuren  op  ,  daar  zy  dikwils 
dan  afvallen  zouden  ,  en  zig  gevaarlyk  kwet- 
zen. 

't  Is  bekend ;  dat  de  Huizen  en  andere  Ge- 
bouwen, op  de  Voor  «  Eilanden  van  Amerika, 
daar  zulks  door  Pater  Labat  was  waargeno- 
men ,  gemeenlyk  laag  en  genoegzaam  alle  van 
Hout  zyn :  ook  moet  men  daar  zig  geen  zoda- 
nige  Kerken  ,  als  wy  hier  in  Europa  hebben , 
voordellen,  ten  minste  niet  ten  platten  Lande- 
Bergen  zyn  'er  ook  niet  van  zulk  een  verba- 
zende hoogte  j  als  in  Peru ;  *t  welk  dit  mirakel 
grootelyks  vermindert.  Waarfchynlyk  zullen 
de  Bosfchen  i  daar  zy  zig  in  Gaten  onder  den 
Grond  onthouden,  dikwiis  geen  Mylen  van  de 
Zee  zyn.  Ondertusfchen  getuigt  men  ,  dat  zy. 
by  dag  en  nagt  reizen,  plei tierende  alleen  re- 
gulierlyk  op  het  heetfte  van  den  Dag.  Zy  zul- 
len mooglyk  by  dag  haar  Koers  naar  de  Zon 
en  by  nagt  naar  de  Sterren  rigten:  gelykerwye 
de  Indiaanen ,  in  dat  Wereldsdeel  >  de  gewoon- 
te hebben.  En ,  of  die  regte  lyn  ,  van  haarc 
V\roonplaatzen  naar  de  Zee  ,  wel  ooit  naauw* 
keurig  waargenomen  zy,  zou  men  mogen twy- 
felen, 

Vaft 


(*)  BASTER  Natuur^  Uitfpanningen.  II#  DEEL  ,  blacfa. 


de  Krabben.  303 

Van  deeze  Land  -  Krabben  ondcrfcheidt  men  V. 
vier  Soorten.  Te  eerden,  Tour lonroux genaamd,  LXXm.# 
vallen  op  't  hoogfte  drie  Duimen  breed.   Zy  Hoofd- 
zyn  rood  van  Kleur ,  en  hebben  de  flinker  Schaar  STU*- 
altoos  kleiner  dan  de  regtcr.   Die  men  Crabes 
noemt  verfchülen  van  dezelven  in  grootte  en 
in  Kleur:  men  vindt  'er  die  paarsch  of  Violet, 
en  die  wit  zyn.    De  eerden  onthouden  zig  in 
de  Valeijen  der  Bergen,  in  Bosfchen  en  Suiker 
Plantagien :  de  witte  op  laage  Moerasfige  plaat- 
fen  ,  niet  ver  van  den  Oever  der  Zee.  Van 
deeze  heeft  men  er  op  Guadaloupe,  die  meer 
dan  zeven  Duim  breed  zyn:  zy  hebben  tienen 
dus  twee  Pooten  meer  dan  de  Tourloarotix ,  wel-  * 
ke  tot  Spyze  meest  ,  en  de  witte  allerminst 
geagt ,  ja  ook  gevaarlyk  zyn.     Een  vierde 
Soort ,  genaamd  Criqiies  ,  in  de  Rivieren  zig 
onthoudende,  veel  platteren  harder  van  Schaal, 
wordt  zelfs  van  de  Negers  en  Indiaanen  niet, 
dan  by  gebrek  van  ander  Voedzel,  gegeten. 

De  Krabben  zyn  een  zeer  gewoone  Spyze  zy  ftrek- 
in  alle  de  Franfche  Volkplantingen,  zo  op  de 
Eilanden  als  aan  de  Vaste  Kust.  Sommigen 
noemenze  het  Manna  der  Westindiën:  want  de 
Karibaanen  eeten  byna  niets  anders  ,  en  voor 
de  Negers  (trekken  zy  tot  een  groote  verfna- 
pering  ;  terwyl  zy  ook  van  de  Blanken  niet  ver- 
worpen worden-  Qp  Cayenne  ,  in  't  byzen- 
der ,  daar  het  dikwils  aan  toevoer  van  gezou- 
ten Vleesch  en  Visch  mankeert,  wordt  de  Volk- 
planting 'er  grootelyks  door  gefpyzigd.   By  't 

I,  Deel»  XUI.  Stuk*  ill- 


304      BESCHR  Y  VING  VAN 

V.     inkomen  der  Rivier  van  de  Berbiesjes  is  een 
Afdeel.  203^    jat  men  het  Krabben  -  Bosch  noemt* 
Hoofd'-  wegens  de  menigte  van  dit  Gedierte  ,  't  welk 
stuk.     zig  daar  onthoudt  en  gevangen  wordt  De 
genen  ,  ondertusfehen  ,  die  men  in  zodanige 
Bosfchen  aan  de  Zeekant  vindt,  (zynde  veelal 
van  de  gedagte  witte  Krabben  , )  worden  fom- 
tyds  vergiftig  door  het  eeten  van  de  Vrugten 
of  Bladen  der  Manchenilje  -  Boomen ,  of  ook 
van  de  Gevoelige  Planten  :  weshalve  het  een 
algemeene  Regel  is,  de  zodanigen  niet  te  ee- 
ten ,  welke  onder  Verdagte  Boomgewasfen  of 
Kruiden  gevonden  zyn.    Ten  opzigt  van  die 
der  Gebergten  wordt  minder  zwaarigheid  ge- 
maakt. 

De  Eijeren,  die  klein  zyn  en  rond,  trops- 
wyze  aan  elkander  gevoegd  gelyk  de  Kuit  der 
Visfchen ,  verftrekken  tot  een  niet  minder  fmaa- 
kelyke  Spyze.  Gekookt  zynze  rood  ;  maar 
anders  witagtig  ,  hangende  aan  de  Baardjes, 
welke  de  Staart  naar  't  Lyf  toe  heeft,  ineen 
witagtige  dikke  StofFe,  welke  door  *t  kooken 
wit  wordt  als  Eijerwit.  Zy  zitten  als  twee 
Kluwens  van  eikander  gefcheiden  door  een 
Vlies,  ter  wederzyde  van  de  Staart.  Behal- 
ve deeze  witte  StofFe,  die  het  Vet  der  Krabben 
genoemd  wordt,  hebben  de  Mannetjes,  in  plaats 
van  Eijeren,  eene  groenagtige  StofFe,  Taumalin 
genaamd,  't  welk  de  Saus  is,  daar  menze  mede  eet. 
Ten  dien  einde  wordt  de  Schaal  van  de  Rug 
opgeligt,  en,  dezelve  affcheidende  van  de  on- 
der- 


de  Krabben* 


derfte  Schaal  *  waar  de  Pooten  en  Schaarenaan  Af^el<- 
gehecht  zyn,  vergadert  men  in  een  Lepel  al  Lifcxiï. 
de  Taumalin  der  Mannetjes  met  het  Vet  *  en  Hoofd* 

STUK. 

daar  mede  worden  zy  gegeten.  Ook  ftrektdie 
Stoffe  tot  een  Kenmerk,  dewyl  men,  als  de- 
zelve zwart  bevonden  wordt,  de  Krabben  wel 
mag  rekenen  vergiftigd  te  zyn. 

Pater  L  abat  zegt ,  dat  deeze  Krabben ,  hoe«  Gebruik*: 
wel  voor  een  goede  Spyze  gehouden  worden- 
de, doch  moeilyk  te  verteeren  zyn  ,  en  dus 
veel  bekwaamer  Voedzel  voor  de  Negers  en 
Indiaanen,  of  voor  Arbeidslieden  enMénfchen 
die  zwaar  Werk  doen,  dan  voor  de  genen  die 
op  hun  gemak  leeven.    Dit  zelfde  wordt  van 
de  Krabben  in  't  algemeen  aangemerkt,  en  in 
dit  opzigt  komen  zy  met  de  Garnaalen  over- 
een; dat  zy  beter  tot  toefpyze  zyn,  dan  om 
Jer  een  geheelen  Maaltyd  mede  te  doen ;  moe- 
tende ook  lang  gekookt  en  met  een  Kruidige 
Saus  gegeten  worden.   Van  de  zwarte  enden 
haarer  Pooten  wordt  in  de  Medicynen  gebruik 
gemaakt ,  onder  den  naam  van  Kreeft-  of  Krab- 
Schaaren  *.   Een  famengefteldPoeijer  van  de-*  cfau 
zeiven  ,  dat  men  gemeenlyk  Poeijer  van  de  Cancror«%> 
Graavin  van  Kent  noemt ,  heeft,  gelyk bekend 
is,  onder  de-  Har  tfterkende  middelen  een  groo- 
ten  naam. 

De  manier ,  om  de  Land  -  Krabben  te  van.  van^sr  dex 
gen,  is  zeer  eenvoudig,  doch  driederley.  MenKiabb€,i* 
kanze  ,  naamelyk ,  of  op  den  Grond  ioopen- 
de,  met  de  Hand  van  boven  grypen5  en  dan 

h  DEfiJU  XIII.  STUK.  V  li 


306    Bêschryvinc  van 


Va    in  een  Zak  of  Mand  fmyten ,  waar  in  zy  lang 
Afdeel,  levendig  blyven ;  of  men  haaltzemet  een  Haak 
lxxxii.  tót  de  Gaten  ,  of  men  flopt  dezelven ,  wanneer 
stuk.   Zy  jjgt  aan  den  Oever  zyn  ,  tegen  't  aankomen 
van  den  Vloed  ;  waar  door  dan  de  Krab  belet 
wordende  Lugt  te  fcheppen ,  in  haar  eigen  Hol 
verfmoort.   De  eerste  manier  wordt  gewoon» 
lyk  gebruikt  tot  het  vangen  aer  groote  witte 
Krabben. 

Dergelyke  Land -Krabben  vindt  men  ook 
aan  de  Kust  van  Guinee,  en  elders,  in  Afrika: 
ja  op  't  Eiland  Java,  in  Oostindie.   Op  Rodri- 
guez ,  dat  tusfehen  de  Kaap  en  Java  legt ,  wa- 
ren zodanige  Dieren  een  groote  Landplaag ,  vol- 
gens de  aanmerking  van  Leguat  ,  maakende 
zïg  ritten  in  de  Grond  gelyk  de  Mollen ,  en  de 
Moeskruiden  y  met  wortel  en  al  ,  uitrukken- 
de.  Op  zekeren  tyd  van  \  Jaar  begaven  ook 
deeze  Krabben  zig,  met  Eijeren  beladen  zyn- 
de ,  by  duizenden  naar  't  Strand ,  en  dan  kon 
men 'er,  zo  veel  men  wilde ,  met  Stokken  dood 
flaan.   Haar  Schaal  was  byna  rond,  en  om- 
trent vier  Duimen  breed. 
zee-Krab-    Zee -Krabben  zyn 'er,  van  veelerley  Soort 
en  ontzaglyke  grootte  ,  over  den  geheelen 
Aardkloot.    In  verfcheide  Havenfteden  van 
Vrankryk  komen  5er  dagelyks  voor  ,  die  zeer 
groot  zyn  ,  waar  onder,  in  't  by  zonder  ,  de 
Marfiliaanfehe  uitmunten;     Bellonius  ver- 
haalt ,  dat  de  Zee  -  Krabben  fomtyds  wel  een 
Voet  breed  zyn,  en  dat  hy  'er  in  Engeland  ee- 


t\e  gezien  hadt,  van  tien  Ponden  zwaar.  Dit  is    t£ï,  ' 
hiec  ongèlooflyk,  als  men  de  ontzaglyke  groot-  lxxxii!* 
te  in  agt  neemt  van  de  zogenaamde  Duivels  - HoOFÜ* 
Krabben,  gemeenlyk  Zee- Spinnen  genaamd  , STUK* 
in  Noorwegen  voorkomende,  die  dikke  Pooten 
hebben  van  rykelykeen  half  Elle  lang,  hoewel 
het Lyf niet grooter  is, dan  dat  van  degewoone 
Krabben.   Men  behoeft  dan  niet  te  twyfelen 
aan  het  berigt  der  Reizigers,  dieverhaalen,dat 
?er  in  de  Levant  Krabben  zyn ,  zo  groot ,  dat 
zy  de  Menfchen  vervaard  maaken ,  door  haare 
menigte  ,  of  dat  'er  aan  de  Kusten  van  den 
Oceaan  zouden  gevonden  worden ,  die  een  Man 
kunnen  doen  te  gronde  gaan ,  als  zy  hem  met 
de  Schaaren  vatten  ;  't  welk  Olads  Magnus 
zegt  dikwils  te  gebeuren  aan  de  Orkadifehe  Ei- 
landen. Naauwlyks  geloof  baar  is,  echter ,  't  gene 
Clusius  verhaalt  van  den  groote  Zee  Held 
Drake,  die,  in  3c  jaar  1605  5  gewapenderhand 
op  zeker  Eiland  gekomen  zynde  ,  aldaar  door 
groote  Krabben  aangetast  en  verflonden  werdt. 

De  Krabben,  evenwel  hebben  in  haare  Schaa*  HaarStesfc» 
ren  ecne  byna  ongelooflyke  kragt  Rümphius  te' 
verhaalt  van  de  Oostindifche  Beurskrabben ,  dac 
zy  een  Kokosnoot ,  die  men  met  een  Steen  naauw* 
lyks  aan  (tukken  kan  kloppen,  daar  mede  wee- 
ten te  kraaken,  na  dat  zy  dezelven  vandeBoo- 
men  hebben  afgekneepen.  Hy  voer  eens  in 
een  Vaartuig .  aan  welks  Mast  men  zulk  een 
Krab  hadt  opgehangen ,  en  daar  onder  ftondt  5 
fey  geval,  een  Geit  van  middelmaatige  groot- 

I.  Deel.  Xlli.  StüKi  Va  te^ 


BESCflRYVIHG      V  A  B 


Afe^êl  Welke  Zy  by  bCet  kreeg,  CD  tohooS 

lxxx'     opHgtte,  datd  zelve  al  van  den  Grond  af  was, 

Hoofd-  eer  men  haar  te  hulp  kon  komen ;  moetende  toen 
de  Schaar  aan  (tukken  geflagen  worden,  om  de 
Geit  te  verlosfen  Dit  is  te  verwonderlyker, 
aangezien  de  Aaien  raad  weeten  om  de  Krab- 
ben te  overmeesteren  zy  flingeren  zigom  der- 
zelver  Schaaren  ,  en  beletten  haar  dus ,  van 
dezelven  gebruik  te  maaken  :  terwyl  zy ,  in- 
middels ,  de  Krab  uitzuigen  Op  dergelyke 
manier  wordt  dit  zo  fterk  geharnaste  en  ge- 
wapende Dier  y  aan  de  oogfehynlyk  geheel 
weerlooze  Zee- Katten  en  Polypusfen  dikwils 
ten  prooy*  Anderszins,  getuigt  Punius,  zyn 
de  Krabben  lang  van  Leven, 
rwaadaac-  Aangezien  fommigen  van  deeze  Dieren ,  fterk 
tighcid.  geplaagd  of  getergd  wordende  door  ze  onder 
de  Staart  te  kittelen  ,  dat  zy,  zo  het  fchynt 
niet  kunnen  verdraagen  ;  tot  de  kwaadaartig. 
heid  komen  ,  van  zig  zelf  een  doodelyke  neep 
tegeeven  (*);  zo  is  het  niet  te  verwonderen, 
dat  zy  het  ook  elkander  doen  ,  en  hierom  heb- 
ben de  Krabbenvangers ,  wanneer  zy  'er  eeni- 
gen  in  een  Zak  willen  draagen  ,  de  voorzigtig- 
heid,  van  dezelven  eerst  de  Schaaren  te  bin- 
den. Het  is  zonderling  ,  dat  zy  dikwils  zig 
zelf  een  Poot  afbyten,  't  welk  onfeilbaar  ge- 
fchieden  moet ,  wanneer  die  tusfchen  een  bchaar 
raakt;  dochzy  hebben  wederom  dit  voordeel  , 

dat: 

(*)  RUMPH.  Amboinfche  Rariteit  fomtr.  p.  7« 


» 


de  Krabben. 


dat  de  afgekneepen  of  afgebroken  Pooten  we-A  ^* 
der  aangroei  jen ,  of  vernieuwd  worden,  gelyk  Lxxxfu  * 
v/y  dit  nader  in  de  Kreeften  zullen  befchou  HoorDi 
wen.  STÜK- 

De  Zee -Krabben  hebben  gemeenlyk  het  Lyf Gdhlte* 
rondagtig,  in  fommigen  van  vooren  Itomp  ,  in 
anderen  fcherp  uitloopende  ,  in  eenigen  vier- 
kant of  hoekig.    Het  is  door  een  Korstagtig 
Rugge- Schild  bedekt,  dat  in  fommigen  effen 
en  glad  is  ,  in  anderen  met  een  menigte  van 
Knobbeltjes  en  Stekels  of  Doornen ,  zo  van  bo- 
ven en  van  vooren,  als  op  de  zyde  bezet,  ja 
dikwils  met  VV  ormbuisjes  en  Zeetulpjes  be- 
groeid, in  de  leevende  Krabben.    De  Kleur  is 
in  de  gemeen  den  bruin  of  bleek ,  doch  in  de  Oost- 
en Wesrindifchen  dikwils,  iierlyk,  wit,  geel  of 
rood  ;  ja ,  in  fommigen,  het  Rugge  Schild  met 
veelerley  Bloemagtige  figuuren  getekend.  Van 
vooren  vertoonen  aan  hetzelve  zig  de  Oogen,  die 
het  Dier  uitkan  brengen  en  in  de  Hollen  verber- 
gen, ook  voor  en  agcerwaards,  op  zyde,  en 
in  alle  manieren  beweegen.    Het  zyn  ronde 
Oogen ,  op  een  Soort  van  Voetjes  geplaatst, 
doch  niettemin  ge,  areld  of  met  Facetten  voor- 
zien  ,  gelyk  die  der  Infekten     Zulks  laat  zig 
in  een  grpote  Zee  -  Krab  ,  die  ik  in  Liqueur 
heb ,  met  het  Lyf  zo  groot  als  een  Vuist ,  zelfs 
mee  het  bloote  Oog  befchouwen. 

In  deeze  zyn  die  deeltjes  ,  waar  van  Dok-  neuitwc* 
tpr  B aster  fpreekc  (*)  ,  dat  de  Krabben  de-  discBck* 

zei- 

{*)  Natuurt  Uitfpann*  II.  Decl,bladz,  a*« 
£  D££Lf  XIII,  STUIU  V  3 


3ïo     Beschryving  van 


V.  zeiven  in  geduurige  beweeging  hebben ,  zeer 
lxxxÏiL  naar  een  klein  Vogelpootje  \  doch  met  twee 
Hoofd-  Klaauwen,  gelykende,  duidelyk  zigtbaar.  De 
Sïm#  Sprietjes  ftaan  in  de  myne  merkelyk  naar  de 
zyde  toe,  tusfchen  die  deeltjes  en  de  Oogen5 
en  zyn  zo  lang  niet  als  deeze  deeltjes.  Van 
onderen  vertoont  zig  de  uit wendige  gedaante  van 
den  Bek,  beftaantle  uit  twee  paar  over  elkan- 
der fchuivende,  platte,  en  aan  'c  end  haaks- 
wyze  deelen,  aan  de  enden  met  Haairtjes  be- 
zet ,  gelyk  zyn  Ed.  'er  een ,  in  ffo  VI.  by  Lett. 
i,  op  de  Tweede  Plaat  afbeeldt,  en  die  hy  de 
Lippen  noemt ,  dat  taamelyk  eigen  is ;  hoe- 
wel zy  zig  niet  op -en  nédervvaards  ,  maar  zy- 
delings  beweegen  ,  gelyk  in  alle  Infekten.  Aan 
die  twee  paar  declen  $  als  met  Veeren  van 
Schryfpennen  ,  die  zeer  krom  ftaan  ,  en  niet 
zeer  inwaards  geplaatst,  zou  ik  liever  den  naam 
van  Baardjes  geeven  ,  dan  van  Binnenlip- 
pen.  Ik  denk  ook  veeleer ,  dat  deeze  het  ge- 
brek van  Baardjes  in  de  Krabben  vervui- 
len ,  dan  die  Pootagtige  deeltjes  ,  met  twee 
Klaauwtjes  voorzien,  waar  zyn  Ed.  zulks  van 
vermoedt;  alzo  die  tot  dergelyk  gebruik  als  de 
Baardjes  geheel  onbekwaam  zyn,  en  waarfchyn- 
lyk  maar  dienen  ,  om  kleine  ftukjes  van  het 
Voedzel  te  vatten  en  in  de  opening  van  den 
Bek  te  ftuuwen.  Ook  zyn  het ,  buiten  twy- 
fel,  deeze,  welke  de  Heer  Linn^us  met  dea 
naam  vaa  Schaardraagende  Vcelertjes  (*)  be- 
doelt. 

(*)  Païpi  duo  Cheüferi  Syft.  Ata  XII.  p.  iejt, 


de  Krabben,  311 

De  Krabben  hebben  gemeenlyk,  behalve  de  v* 
twee  Schaaren,  agt  Pooten.  Sommigen  willen  Lxxx«i/ 
dat  'er  ook ,  doch  zeer  zeldzaam ,  zyn  ,  met  Hoofd- 
tien  of  zes  Pooten.   In  de  langte  en  figuur  van  STÜK# 
deeze  Pooten ,  naar  dat  zy  aan  't  end  breed  of 
fpits  zyn  3  gehaaird  of  ongehaaird ,  en  wat  dies 
meer  is ,  heeft  een  groot  verfchil  plaats.  Men 
fchryft  'er  vyf  Geledingen  aan  toe,  en  't  is  ze- 
ker dat  zy  ,  behalve  de  Gewrichtsholligheid 
aan  het  Borstftuk  ,  nog  op  vier  plaatfen  be- 
weeglyk  zyn ;  maar  moogtyk  zal  het  eerste  en 
derde  Leedjc  flegts  als  een  Knietje  aan  te  mer- 
ken zyn  5  gelyk  inde  Spinnekoppen  3  en  zullen 
dus  de  Beenen  der  Krabben  ook  maar  uit  Dye, 
Schenkel  en  Voet  beftaan,  even  als  die  derln- 
fekten  in  't  algemeen,    Wat  de  Schaaren  be- 
langt ,  die  zyn  dikwils  langer  dan  de  Pooten  9 
en  beftaan  uit  twee  groote  dikke  of  breede  Le- 
den 9  ieder  met  een  dergelyke  Kniebuiging ,  en 
aan  't  end  met  een  geweldige  Nyper ,  die  een 
beweeglyk  deel  heeft ,  dat  voor  het  derde  Lid 
verftrekt  en  met  Tanden  digt  en  flyf  in  het  an- 
dere fluit.    Sommige  Krabben  hebben ,  na- 
tuurlyk,  de  eene  Schaar  kleiner  3  de  andere 
grooter  ,  en  in  eenigen  is  dit  verfchil  ontzag- 
lyk 

Het  gene  >  verder,  van  buiten  nog  in  aan- i>?  Staart, 
merking  komt,  is  de  Staart.  De  Krabben  hebben 
dit  Lighaamsdeel  wel  niet  zo  zigtbaar  of  zo 
groot  als  de  Kreeften ,  maar  het  is  haar  niette- 
min van  de  Natuur  gegeven,   Dus  noemt  men 

h  Djf.el.  xiii.  stuk,         V  4  CCl$ 


312      BESCHRYV  ING  VAN 


V. 

Afdeel. 

LXXXU. 

Hoofd- 
stuk. 


Inwendige 
Dceien. 


een  Schaalagtig  ft  uk ,  dat  altoos  tegen  den  Buik 
omgeflagen  voorkomt,  fluitende  in  een  Groef, 
die  tusfchen  de  verdeelingen  van  het  onder  - 
Schild  regt  overlangs  loopt.  In  de  Mannetjes 
is  de  Staart  veel  fmaller  dan  in  de  Wyfjes,  het 
welk  voor  eerst  dienen  kan,  om  dezelve  gemak- 
kei yk  te  onderfcheiden.  In  de  eerstgemelden 
ftrekt  zy ,  volgens  Dokter  Baster,  om  de  Teel- 
deelen  te  bedekken,  In  myn  groote  Krab  zie 
ik  'er  een  dun  Deeltje  ,  wel  anderhalf  Duim 
lang  ,  ter  wederzyde  buiten  uitlteeken  ,  da 
naauwlyks  iets  anders  dan  de  dubbelde  Schaf 
fchynt  te  kunnen  zyn  ,  door  hem  by  Letter 
13  ,  in  Eigi  7  i  op  de  Tweede  Plaat  verbeeld. 
De  Staart  is ,  in  myn  groote  Krab,  ongemeen 
fmal  en  meer  dan  ter  helft  van  de  langte  als 
*t  end  van  een  Degen  gefatfoeneerd.  Doch  in 
de  breedte  van  deeze  Staart  heeft  een  groot 
verfchil  plaats  in  byzondere  Soorten.  Die  der 
Wyfjes  is  altoos  breed,  en  heeft  meer  verdee- 
lingen ,  aan  de  binnenzyde  met  gebaarde  Vinne- 
tjes bezet  zynde  ,  welke  niet  tot  zwemmen 
dienen  ,  maar  cm  de  Eytjes  vast  te  houden; 
zo  men  met  grond  fchynt  te  oordeelen. 

Aan  den  Buik  van  een  Wyfjes  Krab  yertoo- 
nen  zig  ,  na  dat  de  Staart  'er  afgenomen  is,  de 
twee  openingen  voor  de  inlaating  der  tweeTeel- 
deelen  van  het  Mannetje,  die  uitgeftoken  en 
weder  binnen  het  Lyf  kunnen  ingetrokken  wor- 
den ,  gelyk  dit  de  Ontleeding  aan  Doktor  Ty- 
sqn  heeft  getoond.  Volgens  hem  loopt  de  ö En- 
del- 


de  Krabben. 


313 


deldarm  door  de  Staart  en  lan^s  dezelve  ten  v* 

Afdeel 

einde  uit,  zo  dat  het  Fondament  naauwlyksop  j^^/ 
die  plaats  fchynt  te  kunnen  zyn ,  daar  het  zei-  Hoofd» 
ve  door  Doktor  Baster  gefield  wordt ,  maar STUK# 
^an  't  end  van  de  Staart  (*).   Van  de  Maag 
loopt  een  Darm  regt  agterwaards ,  doch  heeft 
zydelings  een  menigte  van  blinde  Darmen ,  piet 
zeker  Vogt  of  Vettigheid  gevuld  ;  zynde  dat 
gene,  hetwelk,  in  'teecen  van  een  Krab,  voor 
9t  lekker fte  gehouden  wordt  (f). 

Dat  de  Staart  ongewapend  of  met  geenkwet- Kcnmer* 
zend  Werktuig  voorzien  is,  maakt  in  de  öio-  ■ 
renkunde  het  voornaamfte  verfchil  tusfehen  die 
van  dit  Geflagt  en  de  Scorpioenen  uit.  Van  de 
Kreeften,  op  welken  de  meeste  andere  Ken- 
merken ook  toepaflelyk  zyn  ,  verfchillen  de 
Krabben  door  de  kortheid  van  de  Staart ,  en 
derzelver  Geftalte.  Voor  Jt  overige  zyn  de 
Krabben  door  Linn^bus  in  byzondere  Afdee- 
lingen  gebragc,  naar  de  gedaante  van  het  Rug- 
ge- Schild,  dat  aan  de  zyden  gelyk  is  of  met 
infnydingen,  van  hoven  glad  of  oneffen  ,  fte- 
kelig  en  zelfs  gedoomd. 

Van  de  eigentlyke  Krabben  worden  ,  door  soorten, 
zyn  Ed.  ,  thans  vyfenvyftig  opgeteld ,  waar 
van  de  meeften  uitheemfche  zyn ,  als  volgt. 

Krabben  met  het  Rugfchild  effen  en  op 
zyde  niet  ingefneeden. 

co 

C*)  Collins  Anatomy>  Tab,  $f.  Fig.  I,  £ 
(|)  Ibidem.  Tom,  1.  p.  36 1. 

I,  D£EL.  XIII*  Stuk,*  V  $ 


3i|    Beschryving  van 


V.        CO  Krab ,  die  het  Rugfchild  effm  en  met  getand 

fS^if'  be^tf>  op  de  zyden  mn  aSteren  8erand  >  met 

Koofd-  de  Sprieten  g?fpketen,  en  de  Staart  omge- 

STUK.  f]aaen, 

i.  J  * 

Cancer 

Cur/or.  Deeze  Soort,  door  Linnjeus  niet  gezien,  is 
LoopeA*  door  Hasselquist  aan  de  Oevers  der  Middel- 
landfche  Zee  ,  op  de  Kust  van  Egypte  en  Sy- 
rië ,  waargenomen  ,  cn  onder  den  naam  van 
Cancer  anomalw  befchreeven.  De  langte  en 
breedte  van  het  Lyf  was  niet  veelmeer  dan  een 
Duim  ,  en  die  der  langde  Pooten  nog  geen  drie 
Duiden.  Het  Lyf  was  byna  vierkant ,  met 
twaalf  Pooten ,  waar  onder  de  Schaardraagers 
gerekend ,  en  dus  twee  meer  dan  gewoonlyk. 
üe  Sprieten  ,  aan  't  end  gefpleeten  ,  ftaken, 
als  't  ware,  door  de  Oogen  heen,  het  welk, 
benevens  de  by  hangzels  aan  de  Staart ,  dit  Schep - 
zei  zeer  onregelmaatig  deedt  voorkomen.  Voorts 
hadt  het  deeze  byzonderheid,  van  na  het  on- 
dergaan der  Zonne  uit  Zee  op  den  Oever  te  ko- 
men ,  en  aldaar  zeer  mei  her-  en  derwaards  te 
loopen :  des  de  bynaam  van  Looper  niet  onei- 
gen aan  deeze  Soort  gegeven  wordt. 

(2)  Krab,  diebetRugjcUld  effen  en  niet  getand y 
langwerpig  ovaal  heeft ,  van  vmren  Jlomp  en 
met  tanden^ 

We- 


11, 

Ranh.us 

Kikvoisch- 

Krab. 


(\)  Cancer  brachyurus ,  Thorace  Ixwl  integerrimo,  laten- 
bus  poftice  margir.aro,  Antennis  Sflïlibiis  ,  Cauda  refiexa.  f. 
Syft.  A'^-  XII.  Gen.  270.  Cancer  Anomalus.  HasselQ. 
lün  433   N.  128. 

(1)  Canter  brachyurus ,  Thorace  laevi  integerrimo  oblongo, 

obo- 


de  Krabben, 


3*5 


Wegens  de  gedaante,  die  eenigermaate  naar  V. 
een  Kikvorsch  of  Pad  gelykt,  voert  deeze  den 
bynaam  van  Ranmus,  dat  is  Kikvorsch  -  Krab.  Hoofd- 
Zy  heeft  de  langte  van  vier  ,  en  voor  aan  'cstuk. 
Lyf  de  breedte  van  drie  Duimen,  doch  naar 
agteren  loopt  de  Schaal  allengs  fmaller  ,  die 
van  boven  witagtig  is  ,  met  een  menigte  van 
kleine,  fcherpe  Doorntjes  bezet ,  en  van  voo- 
ren  met  diepe  infnydingen.   Het  Dier  trekt  dik- 
wils  zyn  Pooten  en  Schaaren  in  ,  als  wanneer 
het  grootelyks  naar  een  Pad  gel y kt,  zegt  Rum- 
phiüs  ,  die  verhaalt ,  dat  men  het  veel  op  het 
vlakke  en  fteenige  Strand  van  Loehoe,  in  Oost- 
indie,  ontmoet. 

(3)  Krab,  die  het  Rugfcbild  effen  en  ongetand ,  nu 
met  den  voorjisn  rand  dwars  en  bruin  ^JjJ^ 
heeft. 

Deeze  ,  in  de  Middellandfche  Zee  zig  waar- 
fchynlyk  onthoudende,  heeft  de  Schaal  glad, 
van  vooren  geknot,  en  bruin  gerand;  van  ag- 
teren platagtig  gek  ot,  aan  de  zyden  niet  in- 
gefneeden  ;  met  gladde  Schaaren  ,  dieeentandig 
gevingerd  zyn  ;  de  Armen  van  onderen  met 
fcleine  Tandjes  bezet» 

(4) 

#Dovato  ,  antlce  truncato  -  dentato.  M«  L.  U,  43°.  Rumph. 
Rariteit  -Kamtr.  p.  13.  T.  7.  f.T,  V* 

(3)  Caneer  brachyurus ,  Thorace  laevi  ïRtegemmo  ,  margïae 
Antico  transverfo  bmnneo,  Syji%  Nat,  XII* 

I.  Deel,  XIII.  Stviu 


3i5      Beschryving  van 


v  C4)  Krab ,  die  bet  Rugfcbild  effen  en  ongetand > 
Afdeel.  met  Solven9  de  Scbaaren  van  onderen  ge- 

zixt  1.  doornd  beeft. 

Hoofd- 

81  Uy\       Deeze  Surinaamfche  is  van  taanHyke  groot- 
uZivoT  te-    ZY  heeft  de  Schaal  Hartvormig,  met  de 
au'ge.      punc  agterwaards ,  en  effen  ,  aan  den  rand  ee- 
nigszins  gekield, op  de  zyden  bultig,  in  't  mid- 
den als  met  de  Letter  H  ingedrukt,  tusfchen 
de  Oogen  naauwlyks  uitgerand  ,  die  Cylindrisch 
zyn  ,  mee  het  onder üe  Ooglid  gekarteld  De 
Schaaren  zyn  effen  ,  maar  van  onderen  zeer 
rauw,  door  zwarte  Kegelvormige  Wratjes; 
de  Armen  driekantig  met  de  ho  ken  gedoomd ; 
alle  de  Pooten  van  onderen  iterk  gebaard. 
Van  deeze  Soort  een  gedroogde  Krab  bezit, 
p,.  civ,  tende,  heb  ik,  om  de  zonderlinge  gedaante,  de 
'*  '     Afbeelding  daar  van ,  een  derde  verkleind  ia 
Plaat  doen  brengen ;  niettegenftaande  dezelve 
in  het  Derde  Deel  van  Sera  ,  doch  in  een  ge- 
heel ander  postuur,  is  afgebeeld.    Het  Voor- 
werp komt  aldaar  op  de  Twintigfte  Plaat  in 
gig,  4,  voor;  welke  doorLmNAus  geheel  ver- 
keerd is  aangehaald  op  de  Elfde  Soort,  qaame- 
lyk  de  Landkrabben ;  gelyk  ook  in  de  befchry- 
ving  van  die  Figuur  gemeld  wordt  ,  dat  het  een 
£oe  -  Krab  is  uit  de  Spaanfche  Westindiën ,  die 
men  oudtyds  Pagurus  noemde,  om  dat  zy  zig 

op 

(A)  Cmcer  brachurus  .  Thoracc  ftèvi  undato  infegttriuw. 
Cneas  fubtus  mmpaèst  Amotn.  Ac«d.  VU  p.  414.N  97. 


d  e   Krabben.  317 

op  Modderige  plaatfen  onthoudt :  doch  dit  v* 
ftrookt  niet,  en  men  heeft  daar  fomtyds  geheel  Lxxfuf* 
andere  door  verftaan,  gelyk  wy  in  't  vervolg  Moofd- 
zien  zullen.     Ondertusfchen  is  't  ,  en  uit  de  STÜK* 
figuur  van  't  Lyf  en  uit  de  ongemeene  Haai- 
righeid  der  Poocen ,  die  waarfchynlyk  tot  zwem- 
men ftrekt,  volkomen  zeker  ,  dat  zo  wel  de 
gedagte  Af  beelding ,  als  myn  Voorwerp,  het 
welk  nagenoeg  van  de  zelfde  grootte  is,  toe 
deeze  Soort  behooren.    De  breedte  van  het 
Lyf  is  drie  en  een  half  Duim  en  de  langte  der 
voorfte  Pooten  meer  dan  een  half  Voet  Ryn- 
landfche  Maat.    De  Schaaren  evenwel  zyn  in 
hetzelve,  beiden,  even  groot. 

(5)  Krab ,  dik  bet  Rugfcbild  cirkelrond  ,  onef-  v. 

fen  en  gebaaird ,  met  vier  Pooten  op  de  Ux?°^ 

Rm  beeft.  ScMP- 
0     J  v/agter. 

Schoon  hier  de  Pinnewagter  van1  Rumphius 
aangehaald  wordt ,  zal  ik  dit  Krabbetje  liever 
Schulp wagter  noemen;  want  het  fchynt  aan  de 
Pinna:  of  Ham  -  Doubletten  niet  bepaald  te  zyn. 
'Het  onthoudt  zig  ,  volgens  den  Heer  Jacquin, 
in  Amerika  binnen  de  Rots-  of  Foelie  Doublet- 
Schulpen,  waar  van  bet  de  Wagter  is,  om  het 
Dier  van  onraad  te  verwittigen.  De  Schaal 
heeft  de  grootte  van  een  halve  Ryksdaalder. 

Van 

(5)  Cancber  brachyurus ,  Thorace  orbicutato  insquali  ciliato, 
Pedibus  Oorialibus  quatuor.  ^meen.  Acad.  VI.  p  415.  Piano- 
iheres  RUmph.  p.  2s. 

!•  Peel.  xiii.  stuk. 


3 18    Beschryving  vin 


V.    Van  de  agt  Pooten  zyn  'er  vier  op  de  Rug  3 
rxFxxfLL,  v^er  van  onderen  geplaatst. 
Hoofd-     Deeze  byzonderheid,  van  vier  Pooten  op  de 
stuk»  te  heb5en  ^  en  dus  z0  wej  mec  $en  gujk  ajs 

met  de  Rug  naar  om  hoog  te  kunnen  loopen, 
meende  de  Heer  Vosmaer  ,  Direkteur  van  het 
Kabinet  der  Natuurlyke  Hiftorie  van zyne Door- 
lugtigfte  Hoogheid ,  den  Heere  Prince  ,  Erf- 
ftadhouder  der  Vereenigde  Nederlanden ,  aller* 
eerst  ontdekt  te  hebben  in  zyn  zogenaamde 
Noto-Gaftropus,  die  in  grootte  niet  veel  vati 
deezen  Schulp wagter  fchynt  te  verfchillen  (*). 
\  Is  zonderling  ,  dat  het  Vertoog  ,  door  zyn 
Ed.  dienaangaande  reeds  in  't  Jaar  1763 ,  in  een 
beroemd  Fransch  Werk  aan  't  licht  gege- 
ven (fj  5  thans  niet  door  Linn^us  aange* 
haald  zy. 

VT#        Q6)  Krab,  die  het  Rug fcbild  cirkelrond,  effen  en 
ongetand ,  ftomp ;  de  Staart  7,0  groot  als  '£ 
Krab*  Lyf  heeft. 

Deeze ,  in  Barbarie  gevonden  door  den  Heer 
Brander,  heeft  het  Lyf  niet  grooter  dan  een 
Erwt,  overal  effen,  verhevenrond;  geen  Snuit 

noch 

(*)  Zie  het  X.  DEEL  der  Uitgezogte  Verhandelingen ,  Pl* 
LXIV.  Fig.  1,  2,  en  de  befchtyving,  bladz.  119 ,  enz. 

(|)  Mem.  de  Math.  &*  Phyf.  OU  des  Scavans  etrangers.  TOM» 
IV.  Paris.  1763.  p.  63  J. 

f6)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  orbiculato  lacvï  integerrj^ 
tno,  obtulb;  Cauda  Corpotis  amplitudine.  SyJÏ.  Nat.  XII. 


de  Krabben. 


noch  geene  Tandjes :  de  Staart  uitermaate  (lomp,  v- 
bedekkende  het  geheele  Agterlyf  tot  aan  den  Lxxxfu' 
Buik  toe ,  de  Schaaren  langwerpig  met  gelyke  Hoofd*  j 
Punten:  de  Pooten  ongewapend,  glad  en  fcherp  STÜK* 
genageld* 

(7)  Krab,  dk  bet  RugfcHld  Cirkelrond  ,  effen  vu. 
en  ongetand ,  z,es  Pooten  en  de  Sprieten  lan-  zespoot 7  J 
ger  dan  bet  Lyf  beeft* 

Ik  weet  niet ,  hoe  Link j»us  hier  den  naam 
van  Zespoot  kan  geeven  aan  dergelyke  Krab- 
betjes, die  aan  onze  Kusten,  doch  diep  in  Zee 
gevonden  worden ,  waar  van  Doktor  Bas- 
ter  de  afbeelding ,  zo  natuurlyk  als  by  ver- 
grooting, heeft  gegeven;  want  daar  uitblykt ,  dat 
deeze  Diertjes  wel  de  agterfte  Pooten  zeer 
klein  hebben  ,  doch  niettemin  met  het  volle  ge- 
tal van  Pooten,  als  de  anderen,  zyn voorzien. 
Ik  vind  by  den  laatften  niet  aangemerkt,  dat 
deeze  roodagtig  van  Kleur  zyn ,  gelyk  de  Heer 
Gronovius  9  na  zynen  misflag  van  verwarring 
met  de  Mosfelkrabbetjes  bekend  te  hebben, 
nog  verhaalt  (*)•  Zyn  Ed.  oordeelt ,  dat  die 
kleine  Krabbetjes,  op  de  Zeventiende  Plaat  van 

Se- 

(7)  Caneer  brachyurus  ,  Thorace  orbiculato  lsevi  integro; 
Pedibus  fenis;  Antennis  Corpore  longioribus,  Syjf.  Nat,  XII, 
Cancer  Thorace  Ixvi  orbiculato  fubdepresfo ,  Chelis  validiori- 
bus  ,  Anrenuis  longisfimis  ,  Pedibus  pofticis  tninutioribus. 
Baster*  Uitfpann,  II.  DEEL.  p.  25.  T.  4.  f.  }, 

(*)  Zoopbyl.  Gron.  Fafcic.  II.  p.  21;. 

I*  Deel.  XII U  Stu^ 


320     BESCHRYVIKtG  VAN 


V.     Seba  afgebeeld ,  tot  deeze  Soort  behooren.  De. 

mS^'  zclven  zyn  5  weI  is  waar  5  fleSts  met  zes 
Hoofd    ten  afgf beeld;  doch  men  kan  zo  wel  vermoe- 
stuk.  £tn  .  cjat  ^én  p00t  cjaar  aan  j$  veriooren  ge- 
raakt ,  als  dat  de  lange  Sprieten  vergeten  zou- 
den zyn. 

vi ir.  (8)  Krab,  dz>  Rugfchild  effen ,  ongetand  en 
Heintje?  w<ï  vierkant  heeft ,  a&rc      nrnd  fcherpag- 

tig  en  de  Sprieten  uitermaate  kort* 

Hoe  dat  het  rondlyvige  Mosfelkrabbetje  van 
Baster  tot  deeze  Soort  >  welke  by  Sloane  de 
oMerkleinfte  vierkante  Zeekrab  genoemd  wordt  * 
met  eenig  regt  of  reden  t'huis  gebragt  kanzyn* 
is  my  duister.  De  afbeelding  ,  immers ,  van 
zodanig  één,  't  welk  onzen  Autheur,  op  zyne 
West  -  Gothifche  Reize  ,  te  Gothenbürg  ge- 
fchonken  werdt  ,  toont  dat  het  Lyf  9  weezent- 
lyk ,  byna  vierkant  zy.  Dc  grootte  zegt  Lin- 
Njeus  3  komt  naby  aan  die  van  onze  grootfte 
Bosch -  Spinnen.  Ik  zie  niet,  dat  het  zelve  van 
Canton  in  Sina  afkomstig  was,  gelyk  de  Heef 

Grö* 

(%)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  lxvi  integerrimo  fubqua- 
drato  ,  margine  acutiufculo  j  Antennis  brevisfiinis  Mus  Ad* 
Trt  ï„  p.  8-  Itt  Westgoth.  337.  T.  3.  &  i;  Sl.OhU.Jam.  IX. 
T.  245.  f.  ï.  Gron.  Zoopb  Fase*  II.  N.  962  Kalm.  tttiL 
IU  p.  243.  Osbf.ck.  Itiné  307.  Cancer  Thorace  lsevi  orbi. 
cülato  ,  Pcdibus  hirfutis,  Bastkr.  Uit/pann.  II.  Deel*  p# 
%6.  T.  IV*  U  1  >  U  Cancer  murix,  <Seop.  CsmioLii^ 


de  Krabber." 
Gronoviüs  fchynt  te  willen  (*).  OsBECttvondt  V. 

A  fdeel 1 

het  op  zyn  terugreize  ,  in  de  Kroos  -  Zee  tus-  lxxxil 
fchen  Afrika  en  Amerika ,  zeer  menigvuldig ,  Hoofd- 
alwaar  het  zeer  vlug  van  heteene  plekje  Kroos  STUj5è 
op  het  andere  fprong>  en,  eenigen  Worm  be- 
trappende ,  dien  met  de  Schaaren  verfcheurde, 
floppende  dan  den  eenen  brok  naar  den  ande- 
ren in  zyn  Smoel.   Gemeenlyk,  zegt  hy,  aast 
hetzelve  op  de  Zeekat  en  kleine  Krabben. 

Voorts  wordt  hier  aangehaald  de  Cancer  Nu»  oester* 
trix  of  Voedfter-  Krab  van  Doktor  Scopoli*  KcabbetJ<ï* 
die  het  getal  van  zes  Pooten  twyfelagtig  fielt 
in  dit  zyn  kleine  Beestje,  dat  aan  de  Adria- 
tifche  Zee  zeer  dikwils  voorkomt  in  de  Oes- 
ters, welke  daar  doorgevoed  worden,  zoheü 
Volk  zegt*    Hier  van  hadt  Pater  Wulpen 
aan  zyn  Ed.  de  volgende  omftandige  befchry- 
ving  medegedeeld.    ,,  Uitgebreid  is  het  niet 
3i,  langer  dan  de  breedte  der  Nagel  van  eens 

MenfchenDuim,  en  met  de  Staart,  als  ge- 
„  woonlyk  is  in  de  Krabben,  tegen  den  Buik 
3,  aangevoegd,  heeft  het  naauwlyks  de  helfc 

dier  langte  ,  zynde  alsdan  byna  rond.  De 
9t  Staart  is  langer  dan  het  Lyf,  ovaalagtigen 

heeft  zes  Naaden,  zynde  de  middelftukken 

breedst  en  langst.  Zy  is  van  onderen  hol  * 
„  van  boven  verhevenrond,  van  omtrek  rond, 

„  ftomp, 

(*)  Noemende  hetzelve  Cancer  CanUnenTis ,  op  dé  aanhaa- 
ïing  van  Linn.  West  -  Gothifche  Reize  ,  en  dc  Woonplaat^ 
{lellende  in  de  Indifche  Zee. 

I.  Deel,  XIII.  Stuk*  X 


322      BEsCHRYVINd  VAN 


IE  5,  ftomp,  cn  zagt  van  zelfftandigheid  ,  aan  de 
^xxiu*  »  t5P  niet  bladerig.   Het  Schild  is  rondagtig, 


Hoof»-  3,  effen  ,  van  grootte  byna  als  Linze  -  Zaad. 
stuk.     ^  Pooten  heb  ik,  wederzyds ,  maar  drie  geteld. 

Aan  de  Armen  heeft  het  dikke  Schaaren ,  die 
,1  by  den  grondfteun,  aan  de  binnenzyde 3 ruig 
„  zyn ,  met  de  bladen  omtrent  even  groot ;  in- 
waards,  by  de  holte,  met  één  Tandje  ge- 
5,  wapend.   DeOogen  zyn  twee  zwarte  Stip- 
jes  aan  den  voorften  rand  van  het  Rugfchild: 
5,  de  Sprieten  zeer  klein  en  dun  als  Haairtjes. 
„  Aan  de  binnenzyde  van  de  Staart,  die  het 
35  geheele  Lyf  bedekt,  zyn  wederzyds  zes  Bor- 
3,  ftels,  de  .langden  naar  de  aanhechting  toe. 
35  Ooggetuigen  verzekeren  5  dat  zy  de  grootfte 
S5  Oesters  Voedzel  aanbrengen,  die  dezelven  af* 
wagten  met  gaapende  Schulpen". 
't  Getal,  benevens  de  Haairigheid  der  Poo- 
ten 5  welken  Doktor  Baster  zeer  duidelyk  agt 
^        vondt  in  de  Zeeuwfche  Mosfelkrabbetjes ,  als 
ook  de  roode  ,  Vuurige  Oogen ,  maaken  een  te 
blykbaar  verfchil:  hoewel deeze ronde ,  zowel 
als  die  vierkante  uit  het  Zee  -  Kroos ,  met  regt 
den  naam  van  Kleintje  mogen  voeren;  om  de*'" 
zeiven  tot  ééne  Soort  te  betrekken* 

rx        C$0  Krab  ,  die  zeer  glad  is,  met  bet  Rugfchild 

Phmffteres.  effen  * 

Finnewag- 

eer. 

f9)  Cdncer  brtckyurus  glaberrimus ,  Thorace  lavi  lateribiis 
anticc  planato,  Caud*  medio  nodulofo  carinato.  FORSKAL» 
Litt<  jEzypt*  JoNST.  Ex/mg.       Tab.  VII.  Ftjg.  3. 


DE.K»  ABBEN; 


3*3 


iffén,  aan  de  zy  den  hoekig,  vlak)  de  Staart 

in  f*  midden  Kncopig  gekield,  lxxxxlT 

HOOÏQ- 

De  Ouden  hebben  veel  gefproken  van  Infek- 
ten  ,  daar  zy  den  naam  aan  gaven  van  Pinno*. 
pbylax  of  Pinnoteres;  welk  woord  ik  hier  ,  mee 
Rumfhius,  Pinnewagter  zal  vertaaien.  Zy^  fiel- 
den met  Aristoteles  en  Plinius  vast ,  dat  de 
Pinna  of  Ham  -  Doublet  Visch  niet  veilig 
was  voor  de  aanranding  der  Zee  -  Polypen  ,  in- 
dien hy  niet  door  zodanige  Infekten  ,  die  zig 
binnen  deszelfs  gaapende  Schulp  onthielden  , 
voor  het  dreigende  gevaar  gewaarfchouwd  wer- 
de.  „  De  kleine  Krabbetjes,  die  inde  Oesters 
huisvesten  ,  zegt  Rondeletius  ,  zyn  van 
grootte  als  een  klein  Eoontje  en  geheel  wit, 
behalve  in  het  midden  van  de  onder -Korst, 
alwaar  een  roodagtig  Plekje  is  ;  maar,  die 
men  in  de  Ham- Doubletten  vindt ,  grooteren 
meer  rood  dan  wit;  voor  'i  overige  de  andere 
Krabben  in  alle  opzigten  gelyk  ,  waar  door 
zy  van  de  Soldaaten  verfchillen".  Deeze 
Autheur ,  gezien  hebbende  dat  zy  fomtyds  met 
Eijeren  dik  beladen  zyn,  beweert  daar  uit  te 
regt  ,  dat  zy  door  Paaring  van  Mannetje  en 
Wyf  je ,  even  als  de  Krabben  in  't  algemeen  * 
voortkomen,  en  niet  uit  het  zelfde  Zaad  als  de 
Schulp  visch.  Dat  'er  dezelve ,  met  kleine  Visch- 
jes  of  andere  Zee  -  Infekten ,  door  gevoed  zou 
worden ,  gelyk  men  oudtyds  zig  verbeeld- 
t.  deel.  xm.  stuk.  X  a  de3 


/ 


3$4    BïscïïRf  viHe  vaw 

V.     de  (*)  ,  is  geheel  ongerymd  verklaard  door  Al- 
lxxxilT  »  dro vandus  ;  om  dat ,  zegt  hy ,  de  Pinnce , 
Hoofd-  „  zo  min  als  de  Oesters  of  Mosfelen ,  Visfch- 
sti/jc.     - ,  jes  eeten  3  maar  alleenlyk  gevoed  worden 
,f  door  Water  enSlyk."   Dit  laatllekomt  my, 
echter,  wat  duister  voor ;  en5  indien  zy  der- 
gelyke  Zee-Infekten  aten,  zouden  die  Pinne- 
wagtertjes  zelf  eerst  aan  de  beurt  leggen.  Cice- 
ro noemt  het  Diertje  ,  dat  de  kameraad  zou 
zyn  van  de  Ham  -  Doublet  Visch  in  het  beko- 
*Squiiu    men  van  Aas,  een  Garnaaltje  !??  en  het  is  niet 
**rva     qnwaarfchynlyk  ,  dat  Zee-Infekten  van  ver- 
fchciden  aart,  by  toeval,  in  de  gaapende  Schulp 
komen ,  even  als  zy  in  de  Spieeten  van  Rotfen, 
in  de  holletjes  der  Sponfen  ,  of  elders  ,  haar 
verfchuiling  zoeken.     Opmerkelyk  is  't,  dac 
1  Bellonius  ,  die  van  Linn^us  bygebragt  wordt, 
om  het  denkbeeld  te  bekragtigen  ,  als  of  die 
Schulpvisch  niet  leeven  kon,  zonder  hulp  van 
dit  Krabbetje  (f)  ;  zelf  verzekert ,  dat  men 
wel  tien  Ham  -  Doubletten  levendig  zal  openen, 
zonder  één  van  het  Pinnewagtertje  vergezeld 
te  vinden  (j). 

O) 

(*)  Communemque  domum  fimul  &  communia  te&a 
Cancer  habet ;  Pianam  pafcit ,  Pinnamque  tuctur. 
Hinc  Pinnx  fertur  custos  cognomine  Grajo, 

Ó  PP  IA  NV 

(|)  Neque  enim  vita  Conchx  fortasfè  fèrvari  posfet,  nifi  o» 
pera  Cancri*  Bellon.  Aqu*u  401.  Syjï4  Nat.  XII. 

(I)  Decem  aperies  ,  (ut  fcribit  Bellonius)  Pinnas,  ante- 
quam  unum  Pinnophylacem  comitcm  reperias*  Ald&ovan- 
»US  Dt  Crustatis,  p.  70^ 


I 

de  Krabben.  325 


(10)  Krab  ,  die  het  Rugfcbild  rond  en  glad ,  ^  V. 

£Ww*r  öfa/z  <fe  Schaaren  ,  mrt  uitermaate  lxxxii.  * 

lange  Sprieten  heeft.  Hoofd- 
stuk. 

Ik  kan  niet  begrypen  hoe  Linn^eus  ,  die  on-  Lonpcor- 
der  de  Agtfte  Soort  >  als  gezegd  is ,  driederley  m\ang_ 
wezentlyk  verfchillende  Krabbetjes  begrypt  9  fytict. 
hier  van  een  byzondere  Soort  heeft  kunnen  maa- 
ken;  waartoe  hy,  dat  zonderling  is,  zelfs  die 
Kleine  of  zogenaamde  Jonge  Krabbetjes  van  Se- 
ba  ,  met  niet  meer  dan  zes  Pooten  afgebeeld, 
heeft  betrokken*   Hy  ftelt  de  plaats  ,  daar  zy 
zig  onthoudt ,  in  Zeeland, 

(11)  Krab,  die  het  Rugfcbild  effen  enongekar»  xr. 
teld  heeft ,  van  voor  en  Jlomp9  met  de  ^^^Z^klth. 
uiterfte  Leedjes  van  alle  de  Pooten  rond* 

om  gedoomd. 

By  de  befchryving  van  deEigenfchappen  der 
Westindifche  Landkrabben ,  hier  voor  medege- 
deeld *,  zal  ik  alleen  eenige  byzonderheden  *  BIadZw 

voe-  30  u 


fio)  Cancer  bracbyurus ,  Thorace  orbiculato  lscvi,  Chelis 
minore  ;  Antennis  longiflïmis.  Syft.  Nat.  Xll.  Gron.  2?oopk0 
968.  AS.  Helvet.  V.  p.  363.  T.  V.  f.  44.7.  BASTER,  Uiu 
fpann.  II.  D*  p.  26".  T.  IV.  f.  3*  SEBt  Kabinet,  lil.  D.  p. 
42.  T.  17,  f.  r.4, 

(11)  Cancer  bracbyurus ,  Thorace  lxvi  integerrimo  $  antice 
retufo,*  Tedum  articulis  uldmis  penultimisque  undique  fpi- 
nofis.  Syft.  Nat.  Xll.  SLOAN.  Jam.  I.  T.  2.  FEUILL.  Pe- 
ruv.  lil.  p.  i%7.  SEBc  Kabinet,  lil.  D.  T.  20.  f*  5,  CA- 
TESB.  Caroh  II  p.  32.  T.  %i.  BROWN4  Jam*  403» 

u  Deel,  xm.  Stuk,       X  3 


32Ö    Beschryviko  van 


3> 


53 


55 


33 
33 


V.     voegen  uit  het  Werk  van  Pater  FEuiixéE ,  aan- 
Afdeel»  gaande  derzelver  Geftalte* 
Hoofd-         Deeze  Krabben  zyn  van  verfchillende  Kleu- 
urn.     fJ  ren,  fommigen  geheel  bleek  graauw;  anderen 
rood  als  rottig  Bloedden  een  derde  Soort  Violet» 
Haar  grootte  en  figuur  is  nagenoeg  eveneens, 
dochzy  verfchillen  aanmerkelyk  in  deSchaa- 
ren ,  welke  fommigen  veel  grooter  en  wyder 
gaapende  dan  anderen  hebben.   Het  Lyf  is 
grooter  dan  een  Vuist,  de  Rug  fterk  ingedrukt 
Vort  fur-     gewelfd  *  ,  en  bykans  van  Ovaale  figuur  -> 
3,  een  weinig  meer  ui tge (trekt  en  ronder  aan 
dc  zyde  der  Pooten,  dan  van  de  Staart  naar 
den  Kop  toe.   Door  de  Kop  verftaa  ik  de 
zyde  daar  de  Oogen  geplaatst  zyn,  en  door 
de  Staart  de  tegenoverzyde  ,  waar  men  in- 
3,  derdaad  de  Staart  ziet  ,  zynde  eigentlyk 
tPlfstrm.»  dat  platte  Stuk  f ,  naar  een  Borstbeen  gely» 
5,  kende,  't  welk  tegen  den  Buik  aan  legt  of 
3,  geplakt  is,  onder  't  welke  men  het  Aarsgat 
3,  en  den  geheelen  Regten  Darm  kan  befchou- 
„  wen  (*>     Dikwils  nam  ik  waar  ,  dat  de 
„  Mannetjes  dit  Deel  veel  kleiner  en  fmaller 
„  dan  de  Wyfjes  hebben,  in  welken  het  dient 
tot  bedekking  en  bewaaring  der  Eijeren, 
5,  voor  dat  zydezelven  kunnen  uitbroeden.  Den 
„  Kop  aangaande  ;  dit  is  geen  van  het  Lig- 

„  haam 

JV  ^^yn^ewairneeming  van  Collins  of  Tyson, 


de  Krabbe».  32^ 

5  j  haam  afgefcheiden  Deel  ,  uitgenomen  de  twee  V. 
3,  Oogen,  die  gefatfoeneerd  zyn  als  twee  klei- 
3,  ne  ,  langwerpige  Lighaampjes  3  aan  't  end  Hoofd- 
33  rond  3  beweeglyk  en  ieder  ingekast  in  zyn  stux, 
3,  Ooghol  ;  welke  door  een  kleine  tusfchen* 
3,  wydte  van  elkander  afgefcheiden  zyn  3  waar 
3,  onder  de  Bek  zig  vertoont,  die  voorzien  is 
3,  met  twee  zeer  dikke  Maaltanden         De  *  Btnti 
3,  Pooten  zyn  onmiddelyk  onder  den  Buik  3  ter  M*UlTt* 
3,  wederzyde  van  het  Staartftuk,  aangehecht. 
3,  Hun  getal  is  vier  aan  beide  zyden,  daar  on- 
33  der  niet  begreepen  de  Schaarpooten  f  3  die  j M*rtm* 
33  eigen tlyk  haar  Armen  en  Handen  zyn  ;  alzo 
33  zy  'er  zig  zo  wel  tot  verdediging  van  bedie- 
,3  nen3  als  tot  het  vatten  van  haare  Prooy  of 
3,  Aas.    Deeze  Pooten  hebben  alle  ongevaar 
33  de  langte  van  vier  Duimen  3  uitgenomen  de 
3?  agterften  *  die  een  weinig  korter  zyn  :  zy 
3,  buigen  alle  3  door  middel  van  verfcheide 
3,  Leedjes  van  verfchillende  langte  3  waar  on- 
3,  der  drie  ruuw  zyn  wegens  eenige  kleine  Pun- 
tjes en  het  uiterfte  loopt  in  een  zeer  hard 
fpits  end  uit.   De  Schaarpooten  zyn  famen- 
gefteld  uit  een  taamelyk  dikken  Arm,  van 
omtrent  twee  Duimen  lang  ,  die  een  ronde 
dikke  Voorhand  \  heeft  en  een  langwerpi- 
3,  ge  Agterhand  ft  3  verdeeld  in  twee  Vinge-^j^ 
3,  ren  \  die  lang  3  puntig  en  krom  zyn ,  de  een  be-  earpc 
weeglyk  3  de  ander  onbeweeglyk  vast  aan 
de  Agterhand,   Deeze  twee  Vingeren  zyn 
op  zulk  een  manier  Tandswys  ingefneeden  ^ 
i4DEEx-.  xiu.sim»  X  4  dat 


33 


33 

35 
33 


328    Beschryvino  van 

Afiieel  *  dat  de  Tanden  van  deneenen  inde  holletjes 
üxxii/  »  van  den  anderen  Vinger  fluiten,  even  als  dc 
^FD"  „  Naaden  van  het  Bekkeneel. 

■  3>  Het  Vleesch  deezer  Krabben  is  zeer  blank, 
5,  taamelyk  mals  en  goed  van  fmaak,  doch  het 
„  geeft  weinig  Voedzel.  Ik  heb  my  dikwils 
in  omftandigheden  bevonden  ,  wanneer  ik, 
3,  niets  dan  Krabben  te  eeten  hebbende  ,  een 
„  Uur  na  den  Maaltyd  meer  honger  hadenmy 
„  flaauwer  gevoelde  te  zyn ,  dan  of  ik  den  ge- 
„  heelen  Dag  niets  ter  wereld  had  gege- 
33  ten1', 

xrr,  (Tja}  Krab  ,  die  bet  Rugfcbild  effen  en  ftomp 
Bloem!5-  heef  1 3  Vlokkig  en  met  een  gekartelden  rand; 
krab*  de  Schaaren  gekarnd. 

Rumphius  geeft  de  langte  van  omtrent  twee, 
en  de  breedte  van  derdhalf  Duim  aan  zyneOost- 
indifche  Bloemkrabbe,  das  wegens  de  Tekening 
van  het  Ruggefehild  genaamd,  dat  met  geel  en 
rood  Bloemagtig  gefchakeerd  is.  Die  van  Rum- 
phius, het Rugfchild,  zowel  als  de  Schaaren, 
met  pukkeltjes  bezet  hebbende ,  onthoudt  zig  in 
Oostindie  op  't  Strand  ,  alwaar  men,  by  laag 
Water  ,  dikwils  haar  afgeworpen  Huid  ,  met 
Pooten  en  Schaaren ,  zo  geheel  vindt ,  dat  men 
naauwlyks  kan  begrypen,  waar  het  Beest  is  uitge- 
iroopen.  Een  dergelyke  Bloemkrabbe  heeft 

D. 


(ia)  €ancer  brachyurus ,  Thorace  lacvi  mutico  maculato, 
ttjargine  crenulato;  Manibus  crtftatis.  Amoen.  Acad»  VI.  p, 
4x4.  N*  98.  RUMPH*  Amb%  Rariteitkamer.  T.  VIII»  f.  S* 


de   Krabben»  329 
D-  Garden  aan  de  Kust  van  Karolina  waar-  v- 

tfonrtmQn  Af  DEI  t» 

genomen.  L 

Hoofd* 

(13)  Krab  ,  die  bet  Rugfcbild  efen  en  Hort  stuk  ^ 
vorm>g  met  een  ingedrukte  Let' er  H  ,  de  Uca 
Ponen  van  onder  *n  gebaard  ,  dj  Armen 
met  fprtfe  Pu  it] es  heeft. 

Lin^us  oordeelt  deeze  te  gelyken  naar  de 
Landkrabben  van  de  E'fJe  Soort,  doch,  vol* 
gens  zyn  eigen  Kenmerken,  komt  dezelve  veel 
nader  aan  die  Surinaamfche  van  de  Vierde  Soort, 
welke  te  regt  den  bynaam  van  de  Hartvormige 
voert  ,  en  het  indrukzel  van  de  gedagte  Let* 
ter  H  zeer  duidel^k  heeft  op  het  Ruggefchild, 
zo  wel  als  de  volgende  Soort;  de  Pooren  van 
onderen  niet  minder  gebaard  en  de  Armen  met 
icherpe  puntjes  gewapend;  doch  dezelve  is  een 
Zee  -  Krab  ,  en  deeze  onthoudt  zig  ,  vo  gens 
Marccsraaf  ,  in  de  ,  Moerasfen  van  Ame- 
rika. 

(14}  Krab,  die  bet  Rugfcbild  vierkant  en  on-  XIV 
gedoomd  beeft*  met  de  ééne  Schaar  zeer  !Toca"s*t 
groot. 

Volgens  de  befchryving  in  't  werk  van  Sera 

zou 

Cancer  bracbvurus  ,  Thcrace  Isevi  cordato  ,  liftera4  H 
kapresfö ,  Pcd)bus  fubfis  ^arhatis  ,  Brachiis  muricatis.  Syft. 
Nau  XII.  Uca  Una.  M.vRCGR.  Braf  184. 

'14;  Cancer  brachyurus ,  Th<>rice  qradraro  inermi,  Chela 
altera"  migna    Amun.  Acad.  VI.  p   4' 4   N.  96»  Maroco^ni. 

h  DE£U  XJUI.  STUK.  X  $  MARCGB. 


330      BESCHR  Y  VI  N  G  VAN 


V.    zou  deeze  de  Brafiliaanfche  Krab  ,  genaamd 
LXxxnLt  Uca  una  zyn  ,  dus  genoemd  wordende  ,  om 
Hoofd-  dat  Zy  zjg  'm  Poelen  onthoudt.    Ik  geef  'er 
de  benaaming  van  Zandkrab  aan  ,  om  dat  de 
aangehaalde  van  Catesby  dus  getyteld  wordt: 
want  de  naam  van  Roeper ,  dien  zy  ,  vol- 
gens Rümphius,  in  't  Maleitfch  voert,  fchynt 
niet  zeer  eigen  te  zyn.   Men  zou  ze  liever  mo- 
gen noemen  Wenfor,  om  dat  zy  met  de  groot- 
fle  Schaar  geduurig  zwaait,  wanneer  zy,  by 
*c  afloopende  Water ,  op  't  Strand  gezien 
wordt ;  verbergende  zig  aldaar  ,   indien  men- 
ze  naby  komt,  in  het  Zand.    Door  't  kooken 
worden  zy  niet  rood ,  maar  blyven  blaauw 
groen;  zynde ,  zegt  hy,  dik  van  Lyf  en  eet- 
baar, doch,  wegens  de  kleinte,  by  de  Men- 
fchen  niet  gezogt. 
pl\at       Deeze  Krabben  hebben  het  Lyf,  volgens 
fig  i,%  hem,  fchaars  een  Duimbreed  lang,  maar  wat 
breeder  en  van  vooren  breedst.    In  de  geftake 
der  Schaaren  verfchillen  zy  ongemeen.  Door- 
gaans is  ds  regter  grootst  en  dan  hebben  zy  de- 
.  zelve  of  zo  Schaaragtig  breed,  als  die  van  on- 
ze Afbeelding  Plaat  Cl  V.  tig.  2 ,  of  met  fmal- 
ler  punten,  gelyk  in  Fig.  3.   Hier  blykt  ech- 
ter ,  dat  de  flinker  Schaar  ook  wel  eens  de 
grootfte  is.    De  andere  Schaar  is  ongemeen 

klein, 

MARCGR.  Braf.  184.  ?is.  Braf  77.  T.  78,  SEB.  Muf  III. 
T.  1*.  f.  8.  6R0N.  ZuGph.  965.  PFT.  Gaz.  T.  78-  f.  5„ 
Kvm?h.  Amb*  T.  X.  E.  Cancer  arenarius.  Catïsb.  O*. 
Ih  T. 


de  Krabben. 


33l 


klein ,  ja  veel  kleiner  ,  gelyk  Rumphius  zege,  V. 
dan  eenige  Poot.    Ik  heb  'er  doch  van  dit  flag, 
met  de  beide  Schaaren  uitermaaten  klein  en  Hoofd- 
van  gelyke  grootte.  Opmerkelyk  is  't,  opwel-  STUK* 
ke  lange  dunne  Steeltjes  de  Oogen  Haan  in  dee. 
ze  Soort.   Zy  verfchuilen  zig  in  de  Indien  on- 
der Steenen,  zegt  LiNNiEus,  vattende  de  Vin- 
gers, als  die  haar  voorkomen,  met  Pyn, 

(15)  Krab  ,  die  bet  Rugfcbild  effen,  ov.gekar-  xy- 
teld  y  Eyrond  en  zeer  glad  heeft,  met  detusT 
Schaaren  tvoeefnydend  en  effen.  a^ge"6^" 

De  gedaante  van  het  Lyf,  eenigermaatenaar 
censMenfchen  Bekkeneel  gelykende  ,  geeft  den 
bynaam  aan  dit  Krabbetje/k  welk  klein  is  en  van 
fommigen  tot  de  Zee-Spinnetjes  t'huis  gebragt 
wordt.  Het  onthoudt  zig  in  Oostindie,  en  is 
aan  't  Eiland  Ambon  gevonden. 

(16)  Krab,  die  bet  Rugfcbild  effen  en  ongekar-  xvr. 
teld  verhevenrond  beeft ,  mn  agteren  met  ïbitwguu 
vyftien  Tandjes. 


Deeze  Soort,  in  het  Kabinet  van  de  Koningin 
van  Sweeden  berustende  ^  was  uit  Oostindie 
aftomftig. 

Krab- 

(15)  Cancer  brackyuras ,  Thorace  l«evi  integerrimo  ,  ovaro 
glaberrimo  ,  Manibus  ancipitibus  Ixvibus  M  L.  U.  431. 
RUMPH.  Amb.  T,  X.  f.  A,  1*.  PET.  Amb.  T.  9,  f.  3.  SEBé 
Kabinet.   III.   T.    19.   £4,  IO. 

(16)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  latvi  integerrimo  con* 
Y^K),  poftice  quindecim  -  denuto,  Mt  L«  ü,  *$2t 

h  DEEL.  XIII, 


332     Beschry  VING  VAN 


Afdeel, 
lxxxii. 
Hoofd- 
stuk. 

xvii. 

Rhomboi» 
des. 

Ruitige. 


XVI II. 

Macula- 
tus. 

Gevlakte. 


XIX. 
Pelagicus. 
Stekel- 
Krab. 


Krabben  ,  met  het  Borstfluk  effen  ,  aan  de 
zyden  ingefneeden. 

(17)  Krab,  die  bet  Rugfcbüd  effen ,  aan  de  zy- 
den voorwaard s  met  één  Doorn  beeft  9  en 
van  vooren  ftomp. 

Onder  de  zeldzaamheden  van  de  Middelland- 
fche  Zee,  die  door  den  aangehaalden  Schryver 
in  afbeelding  zyn  gebragt ,  komt  deeze  voor. 

Ci 8^  Krab,  die  bet  Rugfcbüd  efcn,  met  ronde 
Bloedkleurige  Vlakken ,  aan  de  zyden 
met  éénen  Tand  beeft. 

Dit  fchynt  de  flerk  'gedruppelde  Krab  te  zyn 
van  Valentyn,  die  geel  is  van  Rugfchild  met 
ronde  roode  Vlakken ,  welke  deeze  Soort  zeer 
kenbaar  maaken  en  'er  te  regt  den  bynaam  vau 
gevlakte  aan  geeven.  Men  heefcze  aan  't  Ei* 
land  Ambon  gevonden. 

(19)  Krab,  die  het  Rugfcbüd  effen  en  wederzyds 

met 

(ij)  Cancer  bracbyurus  ,  Thorace  Ixvi  ,  lateribus  antice 
unispinofo,  Fronte  truncad.  Syft.  Nat>  XII.  BARREL.  R*r* 
T.  T287*  £  L  T.  iz%6.  f.  i,a. 

(18)  Cancer  bracbyurus ,  Thorace  Ixvi  macuKs  Sanguineis 
rotundis;  lateribus  unidentatis.  M.  L.  U»  433.  RüMPH.^. 
T«  10.  f.  1.  PET.  Amh.  T.  i4  f.  8.  SEB.  Kabinet.  HL  T.  19* 
f.  12.  Gron.  Zoopb.  N.  971.  Valentyn.  lil.  Deel* 
T.  29c 

(19)  Cancer  bracbyurus ,  Thorace  lxvi  utrimque  unifpinofo, 
Fronte  fexcientata,  Manibus  multangülo  -  prismaticis.  M.  L«  U* 
434.  Cancer,  Manuum  aiticulis  omnibus  dentatis,  extiraohe- 

pta- 


bb  Krabben, 


333 


met  ééne  Doorn  heeft ,  van  moren  zestan* 
dig  en  de  Schaaren  veelkantig  geribd. 


V. 


AFDEEU 

LXXXil. 

HOOFD- 


De  Latynfche  bynaam  van  Zee  -  Krab ,  fchynt  stuk. 
te  algemeen  tezyn,  offchoon  deeze  in  het  Zee- 
Kroos  op  dengeheelen  Aardkloot  zig  onthoudt, 
volgens  Linbmeus.   De  aangehaalde  van  Rum- 
fhius  ,  Stekclkrab  by  dien  Waarneemergety  telt, 
zegt  dezelve  dat  de  gemeenfle  is  onder  de  eet- 
baare Krabben  ;  weshalve  zy  dan  ook  op 't  Strand 
moet  voorkomen.    Osbeck  vondt  haar  in  de 
Kroos-Zee  zo  overvloedig  niet,  als  de  kleine  vier- 
kante Krabbetjes  voorheen  befchreeven  *.  Van  *  zie 
Valentyn  wordtze  de  Keizers  -  Krab  geheten.  a  432 
Behalve  de  zes  Tandjes  van  het  Schild ,  tusfchen 
de  Oogen  ,  hebben  zy,  bezyden  de  groote  Ste- 
kels ,  nog  agt  kleinere  op  ieder  zyde.  Myn 
Voorwerp  is  drie  Duimen  breed  ,  en  anderhalf 
Duim  lang  van  Lyf. 

(20)  Krab,  die  het  Rtigfchild  effen  en  Kogel*  xr. 

7    1       r  ,  t  /  /      rr*       1  Nucleus. 

rond  heejt%  van  voor  en  wederzyds  met  een  Tam  y  Éïktf, 
van  agteren  en  de  Snuit  tweetandig. 

Aan  deeze  Soort,  die  de  geftaltë  van  de  Vyf- 
tiende  en  de  grootte  van  een  Eikel  heeft ,  worde 
niet  onaartig  deeze  bynaam  gegeven.  Haar 

Rug- 

ptagono.  OsB.  Inn.  307.  Gron.  Zoopb.  956.  RUMPH.  Amb. 
T.  VII.  f.  R.  BroWN.  Jam.  421.  T.  41.  f.  2.  SEB,  Kab^ 
III.  T.  20.  %#  9. 

(20)  £&ncer  brachyurus ,  Thorace  Ixvi  gtobcfö  ,  antice  utrim* 
que  unidemato  ,  postice  Roftroque  bideutato,  Syft*  Nat* 
SU. 

I*  DEEL.  XIII.  STVK* 


334    Beschryvi.no  van 


V.     Rugfchild  heeft  een  tweetandige  Snuit  5  en  de 

i Sm*  rand  '  vana§teren>  isflaauw  tweetandig ,  maar 
Hoofd-  boven  de  agterfte  Pooten  heeft  het  Schild  nog 
stuk.  een  fterken  Kegelvormigen  tand.  De  Staart  is 
zeer  glad  ;  de  Armen  zyn  befprengd  met  uitftee- 
kende  Stippen:  deKlaauwenfcherp;  de  Schaa- 
ren  effen ,  met  lange,  dunne  ■  egaal  gehaairde 
punten.  Aan  de  Oevers  van  Barbarie ,  in  de 
Middellandfche  Zee  ,  is  deeze  doot  Brander 
waargenomen. 

xxi.  (it)  Krab  ,  die  bet  Rugfchild  effen  en  weder- 
Gezoogde*  zyas  vierlobbig  getand  heeft,  de  Schaar  en 

effen  en  ovaal. 

Ik  verftaade  reden  niet  van  den  bynaam,  dien 
deeze  Indifche  Krab  voert.  Zy  bevondt  zig , 
met  de  twee  voorigen ,  in  het  Kabinet  van  de 
Koningin  van  S  weeden. 


xxu 

M&nas 
Strand- 


O»}  Krab,  die  bet  Rugfcbild  byna  effen ,  we- 
krabf "  derzyds  'vyftandig  heeft ;  de  Armen  met 

één  Tand;  de  Poolen  gebaaird,  en  de  ag- 
terjten  Elswyze. 

Dee« 

(21)  Canctr  hrachyurus ,  Thorace Ixvi  ,  utrimque  ferrato* 
quadrilobo  ,  Manibus  ovatis  tevibus.  M.  L.JJ,  435. 

(22)  Cancer  hrachyurus  ,  Thorace  lacviusfciilo  utrimque  qmn* 

^uedentato  ;  Carpis  unidentatis    Pedibus  cilhtls  ,  postidi 

fubula-tis.  M.  t.   U.  Faun.  Suec  z**fc  ScoP.  Carn 

I  I23'  lu  Westz.tb.  173.  RumPH.  Amb.  T,  VI.   f.  O.  PET# 

t  TJ'  ,f  5'  BASTE**  Uitfpanningen  Ü.  p.  10.  T.  l! 
CïROn".  N.  955. 


de     Krabben.  535 

Deeze  ,  als  een  der  gemeende  Soorten  van  ,  V, 
Krabben,  die  aan  onze  Stranden  voorkomen > ^P*,?1, 
door  den  Heer  Doktor  Baster  tot  zyne  Waar-  Hoofd- 
neemingen  over  de  Krabben  gebruikt,  onder STÜ2U 
den  naam  van  Strandkrab ,  en  in  verfcheide  af- 
beeldingen, zo  in  't  geheel,  als  ten  opzigtvaa 
de  byzondere  deelen,  duidelyk  voor  Oogen  ge- 
fteld  in  zyn  Ed.  Natuurkundige  Uitfpanningen, 
waar  de  gekleurde  Plaaten  een  byzonder  fieraad 
aangeeven;  zal  ik  thans  befchouwen  als  een 
Schepzel ,  dat  byna  aan  alle  Stranden  voor* 
komt  op  den  geheelen  Aardkloot.  Rumphius, 
immers,  telt  deeze  ook  onder  de  Indifche  Zee- 
Krabben  en  zegt  dat  zy  nooit  op  't  Land  kamt, 
wordende  alleenlyk  in  Kuilen ,  daar  het  Water 
(taan  blyft,  by  afloopende  Zee,  of  anders  met 
Netten  gevangen.    De  Kleur  is,  zegt  hy  ,  uit 
den  graauwen  donkergroen ,  doch  gekookt zynde 
rood,  en  dan  wordenze  voor  zeer  fmaakelyk 
gehouden.   Volgens  Doktor  ScopoLikomt  dee- 
ze ook  voor  in  de  Adriatifche  Zee. 

(23)  Krab  ,    die   bet   Rugfcbild  -nvederzyds  xxni. 
byna  vyftandig  ,  de  Scbaaren  aan  't  end  Separator* 
Jamengedrukt  en  de  agterjte  Pooten  ovaal  fl.  civ, 

beeft.  %' 4' 

De 


("23)  Cancer  bracbyuru$%  Thorace  \xvi  utrimque  fubquln- 
^uedentato ,  Manibus  apice  comptesfïs,  Pedibus  ovatis.  Syfl* 
Nat,  XI ï.  Cancer  Caninus,  Ad,  Frid*  I.  P.  85.  Scop.  Carn* 
1124»  GRon.  Zotpb*  954.  Cancer  Ramipes.  Bark.  Ic.  1287. 
f.  %>  Cancer  Latipes.  Rond.  Pifc  565.  Planc.  Cmck*  34* 
T.  3*  f.  7.  SEB.  Kabinet.  UI.  D.  T.  18.  f. 

I.  DEEL.  XUXt  STU^t 


336     Beschryvïng  van 

V.  De  tand  aan  het  eerfte  Lid  der  Armen ,  en 
Afdeel.  c}e  Haairieheid  der  Pooten  aan  de  eene  zyde, 
Hoofd-  heeft  zowel,  indien  niet  meer  plaats  in  deeze,  als 
stuk.  in  de  voorgaande  Soort ,  waar  van  zy  inzon- 
derheid door  de  agterite  breede  Zwem- 
pooten  verfchilt  ,  die  haar  ,  by  fommigen  * 
Breedpoot  hebben  doen  noemen.  Zy  komt  by 
de  voorigen  aan  onze  Stranden,  doch  niet  zo 
menigvuldig  voor,  en  fommigen  noemen  haar, 
wegens  den  glans  en  helderheid  van  de  Schaal 
en  Pooten  ,  niet  onaartig  Porfelein- Krabbetje. 
De  af  beelding  daar  van,  zo  het  my  toefchynt, 
nog  niet  uitgegeven  zynde  ?  heb  ik  die  ,  vol? 
gens  zodanige  Mannetjes  ,  my  onlangs  door 
den  Heer  Baster  uit  Zeeland  toegezonden, 
alhier  ,  in  fig.  4, ,  naauwkeurig  in  't  Koper 
doen  brengen.  Ik  zeg,  dat  deeze  Zeeuwfche, 
misfchien ,  nog  niet  was  afgebeeld:  want  de 
figuur ,  die  uit  Seba  aangehaald  wordt ,  hoe 
zeer  naar  dezelve  gelykende ,  was ,  volgens 
de  befchryving  ,  van  een  Brafiliaanfche  Zee. 
Krab,  die  aldaar  Aratu-  Pinima  of  ook  Guan» 
humi  geheten  wordt ,  ontleend ,  en  by  den 
Heer  Gronovius  ,  hoe  omftandig  ook  over 
de  Nederlandfche  Krabben,  waar  van  zynEd. 
zevenderley  Soorten  opgeteld  heeft  (*),  zoek 

ik 

(*)  Naamelyk  niet  m  zyne  Fauna  BelgUa  ,  een  Werk  dat 
deeze  Heer  voorgenomen  hadt  uit  te  geeven  ,  weshalve 
het  door  Doktor  Baster  als  reeds  uitgegeven  wordt  ge- 
meld: maar  in  A&.  Helvet.  Pbyf,  M&th.  Med.  VOL.  V.  p. 
3603  alwaar  het  vervolg  is  van  zyne  gebrekkelyke  Lyst  dei 
Nederlandfche  lnfektcn* 


DE  KRABBEN 


33? 


ik  te  vergeefs  naar  deeze.  Zyne  eerfte  ,  naa-  Af^*eï^ 
melyk,  die  dan  de  Breedpoot  van  Rondele-  lxxxii* 
tius  zyn  zou ,  hadt  de  ééne  Schaar  grooter  dan  Hoofd- 
de  andere,  dat  in  deeze  geen  plaats  heeft,  en  STUK<i 
die  andere,  thans  door  zyn  Ed.  als  een  Zeeuw- 
fche  opgegeven  (*)  ,  kan  het  ook  niet  zyn  i 
om  dat  het  Rugfchild  die  twee  groote  wéder- 
zydfe  Doornen ^  van  de  Stekelkrab,  ontbree- 
ken.   Die  van  Plancus  en  Barrelier  zullen 
zekerlyk  Italiaanfche  of  vreemde  zyn»   De  on- 
zen vallen  in  lang  zo  groot  niet  als  de  gewoo- 
ne  Strandkrabben  *  van  de  voorgaande  Soort* 

Dit  Krabbetje  was,  in  het  Kabinet  des  Konings 
Van S weeden,  Hondskrab getyteld.  Doktor  Sco- 
polizegt,  dat  het  Volk,  aan  de  Adriatifche  Zee* 
'er  den  naam  van  Mafinetta  aan  geeft ,  hoewel 
zy  de  gemeene  Strandkrabben,  anders  Granci, 
ook  wel  eens  zo  noemen.  Het  Rugfchild  is  een 
weinig  breeder  dan  lang,  en  bet  tweede  Lid  der 
Armen  ,  zegt  hy  ,  tweetandig,  daar  ik  echter 
inde  onzen  maar  een  groote  dikken  fpitfen Tand: 
of  Doorn  aan  waarnèem.  Het  wordt  onder  da 
Sweedfche  Dieren  niet  opgeteld. 

(24)  Krab  3  die  ruig  zV,  hebbende  het  Rugfchild  ^f*^ 

we-  Ven$ï$fö 


(*)  Zoopk  Gron.  Fascic.  It.  p.  222.  N.  958.  Want  zo  die 
Soort  alleen  van  dé  Stekelkrab,  tf.  956,  door  de  agterfte  Poö- 
ten  verfchilt,  kan  het  zekerlyk  ons  Porfelein  -  Krabbetje  niet 
zyn ,  het  welk ,  bovendien  ,  de  agterftc  Pooten  niet  bekwaam 
heeft  om  te  loopen. 

(24)  Cancer  brachyuruÉ ,  hirfutus  ,  Thorace  utriiftfjuc  den*» 

ii  Deel*  XIII.  stuk*  Y  ittCv* 


333   BescrryviSg  va» 


Afdeel* 


wederzyds  getand ,  de  agterjle  Pooten  iedet 
met  twee  Klommen. 


Lxxm. 
Hoofd- 


Volgens  myn  Voorwerp ,  het  welk  meer  dan 
een  Vuist  groot  is  5  hebben  de  dubbelde  Klaauw- 
<tjes  plaats  aan  de  twee  paar  agterfte  Pooten, 
gelyk  by  Rumphius  ;  doch  niet  aan  alle  de  Poo- 
ten, gelyk  in  die  van  Seba.    Ook  is  de  myne 
overal  ruig  en  heeft  by  zig  een  Ruggedekzel 
van  Hoornagtige  zelfftandigheid :  weshalve  zy, 
mooglyk,  de  Ruiter  genoemd  wordt.  De  Haai- 
righeid  aan  hetLyfis  bruin  of  graauw,  maar 
♦de  Schaaren  zyn  wit  en  glad.- 
■    Ltnn^eüs  verhaalt ,  dat  deeze  Krab  zig  in  de 
diepte  der  Indifche  Zee  onthoudt  en  Venynig 
is.   RtiMPHius,  evenwel  3  dringt  niet  fterk  aan 
op  dit  laatfte,  meenende  dat  her  denkbeeld ,  't 
welk  ons  Volk  dienaangaande  heeft ,  meest  van 
de  leelyke  gedaante  deezer  Krab  afkomftig  zy. 
Hy  noemtNatiën  op,die  dezelve  zonder  fchroom 
eeten ,  na  dat  zy  op  Kolen  gebraden  zyilj  al  't 
't  Vleesch  van  't  zwarte  Bloed  of  de  bruine 
vogtigheid ,  die  grootendeels  het  Lighaam  van 
deeze  Krabben  opvult ,  afzonderende.    Op  der- 
gelyke  manier ,  zegt  hy ,  kunnen  ook  de  Vis- 

fchen,  die  men  Opblaazers  noemt,  zonder  hin- 
der van  de  Menfchen  gegeten  worden ,  als  ze 
maar  het  Vleesch  weeten  af  te  fcheiden  van  de 


tato,  Pedibus  posticis  Unguibus  gemitris*  Amxné  Acad.  VU 
p.  413.  N,  95.   Cancer  lanofus.  RÜMPH.  Amb.  T.  XI.  U  I* 
Kabin.  T.  XVIII.  f.  I, 


Sly- 


ï>  ë  K  r  A  b  is  I  ft 


333 


SlymJge  Aderen  ,  waar  in  het  Kwaad  fteekt.  V; 
En,  de  geheeleVenynigheid  der  Krabben  komt,  ^mu' 
volgens  hem,  uit,  op  een  worgende  en  duizelig  Hoofd- 
maakende  kragt,  die  men  fomtyds  met  enkele  STUKt 
Syroop  of  eenige  Vettigheid  verdry  ven  kan  (#). 
Misfchien  heeft  deeze,  byLiNNiEus,  daarvan 
den  naam  van  Dormia  gekreegen. 

(25}  Krab,  die  bet  Rugfcbild  effen  en  weder-  xxv; 
zyds  vyftandig  heeft ,  de  Scbaaren  veel-  recsügcl 
hoekig  ovaal  en  de  Armen  met  één  Tand. 

Ik  begryp  naauwlyks ,  hoe  dat  de  zeldzaame 
gladde  Zee  -  Krab  van  Rumphiüs  tot  deeze  Soort 
kan  betrokken  zyn,  van  wier  eigenfchappenik, 
by  dien  Autheur^  niets  gemeld  vindt.  Moog- 
lyk  heeft  zy  dien  bynaam  wegens  de  lekkerheid 
van  haar  Vleesch.  Zy  is  uit  Indie  afkomltig. 

(26)  Krab,  die  het  Rugfcbild  effen  en  gekar  xxn: 
teld3  met  de  agterfte  hoeken  uitgebreid  vyf-  ^amI^ 
tandig  en  van  agteren  geknot ,  de  Scbaa*  Kondig 
ren  gekamd  heeft* 

De 

(*)  In  de  ÏVysgeerige  Verhandelingen  van  BRADLEY  ,  ever 
de  Werken  der  Natuur  ,  bladz.  80,  vindt  men  zelfs  aange» 
merkt ,  dat  fommlge  Soorten  van  Krabben  zeer  vergiftig  zyn. 

(25)  Cancer  brachyurus ,  Thorace  Ixvi  utrimque  quinque' 
dentato;  Manibus  multangulis  ovatis,  Carpis  unidentatis.  AT 
L,  U.  437.  RUMPH,  Amb.  Tab.  VI.  f.  P*  PET.  Amb.  T.  I. 
f.  6. 

(26)  Cancer  brachyurus ,  Thorace  lsevi  crenulatö,  angulis 
posticb  dilat?.to.quinqiiedentatis,  posticeque  fubtruncato;  Ma- 
nibus cristatis.  Seb.  Kabin.  UI.  T.  1$.  f.  13.  CanCtf  ChS* 
Hs  crasfiflïmis»  Catesb,  Carol.  II*  p.  3ö«  T.  §6t 

h  DEIJU  XIII»  STUK*  Y  2 


340    BEsCBRÏVÏNG  VAN 


V.       De  dikte  der  Schaaren  en  Pooten  is,  volgen" 
tlxxïi?  ^e  aangehaalde  afbeelding  van  Seba  ,  aanme* 
Hoofd-  kelyk  in  deeze  zeer  zeldzaame  en  fierlyke  Bloem- 
^     agtige  Krab  van  Ambon  ,  welke  de  Heer  de 
Geer  ,  uit  Amerika  ,  in  zyn  Kabinet  gekree- 
gen  hadt,  enLiNN^us  van  Algiers.   Het  ver- 
he venronde  Schild  ,  eenigermaate  geknobbeld  > 
is  aan  de  agterfte  hoeken  breeder  en  vyftandig, 
voor  het  overige  aan  den  rand  gekarteld  :  de 
Snuit  tweekwabbig  en  Stomp :  de  Schaaren  ge- 
knot ,  gekamd  en  met  een  Doorn  gewapend  aan 
den  grond  fteun. 

xxvn*  (27)  Krab,  die  het  RugfcLUd  ooederzyds  Jtomp 
z^Krab.  met  neSen  pl°°ijen »  &%  de  Schaaren  met 

zvoarte  tippen  heeft. 

De  algemeene  naam  van  Zee  -  Krab  past  op 
deeze  Soort  ,  welke  den  Ouden  bekend  geweest 
is  onder  den  naam  van  Pagurusy  dieooktaame- 
lyk  algemeen  is ,  als  een  Schepzel  betekenen* 
de,  het  welk  zig  onthoudt  op  fteile,,  klippige 
plaatfem  Deszelfs  Korst  of  Schild  is,  in  't  ron- 
de, met  negen  Kerven  als  Geutswys  ingefnee- 
den,  volgens  Bellonius ,  die  verhaalt,  dat 

dee« 

(z7)  Cancer  bracbyurus  f  Thorace  utrimque  obtufe  novem. 
plicato  ,  Manibus  apice  atris.  Faun.  Suec.  2023.  Ed.  I.  N% 
1244.  Westgith.  173.  Muf.  Ad.  Frid.  I.  p.  85*  SCOP. 
Carn>  1125.  Gron.  Zoopb.  967.  Bell.  Aquat.  568.  RoN- 
DEL*  Pisc.  560.  Gesn*  Aquat.  155.  ALDR.  Exfang.  186. 
JoNST.  Exfang.  Aquat.  T.  V.  f,  2,  BRADL,  Nét.  T.  *  f.4, 
&UMPH.  Amb.  T.  XI.  f,  4. 


de  Krabben. 


34* 


deeze  Krab  wel  zo  groot  wordt  als  eens  Men-  .  v*  , 

v  Afdfet 

fchen  Bekkeneel.  Rondeletius  tragt  uit  Ari-  LXxxn/ 
stoteles  te  bewyzen ,  dat  de  Pagurus  de  waare  Hoofd- 
Maja  zy  van  dien  Philofooph,  dus  wegens  de 
grootte  genaamd ,  waar  in  zy  alle  andere  Krab- 
ben overtreft,  als  eene  Moeder-  of  Voedfter- 
Krab  ten  opzigt  van  de  overigen  aangemerkt 
zynde*  Hierom  wordt  zy  in  Engeland  de  groo- 
te  of  Paarde- Krab  9  en  van  de  Visfchers  the 
Punger  geheten.  Deeze  is  het ,  waar  van  de 
Schaaren  oudtyds  aangepreezen  zyn  onder  de 
Winkelmiddelen.  De  Italiaanennoemenze  Gran» 
ciporro,  en  de  Duitfchers  geeven  'er  den  naam 
aan  van  Tasfcben .  Krebs  ,  dat  is  Beurs-Krab- 
be.  Aan  de  Kust  van  Noorwegen  wordt  zy3 
zo  wel  als  in  S  weeden,  overvloedig  gevangen 
volgens  het  Berigt  van  Kalm,  die  daar  van  al- 
dus fpreekt  (*). 
J  Deeze  Soort,  zo  wel  Krabba  als  Palltas.  ^  ftetkftt 
ka  genaamt,  onthoudt  zig  meest  op  Slykeri- 
3J  ke  Modder-  of  ook  op  Zandgronden  ;  doch 
3,  zeldzaam  op  plaatfen  die  Klippig  of  mee 
„  Steenen  zyn.  Onder  alle  bekende  Dieren 
33  houdt  men  deeze,  naar  haare  grootte  ^  voor 
„  de  flerkfte ;  want  zy  zyn  in  ftaat ,  om  met 
„  een  zo  zwaar  ftuk  Lood  ,  byna,  als  zy  zelf 
9J  zyn,  te  gaan  kuijeren.  Het  is  ook  een  Vis- 
|3  fcher  niet  te  raaden3  dat  hyze  met  de  Han- 

„  den 

(*)  Stokb*  Verhand.  X*  THEiLL.  p.  ï$5  ,  19$* 
lt  Deel  XIII.  Stuk,  Y  3 


\ 


34$      Beschryving  van 


v-        den  vatte  3  of  ze  digt  aan  zyn  bloote  Voe- 
tlxxiu'  »  ten  komen  laat :  want  men  heeft  voorbed- 
Hoofd-  y9  den,  datzy  Vingers  of  Toonen*  even  als  een 
*xyK#    33  Koolsblad 3  met  de  Schaaren  hebben  afge- 
3,  broken.   Men  bereidtze  op  verfcheide  ma- 
3  3  nieren  tot  Spyze  :  zy  worden  of  in  haar  ei- 
3,  gen  Schaal  ,   met  eenige  Speceryën  daar 
,3  in  geftpken3  op  gloeijende  Kolen  gebraden  3 
3,  of  in  Water  gekookt ,  enz.   Van  de  voor- 
3,  naamfte  Luiden  worden  zy  altoos  voor  een 
33  Lekkerny  gehouden  3  wanneer  zy  goed  om 
33  te  eeten  zyn5  dat  is  van  St.  Michiel  totAl- 
3,  lerheiligen,  en  dan  gaanzy  in  fmaakelykheid 
33  de  Kreeften  te  boven:  maar  vervolgens  deu- 
33  gen  zy  niet  veel  ,  en  zyn  meest  ledig  van 
?3  Schaal.   Buiten  dien  tyd  wordt  het  Vleesch 
3,  voor  lok  -  aas  aan  de  Vischhoeken  gebruikt". 

Gedagte  Kenmerken  onderfcheiden  deeze  ge- 
noegzaam van  de  Strand  -  Krabben  3  hier  voor 
t  Biadz,  befchreeven  f  3  die  echter  zeer  naa  met  dezel- 
ven  vermaagfchapt  en  in  eigenfchappen  over- 
eenkomftig  zyn.  Ik  heb  daar  van  /  in  de  inlei- 
ding van  dit  Hoofdftuk  5  genoegzaam  gefpro- 
ken.  Hoe  de  Koperkrab  van  Rumphius  3  dus 
wegens  haare  glinsterend  roode  of  Bronsagtige 
Kleur  genaamd  3  die  ook  wel  is  waar  zwarte 
Schaaren  heeft 3  doch  in  de  Indifche  Zee  zeld- 
zaam voorkomt  3  en  niet  tot  Spyze  wordt  ge- 
bruikt 3  tot  deeze  Soort  betrekkelyk  zy  3  kan  ik 
'ïiiet  begrypen. 

Krabben,  met  het  Rugfchüd  vanboven 

ruig  of  Stekelig. 

(28) 


de  Krabben. 


343 


Ca8)  Krab,  die  het  Rugfcbild  rondagtig  ,  ruig 

en  op  zyde  Jlomp,  de  Schaar  en  Eyvormig  lxxxii/ 
en  gedoomd  heeft.  Hoofd- 

Deeze,  in  't  Kabinet  van  de  Koningin  van  Chdrml 
Sweeden  zig  bevindende ,  was  uit  de  Indilche 
Zee  af  komftig. 

C2£0  Krab  3  die  het  Rugfcbild  ruig  en  rimpe*  xxix. 

, ,  o     •  Lanatus» 

lig ,  wedcrzyds  met  eenen  1  and ,  de  Snuit  wollige, 
tweetandig  beeft» 

In  de  Middellandfche  Zee  was  deeze  gevan. 
gen  9  die  het  Schild  platagtig  ,  oneffen  5  met 
groefjes,  van  vooren  geknot  heeft ,  met  twee 
Tanden  tusfchen  de  Oogen  ,  één  daar  buiteó, 
en  irl  't  midden  van  de  Zyde  ,  wederzyds  9  een 
uitfteekende  Tand.  De  Schaaren  zyn  glad ,  de 
Armen  gehaaird.  De  twee  voorfte  paaren  van 
Pooten  zyn  lang,  de  twee  agterfte  paaren  kort 
en  op  de  rug  ftaande  ,  aan  de  tippen  met  haa- 
kige  Klaauwen-  Men  kan  de  Aanmerkin- 
gen van  den  Heer  Vosmaar  daar  over  na- 
zien (*). 

(303  Krab  *  die  bet  Rug  fcbild  ovaal  1  ruig  en  A  xxx-  - 

70  Araneus* 
ge-  Spinnefcof* 
Krab, 

(2%)  Cancer  brachyurus  9  Thonce  hlrto  (uborhiculato  muti„ 
to,  Manibus  ovatis  muncaris.  M.  L*  U.  438 

(29)  Cancer  bracbyurus  ,  Thonce  hfrtó  rugofö  ,  utrimciic 
unidentato,  Rolko  bidentato,  Planc.  ConcL  p»  36.  T.  V, 
f.  r. 

(*)  Uitgezogte  Verband*  X»  DEEL ,  htedz- 

(30}  Cancer  bracbyurus  3  Thonce  hirfuto3  ovat'o,  tubercula» 

1,  Deel»  XIII.  Stuk.  Y  4  •     u  jj 


544    Beschryving  van 


'Afdeel  geknobbeld  heeft,  met  de  Snuit  gevorkt  en 

Lxxxn. "  de  Schaar  en  Eywrmig. 

Hoofd- 

itük.  Gemeenlyk  noemt  men  deeze  Zee-Spin  ,  doch 
het  zal  die  niet  zyn  ,  waar  aan  ,  in  't  Hoog- 
duitsch,  de  naam  gegeven  wordt  van  Duivels- 
Krab,  als  welke,  door  de  grootte  en  menigte  van 
Doornen  op  het  Schild,  zig  genoegzaam  on- 
derfcheidt.  Zy  gelykt  veel  naar  de  voorgaan- 
de en  volgende  Soort. 

xxxr.  rot)  Krab,  die  het  Rug fchild  omgekeerd  Kart* 
Snuitje.  vormig  ,  de  Rug  met  twee  regt  op  fiaande 

Doornen  ;  de  Schaaren  langwerpig  en  op 
zyde  plat  heeft. 

Deeze  komt,  zo  wel  als  de  voorgaande ,  in 
de  Europifche  Zee  voor.  Die  van  de  Sweed- 
fche  Kust  is  klein  en  morfig,  met  het  Rug- 
fchild  voor  waards  in  een  Snuit  uitloopeiide  en 
de  Sprieten  met  Borftelhaairtjes  bezet.  De 
Schaaren  hebben  dunne  punten  en  aan  den  grond- 
fteun  twee  (lompe  Doornen, 

^xnt.  ^32}  Krib9die  het  Rug  fchild  ruig  en  wederzyds 
SLuigc  *  vyftandig  heeft ;  de  Schaaren  aar\  dm  bui- 

tenkant gedoomd. 

In 

tö j  Roftro  blMo  ,  Manibus  ovatis.  Fauyi.  Su§c.  230.  M.  L« 
ü*  439-  lt.  Scan,,  312»  JONST.  Exfang.  Aquat.  T.  5.  f.  13. 

(3  0  Cancer  brachynrus ,  Thoracc pubescente  obcordato ;  Dor» 
fo  Spinis  duabus  ereóh's  ;  Manibus  oblongis  compresfis.  Faun* 
&uec>  2027. 

(32)  Canur  brackyurus,  Thoracc  hirto,  utrimquc  quinqqcs 
dcnrato,  Manibus  extug  mmicatit*  J**m*  Suec*  2025* 


de  Krabben. 


345 


In  de  Noorder  Oceaan  is,  door  den  Heer  Mar-  V, 
tin  ,  een  zeer  klein  Krabbetje  waargenomen  ,lxxxii/ 

dat  deeze  Kenmerken  heeft.  Hoofd- 
stuk, 

(33)  Krab  ,  die  tet  Rugfcbiid  Haairig  9  ovaal ;  xxxnt. 

n  1  «         iji  Cupbtus* 

van  voor  en  Jtomp3  van  agteren  dnetandïg  vweiigc. 
heeft. 

Deeze,  in  't  Kabinet  van  de  Koning  van  S  wee- 
den zig  bevindende,  was  uit  Oostindie  afkom- 
ftig.  De  aangehaalde  figuur  van  Rumphïus 
heeft  geen  de  minfte  ruigte.  Edwards  heeft 
een  zeer  Haairig  Krabbetje  ,  van  de  Kaap  der 
Goede  Hope ,  afgebeeld  (*). 

(34)  Krab,  die  bet  Rug fchild  Haairig  en  w  xxxtv. 
derzyds  drietandig;  de  Snuit  tweetandig  % 

en  op  zyde  ééntandig  heeft. 

Deeze  heeft  de  grootte  van  een  Eikel ,  en  is 
in  de  Middellandfche  Zee ,  door  den  Heer  Bran- 
der, waargenomen.    Rumphïus  zegt,  dat  men 
de  zogenaamde  Venynige  Krab  *  ,  in  de  Am-  *  zie 
bonfche  Taal ,  4e  Mosdraager  noemt.  "  * 

(35) 


f33)  Cancèr  Irachyurus ,  Thorace  villofo  ovato,  amice  ob- 
tufo9  postice  tridentato,  M,  L.  ü.  440.  Rumph,  Amb<  T,  X. 
f.  D? 

(*)  Gkanings*  Tom.  II.  T.  285.  p.  164* 
C34)  Cancer  brachyurus  %  Thorace  villofo  utrïmque  tridenta- 
«0;  Roftro  bideatato ,  lateribus  unidcntato*  Syft,  Nat,  XIU 


346    Beschryving  van 


V.  (35)  Krab ,  die  het  Rugfchild  met  agt  Doornen 
xxxxn**  beeft,  de  Pooten  Draadagtig  ,  de  Snuit 

Hoofd-  gevorkt. 

STUK. 

^fbtlus.  Deeze  heeft  het  Schild  Hartvormig ,  verhe- 
Gcdoorn-  venrond  met  vier  Knobbels  ,  waar  van  twee 
op  zyde  en  één  kleinere  daar  tusfchen ,  als  ook 
één  naar  de  Rug  toe  3  ieder  met  een  regt  op 
ftaande  Doorn  of  Stekel ;  hoedanigen  'er  nog 
twee  van  agteren  zyn  en  twee  naar  de  Snuit 
toe,  die  in  tweeën  gefpletenis  en  oogluikende. 
De  Pooten  zyn  Draadagtig  dun,  ongewapend. 
Zy  is  door  den  Heer  Logte  te  Kadix  gevon- 
den. 


?» 

Ge 

de. 


(3ö3  Krab ,  die  het  Rugfchild  ovaal  en  gejlip* 

Funiïatus.  peid  heeft}  van  agteren  arietandig. 

In  Oostindie  zo  wel  als  in  Westindie,  inKa- 
rolina  en  Jamaika  >  wordt  de  woonplaats  gefield 
van  deeze  Soort,  die  de  Snuit  uitgerand ,  met 
een  Hompen  Stekel  wederzyds  heeft ;  deSchaa- 
fen  langwerpig  ,  met  roode  Stippen,  van  on- 
deren effen :  de  Pooten  wollig  ruig. 

xxxvn.  (j?)  Krab  5  die  het  Rugfchild  ruig,  ongelyk9en 
tas.  s  we* 

Gemasker- 
de 

(35)  Caneer  Irachyurus ,  Thorace  Spinis  o&o  ,  Pedibus  Fi» 

liformibus,  Roftrp  bifïdo,  Syft.  Nat.  XII* 

(%6)  Caneer  brachyurus  ,  Thorace  ovato  pun&ato,  poltice 
tridentato.  Syft.  Nat.  XIL  RUMPH,  Amb.  T*  X*  f.  C£ 
BBOWN.  Jam.  T,  42.  f.  3- 

(37)  Caneer  brachyurus %  Thorace  hlrto  msquali,  utrinj. 
ruic  quin^uedentato  j  Holfro  quadiidentato.  Syft»  ito.  X* 


de  Krabben» 


wederzyds  vyftandig  ,  de  Snuit  niertan*  v« 
dio  heeft  Afdeeu 

flOOFD- 

In  de  Middellandfche  Zee  komt  deeze  voorstuk. 
die  de  grootte  van  een  Appel  heeft  en  rood  is 
van  Kleur.  De  Snuit  is  in  tweeën  gedeeld, 
Elsvormig  ,  ruig  of  ruuw  ,  met  een  Haairigen 
korten  Tand  ,  van  vooren ,  aan  ieder  zyde ;  en 
een  Borstel  wederzycjs  aan  den  grondlleun  vat* 
de  Staart.  Het  Rugfchild  ovaal ,  aan  den  rand 
met  vyf  Doornen  ,  en  op  de  vlakte  geknob . 
beid.  De  Schaaren  effen ,  en  agterwaards  twee- 
tandig.  De  twee  agterlte  Poocen  fchynen  bo- 
yen  de  anderen  geplaatst  te  zyn. 

Krabben,  met  het  Rugfchild  van  boven 
gedoomd. 

(38}  Krab ,  die  bet  Rugfchild  Wollig  ruig,  metXXKVm 
twaalf  Doornen ;  de  Snuit  gevorkt  beeft. Doken*. " 

Twaal^- 
lQ  Spanje  is  deeze  waargenomen ,  die  de  groot-  oomi£c* 
te  heeft  van  een  Huis  -  Krekel ,  en  dus  onder 
de  allerkleinfte  Krabbetjes  behoort  ,  verfchil- 
lende  van  de  Spinnekop-Krab ,  doordien  het  Lyf 
niet  plat  is,  maar  verhevenrond. 


(39)  Krab  9  die  bet  Rugfchild  rimpelig  ,  kaal , 


M  xxxri. 


f38)  Canstr  brachyurus^  Thorace  pabefcente  ,  Spinisduo- 
decim ;  Rofoo  bindo.  Syft»  Nat.  XII* 

(39)  Cancer  brachyurns  s  Thorace  mgofo  nudo,  margine 
utrimque  o&o  -  dentato  ,  poftico  maxima  1  Palmis  posticisoy?,- 
tb.  Syfi.  Nat.  XII. 

lt  DêEL.  mu  STUK. 


348    Beschryving  van 


'V. 
Afdeel* 

LXXXII. 

Hoofd- 
stuk. 

XL. 

Puber. 


Maja. 

Duivels- 

Krab. 


aan  den  rand  wederzyds  met  agt  Tanden 
heeft)  waarvan  de  agterjle  grootst :  de  ag- 
terfte  Palmen  ovaal, 

(40)  Krab  3  die  bet  Rugfcbild  rimpelig  ruig  > 
ycederzyds  met  vyf  Tanden  \  en  de  agterjle 
Palmen  ovaal  beeft. 

Deeze  beiden  zyn  door  D.  Wilke  in  de  A- 
driatifche  Zee  gevonden.  De  eerste  heeft  de 
Palmen  van  vooren  tweetandig  en  de  Schaaren 
gehoekt. 

(41}  Krab  ,  die  bet  Rugfcbild  gedoomd  beeft  ^ 
met  de  Schaaren  dik  en  gedoomd  3  hebbende 
de  punten  als  Kwasten  ruig, 

Deeze  is  het ,  die  men  in  Noorwegen  TroW- 
ofTeufels-  dat  is  Duivels  -  Krab  noemt ,  zq  we- 
gens de  ontzaglyke  gedaante,  als  wegens  de 
langte  haarer  Pooten,  en  misfchien  ook  wegens 
een  ingebeelde  eigenfchap  ,  dat  zy  ,  door  de 
verwisfeling  van  Kleur,  de  verandering  van  het 
Weer  voorfpellen  zouden.  Zeker  Heer  fprak 
'er  op  dergelyke  manier  van,  willende  dat,  Re- 

gen- 


(40)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  rugofb  villofö  ,  utrinl- 
que  quinquedentato ,  Palmis  posticis  ovatis.  Syft4  Nat.  XII. 

f41)  Cancer  braehyurus  ,  Thorace  aculeato,  Manibus  Vcn- 
tricofis  Spinofïs,  digitis  penicillato  •  hirfutis*  Faun.  Suec.  Ed« 
II.  2031*  SCoP*  Carn.  1126.  It.  Scan.  327.  Maja  MATTH# 
Dioscor*  119*  JONST.  Exfang.  Aquat.  T.  5.  f.  5.  Maja  fee* 
mina  Gesn.  Aquat*  152*  Mxa  aiia.  ALDROV»  Crust%  184* 
CKON.  ^soph.  973. 


de  Krabben. 


349 


genagtig  Weer  op  handen  zynde  ,  de  ^c^aa^F^'E£ 
geheel  zwart  en  kleverig  wierd  ,  als  met  PekLXXX1I. 
beftreeken  ;  het  welk  tegen  helder  Weer  in  Hoofd- 
rood  ,  ja  bleek  Menie -rood,  overging  (*)  :STUÏ' 
doch  ,  wanneer  zy  wel  gedroogd  zyn ,  blyft 
de  roode  Kleur  onveranderlyk.    Aan  de  Kus- 
ten van  dengeheelen  Atlantifchen  Oceaan  komt 
dit  Schepzel  voor,  hetwelk  fommigen  ook  wel 
de  Zee  -  Spin  noemen ;  doch  de  Ouden  hebben 
het  de  Wyfjes-Maja  geheten,  om  het  dus  van 
de  gewoone  groote  Zee -Krabben  *,  die  eet-j^£ 
baar  zyn,  te  onderfcheiden*  De  Visfchers ,  aan 
de  Adriatifche  Zee  ,  noemen  deeze  Krabben 
Grancevolu 


(42)  Krab  ,  die  het  Rugjchiïd  gedoomd  heeft  y  ^^V^j . 
de  Armen  langer  dan  het  Lyf  ,  met  gaa-  nLf 
pende  Schaaren  ,  die  krom  gepunt  zyn.  a^ll/ 

Geen  beter  uitdrukking  weetik  voor  de  Ken- 
merken van  deeze  Soort,  die  wegens  de  lang- 
te  der  Armen  of  Schaarpooten,  welke  tevens 

ook 


(*)  Rarum  cerre  cfl  Naturs  Spe&aculum ,  quod  cum  Sta- 
tus Coeli  pluvius  5c  madida:  Vcntorum  procelJjc  ingruant , 
cx  omni  tum  parte  nigrescat  Testa  ,  tanquam  Pice  obdufta; 
S ercnita te  autem  Coeli  iuftante,  in  rubedinem ,  &  quidem  mi- 
aiatam  ,  dilutam ,  vergat.  Nov,  Litu  Mar.  Balthici.  Arm* 
1699.  Menf,  April.  p.  118. 

(42)  Cancer  brachyurus ,  Thorace  aculeato  ,  Manibus  Cor- 
pore  longioribus ,  Digito  patulo,  Pollice  curvato.  M.  L.  U.  441. 
llUMPH.  Amb.  T.  VUL  f.  2,  PET,  T»  a,  f.  JJ,  SEB» 

jCab.  III*  D.  T.  20.  f,  12, 

I.  DEEL.  XIII.  STUK, 


350     BESCHRYVlNG      VA  II 


V.    ook  gedoomd  zyn5  den  bynaam  draagt.  Zy 
Lwnau^  komt>  geIyk  de  volgende  3  uit  Oostindie. 
Hoofd - 

STxliv  ^ra'3  3  ^  ^  Rugfcbild  Jlomp  gedoemd 

Horridus.  heeft)  de  Armen  dik  geknobbeld  en  de  Staart 

fca»**,  meigaatjes. 

Deeze  is  ,  onder  den  naam  van  Oostindifche 
Rotskrab  ,  zeer  bekend  ,  maar  niet  gemeen  , 
en  by  Rumphiüs3  op  Tab.  IX  5  zeer  fraay  af- 
gebeeld ;  doch  het  blykt  ,  dat  geen  der  aange- 
haalde Figuuren  van  Seba  daar  mede  overeen- 
komftig  zy :  want  de  lange  puntige  Doornen  j 
die  dit  Dier  afgryzelyk  zouden  ïnaaken,  ontbree- 
ken  zekerlyk  daar  aan.  Het  fchynt  my  ook  een 
geheel  ander  Voorwerp  uit  de  Zee  van  Noor- 
wegen te  zyn  5  door  Doktor  Baster  aan  Gro- 
novius  gefchonken ,  't  welk  maar  zes  Pooten  om 
te  loopen  heeft :  niettegenftaande  hetzelve  door 
den  laatstgemelden  Heer  alhier  t'huis  gebragt 
wordt  (*).  LiNNiE  us  3  't  is  waar,  zegt 
thans  (t)3  dat  deeze  Soort  maar  agt  Pooten  , 
met  de  Armen  daar  onder  begreepen  ,  heeft ; 
doch  uit  myneAmboinfche  Rotskrab  3  volmaakt 
met  die  by  Rumphius  overeenkomende  * 

blykt 

(43)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  obtulè  aculeato  ,  Mani» 
bus  ovatis,  Cauda  cariosa.  M.  L.  U.  4+2.  Rumph  Ambm  T* 
ÏX.  f.  I.  PET.  Amb.  T.  u  f.  7.  SEB.  Kab.  III.  T.  XVIII% 
f.  10.  &  Tab.  XXII.  f.  1,  2  ,  5. 

(*)  Zooph*  Gronov.  p.  227. 

(t)  Pedes  o&o  tantum  cum  manibus.  Syft.  Nau  XII. 


DE    KrAHBÉN,  33* 


blykt  het  tegendeel  Waarfchynlyk  zal  menziSAr^°Er 
door  de  afbeelding,  in  welke  niet  meer  dan  zes  LxxxfrT 
Pooten  ,  behalve  de  Armen  ,  zvn  vertoond  *  Hoofd- 

STUK* 

of  door  de  gebrekkelykheid  van  het  Voorwerp 
hebben  laaten  bedriegen  (*).  Immers,  dit  is 
zeker,  dat  onze  Oostindifche Rotskrabben,  in- 
dien zy  'er  geene  verlooren  hebben,  aan  het 
volle  getal  van  Pooten  niets  ontbreekt  en  dat 
zy  'er  weezentlyk  agt  hebben ,  doch  die  veel 
korter  en  dunner  zyn  dan  de  Armen  of  Schaar- 
pooten  (t>  In  de  myne  vindt  ik  de  Staart  met 
gaatjes ,  't  welk  de  uitdrukking  van  Cauda  ca- 
riofa  fchynt  te  billyken:  maar  men  zou  moeten 
onderzoeken ,  of  dit  altoos  plaats  had  in  dee- 
ze  Soort. 

£44)  Krab ,  die  het  Rugfcbild  gedoomd  heeft ,  de  xnw 
Snuit  in  tweeën  gefpleeten  en  gekamd  ,  de  Af  ^££^2 
men  SpilroncU 

Oii- 

(*)  Zo  dat  het  nazien  der  afbeeldingen ,  daar  omtrent , 
niet  genoegzaam  is.  Zie  BAsTER.  Natuur k%  Uitfpannin.- 
gen,  II.  Deel.  pag.  6. 

(|)  Nog  verwonderlyker  is  't,  dat  de  Heer  GRONOviusge- 
dagte  Amboinfche  en  zyne  Noordfche  Krab  tot  eene  zelfde  Soort 
betrokken  hebbe  ;  terwyl  de  laatsgemelde  van  zyn  Ed.  gezegd 
wordt  de  Armen  of  Schaarpooten ,  byna ,  de  helft  korter  te 
hebben  dan  de  overige  Pooten ,  en  in  de  Amboinfche  Rotskrab 
zyn  de  Armen  ten  minfte  tweemaal  zo  lang  als  de  andere 
pooten. 

(44)  Cancer  hracbyurus  ,  Thorace  aculeato  ,  Raftro  bifïdo 
criftato  ,  Manibus  teretibus.  M*  L.  U.  443.  Rvmph.  Ambm 
T.  VIII.  f.  i.  Pet.  Amh  T.  V.  f.  11.  Gron.  2oeph.  975. 

I*  Deel.  XIII.  Stuk. 


Beschryvïnc     v  a 


V-       Onder  de  Oostindifche  Gedoomde  Krabbefi 
Afdeel,  komt  deeze  als  de  eerfte  voor  ,  by  Rumphiü», 
Hoofd-  die  zegt ,  dat  men  haar,  inde  Amboinfche Taal3 
stuk.   de  Mosdraager  noemt ,  dewyl  zy  altoos  met 
Zee  -  Mos  bedekt  is  ,  dat  zig  aan  de  Doornen 
van  het  Schild  hecht.   Zy  voert ,  in  die  Taal, 
nog  een  anderen  naam ,  om  dat  zy  zig  ,  by 
Stormagtig  Weer  ,  in  de  holligheid  derKoraal- 
fteenen  verfchuilt.  Men  vindt  haar  op 't  Strand, 
by  afloopend  Water,  onder  de  Klippen  ,  doch 
nooit  op  5t  drooge.    Men  eetze  niet,  om  dat 
'er  weinig  Vleesch  aan  is  en  hetLyf  meest  ge- 
vuld met  een  bruine  Vogtigheid. 

SkpridiU*  (45)  Krab,  die  het  Rugfcbild  gedoomd  heeft y 
J*s*  met  driepuntige  Stekels  by  de  Oogen;  de  Art 

men  Spilrond. 

iLvt  (46)  Krab,  die  het  Rugfcbild  gedoomd  beeft  j 
de  Snuit  met  Hoornagtige  Stekels  die  ge* 
baard  zyn;  en  de  Armen  Spilrond. 

xtviï,  (47)  Krab,  die  het  Rugfcbild  gedoomd  heeft ,  dé 
L$ng:pes.  Scbaaren  ovaal  en  ruuw ,  de  agterfie  Poo- 


len langst i 


(48) 


(4$)  Cdncer  brachyurus ,  Thorace  aculeato,  Spinis  oculari- 
bus  ramofo-trifïdis ,  Manibus  teretibus.  M.  L.  U.  444. 

(46  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  aculeato  ,  Roftro  Spinis 
Corniformibus  barbatis  ,  Manibus  teretibus.  M.  L.  U.  445» 

47)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  aculeato  ,  Manibus  ovatis 
fcabiis,  Pedibus  posterioribus longislïmis.  M.  L.  ü.44ö.R.U^4PK- 
Amb.  T.  VII U  f.  4, 


de  Krabben.  355 


(48)  Krab,  die  het  Rugfcbild  van  agteren  met  ^h 
één  Doorn  en  oneffen  heeft  9  de  Pootenvan  lxxxii/ 

het  tweede  Paar  zeer  lans;.  Hoofd- 
stuk. 

XLVIII« 

Alle  deeze  Oostindifche  Krabben  bevonden  sfmifer* 
fcig  in  het  Kabinet  van  de  Koningin  van  Swee- 
den. 


fdcO  Krab.  die  het  Rugfcbili  oneffen  heeft ,  met  xlix. 
•één  Doorn  van  voorenen  één  by  de  Staart.  Noordfche, 


Deeze  is  door  den  Heer  Brunniche  aan  't 
Eiland  Faroë,  in  de  Noorder  Oceaan,  waarge- 
nomen, doch  van  Linn^eus  niet  gezien.  Zy 
heeft  het  Lyf  naauwlyks  grooter  dan  een  Luis 
en  glad :  het  Voorhoofd  tusfchen  de  Oogen  uit- 
puilende ,  met  een  breed  ovaal  Plaatje,  dat 
holrond  is  ,  en  eindigt  in  een  fterken  Doorn. 
De  Sprieten  zyn  weinig  langer  dan  die  Doorn. 
Het  Rugfchild  is  oneffen,  en  geeft  in  't  midden 
een  fterken  Doorn  uit ,  die  waterpas  legt  enzig 
uitftrekt  over  de  Staart  heen,  welke  Spilrond 
is  en.beftaat  uit  vyf  knobbelige  Leedjes.  De 
"Schaaren  zyn  ovaal  en  glad.,  , 

Krab- 


(48}  Cancer  brac&yurut,  Thorace  postice  uni  -  aculeato  insc- 
quali ,  Pedibus  fecundi  Paris  longislimis.  M,  L.  ü.  447.  RUMPH» 
Rar.  T.  VIII.  £  3  ? 

(49)  Cancer  hrachyurus  ,  ^Thorace  insquali  ,  SpM  SÜtett 
Prontis  ,  alterS  iupra  Cauda:^  jStyft*  Nat%  Xil. 

I.  DEEL,  XIII.  Stuk,   *  Z 


354      B  E  ?  C  H  R  Y  VING  VAN 


Afdeel. 

3LXXXII. 


Krabben  met  het  Rugfchild  oneffen. 


Hoofd.  Krab  ^  die  het  Rugjèbild  knobbelig  heeft 


lUoedroo-  In  de  Middellandfche  Zee  vondt  Brander 
deeze,  wier  Rugfchild  van  grootte  en  gedaan- 
te is  als  dat  van  de  Spinnekop-Krab,  van  bo- 
ven zeer  bezet  metongelyke  K  nobbels  ,  die  aan 
'c  end  wit  gevlakt  zyn :  de  Snuit  is  overal  even 
breed ,  geknot ,  met  een  Tand  wederzyds  by 
den  grondfteun  ,  de  Schaaren  langwerpig  5  ef- 
fen, aan  het  Lyf  agter waards  tweetandig,  alle 
de  Pooten  Aderspattig  geknobbeld* 

De  Kleur  en  woonplaats  zou  hier  die  groote 
Marfiliaanfche  Krabben  ,  welke  zo  zeer  naar  de 
Zeefpinnen  gelyken ,  fchynen  t'huis  te  brengen, 
indien  zy  volkomen  met  de  gedag  te  befchry- 
ving  overeenkomstig  waren.  Ik  heb  'er  een, 
met  het  Lyf  by  de  vier  Duimen  lang  en  breed, 
en  de  Schaaren  drie  Duim  lang,  dat  is  langer 
dan  het  middelde  Lid  der  Armen  ;  het  welk 
Doktor  Scopol£  ,  met  zyne  uitdrukking  om- 
trent deeze  6oort  van  Krabben,  fchynt  te  be- 
doelen (*).  De  enden  der  Schaaren  zyn,  ge* 
iyk  in  de  groote  Zee  -  Krabben,  zwart. 


STUK* 

u 


en  Bloedklenrig ,  de  Snuit  liniaal ,  geknot. 


(so)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  tuberculofo  fanguineo 
ftoftro  lineari  truncato.  Syft.  Nat.  XlL  Scopoli  Carn* 
( *)  Marais  Ulni  loagiores ,  &c. 


de  Krabben. 


355 


(51)  Krab,  die  het  Rvgfchild  wrattig,  lullig,  V. 

halfrond,  aan  den  rand  gekarteld  heefu  Lxxxir. 

Hoofd* 

Deeze  Indifchebevondtzig  in  het  Kabinet  van  STÜK* 
de  Koninein  van  Sweeden.  „  ur 

0  HepatictiS* 

Leverklca» 

Krab ,  die  het  Rtigfchüd  met  Striemen  ee-  ïige£ir 
nigermaate  Gcutswyze  ingedrukt  heeft  en  CaUppsn 
bultig ,  van  vooren  driekwabbig*  kSUS" 

Sommigen  geeven  den  naam  van  Hanekams» 
Krab  of  Zeehaan  aan  deeze ,  welke  veel  eige- 
gener  Kiappus  Krab  gety teld  wordt ,  volgens 
Rumphius  ,  om  dat  zy  de  geftalte  byna  van 
een  halve  Kokos  -  Noot  heeft,  die  men  in  Oost. 
indie  gemeenlyk  Kalappus  of  Klappernoo- 
ten  noemt.  Haar  Schaaren  alleen  ,  wel- 
ke zy  altoos  tegen  't  Lyf  aangevoegd  houdt5 
hebben  de  gedaante  van  een  Hanekam ,  aan  de 
bovenkant.  Zy  zyn  ongemeen  breed  en  bedek- 
ken het  Lyf  van  vooren.  De  Striemen  zyn^in 
myn  Voorwerp ,  't  welk  overdwars  by  de  vyf 
Duimen  haalt ,  zo  zigtbaar  niet  ,  of  zo  diep 
niet  ingedrukt ,  dat  het  Schild  van  agteren  zig 
als  met  Watergolfjes  getekend  zou  vertoonen; 
gelyk  men  by  Seba  vindt :  maar  het  is  aldaar 

bla* 

(51)  Cdncer  br&chyurus ,  Thorace  verrucofo ,  gibbo,  fcmi- 
©rbiculato,  margine  lèrrato.  M»  L.  U.  448. 

(52)  Cancer  brac&yterus ,  Thorace  flrigis  iub-imbricato ,  gib- 
bo ,  antice  triloho.  M.  L»  U*  449-  Hti  Gaz'  T*  75*  f<  ll* 
RUMPH.  Amb.  T.  XI.  f,  2  j  3.  SEB.  Kab.  III.  ÏV  20.  f* 
U  8. 

L  DïEL.  XIII.  Stük,  Z  a 


35ff    Bëschryving  van 

V.:    bladerig  ingefneeden.   Ook  maaken  de  gedag- 
LXXxa.L"  te  breede  Schaaren  het  Lyf,  van  vooren,  als 
Hoofd-  driekwabbig.    Het  fchynt  dat  deeze  Soort ,  zo 
stuk.     wej  .q  ^est-  als  in  Oostindie,  gevonden  wor. 
de.   Hoe  het  Bloemagtig  Krabbetje  van  Seba 
hier  toe  behooren  kan ,  is  my  duister 

Et.it       ($3)  Krab  ,  die  bet  Rugfcbild  met  Striemen  op 

^tomp-**        %y^e  •> en  mn  mcr m  ftmP  ^eftë 

neus. 

Als  een  der  raarfte  Oostindifche  Krabben 
wordt  deeze  by  Seba  aangemerkt ,  die  dezelve 
een  Zee- Krab  noemt,  zynde  van  Kleur  hoog- 
rood met  bleekgeel  gemarmerd ;  hoedanigenik 
'er  heb,  van  dergelyke  grootte  en  gedaante, 
als  die  aldaar,  van  boven  en  van  onderen,  is 
afgebeeld ;  doch  de  myne  hebben  alle  de  Poo- 
ten  met  taamelyk  lange,  ftyve  Haairtjes,  in- 
zonderheid aan  't  Voetend,  bezet.  De  Schaa- 
ren zyn  ongemeen  breed ,  en  hebben  het  eerfte 
Lid  der  Armen  driekantig  ,  op  de  kanten  fte- 
kelig  en  aan  de  binnenzyde  als  gekamd.  Men 
vindt  deeze  Krabben  ook  inde  Westindiën,  en 
aan  het  Eiland  Adfcenfion,  in  de  Atlantilche 
Zee;  ja,  in  de  Middellandfche,  volgens  den 
Heer  Gronoviüs  ,  van  waar  mooglyk  zyn  Voor- 
werp, dat  witagtig  van  Kleur  was>  met  eeni- 

ge 

(*)  Cancer  flosculofus.  Seb.  Kab.  III.  D.  T.  XIX.  f.  «24. 
Volgens  GRON.  Zooph.  Fase    II.  N.  959. 

(53)  Cancer  brachyurus ,  Thorace  ftrigis  Jateralibus,  Fronte 
Ketufa.  Amoen  Acad.  IV.  p.  252.  T.  Ifl.  f.  10.  Pagurus 
tnaculatus.  CATESB.  Car.  Vu  T.  36.  f .  1,  SEB»  Kab.  IIU 
T.  XVllL  &  5i      Gron.  Zooph,  Qtftf. 


de  Krabben,  357 


ge  roode  ftreepjes  en  flippen  ,  afkomstig  za^FJ^EL- 
zyn  geweest.  lxxxh/ 

HOOFD- 

C54)  Krab ,  die  bet  Rugfcbild  zeer  rimpelig  en  s 

Jlomp,  aan  beide  zy  den  vier  kwabbig ,  beeft,  -tëneus. 

Koperkrab, 

De  Bronsagtige  Kleur  moet  den  bynaam  gee- 
ven  aan  deeze  weinig  van  de  voorgaande  ver- 
fchillende  Oostindifche  Krab. 

(55)  Krab,  die  bet  Rugfcbild  knobbelige  plaU  lv. 

agtig)  aan  den  rand  gedoomd  endeSchaa-^^{?$% 
ren  van  onderen  gekamd  beeft. 

Deeze  Oostindifche  bevondt  zig,  zo  wel  als 
de  voorgaande ,  in  't  Kabinet  van  haar  Koning- 
lyk  Sweedfche  Majefteiu 

Kreeft-Krabbel  5  met  een  Staart  doch  zon- 
der Vinnetjes. 

Na  de  befchryving  der  weezentlyke  Krab- 
ben ,  die  geen  eigentlyk  zogenaamde  Staart  heb* 
ben'         komen  wy  tot  befchouwing  van  een 

mid- 

(54)  Cancer  brachyurus ,  Thorace  rugofïsiïmo  obtufo  utrim . 
que  quadrilobo.  M.  L  U.  451, 

(55)  Cancer  brachyurus  ,  Thorace  tubcrculato,  planiuscu- 
lo,  margine  acuieato,  Chelis  margine  inferiore  criiiatis.  M. 
L.  ü.  450. 

(*)  Want  een  Staart  betekent ,  in  de  gewoone  Spreekma- 
nier, iets  dat  nafleept,  of  los  van  het  ï,rghaam  Is;  daar  de 
Staart  der  Krabben  altoos  tegen  het  Lyf  aingevoegd  en  zoda- 
nig  zig  vertoont,  datfbmmigen  die  een  Schorteldoek  genoemd 
hebben*  Zie  Bradley.  Wysg*  Verband,  vm  de  Wer^m 
der  Natuur,  bl.  8u 

u  Deel.  xm.  Stuk  ,       Z  3 


Besghryving  van 


V.  middelflag,  dat  men  naauwlyks  tot  de  Krabben 
Afv™L'  betrekken  kan,  naauwlyks  tot  de  Kreeften.  Ik 

3LfXXX.Il» 

Hoofd*  geef  'er  derhalven ,  alzozyhi't  midden  geplaatst 
stuk»  zyn>  den  naam  van  Kreef  t-K  rabben  aan ; 
want  zy  hebben  iets  van  beiden  Dewyl  de 
meesten ,  tot  befchuttinge  van  haar  week  Lig- 
haam,  de  ledige  Hoorens  van  Schaaldieren  gaan 
bewoonen,  (deswegen  in'tBngelsch  Wrongheirs 
genoemd  wordende,)  zo  heeft  Linn^us  'er,  in 
deeze  Verdeeling  van  dit  Geflagt,  den  naam 
van  Cancri  Parfilici,  (dat  men  Schuifelaars  zou 
kunnen  vertaaïen,)  aan  gegeven  ,  en  telt  daar 
van  zes  Soorten  op ,  die  hier  agter  elkander 
volgen. 

(56)  Kreeft-Krab  ,  die  let  Rugfchild  door 

Naaden  in  vieren  verdeeld,  de  Staart  een- 
voudig en  van  onderen  Buikig  heeft. 

In  't  Latyn  noemt  men  deeze  Cancer  cramena* 
ftir,  dat  is  Beurskrab,  volgens  Rumphius  ,  we- 
gensden grooten  Zak,  dien  zy  onder  de  Staart 
heeft.  Men  moet  haar  wel  onderfcheiden  van 
degroote  of  gewoone Zee-Krabben,  die  de  pun- 
ten der  Schaaren  zwart  hebben ;  welke ,  we. 
gens  de  dikte  van  haar  Lighaam ,  door  de  Duit- 
fchers  Tasjchenkrebfe  y  dat  ook  zo  veel  byna 

als 

f56)   Cancer  fuhmacrcurus  ,  Thorace  futuris  quadrifido 
Caudd  fimpüc.'  fubtus  yentricofa    Syft    Nat.  XII.  Cancer 
crumenatus.   Rumpb,  Amb.  Tab.  I  V  Fig,  H  ,  L  Bourfites. 
1.QCHEF.  AntiU.  u  C.  li.  SM.  Kab,  III.  T.  XXL  £  j,  2. 


LVI. 
hatro» 


de   Kreeft-Krabben.  359 


als  Beurskrabben  betekent ,  doch  in  S weeden  V, 
en  Noorwegen  gemeenlyk  maar  Krabha  y  dat  is  ^£*uL* 
Krabben ,  genoemd  worden.  Hoofd- 

De  gedaffte  Beurskrab  komt  niet  voor,  dan  in  «tuk. 
de  Indien ,  alwaar  zy  zig  m  gaten  en  kloven 
der  Rotfen  over  dag  verfchuilt^  komende  nooit 
in  \  Water.  Des  nagts,  en  meest  by  donke- 
re Maan,  komt  zy  te voorfchyn  omhaareKost 
te  zoeken  3  die  voornaamelyk  fchyntte  beftaan 
in  Kokos-Nooten:  ten  welke  einde deeze  Krab- 
ben by  de  Boomen  opklimmen,  en  die  afkny- 
pen  met  haare  Schaaren,  dezelve  dan  wederom 
opzoekende  en  kraakende ;  het  welk  een  onge- 
meene  kragt  in  dit  Dier  te  kennen  geeft  (*).' 
Het  moet  derhalve  ook  van  aanzienlyke  grootte 
zyn.  De  Kleur ,  zegt  Rümphius  ,  is  meest  blaauw; 
doch  die,  welke  in  't  Werk  van  Seba  voorge- 
fteld  wordt  ,  was  Koraalrood ,  en  dus  ten  min- 
fte  daar  in  van  de  Amboinfche  verfchillende; 
gelyk  dit  ook  aangaande  de  Westindifch.e,  de 
Rochefort  befchryft,  opgemerkt  wordt.  De 
afbeeldingen  by  Rumphius  zyn»  als  menze  wel 
befchouwt ,  veel  bekwaamer ,  om  een  denkbeeld 
van  de  geftake  deezer  Beurskrabben  te  geevcn, 
dan  die  by  Sera  ;  wat  aldaar  ook  tot  veragting 
van  dezel  ven  gezegd  worde.  De  Beursagtigheid 
van  de  Staart,  naamelyk,  openbaart  zig  in  die 

van 

(*)  Zie  bladz.  307,  hier  voor;  alwaar  ik  van  deeze  Krab- 
ben fpreek  ,  willende  de  fterkte  der  Krabben  in  't  algemeen 
door  een  kragtig  voorbeeld  aantoonen. 

I.  Deel.  xilU  Stuk»  Z  4 


3tfo    Beschryving  van 

.  V.  van  Rumphius  ongelyk  beter  (*V  maar  in  die 
Afdeel.        0  ,  , 

lxxxil  van  Seba,  van  onderen,  kan  men  klaarder  zien, 
Hoofd-  hoe  dat  fommigen 'er,  wegens  de  vertooning, 
JBcurtkrabA®*  naam  van  Tkndiégo  in  't  volle 'Harnas  ,  aan 
hebben  kunnen  geeven. 

Het  ScbrW-deezer  Krabben  beftaat  uit  vier 
Stukken ,  waar  van  de  drie  grootften  aan  el- 
kander vast  zyn,  en  het  vierde  geeft  'er  een 
Soort  van  Kop  aan,  als  de  Kreeften  hebben, 
onder  wiens  punt  de  twee  Oogen  ftaan ,  dienaar 
de  Oogen  der  Krabben  gelyken,  doch  nevens 
zig  tw  ee  lang  uitfteekende  Baardjes  hebben  aan 
ieder  zyde,  waar  van  het  eene  in  vier  Leedjes 
is  verdeeld  ;  des  hetzelve  bekwaam  is  om  zig 
in  veelerley  gedaanten  te  buigen,  en  korter  dan 
het  andere,  dat  Haairagtig  dun  uitloopt.  De 
Schaaren  en  Armen  zyn  dik  en  fterk.  Behalve 
deeze  heeft  zy  maar  zes  Pooten ,  en  de  Staart 
beftaat  uit  eenige  Ringen. 

De  Beurskrabben  zyn  niet  alleen  eetbaar,  maar 
worden  voor  een  zeer  fmaakelyke  Spyze  ge- 
houden ,  inzonderheid  het  Mergagtige,  't  welk 
de  Staart  bevat,  dat  men  zonder  fchroom  kan 
eeten ,  wanneer  iiegts  een  zwarte  Darm  ,  die 
overlangs  door  't  Lighaam  loopt ,  en  een  witte 
Ader  daar  nevens  leggende,  zorgvuldig  uitge- 
nomen zyn  (f),   Dewyl  menze  echter  ook  op 

Ei- 

( *)  Naamelyk ,  volgens  de  door  my  verbeterde  aanhaalin. 
gen  der  Plasten  van  die  beide  Autheuren,  welke  in  Syft.  Nat* 
Ed  XII  beiden  fout  zyn. 
("Ij  Esculcntus  demtis  Intestinis  ,  zegt  LlNN JJUS  l  waardoor 

men 


de  Kreeft-Krabben.  361 


landen  vindt ,  daar  geen  Kokosboomen  zyn  ,zo^  V. 
zou  het  verfchil  van  Voedzel  aan  deeze  mis-  lxxxii.  " 
fchien  ook  wel  een  verfchillende  hoedanigheid  Hoofd- 
verfchaff 
krabben. 


verfchafFen  kunnen ,  gelyk  in  de  voorige  Land- STUK# 


("57)  Kreeft -Krab  5  met  de  Schaar  en  Hartwr»  Lvir 
mig  en  gedoomd,  de  regter  grootst.  Bernhar- 

Soldaat» 

Wy  noemen  het  Schepzel ,  dat  de  Franfchen 
Bernard  VHermite  heeten,  't  zy  om  zyne  Ge- 
ftalte,  *t  zy  om  dat  het  toe  vegten  zo  gereed 
is,  't  welk  dan  mooglyk  best  by  tegen  (telling 
begreepen  zou  worden ,  gemeenlyk  de  Soldaat. 
Van  waar  de  naam  van  Kreeftjlak  afkomstig 
zy,  en  of  dezelve  by  ons  Strandvolk  in  alge- 
meen gebruik  is,  vind  ik  niet  gemeld.  Dezel- 
ve wordt  van  Doktor  Baster  ,  na  Swammer- 
dam,  gebruikt ,  om  dit  Diertje  te  betekenen, 
dat  in  't  Latyn  den  naam  van  Cancellus  voerde^ 
cn  in  't  Grieksch  van  Karkinion,  als  zynde  een 
kleine  Krab  of  Kreeft.  De  Engelfchen  geeven 
'er,  volgens  Charleton,  den  naam  van  the 

Soul* 

men  dit  verftaan  moet ,  en  neemen  hetlaatfte  woord  niet  in  de 
gewoonlyke  ruime  zin ,  als  wanneer  'er  weinig  te  eeten  over 
zou  blyven  aan  deeze  Krabben. 

(57)  Cancer  macrourus  paraftticus  ,  Chelis  cordatis  murica. 
tis,  dextra  majore.  M.  3L.  ü.  454  Suec.  2032.  Scop. 

Carn.  H30«  MATTH-  Diosc*  230,  ROND.  Pifi.  I.  p.  553  BEL- 
JLON  Aquat.  362.  GF.SN.  Aq  16 1.  ALDROY.  Exfang*  21 3» 
JONST  Exfang.  Aq  T.  VII.  f.  6-12,  SWAMM.  BibLT.Xl^ 
i  ,  2  BASTEI  Uitfpann.  I.  p.'8j.  Tab.  X.  f.  3,1-  GHON. 
-Zoopb.  982. 

1.  DEEL.  XIII.  STUK»  Z  5 


g62     Beschryving  van 


V.     Soul  Her  -  Crab  aan*  Men  noemt  het ,  op  de  Kust 
Afdeel.  van  Genua,  Rranchua  of  Brancha,  en  BionCam- 
Hoofd-  bu  in  Provence.    In  S weeden  worde  het  Kryp* 
stuk.  gfftfg  geheten. 

Dat  de  Franfchen  dit  Diertje  Bernard  noe- 
men ,  komt ,  volgens  fommigen ,  daar  vandaan, 
dat  zy  de  Zotten ,  of  Menfchen  die  half  Gek 
zyn  ,  of  door  dwaaze  bedryven  zig  belachlyk 
maaken,  gedagcen  naamgeeven.  Zulks  wordt 
dan  toegepast  op  de  eigenfehap  van  dit  Schep- 
zel ;  dat  het  naamelyk,  met  een  Korst  bekleed 
zynde,  en  Schaaren  hebbende  tot  zyne  verde- 
diging ,  niettemin  een  ledige  Hooren  van  eenig 
Schaaldier  opzoekt  ,  en  daar  in  als  weg- 
kruipt. Die,  echter,  agt  geeft  op  de  weekheid 
van  haar  Agterlyf ,  zal  haast  begrypen ,  dat  dc 
Natuur,  niet  zonder  reden,  een  zodanige  ei- 
genfehap aan  dit  Kreeftje  ingefchapen  heeft. 
Het  Agterlyf 5  naamelyk,  zweemt  meest  naar 
dat  van  een  Slak,  en  is  enkel  met  een  dunne 
Huid  bekleed,  aan  t  end  een  Soort  van  Klaau  ve- 
tjes hebbende,  waar  mede  het  zig  kan  vasthou- 
den. 

Eli  anus  van  de  Cancelli,  datzekerlykdeeze 
zyn,  fpreekende,  zegt,  datzy  geheel  naakt  ter 
wereld  komen  zonder  Schulp  of  Schaal;  maar  dat 
zy  'er  een  opzoeken ,  om  daar  in  te  gaan  huis- 
vesten ;  tot  dat  ,  deeze  wooning  voor  haar  te 
klein  wordende,  zy  een  andere,  die  grooter 
is,  verkiezen.  Hy  voegt  'er  by,  dat  zy  fom- 
*    tyds  daar  om  vegten.    Rondeletius  getuige 

dus 


DE    K  R  E  E  F  T-K  R  A  B  B  E  N.  363 


dus  ook,  dat  de  Kreeftflak  altoos  in  eensan-  v. 
ders  Wooning  huisvest,  Gin  dat  zy  geen  eigen u 
Wooning  heeft:  als  ook  dat  dezelve  fomtyds hoofd- 
van  Schaal  verandert.  Dit  laatfte  wordt  beves-  *^*r 
tigd  door  een  hedendaagsch  Autheur,  die  in  den  °  '** 
Jaare  1753  een  Vertoog  uitgaf  over  deScheep- 
vaart  en  Koophandel  van  Havre  de  Grace,  en 
eenige  byzonderheden ,  daaromitreeks  voorko- 
mende.  Hy  beweert  tevens  ,  dat  het  een  grco- 
te  misflag  is  te  denken,  dat  elke  Soort  van  Sof 
daaten  zodanig  gehecht  zyaan  zekere  Soort ^yan 
Koorentjes ,  dat  zy  in  geen  andere  zou  kunnen 
leeven. 

Sommige  Natuurkundigen,  naamelyk,  had-  Dezcke 
den  begreepen  ,  dat  er  zo  veel  Soorten  van  0en  vreera- 
deeze  Kreef tflakken  zyn ,  als  menze  in  verfchil- dc  Hüom, 
lende  Hoorentjes  vindt,  niet  alleen,  maar  Swam- 
merdam  wil  met  kragt  Itaande  houden  ,  dat 
deeze  Hoorens  niet  minder  eigen  zyn  aan  de  Sol - 
daaten,  dan  aan  de  Tuinflakken  dehaare.  Hy 
brengt  tot  bewys  by?  dat  zy  met  zekere  Spie- 
ren vastgehecht  zyn  aan  het  midden  van  de  Hoo- 
ren ,  't  welk  waarfchynlyk  die  kleine  flappe  Poo- 
tjes zullen  zyn,  omtrent  een  derde  zo  lang  als 
de  andere  Pooten ;  welken  Reaumur  agter  aan 
het  Borstihik  waarnam,  en  tot  dit  einde  meen- 
de te  dienen  Swammerdam,  't  is  waar3 
verbeeldt  het  middelpunt ,  werwaards  alle  de 

Spie- 

(*)  Mem.  de  VAcad.  Royale  de  Sciences,  dc  1710»  p.  464, 
I  DE1L.  XIII.  STUK,  Z  T 


364       BlSCHlYVINC  VAN 

V.    Spieren  famenloopen  zouden  ,  wat  laager ,  doch 


Afdeel, 

rxxxn. 


hy  vertoont  geen  van  deeze  Spieren,  endewyl 
hÖotü-  hy  verzekert,  dat,  dezelven  maaken^  dat  de 
&j&Mt.  Kreeftflak,  leevcnde  ,  nooit  uit  haare  Schaal 
komt;  waar  van,  uit  geloofwaardige  getuige- 
nisfen  ,  het  tegendeel  blykt  {*)  ,  zo  moeten 
wy  vastzeilen,  dat  hy  in  deezen  bedroogen  is 
geweest. 

Wy  zullen  hier  van  nader  verzekerd  zyn; 
als  wy,  in  de  eerste  plaats,  agtgeeven,  dat  de 
Hoorentjes,  welken  de  Kreeftflak  bewoont ,  't 
zy  dan  Nerieten  ,  W ulken  of  anderen ,  zeker - 
lyk  de  Wooningen  zyn  van  andere  Schaaldie- 
ren. Ten  anderen,  dat  ze  nooit  gevonden  wor- 
den ,  dan  in  Koorentjes,  welke  reeds  doodzyn> 
gelyk  rr.en  't  noemt;  of  blyken  geeven,  dat  het 
natuurlyke  Dier  er  m  ge  [tor  ven  is:  zyndede- 
zelven  ook  dikwils  met  een  harde  ruigte,  of  met 
de  Huisjes  van  andere  Zeefchepzelen ,  Worm- 
buisjes cf  Zeetulpjes  begroeid.  En,  eindelyk  3 
welk  een  groote  menigte  men  niet  van  deeze 
Kreeftflakken  aan  onze  Stranden  zou  moeten 
aantreffen  ,  indien  alle  zodanige  Hoorentjes 
van  dergelyke  Kreeftjes  bewoond  werden. 
Voeg  hier  by,  hoe  Swammerdam  zelf  erkent; 
dat  ecnigen  van  zyne  Kreeftflakken  ,  leven- 
dig ,  uit  de  Hoorentjes  gefchooten  waren ;  'c 
•welk  immers  volftrekc  met  zyn  Gevoelen  , 

van 


(*)  Z;e  B ASTERS  t  Natuurkundige  Uit/panningen  ,  It  D* 
bUdz.  87, 


de  Kreeft-Krabben.  365 


van  de  vaste  aanhechting  deezer  Dieren  aan  v* 
den  Hoorn,  geheel  ftrydig  is  (*>    Anderen  ^xxnu 
fchryven  'er  nog  meer  Eigenfchappen  aan  toe,  Hoofd- 
die  het  gezegde  bevestigen ,  gelyk  wy  dit  na-  ^dda^t. 
der  zien  ziillen  in  de  volgende  Soort. 

Doktor  Scopoli  getuigt,  dat  de  Soldaaten, 
met  gladde  Schaaren,  aan  de  Adriatifche  Zee 
dikwiïs  voorkomen  in  zekere  Hoorens,  dienaar  ' 
Pieramieden  of  Tollen,  cn  Trommelfchroeven 
gelyken  (■[).  55  Derzelver  Schaal  wordt  van 
„  de  Kluizenaar,  zegt  hy  ,  overtoogen  met 
3?  een  droog,  Spongieus,  bruinrood  Vleesch, 
,,  't  welk  onbederflyk  is  ,  en  ,  dezelve  op 

zyde  doorboord  hebbende»  woont  het  Dier 
„  'er  in,  met  de  Staart  altoos  binnen  waards  en 
„  den  Kop  buitenwaards  geftrekt.   Het  heeft 

een  glad  ,  rolrondagtig  Borst  ftuk  ,  dat  van 

agteren  wat  breeder  is  ,  onder  het  midden 
„  met  een  boogswyze  neergedrukte  Streep  9 
5,  boven  welke  de  Schaal ,  in  zonder  hid  van 
„  voorenen  op  zyde,  zig gellippeld vertoont. 
5,  Beneden  die  Streep  zyn  de  zyden  van  het 
„  Borstftuk  rimpelig.  Het  is  van  vooren  ge- 
„  knot  en  drietandig,  met  den  middelden  Tand 

„  grootse, 

(*)  Dit  laatfte  ,  dat  zy  'er  levendig  ,  en  van  zelf,  uitge- 
fchooten  waren  ,  vindt  men  in  't  l.  Dêei  ,  van  den  Bybel  der 
Natuur  ,  bladz.  196*  boven  aan;  en  het  voorgaande  in  de 
Verklaaring  der  Afbeeldingen  ,  II.  Deel  :  alwaar  gezegd  wordr, 
dat  de  Spieren  het  Lighaam  zo  vast  aan  de  Schaal  hechten» 
dat  het  Dier  die  Wooning  nooit  kan  verhaten» 

(f  )  Tn  Trocho  Murkato  &  Tur  bonibus  turritis  apud  nos  fre- 
^uens  in  Adriatico  Mari,  Enttm*  CarnioL  p.  408. 

I.  Deel»  XIII.  Stuk. 


3(5(5    Beschryvinc  van 


V.    , ,  grootst  ,  en  ,  tusfchen  deeze  Tanden ,  puilen 
Lxxm.L  *  de  Steeltjes  der  Oogen  uit,  die  evenwydig 
Hoofd-  „  Zyn.    De  Sprieten,  wier  langte  nagenoeg 
7ofda«t.   »  aIs  die  van  'c  Borstftuk  is,  beftaan  uit  ago 
3,  endertig  Leedjes,  met  een  Haairtje  op  zy- 
3)  de  bepaald.   De  Armen  zyn  knobbelig ,  met 
3,  het  eerste  Lid  inwaards  zeer  glad  ,  en  een 
3,  paarschagtige  Vlak  hebbende:  de  Handen 
„  niet  Hartvormig ,  maar  met  de  Vingeren 
„  van  Ovaalagtige  figuur;  die  in  devolmaak- 
33  te  Hand  gelyk  zyn  van  grootte,  aan  'tend 
3,  Haairig*    De  Pooten  met  t  wee  of  drie  Leed- 
35  jes,  aan  de  bovenfte  zyde getand,  hetlaatfte 
3,  famengedrukt  3  met  een  kort  Nageltje  van 
„  de  zelfde  Kleur:  de  Staart  langer  dan  het 
,3  Borstftuk  maar  dunner  en  Vleezig,  moeie- 
lykte  onderzoeken  zynde" 
Indien  deeze  Heer  door  de  Staart  der  Kreeft- 
flakken  derzelver  Agterlyf  verftaat,  kan  ikech- 
ter  n  et  zien,  waarom  die  zo  moeielyk  te  on- 
derzoeken zoude  zyn  :  daar  niet  alleen  dee- 
ze Dieren  met  dezelve  in  haar  geheel  fomtyds 
uic  de  Schaal  fchieten,  als  wy  gezien  hebben- 
maar  'er  ook  altoos  voorzigtig  uitgehaald  kun- 
nen worden.    Volgens  den  Heer  Gronovius 
zouden  daar  vyf  Paar  Zwempooten  of  Vinnetjes 
aan  zyn ,  om  mede  te  zwemmen :  welke  hoe. 
danigheid  ik  nergens  aan  dit  Schepfel  toegefchree- 
ven  vind,  en  zyn  Ed.  moet  dan  het  Agterlyf  veel 
naauwkeuriger  onderzogt  hebben,  als  Swam- 
merdam  en  Baster,  die  niets,  dat  naar  zodanige 

Vin- 


de  Kreeft-Krabben.  367 


Vinnetjes  of  Zwempeoten  gelykt,  aan  het  Lyf  V.1 
Vertoonen.    Van  den  eer  (ten  zou  men  mogen  [™ELL 
denken  ,  of  hy  dezelven  ook  voor  zyne  aan-  Hoofd- 
hechtende  Spieren  had  aangezien  ,  doch  van  ssJd^ 
den  laatften  is  dit  geenszins  te  vermoeden. 

Wac  my  belangt,  een  groote  Soldaat  in  Li-Geftaltc. 
queur  hebbende  ,  die  uit  een  Wulkhooren  is  ge-  x 
haald:  zie  ik  duidelykdat  dezelve,  aan'tBorst-# 
ltuk3  vier  Paar  Pooten  ,  en  dus  in  't  geheel  agt 
Popten  heeft  ,  gelykerwys  de  andere  Krab- 
ben. Deeze  Pooten  zyn  altemaal,  zo  wel  als 
?c  üorstftuk,  de  Kop  en  Sprieten ,  van  eene  fchoo- 
ne  bleekroode  en  gloeijende  Vleeschkleur.  Van 
de  twee  voorfïe  Paaren  is  ieder  Poot  ten  minftc 
twee  Duim ,  van  de  twee  agterften  naauwlyks 
een  half  Duim  lang  en  zeer  dun ,  daar  de  voor- 
ften  taamelyk  dik  zyn ,  uitgenomen  de  uiterfte 
Leedjes.  De  Armen ,  nog  dikker  dan  de  Voor- 
pooten  ,  hebben  twee  aanzienlyke  Schaaren* 
waar  van  de  regter  grootst.  De  Sprieten,  ten 
minste  twee  Duim  lang,  zyn  Haairagtig  dun, 
en  hebben  ieder  nevens  zig  nog  een  klein  Hoorn- 
tje. Ook  word  ik  behalve  de  twee  Vierledige 
Baardjes,  die  wy  indeBeurskrabben  opgemerkt 
hebben,  nog  twee  kleine  Baardjes  gewaar,  aan 
den  Kop  van  deeze  Kreeftflak  ,  wier  Oogen 
zwart  zyn  en  op  dikke  Steeltjes  Haan.  Het  Lyf 
is  ilymagtig ,  als  dat  van  een  Slak ,  doch  aan  't 
end,  als  gezegd  is,  voorzien  met  Hoornagtige 
K  kauwtjes  of  Haakjes ,  van  de  zelfde  Vleesch- 
kleur. 

h  1>SEL.  XIII*  STUK»  Dit 


368     Beschryvinc  van 


y.  Dit  heb  ik  ten  opzigt  van  de  Geftalte  van  onze 
Afdeel,  Soldaaten  of  Kluizenaars  waargenomen.  Of 

X.XXXII» 

Hoofd-  'er,  nu,  zo  veel  verfchil  in  zy,  dat  fommigen, 
stuk.  gclyk  Gronovïus  zegt ,  tien  paar  Poo ten  heb- 
a  '  ben  en  een  Aschgraauwe  Kleur,  diedoor  'tkoo- 
ken,  even  als  in  de  Garnaalen,rood  wordt,  en 
ze  dan  lekker  doet  fmaaken  (*)  ;  zou  men  na- 
der kunnen  onderzoeken :  doch  het  laatfle  zal 
men ,  om  dat  zy  van  fommigen  voor  Vergiftig 
gehouden  worden ,  niet  ligt  ter  toets  ftellen. 

lviii.  C58)  Kreeft*Krab  ,  die  de  Schaaren  glad  en 
litdUbhe*  Wollig  heeft ,  de  frinker  grootst. 

Door  den  bynaam  van  Tndifche  kan  men  dee- 
ze  genoegzaam  van  onze  Europifche  Soldaaten 
onderfcheiden.  De  Franfchen  geeven  'er ,  in 
\  byzonder  ,  den  naam  aan  van  Soldat ;  doch 
dit  heeft  meer  betrekking  tot  de  Westindifche: 
want  de  Oostindifche  ,  daar  men  de  afbeeldin- 
gen van  vindt  in  't  Werk  van  Rumphius,  voert 
in  't  Latyn  den  tytel  van  Squilla  Lutaria,  in 'C 
Nederduitsch  dien  van  Modderman^  als  zig  al- 
toos in  Modderige  Stroomen  onthoudende. 

Liisnjeijs  hadt  voorheen  (f)*  zo  wel  als  te- 
gen- 

(*)  E&regie  fapiunt,  &c.  Gron*  Zooph.  Fase.  IV 

(S%)  Cancer  maercurus  parafiticus  y  Chclis  Ixvibus  pu?*es* 

centihus,  fimstra  majore.  Syft.  Nat.  XII,  GRON  Zoopb.  935. 

RUMPH.  Amb.  T.  V.  f.  K,  L,  CATFSJ3,  Cau  II.  ft  3?.  & 

I,  2.  K/EMPF.  Jsp.  T4  ,3,  f.  7# 

(t;  Syfl.  Nat,  Ed.  X.  p. 


DE    KREÏFT-KUBBtS»  $09 


genwoordig  de  Indifche  Soldaat  van  de  Euro-  Af^*êl; 
pifche  onderfcheiden  door  de  Schaaren  ,  naarLXxxiiv% 
dat  de  flinker  van  dezelven  grooter  was  of  klei-  Hoofd* 
ner  dan  de  regter  Schaar.    De  Heer  Ba  ster 
berispte  hem  te  regt ,  van  verkeerdelyk  de  flin- 
ker grootst  gefteld  te  hebben  indeEuropifche, 
die  byna  altoos  de  regter  grootst  heeft ,  gelyk 
de  meeste  Kreeften  en  Krabben  ,  daar  ik  'er 
verfcheidene  van  heb,  zonder  kennelyk  onder- 
fcheid  in  de  grootte  der  Schaaren ,  en  wat  zyn 
Ed.  daar  mede  zeggen  wil ,  dat  in  de  Kreeft- 
flak,  zelfs,  de  geheele  regter  'zy de  'grooter  dan  de 
linker  is ,  kan  ik  uk  zyne  Afbeeldingen,  alwaar 
veeleer  het  tegendeel  zig  vertoont,  nietbegry- 
pen.   Ook  weet  ik  niet  ,  hoe  zyn  Ed.  heeft 
kunnen  zien,  dat,  in  de  afbeelding  van  Rum- 
phius,  de  Modderman  de  regter  Schaar  grootse 
heeft  (*):  want  als  myn  Gezigt  my  niet  be- 
driegt ,  zo  is  in  de  afbeelding  K  de  regter ,  en 
in  de  afbeelding  L,  van  het  zelfde  Dier  op  zy- 
ne Rug  leggende ,  de  flinker  Schaar  de  groot* 
ite.    Dit  zal  waarfchynlyk  den  Sweedfchen 
Ridder,  die  zig  fomtyds  ftilzwygende  verde- 
digt ,  aanleiding  gegeven  hebben ,  om  het  thans 
om  te  keeren  ,  en  aan  de  Europifche  Soldaac 
de  regter  ,  aan  de  Indifche  de  flinker  Schaar 
grootst,  toe  te  fchryven.   Hoe  't  zy,  ik  heb 

een 

(*)  Baster  Uitfpann.  1.  Deel  ,  bladz.  87.  Aantek*  (g). 
JEn  bladz»  86  ,  wordt  Cbelis  muricatis ,  dat  by  my  gedoomde 
Schaaren  zyn  ^  van  hem  vertaald ,  met  Schaaiea  als  een  Vost- 
angel. 

1.  desl,  xui.  stuk.        A  a 


370  Bëscïïrvvinc  van 


V.     een  Indifche,  zittende  in  een  geknobbelde  Bel- 
lxxxil'  Hooren  van  aanmerkelyke  grootte,  metdeflin- 
Hoofd-  fer .  Schaar  inderdaad  grootst. 
st  k»       £jjc  vjchepzel  moet  in  de  Indiën  vry  groot 
zyn,  als  het  aldaar,  gelyk  Rumphiüs  zegt, 
een  Schaal  heeft,  die  zagt  en  week  is,  van  ze- 
ven Duimen  langte.  De  Amerikaanfche  wordt 
gezegd  drie  of  vier  Duimen  lang  te  zyn ;  doch 
men  vindt  daar  ook  grootere;  gelyk  de  Heer 
Reaumür  'er  een  uit  de  Westindiën  gekreegen 
hadt ,  zittende  in  een  groote  Kasket  -  Hooren» 
Pater  du  Tertre  ,  gezegd  hebbende  dat  dit  Dier 
het  halve  Lyf ,  waar  door  hy  de  vooffte  helft 
verftaan  zal ,  naar  een  Garnaal  of  Zeevloo  ge- 
lykende  heeft ;  geeft  'er  de  volgende  befchry 
ving  van. 

Van  de  Schaaren  is  de  een  klein  de  an- 
der breeder  dan  een  Duim ,  en  rond  ,  Hoppen- 
de het  gantfche  Gat  van  de  Schaal  ,  en  aan  het 
Schcpzel  niet  alleen  tot  Hand  dienende,  maar 
ook  tot  verweering,-  als  waar  mede  alles,  wat 
het  bereiken  kan,  gevat  en  knypende  vast  ge- 
houden of  dood  gekneepen  wordt.  Behalve 
deeze  heeft  het  vier  dunner  Pooten,  veel  gely- 
kende  naar  die  der  Krabben;  zyndede  rest  van 
zyn  Lyf  lang  en  ongevaar  een  hal  ven  Vinger 
dik ,  bedekt  met  eene  taamelyk  dikke  en  ruu- 

we 

,  (*)  Nergens  echter  vind  ik,  of  in  de  Afbeeldingen,  of  la 
de  Natuuriyke  Voorwerpen,  zoo  veel  verfchil ,  datmendereg* 
ter  Schaar,  met  den  Heer  Gronovius  ,  in  deeze  te  regt 
minima  of  zeer  klein  kan  noemen  ,  gelyk  in  de  Cancer  toeans 
of  Zandkrabben, 


ï>  E    ït  R  •«  E  F  t  •  K  H  A  b  *  ■  Ê  ».  §738 


ifre  Huid.   De  Staart  is  famengefteld  uit  drie  V. 
kleine  Nageltjes  of  Klaauwtjes.  lxxxoT 
Dit  Dier  komt  alle  Jaaren  aan  den  Oever  der  Hoofd- 

STU1C 

Zee \  om  5er  zyne  Eijeren  té  leggen  en  van  Schaal 
te  veranderen ;  of  liever  om  een  Hooren  te  zoe- 
ken ,  die  bekwaam  is  tot  zyne  inwooning; 
waar  mede  het  dan  in  de  Spieeten  van  Rotfen 
of  holle  Boometi  gaat  kruipen  $  zig  geneerende 
met  Infekten  of  Bladen  en  Kruiden  ,  gelyk  de 
Krabben.  Wegens  zyne  aangroeijing  heeft 
het  van  tyd  tot  tyd  een  grooter  Woonplaats 
noodig :  des  het  een  groot  pleizier  is ,  voor  de 
genen  5  die  alsdan  zig  op  't  Strand  bevinden  % 
te  zien,  hoe  het  verfcheideHoorensbefchouwt, 
en  'er  eindelyk  een  gevonden  hebbende  ,  die 
hem  behaagt ,  fchielyk  de  voorige  verlaat ,  en 
zyn  Agterlyf  in  de  andere  bergt.  *t  Gebeurt  > 
fomtyds,  dat  'er  twee  zyn,  die  het  Oog  wer- 
pen op  eene  zelfde  Hooren,  en  dan  ontftaat'er 
een  Gevegt  uit,  *t  welk  wel  niet  Bloedigis, 
maar  vinnig ,  en  niet  dan  met  de  Overwinning 
van  den  zwakften  eindigt,  die  de  Wooning  aan 
zyne  Party  ten  prooy  moetlaaten.  Bevindt  hy 
dezelve  voor  hem  niet  bekwaam ,  zo  komt  hy 
'er  weder  uit,  en  neemt  zyn  intrek  in  de  oude* 
gaande  dan  op  nieuws  een  andere  zoeken*  Wel 
Vyf  of  zes  maaien  heeft  men  ze  dusvan  Schaal 
fcien  verwisfelen,  eer  zy  'er  een,  naar  hun  ge- 
noegen, hadden  uitgekoozen. 

Dit  Infekt  vangende,  maakt  hetzelve  eeiïig 
geluid  ,  en  tragt  met  zyne  groote  Schaar  dof 

I*  EteiL,  XllU  Stuk*  Aa  %  H&tié 


372        Bt  $  CR  S  VVTNG  VAN 


v.  Hand  te  vact  n  van  den  genen  ,  die  het  ge« 
tx  \E)"  greepen  heeft;  zullende  dezelve,  indien  het 
Hoofd-  dje  bereiken  kan  ,  van  zelf  nooit  los  laaten« 
stüiu  poor  het  knypen  ,  ondertusfchen ,  ontftaat  een 
geweldige  yn  ,  waar  tegen  het  beste  middel 
is,  de  Schaar  af  te  fnyden,  of  den  Hoorenaan 
't  Vuur  te  brengen :  want  dan  laat  het  los  en 
vlugt  'er  uit*  De  lndiaanen>  eeten  het  Dier: 
doch  Europeaanen  hebben  'er  weinig  Smaak  in, 
of  hec  bekomt  hun  kwaalyk.  In  zyne  Hooren 
vindc  men  omtrent  een  halve  Lepel  vol  helder 
Water,  dat  als  een  kragtig  middel  aangemerkt 
wordt  tegen  de  Puisten  en  Blaasjes,  die  uit  het 
Melkagtige  Vogt,  dat  van  de  Takken  en  bla- 
den der  Vergiftige  Manchenilje- Boonen  af- 
druipt ,  op  de  Huid  der  Menfchen  ontdaan» 
De  Ingezetenen  der  Eilanden  visfchen  deeze 
Kreeft  -  Krabben  ,  en  ,  dezelven  gevangen 
hebbende  ,  binden  zy  die  met  de  Koppen  aan 
een  Draad  of  Touwetje,  en  laaren  ze  dus  in 
cL*  Zonnefchyn  hangen,  het  welk  de  Dieren  doet 
verfmelten  tot  eene  dikke  zelfftandigheid ,  als 
Boter  of  OTe,  die  vooreen  zeer  nuttig  Genees- 
middel ,  om  het  1  ighaam  of  de  Leden  ,  tegen 
Jkcige  Pyn  n,  te  beftryken,  by  de  Wilden  ge. 
houden  wordt  In  de  Winter  is  deeze  Olie  dik 
en  geelagtig  wit ;  doch  in  de  Zomer  wordt  zy 
rood  en  gar  (tig  ,  als  Walvischtraan. 

In  de  Reistogt  van  de  Heeren  d'UixoA  naar 
Peru,  wordt  g^wag  gemaakt  van  een  zonder- 
linge eig^nfchap  van  dit  Schepzcl  in  de  West- 
In- 

I 


as  Kreeft -  KRABBEN*  373 


indien.   Zyn  Beet,  zegt  men  aldaar  ,  veroir-  V> 
zaakt,  geduurende  twee  Etmaalen  ,  de  zelfde  ^xMiif* 
Toevallen  als  de  Beet  van  een  vScorpioen  (*).  Hoofd» 
Men  belet  zorgvuldig  ,  dat  de  Patiënt  Water  6TU<* 
drinke  ,  zo  lang  hy  de  uitwerkinge  n  gewaar 
wordt  van  dit  Venyn  ;  alzo  hy  anders  ligt  ia 
Flaauwte  valt  of  Stuipen  krygr  en  dnar  aan 
fterft.   Aan  de  Kust  van  Karthagena  viel  die 
Dier  zo  groot,  dat  het  Kre  ftagrige  gedeelte; 
te  weeten  de  Kop  en  't  Borstftuk,  de  langte 
i^an  twee  Duimen  en  de  breedte  van  anderhalf 
Duim  had.   Men  noemde  het  aldaar  CaracolSol- 
éado  ,  of  Soldaat  Slak. 

( 593  Kreeft  -  Krab,  die  de  Scbaaren  ruim  en  by-  t7x. 
na  egaal  hteji\  van  voor m met  zes  Puu*  £££*fm 

ttn*  naar. 

Van  deeze  wordt  getuigd ,  dat  zy  in  de  Ita- 
liaanfche  Zee  huisvest  in  't  midden  van  een 
dwarfe  ovaale  opening ,  binnen  een  rondagtig 
Zee -gewas,  naar  Kurk  gelykende.  Haar  ge- 
ftalte  komt  mee  die  van  de  Soldaat  overeen , 

doch 

(*)  Scorpioenen  hadt  men  'er;  de  grootflen  ,  met  het 
Xyf,  ronder  de  Staart,  drie  Duimen  lang;  dat  is  bync  o 
groot  ais  die  van  onze  afbeelding  Pl,  CHl  Fig  i.  De  Beet 
de  zwarten  werdr  i  evaarlyker,  dan  die  der  anderen,  geoor- 
deeld ;  dpch  zy  was  ,  indien  men  'er  hulp  ;?an  tocbragt,  niet 
doudelyk.  Het  Voik  des  L  mds  hadt  zelfs  een  denkbeeld  ,  dat 
het  Water  door  een  Scorpioen  ,  als  dezelve  'er  in  kwa  u  te 
vallen ,  gezuiverd  werdt ;  drinkende  hetzelve  onbefchrooind. 

(59)  Cancer  macrourus  Parafiticus ,  Chelis  fcibris  iubxqiin* 
Ibus ;  antenoribus  fex  -  Pollicatis.  Syft.  Nat. 

i4  D££jl«  xuu  stuk.  Aas 


374     B  E  SCH  R  Y  VING  VAN 


V#  doch  zy  valt  niet  zo  groot.  De  Sehaaren  zyn 
Lxxxn.'  egaal,  ruuw,  en  hebben  wederzyds  twee  an* 
Hoofd-  dere  Poocen  uidteekende  buiten  het  Z,eege* 
«tuk*  was> 

lx.  y  ("öo)  Kreeft -Krab,  die  Rolrondagtig  is ,  de 
B^sagligc.  Schaal  mei  uitgeholde  Slippen* 

In  de  opgekluwende  Wormhuisjes  van  de 
MiddellandfcheZee,  onthoudt  zigdeeze  Soort, 
die  de  grootte  en  gedaante  heeft  van  een  Dui» 
zendbeen.  De  Schaal  is  kort,  ovaalagtig,  met 
uitgeholde  Stippen ,  van  vooren  wederzyds 
Homp.  Van  de  vier  Pooten  zyn ,  wederzyds , 
de  voorften  gefchaard ;  die  van  het  vyfde  Paar 
ongenageld  en  van  de  overigen  vertoonen  zig 
inaar  de  blyken.  Het  Diertje  heeft  een  lange* 
weeke,  Staart. 

(<5i)  Kreeft  -  Krab ,  die  ruig  is ,  bedekt  met  een 
Caput  Lor  ■  halfronde  Kurka^ige  Muts. 

tuum 

koöfd/  Te  Algiers  is,  door  den  Fleer  Brander  ,  dit 
zonderlinge  Schepzel ,  affchuwlyk  in  't  aanzien, 
en  naar  een  lang  begraven  geweest  Menfcheci 
Dopdshoofd  gelykende,  gevonden.  Het  Lyf, 
dat  de  grootte  van  een  Karfteng  heeft,  is  graauw 

ea 


(óo)  Cancer  macrourus  Parafltkus  ,  fubcylindricus  ,  TeüA 
Vun&i*  excavatis.  Sy/ï.  Nat,  XII 

'6i  Canter  bracbyurus  tornentofus,  oke&tis  pilee  heitffr 
tyhauico  Subeiofo.  Sy/t.  Nat.  XIU 


D  E  Kreef  t-K  r  a  b  b  e  n,  375 


m  in  't  geheel  bezet  met  kort,  ruig Haair, uit-  ^  V, 
genomen  de  tippen  der  Schaaren  alleen ,  wier  lxxxii. 
bladen  even  groot  zyn  ,  en  de  Pooten  fcherp  Hoofd- 
genageld.    De  Schaal  is  halfrond  en  niet  ge. STÜK# 
doornd*    Dezelve  wordt ,  met  het  geheels 
Lyf ,  tot  aan  de  Oogen  toe,  gedekt  door  een 
Soort  van  Kap ,  als  uit  Kley  of  oud  Leder  ge- 
maakt, en  van  het  agterfte  paar  Pooten  af  kom* 
ftig ,  die ,  over  de  Rug  omgeboogen,  daar  in  uit" 
loopen. 

KREEFTEN. 


Thans  komen  wy  tot  befchouwing  van  de 
Kreeften,  wier  verfchil  van  de  Krabben  reeds 
opgemerkt  is  f ,  en  zo  groot  ,  dat  fommigen  j  Btads. 
haar  liever  tot  byzondere  Gefiagten  zouden  z»6* 
t'huis  brengen  (*)  ,  en  dan  moeften  'er  de  Kreeft- 
Krabben  zekerlyk  ook  van  afgezonderd  wor- 
den. Men  vindt ,  wel  is  waar ,  in  de  Lighaams- 
geftalte  een  groot  onderfcheid;  doch,  gelykin 
alle  Krabben  niet  het  Lyf  dwars  -  ovaal  ofbree- 
der  dan  lang  is,  zo  hebben  alle  de  Kreeften  het- 
zelve ook  niet  uitermaate  lang  of  Rolrond ,  en 
de  Krabben  zyn  insgelyks  ,  gelyk  ik  gemeld 
heb ,  van  de  Natuur  met  een  aanmerkelyke  Staart 
voorzien ,  die  haar  zekerlyk  tot  eenig  meer  ge- 
bruik ftrekt,  dan  het  vasthouden  der  Eijeren , 

al» 

(*)  Baster  ,  Natuurkm  Uitfpar.n,  IT.  DEEL  ,  bladz.  €* 

h  D£el.  xui.  stuk.  Aa  4 


37^   Beschryving  van 


V.     alzo  de  Mannetjes  dat  Lighaamsdeel  ook  heb* 

rxxxii.  "  ben  ,  en  de  Endeldarm  langs  hetzelve  uit' 
Hoofd-  loopt  t 

STUK» 

tziehiadz.  Bovendien  komen  de  Kreeften  met  de  Krab* 
5£?gen-  ben  in  de  meeste  byzon<Jerheden  overeen*  Haar 
fthappen*  Voedzel  beftaat  ook  nifet  alleen  in  het  Vleesch 
van  allerley  Gedierten,  Krengen  van  Honden 
en  Paarden,  Kikvorfchen  en  levendige  Visch, 
maar  zy  eeten  zelfs ,  gelykervvys  de  Krabben , 
fomtyds  Gras  en  Kruiden  :  ja  de  eene  Kreeft 
wordt  wel  eens  van  een  andere  opgevreten. 
Men  vindtze  zo  wel  in  de  Rivieren  als  in  de 
Zee ,  en  de  Rivieren  der  middelfte  deelen  van 
Europa  zyn  'er  rykelyk  mede  voorzien  :  in 
de  Noordelyke  deelen  zelfs  zyn  zy,  door  voort- 
planting, als  natuurlyk  geworden.  Zy  kunnen 
ook  wel  eenigen  tyd  buiten  't  Water  leeven; 
doch  of  'er  Land  -  Kreeften  zyn,  die  geheel  op 
't  drooge  huisvesten  ,  gelyk  fommige  Krabben, 
heb  ik  geen  zekerheid  (*JL 
raaring.  Ten  opzigt  van  de  manier  van  Paaring  fchynt 
cusfehen  de  Kreeften  en  Krabben  geen  verfchil 
te  zyn ;  volgens  het  gene  aan  den  Heer  Baster 
uit  het  Berigt,  zyn  Ed.  van  Noorwegen  toe- 
gezonden (tJ  ,  is  gebleeken  (4).  En  door 

het- 

(*)  De  Staart  der  eïgentlyke  Kreeften,  tot  zwemmen  ge- 
fchikt  ?  fchynt  my  ook  hier  tegen  te  ftryden.  Die  Landkreef- 
ten ,  waar  van  (ömmigen  Ipreeken ,  ayn  de  hier  voorbefchrce- 
vene  Beurskrabben,  Bom  ark  is  ,  in  zyn  Wooritboek. ,  UDkel, 
bladz.  zeer  verward  dienaangaande. 
(|)  Natuurk  Uitfpann.  H.  DEEL  ,  bladz.  i?è 
(J.)  De  Ouden  ^  echrar,  hebben  in'c  algemeen  va$tgefleld  a 


de  Kreeften. 


377 


hetzelve  fchynt  tevens  bevestigd  te  worden  ,  5^ 
dat  zy  de  Eijeren  niet  by  zig  draagen,  tot  datLXXxn.  * 
dezelven  uitgebroed  zyn  .  maar  zig  daar  vaninHo°FD' 

,   r/  ö  J    7  f;  STUK. 

t  Zand  ontlasten ,  waar  aan  zyn  Kd.  ,  te  voo  - 
ren  ,  getwyfeld  had  (*).  Ik  geloof,  dat  hier 
wel  verfchil  in  kan  zyn,  naar  het  Klimaat  en 
naar  den  tyd  des  Jaars:  doch  dat  zy  daar  in 
met  de  Scorpioenen  zouden  overeenkomen ,  in 
wier  Lighaam,  door  zo  veele  kundige  Waarnee  - 
mers,  de  Jongen  zelf  gevondén  zyn  *,  is  my*Biadx, 
niet  waarfchynlyk.  Hy  meent,  dat  zy  ook*82' 
op  andere  tyden  des  Jaars,  dan  in  de  Lente  , 
paar en. 

De  Kreeften  zyn  by  uitftek  geil ;  zodanig  dat  Aangroei* 
ieder  Mannetje  in  zyn  Hol;  (want  haare  woon- leden? 
plaatfen  zyn  in  Gaten  aan  de  kanten  der  Rivie- 
ren:) ten  minfte  twee  of  drie  Wyfjes  heeft, 
welken  hy  dapperlyk  verdedigt  en  bewaart , 
knypende  de  Pooten  af  aan  eenen  ,  die  daar  in 
zou  willen  komen.  Dit  af  breekcn  der  Pooten, 
dat  in  veele  Dieren  een  zwaare  Straf  zou  zyn  * 
is  in  de  Kreeften  van  minder  belang  ,  om  dat 
zy  met  de  zonderlinge  eigenfchap,  van  weder- 
aangroeijing  der  afgebroken  Leden  ,  begaafd 

zyn  j 

dat  de  Kreeften  op  de  manier  der  Honden  en  andere  Viervoe- 
tige Dieren  paaren.   Zie  Aldrov. 

(*)  Of  de  Kreeften  en  Krabben  hunne  Eijers  uitwerpen 
[van  zig  werpen  ,  wil  hy  zeggen ,]  na  dat  zy  [die]  eenigea 
tyd  tuslchen  de  ]Pcoten  gedragen  zyn  geweest ,  dan  of  zy  tu$» 
fchcn  de  Pooten  worden  uitgebroeid  en  daar  gebooren ,  gelyk 
by  de  Scorpioenen  gefchiedt.    Dezelfde  I*  Deel,  hUdz,  8  2* 

i.  deel.  xhl  stuic,  Aa  ƒ 


378    Beschryv  iNG  van 


V,  Zyn;  welke  zy,  zo  wel  als  de  Jaarlvkfe  ver- 
uxxix.  hulding  of  afwerping  van  de  geheele  Schaal, 
^°^FD'  gemeen  hebben  met  de  Krabben. 

Verfcheide  Geleerden,  dè  Reden  te  baat  nee- 
mende,  hebben  geoordeeld  5  dat  dit  Stuk  alleen- 
lyk  een  denkbeeld  ware  van  't  Gemeen.  De 
weder  -  aangroeijing  of  ukfchieting  van  bnge- 
werktuigde  Lighaamsdeelen ,  van  de  Haairen  des 
Hoofds,  de  Nagelen  van  Menfchen  Handenen 
Klaauwen  van  Beeste  -  Pooten ,  by  voorbeeld; 
konden  zy  wel  toeftaan ;  doch  die  van  Deelen, 
met  Geledingen  en  Spieren  totbevveeging  voor- 
zien,  werdt  van  hun  niet  erkend.  Ook  heeft 
men ,  by  naauwkeurig  onderzoek,  bevonden ,  dat 
die  herftelling  zo  algemeen  niet  is,  alsmenzig 
wel  verbeeldde.  In  de  Schaarencn  Schaarpoo- 
ten  of  Armen ,  die  meest  aan  't  breeken  bloot 
gefteld  zyn,  heeft  zy  meest  plaats,  en  voorde 
afgebrokene  komt  dikwils maar  een  klein,  zeer 
onvolkomen  Schaartje.  De  Pooten  en  Sprie- 
ten, afgebroken  zynde,  groei  jen  ook  wel,  doch 
zeer  langzaam  weder  aan*  Zie  hier  eenige  aan- 
merkingen dienaangaande,  van  den  Heer  Reau- 
mur  ontleend. 
A*mner-  55  Daar  is ,  tot  de  hervoortbrenging  van  dc 
diSn-  "  afgebrokene  Pooten  ,  geen  beftemde  tyd: 
gaar.de  3,Zy  groeijen ,  gelykerwys  de  Planten  j 
„  fchielyker  of  minder  fchielyk  aan  ,  naar 
dat  het  Saizoen  meer  of  minder  gunitig 
,^  is:  de  heetfte  Dagen  bevorderen  dezelve  al- 
ler- 


de  Kreeften. 


379 


lermeesc.  Ook  wordt  deeze  hervoortbren-  v* 
„  ging  door  andere  omftandigheden  begunftigd  LXxxn.# 
„  of  vertraagd.    Een  der  weezentlykften  is  de  Hoofd- 
3,  plaats,  daar  de  Poot  of  Arm  is  afgebroken.  sTUfU 
j,  Ou  dit  te  verdaan  ,  moet  men  zig  erinne- 
„  ren «,  dat  de  Pooten  der  Kreeften  verfcheide 
5,  Geledingen  of  Gewrichten  hebben  ;  waar 

door  zy  zig,  gelyk  onze  Vingeren ,  kunnen 
3,  buigen:  om  dat  die  Gewrichten  met  eene 
n  Vliesagtig  dunne  Huid,  en  niet  met  een  har- 

2,  de  Schaal,  overtoogen  zyn.    Ieder  Schaar- 

3,  poot  heeft  vyf  dergelyke  Gewrichten  ,  en , 
3,  zo  wy  ,  daar  van ,  het  gene  digtst  aan  't  end 
3,  is,  dat  is  daar  de  Schaar  aan  den  Arm  zig 
„  beweegt,  voor  het  eerfte  neemen  ,  dan  is 
„  het  vierde  Gewricht  de  plaats  ,  alwaar  de 

Arm  moet  afgebroken  zyn ,  om  het  vaar- 
3,  digfte  weder  aan  te  groeijen.  En,  't  geno 
3,  byzonderlyk  opmerking  verdient ,  is,  dat  die 
3,  juist  de  plaats  is,  alwaar  de  Armen  natuur- 
3,  lyk  breeken.  Ook  gefchiedt  zulks  niet  in  't 
3,  Gewricht,  maar  in  de  Schaal  tusfehen  het 

derde  en  vierde  Lid,  die  uic  verfcheide  Stuk* 
3,  ken  faraengefteld  is ,  gelyk  de  Naaden  aan- 
„  toonen ,  alwaar  die  Stukken  fiegts  tegen  el- 
3,  kander  aangehecht  zyn,  zonder  aanmerkely- 
3,  ke  intandingen.  By  een  van  deeze  Naaden, 
„  nu,  en  vooral  by  de  middelde  ,  breekt  ge- 
3,  meenlyk  de  Schaarpoot  af ,  wanneer  men  een 
3,  Kreeft  of  Krab  aan  dezelve  gevat  heeft: 
3,  zo  men  dien  Arm  ergens  anders  affnydc 
h mzu  xiil  stuk,  wordt, 


383    Beschryving  van 


V.  wordt  het  verloorene  zo  fpoedig  niet  her* 
txxxnL'  v  ^eld.  En  'c  is  ^anriierkdyk',  dat  alsdan  de 
Hüofd-  Kreeft, dikw;ls ,  haaren  Arm  verder  afbreekt 
•W*  35  °P  die  zelfde  plaats,  welke  door  de  Natuur 
5,  tot  hervoortbrenging  gefchikt  was  In  d© 
„  Pooten,  eigentlykzogenaimd,  gefchiedtde- 
„  zelve  ,  langzaamer".  Ge dagte  Heer  heeft 
willen  onderzoeken  of  zulks  ook  plaats  had  in 
de  Staarten  der  Kreeften;  doch  hec  gelukte  niet: 
de  Beesten,  aan  welken  dieafgefneeden  waren* 
flierven.  Zulks  fchryft  hy  aan  de  lievigheid 
en  taaiheid  van  deeze  Staarten  toe,  die  het  af. 
breeken  niet  ligt  onderhevig  zyn.  Ik  heb  het 
wederaangroeijen  van  de  Staan  5  evenwel,  als 
reeds  verhaald  is,  in  een  myner  GoudvKchjes, 
welk  dezelve  door  een  ander  afgebeten  was  * 
gezien. 

De  manier,  op  welke  deeze  aangroeijing  der 
afgebroken  Ledemaaten,  allengs  gefchiecit ,  door 
anderen  genoegzaam befchouwd,  en  de  oirzaa- 
ken,  daarvan,  uitvoerig  overwoogen ,  alsook 
door  overeenkomst  met  dergelyke  hervoort- 
brenging van  de  afgebroken  Armen  of  Pooten 
der  Polypen  en  Zee  -  Starren  ,  eenigermaate  op- 
gehelderd zynde  (*)  zal  ik  alleenlyknogagtgee- 
ven  op  de  algemeene  Kenmerken  der  Geftalte. 
Geftalte.  De  Kreeften  zyn,  zo  wel  als  de  Krabben, 
met  een  harde  Hoornagtige  Schaal  bekleed; 
doch  haar  Lyf  is  veel  langwerpiger  en  in  vee- 
len  als  Rolrondagtig.    Men  zou  hetzelve  uic 

drie 

(*)  Zie  Raster  ,  Natuur^.  UitfpaKnwgen  II.  DEEL  ,  afc 
boven. 


du  Kreeften. 


381 


drie  deden,  Kop,  Borstftuk  en  Agterlyf,  ge  v* 
lyk  in  de  meeste  infekten  ,  kunnen  aanmerken  lxxxiu 
te  be(t;an:  want  dat  gedeelte,  waarde  Pooten  Hoofd- 
aangehecht  zyn  ,  't  welk  oftgevaar  zo  breed  als  STUK* 
lang  is,  mag  men  met  reden  het  Borstftuk  noe- 
men en  dat  gedeelte,  't  welk  voorlyker  zit  en 
daar  b  ven,  zweemt  zeer  veel  naar  een  Kop; 
terwyl  het  agterfte  gedeelte,  dat  langer  en  fmal 
is  ,  uit  verfc  heide  Ringen  of  Geledingen  be* 
ftaande ,  den  naam  kan  voeren  van  Agterlyf , 
het  welke  dan  aan  t  end  een  uitgebreide  Staart 
heeft      Het  getal  der  Pooien  is,  behalve  de 
Schaaren,  agt,  gelykerwys  in  de  Krabben  -  doch 
buiten  de  Baardjes  en  zogenaamde  Lippen ,  aan 
den  Bek,  hebben  zy  doorgaans  twee  lange  en* 
in  eenigen  zeer  lange  Sprieten,  die  zelfs  in 
fommigen  de  gedaante  van  Hoornen  aannee- 
men ,  door  haare  ontzaglyke  dikte  en  langte ; 
in  welken  dan  ook,  veeltyds,  de  Schaaren  ont- 
breeken.    Het  Rugfchild  is  in  eenige  Kreeften 
glad ,  in  anderen  oneffen  of  gedoomd  ,  en  in 
fommigen  zeer  kort.  Ook  zyn  eenige  Water- 
Infekten  ,    van  een   zonderlinge  Geftake  , 
gelyk  de  Zee  -  Vloo  en  anderen  ,  uit  veele 
Leedjes  beftaande,  en  met  meer  dan  agt  Pooten 
voorzien ,  tot  dit  Geflagt  betrokken. 

De  Soorten  van  Kreeften  ,  diewy  thans  door  soorten 
Linnjeus  aange  ekend  vinden,  zyn  zesentwin- 
tig, en  in  't  vervolg  van  die  der  Krabben  ge- 
plaatst.  Meer  dan  de  helft  zyn  in  de  Wateren 
of  Zeeën  van  Europa  waargenouien. 

h  DU.EU  Uil.  «tüK.  KREEF- 


382     BÉSCHRYVlffG      VA  V 


v>  Kreeften,  met  het  Rugfchild  glad  en  effërt. 
Afdeel. 

lxxxii.  (Ö2)  Kreeft,  die  het  Rugfchild  glad  en  de  Snuit 

sTUKê  op  zy de  getand  heeft,  onderaan  van  boven 

_Lxn*  me£      dubbelden  Tand. 

1US. 

txeSu  de  Latynen  was  9t  woord  Gammanis  de 

gemeene  naam  der  Zee  -  Kreeften ,  die  te  Ro- 
me ,  nog  heden  ,  Gairiraro  di  Mare  genoemd 
worden :  zynde  hetzelve  van  den  Griekfchen 
Haam  Kammaros  afkomftig.  Men  gaf 'er,  der* 
halve,  ook  den  naam  aan  van  Cammarus  ,  welke 
Aldrovandus,  echter,  meent  te  kunnen  bewy- 
zen,  voor  Rivier- Kreeften  gebruikt  te  zyn.  De 
Franfchen  geeven  aan  beiden  den  naam  van 
Ecrevisjè  ;  doch  de  Zee -Kreeften  voeren,  in 
verfcheide  Provinciën  van  Vrankryk,  een  by- 
zonderen  naam.  Die  van  Marfeille  noemenze 
Ligombaud;  die  van  Languedok  Langouste  en  de 
Normandiers  Hormar :  de  Genueezen  Lombar* 
do ;  de  Venetiaanen  Afiaje ;  die  van  Livorno 
Astiche ;  de  Turken  Liczuda  of  Lichuda.  De 
Engelfchen  geeven,  in  't  algemeen ,  den  naam 
van  Lobfter  aan  de  Zee  -  Kreeften ,  die  men  in 
S  weeden,  Noorwegen  en  Deenemarken  5  Rum* 
ner  tytelt. 

Mee 

(6z)  Caïcer  macroütus ,  Thorace  Iacvi ,  Roflro  laterïbus  den» 
tato,  bafi  fupra  Dente  duplici.  Faun  Suec.  2033  ScoP.  Car- 
niol.  1 1 27.  It.  Westgoth.  f74.  Muf.  Ad.  Fred.  87.  MattH< 
JD/(?;/r.  117  Rond  Pisc.  .  p.  538  Ge$n.  Aquat .91.  Jonst» 
Èxfang.  Aq.  112.  ALDR,  Qruftac.  T.  71*  BAST,  Uitfpém* 
II.  D.  p.      T.  I. 


be  Kreeften. 


383 


Met  de  gedagte  Kenmerken  worden  de  Noor*  V. 
fche  Zee -Kreeften  bedoeld,  waarmede  deove-Lxxxu^ 
rigen  aan  de  Kusten  van  Europa  ,  en  zelfs  aan  Hoofd» 
die  van  Noord- Amerika  ,  genoegzaam  over- STUK« 
eenkomftig  in  Geftalte  te  zyn.   Somtyds  vallen 
zy  uitenuaate  groot.  Dus  heb  ik  uit  de  Nieuws- 
papieren aangetekend,  dat,  in  't  jaar  1764,  aan 
de  Kust  van  Engeland  ,  een  Kreeft  gevangen 
werdt,  van  drie  Voeten  lang  en  twaalf  Ponden 
zwaar.    De  gewoone  Noorfche,  echter,  zyn 
naauwlyks  half  zo  lang  en   meer  aanmer- 
kelyk  wegens  haare  menigte  ;  hoewel  zy 
fomtyds  ook  ongemeen  groot  worden.  De  Heer 
Ba  ster  rekent ,  dat  de  Jaarlykfe  Invoer  vaa 
Noorfche  Kreeften  ,  door  die  van  Zierikzee, 
een  getal  van  over  de  zesmaal  honderdduizend 
ftuks  bedraagt :  welke  men  dan  ,   ten  groot- 
ften   deele  ,  naar  Holland   en  Brabant  ver- 
zendt (*).    Ik  zal  hier,  om  niet  na  te  fchry- 
ven,  het  gene  door  zyn  Ed.  aangaande  deeze 
Kreeften  gezegd  is,  alleenlyk  het  volgende  be. 
rigt  van  den  Noorfchen  Bisfchop  Pontoppi- 
dans5  vertaaien  (f). 

De  Hummer  is  van  geftalte  als  een  Kreeft,  Qefhlts. 
„  doch  vyf  of  zesmaal  zo  groot  (±)  ,  en3  be- 

hal- 


(*)  Natuurk*  Vitfpann*  II.  Df.el  ,  bladz.  7  ,  enz. 
■  ft)  NaturU  Hift.  vort  Norwegen,  II»  Theül.  pag.  325.  enz, 

(l)  Of  zig  onder  de  Zee- Kreeften ,  zowel  als  onder an« 
j,  der  flag  van  Visfchen  %  eenige  van  ongemeene  grootte  ,  die 

men  als  Voorvegters  der  anderen  mag  aanmerken,  bevin- 
den ,  kan  ik  niet  bepaalen:  maar  my  is  geloofwaardig  verhaald, 

h  Diel.  xiil  Stuk* 


384     BïscukYvtNC  VAN 


V.     „  halve  agt  kleine ,  met  twee  groote  Klaaü- 
£™xïu  »  wen  of  Pooten  voorzien.  Van  Paasfchentot 
Hoofd-  „  aan  St.  Jan  is  hy  volst  en  best,  maar  vervol- 
STüK#        gens  neemt  .hy  af ,  en  raakt  zyne  Schaal 
3,  kwyt,  in  wier  plaats  de  nieuwe  dunnere  on- 
3,  middelyk  verfchynt ,  welke  dan ,  binnen  agt 
3,  Dagen,  byna  even  zo  hard  wordt  ,  als  de 
3,  voorgaande.   Men  kent  het  Mannetje  daar 
„  aan  \  dat  het  van  boven  \  langs  de  Staart  heen* 
93  fmaller ,  en,  als  't  ware ,  ingekneepen  is ; 
33  het  Wyfje,  daarentegen,  breeder ;  't  welk 
3,  ook  voor  het  beste  gehouden  wordt 

33  De  Hummer  onthoudt  zig  op  Zand* 
33  gronden  en  onder  het  Steengruis,  of  in  de 
3)  fcheuren  en  reeten  van  Klippen,  voornaame- 
,,  lyk  waar  een  foort  van  Wiei  ,  met  breede 
3,  Bladen,  groeit,  van  het  welke  hy ,  vermoe- 
3,  delyk,  ten  deele  zyn  Voedzel  heeft,  dat 
33  anders  ook  in  't  Broed  der  Visfchen  beftaat. 
„  Hier  tegen  wordt  de  Hummer  allermeest  van 
3,  den  Steinbisfer  of  Steenbyter  vervolgd  5  die 

zya 

3,  by  Udvar ,  in  de  Parochie  Evenvig  i  van  de  Visfchers  dlk- 
9>  wils  een  overgroeide  Zee -Kreeft  gezien  wordt  ,  die  zö 
35  fchroomelyk  groot  is  ,  dat  het  niemand  waagen  durft ,  hein 
,  aan  te  tasten  ,    en  zy  zeggen ,  dat  de  wydte  tusfcheri 
?,  zyne  Klaauwen  byna  van  een  Vadem  is,     Hier  uit  kan 
de  grootte  van  zyn  Lyf opgemaakt  worden,  offchoon  zy 
hem  niet  volkomen  te  zien  krygen ,  alzo  hygemeenlyk  van 
het  Zeegras  bedekt  wordt,  waarin  zig  doorgaans  alle  Zee- 
Kreeften  onthouden. 

(*J  Van  fommigen  en  van  de  Duirfchers  inzonderheid  .*  wy 
Hollanders  verkiezen  de  Mannetjes  •  Kreeften  ,  die  derhalven 
oojk  duurder  zynt 


de  Kreeften. 


ft  zyngrootfte  vermaak  daar  in  vindt ,  wanneer  V. 
„  hy  zyn  Tanden  op  iets  hards  kan  te  werk  lxxxiu 
3j>  Hellen  HoofdI 

„  Men  zegt  dat  de  Hummer ,  om  den  aanval  n^angea 
33  van  dit  fnel  voortfchietende  Dier  ce  ontko- in  Nooj> 
3,  men,  zyne  Staart omkromt,  en  zigdaar  mc-WCfiCn* 
3,  de  aan  't  Zand  niet  alleen  vasthoudt ,  maa? 
3,  fcdfs  dus  teruggaat  3  met  den  Kop  navolgen- 
33  de  en  't  Agterlyf  vooruit.    Weleer  vatte 
3,  men  ze  met  een  Houten Nyptang op;  doch, 
33  dewyl  de  Kreeft  het  knypen  niet  verdraagen 
,3  kan,  en  twee  of  drie  Dagen  daarna  flerft, 
3,  is  zulks  niet  meer  gebruikelyk  op  zodanige 
„  plaatfen ,  alwaar  men  de  Kreeften  in  de  zo- 
33  genaamde  Hummer  -  Buifen ,  of  Kreeft- Vaar- 
„  tuigen  levendig  buitenslands  wil  zenden.  Als 
3,  dan  worden  zy  alleenlykmet  Fuiken  gevan- 

gen ,  die  gemaakt  zyn  van  Hoepels ,  met 
3,  Vischnet  overtoogen  ,  hebbende  aan  ieder 
„  end  een  langen  fmallen  Ingang  ,  ten  einde  zy 

daar  niet  weder  uit  zouden  kunnen  loopen. 


(*)  Deeze  Vlsch  ,  naast,  zo  't  my  toefchynt^  met  êen 
Mcirval  overeenkomende ,  wordt  Steenbyter  genoemd  zegt  de 
zelfde  Bisfchop,  om  dat  hy  met  zyne  Tanden  de  Klipfteenen 
san  ftukken  kan  byten*  Hy  is  ongevaar  drie  vierendeel  of  een 
Elle  lang  :  de  Huid  donker  en  glad,  als  die  van  een  Aal  s 
naar  welke  hy  ook  van  Lyf  zeer  gelykt ,  uitgenomen  dat  hy 
wat  breeder  is ,  en  op  de  Rug  lange  afhangende  Vinnen  heeft* 
Aan  den  Kop,  die  rond  en  dik  is  ,  ziet  hy  'er  affchuwlyk  en 
byna  als  een  Kat  uit,  hebbende  in  de  Mond  twee  ryën  Tan- 
den. Zyn  Vleescli  is  hard  en  vet,  wordende  van  den  gemee- 
nen  Man  gaarn  gegeten.  Men  vangt  hem  met  Lynen  offteekc 
hem  met  den  Elger  >  als  men  hem  op  een  Zandgrond  zieg 
fem.   Bladz.  285* 

h  DiEJ-,  XIII.  Stuk»  B  b 


38<£    Be?  c  h  ryvino  van 

V.     )5  Op  eenige  plaatfen  zyn  deeze  Fuiken ,  gely? 
LxxxnL  "  kerwys  de  Aalkorven,  uit  Wortelen  van  Ge- 
Hoofd-  „  neverboomen  gevlogten ,  en  zulke  agt  men 
STÜK#    »  de  bekwaamden  tot  den  Kreeften  -  Vangst. 
3,  In  deeze  Fuïken  wordt  een  andere  Viseh  tot 
33  Lokaas  gehangen ,  en  dus  kan  men  in  ieder 
Korf,  die  uitgeworpen  en  met  een  Touw  vast- 
3,  gemaakt  wordt ,  gemeenlyk  in  ééne  Nagt  wel 
33  tien  fluks  bekomen. 

3,  Hoe  veel  nu,  van  deeze  Kreeften,  jaar- 
33  lyks  uitgevoerd  worden ,  kan  men  daar 
3,  uit  befluiten3  dat  federt  het  begin  van  deeze 
3,  Eeuw,  ieder  Voorjaar,  wel  dertig,  veertig 
3,  en  meer  Kreefthaalders ,  van  Londen  en  Am- 
3,  fterdam  3  alhier  komen  3  om  levendige  Kreef- 
33  ten  in  te  laaden.  Gedagte  Schepen  zyn  zo- 
•  3  danig  gemaakt,  dat  onder  dendigten  Bodem 
3,  zogenaamde  Wellen  of  Hummer-Kasfen  zyn; 
3,  een  ruimte  naamelyk ,  welke  door  middel  van 
33  een  groote  menigte  Gaten,  die  in  de  onder- 
53  fte  Bodem  geboord  zyn ,  gemeenfchap  heeft 
3,  met  de  Zee ;  waar  door  de  Kreeften  altoos 
3,  in  hun  Element ,  dat  het  Zoute  Water  is, 
33  blyven  ;  niettegenitaande  'er  wel  tien-  of 
3,  twaalf  duizend  ftuks  in  zulk  een  Vaartuig  zyn. 
3,  In  't  begin  des  Voorjaars  flaagen  evenwel 
33  de  Reizen  beter,  dan  wanneer  de  Lugt  war- 
3,  mer  wordt,  en  indien,  in  zulk  een  geval, 
9i  de  Reize  door  tegenwind  langduurig  wordt 
„  gemaakt ,  fterven  de  Kreeften  ,  om  dat  zy 
3,  beflooten  zitten  ;  inzonderheid  3  wanneer 

»  te- 


b  e  Kreeften.  gg? 

»  tevens  Donderweer  ontflaat ,  't  welk,  naar  V. 
„  men  getuigt ,  hun  fchadelykst  zoude  zyn  Afdee^ 
3,  De  Eigenaar  doet  alsdan  een  verlooren  ReisHooFo"- 
^  en  fchiet  'er  veel  Gelds  by  in  3  niettegen-sTUK# 
5,  ftaande  zy  alhier  goedkoop  zyn:  't  welkeen 
3,  zeer  goede  Reis  maakt  3  als  hy  het  geluk 
3,  heeft ,  van  ze  levendig  over  te  brengen.  Dik- 
3,  wils  wordt  hem  een  Engelfche  Kroon  voor 
3)  het  ftuk  betaald  3  daar  zy  hem  in  Noorwe- 
,3  gen  maar  twee  Deenfche  Schellingen  gekost 
3,  hebben.  Dit  is  de  vastgeltelde  Prys  ,  wan* 
,3  neer  de  Kreeft  de  langte  heeft  van  agt  Dui- 
3,  men  of  daar  boven  ;  welke  Maat  door  de  Re* 
3,  geering  geauthorifeerd  is:  maar  is  hy  klei- 
3,  ner,  of  mankeert  hem  ééne  Schaar  (*) ,  zo 
55  wordt  het  Stuk  voor  een  Schelling  verkogt. 
35  Niettemin  brengt  deeze  Handel  3  inhetAmpfc 
5 3  Stavanger  alleen  3  gewoonlyk,  in  9t  Jaar  over 
55  de  tienduizend  Ryksdaalders  in  *t  Land3  fe- 
3,  dert  de  gemeene  Man  voor  omtrent  twintig 
33  Jaaren  (t)  begonnen  heeft  3  meer  voordeel 
5,  van  deeze  Neering  te  trekken  ,  door  zelf 
33  Hummer- Buizen  aan  te  leggen*  welke  van 

3i  Sta- 

(*)  >ï  °P  ^at  z0  vee*e  Kreeften ,  die  te  gelyk  in  e'éne  Hum- 
s$  nier  Kas  zig  in  't  Schip  bevinden ,  elkander  de  Klaauwer* 
j,  of  Schaaren  niet  afknypen  zouden  kunnen,  't  welk  anders 
,t  kunne  gewoonte  is ;  zo  worden  de  Schaaren  van  alle  deeze 
. ,  Kreeften  met  een  Touwtje  toegebonden". 

(t)  De  ïtisfchop  fchreef  zyne  Naturk  Hlflork  vm  Norwé» 
jfjsti  reeds  voor  het  Jaar  1754» 

I.  Peel.  XIII.  Stuk.  B  b  2 


sss    B*>e»Rïvi»c  van 


V.  ,,  Stavanger  ,  Eyerfund  en  daaromftreeks  af« 
Afdeel.  ^  vaaren:  doch,  om  de  gezegde  redenen  ,kun- 
Hoofd-  „  nen  zy  niet  meer  dan  ééneReizein't  Voor- 

ftUK#  jaar  doen." 
Kreertvan-  De  beste  Hummerplaatzen  of  Havens  , 
gcryen.  ^  alwaar  3  ieder  Jaar,  tot  twee  of  drie  Buizen 
33  belaaden  kunnen  worden  ,  zyn  Skudesnaes, 
3,  Akre,  Praestehafen ,  Vaage  of  Ahre  -  Buck  , 
„  Buck  vonSee,  Stierneöe,  Hindingsöe ,  Ta- 
33  nan  en  Tananger.  Oostwaards  van  Lindes- 
„  naes  worden  ook  veele  Zee- Kreeften  gevan- 
3,  gen  en  vervoerd,  doch  daar  van  heb  ik  geen 
„  byzonder  narigt.  Ten  einde  de  vreemden  , 
3,  door  eenevroegtydige  Vaart,  niet  het  groot- 
,3  fte  voordeel  uit  deezen  Handel  mogen  trek- 
,,  ken ;  zo  moet  in  ieder  van  de  gemelde  Ha- 
»5  vens  eerst  een  Noorsch  Schip  belaaden  zyn, 
33  eer  men  iets  aan  Vreemden  mag  verkoopen. 
,,  Hier  in't  Leen  Sundfiord  heeft  men,  eenige 
Jaaren  geleeden ,  ook  begonnen  met  deeze 
Negotie.  De  Heer  Dankertsen  ,  Tolle- 
55  naar  op  Storöen,  berigt  my,  hoe  3  in  dit 
35  Jaar,  op  zyne  Tolplaats  alleen,  voor  zes- 
3,  duizend  Ryksdaalders  aan  Kreeften  afge- 
„  fcheept  zyn.  De  Inwooners  van  Zierikzee 
„  in  de  Nederlanden  hebben  deezen  Handel 
„  eerst  begonnen  ,  en  daar  van  veel  voordeel 
„  getrokken.  Nu  beginnen  de  Engelfchen  ook 
„  onder  Hitland  veele  Kreeften  tè  vangen. 

,3  Behalve  levendig  worden  de  Kreeften  ook 
,3  wel  gezouten,  of  met  Azyn  en  Peper  inge- 
legd 


35 
33 


be  Kreeften. 


3S£> 


„  legd  zynde  ,  verzonden.   De  Boeren  ,  die  V. 

van  deeze  aangenaame  Kost,  als  ook  van  de^aii.*-* 
„  Oesters  ,  op  veele  plaatfen  genoeg  kunnen  Hoofd* 
33  krygen,  maaken  'er,  in  tegendeel,  geen  werk STÜK%  ' 
35  van,  in 't  geheel".  Dusverre  de  Heer  Pont- 
oppidans  ,  door  wien  voorts  van  een  Soort 
van  Kreeften  gefproken  wordt,  aldaar  in  Sund* 
fiord  gevonden  ,  welke  hy  de  Bucbftaben  -  Hum* 
mer,  dat  is  de  Letter -Kreeft  noemt,  wegens 
de  tekening  op  de  Staart,  en  dezelve  fchynt 
my  met  die  fraaije ,  zeldzaame ,  roode  Noor- 
fche  Zee -Kreeft,  welke  in  't  Werk  van  Seba 
afgebeeld  en  befchreeven  is       nagenoeg  over. 
eenkomstig  te  zyn. 

(53)  Kreeft,  die  bet  Rug fcbild  glad  en  de  Snuit  zxuu 
op  zyde  getand  heeft  ,  onderaan  ,  weder*  ^fYZt-* 
zydr,  met  een  enkelen  Tand*  Kreeft. 

De  bynaam  van  Astacus^  die  hier  tot  onder- 
fcheiding  der  Rivier  -  Kreeften  gebruikt  wordt , 
fchynt  weleer  de  algemeene  naam  der  Kreeften 
te  zyn  geweest.  In  de  voornaamfte  Taaien  van 
Europa,  het  Hoogduitsch  enFransch,  hebben 

zy 

(*)  III.  Deel.  Tab.  XXI.  Tig.  3*  Bladz,  53. 

(63)  Cancer  macrourus  ,  Thorace  Ixvi  ;  Roftro  iateribus 
dentatoj  bafi  utrimque  Dente  unico.  Faun.  Suec4  2034.  Scop. 
Carniol.  II 28.  SCH/EFF.  Elem.  T.  32.  Muf»  Ai,  Frid.  I.  p. 
87.GR0N.  Zoopb.977.  Roks.  Inf  III.  Theill.  T.  54>55  MATTH. 
Diosc.  228.  ROND.  Pisc%  II.  p.  2lo.  BELLO*V.  Aquat.  355, 
Gesn.  Aquat.  104.  ALDROV.  Exfang*  129*  JONST.  Exfang* 
Aquau  T.  IV.  f.  1.  SüLTZ.  Inf,  T.  2S»f'.  1 5 GEOFFR.  Paris 
II.  p  667.  N.  1. 

U  Deel  Xiii.  Stuk*  Bb  3 


300     Beschryvïng  van 

V.     zy  ook,  zo  wel  als  de  voorgaande  SooFt,  den 

Axxxr U  naam  van  ^ree^c '  ^en  zy  *n  Noorwegen  zelfs 
Hoofd-  by  uitmuntendheid  fchynen  te  voeren ,  onder 
«tüjc.  den  naam  van  Krebfe;  doch  in  S weeden  onder- 
fcheidt  men  ze  by  den  naam  van  Kraefcxeta9 
en  in  Engeland  noemt  men  ze  the  Crey-fish  of 
Crevife ,  geevende  aan  de  Zee-Kreeften  den  naam 
van  Sea-Crevis ;  gely k  de  algemeene  naam  in  Italië 
en  aan  de  Adriatifche  Zee  nog  heden  is  Gambaro 
of  Gammaro  ,  maar  die  van  Karniolie  noemen 
de  Rivier  •  Kreeften  Rak  ,  de  hedendaagfe 
Grieken  Karanis  of  Karaniclvj. 

In  de  meeste  Rivieren  van  Europa  komen 
Kreeften  voor,  maar  in  hen  eene  Land  over- 
vloediger dan  in  het  andere.    Men  vindtze  in 
Spanje  weinig,  doch  in  Italië  en  Vrankrykzeer 
veel  ,  ja  in  geheel  Düitschlandzo  overvloedig, 
dat  iemand,  te  Weenen  in  Oostenryk,  op  de 
Kreeften  -  Markt ,  meer  dan  eens  dertig  Wagens 
te  gelyk,  daarmede  beladen,  heeft  gezien 
Menigvuldig  komen  zy  voor  in  hetMeir,  Czir- 
gnitfer  See  genaamd  en  andere  Wateren  van  Kar- 
niolie*   Tegenwoordig  zyn  zy  ook  rykelyk  iq 
de  Rivieren  en  Meiren  van  S weeden  ,  alwaar 
men  weleer  naauwlyks  wist  van  Rivier -Kreef- 
ten.   Het  ontbreekt  'er  niet  aan  in  de  Ooster- 
fche  Landen ,  hoewel  men  'er ,  in  het  Oude 
Testament,  geen  melding  van  gemaakt  vindt* 
De  Kreeften  ,  welke  men  in  de  Rivier  van  Se- 
negal, aan  de  Kust  van  Afrika,  vindt,  zyn  groo. 

ter 


(?)  Aldrov.  de  Cruftatts.  4^ 


de  Kreeften. 


391 


eer  en  lekkerder  dan  die  van  Vrankryk.   Aan  de  V. 
Goudkust  zouden  'er,  volgens  Dapper  ,  zyn ,  lxxxiu 
die  Holen  in  den  Grond  maaken  als  de  Mollen  ,  Hoofd- 
rood  van  Kleur ;  doch  misfehien  zyn  dit  Krab- STUX* 
ben.   In  de  Rivieren  van  Amerika  vindt  men  'er 
overvloedig  ,  die  weinig  van  de  Europifchen  ver- 
fchillen,  dan  ten  opzigt  van  de  Schaarpooten 
of  Armen,  welke  zy  veel  langer  en  dunner  heb- 
ben.  Men  kookt  'er  fmaakelyke  Soupen  van , 
inzonderheid  te  Cayenne.    Die  van  't  Eiland 
Tabago  worden  gezegd^  in  lekkerheid,  de  Eu- 
ropifchen ver  te  overtreffen, 

Hoewel  de  Rivier  -  Kreeften  veel  kleiner  dan  Grootte, 
de  Zee -Kreeften  zyn,  zo  vindt  menze  doch 
van  aanmerkelyke  grootte.  In  de  Rivier  van 
Karniolie,  genaamt  Kerka,  by  Gurk,  zyn  'er, 
volgens  het  getuigenis  van  een  Kronykfchry- 
ver,  gevangen,  waar  van  de  vyf  zo  lang  wa. 
ren  als  een  Mensch  Deeze  moeten  dan, 

ten  minste ,  de  langte  van  een  Voet  gehad  heb- 
ben. Men  voedtze  ,  aldaar,  of  mestze  ,  met 
Osfen-  Lever  en  bladen  van  Brandenetelen ; 
kunnende  dezelven  lang  levendig  houden,  wan- 
neer menze  met  Azyn  befprengt,  zegt  Doktor 
Scopoli.  Hier  te  lande,  en  in  Vrankryk  of  iin- 
geland,  gebruikt  men  Vy  vers ,  omze  te  fpee. 
nen;  alwaar  de  Kreeften  in  een  Houwer  van 
Latwerk  moeten  beflooten  zyn ,  en  geen  ge- 
brek hebben  aan  Groente  en  versch  Water.  Als 

dan 


(*)  Entomol,  CarnioL  p  407, 

1*  Deel.»  XIH.  Stuk.,  B  b  4 


39*      BESCHR  YVING  VAN 


V-    dan  kunnen  Luiden  van  Vermogen  het  pleizier 
lxxul'  genieten ,  van  deeze  Dieren ,  onder  hunne  Oo- 
Hoofd-  p;eil   te  zien  voortteelen ,  en  dus  genoegzaam 
'     voorraad  van  dien  aart  uitleveren  voor  hunnen 
Tafel. 

Gebruik.  De  Kreeften  worden ,  in  't  algemeen ,  voor 
een  fmaakelyk  Voedzel.,  ja  by  veelen  voor  een 
grootc  lekkerny,  gehouden.  Men  moet  zoda« 
nigen  uitkiezen ,  die  Vleezig  %  mals  en  wel  ge- 
voed zyn  ;  wier  Vleesch  een  OlieagtigeenBal- 
famieke  vogtigheid  bevat  9  die  bekwaam  is  om 
de  Scherpheden  op  de  Borst  te  verzagten ,  het 
Bloed  te  zuiveren  en  het  overtollige  daar  uit 
door  de  Waterwegen  te  doen  ontlasten.  Even- 
wel kan  het  overvloedig  eeten  van  dezelven, 
zo  wegens  de  taaiheid  van  haar  Vleesch  ,  die 
ze  zwaar  om  te  verteeren  maakt ,  als  wegens 
de  verhittende  eigenfchap  van  die  Spyze  ,  aan 
jonge,  Bioedryke  en  Galagtige  Geftellen,  ligt 
nadeelig  zyn.  Oude  Luiden  moeten 'er  ook  met 
maatigheid  van  eeten  3  om  dat  de  Maag  anders 
door  dezelven  bezwaard  wordt :  doch  voor  Tee- 
ringagtige  en  andere  verzwakkingen  der  Na- 
tuur 3  worden  de  Soupes  aangepreezen  van  lee- 
vendeKreeften,  die  men  gefmoord  zynde  (tampt, 
en  in  Vleesch-  of  Hoenderen  -  Nat  gaar  kookt  9 
laatende  het  Sop  dan  door  een  Doek  loopen, 
en  mengende  'er  een  weinig  Boter ,  Zout  en 
Notemuskaat  onder,  naar  vereisch  van  zaaken. 
Ongemeen  dienstig  zyn  deeze  Soupes  of  het 
uitgeperste  Sap  van  Kreeften  *  tot  Lavamenten 

der 


/ 


be  Kreeften.  393 

der  Darmen  tegen  de  Scherpte  van  de  Roode-  Af^L 
of  Bloedloop.  In  veelerley  famengeftelde  Lxxm/ 
Middelen  der  Apo theeken  zvn  de  Kreeften  eenHoOFD* 

STUK 

voornaam  Ingrediënt.  Men  vindt  ook  het  Voor- 
fchrift  van  een  gedeftilleerd  Water  van  Kreef- 
ten, dat 3  echter,  met  reden,  zo  kragtig  niet 
als  de  gedagte  afkookzels  of  uitgeperste  Sappen, 
wordt  geoordeeld  te  zyn. 
De  Asch  * ,  welke  door  Galenos  dermaate  *  ^CjnisCa^ 

cri  ustt 

tegen  het  byten  van  een  Dollen  Hond3  inwen- 
dig aangepreezen  wordt,  moet  niet  van  Kreef- 
ten ,  maar  van  de  gedagte  Zee-Krabben  zyn 
zo  wel  als  de  Schaaren  t  *  die  elders  verkeerde-  T  cheU 
lyk  worden  gefteld  op  rekening  van  de  Kreef. 
ten  (f)«    Het  moeten  naamelyk  de  zwarte 
punten  zyn  der  Schaaren  van  de  Zee -Krab- 
ben {.    Men  vraage  niet ,  of  de  Kreeftfchaa-  I  BIac*z. 
ren  de  zelfde  kragt  niet  hebben ;  want  in  die  3*°* 
gevallen,  daar  het  op  't  geloof  der  Ouden  aan. 
komt,  zyn  wy  verpligt  hun  Voorfchrift  blin- 
de- 

.(*)  C  HOFMAN  ,  de  Medicament! s  Ojjicinalibus*  Paral, 
pag.  lï. 

(tj  In  Nucleo  Belgico  Mau  Med.  Brux.  1719  p.  56.  Dit 
zou  een  fout  in  de  daad  veroorzaaken,  In  naam  is  die  mïs- 
flag  vaneen  Canceroi  Carcinoma ,  in  plaats  van  Kanker  ,  volgens 
den  gewoonen  trant ,  uit  vies  -  en  keurigheid  van  Taal  een  Kreeft, 
gezwel  te  noemen  ,  dat  geen  de  minste  eigenfchap  of  overeen- 
komst heeft  ,  zodanig  ingekroopen  ,  dat  men  dit  naauwlyks 
hopen  kan  verbeterd  te  krygen.  Veel  beter  noemde  men  dit 
droevig  Ongemak,  met  de  Duitfchers,  der  Krebs  of  de  Ktab; 
dewyl  het  wegens  de  ronde  uitpuilende  dikte  en  .de  zigtbaare 
dikke  Aderen  'aan  den  omtrek ,  eenigermaate  de  gcftalte  van 
een  Krab  heeft. 

I.  DEEL.  XIII.  STUK.  B  b  5 


394    Beschrtvinc  van 


v#  delings  te  volgen.  Anders  ishetmetdeKreefts* 
Afdeel.  Qoeen  * ,  zogenaamd,  die,  ten  opzigt  van  de 

T  xXX  I 

Hoofd-  afkomst,  zo  men  wil ,  den  regten  naam  heb- 
stuk.     ben,  hoewel  menze  eigentlyker  noemen  kan» 
^cancrt    Steentjes  of  Steenen  der  Kreeften. 
DeKreefcs    Zy  werden ,  volgens  Lemery,  tengrootften 
Oogcn.    deele  uit  Oostindie  herwaards  gebragt,  alwaar 
menze  in  groote  menigte  op  de  Oevers  der  Ri- 
vieren vondt.    Twee,  zegt  hy,  zyn  'er  in  de 
Mannetjes  -  Kreeft,  die  dezelve  zig  tweemaal 
in  't  Jaar  kwyt  maakt.   In  de  groote  Rivieren, 
naar  den  kant  van  Astrakan  ,  zyn  Kreeften, die 
deeze  Steenen  zeer  groot  hebben ,  en  niet  dan 
om  dezelven  gevangen  worden.    De  Visfchers 
weeten  die,  op  vericheiderley  manieren,  uit 
de  Maag ,  waar  in  zy  zitten  ,  te  bekomen. 
Eenigen  kneuzen  deeze  Dieren  met  een  Hou- 
-    ten  Blok  en  dan,  de  Pap  in  Water  gedaan  heb- 
bende in  een  Tobbe  of  Bak,  vinden  zy,  door 
*t  omroeren ,  de  Steentjes  op  den  bodem.  Ee- 
nigen leggen  de  Kreeften  op  hoopen  en  laaten 
die  rotten ,  verzamelende  naderhand  de  zoge- 
naamde Kreefts-  Oogen,  die  men  daar  te  Lan- 
de voor  vier  of  vyf  Stuivers  het  Pond  verkoopt. 
De  Apothekers  in  Moskovie  voorzien 'er  zig  dus 
van  ,  en  zy  worden  in  groote  menigte  uitge- 
voerd. 

Her  oude  denkbeeld ,  dat  deeze  Steenen  in 
de  Kop  of  in  de  Herfenen  der  Kreeften  zaten, 
reeds  overlang  verworpen  zynde ;  gelyk  uit  de 
Vertoogen  van  Reaumur,  over  het  ruijen  der 

Kreeft 


de  Kreeften. 


395 


Kreeften  ,  blykt  (*) :  zal  ik  hier  gebruik  maa-  v* 
ken  van  het  uittrekzel  van  een  Brief  3  die  door  Ixxxil* 
Doktor  Mounsey  ,  Geneesheer  der  Armëen  Hoofd- 
van  haare  Majefteit  de  Keizerin  van  Rusland, bTUK% 
voor  weinige  Jaaren  dienaangaande  is  gefchree- 
ven  3  en  waar  in  die  Heer  zig  aldus  uit- 
drukt (f> 

„  De  Steenen  ,  oneigentlyk  Kreefts  -  Oogen  Nieuwe 

genaamd  5  worden  in  het  Lyf  van  deKreef-  kingen" 
3,  ten  gevonden.   Ieder  Kreeft  brengt  'er  jaar-^t°m% 

lyks  twee  voort;  naaraelyk  één  aan  ieder  zy- 
$>  de  van  het  voorfte  en  onderfte  deel  der 
3,  Maag.  Deeze  beide  Steenen  neemen  hun- 
„  nen  oirfprong  tusfchen  de  twee  Vliezen  van 
M  de  Maag;  de  platte  of  holronde  zyde  raakt 
>3  aan  het  binnenfte  Vlies  3  dat  dun  is  en 
33  doorfchynende  3  doch  fterk  en  van  een 
3,  Hoornagtige  zelf  Handigheid ;  de  verheven- 
,3  ronde  zyde  is  iteeds  uitwaards  gekeerd  3  be- 
„  dekt  zynde  met  de  Vleezige  zagte  Vliezen 
33  van  de  Maag,  wier  Vezelen  indrukzelslaa- 
33  ten  op  de  oppervlakte  van  den  Steen.  De* 
33  zelve  groeit  langzaam  en  by  plaatjes  ,  tus« 
33  fchen  deeze  twee  buitenfte  Vliezen:  waar 

van  het  Hoornagtige  niet  dient  dan  om  te- 
53  genftand  te  bieden  ,  't  welk  maakt  dat  alle 
33  de  Steenen  aan  die  zydeverhevenroud  zyn. 

»  De 

(*)  Mem»  de  VAcaL  Royale  des  Sciences  de  Paris,  de  171a 
£c  1718.  • 

(t)  Journal  Oeconomique ,  d'Aout  I?54.  ?•  134» 

'I,  Deel,  XIII*  Stvk> 


39<J    Beschryving  van 


V.     „  De  eerste  Schub  ,  die  men  kan  waarnee. 
xxxuu'  )?  men,  en  op  welke  alle  de  anderen  zig  aan- 
Hoofd-  -  voegen,  is  naar  't  middelpunt  geplaatst,  en 
gTUK'     „  en  men  kan  duidelyk  de  randen  zien  van  de 
Laagen,  welke  zig  agtervolgens  formeeren. 
3,  Voor  dat  men  deeze  Steenen  in  het  Dier 
,3  kan  vinden  3  wordt  men  kleine  Cirkelronde 
35  Vlakken  gewaar ,  die  een  weinig  duister 
zyn  en  witter  dan  het  overige  van  de  Maag, 
35  Deeze  Vlakken  zyn  de  plaats,  welke  de  Stee- 
3,  nen  beflaan  moeten  ,   tegenover  taaije  en 
3,  llymagtige  zelfstandigheden ,  welke  Klieren 
3,  genoemd  worden  door  fommige  Menfchen» 
3,  Zy  zyn  grooter  en  zigtbaarder ,  wanneer 
3,  deeze  Steenen  ontbreeken;  maar  men  heeft 
3,  mis,  te  gelooven,  dat  zy  Steenen  worden 
door  verfcheide  agtereen volgende  trappen 
3,  van  hardheid  te  pasfeeren". 

„  Men  heeft  zig  verbeeld,  dat  de  Kreeften 
zig  deeze  Steenen  kwyt  maakten,  by  de  af- 
33  werping  van  hunne  Schaal,  en  deeze  rui- 
33  jing,  is  't  bekend,  dat  alle  Voorjaaren  ge- 
,,  fchiedt.  Zie  hier  den  oirfprong  van  dit  ver- 
„  keerde  denkbeeld.  Tegen  den  tyd,  wanneer 
„  de  Kreeft  haare  Schaal verlaaten  moet,  door* 
„  booren  de  Steenen  den  inwendigen  Hoorn- 
,3  agtigen  Rok  van  de  Maag :  de  drie  Tanden 
33  van  dit  Ingewand  vergruizen  deeze  Steenen, 
„  en  3  in  weinige  Dagen ,  zyn  zydoordeVog- 
„  ten  3  die  'er  overvloedig  in  de  Maag  zig  be- 
33  vinden ,  opgelost :  't  welk  maakt  dat  menze 

„  be- 


de  Kreeften. 


397 


„  bezwaarlyk  op  dien  tyd  zal  vinden ,  en  dus  V, 
„  denken  moet,  dat  zy  met  de  Schaal  uitge-  lxxxi^* 
3,  worpen  zyn,   By  naauwkeurig  onderzoek ,  Hoófd- 
3,  nogthans  ,  zal  men  'er ■  verfcheide  Steenen  S1UK* 

aantreffen,  die  ten  halve  verteerd  zyn,  en 
„  't  gene  boven  alles  bewyst  ,  dat  zy  nooit 
3,  uic  de  Kreeften  komen,  is,  dat  menze nooit 

in  de  Rivieren  vindt,  alwaar  deeze  Dieren 
„  overvloedig  zyn.    Onder  degenen,  die  men 

in  de  Winkelen  houdt  ,  zyn  verfcheidene 

wat  bruinagtig  van  Kleur,  en  deeze  zyn  het, 
„  die  zig  in  de  Maag  van  de  Kreeft ,  toen  de- 

zelve  gevangen  werdt,  bevonden". 

Moeielyk  is  't  ,  een  befluit  op  te  maaken, 
aangaande  ft  gebruik  van  deeze  Steenagtige  fa- 
mengroeizelen.  De  Waarneemer  gist  niette- 
min ,  dat  zy  ,  met  en  benevens  de  oude  afge- 
worpen Schaal,  welke  van  de  Kreeft  ook  op- 
gegeten wordt,  dienen  om  aan  de  Vogten  een 
nieuwe  Steenmaakende  hoedanigheid  by  te  zet. 
ten*  Deeze  Steenagtige  Deeltjes  zouden  af- 
gefcheiden  worden  in  de  Vaten,  volgens  hun- 
ne verfchillende  trappen  van  zuiverheid  ,  en 
afgelegd  aan  het  end  der  Huidvaatjes ,  om  een 
nieuw  Steenagtig  bekleedzel  hervoort  te  bren- 
gen. Zulks  fchynt  het  gevoelen  der  genen ,  die 
de  Kreefts-Oogen  tot  het  ontbinden  en  uitloozen 
van  het  Steenagtig  Slym- Graveel,  uit  de  Nie- 
ren en  Blaas ,  bekwaam  agten ,  niet  zeer  te  be- 
gunstigen. 

Het  Verhaal  van  dien  Heer,  hoewel  in  fom* 
h  D£ei«  xiil  stuk*  mi  - 


398     Beschryvinc  van 

V.  mige  opzigten  wat  duister ,  in  anderen  eeniger* 
Afdeel.  maate  tegenftrydig  voorkomende  ,  wordt  niet- 
hoofd-  temm  ,  ten  aanzien  van  de  manier  van  inzame- 
ling, bevestigd  door  het  Berigt,  dat  van  Dok* 
ter  Mayer  dienaangaande  gegeven  wordt ;  zeg- 
gende, dat  hy  hetzelve  had  van  Kooplieden  9 
die  van  de  Grenzen  van  Tartarie  en  Moskovie 
kwamen  (*)♦  ,,  De  inzameling ,  getuigt  hy, 
35  gefchiedt  voornaamelyk  in  Besfarabie  en  de 
.,  Ukraine,  't  welk  Landen  zyn  daar  men  vee- 
55  le  groote  Rivieren  heeft,  met  overvloed  van 
„  Kreeften:  want  de  Ingezetenen  onthouden 
3,  zig  van  die  te  eeten,  om  voordeel  te  kun- 
3,  nen  trekken  uit  de  inzameling  der  Steenen. 
33  Zy  neemen  de  Maanden  waar  3  wanneer  de 
,3  Kreeften  goed  zyn :  alsdan  maaken  zy  Graf- 
5,  ten  3  van  zestig  of  zeventig  Voeten  lang  en 
53  tien  of  twintig  Voeten  breed ;  daar  zy  zo  veel 
Kreeften  3  als  zy  by  een  kunnen  krygen  ,in* 
3,  werpen,  en  dezelven  met  de  Voeten  treeden, 
35  gelykerwys  men  de  Druiven  doet  in  deVVyn- 
,3  Oogst.  Somwylen3  zelfs,  om  zekerder  te 
3,  zyn  aangaande  de  verplettering  5  gebruiken 
3,  zy  'er  Beukhamers  toe  3  en  laaten  verder 
33  hunne  Kreeften  aldaar  3  in  de  open  Lugt, 
33  rotten  3  den  geheelen  Winter  door.  In  't 
33  Voorjaar  hervatten  zy,  daar  aan  ,  hunnen 
55  arbeid,  en,  door  middel  van  een  Teems  de 

„  vui- 

(*)  EpL  Nat.  CurUfir.  Cent,  VII.  &  VIII»  Anii#  171^ 


de  Kreeften.  399 


5,  vuiligheid  affcheidende 5  verzamelt  die  arme  V. 
53  Volk  een  verbaazende  meenigte  van  Kreefts.  lxxxhU 
„  Oogen  ,  welker  vertiering  ,  door  den  groo-  Hoofd- 
3,  ten  aftrek  van  deeze  Koopwaar  in  andere 8TUK0 
3,  Landen  5  hunnen  rykdom  uitmaakt".  Dus 
krygen  wy  dan  ook  thans  de  meesten  uit  Po- 
len en  Moskovie. 

Uit  dit  alles  blykt,  dat  de  Waarneemingen  veevoe- 
der Ouden  niet  altoos  te  veragten  zyn.  HEL-^d^y^ 
montius  ,  naamelyk  5  is  over  de»  oirfprongdsd» 
deezer  Steenen ,  welken  hy  3  door  dagelyks 
ongevaar  tweehonderd  Kreeften  te  openen  3 
naauwkeurig  onderzogt  hadt3  zeer  omftandig, 
„  De  Mannetjes  3  zegt  hy,  beginnen  jaarlyks 
55  ziek  te  worden  5  van  het  midden  van  Juny 
55  af  5  en  vervolgens  de  Wyfjes  in  July,  voor 
55  het  afwerpen  van  de  Schaalen.   Dan  leggen 
3,  zy,  geduurende  negen  Dagen  en  langer,  zon» 

der  beweeging  ,  als  half  dood.  Diestyds 
55  wordt  haar  Maag  met  een  nieuw  Vliesje 
55  overtoogen  5  tusfehen  ?t  welke  en  de  oude 
^  Maag  zeker  Melkagtig  vogt  is  5  dat  allengs 
55  hard  wordt  5  en5  door  de  holronde  figuur  van 
55  de  Maag  5  eene  bolronde  aanneemt  5  worden- 
55  de  eindelyk  geheel  Steenhard.  De  oude  Rok 
55  van  de  Maag,  nu5  allengs  verteerd  worden* 
35  de,  ftrekt  het  Dier  tot  Voedzel,  zo  wel  als 
55  de  Steen,  die  in  de  Maag  blyffc,  geduurende 
35  den  tyd  van  byna  een  Maand". 

Dit  gezegde  van  Vader  Helmont  is  door 
Wepferus  en  anderen  bevestigd.   Zelfs  heeft 

1,  Deel,  Xlli.  Stuk,  de 


40O      BESGHRY  VING  VAN 

V*  de  Heer  Geoffroy  de  Jonge,  in  zyn  Vertoog 
£^ar  dienaangaande  medegedeeld  aan  de  Koninglyke 
Hoofd-  Akademie  der  Wetenfchappen  van  Parys 
STüK'  dit  ook  gedaan :  ftellende  onder  anderen  vast , 
dat  mendeeze  Steenen  niet  in  de  Kreeften  vindt, 
dan  ten  tyde  van  de  ruijing ,  en  dat  zy  vervol- 
gens allengs  verdwynen  of  verteerd  worden  in 
de  nieuwe  Maag.  De  Maag,  nu,  is  in  de  Kreef- 
ten onder  den  Kop  geplaatst,  't  welk  fommi- 
gen  heeft  kunnen  misleiden ,  die  zodanige  Stee- 
nen voor  Oogen  hebben  aangezien. 
Kenmer-  De  Kreefts  -  Oogen ,  die  wy  hier  in  de  Win- 
Echtheid  kels  hebben,  zyn  aan  de  eene  zyde  bol-,  aan 
de  andere  zy  de  holrond  of  een  weinig  ingedrukt, 
en  dus  byna  van  eene  half  Kogelronde  geftalte. 
De  Kleur  is  wit,  meteenig  bleekrood  of  blaauw, 
in  fommigen  meer  in  anderen  minder,  daardoor 
fchynende,  doch  hetPoeijer ,  dat  men  door  de- 
zelven  te  (lampen  krygt,  is  geheel  wit.  Dit 
alles  heeft  men  in  de  valfche  of  gemaakteKreefts  • 
Oogen  ook  weeten  naar  te  bootfen  ,  maar  ze* 
kere  byzondere  Visfchige  reuk,  welke  de  ech- 
te hebben ,  ontbreekt  daar  aan.  Ook  kan  men 
in  'tbreeken,  dewylzy  bylaagen  groeijen,  het 
bedrog  ligtelyk  ontdekken  ,  en  nog  zekerder 
door  de  Chymifche  ontbinding:  want  dan  gee- 
veil  zy  eenig  vlug  Alkalyn  Geest  en  Zout ,  be- 
nevens een  dikke  Hinkende  Olie :  door  't  calci- 

nee« 


(*)  Htjl*  de  F  Academie  Royale  des  Sciences ,  de  i'Ann,  I7»J* 


/ 


èe  Kreeften.  401 

nëeren  worden  zy  zwart:  waar  uit  blykt,  dat  Ap^ELt 
èy  zekerlyk  van  Dicrlyken  oirfprong  zyn.  lxxxiu 
Van  dc  Eigenfchappen  der  Kreefts  -  Oogen ,  Hoof d- 
in  het  Zuur  te  temperen,  behoef  ik,  als  alge*  Gebruik 
gemeen  bekend  zyride,  by  alle  Menfchen ;  geen  ^;^ftia 
gewag  te  maaken.    Zy  kunnen,  ten  dien  ein- 
de, veel  veiliger  gebruikt  worden  dan  Kryt  3 
Koraal  en  dergelyke  Stoffen,  om  dat  zy  niet 
zo  steer  tot  famenpakking  genegen  zyn,  gaan- 
de veeleer  wanneer  zy  ,  in  de  Ingewanden  > 
door  Zuur  zyn  ontbonden ,  in  een  openend  Vogc 
over ,  dat  tot  in  de  fynfté  Wegen  doordringt 
en  derhalve  bekwaam  fchynt   om  de  Nie- 
ren van  't  Graveel  te  zuiveren.   Evenwel  is 
het  dagelyks  en  menigvuldig  gébruik  van  het 
Poeijer  van  Kreefcs  -  Oogen  niet  aan  te  raaden; 
dewyl  de  Maag  daar  door  bedorven  wordt  en 
de  Eeterislust  vergaat.    Veiligst  worden  zy* 
met  Salpeter,  Rhabarber  en 'andere  Geneesmid- 
delen, naar  den  eisch  gemengd  zynde,  voor- 
gefchreevén. 

Van  de  inwendige  deelen  der  Kreeften  nog  inwendige 
niet  gefproken  hebbende,  gaa  ik  thans  daar  toe  K^eftcn* 
over.   Na  dat  men  de  Schaal  of  Korst,  met  de 
roode  Slymigheid  en  het  Vlies  ,  dat  dezelve 
dekt,  weggenomen  heeft,  wordt  men,  aan  den 
top  des  Hoofds ,  het  Brein  gewaar  3  dat  van 

mid- 

(*)  Over  de  nuttigheid  van  Kreefts  -  Oogen ,  in  Azyn  op- 
gelost, tegen  inwendige  Kwaaien,  kan  men  nazien  het  VUL* 
ÖREL  der  Uitgezogte  Verhandelingen    bladz.  529» 

h  Deel.  XIII*  Stuk*  C  Q 


402    BESCHR7  VING  VAN 

V-  middelmaatige  grootte  is ,  groenagtig  van  Kleur, 
Afdeel,  en  als  in  twee  Kwabben  2e  fpleeten,  daar  de  Ge* 

1LXXXII 

HoofdI  zigtzenuwen  en  het  Verlangde  Merg  van  afko- 
stük.    men.  Van  het  onderftedes  Beks,  daar  men  twee 
platte  Tanden  waarneemt  en  een  Vleeschheu- 
veltje,  't  welk  naar  een  Tong  gelykt ;  gaat  een 
korte  Slokdarm  regtsftreeks  naar  de  Maag  toe- 
Dit  Ingewand  is  van  aanmerkelyke  wydte  enbe* 
ftaat  uit  een  dik  fterk  Vlies,  waar  aan  twee 
Klieragtige  lighaamen  zitten,  die  met  Knobbe- 
lige Vaatjes  gevuld  zyn  ,  welke  naar  Darmpjes 
gelyken  f  doch  aan  't  end  in  éénen  Stam  famen- 
loopen.  Deeze  deelen  zyn  het ,  die  men  gemeen- 
lyk  de  Lever  noemt  in  de  Korst-  en  Schaaldie- 
ren ,  en  zy  fchynen  zo  wel  den  dienst  van  Le- 
ver waar  teneemen  als  van  Darmfcheil.  Volgens 
Doktor  Sachs,  in  zyne  Gammarologie  ,  loopt 
van  de  zyde  der  Maag  een  enkele  Darm ,  die 
egaal  van  wydte  blyft,  tot  aan  de  Staart  uit , 
alwaar  de  Kreefc  haar  Fondament  en  tevens  de 
opening  van  de  Leg  heeft.    Men  kan  zeer  ge- 
niakkelyk  de  gemeenfchap  daar  van  doen  bly- 
ken/mids  met  een  Pypje  daar  in  blaazende  9 
als  waar  door  de  Kreefc  alles,  wat  zy  inde 
Maag  en  Darmen  hadt,  van  boven  uitbraakt^ 

setnart.  Agter  de  Maag  en  de  andere  Ingewanden  is 
tegen  de  Rug  aan,  in  zyn  Zakje,  het  Hart  ge- 
plaatst, dat  immer  zo  fterk  klopt  als  in  de  Die. 
ren  die  Bloed  hebben.  Het  is  een  Kegelvor- 
mige Spier,  van  witagtige  Kleur,  meteen  taa- 
melyk  wyde  holligheid,  die  van  binnen  onge- 

lyk 


ï)è  Krëéftest.  403 

]yk  is  en  aan  den  Wand  met  veele  dikke  Veze-    V?  . 
ïen  of  Styltjes  gefchraagd,  even  als  het  Hart  Lxxxn^ 
der  Menfchen.   De  Groote  Slagader,  uit  het  Hoofd- 
Hart  komende,  verdeelt  zig  aanftonds  in  tweeSim* 
Takken ,  die  naar  de  Kieuwen  gaan :  terwyl  de 
Stammen  van  de  Hol -Ader,  zo  nederdaalende 
als  opklimmende  ,  zig  agter  het  Hart  famen* 
voegen,  en  dus  in  deszelfsOor  dringen.  Der- 
halve gefchiedt  hier  eendergeiyke  Circulatie  of 
Omloop  der  Vogten ,  als  die  van  't  Bloed  in  de 
Viervoetige  Dieren. 

De  Kreeften  hebben,  gelyk  de  andere  Infek-r>eK'eu- 
ten,  in  plaats  van  Longen  eenige  Openingen weiu 
op  de  zyden  van  het  Lighaam ,  welke  men  ee- 
nigermaate  by  de  Kieuwen  der  Visfchen  verge- 
lyken  kan.  Zy  zyn  wederzyds  onder  de  Korst 
of  Schaal  geplaatst,  hebbende  haar  onderfte ge- 
deelte, dat  breed  en  Homp  is,  aan  het  Borst* 
fchild  gehecht  door  middel  van  Steeltjes  ;  doch 
het  bovenfte  blyft  los  en  vry.  Ieder  Kieuw 
heeft  drie  Boezems  ,  waar  van  twee  gefchikt 
zyn  om  het  Vogt  te  ontvangen,  dat  tot  het  Le- 
ven dient :  gelyk  dit  blykbaar  is  ,  dewyl  een 
zwart  Vogt ,  in  het  Hart  gefpooten eerst  door- 
dringt in  den  eenen,  en  daar  uit  overgaat  in  deri 
anderen  Boezem.  De  derde  Boezem  ,  van  de 
Punt  naat  den  Grondfteun  gaande,  loopt  in  een 
Kanaal  uit,  dat  gemeen  is  aan  alle  de  Kieuwen 
van  ééne  zyde  ,  en  een  taamelyk  wyde  Ope- 
ning heeft,  naby  de  inplaating  van  de  bovenfte 
der  Kieuwen,  welke  in  een  geduurige  bewee- 

L  Deel*  xill*  stuk.  Cc  2  ging 


4ö4   B  e  s  c  fi  rvving  vak* 

Afdeel  ging  blyft  van  driIlinS-   Men  verbeeldt  zig* 

lxxx  i.  •  dat  gedagte  Opening  dient  om  Water  in  te  nee- 
Hoofd-  t  Welk,  zig  mengende  met  de  Dierlyke 

Vogten  van  de  Kreeften ,  derzei  ver  Ademhaa- 
ling  nog  in  (tand  doet  blyven ,  wanneer  zy  op 
't  drooge  zyn.  Dit  agt  men  is  de  reden,  niet 
alleen  dat  zy  lang  kunnen  leeven  zonder  Wa- 
ter ,  maar  dat  zy  zelfs  in  't  Lugtledigeniet  fchie- 
lyk  ftervcn  (*). 
De  Teel-  In  de  Mannetjes  Kreefc  hebben  de  Zaadva- 
deelen.  ten  haaren  oirfprong  aan  beide  zyden  van  den 
Slokdarm ,  doch  loepen  nederwaards  in  de  T  eel- 
deelen  uit.  IndeWyfjes,  insgelyks,  eindigen 
de  twee  Eijeritokken ,  bezyden  de  Maag  leg- 
gende 5  in  twee  Lyfmoeders,  in  't  agterftevan 
't  Lighaam.  Dus  hebben  zy  de  Teeldeelen  ook 
dubbeid,  zo  wel  als  in  de  Krabben  :  doch  uit- 
wendig niet  zo  klaarblykelyk. 
uitwendi-  Sommigen  willen  ,  dat  de  Rivier  -  Kreeften 
Setaiwe£  van  cle  Zee -  Kreeften  alleenlyk  door  de  groot- 
Kreeften,  te •  c]]e  0ngelyk  kleiner  is,  verfchillen  zouden; 
maar  men  vin ,:t,  als  in  de  Tytels  blykt ,  an- 
dere Kenmerken  tot  on cerfcheicing.  De  Kleur, 
bovendien,  is  in  ce  Zee  -Kreeften  zwartageig 
blaauw  en  in  de  Rivier -Kreeften  donkergroen; 
doch  wordt,  in  beiden,  door  't  kooken  rood. 
Ten  opzigt  van  Kop  ,  Borstftuk  en  Staart, 
die  in  deeze  Dieren  duidelyk  van  elkander  af- 

ge- 


(*)  Hifi.  Nat,  des  Anïmaux*  Paris  1756".  Octavo.  Tom.  I, 


de  Kreeften.  405 

gelcheiden  zyn  ,  komen  zy  met  de  Zee  Kreef-  A  v*  - 
r\   o    •        ,  .  ,  ,  ,  Afdeel, 

ten  overeen.    De  Sprieten  hebben  zy  ook  lang  Lxxxiu 

en  dun,  en  de  Oogen,  even  als  in  de  Krabben,  Hoof»- 
op  een  Soort  van  beweeglyke  Voetjes  of  Stan-STÜK# 
dertjes  ,  buiten  aan  den  Kop  geplaatst.  De 
Schaaren,  hoewel  niet  volmaakt,  zyn  doch  na- 
genoeg aan  beide  zyden  even  groot,  in  de  Kreef- 
ten. Het  gedeelte,  dat  men  de  Staart  noemt, 
blyft  altoos  zigtbaar,  en  beftaat  uit  vyf  Le- 
den ,  hebbende  aan  5t  end  vyf  Vinnetjes. 
Dit  Lighaamsdeel  kan  zig  ook  ombuigen ,  om 
de  Eijeren  vast  te  houden,  waar  roe  hetzelve 
aandebinnenzyde  mecdergelyke  Vinnetjes  voor* 
zien  is,  als  de  Staart  der  Krabben, 

Het  maakzel  van  de  Staart  toont  zo  duide»  verfrhii 
lyk  het  verfchil  niet  van  Scxe  ,  als  in  de  laatst- ^^nne" 
gemelden.    Gedagte  Vinnetjes,  evenwel y  zy$ WyQe«t 
in  de  Wyfjes  dubbeld  5  en  enkeld,  ja  ook  klei- 
ner, in  de  Mannetjes  ,  die  wederom,  cüsfchéti 
dezelven  en  de  agterfte  Pooten ,  zekere  Spoo- 
ren  hebben,  welke  in  de  Wyfjes  veel  kleiner 
zyn.     Zou  men  deeze  voor  een  paar  Poo- 
ten genomen  hebben,  wanneer  men  zegt,  dat 
de  Mannetjes  'er  tien  en  de  Wyfjes  agt  heb- 
ben        Inderdaad  ,  dus  zou  men  de  Sexo 

ge- 

(*)  Alle  de  Leden  zyn  in  de  Mannetjes  veel  grooter  als 
in  de  Wyfjes  :  her  is  uit  de  kleine  Leden  ,  als  meedcuit  baard- 
jes van  den  Staart,  dat  men  de  Mannetjes  van  de  Wyfjes  oc« 
deifcheidt :  deze  iaatfte  hebben  niet  meer  als  vier  paaren  Poo* 
ten  ;  de  Mannetjes  hebben  'er  vyf  paaren.  Eomare  Woor» 
denhoek  door  Papillon.  Dort.  1767*     Deel  j  bladz.  619. 

h  DEEL*  XIII.  STUK.  CC  3 


4o5    Beschryving  van 


v*     gemakkelyk  kunnen  onderfcheiden.    Doch  ik 
ixmw  denk  veeleer,  met  Doktor  Baster,  die  gedag* 
Eoofd-  te  Spooren  als  het  eerste  paar  der  Zwemvoe- 
stuk*    ten  ^  gelyk  zyn  Ed.  de  Vinnetjes  fchynt  te  noe- 
men, aanmerkt ,  dat  zy  in  de  Voortteeling, 
het  zy  tot  vasthouding  of  anders,  dienstig  zyn. 
In  de  Mannetjes,  zegt  hy,  is  dit  eerste  Paar 
ftyf,  hard,  en  ftomp  gepunt  zonder  Haairtjes ; 
in  de  Wyfjes  dun,  plat,  zeer  buigzaam  en  aan 
?t  end,  gelyk  de  anderen,  als  gepluimd  (f). 

lxiv.  C^4)  Kreeft,  die  bet  Rugfcbildgladende  Scbaa* 
wStinS"  ren  Spilrondttëtig  hte/t,  ds  Armen  jlekdig 

&he.  gedoomd. 

De  aangehaalde  van  Seba  voert  den  na^mvan 
Groote  Westindifche  Rivier  -  Garnaal,  en  valt 
*er  gropter  dan  onze  Rivier -Kreeften :  des  het 
te  verwonderen  is  ,  dat  de  Heer  Gronovius 
dezelve,  als  eene  Verfcheidenheid ,  doch  eene 
zelfde  Soort,  betrokken  heeft  tot  de  Steur* 
Krabben. 

lxv.  Kreeft ,  die  bet  RugfcKld  glad  en  RoL 

Pennaceus*  •  7 
Geveder-  1  Qh« 

(*)  Zie  zyne  Natuurk:  Vitfp&m*  II.  DEEL  ,  bladz,  12. 

(64)  Cancer  macrourus,  Thorace  hevi  ?  Manibus  teretiuscu* 
lis;  Brachiis  hifpido  -  aculeatis.  Syft.  Nat.  Uil.  Aftacus  flu. 
viatüis  major,  Chelis  aculeatis,  Slqan.  Jam.  II.  p.  271.  T» 
245.  £  2-  Sqailla  Crangon ,  Americana  major.  Seb  Muf.  Hf' 
T.  XXI,  f,  4..  RUMPH.  Ambt  T.  I.  f.  B. 

(6s)  Cancer  macrourus  y  Thorace  \xvl  Cylindrico,  Roftr» 
enfiformi  ^  margine  fuperiore  ferraco.  Muf  AL  Frid.  I. 
p.  87. 


be  Kreeften. 


407 


rond  heeft ,  de  Snuit  Dtgenwrtnig ,  aan  V. 
den  bovcnflen  rand  Zaagswyze  getafid. 


Hoofd- 


Deeze,  in  't  Koninglyk Kabinet  van  Svveeden stuk. 
zig  bevindende ,  was  uit  warmer  Landen  af- 
komftig. 

(66)  Kreeft,  dis  bet  Riigfcbüd  glad ,  den  Snuit  lxvi. 


van  boven  Zaagswyze3  van  onderen  drie-  steur- 
tandig  beeft;  de  Schaarpunten  gelyk.  Krab* 

De  naam  van  Sqaüla  is,  van  ouds,  vooreen 
Garnaal  gebruikt  geweest,  doch  dezelve  wordt 
hier,  in  't  byzonder,  toegepast  opdeSteurkrab- 
ben.  Deeze,  zo  wel  als  de  Garnaalen ,  voe- 
ren den  naam  van  Squilla  gïbba\  wegens  de  bul- 
tigheid op  haare  Rug.  Zy  worden  te  Venetië, 
eenvoudiglyk,  Squillce  geheten  en  by  de  Heden- 
daagfche  Grieken  Karides  ,  zegt  Aldrovan- 
dus  ,  die  aanmerkt ,  dat  zy  van  de  Krabben 
verfchillen  door  de  Staart,  en  van  de  Kreeften 
doordien  zy  geen  Schaaren  hebben  ,  als  ook 
door  de  menigte  van  Pooten.  By  fommige  Ita- 
liaanen  noemt  menze  Gambarello ,  dat  is  een 
klein  Kreeftje.     De  Engelfchen  noemenze 


(66)  Cancer  macrourus ,  Thorace  lxvi ,  l^oflro  fupra  ferrato, 
fïsbtus  ^tridentato  ,  Mahuum  Digtis  azqualibus.  Faun.  Suecm 
^037.  Cancer  Squilla.  ScoP.  Carn.  1129.  MATTH.  Diosc.  229. 
Squilla  fufca.  KLEIN-  Dub.  35.  A.  ROND*  Pisc.  549.  Squil- 
la mas  &  foemina  ex  freto  Davifii.  SEB.  Muf.  III.  T.  XXI.  f. 
9  ,  10.  BASTEK  Uitfpann.  II.  30.  T.  III.  f.  5.  GHo*ï* 
Zoopb.  98Ó. 

I*  Deel,  xiil  stuk»  Cc  4 


Prawns , 


4.c3      Beschryving  van 


V#  ^  PrawnS)  de  Franfchen  Cbevrette ,  en  in  Normandie 
Lxxxiu  '  Cbevrette  franche ,  omze  van  een  kleiner  Soort  s 
Hoofd-  weik;e  mcn  Bouyuet  aan  die  Kusten  noemt,  te 

STUIw 

Sseurkrtb.  ondcrfcheiden  :  doch  deeze  Soort  heetenzy  ge- 
meenlyk  Squ/Me  ;  in  Languedok  Caramoi  ,  in 
Xaintonge  Santé ,  en  te  Rouaan  Sa'ecoque.  In  't 
Hoogduitsch ,  heefc  men ,  naar  den  Franfchen 
naam  Chevrette  ,  de  benaamingen  van  See» 
gfzfe,  Méergeift  en  Boeide ,  als  ook  naar.de  bult 
die  van  Hegerling  of  Hoger ?ernïr  gefmeed  :  de 
Swecden  noemen  Raeka^  die  wy  Steurkrabhea 
heeten. 

Alle  deze  benaamingen  fchynen  op  de  Sqailla 
gibba  toepasfelyk  te  zvn,  welke  zowel  deczc 
influit  "als  de  volgende  Soort  ,  zynde  beiden 
Meerbaer ,  dat  is  de  Zee  -  Beer,  genoemd  geweest, 
]3eezen  naam ,  echter,  geeven  fommigen  veel- 
eer aan  de  eerfte  Soort  van  SquHlce  >  diedebree- 
de  genoemd  wordt,  onderfcheidende  dan  nog 
drie  Soorten  van'dezclven  ,  waar  van  de  eene 
is  de  Squlla  gibba ,  de  twee  laatften  onder  den 
naam  van  'Mrfièïï,  als  naar  een  Springhaan  ge- 
lykeade ,  de  Zee-  en  Rivier  -  Vlooijen  bevatten, 
daar  ik  vervolgens  van  fpreeken  zal. 
f  Dfe  Sceurkrabben  ,  door  Klein  onder  den 
naam  van  SquiHa  fusca  of  bruine  Garnaal ,  voor- 
gefield,  onthouden  zig,  onder  de  Garnaalen, 
inZeö,  aan  onze  Stranden,  als  ook  in  brakke 
binnen  -  Wateren :  zo  w el  i Is  aan  de  Kusten  van 
geheel  Europa,  in  de  Middellandfche  en  Oost- 
zee.  Zy  verfchillen  van  de  Garnaalen  zo  zeer 

niet 


de  Kreeften. 


met  m  seftalte f  Kleur  of  eigenlchappen  ,  dat  V. 

.  ,    ,     ,  ,  AFDEEL*, 

men  ze  niet  hgtelyk  daar  voor  kan  neemen,  enLXXXlu 
gekookt  zynde ,  eeten;  gelyk  meermaalenis  ge  -  Hoofd- 
beurd.  By  nadere  befchouwing  ,  evenwel  ,  sKJ^r^ 
wordt  men  gewaar,  dat  zy  op  den  Kop  een 
Zaagswys  getand  Beentje  hebben:  't  welk  de 
reden  kan  zyn  ,  dat  dit  kleine  Diertje  fomtyds 
groote  Visfchen  ,  die  hetzelve  in  menigte  en  te 
gulzig  _  in  (lokken  ,  om  't  leven  brengt,  zo  de 
Ouden  verhaald  hebben.  ^Elianus  getuigt  zulks 
van  den  Zee  -  Wolf  of  Snoek  ,  "en  anderen  heb- 
ben hetzelve  bevestigd  (*)  Men  weet  dat  de 
Steurkrabben ,  door  de  Liefhebbers  van  het  hen- 
gelen, hier  te  Lande,  [dikwils  levendig  aan 
den  Hoek  geflagen  en  dus  gebruikt  worden  : 
zo  dat  zy  een  gretig  Aas  moeten  zyn  voor  de 
Visfchen  van  onze  binnen- Wateren, 

Deeze  Infekten  zyn  bruiner  dan  de  Garnaa- 
len,  doch  door  ''t  kooken  worden  zy  ,  gelyk  de- 
zeiven,  rood.  Haare  Oogen  fteeken  meer  bui- 
ten den  Kop  uit  en  zy  hebben  de  Sprieten  niet 
alleen,  maar  ook  de  Baardjes  ,  voor  aan  den 
Kop,  langer,  Haar  Zwempooten ,  met  Haan- 
tjes bezet ,  zyn  veel  duidelyker,  en ,  naar  even- 
redigheid, langer  dan  in  de  Kreeften,  het  welk, 
boven  en  behalve  de  geftalte  en  grootte ,  de 

gteur- 

(*)  Hiante  fufiis  ore  per  lacura  Lupus, 

Capit  Squilias ,  nil  moratus  acuieos  , 
Gula  ;  fed  iftis  intumefcens  i&ibus  , 
Extin£ius  ingluvic  luit  pcenas  nece. 

Ex  Gr ag.  PHIL, 

I*  Deel.  xiiu  stuk.        C  c  J 


4io    Beschryvinc  van 


Steurkrabben  met  de  Garnaalenovereenkomflig 
rxxxlt*  maakt ,  zo  wel  als  in  het  getal  en  de  plaatzing 
Hoofd-  der  Blaadjes 3  aan  't  end  van  de  Staart. 
Stori^.  Schoon  de  Steurkrabben  geen  zo  groote  en 
pe  schaar- dikke  Schaaren  hebben  als  de  Kreeften  ,  zynzy 
pooien.  foorc  van  Schaarpooten  voorzien» 

De  Heer  Baster  ftelt  dat  zy  'er  maar  twee  heb- 
ben, en  wel  alleenlyk  het  smrjle  paar,  zeggen- 
de dat  het  tweede  paar  Pooten  langer  dan  de 
drie  anderen  is;  waar  uit  men  zoude  denken  5 
dat  dit  Infekt  maar  agt  eigentlyke  Pooten  had(  *). 
De  Heer  Groisovius,  ondertusfehen ,  telt  tien 
paar  Pooten  aan  de  Steurkrabben,  waar  van  de 
wee  eerste  Paar  en  ,  zegt  zyn  Ed.3  Schaardraa- 
gende  zyn  (|).  Dit  maakt  vyfPaaren  buiten  de 
Zwempooten.  Linn^eus  fchryfe  aan  het  der- 
de paar  Pooten  Schaaren  toe  (±)„  Hoe  kan 
'er  zulk  een  tegen ftrydigheid  van  zo  groote  Na- 
tuurkenners zyn,  over  zo  zigtbaare  Lighaams* 
deelen  van  een  zo  ligt  te  bekomen,  Inlandsch, 
Diertje  ? 

In  de  Steurkrabbetjes ,  die  ik  thans  voormy 
heb,  gedagte  deelen  naauwkeurig  waarneemen- 

de, 

(*)  Alleen  ishet  Voorfte  Paar  Pooten  met  Nypertjes  voor- 
zien :  het  tweede  Paar  is  langer  als  de  dde  anderen.  Baster  , 
tfatuurk.  Uïtfpar.n.  II  Dkkl,  bladz.  33.  Tab.  1IL  Fig.  V# 
al v/aar  de  Nypertjes  ongelyk  en  in  VI.  N.  5  ,  gelyk  ge- 
gevingerd  zyn :  welk  ondertusfehen  een  voornaam  Kenmerk 
tot  derzelver  onderfcheiding  van  de  Garnaalen  uitmaakt. 

(|)  ZoophyL  Gron,  Fase.  11  p.  231. 

(I)  Zeggende:  Manus,  qax  tertio  Pedum  pari infident ,  DL- 
gitis  fuut  a^paiibus.  Faun.  Succ%  Ed.  II.  p.  496* 


de  Kreeftben, 


411 


de.  bevind  ïkdat  er  twee -en -twintig  vanon-  v* 

«11  ™  Afdeel. 

deren  zyn,  welken  de  gemeene  man  Pootenzou  lxxxli. 

noemen :  dat  is  elf  Paaren  ;  waar  van  dan  het  Hoofd- 
stuk. 

derde  Paar  de  voornaamfte  Schaarpooten  zyn.  Smrfrtk. 
Noemende,  wederom  ,  met  den  Heer  Baster, 
het  allervoorfte  Paar,  Armen;  zo  zyn  'er  tien 
Paaren  van  Pooten.     Onder  deeze  mant  het 
tweede  Paar  ver  boven  de  anderen ,  in  langte 
niet  alleen,  maar  ook  in  dikte  aan  de  enden  uit, 
alwaar  de  Schaaren  zyn,  die  de  Punten  even  lang 
hebben.    Deeze  Schaartjes  gelyken  byzonder 
naar  die,  welken  'er  in  de  Kreeften  zyn  aan  de 
twee  Paaren,  die  op  de  Armen  of  groote  Schaar- 
pooten volgen.   Maar,  behalve  deeze,  hebben 
die  twee  Pootjes  (van  gelyke  langte  byna  zyn- 
de  als  de  drie  ageerde  Paaren,  welken  men  tus- 
fchen  de  Armen  en  gedagte  Schaarpooten  vindt,) 
elkaan'tend,  dat  ruig  is  3  ook  een  klein  Schaar- 
tje ;  komende  daar  in  met  de  Groote  Westin- 
difche  Rivier -Garnaal  ,  hier  voor  gemeld  %  *nfodz. 
volkomen  overeen    De  Heer  Gronovius  kon4°öt 
dan  met  regt  zeggen,  dat  de  twee  eer  li  e  Paa* 
ren  Pooten,  in  de  Steurkrabben  ,  Schaardraa- 
gende  zyn,  en  dat  de  drie  volgende  de  langte 
hebben  van  het  eerste  Paar  ,  waar  van ,  zo  ik 
geloof,  de  Heer  Baster  de  afbeelding,  opN. 
5,  vergroot  gegeven  heeft;  aangezien  de  groo- 
te Schaarpooten  naar  het  end  dikker  loopen,  zo 
ruig  niet  zyn ,  en  ook  langer  punten  hebben* 
Zy  komen,  ten  minfte,  met  diederSchaarpoo- 
I.  Deju..  XIII,  stuk.  ten 


4T2      Beschryvinc  van 


V.  ten  van  zyne  geheele  Af  beelding  der  Steurkrab- 
Afdeel  ^  y  ^  geenszins  overeen  (*). 

Hoofd- 
stuk.       q6j)  Kreeft,  die  brt  Ru*  fcbild  glad ,  den  Snuit 
Cr*r.rcn*  zonder  tojuji's,  en  de  ééne  Punt  van  do 

Sebaaren  langer  beeft. 

Zo  zeker  het  is,  dat  Aristoteles  eene  der 
vier  Soorten  van  SquilUe  9  in  't  Grieksch ,  Cran- 
gpn  genoemd  heeft ;  zo  onzeker  is  het,  welke 
daar  door  van  hem  gemeend  zy.  Van  hun  roe- 
pen of  gefchreeuw  2011  men  het  niet ,  op  cene 
eigentlyke  wyze  ,  kunnen  afleiden :  dewylgeen 
Soort  van  die  Infekcen  ,  myfas  weetens,  eenig 
Geluid  maakt.  Het  middelde  ftuk  der  Blader- 
tjes van  de  Staart  was,  volgens  hem  ,  in  de 
Qangon  breed  y  éjj  in  de  SqUÜia  gibba  fcherp. 

Dus 

(*)  RoKSEL  heeft  zeer  mis  ,  wanneer  by  zrgt  ,  dat  wy 
Hollanders  deeze  Soort,  die  Klein'  de  bruine  $qulllu  noemt » 
Carneelen  hceten :  doch  komt  met  my  ten  opz.'gt  van  de  I?go- 
ten  overeen,  zeggende  daarvan,  volgens  d^  beichiyving  van 
Klkin  :  „Het  eerste  i'aar  is  kor:  en  enkoid;  het  daar  op  voir 
j9  genie  heeft  eeni|érnptaate  een  Schaar :  het  dérde  Paar  is  het 
*  langfte  ,  en,  gelykerwys  in  de  Kreeften,  Schaaragng;  de 
over  ge  drie  Paaren  loöpen  uit  in  enkekte  StekeJs  of  Kiaauw- 
J5  tjes.    Dienvolgens  heeft  deeze  Gameel  tv/aalf  [dat  is  zes  , 
?,  en,  met  de  Zwempoot  en ,  eifPaarJ  Pooten  ,  als  men  de 
Schaarcn  'er  hy  rekent:  daar  de  Krabben  en  Kreeften 'et 
J#  maar  agt  hebben". 

(67 )  Cancer  macrourus  ,  Thorace  Ixvl  ,  Roftro  integerri- 
nio  ,  Manumn  Pollice  longiore.  Faun.  Suec.  2038.  Squilla 
mirina  Batava.  baster  Uitfpann.  \U  D.  p,  27»  T«  m. 
Ptr.  1  4  GRON*  Zooph*  9S5*  SEB*  Kab)  UI.  T.  21.  Fi^ 
8,  Roes.        ïlt  Tab,  LXlil.  Fig.  i,  2. 


£>  ë  Kreeften 


4?3 


Dus  zou  men  veeleer  de  laatfte  voor  onze  Gaf-  v. 
naaien  moeten  houden  ,  in  welke  dat  middelftuk  £*£}®té 

JL.XaaI  i. 

fpitfer  fchynt  te  zyn ,  dan  in  de  Steurkrabben.  Hoofd- 
Bellonius  ,  ondertusfchen  ,  befchryfc  de  Cran-  stuk. 

.        *       _  Garnaal* 

gones  of  Crangines  zodanig  ,  dat  men  er  geen 
anderen  door  verdaan  kan  dan  onze  Zee  -  Gar- 
naaien  ,  die  als  't  ware  vier  Hoornen  op  den 
Kop  hebben ,  van  byna  gelyke  langte  ,  naar  hy 
zig  uitdrukt,  Deeze  werden  ,  in  Italië  ,  zo 
Aldrovandus  getuigt  j  Cammerugia  en  Spamo- 
'éka\  te  Rome,  gemcenlyk,  Parmchia  ;  in  de 
Zuideïyke  deelen  van  Vrankryk  Caramote  of 
Lmgoiiflin ,  doch  te  Bourdeaux  Squüles  genoemd. 
In  Engeland  behooren  zy  onder  de  Prawns,  of 
Shnmps  5  hoedanig  mende  gepelde  of  gekookte 
Garnaalcn  of  Garnaaten  aldaar  tytelt.  TeDant- 
fctg  ,  aan  de  Oostzee  ,  noemt  men,  volgens 
Klein  ,  de  voorgaande  Soort  Crabbenie  ,  en 
deeze  Sandlfabhen  ,  wordende  dezelven  aldaar 
niet  gegeten,  maar  in  menigte, 'tot  Lok- Aas 
der  Visfchen  5  opgezameld :  hoewel  zyne  Squil* 
1%  cinerea  doch  geen  andere  fchynt  te  zyn  dan 
ónze  Zee  -  Garnaal. 

Dit  Infekt,zoomftandig  door  den  Heer  Bas* 
ter  befchreeven  en  afgebeeld  zynde ,  zal  ik  van 
de  Geftalte,  die  iedereen  bekend  is ,  nietfpree- 
ken.  Alleen  merk  ik  aan,  dat  het  wpl  twee 
lange  Sprieten ,  die  uiteen  menigte  van  Leedjes 
beftaan,  maar  geen  zo  lange  Baardjes  heeft  als 
de  Steurkrabben ,  wier  Snuit  van  vooren  als  mee 
zes  Haairtjes  is  voorzien.   Behalve  de  Armen 

I.  Deel.  XIII,  Stuk,  ea 


414    Be  schryving  van 


V,     en  Baarden  ,  die  als  Hoornen  uitfteeken  ,  heb- 

lxxx  EL'  ben  zy '  op  ieder  zyde  van  den  Kop,  twee  plat- 
Hoofd-  te  Deelen  met  een  Punt  aan  *t  end,  welke  haar 
l}VKt  ,  ook  van  de  Steurkrabben  onderfcheiden.  De 
Schaaren  vertoonen  zig  {lomp,  en  hebben  by- 
na  dergelyk  een  maakzel  in  't  klein,  als  dieder 
Oostindifche  Rotskrabben.  Roesel  geeft  daar 
van  een  fterk  vergroote  afbeelding,  't  Getal 
der  eigentlyke  Poocen  is  vier  paar  om  te  loopen  9 
en  vyf  paar  Zwempooten.  De  Staart  heeft ,  als 
gezegd  is ,  in  't  midden  een  fpics  puntig  Blaad- 
je. Op  't  midden  van  de  Rug  en  aan  de  Oogeri 
zyn ,  zo  ons  de  Heer  Ba  ster  aanwyst ,  ook  He- 
keltjes:  doch  van  de  Teeldeelen,  waar  door  de 
Mannetjes  en  Wyfjes  van  elkander  kunnen  on- 
derfcheiden worden,  en  die  men  met  het  Mi- 
kroskoop  waarneemen  kon ,  geeft  zyn  Ed.  geen 
afbeelding.  De  Garnaalen  moeten  een  zonder- 
ling Geftel  inwendig  hebben;  dewyl  'ér,  vol- 
gens hem ,  in  de  Maag  twee  Tanden  zyn  >  en 
zulks  zouden  zy  gemeen  hebben  met  de 
Kreeften. 

Onze  Garnaalen  geeven  gelegenheid  tot  zeer 
fraai  je  Waarneemingen  met  het  Mikroskoop. 
Schoon  haar ,  zo  wel  als  de  andere  Infekten  > 
de  roode  Kleur  in  de  omloopende  Vogten  ont- 
breekt ,  kan  men  doch  in  haare  Buitenleden  en 
Staarten  den  Omloop  der  Dierlyke  Vogten  niet 
alleen  naar  genoegen  waarneemen  :  maar  meü 
Leeuwenhoek  zien,  dat  de  Bolletjes  niet  plat- 
agtig  Eyrondzyn,  gelyk  in  de  Visfchen  3  maar 

rond 


de  Kreeften»  415 

rond  en  nagenoeg  van  gelyke  grootte  als  die  in  V. 
\  Bloed  der  Menfchen  en  Viervoetige  ^'lxxuu* 
ren  (*).   In  de  Herfst  kan  men  ook  in  de  Maag  Hoofd* 
van  een  Garnaal  verfcheiderley  Hoorntjes  en  G^™^* 
Schulpjes  ,  die  naauwlyks  de  grootte  van  een 
Zandje  hebben  ,  waarneemen  ,  en  de  bruine 
Schaal  van  een  groote  Garnaal  met  het  Ver- 
grootglas beziende  ,  vindt  men  die  zeer  aartig 
getekend  (fj. 

De  Garnaalen  vallen  in  de  Zuiderzee  kleiner 
dan  in  de  Noordzee  ,  welke  bruiner  zyn  ,  en 
door  't  Kooken  zo  rooJ  niet  worden,  alsdeon- 
ze,  Zou  dit  ook  het  verfchil  kunnen  maaken, 
dat  aanleiding  aan  Linnjeus gegeven  hadt,om, 
in  zyne  befchryving  der Sweedfche Dieren,  een 
Garnaal  met  het  gedoomde  Rugfchild  ,  welke 
in  de  Laplandfche  Zee  overvloedig  voorkomt, 
van  de  anderen  te  onderfcheiden  (40?  Onder 
de  grooten  die  men  vangt,  zyn  altoos  kleintjes, 
en  dit  maakt  het  \vaarfchynlyk  ,  dat  deeze  In* 
fekten  niet  alleen  in  't  Voorjaar,  maar  bynahet 
geheele  Jaar  door,  voortteelen:  te  meer,  de- 
wyl  men  de  Wyfjes  der  Zee  -  Garnaalen  altoos  3 
in  de  Zomer,  met  Eijeren  of  Kuit  tusfehen  de 

Poo- 

(*)  Squllla  gibba,  teste  Leeuwenhöekio  ,  haudquacjuam, 
üt  alii  Pifces  ,  particulas  ellipticas  ,  ferl  Globulos,  ettï  minime 
rubentes  ,  fanguine  fuo  vehir.     MUYs,  De  motu  Mufcul» 

(t)  BASTER  ,  Natuurk.  Uhfpann.  II.  DEEL  ,  bladz.  32. 
(|)  Cancer  Norvegicus ,  macrourus ,  Thoraee  antroefmn  acu- 

h  Deel»  XIII.  Stuk.  lea- 


4iS   Beschryving  van 


V.  Pootcn  vindt.  Die  heeft,  echter,  in  die  uit 
lxxxh.L'  de  Zuiderzee  niet  zodanig  plaats  :  ten  minde 
Hoofd-  valt  het  zo  niet  in  't  Oog. 
*clmmL  Aangaande  de  Garnaaten,  aan  de  Kust  van 
Noorwegen,  zegt  Pontoppidans  ,  dat  het  een 
kleiner  Soort  van  Krabben  is,  met  een  graau* 
we  f'cbaal,  welkzigdigt  aan 't Land  onthoudt, 
zo  dat  men  ze  gemakkelyk  met  de  Hand  kan 
opneemen.  Zy  worden 'er ,  alleenlyk ,  tot  Lok- 
aas der  Visfchen,  aan  den  Hoek  gebruikt.  Hy 
verbeeldt  zig  dat  deeze,  gelykerwys  meer  an- 
dere dergelyke  langzaam  kruipende  Zeedieren  , 
voornaamelyk  tot  Voedzel  voor  de  Botten  eri 
meer  andere  Platvisfchen,  die  altoos  langs  den 
Grond  kruipen,  en  zig  meest  op  de  Zandige  Oe- 
vers onthouden,  gefchapen  zyn. 

Op  fommige  plaatfen,  zegt  Üellonius,  ko- 
men Crangones  voor ,  die  een  Span  en.daar  over 
lang  zyn  :  het  welk  zekerlyk  beter  pasfen  zou 
op  de  Westindifche  Rivier  -  Garnaalen  ,  van 
Suriname  afkomftig ,  hier  voor  gemeld  ,  en 
zulke  zullen  het  misfehien  zyn,  door  welkende 
Beef- Aal  om  't  .leven  gebragt  wordt ,  die  an- 
ders ook  kleine  Krabbetjes  eet 

Kreef- 

ldato , 'Mambus  prlsmaticis ,  anguh's  /pinofis.  Faun*  Süec,  Ed. 
I.  124.7.  H.  2039.  Iu  Scan,  307.  Doch  die  Aftacus  medtdi 
magKiiudims  prior  y  van  Aldro  vandus  ,  is  zekerlyk  een  an' 
dere. 

(*)  Zie  A&.  Helvet*  Tom.  IV.  p.  34.  En  Uitgez.  Verband* 
111.  I)  bladz*  478.  Kleine  Krabbetjes  zyn  derzeivcr  gewoon 
Voedzel.  Haarl.  Maatfcbappy.  II.  D.  p.  375% 


de  Kreeften. 


Kreeften 3  met  het  Rugfchild  oneffen.  V. 

Afdeed 

LXXXII 

(68}  Kreeft  3  die  het  Rugfchild  ,  dat  languoer-  Hoofd- 
pig  is  ,  met  Geutswyzejlreepenenvanvoo- 
ren  "ebaaird ,  de  Snuit  tweetandig  en  be*  Carabusl 
ioeeifrk  beeft.  Jg* 

In  de  Middellandfche  Zee  is,  door  den  Heer 
Brander 3  deeze  Soort  waargenomen  ,  wier 
Schaal  de  grootte  maar  van  het  uiterfte  Duim- 
lid  heeft,  zynde  van  boven  glad,  voorwaards 
Geuts  wyze  gerimpeld ,  en  aan  den  voorften  rand 
met  kleine  dunne  Tandjes ,  als  met  Ooghaair- 
tjes,  bezet.  De  Snuit  heeft  twee  evenwydige 
be  weeglyke ,  neergedrukte  Tanden-  De  Sprie- 
ten ,  langer  dan  het  Lyf ,  zyn  met  Vezeltjes 
aan  de  kant  gchaaird.  Het  Dier  heeft  zeer 
breede  Schaaren,  die  Hartvormig,  van  vooren 
geknot  en  ruighaairig  zyn :  Pooten  met  kromme 
Klaauwen.  De  Staart  beftaat  uit  drie  breede 
en  voorts  vcrfmallende  Leedjes  *  hebbende  het 
uiterfte  Lid  Eyrond  en  klein  ;  den  grondfteun 
wederzyds  met  twee  kleine  Pootjes  en  van  ag- 
teren  bezet  met  ettelyke  Borstels,  dieuitermaa- 
te  lang  zyn, 

(69)  Kreeft,  die  het  Rugfchild  van  voorenrim'  zxrx. 

x    o  Ruuwe» 

(68)  Cancer  wacrourus  ,  Thorace  ftrlgls  fmbricatis  oblon- 
giusciüo,  antice  ciliato ;  Rofho  bidentato  mobili.  Syft.  Nat. 
XII. 

CÓ9)  Cancer  macrourus ,  Thorace  antrorfUm  rugolb ,  Spïnis 
X.  DEEL.  XIII.  STUK.  D  d  cilia' 


418 


Beschrtvino  van 


V.  pelig  en  met  Stekeh  gehaaird  ,  de  Snuit 
^xxxiu*-            fcberp  en  zeventandig  heeft. 
Hoofd- 
stuk. Deeze  wordt  van  Jonston  by  een  Zee  -  Luis 

vergeleeken  ,  en  het  Lyf ,  inderdaad  ,  gelykt 
veel  naar  dat  van  een  Luis :  ja  de  geheele  Ge- 
iialte  zweemt  meer  naar  die  van  een  Krab, dan 
vaneen  Kreeft,  volgens  de  Af  beeldingen,  wel- 
ken daar  van  door  den  Heer  Gronovius  gege- 
ven fcyninde  Switzerfche  Verhandelingen.  In 
't  Werk  van  Seüa  is  'er  een  met  de  Staart  af- 
gebeeld ,  die  tot  deeze  Soort  wordt  t'huis  ge- 
bragt.  Men  wil  dat  het  de  Zee- Leeuw  of 
Leeuw -Krab  zy  van  Rondeletius,  waarvan 
Al dro vandus  een  geheel  Hoofdftuk  heeft ,  voe- 
gende aan  't  end ,  als  daar  mede  eenigermaatc 
overeenkomstig  ,  de  Zee  -  Kreeft  van  Noorwe- 
gen, tiummer  genaamd,  die  in  de  Schaaren  zo 
veel  kragt  heeft,  en aan.de Eilanden  benoorden 
Schotland  zo  groot  voorkomt ,  dat  hy,  een  zwem- 
mend Man  met  de  Schaaren  vattende,  denzel- 
ven  dood  knypen  kan  of  verfmooren.  Ik  heb 
reeds  van  de  Noorfche  Zee- Kreeften  in  't  al- 
gemeen ,  als  ook  van  de  Letter  -  Kreeft  of  Bucb» 
Jlaben*  Hummer  ,  gefproken  ,  welke  de  Heer 

Pon- 

dliato,  Roftro  acuto  [feptemdentato.  Faun.  Suec.  2036.  Can- 
cer  macrourus  ,  Thorace  Chelisque  angulatis  hispidis*  Mufm 
Ad.  Frid.  87,  Aftacus  marinus.  Column.  Aquat.  8.  T.  6 
Aftacus  fimilis  Pediculo  marino.  Jonst,  Exfang  T.  II.  f#  7" 
Aftacus  Norvegicus  curiofus  Gron*  in  A&.  Helv.  IV.  p*  23, 
T.  2.  f.  J  ,  2  &  Zoopb.  98 o.  BARR.  Rar,  T,  f.  I,  S£J£« 

-Krf.lH.  T.  XIX.  f.  19,  20, 


DE    KREEFTE  N.  419 

Pontofpidans  met  den  Zee- Leeuw  van  Ges-  V. 

wer  oordeek  taamelyk  overeen  te  komen ;  ten  £™**u~ 
minste  wat  de  buitengemeen  lange  Schaarenen  Hoofd- 
Schaarpooteö  betreft ;  doch  het  Ly  fis  veel  kor- ITÜJU 
ter  ,  en  tevens ,  naar  deszelfs  befchry ving ,  zegt 
hy,  Wollig  of  met  kleine  Takjes  bezet,  en  de 
Letteragtïge  tekening  ontbreekt  'eraan,  welke 
de  Noordfche  allermeest  van  den  Zee  *  Leeuw 
dier  Autheuren  onderfcheidt» 

Wormius( verhaalt  de  Bisfchop  wyders,)heeft  Lette*- 
ook  deeze  Noordfche  Kreeft  gehad,  daar  dieKteetu 
Autheur  aldus  vanfpreekt.   „  Dien  andere  een 

Kreeft  van  midddelmaatige  grootte  of  nrïd- 
5,  delflag-  Kreeft ,  maar  de  Nooren  Hummcr- 
>,  Konge,,  dat  is  Koning  der  Kreeften  noe- 

men  (?)3  daar  geeven  wy  ,  niet  onbillyk, 
5,  den  naam  aan  van  Letter  -  Kreeft  QAftacus 
5,  lüter:itus)  ,  om  dat  op  de  Schilden ,  die  de 
, ,  Staart  bekleeden  ,  zekere  merktekenen  als 
"   van  groote  en  Myfterieufe  Letteren ,  voorko- 

men  MyneLetterkreeft is  een  Voetlang.  De 

Schaaren  of  Nyptangen  ,  in  een  regte  lyn  uit* 
,,  geftrekt  zynde,  hebben  weinig  meer  dan  eens 
\y  Duims  dikte,  en  de  geheele  geftalte  is  aam 
„  die  van  een  groote  Zee -Kreeft  gelyk,  uit- 
53  genomen  dat  de  Schaaren  regt  en  kleiner 
„  zyn:  want  zy  hebben  de  langte  van  een  half 

Voet,  en,  voor  de Splyting,  vier uitftekken, 

die 


(*)  D;e  naam  is  thans  ( zegt  hy)  In  Noorwegen  niet  meer 
bekend, 

I,  Deel.  XIII.  Stuk,  Dd  a 


420      BElSCHRYVING  VAN 


V.  , ,  die  in  de  langte  uitgeftrekt  zyn ,  en  beurtlings 
ixxxiu '  *>  een  dubbelde  en  enkelde  ry  Tanden  voeren  > 
hoofd-  3J  tusfchen  welken  vier  holligheden  endwaards 
loopen ,  dat  aan  deeze  Kreeft  een  zeer  fraay 
53  aanzien  geeft.  Op  de  Rug  -  Schaal  vertoo- 
y>  nen  zig  zwartagtige  merktekens  (*) ,  die 
5,  eenigermaate  naar  de  Oude  Letteren  der  Mon- 
33  niken  gelyken,  wederzyds  zes;  waar  van  de 
33  eerste 3  als  men  van  't  Staart -end  af  telt, 
3,  een  T  *  de  tweede  en  derde  een  E  3  de  vier- 
33  de  en  vyfde  een  L  en  de  zesde  een  I3  om- 
^  trent  op  dergelyke  wyze  uitdrukken  ,  als 
9,  menze  in  de  oude  Kloosterboeken  gefchree- 
33  ven  vindt.  Deeze  zou  ik  die  agten  te  zyn, 
3,  welke  van  Rondelet  ius  de  kleine  Kreeft  ge- 
33  tyteld  wordt,  indien  niet  de  Pooten  daar  in 
3,  ongefchaard  werden  gezegd  te  zyn  :  want 
33  de  onze  heeft  de  vier  voorite  Pooten  met 
33  Nypers  voorzien  3  even  als  de  groote  Zee- 
3,  Kreeft". 

Ik  heb  hier  de  befchryving  van  de  Noorfche 
Letter -Kreeft  willen  plaatzen  3  om  datdeHeer 
Gronovius  dergelyken  naam  geeft  aan  de  zy. 
ne,  die  zyn  Ed.  van  den  Heer  BASTERgefchon- 
ken  was.  Het  fchynt }  evenwel,  de  zelfde  niet 
te  kunnen  zyn ;  zo  om  dat  van  dergelyke  te- 

ke« 

(*)  Op  myne  Kreeft,  zegt  Póntoppidans,  is  dit  een  ver* 
hooging  van  de  Schaal  zeiveen  geen  verfcheidenheid  van  Kleur, 
welke  overal  eene  Stroo- Kleur  (Couleur  de  Patik)  is  ,  mee 
eenig  Rood  hier  en  daar  vermengd.  NaturL  WJï%v9n  Nor  wc* 
gen,  IU  Theijll»  bladz»  331, 


de  Kreeften.  421 

kening  op  de  Schaal  geen  gewag  gemaakt  wordt,  V. 
als  om  dat  de  twee  eerste  paaren  Pooten,  ^txxxiu' 
de  laatstgemelde ,  uitdrukkelyk  gezegd  worden  Hoofd- 
niet  met  Nypertjes,  maar  met Klaauwen  voor-  STUK* 
zien  te  zyn*    De  Kleur  ,  niettemin ,  van  de 
Schaal,  was  glanzig  bruin,  met  hoog  roode 
Streepen  fraay  gemengeld.  Pontoppidans 
merkt  aan ,  dat  deeze  Letteren  niet  altoos  even 
volkomen  uitgedrukt  zyn ,  op  het  Rugfchild  en 
de  Staart  van  zyne  Bucbjlaben  -  Hummtr ,  diehy 
voor  een  jonge  Zee -Kreeft  zoude  gehouden 
hebben ,  indien  de  Geftalte  niet  zo  zeer  ver- 
fchillend  geweest  ware.    Wat  de  Pooten  en 
Stekelige  Snuit ,  als  ook  de  hoekige  Schaaren 
aangaat ,  fchynt  dezelve  met  deeze  Ruuwe 
Kreeft  taamelyk  overeenkomiiig,  welke  Lin- 
NjEüs  aldus  befchryft. 
,,  De  Snuit  is  zeventandig  en  zeer  fcherp: 
het  Rugfchild  Eyrondagtig,  van  vooren  over* 
dwars  gevoord  met  Haairige  Streepen  ,  die 
voorwaards  zien.    Eenboogswys,  gekrolde 
Naad  onderfcheidt  het  voorfte  deeldes  Rug- 
fchilds.  De  Armen  zyn  aan  de  binnenzyde  ge- 
doomd: de  Schaaren  langwerpig,  aan  den  rand 
„  gedoomd:  de  bovenkant  van  vooren  Geuts- 
93  wyze  gevoord  met  eene  Haairige  ruuwheid. 
„  Verder  heeft  zy  drie  Pooten  wederzyds :  zyn- 
de  het  vierde  Paar  klein,  aan  de  puntftomp 
„  en  ruighaairig  (*)  \ 

C?o) 

(*)  Syfi.  Nat.  Xil.  p4  1052,  1053*  Dit  laatfte  komt  in» 
wonderheid  volmaakt  met  de  afbeelding,  van  den  Heer  GRO« 
wovrus  in  Aft*  Helvet,  gegeven,  overeen. 

h  D££L,  XIII.  Sti/K*  D  d  3 


33 
35 
95 
35 
35 
33 


422      BESCHRYVING  VAN 


XXXXII 
STUK. 


V. 
Afdeel. 


(70)  Krab-Kreeft  ,  die  het  Rugfibüd  eeirger* 
mcuite  Rolrond  ,  met  Haairtjes  omzet  en 
getand  5  de  Scbaaren  Hartvormig  ,  de 
Sprieten  Oogkaairig  ruig  heeft. 


Gymnifla. 


Aan  de  naastvoorgaande  wordt  de  woonplaats 
ïn  de  Atlantifche  Oceaan  en  Middellandfche  Zee 
toegefchreeven.  Deeze  en  de  twee  volgende, 
uit  Oos tindie  afkomftig,  bevonden  zig  in  't  Ka- 
binet van  de  Koningin  van  Swceden. 

lxxt.  r7[^  Krab 'Kreeft,  Me  het  Jsiinjchüd  oma!  en 
zee-Luis.  rimpelig,  vanvooren  éaagswyze  gehaaird 

en  de  agterfle  Poolen  op  de  Rag  beeft. 

De  aangehaalde  van  Rumphios  ,  in  Oostindie 
Fotok  genaamd ,  wordt  van  dien  Autheur,  we- 
gens de  gedaante,  Zee -Luis  geheten  ;  welke 
de  agterfte  Pooten  boven  de  anderen  heeft,  en 
dus  te  regt  Durfipes  genoemd  kan  worden ;  hoe* 
wel  'er  niet  verhaald  wordt,  dat  zy  met  den 
Buik  om  hoog  zou  kunnen  loopen.  De  langte 
wordt  gezegd  vaneen  halven  Vinger,  de  breed- 
te van  een  Duim  te  zyn.   De  Schaal  is  bruin 


geel,  met  kleine  witte  Plekken  of  Oogjes.  De 
Scaart  is  zeer  fmal  en  lang',  reikende  onder  't 


f70)  Cancer  fubmacrourus  ,  Thorace  fubcylmdrico  ,  ciUato 
ferrato,  Chelis  coidatis  ,  Antenais  ciliato  -  piloüs.  M#  L.  ü. 

(71)  Cancer  fubbracbyurus  ,  Thorace  rugofb  ovali,  antice 
ferrato  -  ciliato  ,  Pedibus  posticis  dorfalibus.  M.  L.  U«  452» 
&ÜMFH,  Am.  T.  X,  fig,  3*  P£T.  Amb.  T.  VI.  f.  2. 


Lyf 


de  Kreeften. 


4*3 


Lyf  door  fchier  aan  den  Kop ,  en  fchynt  meer  V, 
overeenkomstig  te  zyn  met  die  der  Krabben  lxxxil  * 
dan  der  Kreeften    Op  het  StFand  van  Amboi-  Hoofd- 
na  kruipen  deeze  Diertjes  en  verbergen  zig  3  alsSTUjK* 
menze  vangen  wil ,  terftond  in  't  Zand.   In  de 
Inham  van  dat  Eiland  vallen  zy  klein,  naauw- 
lyks  een  Lid  van  een  Vinger  lang ;  maar  op  Ban- 
da  zynze  grooter  en  worden  'er  ,  even  als  by 
ons  de  Garnaalen ,  gekookt  en  gegeten. 

C7O  Kreeft,  die  het  Rugfchild  ovaal  en  rimpe-  czx*n' 
lig,  de  Schaar  en  famengedmkt  en  aan  den  * 
rand  gedoomd  heeft* 

De  vier  voorgaande  komen  met  elkander  daar 
in  overeen ,  dat  het  Rugfchild  voorwaards  Geuts» 
,  wyze  gerimpeld  is;  doch  deeze  wordt  daarvan 
uitgezonderd.   Zy  onthoudt  zig  in  de  Indien. 

Kreeften,  met  het  Rugfchild  gedoomd. 

(73)  Kreeft,  die  het  Rugfchild  van  vooren  ge~  zxxul 
doornd  ,  de  Schaaren  driekantig  ,  aan  de  ^rve^- 
boeken  met  Stekels  beeft.  Noorfch^ 

Die  van  Seba  ,  welke  ik  te  vooren  met  de 

Noor- 

(72)  Cancer  macr&urus  ,  Thorace  rugofo  ovali,  antice  fer- 
ïato  -  ciliato ,  Pedibus  posticis  dorfalibus   M.  L,  U.  455. 

(73)  Cancer  macrourus ,  Thorace  antrorfum  aculeato  ,  Ma» 
Mibus  prismaticis,  angulis  fpinolis.  Faun*  Suec.  2039.  AL  L.  U. 
45-5.  /*.  Scan»  307.  Muf.  Ad»  Fr.  I.  p«  88.  GlloN.  Zooph* 
979,  Seb.  Kab,  ui.  T.  21.  f.  3.  Aftacus  medi»  magnitudi- 
ïiis  prior.  Aldrov.  Exfang*  Crust.  113. 

1* Deel.  Xlll.  Stuk,  Dd  4 


4.24    BEschryving  van 


V.    Noorfche  Letterkreeft  overeenkomstig  aange* 
Afdeel*  merkt  heb  9  wordt  hier  t'huisgebragt  door  Lin- 
Hoofd,  n.eus,  vanwien,  indebefchryvingderSwecd- 
sxux.     fcjie  Dieren,  gezegd  wordt,  dat  de  gene,  die 
deeze  Kenmerken  heeft ,  niet  alleen  in  de  Zee 
dikwils  onder  de  Garnaalen  gevangen  ,  maar 
ook  met  dezelven  verkogt  en  gekookt ,  ja  als 
een  zelfde  Soort  gegeten  wordt ,  zynde  zelfs 
een  weinig  kleiner  dan  de  Garnaalen  ,  van  weU 
I<en  zy  meest  door  de  figuur  der  Schaaren  en  de 
Doornen  of  Stekeltjes  aan  de  Snuit,  die  de  Gar- 
naalen niet  hadden,  verfchillen  zou.   In  Neder- 
land hadt  zyn  Ed.  deeze  ook  dikwils  onder  de 
Garnaalen  gemengd  gezien.  Of  nu  deeze  demid- 
delflag  Kreeft  van  Aldrovandus  kan  zyn ,  en 
of  dezelve  de  allergroot  fte  Kreeft  van  Noor- 
wegen genoemd  mag  worden         Iaat  ik  an- 
deren beoordeelen. 

Kreeften,  met  de  Schaaren  Vingerloos, 
het  Rugfchüd  langwerpig. 

lxxiv,     (74/)  Kreeft  3  die  het  Rugfchüd  voGrvcaards  ge- 

Gelioorn-  döomd, 
de. 

Pl  CV 

jp-*  t    *        (*)  Aftacus  m&ximus  Norvegicus,  Zooph.  Gr£>«.  Fase.  ÏL  p. 

£28  N.  979.  Doch  her  blykt  klaar  ,  dat  dit  een  misfteliing 
zy  ,  voor  AJlacus  marïnus  Nervegkus>  Weike  groote  Druk- 
feil evenwel  in  Erraüs  niet  is  aangetekend, 

(74 )  Cancer  m&cro-urus ,  Thor  ace  antrarfum  aculeato ,  Fron- 
te  bicorni,  Matjibus  ada&ylis.  M.  L.  U,  457-  Gron.  Zooph* 
5)81.  MARCGR-  Brafil.  245.  T.  246,  RUMPH.  Amb%  T.  £• 
f.  I.  f.  As  PET.  Awb.  T.  VI.  f.  I,  SE5.  Kab.  HU  T.  21- 
f.  S. 


de  Kreeften. 


425 


doornd ,  twee  Hoornen  voor  aan  den  Kop 
en  de  Scbaaren  ongevingerd  heeft. 


Deeze  mag ,  wegens  de  aanzienlyke  Hoor-*TÜ*> 
nen ,  te  regc  den  naam  voeren  van  Gehoornde 
of  Hoorn -Kreeft,  en,  indien  zy  omtrent  drie 
Voeten  lang  wordt,  gelyk  de  Heer  Gronovius 
verhaalt,  zo  is  de  naam  van  Rivier- Garnaal , 
by  Seba,  zeer  oneigen.  De  myne  ook,  naar 
welke  Fig.  1,  op  onze  Plaat  CV.  gemaakt  is, 
heeft  ten  minste  de  grootte  van  de  gewoone 
Rivier  -  Kreeften  van  Europa. 

Zy  onthoudt  zig  aan  de  Kusten  van  Oost-  en 
Westindie ,  zelfs  aan  de  Kaap ,  en  mooglyk  ook 
in  de  Middellandfche  Zee :  want  het  fchynt  die 
te  zyn  ,  welke  de  Ouden  Locusta  manna  ge- 
noemd en  by  de  Rivier  •  Kreeften  vergeleeken 
hebben,  als  waarvan  zy  meest  door  het  ont- 
breeken  der  Schaaren  verfchilde.  Dus  zegt  ook 
Aldrovandüs,  dat  de  Locusta  marina  van  de 
Duitfchers  Meer  -  Krebs ,  dat  is  Zee- Kreeft ge- 
noemd worde  ,  gelyk  die  naam  ook  vertaald 
gevonden  wordt  by  Rumphius. 

Deeze  Autheur  zegt,  dat  menze  in  't  Ma- 
leitsch  noemt  Udang  Laut ,  zynde  het  eerste 
woord  aldaar  de  algemeene  naam  van  dergelyke 
Schaaldieren,  en  op  Amboina  Mitta  Soa  tytelt, 
het  welk  zo  veel  te  kennen  geeft  als  agteruitho- 
pende  Kreeft  of  Garnaal  *.  De  reden  van  die*s 
benaaming,  echter,  vind  ik  dus  verklaard  ,,In^w?w<* 
„  't  Water  gaat  hy  voorwaards ,  houdende  zy- 
l  deel.  xiii.  stuk*        D  d  5  ne 


42,6      BESCHR  YVING  VAN 


V.  3,  ne  Hoorens  op  zyde  5  wanneer  hy  zyn  Aas 
^vF?vf«L'  3>  zoekt  3  maar  iets  bemerkende  daar  hyfchuuw 
Hoofd  -  „  voor  is,  of  voelende  dat  men  hem,  in  't 
stü£.     ^  j^ec^  naar  zjg  toe  gaat  trékkra3  dan  fteekt 

#>  hy  de  Hoorens  vooruit ,  en  kruipt  agter- 
waards.  Hy  is  ongemeen  ftoutomzig  te  ver- 
n  deedigenen  heeft  zulk  een  kragt  in  zyn  Staart, 
M  dat  men,  als  hy  dien  om  een  Steen  gefUgen 
3,  heeft,  naauwlyks  daar  af  irekkenkan.  Ook 
5>  is  hy  zeer  flim,  klimmende,  als  men  hem  in 
33  't  Net  heeft,  tegen  de  kanten  op ,  en  zoeken- 
3,  de  daar  over  tefpriqgen.  De  Visfchers  zien 
35  hem  niet  gaarn  in  de  Netten  3  om  dat  de  an- 
33  dere  Visfchen  geweldig  door  hem  gekwetst 
33  worden.  Niettemin  verftrekt  hy  tot  een 
33  groote  lekkerny,  en  wordt  zo  fmaakelyk, 
,3  byna,  geagt  te  zyn  3  als  onze  Kreeften". 

De  Kleur  van  de  raauwen  is  ,  volgens  dien 
zelfden  Autheur,  op  't  Lyf  hoogblaauw,  met 
witagtige  of  vaale  plekken;  de  Pooten  blaauw 
en  wit  geftreept :  doch  door  't  kooken  worden 
zy,  gelykerwys  de  anderen  5  rood.  Het  Lyf 
en  de  Staart  is  als  dat  der  gewoone  Kreeften, 
doch  hetRugfchild,  met  aanmerkelyke  Doornen 
bezet  3  heeft  van  vooren  twee  ontzaglyke krom- 
me en  daar  agter  twee  kleinere  Klaauwswyze 
faaaken  ,  boven'  de  Gogen  ,  die  groot  zyn  en 
fterk  uitpuilen.  Hier  aan  volgen  de  twee  on- 
gemeene  dikke  en  groote  Doornswys'  getakte 
Hoornen  5  aan  den  onderkant  ,  langs  heen  ,  met 
een  ry  van  Haairtjes  bezet ,  en  ongevaar  twee- 
maal 


de  Kreeften. 


maal  zo  lang  als  de  Kreeft.  Zy  loopen  aan  'c  v. 
end  zeer  dun  uit.  De  Pooten,  tien  in  getal,  zyn^^L# 
altemaal  van  gelyke  gedaante,  en  byna  even  Hoofd - 
lang,   zonder  Schaartjes  ;  het  uiterfte  Lid  STUK# 
ilerk  gehaaird  en  met  een  Klaauwtje  voorzien. 
Tusfchen  de  gedagte  groote  Hoornen,  die  men 
als  de  Sprieten  kan  aanmerken  ,  heeft  deeze 
Kreeft  twee  Vorkswys'  getakte  Baardjes. 

(75)  Kreeft,      -  Art  -A^igy^ffiil .  «Do^xniArdEf'  fi*^^^^^^ 
doornd ,  jpuoee  Bladen  voor  aan  den  Kop  frees- 
en  de  Scbaaren  byna  engevingerd  beeft*     Krecft-  •  - 

De  eerfte  Soort  van  Squiila  hebben  de  Ouden 
Urfa  of  de  Beer  genoemd  .  wegens  den  bree- 
den ,  ruigen  Kop  ,  dien  dezelve  heefr.  Zy 
maakten ,  doch  ,  daar  wederom  twee  Soorten 
van,  en  noemden  de  eene  Urfa  minor,  de  andere 
Urfa  major,  dat  is  de  Kleine  en  Groote  Beer. 
Deeze  Kleine,  byJoHNsxoN  afgebeeld,  wordt 
door  GRONoviustot  de  Hoornkreeft  betrokken; 
waar  van  zy  grootelyks  verfchilt  ;  doch  het 
fchynt  my  toe,  dat  zyn  Ed.  deeze  en  de  voor- 
gaande Soort  ondereen  mengt. 

Zo  wel  de  kleine  als  de  groote  Beer  worden 
hier  bedoeld  door  Linn^eus  ,  die  ook  de  beide 

af- 

f75)  Cancer  macrourus ,  Thorace  antrorfiim  aculeato  ,  Fron- 
te  diphylla;  Manibus  fubnda&ylis.  Faun,  Suec.  2040.  Poly* 
quiquyixe,  MARCG.  Br  af*  186.  JoNST.  Aq,  Exfang.  T.  IV. 
f.  4,  8,  12.  BARREL.  Icon,  128S.  f.  2*  KüMPH.  Amb>  T. 
II.  F.  C,  D.  BROWN.  Jam*  T,  +ï.  f,  I.  SEB.  Kab>  III,  T« 
SO.  f.  1. 

h  Deel.  XIII.  Stuk* 


4*3     Beschryving  van 


V. 

Afdeei 

LXXX1I. 

Hoofd  - 

STUK. 


afbeeldingen  van  Mannetje  en  Wyfje  aanhaak, 
welke  in  't  Werk  van  Rumphius  gevonden  wor- 
den van  deeze  zogenaamde  Urfa-  Cancer  uit 
Oostindie,  alwaar  zy  een  Span  lang  valt  en  een 
Hand  breed-,  doch  zelden  gevangenen  dan  met 
een  Harpoen  gedoken  of  met  een  fcherpen  Haak 
opgehaald  moet  worden.  Zy  komen  niet  alleen 
daar ,  maar  ook  in  de  Westindiën ,  ja  aan  de 
Kusten  van  alle  de  Wereldsdeelen  voor  :  des 
LïNNiFAJ*  haar  ook  een  plaats  geeft  onder  de 
Sweedlche  Dieren  ,  en  dus  befchryft. 

31  Het  Voorhoofd  is  ftomp,  met  ongevaar 
,  tien  Stekels ,  die  ongelyk  van  grootte  zyn , 
55  tusfchen  de  Oogen.     Twee  Bladen  zyn  'er 
3,  voor  aan  den  Kop  ,  twee  Leden  hebbende  , 
waar  van  het  voorfte  breed,  ftomp,  in  ze- 
venen verdeeld  en  aan  den  randHaairig:  het 


agterfte  fpits  zeventandig  en  ook  met  eenige 
5>  Haairtjes  gezoomd  is  De  Sprieten,  zo  laag 
„  als  de  Bladen,  beftaan  uit  vier  Leedjes  3  waar 
93  van  het  uiterfte  gevorkt,  het  andere  Homp 
en  korter  is.  Het  Borstftuk  is  langwerpig, 
,5  oneffen  en  voorvvaards  vyfvoudig  gedoomd. 

De  Leden  van  de  Staart  hebben  drie  Panee- 
„  len,  waar  van  het  eerste  glad  is,  het  twee- 
de  rimpelig;  het  derde  van  agteren  drievou- 
dig  uitgerand:  aan  't  end  vyfbladerig  ftomp. 
„  De  Schaaren  zyn  taamelyk  dik  en  elfen,  zo 
;,  lang  als.de  Bladen  van  het  Voorhoofd.  Zy 
hebben  een  Duim  aan  't  end  met  een  zeer 

kor- 


9} 


de  Kreeften. 


429 


3,  korten  Vinger.  De  Pootenzyn  glad  en  fcherp  V. 

, Afdeel» 
„  genageld'.  lxxxh. 

Hoofd- 

Kreeften  met  de  Schaaren  Vingerloos,  het STUK* 
Rugfchild  zeer  kort  en  den  gcheelcn 
J3orst  niet  bedekkende. 

(76}  Kreeft  ,  die  bet  Lyf  in  Leden  verdeeld  ^xxvi. 
heeft,  de  Schaaren  ongevingerd,  plat  op  zwaantjes- 
zyde,  Zêisfensvüyzé  krom  en  als  een  Zaag  Kr€eft«. 
getand. 

Een  der  fraayfte  Stukken  ,  onder  de  Kreef- 
ten, is  deeze,  die  men  gemeenlyk,  wegens  de 
aartige  figuur  der  Schaaren  ,  Zwaantjes-Kreeft 
noemt;  afs  wordende  zy ,  in  Oostindie ,  meest 
gevangen,  zo  Rumphius  zegt,  om  de  mooije 
Zwaantjes,  die  men  van  de  Schaartjes  maakt: 
het  overige  wordt,  als  de  Garnaalen  ,  gekookt 
en  gegeten.  Men  kan  dit  Dier  zelden  vinden, 
zo  hy  getuigt,  en  nog  moeielyker  vangen,  om 
dat  men  zo  naaukeurig  het  afloopende  Water 
moet  waarneemen:  want  het  onthoudt  zig  in  't 
Zand  der  Stranden ,  en  wordt  derhalve  van  hem 
Squilla  Aremria,  dat  is  Zand  -  Garnaal ,  gehe- 
ten. 

(76)  Cancer  macrourus  articularis ,  Manibus  ada&ylis  com- 
presfis  ,  falcatis  ,  ferrato  •  dentais.  Muf  Ad.  Frid.  I  p. 
3ó.  Faun%  Suec.  2035.  Scop,  Carn.  1135.  Cancer  Arenarius* 
RUMPH.  Amb.  T  3.  f.  E.  Tamaru  -  Guacii.  Marcgr.  Brajl 
186.  T*  187.  Squilla  Arenaria  marina,  Seb.  Kab.  III.  Tab, 
XX.  Fig.  2,  3.  GRON.  Zoopb.  984» 

I.  DEEL,  XIII.  STUK. 


433    Beschryving  van 


V.     ten.   In  de  Amboinfche  Taal  noemt  menze  Loc* 
txsx'd  L'  h  5 en  &é  Hollanders ,  aldaar  Knyper  5  om  dat  zy 
Hoofd-  zu\\z  een  geweld  met  de  Schaaren  oefenen ,  niet 
iTUK'    alleen  daar  mede  in  den  Grond  boorende,  Zand, 
Modder,  Steenen  wegfinytende,  maar  ook  de 
Menfchen  dik  wils  gevaarlyk  kwetzende  ,  en 
daarenboven  zodanig  flaande  met  den  ftekeligcn 
Staart,  dat  men  deeze  Soort  van  Kreeften  le- 
vendig niet  behandelen  kan,  maar  zy  moeten 
met  Stroppen  of  Strikken  gevangen  worden. 
Ondertusfchen  zyn  de  grootfte  van  deeze  Kny- 
per -  Kreeften,  zo  hy  aanmerkt,  maar  een  Hand 
lang  en  ruim  twee  Vingeren  breed* 

Dewyl  de  Afbeeldingen  ,  in  \  Werk  van 
Rumphiüs,  meestendeels  uit  het  Kabinet  van 
den  Heer  d'Acquet  daar  ingevoegd  zyn  >  zo  is 
het  niet  te  verwonderen ,  al  komen  zy  fomtyds 
met  de  befchryving  niet  volmaakt  overeen, 
Omtrent  die  van  deeze  Zwaantjes  -  Kreeften 
fchynthet,  bovendien,  duister,  welke  van  de 
twee,  op  de  Derde  Plaat,  bedoeld  worde  met 
zync  Land -en  Zee  -  Zand  -  Kreeft :  doch  dit  is 
zeker ,  dat  wy  de  gene ,  die  daar  als  de  groot- 
fte voorkomt  ,  gewoon  zyn  de  Zwaantjes- 
Kreeft  te  noemen,  hoewel  de  Zwaantjes  eigent- 
lyk  aldaar  gezegd  worden  van  de  andere  te  zyn. 
Ik  vind  ook  zonderling,  dat  de  Land  Knyper 
van  Rumphiüs  \  en  de  Zee  -  Knyper  of  Scrand- 
Kreeft  van  anderen ,  en  wel  die  op  deezen  naam 
in  't  Werk  van  Sëba  voorkomt ,  door  den  Heer 
Gronovius  tot  een  zelfde  Soort  betrokken  wor- 
den ^ 


de  Kreeften. 


43* 


den,  welke  zyn  Ed. ,  dat  meer  is,  getuigt  inde  V, 
Indifche  Oceaan  te  huisvesten  (*>  ?§2u* 

Van  zyne  Land  *  Zandkreeft  zegt  Rümphius,  Hoofq- 
dat  dezelve  zig  wel  omtrent  de  Stranden ,  doch 
op 't  drooge  onthoudt,  maakende  Heuveltjes 
in  't  Zand  als  Molhoopen,  en  zig  dus ,  drie  of 
vier  Voeten,  of  zo  diep  begraavende  ,  tot  dat 
zy  aan  een  Steengrond  komt.  Men  doet  de  op. 
geworpene  Aarde  weg,  en,  het  Gat  gevonden 
hebbende,  waar  dit  Dier  in  zit,  zet  men  daar 
een  Strik  voor,  met  eenig  Aas  en  vangt  hetzel- 
ve dus  als  de  Mollen.  Evenwel ,  als  men  'er 
niet  gaauvv  by  komt ,  kan  het,  met  zyne  fcherpe 
S-chaaren,  het  Touwtje  wel  afknippen.  Van 
deeze  worden  de  Schaaren  of  Knypers ,  zo  hy 
getuigt,  onder  de  zeldzaamheden  bewaard. 

Van  deeze  Soort  houd  ik  die  te  zyn ,  waar  pL.  ce, 
van  uit  myne  Verzameling  de  af  beelding  in  Fi % 

op  Plaat  CV,  gegeven  wordt.  Want  inde 
eerste  plaats  valt  dezelve  ,  volgens  Rümphtus, 
grooter  dan  de  Zee -Knypers  (f).  Nu  heb  ik 
'er  van  deeze  Soort  gedroogd  gezien ,  meer  dan 
een  Voet  lang.  Ten  anderen  is  de  Kleur  Asch- 
graauw  en  dus  zo  fraay  niet  als  die  der  zoge- 
naamde Zwaantjes  Kreeften.  Ten  derden  , 
zyn  de  Schaaren  of  Knypers  aan't  uiterfteLid, 

dat 

(*)  ZoophyL  Gron*  Fase.  II.  p,  250.  N  984. 

(f)  Het  onderfcheid  van  grootte  tusfehen  de  beide  Sexcn 
zou  zeer  aanmerkelyk  zyn  ,  indien  het  Mannetje  en  Wyfje  zo 
veel  verfchilde  als  in  2  en  3 ,  op  Tab.  XX,  in  't  Derde 
Deel  van  Seba. 

h  DEEJL  XIII.  STUK. 


432     BeschrtviSc  v  a  & 


v-     dac  niet  knobbelig  maar  byna  regt  is,  voorzien 
Afdfel  . 
lxxml  '  met  veele  Sikkelswyze  Tandjes;  welke  'er, zo 

Hoofd-  men  by  Rumphius  vindt  ,  de  Zee  -  Zandkreeft 
STÜK"  aan  zyne  kromme  Schaarpunten  ,  die  rood  zyn  > 
niet  heeft:  zynde,  bovendien,  de  twee  andere 
Leedjes  rondagtig  en  groen  of  gefpikkeld  ;  het 
Lyf  donker  groen  ,  wit  en  blaauw  ,  gemen- 
geld ,  van  Kleur  ;  de  enden  der  Pooten  rood. 

Ik  moet  hier  nog  eenigermaate  ftaan  blyven 
op  den  bynaam  van  Mantis ,  die  aan  deeze  Kreef- 
ten of  Garnaalen  ,  gelyk  Rumphius  dezelven 
noemt,  gegeven  wordt.  Al drovandus  maakt 
een  geheel  Hoofdftuk  van  de  Squilla  Mantis  van 
Rondelei  ius,  van  welke  niemand  der  Ouden, 
zo  die  Autheur  zig verbeeldde,  gewag  gemaakt 
hadt.    Hy  noemde  dezelve  dus  ,  om  dat  zy 
door  haare  Armen  ongemeen  geleek  naar  die 
Soort  van  Wandelende  Bladen  9  welke  men  in 
Provence  Prege-Dieu  noemt ,  dat  men  Bidder- 
tje  kan  vertaaien ,  tot  de  Spookjes  behoorende. 
Ik  heb  van  de  reden  dier  benaaming  genoeg  ge- 
*  zie  x,    zegd*.  Men  kan  dezelve,  met  even  veel  Regt, 
Walk.'    op  dit  Water -Infekt  toepasfen,  dat  van  Bel- 
145 ,  enz.  LONIÜS  de  Water  -  Cicade  getyteld  wordt,  heb- 
bende eene  byna  doorfchynende  Schaal.  De 
geftalte  van  den  Kop  en  'tRugfchild,  de  Gele- 
dingen van  het  Lyf,  en  degedoorndheidvande 
Staart  ,  niet  alleen,  maar  ook  de  afbeelding, 
die  men  'ervan  vindt  by  Aldrovandus,  too- 
nen  genoegzaam ,  dat  hier  deeze  Soort  gemeend 
worde,  welke  van  de  beide  Oostindifchen  van 

Rum* 


de  Kreeften* 


453 


Rümphius  verfchilt  door  de  zes  verheven  V* 
Streepen  ,   die  de  Ringen   of  verdeelingen  Lxxxfu^ 
van  het  Lyf  hoekig  maakcn ,  gelyk  Doktor  Sco.  Hoofd» 
poli  ten  opzigtvan  de  Car.cer  Manlis  aantekent,  STUK« 
die  in  de  Golf  van  Venetië  en  aan  de  Kusten 
van  Italië  gemeen  is,  worden  aldaar  Canocbia 
geheten.    Immers  in  deeze  waren  ook  de  Kny- 
pers  of  Knipucsfen,  aan  de  eene  zyde ,  mee 
zes  lange ,  kromme  Tanden ,  gewapend  (*). 

C?7)  Kreeft  ,  die  het  Lyf  in  Leden  verdeeld  lxxvïï. 
beeft  ,  de  Scbaaren  cngevingerd>  rondag-  ^J!£™£* 
tig  5  regt  >  hoekig  en  inwaards  drie  -  Tan*  kieeft. 

Knorr heeft  zig  verbeeld,  dat  in  de  afbeel- 
ding van  de  Zee-Zandkreeft  by  Rumphtus  , 
Letter  F3  de  Tandjes  van  deSchaaren  ofKny- 
pers  wel  konden  vergeten  zyn ,  of  dat  'er  moog- 
lyk  van  deeze  Infekten  voorkwamen  met  een 
verfchillende  gefteldheid  der  Schaaren  (f  ).  In 

my- 

(*)  Minu  s  ada&yke  ,  falcatas  ,  #comprei£e ,  D en tihus  fex  Ion- 
gis  unilateraUbus.  Abdomine  futuris  decem ,  anticis  minor!» 
bas,  omnibus  fex  lineis  elevatts  Jongitudinaliter  angulatis  Ha. 
Hm  freqiieiïs  in  Mare  Adriaticp  Sc  Liburnico  mm ,  Canochia 
di<5bus<  Entom.  Carn'.oL  p,  411. 

(77)  Canier  macrourus  arcicnlaris ,  Manibus  ada&ylis  Ven-» 
tricoiïs ,  redis  ,  angulatis ,  introrfurn  tridentaris  ,  Syft.  Nat, 
XII.  Cancer  mirabilis.  Muf.  AL  Frid,  I.  p.  86  «JquillaAre- 
naria  marina.  Rumph.  Amh.  T.  III,  f.  F.  Sr.B.  Kab.  III  T. 
20.  f.  6. 

^(t)  ïn  zyn  Werk  ,  over  de  Ver/kende  Zaaken ,  genaamd 
Zeldzaamheden  der  Natuur  en  Oudheden  dos  Aardbodems  ,  thans 
alhier  in  't  Nederduitsch  uitkomende.  I.  Deejl  ia  folio* 
biadz,  23. 

U  Deeu  XIII.  Stuk.  E  e 


4-34    Beschryving  van 


Afdeel 

lxxxp 

HOOFD- 
STUK. 


myne  Verzameling  berust  een  Kreeft  je,  dat  men 
kan  zeggen  volmaakt  met  die  Af  beelding  over- 
eenkomstig te  zyn  ;  want  ,  als  men  dezelve  wel 
befchouwt,  ontbreeken  'er  de  Tandjes  niet  ge- 
heel aan:  de  Vinger  of  Knypervan  de  Schaaren 
heeft  'er  met  de  Punt  drie,  dat  is  twee  daar 
binnen,  die  zeer  lang  zyn  in  myn  Voorwerp, 
het  welk  ook  juist  het  Rugfchild  of  Kopftuk, 
zo  men  't  noemen  wil ,  uit  drie  egaale  Blaadjes 
famengcfteld,  en  de  Staart  insgelyks  gedoomd 
heeft,  zynde  het  Lyf  in  tien  Leden  verdeeld, 
doch  die  geheel  glad  en  rond  zyn ,  even  als  die 
van  de  zogenaamde  Zwaantjes  -  Kreeft ,  welke 
in  de  afbeelding  Letter  E5  op  de  zelfde  Plaat, 
by  Rümphius  vertoond  wrrdt,  Daar  uit  blykt 
dan,  dat  'er  weezentlyk  zyn  met  de  jNypertjes 
of  Schaaren  drietandig  5  't  welk  LinjN^eu*  tot 
een  Kenmerk  gefteld  heeft  van  deeze  Soort 


lxxviiu  (78)  Kreeft  zonder  Scharren,  diewjderzyds zes 
^orifcd*'  Hm  ~  Fingenge  Booten  en  de  Spieten  zeer 

drager, 


lang  beeft. 


Vol- 

(*)  ï?!e LlcfiièbTiers  zyh  te  beklaagéh,  welke,  om  de  vol* 
niaaktheid  der  StofFeering  van  hunne  Kabinetten  aan  de  We- 
reld bloot  te  leggen  ,  zig  genoodzaakt  vinden  ,  hunne  Stuk- 
ke»! ,  met  veel  moeite ,  aan  deeze  of  gene  Kenmerken  te  ao 
commodeeren.  Ik  maak  van  fommigen  van  myne  Verzame- 
ling, welke  ik  nog  bezig  ben  te  vergróotcn  ,  by  gelegenheid 
gewag  of  gebruik,  wanneer  dit  toe  eenig  bewys  kan  ftrek- 
ken  of  tot  opheldering  van  dc  Natuurlyke  Hiftorie. 

(70  Cancer  Aïanibus  nullis,  Fedibus  utrimque  fex  dida&y 
lis;  Antennislongisiimis,  SE£#  Kak.  III.  T.  XVII.  U  U 


DE  KRFEFTËN, 


435 


Volgens  de  afbeelding  heeft  deeze  Westin-  V. 
difche  Rivier- Kreeft  hetLyf  omtrenteen  Span  ^xxu^ 
of  negen  Duim  lang  en  de  Sprieten  ,  die  uit  Hoofd- 
een  menigte  van  Leedjes  beftaan ,  ieder  vyf-  STUK* 
tien  Duimen  of  omtrent  anderhalf  Voet  lang. 
Zy  moeten  dan  nog  grooter vallen,  dewylinde 
befchryving  vanS  eb  a  gezegd  wordr,  dat  dezelve 
Sprieten  heeft  van  een  Elleboog  ,  't  welk  ik  voor 
een  Elle  neem,  hoewel  de  Latynfche  Vertaa- 
ler  er  twee  Ellen  van  gemaakt  heeft  (*).   Zy  . 
gelyken  in  geftalte  meer  naar  een  Garnaal  of 
Steurkrab ,  dan  naar  een  Kreeft ,  en  zyn  een  zeer 
lekkere  Spyze. 

(79)  Kreeft  zonder  Schaar  en?  die  wederzydsvyf  lxxtx. 
Zwempooten  beeft.  Emeritus. 

Daar  het  Garnaaltje  van  Barbados,  doorPs- 
tiver  eerst  aan  't  licht  gegeven,  volgens  den 
Heer  Gronovius  ,  onder  den  naam  van  Eme* 
rita  befchreeven  en  afgebeeld,  zes  paar  Zwem- 
pooten heeft,  begryp  ik  niet,  hoe  Lxnn^us 
het  getal  van  vyf  Zwempooten*  't  welk  aan 
de  meeste  Kreeften  gemeen  is  (-f) ,  hier  tot  een 

on«* 

(*)  BInis  hic  gaudet  corniculis  ,-  propemodum  bicubitaU> 
bus  ,  &c. 

(79)  Cancer  manibus  nullis,  Pedibus  utrimque  quiz  que  na- 
tatoriis.  Syft.  Nat.  XII.  Ernerita.  Gron.  Zooph*  N.  1000» 
Tab.  XVI.  f.  8,  9.  Pet.  Pterigr.  T.  XX.  f.  9. 

(t)  Aan  de  Noorfche  Zee  -  Kreeften  ,  immers,  fchryft  de 
Keer  B  aster  vyf  paar  Z  wemvoeten  toe  ;  terwyl  't  my  duis- 

L  D££L.  XIII,  Stuk.  Ee  2  t«r 


4$tf    Beschryving  van 


V.     dcrfcheidend  Kenmerk  kan  gebruiken  van  dit 
Lxxxa"  kreeft  je  ;  't  welk  tot  de  Kreeftkrabben  behoo- 
Hoofd-  ren  zou,  indien  het  niet  de  gedagte  Zwempoo* 
stuk,    ten  hacj#     Deszelfs  Borstftuk  is  zeer  breed  , 
ovaal ,  verhevenrond ,  en  doet  het  grootelyks 
naar  een  Krabbetje  gelyken.    Een  dergelyk  , 
doch  platter  en  een  weinig  verfchillende ,  dat 
men  by  Martenique  gevangen  hadt,  was  gedag- 
ten  Heer  gezonden. 

lxxx.       (80)  Kreeftje  ,  geheel  in  Leden  verdeeld,  met  de 

paT^ot*    •  Scbmrm  ongeringer d  en  zo  lang  als  h  Lyf* 

pl  cvr. 

*•  De  Heer  Pallas  ,  thans  Hoogleeraar  te  Pe- 
tersburg ,  hadt  aan  den  Heer  Gronovius  de 
Kenmerken  toegezonden  van  een  Infekt  ,  't  welk 
zyn  Ed  in  het  Water  der  Vaarten  by  Leiden 
ontdekt  hadt,  en  thans  omftandig  als  een  mid- 
delfoort,  tusfchen  de  Garnaalen  en  Zee- Vlooi- 
jen,  voorgefteld  wordt.  Die  van  onze  Afbeel- 
ding, Plaat  CVI.  Fig.  i,  fchynen  van  de  bei- 

de 

ter  voorkomt,  indien  dieliaainge  Vezeltjes,  onder  aan  cte  Staarr, 
daar  door  verftaan  moeten  worden  ,  hoe  de  Wyfjes  ,  de  IZijeien 
daar  mede  vasthoudeude  ,  dan  kunnen  zwemmen ,  en  zulks 
niet  veeleer  met  de  Vinnetjes  op  zyde  doen  ,  die  ,  zo  wel  a's 
de  vyf  Blaadjes  van  de  Staart ,  met  Haairtjes  bezet  en  daar  toe 
bekwaam  fchynen  te  zyn;  hoedanigen  ik  'er  ook  vyf  op  ieder 
zyde  waarneem  in  onze  Rivierkreeften ,  welke ,  volgens  den 
Heer  Gronovius  ,  maar  vier  Zwempooten  zouden  hebben: 
p.  227, 

f80)  Cancer  macrourus  articularis ,  Manibus  adafrylis  longi- 
tudine  Corporis  "f.  Syfi.  Nat  Xll  Aftacus  muticus  ,  Pede 
antico  iubulato  ,  edentulo ,  longisllmo  ,  crasfofïmo%  GRon é 
IZooph*  989. 


de  Kreeften. 


43? 


de  volgende  Soorten  aanmerkelyk  te  verfchil- 
len,  en,  indien  men  de  Hoorntjes  op  den  Kop^xx/u' 
voor  ongevingerde  Schaarenneemen  mogt,  na-  Hoorn* 
der  met  de  opgegevene  Kenmerken  overeen  te  Sïü*r 
komen;  inzonderheid,  dewyl  de  dikte  der  ag- 
terfte  booten  gedagten  Bynaam  op  dezelven 
toepasfelyk  maakt.   Zodanige  Springertjes  ko- 
men hier,  op  natte  zoute  Gronden,  zelfs  inde 
Kelders  der  Huizen  voor;  zyndede  Afbeelding 
in  langte  ongevaar  drie-  of  viermaal  vergroot, 

(80  Kreeftje,  geheel  in  Leden  verdeeld,  met  lxxxu 
vier  ongevingerde  Schaar  en  en  tien  Pooien*  zce-vioo, 

In  deeze  Soort ,  welke  ,  volgens  den  Heer 
Caster  zig  allermeest  tusfchen  en  onder  de  bla- 
den van  het  Kruid,  dat  op  de  Steenen  en  Paa- 
ien onder  aan  de  Zeedyken  groeit,  onthoudt, 
zyn  de  Voorpooten  met  zeer  dikke  ,  fcherp- 
haakige  Klaauvven  ,  voorzien,  het  welk  dezel- 
ve dan  grootelyks  van  de  voorgaande  doet  ver- 
fchillen.  Ook  heeft  zy  op  den  Kop,  behalve 
de  Sprieten,  nog  twee  korter  Hoorntjes ,  die  hy 
Baardjes  noemt.  Het  Lyf,  zegt  zyn  Ech ,  is 
in  veertien  Geledingen  of  Leedjes  verdeeld,  die 

ik 

f3i)  Cancer  macrourus  articularis,  Manlbus  q»iatuor  adafty. 
ïis  ,  Pedibus  decem.  It.  OeU  42  ,  96.  Faun  Snee,  2041. 
ïiUSCH  Inf  VII.  T.  18.  Pulex  ü  iviatilis  &AJ.  Inf.  44, 
Koes.  InJ.  Ui.  T.  62.  Puiex  marinus*  h ASTER.  Uitfpanp* 
31.  D,  pag  S4>  T,  III  f.  7.  Cancer  macromus  rufescens, 
Thorace  arriculato.  Gfoffr.  Varis,  II.  p.  6Ó7.  T.  21.  f.  ó. 
Squilia.  Gron.  Zooph*  N,  990. 

I.  D£EL«  XIIU  STUK*  EC  3 


438     Beschry  VING  VAN 


v*     'er  doch  maar  twaalf  in  de  Figuur  befpeur.  Gro 
afdefl»  „  i 

lxxxli  novius  geeft  'er  den  naam  van  Sqmk  aan  ,  en 
stukFD'  onderrigt  ons  ,  te  regt ,  dat  zy  zo  wel  in  zoe  • 
Zx-rioo.  te  voorkomt  als  in  zoute  Wateren. 

Zy  onthoudt  zig  aan  de  Oevers  der  Zee,  zegt 
LinNjEüs  ,  die  deeze  Zee  -  Vloo  overvloedig 
op  het  Strand  van  Oeland ,  in  het  Zand ,  gevon- 
den hadt,  komende  ook  in  Bronnen  en  Graften 
voor ,  alwaar  zy  op  de  Rug  zwemt ,  en  (trekken  • 
de  tot  Aas  voor  de  Vogels  ,  die  men  Kluit  noemc. 
Dezelve  hadt  op  den  Kop  vier  Hoorens  of  Sprie- 
ten ,  byna  van  gelyke  laagte*  elkuit  drie  Le- 
den beftaande ,  waar  van  het  uiterfte  Haairag- 
tig  dun  was ,  en  uit  ontelbaare  kleine  Leedjes 
faniengefteld.    Van  de  zeven  Paaren  Pooten 
waren  de  vier  voorften  voorwaards  gekeerd  , 
en  de  drie  agterften  agterwaards ,  zynde  de  twee 
voörfte  Paaren  met  een  bewecglyk  Klaauwtje 
voorzien. 

Indien  men  de  aangehaalde  Af  beeldingen  ver- 
gelykt,  zal  men  zien,  datdezelven  zo  wel  van 
eikander,  als  van  de  gedagte  Qelandfche,  ver- 
fchillen  :  alzo  men  in  geehe  derzelven,  behal- 
ve in  die  van  Roesel,  welke  zo  wel  tot  deeze 
Soort  als  tot  de  volgende  betrokken  wordt  > 
de  Sprieten  of  Koorentjes  op  den  Kop  byna 
even  groot  vindt.     Doktor  Scopoli  meende 
ook  ,  dat  hier  by  Linn^eus  eenige  verwarring 
plaats  had,  dewyl  de  Geüalte  van  de  Rivier- 
Vloo  by  hem  anders  was,  dan  die  van  onzen 
Ridder  befchreeven  wordt.  Ray  hadt  reeds  ge- 
vraagd* 


de  Kreeften* 


439 


vraagd,  of  de  Rivier- Vloo  ook  van  de  Zee-  y# 
Vloo  verfchilie,  merkende  ten  minfteop,  dat  Afdeel. 
die  der  Beekjes  in  Engeland  niet  gelykerwys  de  hoofd- 
Zee  Vlooijen  fpringen  ,  maar  zigomkrommen,  stuk. 
en  door  den  Aars  uit  te  Iteeken  taamelyk  fnel  ZeQ-*rl°** 
zwemmen    Deeze ,  zegt  hy  ,  worden  gevon- 
den in  de  Heete  Bronnen  by  Vicenza  in  1  talie 
daar  geen  ander  Gedierte  in  leeft.    De  Jongen 
kleevenaan  de  Moer,  welke  zig  bynaHoepds- 
wyze  rond  maakt ,  en  dus  dezelven  omhelst. 
Zy  hebben  de  vyf  agterfle  Paaren  lang  en  dun, 
de  twee  digst  aan  den  Kop  korter  en  niet  met 
Schaaren  maar  met  Haakjes  voorzien. 

Q%2)  Kreeftje  ,  geheel  in  Leden  verdeeld ,  met  "Sier  lxxxïl» 
onpevin^erde  Scbaare.i  en  veertien  Pwtm.  sZi^c 

Op  het  Zee -Strand  van  Gothland  ,  onder 
Water,  werdt  deeze  Soort  run  Lx?;N-&n$  ge- 
vonden, die  vier  Sprieten  ha-Jx,  ieder  van  öfi- 
deren  uit  drie  dikke  Leden  en  vervolgens  uit 
ontallyk  veele  kleinere  famengefteld  met  gee- 
ne  Spits  aan  den  Kop,  zynde  de  Snuit  ftomp, 
en  het  Lyf  van  veertien  Leden  of  Gewrichten. 
De  twee  Paar  Schaarpooten  waren  kort  en  on- 
gevingerd ,  daar  op  volgden  zeven  Paar  dunne 

Poo» 

(9a)  Cancer  macrourus  artlcularfs,  Manibus  quatuor  adac- 
tylis  ,  Pedibus  quatuordecim  Faun.  $uee.  :04a.  Geneer  L&- 
c'ijla  macrourus  ,  Thorace  articülato  ,  cmileus,  h.  Gotkl  'ióo» 
Rjes.  in,  T  62,  Klein.  Misf  v.  T.  é,  f«  AjB,C4Sült^ 
Hf  T  23.  C  152 

1.  deel.  xiii.  stuk*       Ee  4 


440    Beschryving  van 

v-  Pooten  9  en  dan  hadc  het  Diertje  ,  onder  de 
Afdeel,  _  .  .    ^  .   r.  _ 

lxxxii,   Staart,  nog  drie  Paar  Basterd -Ponten ,  Borfle- 

Hoofd-  üg  aan  \  end  De  Staart  beftondr.  uit  twee  der- 

gélyfce  doch  kortere  Pooten ,  insgelyks  aan  't 

end  gefpleeten  doch  vlakker  zynde  ,   en  aan 

welkende  Klaauw  ,  naar  de  Rug  toe  ,  korter 

was. 

Deezebefchryvingfchynt  eenigermaate  over- 
een te  komen  me:  de  Kenmerken  ,  welken  Lin* 
njeus  te  vooren  van  de  Cdhcer  f  ccusta  opgege- 
ven hadc  en  daar  de  Zee-VIoo  van  Klein 
toe  betrokken  wordt  door  den  Heer  Grono- 
vius,  die  getuigt,  dat  dezelve  de  Walvisfchen 
door  byten  plaagt  (f):  zo  dat  deeze  Vlooijen 
dan,  wql  vinnig,  moeten  kunnen  byten ,  enzig 
óók  in  de  Noorder  Oceaan  ,  alwaar  de  Walvis* 
fchenzyn,  onthouden  Dit,  nu,  daar  laaten- 
de,  merk  ik  aan ,  hoe  het  zonderling  is ,  dat  de- 
zelve in  Vrankryk,  omftreeks  Parys  ,  zo  me- 
nigvuldig voorkomt  in  de  Beekjes  5  dat  zy 
daar  van  den  naam  krygt  van  Creyette  des  RuU- 
feaux  ,  wordende  onder  dien  naam  aldus  be* 
fchrecven  (•!•)• 
Rivier-  „  Dit  Infekt ,  de  langte  van  ruim  een  half 
vio°'  5,  Duim  ,  en  de  breedte  van  een  zesde  Duims 
35  hebbende  >  is  van  eengeeleRoestkleur,  met 

»  dc 

(*)  Cancer  macrourus  amcularis ,  Manibus  ada&ylis,  Cau- 
attenuata  ,  Spinis  bifidis.     C?ncer  Locufta,  Syjï*  Nat,  X. 
jf|)  Squilla  Cauda  fubulati  integra  Sec»  Zoopb.  N.  99 
Habitat  in  Mari  Septehtrioriali.    ttalaenas  vexans  mordendo» 
U)  H*ft*  des  Inf*  en™r<  P*ris.  Tom.  II.  p,  667. 


de  Kreeften* 


441 


3,  deOogen  zwart:  de  Sprieten  fyn, en taame-  V. 

lyk  lang,  byna  zo  lang  als  twee  derden  van^®^1* 
>,  het  Lyf.    Het  heeft  vyf  Pooten  aan  ieder  Hoofd- 
,3  zyde  en  verfcheide  byhangzelsaan  de  Staart.  s^?£ 
3,  Het  geheele  Lyf,  buiten  den  Kop,  beftaac^. 
,,  uit  twaalf  Ringen ,  waarvan  vier  het  Borst- 
3,  ftuk  of  Rugfchild  maaken,  dat  in  de  Kreef- 

ten  vanniet  meer  is  dan  één  enkel  Stuk.  Hec 
,,  isopdezyden  plat,  en  het  Infekt  legt  ook 

altoos  op  zyde;  't  zy  het  zigbeweege  of  op 

zyn  plaats  blyve.  Voortgaande  doet  het 
„  Kop  en  Staart ,  met  vlugge  beweegingen  , 
*,  aan  elkander  naderen.  Dikwils  verfchuilen 
3,  de  kleinere  zig  onder  den  Buikentusfchende 
3,  Pooten  van  de  genen  die  grooter  zyn  In 
3,  de  Rivier  des  Gobelins  komen  zy  in  groote 
3,  menigte  voor". 

DieGothlandfche  vanLiNN^us  waren  blaau  w. 
Roesel  merkt  aan*  dat  onder  zyne  zogenaam- 
de Rivier-  Garnaalen  eenigen  groenagtig  voor- 
kwamen, anderen  Okergeel,  doch  allen  de  ui* 
terfte  tippen  der  Schubben  of  Schildjes  van  het 
Lyf,  naar  de  Staart  toe,  rood  hebbende.  Haar 
grootfte  langte  is ,  wanneer  menze  regt  uit- 
ftrekt ,  zegt  hy  ,  nooit  meer  dan  een  Duim. 
Dergelyke  SafFraankleurige  Vlakjes  ,  op  zyde, 
heeft  Doftor  Scopoli  ook  waargenomen  in  zy- 
ne Rivier  -  Springertjes  (  *) ,  altoos  in  Zoet  Wa- 
ter, 

(*)  Omcsr  •  Pulex.  Ent 0 mol.  CarnioU  p,  412» 
!♦  Deel.  xiiu  Stuk,        Ee  5 


AX2    Bes  c  h  r  y  ving  van 


V.     ter,  zegthy,  niet  aan  de  Zee,  vo3rkomende 
en  zekerlyk  de  zelfde  zynde  met  den  Kreefcag- 

Hoofd  tjgen  Water -Worm  van  Frisch,  die  daarvan 
%v:L<r    de  volgende  befchryWn::  geeft  ;f). 

vkè*  De  grootten  worden  enge  vaar  een  Duim 

3,  lang,  en  de  overeenkomst  diezy,  wat  de 
3,  Gedaite  aangaat ,  met  de  Kreeften  hebben, 
3,  mag  zeer  wel  ly^en  ,  dat  men  haar  een  naam 
3,  daar  van  geeft,  dewyl  zy  'er  nog  geen  voe- 
3,  ren.  Dit  'nickt,  naamelyk,  heeft  van  voo* 
3,  ren  weeke  Hoornen,  welke  uit  twee  lange 
3,  Leden,  die  de  naasten  aan  den  Kop  zyn  ,  en 
3,  bovendien  uknog  twintig  kleine  ronde  leed* 
3,  jes  beftaan.  Twee  andere  kleinere  -hang  n 
3,  daar  onder  ,  en,  gelyk  het  met  de  eersten 
3,  voorwaards  uit  voelt,  en  aan  de  zyden ,  zo 
35  gebruikt  het  de  anderen,  om  onder  zig  te 
3,  voelen  naar  het  gene  nadeel  kan  doen  of 
3.  tot  Aas  ftrekken.  De  Bek  is  onder  de 
„  Oogen  ,  en  met  Vreetpuntjes  bedekt ,  gely- 
35  kerwys  in  de  Kreeften.  De  vier  voorde 
,3  Pooten  hebben  van  vooren,  aan  een  dikker 
35  Lid  ieder  een  Klaauw  :  de  volgende  drie 
3,  Paaren  zyn  even  als  de  K reef cpooten,  doch 
yj  7  onder  Klaauwen,  en  het  vyfde  Paar  fteekc 
3,  gemeenlyk,  over  de  Staart  heen,  buiten  de 
3,  Rug  uu  :  met  welke  Pooten  het  Diertje  ag- 
3,  ter-  en  voorwaards  gaan  en  kruipen  kan.  Het 

„  Lyf 

(|)  hif.  VII  Tke-aÏl  p.  26. 


de  Kreeft  e  n.  443 

33  T  yf  is  dun  cn  gaat  flegts  zo  ver,  als  de  bo-  v* 

5,  ven  (Ie  Schubben  op  de  Rug  de  andere  Blaad-  l^icxiu 
53  jes  hangen  los  over  de  zydcn.  Onder  aan  de  Hoofd- 
3,  Staart  gaan  van  ieder  Ring  een  paar  Draaden  s)^*r- 
3>  langs  het  Lyf  heen  ,  maar  de  vier  aan  de  twee  V*** 
33  uiterfte  Ringen  hangen  aan  het  end  af.  De 
3,  bovcnfte  Draaden,  aan  den  eerften  Ring, 
3,  ftaan  gelykmet  die  der  Mannetjes  -  Kreeften, 
3,  welke  Je  Wyfjes  niet  hebben.  Zy  zyn  in  't 
33  eerste  Lid  ftyf,  en  kunnen  tegen  en  aan  den 
33  Buik  fnappen  en  leggen ,  of  zelfs  ook  onder 
3,  zig  aan  de  Staart.  Deeze  Diertjes  haaien 
„  hun  Voedzel  tusfehen  de  Vezelige  Wortelen 
33  van  eenige  Waterplanten  ,  of  onder  aan  het 
3,  Gras  in  zagt  ftroomende  Wateren.  Zy  heeh- 
33  ten ,  zonder  t  wy fel,  de  Eijertjes ,  als  de  Kreef- 
33  ten,  aan  deeze  Staart  -  Vezelen  ,  en  tcelen 
33  voort  3  wanneer  zy,  gelykefwys  de  Kreef- 
a>  ten,  van  Huid  mcermaalen  verwisfeld  en  tot 
3,  haare  grootte  gekomen  zyn  :  aangezien  zy3 
„  in  alle  andere  opzigten,  een  zo  groote  gelyk- 
33  beid  hebben  met  de  Kreeften.  Ik  'heb  nog  de 
3,  manier  niet  kunnen  uitvinden  ,  om  veel  Proe- 
„  ven  daar  omtrent  in  'c  werk  te  (tellen;  dewyl 
„  zy  zo  kort  leeven  ,  wanneer  men  zevanhaa- 
3,  re  plaats  brengt  ,  offchoon  menze  met  het 
3,  Gras  en  de  Wortelen  te  gètyfc  ,  waar  aan  zy 
33  zitten,  in -even  zodanig  Modderig  Rivier- 
,3  Water  zet,  en  daarenboven  zo  fchielyk  ge- 
33  lvkerwys  de  Kreeften  ,  beginnen  te  (tinken. 
,3  Deeze  . overeenkomstigheid  3  en  andere  by* 
L  Deel.  XIIK  Stuk»  55  zon: 


444-    Beschryving  van 


V.     „  zonderheden  meer  ,  doen  ook  nog  befluiten, 

lxxxi1L  »  ^at  zy  §een  In^ekten  zYn »  ^ie  een  Geftalte- 
HoofD"  5)  wisfeling  ondergaan,  maar  dat  zy  uit  deEi- 
S~UK-         ieren  in  de  zelfde  Geftalte  voortkomen ,  en 

Rivier-     35  J  .  ;  f 

VIqq*  allengs  aangroeijen  tot  aan  de  volwaslen- 

3,  heid",  enz. 

Roesel  heeft  dit  laatfte  door  Waarneemin- 
gen nader  bevestigd  in  deeze  zyn  zogenaamde 
Rivier  -  Garnaalen ,  die  hy  deedtkooken  ,  maar 
een  zeer  laffe  Spyze  bevondt  te  zyn  ,  even  als 
of  men  iemand  gekapt  vStroo  ,  dat  in  Water 
gekookt  was,  ging  voorzetten,  ten  ware  het 
(zegt  hy)  zulk  een  mogt  zyn,  die  eenige  lek- 
kerheid vondtindeSprinkhaanen  te  eeten:  doch 
hy  fchynt  niet  bedagt  te  hebben  ,  dat  men  over 
de  Smaaken  niet  twisten  moet.  Het  gene  den 
eenen  niet  fmaakt,  fmaakt  dik  wils  den  ande- 
ren ('*). 

De  Heer  Pallas  merkt  aan,  dat  de  Afbeel- 
dingen van  Frisch  en  Roesel  zekerlyk  eene  en 
de  zelfde  Soort  uitdrukken,  die  dan  zyne  Om> 
cus  Pulex,  met  de  vier  voorfte  Pooten  Schaar* 
agtig,  zoude  zyn  (f ).  Daar  isbynaeen  Vergroot- 
glas noodig  om  te  zien  ,  dat  dit  laatfte  plaats 
heeft  in  die  van  Frisch  ,  welke  evenwel  de 

Sprie- 

(*)  De  Guftihus  non  efl  difputarJum.  Zie  over  het  eeten 
dei-  Springlmnen ,  hoe  hetzelve  nog  hedendaags  in  gebruik  is 
by  de  Arabieren,  ons  X  Stuk ,  bladz.  210,  enz  De  Sprink- 
haanen  ,  gezouten  en  gebraden ,  hebben  byna  de  Smaak  van 
Puvier  -  Kreeften,  zegt  SHaW,  T^oyagi  au  Levant  &  Barbark* 
Haye  1743.  p.  333, 

(t)  Onifcus  Pulex  ^ompresfas  ,  Pedibus  quatuor  anticis  Ch$- 
Uformibus»  MifeelL  ZooUgica.  Hagx ,  1756,  p*  ioo« 


de  Kreeften. 


44? 


Sprieten  anders  gefield  heeft ,  en  volgens  de  v. 
befchryving  aanmerkelyk  verfchilt.  Het  een  en  ^miL# 
andere,  nu,  zou  een  verfchil  van  Sexe  kunnen  Hoofd- 
zyn :  want  in  vericheidene  vandeeze  Zee- Vlooi-  stuk. 
jen,  die  ik  heb ,  zyn  lommigen  met  dikke  Voor-  viZT* 
pooten,  anderen  met  dunne  voorzien ,  daarzig 
geen  de  minste  Schaaragtigheid  aan  openbaart. 
Zyn  Ed.  zegt ,  dat  deeze  Diertjes  zeer  bekend 
zyn  onder  den  naam  van  Watervlooijen  (*). 
Het  kan  zyn  ,  dat  de  Visfchers  haar  dus  in  'c 
Nederduitsch  noemen  ,  doch  Palex  Aquaticus 
betekent,  zekerlyk,  by  de  Autheuren  iets  an- 
ders (f).    In  't  geheele  maakzel  en  de  famen- 
ftelling  des  Lighaams ,  voegt  hy  'er  by  ,  ko- 
men ze  met  de  Pisfebedden  overeen  (4- Als 
men  de  Af  beeldingen  vergelykt ,  zal  men  moog- 
lyk  geheel  anders  oordeelen;  waar  by  komt, 
dac  het  getal  der  Sprieten  en  der  Pooten  ook 
fomtyds  verfchillende  is. 

(83)  Kreefcje,  geheel  in  Leien  verdeeld,  met  lxxxiiï. 
vier  één- Fingerige  Armen  en  tienPeoten. 

In  de  Europifche  Zee  is  deeze  Soort  Waal-ge- 
no- 
eg Sub  Pulicum  aquatlcorum  nomlne  notisfïma.  Ibidem* 
(f)  Pulex  Aquaticus  arboresccens  Swammerdam  &c» 
(l)  Q^x  Corporis  compofitione ,  numero  Pedum  &  Antenna* 
rum  totaque  fabricd  ad  Oniïcos  pertinent ,  fingularern  eorum 
familiam  conftituunt,  6c  Onifei  Cancriformes  appellari  poflunt. 
lbid. 

(% 3)  Cancer  macrourus  articutaris ,  Manibus  quatuor  mono- 
da&ylis  y  Pedibus  decem.  MART£NSt  Spitsberg*  56.  T,  P« 
£  i» 

J,  Deel.  xilh  Stuk>  i 


446      Bescitryving  van 

V.     nomen ,  die  het  Lyf  fmal  en  egaal  van  breedte* 
^fx2EL  uit  zes  Leedjes  behalve  den  Kop  bettaande  , 
Hoofd-  heeft,  en  twee  Paar  Sprieten.  DeOogenftaan 
stuk»     njet  0p  steeltjes.    Tien  Pooten  hebben  zy  mee 
langwerpig  ovaale  ^chaaren,  één  -  Vingerig ;  te 
weeten  het  eerste  Paar  aan  het  eerste  Lid  des 
Lighaams  ageer  den  Kop   het  tweede  Paar  aan 
het  tweede  Lid :  de  derde  ,  vierde  en  vyfde 
Paaren,  die  dergelykc  Schaaren  hebben ,  naby 
de  Staart  geplaatst. 

(84)  Kreeftje  ,  dat  fmal  is  ,  geheel  in  Leden 
verdeeld ,  met  ongevingerde  Armen  en 
elf  Pooten* 

Ik  zie  niet  dat  dit  Diertje,  door  den  Heef 
Bast  er  ontdekt  en  zowel  natuurlyk  als  by  ver- 
grooting afgebeeld  ,  zo  ongemeen  klein  was, 
als  de  bynaamfchynt  aan  tewyzen:  dewylmen 
At&mi  gemeenlyk  voor  de  allerkleinfte  die  be- 
kend zyn,  of  voor  ondeelbaare  Deeltjes  neemt. 
Het  kleinfte,  dat  de  Heer  Bas  ieh  af  oeeldt,  was 
nog  een  vierde  Duims  en  het  grootfte  omtrent 
een  Duim  lang.  De  aartige  figuur  kan  men  in 
zyn  Werk  befchouwen.  Deeze  Diertjes  waren 
zyn  Ed.  in  menigte  voorgekomen  op  Mos  ,  dat 
men  van  Zee -Tonnen  hadt  afgefch/apt  3  en 
]Limfj&G9  hadtze  niet  gezien:  des  ik  geheel  niet 

be- 


Zeer  klei* 


(84'  Canccr  macrourus  linca.ris  articularis ,  Manibus  ada&y- 
lls  ,  redibus  undecim  |.  25 aster.  Sub/.  I«  p.  oZt  T,  4. 
U  2. 


de  Kreeften.  447 

begryp,  hoe  onze  Ridder  de  Woonplaats  kan  V. 
ftellcn  in  dc  Zoete  Rivier  -  Wateren  van  Euro-  t^xiiu^ 
pa  (*),  Hoofd*. 

STUK. 

C35)  Krceftje ,  ié  faal  is ,  geheel  in  Leden  wr-  lxxxv. 
dccU,  met  tien  Poëten,  de  middeljlcji  grootst. 

ne. 

Op  Malakka  is  deeze  waargenomen  ,  die 
het  Lyf  een  Duim  lang  ,  Draadagtig  dun 
en  flap  heeft ;  twee  Pooten  aan  den  Kop ,  twee 
iri  'c  midden,  die  grooter Schaaren  heDbenmec 
een  kort  Tandje  vanbinnen  ,  en  zes  Pooien  aan 
de  Staart.  Het  Diertje,  dat  in  de  Indifche 
Zee ,  op  twee  Mylen  af  Hands  van  't  Eiland  Cey 
Ion ,  in  't  Zeewater  gevonden  was  door  den 
Heer  Godeheu  de  Riville  ,  fchynt  wel  iets 
naar  deeze  Soort  te  gelyken  (f). 

(8<5)  Kreeft  je  in  Leden  verdeeld  ?  met  ongevin-  lxxxvu 
gen  e  A,miny  de  Pooten  <wy4  ttitgejpreid^%%dtm 
en  de  Staart  Elsvormig,  pannen. 

Volgens  Doktor  Schlosser  onthieldt  zig  die 
Diertje  in  deZoutpannen  van  l.ymingthon3  by'c 
Eiland  Wight,  aan  de  Kust  van  Engeland.  Het- 

zei- 


(*)  Habitat  in  Europx  Aquis  flii&uantibus  dnVibus  f  nudis 
Oculis  vix  vifibilis,  prjecedenti  afnnis.  Syft.  Nat,  XII. 

(S5)  Cancer  macrourus  Hneatis  articularis ,  Pedibus  decem  , 
mediis  majoribus.  Amozn*  Acad%  VI.  p*  41 5«  N.  99. 

fff)  Zie  het  VÏI.  Deel  der  Uitgezogte  Verhandelingen.  PL, 
2CLY1.  %.  6.  en  bladz.  269. 

(86)  Cancer  macreuru s  articularis,  Manibtis  ada«5fylis ,  Pedi, 
hns  patentibus,  Cauda  fabulata»  MATY  Diar»  Britann\  1756» 

LDEEL,  XIII.  STUK, 


448     Beschryving  van 


V.     zelve  hadt  het  Ly f  grooter  dan  een  Luis  en  lang- 
Afdeel  werpig;  de  Oogen  van  elkander  af  (taande,  zy- 
Hoofd-  delings  op  Steekjes  geplaatst :  de  Sprieten  Bor* 
stuk»     ftelagtig,  korter  dan  het  Lyf :  de  Staart  Draad- 
vormig als  een  Els,  uitgeltrekt,  terlangte  van 
het  Lyf :  tien  Pooten  wederzyds  ,  die  uitge- 
breid en  als  Vinswyze  gefchikt  zyn.   In  ver- 
fcheidc  opzigten  fchynt  dit  Diertje  van  de  zo- 
genaamde Zee  -  Paauw  ,  die  gedagte  Heer  op 
de  zelfde  Reis  met  het  Mikroskoop in  Zee-Wa- 
ter ontdekte,  te  verfchillen  (*> 

I  xxxvii.  (87)  Kreeftje ,  geheel  in  Leden  verdeeld,  met  on- 
Stagnaiis,  gevingerde  Armen*  de  Poolen  uitgebreid* 

iasfen.  de  Staart  Cyhndnscb  en  Vorkagtig* 

Die  Infekten  ,  waar  van  Sch^effer  onder  den 
naam  van  Vischagtige  Kieuwen  -  Poot  een  ge- 
heel Vertoog  aan 't  licht  gegeven  heeft,  waren 
door  Reaumür  ook  omftreeks  Parys  ontdekt , 
gelyk  uit  zynen  Brief  aan  dien  Paftoor  gefchre- 
ven  en  den  28  January  1753  gedagtekend,  blyk- 
baar  is.  Zie  hier  den  Inhoud  van  dien  Brief  y 
als  welke  tot  eenige  opheldering  dient  van  de 
Hiftorie  deezer  Diertjes  ,  volgens  de  opgave 
van  SchjEFFEr  (|  \ 

De  befchryving,  die  Gy  hebt  laaten  druk- 
ken 

(*)  De  zelfde  Plaat  der  Uitgez  Verhand,  Fig  3. 

(87)  Caneer  macrourus  articularis ,  Maaibus  adaó^ylis,  Pe« 
dibVis  paten  ibus  ,  Cauda  cyiindrica  biüda.  Faun.  Su:c, 
Apus  Pifciformis.  .^CH^F*  Monogr. 

(*;  Abhandiun&en  von  lnfeften*  II.  BAND,  p.  <f5« 


D  X    KREEFTEïf»  449 

*J  ken  van  een  aartig  Waterdiertje,  dat  geen  V. 
3,  Natuur  -  onderzoeker  nog  hadt  doen  ken-Lxxxu.Li 
5)  nen,  en  de  Plaat,  op  welke  dit  Infekt  is  af-Hoono^ 
3,  geheeld 3  is  naauwkeurig befchouwd door  al-IAÜ**  / 
3,  le  de  genen  3  die  zig  in  de  Vergadering  der 
3>  Akademie  bevonden.  Ik  liet  hun  te  gelykhet 
3,  Infekt  zelf  zien  3  in  zeker  Vögt  bewaard 
3,  zynde*  Gy  hebt  my  de  fpyt  benomen,  die 
3,  ik  had ,  van  daar  van  niet  dan  al  te  korte  be- 
33  fchry vingen  gemaakt  te  hebben.  In  de  laat- 
3,  fte  Vacantie  vond  ik  het  in  de  Slyk  of  Mod- 
33  derpoel  van  een  Weg ,  alwaar  *er  duizenden 
33  van  waren.  Ik  hield  ze  eerst  voor  de  genen 
3,  die  men  Cbevrettes  (*)  noemt;  maar,  na  de 
„  genen  die  ik  opgevischt  had  wel  waargeno- 
„  men  te  hebben ,  wierd  ik  gewaar ,  hoe  zeer 
33  zy  daar  van  verfchilden.  Die  ikmetmyge- 
i3  nomen  had,  niet  wel  opgepast zynde ,  ftier- 
33  venna  verloop  van  vyf  of  zes  Dagen,  en, 
„  wanneer  ik  zond  om  'er  te  zoeken  in  de  Slyk, 
.3  daar  ik  'er  zo  veel  gelaten  had ,  vondt  men 
3  'er  geen  één  meer:  maar  zy  zullen  altoos  lee- 
3J  ven  in  de  naauwkeurige  befchryving  en  de 
3,  Afbeeldingen  3  welken  door  UEd.  daar  van 
„  publiek  gemaakt  zyn.  Het  ware  te  wen- 
35  fchen  dat  degenen  die  Mekten,  en  vooral 
33  Waterdiertjes,  ontdekken,  van  welken  nog 
D  een  zo  groote  menigte  onbekend  is  3  dergc- 

3,  lyke 


(*)  nat  zyh  de  Springertjes,  Zee-  of  Bivkt-  Yloaijen  , hfoR 
VOor  befchrteven, 
L  Deiju  tUh  Stuk*         P  £ 


4.50    Bëschryving  van 

V.    ,3  lyke  zorgvuldigheden ,  om  dezelven  teken- 
ixxxuL'  «15  nenJ  gebruikten,  als  gy  ten  opzigt  vandee- 
Hoofd-  $  Ze  gebruikt  hebt.  De  houding  van  zyne  twee 
STUK»     ^  Hoornen ,  als  men  het  op  zyde  ziet ,  geeft 
„  aan  den  Kop  eenigermaate  de  gedaante  van 
33  die  van  een  Zee -Koe;  dit  heeft  my  aan  dee- 
33  ze  Infekten  den  naam  doen  geeven  van  Wa- 
3,  terkoeitjes  QVachettes  Aqiiatiqnes)  3  fchoon 
5,  derzelver  Hoornen  uit  een  geheel  andere 
33  plaats  voortkomen ,  dan  die  twee  lange  [Tan- 
33  den]  der  Zee  -  Koeijen, 

Linn^us  hadt  3  al  voor  dien  tyd,  in  zyne 
befchryving  der  Sweedfche  Dieren,  welke  in 
9t  Jaar  1746  te  Stokholm  uitgegeven  is ,  op  't 
end  gewag  gemaakt  van  een  dergelyk  Water- 
diertje, dat  men  gevonden  hadt  in  het  liaan  ge- 
bleeven  Water,  in  de  holen  en  Kloven  van  Steen- 
rotfen  en  Bergen;  noemende  hetzelve  cmlVa^ 
ter -Masker,  met  een  glinflerend  bolletje,  hoog- 
rood van  Kleur  zynde ,  aan  de  Navel,  en  een  ge- 
vorkte Staart  (*)  ;  twyfelende  of  het  niet  het 
Masker  ware ,  waar  uit  zeker  Soort  van  Haftje 
voortkwam ,  dat  zwart  was  met  de  onderfte 
Wieken  wit ,  in  Smaland  aan  zekere  Rivier  ge* 
meen.  Van  dergelyk  een  denkbeeld ,  als  of  dit 
Waterdiertje  het  Masker  van  zekere  Soort  van 
Haft  ware,  fchynt  onze  Ridder  nog  te  zyn; 
fchoon  de  Pastoor  hem  de  redenen  gefchree* 

ven 


(*)  Lanra  Aquatica  ,  globulo  coccineo  nitente  umbilicaH 
CaucU  bifida.  Faun.  Sm*  EO.  X.  p.        N.  i?57* 


de  Kreeften.  451 

ven  hadt ,  waarom  hy  dit  niet  waarfchynlyk  tT. 
oordeelde.  lxxxiu' 
Na  de  befchryving  der  Geftalte,  die  men  Hoofd- 
door  het  inzien  der  Af  beeldingen  best  begrypen  ^uwcn- 
kan,  fpreekt  deHeerScH^EFFER  van  eenige  by-  voou 
zonderbeden ,  deeze  Kieuwenpooten  betreffen- 
de, welken  hy  dus  genoemd  heeft,  om  dat  zy 
geen  Pooten ,  maar  in  plaats  van  dien ,  uitwen- 
dig, een  ry  van  Kieuwen  hebben,  die  voor  Zwe'ra- 
pooten  fchynen  te  verilrekken.   Zy  onthouden 
zig,  zegt  hy,  in  Staande  Wateren ,  doch  haare 
Voortteeling  fchynt  niet  jaarlyks ,  nog  op  alle 
plaatfen  ,  te  gefchieden.   In  een  Regenagtigc 
Zomer  vondt  hy  ze  overvloedig,  in  de  Maan- 
den Augustus  en  September  ,   van  zodanige 
grootte ,  als  zy  door  hem  zyn  afgebeeld  ,  naa-, 
melyk  ongevaar  een  Duim  lang.  Hy  verbeeldt 
zig  duidelyk  een  verfchil  van  Sexe  in  dezel- 
ven,  en  aan  het  Wyfje  een  Ei  j  er  zakje  waarge- 
nomen te  hebben ;  waar  door,  volgens  hem,  hee 
denkbeeld  geheel  vervallen  zou ,  dat  het  Mas- 
kers waren  van  vliegende  Infekten. 

Het  geeft  ( dus  fpreekt  de  Pastoor)  een 
„  ongemeen  fraai  je  Vertooning,  wanneer  men 
3,  deeze  roodagtige  Diertjes ,  inzonderheid 

de  Wyfjes,  met:  haare  Hemelschblaauwe  Zak- 

jes  aan  het  Lyf ,  by  duizenden  ziet.  Zy 
„  zwemmen  altoos  op  de  Rug; zo  datdeKieu- 
^  wen  aan  den  Buik  om  hoog  ftaan :  zy  be- 

weegen  de  Staart,  gelyk  de  Visfchen  *  en  , 
$y  terwyl  zy  met  denzei  ven ,  links  en  regts ,  om 

I.  Deel.  xill.  Stuk,  Ff  2  „  zig 


45^    Beschryvihc  vak 


V.    „  zig  heen  flaan,  zo  fchieten  zy  ongemeen  gc- 
i *xk u!"  3>  zwind  ,  dan  her-  dan  derwaards ,  en ,  na  dat 
Hoofd-  „  zy  een  zeer  kof  ten tyd  weder  uitgerust  heb  - 
S^w-  *j  ben5  herhaalen  zy  devoorige  flagen.  Neemt 
„  men  ze  uit  het  Water  ,  zo  wentelen  zy  zig, 
3,  door  het  flaan  met  de  Staart,  gelyk  de  Vis. 
„  fchen  voort;  dikwils  rollen  zy  zig  te  famen : 
3,  haar  Kieuwen  worden  van  de  Rugfchilden  als- 
„  dan  half  bedekt,  enj  leggen  op  den  Buik  over 
elkander.   Buiten  het  Water  leevenzy  'zeer 
„  bezwaarlyk.    Zy  beweegen  wel  haareKieu- 
wen  ,  zo  lang  'er  nog  eenige  Vogtigheid  aan 
„  en  omtrent  dezelven  is,  maar,  ah  die  vol- 
komen  droog  worden,  zo  houdt  alle  bewee- 
,5  ging  op. 

„  Het  is  zeer  geloofbaar,  dat  dit  Infektvan 
Roof  en  van  de  kleinfte  Infekten  leeft  3  die 
in  het  Water  geteeld  worden.  De  Wyfjes 
,  kunnen  haareEijeren  ligt  van  zig  laaten,  die, 
35  zo  dra  zy  Ifa  het  Water  komen ,  daar  in  op 
,3  den  Grond  vallen.  De  Koude  kunnen  zy 
3,  niet  veel  verdraagen.  Want  toen  ik,  tegen 
,3  het  begin  van  Oktober  3  na  dat  het  's  mor- 
3,  gens  maar  fterk  gerypt  hadt  ,  en  het  Kwik- 
„  zilver  op  den  Thermometer  van  Fahrenheit 
„  nog  den  twaalfden  Graad  boven  het  Punt  van 
,3  Vorst  tekende,  naar  dezelven  keek,  waren 
3,  zy ,  ter  plaatfe  daar  zy  zig  onthielden ,  in 
33  ééne  Nagt  altemaal  omgekomen  3  offchoon 
3,  ik  ze,  twee  Dagen  te  vooren  ,  aldaar  nog 
53  zeer  frisch  had  zien  zwemmen. 

»,  Lang 


3) 
35 


de  Kreeften. 


453 


M  Lang  heb  ik  getwyfeld,  welken  naam  ik  V. 

Afdeel 

3,  geeven  zou  aan  die  Diertje ,  dat,  tot  dus  ver-  LXXx<i. 
3,  re,  van  niemand  nog  befchreeven  is.  Zyn  Hoofd- 
3,  in  malkander  rollen  van  hec  Lyf3  de  uit  Schil- 

den  famengeftelde  Rug,  de  op  een  Steeltje  poot. 
„  ftaande  Oogen,  de  Borftelagrige  Sprieten  en 
»  Riemgelykende  Kieuwenpooten,  deeden  my  . 
3,  overhellen,  om  het  tot  hetGeflagt  derKreef- 
„  ten ,  en  wel  inzonderheid  tot  de  Water- Vlooi- 
„  jen  of  Kreeftagtige  Water  Wormen  te  be« 
3>  trekken.  De  Schuitswyze  uitholling  van  den 
„  Buik  echter,  de  gefteldheid  der  Riemswyze 
„  Kieuwen  en  derzelver  Golfagtige  beweeging, 
J?  gelyk  ook  niet  minder  het  zwemmen  op  dc 
35  Rug,  raadde  my  aan,  om  ze  t'huis  te  bren- 
3,  gen  by  de  Een-Oogen  van  Linn.ecjs,  Doch 
3,  die  naam  behaagde  my  niet  ,  om  dat  ieder 
3,  Soort  van  dat  Geflagt  meer  dan  één  Oog 
3?  heeft,  uitgenomen  de  Takkige  Water- Vloo 
3,  alleen.   De  onze  hebben  werkelyk  twee  lang* 
3,  werpig  famengeftelde  en  één  enkeldin  'tmid- 
3,  den.  Derhalve  kwam  my  denaam  van  Frisch 
5,  beter  voor  3  die  de  Een -Oog  van  Linn^eus 
^  Apu>  noemt  of,  gelyk  ik  het  met  de  zaak  over- 
?5  eenkomftiger  en  beter  gemeend  heb  te  ver- 
,5  taaien,  Kieuwen* Pooi*? 

„  Ik  heb  reeds  verhaald,  dat  deeze dus fchy- 
3,  nende  Pooten  niet  zo  wel  waare  Pooteu 
„  zyn,  dan  veeleer  Riemen  of  Kieuwen;  alzo 

het  Diertje  Lugt  daar  mede  fchepc  ,  doch 
3,  dezelven  zo  weinig  gebruikt  tot  gaan  of  loo* 

L  deei-  xiii.  stuk.         t  f  3  „  pen 


454    Beschryvinc  van 


V.    „  pen,  dat  het  die  veeleer,  gelyk  gemeld  is^ 
lxFxxuL'  »  buiten  het  Water  te  famen  trekt :  zy  zyn 
Hoofd-  m  ook,  in  geenen  deele,  zo  itevig,  dat  zyde 
SJUK'        allerminste  zwaarte  des  Lighaams  draaien 
„  kunnen;  maar  in  tegendeel  flap  en  plooijig. 
„  Ook  ftrydt  hier  haar  geheele  plaatzing tegen; 
3,  dewyl  zy  in  't  Water  altoos  overend  ftaan* 
3,  En,  wanneer  het  Diertje,  gelyk  doch  onger 
3,  meen  zeldzaam  gefchiedt ,  zyne  gewoone 
3,  houding  verandert  en  zig  omdraait,  zodanig 
3,  dat  de  Kieuwen  naar  beneden  komen  te  (laan, 
cn  dat  dus  hetzelve  op  den  Grond  welfchy- 
nen  zouteloopen;  gefchiedt  zulks  alleenlyk 
om  Roof  te  zoeken,  waarna  het  zigfchielyk 
„  weder  op  de  Rug  omwendt  en  zyne  voorige 
„  manier  van  zwemmen  hervat.    Dat  het  een 
gevinde  Staart  heeft  gaf  my  gelegenheid ,  om 
3,  hetzelve,  ten  einde  het  van  andere  dergely- 
3,  ken  te  onderfcheiden  ,  de  Vischagtige  Kieu- 
„  wen -Poot  te  tycelen".   Dus  ver  Sch-^f? 
3,  fer  (*). 

Zie  hier  wat  Linn^eüs  van  de  Geftalte  van 
het  zogenaamde  Water  -  Masker ,  in  S weeden 
waargenomen,  geboekftaafd  heeft  (fj).  ,,De 
3,  gedaante  is  als  een  zeer  kle:n  Vischje,  ter 
3>  langte  van  een  Duimbreed,  met  een  platten 
Kop;  kleine  bruine,  zydelingfche  ,  van  el- 
'    3,  kander  afftaande  3  Oogen :  de  Sprieten  Haair- 

(*)  Abhandl.  van  ïnfehten ,  als  boven  ,  blaiz.  6o, 
(t)  Faun.  Suec,  Ed.  h  p«  38S*  &  Cancer  Stagnalis.  Ed.  If, 
h  497* 


de  Kreeften. 


455 


£  agtig  dun :  den  Kop  van  vooren  ftomp :  de  „  ^ 

Afdfe* 

3,  Snuit  als  in  de  Cicade  omgeboogen,  fmalen lxxxiu  * 
%.  ftompagtig:  de  Rug  verhevenrond  en  roodag-  Hoofd- 

STUK 

3,  tig:de  Staart  Spilrondagtig,uk  Leedjes  famen-  Kreuwm- 

3,  gefteld ,  byna  zo  lang  als  't  Lyf ,  met  een  ho.  P0"* 

„  rizontaale  gefpleetene  fcherpe  Vin  aan  'tend: 

„  een  Klootje  of  Bolletje ,  van  grootte  als  Mos- 

3,  tert-Zaad,  ter  plaatfe  van  den  Aars.  Dit 

,3  Bolletje  is  hoogrood  3  met  een  Goudglans 

33  glinfterende  3  aan  de  zy den  geel.  VeelPoo- 

33  ten  3  (ongevaar  twaalf,)  heeft  dit  Infekt  op 

33  de  zyden  van  het  Lyf,  Geutswyze  gefchikt, 

33  Het  zwemt  met  den  Buik  om  hoog  3  gelyk 

3,  de  Rugzwemmers  *>     Het  Wyfje  a^een*^,ü^j 

33  heeft  haar  Bolletje,  dat misfchien een  Eijer**99. 

3,  nest  is,  om,  nadeGeftaltewisfeling,  de Ei* 

3,  jeren  aanftonds  gereed  te  hebben". 

Geen  andere  dan  dergelyke  Kieuwenpooten 
fchynen  die  Infekten  te  zyn ,  welke  men  in  de 
Verhandelingen  der  Koninglyke  Sociëteit  van 
Londen  ,  als  in  't  Voorjaar  176%  overvloedig 
in  een  Graft  van  Staande  Water,  by Norwich, 
gevonden  zynde  ,  afgebeeld  en  befchreeven 
vindt.  Aldaar  wordt  uit  de  Voortteelende 
Staat ,  waar  in  zy  voorkwamen  ,  het  gevolg 
getrokken,  dat  zy  niet  in  gevleugelde  Infekten 
veranderen ;  hoewel  men  doch  geen  reden  kon 
bedenken ,  dat  zy  diestyds  zo  menigvuldig  op  die 
plaats  3  en  nergens  anders  3  gevonden  werden(^). 

LXXXIIL 

(*)  Philofopb.  Tranfaïï.  VoL.  LVIi.  part.  i.  fox  176?^.  75 
h  Deel.  Xiii.  Stuk*  F  f  4 


4j6    Beschryvinc  van 


LXXXIII.  HOOFDSTUK. 

Befcbryvïng  <$an  \  Geflagt  der  Water  -Vloqi- 

JEn,  waarin,  behalve  de  eigenclyk  zogenaam* 
de,  ookverfcbeide  andere  dergdyke  Diertjes,  ge~ 
lyk  de  Vischluizen ,  en  zelfs  ,  wegens  eenige 
overeenkomst  van  Geftaiie,  ook  de  groote  Molukfe 
Krabben  begreepen  zyn. 

T"\e  Naam  van  Een»  Oog,  die  volftrekt  het 
Latynfche  woord  Monoculus,  dat  van  Lm- 
NjEüs  tot  een  Geflagtnaam  gebruikt  wordt,  uit 
zou  drukken ,  my  zo  weinig  als  aan  den  Re- 
gensburgfchen  Pastoor  ,  zo  even  gemeld  ,  be- 
haagende ,  heb  ik  dien  van  Watervloo  uitge- 

STOKV&k00Zei1  ^    60  Villd  gee°  redCn'  0m 

122,123.  denzelven  te  verwerpen.  Het  is  ,  naamelyk* 
zeker,  dat  in  dit  Hoof dfluk  verfcheide  Diertjes 
voorkomen  ,  aan  welken  men  ,  zonder  onge- 
rymdheid,  en  wegens  de  kleinte  en  wegens  de 
geftalte,  dien  naam  kan  geeven,  en,  hoe  on- 
eigen dezelve  ook  voorkomen  mag  ten  opzigt 
van  de  Molukfe  Zee -Krab  ,  is  het  egter  ze- 
ker 3  dat  dezelve  weezentlyk  twee  Oogen  heeft, 
en  derhalve  geenszins,  rnet  Kegt,  tot  de  Een- 
Oogen  ,  het  welk  de  eigentlyk  zogenaamde 
Watervlooijen  zyn  >  betrokken  kan  worden, 

Kcnmer-  Van  de  Eigenfchappen  dcezer  Infekten  niet 
in  9t  algemeen  kunnende  fpreeken  ^  zal  ik  at- 
leet 


de  Water-Vlooijen.  457 


ïeen  maar  agt  geeven  op  de  Kenmerken  ,  ^e^FI^*EL 
daar  in  beftaan  ,  dat  haare  Pooten  tot  zwem- LXXXULf 
men  en  niet  tot  loopen  gefchikt  zyn ;  dat  zy  het  Hoorn. 
Lyf  gedekt  hebben  met  een  Korstagtig  Schild,  óTliKe 
en  dat  haare  Oogen  niet  ver  van  elkander  ,  en 
niet  op  Steeltjes  ftaan  ,  gelyk  in  de  Krabben 
en  Kreeften ,  maar  als  ingedooken  zyn  in  het 
Schild. 

Tot  dit  Geflagt  zyn  t'huis  gebragt  negen 
Soorten,  waar  van  de  eerfte  de  anderen  ver  ia 
grootte  overtreft ,  als  volgt. 

(O  Watervloo  ,  met  een  vlak  verbevenrond  r* 
Schild,  dat  eenen  half maanswyzen  Naadmusf^ 
beeft;  van  agteren  getand  zynde  en  met  een  ^]£kfe 
Ehvormigezeer  lange  Staart  voorzien* 

De  overeenkomst  tusfchen  deeze  Soort  en  dat 
Diertje,  't  welk  Frisch  en  anderen  Apus  ge- 
noemd hadden,  door  Sch^ffer  zo  omftandig 
aangetoond,  gaf  zekerlyk  veel  reden,  om  aan 
de  Molukfe  Krab  den  voorrang  te  geeven  in  dit 
Geflagt.  Men  weet  dat  de  grootte  ,  waar  in 
dezelve  die  Infekten  zo  zeer  te  boven  gaat, 

niet 

(i)  Monoculus  TeM  plana  convexa  Suturi  lunata ;  postice 
dentata  ;  Caudd  fubulata  longisiïma.  Syfi.  Nat.  X*  Gen.  2+0. 
XII.  Gen.  271.  M.  L.  U.  460  Xiphofura.  Gron  Zocph* 
953  JONST.  Exfang.  T.  VII.  f  1  ,  2.  OLEAR.  Muf.  T* 
18,  T.  1,  2.  Worm.  Muf.  T.  249.  RUMPH.  Amb.  p.  2ï. 
T  XII,  KNpRR.  Delic  T.  F.  I*  K/EMPF.  Jap  T.  i%*  f.  S. 
XAET.  Md.  56,  BONT.  Jav.  L.  V.  C  %\  SCHJEFF.  Mtmogr. 
,1756.  Abbaud  11,  Band,  p.  179.  SEB.  Kab.  IU.  D.  T.  XVII, 
£  i. 

I,  Deel.  XIIJ.  Stuk*         Ff  5 


458      BïSCHRY  VING  VAN 


y#     niet  meer  is  dan  iets  betrekkelyks ,  en  dat  men, 
Afdeel,  door  het  Zonne  -  Mikroskoop  ,  een  Luis  zo 
Hoofd-  groot  kan  vertoonenals  een  Olyphant.  De  Hol* 
stuit.     landers,  nu,  noemen  ,  zo  Rumphius  getuigt, 
grab.     deeze  Schepzels  Zee  •Luizen,  dewyl  zy  eem* 
germaate  naar  Weegluizen  gelyken.    De  Ma« 
leitfche  naam  is  Balancas,  de  Javaanfche  Mime 
of  Mimi:  doch  men  noemtze  in  't  Latyn  Cmcer 
Moluccanus,  om  dat  zy  aan  de  Molukkifche  Ei- 
landen voorkomen,  of  ook  Cmcer perverfus , om 
dat  het  ronde  deel ,  \  welk  in  de  andere  Krab- 
ben gemeenlyk  het  agterfte  is  ,  hier  voor  uit 
gaat ,  en  het  fpitfe  de  Staart  uitmaakt. 

,,  Het  voorde  Schild  is  van  balfmaanswyze 
t,  figuur,  ftomp  en  gerand,  verhevenrond ,  op 
33  de  Rug  gewapend  met  zeven  Doornen  ;  waar 
3,  van  drie  in  de  langte  en  twee  op  ieder  zyde 
33  ftaan»  Oogen  heeft  het  wederzyds  één ,  aan 
3,  den  Grondfteun  van  de  voorfte  zydelingfe 
3,  Doorn.  Het  agterfte  Schild  is  fmaller,  we- 
3,  derzyds  met  zes  Zaagswyze  infnydingen» 
9%  van  agteren  fcherp  gevorkt  ,  en  gewapend 
3,  met  zeven  Doornen  ,  waar  van  drie  in  de 
„  langte  op  't  midden  ftaan ;  twee  in  de  voor- 
„  fte  groote  infnyding  ,  twee  uit  de  Tanden 
3,  der  uitranding  voortkomen  BeweeglykeEls- 
3,  vormige  Stekels  vindt  men  in  ieder  zydeling* 
3>  fe  infnyding  één.  De  Staart  is  als  een  Snuit^ 
,3  beweeglyk,  ftyf,  driekantig,  ruuw  vanbo- 
J5  ven  en  zo  lang  als  het  geheele  Schild.  Poo- 
„  ten  heeft  het  zes  Paaren,  waar  van  de  vyf 

„  voor* 


de   Water-Vlooi  jek,   i  59 


3> 


Afdeel, 


voorden  dubbelde  Schaartjes,  en  het  agter- 
3,  fte  aan  de  tip  vier  Lancetswyze  Vingeren lxxxhi. 
3,  heeft  5  met  een  langeren  Duim ,  die  Borftel-  aoom- 
„  agtig  twee-Vingerig  is:  buiten  en  behalve Molukjfk 
33  een  Lancetvormige  ftompe  Kwab  aan  den^™*- 
3,  Grondfteun.    Het  agterfte  wordt  van  on- 
3,  deren  gedekt  door  zes  Geutswyze  blaad- 
33  jes". 

Linn^üs,  die  de  Geftalte  aldus  befchryft, 
merkt  aan  ,  dat  zy  verre  de  groottten  woi> 
den  van  alle  Infekten  (*}•  Men  ziet 'er  waar- 
lyk,  welke  zeer  groot  zyn  ,  do  h  die  grooce 
Kreeften  ,  waar  van  ik  bevoorens  fprak  f ,  feby-  j  VjhdZm 
nen  de  grootften,  welken  ik  van  deeze  Soort ^ 
gezien  heb,  zo  niet  in  grootte,  ten  min  fte  in 
zwaarte,  te  overtreffen. Gronoviüs,  die  'er  onder 
den  naam  van  Xipbojura  ,  een  byzonder  Geflagt 
van  maakt,  zegt  dat  in  de  ouden  de  Kleur  Kas- 
tanje -  bruin  ,  in  de  jongere  Tegelrood  is  ( f  >« 
Ik  heb  een  kleine ,  die  van  boven  Olyfkleung 
groen  is  en  van  onderen  Kastanje  -  bruin,  V  an 
dergelyke  Kleur  heb  ikze  altoos  gezien  en  Bon- 
tius  meldt  niet  alleen  dat  het  Schild  lichtgroen 
is,  maar  RuMPHius  zegt  van  Oiyfverwig.  Men 
vindtze  ,  zegt  hy  ,  op  Moerasfige  en  vlakke 
Stranden,  altoos  twee  by  elkander,  naamelyk 
jannetje  en  VVyfje,  waar  van  heteerite,  dat 

ver 

(*)  Infe&orum  omnium  facile  maximum  evadens.  Syfi.  Nat. 
XIX.  p.  1057. 

(t)  Color  caftaneus  in  Senioribus,  testaccusin  Junioribus,  / 
L  Dï  el.  XIII.  Stuk. 


460     Bes  chryving  vak 


V.     ver  de  klein  (Ie  is  ,  door  het  andere  gedragen 
txxxuu  wordt-   Zy  fteeken  de  Staart  op  waards  ,  om 
Hoofd-  zig  te  verweeren,  en  kunnen  'er  een  Mensch 
*Aio!ukfi  gevaarlyk  mede  kwetzen.   De  Pooten  kunnen 
Krab.     Zy  buiten  de  Schaal  uitfteeken  en  dezelven  fchy- 
nen  meer  tot  loopen  dan  tot  zwemmen  gefchikt 
te  zyn.    Agterde  Pooten  is  een  Zakje  met  eenig 
eetbaar  Vleesch ,  zynde  het  overige  van  \  Ag- 
terlyf  gevuld  met  eene  Modderige  Stoffe,  wel- 
ke zy  door  de  Staart  loozen :  doqh  van  binnen 
is  de  groote  Schaal  mee  een  ftyf  Vlies  be» 
kleed,  waar  agter  de  Eijeren  inde  Wyfjes ver- 
borgen zitten,  daar  men  een  fmaakelyke  Bacasfan 
van  toebereidt. 

li        (O  Watervloo ,   met  een  Hartvormig  vlak 

Piscintts.  Schild. 

Visch- 
Luis, 

De  Heer  Baster  de  goedheid  gehad  hebben* 
j^.ajï"  de,  om  my  eenigen  van  de  Vischluizen,  die, 
volgens  zyn  eigen  aanmerking,  door  zyn  Ed. 
allereerst  befchreeven  en  in  Plaat  gebragt  zyn  , 
toe  te  zenden ,  heb  ik  dienstig  geoordeeld  de* 
zeiven  ,  by  een  taamelyk  vergrooting  ,  eens 
ten  naauwkeurigfte ,  in  Fig.  2  en  3  op  Plaat 
CVL ,  te  doen  afbeelden.  Of  het  een  verfchil 
van  Sexe  zy,  welk  maakt,  dat  fommigen  van 

dee- 

(a)  TAonuculut  Testa  Cordata  planS.  Syft.  Nat.  XII.  Faun* 
Snee.  2045.  Lokfl  AU.  UpJ.  1750^  p.  42.  T.s  BASTEI 
Uitfpann*  II.  D  p,  137.  T.  8*  f,  9  ,  10.  StROEJvï*  Sondm, 
T«  U  f.  4,  5,  6.  üinoculus.  GfcOïFR,  Paris.  660.  T.  XXI» 
f-  3. 


de  Water- Vlooijen.  461 


deeze  Visch-Luizen  Sprieten  uit  veele  Leedjes  V. 
famengelteld  hebben  ,  die  langer  dan  het  Lyf  ^xxxnu 
zyn,  is  nog  niet  beflisc.    Deeze  heeft  de  HeerHooFD- 
Baster  voornaamelyk  op  de  Kabbeljaauwen 
gevonden.  De  anderen  hebben  van  vooren  twee 
Tepelachtige  Uitfteekzels ,  ieder  met  drie  geve- 
derde Haairtjes.    In  beiden  vertoonen  zig  de 
lange  Schaarswyze  Poocen  ,  waar  mede  zy  zig 
aan  de  Visfchen  vast  houden ,  als  ook  de  we» 
derzydfe  Puntjes  aan  het  agter-end.  Het  Rug- 
gefchild  heeft  eene  byzonder  aartige  tekening 
en  verdeeling,  welke  deeze  Diertjes,  hoe  wei- 
nig aanmerkenswaardig  wegens  hunne  fletfe 
graauwe  Kleur ,  tot  een  fraay  Voorwerp  van  be- 
fchouwing  maakt.   Zy  zyn  van  onderen  met 
zes  paaren  van  Zwempootjes  voorzien  ,  zegt 
Doftor  B  aster,  gely  kende  naar  die  der  Kreef- 
ten. 

Oogen  hebben  wy ,  zo  min  als  die  Heer  3 
/aan  geen  van  beide  deeze  Diertjes  ontdekken 
kunnen:  des  het  te  verwonderen  is,  dat  de  Heer 
LiNNiïus  tot  deeze  Soort  dat  Infekt  betrokken 
heeft,  9t  welk  van  Ceoffroy  Birwculus  genoemd 
wordt ,  als  zeer  duidelyk  twee  Oogen  hebben» 
de»  Het  onthieldt  zig  in  de  Beeken  omftreeks 
Parys,  en  hadt  de  gepluimde  Haairtjes  niet  aan 
den  Kop,  maar  aan  de  Staart :  het  welk  een  te 
groote  tegenftrydigheid  is,  om  ze  als  eene  zelf- 
de Soort  aan  te  merken ,  al  ware  het  dat  zy  zo 
wel  in  Zoet  water  Beekjes  als  in  de  Zee  konden 
huisvesten.  De  Vischluis  van  Frisch,  we- 
I.  Deel*  XIII,  stuk,  dct- 


4<5a    BeschryvïïTg  VAn 


V.     derom ,  door  den  laatften  aangehaald  ,  fchynfc 

lxxxuL*  door  de  konheid  van  de  Staart  en  de  langheid 
Hoofd*  der  Pooten,  merkelyk  van  beiden  te  verfchft* 

STUK.  }en 

(3)  Watervloo,  met  een  eenigermaate  famen- 
gedrukt  Schild ,  dat  van  vooren  ftomp ,  van 
agieren  geknot  is  >  en  een  twevborfteligc 
Staart. 

Terwyl  de  gezegde  Vischluizen  natuurlyfe 
zeer  klein  en  naauwlyks  een  vierde  of  in  't  ge- 
heel een  half  Duim  lang  zyn  ,  hebben  die  van 
deeze  Soort  wel  anderhalf  Duim  langte,  Ook 
komende  aangehaalde  Afbeeldingen,  vandezel- 
ven  3  zeer  wel  met  elkander  overeen.  Zy  wa- 
ren aan  Frisch  3  door  den  Sekretaris  Klein,  van 
Dantzig  toegezonden  ,  die  'er  den  naam  aan 
geeft  van  de  Vinpootige  Zee -Worm  met  het 
Schild  ,  hoewel  de  naam  van  Apus  of  Apous^ 
dat  is ,  zonder  Pooten ,  hem  beter  voorkwam, 
Sch heffer  heeft  haar  ,  onder  den  naam  van 
Krshsartiget  Kiefenfusz  of  Krabagtige  Kieuwen- 
poot,  zeer  omflandig  befchreeven,  en  de  Af- 
beeldingen ,  die  hy  'er ,  zo  in  't  geheel  als  in 
de  byzondere  dcelen,  van  geeft,  zullen  ook  niet 

ligG 

(*)  Tnf.  VT.  THEILL,  T.  ift. 

(3)  Monoculus  Testa  fubcompresfö  ,  amice  retus^  ,  postlce 
truncata;  Cauda  bileta.  Faun.  Suec  2046.  SCOP.  Carn,  1138» 
FR  I sch   fttf.  X  T  i.  Anglic.  40.  p#  150.  Tafe.  I.  f. 

£.   SCHJEFB,    Monofru    175Ó.  T.    1-5.    SCHA.EFF.  Elem.  Tm 
f.  I*  Sultz.  Inf.  T.   XXIV*  f,  153.  GEOFFR.  Péirii* 
*6o,  N.  I.  T.  XXI.  f,  4. 


1TI. 
Apus, 
Stomp» 
neus» 


de  Water-Vlooijin.  463 

ligt  verbeterd  worden.    Hy  meent  'er  ,  zeer  V. 
duidelyk ,  een  Hart  in  waargenomen  te  het>  ^xxxiii* 
ben.  Zie  hier  ,  wat  de  Levensmanier  betreft.  Hoorn- 
Het  Water,  waar  in  deeze  Diertjes  zie ont-  CSTUK* 

,  .  rM  Stompneus* 

houden ,  is  uat  van  Plaslen  en  Poelen ,  vuil  en 
Hinkende ,  dikwils  geheel  troebel  door  Modder 
of  Drek*  Hoe  langzaamer  of  fchielyker  zoda» 
nige  Plasfen  uitdroogen  ,  hoe  grooter  of  klei- 
ner zy  daar  in  gevonden  worden.  Men  kanze 
ligtelyk  daar  in  ontdekken  ,  by  ftil  en  warm 
Weer  ,  als  wanneer  zy  troepswyze  aan  de  kan- 
ten fchoolen,  en  door  haar  wemelen  zig  ver- 
raaden  ;  doch  als  \  koel  en  winderig  is  gaan 
zy  naar  den  Grond  en  moeten  dan  met  een  Net* 
je  gevischt  worden.  In  de  Zomer  vindt  men- 
ze ,  zo  dra  maar  eenigen  tyd  Water  is  bly ven 
ftaan  ,  op  plaatfen  daar  zy  te  vooren  waren  ge- 
weest, altoos  overvloedig,  't  zy  jong  of  oud. 
Het  fchynt  dat  'er  altoos  een  genoegzaame  veel- 
heid Eitjes  van  dezelven  in  de  Modder  of  Slik, 
ja  inde  drooge  Aarde,  op  zulke  plaatfen  over- 
blyft ,  die  zelfs  eenige  Jaaren  kunnen  duuren  y 
cn  niet  worden  uitgebroed  ,  dan  wanneer  zig 
aldaar  Water  vergaard  heeft.  In  't  Voorjaar 
moet  het  eenigen  tyd  warm  Weer  zyn  geweest, 
door  't  welke  de  kleine  Water -Diertjes,  die 
haar  tot  Voedzel  ftrekken ,  uitgebroed  zyn ,  eer 
deeze  Kieuwenpooten  verfchynen. 

Zv  zwemmen  zo  wel  met  den  Buik  als  met  zwemt  o* 

j  4 

de  Rug  boven.   In  't  eerste  geval  zyn  de  Vin-  c 
Sletjes,  die  zy  aan  den  Buik  hebben,  in  een 
ï,  deel.  xni.  stuk*  fnel- 


BESCHRY  V  INC  VAS 


V.  fnelle  beweeging,  't  zy  tot  het  bekomen  vaa 
Afdeel,  Aas  0f  om  Lugt  te  fcheppen  ;  terwyl  ook  de 
Hoofd-  Staart  haar,  gelyk  aan  de  Visfchen ;  dient ,  om 
stuk.     7  -](y  voort  te  wrikken  of  in  't  zwemmen  te  be- 

Stompneus.      °  . 

ftüuren.  Als  zy  met  de  rug  boven  zwemmen  , 
zyn  die  Vinnetjes  in  een  zo  fterke  beweeging 
niet,  en  het  fchynt  fomtyds  alsof  zyopdezel- 
<ren  langs  de  Modder  liepen ,  waarin  zy,  dik- 
wils  zig  geheel  begraavert,  dat  meest  gebeurt, 
wanneer  de  Plasfen  fterk  uitdroegen.  De  ge- 
takte  Watervlooi jen ,  de  Waterluizen  of  Zak- 
diertjes  en  anderen  ,  zyn  haar  voornaamfte 
Aas. 

Die  zig  een  denkbeeld  maaken  wil  van  dit 
alles,  moetflegts  één  van  deeze Kieu  wenpoo- 
ten  befchouwen ,  wanneer  dezelve  op  de  Rug 
in  't  Water  legt  en  zig  beweegt.  Dan  zalhy 
,  duidelyk  zien ,  hoe  alle  onzuiverheid  ,  die  zig 
3n  't  Water  bevindt,  tusfchen  de  Kieuwswyze 
Pooten  of  Vinnetjes  gebragt  wordt,  en  allengs 
in  de  Geut,  tot  aan  den  Bek  toe,  voortgaat. 
De  ontallyke  Haairbuisjes  en  Haairtjes  ,  waar 
mede  alle  de 'Vinnetjes  voorzien  zyn,  laaten, 
als  zy  zig  omflaan  ,  het  Water  weder  door, 
en  fcheiden  ,  gelykerwys  een  Kam  ,  de  Dier- 
tjes en  Lighaamen ,  die  zig  in  't  Water  bevin- 
den ,  daar  van  af,  welken  zy  terug  houden. 
Terwyl,  nu,  dezelven,  door  den  eenen  Poot 
den  anderen  toe,  en  wegens  de  aanhoudende 
vlugge  Golfwyze  beweeging  fteeds  verder 
voortgedreeven  worden,  zo  ftygen  zy,  in  de 

ge- 


de  Water-Vlooijen.  465 


gedagte  Geut  ,  langs  hoe  meer  opwaards  en  ^ 
naar  vooren  ,  zonder  dat  iets  daar  van  kan  lxxxui/ 
ontgaan.  Hoofd- 

STUK» 

Dac  deeze  Diertjes  ,  gelykerwys  andere  Schep-  ^^fneus* 
zelen,  haare  Vyanden  hebben,  die 'er  Jagt  op 
maaken,  ja  waarfchynlyk  op  aazen,  kan  men 
in  geenen  deele  twyfelen.  Zulks  is  ook ,  re- 
delyker  wyze ,  te  vermoeden ,  alzo  zy  niet  al- 
leen de  agterfte  uitfnyding  van  het  Schild ,  maar 
het  geheele  Lyf  en  de  Staart ,  daar  zy  niet  mee 
de  Schaal  en  Kieuwen  gedekt  zyn  ,  met 
Doornagtige  Stekels  en  Punten  gewapend  heb- 
ben. Het  is  geloofbaar  ,  dat  zy  daar  mede 
haare  Vyanden  van  het  Lyf  houden  ,  doch 
welke  Dieren  dit  zyn  ,  kunnen  wy  niet  be- 
paaien:  want  de  Kikvorfchen  en Zwynen  ,  die 
deeze  Inilkten  gretig  verflinden  en  vernielen, 
worden 'er  niet  door  afgeichrikt.  Misfchien  is 
het  een  foort  'van  Luizen ,  gelyk  die  men  aan 
de  Kieuwen  der  Visfchen,  en  inzonderheid  aan 
die  der  Kreeften  >  waarneemt.  Dit  is  zeker; 
dat  men  zelden  een  van  deeze  Kieuwenpooten 
geheel  onbefchadigd  vindt*  Van  de  Vinnetjes 
of  Staartvezelen  is  doorgaans  de  een  of  andere 
afgebroken. 

Hoe  lang  of  hoe  kort  haar  Leven  zy ,  kan 
men  met  zekerheid  niet  bepaalen.  Iri  de  Plas- 
fën  of  Poelen,  daar Sch^ffer  dezelven  vondt> 
heeft  hy  nooit  doode  aangetroffen,  dan  wegens 
gebrek  van  Water  door  uitdrooging  .  of  we- 
gens de  Koude  van  't  Saizoen.    Alle  Proe- 

1.  psbl,  xnu  stuk.      G  g  ven ^ 


£65       BESCHR  YVING  VAN 

V*     ven  5  om  zig  aangaande  den  bepaalden  trap  van 
Lxxxm!  aangroeijing  deezer  Infektente  verzekeren ,  zyn 
Hoofd-  hem  mislukt;  dewyl  hy  de  grooten nooit  langer 
Itompneus.  dan  agt  Dagen  in  t  Leven  kon  houden ,  wan- 
neer hy  ze  in  Huis  hadt.    De  allergrootften  , 
evenwel ,  die  hy  ooit  kreeg  kon  hy  nog  een 
Huid  aftrekken ;  waar  uit  hy  befloot ,  dat  zy 
nog  eene  Verhuiding  zouden  hebben  moeten 
ondergaan  en  derhalve  nog  grooter  geworden 
zyn.    De  Huid ,  die  zy  afleggen  ,  gelykt  zo 
volkomen  naar  het  Diertje  zelf  ,  dat  men  die 
heel  ligt  zou  aanzien  voor  een  geftorven  Dier- 
tje: te  meer^  dewyl  dezelve  aan  de  oppervlak- 
te dryft,  en  door  de  wemeling  der  anderen  , 
dikwils  ,  in  beweeging  gebragt  wordt.  Hier  in 
hebben  zy  zeer  veel  overeenkomst  met  de  Kreef- 
ten en  Garnaalen.     Doch  haare  Verhuiding 
fchynt  dikwyliger  en  gezwinder  te  gefchieden* 
dan  die  van  andere  Infekten. 
verhulde      „  Wanneer  ik  (zegt  hy,)  uit  deEijeren  Jon- 
wüL  1  "  »  gen  kreeg,  poogde  ik ,  zo  dra  zy  uitgekroo- 
„  pen  waren,  eenigen  met  eenfyn  Penfeelvan 
3,  de  anderen  af  te  zonderen,  en  bragt  ieder 
3,  alleen  in  een  byzonder  Glaasje.   Den  vol- 
3,  genden  Dag  vond  ik  reeds  de  eerste  fyne  Huid 
„  op  het  Water  zwemmen.    Ik  nam  dezelve 
weg  en  's  anderen  daags  vond  ik  het  tweede 
3,  afgelegde  Huidje.    Dit  vervolgde  voorts  * 
3,  om  de  twee  Dagen  ,  zo  geregeld ,  dat  ik  3 
„  in  de  eerste  Week,  van  ieder  reeds  vier  Huid- 
9y  jes  had.  In  de  volgende  Week  gefchiedde 


DE    WATËR-VtOOtJEW,  46? 


3i  om  de  drie  Dagen ;  de  derde  Week  om  de  V. 

3)  vief,  en  naderhand  kreeg  ik  'er  maar  één  om  i  xxxi.ïT 

5,  de  zes  of  agt  Dagen.    Het  zou  my  zekerlyk  Hoofd- 

33  niet  verdrooten  hebben  3  hier  verder  agt  op  te  ^tmpniaai 

5,  geeven ,  indien  myne  Infekten  maar  langer 

3,  hadden  geleefd.     Ik  heb  de  kleinfte  zelfs 

3,  niet  langer  dan  een  Maand  in  't  Leven  kun* 

„  nen  houden.  Inallevolwa&fenenheb  ik  waar - 

3,  genomen,  dat  om  de  agt  Dagen  doorgaans 

3)  eene  Verhuiding  plaats  heeft.  Terwylik, 

33  nu,  in  de  eerste  vier  Weeken  reeds  tien  Huid- 

,3  jes  gekreegen  had,  zo  kan  men  daar  uit  lig- 

33  telyk  opmaaken ,  hoe  ongemeen  dikwils  dee- 

33  ze  Diertjes  verhuiden  moeten  ,  wanneer  zy 

3,  niet  belet  worden  een  geheelen  Zomer  in 

3,  vryheid  voort  te  leeven." 

Veelen  der  Ouden  zullen,  indien  zydergely- teelt  zon* 
ke  Schepzekjes  waargenomen  hebben  3  zeker- vooftT^ 
lyk  hebben  gedagt ,  dat  die  uit  Drek  en  Vuilig- 
heid oirfpronglyk  waren-  Ongemeen  groot  en 
zigtbaar,  ondertusfchen .  is  de  menigte  van  Ei. 
jeren ,  die  zy ,  ten  deele  in ,  ten  deele  huiten 
het  Lyf,aande  Vinnetjes  draagen,  gelyker- 
wys  de  Kreeften.  Deeze  zyn  groot  genoeg  om 
nier  het  bloote  Oog  onderfcheiden  te  worden  9 
en  hunne  roodagtige  Kleur  doetze,  byna,  naar 
de  Korreltjes  van  een  Granaatappel  gelyken. 
3,  De  menigte  is  niet  alleen  groot  ,  maar  zy 
3,  fchynen,  als 't  ware  ,  onophoudelyk  gelegd 
3,  te  worden  van  deeze  Diertjes,  Ten  minfte 
3,  wanneer  men  een  Kieuwenpoot*  vooral  een 

h  Deel»  XIII.  Stuk,  G  g  2  „  groo« 


Beschryving  van 


Afdeel  9   Sroote    in  Bronwater  werpt ,  zo  vallen,  ter- 
Exxxru.  ,,  wy]  zy  zwemt  ,  geduurig  Eijeren  van  de 
Hoofd-  ^  Vinnetjes  op  den  Grond ,  waar  tegen  weder 
stompneus.»  anderen  uit  het  Lyf  komen  ,  en  zig  aan  de 
„  Blaadjes  zerten.    De  roei  jende  beweegiag, 
„  welke  zy  met  de  gezeade  Vinnetjes  maaken, 
„  geeft  daar  zekerlyk  aanleiding  toe,  iV  en  kan 
derhalve  zeggen,  dat  dit  Diertje  fteeds ,  en 
„  meer  dan  eenig  ander  Schepzel  ,  met  Ei- 
jertjes  bezwangerd  zy  ,  en  die  van  zig 
35  werpe." 

De  Heer  Sch^effer  ,  verder  %  de  byzondere 
manieren  van  Voortteeling  ,  die  thans  bekend 
zyn  j  overweegende  ,  befluit  ;  dewyl  men  on- 
der deeze  Infekten  geenen  zonder  Eijeren  vindt, 
dat  het  Hermaphrodieten  zyn ,  doch  die  zig 
zelf  bevrugten :  want  hy  hadt  niet  alleen  nooit 
iets  dat  naar  Paaring  geleek  in  dezelven  kun- 
nen waarneem  en ;  maar  het  was  hem  ook  een- 
maal gelukt,  uit  Jongen,  die  hy  uit  Eitjes  ge- 
kreegen  *  en  ieder  afzonderlyk  geplaatst  hadt, 
weder  Eijeren  te  bekomen  ,  daar  Jongen  uit 
voortkwamen.  Dit  merkt  hy,  met  reden,  als 
een  genoegzaam  bewys  aan ,  dat  deeze  Kieu* 
wenpooten  ,  ook  zonder  bevrugting,  vrugtbaa- 
re  Eijeren  moeten  in  zig  gehad  en  uitgegeven 
hebben. 

Geftaite.      De  Geftaite  van  deeze  Infekten,  die  ik  ,  om 
dat  zy  zo  ftomp  van  vooren  zyn ,  den  naam  van 
Stompneus  geef,  heeft  iets  affchuwlyks ,  het 
welk  men  beter  uit  befchouwing  der  fraaije  Af- 
beet 


de  Water-Vlooi  jen,  4<5p 

dingen  van  dien  Pastoor  en  anderen  kanopmaa-  A  V* 
ken,  dan  mee  woorden  befchryven,    Behalve  lxxxhu 
de  gewoone  l  die  op  't  groot fte  het  I  <yf  omtrent { foOFD~ 

ö  -»  r      ö  j  STUK. 

twee  Duim  lang  heeft ,  vondt  hy  een  kleinere.  Stompneus. 

van  ongevaar  een  Duim  ,  meest  door  zeker 

Staartklepje  verfchillende.        Zy  komen  in 

55  Vyvers  of  Grafien,  in  't  vroege  Voorjaar, 

„  dikwils  voor  ("/egt  Li^NiEus,)  hebbende  het 

^  Lyf  groenagtig,  van  grootte  als  een  Eikel; 

,5  twee  Oogen  digt  by  elkander  op  den  top  van 

55  't  hoofd:  veel  takkige  Pooten:  de  Sraarr uit 

>5  twee  Borstels  die  fterk  zyn,met  een  Plaatje 

33  daar  tusfehen  ,  tèmejngefte!dK.   Dit  fchynt 

dan  de  laatstgemelde  van  Sch^ffer  naast  te 

gelyken :  wapt  ook  die  groote  meer  roodagcig 

vuil  geel  was  ,  dan  groen.  De  uitdrukking  van 

veele  cakkige  Pooten  maakt  de  benaaming  van 

Apus,  pugqrypid-  En,  dat  menze,  in  S weeden, 

reeds  in 't  vroege  Voorjaar  vindt ,  fchynt  met 

den  aart  van  deeze  Infekten  ,  by  Rcgecsburg, 

gantfeh  ftrydig. 

OmftreeksParyskomt  dit  Tnfekt,  zegtGEOF- 
frov  ,  die  het  de  Twee*  Qög  inet  een  O  ïtiéige 
Staan  (*)  noemt,  en  daar  een  fraaije  Afbeel- 
ding van  geeft;  in  't  Water,  doch  zelden 
voor.  Het  is  zeer  groot;  anderhalf  Duim 
ian  zynde  en  nagenoeg  een  Duim  breed ;  met 
het  end  daar  de  Kop  is  3  breedst  3  en  dat  3  daar 

de 

(*)  Le  Binocle  a  queue  en  filets*  p.  6óo. 
LDeel»  XIII.  stuk:.  Gg  3 


I 


470      BïSCHRYV  INC  VAN 


V. 

Afdeel. 

Lxxxm 
Hoofd 

STUK. 


ÏV. 

Pulex. 

Getakte* 


de  Staart  is,  fma^st.  De  Kop  heeft  een  klein 
puntje  van  vooren ,  en,  haby  dit  puntje  ,  van 
boven,  twee  Oogen  digt  by  elkander.  Het 
Lyf  is  gedekt  met  twee  Schulpen,  die  naar  het 
end  van  één  wyken  en  zig  afzonderen  ,  maaken- 
de  een  fcherpen  hoek  naar  de  uitwendige  ran- 
den, en  laatende  tusfchen  elkander  de  Staart 
bloot.  De  onderfte  rand, daar  deeze  Schulpen 
van  elkander  af  wyken  ,  is  een  weinig  Zaagswy- 
ze  getand.  De  Staart  is  Sehubagtig,  en  loopt 
in  twee  zeer  lange  harde  Draaden  uit.  Van  on- 
deren heeft  het  Dier  zes  Korstagtige  Poo- 
ten  (*).  De  Sprieten  zyn  enkeld  of  eenvou- 
dig et). 

(4)  Watervloo,  met  de  Sprieten  als  in  Tak* 
Kén  rceraeeld ,  en  een  gebocgen  Staart. 

Deeze  voert  eigentlyk  den  naam  van  Water» 
dco ,  zo  om  dat  zy  in  grootte  en  geftalte  wel 

naar 


(*)  Van  de  Vinnetjes  of  Kieuwen  als  Pooten  ,  die  de  voor» 
naamfte  byzonderheid  zyn  ,  fpreekr  hy  nier.  Deezc  Korstag- 
tige Pooten  zullen  zyn  het  gene  Sch^effer  noemt  de  drie 
Bortlels  wederzyds  aan  de  onder  het  Schild  verborgen  zynde 
Roeypootcn.  Zy  fleeken  van  voor  en ,  wederzyds,  ver  buiten 
het  Schild  uit, 

(f)   Oculi  duo,  Antinnd,  fimpllces.    G  E  o  F  F  R»  zegt  L  I  N- 

(+j  Montculus  Antennis  dichotomis ,  Cauda  inf]ex&.  Faun. 
Suec.  2047  GEoFFR,  Paris,  Ü#  655.  N.  1.  SWAMM  Quarto* 
66.  T.  1  BibL  N*t.  Tab.  XXXL  Fig.  1,  2,  3.  Sch/gff. 
Mor^r.  1755.  T.  I.  f,  1*  8.  Abhand.  I.  p.  25 1.  &  Elem. 
T*  XX1X  Fig  4  JobLot  Mier.  I.  p.  2.  T.  13.  f,  P  ,  Qjr 
K.  LEDERaj.  Mier.  146,  T.  72.  f.  2» 


de  Wa  ter-Vlootje  n.  471 


naar  een  Vloo  gelykt,  als  wegens  haare  hup-  V. 
pelende  en  oogfchynlyk  fpringende  beweeging  hlxuiii 
in  het  Water.   Swammerdam  noemt  haar  de  Hoofd- 
Boomagüge  of  Boomagtig  getakte ,  wegens  de  ge-  Scllakte. 
daante  van  haare  Sprieten ;  elders  wordt  zy  > 
wegens  de  figuur  van  den  Kop  en  de  geheele 
Geftalte,  de  Water-Parkiet  getyteld  (*).  Zy 
is ,  onderden  eerstgemelden  naam,  omftandig 
door  den  Heer  JSaker  befchreeven  (f),  doch 
op  ver  naa  zo  uitvoerig  en  naauwkeurig  niet  3 
als  door  den  Heer  Sch^ffer  ,  die  verfcheide 
byzonderheden ,  de  Geftalte  en  Levensmanier 
betreffende,  grootelyks  heeft  opgehelderd. 

Daar  de  meeste  Waterdiertjes  een  byzonde- 
re  Soort  van  Water  verkiezen  ,  merkt  hy  aan  , 
worden  deeze  by  Zomer,  zo  wel  in  Rivieren  als 
ïft  Slooten,  in  vuil  en  helder:  ook,  mag  ik  zeg- 
gen ?  zo  wel  in  brak  als  zoet  Water  gevonden* 
Zelfs  komen  zy  in  dat  van  Potten  en  Bakken , 
't  welk  in  Tuinen  of  elders  eenigen  tyd  aan  de 
Lugt  is  bloot  gefield  geweest,  dikwils  over- 
vloedig voor.  Zy  hebben  behalve  de  huppe- 
lende of  fpringende,  waar  van  de  naam  ont- 
leend is  |  ook  eene  zwemmende  en  draaijende  9 
en  zelfs  nog  andere  beweegingen,  die  zy  meest 
met  de  Takkige  Armen  maaken.   't  Schynt  dat 

zy 

(*)  Le  Perroquet  1'Eau.  Hifi.  des  Inf.  *ux  env.  de  Paris. 
p.  655. 

(t)  Nuttir  gebruik  van  't  Mkrosfaop.  Amft.  1756 1  bladz. 
SU. 

L  DEEL.  XIII.  STUK,  Gg  4 


472      BESCHRY  VING  VAN 


V*  zy  9  even  als  Tremrlf.y  die  in  de  Polypen  ont- 
Afdeet  • 

li  cxnn  dekte,  het  Licht  beminnen.  Dit  kan  de  reden 
Hoofd-  zvn  fat  Zy  zjg  byna  altoos,  over  dag,  en  in- 
zonderheid  by  warm  Weer  en  Zonnefchyn ,  digt 
aan  de  oppervlakte  van  rt  Water  onthouden: 
het  welk  fomwylen  aanleiding  gegeven  heeft, 
om  zig  te  verbeelden ,  dat  hetzelve  in  Bloed 
veranderd  ware ;  want  fomtyds  zyn  deeze  Dier- 
tjes geheel  rood  van  Kleur, 
maphiodie.  ^e  Heer  Sch^effer  houdt  deeze  Watervlooi- 
ten*  jen?  niet  zonder  reden  ,  zo  wel  als  de  befchree- 
ven  Kieuwenpooten ,  voor  Hermaphrodietenof 
Diertjes  van  beiderlei  Sexe;  Dat  het  altemaal 
Wyfjes  zyn,  bef] uit  hy  daar  uit,  dat  men  in 
allen,  op  zekere  Tyden  ,  Ei jertjes  en  Jongen  aan- 
treft ,  en  dat  het  Mannetjes  tevens  zyn,  uit  de 
Paaring  ,  welke  hy  waargenomen  heeft.  De 
Eiertjes  komen  zo  wel  in  kleinen  voor,  als 
in  voiwasfenen ;  doch  in  getal  zeer  ongelyk, 
hebbende  hy  'er  in  fommigen  maar  twee,  drie, 
zes  of  tien ,  in  anderen  meer  dan  veertig  aange- 
troffen. Zy  zyn  groen  en  in  't  eerst  volkomen 
Kogelrond,  dcch  worden  naderhand  ovaal  of 
Eyrond  en  krygen  een  zwarte  Stip,  die  het  groo- 
te  Oog  is ,  veranderende  dus  allengs  en  zigt- 
baarlyk ,  binnen  de  Baarmoeder  ,  in  leevende 
Jongen. 

De  getakte  Water  vlooi  jen  zyn  bellooten  in 
een  witagtig  doorfchynend  Dopje,  als  Paarle- 
moer glinsterende ,  5t  welk  de  Kleur  der  Inge- 
wanden zig  onbelemmerd  Iaat  vertoonen,  Dee- 
ze 


b  e   Water-Vlooijen.  473 


ze  Dopjes  fcnynen  in  fotnmigen  als  uit  Maat  V. 
zen,  in  anderen  uit  Schubben,  of  ook  uk  Kul  LXXX1I1, 
ten  famengeftcld  te  zyn,  van  verfchiliende  li  FIoofd- 
guur.    Het  Dopje  is  platagtig  ovaal  en  aan  de  sJ^i# 
eene  zyde  open ,  om  de  Vinnetjes  ,  die  tot 
Zwempoo  en  dienen  ,  te  laaten  fpeelen.  Van 
boven  heeft  het  twee  Hoorntjes  op  den  Kop  , 
met  gepluimdeaTukken,  De  Bek,  of  dat  gedeel- 
te van  den  gekapten  Kop    't  welk  men  dus 
noemt  ,  is  in  fommigen  fpits,  geiyk  een  Vo- 
gelsneb   hoedanigen  gemeenlyk  rood  zyn ;  doch 
in  andere  breed,  en  meer  naar  den  opemiaan- 
ftaande  Bek  van  een  Karper  gelykende  ,  zo 
Sch^iffer  aanmerkt,  welke  dikwils  groen  voor- 
komen, en  daarom  onderfcheidt  hy  deeze  ge- 
takte Watervlooijen  in  Vogel-  en  Vischkoppi- 
ge.    De  eerstgemelden  hebben  Swammerdam, 
Baker  en  Tremrley,  gezien  en  afgebeeld. 

De  Staart,  die  mede  onder  de  Kenmerken  is  ftaarstaart* 
aangetekend  ,  wordt  gezegd  geboogen  te  zyn : 
het  welk  ik  echter  inde  Afbeeldingen  niet  waar- 
neem ,  of  de  fcheeve  (tand  zou  daar  mede  be- 
doeld moeten  worden.  Het  is  een  uitloop  van 
het  Dopje,  en  derhalve  even  de  zelfde  Schub- 
agtige  zelfftandigheid.  Aan  de  zyden  fchyntzy 
rondagtig  ,  doch  van  boven  en  van  onderen 
fcherp  te  zyn,  gelyk  de  Kling  van  een  Degen, 
zegt  Sch^effer  ,  die  ze  met  dergelyke  Tand- 
agtige  Borsteltjes,  als  de  geheele  Schaal  van  het 
Diertje  ,  bezet  gevonden ,  doch  de  zes  ryën 
van  korte  fterke  Doornen ,  waar  van  de  Heer 

I#  Deel.  xiiu  Stuk,        Gg  J  BA* 


474      Beschryvinc  van 


V.     Baker  fpreekt ,  daar  aan  niet  waargenomen 

?™xEmL  hceft-  Hy  merkt  °P  5  dat  de  W^tervlooijen 
Hoofd-  dikwils  een  end  daar  van  kwyt  raaken ;  hoewel 

c^at*  men  u*c  *iet  over^^yvende  Stompje  genoegzaam 
zien  kan ,  dat  zy  een  Staart  gehad  hebben  ;  zo 
dat  zy  altoos  onderfcheiden  bly  ven  van  een  an- 
dere Soort  zonder  Staart,  door  hem  ontdekt. 
Betoog.  ^  Aan  den  Kop  vertoont  zig  ,  zeer  blyk- 
5>  baar 5  een  zwarte  Stip,  die  de  eerste  aanlei- 
35  ding  gegeven  heeft  tot  den  naam  van  Een* 
k9  Oogen.  Door  fterke  vergrooting  wordt  men 
„  gewaar  ,  dat  deeze  Stip  beftaat  uit  een  me- 

nigte van  kleinerondagtige Oogjes,  waarvan 
3,  de  binnenüe  altoos  zwart  zyn  en  doorfchy- 
3,  nende ,  de  buitenfte,  aan  den  omtrek,  wit,  hel- 

der  en  zo  doorfchynende  als  Waterdruppel- 
3,  tjes.  leder  Oogje  heeft  zyn  byzondere  Ge- 
5y  zigtzenuw ,  die  in  een  algemeenen  Tregter- 

agtigen  Bondel  famenloopen  en  zig  van  on- 

deren  in  een  Punt  vereenigen.  Langs  deezen 
„  Bondel  legt,  ter  regter  en  flinker  zyde,  een 

zeer  zigtbaar  Spiertje,  door  middel  van  het 
.,  welke  het  Infekt  zyn  Oog,  nu  naar  de  reg- 
3,  ter  dan  naar  de  flinkerzyde  ,  fterk  neder- 
J%  waards  trekken  ,  en  byna  geheel  omkeeren 
3>  kan.  Zo  is  dat  Oog  dan  ook  in  geduurige  be- 
3,  weeging,  't  welk  myns  bedunkens,  zegt  de 
3,  Pastoor,  onder  anderen  ook  van  het  onop- 
53  houdelyk  op-  en  nederflaan  der  Armen  voort- 
3,  komt,  als  onder  welker  begin  en  inwrichting 
55  de  algemeene  Bondel  van  Gezigtzenuwen 
,3  verdwynt." 


de  Water  -  Vlootje  n.  475 


„  Ik  weet  wel,  dat  Swammerdam,  Baker,  y. 
en  anderen  met  hun,  niet  willen  gelooven,  Afdeel. 

LXXX'II 

3,  dat  dit  famengeftelde  Oog  enkel  zy ;  houden-  h0Óf*d-* 
„  de  voor  zeker,  dat  het  Diertje  tweebyzon  stuk. 
3,  dere  groote  Oogen  heeft,  die  zo  digt  aan0****** 
„  elkander  zyn  gekleefd,  dat  zy  zig  als  een  en- 
„  keld  Oog  vertoonen.   Doch  ik  ben  door  te 
3,  veele Waarneemingen  van  het  tegendeel  over* 
tuigd ,  en  men  kan  zig  ook  daar  van  verze* 
keren,  wanneer  men  agt  wil  geevenop  zo- 
danige  die  eerst  uit  het  Ey  gekomen  zyn. 
3,  Aan  deezen  is  't  baarblykelyk ,  dat  zy  maar 
,,  een  enkeld  te  famen  gefield  Oog  hebben, 
3,  en  ,  dat  zy  derhalve  van  den  Heer  Linn^eüs 
33  te  regt  Een  -  Oogen  worden  genoemd. 

3,  Onder  dit  famengeftelde  Oog  vertoont  zig 
3,  altoos ,  in  de  Watervlooijen ,  een  klein  zwart 
„  Vlakje,  dat  in  eenigen  rondagtig,  in  ande- 
33  ren  hoekig  is  en  in  fommigen  als  uit  drie  Stip- 
33  pen  fchynt  te  beftaan.  Zouden  deeze  ,  die 
33  zo  wel  aan  de  eene  zyde  van  den  Kop  als  aan 
33  de  andere  gezien  worden,  ook  overeenkoms- 
33  tig  zyn  met  de  kleine  gladde  Oogjes  van  ee- 
5,  nige  Land  -  Infekten  ?  't  Is  zeker  dat  men  in 
33  de  Kieuwenpooten  dergelyken  waarneemt, 
3,  Ik  heb  nog  niet  kunnen  onder fcheiden  ,  of 
53  deeze  Vlakjes  dubbeld  dan  enkeld  zyn". 

Van  den  Darm  ,  die  door  het  Infefct  heen 
loopt,  als  ook  van  het  Hart ,  welks  Klopping 
men  zeer  duidelyk  door  het  Mikroskoop  kan 
l»  dèel.  xiii.  stuk.  waar- 


47<S    Beschryving  van 


V.     waarneemen  ,  is  by  Baker  en  anderen  genoeg 
Afdeel.  -eze(yd# 

HOOFD- 

ÖTU'v  C5)  Watervloo  ,  mst  cVe  Sprieten  éls  in  Tak* 
Pedkuius.  km  vêftteelë  ,   en  een  te  rag  gebèogén 

Geitaaite.  ~ 

Staart, 

Ik  begryp  niet,  inec  wat  regt  Lwn;eus  den 
bynaam  van  Luis  kan  toe -eigenen  aan  deeze 
Soort,  die  alleen  van  de  voorgaande  verfchilt, 
doordien  i,e  Staart  rugwaards  en  niet  naar  voo* 
ren  o:ngeboogen  is,  zo  de  Franfche  Autheur, 
door  hem  aangehaald,  heeft  aangemerkt.  Mep» 
kan  deeze  dan  ,  ruim  zo  biilyk  als  de  andere,  d£ 
Geitaarte  heeten. 

vu        (0)  Watervloo,  met  vier<  Spr'e';er>9  en  een  regm 

£s  te  in  iivecen  gej pleeten  staart. 


Wateiluis. 


Deeze  Diertjes  kunnen  met  meer  reden,  en 
wegens  de  gedaante  en  wegens  delangzaamere- 
gehnaatige  beweeging,  WaUrluiztn  genoemd 
worden,  dan  de  Watervjopijen  ,  voorgemeld, 

wei- 


Cs)  Monotulm  Antennis  dichotomis  ,  Cauda  reflcxl.  Fam* 
Suec\  2048,  GÉoFFK  Paris  656  N  2» 

(6)  Monoculus  Antennis  quarernis  ,  Cauda  re£a  bifïda. 
Faun  Suec.  7049,  S'CQP  Carr.iol  1129  GroFFJA,  Paris  656. 
lit  3  T.  XX*.  f  5.  BAKER  Nutt.  Gebr.  T.  XV.  f  1  •  4. 
Blank  tnf  E4.9,  r.  13.  {  B.  Job?  ot  Mier  I.  pp.  2.  T. 
3UW  f.  C,  D   Or  Gekr,  A&    >tokbolm    1747-       6.  f .  2. 

7V**/"  II.   p.    258    T.  20.  f.  5,6*  RoES. 

Inf.  III.  T»  98*  ^  1>  2,  4,  LEEüWENH,  -^nr,  142.  f,  I, 


de   Wa  ter-Vlootje  n.  477 


welke  Cofdaart  dus  getytcld  hadt.  Men  geeft  V.' 
'er  ook  ,  gemeenlyk  ,  den  naam  van  Waterluis-  ^xmu 
jes  aan.    Het  zyn  deeze,  die  zo  dikwils  voor-  Hoofd* 
komen  in  het  Water  van  onze  Regenbakken  ,  j^ttte** 
en  daarom  zeer  gereede  Vroorwerpen ,  ten 
dienste  van  het  Mikroskoop  uitleveren.  Leeu- 
v/enh-jEk  heeftze  Zg»  diertjes  genoemd,  wegens 
de  twee  Zaksvvys' aanhangende  Eijertrosjes,  die 
veelen  by  de  Staart  hebben.    Anderen  geeven 
'er,  om  die  zelfde  reden,  den  naam  van  Drui* 
Wndra&gëf  aan. 

Die  de  fterk  vergroote  Afbeeldingen  be- 
fchouwt,  welken  Roesil,  om  reden  der  Po- 
lypen,  die  aan  dezelven  fomtyds  zitten  >  aan'c 
licht  gegeven  heeft ;  moet  overtuigd  zyn  ,  dac 
de  laatsegemelde  naam  nog  wel  de  eigentfte  is. 
De  Heer  de  Geer  hadt  dergelyke  Tros-Poly* 
pen  ook  aan  deeze  Waterluisjes  waargenomen. 
De  Eijerzakjes  a^in  de  Staart ,  bovendien  ,  hebben 
een  zeer  Druiftrosagrige  vertooning.  Veelen 
van  deeze  kleine  Iniekten  in  een  Glas  met  hel. 
der  Water  hebbende,  ziet  menze die  Eijercros-  1 
fen  by  wylen  afvverpen.  Zy  fchynen  met  even 
zo  veel  regt  Een  Oogen  genoemd  te  mogen 
worden  als  de  Watervlooijen,  hoewel  hun  Oog 
uit  twee  Kegelagcige  deelen  is  famengefteld. 
By  B/*ker  vinat  men  ook  deeze  Diertjes  om- 
Itanuig  befchrecveu  ^*). 

C7)  > 

(*)  Nuttig  Gebruik  van  V  Mikroskoop,  Amft,  1755.  blads. 
$94» 

I.  Deel.  XIII,  Stuk* 


478    Beschryving  van 

V.  (7)  Watervloo  ,  die  de  Sprieten  als  uit  veele 
Lxxxm"  Haairtjes Jamengefield ,  en  een  tweekleppig 

Hoofd-  Schulp  je  beeft. 

STUK. 
VI I 

Concka*       Omftandig  wordt  dit  Diertje ,  dat  in  de  Vy  vers 
schulp-    en  Moerasfen  van  Sweeden  zig onthoudt,  door 
vioo.      LiNNiEus  befchreeven.        Deszelfs  Schulp y 
„  zegt  hy ,  grooterdan  een  Koolzaadje,  isEy- 
,,  rond  en  eenigermaate  langwerpig  ,  weder* 
„  zyds  gelyk  ,  van  vooren  bultig  en  weinig 
,,  ftomp:  zo  dat  het  een  volmaakt  Doubletje 
5,  is;  maar  in  de  Doubletten  heeft  de  opening 
l5  plaats  aan  de  dunnere  en  het  Scharnier  aaii 
de  bultigfte  of  dikfte  zyde,  waar  van  men 
„  het  tegendeel  in  deeze  waarneemt,  die,uic 
5,  het  W ater  gehaald  zynde ,  zig  volkomen  fluit. 

Dus  zou  menze  buiten  't  Water  voor  het 
„  Zaadje  van  een  Plant,  en  in  het  Water,  ter* 
wyl  zy  gaapt ,  voor  een  Doubletje  aanzien* 
3,  De  Schaal  is  Aschgraauw  en  vuil:  debewee- 
g"ing  V^US  ëelyk  die  der  overige  Water  vlooi- 
35  jen.  De  Schaal  doende  gaapen,  fteekt  zy 
5,  veele  Haairtjes  van  gelyke  langte ,  die  wit- 
5>  agtig  zyn,  tot  het  eene  end  van  de  gaaping 
5,  uit,  welker  beweeging  haar  vlug  door't  Wa- 
„  ter  voert  en  zy  rust  niet,  voor  dat  zy  een 
„  Slakhoorn  of  iets  Aardagtigs  gevonden  heeft, 
5,  waar  op  zy,  met  haare  makkers  5  gaarn  zitten 

9j  gaat, 


(ï)  Monocuhs  Antennis  capillaribus  multïpliclbus  ,  Tcsti 
bivalvi.  Faun.  Suec.  2050.  Geofpr.  Puris.  657*  N»  4* 


/ 

de  Wat  er«Vlooi  jen/  479 


„  gaat ,  loopende  met  de  Pootjes  op  dat  Lig-  v* 
„  haam  en  zig  daar  aan  hegtende*   Als  zy  rust  LXxxnu 
is  haar  geheele  Lyf  in  de  Schaal  verbor-  Hoofd- 

„  «TUK. 

gen  •  Schulpvis 

Zodanige  Diertjes  heb  ik,  voor  eenigentyd, 
in  het  brakke  Water  hier  om  de  Stad,  met  ver- 
wondering ,  waargenomen ,  en  twee  of  drie  van 
dezelven ,  in  een  fchoon  Bierglas ,  nederzetten- 
de in  myn  Tuinhuis,  ftond  ik  's  anderendaags 
verbaasd ,  dat  ik  'er  geen  meer  in  vond :  waar 
uit  ik  befloot ,  dat  zy  'er  moesten  uitgekroopen 
zyn.  Een  ander  Schulpdiertje  zal  het  zyn  ge- 
weest, waar  van  Baker  fpreekt(*};  doch  clat  van 
Ledermuller,  hebbende  eene  Niergelykende 
figuur ,  fchynt  meer  tot  deeze  Soort  te  behoo- 
ren  ,  dan  tot  die  der  getakte  Watervlooi- 

De  Liefhebbers  van  Waarneemingen  met  het 
Mikroskoop  wordt  door  Linjnjbus  thans  aanbe- 
volen, een  Diertje  naar  deeze  Schulpvlooijen 
gely kende,  maar  kleiner,  te  onderzoeken,  dat 
zig  eenzaam  onthoudt  binnen  de  doorfchynen- 
de  Blaasjes  van  het  Water-Duizendblad  met 
geele  Bloemen         (byna  in  alle)  met  eene 

van 

(*)  Nuttig  gebruik  van  't  Mikroskoop ,  bladz.  397. 

(t)  Animal  aquatique  a  Coque  011  Puceron  cn  forme  de 
Roignon.  Amus.  Microscope  Tom.  II.  p.  58.  Tab.  73. 

tl)  Utricularia  vulgaris.  Spie.  Plant.  L  p  26.  Millcfolium 
aquaticum  lcnticulatum.  Bauh.  Pin,  141.  't  Groeit  overvloe- 
dig in  Slooten  >  Vyvers  en  Waterdobben,  De  GORTER  Fk« 
ra  Belgtca.  Ultraj,  1767,  p.  7, 

L  Deel»  XIII*  Stuk* 


480    Beschryvïng  van 


V.  van  buiten  zigtbaare  beweeging:  zynde  den  n 

ixxxEFa  JunY  l76f}  door  zynEd.  Zoon  den  Heer  Linnó, 

Hoofd-  Hoo?;leeraar  in  de  Kruidkunde  te  Upfal ,  waar* 

stuk*  genomen  (*). 

r  VITI;  (8 )  Watervloó  9  met  eene  op  zyde  platte  Neet- 
tiu  Q$tóge  Schaal. 

Ncecjgti- 

£C'  In  Finland  is  deezeaanmerkelykgrooteSoorc 

van  Watervlooijen  door  den  HeerUooMAN  ont- 
dekt ;  wier  Schaal  de  grootte  van  een  Boon  of 
be  breedte  van  het  ui  ter  (te  Vingerlid  heeft ,  zyn- 
de zeer  iamengedrukt ,  met  een  fcherpen  rand 
én  doorfchynende. 


ix.        (9)  Watervloó  5  met  eene  Klootgelykeit Ie  Schaal, 
.  die  van  agteren  drietal 
een  kromme  Lip  beeft. 


Teiemus,  flfe  mn  agieren  drietandig  is  en  van  vooren 


Te  Algiers  heeft  de  Heer  Brander  dceze 
Soort  gevonden,  waarvan  Ltn'n^üs  de  Schulp 
alletn  gezien  hadt  >  hebbende  de  figuur  van 
Cicers.  Deeze  Schaal  was  byna  Kogelrond  ^ 
doorfchynende  en  van  agteren  drietandig ,  met 
den  middelden  Tand  fcherpst  :  zynde  de  on- 
der fte  zyde  van  de  Schaal  minder  bultig.  Van 
vooren  was  dezelve,  horizontaal  >  tot  over  't 

mid- 

(*)  Syfi.  Nat   Ed   X!L  p.  1059. 

(8j  Monoculus  Tcsta  compresïa  ,  Lcntiformi.  Faun»  Suec, 

(9 )  MokócuIus  Testa  fubglobola ,  postice  tridcntata  3  antke 
labio  firno,  Syst»  Nat,  X ,  XII, 


t>  E    W  A  T  E  R-V  L  O  O  I  J  E  tl.  $6* 


midden  gefpleeten.  Het  onderfte  deel  ,  voor-  V. 
waards  langer,  liep  in  een  omgekromde  ftompe^xoni 
Lip  uit:  het  bovenfte,  zonder  Lip,  was  vanHooFi* 
vooren  bultig  en  overdwars  geftreept.   Lin-  stux# 
Njfcus  ftelt  nog  twyfelagtig,  ofdezelvetotdit 
Geflagt  behoore. 


LXXXIV.  HOOFDSTUK. 


Befcbryving  van  H  Geflagt  der Pissébedden; 
het  welke ,  behalve  de  gewoone  Land-  en  Water- 
Pisfebedden ,  ook  veelen  ,  die  men  gemeenlyk  Zee- 
Luizen  noemt,  en  de  eigentlyke  Walvisch-Lui- 
zen  bevat è 

*\  Terfeheide  oneigen  benaamingen  heeft  men,  Naan*, 


*  van  ouds  tot  heden,  gegeven  aan  de  In- 
fekten,  die  tot  dit  Geflagt  behooren.  Want  de 
Griekfche  naam  Oniscus,  waar  mededeLatyn* 
fche  Afellus  overeenkomt,  moet  ,  buiten  twy- 
fel,  van  een  Ezel  worden  afgelei43  naar  welk 
Dier  zy  alleen  wegens  haaren  traagen  voort* 
gang  gelyken.  De  Duitfchers  noemen  de  ge* 
meene  Soort  Keiler  -  Efel om  dat  zy  meest 
voorkomen  in  Kelders,  of  op  andere  Vogtige 
beflooten  plaatfen.  De  Italiaanen  noemenze 
Porceletti ,  de  Franfchen  fomtyds  Porcelet  % 
en  de  Engelfchen  Sow>  't  welk  met  den  Neder- 
duitfchen  naam  vanMuurvarkens  ofZeugenürookt. 
i.  deejl,  xiii»  stuk,  H  h  Ge< 


482    Beschaving  van 

V.    Gemeener  is  die  van  Pissebedden,  welke  van 
txwv'  haare  eigenfchappen  in  de  Geneeskunde  moet 
Hoofd-  afgeleid  worden.   De  naam  van  Millepeda  ,  by 
STUK#     welken  zy  nogthans  in  de  Winkelen  bekend  zyn, 
heeft ,  om  dat  het  getal  van  haare  Pooten  op 
ver  naa  geen  honderd,  'k  laat  ftaan  duizend 
is  3  de  allerminfte  eigenfchap. 
Kenmer-      De  Kenmerken,  die  tot  onderfcheiding  van 
ken'       deeze  Mekten  dienen  ,  zyn  eenvoudig,  Zy 
hebben  een  langwerpig  rond  of  ovaal  Lighaam: 
de  Sprieten  zyn  Borstelagtig  en  het  getal  der 
Pooten  veertien, 
soorten.      jn  d\t  Geflagt  zyn  vyftien  Soorten  befchree- 
ven  ,  waar  van  de  meesten  zig  in  de  Zee  ont- 
houden, 

i.  ( i )  Pi s febed ,  die  het  Lyf  van  onderen  met  twee 
A£zq.'  Blaadjes  bedekt  heeft  en  de  Staart  half 

Brems-  ovaal 

Rondeletius  maakt  gewag  van  een  Zeedier- 
tje ,  dat  uit  overeenkomst  met  de  Bremfen, 
door  welken  de  Paarden  en  Runders  zo  gewel- 
dig geplaagd  worden ,  den  naam  voert  van  Afir 
lus  marinus  of  Zee -Brems.  Deeze  overeen- 
komst, zegt  hy  ,  beftaat  niet  in  de  gedaante  , 

noch 


(i)  Onheus  Abdomine  foliis  duobus  obte&o  ,  Semi-ovali. 
Muf.  Ad.  Frid.  I.  p.  88.  Faun.  Suec.  io$i.  Syjï.  Nat.  X, 
Gen.  «14 1*  XII.  Gen.  272.  Gron.  Zoopb.  997»  Afilus  fivcOes- 
trum.  Bell 4  Aqutt.  443.  Pediculus  marinus.  Rond.  Pisc 


de  Pissebedden.  483 


noch  in  't  geluid,  maar  in  eendergelyke  eigen-  v. 
fchap.   De  Tonynen ,  Dolphynen  en  Zwaard-  fxxxfv!* 
visfchen,  naamelyk,  worden  zo  geweldig  van  Hoofd* 
dit  Diertje  aangerand  of  geftoken  ,  dat  deeze  %^^mK 
Visfchen  fomwylen  uit  de  Zee  in  't  Schip  of 
op  den  Oever  fpringcn. 

Het  is  een  klein  Diertje  ,  dat  door  Aristo» 
teles  befchreeven  wordt ,  als  de  gedaante  wel 
van  een  Scorpioen ,  doch  de  grootte  flegts  van 
een  Spinnekop  hebbende.  In  plaats  van  Bek 
hadt  het  een  Buisje,  dat  lang  was  naar  het  Lyf 
te  rekenen,  en  wederzyds  twee  Armen,  diezig 
naar  den  Bek  boogen ;  dan  volgde  het  Agterlyf 
met  Infnydingen ,  waar  zes  Pooten  aan  gehecht 
waren ;  twee  aan  't  end  dikst  en  langst ;  de  twee 
volgende  op  zyde  kleiner,  en  de  twee  voorlyk- 
ften  allerkleinst»  Gelyk  de  Polypen  met  haare 
Napjes,  zo  kleefde  dit  Diertje,  met  zynBek, 
aan  het  zagtfte  en  vetfte  deel  der  Visfchen , 
onder  de  Vinnen  ,  zo  vast ,  dat  men  het  'er  niet 
zonder  breeken  kon  aftrekken ,  en  het  zoog  'er 
zo  lang  Bloed  uit ,  gelykerwys  de  Bloedzui- 
gers ,•  tot  dat  het  door  volgezoopenheid  afviel 
en  fticrf 

De  Heer  Gronovius  tot  deeze  Soort  een 
Diertje  betrekkende,  dat  in  de  Noordzee  ge  von- 
den ,  en  hem  door  den  Heer  Pennant  gefchon- 
ken  was ;  merkt  aan,  „dat  hetzelve  den  Kop 
3,  klein,  driehoekig,  met  een  ronde  tip,  van 
3,  boven  verheven  rond;  de  Sprieten  Elsvor- 
3,  mig  ,  met  Leedjes,  wederzyds  twee, en wei- 

I.  Deejl.  XIII.  Stuk*  H  h  2  mg 


484     BlSÖHR.TVIHO  VAD 


V,    „  nig  langer  heeft  dan  den  Kop:  deOogen  zeer 

Lxxxfv"  »  groot  enKlootrond,aan  de  bovenfte  randen  van 
Hoofd-  „  den  Kop  geplaatst >  Het  Borstftuk  is  ovaal, 
êlfam.  U  vaD  boven  verhevenrond,  effen  en  glad,be- 
,i  ftaande  uit  zeven  beweeglyke  Leden  ,  die 
y>  de  zeven  paar  Pooten  dekken;  zynde  de  Buik 
5,  wederzyds,  tusfchen  de  Pooten ,  gedekt  met 
33  twee  zeer  dunne  Vliesagtige  Blaadjes  ,  die 
»  als  Klapvliesjes  beweeglyk  zyn  en  in  yt  mid- 
J3  den  op  elkander  leggen.  Onder  deeze  Klep- 
„  jes  zitten  (zegt  zYn  Ed.)  de  Eytjes  verho- 
„  len  De  Pooten  zyn  zeer  kort ,  totloo- 

pen ,  niet  tot  zwemmen ,  gefchikt ,  de  drie 
yy  voorfte  paaren  voorwaards ,  de  overigen  ag- 
3,  ter»  en  nederwaards  ukgeftrekt ,  wordende 
„  naar  agteren  langs  hoe  langer.    De  Staart, 
een  weinig  fmaller  dan  het  Borst  (1  uk,  beftaat 
uit  zes  Leedjes,  waar  van  de  vyf  voorften 
fmalst  zyn  en  naar  agteren  Halfmaanswyze; 
5,  het  laatfte  ovaal ,  vlak  met  een  Hompen 
5,  rand,  van  onderen  wederzyds  voorzien  met 
,,  zeven  ovaale  Vliezige  blaadjes,  diemisfchien 
„  de  Zwempooten  zouden  kunnen  zyn.  Aan 
„  ieder  zyde  van  het  uiterfte  Leedje  der  Staart 
3,  is  een  Zeisfensvvyze  Poot  gehecht,  die  zig 
3,  waterpas  kan  beweegen.   De  Kleur  van  het 

»  ge- 


(*)  DeHeertiNNiEüS,  ondertusfchen , verzekert  van  deeze 
Soort  alleen  ,  dat  dezelve  Jong  werpende  zy,  Habitttt  in  Oces- 
tn3  viviparus.  Syfi.  Nat.  XII.  p,  1059» 


de  Pissebedden. 


48  y 


„  geheele  Infekt  is  geelagtig'  (*).  v* 

Afdeeu 

LXXXIV* 

CO  Pisfebed,  die  bet  Jgterlyf  met  zes  Blaad-  Hoofd- 

STUK* 

jes  gedekt  en  de  Staart  Jlomp  beeft.  n. 

Oefirum . 
Zee  Hor- 
Het  Korstagtig  Diertje  ,  van  Ma r  cg  r  a  a f  feu 

in  Brafil  gevonden  ,  hier  aangehaald ,  wordt 
door  den  Heer  Gronovius  als  gelykfoortig  aan- 
gemerkt (f)  met  dat  Diertje  >  \  welk  in  de 
Verzameling  van  Lagerstroem  befchreeven 
is  (40  a  hebbende  het  Lyf  byna  ovaal ,  bruin- 
agtig  paarschblaauw  en  zeer  glad  ,  gedekt  met 
twaalf  Segmenten  ^  waar  van  het  eerste  en  laat* 
fte  naar  het  vierde  deel  van  een  Kloot  gelykt : 
den  Kop  ftornp,  bruin  ,  befprengd  met  uitge- 
holde Stippen ,  de  Sprieten  als  Draaden ,  dik- 
agtig  3  uit  zes  Klootagtige  Leedjes  beftaande; 
aan  beide  zyden  twintig  Pooten,  die  famenge- 
drukt  zyn,  en  ieder  gewapend  met  een  krom 

Klaauw- 


(*)  ZoopbyL  Gron*  Fase,  !ï.  p.  233.  N«  997. 

(2)  Onheus  Abdomine  foliis  fex  obteólo  ,  Cauda  retufa» 
Muf.  Reg.  89.  Faun.  Susc,  2053.  Animalculum  cruftaceam; 
MARCGR.  Bra/l  155.  f.  5)4.  STRoEM»  Sondm*  IÓ5.  N.  2» 
T.  1.  f.  2,  3. 

(f )  Omsctis  Cauda  fubrorunciS  integra  ,  Pedibus  utiHique 
vigintï.  Zoopb.  Grcn.  N.  995.  Cruftaccum  Ammalculuiiï» 
Marcgr.  BraC  Libr.  IV.  -Cap.  8.  p.  155.  julus  ovalïs  Fedi* 
bus  utrinque  virinti.  ODHEL.  Chin.  Lager flrom%  $.  Zé  f.  4* 
Fisfce  -  Biörn  ,  Wasferwanze  ,  Wasfeilaus.  PontoFP.  Norv 
Tom,  TL  p  94. 

(I)  Chir.enfia  Lagtrfiromlana.  Amosn*  Ac  ad.  IV.  p«  2$$*  T* 
3,  f.  4- 

Ia  Deel,  XIII,  Stuk»  Hb  3 


486      Beschryvinc  van 

v*  Klaauwtje ,  hebbende  een  regtopftaande  Doorn 
Afdeel. 

rxxxrv.  van  agteren* 
HoofD- 

gTU\u  C3)  Pisfebed  ,  die  het  Jgterlyf  van  onderen 
Pfora.  bloot  3  de  Staart  half  ovaal  en  fcberp  heeft. 

Zee- 

't  Getal  der  Pooten ,  alleen ,  wyst  genoegzaam 
aan  ,  dat  de  gedagte  Chineefche  niet  een  zelfde 
Soort  kan  zyn,  als  die  Noorfche,  waar  van  de 
Heer  Pontoppidans  de  afbeelding  en  befchry- 
ving  geeft  ,  onder  den  naam  van  Water  Wants 
of  Water  -  Luis  >  welke  de  gemeene  Man  in 
Noorwegen  Fiske»  Bioern  heet,    „  Dit  ,  zegt 
hy ,  is  een  fchadelyk  Zee  -  Infekt  ,  met  eene 
f,  wkagtige  en  glanzige  Hoomfchaal,  in  twaalf 
3,  Ringen  verdeeld  ,en  hebbende  aan  de  onderfte 
„  of  platte  zyde  twaalf  Pooten.    De  groot- 
3,  ften  van  deeze  Soort,  die  ik  gezien  en  afte* 
kenen  laaten  heb ,  zyn  zo  lang  als  het  Lid 
van  een  Vinger ,  maar  dekleinften  geen  vier - 
5,  de  deel  zo  groot  en  ook  in  Kleur  zeer  wei- 
5,  nig  gelykende  naar  de  eerstgemelden.  Dit 
„  Ongediert  plaagt  verfcheide  Visfchen,  doch 
3,  allermeest  de  Kabbeljaauwen,  die  men  Dorscb 
noemt.  Als  deeze  Visch  aan  den  Angel  hangt^ 
„  en  zig  niet  met  zwemmen  of  affpoelen  kan 
3,  redden,  zo  zuigt  deeze  Water- Wants  hem 
3,  het  Sap  en  Vet  zodanig  uit  het  Lyf ,  dat  hy 

„  ver- 


te) Onifcus,  Abdomine  fubtus  nudo  ,  Cauda  femi-ovali 
acuti.  Faun.  Suec.  2054, 


be  Pissebedden.  487 


3,  vervolgens  in  't  geheel  niet  deugt ,  om  tot  v- 

3,  Spyze  te  gebruiken.   Deeze  Water- Wants  lxx^v!'' 

3,  en  andere  Infekten  jaagen  veele  Visfchen  uit  Hoofd- 

3,  de  Zee  voort,  datzy,  volgens  de  wyze  in-^UK# 

3,  zigten  van  den  Schepper,  het  Strand  moe-  ^«"* 

,3  ten  zoeken.   Inzonderheid  gefchiedt  dit  met 

3,  den  Zalm,  een  Visch  die  moeielyk  te  van- 

33  gen  zoude  zyn,  indien  niet  een  menigte  van 

3,  groene  of  blaauwagtige  platte  Luizen,  veel 

3,  gelykende  naar  Weegluizen  of  Wantfen, 

3,  zig  in  zyne  Vinoen  zette  en  hem  plaagde* 

„  Hier  door  wordt  hy  gedwongen ,  om  de  Stroo. 

33  men  en  inzonderheid  de  Watervallen  op  te 

33  zoeken  ,  om  zig  af  te  fpoelen,  en  dus  raakt 

^,  hy  in  handen  derMenfchen,  tot  groot  voor* 

5,  deel  van  dezelven". 

Gelyk  de  twee  voorgaande  Soorten  in  de 
Oceaan  in  't  algemeen  huisvesten,  zo  is  deeze, 
in  't  byzonder ,  in  de  Zee  van  Noorwegen  door 
Solander  waargenomen  en  dus  befchreeven. 
In  grootte  was  dezelve  van  de  anderen  weinig 
verfchillende.  Het  Borstftuk  beftondt  uit  ze- 
ven egaale  afdeelingen;  de  Staart  uit  vyf  die 
fmaller  waren,  behalve  het  laatite,  dat  van  fi- 
guur half  ovaal  was,  maar  fpits.  De  Sprieten 
maakten  een  vierde  uit  van  de  geheele  langte 
des  Infekts:  Pooten  hadt  het  veertien,  waar 
van  de  zes  voorlykften  ,  voorwaards  gekeerd 
en  ieder  met  een  kromme  Klaauw  voorzien  wa- 
ren ,  met  een  Boogswys'  Leedje  gehecht  zynde 
aan  het  Lighaam.  De  Buik  was  bloot:  de  Staart 
I.  Deel,  xili»  Stuk.  Hll  4  ge- 


483    Beschryving  van 


V.    gedekt  met  fmalle  niet  overfteekende  Blaadjes, 
zxxxïv'  De  Eijerftok  wordt  (zegt  hy)  van  deNooren, 
Hoofd-  uitwendig  ,  als  een  byzonder  daar  toe  dienstig 
STÜK'     middel ,  tegen  de  Schurft  gebruikt, 
tóbei-       Deeze  befchryving  komt  zo  volmaakt  over* 
SsWS#    een ,  als  de  afbeelding  van  PoNTOPPiDANs,met 
die  in^elaen  >  welke  Èfe  onlangs  gekogt  heb  on* 
der  den  naam  van  Kabbeljaauws- Luizen  ,  en 
naar  een  van  welken  de  Afbeelding  in  Ffg.  69 
op  Plaat  CVI. ,  byna  een  derde  in  langte  en 
breedte  vergroot  zynde,  gemaakt  is;  dat  ik 'er 
naauwlyks  iets  heb  by  te  voegen.  Alleen  merk 
ik  aan ,  dat  de  Ringen  wel  glanzig  wit  zyn , 
doch  met  geele  randjes,  de  middelften  bruiqt 
geplekt,  en  de  Oogen  zeer  groot,  van  Kleur 
paarschagtig  bruin.   Op  dezelven  kan  men  een 
zeer  fraaije  Netswyze  verdeeling,  gelykin  die 
der  Infekten  in  k  algemeen  ,  waarneemen.  Ook 
onderfcheiden  de  Pootenzig  zeer  duidelyk,  daar 
in,  dat  de  zes  voorften  tot  vasthouden  en  krab- 
ben ,  de  agt  middelften  tot  loopen  ,  en  de  twee 
agterften  tot  roeijen  of  zwemmen  gefchikc 
zyn. 

V7;  (4)  Pisfebed,  die  bet  Lyf  van  onderen  bloot,  de 
ftUizi^c.  Staart  ovaal  heeft. 

In  de  Oceaan  onthoudt  zig  deeze,  wier  Lig- 
haam,  behalve  den  Kop  en  de  uiterfte  Staart- 
punt, 

(4)  Oniscus  Abdomine  fubtus  nudo,  Cauda  ovatl  Syfi. 
Nat.  XII. 


de  Pissebedden,  489 


punt ,  ook  beftaat  uit  zeven  Ringen  van  het  V. 
Borstftuk  en  vyf  aan  't  Staart- end ;  hebbende,  ^xx^T 
wederzyds ,  twee  korte  Sprieten.    Het  Blaad-  Hoofd- 
je ,  waar  mede  de  Staart  eindigt ,  is  gantsch  STUK* 
ovaal,  en  heeft  wederzyds  tweebladige  Steel- 
tjes, wier  Blaadjes,  van  Lancetswyze  figuur 
en  ftomp  ',  korter  zyn  dan  de  Staart  ,  welker 
Leedjes  van  onderen  met  een  groot  getal  Blaas- 
jes, zo  lang  als  de  Staart ,  bedekt  zyp.  Zie 
daar  de  reden  van  den  bynaam. 

(5)  Pisfebed,  met  het  Lyf  van  onderen  bloot ,  ^  v- 
de  Staart  Elswrmig,  Puntige. 

Aanmerkelyk  fmaller  is  het  Lighaam  in  deeze 
Soort,  welke  van  de  Sweeden  Syrmasrm  van 
de  Ingezetenen  van  Ooster-  Bothnie  Grunds- 
körfova  geheten  wordt.  Zy  onthoudt  zig  me- 
nigvuldig in  de  Oostzee,  by  de  Haringen.  De 
grootte  is  als  die  van  het  uiterfte  Duimlid, 
zynde  van  boven  verhevenrond  ,  van  onderen 
plat ,  aan  de  kanten  fcherp  gerand  ,  en  het  Kop- 
fchild  overal  ingefneeden.  De  Voorpooten  zyn 
wederzyds  drie  in  getal ,  klein  en  glad;  de  Ag- 
terpooten  wederzyds  vier,  grooter  en  met  Haair- 
tjes.     Twee  paar  Sprieten  heeft  zy  op  den 

Kop, 

(s)  Onheus  Abdomine  fubtus  nudo,  Cauda  fubulata.  Faun. 
Suec.  2055.  Afellus  marinus  Cornubienfis  alius.  Raj.  In/.  43* 
Pet*  Gaz,  T.   1,  f.  4.   öRQN.  Zoopb,  992»  XJASTER  Uit- 
fpann.  U.  p.  143.  t*  13.  f*  2.  Entomon pyramidaie,  Klein* 
38*  f,  1 ,  2. 

I,  deel  xill.  Stuk*  H  h  5 


Beschryving  van 


V.     Kop.  Het  Lyf  beftaat  uit  zeven  Verdeelingen, 
txxnv.'  behalve  den  Kop  en  Staart.     De  Staart ,  die 
Hoofd-  zo  lang  is  als  de  twee  derden  van  het  Lyf,  is 
stuk.     onverdeeld  en  rondagtig  ,  driehoekig,  van  on- 
deren bekleed  met  twee  verhevenronde  even- 
wydige  Straalen.   Het  geheele  Dier  is  wit,  de 
Oogen  uitgezonderd. 

De  aangehaalde  Zee- Pisfebed  van  Ray,  aan 
de  Kust  van  Cornwall  gevonden,  was  vyf vier- 
den Duims  lang,  met  Sprieten  van  een  Duim 3 
die  in  vyf  Leedjes  verdeeld  en  dun  waren ;  de 
Oogen  klein  en  zwart :  het  Lyf  uit  zeven  Rin- 
gen, behalve  Kop  en  Staart,  beftaande.  De 
Staart  was  langen  hol,  als  zynde  wederzyds  ge- 
flooten,  doch  in  't  midden  een  Spleetje  hebbende. 
Aan  't  end  der  Pooten,  die  dezelven  de  agter- 
ften  langst  hadt,  waren  kleine  Klaauwtjes. 

Noch  de  Elsvormigheid  van  de  Staart,  noch 
de  Pieramidaale  figuur  van  't  Lighaam ,  is  blyk- 
baar  in  dat  Diertje  uit  de  Noordzee,  't  welk 
door  Doktor  Baster  is  afgebeeld  en  befchree- 
ven  ;  hoewel  hetzelve  in  langte  der  Sprieten 
veel  overeenkomst  met  den  Zee -Pisfebed  van 
Ray  en  met  den  Water -Pisfebed  van  Ba- 
ker (*)  heeft,  wier  agterlte  Pooten  inderdaad 
de  langden  zyn ,  en  die,  bovendien,  aan  de 
Staart  wederzyds  byhangzels  heeft ,  't  welk 
voorheen  als  een  Kenmerk  vandeeze  Soort  was 

op- 

(*)  Nuttig  Gebr.  van  't  Mikrosfodj,.  bladz.  360.  Pi,.  XiV% 
f.  1  •  3* 


de  Pissebedden.  491 


opgegeven  (*)  Gronovius  fchryfc  'er  veertien  v« 
rj  u  u  Afdeel. 

Zwempooten  aan  toe.  lxxxiv. 

HoOFD- 

(6)  Pisfebed,  die  ovaal  is  met  duidelyke  ver-  ST^* 
deelingen;  de  Pooten  van  het  derde  en  vier*  Ceti. 
de  Paar  egaal  van  breedte  yfmal  en  Jtomp.  Ia^fewaT# 

visch  Luis. 

Delnfekten,  op  onze  Plaat  CVI,  in  F%  4^  cvu 
en  5  ,  afgebeeld  ,  zyn  voor  eigentlyke  Wal- 
vischluizen  uit  Groenland  gebragt  ,  en  komen 
overeen  met  de  befchryving,  welke  Linn^eus 
geeft  van  deeze  Soort ,  zeggende ,  dat  die  het 
Lyf  ovaal  of  Eyrond  heeft,  beftaande  uit  zeven 
onderfcheidelyke  Leedjes  ,  waar  van  de  Kop 
het  kleinfte  is:  dat  de  Pooten  van  het  eerfte, 
tweede,  vyfde,  zesde  en  zevende  Paar,  dikke 
Schaaren  hebben,  die uitloopen in  een  beweeg* 
lyke  fcherpe  Klaauw  ;  doch ,  dat  die  van  het 
derde  en  vierde  Paar  Draadagtig  en  ftomp  zyn. 
Het  eerfte  Paar  is  onder  het  Lyf  geplaatst.  De 
Verdeelingen  zyn  meer  van  elkander  afgezon- 
derd, dan  in  de  overige  Soorten. 

De  Heer  Pallas  begreep  niet,  om  wat  re- 
den Doktor  BASTERden  Sweedfchen  Ridder  be- 
rispte ,  van  de  Walvischluis  van  Martens  on- 
der de  Pisfebedden  geplaatst  te  hebben  (f) ;  doch 

thans 

« 

(*)  Oniscus  Caudi  fubulata  ,  utrinque  appendicula^ .  Faun* 
Suec.  Ed.  I.  NT.  1255» 

(6)  Onheus  ovalis ,  Segmentis  distindis,  Pedihus  tertii  quar* 
tique  paris  linearibus  ovaticis.  Muf.  Ad  Frid.  I.  p.  89,  Faun. 
Suec.  2056. 

(|J  Non  intelligo,  cur  Cel.  BASTERUS  Linnxurn  reprehen- 
L  Deel.  XIII.  Stuk»  dat  * 


492    Beschryving  van 

V.     thans  wordt  door  Linnjeus  zelf  die  berisping , 
lxxxjv.'  z°  zy  dus  genoemd  mag  worden  9  gebillykt  , 
Hoofd-  doordien  hy  die  Walvisch-Luis  van  Martens 
ivaivhzh*  van  ^e  Pisfebedden  afgefcheiden ,  en  gevoegd 
Luis>       heeft  onder  de  gelyknaamigen  van  het  Diertje , 
op  onze  Honderdfte  Plaat  afgebeeld ,  't  welk 
niaaragt  Pooten  heeft     De  Heer  B aster  ,  die 
zig  meest  ophoudt  met  het  onderzoek  van  in» 
landfche  Schepzelen  ,  fchynt  de  regte  Groen- 
landfe  Walvischluizen  niet  gekend  te  hebben, 
welke  in  't  Werk  van  Seba  taamelyk  wel  zyn 
afgebeeld  (*).    Die  van  onze  Plaat  zyn  ,  in 
langte  en  breedte  >  ruim  driemaal  zo  groot  als 
natuurlyk  gemaakt  5  en  geelagtig  wit  van  Kleur, 
doch  de  fmalle  Pootjes  zwart.     Die  andere 
Diertjes ,  wrelken  de  Heer  Gronovius  Polygo- 
mpus  en  Brunnjche  Pycnogonum  tytelt  >  zyn 
roodagtig  vaal    Wy  hebben  'ex  Fig.  5  ,  vaa 
deonderzyde,  bygevoegd;  om  een  groote  Blaas 
te  vertoonen  ,  die  fommigen  van  deeze  Infek- 
ten  voor  aan  den  Buik  voeren ,  komende  hier 
in  met  de  Water  -  Pislebed  van  Baker  overeen. 
Mooglyk  zullen  zy ,  in  dezelve  5  haare  Eijertjes 
of  Jongen  draagen.  Dat  die  zwarte  fmalle  Poo- 
tjes haar  tot  Riemen  dienen  ,  om  eenigermaate 
te  kunnen  zwemmen ,  is  niet  onwaarfchynlyk. 
Zy  zyn  zeer  duidelyk  voorzien  met  Sprieten  of 

Hoorn- 


aar ,  Pediculum  Ceti  Martcnfianum  Oniscis  adnumeranteuu 
(*)  Zie  aangaande  dit  alles  hier  voqï  ,  blacU.  17 U 


be  Pissebeddes?.  493 


Hoorntjes  en  hebben  voor,  op  den  Kop,  twee  V, 
kleine  gladde  Oogjes.  lxxmvT 

Hoofd- 

(7)  Pisfebed,  die  bal  f  Rolrond  is .  met  de  Staart 

vir# ' 

langwerpig  ovaal  en  onverdeeld.  Markus. 

Zee -Luis. 

Deeze ,  in  de  Zee  van  West-Gothland  door 
LlNN^Eus  waargenomen ,  hadt,  gelyk  de  overige 
Zee -Luizen  3  zeven  Pooten  aan  ieder  zyde, 
doch  onderfcheidde  zig  door  de  fmalle  figuur 
des  Lighaams  en  door  de  kleinte ,  als  niet  veel 
grooter  zynde  dan  een  Luis.  De  Staart  beftondt 
uit  een  enkel  langwerpig  ftuk ,  zonder  Pooten. 
Die  van  Gronovius  ,  welke  aan  hem  door 
Doktor  Baster  van  Zierikzee  gezonden  was, 
in  Geftalte  veel  gelykende,  hadt  de  langte  van 
een  half  Duim. 

De  Zeeluis  van  Bellonius  en  Gesnerus,  vindt 
men,  in  't  Werk  van  Ray(*},  aldus  befchres- 
ven.  Zy  is  witagtig  van  Kleur ,  een  Duim 
„  lang  en  een  vierde  Duims  breed.  De  Kop  is 
„  rond  en  wederzyds  onder  't  Schild  vertoo- 
„  nen  zig  kleine  Oogjes.    Het  geheele  Lyf  is 

van  de  zelfde  breedte  ,  in  twaalf  Ringen  ge- 
3,  fmaldeeld  zynde.  Aan  de  zeven  breedfte 
„  Ringen  zyn  gehecht  even  zo  veel  paar  Poo* 
„  ten.  De  vyf  fmalften  zyn  een  plaatsvulling 

„  van 

(7)  Onheus  femicylindricus ,  Caudt  ovato  -  oblong  £  integrJ* 
Faun.  Suec.  2057.  lu  Westgoth.  190.  GRQN.  Zooph.  996.  T« 
17.      3  ? 

(*)  Hifi.  Inf.  Lond.  1710.  pag,  44, 

l4  DEEL.  XIII.  STUK» 


494      BESCHR  Y  VING  VAN 


V. 

Afdeel 

LXXXIV. 

Hoofd- 
stuk. 

Zet -Lui 5, 


van  de  Staart  in  de  Kreeften  en  dergelyken. 
Van  onderen  hebben  zy  breede  byhangzels , 
aan  welken  waarfchynlyk  de  Eijertjcs  klee- 
ven  Voorby  alle  de  Ringen  fchiet  een  groot 
Blaadje,  dat  op  de  zyden  beweeglyke  by- 
hangzels  heeft ,  die  tweepuntig  zyn ,  en  ee- 
nigermaate  naar  Kreeftfchaaren  gelyken.  De 
Pooten  zyn  met  ronde  Klaauwen  gewapend 
en  de  Ringen  op  zyde  gedoomd.  Van  de 
Klaauwen  zyn  de  drie  voorften  ,  weder- 
zyds  ,  naar  onderen;  de  drie  agterften  naar 
boven  gekeerd,  en  de  middelde  regt  voor- 
waards.  De  Kleur  van  het  Dier  is,  in  't le. 
ven,  een  weinig  roodagtig  bruin*  Zy  hech- 
ten zig  aan  de  Visfchen,  inzonderheid  aan 
de  Barbeelen,  omtrent  de  Kieuwen  en  aan  de 
Borst,  daar  geene  Schubben  zyn"  De  fi- 
guur des  Lighaams  onder fcheidt  deeze  van  dc 
drie  Soorten  van  dit  Geflagt. 


vin.  (8)  Pisfebed,  die  half  Rolrond  is  >  met  twee 
jBkauda*  Staarten  zo  lang  als  't  Lyf. 


lus. 
Twee- 
ftaart» 


Aan  de  Oevers  van  Noorwegen,  in  de  Zee, 
was  deeze  gevonden. 


IX. 

Smalle» 


(9)  Pisfebed,  die  de  Staart  viertandig  heeft. 


In 


(8)  Onheus  femi  *  Cylindricus,  Caudis  duabus  longimdine 
Corporis-  Faun*  Suec4  2062. 

(9)  Oniscus  Cauda  quadridentata.  Amizn.  Acud.  VI.  p.  415, 


de  Pissebedden.  495 


In  dc  Oceaan ,  by  Suriname ,  heeft  men  dee-  y» 
ze  Zee  -  Pisfebed  waargenomen  5  die  fmal  en  Afdeel^ 

LXXXIV 

egaal  van  breedte ,  wedcrzyds  als  getand  zyn-n00FDJ 
de 3  een  Duim  lang,  met  dé  Sprieten  zo  lang  stuk. 
als  't  Lyf ;  de  Staart  langer  en  met  twee  Tan- 
den uitgerand  ,  daar  zydelings  Blaadjes  aange- 
groeid zyn  ,  het  welk   dezelve  viertandig 
maakt* 

Ci     Pisfebed  *  die  geel  is  met  bruine  Strie-  x. 
men.  Scc^e' 

'  "  •  rum. 

Klipplge. 

By  de  voorgaande  Zee  -  Luis  werdt ,  in  de 
Zee  van  Westgothland ,  ook  deeze  gevonden, 
wier  Kop  wel  eens  zo  groot  was  als  het  gehee- 
le  Lyf  der  andere.  Zy  hadt  de  Sprieten  half 
zo  lang  als  het  Lyf,  en  de  Staart  ftomp. 

Ci O  Pisfebed  ,  die  Lancetvormig  is  9  met  de  xr. 

Staart  rondy  en  aan  dezelve  Vorkagtige  4ater-pu- 
punten.  febe& 

Deeze  moet,  in  Geftalce  ,  eenigermaatenaar 
de  Vyfde  Soort ,  die  ik  de  Puntige  genoemd  * 

heb, 

(10)  Onheus  luteus,  ftrigis  fuseis.  Faun*  Suec.  2060.  It9 
West^oth.  190.  STROEM.  Sondm.  166.  N.  3. 

(ir)  Oniscus  lanceolatus  ,  Cauda  rotundata  %  ftylis  bifur- 
cis.  Faun.  Suec.  2061.  Afellus  aquaticus  Gesncri.  RAJ.  Inf* 
43.  Afellus  aquaticus.  Frisch.  Inf.  X.T,  5.  Afellus*  Geoffr* 
fdris.  672.  T.  XXII.  Fig,  a.  SCHEEF.  Elem.  T.  22.  Confen 
Entomon  Hieroglyphicum ,  Klein.  Dut,  f.  5  »  f*ö  maxi* 
mum. 

&  DEEL.  XIII.  STUK. 


49ö    Bbschryvinc  van 

V.  heb,  gelyken,  waar  van  zy  door  de  Staart  ver- 
txxxiv^  fchilt.  Haar  woonplaats  is,  gelyk  die  der  Wa« 
^kD-  ter"Pis^e!3ed  van  Baker,  in  de  zoete  Wate- 
ren, die  zuiver  zyn.  Men  vindtze  in  zagtvlie- 
tende  Beekjes ,  aan  de  Wortels  der  Waterplan- 
ten ,  zegt  Frisch  ,  zynde  van  boven  bruin  t 
met  witagtige  Vlakken  gemarmerd  en  van  on- 
deren wit.  Die,  welke  Geoffroy  de  Zoet- 
water Pisfebed  noemt,  was  Aschgraauw  van 
Kleur  en  taamelyk  glad ;  in  figuur  des  Lighaams 
weinig  van  de  Aard  -  Pisfebedden  verfchil- 
lende. 

xir.       (12)  Pisfebed,  die  ovaal  is>  met  een  dubbelde 

fïceafcicus.  0 

Xee-Pisfe-  blaart,  wier  Punten  gevorkt  zyn. 

bed. 

De  lighaamsgeftalte  van  deeze  Soort  kómt, 
zo  de  Heer  Gronovius  aanmerkt ,  volkomen 
overeen  met  die  der  ge woone  Pisfebedden ,  doch, 
behalve  de  verfchillende  Staartpunten,  merkc 
zyn  Ed.  ook  aan,  dat  deeze  Zee  -  Pisfebed  we- 
derzyds  zes  Zwempooten  heeft.  Hier  uit  zou 
men  denken  ,  dat  dit  de  eenigfte  Pooten  waren 
van  het  Dier  ,  dewyl  hy  geen  gewag  maakt  van 
de  veertien  Looppooten ,  welke  in  de  Afbeel- 
ding van  den  Heer  Baster  zo  blykbaar  zyn. 

Het 

(li)  Onheus  ovalis,  Caudabifida,  Stylis  bifidis.  Syft.  Natj 

XII.  Oniscus  Stylis  Caudae  utrinque  biijis.  Stroem.  Sondm. 
2.02.  T.   U  f  14,  iS.  GASTER.   Uiifpann,  ï%  D.  p.  160  t 

XIII.  f.  4.  Oniscus  Corpore  laco,  Pedibus  «atatoriis,  Caudi 
utraque  bifeta.  Ati  Heh.  V.  p.  371.  T.  5.  f,  463.  GRq», 
'éooph*  994*  T.  17.  U  s4 


de  Pissebedden,  49? 


Het  onthoudt  zig  niet  alleen  aan  de  Zeeuwfche  V.' 
Stranden  3  maar  ook  in  andere  deelen  van  den  LXxxiv. 


13)  Pisfebed,  dié  ovaal  is,  met  de  Staart Jlomp  mi> 

*J S  *  *  A  c  firn:  L1 1 


Dewyl  de  Heer  Baster  fchryft,  dat  de  hier 
uit  zyn  Werk  aangehaalde  Soort,  behalve  de 
veertien  Looppooten ,  van  agteren  ook  Zwem» 
voeten  heeft,  als  twee  platte  dunne  Stukkenhet 
onderfte  des  Buiks  bedekkende ,  zo  heeft  men 
zig  verbeeld,  dat  dit  de  eerfte  Soort  van  Lin- 
n^eus  konde  zyn,  niet  daar  op  lettende  ,  dat 
zyn  Ed  zegt :  uit  elk  der  vyf  onderfte  Infnydingen 
komen  twee  platte  dunne  Stukken  voort  :  zo 
dat  dus  het  getal  der  Zwempooten  of  der  ge- 
dagte  Blaadjes,  in  deeze  Zee-Pisfebedden,die 
zyn  Ed.  aan  de  Paaleh  van  het  Zierikzeefche 
Hoofd  en  tusfchen  het  Zee  -  Wier  vondt  ,  niet 
twee  maar  tien  was.  Dus  zien  wy  dan  ook , 
dat  zy  grootelyks  van  de  Luizen  der  Visfchen* 
*t  welk  onze  eerfte  Soorten  zyn  ,  verfehillen 
en  de  verblyfplaats  gaf  geen  de  minste  aanlei- 
ding ,  om  te  vermoeden ,  dat  het  de  zelfde  In- 
fekten  zouden  zyn. 

De  langte  van  deeze  Zee-Pisfebedden  is  ^ 
Volgens  hem,  meer  dan  een  Duim,  Voetmaat, 


(13)  Onheus  ovalis,  Cauda  obmfa  mutica.  BASTER»  Uit* 
fpann.  II.  D.  bl.  i6o>  T.  XIII*  f«  3, 


Oceaan. 


Hoofd* 
stuk. 


en  zonder  Punten. 


AifiyniltS» 
Strnnd- 
pisfebecU 


en 


It  DEEIr,  XIII.  STUK. 


li 


498     BBSCHRYVIN*  VAK 


W    eü  de  breedte  iets  minder  dan  een  half  Duim» 
lxxxiV  Zy  hebben ,  zo  zyn  Ed  my  thans  meldt  ,  een 
Hoofd-  witagtig  graauwe  Kleur  ,  gelyk  fommige  licht 
stuk*     gekleurde  Aard- Pisfebedden.    Het  fchynt  my 
toe,  dat  zy  ook  veel  platter  zyn  van  Lyf,dan 
de  gedagte  Kabbeljaauws  -  Luizen  ,  welken  ik 
aan  zyn  Ed.  tot  vergelyking  gezonden  heb ,  doch 
die  hy  verklaart,  grootelyks  van  zyne  Zee -Pisfe- 
bedden te  verfchillen* 


xiv.       CI4^)  P'isfebed,  die  ovaal  is ,  hebbende  de  Staaft 

bad. 


4fitj**m  „  fkomp ,  viel  enkelde  Punten. 

Aard-Pisfe-  J  r 


Geen  bekender ,  byna  ,  onder  de  Infekten  , 
I  *Biadz#  <jan  deeze,  die  men  gemeenlyk  de  hier  voor  * 
gedagte  naamen  geeft.  Men  vindtze  in  de  Hui- 
zen», zo  wel ,  als  op  andere  vogtige  en  warme 
plaatfen-,  in  Tuinen  en  Moeshoven;  zelfs  in  de 
Bosfchen  onder  den  Bast  van  oude  rottige  Hoo- 
rnen. Geen  Plank  zal  eenigen  tyd  op  vogtige 
Aarde  leggen,  of  dezelve  is,  wanneer  menze 
opneemt,  van  onderen  bezet  met  een  Heirle- 
ger  van  deeze  Infekten.  Het  fchynt ,  echter,, 
dat  dezelven  de  zoutigheid  van  oude  Muuren 
en  Steenen  allermeest  beminnen.  Ook  is  de 
voornaame  reden  van  haar  gebruik  in  de  Genees* 
kunde,  een  fyn  Salpeteragtig  Zout,  waarmede 

(14)  Onheus  ovalis ,  Cauda  obtufa  ,  Stylis  fïmplicibus.  Faun. 
Suec.  2058.  Scop,  Carnt  1142,  MATTH*  Diosc.  257,  Raj. 
Inf.  41.  N.  J.  ALDR.  Inf  632*  MOUFF.  InJ  202.  SCHUIF» 
ELem*  T.  92.  GroN.  Zóoph.  $9$.  SULTz.  Inf.  T.  XXIV.  f4 
154»  Oniscus,  2.  GZQ*ï&*  Paris.  679.  IV  XXH.  f,  2. 


BE    PlSS  EBEDDE  M£  '49P 


£y  bezwangerd  zyn,  cndat  inzonderheid  op  de  v 

Waterwegen  werkt.     De  Bosch  -  Pisfebedden  lxxxiv^ 

zyn  kleiner  en  om  de  gezegde  reden  ook  minder  Hoofd- 
stuk. 

gcagt 

De  Pisfebedden  fchynen  vadzig  van  aart  te 
zyn  ,  wegens  haaren  traagen  gang ,  doch  fcherp 
van  gevoel;  om  dat  zy,  als  roenze  aanraakt  * 
zig  aanftonds  in  elkander  rollen ,  maakendezig 
rond  als  een  Kogeltje  of  Pil,  en  men  vindtze, 
zelfs,  dus  dikwils  in  de  Aarde.  Misfchien  is 
dit  een  ftaat  van  ruste,  die  zyaanneemen,  om 
zig  aldus  te  beveiligen.  Men  kent  ze  naauw- 
lyks,  in  die  ftaat,  voor  levendige  Dieren.  De 
Winter -Koude  doet  haar  ook  verftyven,  en  de 
meesten  fterven ,  als  haar  de  minste  Vorst  be- 
reikt. Van  Vogelen  ,  Haagdisfen  en  Spinne- 
fcoppen  ,  worden  zy  opgevreten.  Wat  hun 
Voedzel  zy  5  is  zo  blykbaar  niet.  Evenwel  ziet 
menze,  in  de  Tuinen,  deeelfte  Vrugten,Per- 
fiken,  Abrikoozen,  Peeren  en  anderen,  gretig 
uitknaagen  ;  ook  verfchoonen  zy  de  Slaa  en  an- 
dere Moeskruiden  of  Wortelen  niet. 

Men  heeft  getwy feld ,  of  deeze  Infekten  van 
Huid  veranderen  of  vervellen;  doch  laater  Waar- 
neemingen hebben  ons  de  Huidjes ,  die  zy  af- 
leggen, aangetoond,  die  men  weleer  voordoo  1 
de  Pisfebedden  zal  genomen  hebben,  omdatzy 
'er  alleen  door  Kleur  en  ligtheid  van  verfchil. 
len.  Men  vindt  'er  zelfs  de  Poot  en  en  de  Sprie- 
ten aan,  waar  van  zy  het  bekleedzel  ook  af- 
werpen.   Gedagte  Huidjes  zyn  wit,  daar  de  In- 

L  Deel.  XIII»  Stuk.  I  i  2  fek* 


ƒ00       BESCHHYVIN6  van 

Afderl  ft^P11  zelf  Loodkleurig  zyn,  of  liever  gemen- 
lxxxiv.'  geld  grys-en  graauwagtig.  Men  vindt  'et  die 
HoOFD*  Ascbgraauw  zyn,  met  zwarte  en  geele  :  men 

STUK. 

vindt  'er  die  zwart  zyn  met  Aschgraauwe  Vlak- 
ken  ,  en  geheel  zwarte ,  ruuw  van  Huid»  De 
twee  laatstgemelde  Kleuren  zyn  gemeenst  on- 
der de  Tuin-  of  Land- ,  de  eerstgemelde  onder 
de  Huis-Pisfebedden. 
yoomee.     Xe  verwonderen  is  't ,  hoe  Tohnston  met 

ling.  3  J 

anderen  zig  heeft  kunnen  verbeelden,  dat  dee- 
ze  infekten,  na  de  Paaring,  een  menigte  van 
Eijeren  voortbragten  ,  die  wit  en  glinsterend 
waren  ,  Jnaar  kleine  Pareltjes  gelykende  ,  en 
tropswyze  by  elkander  gevoegd.  Mooglyk 
heeft  men  de  Eijertjes  van  Slakken  daar  voor 
aangezien.  Dat  deezelnfekten3  immers,  Jong* 
werpende  zyn ,  worde  thans  in  't  algemeen  ge- 
loofd. Lemery  niet  alleen  verzekert  het, maar 
men  vindt ,  in  de  Vertoogen  van  de  Keizerlyke 
Akademie  (*)  5  eene  Waarneeming  van  Dok- 
tor  Frauwendorff  ,  die  zulks  bevestigt.  Op 
zekeren  Dag  ,  bezig  zynde  om  eene  Pisfebed , 
die  op  de  Rug  lag ,  met  het  Mikroskoop  tebe- 
fchouwen ,  zag  hy  iets  by  het  eerste  Paar  van 
Pooten  zig  beweegen ,  en  kort  daarna  een  Dier- 
tje, dat  naar  een  Luis  geleek;  vervolgens  kwa- 
men 'er  allengs  meer  en  meer  te  voorfchyn,  tot 
zevenendertig  toe.    Deeze  waren  altemaal , 

zegt 


(*)  Epkmt  Natur.  Curlof.  Dec.  III.  Ann.  III,  pag*  3. 


de   Pissebedden.  501 


zegt  hy  ,  volmaakte  Pisfebedden  en  agt  daar^Fj^' 
door  eenigszins  de  Hiftorie  bewaarheid  te  zyn  lxxxiv.' 
van  de  Adders ,  wier  Jongwerping  gezegd  tïOÜFD; 
wordt  gepaard  te  gaan  met  de  dood  van  de 
Moer. 

Offchoon  deeze  W aarneeming  weinig  zeker- 
heid heeft ,  vindt  men  doch  het  zelfde  van  an- 
deren gemeld.    Op  zekeren  Dag  ,  zegt  Lan- 
giüs  ,  nam  ik  waar,  dat  de  Wyfjes  haare  Jon- 
gen aan  den  Buik  gehecht  draagen,  byna  gelyk 
de  Rivierkreeften  haare  Eijeren.  Ook  kan  men 
3er  zig  gemakkelyk  van  verzekeren ,  zegt  Geof- 
froy,  wanneer  men  flegts,  in  de  Zomer,  ver- 
icheide  Aard -Pisfebedden  van  onderen  be* 
fchouwt:  dan  wordt  men  in  veele  Wyfjes  een 
verhevenheid  gewaar ,  beftaande  uit  een  dun 
Vliesje,  waar  onder  de  Jongen  beflooten  zyn. 
Als  men  hetzelve  aan  (lukken  breekt 5  komen 
zy  'er  wel  gevormd,  doch  wit  van  Kleur  uit , 
loopende  ,  niettegenftaande  deeze  geforceerde 
Kraam,  zeer  vlug.  Mooglyk,  denkt  hy,  even- 
wel, zou  het  kunnen  zyn,  dat  de Pisfebed haa- 
re Eijeren  uitwierp  in  dat  Blaasje,  en  die  al- 
daar  uitbroedde :  doch ,  wat  reden  om  zulks  te 
denken?  Hier  door  wordt,  immers,  die  zon- 
derlinge Waarneeming  van  Bourguet,  dat  zy 
de  Eijeren  in  een  Zakje  op  de  Rug  zou  draa- 
gen  ,  zo  min  als  het  denkbeeld  der  Ouden , 
dat  zy  die  ergens  zouden  nederleggen  ,  be- 
kragtigd. 

\  Is  zonderling  >  wederom,  dat  men  ten  dien  Gebrulks 

L  D£ÊU  xui.  STUK.  I  i  3  op- 


50Ï      BESCHRYV  INC  VAN 


opzigte  nog  geen  volkomen  zekerheid  heeft ,  van 
rxxxiV  Infekten  ,  die  zo  gemeen  bekend  zyn,  dat  haar 
Hoofd  -  Geftalte  naauwlyks  eenige  befchry  ving  behoeft. 
Behalve  de  Conchenilje  en  Spaanfche  Vliegen, 
zyn  zy  byna  de  eeniglten  ,  onder  de  Infekten , 
in  algemeen  en  met  haar  geheele  zelfftandigbeid 
in  gebruik.    Het  Poeijer  daar  van  ,  gemengd 
met  andere  Middelen,  of  op  zig  zelf  met  Wyn 
ingegeven ,  verlost  de  Men fc hen  fomtyds  van 
Graveelagtige  verftoppingen  in  de  Nieren  en 
Blaas,  djewyl  het  zeer  Pisdryvende  is.  Hier- 
om kan  het  fomtyds  ook  een  gevvenschte  ont- 
lasting maaken  van  Waterige  of  Slymige  Vog- 
ten ,  die  in  het  Lighaam ,  ergens ,  opgehoopt 
zyn.    Om  dergelyke  reden  wordt  een  mengzel 
van  Gom  Ammoniak  en  Honig,  metPoejervan 
Pisfebedden,  door  Ettmuller,  tegen  een  be- 
naauwde  Hoest  of  Aamborftigheid  en  andere 
Ongemakken  van  de  Long, aangepreezen. Dee- 
ze  Infekten  hebben  ,  ik  weet  niet  om  welke  re- 
den, geen  zodanige  affchuwlykheid  of  walg- 
lykheid,  als  de  Spinnekoppen.  Torren  en  Dui- 
zendbeenen,  die  zig  op  de  zelfde  plaatfen  ont- 
houden.  Men  krygt  'er  ,  door  de  Scheidkun- 
de,  dergelyk  vlug  Zout  en  Olie  uit,  als  uit  an° 
deren. 

xv:„      (ijJ  Pisfebed,  die  ovaal  is,  met  een  (lompe 

steen-ris-  onveraeelue  staart. 

febed. 

Dee* 

(15)  Onheus  ovalis  ,  Caucjd  obtufa  integra.  Faun.  Snee. 


1 


de  Pissebedden.  5*3 


Deeze ,  die  van  de  gedagte  eigenfchap ,  om  V, 
haar  Lyf  rond  te  maaken  als  een  Pil  of  Hagel- ^xxfvl 
kogeltje,  den  bynaam  heeft,  wordt  door  de  Hoofd- 
Autheuren  onderfcheiden.       Zy  verfchilt  van STüK' 
5,  de  voorgaande ,  (zegt  Ra y  ,  die  haar  de  groo- 
te  Loodkleurige  noemt  )  1.  doordien  zy 
wat  grooter  is ;  2.  de  Staart  niet  gefpleeten 
of  Vorkagtig  heeft :  3.  datzy  zig  rond  maakt , 
3,  ronder  zynde  en  bultiger  van  Lyf:  4.  door- 
„  dien  de  Kleur  uit  den  blaauwen  zwartagtig 
3,  is.   Zy  is  langer  dan  een  half  Luim,  en  heeft 
3,  het  Lyf  in  veertien  Ringen  verdeeld,  tel- 
33  lende  daar  onder  den  Kop,  als  een  fmaller 
„  en  , kleiner  Ring  zynde,  op  wiens  zyden  dc 
33  Oogen  ftaan",  e^z. 

Niet  onwaarfchynlyk  zal  'er  eenig  verfchil 
zyn  in  de  Kleur,  naar  de  byzondere Gewesten. 
Die  men  omftreeks  Parys  vondt  waren  zwart , 
met  een  weinig  wit  aan  den  rand  der  Ringen , 
even  als  die ,  welke  aan  Lismbus  ,  op  de 
Gothlandfche  Weiden  ,  voorkwamen  ;  doch 
deeze  hadden,  bovendien,  een  witte  Vlak  on- 
der de  agterfte  Dyën,  aan  ieder  Infnyding.  Hy 
verzekert ,  dat  het  getal  der  Ringen  van  het 
Lyf ,  buiten  Kop  en  Staart,  niet  meer  dan  tien 
en  het  getal  der  Pooten  meer  dan  veertien  zy  3 
in  deeze  Soort,  wier  woonplaats  onder  Stee- 

neo 

2059    lt.  Oothl.  29&C  Scop.  Carn.  1144.  Afellus  lividiis» 
ÏUJ.  W*  42»  Oniscds;  L  GEOFFR.  Paris.  670, 

l.  D£5L*  XlIL  STUK,  I  i  4 


504     Beschryving  van 


V#     nenis,  in  ons  Wereldsdeel.   Scopoli  telt  aan 
Afdeel,  ieder  zvde  veertien  Pooten 
Hoofd-      Deeze  laatfte  Autheur  befchryfc  een  nieuwe 
STUK»    Soort ,  welke  in  Karniohe  niet  zeldzaam  onder 
Mos-Pisfc  ,t  j^qs  voorkomt  ,  in  de  Bosfchen  ,  ja  zelfs 

onder  Steenen  in  de  Tuinen.  Deeze,  zegthy, 
is  van  alle  anderen  verfehillende ;  niet  zo  zeer 
doordien  zy  het  Lyf  bruin  heeft  met  geele  Vlak- 
ken ,  als  wel  door  twee  kleine  fpitfe  Lancets- 
wyze  Blaadjes  aan  de  Staart,  wier  laatfte  Naad 
een  Punt  uitgeeft,  onder  welke  een  andere  ge- 
vorkte Punt  legt ;  zynde  de  Verdeelingen  op 
zyde  met  een  Haairtje  bezet.  Zeven  Ringen 
heeft  zy  aan  het  Lyf  en  uit  zes  beftaat  de  Staart. 
Zyn  Ed  heeft  'er  van  gezonden  aan  den  Heer 
Gronovius,  die  daar  van  ook  wel  een  byzon- 
dere  Soort  (f)  maakt,  doch  aanmerkt ,  datzy 
van  Pater  Poda  ,  in  de  befchry  ving  der  Infek- 
ten  van  Griekenland,  voor  eene  Verfcheiden- 
heid  gehouden  wordt  van  de  naastvoorgaande 
Soort. 


(*)  ïedes  a  finguio  latere  quatuordecim.  Ent$mt  Carnk-L 
P-  4»5. 

(f)  piiiscus  ovalis  coleoptratus  nitens  niger*  pun&ïs  ful* 
vis  variegatus:  Abtlom 'ne  pestice  obtufo  integro.  PoD.  Itfi 
€rr*censt  p.  il'é.  N.  4*  2hopb<  Gron,  N«  999. 


LXXXV* 


BE    DuiZENDBEENEN.  505 

 V, 

[$00000000000000000  O  0  OOl  Afdee*., 

LXXXV* 
H00FD- 

LXXXV-    HOOFDSTUK.  STUi- 

Befcbryving  van  '/Geflagt  der  Duizendbeenev, 

bet  welk  zo  wel  de  Inlandfibe^  als  die  grooce  uit 
de  andere  WereUlsdeelen5  «joelke  onder  dcvzen  naam 
bekend  zyn  9  en  eenige  anderen  bevat. 

Is  het  te  verwonderen  ,  dat  oude  en  latere  Naam, 
Schryvers  tusfchen  de  Pisfebedden  en  Dui- 
zendbeenen  geen  onderfcheid  hebben  ge- 
maakt (*)  ,  daar  men  onder  de  hedendaags  hen 
zelfs  nog  dergelyke  verwarring  waarneemt  Die 
fommigen  Pisfebedden  heeten ,  betrekken  ande- 
ren  tot  dit,  anderen  tot  het  volgende  Geflagt. 
Die  van  eenigen  Scolopendra  genoemd  worden , 
voeren  by  anderen  den  naam  vap  Julus.  Ook 
zyn  'er  tot  de  Duizendbeenen  t'buis  gebragt, 
die  deezen  naam  zo  min  als  de  Pisfebedden  ver- 
dienen wegens  het  getal  der  Poot  en.  De  La- 
tynfche  naam  zelf  fchynt  niet  zeer  eigen  te  zyn; 
dewyl  deeze  Infekten  wel  met  de  Schaaren 
byten  of  knypen,  maar  geen  Angel  hebben  ia 
de  Staart. 

Het 

(*)  Nemo  haftenus,  quanrum  vldere  mihi  licuit,  tria  dl- 
verfisiima  terreftria  Inie&a  multipeda,  Oniscum  Iciiicer ,  ju- 
lum  &  Scolopendram ,  rede  distinxk ;  fed  e  contrano  omnes 
fere  recentiores  ,  quin  6c  ipf>  quoque  Plinius,  turpiter  con» 
fudcrunt.  AldrovAndus»  Dó  Infeffis.  Lib,  V.  Cap.  13» 

U  Oeel,  xuu  stuk.       Ii  5 


5oö    Beschryving  van 


V.       Hec  Kenmerk,  dat  wy  hedendaags  totonder- 
^Jvw  L'  fcheiding  der  Duizendbeenen  van  de  Pisfebed- 
Hoofd-  den  gebruiken,  beftaat  inzonderheid  in  de  lang- 
stuk.     te  en  platheid  van  het  Lyf:  waar  men  bv  zou 
ken,       kunnen  voegen ,  dat  de  meesten  fcherpe  Nypers 
aan  den  Bek  hebben :  want  in  de  Borftelagtig- 
heid  der  Sprieten ,  niet  alleen  ,  komen  zy  met 
de  Pisfebedden  overeen,  maar  ook  daar  in,  dat 
zy  ten  minste  zo  veel  Pooten  hebben ,  als  'ör 
verdeelingen  zyn  aan  't  Lyf.    Het  getal  der- 
zelven,  evenwel  ,  is  in  fommige  Soorten  ver- 
baazend  groot. 

Linnjeüs  telt  'er  thans  elf  ,  waar  onder  na- 
genoeg de  helft  uit  andere  Wereldsdeelen. 


Soorten. 


I. 


(i)  Duizendbeen  ,  die  <wederzyds  twaalf  Pgq~ 
Lagura.  %m  ]jeeft  3  het  Lyf  ovaal  en  de  Staart  met 

Kleine  met  ; 

Kwastjes.  een  wit  kaJoastje. 

Allerkleinfle  Pisfebed  met  een  witte  Staart, s 
was  detze  in  de  Verhandelingen  der  Akademie 
van  Upfal  genoemd  geweest.  Zy  wordt  aldaar, 
aan  de  Wortels  der  Boomen  ,  onder  't  Mos, 
in  't  vroege  Voorjaar ,  voornaamelyk  nevens  den 
Tuin  van  't  Kasteel ,  dikwils  gevonden.  De 
grootte  is  als  die  van  een  Luis,  met  twaalf 
Pooten  wederzyds ,  en  op  de  Rug  een  uitge* 

fprei.d 

(i)  Scslopendra  Pedihus  utrirsque  duodecim  ,  Corpore  ovalï , 
Cauda  Penicillo  albo.  Faun*  Suec,  2063.  Sy/t.  Nat*  X.  Gen. 
242.  XII  Gen.  275*  Scop.  Carn  1153  Gkoffk.  Paris*  U. 
p.  677.  T.  S2.  f.  4.  Aïï.  Paris.  Misf.  1,  p.  532.  T.  1?.  f« 
4*  10. 


de   Duizendbeen  en.  5-7 


fpreid  Kwastje  boven  ieder  Poot;  h  bovenalen*  _  v» 
midden  op  de  Rug,  een  Bondeltje  overdwars.  LX\  v. 
De  Staart  beflaat  uit  een  dikker  Kwastje  van  HoGi  D' 
grooter  famenluikende  Haairtjes. 

De  Heer  de  Geer  ,  die  dit  Diertje  zeer  om- 
Handig  befchreeven ,  en,  by  vergroo'ing,  zeer 
fraay  heeft  doen  afbeelden,  zegt,  dat  het  Lyf 
de  figuur  van  een  zeer  langwerpig  O  vaal  heeft, 
en  zig  platagtig  vertoont,  beftaande  uit  ver- 
fcheide  Ringswyze  Leedjes ,  waar  van  hy  'er 
van  boven  maar  agt ,  doch  van  onderen  tot 
twaalf  telde.  Het  hadt  vierentwintig  Pooten 
en  dus  aan  ieder  zyde  twaalf.  In  de  Jongere , 
in  tegendeel,  was  het  getal  der  Verdeelingea 
en  Pooten  aanmerkelyk  minder.  Hy  hadt 'er, 
naamelyk,  vande klein ften waargenomen,  met 
niet  meer  dan  drie  Ringen  en  drie  paar  Pooten, 
en  een  middelflag  met  vyf  Ringen  en  zes  paar 
Pooten.  Men  hoore  hem  zelf  fpreeken 

3,  Uit  deeze  Waarneemingen  volgt.,  dat  de  Hoe  011  fier 
„  Pisfebedden  van  dit  Soort,  tot  den  grootftenpooieaT* 
5,  trap  haarer  aangroeijing  gekomen  zynde  , 
3,  met  vierentwintig  Pooten  zyn  voorzien ,  en 
9)  dat  haar  Lighaam,  van  boven,  verdeeld  is 
3,  in  agt  Ringen;  maar  dat  de  genen,  die  nog 
3,  haare  behoorlyke  grootte  niet  hebben  ,  of 
33  jonger  zyn,  minder  hebben  dan  viereniwin- 
33  tig  Pooten  en  minder  dan  agt  Ringen,;  naar 

3,  re- 

(*)  Mem.  ie  Matju  £y  de  Pbyfique.  Tom.  I«  p.  5S7. 
I.  Deel.  XIII*  Stuk* 


5<dS    Besckryvjng  van 


V#  M  reden  van  haarc  grootte  en  ouderdom.  Hoe 
lx^xv!"  55  meer  zy  vorderen  in  Leeftyd ;  hoe  grooter 
Hoofd-  )5  hec  getal  der  Pooten  en  der  Ringen  wordt. 
stuk*     ^  £)jt  js  cen  stui(  s  jn  (je  Natuurlyke  Hiliorie, 

39  dat  my  zeer  opmerkenswaardig  voorkomt  > 
33  en  zo  verwonderlyk  ;  tenminste,  alsdever- 
35  andering  der  Rupfen  in  Kapellen.  Wyheb- 
33  ben  nog  geen  voorbeeld  van  een  dergelyke 
3,  Geftaltewisfeling,  dan  in  de  Vorfchen-Pop- 
tzie'tvi.^  pen  f5  gelyk  de  Heer  Reaumur  my,  ineen 
247en2i3.35  der  Brieven  ,  daar  hy  my  mede  vereerde  , 
heeft  doen  opmerken  ;  en  in  de  Myten  3  in- 
zonderheid van  de  Kaas  en  het  Meel, 
die  ik  waargenomen  heb  dat  alleenlyk  met 
zes  Pooten  ter  wereld  komen ,  en  in  't  ver- 
volg 'er  agt  hebben  (*).  Men  diende  eeni- 
gen  van  deeze  jonge  Pisfebedden  op  te  voe- 
den, om  te  zien ,  op  welk  een  wyze  de  Poo- 
ten en  Ringen  in  getc^l  toeneemen  ,  en  of  de 
Ringen  weezentlyk  zig  verdeelen  ,  dan  of  'er 
nieuwen  bygevoegd  werden.  Veel  laaken 
blyven  'er  nog  te  ontdekken  over  3  in  de 
voortbrengzelen  der  Natuur". 
Omftxeeks  Parys  vondt  Geoffroy  ook  dee- 
ze. 


(*)  Hier  door  wordt  de  duisterheid ,  dat  fommigen  maar  zes, 
anderen  agt  Pooten  aan  de  gewoone  Myten  gceven  ,  waar  van 
hier  voor  ,  biadz.  130,  gdproken  is  ,  aanraerkelyk  opgeheL 
derd:  wan:  dat  ie  Heer  de  Geer  de  twee  voo  ften  in  de  jon- 
ge Mytjes  over  't  hoofd  gezien  zou  hebben ,  is  naauwtyks  te 
denken, 


35 


de    Duizendbeenen.  509 


ze  ,  die  hy  de  Penfeel  -  Duizendbeen  (*)  noemt,  v» 
en  daar  in  het  zelfde  waargenomen  heeft,  doch  lxxxv.  1 
het  getal  der  Ringen  van  het  Lyf  op  tien  ftelt  Hoofd- 
enhet  getal  der  Pooten  op  twaalf  Paaren  Dok-  STÜK* 
tor  Scopoli  zondert  dit  Diertje ,  door  hem  in 
Karniolie  waargenomen,  van  de  Duizendbeenen 
af,  om  dat  hec  getal  der  Pooten  ,  zegt  hy  s 
onder  ieder  Ring  ,  die  hy  'er  maar  zes  aan  't 
Lyf  heeft  waargenomen ,  twee  Paaren  is ,  ge. 
lyk  in  de  Miliioenpooten.    Men  vindt  het  al- 
daar onder  de  Bast  der  Boomen,  in  de  Boom- 
gaarden en  Wilgen  -  Bosfchen  (t)-  Buiten  twy 
fel  zal  men  het  in  ons  Land  ook  wel  aantreffen, 
fchoon  ik  niet  weet ,  dat  iemand  nog  van  zyne 
Waarneemingen,  ten  dien  opzigte,  iecs  aan  't 
licht  gegeven  heeft.     In  de  jongheid  minder 
Pooten  te  hebben,  merkt  L in n^us,  thans 5 
als  een  algemeene  eigenfchap  der  Duizendbee- 
nen ,  aan. 

(2)  Duizendbeen,  die wsderzyds  veertien Poo-  n. 

ten  heeft ,  en  bet  Borstftuk  met  DekfcbiU?+**tr* 

Aon  ">et  Dek- 

den'  fchüden. 

In  Spanje  vondt  de  Heer  Hallman  deeze 
Soort ,  welke  de  Sprieten  geel  en  van  langte 

als 

(*)  La  Scoloprendre  a  Pinceau,  Hijl.  des  IkJ. 
p.  677. 

(X)  Julus  Lagurus.  Entom.  Cafmol.  p#  420, 
(2)  Scoloprendra  Pedibus  utrimque  quatuordecim  ,  Thorace 
coleoptrato.  Syft.  Nat.  XII. 

I.Deeu  XIII.  Stuk, 


5TO     BESCHRY  VING  VAN 


V.     als  bet  Lyf  heeft ,  dat  van  gedaante  als  der  vol- 

$T5f™ '  cende  is ,  maar  langer  ?  en  uit  ast  Ringen  be- 
Kooit;  iiaat ,  die  ieder  gedekt  zyn  met  een  halfrond 
stuk  Schildje,  't  welk  van  agteren  uitgerandis.  Een 
enkeld  Schild*  dat  als  uit  twee  famengevoegd 
is  ,  van  agteren  uitgerand  zynde  ,  begint  aan 
den  vierden  Ring  van  het  Lyf,  dekkende  daar 
van  flegts  één  of  twee  Ringen.  Onder  dit  Dek - 
fchild  zyn  fmalle,  enkelde  Wiekjes*  De  Poo- 
ten  beftaan  uit  veertien  Paaren  3  waar  van  de 
laatften  bynade  langte  hebben  van  het  Lighaam* 
De  Dyën  zyn  gedoomd;  de  Schenkels  ruuw, 
en  de  Vingeren  beitaan  uit  ontelbaare  Leed- 
jes. 

tti.       Cc)  Duizendbeen,  die  wederzyds  vyMenPoo* 

T^rficata.  Un  jJeejrt 

mecSchia-  J 
ren. 

?VI*  Deeze  zyn  het ,  die  men  in  Sweeden  TwaoL 
Jlïerï ,  of  Tweeftaart ,  wegens  de  langte  der  twee 
agterfte  Peoten,  in  Duitschland  Vielfusz  en  el- 
ders Veelpootige  Wormen  noemt-  Het  getal 
der  Pooten  komt  niet  volmaakt  met  de  Ringen 
van  't  Lyf  overeen  ,  welken  deeze  Soort ,  die 
toodagtig  van  Kleur  is ,  fomtyds  minder 
heeft.  Wy  vinden  'er,  met -Geoffroy ,  in  de 
onze,  op  Plaat  CVL  Fig.  7,  afgebeeld,  maar 

ne- 


(3)  Scokprendna  Fedihus  utrimque  quindecim.  Faun,  Suec0 
5064.  Scop,  Carn.  1146.  RAJ.  /«ƒ  45.  MoUFF.  Inf.  J99. 
ALDK.  Inf,  635.  SuLTz,  Inf.  T.  24.  f.  155»  GEOFF&.  J*4n7« 
II.  T.  zz.  f.  3.  SCH^ïF#  Elem.  T*  III,  f.  I, 


DE    DUTZENDBEENEN.  JII 

negen,  behalve  den  Kop.   Dit  zelfde  is  in  t  v* 
Werk  van  Ray  aangetekend.   Scopoli  merkt  £££?EL* 
aan  ,  dat  zy  beurtlings  een  kleiner  en  een  groo-  Hoofd- 
tere,  en  in 't  geheel  veertien  Verdeelingen  heb- STUK- 
ben.    Hy  geeft  een  andere  op  met  dertien  en 
een  Sneeuw  -  witte  met  twaalf  Pooten  weder-  r 
zyds. ,  Geoffroy  fpreekt  van  eene  Soort ,  die 
zwartagtig  is  en  niet  meer  heefcdan  agtentwin- 
tig  Pooten.   De  langtc  wordt  van  hem  wat  min- 
der dan  een  Duim,  by  anderen  op  meer  dan 
een  Duim  gefteld.     Die  van  onze  Afbeel- 
ding is  ,  in  alle  afmeetingen  ,  nagenoeg  drie- 
maal vergroot. 

Deeze  Diertjes  komen  ,  zo  wel  in  Noord- 
Amerika  als  door  geheel  Europa,  in  of  op  de 
Aarde ,  of  onder  de  Bast  van  oude  Boomen 
voor.  Dikwijs  vindt  menze  onder  Steenen  of 
onder  Bloempotten  ,  Tobbens  en  Boombak* 
ken  in  de  Tuinen.  Hetfchynt,  derhalve,  dat 
zy  van  dergelyken  aart  als  de  Pisfebedden  zyn , 
uitgenomen,  dat  zy  zo  geen  fchade  doen  aan 
de  Vrugten  of  't  Gewas.  Men  mag  vermoe- 
den ,  dat  zy  van  Infekten  leeven ,  aangezien 
Willoügby  een  Spinnekop  heeft  zien  opvree» 
ten  door  een  Duizendbeen.  De  fterke  Nypers, 
die  zy  aan  het  Koplid  hebben  ,  zal  ze  daar  toe 
in  (laat  ftellen  en  bekwaamheid  geeven.  Ook 
weet  men  zeker ,  dat  zy  van  Huid  verwisfelen* 
Aangaande  de  manier  van  Voortteeling ,  der* 
zei  ven ,  is  nog  ftoffe  tot  nader  onderzoek. 


I.  Dkbl,  XIIL  Stuk* 


C4) 


5ii    Beschrvving  van 


V.  (4)  Duizendbeen  >  die  vcederzyds  zeventien 
JF?xvU  Pootea  heeft. 
Hoofd- 
stuk. 9t  Getal  der  Pooten  maakt  deeze  den  vier* 

den  in  rang ,  fchoon  ongemeen  in  grootte  ver- 
j^er  groo"fchillende  van  de  voorgaande  Soort  ,  en  wel 
de  allergrootfte  zynde  der  Wes  indifche  of 
Amerikaanfche  Dui^.endbeenen.  TeKarthagé- 
na  komen  er  voor  van  een  Elle  lang  en  met  de 
Pooten  een  half  Voet  breed.  Of  deeze  nu  juist 
diezyn  ,  met  zesendertig  Pooten  >  welken  B  <ow. 
ke  afbeeldt,  of  met  veertig,  gelykde  volgen- 
de Soort,  is  niet  zeker.  Heeft  Linn^us,  met 
de  aanhaaling  ,  de  Guineefche  van  den  Heer 
Gronoviüs  bedoeld ,  met  agttien  Pooten  we- 
derzyds,  zo  is  de  Nommer  fouu 

v*       00  Duizendbeen,  diewederzyds  twintig  Poot 

Mcrfitans.  1  r 

lndiilhe.  Un  0  eJU 

Alle  myne  Indifehe  ,  van  drie  ,  vier  en  vyf 
Duimen  langte  ,  bevind  ik  een  -  en  -  twintig  Le- 
den aan  het  Lyf  en  twintig  Pooten  te  heb!  en 
aan  ieder  zyde,  wanneer  men  de  twee  langere 

van 

(4)  Scciopmdra  Pedibus  utrinque  fepundecim.  Syft.  Nat. 
X2I  S  col  open  J  ra  maxima  Pedibus  tr<ginta  fex  BROWN.  Jam» 
426  T.  4-2c  f.  4  Gron  Zoopb.  1004 

(5)  ^colopendra  Pedibus  utrinque  viginti.  Aman-  Acad  !.  p 
525  ,  506  Muf  Ad  brid.  L  p  89  OLFAR  Muf.  T.  12* 
f  5.  Pf.T  Gaz  T.  13.  U  3.  Luuwenh.  Epist.  102* 
BB  AOL  Nat.  T,  Cf  f.  4.  SEB.  Muf  U  f.  81,  f.  3,4^ 
ÏRlSCn,  Inf  XI.  Tab.  2  f  7  Catfsb  Car.  Ï1U  p  2.  Tc 
3»  GKON.  1002.  Japurue»  MaKCGK*  Braf  25$, 


ü>  1    DülZENDBEENES,  ;t$ 


van  de  Staart  ,  die  echter  weezen  tlyk  tot  de  V. 
Pooten  behooren ,  niet  mede  telt.    Het  zelfde  ^xxv£L> 
heeft  plaats  in  myne  allergrootfte,  die  de  langt e  üooi»d- 
ten  minste  van  agt  Duimen  heeft,  het  Lyf  eenSTUK*  * 
half  Duim  dik  en  drie  kwart  Düims  breed.  De 
Oostindifche,  in  't  Werk  van  Sêba,  zyn  om- 
trent zes  Duim  lang  afgebeeld.    Een  andere 
uit  Nieuw  Spanje  ,  ongevaar  een  Vöet  lang , 
met  meer  dan  denig  Leden ,  en  dus  ook  meet 
dan  zestig  Pooten.     In  een  der  eerstgemel- 
den  konde  men  de  Mannelyke  Teelleden  on- 
derfcheiden. 

De  Heer  Gronovius  zegt  dat  deeze  Indifche 
Duizendbeeften  ,  (tot  welke  zyn  Ed.  ,  zo  wel 
als  Linnjëus,  ook  de  Kaapfche  van  Petiver  en 
Brafiliaanfche  van  Marcgraaf  ,  Japuruca  ge* 
naamd  ,  betrekt ,)  fomtyds  de  langte  bereiken 
van  zeven  Duimen  en  de  breedte  van  een  half 
Duim.  In  de  jongere,  zegt  hy,  is  de  Kleur 
geelagtig  ,  in  de  ouden  Kastanje  -  Bruin.  Dc 
Kleur  van  myne  kleinen  is  groenagtig  en  van 
de  grootften,  die  ik  heb,  zynde ,  als  gemeld  is 5 
ten  minste  agt  Duimen  lang  ,  roodagtig  bruin 
geel.  Zyn  Ed.  verhaalt,  dat  de  twee  Staar- 
tjes ,  naar  Pooten  gelykende ,  doch  langer ,  zeer 
Venynig  zyn  (*).  Zyn  Ed.  moet  zekerlyk  de 
zelfde  op  't  oog  hebben  als  de  myne,  dewyl  ik 
ook  in  dezelven  het  naaste  Leedje  aan  't  Lig- 

haam  j 

(*)  Cauds  binx  ,  Fedifbrmes  ,  fubulatx  ,  aeuleat*  ,  Ion* 
gsc,  Venenatisfim* ,  &c.  Zooph.  Gron.  Fase.  \t  p,  *35* 

L  DEEL,.  XIII.  STUK.  K  k 


514    Beschryving  van 


V.     haam,  wegens  fcherpe  Tandjes,  aan  de  bin- 
lxxxv.L'  nenzyde  ,  ruuw  vind ;  doch  de  Klaauwen  van 
Hoofd-  deeze  agterfte  Pooten  fchynen  my  volmaakt 
stuk.     met  jje  ^eY  aiKjere  Poocen  overeen  te  komen  5 
en  ik  vind  by  de  Autheuren  gemeld  ,  dat  de 
Beet  van  deeze  Dieren  ,  zo  wel  in  Oost-  als 
Westindie,  gevaarlyk  zy  (*)  :  waar  toe  de- 
zeiven  met  ontzaglyke  Nypers,  aan  den  Kop, 
zyn  gewapend.    Van  de  Venynige  Steek  der 
Scorpioenen  ,  die  in  't  algemeen  erkend  wordt 
door  den  Angel  van  de  Staart  te  gefchieden  > 
hadt  zyn  Ed  niet  gefprokcn 

In  Geltalte  komen  deeze  Uitheemfche  ,  nage- 
noeg, met  onze  Europifche  overeen.  Het  ge- 
tal der  Leedjes  van  de  Sprieten  bevind  ik,  by- 
na,  even  groot  als  dat  der  Pooten.  Linln^'  S 
zegt ,  dat  zy  wederzyds  vier  en  dus  in  't  ge- 
heel agt  Oogen  hebben  ;  waar  in  zy  dan  met 
de  Spinnekoppen  zouden  gelyk  ftaan.  Seba 
hadt  'er  ,  uit  een  Ooscindisch  Schip  ,  dat  ge- 
floopt  werdt,  levendig  gekreegenmec  haareEi- 
jertjes,  daar  reeds  Jongen  in  te  zien  waren.  Hy 
hiedltze,  in  Aarde,  lang  levendig ,  doch  de  Ei- 
jertjes  kwamen  niet  uit  ,  't  welk  hy  meende 
daar  door  veroirzaakt  te  zyn ,  dat  'er  de  Na* 
tuurlyke  uitbroei jing  aan  ontbrak.  Hoe  ont- 
zaglyk  deeze  Dieren  ook  voorkomen ,  zyn  zy 

doch 

(*)  Harum  morfus  laboriofas  adeo  est ,  ut  in  furorem  pro- 
pemodutn  Incolas  incitet.  Bontius  Hifi  Ind.  56,  Venenum 
de  proboscide,  ex  Ore  pcocedente,  effunditur.  Mead,  <kVf 
nenis.  p,  47. 


Ü>  E    D  Ü  1  Z  E  N  D  B  E  E  N  IS.  frjf 


doch  het  gewoone  Voedzel  der  Blindflangen,  y# 
naar  men  verhaalt.  lxTxv^ 

HOOFD- 

(6)  Duizendbeen  *  die  wedcrzyds  twee  •  en  •  stuk. 
twintig  Pooten  beeft.  ferrurim 

nea. 

Of  het  kleine  verfchilinhet  getal  der  Pooten  ^kaaa"" 
een  genoegzaam  Kenmerk ,  tot  eene  Soortely* 
ke  onderfcheiding,  van  deeze  en  de  voorgaan- 
de ,  maakt ,  zou  men  mogen  twy felen  ;  te  meer 
daar  het  getal  der  Leden  van  het  Lyf ,  behal- 
ve den  Kop,  maar  twintig  ,  dat  is  minder  dan 
in  de  Indifche  gefield  wordt.  He  Heer  Gro- 
novius  vondt,  aan  zyn  Guineefche  Duizend- 
been ,  wel  twintig  Leden  of  Verdeelingen  van 
het  Lyf,  doch  flegts  agttieri  paar  Pooten.  Zyn 
Ed.  haak  de  onderfcheiding  daar  uit  ,  dat  de 
bovenfte  Leedjes  der  agterfte  of  Staart  -  Poo- 
ten, in  deeze,  niet  gedoomd  zyn.  De  Poo- 
ten worden  door  Linn^eüs  geel  gezegd  te  zyn 
en  de  woonplaats  in  Afrika  gefield,  Het  Lyf 
was  ros  of  Roestkleurig. 

(7)  Duizeridbeen ,  die  wederzyds  honderd  agt  vir. 
en  veertig  Pooten  beeft. 

Zonderling  is  de  menigte  van  de  paaren  Poo- 
ten 

(6)  Scotopendra  Pedibus  utrinque  vigmü  duohus,  Syft.  Nat. 
XII 

(7)  Scotopendra  Pedibus  utrinque  centrum  quadra^mta  QÏÏa% 
Syft.  Nat.  XII. 

I.  DEEL.  XIII.  STUK»  Kk  2 


5ltf     BïSCHR  YVINO  VAN 


V*     ten  in  deeze  9  die  door  een  Kapucyn  van  Mar-» 
lxxxvL'  feille>  Gabricl  Baro  genaamd,  in  Vrankryk 
Hoofd-  ontdekt  werdt.   Zy  heeft  de  geftalte  van  de 
stuk,     volgende  ,  maar  is  viermaal  zo  groot  >  zegt 
LiNNiEüs  3  die  dezelve  fchynt  gezien  te  heb- 
ben.  De  Sprieten ,  die  kort  zyn,  beltaan  uit 
veertien  Leedjes.    De  Staart  is  half  ovaal  met 
een  byhangzel  en  twee  Voelertjes,  die  naauw- 
lyks  langer  dan  dezelve  zyn. 

vin,  (8)  Duizendbeen  ,  die  <voederzyds  zeventig 
SS*  Po°ten  beeft. 

Frisch  merkt  aan,  dat  deeze  5  in  Geftalte, 
meer  gelyken  naar  de  groote  Indifche ,  dan  on- 
ze gewoone  Duizendbeenen  :9  in  Fig.  7  3  op 
Plaat  CVI.  afgebeeld.  Ik  kan  zulks  echter  uit 
zyne  Afbeelding  van  dezelve  niet  befpeurenen 
met  zo  lange  Pooten,  als  men  ze  bySEBA  ver- 
toond vindt  (*} ,  heb  ik  de  dunne  Inlandfche 
nooit  gezien.  Hy  merkt  aan ,  dat  dezelve  an- 
derhalf Duim  lang  was  en  maar  een  halve  Lyn 
breed,  hebbende  het  Lyf  famengefteld  uit  vier- 
envyftig  Leedjes  en  dus  voorzien  met  honderd 
en  agt  Pooten*  Niettegenftaande  zulks  krui* 
pen  zy  3gelyk  hy  aanmerkt,  zo  wel  alsdegroo* 

ten. 


(8)  Scolopendra  Pedibus  utrinque  feptuagitita,  Faun.  Suec* 
S065.  Aldiiov.  Inf.  636.  f.  8.  Frisch.  Inf  XI.  T.  8.  £  f. 
H.AJ.  Inf  45.  GfioFFR.  Paris,  II.  676*  N*  4, 

(*)  Kabinet.  I#  Deel.  Tab,  LXXXI.  Fig.  i. 


DE    DUIZENDBEENEN.  517 


ten,  zeer  langzaam.   De  Voelhoornen,  gelyk  v- 
hy  de  Sprieten  noemt ,  aan  de  zyden  van  den  ^Xxxv.  6 
Kop  ver  uitfteekende,  beftonden  ieder  uit  veer-  Hoofd- 
tien  Leedjes.    Onder  dezelven  hebben  zyeenSTÜKt 
Soort  van  Nypers  ,  even  als  de  andere  Dui- 
zendbeenen:  doeh  de  Kop  is,  zo  wel  als  't  Lyf, 
zeer  plat. 

Buiten  twyfel  worden  deeze,  door  Ray,  be- 
doeld, wanneer  hy  fpreékt  van  zeer  dunne, 
lange  Duizendbeenen ,  die  opgerold  leggen  in 
de  Aarde  of  Mest,  van  Kleur  uit  den  rosfen  of 
geelen  witagtig  zynde,  met  den  Kop  bleek  Kas- 
tanje-bruin  en  een  gevorkte  Staart,  Deeze  wa- 
ren, by  hem ,  ook  anderhalf  Duim  lang,  doch 
hadden  maar  agtenveertig  paar  Pooten ,  't  welk 
veel  verfchilt  van  zeventig,  gelyk  'erinSwee- 
den  aan  geteld  zyn  (*).  Anderen,  wederom, 
hebben  een  ander  getal  van  Pooten ,  die  moeie- 
lyk  te  tellen  zyn,  daar  aan  gevonden  (f).  Dit 
verfchil  kan  men ,  met  grond, onderftellen  ,  uit 
de  verfehillende  Ouderdom  van  deeze  Infekten 
voort  te  komen* 

Een  eigenfchap  van  deeze  Soort  is  opmerke-  Giinflenia 
lyk.    ,,  Ik  vond  ,  na  Slagregens  ,  zulk  een  Dui-  tdon*'er- 
9,  zendbeen des  avonds,  zegt  Ra y,  diehetLyf 
3,  metMymovertoogenhadt,  engelykerwys  de 

Glim- 

(*)  Nostra  60  vel  63  Pedes,  a  fïngulo  latere  obtinet.  Taunm 
Suec  II.  501. 

f|)  Pedes  numeraiu  difHcïles,  46  ad  54 »  Sol  ander*  Syj\ 
Nat.  XII. 
X.  Deel.  XIII.  Stuk*        K  k  3 


SiS     Beschryvïng  van 

Afdeel.  m  GIimworm  günfterde  f  %  waar  mede  zy  s 

rxxxv.  '„  fchoon  men  het  Lyf  afveegde,  nog  aanhielde. 

^Itvk.'  35  BRUERüszegt:  tweemaal  heb  ik  de  by  nagt 

t.  zie  ons 3,  ligt  geevende  Duizendbeen,  in  Zomer fche 

IX  Stuk  ,     AT  A  ,  TT  .. 

bbM.  593.  »  Aagten ,  op  Mosagtige  Heijen ,  Vuung  glim? 

,,  mende  gevonden.  Het  geheele  Lyf  glinfter- 

„  de ,  maar  een  weinig  minder  helder  dan  de 

Glimworm.  Het  is  my  eenmaal ,  wanneer 
,,  ik  's  nagts,  fterk  bezweet  zynde,  te  Huis 
„  kwam  ,  gebeurd,  dat  ik,  myn  Aangezigt  , 

in  't  donker,  met  den  Zakdoek  afveegende, 
„  zeer  verbaasd  ftondt,  dien  Doek,  op  't  oo- 
„  genblik  ,  Vuurig  en  als  in  Vlam  te  zien. 
„  Maar  ,  dit  wonderwerk  met  oplettendheid 
,,  befchouwende  y  fcheen  de  Glans  zig  op  ééne 

plaats  te  verzamelen,  en  wanneer,  op  mya 
„  bevel  ,  een  brandende  Kaars  gebragt  was , 
5,  deed  ik  den  Doek  open  ,  en  vond  'er  zulk 
j,  een  Duizendbeen  in,  die,  door  het  wryven 
„  aan  myn  Aangezigt,  ik  weet  niet  welk  een 

Vlammige  Damp  over  den  geheelen  Zweet- 
„  doek  hadt  verfpreid.  Mouff.  Theatr.  pag. 

Dit  heeft ,  echter ,  niet  altoos  j  zo  het  fchynt, 
in  deeze  Duizendbeentjes  plaats ,  waar  van  ik 
'er  een,  dat  meer  dan  twee  Duimen  lang  is,  in 
myne  Verzameling  bezit  :  hoewel  anderen  de 
langte  (tellen  op  maar  agt  of  negen  Lynen,  ge- 
lyk  Geoffroy  zodanigen  omftreeks  Parys  ge- 
vonden hadt,  zeggende  dat  zy  by  nagtfomwy. 
len  glinfteren.  Aan  Doktor  Scopoli  fchynt  dee- 
ze 


DE    DüIZENDBEENEN.  3I9 


ze  Soort,  in  Karniolie,  niet  voorgekomen  te  v- 

Afdeel, 

zyn.  lxxxv. 

Hoofd- 

(9)  Duizendbeen,  die  wederzyds  zes-  en-  ze-ST^* 
ventig  Poolen  beeft.  Pho/pbo» 

rea. 

'  _  .      _  Glinlleren» 

Kapitein  Ekebero  heeft,  waarfchynly^  op  de. 
zyne  Reize  naar  China,  in  de  Indifche  Zee, 
honderd  Mylen  van  het  Vaste  Land  af  zynde, 
op  het  Schip  een  Duizendbeen  van  deezen  aart 
gevonden  ,  die  des  nages  als  een  Glimworm 
glinfterde,  en  daar  van  een  Aftekening  gemaakt. 
Dezelve  hadt  den  Kop  Ey  rond,  geelagtig,  mee 
twee  overlangfe  en  eene  dwars-ftreep  gevoord; 
het  Lyf  zo  dik  als  de  Schaft  van  een  Mosfchen 
Veertje,  Draadagtig  ,  langer  dan  een  Vinger, 
beftaande  uit  twee  en -zeventig  Leedjes.  Het 
Dier  was  paarschagtig  van  Kleur,met  twee  even  * 
wydige  geele  Streepen.  De  Sprieten  ,  die  Els- 
vormig  en  Roestkleurig  waren,  beftonden  ieder 
uit  veertien  Leedjes  :  juist,  dat  aanmerkelyk 
is,  even  als  in  de  voorgaande  Soort* 

Tot  dus  verre  keur  ik  alles  goed;  doch 
wanneer  men  onderdek,  dat  deeze  Duizend- 
been  uit  de  Lugt  op  het  Schip  nedergevallen 
zy,  en  vraagt,  of  dezelve  dan  mooglyk  ook 
Wieken  hebbe  ,  gelykde  tweede  Soort:  als 
ook,  om  dit  kleine  verfchilvan  Pooten,  (ter* 
wyl  hetzelve  in  onze  lange,  dunne,  die  fom« 

tyds 

(9)  Scolopendra  Pedibus    utrinque  Septuaginta  fex.  Syfi* 
jNat.  XII. 

I,  Deel,  XIII,  Stuk*  K  k  4 


520       Beschryving  van 


V. 

Afdeel, 
"lxxkv: 
Hoofd- 


X. 

öccidenta  < 
lis. 
Amert- 


JHai  ina» 
Haring- 
Aas. 


tyds  veel  langer  dan  een  Vinger  voorkomen , 
zo  onzeker  is,)  daar  een  byzondere  Soort  vaa 
maakt,  niet  denkende  dat  dit  Infekt  op  het  Schip 
medegenomen  en  tot  die  langte  aangegroeid  kan 
zyn :  zo  meen  ik ,  dat  men  de  Wonderen  dei- 
Natuur  niet  moet  vergrooten,  en  liever  by  het 
blykbaare  berusten ,  dan  toevlugt  neemen  tot 
onwaarfchynlyke  onderftellingen. 

(ie)  Duizendbeen  ,  die  &&Jtrzy'ds  honderd 
drie  •  en  -  twintig  Pooien  beeft. 

In  deeze  Amerikaanfche ,  van  een  half  Voet 
lang  ,  rondagtig  van  Lyf  en  Roestkleurig  ,  be* 
ftonden  wederom  de  Sprieten  x\\t  veertien  Leed- 
jes. 

(n)  Duizendbeen,  die  voederzyJs  • 

Pcoten  beeft ,  bet  L  f  bleek  3  mét  eene  ros* 
Je  Streep  langs  de  Rug. 

Inde  Zee  van  Westgothland  vondt  Lïnn^üs 
dit  kleine  Infekt  ,  naauwlyks  een  Vingerbreed 
lang  zynde,  overvloedig.  Het  was  zo  fyn  als 
een  Draad ,  met  zwarte  Oogen ,  veele  witag- 
tige  Pooten  en  het  Lyf  van  dergelyke  Kleur  5 
uitgenomen  dat  op  hetzelve  ,  langs  de  Rug  , 

eene 


(10)  Sce/ependra  Pedlhus  utrïnque  centum  &  viginti  tribus» 
SyjK  Nat.  XII.  LiST.  It.  1699,  Tab,  VI. 

(11)  Scoïopendra  Pedibus  utrinque  y  Corpore  pal* 

Mo,  linea  Üoril  rufa.  It.  Westgotb,  191. 


de  Pissebedden.  521 


eene  roodagtige  Streep  liep  ,  beftaande  de  Staart  V. 

,  i>     s.  Afdeel* 
uit  een  rond  Leedje.  t\^vl 

Thans  zegt  zyn  Ed.;  het  Lyf  is  rood  ,  wes-HoOFa° 
halve  men  het  Roed-  Jat  noemt,  dat  by  deSTUlU 
Kust  van  Noorwegen  zeer  gemeen  is  en  het  Aas 
der  Haringen  ,  waar  door  de  Buik  dier  Visfchen 
ros  en  het  Lyf  in  'tkort  ruig  wordt,  ten  zy  men 
ze  ten  minde  twee  Dagen  in  de  Netten  ver- 
ftrikt  laat,  in  de  Zee. 

De  Heer  Pontoppidans  ^  Eisfchop  van  't 
Sticht  van  Bergen  in  Noorwegen ,  geeft  ons 
van  dit  Haring  -  Aas  een  omftandiger  befchry- 
ving.  In  alle  Bogten  of  inhammen ,  hieraan 
,3  den  Wester  Oceaan ,  zegt  hy ,  wordt  in  de 
3,  warmde  Zomermaanden  ,  en  evenwel  altoos 
,3  niet  overvloedig  ,  maar  in  zekere  Jaaren  in 

onbefchryflyke  menigten  3  een  foort  van  klei- 
3,  ne  en  byna  onzigtbaare  Wormen  ,  die  men 
3,  Röe-Aat  noemt  3  gevonden.  Deeze  zyn  maar 
33  zo  dik  als  de  allerfynfte  Zyde  en  naauwlyks 
3,  zo  lang  als  een  halve  Speld.    Haar  menig* 

vuldigheidis  by  wylen  zp  verbaazende  3  dat 
,3  het  Water  zelf  'er  fomtyds  zig  geheel  rood 
3,  door  vertoont,  en  dat  men  'er  veele  miliioe- 
3,  nen  van,  te  gelyk,  in  een  Kan  Waters  ,  uit 
3,  de  Zee  kan  wegdraagen  Als  deeze  Wor- 
3,  men  'er  zo  overvloedig  zyn3  doen  dezelvto 
3,  de  Haring visfehery  een  groot  nadeel;  want 
3,  zy  maaken  dat  de  Buik  van  de  Haring  aan- 
3,  Honds  verrot;  inzonderheid  ,  wanneer  de 
53  Haringen  by  een  menigte  van  honderd  ja 
i,  dkel  xuu  stuk,        K  k  j|  33  dui« 


522    Beschryvinc  van 


V-     ,5  duizend  Tonnen ,  in  eene  Bogt  te  fkmm  ge- 
rxxxv?  »  dreeven  en  ingeflooten  zyn,  om  allengs  ge- 
Hoofd-      zuiverd  en  ingezoutdn  te  worden  (*).  Van 
stuk.   ^  deeze  Roe- Aat  krygt  misfchien  een  foort 
3,  van  Schulpvisch  die  roode  Kleur,  welke  bui- 
3i  ten  twyfel  de  oirzaak  is,  dat  de  Strand  vo« 
gel  Teisty  die  van  zodanige  Schulpvisfchen 
3,  leeft,  zynen  zeer  hoogrooden  Drek  op  den 
yy  Oever  vallen  laat:  zo  dat  wy  mooglyk  hier 
yy  ook  wel  Purperflakken  van  dergelyken  aart, 
5,  als  de  Indifche  zyn  »  zouden  kunnen  heb- 
3»  ben  (f), 


LXXXVI.  HOOFDSTUK. 

Befcbryvivgvait't  Geflagt  der  Millioenpooten, 
tot  welken  ook  zeer  groote  Uicheemfche  bëtho* 
retty  die  men  weleer  tot  de  Duizendbeenen  heeft 
fhuis  gebragt. 

Faam.  Tndien  de  benaaming  van  Duizendbeen  goed 
*  gemaakt  kan  worden ,  door  aan  te  merken « 
dat  men  dik  wils  het  bepaald  getal  van  duizend 

voor 


(*)  Van  deeze  manier  van  den  Haring  aan  de  Kust  van 
Koorwegen  te  vangen  ,  is  uit  den  zelfden  Autheur  omftandig 
Berigt  gegeven  in  het  VI V.  STOK  ,  deezer  Natuurlyke  Hifto- 
rie,  bladz.  29.?,  29+.  Daar  uit  blykt  tevens ,  da  het  een  Druk- 
feil in  xyft  Nat.  Ed.  XI J.  moet  zyn ,  wanneer  LiNN^US 
zegt  :  Nisi  per  bliuum  rdinquantur  Pisces  Retibus  ilUique- 
atu 

(f)  Naturl.  Hisit  vin  Norwe^ên,  II,  TheilL  p.  94» 


DE    MlLLlOEMPOOTEN.  5*3 


voor  eene  onbepaalde  en  verbaazende  menigte  V. 
genomen  vindt :  zo  zal  men,  hope  ik,  derge-^^Ev^ 
lyke  toegeeflykheid  wel  willen  hebben ,  omtrent  Hoofd- 
die  van  Millioenpoot  ;  devvyl  het  getal  derSTl7K:* 
Pooten,  inde  meesten  derzelven,  veel  groo- 
ter  dan  in  de  gewoone  Duizendbeenen ,  ja  dik- 
wils  niet  dan  met  groote  moeite  te  tellen  is. 
En  daar  men  aan  de  Polypusfen    die  maar 
weinige  Armen  hebben  ,  reeds  om  die  reden 
den  Griekfchen  naam  van  Veelvoet  geefc ,  zo 
is  de  Hoogduitfche  naam  van  Pïeifusz  voor  de 
Infekten  van  dit  Geflagt  zeer  oneigen.  Sult- 
zer  ,  evenwel  onderfcheidc  deeze  Soort  van  de 
voorgaande  ,  door  den  tytel  van  Cylindrifë&er 
Vielfusz.  Dat  de  Latynfche  naam  Julus  ,  die 
men  hedendaags  gebruikt  om  de  Mannelyke 
Bloemen  van  de  Hazelaaren  en  dergelyken  te 
betekenen  (*),  van  ouds  en  wel  door  Plixius, 
voor  een  dergelyk  Infekt  genomen  zy,  tragt 
Aldrovandus  te  betoogen.    Indien  dezelve 
nu,  een  van  de  drie,  hier  voor  gemeld  t  **be-+  ,  f 
tekenen  moet,  zo  kan  hy  niet  toepasfelyker  zynsos* 
dan  op  deeze. 

De  Geftalte  des  Lighaams  ,  naamelyk,  doetKenmer- 
die  van  dit  Geflagt  inzonderheid  van  de  Dui-ken' 
zendbeenen  verfchillen*    Zy  hebben  het  Lyf 

niet 

(*)  Flos  Amentaeeus  feu  Julus*  Tour N F.  Inft.  Rei.  Herb. 
p.  580.  Ica  dicitur  ,  i.  quod  in  Corylo,  ut  &  Alno,  Juglan- 
de,  Quercu  ,  vcluci  praelongus  Vermis  lïngulari  pediculo  de- 
pendet  3.  Est  &  nomen  Infe&i  multipedis  ,  rotundi  %  &c« 
Castellï.  Lexic,  Medkum% 

INDEEL,  XIII,  STUK» 


524     Beschryving  van 


V.     niet  platagtig,  maar  ten  minste  in  het  bovenftc 
lxxxvu  gedeelte  of  de  Rug  Cylindrisch  rond.  De 
Hoofd*  Sprieten  ,   bovendien  ,  zyn  niet  Borstel-  of 
stuk.   j)raacjagtig  dun,  maar  uit  kleine  ronde  Leed- 
jes +  als  een  Kcttingje  van  Kraaien  ,  famenge- 
Held.    Daar  die  der  Duizendbeenen  wel  veer- 
tien Leedjes  hebben  ,  beltaan  deeze  ,  in  ver* 
fcheidene,  uit  niet  meer  dan  vyf  zulke  Kraal- 
tjes, zo  Geoffroy  aanmerkt,  die 'er  meer  dan 
honderd  Pooten  te  hebben  aan  toefchryft  ,  't 
welk  echter  niet  in  alle  Millioenpooten  plaats 
heeft.  Ook  gaat  die  eigenfchap,  van  wederzyds 
eens  zo  veel  Pooten  te  hebben,  als  Ringen  aan 
het  Lyf ,  niet  in  aile  Soorten  door,  gelyk  wy 
zien  zullen. 

soorten,  *t  Getal  der  Soorten,  't  welk  te  vooren  ze- 
ven was,  is  thans  tot  agt  vermeerderd  ,  waar 
onder  een  Zee  -  Luis  betrokken  wordt ,  benevens 
drie  andere  Europifche. 


't  Geflagt  der  Pisfebedden ,  tot  welken  dee- 
ze t'huis  gebragt  was  door  den  Heer  Grono- 
viüs  5  is  dezelve  door  onzen  Ridder  ontrukt  en 
hier  geplaatst ,  om  dat  zy  juist  eens  zo  veel 
Pooten  wederzyds  heeft  als  Ringen  aan  het 


I. 

Ovaale. 


(1)  Millioenpoot,  die  wederzyds  twintig 
ten  heeft. 


Lyf, 


(O  jfafys  Pedibus  utruique  viginü.  Amcen,  Acétd.  IV.  p. 
253.  N.  36  T.  ilL  f.  4,  Syft.  Nat.  X.  Gen.  243.  XU.  Geii« 
274.  Onheus  &c4  GHON.  Zoopb.  995»  T.  XVI I,  f.  4,  5. 


H    MlLLÏOÉNPOÖTEN.  S*S 


Lyf  3  dat  'er,  behalve  Kopen  Staartlid,  maar  V. 
tien  heeft.    Wy  vinden  dit  Mekt  aldus  be-j^££* 
fchreeven  (*).  hoofd- 
^  Het  Lyf  is  byna  ovaal,  blaauwagtig  bruin  STüK* 
3,  en  zeer  glad  ,  met  twaalf  Verdeelingen  op 
3,  de  Rug  gedekt ,  waar  van  de  eerste  enlaat- 
53  fte  ieder  gelyken  naar  het  vierde  deel  vaneen 
33  Kogel.    De  Kop  is  ftomp  en  bruin  9  met 
,3  uitgeholde  Stippen :  de  Sprieten  zyn  dikag- 
,3  tig  ,  en  beftaan  ieder  uit  zes  Klootronde 
33  Leedjes.   %  Getal  der  Pooten  9  die  zy  heb- 
33  ben  3  is  twintig ,  die  op  zyde  famengedrukt 
33  zyn  ,  en  in  een  kromme  Nagel  uitloopen  , 
3,  met  een  Doorntje ,  dat  overend  ftaat ,  aan 
3,  de  bovenkant",  Het  onthoudt  zig  in  de  Eu- 
ropifche  Oceaan. 

(a)  Millioenpoot  3  die  vcedenyds  tagtig  Poö- 

ten  heeft.  Dikkc# 

In  de  Chineefche  Verzameling  van  Lager- 
ströem  bevondt  zig  een  zodanige,  die  het  Lyf 
een  Vinger  dik  en  bleek  hadt  9  beftaande  uit 
agtenveertig  Verdeelingen  ,  die  aan  den  rand 
geelagtig  waren  :  de  Sprieten  geknopt ,  met 
zes  Leedjes  3  en  3  zo  wel  als  de  Pooten  3  in  ge* 
tal  zesennegentig  Paar  uitmaakende  ,  bleek  of 
geelagtig,  Van  deeze  was  een  Verfcheidenheid 
in  Karolina  waargenomen  3  die  3  behalve  den 

Kap  3 

(*)  In  Amxn*  Ac  ad,  loeo  citato. 

{%)  Julus  Pedibus  utrinque  oiïoginta**  Amwu  Acai*  IV* 
f>.  253«  N.  35, 

h  DEEL.  XIII.  STUK, 


52(5      BESCHRY  VING  VAN 


V.    Kop ,  negen  -  en  -  veertig  Verdeelingen  hadt ,  en 
Afdeel.  njet  meer       yantagtig  tot  agtentagtig  Pooten. 
Hoofd-  Aan  de  zyden  is,  op  ieder  Verdeeling  of  Ring, 
stuk,   een  zwarte  Stip» 

in.       Cs)  Millioenpoot,  diewederzyds  honderd Poa- 

ïer7tt~  ten  heefL 

Gewoone»  J 

PL.CVI. 

rt&-  Hoewel  wy  deeze  ,  in  vergelyking  met  de 

anderen ,  de  Gewoone  kunnen  noemen  ,  is  zy 
doch  op  ver  naa  zo  bekend  niet  als  de  Duizend- 
beenen.  Veele  Autheuren,  evenwel,  hebben 
'er  gewag  van  gemaakt.  Mouffetus  zegt, 
dat  hem  'er  eens  een  in  Kropfalade  voorkwam, 
die  van  dikte  was  als  een  klein  Rivier -Biesje 
en  glad,  met  den  Kop  zwartende  Rug  Goud- 
geel. Hy  beeldt  dezelve  ongevaar  van  die 
langtc  af,  welke  Ray  geeft  aan  deeze  Mil- 
lioenpoot, naamelyk  van  vyf  kwart  Duims; 
{lellende  de  Kleur  blaauwagtig  zwart,  met  de 
pndjes  der  Ringen  witagtig  ,  zo  wel  als  de 
Pootjes,  die  naar  dunne  Haairtjes  gelyken.  % 
Getal  derzelven  oordeelde  hy  onzeker  ,  en  't 
was  niet  vreemd  ,  indien  hetzelve ,  gelyk  in 
de  dunne  Duizendbeenen ,  naar  den  ouderdom 
verfchiilen  moge  De  Sprieten,  uit  Knobbel- 
tjes famengefteld,  liepen  dikker  naar  't  end. 

Het 

(3)  7u^us  Pedibus  utrinque  centum.  Faun.  Suec.  2066. 
$C0P.  CarnioU  H52.  -MoUFF.  Inf  201.  R.AJ.  Inf.  46.  'N.  4. 
ALDRov.  Inf  636.  N.  4.  FKISCH.  Inf  XI.  Tab  8.  f.  3* 
jonst  Inf  Tab.  23  SULTZ.  Inf  Tab,  24,  f.  is6»  GfiOFFR, 
JpAris.  679.  N.  1.  G&qn.  Zeoph,  1007, 


BE    MlLLIOENPOOTEN.  517 

Het  Millioenpootje  van  onze  Afbeelding  ,  in  V. 
ffg  8,  ongevaar  de  helft  in  langte  en  breedte  L;.NXVU 
vergroot  zynde,  komt  nagenoeg  met  deeze  be-  Hoofd- 
fchryving  overeen.    De  Oogen  zyn  groot  en  STUK* 
ftaan  zeer  fchril  in  deeze  Diertjes ,  die  men  dik- 
wils  in  de  Aarde  vindt.    Het  getal  der  Ringen 
of  Verdeelingen  van  het  Lyf  is  ontrent  vyftig  , 
en  derhalve  moet  dat  der  Pooten,  indien  zy 'er 
twee  Paar  hebben  aan  ieder  Ring,  wederzyds 
omtrent  honderd  zyn.    Van  agteren  loopt  het 
Lyf  in  een  fpitsagtig  Staartje  uit.   De  Kop  is 
rond  en  (lomp. 

De  Heer  Gronovius  heeft ,  ten  minfle , 
vyfendertig  Ringen  geteld  aan  het  Lyf  van  dee* 
ze  Milüoenpooten  ,  en  ftelc  dus  dat  zy  meer 
hebben  dan  zeventig  Pootjes:  ook  was  de  lang* 
te  der  zyne  maar  een  Duim,  en  de  dikte  een 
twaalfde  Duims ,  de  Kleur  fomcyds  zwartag- 
tig  ,  fomtyds  Aschgraauw.  Doktor  Scopoli 
vondt  'er,  in  Karniolie,  met  het  Lyf  van  vyf* 
tig  Ringen ,  die  ieder  wederzyds  twee  Pooten 
hadden,  geel  of  witagtig  van  Kleur.  Dit  maakt 
dan ,  wederom  ,  't  getal  van  honderd  paarea 
Pooten  uit. 

Omftreeks  Parys  heeft  Geoffroy  die  van 
deeze  Soort ,  met  tweehonderd  Pooten ,  maar 
vyf  Lynen,  dat  is  omtrent  een  half  Duim  lang 
gevonden  en  zwartagtig ,  zeer  glimmende  van 
Lyf.  Mooglyk  zyn  de  jongere  zwart ,  de  ou* 
de  bruin  of  graauwagtig  blaauw.  Dit  hebben 
zy  gemeen,  van  zeer  hard  te  zyn  van  Lyf,  m 

I.  Deel.  XIII.  Stuk-  zig 


528     BEscHnYviNe  VAN 


■  V.  zig  om  te  krommen  of  op  te  rollen,  wanneer 
Afpeei..  menze  aanvat  of  plaagt.  Zy  komen  in  de  Aar- 
Hoofd-  de ,  of  op  den  Grond  onder  Steenen,  voor. 

STUK. 

m  (4)  Millioenpoot,  die  wederzyds  dertig  Poo- 
Ccmpiaka-  m  ?  jjet  Lyf  platagtig  heeft  en  de  Sprie* 

Plaug- ïge.  gfcft  geknodsU 

De  platheid  van  het  Lyf  maakt  deeze  als  tot 
een  middelflag,  tusfchen  de  Duizendbeenen  en 
Millioenpooten,  weshalve  ook  Doktor  Scopo- 
li  dezelve  onder  de  Duizendbeenen  plaatst ,  daar 
zy  doch,  wegens  't  getal  der  Pooten,  tot  dit 
Geflagt  fchynt  te  behooren.  Zie  hier  zynebe- 
fchryving  van  dit  Diertje. 
3)  Het  Lyf  is  een  Duim  lang  ,  plat,  bruin- 
agtig,  aan  den  rand  van  Kleur  als  de  Poo- 
.  3,  ten.    Somwylen  zyn de  agterfte  Ringen,  in 
't  midden  ,  Zeegroen  ,  aan  de  zyden  ros- 
bruin  ;  de  zyden  van  den  tweeden,  zesden, 
negenden  en  elfden  Ring  3  niet  zelden  ,  bleek 
3,  geel.    Ik  heb  het  ook  geheel  en  al  Roestkleu- 
,3  tig  gevonden.   Ieder  Ring  is  getekend  met 
„  een  dwarfe  Streep  en  eenige  Knobbeltjes; 

gekarteld  zynde  aan  den  zyd  and  DeSprie- 
)5  ten  beftaan  uit  zes  Leedjes 3  die  Haairigzyrr 
5,  Uit  de  drie  voorfte  Ringen  komen  wederzydè 
3,  drie,  dat  is  uit  ieder  één  Pootje  voort:  maat 

33  uit 

f4)  Pcdibus  utrinque  irïginta,  Corpore  planïusculo  f 

Ahtêni&s  Clavkti.  Faun    Suec    2068.  Scoiopendra  Julacsa, 
Scop.  Cam.  1150.  J  ulus  fcolopendrious.  Pqd.  Inf.  127. 


DE    MltLIOEHf  ÖOTïBi  S29 


M  uit  anderen  wederzyds  twee:  zo  dat  het  Se*^F^fiI^ 
39  tal  der  Pooten  een  -  en  -  dertig  Paaren  is.  Het  lxxxvi. 
komt  in  de  Bosfchen,  tusfchen  'tMos,  niet  Hoofd- 
zeldzaam  voor'*.  STUK* 
Volgens  de  Befchryving  van  Solajnder,  die 
dit  Infekt  in  het  Sweedfche  Landfchap  Schónen 
hadt  gevonden ,  heeft  het  Lyf  delangtevaneen 
Nagel;  is  placagtig,  overal  even  breed,  aan  de 
zyden  hoekig,  van  boven  bleek  ,  van  onderen 
witagtig,  beftaande  uit  twintig  Verdeelingen. 
Het  is  van  boven  gedekt  met  platagtige  Schild- 
jes ,  die  geknobbeld  ,  gerand  ,  omtrent  vier- 
kant ,  aan  de  zyden  gekarteld  ,  gehoekt ,  de 
agterften  fcherp  zyn ,  een  weinig  uitfteekendc 
over  de  Ringen  van  het  Lyf.  De  eerfte  Ring, 
zynde  de  Kop,  is  ovaal  enplatagtig;  de  twee- 
de ,  die  den  Hals  uitmaakt ,  gedekt  met  een 
Schild,  dat  van  vooren  rond  is  en  van  agteren 
uitgehold :  de  derde  en  vierde  zyn  korter  dan 
de  overigen  en  zeer  fmal.  De  laatfte  en  twiil- 
tigfte  Ring  of  het  Staartftuk  ,  is  driehoekig  of 
gefpitst  en  glad.  Pooten  zyn  'er,  wederzyds, 
dertig;  naamelyk  onder  ieder  Ring  twee  Paa- 
Ten,  uitgenomen  den  derden,  vierden,  agttien- 
den  en  negentienden,  die  'er  maar  één  hebben* 
De  Sprieten,  driemaal  zo  lang  als  de  Kop*  be* 
ftaan  uit  zes  Leedjes ,  waar  van  het  vyfde 
Klootagtig  en  donkerer,  het  zesde  aller* 
kleinst  is. 

h  vssu  xiii»  £tvk,        L 1  Cs) 


5$tf     BSSCHRtVlNC  VAN 


V*       C5)  Millioenpoot,*>wtf&r3;yif  honderdtwin- 

tig  PöOJeW 

stuk.  Qp  »t  Strand  der  Kareis  -  Eilandjes ,  aan  de 
Sdkvkfus.  Kust  v au  Gutliland,  en  wel  op  het  grootfte, 
zandige.  onder  Steenen  ,  kwam  deeze  voor ,  die  ook  maar 
een  Duimbreed  lang  is  en  de  dikte  van  een  Duive- 
Veertjes  Schaft  heeft.  De  Kleur  was  Asch- 
graauw,  met  twee  ;  Streepen,  die  bleek  Roest- 
kleurig zyn  ,  op  de  Rug  ,  overlangs  ,  en  ieder 
Leedje  ,  aan  de  zyden,  in  de  langte  geftreept, 
bleeker.  Het  Lyf  beftaat,  om  een  rond  getal 
te  neemen  ,  uit  zestig  Verdeelingen  of  daar 
omtrent.  De  Pooten  zyn  witagtig:  de  Sprie- 
ten hebben  vyf  Leedjes.  Aangeraakt  zynde 
rolt  dit  Infekt  zig  famen  tot  een  platte  Krul ; 
niet  de  Pooten  ,  echter,  naar  den  Grond  ge- 
keerd. 

Omftreeks  Parys  is  een  Millioenpoot  waar* 
genomen,  van  dergelyke  Kleur,  hebbende  ook 
honderdtwintig  paar  Pooten  ,  en  uit  omtrent 
zestig  Ringen ..be (taande  ,  die  zig  dubbeld  ver- 
toonen ,  dewyl  de  eene  helft'glad  is,  en  de  an* 
dere  geftreept. 

VL  m  (6)  Millioenpoot,  diewederzydsh<mAetdvyf* 
indut.  tien  Pooten  beeft. 

Isdifche. 

Mouf- 

(5)  Jului  Pedibus  utrinque  centum  &*  vigititi.  Faun.  Suec^ 
$067.  lt.  G$tL  280  Groffk.  Paris.  679.  N»  2.  T.  22.  f. 
//HAJ.  lnf%  47  SCH/EFF    Elim   T  7$. 

(6)  Julus  Pedibus  utrinque  centum  &*  qumimm*  Muf.  Ad¥ 


D  fc    M  l  L  L  I  O  E  N  j?  O  O  T  B 


Moüffetus  heeft,  reeds  meer  dan  honderd-  V* 
dertig  Jaar  geleeden ,  de  afbeelding  aan  't  licht  lxxxvi.* 
gegeven  van  deeze  groote  Aard  -  Duizendbeen  Hoofd* 
of  Scolopendra  ,  gelyk  hy  die  noemt ,  cn sim- 
welke,  volgens  dezelve  ,  tusfehen  de  vier  en 
vyf  Duimen  lang  was,  niet  wel  een  half  Duim 
dik.    De  Kleur  van  het  geheele  Lyf,  zegthy, 
was  uit  den  bruinen  zwartagtig  glimmende,  'i 
Getal  der  Pootjes ,  die  geelagtig  waren  ,  fielt 
hy  van  ieder  zyde  zestig:  doch,  de  wyl  het  ge- 
tal der  Ringen,  in  zyne  af  beelding ,  ongevaar 
zestig  is  5  behalve  den  Kopen  Staart,  en  het 
getal  der  Pootjes  eens  zo  veel ,  denk  ik  dat  hy 
deeze  Soort  bedoelen  zal ,  die  doorgefneedea 
nog  blyft  leeven,  zegt  hy ,  gelyk  de  Aardwor» 
men.       Getergd  zynde  (voegt  hy 'er by)  byü 
jh  deeze  Duizendbeen  zo  vinnig,  dat  Lüdovi- 
fy  cus  Atmarus  ,  die  ons  denzelven  uit  Libye 

heeft  gefchonken  ,  fchoon  JHandfchoenen 
3,  aan  hebbende  en  een  dubbelde  Linnen  Doek 
3,  om  de  Hand,  het  naauwlyks  kon  verdraa- 
5,  gen :  want  het  Dier  hadt  de  Nypers  zo  diep 
yy  en  ftyf  in  't  Linnen  gekneepen ,  dat  men  het 

naauwlyks,  en  niet  dan  met  veel  moeite ,  kod 
3i  affchudden,,. 

3 ,  Een  andere  van  deeze  Soort,  zegt  die  zelfde 

„  Au, 

1?WA  T.  p.  90,  M.  L.  V.  462.  GRON.  Zoopb.  ioö3.  Scolo* 
pendra  Pedibus  nonaginta  fex.  Am«n.  Acad.  I.  p.  324,  Seb* 
Kab.  I.  ï>.  T.  Si.  f.  5.  &  II.  T.  24.  f.  4  ,  5.  PET.  Gaz^ 
T.  74  i  r-  3* 
U  XII JU  STUK*        Ll  & 


J3*        BEsCHRrviNO     f  AH 


*9 


,  v«  „  Autheur,  uit  Nieuw  Spanje  ons  toegebragt, 
Ltxxvu  is  °P  de  Rug  verfierd  met eene  Vuurkleurige 
Hoofd-  j5  Streep,  en  op  de  zyden,  zo  welalsdePoo- 
ten ,  Koper  -  kleurig.  De  menigte  van  Poo- 
ten  ,  als  Haairtjes ,  die  zy  heeft ,  doen  haar, 
met  een  opgeheven  Kop  ,  zeer  fnel  loopen. 
En ,  het  is  de  grootfte  verwondering  waar- 
dig ,  hoe  de  Natuur  ,  die  maar  een  zeer  klei- 
3>  nen  Kop  aan  dit  Dier  gegeven  heeft ,  hetzel- 
9,  ve  niettemin  met  Geheugen,  en  zeker  redeka- 
39  velend  Vermogen  ,  zo  rykelyk  heeft  be- 
3,  deeld.  Want,  fchoon  het  ontelbaare  Poo- 
3,  ten  als  Roeijers  heeft,  die  van  den  Kop  als 
3,  den  Stuurman  byster  ver afftandig  zyn  .  weet 
y.  nogthans  ieder  zyn  post  zo  wel  waar  te  nee- 
3,  men  ,  dat  'er  de  minste  gebrekkelykheid  nieC 
3,  plaats  heeft  in  de  vereischte  beweegingen  y 
3,  die  als  op  een  Mondelyk  bevel,  oogenblik- 
3,  kelyk ,  van  den  Kop  tot  aan  de  Staart  ge* 
3,  fchieden  >  en  dienen ,  om  het  Dier  of  voor 
3,  of  agterwaards  te  doen  gaan  ,  naar  zyne 
,3  Wille". 

In  het  Vorftelyk  Kabinet  der  Akadèmie  vaa 
Upfal  in  S weeden,  bevondt  zig  een  Uitheem- 
fche  Millioenpoot ,  welke  de  langte  en  dikte 
van  een  Vinger  hadt ,  en  dus  met  die  van  Se- 
ba  vergeleeken  wordt,  wier  ty  tel  is  allergroot- 
fte  Orientaalfche  Duizendbeen.    't  Is  zonder- 
ling ,  dat  in  dezelve  het  getal  der  Ringen  van 
het  Lyf,  behalve  Kop  en  Staartftuk ,  maaragc- 
*nveertig  was,  en  het  getal  der  Pooten ,  we- 
der- 


*       M  1  L  L  I  Ö  !  »  P  O  O  T  E  N,  533 


derzyds,  maar  zesennegentig.  Zou  dezelve  ook  v. 
gebroken ,  en ,  na  verlies  van  eenige  Ringen ,  Afdeel. 
weder  famen  gelymd  zyn  geweest,  g^lykdk^^' 
ügtelyk  kan  gefchieden?  stuk. 

(7)  Millioenpoot  ,  die  wederzyds  honderd  vier-  vir, 
en-twintig  Pooten  beeft. 

Die,  welke  zig  in  de  Chineefche  Verzame* 
ling  van  Lagers  1  roem  bevondt,  hadt  weder- 
zyds  honderd  agt-en  twintig  Poocen:  het  Lyf 
van  dikte  als  een  Ganze- Schaft ,   een  Span 
lang,  beftondt  uit  half  zo  veel  Loodkleurige 
Ringen,  die  bruin  gerand  waren  en  de  Pooten 
bleek.   Zeer  naa  fchynt  hier  mede  die  Westin* 
tfifche  van  Seb  a  overeen  te  komen,  welke  op 
de  aangehaalde  Plaat  in  'c  Tweede  Deel  is  af* 
gebeeld ,  en  gezegd  wordt  het  voorn aame  Voed- 
zei  te  zyn  van  de  Blindflangen.    Van  deezfe 
wordt  getuigd,  dat  zy  de  Eijertjes,evenalsde 
Garnaalen,  tusfchen  de  Pooten  draagt,  totdat 
dezelven  uitgebroed  worden ,  en  de  uitkomende 
Jongen  van  zelf  weg  kruipen.    Dat  het  Wyf je 
geen  Sprieten  of  Hoorentjes  aan  denKop  zou  heb- 
ben ,  gelyk  men  aldaar  zegt,  geloof  ik  niet. 

(8)  Millioenpoot,  die  wederzyds  honderd  vm 

Mc  ' 
AU 


Tier-en -dertig  Pooten  beeft.  SSw^ 

In-r 


(7)  Julu%  Pedibus  utrinque  centum  &*  vijtintl  quatuor*  Amèn» 
Acai.  IV.  p.  253  N.  34  SEB*  Knb,  II.  T.  24  f  4,5. 

(8;  Julus  Pedibus  utrinque  centum  trlgmta  quatuor.  Syft. 
Hau  XII  Vermis  terreftris,  MARC  GR»  Brafi  L18T.  /*♦ 
XÓ99*  T.  5. 

*,         XIII.  Stuk.         L 1  3 


534  De  Millioenpoqten. 


V.       Indien  de  Millioenpooten  dergelyke  eigenfchap 
lxxxvl'  hebben  als  de  Duizendbeenen ,  dat  naamelyk 
Hoofd-  fat  getal  der  Pooten  met  den  Ouderdom  toe- 
nvK*     neemt  3  zo  is  't  niet  te  verwonderen  3  dat  de 
Allergrootfte  de  meeste  Pooten  heeft.  Grooter 
heb  ik  ze ,  zelfs  in  afbeelding ,  nooit  gezien  , 
dan  die  aangehaalde  uit  het  Eerste  Deel  van  Se- 
ba  op  de  Zesde  Soort :  wier  langte  byna  van 
een  Voec  en  de  dikte  drie  Kwart  Dirms  was.  In 
deeze ,  nu  >  tel  ik  >  behalve  den  Kop  en  't  Staart* 
Huk,  zeventig  Leden  of  Ringen /  dat  is  hon- 
derdveertig Pooten.    Een  ontzaglyke  ,  die  ik 
gedroogd  heb3  lang  zeven  en  dik  ruim  een  half 
Duim,  heeft  zestig  Leden  aan  het  Lyf  en  dus 
honderdtwintig  Pooten ,  die  zeer  blykbaar  be- 
ftaan  uit  zes  Leedjes.    Ieder  Ring  heeft  op  zy- 
de  een  zwarte  Stip,  even  als  in  de  Tweede 
Soort. 

VERBETERINGEN. 

Bladz.    6*.   Reg.    18.  Vcor,  zyn,  Lees,  gefield  worden  te zyn* 

  7,   4    3.    Trosjes  Tiopjes 

— —    12,  — —  23,    —  even  gelyk  - — —  anderen  doen 

zulks  even  als 

i          69.  —         9,  —  venprei  verfpreid 

  71.  Aantek.   Staae  — —  Staat 

— -   73»   Reg.   9,  Voeg  by  r  alhier  op  Plaat  C.  in  Fig  2  » 

afgebeeld. 

*r        147*  * — "  —    !♦  Voor  Muscorara  Lees  Muscorum 

.      225*  «          13.  Voegby>    In  langre  en  breedte  is  dil 

Diertje  hier  zesmaal  en  dus  in  Lighaa- 
melyke  grootte  meer  dan  tweehonderd, 
maal  vergroot, 

.      .  BLAD» 


BLADWYZER 

DER 

INSEKTEN. 

De  Letter  i9  voor  deGetalen,  wyst  aan  het  Eer* 
Jle  Stuk  der  Infekten ,  zynde  het  Nezenfy  van 
het  I.  Deel  deezer  Natuur lyke  Hiftorie; 
de  Letter  k  het  Tweede  der  Infek- 
ten, zynde  het  Tiende,  en  zo  ver- 
volgens, l  het  Elfde,  m  het 
Twaalfde,  en  1  het  Der- 
tiende Stuk. 


A. 

_LaIbesfen -Vlieg,  .  m.  493 
Aard  -  Kapelletje.  .  /♦  373 
Aard -Mot  .  «  n.19 
Aard-  Pis  febedden.  .  rc.498 
Aard -Spinnetje.  Rood;?2. 144 


*>37 
fc.  84 
n.  20 
m.  408 
1 

l  235 
/.  215 
2  8  8 
216 
i.294 


Aard -Tor  ren. 
Aardvlooijen.  > 
Aard  vl  00.  • 
Aars  -  HorfeL 
Agret- Toeren.  ♦ 
Ananas  Kapel. 
Argus  Kapel (  Groote) 

-  —  (Kieine) 

Atlas  Kapel  (Groote) 

 (Kleine) 

Atlasfen  of  Spiegeldraa- 

gers.        *       .        I  . 
Aurelia.  (Groote)    .    1 318 
■  ■   (Kleine)    .    h  321 

.   (Gehakkelde)  /.  323 

Avond  Kapellen.    .  i.391 
Azyn  -  Vliegjes.     .  m.573 
B. 

Baarende  Infekten.  .  m.  614 
Balkagtige  Tor.  .  i  262 
Band -Uilen*  .  1.518 
Baniljes  -  Kapel.     .      /.  352 

EASTAiHD-BOKjSS.     .  *>87 


Bastaard*  Olyfhah- 

TJES,         .         .  ii  504 

ilaftaard  -  Rrpfen.  ,  m- 137 
Bafterd  Juffertje.     .    m.  86 

B  AS  TE  R  D    W  E  S  teW$    o    ^»  2  20 

BeekvJurTertjes.      .      w  31 
Been  vl  iegjes*  . 
Beer -Kreeft.       ,  ^427 
Beer- Rups,        .  /.560 
Beest  der  Water -Tor 

ren.  ,  l>2/ 
Belladonna  -  KapeL  •  I..304 
Besfen  -  Spinnetje.  .  «.  146 
rïesfen  Uiltje.  ♦  ,  I  67? 
Beul  Tor  ♦  f#  ï  78 
Beurs  -  Krabben.  »,  341,358 
Biddertje.  .  .  £.150 
Blaauw  Bokje.  .  «.565 
BlaauwSatyn  Kapel.  ♦  J.  201 
Blaauwe  Vliegen.  .  m.  500 
Blaauwtjes,  Kapellen.  /.361 

Bi  AAZENPOOTJEN.  I  522 

Bladermottea,  .  h  741 
Bladmotten.  .  *»438 
Bladrollers  ,  Rupfen.  I,  69G 
Bladfchurft  *  Vliegje*  m.  602 
Bladtorretjes,        »      1. 389 

BLADZUiGERTJES.       .     t.  43Ö 

Blad-Vlooijen,.     .  . 

L  4  Blind* 


B   L  A  D  W  Y  Z  E  R. 


Blind -Brems.  .  m.  536 
Blinde  Tor*  .  «.218 
Bloemkevertje,  ♦  f.229 
Bloemkrabben.  .  n.  328 
Bloemtorretje,  •  i.  300 
Bloemvlieg.  •  m,  485 
Bloem  -  Z  iertjes»  .  .  5  2  7 
Bochel -Tor.  .  t'.  182 
Boeren  Verdriet,  Kapelle- 
tje. .  .  f.363' 
Bokjes.  &  #  /.  575 
Bokken  of  Boktorren,  f.518 
Bonte  Manteltjes ,  Kapel- 
len. .  .  ƒ,335 
Bonte  of  Duin  -  Kever*  u  225 
Bonte- Vliegen.  ^Nieuw 

Jorkfe)  ♦  .  mt  405 
Bontwerkers  Plaag.  .  i.  269 
Boomagtige  Watervloo  n.  471 
Boomkever.  .       i.  213 

Boomkrekels.        .      fc#  243 
Boomluis  der  Winterhui- 
zen.      .      .  £.462 
ïoomiuizen  of  Bladlui  - 

zen.  .  ♦  k.  380 
Boom  •  Tipula.  .  m.  426 
Boom- Vlooijen.  «  w.29 
Boorder.  Tor.  .  f,  260 
Boor  Wespen,  w  Hi}  228 
Borftel  Rupfen.  .  /  583 
Bosch  -  Kakkerlak.  •  fc.115 
Bosch  -  Luis.  (Amerikaaa- 

fcfae)  .  .  n.  115 
Bosch»  Spinnen  (Westin- 

difche)  .  ♦  w.230 
Bosch- Wants.  .  *3<55>  37 1 
Boter  -  Kapellen»  •  t>  245 
Braakvlieg.  .  m*  500 
Brandmieren.      ♦       m.  356 

BrEMSEN.  ♦  TM.  521 

Brildraager,  Kapel.  .  /.  644 
Broed  Byèn»  ♦  »2  292 
Brood -Motten.  .  *  123 
Brood  -  Torretje,  ♦  *.  306 
Bul -Tor.  •  1.153 
Bycn.  «1,287 


Byën  -  Luis.         »  ».  92 

Byën*  Myt.         .  «.149 

Byënvreeters.        :  i.  <0$ 
C, 

Capeliekens.         ,  /.  117 

Chineefche  Pages.     .  /.  193 

Cicaden.         •  ^.242 

Cigale  (Gewoone)  ♦  fc,  261 

Citroen  Kapel.       .  /.  26 r 

Conchenilje-Infekt.   •  fc.  500 

Cylindrifche  Tor.    .  1.177 
D. 

Dag-  Kapellen.  ♦  i.  183 
Dageraad  ,  Kapel.    1. 242,  263 

DANaUS-KAPELLEN*  /.  236>2Ó5 

Danfende  Muggen.    «  m.  569 

Dek -Byën.  .  «2.291 
Denne  -  Vrugt ,   Mot , 

Wesp          ♦  m  20  r 

Dikkopjes,  Kapellen.  /.  374 

Distelvink ,  Kapel.    •  l.  304 

Distelvlieg.         .  m,  519 

Dog -Tor.'          ,  *.  181 

DoN^VLEUGELXGÉ.      ♦     /.  120 

Dooden -Vlieg*  •  w,  501 
Doodgra  avers.  Torren,  f ,  3 1 7 
Doodgraaver  Luisjes.  n.  152 
Doodshoofd  •  KapsL  .  /.  424 
Doodshoofd  -  Krabbe- 
tje. .  n.  374 
Doodwagter,  4  ?z.  45 
Doörn-Rups.(Groote)  .  /.  23 
Draaijende  Water  -Tor»  k  35 
Draakje,  Rups.  ♦  ^  590 
Drek  -  Muggen,  •  wi.  571 
Drek- Torretje.  ♦  307 
Drek -Tuimelaar,  Tor.  i.  178 
Drilmuggen.  .  m.  569. 
Dril  wespen.  ,  m.  180 
Druivendraager.  .  n  477 
Duïnkapelleejes.  (Blaau- 

we )  .  /  362 

Duin  Kever.  (Bonte)  i.  225 
Duitfche  Goudfmid.  .  4c 
Duitsch  Wandelend  Blad.  £.143 
Duivels -Krab,     .      «  345 


BLADWYZER. 


Duiven -Luis.       .       n.  90 

DUIZENDBEENEW.       .     tl.  505 

Dunftaart  -  Worm.   ♦   tn  484 

Edele  Tor.  •  «240 
Een-Oogen.  .  n  456 
Eenden  -  Luis.  •  r-79 
Eenhoorn.  (Vliegende)  f.  143 
Eenftaart-Rups.  .  I  662 
Egyptifehe  Luis.  *  2 
Eitjes  -  Wesp  der  Kapel- 
len. .  m.  215 
Elzen  Blad  Torretjes,  i  396 
Elzen  Takje » Rups.  .  k  662 
Engerlinge.  I,  *  215 
Erwten  -  Torretje.  .  u  302 
F, 

Fluweel  -  Kapel.  (Amboi> 

fche)  ♦  /.  188 

Fret  •  Torretje.     .      «.  292 
G. 

Gaasvliegen.  .  m.  76 
Gamma- Vlinder,  .  /.  632 
Gall-Infekten.  .  Ar.  451 
Gall  -  Wespen.  ♦  *w.  107 
Gailwesp  -  Vlieg.  •  m.  516 
Garnaalen»  •  «,412 
Gebladerde  Cicaden*  .  £.254 
Gebochelde  Spin.  .  n.  265 
Gehakkelde  Aurelia,  Ka 
pel.  • 

—  Pylftaart.  « 

Gelinieerde  Bok  Tor. 


Gepluimde  Agret  Tor 
Gepluimde  Snuit  -  Tor 
GefchüderdeTor  „ 
Geftrekte  Kapellen.  ♦ 
Getakte  Water  vloo.  , 
Gewapende  Vliegen,  . 
Gewolkt  Clyphantje.  , 
Glas  ■  Kapel.  ♦ 
Glimworm  ♦ 
Gom  Laklnfekten.  . 
GoudenTor.(ïnïandfche  i  233 
■  "■  —  'Oo^tindifchejz.  204 
€oudea  Vlinder.    »    i,  319 


/.3*3 
1. 402 
i  532 
k*  10 
i  449 
i.  227 
/.  231 

71.  470 

m  472 
i.  496 
/♦  229 

i  593 
k.  521 


Goudgroene  Spin,  .  n%  i6x 
Goudhaantjes.  •  1.388 
Goudfiuid  Tor.  .  k.  4» 
Goulwespjes.  .  m  245 
G^ud- Dropjes,  Kapellen. 

'•353.638. 
Goud  -  Oo? ,  Stinkviieg  m.  83 
Gnaver ,  Tor.  .  i.  i85 
Grafvlieg.  ♦  m.  503 
Gras  -  Bre  r.s»  #  m.  533 
Gras  -  Kapellen.  #  /  273 
Gr jsp^at  den.  .  k  244 
Gras-Rupfen.  .  /.  509 
Groeij~nde  Vliegen.  ♦  k  152 
Groen-Eiken  Verf-.ezie.  k.  465 
Grootkop  Rups.  .  L  569 
GuineefcheSpinnekop.  n  227 

Haften.  .  m.  31 
Halfschildtge.  ♦  '  4.238 
Hanneton  ,  Kever.  .  u  2  r  2 
Haring- ^as.  .  n.  520 
Havikvlicgen.  .  m  580 
Hazelnooten  -  Torretje.  %  482 
Hazel  Wants,  .  A\379 
Heilige  Tor.  .  i  183 
Herfstdraaden«Spinnetje.«.  1 28 
Herfst*  Molenaar.  ♦  i.  221 
Hermelyn  •  Kapel.  .  /.  527 
Hert.  (  Vliegend  )  £en 

Tor.  i  245 

Hertshoorn ïg  Wespje,  m  21S 
Hoenderen  Luis.  .  n  87 
Hommels.  .  m.  334 
Rommel  •  Byën.  .  m.  325 
Honds- Krab.  .  ^33? 
Honds  Luis.  #  72.  121 
Honds  Vliegen.  .  w.óoS 
Honigby.  .  m  32$ 
Honigbyè'n  .  w<  290 
Ho  igraat  -  Mot.  .  I.  725 
Hoofdkus  der  Menfchen.  n  50 
Hoognek  Springhaanen.  k.  150 
Hoogftaart  Rups.  .  /  65% 
Hoorn -Kreeft  ,  n.  425 
Hoorn -Tor. (Kromme)  i.  172 
LI  5  Hoorn- 


B  L   A   D   W  Y   Z  E  R. 


Boorntorens.  ♦  w.  270,  335 
ffooybeestje.  .  h%76 
Booyfpringers.  •  fc.243 
Hooy  wagen.  Spin.  .  n  159 
Hornaar.  .         m.  270 

Kornis fen.  .  271 
Horsels.  Vliegen.  .  m  395 
Borielsof  We  pen.  .  «2.270 
Katten  tot,  Tor.  .  2.195 
Houtboo  r  der s  ,  By  ë  n .  m .  3  3  8  ' 
Boutkloover ,  Rups.  .  64.1 
Houtluizen*  .  n.  36 
Houtluisjes,  .  w.  41 
Bout  •  Rups  en  Kapel.  /.  591 
Hout- Torretje.  .  2.28c 
Hout  Wespen.  ♦  m.  166 
Houtworm  der  Bok-Tor- 

ren.  .  i.  519 

Huls  -  Krekel.  .  17» 
Buis  «Motsen.  .  1. 725 
Buis  -  Spinnen*  •  w.  2 1 2 
Huis Vlieg.  .  w  501 
1. 

Mi  n  eu m.  on  s.  .  »n.  2  2 1 
lm  men,  .  m.  420 

Inkhoorntje,  Rups.    .  /.610 

j. 

Jaager ,  Rups,       .  /.  520 

langer -Spin.       ♦  n.  241 

St  Jakobs  Kapelletje.  f.622 

3t.  Jans  Kapelletje.    .  1.  464  . 

St/lans  Kevertje.    .  i.207 

St.  Jans  Vliegen.    •  *\  592 

JasmyivRurs.       .  1 427 

Jongwerpcnde  Vliegen»  ra.  458 

Juffer  •  f  *».  5 
liuffertje, (Kapel  genaamd)/.6i  5 

fufterties.  .  31 
junv- Kever.    •  1.211,221 

ïüly- Kever.       .  f.209 
J  K. 

Kaas-Mvt.          .  ^129 

Kaas -Vlieg.       •  *h  509 

Kabbel  januws  -  Luis.  488 

Krehlcrs-Bok.      •  f.,55,5 

Kakkerlakken.     «  214 


'  Kalanders.         .  f,  4^5 

Kalkoenen  -  Luis.  .  ».  85 
KameelboL  .  fk  586 
Kaweeltje,  Rups.  #  Z.  589 
Kamélion  -  VHeg  .  m.471 
Kaneelkleurige    Bok  - 

Tor.  #  7.530 

Kapellen.  «  /.  1  »6 
Kapel  -  Juffertje.  ♦  m.  86 
Kapel-  agtïpe  Vliegen,  m.  55 
Kapucyn,  Kapel.  .  /.  607 
Katjes.  .  m.  420 

Katoen  -  VHcg'es.    .    tn.  216 
\  Kat- Uiltje,  Kapel.    .    I,  559 
Keize^ *  Vlieg.      .  500 
Keizer  -  Uil.  .      /.  493 

Keizers  -  Krab.  .  ft» 333 
Kelder  -  Torren.  .  k.  6% 
Kemelshalsjes.  .  tm.  102 
Kerkhoven,  of  Lyken- 

Vlieg.         .  4       m,  ?oéf 
Kermes  •  Qieïtjé,     *     ka  466 
Kerfe  -  Steen en  -  Torre- 
tje. .  f.  484 
Kieuwenpoot.  (Krabagti- 

gej  .  n.  462 

T  "  ~— •  (Vischagti* 

ge)  .  «.451 

Kikvorscb- Krab.  .  ?J.  314 
Klappus -Krab.  .  ^-3?$ 
.  Kleder* Motten.  .  1.721 
Kley-  kneeder  Wesp.  m.  23? 
Rlootdraager  ,  Rups.  1.  640 
Kioptorretje.  .  f  292 
Kluizenaar,  Krab.  .  «  373 
Knaagtorretjes.  ♦  *.  265 
K raptorren.  .  2.619 
Knodspoot  Spin.  .  ».  226 
Knodsfpiictig  Torretje,  i.  280 
Knop  mot  Wesp.  .  ra.  200 
Knyper  Kreeft.  .  n  431 
Koe  Vinkje,  Kapel.  .  /.  271 
Koeijen-Luis.  ♦  »♦  74 
Koeijen»  Vliegen.  .  m  521 
Kolven -Spin.  .  w.  26  x 
Konings-Mantelj  Kapel.  i.  314 


B  L  A  D  W  Y  Z  E  R. 


Koninginne  -  Pagie,  .  /.  206 
Kool  -  Rups.  .  /,  244 
Kool -Worm.  .  /.  6>i 
Koorebouten*  .  m.  7 
Koorn  Motten.  .  ^.727 
Koorn-  Torretjes.  .  i.  4^5 
Koorn  -  Wormen*  .  i,  £  t$ 
KoortGge  Vliegen.  ,  m  441 
Koperfmid  ,  Tor.  .  k.  43 
Koper  vlieg.  .  m.  510 
Koperwiekje,  Kapel*  .  /. 631 
Koufyns  of  zingende  Mug- 
gen. .  m.  560 
Krabben.  .  n  29^ 
Krab  -  Spinnetje.  .  n.  1 66 
Krammetjes  -Rupfen.  /.  6^9 
Kramp -Spin.  .  ^.  374 
Krei-ften.  .  nt  37^ 
Kreeft  -  Krabben.  .  n.  3  s  7 
Kreeft -Slak.  .  «  36  r 
Kreeft  -  Spinnen,  n.  1  $1 
Krekels.  .  k.  134 
Krekel.  .  fc.  164 
Kreng  viïeg.'  ♦  771,500 
Kreng -Torren.  .  i.  3  ~ 
Kroonvogeltje,  Kapel.  /.  607 
Kruid  worm,  ,  m.  428 
Kruis  -  Cicade.  .  ^257 
Kruis- Spin.  .  rc,  207 
K  wat  wormen.  .  f.  215 
L. 

Laken -Mot.  .  /*72i 
Land  -  Juffertjes  of  Land- 

Libellen.  .  m.  77 
Land -Krabben.  n.  301,  325 
Land  -  Zandkreeft  .  n.  43  r 
LANDMSETER-Kapellen./.  6^9 
Lang  Ge -arm  de  Bok.  f»  $22 
LangGe-armde  Spin.  173 
Lang  Ge  arirjHe  Tor.  i  193 
Langhals -Bokje*  .  2.585 
Langpooten.  ♦  in.  4 1 8 
Langpootige  Spin.  *  w.  159 
Langfprietige  Bok  Tor.  *.  534 
Lana;uaait  j  Rupsdooder 

Wesp.        ,  196 


Lantaarndragers  ( West- 
in  1 '  iche  .  k.  24? 

 (Chinee* 

fche  /        k.  249 

Laurierblad  Springhaan. fe.  «83 
Lederagtige  Bok  Tor.  2-5-7 
Leeuw  Krab.  .  «.417 
Leeuw  •  Worm.  .  wi.  480 
Lelie- Torretje.  .  2.432 
Letter -Kreeft.  .  n.419 
Letterhouce  Bok.  i.  522 ,  524 
Libellen  of  Juffers.  .  m.<; 
LichtgeevendeWormen.  f,  595 
Lievemans  of  Lierdraaijers. 

£.243^30 
Lievenhe^rsHaantjes.*.  3\9 
Lintwormen.  .  m.  138 
LivreyofRing  Rups,  /.  548 
Lospoot  Rups  of  de  H  as 

S99 

Luis -Torren»  .  i  20,2 
Luis  "Torretje.  ♦  t  3°7 
Luizen.  •  w  47 

Luizen  f  Vliegende)  m  604 
M. 

Waaijer-Spin,  .  n*i59 
Sfaartfe .Vlieg,  •  m.517 
[\4acicca-Tor.  .  2.^24 
Maden.  ♦  m.  453 

M.iry  bon  fen.  #  m.  259 
Meel  -  Myt.  .     «  130 

Meel  Torren,  .  IV. 58 
Me  1  Worm.  .  60 
Meelagtige  Bok  -  Tor,  t\  536 
Melk -Myt.  .  w.  135 
Menfcherï  -  Luis.  •  ?i  50 
Mest -Kevert  es.  .  f311 
Mesckruijer  ,  Tor.  ♦  2.  «78 
Mest -Tor,  .       i.  196 

Mcsttorretje,  .  2',  i87 
Mestvlieg,  .  772.514 

Meuehar  -  Byè'n.  ♦  ?».  343 
Mey- Kever.  .  2.  aio 
Maf -Torren.  .  £.58 
Mey  Worm.  Een  Tor  k  69 

MlERENt  •  f». 

Mie* 


BLADWYZER. 


Mieren -Leeuw.       .    m.  89 

 — — —  (Uitheem- 

fche)  ♦         w.  93 

MlLLIOENPOOTEN.  n. 

Mobitjes.         .  ra.  ro8 

Modderman ,  Krab*  ra.  368 
Moer-B/ën.  .  m.  291 
Moeskruiden  Goudhaan- 
tje. .  i.  4 1 7 
Mol-KrekeL,  .  fc.  164 
Molenaar  of  Mey -Kever**.  210 
Molenaartje.  •  i.  208 
MolukfeKrab.  •  457 
Mosdraager ,  Krab.  ra.  345,  3^2 
Moskieten.  .  m.  540, 561 
Mosfelkrabbctje.  .  72.320 
Mo  rTTNof  Mot-Uiltjes. /.  710 
Mot-Wojmen.  .  f.  2.74 
Motten.  (Ongevleu* 

geldeJ  .         n<  15 

Muggen.  .  m.  ^38 
Mug- Wants.  •  378 
Muskus  -  Kever.  .  i  320 
Mut .  een  foort  van  Haft.  m.  $2 
Muurvarkens.  •  ra.  48 1 
J^yten.  .         n.  III 

N. 

Naaiers.  .  m,  419, 427 
Naa]d- Wants.  .  376 
Nagt  Kapellen.    .    /,  474 

Neefjes  ofKoufyns.  m.  560 
Nekhoomige  Tor.  i.  184 
Neus  -  HorfeL  ♦  wz.  407 
Neushoorn.  .       f  143 

NlMPHKAPELLEN,     h  28o, 311 

Nhweegiche  Kapel.  3 1 1 

Kommer  Kapel.     ^  /.  326 

Noorufche  Krab.    ♦  .  ra.  353 

Noorfche  Kreeft*    .  ra.  423 
O. 

Oester- Krabbetje.    ♦  ra.  321 

Oever -Aas.          .  in.  36 

Oever  -  Beestje.     •  1,328 

Oever  -  Tipula.       ,  435 

Oleander -Kapd>     »  i.408 

Oiie-Tor.  'i.70 


Olyphant.  (Vliegende)  i.  151 
Olyphant- Onrust .  Ka- 
pel. .  /.  439 
Olyphant  Tor.  (Groote)  i.  144 
Olypkantjes  •  f.  442 
Olyphants  'Luis  ♦  n.  113 
Ongevleugeld  -  Bokje*  i •  558 
Ongevleügeï  de.  .  ra.  I 
Ongevleugél  de  Bycii.  m.  374 
Ongevleugelde  ifapel.  /•  585 
Onrust.  Een  Bokje.  .  ï.  589 
Onrust  *  Kapellen.  /.  391 , 456" 
Oorkruipers*  .  k  105 
Oorwormen.  «  k- 105 
Oranje  -  Kapel.  /  257,  260 
P. 

Paapjes  of  Poppen»  .  /.  54 
Paard  Luis.CVliegende)  m.  604 
Paarde -Krab.  ♦  ra.  341 
Paarde -M.eren.  .  w.  364 
Paarden  en  Koel  jen  -  Vlie- 
gen. .  m.  521 
Paarden  -  Wormen.  m.  408 
Paarlemoer  -  Kapellen  % 

l  339-3.SI 
Paauw-Oog:  Dag  «Ka- 
pel. .         /.  280 
  —  Nagt-  Ka- 
pel*           .  /.  492 

  —  Pylftaart.  397 

Paauwen-Luis.  .  ra.  84 
Page  de  la  Reine.  .  /  206; 
PageduRoi.  .  J.211 
Pagetjes.  .         I-  354. 

Pagies.  { Kapellen  genaamd,) 

/.  193,204 
Palmiet  *  Tor  en  Worm.  i.  440 
Papier  -  Luisjes.  ♦  ra.  4^ 
Papiljons.         .  I.  117 

Parnas  -  Kapellen,  •  /.  220 
^aiattes  -  Luizen.  «  71.148 
Pedel- Bok.  ♦  «.538 
Pedel- Rups.  .  .  1. 324 
Pedel-Torren.  .  i.  190 
i  Peereboom  -  Blad  -  Toire- 
i    tje.  ♦  i.487 

f  Peeis 


BLADWYZER. 


Peerboomen  -  Vlieg.  m.  494 
Peesvleugeiige.  •  m.  1 
Per.  feen  -  Rups.  •  346 
Peulen -Worm  .  653 
PieterfeLe  Beeftje*  ^250 
Pillen -Tor.  .  ^194 
Pinnewagter,  Krabbetje.  n.322 
Pis-  Mieren.  .  M.365 
Pissebedden.  .  w.  481 
Pissebed j es  of  Schildpad» 

Rupfen.  *  /.  353 
Plantluizen-  ♦  k.  380 
Plantluizen  •  Eeter.  wi.  494 
Plantluizen  -  Leeuw.  m  81 
Plantluizen  -  Vreeter.  «.  364 
Plantluizen -Wesp.  .  m  213 
Plantvlooijen.  .  k.  436 
Plantvlooj'en,  .  n  20 
Platluis.  ♦  .  n.  67 
Pluim  -  Kapelletjes.  /.  746 
Pluim  Torretje.  i.  279 

Podagra  •  Scherminkel.  k.  142 
Poolsch  Grein- Infekt.  484 
Popelter .  Bok*  *  i.  562 
Poppen  der  Rupfen.  i.  54 
Poppen  Rupsdooder.  m  210 
Porfelein-  Kiabbetje.  w.  336 
Proces  (ion  ar  is  fen  ,  Rup- 
fen/ .  553 
Proferpine,  Rups.  /,  626 
Puistebyters,  ♦  m.  6 
Purperfchyn  ,  Kapel*  /.  365 
Pyldraager  Wesp.  m  204 
Pylstaart  -  Kapellen.  /.  39 1 
Fyltjes .  Uil.  .  640 
Pynboom  -  Plaag ,  Torre- 
tje .  u  287 
R» 

Raaven  -  Luis*  l  m.  620 
Regen  -  Brems.  ♦  m.  535 
Regenboog  -  Kapel.  /,  308 
Rendieren*  Brems.  m.  531 
Rendieren  -  Horfel.  m.  405 
Reus  -  Tor.  .  ié  1 92 
Rheetje ,  (Blaauw)  een 

Tor.  .  i.  264 
Rhinofter-Tor*  (Inland- 

fche,        „  i.155 


■   (üitland- 

fche)       .  i.  t8o 

Ridder  Kapellen.  /.  188,  200 
Riet  vink,  Kapel  .  i.  516 
Ring  of  Ringel  Rups.  /.  548 
Rivier  Garnaal,  n.  436,  44°- 
Rivier  Kreeft.  .  n  389 
Rivier  -  Vloo.  ♦  n  440 
Robworm,  •  m.  428 
Rombouten.  ♦  m.  6 
Roode  Wormpjes  der  Re- 
genbakken, ui.  434 

ROOFKEVERS.  •  k>  $Z 

Roof.Torren.         ♦      k.  37 

ROOFVLIEGEN.         .        f».  579 

Rooloop  Diertjes.  n.  135 
Roomvlak ,  KapeL  /.  565 
Roozebokje.  ♦  *.  543 
Roozcn  Motje.  /.  7*0 

Rots  Krab.  .  «.350 
Rotteftaart.  (Worm  met 

de)  m  454  ,  484 

Rottig  Hout ,  Kapellen.  /.  646 
Rouw-Kapel»  «  l  610 
Rugzwemmers.  k.  299 

Runderen  -  Horfel.  m.  398 
Rupsbegraavcr*  238 
Rupsdooders.  WM77 
Rupsen.  .  /  I 

Rupfen- Jaager.  Een  Tor.  k.  45 
Rupfen. Vlieg.  m  505 

S. 

Sabel  -  Springhaanen.  h  182 
Sagoaar  -  Tor  en  Worm.  h  449 
Satyn  -  JfapeL  .  /.  576 
Schaapen-Horfei.  m.  415 
Schaapen  Luis.  ro.  620.  1 14 
Schaapherder-Spin.  rc.  i 59 
Schaaps  Tek.  .  n.  113 
Schaarbok.        .  %,  524. 

Schneffers-Mey  Tor.  k.  81 
Schasffcrs  -  Tor.  i.  195 

Schalbyters.  #  f.252. 
Scharlaken-Bezie  -  *  466 
ScherminkeU  ♦  k.  139 
Schieters.  .  w.  55.fi.  15, 
SchUddraagers.  Torren,  i.  3ig# 


g  t  A  D   W  Y  Z   Ê  R> 


Schildluizen*  45 1 

Schifdiuizen-^csp.  w,2i2 

Schildpad  Spellen.  /.319 

  Rupfen*  355 

.   of  ,  yger-Uilen.  /.  561 

Schildpad  <es. Torren,  i.  344 

ScHldtorretjes.  f,  345 

SCHILDVLEUGELIGE.         li  124 

Schoenlappers.  .  ^419 
Schouder  Hoorn  Tor.  f.  1 76 
Schreuter  Een  Tor.  f.245 
Schryf-Torierje.  .  i.  286 
Schüblais  (Zwarte)  *.  465 
Schuifel  Krabben.  «-358 
Schuimbeeftje.  ♦  *  288 
SchuimgeevendeCicademfc.287 
Schi^pvloo.  .  n  478 
Schulp wagter,  Krabbetje.?*.  3  r  7 
Schurftdiertjes.  .  72.132 
Schurft  -  Vlieg.  w.510 
Scop pioenen»  .  ki  268 
Scorpicen-Spïnnetje.  fi.  165 
Sccrpioen-Vliegen  m.  98 
Sekreetvlieg.  .  «1.486 
Slaa  Worm.       .  I  652 

Sluip  -  Wespen,  mi  136 , 180 
Smid,  Tor.  i  £.44 
Sneeuw- VI ooi; en,  n,  28 

Sneeuw  Wormen,  i.  606 
Snuitkapelietje*  U  707 

Snuït-Torretje?*-  f.442 
Soldaat ,  Krabbelle.        «.  36 1 

—  (Indifche.)  w.368 

Spaanfche  Tarw  Torretie.f.303 
Spaanfche  Vlag  Kapel,  /.  566 
Spaanfche  Vlieg,  k.  73 

Spannemeeters ,  Rupfen.  1. 659 
Spanrups-  Kapellen.  /.659 
Speenkruid  Olypbantjes.  f.466 
—  , — , — —  Torretje.  7*299 
Spek-Eeters.  * 
Spek  -  Torretje.  u  268 

Sph'nxer.  .  M92 
Spiegeidraagers.  ^484 — 491 
Spinnedooder ,  Wesp.   m.  232 

SpiNNEKOPPEN*  Wé  177 

Spinnekop  -  Krab.  n.  343 
Spinnekcp- vlieg*        1».  605 


Spinnende  Luis.  m  n*f 

Spitskop  -Sprtngbaanen.  h  156 
Spookjes.  '  .  ff*  136 
Springende  Spinnen.  w.  250 
Springhaanen.  (Europi- 

fche)  .         1. 188 

 (Afrikaanfchc)   *.  1 98 

-   Arabifche)  203 

—         (Overvliegers)  £*  220 

  (ItaliaanfcheJ  fc.229 

  (Sweedfche)  232 

Springkevers.  .  u  618 
Staande  Vliegen*  m.  591 
Steekvl  iegjes.  w.  572 

Steen  -  Piffebedden.  n.  502 
Stekel  -  Krab.  *-  n.  332 
Steurkrabben.  .  f7.407 
Stier.  ( Vliegende)  1. 1 48 

Stiertje  of  kleineBul  Tor.  154 
Stinkertje.         .  w?.  79 

Stinkvliegen.  .  w.  77 
Stokjes  Spanrupfen*  l.  663 
StompneusKieuwenpoot*  f2.462 
Strand  Krab.  w.334 
Strand  -  Piffebed.  ?M97 
Strontdraagende  Worm*  u  433 
Strontvlieg*  .  w.  514 
Stront- Wants.  .  ^.  358 
Suïkergaft.  .         n.  15 

Sweedfche  Xapel.  /*  220 

T. 

Tapytmot.  ♦  /.72  c 
Tarantula*         .  nï  243 

Taurus  ofViiegendeStler.  2.148 
1  ek  of  Hondsluis.  w.  121 
Timmeiman  ,  een  Éok* 

Tor.  .        i.  549 

Tipulaas.  .  .  iw.419 
Torren.  .  **i34 

Torren  Luisje.  w*  150 

Torretje  met  Ooren*  i.  342 
Torretjes.  •  ï*  265 
Tuinfpinnen*  .  72. 209 
Tweejaarige  Lintworm*  01*145 
Twee-Oogen,  .  f2.469 
Tweeflagt.  Uil.  (zogenaam- 
de) .  /.57« 
Tweeftaaxt-Rupst  525 
Twee? 


B  L  A  D  W  Y  Z  E  R, 


YWEEVLEUGELIGE.  ??7.  378 

Tyger«  Kapel.      .  i.601 
.  U., 

Uilen  of  Uiltje?.  /. 474 

V. 

Varkens  Luizen  (Vliegen- 
de) .  w.623 
Varkens  Torretjes  of  Var- 
kentje?. I.442 
Varken  s  -  W  o  r  m.  vu  48  7 
Varkentjes-Kapellen.  /.  376 
Vederfpriet  -  Tipula.  nu  454 
Vederfprietig  Torretje.  f,278 
Veelvoetige  Wormen,  772,421 
Veelvraat-Rups  l>  522 
Veen  Mol  of  Veen-Kre- 
kel. •  hl  66 
Veer  -  Uiltjes.  /•  746 
Veefter  -  Torretje*  k  48 
Veld- Kapellen,  ^298 
Veld  Krak  el.  ♦  175 
Veld  Motten.  ♦  /.  718 
Veld  •  Rupfen.  /.  341 
Venkel  -  Rups.  ♦  /.207 
Venfter  -  Torretje.  «,29^ 
Venynige  Krab.  m. 337 
Verdord  -  Blad  Aapellen,  /.  508 

Verkeerde  Krab*  n  458 

Verw  -  Myt  ♦  142 
Verwonderlyke  Wesp.  ra  236 
Verzilverd  -  Olyphantje.  *.  488 
Vezel  »  Wants.  *.  359 

Vinken  -  Luis,  n.  1 25 

Visch  -  Luizen.  72,460 
Vischftaart  Rups.^  /  5  *  5 
Vledermuizen  Luis.  n.  \  24 
Vleesch-  Vlieg  '  iw  501 
Vliegen.  ♦  7*1*45* 
Vliegen.(Jongwerpende)w.4s8 
Vliegen  van  St.  Mareus.  1».  442 
Vliegen  van  Spanje.  773.  605 
Vliegluisjes.        ♦       w.  146 


Vlieg- Wants. 


^.  357 


Vliegend  Hert.  Een  Tor.  1245 
Vliegende  Eenhoorn,  f.  143 
Vliegende  Luizen.  .  m  604 
Vliegende  Qlyphant.     i.  1 5 1 


Vliegende  Paardluïs.  ra.  604 
Vliegende  Stier.  .  i  ia$ 
Vliegende  Water  rpiuneih?/i  418 
Vliertakje,  Rups.  .  I  661 
Vlif.svi.eugeligk.  .  m  704 
Vlinders  of  Uilen.  .  L  116 
Vlooijen.  .         w.  94 

Vloo-Torretje.  .  Ï30S 
Vloo- Wormpje.  .  n.  ioa 
Vogeldrekje,  Mot.  i.  723 
Voorjaars-Tor.  .  s.200 
Voorjaars-Vliegen.  .  m.  56 
Vreesagtige  Rups.  .  i.638 
Vrouwe-Beestje.  . 
Vrouwen  Bok.  .  £,  543 
Vuil  vliegje.  .  «1.599 
Vuurige  Agret  Tor.  £.6" 
Vuurkapelletje.  .  i.  37Z 
Vuurvliegen.  .  i. 593 
W. 

Walvifch-Luis.  (zoge- 
naamde)        «        n.  169 

 «  (Groen- 

landfehej  .  n.  491 
Wand- Wesp.  .  10.283 
Wandelend  Blad.  .  k 
Wandelende  Stokjes,  k.  «41 
Wantsen  .  k.  32a 
Wapendraager,  Kapel.  lAll 
Water  Bokje.  .  i  577 
W  ;ter  Brems.  .  m.  475 
Water  Cicade,  ♦  n  433 
Water  Griffioen»  £.318 
Water  Koeitjes.  .  n  450 
Water  Luisjes,  .  ra.  476 
Water-  Motten.  «  m  57 
Water  Mug  ♦  *-373 
Water  Nymphen,  m.  6 

Water  Parkiet.  .  n.  471 
Water- Pisfebedden»  ra.  495 
Water  Rupfen.  .  ^38  ,  69a 
Water-Scorpioenen.  ^.307 
Water-Spinnekop,  £311,374 
Water-Spin.  .  ra.  251 
Water-Spinnetje.(Rood)ra#  142 
Water-Tipula#  '  •  f0.419 
WaterTorren  «  rs' 
Water-Torretje.  .  1.241 
Wa- 


BLADWYZEK. 


Watrr-Uiltjes.  è  w.  55 
Water  Vlieg.  .  w.  477 
Water-Vlooijek.  n.  456 
Water  Vloo.  .  n.  21,31 
Wat  er-Wantsen.  k.  299 
Water  Wants.  311,31*; 
Watei  -Zandlooper.  i.  639 
Water  Zomer- Vlieg.  m.  69 
W7eegluis.  .  324,7?.  93 
- — — —  met  Riemen.  &.303 
Weegluis  Spinnetje.  n.166 
Weerfchyn-Kapellen.f.266,3c8 
Weeskind- Kapellen. /.625  629 
Werk-  B  y  en.  •  w.293 
Werk-Mitren.  .  m.  347 
Werk- Wespen.  *  w.254 
Wespen.  •  7/2.249 
Wesp.  (Gemeene)  tw.273 
Wilde  Byën.  . 
Wilgen  blad  Torretje,  f.400 
Wilgen- Hout-Rups.  /.  502 
Winde  Pylftaart.  .  /.412 
Winter-Krammetje.  /.  692 
Witjes,  Kapellen,  ƒ.242,  248 
Witte  Mieren.  .  n.  37 
Woi  zweetende  Worm.  i.325 
WolfsmelkKapel.    .  /.445 

— —   Ringrups.  /.  550 

Wolfspinnen.  .  w.259 
Wolfvliegen.  .  fn.580 
Wollige  Boom  Tor*  2.  222 
Wollige  Wesp.  .  w.215 
Wormpjes  der  Muggen.  m.  542 
Wormfteek  Mot.  .  ^734 
Wyn-  Vliegjes.  m.  572 

Wyngaard-Onruft.  L  434 
Wyngaard-Torretje*      *« 398 

Zaagvliegen.  •  w.137 
Zaclelvlieg.  .  tw.  478 
Zakdiertjes*       .  w.477 


Zakdraagende  Spinnen.  w.257 

Zak- Wespen.  .  Wé23o 

Zand- Garnaal.  .  w.429 

Zand'Krab.  .  w*329 

Zand-Kreeft.  #  w.431 

Zandloopers.  *  U632, 
Zand  Oog  Kapellen,  ƒ.298  303 

Zand  Tor,  .  «.203 

Zandvloo.  #        n,  106 
Zee»Beer* 
Zee  Brems. 

Zee  Garnaal  « 

Zee  Haan*  *. 
Zee  Horfel* 


H.408,  4^7 
w.482 
f1,412 
w.355 
w*  485 


Zee  Krabben*  #  «  306 
Zee- Kreeft.  ♦  «.382 
Zee  Leeuw*  .  «.418 
Zee  Luis.  «  w  422 
Zee* Luizen,  n  458,482  493 
Zee-Pisfebed  #  w.496 
Zee  Spin  «.158,  344»  349 
Zee  Vloo  #  fl.43? 

7ee  Wants.  #  n<  4S6 
Zee  Zandkreeft.  w.433 
Zeepaardje,  Rups.  I.662 
Zeef-By.  .  w.28ï 

Zeugen.  .  ^  48t 

Ziczac- Kapel.  /.  571 ,  589 
Ziertjes,  k.  435,  523.  n.  ut 
Zilver  bandje,  Kapel.  /.  351 
Zilverdropje,  Kapel.  L  353 
Zilvervlakje,  Kapel*  /.  638 
Zingende  Cicaden.  ^259 
Zingende  Mug.  •  m  560 
Zwaantjes  -  Kr»eft.  n.  429 
Zwaluwen  -  Luis.  m.  619 
Zwarte  Doodgraaver.  i.  33r 
Zwarte  Vliegen,  70.440,  442 
Zwartje,  Kapel.  1. 307 

Zwervende  Spinnen*  n.  228 
Zydeworm.       .  J«52£ 


0     e  o